is ingespoten, alleen vrouwenmelk; koe-lactoserum echter niet alleen koe- doch ook geitenmelk, hetgeen wijst op nauwe verwantschap van de eiwitstoffen dezer twee melk- oUVrlctl ). In de melk zijn met zekerheid fermenten aangetoond 3) Al deze fermenten worden door koken onwerkzaam, behalve het fibrine- en het salolsplitsend ferment. t Wijkt, dat er in hoofdzaak twee groepen melksoorten bestaan : diastasenhoudende melk (vrouw en hond) en oxydasenhoudende melk (koe, geit) en daartusschen in staat de ezelinne melk, die dan ook van oudsher een der beste surrogaten was voor vrouwenmelk. Het bleek, dat de aanwezigheid dier fermenten voor een groot deel afhangt van de wijze van voeding der zoogster. «Het feit, dat een met het voedsel ingebracht ferment na korten tijd in de melk van het dier verschijnt en wel onontleed en niet aangetast in zijne vitaliteit, bewijst, dat het als zoodanig door de melkklier uit het bloed wordt uitgescheiden, welke klier dus hier de rol van excretie-orgaan speelt" "). Niet alleen dit, de borstklier heeft ook een elektieve werkzaamheid. *) T. a. p. blz. 4. Jonkers'weerf611"6 ^ de meer uit™*e van "• Het amy'°lytisch ferment, ook wel Jiastase of amylase genoemd Dit IS een uit amylum suikervormend ferment. Het is constant en zeer werkzaam aanwezig in vrouwen- en hondenmelk, het ontbreekt constant m koe- en geitenmelk, in ezelinnemelk is 't meestal zwak werkzaam aanwezig b. 1 roteolytische fermenten, tryfsine en pefsine, d. z. eiwit ontledende fermenten, welke constant in de melk van vrouw, ezelin, koe, geit, hond voorkomen' c. Loaguleerende fermenten. d. Lypoli/isrhe fermenten, lifasc komt voor in alle melksoorten. 't sterkst werkzaam in vrouwenmelk. c. Salolsplitsend ferment. OxydeerenJe fermenten, oxydasen komen in zeer werk,amen toestand voor in koe- en geitenmelk, terwijl ze in vrouwenmelk ontbreken. Ook komt er nog een glycolytisch, een melkzuurvormend ferment voor V l a. p. blz 8. geloof ik niet geheel buiten den invloed gebleven van t werk der chemici. Nu moge het laboratorium ons vele vragen oplossen, voor den klinicus spreke het nooit het laatste of beslissende woord. \\ ie eenvoudig de vraag krijgt op te lossen: onderzoek de moedermelk en maak een surrogaat daaraan gelijk zal gevaar loopen, wanneer hij zijn werk niet, door 't resultaat van het kunstprodukt te zien, kan kritiseeren, eenzijdig en overmoedig te worden. Waar schuilt nu het gevaar? He \ elc analyses van vrouwenmelk, die ons nu reeds ten dienste staan, bewijzen ons, dat er van eene onverandet lijke samenstelling van vrouwenmelk geen sprake kan zijn" '). Ja zelfs bleek het aan Mendes de Leon dat t zog aan t begin, m 't midden en aan 't eind van één zuigacte niet gelijk aan elkaar is. M. a. w.: voor een oneindig wisselende, levende vloeistof, meer dan half niet gekend, geven de chemici ons een dood gemiddelde, berekend uit ongekende factoren. Wanneer we een boekje als dat van Ten Siethofif doorbladeren, worden we overstelpt door tallooze analyses; bergen van geleerdheid verheffen zich voor ons; mannen van goeden naam vertellen ons, dat ze het surrogaat gevonden hebben — eenige waarnemingen, gewoonlijk onder buitengewone omstandigheden en in te kleinen getale om waarde te hebben, worden toegevoegd en zie — er is een zeer suggestief stuk geleerdheid geboren. Nuchtere cijfers van sterftestatistieken moeten ons wakker schudden. Kunstmatige voeding is en blijft probeeren en niets anders, t Is vivisectie in optima forma. 1 erloops mag ik even aanvoeren 't minne-vraagstuk. Zonder aarzelen geef ik toe, dat bij ontbreken van vol- 1) Geneeskundige bladen, 6e reeks. V en VI: De ïoeding van het kind in het eerste levensjaar, E. S. A. Ten SietholT. doende moederlijke voeding, een gezonde min liet beste middel is — als medicus gesproken; moraliter mijns inziens het slechtste. De min moet meestal haar eigen kind het hem van nature toekomende voedsel onthouden. In welken toestand komt dat kind? Veelal zal dit alle goede zorg gaan missen. Vaak buitenechtelijk geboren, moet het uitbesteed — ja bij wie? 't Moet zich dan maar tevreden stellen met de voeding, die voor 't andere kind niet deugde. Als ooit het «kapitalisme hardvochtig optreedt, dan is t in zulk een geval. We kunnen niet genoeg er op aan dingen, dat iedre moeder haar uiterste krachten inspanne om baar eigen kinders te voeden. Volkomen oneens ben ik 't met Jonkers waar hij zegt, dat >. . .wanneer er slechts eene erfelijke voorbeschiktheid voor tering bestaat, het zelfzoogen absoluut te \ erwerpen is" '). Waarom toch? Waar is gevaar voor de moeder - waai voor 't kind? En nu wil ik weer den draad opnemen. In meer of minder afwijkende bewoordingen levert Jonkers hetzelfde betoog, wat ik boven reeds gaf. Alleen wil ik van hem nog overnemen een lijstje van giftige stoffen, welke volgens Sonnenberger in koemelk kunnen voorkomen en ook vaak gevonden worden: 1. Glycoiden, bijv. solanine uit aardappelenslemp. 