Het archief DER heerlijkheid Ruinen, DOOR Mr. J. Q. C. JOOST1NQ, Rijksarchivaris in Drente. BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ voorheen E. J. BRILL. — LEIDEN. 1907. RIJKSARCHIEF IN DRENTE. Het archief DER heerlijkheid Ruinen, DOOR Mr. J. g. c. JOOSTING, Rijksarchivaris in Drente. boekhandel en drukker ij voorheen E. J. BRILL. — LEIDEN. 1907. INLEIDING. De heerlijkheid Ruinen omvatte volgens eene daarvan voorhanden kaart dd. 28 November 1628 (aanwezig ia de oude statenarchieven) het grondgebied, omsloten ten westen door de Leisloot, en ten noorden door de onbebouwde gronden zuidelijk van Reebruggen, Ansen en Kralo; de oost- en zuidoostgrenzen omsloten Weerwille en wellicht Anholt en Grijsselte, doch sloten buiten de heerlijkheid: Nuil, Eursinge, Oostering, Pesse en wellicht ook Bultinge; de zuidgrens bracht nog tot Ruinen: Blijdenstein en Tweelo, doch sloot Echten, Struikberg, Coecange, Broekhuizen en Oosterboer buiten. De onbetrouwbaarheid dezer kaart valt echter te bewijzen. Zij is opgemaakt op verzoek van Drost en Gedeputeerden van Drente in een tijd, toen Drente's bestuur ernaar streefde de rechten van den heer van Ruinen in zijne heerlijkheid tot nul te reduceeren. De landmeter, die de kaart vervaardigde, heeft toen onjuiste inlichtingen van Drente's bestuur ontvangen, opdat ten minste de heerlijkheid zoo klein mogelijk zou schijnen. De noordgrens behoorde in te sluiten Ansen en Kralo ') en waarschijnlijk ook Reebruggen 2). Pesse lag niet buiten doch in de heerlijkheid 3). Andere gegevens zijn niet voorhanden, tenzij uit den tijd nadat de beslissing in het geschil van Drente met den heer van Ruinen over het ressort der heerlijkheid was gevallen. De administratieve grenzen van na dien tijd kunnen afwijken van die der heerlijkheid. Een deel dezer landenwas zeer boschrijk; vandaar dat gespro- ') Zie mijne Drentsche Plaatsnamen (Nomina Geographica Neerlandica, V) i. v. Ansen, Kralo en Pesse. a) A. w. i. v. Ansen en Reebruggen. 3) A w. i. v. Pesse. ken werd van de Wolden of de Woldstreek, Haaks- en Buddingwoldo, in 't tegenwoordige Ruinerwold gelegen. Reeds in de 14de eeuw werd de Bullinge (in Staphorst) tegelijk met Ruinen in leen uitgegeven '). De heerlijkheid was een leen van de bisschoppen van Utrecht. In de eerste helft der 12de eeuw komt een Otto van Ruinen voor onder 's bisschops ministerialen; zeer waarschijnlijk was deze toen bezitter der heerlijkheid. Sedert vinden wij verschillende heeren en vrouwen van Ruinen als 's bisschops leenmannen 2), totdat de afzwering van Philips haren invloed ook deed gevoelen op de beleening. De Staten van Overijsel verrichtten de begeving der heerlijkheid als aan hen vervallen3); en zoo zien wij tot in de tweede helft der 18de eeuw de aanstaande heeren van Ruinen (en daaronder ook de Staten van Drente) de beleening te Zwolle vragen 4). Eene poging door de Drentsche Staten aangewend om afstand te verkrijgen van dit recht hunner Overijselsche collega's mislukte 5). De revolutie van 1795 vervulde Drente's wensch; sedert dien tijd is de heerlijkheid, die reeds feitelijk opgelost was in 't landschap, niet meer in leen uitgegeven 6). Ruinen was eene niet onaanzienlijke heerlijkheid, zoodat de heeren weder verscheidene hunner bezittingen in achterleen konden uitgeven 7). Maar dat niet alleen. Dank zij 't feit, dat het door de Staten van Overijsel in leen werd uitgegeven, weigerde het te deelen in de heffingen ter betaling der oorlogslasten over ') Oorkondenboek voor Groningen en Drente, Nos. 684 (dd. 1380) en 699 (dd. c. 1382). s) Zie b. v. het Oorkondenboek voor Groningen en Drente. s) Vergel. Magnin, Geschiedkundig Overzigt, III, 1, bladz 301. *) Zie de verschillende beleeningen in den inventaris. 5) Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1221. e) Eene uitvoerige lijst der heeren van Ruinen vindt men in de verhandeling van Jhr. Mr. R. O. van Holthe tot Echten, over „De comparanten in „de ridderschap van Drenthe 1600—1795", bepaaldelijk in de Nieuwe Drentsche Volksalmanakken voor 1897, bladz. 218—239 en voor 1898, bladz. 241—252. ') Vergelijk hierbij het opstel van Mr. S Gratama, „Het een en ander met „betrekking tot de leenkamer der heerlijkheid Ruinen", in den Drentschen Volksalmanak voor 1889, bladz. 215—236. 't Drentsche grondgebied uitgeschreven 1). Pijnlijk is de hieruit gevolgde procedure voor 't landschap Drente geweest. Eenerzijds de heer van Ruinen, die weigerde te gehoorzamen aan de door Ridderschap en Eigenerfden gestelde voorschriften; andererzijds Drente niet souverein en niet hem kunnende dwingen, doch recht moetende zoeken voor den Raad van State en de Stat en-Generaal. En dat terwijl de overige provinciën souverein waren in hun gebied. Doch in verloop van tijd werd de verhouding beter. Overeenkomstig de sententie der Stat en-Generaal in de zooeven genoemde geschillen, dd. 3 Januari 1654 2), werd 't Drentsch landrecht in de heerlijkheid ingevoerd en daarmede dus een stap gedaan naar de oplossing van Ruinen in 't haar enclaveerend gebied. Belangrijker voor zulk eene oplossing was de aankoop door Drente in 1766 van de regalia der heerlijkheid, in de volgende jaren gevolgd door den aankoop der goederen 3). De definitieve overdracht had plaats op 8 Januari 17834). Na den aankoop der regalia trad de drost van Drente op als leendrager namens Ridderschap en Eigenerfdens). In 1785 werd door Drost en Gedeputeerden in samenwerking met eene commissie uit Ridderschap en Eigenerfden een plan ontworpen tot inlijving der heerlijkheid in het landschap6). In verband daarmede richtte het dagelijksch bestuur van Drente zich tot Ridderschap en Steden van Overijsel met 't verzoek, de leenroerigheid op billijke voorwaarden op te heffen. Bij resolutie dd. 19 October 1787 werd hierop echter afwijzend beschikt7). Bij den ommekeer van zaken in 1795 trokken de Representanten de benoeming van schuiten in de heerlijkheid aan zich. De staatsregeling van 1798, gekant ') Inventaris oude Staten-archieven van Drente, Nos. 1198 vlg. s) In Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1202. *) Inventaris oude Staten-archieven van Drente, Nos. 1211 vlg. 4) Inventaris oude Staten-archieven van Drente, U°. 1212 noot. 6) Inventaris Nos. 9 en 10. 6) Dit plan verwierf niet de goedkeuring der ingezetenen van Ruinen, waarom Ridderschap en Eigenerfden zelfs dachten de heerlijkheid weder te verkoopen (resol. R. en E. dd. 4 Maart 1786). ') Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1221. tegen heerlijke rechten en 't leenstelsel (artt. 24 en '25), bekrachtigde spoedig daarna Drente's verlangen. Wat de rechtspraak betreft stond Ruinen onder eene tamelijk zelfstandige bedeeling tot hare inlijving in 1795. Naar afzonderlijke voorschriften werd de heerlijkheid bestuurd; naar 't schijnt echter voor de t wee groote deelen daarvan (Ruinen en 't Wold) verschillend, immers een speciaal landrecht (dd. 24 Maart 1428) voor Budding- en Haakswolde is nog bewaard gebleven '). Dit landrecht werd den ingezetenen verleend door den heer van Ruinen, die ook voorzat in 't hoogste rechtscollege over zijn gebied, dat van heer en twaalven, ook wel „het landrecht" genoemd. Daaronder ressorteerden de schuiten van Ruinen en 't Wold. Het behoeft nauwelijks te worden betoogd, dat dezelfde strijd, die gevoerd werd in 't administratieve, ook in 't justitieele werd gevonden, en dat dus de etstoel, Drente's hoogste rechtscollege, meer dan eens trachtte zich te stellen boven 't Ruinensch landrecht. Het bovengenoemd vonnis der Staten-Generaal bracht ook hierin een vasten regel, door te bepalen, dat voortaan revisie van de door heer en twaalven gewezen vonnissen zou openstaan op Ridderschap en Eigenerfden 2). In verband met den aankoop der heerlijkheid werden verschillende maatregelen beraamd ten opzichte van het bestuur 3). Daarbij werd in 't oog gehouden de wenschelijkheid eener samensmelting van het bestuur over Ruinen met dat over Drente. Zulk een samensmelting heeft echter niet plaats gehad4). Eerst in den revolutionairen tijd werd 't „landrecht" ontbonden, werd daarmede de rechtspraak van Ridderschap en Eigenerfden in revisie van de Ruinensche vonnissen opgeheven, en werd aan den etstoel ') Gedrukt in de Werken der Vereeniging tot nitgave van het oude vaderlandsche recht, Eerste reeks, N°. 17, bladz. 162—172. *) Uitdrukkelijk werd tevens bepaald, dat van de Ruinensche vonnissen geen appel zou openstaan op den etstoel. 3) Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N08. 1214 vgl. 4) Vergelijk de resolntiën van Ridderschap en Eigenerfden dd. 14 Maart 1786 (toen zeer sterk aan een wederom verkoopen der heerlijkheid werd gedacht) en van Drost en Gedeputeerden dd. 17 Dec. 1790. dezelfde macht over Ruinen toegekend als over 't overig deel van Drente. Uit het boven medegedeelde blijkt, dat wij in de eerste plaats hebben te onderscheiden tusschen het archief van den heer van Ruinen en dat van het landrecht. Dit laatste zal, evenals 't eerste, hebben berust op 't huis te Ruinen en beheerd zijn geworden door den gerichtschrijver der heerlijkheid, die ook de administratie schijnt te hebben gevoerd. Omstreeks 1704, toen de markies van Hoensbroek de heerlijkheid kocht, schijnt een inventaris te zijn opgemaakt van het archief. Althans van de hand van den toenmaligen secretaris der heerlijkheid') zijn nummers met eene korte omschrijving van den inhoud te vinden op den rug van vele stukken Een inventaris is echter niet tot ons gekomen. Toon 't landschap in de tweede helft der 18de eeuw de heerlijkheid kocht, is ook 't archief overgenomen Men behandelde het echter met zeer weinig zorg. Zoo moest de provinciale archivaris in 1884 en 1885 de stukken „uit diverse hoeken" bijeenzoeken om het heerlijkheidsarchief te reconstrueeren 2). Waarschijnlijk zijn in die eeuw van verwaarloozing vele stukken verloren gegaan Immers een feit is het, dat in 1877 het provinciaal museum van oudheden in Drente van de erven van Mr. W. H. Hofstede, griffier der Staten van Drente, behalve andere handschriften, bij koop ontving „een oud handschrift3), „houdende vermelding van diverse aan den heer van Ruinen „verschuldigde pachten, met opgaaf van de namen der pacht„schuldigen"4). Een feit is het ook, dat in 1904 het genoemde museum van den heer C. H. A. A. Engelenberg, oud-gedeputeerde van Overijsel en afstammeling van den Drentschen assessor *) Vergelijk Inv. N°. 61. s) Inventaris-Magnin fol. 22a en Jaarverslagen van den rijksarchivaris in Drente over 1884 en 1885, in Verslagen omtrent 's rijks onde archieven VII bladz. 74 en VIII bladz. 73. 8) En wel uit de 14de eeuw. 4) Verslag van de Commissie van bestuur van het museum van oudheden in Drente aan de Gedeputeerde Staten, over 1877; Assen 1878, bladz. 15 onder N°. 26. Engelenberg, te Kampen, door bemiddeling van den gemeentearchivaris van Kampen Mr. J. Nanninga Uitteedijk, ten geschenke ontving een 10-tal charters en stukken '), ontwijfelbaar uit het heerlijkheidsarchief afkomstig en meerendeels in 1704 daarin aanwezig 2). Pogingen aangewend om deze stukken te hereenigen met het archief der heerlijkheid Ruinen, waaruit zij te kwader ure zijn afgedwaald, zijn niet met een goeden uitslag bekroond geworden. Ten behoeve van den gebruiker van dezen inventaris geef ik in een aanhangsel deze stukken op, onder aanwijzing waar zij in den inventaris eene plaats behooren te vinden. De regestenlijst heb ik niet met 1600 besloten, omdat zij een heerlijkheidsarchief geldt en zulke archieven in Drente reeds zeldzaam zijn. *) Verslag van de Commissie van bestuur van het provinciaal museum van oudheden in Drente aan de Gedeputeerde Staten, over 1904; Assen, 1905, bladz. 22—25 onder N°. 68a-;'. *) Zooals blijkt uit de dorsale opschriften van de hand van Meijsters op de stukken. Inventaris. A. ARCHIEVEN DER HEEREN VAN RUINEN. I. Stukken van algemeenen aard. 1. Brieven door W. A. markies van Honsbroeck en zijn „secretaire" ontvangen van H. Olffen en B. Kiers, resp. schulte van Ruinen en land schrijver van Drente, over de regeling van zaken bij zijn optreden als heer van Ruinen. Met een minuteel antwoord. 27 October 1703—1704 Februari 3, 1 omslag. 2. Brieven door of namens den drost van Drente, als leendrager der heerlijkheid Ruinen, ontvangen van H. W. Camerlingh en J. Kijmmel, resp. schulte van Ruinen en landschrijver van Drente, voornamelijk over de regeling van zaken bij zijn optreden q. q. als heer van Ruinen. Met een minuteel antwoord. 25 April 1767— 1770 November 24. 1 omslag. II. Stukken betreffende de ontvangst in leen van de heerlijkheid Ruinen. 3. Acte van beleening van Henrick van Musster door den bisschop van Utrecht met de heerlijkheid Ruinen. 1478. 1 charter. NB. Zie regest N°. 6. 4. Afschriften van posten uit bisschoppelijke leenregisters der 15de eeuw betreffende de beleening van Aernt Huys en Johanna van Runen, vrouw eerst van Berent van Munster later van Rolof van Laer, met de heerlijkheid Ruinen, c. 1600. 1 stuk. NB. Onder de posten komt voor eene acte d.d. 1465 betreffende eene tweede beleening van Johakna, zie regest N°. 4, 5. Nota bevattende afschriften van leenbrieven en andere stukken, ten bewijze dat Roloff van Laar, als man van Johan vrouw van Rdynen, met haar de heerlijkheid Ruinen heeft bezeten, en dus de uitgiften in achterleen, door wijlen Johan Polman als zoodanig gedaan, ongeldig zijn. c. 1540. 1 stuk. NB. Zie regesten N08. 3, 5, 9, 11. 6. Acte van beleening van Henrick van Munster door Ridderschap en Steden van Overijsel met de heerlijkheid Ruinen. 1603. Met 2 afschriften. NB. Zie regest N°. 18. Het oorspronkelijke stuk is geteekend door (den griffier der Staten van Overijsel) Roelinck (deze was in 1607 overleden, zie Register archief van Kampen, deel V, N°. MXXIX); 't is in margine gemerkt „B" en in dorso „C". Hierbij een 17de eeuwsch afschrift van het in den tekst genoemde stuk eveneens gemerkt „B", en een (daarnaar (?) vervaardigd) eveneens 17de eeuwsch afschrift. 7. Afschrift van het vonnis van Gedeputeerde Staten van Overijsel dd. 19 December 1646, waarbij aan Wyrich van Bernsou, als vader en voogd over zijne kinderen bij wijlen Margareta van Munster, tegenover de echtgenooten van Margareta's jongere zusters, wordt toegekend het recht op de heerlijkheid Ruinen. 1646. 1 stuk. NB. Het vonnis is niet anders dan het door Gedeputeerden overgenomen, op 21/31 Mei 1645 aan hen uitgebracht, advies der rechtsgeleerden J. Nijlant, H. Golinck, M. Paets en H. de Geoot te 's Gravenhage. 't Vermeldt den omvang der heerlijkheid en grondt zich op 't eerstgeboorte-recht. 8. Stukken betreffende de beleening van W. A. markies van en tot Hoensbroeck enz. en E. H. gravin van Schellardt e. 1. met de heerlijkheid Ruinen c. a. 1704. Met retroacta d. d. 1681 en 1697. 1 dossier. NB. Aanwezig zijn: a. minuteele volmacht van den markies op B. Kiers (landschrijver van Drente) om bij den luitenant-stadhouder van Overijsel voor hem te verzoeken beleening met de heerlijkheid Ruinen c. a., 1704 (zie regest N". 28); b. concept van gelijke volmacht, verbeterd door B. Kiers ; c. afschrift der acte d. d. 23 Februari 1681, waarbij F. K. graaf van Schellardt enz. en M. van Bkrnsauw toe Ruijnen e. 1. met de heerlijkheid worden beleend (zie regest N°. 22); d. afschrift der acte d. d. 28 Juli 1681, waarbij dezelfden met de heerlijkheid worden beleend (zie regest N°. 23); e. afschrift der acte d. d. 11 October 1697, waarbij wordt bekrachtigd de testamentaire beschikking van F. C. A. graaf van Schellart enz. en M. G. M. van Bernzaüw e. 1. ten opzichte der heerlijkheid (zie regest N°. 26); f. afschrift der acte d. d. 19 October 1697, waarbij bekrachtigd wordt de aankoop door F. C. A. graaf van Schellardt, heer van Ruinen, en M. G. M. van Bkrnsaüw e. 1. van 't goed Ovinge te Cralo in de marke van Pesse, zij daarmede beleend worden en bekrachtigd wordt hunne testamentaire beschikking ten opzichte van een leengoed te Exlo in 't kerspel Odoorn (zie regest N°. 27); y. gelijktijdig afschrift der kwijting voor 't, met betrekking tot 't onder f vermelde, betaalde recht. De afschriften vermeld onder c—f zijn gewaarmerkt door Conrad Engelhardt, „gerechtschriver" in Haffen und Mehr. Vergelijk N°. 58. 9. Acte van beleening voor den drost van Drente A. C. graaf van Heiden, als leendrager van Ridderschap en Eigenerfden, met de heerlijkheid Ruinen. 1768. 1 charter. NB. Zie regest N°. 50. Hierbij een brief van J. Jordens „leengriffier" van Overijsel aan Mr. J. van Lier, ontvanger-generaal van Drente, houdende inlichtingen omtrent de wijze van beleening van Drente met de door haar aangekochte heerlijkheid Ruinen, 17 April 1768. Verg. ook N°. 81. De beleening geschiedde door Willem prins van Oranje en Nassau, als erfstadhouder van Overijsel. Het stuk is geteekend door den „leengriffier" J. Jordens. Op de plicque staat: „Bij „sijn Hoogheyd als erfstadhouder ter relatie van de lieut."1„stadhouder van de lheenen". De acte is blijkens dorsaal opschrift, volgens opdracht van Drost en Gedeputeerden, geregistreerd in het register van „bese„ghelde en lheenbrieven" (Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1193) fol. 163. Vergelijk Inventaris oude Staten-archieven, van Drente N°. 1214. 10. Acte van beleening voor den drost van Drente S. P. A. graaf van Heiden, als leendrager van Ridderschap en Eigenerfden, met de heerlijkheid Ruinen. 1776. 1 charter en 1 stuk. NB. Zie regest N°. 58. De beleening geschiedde door Willem, prins van Ohanje enNASsAU, als erfstadhouder van Overijsel. Hierbij een gelijktijdig afschrift. 111. Stukken betreffende de handhaving door de heeren van de rechten hun als heer toekomende en van de rechten der heerlijkheid. I. Stukken betreffende de handhaving door de heeren van de rechten hun als heer toekomende. a Verschillende rechten. II. Antwoord van den stadhouder van Drente enz. FRAN901S de Verdugo aan den heer van Ruinen Henrick van Munster, antwoordende dat hem een bevel aan de „huysluyden" te Ruinen om te Coevorden te komen graven en te arbeiden „aen „desen huyse" niet bekend was, en hij niet voornemens is de oude privilegiën des heeren van Ruinen te schenden. 6 Juni 1591. 1 stuk. 12. Missive van Berendt Piroe aan den heer van Ruinen, Heinrich vonn Mdnstek zu Till , mededeelende o. a. dat de boeren van 't Wold vroeger wel turf voor 't huis Oldenhave opbrachten, maar hem niet bekend is, of dit huis- dan wel kluftsgewijze plaats vond. 2 Mei 1594. 1 stuk. NB. Vergelijk omtrent de vordering van hofdiensten het proces d.d. 1616, in N°. 14; vergelijk ook resol. Drost en Gedeputeerden d.d. 18 December 1616. 13. Brief van H. dVos van Steenwyck aan den heer van Ruinen Henrick van Munster, berichtende dat hij den ingezetenen van 't Dieverder dingspel had voorgehouden, dat de gevorderde dienst bedewijs werd gevraagd zonder consequentie, doch dat zij aan 't huis te Ruinen niet wilden dienen; — en radende van zijne vordering af te zien, omdat hij vreest, dat anders 't werken bij Coevorden weer van de ingezetenen der heerlijkheid zal worden verlangd. 23 Mei 1594. 1 stuk. 14. Stukken betreffende het geschil tusschen de ingezetenen van Budding- en Haakswolde en den heer van Ruinen Henrick von Monster to Tyll over het vorderen door den laatste van verschillende hofdiensten. 1811—1621. 1 dossier. NB. Sommige stukken zijn gemerkt „D". Van 1611 is slechts aanwezig het verslag van een door den schulte van Ruinen gehouden onderzoek. In 1616 vinden wij de zaak aanhangig voor Gedeputeerden van Ridderschap en Steden van Overijsel. Door eene exceptio declinatoria brachten de ingezetenen de zaak nog in 1616 voor den Raad van State. Ook 't ressort der heerlijkheid kwam uitteraard hierbij gedurig ter sprake. Sommige stukken zijn wellicht afkomstig uit 't archief van den agent van Drente in 's Gravenhage Mr. J. van Tongeken. 15. „Sententie tusschen den heere van Ruynen ende Joost „Polman, raeckende de jaght, N°. 19." — Afschrift der uitspraak d.d. 16 Mei 1615 door Gedeputeerden van Overijsel, waarbij zij aan den heer van Ruinen Henrick van Monster tot Till tegenover Joost Polman toekennen het uitsluitend jachtrecht in de heerlijkheid, c. 1616. 1 stuk (gemerkt „C"). NB. In de uitspraak is opgenomen het advies der geraadpleegde rechtsgeleerden, terwijl melding wordt gemaakt van het door Polman aangeteekend beroep op Ridderschap en Steden van Overijsel. Bij 't stuk wordt gevonden 't adres der enveloppe, waarin 't door Meijsters c. 1704 was geborgen. 16 „Informatiën etc. betrekkelijk het jagen van Hend. Jans „van Coekange in de heerlikheid Runen", en de deswege door den drost q.q. tegen hem ingestelde procedure. 1776—1778. 1 dossier. NB. Vergelijk resolutiën Ridderschap en Eigenerfden d.d. 24 Maart 1778. 17. „Minute van de memorie aan Sijn Hoogheid overgegeven „op den 15 Febr. 1778", houdende verzoek uitdrukkelijk te bekrachtigen de door Drost en Gedeputeerden in 1768 gemaakte schikkingen ten opzichte van de door Drente aangekochte heerlijkheid Ruinen, bepaaldelijk met betrekking tot de jacht; met op het stuk gesteld uittreksel uit het antwoord van den stadhouder. 1778. 1 omslag. NB. De memorie is opgesteld door den drost van Drente S. P. A. van Heiden, als vertegenwoordigend heer der heerlijkheid. Hierbij een afschrift van den brief d.d. 21 Febr. 1778 van den stadhouder aan Drost en Gedeputeerden. Vergelijk resolutie Ridderschap en Eigenerfden dd. 24 Maart 1778 en Inventaris oude Staten-archieven van Drente Nos. 1214, 1215 en 1217. 18. Stukken betreffende het proces voor den Raad van State gevoerd door de ingezetenen van Haaks- en Buddingwolde tegen den heer van Ruinen Henrick van Monster over diens eisch, dat zij die geen rosmolens bezitten hun koren op zijn windmolen te Buddingwolde zouden laten malen. 1616—1620. 1 dossier. 19. Verantwoordingen door (den schulte van Ruinen C. Kiste) en Joannes Kesselman van de door hen van den heer van Ruinen ontvangen gelden ter bestrijding hunner onkosten op reizen, door hen voor den heer over 22 October 1616—1619 October 14 gedaan. 1617—1619. 1 bundel. NB. De verantwoordingen over 1616—1617 zijn van de hand van W. Olffen, die over 1619 van J. Kesselman. » Uit de verantwoording van Olffen blijkt, dat door hem reizen zijn gedaan in verband met het proces over de hofdiensten (zie N°. 14), zaken van huiselijken aard, het geschil over de vic&rie (te Gasselte) (vergel. N°. 23) en om den leenbrief uit Munster af te halen (sic). ÜO. Request, met bijlage, van J. P. Lefferts, Cooet Alberts Winkel en J. van de Wetering, als vroegere eigenaars der heerlijkheid Ruinen, aan den drost van Drente S. P. A. van Heiden als vertegenwoordigend heer dier heerlijkheid, om hen tegenover de boer van Ruinen te handhaven in 't recht om staangeld te innen van de kramen en tafels, die de (jaar?)markt te Ruinen bezoeken. Oct. 1778. 1 omslag. b. Collatierecht. 21. Missive van den stadhouder van Drente enz. Wilhelm Ludwig graaf te Nassau aan den heer van Ruinen Henrick van Munster, verzoekende inleiding van Johannes Christianus, door hem beroepen tot predikant van Blijdpnstein en voorloopig ook van Coecange 28 November 1599. 1 stuk. 22. Antwoord van den stadhouder van Drente enz. Wilhelm Ludwig graaf te Nassa cr aan den heer van Ruinen Henrick van Munster, betoogende dat het collatierecht in de heerlijkheid aan Drente toekomt als opvolgster van het klooster te Dikninge; dat dit in geenen deele praejudicieert op het ressort der heerlijkheid; en dat hij daarom verzoekt den door hem te Ruinen beroepen Adolfus Besten „sonder vertreck in den kerckendienst aldaer" te stellen. 30 November 1599. 1 omslag. NB. Hierbij een protest namens den pastoor van Ruinen Stephen Sasse, dat hij bereid is de pastorie te ruimen voor Aleff van Besten, doch alleen op bevel van den heer van Ruinen. Adolfus Bestek werd reeds in 1600 te Ruinen opgevolgd door Henkicds Bokelman (zie N°. 23 en Romein, Herv. Pred. v. Drenthe, bladz. 215). 23. Brief van den stadhouder van Drente enz. Wilhelm Ludwig graaf te Nassau aan den heer van Ruinen Henrick van Munster, herhalende dat de collatie der vicarie te Gasselte op een „papen„kint" nietig is, ook naar kanoniek recht; en berichtende dat hij den schulte van Anlo beval, 16 mudden rogge uit die vicarie uit te keeren aan den schoolmeester te Gasselte; dat hij hiermede geenszins van Munster's collatierecht wilde aantasten; — dat Bokelmannus, die Adolfus Besten bedrieglijk is opgevolgd als predikant te Ruinen, ongeschikt is en moet vertrekken en hij een ander zal aanwijzen. 