A C T E N BETREFFENDE GELRE en ZUTPHEN '376—1392 A C T E N betreffende GELRE EN ZUTPHEN 1376 —1392 UIT HET STAATSARCHIEF TE DUSSELDORP Register B N°. 23 NAAR HET OORSPRONKELIJKE HANDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOR P. N. v. DOORNINCK HAARLEM GEBRS. VAN BREDERODE 1900 beschrijving van het handschrift. In het staatsarchief te Dusseldorp, afdeeling Julich-Berg-, bevinden zich vier registers gemerkt B n°. 22, 2\ 24 en 25, groot 40 formaat. B n°. 22 is een afschrift van het Altste of Oldste register dat in duplo in het rijksarchief te Arnhem wordt bewaard.' De inhoud van B n°. 23, in dit boekdeel gedrukt bestaat uit de minuten of concepten van 435 acten van verschillenden aard, niet chronologisch gerangschikt, van l 1376-1392 cn twee acten van 1371, die waar¬ schijnlijk opgenomen zijn om de twee voorgaande acten van 1376 beter te verstaan. Het register, groot 155 folio's, bestaat uit katernen papier achtereenvolgens beschreven en uit losse bladen papier van verschillend formaat, alles te zamen later ingebonden en gefolieerd. Voor het meerendeel ontbreken deze oorkonden in het rijksarchief te Arnhem. De leenacten in dit register voorkomende, vroeger afzonderlijk uitgegeven, worden niet herhaald in deze uitgave, alleen wordt de korte inhoud met cursieve letters vermeld' Hoewel door verschillende handen geschreven is het schrift goed duidelijk en daar papier en inkt goed bewaard zijn gebleven levert het lezen geen bezwaar op, uitgenomen de moeielijkheid om de c van de Zenden van de 0 te onderscheiden, vooral bij eigennamen. De woorden die in het handschrift met verkorting voorkomen zijn in den overdruk opgelost, alleen bij onzekerheid is de afkorting behouden en door stippen aangegeven, nleesbare plaatsen zijn eveneens door stippen aangeduid, oorden of letters die waarschijnlijk vergeten zijn te schrijven werden bijgevoegd en tusschen haakjes geplaatst, omma's zijn geplaatst volgens den zin van den tekst. Het middeleeuwsche teeken voor half is vervangen door TOELICHTING. Na den dood van Eduard (24 Aug. 1371) en Reinoud (4 Dec. 1371) hertogen van Gelre, maakten hunne zusters Mechteld, gehuwd met Jan van Blois en Maria, gehuwd met Willem hertog van Gulik, aanspraak op het hertogdom. 29 November 1377 werd Willem, zoon van Maria, door den keizer van Duitschland met Gelre beleend. Hertog Willem huwde 18 September 1379 met Catharina, dochter van hertog Aelbrecht van Beijeren en bekwam 13 December '393 bij den dood van zijn vader insgelijks het hertogdom Gulik. Hij overleed kinderloos op 16 Februarij 1402 te Arnhem, oud 38 jaar, terwijl zijne echtgenoote reeds vóór hem op 10 November 1400 te Hattem gestorven was. Door het kinderloos overlijden van hertog Willem werd hij opgevolgd door zijn broeder Reinoud, die tot zijn dood (25 junij 1423) over Gelre en Zutphen regeerde. DRUKFOUTEN EN BIJVOEGINGEN. Bladz. 16 18de regel v. o. staat Steven die Belike, moet zijn: Steven die Velike. 18 ydt regel v. o. staat goed te Kulnich, moet zijn: goed te Kulinch. " 35 op een los papiertje ingestoken bij fol. 13 staat geschreven: Domine de Bles.. n* vk scuta. Item Tengnagel ex parte domini de Brederode mi* mic xxxvi scuta xxvin pl. 67 14de regel v. o. staat: Enterssoin, moet zijn: Evertssoin. 70 iSde „ v. b. „ : dair wert, „ „ . dair wt. 80 2de „ v. 0. ^ . mit wilkoer. Were, moet zijn: mit wilkoer were. " ' 00 op fol. 39V staat geschreven: Copia littera Lomb. in Rurem. » I02 6de regel v. b. staat: hoven, moet zijn: honnen. » 116 op fol. 48V staat geschreven: Gherit die Vos obiit prope ^ orden, nupsit domine de Netelhorst. Item Albertus suus frater. » '35 3de regel v. o. staat: Wij Willem, moet zijn: Wij Willem, here van Hoirn. Deze drie woorden zijn geschreven op den kant der acte. „ 136 7de regel v. b. het woord wij venalt. Bladz. 152 4de regel v. o. staat: Henric Willem V. Br., moet zijn : heren Willem v. Br. jt 172 15de regel v. b. staat: Maenre stutlake, moet zijn: Maenre scutlake. n 174 12l'r regel v. b. staat: mit Slllke bogen, moet zijn: mit sulke vogen. „ 178 nde regel v. o. staat: met gebaden ende wenen, bij Baer, moet zijn: niet gebaden ende wonen bij Baer. „ 180 8ste regel v. b. staat: Roevet, moet zijn: Roever. » '95 4d<* » v. b. op den kant bijvoegen: ?8A v. „ 205 op fol. 83 staat bovenaan: Willem de Steenbergen Johanna syn wyff resignavit ad usum Arnt ten Have ter Horst, sita in parochia de Ellinchem. Presentibus Wilhelmo de Bade et Theoderico de Kivit, des vridags na Mis. Dom. » 223 4de regel v. o. er staat: fiden, wellicht als afkorting van fideiussore. • '• Dit syn vunverden end punten des hilix tusschen Johan van Cuyck end Johannam, dochter onses lieven ghenedigen heren van Gelre, als die verraempt sijn van rade end vrienden up beiden siden. Wij Johan van Cuyck, aldeste soen Wenemers here van Cuyck, maken kont end kenlich allen luden mit desen apenen brieve. Want wij yn urber end nut des lands van Kuyck bi rade end willen des doirluchtigen vursten heren Willems \ an Gulich, hertoge van Gelre, greve van Zutphen, onses lieven genedigen heren end Wenemers here van Cuyck, onses lieven vaders, Johannam naturliche dochter onses lieven heren van Gelre vorgenoemt, die to deser tijd noch to oren mundigen jaren der bescheidenheit nyet comen en is, hebben tot onsen wittigen eligen wijve, gesellynne end beddegenoit apenbairlich mit hande, monde end gaven getruwet, genamen end bislapen. Daromme hebben wij gelaift end gesekert, gelaven end sekeren yn guden truwen mit desen apenen brieve. W anneir Johanna, dochter onses lieven heren van Gelre vorgenoemt, tot oren mundigen jaren der bescheidenheit comen is, dat wij dan oer wijflicke truwe nomen end ons gheven solen tot oren wittigen eligen manne, geselle end beddegenoit, na geset end gewoente der heiige kirken, eyne maent dan dar na dat onse lieve here v an Gelre vorgenoemt of Johanna sijn dochter vurscreven dat gesynnet off duen gesynnen an ons mit oren apenen brieve. Mit suiker vunverden. Wert sake dat wij Johannam i Bladz. 152 4 geseegt. Presentibus de consilio etc. Wij Willem ctc. doen kont ote., weert sake dat wij of vmant van onser wegen ghemaent worden mtt toeven of van scholts wegen, die onsc nevc her Henric van Steenbergen praest tOudemunster tUtrecht, mit onsen zeghel besegeit o ghemaect bedde, da. wij dair om «n den praest ~-en li aen sijn guit ende have gheen areh e„ sullen keren of doen of laten geschien. Ich Henric van Steenbergen, praest etc. bckenne in desen bricve dat alsulck ghelt ende schout als m m,,nre rekeninge ghescreven steet, die ich nu op smtc Cumbcrts dach ghedaen hebbe minen lieven genedighen herc van Gelren, sal op mij stacn ende nyet op minen heven heren voirgenoemt. Ich Henric ctc. bckenne etc. dat ich quijt ghescouden hebbe ende quijt schelde mit desen bneve minen heven genedighen here, hertoge Willem van Gelren, greve van Zutphen ende syne erven ende nacomelinghe, van alre scho tsy binnen brieven of buten brieven, die mijn lieve her voirgenoemt of sijn voirvaderen mij sculdich is of sculdich mochte wesen ende geloven ende zekeren in gulden trouwen voir mi ende voir mine erven, die voirgenoemde schout nummermeer to eysschen of doen eysschcn in gcenrc wijs noch mit geestelike noch mit wcrentliken rechten, ende sal alsulke brieven overgeven minen lieven heren voirgenoemt als ich heb op die schout voirscreven. Alle argelist uytgeseegt. In orkonde etc. November.... Fol. 4V. wij Willem etc. doen kont etc. fnde bekennen dat wij voir onss ende alle onse ondersaten, dier wij mechtich sijn ende die omme onsen wille doen ende laten willen, hebben gegeven ende gheven mit desen brieve heren Henric van Steenbergen, praest tOudemunster tUtrecht onsen lieven neve ende sijnen knechten, te water ende te lande, in allen onsen landen ende heerlicheyde, voir alle gheweltlike saken, te varen, te comcn, te riden weder ende voirt ende te blijven, een guit vast stede gheleyde, veylicheyt ende voirwarde, angaende op huden desen dach datum des briefs ende durende thent wij dat den praest voirgenoemt twe maende te voeren opseggen of op doen seggen, sondcr alle argelist. Uier waren over ende an etc. Datum feria III post Martini. 3 October 1385. Dominus concessit Wilhclmo de IJsendarcn ad vitam suam suas insulas et arenas, sitas in Walo, de insula Vossenis infra IJsendaren inferius usque locum transfretacionis in Wamel, quolibet anno in festo Rcmigij pro otto scutis antiquis solvendis. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo quinto feria tercia post Remigij. Wij Willem etc. doen kont etc. ende bekennen dat wij voir onss ende allo onsen ondersaten, dier wij mechtich sijn ende die omme onsen wille doen ende laten willen, hebben gegeven ende gheven mit desen brieve heren Henric van Steenbergen, praest tOudemunster tUtrecht onsen lieven neve, sijnen lyve ende allen sinen knechten, goide ende have, bynnen onsen steden Ruremunde, Arnhem ende Zutphen, te wesen ende te blijven een guit vast stede geleyde, veylicheyt ende voirwarden, angaende op huden desen dach datum des briefs ende durende thent wij of onsc stede voirgenoemt hem dat twemaende te voeren opsegghen of op doen seggen, sonder alle arghelist. Hier waren over ende aen etc. Dominus concessit litteram suam et promisit ad instanciam Walravii, anno Domini MCCCLXXX quinto dominica post Bartholomei, des vrouwen van Bcnthem Walraves moeder te vestigen an alle guede dair sij an getuichticht is, des sij brieve heeft van heren Jan van Benthem ende van Walraven hoeren soen, dat is te weten, dat overste huys tot Zoelen ende dat overste vorbrccht ende dat nederste vorbrecht ende die wyntmoelen ende allet dat buyten den uytersten singel grave begrepen is. Voirt die alinge tyende tot Zandwich mit hoeren toebehoeren. Voirt die bouwynge int Westerhout mit hoeren toebehoeren als die gelegen is. Voirt sal Walraven van Benthem bidden sijnre lieven genedigen herè den hertoge van Gelren, dat he sijnen vrouwe van Benthem synre moeder hir yn vestigen ende hauden sal als dat sy des vaste sij etc. Gadert van Mekeren boirt jairlix uyt den renten tusschen Mase ende Wale c oude scilden voir M oude scilden van heren Eveirs huys van Millinge sonder afslach. Item die selve boirt c Ü sjairs uyt den lande van Overissell. 25 Januarij.. . . • 5- Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij onze burgere van Gelren alsulkerhande goit als Willem van Stralen in onser stat van Gelren heeft, dair onse burgere van Gelren mit richte yn gericht sitten, halden willen also dat sij hoere beste dair mede doin moigen sonder yemants wederseggen, sonder argelist etc. Datum etc. Conversionis sancti Pauli. Wij Willem van Gulich etc. doen kont etc. dat wij schuldich syn van gerechter schout heren Henric van Steenbergen, praest tOudemunster tUtrecht onsen lieven neve ende sijnen erven, sess dusent guide alde guldene schilde van munten 'skeyscrs van Romen of 'skoninx van Vranckrike, guit van goude ende gerecht van ghewicht of andere guit gulden payment den voirgenocmde schilden ghelijck guit in onsen lande ghenge ende gheve, welke voirgenoemde scilde wij den praest voirgenoemd of sijnen baden ende erven bewijsen tc boren ander alingher helft onss tolls tot Lobede toe sess iaren, alsoe dat die praest voirscreven of sijn bade of syn erven sullen nu sente Martyns misse neest toecomende boren die alinghe helft onss tolls tot Lobede voirgenoemt, alsoe lange dat he of syn bade of syn erven dusent alde schilde als voirscreven sijn geboert hebben, ende alsoe voirt sal die praest of sijn bade of erven alle jair sess jaer lanck dusent alde schilde als voirscreven sijn heffen ende boren van der alingher helft onss tolls tot Lobede, thent der tijt dat den praest of sijnen bade of erven die voirscreven sess dusent alde schilde alintlich ende al betaelt sijn ende ontbieden onsen tolner tot Lobede, die in der tijt wesen sal, dat he den praest voerscreven of sijnen bade of erven die voerscrcven dusent alde schilde sess jaer lanck als voirscreven is laet boren op onsen kost ende tolhuse ander alingher helft onss tolls tot Lobede voirscreven, sonder enich ander meer beveel dair omme te doen. Ende wij glielaven in guiden trouwen den praest, onsen neven voirscreven ende sijnen baden ende erven die voirscreven dusent alde schilde sess jaerlanck doen ende laten boren ende hem gheen hynder dair an te doen of doen doen of laten doen ende dien praest of sijnen bade of erven mit den voerscreven ghelde op onsen kost te veyligen ende te doen veylighen in syn zeker behalt alsoe dat he des ghelds zeker sy, sonder arghelist, beheltlich den here van Abcoude alsulker brieve als he heeft op onse tolle te Lobede voirgenocmt. In orkonde etc. 30 September 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat voir ons gecomen is Deric van Synderen ende heeft Fyen sijnen echten wijve, (jerardt I'aliken dochter van Sevenher, upgedragen den alingen hof ter Horst, als die gelegen is te velde, te brueke ende tot alre slachtc nutte ende die Luttike Horst mit sijnen toebehoeren, die gelegen sijn in den kirspel the Wilp ende dat alinge guet te Camp, dat gelegen is in den kirspel van Voerst ende heeft dair na up verthegen in behuyff Fyen syns echten wijfs, also dat mit ordel ende mit rechte gewijst wert dat dese vurscreven erfniss Fyen vurscreven ende hoeren rechten erven tot rechter erfnisse erfiike ende ewelike vast ende stede solde bliven, uytgesegen die eygen lude ende den tyns die yn den hof ter Horst heirt etc. Manne, her Walraven van Wye, Otte van Bylant heren Ottensoen etc. Item Deric heeft upgedragen Fyen synen wijve syne goit geheiten die Welle gelegen tot Zijnderen cum omnibus pertinenciis et juribus thent he of sijne erven geven hoere off hoeren erven vc aude scilden vel pagementum. Presentibus ut supra et die in crastino Michaelis Archangeli anno Domini MCCCLXXX quinto. 2 December 1384. l'ol. 5V. Wij Willem van Gulich etc. doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat Johan van Wissem, onse scholtit tot Ruremunde, ons huden up desen dach datum des briefs voir ons, onsen raide ende schepenen van onsen vier steden hir beneden gescreven, goide bescheidelike rekeninghe ende bewijsinghe gedain heeft van allen upborcn ende uytgeven onssen scholtitamptz tot Ruremunde vorscreven, van der tijt dat he onse scholte geweest is thent up hude desen dach datum des briefs, also dat wij hem dier rekeninghe bedanckcn ende bekennen dat wij dien sclven Johan ende sijnen erven van der vorgenoemde rekeninghe schuldich blijven sess ende vijftich goide alde guldenen schilde, gude van goide ende gerecht van gewicht, munte des keysers van Romen of des coninx van Vranckrich of ander payment dair voir gelych goidt yn onsen landen ghenghe ende gheve ende gelaven yn goiden trouwen voir ons, onse erven ende nacomelinge Johan vorscreven ende sijne erve van den vorscreven onsen scholtitampt nyet tontsetten, noch doin noch laten ontsetten. Wij en hedden hoen irst die vorscreven sess ende vijftich alde scilde of payment dair voir als vorscreven is alinclich ende al wail betailt, beheltnis Johan ende sijnen erven vorscreven horen principail brief dien sij hebben van ons up dat scholtitampt vorscreven, sonder alle argelist. In orkonde etc. Ghegeven etc. LXXXI1II des Vridages na Andree. December. ... Wij Willem van Gulich etc. doen kont etc. dat wij vergeven hebben ende quytgeschouden Willem Hacken alle brucken, die hij gedaen heeft in onsen lande thegen ons of thegen onse ondersaten ende kennen dit hij ons alle de voirschreven bruecken of hij ennich gedaen hedde wael gebetert heeft tot onsen wille tot desen daghe toe. In orkonde der waerheit soe hebben wij onse segel aen desen brieff doin hangen. Gegeven des Donredages na sinte Thomaesdach. 6 Januarij.... Dominus dedit expectanciam ad preces domini ducis sui patris Zesslinch cognato Ottonis de in ecclesia Zutphaniensi ad predictam canonicalem (?) Datum in die Epiphanie. 7 Januarij.... Dominus dedit Udoni de Bronchorst nato Henrici bastardi expectanciam consimilem ad preces domini de Batenburg-, Datum Sabbato post Epiphanie. Op den kant staat aangehaald bij de twee laatste acten: i.xxxv, wellicht verkorting voor 1385. 24 November 1389. Dominus concessit domino N. reddituario litteram sui officii. Datum anno Item litteram de domo empta erga pre- Domini 1389 in positum. Vigilia Kathe- Item recognovit xix^ scuta etc. rine. Require in s.p. 1 Maart 1385. Fol. 6. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij schuldich sijn van gerechten scolt Heinrich Bonynck Jacobssoen van den Velde hondert goide sware guldene, goit van golde ende gerecht van gewichte of goit payment an anderen golde of sylver yn onsen landen genge ende geven voir die guldene vorgenoemt hoen gelijch goit, te betalen uyt onser beden van Driele bijnnen seven jaren, also dat Heinrich Bonynck of sijne erven die neeste sess jair lanck thocomende viertien guldene of payment dair voir als vorscreven is ende des sevenden jairs sestien guldene boiren sullen uyt onser beden van Driele vorgenoemt. Ende ontbieden dair omme onsen rentmeister, die nu is ende die hir namails wesen sullen ende voirt anders so wye yn desen seven jaren vorscreven onse bede aldair boiren sollen, dat sij Heinrich Bonynck ende sijnen erven vorgenoemt die (prima dies Marcii) hondert guldene vorgenoemt uytreykcn ende betalen uyt onser beden tot Driele vorgenoemt bijnnen seven jaren neest thocomende yn alle dier maten als vorscreven is, sonder eynich meer beveel dair omme van ons dair af te wachten. Alle argelist uytgeseget. In orkonde etc. Ghegeven anno MCCC LXXX quinto feria IIII post Reminiscere. Het tusschen haakjes geplaatste staat op den kant geschreven. Herberen van Ysendaren draagt den Nedersten iveerd te Dodemverdcrkirke op aan den hertog van Gelre en ontvangt die weder in leen. De hertog eigent ten behoeve van Herbcren van Ysendaren 5 morgen land te Yngen, die leenroerig waren. Zonder jaar en dag. Deze acte komt nogmaals voor op fol. 7V. met tijdsopgave : 1 Maart 1385. 26 Februarij 1384. Fol. 6V. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi raide ende goitduncken heren Henric van Steenbergen etc. ende anders onser vriende ende raide verpacht hebben ende verpachten avermids etc. Johan van Heteren of sijnen erven onse lant geheiten des Grevenmayt mit thienden ende alle sijnen toebehoeren dat van aids gelegen is, twijntich jaere langk na datum des briefs, illix jairs omme twijptich goide aude guldenen scilde of ander guyt gulden of silveren payment etc., ons of onsen rentmeister tot onser behuyf alle jaere te betalen up sente Peters dach ad Cathedram, dats te weten, dat Johan vurscreven noch an onse lant ende thiende vurscreven heeft twee jaere langk die in dese xx jair vurscreven nyet gerekent en sijn, dair wij Johan vurscreven ynhalde soilen so woe he dat voirtijts gehalden ende gepacht heeft, also dat dese pacht jaren te samen lopen up twee ende twijntich jaeren. Willich lant ende thiende Johan of sijne erven dese jaeren vurscreven orberen ende gebrucken soilen tot hoeren besten ende wij in geenre wijs onse lant ende thiende vurscreven nyemant anders hir en baven verpachten noch versetten en soilen. Voirt so sal Johan of sijne erven vurscreven alsulke dijken, als tot desen lande behoerende sijn, doin dijken ende maken ende ons dat geit dairtoe verleggen ende voirt alle onrayt die in dit lant vurscreven hir en tusschen mit rechte gesat wurde of comen muchte ende doin ons dair bescheidelike bewisinge af ende dat geit soilen wij hem alle jaere an den pacht weder af doin korten. Alle dese punten hebben wij gelaift etc. Alle argelist etc. In orkonde. Gegeven int jaer onss Heren MCCCLXXXIIII des Saterdages na Mathie Apostoli. Wij Willem etc. bekennen etc., dat want Gerloch Kempinch, rentmeister yn onsen lande van Zutphen, van allen onsen renthen ende upboeren, die he in onser stat ende lande van Zutphen heeft geboirt, thent up hude desen dach datum sbrief, ons bescheidelike bewisinge ende rekeninge gedain heeft tot onsen genuge, also dat wij hem des bedancken ende hem van gerechten scout sculdich bliven ende sijn achthondert aude scilden etc., die he ons ende heren Henrich van Steenbergen, proest tOudemunster tUtrecht onsen lieven neve ende rentmeister onser alingen lande van Gelren, tot onsen groeten urber verlacht ende uytgedain heeft ende want wij nijet en willen dat Gerlach onse lieve knape yet bi ons tachter sij. So hebben wij den vurscreven Gerlach gesat ende setten in onse renten ende guet hir na bescreven, als yn onsen tijns, den mep ons jairlix sculdich is te betalen bijnnen onsen stat van Zutphen up sente Mer- tens misse in den wijnter, dat sy an hoenren of an gelde, ende mede hir yn gerekent alsulk geit als wij jairlix hebben wt Rutgers huys van Valkenborgh, uyt Diderix huys van Cranenborgh uyter lelien. Ende mede alsulken tijns als men ons jairlix sculdich is upten selven sente Mertens misse vurscreven in onsen hoff ende yndes scholten hof tZutphen. Ende mede in onse verstat tZutphen ende yn onsen hof tot Bake, mit allen sijnen thoebehoeren. Ende in onsen hof tot Ynkenberge mit allen sijnen toebehoeren, gelegen yn den kirspel van Steenren, mede in onse maet gelegen tot Vyraker geheiten sGreven maet, mede in onsen teenden tot Wichtmonden, mit onsen lande aldair gelegen, geheiten Gendinch. Voirt in onsen teenden als die gelegen, is in den ampten van Gorslo ende mede tot Guede. Voirt in alsulken pacht als Henric Wesselinch ons jairlich sculdich is van sijnen goiden ende in onsen teenden tot Vyraker als die gelegen is ende in alsulken pacht als ons Steven die Belike ende Swaveke tot Kyekamp jairlich sculdich sijn van hoeren gueden. Also dat Gerlach vurscreven dese vurscreven renten ende guet hebben, besitten ende gubruken sal tot sijnren orber ende na alle sijnen wille, alse lange als he levet, sonder wederseggen ende sonder argelist, beheltelich den altair under Nyerstad tot Zutphen vier pont jairlix uter tijnze ende den capellen tot Bake hoirs rechts, als uter have tot Bake XXX malder roggen ende coirns ende i ff. jairlix. Voirt so mach Gerlach vurscreven dese vurscreven rente ende guet enen updragen mit sinen apenen brieve, die die besitten, hebben ende gebruken sal na sijnren doet tot rechter lijftocht in allen manieren als vurscreven is, ende in allen gevoege als Gerlach vurscreven die besitt ende dan beseten heeft. Ende dat sal wesen Herman Kempinch of Geertrud, die Henric Leuwens dochter was ende dair en baven so soilen dese vurscreven renthen ende guet vrij ende kommerloes weder comen an ons ende onse heerlicheit etc. 4 Augustus 1388. Fol. 7. Wij Willem etc. dom kont etc. ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelinghen dat wij quyt gescholden hebben ende schelden quyt mit desen brieve heren Henric van Steenbergen, praest van Audemunster tUtrecht onsen lieven neven ende rayt, van allen alsulken quitantie ende brieve als he ons gegeven hadde, inhaldende dat he ons, onsen erven ende nacomelinghen quyt gescholden hebbe van alsulken schout, tsy bijnnen brieve of buten brieve, die wij of onse voirvaderen hem sculdich weren. Ende bekennen dat he ende sijne erven die vurscreven scholt moigen eyschen ende doin eisschen, gelikerwijs of he ons die quitantie ende brieve nyet gegeven en hedde ende dat dieselve quitantie ende brieve en ghene macht mer hebben en soilen. Ende wij gelaven voir ons, onse erven ende nacomelinghen yn goiden truwen, dat wij ende onse erven ende nacomelinghen onsen lieven neve vurscreven of sinen erven die selve quitantie ende brieve vurscreven weder sullen leveren, dat eirste dat wij of onse erven ende nacomelinghen vernemen konnen wair die sijn of weren. In orkonde. Datum 1388 quarta die mensis Augusti. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onser raide ende vriende quyt gescholden hebben ende schelden quijt mit desen brieve heren Henric etc. van aller alsulker bekennynge als he yn eynen brieve bekant heeft, ynhaldende dat alsulk geit ende schout als yn synren rekeningen gescreven steet, die he up sente Cuniberts dach in den jaren onss Heren MCCCLXXXIIII ons gedain heeft, solde up hem stain ende nyet up ons. Ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelinghen dat die vurscreven kennynge den praest etc., onsen lieven neven, gene hinder doin en sel ende oic ons of onsen erven ende nacomelinghen te staden nyet comen en sal ende dat die selve kennynge voirt ghene macht hebben en sal ende gelaven voirt ons, onse erven ende nacomelinghen in goiden truwen, ut supra. Item similiter concessit domino preposito ad vitam suam castrum de Gruensfoird, cum terra aio... li dicta Weet prope Renum, tantis seu tot lignis conbustibulibus sicud indigebit etc. Datum ut supra. Arnd van Hoemen beleend met Amersoyen, Marcus ewangeliste (25 April) 1384. 15 October 1386. Wij W illem etc. doin kont etc. dat wij voir ons, onse erven ende nacomelinghen quytgescholden hebben ende quytschelden mit desen brieve, Herberen van Asperen, Aleer van Malssen, Hubert van Malssen, Otten van Malssen, Herberen van Malssen, Pholpart van Gellinchem, Henric van Gellinchem, Gijbken van Gellinchem, Arnt dien Joede, Peter basterd van Asperen ende Jan van Putt, van allen broeken, die sij tgegen ons moigen misdaen hebben, als van doetslage Huberts van Hoghe Henric soen. Ende bekennen dat sij dair van wale mit ons verswoent sijn. Alle argelist. Anno Domini MCCCLXXX sexto feria II post Victoris. Johan Casteel beleend met goed te Kulnich en te Gebbtnck, in de heerlijkheid Borclo, parochtc Grollo, buurschap Belt rem, op dies Cinerum. Arnoldus van Dunen resignavit Reynoldo de Rees den hof ende goit geheiten Holt, gelegen in den kirspel van Wele, cum pertinenciis. Manne de^here van den Berge, here van Amersoyen, heren Wolter van IJsendoim. In die conversionis Pauli jussit dominus scribere hec nomina LXXV anno. Gerrit van Steenbergen, Ludolf van Elten, Wolter Koeck, Johan van den Werve, Rijxken, Luysken, Johan van den \ ehuse, Johan van Malssen Mertynssoen. 12 Januari 1385. Fol. 7V. Wij Willem etc. doin kont etc. dat heren Henrich Rombüain van Vossem, ridder, onse drossait tot Gelre, ons up hude desen dach datum des briefs, voir ons, onsen raide ende scepenen van onsen vier steden hir beneden geschreven, goide bescheidelike bewisinghe ende rekeninghe gedain heeft van onsen drossaitampt vorscreven, van allen voirgelegen tijden thent up hude desen dach datum des briefs. Also dat ons des wail genoigt ende wij hem dier rekeninghe bedancken ende bekennen dat wij dien selven heren Heinrich Rombliain van Vossem ende sijnen erven van dier vorscreven rekeninghe schuld:ch blijven ende sijn ixc lxxiii alde scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte of dair voir ander goit payment den alden scilden gelijch goit, yn onsen landen genghe ende gheve ende xxvi groet als wij nu th'Arnhem yn onser munten doin slain ende twe penninge ende eynen hellingh. Ende gelaven yn goiden trouwen voir ons, onse erven ende nakomelinge heren Heinrich Rombliain vorscreven of sijn erven van onsen drossaitampt vorscreven niet tontsetten, noch doin, noch laten ontsetten. Wij en hedden irst die vorscreven summe gelds alinclich ende altemail wail betailt, beheltnis dien selven heren Heinrich Rombliain ende sijnen erven horen principail brief, dien sij hebben van ons up dat drossaitampt vorscreven. Hir waren aver ende an etc. Datum I.XXXV feria V» post Epiphanie. i Maart 1385. Herberen van Ysendaren draagt den Neder sten weerd te Dodenwerderkirke op aan den hertog van Gelre en ontvangt die weder m leen. Dc hertog eigent ten behoeve van Herberen van Ysendaren 5 morgen land te Yngen, die leenroerig waren. Deze acte komt nogmaals voor op fol. 6. 26 November 1384. Wij Willem etc. doin kont etc. want here Henric van Steenbergen, praest etc. onse lieve neve, yn afslach alsulken sessdusent auder scilden als wij hem sculdich sijn, bewijst heeft Johan van Wissem, nu ter tijt onsen scolteit tot Ruremunde, te heffen ende te boeren seven hondert aude scilden uyt onsen tholle tot Lobede, tot tween terminen als nu sente Mertens misse in den wijnter neest tokomende die eyn helft ende voirt die ander helft van den vurscreven sevenhondert auder scilden sent Mertens misse in den wijnter neest tokomende aver eyn jair. Soe bekennen wij dar die bewisinge vurscreven mit onsen wille, weten ende consent geschiet is ende ontbieden onsen tholneer tot Lobede, die dan indertijt wesen sal, dat he Johan van Wissem vurscreven of sijnen baden ende erven die vurscreven sevenhondert aude scilden tot tween terminen uytreyke ende boeren late uyt onsen tholle tot Lobede, in alle der mate als vurscreven is, sonder alle argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo quarto proximo sabbato post Katherine beate virginis. 7 Junij 1385. Fol. 8. Dit is alsulk seggen ende swoene als wij Reynalt van Valkenburg, here van Born ende van Zittart, Willem, here van Abcolde ende Arnt van Hoemen, here van Amersoien, ridder, geseget hebben tusschen onsen lieven here dien hertoge van Gelre ende greven van Zutphen ende allen sijnen hulperen, an die een sijde, ende heren Reynalt, here van Brederade ende van Ghenep ende allen sijnen hulperen, an die ander sijde. In den irsten alsulke maenbrieve, als die here van Brederade en van Ghenep geschreven heeft aver onsen lieven here van Gelre ende aver sijne burgen ende vriende, dairomme sal he schriven an onsen lieven here en an onse lieve vrouwe dien hertogen ende dier hertoginnen van Gulich ende van Gelre, an onsen lieven here ende vrouwe den hertoge ende dier hertoginnen van Hollant, an onse lieve vrouwe dier hertoginnen van Brabant ende an die vier stede Nymegen, Zutphen, Ruremunde ende Arnhem, yn deser formen. Lieve genedige here en vrouwe van Gulich ende van Gelre gewerdige u te weten, dat alsulke maenbrieve als ich Reynalt, here van Brederade ende van Ghenep, geschreven hebbe aver minen lieven genedigen here den hertoge van Gelre ende greve van Zutphen ende aver sijne burgen die gelaift hadden an hant miner liever genediger vrouwen der hertoginnen van Gelre, grevinnen van Blois ende van Zutphen, der Got genedich sij, dat ich dat geschreven ende gedain hebbe omme mijnre noetvvillen ende hebben minen lieven genedigen here van Gelre vorscreven dat gericht ende gebetert ende hebbe hem gebeden dat he mij dat guytliken vergheven heeft. Item so sal die here van Brederade ende van Ghenep dienen mit hondert glavien, tot ridderrecht bynnen jairs onsen lieven here van Gelre tot sijnre maninghe, dair he dat mit eren doin mach. Item so sal die here van Brederade ende van Ghenep onsen lieven here van Gelre yn rijden tot Nymegen, onsen lieven here van Gelre tot eren ende te beteringhe, ver een nach lanck aldair te blijven. Item so sal die here van Brederade ende van Ghenep dat huys tot Ghenep ontfanghen ende halden van onsen lieven here van Gelre, gelych he ende sijn voirvaren dat van onsen lieven heren van Gelre ende van sijnen voirvaderen ontfanghen ende gehalden hebben, ende sal hem dair af huldinge ende eyde doin ende des sal die here van Brederade sijne brieve gheven mit sijnen segel besegeit onsen lieven here van Gelre. Item so sal die here van Brederade ende van Ghenep nymant thollen uyt den palen der lande van Gelre, uytgescheiden alsulke marckttolle als die here van Brederade ende van Ghenep ende sijn voirvaren gehat hebben van aids ende des sal die here van Brederade ende van Ghenep sijne brieve gheven onsen lieven here van Gelre mit sijnen segel besegelt. Item seggen wij roif weder roif, brant weder brant, doden weder doden, naem weder naem ende alle gevangene qwyt up beyden tsijden ende dairmede verswoent up beiden tsyden ende mallich up beyden tsyden up syn leen ende up syn guyt ende alle die ghoene mede geswoent, die up den huse van Ghenep waren, soe onse lieve here van Gelre lest dair voir lach ende mit horen eiden behalden willen, dat sij dair up waren van wegen des heren van Brederade vorscreven. Gheseget ende geswoent tot Nymegen up der borch in den jair onss Heren dusent driehondert vijf ende tachtentich des Goidens dages na des heiligen Sacramentzdach. Zie pag. 23. Fol. 8V. Gotschalc ten Halc beleend, met het goed Ailbertyneh, te Wint ers'v ich in buurschap Ka ten, Maandag na Servatius (15 Mei) 1385. Dominus concessit Godefrido de Stramprade litteras super moneta aurea, prout patet hic in littera. Dominus concessit Johanni Vigen litteras de XII' scutis, prout patet hic in copia. op den kant der acte staat: Nota CX partc domini prcpositi. 12 Januarij 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij georloft hebben ende oirloven avermids desen brieve Gadert van Stramprade, onsen munter, Johan Thomaes van Mechgelen ende Bertholt, gebruedere, sijne gesellen, onse munten tc slam ende te maken. Also eynen eytliken onsen gulden also guct als die hertoge van Hollant, onse lieve gemynde here, nu ter tyt tot Dordrecht doyt slain, dats te weten eyne yetlike mark golds XX craet ende eynen halven. Ende die mark go s van onsen gulden sal eynen greyn beter syn dan die mark van den llollantschen gulden. Voirt so sal desen onsen gulden up die Troyesche mark gain LXX ende eyn quartier van eynen gulden. Voirt so en sallen dese vurscreven onse munter de vurscreven gulden nyct vorder verantwerden dan in onsen munten mit lioere werdenen ende nut hoere bussen. Voirt so hebben wij voir ons ende onse nacomelingen Gadert ende sijnen gesellen vurscreven gelaift ende gelaven in goiden truwen avermids desen brieve sij in allen hoeren rechten te halden ende te doin halden als hoere alde principale brieven halden ende begrepen, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXX quinto feria quinta post Epiphanie. De volgende dertien regels staan omgekeerd geschreven onder aan fol. 8v. en behooren waarschijnlijk bij de acte van 7 J«"Ü >385. dic dc Schcelc fol. 8 beslaat. Hir waren aver ende an onse lieve here van Gelre ende mit hem her Willem, here van den Berge ende van Bijlant, her Gherit here van Werdenberg, her Johan van lloentseler geheiten van den Velde, her Sander van Kodinchaven, ridder, etc. Item die scepenen van Nymegen, Zutphen, Ruremunde ende Arnhem. Item hir waren aver ende an die here van Brederade ende van Ghenepe ende mit hem her Herman Hoen, her Daem van den Berge, ridder, Derich van Haren, Johan van Wosich ende Heinrich van Wosich, etc. Item hir waren aver ende an die heren segges ende swoenslude vorgenoemt van Bom, van Apcolde ende van Amersoien. 28 Junij 1385. Fol. 9. Dominus concessit viceductum Mettildi de Byngen, uxori Henrici des Roden, in bonis ten Holte, sitis in parochia de Dotinchem, de concessu eiusdem Henrici presentis. Presentibus Henrico domino de Wissch, Henrico de Hacforde et Henrico van der Borch. Datum Arnhem anno Domini MCCCLXXXV in vigilia Petri et Pauli. Op den kant der acte staat: Recepit litteram domini desuper. I 24 Mei 1385. Dominus remisit et quitavit Rutgherum Tidkenssoen de universis iinpeticionibus quas contra eum habuit et specialiter de illatione mortis quondam Nicolai de Rade. Datum anno Domini MCCCLXXXV feria quarta post Penthecostam. Dominus concessit Johanni Bonen, opidano Wcselensi, famulo suo, litteram familiaritatis ut in forma consueta. Datum ut supra. 28 Mei 1387. Dominus recognovit Johanni de Montefya X1IC florenos vel pagamentum, solvendos in una dimidietate Marcii proximi et in reliqua dimidietate Marcii ad annum proxime futurum. Datum anno Domini 1387 feria III» post Penthecostam in Roscndael. Op den kant der acte staat: Simplex recognitio. Asschebroeck beleend met 40 gulden uit den tol te Nijmegen. De hertog van Gelre bevestigt de beleening van Henric van Est niet het huis te Beesde, die beate Cecilie {22 Nov) 1385. Fol. 9v. Hof te Campedonck tot eigen erve gemaakt, feria 6*post Octavam Saeramenti (9 funij) 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij rade ende goitdunken onss raids ende onser vriende gemaickt ende gesctt hebben ende avermids desen brief maken ende setten heren Sander van Kodinchaven, ridder, onsen amptman tot Goch, tot Wese, tot Asperden ende tot Moldich ende dat dair tho behoirt ende bevelen hem onse ampt vorscrevcn mit allen sijnen thobehoren van onser wegen te bewaren ende te boren alle broke groet ende kleyne, die dair yn den vorgenoemde ampte verschijnen ende vervallen sullen, also dat lie dair af of sijne erven ons ende onsen erven bescheidelike rekeninghc ende bewijsinge doin sullen, bynnen cynre maent dair na dat wij of onse erven hem of sinen erven of sij ons dat weten laten. Ende omme dat her Sander vorgenoemd dat vorgenoemde ampt van onser wegen te bewairt ende bewaren sal, so sal he van sijne degelixsche cost dairomme alle jare na beloep der tijt dat he onse amptman is hebben anderhalf hondert alde schilde ot payment gelych goit den schilden voirgenoemd, wilk jairgelt voirgenoemt her Sander vorscreven heffen ende boiren sal van den broken ende ven-alle die verschinen ende vervallen sullen yn den ampt vorscreven. Ende were dat heren Sander vorgenoemt yet gebreke an den broken ende vervallen voirgenoemt, also dat he dat voirgenoemde jairgelt nyet volgeboren en kunde na beloep der tijt, dat sal he slaen ende rekenen up dat ampt vorgenoemt ende dair en baven en sal her Sander voirgenoemt of sijne erven ons of onsen erven gheen cost meer rekenen, then were dat wij of onse erven dien selven heren Sander, mit onsen brieven of warechtigen baden tot ons te komen of anders wair buten den ampt voirscreven te rijden, gewapent of ongewapent, ergent bijnnen of buten onsen landen, yn onsen urber ende dair wij des noot ende te doin hedden, deden ontbieden. Ende were sake dat her Sander vorgenoemt ons ergent te dienst reden mit eynigen luden, die he mit hoen Fol. 10. vurden, of dat wij of onse erven hem bevelen eynige gewapende lude yn den voirgenoemde ampte als onse lande ende dat ampt vorscreven te hoiden ende te beschermen, of dat he ons anders yet verlegede overmids onse of onsen erven bevele of brieven, wes cost of schaden he die ghene die mit hem weren yn onsen of onser erven dienste deden of leden, am ghcvenckenisse, perden of reysiger haven, den cost, schaden, ghevcncknisse ende verlies of dat he ons anders verleget hedde, sullen wij of onse erven ende nacomelingcn heren Sander vorscreven of sijnen erven qwyten, wedergheven ende beleggen tot bescheideliker rekeninghe ende bewijsinge, eer wij of onse erven ende nacomelingen ontsetten lieren Sander vorgenoemt of sijnen erven van den ampte mit sijnen tobehoren vorscreven. Alle dese voir werden ende punten vorgenoemt hebben wij hertoge vorscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift yn goiden trouwen heren Sander ende sijnen erven vorscreven vast, stede ende onverbrekelich te halden. Alle argelist uytgesondert. In orkonde etc. Datum circa datam proxime precedentem. 2i November 1384. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Heinrich van Venle ende Derich van Hokelem, onse thollneer tot Moldich, ons goide bescheidenne bewisynghe ende rekeninghe gedain hebben van allen upboren ende uytgheven, als sij van onsen weege doin ende uytgereickt hebben heren Arnde van Hoernen, here tot Amersoien, ridder, onsen lieven rait ende vrient, van allen voir geleden tijden thent up hude desen dach, also dat wij ons des bedancken ende schelden sij ende hoer erven van alsulker' uytreykinghe vorscreven als sij heren Arnde vorscreven gedain hebben als vorscreven is qwyt ende bekennen dat ons des wal gencicht. Alle argelist uytgesondert. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLX XX1III vigilia Cecilie. Hcnric dc Vitincliaven beleent met 15 oude schilden uit den tol tc Nijmegen, feria IIIIpost Mauncii (27 Sept.) 1385. Item dominus dux etc. concessit et dedit ad luminare ecclesie sancti Willibrordi in llaesscm duo jugera llollandrina de communitate in Ilaessem, inter hereditatem ciusdem ducis ab una parte quain Lambertus Campman ab ipso tenet ad viccductum ct ab alia parte versus villam sita est hereditas seu terra ecclesie predicte et ab alia parte communitas dc Ilaessem predicta, sic quod dicta duo jugera cum decimis pertincbunt ad luminare ecclesie predicte. Datum ut immediate supra. 15 November 1385. Fol. iov. Wij Willem van Gulich etc. hertoge etc. doin kont dat wij bij rade ende goitdunken onser rade ende vriende sijn Overdragen mit heren Willem, here van Broichusen, ensen lieven neve, rait ende havemeister, van alsulker scholt als van Vllc aldcn guldenen schilden, munten des keisers van Romen of des koninx van Vranckrix, die wij hem noch schuldich sijn ende bewijst hadden mit anderen gelde dat wij hem schuldich waren te boren tot Zaltbommel yn onsen tholle, also dat her Willem ons alle alsulke brieve overgheven sal als he van ons heeft sprekende van den vorscreven gelde tot Zaltbommel te boren. Ende wij onse erven ende nacomelingen sullen denselven heren Wilhem ende vrouwen Agnesen, sijnen elichen wijve, alle jair also langhe als sij beyde of hoire eyn levent, gheven ende schuldich sijn ende doin gheven ende betalen tsente Johanne tot Nymegen bijnnen muntaten ende vriheit up sent Marien Magdalenen dach LXX goide alde guldene schilde als vorscreven sijn, goit van golde ende recht van gewichte of dair voir goide andere gelijc payment dien vorscreven schilden gelijch goit, te heffen ende te boren uyt onsen tholle nu ter tijt gelegen tot Nymegen up der Wale of wair die gelacht moicht werden. Ende ontbieden onsen thollner, die nu is of hir namals tot Nymegen syn sal, dat sy die vorscreven LXX alde scilde alle jair als vorscreven is betalen uyt onsen vorgenoemde thollen, sonder eynich ander neer bevelenisse dairomme van ons of onsen erven en nacomelinghen te wachten, betalen heren Willem ende sijnen wyve vorscreven also lange als sij beyde of hoirre eyn levent. Ende were dat her Wilhelm of sijn wijf vorscreven dat vorgenoemde geit als vorscreven is up eyn jair of meer eyn deil of al onbetailt bleve, so hebben wij heren Wilhelm ende sijnen wyfve vorscreven geoirloft, dat sy of hoerre eyn of hoerre beider of hoirs eyns bade of gesynde alsulk gebreech als hoen beiden of hoerre eyn an den vorscreven gelde dan ongeboirt were selve te voerens boren sullen uyt ende an onsen vorscreven tholle tot Nymegen of so wair dan die lege, sonder wederseggen ons of onsen erven ende nacomelingen of anders ymands, eer onse vor- screven thollner of anders ymant yet dair af boere, ende ontbieden dair omme onsen thollner tot Nymegen ende die dan tholneer sijn sullen up onsen vorscreven thollen, dat sij heren Willem ende sijnen wijven ende horen baden ende gesynde vorscreven dair an nyet hinderen en sullen ende laten hoen die vorscreven gulde jairlix ende alle gebroech dair af boren als vorscreven is. Ende up dat an betalinge deser vorscreven lijftucht gheen hijnder of vertreck en geschie als vorscreven is, so hebben wij voir ons, onse erven ende nacomelingen overgegeven dat men die vorscreven lijftucht nyet en sal, noch en mach besetten of bekummeren overmids onse gerichte bynnen steden of buten steden noch nerghent yn onsen landen. Alle dese vorscreven voirwerde ende punten hebben wij hertoge vorscreven voir ons, onse erven ende nacomelinge gelaift ende gelaven die yn goiden trouwen te halden, sonder alle argeliste. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXV proxima feria imta post Martini episcopi hyemalis. 31 October 1385. pol. ii. Wij Willem etc. doin kont dat omme gonsten wille die wij hebben tot Elbert van Eile Derixsoen, onsen sluter tot Gelre, omme mannigen truwen dienst den he ons manchwarf gedain heeft ende noch doin mach, hebben avergedragen mit dienselver Elbert als van der scholt die wij hemschuldicli waren ende sijn, die sich geloipt te samen up vijf hondert XXIX alde scilde en xxiv| heren groten, also dat wij hem ende sijne erven bewijst hebben dye vorscreven vc ende xxv alde scilde ende xxiv£ heren grote te boren uyt onsen allen gulden, renten, pachten ende schattingen onss lands van Gelre, dair die selve Elbert eyn sluter af is, up jaren ende terminen hir nabeschreven. Als 11= alde scilde, g°it van g°lde ende gerecht van gewichte of payment dair voir gelich goit, nu yn desen jair up sent Mertinsdach des heiligen bisschops yn den wijnter neest tocomende, ende twe hondert alde scilde als vorscreven sijn of payment dair voir als vorscreven is nu sent Mertins misse vorscreven aver eyn jair dair na neest volgende. Ende also voirt sent Mertins misse dairna alre neest volgende hondert XXIX alde scilde als vorscreven syn of payment dair voir als vorscreven is ende die XXIV| heren groten vorscreven, mit vurwerden dat Elbert vorscreven ende sijn erven die vorscreven vcxxv alde scilde ende XXIV| heren groten vyt onsen gulden, renten, pachten ende schattingen vorscreven selven boiren sullen als vorscreven is. Were doch dat wij of onse erven Elbert vorscreven ende sijne erven ontsetten wolden van onsen sluterampt vorscreven, also dat sij die vorscreven vcxxv alde scilde ende xxiv| heren groet alsdan alienlich niet geboirt en hedden, so solden wij hoen terstont alsulk gebreech als sij dan dair af hedden gheven, vervullen of doin gheven ende vervullen, eer wij of onse erven ymant anders dat vorscreven sluterampt bevelen. Voirt want Elbert vorscreven an onse stat van Ruremunde gelaift heeft voir hondert alde scilde als van onsen wegen, so sullen wij hem ende sijne erven dair af alienlich schadeloes halden. Alle dese vorscreven vurwerden ende punten hebben wij hertoge vorscreven voir ons ende onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven die yn goiden truwen mit desen brieve dien vorscreven Elbert ende sijnen erven vast, stede ende onverbrekelich te halden, sonder alle argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXV up Alreheiligen avont. Dat wij verpacht hebben ende verpachten Jan van Merten Claissoen die weerde ende sande, die gelegen sijn in den Wale, dair baven neest gelegen is Herberen van Groesbeke, streckende noirtwert an sijnren bouwijnge ende beneden naest gelegen Wamelre verstat, mit hoeren aenvalle, rechte ;nde toebehoeren soe die gelegen sijn, twijntich jaeren langk na datum sbriefs naest volgende. Illics jairs omme vier aude scilde of payment, jairlics te betalen te sente Peters dage ad Cathedram, welken jair pacht vurscreven Jan van Merten vurscreven jairlics yn behalden sal yn afcortinge alsulcs gelts als hem mijne lieve here van Gelren sculdich is yn enen apen brieve besegeit van mijnen lieven here van Gelren etc. Littera mc CLXXV antiqua scuta. 30 November 1384. Wij Willem etc. doin kont etc. dat want her Arnt van Hoernen. here tot Amersoien onse lieve rait ende vnent, doe he onse borchgreve tot Nymegen ende onse amptman yn den ryke was, in den jair onss heren dusent driehondert eyn ende tachtentich, van der borchgraiscap tot Nymegen ende ampte yn den rijke vorscreven ons goide bescheidelike rekeninge ende bewijsinge dede, als van den jair onss Heren dusent driehondert vijf ende tseventich thent in dat jair onss Heren dusent drie hondert eyn ende tachtentich des Dinxedages na Alreheiligen dage, also dat wij hem dair af schuldich bleven vijf ende twijntich hondertich ende tsestich alde scilde ende eyn ende virtich floirken, beheltlich hem ende uytgeseget alsulk geit, dair hem onse lieve geminde here ende vader ende onse lieve geminde vrouwe ende moider die vorscreven graiscap tot Nymegen ende dat ampt yn den rijke vorscreven voir bevalen ende versat hadden, na yngehalt dier brieve dair up gemaickt. Ende voirt want Gadert van Hoemen, syn broider, onse lieve zwager, dair na onse borchgreve tot Nymegen ende amptman yn den rijke, want overmids onse bevele bij wille ende weten heren Arnds, sijns broiders vorscreven ende die selve her Arnt die vorscreven vijf ende twintich hondertich ende tsestich alde scilde ende eyn ende virtich floirken vorscreven kierde an ■dL 1 iv. Gaderde vorgenoemt, wilke Gadert vorscreven van der vorscreven borchgraiscap tot Nymegen ende ampte yn den rijke, ons voir onsen rade ende scepenen van onsen vier hoeftsteden die dair bij waren, van den goidensdach na Alreheiligen dage in den jair onss Heren dusent driehondert eyn ende tachtentich thent sent Andries avont in den jair onss Heren dusent driehondert vyr ende tachtentich goide bescheidelike bewisinge ende rekeninge gedain heeft, also dat ons des wail genoicht ende wij hem des bedancken, van wilken rekeningen Gadert vorscreven ons schuldich bleef negen ende tachtentich alde scilde ende vyr ende twyntich floirken. So bekennen wij dat wij voir ons ende onse erven Gadert voirscreven ende sijnen erven schuldich blijven van den vorscreven gelde als van gerechter scholt vier ende twyntich hondertich ende tseventich alde scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte ende seventhien floirken, beheltlich ende uytgeseget alsulk gelde vorscreven, dair voir heren Arnde vorgenoemt onse lieve here ende vrouwe die vorscreven borchgrascap tot Nymegen ende dat ampt yn den rijke bevalen ende gesat hadden als vorscreven is, vur wilke summen gelds vorscreven, die wij Gadert vorscreven sculdich sijn, wij voir ons, onse erven ende nakomelingen gesat, gemaickt ende bevalen hebben Godert vorscreven ende sijne erven onse borchgrascap tot Nymegen ende dat ampte yn den rijke vorscreven mit allen synen tobehoiren, yn allen formen, maniren, vorwerden ende punten gelych dat onse lieven here ende vrouwe vorscreven die vorscreven borchgraiscap ende dat vorscreven ampt bevalen ende gesat hadden heren Arnde, sijnen broider vorscreven, na yngehalt des brieves die dair up gemaickt ende gegheven is, den wij willen vast, stede ende onverbrekelich gehalden hebben. Doch ist gevurwert dat Gadert vorscreven die borchgrascap ende dat ampt vorscreven mach doin verwaren ende bevelen dat eynen te bewaren overmids onsen wille ende weten. Dit ist gevurwert, dat Gadert vorscreven of die gheen dien he dat vorscreven borchgrascap ende dat ampt mit onsen wille ende weten beveelt ghenen kommer noch kost rekenen Ll. 12. en sullen noch en moigen, als van wegen dyer borchgrascapen ende des ampts vorscreven, then were dat wij hoen wat bevelen te doin of uytegheven ende verleggen overmids onss selven of mit onsen brieven. Voirt ist gevurwert dat Gadert vorscreven of die ghene dien he dye borchgrascap ende ampt vorscreven beveelt mit onsen willen ende weten als vorscreven is voir haer degelixsche cost, die vorscreven borchgrascap ende ampt te bewaren, hebben sullen onse dychgraiscap dair to gehorende ende alle jair, na geloep dier tijt dat Gadert vorscreven onse borchgreve ende amptman is, twehondert alde scilde, die he boiren sal van den broeken die verschinen sullen yn der borchgrascapen ende den ampten vorscreven. Ende were dat hem dair an yet gebreke dat sal he slain ende rekenen up sijn ampt vorscreven. Ende were dat he meer boirde, dat sal he ons afslain van den gelde dat wij hem schuldich sijn vorscreven, ons dair af bescheidelike rekeninghe te doin eyne avent dair na, dat wij des an hem doin geschieden mit onsen brieve. Ende en sullen Gadert vorscreven of sijne erven van der borchgrascap ende den ampten vorscreven niet ontsetten, noch doin, noch laten ontsetten he en hedde irst syn vorscreven geit alienlich geboirt als vorscreven is. Alle dese vorscreven vurwerden hebben wij hertoge vorscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven die yn goiden truwen vast, stede ende overbrekelich te halden. Alle argelist uytgeseget. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXX quarta in die sancti Andree Apostoli. 25 November 1385. Dominus recognovit Johanni Koddeken et suis heredibus 3 ex parte officii in Duyffel cujus partem ipsi Johanni competentem. Idem Johannes domino supraportavit vic scudata solvenda infra duos annos de precaria in Driele, s.. quolibet anno dictorum duorum annorum IHC scuta, prout patet in copia. Datum Doesborch anno Domini MCCCLXXXV'0 in die Katherine. Presentibus Velde et redd. etc. I 21 November 1385. Dominus dedit inducias Johanni de Volden, civi Coloniensi, et Theoderico de Volde, civi Dordracensi, cum suis familia, bonis, ad annum. Datum anno Domini MCCCLXXXV in vigilia Cecilie. Vide copiam. ad instanciam Thome. 1385- Dominus dedit ad luminare ecclesie sancti Petri in Hummerssum peciam terre a decimis liberam, sitam in campis de Hummerssum inter terras claustri et Johannis Menssen et Lamberti van den Have. Item dominus dedit ad luminare ecclesie sancti Stephani in Kessel II jugera Hollandrina a decimis libera, sita inter den Wijnsberg et clanstrum, cum uno latere inter terras pastoris de Kessel et claustri et ex alio latere communitatem ibidem. Datum anno Domini MCCCLXXXV. ad instanciam Kodkens. November 1385. Fol. 12V. Wij Willem etc. doin kont etc. vur ons ende onse erven dat wij schuldich sijn heren Reynalde, here van Brederode van Ghenepe onsen lieven neven of sijnen erven, Xllc L alde guldene scilde, munten des keisers van Romen of coninx van Vranckrich, of ander guyt pavment dien vorscreven scilden gelijch goid, die wij gelaift hebben ende gelaven, mit desen brieve hem ende sijnen erven of he nyet en were, wail te betalene nu sent Mertins misse neest to komende yn den wijnter of bynnen vertennachten dair na neest volgende onbevangen. Ende wij sullen heren Reynald, onsen neve of sijne erven ende horen baden, den sij omme dat geit senden sullen, veiligen ende doin veyligen up onse verluyst ende kost tot Ghenp of tot Ravensteyne, yn deser twyer stede eyn die he of sy kiesen sullen. Mer were sake dat wij des nyet en dede ende wij up den termijn vurscreven yn deyle of te male versumelich worden, dat Got verhueden moit, so hebben wij gelaift ende gelaven yn goiden truwen overmids desen brief dat wij als dan tot maninghen heren Reynalds, onss neven vorgenoemt of synre erven of he nyet en were of hoirs baden, vier goide manne mit acht perden senden sullen tot Ghenep of tot Ravensteyne, yn eyn deser twyer stede willic hoer sy kiesen sullen, alle dair te leisten tot goider lude wijse ende nyet van danne the scheiden, wij of onse erven en hedden hem of sijnen erven van alsulken gelde vorscreven als hoen onbetailt were ghentsliken ende al genoich gedain, ende eyns mans kost mit tween perden die sij wardeynt ende wardt van wegen onss neven van Brederode of sijnre erven ynder leistinghen vorscreven sullen wij betalen. Alle argelist uytgeseget. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXX quinto circa Cecilie. Consimilem litteram habet dominus Brederode ad festum sancti Martini proximum ad unum annum. Item ad II et ad lil, ad Uil, ad V, ad VI, ad VII, ad VIII et ad IX, pro summa XHM Vc scudatorum competencium ipsi etc. Hic notandum quod de XXXIP' scudatis, que dominus dux in composicione promisit domine de Bles .., solvit prepositus ipsi domine de Bles.. IIM VF scudata, et solvit dicto Tengnagel illlM HHC XXXVI scudata, prout patet sua com- putacione etc., ex quo videtur quod secundam summam adhuc debitam Tegnagel recepit plus XVIC scuta que etc. October 1385. Fol. 13. Item circa Remigij anno Domini MCCCLXXXV'° concessit dominus Duysborgensis inducias, scriptas per Johannam. Require in s.p. 22 November 1387. Item dominus promisit Henrico Rombliain de Vossem et Agnese sue uxori et heredibus lil" scudatorum antiquorum solvenda infra triennium quolibet festo Martini hyemalis mille scuta et posuit fidejussores. Require in s.p. Datum anno Domini 1387 Cecilie virginis. Heiliger Quartermarck van der Stessen, ridder, beleend met 10 schilden uit den tol te Nijmegen, ferm quarta post Dominicam Oculi (13 Maart) 1387. Item dominus fecit Johannem de Velde suum dapiferum in Gelre tempore predicto. R. in s.p. Pro HM scudatorum prestita domine Agnese Rombliains. Et nota dominus concessit dicto domino Johanni de Velde si magis juxta computacionem domini Rombliains ex nunc faciendam ipse dominus Johannes exposuerit quod hoe computabit super officium sui dapiferatus. Scripta per Thomam ut puto. Fol. i3v. Het leen bij Yngenloe, in het gericht Aisperden, vergroot ten behoeve van Johan Kodkens de Zellar, circa octavo Martin i (Nov.) 1385. Item dominus cum X fidejussoribus recognovit episcopo Traiectensi se teneri M florenos. Item dominus recognovit cum X fidejussoribus se debere Giselberto den Cock, preposito Traiectensi, mille florenos. Scripta per Thomam. Item dominus concessit litteram ad instantiam dicti Giselberti prepositi. Scripta per Thomam. Vide in s.p. de castro in Beesde. Item adhuc aliam litteram per Thomam etc. 18 November 1385. tol 14. Dominus concessit domino Hcnrico de Ghemen propter sua servicia viceductum in bonis et decimis suis, sitis in Zcdem et in terra Montensi infrascriptis. Irst hebben die Rudinghe twe hoven, die geheiten syn Weelmans guyt ende tguyt tVoerst. Item heeft Heynken van Beynhem twe maten xl malder zaets, gelegen yn den Wijnwickerbroich. Item heeft Heynken eyn stuck lands, geheiten Heytbroich, helt Uil malder zaets. Item die selve eyn stuck lands, heit die Calverpasch, helt V malder zaets. / Item eyn stuck lands, heit die Stapelhorst, helt lil malder zaets. Item eyn stuck lands Uil malder zaets. Item eynen heynen stalge voer Vurhusen ende eynen hoyen slage voer Zaermaet ende eynen hoyen slage up den Willecamp. | Item die thiende ynder Riet, half. Dominus 1 jtcm dhni- I Item die thiende van Stockemekerbroick. dieatem 1 jtcm die thiende yn Hynneforderhelt. de istis 1 jtem ^ie thiende up der Mersch. decimis. | d;e th.ende Lutteke Asemerbroich. Dominus Item die thiende van Larenbroich. de Monte Item die thiende van Etemerbroich. habet Item die thiende van Vyntwickerbroich. dieatem Item die thiende van Loe ind Geladen Horst, de istis Item die thiende van Wyemberger Ysele. decimis. Item die thiende up der Heiden. Itaque post mortem domini de Ghemen revertantur ad dominum ducem et suos heredes. Datum Xovimagii anno Domini millesimo CCCmo LXXX quinto in octava sancti Martini episcopi hycmalis. Item dominus dedit domino Arnoldo de Hoemen recessum suum de computacione officii sui in Bomelrewert etc. iuxta tenorem computacionis sue. Fol. i4v. Dc hertog verklaart dat Aruold de Hoemen het kasteel en heerlijkheid van Amersoien in leen houdt, circa Cecilic (Nov.) 1387. 24 November 1385. Item her Walrave van Baer heeft sijn wij ff doin tuchtigen als yn der copien hir omme gescreven steet. Datum Arnhem anno Domini MCCCLXXXVt° vigilia Katherine. Item Gadert van Hoemen heeft sijn wyff getuchticht als yn der copien hir omme gescreven steet. Datum Doesborch etc. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onser vriende ende onss raids gegeven hebben ende geven I lenric Poppart, onse badeampt in Bomelrewert mit allen sijnen rechten ende toebehoeren, dat ons ledich worden is avermids dode Johans Haken, die onse bade dair te wesen plach, also dat Henric vurscreven dat vurscreven badeampt selve of avermids eynen anderen des ons genoicht sal bewaeren ende doin bewaren, also lange als hc levet ende ontbieden dait dairomme onsen amptluden yn Bomelreweerd ende onsen scepenen tot Driele ende tot Zulichem ende voirt allen luden, den dat nu angheet of angain mach, dat sij Henric Poppart vurscreven tot onsen baden yn Bomelreweerd ontfangen ende voir onsen bade als dair halden ende hem alsulke guldc ende rechte als denselven badeampt toebehoeren uytreyken ende doin uytreyken ende des nyet en laten also lief als hem onse hulde sy. In orkonde etc. 15 December 1387. "ol. 15. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gelaift hebben ende gelaven yn goiden truwen mit descn apenen brieve Ilubert van Culenborgh van Meer, onsen lieven neven, dat heer Arnt van Hoemen nummermeer van ons scheiden en sal van der gevengnisse dair wij htm mede gevangen hebben. He en hebbe irst avergegeven Hubert vurscreven alle brieve die he hedde van allen alsulken rentlien ende # jairgulden als he heeft in der heerlicheit van Meer ende dat wij, of Hubert vurscreven omme deser saken wille eynich krot of stoet vil, denselven Hubert behulpich ende geredicli dair ynne wesen soilen, sondcr alle argelist. Datum MCCC 87, Dominica post beate Lucie. 12 November.... Hertoge van Gelre ende greve van Zutphen. Wij laten u weten heren Arnt van Hoemen, ridder, dat gi verghiet ende bekennet voir den richter ende scepenen van Meer, den wij eyn stat gevrihet ende geleent hebben dair sij then gerichte sitten moigen, dat u Hubert van Culenborgh, here tot Meer, genoich gedain ende van u wal geloeft heeft alle alsulke renthen ende jairgulden als gi hebt yn der heerlicheyt van Meer ende schelt Hubert vurscreven ende sijne erven ende alle dieghene die gi dair voir manen moighe, van den vurscreven renthen ende jairgulden ende van allen achterstedigen renthen die u dair af geboeren moigen, los, ledich ende quyt, des en lait nyet. Gegeven anno ut supra die Cuniberti. Hertoge van Gelre ende greve van Zutphen. Wij laten u weten heren Arndt van Hoemen, ridder, dat gi yn behuyf Sanders van Redinchem ende synren erven voir onse richteren ende scepenen ende gerichtslude dair thoe behorende verthiet up alle alsulke erven, liusinge ende goide, tsy bynnen of buten onser stat van Nymegen ende sunderlinge in onsen kirspel van Wamel gelegen, mit allen hoeren richten ende thoebehoeren, als gi te hebben plaget ende die Sanders vurscreven plagen te wesen, des en lait nyet. Datum anno et die quibus supra. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat heren Willem van Drueten, ridder, onse amptman tusschen Mase ende Wale mit sijnen toebehoeren ende van allen upboeren ende uitgeven als van desselve amptswegen, van allen voirgeledencn tiden thent up hude desen dach datum sbriefs, voir ons, onsen raide ende scepenen van onsen vier steden hir beneden gescreven ons goide bescheidene bewisinge ende rekeninge gedain heeft, also dat ons des wale genoicht ende wij hem des bedancken. Ende bekennen dat wij heren Willem vurscreven ende sijnen erven van der vurscreven rekeningen sculdich blive ende sijn van gerechten scholt IIIMVIICLII goide alde guldene scilden etc., wair voir wij heren Willem vurscreven ende sijnen erven voirt bevalen hebben onse ampt tusschen Maze ende Wale vurscreven, na yngehalt der brieven die wij hem dair up gegeven hebben up dage datum des briefs. Alle argelist etc. In getuich etc. 14 September 1386. ol. 15*. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij geoirloft hebben ende dat id mit onsen willen sij ende is dat meister Gadert van Stramprade, onse muntmeister, slain mach ende sal yn onser munten th'Arnhem guldene na gewichte ende werde, als onse lieve neve die hertoge van Hollant nu ter tijt yn sijnre munten tot Dordrecht doit slain, van wilker onser munten vorscreven die vorscreven meister Gadert van ilker marek golds die he werken sal ons sal gheven te sleschat eynen gulden, als he slain sal als vorscreven is. Ende dese vorscreven guldene sal he slain thent onsen wederseggen ende nyet langer. Voirt sal meister Gadert vorgenoemt tot iiic marek silvers to yn onser vorgenoemde munten slain doytken ende halve doytken, wilken doytken vier sullen eyn floirken gelden, ende dier selver doytken llilc\ 11 sullen gain up die marek. Wilke marek sal halden vier penninghe coninx silvers, vier greyne onder of baven. Ende meister Gadert vorgenoemt sal ons dair af te sleschat gheven van ilker marek silvers die he werekt vi floirken. Voirt so confirmiren ende bestedigen wij meister Gadert vorgenoemt alle alsulke brieve, als he van ons heeft sprekende op onse munte vorscreven ende van sijne muntemeisterampt die yn hoerre macht te blijven, sonder argelist. In orkonde. Gegeven actum anno Domini MCCCLXXXVI in die exaltacionis Sancte Crucis. 1 November 1384. Wilhelmus Juliacensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie, venerabili viro domino archidiacono de Campuna in ecclesia Leodiensi seu eius in hac parte vices gerenti salutem cum affectu sincero, ecclesiam nostram parochialem in Zwalmen Leodiensis diocesos vestri archidiaconatus vacantem ad presens per liberam resignacionem discreti viri domini Nycolai Liefger, presbyteri Coloniensis dioceseos ultimi, - eiusdem ecclesie rectoris in manibus nostris factam, cuius collacio seu prescntacio scu qucvis alia disposicio ad nos pleno jure patronatus dinoscitur pertinere, discreto \iro Wilhelmo de Camenata, clerico Coloniensis dioceseos, per presentis pure et simpliciter propter Deum damus et conferimus eumdem Wilhelmum vobis ad investiendum et instituendum presentantes cum ipso et pro ipso supplicando quatenus eundem Wilhelmum ad prefatam nostram ecclesiam admittatis et de eadem cum omnibus juribus et pertinenciis eiusdem cum sollempnitatibus ad hoe debitis et consuetis investiatis. In testimonium premissorum sigillum nostrum presentibus est appensum. Datum in castro Novimagensi anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo quarto die prima mensis Xovembris. Wijnant van Arnhem heren Dcricssoen beleend met de tiende le Engeland, 1383. 1 Februarij 1390. Fol. 16. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gemaict hebben avermids desen apenen brief Schakart van Stramprade ende Arnt van Wirt Johanssoen onse muntemeisteren tot Arnhem, als aldair te munten guldene penninghe geheiten nobele ende halve nobele ende eyn quartier van eynen nobel. Wilken nobele up die marek sal gain tweende dertich, eynen engelschen onder of baven, ende die marek sal halden vierende twintichste half karait an gelde. Voirt sullen onse vorscreven muntemeister aldair munten ende slain van onsen wegen heren grote, sal halden vier penninghe ende achte greyne coninx silvers up die mare, twe greyn onder of baven, ende desselven gelijx eynen halven heren groeten. Wilker heren grote vorscreven up die Troyssche mare sal gain hondert ende sess, eynen penninc onder of baven. Voirt sullen onse muntemeistere vorscreven aldair munten ende maken van onsen wegen doytken, die sullen halden vierdenhalven penninc coninx silvers, twe greyne onder of baven, ende der doytken sal gain hondert heren groet up die mare, eynen heren groten doch onder of baven. Voirt so en sullen onse muntemeistere vorscreven of hoere knechte of ymant die eynigerhande goit brenghen tot onsen munten vorgenoemt voir nyemande ten rechten stain dan voir ons ende voir onse werdeyne tot Arnhem, uytgenomen van vrouwenkrachte, doetslach ende duyfte, dair sij mit der daet begrepen worden. Voirt so en sullen onse muntemeistere vorscreven dit vorgenoemde geit nyet vorder verantwerden dan voir onse werdeyne tot Arnhem ende mit hoere bussen bynnen onsen munten. Voirt so sullen alle coeplude die goit brenghen of buren tot onsen munten thArnhem, uyt wes heren lande dat sij sijn, alle weren sij oic uyt onsen vyande lande, eyne goide sekere veylicheide ende geleide mit allen hoeren goide hebben, te varen, te bliven ende te komen, alle onse lande doer baven ende beneden, beide te watere ende te lande, voir ons, voir alle onse ondersaten ende voir alle die ghene die omme onsen willen doin ende laten willen, verten nacht lang na den dat wij dat up doin seggen an onse muntemeistere vorscreven mit onsen brieven, sonder argeliste. Voirt meer, so sullen wij hebben van ilken mare golds die gemunt wort yn onscr munten vorscreven te sleeschat eyn derdel van eynen nobel ende van ilken mare fijns silvers sess heren groete als vorscreven syn. Voirt want wij meister Gadert van Stramprade onse muntemeisterampt vorscreven voir verbrieft hebben tot sekeren tiden die noch niet alle omme comen en sijn, so hebben wij dese vorscreven beveelnisse ende punten gedain mit sijnen willen, ende wij sellen ende moigen Schakart ende Arnt, onsen muntmeisteren vorscreven, dese selve beveelnisse ende punten upseggen tot wat tiden meister Gadert vorscreven des an ons gesynnet of dat ons desselven genoicht up te seggen. Alle dese vorscreven vorwerden ende punten ende illic sunderlinghe hebben wij gelaift ende gelaven voir ons, onse erven ende nacomelinghen yn goiden truwen Schakart ende Arnt vorscreven vast, stede ende onverbrekelich te halden, sonder eynich wederrede. In orkonde etc. Datum anno Domini 1390 in vigilia Purificationis. Fol. i6v. Wij Willem etc. bekennen voir ons, onse erven ende nacomelinghen, dat wij heren Willem van Drueten ende sijnen erven sculdich sijn van gerechten schout ende van synren rekenynge die he ons gedain heeft IIIMVIICLII goide aude guldene scilden etc. Voir wilke iiimviiclii aude scilden wij voir ons, onse erven ende nacomelinghen bi rade ende goitduncken onss raids ende vriende den vurscreven heren Willem van Drueten onse vurscreven ampt tusschen Mase ende Wale mit allen sinen toebehoeren voirt bevalen hebben ende bevelen avermids desen apenen brieven ende hebben heren Willem van Drueten vurscreven voirt gemaict ende geset, maken ende setten yn desen brieven onsen amptman ende richter tusschen Alaze ende Wale ende dat dair thobehoirt. Ende hebben hem gelaift ende gelaven in goiden truwen dat wij of onse erven of nacomelinghen of ymant van onsen wegen heren Willem vurscreven of sijnen erven nyet ontsetten en soilen, noch doin, noch laten ontsetten van den ampt vurscreven, wij of onse erven en hedden hem of sijnen erven irst wal betailt IIIMVIICLII aude scilden vurscreven etc. ende dair tho also vole als heer Willem vurscreven of sijne erven als he nyet en were noch meer voirt voir ons uitleggen sullen, die wijle dat he of sijne erven na hem onse of onsen erven amptmanne weren of sijn tusschen Mase ende Wale, tot bescheideliken bewisinge en rekenynge die sy ons dair of doin sullen. Voirt so gheven wij heren Willem vurscreven ende sijnen erven voir hoere deghelixsche cost, die wijle heer Willem vurscreven of na hem sijne erven onse of onsen erven amptmanne sijn, alle jair die dijckgraefschap yn den ampte tusschen Maze ende Wale ende dair en baven en sullen Willem vurscreven noch sijne erven ons of onsen erven geen cost meer rekenen, then were dat wij of onse erven hem of sijnen erven mit onsen brieve of mit warechtigen luden tot ons te comen of van onsen wegen gewapent of ongewapent the riden erghent bynnen of buten onsen landen yn onsen orber ende dair wijs te doin hebben ontboiden. Voirt alle vervalle, broeken ende upcomynge, groet ende cleyn, die yn onsen vurscreven ampt verschinen ende vervallen sullen, die sal heer Willem vurscreven upboeren ende ons of onsen erven ende nacomelinghen dair af bescheidelike rekenynge te doin eyn maent dair na, dat wij of onse erven ende nacomelinghen an hem of an sijne erven des doin gesynnen mit onsen brieve of dat sij an ons selve deden gesynnen, alle argelist etc. Hir waeren aver ende an heer Wolter van Ysendairen, heer Henrich Rombliain van Vossem, heer Zeger van Gruesbeke, heer van Hoemen, heer Arnt van Hoemen, heer van Amersoyen, ridder, Gadert van Hoemen, etc. ende die scepenen van onsen vier hoefsteden etc. In orkonde etc. 18 October .... Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij raide, outs raids ende vriende mit onsen rechten voirbedachten wetentheit hebben bestedicht, confirmiert ende gelaift, bestedigen, confirmieren ende gelaven alsulke confirmaciebrieven ende alle ende een ygelich punten dair ynne bescreven niet uitgesceiden besegeit ende gegeven als heer Gerit van Herier, here tot Poderoyen, heeft van onsen lieven oem seliger gedachten hertoge Eedwert, sprekende up die borch ende dat huys te Poderoyen mit sijnen getymerde, vesten ende graven die doe dair an ende omme waeren of namails comen moichten, mit den renthen, goiden, thinse, erfnisse, pachten ende anders alle sijnen toebehoeren alentlich ende nyet uitgesceiden, gelijck die vurscreven confirmatibrieve ynne halden ende gelaven yn goiden truwen, voir ons, onse erven ende nacomelingen den vurscreven heren Gerit ende sijnen erven. Des ene were te wesen ende hem ende sijnen erven dair ynne te halden na ynhalt der confirmatiebrieve vurscreven, sonder alle argelist etc. Datum Zaltbomel up sente Lucas dach. Fol. 17. Wij Willem etc. doin kont etc. dat voir ons comen is heer Walraven van Baer, ritter ende heeft gemaict mit onsen hant ende mit sijnen vrihen willen vrouwen Aliden, sijnen witliken wijve, allen alsulke heerlicheit, goide ende erfnisse als hir nabescreven steet tot eenren richten lijftochte. Irst die husinge ende heerschap tot Lathum mit allen sijnen thoebehoeren, also dat gelegen is tussgen Westerwert ende Baer mitten lande tot Wautenoirde. Item II morgen lands, gelegen in den Ruwenvene, gelegen in den gerichte van Duven, mit vier hoven holts gelegen in Redenremarck ende mitten inslagen lande dair tobehoerende dat up Redermersch geslagen is. Item dat goit tot Heerde gelegen yn Veluwe mit sinen toebehoeren, wilke gude vurscreven heren Walravens vurscreven eygen sijn, als wij verstaen ende dat nyelant, dat ons vertynset, dat totten goide tot Heerde geslagen is up Heerderbroick. Item so heeft heer Walrave vurscreven vrouwe Aliden sijnen wijve gemaict tot lijftocht alsullich goit als heer Henrich van Baer heren Walravens vader kofte tegen Johan den Roeden, dat onse tynsgoit is, gelegen in den kirspel van Reden. Item 5 malder saeten gelegen up Wortrederynghe, mit eynen hal ven hoeve houts gelegen yn Weertredermarck. Item II morgen lants up Wortrederbrynck ende sess screden uppen Wylom. Item in Redermarck drie vierdel houts mitten nyenlande dat dair toe geslagen is. Item dat aude lant dat in Lattommervelde gelegen is tot desen selven lande gehorende. Item die husinge ende stede die heer Walraven vurscreven gepacht heeft tegen heren Ryquyn van Beverrade in eynen erfpachte, die gelegen is in den kirspel van Reden upten Lake, tussghen Claes goit ten Beemde, an die een syde ende Wolters Putkens goit, an die andere sijde, etc. 29 Julij 1385- Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gemaict hebben avermids desen apenen brieve Gadert van Stramprade, onsen muntmeister tArnhem, als aldair the munten van onsen wegen sess jair langk na datum des briefs guldene die soilen halden an goide twijntich karaet ende derselver gulden soilen ghaen up die marck gewegens tseventich, eyn quartier van enen gulden onder of baven onbegrepen. Voirt so en sal Gadert onse muntemeister vurscreven, noch sijne knechte, noch alle dieghene die enigerhande goit brengen tot onsen munten vurscreven dese sess jair langk vurscreven voir nymande then rechten staen dan voir ons ende voir onse werdeyne tArnhem ende alle broeken die Gaderts, onss muntemeisters knechte of die tot onsen munten tArnhem gehoeren, verbreken dier en soilen sij voir nymande verantwerden ende ten rechten staen dan voir onsen muntmeister vurscreven ende voir onse werdeyne tArnhem, uitgenomen drie punten als vrouwenkrafte, doitslach ende duefte, dair sij mitter daet begrepen werden. Voirt so en sal Gadert onse muntmeister vurscreven dit vurscreven geit nyet vorder verantwerden dan voir onse werdeyne tot Arnhem ende mit sijnren bussen ende bynnen onser munten. \ oirt so soilen alle koepluden die goit brengen of vueren tot onser munten tArnhem, uyt wes heren lande dat sij sijn, alle weren sij oick uyt onser vyande lande, eyn goide seker veilicheit ende geleide mit allen hoeren goide hebbe, te varen ende te komen, alle onse lande doir baven ende beneden, beyde te water ende te lande, voir ons ende voir alle onse ondersaten ende voir alle dieghene die omme onsen wille doin ende laten willen, virtiennacht langk na den dat wij dat upseggen an Gadert onsen muntmeister vurscreven mit onsen brieven, sonder argelist. Voirtmeer so soilen wij hebben van ilken marck goit te sleeschat eynen halven gulden die Gadert onse muntemeister vurscreven muntet. Alle dese vurscreven punten ende illich punten sonderlingen hebben wij gelaift ende gelaven yn goiden truwen vaste, stede ende onverbrekelich te houden, sonder entiich wederseggen. In orkonde. Datum anno Domini MCCCLXXXV sabbato post Jacobi maioris apostoli. 25 November 1385. Fol. 17». Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelingen, dat wij noch sculdich sijn van gerechten schout Johan Kodken van Zellar, onsen lieven rayt ende marschalc van onsen hertoge ende sinen erven van alsulken gelde als he liggende had an onsen ampte yn Duyffel, wilk geit he an ons gebracht heeft na ingehalt der brieven ons dair up gegeven sess hondert goide alde guldenen scilde etc. die wij Johan ende sijnen erven hebben gewijst te boeren uyt ende van onsen beden ende schattingen tot Driele, als hir na bescreven is, dats te weten nu in onser beden tot Driele die wij bynnen jairs na datum des briefs hebben soilen neest comende driehondert aude scilden als vurscreven sijn of dair voir goit ander payment den vurscreven scilden gelijk goit, ende dair na bijnnen een anderen jair dair na aireneest comende driehondert aude scilden als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is. Ende ontbieden dairomme heren Nyclais Liefger, scolaster tsente apostelen, onsen lieven rayt ende rentmeister, die nu is ende allen dien ghenen die onse vurscreven bede ende schattinge tot Driele vurscreven in den vurscreven twee jaren boiren sullen, dat sij Johan vurscreven of sijne erven ende hoeren baden die vurscreven sess hondert alde scilden als vurscreven is geven, leveren ende betalen van onsen wegen sonder eynich ander gebot of bevele dairomme van ons of onsen erven ende nacomelingen te wachten of te hebben. Wert doch dat wij up die selven vurscreven twee jaren of up eyn jair van denselven twee jairen vurscreven te Driele gheen bede noch schattinge en hedden ende of Jan .vurscreven of sijnen erven die vurscreven sess hondert aude scilden nyet betailt en worden als vurscreven is eyn deyl of al, dat wij dan sullen Johan vurscreven of sijnen erven bewijsen yn denselven jair dat sij alsulk gebrek hedden an ander onse gulden, renthen, pachten, vervallen ende schattingen dair wij dan die hebben, dair an sij dan alsulk gebrech als hem dan were van den vurscreven sess hondert auden scilden alintlich ende altemale boiren moiger. ende sullen bijnnen eynren maent dair na dat sij ons kundich deden van alsulken gebreke vurscreven. Alle dese vurwerden ende punten hebben wij hertoge vurscreven gelaift etc., sonder argelist. Datum anno Domini MCCCLXXXV die Katherine virginis. 21 November 1385. Wij Willem etc. doin komt etc. dat wij Johan van Volden, burger tot Colne ende Derich van Volden, burger tot Dordrecht, gebruederen, hoeren knechten ende gesynden, hoere haven ende guede, gegeven hebben ende geven avermids desen apenen brieven, voir ons, onse ondersaten ende voirt voir alle die ghene dier wij mechtich sijn ende die omme onsen wille doin of laten willen, eyne guede, gantze, alde, stede vurwerde veylicheit ende geleide yn ende doir onse lande vurscreven, te vairen ende te komen, te water ende te lande. Voirt ende weder ende dair ynne te merren ende te bliven 4 also lange ende also ducke hoen des noyt geboeren mach, durende na datum des briefs een gantze jair langk ende nyet langer, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int yair onss Heren MCCCLXXXV up sente Cecilien avont. Augustus 1385. Fol. 18. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij sculdich sijn van gerechten schout Johan Yygen ende Peter Collart ende hoeren erven XIK goide aude guldenen scilde etc., voir wilke summe gelds vurscreven wij die vurscreven Johan ende Peter ende hoere erven gesat hebben ende setten mit desen brieve yn onse halve tholle upter Wale tot Nymegen, alle jair dair af te boeren IIIC aude scilden of payment dair voir als vurscreven is, yn afslach der Xllc aude scilde vurscreven thent dat Johan ende Peter vurscreven of hoen erven die vurscreven summe als Xllc aude scilden vurscreven alinclich geboirt ende ontfangen hebben, mit vurwerden wert dat up eynich jair vurscreven nyet also vole queme van onsen halven tholle vurscreven dat Johan en Peter vurscreven of hoere erven die driehondert aude scilden of payment dair voir als vurscreven is nyet alintlich geboeren en konden, so soilen sy ynden anderen jairen dair neest volgende alsulk gebrek als hoen dan dair of were voirt boeren uyt onsen halven tholle vurscreven, thent sij gentsliken ende altemale die vurscreven XIIC aude scilden of payment dairvoir als vurscreven is geboirt ende ontfanghen hebben. Ende voirt so sal Johan Vijge vurscreven onse tholneer tot Nymegen bliven na yngehalt sijnren voirbrieve die he van ons dair up heeft. Ende wert dat he ons yet verlegede of voir ons gelaveden of voir ons uytgeven avermids onsen bevele etc. Ende wij gelaven yn goiden truwen voir ons ende onse erven Johan Vijge vurscreven ende sijnen erven nyet ontsetten, noch doin, noch laten ontsetten van onsen tolle tot Nymegen vurscreven hoen en were irst genoich gedain alinclich ende altemale van allen vurwerden ende punten gescreven yn den vurscreven brieve, die sij hebben van ons upten vurscreven tholle ende yn desen brieve ende voldain van allen verlege ende geloefnisse dat sij of sijne erven bij onsen bevele ons of onsen erven verleget ende gelaift hebben ende verleggen ende gelaven sullen tot besceideliken rekenynge ende bewijsinge, ons of onsen erven dair af te doin bynnen eynren maent dair na dat wij hem of sij ons dat weten laten, sonder argelist. Datum anno Domini MCCCLXXX quinto circa assumpcionis. Op den kant staat: fuit copia dilacerata. 21 November 1384. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Henrich van Venle ende Derich van Hokulem, onse tolneer tot Moudich, voir ons, onsen raide ende onsen scepenen van onsen vier steden Nymegen, Zutphen, Ruremunde ende Arnhem ons goide bescheidene bewisinge ende rekenynge gedain hebben van onsen tholle tot Moudich ende dair af van allen upboeren ende uytgeven, als sij van onsen wegen gedain ende uytgereyckt hebben heren Arnde van Hoemen, heren tot Amersoyen, ridder ende Johan Kodke van Zellar, onsen lieve knape, marschalk, onsen lieven rayt ende vriende van allen voirgeledenen tiden thent up hude desen dach datum des briefs, also dat wij ons des bedancken ende schelden sy ende hoere erven van alsulken uytreyckinge vurscreven als sy heren Arnde ende Johan Kodke vurscreven gedain hebben ende van allen cost vurscreven qwijt ende bekenne dat ons des wale ger.oicht. Alle argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXIIII up sente Cecilien avont. ol. i8v. Henrich van Overenck beleend met Menmjnck, feria 3a post Dominicam Reminiscere (28 Febr.) 1385. i6 November 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij enen eersamen vader yn Gade heren Florens van Wevelinchave, bisscop tUtrecht of sijnen erven were he doet, of Rulof van Ytterssum rentmeister in Zallant yn desen tijt of sijnen erven were he doet, of hoere eyn van hoen beiden, die halder des briefs were gesekert ende gelaift in goiden truwen dusent goiden gulden etc. te gelden ende te betalen up sint Johansdach te midsoemer nu neest comende, sonder cynich wederseggen. Ende wert sake dat wij Willem etc. hertoge aflivich worden bynnen desen tijt der betalinge vurscreven, so hebben wij Willem, here van den Berge, Derich, here van Batenborgh, Henric, here van Ghemen, Gerit, here van Weerdenborgh, Wolter, here van Ysendaeren, ridder, Gijsbert, here van Bronchorst, Henric, here van Wijsch, Johan van Hoemoet, Evert uyten Weerde ende Johan van Averhage, knapen, als saicwouden ende burgere gesekert ende gelaift yn goiden truwen eyn ygelich voir sijne andeel dese vurscreven dusent gulden te gelden ende te betalen up sente Johansdach heren Florens vurscreven of Ruloff vau Ytterssum vurscreven. Mit vurwerden, wert sake of een of meer van ons saicwouden ende burgeren vurscreven aflivich wurde, dat Got verbiede, so solden wij saicwalden ende burgeren vurscreven die dan yn levendige lijve weil behacht wesen ende bliven een ygelich voir sijne andele vurscreven. Voirt meer, wert sake dat onse lieve here die hertoge van Gelren vurscreven achter desen taildach vurscreven bider gnaden van Gade yn levendige lijve bleve, so sal onse lieve gnedige here vurscreven voir dese vurscreven dusent gulden alleen behacht wesen ende bliven ende wij saicwalden ende burgeren vurscreven soilen dan qwijt wesen van desen dusent gulden vurscreven, mer wij sullen desen tegenwerdigen brief mit onsen lieven here vurscreven, mit hem ende aver hem besegelen ende besegeit hebben, sonder alrehande argelist. Datum anno Domini MCCCLXXXV fcria quinta post Martini episcopi hyemalis. Lj ,g. Aleit van Steenbergen tuchtigt haar man Gadert van Hocmen met het huis Cannenborgh, Dominica post Kat her ine (i Dcc.) 1387. Wij Willem etc. doin kont etc. dat voir ons ende onse rade hir nabescreven comen is heer Walrave van Wye, ridder ende heeft bekant dat he sculdich is heren Herman van Goch, overste siegeler shaefs te Colen ende sijnen erven, sesshondert Rijnsche gulden etc., te betalen up sente Mertensdach in den wynter, na datum des bnefs neest comende aver eyn jair sonder ennich langer vertrecken. Ende wert sake dat heren Walrave vurscreven of sijne erven des nyet en deden als vurscreven is ende dair an versumelich werden in een deel of te male, so heft die selve heer Walrave voir ons ende onsen rade als voir sich ende sijne erven verwilkoert dat dan heer Herman vurscreven of sijne erven of helder sbriefs mit einen wille des vurscreven heren Walravens huys ende guit geheiten ten llamme, gelegen in onsen lande van Overbetuwe, mit allen sinen rechten ende toebehoeren ende mit allen goide dat dair up is, rurende of onrurende, nyet dair an uitgesceiden, antasten ende verkoepen moigen gelych hoere cygen guit, dair af te voerens ende alre irst af te nemen ende up te boeren sonder sijns ende sijnren erven eynich wederseggen sesshondert Rijnsschen gulden etc., mit alsulken cost ende schade die sij dair omme kenliken leden. Ende tot allen desen koep ende betalinge vurscreven sal heer Walrave vurscreven of sijne erven helpen toe raden dat heren Herman vurscreven of sijnen erven gentzelich genoich geschie van desen vurscreven sesshondert gulden als vurscreven is. Sonder alle argelist. Hir waeren aver ende an onse lieve raide Henrich here van Wysch, Arnt van den Gruith... ende Henrich van Herwen. In orkonde nostri sigilli. 29 November 1385. Fol. igv. Wij Willem etc. doin kont etc. dat voir ons comen is Gertrud Everts wijff van Bingerden was, als mit hoeren gekoren momber Johan van der Capellen, die hoer mit ordel ende mit recht gegeven wart ende heeft upgedragen mit hoeren vrijhen wille onbedwongen enen brief besegeit mit segel Sweders heren van Voerst, gantz ende alinch sprekende van XLV ende twee scepenbrieven besegeit mit twier scepcnen segel van Doisborgh gantz ende alinch vol ende al besegeit, den eynen sprekende van c ende L marken, die sculdich sijn Vrederich van den Brincken ende Dirck van Enghuesen ende den anderen sprekende van XXXV auden scilden, die sculdich is Vrederic van den Brincken vurscreven ende heeft dair up vertegen mit hande ende mit monde, tot behoef Gerits Pailke van Zevenar. Also dat ordel ende vondenisse wijsde dat Gertrud vurscreven dair af onterft were ende gheen recht dair an en behielde ende Gerit Pailke vurscreven ende sijne erven dair an geerft ende gerecht weren ende die vurscreven updracht ende vertichnisse vast ende stede were. Hir waeren aver ende an heer Arnt van der Lawich, ridder, Gadert van Hoemen ende Jan van Bilant heren Otten soen. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXV in vigilia Andree. 13 Julij 1388. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onser raide ende vriende hebben ontfangen ende ontfaen meister Peter Odulphs, canunnic tsente Cunibertus yn Colen, meister van medicinen, tot onsen meister ende medicinen, ende hebben hem omme manigen truwen dienst den he ons gedaen heeft ende noch doin mach gegeven ende bewijst, geven ende bevviscn mit desen brief also lange ali hc levet uyt onsen tholl upten Tragelen gcheiten tot Lobede, alle jair hondert goide zwaere Rijnssce gulden etc., half up sente Remeysdach ende half up ten heiligen Paischdach of bijnnen viertiennachten na ilken termine vurscreven te heffen ende te boeren. Ende ontbieden dairomme onsen tholncr tot Lobede, die nu is ende allen dien genen die onse tholneren dair voirt sijn soilen, dat sij meister Peter vurscreven of sijnen vvaeren baede alle jaere tot ilken termine als vurscreven is dat vurscreven geit betale uyt onsen vurscreven thollen, sonder eynich ander beveel of gebot dairomme te wachten van ons of van yemant anders. Alle argelist uitgeseget. In orkonde deser dingen vurscreven so wij onsen segel bi onser rechter wetentheit an desen brief doin hangen. Gegeven int jair onss Heren dusent drie hondert acht ende tachtentich up sente Margareten dach. 2 Julij 1388. tol. 20. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gegeven hebben ende geven Stheven van Lienden ende sijnen erven erflich ende alle wege ene brugge te Hommen aver die Meer, dair die lantweteringe doir die Meer loept, beneven die Oyensclie strate die voirt upgheet an den Rijn te varen ende te kieren, in alsulken vurwerden dat Steven ende sijne erven die brugge omme der stile wille maken sullen twijntich voet wider dan die badem van der kantweteringe vurscreven is, die baven ende beneden naest der bruggen gelegen is. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXVIII die ' Processi et Martiniani. Want wij verstanden hebben dat yn onser kirken van Zutphen sullen sijn eyn praest ende tweelf pravande, dair niet dan ylff persone toe en sijn als ons geseget is. Soe gesynnen wy an u ernstlich dat gi Otten den Hoegen laten wilt an alsulke pravende als wij hem in onser vurscreven kirken te vorderen gegont hebben, beheltlich doch alre mallich sijnren pravande in onser vurscreven kirken, die onse voirvaderen, hertogen van Gelren, greven van Zutphen zeliger gedacht ende wy voirtijts gegeven hebben, des en wilt nyet laten etc. Responsum. i Julij 1388. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij sculdich sijn Derich heren van \Y ysch, onsen lieven rayt ende vrient, dusent goide alde guldene scilde, als van onsen banner die wij hem bevalen hadden tgegen Ravenstein bider Mazen, dair wij streden nu en vridage neest geleden, voir wilke dusent aude scilden vurscreven wij voir ons ende onse erven ende nacomelingen denselven Derich heren van Wijsch ende sinen erven gesat hebben ende setten mit desen apenen brieve onse alinge teende tot Angerloe mit hoeren toebehoeren, hoge ende syde, also dat sy die hebben, boeren ende gebrucken sullen sonder afslach, thent der tijt dat wij of onse erven ende nacomelingen, up eynigen jaeren up sente Peters dach ad Cathedram of virtien nacht dair voir of viertien nacht dair na, geven ende betailden Derich heren van Wijsch of sijnen erven dusent alde scilde als vurscreven sijn, of payment dair voir yn onsen landen genge ende geve denselven alden scilden in der tyt der betalinge gelijch goit. Datum anno Domini MCCCLXXXVIII in octava beati Johannis baptiste. tol. 20V. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij geloeft hebben ende gelavcn in goiden truwen Johan van Kuyck, onsen lieven zwager, want he onse huiper worden is up die hertoghinne van Brabant, dat wij mittcr vurscreven hertoghinnen nyet zwoenen en soilen Jan van Kuick vurscreven ende sinen vader ende sij irst bescheit geschiet ende voldain van alsulken brieven, vorvvairden ende recht als sij hebben totter hertoginnen vurscreven ende totten lande van Brabant. Voirt sijnt voirwarden, wert sake dat Johan van Kuick of sijne vader stede of sloete afgewonnen worden, dat wij niet swoenen en soilen mitter hertoghinnen vurscreven Johan van Kuick vurscreven of sijnen vader en hebben irst hoere stede ende sloete weder, of alsoe vole dair voir dat Jan van Kuyck vurscreven genoicht. Voirt sijnt mede vurwerde, wert sake dat Johan van Kuyck vurscreven sijne hulpe of sijne kneclite nederlegen of hoere have verloeren, dair soilen wij hem sijne hoeftheer af wesen ende beleggen als eyn guet hoeftheer sijnen hulperen sculdich is te doen. In orkonde. Ude die Bose beleend met /mis te Hirnen, 1388. ■ol. 21. Voogdij Menselen geëigend voor Arnt van Alpem, m die Gertrudis (17 Maart) 1388. rol. 2iv. Arnt van Alpem, here tot Hoenpel, ridder, beleend met den Hammc, in kerspel Capellen, feria sexta post Gertrudis (20 Maart) 1388. 26 Maart 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. Want wij van onsen neven heren Reynolt, heren van Schonenvorst, verstanden hebben dat die hertoghynne van Brabant hem thiende sy dat he ons of somygen van onsen raide geseget ende geraden solde hebben, dat wij onss stijff halden solden in der dedinghen mitter hertoghinnen vurscreven, ons solde wale geit werden. So bekennen wij mit desen brieve, dat he des ons of onsen raide dat wij weten nyet geseget noch geraden en heeft ende dat he des onsculdich is. In orkonde onss segels dat bi onser richter wetentheit gedruct is an desen brief. Datum 1390 vigilia Palmarum, Wij Willem etc. doin kont etc. dat Wiltem van Steenbergen mit ons witlike ende wale verleken ende averdragen is van allen broeken, die he tgege ons gedain heeft of mach hebben ende voirt van allen saken tot desen dage thoe up datum des briefs ende sunderlinge van den gevangenen, die gevange worden in den strijde tot Baickswilre. Also dat ons des wale getuiget. Also dat wij voir ons ende onse nacomelingen Willem vurscreven ende sinen erven quyt geschouden hebben ende quyt schelden van den vurscreven gevangen tot Baicswilre ende voirt van allen broeken ende van allen saken tot desen dage thoe. In orkonde etc. 3 July 1387- Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij, omme sunderlingen diensts willen dien ons die van Gronlo gedain hebben ende noch doin moigen, gegeven hebben ende gheven dat sij hoere gewijn ende verles stain moigen ende soilen tegen onsen vyanden van oever Lype eyne maent, mer weert dat wij ennyge reyse aver Lype deden, dair wij mit ons selfs lyve of onse bannyer of wympel in den velde weren, dair soilen wij dier van Groenlo ende alle dier geenre die mit hoen weren hoeftheer wesen ende hoer alleren gewijn ende verluyss stain, wilk averdrach duren ende weren sall eynen maent langk na onsen wederseggen. Datum Nommagii anno Domini MCCCLXXXVII crastino post Processi et Martiniani. 2 November 1386. Fol. 22. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekenne also dane kunde ende versueck als heer Johan Baliw, onse rentmeister in onsen lande van Zutphen, beseten heeft aver stucke lants geheiten die Oye, gelegen yn den kirspel van Dreempte, dat gekoft wairt weder Heyne van Lijve ende Weyndelen van Tellinchuysen, sijnen echten wijve, dair die eyn helfte af hebben sall die kirke van Dreempte ende die ander helfte hebben soilcn die twee altair ende priesters bynnen der stedeken van Bronchorst ende hoere nacomelingen. Wert sake dat wij dair ennych recht an hebben, dat wij dat voir ons ende onsen nacomelingen avergegeven hebben ende avergeven omme Gaids wille, want dat geistelich goit blivcn sal, sonder argelist. Datum anno Domini MCCCLXXXVI die Animarum commcmorationis omnium. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Gerit van Steenbergen, onse lieve neve ende sijne kneclite als, Ludolff van Elten, Johan van den Vehuys, Luytze van der Huete, Ryxken van Wambeke, Johan van Malssen, Wolter Koeck ende Johan van den Warve, mit ons witlike ende wale averdragen verleken ende verswoent sijn ende sunderlinge van der averreykinge van Johans dode van Herwijne ende van aller lofnisse ende broeken die Gerit, onse lieve neve, Ludolff van Elten, Johan van den Vehuys, Luytze van der Huete, Rijxken van Wambeke, Johan van Malssen, Wolter Koeck ende Johan van den Warve tot desen dage toe datum des briefs tegen ons misdaen moegen hebben ende schelden sij dair aff voir ons, onse erven ende nacomelingen los, ledich ende qwijt mit desen apenen brief. In orkonde etc. Datum etc. Wij Willem etc. doin kont etc. want ons (jerit van Steenbergen, onse lieve neve, upgedragen ende gegeven heeft sine heerlicheit ende gerichte, hoghc ende lege, tot Ressen ynder Overbetu gelegen, na ynhaut sijnren apenen brieve die he ons dair up gegeven heeft x), beheltlich hem sijnren eygenen lude ende erfnissen. So hebben wij gclitift ende gelaven in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij binnen denselven gerichte aver Gerit, onsen lieven neve vurgenoemt, noch aver syne goit nyet en soilen richten, noch doin, noch laten richten bynnen tween jaren na datum des bricfs, sonder argelist, etc. ') Van 16 Nov. 1385, zie Nijhoff III, n'. 110. Wij Willem etc. doin kont etc. Oft sake weer dat Giesbcrt die Koek van Werdenbcrgh, nu ter tijt onse amptman tot Bomell yn Bomelreweert ende Tyelreweert, ennygen antast of anvangk dede an ymants lijff of guit, omme sake wille die rurende of comende weren van onss amptswegen vurscreven, dair doitslach of anders ennich kenlich ongevall af queme, dat Got verhuden moit, dat wij, noch onse erven van Giesbert vurscreven of sinen erven, noch van allen dengenen die mit hem dair aver ende an weren, ghene broeken noch beteringen dair af vorderen of eysschen en soilen, noch doin, noch laten eysschen van onser wegen in ennyger wijs, sonder argelist. In orkonde etc. Fol. 2 2v. Ruloff van Holthuyscn tuchtigt Bccrtc Henrix dochter van Ampsen, zijne vrouw, met het goed Ruerloe, leenroerig aan Gelre. 29 September .... Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij ontfangen hebben van Obertine van Montefya ende sinen gesellen, lomberden tot Ruremunde, tweehondert Gelrissche gulden die, sij ons an gereden gelde geanreyekt ende wale betailt hebben, in afslach alsulken driedusent gulden, die sij ons noch geven solden als van hoeren brieven, privilegiën ende vriheiden, die sij van ons hebben soilen, van wilken IIC gulden vurscreven wij voir ons ende onse erven die vurscreven onse lomberde qwijt, los ende ledich gesehouden hebben ende schelden avermids desen brieve ende hebben gelaift ende gelaven die vurscreven tweehondert gulden nyet anderwerff te vorderen, noch te heisschen, noch doin, noch laten eysschen yn eyngerwijs van onser wegen, sonder argelist. Datum beati Michaelis archangeli. Fol. 23. Jacob Voegels beleend met 37 scilden uit Hoegeste, ferm 3» post Pasche (31 Maart) 1388. 4 Julij 1387- Wij Willem etc. doin kont etc. dat want Stheven van der Kemenaden up alsulke ansprake, scholt ende tichte, die he van Derix wegen van der Kemenaden, sijns vaders, den Got genedich sij, sijnren brueders wegen ende van sijns selfs wegen te seggen of te vorderen heeft, te seggen of te vorderen mach hebben yn eynigerwijs tot ons, bijnnen brieven off buten brieven, gentzliken altemail ende claclois vertegen heeft. Dair omme ende omme manigen truwen dienst, den he ons duckwile gedain heeft ende noch dom mach, soe hebben wij denselven Stheven gegeven ende geven avermids desen brief onsen tienden gelegen bij Fol. 23V, Dotinchem, geheiten die Wolde tiende, die Willem die Roede van Hekeren te hebben plach, negen jair langk, na den drien jaren die he noch dair an heeft, na yngehalt der brieve die wij hem dair up gegeven hebben, neest volgende, also dat Stheven vurscreven onse thiende vurscreven hebben, halden, gebruekert ende besitten ende mach rustelich ende vredelich tot sinen urber ende nutt sonder onse of ymants anders hinder of wedersegge dese negen jair langk vurscreven. Ende so wanneer dese negen jairen vurscreven geleden sijn of dat Stheven vurscreven hir en bijnnen sturve of aflivich wurde, soe soilen onse tiende vurscreven los, ledich ende kummerloes weder an ons ende onse erven comen ende vervallen sijn. Ende wij gelaven voir ons ende onse erven Stheven vurscreven in onsen tienden vurscreven dese negen jaire langk vurscreven rustelich ende vredelich te halden ende te doin halden, sonder onse of ymants anders wederseggen van onser wegen. Alle argelist etc. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo septimo, feria quinta post Processi et Martiniani. 12 Maart 1388. Wij Willem etc. doin kont etc. bekennen dat wij purlich omme Gaids wille gegeven hebben ende gheven Otten des Hogen, clerck, die irste canonix pravande, die verschient ende vervelt na datum des briefs in qnsen gaidshuyse te Zutphen, ende gebieden u deken ende capittel onss gaitshuys vurscreven so vroe als die vurscreven pravende verschient, dat gi ongelett sonder meer versuekens an ons denselven Otten ynleyden ende ontfangen up dieselve pravande, so dat hem dair ghene brieve anletten en soilen, die wij voir datum des briefs gegeven hebben of geven moigen ymande. Ende op dat die selve Ott des te wisser sij, so is dat onse wille dat gi hoen geven also vroe gi desen brieve gesien hebt canonicatum mit u te chore te gain, so onse canonike mit u plegen te gain na gewonten onss gaidshuys vurscreven, in eyn recht tuych etc. Anno LXXXVIII feria quinta post Letare. 17 Maart 1389. Wij Willem etc. doint kont etc. ende bekennen avermids desen brief dat wij voir ons ende onse erven sculdich sijn van gerechter schout heren Wolter van Vossem heren Sanderssoin, ridder ende vrouwen Margareten, sijnen echten wijve, of hoeren erven als sij nyet en weren, vierhondert vijf ende twijntich Gelrissche of Hollantsche gulden, die wij voir ons, onse erven gelaift hebben ende gelaeven yn goiden truwen avermids desen apenen brief heren Wolter ende vrouwen Margareten vurscreven of hoeren erven wale the verrichten ende te betalen, up dat hogetijt Kirsmisse na datum des briefs neest toekomende of bijnnen vierthien- nachten dair na onbegrepen, sonder argelist. Ende hebben in orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert negeriende tachtentich up sente Gertruden dach. 4 Juni 1381. 'ol. 24. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij gegeven hebben ende gheven avermids desen apenen brief voir ons, onse hulpere ende ondersaten ende voir alle die ghene dier wij mechtich sijn ende die omme onsen wille doin ende laten willen Henrich Birton, sijnen knechten ende sijnen goide een guet, gantze, seker veilicheide ende geleide, alle onse lant doir the varen, the bliven en the komen, also ducke als hem dat gaidt ende die geleide vurscreven soilen wij hem up doin seggen an sijnen mont, wilke veilicheit ende geleide duren ende waren sall ene maent na onsen wederseggen ende ontbieden allen onsen amptluden, richteren ende ondersaten dat sij Henrich Birton, sijnen knechten ende sinen guede dese vurscreven veilicheide ende geleide vaste, stede ende onverbrekelich te hauden, want wij dat gedain willen hebben, sonder eynich wederseggen. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXX primo, feria tercia post Pentecostes. 13 Julij 1385. Wij Willem etc. doin kont ende bekenne dat ons Elbert van Eyle Evertssoin, nu ther tijt slueter tot Gelre, guede bescheiden bewisinge, bekenijnge ende betalinge gedain heeft van allen guede, renthen, gulden ende pachten gelegen in den ampte van Gelre ende voirt der beden ende schattingen in den ampte van Gelre vurscreven ende in den ampte van Stralen, die he geboirt heeft van onser wegen van sente Margareten dage int jair van vierende tachtentich thent huden up desen dach datum des briefs. Ende bedancken ons van Eilbert vurscreven goider bescheiden, rekenijngen, bewisingen ende betalingen van allen renthen, gulden, pachten, beden ende schattingen vurscreven ende schelden voir ons, voir onse erven ende nacomelingen Elbert vurscreven ende sijne erven los, ledich ende qwijt van alre rekeningen, bewisingen ende betalingen vurscreven, beheltelich ons ende onsen erven twee ende viertich verken speecs, tweehondert hoenre, tweehondert vier malder twee vate een spint roggen, hondert seven ende taclitentich malder ende drie spint even, Gelrissche maten, die Elbert vurscreven ons of onsen rentemeister sculdich blijft the leveren up onse huys tot Gelre. Ende wij bekenne voirt voir ons ende voir onse erven dat wij Elbert vurscreven ende sinen erven sculdich bliven negenthien goide zware gulden aude scilde, XLlTI g. voir den scilt gerekent, negen ende twijntich groten ende twee Brabantsche. Ende willen dat he of sijne erven dat vurscreven geit heffen ende boeren uyt onsen renthen onss ampts van Gelre vurscreven ende rekenen ons dat yn deser irster rekenyngen die he of sijne erven ons of onsen erven doin sullen, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert vijf ende tachtentich up sente Margareten dach der heiliger joncfrouwen. 1387. Fol. 24V. Wij Willem etc. doin kont etc. Want wij Obertijn van Montefya ende Anthonijs Rutherssoen van Montefia, sijnen neve, lombarde ende coiplude, gesat ende gemaict hebben onse lombarden tot Ruremunde, in allerwijs als die brieve dat begripen die wij hoen dair up gegeven hebben. Ende want onse lieve vriende burgemeistere, scepenen ende rayd der stat van Ruremunde mit ons ende voir ons in den vurscreven brieven gelaift hebben, verbonden stain ende besegeit hebben, soe gelaven wij in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij die vurscreven stat van Ruremunde ende hoere burgere los, qwijt ende schadeloes halden ende maken soilen van allen schaden die hoen van den vurscreven brieve ende gelaiften comen mach. Yoirt ist mit onsen vrihen willen ende consent, dat die vurscreven stat van Ruremunde die vurscreven lombarde Obertijn ende Anthonijs, hoere gesellen ende gesijnde die sij hebben of verkrigen moigen, in allen saken verantwerden soilen ende moigen bijnnen onser stat van Ruremunde ende dair buten tgegen ons ende alremallich gelijck hoeren yngescreven burgeren, sonder yet the misdoen tgegen ons, onse erven ende nacomelingen. Ende oft alsoe geviel, dat ons yet werrens were up die vurscreven lombarden, hoere gesellen of hoeren gesynde, die sij hebben of verkrigen moigen, soe gelaven wij in gueden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij sij nyet vorder besweren en soilen dan sij antespreken voir der dyngbanck te Ruremunde ende dair af te nemen recht ende bescheit, gelijck den burgeren tot Ruremunde, sonder argelist etc. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC seven ende tachtentich. Willem van Drueten, ridder, beleend viet den borch tot Le'iven viet toebehooren. % 6 Juni 1388. Fol. 25. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelingen, dat wij bi raide ende goitduncken onser raide ende vriende ende einn» dyensts wille, dien die gemeyne burgere ende coiplude der stat van Embrich onsen voirvaderen voirtijds dickwijle gedain hebben ende ons noch doin moigen, denselven burgeren ende coipluden der stat van Embrich vurgenoemt gegont ende gegeven hebben, geven ende gonnen, avermids desen apenen brieve, te varen ende te comen mit hoeren guede ende comenschap, 5' the water ende te lande, doir alle onse landt tolvrij up hoere alde recht, also als onse voirvaderen hoen dat voirtijds gegeven ende gegont hebben, in vurwerden ende manieren als hir nae bescreven staat. In den irsten dat die burgere der stat van Embrich geven soilen tot Lobede voir den tholle van tween tolbair voeder wijns enen auden scilt ende enen alden Engels. Voirt soilen die burgere der stat van Embrich geven tot Xymegen van eiken tolbair voeder wijns vier alde grote, die onse lieve gemynde vrouwe ende moeder die hertoghinne van Gulich ende van Gelre nu ter tijdt heeft. Voirt soilen sij oick tot Nymegen geven van ilken tolbair voeder wijns drie alde grooten, die die heer van Schonenvorst nu heeft ende nyet mere. Voirt soilen sij tot Zutphen geven den alden tolle ende riyet mere. Voirt meer soilen die burgere van Embrich geven tot Thiell ende tot Zaltbomell den alden tholle ende nyet meer. Voirt meer so en soilen sij tot Doesborgh ende tot Yseloirde en ghenen tholle geven. Oick so en soilen die burgere van Emmerich tot Elten en ghenen marcktolle geven. Voirt meer so e^soilen wij, noch onse erven ende nacomelingen en geenrehande uplaghe, noch ongelt up die stat van Embrich of up hoere burgere of hoer guet setten, noch doin setten, nemen noch doin nemen in geenrewijs anders dan vurscreven steet, thent tot der tijt thoe dat wij of onse nacomelingen der gemeenren stad van Embrich wale betailt hebben negenhondert ende drieende dertich alde gulden scilde ende die kommerloos hoen gelevert bynnen Embrich up sente Mertens Munsterhoflf. Alle dese vurscreven punten ende vurwerden hebben wij Willem hertoge vurscreven gelaift ende gelaven in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen vast, stede ende onverbrekelich te halden ende te doin halden der gemeynren stad van Embrich ende alle hoeren burgeren in aller maten als vurscreven is, sonder eynich voirbreken. Alle argelist uitgeseegt. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert acht ende tachtentich des neesten dages nae sente Bonifacius dach. 15 October 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. Wert sake dat wij Herbren van Haeften uit onsen lande maenden of deden manen ende dair nae sijne erve of guit in der banck tot Tuylle beclaeght of angesproeken wurde, soe bekennen wij dat wij den vurscreven Herberen een guit ganss geleide gegeven hebben ende geven, avermits desen apenen brieve, up ten lesten Dijnxdaghen als he mit rechte nyet langer voirgain en mach ende enen dagh voir den vurscreven lesten Dijnxdagh • ende enen dach na in die vurscreven bancgk tot Tuille te comen ende sijne erve of guit dair the verantwerden, soe woe duck hem dat geveelt ende noet is, sunder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCCLXXX des neesten Sonnendages nae sente Victoirs daghe. 31 October 1384. al 25V Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat omme gonsten wille die wij hebben tot Elbert van Eyll Enterssom. onsen slueter tot Gelre, omme manigen truwen dienst dien he ons manichwerff gedain heeft ende noch doin mach, hebben averdragen mitten selven Elbert als van den scho t die wij hem sculdich waeren en sijn, die sich geloipt tsamen up vijfhondert negen ende twijntich alde scilden ende XXIVT heren grooten, die he heren Willem, here van Broichuysen onsen lieven neven, rayt ende havenmeister, van onser wegen heeft betailt, also dat wij Elbert vurscreven ende sijne erven bewijst hebben die vurscreven vijfhondert negen en e twijntich aude scilde vyf ende twijntichsten halven heren grooten, mit allen onsen gulden, renthen, pachten ende scattingen onss lands van Gelre, dair die selve Elbert eyn slueter af is up dese tijt, up jaeren ende termmen hir nae bescreven, als tweehondert goide alde gulden scilde etc. nu in desen jair up sente Mertens dach des heiligen bisscops yn den wijnter neest comende. Ende twee hondert alde scilde als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is nu sente Mertens misse vurscreven aver eyn jair dair na neest volgende, ende also voirt sente Mertens misse dair na aireneest volgende hondert negen ende twijntich alde scilden als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is ende die vijf ende twijntichsten halven heren groten vurscreven, mit vurwerden dat Elbert vurscreven ende sijne erven die vurscreven vijfhondert negen ende twijntich alde scilden ende vijfF ende twijntichsten halven heren groten uit onsen gulden, renthen, pachten ende scattingen vurscreven selve boeren soilen als vurscreven is. Wert doch dat wij of onse erven Elbert vurscreven of sijne erven ontsetten wolden van onsen sluterampt vurscreven, also dat sij die vurscreven vijfhondert negen ende twijntich alde scilde ende vijf ende twijntichsten hal ven heren groten als dan alinclich nyet geboirt en hebben, so sullen wij hem terstont alsullich gebrek als sij dan dair af hedden geven, vervullen, betalen of doin gheven, vervullen ende betalen, eer wij of onse erven yemant anders dat vurscreven sluterampt bevelen. Voirt want Elbert vurscreven an onse stat van Ruremunde gelaift heeft voir hondert aude scilde als van onser wegen, so sullen wij hem ende sijne erven dair af alinclich scadeloes halden. Alle dese vurscreven vurwerden ende punten hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven die yn goiden truwen mit desen brieve Elbert ende sijnen erven vast, stede ende onverbrekelich te halden, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo quarto vigilia Omnium sanetorum. 25 Julij 1386. Wij Willem etc. doin kont dat Johan van Hoemoet, onse lieve zwager ende amptman in Overbetuwe, ons voir ons ende onsen rayde ende dien schepenen van onsen vier steden van den arapt vurscreven, van allen upboeren ende uitgeven dairtoe behoerende ynder weken na Paischen neest geleden, van den goidens dage na den Sonnendage inder vasten als men singht Judica in den jaren onss Heren dusent driehondert vijf ende tachtentich, thent des goidens dages nae sente Walburgen dagen neest geleden, goide bescheidelike bcwisinge ende rekenijnge gedain heeft, als dat ons des wale genueght ende bedancken ons goider rekenijngen. In wilker rekenyngen Johan vurscreven ons sculdich blijft dirtich alde scilde ende seven ende twijntich placken, den fol. 26. alden scilt voir viertich Dordersche placken gerekent, beheltelich Johan van Hoemoet vurscreven ende sijnen erven alsulker brieve als he van ons heeft sprekende up dat ampt van Overbetuwe vurgenoemt, die in hoere alinger macht bliven soilen, uitgenamen alsullich hantgelt als die brie\e inhalden, des he ende sijne erven ons, noch onsen erven voirtmeer nyet rekenen en soilen, noch manen, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jaer onss Heren dusent drie hondert LXXXVI up sente Jacobsdach. 1385- Wij Willem etc. doin kont etc. dat ons heer Gisebert die Koek, doempraest tUtrecht, geleent heeft an gereden gelde dusent goiden gulden, alsulker munten als men nu ter tijt sleet in onser stat van Arnhem, welke dusent gulden wij hem of Henrich van Est gelavet hebben, voir ons, voir onse erven bi onser truwen ende sekerheit wale the betalen, of den enen van hem beiden die des thegenwerdigen brieve mechtich is upten Meydach naest comende of bynnen acht dagen dair na onbegrepen. Wert sake dat wij des nyet en deden so wilkoren wij ende geloven, dat die doempraest of Henric van Est of een van hoen beiden desc dusent gulden winnen mach ter lombarde of ten joeden of tot also geliken cost, sonder eynigen ondanck van ons dair af te hebben. Ende orame die merre vestenisse hir af so hebben wij gebeden A. b. c. etc., dat sij dit mit ons geloeven willen ende wij A. b. c. etc., om beden willen onss lieven heren vurscreven, hebben wij gelaift ende gelaven bi onser truwen ende sekerheit of dese dusent gulden vurscreven nyet betailt en wurden van onss lieven heren wegen vurscreven upten achtende dach na Meydach naest comende of hir en bijnncn, dat wij dan des neesten dagen dair na als die dach leden is ongemaent yn sullen rijden tot Zaltbomell tot Willem Hacken huys of yn een herbergen dair he nu ter tijt wonaftich is ende dair wert noch uut der stat te Bomell nyet the scheiden dat geit en sij irst wale betailt den doempraest of Henric van Est, mitten schade die dair upgegain wert ende dair sullen wij recht mailtijden eten ende ons selven an den weerd qwijten ende lenen als leisten sculdich sijn te lenen. Voirt so ist vurwerde of eynich van ons burgere van lijfs node nyet yn riden en muchte, dat die dan eynen goiden man ynsenden mach mit tween perden yn die stat van Bomell, costelich gelijck ons selven alle dat te doin dat wij voir gelaeft hebben ende van dair nyet te scheiden dese dusent gulden sijn betailt gelijck vurscreven is mitten cost die dair up gegangen weer. Mit alsulken vurwerde dat een ygelich van ons burgere mit sijnen andeel quijt mach wesen, thent were sake dat eyn of meer van ons burgere aflivich wurde, dat Got verbieden moit, bijnnen deser tijt der betalinge vurscreven, so solden wij andere burgere die yn levende lijven bleven voir des doden of der doden andeel eyn ygelich van ons voir sijne andeel behacht bliven, in allen manieren vurwerde ende gelaefte als vurscreven is. Ende wij hertoge vurscreven hebben gelaift gelijck wij voir gelaift hebben of ennich van onsen burgere vurscreven nyet en hielde als sij baven yn desen brievc gelaift hebben, dat wij dan den doemprocst vurscreven ende Henrich van Est of eynen van hoen beiden die des brieve mechtich were, also vole bescheids sullen doin of doin dom dat hoen des wal genoegen sall, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jaire onss Heren dusent driehondert v.jve ende tachtentich etc. rol. 26V. Beschikking van den hertog omtrent het leengoed, het huis tot Beesde. x Augustus 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij Mannus den joeden, die tot Berck the wonen plach, sijne wijff ende sijne moeder ende hoere broedige gesijnde, voir onse joeden angenamen hebben avermids desen apenen brieve ende yn onse beschudde, beschirmmisse ende geleide. Also dat sij hebben ende gebruken soilen alles rechten ende allen vnjheit ende privilegien, die andere onse joeden yn onsen lande wonende hebben ende the gebruken plegen ende sullen, na inhalt alsulker brieve als wij den anderen onsen joeden dair up gegeven hebben. Ende hir omme so soilen ons die vurscreven onse joeden dienen ende up sente Mertens dach in den wijnter int jair onss Heren MCCCLXXXVI voir hoere gulde geven XV guede zwaere gulden etc. Ende also voirt alle jaire up sente Mertens dach vurscreven XV gulden, also lange als wij die andere onsen joeden ontfangen ende angenomen hebben, gelijck als die brieve die wij hem dair up gegeven hebben begripen ende ynhalden, sonder argelist. In orkonde etc. Ende hebben voirt gebeden die burgermeister, scepenen ende rayt onser stat van Nymegen dat sy die vurscreven joeden voir hoere burgere ontfangen ende halden willen ende laten sij alles rechten, vriheit, privilegien en de geleide gebruken in der stat van Nymegen vurscreven, gelijck dat andere onse joeden die in onsen stat vurscreven wonaftich sijn hebben ende the gebrueken plegen ende dat sij in orkonde des hoere stat segel van Nymegen bi dat onse an desen brieve willen hangen, dat wij burgemeister etc. der stat van Nymegen vurscreven bekennen gedain te hebben, omme bede wille ende van geheite onss lieven gnedigen heren des hertogen vurscreven. Datum anno Domini MCCCLXXXV up sente Peters dag ad vincula. 25 Julij 1386. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Johannes Vijge, onse tholneer tot Lobede ende tot Nymegen, ons, voir ons ende onsen raide ende den scepenen van onsen vier steden, van den thollen vurscreven van allen upboeren ende uitgeven dair toe behoerende in der weken na Paisschen neest geleden, als van Lobeden van den sonnendage na sente Victoirs dach in den jair van LXXXV, ende van Nymegen van den sonnendagen in der vasten als men singhtReminiscere in den jair van LXXXV vurscreven thent Paischdach neest geleden, guede bescheidelike bewisinge gedain heeft ende rekenynge, also dat ons des wale genuecht ende bedancken ons goider rekenyngen, in welker rekenyngen Johannes vurscreven ons sculdich bleef ende blijft drie ende vijftich alde scildeii ende sestien aude grooten, sonder argelist. In beheltlich Johannes vurscreven alsulken brieve als he van ons heeft sprekende upten tholl van Nijmegen vurscreven. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXVI die beati Jacobi. tol. 27. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij raide, consent ende goitduncken onss lieven ghemynden heren ende vaders ende onser lieven gemynden vrouwen ende mueder, shertogen ende der hertoghinnen van Gulich ende van Gelren ende onss raids ende onscr vriende hir nae bescreven, omme sunderlinge gonstcn wille die wij hebben tot u onser nychten gegeven hebben ende kennen dat wij sculdich sijn voir ons, onse erven ende nacomelingen uyt alle onsen gemaele, renthen, thinsen, pachten, jairgulden, thienden ende gueden, gelegen bijnnen der stat van Goch ende bijnnen den lande van Goch, Johanne van Groesbeke heren Seger^soon, in richter medegaven mit u onser nichten vurscreven, jairlixe renthe als driehondert aude gulden scilde des jairs, van munten des keysers of des coninxs van Vrancryx, goet van golde ende gerecht van gewichte, voir wilke driehondert aude schilde tjairs wij den vurscreven Johan van Groesbeke ende sijne erven gesat hebben ende setten mit desen apenen brieven in alle onse gemaele, renthen, thynsen, pachten, jairgulden, thienden ende gueden vurscreven, gelegen tot Goch in den lande van Goch, die van desen dage. Voirt illix jairs te heffen ende the boeren tot ilken terminen als men die sculdich is ende als sij verschenen sijn, thent der tijt dat he die vurscreven driehondert aude scilde illix jairs alcntlichen hebbe. Ende hebben gelaift ende gelaven in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen den vurscreven Johanne van Gruesbeke ende sijnen erven in onsen vurscreven gemaele, renthen, thijnsen, pachten, jairgulden, thienden ende gueden te hauden ende ons der nyet the onderweinden, noch onsen rentmeister, noch anders yemant doin boeren, noch laten boeren tot der tijt thoe dat Johan van Gruesbeke vurscreven ende sijne erven dese vurscreven driehondert aude scilde jairlix te voeren dair uut geboirt hedden als vurscreven is, in alsulken vurwerden, dat wij of onse erven ende nacomelingen dese vurscreven driehondert aude scilde tjairs loessen moegen illix jairs' wanneer wij willen the hilix rechten met driendusent auden guldenen scilden der munten vurscreven, guet van goude ende gerecht van gewichte ende mitten renten na beloip der tijt die dan leden werc, ende dat geit van de* loessinge vurscreven den selven Johanne of sijnen erven tot Hoemen upt overste huijs, dat nu is heren Segers vurscreven, vrij ende kummerloes te leveren. Mede synt vurwerde, wanneer dese vurscreven drie hondert aude scilde tjairs geloest synt als vurscreven is, so sall Johan van Gruesbeke vurscreven of sijne erven soilen drie dusent aude scilde vurscreven beleggen bijnnen enen jair dair na, sonder argelist, an gueden crfnissen of renten gelegen tussgen Gelren ende den voren. Mede sijnt vurwerden, oft sake weer dat u onse nichte aflivich wurde voir dode Johans van Groesbeke vurscreven ende engheen witlike geboirte after en lieten in hoere doit, so en soilen hoere erfgenamen nyet mere hebben dan die helft van der vurscreven medeghaven of van der erfnissen of renthen, die mitten vurscreven driedusent auden scilden gecoft weren ende dair mede soilen sij alinclich gescheiden wesen van Johan van Gruesbeke vurscreven. Ende die selve Johan sal in der ander helft van den medegaven of van den erfnissen ende renthen, die mitten vurscreven dridusent aude scilden gecoft weren, in tuchten bliven sitten van den erfgenamen onser nichten vurscreven. Mede sijnt vurwerde in den hilich tusghen Tolian ende onser nichten vurscreven, oft sake wert dat Johan van Gruesbeke aflivich wurde voir dode onser nichten vurscreven ende onse nichte vurscreven witlike geboirte behielde van Johan vurscreven, soe sal onse Fol. 2 7v. nichte vurscreven hoere lijftocht hebben ende behauden an der husinge ende hofsteden, gelegen bijnnen Goch dair Johan vurscreven an geguedt is van heren Seger, sijnen here ende vader vurscreven, ende an hondert aude scilde dis jairs uyter den anderen erfnissen, renthen ende gueden, gelegen bynnen der stat tot Goch ende buten der stat in den lande van Goch, dair Johan vurscreven an geguedt is van heren Seger, sijnen here ende vader vurscreven. Ende voirt sall onse nichte vurscreven erflike hebben die helft van der medeghaven vurgcnoemt of van der erfnissen die mitter vurscreven medeghaven gecoft weren als vurscreven is ende dair mede sall sij gescheiden wcsen van hoeren kijnderen. Wert oick sake dat Johan vurscreven aflivich wurde voir dode onser nichten vurscreven ende onse nichte vurscreven enghene witlike geboirte beliielde van Johanne vurscreven, so sall onse nichte vurscreven hebben ende behauden tot hoere lijftocht an der husinge ende hocfstcden vurscreven gelegen bijnnen Goch ende an tweehondert auden scilden tjairs uyter den anderen erfnissen, renthen ende gueden, gelegen bijnnen der stat tot Goch ende buten der stat in den lande van Goch, dair Johan vurscreven an gegued is van heren Seger, sijnen heren ende vader, als vurscreven is. Ende voirt sall onse vurscreven nichte dan erflike hebben ende behauden die alinge medeghave die wij mit hoere gegeven hebben als vurscreven is, oft die alinge erfnisse ende renten die mit der vurscreven medegaven gecoft weren ende dair mede sall onse nichte alentlich gescheiden wesen van den erfgenamen Johans van Gruesbeke vurscreven. In orkonde des soe hebben wij Willem hertoge vurscreven etc. Ende omme die merre vestenissen allen descr dingen vurscreven so hebben wij gebeden ende bidden onse lieven ghemynde here ende vader, den hertoge ende onser lieven gemijnden vrouwen ende mueder, den hertoghinnen van Gulich ende van Gelren ende onsen raiden ende maghen ende vrienden hir nae bescreven als, heren Derich van Bronchorst, here van Batenborgh, heren Henrich van Steenbergen, praist tot Zutphen, heren lierman van Ghemen, heren Willem van Broichuyscn, heren Seger van Gruesbeke, heren van Hoemen, heren Henrich van der Straten, ridderen, Willem van Steenbergen, Gherit van Steenbergen, Otten van Gruesbeke, 'lelman van Gruesbeke, Arnt van Hoemen den jonghen, Maes Belieft ende Arnt van Berenbrueke, etc. 27 October 1380. Wijr Willem, van Goids gnaden hertoge ende Maria, hertoginnc the Gulich ende te Gelre, Willem, eerstgeboren soen tzu Gulich, van der selver gnaden, hertoch ende greve ende Katherina van Hollant, hertoghinne ende grevynne the Gelre ende the Zutphen, doin kont voir ons ende onse erven allen dieghenen die nu sijn of namails comen soilen, dat wyr mit ripen ende mit vollgantzen rade, pruvende onsen ende onss lants nutt verleent hebben ende verlenen avermids desen brieve onsen lieven Janne ind Obertine van Montefie, gebruederen, Jacob Abeloni ind Peter van Kanret, lomberden coepluden, dat sij, hoere gesellen ende gesynde die sij sich dair toenemen of die sij voir sich setten vrilich woenen moegen in onser heerlicheit the weten, in onser stad the Ruermunde van dage dat dese brieve gemaict sijnt bis an dat neeste hoghetijd sente Johans dach Baptiste the midsoemer ende van dien sente Johans hogetide voirbat bis XX jairen dat hogetijd stedelich ende sonder middel nae Fol. 28. een andere volgende ende willen ende geven onsen consent dat die vurscreven coeplude ind hoere gesellen, gesijnde ind een ygelich van hoen die vurscreven XX jaire hoere comenscap alda vrilich oever wisselen moigen of doin comenscap driven ind wesselen ende andere hoere saken, mit welken of wair mede ende in welker maniere sij willen doin ende over ende in derselver stad hoeren wille ervolgen ende doin vrilich moegen, alsoe als hoen dat orberlixte duncke sijn, alsoe dat inder vurscreven stad the Ruermunde enghene ander lomberde of custaen of eynige ander des gelijcs oevende wonen en mach in dier vurscreven coiplude hinderniss bijnnen dien vurscreven XX jairen dan die vurscreven coiplude ende hoere gesellen ende gesijnde, die ind wilke sij sich dair tho nemen of voir sich aldair setten. Quosquidem mercatores. Die wilke coeplude vurscreven ende hoere gesellen ende gesijnde gemeynlich ende sunder- linge mit allen hoeren gueden ende haven wij ontfangen hebben ende ontfaen mit desen tegenwerdigen brieve onder onse beschernyss, bewairniss, vrede ende seker geleide dien termijne the male vurscreven. Ende avermids dat die vurscreven coeplude (Et hijs mediante) alle jairs dier XX jaren eyndt ende een ygelichen jairs upten hogetijd sente Johans dach vieftich gulden wichtich ende gerecht ons geven ende betalen soilen. Oick soe quyten wij ende ledigen die vurscreven lomberden ende hoere voirvaeren ende alderen van allen fornon feite van hoen begangen ende van allen tijnsen, die ons nyet betailt en sijn van hoeren husen te Erclens, van allen tijd voirleden thent up desen hudichen dach. (Dedimus eis insuper). Wij hebben hoen oick gegeven een jair van gnaden gentzlich na uytgange dier XX jaren sonder middel volgende te wonen in onser stad vurscreven, die pande the loetsen ende hoere schulde te vorderen ende the vergaderen ende andere hoere saken dair bijnnen te hantyeren of te doin, van wilken jair die couplude vurscreven ons nyet betalen en soilen, noch sculdich sijnt the betalen, noch voir dat jair nyet wij van hoen eyschen en soilen in geenrewijs. (Promittimus insuper). Wij gelaven dair baven overmids dat die vurscreven coiplude ende enen ygeliken van hoen, hoere gesellen ende gesynde te verhalden, te beschirmen, te weren ende vrilich te bescudden, sonder alle scattinge in alle onsen landen ende in aller onser macht varende, kerende ende the bliven, omme die pensie des vurscreven gelts ons int ende eens ygeliken jairs te betalen als vurscreven is. Noch wij en soilen van hoen of van eynige van hoen enige andere dinge bijnnen dien XX jaeren vurscreven eysschen of doin eysschen, alsoe dat bynnen dien vurscreven jaeren die vurscreven couplude, hoere gesellen ende gesijnde, noch scattinge, noch gelaich, noch bede, noch assize van hoeren gueden die sij gelden of vercoipen die den eygendoem hoers huys anrueren, noch hervort, noch gedranck, noch eynige buirde onser heerlicheit, soe woe men die noemt, dragen, liden noch betalen en soilen, sy en beginnen dan apenbare misdaet. (Quod si forte). Ende of moicht lichte dat eynich van den vurscreven coipluden van hoeren gesellen ende gesijnde eynige misdaet beghingen, van dien van hoen die dier mysdaet onsculdich were wij niet eysschen noch doin eysschen Fol. 28v. en soilen, allene van dien die die mysdaet begangen hed. Alsoe veer als die onsculdighe voir onsen scholteit ende scepenen aldair dien rechte gehoirsam wouden sijn nae dier manieren des rechten aldair thent hier thoe gehalden. (Promittimus eis etiam). Wij gelaven hoen oick.. hoen the gheven hulpere ende rayd all hoire guet te behalden ende the bewaren... Verlenende dien selve coepluden, hoeren gesellen ende gesynde wert dat hoere eynich alsoe groit mysdaet, dat God verbiede, begienge, uitgesceiden allene moirt ende vrede, gebroeken wij nyet eysschen noch nemen en moegen van hoen voir boete dier mysdaet begangen baven XXV gulden van golde. Ende off die mysdaet mynren were, myn soilen wij nemen nae gerichte dier scepenen dier stad dair die selve mysdaet geschiet were. Ende van der mysdaet wij nyet eijsschen noch nemen en soilen avermids ons of ymant anders van onser wege van dien anderen, die dier mysdait weren onsculdich, noch van hoeren guede omme dier mysdaet will. Wij ons nyet onderwijnden en soilen noch sij besweren an lijve noch an guede dies gheens, die dier mysdait begangen hed, wij die sculd in manieren vurscreven eijschen soilen ende boeren. Noch wij en soilen enghene oirsake of occasyen sueken avermids dat wij die andere besweren moigen die dier mysdaet ontsculdich ende sonder schout weren... Nee etiam propter guerram... Noch oick omme eynich orloghe dat onder dien coepluden vurscreven of enigen anderen vallen mocht. Wij en soilen oick noch en moigen hoere guede of hoere lijve nyet arrestieren noch krueden of in enigerwijs affdringhen. (Si vero ipsi). Ist ever dat sij of eynich van hoen ons van yemant claghe deden of dede, wij geloeven voir ons, onse erven ende nacomelingen ende voir die anderen die van onsen wegen weren, dien klegeren of klegere ende hoeren gesynde hoir recht te hauden, te sterken ende truwelic te bewaren. Si vero dictis mercatoribus. .. Ende of dien selven coipluden in dier selver stad the Ruermunde nyet en behaichde the wonen thent uitganghe dier xx jaeren, soe moegen sij bijnnen dier tijd, soe wanner hoen dat behagelich is, vrij ende loss vaeren mit all hoeren haven ende gueden, al soe veer als sij ons die pensye na geboir der tijt des jairs, als sij scheiden wouden als vole als dan geboirde na tijd des jairs van voirleden ons nae geboire, genoich deden. Ende of wij in der tijd hoirs afscheidens yet van der jair pensien ontfangen hedden baven dan dat geboirde na dier tijt voirgevallen, dat geloeven wij hoen ende soilen wedergeven. Noch wij en soilen sij, noch eynigen van hoen, omme eniger oirsake will van onser stad Ruermunde of uyt onsen lande verdriven, noch en moigen verdriven, noch en soilen in eynigerwijs wieder dier vurscreven coeplude willen, thent alsoe lange dat de XX jair gentzlich uyt syn... Si etiam dictis mercatoribus... Ende of dien vurscreven coipluden omme enich gevall in dier vurscreven onser stad die XX jaire te woenen of hoere hantieringen te driven als vurscreven is nyet behegelich en were, doch soe geloeven wij ende hebben gelaift hoen alle ende sunderlinge dese punten te hauden als veer als sij van dier jairpensen des vurscreven gelts ons genoich doen jairlix als dat vurscreven is.. . Et in eorum recessu... Ende als sij scheiden willen ende hoen behaicht te scheiden dat sij bijnnen dien XX jaeren of na dien XX jaeren als dan sij hoere gesellen ende gesijnde mit Fol. 29. hoeren gueden ende haven all ende sunderlinge onder onsen beschermniss, bewairniss, vreden ende sekeren geleide sceiden soilen ende vrilick vaeren. Alsoe of eynich of sij van hoen gevangen, gerastiert, besweert of geschedicht wurden in hoeren lijven, gueden of haven, wij voir sij truwelich ende mit gueder truwen doin soilen mit dier daet ende geloeven te doin, soe wat wij voir onse lude, burgeren ende ondersaten ende voir andere lude die in onsen geleide in onsen vrede ende beschirmnisse weren sculdich sijn te doin, alsoe dat allen schaden ende krot die hoen gedain were wij meijnen dat ons die gedain sy durende dese vrede ende dit geleide vurscreven. .. Premissis insuper... Voirt soe is hier the gesat, dat wij sij ons geit the lenen of enigen anderen luden nyet dwingen en soilen avermids ons of onse gewalt of avermids ymant anders van onser wegen noch oick sij en soilen doin dwinghen. .. Preterea si contigerit. Dair en baven oft gieviele die vurscreven coiplude of enigen van hoen of van hoeren gesellen ende gesijnde noch enygen van hoen nyet en soilen laten van enygen luden die onder onser macht sijnt besweren noch omme eynichs betichts wille.. . Volumus insuper. Wij willen oick dat die vurscreven coipluden, hoere gesellen ende gesinde van allen forfeyten van hoen begangen ende van allen anderen dair hoen ymant anders yn thoespreken mochte voir ons stain soilen of voir onsen richter ende schepene van Ruremunde. Soe wair sij dat kiesen soilen ende voir nymant anders ende doen die van hoen dagende were enen ygelich mit hoere spraken een volcomelich recht. Ende dat sij hoere gesellen ende gesijnde alles rechten ende allen vriheiden dier andere onse lude gebruken, genieten volcomelich soilen. (Preterea concessimus eisdem mercatoribus). Dair en baven soe hebben wij hoen verleent of sij enige pande yngesat hielden jair ende dach of enige tijt mijn ende dat mit wilkoer. Were dier geenre die die pande gesat hedden van wilken wilkoir men stain sal mit simplen woirden dier vurscreven coiplude of eens van hoen of eens van hoeren gesellen of gesynds, die pande moigen sij als dan vercoepen na hoeren willen sunder eynich bewisinge dair up voir dien scolteiden of dier schepenen in dier stad the doin... Wij hebben oick gelaift dien vurscreven coipluden, dat omme enich forfeyt of enigerlude van hoeren lande of provinciën wij sij of enigen van hoen nyet krueden en soilen laten in eniger wijs, noch omme eniger saken wille bijnnen onser heerlicheit the kamp van yemant laten eysschen. .. Preterea sy qua muiier... Baven dat of eynich wijff mit argeliste of in hoepen guet te krigen spreke of claichde, dat sij van den vurscreven coepluden of van hoeren gesellen of gesijnde of van eynen van hoen genotocht were, deme quaden geruchte ende dien wijve men engheynen geloeve geven en sal noch oick sy of eynich vanTTïberr en soilen dair omme tot eynigen reden oft gericht stain in enigerwijs. . Ceterum dictos mercatores .. Voirt soe en soilen wij die vurscreven coiplude uyt dier vurscreven stad ons the spreken of tot ons te comen nyet eysschen, noch sij en sijn nyet sculdich tot ons te komen sij en willent, dan doin mit hoeren vrihen willen... Damus etiam. Wij geven oick den vurscreven coipluden ende hoeren gesellen van gnaden sonderlinge dat sij omme onwetentheit onser spraken in enghenen scade of besweerniss comen en soilen. Ende dat wij hoen soilen doin hebben soe wat sij mit getuege dier scepenen of mit hoeren brieven of eniger ander warechtige lude ervolgen, verwijnnen ende Fol. 29V. behalden moegen ende sunderlinge van den burgeren dierselver stad bij getuyge dier scepenen of hoere brieve, soe wanner ende woe ducke die scoltheit of amptman ende scepenen dier vurscreven onser stad van dien vurscreven coipluden ende gesellen of van hoeren gesijnde versocht werden. Ende die selve scepenen soilen wij dair aver doin wesen in vurwerden, verbondenissen ende bekentnissen dier- 6 selver coipluden of hoere gesellen, alsoe duck als des noit geboirt ende dair up doin ordelen ende wijsen als dat gewonlich is.. Promittimus insuper. Wij geloeven oick dien selven coipluden ende hoeren gesellen te geven ende the bewisen enen knecht of diener van onsen gesijnde, omme hoere sculd in te manen ende the vorderen, alsoe duck als des noet is van allen luden die buten dier selver stad al omme wonende ende die hoen verbonden sijn. Ende dat wij hoere schultgemaenren mitten vurscreven onsen knechte buten dier stad soilen doin rastieren, vangen ende halden ende mit yseren doen besmeden in dierselver scholtgemanre eygene kost ende besorgen dair in te licghen, thent dien vurscreven coipluden hoeren gesellen ende knechten van hoere scholt ende vurwerden volcomelich genoich were geschiet. Ende of eynich van hoeren scholtgemanre gerastiret alsoe rike nyet en were of en weren dat sij selven hoere eygene kost van hoeren guede in die gevenkniss niet gedoin en kuilden, soe willen wij dat dan onse knecht vurscreven of dienre die gevangen of gevangenen in dier vurscreven coiplude of hoere gesellen redeliche kost in beteren gevangen halde, na formen ende gewonte dier gevengeniss ende alsoe als men in dien saken gewonlich plieget te doin. (Volumus etc.). Nyet en willen wij dat onse scolteit of amptman tot Ruremunde eynich geleide of macht te komen in die stad vurscreven geve of verliene eynigen hoeren schoutgemaren, sonder wille ende volboirt dier vurscreven coiplude hoeren gesellen of gesijnde. (Preterea si dicti mercatores). Dair toe of die coiplude vurscreven enigen geit borchden of leenden, die scholt des gelts wij ons nyet antrecken en soilen noch die schout te laten of te mijnren wij en ghene beede stellen en soilen of doin stellen. (Volumus insuper). Wij willen oick dat en geen guit hoen versaet of verpandt, soe wat sij, alsoe lange als dat is in hoere hueden, men nyet rastieren of bieden en soile. (Preterea concessimus eisdem mercatoribus). Dair toe hebben wij verleent dien vurscreven coipluden ende hoeren gesellen of sij of eynich van hoen bijnnen terminen dier XX jaeren enigen gesellen tot hoen voir den scepenen dierselver stad of voir enigen tabellien ontfingen of in enigerwijs eynich dier vurscreven coiplude of gesellen sijn deil des huyssin in der stad hoen toebehorende vercoepen of verwandelen woude, die ende dien wij dier gelijck ontfangen in onse beschirm ende geleide, in alle dier wijs ende formen als voir ende na in desen brieven beschreve is gelijck als wij die vurscreven coiplude ontfangen hebben. Ende dat sij ontfangen ende ontfaen moegen vurwerde, sekerheide ende verbonteniss voir dien scepenen dier selver stad ende anders wair in allen onsen heerlicheeden, dair enghene coiplude des gelijx hantierende waeren ende in allen steden vestigen ende derpenre dair des gelyx coeplude wonnen of wonaftich weren, alsoe veer als dier coiplude aldair wonnende consent, vulboirt ende wille weer. pol. 30. (Et si dictos mercatores). Ende of die vurscreven coeplude met testament of sonder testament of eynich van hoen of van hoeren gesellen storve of te sterven geboirde, van der doeder hant en soilen wij nyet eisschen noch die guede des doeden of dier doder wij ons nyet an nemen en soilen noch antrecken eynigerwijs, mer wij willen dat die guede des doden of dier doeden sinen gewaeren kijnderen of sinen gewaeren erven vrilich anvallen, nae gewonten des lants dair vader des doden geboeren were of dair van sall geschien na des doeden of doeder beste wille... Insuper si alique.. Ouch were dat eynich saken of dinghe, mit onrechte gewonnen of duyflich ontvuert, den vurscreven coepluden of hoeren gesellen of hoeren gesinde versat, verbunden oft verkoft wurde bueten hoeren weten, mit eyde eens van den coepluden of eens van hoeren gesinde in hoeren huesen mit spraeke die hoen alrebeste kundich were moegen sij dat behalden ende dan soe soelen sij van den saken onsculdich sijn en dair omme en gheen schade liden of besweerniss... Et quod dicti mercatores. . Ende dat die vurscreven coeplude ende gesellen van hoeren schoutgemanre enghene andere munte nemen en soilen dan sy uitgeven hedden of uitgeboirde te geven. Sij en wolden dan ene andere munte nemen mit hoeren vrijhen willen, van wilker munte men stain sall ende is te stain simplen woirden dier coeplude of eens van hoeren gesellen. Insuper si res. Dair en boven of eynige dinge of pande den vurscreven coepluden of gesellen verbrende mit vuer, doch sonder hoere versumeniss of sculde verbrant wurrden of mit macht dier heren of mit eynigen anderen ongelucke genoemen, verniedt of verloeren wurden. Dairomme die vurscreven hoere gesellen ende gesinde nyet sculdich en soilen sijn die dinge of pande weder te geven noch oick die weerde dair voir alst geschatt were, noch oick dairomme en genen scade liden of hebben. Pro quibus. Om wilke alle ende sonderlinge vurwerden als vurscreven is gentzelich te halden ende vast te vervullen, wij gesat hebben dien vurscreven coepluden ende gesellen principale sculderen ende burgere, eerbere ind vrome lude, heren Henrich van Steenbergen, praist the Zutphen, heren Johan van Harve, heren Johan van Kessell, heren Sander van Vossem, heren Henrich van der Straten, heren Johan Vleck van Beke, heren Johan van Broichuysen, heren te Wickrayde, rittere, Henric van Wicrayde, Zebghin van Aembach ende Luyssen van Ossenbroich, knapen ende onse stede Ruremunde, Venle, Erkelens ende Nyestad, die sich mit ons mit gesamender hant ende een ygelich voir all ende ongescheiden verbunden geloft hebben in gueden truwen. Oft sake were dat in dien vurscreven saken of eynich van hoen dien vurscreven coepluden ende gesellen gebreke were, dat dan wij tot manyngen dier vurscreven coiplude ende hoeren gesellen of helder des briefs of helder dier copien of uitgeschrifte dier selver brieve mit eynigen warechtigen zegel besegeit yn soilen vairen ende sij soilen invaren in die stad van Colne of van Aken of tot Mechgelen. Dats te weten in dier stad 3ov. eynich dair die vurscreven couplude of gesellen of helder des briefs of uitgescreven of copien dierselver als vurgenoemt is kiesen of kuyst in eene eersame herberge ons ende onsen principale sculderen ende burgeren vurscreven van hoen of van enighen van hoen bewijst. Dat is te weten, wij Willem, liertoghe te Gulich ende the Gelre, vier guede man mit vier perden voir ons senden moegen ende soilen. Ende wij Willem, hertoge the Gelre ende greve te Zutphen, vier guede man mit vier perden voir ons senden moegen ende soilen. Ende een ygelich dier vurscreven onsen principale medesculdere ende burgen mit tween perden of twee eersame knechte mit tween perden ende die vurscreven sthede een igeliche twee hoere burgere mit tween perden voir sich senden moegen ende soilen, aldair te halden als dat gewonlich' is ende als dat geboirt leistinge als guede lude up ons ende onse principale medesculdere ende burgen vurgenoemt eygene kost ende gewerf dair uyt nyet te scheiden, thent also lange dat dien vurgenoemde coepluden ende hoeren gesellen van den gebreke tot simplen seggen dier coeplude ende hoeren gesellen of eyns van hoen gentzlich en volcomelich genoich sij geschiet ende volldaen. Obligantes. Ende wij verbinden ons the meerre vesteniss alle desen dinge vurscreven. Wij vertijen hier inne ende in allen vurscreven saken voir ons, onse erven ende nacomelinge ende mede principale schuldenre ende burgere vurgenoemt ende hoere erven alre werwoirde ende exceptien quader droegen, privilegien, gewonten ende statuten, gemaickt ende ongemaickt ende alre hulpen des rechten, geestlich ende weerltlich ende sunderlinge up dat recht dat spreeckt dat eyne gemeyne vertichniss nyet en doegen. In wilker aller saken getuich ende vesteniss wij \\ illem, van Goids gnaden hertoge ende Maria, hertoginne the Gulich ende te Gelre, wij Willem, van derselver gnaden hertoge van Gelre ende greve van Zutphen ende Katherina van Hollant, hertoghinne ende grevynne te Gelre ende tot Zutphen, onse ziegele ende ziegele dier vurscreven onser principale medesculdere ende burgen mit onser rechten ende sekere vvetentheit ende van onsen geheit van onser beden ende geboede an dese brieve sint gehangen. Et nos principales debitores antedicti. Ende wij principale sculdere ende burgen als wij vurscreven sijn wij bekennen dat alle dese vurscreven saken tsamen ende sonderlich wair sijnt ende dat wij ons als principale sculdere ende burgere mit gesamender hant ende een igelich voir all ende ongescheiden in gueden truwen geloevende ende sekerende in hande dier vurscreven coeplude ende hoere gesellen in alle dier manieren formen ende Fol. 31. vurwerden als vurscreven is ons verbunden hebben. Ende hebben onse eygene ingesegele ende wij burgermeistere, schepenen ende raidslude ende gemeynde dier stede Ruremunde, Venle, Erkelents ende Nyestad vurscreven onser vurscreven stede ingesegell mit segelen onser duirluchtigen heren heren Willem, hertogen, vrouwen Marie, hertoghinnen te Gulich ende te Gelren, heren Willems, hertoge ende greven ende vrouwen Katherinen van Hollant, hertoginnen ende grevynnen te Gelre ende te Zutphen, tot hoeren beden geheite ende geboede an desen brief doin hangen te meerre sekerheide ende getuyge alle deser vurscreven saken. Ende wij willen ende verwilkuem of eynich zegel of segele hier an gebreken of gebreke of dat sij van alder of bij ongeluck gequesden of te breken ende of eyn transfix of meer an desen brieve gehangen wuirden ende of dese brief avermits woirme gegatert of natt wuirden of omme eynich ander mysvall gequait weren of hier namails wuirden, doch soe soilen dese tegenwerdige brieve in hoere dait ende vestinge sonder mysprisen bliven. Gegeven ende geschiet the Castre int jair der geboirte onss Heren dusent driehondert tachtentich des seven ende twijntichsten dages der maent Octobris, dats the weten in avonde der heiliger apostelen Symonis et Jude. De tusschen haakjes geplaatste woorden staan in het handschrift boven de regels of op den kant geschreven. "ol. 31v. 32 en 32V. zijn onbeschreven. 