2. Plantaardige alcaloiden uit t onkruid der weiden. 3. Plantaardige toxalbumine, bijv. uit ricinuskoeken. 4. Fermenten en enzymen uit onkruid. 5. Vluchtige en aetherische oliën en extractiefstoffen minder giftig dan onaangenaam, bijv. uit raapkoeken. 6. Twee basische zuren zooals oxaalzuur. 7. Asparagine en betaine, 't laatste uit bietenpulp 2). 1) T. a. p. blz. 14 T a. p. blz. 18. Kan nu de statistiek verder licht verspreiden over de gevolgen der slechte voeding? «Des zomers bereikt de sterfte aan ziekten der spijsverteringswerktuigen haar toppunt. Door Virchow en Finkelnburg is voor Berlijn aangetoond, dat in de eerste week van Juli het sterftecijfer plotseling ééns zoo groot wordt, om dan langzaam dalend in de' derde week van September weer tot de norm terug te keeren; en vervolgens, dat deze vermeerderde sterfte uitsluitend op rekening komt van de kinderen beneden het jaar oud. Het toedienen van onder den invloed der hooge zomertemperatuur op het punt van bederven staand of reeds bedorven voedsel moet als de hoofdoorzaak dier groote kindersterfte worden beschouwd, aangezien de overgroote meerderheid der overledenen kunstmatig gevoede kinderen betreft. Voor Berlijn geeft Biedert aan, dat bij kunstmatig gevoede kinderen de sterfte aan maagdarmziekten in de zomermaanden 21-maal, in de overige maanden I i-maal zoo groot is als bij borstkinderen. In Praag, waar nagenoeg alle kinderen aan de borst gevoed worden, bestaat die kolossale zomersterfte dan ook niet. In Noorwegen, waar zulks ook het geval is, is de kindersterfte gedurende de zomermaanden eveneens weinig grooter dan in de overige maanden. Uit een nader onderzoek omtrent de zomersterfte aldaar in de jaren 1894 97 is gebleken, dat dezelve op het platteland noch bij de wettige, noch bij de onwettige kinderen het gemiddelde overschrijdt. Ook in de steden is gedurende de zomermaanden de kindersterfte slechts weinig toegenomen, doch alleen bij de wettige kinderen. Bij de onwettige daarentegen (en dat zijn in hoofdzaak de kinderen, die daar kunstmatig gevoed worden) wordt in de maand Juli het sterftecijfer in het i* levensjaar plotseling meer dan verdubbeld, om in Augustus en September weder af te nemen en in October ongeveer weder normaal te worden". . . .'). Ook in ons land nemen we gedurende den zomer ecne sterke toename waar van de sterfte aan maagdarmziektcn; zij is het grootst in Augustus om dan weder nagenoeg even snel af te nemen. I en bewijze hiervan geef ik hier- •) T. a. p. blz. 3S. onder een overzicht van de sterfte aan acute ziekten der spijsverteringswerktuigen over de jaren 1875—99. Daar ik niet beschik over de gegevens voor het samenstellen eener statistiek betreffende de sterfte aan die ziekten bij kinderen alleen, heb ik mij moeten behelpen met de totale sterfte aan genoemde ziekten Aangezien echter sterftegevallen bij deze ziekten in hoofdzaak bij jonge kinderen en wel voornamelijk bij zuigelingen voorkomen, zoo lijdt daardoor de betrouwbaarheid der opgaven zeer weinig: AANTAL OVERLEDENEN AAN ACUTE ZIEKTEN DER SPIJSVERTERINGSWERKTUIGEN. Maand. j 1875—79 J 1880 84 1885—89 1890—94 1895—99 Januari 1659 1883 2124 2316 2066 'Februari 1577 1848 1850 2090 1994 Maart 1734 1902 2049 2257 23'° April j 1655 1866 2006 | 2371 2203 Mei ! 1759 2167 2202 2600 2421 luni : 2134 2310 2887 I 2939 3171 Juli j 2801 3499 3817 3841 4829 Augustus 1 3353 3916 3823 4427 7224 September | 2593 ! 3173 ! 3512 3725 6520 October 1912 2242 2517 I 2887 3723 November 1577 1802 2000 2135 2371 December 1640 1672 1974 2058 2132 In hoofdzaak komen de tabellen voor de provincies gegeven met die van het rijk overeen, kortheidshalve meende ik deze dus achterwege te kunnen laten. »Ter illustreering van den invloed, dien de maagdarmziekten op de kindersterfte hebben, heb ik hieronder graphisch voorgesteld de sterfte in Nederland beneden het jaar in de verschillende maanden des jaars, en tevens diezelfde sterfte onder aftrek van de aan acute ziekten der spijsverteringsorganen overledenen; beide berekend over de jaren 1895—99 en per 100,000 inwoners '): l) T. a. p. blz. 41. • • - : Overledenen beneden den leeftijd van I jaar. • • — Idem, onder afirek van de aan ac. ziekten der spijsverterings¬ organen overledenen. Om de tegenwerping te ontgaan, dat de hooge temperatuur op zichzelf een oorzaak der stijgende kindersterfte zou zijn, geeft Jonkers met een tabel het bewijs, dat de temperatuurcurve en sterfte volstrekt niet samenvallen. Zooals te voren wel te verwachten was, is de meerdere of mindere welvaart der ouders niet zonder invloed op de kindersterfte. Dit bleek uit talrijke onderzoeken o. a. van Ballot te Rotterdam, van Bouchardat te Parijs, van Casper te Herlijn, van Xcefe te Breslau en is ook duidelijk te zien uit het volgende tabelletje '): IN AMSTERDAM WAREN IN 1872 VAN IOOO OVERLEDENEN (MET INBEGRIP DER LEVENLOOS AANGEGEVENEN)ï Levenloos Beneden i 4 jaar aangegeven, i jaar oud. j oud. I. In de arme buutten 67 | 3°5 ! 