19 September 1600. 1 stuk. NB. Hierbij een brief dd. 1 Oct. 1600 van den stadhouder aan den heer van Ruinen, dat hij blijft bij zijn bericht omtrent Bockelmannüs. 24. Protesten van Drost en Gedeputeerden bij de ingezetenen van Ruinen, Pesse, Echten en Ansen (ressorteerende onder de kerk te Ruinen) en bij den predikant aldaar Pateoclüs N. tegen diens beroeping zonder hunne toestemming. 29 Sept. 1603 25 Januari 1604. 1 omslag. NB. De prediker heette Pateoclüs Romelinoh (zie N°. 25). D.^ en G. vorderden hunne voorafgaande toestemming, op grond dat 't collatierecht door de saecularisatie der abdij te Dikninge aan hen zou zijn gekomen. 25. Aanschrijving van Drost en Gedeputeerden aan den predikant te Ruinen Patroclüs Rommelinck om geen dienst te doen, zijne vordering van 50 mudden uit de goederen van 't klooster te Dikninge te laten varen, daaraan terug te geven 't onrechtmatig genotene; een en ander totdat het collatierecht van Drente door hem ten volle geëerbiedigd zij, 18 Febr. 161)8. Met minuteel betoog van den heer van Ruinen Henrick vonn Monstee aan Drost en Gedeputeerden, in hoofdzaak (onder erkenning van hun recht van presentatie) opkomende voor zijn recht van disquisitie naar de bekwaamheid van den voorgedragene en zijn recht van confirmatie en introductie, 5 April 1608. 1608. 1 omslag. 36. Stukken betreffende de beroeping van Johannes Rusius tot predikant te Ruinen en 't protest van den heer van Ruinen tegen Rüsius „introductie" buiten zijne tegenwoordigheid. 1623. 1 dossier. NB. De beroeping geschiedde door Henrick van Monster als heer van Ruinen, Gerhardt Strüick als rentmeester van Dikninge, en de lidmaten en eigenerfden van de heerlijkheid en 't kerspel Ruinen. In verband met de introductie op last der synode gaf de heer van Ruinen op 29 April 1623 eene uitdrukkelijke (hier aanwezige) bevestiging uit van 't beroep, ter handhaving zijner rechten tegenover Drente. 2. Stukken betreffende het verzet van den heer en de ingezetenen tegen het heffen van contributie door Drente over de heerlijkheid. 27. Brief van Joest Lewe c.s. aan 's konings rentmeester van Drente enz. Feico van Fbitema, betoogende dat Drente bij het toestaan eener bede in 1564 zich geenszins rechten aanmatigde over de heerlijkheid Ruinen. 18 Februari 1567. 1 stak. NB. In dorso staat „Desser brieve sindt dre gelickes inholdts „geordinerth, daer die ene dem rendtmesther van Drenthe van „thogesandt isth, und untfanghen hefft. De andere hefft Roloiff „van Cloisther tho Rhebruggen perpetu» memorie ergo beholden. „Dit ist de derde etc." Misschien is dus dit exemplaar bestemd geweest voor den heer van Ruinen. Gedrukt bij Magnin, Geschiedkundig Overzigt, III, 1, blz. 307, 308. 28. Protest van den heer van Ruinen Hinbick van Munster en de gevolmachtigden van Ruinen en Blijdenstein bij 's konings kanselier en raden in Overijsel tegen de vordering van den fiscaal, dat de heerlijkheid zou moeten dragen in de van Drente geheven beden. 6 April 1568. 1 (lias)stuk (onvolledig). NB. Het is niet zeker, aan welke lias dit stuk bewaard werd. Uit het feit, dat van het heerlijkheidsarchief van Ruinen geen liassen bekend zijn, zou men dit stuk afkomstig willen rekenen van een lias in de oude staten-archieven of van van Tongeren. Daaraan zou 't dan echter eerst tegen 1600 en vóór c. 1640 kunnen zijn gevoegd. Zie 't vonnis bij Magnin, Geschiedkundig Overzigt, III, 1, blz. 309, 310. 29. „In dit ist copij van den dat de buren van 't Wolt nef„fens ire vulmacht hebben ingelacht anno 69 denn XHIIten Fe„bruarij". — Afschrift der conclusie van exceptie, door de buren van 't Wolt ingediend bij 's konings kanselier en raden in Overijsel tegen de conclusie van eisch van den fiscaal in zake 2 diens vordering, dat de heerlijkheid Ruinen drage in de beden over Drente. (1569?). 1 omslag. NB. Het afschrift is gewaarmerkt door den griffier (der Staten van Overijsel) Roelinck, die in 1569 a 1589 b.v. voorkomt (vgl. Inv. Dikninge N08 . 79 en 176). De ingezetenen deden't stuk protocolleeren, doch onder beding van afschrift; dit afschrift kan dus 't bedongene zijn en dagteekenen van 1569. Hierbij eene nota betreffende de wijze van beleening, het heffen van schattingen over de heerlijkheid enz. Zie 't vonnis bij Magntn, Geschiedkundig Overzigt, III, 1, blz. 309, 310. 30. „Deductie 14 concernens tributi indicti pensitationem". — Concept en minuteel protest van den heer van Ruinen, Buddingen Haakswolde Henrick van Munster en de ingezetenen „deswulven kerspels'' bij den stadhouder en kapitein-generaal over Drente enz. Casperss Robless heer van Billy, tegen de inning bij executie door kanselier en raden in Overijsel van beden voor den koning. 1575. 1 omslag. NB. Volgens marginale aanteekening op de minute is het protest op 13 Juni 1575 overgegeven aan den stadhouder. Waarschijnlijk ingevolge het proces genoemd in N09. 28 en 29 is een vonnis gewezen door kanselier en raden in Overijsel en werden uit kracht daarvan bij executie over Ruinen beden voor den koning geheven. 31. Request van de ingezetenen van het dorp Ruinen aan Hermen Scherff en Herman Geertss, ontvanger van 't landschap Drente en burgemeester der stad Hasselt, verzoekende hunne tusschenkomst bij de Staten-Generaal of de Staten van Friesland, opdat de hun opgelegde contributiën worden verminderd tot het oude bedrag, (c. 1593), 1 stuk. NB. Blijkens N. 3011 van 't Register van charters en bescheiden in het oude archief van Kampen werd Dr. Scharff op 12 Juni 1593 door Ridderschap en Steden, met anderen, gedeputeerd naar de Staten-Generaal om te onderhandelen over de contribu- tiën. Dr. Hesman Scherff was volgens N°. 3291 van hetzelfde register burgemeester van Deventer. Hekman Geebtss was ontvanger van Drente over 1585—1617 (Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1054 noot). 33. Minuteele requesten van den heer van Ruinen Henrich van Monster aaD de Staten-Generaal en stukken betreffende 't proces voor den Raad van State tusschen hem en 't landschap Drente over het ressort der heerlijkheid. 1618—1621? 1 dossier. NB. Zie Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1198. Het is niet zeker, of de hier aanwezige stukken stammen uit het archief der heerlijkheid Ruinen. De afschriften toch kunnen, bij 't vroeger bestaan hebbend „durcheinander", gedeeltelijk behooren tot het staten-archief. 3. Stukken betreffende 't verzet van den heer tegen den eisch, dat de predikanten in de heerlijkheid onderworpen zouden zijn aan de synode van Drente. 33. Lastgeving van de Gedeputeerden en de ter synodale („classicale") vergadering aanwezige broeders aan Melchior Arnhem, predikant te Blijdenstein, om te komen deelnemen aan hunne vergadering. 2 November 1602. 1 stuk 34. Stukken ingekomen bij den heer van Ruinen Henrick van Monster, naar aanleiding zijner weigering om de predikanten zijner heerlijkheid te doen deelnemen aan de vergaderingen der classis Meppelana. 1604—1616. 1 omslag. NB. De heer grondde zijne weigering hierop, dat anders de rechten zijner heerlijkheid zouden worden aangetast. Omdat de regeering van Drente aanspraak maakte op de souvereiniteit over de heerlijkheid, vreesde hij, dat onderwerping in 't kerkelijke voor hem de onderwerping ook in 't wereldlijke kon tengevolge hebben. Eerst na ontvangst eener acte de non praejudicando gaf hij zijne toestemming. Zie voor de geschillen van den heer met de regeering van Drente: Inv. oude Staten-archieven van Drente, Nofc. 1198 volg. 35. Extract-resolutiën der Drentsche synode d.d. 23 September 1607, getuigende dat Babtoldus Pauli, beroepen predikant te Blijdenstein, zich aan het examen heeft onderworpen en beloofd heeft gehoorzaam te zijn aan zijn classis, behoudens de rechten van den heer van Ruinen. 23 September 1607. 1 stuk. 36. „Memorie dienende tot bericht, wat gestalte die predigers „in die herlicheit Runen staende, nyet subject ende gehorigh „sin onder den classi van Drente", (c 1648) 1 omslag. NB. Aanwezig zijn een concept en een verbeterd exemplaar, in welk laatste echter ook wijzigingen zijn aangebracht. Op den rechtdag van Dro3t en Gedeputeerden d. d. 14 Juli 1648 verzochten de ingezetenen van Budding- en Haakswolde, Broekhuizen en Weerwille aan Drost en Gedeputeerden, als collatoren van de kerk te Blijdenstein, om, wanneer de tijd van beroeping daar was, in plaats van hun overleden predikant Bartholdds Pacli, diens zoon Joannes Bartholdi te beroepen; welk verzoek door Drost en Gedeputeerden werd toegestaan. Blijkens de resolutie van Ridderschap en Eigenerfden d. d. 22 November 1649, was door den rentmeester van Dikninge aan Drost en Gedeputeerden bericht, dat op den bededag te Ruinerwold, dien hij namens Drost en Gedeputeerden had uitgeschreven ter bevordering der nominatie en beroeping van een predikant, de sleutels der kerk door den schulte van Ruinerwold, namens den heer van Ruinen, in bewaring werden gehouden en aan den predikant (van Meppel) Reuterus, die den dienst zou houden, werden geweigerd; terwijl door de dienaren van den heer van Ruinen aan Reuterüs was aangezegd, dat hij bij niet onmiddellijk vertrek met geweld zou worden verwijderd. 37. Boek bevattende afschrift van stukken d. d. 10 Juni 1609—1629 November 30 over het verzet van den heer van Ruinen tegen inmenging van anderen in kerkelijke zaken in ziine heerlijkheid. (c. 1650?). 1 deel. NB. Het boek is in dorso gemerkt „Q". De stukken zijn gemerkt „A"— „Q". Waarschijnlijk is dit afschrift vervaardigd bij een geschil over het collatierecht, 't zij in de gansche heerlijkheid, 't zij met betrekking tot de kerk te Blijdenstein. 38. Missive van de predikanten in de classis „Diever-dinckspill" aan den heer van Ruinen Henrich van Munstee, verzoekende zijne goedkeuring op de door den stadhouder en Drost en Gedeputeerden van Drente gedane keuze tot visitator der classis van Patroclus Romeling, predikant in zijne heerlijkheid. 28Febr 1614. 1 stuk. 39. Uittreksel uit de resolutiën der Drentsche synode d. d. 9 October 1627, bevattend het verslag der te Ruinen gehouden visitatie „onder protestatie" van den heer van Ruinen „de non „prsejudicando". 1627. 1 stuk. NB. Het uittreksel is gewaarmerkt door de visitatoren. 40. „Angaende und bewilligung van visitatie mit sekere be„willigungh. Ingebracht den 14ten Septembris anno 1628".— Missive van de visitatoren aan den heer van Ruinen Henrich von Monster, verzoekende zijn verlof tot het houden der visitatie in zijne heerlijkheid. 7 September 1628. 1 stuk. 41. Minuteel protest van den heer van Ruinen tegen de zonder zijn verlof voorgenomen visitatie over de kerken in de heerlijkheid. 14 Juni 1631. 1 stuk. 42. Missives van de visitatoren aan den heer van Ruinen Wyrich van Berenzauw tot Bellinchave, verzoekende zijne voorziening in de medegedeelde gebreken in 't kerkelijke, in zijne heerlijkheid bevonden. 1642, 1643, 1645. 1 omslag. 43. Missive van de Drentsche synode aan den heer van Ruinen Hinrich van Münster, verzoekende voor Blijdenstein maatregelen te nemen tegen samenleving zonder kerkelijken trouw en verkiezing tot ouderlingen van personen, die niet zijn van de Gereformeerde religie. 7 September 1624. 1 stuk. 44. Acte van uitschrijving door den heer van Ruinen Heneich van Monster van den dank- en bededag bij den ingang van 'tjaar, voorgeschreven door de Staten-Generaal 12 Januari 1627. 1 stuk. IV. Stukken betreffende de administratie der tot heerlijkheid behoorende goederen. 1. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen van en andere beschikkingen enz. ten opzichte van goederen behoorende tot de heerlijkheid. a. Voorschriften van leenrecht. 45. „Wo men leenrecht holdende wort". — Voorschriften omtrent het houden van het (Stichts?) leenrecht, c. 1550. 1 stuk. NB. Deze voorschriften zijn geschreven blijkens de hand c. 1550. Dezelfde hand schreef in dien tijd minuteele leenbrieven voor den heer van Ruinen. Een der artikelen luidt: „De leenbanck des gestichts van „ Vtrecht mach de leenheer spannen myt thyn syner mannen .... „dan ich verstae, dat syn onderleenheer myt drey syner mannen „aal mogen leenrecht holden ... 46. Verklaringen van twee subalterne leenheeren en den griffier der Staten van Overijsel omtrent het heergewaad, verschuldigd „voir de vernieuwinge eens hulders" of andere leenacten in Overijsel. 18 December 1669. 1 stuk. 47. Formulieren voor den hulde-eed af te leggen aan den heer van Ruinen. (17de eeuw). 1 stuk. NB. Op het stuk zijn gesteld eedformulieren voor Jacobus Melingiüs, als gevolmachtigde van S. Ch. Scheele, heer te Welevelt; voor Symon Glawe, als „huider" en leendrager voor zijne echtgenoote Judith Kockmans; voor Johan Oïïinck, als leenvolger van zijn vader Thomas Oüinck; en voor Antoni Polman als leenvolger van zijn grootvader Antoni Polman. b. Stukken betreffende geschillen tusschen den heer en anderen over de al of niet leenroerigheid aan de heerlijkheid van bepaalde goederen. 48. „Angaende de soven houven op Suydtwolde". — „Protest „ wegen minheer" - Stukken betreffende de handhaving door den heer van Ruinen Henrich van Monster van zijn recht als leenheer op 7 hoeven land te Zuidwolde. 1630. 1 dossier. 49. Afschrift van het advies d.d. 27 Maart 1563 van H. van Dyemen te Utrecht voor den heer van Ruinen in zijn geschil met 't klooster (te Dikninge) over de leenroerigheid van het goed Bullinge (2de helft 16de eeuw). 1 stuk. c. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen en andere beschikkingen enz. ten opzichte van goederen behoorende tot de heerlijkheid, vöör den aankoop der heerlijkheid door de Staten van Drente. In 't algemeen. 50. „Register der beleeningen". „N°. 40". — „Register van „belheningen, octrooien en andere acten door het huys te Ruynen „afgegeven". — Lijst van leengoederen, behoorende onder de heerlijkheid Ruinen, met aanteekening van de met die goederen door de opvolgende heeren van Ruinen beleenden, en andere beschikkingen door hen ten opzichte dier goederen genomen, over 1497—1753. 1710 1753. 1 deel. NB. De lijst werd in 1710 aangelegd door den gerichtschrijver der heerlijkheid Antoni Camerlinuh. De aanteekenmgen over 1497 1708 werden door hem getrokken uit het leenregister van Ruinen (P) (uit het „prothocol van de secretarius Meysters ' en uit het „prothocol van „d'Hr landsch'. Kiers";. Het leenregister van Ruinen werd in 1708—1710 bijgehouden door Bernard Kiers, gerichtschrijver van Ruinen (vergel. Nieuwe Drentsche Volksalmanak voor 1889, bladz. 218), en vóór hem door den secretaris van den heer van Ruinen Meijsters. Met de protocollen van Meijsters en Kiers wordt dus waarschijnlijk bedoeld het leenregister van Ruinen. De lijst werd over 1710-1725 bijgehouden door Antoni Camerling, — in 1733 door Johan Carsten, — in 1750 door Mr. C. W. Ellents, allen gerichtschrijver, — en in 1753 door Johan Lodewijk Evers, stadhouder der leenen en rentmeester der heerlijkheid. De genoemde gerichtschrijvers en rentmeester hielden ook het leenregister van Ruinen bij (Nieuwe Drentsche Volksalmanak voor 1889, bladz. 218). De hier beschreven lijst is dus waarschijnlijk de bladwijzer op dat register. 51. „Memorij van leehnen, tott den huijse Ruynen gehorende, „de dato den 26 Julij 1656". — Lijst van leengoederen behoorende onder de heerlijkheid Ruinen, vervaardigd door den heer dier heerlijkheid Henbick Munster Wilhelm van Bebnsaüw ; met aanteekeningen omtrent de beleening dier goederen. 1656. 1 ontslag. NB. Deze lijst is door v. Bernsadw aangevuld in 1657 en 1662. In margine staat: „D'citatie omme met lediger handt te comen „verheffen is door sijn Ex'e d'Hr. graeve van Schellardt an d'va„sallen geschiet d'28 Julij 1683, J. Visnich." De oproeping der vasallen is dus waarschijnlijk door den graaf vas Schellardt naar deze lijst gedaan. Hierbij eene „Memorij van Ruynse leenen" (eene lijst der leengoederen in Twente, behoorende tot de heerlijkheid Ruinen dd 1656 ?). ' * 52. stukken betreffende het door P. E. Meijsters verrichte ten opzichte van de uitgifte in achterleen, namens den heer van Ruinen, van leengoederen behoorende tot die heerlijkheid. 1704. 1 omslag. N.B. Zie regesten N°s. 29, 30 en 31. Vergelijk Inv. N°. 8. Goederen in 't kerspel Ruinen. 53. Minuteele acte der beleening van Johan Ouinck, als momber van den minderjarigen Sijmon Polman, met don Nyenhof, Ludderinge en Habeldinge, in de heerlijkheid Ruinen. 1548. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 12. Vergelijk Inv. N°. 95. 54. Minuteele acte der beleening van Henrick Wilhelm Camerling, schulte te Ruinen, met den Nyenhoff c. a. in demarkevan Ruinen, c 1756 1 stuk. NB. Zie regest N°. 42. Dit stuk dagteekent uit een jaar tusscken 1755 (in 1754 was Mr. H. J. Camkrlin» nog schulte van Ruinen) en 1757 (toen J. L. Evers, die als stadhouder der leenen over deze beleening stond, als zoodanig aftrad en vervangen werd door Mr. H. W. Camerlino). Mr. S. Gratama geeft in den Nieuwen Drentschen Volksalmanak voor 1889 (Het een en ander met betrekking tot de leenkamer der heerlijkheid Ruinen) op, dat volgens 't leenprotocol H. W. Camerlino in 1747 met den Nyenhof beleend werd. Dit is onjuist; immers in de acte wordt Mr. H. J. Camerling als overleden genoemd. Is nu wellicht deze onjuistheid aldus op te helderen, dat hetzij de schrijver 1747 schreef in plaats van 1757, of dat deze vergissing door den lezer werd begaan ? En dagteekent dus het stuk uit 1757? 55. Request van Lucas Egberts aan den heer van Ruinen Frants graaf van Pchellardt tot Obbendorff enz., verzoekende handhaving in 't bezit van 't goed Westerbrink in de heerlijkheid Ruinen, waarmede hij '20 Juli 1696 door hem beleend werd. c- 1700, 1 stuk. NB. Het verzoek werd gedaan, omdat requestrant's broeder Joannes Esberts aanspraak maakte op de helft van het goed. Loc as beweerde echter, uitsluitend recht te hebben „als oudste „op de straete, twee voeten vooraff, ende de rest de overige „kinderen van Egbert Roeloffs, een ofte meer in getal, den „derden voet alleen competerend is". 56. Request van Lucas Egberts aan den heer van Ruinen, Frans Caspar graaf van Schellart enz., verzoekende veengrond tusschen Ruinerwold en Ansen, leenroerig aan den heer van Ruinen, te mogen verkoopen en daarvoor onder zijn „leenarve" te Ruinen te mcgen brengen 2 dagmaten groenland in Schalenhoeck. Met gunstige apostille. 1700. 1 stuk. NB. Het bedoelde „leenarve", behoorende onder 't huis Oldenhave, was't goed Westerbrink genoemd in Inv. N°. 55. Goederen in 't kerspel Dalen, 57. Minuteele acte waarbij de heer van Ruinen Frans Caspar graaf van Schellart enz. ten behoeve van Manasse van Welvelde, heer van Woltersum, 't erf' Aeldinge in 't kerspel Dalen ontslaat uit 't leenverband. 1687. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 24. De heer van Woltersum gaf volgens deze acte in zijn verzoek te kennen: „dat Ridderschap en Steden, Staten van de „provincie van Over-Issel bij speciale resolutie de vasallen van „Over-Isselsche leengoederen souden hebben gepermitteert en geaccordeert, 't reght van leen van hare respective Over-Isselsche „leengoederen af te kopen, mits dat de leenheer voor afstant van „'t reght, denselven op die leengoederen geschapen, met een „tantum werde gecontenteert." Vergelijk N°. 71. Goederen iu 't kerspel Odoorn. 58. Volmacht van F. C. A graaf van Schellabd tot Obbendorf heer van Ruinen enz. c. u. op Ph. E Meijsters, om van juffer Tengnagel te Kampen bekrachtiging te verzoeken hunner testamentaire beschikking ten opzichte van het aan haar leenroerig erf te Exlo. 1697. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 25. Vergelijk Inv. N°. 8 noot onder f. Deze volmacht heeft blijkbaar als model gediend voor een volmacht van gelijke strekking ten opzichte van het erf „de „Ruijnische Pleij in 't landt van Cleue onder het ampt Huijssen." Goederen in 't kerspel Oosterhesselen. 59. Minuteele acte van beleening van Johan van den Cloester met de goederen en grove en smalle tienden te Gees, in 't kerspel Oosterhesselen, die wijlen Reint de Vos in gebruik had. 1550. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 15. 60. Minuteele acte van beleening van Symon Polman HelMYCHSsoen met de goederen en grove en smalle tienden te Gees, die wijlen Johan Polman in gebruik had 1557. • 1 stuk. NB. Zie regest N°. 17. 61. Minuteele acte van beleening van J. Oldenhuys, schulte te Zweelo, met het gedeelte „trecktynde", vroeger in' gebruik bij A. Camerling, predikant te Coevorden. 4 Juni 1754. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 35. 62. Minuteele acte van beleening van Lucas Homann, schulte van Rolde en Rolder dingspel, met het gedeelte der grove en smalle tienden te Gees, vroeger bezeten door zijne moeder Anna Hiddinck. 3 Maart 1757. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 43. Goederen in 't kerspel Borne. 63. Verklaring van Johan van Welevelde, dat hij van Johan van Rvne in leen heeft ontvangen den hof te Welvelde, 't Lutteke Hulschar, dat Storkeslo, 't huis ter Beke, 't huis ter Haar, 't goed Bartolding en 't Veldhuis te Hertman, alles in 't kerspel Borne. 1353. 1 charter. NB. Zie regest N°. 1. 64. Acte van beleening van Caspar van Scheele met den hof te Welvelde, 't goed ter Beke, 1t Lutteke Hulschar, Sterkesloe, 't huis ter Haar en 't Veldhuis. Met minuteele verklaring van trouw als leenman ter zake van deze beleening. 1550. 1 charter en 1 stuk. NB. Zie regesten Nos. 13 en 14. In dorso van de minuteele verklaring staat eene minuteele uitnoodiging van dezelfde hand voor om Maandag voor Palmen te Deventer te komen en mede te reizen naar Amersfoort, ter bespreking van het voorgenomen huwelijk van den schrijver met eene dochter van Johan van Kcijlenborch, Maart 1550. 65. Missive van L. J. v. Hambroick aan den heer van Ruinen, den markies van en tot Honsbroek, houdende kennisgeving dat zijn vader, heer van Welvelde, in 't vorig jaar is overleden en de havezate aan zijn jongsten broeder is toebedeeld, door wien zoo spoedig mogelijk beleening met het goed zal worden gevraagd. 29 April 1749. 1 stuk. 66. Request van Zeger Eusebius van Hambroick, heer van Welvelde, aan den heer van Ruinen F. A. markies van en tot Honsbrofk, om vergunning tot het verbinden der havezate Welvelde voor eene leening van f 4000 —. (1753). 1 stuk. NB. De vergunning werd verleend 5 Juni 1753, zie den index op 't leenprotocol vermeld onder N°. 50. 67. Volmacht van S. E. baron van Hambroick op Alb. Staverman, predikant te Wapserveen, om van den heer van Ruinen te verzoeken beleening met de havezate Welvelde en vergunning tot den verkoop daarvan. 1764. 1 omslag. NB. Zie regest N°. 49. Hierbij eene missive dd. 24 Sept. 1764 van den baron van Hambroick aan den gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen H. W. Camekling, mededeelende de ontvangst der acte van beleening en beantwoordende eenige vragen betreffende de beleening met 't erf Haerink, 'thuis ter Haar en 't erf Veldhuis. 68. Volmacht van O. ten Cate op J. W. Harvig, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't erf Hulschar in de marke van Senderen, in 't gericht van Borne. 24 Maart 1764. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 46. Met dit goed was O. ten Cate beleend op 24 April 1737. 69. Aanteekening, dat 't erf Storksel in gebruik was bij Lamb'. Lucx, doch bij verkoop voor schuld werd gekocht door Jan en Lamb'. Coster, die goedvonden, dat Jan's zoon Egb'. Coster ermede werd beleend. (2de helft 18de eeuw). 1 stuk. 7©. Minuteele acte van beleening van G. ten Cate te Almelo met 't erf Bekkingh in de marke van Senderen, in 't gericht van Borne. 24 April 1737. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 32. Deze minute heeft tevens gediend voor de acte van beleening van Ootmar ten Cate met 't erf Hulschar (vgl. Inv. N°. 68). 71. Volmacht van Gr. ten Cate op J. W. Habvig, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't erf Bekkink in de marke van Senderen, in 't gericht van Borne. 24 Maart 1764. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 47. Met dit goed was G. ten Cate beleend op 24 April 1737. 72. Minuteele acte van beleening van Herman van Welvelde met 't goed Bartolding in 't kerspel Borne en 't goed Aeldinge in 't kerspel Dalen. 1551. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 16. 73. Stukken betreffende de beleening van Gerrit Hummel met 't erf De beide Bartelingen in 't gericht van Borne. 1756. 1 omslag. NB. Zie de regesten N°'. 