8 Junij 1386. Fol. 33. In nomine Domini Amen. Nos Wilhelmus primo genitus Juliacensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie ac Katherina de Bavaria, eadem gracia ducissa et comitissa ducatus et comitatus predictorum, notum facimus pro nobis et heredibus et successoribus nostris universis tam presentibus et futuris, quod nos de maturo et pleno consilio nostrorum consiliariorum et amicorum quitavimus et quitamus per presentes primo et principaliter ac solutos et quitos esse volumus dilectos nostros Johannem et Abertinum de Montefia, fratres, Symonem de Montefia et Godefridum, eorum consanguineos, nepotes et consanguineos, socios et familiam eorundem, ab omnibus forefactis, bannis, penis, mulctis, delictis et excessibus, contra nos vel nostros heredes aut successores quoquomodo per ipsos aut aliquem eorum perpetratis, nullo excepto, a toto tempore preterito usque in presentem diem date presencium litterarum, renunciantes pro nobis, nostris heredibus ac successoribus, pure et simpliciter et de plano omni juri, actioni, requisicioni, impeticioni ac querele, quas et quod nos vel aliquis nostro nomine vel pro nobis adversus eos vel aliquem eorum habere poterimus, deinceps in futurum aliqua ex causa vel occasione, nulla excepta, super omnibus bonis et rebus predicti Johannis de Montefia mobilibus et immobilibus, presentibus et futuris ubicumque locorum sitis vel compertis, ac quibuscumque nominibus censeantur, que idem Johannes in vita sua, in quocumque statu aut condicione fuerit, habet et per obitum suum relinquet, hoe tarnen nobis et nostris heredibus ac successoribus salvo, quod nos, nostri heredes et successores .delicta seu excessus, per Johannem et Abertinum, fratres, Symonem et Godefridum, consanguineos, socios et familiam eorum predictos seu quemlibet eorum post datam presencium forsan perpetranda seu perpetratos, contra eosdem promovere et ab ipsis requirere poterimus iuxta tenorem et modum in eisdem presentibus litteris expressos. Insuper considerata etiam nostra et terrarum nostrarum utilitate, concessimus et concedimus per presentes prenominato Abertino de Montefia et Antonio filii Bernerii de Montefia, Lombardie mercatoribus, eorumque heredibus, sociis et servitoribus et familie eorundem, quod ipsi eorumque socii et familia, quos et quam ipsi ad hoe assumpserint vel procollocaverint, libere commorari poterint in opido Ruremundensi a die confectionis presencium litterarum usque ad proximum festum nativitatis sancti Johannis Baptiste et ab ille festo in antea quo ad viginti annos dictum festum sancti Johannis continue et immediate subsequentes, volentes et consencientes, quod dicti mercatores eorumque socii et familia seu alter eorum per dictos viginti annos suas mercaturas ibidem libere exerceant, cambiare seu mercari et cambiri et alia sua negocia cum quocumque seu quibuscumque modo quocumque facere et exercere et in hoe opido nostro sua beneplacita exequi et facere libere valeant, ut sibi noverint expedire. Ita quod in dicto nostro opido RureF°'- 33v- mundensi nullus Lombardus, vel Tuscanus, vel aliquis alius simile eius excercens, commorari poterit in detrimentum dictorum mercatorum infra dictos viginti annos, preterquam dicti mercatores eorumque socii et familia, quos et quam sibi ad hoe assumpserint vel pro se ibidem-duxerint collocandos, quos quidem mercatores supradictos eorumque socios et familiam communiter et singulariter cum universis bonis et rebus suis recepimus et recipimus per presentes sub nostra proteccione, defensione, treugis et securo conductu nostro per totum terminum supradictum, et hiis mediantibus dicti mercatores anno quolibet dictorum viginti annorum, semper in fine cuiuslibet anni in festa beati Johannis Baptiste, quinquaginta francos boni auri et ponderis aut eorum valorem dare nobis et solvere tenebuntur, dedimusque eis unum annum gracie integrum post exitum dictorum viginti annorum immediate sequentem ad manendum in opido nostro predicto pro pigneribus redimendis et debitis requirendis seu colligendis, aut pro ceteris suis negociis interim in hoe expediendis seu faciendis, pro quo anno dicti mercatores nobis nichil solvent aut solvere tenebuntur, nee ab ïpsis pro ïpso anno quicquam exigere poterimus quoquomodo. Promittimus insuper hiis mediantibus dictos mercatores et quemlibet eorum eorumque socios et familiam manutenere, protegere, defendere et libere tueri absque omni coaccione per totam terram nostram, et posse eundo redeundo et morando pro pensione pecunie supradicta nobis in fine cuius libet anni solvenda ut dictum est, nee ab eis vel ab aliquo eorum aliquod aliud infra viginti dictos annos exigemus seu exigi faciemus, ita quod infra viginti dictos annos dicti mercatores eorumque socii et familia nee talliam nee schotum, precariam nee assisiam aliquam de bonis, que emerint seu vendiderint, que ad proprietatis domibus eorum pertinent vel expedicionem, exaccionem nee aliqua onera dominii nostn, quecumque nomine appellata, portabunt, sustinebunt aut solvent, nisi manifestum fecerint forefactum. Quod si forte aliquis de dictis mercatoribus eorumque sociis et familia aliquid commiserit forefactum, ab alio ex ipsis, qui huius modi forefaeti fuerit innocens et immunis, nichil exigere aut levare debemus, sed tantummodo ab illo, qui perpetraverit huius, modi forefactum, dummodo innocens coram sculteto et scabims ibidem juri parere voluerit et juris ordini ibidem hactenus observato, promittimus eciam eis ipsis dare consilium et auxilium et omnia bona sua manutenenda et servanda, concedentes eisdem mercatoribus sociis et familie eorum, quod si aliquis eorum aliquid grave, quod absit, commiserit forefactum, exceptis tantummodo homicidio et treugis ruptis, non petemus aut recipiemus, nee recipere peterimus ab eisdem pro emenda de forefacto huiusmodi commisso, ultra vigintiquinque florenos et si minus fuerit forefactum minus recipiemus secundum judicium scabinorum loei illius, in quo forefactum huiusmodi fuerit commissum, et de forefacta Fol. 34. huiusmodi nichil petemus aut recipiemus per nos aut per alium ex parte nostra ab aliis, qui forefacti huiusmodi fuerint innocentes, nee de eorum bonis occasione forefacti huiusmodi nos ullatenus intermittemus, nee gravabimus in personis vel bonis, sed tantum de persona et bonis illius, qui dictum factum commiserit, culpam modo quo supra requiremus et emendam nee aliquam queremus causam seu occasionem, per quam alios gravere poterimus, qui de forefacto huiusmodo inculpabiles fuerint et innocentes, nee etiam propter guerram aliquam, qui inter mercatores predictos aut aliquos alios evenire poterit, debemus aut poterimus bona aut personas eorum arrestare, nee occupare aut quoquomodo extorquere. Si vero ipsi aut aliquis eorum nobis de aliquo querimoniam fecerint vel fecerit, promittimus pro nobis ac heredibus ac successoribus nostris et pro aliis, qui pro nobis fuerint, ipsis conquerentibus seu conquerenti aut eorum familie jus suum tenere, roborare et fideliter observare. Si vero dictis mercatoribus in eodem opido nostro Ruremundensi morari non placuerit usque ad exitum di'ctorum viginti annonum, potuerint ipsi ex tune infra dictum tempus sibi placuerit, libere et absolute recedere cum omnibus rebus et bonis suis, dummodo nobis de rata pensione illius anni, quo recedere voluerint, quanta competit pro tempore illius anni tune elapso satisfecerint competenter, et si tempore recessus eorundem aliquod de dicta pensione annua ab ipsis recepimus ultra quam competetur pro rata temporis tune elapsi, id eidem reddere promisimus et debemus, nee etiam ipsos nee aliquem eorum aliqua occasione a dicto opido nostro Ruremundensi aut a terra nostra expellemus aut expellere poterimus seu debemus quoquomodo contra ipsorum mercatorum voluntatem, antequam dictorum viginti annorum spacium plenius terminetur. Si eciam dictis mercatoribus quocumque casu in dicto opido infra dictos viginti annos morari aut negociari, ut predictum est, non placuerit, nichilominus omnia et singula premissa eisdem mercatoribus observare promisimus et promittimus, dummodo nobis de annua pensione predicta satisfecerint annuatim ut est predictum, et in eorum recessu, quando eis placuerit recedere sive infra dictos viginti annos sive post exitum eorundem, extunc ipsi cum sociis suis familia bonis et rebus omnibus et singulis sub nostris proteccione, defensione, treugis et securo conductu recedent et libero recedere debent, ita quod si eos aut aliquem eorum capi, arrestari, molestari aut detrimentum pati contigerit in personis seu rebus, nos pro ipsis fideliter et bona fide faciemus cum affectu, quicquid pro nostris hominibus, opidanis et aliis sub nostris conductu treugis et defensione existentibus facere tenemur ita quod omne dampnum seu impedimentum, quod ipsis illatum fuerit nobis inferri reputabimus stantibus treugis huiusmodi et conr ductu premissis, insuper est adiectum, quod ipsos ad mutuandum nobis pecuniam aut aliis quibuscumque nullatenuscompellemus |Fol. 34V. per nos aut per n ... ros potensciam aut per aliquos alios ex parte nostra aliquatenus compelli faciemus, preterea si contigerit predictos mercatores aut aliquem de ipsis vel eorum sociis vel familia excommunicari auctoritate alicuius judicis, quocumque nomine censeatur, propter excommunicacionem huiusmodi ipsos eorumque socios et familiam vel aliquem eorum non permittemus ab aliquibus ad nostram potenciam pertinentibus molestari, nee etiam aliqua convenire occasione, volumus insuper, quod dicti mercatores, eorum socii et familia de omnibus excessibus suis per eos committendis et de omnibus aliis, qui eis obicientur, stent et stare teneantur coram nobis aut coram judice et scabinis Ruremundensibus, ubicumque id elegerint, et coram nullo alio judice faciendo unicuique de ipsis conquerenti suo linguadio super universis litibus et inpeticionibus ipsis aut alteri eorum movendis justicie complementum, et quod ipsi eorum socii et familia omni jure et libertate, quo et qua nostri heredes gaudent, plenarie perfruantur, preterea concessimus eisdem, quod si aliqua pignora ipsis obligata tenuerint per annum et diem vel per aliquid tempus minus, et ex arbitrio eadem pignora obligancium de quo arbitrio standum est et erit simplici dictorum mercatorum aut alterius eorum aut unius sociorum velfamulorum eorundem, vendere voluerint, illa extunc vendere poterunt pro suo libito voluntatis nulla ostensione vel demonstracione coram sculteto et scabinis inde facienda, promittimus insuper dictis mercatoribus quod occasione alicuius delicti aliquorum vel alicuius de ipsorum patria vel provincia ipsos aut eorum aliquem molestiari non permittemus quovismodo, nee aliqua occasione infra districtum et dominium nostrum ad duellum ab aliquibus evocari, preterea si qua muiier per fraudem vel ob spem acquirendi bona sibi ab ipsis mercatoribus vim latam esse dixerit, tali infami et mulieri nulla debet fides adhiberi, nee eciam ipsi aliqui eorum ob hoe in causam trahi poterint aliqualiter vel debebunt. Ceterum dictos mercatores tam loquendi vel ad nos veniendi extra opidum nostrum predictum evocare non debemus, nee ad nos venire tenebuntur nisi propria voluerint facere voluntate. Damus etiam eisdem mercatoribus eorum sociis et familie, pro gracia et libertate singulari, quod ipsi per ignoranciam nostri linguadii nullum dampnum seu gravamen incurrent, et quod ipsis habere faciemus, quicquid per testimonium scabinorum aut litterarum eorundem seu aliorum fidedignorum convincere poterint et obtinere, et specialiter de opidamus dicti opidi testimonio scabinorum I seu litterarum eorundem mediante, quandocumque seu quocienscumque scultetus seu officiatus et scabini dicti nostri opidi a dictis mercatoribus vel sociis seu a familia eorum fuerint requisiti, et eosdem scabinos convencionibus, obligacionibus et recognicionibus dictorum mercatorum seu sociorum eorundem, totiens quotiens opus fuerit, intervenire faciemus ac iudicare et sentenciare super eisdem, prout in talibus fieri est consuetum. Promittimus insuper dictis mercatoribus et eorum sociis dare et fol. 35. assignare unum famulum aut servum de nostra familia pro debitis suis monendis et extorquendis, quotienscumque opus fuerit, a quibuscumque personis extra dictum opidum circummanentibus et eisdem obligatis, et quod eorum debitores per dictum famulum nostrum extra dictum opidum arrestari, capi et detineri faciemus ac vinculis ferreis mancipari in ipsorum debitorum propriisprocuracionibus et expensis, jacendo ibidem, donec dictis mercatoribus, eorum sociis et familie de ipsorum debitis et debitorum convencionibus fuerit plenarie satisfactum. Et si aliquis vel aliqui suorum debitorum in tantum ditatus seu ditati non extiterit seu extiterint, quod personaliter propriis bonis et expensas in dicta captivitate facere non posset seu non possent, volumus quod tune famulus noster predictus aut servus dictos captivatos seu captivatum in ipsorum mercatorum seu sociorum eorundem racionabilibus expensis vinculis ferreis teneat mancipatos seu mancipatum, secundum formam et consuetudinem nostre captivitatis et prout in talibus fieri est consuetum. Mandamus insuper et committimus seriose universis et singulis nostris officiatis, scultetis, judicibus et scabinis, quatenus dictis mercatoribus, eorumque sociis et familie sua debita, que legitime dicta fuerint in dominiis nostris, excutiant, excuti et expandari faciant a suis debitoribus quibuscumque, quandocumque seu quocienscumque super hiis per eos vel aliquem eorum requisiti fuerint, nullo alio mandato super hoe a nobis exspectando. Volumus etiam, quod scultetus seu officiatus noster in Rure- sa*" 1 munde conductum seu facultatem veniendi in opidum predictum debitoribus dictorum mercatorum aut sociorum eius tribuat vel concedat absque dictorum mercatorum sociorum vel familie voluntate pariter et consensu. Preterea si dicti mercatores aliquibus quicumque fuerint pecuniam mutaverint, debitum huiusmodi pecunie nobis non dicemus attinere nee pro tali debito remittendo aut diminuendo presentes ullatenus effundemus seu fieri faciemus. Volumus insuper, quod bona ipsis invadiata qualiacumque fuerint, quamdiu sint in ipsorum custodia, nequaquam arrestari poterunt aut debebunt nee eciam inbanniri. Preterea concessimus eisdem mercatoribus et eorum sociis, quod si ipsi vel eorum aliquis infra terminum predictorum viginti annorum aliquem socium ad se coram scabinis dicti nostri opidi aut coram tabellione receperint seu quoquomodo aliquis seu aliqui eorum seu sociorum eorundem, partem domus dicti opidi sibi competentem seu competituram vendere seu alienare voluerit seu voluerint, illum vel illos simili modo recipiemus sub nostra proteccione et conductu in omni modo et forma superius et inferius enarratis, quibus mercatores nostros recepimus supradictos et quod recipiant et libere recipere possint convenciones, assecuraciones et obligaciones quascumque coram scabinis dicti opidi aut alibi per totum dominium nostrum, ubi nulli mercatores simile hiis exercentes morantur, et in aliis locis civitatibus, locis opidis seu villis nostris, in quibus tales mercatores morantur seu morari contigerit, dummodo ipsorum mercatorum ibidem tol- 35v- commorancium consensu processerit et voluntate. Et si dictos mercatores aut eorum socios testatos vel intestatos, seu aliquem eorum aut sociorum suorum mori contingat seu deccdere, inde de manu mortua nichil requiremus, nee bona ipsorum defunctorum aut ipsius defuncti nobis ullatenus appropriabimus vel attrahemus, sed volumus, quod bona ipsius defuncti aut defunctorum ad veros liberos eorum seu heredes legitimos vel proximos libere devolvantur secundum consuetudinem patrie, in qua pater talis defuncti esset natus, vel fiet de hiis secundum defuncti vel defunctorum ultimam voluntatem. Insuper, si aliqui negociaciones vel res minus iuste acquisite, capte vel furtive subtracte dictis mercatonbus vel eorum sociis aut familie posite, obligate seu vendite fuerint, ipsis ignorantibus, per iuramentum unius mercatorum aut sociorum aut unius de familia eorundem in propn.s domibus per ydioma ipsis magis cognitum potuerint obtinere, et tune ipsi ab hac causa erunt inculpabiles et nullum exinde dampnum vel gravamen incurrcnt. Et quod dicti mercatores aut socii eorundem a suis debitoribus peiorem monetam non recipient, quam exposuerint seu exponere contigerit, nisi aliam spontanea recipere voluerint voluntate, de qua moneta standum est et erit simplici verbo dictorum mercatorum aut unius sociorum aut familie eorum. Insuper, si res seu pignora dictis mercatoribus aut sociis obligata ignis incendio absque tarnen ipsorum negligencia vel culpa combuste fuerint, aut per potenciam dominorum vel aliquo diffortunio oblate seu annichilate forent vel perdite, propter hoe dicti mercatores eorumque socii et familia ad dictarum rerum seu pignorum restitucionem vel ad eorum estimatus valorem minime tenentur, nee ob hoe dampnum aliquid habebunt aut sustinebunt. Preterea per presentes ex certa nostra sciencia prolongamus etiam et confirmamus sociis domus Lombardorum in Arnhem eorum annos usque ad trium annorum in ïstis litteris contentum omnibus modis et formis, ut in litteris et privilegiis dicte domus in Arnhem continetur. Volentes et consencientes, quod, Abertinus predictus et eius heredes in locum Johannis de Montefia sui fratris omnibus et singulis privilegiis francisiis et libertatibus ac litteris dicte domus Lombardorum in Arnhem sicut socii in dictis litteris pnncipalibus contenti gaudeant et plenarie perfruantur. Super quibus omnibus privilegiis, francisiis, juribus et libertatibus predictis ipsos et quemlibet eorum recepimus et recipimus per presentes specialiter dictum Johannem de Montefia, opidanum Ruremendensem, suosque servitores et famulos, quibus privilegiis francisiis juribus libertatibus predictis ipsos et quemlibet eorum gaudere volumus et uti pacifice et quiete. Pro quibus omnibus et singulis convencionibus et suprascriptis ut supra legitur in integrum attendendis et firmiter observandis et adimplendis, constituimus eisdem mercatoribus et eorum sociis principales debitores et fideiussores nobiles et strenuos viros, dominos Theodericum de Bronchorst, dominum de Batenborch, Reynaldum dominum de Oey, Henricum dominum de Gemen, Segerum de Fol. 36. Groesbeke, dominum de Hoemen, Wolterum de Ysendaren, Wilhelmum de Drueten, Walravium de Wye, Arnoldum de Lawick, Sanderum de Vossem, Johannem de Hoenseler dictum de Velde, Godefridum de Vlodorp, advocatum Rure• mundensem, Theodericum de Osse, milites, Giselbertum filium seniorem domini de Bronchorst, Wolterum dominum de Voerst et de Keppele, Henricum dominum de Wisch, Walravium de Benthem, Henricum de Hacforst, Everardum de Steenre dictum uyt den Weerde, Everardum de Wilpe, Wilhelmum de Steenbergen, Gerardum de Steenbergen eius fratrem, Godefridum de Hoemen, Johannem Mompelier de Overhage, Rodolphum de Lawick seniorem, Robertum de Dorenweert, Peregrinum de Putten, Johannem de Bilant filium quondam domini Theoderici, Theodericum de Synderen et Henricum de Essen ac opida nostra Ruremundis et Arnemensis, qui se una nobiscum manu coniunctu et quilibet eorum insolidum ac indivisim bona fide promiserunt, si in premissis aut in aliquo premissorum dictis mercatoribus et sociis defectus fuerit, quod extunc ad monicionem eorundem mercatorum vel sociorum seu conservatorum presencium iitterarum aut transsumpti aut copie earundem litterarum, sigillo autentico aut signo noti tabellionis signato aut signate, intrabimus et intrabunt civitatem Coloniensem aut Aquensem, videlicet in alterum dictorum locorum, quem dicti mercatores vel socii seu conservator presencium litterarum aut transsumpti seu copie earundem, ut dictum est, elegerint seu elegerit in honestum hospicium, nobis et nostris, principalibus debitoribus fideiussoribus predictis, ab eisdem seu altero eorum demonstrando, videlicet nos Wilhelmus dux Gelrie prefatus quatuor bonos viros cum quatuor equis pro nobis mittere poterimus, et unus quisqued ictorum nostrorum, principalium debitorum et fideiussorum, cum duobus equis aut duos famulos honestos cum duobus equis, et opida nostra predicta Ruremundensis et Arnemensis quodlibet quatuor honestos viros eorum coopidanos cum quatuor equis pro se mittere poterit et poterunt ad observandum ibidem, more solito et consueto, jacencia ad comestus tanquam boni et honesti homines in nostris et nostrorum principalium debitorum fideiussorum predictorum propriis provisionibus, procuracionibus et expensis, inde non exituri, quousque predictis mercatoribus ac eorum socius de huiusmodi defectu ac eorundem mercatorum seu sociorum vel alterius eorum simplex dictum fuerit plenarie et integraliter satisfactum. Obligantes nos ad manutencionem observanciam premissorum, terras dominium et bona nostra mobilia et immobilia, presencia et futura, fructus, heredes et successores nostros et nostrorum principalium debitorum, fideiussorum predictorum, eorum bona et fructus cum effectu, quibuscumque dominis et judicibus tam ecclesiasticis quam secularibus ubicumque locorum existentibus expresse submittendo, ita quod dicti mercatores, eorum socii et familia Fol. 3óv. ac quilibet eorum per juris remedia et coartaciones se recupare poterunt et poterit usque ad plenam satisfaccionem totius defectus, quem in premissis vel aliquo puncto premissorum habuerunt vel habuerit, et ad complecionem omnium et singulorum predictorum, que omnia et singula predicta promittimus et presentes bona fide tamquam bonus princeps et dominus attendere et observare et fideliter sine defectu 7 adimplere et adimpleri facere, nee contra facere vel venire per nos vel alium vel alios aliquo ingenio, causa seu facto publice vel occulte, renunciantes in premissis et quolibet premissorum pro nobis et nostris heredibus et successoribus et pro principalibus debitoribus, fideiussoribus nostris predictis, et eorum heredibus excepcioni doli et mali omni privilegio consuetudini et statuto facto vel faciendo, et omni juris auxilio tam canonici quam civilis, et specialiter juri dicenti specialem renunciacionem non valere. In quorum omnium premissorum testimonium et robur nos Wilhelmus dux et Katherina ducissa predicti sigilla nostra et sigilla prefatorum nostrorum debitorum ac fideiussorum hiis litteris appendi fecimus, et nos principales debitores et fideiussores superius nominati, recognoscentes premissa omnia et singula esse vera et tamquam principales et fideiussores manuconiuncti et quilibet nostrum insolidum et indivisim bona fide promittendo et assecurando ad manus dictorum mercatorum et eorum sociorum in omni modo et forma et condicione, prout premittitur, nos obligasse, sigilla nostra propria, et nos magistri opidanorum scabini consules et communitas opidorum Ruremundensis et Arnemensis unacum sigillis carissimorum domini nostri domini Wilhelmi ducis et domine nostre domine Katherine, sue conthoralis, ducisse Gelrensis, predictorum nostrorum opidorum sigilla ad preces eorundem domini et domine nostrorum presentibus litteris duximus apponenda, ad maiorem certitudinem et testimonium omnium premissorum, arbitrantes et volentes, quod si aliquando vel aliqua sigillorum predictorum presentibus defecerit vel defecerint, aut vetustate vel infortunio corrumperetur vel corrumperentur, vel si unum transfixum vel plura ad presentes litteras appenderetur vel appenderentur, aut si presentes littere per vermium corrosionem vel madefaccionem aut alterum casum lese essent vel lederentur inpostium, nichilominus tarnen in suo effectu et vigore irreprehensibiliter permanebunt. Datum sub anno incarnacionis Domini millesimo trecentesimo octuagesimo sexto die octava mensis Junii. Sigillatum iussu ducis per Wilhelmum de Ysendaren, presentibus de consilio domino Henrico, domino de Gemen, Henrico domino de Wisch et Henrico de Herwerden, reddituario. 23 Junij 1386. Fol. 37. Wij Willem van Guylge, bider genaden traetz nercoge van Ghelren ende greve van Zutphen, doen Kom enae kenlic allen luden, dat want wer Obertyn van Montefia ende Anthonijs Ruthers son van Montefia, sinen neve, lomberden ende couplude, gesat ende gemaeckt hebben onse lomberden tot Ruremunde, in allederwijs alse die brieve dat begrepen die wij huen daer op gegeven hebben. Ende want onse lieve vrinde burgermeistere, scepenen ende raet onser stat van Ruremunde men ons ende vur ons in denen vurscreven brieve gelaeft hebben, verbonden staen ende bezegelt hebben, so geloeven wij in gueden truwen vur ons, onse erfgenamen ende nacomelingen dat wij die vurscreven stat van Ruremunde ende haere burgere los, quyt ende schadelos halden ende maken sulen van allen schaden die huen van den vurscreven brieve ende geloeften comen mach. Voert yst mit onsen vrijen willen ende consent dat die vurscreven stat van Ruremunde die vurscreven onse lomberden Obertyn ende Anthonys, haere gesellen ende gesynne die sij hebben of krigen mogen, in allen saken verantworden gelijc haeren yngesetenen, burgeren zonder yt temisdoen tgegen ons, onse erfgename ende naecoemelingen. Ende oft also geviel dat onss yt werrens were op die vurscreve onse lomberden, haere gesellen of gesinne die sij hebben of krigen mogen, so gelaven wij in gueden truwen vur ons, onse erven ende naecoemelingen, dat wij sij nyet vorder bezweren en sulen dan sij aen te spreken vur die dingbanck tot Ruremunde ende daer aff te nemen recht ende bescheit gelijc den burgeren tot Ruremunde. Alle argelist uytgescheiden. In orkonde ons zegels dat wij van onser wetentheit an desen brieff hebben doen hanghen. Gegeven int jaer ons Heren MmoCCCmo zessende tachtentich op sent Johans avent Nativitas. Sigillatum iussu ducis, presentibus de consilio domino Wilhelmo de Drueten, milito et Henrico, domino de Wissche. Fol. 37v. tot fol. 39v. zij" onbeschreven. 24 November 1385. Fol. 40. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij rade ende goitdunken onses raids ende vriende yn urber ende nuttigeit onss lands gemaickt ende geset hebben ende mit desen brieve maken ende setten heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, ridder, onsen lieven rait ende vrient, onsen drossait tot Gelre. also als dat drossaitsampte tot Gelre mit allen sijnen tobehoren gelegen is ende dat dair tobehoirt ende bevelen hem dat selve drossaitampte mit allen sijnen tobehoren als van aids gelegen is van onser wegen te bewaren, te richten ende te boren alle broeken, groet ende kleyn, die dair yn verschijnen ende vervallen sullen, also dat he ons of onsen erven dair af bescheidelike rekeninge ende bewijsinge doin sal bijnnen sess weken dat wij of onse erven hem dat weten laten mit onsen brieven, uytgenamen broeken tot vijf marken to van geweltliken saken, die he niet en sal rekenen, mer ander broeken die dair baven gelopen die sal he heffen, richten, boiren ende rekenen als vorscreven is. Ende omme dat her Johan vorgenoemt dat vorscreven drossaitampt sal bewaren, SO sal he hebben voir sijne degelixsche cost alle jair na beloep der tijt dat he onse drossait is drie hondert alde scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte of dair voir goit ander payment dien vorscreven alden schilden gelych goit, die he heffen en boiren sal van den vorscreven broeken ende vervalle die baven vijf marken sijn. Ende weert dat hem dair an yet gebreech also dat he dat vorscreven jairgelt up eynich jair also lange als he onse drossait sijn sal nyet alync geboiren en kunde, so sal he dat gebreech slain ende rekenen up dat drossaitampt vorscreven ende dair en baven en sal he ons of onsen erven ghene cost meer rekenen, then were dat wij of onse erven hem selve of mit onsen brieven bevelen bij ons te komen of anders yet te doin verleggen ende uyt te gheven. Ende were dat he ons ergent te dienst rede mit eynigen luden die he nut hem vurde of dat wij of onse erven hem bevelen eynige gewapende lude yn den vorscreven drossaitampte te halden, als dat vorscreven drossaitampte ende onse lande te hueden ende te beschirmen of dat he ons andere yet verlegede avermids onse of onsen erven bevele ende brieven, wes costs of schaden he of dieghene die mit hem weren yn onsen of onser erven dienste deden of leden an gevenckcnisse, perden of reysigen have, den cost, schaden, gevencknisse ende verlies of dat he ons anders verleget hedde sal he slain ende rekenen up dat drossaitampt vorscreven tot bescheideliker rekeninge ende bewijsinge ons of onsen erven dair af te doin, were oic dat he of die sijne vorscreven als he ende die yn onsen dienste vorscreven weren eynige gevangen vyenghen of reysige have worven, die gevangen sullen yn onser hant stain. Mer alsulk geit als dair af compt dat sal he boiren yn afslach alsulx schaden of gebreex als he dan hedde gelijch vorscreven is. Oic ist gevurwert, dat her Johan vorscreven alsulk gewynne ende gewerf als van onsen horigen goiden ende eygenen luden compt yn den vorscreven drossaitampt sal half hebben die wijle he onse drossait is. Oic sal he hebben also voel baringhe uyt der Vlunen als he bedarf tot synre cost die he tot Gelre halden sal ende sal die Vlune vorscreven bewaren als onse drossait pleget te doin. Voirt sal he moigen te setten ende tontsetten vagede, scoltete, scepene, hoven, baden ende alle andere amplude tot des ampts behoef also ducke als hoen dat nuttelich dunckt wesen ende also als dat van aids onse drossaite te doin plagen. Ende want ons her Johan vorscreven up dit vorscreven drossaitampt twedusent alde scilde Fol. 40v. geleent heeft, so hebben wij voir ons ende onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven yn goiden truwen dat wij heren Johan vorgenoemt of sijne erven van den vorscreven drossaitampt niet en sullen ontsetten, noch doin, noch laten ontsetten hom en weren irst die vorscreven twedusent alde scilde alinclich ende wail betailt ende voldain van allen gebreke vorscreven, sonder alle argelist. In orkonde des is onse segel mit onser rechter wetentheit gehangen an desen brief. Gegeven in den jair onss heren dusent drie hondert vyf ende tachtentich up sent Katerinen avont. 18 November 1388. Dominus Johannes computavit anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo octavo post Martini hiemalis et dominus dux mansit sibi de illa computacione debens xmic XXI scuta antiqua XXXIIII heren groten, salva sua littera principali. Fol. 41. Johan van Oye beleend met een weert bij Lemmenweerd, sente Jacob (25 Jultj) 1379. Johan van Oije beleend met een weert die Lubken plach te hebben, des anderen dages na sente Martins dage (12 Nov.) 1382. Fol. 4 iv- is onbeschreven. lol. 42. Wij Willem van Gulich etc. sullen den proest alsulk geit als wij hem schuldich sijn verwissen up stede ende stonden dat he des seker sy etc. Wij Willem van Gulich etc. doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen apenbairlich dat onse neve her her llenrich van Steynbergen, proest tOudemunster tUtrecht, in den jare onss heren dusent driehondert vier ende tachtentich up sente Cunibertus dach, voer ons, onsen rade ende vrienden ende steden, voer raide ende vrienden onss lieven geminden here ende vaders des hertogen, onser liever geminder vrouwen ende moder der hertoginnen van Gulich ende van Gelre ons geude bescheideliche bewijsijnghe ende rekenunghe gedain heeft van allen alsulken upboren ende uytgheven ende van allen saken als die proest vorgenoemt van onser wegen heeft upgeboirt ende uytgegheven ende gedain van allen tijden die voer geleden syn, thent up den vorgenoemde sente Cunibertus dach, also dat ons des wal genoigt ende wij ons dier selver rekeninghe ende saken bedancken, ende schelden den proest ende alle dieghene die dat van sijnre wegen ende geheite gedain hebben dair af los ende qwijt voer ons onse erven ende nakomelinghe, sonder argelist, also dat wij dairoinme an den proest vorgenoemt of an dieghene die dat van sijnre wegen of geheite gedain hebben gheen anspreke hebben of belialden en sullen of en moigen, sonder argelist. Presentibus de consilio etc. Wij Willem etc. doin kont etc. want wij heren Heinrich van Steynbergen, proest tOudemunster tUtrecht, onsen lieven neve, onse segele bevalen hadden, so bekennen wij apenbairlich mit desen brieve dat so wes onse neve die proest vorgenoemt mit onsen segelen besegeit heeft van allen tijden ilrtü die geleden sijn thent up hude desen dach datum des briefs, dat wij of yemant van onser wegen dairomme dien proest vorgenoemt gheen anspraeck of ticht of scholt doin of gheven en sullen noch en moigen. Sonder argelist. Presentibus de consilio etc. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij mit willen, weten en rade onss lieven geminden heren ende vaders des hertogen, onser liever geminder vrouwen ende moider der hertoginnen van Gulich ende van Gelre ende bij rade ende goitdunken onss raids ende onser vriende hebben gegheven ende gheven mit desen apenen brieve onsen neve heren Heinrich van Steynbergen, proest tOudemunster tUtrecht, sijnen lijve ende goide ende allen sijnen knechten ende gesynde die he nu heeft of hebben sal eyne goide vaste, stede, vorwerde geleide ende veilicheide, te riden, te varen, te komen, te rijden ende te blijven, te water ende te lande, yn allen onsen landen ende heerlicheide, ayngaende up hude desen dach datum des briefs ende durende sess jairlanck na datum des briefs neest volgende, also dat wij des geleids vorgenoemt nyet en sullen noch en moigen wederseggen bynnen den voirgenoemde tijt ende voirt en sal nyemant van onsen richteren of amptmannen die nu sijn of hir namails wesen sullen, richten of laten richten of bekummen bijnnen desen vorgenoemde sess jaren aver lijf of goidt of have des proests voirgenoemt yn eynigervvijs ende alle dese vorgenoemde punten hebben wij vast ende onverbrekelich gelaift yn goiden trouwen te halden ende doin te halden ende nyemant dair ontghegen laten doin of doin doin, sonder argelist. Weert doch dat eynich van onsen vier hoeftsteden deser voirgenoemde geleide vorwerde en veilicheide bynnen hoere vrijheit nyet halden en wolden, dair solden wij wesen mede onbehaelt, sonder argelist. Presentibus de consilio. [>1. 42v. Dux Juliacensis. Ducissa. Mart.. . van Argeren (?) Garcelis van Pellant. Her Gadert van Nyvenhem. Pastoer van Mershoven. Her Arnt. Her van Ghemen. Arnt van d.. Gruth. .. ol. 43. Wij Willem etc. hertoge etc. ende wij Katherina etc. hertoginne doin kont etc. dat in den jair onss Heren dusent driehondert vijf ende tachtentich des Dinxedages na den heiligen Dertiendach ons Arnt van den Gruythuse, onsen lieve swager ende rentemeister yn Velouwe, goide bescheidene bewisynghe ende rekeninghe gedain heeft van de rentemeisterampt vorgenoemt, van allen voirgeleden tijden thent sent Margreten misse thoe neest geleden also dat ons des wal genoige ende wij ons dier rekeninge bedancken ende bekennen dat wij hem van dierselver rekeninghe scliuldich i blijven Xlillc ende eyn ende tachtentich goide alde guldene schilde, goit van goide ende gerecht van gewichte ende vijf ende twintich grote, als wij nu ter tijt thArnhem yn onser munten doin slain. Voir wilke summe gelds wij denselven Arnde, onsen swager ende sijne erven, setten voir ons ende voir onse erve yn dat vorscreven rentmeisterampt up Velouwen yn alle der maten als sijn voirbrieve ynhaldene ende gelaven hem yn goiden trouwen dair yn te halden ende niet ontsetten, noch doin, noch laten ontsetten, he ende sijne erven en hebben die XIIIIc LXXXI alde scilde vorscreven mit den XXV groten vorscreven alinclic geboirt na ynhalt dierselver synre voirbrieve vorscreven. Alle argelist uytgeseget. Hir waren aver ende an etc. Wij Willem etc. hertoge etc. ende wij Katherina etc. hertoginne etc. doin kont etc. dat in den jair ons heren MCCCLXXXV des Dinxedages na den heiligen Dertiendach ons Arnt van den Gruythuse, onse lieve swager ende rentmeister yn Velouwe, goide bescheidene bewisinghe ende rekeninghe gedain heeft van onsen richtampt thArnhem ende up Velouwensoem, van allen voirgeleden tijden thent sent Peters dach ad Vincula thoe neest geleden, also dat ons des wail ghenoigt ende wij ons dier rekeninghe bedancken. Ende bekennen dat wij hem van dierselver rekeninghe schuldich blijven XIIIC LXI goide alde guldene scilde, goit van goldc ende gerecht van gewichte. Voir wilke summe gelds wij omme beden wille Arnds, onsen lieven swagers vorscreven, wij bij raide ende goitdunken onser vrunde voir ons ende voir onse erven gesat hebben ende setten mit desen brieve Garsselis van den Gruythuse, sijnen soen, onsen lieven neve ende sijne erven, yn dat vorgenoemde onse richtampt tot Arnhem ende up Velouwensoem, also dat Garsselis vorscreven ende sijne erven dat bewaren sal ende alle broeken groet ende kleyn boren tot bescheideliker rekeninge ons dair ^af te doin, na yngehalt dier brieve die Arnt sijn vader vorscreven heeft up dat richtampt vorgenoemt. Ende gelaven yn goiden trouwen Garsselis vorgenoemt ende sijn erven dair yn te halden ende niet ontsetten, noch doin, noch laten ontsetten he ende sijn erven en hebben die XIIIC LXI alde scilde vorscreven alinclich geboirt na yngehalt dier selver synre voirbrieve vorscreven. Alle argelist uytgeseget. Fol. 43v. is onbeschreven. I385- Fol. 44. Wi Willem etc. doen kont allen luden ende bekennen overmitz desen brief voer ons, onse erven ende nakomelingen dat wij mit guden vurrade onss raits ende onser vrinde verslacht ind verleken sin van allen tichten, schulden ind aenspraken, heisschingen ind vorderien, so wat kunne ind so wie die sijn moegen niet utgescheiden, die wij ofymant van onser wegen heisschen, tien of vorderen muchten van Johanne ind Abertine van Montefia, gebruderen, yren erven, neven, gesellen, dieneren ind gesijnde van alle der tijt vorleden bis op hude diesen dach datum diss briefs ) op alle alsulcke gude, bewegelic ende onbewegelic, so wie ende wa die gelegen sin, die Johanne van Montefia vurscreven nu heeft ende achterleedt na sijnre dode. Also dat wir voer ons, vor onse erven ind nakomelingen op alle die vurscreven saken vertien alinclic ind temale overmitz desen brief ind schelden sij daer van loss, ledich ende quyt ) sij ons gedain hebben so verlenen wij ende confirmeren den vurscreven Abertine, sinen broeder, syne erven in stat Johans vurscreven ind den anderen gesellen ind gesijnde alle alsulke privilegie, frankisie, brieve ind vriheide als Johanne vurscreven ind die sine van onsen vurvaren seliger gedeclit ind van ons gehatt hebben ind hebben moegen mit alle den punten, articulen, clausulen ind formen so wie die ynhalden ind begrepen van den lomberden husenen van Ruemunde ind van Arnhem, gelikerwijs of die van worde te worde ende van punten te punten in desen brieve begrepen weren, derre te gebruken ende te ghenieten, gerast ende geruedt, van data diss briefs aengande ind twintich jare na en ander nast volgende durende. Ende soelen hen die brieve, privilegien, francisien ind vriheiden vernien ende overlieveren tusschen dit ende Pinxsteren of sent Jacops dach neist comende die vurscreven twintich jare lanck te weren ende te duren na ynhalt derre brieve ind privilegien des huyss van Arnhem besegeit mit onsen ende onser vrouwen van Gelre segelcn ende met siegelen onss raitz, rittere ind knechte ende onser steede Ruremunde, Nymegen, Arnhem ende Zutphen ende die brieve te verbeteren ind te verlengen mit anderen erkleirnis ind punten also als un dat alre nutzlixste ind urberlixste is, gelijc dat onse rait ind vrinde her na geschreven dat gedaidingt ende geraempt hebben. Vort so sullen wir yn truwelic behulpich, vorderlic ende beredich sin an onse lieve gemynde here ind vrouwe van Gulic na alle onser maege ind na ynhalde yrre brieve, privilegien ind vriheide die sij ind yre gesellen van onsen here ende vrouwe vurgenoemt ende van ons hebben. Ind alle diese vurscreven punte geloven ende sekeren wir yn in guden truwen vast, stede ind unverbruclic te halden, te doen ende te vollvoeren in alle der wijs as vurscreven is. Alle argeliste ende alle helpen, geistlix ind werntlix rechtz, die yn unstade doen muchten in allen punten ind vurwerden vurscreven gentzlichen uytgescheiden. In urcunde ind der warheit dieser vurscreven saken so hebben wi onse siegel mit onser wieten, guden willen, bij geheite an diesen brief doen hangen. Ind hebben vort gebeden heren Henric, here van Ghemen, heren Wouter van Ysendorn, heren Johanne van den Velde, rittere, Ard van den Gruithuse, onsen rait, Johanne van Wessem, onsen scholtit, Johan Averecht ind Diedric van den Griende, schepene tot Ruremunde, die hier over ende aen geweist sin, dat sij hoere segele bij dat onse an desen brieff hebben gehangen, dat wi Henric, here van Gemen, Wouter van Ysendorn, Johan van den Velde, rittere, Ard van den Gruithus, Jo. van Wessem, Jo. Averecht ind Diedric van den Griende vurscreven omb beeden wille onss lieven gemynden genedigen heren van Gelre vurscreven gedain hebben. Gegeven int jair onss Heren MCCCLXXXV. ') ende van allen rechten, schulden ende anspraken, heisschinghen ende vorderinghen, so wat kunne ende so wie die sijn moigen nyet uytgescheiden, die wij of ymant van onser wegen hir namails heissche of anspreken, thyen of vorderen muchten yn eyniger wij se, 109 *) beheltlich ons alsulke brok en te vorderen als sij of hoer eyn ons brokich werden muchten. Voirt an na datum des briefs dat wij die vorderen moigen na ynhalt dier privilegien die sij van onsen voirvaren ende ons hebben ende van ons krigen sullen. Voirt orame sunderlingen groten dienste dien sij ons gedain hebben ende omme vrientscap wille. De/.e twee aanhalingen staan geschreven op fol. 49v- ol. 44v. is onbeschreven. 19 Maart 1385. ol. 45. Wij Willem, bi der ghenaden Gaeds hertoghe etc. ende Katherina, van der selver ghenaden hertoginne etc. doen kont ende kenlic allen luden die desen brief soelen sien of hoeren lesen ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelinghe dat wij sculdich sijn van gherechter schout ende van gheleenden gelde Gadert van Hoemen, onsen lieven swagher ende knape ende sinen erven, drye dusent aude guede gulden scilde of payment dat daer guet voer is. Voer weilke drye dusent aude guldene scilde vurscreven wij Gadert vurgenoemt ende sijn erven gheset ende ghemaket hebben, setten ende maken, overmids desen theghenwardighen brieve onsen amptman van Veluwen mit allen sinen toebehoer, so dat selve ampt mit sinen toebehoeren vurgenoemde Gadert vurscreven ende sijn erven beschirmen, behueden ende bewaren soelen tot onsen ende onser erven beste. Voert synt vorwarden, dat Gadert vurscreven ende sijn erven heffen'ende boeren soelen uyt desen vurgenoemde ampt jaerlix dryehondert aude scilde of payment als vurscreven is als van den dryen dusent auden scilden vurscreven the hantgelde. Voert sal Gadert vurscreven ende sijn erven nemen tot sijnre deghelicher cost als dat ghewoenlic is ende gheweest heeft van den amptluden tot desen daghe toe, sonder argheliste. Mer weert sake, dat wij ol. 44v» is onbeschreven. of ennich van ons hertoghe of hertoginne vurscreven of onse erven ende nacomelinghe Gadert vurscreven of sijn erven ontboeden of bevelen erghent van onser weghen the riden of dat sy ennich geit van onsen bevele vytgheven, dien cost die sij dan deden ende dat geit soelen Gadert vurscreven ende sijn erven ons rekenen ende op dat vurscreven ampt slaen. Ende worde Godert vurscreven of sijn erven of oerre ennichs knechte ghevanghen op die reyse daer sij aldus gheseint wurden, of dat sij peerde of reysighe have verloeren, of dat Gadert vurscreven of sijn erven of oerre ennichs knechte om ons ampts wille vurgenoemt te beschudden nederleghen, of peerde of reysighe have verloeren, die wile dat sij onse amptlude van den vurgenoemde ampt wesen soelen, des soelen wij onse erven ende nacomelinghe hoer hoeftheer wesen ende sij daer af belegghen ende dat verluys soelen sij ons oec rekenen ende op dat vurscreven ampt slaen. Voert weert sake dat Gadert vurscreven of sijn erven ymant van broeken weghen aen taesten ende sij dat weren wouden ende daer ennich ongheval in viel als van doetslaghe of dat daer wondinghe in schiede, dat Got verbiede, daer om en soelen sij noch dieghene die oem hilpen theghen ons niet broeceftich wesen, noch wij en soelen die saken over sij niet laten richten noch richten, mar wij onse erven ende nacomelinge soelen hoem des een hoeftheer wesen, sonder arghelijst. Weert oec sake dat Gadert vurscreven sijn erve of oerre ennichs knechte ennighe ghevanghen vienghen, daer soelen wij oec hoer hoeftheer af wesen ende mit dien ghewanghenen soelen Gadert vurscreven ende sijn erven doen bij onsen rade ende onser vriende. Ende voir dese dryedusent aude scilde hoeftels ende dryehondert aude scilde jaerlix ende voir ander cost ende verluys die Gadert vurscreven of sijn erven of oerre ennichs knechte doen hebben of liden mochten ghelijc als vurscreven steet, soelen Gadert vurscreven ende sijn erven hebben ende upboeren alle broeken verval ende opcominghe, clein ende groet, die in den vurscreven ampt verschinen ende vervallen soelen in afslaghe alsulker schout als wij hoem van allen saken vurscreven sculdich weren ende daer in sitten onghecroet ende onghe[ 45v. hijndert van ons ende onsen erven ende nacomelinghe ende van yman van onser weghen, thent der tijt toe dat Gadert vurscreven ende sijn erven alle schout, schade ende cost van allen vurgenoemde saken van den vurscreven ampt volcomelic ende al opgheboert hedden ende al wael betaelt weren of dat wij onse erven ende nacomelinghe oem andersins voldeden dats hoem ghenughetden. Voert sijnt vorwarden, dat Gadert vurscreven ende sijn erven van allen punten ende saken vurscreven ons, onsen erven ende nacomelinghe bescheidelike rekeninghe ende bewisinghe doen soelen tot allen tiden als wij hoem dat twee maende the voeren mit onsen brieven sinnen ende the weten doen. Weert oec sake, dat Gadert vurscreven ende sijn erven in sijnre rekeninghen ennighe broeken of vervall vergheten hedde, die hij ons niet gherekent en hedde, die wij na sijnre rekeninge vonden, daerinne en sal hij gheen broeken vorder theghen ons, onse erven ende nacomelinghen aen ghedaen hebben, dan hij ons dat af sal slaen aen der summe die wij oen na sijnre rekeninghe vurscreven sculdich bleven of hij sal ons die tot onser maninge betalen also verre als wij oem na der rekeninghe vurscreven niet sculdich en bleven. Voer meer sijnt vorwarden, dat wij onse erven ende nacomelinghe den vurgenoemde Gadert ende sijn erven van den vurscreven ampt mit allen sinen toebehoer in gheenrewijs ontsetten en soelen, noch doen, noch laten ontsetten, noch oec van onser borch tot Hattem die wij oen the verwaren ghegheven hebben in gheenrewijs dringhen noch doen en soelen, sij en hebben yrst al ghebreck ende schout die oem van allen of van enighe saken vurscreven ghebreken mocht volcomelic ende al opgheboert van de vurscreven vervallen, broeken ende opcominghe des vurgenoemde ampts of hoem andersins daer af voldaen dats hoem ghenneghetden. Alle dese vurscreven punten ende vorwarden hebben wij hertoge ende hertoghinne vurscreven ghelaeft ende ghelaven in gueden trouwen voir ons, onse erven ende nacomelinghe Gadert vurscreven ende sinen erven vast, stede ende onverbreeclic the hauden. Ende sij in den vurscreven ampt mit sinen toebehoer the beschirmen ende the beschudden, sonder ennigherhande arghelist, beheyndicheyt of vonde daer inne the trecken of te vynden, ingetuchit hebben wij hertoge ende hertoginne etc. Datum anno Domini MCCCLXXXV dominica Judica in quadragesima. 21 Januarij 1387. Fol. 46. Wij Willem van Gulick, bi der genaden Gaeds hertoge van Gelre end greve van Zutphen, doen kunt allen luden die diesen brief soelen sien of hoeren lesen end bekennen overmitz desen selven apenen brief vur ons, onse erven end nacomelinge dat wij van gerechter scholt schuldich sijn Johan end Reynart Clatzen, gebruderen end Willem Ripelbant, burgeren tot Colen, vier dusent end acht hondert goder Rijnschen gulden, goet van golde end swaer van gewichte. Wilke summe gulden vurscreven wij vur ons, onse erven end nacomelinge gelaeft hebben end gelaven in goden truwen den vurscreven Johan Reynart end Willem of hoeren erven bijnnen Colen wael te betalen end op onsen anxt, kost end arbeyt te leveren bynnen acht jaren na datum dis briefs alre neist volgende, als alle jaer op Sente Martijns dach des heyligen bysschops in den wynter komende of bynnen vier weken daernae nae een ij gelik des vurscreven Sente Martijns dach alre neist volgende onbevangen sess hondert zware guldene als vorscreven sijn, thent tot ganser betalinge toe der vier dusent end acht hondert gulden vurscreven, sonder ennych langer vertrecken. End omme deser dyngen to meerre sekerheit soe hebben wij den vurscreven, Johan Reynart, Willem end hoeren erven burgen gesat, die wij vur ons, onse erven end nacomelinge gelaven in goden truwen wael te ontheffen end schadeloes te halden van allen dis briefs punten end vowarden als mit namen, heren Herman van Goch, overste segeler des haefs tot Colen, onsen lieven raet end getruwen heren Johan van Troyen, heren Hilger Quatermarc van der Stessen, riddere, heren Costyn van Lysenkirken, rentmeister der stat van Colen, heren Mathijs van Spigel geheytem Irgange end Herbort Ruwe, burgere tot Colne. End tot desen burgen vurscreven soe hebben wij oen oyck buten Colen burgere gesat as mit namen, heren Henric van Wickrade, heren Johan van Hoentzeler geheiten van den Velde, heren Henric van der t Straten, heren Willem van Drueten ende Sweder van Koddehoven, riddere ende Johan Mompelier van Overhagen, 1. 4ÓV. knape, die sich samentliken end mallick van oen sunderliken vur ons end mit ons vur die vurscreven summe gulden vurbunden end gelaeft hebben in deser voegen hir na gescreven. Weert sake dat wij, onse erven of nacomelinge vurscreven aen der betalinge end leveringe deser vurscreven summe gulden op ennygen deser vurscreven termijn end jaer versumelick of bruckelick weren aen eynen deyl of te male, dat Got verhueden wil, soe gelaven wij Willem van Gulick, hertoge van Gelre end greve van Zutphen vurscreven, in goden truwen dat irste dat wij aen onsen nedersten portener onser burghe tot Gelre of tot Nymegen mit brieven end segelen gemaent werden van wegen der vurscreven Johans, Reynarts end Willems of hoerre erven, soe soelen wij bijnnen den neisten vertennachten tot Colen in eyne ersame herberge, die ons van hoerre wegen al dier bewiest wirt, senden dry ersame manne die van den schilde gebaren sijn mit seess perden vur ons end die vurscreven burgen, die burgere tot Colen sijn, soelen oyck bij hoerre truwen 8 dat irste dat sij somelike of sunderliken daer op gemaent werden oyck bynnen den neisten vertennachten daer nae dat sy gemaent worden te huyss of te have tot Colen in die selve herberge in leistinge komen off senden. End die andere seess onse burgen, die buten Colen geseten sijn, die soelen oyck sonder vertrecken, oerre een des anderen niet te beyden, bynnen den neisten vertennachten nae den dage dat sij gemaent werden mit brieven of mit munde te huyss of te have daer sij wonechtich sijn, tot Colen ynkomen in die selve herberge vurscreven of eyn ygelick van oen mach eynen goden manne mit eynen knecht end mit tween perden vur sich senden in die selve herberge. Aldaer soelen die dry gode manne vurscreven mit seesse peerden, die wij vur ons senden soelen end die anderen onse burgen vurscreven die buten Colen geseten sijn liggen end leisten als gewoenliken is nae goder lude recht. End die vurscreven onse burgen, burgere tot Colen, soelen oyck daer ynliggen end leisten als oerre burgere recht end gewoenheyt van Colen, als nae burgere wyse end gewoende, mallick op sijns selves pande Fol. 47. end kost ons selve aen den weyrt of aen die werdynne te wynnen end te quyten, end nummer uter leistinge te scheiden, noch daer van op te hoeren in ennycher wijse den vurscreven Johanne, Reynarde end Willem of hoeren erven en sij tierst van der vurscreven summe gulden des verbroeken termijns of der verbroekener termijnen, daeromme dat wij te leisten gemaent weren end voert van allen schaden end kost die sij daer omme hedden of leden tot bescheideliker bewysinge genselick end te mael genoech geschiet. Voert weert sake dat ennych onser burgen vurscreven eyn of meer aflivich of uytlendich wurde, eer van allen dingen vurscreven genzliken genoech geschiet were, soe gelaven wij hertoge van Gelre vurscreven in goden truwen bynnen den neisten vertennachten daer nae, dat wij daer op gemaent werden van der vurscreven Johans, Reynarts end Willems of hoerre v. i erven wegen, eynen anderen geliken goden burgen weder te setten in des stat, die also aflivich wurden of buten lands komen weer, also dijcke als des noyt gebuert under der pynen der leistinge vurscreven. Wilke burge die also van nyes gesat wurde sich verbienden end geloven sal in alle der wijse als die ander burge verbunden was in des stat dat he gesat wirdt overmitz sinen apenen besegelden transfixbrief doer desen brief gesteken, dat doch desen brief niet argeren noch krencken en sal. Weert oyck sake dat ennych segel dis briefs gequat of te braeken of dat dese brief nat of lokerechtich wurde, daer omme en sal dese brief te myn macht niet hebben. Mer he sal sijn end bliven in sijnre alinger macht gelijkerwijs of daer gheyn gebreke aen en wore end in allen sijnen eynden end saken wael bewaert end verhuedt were. Alle argeliste, nye quade behendicheyt, weerwoert end exceptien, beyde geystelicks end warlichs rechts, genseliken in allen saken vurscreven uytgescheiden. End dis te orkonde end ganser stedicheit soe hebben wij Willem van Gulick, hertoge van Gelre end greve van Zutphen vurscreven, onse ingesegel mit onsen wille end rechter wetenheit aen desen apenen brief doen hangen end wij Herman van Goch, overste siegeler des haefs tot Colen, ol. 47V. Johan van Troyen, Hilger Quattermarc van der Stessen, riddere, Costen van Lysenkirken, rentmeister der stat van Colne, Mathys van den Spigel van dem Irgange end Herbort Ruwe burgen vurscreven, burgere tot Colen vurscreven, hebben gelaeft end gelaven in goden truwen al dese vurscreven saken end punten soe wie dat die voer van ons gescreven staen vast, stede end onverbruekeliken te doen end te halden. End hebben des onse sigele te orkonde by ingesigele onss lieven genedigen heren van Gelre vurscreven aen desen brief gehangen. End wij heren van Wickrade, Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, her heren van der Straten, Willem van Drueten, Sander van Kodinchaven, riddere ende Johan Mompelier van O verhagen, knapen, burgen buten Colen geseeten, hebben gesekert end gelaeft, sekeren end gelaven in goden truwen alle dese vurscreven vurwerden saeken end punten, soe wie dat die voer van ons gescreven staen, vast, stede end onverbruekeliken te halden end te doen sonder ennyge weder rede end beschudden. In orkonde des soe hebben wij burgen buten Colen geseten end eyn ygelik van ons vurscreven onse sigele bij sigele onss lieven genedigen heren vurscreven end andere synre burgen van onser rechten wetenheit aen desen apenen brief oyck gehangen. Gegeven int jaer ons Heren dusent dryhondert seven end tachtentich op sente Agnieten dach der heyliger jonfrouwen. Fol. 48—49 lijn onbeschreven. Fol. 49v. op deze folio staan geschreven de aanhalingen behoorende bij de acte van 1385, zie pag. 108. 2 2 Augustus 1388. Fol. 50. Wij Willem etc. doin kont etc. dat her Mys Petersoen, canonic tot Xanten ende tot Zutphen, onse lieve neve, ons voir heren Henric van Steenbergen, proest tot Aldemunster tUtrecht, onsen lieven neven, rait ende rentmeister, ende voir anderen onsen rade ende vrienden bescheidelich bewijst ende gerekent heeft dat wij hem noch schuldich bleven sijne xvic en XCV goide alde guldene schilde, goit van golde ende gerecht van gewichte, van alsulker summen gelds als dair wij hem voir yn onse goide tot Elden ende tot Balveren avermids onse brievc yn afslach gesat hadden. \ oirt bekennen wij dat wij bij rade ende goitduncken des proests, onss lieven neven ende rentmeisters ende anderen onser rade ende vriende vorscreven, mit denselven heren Mys averdragen synt, dat he ons onse vorscreven brieve heeft weder gegheven ende dat wij onse goit tot Balveren vorgenoemt na ons nemen sullen, onsen urber dairmede te doin ende dat wij hem gelaten hebben ende laten sullen onse goit tot Elden mit allen sijnen renten, pachten ende sunderlinge mit eynen thiendeken dair thoe gehoerende ende mit allen synen toebehoeren, dat te hebben ende des te gebruken also langhe als he levet yn suiker maniren, dat he alle jair also langhe als he levet van den vorscreven onsen goide tot Elden voir die xvic xcv alde scilde vorscreven hebben ende boeren sal hondert alde schilde als vorscreven sijnt, ende so wat van den vorgenoemde goide tot Elden mit allen sijnen renten, pachten, tynsen ende thiendeken vorscreven ende mit allen sijnen thoebehoeren jairlix meer comen sal of mach dat sal he hebben ende dat hebben wij hem bewijset ende gegeven, bewisen ende gheven, mit desen brieve te hebben, te heffen ende te boeren omme manigen truwen dienst den he ons gedain heeft ende noch doin mach. Ende wij gelaven voir ons, onse erven ende nacomelingen yn goiden truwen dat wij of onse erven ende nacomelingen heren Mys vorgenoemt yn den vorscreven onsen goide tot Elden mit allen sijnen renten, pachten, tinsen ende thiendeken ende mit allen sijnen thoebehoeren sullen halden ende hem des sullen laten gebruken als vorscreven steet ende hem dair an gheen hinder en sullen doin noch laten doin avermids ons of onse erven ende nacomelingen of ymant anders also langhe als he levet, sonder alle argelist. In orkonde etc. Ende want wij dien proest, onsen lieven neve ende rentemeister vorscreven, alle onse renten verbrieft hebben so hebben wij hem gebeden dat dese vorscreven saken mit sijnen willen ende consent sijn dat he des te getuge sijn segel mit ons an desen brief doe hanghen. Ende ich Henrich van Steenbergen, proest ende rentmeister vorscreven, bekenne dat mijn genedige here van Gelre vorgenoemt alle dese vorscreven bewisinge ende punten mit minen willen ende consent gedain heeft ende ich hebbe des te getuge mijn segel bij segel desselven mijns genedigen heren an desen brief bij mijnre rechter wetenheit doin hangen. Gegeven anno 1388 in octava assumptionis beate Marie. Op de kant der acte staat geschreven: Wij voir ons, onse erven en nakomelingen hem gesat hebben ende setten mit desen brieve yn dat selve onse goit van Elden met alle etc. voir ons, onse erven en nakomelingen 3 Mei 1379. Datum per copiam. Fol. 5oa. Wij Willem van Gulich, bi der genaden Gods hertoghe van Gelre ende greve van Zutphen, doen cont ende kenlich allen luden dat wij ghesekert ende gheloeft hebben ende ghesworen hebben ten heilghen mit opgherechden vingeren ende mit ghestaefden eden onsen lieven neve heren Arnden van Huern, bisscop van Utricht, dat wij hoem of sinen erven off denghenen den he des mechtich maket met sinen openen brieven, die halve renten, scettinghen ende beden dat wij hem inne ghesat hebben voir vyf ende twintich dusent auden scilden jaerlix soelen laten heffen ende boeren ghelijc die brieve ynne halden die dair op ghemaket siin ende oec die scattinghen ende beden vorscreven jaerlix te setten ende te doen setten op alle sunte Johans misse te midde somer ende te voeren op alle sente Mertens misse in den winter daer neest volgenden, na alle onser macht met den meesten snellinghen dat men kan, sonder alle argelist. In orkonde ons seghels dat wij aen desen brijf hebben doen hanghen. Gegheven in den jaer onss Heren dusent drihondert neghen ende tseventich des heilghen Crucis daghe inventio. j0av) 51 en 51* "jn onbeschreven. 16 Augustus 1376. |. 52. Wij Willem, bi der gnaden Gaids hertoge van Gulich ende van Gelre ende Maria, bi der selver gnaden hertoginne van Gulich ende van Gelre, maken kont etc., dat wij voir ons ende Willem, onsen audsten soen, sculdich sijn heren Willem, here van Bronchorst, onsen neve ende sijnen erven driedusent aude guldenen scilde etc. als van schoutswegen die dien here van Bronchorst vurscreven van den borchgreve ampt tot Nymegen after is ende hem onse lieve boel heer Reynolt, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, den Got genedich sij, van denselven ampt sculdich bleef. Wair voir dat wij bi rade ende goitduncken onss raids ende onser vriende voir ons ende voir Willem onsen soen vurscreven gesat hebben ende setten mit desen apenen brieven heren Willem, heren van Bronchorst vurscreven ende sijne erven, yn die heelft van den alingen Nymeghenschen tholle, dat is te weten van den voeder wijns sess aude grote the nemen ende voirt van allen anderen guede dat beloip dair nae die helft der vurscreven tholle the boeren bij hem of van den ghene die sij dat bevelen, thent der tijt thoe dat hij of sijne erven dese vurscreven drie dusent aude scilde alentlich geboirt hebben uyt der heelft des alingen tholle vurscreven ende hem dat bewisen kunnen bij onsen scriver den wij dair bij hebben soilen ende avermids brieve van quytantien die sij van hoeren upboeren dair af glieven soilen ende en gheen onrayt dair af te liden noch dair uyt te betalen. Voirt sijnt vurwerden, wert sake dat die here van Bronchorst vurscreven averdrueghe mit sijnen sculdener dat he die setten woude yn boeringhe der vurscreven tholle, des soilen wij van onser ende van onss soens wegen gevolgich wesen ende sij dair yn halden ende beschirmen na yngehalt der brieve dair sij die here van Bronchorst vurscreven voir ynsett yn die helft der vurscreven tholle totter summe toe der driedusent aude guldenen scilde vurscreven. Mede sijnt vurwerde, dat die here van Bronchorst vurscreven noch sijne erven die boeringe der vurscreven driedusent aude scilde mit ghenen broekentg egen ons, noch tgegen onser heerlicheit, noch tgegen onsen amptluden verbalmenden ende moegen noch en soilen. Oick so en sal men dit geit mit ghene rechte besettèft noch bekummeren, dat den here van Bronchorst vurscreven en sijnen erven ende dengenen die he ofte sij dair ynne doit setten onstade doin soile ofte moege yn boeringe des gelts vurscreven. Alle dese vurscreven gelaeften ende vurwerden hebben wij voir ons ende voir Willem onsen soen gesekert ende yn goiden truwen gelaift, sekeren ende yn goiden truwen gelaven, yn desen apenen brieve heren Willem heren van Bronchorst vurscreven ende sijnen erven vast stede ende onverbrekelich te halden yn allen manieren als vurscreven is ende hebben yn getuichnisse ende die merre vestenisse des onse segele voir ons ende voir Willem onsen soen vurscreven bi onser rechter wetentheit an desen brief doin hanghen. Gegeven int jair onss heren dusent driehondert sess ende tseventich des saterdages na Assumptionis beate Marie. 17 Augustus 1376. Wij Willem, bi der gnaden Gaids hertoge van Gulich ende van Gelre ende Maria, bi derselver gnaden hertoginne van Gulich ende van Gelre, maken kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onss raeds ende onser vriende averdragen sijn mit heren Willem, heren van Bronchorst onsen neve, als van der schout dat is te weten vijff dusent ende vijfhondert aude guldenen scilde etc. die den here van Bronchorst vurscreven gebreken ende gerekent heeft van den borchgreveampt tot Nymegen yn manieren ende vurwerden hir nae bescreven. Dat is te weten in den iersten dat die here van Bronchorst vurscreven ende sijne erven dese vurscreven vijf dusent ende vijfhondert aude guldene ol. 52*. scilde heffen ende boeren soilen uyt der halver scattynge ende bede die wij scatten ende bidden soilen tot Nymegen uyt der stat, uyten ryke, tusscen Maze ende Wale, uyter stat van Goch ende uyten ampt van Goch, thent der tijt thoe dat ofte sij dese vurscreven vijfdusent en vijfhondert aude guldene scilde alentlich geboirt heft of hebben uyter schattinge ende bede vurscreven, ende van der ierster scattynge ende bede vurscreven sal die here van Bronchorst vurscreven heffen ende boeren dat derdedeel van onsen helfte derselver scattynge ende beden yn afslach ende kortynge als vurscreven is ende dan sal he voirt alle jair boeren die helft van der scattynge ende beden als vurscreven is ende hir up soilen wij onse amptlude van den vurscreven ampte die nu sijn ende namaels wesen soilen brieve doin geven mit hoeren segele besegeit, dat sij den here van Bronchorst vurscreven in desen vurscreven scattinge ende bede the boeren als vurscreven is behulplich ende geredich wesen soilen ende dese bede ende scattynge soilen wij alle jair bidden ende setten, thent der tijt dat die here van Bronchorst vurscreven of die ghene dien hij dat beveelt dese vurscreven vijf dusent ende vijfhondert aude guldene scilde alinclich dair uyt geboirt hebben. Voirt sijnt vurwerde, want de here van Bronchorst vurscreven tot Nymegen sculdich is oft he sijne sculden den he sculdich is yn onsen halven tholle tot Nymegen dair wij den here van Bronchorst vurscreven voir drie dusent aude scilde yngeset hebben na heltniss der brieve die wij hem dair up gegeven hebben, setten wij mallich van sijnen sculderen sijne hoeftsumme te boeren na beloip totter vurscreven summe thoe der driedusent aude scilde vurscreven ende sij des nyet nemen en wolden van den here van Bronchorst vurscreven, so en soilen wij noch onse amptlude die indertijd sijnt ende den here van Bronchorst vurscreven noch aver die ghene die voir hem geloift hebben dat weren saicwouden of borgen nyet richten noch doin noch laten richten in geenrewijs bynnen vier jaeren na datum des briefs. Weer oick yeman van den sculderen vurscreven die eynigerhande gerichte sochte bijnnen onsen lande of dair buten of die hoere brieve yn eyniger ander hande brechten, dair die here van Bronchorst vurscreven of sijne saicwouden ende borge die mit hem ende voir hem gelaift hedden mede gemaent werden of krot of hynder in wilker wijs dat dat were dair af kregen. Soe wie dat van den vurscreven sculderen dat dede baven onse gebot ende onsen amptlude, des souden wij ons hauden an hoere lyf ende an hoere guyt ende den here van Bronchorst vurscreven ende sijne saicwouden ende borghen dat afdoen, sonder argelist. Ende so wie amptman is tot Nymegen ynder tijt, die sal van onsen geheit den here van Bronchorst gelaven ende richten yn sijne ampt bijnnen desen vier jaeren vurscreven brieve geven dair up dat he aver den here van Bronchorst vurscreven ende sijn saicwouden ende burgere nyet richten en sal noch laten richten yn syne ampt bijnnen desen vier jaeren vurscreven. Mede sijnt vurwerde. so wes die here van Bronchorst vurscreven heeft ende boert of avermids yeman van synren wegen uyten halve tholle ende halven scattynge ende bede vurscreven, dat he dair tot allen tiden quytancien af geven sal wanneer wij of yemant den wijt bevelen gesijnende sijn. Ende thoe wilker tijt dat here van Bronchorst vurscreven of sijne erven die drie dusent aude scilde uyter halver tholle ende vijf dusent ende vijfhondert aude guldene scilden uyter bede ende scattinge vurscreven•alinclich geboirt heft off hebben, so sal hi of sijne erven soilen die brieve van den ampt van Nymegen ende Fol. 53. van den halven tholle vurscreven ende dese tgegenwurdige brieve ons averleveren, sonder argelist. Alle dese vurscreven gelaiften ende vurwerden ende ponten hebben wij voir ons ende voir Willem, onsen soen, vurscreven gesekert ende yn goiden truwen gelaift, sekeren ende gelaven, in goiden truwen in desen apenen brieve heren Willem, heren van Bronchorst vurscreven ende sijnen erven, vast, stede ende onverbrekelic te hauden ende te voldoin in allen manieren als vurscreven is ende hebben omme getuichniss ende om die merre vestenisse des voir ons ende voir Willem, onsen soen, onse segele bi onser rechter vvetentheit an desen brief doin hange. Datum anno Domini millesimo trecentesimo septuagesimo sexto Dominica post assumptionis Marie. ii November 1371. Wij Reynolt etc. doin etc. dat wij bi rade ende goitduncken onss raids ende onser vriende geset ende gemaict hebben, setten ende maken, mit desen apenen brieven heren Willem, here van Bronchorst, onsen lieven neve ende raid, onsen borghgreve tot Nymegen ende richter yn den rike also als dat vurscreven richterampt yn den rike mit alle sijnen thoebehoeren toebehoirt den vurscreven borchgreve ampt ende mede up onse huys ende borch tot Nymegen, up vvilke borchgreveschap ende richterampt als vurscreven is ende upt huys ende borch vurscreven die here van Bronchorst vurscreven ons geleent heeft vier dusent aude guldenen scilde etc. ende ons yn gereden gelde ende wale geteylt van denselven here van Bronchorst betailt sijn. In manieren ende vurwerden hir na bescreven, dat is te weten dat die vurscreven here van Bronchorst heffen ende boeren sal alle broiken ende vervalle die verschinen ende vervallen bijnnen den vurscreven ampt ende alle richter dair ynsetten en ontsetten sal, ende mach ende die broeke ende vervalle ons rekenen sal also als gewonlich is ende geweest heeft van den ghenen die borchgreve te Nymegen geweest hebben. Voirt sal he hebben die dijckgreveschap ende een dijckgreve wesen, also als dat gewonlich geweest heeft van den borch- grevc tot Nymegen ende ons engheen rekenynge te doin van der vurscreven dycgreveschap wegen. Voirt want die vurscreven here van Bronchorst dit vurscreven ampt ende die borgh tot Nymegen verwaeren muet ende cost ende arbeyd dair omme hebben ende liden muet, so hebben wij hem gegeven ende gheven te hulpe sijnren cost mit sess mannen ende mit sess peerden ilx jairs vierhondert aude guldenen scilde der munten vurscreven, guyt van golde etc. die he heffen ende boeren sal uyten broeken ende vervalle des alingen ampts vurscreven ende of van desen vurscreven broeken ende vervalle nyet also vele en queme eynichs jairs te boeringe der vurscreven vierhondert auden scilde, so sal he dat gebreke up sijne ampt ende up die borgh vurscreven slaen ende ons rekenijnge dair af doin. Mer wert dat dieselve here van Bronchorst merre wapentuiren behuysden om sijne ampt te beschudden, die borch vurscreven te hueden, dat landt ende die straten helpen te bevreden ende cost dair om dede ende scade dair omme lede et were hi selve of sijne amptlude oft sijne vrijnde, yn teringen, yn gevengniss, yn verlies van perden, dien cost ende verlies ende gevengniss als vurscreven is sal he up sijne ampt ende borgh vurscreven slaen. Ende wert dat he dede tymmeren up onse borgh vurscreven ende dair an dien cost soilen wij hem te gueder rekcnyngen wale betalen ende up sijne ampt slaen. Voirt Vól. 53v. so sijnt vurwerde, wert dat die here van Bronchorst vurscreven of sijne richter ende amptlude eynich yeman antasten of anveerden om broeken will, die he tgegen ons mysdaen hed ende dair doitslach yn viel of anders eynigerhande ongevael yn wilker maniere dat dat were, dair en solde noch en sal die here van Bronchorst vurscreven of sijne richter of amptlude ende alle die ghene die bi hem dair weren ende hem gehulplich dair toe sijn en ghene broeke tgegen ons noch tgegen onser heerlicheit an doen ende wij en soilen en gheen gericht dair aver doin noch laten ge- schien. Mede sijnt vurwerde, als wij rekenynge hebben willen van den here van Bronchorst van den ampt ende van der borgh vurscreven, dat soilen wij hem drie maende the voerens laten weten ende als he ons rekenynge gedain heeft, so wes wij hem dan van der vurscreven rekenynge des vurscreven ampts ende der borgh sculdich bliven dat soilen wij hem yn gereden gelde wale betalen eer wij hem van den vurscreven ampt ende van der borch tot Nymegen ontsetten of laten ontsetten of dair af ontsett sal wesen, wilk geit vurscreven wij up onsen ampt, arbeyt ende cost den vurscreven here van Bronchorst tot Bronchorst of tot Batenborgh als yn een van desen tween dair he kuest vry ende commerloes antwerden soilen of doin antwerden. Alle dese vurscreven vurwerden gelaeften ende punten ende een ygelich van hem hebben wij Reynolt vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gesekert ende yn goiden truwen gelaift, sekeren ende gelaven, in goiden truwen heren Willem here van Bronchorst, onsen lieven neve ende raet vurscreven ende sijnen erven, vast, stede ende onverbrekelich te hauden in allen manieren als vurscreven is, sonder eynigerliande argelist ende hebben yn getuichniss ende vesteniss des onse segel voir ons, onse nacomelingen ende erven etc. Datum Novimagij anno Domini MCCC septuagesimo primo feria tertia post Martini episcopi hyemalis. 12 November 1371. Wij burgemeistere, scepenen ende rayt der stat van Nymegen maken kont etc. dat wij ontfangen hebben heren Willem, here van Bronchorst, voir onsen borchgreve ende gelaven hem ende sijnen erven na onser macht dat wij ghenen anderen borchgreve ontfangen soilen van beden wille of geheite onss lieven gemynden heren heren Reynolts, hertogen van Gelren ende greven van Zutphen of synren erven ende nacomelingen, den vurscreven heren Willem van Bronchorst of sijne erven en were ierst volschiet ende voldaen van alsulken gelde als hij liggende hed an den ampte vurscreven, na heltnisse sijnren brieve ende na witliker bewisinghe, behaldelich den burgeren van Nymegen alle hoirs rechten ende hoere gewoente, sonder argelist. In orkonde des hebben wij onsen stat segel ten saken an desen brief gehangen. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert een ende tseventich feria quarta post Martini hiemalis. Wij Willem etc. dat Johan Vyghe, onse tolner tot Lobede ende tot Nymegen, ons vur onsen raide ende den scepenen van onsen vier steden van den thollen vurscreven van allen upboeren ende uitgheven dair thoebehoerende in der weken na Paschen neest geleden als van Lobede van den Sonnendage na sente Victoirs dach yn den jaere van LXXXV .. ende van Nymegen van des Sonnendages in der vasten als men syngt Reminiscere yn der jaere van LXXXV vurscreven, thent Paischdach neest geleden guede bescheidelike bewijsinge ende rekeninge gedain heeft, also dat ons des wale genoicht ende wij ons bedancken goider rekeninge. In wilker rekeninge Johannes vurscreven ons sculdich blijft LUI alde scilden XVI heren groten etc. Dezelfde acte op pag. 72, gedateerd 25 Julij 1386. 8 Maart 1388. Fol. 54. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij sculdich sijn onsen lieven neve heren Willem, here van Abcoude ende van Duersteden, van geleenden gelde tweelfdusent goide aude Vrancrixe of keysersch scilde etc. voir wilke XII" aude , scilde vurscreven onse lieve neve, die here van Abcoude vurscreven of sijne erven gebreke sijns, heffen ende ontfangen ende upboeren sullen uyt der helfte van onsen tholle upte Tragelyn geheiten tot Lobede, dats te verstain ende te weten, dat onse lieve neve, die here van Abcoude vurscreven of sijne erven gebreke sijns, heffen ende upboeren sal die rechte helfte van den alinge tholle vurscreven tot lker tijt als men vertholt, tot der tijt toe dat onse lieve ineve, die here van Abcoude vurscreven of sijne erven gebreke sijns, voll ende alle ontfangen ende gebuert hebben dese XIIM aude scilde vurscreven ende hir bij sal onse lieve neve, die here van Abcoude of sijne erven gebreke sijns, altoes enen man ende wechter upten vurscreven tholle up onse cost liggende hebben, die wesen sal gelijch onss selfs tholner, die sijns pennyngs ende sijns gelts aldair wachten ende ontfangen sal sonder eynich cost of onraet dair af te doin ende tot allen tiden sal ons onse lieve neve, die here van Abcoude of sijne erven of sijns gebreke, goide quytantien geven, dats te weten als sijne wacht pennyngk die van sijnren wegen up die vurscreven tholle liggen sal gebuert mach hebben lllc aude scilde of meer, sonder argelist. Voirt soe geloeve wij onsen lieven neve, dien here van Abcoude of sijne erven gebreke sijns, dat onse tolner scriver ende besierren upten tholle tot Lobede vurscreven of sullen namaels wesen sullen tot behuef onss lieven neven of sijnren erven gebreke sijns sekeren ende yn goiden truwen geloeven hem sijne vurscreven geit mit desen vurscreven tolle laten te boeren alsoe duck ende menichwerf als men dair vertholt ende hem dair nyet yn verkorten yn geenrenwijs. Ende wij of yemant van onser wegen en sullen nymant die tholbair goit vuert tholvrij laten varen, then sij bij willen des geens die van onss lieven neven wegen vurscreven of sijnren erven gebreke sijns in der vurscreven thollen. Voirt soe geloeven wij voir ons, onse erven ende nacomelingen dat die here van Abcoude vurscreven of sijne erven gebreke sijns ende die ghene die van sijnren wegen upten vurscreven tholle wesen sal up onse geleyde wesen sal ende syne geit veylich ende vrij sullen laten voeren onbeset of onbelet alle onse lant doir te vueren ende te brengen dair sij willen. Alle dese vurscreven punten, vurwerden ende gelaiften ende een ygelich sunderlinge hebben wij Willem hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen geloift ende geloeven in goiden truwen onsen lieven neven, den here van Abcoude , vurscreven ende sijnen erven gebreke sijns, vast, stede ende onverbrekelic te halden ende te voldoin gelijch dat vurscreven steet ende dair en soilen wij nyet yn kieren noch doin ynkieren, list of argelist, vonde, aude of nywe ferpel, noch behendicheit, noch en geenrehande saken die ons te stade mochten comen ende onsen lieven neven, dien here van Abcoude vurscreven of sijnen erven gebreke sijns, te bestaden, uutgeseget alle argelist. In orkonde ende vestenisse alle deser dinge soe hebben wij onse segel voir an desen brief doin hangen. Ent went onse lieve neve ende rentmeist'er her Henric van Steenbergen, praist tOudemunster tUtrecht, alle onse reynten ende thollen yn handen heeft ende voirbneve dair up heeft van ons, soe ist, dat wij hem bevolen hebben ende bidden dat hi dese vurscreven stucken ende dingen mit ons geloeve ende desen brief mede besegelen Fol. 54v. wille. Ende wij hebben voirt gebeden heren Henric, here van Ghemen, heren Wouter van Ysendaeren, heren Henrich van der Straten, ridders, Derich, here van Wijsch ende Willem van Ysendaeren, knapen, onse lieve raide ende v riende, dat sij die merre getuge desen brief mit ons hebben besegelt. Ende ich Henrich van Steenbergen, proest ende rentmeister vurscreven, avermids bevelnisse ende begerte mijns lieven heren des hertogen etc. Datum anno Domini MCCCLXXXVIII des Sonnendages Letare yn der vasten. 7 Maart 1388. Wij Willem, bider gnaden gaids hertoge van Gulich ende van Gelren ende wij Maria, bi derselver gnaden hertoginne der lande vurscreven, ende wij Reynolt van Gulich, soen onss lieven gnedigen heren ende vaders onser lieven genediger vrouwen ende moeder des hertogen ende der hertoginnen vurscreven doin kont etc. dat went onse lieve soen ende brueder her Willem, hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, scu'ldich is onsen lieven neve heren Willem, here van Abcoude ende van Duersteden, tweelf dusent auden scilde van geleenden gelde, die he hem bewijst heeft te boeren ende die he boeren sal uyten tholle tot Lobede, geüke die brief dat ynhelt die die here van Abcoude vurscreven van onsen lieven soen ende brueder vurscreven hir af heeft. Soe ist, dat wij avermids begerte ende bede onss lieven soens ende brueders vurscreven consentieren ende confirmieren alle alsulke brieve, als die here van Abcoude vurscreven van desen XIIM aude scilden vurscreven heeft sprekende upten vurscreven tholle ende kennen dat dese dingen bi onsen consente ende wille ende gededingt sijn. Ende hir omme ende aldus soe ist, dat wij bij rade ende goitduncken onss raids ende onser vriende, die wij hir over hebben geroepen, geloeft hebben ende geloeven in goiden truwen onsen lieven neve, den here van Abcoude vurscreven, wert sake dat onse lieve soen ende brueder, die hertoge van Gelren greve van Zutphen, aflivich wurde, des of Got will nyet syn en sal, eyr die here van Abcoude vurscre\ en dese vurscreven XIIM aude scilden uyten vurscreven tholle vol ende all geboirt hed, na yngehalt sijns briefs die he van onsen lieven soen ende brueder vurscreven hir af heeft ende dese vurscreven tholle an ons queme, dat wij dan den here van Abcoude vurscreven of sijnen erven gebreke sijns des hem van desen XIIM auden scilden ontbreke sollen laten heffen ende upboeren uyten vurscreven tholle, tot allen tiden gelikerwijs of onse lieve soen ende brueder vurscreven ) n levendigen lijve were, na yngehalt sijns briefs die he \ an onsen lieven soon ende brueder vurscreven hir af heeft ende dair en willen wij, noch en sullen, den here van Abcoude vurscreven of sijne erven gebreke sijns nyet yn verkorten noch doin verkorten. Alle argelist ende alrekunne behen- 9 dicheit, ferpel ende vonde in desen dingen ende yn desen brieve uuyt gesceiden. In orkonde des hebben wij onse segele bi onser richter wetentheit doin hangen an desen brief. Gegeven int jair onss Heren dusent drie hondert acht ende tachtentich Sabbato post dominicam Oculi in der vasten. Wij Willem etc. doin kont etc. oft sake were, dat her Johan van Hoentseler geheiten van der Velde, ridder, onse drossaerd tot Gelren, yemants vyant wurde van onser wegen bij onsen geheite ende desgenen die wij onse lant bevoelen hedden, bijnnen der tijt dat he onse drossaerd wesen sal ende he nederlege, dat Got verhuede, of eynige lude of reysige have verlore of dat he eynige anvangk of antastynge dede van onser wegen bijnnen den drossaerdampt van Gelren of dair buten, die wijle he onse drossaerd were. Soe hebben wij geloift ende geloeven yn goiden truwen voir ons ende voir onse erven, dat wij heren Johan onsen drossaerd vurscreven ende sijne erven dair af ende van allen scaden ende ongevalle, dat dair af comen mucht, ontheffen soilen ende des eyn hoeftheer wesen soileu ende willen, sonder argelist. 15 Mei 1384. Fol. 55. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi goitduncken ende rade onss gemeynen rayds ende onser vriende alle gebreck, scheil of twijst die geweest hebben of wesen mochten tot desen dage toe tusschen den lantcommenduer ende die broidere van den Duysschen huys tUtricht, an die een sijde, ende heren Johan van Hattem onsen lieven neve, an die ander sijde, myt hoere beyder consent ende wille verlijckt ende bereynicht hebben in manieren hir na bescreven. In den iersten ist onse seggen ende wille, dat her Johan, onse lieve neve vurscreven, alle alsulke brieve als hi gegeven heeft sprekende up Joest sijnen knecht of up yemant anders, besegeit myt den zegel des Duyschenhuys van Tyel aver- geven sal in onse hant. Ende wert sake, dat hir namails yemant maende myt des huys brieve van Tyel die her Johan vurscreven had gegeven als van schouts wegen, die en sullen die brueder van den Duyschenhuyse nyet hauden noch betalen. Voirt alsulke schout als her Johan vurscreven sculdich is up huden desen dach, huden of namails sculdich mocht werden, die sal he selven betalen ende die brueder van den Duytschenhuys sullen dair quyt af wesen, doch alsulke witlike scout als her Johan vurscreven sculdich is ende gemaict heeft die wile he commenduer tot Tyel was, wilke scout die men die selve scout sculdich is sweren willen hem onbetailt te wesen ende in orber des huys van Tyel gecomen, die sullen betalen die brueder van den Duytschen huyse vurscreven. Voirt ist onse seggen, want wij heren Jans, onss lieven neven vurscreven, dyckwille bij ons behoeven, dat men hem jairlix alsoe lange als he levet, uyt den Duytschenhuys van Tyel ende uyt alle hoeren goiden gelegen in onsen lande van Gelren toebehoerende der balyen van Utrecht sal geven hondert gulden onser munten van Gelren of payment dat yndertijt der betalingen dair voir gemeenliken genge ende geve sal syn, mede sijne noeddorst te copen ende sijne cost mede te doin, als die een helft hem of sijnen gewairden bade tot sente Victoirs misse neest comende ende die ander helft tot Paischen dair na neest volgende ende also voirt jairlix also lange als he levet, tot Nymegen te betalen in sente Janskirke of bijnnen viertiennachten na ilken termijne vurscreven onbegrepen. Ende wert sake dat her Johan vurscreven of sijnen gewairden bade van den vurscreven gelde nyet voldain wurde als vurscreven is, so mach he dair up teynden den viertiennachten vurscreven ilks dagen rekenen te scaden enen hal ven gulden der munten vurscreven, ter tijt thoe dat die hoeftstel mitter pene vol ende al betailt were. Mer wert sake dat heren Jan vurscreven ende sijnen gewairden bade dat vurscreven geit ende pene bijnnen sess weken na ilken terinijne teynden den viertiennachten vurscreven nyet betailt en wurde als vurscreven is, so mach her Johan, onse neve vurscreven of sijne gewairde bade, dat vurscreven onbetailde geit ende pene die dair up geloepen were als vurscreven is uytpeynden ende doin uitpeinden als bekande ende verwonnen schout yn gerichte, uyt goede des Duytschenhuys van Tyel ende uyt allen hoeren goeden gelegen yn onsen lande van Gelre, thoebehoerende der balyen van Utrecht vurscreven. Voirt so en soilen die landcommenduer ende die brueders van den Duytschenhuyse tUtrecht vurscreven heren Johan, onsen neven vurscreven, dese brieve onss seggens myt geenre obedientien of disciplinen afdringen moegen ende hir mede soilen die brueders van den Duytschenhuyse vurscreven verdragen ende ontslagen sijn van allen cost ende last van heren Jans wegen van Hattem vurscreven. Voirt ist onse seggen ende wille, dat die brueders van den Duytschenhuyse ende her Johan, onse lieve neve vurscreven, avermids desen onsen seggen ende averdrach mallich mit anderen yn rusten ende yn vreden nu voirtmeer Fol. 55v. soilen wesen. Ende were oic sake dat eynich gebrek of gesceel tusscen die bruedere van den Duytschenhuys vurscreven ende heren Johan van Hattem, onsen neve vurscreven, geweest hed, wairt of wesen muchte, dat in desen onsen seggen nyet geclairt noch gesproeken en were, dat willen wij ons ende onsen nacomelingen behouden hebben ende behouden avermids desen brieve tot onsen ende onser nacomelingen claringe ende seggen ende nyemans anders. Ende want wij oic willen dat alle vurscreven saken na yngehout onss seggens vast ende stede ende onverbrekelich gehouden werden, so segge wij ende willen dat die brueder van den Duytschenhuyse tUtrecht ende her Johan van Hattem, onse lieve neve vurscreven, mallic anderen bekennen ende geloeven soilen in goiden truwen avermids desen brieff ons seggens ende alle saken ende punten vast ende stede ende onverbrekelich te hauden. Alle nuwe vonde, behendicheit of argelist, geestelich of weerlich rechtes, die voirdacht sijn of die men verdenken mach, die tgegen dit onse seggen deels of te male doin of comen moigen in eynigerwijs, gentzelich uitgesceiden. Ende sullen des in orkonde als die lantcommenduere ende bruedere van den Duytschenhuyse vurscreven des huys van Utrecht ende des huys van Thiel segele ende her Johan van Hattem, onse neve vurscreveri, sijns selfs segel bi dat onse an desen brief hangen. In orkonde alle deser punten vurscreven so hebben wij Willem, hertoge van Gelren greve van Zutphen vurscreven, onse segele an desen brief onss seggens ende willens van onser rechter wetentheyt doin hanghen. Gegeven, geseget ende geschiet tot Nymegen int jair onss Heren M driehondert vier ende tachtentich des Sonnendages als men singt vocem Jocunditatis. Ende want wij Gerit Splinter, lantcommendure nu ter tijt ende gemene bruedere des Duyschenhuyse tUtrecht, alre gebreck twijst oft sceel die geweest hebben of wesen muchte tot desen dage toe tusschen heren Johan van Hattem, onsen mede brueder vurscreven ende ons geloeft hebben eens seggens den hogebaren mechtigen heren ende vorsten heren Willem, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen onsen lieven genedigen heren. Soe hebben wij bekant ende bekennen avermids desen apenen brieve voir ons ende voir onse nacomelingen, dat ons des seggens in alle der maten alst vurscreven steet wale genuecht ende bedancken ons des ende hebben voirt geloeft ende geloeven in goiden truwen voir ons, voir onse nacomelingen alle punten des seggens gelijch die vurscreven stain vast, stede ende onverbrekelich te hauden heren Johan van Hattem, onsen medebrueder vurscreven ende nummermeer dair weder te doin in geenrewijs. Ende hebben des in orkonde onss huys van Utrecht ende onss huys van Tyle segele an desen brief bi segele onss lieven genedigen heren van Gelren vurscreven gehangen anno et die supra. . Ende want ich Johan van Hattem,bruederdesDuyschen ordens van Utrecht allegebreck, twijst of scele die tuyschen heren Gerit Splinter, lantcommenduer ende gemeynen bruederen des Duyschenhuys tUtrecht, nu ter tyt ende nu geweest hebben of wesen muchten thent desen dage thoe, geloeft heb eens seggens des hogeboeren mechtigen heren ende vorsten heren Willem, hertoge etc. So hebbe ich bekant ende bekenne avermids desen brieve dat mij des seggens in alle der maten alst vurscreven steet wale genuget ende bedancke mij des ende hebbe voirt geloeft ende geloeven in goiden truwen alle punten des seggens gelijc die vurscreven stain vast, stede ende onverbrekelic te hauden heren Gerit Splinter, lantcommenduer, den gemeynen bruederen des Duytschenhuys tUtrecht ende hoeren nacomelingen ende nummermeer dair weder te doin etc. In orkonde et quibus supra. Fol. 56. Wij Willem ete. doin kont etc. dat wij van enen ersamen man ende enen geesteliken heren heren Henrich van den Rijn, abt tsunte Pouvvels tUtrecht, ontfanghen ende genomen hebben sijne gerichte tot Lienden ende tot Dryel, hoghe ende lege, als sij hem toebehoeren, tot onsen lyve die wijle dat wij leven, ellics jairs omme drie beren die ellic drie jaire out sijn ende die vette ende goit sijn, up sente Mertens avont die cornet in den wijnter te betalen in dat gayshuys vurscreven onder onsen cost ende arbeyd ofte voir enen ygeliken beer vier goide aude guldenen scilde etc. ende dair sal die abt die in der tijt is sijnen coer af hebben weder he dat vurscreven geit of den beer hebben wil. Wert dat wij des nyet en deden so verwilkoeren wij den vurscreven abt sculdich te wesen des neesten dages nae sente Mertens daghe sess beren oft vierendetwijntich aude scilden in allen manieren als vurscreven is dair voir. Voirt so nemen wij den vurscreven abt ende sijne monike ende alle hoere baden ende gesijnde mit allen hoeren luden ende allen hoeren gude, dat hem ende hoeren gaitshuys toebehoert ende yn onsen landen gelegen sijn, in onse beschirmmsse ende sunderlingen tot Lienden, tot Hemert, toe Dryel, tot Reden ende tot Gamel of wair dat sij gelegen sijn bynnen onsen lande ende oic hoere lude die bijnnen onsen lande woeneftich sijn. Ende geloeven hem in goiden truwen van allen onrechte ende gewalde bynnen onsen lande te beschirmen ende te bewaeren als vurscreven is na alle onser macht. Voirt wert sake, dat yemant desen abt of sijne monike of hoere baden ende gesynde van eyniger werliker saken oft guede anspreke, des en sullen sij voir nymant te rechte stain dan voir ons of den wij dat sunderlinge bevelen dair af rechte ende bescheit doin hebben. Voirt so geloeven wij desen vurscreven abt ende sijnen convent in goiden truwen dese vurscreven gerechten, bijnnen onser tijt dat wij leven sullen, nymant voirt te geven noch te verlenen in geenre manieren, noch den gaitshuys van sente Pouwels tUtrecht vurscreven te ontverren, mer an ons selven te hauden ende te bliven also lange als wij leven. Alle dese vurscreven punte ende een ygelich sunderlingen hebben wij gelaeft ende geloeven in goiden truwen den vurscreven abt ende sijnen convent van sente Pouwels tUtrecht vast, stede ende onverbrekelic te hauden. In orkonde etc. Derich van Wijsch beleend met de Bentincweerd, des goidens dages na sente Agneten dage (22 Jan.) 1388. Fol. 56v. Henric van Est beleend tnet huis te Beesde, Novetnber 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij ais saicwoude ende mallich van ons voir alle van gerechten wangen schout ende van geleenden gelde sculdich sijn meister Gadert van Stramprade vrc goide alde guldenen scilde etc. Ende want ons meister Gadert vurscreven die vurscreven vic aude scilden in onsen kenliken orber geleent heft, so sijn wij mit hem vorwerde gemaict ende averdragen dat he ons der beiden sal, thent van nu sent Walburgen dage dat is des irsten dagen in den Meye neest comende aver vijf jaeren dair na neest volgende. Also dat wij Gadert vurscreven of sijne erven alle jaeren van den vijff jaeren sullen gheven ende leveren, tot Ruremunde of ten Bussche in eynigen o. 57. van desen tween steden vurscreven dair sij kiesen, xlv aude scilde als vurscreven sijn sonder afslach der princepale brieven der vic aude scilde vurscreven. Ende dat wij die vurscreven principale summe vic aude scilde vurscreven sullen betalen meister Gadert vurscreven ende sijnen erven, tot Ruremunde of ten Bussche yn eynigen van desen tween steden dair sij kiesen, van nu sente Walburgen dagen vurscreven aver vijff jaeren dair na volgende. Ende wert dat wij an desen vurwerden ende talingen vurscreven verbrekelich wurden yn een deel of al, so sullen wij Willem, here van Hoern, vier mannen mit vier perden ende wij alle andere scepene ende lude bijnnen den dinckercke van Wirt ende Mirfelt geseten mallich mit enen perde of mallich mach etc. tot manyngen meister Gaderts of sijnren erven ofsijns baden, wilke maninge men ons doin mach tot Wirt vurscreven an die nederste poirten ende die niet vurder sullen yn senden of comen tot Ruremunde of ten Bussche yn een van desen tween steden dair wij gemaent van hem werden yn eyne herberge, dair yn te leisten als gude lude liggen, van dan nyet te sceiden meister Gadert vurscreven of sijnen erven ende were irst genoich geschiet alinclich van alre talinge vurwerden ende redeliken cost die he dair omme gedain hedde als vurscreven is, sonde alle argelist etc. Henric van Eest beleend met het huis te Beesde 4 Mei 1386. 17 September 1387. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gegeven hebben ende geven mit desen brieve Sander van Redinchaven ende sijnen erven alle guede ende erfnisse mit hoeren tobehoeren gelegen in den kirspel van Wamel, die Sanders vurscreven te Hvesen plagen ende die her Arnt van Hoemen, ridder, ene wijle beseten heeft ende mede die husinge mit alle hoeren toebehoeren ende dat alinge gesete dat her Arnt ol. 57v. vurscreven ene tijt beseten heeft, die Sanders vurscreven te wesen plagen, gelegen bynnen Nymegen, went ons dese vurscreven erfnisse, husinge ende guede mit alle hoeren toebehoeren vervallen sijn om broeken wille die her Arnt vurscreven ons gebroeckt heeft. Ende gelavcn in goiden truwen so wat brieve her Arnt vurscreven heeft van den vurscreven erfnisse, husinge ende guede, tsy van Sander vurscreven, van anders yeman of woe die brieve dair comen waeren dair her Arnt vurscreven an ende ynne dese vurscreven guede mede comen were, dat wij die aver sullen doin gheven Sander vurscreven ende sijnen erven eer dese vurscreven her Arnt van ons schiet ende quijt wordt van der gevengenisse dair wij hem yn bevangen hebben. Ende dat her Arnt vurscreVen Sander vurscreven ene kennynge doin sal der hem genueget, voir den richter tusschen Maze ende Wale ende voir gerichts lude up dese vurscreven erfnisse ende guede gelegen tot Wamel, desgelijcs een kennynge voir den richter ende voir scepenen van Nymegen upten husingen mit hoeren toebehoeren gelegen bijnnen Nymegen, uit te peinden uyt desen vurscreven gueden ende uyt anders en ghenen gueden. Voirtmeer sal her Arnt vurscreven geloeven den vurscreven Sander of die selve her Arnt eynigen kummer gedain ende gemaict hed up die vurscreven guede, dat he die tot manyngen Sanders vurscreven of sijnren erven af doin sal. Voirtmeer gelavcn wij in goiden truwen voir ons, voir onse nacomelingen dat wij alle dese vurscreven erfnisse husinge ende guede een weer wesen soilen Sander vurscreven ende sijnen erven. In orkonde. Datum anno Domini MCCCLXXXVII0 in festo Sancti Lamberti. Jan van Bryenen Henrics lijftocht zijne vrouw Swenen in zijn hofstad te Westramb, feria 3a post Pascha (4 April) 1385. Fol. 58. Willem, heer van Duurstede en van Abcoude beleend met het huis te Duurstede, enz. feria 4a post Pasche (1 April) 1388. 24 November 1385. Wij Willem etc. doin kont etc. als een principael saicwoudt dat wij sculdich sijn van gerechter schout heren Henric Rombliaem van Vossem, ridder, onsen lieven zwager ende vrouwen Agnesen van Oicgenbach, sijnen witliken wijve, onser lieven nichten ende hoeren erven, driedusent goide aude guldenen scilde etc. die wij hem gelaift hebben te betalen up drie termijne hir na bescreven, dats te weten, dusent aude scilde als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is nu sente Mertens misse neest comende ende dusent aude scilden als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is nu sente Mertens misse neestcomende vurscreven aver een jair dair na neest volgende. Ende dusent aude scilde als vurscreven sijn of payment dair voir als vurscreven is nu sente Mertens misse neest comende vurscreven aver twee jair. Ende omme merre vestenisse der betalinge vurscreven dis vurscreven gelds hebben wij hertoge vurscreven gelaift ende geloeven in goiden truwen. Ende wij Henrich, here van Ghemen, Wouter van Ysendaeren, Arnt van Hoemen, here tot Amersoyen, Willem van Drueten, Arnt van der Lawich ende Johan van Hoentzel geheiten van den Velde, riddere, hebben mit ende voir onsen lieven here vurscreven gesekert ende gelaift in goiden truwen als guede burgen gesamerider hant. Weert dat an betalingen des vurscreven gelds een deel of alle up eynigen termijne vurscreven eynich gebreck were, dat wij dan tot maningen heren Henrics Rombliaens of vrouwen Agnesen, sijns wijvs of hoere erven of hoere baden, wij hertoge vurscreven vier goide manne mit acht perden voir ons ynsenden sullen ende wij burgen vurscreven yncomen sullen tot Kempen of tot Berke in een van desen tween steden dair wij yn gemaent van hem werden in een herberge. Wij burgen vurscreven mallich mit tween perden of mallic van ons vurscreven mach voir hem yn die leistynge senden twee goide manne mit tween perden hoen gelijck costelich, dair yn te leisten ende yn leistynge te wesen als gude lude op onsen kost ende eens mans cost mit tween perden die ons wairdeynt ende wairdt inder leistinge vurscreven sullen wij mede betalen. Ende als viertiennacht na der manyngen vurscreven verleden sijn weder wij leisten of nyet, so moigen her Fol. 58V. Henrich Rombliaen of vrouwe Agnese vurscreven of hore erven vurscreven alsulck geld vurscreven, als dan hoen onbetailt were van terminen der betalingen vurscreven die dan geleden weren een deel of alle wynnen tot lombarden of tot joeden schaden, nochtant en sullen die vier manne vurscreven mit acht perden die wij hertoge vurscreven in die leistinge vurscreven gelaift hebben te senden noch wij burgen vurscreven uyt der vurscreven leistinge nyet sceiden noch varen, heren Henrich Rombliaen ende vrouwen Agnesen vurscreven ende hoeren erven en were irst van hoeftstel alsulcs gelds vurscreven als hoen dan gebrekelich were van den termijnen der betalingen die dan geleden weren ende van allen schaden vurscreven, wairdeynschap ende van allen gebreke als vurscreven is alinclicli genoich gedaen ende wale betailt, sonder argelist. In orkonde des hebben wij hertoge ende burgere vurscreven. Gegeven int jair onss Heren MCCC vijf ende tachtentich up sente Katherinen avont. 1388. Wilhelmus, primogenitus Juliacensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie, honorabili viro domino Woltero Coman de Aerd, canonico Embricensi, Traiectensis dyoceseos, capellano familiari domestico et devoto nostro salutem et omne bonum. Illa laudanda virtutum merita, quibus ut accepimus multipliciter decoraris, nos alliciunt et inducunt ut personam tuam prosequamur favoribus et singularibusgraciishonoremus. Te igitur premissorum meritorum tuorum intuitu in capellanum et familiarem nostrum domesticum et continuum assumpsimus et assumimus presentibus graciose, necnon capellanorum et familiarum nostrorum domesticorum et continuorum cetui presentibus aggregamus, decernentes et hoe statuentes edicto, quod exnunc inantea universis et singulis privilegiis prerogativis et graciis utaris et gaudeas, quibus ceteri capellani et familiares nostri utuntur et pociuntur, quomodolibet de consuetudine vel de jure, rogantes et requirentes attente omnes et singulos archiepiscopos, episcopos, duces, comités, barones, terrarum dominos, castellanos, justiciarios, ballivos, civitatum opidorum et locorum communitates, gabellottos, rene seu redibencie receptores et portuum ac passuum quorumcumque custodes per terram et aquam ubilibet constitutos, ad quem vel ad quos presentes nostre littere pervenerint, quatenus eundem dominum Wolterum capellanum et familiarem nostrum, dum et quotiens ad eorum loca pervenerit, benigne suscipiant et decenti pertractent honore necnon cum comitiva, equis, balisiis, arnesiis et aliis rebus suis singulis eundo, morando et ad nos redeundo, dum ipsum per passus et districtus eorum transire et ad loca sua contigerit declinare absque gabello, rene seu redibencie aut cuiusvis alterius imposicionis exaccionis nostri contemplacione transire et morari libere permittentes, sibi de securo conductu si requisierit providendo. In cuius rei testimonium presentes litteras nostras sibi exinde fieri fecimus et nostri sigilli fecimus appensione muniri. Datum apud castrum nostrum etc. Anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo octavo. 1384. Wilhelmus, Dei gracia dux Gelrie etc. notum facimus universis et singulis ad quos presentes nostre littere pervenerint, quod dudum sanctissimo in Christo patri ac domino nostro domino Urbano divina providencia papa Vlto certum rotulum in nostris familiaribus capellanis et clericus more solito destinavimus, ad quem rotulum dextram sue sanctitatis Fol. 59. ... extendit more piissimi patris, eundem sub data lil idus Maii, pontificatus eiusdem domini nostri Urbani anno primo, signando, in quo quidem rotulo inter ceteros nostros familiares capellanos et clericos de nostris scitu et mandato impositus fuit Jacobus natus Johannis de Lombardyen, clericus noster qui tempore date dicti rotuli et adhuc hodiernis temporibus fuit, erat et est noster clericus subditus domesticus et commensalis continuus. In cuius rei testimonium sigillum nostrum duximus presentibus appendendum. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo quarto. Dericli Willemssoen van Lyntloe beleend met Varenvelde in kerspel Alten, sabbato na Briccii ep. (17 Nov.) 1386. 3 December 1386. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij Gadert van Hoemen, onsen lieven zwager ende sijnen erven, van gerechter scholt «als van den gelde dat he liggende had an onsen richterampt up Veluwe sculdich sijn twee dusent goide alde guldenen scilde etc., van wilken gelde vurscreven wij of onse erven ende nacomelingen betalen soilen Gadert vurscreven of sijnen erven dusent alde scilde nu sente Andries misse naest comende ende dusent aude scilde nu sente Andries misse neest comende vurscreven aver een jair dair na neest volgende, wilk vurscreven geit Gadert vurscreven of sijne erven van onsen wegen heffen ende boeren sullen uyt onsen alingen renthen, pachten, thienden ende gulden ons tobehoeren yn onsen alingen lande van Epe ende yn den Nyenbroike, yn alsulker maten dat Henrich van Herwen, onse rentmeister nu ter tijt ende so wie onse rentmeisteren up Veluwen sijn sullen in den tiden als sich dat geboirt, sullen van nu sente Margareten misse neest comende jairlix die vurscreven onse alinge renthen, pachten, thienden ende gulden yn den ampten van Epe ende yn den Nyenbroike vercoepen als sij hogeste moigen, ende alsulk geit als die alinge renthen, pachten, thienden ende gulden gelden, doin verborgen te betalen up die vurscreven twee termine Gadert vurscreven ende sijnen erven ende alsulk geit als men ons dair sculdich is an hoir hant te betalen. Ent wert dat Gadert vurscreven of sijne erven dair an yet averliep, dat sal onse rentmeister vurscreven boeren ende ontbreke dair an yet, dat sal men hem yn den na jaeren dairna neest volgende verrichten, betalen ende an hoere hande doin verwissen uyten alingen renthen, pachten, thienden ende guldenen vurscreven als vurscreven is, thent hem alinclich genoich geschiet were van den IIM auden scilde vurscreven als vurscreven is ende ontbieden onsen richteren up Veluwen die in dertijt sijn sullen dat sij Gadert vurscreven ende sijnen erven die vurscreven renthen, pachten, thienden ende gulden alinclich als dat geboirt ende verschinen buten cost Gaderts of sijnren erven doin leveren. Ende ontbieden Henrich van Herwen, onsen rentmeister, dat he gelave tgegen dese. vurscreven saken nyet te doin, mer dat he die volbrenge also verre alst yn hem is dat he des te getuge mede syn segel an desen brief hange. Ende willen dat wie onse rentbl. 59V. meister up Veluwe na hem werde, dat die desselven gelijx doin sal ende gelaven sonder eynich meer beveel van ons of onsen erven ende nacomelingen in goiden truwen, vast, stede ende overbrekelich te halden, sonder alle argelist. In orkonde des hebben wij hertoge ende hertoginne vurscreven etc. Ende ich Henrich van Herwen, rentmeister vurscreven, gelave in goiden truwen tgegen dese vurscreven saken nyet te doin ende dat ich die sal volbrengen also verre alst yn my is ende hebbe des te getuge mijn segel an desen brief mede gehangen van gebade der hogebaeren ende vurstynnen mijnren lieven genedigen heren ende vrouwe van Gelre vurscreven. Gegeven anno Domini 1386 vigilia beate Barbare. 7 December 1386. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij voir ons, onse erven ende nacomelingen bestedicht ende geconfirmyrt hebben, bestedigen ende confirmieren, mit desen brieve Peter van Steenbergen Willems des Baden soin, onsen lieven neven, alsulken brief ende alle dat dairynne bescreven steet als onse lieve oem seliger gedacht her Eedward, hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, gegeven heeft Gerid van Steenbergen, onsen lieven neven, sprekende up tseventich ponde cleinren pennynge jairliken renten, uit onsen derdel der tyenden des alingen kirspele van Ewich, up sente Walburgen dach te heffen ende te boeren, in allen formen ende manieren als die selve onss lieven oems brief ynhielt. Alle argelist uitgesceiden. Ende dit hebbe wij gedain bi consent ende willen ende omme beden wille Gerits, onss lieve neven vurscreven, dat die Peter vurscreven ende sijne erven voirtmeer hebben sullen. In orkonden anno Domini 1386 vigilia conceptionis beate Marie. Steven Duker beleend, met een weerd te Westerweert, sabbato post Annunciatonis (31 Maart) 1386. Herberen van Lcwen beleend met 45 mergcn Hollandsch gen. twee Nuweland, enz. die Elizabeth (19 Nov.) 1386. Dominus remisit Wilhelmo de Stralen et suis liberis omnes acciones et broeken, que habet contra eumdem, usque ad in presentem diem nullo excepto etc. 10 December 1386. Item dominus dedit Johanni Nyekirke de Stralen propter servicia sua omnia bona dicti Wilhelmi in dapiferatu Gelrensi consistencia nullo excepto, salvis tarnen opidanis de Gelren litteris, quas habent de domino, anno Domini 1386 feria secunda post conceptionis. De hertog van Gelre schenkt Gerit, heer van Alpem 50 oude schilden sjaars tot een manleen, proxima die post nativitatis Marie (9 Sept.) 1382. Fol. 60. Gerit, heer van Alpem, bekent 50 oude schilden sjaars van den hertog van Gelre te zullen ontvangen tot een manleen, 9 Sept. 1382. Fol. 6ov. De hertog van Gelre verklaart dat de voogdij van Mensel leenroerig aan Gelre, geeigend is te?i behoeve van Arnt van Alpem, heer van Heynepel, terwijl Arnt van Alpem zijn vrij goed, het Hemgen, aan den hertog opgedragen en weder in leen ontvangen heeft, Maart 1388. 27 Maart 1387. Fol. 61. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Johan van Hoemoet, onse lieve zwager ende amptman yn Overbetuwe, mit ons bij raide ende goitduncken onss raids ende onser vriende van allen upboeren, wynningen, verlos, dingetale ende schattingen, upkomyngen ende van allen saken rurende van den vurscreven ampte ende oirloge, dat na dode onss lieven ende gemijnden oems heren Eedwardts, hertogen van Gelren, seliger gedacht, geweest is, verleken is ende verslicht ende schelden hem ende sijne erven los, ledich ende quijt dair af ende van allen broeken, anspraken ende saken die wij of onse erven ende nacomelingen mochten vorderen ende gevordert mochten hebben tgegen Johan vurscreven of sijne erven van allen voirgeledenen tiden thent up hude desen dach datum des briefs. Ende bekennen dat wij hem ende sijnen erven sculdich bliven sijnen principail brief ende anders geen scholt van den ampte van Overbetuwe in allen manieren so die begrepen heeft, uitgenomen alsulck hantgelt als die selve brief ynnebegrijpt des he ons voirtmeer niet rekenen noch manen en sal ende sullen Johan vurscreven gonnen dat he of sijne erven, als he niet en were, bi onsen weten ende raide dat vurscreven ampt avermids enen anderen goiden man van sijnren of sijnren erven wegen moigen doin bewaeren ende des en sullen wij hem gheen verweygeringe doin. Alle argelist, in orkonde. Datum anno Domini 1387 feria HIIta post Judica. Ic Johan van Hoemoet, amptman mijns lieven ende genedigen heren des hertogen van Gelren etc. yn Overbetuwe, doe kont etc. dat ich mit mijnen lieven heren etc. van allen upboeren, verlos, wijningen, dingetalen, scattingen, upkomyngen ende van allen saken rurende van der vurscreven ampt ende van den oirloge, dat na dode mijns lieven heren heren Eedwardts, hertogen van Gelre, seliger gedacht, geweest is, verleket ende verslicht byn. Also dat mijne lieve here vurscreven mij ende mijne erven los, ledich ende quijt gescholden heeft dair af ende van allen broiken, anspraken 10 en saken die he of sijnen erven ende nacomelingen mochten vorderen of gevordert mochten hebben tgegen mij of mijne erven, van allen voirgeledenen tiden thent up hude desen dach datum sbriefs. Ende bekenne dat mijne lieve here vurscreven sculdich blijft mij ende mijnen erven mijnen principail brief ende anders geen scholt van mijnen ampte van Overbetuwe, in allen manieren so die begrepen heft, uitgenomen alsulck hantgelt als dieselve brief ynnebegriept, wilk hantgelt ich ende mijne erven voirtmeer nyet rekenen noch nemen en sullen. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Datum ut supra. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij Henric Johanssoen van Venle ende sijne erven quytgescholden hebben ende quyt scelden overmids desen brief voir ons ende onse erven van allen alsulken broeken, als he tgegen ons ende onse heerlicheit gedain heeft of gedain mach hebben thent huden up desen dach datum des briefs, sonder argelist. Voirt so hebben wij Henric vurscreven gesat ende gemaickt, maken ende setten, avermids desen brief onsen besierre tot Moudich, dat vurscreven besierre ampt te hueden ende te verwaeren als gewonlich is, sonder argelist etc. Johan Menssinch beleend viet het dienstma?isgoed Menssinch in kerspel Geesteren, feria 6a post Vietoris (12 Oct.) 1386. Fol. 6iv. Vrederic van Lienen tuchtigt Be er te, zijne vrouw, met 8 morgen land in Sessenyngen in Eylsterkirspel, Stephanusdag (2 Aug.) 1387. Henrich, heer van Ghemen, beleend met 50 oude schilden uit den tol te Nijmegen, als een manleen. 12 February 1389. Wij Henrich van Steenbergen, praest van Audemunster tUtricht, verwaerre indertijt des lants van Gelren, doin kont dat wij van wegen onss lieven genedigen heren des hertogen van Gelren ende greve van Zutphen ontfangen hebben ende ontfaen mit desen brieve Gielen wilner Herman Rottinx dochter tot enen dienstwyve onss lieven heren van Gelren vurscreven, also dat sij hebben ende gebruken sal alle des rechten dat onss lieven heren dienstlude van Gelren hebben ende gebrueken, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCO° octuagesimo nono feria sexta nae Scolastice virginis. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onser rade ende vriende gesat ende gemaict hebben, setten ende maken, avermids desen apenen brieve Vullinch van der Waden onsen amptman tot Ressen. Also dat he alle broiken groet ende cleyn ende upcomynge die dair af comen moigen heffen ende boeren sal énde mach van onser wegen, dair af he ons bescheidelike rekeninge ende bewysinge sal doin bynnen enre maent dair na, dat wij van hem des gesynnende of eysschende soilen wesen, sonder argelist. In orkonde. 62. Wij Willem etc. doin kont etc. dat want Reynolt van Hoemen, sijne gesellen ende knechte, die mit hem upten huyse tot Amersoyen waren hir na bescreven, dat vurscreven huys mit allen sijne toebehoeren den heren van Ghemen ende anders onsen vrienden die dair voir lagen van onser wegen upgegeven hebben tot onser behuyf. Also dat wij onsen willen dair mede doin sullen ende moegen, soe bekennen wij voir ons ende voir onse erven dat Reynolt van Hoemen vurscreven, Deric van Rysen, Claes die Konter, Johan van Ramsdonck, Deric van Hoemen, Lubbert Jacobss, Rutger Holle Alartssoen, Henric Pieck, meister Johan Herart, die poirter, Lange Heyn ende sijne wijff, Everart Johan Weynensoenssoen, Johans wijff van Driele mit Everarts dochter Hals ende Grietken mit ons gentsliken verslicht ende verswoent sijn van allen broeken, die sij tgegen ons ende onse heerlicheit gebroickt ende gedain moegen hebben tot desen dage thoe datum des briefs, dair af wij sij ende enen ygeliken van hoen quijt, los ende ledich schelden mit desen brieve. Voirt soe soilen etc. geswoent syn weder up hoere guyt uitgenoemen die borch etc. die wij hebben ende halden soilen tot onser behuyff als vurscreven is. Voirt etc. behalden ende af doin vueren van der borch vurscreven alle dat sy dair up hebben moigen ende hoen toebehoerende is. Voirt so soilen etc. heffen ende boeren den pacht van der jairschaere dair die etc. die nyet geboirt en is tot desen dach toe datum des briefs, sonder argelist. In orkonde etc. Op den kant der acte staat: Exemplum fuerat abruptum dilacerando. Wij Willem etc. ende Katherina etc. doin kont etc. dat wij voir ons ende voir onsen erven, bij raide ende goitduncken onser raide ende vriende, omme menigen truwen dienst den ons Henrich van Hacfoert ducwile gedain heeft ende noch doin mach, denselven Henric gegeven hebben ende geven avermids desen brieve onse huys tot Gruynsfoirt mit allen sijnen thoebehoeren ende mit eynen weerd geheiten die Steynart ende dat Sendeken mit sijnen thoebehoere ende voirt also vole berneholts als he upten huyse vurscreven behoeven sall bij raide onser amptlude, sonder argelist. Also dat he dat vurscreven huys ende weerd mit hoeren toebehoeren gelijck als vurscreven steet hebben, halden ende besitten sall sijne levendage ende also lange als he leven sall ende nyet langer ende tot welker tijt Henric vurscreven nyet langer en is, so soilen onse huys ende weerd vurscreven mit hoeren toebehoeren vrij, los ende ledich an ons ende onse erven vallen ende comen sijn, sonder argelist. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij omme manigen truwen dienst den ons Willem die Bade duck gedain heeft ende noch doin mach, denselven Willem gegeven ende bewijst hebben, geven ende bewisen, avermids desen brieve uyt onsen renthen van Veluwen alle maent, also lange als he leven sall, lil pont, ellich pont voir XV heren groten gerekent, te heffen ende te boeren van onsen rentmeister in Veluwe die nu is of namails wesen sal. Ende ontbieden hir omme denselvcn onsen rentmeister die nu is of indertijt wesen sal, dat sij Willem den Bade vurscreven alle maent also lange als he leven sal uitreyken ende betalen van onser wegen drie ® als vurscreven sijn, sonder vertreck ende wederseggen ende sonder anders eynich beveel of gebott dair omme van ons the wachten en sonder argelist etc. Jutte Derix wyff van Wyssch getuchticht aan de tiende te Oessel, in kerspel Dotinchem, in vigilia Willibrordi (6 Nov.) 1388. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij sculdich sijn van gerechter schout ende van geleenden gelde meyster Gadert van Stramprayde, onsen muntmeister tot Arnhem, vieftienhondert gulden als wij nu tot Arnhem doin slaen, wair voir wij hem setten of sijne erven gebreyck syns in onse deyl van onsen sleeschat van onser munten tot Arnhem of anders ergent dair wij onse munte leggen in onsen lande, also dat die selve meister Gadert onse muntmeister vurscreven of sijne erven soilen onse deel sleeschats, dat ons vervalle mach in onser munte tArnhem of anders ergent dair wij onse munte legge in onsen lande, heffen ende boeren thent der tijt toe dat sij die vijftienhondert gulden vurscreven voll ende altemael geheffen ende geboirt hebben na bescheidenren bewisinge ende rekenynge, die he ons of onsen rentmeister doin sal. Ende wij, noch onse erfgenamen, noch nymant van onser wegen en soilen onsen sleeschat besweeren noch onderwijnden, dair af te boeren of gesynnen of doin gesynnen te boeren eynigerhande gelde meister Gadert vurscreven of sijne erven en hebben hoere irste vijftienhondert gulden vurscreven voll ende altemael geboirt, sonder argelist. Ende oick en soilen wij noch nymant van onser wegen eynigen muntmeister tArnhem of ergent in onsen lande setten, noch doin, noch laten setten dan meister Gadert vurscreven he en heb te vorens syn vurscreven geit na ynhalt synren voirbrieve die he dair af van ons heeft. Ende hebben gelaift ende geloeven in goiden truwen voir ons ende onse erven meister Gadert vurscreven of sijnen erven dese vurscreven punten vaste, stede ende onverbrekelich te hauden ende te doin hauden, sonder eynich wederseggen. In orkonde etc. ende hebben voirt gebeden onsen lieven raide heren Henrich, heren van Ghemen, heren Arndt van Hoemen, here van Amersoyen ende Arndt van den Gruithuyse, dat sij desen brieve mit ons mede besegelen mit hoeren segelen in merre getuich deser punten ende vurvverden vurscreven. Ende wij Henrich, here the Ghemen, Arnt van Hoemen, here the Amersoyen ende Arnt van den Gruithuyse vurscreven omme beden wille ende omme die mere vestenisse deser punten ende vurwerden vurscreven hebben wij onse segele mede an desen brieve gehangen bij segel onss liefs genedigen heren van Gelren vurscreven. Gegeven etc. Johannes van den Brueke, geheiten Scriver beleend met de Oude Beemt, Lange Beemt en Meer akker, feria 6a post Letare (13 Maart) 1388. 701. 63. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij ontfangen ende angenamen hebben, ontfangen ende annemen, mit desen brieve voir onse joeden Johel van Worms mit sijnen wijve ende mit sijne broedigen gesijnde ende mit aliken sijnren zweger vrouwen. Also dat die vurscreven Johel, sijne wijff, sijne broedige gesijnde ende alike vurscreven hebben ende gebrueken soile, thien jair langk na datum des briefs naest volgende, alle des rechten, gewonten ende privilegien die andere onse joeden in onsen lande wonaftich hebben ende te gebrueken plegen ende gehat hebben ende te gebrueken plagen, na yngehaut der brieve die onse andere joeden vurscreven dair af van ons hebben. Ende sullen ons dienen ende gheven illix jairs van den vurscreven tyen jaeren tweelf goide zwaere guldenen voir sent Walburgen dagen in den Meye, die vurscreven tweelf gulden irst an te geven nu sente Walburgen misse neest tocomende aver eyn jair. Alle argelist etc. In orkonde. Ende hebben gebeden burgermeisteren, scepenen ende rayt onser stat van Ruremunde, dat sij Johel ende sijnen wijve ende sijnen broedigen gesijnde ende aleken vurscreven tot hoeren yngeseten burgeren ontfangen ende hoen alle des rechten gewonten ende privilegien laten gebrueken ende hebben, die andere onse joeden in onser stat vurscreven te hebben ende te gebrueken plegen ende gehat hebben ende gebrueken plagen, na innehalt der brieve die andere onse joeden van ons dair up hebben ende dat die vurscreven burgermeistere, scepenen ende rayt onser stat segel van R.uremunde bi dat onse an desen brieve willen hanghen te getuge deser dinge vurscreven, dat wij burgermeisteren, scepenen ende rayt van Ruremunde vurscreven gedain hebben omme beden wille onss lieven ende genedigen heren shertogen van Gelren etc. Datum etc. Simuli modo pro Zelichman Nathanssoin van Berken ende David sijnen oem cum uxoris et familia pro censu xx florenorum. Wert doch dat Zelichman ende David vurscreven eynich jair bynnen desen X jairen the samen in onsen landen nyet wonaftich en weren, so sal die eyn van hoen die yn onsen lande dan woenden ons dienen ende gheven XV gulden upten termijn vurscreven, sonder argelist etc. Et Novimagii sigillum cum domino etc. 25 Juny 1386. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij Vlent Heympsen ende hoere kijndere, die sij heeft van Dirck van Eyl Dircssoen, die onse eygen gehorige wijf was ende gewesen sijn voirtijts, van den eygenschap ende den gehoirsamheit los, ledich ende quyt gegeven hebben ende wat van hoen comen mach ende hebben die weder ontfangen tot onsen vrihen dienstluden, gelikerwijs als die principale brief ynhelt ende begrypt dien wij dair up gegeven hebben ende besegelen mit onsen siegele dair dat datum van den brief ynhielt van den jaeren onss Heren MCCCLXXX1II des Dynxdages na den heiligen Pinxterdagen. Ende hebben gelaift ende gelaven yn goiden truwen voir ons ende onse erven ende nacomelingen die vurscreven brieve Vlent, hoeren kynderen vurscreven ende wat dair af comen mach vast, stede ende onverbrekelich te hauden ende dair nyet weder te doin noch laten doin yemant van onser wegen in geenrewijs, sonder alle argelist. In orkonde datum anno Domini MCCCLXXXVIto des neesten Manendages na sente Johannis baptiste. Wij Willem etc. doin kont etc. dat want Karle van Hontseler Goessensoen ons alle alsulke brieve als hem Henric Willem van Bruechusen, die doe der tijt onse amptman tot Gelren was, te halden hadden gegeven als van Kerstiaen Moerlants wegen, gentzliken avergelevert heeft. Soe bekennen wij voir ons ende onse erven dat wij gelaift hebben ende gelaven in goiden truwen avermids desen brief Karle van Hoentscler vurscreven ende sijnen erven wail te ontheffen ende schadeloes te hauden van aller ansprake, hijnder of krot, die sij dair af hebben of krigen moichten in eynigerwijs, sonder argelist. Datum etc. 24 Augustus 1385. . 63*. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gegeven hebben ende geven avermids desen apenen brieve Wijnrick Gaitschalck ende Johan, gebruederen, den Visgheren, Johan Henrix des Visscherssoen ende Plonis van Kassei, gchciten die Dorre, burgeren tot Colen ende hoeren guede, eyn gantze stede veilicheit ende geleide voir ons, onse ondersaten ende voir alle dieghene die omme onsen wille doin ende laten willen, also verre als wij der mcchtich sijn, veylich te varen ende te comen, weder ende voirt, te water ende te lande, alle onse lande doir ende yn onsen steden ende slaten ende dair weder uyt, durende van hueden des dages datum des briefs twee gantze jaeren langk. Then were sake dat wij hoen dat vurscreven geleide hier en bijnnen deden wederseggen ende na onsen up wederseggen sal dat geleide vurscreven duren eyne maent langk, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven anno Domini MCCC vijf ende tachtentich die beati Bartholomei. 1 Julij 1389. Wij Willem etc. doin kont dat wij avermids onsen raide ende vriende die dair bij geweest sijn hebben, van den nyendike en der uplagen ynt Grevegayt, yn onsen lande van Bomelrewert gelegen, mit heren Goeswijn van Rossem averdragen als hir na bescreven steet. In den irsten, dat dieghene die inderselver uplagen comen ende yn heren Goeswijns gericht lagen ende noch ijn sijnen gericht verleget • sijn ende die he plach te verschouwen, dat he die voirt verschouvven sal up hoeren diken, gelijch als he syne schouwe van alden tiden hir gebracht heeft. Voirt sal onse dijckgreve mit onsen heymrade alle der genre dyke die buten den gericht van Rossem lagen etc. Voirt so en sal noch en mach onse dijckgreve ende heymrait vurscreven sullen ende moegen dijckheringe doin ende driven up alle erven ende goit, dat gelegen is buten den gericht van Rossem ende dair die dijck van aids up gelegen heeft ende hir uyt comen is. Alle dese vurscreven punte ende vurwerden hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven in goiden truwen heren Goeswijn vurscreven ende sijnen erven vast, stede ende onverbrekelich te hauden ende te voldoin, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXX nono feria quinta post Petri et Pauli apostolorum. Op den kant der acte staat: Fuit COpia dllacerata. 25 November 1384. Ich Johan Koddeken van Zellar doe kont etc. dat ich alle alsulk geit, recht ende deyl als ich hadde an dat ampt yn Duyffcl gebracht hebbe ende upgedragen mit desen brieve an mynen lieven genedigen here den hertogen van Gelren ende greve van Zutphen voir zevenhondert aude scilden, die he mij ende mijnen erven bewijst heeft na ynhalt der recess ende brieve mij dair upgegeven. Ende bekenne dat ich ende mijne erven anden gelde, recht ende deyl als ich hadde anden ampt vurscreven geen recht of ansprake mer en hebben of behalden. Alle argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXIIII up sente Katherinen dach etc. 13 Februarij 1387. Wij Willem etc. dat wij gegeven hebben ende gheven Johan van Avesayt Arntssoen dat schriverampt tot Tyel ende tot Zandwich mit hoeren rechten, vervalle ende toebehoeren hem dat rustelich ende vredelich te hebben ende te gebrueken, also lange als he levende is. Ende hebben bevalen ende bevelen also ernstliken als wij moege onsen amptman, die nu is tot Tyel ende tot Zandwijck of namails wesen sal, dat he Johan vurscreven in den vurscreven ampten haude vaste en stede ende hem dat lait rustelich ende vredelich gebrueken, sonder eynich hijnder of krot te doin of late te geschien van ons, van onsen erven of nacomelingen noch van nyemant van onser wegen also lange als he levende is gelike vurscreven steet. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert seven ende tachtentich feria quarta post Scolastice virginis. lol. 64 en Ö4V. zijn onbeschreven. •ol. 65. Arnt, heer van Wachtendonck, bekent het huis en heerlijkheid, Wachtendonck met toebehoor en, van den hertog van Gelre in leen ontvangen te hebben, sabbato post dominica Reminiscere (5 Maart) 1390. De hertog van Gelre verklaart Arnt, heer van IVachtendonck, beleend te hebben met het huis en heerlijkheid Wachtendonck met toebehooren, sabbato post Reminiscere (5 Maart) 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. bekennen ende laten weten u heren Jan van Hoentseler etc. onsen drossaerd nu tot Gelre ende allen dien ghenen die aldair onse drossaerd namails wesen soilen, want alle alsulke guyt, rurende ende onrurende, als seliche Willem van Stralen in uwen drossaerdampt tot Gelre plach te hebben, omme sonderlinge brueken will die wij theghen hem te vorderen hadden, ons vervallen was ende wij all dat vurscreven guyt utegepeynden zoeventienhondert marck, die Willem vurscreven in onsen stat tot Gelre was sculdich, gegeven hebben Jan van Stralen geheiten Nyekirke, onsen knecht, omme truwen diensts will den die selve Jan ons gedain heft. Wilc Jan vurscreven dat vurscreven guit alinclich in cynen hilic gegeven hefft Henric Stonnen Janssoen, onsen knecht. So ontbieden wij u, dat gi aver dit vurscreven guyt omme ennigen ansprake will die van Willems vurscreven wegen comen mocht off om sinen wil nyet en latet richten, noch en richt, besetten noch bekommeren. Datum ut supra. Item eynen briefF gegeven Goessen Loer quyt de eygen was ende die is ontfanghen tot eynen dienstman, anno ut supra feria secunda post Oculi. Fol. 65v. Deric van Herwynen beleend met het huis Herwynen, Donderdag na Oculi (10 Maart) 1390. 19 Maart 1390. Wij Willem etc. doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat wij omme manigen truwen dienst den ons Mathijs van Zuchtelen, burger tot Gelren, duck ende manichwurf gedain heeft ende noch doin mach, hebben dien selven Mathijs, Herman, sijnen soen ende Johan van Berck, synre dochter man, ontfanghen tot onsen knechten ende tot onsen degelicschen huyssgesynde. Also dat wij Mathijs, Herman ende Johan vurgenoemt ende hoer goit sullen verantwerden an allen steden ende tot allen tiden als hoen des noet is, gelijch wij anderen onsen knechten ende huyssgesynde schuldich sijn te doin. Ende wij ontbieden dair omme allen onsen ondersaten ende bidden voirt alle heren ende goide lude dair dese brief an comt, dat sij Mathys, Herman ende Johan vorgenoemt omme onser liefden willen vorderlich ende behulplich sijn tot hoeren besten dair hoen des noet is. Ende laten ons des te vorder doin omme hoeren wille eynige saken die wij vermoichten. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCCLXXXXmo Sabbato post dominicam Letare. 1390. Wilhelmus, primogenitus Juliacensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie, universis ad quos presentes littere nostre pervenerint notum facimus, quod fidelium nostrorum et aliorum plurium fidedignorum veritatis testimonio lucide ad nos devenit, quod Reynaldus dictus de Gelren, qui dudum in opido Yperensi parcium Flandrie consuevit demorari, noster sit consanguineus, quodque idem ex propagine sanguinis illustrium progenitorum nostrorum, ducum vel comitum Gelrie, veraciter famatur et noscitur descendisse, unde eundem reputantes nostrum consanguineum rogamus universitatem vestram, quatenus ipsum in negociis suis nostri contemplacione velitis habere recommissum specialiter et promotum quatenus proinde nos circa vota vestra nobis possibilia vobis complacere habeamus viceversa. Datum Novimagii anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo. 9 Maart 1390. tol. 66. Wij Willem van Gulich etc. bekennen dat wij avermids hant heren Heinrix van Steynbergen, praist tot Aldenmonster tUtrecht, ons lieven raids ende overste rentmeister des alinger lands van Gelre, verpacht hebben ende verpachten Claes Cesar of sinen erven een zande ende ene werdeken mit sinen anval ende tobehoerten, also als dat gelegen is in den Rijn ende yn der mersche beneven Hughe Wolfs, elx jaers voir vijf alde scilden of payment dat dair voir goit is. Voirt een zande ende weerdeken ghelegen in deij Rijn is, geheiten Ketelbueters weerdtken, an Willems weerdt van Hemert ende dan vorder mit hoeren rechten anval ende to behoerten elx jairs om vier aude scilde der monten voirscreven. Voirt onse derdel van onsen veerstat tot Wike also ons dat to behoert, elx jairs om zoeven alde scilde der monten voirscreven, welck jaeren voirscreven dueren solen twentich jair lanch na datum sbriefs. Van welker verpachting^ Claes vurscreven of sine erven ons of onsen nakomelingen dat vurscreven geit betalen soilen elx jaers op sinte Peters dach ad Cathedram. Ende geloven voir ons, onsen erven ende nakomelingen Claes voirgenoemt of sinen erven in goiden trouwen an der zande, weerdeken ende veerstat voirscreven vast, stede ende onverbreckelich te halden ende te doen halden. In orkonde ons segels an desen brief gehangen. Ghegeven int jair ons Heren MCCC ende tnegentich des Woensdages na den Sonnendage Oculi in der vasten. Sigillatum iussu domini ducis per dominum H., prepositum sancti Salvatoris, presentibus de consilio, dominis Woltero de Ysenderen, Wilhelmo de Drueten et Johanne de Velden, militibus. 9 Januarij 1390. Wij Willem van Gulich, bider genaden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, bekennen avermids dezen apenen brieve dat wij verpacht hebben ende verpachten Herberen van Ysenderen die helft van eenen rijswerde mit sinen zanden, anval ende thoebehoeren ende mit vertyen mergen lands die dair an liggen, yn alre maten soe die her Arndt van Hoerne, ridder, liggende had yn den gericht van Tyele ende yn den kirspel van Wamel ende ons van heren Arnt vurscreven vervallen ende ankomen sijn. Ende voirt die helft van sessende dertich mergen landts tot goder maten, die die selve her Arnt liggende had yn dien kirspel van Wamel vurscreven bijnnendijcks, zoven jair langk na datum dis briefs neest volgende. Ende die jaren sullen angaen nu up sente Peters dach ad Cathedram neestcomende, elx jairs vurscreven dair aff te betalen vijftich alde scilde, vier gulden voir drie aude scilde gerekent. Ende die yrste taildach sal wesen van sente Peters dage ad Cathedram neestkomende aver ene jair. Van wilken rijsw eerde, zande, anvalle mit sijnre thoebehoeren ende lant vurscreven Jan van Merten dat wederdele van der helft van ons yn pacht heft, ende gelaven yn goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen Herberen vurscreven ende sinen erven die vurscreven jaeren an den goede vorscreven vast, stede te waeren ende onverbreclich te halden ende te doin halden. In orkunde ons segels dat wij van onsen rechter wetenheit an desen apenen brieve hebben doin hangen. Gegeven ynt jair ons Heren dusent drie hondert ende tnegentich dis Saterdages na Dertiendage. Sigillatum iussu domini ducis per. 19 November 1388. 66v. Ich Reynolt van Reys make kont ende kenlich allen luden en bekenne in desen apenen brieve voir my ende voir mijne erven dat ich gemaict hebbe ende make Wlande, mijnen echte wijve, yn gerechten lijftucht mijne rechte andeel van den weerde, gelegen tgegen aver der cluyssen, geheiten her Willems weerd van Reyss, mit alle den thoebehoeren. Ende hebbe Wlande vurscreven an myne deel weerds getuchticht ende yn gerechten lijftucht gemaict mit allen rechten dat ich hoir mit rechte lijftucht maken sal ende maken mach, alsoe dat Wlande vurscreven mijne andeel weerds vurscreven besitten ende gebruken sal rostelich ende vredelich yn gerechten lijfftucht, sonder ennich wederseggen alsoe lange als sij levet mit vurwerden. Wert sake dat Wland vurscreven hoir nyet verandersate thoe hilich na dode mijns Reynolts vurscreven ende sittende bleve yn hoire alingen lijftuicht toe Hesehuysen, na ynhalt der lijftuichtbrieve die dair up gemaict sijn, soe en solde Wlande vurscreven an desen vurgenoemde lijftucht geenrehande recht hebbe. Ende want dese vurscreven weerd een eerfpacht guyt is mijns lieven gnedigen heren des hogebaren heren Willems van Gulich, hertoge etc. ende van hem halde. Soe heb ich hem gebeden dat he sijne hant ende mont ende consent hier thet gedain heft. Ende wij hertoge vurscreven bekennen etc. ende hebben Wlanden vurscreven mede gestedicht an dese vurscreven lijftuicht ende die sal hoir vast ende stede wesen yn alre maten als vurscreven is. In kennisse deser wairheit soe hebben wij Willem van Gulich, hertoge van Gelren ende greve van Zutphen vurscreven, omme beden wille Reynolts, Wlande vurscreven onsen segel van onser rechter wetenheit an desen brieff doin hanghen. Ende ich Reynolt vurscreven hebbe omme die mere vestenissen willen voir mij ende mijne erven mijnen segel mede mit segel mijns lieven genedigen heren vurscreven an desen brieff gehangen in den jair ons Heren MCCCLXXXVIII feria quinta post octava beati Martini episcopi hyemalis. 20 April 1390. Fol. 67. Wij Willem van Gulich, bider genaden Gaits hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, doen kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen, dat want wy om sonderlinge noytsaken wille die ons voergevallen sijn den alredoerluchtichsten vursten onsen heren den coning van Englant te spreken hebben ende andere vele heren in Englant ende daer om angenomen hebben in England te komen. So hebben wij bij rade ende goetduncken onser rade ende vriende heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, ridder, onsen drossaert tot Gelre, bevalen ende mechtich gemaict, bevelen ende mechtich maken, mit desen brieve, de alle onse slaete, stede, lande; lude, onder- seten ende heerlicheiden onss alingen hertochdoms van Gelre ende onser graefscappen van Zutphen mit allen oeren toebehoeren nyet uytgescheiden te verwaren, te beschirmen ende te regiren na sijnen vijf sijnnen, in allen saken ende alle saken te richten ende bevelen hem die te richten gelych ons selven, thent der tijt dat wij selve in onse vurscreven lande weder comen ende wij hem dat mit onsen apen besegelden brieven weten laten. Ende off yemant were, he were wie he were, here of vrouwe, ridder of knape of gemeynte, die onse lande, lude, slaete, stede of heerlicheiden ende mit name die stat ten Grave mit orloge of mit eynigen anderen vyentliken saken aentasten wolde, dat he dat mach keren ende weren ende doin keren ende weren gelijch ons selven. Ende ontbieden allen onsen amptluden, ridderen, knapen, steden, luden ende ondersaten, dat sij in allen saken vurscreven heren Johan vurgenoemt ende so wes he hoen anbrenghet yn onss ende onser la gelych ons selven gevolgich, gehoersam ende behulpich sijn, mitten clockenslage ende mitter alinger machte als he hem dat scrijft of weten leet, thent der tijt dat wij selve weder in onse (lande) comen sijn als vurscreven is. Ende willen dat her Johan vurscreven alle die ghene, die hem gelijch ons selven nyet gevolgich, gehoersam of behulpich en weren, dwingen mach mit alre macht ende penen ende mit allen rechten ende gerichten, hoge ende leghe, gelijch of wij dat selve deden. Ende so wat her Jan vurscreven of yeman van sijnre wegen daer yn of in enigen anderen saken van desen vurscreven onsen beveelnisse wegen deden of soilen doen doen, des soilen wij hem gestaen ende hoer hoeftheren dair af wesen ende sij by oer erven schadelois daer af halden ende alinclich ontheffen an allen steden daer sij des sementlich of gedeilt te doen hedden of te doen soilen hebben. Voert so hebben wij heren Johan vurgenoemt van alle die ghene die he om onsen beveelnisse wille vurscreven tot hem neempt mit allen oeren gesinde, knechten, gueden Fol. Ó7V. ende haeven genomen in onse beschirmenisse ende verantwerdinge ende willen dat sij vrij ende veilich sijn in allen onsen landen en steden, bynnen slaeten ende buten slaeten, onser vurgenoemde lande gelych ons selven ende so wie tegen hem dede dat die tegen ons mysdee gelijch ons selven, ende dat wij heren Johan vurscreven dat soilen doen richten ende beteren tot sijnen versuecken sonder vertoch of yemant, he were wie he were, hier ontgegen dede. Voert soilen wij heren Johan vurgenoemt ende alle die ghene, die he om onsen vurscreven beveelnisse wille tot hem neemt, ontheffen ende schadeloes halden, wael ende alinclich quiten van allen costen, gevengenisse, perden ende schaden, den sij deden of leden ommermeer van onser beveelnisse wegen vurscreven bij dat daer af comen muchte of sal tot bescheideliker bewisinge ende rekeninge ons daer af te doen. Alle dese punten vurscreven hebben wij hertoge vurgenoemt gelaeft ende gelaven in goeden truwen vur ons, onse erven ende nacomelingen vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin heren Johan vurscreven ende sijnen erven in allen maniren als vurscreven is, sonder argelist. In orkonde des is onse segel bij onsen rechter wetentheit gehangen an desen brief. Gegeven int jair onss Heren MCCC end negentich feria IIII post Misericordia Domini. Hertoge van Gelre ende greve van Zutphen. Want wij omme sunderlinghe noetsaken wille, de ons anliggende sijn ende die ons onse here die coninc van Englant nu cortelich ontraden heeft, wij haestelich mit hem yn Engelant varen sullen, hebben angenamen bij rade ende goitdunken onser rade ende vriende yn Englant te komen bij onsen heren den conninch van Englant ende bij somige andere heren onse mage ende vriende aldair die te spreken gelijch ons des noet is. So hebben wij heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, ridder, onsen drossaert tot Gelre, bevalen alle onse stede, slate, lude, lande ende heerlicheide te hueden ende te bewaren gelijch onss selven ende wij bevelen u, dat gi hem gehoirsam ende gevolgich sijt yn allen saken mit den clockenslach ende mit allen alingher macht gelijch onss selven ende yn alle der maten al he an u des gesijnnen sal, gelijch wij hem dat bevalen hebben ende mit namen dat gi yn allen kerken doit gebieden dat hem alremallich gehoirsam ende gevolgich sij gelijch onss selven ende dat nyemant eynich oirloge anneeme mit eynigen heerschap of tgegen ymant, thent wij weder yn onse lande comen ende sy dat dair na an ons vervolgt hebben. Des en lait nyet also lief als u onse hulde sy, dat gi ghene bede an en neemt mit ghenen heerschap noch tgegen ymant, thent wij weder yn onse lande comen ende gi dat dair na an ons vervolgt hebt, des en wilt nyet laten also lief als u onse hulde sij. Gegeven tot Nymegen. 18 April 1390. Fol. 68. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij rade ende goitdunken onser rade ende vriende omme beden wille heren Henrix van der Straten, ridders, gemaict ende geset hebben, maken ende setten, mit desen brieve heren Johan van der Straten, ridder, des vorgenoemde heren Henrix soen, onsen amptman tot Goch, tot Wese, tot Aesperden ende tot Moldich ende dat dair thoe behoirt ende bevelen hem onse ampt vorscreven mit allen sinen thoebehoeren te bewaren ende te boeren dair af alle broeken, groet ende cleyne, yn alle der voegen ende yn allen vorwerden als die brieve ynnehalden, die wij heren Henrich sijnen vader vorsrceven up dat vorgenoemde ampt gegeven hebben mit onsen segel besegelt. Also dat alle vorwerden ende punten yn den selven brieven geschreven sullen spreken up heren Johan vorgenoemt, gelijch die up heren Henric vorscreven spreken. Ende wij gelaven voir ons, onse erven ende nacomelinghe yn goiden truwen heren Johan vorscreven ende sijne erven alle vorwerden ende punten geschreven yn den vorgenoemde brieven, die wij sijnen vader vorscreven up dat vurscreven ampt gegheven hebben, te halden ende te voldoin geliker wijs of die vorwerden punten ende brieven up heren Johan vorscreven selve spreken ende desselven gelijx sal ons her Johan weder doin gelijch dat up sinen vader vorgenoemt geschreven steet yn denselven brieven, sonder argelist In orkonde etc. Datum anno domini MCCCXOo feria II post dominicam Misericordia domini. Presentibus dominus Wilhelmo de Renen, H. domino de Gemen, Johanne Momepl.. . 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij van gerechter scholt ende van geleenden gelde yn onsen witteliken urber gekiert schuldich sijnt Arnt van Lienen ende sijnen erven sesshondert ende vijftich goide alde guldene schilde, goit van golde ende gericht van gewichte, munten des Roemschen keisers of des konninx van Vrancriche of dair voir gelijch payment dien vorscreven alden schilden gelijch goit yn onsen landen ghenghe ende gheve. Voir wilke summe gelds vorscreven wij voir ons, voir onse erven ende nacomelinghen bij rade ende goitdunken onser rade ende vriende gesat hebben ende setten mit dosen brieve Arnt vorscreven ende sijne erven onse huys van Hirnen mit der vesten, erve, goide, gerichten, hoge ende lege ende mit der heerlicheide dair thoe gehoirende ende mit allen sinen rechten ende thoegehoeren gelych die heren Alartz van Driele, ridders, waren ende also als hie die an ons gebracht heeft, also dat Arnt vorscreven ende sijne erven dier gebruken, die hebben, heffen ende boeren sullen alinclich sonder af- slacli, thent wij dien selve Arnde of sijnen erven die vorscreven sesshondert ende vijftich alde schilde of dair voir payment als vorscreven is alinclich weder gegheven ende betailt hebben up sente Petersdacli ad Cathedram, beheltlicli nochtent Arnde vorscreven ende sijnen erven sijns ploech rechts als dat gewoentlich is na rechte van onsen landen. Ende id is gevorwert, dat wij of onse erven ende nacomelinge eyne maent te vorens sullen weten laten Arnde of sijnen erven vorscreven, als wij of onse erven ende nacomelinghen dese vorscreven loessinghe doin willen. Ende wij of onse erven ende nacomelingen sullen Arnde vorscreven ende sijne erven ynne dat vorscreven onse huys van Hirnen mit der vesten ende yn den erven, goiden, gerichten, hogen ende lege ende niit der heerlicheide ende rechten dair thoe gehoirende vurscreven halden ende sij dair uyt nyet ontd1. 68v. setten noch doin noch laten ontsetten yn glieenre wijse, wij of onse erven ende nacomelingen en hedden dien selven Arnde of sijnen erven irst verricht, betailt ende wedergegheven sijne vorscreven geit als vorscreven is ende hem betailt tot der ncberen seggen, der wij twe ende he twe dair thoe setten sullen, alsulche geit ende cost als he tot bescheideliker bewisinghe gedain hedde an bergen ende bouhusen up den goiden vorscreven tier dair thoe gehoerende. Alle dese vorscreven punten ende vorwerden hebben wij hertoge vorscreven voir ons, voir onse erven ende nacomelinghen gelaift ende gelaven yn goiden truwen Arnde vorscreven ende sijnen erven vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin, sonder argeliste. In orkonde onss segels dat wij bij onsen rechten wetentheit hebben doin hanghen an desen brief. (Tegeven anno domini MCCCXO11". Op tien kant tier actc is geschreven: Nota van bergen en bouhusen. Zie Oudste Register fol. 34 cn 49, overgedrukt Nijhoft' III n". 153 en 154. Hertoge etc. Wij laten weten allen onsen luden tot onser heerlicheide van Hirnen gehoerende, dat wij avermids onse brieve voir eyne summe gelds die ons wail betailt ende yn onsen witeliken urber gekiert is versat hebben Arnt van Lienen ende sijnen erven onse huys van Hirnen, mit der vesten, mit der hierlicheide ende goiden dair thoe gehoerende. Ende ontbieden u dat gi Arnt vorscreven huldet, getruwe ende gehoirsam sijt, gelych gi dier heerlicheit van Hirnen schuldich sijt te te doin ende als gi heren Alart van Driele schuldich wairt te doin, doe die heerlicheit van Hirnen sijne was ende des en lait nyet also lief als wij u sijn. 19 April 1390. Wij Willem van Gulich, bider genaden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, bekennen oevermids deser openen brieve, want ons Jan van Meerten, onse amptman tot Tiel ende in Nederbetuwe, mit anderen ondersaten enen man gelieiten Grensken in onser lande in den ampt tussclien Maese ende Wale ghevangen heft, die welck Grensken enen man int sticht van Utrecht geit had genoemen, ende ons denselven ghebracht in onse gewalt ende gelienten heeft in onse zekerbehalt tot Nymegen, dair af wij hem volkomelic gestain ende bedancken, willen dair om ende bevelen mede allen onsen ridderen, knechten, amptlude, steden ende ondersaten die wij nu hebben of namaels krigen moegen ende sunderlinge heren Willem van Drueten, riddere, onsen amptman tusschen Mase ende Wael endesinen zoonen ende erven, in welx ampt dat geschiet is, dat Jan vurscreven ende allen den ghenen die dair toe holpen ende oever ende aen waren des volkom elike gestanden, want wij dat gedain willen hebben. In orkonde onss segels ain desen brief gehangen. Gegeven int jair ons Heren MCCC ende XCmo des Dinxdages na den Sonnendagen Misericordia Domini. Presentibus dominus Emonde de Eyndelsdorp, Henrico domino de Gemen et Johanne van den Velde, militibus. Gherit van den Zandc tuchtigt Rixcn van Lochhuscn, zijne vrouw, met het goed Pillmch, in kerspel Lochem en Wermerdinch in kerspel Steen re, fcria v post sonnendag Misericordia Domini (21 April) 1390. 24 Junij 13 .. Fol. 69. Wij Willem van Gulich etc. doen kont ende bekennen mit descn apenen brieve dat wij georlofft, gehengt ende geleden hebben onsen stat van Tiele ende onsen darpe van Zantwijc te maken ende te steenstraten nu ter tijt enen dijck, die gelegen is tusschen onser stat van Tiele ende onsen darpe van Zandwijc vurscreven ende die straten te gebruken gelijch hoiren straten binnen onsen stat ende dorpe vurgenoemt. Ende laven onser stat ende darpe vurgenoemt, dat wij off onse erven off nacomelinge off onse amptlude off ymant van onser wegen hem nummermeer geantalen noch anspreken zoelen noch krot noch hynder doin noch laten geschien van den vurgenoemden dijck, geheiten die Dam, dat sij dien nu ter tijt maken ende steenstraten soilen om onsen lieffden ende beden willen, want ons die vurscreven dijck, geheiten die Dam, toebehoirt ende wij dien voir ons hauden ende hauden willen. Datum anno Domini M°CCC° in nativitate beati Johannis Baptiste. 28 December 1389. Nos Wilhelmus primogenitus Juljacensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie, notum facimus universis et singulis presentes litteras visuris seu audituris, quod die recepimus et recipimus tenore presencium in nostrum clericum et familiarem domesticum Johannem de Apeldelderen, clericum 1 raiectensis dioceseos, volentes quod idem exnunc inantea omnibus et singulis juribus, privilegiis et libertatibus gaudeat et fruatur, quibus alii nostri clerici et familiares domestici gaudent, frui habent et utuntur. In cuius rei testimonium sigillum nostrum presentibus est appensum. Datum anno Domini millesimo trecentesimo octuagesimo nono die beatorum Innocentium. Wij Willem van Gulich etc. doen kont ende bekennen dat wy ontfangen hebben ende ontfangen mit desen brieve I rude Lautferts dochter van Bryelaer tot onsen dienstwijve, willich onse vrye wij ff plach te sijn ende in oere stede is weder gegain Agnese Lautfert Stephens soens dochter, die onse dienstwyff plach te wesen ende is weder geworden onse vrye wijff in enen rechte wederwissel. Ende wij hebben gegeven ende geven Truden vurscreven alle alsulke vrijheide, rechte, privilegien ende gewoenten als andere onse dienstlude binnen ende buten onsen landen hebben etc. Wij Willem etc. doen kont etc. dat wij ontfangen hebben ende ontfangen hebben mit desen brieve Herman die Bosen tot onsen dienstman, willich Herman horich plach te wezen den eerberen heren deken ende capittel des goidshuys sente Martijn tot Embrix, die die heren vurscreven etc. gelijc wij, des horen brieve gesien hebben, overmids onsen raide hebben van der horicheit alinchlich quyt gescholden. Ende wij hebben dien vurscreven Herman gegeven ende geven etc. 24 Junij 1390. l ol. Ó9V. Wij Willem etc. Ende wij Katerina, bidcr selven genaden hertoginne ende grevynne der landen vurscreven, doen kont allen luden etc. Ende bekennen dat wij bij rait ende goit- duncken onser rait ende vriende Gadert van Stramprade, onsen lieven knape ende reintmeister ons lands van Veluwe, gemaict hebben ende maken mit desen brieve onsen am^pman ende richter in denselven onsen landen van Veluwen mit allen sijn toebehoren, also dat he cffl off die gene den he dat beveelt sullen ende moigen richten, vorderen ende boeren van onser wegen alle broicken, groet ende cleyne, hege ende lege ende dair mede doin van onser wegen als dat gewoenlich is, als onsse amptluden ende richteren onss voirscreven lands die voir hij geweest synt gewoenlich is te doin, mit vurwarden dat he ons off onsen erven ende nacomelinge dair aff bescheidelike rekeninge ende bewisinge doin sall tot allen tijden als wij off onse erven ende nacomelinghe hem dat eynen maent te voerens weten laten. Ende he sall hebben vur sijnen dagelixschen cost dat vurgenoemde ampt als onse amtpluden ende richteren des lands vurscreven van Veluwen, die voir hem geweest sijn, gewoenlich dair off plagen tc hebben, beheltclich doch Arnt ten Boecoep dat die dat vurgenoemde ampt voirt bewaren sall gelijch he hier toe gedain heefft. Ende dat die selve Arnt die alinge helfte van allen broicken voerscreven boeren sall in affslach alsulker scholt als wij hem sculdich sijn, tot besceideliker bewisinge ons dair aff te doin, na ynhalt alsulx briefs als hem her Heinric van Steenbergen, onsen lieven neve, rait ende reyntmeistere vurgenoemt, op dat vurscreven ampt gegeven heefft. Mcr wanneer Arnt vurscreven die vurscreven scholt als vurscreven is geboirt heefft, soe mach hem Gadert ontsette ende alsdan mach Gadert vurgenoemt dat ampt vurgenoemt selve bewaren off overmids eynen anderen des onss genoicht mit onsen willen doin bewaren. Voirt is gevorwert, wert zake dat Gadert vurgenoemt ons yet verlegede off overmids onse bevele ende brieve te dienst rede off ons enich volch seinden van des ampts wegen. Ende Gadert vurscreven in alsulken denste off sendingen enigen schaden leden off verlies, an gevencknissen, an perden off an reisigen haven, dat verlech ende den schaden ende verlies vurscrcven sall he slain ende rekenen up dat ampt vurscreven tot bescheideliker bewisinge als vurscreven of te doin. Ende wert, dat Gadert off Arnt vurscreven off die ghene die van Gaderts wegen vurscreven dat vurscreven ampt mit onsen willen sall bewaren ymant omme des ampts wille antasteden en dair ongeluck van dootslage off van wondingen yn viel, des soelen wij hoer hoefftheer wesen Fol. 70. ende dair mede en sullen si weder ons niet misdoin. Ende voirt wij en soilen Gadert vurscreven off sijnen erven van den vurscrcven ampt nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten, wij en hedden hem off sijnen erven yrst genoich gedain vol ende quijt wail van allen verlech, schaden ende verlies vurscreven. Alle dese punten vurscreven hebben wij hertoge en hertoginne vurscreven vur onss, vur onsen erven ende nacomelingen Gadert vurscreven ende sijnen erven gelaeft ende gelaven yn gueden truxven vast, stede ende overbrekelich te halden ende te voldoin, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende negentich up sentc Jansdach nativitatis Baptiste. 26 Junij 1390. Wij Willem van Gulich etc. bekennen mit desen brieve dat wij bij rade ende goitduncken onser rait ende vriende ende sonderlinge Gaderts van Stramprade, onsen lieven knape ende reyntmeister in onser Veluwen, uytgegeven ende verpacht hebben Derich Deus van Avezaet onse weerden, die ene geheiten des Grevenweert, die ander geheiten die Calverweert ende Vl£ margen lands gelegen opten Hage van Wageningen, twelff jair langh, die yn gaen solen in den jair als men scryfft XCII neestkomende, elx jairs ons off onsen erven dair aff te betalen C ende XX VUI alde schilde, die ene helft betalen upten heiligen I Dertien dach ende dander helfft jairlix up ten yrsten dach van der Meymaent. Ende gelaven vur ons ende vur onsen erven Derich vurscreven ende sijnen erven die vurgenoemde jaren an den pachten vurgenoemd vast, stede ende onverbrekelich te halden als vurscreven is. In orkonde etc. Gegeven int jair ons Heren dusent drie hondert ende tnegentich des Sonnendages na sente Jans dach nativitatis. Johan heer van Cuyck beleend met het huis te Becsdc, sonnendages na Petri et Pauli apostolorum (3 Juli]) i3Q°- Fol. 70v. Wilhelmus, primogenitus Julia^ensis, Dei gracia dux Gelrie et comes Zutphanie, prudentibus et honorabilibus viris dominis Lubicensis et Sundensis civitatum proconsulibus et consuhbus et cuilibet ipsorum amicis nostris salutem et omne bonum, quum serenissima principissa et domina mea domina Margarita Dei gracia Norwegie et Swecie regina, nobis significavit, quod eidem domine regine pro illis de Wismaria et de Rostock civitatibus et amicis nostris ad proservandam treugam, pacem et concordiam seu amiciciam dictam forbindwingh, inter eandem dominam reginam et suos ex una et prefatas de Wismaria et Rostock civitatcs ex altera parte, vos ultra plus quam alie civitates marine firmiter promisistis et litteras vestras apertius tradidistis, infra quam treugam pacem concordiam seu amiciciam illi de Wismaria et Rostock, prout ad nos devenit, diffidacione non facta domine regine supradicte et suis iniurias graves intulerunt, unde eiusdem domine regine precibus pulsati rogamus universitates vestras nobis dilectas, quatenus ipsos de Wismaria et Rostock amicos nostros, quibus et desuper scribimus, velitis informare ut ab iniuriis supradictis cessent in futurum ad ipsi domine regine, et suis propter illatas iniurias faciant quod iustum fuerit iuxta promissionem supradictam contemplacione nostri, qui vobis in consimilibus ac aliis negociis vestris libenter vestris i amiciciis complacere cuperemus, affectantes nobis discrete rescribi super premissis. Datum etc. 14 Julij 1390. Wij Willem van Gulich etc. doen kont allen luden ende bekennen mit desen apenen brieff dat wij gestedicht ende confirmeert hebben, stedigen ende confirmeren, alsulke scheidinge ende deylinge als hier na bescreven steet ende bekennen dat die scheidinge ende deylinge mit onsen willen ende overmids onsen bevele geschiet is en dat ons dat wail genuegt also als die veertyen, die onse amptman ende richter van Veluwen dair toe gesatt ende gekaren hadden, van beyden sijden hebben eyndrechlich gegangen, gescheiden ende gedeilt up heer eyde, tusschen lake ende palen, dat vecne van Wageningen ende van Manen, van der eynre syden van Maenre stutlake ende an dat sticht van Utricht aen die ander sijden, dats is te weten, dat die erffgenamen van Wageningen ende van Berinchem soilen hebben die sijde des vurgenoemdc veens zudewert, ende Derich, here van Lienden ende die erffgenamen van Manen soilen hebben die sijde desselven veens mit der eene sijde neertwert, dair die van Ede ncest geerft sijn ende mit der ander sijden westwert an dat sticht van Utricht ende mitten eynen eynden noertwert ende mit den anderen eynde zudewert, dair die Wageningen ende die van Berinchem neest geerfift sijn. Ende Gadert van Stramprade, onse reyntmeyster ende Arnt ten Boecop, onse amptman in Veluwen ende hoir Kol. 71. erven soilen hebben voir oer kost ende arbeit, die sij dair om gedain hebben, twelff mergen des vurgenoemde veens van Derix heren van Lienden ende der erffgenamen van Manen, mids doirgainden tusschen deyle der van Wageningen ende van Berinchem ende deyle Derix. here van Lienden ende der erffgenamen van Manen vurscreven, gelijch die vurscreven scheidinge gescheyt, gedeylt ende gepailt sijn bi den viertynen vurscreven, sonder argelist. In orkonde onss segels dat wij van onser rechter wetentheit an desen brieff hebben dein hangen. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert ende negentich des neesten dagen na sente Margariten dach. fohanne van den ÏVaele beleend met de Rydacker tienden in het gericht Znlichem. 20 July 1390. 