223 II. In gemengde buurten met meer | I armen dat» gegoeden 66 2 4 1 0 III. In gemengde buurten met meer ij gegoeden dan armen 64 2«5* '3 IV. In gegoede buurten . 51 202 '55 De schrijver laat niet na nog meerdere tabellen aan te voeren voor andere plaatsen, die alle hetzelfde aanwijzen. Iets verder geeft hij de volgende cijfers "): Engel berekent, dat familiën met een inkomen van 900 mark 71.5 pCt., van 1500 M. 68.9 pCt. en van 6000 M. 5^-7 aan voe" ding ten koste leggen. Sprekender nog worden mijns inziens deze cijfers, wanneer we nu eens niet de relatieve waarden, aan voeding besteed, maar de werkelijke berekenen. Deze worden: voor families met een inkomen van 900 m. 642-5 M. van 1500 m. 1033.5 M. van 6000 m. 3522.— M. Nemen we hierbij nu nog in aanmerking, dat de armere families meestal 't rijkst zijn aan kinderzegen '): * . dan wordt het ons duidelijk, dat bij de lagere volksklassen de voeding tot het strikt noodzakelijke beperkt is, zoodat elke ongunstige verandering in hare levensomstandigheden een grooter ondergang ten gevolge zal hebben en wel voornamelijk van dat gedeele der familie, waarvan het weerstandsvermogen het geringst is, n.1. der zuigelingen." 1) T. a. p. blz. 45. 2) T. a. p. blz. 46. 3) T. a. p. blz. 47. 652 .fefATMUBK GODSDIENSTIG GESCHIED ÉgEN LETTERKUNDIG 4e m -MAANDSCHRIFT SI IIpI? r 'V|^: * * ONDER BESTUUR VAN ^ I M- W. VAN DER AA* A.J. BROUWER fïÊjM ËDR G. BROM * A. M. C. VAN i§$|öl COOTH * DR. J. V. DE GROOT ife&jjl DR. A. H L. HENSEN * J. M. L. KEULLER * M. J. A. LANS * ife^Éj rfv Multum facit qui rem bene facit. bene facit qui comm unit ati magis quam suae voluntati servit (Ontt Wachter) vlndicamus hereditatem patrum nostrorum i mach. xv : 34 Katholiek) OVERDRUK VAN DEN SCHRIJVER J. W. van Leeuwen LEIDEN (Hoogewoerd 89) Wed. J.R.van Rossum Utrecht (Overgedrukt uit De Katholiek Dl. CXXVI, blz. 6 35^ KINDERSTERFTE, NEOMALTHUSIANISME, IIUWELIJK. Zonder schroom, zelfs zonder verontschuldiging, durf ik 't wagen een bijna uitsluitend medisch onderwerp voor de kolommen van dit tijdschrift aan te bieden, immers 't is bekend genoeg, men ziet het aan den opgang der moderne literatuur, dat pathologische gevallen, zelfs als zij door volkomen ondeskundigen behandeld worden, tegenwoordig zeer in den smaak vallen. Of echter de inhoud geheel aan den titel beantwoordt, durf ik niet uit te maken. De hoofdzaak van mijn arbeid is een overzicht te geven van een boekje door collega Jonkers geschreven 1 Beschouwingen over de oorzaken der giootc kindersterfte'). Nu vreesde ik, dat velen zouden deelen mijn huiverigheid voor statistieken — en ik was zoo vrij den titel wat smakelijk te maken. Ik hoop van harte, dat het anderen zal gaan als mij; naarmate ik mij meer in de dorre cijfers verdiepte, werden ze welsprekender en boeiden mij meer en meer. Moge de statistiek ook al niet alles doen kennen en ons — wc zullen 't ook hier zien — niet volledig over allerlei bijomstandigheden kunnen inlichten, het valt toch niet weg te cijferen, dat ze ons vaak zekerheid geeft, waar wc te voren slechts vermoedens hadden, dat ze ons vaak van onze dwalingen geneest. 1) Volledige titel: Beschouwingen over de oorzaken der grooti Kindersterfte 'meer speciaal in het ie levensjaar) en de middelen die tot verbetering daarvan innen leiden. Met statistische overzichten van de Huwelijken, de Geboorten en Sterfte in Nederland van 1840 tot iqoo, van E. J. Jonkers, arts te Groningen, kroningen, P. Xoordhoff. 1903. t Is mijn bedoeling niet den schrijver voetstap voor voetstap te volgen; ik zou ieder willen raden dit rijk gedocumenteerde boekje zelf ter hand te nemen. Ik wil^slechts zijn gedachtengang volgen, hier grepen doen, elders kritiek uitoefenen en de conclusies wat uitvoeriger behandelen. Onder al de tabellen, welke hij schenkt, trof mij geen zoozeer als die, welke voorkomt op blz. 76: Op 1000 levendgeborenen Op 1000 inwoners stierven I ijJvak. stierven gemiddeld gemiddeld per jaar zonder de per jaar „1 't le levensjaar. levenloop aangegevencn. 45—49 ! 190 } ,84° 49 181 2^69 f i84° 49 26.43 55-59 j 206 } i85°-59 195 | 22fb°} 1850-59 25.59 60—64 1 191 1 Z. . 65—69 203 } l86°—69 '97 ; 25^30} 1860 °9 25.04 75-79 197 1 i87°—79 202 | ^} ,870-79 24.56 85—89 174 } 1880 89 .82 | 201°} ,88o—89 21.39 5=8 .60 | «go-,, I8.74 Op de volgende bladzijde zegt de schrijver: »Op het eerste gezicht zien deze tabellen er noeal bemoedigend uit Inderdaad is de algemeene sterfte dan ook beduidend afgenomen. Ook met de kindersterfte is zulks het geval, ofschoon in veel geringere mate. Een eenvoudige berekening uit die tabellen (26.43 : 18.74 = 181 : xï immers leert ons, dat indien de afname dier sterfte in het eerste levensjaar gelijken tred had gehouden met de afname der algemeene sterfte, de eerste over de jaren 1890/99 gemiddeld zou moeten bedragen ruim 128 per duizend levendgeborenen per jaar. In werkelijkheid bedraagt zij bijna 160 /00 waaruit dus blijkt') dat in de laatste 