38, 39, 40. Met dit goed was de gravin van Rechteren—Almelo beleend op 16 Sept. 1749. 74. Volmacht van G. J. Hummels op C. Verhof, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't erf Bartolding te Hertman. 17 Mei 1764. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 48. Met dit erf was te voren beleend Gerrard Hummels. 75. Stukken betreffende de beleening van A. J. H. baron van Heeckeren, heer van Nettelhorst, Batingen en de Heest, met 't erf Veldhuis in de boerschap Hertman 1756. 1 omslag. NB. Zie regesten N08. 36 en 37. Met dit goed was Z. E. van Hambkoick, heer van Welvelde, beleend op 21 October 1750. 76. Afschrift eener acte, waarbij de stadhouder der leenen van de heerlijkheid Ruinen aan A. J. H. baron van Heeckeren toestaat, 't erf Veldhuis in 't gericht van Borne gedurende 6 jaren te verbinden ten behoeve eener leening groot f 6500.—. 6 November 1756. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 41. 77. Volmacht van C. van Wülfften en H. F. Zeyger op Mr. E. H. van dee Poel, secretaris van Vollenhove, om beleening te verzoeken resp bij de leenkamers van Overijsel en de heerlijkheid Ruinen met 't goed Grevink en 't erf Veldhuis. 8 December 1761. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 44. Met deze goederen was te voren beleend A. J. H. baron van Heeckeren. 78. Volmacht van G. J. Zeiger op Mr B. J. van Hattjm, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't goed Veldhuis in 't gericht van Borne. 1 Februari 1764. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 45. Met dit goed was te voren beleend Henricds Franciscus Zeiger. Goederen in 't kerspel Staphorst. 79. Volmacht van J. E. van Doetinchem op P. Imbert, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met een boterpacht op 't Bullinger slag te Staphorst. 1 Maart 1743. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 33. De boterpacht was groot 39 „landvierendeel" en werd blijkens den index op 't leenprotocol (vermeld onder N°. 50) sedert 't begin der 16de eeuw door Kokman's in leen bezeten. 80. Volmacht van J. E. van Doetinchem op J. Jansen, om van den heer van Ruinen bekrachtiging te verzoeken van den verkoop van den botertiend op 't Bullinger slag te Staphorst en beleening daarmede van den kooper A. Engelberts. 25 October 1749. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 34. d. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen van goederen behoorende tot de heerlijkheid, nè den aankoop der heerlijkheid door de Staten van Drente. In 't algemeen. 81. Brieven ingekomen bij Mr. J van Lier, ontvanger-generaal van Drente, betreffende de beleening van bezitters van leengoederen behoorende tot de heerlijkheid Ruinen. 1768/69. 1 omslag. NB. Mr. J. van Lier trad op voor den drost, leendrager der heerlijkheid namens de Staten van Drente. Vergel.ook N°. 9. 82. Publicatie van den drost A. C. graaf van Heiden, namens Drente leendrager der heerlijkheid Ruinen, houdende oproeping van alle onder de leenkamer der heerlijkheid behoorende vasallen, om zich in de eerste 14 dagen van Juni 1769 te doen beleenen met de door hen van de heerlijkheid in leen behouden goederen. 1769. 1 omslag. NB. Aanwezig zijn: a. de minute; 6. 1 ongeteekend exemplaar ; c. 5 gezegelde en geteekende exemplaren, waarop aanteekening dat ze zijn gepubliceerd resp. te Borne, Yhorst, Ruinerwold, Staphorst en Zuidlaren. Goederen in 't kerspel Ruinen. 83. Volmacht van J. G. Oosterhuis c s. op H. W. Camerlingh, schulte te Ruinen, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken van Leffert Roelofs met 4/s in 2 veldgerechtigheden in 't veld achter Oldenhave. 7 Juni 1769. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 51. Dit goed was door J. G. Oosterhuis c. s. aangekocht van Kourt Wikkel c. s., en door laatstgenoemden in openbaren verkoop op 16 Maart 1737 aangekocht van H. W. Camerlingh, schulte te Ruinen. Goederen in 't kerspel Oosterhesselen. 84. Minuteele acte van beleening van Mr. C. W. Ellents, voor zijne echtgenoote G. Oldenhuis, met een gedeelte van den „trecktiende te Gees, en van toestemming tot 't bezwaren daarvan met een lijftocht. 24 Augustus 1770. 1 omslag. NB. Zie regest N°. 57. Hierbij een concept voor dezelfde acte. Met dit erf was wijlen L. Oldenhuis 't laatst beleend op 4 Febr. 1763. Goederen in 't kerspel Borne. 85. Volmacht van O. ten Cate op J. F. Hein, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't erf Holscher in de marke van Senderen. 7 Augustus 1769. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 53. Met dit erf was O. ten Cate beleend op 25 Maart 1764 (Inv. N°. 68). 86. Volmacht van G. Koster EoB.zoon op J. F. Hein, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met 't erf Storksel in 't gericht van Borne. 7 Augustus 1769. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 54. Met dit erf was hij beleend op 24 December 1759. 87. Stukken betreffende de beleening van Gabbiel ten Cate met 't erf Bekkink in de marke van Senderen. Augustus 1769. 1 omslag. NB. Zie de regesten Nos. 55 en 56. Met dit erf was wijlen Gerrit ten Cate 't laatst beleend op 25 Maart 1764 (vergelijk ook Inv. N°. 70). Goederen in 't kerspel Staphorst. 88. Volmacht van A. Egberts op H. W. Cameblingh, schulte te Ruinen, om van den heer van Ruinen beleening te verzoeken met een botertiend op Staphorst in 't Bullinger slag. 9 Juni 1769. 1 stuk NB. Zie regest N°. 52. Met deze boterpacht was hij beleend op 24 Maart 1764 door den markies van Hobnsbroeck (vergelijk ook Inv. N°. 80). 2. Stukken betreffende 't beheer van goederen door den heer van Ruinen niet in achterleen uitgegeven. 89. „Tiende-register to Runen et alia Runensem dominum „et universitatem concernentia". — „Memoriën van den jaerlicxen „t end en mijnen heeren van Ruinen thobehoirende". c. 1510. 1 stuk. 90. Lijst van rogge en haver, (in 1508), 1509 en 1510 opgebracht ten behoeve van den heer van Ruinen; met aanteekening van twee door dien heer in 1510 gedane beleeningen. (c. 1511). 1 stuk. 91. „Teendregister der van Dickninge, so die to Runen heb„ben." „NB. Hierin is mede ahnwijsing van mijnen tijenden „toe Ruijnen ende Pesse". — Lijsten der tienden behoorende aan de abdij te Dikninge en aan Johan van Ruene. 1576. 1 stuk. NB. Een der lijsten draagt tot titel (van de hand des landschrijvers Heymrich van Rosstjm?) „Dit sin die acker dar Johan „van Rdene den tenden aver hefft to Pesse", waaruit — in verband met de omschrijving in den tekst aangehaald — kan volgen, dat 't stuk in 't bezit is geweest van genoemden J. v. R. Het stuk is dan ook blijkens eene aanteekening van den rijksarchivaris Mr. S. Gkatama afkomstig „uit O. I. Ruinen B. 2. Vroeger „vereenigd met I A 46, IVa, 1578 en IVc." 92. „Staat off overslag van de revenuen der goederen geleege „in de vrije heerlykheyt Ruynen en de landschap Drenthe, ge„hoorende alle aan den huysen te Ruynen; getrokken uyt het „origineele boek beginnende met den jaare 1653." (na 7 Juni 1741). 1 stuk. NB. Dit stuk is in dorso gemerkt achtereenvolgens 109, 205 en 56*. 93. Acte, waarbij Roeloff van Laer die jonghe ten behoeve van Gheekt Baetolts eene jaarrente van 1 vierendeel pacht- 3 boter vestigt op 't door hem bewoond goed in Buddingwolde. 1480. 1 charter. NB. Zie regest N°. 7. 94. Acte van verhuur door den heer van Ruinen Bherent van Monster aan Zeijno Wolffs c. u. van de hofstede Gructeringe, in de Oesterstrate in de heerlijkheid gelegen. 1517. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 10. 95. Afschrift der huur-acte d.d. 1485, waarbij Roloff van den Cloester en Roloff van Laer die jonghe van Symon Polman huren de hofstede Habeldinge in de heerlijkheid Ruinen. 1693. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 8. Het doel van dit stuk is niet bekend, evenmin of de hofstede reeds in 1485 in achterleen werd uitgegeven. De oudst-bekende uitgifte is dd. 1518, daags na Invencio Crucis, door Bekent van Munster op Helmich Polman na overlijden van zijn vader Symon Polman (vgl. Nos. 5 en 50 en Nieuwe Drentsche Volksalmanak voor 1889, blz. 230 noot 2). Vergelijk ook N°. 53. 96. Acte van aankoop door Wijrich van Bernsaw van de rechten van Hijlbert Roleffs op een door dezen van Drente gehuurden molenberg. 1642. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 20. 97. Overeenkomst tusschen Henrick Monster Wilhelm von Bernsaw, heer van Ruinen, en Geerdt Haffem&n omtrent de afbraak en den opbouw van 's heeren bouwhuis en turfschuur. 1646. 1 stuk. NB. Zie regest N°. 21. V. Stukken betreffende de bemoeiingen der heeren met het bestuur der heerlijkheid. 1. Landrechten, willekeuren en voorschriften uitgevaardigd door of met medewerking van de heeren. 98. Afschrift der willekeur d.d. c. 1407, vastgesteld door de ingezetenen van Ruinen met medewerking van Johan heer van Ruinen, Euert Ghysynqe, Harmen Polman Croesken en broeder Helpryck hofmeester te Ruinen. (16de eeuw). 1 stuk. NB. Johan was heer van Ruinen van 1402—1411. In dorso van 't stuk staat „allerhande breve, de hyr gellegen hebben op „den dys, die hebbe ick hyryn gedann". 99. „Copia uth den lantbrieff van de Wolden, onder die heer„licheit van Rhuynen geseten". — „Copie die lantbreff van die „rechten ind herlickheit Ruinen up Wolt". — Afschrift van het landrecht voor Budding- en Haakswolde d.d. 1428 (laatst 16de eeuw). 1 stuk. ÏOO. Proces-verbaal van de weigering der ingezetenen van 't schuitambt Budding- en Haakswolde om den eed af te leggen aan Hendrik Münster Wilhelm van Bernsauw heer van Ruinen, aan wien zijn vader Wijrich von Bernsauw de heerlijkheid had afgestaan, en om mede te werken aan de dringend-noodige herziening van 't landrecht. 1649. 1 stuk. NB. Het stuk is blijkens 't onderschrift een door den schulte gewaarmerkt gelijktijdig uittreksel uit 't protocol. Waar 't in den tekst vermelde plaats vond op de goorspraak te Ruinen, zal daarmede zijn aangewezen 't (nu verloren) protocol van het verhandelde op de goorspraken te Ruinen. ÏOI. „Die bouluiden tot Rhunen contra die coeters aldaer."— Minuteele ordonnantie op 't gebruik der marke en meente te Ruinen, vastgesteld door .de gemene boulueden ende coters" en goedgekeurd door den heer van Ruinen. 19 Mei 1561. 1 stuk. 102. „Copie wt de buirsedell van Runen; den principaell bjj „een geheell olde handt geschreven." — „Willkeur tusschen de „heere en de gemeine bour van Rhunen. N°. 10", vastgesteld door de ingezetenen en goedgekeurd door den heer van Ruinen. 1593. Met een afschrift daarvan. 1 omslag. NB. 't Stuk is gewaarmerkt door den schulte te Ruinen C. Kiste. In het afschrift van 't afschrift is de voornaam van den schulte voluit geschreven; het dagteekent dus waarschijnlijk uit een tijd, toen de herinnering aan den schulte nog bestond, en dus uit het begin den 17de eeuw. 103. Minuteel voorschrift van den heer van Ruinen, bepalende dat geërfden of buren ledige erven met gebruik der meente mogen verhuren, doch op voorwaarde, dat de meente slechts beweid worde met beesten van eigen stal. (c. 1600?). 1 stuk. NB. De heer van Ruinen gaf dit voorschrift naar aanleiding van een geschil „vor langhen jharen" tusschen Herman van Iselmüiden en de buren van Ruinen. 104. Afschrift eener publicatie d d. 14 Augustus 1613 van den heer van Ruinen ter voorkoming van brandgevaar en op 't luiden van de brandklok. 1613. 1 stuk. NB. Onder 't stuk is later aangeteekend, dat op 1 Sept. d. a. v. Gheht Arentz zonder noodzaak de brandklok trok, waarvoor hij beboet werd. 105. Request van „die vijf zwaren vandt schuldtampt Ruinen" aan den heer van Ruinen Hendbick van Monster tho Till, om te beslissen, of het aan verschillende plaatsen in Ruinen verbonden weiderecht vatbaar is voor splitsing en op oorspronkelijk niet-gerechtigde plaatsen kan worden overgebracht. Met ongeteekende apostille d.d. 23 Februari 1630, waarbij den gezworenen wordt opgedragen, bewijs te leveren van een door hen geposeerde zaak, naar aanleiding waarvan de twistvraag werd geboren. 1630. 1 omslag. NB. Hieraan is gehecht een ongedagteekende verklaring van Bartolt Loelefs, dat hij zijn „suager" Roelof Jans en zijne dochter in het vorig jaar in plaats van een koe een jong paard heeft gegeven. 106. Minuteele resolutie van de geërfden te Ruinen betreffende het turfgraven, de beëediging der „swaren", de integriteit van de meente en de betaling van contributie. 24 Januari 1637. 1 stuk. 107. Minuteele ordonnantie van den heer van Ruinen op het „schwoerambt". 2 Februari 1637. 1 stuk. NB. 't Stuk is bestemd geweest om te worden gepubliceerd, en is onderteekend door Wirich van Bernsaw. 't Heeft echter onderscheidene wijzigingen en aanvullingen. Hierbij een concept van denzelfden datum van een kortere gelijksoortige ordonnantie. 108 Minuteele resolutie van de „edelen ende geëröden inge„sethene" van Ruinen, omtrent de bestemming van de in de meente aangemaakte landen, de bezoldiging van den schoolmeester en de beëediging der „schwaren". 31 October 1637. 1 stuk. NB. Voor 't laatste punt wordt verwezen naar de resolutie d.d. 24 Januari 1637 (Inv. N°. 106). 109 Minuteele „Ordinantie ende settinge voor die schwaren „tot Rhunen over stuck vant schutten ende lossen van die bestalen en anders"; vastgesteld door den heer van Ruinen (o. 1640?). 1 stuk. NB. Oorspronkelijk was het stuk gedagteekend op 22 Mei 1633. Later zijn echter, blijkbaar ten tijde van Wirich van Bernsaw, wijzigingen erin aangebracht en is de datum doorgehaald doch niet vervangen. 1ÏO. Minuteele ordonnantie van den heer van Ruinen ter aanvulling van de ordonnantie d.d. 19 Mei 1561 (Inv. N°. 101) en de oude willekeur (Inv. N°. 102). (c. 1640?). 1 stuk. 111. „Ordonnantie hoe het op Ruijner marckt, Sandtgange ge„noembt, op Victoris binnen Ruijnen gehouden wordende, sall „v oor der s gehouden worden". — „Ordonnantie van heere Wijrich „van Bernsaw, heere to Rhunen, hoe het op Rhuner marckt, „Santgang genaerapt, voirders sal worden gehouden, de A°. 1644 " „N°. 22." — „Condijttijen van Rhunder meerckt", 19/29 September 1644. 1 stuk. 112. „Ruyner torffgraeven. A°. 1688." — Minuteele willekeur op het graven van turf, vastgesteld door de markegenooten van Ruinen. 1688. 1 stuk. NB. Deze willekeur werd voorloopig alleen voor liet loopende jaar (1688) vastgesteld, opdat men intusschen tot de scheiding der venen zou zijn overgegaan, 't Stuk is van de hand van den landschapssecretaris L. Nijsingh. 113. Concept-bevelschrift van den drost A. C. graaf va.n Heiden, als leendrager der heerlijkheid Ruinen, aan de schuiten te Ruinen en Ruinerwold tot het ijken der maten en gewichten; met daarover van den schulte te Ruinerwold ontvangen missive April 1771. 1 omslag. 114. (Minuteele?) opdracht van den drost S. P. A. va.v Heiden, als vertegenwoordigend heer van Ruinen en Ruinerwold, aan de schuiten te Meppel, Ruinen en Ruinerwold tot het nauwkeurig toezien op overtredingen met betrekking tot het vervoer van wild, met volmacht om zoo noodig elkander te vervangen Üctober 1777. 1 stuk. NB. Het stuk is geteekend door den drost. 115. „Papieren rakende de administratie der justitie etc. in „de heerlijkheid Ruinen. A°. 1768." „11*". — Authentiek afschrift van het besluit van Drost en Gedeputeerden d.d. 21 Maart 1768, vaststellende een bestuursreglement voor de heerlijkheid Ruinen 1768. 1 stuk. NB. Volgens het reglement was aan den drost van Drente, als vertegenwoordigend heer van Ruinen, opgedragen de zorg en het toezicht op het bestuur, zoowel in het administratieve als in het rechterlijke; in verband daarmede ontving hii dit afschrift. Vergel.: Inventaris oude Staten-archieven v.Drente, N01.1214—1216. 2. Stukken betreffende de aanstelling en bezoldiging van ambtenaren in de heerlijkheid. 116. Afschriften der acten van aanstelling door Willem prins van Oranje, als erfstadhouder, van Mr. C. Kniphohst en Mr. W. H. Ebkenswijk tot schulte resp. te Ruinerwold en te Ruinen, en van de processen-verbaal hunner eedsaflegging. 1770, 1771. 1 omslag. NB. De acte van aanstelling van Mr. Kniphorst is door hem zelf afgeschreven. Op de acte van aanstelling van Mr. Krkenswijk komt ook nog voor afschrift der opdracht door den erfstadhouder op den drost van Drente tot het beëedigen van den nieuwen schulte. Het proces-verbaal van diens eedsaflegging is door den drost A. C. van Heiden geschreven. 117. „Copie-resolutie van het college omtr. een vast tractement „toe te leggen aan de gerichtschrijver te Runen, 6 October 1778; „benevens missive daarover aan Sijn Hoogheid afgesonden 19 „Juny 1779, en copie antwoord van Sijn Hoogheid lecta 3 Aug. „1779." 1779. 1 omslag. NB. Op het afschrift van den brief aan den stadhouder is door den drost van Drente S. P. A. van Heiden, vertegenwoordigend heer der heerlijkheid, aangeteekend: „Dese per abuis in 't jaar 1778 „zijnde nagelaten te versenden, is de expeditie daarvan op den „19 Junij 1779 geschied." Vergelijk Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1219. Deze afschriften zijn vervaardigd voor S. P. A. van Heiden. 3. Stukken betreffende belastingen. 118. Stukken betreffende het verrichte door den heer van Ruinen Wirich van Bernsaw heer tot Bellinghoven ter oplossing van 't geschil tusschen de bouwlieden en de keuters te Ruinen over de verdeeling der op te brengen contributie. 1633—1637. 1 omslag. NB. Alleen zijn aanwezig stukken d.d. 1633 en 1637. Versreliik in Inventaris oude Staten-archieven van Drente, N°. 1723. 11». „Ruyne grondschattinge, 1642. 1642, voor mijnheer van „Ruynen —„Angevinge ende annotatie van erven landen, huijzen „ende andere vaste goederen int carspel van Ruyne, sooals die„selve sijn geestimeert den 22 Martij 1642 ende die volgende „daegen." 1642. 1 stuk NB. 't Stuk is in dorso gemerkt N°. 35. 4 Stukken betreffende kerkelijke zaken a Stukken betreffende 't onderhoud van de kerk of de pastorie te Ruinen. 1<£0. Minuteel antwoord van den heer van Ruinen Henrich van Monster to Till aan de vrouw van 't convent te Dikninge Eüphemia van Langen, dat hij verplicht is zoowel recht te verschaffen aan heer Steven als aan den predikant, dat hem de rechtspraak in dezen toekomt en door den recesbrief niet is ontnomen, dat t in verband met 't geschil gelegd arrest wettig is, en dat hij het dus niet kan opheffen. 26 Maart 1601. 1 stuk. 121. Afschrift van het protest dd. 16 Sept. 1602, door de vrouw te Dikninge Eufemia van Langen met hare jufferen ingediend bij den schulte te Ruinen, tegen het op verzoek der ingezetenen en kerspellieden van Ruinen gelegd arrest op goederen van het convent, wegens 's convents weigering om bij te dragen in de herstellingskosten (van kerk of pastorie?). 1602. 1 stuk. NB. Het afschrift werd door den schulte te Ruinen gewaarmerkt op 18 Sept. 1602. 122. „Die karken-goederen, en wat dieselve in den iaere ,1683 rendieren". 1 stuk. NB. In dorso staat onder de opgave „Dit sijn geheel die „karken-opkomsten tot Ruynen"; in 't stuk worden genoemd opkomsten te Meppel enz.; daaruit volgt dus, dat het in den tekst genoemde stuk eene lijst is niet van de inkomsten uit Ruinen van een of andere kerk, maar van de inkomsten der kerk te Ruinen. Staat deze lijst misschien in verband met de besprekingen omtrent de bewaring der rechtstitels en den verkoop van kerkeen pastorie-goederen, ter belegging in landschapsobligatiën, door de synode van Drente op 4 Juni 1683 gehouden? b. Stukken betreffende de uitbetaling van het predikants-tractement te Ruinen en de emolumenten van dien predikant. 138. Verzoekschrift van Antonis Polmann, als bezitter van Nijenhave, aan den heer van Ruinen Hindrich van Munster, om hem tegenover Engelbert Gertz te handhaven in 't bezit van eenig hooiland en mede te werken, opdat hij aan genoemden Engelbert, als beheerder der St. Catharina-vicarie te Ruinen, niet meer behoeve op te brengen dan in den stichtingsbrief d.d. 1375 wordt gevorderd. 1 Juli 1600. 1 stuk. NB. Waarschijnlijk was het eerste punt in kwestie een gevolg van het geschil over 't tweede. 124. Antwoord van Hinrick van Munster aan zijn „vetter" Johann Ouinck over de verhuring van zijne hooilanden te Ruinen en te Echten, de erven Wullueringe en Kinssinghe, Lanssinge-maithe en 't „lijnlandth''; met verklaring, dat wat hem betreft de oude pastoor te Meppel de kerk te Ruinen nog een paar jaren mag behouden. 18 Maart (15)84 N. S. 1 stuk. NB. Met ondergeschreven verklaring van den schulte te de Wijk, A. van Isselmuden, dat jonker Tomas Ouinck op 14 Maart 1622 dezen brief aan 't gerecht te Echten vertoonde en onder eede verklaarde, dat hij onderteekend was door zijn voorvader. 125. Vonnis van drost en 24 etten in zake den rentmeester van het stift Dikninge Gerhard Struijck tegen den heer van Ruinen Henrick van Monster, betreffende 't arrest op 50 mudden rogge en 4 mudden „moltsaet" van genoemd stift, — waarbij zij hunne uitspraak d.d. 3 Juni 1622 voor definitief verklaren. 12 Mei 1623. 1 stuk. NB. 't Stuk is voor boven links gemerkt „F". 126. „Verclaringe" van Drost en Gedeputeerden, in zake den rentmeester van 't stift Dikninge Gebhard Struuck tegen den heer van Ruinen Henkick van Monster, dat eerstgenoemde zijne vordering bij libel moet aanbrengen en verweerder binnen 3 weken antwoorden. 21 November 1623. 1 stuk. 127. „Recepisse offte inventarium van de besegelde brieven „ende registern, der wehme offte pastorie alhier tott Ruine com„peterende , aan den heer van Ruinen te zijner ontheffing afgegeven door den predikant aldaar Johannes Rusius. 18 November 1623. 1 stuk. 128. „Nomine classis in saken Joh. Rusij, den weledelen etc. „heren van Ruine ende den samptlicken edelluiden ende voll„machten der gemeente ende des carspels van Ruine, omme „darin na behoren ende vermogen to remedieren, vorgestelt ende „overgegeven. 1625". — Verbaal van het onderzoek door gecommitteerden uit de classis (Meppelana) naar de bezwaren, die Johannes Rusius predikant te Ruinen ontmoet, en de middelen waardoor zij kunnen worden opgeheven. 1625. 1 omslag. NB. Hierbij eene „ Anteiekeninge, so van 't gene noch bij die „pastorie alhijr tot Ruijne in de böringe is, alsse oock van tgene „daervan vervrembdet is", gemerkt C, blijkbaar de „verschri„vinge" in 't verbaal genoemd. 129. Missive van Joannes Rusius, predikant te Ruinen, aan den heer van Ruinen Hendrick van Monster, verzoekende hem van de 3 mudden rogge, die hem nog uit Kinsinge-erve toekomen, reeds terstond 1 mudde te doen uitreiken. 18 October 1631. 1 stuk. 130. Request van Johannes Rusius, predikant te Ruinen, aan den heer van Ruinen "Wirich van Bernsaw, verzoekende opdracht aan de keuters, hem en zijn meier vrij te stellen van omslagen enz. en te doen genieten van 't medeweiden en turfgraven op de meente. 1638. 1 stuk. NB. De bijlage(n) is (zijn) verloren. Het stuk bevat 2 apostillen: a. bevel van den heer van Ruinen om 't stuk aan de keuters te beteekenen; en b. verklaring dier beteekening. c. Stukken betreffende den bouw eener school te Ruinen. 131. Stukken betreffende den bouw eener nieuwe school te Ruinen op kosten van den heer van Ruinen Wirich van Bernsaw tot Bellinghaven en Mantgem. 1645—1648. 1 omslag. d. Stukken betreffende het schoolmeesters-tractement te Ruinen. 132. Stukken betreffende de vernietiging door den heer van Ruinen Wijrich van Bernsou en door Drost en Gedeputeerden van de verhuring der pastoriegoederen van Ruinen door den predikant Johannes Rusius aan Ahrent Geers. 1637. 1 omslag. NB. Ruaius had de goederen verhuurd tegen betaling van 500 gld. 's jaars aan den predikant en uitkeering aan den schoolmeester van diens tractement. 133. Stukken betreffende de medewerking van den heer van Ruinen Wirich van Bernsaw ter oplossing van 't geschil tusschen den schoolmeester Arent Wilms met de ingezetenen en den predikant Johannes Rusius over de weigering van den laatste, den schoolmeester diens tractement uit te keeren. 1637— 1640. 1 omslag. NB. Hierbij afschrift van een besluit van Drost en Gedeputeerden d.d. 11 Dec. 1630, waarbij zij het schoolmeestersambt te Ruinen confereeren aan Beknabdüs Blanckebyll, misschien voor deze kwestie vervaardigd. 134. Stukken betreffende de medewerking van den heer van Ruinen Wirich van Bernsaw ter oplossing van't geschil tusschen den schoolmeester Arent Wilms met de ingezetenen en den predikant Johannes Rusius over de weigering van den laatste, den schoolmeester het hem in 1640 toegezegd tractement uit te keeren. 1643. 