'tol. 7 iv. Wij Willem van Gulich etc. doen kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen, dat wij bij raide ende goitduncke onser raide ende vrienden verpacht hebben ende verpachten mit desen selven brieve onser stat van Gelren, went wij die gerne behulpen segen dat die sich te beterende, onse gruyt tot Gelren soe als die van aldes gelegen is, acht jair langh na eyn ander volgende, vur eyne jairlixen pachten als allix jairs vur hondert marck Brabants, alsullix payments als indertijd der betalingen binnen onser stat van Gelren genge ende geve wesen sall, up vier termijn hier na beschreven te betalen, dats te weten XXV marck payments vurscreven upten heiligen Paesdach, XXV marck up sente Johansdach nativitatis, Johannis dair na neestvolgende, XXV marck payments vurscreven up sente Remeysdach dair na neestvolgende, alle wege illix jairs te betalen ons off onsen rijntmeystere dien wij dat bevelen te boren, wilke jaren vurscreven an gain sullen na jaren Jans Speden, ons gruters ter Nyerkerken, na datum sijnre brieve mit sulke vurwarden dat onse stat van Gelren vurscreven oir best mit onsen gruyt doin mach dese acht jaren vurscreven ende sullen alsulke guede gruyt geven dair onse lude mede bewairt sijn in onsen lande. Ende si moigen brouwen ende tappen hopp also verre als sij up onsen molen tot Gelren malen anders niet ende gebieden dairomme onsen drossaert tot Gelren, die nu is ende hier namels komen mach, dat he verware dat nymant in onsen drossaertampt van Gelren enich bier en tapp ten sij gegruyt mit onsen gruyt tot Gelren of hij en heb orloff van onser stat vurgenoemt, op eyn peyn van dryen ponden cleynren penningh, om die af te nemen die darenboven deden, half an onss te keren, die ander helft an onsen stat van Gelren, alsoe ducke ende mennichwerflf dat geschieden, sonder argelist. Voirt soe bekennen wij in desen selven brieve, want wij onse vurgenoemde stat van Gelren gerne gebetert hedden, soe hebben wij derselver onsen stat gegeven ende geven dat wullenampt tot Gelren ind all onse ampt van Gelren doir, mit sulken bogen ind vurwarden soe als onse stat van Goch dat wullenampt in onsen stat van Goch ind in den ampt van Goch dat van onsen seligen vurvaderen ende van ons heefft, soe dat nymant geen gewant maken en sall in onse stat ende ampt van Gelren vurscreven hij in sij burger in onsen stat van Gelren vurscreven ende dair bijnnen wonachtich. Ende dat Fol. 72. onse stat van Gelren moigen dat wullenampt vurscreven hogen ende legen ind koren dair van te nemen, bij raide der burgermeister ind scepenen onser stat van Gelren vurgenoemt ind biden geswaren van den wullenampt vurgenoemt, die sij dairthoe kosen soilen in alle der manieren als dat yn onser stat van Goch gewoenlich is. In orkonden etc. Datum anno Domini 1390 feria quarta post Divisionem apostolorum. Ich Willem van Ysendaren, knape, doen kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekenne dat ich mit den hogebaren vursten mijnen lieven ende genedigen here heren Willem van Gulich, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, van alre scholt die he mij sculdich is geweest van allen voer geledenen tijden dat were in brieve off buten brieve, van den ampte tot Zaltbomel, van Bomelrewert ende van Tielrewert off van enigen anderen saken wilker kunne dat die oic weren ende in wat maniren die geschiet sijn, thent up huden desen dach datum dis brieffs, bin gentzliken ende altomael verliket ende scheiden ende schelden hem ende sijn erven ende nacomelingen voir mij ende minen erven dair aff ende van allen anspraken, vorderinge ende pachte als ich heb ende vorderen moicht up mijnen genedigen heren vurgenoemt ende up sijnen heerlichede, hertogdom ende graesscap vurscreven los, ledich ende quijt. Ende bekenne vur mij ende minen erven dat mijn genedigen here mij dair af genoich gedain heefft, beheltelich mij alsulke twe dusent alde schilde als he mij na inhalt sijnre brieve bewijs heefft binnen X jaren te boren ende uytgenamen alsulker borchtuchten als ich voir hem an Heydenric van Oer ende Werner Roembergh ende hoeren erven gelaifft hebbe. Voirt soe schelde ich quyt alle diegene die mij gehindert hebben bij mijnen genedigen here vurgenoemt van alle alsulke vorderingen ende saken, als ich vorderen ende hebben moicht up hoen van der hindernisse wegen vurscreven ende gelave in gueden truwen die vurscre\en saken quyt te halden als vurscreven is ende nummermeer te vorderen. Alle argelist uytgeseget. In orkonde etc. Een gelijkluidende gezegelde acte op perkament, gedateerd Goedesdages na sinte Margaretendag 139®» berust in het rijksarchief te Arnhem. Overgedrukt Nijhoff III, n". 156. Wij Willem van Gulich etc. ende bekennen dat wij van gerechter scholt schuldich sijn Willem van Ysenderen twe dusent goide aldene guldene schilde, goet van golde ende gerechte van gewichte, off goide geliken payment dair voir dien selven alden schilden gelijch goit in den tijden der betalingen hier na beschreven, in onsen landen genge ende geve, wilken II" alde schilde vurscreven off payment dair voir als vurscreven is, wij voir ons, onse erven ende nacomelingen bcxviset hebben ende bewisen mit desen brieve Fol. 72v. Willem van Ysenderen vorgenoemt ende sijnen erven te boren binnen thien jaren na datum des briefs neest na eyn volgende, uyt allen onsen erffnissen ende pachte tot Beesde, Rynoye, Gellinchem, Roemde, Enspick ende in den kirspel van Hier '), also dat Willem vurgenoemt off sijne erven tusschen dit ende Paesschen neest comende dair uyt boren sullen hondert ende tachtentich alde schilde als vurscreven sijn. Ende her Henric van Steenbergen, praest tot Aldemunster tUtrecht, onse lieve neve, rait ende overste reyntmeister, sall hem binnen derselver tijt geven ende betalen van onser wegen tvvintich alde schilde. Ende Willem vurgenoemt sall illix jairs van den neesten negen jaren die dair neest comen sullen boren twehondert alde schilde als vurscreven sijn uyt allen onsen erffnissen ende pachten vurscreven die tot onsen dele nu behoren, mit vurwarden wert dat onse deel van onsen erffnissen ende pachten vurscreven sich up enich jair niet also hoge en geboerde noch en liep als vorscreven is, dat Willem vurgenoemt off sijne erven dan boren solden, soe sullen sij dat gebreck dair aff boren in den jaren die dair alre neest volgende soilen wesen, thent der tijt dat sij die IIM alde schilde vurscreven alinclich geboirt hebben. Ende wij ontbieden Derich Riquynssoen, bewarer van onser renten in Bomelrewert ende Tielrewert, dair yn onse vurgenoemde erffnisse ende pachte gelegen sijn ende allen dengenen die onse renten, erffnissen ende pachten aldair bewaren sullen, dat sij van onsen erffnissen ende pachten vurscreven laten verwissen Willem vurgenoemt off sijne erven dese tien jaren vurscreven te boren die alinge summe gelds vurgenoemt in allen manieren als vurscreven is. Ende wij gelaven voir ons, onse erven ende nacomelingen in gueden truwen Willem vurgenoemt ende sijnen erven die vurscreven summe gelds als twe dusent aldene gulden schilde off payment dair voir als vorscreven is te laten boren in allen maniren als als vorscreven steet ende hem dair yn geen hinder te doin off te doin doin off laten geschien van ymant in eniger wise. Alle argelist uytgescheiden. In orkonde des hebben wij etc. Ende want wij alle onse renten van allen onsen landen verbriefft hebben onsen lieven neve ende overste reyntmeistere den praist vurgenoemt, soe hebben wij hem gebeden dat dese bewisinge vurscreven mit sijnen willen sij ende dat hij des to getuge sijn segel mit ons an desen brieff doe hangen. Ende ich Henric, praist ende overste reintmeister etc. ') Hier of Hiern = Waardenburg. 24 Julij 1390. Hertoge. Wij laten u weten den gemeynen scepenen Reynoye, onser stat van Zaltbomel, in Bomelrewert, in Tielrewert, tot Beesden ende tot Herwarde dat wij gesatt ende gemaict hebben Wolter van Overrijn onsen amptman aldair ende willen dat gi oen van onser wegen ontfangen ende hon doit als gij uwen amptman sculdich sijt te doin ende he sall u weder doin als dairtoe behoirt, dis en lait nyet also lieff als wij u syn. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende XC up sente Jacobs avont onder onsen segel van onser rechter wentheit binnen up desen apenen gedruct. Fol. 73 Wy Willem van Gulich etc. doen kont etc. Ende bekennen vur onss, onse erven ende nacomelingen dat Willem van Ysendoeren ons van allen gelde, upboren, saken, broeken, anspraken ende tichten, die wij tot hem te seggen ende te vorderen gehadt hebben ende te seggen ende te vorderen moigen hebben van allen voirgeledenen tijden thent up huden desen dach datum dis brieffs, dat were van den ampte tot Zaltbomel, van Bomelrewert ende van Tielrewert mit sijnen toebehoren off van enigen anderen saken ende 12 tiehten wilker kunne dat die syne off weren ende in wa maniren die geschiet sijn, thent up huden desen dach datum dis briefs, onss gentzliken ende altomail genoich gedain heefft, also dat ons des wail genoicht ende mit onss dair aff alinclich verliket ende gescheiden is ende wij hem ende sijnen erven dair aff los ledich ende quyt, sonder alle argelist. In orkonde etc. Gegeven imta. Presentibus, Arnoldo de Gruythuys et Gerardo Stramprade. Julij Mijn here heefft ontfangen tot dienstluden die sicli quijt gecofft hebben van Wolter, here van Voerst, Betten die Heynen Pannards dochter was ende nu is echte wijff Maes Gerits soens van Baer, Alart ende Henric oere soene, Aleit ende Swene hoer dochtere. Datum Rosendael feria llllta post Jacobi apostoli maioris. Item is te weten, dat Ermgart dochter Betten voirscreven, die echte wyff is Rusen Lubberts Otgerssoen, Maes ende Herburgh der vurscreven Ermgarden kindere, sich mede quyt gecofft hebben ende hebben geseten, jair ende dach ja wail drie jair ende hebben sich onsen genedigen heren met gebaden ende wenen, bij Baer in den landen van Zutphen. 25 Julij Fol. 73v. Wij Willem van Gulich etc. doen kont allen luden ende bekennen mit desen apenen brieve dat wij van gerechter srholt sculdich sijn Wolther van Averryn twe dusent Gelressche guldene, goit van golde ende recht van gewichte, off gelych payment dair voir in den tijden der betalingen dien vurscreven guldene gelych goit in onsen landen genge ende geve, voir wilke summe gelds vurscreven wij vur ons, onse erven ende nacomelingen gesatt ende gemaict hebben, setten ende maken, mit desen brieve Wolter vurgenoemt 4 onsen amptman in onser stat tot Zaltbomel, yn Bomelrewert, yn Tielrewert, tot Beesden, tot Rynoye ende tot Herwarden mit allen horen toebehoren. Ende hebben bevalen the vorderen, te richten ende te boren allen broken, hoge ende lege, groet ende cleyne, also dat hi dair aff boren sall twe dusent Gelressche guldene vurscreven off payment dair voir als vurscreven is van den yrsten gelde dat hem werden ende he boren sall van onsen broken vurscreven. Ende dat he voirt voir sijnen dagelixsche cost bynnen onsen vurscreven ampt te doin als dat selve onse ampt te boeren ende te bewaren hebben sall illix jair, na beloep der tijt dat he onse amptman dair is, vier hondert guldene als vurscreven sijn die he boren sall uyt ende van onsen broken vurscreven. Ende wes he meer boerden dat sall he tot allen tijden sonder vertoch overleveren onsen reyntmeister die in dertijt is tot onser behueff ende wert dat he bynnen off buten onsen ampte vurscreven enige kost off verlech off dienste dede overmids onsen bevele ende brieven ende mogeliken off redeliken schaden die hi dairomme lede, den cost ende dat verlech ende dienst sall he slain ende rekenen up onse ampt vurscreven ende boeren van den broeken die dair ynne verschinen sullen, sonder argelist, ons, onsen erven ende nacomelinge van allen saken vurscreven bescheidelike bewisinge ende rekeninge te doin als wij hem dat een maent te voerens weten laten mit onsen brieven. Ende wij sullen Wolter vurgenoemt ende sijn erven alle broke vurscreven, hoge ende lege, groet ende kleyne als die vurscreven sijn alinclich laten boeren ende dair aff niet ontsetten noch doin noch laten ontsetten yn eniger wise thent sij altomail geboirt hebben die twe dusent gulden mit den jairgelde vurscreven na beloep der tijt ende alle ander cost ende verlech ende schade vurscreven als vurscreven is. Alle dese vurscreven punten ende vurwarden hebben wij hertoge vurgenoemt vur onss, onse erven ende nacomelingen gelaifft ende gelaven in gueden truwen Wolter vurscreven ende sijnen erven vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin, alle argelist uytgescheiden. In orkonde etc. die Jacobi apostoli maioris. 31 Julij 1390. Fol. 74. Wij Willem van Gulich etc. doen kont allen luden mit desen apenen brieve dat want wij bij raide ende goitduncken onser raide ende vriende gemaick hebben Willem Roevet onsen amptman tot Tiel, tot Zandwich, tot Zoelen, tot Kesteren, in onsen lande van Nederbetue mit sijnen tobehoren, soe bekennen wij wert dat he off ymant omme des ampts wille onse broken te vorderen wolde antasten ende dair ongeluch yn viel van dootslach off anders dat wij dair sijne ende dergene die hem tot onser behueff dair thoe behulpich weren sullen hoeftheren wezen ende dat sij dair mede ghene broken tegen onss misdoin en sullen. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende XC des Sonnendages na Pantaleonis. 13 Augustus 1390. Wij Willem van Gulich etc. ende wij Katherina van Beyeren etc. doin kont allen luden ende bekennen voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij van gerechten scholt sculdich sijn Agnesen van den Gruithuys, die echte wyff plach te wesen des seligen Henrich van Herwen ende hoiren kynderen, die sij van den vurscreven Henrich gewonnen heft ende hoiren erffgenamen, vier dusent goide Gelresschen gulden goit van golde ende gerecht van gewichte off gelijch payment dair voir den vurscreven guldenen gelijc goit. Wilke summe gelds die selve Henrich doe he leefden ons tot onsen orbar verlacht heft. Ende wij dairomme sijnen wijve ende kijnderen vurscreven off hoiren erven die summe gelts vurscreven wijsen te heffen ende te { \ boeren uyt onser alinger karentienden die wij jairlix hebben uyten alingen Wageningerbroick, mit sulken vurwarden dat onse renthemeister die indertijt is in onsen lande van Veluwen vurscreven die vurscreven thyenden sall alle jair verkoepen als he duirste mach ende doin, alle alsulc geit als die selve tyenden soilen gelden an hant ende thoebehoiff Agnesen ende hoire kyndere vurscreven off hoire off der kyndere erven verwissen ende betalen yn afslach der alingen summen gelts vurscreven die wij hoen sculdich sijn thent hem die alinclich betailt is. Ende wij gelaven voir ons, onse erven ende nacomelingen Agnesen ende hoiren kijnderen vurscreven off hoiren off der kinder erven die vurscreven summe gelts die wij hem sculdich sijn als vurlol. 74v. screven is alinclich te laten heffen ende boeren jairlix uyt onser alingen thienden vurscreven gelijck vurscreven steet ende sij dair an nyet the hynderen noch te ontsetten, noch doin noch laten hynderen off ontsetten van yemant yn enigherwijs, thent hem die alinge summe gelts die wij hem sculdich sijn alinclich betailt sy, sonder argelist. In orkonde des hebben wij hertoge ende hertoginne vurscreven. Ende want wij onsen lieven neven, rait ende oversten renthemeister, heren Henrich van Steenbergen, praist van Audemunster tUtrecht, alle onse renthen van allen onsen landen ende heerlicheiden ende (jradert van Stramprade, onsen lieven knaip, rait ende rentmeister yn Veluwe bij weten ende goitdoncken ende wille spraists vurscreven onse renthen yn Veluwen verbrieft hebben. Soe hebben wij hem gebeden dat dese saken vurscreven mit hoiren weten, wille ende goitdoncken geschytt sijn ende des in orkonde hoir segelen bij dat onse an desen brieff hebben gehangen. Ende wij Henrich, praist ende overste rentmeister ende Gadert van Stramprade, rentmeister in Veluwen vurscreven, bekennen dat dese saken ende wijsinge mit onsen weten ende wille geschiet sijn. Ende hebben des in orkonde ende van geheite ende om beden willen onss lieven gnedigen heren ende vrouwen van Gelre vurscreven onse segele bij die hoir an desen brieff gehangen. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende XC des Saterdages nae Laurencii martiris. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat kijndere ende erffgenamen seligen Henrich van Herwen, die onse overste rentmeister van allen onsen landen ende onss rentmeister ende amptman onss lands van Veluwen plach te wesen, ons goide bescheidentlike bewysinge ende rekeninge gedain hebben van den oversten rentmeisterampt, van allen onsen landen ende van den renthemeisterampt ende richtampt onss lands van Veluwen mit allen hoiren thoebehoeren ende van allen sak en die selige Henrich vurscreven van onss ende van onser wegen te doin heft gehadt van den jaire onss Heren MCCCLXXXVI up des heiligen Crucis dach Exaltatio, thent int jaire onss Heren MCCCLXXXIX up sente Nycolaus dach neest geleden, alsoe dat ons des walc genoight ende wij seligen Henrich, sijnen kyndere ende erfgenamen vurscreven des bedancken ende schelden sij ende hoire erven ende alle die ghene die hem die vurscrevem ampte ende saken hebben helpen bcwairen dair aff los, ledich ende quijt voir ons, onse erven ende nacomelingen, sonder argclist. Datum ut supra anno et die. 26 Augustus 1390. Fol. 75. Wij Willem van Gulich etc. doin kont allen luden etc. ende bekennen dat wij bij rade ende goitdoncken onser rade ende vriende bevalen hebben ende bevelen mit desen selven brieve Otten Bollixsoen onse borgh ende huys tot Amersoyen mit sinen thoebehoeren the bcwairen, alsoe dat he ons ende als wij nyet en weren onsen erven ende nacomelingen off onsen lieven neven, rait ende onsen renthemeister heren Henrich van Steenberghen, praist van Audemunster tot Utricht, yn behoiff ons ende onser erven ende nacomelingen die vurscreven onse borgh ende huys tot Amersoyen mit sinen thoebehoeren sal apenen ende weder leveren sonder vertoch tot allen tijden, als wij off onse erven ende nacomelingen off die praist vurscreven yn behoiff ons off onsen erven ende nacomelingen des dan hem gesynnen off doin gesynnen. Ende want wij oeverdragen sijnt mit denselven Otten dat he up onsen borgh ende huys vurscreven sall stedelix halden mit hem Johan Stout ende Derich Stout, sijn soen ende dair thoe soeven ander goider manne, twee wakere ende enen poirtire. Soe hebben wij hem voir sijnen deghelixschcn cost, als he dairomme op onsen borgh ende huys vurscreven doin sal, verwijst alle jaire vijve ende twijntich mergen lants gelegen in den velde bij Amersoyen, die wij hem dair sullen doin bewijsen te gebruken ende hondert alde scilde als wij van onsen pachte boeren, die hem van onser wegen sal alle jair gheven onse tholner tot Saltbomel, nae beloip der tijt dat he onse vurscreven borgh ende huys bcwairt ende bcwairen sal ende wij ontbieden onsen tholneer tot Zaltbomcl, die nu is ende die hyr namails sijn sall, dat sij Otten vurscreven dat vurscreven jairgelt betalen nae beloip der tijt dat he onse vurscreven borgh ende huys sall bewairen als vurscreven is. Ende wij bekennen dat wij Otten vurscreven sijn ploechrecht sullen laten volglien off hem dat geboirt na gewonte des lands, als wij off onse erven ende nacomelingen onse borgh ende huys vurscreven van hem weder eysschen, sonder argelist. In orkonde des hebben wij onse segel bij onser rechten wetenheit doin hangen an desen brieff. Ende want wij alle onse renten ende upkominghen verbriefft hebben onsen lieven neven ende overste rentmeister den praist vurscreven, soc hebben wij hem gebeden dat hem dese vurscreven bewijsinghe lieff sij ende dat he des te getuge sijnc segel mede an desen brieff hanghe. Ende ich Henricii, praist ende overste renthemeister, bekenne dat mij dese vurscreven bewijsinghe lieff is ende hebbe des te getuge mijn segel mede an desen brieff doin hanghen omme beden wille mijns genedigen heren vurscreven. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende XC des Vridages nae Bartholomei. F°l. 75V. Ich Ott Bollixsoen doe kont etc. ende bekenne want die hogebaren mijne lieve ende genedige here heer Willem van Gulich, hertoge etc. na ynhalt sijnre brieve mij dair up gegeven, my sijne borgh ende huys tot Amersoyen mit sinen thoebehoeren yn geloeven bevalen heft te hueden ende the bcwairen. Soe kenne ich dat ich dair up mit mij Johan ende Derich Stolt, mijne soene ende soeven goide ander manne, twee wekere ende enen poirtyr sal halden ende dat ich die selve borgh ende huys tot Amersoyen mijnen gnedigen heren sal truwelich bewairen ende mijnen genedigen heren vurscreven ende sijnen erven ende nacomelingen off den eerwerdighen heren Henrich van Steenbergen, praist van Audemunster tUtricht, yn behoiff mijns genedigen heren van Gelre, sijnre erven ende nacomelingen sal apenen ende weder leveren tot hoiren willen, sonder vertoch tot allen tijden als sy off hoire ennich an mij des gesynnen. Ende op dat dese bewaringe ende wederleveringe ende alle punten vurscreven te vaster ende steder sijn mijnen gnedigen heren, sinen erven ende nacomelingen soe hebben ich ende Johan ende Derich Stolt, mijne soen, denselven mijnen genedigen heren, sinen erven ende nacomelingen gelaift ende gesekert yn goiden truwen ende mede mit upgerichten vyngcren ende mit gestaifden eyden then heiligen geswaren. Ende heb mijnen genedigen heren van Gelre vurscreven dair voir te borge gesat Egen Voss, Egen \\ olterssoen, Johan Ludolph, Geenman, Gerit Loycnsoen, Johan Loy Vosssoen, Johan Stolt Corfssoen ende Johan Stolt Gunselenssoen, wilke borge hoire lijff ende guit voir mij verwilkert hebbc ende gesatt ende hebben gesekert ende gelaift yn goiden truwen dat ich die vurscreven borgh ende huys tot Amersoyen mit hoiren thoebehoiren yn behuyff mijns genedigen heren, sijnre erven ende nacomelingen sal truweliken bewairen ende hoen off den praist vurscreven yn hoire behuyff sal apenen ende vvederleveren tot allen tijden, als sij off hoire ennich des an mij gesijnnen gelijck vurscreven steet. In orkonde des soe hebbe ich Ott Bollixsoen vurscreven mijnen segel an desen brieff gehanghen. Ende wij Johan en Derich Stolt, gebruedere, bekennen dat wij gelaift gesekert ende geswaren hebben then heiligen mit onsen vader vurscreven alle punten vurscreven te vollenbrenghen gelyc vurscreven steet, wilke punten all ende eyn ygelich sunderlinge wij Egen Voss, Egen Wolterssoen, Johan Ludolph, Geneman, Gerit Loyensoen, Johan Loye Vosssoen, Johan Stolt Corfssoen ende Johan Stolt Gunselenssoen vurscreven hebben gesekert ende gelaift yn goiden truwen ende dair voir onse lyve ende guede verbonden yn allen manieren als vurscreven is. Alle argelist uytgeseget. In orkonde ende getuich der wairheit hebben wij Johan ende Deric, gebroidere ende wij burgere vurscreven onse segele an desen brieff gehangen, anno et die ut supra. 27 Augustus 1390. Fol. 76. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij rade en goitduncken onser rade ende vriende gemaict hebben ende gesat maken ende setten mit desen brieve Herman van Wij onsen amptman ende richter yn onser stat van Thiel ende yn onsen gerichte tot Zandwich, tot Kesteren, tot Soelen ende yn onsen lande van Nederbetu, mit allen sinen thoebehoiren, alsoe dat he aldair van onsen wegen richten, vorderen ende boeren sall alle broeke, hoege ende leghe, groit ende cleync. Oic hebben wij Herman vurscreven onsen dijckgreve yn onsen lande van Nederbetuwe mit sinen thoebehoeren ge- maict, alsoe dat he ons off onsen erven ende nacomelingen dair aff ende van allen saken vurscreven bescheidentlike bewijsinghe ende rekeninge doin sal, tot allen tijden als wij off onse erven ende nacomelingen hem dat eyne maent te voerens weten late. Ende wij hebben hoen bewijst voir sijne degelixsche cost, alle jair nae beloip der tijt dat he onse amptman is, tweehondert ende vyff ende twijntich Gelrensch guldene als wij nu lest tot Arnhem yn onser munten hadden doin slain off gelijc payment dair voir, als dat vurscreven ampt the vueren ende dair en baven en sall he ons off onsen erven ende nacomelingen ghene cost mere rekenen dan bescheidelike cost die he dede omme die dike ende weteringen the beschouwen ende then were dat wij hem enige sunderlinghen saken bevelen te doin bijnnen off buyten sijnen ampt vurscreven. Ende wert dat he enyge cost dede als vurscreven is omme die dike ende weteringe the beschouwen ende oic off he dede enige cost off verlech omme enyge sunderlinge saken wille als vurscreven is bij onsen bevele bynnen off buten sijnen ampte ende dat he off sijne gescllen yn onsen dienste off dat wij hem ontboden mit onsen brieven erglient the rijden mit ons off van onser wegen ende sij dan nederlegen ende gevangen wurden off reysyghe haeve verloeren, dair solden wij hoire hoefthere aff wesen ende die cost ende dat verlech ende verlies vurscreven sal he boiren van allen saken ende broiken als verschinen soilen van den ampte ende dijckgraschap vurscreven. Ende wert dat he up eynich jair dat jairgelt ende die coste, verlech ende verlies vurscreven van den ampt ende dijckgraschap vurscreven alinclich nyet geboeren en konde soe sal he dat gebrech dair aff slain up sijne ampt ende up die dijckgraschap vurscreven ons off onsen erven ende nacomelingen dair aff bescheidelike bewysinge ende rekeninghc aff Fol. 76v. te doin als vurscreven is. Ende want Herman vurscreven onss op onse ampt ende dijckgraschap vurscreven geleent ende yn onse hant gelievert heft sesshondert ende vijftich Gelrensch guldene als vurscrcven sijn, soe sollen wij hem off sijnen erven dat selve ampt ende dijckgraschap mit allen hoiren thoebehoeren als vurscrcven sijn laten hebben ende besitten ende hem ende sijne erven nyet ontsetten, noch doin noch laten ontsetten yn enigerwijs wy off onse erven ende nacomelingen en hedden hoen irst die vurscreven sesshondert ende vijftich gulden mitten jairgelde, coste, verlies ende verlech vurscreven alinclich betailt off sij en hedden dat alinclich geboirt van den ampte ende dyckgraschap vurscreven, alsoe dat hoen dair aff genoich geschiet were, sonder argelist. Alle dese vurscreven punten ende vurwarden hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven yn goiden truwen Herman vurscreven ende sijnen erven vaste, stede en onverbreclich te halden ende te voldoin. In orkonde. Gegeven int jair onss lieren MCCC ende tnegentich des Saterdages nae sente Bartholomeusdach des apostels. 20 Augustus 1390. Wilhelmus, primogenitus Juliacensis, etcetera, venerabili viro domino preposito Arnhemensi, Traiectensis dyoceseos, seu eius vicario et officiali, salutem et sincere dileccionis affectum. Ad altare in honorem omnipotentis Dei, beate Marie virginis sui matris gloriose ac beatorum Cornelii et Georgii consecratum, in ecclesia parochiali de Well, Traiectensis dyoceseos, situm, vacans ad presens per liberam resignacionem Johannis Koe, filii olim Theoderici, ultimi rectoris eiusdem, in manibus nostris coram nobis factam, discretum virum Gerardum de Amersoyen presbyterum, Traiectensis dyoceseos, cui ipsum altare pure et simpliciter propter Deum cum omnibus suis attinenciis contulimus, cuius collacio seu presentacio ad nos pleno jure patronatus hu .. li dinoscitur pertinere, et vobis Dei nomine presentamus presentando eundem prcsbyterum venerabili viro domini preposito Arnhemensi et archidiacono in ecclesia Traiectensi, seu eius vices in hac parte habenti et gerenti, et supplicando eidem una cum eodem presbytero pro ipsius institucione et admissione a nobis canonice et graciose optinendis. In cuius rei testimonium sigillum nostrum presentibus duximus apponendum. Datum anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo vicesima die mensis Augusti. 2 September 1390. Fol. 77. Wij hertoge etc. bekennen dat wij Arnt Vyncken, burgher tot Dordrecht ende sijnen guede dat he mit hem vuert ende vueren sall voir or\s, voir alle onse lande, lude ende ondersaten die omme onsen wille doin ende laten willen, gegeven hebben ende gheven mit desen brieve, the water ende te lande, yn allen onsen landen ende heerlicheiden, eyn goit vaste, stede geleyde ende velicheide, angaende up huden desen dach datum des brieffs ende duiren daer nae eyn alinch jayr, ten were dat wij hoen dat hijr en bynnen up deden seggen ende soe solde dit geleide ende velicheide duren na onsen wederseggen eyne maent ende nyet langher. Alle argelist uytgescheiden. In orkonde onss segels hijr an gedruck int jair onss Heren MCCC ende tnegentich feria sexta post Egidij. 1 September 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. ende tuegen mit desen apenen brieve, dat Gclis van Berlar noch nyemant van sijnre wegen ons off yeman van onser wegen ye enige dedinghe off saken an en brachten off gebracht hebben, heymelich ofF apenbair, die dragen mochten tgegen onser moyen der hertoginne van Brabant off hoiren hulperen, landen, luden ende ondersaten yn eynigerwijs. Oick soe en zagen wij Gielis vurscreven nye dat wij weten. Ende / des in orkonde hebben wij onse segel bijnnen up desen brieff doin drucken. Gegeven anno XC° ipso die beati Egidij. 2 September 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. dat want die herlicheit van Persunghen onse eygen goit is ende yn onse leen van den rijch onser borchgraschap tot Nymegen, als ons van onsen seligen voirvaderen wegen an comen is, nyet en hoirt, soe ontbieden wij u Johan van Wuesich etc. dat gi yn derselver onser heerlicheit gheen gericht off richtinghe en doit dan mitten ghenen die dair yn gheerft ende geseten synt, beheltelich ons onss rechten. Ende des en lait nyet etc. Gegeven in crastino Egidij feria sexta etc. 31 Augustus 1390. Fol. 77v. Wij Willem etc. doin kont dat mit onsen wille ende consent is, dat die kircke ynt Honychout gelegen yn den rijck, gesticht ende gewijet up enen mergen lants die die kirchoff begrypt. Willich mergen lants rurende ende hoirende yn ander landt ende erfnisse dat onss ende onser heerlicheit tijns guet is ende ons des wale genueght, beheltelich doch ons, onsen erven ende nacomelingen an denselven landen ende erfnisse onsen alingen tijns gelijc als wij voir hadden ende onse alderen ende voirvaderen dair uyt gehadt hebben, sonder argelist. In orkonde onss segels etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC tnegentich feria quarta in octava sancti Bartholomei apostoli. Item dominus dux recepit resignacionem capelle de Persinghen per dominum Johannem de Bemol et dedit de ea presentacionem magistro Henrico de Ligua ut supra. 27 September 1390. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bij rade en goitduncken onser raide ende vriende voirt bevalen hebben ende bevelen avermids desen apenen brieve heren Willem van Drueten, ridder, onse ampt tusschen Maese ende Wale mit allen sijnen synnen thoebehoiren ende wij hebben hoin gemaict ende gesat, maken ende setten hoin avermids desen selven brieff onsen amptman ende richter tusschen Maese ende Waele ende dat dair thoe behoirt. Alsoe dat he alle vervalle, broicken ende upkominghe, groet ende cleyne, die yn den vurscreven ampte mit sijnen thoebehoiren verschinen ende vervallen soilen, sal richten ende upboeren ende ons off onsen erven ende nacomelingen dair aff bescheidelike rekeninghe ende bewysynge te doin bijnnen eenre maint dairnae dat wij off onse erven ende nacomelingen hem dat laten weten, mit vurwairde dat heer Willem vurscreven ghene grote broicken die an lijff ende an guyt draghen noch geweltliken saken yn den vurscreven ampt sal richten off yffnemen ten sij bij weten, wille ende consent ons off onss oeversten renthemeisters off des ghenen dien wij off onse erven ende nacomelingen dat bevelen. Ende soe wat van den groiten broicken ende geweltliken saken vurscreven coempt off comen sall, dat sall he tot allen tijden als he die boirt onvertaight ons off onsen oversten renthemeister, die yndertijt is off wesen sall, halff averleveren ende die ander helfte behalden yn afslach alsulken schout als wy hem dan schuldich weren off nu sculdich sijn als hier nae bescreven steet. Voirt hebben wij heren Willem vurscreven, die wijl dat he onse off onsen erven ende nacomelingen amptman sijn sall, gegeven alle jair onze dijckgraeschap tusschen Maese en Waele voir sijnen dagelixschen kost ende dair en baven en sal heer Willem vurscreven ons off onsen erven ende nacomelingen Fol. 78. gheen kost mere rekenen, then were dat wij, onse erven ende nacomelingen denselven heren Willem mit onsen brieven off warechtigen baden tot ons the comen off anders wair buten den ampt tusschen Maese ende Wale the rijden gewapent off onghewapent erghent bijnnen off buten onsen landen yn onsen orbar ende dair wij des noyt ende the doin hedden deden ontbieden. Ende wert sake, dat her Willem vurscreven ons erghent the dienst rede mit enighen luden die he mit hem vurden, off dat wij onse erven ende nacomelingen hoen bevelen gewapende lude yn sijnen ampt the halden, als onse lande ende dat ampt vurscreven te hueden ende the beschirmen, off dat hij ons anders yet verleechden avermids onse ende onser erven ende nacomelingen bevelen mit brieven, wes kost off schaden he off die ghene die mit hem in onsen off onser erven ende nacomelingen dienst weren deden off leden an gevengnisse, perden off reysighen haeven, den cost, schaden, gevengnisse, verlies off dat he ons anders verleecht hedde soilen wij off onse erven ende nacomelingen heren Willem vurscreven off sijnen erven quyten, wedergeven ende verleggen tot bescheideliker rekeninghe ende bewysinge eer wij off onse erven ende nacomelingen sy ontsietten van den ampt vurscreven mit sijnen thoebehoiren. Ende want wij heren Willem vurscreven schuldich siin van gerechter scholt vijve ende twijntich hondert guede alde gulden scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte off goit gelijck payment dair voir. Soe soelen wij heren Willem vurscreven ende synen erven an den vurscreven ampt onsen amptman wesen laten ende sij dair aff nyet ontsetten, noch doin noch laten ontsetten, yn gheenrewijs wij off onse erven en hedden hoin off sijnen erven irst betailt off doin betalen die vyff ende twintichhondert alde schilde vurscreven off guet gelijc payment dair voir als vurscreven is ende dair thoe alle kost, schade, gevengnisse, verliess ende verlech, die heer Willem vurscreven off sijn erven dair aff hedden off dairomme gedain hedden % als vurscreven is. Alle dese vurwarden ende punten vurscreven hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift in goiden truwen heren Willem vurscreven ende sijnen erven vaste, stede ende onverbreclich te halden. Ende hebben dis the getughe onse segel van onser rechter wetenheit an desen brieff doin hanghen. Gegeven int jair onss heren dusent driehondert ende tnegentich in die Cosmi et Damiani martirum beatorum. 27 September 1390. Fol. 78*. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat her Willem van Drueten, ridder, onse amptman tusschen Mase ende Wale, mit ons bij rade ende goitdoncken onser raede ende vriende verliket ende verscheiden is van allen tichten, broecken ende anspraeken wilker kunne dat die sijn off hebben geweest bij onsen tijden off by onser seligher voirvaederen tijde endé oic woe die genoempt sijn ende als wij off onse erven ende nacomelingen hem thijen off anspreken moigen van allen voirgeledenen tijden thent up huede desen dach datum des brieffs ende bekennen dat he ons dair aff genoich gedain heft ende schelden hoen ende sijne erven voir ons, onse erven ende nacomelingen dair aff los, ledich en quijt, mede schelden wij quijt alle die ghene die heren Willem vurscreven dat vurscreven ampt hebben helpen bewaeren van allen broeken die sij weder ons gedain hebben als van des amptswegen uytgenamen heren Willems pendere. Alle argelist etc. Datum Cosme et Damiani martin beatorum. 27 September 1390. Ich Willem van Drueten, ridder, alnptman tusschen Maze ende Wale, doe kont etc. ende bekenne dat ich bij rade ende goitduncken mynre vriende ende maghe byn vrientlich en gonstelich verscheiden ende verslichten mitten hogebaren mijnen gnedighen heren heren Willem, hertoge van Gelre greve van Zutphen, van allen anspraken, eyschingen ende vorderynghen als ich off yemant van mynre wegen hebben moight an den selven mijnen gnedighen heren off sijnen erven, nacomelingen ende heerlicheiden. Welker kunne dat die anspraeke, eyschinghe ende vorderinghe syn off hebben geweest ende oick woe die genoempt sijn off soe woe men die noemen mach, van allen voirledenen tijden thent up huden desen dach datum des briefs. Ende bekenne dat die selve mijne gnedighe here mij dair aff genoich gedain heeft ende dat ich hoen des bedancke ende schelde hem sijne erven, nacomelinghen ende heerlicheide dair aff los, ledich ende quyt voir mij ende mijnen erven, beheltlich doch mij ende mijnen erven mijns amptsbriefs van tusschen Maze ende Wale ende alsulken vyff ende twijntich hondert alden schilde ende vorwarden als yn den selven mijnen amptbrieff geschreven sijn, welken amptbrieff mijne gnedighe here vurscreven mij nu heden up datum desen brieffs gegeven hefft. Alle argelist uytgescheiden. In orkonde mijns segels dat ich an desen apenen brieff hebbe gehanghen. Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert ende tnegentich in die Cosme et Damiatii martirum beatorum. 12 October 1388. 01.78a. Universis presentes litteras visuris et audituris Wilhelmus, primogenitus Juliacensis, dux Gelrie et comes Zutphanie, ad futuram rei memoriam notum facimus, quod inter serenissimum et illustrissimum principem dominum Karolum, Dei gracia Francorum regem, et nos tractatum est in hunc modum. Primo, quod si contingeret in futurum, quod nos guerram sive dampnum aliquid inferre intenderemus ipsi domino regi sive regno suo Francie, hoe per annum ante notificabimus eidem domino regi per litteras nostras patentes sigillo nostro sigillatas, imperio Romano excepto. Item quod 13 omnes questiones, guerras et controversias, que sunt inter dominam Johannam ducissam Brabancie et nos, ponerimus ex toto in manibus dicti domini regis taliter, quod idem dominus rex committet factum huiusmodi questionum, guerrarum et controversiarum, reverendo in Christo patri domino archiepiscopo Coloniensis, necnon magnificis et nobilibus dominis duci Lothringie, domino de Coriaco et Guidoni de la Tromollie, et quod si unus dictorum de Coriaco et de la Tromollie huiusmodi commissioni interesse non posset, quod dicti archiepiscopus et dux Lothringie cum altero predictorum dominorum, ac si omnes quatuor interessent, peticionibus nostris et responsionibus dicte ducisse visis et auditis debeant secundum jus et justiciam sentenciare et pronunciare, unde nos Wilhelmus dux mittemus in scriptis sub sigillo nostro dicto domino archiepiscopo, infra instans festum Circumcisionis Domini, omnes nostras peticiones et questiones, quas dicte ducisse Brabancie petiverimus et idem dominus archiepiscopus mittet huiusmodi peticiones et questiones ducisse supradicte et ipsa ducissa mittet responsiones suas, per suas patentes litteras suo sigillo sigillatas, una cum peticionibus et questionibus nostris supradictis, per dictum archiepiscopum ut dictum est sibi missis, eidem archiepiscopo, infra instans festum Purificacionis beate Marie. Et secundum peticiones et questiones nostras ac responsiones dicte ducisse, predicti archiepiscopus, dux Lothringie, dominus de Coriaco et Guido de la Trimollie, vel alter ipsorum dominorum de Coriaco vel de la Trimollie, cum dictis archiepiscopo et duce Lothringie, de et super dicto negocio pronunciabunt jus et justiciam, infra instans festum beati Johannis Baptiste, secundum jura et consuetudines patrie, ubi talia bona sita sunt. Item in manu predicti domini regis taliter ponemus opidum de Gravia, quod Wenemarus dominus de Cuyck vel eius filius recipiet dictum opidum in feodum a dicta ducissa, et dicta ducissa infeodabit dictum Wenemarum vel eius filium de opido b supradicto, prout illud usque huc devenit ab antiquo. Et dicta ducissa faciet dicto domino de Cuyk et eius filio absque mora super ipsorum peticionibus, quod justum fuerit et rationis. Item in manibus dicti domini regis ponemus taliter Arnoldum de Hoemen, militem, quod si inventum fuerit per litteras aut noticiam, quod idem Arnoldus non fuerit captus occasione inimiciciarum ducisse supradicte, vel quod nos per litteras docere possimus, quod ipse Arnoldus super universis peticionibus et accionibus, quas contra dictam ducissam habuit seu habet, renunciaverit, ipse Arnoldus noster captivus remanebit. Si vero inveniatur, quod ex parte inimiciciarum dicte ducisse predictus Arnoldus captus extiterit, quodque nos sicut prescriptum est docere non poterimus illo, tune dictus dominus rex dictum Arnoldum sua captivitate poterit liberare sine dolo et fraude, preterea est ordinatum, quod quilibet complicium et adiutorum utriusque partis, scilicet dicte ducisse et nostre, erunt reconciliati et restituti ad sua feoda, sicut ante inicium predicti guerre illa habebant. Que omnia et singula superius contenta nos Willelmus dux Gelrie supradictus promisimus et promittimus per presentes bonafide tenere et firmiter adimplere, dolo et fraude exclusis. In cuius rei testimonium sigillum nostrum presentibus litteris duximus apponendum. Datum in campis prope Corishem XII die mensis Octobris anno Domini MCCCLXXX octavo. Nos Wilhelmus, primogenitus Juliacensis, dux Gelrie et comes Zutphanie, notum facimus universis presencia visuris et audituris, quod nos pro nobis et subditis et complicibus et adiutoribus nostris et nobis adherentibus in hac parte universis iuxta tractatus inter serenissimum principem dominum Karolum Francorum regem ex una parte et nos ex alia iuxta continenciam litterarum desuper confectarum factos, dedimus per presentes damus domino Philippo domino Borgondie ac subditis et complicibus seu adiutoribus et adherentibus suis in hac parte universis bonam sanam antiquam et firmam reconciliacionem de talibus guerris, quas nos et nostri subditi et complices seu adiutores et nobis adherentes in hac parte universis hucusque habuimus contra eundem ducem Borgondie, et per istam reconciliacionem erunt ab utraque parte occisi contra occisos, dampna contra dampna, rapine contra rapinas, incendia contra incendia quiti et quita et quilibet ad sua feoda restitutus. In cuius etc. Datum ut supra. 17 September 1382. Fol. 78b. Datum pro copia. Wij Willem van Gulich, bi der genaden Gods hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doin kont allen luden ende bekennen overmits desen openen brieve, want die eersame manne her Herman van Goch, segeler des hoefs van Colne, onse lieve getruwe rait ende vrient, ons ende onsen gemeynen lande mit groten gonsten ducke ende vele tot onsen orber bij gestaen heefft ende ons noch dach bij dage bij steit ende sijn guet ende sijnre vriende guet ende haeve tot onsen ende onss lands kenlike noyt uytghevet ende uytleent. Ende woe wale he van ons sommige brieve ende burgen up een gemeinde summe gelts heefft, so vellet doch duckwijl als ons noyt overkoempt, dat he ons anstaden steit mit sijnen ende synre vriende guede buten brieven ende sekerheyt ende op gantze geloeve. Ende want wij oick den burgen heren Hermanne ende sijne erven in desen saken also besorgen wijllen, dat he noch sijne erven des in ghenen schade noch achterdele en komen, hier omme so wijllen wij ende verkyesen voer ons ende voer onse erven up onse land off dat sake were, dat den vurscreven heren Hermanne, sijnen erven off heldere des brieffs nyet genoech en geschieden van den summen gelts, die wij hem overmits brieven ende sekerheyt schuldich sijn ende tot alsulken tijden ende in der formen als die brieve ynhalden off dat die burgen ende ghisele die wij hem gesatt hebben nyet in leistinge noch giselscepp en quemen ende oick neyt en hielden als die vurscreven brieve ynhalden ende oick off eynich hindernisse off krot daer ynne gevielen. Ende oick off die vurscreven her Herman ons buten brieven ende sekerheit enich geit off guet leenden off verleechde, dat he mit beschedenre bewisinge bijbrengen muchte ende hem dair aiff nyet genoich en geschieden tot sijnre maninge onvertoicht, so moigen ende soilen die vurscreven her Herman, sijne erven off helder des brieffs ende anderre brieven die he van ons heefft off krigen mach sich alletijt ende up allen steden, id sij te water off toe lande, aen onsen lande, luden ende ondersaten verkoeveren, verhalen ende sich behelpen als onser ondersaten oer lijff ende oer guet aen te tasten ende te halden, te bekommeren ende te arrestieren up allen steden, mit geisteliken off mit werentliken gerichte. Ende daer aen en sal ons, onsen ondersaten ende luden gheynrehande wederwoerde noch beschuddenissc noch vurwarde, geleyde off eynige vrijheit scade doen in eynigervvijs also lange thent den vurgenoemden heren Hermanne, sijnen erven off helder des brieffs ende anderre brieve vurscreven genzliken genoich sij gescheit van hoefftgude, van schade ende van cost, den sij daer om gehadt ende geleden hedden off gedaen in eenigerwijs. Alle argelist in eyn ygelic deser vurscreven punten gentzliken uytgeschieden. Ind orkonde der waerheit alre dinge vurscreven hebben wij onsen segel van onser rechter wetenheyt an desen brieff doen hangen. Gegeven in den jaere onss Heren dusent dryehondert twe ende tachtentich up sente Lamberts dach des hieligen bisscops. 25 Januarij 1385. 79. Wij Willem van Gulic, bij der genaiden Gaids hertoge van Gelre en greve van Zutphen, doin kont allen luden mit desen apenen brief ende bekennen dat wij onse burgere onser stat van Gelre halden willen sonder ymands wederseggen in alle alsulken hande goide als Willem van Stralen in onser vurgenoemde stat tot Gelre heeft, dair onse vurgenoemde burgere van Gelre mit rechte yngericht sitten. Alle argelist uytgeseeght. In oirkonde etc. Gegeven int jair etc. LXXXV op sente Paulus dach Conversio. Presentibus de consilio, Arnoldo de Hoemen, domino de Amersoyen, Woltero de Ysendaren, Henrico Rombliain de Vossem, Segero de Groesbeke, domino de Hoemen et Wilhelmo de Drueten, militibus et sigillatum per Johannem Kodken. Fol. 79v. is onbeschreven. Fol. 80. Wij Willem van Gulic, bij der genaiden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, als eyn saecwalt ende wij etc. als burgen doin kont ende kenlic allen luden die desen brief soilen sien of hoeren lesen, dat wij van gerechter scholt ende mit gesamender hant schuldich sijn vur ons ende vur onse erven ende nacomelinge Heidenrike van Oer, Heidenric ende Henric van Oer, sijnen sonen, ofhoere eyn van hoen drien vurgenoemt die heldere dis briefs weere of hoeren erven, twe dusent gude alde guldene schilde, guyt van gelden ende gerecht van gewichte, meenten des keysers van Romen of des conincx van Vranckrijc of guyt ander gulden geit dair vur den vurgenoemden alden schilden gelijc guet in der tijt der betalingen, van welken twe dusent schilden vurgenoemt wij of onse erven of nacomelingen wale betalen soelen Heidenric van Oer of Heidenric of Heinric, sijnen soenen, vurgenoemt of hoere eyn van hoen drien vurgenoemt die heldere dis briefs were of hoeren erven, dusent alde gulden schilde der munten ende payments vurgenoemt te Kirsmisse na datum dis briefs neest volgende ende dusent schilde van denselven Kirsmisse oever eyn jaire neestvolgende of bijnnen vertijn nachten. Mer weert sake, dat wij des nyet en deden ende versumelic dair an wurden in deile of te male, dat Got verbieden moit, so soilen wij hertoge vurgenoemt mit vin perden ende wij ende wij etc. burgen vurscreven soilen mallic mit li perden tot maningen Heidenrix van Oer of Heidenrix of Heinrix, sijnre soene, of eyns van hoen drien, die helder dis briefs were of hoere erven, yncomen of wij hertoge vurscreven moigen eynen goiden man mit Uil perden vur ons ende wij burgen vurscreven male eynen goiden man mit II perden vur ons senden tot Wesele in die stat in eyne heersame herberge die he of sij ons wisen soilen, aldair te leisten na goider lude sede, van danne nyet te scheiden wij en hebben Heydenric van Oer of Heidenric of Henrix, sijnen soenen. of hoere eyn van hoen drien, die helder dis briefs were of hoeren erven, van den twendusent alden schilden van allen cost ende schaden, die dair op tot bescheideliker bewisingen ende rekeningen gegangen were, irst voldain gentzliken ende all wail betailt. Ende weirt dat wij des nyet en deden gelijc vurscreven steit, so moigen sij die IIM alde schilde ende pene vurscreven wijnnen te joeden woker of te lomberden schaden of sij moigen also gelieken schaden selve rekenen op dat vurgenoemde geit ende dat van ons nemen ende heisschen mit desen brief, sonder wederspraike van ons of van onsen erven of nacomelingen ende wij soelen hoen voldoen ende volcomeliken betailen hoeftstoile ende pene vurscreven mit allen schaden die dair op gegangen were tot bescheidliker bewisingen ende rekeningen. Voirt, want Heidenric van Oer vurgenoemt ende Heidenric, sijn soen, ons hertogen vurscreven ende onse erven orvede ende verlofnisse gedain hebben, so soilen sij nochtant hoer vurge- noemde geit ende allen schaden die dair op gegaen were moigen manen op ons, op onse erven ende nacomelingen, die moigen vorderen mit desen brieve dair omme nyet verbreclic te wesen of te werden an hoere eren of an hoeren eyde die sy ons hertogen vurgenoemt gedain hebben. Ende weert sake dat Heydenric van Oyre of Heydenric of Henric, sijnen soenen, vurgenoemt of hoere eyn die helder dis briefs weere noit dede dese vurgenoemde summen gelds van ennygen termine vurscreven mit rechte te manen of yn te vorderen, dat moigen he ot sij vorderen, eysschen of manen tot Rekelinchuesen of tot Ludinchusen in eyn van dien steden vurscreven dair hoen des best genoigen sall. Fol. 8ov. Voirt sint vurwarde, oft sake were dat ymant van onss burgen vurgenoemt binnen deser tijt der betalinge sturve of aflyvich wurde, dat Got verbieden moit, so soilen wij hertoge vurgenoemt ende wij andere burgen tot maningen Heidenrix van Oer of Heidenrix of Henrix, sijnre soene, of hoere eyns die etc. eynen anderen goiden man in des doden stat sovvoe duck dat gevallen mucht setten, die sekeren ende gelaven sall alle punten ende vurwerden die in desen brieve voer of nae beschreven stain te halden, te doin ende alinclic te volbrengen, gelijc wij in desen brieve voer ende nae gesekert ende gelaift hebben. Weert oic sake, dat ymant van ons burgen vurgenoemt were die nyet mede gelaven of segelen of en mochte, so soilen wij hertoge vurgenoemt ende wij burgen eynen anderen goiden man in sijne stat doin segelen, sekeren ende gelaven alle punten ende vurwarden in desen brieve begrepen te halden ende te volbrengen mit eynen transfixbrief hier dorgesteken ende die also nyet gelaven of segelen en mochte of en wolde sall doch tot allen punten ende geloefden in desen brieve beschreven verbonden stain blijven, thent eyn ander guyt man in sijne stat gesatt wurde als vurscreven steit. Alle dese vurwarden, geloefte ende punten vurscreven ende eyn yetlic sunderlinge hebben wij Willem, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, gelaeft ende gelaven ende wij etc. burgen vurscreven vur ons, onse erven ende nacomelinge gesekert ende gelaeft, sekeren ende gelaven, in goiden truwen overmids desen brief Heidenric van Oer Heidenric ende Heinric, sijnen soenen, hoere eyn van hoen drien die heldere dis briefs were of hoeren erven vast, stede ende overbreclic te halden ende volcomeliken te voldoin, sonder eyncherhande argelist of behendicheit in ennigen punten geloeften of vurwarden dis briefs te trecken of te vynden. il. 81. Wij Willem van Gulic, bij der genaiden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, als eyn saecwalt ende wij Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, Willem van Drueten, Deric van Eyle, Johan van Bijlant, Johan van Hoemoit, riddere, Deric, here van Wissche, Willem van Ysendaren, Jacob van Montfort, Johan van der Straten, Heynric van Drueten ende Johan van Groesbeke, knapen, als burgen, doin kont ende kenlic allen luden die desen brief soilen sien of hoeren lesen, dat wij van gerechter scholt ende mit gesamender hant schuldich sijn vur ons, vur onse erven ende nacomelinge Heydenric van Oyr, Heydenric ende Heinric van Oer, synen soenen, of hoere eyn van hoen drien vurgenoemt, die helder dis briefs were. of hoeren erven, twe dusent gude alde gulden schilde, guyt van golde ende gerecht van gewichte, munten des keysers van Roemen of des coninx van Vranckrijc of guyt ander gulden geit dair vur den vurgenoemde alden schilden gelijc guet in der tijt der betalingen, die wij of onse erven of nacomelinge Heidenric van Oyr of Heidenric of Heinric, sijnen soenen, vurgenoemt of hoere eyn van hoen drien vurgenoemt die helder dis briefs weere of hoeren erven van nu en neesten Kirsmisse oever eyn jair of bynnen vertynnachten dair nae onbevangen wail betalen soilen, of wij moigen hoen alsdan uytreicken ende betalen dusent alde schilde munten ende payments vurscreven ende die ander dusent alde schilde moigen wij verhalden eyn jair lanck dair nae neest volgende mit slechten hantgelde als mit hondert alden schilden des jairs. Ende als dat jair leden is, so soilen wij Heydenric van Oyr of Heidenric of Heinric, sijnen soenen, of hoere eyn van hoen drien die helder dis briefs were of hoeren erven die dusent alde schilde mit der penen die dair op gegangen were als vurscreven steit volcomeliken ende all wail betalen. Mer weert sake, dat wij des nyet en deden ende versumelic dair an wurden in deile of te male, dat Got verbieden moit, so soilen wij hertoge vurgenoemt mit seven knechten ende acht perden ende wij Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, Willem van Drueten, etc. burgen vurscreven, soilen mallic mit eynen knecht ende twen perden bijnnen vertynnachten na manyngen Heidenrix van Oer of Heidenrix of Heinrix, sijnre soene, of eyns van hoen drien die helder dis briefs were of hoere erven, welke maningc sij ons doin soilen an den porter der borgh van Nymegen, yncomen tot Wesele in die stat in eyne eersame herberge die he of sij ons wisen soilen. Of wij hertoge vurscreven moigen eynen goiden man mit drien knechten ende vier perden vur ons ende wij burgen vurscreven moigen mallic eynen goiden man mit eynen knecht ende twen perden vur ons dair senden, aldair te leisten nae gueder lude sede ende van danne nyet te scheiden wij en hebben Heydenric van Oer of Heydenric of Heinric, sijnen soenen, of hoere eyn van hoen drien die helder dis briefs were of hoeren erven van den vurscreven dusent alden schilden ende der penen vurFol. 8iv. screven van allen cost ende schaden die dair op tot be- scheidliker bewisingen ende rekeningen gegangen were irst voldain gentzliken ende all wail betailt. i October 1386. Fol. 82. Wij Wilhem etc. doin kont etc. vur ons ende onse erven, dat wij schuldich syn van gerechter scholt Heinric Gothen, burger tot Dansic, sijnen erven of he nyet en were, hondert Gelressche gulden die he vur ons an onsen urber ende nut uytgeleeght ende betailt heeft. Welke hondert gulden vurscreven wij vur ons ende onse erven gelaeft hebben ende gelaven in goident ruwen Heinric vurscreven en sijnen erven of he nyet ende were wail te betailen ende te verrichten nu sente Peters misse ad Cathedram neest comende tot Dordrecht in Reyners huys van Kalker of bynnen vertynnachten dair na onbegrepen, sonder ennich langer vertoch maninge ende argelist. In orkonde etc. Datum anno LXXXM die beati Remigii confessoris. 1 October 1386. Wij Wilhem etc. doin kont allen luden ende bekennen vur ons ende onse erven oevermids desen brief, dat wij Giesbrecht van Herwinen, Lubbrecht Maessoen ende Deric Cumhaer Janssoen ende hoere erven quytgescholden hebben ende quytschelden oevermids desen brief, als van alsulken doitslage als sij gedain hebben in Deric Moll ende voirt van allen broeken die sij tgegen ons ende onse heerlicheit gedain ende gebroeckt moitten hebben, thent huden op desen dach datum dis briefs. Ende hebben gelaeft ende gelaven in goeden truwen oevermids desen brief vur ons ende onse erven dese broeken vurscreven van Giesbert, Lubbrecht ende Deric vurgenoemt noch van hoeren erven nummermeer te vorderen noch te eysschen noch doin noch laten vorderen in eynger wijs van onser wegen, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini LXXXVI1" die beati Remigij confessoris. Wij Wilhem etc. dat wij gegeven hebben ende geven mit desen brieve Gertruden van Arkenteel alsulken provande die tot onser gichten hoert mit allen hoeren toebehoeren als tot Arnhem in sentc Claren bomgart, oevermids dode Philippen Johans dochter ledich woirdcn is, ende ontbieden allen dienghenen dair sich dat an geboert dat sij Gertruden vurscreven tot der vurgenoemde provanden mit allen hoeren toebehoeren ontphangen ende toelaten ende hoer dair af genoich doin tot allen tijden, als sich dat geboert sonder ander bevelinge of gebot van ons dair af te wachten, sonder alle wederseggen ende argelist. Simili modo pro Yden Berssen de prebenda ibidem vacante per mortem Aeden Ketelhoits. 10 October 1386. Fol. 82". Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij Heinric ende Meynolt Willems Donnelts kyndere ontfangen hebben ende ontfangen oevermids desen brief vur onse vrije dienstlude, also dat sij alles rechten ende vrijheit gebrueken ende hebben soelen als andere onse dienstlude bijnnen ende buten onsen landen te hebben ende te gebrueken plegen. Ende ontbieden hier omme allen onsen rentmeisteren, amptluden, richteren ende penderen die nu sijn of her namaels wesen soelen ende voirt allen onsen ondersaten, dat sij Heinric ende Meynelt vurscreven vur onse dienstlude hebben en halden ende sij dair vur verantwerden an allen steden dair hoen des noit geboeren mach ende dat sij die vurscreven Heinric ende Meynelt alles rechten ende vrijheit gonnen ende gebrueken laten als andere onse dienstlude bijnnen ende buten onsen landen hebben ende te gebrueken plegen, want wij dat gedain willen hebben. In orkonde etc. Datum anno LXXXVIto die beati Victoris. Gelieker wijs vur Bernt Aelbertssoen ter Voerhorst ende Fenne, sijne dochter. Item vur Johan Lubbertssoen Kukesghore. Item vur Aelheit Erntkens dochter ther Opwoude, die Johans Roevers wijff was ende Heinric, hoeren soen. Fol. 83. Arnt ten Have beleend met ter Horst, vrijdag na Misericordia Dojnini (11 Mei) 1386. 11 Februarij 1387. Wij Willem etc. dat wij vur ons en onse erven quytgescholden hebben ende quytschelden oevermids desen briet Willem Goessenssoen ende sijne erven van allen alsulken broeken als he tgegen ons ende onse heerlicheit gedain heeft ende gedain mach hebben, thent huden op desen dach datum dis briefs, sonder argelist etc. Datum anno Domini 1387™° crastino Scolastice virginis. 14 Februarij 1387. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij ontfangen en angenomen hebben, ontfangen ende annemen, mit desen brieve Stheven, Gerit, Johan, Aleit, Aleit ende Jutten Peerbome, gebruedere ende sustere ende hoere kyndere, vur onse dienstlude, also dat sij alle recht, vrijheit ende privilegiën hebbe en diere gebrueken soelen ende moigen als andere onse dienstlude bynnen ende buten onsen landen hebben ende te gebrueken plegen. Ende ontbieden hieromme onsen rentmeisteren, amptluden, richteren ende penderen die nu sijn of namails wesen soelen, dat sij die gebruedere ende sustere vurgenoemt ende hoere kyndere vur onse dienstlude hebben, halden ende rekenen ende dair vur verantwerden tot allen tijden ende steden dair hoen des noit geboeren mach, want wij dat gedain willen hebben, sonder argelist. Datum anno Domini 13871'" die beati Valentini. tol. S3V. is onbeschreven. tol. 84. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij quyt geschulden hebben ende quytschelden oevermids desen apenen brief heren Willem, here van Bronchorst, Giesbrecht ende Vrederich van Bronchorst, gebruedere, sijne soene ende hoer knecht ende gesijnde ende alle die gene die van hoeren wegen te schaffen hebben gehadt, van allen anspraiken, tichten ende saken die wij tot hem moegen te seggen hebben in eynger wijs, thent hueden op desen dach toe datum dis briefs, dat an ons of an onse heirlicheit in eynger wijs dragen macht, also dat wij noch onse erven ende nakomelinge sij noch hoere erven nummerme dair omme anspreken en soelen noch doin noch laten anspreken in geynre wijs, alle argelist uytgescheiden. In oirkonde etc. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij heren Willem, here van Bronchorst, Giesbrecht ende Vrederich van Bronchorst, gebruedere, onsen lieven neven, gegeven hebben ende geven overmids desen apenen brief, dat wij noch onse erven oever hoere guyde so wair die in onsen lande gelegen sijn nyet en soelen richten noch doin noch laten richten of beclagen ende oec dat wij noch onse erven noch geyn richter van onser wegen dair oever sitten soelen, dat over des heren van Bronchorst ende sijnre soene of hoere erven voerscreven guyde gericht werde of dat sij hoere guyt oevergeven, sonder argelist. In oirkonde etc. tusschen dit etc. tol. 84*. is onbeschreven. ol, 85. Werner Buffel van Gusten, ten behoeve van zijne vrouw beleend met den hof te Bloymendal, des anderen dages na sente Laurentius (// Aug.) 1385. lol. 85*. is onbeschreven. 1382. 'ol, 86. Wij Willem van Guylge, bij der genaden Goits hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, maken kont en kenlich allen luden dat wij bij raide ende guytdunken onss gemeynen raits ende onser vriende eynen edelen man Gijselbrecht, aldsten soen heren Willems heren van Bronchorst, onsen lieven neve, gesett ende gemakt hebben, setten ende maken, oevermids desen brief onsen drossete ende amptman in onsen lande ende graisschap van Zutphen mit allen sijnen toebehoere des ampts voerscreven, voer tien dusent gulden alde schilde, munte des keysers van Romen of des koninxs van Vrancrijke, guyt van golde ende recht van gewichte, die hij ons geleent ende wail betailt heeft ende wij noch onse erven noch nymant van onser wegen noch van onsen erven noch nakomelingen wegen den voerscreven Giselbrecht of sijne erven ontsetten en soelen noch doin noch laten ontsetten van desen voerscreven drossetes ampt, thent der tijt toe dat wy of onse erven oen of sijnen erven voll ende all wail betailt hebben die tyendusent alde gulden schilde voerscreven of ander payment dair voer gelijck guyt in der tijt der betalingen. Ende soelen hem dat voerscreven geit vrij ende kommerloess in der tijt der betalingen leveren ende betalen op onsen cost anxt ende arbeit tot Bronchorst of tot Batenborgh of tot Borclo, op den oeversten huyse desen drien husen een wilkoer sij ons of onsen erven dat laten weten ende sij dan kiesen. Voirt sijnt vorweerde, so wes van desen voerscreven drosset ampt komen ende vervallen sall bijnnen drien jairen na datum dis briefs neest volgende, die een helft dair aff soelen wij of onse erven hebben ende boeren of die gene den wij dat bevelen. Ende die ander helft dair af soelen Giselbrecht voergenoemt of sijne erven hebben ende behalden, dats te verstaen toe wilker tijt eynich broeken, vervall of opkominge verschinen of vervallen binnen desen drien voerscreven jairen den voirgenoemde drosseten ampt anrorende dair af soelen Gijsbrecht voergenoemt of sijnen erven of die gene die dair eyn amptman is in der voerscreven tijt, die helft ons of onsen erven of dengenen dien wij dat bevelen uytreken tot alsulker tijt ende terichts als die voerscreven broeken, vervalle ende opkominge ingewonnen werden, sonder eyncherhande argelist dair in te trecken. Ende als dese voerscreven drie jaire leden ende omkomen sijn, so soelen Giesbrecht voergenoemt of sijne erven sitten in desen voerscreven drosset ampt ende alle broeken, vervalle ende opkominge dair af heffen ende boeren sonder eyniche rekenynge of bewisynge ons of onsen erven dair af te doin. Ende wanneer ons of onsen erven des genoigt, dat wij Giesbrecht voergenoemt of sijne erven in den voerscreven drosset ampt sonder rekenynge dair af te doin nyet langer en willen sitten laten na desen drien jairen voerscreven, so moigen wy off onse erven Giesbrecht voergenoemt of sijnen erven dat opseggen of doin opseggen an hoeren mont of an hoeren were dair sij dan wonechtich sijn. Ende van dien dage voirt dat hem dat op wirt gesegt, soelen Giesbrecht voergenoemt of sijne erven yllichs jairs hebben na beloip der tijt dusent alde schilde munten ende payments voerscreven voer hoeren dagelichs cost ende arbeit dat voerFol. 86v. screven drosset ampt te verhueden ende te verwairen, in alsulken vorwerden of van den broeken en vervallen des drosset ampts voerscreven ellichs jairs na beloip der tijt also voel nyet en queme noch en verviele na desen drien jairen voerscreven als tot dusent alden schilden toe, dat gebreeck soelen Gijsbrecht voergenoemt of sijne erven moegen slaen ende hoegen ellichs jairs na beloip der tijt op die principael summe der tien dusent alder schilde voerscreven. Ende wij noch onse erven ende nakomelinge noch nymant van onsen of onser erven ende nakomelinge wegen en soelen Giesbrecht voergenoemt of sijne erven ontsetten noch doin noch laten ontsetten in eyniger wijs van den voerscreven drossetampt, hem en sij tirst voll ende all betailt dese voerscreven tiendusent alde schilde ende vort alle geit van cost dat dair op gegaen wair na beloep der tijt dat sij dat vorscreven ampt inhedden. Voirt so soelen Giesbrecht voergenoemt of sijne erven hebben die visscherie in Bakervrede, van Slagervonder tot Wyndelinck toe in die Yssel, als die gelegen is ende also als dieselve visscherye ons ende onsen heirlicheit toebehoirt, thent der tijt dat wij of onse erven hem voldaen hebben van den tiendusent alden schilden ende costgelde voerscreven na beloip der tijt dat sij dat voerscreven ampt inhedden. Voirt weirt sake, dat Giesbrecht voergenoemt of sijne en-en cost deden mit hoeren vrienden ende gesynde of dat Giesbrecht voergenoemt of sijne erven of hoere vriende, hulpere ende gesynde nederlegen ende gevancgen worden, dat Got voerhuede, of dat sy perde of resyge have verloeren van onsen wegen omme des voerscreven drossetampts wille, den cost, gevencknisse ende verluyss soelen wij of onse erven hem beleggen of doin beleggen ende hoere hoefthere dair aff wesen ende wij noch onse erven en soelen den voergenoemde Giesbrecht noch sijne erven van den voerscreven drossetampt nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten, wij en hebben sij hoere vriende, hulpere ende gesijnde beleget ende gequyt van allen cost, gevencknisse ende verluyss voerscreven tot besche'denre rekeninge ende bewisinge onss of onsen erven dair af te doin. Wert oec sake, dat in eynicher mangelingen ende gescheef omme des 14 drossetamptz wille voerscreven ymant doit bleve in eniger wijs, des soelen wij of onse erven Giesbrecht voergenoemt of sijnre erven hoefthere wesen. Voirt weirt sake, dat Got den voergenoemde Giesbrecht of sijnen erven of hoeren vrienden hulperen of den genen die in den voerscreven ampt geseten sijn selichden, dat sij gevancgen vyncgen ende nedertoegen van des amptswegen voerscreven, die gevancgen soelen sij ons of onsen erven sonder vertoch Fol. 87. overleveren tot onsen wille ende versueke. Mer wes van dien gevancgen queme ende dair sij op geschatt worden, die een helft dair af soelen wij of onse erven hebben ende behalden ende die ander helft dair af soelen Giesbrecht voergenoemt of sijne erven hebben ende die soelen wij of onse erven sonder eynich wederseggen hem geven ende doin uytreiken in affslage der summe gelts sijns drossets ende sijnre brieve die hij dair op heeft. Oec sijnt vorwerde, oft sake were dat die voergenoemde Giesbrecht of sijne erven of sijne hulpere, vriende ende gesijnde van onsen wegen omme des drossetampts wille voerscreven gevancgen weren, dat Got voerhuede, so wat gevancgen Giesbrecht voergenoemt, sijnen erven of sijne hulpere, vriende ende gesellen dan gevancgen hedden, dair solden die voerscreven Giesbrecht of sijne erven, hoere hulpere, vriende ende gesellen die gevancgen weren sich mede moegen quiten also verre als die gevancgene rekenden ende werdich weren, ende gebreeck Giesbrecht voergenoemt of sijnen erven, vrienden, hulperen ende gesynde was dair an, dair af soelen wij of onse erven hoere hoeftheren sijn gelijck voerscreven is ende dat moegen sij slaen ende halden op dat drossetampt voerscreven ende wes die gevancgene beter weren dan Giesbrecht ende sijnre erven, hulpere, vriende ende gesellen, gevencknisse ende verluyss, die een helft dair aff soelen wij of onse erven hebben en soelen die ander helft dair aff Giesbrecht voergenoemt of sijnen erven uytreyken en doin uytreyken ende weren ons of onsen erven eynige gevancgen ankomen of oevergelevert van Giesbrecht voerscreven of van sijnen erven of van hoeren hulperen ende gesijnde of van des ampts wegen voerscreven, die gevancgene en soelen wij of onse erven nyet schatten of oeverleveren wij en hedden Giesbrecht voergenoemt syne erven, hulpere, gesellen ende vriende gequyt ende beleget also verre als die gevancgene reyken muchten gelijck voerscreven steit. Voirt so en soilen wij noch onse erven die gevancgene die ons Giesbrecht voergenoemt, sijne erven of hoere hulpere, vriende ende gesellen oevergelevert ende an ons bracht hedden als voerscreven steit, in geynre wijs van ons laten scheiden noch sij quyt schelden of laten quyt schelden, sij en hebben Giesbrecht voergenoemt of sijnen ende alle dengenen die sij mit rechte verdedingen ende verantwerden moegen oirvede ende verlofFnisse gedain als dat gewoenlic is. Voirt so ist mit onsen gueden wille dat Giesbrecht voergenoemt setten mach tot eynen drossait voer hem in onsen lande van Zutphen voerscreven Giesbrecht van Bronchorst, here tot Borclo of Henrich, here toe Wissch of Deric van Bronchorst, bastart. pol. 87v. Alle dese voerscreven punten ende vorwerde ende een ylich van oen sunderlich hebbe wij hertoge voergenoemt gesekert ende gelaeft, sekeren ende geloeven, in gueden truwen overmids desen brief voer ons, onse erven ende nakomelinge den voerscreven Giesbrecht ende syne erven vast, stede ende onbrechlich te halden, sonder eyncherhande wederseggen ende argelist. In oirkonde ende stedicheit dis briefs ende in getuychnisse der wairheit alle der vorwerden voerscreven hebben wij onsen segel van onser rechter wetentheit an desen brief doin hangen. Ende omme die merre vestenisse deser voerscreven vurwerde hebben wij gebeden onsen lieven steden in onsen graasschap van Zutphen als Zutphen, Doisborch, Dotinchem, Lochem en Groenlo dat sij hoere stede segele mit den onsen an desen brief willen hangen ende oec gelaven mit ons Giesbrecht voergenoemt of sijnen erven in den voerscreven ampt behulplich ende vorderlich willen wesen ende oen voer eenen rechten amptman willen halden, thent ter tyt toe dat wij of onse erven oen of sijnen erven voldaen hebben van allen punten ende vorwerde voerscreven. Ende wij stede gemeynlich als, Zutphen, Doisborch, Dotinchem, Lochem ende Groenlo bekennen dat wij umb beden wille onss lieven genedigen heren heren Willems van Gulich, hertoge van Gelre en greve van Zutphen, gelaift hebben ende geloven in guden truwen Giesbrecht, aldsten soen des heren van Bronchorst voergenoemt ende sijne erven, dat wij sij soelen helpen, halden ende beschirmen in den ampt voerscreven na onser macht ende nummerme ander amptlude noch drossate helpen vestigen noch stedigen noch mede besegelen bynnen den lande voerscreven, thent der tijt dat oen genoich gedain sy in allen manieren als voerscreven steit ende omme de merre oirkonde ende stedicheit alre dinge voerscreven so hebbe wij burgermeister, schepene ende rait der stede voergenoemt onser stede segele bij segel onss lieven genedigen heren des hertoge voergenoemt an desen brief gehangen. Voirt weirt sake, dat an dese brief een segel of meer te breeck of gebreeck of gequetsst worde of dat dis brief gaite krege of eynich ongevall anders dair an geschiede dat hij nochtan blijven sall in sijnre alinger volkomenre macht gelijker wijs of hy ganss, heil en volgesegelt were. Gegeven int jair onss Horen dusent driehondert tweendtachtentich. Fol. 88—93 zijn onbeschreven. Fol. 93V. Die praest. Heer Johan van den Velde. Heer Wilhem van Drueten. Heer Johan van Hoemoit. Heer Deric van Eyle. Heer Johan van Bijlant. Deric, here van Wisschc. Wilhem van Ysendoern. Jacob van Monfort. Johan van der Straten. Heynric van Drueten. Johan van Groesbeke. Johan van Bylant. ol. 94v. 's onbeschreven. ol. 95. Steesken van Maudric beleend, met het huis tot Vandric met toebehooren, godesdages na onser Vrouwen dach Nativitatis (12 Sept.) 1386. Deric, heer van IVisch, beleend met de Bentmcweerd, 1388. Dat wij bewijst hebben ende bewisen oevermids desen brief vrouwen Agnesen van Oytgenbach, wilneer heren Heinrix Rombliaens wijf van Vossem plach te wesen, dusent alde schilde die wij hoer schuldich sijn ende dair die dach af was nu sente Mertijns dage neest leden, munte des keysers van Romen of des coninx van Vrancryc of ander payment dair vur den vurgenoemde schilden in tijt der boringen gelijc guyt, te heffen ende te boeren uyt onsen irsten schattingen ende beden die wij in onsen lande van der Nyersen opwart hebben of kriegen soilen, mit vurwarden of wij tusschen dit ende uytgaende Meye neest comende gheen bede of schattinge dair en kregen, dat sij alsdan die M schilde vurscreven vurderen ende manen mach na ynnehalt hoere vurbrieve die sij dair af van ons heeft. Ende waere wij onse lieven neve, rayt ende rentmeister, heren Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, alle onse beden ende schattingen verbrieft ende versegelt hebben te heffen ende te boeren. So hebben wij Fol. 95*. hoen gebeden dat he sich dese bewisinge vurscreven lief will laten wesen ende desen brief mit ons besegelen will. Ende ick Heinric van Steynbergen, praest etc. bekenne dat dese bewisinge van den dusent alden schilden vurgenoemt mit mijnen weten ende gueden wille geschiet is ende hebbe gelaeft ende gelave in guden truwen mit desen brieve die vurgenoemde bewisinge vast, stede en onverbrecliken te halden ende dair weder nyet te doin in eyncher wijs, sonder argelist. Ende hebbe omme beden wille ende van geheite mijns lieven genedigen heren van Gelre vurscreven mijn segel an desen brief gehangen in mere vestenisse alle deser punten vurscreven. Gegeven. 