60 jaren der vorige eeuw de sterfte in het ie levensjaar met eens tn die mate is afgenomen als de alge- 1) Waar in citaten cursief gedrukt is. is dit. zonder nadere vermelding, door den oorspronkel ijken schrijver gedaan. meene sterfte. Ja in een paar provinciën van ons vaderland, met name Noord-Brabant en Limburg, is zij, zooals wij later zullen zien, in datzelfde tijdsverloop zelfs aanmerkelijk toegenomen, resp. van 161 tot 200 0o en van pi. m. 14S tot 172 °l00, niettegenstaande de algemeene sterfte daar ook geringer geworden ts, resp. van 21.4.5 (1840/49) tot 20.20 700 (1895/99) en va" 22-3^ (lS4° 49) tot 18.38 0 00 (1895 99)". Wie nu door deze cijfers nog niet getroffen is, zal toch een pijnlijke gewaarwording ondervinden, wanneer hij kennis maakt niet de volgende tabel (blz. 79): op 1000 levendgeborenen stierven gemiddeld per jaar in het ie levensjaar —j—:—:—|—j j | u 1840 1S50' 1855 1860 1S65 1870 1S75 1880I1885 1890! 1895 j?£ 49 54 59 64 69 I 74 79 | 84 j 89 94 ! 99 > = Friesland 114.(1115 149.140,138 '4° >4° j*5i "9 1,0 9S 1 Drente H5.3i'«7 120 116 131 125 123 123 (114 "4 "3 2 Groningen .21 121 146 133 «4» '>4» '5° '32 ,120 122 116 3 Overiisel 128 >127 146 134 «5° «47 '45 «4» i«40 «3» '3' 4 Gelderland 127 ,120 142 ,138 153 154 '5° «47 >4b 'A? j 7 Utrecht. 200 214 228 225 241 ,256 233 225 202 187 168 , 8 Zuid-Holland .... 254 257 278 261 271^284 25S 240 211 191 168 y Zeeland 260 262 291 239 255 245 222 207 180 178 169 | 10 I.iml.urg 14S '34 152 14S ><" lf'2 157 «59 '58 '69 1172 II Noord-Brabant... 161 163 191 1S2 194 205 jjoö 215 ;2o5 207 '200 12 en daarna op blz. 81 het volgende leest: »Wanneer we nu voor een oogenblik aannemen, dat in Friesland, waar de kindersterfte thans het geringst is, een ideaal toestand bestaat, met andere woorden, dat daar geen enkele zuigeling meer sterft, die door betere •oeding, verzorging, verpleging, enz. in het leven had men worden behouden, dan sterven er in het ie nsjaar -irovincie Drente gemiddeld per jaar nog 15 » Groningen » » » » 18 » Overijsel » » » > 33 , » » Gelderland » » » » 45 » » » Noord-Holland » » » » 46 in de provincie Utrecht gemiddeld per jaar nog 70 » Zuid-Holland » » » > 70 » » » Zeeland » » » » 71 » Limburg » » » » 74 » » » Noord Brabant » » » » 102 kinderen op de 1000 levendgeborenen, die onder voor die kinderen betere omstandigheden niet hadden behoeven te sterven. Gaan we nu het geheele aantal levendgeborenen na, b. v. van het jaar 1899, dan leert ons eene eenvoudige berekening, dat in dat jaar alleeu in Drente 73, in Groningen 162, in Overijsel 357, in Gelderland 807, in Noord-Holland 1351, in Utrecht 582,111 Zuid-Holland 2704, in Zeeland 5I2> 'n Limburg 68o, in Noord-Brabant 1901 en 111 geheel Nederland van de 24253 1,1 het eerste levensjaar overledenen dus 9129, dat is meer dan 1 s gedeelte, onnoodig te gronde zijn gegaan Dat vele zuigelingen onnoodig sterven — ieder medicus wist het reeds lang. t Is een verdienste van den schrijver, dat hij ons bekend maakt met den omvang van dit kwaad. Wanneer in één jaar 9*29 menschen, door epidemie, door rampen, door oorlog werden weggenomen, stad en land zouden in beroering raken, de dagbladen zouden als tolken der publieke opinie luid om hulp schreeuwen — nu 9129 zuigelingen in één jaar zonder rumoer wegkwijnen, gaan we onbewogen en kalm onzen weg. Mogen we hierin berusten ? We zouden ons zelf een brevet van onmenschelijkheid uitreiken, indien we 't lot dier zuigelingen als een fataliteit aanvaardden. Noodzakelijk is t dus, dat we de oorzaak of oorzaken van deze onnoodige sterfte opspeuren : om een kwaad te bestrijden moeten we 't zoo nauwkeurig mogelijk kennen. Collega Jonkers valt met de deur in huis, als hij zijn beschouwingen aldus aanvangt: »De statistiek leert ons, dat de sterfte in het eerste levensjaar van 's menschen bestaan voor een groot (volgens prof. Heubner voor het 2/g) gedeelte veroorzaakt wordt door ziekten van het maag-darmkanaal. »Over het wezen der fermenten zelve zijn de geleerden het nog geenszins eens. Dit is voornamelijk het gevolg hiervan, dat het tot dusver nog niet gelukt is om ze zuiver geïsoleerd daar te stellen '). Waar we zien, hoeveel verschil er in chemische en biologische eigenschappen is tusschen vrouwenmelk en melk van eenigerlei dier, is het dus wel duidelijk dat dierenmelk steeds een gebrekkig surrogaat moet zijn. »Bovendien schijnt het weerstandsvermogen tegen allerlei schadelijke invloeden, vooral tegen acute ziekten, en niet alleen gedurende de zuigeling periode doch ook nog daarna, bij een borstkind grooter te zijn dan bij een kunstmatig gevoed kind; ja het is bekend dat hardnekkige etterige processen, die elke behandeling trotseerden, binnen betrekkelijk korten tijd tot volkomen genezing kwamen, zoodra de kinderen de borst gereikt werd ). Gebleken is, dat in de melk stoffen voorkomen, alexinen genaamd, die een vernietigenden invloed uitoefenen op bacteriën. »Uit de op pag. 4 reeds aangehaalde