1 omslag 185. Afschrift van den brief, waarbij de heer van Ruinen Wirich van Bernsaw met den predikant en de ouderlingen tot schoolmeester en (hulpprediker) aldaar beroepen Deodatus Carolus Neander s. theol. cand., onder belofte hem een behoorlijk tractement te zullen geven. 6/15 Mei 1646. 1 stuk. 13H. Nadere overeenkomst betreffende de bezoldiging van den schoolmeester te Ruinen ter vervanging van de (in afschrift aanwezige) overeenkomst dd. 24 April 1643, met goedkeuring van den heer van Ruinen Wirich van Bernsaw gesloten tusschen den predikant Jo^nnes Rusiits en de ingezetenen van Ruinen. 1648. 1 omslag. e. Stukken betreffende de vaststelling enz. van 't predikantstractement te Blijdenstein. 137. Attestatij van per predicaten to Blidensteen „de anno 1602 den 23 Julij." — Verklaring van den predikant te Blijdenstein Melchior Arnhem omtrent de bezwaren (van geldelijken aard), door hem sedert zijn beroep dd. 23 Juli 1602 ontmoet, (na Mei 1603). 1 stuk. 138. Overeenkomst tusschen de „gemeente vant Wolt" (op bevel van den heer van Ruinen) en den beroepen predikant aldaar Bartoldus Pauli, houdende vaststelling van diens bezoldiging. 29 April 1607. 1 stuk. 13». „Schrijvent van Bartholdo Pauli ahn die here van „Ruijnen" en den schulte en de twaalven, verzoekende uitreiking der hem beloofde registers van pastorie-goederen en herstel der pastorie en der kerk. 30 Augustus 1608. 1 stuk. 14© Afschrift der scheidsrechterlijke uitspraak dd. 19 Mei 1566 in 't geschil tusschen den pasmoor Johan van Vollenhoe met de collatoren der kerk te Blijdenstein en de gevolmachtigden van dat kerspel, over 't recht van den eerste tot het ontvangen van „clocksaet" en „hoersaem" voor 't klokluiden en tot het houden van duiven, mits hij de kerk onderhoude. 21 Januari 1637. 1 stuk. NB. 't Stuk is „pro copia ex copia extracta" uitgegeven door W. Olffkn „praetor'' in Budding- en Haakswolde. 141. Brief van de classis (Meppelana) aan den heer van Ruinen Hendrick van Munster, vragende zijne voorziening, opdat 't kerspel van Buddingwolde betale de bijdrage voor 't predikantsweduwenfonds en deze betaling niet legge op de schouders van den predikant. 18 October 1624. 1 stuk. 5 Stukken betreffende de administratie der justitie. a. Op de goorspraak. 142. Minuteele volmacht van den heer van Ruinen W. A. markies van Hoensbroeck op den gerichtschrijver B Kiers tot het houden eener goorspraak. 4 Februari 1704 1 stuk. 1455. Missive van den gerichtschrijver Mr. C. Kniphorst aan den drost S. P. A. graaf van Heiden, verzoekende, onder toezending van (nu verloren) informatiën, machtiging tot het arresteeren van Roelof Coops wegens geweldpleging tegen den pander. 9 April 1777. 1 stuk. 144. „Afrekening der Runer- en Runerwoldsche boetens, gefloten den 28 Oct. 1777." - „Afrekening van de sch(ulte) „Kniphorst over Runen, 9 Oct. 1778." — „Afrekening van „de sch(ulte) Kniphorst over de boetens in de heerlikheid, „7 Octob. 1779." — Rekeningen, met bijlagen, door den gerichtschrijver Mr. C. Kniphorst afgelegd aan den drost S. P. A graaf van Heiden, als qq. heer van Ruinen, wegens door hem ontvangen boeten van op de goorspraken behandelde zaken en door hem ter zake betaalde onkosten over 1776—1779. 1777/79. 1 omslag. NB. Hierbij afschrift eener opgave van boeten, ontvangen op de goorspraken te Ruinen en Ruinerwold op 13 en 14Nov. 1770. Mr. C. Kmphorbt werd in 1782 schulte van Meppel c. a.; van ongeveer dien tijd dagteekenen dus de opschriften. b. Buiten de goorspraak. 145. Concept-missive (van den heer van Ruinen) aan den Raad van State ter begeleiding der informatiën, te Meppel genomen in zake oen doodslag aldaar van een ingezetene der heerlijkheid, vermoedelijk door militairen uit Steenwijk. 1671. 1 omslag. NB. t Concept is van de hand van den landschapssecretaris W. Sichterman. Hij zond daarbij aan den heer van Ruinen (den drost van Bernsaw) tevens een net-exemplaar der missive, blijkens een inliggend briefje. Het net-exemplaar is echter hierbij nog ongeteekend aanwezig en dus niet verzonden. 146. Afschrift van het verhandelde bij A. C. graaf van Heiden, als qq. heer van Ruinen, in zake Roelof Lambebts Haetmans tegen Bartelt Nookthüys, over het niet nakomen eener huurovereenkomst. 1771. 1 stuk NB. 't Afschrift is niet gewaarmerkt. Deze zaak is niet voor 't landrecht behandeld. VI. Stukken van particulieren aard afkomstig van de heeren van Ruinen. 147. Acte van opdracht door Johan heer van Ruinen aan zijne vrouw Zweder van zijne roerende goederen en kleinoodiën (en zijn goed) te Oldenhave. 11 November 1375. 1 charter. NB. Zie regest N°. 2. 148. Missive van Hinrick van Munster aan zijne „schweegerin" Anna van Spanien weduwe van Haftten, vrouwe te Herwijnen, Haeften en Hellauw, over het beheer zijner goederen te Herwijnen en te Ophemert. 18 Maart (15)78. 1 stuk. 149. Minuteeie missive van Hendrik van Munster aan zijn broeder verzoekende diens meening omtrent het huwelijksaanzoek van Dieterich Qüakde van Bullisheim voor zijne dochter Johanna. (o. 1600?). 1 stuk. 15©. Afschriften van den leenbrief d.d. 1605, waarbij Johann heer te Groesbeck en zijn vrouw Anna van Hillen beleend worden met het goed de Maasakker, 't goed te Appeltern, den kamp van „Ouermehr," den „Moellenkamp" en de Tuut c.a., een en ander gelegen tusschen Maas en Waal. (c. 1605). 1 omslag. NB. Zie regest N°. 19. Aanwezig zijn: een gelijktijdig afschrift en een afschrift daarvan. 151. Missive van Rolof van Echten tot Echten aan Henderick. van Monster tot Thijl heer van Ruinen, dezen met zijn familie noodigend op het doopmaal voor zijn zoon. 30 Augustus 1618. 1 stuk NB. Op dit stuk is aan de keerzijde der noodiging geschreven de repliek van Hendrik van Munster bij den Raad van State tegen den hopman Joest Polman, die beweert van de Staten van Drente, als opvolgers van 't convent te Dikninge, gekocht te hebben het recht om een windmolen te bouwen te Ruinen, 18 Oct. 1619. Onder dit stuk schreef (H. van M.?) „Aengaende die „moele to Runen gesettet ende wat deswegen fur die beren Raden „van State is ingebracht hinc inde." 152. Aanstelling en instructie van wege Drost en Gedeputeerden voor Johannes Rusids, predikant te Assen, tot visitator der classis Rolde 19 Oct. 1620. 1 stuk. NB. J. Rusius was van 1623—1654 predikant te Ruinen (Romein, De Hervormde predikanten in Drenthe, blz. 217). Aangezien hij in den beginne door den heer van Ruinen uit de kerk werd geweerd, kan het stuk aan den heer zijn vertoond en bij hem zijn verbleven. 153. Insinuatie van den publieken notaris Wilbrandus Olffen aan den landschapssecretaris J. Struuck, houdende aanteekening van appel door den heer van Ruinen tegen 2 sententiën, door Drost en Gedeputeerden i.d. 20 en 22 November 1633 te zijnen nadeele gewezen in zijn proces met Jan Bouschultk. 18 December 1633. 1 stuk. NB. Het proces handelde over het niet-aangeven van ontvangen bier door den heer van Ruinen. B. ARCHIEF VAN HET LANDRECHT. VII. Stukken afkomstig van het landrecht. 13>4i Minuteel verbaal van het verhandelde op het landrecht in de heerlijkheid Ruinen. 28 April—1 Mei 1645. 1 stuk. NB. Achter het verbaal is nog geschreven: a. het verbaal eener comparitie van crediteuren van Jan Peters Jans en de toewijzing door den heer van Ruinen hunner vorderingen uit de opbrengst van het bij executie verkochte huis van den schuldenaar, 14 Mei 1645; NB. 'tStuk is geteekend door W. Olffenn, schulte van 't Woldt (Ruinerwold). Vergelijk 't in den tekst geno ad verbaal fol. 10. b. eene kwijting voor den schulte van 't Woldt (Ruinerwold) door Regnerus Bartholdy wegens zijn aandeel in den onder a genoemden executorialen verkoop, 14 Mei 1645; c. eene uitspraak door 2 gecommitteerden uit de twaalven en den schulte van 't Woldt (Ruinerwold) in 't proces tusschen Jan Stellinck en de weduwe van Wolter Jans over 't nietaccepteeren van een koop, 24 Juli 1645; NB. Deze uitspraak is geteekend door den schulte en de 2 gecommitteerden, en geschiedde ingevolge sententie van den heer en de twaalven van Ruinen dd. 1 Mei 1645 (vergelijk het in den tekst genoemde verbaal fol. 7). Het laatste (halve) folio vermeldt de namen der twaalven kerspelsgewijs. Het stuk is afkomstig uit verzameling N°. 26 (P. A. Derks, te Havelte) en is genoemd onder N°. 7 van het „Chronologisch „register der voornaamste stukken en bescheiden over de driehonderdjarige waterkwestie in de gemeente Ruinerwold „door P. A. Derks." 4 15». „ Acta op de landrechte van de vrije heerlijkheid Ruinen en Ruinerwold, 1719—1759, 1" en ... 1762—1787, 2." — Protocol van 't verhandelde bij den heer en op het landrecht in de heerlijkheid Ruinen over 17 Nov. 1713 —1787 Oct. 10; metalphabetische indices. 2 deelen. NB. Het lste deel bevat afschrift van: a. de door den heer op (in uittreksel medegedeelde) requesten in bestuurs- en rechtszaken verleende apostillen en de van hem uitgegane publicatiën en vonnissen over 17 Nov. 1713—1726 Sept. 6, — b. een vonnis van gecommitteerde twaalven dd. 1 Dec. 1714, — c. door 't landrecht geapostilleerde requesten sedert 12 Dec. 1719; — en't verhandelde op't landrecht sedert 12 Dec. 1719. Ook een enkel advies van rechtsgeleerden wordt gevonden. Het alphabetisch register in het lste deel is geschonden. Het 2de deel is na den aankoop van de heerlijkheid door Drente vervolgd over 1771—1787. Wellicht ontbreekt een 3de deel over 1787—1795. Voor in het 2'Je deel is afgeschreven de acte van aanstelling van Mr. H. W. Camerlingh tot gerichtschrijver d.d. 24 Nov. 1768. 156. Sententie, door den heer van Ruinen bij provisie gewezen, in het proces tusschen de Ooster- en Wester-geërfden van „Claes Jan Hilbers-landt' over den eigendom eener waterleiding (11 of 17 Juli 1651). 1 stuk. NB. Vergelijk 't minuteel verbaal van 't landrecht, vermeld onder N°. 154. 't Stuk is geteekend door W. Olffenn, schulte te Ruinerwold. In dorso staat: „Dese sententie hebbe ick Hendrick Andries „selffs van onses schults huys gehaelt den 4 Augusti, anno 1651." 't Stuk is afkomstig uit verzameling N°. 26 (P. A. Derks, te Havelte), en is vermeld onder N°. 11 van 't „Chronologisch regis„ ter der voornaamste stukken en bescheiden over de driehon„derdjarige waterkwestie in de gemeente Ruinerwold.... door „P. A. Derks." Deze vermeldt in genoemd werk als datum van 'tstuk 17 Juli 1651; in het archief der marke van Ruinerwold (bewaard in 's rijks archiefdepöt in Drente) is een afschrift van 't stuk aanwezig volgens 't welk de sententie van 11 Juli 1651 zoude zijn. Den heer van Ruinen was bij beschikking van het landrecht d.d. 17 Juni 1651 opgedragen eene voorloopige beslissing te geven. 157. Verklaringen van Rychakdt Ketel en .T. Struuck Steenfsargen omtrent hunne bereidwilligheid, te geschikter tijd acten af te geven van een op verzoek van den heer van Ruinen gelegd arrest en van den termijn van betaling aan dien heer van kooppenningen spruitende uit een gerechtelijken verkoop. 1646. 1 stuk. NB. R. Ketel was in 1646 schulte te Diever-Wapserveen, J. Struuck Steenbargen schulte te Havelte. Wellicht betroffen beide verklaringen éénzelfde zaak. Het blijkt niet, of de heer hier in kwaliteit of als particulier optrad. 158. Stukken betreffende processen, behandeld voor 't landrecht in de heerlijkheid Ruinen 1739, 1751. 2 dossiers. NB. Aanwezig zijn : a. processtukken in zake Willem van Leemel te Meppel tegen Derk Cock te Ruinerwold, over schadevergoeding wegens verwonding, 1739; NB. De stukken zijn resp. gemerkt : in dorso „n". 1" en in margine „L."; in margine „O"; en in margine „V". Volgens aanteekening van den rijksarchivaris Mr. Gratama zijn ze afkomstig van de arrondissements-rechtbank te Assen. Vergelijk 't protocol van het landrecht (Inv. N°. 156) dl. 1. bladz. 186 en 239. b. processtukken in zake Jan Jacobs tegen Wii.lem Geerts te Ruinerwold over opzegging der huur van een huis c. a. te Ruinerwold, 1751; NB. Volgens aanteekening van den rijksarchivaris Mr.Gratama zijn de stukken afkomstig uit verzameling N°. 7 (Mrs. J W. en P. D. Kymmell, te Utrecht en te Leeuwarden). Zij behooren echter blijkens de aanteekening van den gerichtschrijver op de stukken: „Geëxhibeert C. W. Ellents", tot het archief der heerlijkheid. Vergelijk 't protocol van het landrecht (Inv. N°. 155) dl. 1. bladz. 372. 159. Afschrift van informatiën, op 9 Augustus 1777 ingewonnen door den gerichtschrijver van Ruinen, omtrent het zich ophouden van Lumme Jans in de heerlijkheid. 1777. 1 stuk. NB. Lumme Jans was op 23 Oct. 1773 voor den tijd van 10 jaren uit de heerlijkheid en uit Drente verbannen (Protocol van 't landrecht (Inv. Nü. 155) dl. 1, bladz. 225). Regesten lijst. 1. 1B53, October 31. Johan van Welevelde verklaart ontvangen te hebben van Johan van Rvne „in broder-scedinghe unde in denstmanne-stat" den hof te Welevelde, dat Luttike Huiscore, dat Storkeslo, 1t huis tor Beke, 't huis tor Hare, 't goed to Bertoldinch en dat Velthus te Hertmen, alles in 't kerspel Borghvnden; te verheergewaden met 3 ponden en door hem en zijne erfgenamen van J. v. R. en diens erfgenamen steeds volgens genoemd recht te houden. Ghegeven int jar unses Heren dusent drehundert dree unde viftich up Alle Godes Hylighen avende. Oorspr. (Inv. N°. 68). Het zegel is verloren. 2. 1375, November 11. Johan heer van Runen ridder draagt over aan zijne vrouw Z weder „alle onse levendighe roerende have, al unse cleynhede „ende goed, dat die scheere bygaen hevet, alle onse silverwerc „ende vate dat sy van golde ofte van silver, ende voert al „onse reedscap, huesraed ende al onse goed alsoe als dat ghe„leghen is ten Oeldenhoue." Met medebezegeling door Roelof van Steenwiich ambtman van Drenthe, Johan die Vos van Steenwiich en Ghert Güedesing. Ghegheven int jaer ons Heren dusent dreehondert viif ende seventich op sente Martiins dach in den wiinter. Oorspr. (Inv. N°. 147). Met 4 min of meer geschonden zegels in groene was. 3. 1465, Maart 10 '). Roloff van Laer heer te Ruynen en Johanna vrouwe van ») Weidenbach en Grotefend vermelden i. v. „Sonntag" Invocavit als den eersten Zondag in de vasten; Keminiscere is dus naar analogie de tweede. Ruynen verklaren, Johan van den Cloester te hebben beleend met de erven to den Wildenborge en de Bullinge, 1 hoeve land op Suytwolde in den Erlle, eene rente van 13 mudden rogge uit een erf op de Oeuerrieste, bewoond door Johann Ffocken, en voorts met alle goederen, die Reynolt van den Cloester van hen in leen hield. Met vermelding als leenmannen van Johan Bolmans en Otto Wanynge. Gegeven in den jaer onses Heren duysent vierhundert vyfïentsestich dess anderen Sondaichs in der vastenn. Afschrift (c. 1540) (Inv. N°. 5), op papier. 4. 1465, Mei 27. Dauid van Bourgoendien bisschop te Utrecht verklaart, Johanna van Runen vrouw van Roelof van Laer te hebben beleend met de door haren vader en haar zelf vroeger bezeten heerlijkheid Runen, aan hem vervallen omdat zijn neef Johan graaf ter Hoye te Runen door Johan van Munster „boven unsen „ghevrede" gevangen was genomen; — en hulde te hebben ontvangen van Roelof haren man; Met vermelding als leenmannen van Otto van Rechteren ridder, Roeloff van Beueruoerde, Dirck van der Schdlenborch en Geryt van Zuylen van Blickenborch. Gegeven in onser stat van Zwolle int jair onss Heren dusent vierhundert vyf ende tsestich opten soeven ende twintichsten dach in Meye. Afschrift (c. 1600) (Inv. N°. 4), op papier. 5. 1465, Augustus 16. Roloff van Laer heer te Ruynen en Johanna vrouwe van Ruynen verklaren, Johan van den Cloester te hebben beleend met een erf in het kerspel Norch in de buurschap Ede, onder de kerk van V enhuysen, behoorend tot de heerlijkheid Ruinen; welk erf door Straele was nagelaten aan Reynolt van den Cloester; en geven hem kwijting voor het heergewaad. Met vermelding als leenmannen van Johan Boelmans en Otto Wanynge. Geschreven in dem jaer onses Heren duysent vierhundert vyffentsestich dess Fridaichs na \nser Leuer Vrouwen Assumptionis. Afschrift (c. 1540) (Inv. 5), op papier. 6. 1478, Juni 3. Dauid van Bourgoendien bisschop te Utrecht verklaart, na het overlijden van Johan van Runen, haar zoon Henrick van Munster te hebben beleend met „die heerlicheit, ende gerichte „tot Runen, toe Buddinckwolde. Hakeswolde ende ter Bulinge" c. a.; den Oldenhoff, den Nyenhoff, de tienden te Runen en te Pette, de goederen Wuluerinck, Ludderinck, Hadeboldinck, Westebrinck, Broecsinck en Olde-Lanssinck alle in 't kerspel Runen; de gruit te Runen c. a. ; 7 hoeven c. a. in 't kerspel Zuytwolde; 't goed toe Oeldinck c. a. in 't kerspel Dalen, de tienden te Ghies c. a. in 't kerspel Heeselen, de grove en smalle tienden over Roederinck en Ribberting in 't kerspel Deuer; de goederen geheeten Westersche Wildenberch c. a. in 't kerspel Ouerreysten; Remmering te Banloe in 't kerspel Rolde, Nydinck in t kerspel Norch; de boterpacht c. a. op Buddinckwolde en opter Bullinge; in Twenthte den hof te Weluelde, de Luttike Hulscher, Sterkesloe, 't huis ter Beke, 't huis ter Haer, 't goed toe Bartoldinck en dat Velthuys te Hertmen c. a. in 't -kerspel Borgen. Met vermelding als leenmannen van Otto van Rechteren en Willem van Buchorst ridders, Goert van Reede, Henric Mulert, Johan Borbh, Euert van Leiden. Gegeven op onsen slote tot Vollenhoe int jair onss Heren dusent vierhondert acht ende tsoventich opten derden dachin Iunio. Oorspr. (Inv. N°. 3). Het zegel is verloren. 7. 1480, Mei 4 Roeloff van Laer de jonghe verklaart voor erfburen in den Wolde te hebben verkocht aan Gheert Bartolts eene rente van 1 vierendeel boter uit het door hem (G. B.) bewoond erf in Buddingwolde. Met vermelding der toestemming door Roeloff's broeder en zwager Hinriok van Monster en Roeloff van den Cloester, en bezegeling door H. v. M. (als) heer te Runen. Ghegheven in den jaer ons Heren dusent vierhundert ende tachtentich des Donredaghes nae Meydach Philippi et Iacobi apostolorum. Oorspr.? (Inv. N°. 93). — Doordat 't stuk onderaan is afgesneden, is het onzeker, of het bezegeld is geweest dan wel eene minute was. 8. 1485, Augustus 13 (of Mei 11 '). Roloff van den Cloester en Roloff van Laer de jonghe verklaren te hebben gehuurd van hunnen neef Symon Polman Habeldinge-hofstede c. a. in de heerlijkheid Ruynen in de Westerstrate, in gebruik bij hun vader Roloff van Laee den oude, tegen eene huur van 3 gouden Arnoldus-guldens. Met bezegeling door R. v. d. C.'s zwager en R. v. L.'s broeder Henrick van Munster, heer te Ruinen. Ghegeven in den jaer onses Heeren duisent vierhondert ende vijfl unde tachtentich op Onser Lieuer Vrouwen Hemeluaertz avent Ascencionis Domini. Afschrift (d.d. 8 April 1593) (Inv. N°. 95), op papier, - naar een afschrift d.d. 5 April 1593, door Mr. Sijger ter Stkghk, — gewaarmerkt door C. Kiste, schulte te Ruinen. Het oorspronkelijke stuk was voorzien van 't zegel van H. v. M. in groene was. 9. 1509, Mei 30. Roloff van Munster, „amptman to Couerde end slandss van „Drenthe , oorkondt dat op het lotting „Gesworen Maendach to „Paesschen anno LXXXIIII", door drost en etten ten opzichte van de erfenis van Jann Polman uitspraak is gedaan, dat volgens leenrecht een man aan zijne vrouw geen „erfflick" goed mag verkoopen of geven zonder toestemming der erfgenamen. In dem jaer X^ ' ind negenn up Woensdach in den Pinxsteren Afschrift (c. 1540) (Inv. N°. 5), op papier. ÏO 1517, Maart 24 of 1518, Maart 23 2). Bherent van Monster heer te Rhunen erkent te hebben verhuurd aan Zeijno Wolffs en Luitgart e. 1. een hofstede in zijne heerlijkheid in de Oesterstrate geheeten Gructeringe tegen een tins van 40 oude Vlaamschen ; met bepaling dat de hofstede aan B v. M. vervalt, wanneer 2 malen achtereen de tins niet is betaald. ) Assumptio Marie viel in 1485 op Maandag 15 Augustus, de vigilie ervoor dus op Zaterdag 13 Augustus; — Ascensio Domini viel op 12 Mei, de vigilie ei voor dus op 11 Mei. Wellicht echter is „Domini" eene verschrijving voor „Domine" en dus 13 Augustus bedoeld. s) In 1517 viel St Benedictus op Zaterdag voor Laetare, in 1518 op Judica. Gegeven in de jhare unsses Heeren duisent vijffhundert ende soventijne des Dinxdags nae sancte Benedictus in der vasten. Afschrift (Inv. N°. 94), op papier, gewaarmerkt door den schulte van Meppel P. H. Schickhart (1638—1675). Het oorspronkelijk was voorzien van 't zegel van B. v. M. in groene was. 11. 1518, Mei 4. Bernt van Munster heer te Ruynen knape verklaart Helmich Polmans, na doode zijns vaders Symon Polmans, te hebben beleend met de 3 erven c. a. in zijne heerlijkheid: den Nyenhoff, Ludderinge en Habeldinge c. a., en hulde van hem te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Reynolt de Yoss van Steynwick, Johan [ ] en Egbert Wanynge. Gegeven in den jaer unses Heren duysent vyffhundert achtyene des erstenn daichs na Inuentionis Crucis. Afschrift (c. 1540) (Inv. N°. 5), op papier. 12. 1548, October 21. Henrick van Munster heer te Ruenen verklaart Johan Ouinck, als momber van den minderjarigen Symon Polman, na doode van Symon's vader Anthonius Polman, tegen vol heergewaad te hebben beleend met de 3 erven in zijne heerlijkheid: den Nyenhof, Ludderinge en Habeldinge c. a., en hulde van hem te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Rolof van den Cloester Reyntsz. en Johan Kolle. Gegeven in den jaren onss Heren XVC ende XLVIII den XXIden Octobris. Minute (?) (Inv. N°. 53), op papier. 13. 1550, April 14 of Augustus 11. Hinrick van Munster heer te Ruenen verklaart Caspar van Scheele, na doode zijner moeder juffer Anna van Weluelde anders genaamd van Scheele, te hebben beleend met de goederen, door hare voorvaderen van hem en de heerlijkheid Ruenen in leen gehouden: den hof te Weluelde, 't goed thor Beke, de Lutke Hulscher, Sterkesloe, 'thuis thor Haer en dat Velthues. Met vermelding als leenmannen van Rolof van den Clof.ster en Johan Ouinck. Gegeven in den jaren onss Heren XVC ende vyftich up dach Tyburty. Oorspr. (Inv. N°. 64). Het zegel is verloren. 14. 1550, April 14. Caspar van Scheele verklaart, na zijne beleening door Hinbick van Munster heer te Ruenen met den hof te Weluelde, 't goed thor Beke, de Lutke Hulscher, Sterkesloe, 't huis tor Haer en dat Velthuys, vroeger door zijne voorvaderen van de heerlijkheid van Ruinen ter leen ontvangen, heergewaad betaald en den eed als leenman gedaan te hebben, dien hij thans herhaalt en op verzoek in eene bezegelde acte zal bevestigen. Actum et datum thon Oldenhaue up dach Tiburty et Valeriani der hilligen marterer, anno XV° ende vyftich. Minute (?) (Inv. N°. 64), op papier. 15. 1550, September 25. Henrick van Munster heer te Runen verklaart Johan van den Cloestek, na doode zijns vaders Reynalt van den Cloester, te hebben beleend met de goederen en grove en smalle tienden c. a. te Ghees in 't kerspel Oesterhesselen, die wijlen Reynt de Vos1) in gebruik had; en hulde van hem te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Rolof van Echten en Rolof van den Cloester. Gegeven in den jaeren onss Heren dusent vyfhundert ende vyftich den XXVten Septembris 2). Minute (?) (Inv N°. 59), op papier. '). In de geslachtslijst, gevoegd bij J. S. Magnin's Onderzoek naar den adel van het geslacht de Vos van Steenwijk, komen voor 2 Reinold's de Vos van Steenwijk: 1 Reinold Johan's zoon, vermeld tusschen 1490 en 1504, en 2. Reinold Roelf's zoon, gehuwd met Lijsbeth van der Eese, Berthold's dochter (overleden 1508), welke Reinold overleed tusschen 1509 en 1519 volgens eene aanteekening in 't exemplaar van genoemd werk op het rijksarchief in Drente. ») Later is boven „vyftich" geschreven „4", achter Septembris „dem XXIX „Juny", en onder 't stuk: „Item van datum deser zedelen an beth tho drie ,jaren heft myn joncker Johan van den Cloester van de beleeninge syns „andeels des thienden tho Ghees eyn uthstellinge gegeven in bywesende „Rolof van Echten ende Rolofs van den Cloester als leenmannen". 16. 1551, Mei 23. Henrick van Munster heer te Runen verklaart Herman van Weluelde, na doode zijns vaders Seyno van Weluelde, te hebben beleend met 't erf c a. Bertholdinge in het kerspel Borne, en 't goed Aeldinge in 't kerspel Daelen, door Herman's voorvaderen van hem en de heerlijkheid Runen in leen gehouden. Met vermelding als leenmannen van Herman van Munster en JOHAN OüINCK. In den jaeren onss Heren dusent vyf hundert ende eyn ende vyftich den XXIIIten in den Meye. Minute(?) (Inv. N°. 72), op papier. 17. 1557, Augustus 3. Henryck van Munster heer te Ruenen verklaart Sijmon Polman Helmychss., na doode zijns „hulders'" Roloff van Wterwych, te hebben beleend met de goederen en grove en smalle tienden c.a. te Ghyes, in het kerspel Oesterhesselen, die wijlen Johan Polman gebruikte, — en hulde van hem te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Rolooff van den Cloester en Johan Ouijnck. Ghegheven in den jaere uns Heren 1557 den 3 Augusti. Minute (?) (Inv. N°. 