1381. Fol. 96. Notula Wij Willem van Gulich, bi der genaden Goids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, Heinrich van Steynbergen, proist tot Zutphen, Willem van Broichusen, Heinrich van der Straten, riddere, Mijs Peterssoen, deken tot Zutphen, Claes Lyefger, pastoir in Swalmen, Heinrich van Wijckrade, Aernt van Hoemen, Willem van Steynbergen, Jacob van Momfort, Johan Mompelier van Overhage, Aernt van den Gruythuse, Geerlach Kempinc, Derich Dous van Avesaet, Johannes Vighe, Johannes Stouve van Gocli, ende Elbert van Eyle Evertssoen, bekennen overmids desen openen brief dat wij samentlich ende ongescheiden als principael saeckwolde verbonden ende sculdich sijn mit gesamender hand den eersamen manne heren Herman van Goch, segeler nu ter tijt tot Colne, twee dusent seven hondert ende xxilil guede alde gulden schilde, munten des keysers van Romen of des coninx van Vrancrijch, goet van goude ende gerecht van gewichte, als van wijnen die he ons hertoge voirgenoemt guetlic ende dencklic tot onsen kenliken nut ende orbar verkocht ende geborght heeft, willike twee dusent ende vierhondert goide alde sware gulden schilde wij saeckwolde vurgenoemt samentlich gesekert ende gelaeft hebben, sekercn ende gelaven, in goiden truwen den voirgenoemden heren Herman of helder des briefs te verrichten ende wail te betalen bijnnen Colne in sijn seker ende vry behalt, tusschen dit ende sente Remeys dach des heiligen bisschops neest toekomende, sonder enich langer vertrecken. Weert sake, dat wij an der betalinge vurscreven versumelich worden in dele of te maele, so hebben wij gesekert ende gelaeft, sekeren ende gelaven, in gueden truwen overmids desen brief, dat wij Willem, hertoge van Gelre vurscreven, tot maningen heren Hermans vurgenoemt bijnnen Colne in eyn herberge, die ons ende onsen mede saeckwolden voergenoemt bewijst wiirdt van heren Herman vurgenoemt of van sijnen sekeren bode, ses man mit ses perden senden soilen bijnnen achte dagen daer na, dat wij van heren Herman vurgenoemt gemaent weren gelijc vurscreven is, ende wij Heinrich, proest, Willem van Broichusen, Heinric van der Straten, Mys, deken, Nycolaus, pastoir, Heinric van Wijck, rade, Aernt van Hoemen, Willem van Steynbergen, Jacob van Momfort, Johan Mompelier van Overhage, ol. 96*. Aernt van den Gruythuys, Geerlach Kempinc, Derich Dous, Johannes Vighe, Johannes Stouve ende Elbert van Eyle voerscreven soilen, desselven gelijx oic tot maningen heren Hermans voirgenoemt bijnnen achte dagen derselver maninge neistvolgende, mallich van ons eynen goeden man mit eijnen perde senden in die selve herberge aldair te liggen ende te leisten op onss selves koste ende pande tot gueder lude rechte. Ende dese voerscreven maninge sel her Herman voirgenoemt kont doen of doen doen mit sijnen apenen brieven of mit sijnen sekeren bode ons hertoge voirgenoemt tot Nymegen op onse borch aen onsen borchgreve a!dair, ende mij Heinrich van Steynbergen, proist voirgenoemt, tot Nymegen in mijn huys. Ende ons anderen saeckwolde, so woe wij voer mit namen beschreven staen aen ons woningen ende aen onse weere daer wij wonechtich sijn. Ende also ducke als der perde eyn of meer verleist wurde so sal men also ducke ander perde weder in die herberge voirscreven senden ende setten inder ander perde stat die daer verleist weren. Ende uyt der leistinge voerscreven nyet te scheiden noch te komen, den vurscreven heren Herman of helder des briefs mit sijnen wille en sy alincliken genoich geschiet van den voirscreven hoefstoile ende daertoe van allen kenliken schaden den her Herman of helder des briefs vurscreven daer umb deden, hedden of leden in eniger wijs. Ende als vierthienachte leden sijn na sente Remeys dage voerscreven so mogen her Herman of helder des briefs vurscreven dese vurgenoemde summe gelds nemen, fenyren ende wynnen tot lombarden schaden, tot joden woeker of an kirstenen luden tot also gedaen geliken schaden, van wilken schaden wy gesekert ende gelaeft hebben, sekeren ende gelaven, in gueden truwen mit den vurgenoemde hoeftguede heren Herman of helder des briefs voirscreven quyt ende schadelois te maken ende te halden sonder enige wederrede of wederseggen eer wij uyt der vurscreven leistinge komen mogen ende soilen. Ent wert oick sake, dat desen saeckwolde voirgenoemt enich buten lands were of aflivich wurde bijnnen der tijt deser betalingen vurscreven, dat God verbyeden moet, of dat sij dese vurscreven vurvvarden mit ons nyet gelaven noch sekeren en wolden gelike die in desen brief beschreven staen, noch desen brief mit ons segelen en wolden, dier were eyn of meer, so soilen wij hertoge voirgenoemt sonder vertoch eynen anderen Fol. 97. gelijc goeden saeckwolt in des doden stat of die buten lands were of des ghenen die dese vurscreven vurwarden mit ons nyet sekeren noch gelaven noch desen brief mit ons nyet segelen en wolden setten, die alle dese vurscreven vurwarden sekeren ende gelaven sal in goiden truwen te doen ende te halden vaste, stede ende onverbrekelich overmids sijnen transfixe brief mit sijnen segel besegeit door desen principael brief gesteken, om williker transfixe brieve wille die aen desen principael brief komen mogen dese selve principale brief nyet gekrenct noch ghevicieert en sal wesen in enigerwijse ende he sal in sijnre alinger machte bliven ende wesen gelikenvijs of en gheyn transfixe daer aen en were. Alle dese vurscreven punten ende eyn ygelic van oen sunderlinge, hebben wij Willem, hertoge ende greve, Heinric van Steynbergen, proist, Willem van Broichusen, Heinric van der Straten, riddere, Mijs, deken, Nycolaus, pastoir, Heinric van Wijckrade, Aernt van Homen, Willem van Steynbergen, Jacob van Momfort, Johan Mompelier van Overhage, Aernt van den Gruythuse, Geerlach Kempinc, Derich Dous van Avesete, Johannes Vighe, Johannes Stouve van Goch ende Elbert van Eyle Evertssoen vurscreven gesekert ende gelaeft, sekeren ende gelaven, in goeden truwen vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te doen sonder enigerhande wedersprake. Alle argelist in desen brieve gentzlich uytgescheiden. Ind des in orkondc hebben wij onse inghesegelen aen desen brief doen hangen ende gehangen. Gegeven in den jair onss Heren dusent drie hondert eyn ende tachtentich. 'Cl. Q7V. is onbeschreven. 5 Mei 1386. $1. 98. Wij Willem van Gulich, van der genaden Gaeds hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doin kunt allen luden oevermits desen apenen brieve, dat wij oeverkomen ende overdragen sin mit Johan Claetzen, Reynart Claetzen, ge- bruedere ende Willem Ryperbant, burgeren tot Coelen, van alsulken sessdusent gulden die wij hem schuldich sin, dar op dat sij onse brieve hebben mit onsen ende onsen burgen dar ynne beschrieven siegelen besiegelt, als van alsulken vvinen, namen ende schacden die un geschiet, genomen ende gedaen waren ende is bijnnen onsen lande van Gelre ende van onsen undersaeten, van wilken sessdusent gulden voerscreven drie termijn der betalyngen in den vorgenoemde brieven begriepen geleden sin ane alle betalynge ende want die vorgenoemde Johan ende Reynart Claetze ende Willem Ryperbant omme onsen liefden ende beden wille die vorscreven drie termijn der betalyngen gunsteliken hebben laten oevergaen sunder betalinge, beheltnisse un doch der sessdusent gulden schulde voergenoemt. Van wilken drien terminen alsus voerleden sunder betalinge Johan, Reynart ende Willem vorscreven ons noch onsen vurgenoemde gheenrehande schaede heisschen noch vorderen en sullen tot oeren orber beheltenisse bij der sess dusent gulden hoyft schulde als vurscreven steit, daromme bekennen wij vur ons, onse erven ende nackomelingen dat wij un gelaift hebben ende in gueden trouwen gelaeven oevermitz desen brief die vurscreven sess dusent gulden op sess termine hier nae beschrieven guetliken ende wacl tot Coelne in oer sieker behalt te betalen, dat is te verstaen als nu op sente Jacobs dach neest komende dusent gulden ende op Kirsdach dar nae neestvolgende dusent gulden ende alsoe voert op die andere vier neeste Kyrsdage als op ygeliken Kirsdach dusent gulden of bynnen vertennachten nae ygeliken termine der betalyngen voirscreven neest volgende onbevangen, thent der tijt dat wij, onse erven of naekomelingen un oeren erven of beheldere des briefs mit oeren willen die vurscreven sess dusent gulden wail betailt hebben, deden wi des niet soe sullen ende moegen sij ons ende onse burgen manen in leistynge te komen nae ynhalt ende begriepe der voer- genoemde principael brieve, want onse meynynge is den vorscreven principael brief te beteren ende te sterken mit desen brieve ende niet te krencken. Ende soc wanneer dat un van desen voirscrevcn sess dusent gulden op dese voirscreven termine alynclike genoech geschiet is, soe sullen sij of oere erven sunder unreidlick vertrecken ons of onsen siekeren baeden oeverlieveren den principail schultbrief sprekende van desen voorgenoemde sess dusent gulden ende besiegelt mit onsen ende onser burgen siegelen. Oec soc sullen sij ons als dan oevergheven alsulke cichtbrieve als sy van den rijke hebben sprekende op onse landt van bl. 98v. Gelre ende onse undersaeten, oec so sullen sij als dan mede overlieveren desen brief dan wij un nu op dese nye termine mit onsen siegel alleyne besiegelt gegeven hebben mit alsulken consentbrieven als onse burgen un dar up besiegelt overgegeven hebben. Voert meer so sullen sij of oere erven of helder dis briefs ons overgheven enen quitantie brief mit oerre dryer of mit oerre erven siegelen besiegelt, als dat un alentliken genoech geschiet sij van alsulken winen, namen ende schaeden als nu in onsen lande van Gelre ende van onsen undersaeten genomen, geschiet ende gedain is in der bester formen als sich dat heischt ende geboert, sunder argelist. In orkunde, getuyehnisse ende stedicheit onser gelaefden ende alre punten vurscreven soe hebben wy hertoge onse yngesiegel mit onsen wist ende willen aen desen apenen brief doen hangen. Gegeven int jair onss Heren MCCCLXXXVI op onss Heren Hemelvaertz dach. Boven deze acte is geschreven: Hec littera CSt ingrOSSanda et sigillanda et in lingwa Gelrie ponenda. Wij Johan Claetze, Reynart Claetze, gebrudere ende Willem Riperbant, burgerc tot Coelen, doin kunt allen luden oevermitz desen apenen brief dat wij mit onsen lieven genedigen den hoegeboeren ende hoemechtigen heren heren Willem van Gulich, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, overdragen sin van den sess dusent gulden die lie ons drien sementliken schuldich is, als van wijnen, namen ende schaeden die ons in sinen lande ende van sinen undersaeten genoemen, geschiet ende gedain is, dar omme dat he ons gelaift heeft sess dusent gulden te betaelen op sess termijne als in den brieve den he ons dar op mit sinen ende sijnre burgen siegelen besiegelt gegeven heeft. Ende want drie termijne der betalingen van den sess dusent gulden vurscreven geleden sint, ende ons noch geen geit dar af wurden ende is. Soe bekennen wi dat wij die voergenoemde drie termijne der betalyngen omme liefden wille des voirgenoemde onss lieven genedigen heren van Gelre oever hebben laten gayn sunder betalinge, beheltnisse ons der voirgenoemde VIM gulden principael schulde in den voirgenoemde principael brieve begriepen, van wilken drien termijnen voirleden wij Johan, Reynart ende Willem voirgenoemt onsen lieven genedigen heren van Gelre voirscreven noch sinen burgen genen schaden heisschen noch vorderen en sullen zu unsen nutz ende urber ende hebben denselven onsen lieven genedigen heren van Gelre ende sinen burgen voirgenoemt die voirgenoemde sess termijne der betalyngen der vim gulden omme sijnre leifden ende beden wille verFol. 99. lencgt als hier naebeschrieven steit, also dat onse lieve genedige here voirscreven ons nu op sente Jacobs dach neest komende bijnnen de stat van Coelne in onse sicker behalt guetlick ende wael betalen sal dusent gulden ende op den neesten Kirsdach dar nae dusent gulden ende alsoe voert op die andere vier Kyrsdage neist na eyn anderen volgende, als op ygeliken Kyrsdach dusent gulden of bynnen vertennachten nae ygeliken termine der betalyngen vurscreven onbevangen, thent der tijt toe dat ons die vurgenoemde VI" gulden wail betailt sint, beheltnisse ons ende onsen erven des voirgenoemde principail briefs de in allen sinen muegen blijven sal of uns neit genoich en geschege is vurscreven. Ende soe wanneer dat ons van desen vurgenoemde VIM gulden op dese voirgenoemde termyne alentliken genoech geschiet is, soe soelen \vi of onse ervren sunder unreidlick vertreck ende wedersprake oeverlieveren onsen lieven genedigen heren van Gelre voirscreven of sinen siekeren baeden den principail schultbrief sprekende van desen voirgenoemde sess dusent gulden ende besiegelt mit sinen ende sijnre burgen siegelen. Oec soe soelen wij als dan oevergeven alsulke aychtbrieve die wij hebben van den rijcke sprekende op dat landt ende undersaeten van Gelre. Oec soelen wi als dan mit oeverlyeveren sulken brief als onse lieve genedige here van Gelre voirscreven ons nu op dese nuwe termyne mit smen siegele alleyne besiegelt gegeven heeft mit alsulken consentbrieven als ons die burgen dar up besiegelt hebben. Voert meer so soelen wij als dan onsen lieven genedigen heren van Gelre vurscreven oevergeyven enen quitantienbrief mit onser drier of unsen erven siegele besiegelt, als dat ons alentliken genoch geschiet sij als van alsulken winen, namen ind schaeden als ons in sinen lande ende van sinen undersaeten genomen, geschiet ende gedain is in der bester formen als sich dat heischt ende geboert, sunder argelist. In orkunde ende getuychnisse der punten soe hebben wij Johan Claetze, Reynart Claetze ende Willem Ryperbant vurgenoemt onse ingesiegele an desen brief gehangen. Datum etc. ut supra. Op den kant der acte staat geschreven: HanC litteram ego faciam ingrossari in lingwa Colonie et etiam faciam sigillari. Ich Gerart etc. bekenne openbaerlich mit desen brieve wie wael die eirberen Johan Claetze ende Reynart Claetze, gebruedere ende Willem Ryperbant, burgere tot Coelen, den hoegeboeren mijnen lieven genedigen heren, heren Willem van Gulich etc. gelencgt hebben sess dusent gulden die he un schuldich is, dat vur ich sijn burge worden bijn ende leistinge gelaift hebbe als die principael brieve die dar up gegeven sijnt ynne haldent ende die termijne der betalijnge der voirgenoemde sess dusent gulden gelenget ende gewandelt hebben, soe wil ich doch ende bin in der Fol. 99v. voergenoemder burchtucht blijven mit allen vurwerden, verbunde ende gelaefden als ich in den voirgenoemde principail brieven verbunden byn, die in allen oeren muegen bliven soelen ende en soelen niet gekrenckt sijn mit der lengungen ende wandelungen der voirgenoemde termijne. Ende des toe orkunde ende stedicheit hebben ich Gerart vurscreven mijn siegel op desen apenen brief gedruckt. Datum etc. Deze acte is doorgehaald. Op den kant staat: Hic est erratum, ergo regas te iuxta aliam notam. 31 Julij 1386. Wij Johan ende Reynart Claetze, gebruedere ende Willem Ryperbant, burgere tot Coelen, doin kunt allen luden oevermitz desen apenen brieve dat wij ontfangen ende opgeboert hebben van den etc. dusent gulden in afslach alsulker sess dusent gulden als onse lieve genedige here, de hoegeboeren ende homechtige hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, ons schuldich is te betalen op sess termijne, als die brieve die wij dar op mit sijnen ende sijnre burgen siegelen besiegelt hebben claerliken ynne haldent ende begrypent, van wilken dusent gulden voirscreven wij onsen lieven genedigen here van Gelre voerscreven ende den etc. ende alle die gliene die dat antreffen mach als van den yrsten termijne los, ledich ende quijt schelden. In orkunde ende getuychnisse der betalyngen deser dusent gulden voirscreven hebbe wij Johan Claetze, Reynart Claetze ende Wilhem Ryperbant voirscreven vuer ons ende onse erven onse ingesiegele an desen brief gehangen. Gegeven int jair ons Heren MCCCLXXXVI op sente Peters avont ad Vincula des heiligen apostels. Op den kant der acte staat: Hanc litteram ego etiam in lingwa Colonie faciam ingrossari. Ic Gerart etc. bekennen openberliken mit desen brieve wie wael dat die erber lude Johan ende Reynart Claetze, gebrudere ende Willem Ryperbant, burgere tot Coelne, den hogeboren homechtigen mijnen lieven genedigen heren heren Willem van Gulich, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, alsulcher sess dusent gulden die he hoen schuldich is, daer vur dat ic een burge byn ende leystinge geloeft hebbe, als die principael brieve die daer up gemaket ende besegeit sijnt cleerliken ynhaldent, een guytlich swigen ende een verlengen der termyne in betalingen der vurgenoemde sess dusent gulden gedaen ende gewandelt hebben, soe wil ic Gadert ') vurscreven etc. bliven in der vurgenoemde burchtucht mit allen vurwerden, verbonde ende geloefden als ic in den vurgenoemde principael brieven verbonden bin, die alentliken in oerre macht bliven soelen ende en soelen neit gekrenct sijn mit desen lengen end wandelen deser vyer termijne der betalingen, sonder argelist. Ende des to orkunde ende stedicheit heb ic Gerart vurscreven mijn segel op desen openen brieff gedruckt. Datum etc fiden. ') De naam Gadert is geschreven boven een doorgehaald onleesbaar woord. Op den kant der acte staat: Hec littera in lingwa Gelrie est ingrossanda etc. Isti sunt fideiussores qui debent scribere fratribus Claetzen etc. Primo dominus prepositus ecclesie sancti Salvatoris, quem ego rogabo etc. Item Gotfridus advocatus in Ruremunde. Item dominus Johannes de Kessel. Item dominus Henricus de Strata. Item Walramus de Oye. Item Henricus de Wickerode, credo quod nunc est miles. Item Gotfridus de Hoemen. Item Gerardus de Wambeke. Item Jacobus de Monfort absens est etc. Item Johannes Mompelir de Overhage. Item Elbertus de Eyle filius Everardi de Eyle. Item dominus Gotschalcus Birkeliin. Item dominus Johannes de Troya. Item Herbordus Ru.. et olim Hermannus de Goch. Item Johannes quod deliberet domino Hermano de Goch secundum tenorem litterarum. Fol. ioo. Wij W. etc. doin kont allen luden ende bekennen vur ons ende vur onse erven dat wij schuldich sijn van gerechter scholt ende van geleenden gelde meister Gadert van Strampraide, onsen muntmeister tot Arnhem of sijne erven of he nyet en were, sesthienhondert gueder Gelressche of Hollantscher gulden, die in onsen kenliken urber ende nutt comen ende gekeert sijn, welke XVIC gulden vurscreven wij meister Gadert vurscreven of sijnen erven bewijst hebben ende bewisen mit desen brieve te heffen ende te boeren uyt onsen herfstbeden onss lands van Veluwen binnen acht jairen na datum dis briefs neest volgende, dats te weten ellix jairs van desen acht jairen vurgenoemt twehondert gulden der munten vurscreven, ende dair af en soilen wij meister Gadert vurscreven noch sijne erven nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten in gheenre wijs he of sij en hebben tyrst dese XVK gulden vurgenoemt gentzliken voll ende all geheft ende geboert in manieren als vurscreven is. Ende ontbieden hieromme onsen rentmeister op Veluwe, die nu is of namails wesen sall, dat sij meister Gadert vurscreven of sijnen erven ellix jairs van desen neesten acht jairen vurgenoemt llc gulden Gelressche of Hollantscher munten uyt onser herfstbeden vurscreven uytreicken ende betailen sonder anders ennich beveel dair af van ons te hebben of te wachten, want wij dat gedain willen hebben. Alle dese punten hebben wij gelaeft ende gelaven in gueden truwen oevermids desen brief vur ons ende onse erven vast, stede ende onverbrecliken te halden ende te doin halden, sonder argelist. Ende hebben in orkonde dis onsen segel etc. Ende want wij heren Heinric van Steynbergen etc., onsen lieven neve, rayt ende rentmeister, verbrieft ende versegelt hebben alle onse renten, beden ende schattingen onss lands van Gelre te heffen ende te boeren na ynnehalt synre brieve die he dair op van ons heeft. So hebben wij hem gebeden dat he sich dese bewisinge vurscreven lief wil laten wesen ende alle dese punten vurgenoemt mit ons gelaven te halden ioov. in alle der maten als vurscreven steit ende sijn segel bij dat onse an desen brief hangen. Ende ick Heinric rentmeister des alingen lands van Gelre, etc. bekenne dat alle punten vurscreven mit mijnen weten ende gueden wille geschiet sijn ende heb dairomme gelaeft ende gelave in gueden truwen oevermids desen brief alle dese punten gelijc vurscreven stain mit mijnen lieven genedigen heren van Gelre vurgenoemt vast, stede ende onverbrecliken te halden ende te doin halden ende dair weder nyet te doin noch te werven oevermids mij of anders ymant in gheenre wijs ende heb des te getuge mijn segel van geheite mijns lieven heren van Gelre vurscreven an desen brief gehangen. Gegeven. 100». Wij Willem etc. doin kont etc. dat want her Herman van Goch, segeler nu ther tijt tot Colne, onse lieve rayt ende vrient, dair nae dat wij hem bewijst hadden mit onsen besegelden apenen brieven dusent ende vijfhondert alde swair '5 guldene schilde, munten des keyser van Romen of' des koninx van Vranckrijck, die wij hem schuldich wairen van wynen die he ons guytliken ende denckliken tot onsen ende onss lands kenliken nut ende urber verkocht ende geborght hadde, te heffen ende te boeren uyt onsen tolle tot Lobede als die helfte van allen gelde dat dair verschinen ende vervallen solde, na ynnehalt alsulker brieve als wij hem dair op gegeven hebben, ons guytliken ende denckliken geborght ende gesant heeft tot Rosendale tot behoeff onser herbergen aldair XVI voeder wijns, die sich te samen belopen op iiiic guede alde swaire guldene schilde, munten des keysers van Romen of des coninx van Vranckryck of ander guyt gulden geit dair vur den vurgenoemde schilden gelycguet in der tyt der betalingen, die wij schuldich sijn heren Herman van Goch vurscreven ende sijnen erven. So bekennen wij dat wij vur ons ende onse erven bewijst hebben ende bewijsen oevermids desen brief heren Herman van Goch vurgenoemt ende sijnen erven die vurgenoemde llllc alde schilde munten ende payments vurscreven te heffen ende te boeren uyt onsen tolle tot Lobede, na ynnehalt ende vurwarden ende in alre manieren als sijne brieve van den dusent ende vijfhondert alden schilden vurscreven begripen ende ynnehalden, therstont dair na dat he of sijne erven die dusent ende vijfhondert alde schilde vurgenoemt gentzliken ende alincliken geheft ende geboirt hebben, sondert argelist. Fol. I00av. is onbeschreven. Fol. ioi. Dit siin die hofsteden ende lant dat Jan van Ammerzoyen haudende was van minen here van Ghelre. Item in den iersten een hofstat gheleghen tot Ammerzoyen, naest Dirc die Greve aen die ene side ende die ghemein strate, aen die ander side. Item XI hont lands gheleghen in die Waedacker, tuschen » V Dirc die Greve aen die een side ende Everart van Montfoert aen die ander side. Item XI hont lants in den Cleinen Campe, die ghemein weteringhe aen die een side ende die ghemein steghe aen die ander side. Item IIII hont lans gheleghen op die Haer, Gherijt Willemssoen aen die een side ende Ecbert die Ruter aen die ander side. Item Uil hont lants op die Vleken, Gherijt Willemssoen aen die een side ende heren Jan van Heerlaer aen die ander side. Item XIIII hont op die Vleken gelegen, heren Jan van Heerlaer aen die een side ende Ot van Haeften aen die ander side. Item II merghen ende enon halven in die Mere gelegen, die ghemein weteringe aen die een side ende Mouds erfnamen aen die ander side. Item IIII^ hont lants in die Mere ghelegen, Gherijt Willems soen aen die een side ende Mouds erfnamen aen die ander side. Item I merghen int Ammerzoyenschen broec ghelegen, Jannes van Pul aen beyden siden. Item enen halven merghen ghelegen in die Boenscaren ghelegen, Mouds erfnamen aen die een side ende Jan Bac aen die ander side. Item V hont lands in die Mere, tuschen heren Dirc den Paep aen die een side ende Ot van Haeften aen dander side. Item uil hont lants op die Cloten, tuschen heren Dirc den Paep aen die een side ende den kerken lant van Wel aen die ander side. Item enen halven merghen dat gheheiten is Dijcstuc, tuschen den andere dike aen die een side ende Jorden van Wel aen die ander side. Item een hofstat ghelegen tot Wordragen, tuschen Laureins erfnamen aen die een side ende Aleyt Wouters, aen die ander side. Item uil merghen in den Moerbeemt, tuschen Rutgher van Zan Zandwijc aen die een side ende Rolof Paeuwen erfnamen aen die ander side. Item V merghen ende enen hal ven in den Hoeghen Campe, tuschen Gherijt van Bruechen aen die een side ende die ghemein stege aen die ander side. Item llll£ merghen op die Steyselaer, tuschen minen heer van Ghelre aen die een side ende land van enen autaer aen dander side. Item VIII hont lants op die Vameren, tuschen Ot van Haeften aen die een side ende Dirc die Greve aen die ander side. Item twe hofstede in den ghericht van Ammersoyen, tuschen Dirc den Greve aen die een side ende die ghemein stege aen die ander side. Item Uil hont lants ende twe ende tsestich roeden op ten Beemt, tuschen Greve Scuten soen aen beyden siden. Item vil hont lants op die Haer, tuschen Willem Gherijt soen aen die een side ende Greve Scuten soen aen die ander side. Item I hont lants op die Haer, tuschen erfnisse onser vrouwen autaer aen die een side ende Jan van Ammersoyen aen die ander side. Item V hont lants op die Slagen, tuschen Jan van Ammersoyen aen die ander side ende Hutken erfnamen van Nïewel aen die ander side. Item X hont lants in die Mere, tuschen heren Jan van Heerlaer aen beyden siden. Item Vlll-j hont lants op die Vleken, tuschen Rutgher van Sandwijc aen die een side ende Claes die Koude aen die ander side. Item II merghen lants in die Meerbeempden, tuschen erfnamen Hannart Gherytensoen aen die een side ende erfnamen Willem Seerres ende siin ghesellen aen die ander side. Item in merghent lants int Ammerzoyenschen broec, tuschen arfnamen Goedeken Volincs (?) aen die een side ende greve Dieront aen die ander side. Item li merghen int Ammerzoyensche broec, tuschen heren Arnt van der Dussen aen die een side ende tuschen Jan Tielmans soen ende Pouwels Willem Hacken soen aen die ander side. Item VIII hont lants op die Haer, tuschen Willem voerscreven aen die een side ende die zile grave aen die ander side. •ol. ioiv. Item vu hont lants op die Corthaer, tuschen Willem Gheryts soen aen die een side ende Otten van Montfoert die ander side. Item mi hont lants op die Meerbeemt, tuschen Rutgher van Zandwijc aen die een side ende tuschen Rutgher voerscreven ende die ghemein steghe aen die ander side. Item 11 merghen lants op die Hengmenge, tuschen Pouwels Everarts soen aen die een side ende die ghemein weeringe | aen die ander side. ?$1. 102. Wij Willem etc. doin kont allen luden ende bekennen oevermids desen brief dat wij vur ons, onse erven ende nacomelinge schuldich sijn Johan van Merten, burger tot Tiele ende sijnen erven of he nyet en were, twehondert guede alde guldc swaire schilde, munten des keysers van Romen of des koninx van Vranckrijc of ander guyt gulden geit dair vur den vurgenoemde schilden gelijc guyt in der Itijt der betalingen, die he ons guytliken ende denckliken, witliken ende wale, an gereden gelde geleent ende betailt heeft. Ende hebben hieromme denselven Johan van Merten geset ende gemaeckt, setten ende maken, onsen tolner tot Tiele onsen toll aldair te verwairen, te heffen ende te boeren van onser wegen ende tot onser behoeff als drie alde Tornoessche groten van eiken voeder wijns dat dair geboeren mach ende sall te komen ende also voirt na beloep van allen anderen guede dat dair comen mach ende sall, willich geit wij in onse tolle kiste geworpen willen hebben. Ende hebben vur ons ende onse erven gelaeft ende gelaven in gueden truwcn oevermids desen brief den vurgenoemde Johan van Merten van onsen vurgenoemde toll tot Tiele nyet tonsetten noch doin noch laten ontsetten in gheene wijs. Wij en hebben hem of sijnen erven of he nyet en were die twehondert alde schilde munten ende payments vurscreven gentzliken ende alincliken uytgereickt ende betailt. Weert oic sake dat wij Johan van Merten vurscreven van onsen vurgenoemde toll ontsetten of doin of laten ontsetten wolden of dat Johan vurscreven van onsen toll vurscreven ontsett wolde wesen omme enniger saken wille die ons of hem anvallen mucht. So soelen wij Johan vurscreven of sijnen erven die twehondert alde schilde vurscreven of ander gulden geit dair vur als vurscreven steit uytreiken ende wale betailen of doin uytreiken ende betailen bijnnen eynen maent dair na aireneest volgende, dat wij hem of he ons dat weten laten ende nochtant en soelen wij Johan vurscreven van onsen toll vurscreven nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten, wij en hebben hem of sijnen erven twehondert alde schilde munten ende payments vurgenoemt tyrst gentzliken all ende wale betailt. Voirt so hebben wij vur ons ende vur onse erven Johan van Merten vurgenoemt bevalen ende bevelen oevermids desen brief onse slot ende borch tot Tiele, die te halden ende te verwairen van onser wegen ende tot onser behoiff, dair af wij hem jairlix geven soelen vur sijne cost also lange als he die halden ende verwairen sall alle jaire vijf ende twintich gude alde swaire gulden schilde, munten ende payments als vurscreven steit, die he heffen ende boeren sall jairlix uyt onsen toll tot Tiele vurscreven, dan off hc ons of onsen rentmeister van onser wegen guede bescheiden bewisinge ende rekeninge doin sall, ende hebben hem gegeven ende geven oevermids desen brief tot vollost sijnre cost onse water ende visscherie die tot onsen borch ende slot tot Tiele vurscreven behoerende sijn. Ende weirt sake, dat wij op onse slot ende borch tot Tiele vurscreven ennige lude meer leggen of halden wolden, die sall Johan vurscreven aldair ontfangen ende halden van onser wegen ende wij soelen hem geven ende betailen na beloep vur eiken man den wij dair gelacht hedden wat redelic ende beschedeliken were na gueder lude duncken ende seggen. Alle dese punten ende vurwerde vurscreven hebbe wij hertoge vurscreven vur ons ende onse erven gelaeft en gelaven in gueden truwen oevermids desen brief Johan van Merten ende sijnen erven vurscreven vast, stede ende onverbreeclic te halden ende tc doin halden. Alle argelist uytgescheiden. In oirkonde etc. ol. io2v. Johannis de Merten. Super theoloneo Thilensi. ol. 103. Wij Willem van Gulich, bi der genaden gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen ende Catherina van Ilollant, bi derselver genaden hertoginne ende grevynne der lande vorgenoemt, doen kont ende kenlych allen luden dat wij bi rade ende goitduncken onss raids einne gaisten wille die wij hebben tot Margrieten van Wijck ende omme menigen truwen dyenstc den sy ons ducke gedaen heeft ende noch doen mach derselver Margrieten gegeven hebben ende geven avermids desen apenen brieve twintich aude scilde des jaers of paymente dat daer goit voer is, dats te verstaen tyen aude scilde yrst aen op nu sente Martens misse in den wijnter te boren uyt onsen marek tollen tot Arnhem ende tyen aude scilde opten heyligen Palmdach er naest volgende ende also voert alle jaer also lange als Margnete vorgenoemt leeft op die dage ende termijn vorgenoemt. Ende wert sake dat op enigen termijn vorgenoemt Margrieten vorgenoemt enich ghebreck were, also dat sij op illiken termijn vorgenoemt hoer tyen aude scilde niet volcomelich en boerden of daer also voil niet en queem, so sal sij ind mach hoer des restants dat hoer gebreke van den twmtich ouden scilden vorgenoemt jaerlix verhalen ind opboren in onsen marck tolle tot Arnhem tot allen sente Lamberts misse, ende tot williker tijt dat Margriete vorgenoemt aflivich worde so soelen dese vorgenoemde twintich aude scilde tsiaers weder komen ende erven op ons ind op onse erfgenamen, sonder argelist. Ende ghebieden daeromme onsen rentmeister van Veluwen, die nu ter tijt is of namaels komen sal ende onsen tolner tot Arnhem die nu ter tijt is of namaels wesen sal, dat gij Margrieten van Wijck vorgenoemt dese vorgenoemde twintich aude scilde illix jaers ende op illiken termijn vorgenoemt gevet ende betaelt uyt onsen marck tollen tot Arnhem, sonder enich versueck meer daeromme aen ons te doen ende sonder enich beveel daer af vorder van ons te hebben, want wij dat gedaen willen hebben. In orkonde etc. Willem, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen ende Catherina van Hollant, hertoginne van Gelren grevynne van Zutphen. Wij ontbieden u Otten van den Gruythus, onsen tolner nu ter tijt tot Arnhem of so wye hier namaels onse tolner aldaer wesen sal, dat gij betaelt Margrieten van Wijck onser jonfrouwen twintich aude scilde des jaers uyt onsen marck tollen tot Arnhem, dats te weten tot allen sente Martens misse in den wijnter tyen aude scilde ende op alle Palmdage tyen aude scilde, na ynnehaut hoerre brieve die wij hoer daer op gegeven hebben. Want wij dat gedaen willen hebben sonder enich beveel daeromme meer van ons te hebben. In oerconde des soe hebbe wi onsen segel hier beneden aen doen drucken int jaer ons Heren etc. io3v. Hertoge ende hertoginne etc. Wij ontbieden u onsen rentmeister van Veluwcn, die nu ter tijt of namaels wesen sal, dat gij betaelt Margrieten van Wijck onser jonfrouwen twintich aude scilde des jaers uyt onsen marck tollen tot Arnhem, dats te weten tot allen sente Martens misse in den wijnter tyen aude scilde ende op alle Palmdage tyen aude scilde na ynnehaut hoere brieve die wij hoer daer op gegeven hebben, want wij dat gedaen willen hebben sonder enich beveel daer af meer aen ons te versueken. Gegeven onder onse segele bijnnen op desen brief ghedruck. In oerkonde des soe hebbe wij onsen segel hier beneden aen doen drucken int jaer etc. 28 Julij 1386. . 104. Wij Willem van Gulich, van der genaden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doin kunt ende bekennen oevermitz desen apenen brieve dat her Claes Liefger van Goch, scholaster tsente apostelen tot Coelen, onse rentmeister onss hertoghrijx van Gelre, in den jairen onss heren dusent driehundert vier ind tachtentich van sente Cecilien avont der heilgher juncfrouwen, doe hi yrst onse rentmeister wart, thent in den jair onss heren dusent driehundert sess ind tachtentich op sente Panthaleons dach toe, ons guede bescheiden rekenynge ende bewisinge van onsen renten, tollen, beden, tynsen, vervallen, gulden ende opkoemyngen ende anders van allen opboeren ende uytgheven gedain heeft voir onsen ghemeynen raide ende schepenen van onsen vier steden. Wilke bewisynge ende rekenynge wij mit onsen gemeynen raide ende den schepenen van den vier steden voirscreven oeverhoirt ende examinyert hebben vier- tien weken lanck also dat ons diere rekenynge ende bewisynge sunderlinge wael genuecht van deser tijt voirscreven. Ende bedancken heren Claes Liefger, scholaster van sente apostelen tot Coelen, onsen rentmeister voirscreven en allen denghenen die die renten, tollen, beden, tijnsc ende gulden sementliken of sunderlingen van sijnre wegen vcrwaert, opgeboert ende uytghegeven hebben op datum dis briefs soe we die genoemt sin. Ende bekennen voirt oevermi tz desen apenen brieve voir ons ende onse erven heren Claes Liefger van Goch, scholaster tsent apostelen tot Coelen, onsen rentmeister voirscreven ende sinen erven, helder dis briefs mit sinen of sijnre erven wille of he niet en were, schuldich te sijn van gerechter witliker schuit vierdusent vierhundert ende soeven ind twijntich guede alde gulden schilde ende drie ind twijntich Dorderssche placken, die hi ons meer uytgedain ind verlacht heeft tot onser cost ende om anderen saken, dair wij des behuvende waren, dan hi van onser wegen opgeboirt heeft, ende gelaven in gueden trouwen voir ons ende onse erven heren Claese Liefger, scholaster tsent apostelen tot Coelen, onsen rentmeister voirscreven sinen erven of helder dis briefs als voirscreven steet, dese voirscreven vier dusent vierhundert ende soeven ind twijntich guede alde gulden schilde ende drie ende twijntich placken wael te betalen ende hem uyt onsen tollen, renten, tijnsen, pachten ende anderen renten niet tontsetten, wij en hebben hem dese voirscreven vierdusent vierhundert ende soeven ende twijntich alde scilde ende drie ind twijntich placken wael betaelt nae yngehalt sijns rentmeistersbriefs den wij hem gegeven hebben, sunder enighe argeliste dar yn te trecken of doin of laten trecken in gheenre wijs. In orkunde onss siegels den wij aen desen apenen brief hebben doin hangen. Gegeven int jair ons Heren dusent driehundert sess ende tachtentich op sent Panthaleons dach. li, I04v. 's onbeschreven. 15 Junij 139^ >1. 105. Wij Willem van Gulick, bider genaden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doen kont allen luden mit desen openen brieve ende bekennen, dat want ons omme sonderlinge saken wille nu een tijt uyt onsen lande sall geboeren te wesen, soe hebben wij bi rade ende goitduncken onser rade ende vriende heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, heren Robbrecht van Apelteren, riddere ende Gadert van Stramprade, onsen oversten reintmeistere, bevalen ende mechtich gemaict, bevalen ende mechtich maken, mit desen brieve alle onse slate, stede, lande, lude ende ondersaten ende heerlicheiden onss alingen hertoehdoms van Gelre ende onser graefscappen van Zutphen mit allen hoeren thoebehoeren niet uytgesceiden the verwaren, the beschirmen ende the regieren na hoeren vijff sinnen in allen saken ende alle saken te richten ende bevelen te richten gelijck onss selven, theint der tijt dat wij selve in onsen voerscreven lande weder comen ende wij hem dat mit onsen apenen besegelden brieven weten laten. Ende off yemant were, he were wie he were, here off vrouwe, riddere off knape off gemeynte, die onse lande lude, slate, stede off heerlicheiden mit orlage off mit enygen anderen geweltliken saken antasten wolde, dat sij dat mogen keren ende weren ende doen keren ende weren gelijck onss selven. Ende ontbieden allen onsen amptluden, ridderen, knapen, steden, luden ende ondersaten dat sij in allen saken voerscreven heren Johan, heren Robbert ende Gadert voergenoemt ende soe wes sij hoen aenbrengen in orber onss ende onser lande gelijck ons selven gevolgich, gehoirsam ende behulpich sijn mit den clockenslage ende mit der alinger machte als sij hem dat weten laten, theint der tijt dat wij selve weder in onsen lande comen sijn als voer- screven is. Ende willen dat her Johan, her Robbert ende Gadert voerscreven alle die gene die hoer gelijck ons selven niet gevolgich, gelioirsam off behulpich als vurscreven is ende weren dwingen mogen mit alre macht ende penen ende mit allen rechten ende gerichten, hoge ende legge, gelijck off wij dat selve deden. Ende soe wat her Johan, her Robbert ende Gadert vorscreven off yemant van hoerre wegen dair in off in enigen anderen saken van deser voerscreven onser bevelenysse wegen deden off soelen doen doen, des sullen wij hoin gestaen ende hoir hoeftheer daeraff wesen ende sij ende hoer erven schadeloes daer afï halden ende alentliken ontheffen aen allen steden daer sij des sementliken off gedeylt te doen hedden off te doen sullen hebben. Voirt soe hebben wij heren Johan, heren Robbert ende Gadert voerscreven ende alle diegene die sij omme onser bevelenisse wille voerscreven tot hem nemen mit allen hoeren gesijnde, knechten, gueden ende haeven genaemen in onse beschirmenisse ende verantwerdinge ende willen dat sij vrij ende veylich sijn in onsen onsen landen Pol. io5v. ende steden, binnen slaeten ende buten slaeten onser voerscreven lande gelijck onss selven, ende soe wie tgegen hem dede dat die tgegen ons mis doe gelijck onss selven, ende dat wij heren Johan, heren Robbert ende Gadert voerscreven dat soelen doin richten ende beteren tot hoeren versoeken sonder vertoch off yemant, he were wie he were, hier tgegen dede. Voirt soelen wij heren Johan, heren Robbert ende Gadert voerscreven ende alle die gene die sij omme onsen voerscreven bevelenisse wille tot hoer nemen, ontheffen ende scadeloes halden wail ende alentliken quyten van allen costen, gevencknissen, peerden ende scaden dien sij deden off leden ommermeer van onser bevelenisse wegen voerscreven endat dat daer aff comen mochte off sall tot besceideliker bewisinge ende rekeninge ons daer aff te doen. Alle dese punten voerscreven hebben wij hertoge voerscreven gelaiit ende gelaeven in goeden trouwen voir ons ott onse erven ende nacomelinge vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin heren Johan, heren Robbert ende Gadert voerscreven ende hoeren erven in allen manieren als voerscreven is, sonder argelist. In orkonde ons segels bij onser rechter weerentheit gehangen an desen brief. Datum anno Domini 139 primo die Viti. Wij Willem etc. doen kont etc. ende bekennen dat want ons nu een wiel tijts in vreemden lande sal boeren te wesen, soe hebben wij ons bedacht in wat maeten wij alsulke lande, lude, heerlicheide, sloyte ende stede, als wij nu hebben ende ons vervallen mochten, sullen ende moigen doen te bewaeren ende hebben daeromme alle onse lande, lude ende heerlicheide die wij nu hebben bevaelen heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, heren Robbert van Apelteren ende Gadert van Stramprade, onsen oversten rentmeyster, soe ons brieff inheit die daer op gemaeckt is. Ende wij bevelen dien selven heren Johan ende heren Robert vurscreven, weert dat onse geminde here ende vader die hertoge off onse geminde vrouwe ende moider die hertoginne van Gulick end van Gelre, die Got lange tot seligen tiden behuede, storven eer wij weder tot onsen landen quemen, dat als dan her Johan ende her Robbert voergenoemt alle slaete, stede, lande, lude ende heerlicheide als ons daer aff aen versterven sullen, moegen ende sullen van onser wegen aennemen ende huldinge ende ede daer aff ontfangen ende allen dwanck ende vervolginge ende gelofnisse daer omme te doen tot onsen besten na hoeren vijff sinnen gelijck of wij dat selve deden. Ende wij ontbieden allen onsen ondersaten, amptluden, steden ende luden, die wij nu hebben ende die ons als voerscreven is aencomen sullen, dat sij heren Johan ende heren Robert vorscreven in den voerscreven saken gevolgich, gehoirsaem ende behulpich sijn gelijck ons selven, alsoe Hef als hoen ons hude sij. Ende wij gelaeven in gueden trouwen alle saken die her Johan ende her Robert voerscreven in desen voerscreven saken doen ende sullen doen doen overmids sich off anders ymant vaste, stede ende onverbrekelich ende sij ende hoer erven daer aff scadeloes te halden ende hoer hoeftheer dair aff te wesen, sonder alle argelist. Ende waert dat hoerre enige van her Johan ende her Robbert afflivich worde en wij weder tot onsen lande quemen soe mach ende sall die ander van hoen all saken voerscreven doen als voerscreven steet ende des gelijx off hoerre enige van suycten wegen daer niet bi comen en konde soe mach den ander van hoen Weert oick dat hoen enige last van den voerscreven saken aen viele also dat sij off hoerre erven des behoevende worden, soe sullen ende moegen sij dat aenbrengen onsen lieven neven raiden ende vrient heren Reynolt van Valkenborgh, here van den Born ende van Sittart ende heren Gherit, here van Culenborgh ende van der Leek, die hoen dan voirt geredick end behulpelich sullen sijn daer toe ende in allen anderen saken gelijck wij hoen des gebeden ende dat bevalen hebben. In orkonde ut supra. Fol. 106. Hertoge etc. Wij begeren u te weten dat want ons een wijle tijts uyt onsen landen sal geboeren te wesen, soe hebben wij die selve onse lande mit hoeren thoebehoeren als mit onsen luden ende ondersaten steden ende slaten bevaelen te bewaeren ende te regieren heren Johan etc. Ende bidden off bevelen u als wij truwelixte off als wij ernstlixte moegen dat ghi hoer daertoe behulpelich, geredich ende vorderlich ende gevolgich wilt sijn in allen saken die sij aen u brengen gelijck ons selven daerin te doen, dat wij des te dencken hebben wanneer wij bider genaden Goids weder tot onsen lande comen. I Junij Hertoge etc. Wij laeten u weten onsen gemeynen scepenen, gesworen ende luden tot Stralen mit sinen thoebehoeren dat wij onse ampt van Stralen versat hebben her Johan etc. alsoe dat he daer een amptman ende richter ende alle jair een bede ende scattinge, daer he lic alde scilde ende wij dat daer overloopt boeren soelen, setten mach off doen setten, soe die brieff inheit den wij hem dair op gegeven hebben. Ende ontbieden u daeromme dat ghi hem dairin ende in allen saken ende punten in onsen voerscreven brieve gescreven gehoirsam, gevolgich ende bereet sijt ende mit namen die bede jairlix. te setten al soe lief als u onse hulde sij, want wij dat gedaen willen hebben. Gegeven tot Gelren des Satersdages na Viti. io6v. Willem van Boemel iiiclxxx Rijnsche gulden .. Teelman van Kempen cxc Rijnsche gulden van bontwerch doe mijn here tot Crucenach. De thesaurario sanctorum apostolorum in Anglia. De permutatione domini Myss Petri et Petri Odolff. Item de Mathia vamme Spiegel. De quitantia Coloniencium. De litteris mittendis pro Coloniensibus ad officiatos et civitates. Item de litteris mittendis ad officiatos et civitates pro gubernatione patrie. De Wernero vamme Rade. 18 October 1388. 107. Wij Henrich van Steenberghen, praest tot Aldemunster tUtrecht, Gherit, here van Culenborch ende van der Lecke, Henrich, here van Ghemen, Gherit, here van Weerdenbergh, Wouter van Ysendaren, Johan van Hoenseler geheyten van den Velde, riddere, Derich van Wijssch ende Willem van Ysendaren, knapen, doin kont allen luden ende bekennen apenbaerlich mit desen apenen brieve voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij alle samentliken ongescheyden ende mallick voir alle sculdich sijn als samenzaecwolden Johan van Bruechusen, here tot Wickrade, ridder, sijnen erven of helder sbriefs mit sijnen wille, achtdusent ende vierhondert alde gulden vrancken, guet van golde ende gherecht van gewichte of ander guet gout dair voir, elke stuc voir sijn weerde als indertijt der betalingen genghe ende gheve sijn sall, welker schout van samensaecwolden voirscreven onse erven of nacomelinge soelen betalen Johan van Bruechusen voirscreven, sijnen erven of helder sbriefs mit sijnen willen, vier dusent ende twe hondert alde gulden vrancken, guet van golde ende gherecht van ghewicht of ander guet gout dair voir als voirscreven is, opten heyligen Kirsdach neestcomende na datum des briefs ende die ander vier dusent ende twehondert vrancken of ander guet gout dair voir als voirscreven is wij samenzaecwolden voirscreven, onse erven of nacomelinge soelen betalen Johan van Bruechusen voirscreven sijnen erven of helder sbriefs mit sijnen wille op sente Petersdach ad Cathedram dair neest nacomende ende leveren ende betalen hem, sijnen erven of helder des briefs mit sijnen wille dese voirscreven schout ende summe ghelds op eiken termijn te Colen in die stat of te Wickrade van den tween een, wair hij, sijn erven of helder sbriefs mit sijnen willen kiesen, op onsen anxt, cost ende arbeyt in sijn zeker behalt. Weert zake, dat wij alle samensaecwolden voirscreven dese voirscreven punten niet en deden of versumelic vonden worden in enen deel of te mail soe zekeren wij alle samentlich ende gelaven in gueden trouwen in rechter eedstat voir ons, onse erven ende nacomelingen dat wij altehant na manynge heren Johans voirscreven, sijnre erven of helder des briefs mit sijnen wille yn soelen riden tot Colen of tot Wickrade in een herberge die ons dair bewijst worde van heren Johan voirscreven, sijnen erven of helder des briefs mit sijnen wille of hoers zekeren baden, welke her Johan voirscreven sijn erven of helder des briefs mit sijnen wille van dien tween een kiesen, of elke v^n ons samensaecwolden voirscreven mach enen gueden manne mit tween perden voir hem in die leystinge seynden, dair soelen wij leysten of doen leysten na ghewoenten gueder lude op ons selfs pande ende cost ons selven te quiten aen den weert ende die verleyste peerde alsoe dicke te versetten als des te doin were. Voirt mach 1. io7v. her Johan voirscreven sijn erven of helder des briefs mit sijnen wille enen wairdeyn mit tween perden bij ons in die herberge leggen, die gelijck ons costeliken teer ende ons huede in der leystinge dat wij rechte leystinge doin op ons selfs pande ende cost. Ende als vertennacht na den termine eiker betalingen voirleden sijn, soe mogen her Johan voirscreven, sijn erven of helder des briefs mit sijnen wille dese voirscreven schout ende summe ghelds op eiken termijn ten lomberden, ten joeden of toe soe gheliken schaden wijnnen ende finiren wair sij konnen ende mogen omme den minsten cost op ons samensaecwolden voirscreven, onse erven ende nacomelinge, of her Johan voirscreven, sijn erven of helder des briefs mit sijnen wille mogen den voirgenoemde schade aen hoen selven keren, dairomme en soelen wij zamensaecwolde voirscreven, onse erven ende nacomelinge nyet te mijn leysten of doen leysten of uyt der leystingen scheiden of varen in enigherwijs. Wij en hebben heren Johan voirscreven, sinen erven of helder des briefs mit sijnen wille dese voirscreven schout op eiken termijn volcomelic ende wail betaelt ende na ghequyt van allen schaden die dair op gedain ende gewassen were, dat sij lombardsschade, jueden op wairdeynschap of wije die schade dair op gedain were ende des alle te gheloven heren Johans simplen woirden, 16 sijnre erven of helder des briefs mit sijnen wille sonder eyt. Voirtmeer sijnt voirwarden, weert sake dat die drie gevanghen, die her Johan voirscreven den coninck van Vranckrike af gevanghen hadde, sich schatteden ende ghelt gheven eer termijn der voirscreven betalingen, the welken termijn dat dat gheviel dat voirscreven ghelt sal her Johan voirscreven, sijn erven of helder sbriefs mit sijnen wille opheffen ende boiren aen afslage der voirgenoemde summen want ter tijt thoe dat dese voirgenoemde schout en alle voirscreven schade volcomelic ende wail betaelt sij. Weert oick zake, dat dese brief noet gerechtich of mit onghevalle ghecanseliert warde of dair een segel of meer an te breke of ghebreke, nochtant sal hy bliven in sijnre alingen macht volcomelic gheliker wijs of hi nye gecanseliert en hed geweest. Weert oick sake, dat onser voirscreven samensaecwolden ennich aflivich wurde bijnnen termijn der betalingen of niet segelen en wolde, soe sal men enen alsoe gueden anderen gheliken zaecwolt in des doden stat setten of ynne des ghenen stat die niet segelen en wolde mit enen tranfixe doir desen brief gesteken tot maninghen heren Johans voirscreven, sijnre erven of helder des briefs mit sijnen wille. Ende alle dese voirscreven punten ende voirvverden hebben wij samensaecwolden voirscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gezekert ende gelaeft in gueden trouwen ende yn rechten eedstat vast, stede ende onverbrekelic te halden, sonder argelist ende verzaken oick alles beschuds, geestlix of weerlix, in desen voirscreven saken die ons Fol. 108. te staden comen mochten ende heren Johan voirscreven, sijnen erven of helder des briefs mit sijnen wille hynderlick ende tonstaden comen mochten. In getuychnisse der wairheit soe hebben wij samensaecwolden voirscreven alle samelich voir ons, onse erven ende nacomelinge mit onsen rechter wetentheyt onse segelen an desen apenen brief gehangen die gegeven is in den jair ons Heren dusent driehondert acht ende tachtentich op sente Lucas dach des heyligen ewangelists. Fol. Io8v. is onbeschreven. Fol. 109. Wij Wilhem van Gulic, bij der genaiden gaids etc. doin kont allen luden ende bekennen mit desen brieve dat wij vur ons, onse erven ende nacomelingen schuldich sijn heren Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, onsen lieven neven, rentmeister ende rayt of sijnen erven of helder dis briefs mit sijnen wille XV" alde gulden schilde munten des keyser van Romen of des koninx van Vranckrijc of guyt ander gulden payment dair vur den vurgenoemde schilden indertyt der betalingen gelijc guyt. Vur wilke summe gelds vurscreven wij gesatt hebben ende setten mit desen brieve heren Arnt van Hoemen, ridder, nu ther tijt onsen gevangenen ende onse huys ende borgh tot Midlair mit allen sijnen toebehoere in hant heren Heinrix, praests tOudemunster tUtrecht, onss lieven neven vurscreven, sijnre erven of helder dis briefs mit sijnen wille. Ende hebben gelaeft ende gelaven in goiden truwen den praest onsen neven vurgenoemt sijnen erven of helder dis briefs mit sijnen wille dat wij heren Arnt van Hoemen vurscreven ende dat huys Midlair mit sijnen toebehoeren nyet en soilen ontferren noch uyt hande of macht brengen noch doin noch laten brengen heren Heinrix onss neven ende rentmeisters vurscreven synre erven of helder dis briefs mit sijnen wille. Wij en hebben hem of sijnen erven of helder dis briefs mit sijnen wille die vurgenoemde XVM alde schilde of payment dair vur als vurscreven is volcomeliken wale verricht ende betailt, sonder argelist, beheltlic heren Johan van den Velde, ridder, Giesbert van Bronchorst, aldsten soen van Batenborgh, onse lieve neve en Wilhem van Ysenderen, onsen lieven knapen ende raiden, alsulken dedingen als sij van den vurgenoemde huyse Midlair gededingt hebben doe ons dat opgegeven wert. In orkonde etc. Fol. I09v. is onbeschreven. 15 Junij 1388. Fol. 110. Wij Willem van Gulic, bider genaiden gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doin kont allen luden die desen brief soilen sien of hoeren lesen dat wij schuldich sijn van geleende gelde heren Gerit, heren van Culenborgh ende van der Leek, twedusent gude Gelressche of Hollantsche gulden alsulke als man nu ther tijt muntet ende sleet, die wij gelaeft hebben ende gelaven in gueden truwen oevermids desen brief als eyn principael saecwolt ende burge vur ons ende vur onse erven heren Gerit, heren van Culenborgh vurscreven of sijnen erven of he nyet en were of helder dis briefs mit hoeren wille wail te betalen, te leveren ende te kusten bynnen der porten tot Culenborgh op sente Remeysdach na datum dis briefs neest comende. Weert sake, dat wij hier vurgesett hebben eersame lude als her Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, heren Giesbert, heren van Vyanen ende van den Goye, heren Heinric, heren van Gemen, her Willem van Drueten, her Heinric van der Straten, riddere, Willem van Ysendaren, Johan van Hoemoit, Johan Mompelier van Oeverhage ende Johannes Vyge, knapen, tot maningen des heren van Culenborgh vurscreven of sijnre erven of he nyet en were of helder dis briefs mit hoeren wille, die sij ons deden mit hoeren brieven of mit hoeren sekeren bade, yncomen binnen der porten tot Culenborgh eyn yetlic van ons ridders mit twee knechten ende mit drien perden ende eyn yetlic van ons knapen mit eynen knecht ende tween perden tot Hillen huys van Beesde dair sij nu ther tijt wonachtich is, dair ynne te liggen ende te leisten als gaste dagelichsche maeltijden te eten tot rechten tijden als guede eersame lude plegen te leisten, ons selven te wijnnen an den weert ende ons selven dair af te quieten, of wij Willem, hertoge van Gelre vurscreven, moigen vur ons twe guede manne ellic mit tween knechten ende drien perden. Ende wij burgen, ridders, moigen ellic eynen goiden man mit tween knechten ende drien perden ende wij knapen vurscreven moigen ellic eynen goiden man mit eynen knecht ende tween perden vur ons senden te leisten in die herberge vurscreven, gelijc costlike ons selven als vurscreven is. Voirt sint vurwarde, als vertynnacht leden sijn na sente Remeys dach vurscreven dat her Gerit, heren van Culenborgh vurscreven, of sijne erven of he ny&t en were of helder dis briefs mit hoeren wille dese vurscreven twe dusent gulden op ons wijnnen moigen then joeden of then lombarden cost of an anderen luden of sij moigen alsulken gelieken cost van ons saecwolt ende burgen vurscreven nemen, nochtant en soilen wij saecwolt ende burgen vurscreven ende die ghene die mit ons ende vur ons in die leistinge comen weren uyter leistingen nyet vairen noch uter porten van Culenborgh nyet scheiden in gheenre wijs wij en hebben den here van Culenborgh vurscreven of sijnen erven of he nyet en were of helder dis briefs mit hoeren wille dese twe dusent gulden vurscreven voll ende all wail betailt mit alsulken cost als dair op gegangen ende gewassen were als vurscreven is, sonder argelist. Ende den werden voldain van alsulker leistinge als wij ende die mit ons ende vur ons in der herbergen hedden geleist. Ende weert sake, dat eyn oft mer van ons burgen vurgenoemt sturve of aflyvich wurde, dat Got verbieden moit, of buten lands were, so soilen wij saecwolt ende burgen vurscreven ther stont als wij dair omme gemaent wurden van den heren van Culenborgh vurscreven of van sijnen erven of he nyet en were of van helder dis briefs mit hoeren wille eynen goiden anderen man in des doden of des ghenen die buten lands were statt setten, die alle punten ende vurwerde vur ende nae beschreven sekeren ende gelaven sall ende soilen mit eynen transfixbrieve hier dor gesteken in alle der maten als wij vur ende nae in desen brieve sekeren ende gelaven. Ende were ymant van ons burgen vurscreven die desen brief nyet besegelen en wolde, so soilen wij eynen gueden anderen man in syne stat setten die alle punten ende vurwarde gelijc die in desen brieve vur ende nae beschreven stain sekeren ende gelaven sall mit eynen transfixbrieve hier dor gesteken. Weirt oic sake, dat dese brief vleckich, natt of gaterich wurde of ennige rasure of ongevall krege of dat aen desen brieve een seghel ot mere te breke of gebreke of gequetst wurde, nochtant sall dese brief in sijnre alingher macht bliven gheliker wys of hi gans ende gheve ende wail beseghelt were. Alle dese vurscreven punten ende voirwerden hebben wij Willem van Gulich, hertoge van Gelre voirscreven, als een principael saecwolt ende burge gelaeft ende ghelaven in goiden trouwen voir ons ende voir onsen erf als vurscreven is. Ende wij burghen vurgenoemt hebbent mit hem ende voir hem ghelaeft ende gesekert, ghelaven ende zekeren, in goiden trouwen bij onsen eren ende zekerheyt alle dese punten vurscreven wail te halden ende te voldoin ende dair niet teghen te segghen noch te prueven te doin of laten geschien van onser wegen mit enyghen recht, geestelike of werlike, of mit eniger hande zaken dat den here van Culenborgh voirscreven of sijnen erven of he Fol. nov. niet en were of halder sbriefs mit horen wille hynderen of schaden mach in enigher wijs an desen saken vurscreven, sonder argelist. In orkonde des soe hebben wij Willem van Gulich, hertoge van Ghelren voirscreven, als een principael saecwolt ende burge ende wij burghen vurgenoemt onse seghelen an desen brief doin hanghen ende gehanghen. Gegeven int jair onss Heren MCCCLXXXVIII op sente Vitusdach. Copia littere domino de Culenborgh de duobus milibus florenorum. Hieronder staat omgekeerd geschreven: Die praest. Die here Vyanen. Die here van Gemen. Her Willem van Drueten. Her Heinric van der Straten. Wilhelm van Ysendaren, Johan van Hoemoit. Johan Mompelier van Oeverhage. Heinric van Herwen. 17 Februarij 1388. Wij Willem van Gulic, bij der genaiden Gaids hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen vur ons, onse erven ende nacomelingen dat wij van rechter warechtiger scholt als eyn principael saecwolt schuldich sijn Thys van Zuchtelen, burger tot Colne ende sijnen erven, twedusent guede zwaire Rijnssche Coelsche gulden, goit van golde ende gerecht van gewichte of ander guyt payment dair voir etc. die wij hem of sijnen erven gelaeft hebben ende gelaven na desen brieve witliken ende wale te verrichten ende te betalen nu sente Johans dag te middesoemer neest toecomende of bijnnen vertynnachten dair nae onbegrepen. Ende weert sake, dat wij des nyet en deden als vurscreven is ende versumelic wurden, dat Got verhueden moit, so hebben wij den vurgenoemde Thys of sijne erven gesatt ende setten in onsen alingen halven toll opten Tragelen geheiten tot Lobede so woe die aldair genoemt ende gelegen is, alt ende nye, groet ende cleyne, nyet dair an uytgescheiden, also dat onse tolner tot Lobede sijnen knecht of wachtpenninc die dair op onse cost liggen sall van dien vurgenoemde dage vortan geven leveren ende uytreicken sall den vurscreven alingen halven toll tot Lobede so die gelegen is in sijn seker behalt tot allen tijden ende van allen goide dat aldair tot Lobede vur onsen toll op of neder comen of gain sall nyet dair an iiytgescheiden. Also dat wij den vurgenoemde toll nyet antasten noch anverdigen noch doin noch laten antasten of anverdigen en soilen oevermids ons of anders ymant noch en soilen dair uyt ymant yet bewisen noch doin noch laten bewisen noch gheenrehande cost of onrait dair uyt doin noch doin doin noch laten gheschien soilen in gheenrewijs, thent ther tijt toe dat Thys vurscreven of sijnen erven dese twe dusent gulden vurscreven of hoere weert an gueden anderen payment in der stat van Colne genge ende geve den vurgenoemde Rijnsschen gulden gelijc guet gentzliken ende alincliken betailt sijn. Alle dese punten vurwarden ende gelaefte vurscreven hebben wij Willem, hertoge van G-elre ende greve van Zutphen vurscreven, gelaeft ende gelaven in gueden truwen oevermids desen brief vur ons, onse erven ende nacomelingen Thijs vurscreven ende sijnen erven vast, stede ende onverbrecliken te halden ende dair weder nyet te doin noch laten te doin noch geschien omme ennyge saken die gedacht of geschiet sijn of die man gedencken mach of geschien moigen, sonder argelist. Ende hebben in getuych ende vestnisse alle desen punten vurscreven onsen segel van onsen rechter wetentheyt an desen brief doin hangen. Ende want wij onsen lieven neve, rayt ende rentmeister, heren Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, verbrieft ende versegelt hebben alle onse tolle ende renten onss alingen lands van Gelre te heffen ende te boeren na ynnehalt sijnre brieve die he dair op van ons heeft. So hebben wij hem gebeden dat he sich dese bewisinge ende settinge onss alingen halven tolls lief will laten wesen ende alle dese punten ende vurwarde vurscreven mit ons gelaven te halden ende te volbrengen in alle der maten als vurscreven steit ende sijn segel bij dat onse an desen brief hangen. Ende ick Heinric van Steynbergen, praest tOudemunster tUtrecht, rentmeister des alingen lands van Gelre, bekenne dat alle dese punten, vurwarde ende gelaefte vurscreven bij mijnen weten ende gueden wille geschiet sijn ende hebbe dairomme gelaeft ende gelave in goiden truwen als eyn recht saecwalt vur mij ende mijne erven alle dese punten, vurwarde ende gelaefte gelijc die vurscreven stain mit mijnen lieven genedigen heren van Gelre vurscreven vast, stede ende onverbrecliken te halden ende te volbrengen ende dair weder nyet te doin, te vorol. 111v. deren noch te werven oevermids mij of anders ymant in gheenre wijs ende hebbe des te getuge mijn segel van geheiten mijns lieven heren van Gelre vurscreven an desen brief gehangen. Ende wij hertoge vurscreven hebben bevalen ende bevelen mit desen brieve onsen tolner tot Lobede, dïe nu is of namails wesen sall, dat sij Thys vurscreven of sijnen erven dese vurscreven summe guldene sonder vertoch ende wederrede uytreiken, leveren ende boeren laten uyt onsen vurscreven alingen halven toll tot Lobede in alle der maten ende manieren als vurscreven is ende willen oic dat sij hoere brieve dair op geven Thys vurgenoemt of sijnen erven dat sij des seker sijn ende hoen ende hoeren wachtpenning dair ynne halden als vurscreven is. Vort so hebben wij hertoge gebeden heren Heinrich, heren van Gemen, heren Wolter van Ysendaren, riddere, Deric, heren van Wissche ende Willem van Ysendaren, knapen, onse lieve raide, dat sij in mere vestenisse ende getuych alle desen punten ende gelaeften vurscreven hoere segele bij dat onse an desen brief hangen willen. Ende wij Heinrich, here van Gemen, Wolter van Ysendaren, riddere, Deric, here van Wissche ende Willem van Ysendern, knapen, bekennen dat wij omme beden wille ende van geheite onss lieven genedigen heren des hertogen van Gelre onse segele bij dat sijne an desen brief hebben gehangen in getuych ende vestenisse alle desen punten vurscreven. Gegeven int jair onss Heren MCCC acht ende tachtentich des Dinxdages na den Sonnendach als men syngt in der heiliger kirken Invocavit. Copia littere Mathie de Zuchtelen super llM florenis ex dimidietate Thelonei in Lobede levandis etc. Fol. 112 en I12v. zijn onbeschreven. 28 September 1390. Fol. 113. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bij rade ende goitduncken onser raide ende vriende averdraghen sijn mitten gemeynen burgeren van Duysborgh, alsoe dat onse tholnere ende besienre tot Lobede, tot Nymegen, tot Thiel ende tot Zaltbomel die burgere vurscreven sullen besien ende vertollen eyn aem wijns Caelsch van ilken voeder wijns meer dan sij plegen te verthollen ende te.. kosten. Ende wij ontbieden onsen tolleneren ende besienren vurscreven dat sij dat doin ende halden en den vurscreven burgeren dair an goitlich sijn, thent wij dat denselven burgeren an hoir stat tot Duysborgh mit onsen brieve updoin seggen ende nae onsen upseggen sess weken, sonder argelist. Datum anno Domini MCCC nonagesimo up sente Michiels avont. 28 September 1390. Item dienstluden sijn ontfangen. Menne Heynen dochter ten Dijck, die echte wijff is Johans ther Kocksteden. Heinric Hilbrant, Henneken ende Aleit, hoir echte kyndere, des sij mijns heren brieff hebben. Item Henric ten Nyenhaven is oick dienstman wurden, des he mijns heren brieff hefft, die beide gegeven sijn anno nonagesimo up sente Michiels avent. 27 September.... Item Johan Taedsen ende Evert van den Zande, burgeren tot Amersoyen, bewijst IIIIC alde scilde yn afslage alsulken scholt als men dien here van Brederayde sculdich was, des eyn recess gegeven is heren Johan Baliu tot Lobede des Dinxdages in die Cosme et Damiani martirum. Item eodem die gegeven eyn geleide Johan Thomas ende Peter, sijnen broeder, ad annum, nisi infra quindenam contradicatur. 8 October .... Item similiter eyn geleide Bere van Oudecop et Elizabet sue uxori, civibus Traiectensibus, nisi infra quindenam interdicatur apud magistrum civium aut portarium Traiectensis. Datum in vigilia Dionisii. 8 October .... Item recognitio facta per dominum ducem et prepositum de CLXX florenis Rinensibus et LXX florenis Gelrie seu pagamenti etc. Arnoldo Benier etiam in Purificacione beate Marie solvendis. Datum in vigilia Dionisii. Presentibus Swedero de Vyanen et Johanne van den Velde. Item dienstlude ontfanghen Albert Dayen soen van der Horst. Item Johanne die Bierman Essekens basterts soen, die Everds Kampinx dochter heeft. Datum circa Remigy etc. Agnese Staepelriems is ontfanghen tot dienstwive. Presentibus Arnoldo de Gruyth .... et Go .... do de Stramprade. October.... rol. 113V. Item Herman Willekenssoen van Coln eyn geleide gegheven ey(n) jair then were etc. Datum dominica post Simonis et Jude. Het Vridagen kempken en het Runtvoertslag geeigend ten behoeve van Ailbert Paedze van Heynoerde, /eria II post Omnium Sanctorum (Nov.).... 12 November.... Item quitantia de quingentis libris de feodo Anglicano pro festo Michahelis proxime preterito, competentibus per Arnoldum Wernleyn. Datum XII die Novembris. 22 November.... Item collatio officii matricularie facta Thome de Stralen dicto de Alpem, vacantis per mortem Wilhelmi de Vossem. die Cecilie. Giselbrecht, Deric en Willem van den Gruithuys, gebroeders, beleend met de gruit van Roermond. 12 November 1390. Fol. 114. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. dat wij bi rade ende goitduncken onss raids ende unsen vriende, in orber ende nutheit onss lands gemaict ende gesatt hebben ende mit desen brieve maken ende setten Jacob van Monffort, onsen lieve neve ende rayt, onsen drossayt tot Gelren also als dat drossaytampt mit allen sijnen thoebehoeren gelegen is ende dat dair thoebehoirt. Ende bevelen hem dat selve onse drossaytampt mit allen sinen thoebehoeren alst van aids gelegen is van onser wegen te bevvaeren, te richten ende te boeren alle broeken, groit ende cleyn, die dair yn verschinen ende vervallen sullen. Alsoe dat he ons of onsen erven dair af bescheidelike rekeninge ende bewisinge doin sall bynnen sess weken dair na dat wij of onse erven hem dat weten laten mit onsen brieven, uitgenamen broeken tot vijff marken toe die he hebben ende nyet en sal rekenen, mer ander broeken die dair baven geloepen die sal he heffen, boeren, richten ende rekenen als vurscreven is ende om dat Jacob vurscreven dat vurscreven drossaytampt sall bewaeren. Soe sal he hebben voir sijne dagelichsche cost, alle jair na beloip der tijt dat he onse drossayt is, derdehalfhondert aude scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte of dair voir goit ander payment den vurscreven auden scilden gelike goit, die he heffen ende boeren sall van den vurscreven broeken ende vervalle die baven vijff marken sijn. Ende wert dat hem dair yet gebreke also dat he dat vurscreven jairgelt up eynich jair also lange als he onse drossayt syn sal nyet alinclich geboeren en konde, soe sall hie dat gebreke slain ende rekenen up dat drossaytampt vurscreven ende dair en baven en sall he ons off onsen erven geen kost meer rekenen. Ten were dat wij of onse erven hem selven of mit onsen brieve bevelen bij ons te komen of anders yet uyt te doin, te verleggen of uyt te geven. Ende wert dat he ons ergent te dienste rede mit eynigen luden die he mit hem avermids onsen bevelen of dat wij of onse erven hem bevelen eynige gewapende lude yn den vurscreven drossaytampt te halden als dat vurscreven drossaytampt ende onse lande the hueden ende te beschirmen, of dat he ons anders yet verlegede avermids onss ende onsen erven bevelen ende brieven ende wes kost of scade he of die ghene die mit hem weren in onsen of onsen erven dienst deden of leden ain gevengenisse, perden of reysiger have, den kost, schaden, gevengenisse ende verlies of dat he ons anders verleget hedde sall he slain ende rekenen up dat drossaytampt vurscreven tot besceideliker rekenynge ende bewisinge ons of onsen erven dair af te doin. Wert oic, dat he of die sijne vurscreven als he ende die yn onsen diensten vurscreven weren eynige gevangen vyngen of reysige have wurven, die gevangen sullen yn onsen hant stain. Mer alsulc geit als dair af koempt dat sal he boeren yn afslach alsulx schaden of gebreecks als he dan hedde gelike vurscreven is. Oic is dat gevorwerdet, dat Jacob vurscreven alsulc gewijn ende Fol. 114V. geweerf als van onsen horigen goiden ende eygenen luden compt in den vurscreven drossaytampt sal half hebben die wile he onse drossayt is. Oic sal he hebben alsoe vele bernynge uyter Vlunen als he bederft tot sijnre cost die he tot Gelren halden sall. Ende sal die Vlune vurscreven bewaeren als onse drossayt pleecht te doin. Voirt sall he moigen setten ende tontsetten vaghede, scholtide, scepenen, honnen, baden ende alle ander amptlude tot des ampts behuef alsoe duck als hem dat nuttelich dunct wesen ende alsoe als dat van aids onse drossayt plegen te doin. Ende went ons Jacob vurscreven op dit vurscreven drossaytampt tweeende twyntich hondertich aude scilde so vurscreven sijn geleent heft, soe hebben wij voir ons ende onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven in goiden truwen dat wij Jacob vurscreven of sijne erven van den vurscreven drossaytampt nyet en sullen ontsetten noch doin noch laten ontsetten, hem en weren ierst die vurscreven tweendetwyntich hondert alde scilden alentliche ende wale betailt ende voldain van allen gebreke vurscreven, sonder alle argelist, In orkonde des is onse segel mit onsen rechter wetentheit gehangen an desen brief. Gegeven int jair onss Heren dusentdriehondert ende negentich up sente Cunibertus dach episcopi. 12 November 1390. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bi rade ende goitduncken onser rade ende vriende hebben Jacob van Monffort, onsen lieven neven ende drossayt tot Gelre, gemaict ende maken mit desen brieve onsen slueter tot Gelren ende bevelen hem aldair onse sluterampt mit allen sinen toebehoeren te bewairen ende te boiren, uit te eysschen ende tontfangen van onser wegen ende yn onse behuef alle onse gulden, renthen, pachte ende thinse, kurmeden geweerf ende gewijn, soe die dair toebehoeren ende yn onsen alingen drossaytampt van Gelre mit sinen toebehoeren gelegen sijndt ende verschinen soilen, ons of onsen oversten rentmeister yn onse behuyf dair af bescheidentlike bewisinge ende rekeninge te doin tot allen tiden als wij of onse overste rentmeister hem dat eyne maent te voirens weten laten. Voirt bekennen wij dat wij Jacob vurscreven ende sinen erven sculdich sijnt van gerechter scholt vierhondert aude goide gulden scilde, goit van golde ende gerecht van gewichte of goit payment dair voir den vurscreven alden scilden gelijc goit yn den tiden der betalingen yn onsen landen genge ende gheve, die he voir ons avermids onsen bevele ende bi onsen rechter wetentheit betailt heeft van onser wegen Elbert van Eyle Evertssoin, die onse sluter tot Gelren voir hem was. Wilke vierhondert aude scilde vurscreven of payment dair voir als vurscreven is wij denselven Jacob ende sinen erven wisen te boeren ut allen ol. 115. onsen gulden, renthen, pachten ende thinsen, kurmeden gewynne ende gewerff, als verschenen sijn ende verschinen sullen toebehoerende onsen sluterampt vurscreven mit sinen toebehoerende. Voirt hebben wij Jacob vurscreven bevalen ende bevelen mit desen brieve onse borch ende voirgeborchte tot Gelre te hueden ende te bewaeren yn behueff onss, onsen erven ende nacomelingen, dair up he tot sinen gesinde van onser wegen yn sijnren cost halden sal vier weken, twee moilnere ende eynen poirtenere. Also doch dat he ons of onsen erven ende nacomelingen die vurscreven onse borch ende voirgeboirchte wederleveren ende apenen sall tot onsen wille, als wij of onse erven ende nacomelingen des an hem gesijnnen of doin gesijnnen mit onsen apenen besegelden brieven, van wilken gehalde he na beloip der tijt dat hem onse vurscreven borch ende voirgeborchte sal geboeren te bewaeren hebben sal anderhalf hondert aude scilde als vurscreven sijn off payment dair voir als vurscreven is ende sal dat jairgelt na beloip der tijt vurscreven boeren ut den gulden, renten, pachten ende thinsen, kurmeden gewijn ende gewerf vurscreven. Voirt wert, dat Jacob vurscreven bi onsen bevele of bi bevele onss oversten rentmeisters eynich geit off provande of andre saken voirt meer uitlegede of dede dan he van onsen vurscreven sluterampt upboirde na ynhalt der bewisinge ende rekeninge vurscreven, dat sal he of sijne erven boeren an allen onsen gulden, renthen, pachten ende thinsen, kurmeden gewijn ende gewerff vurscreven, die dair neest verschinen sullen na der bewisingen ende rekenyngen vurscreven. Ende wij ende onse erven ende nacomelingen sullen Jacob ende sinen erven vurscreven van onsen vurscreven sluterampt ende van allen onsen gulden, renthen, pachten, thinsen, kurmeden gewijn ende gewerf vurscreven, alle saken vurscreven mit namen die vierhondert aude scilde ende dat jairgelt ende voirt alle ander verlech vurscreven laten boeren so vurscreven is, yer wij of onse erven ende nacomelingen hem off sijne erven van den vurscreven sluterampt mit hoiren thoebehoeren ontsetten of doin of laten ontsetten yn eynigerwise. Alle dese vurscreven punten ende vurwerden hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven yn goiden truwe Jacob vurscreven ende sine erven vaste, stede ende onverbrekelich te halden, te voldoin ende te doin halden, sonder alle argelist. In orkonde onss segels dat wij bi onser rechter wetenheit hebben doin hangen an desen brief. Gegeven int jair onss Heren dusen driehondert ende negentich up sente Cunibertus dach episcopi. 17 November 1390. Fol. 1 i5v. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat ons Elbert van Eyle Evertssoin, onse slueter tot Gelre, ons voir onsen rade ende oversten rentmeister ons alingen lands van Gelre, heren Henrich van Steenbergen, praist tOudemunster tUtrecht, onsen lieven neve ende rayt, goide bescheidelike bewisinge ende rekeninge gedain heeft van allen onsen gulden ende pachten gelegen in den ampt van Gelre ende die dair thoebehoerende ende voirt van allen gelde ende goide dat Elbert vurscreven van onsen wegen ende van onss lieven neven ende rentmeisters des praists wegen vurscreven tot onser behuef upgehaven ende geboirt heeft. Ende oic van allen uitgeven Elberts vurscreven als van den tijt dat wij ende onse lieve neve, die praist ende overste rentmeister vurscreven, Elbert vurscreven dat sluterampt vurscreven tot Gelren bevolen te bewaeren tot desen dagen toe datum des briefs. Ende heeft ons ende onsen oversten rentmeister alle jair ende van jair te jair goide bewisinge ende talinge gedain van allen renthen, gulden, beden ende gelde gelijch vurscreven steet ende van allen saken die hie van ons ende onss rentmeisters wegen geboirt ende uitgegeven heeft van allen voirgeledenen tiden thent up sente Cunibertus dach neest geleden, alsoe dat ons der rekeninge, bewisinge ende talinge vurscreven wale genuecht ende ons van hem dair af bedancken ende schelden Elbert vurscreven ende sijne erven van der rekenynge, bewisinge ende talinge vurscreven in alle der maten als vurscreven steet voir ons ende onse erven ende nacomelingen los, ledich ende quijt mit desen tegenwerdigen brieff ende recesse. Voirt soe hebben wij gelaift ende gelaven yn goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen Elbert vurscreven ende sinen erven wail te quyten ende schadelois te halden van alsulken hondert auden scilden als he den burgemeisteren, scepenen ende raide onser stat van Rurenmunde gelaift heeft te betalen van onser wegen. In orkonde des hebben wij onse segel van onsen rechter wetentheit an desen brief doin hangen. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert ende tnegentich des Donrendages na sente Cunibertus dach vurscreven. •7 i39°- Fol. ii 6. Dit is die palinge van twee kampen lants die tot Eist gelegen sijn, die geheiten sijn die Acker ende den Groten kamp, des te samen is dertien mergen, dair aent oesteneynde leget die Beumelsche sege ende dat Rielairken, ende an die westeneynde die Nymegensche strait ende Ridders poilken, ende an die noirden sijde neest gelant Henric van den Lawich, an die suden side gelegen Gelis kynder van Merm ende Jan van Bijlant. Actain ValleRosarum annononagesimo. 