onderzoekingen van Ernst Moro nu is gebleken, dat onder zooveel mogelijk gelijke omstandigheden het serum van een borstkind sterker bacterie-doodend vermogen heeft dan dat van een pasgeboren en dan dat van een kunstmatig gevoed kind; verder dat bij hetzelfde kind het bactericide vermogen van zijn serum grooter is, wanneer het aan de borst, dan wanneer het kunstmatig gevoed wordt. Nu is beweerd, dat de toename of de verhoogde werkzaamheid dier serum-alexinen bij borstkinderen slechts een gevolg was van hunne betere constitutie, hunne meerdere levenskracht; dit is echter onjuist, daar zelis het serum der allerzwakste borstkinderen nog veel sterker bacterie-doodend werkt dan dat van krachtige, kunstmatig gevoede zuigelingen. De bron voor dit plus aan bacteriedoodendc kracht, aan alexinen dus, dat zich klaarblijkelijk eerst later met de v°eding aan de borst ontwikkelt, moet dus wel de vrouwenmelk zijn" X) T. a. p. bh. 9. 2) T. a. p. blz. n. 3) 'i- a- !>• blz. 11. Na zulke sprekende bewijzen voor de superioriteit der natuurlijke voeding boven kunstmatige, is 't wel duidelijk, dat alles gedaan moet worden, wat mogelijk is, om de natuurlijke voeding te bevorderen. We wisten eigenlijk al lang, dat deze verhoudingen bestaan, al wisten we niet juist het hoe en waarom. Veel wetenschappelijke arbeid was noodig om 't geweten wakker te schudden. Wel beschouwd, is t een schande voor ons, dat we, waar de eeuwenoude onder\ inding zoo duidelijk sprak, doof bleven en nog bewijzen vroegen aan de wetenschap. Doof en blind zijn we! In Berlijn voedden in 1895/96 slechts 17.5 pCt. van de moeders, die een huis bewoonden met meer dan 6 kamers, tegen 58.4 pCt. van de moeders, die eene woning met i kamer bewoonden, hare kinderen zelf1). De verhoudingen zullen in Nederland wel iets — maar niet veel beter zijn. De borstvoeding kan zonder overdrijving een ideale genoemd worden. Bij toepassing zullen slechts bij uitzondering de maagdarmziekten voorkomen, welke, zooals wij aanstonds zullen zien, zulk een overwegende rol spelen onder de doodsoorzaken der zuigelingen. Al die ziekten, zooals rachitis (Engelsche ziekte), haemorrhagische diathesen (bloedziekten), welke de zuigelingen tot stumperds maken en blijvend maken vaak, komen bij de natuurlijke voeding nauwelijks voor. Men moge enkele »voordeelige" kinderen onder de kunstmatig gevoede kunnen aanwijzen, hun aantal staat verre achter bij dat deimet de borst gevoeden. Welke oorzaken kunnen nu aangewezen worden, dat tegenwoordig zoo vele moeders de schoone taak van hunne kinderen te voeden achterwege laten? Gemakzucht, luiheid, ijdelheid, domheid.. .. Een zoogende moeder moet zich op regelmatig weerkeercnde tijdstippen aan haar taak ivijdctt — ze kan niet, zooals bij kunstmatige voeding, aan anderen overlaten het voedsel aan haar zuigeling te reiken. Ze zal dus gedurende de periode ') T. a. p. blz. 13. van 't zoogen zich verschillende genoegens moeten ontzeggen dat is waar! Maar zal dit ontberen niet ruimschoots beloond worden door 't genot haar kind gezond en krachtig te zien opgroeien ? Ja zeker, gelukkig vele moeders denken aldus, maar o zoovele zijn harteloos genoeg om zich onder allerlei voorwendsels aan haar taak te onttrekken. Er ligt voor medici een groot werk te doen, wanneer zij, diep overtuigd van de voordeden der borstvoeding, hun overtuiging overbrengen bij de jonge moeders — vooral bij de eerste bevalling. Vreemd als alles der jonge moeder is, slecht voorbereid als vele jonge vrouwen tot haar huwelijk zijn, zien ze alleen de lasten van de voeding; ze zien nog met zeker heimwee terug op cle vervlogen dagen van pretjes, als jong meisje doorgemaakt ; de eerste pogingen tot zoogen gelukken niet aanstonds — wat niet te verwonderen is: èn kind èn moeder staan voor een nieuw feit — ; een dwaze echtgenoot is op zijn manier bezorgd voor zijn vrouwtje", die veel te teer is; een baker is wat lui om overdag en bij nacht te helpen bij de eerste pogingen van moeder en kind. ze beklaagt »'t arme vrouwtje", 't is wel interessant te zwak te zijn; reclame-artikelen in kranten, op muren, in winkels en trams, overtuigen de onwetenden hoe gemakkelijk, hoe voordeelig, hoe zeker kunstmatige voeding te bereiken is. Een wetenschappelijk vernisje, eenige gewichtsopgaven, vergelijkende analysen van chemisch onderzoek van moedermelk en van 't aanbevolen praeparaat. . . . bedriegen de menschen volkomen. Ziedaar in eenige woorden geschetst een beeld, dat dagelijks voorkomt in alle klassen der maatschappij. En zulk een vrouw is nog niet een van de bepaald slechte moeders, die bang zijn haar vormen te bederven, of die, zonder eenige liefde voor haar kind, uit louter onverschilligheid de last der voeding niet op zich nemen. In zulk een geval kan de geneesheer veel doen. Met zachten drang en met krachtige vermaning dient hij zijn wil door te zetten, ieder fictief bezwaar te weerleggen: hier mag en moet hij dwingen. Hij moet herinneren, dat