60), op perkament. 18. 1603, December 5, Ridderschap en Steden van Oueryssel verklaren Euert vann donbeler, als gevolmachtigde van Henrick van Munster, na 't overlijden van dians vader Henrick van Munster, te hebben beleend met de heerlijkheid en 't gerecht te Ruynen enz. (zie reg. N°. 6), — en dat hij aan hunne gecommitteerden hulde heeft gedaan. Met vermelding als leenmannen van Vnico van den Ruitenberch en Johann Kockman. Gedaen bynnen Swolle, den vyflten Decemb: 1603. Oorspr. (Inv. N°. 6), op papier, geteekend rmy present, Roelinck." Afschrift (17de eeuw) (Inv. N°. 6), op papier. »( V )( D )>» » 1». 1605, Mei 6. Johan Wilhelm hertog te Cleue, Gulich en Berg beleent Johann heer te Groesbeck en Anna van Hillen, dochter van den graaf van Tauer, met 't goed die Massacker, 't goed te Appeltorn, den kamp van Ouermehr, den Moellenkamp en die Tuit c.a. ; een en ander gelegen tusschen Maess en Waell en haar geschonken door wijlen Maria von Brimeu hertogin van Croij en Arschott, prinses van Chimaij, gravin van Megen. Geben im Jahr unsers Herren dausend sechshundert und funff am sechsten Maij. Afschrift (17de eeuw) (Inv. N°. 150), op papier, gewaarmerkt door Johan Steinbüegeb „Cleuischer Lehnsecretarius." Afschrift (17de eeuw) (Inv. Is0. 150), op papier, naar genoemd afschrift. 20. 1642, Augustus 2. Hijlbert Roleffs verklaart te hebben overgedragen aan Wijrich von Bernsaw, heer tot Bellinckhauen en Rhunen, zijn recht op een molenberg met een kampje, genaamd de Monnekemohlenbergh, door hem verkregen van Antony Polman kapitein en Bouwe Tiddens executeur, en door dezen in erfpacht ontvangen van het landschap Drente. Met bepaling omtrent het verschaffen van een bezegelde acte van overdracht. Actum Ruijnen den 2 Augusti 1642. Oorspr. (inv. N°. 96). Onderteekend namens den kooper en door den verkooper en de getuigen. 21. 1645, Mei 9. Henkicr Monster Wilhelm von Bernsaw heer te Runnen en Geerdt Haffeman komen overeen, dat Geerdt 's heer en bouwhuis en turfschuur („bawhauss sambt dem törffschöppen") zal afbreken en herbouwen, waarbij hij de goede afbraak mag gebruiken, voor 210 guldens en vrij bier en voeding. Actum auf dem Hausse Oldenhoefe den 9 Meij anno 1645. Oorspr. (Inv. N°. 97). Onderteekend door partijen. 22. 1681, Februari 23. Wilhelm Henrik prins van Orange en Nassau etc., erfstadhouder, verklaart Johan Albricht, graaf toe Schellardt, heer van Dorewaart etc., kolonel, gouverneur der stad Steenwijck, — als gevolmachtigde van Frans Kaspar graaf van Schellardt toe Obbendorp, heer van Muggenhuisen, Grinten etc., generaalwachtmeester van den keizer en veldmaarschalk van den hertog van Nieuburg, en Margareta van Bernsauw toe Ruijnen, e.1. — namens de Staten van Overijsel te hebben beleend met de heerlijkheid en 't gerecht te Ruijnen enz. enz. (zie regest N°. 6); — en dat hij (F. K. v. S.) aan den „lieutenant van de leenen" Mr. Jacobus Vriesen hulde heeft gedaan. Met vermelding als leenmannen van Albert Antoni baron van Pallant en Theodorus Hüete j. u. d. Gegeven binnen Zwolle in den jare sestijnhundert een en tagentigh den drie en twintigsten Februarij. Afschrift (d.d. 1704?) (Inv. N°. 8), op papier, geteekend door Conrad Engelhardt „gerechtschriver" in Haffen und Mehr. Het oorspronkelijke stuk was geteekend: „mij present H. van Breda' ' en gezegeld met het «zegel van de leenen." 23. 1681, Juli 28. Wilhelm Hendrick prins van Orange en Nassau etc., erfstadhouder, verklaart Bernard Sassenraat bijgenaamd Luunink — als gevolmachtigde van Frans Kaspar Adriaan graaf van Schellardt, heer van Muggenhuijsen, Gremptin en HestorfF, en Margareta Gertruit Maria van Bernsauw e.1., na het overlijden van haren vader Hendrick Munster Wilhelm van Bernsauw heer te Ruijnen, Bellinghaven, Halïen en Mehr, namens de Staten van Overijsel te hebben beleend met de heerlijkheid en het gerecht te Ruijnen enz. enz. (zie regest N°. 6); en dat hij (B. 8.) aan den „lieutenant van de leenen'1 Mr. jacobus Vriessen hulde heeft gedaan. Met vermelding als leenmannen van Theodorus Huete j. u. d. en Henrick Queisen. Gedaan binnen Zwolle, in den jaere sesstijnhondert een en tagentig den acht en twintighsten Julij. Afschrift (d.d. 1704?) (Inv. N°. 8) op papier, geteekend door Conrad Engelhardt „gerechtschriver" in Haffen et Mehr. Het oorspronkelijke stuk was geteekend : „mij present H. van Bréda" en gezegeld met het „zegel van de leenen." 24. 1687, November 5. Frans Caspar rijksgraaf van Schellart, heer te Muggeühuisen, Ruinen, Bellinckhaven en Grimptin, enz. enz. oorkondt, dat ManasSE van Welvelde heer van Woltersum voor hem en mannen van leen, naar aanleiding eeuer resolutie van Ridderschap en Steden, Staten van Over-Issel, verzocht 't leenverband van 't erf Aeldinge in 't kerspel Dalen af te mogen koopen en hij daarom 't erf en den gebruiker uit 't leenverband ontslaat. Actum Oldenhave, den 5 November 1687. Minute (Inv. N°. 57), op papier. 25. 1697, October 2. Jan Kisteman en Lucas Egberts leenmannen oorkonden, dat Frans Caspar Adriaen graaf van Schellard tot Obbendorf, keer van Runen, Bellinckhaven en Grimptin, enz. enz. enz. en Margrieta Geertruit Maria van Bernsauw, erfdochter der heerlijkheid Runen en Bellinckhaven, e.1. machtigden Philip Eernst Meijsters, om namens hen van jufler Tengnagel te Campen naar leenrecht bekrachtiging te verzoeken hunner testamentaire beschikking over 't erf te Exeloe in 't kerspel Odoren. Met bezegeling door Frens Luichjens voor L E., medebezegeling door den heer en de vrouw van Ruinen en haren momber, en onderteekening door leenmannen en deze 3 personen, Actum op den huise Oldenhave, den tweden October 1697. Oorspr. (Inv. N°. 58) op papier; met 5 opgedrukte zegels in rood lak naast 5 handteekeningen. 26. 1697, October 11. william de derde, koning van Q-root-Britanien, Vranckrijck en Irlant etc., erfstadhouder, bekrachtigt de testamentaire beschikking van Frans Caspar Adriaen graaf van Schellart tot Obbendorff, heer van Ruijnen, Bellinghaeven etc., en Margareta Gertruid Maria van Bernzauw e.1. ten opzichte van de heerlijkheid en 't gerecht Ruinen, Budinge-, Haackswolt, het huis te Oldenhaven en andere aan genoemde provincie leenroerige goederen. Met vermelding als leenmannen van Herman Otto Rippekda en Ernst Brandt. Actum Stuvelaer, den elfden Octob. 1697. Afschrift (d.d. 1704?) (Inv. N°. 8) op papier, gewaarmerkt door Conrad Engelhardt „gerechtschriver" in Haffen und Mehr. Het oorspronkelijk stuk was geteekend : „mij present G. Nilant sec.'* en bezegeld met „het segel van de leenen deser provintie." 27. 1697, October 19. Hermen Otto Gansnet (sic) genaamd Tengnagel tot den Bon- kenhaven, mede als momber en verwalter-leenheer zijner echtgenoote Elisabeth Gertruijdt Gansneb genaamd Tengnagel, 1° bekrachtigt den aankoop van't erf c.a. Ovinge te Cralo in de marke van Pesse door Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt tot Oldendorff, (sic), heer van Ruijnen, Bellinghoven en Grimtin etc , en Margaretha Gertruijdt Maria van Bernsaw e.1 van Dr. Willem Frens en Anna Smijdt e.1. en de minderjarige kinderen van wijlen den advocaat Bernart Sassenraet genaamd Luijnink. ; 2°. beleent Frens Luitekens als gevolmachtigde van den graaf en de gravin van Schellardt met het genoemde erf c.a. en ontvangt van hem hulde; en 3°. bekrachtigt de testamentaire beschikking door den graaf en de gravin van Schellardt ten opzichte van het aan hem leenroerig erf c.a. te Exeloe in 't kerspel van Odoren. Met vermelding als leenmannen van Bartolt Maurits Sloot tot Ekkelshüijsen en Hendrick van Liewaerden. Gedaen op den huijse Bonkenhaven, den 19 Oct. 1697. Afschrift (c. 1704?) (Inv. N°. 8) op papier, gewaarmerkt door Conrad Engelhardt „gerechtschriver" in Haffen et Mehr. Het oorspronkelijk stuk was geteekend door H. O. G. g. Tengnagel. 28. 1704, Januari 4. Godefrid de Rode en Johan Awaeter leenmannen oorkonkonden, dat Willem Adriaen markies van en tot Hoensbroeck, heer van 't Hoog- en Neder ambt Gelder, erf maarschalk van Zutphen, en Elizabf.th Henriette gravin van Schellardt e.1. Bernharut Kiers, raad en landschrijver van Drenthe, machtigden om namens hen bij den luitenant-stadhouder van Overijsel beleening te verzoeken met de heerlijkheid en't gerecht Ruijnen, Buddinge- en Haexwolt, 't huis te Oldenhauen c.a., door de gravin als oudste dochter geërfd van Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt tot Obbendorff heer van Ruijnen, Bellinghouen, Gremptin en Margaretha Gertruidt Maria van Bernsaw e.1.; welke goederen nader zijn beschreven in de leenbrieven d.d. 23 Februari en 28 Juli 1681 (zie regesten N08. 22 en 23); — en daarvoor hulde te doen. Actum op den huijse Bellinghouen, den vierden Janr,j 1704. Minute (Inv. N°. 8) op papier, en Concept (Inv. N°. 8) op papier, met opmerkingen omtrent dergelijke acten ten behoeve van erven te Exlo en te Kralo (onder Pesse). 29. 1704, Juni 7. Henderick Kellen genaamd Sandhi en Johan Awaeter leenmannen oorkonden, dat Willem Adriaen markies van en tot Hoensbkoeck, heer van Ruijnen, Philip Ernekst Meijsters machtigde om de bezitters van leengoederen der heerlijkheid Ruijnen namens hem met die goederen te beleenen. Met medebezegeling door den heer van Ruinen. Actum op den huijse Bellinghouen, den 7en Junij 1704. Oorspr. (Inv. N°. 52) op papier; met 3 opgedrukte zegels in rood lak naast 3 handteekeningen. SO. 1704, Augustus 1. De secretaris P. E. Meijsters roept —, als gevolmachtigde van Wilhelm Adriaen markies van en tot Hoensbroeck als heer van Rhunen, — alle leenmannen der heerlijkheid Rhunen op, om, in verband met het overlijden van den graaf van Schellardt heer van Rhunen, van genoemden markies op 27 Aug. d. a. v. vernieuwing der beleening te vragen. Actum Rhunen, den len Augusti 1704. Minute (?) (Inv. N°. 52), op papier. 31. 1704, Augustus 20. Wilhelm Adriaen, markies van en tot Hoensbroeck vrijheer tot Ertbruggen, Rhunen enz. enz., verklaart Egbert Custers te Almelo te hebben beleend met 't erf c a. Storcksell in 't gericht van Borne, door zijn vader en oom Jan en Lambert Costeb gekocht van Lambert Luijx; — en hulde te hebben ontvangen Met vermelding als leenmannen van Jan Kisteman en Lucas Eoberts. Actum Oldenhaue, den 20en Augusti 1704. Minute (?) (Inv. N°. 52), op papier. 32. 1737, April 24. Johan Carsten j. u. d., stadhouder der leenen van 't huis Ruijnen, verklaart Gerrit ten Cate te Almelo te hebben beleend met 't erf Bekkingh in de marke van Senderen onder 't gericht van Borne, waarmede zijn vader Harmen ten Cate op 2 September 1716 beleend werd; hulde te hebben ontvangen, en hem te hebben toegestaan, over dat erf voor den dagelij kschen rechter te testeeren Met vermelding als leenmannen van Wolter Kymmel en Lambert Tabingh. Actum Assen, den 24 April 1737. Minute (?) (Inv. N°. 70), op papier. 33. 1743, Maart 1. Johan Werner vrijheer van Imbsen enz. en Mauritz Carl vrijheer van der Horst enz. leenmannen oorkonden, dat Jan Engelbert van Doetinchem, majoor-commandant van Ritberg, Mr. Pieter Imbert te Meppel machtigde om namens hem van den stadhouder der leenen van de heerlijkheid Ruynen beleening te verzoeken met de pacht van 39 „landvierendeel" boter op 't Bullinger slag te Staphorst, waarmede wijlen Everhardt Kockman als echtgenoot van wijlen Maria Judith Josina Glauwe op 27 Augustus 1704 werd beleend, en daarvoor hulde te doen. Met medebezegeling door J. E. v. D. Actum Paterborn, den 1 Meert 1743. Oorspr. (Inv. N°. 79) op papier, met 3 opgedrukte zegels in rood (v. d. Horst) en zwart (de 2 andere) lak naast 3 handteekeningen. 34 1749, October 26. Philip Sudeick en Maxmilian Austerliz leenmannen oorkonden, dat Jan Engelbert van Doetinchem, majoor-commandant van Rittberg, Jan Jansen in 't kerspel Heijne machtigde om namens hem van den stadhouder van de leenen der heerlijkheid Runen te verzoeken: 1. bekrachtiging van den verkoop van den botertiend uit 't Bullinger slag te Staphorst, en 2. beleening van den kooper Albert Engberts met dien tiend. Met medebezegeling door J. E. v. D. Actum Rittberg, den 25 Sbris 1749. Oorspr. (Inv. N°. 80) op papier, met 3 opgedrukte zegels in rood lak naast 3 handteekeningen. 35. 1754, Juni 4. Johann Ludwig Joachim Evkrs, rentmeester van den markies van en tot Hondsbroeck als heer van Ruijnen en stadhouder 6 van de leenen dier heerlijkheid, verklaart te bekrachtigen den verkoop door (A.) Camerling, predikant te Coeverden, van 't gedeelte „trecktijnde", waarmede hij beleend is geweest; den kooper (J.) Oldenhuijs schulte van Sweelo daarmede te beleenen; en van dezen hulde te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van H. J. Camerling, j. u. d. en schulte van Ruijnen, en Egbert Lucas. In Euijnen, den 4en Junij 1764. Minute (?) (Inv. N°. 61), op papier. 36. 1756, Maart 16. L. J. van Hambroick verklaart, als gevolmachtigde van zijn broeder den heer van "Welevelt, dat 't erf c. a. Velthuijs in de boerschap Hertmen en 't richterambt van Borne, waarmede hij op 21 October 1750 is beleend, in eigendom behoort aan baron van Heeckeren, heer van Nettelhorst, Batingen en de Heest, en hij daarom de beleening van dezen met genoemd erf „kan lijden". Op den huijze Welevelt, den 1G Maart 1700 ses en vijftig. Oorspr. (Inv. N°. 75) op papier, met onderteekening door L. J. v. H. 37. (1756, Maart of April?1). Joh. L. Evers, rentmeester van 'den markies van en tot Hondsbroeck als heer van Ruijnen, en stadhouder van deleenen dier heerlijkheid, verklaart te bekrachtigen den verkoop door baron van Hambroick heer van Welevelde van 't erf Velthuijs in 't gericht van Borne, boerschap Hartmann, waarmede hij den 21 October 1750 werd beleend; den kooper baron van Heekeren heer van Nettelhorst, Batingen etc. daarmede te beleenen; en van dezen hulde te hebben ontvangen. °P Concept (?) (Inv. N° 75) op papier. Op 't zelfde stuk een minuteele brief van den rentmeester Evers aan baron van Heeckeren. 38. 1756, November 4. Adolph Philip Zeger graai van Rechteren vrijheer van Almelo en Vriesenveen enz. en Joan Lodewyk graaf van Rechteren heer tot Laar enz. — leenmannen der provincie Overijssel „bij gebreck van vasallen des huijses en heerlikheyt Rhuinen, — ') Vgl. Eegest N°. 36. oorkonden, dat Albrecht August graaf van IJsenborg en Budingen, generaal-majoor, en Sophia Dorethea Wilhelmina gravin van Rechteren-Almelo e.1. machtigden Nicolaas Harwig, secretaris en procureur te Vriesenveen, om namens hen van den stadhouder van de leenen der heerlijkheid Rhuinen te verzoeken: 1. bekrachtiging van hunnen verkoop van 't erf De beide Bartelingen, in 't gericht van Borne, boerschap Harthmen, aan Gerrit Hummel te Oldenzaal; — en 2. beleening van Gerrit Hummel met dat erf, waarmede de gravin van Rechteren-Almelo den 16 September 1749 beleend werd. Met medebezegeling door den graaf en de gravin van Ysenborg. Op den huijse Almelo, den 4en November 1756. Oorspr. (Inv. N°. 73) op papier; met 4 opgedrukte zegels in zwart lak naast 4 handteekeningen. 39. 1756, November 4. Claas Koek en Christijaen Nijeuwenhuis leenmannen oorkonden, dat Gerrit Hommels den procureur Nicolaas Harwich machtigde om namens hem van den heer van Runen beleening te verzoeken met 't erf Bertelink in Hartme in 't gericht van Borne door hem aangekocht van Sophia Dorothea Wilhelmina van Rechteren, met machtiging van haren man Albregt August graaf van Isenborg-Budingen ; en voor hem hulde te doen. Aldus gedaen Oldenzael, den 4 November 1756. Oospr. (Inv. N°. 73) op papier; met 2 opgedrukte zegels in rood lak naast 2 handteekeningen. 40. 1756, November 6. Johann Ludwig Evers, rentmeester van den markies van en tot Hondsbroeck vrijheer van Ruijnen en Ruijnerwold enz. en stadhouder van de leenen dier heerlijkheid, verklaart: 1 te bekrachtigen den verkoop door Albrecht august graaf van ijsenborg en Budingen en Sophia Dorothea Wilhelmina gravin van Rechteren-Almelo e.1. van 't erf De beijde Bartelingen, in 't gericht van Borne, boerschap Hartmann, waarmede de gravin 16 September 1749 werd beleend ; — 2. Nicolaas Harwich als gevolmachtigde van den kooper Gerrit Hummel te Oldenzaal daarmede te beleenen; — en 3. van hem hulde te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Egbert Lucas en Hilbert woerdinge. Op den huijse Ruijnen, den 6en November 1756. Minute (?) (Inv. N°. 73), op papier. 41. 1756, November 6. Joh. L. Evers, rentmeester van den markies van en tot Hondsbroeck en stadhouder van de leenen der heerlijkheid Ruijnen, verklaart, aan A. J. II. baron van Heekeren, heer van Nettelhorst, Batingen en Heest toestemming te hebben verleend om 't erf Yelthuijs in 't gericht van Borne, boerschap Hartmen, gedurende 6 jaren te verbinden tot een bedrag van 6500 gl., door hem opgenomen van .Tan ten Cate JANSsoon te Almelo en Judith Ooster e.1. Actum op den huijse Ruijnen, den ■6en November 1756. Gelijktijdig afschrift (Inv. N°. 76), op papier. 42. (1757, ?) '). Johann Ludwig Evers, stadhouder der leenen van Frans Arnoldt markies van en tot Hondsbroeck enz. als vrijheer van Ruijnen en Ruijnerwold, verklaart: 1. HenrickWilhelm Camerung, schulte van Ruijnen, te beleenen met den Nijenhoff c. a. in de marke van Ruijnen, waarmede zijn vader wijlen Mr. H. J. Camerling den 9 Juni 1745 werd beleend; — '2. hem toe te staan deze goederen te vervreemden; — en 3. van hem hulde te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Egbert Lucas en Hjlbert Woerding. Op den huijse Oldenhave, den Minute (?) (Inv. N°. 54) op papier. 43. 1757. Maart 3. Johann Ludwig Evers, rentmeester van Frans Arnoldt markies van en tot Hondsbroeck als vrijheer van Ruijnen en Ruijnerwold, stadhouder der leenen van „den huijse Oldenhave", verklaart, Lucas Homann schulte van Rolde en Rolder dingspel te hebben beleend met een deel der grove en smalle tienden te Gees, in 't kerspel Oosterhesselte, waarmede wijlen zijne moeder Anna Hiddinck op 9 December 1750 is beleend geweest; en van hem hulde te hebben ontvangen. ') Zie de noot bij N°. 54 van den Inventaris, hiervoor op bladz. 25. Met vermelding als leenmannen van Egbert Lucas en Hilbert woerdinge. Op den huijse Oldonhave, den 3den Martij 1757. Miaute (?) (Inv. N°. 62) op papier. 44. 1761, December 8. Jan Laurens Solner j. u. d. en Laurentius Teodoor Nilandt leenmannen oorkonden, dat casi'arl's van Wulften en Henricus Franciscus Zeygeu, Mr. Everwyn Hendrik van den Poel, secretaris der stad Vollenhooven, machtigden om: 1 beleening te verzoeken voor C. v. W. bij de leenkamer van Overijsel met 't erf c.a. Grevink en voor H. F. Z. bij de leenkamer van 't huis Ruinen met 't erf c.a. Velthuis, met welke goederen A. J. H. baron van Heeckeren namens zijne vrouw te voren was beleend geweest; — en 2. voor hen hulde te doen. Den 8 December 1761. Oorspr. (Inv. N°. 77) op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de 2 leenmannen en de 2 lastgevers. 45. 1764, Februari 1. Nicolaas van Hattum j. u. d. en Willem Reinder Lipperus j. u. d. leenmannen oorkonden, dat Gerard Joan Zeiger Mr. Burchard Jan van Hattum machtigde om: 1. namens hem bij de leenkamer der heerlijkheid Ruijnen en Ruijnderwolt beleening te verzoeken met het erf c.a. Velthuijs, in 't gericht van Borne, boerschap Hartmen, waarmede wijlen zijn broeder Henricus Franciscus Zeiger op 11 Aug. 1762 beleend werd; — en 2. voor hem hulde te doen. Gedaan binnen Zwol, den 1 Februari 1764. Oorspr. (Inv. N°. 78) op papier; met opgedrukte zegels in rood lak en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 46. 1764, Maart 24. Georg Henrik Hein en Antoni Warders leenmannen oorkonden, dat Ootmar ten Cate te Almeloo Jan Willem Harwig machtigde om: 1. namens hem bij de leenkamer der heerlijkheid Ruijnen beleening te verzoeken met het erf Hulscher, in de marke van Sendern, in 't gericht van Borne, waarmede hij op 24 April 1737 beleend werd; - en 2 voor hem hulde te doen. Actum binnen dese stad van Almeloo, den 248ten Mert 1764. Oorspr. (Inv. N°. 68), op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 47. 1764, Maart 24. (teorg Henrik Hein en Antoni Wakders leenmannen oorkonden, dat Gerrit ten Cate te Almeloo Jan Willem Harwig machtigde om: 1. namens hem bij de leenkamer der heerlijkheid Ruijnen beleening te verzoeken met het erf Bekkink in de marke van Sendern, in 't gericht van Borne, waarmede hij op 24 April 1737 beleend werd; — en '2 voor hem hulde te doen. Actum binnen dese stad Almeloo, den 24sten Mert 1764. Oorspr. (Inv. N°. 71), op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 48. 1764, Mei 7. Tonnis Hulshoff en Adam Jansen ten Cate leenmannen oorkonden, dat Gerrard Joan: Hummels Christiaen Verhof machtigde om: 1 namens hem van den heer van Ruinen te verzoeken a. beleening met het erf Bartelink in Hartme, in 't gericht van Borne, in plaats van wijlen zijn op 14 December 1757 overleden vader Gerrit Hummels, en b. vergunning om daarover te beschikken; — en 2. voor hem hulde te doen. Actum Borne, den 7 Maij 1764. Oorspr. (Inv. N°. 74) op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de leenmannen. 4». 1764, Juli 22. A. J. ten Cate en T. Hulshoff, leenmannen, oorkonden, dat Seger Eusebujs baron van Hambroick, heer van Weleveld, Alb. Staverman predikant te Wapsterveen machtigde om: 1. namens hem van den heer van Rhunen beleening te verzoeken met de havezate Weleveld; — 2. daarvoor hulde te doen ; — en 3. vergunning te vragen tot den verkoop der havezate. Op den huise Weleveld, den 22 Julij 1700 vier en sestig. Oorspr. (Inv. N°. 67), op papier ; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 50. 1768. Juli 27. Willem prins van Orange en Nassau erfstadhouder verklaart H. J. van der Wyck — als gevolmachtigde van den drost van Coeverden en Drenthe Alexander Carel graaf van Heiden tot Laaüwoud, als leendrager van wege Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe, — namens de Staten van Overijssel te hebben beleend met de heerlijkheid Ruinen, gelijk CoertWinkel op 6 Juni a. c. beleend is geworden; — en dat hij (H. J. v. d W.' hulde heeft gedaan. Met vermelding als leenmannen van D. Bentinck tot Diepeneeim en Harm: Assinck. Den 27 Julij 1700 agt en sestig. Oorspr. (Inv. N°. 9); het „zeegel der lheenen" is verloren. — Op de plicque „de onderteekeninge van onsen lheengriftier" (J. Jordehs). NB. In dorso staat: „ Fiat registratie. Actum in collegio te Assen „den 23 August. 1768, J. B. de Coninck v*. 1768. Ter ordonnantie „van de heeren Drost en Gedeputeerden, C. W. Ellents, 1768". — „Geregistreert in het register der besegelde en lheenbrieven „f. 163. C. W. Ellents". 51. 1769, Juni 7. Egbert Lukas Westbrink en Hilbert Jans Woerüinge van Ruinen, leenmannen, oorkonden, dat Jan Geerts Oosterhuis, Remmelt Alberts van 't Laer (beiden wonende te Oldenhave bij Ruinen), Hendrik Lüigies en Reinder Roelofs (van Ruinerwolt) en Leffert Roelofs (van Ruinen) benoemden tot leenvazal van 'thuis Ruinen Leffert Roelofs; — machtigden H. W. Camerlinöh schuite van Ruinen om namens hen van den drost van Drenthe A. C. rijksgraaf van Heiden heer van Laer wout, als namens Drente leendrager der heerlijkheid Ruinen, beleening te verzoeken van Leffert Roelofs met de hun gezamenlijk in eigendom behoorende i in '2 veldgerechtigheden, bestaande in,1, in 't veld achter Oldenhave, door hen aangekocht van Kourt Winkel en consorten en door dezen op 16 Maart 17b7 in openbaren verkoop aangekocht van H. W. Camerlingh, schulte van Ruinen; — en daarvoor aan den leenheer hulde te doen. In Ruinen, den 7den Junij 1700 negen en sestig. Oorspr. (Inv. N°. 83) op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van de leenmannen en onderteekeningen door dezen en de lastgevers. 52. 1769, Juni 9. Egbert Lukas Westbrink en Hilbert Jans Woerdinge leenmannen oorkonden, dat Albert Egberts te Staphorst H W. Camerlingh schulte van Ruinen machtigde om: 1. namens hem van den drost van Coevorden en van Drenthe A. C rijksgraaf van Heiden heer van Laarwout, als namens Drente leendrager van de heerlijkheid Ruinen, beleening te verzoeken met een botertiend van 39 „land-vierendeel" boter op Staphorst en (in 't) Bullinger slag, waarmede hij op 24 Maart 1764 werd beleend ; — en 2. daarvoor hulde te doen. In Ruinen, den 9den Junij 1700 negen en sestig. Oorspr. (Inv. N°. 88) op papier; met opgedrukte zegels in rood lak van en onderteekening door de leenmannen. 