27 Julij 1388. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. dat wij Deric Baycken, burger tot Rurenmunde, gemaict ende gesat hebben maken ende setten avermids desen apenen brieve onsen amptman ende scholteit in onser stat tot Rurenmunde, alsoe dat he alle broeken ende vervalle die dair yn verschinen ende vervallen heffen ende boeren sall ende mach als vijf marke hoge ende van vijff marken nederwaet nyet uitgesceiden, wilke broeke ende vervalle he tot sijns selfs behuef ende orber hebben ende boeren sall ende ons noch onsen erven dair af gene rekeninge af doin. Mer of Deric hoeger broeken dan van vijff marken boirden dair soilen he of sijne erven ons of onsen erven rekeninge ende bewisinge af doin. Voirt wert sake, dat Deric vurscreven of die sijne van onser wegen of gebode in onsen dienste of om sijns ampts wille vurscreven nederlegen of schade of cost hedden, dat nederliggen ende den schade ende cost soilen wij hem richten ende wale betalen sonder eynich wederseggen. Voirt bekennen wij voir ons ende voir onse erven ende nacomelingen dat ons Deric vurscreven an gereden gelde guetlich ende te danck geleent heft ende wail betailt up dit vurscreven schotit ampt dusent ende tweehondert goide alde gulden Francrycxe scilde, goit van golde ende swair van gewichte, die in onse kenlike not ende orber gekeert sijn, dair ons ende onsen landen dat tot groten staden ende nut komen is, dair voir Deric vurscreven ende sijne erven in dat vurscreven scholtampt soilen sitten ongekroidt, als dat wij ende onse erven sij nimmermeer en soilen doin noch laten ontsetten van den vurscreven scholteit ampt in geenrewijs, wij en hebben hem ten irsten die vurscreven summe gelts mit allen alsulken scade ende cost als sij omme onsen will ende des ampts wille vurscreven geleden ende gedain hedden guetlich ende wale betailt tot besceidelike rekeninge ende bewisinge ons of onsen erven dair af te doin, so dats Deric vurscreven ende sinen erven genuege, sonder argelist. Alle dese vurscreven punten ende vurwerden gelaven wij etc. In orkonde der wairheit etc. Gegeven int jair onss Heren MCCCLXXXVIII des Manendages na sente Jacobs dach des heiligen apostels. 7 September 1388. Fol. 1 i6v. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij gegeven hebben ende geven mit desen brieve, Otten van den Gruithuys, omme menicherhande dienste wille die he ons gedain heft ende noch doin sal, onse hofstede gelegen an den Nyen marckt tusschen onse gewanthuyse, up die een side ende tusschen onser stat gewanthuys van Arnhem up die ander sijde, also als die gelegen is streckende van den Nyenmarckt an die strate toe die geet tot sente Johans poirte wert, uit wilken hofstede Otte van den Gruithuys vurscreven of sine erven ons ende nacomelingen drie grote jairlix als te tijnse up alle sente Lamberts dage geven ende betalen soilen erflich ende ewelich. In orkonde des so hebben wij onsen segel an desen brief doin hangen. Gegeven in den jair onss Heren MCCCLXXXVIII up onser Vrouwen avont als men scrijft Nativitas. ig April 1390. Wij Willem van Gulich etc. bekennen avermids desen apenen brieve dat want ons Jan van Merten, onse amptman tot Tyele ende yn Nederbetu, enen manne geheiten Greensken mit anderen onsen ondersaten gevangen heeft in onsen lande inden ampt tusschen Maze ende Wale, die enen man int sticht van Utrecht geit had genomen, ende ons denselven gebracht ende gelevert heeft in onse gewalt ende seker behalt tot Nymegen, dair aff wij hem volkomelike gestain willen ende bevelen mede allen onsen ridderen, knechten, amptluden, steden ende ondersaten die wij nu hebben of namails krigen moigen ende sunderlinge heren Willem van Druten, ridder, onsen amptman tusschen Maze ende Wale, in welx ampt dit geschiet is, dat sij Jan vurscreven ende alle dieghene die dair to helpen ende aver ende an waeren des volkomelike gestanden, want wij dat gedain willen hebben. In orkonde onss segels etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende tnegentich des Dynxdages na Misericordia Domini. Dezelfde acte komt voor op fol. 68v. 6 November 1389. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij mechtich gemaict hebben ende maken mechtich mit desen selven brieve Jorden van Thiel eyne vriegifte ende eynen eygendome te geven van onser wegen gelijch of wij dat selve deden van eynen hoeven lants, gelegen tot Vythaven in den gericht tot Almekirck, geheiten die Vriehove mit allen hoeren thoebehoeren, van wilker hoeven vurscreven Clais van den Zevendern, onse lieve knaip, ons voirtijds den eygendoem af gegeven had. Alle argelist uitgesceiden. Gegeven onder onsen helm, des wij hier ynne gebruken, des te getuge an desen brieve gedruct anno Domini MCCCLXXX nono sabbato post Omnium Sanctorum. 6 November.... rol. 117- Ad officiatum Nicolai Oem. Wij laten u weten dat gi alsulke scepene als u geboeren sal van onsen ende uwes ampts wegens te setten ende te kiesen nu aireneest in onser stat tot Saltbomel ende voirt yn uwen ampte settet ende kieset na uwer besten wetentheide tot urber onsser en onser stat vurscreven en avermids onsen lande ende dat gi dair yn nyet an en siet eynige liefnisse etc. of bede van yemant, also lief als u unse hulde sij. Datum ut supra Sabbato post Omnium Sanctorum. 4 November 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bij rade ende goitduncken onser rade ende vriende ontfangen ende angenamen hebben, ontfangen ende annemen, mit desen apenen brieve Nathan van Berke, sijne wijff ende kijndere mit tween sijnre dochter man Vynelutan ende Jacob ende hoere kijnderen tot onsen joeden, seven jair langk angainde nu sente Mertens dach yn den wijnter neestkomende, te woenen tot Nymegcn in onser stat of yn eynige ander onse stat na allen vurwerden, punten, manieren, gelaiften ende vriheiden ende brieven als wij onsen anderen joeden tot Nymegen ende tot Rurenmunde ontfangen ende angenomen hebbe. Also dat sij ons illix jairs van den vurscreven selven jaeren up sente Mertens dach also lange als sij yn eynen huyse woenen sullen sementlike geven twijntich gulden te tijnse. Mer wert dat sij sich hier en bynnen mitter woenynge sceiden so soilen sij ons dan thijnse geven so sij dan mit ons sullen verdragen. Alle argelist uitgesceiden. In orkonde etc. Ende up dat onsen vurscreven joeden dat te vaster sy so hebben wij gebeden die burgermeistere, scepenen ende rayt onser stat van Nymegen onsen goiden vrienden dat sij desen brief mit ons besegelen omme den vurscreven onsen joeden alle vurwerden, punten, manieren, gelaiften, vriheide ende brieve vurscreven te vesteliker te hauden. Ende wij burgerrneisteren, scepenen ende rayt van Nymegen bekennen dat wij onsen stat segel bi segel onss lieven ende genedigen heren vurscreven an desen brieff hebben doin hangen yn alle der maten als die selve onse lieve here ons des gebeden heeft. Datum anno MCCCXCmo feria quinta post Omnium Sanctorum. Herberen van Leuwen beleend met 40 morgen tol Letiwcn, feria 6« post Symotiis et Jude (4 Nov.) 1390. fol. ii7v. Jan van Ubbergen beleend met het goed ten Hamme, gelegen by Nyrgenna in het ampt Goch, post Galli con/ess. (Oct.).... November.... Wij Willem etc. doin kont etc. bekennen dat Johan van den Have, Arnt van Drueten Hermanssoin, Henric Hermanssoin, Ruelken van Heterden, Arnt van Pueflich ende voirt alle dieghene die peendere sijn ende peenderc hebben geweest heren Willems van Drueten yn onsen lande van tusschen Maze ende Wale, van der tijt dat wij in onsen landen van Gelre ierst quamen, ons hebben genoich gedain ende gebetert van allen broeken die sij sementlich of illich van hem sunderlingen tegen ons ende onse heerlicheit gedain hebben, van der vurscreven tijt dat wij tent up huede desen dach datum des briefs ende wij schelden sij ende hoere erven dair aff voir ons ende voir onse erven ende nacomelingen los, ledich ende quijt. Alle argelist etc. Datum feria secunda post Martini episcopi. Wij bevelen u heren Willem etc. Wert dat eynich of meer van uwen penderen sijn deil als gi up hem gesat hebt van den Vlc auden gulden scilden die wij van hem hebben soilen nyet en betailden up alsulke tijt als dair up gesat is, dat gi dan die antast ende holt an hoere lyff ende vercoipt dair voir hoir guet als dat geit dair af te nemen dair gi sy upgesat hebt. Also lief als u onse hulde sy wairt wes gi dair toe doit des soilen ende willen wij u gestain sonder argelist. Datum etc. 23 October 1390. Fol. 118. Wij Willem etc. doin kont etc. en bekennen dat wij bi rade ende goitduncken onser rade ende vriende mit onsen lieven nychte vrouwen Johannen, hertoginne van Luccenbergh, van Brabant ende van Lymburch, in orber ende nut onss, onser beider lande ende ondersaten averdragen synt eenre vrientschappen ende eendrechticheit in manieren als hier na bescreven steet, dats te weten, dat wij onse ondersate ende dienre gene ge walt, angryp noch onrecht keren en soilen an onse lieve nichte vurscreven, an hoeren lande, steden, slaiten, luden, dieneren of ondersaten ende sullen doin verhoiden, weren ende keren na onsen besten yn goiden truwen dat uyt onsen landen, steden, slaiten, luden, dieneren of ondersaten of van yemant anders wye he were of uyt onsen landen, steden, slaiten ende weder dair yn en geen schade en sal geschien onsen lieven nichten vurscreven noch hoeren lande, steden, slaiten, luden ende ondersaten op beiden sijden der Masen ende sunderlinge Millen, Gangelt ende Vucht. Ende wert sake, dat yemant van onsen ondersaten onder ons gegoidt ende geerft des wij mechtich weren hier tegen dede, dat soilen wij hem doin beteren ende richten mit sijnen lyve ende goide. Ende dede oic yemant anders die onder ons nyet gegoidt of geerft en were off des wij nyet wale mechtich en weren ende onsen vurscreven lieven nichten amptluden of ondersaten den vervolgeden bynnen onsen palen ende macht. Soe soilen wij hem onse amptlude ende ondersate tot hoeren versuick dair thoe behulplich ende Fol. 118 bistend'ch doen wesen ende dair aver richten gelike oft die schade ons selven oft onsen ondersaten gedain were. Also doch wert dat eyn of meer van onsen ondersaten of dieneren onsen heven nichten vurscreven of tot hoeren ondersaten dieneren eynige rechtlike ansprake hed. Des soilen wij mechtich wesen dat hoen wedervare na ansprake ende ant werde dat onsen vurscreven lieven nichten'rade ende den onsen sal duncken dat reden ende besceit sij. Ende dese vurscreven vnentschappen ende eendrechticheit hebben wij gekift ende gelaven yn goiden truwen te halden ende te BeheTrfrende alS° knge alS° °nSG liCVe °ichte leven sa11- ant t T' °nS6r 6rVen endC nacomelingen alsulken antspraken ende rechten die wij nu hebben of hebben moigen na doede onser heven nichten vurscreven. Ende in deser vnentscappen ende eendrechticheit sal mit onsen lieven nichten vurscreven stain ende wesen Johan, here van Kuyck onse Leve zwager, die onse diener ende ondersait is ende syne lant lude ende slait ende ondersate also lange als onse vurscreven lieve nichte levet. Ende dese selve Jan sal van arvan^T6!6" ^ te Ieene also als van aids hier comen is den Grave tusschen dit ende • Kirssmisse neest komende tot hoeren versuyck mit hoeren neven of vrienden ende sij sal hem ende die syne doin ge e.den ende vel.gen komende ende kierende. Ende als Johan dese ontfangenisse gedain heeft soe sal onse lieve nichte vurscreven hem sonder vertrecken doin na sijnre antsprake die he an hoir heeft ende na hoere antwerde dat hoeren vrienden ende den sijnen sal duncken reden ende seeeÏd argelist ^^iden. In orkonde onss gels dat wij bi onsen rechter wetentheit an desen apenen bneve hebben doin hangen. Ende omme dat te vaster te heren" H h ^ f**" °Me ^ Fade ende vriende heren Hennch van Steenbergen, praist van Audemunster trecht, heren Gerit, heren van Culenborgh ende van der Leek ende heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, ridder, dat sy hoere segele ende die burgermeistere, scepenen ende raide van onsen steden van Nymegen, van Rurenmunde ende van Arnhem dat sij onsen vurscreven stede segele ain desen brief mit ons hebben doin hangen bi onsen segel. Ende wij Henric, praist van Audemunster, Gerit, here van Culenborgh, Johan van Hoentseler, ridder, bekennen dat wij onse segele. Ende wij burgermeistere, scepene ende rayt der stede van Nymegen, van Rurenmunde ende van Arnhem vurscreven bekennen dat wij onse stede segele vurscreven hebben omme beden wille onss genedigen heren van Gelre bi sijnen segel an desen brieff doin hangen te tuge aller vurwerden als vurscreven is. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende tnegentich up sente Severyns dach. Een gelijkluidende brief op perkament, bezegeld door Johanna, hertogin van Luxemburg enz. en hare getuigen, is aanwezig in het rijksarchief te Arnhem. Overgedrukt Nijhoff, III, n°. 160. ii October 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bij raide ende goitduncken onser raide en vriende omme menigen truwen dienst den ons Lambert van Rijsenwich gedain heft of noch doin mach denselven erven ende sijnen erven gegeven hebben ende gheven mit desen brieve alsulke erfnijsse als hier na bescreven steet die Lubbeken Rostmonts was ende ons avermids broeken als die selve Lubbeken weder ons ende onse heerlichen gedain heeft vervallen is. Also dat Lambert vurscreven en sijne erven die erfnysse als hier na bescreven steet halden, hebben, besitten ende der gebruken sullen ewilich ende ommermeer voir driehondert aude guldene scilde, munten des Roemschen keisers of skoninx van Vrancrijc, goit van golde ende gerecht zwair van gewichte. Dats te weten. Ierst vijftiendenhalven mergen 9. lands gelegen tot Zoelen in Zegeliskamp dair baven neest gelant is Merten Ghenen soin ende beneden Johan die smyt van Zoelen ende dair Gherit van Beynhem derdenhalven mergen lands midden ynne liggende heeft. Voirt thien hont lands gelegen up die Strymoye tot Zoelen, dair baven gelant is Ott van Arkell ende beneden Ude Hermans soin. Voirt drie mergen lant een hont myn gelegen up Middelrehoefacker, dair baven naest gelant is Johan die smyt van Ysendaeren ende beneden eyne gemeyne stede die dair by geet. Voirt vierdenhalven mergen lands gelegen up Zuderenghe bi Echtelt, dair baven neest gelant is Gerit van Puefflich ende beneden Ludiken van Middelwich. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Datum anno Domini 1390 crastino beatorum martirum Victoris et Gereonis. Herberen van Putten tuchtigt zijne vrouw Beerte met het goed Puttenstein, die Ascencionis (5 Mei).... 11 October 1390. Mijne here heeft ontfangen tot enen dienstman Henric Bruyningk Arntssoin. Datum anno millesimo trecentesimo nonagesimo feria tercia post Victoris et Gereonis. 14 July 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij gestedicht ende geconfirmiert hebben, stedigen ende confirmieren, mit desen brieve alsulke sceidynge ende deilinge als hier na bescreven steet ende bekennen dat die sceidinge ende deilinge mit onsen willen ende avermids onsen bevele geschiet is ende dat ons des wale genoigt. Also als die vierthien die onse amptman ende richter van Veluwen dairtoe gesat ende gekaren hadden van beiden siden hebben eendrechtlich gegangen, gesceiden ende gedeilt up hoere eyde, tusschen lake ende palen, dat veene van Wageningen ende van Maenen, van der eene side van Maenreschutlake ende an dat stichte van Utricht an die andere syde, dats te weten, dat die erfgenamen van Wageningen ende van Bernichem sullen hebben die syde des vurscreven veens weestwert ende Derich, here van Lienden ende die erfgenamen van Maenen sullen hebben die sijde desselven veens noirtwert ende Gadert van Stramprade, onse rentmeister ende Arnt ten Boickoip, onse amptman up Veluwen ende hoere erven, sullen hebben voir hoere cost ende arbeyt, den sy dair omme gedain hebben, tweelf mergen des vurscreven veens van Derich der erfgenamen van Maenen deile vurscreven gellegen mit enen eynde an Wageninger veene ende mitten anderen eynde an Maenre veene mits doirgainde tusschen hoen thent an dat stichte vurscreven, gelijch die vurscreven deilinge gesceiden, gedeelt ende gepailt sijn biden vierthien vurscreven, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno ut supra in crastino beate Margarete. Deze acte komt vollediger voor op fol. 70*. 17 November 1390. ol. 119V. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen etc. dat wij sculdich sijn van gerechter scholt Elbert van Eyll Evertssoin, onse sluter tot Gelre was ende sijnen erven, sesse hondert ende vijve ende twijntich aude goide gulden, goit van golde ende gerecht van gewichte of goit payment dair voir gelijch die he ons an gereden gelde uitgedain ende verlacht heft ende yn onsen nut ende orber comen sijn, wilke sess hondert vyve ende twijntich aude scilde vurscreven wij voir ons, onse erven ende nacomelingen bi rade en goitduncken onser raide ende vriende ende mit namen bi rade ende goitduncken heren Henrich van Steenbergen, praist van Audemunster tUtrecht, onss lieven neven, raits ende oversten rentmeisters, bewiset hebben ende bewisen Elbert vurscreven ende sijnen erven te boeren ende te heffen ut onsen pacht van onsen gruyt tot Gelre ende yn Gelrande mit hoeren thoebehoeren ende ut onsen alingen pacht onss haefs ter Cailsteden die ons jairlix gift vijftich malder roggen ende vijftich malder evenen. Also dat Elbert ende sijne erven vurscreven die vurscreven alinge pacht van onsen gruyt, also als die Johan Spede Johanssoin ende Neze sijn wijff nu ende na hoen onse stat van Gelre weder ons gepacht hebben, ende voirt die vijftich malder roggen ende vijftich malder even jairlix heffen ende boeren sullen, dair ciff te nemen up alsulke termyne als die pachte geboiren ende nu voirt na datum des brieffs verschinen sullen alle jair hondert aude guldenen scilde so vurscreven sijnt, thent dat die selve Elbert die vurscreven sesshondert vyve ende twijntich aude scilden alinclich geboirt hebben, mit vurwerden, wert dat Elbert off sijne erven vurscreven up eynich jair vurscreven nyet voll en konden geboiren van den vurscre\ en pachten der gruit ende onss haves vurscreven hondert aude scilde als vurscreven is, dat he dan dat gebreke dair af sal ende mach boeren in den jairen dair na neest volgende van den selven pachten die dair na verschinen soilen. Ende wert, dat die selve Elbert of sijne erven up eynich jair vurscreven van onsen vurscreven pachten onser gruit ende haefs vurscreven meer boirde dan hondert aude scilde, so soilen sij den overloip dair af leveren onsen slueter tot Gelren, die indertijt is, tot onser behueff ende soilen den rog"g'c ende evenen rekenen als die up thogeste gilt in den tween neesten weke marcten tot Gelren voir midwijnter illix jairs als sich dat geboirt. Ende wij ende onse erven ende nacomelingen sullen Elbert vurscreven ende sijnen erven onsen vurscreven alinge pachte van onsen gruit ende van onsen have vurscreven laten alinclich boeren ende sij dair af nyet tontsetten noch doin noch laten ontsetten ende sy dair an behalden ende nyet laten hynderen avermids ons of yemant anders thent sij die sesshondert vijve ende twijntich aude scilde alinclich geboirt hebben. Alle desc vurscreven vurwerden ende punten hebben wij hertoge vurscreven voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven in goide truwen Elbert ende sijnen erven vurscreven te voldoin ende vast ende stede te halden ende te doin halden, sonder argelist. In orkonde etc. Ende want wij alle onse renten 1. 120. voir voirbrieft hebben heren Henrich van Steenbergen, praist van Audemunster, onsen lieven neve, rait ende oversten rentmeister, hebben vurscreven. Soe hebben wij hem gebeden dat dese vurscreven bewisinge ende punten mit sinen willen sijn ende dat he des te getuge sijn segel mede an desen brief hange. Ende ich Henrich, praist ende overste rentmeister vurscreven, bekenne dat dese bewisinge ende alle punten vurscreven mit mijnen willen geschiet syn. Ende ;ch hebbe des te getuge bi segel mijns lieven gnedigen heren vurscreven omme sijnre beden wille mijne segel an desen brief bi mijnren rechter wetentheit doin hangen. Gegeven anno millesimo trecentesimo nonagesimo feria quinta na Kuniberti episcopi. Johan Wynckell Horstingh beleend met het goed Wynckel Flors tingh, in kerspel Alten, Omnium Sanctorum (1 Nov.) 1390. Johan Koddeken van Zellar beleend met goed te Kessel en Villar, in ger. Aesperden, feria 2a post Martini episc. (14 Nov.) 1390. Henrich ter Oepwulde is ontfangen tot eynen dienstman, die predicta et anno ut supra. al. 120v. Het Vridagen kempken en het Runtvortslach geeigend ten behoeve van Ailbert Paedze van Heidenoerde, die Willibrordi (7 Nov) 1390. 28 Julij 1389. Dominus dux ad rogatum Reynoldi de Rees concessit viceductum Ulendi, uxori sue, in integris bonis Upholt curn pertinentiis suis, in parochia de Weel, cum condicione si ipsa Ulendis, post mortem Reynoldi supervivens, se ad novas nupcias non diverterit, quod cum si fecerit, ad huc habebit viceductum suum in bonis de Hesehusen, juxta continenciam litterarum suarum et non in bonis Uphalt supradictis. Presentibus Johanne de Wuesich et Hermanno de Mekeren, anno MCCCXXXIX die Panthaleonis. 24 November 1390. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij gemaict hebben ende maken avermids desen apenen brieve Bertholt Thomaessoin van Flor en een onsen muntmeister tot Arnhem als aldair te muntene guldene pennynge geheiten guldene, wilker guldene up die marek sal gain een ende tseventich, enen engelschen onder off baven. Ende een gulden sal halden sestien karait an golde, een grein onder off baven. Voirt sal onse vurscreven muntmeister aldair munten ende slain van onser wegen herengroit, die sullen halden vier pennynge ende acht greyne Coninx silvers up die marek, twee grein onder of baven ende des selven gelijx halve herengroiten wilker herengroiten vurscreven up die Troysche marek sal gain hondert ende sess, eynen pennyngk onder of baven. Voirt sal onse muntmeister vurscreven aldair munten ende maken van onser wegen doytken die sullen halden vierdenhalven pennyngk coninx silvers, twee greyne onder of baven. Ende der doitken sal gain hondert herengroit up die marek, eynen herengroit doch onder of baven. Voirt so en sal onse muntmeister vurscreven of sijne knechte off yemant die eynigerhande goit brengen tot onser munten vurscreven voir nyemant then rechten stain dan voir ons ende voir onse weerdeyne tot Arnhem, uitgenamen van vrouwen krafte, doitslach ende duyfte dair sy mitter daet begrepen wurden. Voirt so en sal onse muntmeister vurscreven dit vurscreven geit nyet vorder verantwerden dan voir onse weerdeyne tot Arnhem ende mit synre bussen bynnen onser munten. Voirt so sullen alle coiplude die goit brengen of I. 121. bueren tot onser munten tArnhem, uit wes heren lande dat sij sijn ende weren sy oic uyt onser vyande lande, eyne goide seker velicheit ende geleide hebben mit allen hoeren goiden te varen, te bliven ende te comen alle onse lant doire, baven ende beneden, beide te water ende te lande, voir ons, voir alle onse ondersaten der wij mechtich synt ende voir alle dieghene die omme onsen wille doin ende laten willen, viertyennacht langk na den dat wij dat up doin seggen an onsen muntmeister vurscreven mit onsen brieven, sonder argelist. Voirt meer so sullen wij hebben van ilker marek gewegen van den vurscreven guldenen enen gulden van sleyscatte ende van ilker marek fijns silvers sess herengroiten als vurscreven sijn. Voirt ist gevorwert tusschen ons ende onsen vurscreven muntmeister dat he die munte van ons hebben sal vier jair langk na datum des briefs. Alle dese vurscreven vurwerden ende punten ende illich sunderlinge hebben wij gelaift ende gelaven voir ons, onse erven ende nacomelingen in goiden truwen Berthout vurscreven te halden sonder eynich wederrede. In orkonde etc. Datum anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo in vigilia Katherine. 25 November 1390. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij bi raide ende goitduncken onser raide ende vriende mitten edelen onsen lieven neven heren Reynolt van Valkenborgh, heren van Born ende van Zittart, van sulken twisten ende anspraken als onsen eyn tegen den anderen hadden averdragen ende eendrechlich worden sijn in manieren ende vurwerden als hier nae bescreven volght. In den iersten, dat spnse lieve neve van Born vurscreven die wile he levet ghene vyant en sal werden onss noch onsen lande luden ende ondersaten noch dat he sal gestaden dat ut sijnen slaiten en geen eynge schade geschie also lange als he levet ons of onsen landen, luden of ondersaten. Ende dat wij ons moigen behelpen also lange als wij leven ut sijnen slaiten tegen alremallich ende mit namen ut Bom, ut Zittart, ut Zusteren, ut Ravensteyn ende uit Dalenbroich mit hoiren toebehoeren. Ende dat onse lieve neve van Born vurscreven sijne vurscreven slaite alle wanneer wij an hem des gesynnen ons ende den onsen dair toe sal apenen onsen urber ende vordel dair ut the schaffen, utgeseget tegen die gene dat kuntlich were dair onse lieve neve van Born vurscreven nu ter tijt mit eyden verbonden were. Also dat he dair mit eren nyet tegen doin en muchte. Doch wanneer wij onse saken ut synen slaiten vurscreven gedain ende geeyndt hedden so sullen wij hem sijne slaite vurscreven wederleveren. Voirt sal onse lieve neve van Born behalden den Fol. i2iv. halven tholl tot Herwerden ende upten voeren die nu tot Ravenstein leget ende bliven sall also lange als onse lieve neve van den Born levet. Ende die ander helft van den tholl sullen wij hebben. Ende dair sullen wij ende onse lieve neve van den Born mallich sijne amptlude ende schrivere bisetten den tholl gelijch te boeren. Ende als onse lieve neve van Born nyet langer en is, so sal die tholl alinclich weder comen an ons, onse erven ende nacomelingen. Ende hier mede sullen wij ende onse lieve neve van Born vurscreven gentsliken ende all verslicht ende verliket wesen ende bliven van allen saken die onsen eyn tegen den anderen heeft of hebben moich van allen voirgeledenen tijden, thent up hude desen sente Katherinen dach tsij in brieven of buten brieven ende mit namen van suiker scholt, cost ende schaden als onse lieve neve van Born vurscreven vorderen moicht van sijns broider onss lieven neven wegen seligen heren Walravens van Valkenborch, den Got genedichsij. Beheltelich ons onsen erftale ende leene. Ende wij Willem hertoge vurscreven hebben gelaift ende gelaven in goiden truwe onsen lieven neven heren Reynolt, heren van Born vurscreven, alle punten ende vurwerden vurscreven ende illich sunderlinge so die gelijch vurscreven steet up ons in desen brieve gescreven sijn vast, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin, sonder eynige argelist. In orkonde etc. Ende omme alle punten ende vurwerden vurscreven te vaster, te halde hebben wij gebeden onse lieve raide ende vriende heren Henrich van Steenbergen, praist van Aldemunster tUtrecht, heren Jan van Hoentseler geheiten van den Velde, heren Henrich van Wickraide, heren Rubbert van Apeltaeren, ridder ende Johan Mompelier van Averhage, knape, dat sij mit hoeren segelen desen brief mit ons hebben besegeit yn getuych alre dynge so vurscreven is. Ende wij Henrich, praist van Audenmunster, Johan van den Velde, Henrich van Wicraide, Robbert van Apeltaeren, riddere ende Johan van Averhage, knape vurscreven, bekennen dat wij omme bede willen onss genedigen heren van Gelre vurscreven hebben bij sijne segel an desen brief onse segele gehangen. In getuich alre dynge als vurscreven is. Datum anno Domini MCCCXOo die Katherine virginis et martiris. 25 November 1390. Wij Reynolt van Valkenborgh, here van Born ende van Sittart, doin kont etc. ende bekennen dat wij bi raide ende goitduncken onser vriende mitten hogebaeren vursten, onsen lieven ende genedigen heren, heren Willem van Gulich, hertoge van Gelren greven van Zutphen, van sulken twisten ende anspraken als onsen eyn tegen den anderen hadde averdragen ende eendrechtich worden sijn in manieren ende vurwerden als hier na bescreven volgt. In den iersten, dat wij Reynolt, here van Born vurscreven, die wyle wij leven 18 gene vyant en sullen werden desselven onss lieven heren van Gelren noch sijnre lande, lude ende ondersaten noch dat wij en sullen gestaden dat ut onsen slaeten en geen eynige schade geschie also lange als wij leven onsen lieven heren van Gelren vurscreven of sijne landen, luden ende ondersaten. Ende dat onse lieve here van Gelre sich mach behelpen also lange als he levet ut onsen slaiten tegen alre Fol. 122. mallich wie he sij. Ende mit namen ut Born, ut Zusteren, ut Zittart, ut Ravenstein, ut Dalenbroich mit hoeren toebehoeren ende dat wij onse vurscreven slaite alle wanneer onse lieve here van Gelren des an ons gesynnet hem ende den sijnen dair thoe sullen apenen sijnen urber ende vordel dair ut te scaffen, uitgeseget tegen diegene dat kuntlich were dair wij nu ter tijt mit eyden verbonden weren also dat wij dair mit eren nyet tegen doin en mochten, doch wanneer onse lieve here van Gelren vurscreven sijne saken ut onsen slaiten vurscreven gedain ende geeyndt hedde so sal he ons onse slaite vurscreven wederleveren. Voirt sullen wij behalden den halven tholl tot Herwerden ende upten voeren die nu tot Ravensteyn leget ende bliven sall also lange als wij leven ende die ander helft van den tholl sal hebben onse lieve here van Gelren vurscreven. Ende dair sullen onse lieve here van Gelre ende wij mallich sijne amptlude ende schrivere bisetten den tholl gelijch te boeren. Ende als wij nyet langer en sijn so sal die tholl alinclich weder comen an onsen lieven heren van Gelren vurscreven, an sijne erven ende nacomelingen. Ende hier mede sullen onse lieve here van Gelren ende wij gensliken ende alle verslicht ende verliket wesen ende bliven van allen saken die onsen eyn tgegen den anderen heeft of hebben moicht van allen voirgeledenen tiden thent huden up desen sente Katherinen dach, tsy in brieven of buten brieven ende mit namen van sulken scholt, cost ende scade als wij vorderen moichten van onss broider wegen seliger heren Walravens van Valkenburgh, den Got genedich sij, beheltelich onsen lieven heren van Gelren vurscreven synre erftale ende leene. Ende wij Reynolt, here van Bom vurscreven, hebben gelaift ende gesekert, gelaven ende sekeren, in goiden truwen ende yn rechter eedstat onsen lieven heren van Gelre vurscreven alle punten ende vurwerden vurscreven ende illich sunderlinge so die gelijch vurscreven steet up ons yn desen brieve gescreven sijn vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin, sonder eynige argelist. Ende in orkonde des hebben wij onse segel bi onsen rechter wetentheit doin hangen an desen brief. Ende omme alle punten ende vurwerden vurscreven te vaster te halden hebben wij gebeden onsen lieven neve ende vriende Johan van Loen, soin tot Hoensbergh, knape, Rutzier van Bigitte, Daem van Bergen ende Gielis van den Wijher, riddere, bekennen dat wij omme beden willen onss lieven oemme ende heren des heren van Born vurscreven onse segele an desen brieff hebben doin hangen te getuge alre saken vurscreven. Gegeven int jair onss heren dusent driehondert ende tnegentich up sente Katherinen dach vurscreven virginis et martiris gloriose. 30 Maart 1391. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat bij rade ende goitduncken onser rade ende vriende tusschen den eerwerdigen in Gaide vader ende here onsen lieven neven heren Friderich errebisscop tot Colen ende ons vurwerden ende punten gemaict ende averdragen sijnt ende wij mit hem averdragen hebben, so hier na bescreven volgt. tol. 12 2v. In den iersten, dat wij ons der beden ende saken die nu ter tijt sijnt tusschen onsen lieven neven, den errebisschop van Colen vurscreven ende sijnen gestichte, an deen syde ende onsen neven den greven van der Marke ende den greven van Cleve ende sijnen kynderen, an die ander syde sementliche of sunderlinge nyet onderweinden en sullen also dat wij of onse amptlude of yemant van onser wegen omme der vurscreven beden ende saken willen samentlich of sunderlinge onss lieven neven des errebisschop van Colne ende sijns gestichts vyant nyet werden en sullen, nu noch hier namails noch tegen hoin doin noch hoin eynigen schaden laten geschien uter onsen slaten of dair yn als van den vurscreven beden ende saken wegen, ain alle argelist. Oic bijnnen desen neesten jaire na datum des briefs en sullen wij off onse amptlude of ymant van onser wegens omme eyniger saken wille onss lieven neven des errebisschop van Colen of syns gestichts vurscreven of der sijnre vyande nyet werden noch tegen hoin doin noch hoen eynigen schade laten geschien uter onsen slaten of dair yn. Oic ist vurwerde, dat onse lieve neve die errebisschop van Colen vurscreven of sijne amptluden of ymant van sijnre wegen bynnen desen selven jair omme eyniger saken wille onse vyande nyet werden en sullen noch der onsen noch tegen ons doin noch ons eyniger schade laten geschien uter sijnen slaiten of dair yn. Mer wert sake, dat enich onser ondersaten eynichs der vurscreven heren ende partijen hulpere wurden die mochten hoere aventure stain van reysiger have uytgenomen roeff ende brant bynnen onsen landen ende palen. Ende of dat geschege van eyngen den heren ende partyen vurscreven of van eyngen hoeren hulperen ende wij of onse amptlude of ondersaten dat dan werden dat en solde an desen eendrechticheit vurscreven nyet hynderlich wesen. Voirt na desen jair vurscreven wert sake, dat eynich stoet of twijst gebreke van eyniger saken wegen onsen lieven neven den errebisschop vurscreven ende ons des sullen he ende wij bliven an beiden siden bi vieren der he twee van sijnen vrienden ende wij twee van onsen vrienden dair thoe kiesen wanneer sich dat geboirt ende wij des versoicht werden onsen lieven neven van Colen ende ons te scheiden mit vrientschappen of mit rechte of sij moigen. Ende wert sake, dat die vier onsen lieven neven den errebisschop vurscreven ende ons nyet gesceiden en konden, so moicht mallich sijne beste doin ende dat en solde ander vurscreven eendrechticheit ende vrientschappen nyet hynderen. Alle dese punten vurscreven hebben wij hertoge vurscreven so die voir op ons gescreven stain gelaift ende gelaven yn goiden truwen onsen lieven neve den errebisschop vurscreven vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende the voldoin, sonder alle argelist. In orkonde deser dinge vurscreven etc. Datum anno Domini millesimo trecentesimo nonagesimo !) feria quinta post diem Pasche, die mensis Martii penultima etc. ') Vermoedelijk is weggelaten het woord: primo. 1390. Fol. 123. Wij Willem van Gulich etc. ende ich Henrich van Steenbergen etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij van gercchter scholt als van wijnen die ons Friderich Wdlrave, burger tot Colen, onse lieve knaip ende vrient, guetlich uitgedain ende yn orber onss hertoge vurscreven gelevert heeft den selven Friderich sculdich syn tweelffhondert zware goide Rynsce guldene, goit van golde ende gerecht van gewichte of dair voir ander goit payment denselven guldenen gelijch goit indertijt der betalingen hier nabescreven ende yn der stat van Colne genge ende gheve. Ende wij hertoge vurscreven hebben gelaift ende gelaiven yn goider truwen. Ende ich Henrich, praist ende overste rentmeister vurscreven, hebbc gesekert ende gelaift, sekere ende gelave, in goiden truwen in desen brieve Friderich ende sijnen erven die vurscreven summe guldene of payment dair voir so vurscreven is dien selven Friderich of sijnen erven wale ende alinclich te betalen nu the Derthienmissen neestcomende of bynnen vierthiennachten dair na onbegrepen, mit voirwerden wert dat Friderich vurscreven of sijne erven ander vurscreven betalinge eynich gebreke kregen, dat wij als dan bij onser gelaiften ende sekerheit vurscreven Vrederich vurscreven ende sijne erven tot hoere manyngen van allen bescheidenen witliken ende kuntlichen schaden den sij dan dair omme leden of geleden hedden sullen ontheffen ende schadelois maken ende halden ende mede den hoeftstoel vurscreven alinclich betalen, sonder eynich vertreck of argelist dair ynne te kieren. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCC nonagesimo. Des gelijcs een brieff in derselven manieren Friderich Walraven vurscreven aingainde, dair die taildach aff is upten heiligen Paisch dach dair neest volgende of bijnnen viertiennachten dair na onbevangen van achthondert Rijnsch gulden. Trude Mentinch beleend met een kamp, geheiten Mentinch sonder kamp, feria sexta post Nativitatis Christi (30 Dec.) 1390. Fol. 123v. Aernt van Gaterswich beleend met den hof en houtgericht van Er Ier, sabbato post Letare (11 Maart) 1391. 8 April 1391. Wij Willem van Gulich etc. doin kont ende bekennen dat wij quytgescholden he'bben ende schelden quyt Gadert Derixsoin van sulken broeken als he tgegen ons ende onse heerlicheide gedain heeft an Celeken Jacobssoins goide gelegen in den kierspel van Driele. Wilke goit wij mit recht gewonnen hebben avermids broeken als die selve Celeken tgegen ons ende onse heerlicheit gedain heeft. Ende wij hebben dat selve goit voirt vercoft Gadert Derixsoin vurscreven ende sijnen erven ende willen hem des waeren na onsen lantrecht voir alle die ghenen die des ten rechten comen willen, sonder argelist. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCC nonagesimo primo sabbato post Quasimodo. Gielis van den Wyer beleend met 50 gulden uit den tol te Ravenstein,feria 6* post dominicam Quasimodo (15 April). i39i- Wij Willem etc. doin kont dat wij omme menigen truwen dienst dien Heinken die Groite, onse truwe knecht van onser cameren, onsen lieven oemen hertogen Reynolt ende hertoge Eedwert van Gelre, dien Got genedich sij, voir ende ons na gedain heft ende noch doin sal ende mach, den selven Heinken gegeven hebben ende gheven avermids desen apenen brieve sijne cost ende cledere also lange als he leven sall te hebben up onsen tholhuys tot Lobede, geheiten upten Tragelen, in alle der maten ende manieren als Derich van der Hautart ende Baldeken Mostert ende dieghene die voir hem dat hadden ende the hebben plagen also lange als sij leefden. Ende ontbieden dairomme u heren Jan Baliuwe, pastoir tot Aforden, etc. onsen thollner aldair ende voirt allen dien ghenen die onse ende onsen nacomelingen tholner aldair wesen soilen, dat gi Heinken vurscreven syne cost ende cledere vurscreven geeft alle jair in alle der maten ende manieren als vurscreven is, want wij dat gedain willen hebben, sonder argelist. In orkonde aller etc. Gegeven int jair onss Heren dusent driehondert een ende tnegentich. Nota, Arnt Slangenails heeft ontfangen ene hove lants. 14 Julij 1390. Fol. 124. Wij Willem van Gulich, bider gnaden gaids hertoge van Gelre etc. ende bekennen dat wij gestedicht ende confirmiert hebben, stedigen ende confirmieren, mit desen brieve alsulke scheidinge ende deylinge als hier nae bescreven steet ende bekennen dat die scheidinge ende deylinge mit onsen willen ende avermits onsen bevelen geschiet is ende dat ons des wall genueget. Alsoe als die vierthien die onse amptman ende richter van Veluwen dair thoe gesat ende gekaren hadden van beyden sijden hebben eendrechtlich gegangen, gescheiden ende gedeilt up hoere eyde, tusschen laecke ende palen, dat veene ander sijde, dats the weten, dat die erfgenamen van Wageningen ende van Beringhen solden hebben die sijde des vurscreven veens zudewert en Derich, here van Lyenden ende die erfgenamen van Manen soilen hebben die syde desselven veens mitter eenren sijden noertwert dair die van Ede neest geerft sijn ende mitter ander sijden westwert an dat sthichste van Utrecht ende mitten eynen eynde noirtwert ende mitten anderen eynde zudewert dair die van Wageningen ende van Berinchem neest geerft sijn. Ende Gadert van Stramprade, onsen rentmeister ende Arnt then Boickope, onse amptman in Veluwen ende hoere erven, soilen hebben voir hoere kost ende arbeyt, die sij dair omme gedain hebben, tweelfs mergen des vurscreven veens van Derix, heren van Lienden ende der erfgenamen deel van Maenen vurscreven, mids doirgaenden tusschen deylen die van Wageningen ende van Berinchem ende deyle Derix, heren van Lienden ende der erfgenamen van Maenen vurscreven, gelijck die vurscreven deylinge gedeilt, geschiet ende gepailt sijn biden vierthien vurscreven, sonder argelist. In orkonde onss segels dat wij van onsen rechter wetentheit an desen brief hebben doin hangen. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende tnegentich des neesten dages nae sente Margareten dach. Dezelfde akte komt voor op fol "Ov. en 119. Johanne van den Waele beleend met de Rydacker tienden in het gericht Zulichem. , i24v. Johan, heer van Kuyck, beleend met het huis te Beesde, Dominica post Petri et Pauli ap. (3 Julij) 1390. 26 Junij 1390. Wij Willem van Gulich etc. bekennen avermids desen apenen brieve dat wij bij rade ende goitduncken onser raide ende vriende ende sunderlinge Gaderts van Stramprayde, onss lieven knapen ende rentmeisters in onsen Veluwen, uitgegheven ende verpacht hebben Derijc Doys van Avezaet onse weerden, die ene geheten des Grevenwert, dander der Calverwert ende soevendenhalven mergen lands gelegen upten Haghe by Wagcnynghen tweelf jair langk, die ingaen soilen in den jair als men schrijft twee endtnegentich neest komende, ilx jairs ons of onsen erven dair af the betalen hondert ende achtendtwijntich aude scilde. Die eene helft the betalen upten heiligen Derthiendage ende dander helft jairlix upten irsten dach van der Meyemaent. Ende gelaven voir ons, onse erven Derijck vurscreven ende onsen erven die vurscreven jaren an den pach vurscreven vast, stede ende onverbrekelich the halden als vurscreven is. In orkonde etc. Gegeven anno Domini MCCC ende XC Dominica post Nativitatis Johannis Baptiste. Deze acte komt ook voor fol. "O. 24 Junij 1390. Wij Willem van Gulich etc. bekennen etc. dat wij georloft gehengt ende gebeden hebben onsen stad van Ihiel ende onsen derpe van Zandwick the maken ende the steenstraten nu ther tijt enen dijck, die gelegen is tusschen onsen stad van Thiel ende onsen derpe van Zandwick vurscreven ende is geheiten die Dam, soe hoen dat nutte ende orberlixte dunckt wesen ende hem die strate the gebrueken gelijck hoeren straten bijnnen onsen stad ende derpe vurscreven. Ende gelaven onsen stad ende derpe vurscreven dat wij of onse erven ende nacomelingen of onse amptlude of ymant van onser wegen hoen nummermeer geantalen noch angespreken en soilen noch krot noch hynder doen noch laten geschien van den vurscreven dijck geheiten die Dam, dat sij dien nu ther tijt maken ende steenstraten soilen omme onsen liefden ende beden willen, want ons die vurscreven dijck geheiten die Dam thoebehoirt ende wij den voir ons hauden ende hauden willen, sonder etc. Datum anno Domini 1390 Nativitatis beati Johannis baptiste. Deze acte komt ook voor fol. 69. Wij Willem etc. bekennen dat wij ontfangen hebben ende ontfangen mit desen brieve Truden Lautforts dochter van Brylaer tot onsen dienstwijve, willich onse vryhe wijff plach te sijn ende in hoere stede is wedergegain Agnese Lautforts Sthefenssoens dochter, die onse dienstwijff plach the wesen ende is weder geworden onse vrihewijff in enen rechten weder wissell. Ende wij hebben gegeven ende geven Truden vurscreven alle alsulke vriheide, rechte, privilegiën ende gewonten als ander onse dienstlude bynnen ende buyten onsen lande hebben etc. Deze acte komt ook voor fol. 69. Fol. 125. Wij Willem van Gulich etc. dat wij ontfangen hebben ende ontfaen mit desen brieve Hermen den Boesen tot onsen dienstmanne, willich Herman hoerich plach te wesen den eerberen heren deken ende capittell des gaitshuys van sente Mertyn tot Embrich, die die heren vurscreven etc. gelijck wij, des hoere brieve gesien hebben, avermids onsen rade hebben van der horicheit alinclich quijtgescholden. Ende wij hebben den vurscreven Herman gegeven ende geven etc. Deze acte komt ook voor fol. 69. Jan van Ubbergen tuchtigt zijne vrouw Gertrude, dochter van Willem van den Hamme, met het goed ten Hamme, in het ambt Goch, feria y- post Circumc. Donuni (3 Jan.) I391- Wij Willem etc. doin kont etc. dat want wij bij rade ende goitduncken onser rade ende vriende gemaect hebben Willem Roever onsen amptman tot Thiel, tot Zandwick, tot Zoelen ende, tot Kesteren, in onsen lande van Neder•betuwe mit sinen toebehoeren, soe bekennen wij wert dat he of ymant omme des ampts wille onse broeken te vorderen wolde antasten ende dair ongelucke in vyell van doitslage of anders dat wij dair sijne ende der ghene die hem tot onser behuef dair thoe gehulplich weren sullen hoere hoeftheren wesen ende dat sij dair mede ghene broeken tgegen ons misdoin en sullen. Alle argelist uitgesceiden. In orkonde etc. Deze acte komt ook voor fol. 74, gedateerd 31 Julij 139°- 2 7 Julij !39°- Mijn here heeft ontfangen tot dienstluden die sich quyt gecoft hebben van Wolter, here van Voerst, Betten die Heynen Pannarts dochter was ende nu is echte wijf Maes Geritssoens van Baer, Alart ende Henric hoere soene, Aleit ende Swenen hoere dochter. Datum Rosendale anno Domini 1390 feria quarta post Jacobi apostoli maioris. Dezelfde acte komt voor fol. 73' zonder jaar. Item is te weten dat Ermgert dochter Betten vurscreven die echte wijt is Rusen Lubberts Otgerssoens, Maes ende Herburgh der vurscreven Ermgarde kijndere, sich mede quijt gecoft hebben ende hebben geseten jair ende dach ja wal drie jair ende hedden sich onsen genedigen heren nyet geboden ende wonnen bij Bair in den lande van Zutphen. Dezelfde acte komt voor fol. 73. 26 April 1392. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Derich van Synderen mit ons witlich ende wall verlijct ende verdragen van allen broeken ende tichten, die wij tot desen dage thoe datum des briefs tot hem te seggen hebben gehadt ende schelden dair aff voir ons ende voir onse erven ende nacomelingen Derich vurscreven loss, ledich ende qwyt. Alle argelist uitgeseget. In orkonde onss segels etc. Gegeven int jair onss lieren MCCCXCII feria sexta post Dominicam Quasimodo. 28 December 1389. I-ol. 125V. Nos Wilhelmus primogenitus Juliacensis etc. Notum facimus universis et singulis presentes litteras visuris seu audituris quod die recepimus et recipimus tenore presencium in nostrum clericum et familiarem Johannem de Apeldaren, clericum Trajectensis dioceseos, volentes quod idem exnunc in antea omnibus et singulis juribus, privilegiis et libertatibus gaudeat et fruatur, quibus alii nostri clerici et familiares domestici gaudent, frui habent et utuntur. In cujus rei testimonium sigillum nostrum presentibus est appensum. Datum anno dominice incarnacionis MCCCLXXXIXn° die beatorum Innocencium. 11 Junij 1391. Wij Willem etc. doin kont dat Gertruyd Henrich Louwers dochter tot Zutphen mit ons averdragen is van allen onsen goiden ende renthen dair sij in satte, so dat sij hebben ende boeren sall alsoe lange als sij lijft ende leeft van vijftich goiden guldenen alden scilden, munten des keysers van Romen of skonings van Francrix of goit ander guldenen of silveren payment dairvoir gelijck goit indertijt der betalingen, alle jair up sente Mertensdach in den wijnter uyt onsen goiden ende erfnissen hier na bescreven, dats the weten, dats the weten, uyten Greven maetken bij Vieracker ander marcken gelegen. Item uyten hof tot Enckenborgh. A(l)soe dien Henrich te Overkamp heeft. Item uyten hof the Bake soe dien nu Stheven die Velic heft. Item uyten veerstede tot Zutphen uyten nyengrave. Item uyt Cranenberghs huys ende Rutgers van Valkenburghs in den erfpacht. In vurwerden dat wij of onse rentmeister indertijt dese vurscreven guede ende erfnisse tot allen tijden soe dat geboirt verpachten seillen ende die borgetucht of burgen sall Gertruid vurscreven tot hoere behuef ontfangen van den pechteren hoere vijftich aude scilde of payment dair voir als vurscreven is alle jair dair af te nemen ende te ontfangen. Ende wert sake, dat van desen gueden meer queme up eynich jair dan die vijftich scilde vurscreven, dat sall ons of onsen erven ende nacomelingen of onsen rentmeister tot onser behuef Gertruyd vurscreven tot allen tiden uyt te reiken ende leveren onvertaicht. Ende wert sake, dat Gertruyd vurscreven up eynich jair iet gebreke soe dat sij die L scilde vurscreven nyet voll ende boirden noch van den gueden vurscreven nyet soe vole ende queme, dat gebreke soilen wij of onse erven of nacomelingen of onse rentmeister in der tijt Gertruid vurscreven verrichten of dair af voldoin sonder eynich wederseggen ende sunder meer bevelinge dair af van ons of van onsen erven of nacomelingen te hebben of te wachten. Alle dese vurwerden ende punten vurscreven ende een igelich sunderlinge hebben wij gelaeft ende gelaven in gueden truwem voir uns, onse erven ende nacomelingen Gertruiden vurscreven vast, stede ende onverbrekelich te houden ende te doin halden. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Ende want wij Gadert van Strampraide, onsen rentmeister, alle onse renten van onsen lande verbrieft hebben ende dese saken mit sinen rade ende consent geschien sijn, soe hebben wij hoen geheiten dat he in orkonde sijn segel mede an desen brieve hange. Ende ich Gadert van Strampraide etc. bekenne in desen brieve dat alle saken vurscreven mit mijnen rayde, weten ende consent geschiet sijn, heb ich des in orkonde ende van bevele des vurscreven mijns genedigen heren van Gelren myn segel mede an desen brief doin hangen. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCI Dominica Barnabe apostoli. 13 Mei 1391. Fol. 126. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij sculdich sijn Willem van Dolre van geleenden gelde ons rede in onse hant geleent hondert ende XX goide Gelren gulden, soe wij voir sente Mertens misse in den wynter neest verleden tot Arnhem deden slaen in onser munten, dair voir wij Willem vurscreven gesat ende gemaict hebben, setten ende maken, avermits desen brieve onsen richter tot Wageningen mit allen desselven richtampts thoebehoeren, alsoe dat he onse richter dair wesen sall ende doin als een richter van onser wegen dair pleget the doin. Ende wij hebben gelaift ende gelaven avermits desen brieve in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen Willem vurscreven noch sijne erven in geenrewijs te ontsetten noch doin noch laten ontsetten van den richterampt tot Wageningen mit allen sinen thoebehoeren vurscreven wij en hebben hoen irst wal betailt die hondert ende XX gulden ende dair af voldaen dats hem genuege. Alle argelist etc. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCI upten heiligen Pynxter avont. Dit sijn die guede ende erfnisse dair Gertruid Henrich Louwers dochter tot Zutphen ingesat sall werden als jairlix van desen gueden the boeren tot hoeren lijve vijftich alde Ffrancrixke scilden. Ierst uyt den Grevenmaitken by Vieracker in der marken gelegen etc. ut in secunda littera superius dicebatur. Arnt Slangenail beleend met twee hoeven land op Roedermersch feria 6a post Nativitatis Domini (29 Dec.) 1391. 1 Junii 26 October I^1' Wilhelmus dux etc. tenemur Henrico de Essen et Baten de Vlenbroick lllc et L Renenses florenos quibus ipsi inde dimidiam partem summe pretacte florenorum infra hinc et Martini theoloniis nostris in Lobede, in Thiela ende Saltbomell cum suis rebus bonisque qualibuscumque libere utuntur sine theoloniorum nostrorum dictorum jure et alteram remanentem particulam summe in Lobede theoloniarius noster tune temporis residens eodem termino persolvet eisdem indilate. Et nos precipiendo mandamus vobis theoloniariis nostris supradictis quatenus iidem ut prefertur libere ut precipimus manifestando secundum nostras litteras theoloniis nostris libertatis sint usi et quod expandabitur eisdem persolvendo alteram dimidietatem ut prelatum est termino in eodem fraudibus et dolis exclusis et quemadmodum Godfrido de Strampraide, reddituario nostrarum terrarum, easdem in litteris nostris dedimus litteratorie sigillando precipimus et volumus eidem ut pretacta roboret suo proprio sigillo. Et nos etc. Datum 1391 feria quinta post Bonifacii pape. Fol. 12ÖV. Borne van Dairnich, als momber van zijne dochters Marie en Lizabet, beleend met het wiltvorstersgoed te Delen, feria 3a post Assumpcionis (22 Aug.) 1391. Derich Ontseler beleend met het goed die Welle, feria 3» post Palmarum (21 Maart) 1391. 7ol. 127. Dyetart, greve van Cassenelboge, beleend met honderd Rijnsche gulden uit den tol te Lobede, tot een manie en, sabbato post Sacramenti (27 Mei) 1391. Wij Gerit van Cortenhoirn geheiten Calthof ende Gerit ende Jan, syne soene, doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat wij omme ene summe gelts, die ons wall betailt ende in onsen orber comen is, hebben recht endè redelich vercoft ende upgedragen dien hogebaeren fursten onsen tgnedigen heren, heren Willem van Gulich, hertoge van Gelren ende greve van Zutphen ende sijnen erven ende nacomelingen, alle al sullich goit ende erfnisse als hier nae bescreven volght mit allen hoeren toebehoeren, ende hebben dair up verthegen mit halm ende mit monde alsoe dat wij ende onse erven dair an en geen recht meer an behalden ende hebben hoen gelaift desselven goids ende erfnissen mit allen hoeren thoebehoeren the waeren jair ende dach als erfcoips recht is, allen voircommer af te doin voir allen diengenen die des then rechten comen willen. In den irsten ist te weten, onse huys ende slot ther Wesenthorst mit sinen toebehoeren, dat een leen is van joncher Friderich, heren van den Berge ende van den Bylant. Item onse goit geheiten Praestinck mit sinen toebehoeren, alsoe als wij dat tot drien handen hebben hier thoe gehalden van den heren dier kirken van Xancten ende an hoen jairlix verthijnst mit XII auden groten. Item onse goit tot Else mit sinen toebehoeren, voir eyn eygen goit uitgenoomen die horige lude die dair up plegen the wonen. Item alle onse goide ende erfnisse die wij liggende hebben in den kirspel van Ghenderingen, dats te weten, Oerle ende dien slach die dair bij leget in denselven broick als wij den van den paep van Genderingen gekregen hebben. Item Gotberaitsmaete, Raebedenmaete, die Cruysmaete, die Chotmate. Item die hofstede die bi des pipers huys leget. Olivers hofstede mit hoeren thoebehoeren soe die Olivier plach te hebben. Item Claes stuck soe hie dat plach te hebben. Item Yssencamp. Item een stucke lants dair bij gelegen aver die straet geheiten die Gheer. Item onse lant gelegen upter Meelt. Item onse hof dair Schuerken plach up the wonen mit sinen toebehoeren. Alle argelist. In orkonde etc. Datum anno etc. 'ol. 127V. Herberen van Lewen draagt het huis Lewen aan den hertog op en ontvangt het weder in leen, hij tuchtigt Geertruide, zijne vrouw, met het huis Lewen en met 40 oude schilden jaarlijks uit 40 morgen land te Lewen, op andach Pynxterdag (21 Mei) 1391. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij om menigen truwen dienst dien ons Engel van Strampraide, onse diener, gedain heft ende noch doin sall ende mach denselven Engel gegondt ende gegeven hebben, gonneri ende geven, mit deser brieve dat sijn huys ende erfnisse dair he nu ther tijt in wonende is ende steet in onser stad van Arnhem an dat Nyemarckt, tusschen huys ende erfnisse an dene syde Wolther Ghisen ende an die andere sijde das soiligen Otten van den Gruithuis, sal hebben erflich ende ommermeer dien wyntappe te tappen ende te verkoepen in onsen drien jairmarcken die alle jair in onsen vurscreven stad van Arnhem gelegen sijn etc. 27 Mei 1391. Wij Willem etc. doin kont etc. dat ons Wolther van Overrijn, ons amptman tot Saltbomel, in Bomelrewert ende Tyelrewert, goide bescheiden rekeninge ende bewisinge gedain heft van allen broeken, vervallen ende upcomyngen die hie van onser wegen geboirt heft van sijnen ampt vurscreven, thent up hueden desen dach datum des briefs soe dat ons des wall genuget ende Wolther vurscreven dair af bedancken ende schelden voir ons ende voir onse erven ende nacomelingen Wolther vurscreven ende sijnen erven loss, ledich ende qwijt mit desen minen brieven behelüich 19 hoen syns principael brieven die he van ons besegeit heft sprekende upt ampt vurscreven ende inhaldende twee dusent gulden die hie an dat ampt vurscreven liggende heft. Alle argelist uitgesceiden. In orkonde. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCI des Saterdages nae Sacraments dach. 8 Mei 1391. Wij doin kont etc. dat wij alle alsulke lude als in der herlicheit van Arssen wonachtich sijn hebben ontfangen mit allen hoeren gueden in onse beschirmnisse ende dat wij die verantwerden sullen tgegen alremallich dair hoen des noit is gelijck onsen ondersaten, ende sij sullen ons dair voir bede en schattinge geven en dienst doin gelijck dat ons onse ondersaten doin. Sunder argelist. Ende des the getuge hebben wij onsen segell bynnen an desen brieve doin drucken. Int jair onss Heren MCCCXCI des Manendages na onss Heren Hemelvairts dach. Op den kant staat: Hertoge van Gelren ende greve van Zutphen. 25 April 1392. 128. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij bij rade ende goitdunken onser rade ende vriende gemaict hebben ende gesat, maken ende setten, mit desen brieve Arnt van Li enden, onsen amptman ende richter yn onser stat van Thiel, yn onsen gerichten tot Zandwich, tot Resteren, tot Zoelen ende yn onsen alinghen lande van Nederbetuwe mit allen hoeren thoebehoeren, also dat he dair van onsen wegen richten, vorderen ende boeren sal alle broeken, hoge ende lege, groet ende cleyne. Mede hebben wij Arnt vorscreven onsen dijckgreve van allen onsen landen van Nederbetuwe vorscreven gemaket. Also dat wes geboirt van onsen broiken ende van onsen dijckgreefscapen vorscreven dat he dair af die alinghe helfte tot allen tiden als die vorschreven sijn ende he die geboirt heeft sal alinclich tot onser behoif half leveren Gadert van Stramprade, onsen oversten rentemeister of so wie yndertijt onse overste rentemeister is. Ende sal dair af ende voirt van der ander helfte ons of onsen erven ende nacomelingen goide bescheidentlike bewisinghe ende rekeninghe doin tot allen tiden als wij of onse erven ende nacomelingen hem dat eyn maent the voeren weten laten. Ende he sal hebben voir sijne dagelicsche cost alle jair na beloep der tijt dat he onse amptman is derdehalf hondert guldene, voir ilken gulden gerekent tweendedertich grote van onsen munten, als dat vorscreven ampt te vuren ende the bewaeren ende dair en baven en sal he ons of onsen erven ende nacomelingen ghene cost meer rekenen dan bescheidentlike cost die he dede omme die dike ende weteringhe te beschouwen mit den ghenen die dairthoe behoeren als dat gewoentlich is ende then were dat wij hem eynge sunderlinge saken bevelen te doin of ut te leggen bynnen of buten sijnen ampt vorscreven. Ende were dat he eynge cost dede als vorscreven is omme die dike ende weteringhe te beschouwen yn den vorscreven ampt ende of he dede eynge cost of verlech omme eynge sunderlinge saken wille als vorscreven is bij onsen bevele bynnen of buten sijnen ampt ende of he of sijne gesellen of knechte yn onsen dienste eyngen cost deden bij onsen bevele of dat wij hem ontboeden avermids onsen breeve ergent te riden mit ons of van onsen wegen ende sij dan nederlegen ende gevanghen worden of reysige have verloeren, dair solden wij hoere hoifthere af wesen ende die cost, dat verlech ende verlies vorscreven sal he boeren van der alingher helfte van allen broiken, saken ende upkominghe des ampts ende der dijckgreefscap vorscreven. Ende wert dat he up eynich jair dat jair geit ende die coste, verlech ende verlies vorscreven van der helfte des vorscreven ampts ende dijcgreefscapen vorscreven alinclic nyet geboeren en kunde, so sal he dat gebrech rekenen ende slain up sijne ampt ende up die dijcgreefscap vorscreven ons of onsen erven ende nacomelingen bescheidelike bewisinghe ende rekeninghe te doin als vorscreven is. Beheltlich Gadert, onsen oversten rentemeister vorscreven ende so wie onse overste rentmeister yn der tijt is, der alinger helft van allen broiken ende upcomingen van den ampt ende den dijckgreefscap vorscreven tot allen tiden als die verschinen gelijch vorscreven is. Ende want Arnt vorscreven ons up onse ampt ende dijckgreefscap vorscreven geleent ende van onser wegen an Herman van Wij, die onse vorscreven ampt hadde, betailt heeft avermids onsen bevele ende tot onser behuef sess hondert gulden alsulker gulden als in den jar van LXXXVIII tot Arnhem yn onser stat geslagen worden. So sullen wij Arnt vorscreven ende sijnen erven dat selve ampt ende dyckgreefscap mit allen hoeren thoebehoeren vorscreven laten hebben ende besitten yn allen formen ende maniren als vorscreven sijn ende sij dair af nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten yn eyngerwise. Wij of onse erven ende nacomelingen en hedden hoen irst die vorscreven sess hondert gulden ende alle gebrech van jairgelde, costen, verlies ende verlech vorscreven Arnt vorscreven of sijnen erven alinclic betailt of hoen en were dair af alinclic genoich geschiet, sonder argelist. Alle dese vorscreven punten hebben wij hertoge vorscreven voir ons, voir onse erven ende nacomelingen gelaift ende gelaven yn goider truwen Arnt vorscreven ende sijnen erven vaste, stede ende onverbrekelic te halden ende te voldoin. In orkonde. Gegeven anno MCCCXCII die Marei. Fol. i28v. is onbeschreven. Fol. 129. Wij Willem etc. ende Wij Aelbrecht doin kont etc. Want die van Arckel ende van Vyanen alre saken tusschen hem beiden parthien vurscreven rurende van der veeden eens seggens an ons heren vurscreven semelich gebleven sijn gelijck die brieve dair af inhalden. Soe gelave wij voir ons ende voir onse erven, wert sake dat onser eynich aflivich wurde eer dit seggen geseget wuirde dair her Brustijn van Herwijnen, ridder, of die gene dien hie dat bevelen sall weder leveren sall dat huys, land ende herlicheit van der Ameyden mit hoeren toebehoeren ende dat huys mit sinen toebehoeren tot Eversteyn, in alle der maten soe her Bruistijn vurscreven die tot onser behuef ontfangen heeft, bijnnen den irsten maent na dode onser eynichs vurscreven. Ende wij bevelen sementlich heren Bruinstijn vurscreven of dien hie dat huys ende herlicheit van der Ameyden vurscreven ende dat huys van Everstein mit sinen toebehoiren vurscreven indertijt bevalen hed dat Johan van Arckel thuys van der onss hertogen van Gelren of nacomelingen dat huys van Everstein vurscreven weder averleveren bynnen der irsten maent dat onser eynich aflivich wurde als vurscreven is. In orkonde etc. 9 Junij 1391- Wij Willem etc. doen kont etc. dat wij avermits Gadert van Stramprayde, onsen oversten rentmeister, tot onser behuef ontfangen hebben twee dusent goide Gelren gulden van heren Arnt van Hoemen, ridder, die he ons van synren gevengeniss sculdich was up sente Bonifacius dach neestleden, soe dat ons der betalinge wall ghenuget ende schelden voir ons, voir onse erven ende nacomelingen heren Arnt vurscreven ende sijne erven ende alle die ghene die des quijtancie behovende sijn of moigen wesen loss, ledich ende qwijt van den IIM gulden vurscreven avermits desen brieve. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Datum anno Domini MCCC nonagesimo primo feria sexta post Bonifacii episcopi. 20 Mei 1391. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij omme menigen truwen dienst dien ons duck ende menichwerff gedain heft Lodewich van Nassouwe, onse piper ende dienre ende noch doin sall, hebben dienselven Lodewich gegeven mit desen brieve ende gheven alle jair up sente Mertens dach in den wijnter alsoe lange als he onse piper ende diener is, te heffen ende the boeren uyt onsen tholl tot Lobede viertich Gelren gulden of hoere werde in anderen payment. Ende wij ontbieden onsen tholner tot Lobede, die nu is of die hier na sijn sullen, dat sij alle jair up sente Mertens dach Lodewich vurscreven die vurscreven guldene betalen soe vurscreven is sunder eynich ander gebot of bevele van ons dair af te verwachten. Alle argelist etc. Datum MCCCXC primo Sabbato post Penthecostes. Item desselven gelijx Rijquijn van Nassouwe jairlix XXX Gelren gulden. Jan van der Capellen krijgt toestemming om de helft van het leengoed Helbergen in onderleen te geven aan Engclbert Huginch, in crastino Marei (26 April) 1391. 20 Mei 1391. Fol. 129*. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. dat ons Derich van Braekel genoich ende voldain heft van alsulken upboeren als hie van voirledenen tijden ons ontboirt heft van onsen thienden van Snaetsertswert ende oick mede van allen alsulken broiken als hie ons dair an gebroict had bis up huedon desen dach datum des briefs. Ende schelden voir ons, voir onse erven ende nacomelingen Derich vurscreven ende synen erven the ewigen dagen van den upboeren ende broicken vurscreven loss, ledich ende qwijt. Alle argelist uitgeseget. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCI des Saterdages na den heiligen Pijnxterdage. 13 Junij 1391. Wij Willem van Gulich etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij gegont ende georloft hebben, gonnen en orloven, mit desen brieve heren Arnd van Hoemen, ridder, dat hie manen mach onse lieve nycht die hertoghinne van Luczenbergh ende van Brabant, beheltlich ons alsulker vrientschappen ende eendrechticheit als tusschen onser liever nychten van Brabant vurscreven ende ons gemaict sijn die in hoere alinger macht the bliven. Alle argelist uitgeseget. In orkonde onss segels van onsen rechter wetentheit gehangen an desen brieve. Gegeven int jair onss Heren MCCC een ende tnegentich des derthienden dages in der maent van Junio. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij avermids onse rayde, werdeyne ende scepenen tot Arnhem hir na bescreven ende avermids Giesbrecht geheiten die Grueter, onsen geswaeren knecht, in den jair onss heren MCCCXCI des Dinxtdages nae Odulphs dach hebben onse munte tot Arnhem van nobelen, halve nobelen, quartier nobelen ende voirt van guldenen, van herengroten, van halven groten ende doitken, als wij doe by Bertholt Thomaessoen onsen muntmeister tot Arnhem deden slaen, hebben doin sagiren ende vonden die gerecht na inhalt der brieve die Bertholt vurscreven van ons up onse vurscreven munte doe hadde. Hir waeren aver ende an her Jan van den Velde, her Robbert van Apelteren, riddere, onse lieve raide, Gadert van Strampraide, onse overste rentmeister ende raid, Goessen van den Gruithuys, Jacob Bierwisch, onse werdeyne ende scepenen tot Arnhem. Voirt bekennen wij dat wij avermids onse rayde, werdeyne ende scepenen tot Arnhem hier na bescreven ende avermids Giesbrecht geheiten die Grueter, onsen geswoeren knecht vurscreven, in den jair onss heren MCCCXCII up sente Mathys avont hebbe onse munte tot Arnhem, van guldenen, van herengroten ende van halven groten, als wij doe ende nu Bertholt Thomaessoen, onsen muntemeister tot Arnhem, deden slaen, hebben doin sagiren ende vonden die gerecht nae inhalt der brieve die Bertholt vurscreven van ons up onse vurscreven munte doe hadde ende noch heft. Hier waeren aver en an Arnt van den Gruithuis, onse zwager, Gadert van Stramprade, onse overste rentmeister, onse lieve raide, Goessen van den Gruithuis ende Jacob Bierwisch, onse werdeyne, Herman van Duren ende Henrich van Aller, onse scepenen tot Arnhem. In orkonde. 17 April 1392. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Bertholt Thomaessoen, onse muntmeister tot Arnhem, ons voir onsen raiden ende werdeynen tot Arnhem onsen sleeschat ende munten tot Arnhem in gelde ende in silver van allen voirgeledenen tiden thent des xiii dages in der Aprille nu neest geleden heft goide bescheidelike bewisinge ende rekeninge gedain, alsoe dat ons des wall genuget ende wij hem des bedancken ende wij hoen inder rekeninge sculdich bliven vclvii guldenen van onser nyher munten die wij hem nu doin slaen ende xxvii gulden, wilck vclvii gulden ende xxvii gulden vurscreven he ons an gereden gelde verleget ende uitgedaen heft. Ende wij bewisen hem die the boeren an onser nyher sleeschat van onser munten vurscreven. Alle argelist uitgeseget. Datum anno Domini MCCCXC secundo xvii die Aprilis. 27 April 1392. Fol. 130. Want greve Henric van Nassouwen ende van wegen sheren van Duffel Henrich, here van Parweys, an die een side ende die stad van Lynneke, an dander syde, bij ons hertogen van Gelren ende greve van Zutphen eens seggens gebleven sijnt van sulken twysten ende saken als sij onder een gaende hebben. Soe hebben wij hertoge vurscreven, na den woirden ende bethoen die wij up beiden syden hebben gesien ende gehoirt, ons dair up mit onsen raiden ende vrienden beraden ende besonnen, want die erf heren van Randenrade versat hebben voir geit ende voir schout die van Lynneke ende hebben sij geloeft dair af te qwijten, soe seggen wij dat billichs ende mogentlich dat sij die erven die dat geit van onsen koep van Randenrade boeren soilen sall die van Lynneke vurscreven dair af scadeloes halden. Ende want dese vurscreven partijen deser vurscreven saken bij ons bleven sijnt, soe hebben wij dair up geseget gelijc vurscreven is voir onse goitduncken ende onse beste wetentheit. Ende hebben des te getuge onsen segel etc. Gegeven anno Domini MCCCXCII Sabbato post Quasimodo. 26 April 1392. Onse here van Gelre heeft gegeven Heesken van Hoemen alsulke erve ende goit als hem vervallen was avermids broeken Otten van Hoemen, hoirs broeders ende des heft sij mijns heren brieven datum XCII sexta post Quasimodo. 27 April 1392. Onse here van Gelre heft qwytgeschonden Derich van Synderen van allen broiken tot desen dage to, des heeft he mijns heren brieven. Datum XCII Sabbato post Quasimodo. 27 April 1392. Onse here van Gelren heeft quyt geschonden Jan van den Hoeve ende Rulof van Herwaden van allen broiken tot desen dage toe, des hebben sy mijns heren brieven. Datum XCII Sabbato post Quasimodo. Jan van den Ongel beleend met 80 pond sjaars uit den tol te Zalt Bommel tot een manie en, sabbato post Assumptionis (20 Aug.) 1384. Bernt van Galen beleend met die Meer en die Leler, feria 2» post Quasimodo (22 April) 1392. Jan Jordinxsoen draagt het goed ten Broichuys in buurschap Gertler, kerspel Deventer, op aan den hertog en ontvangt het weder in leen. 20 April 1392. Fol. 130*. Wij Willem doin kont etc. dat wij sculdich sijnt Willem then Colck, onsen burger tot Zutphen ende sijnen erven, van gerechter schout xiiicxvi aude goide guldene scilde, goit van goude ende gerecht van gewichte, die Willem vurscreven ons an gereden gelde tot onsen groten orber geleent heft, voir wilke xiikxvi goide alde guldene scilde vurscreven wij voir ons, onse erven ende nacomelingen hebben Willem vurscreven ende sijne erven geset ende setten mit desen brieve in onsen alingen halven tholl tot Zutphen, the water ende te lande, mitten halven marcksteden in onsen have tot Zutphen ende voirt in onsen alingen halven lanttholle ther Honepe mit hoeren toebehoeren, alsoe dat Willem ende sijne erven die alinge helfte van allen dien dat van onsen halven tholl tot Zutphen, te water ende te lande, mitten halven mercksteden nu voirtan van datum des briefs comen sall sullen boeren ende heffen in afslach der xiikxvi aude scilden vurscreven ende dat Willem ende onse tholner vurscreven of sijne erven sementlich alle tholber goit besien sullen. Eride wij gelaeven in goiden truwen voir ons, onse erven ende nacomelingen Willem vurscreven ende sijnen erven dat wij hem ende sijne erven die vurscreven xiiicxvi aude scilde uyt onsen halven tholl tot Zutphen ende ther Honepe ende halven marcksteden vurscreven sullen laten heffen ende boeren als vurscreven is ende sij dair nyet uyt ontsetten noch doin noch laten ontsetten ende dit vurscreven sijne helfte nymant qwijt te geven, thent der tijd dat he ende sijne erven die vurscreven xillcxvi aude scilden of dair voir gelijck payment denselven scilden gelijck goit alinclich geboirt hebben soe vurscreven is. Ende soe wes Willem vurscreven of sijne erven van onsen vurscreven halven thollen ende mercksteden van tide the tide boirt ende boeren soilen, dair af sall he ende sijne erven ons of onsen erven tot Zutphen ende ther Honepe tot allen tiden als sich dat geboirt quitanciebrief geven in afslach der summen vurscreven. Alle argelist uitgeseget. In orkonde. Datum MCCCXCII Sabbato post Pasche. 19 April 1392. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij voir ons etc. omme menigen truwen dienst den ons Enter Bolten, onse koek, gedain heft ende noch doin mach den selven Enter vurscreven gegeven hebben ende geven avermids desen apenen brieve tot sijnen lijve alsoe lange als hie leeft, uyter have van der Camervorst in onsen ampt van Goch gelegen, XII malder roggen jairlix Gochsche mate te heffen ende te boeren alle jair up sente Mertens dach in den wijnter. Ende ontbieden dair omme onsen rentemeister tot Goch, die nu is of hier namaels wesen sall, dat sij Enter Bolten vurscreven rustelich ende vredelich laten volgen ende gebrueken XII malder roggen uyten have vurscreven. Ende als Enter Bolt vurscreven nyet langer en is, soe sullen die XII malder roggen vurscreven comen weder in onse ende onser erven ende nacomelingen behuef, sunder argelist. In orkonden. Datum anno Domini MCCCXCII feria sexta post festum Pasche. Wilhelmus Wilkelmi van der Stege beleend met land in de maatschap van lnghen, in die sancti Georgii (23 April) 1392. Fol. 131 en 131*. zijn onbeschreven. Fol. 132. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat her Willem van Drueten, ridder, onse amptman tusghen Mase ende Wale, ons hude des dage datum des briefs guitliche geleent heft vijffhondert goide swaeren Rijnsche gulden, goit van goude ende gerecht van gewichte. Wairomme wij hem toeseggen ende gelaven dat wij hoen sullen wesen bistendich, behulplich ende geredich in alle der wijse dat wij moigen dat hie alle sulke broiken als ons verschenen sijn ende ons verschinen sullen in onsen lande tusgen Maze ende Wale vurscreven, uitvorder ende uytwijnne mit gericht ende mit recht ende dat hie die selve vijfhondert Rynschen gulden sal boeren van allen alsulken broiken als hie dair uyt vorderen sall. Ende wij gelaven hem in goiden truwen die vurscreven onse broiken ende all dair af comen sall laten alinglich boeren in afslach der vurscreven summen thent hie dat alinclich geboirt heb. Ende als hie die summe alinclich geboirt heft, soe sullen wij ende hie mallich voirtan half ende half boeren, soe onse averdrach ende brieve dair up tusghen ons ende hem gemaict ynne halden, sunder argelist. In orkonde etc. Wij Willem etc. doin kont etc. dat Henric van Helle mit ons wall verlijct is ende averdragen van alsulken broiken als hie tegen ons gebroict had, want hie ons aver Rutger van Renwijck ende Gerart van Wijssem geclaicht had, dat hoen Gerart van Wijssem vurscreven syne gued genoemen hedde ende hem Rutger vurscreven dair af rechts geweygert hedde, alsoe dat wij voir ons, onse erven ende nacomelingen Henric ende sijne erven dair af qwytgeschonden hebben ende qwijt schelden mit desen brieve. Alle argelist etc. In orkonde etc. feria sexta post festum Pasche. Wij Willem etc. doin kont etc. ende bekennen dat wij voir ons, onse erven ende nacomelingen Johan die Cock van Opijnen, Aleit, sijne adelsuster, heren Jan, heren Deric ende Gerit die Cock, gebroidere, Derijx Cocks kynderen qwijtgeschonden hebben ende qwytschelden van suiker scholt als wij hoen eyschen of tegen hoen vorderen moigen van wegen onsen oemen seliger gedacht, hertoge Edwaird ende hertoge Reynolt van Gelren, rurende van den seligen heren Giesbrech die Cock, doempraist tUtrecht was van vierdusent realen. "ol. I32v.— 135v. zijn onbeschreven. 