wie kinderen voortbrengen, op- houden te leven voor zich zelf, en behooren te trachten hun geslacht op te voeren tot hooger trap van geestelijke en lichamelijke ontwikkeling dan waarop zij zelf staan. Hij moet herinneren, hoe een dergelijke levensbeschouwing haar eigen loon zal vinden: in meer ideale genoegens dan het loopen in mooie kleeren door een park, of 't zwieren door een balzaal, of 't zitten in een schouwburg. Hij moet geestdrift weten te wekken voor de taak van 't zoogen, bij de ouders en andere invloed hebbenden, en wel verre van 't hysterische genoegen van 't interessante zwakzijn aan te moedigen, moet hij weten op te wekken tot een frisch, krachtig leven met volle ontplooiing van alle lichamelijke functies en beheerscht door een hoog ideaal van plicht. Het argument van te zwak zijn wordt wat vaak misbruikt. Inderdaad er zijn tegen-aanwijzingen, die 't zoogen verbieden '). 1. Zwangerschap der zoogende moeder kan — maar behoeft niet — een beletsel zijn. In dit geval moet rekening gehouden met 't belang van moeder, van foetus en kind. Er bestaat r.. 1. eenerzijds door 't zoogen gevaar voor abortus en anderzijds kans dat 't zog minderwaardig wordt gedurende de nieuwe zwangerschap, zoodat of moeder en ongeboren kind lijden onder 't zoogen, of de zuigeling slecht gevoed wordt. 2. Zwakte van de moeder b. v. door slechte bloedsmenging, bloedarmoede. 3. Hartziekten kunnen een beletsel vormen, maar behoeven 't lang niet altijd te zijn. 4. Nierontsteking maakt soms de zogafscheiding onvoldoende, maar is geen beletsel, wanneer de secretie ruim is. 5. Haematuria gravidarum (bloedwateren) is zeer zeldzaam, schijnt wel een contraindicatie te vormen. 1) Deze zijn ontleend aan: Wanneer inog de moeder haar kind zoogen • I)r. Metzlar (Ared. Tijdschr. voor Geneesk. 1902, II, blz. 486 vv.). toonen, dat er werkelijk beletselen tot het zoogen zijn, maar dat ze veelal relatief genoemd moeten worden. Andere schrijvers gaan in hoofdzaak met liet bovengenoemde mede. Graanboom ') moge psychose, epilepsie, longtuberculose als absolute contra-indicatie doen gelden, hij geeft toch ook toe, dat er gevallen voorkomen, in welke het zoogen geschieden kan, ondanks bestaande tuberculose enz. Merkwaardig is het volgende citaat: Und doch is festzuhalten: dass zum Stillgeschaft angehalten werden muss jede Frau, bei der eine entsprechende Milchsecretion vorhanden ist. Wer von der Zweckmassigkeit im Haushalt tics menschlichen Organismus iiberzeugt ist und sie auch in dem wunderbaren Spiel der sich erganzenden, ausgleichenden und fiir einander eintretende Krafte wiedererkennt, für den können weder Syphilis noch 1 uberculose noch sonstige zehrende Krankheiten, noch der elastische Begriff der'»Schwache" einen Gegengrund für die Erfüllung der Stillungspflicht abgeben. iJas Kind muss immer angelegt werden. Es giebt nur ein objectives Zeichen gegenuber all den vielen lyrischen der Praktiker — die Function der Brustdrüsen. Wo die Driise thatig ist, dart nicht nur, sondern muss — wie immer der Status der Wöchnerinn ist — angelegt werden ; bei den Müttern aber, die durch allgemeine Krankheiten, durch entziindliche 1'rozesse chronischer oder acuter Form oder durch Folgen starker Hlutverluste erschöpft sind, schützt sich die Natur durch Versagen der Milchsecretion schon selbst'' "). \\ anneer ik nu nog vermeld, dat dit laatste citaat tevens het jongste is, dan zeggen wij onwillekeurig: la verité en marche! Terwijl we dus erkennen, dat er gevallen kunnen voorkomen, waarin werkelijk een verbod tot zoogen gegeven moet worden, hetzij in 't belang der moeder, 't zij in 't belang van t kind, moeten we steeds voor oogen houden wat geschreven staat in het bekende boek van Schröder: ') De voeding van Jen zuigeling, l)r. J. Graanboom. 2) Die Steigert,,,s der Secretion bei sti/lenden Müttern, von Dr. Med. Theodor Zlocisti. Berlin. Berhn. Klin. Wochenschrift, S. 113. 15 Febr. 1 (,04. CXXVI. I. . . . »die dem Kinde zutraglichste Nahrung is die Milch seiner Mutter" '). En verder: ïDicselbe (i. e. die künstliche Aufziehung der Kinder) ist stets nur als ein Nothbehelf anzusehen". Of nu de wetenschap ook schuld heeft, dat de moeders tegenwoordig minder zoogen dan vroeger, lijkt mij een geoorloofde vraag -). Tot zekere hoogte kan de vraag bevestigend beantwoord worden. De klinici hebben wel altijd op 't standpunt gestaan, dat de kunstmatige voeding een «Nothbehelf" is, maar zijn toch !) Schroeder. Lehrbuch der Gebtirtshülfe, S. 289. 