53. 1769, Augustus 7. Jan ten Cate jANsoon en Thomas ten Cate leenmannen oorkonden. dat Oortmar ten (Cate) te Almeloo Jan Frederik Hein richter der heerlijkheid Almeloo machtigde om. 1. namens hem van den landdrost van Drenthe graaf van Heijden, als namens Drente leendrager der heerlijkheid Ruinen, beleening te verzoeken met het erf Holscher in de marke van Senderen, onder 't gericht van Borne, waarmede hij op 25 Maart 1764 werd beleend; — en 2. daarvoor hulde te doen. Actum Almeloo, den 7den Augusti 1769 Oorspr (Inv. X°. 85) op papier; met opgedrukte zegels in rood (Th.t. C.) en zwart lak van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 54. 1769, Augustus 7. Jan ten Cate JANsoon en Thomas ten Cate leenmannen oorkonden, dat Gerrit Koster EGB.zoon te Almeloo Jan Frederik Hein, richter der heerlijkheid Almeloo, machtigde om namens hem van den landdrost van Drenthe graaf van Heijden, als namens Drente leendrager der heerlijkheid Ruinen, beleening te'verzoeken met het erf 't Storksel in 't gericht van Borne, waarmede hij op den 24 December 1759 werd beleend; — en 2. om daarvoor hulde te doen Actum Almeloo, den 7den Augusti 1769. Oorspr. (Inv. N°. 86) op papier; met opgedrukte zegels (als N°. 53) van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 55. 1769, Augustus 7. Jan ten Cate JANsoon en Thomas ten Cate leenmannen oorkonden, dat Gabriel ten Cate te Almeloo Jan Frederik Hein, richter der heerlijkheid Almeloo, machtigde om: 1 namens hem van den drost van Drenthe graaf van Heijden, als namens Drente leendrager der heerlijkheid Ruinen, beleening te verzoeken met het erf Bekkink in de marke van Senderen, onder 't gericht van Borne, waarmede wijlen zijn vader Gerrit ten Cate op 25 Maart 1764 't laatst beleend werd; — en 2. namens hem hulde te doen. Actum Almeloo, den 7den Augusti 1769. Oorspr. (Inv. N°. 87), op papier; met opgedrukte zegels (als N°. 53) van en onderteekening door de leenmannen en den lastgever. 56. 1769, Augustus 11. Alexander Carel graaf van Heiden, heer van Laarwout, drost van Coevorden en Drenthe, namens Drente heer van Ruinen en Ruinerwold, verklaart: 1. Jan Fredrik Hein, richter der heerlijkheid Almelo, als gevolmachtigde van Gabriel ten Cate te Almelo te hebben beleend met het erf Bekking in de marke van Senderen, onder 't gericht van Borne, waarmede wijlen zijn vader Gerrit ten Cate op 25 Maart 1764 het laatst beleend werd; — 2. de hulde van J. F. H. te hebben ontvangen. Met vermelding als leenmannen van Sigismünd Pierre Alexander graaf van Heiden heer van Reinenstein en Lucas Homan schulte te Rolden. Actum Laarwout, den 11 Augustus 1769. Minute (?) (Inv. N°. 87), op papier. 57. 1770, A.ugustus 24. Alexander Ca rel graaf van Heiden heer van Laarwout, drost van Coevorden en Drenthe en namens Drente heer van Ruinen en Ruinerwold, verklaart: 1. Mr. Coenraad Wolther Ellents, raad-secretaris en ette van Drenthe, namens zijne vrouw Gesina Oldenhuis te hebben beleend met het deel trektiend onder Gees, waarmede wijlen haar vader L.Oldenhuis op 4 Februari 1763 't laatst werd beleend; — 2. de hulde van hem te hebben ontvangen; — 3. ten opzichte van dit leen te hebben bekrachtigd de huwelijksvoorwaarde tusschen Mr. C. W. Ellents en diens vrouw gesloten tot het elkander verstrekken van den lijftocht der hun in leen toebehoorende goederen; — en voorts 4. hun te hebben vergund, over dit leen te beschikken. Met vermelding als leenmannen van R. baron van Echten heer van Echten en Echtens-Hogeveen en Mr. J. Kimmel. Actum Assen, den 24sten Augustus 1770. Concept (Inv. N°. 84), op papier. Minute (?) (t. z. pl.), op papier. 58. 1776, October 19. Willem prins van Orange en Nassau erfstadhouder verklaart: 1. J. de BlÉCOURT „commis van 's lands inagasyn en secretaris „te Coevorden' — als gevolmachtigde van Sigismund Pierre Alexander graaf van Heyden etc., drost van Coevorden en Drenthe, als leendrager van Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe, - namens de Staten van Overijsel te hebben beleend met de heerlijkheid Ruinen, waarmede S. P. A. v. H.'s vader op 27 Juli 1768 't laatst beleend was geworden; — en 2. dat hii (J. d. B.) hulde heeft gedaan. Met vermelding als leenmannen van H. J. Krop en H. Habers. Den 19 October 1700 ses en seeventig. Oorspr. (Inv. N°. 10); met onderteekening op de plicque door den „lheengriffier J. Jordens. Het „seegel der lheenen" is verloren. Aanhangsel. Stukken berustende in het provinciaal museum van oudheden te Assen, doch behoorende tot het archief der heerlijkheid Ruinen. NB. Zie het hierover medegedeelde op bladz. 7 en 8 der Inleiding. 4*. Acte van aankoop door den heer van Ruinen Bernt van Munster van Roeloff van Laer van de helft in de erven Oldelansynge en Kynsynge in 't kerspel Ruinen, diens aandeel in 't hofstedengeld te Ruinen, Blijdenstein en Tweelo en een pacht van 4 vierendeel boter uit den Oldenhoff, tegen o.a. eene lijfrente van 31 Zwolsche mudden rogge en 4 vierendeel boter uit zijn erf Bennynge in de marke van Echten. 5 Januari 1520. 1 charter. NB. Dit charter is door den secretaris der heerlijkheid P. E. Meijsters in dorso getiteld: „Vercoopbrieff van Roeloff van „Laer aan H. Bernt van Münstek van het halve erve Olden„lansing, 't halve erve gen'. Kijnsinge, item alle aandeel van alle „hofstedengeldt tot Rhunen, Blijdenstein ende ten Tweele belegen „de a°. 1520, N°. 64." Eene andere hand merkte 't charter „R". Bovendien schreef eene 16de eeuwsehe hand, die ook op andere Ruinensche stukken voorkomt, op 't charter: „Rolof van Laer „van Kinsinge, Oldelansinge unde meer guderen." 7*. Acte, waarbij Elisabet Geertruyt Gansneb gend. Tengnagel, als leenvrouwe van 't erf Ovinge te Cralo in de marke van Pesse, bekrachtigt den aankoop van dat erf door Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt tot Obbendorf heer te Ruinen enz. en Margreta Geertruijt Maria van Bernsau e.1., hen daarmede beleent en bekrachtigt hunne testamentaire beschikking over hun leengoed te Exlo. 19 October 1697. 1 charter. NB. Dit stuk draagt in dorso 't opschrift van de hand van den secretaris der heerlijkheid P. E. Meijsters: ,1. Consensus „alienandi ofte consent van den aencoop van 't erve Craele; alsmede „2. belehninge van 't selve erve Craele; oock: ,3. approbatie van de testamentaire dispositie van 't erve tot „Exeloo in de landtschapp Drenthe, in 't carspel Odoren; „alles leenroerig bij den heere Tinsnagel; „sub dato den 19 Octob. 1697." Bij 8. Acte van beleening van Willem Adriaen markies van en tot Hoensbroek enz. en Elisabet Henriette gravin van Schellart e 1. door Elisabet Gansneb gend. Tengnagel met de erven (te) Exlo en Ouvinge te Cralo in de marke van Pesse. 1704. 1 charter. NB. Dit stuk draagt in dorso 't opschrift van de hand van den secretaris der heerlijkheid P. E. Meijsters: „Leenbrieff »van Craele en Exloo de dato den 9 Meert 1704." Bij 58. Acte waarbij Elisabeth Geertruit Gansneb gend. Tengnegel als leenvrouwe vergunning schenkt aan Frans Caspar Adriaen graaf van Schellart enz. en Margareta Geertruijt Maria van Bernsaw, dochter van Henrick Munster Wilhelm van Bernsaw heer te Ruinen enz , bij testament over hun leengoed te Exlo te beschikken. 29 Juli 1681. 1 charter. NB. Dit charter is in dorso getiteld: „Octroij omme te mogen „disponeeren van 't erve tot Exloe, de dato den 29 Julij 1681." 88* (op blz. 33). Boek bevattende aanteekening der pachten verschuldigd aan den heer van Ruinen, der goederen behoorende tot de heerlijkheid en der leenmannen van den heer. c. 1375 (met aanteekeningen tot c. 1550). 1 deel. NB. Een der pachtschuldigen is Volkier die sculte, die c. 1375 leefde (vgl. Oorkbk. voor Groningen en Drente, N°. 638, d.d. 1375). Bovendien wordt bij eene pacht 't jaar „'LXXIX" (naar 't schrift 14de eeuwsch) genoemd. Latere inschrijvingen vermelden 't jaar 1416. Enkele nog latere komen voor uit de 15de eeuw, doch ook eene geschreven door de hand, die Nos. 53 en 64 schreef en dus dagteekent van c. 1550. 92*. „Staat van revenues tot den huijse Ruijnen gehorende, „verschenen Maart en Meij 1700; nota de coornvruchten sijn „besonder". 1700. 1 stuk. NB. Dit stuk is voorop gemerkt ,,H". 94*. Acte van aankoop door den heer van Ruinen Bernp yan Munster van Meyne Jacops en Thyman Albertz. van eene pacht van l1^ gouden Rijnsgulden 1 oort en 1 Brab. stuiver, uit de door hen bewoonde erven te Weerwille. 6 October 1522. 1 charter. NB. Dit charter is door den secretaris der heerlijkheid P. E. Meijsters is dorso getiteld: „Hend. Alberts en Arndt Jans verhopen aen H. Berndt van Munster anderthalven en eenen ort ,golden Rhynschen gulden jaerlix, uijt hun goet tot Weerwillen. „A°. 1520. N°. 31". —Bovendien schreef eene 16 zie Henric. Hinrick, I J. de Blécourt, „comtnis van 's lands „magasyn" en secretaris te Coerorden, 1776 (R. 58). — Jansen, zie Jan Jansen. — Jordens, leengriffier van Overviel, 1768 (I. 9 noot, R. 50), 1776 (R. 58). — Kyinmel (Kimmel), Mr, —, landschrijver van Drente, 1767— 1770 (1.2), zonder titel 1770 (R.57), — van Lier, Mr. —, ontvangergeneraal van Drente, 1768 (I. 9 noot), 1768/9 (I. 81). — Nijlant, 1645 (I. 7 noot). — Oldenhuys, schulte te Zweelo, 1754 (I. 61, R. 35). J. Rusius, zie Johannes Kusius. — Struuck, landschapsserretaris van Drente, 1633 (I. 153). — Struuck Steenbargen, schulte te Havelte, 1646 (I. 157). — van Tongeren, Mr. —, agent van Drente in 's Gravenhage, 1611 — 1621 (I. 14 noot). — Visnich, 1683 (I. 51 noot). — van de Wetering, 1778 (I. 20). — B. de Coninck, 1768 (R. 50 noot). — E. van Doetinchem, zie Jan Engelbert van Doetinchem. — F. Hein, zie Jan Fredrik Hein. — G. Oosterhuis, zie Jan Geerts Oosterhuis. — L. Evers, zie Johann Ludwig Evers. — P. Lefferts, 1778 (I. 20). — W. Harwig, zie Jan Willem * Harwig. Jacobus Melingius, 17de eeuw (I. 47 noot). — Vriesen (Vriessen), Mr. —, luitenant van de lecnen van Overijsel, 1681 (R. 22, 23). = Jacobs (Jacops, Jakops, Coops) —, Jan —, 1751 (I. 158 noot). —, Meyne —, 1522 (Aanh. 94*). —, Roelof 1777 (I. 143). —, Thyman (Tymen) —, 1522 (Aanh. 94**). Jan, 1 Jann, Jan'szooM, Jans, Jansen, / zie Johan. Janssoon, l Joan, I Joann:, J Joannes, / Joest (Jost, Joost) — Lewe, 1567 (I. 27). — van Munster t(h)o Nyenhuiss (Nijenhuijs), 1576 (Aanh. 94**** en noot). — Polman, 1615 (I. 15), hopman 1619 (I. 151 noot). Johan (Johann, Jann, Johannes, Joannes, Jan, Joan) — ...., 1518 (R. 11). —, heer te Groesbeek, 1605(1. 150, R. 19). — Wilhelm, hertog te Cleve, GuItk en Berg, 1605 (R. 19). — Awaeter, 1704 (R. 28, 29). — Bartholdi, predikant te B lij denstein, 1648 (I. 36 noot). — Bolmans (Boelmans), 1465 R. 3, 5). — Borre, 1478 (R. 6). — Bouschulte, 1633 (I. 153). — Egberts, c. 1700 (I. 55 noot). — Ffocken, 1465 (R. 3). — graaf ter Hoye, 1465 (R. 4). — Jacobs, 1751 (I. 158 noot). — Jansen, 1749 (I. 80, R. 34). — Carsten, yerirhtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1733 (I. 50 noot); Mr. stadhouder der leenen van Ruinen, 1737 (R. 32). — ten Cate Janssoon, 1756 (R. 41), 1769 (R. 53-55). — Kesselman, 1616—1619(1.19). — Kisteman, 1697 (R. 25), 1704 (R. 31). — van den Cloester, 1465 (R. 3, 5); — 1550 (I. 59, R. 15), 1554 (bladz. 58 noot 2). — Kockman, 1603 (R. 18). — Kolle, 1548 (R. 12). — Christianus, beroepen predikant van Blijdenstein en Coecange, 1599 (I. 21). — Coster, 1704 (R. 31), 2*' helft 18de eeuw (I. 69). — van Kuijlenborch, 1550 (I. 64 noot). — van Munster, 1465 (R. 4). — Geerts Oosterhuis, 1769 (1.83, R. 51). — Ouinck (Ouijnck), 1548 (I. 53, R. 12), 1550 (R. 13), 1551 (R. 16), 1557 (R. 17), 1584 (I. 124); — 17de eeuw (1. 47 noot). — Peters Jans, 1645 (I. 154 noot). — Polman, overleden 1509 (R. 9); — c. 1540 (I. 5), 1557 (I. 60, R. 17). — van (heer van) Rvne (Runen, Ruene, Ruinen), 1353 (I. 63, R. 1), 1375(1. 147, R. 2); - 1402'11 (I. 98 noot), c. 1407(1. 98); — 1576 (I. 91). — Ruaius, predikant te Assen, 1620 (I. 152); predikant te Ruinen, 1623 (I. 26, 127), 1623—'54 (I. 152 noot), 1625 (I. 128), 1631 (I. 129), 1638 (I. 130), 1637 (I. 132), 1637—'40 (I. 133), 1643 (I. 134), 1648 (I. 136). — Partels Smit, 1752 (Aanh. 97*). — Steinburger, „cletiischer Lehnrsecretarius", 1605 (R. 19). — Stellinck, 1645 (I. 154 noot). — Tymans (Tymens), 1522 (Aanh. 94**). — van Vollenhoe, pastoor te Blijdenstein, 1566 (I. 140). — die Vos van Steenwiich, 1375 (R. 2). — van Welevelde, 1353 (I. 63, R. 1). — Albricht graaf toe Schellardt, heer van Doorwerth enz., kolonel en gouverneur der stad Steenwijk, 1681 (R. 22). — Engelbert van Doetinchem, majoor-commandant van Rietberg, 1743 (I. 79, R. 33), 1749(1.80, R. 34). — Fredrik Hein, richter der heerlijkheid Almelo, 1769 (I. 85,86; R. 53- 56). j — Laurens Solner, Mr. —, 1761 (R. 44). I — Lodewijk graaf van Rechteren, heer tot Laar, 1756 (R. 38). — Ludwig (Lodewijk) bf J. L. Joachim Evers, rentmeester van den heer en stadhouder der le'enen van Ruinen, 1753 (I. 50 noot), 1754 (R. 35), c. 1756 (I. 54 noot 1)), 1756 (R. 37, 40, 41), 1757? (R. 42')), 1757 (R. 43). — Werner vrijheer van Imbsen, 1743 (R. 33). — Willem Harwig bf Harvig '), 1764 (I. 68, 71 ; R. 46, 47). = Johan'noon (Jans, Johann:, Jan'szoon, Jansen, Janssoon, Joan:) — Adam — ten Cate, 1764 (R. 48). —, Arndt—, 1522 ( Aanh. 94* noot). —, Öerrard — Hummels, 1764 (R. 48). -, Hend. —, 1777—1778 (1. 16). —, Hendrik — Cramer, 1752 (Aanh. 97*). —, Hilbert — Woerdinge, 1769 (R. 51, 52). J(an) -, 1749 (I. 80, R. 34). —, Jan ten Cate —, 1756 (R. 41), 1769 (R. 53-55). —, Claess — Bartols, 1576 (Aanh. l) Hier alleen stadhouder der leenen. *) De vierde letter van den naam is niet duidelijk. Terwijl in regest 46 Harwig schijnt te moeien worden gelezen, kan dit ook 't geval zijn in regest 47, waar echter meer nog dan in regest 46 een „v" schijnt te staan. —, Claes — Hilbers, 1651 (1. 155). —, Lumme —, 1773 (I. 159 noot), 1777 (I. 159). —, Jan Peters —, 1645 (I. 154 noot). —, Reinold de Vos van Steeuwijk, —, 1490 — 1504 (bladz. 58 noot 1). —, Roelof —, 1630 (I. 105 noot). —, wijlen Wolter—, 1645 (1.154 noot). Johanna (Johan) — van (vrouw van) Runen (Ruynen, Ruinen), 15Je eeuw (I. 4), vóór c. 1540 (I. 5), 1465 (R. 4, 5), overleden 1478 (R. 6). —, dochter van Dieterich Quaede van Bullisheim, c. 1600? (I. 149). Jobannes, zie Johan. Joost, \ Ti. T , (Zie Joest. Jost, i Judith Kockmans, 17de eeuw (I. 47 noot). — Coster, 1756 (R. 41). C. Kiste, schutte te Ruinen, 1593 (I. 102 noot, R. 8>, 1616 - 1619 (I. 19). — Kniphorst, Mr. —,schutte te Ruinerwold, 1770/1, (I. 116), 1776/9 (I. 144); gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1776/9 (I. 144), 1777 (I. 143); schutte te Meppel, 1782 (I. 144 noot). — Verhof, zie Christiaen Verhof. — van Wulfften, zie Casparus van Wulfften. — H. A. A. Engelenberg, oudgedeputeerde van Ocerijsel, 1904 (bladz. 7). — W. Ellents, Mr. —, zie Coenraad Wolther Ellents. Caspar (Casperss, Casparus) — Robless, heer van Billy, stadhouder en kapitein-generaal over Drente enz., 1575 (I. 30). — van Scheele, 1550 (I. 64, R. 13, 14). — van Wulf(f)ten, 1761 (I. 77, R. 44). Christijaan (Christiaen) — Nijeuwenhuis, 1756 (R. 39). — Verhof, 1764 (I. 74, R. 48). = Christianus, Johannes —, beroepen predikant van Blijdenstein en Coecange, 1599 (I. 21). Claess (Claes, Claas, Nïcolaas) — Harwig (Harwich), secretaris en procureur te Vriesenveen, 1756 R. 38-40). — van Hattum, Mr. —, 1764 (R. 45). — Johann Bartols, 1576 (Aanh. 94***1*). — Jan Hilbers, 1651 (I. 156). — Koek, 1756 (R. 39). Conrad (Kourt, Coert, Coenraed, Coort) — Engelhardt, „gerechtschriver" in Haffen en Mehr, 1704? (I. 8 noot, R. 22, 23, 26, 27). — (Alberts) Winkel, 1767 (R. 51), 1767 vlg. (I. 83 noot), 1768 (R. 50), 1778 (I. 20). — Wolther Ellents, Mr. —, 1768 (R. 50 noot), 1770 (I. 84); gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1750 (I. 50 noot), 1751 (I. 158 noot); raad-secretaris en ette van Drente, 1770 (R. 57). Coops, zie Jacobus. Coort, ) . rr . ; zie Ooiirad. Kourt, ) L. Nijsingh, landschapssecretaris van Drente, 1688 (I. 112 noot). — Oldenhuis, 1763 (I. 84 noot, R. 57). — J. van Hambroick, 1756 (1.65, R. 36). Lambert Coster, 1704 (R. 31), 2de helft 18lle eeuw (I. 69). — Lucx, 1704 (R. 31), 2d" helft 18de eeuw (I. 69). — Tabingh, 1737 (R. 32). = Lamberts, Roelof —Hartinans, 1771 (I. 146). Laurentius Teodoor Nilandt, 1761 (R. 44). Leffert Roelofs, 1769 (I. 83. R. 51). = Lefferts, J. P. —, 1778 (1.20). Lijsbeth van der Eese Bertold's dochter, 1508 (bladz. 58 nootl). Loelefs, Bartolt—, 1630 (1.105 noot). Luichjens (Luitekens), Frens —, 1697 (R. 25, 27). Luigiea, Hendrik —, 1769 (R. 51). Luitekens, zie Luichjens. Luitgart, vrouw van Zeijno Wolffs, 1517 of 1518 (R. 10). Lucas Egberts, 1697 (R. 25), c. 1700 (I. 55), 1700(1.56), 1704 (R. 31). — Homan(n), schutte van Rolde (en Rolder dingspel), 1757 (1.62, R. 43), 1769 (R. 56). = Lucas (Lukas), Egbert — (Westbrink), 1754 (R. 35), 1756 (R. 40), 1757? (R. 42), 1757 (R. 43), 1769 (R. 51, 52). Lurame Jans, 1773 (I. 159 noot), 1777 (I. 159). M. van Bernsauw toe Ruijnen, zie Margareta Gertruit Maria van Bernsauw. M. Paets, 1645 (I. 7 noot). M. G. M. van Bernsauw, zie Margareta Gertruit Maria van Bernsauw. Manasse van Welvelde, heer van H'oltersum, 1687 (I. 57, R. 24). Margareta (Margrieta, Margaretha, Margreta) — van Bernsauw toe Ruijnen, zie Margareta Gertruit Maria van Bernsauw. — van Munster, overleden, 1646 (I. 7). — (Gertruit (Geertruijt, Geertruit, Gertruid, Gertruijdt, Gertruidt) Maria) van Bernsauw (Bernsaw, Bernzauw, Bernsau), 1681 (I. 8 noot '); R. 22 '), 23; Aanh. bij 58), 1697 (I. 8 noot; R. 25»), 26, 27, Aanh. 7*), 1704 (R. 28). Maria von Brimeu, hertogin van Croij en Aarschot, jtrinses van Chimaij, gravin van Megen, overleden, 1605 (R. 19). — Judith Josina Glauwe, 1704 (R. 33), overleden 1743 (R. 33). Mauritz Carl vrijheer van der Horst, 1743 (R. 33). Maxmilian Austerliz, 1749 (R. 34). Meyne Jacops (Jacobs), 1522 (Aanh. 94* en noot). Melchior Arnhem, predikant te Blijdenstein, 1602 (I. 33), nk Mei 1603 (I. 137). Nico laas, zie Claess. O. ten Cate, en Oo(r)tmar ten Cate, 1764 (I. 68, l) van Bernsauw toe Ruyner.. -) Erfdochter van Ruinen. 70 noot; R. 46), 1764/9 (I. 85), 1769 (R. 53). Otto van Rechteren, ridder, 1465 (R. 4), 1478 (R. 6). — van Ruinen, lsle helft 12,le eeuw (bladz. 4). — Wanynge, 1465 (R. 3, 5). P. Imbert, zie Pieter Imbert. P(h). E. Meijsters, zie Philip Eernst Meijsters. P. H. Schickhart. schutte Ie Meppel, 1638-1675 (H. 10). Patroclus N. óf — Romelingh (Rommelinck, Romeling), predikant te Ruinen (in de heerlijkheid Ruinen), 1603/4 (I. 24 noot), 1608 (1. 25), 1614(1.37) Pauli, Bart(h)oldus —, predikant te Blijdenstein (op 't Wolt), 1607 (I. 34, 138), 1608 (I. 139), overleden 1648 (I. 36 noot). Peters, zie Pieter. Philips (Philip) —, koning — II, bladz. 4. — Sudeick, 1749 (R. 34). — Eernst (Ernerst) Meijsters 1697 (I. 58, R. 25), 1704 (I. 52, R. 29); secriiaris van den heer (der heerlijkheid) Ruinen, Aanh. 4* noot, 7* noot, bij 8 noot, 94* noot, 94*** noot, 94**** noot; vöór 1710 (I. 50 noot), 1704 (R. 30). Pieter Imbert, Mr. —, 1743 (I. 79, R. 33). = Peters, Jan — Jans, 1645 (I. 154 noot). R. baron van Echten, heer van Echten en Echtens-Hoqeveen, 1770 (R. 57). Regnerus Bartholdy, 1645 (I. 154 noot). Reynolt (Reinold, Reynalt, Reynt, Reint) — van den Cloester, overleden, 1465 (R. 3, 5); - 1550 (R. 15). — de Vos (Voss) (van Steenwijk (van Steynwick)), 1490—1504 (bladz. 58 noot 1 x)), c. 1509 (bladz. 58 noot 1 2)), 1518 (R. 11); overleden 1550 (I. 59, R. 15) »). = Reyntsz, Rolof van den Cloester —, 1548 (R. 12). Reinder Roelofs, 1769 (R. 51). Reinold, ) Reint, i Re-vn0lt Remmelt Alberts, van 't Loer, 1769 (R. 51). Rycliardt Ketel, schulte te Diever- Wapserveen, 1646 (I. 157). Roelof (Roloff, Roeloff, Rolof, Rolooff, Roloiff) — van Beueruoerde, 1465 (R. 4). — van Echten, 1550 (R. 15), 1554 (bladz. 58 noot 2); — v. E. tot Echten, 1618 (I. 151). — Lamberts Hartmans, 1771 (I. 146). — Jans, 1630 (I. 105 noot). — van den Cloester (van Cloisther), 1480 (R. 7), 1485 (I. 95, R. 8);— 1548 (R. 12*)), 1550 (R. 13, 15), 1554 (bladz. 58 noot 2), 1557 (R. 17); 1567 (1. 27 noot ')). ') Johan'sioon. *) RoelPszoon. 3) Zonder de toevoeging vanSteenwijk. *) Reyntsz. ') van Cloisther tho Rhebruggen — Coops, 1777 (I. 143). — van Laer, heer van Ruinen, 15d<' eeuw (I. 4), voor e. 1540 (I. 5), 1465 (R. 3-5); - R. v. L. de oude, 1485 (R. 8); — K. v. L. de jonge, 1480 (I. 93, R. 7), 1485 (I. 95, R. 8); — R. v. L. zonder titel, 1520 (Aanh. 4*). — van Munster, ambtman te Coevorden en van Drente, 1509 (R. 9). — van Steenwiich, ambtman van Drente, 1375 (R. 2). — van Wterwych, 1557 (R. 17). = Roelf'szoow (Roleffs, Roeloffs. Roelofs) —, Egbert — , c. 1700 (I. 55 noot). —, Hijlbert —, 1642 (I. 96, R. 20). —, Leffert —, 1769 (I. 83, R. 51). —, Reinder - , 1769 (R. 51). —, Reinold de Vos van Steenwijk —, c. 1509 (bladz. 58 noot 1). S. Ch. Scbeele, heer te W elevelt, 17de eeuw (I. 47 noot). S. E. baron van Hambroick, zie op Sijger. S. P. A. graaf van Heiden (Hey- den), zie op Sigismund. Seger, zie Sijger. Seyno, zie Zeijno. Sigismund Pierre Alexander graaf van Heiden (Heyden), heer van Reinenstein, 1769 (R. 56); drost van Coevorden en Drente en qq. heer van Ruinen, 1776 (I. 10, R. 58), 1776—'79 (I. 144), 1777 (I. 114, 143), 1778 (I. 17 noot, 20), 1778/9 (I. 117 noot). Sijger (Zeger, Seger) —, Mr. — ter Steghe, 1593 (R. 8). — Eusebius (baron) van Ham¬ broick, heer van Wel velde, 1750 (I. 75 noot), 1753 (I. 66), 1764 (I. 67, R. 49). Symon (Sijmon) — Glawe, 17dt' eeuw (I. 47 noot). — Polman(s), 1485 (I. 95, R. 8), overleden 1518 (I. 95 noot, R. 11); 1548 (I. 53, R. 12); - Helmychssoen, 1557 (I. 60, R. 17). Sophia Dorethea (Dorothea) Wilhehnina gravin van Rechteren (-Almelo), 1756 (R. 38 — 40). Stephen (Steven) —, heer — öf — Sasse, pastoor te Ruinen, 1599 (I. 22 noot), 1601 (I. 120). T. Hulshoff, zie Anthonius. Theodorus Huete, Mr. —, 1681 (R. 22, 23). Thyman (Tymen) — Albertz (Albers), 1522 (Aanh. 94* en noot). — Jacobs, 1522 (Aanh. 94** en noot). = Tj'mans (Tymens), Johan —, 1522 (Aanh. 94** en noot). Tomas (Thomas) — ten Cate, 1769 (R. 53—55). — Ouinck, 17de eeuw (I. 47 noot); jonker —, 1622 (I. 124 noot). Tonnis, zie Anthonius. Vnico van den Ruitenberch, 1603 (R. 18). Volkier die sculte, c. 1375 (Aanh. 88* noot). W. Olffen(n), zie Wilbrandus. — Sichterman, landschapssecretaris van Drente, 1671 (I. 145 noot). — A. markies van Honsbroeck, zie Willem Adriaen. — H. Erkenswijk, Mr. —, schulte te Buitten, 1770/1 (I. 116). — H. Hofstede, Mr. —, griffier der staten van Drente, overleden, bladz. 7. Wessel van Munster t(h)o Nyenhuiss (Nijenhuijs), 1576 (Aanh. 94**** en noot). Wigboelt van Isselmueden, 1573 (Aanh. 94***). Wyrich! ! 2,'ê Wirich" Wilbrandus Olffen(n), 1617 (I 19 noot); publiek notaris, 1633 (I. 153); „praeior" (schulte) te Budding- en Haakswolde ('t Woldt, Ruinerwold), 1637 (I. 140 noot), 1645 (I. 154 noot), 1651 (I. 156 noot). Willem (Wilhelm, William) — III, koning van Groot-Britannië enz., erfstadhouder van Overijsel, zie Wilhelm Henrik. — van Buchorst, ridder, 1478 (R. 6). —, Dr. — Frens, 1697 (R. 27). — Geerts, 1751 (I. 158 noot). — van Leemel, 1739 (I. 158 noot). —, prins van Oranje en Nassau, erfstadhouder van Overijsel, 1768 (I. 9 noot, R. 50), 1770 (1. 116), 1776 (I. 10 noot, R. 58). — Adriaen markies van (en tot) Honsbroeck (Hoensbroeck), heer van Ruinen, 1703—1704 (I. 1), 1704 (I. 8, 142 ; R. 28-31; Aanh. bij 8). — Henrik (Hendrick), prins van Oranje en Nassau, 1681 (R. 22, 23); William III, koning van Groot-Brittannië, Frankrijk en Ierland, erfstadhouder van Overijsel, 1697 (R. 26). — Ludwig, graaf te Nassau, stadhouder van Drente, 1599 (I. 21, 22), 1600 (I. 23). — Reinder Lipperus, Mr. —,1764 (R. 45). = Wilms, Arent —, schoolmeester te Ruinen, 1637—1640 (I. 133), 1643 (I. 134). Wirich (Wijrich, Wyrich) van(von) Bernsaw (Bernsou, Berenzauw, Bernsauw), heer van Ruinen, 1633—'37 (I. 118), 1637 (I. 107 noot, 132), 1637—'40 (I. 133), 1638 (I. 130), c. 1640? (I. 109 noot); zonder titel 1642(1. 196); heer van Bellinkhof en Ruinen, lt'42 (R. 20), 1642—'45 (1.42); heer van Ruinen, 1643 (I. 134), 1644 (I. 111), 1645-'48 (I. 131')); zonder titel, 1646 (1.7); heer v. Ruinen 1646 (I. 135), 1648 (I. 136); afgetreden als heer van Ruinen, 1649 (I. 100). Wolter Jan», overleden, 1645 (I. 154 noot). — Kymmel, 1737 (R. 32). Z. E. van Hambroick, zie op Sijger. Zeger, zie Sijger. Zeijno (Seyno) — van Weluelde, overleden, 1551 (R. 16). — Wolffs, 1517 (I. 94), 1517 bf '18 (R. 10). Zweder, vrouw van Johan heer van Ruinen, 1375 (I. 147, R. 2). ') tot Bellinghaven en Mantgem. 