2 Mei.... Fol. 136. Wij Willem van Gulick, bider genaden Goids hertoge van Gelre end greve van Zutphen, doen kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat wij, yn die eere Gaids ende sent Georis, Pruyssen wert ende up somige andere stede buten onse lande meynen te riden. Soe hebben wij bij rade ende goetduncken onser rade ende vriende heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, ridder, onsen lieven rade ende vriendt, bevalen ende hem mechtich gemaect, bevelen ende maken hem mechtich, mit desen brieve alle onse slate, stede, lande, lude ende ondersaeten ende heerlicheiden onss alingen hertochdoms van Gelre onser graetscappen van Zutphen ende onsen heerlicheiden van Randenrade mit allen hoeren toebehoeren niet uytgesceiden the verwaren, the bescirmen ende the regieren nae sinen vyff sijnnen in allen saken ende alle saken the richten ende bevelen ende the doin richten ghelijck onss selven, thent ter tijt dat wij selve in onsen voirscreven lande weder comen ende wij hem dat mit onsen apenen besegelden brieve weten laten. Ende off ijemant were, he were wyie he were, here of vrouwe, riddere off knape off gemeynte, die onse lande, lude, slate, stede off heerlicheiden mit orlage off mit enigen anderen geweltliken saken aentasten wolde of antasten, dat hij dat mach keren ende weren ende doen keren ende weren gelijck onss selven. Ende ontbieden alle onsen amptluden, ridderen, knapen, steden, luden ende ondersaten dat sij in allen saken voirscreven heren Johan voergenoemt ende soe was hi hem aenbrenght in orber onss ende onser lande gelijck onss selven gevolgich, gehoersam ende behulpich sijn mit den clockenslage ende mit der alinger machte als hi hem dat weten let ende hem ende dien sijnen alle onse slaete, stede ende lande apenen ende leveren also duck als he des gesynnet tot onser behoiff, theint der tijt dat wij selve weder in onsen lande comen sijn als voirscreven is. Ende willen dat her Johan voirgenoemt alle die gene die hem gelijck onss selven niet gevolgich, gehoirsam off behulpich als voirscreven is en weren noch onse stede, slaete ende lande nyet en apenden, dwingen mach mit alre macht ende penen ende mit allen onsen ende anderen rechten ende gerichten, hoge ende lege, gelijck off wij dat selve deden ende soe wat her Johan voergenoemt off yemant van sijnre wegen daer yn off in enigen anderen saken van deser voerscreven onser beveleniss wegen deden off soelen doen of sellen doin doen des sullen wij hoen gestaen ende hoer hoefthere daer aff wesen ende sij ende hoer erven scadeloes daer aff halden ende alencliken ontheffen aen allen steden daer sij des samentliken off gedeylt te doen hedden off te doen sullen hebben. Voirt soe hebben wij heren Johan voerscreven ende alle diegene die hi omme onser bevelenisse wille voirscreven tot hem neemt mit allen hoeren gesijnde, knechten, gueden ende haeven genoemen in onse beschirme- nisse ende verantwerdinge ende willen dat sij vrij ende veylich sijn in allen onsen landen ende steden binnen slaeten ende buten slaeten onser voerscreven lande gelijck onss selven ende soe wye tgegen hem dede dat die tgegen ons misdoe gelijck onss selven ende dat wij heren Johan voerscreven dat soelen doen richten ende beteren tot sijnen versueken sonder vertoch off yemant, he were wie he were, hier tgegen dede. Voirt soe sullen wij heren Johan voerscreven ende alle diegene die hi omme onser beveleniss wille tot hem neemt ontheffen ende scadeloes halden wail ende alentliken quiten van allen costen, gevenckenissen, poerden ende scaden dien sij deden off leden ommermeer )1. 136V. van onser beveleniss wegen voerscreven ende dat daer aff coemen mochte off sall tot besceideliker bewisinge ende rekeninge ons daer aff te doen. Alle dese punten voerscreven hebben wij hertoge voergenoemt gelaift ende gelaeven in goiden trouwen voir ons, onse erven ende nacomelingen vast, stede ende onverbrekelick te halden ende te voldoen heren Johan voergenoemt ende sinen erven in allen manieren als voerscreven is, sonder argelist. Voirt hebben wij heren Johan vorscreven bevalen ende bevelen hem mit desen brieve alle alsulche geistelike leene als ons ledich werden sullen, die wile wij nu buten onsen landen sullen sijn, te gheven onder onsen name ende mit brieven dair up gehoerende onder onsen teyken segel dat wij hem bevalen hebben ende onder denselven onsen theyken segel dienstlude tot onser behoiff mit salighen ende wes he dair thoe doit dat sullen wij bij onser geloffnissen vorscreven vaste ende stede halden. In orkonde etc. In octava Marei. Wij Willem etc. doen kont etc. ende bekennen dat want wij, yn die eere Gaids ende sent Georis, te Pruyssen wart willen riden, alsoe dat onss geboeren sal een tijt uyt onsen lande te wesen. Soe hebben wij ons bedacht in wat maten wij alsulke lande, lude ende heerlicheide, slate ende stede als wij nu hebben ende ons vervallen mochten sullen ende moigen doin te bewairen. Ende hebben dairomme alle onse lande, lude ende heerlicheide, die wij nu hebben, bevaelen heren Johan van Hoentseler geheiten van den Velde, riddere, gelijck dat ons brieff inheit die daer opgemaect is. Ende wij bevelen dienselven heren Johan vurgenoemt, weert dat onse geminde here ende vader, die hertoge off onse geminde vrouwe ende moeder, die hertoginne van Gulick ende van Gelre, die Got lange tot seligen tiden behuede, storven eer wij weder tot onsen lande quemen, dat als dan her Johan voirscreven alle slaete, stede, lande, lude ende heerlicheide als ons daer aff aen versterven sullen mach ende sall van onser wegen aennemen ende huldinge ende ede daer aff ontfangen ende allen dwanck, vervolginge ende gelofnisse daeromme doen tot onsen besten na sinen vijff synnen gelijck off wij dat selve deden. Ende wij ontbieden allen onsen ondersaten, amptluden, steden ende luden, die wij nu hebben ende die ons als voerscreven is aencoemen sullen, dat sij heren Johan voergenoemt in den voerscreven saken gevolgich, gehoirsam ende behulpich sijn gelijck ons selven alsoe lieff als hoen onse hulde sij. Ende wij gelaeven in goiden trouwen alle saken die her Johan voirscreven in desen voergenoemde saken doet ende sall doen doen overmids sich off anders yemant vast, stede ende onverbrekelick ende hem ende sijn erven daer aff scadeloes te halden ende syn hoeftheer daer aff te wesen, sonder alle argelist, In orkonde etc. Fol. 137. Wij Otte, here van Arckel ende Jehan van Arckel, sijn soen, here tot Hogensteyn, doen kont allen luden mit desen apenen brieve dat wij vur ons ende van alle onse hulpere ende ondersaten ende vur alle onser hulpen hulperen ende ondersaten gegeven hebben ende geven mit desen apenen brieve den hogeboren fursten, heren Willem van Gulich, hertogen van Gelren greve van Zutphen ende allen sijnen hulperen ende ondersaten ende alle sijne hulpe hulperen ende ondersaten ende voert heren Gijsbrecht, heren van Vyanen ende van den Goye, heren Henrich van Vyanen, heren van der Ameiden, sijnen soen ende allen hoeren soenen ende broidere ende hoeren soenen ende allen oeren hulperen ende ondersaten ende allen hoerre hulpere hulperen ende ondersaten eynen goeden alden, vasten, gantzen, steden, onverseechden vrede, aengaende nu en neesten sonnendage comende te sonne ondergange ende durende thent sente Johans dach Baptiste geheiten te myddesomer neestkomende ende voert dair na eyn jaer lang neestvolgende ende den lesten dach daer af all ende mit desen vrede sal illich partye up beiden sij den up sijn leen ende goet bevreedt sijn des te gebruken also lange als dese vrede waert, uytgenomen de slate ende erfnisse van der Ameyden ende van Eversteyn die in handen soelen staen onser genedigen heren van Hollant en van Gelren ende die her Ernst van Herwinen van derselver onsen heren wegen verwinnen sal so dat gededingt is. Voirt soilen mit desen vreden voerscreven alle gevangene up beiden syden die ongeschatt sijn ende dier geit onbetailt ende onverwijst is ende van riddere aert sijn dach hebben up hoer eyde desen vrede lang durende ende die ghene die van riddere aert nyet comen ende sijn soelen redelike borchtucht doin ende setten up hoer eer ende daermede dach hebben of bliven sitten sonder we doen desen vrede lang durende. Voert soelen alle hulpere ende ondersaten up beiden sijden onderlingen rijden, wandelen ende wesen in mallix landen ende slaten, veilich van desen orloge hoer comenscap te doin ende saken te werven, uytgeseecht dat onse ondersaten ende der van Vijanen in des anderen slaten nyet comen ende soilen durende desen vrede om des doitslager wille. Mer sij moigen onder eyn 20 in des anderen landen wandelen ende syn. Oic mach die hertoge van Gelren vurscreven vorderen alsulke broicken als yeman tegen hem mysdaen heeft eer he onse vyant ende huiper der van Vyanen wart ende of hem noch yemant misdede ende mit desen vordernisse en sal dese vrede nyet gelatt sijn. Voert soelen in desen vrede alle voerveden ende naveden uyt bescheiden sijn. Alle argelist uytgescheiden. Fol. 137v. is onbeschreven. 22 April 1392. Fol. 138. Wij Willem etc. doen kont etc. ende bekennen dat wij yn notte ende orber onss, onsen lande, lude, dienre ende ondersaten, die wy nu hebben ende hier namaels hebben soilen, hebben mit dien eerberen heren onsen lieven vrienden den heren van den raide der stat van Colne overdragen ende eyn eyndrechticheyt ghemaict in formen ende manieren als hier nae beschreven volght. I. In den irsten, dat wij off onse lude, dienre ende ondersaten dier wij mechtich sijnt gheenreleye gheweltlike noch vyantlike saken keren noch doen en soilen thegen die stat van Colne voirgenoemt noch thegen hoere burgen noch yngesetene die in der stat voirgenoemt nu of hier namaels woneftich weren. Ende dis ghelyx en solen die stat van Colne noch hoere burgere noch yngesetetene, die yn hoere stat nu of hir namails wonachtich weren, gheenrenleye geweltlike noch vyantlike saken keren noch doin thegen ons noch thegen ymant onsser lude dienren ende ondersaten, die wij nu hebben of hier namaels krigen moigen. II. Voirt van allen saken, die onse geminde here ende vader, die hertoghe ende onse gheminde vrouwe ende moider, die hertoghinne van Gulich en van Gelren, mit der stat van Colne voirgenoemt off die selve stat mit onsen gheminden heren ende vrouwen voirgenoemt gaende hebben, soilen onsse gheminde heren ende vrouwe voirgenoemt ende die stat voirscreven an beiden siden bij hoere beider vriende ende bij ons rechts bliven, mer wij en soilen dat nyet vorder uteren noch utseggen dan die verbonde brieve ynhalden op beiden siden. III. Voirt soelen wij drie gheswoeren van onsen vrienden kiesen ende setten ende disgelijx soilen die heren van den raide van Colne voirscreven drie gheswoeren kiesen ende setten, also of wij of die heren van den raide van Colne voirscreven yn ennigen desen punten hir voir off na gheschreven meynden verkort te sijn, dat dan die partye die dat meynde sal die andere doen manen omme hoere ghesworene ynen te seynden in deser wijse, off wy meynden in den punten hir voir off na gheschreven ghebreke te hebben so solen die stat ende burgen voirscreven tot onser maningen hoere drie gheswoeren seynden tot Colne yn eyn emunitate. Ende off die stat ende die burgere voirscreven in ennigen punten hir voer off na ghescreven meynden weder omme ghebreck te hebben, so soelen wy onse drie gheswoeren tot Colne yn eyn herberge seinden bij gheswoeren dier stat voirscreven tot maningen dier heren dan ter tijt van den raide der voirgenoemde stat. Ende dese gheswoeren op beiden ziden dair sij ghemaent of ghesant soilen werden en soilen van dier stat nyet scheiden dair sij gemaent weren, die saken daer omme dat die maninge gheschiet were en weren irst verleken ende ghescheiden in rechte na seggen der ghesworen van beiden siden. Ende off die ghesworen in dien saken nyet eyns ghewerden en konden soe sijn wij mit der stat voirgenoemt overkomen dat die edele her Vrederic, greve tot Muerse, onse lieve neve ende rait, omme onser ende der voirgenoemde stat wil tot dien saken eyn overmanne ghekoeren ende ghesat werden sal of he wil. Ende en wolde he des nyet sijn off weert wail sijn wil ende worde he doch na dier hant utlendich off aflyvich, dat dan onse ende der stat voirgenoemt ghesworene van beiden ziden nyet van eyn anderen scheiden en soilen, sy en hebben te voren eynen anderen overman ghekoren ende ghesat de den onsen ende der stat gheswoeren an beiden siden bequeemlich dunct te wesen tot dien saken voirgenoemt uit te richten ende die sich oic dair toe mit sinen eden verbynden sal dat te doen Fol. 138*. als voir ende nae van hem ghescreven steet. Ende dat die gheswoeren van beiden siden oic binnen viertynnachten of bynnen eynen maent dair na ten lengxsten die saken uteren solen onder hoeren eden dair op ghedaen na der tijt dat die saeken an sy komen weren ende off den overmanne in dien saken oic yet gheboirde te seggen dat he dat oic bijnnen viertiendagen of bynnen eynnen maent der na ten lengxten na synren macht doen sal dat die saken an hem komen weren. Ende so wat die geswoeren off die overmanne in den saken seggende worden dat men dair voir an beiden siden goide seker wysheit doen sal dat hoer seggen volvoirt ende bestliken gehalden werde. IIII. Voirt off die stat van Collie hoere burgere off ynghesetene ennigh scolt of lyftucht schuldich weren onssen ondersaten, dien sal men tot Colne off sys ghesinnen anden raide ter tijt onvertaghen recht laten wedervaeren na ghewoenten hoere stede. Ende desgelijx of wij of onse ondersaten ennich scholt of lijftocht sculdich weren der stat van Colne hoeren burgeren of ynghesetenen ende sy des ghesinnen an ons off an onsen raide daer af sal hem oic duertaigen recht by ons wedervaeren. V. Ende hoere burgere ende ynghesetene soilen hoere scholtbrieve ende renten binnen off buyten Colne mit rechte moigen vorderen so wair sy willen. Ende des ghelyx soilen oic onse ondersaiten wederomme doen mogen dair sij willen. VI. Ende hier ynne soilen uteghesceiden syn alle brieve die voir data dis briefs onssen voervairderen, greve of hertogen van Gelren, off ons van der stat van Colne op rente ghegeven worden synt, alsoe dat die in yn derselver datum in gheenreleye moighe noch macht meer behalden en solen. Ende hier mede solen oic alle saken gheslicht syn die sich voir datum dis briefs tuschen ons ende der stat voirgenoemt ergangen hebben. VII. Voert ist mede gevorwaerdt wanneer wy mit moeten tot Colne komen so soelen wij onse burgerscappe ontfangen ghelike onse geminde here ende vader, die hertoge van Gulich ende van Gelre, ghedaen heft ende andere heren ende vursten plegen the doen. Ende dese burgerscappe solen wy ontfangen binnen desen neesten halven jaer, sonder argelist. Ende oft sake were dat ons alsulke saken voervielen dat wij des binnen der tyt vurscreven nyet ghedoen en konden so soilen wy binnen den anderen halven jair dair na neestvolgende onse burgerscap ontfangen geliken voirscreven is, sonder argelist. VIII. Voirt so solen wij der stat van Colne hoeren burgeren ende yngesetenen veylen koep laten volgen ute onsen lande ende steden om hoer geit. Ende des ghelyx soelen die stat hoer burgeren ende ingestene ons ende onsen ondersaten laten volgen uten Colne als voirscreven is. Ende alle dese vorwarden ende overdrach vurscreven geloven wij yn goiden truwen also langhe als wij leven soilen vast, stede ende onverbreclich te halden, sonder argelist. In orkonde etc. Ende hebben des omme die meerre vestenissen wil bevalen ende gebeden onse lieven raden heren, heren praest van Aldenmonster, heren Jo. de Velde, heren Jo. de Bylant, riddere ende onsen steden Nymegen ende Rueremunde dat sij desen punten ende vorwarden mit ons besegelen. Ende wij heren praest, Johan van den Velde ende Johan van Bilandt, riddere, vorgenoemt hebben onse segele ende wij burgermeister, scepene ende rait der stede van Nymegen ende van Ruremunde vorgenoemt hebben onsen stede segele mede gehangen an desen brieff omme beden ende van bevele onss genedigen heren van Gelren vorscreven so vorscreven is. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCII des XXII dages in der maent van Aprille. Fol. 138». bij V staat op den kant: Omnino ubi. 22 Junij 1381. 3 Junij 1391. Fol. 138a. Nos Wilhelmus primogenitus etc. Universispresenteslitteras visuris et audituris notum facimus publice recognoscentes, quod nos et successores nostri dilectos nostros singulos ac universos cives Colonienses rebus et corporibus, per terram sive per aquas, in comitatu Gelrensi eundi et redeundi in omnibus suis negociis peragendis, tanquam nostros homines in nostram proteccionem recipimus et ipsam perpetuo duraturam, omni fraude et dolo penitus exclusivo. In cuius rei testimonium et robur sigillum nostrum presentibus duximus apponendum. Datum Sabbatino post octavam Sacramenti anno Domini MCCLXXX primo '). MCCCXC primus. ') waarschijnlijk schrijffout voor 1381. Fol. 138av. is onbeschreven. tol. 138b. Wij Otte, here van Arkel ende Jan van Arkel, here van Ilaghensteyn, doen kont allen luden dat wij ghegeven hebben ende gheven enen goiden alden onverseeghden vrede den hertoge van Gelren ende greven van Zutphen, den heren van Vyanen, alle hoeren ondersaten ende hulperen die mit brieven ontseeght hebben voir ons, onse hulperen ende ondersaten, in deser manieren dat alle die ghene die wij ghevangen hebben of die onse, die van ridders aert sijn, dagh hebben solen op hoeren eet desen vrede langh duerende. Ende die ghene die van ridders aert nyet komen en sijn solen burge setten voer hoere eer of bliven sitten sonder wee doen. Ende des heren lude van Vyanen die wij of die onse gevangen hebben solen bliven sitten sonder we doen desen vrede lanch duerende. Voert soe en solen onse lude noch hulperen in des hertogen slaten van Gelre noch des heren van Vyanen noch in hoere huiper slaete nyet komen. Mer hoere komenscap in der heren lande voirscreven te bedriven die ene onder den anderen te bedriven buten slaten. Voert soe en sal ene yghelike op ons heren slaten van Hollant, stroem ende lande, veylich sijn die ene onder den anderen. Ende dese voirscreve vrede sal dueren tot des Sonnendages tot Halfvasten neest komende als men singt Judica ende alle dyngh sonder arglist. In orkonde onser zegelen hier op ghedruct. Ghescreven tot Woudrichem opten Groten Vastelavont. tol. 138bv. is onbeschreven. i Mei 1391. Fol. 138c. Wij borgermeistere etc. went onse lyeve genedige heere Willem, hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, onss sine gruyt ende gruytstat mitten recht van der hoppen ende van anderen biere mit all oeren rechten ende toebehoren verpacht heeft ylff jair lanc, na ingehalde der brieve die hij onss dair af heeft doin geven. Soe kennen wij ende gelaven wanneer dese voirscreven jaren um komen ende umgegaen sijn dat dan die voirgenoemde gruyt ende gruytstat mit oren recht ende toebehoren luss ende ledich sonder ennich geit onss te geven wederkomen sal aen onsen lyeven genedigen heere voirscreven. Ende wat brieve wij ende onse stat dair af hebben van ennigen pachte die voir desen tijt geschiet weere dat wij onsen genedigen heere voirgenoemt die teynden den voirgenoemde ylf jaren wederleveren ende overgeven soilen sonder ennich wederseggen. Datum in die Walburgis anno XCI. Fol. I 38"'. is onbeschreven. 21 October 1380. Fol. 138d. Wij Willem van Gulic, bij der genaden Gads hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, doen kont allen luden die desen brieef zoelen syen of horen lesen dat wij hebben quijt gelaeten ende quyt gheven mit desen apenen brieve Lambert Zwanekonc '), onsen vulsculdigen horigen man, van allen rechte als hi uns toe behoerde. Alzo dat hi sich moghe weenden ende kyren waer dat hi wil ende wij en ghien recht an oen en behoelden. In orkonden des soe hebbe wy onse segel an desen brieeff doen hanghen. Gegeven int jaer uns Heren MCCC ende tachtentich up der Elf dusent megede dach. Sigillata jussu domini.... prepositum Zutphaniensem. 21 October 1380. Wij Willem van Gulic, bij der genaden Gads hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, doen kont allen die desen brief zoelen sien of horen lesen dat wij hebben untfangen Lambert Zwanekonc 1) tot enen dinstman ende gheven hem alsulc dinst recht als anders onse dinstlude hebben in unsen lande van Gelren ende van Zutphen. In orkonden des soe heb wij unsen segel an desen brieff doen hangen. Gegeven int jaer uns Heren MCCC ende tachtentich up der Elf dusen meghede dach. Copie. Sigillata jussu domini.... prepositum Zutphaniensem. ') of Zwavekonc. Fol. I38^v. is onbeschreven. 26 April 1392. Pol. 139. Wij Willem van Gulich etc. Johan, here van Cuyck, Emond van Endelsdorp, here tot Grypinchaven ende toe Rulant, Johan van Hoentsler geheiten van den Velde, Johan van den Bylant, Robbrecht van Apeltern, riddere, Johan van den Bylant heren Ottensoen, Gadert van Stramprade, rentmeister slands van Gelren, Johan Mompelier van Overhage ende Arnt ten Boecop, knapen, doen kont allen luden ende bekennen mit desen apenen brieve vur ons, onse erven ende nacomelingen, dat wij samenlich ende ongescheiden als principael saecwolde van rechter scholt sculdich sijn den edelen manne Heinrich van Hoerne, here van Perweis of sijnen erven, thien dusent goede Rynsce gulden, goet van gelde ende recht van gewicht of goet ander gulde geit dair voer etc. Wittelic ende wael te betalen Heinrich voerscreven of sijnen erven up sente Jacobs dach des heiligen apostels na datum des briefs neestkomende sonder langer vertoch tot Aken in die stat in des rycks wissel vry ende kommerlois in des wisselers hant up onsen cost ende anxt ende wert sake dat wij des nyet en deden, so soilen wy saeckwolde vurscreven upten selven sente Jacobs dach vurscreven ongemaent yn te riden tot Aken in die stat in een herberge, dats te weten wij hertoge vurscreven mit onss selven lyve en mit XI mannen ende XII perden ende wij Johan, here van Cuyc, mit ons selfs lyve ende mit drien mannen ende nu perden, wij Emond etc., Johan van den Velde, Johan van den Bylant, Robbrecht van Apeltern, riddere, mallic van ons mit ons selfe lyve ende tween mannen ende lil perden ende wij Johan van den Bylant heren Ottensoen, Gadert van Stramprade, Johan van Overhage ende Arnt ten Boecop, knapen vurscreven, mallic van ons mit onss selven lyve ende mit enen manne ende tween perden aldair leistinge te halden ende te doen als goede lude plegen up onss selfs kost ende pande ende ons selven te quiten aen den weert ende daer thoe vierthiendagen na den vurscreven sente Jacobs dach vurscreven leden syn moigen Heinrich van Perweis of sijn erven die summe gelts vurscreven wijnnen of wijnnen doen ten joeden woeker of ten lombarden schaden of also geliken schaden an hem selven nemen ende rekenen ende wij en soilen uyt der stat ende lestinge vurscreven nyet scheiden. Wij of onse erven ende nacomelingen en hedden Heinrich vurscreven of sijnen erven wael betaelt ende voldaen van der principale summen gelts vurscreven ende mede van allen schaden die dair up gegangen vvere ende oic mede gequyt alsulken cost als vier goede manne mallic mit enen knecht ende mit tween perden gedaen hedden, die ons saeckwolden vurscreven in der herbergen ende leistinge vurscreven waerden soilen. Alle dese punten ende vurwerden vurscreven hebben wij Willem, hertoge vurscreven, Johan, here van Cuyck, Emond van Endelsdorp, Johan van den Velde, Johan van den Bylant, Robbrecht van Apelteren, riddere, Johan van Bylant heren Ottensoen, Gadert van Stramprade, rentmeister Johan van Averhage ende Arnt ten Boecop vurscreven, gelaeft ende gesekert, gelaven ende sekeren, in goeden trouwen ende in eidstat overmits desen apenen brieve voer ons, onse erven ende nacomelingen Heinrich, here van Perweis vurscreven ende sijnen erven, vaste, stede ende onverbrekelic te halden sonder enich wederseggen. Alle argelist uytgeseget. In orkonde der wairheit deser dinge vurscreven hebben wij Willem, hertoge van Gelre, Johan, here van Cuyc, Emond Fol. i39v. van Endelsdorp, Johan van den Velde, Johan van den Bylant, Robbrecht van Apeltern, riddere, Johan van Bylant heren Otten soen, Godert van Stramprade, Johan van Overhage ende Arnt ten Boecop, saeckwolde vurscreven, onse segele an desen brief doen hangen ende gehangen. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCII des Vrydages na den Sonnendach Quasimodo. 24 Junij 1390. Fol. 140. Wij Willem etc. hertoge etc. endo wij Katerina van Beieren, bider selver gnaden hertoginne ende grevinne der lande voirscreven, doin kont allen luden etc, ende bekennen dat wij by rade ende goitdunken onser rade ende vriende Gadert van Stramprade, onsen lieven knaipen ende rent- meister onss lands van Veluwen, gemaict hebben ende maken mit desen brieve onsen amptman ende richter yn denseiven onsen landen van Veluwen mit allen sijnen thoebehoeren, also dat he of dieghene den he dat beveelt sullen ende moigen richten, vorderen ende boeren van onser wegen alle broeken, groet ende cleyne, hoge ende lege, ende dair mede doin van onser wegen als dat gewoentlich is ende als onsen amptluden ende richteren onss voirscreven lands die voer hem geweest sijnt gewoentlich is geweest te doin. Mit vorwerden, dat he ons of onsen erven ende nacomelingen dair af bescheidelike rekeninghe ende bewisinghe doin sal tot allen tiden als wij of onse erven ende nacomelingen hem dat eynen maent te voeren weten laten. Ende he sal hebben voir sijne degelixsche cost dat vorgenoemde ampt te waren als onse amptlude ende richter onss lands voirscreven van Veluwen die voir hem geweest sijn gewoentlich dair af plegen te hebben, beheltlich doch Arnt ten Boichoep dat die dat voirscreven ampt voirt bewaren sal gelycli he heer thoe gedain heeft ende dat die selve Arnt die alinghe helfte van allen broeken vorscreven boeren sal, yn afslach alsulker scholt als wij hem schuldich sijn tot bescheideliker bewisinghen ons dair af te doin, na ynhalt alsulx briefs als hem her Heinrich van Steenbergen, onse lieve neve, rait ende overste rentmeister vorgenoemt, up dat voirscreven ampt gegheven heeft. Mer wanneer Arnt vorscreven die vorscreven scholt als voirscreven is geboirt heeft so mach hem Gadert ontsetten ende alsdan mach Gadert vorgenoemt dat ampt vorscreven selve bewaren of avermids eynen anderen des ons genoicht mit onsen willen doin bewaren. Voirt is gevorwert, wert sake dat Gadert vorgenoemt ons yet verlegede of to dienst rede of ons eynich volch sende van des ampts wegen avermids onse bevele ende brieve ende Gadert vorgenoemt yn alsulken dienste of sendinghen eynigen schaden leden of verlies an gevencknissen, an perden of an reisiger haven, dat verlech ende den schaden ende verlies vorscreven sal he slain ende rekenen up dat ampt voirscreven tot bescheideliker bewisinghe als vorscreven is ons dair af te doin. Ende wij en sullen Gadert vorgenoemt of syne erven van den vorscreven ampt nyet ontsetten noch doin noch laten ontsetten, wij en hedden hein of sijnen erven irst genoich, vol ende wail gequyt van allen verlech, schaden ende verlies vorscreven. Alle dese punten vorscreven hebben wij hertoge ende hertoginne vorscreven voir ons, voir onse erven ende nacomelingen Gadert vorscreven ende sijnen erven gelaift ende gelaven yn goiden truwen vast, stede ende onverbrekelich te halden ende te voldoin, sonder argelist. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCC ende negentich up sente Jans dach Nativitatis baptiste. Fol. 140*. is onbeschreven. 8 Januarij 1391. Fol. 141. Wij Willem etc. doen kont etc. dat wij rade ende guetduncken onser rade ende vriende gesatt en gemaict hebben, setten ende maken, mit desen brieve Aetzart die Koek heren Gijsbrechtsoen onsen tolner tot Tyel, also dat he onse tolhuys mit sijnen toebehoeren aldaer verwaren ende onsen toll boeren sal tot onser behoef ende van wegen onss ende onss oversten rentmeister onser landen van Gelren Gaderts van Stramprade ende ons of onsen oversten rentmeister vurgenoemt toe allen tijden, als wij of die selve onse overste rentmeister Aetzart vurgenoemt dat weten laten of scriven doen, bescheidelike rekeninge ende bewysinge daer af te doen. Voirt so sal Aetzart vurgenoemt onsen geswaren tolscriver up onsen tolhuse vurscreven ende in sijnen kost halden ende onsen tolle ende tolhuys vurscreven verwaren ende daer afF alle jair hebben vur synen dagelixschen kost negentich goede alde schilde, gelijc men up onsen tolle vurscreven gewoenlich is van aids hier toe te boeren, die een helft des selven gelts alle jair up sente Johans dach Baptiste te myddesomer ende die ander helft up sente Martyns dach in den wijnter ende nyet meer. Mer wert sake, dat he anders enigen kost dede of erghent rede of geit uytgheve ende verlechden meer dan he boerden van onsen bevele of onss oversten rentmeister vurscreven tot onser behoef, soe en soilen wij noch onsen erven ende nacomelinge noch onse overste rentmeister indertijt Aetzert vurgenoemt nyet ontsetten noch doen noch laten ontsetten van den toll ende tolhuse vurscreven in gheenrevvijs. Wij en hedden Aetzert vurgenoemt of sijnen erven irst wael betaelt des he van onsen bevele of onss oversten rentmeister verlecht ende uytgedaen hedden toe bescheideliker rekeninge ende bewisinge. Ende wij Willem hertoge vurgenoemt hebben gelaeft ende gelaeven overmits desen brief in goeden truwen Aetzert vurgenoemt of synen erven alle saken ende punten vurscreven vaste, stede ende onverbrekelich te halden ende doen halden. Alle argelist uytgeseget. Ende want wij alle onse renten ende tolle van onsen landen vurscreven verbrieft hebben onsen lieven rait ende oversten rentmeister Gadert van Stramprade vurscreven ende dese bevelinge ende alle saken ende punten bij sijnen weten ende goetduncken geschiet sijn, so hebben wij hem gebeden dat he des te getuge sijn segel mede an desen brief heeft gehangen ende ich Gadert, overste rentmeister vurscreven, bekenne in desen brief dat ich van bevele mijns lieven genedigen heren van Gelren vurscreven, want alle saken vurscreven mit mijnen weten ende guetduncken geschiet sijn, mijn segel mede an desen brief hebbe gehangen. In orkonde etc. Gegeven int jair onss Heren MCCCXC primo des Saterdages na den heiligen Derthiendach. Bol. 141v. is onbeschreven. Fol. 142. Wij Willem etc. doin kont ende kenlic allen luden went onse lyeve gheminde vrynde die borgermeisteren, schepenen ende rade onser stat van Nymegen onse ganse alinge gruyt ende gruytstat tot Nymegen mitten recht van der hoppen ende van anderen biere ende mit al oeren toebehoiren alsoe alsy die ons af beleent hadden ende ter lose stont na sekeren jaren na ingehalt der brieve die dair af gemaket waren onss guytlic ende te danke mit oeren muetwille weder upgegeven ende aen ons wederbracht ende gekeert hebben. Soe kennen wij dat wij mit guden berade ende voerdechten gutelike ende mit vrien muytwil den voirgenoemde onsen vrynden den borgermeisteren, schepenen ende rade onser stat van Nymegen weder gegeven hebben ende geven in enen jairpacht ylf jair lanc een anderen neestvolgende na datum diss briefs onse voirscreven ganse alinge gruyt ende gruytstat tot Nymegen mitten recht van der hoppen ende van allen anderen biere, mit allen deren rechten ende toebehoren also als sij van alts gelegen hebben ende noch gelegen syn nyet dair ain uytgescheiden, ellics jairs voir IIC gude gulden van onser munten die wij hebben doin slain. Van welken jairpacht sy ons ende onsen rentmeistere in der tijt ellic jairs van desen voirgenoemde ylff jaren die een helft afbetalen soelen up sunte Victoers dage ende die ander helft up den Heiligen Paeschdage mit den voergenoemde guldenen of mit anderen gelde binnen onser stat van Nymegen voirscreven gelyc geldende. Ende hebben gelaift ende gelaven in guden trouwen onsen voirgenoemde vrynde den borgermeisteren, schepenen ende rade onser stat van Nymegen voirscreven dat wij oen desen voirgenoemde pacht alle dese voirscreven jaren uyt vast ende stede wail ende onverbrekelic halden soelen ende sy dair in nyet te verkorten noch doin noch laten verkorten in gheenre wijs. Oyck en solen wij binnen desen voirgenoemde ylff jaren en gheen gruten noch gruytstat leggen erghent dairt den borgermeisteren, schepenen ende rade onser stat van Nymegen voirscreven hinderlic wesen mach in enniger wijs. Alle argelist ende behendicheit in eiken en in allen punten voirscreven uytgescheiden. 142*. is onbeschreven. 12 Februarij 1391. 143. Wij Willem van Gulich, bider genaden Gaids hertoge van Gelren ende greve van Zutphen, doen kont allen luden dat wij gliegeven hebben ende gheven enen goden alden onverseeghden vrede den here van Arkel, Jan van Arkel sinen zoen, al hoeren hulperen ende ondersaten ende al hoere huiper hulpere, die mit brieven ontseeght hebben voir ons, voir onsen hulperen ende ondersaten, voir al onser huiper hulpere ende hoeren ondersaten, voer den here van Vyanen, voer sinen zoenen ende voer sine broider, voer sine broider zoenen, voer al hoeren hulperen ende ondersaten, in deser manieren dat al dieghene die wij gevangen hebben of die onse, die van ridders aert syn dagh hebben solen op hoeren eet dese vrede langh duerende ende die ghenen die van ridders aert nyet komen en syn zolen burghe setten voer hoer eer of bliven zitten "ïder wee doen ende des heren lude van Arkel ende Jans van Arkel voirscreven, die die van Vyanen gevangen hebben solen bliven sitten sonder we doen desen vrede langh duerende. Voert soe en zolen onse lude noch hulperen noch des heren lude van Vyanen ende hoere hulpere in des heren slate van Arkel noch Jans van Arkel of in hoere hulpere slaeten nyet komen. Mer hoer komanscappen in des heren lande voirscreven bedriven die ene onder den anderen buten slaten. Voert soe sal ene ygelike op ons heren slaten van Hollant, stroem ende lant, velich syn die ene onder den anderen. Ende dese voerscreven vrede sal dueren ut des Sonendages na half vasten neest komende als men singt Judica ende al dynch sonder argelist. In orkonden onser segelen hier op gedruct. Ghegeven to Bomel des Sonnendaghes na groete Vastelavont int jaere ons Heren MCCC een ende tnegentich. Fol. I43v. is onbeschreven. Fol. 144. Bemt van Galen Ottensoen beleend met de Leler, de vunt in der maelscap van Wychgen en de heidegraefscap aldaar, Dinxdages na Agneten virginis (23 Jan) 1392. Jan van Merten beleend met een tiendeken up Hoesderwert an den Ryn, op denzelfden dag en jaar. Wij Willem etc. doin kont etc. dat wij ons bedancken en dat ons wail geneucht van alsulken bewisinghen ende rekeninghen als Willem ende Deric van Wosich, gebroidere, tot onser behoif gedain hebben Gadert van Stramprade, onsen oversten rentmeister, van onsen tholl tot Moldic ende van onsen renten van Middelar. Ende wij confirmiren ende bestedigen Willem ende Deric vorgenoemt alsulch averdrach als Gadert, onse overste rentmeister voirgenoemt, mit hoeren averdragen is van den sevenhondert gulden die wij van der vorscreven rekeninghen noch schuldich sijn. Mer sij sullen die sevenhondert gulden boeren ut den alinghen derden dele van onsen tholle vorgenoemt van nu den neesten Groten Vastelavont thoecomende voirt an, yn alle der maten so onse overste rentmeister vorscreven mit hoen averdragen was dat ut der helfte desselven thols te boeren. Ende wij gelaven yn goiden truwen sy van boringhe des vorscreven derden deels onss vorscreven tholls nyet tontsetten noch laten ont- setten sy en hedden irst die vorscreven sevenhondert gulden alinclic geboirt so vorscreven is. Alle argelist etc. ol. 144v. is onbeschreven. 20 July 1390. ol. 145. Wij Willem van Gulic etc. doen kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat wi bi raede ind gaitduncke onser raiden ende vrinde verpacht hebben ende verpachten mit desen selven brieve onser stat van Gelren, went wij die gherne behulpen segen dat die sich te beterend, onse gruyt tot Gelren soe als die van aids gelegen is, acht jair lanch na eyn ander volgende vur eynen jairlixen pachte als illix jairs vur hondert mark Brabants alsullix payments als indertijt der betalinge binnen onser stat van Gelren genge ind gheve wesen sall, op vier termyn hier na beschreven te betalen, dat is te weten xxv mark payments vurscreven opten heyligen Paesch dach, XXV mark op sent Johans dach Nativitas, Johannis dair na neestvolgende, XXV mark payments vurscreven op sent Remeys dach dairna neestvolgende ende XXV mark payments vurscreven opten heiligen Kirsdach dair na neestvolgende, alle wege illix jairs to betalen ons of onsen rentmeister den wij dat bevelen te boren, wilke jaren vurscreven aingaen sullen na jaren Johans Speden, ons gruters ter Nieikirken, na datum sijnre brieve mit sulken vurwarden dat onse stat van Gelre vurscreven oir best mit onsen gruyt doin mach dese acht jaren vurscreven ende sullen alsulke gude gruyt gheven dair onse lude mede bewairt sijn in onsen lande. Ende sij mogen brouwen ende tappen hop alsoe verre als sij up onsen molen tot Gelren malen anders niet ende gebieden dair omme onsen drossait tot Gelren, die nu is ende hier namels komen mach, dat he verware dat niement in onsen drossaitampt van Gelren eynich bier en tap et en sy gegruyt mit 21 onsen gruit tot Gelren of hi en heb orlof van onsen stat vurgenoemt, op eyn peyn van drien ponden cleynren penningh om die af te nemen die dair baven deden, half an ons te kiren die ander helft an onse stat van Gelre alsoe ducke ende mennichwerf dat geschieden, sonder argelist. Voirt soe bekennen wij in desen selven brieve want wij onse vorgenoemde stat van Gelre gerne gebetert hedden so hebben wij derselver onsen stat gegeven ende gheven dat wullenampt tot Gelren ind all onse ampt van Gelren dair mit sulken vogen ind vurwarden soe als onse stat van Goch dat wullenampt vurscreven in onser stat van Goch ind inden ampt van Goch dat van onsen seligen voirvaderen ende van ons heeft soe dat niement gheen gewant maken en sal in onsen stat ende ampt van Gelren vurscreven hi en sij burger in onser stat van Gelren vurscreven ende dair binnnen wonachtich. Ende dat onse stat van Gelren dat wullenampt vurscreven hogen ende legen ind koren dair van te nemen bi rade der burgermeister ind scepenen onser stat van Gelren vurgenoemt ind bi den geswaren van den wullen ampt vurgenoemt die sij dair thoe kiesen sullen yn alle der manieren als dat yn onsen stat van Goch gew oentlich is. In orkond etc. Datum anno Domini 1390 feria mi post Divisionis apostolorum. Sonder argelist. Deze acte komt ook voor fol. 7iv. Fol. 145V. is onbeschreven. Scripta est littera etc. Fol. 146. Wij Willem etc. doen kont etc. ende bekennen dat wij by raide ende goitduncken onser rade ende vriende ghemaict hebben ende maken mit desen brieve Johan van de Bierwisch onsen amptman ende richter tot Arnhem ende yn onsen lande van Veluwenzoeme mit sinen toebehoeren, utegescheiden onse richteampt tot Brurnmen mit sinen tobehoeren, alsoe dat die selve Johan dat voirgenoemde onse ampt tot Arnhem ende yn Veluwensoeme mit sinen tobehoeren, utegescheiden Brummen mit sinen toebehoeren, sal verwaeren van onser wegen ende richten ende boeren daer ynne alle broiken, groit ende kleyn, die over te leveren tot allen tiden tot onser behoef als die verschinen Gadert van Stramprade, onsen oversten rentmeister, dien wij dat voirgenoemde onse ampt voer verbrieft hebben, beheltlich doch Johan vurgenoemt dat he van denselven broiken alle jaer na beloep der tijt dat he onse amptman is voir sine dagelixsce cost sal boeren ende hebben XXV alde scilde, goit van gelde etc. ende te doen ons of Gadert voirgenoemt tot onser behoiff dair af bescedelike bewisinge ende rekeninge tot allen tiden als wij of Gadert voirgenoemt van onser wegen hem dat een maent te vorens weten laten, ende want die selve Johan ons an Gadert, onsen oversten rentmeister voirgenoemt, gheleent heft IIC goide alde gulden scilde, goit van goude ende gerecht van gewicht, so en solen wij Johan voirgenoemt ende sine erven in den voirgenoemde onsen ampt laten ende sij dair af nyet ontsetten noch doen of laten ontsetten in eniger wise wij of onsen erven ende nakomelingen en hedden Johan voirgenoemt of sinen erven die voirgenoemde IIC alde scilde of payment dair voer gelike goit. Ende wes hem of sinen erven ghebreke were van den jaergelde vurgenoemt en des he ons bij onsen bevele voirt ende meer verleget hedde irst volkomelicken ende al verricht ende wale betailt. Al dese voirscreven punten ende vorwarden hebben wij hertoge voirgenoemt voir ons, onse erven ende nacomelingen ghelaift ende gelaven yn goden trouwen Johan voirscreven ende sinen erven vast, stede ende onverbrechlich te halden. Al argelist utegeseget. In orkonde ende want dit ghesciet es mit weten Gaderts voirgenoemt so heft he sine segel mede an desen brief gehangen. Ghegeven etc. Fol. i4Óv. is onbeschreven. Fol. 147. Wir Wilhem van Gulge, hertzoige van Gelren ind greve zo Zutphen, doin kunt allen luden ind kennen mit desen offenen brieve dat uns die erberc lude burgermeistere, scheffen ind rait der stat van Aichen, onse gude vrunde, umb sunderlingen gunst, vruntschaf ind hemelicheit wille die wir yn bewyst haint ind noch bewijsen soilen gutligen geleynt ind gehantreickt haint duysent gude swoir Rijnssche gulden, des wir ons van yn bedancken ind beloven mit sulger vaigen ind vurwerden, dat wir noch nyeman van onsen weigen noch ouch unse lant ind lude die wir nu haint of namoils krijgen moigen as lange as wir die duysent gulden yn onbezailt hain weder die vurgenoimde stat burgere ind ondersiessenen van Aichen sementligen of sunderlingen doin en soilen noch veytschaf, arch noch krot an sij van onsen weigen laissen keren in egeynre wijs. Mer alle gunst ind vruntschaf an sy keren soilen ind sy zo recht verantwerden ind onse lant ind slos yn offenen of sij gedrongen wurden ind noyt hedden ind sy beschirmen ind doin beschirmen *>nse amptlude ind ondersiessen gelich ons selfs luden alltzyt as sij des behoifden, sunder alle argelist. Ind wert sache dat wir na der hant eynge ongonst an sij keren weulden des en soilen wir nyet moigen doin wir en haven yn zierst duysent gude swoire Rijnssche gulden wederumb bezailt. Ind die bewijst zu Aichen vur des rychs weissel in weysselers hant in yre sicher vrij behalt also dat der vurgenoimde stat van Aichen da mit dan wale genoege. Ind so salt nochtant darna eynen gantzen maent lanck tusschen ons ind der vurgenoimde stat ind burgeren van Aichen in guden deingen ind vruntschaffen stain, sunder alle argelist. In orkunde etc. Fol. I47v. is onbeschreven. >1. 148. Wij Willem van Gulich, bider genaden Gaits hertoge etc. ende Katharine van Beyeren etc. bekennen avermids desen apenen brieve dat wij mit willen ende consent Arnds van den Gruythuys, onss lieven zwagers ende knapen, geconfirmiert, gevest ende gestedicht hebben, confirmeren, vestigen ende stedigen, mit desen apenen brieve Gerselys van den Gruythuse, onsen lieven neve ende knape, onse huys ende slot tot Hattem mit alle sinen toebehoeren ende mit alsulken brieven ende manieren so Arndt van den Gruythuys vurscreven dat van onss gehat heeft te bewaren ende te hueden so die principael brief dat begrepen heeft ende gelaven voer onss ende onsen erven Gerselys ende sinen erven alle die punten vurscreven in goiden trouwen vast, stede ende onverbrekelic te halden, sonder enich argelist of beschudde. Ende hebben des te orkonde onse segelen etc. Wij Willem ende Katharine etc. bekennen dat wij sculdich sijn van gerechter scholt als van onsen ampt van Arnhem ende van Veluenzoem Peter, Arndt ende Goissen van den Gruythuys, gebruederen, onsen lieven neven, Arndts soenen Xllc goede alde guldene scilde of die werde etc. voer wilke xuc alde scilde vurscreven wij Peter, Arnt ende Goissen vurscreven gesat hebben ende setten voer onss ende onse nacomelinge avermids desen apenen brief in onsen weert bij Wagheningen gelegen, geheiten des Grevenweert mit alle sinen toebehoer ende in onsen tyende van Arnhemerbr. .. mit alle sinen toebehoer, desen vurgenoemde weert ende tyenden rustelich ende vredelich te gebruken ende te besitten ongehyndert ende ongekroedt ende die op te boeren aengaende op sente Mertijns dach yn den winter nu neest comende ende so voert alle pachtdage ende alle jaer ende van jaer te jaer in afslach ende afkortingen der summen gelds vurscreven, thent ter thijt dat Peter, Arnt ende Goissen vurscreven of hoer erven die vurscreven summe gelds volcomelic geboert ende yn hebben van den weert ende tyende vurscreven te bescheideliker rekeninge ende bewisinge onss of onsen erven daer af te doen. Voert so sal onse rentmeyster mdertyt tot allen tiden so sich dat geboert verpachten ende uytdoen tot onsen orbaer ende nutte onsen enl T\ vurgenoemt ende die borgen, lofhissen ende sekerhe* sullen Peter, Arnt en Goissen vurscreven an ontfangen ende aen hem nemen. Alle dese punten vurscreven hebben wij Willem, hertoge ende Katharine, hertogmne vurscreven, gelaeft ende gelaven in goeden trouwen voer onss ende onsen erven Peter, Arnde ende o.ssen vurscreven of hoeren erven vaste, stede ende onverrekehch te halden, sonder enigerhande argelist of behencheit daer yn te trecken of te vynden. Ende hebben des te orkonde etc. Ende want dese saken by raede, wille weten ende goitdoncken Gaederts van Strampraede, onss, rentmeysters etc. geschiet ende gedaen syn so hebben wij Gaederde vurscreven gebeden dat hij om die meere sekerheit ende vestenisse deser dingen vurscreven syn segel by die onse aen desen brief wil doe hangen. Ende etc. Gaedert vurscreven om beden wille etc. Fol. i48v. Copia litterarum Arnoldi et Garchily van den Gruythuys. . 8 APril 1392- 0 • i49. Willem van Gulich etc. doen kont etc. dat wij van rechter scholt sculdich sijn Johan van der Capellen, onsen lieven knapeende burger tot Zutphen, viiiclxxv gulden, gerekent voer üken gulden xxxil groten van onser munten. Voert bekennen w.j dat wij bij rade ende goetduncken onser rade ende vnende ende mit namen onss lieven raits ende oversten rentmeistere Gaderts van Stramprade onsen hofFtot Wapsem gelegen in der buerscap van Wapsem, in onsen gericht \ tot Brummen, also als dieselve onse hoff mit woningen, schuren, schoppen, lande, watere, visscherie, weyden, mit allen diensten als van aids in den selven hoff gehoerende syn ende mit allen sijnen rechten ende toebehoren nyet uytgescheiden so die selve onse hof gelegen is, verpacht hebben ende verpachten Johan van der Capellen vurscreven ende sijnen erve, seven jair lang angainde nu sent Mertinsmisse neest comende, illix jairs voer hondert XXV gulden, gerekent vur ilken gulden XXXII groten van onser munten vurscreven. Ende want wij Johan vurgenoemt als vurscreven is sculdich sijn achte hondert LXXV gulden van onser munten vurscreven. So hebben wij hem vur ons, onse erven ende nacomelingen den vurscreven onsen pacht bewijst te boren ende in te halden in affslach der achthondert ende LXXV gulden vurscreven die wij heir sculdich sijn. Ende wij gelaven vur ons, onse erven ende nacomelingen in goeden trouwen Johanne vurscreven dat wij onse erven ende nacomelingen hem ende sijnen erven in den vurscreven onsen hoff tot Wapsem mit allen sijnen rechten ende toebehoiren vurscreven halden soilen ende oen dair af nyet ontsetten durende die seven jair lang voirscreven, ende dat wij hem ende sijnen erven den pacht vurscreven soelen die vurscreven seven jair lang durende laten ynhalden in afslach ende betalingen der summen gelds vurscreven die wij hem als vurscreven is sculdich sijn. Alle argelist uytgeseget. In orkonde onss segels bij onsen rechter wetentheit an desen brief gehangen. Ende wij hebben bevalen Gadert, onsen oversten rentmeister vurscreven, dat he des mede te getuge syn segel an desen brief hanghe, dat ich Gadert vorgenoemt van bevele mijns genedigen heren van Gelren vorgenoemt gedain hebbe te getuge als vorscreven is. Gegeven int jair onss Heren MCCCXCII des neesten Manendages na den Palmdach. I 49v. is onbeschreven. 20 April 1392. Fol. 150. Wij Willem van Gulich etc. doen kont etc. dat wij schuldich sijn van rechter scholt ende van geleende gelde onsen zwager Gadert van Hoemen of sijnen erven illef hondert ende vyftich Gelresche gulden, goet van goude ende gerecht van gewicht, xxxn grote so wij tot Arnhem doen slaen gerekent voir eiken gulden, wilke illef hondert ende vijftich gulden voerscreven wij voir ons, onse erven ende nacomelingen gelaeft hebben ende overmits desen brief gelaeven in goeden trouwen Gadert voerscreven of sijnen erven wittelic ende wael te betalen, die een helfte des voerscreven gelts up sente Martensdach in den wijnter nu naestkomende ende die ander helfte van der summen gelts voerscreven up sente Petersdach ad Cathedram oic nu neestkomende na datum des briefs sonder langer vertoch. Ende om die meerre sekerheit hier af hebben wij Gadert van Hoemen voerscreven burgen gesatt onse lieve rade ende vriende heren Johan van Bylant, heren Johan van Hoenslar geheiten van den Velde, heren Otten van Bylant, heren Robbert van Apeltern, riddere, Johan van Bylant heren Ottensoen, Gadert van Stramprade, onsen oversten rentmeister ende Arnt ten Boecop, onsen amptman in Veluwe, knapen, die voer ons gelaeft ende gesekert hebben in goeden truuen Gadert van Hoemen voerscreven in al sulken vurwcrden, were sake dat wij hem of sijnen erven die ellef hondert ende vijftich gulden voerscreven upten tween termynen als sente Mertens dage ende sente Peters dage voerscreven nyet en betaelden als voerscreven is, dat als dan als sente Mertens dach in den wijnter ende sente Peters dage vurscreven geleden sijn of bynnen vierthiendagen na üken termijn voerscreven als Gadert van Hoemen of sijn erven onse burgen voerscreven doen manen aen hoeren monde of an hoer weere dair sij nu wonachtich sijn mit hoeren besegelden apenen brieven yn soelen comen tot Nymegen in onse stat in een herberge die hem Gadert voerscreven of sijn erven wysen soilen of doen wisen, mallic ende onsen vurgenoemde burgen mit enen perde of mallic van onsen burgen vurscreven mach in die voerscreven stat ende herberge senden enen goeden man mit enen perde, aldair leistinge te halden ende te doen als goede lude plegen op oers selfs cost ende pande ende hem selven te quiten aen den weerde ende dair thoe moigen Gadert van Hoemen voerscreven of sijn erven dat voerscreven geit wijnnen ten joeden woecker of ten lombard schaden ende nyet uyt der leistinge voerscreven te scheiden wij of onse erven ende nacomelingen en hedden Gadert van Hoemen vurscreven of synen erven irst van ilken termijn voerscreven wael betaelt ende voldaen die helft van der principail summen gelts vurscreven ende mede van allen alsulken schaden als dair up gegangen were ende mede gequyt eens goeden mans cost mit enen perde die onse burgen vurscreven in der herbergen ende leistinge voerscreven waerden sal. Ende of wij of een of meer van onsen burgen vurscreven hieren bynnen uytlendich wurden of storven, so soilen wij enen of meer gelyc goeden burgen die hem gelijc den medeburgen onder penen der leistinge vurscreven in alle maniren vurscreven verbynden soelen mit enen gesegelden transfixe brieve doer desen brief beneden gesteken dair om dese selve brief nyet gecancelliert en sal wesen noch werden. Ende wij Johan van Bylant, Johan van Hoensler geheiten van den Velde, Otten van van Bylant, Robbert van Apeltern, ridderen, Johan van Bylant heren Ottensoen, Gadert van Stramprade, rentmeister des lands van Gelren ende Arnt ten Boecop, amptman in Veluwen voerscreven, bekennen dat wij in den voerscreven saken sijn burgen wurden vur onsen lieven genedigen here van Gelren vurscreven an hand Gadert van Hoemen of synre erven vurscreven ende hebben denselven Gadert of sijnen erven gesekert ende gelaeft, gelaeven ende sekeren, in goeden truwen alle vurwerden ende punten vurscreven so up onse beschreven staen vaste, stede ende overbrekelic te halden. Alle argelist uytgeseget. ende K ^ hert0Se van Gel™ ende wij burgen vurscreven onse segelen an desen brief MCCCXnrT"hCn 224, 259, 265, 292, 321, 323- „ (ge wan thuis te) 259. „ (Johanspoort te) 259. „ (munt te) 19, 41, 42, 47, 105, 149, 186, 270, 286, 295, 296. „ (Nije Markt te) 259, 289. „ (St. Clarenboomgaard te) 204. „ (tol te) 231. „ (Wijnant v.) 42. „ (wijntappe te) 289. Arnhemmerbr. ... (tiende v.) 325. Arssen, 290, 337. Asemerbroick (tiende Lutteke) 37. Asemerdam (tiende v.) 37. Asperden, 25, 36, 163, 269. Asperen (Herberen v.) 18. „ (Peter, basterd v.) 18. Averecht (Johan) 108. Averhage (johan v.) 52. Avesayt (Johan v.) 155. Avezaet (Derich Deus v.) 170, 214, 281. B. Bac (Jan) 227. Bade (Willem die) 149. Baer, 46, 178, 283. „ (Alide, vr. v. Walraven v.) 46. „ (Henrich v.) 46. ,, (Walraven v.) 38, 46. Baicswilre (slag bij) 58. oüKe^noi ie; 10, 205. Bakervrede, 209. Baliuwe (Jan) 279. Baliw (Johan) 58. Balveren (goed te) 116. Batenborg, 75, 96, 125, 207, 243 „ (Derick, h. v.) 52. Baycken (Dirc) 258. Beemde (Claes ten) 47. Beemt (Lange) 150. „ (Oude) 150. „ (ten) 228. Beesde, 176, 177, 179. „ (Hille v.) 244. (huis te) 25, 37, 71, 135, 171, 244, 281. „ (kerspel v.) 5. Belief (Maes) 75. Beltrem (b). 18. Bemel (Johan v.) 189. Benier (Arnold) 251. Benthem (Jan v.) 9. „ (vrouw v.) 9. „ (Walraven) 9, 96. Bentincweerd (de) 135, 213. Berck, 71, 139. „ (Johan v.) 156. Berenbrueke (Arnt v.) 75. Berge (h. v.) 37, 38. „ (Daem v. den) 24, 275. Berge en Bijlant (Friderich, h. v.) 288. » » » (Willem, h. v.) 23. 52. Berinchem (erfg. v.) 172, 267, 280. Berken (David v.) 151. Berken (Nathan v.) 261. „ (Zelichman Nathanssoin v.) 151- Berlar (Gilis v.) 188. Berssen (Yden) 204. Betuwe (Neder) 166, 180, 185, 260, 283, 290, 330. (Over) 53, 59, 69, 144, 155- Beumelsche sege, 258. Beverrade (Ryquyn v.) 47. Beynheim (Gherit v.) 266. (Heiinken v.^ it Bierman (Johan die) 251. Bierwisch (Jacob) 295. „ (Johan v. de) 322. Bigitte (Rutzier v.) 275. Bylant, 23, 52, 288. (jan v.) 258. (Jan Ottensz v.) 54, 312, 328. „ (Johan h. v.) 96, 201, 213, 309, 312, 328. „ (Otto v.) 11, 324. Bingerden (Evert v.) 54. „ (Gertrud, vr. v. Evert v.) .54- _ Birkeliin (Gotschalk) 224. Birton (Henrich) 63. Bles ... (vrouw de) 35. Blois (gravin v.) 21. Bloymendal (hof te) 207. Boecop (Arnt ten) 169, 172, 267, n 280, 313, 315, 328, 330. Boemel (Willem v.) 239. Boenscaren (die) 227. Bollinxssoen (Otten) 182, 184. Bolten (Enter) 182, 184. Bommel, zie Zaltbommel. Bommelerwaard, 38, 39, 60, 153, 17.5- 176, 177, 170. Bonen (Tan) 2a. Bongen (Mettild de) 24. Bonynck v. den Velde (Heinrich) i.V Borch (Heinrich v. der) 24. Borculo, 18, 207. Bom, 272, 274. Born, (h. v.) 24. Bom en Zittart (Reynolt v. Valkenburg h. v.) zie Valkenburg. Bose (Ude die) 57. Bosen (Herman die) 168, 282. Bourgondië (hertog v.) 196. „ (Philips v.) 195. Braband, 57. (hertogin v.) 21, 56, 57, 188. „ (Jan, hertog v.) 194. Braekel (Derich v.) 294. Brederode en Ghenep (h. v.) 24. „ „ „ (Reynalt, h. v.) 2i, 34. (h. v.) 251. Brincken (Vrederich v. den) 54. Broichusen (Agnesen, vr. v. Willem, h. v.) 28. „ (Johan v.) 84, 240. „ (Willem, h. v.) 27, 67, 75, 152, 214. Broichuys, goed op de Veluwe, 298. Bronchorst (Deric v.) 75, 96. „ (Deric, bastart, v.) 211. „ (Gisbert v.) 96, 206, 207, 211, 243. „ (Gisbert, h. v.) 52. (stad) 59, 125, 207. (Udo de) 13. „ (Vrederich v.) 206. „ (Willem, h. v.) 119,120, 123, 125, 206, 207. Bruechen (Gherijt v.) 228. Brueke (Johannes v. den) geh. Scriver, 150. Brummen (ger.) 323. Bruyninck (Henric) 266. Bryelaer (Trude Lautfertsd. v.) 168, 282. C. en K. Cailsteden, 268. Kalker (Reyner v.) 203. Calverpasch, 37. Calverweert, 170, 281. Camervorst, 299. Camp (goed te) 11. Campe (Cleine) 227. „ (Hoeghe) 228. Campedonck (jiof te) 25. Kampinx (Everd) 251. Campman (Lambert) 27. Campuna, 41. Cannenborg (huis) 53. Kanret (Peter v.) 76. Capelien (Johan v. der) 54, 294, 326, 330. CO- 57- Karei VI, kon. v. Frankrijk, 193, 195- Kassei (Plonis v.) 153. Cassenelbogen (Dyetart, greve v.) 287. Casteel (Johan) 18. Castre, 86. Katen (b.) 22. Kemenaden (Dirc. v. der) 61. „ (Steven v. der) 61. „ (Willem v. der) 42. Kempen, 139. „ (Teelman v.) 239. Kempinck (Gerlach) 15, 214. „ (Herman) 16. Keppel, 96. Cesar (Claes) 157. Kessel, 34, 269, 337. „ (Johan v.) 84, 224. Kesteren, 180, 185, 283, 290. Ketelbueterswaard (onder Lienden) 157- Ketelhoits (Aeden) 204. Keulen, 34, 41, 49, 53, 85, 96, 112, 1*3, 115, 153, 196, 214, 218, 221, 222, 223, 225, 233, 239, 240, 247, 250, 251, 277, 301, 306. „ (Frederik, aartsbisschop v.) 194, 275. „ (St. Cunibertus in) 54. Keulsche taal, 221, 223. Chotmate, 288. Kijekamp (Swaveke tot) 16. Clatzen (gebroeders) 224. (Johan) 112, 217, 219, 221, 222, 223. (Reynart) 112, 217, 219, 221, 222, 223. Cleve (graaf van) 27 z. Cloten (die) 227. Cock (Aetzart, Gijsbrechtsz) 316. ,, (Aleit die^ *ni. „ (Deric die) 301. » (Gerit die) 301. „ (Gijsbert de) 2, 37, 6o, 69, 301. » (Jan die) 301. ,, (Johan die) 137, 301. Kocksteden (Johan ther) 250. Koddehoven (Sweder v.) 113. Koddeken (Johannes) 33, 34, Kodinchaven (Sander v.) 25, lis. Koeck (Wolter) 19, 59. Colck (Willem then) 298. Collart (Peter) 50. Konter (Claes die) 147. Coriaco (heer van) 194. Corishem (kamp voor) 195. Cortenhoirn (Gerit, geh. Callhof) 288. (Gerit) 288. .. (Jan) 288. Corthaer (die) 229. Koude (Klaas die) 228. Cranenberg (huis v.) 285. Cranenborgh (Dideric v.) 16. Crickenbeek, 337. Crucenach, 239. Cruysmaete, 288. Culenborch, 244. » (Gheritv.)env.d.Leck, 238, 239, 244, 264, 330. » (Hubert v.) 39. Kukesghore (Johan Lubbertsz.) 205. Kulinch (g. te) 18. Cumhaer (Deric Jansz.) 20*. Cuyck (hd. v.) 3, 6, 195. „ (land v.) 1, 3, 6. Cuyck (Johan v.) 1, 3, 4, 5> 6, 56. l7l> 264, 281, 312. „ (Wenemer, h. v.) 1, 3, 4, 5. o, 194. D. Dairnich, Doorninck (Borne v.) 287. » » (Lizabeth v.) 287. •> » (Marie v.) 287. Dalem (Johan v.) 5. Dalenbroich, 272, 274. Dam, dijk bij Tiel, 167, 281. Dansic, 293. Delen (wiltvorstergoed) 287. Deventer (k.) 298. Dieront (greve) 229. Dijck (Menne ten) 250. Dijckstuk, 227. Dodenwerderkirke, 14, 20. Doesburg, 34, 38, 54, 66, 211. Doetinchem, 24, 149, 211. » (tienden bij) 61. Dolre (Willem v.) 286. Donnelt (Heinric) 204. „ (Meynolt) 204. Dordrecht, 34, 49, 188, 203. (munt te) 23, 41. Dorenweert (Robert v.) 96. Driel, 13, 34,39,48, 134, 135,278. „ (Alart v.) 164, 166. „ (Johans wijf v.) 148. T~\ / /1. \ ^ ^K. V.J 50. „ (kerk v.) 59. Drueten (Arnt v.) 262. (Heynric v.) 201, 213. (Willem v.) 40, 44, 96, 100, 113, IJ5( 138, 158, 166, 190, 192, 198, 201, 212, 244, 260, 262, 300. Duerstede, 126, 129, 138. „ (huis te) 138. Duffel (heer v.) 297. Duisburg, 36, 250. Duker (Steven) 144. Dunen (Arnoldus v.) 18. Duren (Herman v.) 296. Dussen (Arnt v. der) 229. Duven (ger. v.) 46. Duyffel, 34, 48, 154. E. Echtelt, 266. Ede, 172, 280. Eijle (Derick v.) 152, 201, 213. „ (Elbert Dericsz.) 29. „ (Elbert Evertsz.) 63, 67, 214, 224, 255, 256, 267. Elden (goed te) 116. Else (goed te) 288. Eist, 258. Eijlster kerspel, 146. Elten (tol te) 66. „ (Ludolf v.) 19, 59. Emmerik, 65, 168. „ (St. Mertens gasthuis te) 282. „ (St. Mertens Munsterhof te) 66. Enckenborgh, zie Ynkenberg. Endelsdorp (Emond v.) 167, 312. Engeland (tiende te) 42. „ (koning v.) 160, 162, 334. 335Enghuesen (Dirck v.) 54. Enspick, 176. Epe (ambt v.) 142. Erclens, 77, 84, 86, 337. Erler (hof en houtgericht v.) 278. Essen (Henric v.) 96, 287. Est (Henric v.) 2, 25, 69, 135, 136. Etemerbroick (tiende v.) 38. Eversteijn (huis v.) 293, 304, 333. Ewich (kerspel v.) 143. F. Florence (Bertholt Thomaesz. v.) 270, 295. 296. G. Galen (Bernt v.) 298, 320. Gamel, 135. Gangelt, 263. Gaterswich (Aernt v.) 278. Gebbinck (goed te) 18. Geenman, 184. Geesteren (k. v.) 3. Geladen Horst (tiende v.) 38. Gellinchem, 176. „ (Gijbken v.) 18. „ (Henric v.) 18. „ (Pholpart v.) 18. Gelre (ampt) 63, 152. „ (burcht) 64, 113. „ (drost v.) 19, ioo, 130, 252, 254- „ (gruit te) 267, 321. „ (sluiter v.) 29, 63, 67, 256, 267. „ (stad) 9, 173. 198, 239, 321. „ (wullenampt v.) 322. „ (Eduard, hertog v.) 45, 143, 145. 279. 30i- v „ (Reinalt, hertog v.) 119, 123, I25> 301. a. „ (Reynaldus dictus de) 157. Geldersche taal, 219, 223. Gendringen, 28S. Gertler (b.) 298. Gheer (die) 288. Ghemen (h. v.) 38, 105, 147, 164, 167. „ (Hendrik de) 37. (Henric, h. v.) 52, 96, 99, 108, 128, 138, 146, 150, 239. 244. 249(Herman v.) 75. Ghenen (Merten) 266. Ghenep, 21, 24, 34, 35Gherijtensoen (Hannart) 229. Ghisen (Wolter) 289. Goch, 25, 73, 121, 163, 174, 322. „ (ambt v.) 121, 174, 262, 299. „ (Herman v.) 53, 113, 115, 196, 214, 224, 225. „ (Johan Segersz. v.) 73, 201, 2I3- „ (Johannes Stouve v.) 214. „ (wullenampt v.) 322. Gorslo (ampt v.) 16. Gotberaitsmaete, 288. Godfridus (advocatus) 224. Gothen (Heinric) 203. Grave, 194, 264. Greensken, 166, 260. Greve (Dirc die) 226. Grevegayt, 153. Grevenmaetken, 285, 286. Grevenmayt, 14, 16. Grevenweerd, 170, 281, 325. Griende (Didric v. den) 108. Groenlo, 18, 58, 211. Groesbeke (Herberen v.) 30. (Johan v,)73, 201, 213. » (Otten v.) 75. » (Telman) 75. (Zeger v.) 45, 75, 96, I90« Groite (Heinken die) 279. Groten kamp (die) 258. Grueter _i* \ _ ----- gcu. uie; 205. Gruithuys (Agnes v. d.) 180, 181 (Arnt v. d.)54, 105, 106 108. i ;n 1*78 ir* ' Ó*Ö- ï• tenl in O. Betuwe 53- » (Willem v. d.) 281. T-T.,— /A • L > ' J '""en \ucnca v.) 24. Harve (Johan v.) 84. Hasbanie (?) (Amoldus) 333. Hattem (borch te) ui, 325. » (Johan v.) 130. Hautart (Derich v. der) 279. Have (Arnt ten) 205. » (Johan v. den) 262. » (Lambert v. den) 34. Heerde (g. te) 46. Heerderbroick, 46. Heerlaer (Jan v.) 227. Heiden (tiende op der) 38. Hekeren (Willem die Roede v.) 61. Helbergen (het leengoed) 204 Helle (Henric v.) 36b. 94 Hpmprt TiC rrW , nencmpnap TT ° ° / Herart (mr. Johan) 148. xxcricr ^oeret v.j 45. 's Hertno,pnhnc/-V» r -»A O iju, Herwaden (Rulof v.) 297. HerwarH#» r — —* / /. Herwen (Henrich v.) 54, 142, 180, I«? iat Herwerden (Hendrik v.) 99. Ifnl ^nf\ 4*1 . TT " */4. Herwijnen (huis) 156. Herwijnen (Brustijn v.) 293, 333. » (Deric v.) 156. (Ernst v.) 305. „ (Gijsbrecht v.) 203. (Johan v.) 59. Hesehuysen, 160, 270. Heteren (Johan v.) 14. Heterden (Ruelken v.) 262. Heympsen (Vlent) 152. Heyn (Lange) 148. Heynoerde (Ailbert Paedze v.) 252, 269. Heytbroich, 37. Hier (k. v.) 176. Hynneforderhelt (tiende in) 37. Hirnen (hd. v.) 166. „ (huis te) 57, 164. Hoegen (Otten den) 55, 62. Hoegeste, 61. Hoemen, 45, 74, 96, 198. (Arnd. v.) 18, 20, 38, 39. 40, 45. 5i. 137. 138, 195. 198, 214. 243, 293. 295. „ (Arnt v., de jonge) 75. (Deric v.) 147. (Gadert v.) 31, 38, 45, 53. 54. 96, 109, 141, 224, 328. „ (Heesken v.) 297. „ (Otten v.) 297. „ (Reynolt v.) 147. Hoemoet (Johan v.) 52, 69, 144, 145, 201, 213, 244. Hoen (Herman) 24. Hoenpel (Arnt v. Alpem, h. tot) 57. 144Hoensberg, 275. Hoentseler (Johan v.) geh. v. d. Velde, 23, 96, 100, 108, 113, 130, 138, 155. 158, 160, 163, 164, 167, 20J, 213, 235, 237, 238, 239, 243, 251, 265, 273, 295. 301, 304, 309, 312, 328, 330, 334, 335- Hoentseler (Karle v.) 152. Hoesderwaard, 320. Hoeve (Jan v. d.) 297. Hoghe (Hubert v.) 18. Hokelem (Derick v.) 27, 51. Holland, 311, 320, 333. „ (Aelbrecht, graaf v.) 23, 41, 292, 305. „ (hertogin v.) 21. (Katherine v.) 76, 86, 148, 168, 180, 231, 232, 314, 325- Holle (Rutger Allartsz) 148. Holt (hof en g.) 18, 270. Holte (g. ten) 24. Holthuysen (Ruloflf v.) 60. Hommen, 55, 57. Honepe (tol te) 298. Honychout, 189. Hoorn (Arnt v.) 27, 31, 118, 1,58. „ (Willem h. v.) 135, 136. , Horst (Albert Dayens v. d.) 251. „ (Luttike) 11. .. (ter) 205. „ (hof ter) 11. Huete (Luytze v. den) 19, 59. Huginck (Engelbert) 294. Hummersum, 34. I. J. Y. Jacob (een jood) 261. Yngen, 14, 20. Inghen (maatschap v.) 300. Yngenloe, 36. Ynkenberg (hof te) 16, 285. Joede (Arnt dien) 18. Johanne, hertogin v. Luxemburg, Brabant en Limburg, 263. Jordinxsoen (Jan) 298. Yperen, 157. Irgange, zie Spigel. Yselairde, 66. Ysendoorn, 8. „ (Herberen v.) 14, 20, 158. Ysendoom, (Johan, de smity^iöó. » (Willem v.) 8, 99, 128, J74> 175. 177. 201, 213, 240, 243, 244, 249. (Wolter v.) 18, 45, 52, 96, 108, 128, 138, 158, , *98, 239, 249. vssel, 209. Yssencamp, 288. Yttersum (Rulof v.) 52. L. Lake, 47. Larenbroick (tiende v.) 38. Lathum (huis en hd. te) 46. Lattommervelde, 47. Laureins erfgenamen, 228. Lautfert (Stephen) 168, 282. Lawich (Amt v. d.) 54, 96, 138. „ (Henric v. d.) 138. » (Rodolf de) 96. Leek (v. der) zie Culenborgh. Leen van Berg, 288. Leenen (geestelijke) 303. Leler (die) 298, 320. Lemmenweerd (weert bii) 102. Leule, 337. Leuwen, 262, 289. „ (Geertruid, vr. v. Herberen v.) 289. „ (Herberen v.) 144, 262, 289. Liefger (Nicolaas) 41, 48, 214, 233. Lienen (Arnt v.) 164, 166, 290. „ (Beerte, huisvr. v. Vredric v.) 146. .. (Vredric v.) 146. Lienden, 134, 135. » (Derich h. v.) 172, 267, 280. n (Steven v.) 55. Ligua (Henrico de) 189. Lynneke (stad) 297. Lyntloe (Derich v.) 141. Lype. 58. Lysenkirken (Costijn v.) 113, 115. Lijve (Heyne v.) 58. Lobit (tol te) 10, 20, 54, 55, 66, 72, 126, 127, 129, 226, 247, 250, 251, 279, 287, 294. Lochem, 167, 211. Lochhusen (Rixen v.) 167. Loe (tiende v.) 38. Loen (Johan v.) 275. Loer (Goesen) 156. Lombardije, 88, 95. Lotharingen (hertog v.) 194. Louwers (Henrik) 16, 284, 286. (Gertruyd d. v. Henrik) 284, 286. Loyenssoen (Gerit) 184. Lubek, 171. Ludinchusen, 200. Luik, 41. M. Maas (rivier) 56, 263. Maas en Waal, 9, 40, 44, 121, 137, 166, 190, 192. Malsen (Aleer v.) 18. „ (Herberen v.) 18. „ (Hubert v.) 18. (Johan v.) 59. „ (Otte v.) 18. Manen (b. v. Ede) 172, 266, 280. (veen v.) 172, 266, 280. Mannus de jood, 71. Margarethe (koningin v. Zweden en Noorwegen) 171. Mark (graaf v. der) 275. Maudric (Steesken v.) 213. Mechelen, 85. „ (Bertholt v.) 23. „ (Johan Thomaes v.) 23. Meelt, 239. Meer (hd. v.) 39. » (de) 55, 227, 298. Meerakker, 150. Meerbeempden (die) 229. Mekeren (Gadert v). J „ (Herman v.) 270. Mennijnck, in k. Hengelo, 51. Menselen (voogdij) 57, 144. Menssinch (dienstmansgoed) 146. „ (Johan) 146. Mentinch, in k. Hengelo, 278. Merm (Gelis v.) 258. Mersch (tiende op der) 37. Merten (Jan v.) 30, 159, 166, 229, 260, 320. Middelar (huis te) 243, 320. Middelwich (Ludeke v.) 266. Middelrehoefacker, 266, Millen, 263. Millinge (Eveir v.) 9. Mirfelt, 136. Moerbeemt (de) 228. Moerlants (Kerstiaen) 152. Moldich of Mook, 25, 163. (tol te) 27, 51, 146,320. Moll (Derick) Mompelier v. Overhagen (Johan) 96, 113, 116, 164, 214, 224, ^73. 312. Montefya (Antonijs de) 64, 88, 99. „ (Johan de) 24, 76, 87, 95. 107. „ (Obertine de) 60, 64, 76, 88, 95, 99, 107. „ (Symon de) 87. Montfort, 337. „ (Everart v.) 227. „ (Jacob v.) 201, 213, 214, 224, 252, 254. „ (Otter v.) 229. Mostert (Baldeken) 279. Mouds erfgenamen, 227. Muerse (Vredenic, graaf tot) 307. Munt te Dordrecht, 23, 41.1^^ Mijs Peterszoon, 214, 239. N. Nassouwe (Lodewich v.) 294. (Rijquijn v.) 294. Nassouwen (Henric, gr. v.) 296. Nederste weerd, 14, 20. Niewel (Hutken, erfgen. v.) 228. Noorwegen, 171. Nuweland, 144. Nyenbroick, 142. Nyenhaven (Henric ten) 250. Nverkerken (gruit te) 173, 321. Nyersen (land v. der) 213. Nyerstad, te Zutphen, 16. Nyestad, 84, 86, 337. Nijmegen, 21, 24, 28, 38, 40, 42, 50, 51. 58, 7'. 72, 107, 121, 125, 126, 133, 137, 152, 163, 166, 189, 250, 260, 261, 265, 309. 318, 335- Nymegen (ambtm. v.) 122. (burch te) 113, 123, 202, 216. (burggr. v.) 31, 32, 119, 120, 123, 124. (gruit te) 138, 142, 318. (rijk v.) 121, 123. „ (Janskerk te) 131. (tol te) 25, 27, 28, 36, 50, 51, 66, 72, 119, 120, I2i, 126, 146. Nijmegensche straat, 258. Nyrgenna (in a. Goch) 262. Nyvenhem (pastoor v.) 105. O. OdolfF (Peter) 54, 239. Oem (Nicolaas) 261. Oer (Heydenric v.) 175, 198, 201, Oerle (in k. Gendringen) 288. Oessel (in k. Doetinchem) 149. Oey (Reynalt, h. v.) 96. Oitgenbach (Agnesen v.) 138, 213. Oliviershofstede, 288. Ongel (Jan v. d.) 298. Ontseler (Derick) 287. Opwoude (Aelheit ter) 205. „ (Henric ter) 205, 269. Osse (Theodorus v.) 96. Ossenbroich (Luvsen v.) 84. Oudecop (Bere van) 251. Overenck (Henrich v.) 51. Overkamp (Heinrich te) 285. Overrijn (Wolter v.) 177, 178, 289. Oye, 58. Oye (Johan v.) 102. » (Walram v.) 224. Oyensche strate, 55. P. Paep (Dirc de) 227. Paeuwen (Roelof) 228. Pailke (Gerit) 11, 54. Pannard (Heyn) 178, 283. Parweys (HeinriA v.) 297, 313. reerbome ^Steven) 205. Pellant (Garcelis v.) 105. Persunghen (hd. v.) 189. i) (kapel v.) i8q. Pieck (Henric) 148. Pillinch (in k. Lochem) 167. Poderoyen (huis) 45. Poppart (Henric) 38. Pouwels (Everaerts en Willem) 229 Praestinck (goed) 288. Pruissen, 301, 303. Pueflich (Arnt v.) 262. ,, (Gerit v.) 266. Pul (Jannes v.) 227. Putken (Wolter) 47. Putt (Jan v.) 18. Putten (Herberen v.) 266. » (Peregrinus v.) 96. Puttenstein, 266. R. Rade (Nicolas de) 24. » (Werner v.) 239. Raebedenmaete, 288. Ramsdonck (Johan v.) 147. Randenrade (huis) 297, 301. Ravestein, 35, 56, 272, 274. » (tol te) 279. Reden (k.) 46, 135. Redenremarck. 46. Redermersch, 46, 287. | Redinchaven (Sander v.) 137, sRedinchem (Sander v.) 40. Rees (Reinold v.) 18, 159, 269. Rees (Willem v.) 159, » (Ulande, zijne vrouw) 159, 269. Rekelinchuesen, 200. Renen, 18. „ (Willem v.) 164. Renwiick CRnt<™»r v \ J > -—O *•/ O^s- Ressen (ambtm. tot) 147. n (hd. tot) 59. Rydacker tiende, 173, 281. Ridders poilken, 258. Rielairken (dat) 258. Riet (tiende onder) 37. Rijn (rivier) 55, 157, 320. „ (Henrich v. den) 134. Rynoye, 176, 177, 179. Ripelbant (Willem) 112, 218, 219, 221, 222, 223; Rijsen (Deric v.) 147. Rysenwich (Lambert v.) 265. Roeden (Johan den) 46. Roembergh (Werner) 175. Roemde, 176. Roermond, 9, 11, 20, 21, 24, 30, 51. 60, 64, 68, 76, 79, 88, 99, 107, 136, 151, 224, 257, 258, 261, 265, 309. » (dingbank te) 100. (cntit -yet " \o vvv *0*" Roever (Johan) 205. „ (Willem) 180, 283. Rome. 10*. 1 n8 155 T, ' y~' oj— Rosendaal, 25, 178, 226, 258, 283. Rossem (ger. v.) 154. Rostmont ^T.llhhpL-ffnl -.Ar Rostock, 171. Rotpstpin t">\ /WnllAr U \ ~ - J y .. vnv.1 41. Rottinx (Gielen, dochter v. Herman) 1/17. Rudinghe (die) 37. Ruerloe (troeHÏ hn Ruland, 312. Runtvoertslag, 252, 269. Ruter ("Erhf^rt Ruwe (Herbort) 113. Ru ... (Herbort) 224. Ruwenvene, 46. s. z. Zaermaet, 37. Zallant, 52. Zaltbommel, 46, 60, 66, 175, 177, 179, 261, 287, 289, 320. „ (tol te) 28, 66, 70, 183, 250, 298. Sanbeich (k. v.) 3. Zande (Evert v. d.) 251. „ (Gherit v. d.) 167. Zandwich, 155, 167, 180, 185, 281, 283, 290. „ (tiende te) 9. „ (Rutger v.) 228. Schonevorst (Reijnolt h. v.) 57. Schuerken, 289. Seerres (Willem) 229. Zegeliskamp, 265. Zellar (Johan Kodkens de) 36, 48, 51, 154, 269. Sendeken, 148. Sessenyngen (in k. Eist) 146. Zesslinck (....) 13. Zetdam, 37. Zevendern (Clais v. d.) 260. Zevenher of Zevenar (Gerardt Paliken v.) 11, 54. Synderen, 11. „ (Deric v.) 11, 284, 297. „ (Fije, zijne vr.) 11. „ (Theodoric v.) 96. Sittart, 20, 272, 274. Slagen (die) 228. Slagervonder, 209. Slangenails (Arnt) 279, 287. Snaetsertswert (t. v.) 294. Zoelen, 180, 185, 265, 283, 290. „ (huis te) 9. „ (Johan, de smid v.) 266. Speden (Jan) 173, 268, 321. Spigel, geh. Irgange (Mathys v.) 113, 239. Splinter (Gerit) 133. Staepelrieras (Agnese) 251. Stapelhorst, 37. Stappart (Gadert v.) 332. Steenbergen (Aleit v.) 53. (Gerrit v.) 19, 59, 75, 96, 143. „ (Henric v.) 7, 8, 9, 10, 14, 15, 17, 20,75, 84, 103, 104,116,128, 147» 157. I76- »8'. 182, 201, 202, 214, 225. "277. 315- (Willem v.) 58, 75, 96, 214. Steenre, geh. uyt den Weerde (Evert v.) 96. (k. v.) 16, 167. Stege (Wilhelmus Wilhelmi v. d.) 300. Stessen (Hilger Quartermarck v. der) '13. "5„ (Quartermark v. der) 36. Steynard (weerd) 148. Steyselaer (die) 228. Stockemerbroick (tiende v.) 37. Stonnen (Henric Janss.) 156. Stout (Derich) 183, 184. „ (Johan) 183, 184. „ (Johan Corfss en Johan Gunselenss) 184. Stramprade (Engel v.) 289. (Gadert v.) 22, 23, 41, 43, 47. 48, 136, 149. 169, 170, 172, 178, 181, 224, 235, 237, 251, 267, 280, 281, 285, 287, 291, 293, 295. 312, 314, 316, 320, 322, 326, 328, 330, 332. „ (Schakart v.) 42. Stralen (ambt v.) 63, 239. „ (Jan v., geh. Nyenkirke) 156. „ (Thomas de) dict. de Al- pem, 252. „ (Willem v.) 9, 144, 145, 198. Straten (Henric v. d.) 75, 84, 113, 128, 163, 214, 224, 244. » (Johan v. d. Henricss) 163, 201, 213. Strymoye tot Zoelen, 266. Zuchtelen (Herman v.) 156. „ (Matthys v.) 156, 247. Zuderenghe, 266. Zulichem, 39, 173, 281. Zusteren, 272, 274. Zutphen, 9, 13, i5) 16, 21, 24, 51» 55. 66, 75, 84, 107, 116, 211, 214, 284, 286, 298. 312. » (godshuis te) 62. „ (hof te) 16. (land v.) 15, 58, 178, 2°7> 283, 324, 330. „ (tol te) 298. Zwalmen, 41, 214. Zwanekonc of Zwavekonc (Lam- bert) 312. Zweden, 171. T. Taedsen (Johan) 251. Tellinchuysen (Wyndele v.) 58. Tengnagel (.. v.) 35. Tiel, 66, 13!, 155, 167, 180, 185, 229, 250, 260, 281, 283, 287, 290, 316, 330. „ (Duitsche huis te) 130. „ (ger. v.) 158, 166. „ (slot en burch te) 230. „ (tol te) 230. Tielerwaard, 60, 175, 176, 177, i/9. 289. Tielmanss (Jan) 229. Thiel (Jorden v.) 260. Thomas (Johan en Peter) 251. Toscane, 88. Tragelen zie Lobit. Tromollie (Guido de la) 194. Troyen (Johan v.) in. 224. Tuijl, 67. U. X. Ubbergen (Gertrude v.) 283. „ (Jan v.) 283. Ude (Hermansz.) 266. Upholt zie Holt. Utrecht, 37, 131, 166, 168, 172, 187, 251, 260, 266, 280, 283. (bisschop v.) 36, 52, 118. „ (Domproostdij te) 2, 69, 70, 301. „ (Oudmunster te) 7—10, J4> 15- 17. 20, 103, 104, 116, 128, 147, 169,181, 183, 184, 239, 243,244, 248, 257, 264, 267, 27 309- „ (St. Paulus te) 134, 135. Xanten, 116, 288. V. Valkenburg, (Reynolt v.) 20, 238, 271. 273. (Rutger v.) 16, 285. „ (Walraven v.) 274. Vameren (die) 228. Vandric (huis tot) 213. Varenvelde, 141. Vehuse (Johan v. den) 19, 59. v ciuc, zie uonyncK. » zie Hoentseler. Velike (Steven die) 16, 285. Veluwe, 46, 105, 106, 109, 142, 149. 169, 170, 172,181, 182,224, 232, 233, 266, 280, 281, 315,324. Veluwezoom, 106, 322, 325. Venle (Heinrich v.) 27, 51, 146. Venlo, 84, 86. Vianen, 292, 305, 310, 319. (Gisbert v.) 244, 305, 330. „ (Henrich v.) 305. „ (Sweder v.) 251. Vieracker, 16, 285, 286. Vigen (Johan) 23, 50, 72, 126, 214, 244. Villar, 269. Vyncken (Arnt) 188. Vynclutam, 261. Vyntwickerbroich (t. v.) 38. Vythaven, 260. Vitinchaven (Henric de) 27. Vlaanderen, 157, 185. Vleck van Beke (Johan) 84. Vleken (die) 227. Vlenbroick (Baten de) 287. Vlierinxbeke (k. v.) 3. Vlodorp (Godfried v.) 96. Vlunen, bosch bij Gelre, 102, 254. Voegels (Jacob) 91. Voerhorst (Bernt) 205. Voerst (k. v.) 11, 37. (Sweder v.) 54. (Wolter v.) 96, 178, 283. Volden (Johan de) 34, 36, 49. „ (Theodorus de) 34, 49. Volinc (Goedeken) 229. Vorsler (Gerit v.) 3, 4. Vorstbrueck, 5. Voss (Egen) 184. Vossem, zie Oitgenbach. „ (Heinrich Rombliain v.) '9. 36, 45. 138, 198,213. (Sander v.) 84, 96. „ (Willem de) 252. Vossen (eiland in de Waal) 8. Vossoen (Johan Loy) 184. Vrankrijk (koning v.) 198, 242, 332. Vridagen kempken, 252, 269. Vriehove, 260. Vucht, 263. Vurhusen, 37. w. Waal (rivier) 8. „ (tol op de) 28, 50. „ (waard in de) 30. Waardenburg of Hier, 177. Wachtendonck (Arnt h. v.) 155. Waden (Vullinch v. d.) 147. Waedacker, 226. Waele (Johanne v. d.) 173, 281, Wageningen, 170, 172, 266, 280. 281, 286, 325. » (veen v.) 172, 266, 280. Wageningerbroek, 181. Walbeek, 338. Walrave (Friderich) 277. Wambeke (Gerardus v.) 224. „ (Rijxken v.) 19, sq. Wamel (k. v.) 40, 137, 158 „ (veer te) 8, 30. Wapsem (b. v.) 324. „ (hof te) 324. Wautenoirde, 46. Weelmans goed, 37. Weerde (Evert uijten) 52, 96. Weertredermark, 46. Weet, g. bij Rhenen, 18. Wel (Jorden v.) 227. Wele (k. v.) 18, 270. Well, 187, 227. Welle (goed de) 11, 287. Werdenberg (Gherit, h. v.), 23, 52, 239- „ (Giesbert die Koek v.) 60. Wermerdinck, g. te Steenre, 167. Wernleyn (Arnold), 252. Werve (Johan v. d.) 19, 59. Wese, 25, 163. Wesel (stad) 24, 199, 202. Wesenthorst (slot ter) 288. Wesselinck (Henric) 19. Wessem (Johan v.) 108. Westerhout, 9. Westerwert, 46, 144. Westramb (hofstad te) 138. Wevelinchoven (Floris v.) 36, 52. Weynenss (Everart) 148. Wychgen (maalschap v.) 320. Wichtmonden (tienden te) 16. Wyck (Margrieten v.) 231, 233. Wicrayde (hd. v.) 84, 115, 240. (Henric v.) 84, 113, 214, 224, 273. Wije (Herman v.) 185, 292, 330. „ (Walraven v.) 11, 53, 96. Wyemberger Ysele (t. v.) 38. Wyher (Gielis v. den) 275, 279. Wike (veerstal tot) 158. Willecamp, 37. Willekenssoen (Herman) 251. Wylom, 46. Wilp (k. v.) 11. Wilpe (Evert v.) 96. Wynckel Horstingh (Johan) 269. Wyndelinck, 209. Wynsberg, bij Kessel, 34. Winterswijk, 22. Wynwickerbroich, 37. Wirt, 136. „ (Arnt Johansz. v.) 42. Wisch (Derich, h. v.) 56, 128, 135, 201, 213, 240, 249. Wisch (Henric, h. v.) 24, 52, 54, 99, 100. 211. Wisch (Jutte vr. v. Deric v.) 149. Wismaria, 171. Wissem (Gerard v.) 300. , (Johan v.) n, 20. Wolde tiende (de) 61. Wolfs (Hughe) 157. Wolterssoen (Egen) 184. Wordragen, 288. Worms (Johel v.) 151. Wortrederbrynck, 46. Wosich (Deric v.) 320. „ (Heinrich v.) 24, 96. „ (Johan v.) 24, 189, 270. „ (Willem v.) 320. Woudrichem, 311.