2) Om mij hierover in te lichten bladerde ik eens in oude jaargangen van het voornaamste Nederlandsche geneeskundig tijdschrift en vond o. a. het volgende. Vooral de laatste alinea is kenschetsend en zou thans door niemand meer onderschreven worden : »Er zijn echter aan die water- en melkvoeding zóóveel bezwaren en gevaren verbonden, die niet te vermijden zijn. .. dat het mij beter voorkomt, zoo het uit een financieel oogpunt niet onmogelijk is, zelfs bij de boeren aan huis, geheel van de versche melk afstand te doen en slechts gebruik te maken van de in vacuo gecondenseerde melk met suiker eener Hol landsche fabriek. Zoo men hierbij de boven beschreven zorgvuldigheid in acht neemt en vooral oplet, dat men voldoende blijft verdunnen, dat de temperatuur van het te gebruiken mengsel steeds de juiste zij, en men daarbij zorge, dat er nooit restantjes, die zich nog van den vorigen avond of nacht in de flesch bevinden, worden gebezigd, doch steeds een versch bereid mengsel des 's morgens in een te voren gesteliriseerden zui°toestel wordt gegeveu, enz., dan weet ik bij ondervinding, dat men 7an dyspepsie geen last heeft. Dez■» voedingswijze komt mij inderdaad evengoed voor als die door eene min". Aldus Dr. Simons: Tets over voeding van zuigelingen {Xed. Tijdschrift voor geneeskunde, bl/. 341. 1887 . I11 tegenstelling hiermee : *En zoolang de kunstmatige voeding nog een sprong in het donker blijft en de uitdrukking kunstmatige moedermelk zoo moet worden ontleed, dat de kunst van moedermelk na te bootsen nog maar matig is gevorderd, kan niet te vaak of te sterk op het hardnekkig pogen tot voeding langs den natuurlijken weg worden aangedrongen". Verslag van de rede door Dr. G. Scheltema op het congres van kinderbescherming, 6—9 April 1904 te 's (iravenhage {IVed. Tijdschrift voor Geneeskunde, 1904, I, blz. 924). De schrijver stapelt bewijs op bewijs voor 't noodzakelijke, dat de moeders hare kinderen zelf voeden '): »In landen, waar het algemeen gebruikelijk is, om de kinderen aan de moederborst te voeden, is dan ook de kindersterfte betrekkelijk klein, b. v. Ierland, Zweden, Noorwegen, Groot-Brittanië. Waar deze loffelijke gewoonte niet tot de landszeden behoort, is, ook in de meergegoede lagen der bevolking, de kindersterfte grooter, alleen al, omdat het moeilijker is, om goede minnen te krijgen. Want in laatstgenoemde landen zijn zeer vele moeders, zelfs met den besten wil ter wereld bezield, niet in staat hare kinderen te zoogen, wijl hare borstklieren niet of niet voldoende functioneeren. Het leven van het kunstmatig gevoede kind loopt echter vooral gevaar in de lagere volksklassen, daar hier de zin voor de, juist bij de kunstmatige voeding zoo hoog noodige, reinheid en orde en regelmaat dikwijls ontbreekt Hier en daar schijnt men de noodzakelijkheid in te zien den kinderen hun natuurlijke voeding te geven en schijnt deze maatregel ook succes te hebben. Ongelukkig doet armoede weer een deel der vruchten te niet. !) T. a. p. blz. 47. 2) Ten bewijze het volgende tabelletje ontleend aan: Beschouwingen met het geboorte- en kindersterftecijfer van Nederland gedurende het tijdvak iSjs—i8gg. Diss. Dr. K. H. Rombouts 1902. In het eerste levensjaar gestorven kinderen op 1000 levendgeborenen: Landen: 1874—83 1884—93 I.anden: 1874—83 1884—93 Italië.. 208 '90.4 Schotland 119.8 122.3 Frankrijk 165.4 167.1 Ierland g6.8 96.3 Zwitserland 181.9 163.7 Zweden 128 107.1 België 153.1 162.9 Noorwegen 103.1 95.1 Nederland 1923 175 Denemarken 140.6 134.2 Pruisen 207.9 207-9 Finland '67.9 149.1 Beieren 2984 279 Rusland 269.9 267.9 Saksen 283 q 282.3 Rumenië 197 189.3 Wurtemburg 299.6 261.4 Servië 153.9 i6°-6 Oostenrijk 250.8 249.1 Massachusetts 1596 1632 Engeland 143 9 146.4 »In het fabricksdistrikt Beuthen, waar de bevolking arm is, doch de moeders in staat gesteld werden hare kinderen zelf te zoogen, was de sterfte in het le levensjaar, niettegenstaande een veel hooger geboortecijfer (bijna '/, hooger) weinig grooter dan in het overige Pruisen: 100 in Beuthen tegen 95 in Pruisen. Doch nu deed zich in de eerstvolgende jaren de invloed der armoede des te sterker gelden, tengevolge waarvan in de volgende 4 jaren van de in leven geblevenen in dat distrikt 72 °/00 meer stierven dan in 't overige Pruisen" '). Leerzame tabelletjes geeft ook Rombouts in zijn reeds in noot vermelde dissertatie. Hij spreekt het vermoeden uit, dat de fabrieksarbeid door vrouwen een nadeeligen invloed moet hebben op de kindersterfte, én doordat de vrouw haar kind niet kan zongen, én doordat ze minder in de gelegenheid is het ook in andere opzichten te verzorgen. Deze opinie vindt steun in de volgende tabellen ;) : Breda 4264 gehuwde vrouwen, waarvan arbeidende 458 d. i. 107 °/00 Tilburg 5919 » » » » 59* * 99 » 's Hertogenbosch. 5404 » » » » 660 » 122 » De sterfte bedroeg in 't zelfde jaar 1889 voor Breda 261.6 °/oo' voor Tilburg 171.6 °/00 en voor 's Hertogenbosch 256.7 °/oo- Enchedc 3038 geh. vr. arbeidsters 348 (114 °/00) kindersterfte] 129 °/D0 S/ad Almelo.. 1674 » » » 226 (135 » ) 1885—94 l 130 » Hengelo 1989 » » » 101 ( 50 » ) gem. p jaar.) 107 » Ofschoon deze cijfers niet volkomen sluiten, blijkt toch wel, dat 't arbeidster zijn van de moeder een slechter levenskans voor de zuigeling meebrengt. De vraag blijft open, of er niet verschil is tusschen arbeidster en arbeidster, en of in dit verschil niet de oorzaak ligt, dat de curven welke uit deze 1) T. a. p. blz. 47. 