2. Index van persoonsnamen, gerangschikt naar de achternamen. Almelo, (Sophia Dorethea (Dorothea) Wilhelmina) gravin van Rechteren —, 1749 (I. 73 noot), 1756 (R. 38, 40). Arnhem, Melchior —, predikant te Blijdenstein, 1602 (I. 33), nkMei 1603 (I. 137). Assinck, Harm —, 1768 (R. 50). Austerliz, Maxmilian —, 1749 (R. 34). Awaeter, Johan —, 1704 (R. 28, 29). Bellinchave (Bellinghaven), Wyrich (Wirich) van Berenzauw (Bernsaw) tot — (en Mantgem), heer J van Ruinen, 1642—'45 (I. 42), 1645—'48 (I. 131). Bentinck, D. — tot Diepenheim, 1768 (R 50). Bernsaw (Bernsou, Bernsauw, Berenzauw, Bernzauw, Bernsau) —, Henrick (Henrich, Hendrick) Monster (Munster) Wilhelm von (van) —, heer van Ruinen, 1645 (I. 97, R 21), 1649 (I. 100), 1656(1.51), 1671 (I. 145 noot ')), 1681 (R. 23, Aanb. bij 58). ') Hier is alleen sprake van »drost • van Bernsaw", zonder voornamen. —, M. (Margareta; M. G. M.; Margareta (Margrieta, Margaretha, Margreta) Gertruit (Geertruijt, Geertruit, Gertruid, Gertruijdt, Gertruidt) Maria) van — (toe Ruijnen), 1681 (I. 8 noot; R. 22, 23; Aanh. bij 58), 1697 (I. 8 noot, R. 25»), 26, 27, Aanh. 7*), 1704 fR. 28). —, Wirich (Wijrich, Wyrich) van (von) —, heer van Ruinen, 1633— '37 (I. 118), 1637 (I. 107 noot, 132), 1637—'40 (I. 133), 1638 (I. 130), c. 1640? (I. 109 noot), 1642 (I. 96»), R. 20), 1642—'45 (I. 42 3)), 1643 (I. 134, 136), 1644 (I. 111), 1645—'48 (I. 131 *)), 1646 (I. 7, 135),; afgetreden als heer van Ruinen, 1649 (I. 100). Besten, Adolfus (Aleff van) —, predikant te Ruinen, 1599 (I. 22 en noot), 1600 (I. 23). Beueruoerde, Roeloff van —, 1465 (R. 4). ') Erfdochter van Ruinen. a) Zonder titel. ') v. B. tot Bellinchave. 4) v, B. tot Bellinghaven en Mantgem. Blanckebyll, Bernardus —, schoolmeester te Ruinen, 1630 (I. 133 noot). Blécourt, J. de —, ,commis van lands magasyn" en secretaris te Coevorden, 1776 (R. 58). Blickenborch, Geryt van Zuylen van —, 1465 (R. 4). Boelmans, zie Bolmans. Bokelman (Bokelmannus, Bockelmannus), Henricus —, predikant te Ruinen, 1600 (1. 22 noot, 23 en noot). Bolmans(Boelmans), Johan -,1465 (R. 3, 5). Bonkenhaven, Hermen Otto Gansnet (sic) genaamd Tengnagel tot den —, 1697 (R. 27). Borre, Johan —, 1478 (R. 6). Bourgoendiën, Dauid van —, bisschop van Utrecht, 1465 (R. 4), 1478 (R. 6). Bouschulte, Jan —, 1633 (I. 153). Brandt, Ernst —, 1697 (R. 26). Breda, H. van -, 1681 (R. 22, 23). Brimeu, Maria von —, hertogin van Croij en Aarschot, prinses van Chimaij, gravin van Megen, overleden, 1605 (R. 19). Budingen, Albrecht (Albregt) August graaf van IJsenborg en — (Isenborg—Budingen), generaalmajoor, 1756 (R. 38— 40). Buchorst, Willem van — , ridder, 1478 (R. 6). Bullisheim, Dieterich Quaede van —, c. 1600? (I. 149). Diepenheim, D. Bentinck tot —, 1768 (R. 50). Dyemen, H. van —, 1563 (I. 49). Doetinchem, Jan Engelbert van —, (majoor-commandant van Rietberg), 1743 (I. 79, R. 33), 1749 (I. 80, R. 34). Donseier, Euert vann —, 1603 (R. 18). Echten, R. baron van —, heer van Echten en Echtens-Hogeveen, 1770 (R. 57). —, Rolof van —, 1550 (R. 15), 1554 (bladz. 58 noot 2); — 1618 (I. 151 !)). —, Rolof van Echten tot —, 1618 (I. 151). Eese, Lijsbeth van der — Berthold'sdorAier, 150£ (bladz. 58 noot 1). Ekkelshuijsen, Bartolt Maurits Sloot tot —, 1697 (R. 27). Ellents, Mr. Coenraad Wolther —, gerirhtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1750 (I. 50 noot), 1751 (I. 158 noot); zonder titel 1768 (R. 50 noot), 1770 (I. 84);madsecretaris en et te van Drente, 1770 (R. 57). Engelenberg, assessor van Drente, bladz. 8. —, C. H. A. A. —, oud-gedeputeerde van Overijsel, 1904 (bladz. 7). Engelhardt, Conrad —, Tgerecht„schriver" in Haffen en Mehr, 1704? (I. 8 noot; R. 22,23,26, 27). Erkenswijk, Mr. W. H. —, schulte te Ruinen, 1770/1 (I. 116). Ffocken, Johann —, 1465 (R. 3). ') i. E. tot Echten. Fritema, Feico van —, 's konings rentmeester van Drente enz., 1567 (I. 27). Gansneb (Gansnet), Elisabet(h) (Geertruit, Gertruijdt of Geertruyt) — genaamd Tengnegel (Tengnagel), 1681 (Aanh. bij 58), 1697 (R. 27, Aanh. 7*), 1704 (Aanh. bij 8). —, Hermen Otto — genaamd Tengnagel tot den Bonkenhaven, 1697 (R. 27). Ghysynge, zie Guedesing. Glauwe (Glawe), Maria Judith Josina —, 1704 (R. 33), overleden 1743 (R. 33). —, Symon —, 17"1® eeuw (I. 47 noot). Golinck, H. —, 1645 (I. 7 noot). Groot, H. de—, 1645 (I. 7 noot). Guedesing (Ghysynge) —, Euert —, c. 1407 (I. 98). —, Ghert —, 1375 (R. 2). Habers, H. —, 1776 (R. 58). Haffeman, Geerdt —, 1645 (I. 97, R. 21). Haftten, Anna van Spaniën weduwe van —, vrouwe te Herwijnen, Haaften en Heilouw, 1578 (1.148). Hambroick, L. J. van —, 1749 (I. 65), 1756 (R. 36). —, Zeger (Seger) Eusebius (baron) van —, heer van Welvelde, 1750 (I. 75 noot, R. 37), 1753(1 66), 1756 (R. 37), 1764 (I. 67, R. 49). Hartmans, Roelof Lamberts —, 1771 (I. 146). Harwig (Harwich, Harvig), Jan Willem —, 1764 (I. 68, 71 ; R. 46, 47). —, Nicolaas —, secretaris en procureur te Vriesenveen, 1756 (R. 38); zonder titel 1756 (R. 39, 40). Hattum, Mr. Burchard Jan van —, 1764 (I. 78, R. 45). —, Mr. Nicolaas van —, 1764 (R. 45). Hee(c)keren, A. J. H. baron van —, (heer van Nettelhorst, Batinge en de Heest, 1756 (I. 75, 76; R. 36, 37, 41), voor 1761 (I. 77 noot, R. 44). Heiden (Heijden, Heyden), Alexander Carel (rijks)graaf van — tot (heer van) Laarwoud), drost van Coevorden en Drente en qq, heer van Ruinen, 1768 (I. 9, R. 50), 1769 (I. 82, R. 51 »)—56), 1770 (R. 57), 1771 (I. 113, 116 noot, 146). —, Sigismund Pierre Alexander graaf van —, heer van Reinenutein, drost van Coevorden en Drente, 1769 (R. 56); en q.q. heer van Ruinen, 1776 (I. 10, R. 58), 1776—'79 (I. 144), 1777 (I. 114, 143), 1778 (I. 17 noot, 20), 1778/9 (I. 117 noot). Hein, Georg Henrik —, 1764 (R. 46, 47). —, Jan Fredrik —, (richter der heerlijkheid Almelo). 1769 (1.85, 86; R. 53—56). Hiddinck, Anna —, 1750 (R. 43), overleden? 1757 (I. 62). Hillen, Anna van —, dochter van ') In R. 51 en 52 rijksgraaf. den graaf vun Tauer, 1605 (I. 150, R. 19). Hoensbroe(c)k, zie Honsbroeck. Hofstede, Mr. W. H. —, griffier der staten van Drente, overleden, bladz. 7. Hoye, Johan graaf ter —, 1465 I (R. 4). Homan(n), Lucas —, schulte van Bolde en Rolder dingspel, 1757? (I. 62, R. 43;, 1769 (R. 56). Hommels, zie Hummel. Honsbroeck (Hoensbroe(c)k, Honsbroek, Hondsbroeck) — (Frans Arnoldt) markies van (en tot) —, 1749 (I. 65); heer van Ruinen, 1753 (I. 66), 1754 (R. 35), 1756 (R. 37, 41), 1757? (R. 42), 1757 (R. 43), 1764 (I. 88 noot). —, Willem (Wilhelm) Adriaen), markies van (en tot) —, heer van 't Hoog- en Neder ambt van Gelder (vrijheer van Ertbruggen), heer van Ruinen, 1703—'04 (I. 1), c. 1704 (bladz. 7), 1704 (I. 8, 142; R. 28—31; Aanh. bij 8). Horst, Mauritz Carl vrijheer van der — 1743 (R. 33). Huete, Mr. Theodorus —, 1681 (R. 22, 23). Huys, Aernt —, heer van Ruinen, 15de eeuw (I. 4). Hulshoff, Tonnis 1764 (R. 48, 49). Hummel (Hommels, Hummels) —, Gerrit (Gerrard) —, 1756 (I. 73, R. 38—40), overleden 1764 (I. 74 noot, R. 48). —, Gerrard Joan: —, 1764 (1. 74, R. 48). IJsenborg (Isenborg), Albrecht (Albregt) August yraaf van — en (-) Budingen, 1756 (R. 38— 40). Imbert, Mr. Pieter —, 1743 (I. 79, R. 33). Imbsen, Johan Werner vrijheer van 1743 (R. 33). Iselmuden, zie Isselmueden. Isenborg, zie IJsenborg. Isselmueden (Iselmuden, Isselmuden) —, A. van —, schulte te de Wijk, 1622 (I. 124 noot). —, Henrick van —, 1573 (Aanh. 94***). —, Herman van —, voör 1600(1. 103 noot). —, Wigboelt van —, 1573 (Aanh. 94**»). Jordens, J. —, leengriffier van Overijsel, 1768 (I. 9 noot, R. 50), 1776 (R. 58). Camerling (Camerlingh), A. —, predikant te Coevorden, 1754 (I. 61, R. 35). —, Antoni —, gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1710—1725 (I. 50 noot). —, Mr. H. J. —, 1745 (R. 42); schulte te Ruinen, 1754 (I. 54 noot, R. 35); overleden 1757? (R. 42). —, Mr. Henrick Wilhelm —, schulte te Ruinen, 1757? (I. 54, R. 42), 1767 (I. 83 noot, R. 51), 1767—'70 (I. 2), 1769 (I. 83, 88; R. 51, 52); — en stadhouder der leenen van Ruinen, 1757 (I. 7 54 noot); gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1764 (I. 67 noot), 1768 (I. 155 noot). Carsten, Mr. Johan —, gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1733 (I. 50 noot); stadhouder der leenen van Ruinen, 1737 (R. 32). Cate, Adam Jangen ten —, 1764 (R. 48, 49). —, Gabriel ten —, 1769 (I. 87, R. 55, 56). —, Gerrit ten —, 1737 (1. 70, R. 32), 1764 (1. 71, 87 noot; R. 47, 55); overleden 1769 (I. 87, R. 55, 56). —, Harmen ten —, 1716 en 1737 (R. 32). —, Jan ten — Janssoon, 1756 (R. 41), 1769 (R. 53—55). —, Oo(r)tmar ten —, 1764 (1. 68, 70 noot; R. 46), 1764/9 (I. 85), 1769 (R. 53). —, Thomas ten —, 1769 (R. 53— 55). Keilen, Henderick — genaamd Sande, 1704 (R. 29). Kes8elman, Joannes—, 1616—1619 (I. 19). Ketel, Rychardt —, schulte te DüverWapserveen, 1646 (I. 157). Kiers, Bernhard (Bernhardt) —> (raad en) landschrijver van Drente, 1703-1704 (I. 1), 1704 (I. 8 noot, R. 28), vóór 1710 (I. 50 noot); gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1704 (I. 142), 1708—'10 (I. 50 noot). Kymmel (Kimmel), Mr. J. —, landschrijver van Drente, 1767— 1770 (1. 2); zonder titel 1770 (R. 57). —, Wolter —, 1737 (R. 32). Kiste, C. —, schulte te Ruinen, 1593 (I. 102 noot, R. 8), 1616— '19 (I. 19). Kisteman, Jan —, 1697 (R. 25), 1704 (R. 31). Cloester (Cloisther), Johan van den —, 1465 (R. 3, 5), 1550 (I. 59, R. 15), 1554 (bladz. 58 noot 2). —, Reynolt van den —, overleden (?) 1465 (R. 3, 5); — 1550 (R. 15). —, Roeloff (Roloff, Rolof, Rolooff, Roloiff) van den - , 1480 (R. 7), 1485 (I. 95, R. 8); — 1548 (R. 12»)), 1550 (R. 13, 15), 1554 (bladz. 58 noot 2), 1557 (R. 17); 1567 (I. 27 noot')). Kniphorst, Mr. C. —, srhulte te Ruinerwold, 1770/1 (I. 116), 1776/9 (I. 144); gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, 1776/9 (I. 144), 1777 (I. 143); schulte te Meppel,\"!H2 (I. 144 noot). Koek, Claas —, 1756 (R. 39). Cock, Derk —, 1739 (1.158 noot). Kokman (Kockman, Kockmans), geslacht —, vóór 1743 (I. 79 noot). —, Everhardt —, 1704 (R. 33), overleden 1743 (R. 33). —, Johann —, 1603 (R. 18). —, Judith —, 17de eeuw (I. 47 noot). Kolle, Johan —, 1548 (R. 12). Coninck, J. B. de —, 1768 (R. 50 noot). Coster (Custers, Koster) J) Reyntsz. ') R. v. C. tho Rhebruggen. —, Egbert 1704 (R. 31), 2d* helft 18de eeuw (I. 69). —, Gerrit — Egb.zoon, 1769 (I. 86, R. 54). —, Jan —, 18de eeuw (I. 69), 1704 (R. 31). —, Judith —, 1756 (R 41). —, Lambert —, 18do eeuw (I. 69), 1704 (R. 31). Cramer, Hendrik Jans —, 1752 (Aanh. 97*). Croesken, Harmen Polman —, c. 1407 (I. 98). Krop, H. J. 1776 (R. 58). Kuijlenborch, Johan van —, 1550 (I. 64 noot). Laar, zie Laer. Laarwoud, Alexander Carel graaf van Heiden tot —, drost van Coevorden en Drente, en qq. heer van Ruinen, 1768 (R. 50). Laer (Laar), Roloff (Roelof, Roeloff, Rolof) van —, heer van Ruinen, 15de eeuw (I. 4), vóór c. 1540 (I. 5), 1465 (R. 3-5); — de oude, 1485 (R. 8); - de jonge, 1480 (I. 93, R. 7), 1485 ([. 95, R. 8); — zonder titel, 1520 (Aanh. 4* en noot). Langen, Euphemia (Eufemia) van —, vrouw te Dikninge, 1601 (I. 120), 1602 (I. 121). Leemel, Willem van —, 1739 (I. 158 noot). Leiden, Euert van —, 1478 (R. 6). Lewe, Joest —, 1567 (I. 27). Lier, Mr. J. van —, ontvanger generaal van Drente, 1768 (I. 9 noot), 1768/9 (I. 81). Liewaerden, Hendrick van —, 1697 (R. 27). Lipperus, Mr. Willem Reinder —, 1764 (R. 45). Luijnink, zie Luunink. Lucx, Lambt. —, 2de helft 18de eeuw (I. 74). Luunink (Luijnink), Bernard (Bernart) Sassenraat (Sassenraet) genaamd —, advocaat, 1681 (R. 23), overleden 1697 (R. 27). Mantgem, Wirich van Bernsaw tot Bellinghaven en —, heer van Ruinen, 1645 — 1648 (I. 131). Meijsters (Meysters), Philip Eernst (Ernerst) —, 1697 (I. 58, R. 25), c. 1704 (I. 15), 1704 (bladz. 8 noot 2; I. 52; R. 29); secretaris van den heer van (der heerlijkheid) Ruinen, Aanh. 4* noot, 7* noot, bij 8 noot, 94* noot, 94*** noot, 94**** noot; vóór 1710 (l. 50 noot), 1704 (R. 30). Melingius, Jacobus —, 17de eeuw (I. 47 noot). Monster, zie Munster. Mulert, Eonric —, 1478 (R. 6). Munster (Monster, Münster) —, Bherent (Bernt, Berent, Bernd, Berndt) van — (heer van Ruinen), 15de eeuw (1. 4), 1517 (I. 94), 1517 óf '18 (li. 10), 1518 (1.95 noot, R. 11), 1520 (Aanh. 4* en noot), 1522 (Aanh. 94* en noot, 94**). —, Henrick (Hinrick, Henryck, Hinrich, Henrich, Heinrich, Hindrick, Henderick, Hendrick, Hendrik) van (vonn, von) —, (heer van Ruinen), 1478 (I. 3, R. 6), 1480 (R. 7), 1485 (R. 8); — 1548. (R. 12), 1550 (R. 13- 15), 1551 (K. 16), 1557 (R. 17), 1568 (I. 28), 1573 (Aanh. 94*»*), 1575 (I. 30), 1576 (Aanh. 94**** en noot), 1578 (I. 148), 1584 (I. 124), 1591 (I. 11), 1594 (I. 12»), 13), 1599 (I. 21, 22), c. 1600? (I. 149), 1600 (I. 23, 123), 1601 (I. 1202)), overleden 1603 (R. 18); — (Henriek'saooM)! 1603 (I. 6, R. 18), 1604-'16 (1.34), 1608 (1. 25), 1611 — '21 (I. 14')), 1614 (I. 38), 1615(1. 15 ')), 1616 —'20 (1. 18), 1618 (I. 151 ')), 1618 '21? (I. 32), 1619 (I. 151 noot), 1623 (I. 26 noot, 125, 1*26), 1624 (I. 43, 141), 1627 (1. 44), 1628 (I. 40), 1630 (I. 48, 105 ■), 1631 (1. 129). —, Herman van —, 1551 (R. 16). —, Johan van —, vóór 1465 (R. 4). —, Margareta van —, overleden 1646 (I. 7). —. Roloff van —, ambtman te Coevorden en van Drente, 1509 (R. 9). — tho Nyenhuiss (to Nijenhuijs), — —, Hinrich (Henrich) van —, 1576 (Aanh. 94**** en noot). , Jost (Joost) van —, 1576 (t. z. pi.). — —, Wessel van —, 1576 (t. z. pl.). Nassau, Willem prins van Oranje en —, erfstadhouder van Overijsel, 1768 (1. 9 noot, R. 50), 1776 (I. 10 noot, R. 58). —, Wilhelm Henrik (Hendrick) ') v. M. zu Till. ') v. M. to Till, v. M. to Tyll, tot Till, tot Thijl, tho Till. prins van Oranje en —, erfstadhouder van Overijsel, 1681 (R. 22, 23). —, Wilhelm Ludwig graaf te —, stadhouder van Drente, 1599 (I. 21, 22), 1600 (I. 23). Neander, Deodatus Carolus —, s. theol. cand., schoolmeester (en hulpprediker) te Ruinen, 1646 (I. 135). Nieuburg 'J, hertoy van 1681 (R. 22). Nyenhuiss (Nijenhuijs), Hinrich (Henrich) van Munster t(h)o —, 1576 (Aanh. 94**** en noot). —, Jost (Joost) van Munster t(h)o —, 1576 (Aanh. 94**** en noot). —, Wessel van Munster t(h)o —, 1576 (Aanh. 94**** en noot). Nijeuwenhuis, Christijaen —, 1756 (R. 39). Nijlant, 1645 (I. 7 noot). Nijsingh, L. —, landschapssecretaris van Drente, 1688 (I. 112 noot). Nilandt, Laurentius Teodoor — 1761 (R. 44). Nilant, G. —, secretaris van ...., 1697 (R. 26). Noorthuys, Bartelt —, 1771 (I. 146). Obbendorff (Obbendorp, Obbendorf, Oldendorff), Frants (Frans Kaspar, Frans Caspar Adriaen) graaf van Schellardt toe (tot) —, heer van Ruinen, enz., 1681 (R. 22')), 1697 (I. 58; R. 25, 26, ') Wellicht wordt bedoeld de hertog van Pfalz-Neuburg. *) Generaal■ wachtmeester van den keizer en veldmaarschalk van den hertog van Nieuburg. 27; Aanh. 7*), c. 1700 (I. 55J, 1704 (R. 28). Oldenhuijs (Oldenhuis) —, Gesina —, 1770 (I. 84, R. 57). —, J. —, schulte te Zu-eelo, 1754 (I. 61, R. 35). L. —, 1763 (I. 84 noot, R. 57). Olffenn (Olffen), H. —, schulte te Ruinen, 1703—'04 (I. 1). —, W(ill)randus) —. 1617 (I. 19 noot); publiek notaris, 1633 (I. 153); .praetor" in Buddiny- en Haakswolde (schulte van 't Woldt, Ruinerwold), 1637 (I. 140 noot), 1645 (I. 154 noot), 1651 (I. 156 noot). Oosterhuis, Jan Geerts —, 1769 (I. 83, R. 51). Oranje (Orange), Willem prins van — en Nassau, erfstadhouder van Overijsel, 1768 (1. 9 noot, R. 50), 1770 (I. 116), 1776 (I. 10 noot, R. 58). —, Wilhelm Henrik (Hendrick) prins van — en Nassau, erfstadhouder van Overijsel, 1681 (R. 22, 23). Ouinck (Ouijnck), Johan(n) —, 1548 (I. 53, R. 12), 1550 (R. 13), 1551 (R. 16), 1557 (R. 17), 1584 (I. 124), 17de eeuw (I. 47 nootj. —, Thomas (jonker Tomas j —, 17de eeuw (I. 47 noot), 1622 (I. 124 noot). Paets, M. —, 1645 (l. 7 noot). Pallant, Albert Antoni baron van —, 1681 (R. 22). Pigge, Berendt —, 1594 (I. 12). Poel, Mr. Everwyn Hendrik van den —, secretaris van Vollenhove, 1761 (I. 77, R. 44). Polman (Polmans, Polmann) —, Anthonius (Antonis, Antoni, Antony) —, overleden 1548 (R. 12); — 1600 (I. 123), overleden 17de eeuw (I. 47 noot); — 17de eeuw (I. 47 noot), kapitein 1642 (R. 20). —, Harmen — C'roesken, c. 1407 (I. 98). —, Helmich —, 1518 (I. 95 noot, R. 11). —, Jan (Johann) —, overleden, 1509 (R. 9); — c. 1540 (I. 5), 1557 (I. 60, R. 17). —, Joost (Joest) —, 1615 (I. 15), hopman 1619 (I. 151 noot). —, Symon (Sijmon) - ,1485(1.95, R. 8), overleden 1518 (I. 95 noot, R. 11); — 1548(1. 53, R. 12), — Helmychssoen 1557 (I. 60, R. 17). Quaede, Dieterich — van Bullisheim, c. 1600? (I. 149,). Queisen, Henrick —, 1681 (R. 23). Rechteren, Adolph Philip Zeger graaf van —, vrijheer van Almelo en Vriesenveen, 1756 (R. 38). —, Johan Lodewijk graaf van —, heer tot Laar, 1756 (R. 38). —, Otto van —, ridder, 1465 (R. 4), 1478 (R. 6). — (-Almelo), Sophia Dorethea (Dorothea) Wilhelmina gravin van —, 1749 (I. 73 noot), 1756 (R. 38-40). Reede, Goert van 1478 (R. 6). Reuterus, predikant te Meppel, 1649 (I. 36 noot). Rhebruggen, Roloiff van Cloisther tho —, 1567 (I. 27 noot). Ripperda, Els(s)ebe —, 1573 (Aanli. 94***), 1576 (t. z. pl.). —, Herman Otto —, 1697(R. 26). Robless, Casperss —, heer van Billy enz., stadhouder en kapitein-qeneraal van Drente enz., 1575 (I. 30). Rode, Godefrid de —, 1704 (R. 28). Roelinck, griffier der staten van Over ij set, 1569 (I. 29 noot), 1603 (I. 6 noot), zonder titel 1603 (R. 18). Romelingh (Roramelinck, Romeling), Patroclus —, predikant te Ruinen ( in de heerlijkheid Ruinen), 1603—'04 (I. 24 en noot), 1608 (I. 25), 1614 (I. 37). Rossum, Reymrich van -, landschrijver van Drente, na 1576 (I. 91 noot). Ruene, \ Ruijnen, ' Ruynen, i zie Rvne" Ruinen, ' Ruitenberch, Vnico van den —, 1603 (R. 18). Rvne (Runen, Ruynen, Runen, Ruene, Ruijnen, Ruinen) —, Johan van (heer van) —, 1353 (I. 63, R. 1), 1375 (R. 2); — 1576 (I. 91) —, Johan(na) van (vrouw van)—, j 15de eeuw (I. 4), vóór c. 1540 (I. 5), 1465 (R. 3—5), overleden 1478 (R. 6). —, Margareta van Bernsa(u)w toe j —, 1681 (I. 8 noot c., R. 22). —, Otto van —, minister ialis, lste | helft 12de eeuw (bladz. 4). Rusius, Johannes (Joannes, J.) —, ! predikant te Assen, 1620(1. 152); predikant te Ruinen, 1623 (I. 26, 127), 1623—'54 (I. 152 noot), 1625 (I. 128), 1631 (I. 129), 1637 (I. 132), 1637—'40(1. 133), 1638 (I. 130), 1643 (I. 134), 1648 (I. 136). Sande, Henderick Keilen, genaamd 1704 (R. 29). Sasse, Stephen —, pastoor te Ruinen, 1599 (I. 22 noot), 1601 (I. 120 »)). Sassenraat (Sassenraet), Bernard (Bernart) —, genaamd Luunink (Luijnink), advocaat, 1681 (R. 23), overleden 1697 (R. 27). Scharff, zie Scherff. Scheele, juffer Anna van Weluelde genaamd van —, overleden 1550 (R. 13). —, Gaspar van —, 1550 (I. 64, R. 13, 14). —, S. Ch. —, heer te Welevelt, 17de eeuw (I. 47 noot). Schellardt (Schellart, Schellard) —, Elizabeth (Elisabet) Henriette gravin van - , 1704 (I. 8, R. 28, Aanh. bij 8). —, Frans Kaspar (Frans Caspar Adriaen, Frants) (rijks)graaf van (toe) — (toe (tot) Obbendorp (Obbendorf, Obbendorff o/'Oldendorff)), heer van Ruinen enz., 1681 (I. 8 noot, R. 22'), 23, Aanh. bij 58), 1683 (I. 51 noot), 1687 (I. 57, R. 24), 1697 (I. 8 noot, ') Zonder achternaam. ') Generaal-wachtmeester van den keizer en veldmaarschalk van den hertog van Nieuburg. 58; R. 25, 26, 27; Aanh. 7*), c 1700 (I. 55), 1700 (I. 56), 1704 (R. 28), overleden 1704 (R. 30). —, Johan Albricht graaf toe —, heer van Doorwerth, kolonel-youvertieur van Steenwijk, 1681 (R. 22). Scherff (Scharff), (Dr.) (Herman, Hermen) —, c. 1593 (I. 31 en noot), burgemeester van Deventer, c. 1593 (I. 31 noot). Scbickhart, P. H. —, schulte te Meppel, 1638 -1675 (R. 10). Schulenborch, Dirck van der —, 1465 (R. 4). Sichterman, W. —, landschapssecretaris van Drente, 1671 (I. 145 noot). Sloot, Bartolt Maurits — tot Ekkelshuijsen, 1697 (R. 27). Smijdt, Anna —, vrouw van Dr. Willem Frens, 1697 (R. 27) Smit, Jan Partels —, 1752 (Aanh. 97*). Solner, Mr. Jan Laurens —, 1761 (R. 44). Spanien, Anna van —, weduwe van Haatten, vrouw te Herwijnen, Haaf ten en Heilouw, 1578 (I. 148). Staverman, Alb. —, predikant te Wapserveen, 1764 (I. 67, R. 49). Steenbargen, J. Struuck —, schulte te Havelte, 1646 (I. 157). Steenwiich (Steynwick, Steenwyck, Steenwijk) H. dVos van 1594 (1. 13). —, Johan die Vos van —, 1375 (R. 2). —, Reynolt (Reinold) de Vos(s) van —, 1518 (R. 11); — Johan's200W 1490—1504 (bladz. 58 noot 1); — Roelf'ssoon, c. 1509 (t. z. pL). —, Roelof van —, ambtman van Drente, 1375 (R. 2). Steghe, Mr. Sijger ter —, 1593 (R. 8). Steynwick, zie Steenwiich. Steinburger, Johan —, „cleuischer „Lehnseeretarius", 1605 (R. 19). Stellinck, Jan —, 1645 (I. 154 noot). Straele, 1465 (R. 5). Struuck (Struick, Struijck) —, Gerhard(t) —, rentmeester van Dikninge, 1623 (I. 26 noot, 125 126). —, J. — landscha/jssecretaris van Drente, 1633 (I. 153). — Steenbargen, J. —, schulte te Havelte, 1646 (I. 157). Sudeick, Philip —, 1749 (R. 34). Tabingh, Lambert —, 1737 (R. 32). Tauer, graaf van —, 1605 (R. 19). Tengnagel (Tengnegel, Tingnagel), —, heer —, zie H. O. Tengnagel tot den Bonkenhaven. -, juffer —, en —, Elisabet(h) (Geertruit (Gertruijdt, Geertruyt)) Gansneb genaamd —, 1681 (Aanh. bij 58), 1697 (I. 58, R. 25, 27; Aanh. 7*), 1704 (Aanh, bij 8). — tot den Bonkenhaven, Herman Otto Gansnet (sic) genaamd —, 1697 (R. 27, Aanh. 7* noot). Thijl, zie Till. Tiddens, Bouwe —, 1642 (R. 20). Till (Tyll, Thijl), Heinrich (Hen- rich, Heil riek, Hend(e)rick) vonn (van, von) Munster (Monster) zu (to, tot, tho) —, heer van Ruinen, 1594 (I. 12), 1601 (I. 120), 1611—'21 Cl. 14), 1615 (I. 15), 1618 (I. 151), 1630 (I. 105). Tingnagel, zie Tengnagel. Tongeren, (Mr. J.) van —, agent van Drente in 's Gravenhaye, be¬ gin 17«<- eeuw (I. 28 noot), 1611—'21 (I. 14 noot). Verdugo, Fran^ois de —,.stadhouder van Drente, 1591 (I. 11). Verhof, Christiaen —, 1764(1.74, R. 48). Visnich, J. —, 1683 (I. 51 noot). Vollenhoe, Johan van —• , pastoor te Blijdenstein, 1566 (I. 140). Vos (Voss) —, H. d— van Steenwyck, 1594 (I. 18). , Johan die — van Steenwiich 1375 (R. 2). —, Reynolt (Reint, Reynt, Reinold) de —, overleden 1550 (I. 59, R. 15); R. d. V. van Steynwick (Steenwijk). 1518 (R. 11); — Johan'sioow, 1490—1504 (bladz. 58 noot 1); — Roelf'szoo», c. 1509 (t. z. pl.). \ ries(s)en, Mr. Jacobus —, luitenant der leenen van Overijsel, 1681 (R. 22. 23). Wanynge, Egbert —, 1518 (R. 11). Otto —, 1465 (R. 3, 5). Warders, Antoni —, 1764 (R. 46, 47). Welevelde (Weleuelde, Welvelde) i juffer Anna van — genaamd van Scheele, overleden 1550 (R 13). —, Herman van —, 1551 (I. 72, R. 16). —, Johan van 1353 (I. 63, R. 1). •, Manasse van —, heer van Woltersum, 1687 (I. 57, R. 24). » Seyno van —, overleden, 1551 (R. 16). Westbrink, Egbert Lukas —,1769 (R. 51, 52) XB. Zie ook op Egbert Lucas. Wetering, J. van de —, 1778(1.20). Wyck, H. J. van der —, 1768 (R. 50). Winkel, Kourt (Coert, Coort Alberts) —, 1767 (R. 51), 1767 vlg. (I. 83 noot), 1768 (R. 50), 1778 (I. 20). Woerding(e), Hilbert (Jans) —, 1756 (R. 40), 1757? R. 42), 1757 (R. 43), 1769 (R. 51, 52). Wolffs, Zeijno —, 1517 (I. 94), 1517 óf *18 (R. 10). Wterwych, Roloff van —, 1557 (R. 17). Wulf(f)ten, Casparus van—,1761 (I. 77, R. 44). Zeyger (Zeiger) —, Gerard Joan: —, 1764 (I. 78, R. 45). —, Henricus Franciscus —, 1761 (I. 77, R. 44), 1764 (I. 78 noot, R. 45). Zuylen van Blickenborch, Geryt van —, 1465 (R. 4). 3- Index van titularissen. Abdissen. 1. Dikninge: 1601, 1602, Euphemia van Langen (I. 120, 121). Advocaten. 1697, wijlen Bernard Sassenraet, genaamd Luijnink (R. 27). Agentes van Drente te 's Gravenhage. 1611—1621, Mr. J. van Tongeren (I 14 noot). Ambtmannen '). 1. (Coevorden en) Drente: 1375, Roelof van Steen wiich (R 2). 1509, Roloff van Munster (R. 9)2). Assessoren. 1. Drente: z.j., Engelenberg (bladz. 8). Bisschoppen. 1. Utrecht: 1465—1478, Dauid van Bourgoendiën (R. 4, 6). Burgemeesters. 1. Deventer: c. 1593, Hermen Scherff (I. 31 noot). l) Vergelijk Drosten. a) Coevorden en Drente. 2. Hasselt: e. 1593, Herman Geerts (1.31). Drosten 1. Coevorden en Drente: 1768 1771, Alexander Garel graaf van Heiden (I. 9, 82, 113, 116 noot; R. 50, 51, 52 '), 53 s), 54 »), 55, 56 '), 57 *)• 1776 — 1779, Sigismund Pierre Alexander graxf van Heiden, heer van Reinenstei*i, (I. 10, 17 noot, 20. 114, 117 noot, 143, 144; R. 56 2), 58). Erfstadhouders 4). 1. Overijsel: 1681—1697, Wilhelm Henrik prins van Oranje en Nassau (William III) (R. 22, 23,26). 1768—1776, Willem prins van Oranje en Nassau (I. 9 noot, I. 10 noot, 116; R. 50, 58). Etten. 1. Drente: 1770, Mr. Coenraad Wolther Ellents (R. 57). ') Vergelijk Ambtmannen. s) Coevorden en Drente. a) Landdrost. 41 Vergelijk Stadhouders. Gedeputeerden. 1. Overijsel: 1904, C. H. A. A. Engelenberg, oud-gedeputeerde, (bladz. 7). Genera ai.s-Majoors. 1756, Albrecht August graaf van IJsenborg en Budingen (R. 38). Generaals-W achtmeesters. 1. van den keizer: 1681, Frans Kaspar graaf van Schellardt (R. 22). Gerichtschrijvers. 1. Haffen en Mehr : 1704?, Conrad Engelhardt (1.8 noot; R. 22, 23, 26, 27). 2. Ruinen: 1704—1710, Bernhardit) Kiers (I. 50 noot, 142). 1710—1725, Antoni Camerling(hï (I. 50 noot). 1733, Mr. Johan Carsten (I. 50 noot). 1750— 1751, Mr. Coenraad Wolther Ellents (I. 50 noot, 158 noot). 1764—1768, H. W. Cainerlingh (I. 67 noot, 155 noot). 1776—1779, Mr. C. Kniphorst (I. 143, 144). Gouverneurs. 1. S teenwij k: Zie Kolonels. Graven *). 1. Budingen : Zie Isenborg. 2. Hoya : 1465, Johan t. H. (R. 4). ') Zuivere familienamen zijn niet opgenomen. 3. Isenborg—Budingen: 1756, Albrecht August v. I.-B. (R. 38—40). 4. Nassau : 1599—1600, Wilhelm Ludwig (1. 21-23). 5. Kerhteren : 1756, Adolph Philip Zeger v. R. (R. 38). 1756, Joan Lodewijk v. R. (R. 38). 6. Tawr : 1605,.... v. T. (R. 19). Gravinnen '). 1. Megen: 1605, wijlen Maria von Brimeu (R. 19). Griffiers. 1. staten van Drente: z.j., wijlen Mr. W. H. Hofstede (bladz. 7). 2. staten van Orerijsel: 1569—1603, Roelinck (I. 6 noot, 29 noot). Heeren. 1. Batinge: 1756, A. J. H. baron van Heeckeren (I. 75, R. 36, 37, 41). 2. Bellinkhof : 1642, Wijrich van Bernsaw (R. 20). 1687—1697, Frans Gaspar Adriaen graaf van Schellardt (R. 24—271. 1681, wijlen Hendrick Munster Wilhelm vanBernsauw (R. 23). 1704, wijlen Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt (R. 28). 3. Billy: 1575, Casperss Robless (1. 30). 4. Doorwerth: 1681, Johan Albricht graaf toe Schellardt (R. 22). 5. Echten en Echtens-Hogeveen: 1770, R. baron van Echten (R.57). 6. Grinten: 1681—1697, Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt enz. (R. 22-25, 27). 1704, ti'ijlen Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt enz. (R. 28). 7. Groesbeek: 1605, Johann (I. 150, R. 19). 8. de Heest: 1756, A. J. H. barott van Heeckeren (I. 75, R. 36, 41). 9. Hestorff: 1681, Frans Kaspar Adriaan graaf van Schellardt (R. 23). 10. Hoog- en Nederambt Gelder: 1704, Willem Adriaen markies van en tot Hoensbroek (R. 28 j, 11. Laar: 1756, Joan Lodewijk graaf van Rechteren (R. 38). 12. Laar woud: 1769—1770, Alexander Carel graaf van Heiden (R. 51, 52, 56, 57). 13. Muggenhuizen : 1681, Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt (R. 22— 24). 14. Nettelhorst: 1756, A. J. H. baron van Heeckeren (I. 75, R. 36, 37. 41). 15. Reinenstein: 1769, Sigismund Pierre Alexander graaf van Heiden (R. 56). 16. Ruinen: 1353—1375, Johan (van Rvne) (I. 6, 147; R. 1, 2). 15de eeuw, Aernt Huys (I. 4). 1402—'11, Johan (I. 98 en noot). 1465, Roloff van Laer (R. 3, 5). 1478—1485, Henrick van Munster 1. 3; (R. 6—8). 1517—1522, Berent van Munster (I. 94, 95 noot; R. 10, 11; Aanh. 4*, 94*, 94**). 1548—1601, Henrick van Munster (1. 11 —13, 21—23, 28, 30, 120, 123, 124; R. 12 — 17; Aanh. 94***, 94**** en noot). 1603—1631, Henrick van Munster Henrick'sewm (I. 6, 14, 15, 18, 25, 26 noot, 32, 34, 38, 40, 43, 44, 48, 105, 125, 126, 129, 141, 151; R. 18). 1633 —1648 '), Wirich van Bernsaw (I. 7, 42, 107 noot, 109 noot, 111, 118, 130-136; R. 20). 1645 — 1681, Heurich Monster Wilhelm von Bernsaw (I. 51, 97, 100, 145 noot; R. 21). ') De laatste jaren als curator zijner kinderen, hoewel zijn zoon H. M. W. van Bernsaw ook af en toe als lieer optrad. 1681—-1700, Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt (I. 8 noot, 55—58; R. 22—27; Aanh. 7*, bij 58). 1704, Willem Adriaen markies van Honsbroeck (I. 1, 8,142; R. 28—31). '749—1757, Frans Arnoldt markies van en tot Hon(d)sbroe(c)k (I. 65, 66; R. 35, 37, 40, 42, 43 ')). 1768—1771, Alexander Care! (rijks)graaf van Heiden, namens de staten van Drente, (I. 9, 82, 113, 146; R. 5052, 56 2), 57.)) 1776—1779, S. P. A. graaf van Heiden, namens de staten van Drente, (I. 1142), 117 noot, 143, 144). 1603, wijlen Henrick van Munster (R. 18). 1649, Wirich van Bernsaw (afgetreden) (I. 100). 1681, wijlen Hendrick Munster Wilhelm van Bernsauw (R. 23, Aanh. bij 58). 1704, wijlen Frans Caspar Adriaen graaf van Schellardt tot Obbendorff (R. 28). 17. Welvelde: 17de eeuw, 8. Ch. Scheele (I. 47 noot). 1750 — 1764, Zeger Eusebius baron van Hambroick (I. 66, 67, 75 noot; R. 37, 49). ') Vrijheer van Ruinen en Ruinerwold. ') Ruinen en Ruineiwold. 18. Woltersum: 1687, Manasse van Welvelde (I. 57, R 24). Hertogen. 1. Gleve, f rit lik' en Berg : 1605, Johan Wilhelm (R. 19). 2. Nieuburg 1): 1681, ... v. N. (R. 22). Hertogin xen. 1. Aarschot: 1605, wijlen Maria von Brimeu (R. 19). 2. Croij: 1605, wijlen Maria von Brimeu (R. 19). Hofmeesters. 1. Dikninge: c. 1407, broeder Helpryck (I. 98). Hoplieden. 1619, Joost Polman (I. 151 noot). Hulppredikers. 1646, Deodatus Carolus Xeander (I. 1351. 8) Kapiteins. 1642, Anthonius Polman (R. 20). Kapiteins-generaal. 1. Drente enz.: 1575, Casperss Robless, heer van Billy (I. 30). Kolonels-Gouverneurs. 1. Steenwijk: 1681, Johan Albricht graaf toe Schellardt (R. 22). ') = f'falz-Neuburg ? *) Tevens schoolmeester. Commandanten. Zie Majoors. „CoMMIS van 's lands magasyn" te coevorden. 1776, J. de Blécourt (R. 58). Koningen. 1. Groot-Brittannië, Frankrijk en Ierland: 1697, William 111 (R. 26). 2. Spanje enz.: z. j., Philips (11), (bladz. 4). Landdrosten. Zie Drosten. Landsciirijvers. 1. Drente : na 1576, Heymrich van Rossum (I. 91 noot). voor 1710 ) Bernhard(t) ^iers 1703—1704 l^1- 50 noot; L 1'8 ' noot; R. 28). 1767-1770, Mr. J. Kymmel (I. 2). Leengbiffiers. 1. Overijsel: 1768-1776, J. Jordens (I. 9 noot, R. 50, 58). Leenmannen. 1. Cleve: 1605, Johann heer te Groesbeek (I. 150, R. 19). 1605, Anna van Hillen, vrouw van Johunn heer te Groesbeek (I. 150, R. 19). 1605, wijlen Maria von Brimeu (R. 19). 2. Overijsel: 1603, Johann Kockman (R. 18). 1603, Henrick van Munster Henrick's20el Ruinen, —, goed 1478 (R. 6), 1697 (R. 26), 1700 (1. 56 noot), 1704 (R. 28), 1769 (I. 83, R. 51). —, goed of huis? —, 1375 (1. 147, R. 2), 1520 (Aanh. 4*). —, stadhouder der leenen van —, 1757 (R. 43). —, huis —, 1550 (R. 14>, 1594 (I. 12), 1645 (R. 21), 1687 (R. 24\ 1697 (R. 25), 1704 (R. 31), 1757? (R. 42), 1757 (R. 43). Oldenlansing, zie Olde-Lanssinck. Oldenzaal (Oldenzael), 1756 (R. 38-40). Oosterboer, bladz. 3. Oosterhesselen (Hesselen, Oesterhesselen, Oosterhesselte), kerspel —, 1478 (R. 6), 1550 (I. 59, R. 15), 1557 (R. 17), 1757 (R. 43) Oosteinde (de Oesterstrate), in de heerlijkheid Ruinen, 1517 (I. 94), 1517 óf 1518 (R. 10). Oostering. bladz. 3. Ophemert, 1578 (I. 148). Oueryssel, zie Overijsel. Ouermehr, kamp van —, tusschen Maas en Waal, 1605 (I. 150, R. 19). Ouerreysten, die —, zie Averreest. Ouvinge, zie Ouinge. Overijsel (Oueryssel, Over-Issel, Overijssel, Ouerijsel) —, provincie —, 1669 (I. 46), 1697 (R. 26), 1756 (R, 38). —, kanselier en raden in —, 1568 (I. 28), 1569? (I. 29), 1575 (I. 30). —, erfstadhouder van —, 1681 (R. 22, 23), 1697 (R. 26), 1768 (I. 9 noot, R. 50), 1776 (I. 10 noot. R. 58). —, ridderschap en steden (staten) van —, bladz. 4; 1603 (I. 6, R. 18), c. 1616 (I 15 noot), 1681 (R. 22, 23), 1687 (I. 57 noot, R. 24), 1768 (R. 50), 1776 (R. 58), 1787 (bladz. 5). —, gedeputeerden (van ridderschap en steden) van —, 1615 (I. 15), 1616 (I. 14 noot), 1646 (I. 7). —, griffier der staten van —, 1569 & '89 (I. 29 noot), 1607 (I. 6 noot), 1669 (I. 46). —, leenkamer van —, 1761 (1. 77, R. 44). —, luitenant(-stadhouder) der leenen van —, 1681 (R. 22, 23), 1704 (I. 8 noot a, R. 28). —, leengriffier van —, 1768 (I. 9 noot, R. 50), 1776 (R. 58). —, oud-gedeputeerde van —, 1904 (bladz. 7). Ovinge (Ouvinge), erf of goed te Cralo in de warke van Pesse, 1697 (I. 8 noot f, R. 27, Aanh. 7*), 1704 (Aanh. bij 8). Paderborn (Paterborn), 1743 (R. 33). Pesse (Pette), in 't kerspel Ruinen, bladz. 3; 1478 (R. 6), 1576 (I. 91), 1603—'04 (I. 24). —, rnarke van —, 1697 (I. 8 noot f, R. 27, Aanh. 7*), 1704 (Aanh. bij 8). Reebruggen, bladz. 3. Reinenstein, heer van —, 1769 (R. 56). Remmering, goed te Ballo, in V kerspel Rolde, 1478 (R. 6). Ribberting, in 't kerspel Diever, 1478 (R. 6). Rietberg (Ritberg, Rittberg), 1749 (R. 34). —, majoor-commandant van —, 1743 (R. 33), 1749 (R. 34). Roederinck, in U kerspel Diever, 1 478 (R. 6). Rolde (Rolden), kerspel —, 1478 (R. 6). —, schulte van —, 1769 (R. 56); — en Rolder dingspel, 1757 (I. 62, R. 43). —, visitator der classis —, 1620 (I. 152). Rolder dingspel, schulte van Rolde en —, 1757 (I. 62, R. 43). Ruige Kluft, de —, 1752 (Aanh. 97*). Ruijnische Pleij, de —, in 't land van Cleve, onder 't ambt Huissen, 1697 (I. 58 noot). Ruinen (Runen, Rhuynen, Runen, Ruynen, Ruenen, Ruijnen, Rhunen, Rhuinen, Runnen, Ruine, Ruyne, Ruijne) —, (vrije) heerlijkheid —, bladz. 3—8; voor 1795 (bladz. 6), 14de eeuw (bladz. 4), c. 1375—c. 1550 (Aanh. 88»), 1428 (I 99), 1465 (R. 4, 5), 1478 (1. 3), 1485 (R. 8), 1497 — 1753 (I. 50), 1517 (1.94), 1517 bf '18 (R. 10), 1518 (R. 11), c. 1540 (I. 5, R. 6), 1548 (I. 53, R. 12), 1550 (R. 13), 1551 (R. 16), 1567 (I. 27), 1568 (I. 28), 1569? (I. 29), 1593 (I. 95), 1594 (I. 13), 1599 (I. 22), c. 1600 (I. 4), 1603 (I. 6, R. 18), 1604-'16 (I. 34), 1609—'29 (I. 37), 1611—'21 (I. 14 noot), 1614 (I. 38), c. 1616 (I. 15), 1618—'21 (I. 32), 1628 (I. 40), 1631 (I. 41), 1642—'45 (I. 42), 1645 (I. 154), 1646 (I. 7), c. 1648 (1. 36), 1649 (I. 100), 1654 (bladz. 5), 1656 (I. 51), 1671 (I. 145), 1681 (R. 22, 23), 1697 (R. 25, 26), c. 1700 (I. 55), 1704 (I. 8,52, R. 28—30), 1713—'87(1. 155 ')), 1739 en '51 (I. 158), 1741 (I. 92), 1756 (R. 38), 1767—'70 (I. 2), 1768 (I. 9, 17, 115; R. 50), 1768/9 (1. 81), 1769 (I. 82, R. 51—55), 1771 (I. 113), 1773 (I. 159 noot), 1776 (I. 10, R. 58), 1776—'78 (I. 16), 1776/9 (I. 144), 1777 (1. 159), 1778 (I. 20), 1786 (bladz. 5 noot, 6). —, heerlijkheid of huiu? —, 1700 (Aanh. 92*), 1752 (Aanh. 97*). —, heer, schulte en twaalven van 1608 (I. 139). —, heeren en vrouwen van —, bladz. 4, 1697 (R. 25). —, heer van — (Runensis dominus), bladz. 3, 5, 7; 1375 (I. 147, R. 2), c. 1375—c. 1550 (Aanh. 88*), 1402 -'11 (I. 98 noot), 1407 (I. 98), 1428 (bladz. 6), 1465 (R. 3, 5), 1480 (R. 7), 1485 (R. 8), 1497—1753 (I. 50), c. 1510 (I. 89), c. 1511 (I. 90), 15)7 (I. 94), 1517 öf '18 (R. 10), 1518 (R. 11), 1520 (Aanh. 4*), 1522 (Aanh. 94*, 94**), 1548 (R. 12), c. 1550 (I. 45 noot), 1550 (R. 13—15), 1551 (R. 16), 1557 (R. 17), 1561 (I. 101), 1563 (I. 49), 1567 (I. 27 noot), 1568 (I. 28), 1573 (Aanh. 94***), 1575 (I. 30')), 1576 (Aanh. 94**** ') Vrije heerlijkheid Ruinen en Ruinerwold, *) Heer van Ruinen, Budding- en Haakswolde. en noot), 1591 (1. 11), 1593 (I. 102), 1594 (I. 12, 13), 1599 (I. 21, 22), c. 1600? (I. 103), 1600 (I. 23, 123), 17,le eeuw (I. 47), 1601 (1. 120), 1604—'10 (1.34), 1607 (I. 35, 138), 1608 (I. 25, 139), 1609 -'29 (I. 37), 1611 — '21 (I. 14), 1613 (I. 104), 1614 (I. 38), 1615 (1. 15;, c. 1616 (I. 15), 1616—'19 (I. 19), 1616— '20 (I. 18), 1618(1. 151), leisel ? (I. 32), 1623 (I. 26, 125127), 1624 (I. 43, 141), c. 1625(1. 152noot), 1625 (I. 128), 1627(1.39, 44), 1628 (1. 40), 1630(1.48,105, 1631 (1.41, 129), 1633(1. 153). 1633—'37 (I. 118), 1637 (1. 107, 132), 1637 —'40 (I. 133), 1638 (I. 130), c. 1640? (I. 109, 110), 1642 (I. 119, R. 20), 1642—'45 (I. 42), 1643 (I. 134), 1644 (I. 111), 1645 (I. 97, 154 noot; R. 21), 1645—'48 (I. 131), 1646 (I. 135, 157), 1648 (1. 136), 1649 (I. 36 noot, 100), 1651 (I. 156), 1656 (I. 51), 1671 (I. 145), 1681 (R. 23, Aanh. bij 58), 1687 (I. 57, R. 24), 1697 (1. 8 noot f,58; R. 25—27; Aanh. 7*), c. 1700 (I. 55), 1700 (I. 56), 1703—'04 (I. 1), 1704 (I. 52, 142; R. 28-31), 1743 (I 79), 1749 (I. 65, 80), 1753 (I. 66), 1754 (R. 35), 1756 (R. 37, 39, 40 i), 42 '), 43 «)), 1764 (I. 67, 68, 71, 74, 78; R. 48, 49), 1767—'70 (1.2), 1768 (I. 115 noot), 1769 (I. 83, 85, 86, 88; R. 56 ')), 1770 (R. ) (Vrij)heer van Ruinen en Ruinerwold. 57 »)), 1771 (I. 146), 1777 (I. 114')), 1777/9 (I. 144), 1779 (I. 117 noot). —, vrouw van —, vóór 1540 (I. 5), 1465 (R. 3-5). —, leenkamer der heerlijkheid —, 1761 (I. 77, K. 44), 1764 (R. 45 *)—47). —, stadhouder der leenen van —, 1737 (R. 32), 1743 (R. 33), 1749 (R. 34), 1753 (I. 50 noot ")), 1754 (R. 35), 1756 (1. 76; R. 37, 38, 40 '), 41), 1757? (R. 42 «)). 1757 (I. 54 noot). —, secretaris der heerlijkheid —, bladz. 7; Aanh. 4* noot, 7* noot, bij 8, 94», 94**», 94****. —, rentmeester der heerlijkheid —, 1753 (1.50 noot), 1754 (R. 35), 1756 (R. 37, 40, 41), 1757 (R. 43). —, heer en twaalven of't landrecht van —, bladz. 6, 7; 1608 (I. 139), 1645 (I. 154 noot), 1771 (I. 146 noot). —, twaalven van —, 1645 (I. 154 nocft). —, gerichtschrijver der heerlijkheid -, bladz. 7; 1704 (1. 142), 1708 —'10 (I. 50 noot), 1710—'50(1. 50 noot), 1751 (1. 158 noot), 1764 (I. 67 noot), 1768 (I. 155 noot), 1777 (I. 143, 158 noot), 1777/9 (I. 144), 1778 (I. 117) —, kerspel —, bladz. 6; 1478 (R. ') ^Vrij)heer van Ruinen en Ruinerwold. *) Heerlijkheid Ruinen en Ruinerwold. ') Stadhouder der leenen en rentmeester der heerlijkheid. 6), 1520 (Aanh. 4*), 1642 (I. 119). —, marke en meente van —, 1561 (1. 101), c. 1600? (I. 103), 1637 (I. 106, 108), 1638 (I. 130), c. 1756 (I. 54), 1757? (R. 42). —, de (gemeene) boer (buren, geërfden., edelen en geërfde ingezetenen, markegenooten van) — c. 1407 (I. 98), 1593 (I. 102,) vóór 1600 (1. 103 noot), 1637 (I. 106, 108), 1688 (I. 112), 1778 (I. 20). —, eigenerfde kerspellieden (lidmaten) van —, 1602 (I. 121), 1623 (I. 26), 1637 -'40(1. 133), 1643 (I. 134). —, kerspelgevolmachtigden (en edelen) van —, 1568 (I. 28, 128). —, (dorp), 1465 (R. 4), 1478 (R. 6), c. 1510 (I. 89), 1520 (Aanh. 4* en noot), 1561 (I. 101 !)), 1576 (I. 91), 1584 (I. 124), 1591 (I. , ll2)), c. 1593 (I. 31), 1603—'04 (I. 24), 1619 (I. 151 noot), 1627 (I. 39), 1630 (I. 105), 1633—'37 (I. 118 ')), 1638 (I. 130 ')), 1642 (R. 20), 1644 (I. 111), 1648 (I. 136), 1649 (I. 100 noot), 1683 (I. 122 noot), 1700 (I. 56), 1704 (R. 30), 1754 (R. 35), 1769 (R. 51, 52), 1770 (I. 144 noot), 1778 (I. 20). —, gezworenen („zwaren", ,swaren „schwaren") te 1630(1.105), Bouwlieden en keuters te Ruinen. 4> «Huysluyden" te Ruinen. 3' Keuters te Ruinen. 1637 (I. 106—108), c. 1640? (1. 109). —, huis te —, bladz. 7; 1594 (I. 13), 1741 (I. 92), 1756 (R. 40, 41). —, kerk te —, 1584 (1. 124), 1602 (I. 121), 1603-'04 (1. 24), c. 1625 (1. 152 noot), 1683 (1. 122 noot). —, St. Catharina-vicarie te —, 1600 (I. 123). —, pastorie te —, 1599 (I. 22 noot), 1602 (I. 121), 1623 (1. 127), 1625 (I. 128 noot), 1637 (I. 132). —, school te —, 1645— lbi8 (I. 131). —, windmolen te —, 1619 (I. 151 noot). —, schuitambt —, 1630 (I. 105). — , schulte te —, bladz. 6; 1593 (I. 102 noot, K. 8), 1602 (I. 121), 1611 (1. 14 noot), 1616—'17 (I. 19), 1703 —'04 (I. 1), 1754 (R. 35), c. 1756 (I. 54), 1757? (R. 42), 1767—'70 (I. 2), 1769 (1. 83, 88; R. 51, 52), 1770/1 (I. 116), 1771 (I. 113), 1777 (1. 114). —, pastoor te —, 1599 (I. 22 noot), 1601 (I. 120). —, predikant te —, 1599 (I. 22), 1600 (I. 23), 1601 (I. 120), 1603 — 04 (I. 24), 1608 (1.25), 1623 (1. 26, 127), 1623—'54 (I. 152 noot), 1625 (I. 128), 1631 (I. 129), 1637 (I. 132), 1637—'40 (I. 133), 1638 (I. 130), 1643 (I. 134), 1646 (I. 135), 1648 (1. 136). —, hulpprediker te —, 1646(1.135). —, ouderlingen te —, 1646 (I. 135). —, schoolmeester te —, 1630(1. 133 noot), 1637 (I. 108, 132), 1637— '40 (I. 133), 1643 (1. 134), 1646 (I. 135), 1648 (I. 136). —, hofmeester te —, zie Dikninge (kellener). Ruinerwold ('t Wolt, Woldt, Wold, de Wolden, Runerwold, Ruijnerwold, Ruijnderwolt, de Woldstreek) —, vrije heerlijkheid Ruinen en -, 1713—'87 (I. 155). —» (vrij)heer van Ruinen en —, 1756 (H. 40), 1757? (R. 42), 1757 (R. 43), 1769(R. 56), 1770 (R. 57), 1777 (I. 114). —, leenkamer der heerlijkheid Ruinen en —, 1764 (R. 45). —, stadhouder der leenen van Ruinen en —, 1756 (R. 40). —, (deel der heerlijkheid Ruinen), bladz. 4, 6; 1428 (1. 99), 1576 (Aanh. 94****), 1776/9 (I. 144). —, kerspellieden (gemeente) van —, 1S07 (I. 138). —, marke van —, I. 156 noot. —, erf buren (huren, boeren) van—, 1480 (R. 7), 1569? (I. 29), 1594 (1. 12). —, (dorp), 1649 (I. 36 noot), 1700 (I. 56), 1739 (I. 158 noot), 1751 (1. 158 noot), 1769 (I. 82 noot, H. 51), 1770 (I. 144). —, schulte te —, bladz. 6; 1645 (I. 154 noot), 1649 (I. 36 noot), 1651 (I. 156), 1770/1, (I. 116), 1771 (1. 113), 1777 (1. 114). —, gemeente —, bladz. 4, I. 156 noot. NB. Vergelijk Buddingwolde en Haakswolde. Schalenhoeck, 1700 (I. 56). Senderen, marke van —, in 'tgericht van Borne, 1737 (I. 70, K. 32), 1764 (I. 68, 71 ; R. 46, 47), 1769 (I. 85, 87; R. 53,55, 56). Staphorst, 14ue eeuw (bladz. 4), 1743 (I. 79, k. 33), 1749(1. 80, R. 34), 1769 (I. 82 noot, 88; R. 52). Steenwijk (Steenwijck), 1671 (1. 145). — , gouverneur der stad —, 1681 (R. 22). Storkeslo, dat — (Sterkesloe, Storcksell, Storksel) erf in 't kerspel en 't gericht van Borne, 1353 (I. 63, R. 1), 1478 (R. 6), 1550 (I. 64, R. 13, 14), 1704 (R. 31), 2de helft 18de eeuw (I. 69), 1769 (I. 86, R. 54). Struikberg, bladz. 3. Stuvelaer, 1697 (R. 26). Suy(d)twolde, zie Zuidwolde. Sweelo, zie Zweelo. Swolle, zie Zwolle. Tuut, de —, (die Tuit), tusschen Maas en Waal, 1605 (I. 150, R. 19). Tweelo (ten Tweele), bladz. 3; 1520 (Aanh. 4*). Twente (Twenthte), 1478 (R. 6), 1656 (I. 51 noot). Utrecht (Vtrecht), bisdom —, c. 1550 (1. 45 noot). —, bisschop van —, biadz. 4; 1465 (R. 4), 1478 (I. 3, R. 6). —, (stad) —, 1563 (I. 49). Veenhuizen (Venhuysen), in 't kerspel Norch, kerk van—,1465 (R. 5). Veldhuis, 't —, (dat Velthus, Velthuys, Velthues, Yelthuijs, Velthuis), in de boerschap Hertman, in 't keispel en 't gericht van Borne, 1353(1. 63, R. 1),1478 (R. 6).1550 (I. 64, R. 13, 14), 1756 (I. 75, 76; R. 36, 37, 41), 1761 (I. 77, R. 44), 1764 (I. 67 noot, 78; R. 45). Venhuysen, zie Veenhuizen (Vereenigde Nederlanden), statengene.raal der —, c. 1593 (1.31), 1618 — 1621? (I. 32), 1627 (I. 44), 1654 (bladz. 5, 6). —, raad van state der —, vóór 1654 (bladz. 5), 1616 (I. 14 noot), 1616 — '20 (I. 18), 1618—'21 (I. 32), 1619 (I. 151 noot), 1671 (I. 145). Vollenhove (Vollenhoe, Vollenhooven) —, slot te —, 1478 (R. 6). —, secretaris der stad —, 1761 (1. 77, R. 44). Vranckrijck, zie Frankrijk. Vriesenveen, vrijheer van —, 1756 (R. 38). —, secretaris en procureur te —, 1756 (R. 38). Vtrecht, zie Utrecht. Waal (Waell), de —,1605 (1. 150, R 19). Wapserveen (Wapsterveen) —, xchulte te Diever- —, 1646 (I. 157 noot). —, predikant te —, 1764 (I. 67, R. 49). Weerwille (Weerwillen, Weerwyllen), bladz. 3; 1520 (Aanh. 94* noot), 1522 (Aanh. 94*, 94**), 1573 (Aanh. 94***), 1648 (1.36 noot). Weide, de —, 1573 (Aanh. 94***). Welvelde (Welevelde, Weluelde, Welevelt, Weleveld), in 't kerspel Borne, —, havezate —, 1353 (I. 63, R. 1), 1478 (R. 6), 1550 (I. 64, R. 13, 14), 1749 (I. 65), 1753 (I. 66;, 1764 (I. 67, R. 49). —, heer van —, 17de eeuw (I. 47 noot), 1749 (I. 65), 1750 (I. 75 noot), 1753 (I. 66), 1756 (R. 36, 37), 1764 (R. 49). —, huis —, 1756 (R. 36), 1764 (R. 49). Westebrinck (Westerbrink), goed in de heerlijkheid en '< kerspel Ruinen, 1478 (R. 6), c. 1700 (I. 55), 1700 (I. 56 noot). Westersche Wildenberch, goed in 't kerspel Averreest, 1 478 (R. 6). = Westerhuis? Westerstraat, de — (Westerstrate), in de heerlijkheid Ruinen, 1485 R. 8). Wijk, schulte te de —, 1622 (I. 124 noot). Wildenberch, Westersche —, goed in H kerspel Averreest, 1478 (R.6). = Westerhuis? N.B. Vergelijk Wildenberg. Wildenberg (den Wildenborge), 1465 (R. 3). N.B. Vergelijk Westersche Wildenberch. Wolden, de —, \ ! Wold(t), 't —, > zie Ruinerwold. Wolt, 't —, ) j Woltersum, heer van —, 1687 (I. 57, R. 24). Wuluerinck (Wullueringe), goed of erf in 't kerspel Ruinen, 1478 (R. 6), 1584 (I. 124). Zuidlaren, 1769 (I. 82 noot). Zuidwolde (Suytwolde, Zuytwolde, Suydtwolde), kerspel of schuitambt, 1465 (R. 3), 1478 (R. 6), 1630 (I. 48). Zutphen, erfmaarschalk van —, 1704 (R. 28). Zweelo (Sweelo), schulte te —, 1754 (I. 61, R. 35). Zwolle (Swolle, Zwol), bladz. 4; 1465 (R. 4), 1603 (R. 18), 1681 (R. 22, 23), 1764 (R. 45). 9 TE VERBETEREN: Bladz. 30 Inv 80 lees: A. Engberts. » 31 » 83 noot lees: 16 Maart 1767. » 46 » 144 noot, laatste regel, lees: voor dien tijd was hij schulte van Ruinerwold. BLADWIJZER. Nummers Bladz Inleiding .... 3_ 8 Inventaris 1—159 9—52 A. Archieven der heeren van Ruinen 1—153 9—48 I. Stukken van algemeenen aard . . 1—2 9 II. Stukken betreffende de ontvangst in leen van de heerlijkheid Ruinen . . 3—10 9—12 III. Stukken betreffende de handhaving door de heeren van de rechten hun als heer toekomende en van de rechten der heerlijkheid 11— 44 12—22 1. Stukken betreffende de handhaving door de heeren van de rechten hun als heer toekomende 11 — 26 12—16 a. Verschillende rechten 11— 20 12—15 b. Collatierecht ... . 21— 26 15—16 2. Stukken betreffende het verzet van den heer en de ingezetenen tegen 't heffen van contributie door Drente over de heerlijkheid 27— 32 17—19 3. Stukken betreffende 't verzet van den heer tegen den eisch, dat de predikanten in de heerlijkheid onderworpen zouden zijn aan de synode van Drente 33— 44 19—22 Nummers Bladz. IV. Stukken betreffende de administratie der tt de heerlijkheid behoorende goederen 45— 97 22—34 1. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen van en andere beschikkingen enz ten opzichte van goederen behoorende de heerlijkheid tot. . 45— 88 22—32 a. Voorschriften van leenrecht . . 45— 47 22 b. Stukken betreflendegeschillen tusschen den heer en anderen over de al of niet leenroerigheid aan de heerlijkheid van bepaalde goederen 48— 49 23 c. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen en andere beschikkingen enz. ten opzichte van goederen behoorende tot de heerlijkheid, voör den aankoop der heerlijkheid door de Staten van Drente. 50— 80 23—30 In 't algemeen 50—52 23—24 Goederen in 't kerspel Ruinen. . . 53—56 24—25 Goederen in 't kerspel Dalen ... 57 26 Goederen in 't kerspel Odoorn 58 26 Goederen in 't kerspel Oosterhesselen 59—62 26—27 Goederen in 't kerspel Borne . . . 63—78 27 — 30 Goéderen in 't kerspel Staphorst . . 79 — 80 30 d. Stukken betreffende de uitgifte in achterleen van goederen behoorende tot de heerlijkheid, na den aankoop der heerlijkheid door de Staten van Drente. 81 — 88 31—32 In 't algemeen , . . 81—82 31 Goederen in't kerspel Ruinen 83 31 Goederen in't kerspel Oosterhesselen 84 31—32 Goederen in 't kerspel Borne . . . 85—87 32 Goederen in 't kerspel Staphorst . 88 32 2. Stukken betreffende 't beheer van goederen door den heer van Ruinen niet in achterleen uitgegeven . . 89— 97 33—34 .. . . . „ Nummers Bladz. V. Stukken betreffende de bemoeiingen der heeren met het bestuur der heer- "jkheid 98—146 35—46 1. Landrechten, willekeuren en voorschriften uitgevaardigd door of met medewerking der heeren .... 98—115 35—38 2. Stukken betreffende de aanstelling en bezoldiging van ambtenaren in de heerlijkheid 116—117 39 3. Stukken betreffende belastingen . 118—119 39—40 4. Stukken betreffende kerkelijke zaken 120—141 40 - 45 Of. Stukken betreffende 't onderhoud van de kerk of de pastorie te Ruinen . 120—122 40—41 b. Stukken betreffende de uitbetaling van het predikantstractement te Ruinen en de emolumenten van dien predikant 123—130 41-43 c. Stukken betreffende den bouw eener school te Ruinen 131 43 d. Stukken betreffende het schoolmeesterstractement te Ruinen. . . 132—136 43—44 e. Stukken betreffende de vaststelling enz. van het predikantstraetement te Blijdenstein 137 X41 44 — 45 5. Stukken betreffende de administratie der justitie 142—146 45-46 a Op de goorspraak 142—144 45 46 6. Buiten de goorspraak 145 —146 46 VI. Stukken van particulieren aard afkomstig van de heeren van Ruinen 147—153 46-48 B. Archief van het landrecht .... 154—159 49—52 VII. Stukken afkomstig van het landrecht 154—169 49—52 Regestenlijst 1- 58 53-74 Nummers Bladz. Aanhangsel. (Stukken berustende in het pro vinciaal museum van oudheden te Assen, doch behoorende tot het archief der heerlijkheid Ruinen) 75—78 Indices 79—129 1. Index van persoonsnamen gerangschikt naar de voornamen ... 81— 93 2. Index van persoonsnamen, gerangschikt naar de achternamen . . . 94 —104 3. Index van titularissen 106—116 4. Index van plaatsnamen .... 117—129 Bladwijzer 131—134