2) Dr. Rombouts, blz. 85—87. cijfers opgebouwd kunnen worden, niet volkomen evenwijdig loopen. De burgerlijke staat der moeder is van grooten invloed op de sterftekans der kinderen. Wel is waar zal deze invloed voor een groot deel terug te brengen zijn tot niet-zoogen en armoe, welke reeds behandeld werden, maar mogelijk is er toch meer '). "De vader, die meestal als de verleider wel het grootste aandeel aan het onstaan van het kind zal hebben, bekommert zich gewoonlijk noch om de moeder, noch om haar kind, dat ook zijn kind is, tenzij hij daartoe door de wet wordt verplicht. Daar geen van beide ouders in den regel belang hebben bij het voortbestaan van het kind, ja zijn dood zelfs eene verlichting, ecne uitkomst voor hen kan zijn, is de natuurlijke liefde, die elke moeder instinktmatig voor haar kind gevoelt, gewoonlijk de eenige factor, die werkzaam is, om het kind in het leven te houden. Doch die liefde alleen, hoe machtig zij ook moge zijn, is niet in staat, het kind groot te brengen. Daarvoor zijn tevens middelen noodig. Ontbreken deze, zooals zoo vaak het geval is (vooral in landen, waar het onderzoek naar het vaderschap verboden is) dan is ook de teederste moederliefde niet bij machte, het kind te behouden, wijl voor hem geen plaats was bereid aan den maatschappelijken disch". Over dit citaat zou een boekdeel te vullen zijn. Inderdaad, de vader bekommert zich gewoonlijk weinig om het kind, maar gaat het wel aan, hem als den verleider per se de grootste schuld te geven? Naar ik meen bestaat de opinie, dat er medewerking van de vrouw noodig is om coitus te verkrijgen, 't Is een open vraag, of die medewerking in 't meerendeel der gevallen moeilijk verkregen werd. Lastig is 't in deze materie betrouwbare cijfers te krijgen — er wordt door de deliquenten veel gelogen. Met vrij groote zekerheid meen ik te ') T. a. p. hh. 48. kunnen zeggen, dat een onderzoek ad hoe, te Amsterdam verricht, aan 't licht bracht, dat de meeste gevallen vrouwen, wel wilden vallen. En dit onderzoek bewees ook, dat t niet »de zonen der rijken" waren, die »de dochteren der armen1' ten onder brachten, maar dat, behoudens uitzonderingen, verleiders en verleidsters in hun stand bleven. Wat later gebeurde, als de vrouwen eenmaal op 't verkeerde pad waren, is een tweede vraag. Overigens behoeft ieder maar om zich heen te zien — vooral in een groote stad — om te erkennen, dat vrouwen even vaak mannen lokken als omgekeerd. Dat de vrouwen niet lokken om moeder te worden, maar in de hoop, van den omgang met een man te genieten, zonder verdere gevolgen — en dat dit moederschap voor haar inderdaad een «ongelukje" is, behoeft geen betoog. Er zullen ongelukkige verleide meisjes zijn — en ongelukkige verleide mannen. Of 't onderzoek naar het vaderschap beterschap zou brengen ? Zou er niet gevaar bestaan, dat een of ander verleid man, voor een oogenblik van onbedachtzaamheid, met een leven van last zou moeten boeten door de beschuldiging vader te zijn van een kind, waarvan de moeder niet recht weet wie van haar minnaars de vader is, waarom ze maar uitkoos, wien ze het geschiktst achtte? 'k Meen mij te herinneren, dat er zulke gevallen voorkomen. Een onderzoek naar het vaderschap zou bij velen het gevoel van verantwoordelijkheid wakker houden en een preventief zijn voor veel onheil; t zou vaak, zeer vaak billijk zijn èn tegenover moeder èn tegenover kind. Zeker, maar bezwaren zijn toch ook aan dit onderzoek verbonden. Hierop wilde ik, 't zij dan zeer vluchtig, even wijzen. Enkele tabellen van Jonkers geven ons een inzicht, hoe groot de invloed van den burgerlijken staat der moeder is. Alle staten aan te halen zou geen zin hebben, ik wil alleen de meest frappante cijfers opgeven. In de eerste plaats is 't niet ondienstig zich eens rekenschap te geven van 't aantal onwettige geboorten. OP IOOO GEBORENEN WAREN ONECHTE GEBORENEN '): , 1840;IS45■ 1S50 185^1 S6011 S^ 1870 1S75'1SS0 1SS5 i8()0 1S1); ln • '44 , -49 | '54 ; -59 | *4 I '69 | '74 ; '79 '84 '«9 94 ; '99 Overijsel 33 33 32 30 30 27 25 24 18 I 17 | 16 15 Noord-Krabant 33 32 32 29 29 26 23 20 18 i 21 23 19 Limburg 34 36 33 30 29 27 25 20 20 22 21 20 Friesland 35 29 30 2; 24 24 24 , 23 20 j 24 23 22 Drente 29 | 29 35 j 3? j 36 34 j 31 1 28 26 28 26 23 Gelderland 43 43 42 37 j 37 35 33 j 30 26 I 30 29 27 Het Kijk jo.7 49.4 46.4 41.4, 41.0 jH.6' jj.rf JJ S°-7 JJ J2-7 28.9 Zeeland 55 58 47 41 | 42 39 37 | 33 34 36 ' 35 3> Groningen 51 50 49 48 49 51 45 45 39 40 36 33 Zuid-Holland 65 66 54 52 48 4; 41 35 38 ?8 14 Utrecht 58 57 53 5' ' 5° 4» 45 M 39 40 39 , 35 Noord-Holland . 69 63 57 46 | 47 41 41 \ 39 4,1 43 44 37 t Aantal onwettige geboorten zal afhankelijk' zijn van verschillende invloeden — aard der bevolking, dichtheid van bevolking, 't aanwezig zijn van groote steden, havenplaatsen, universiteiten (door kraaminrichtingen), 't Bewijs volgt: OP IOOO GEBORENEN WAREN ON ECHTEN 1NS): Tijdvak. Amsterdam. Prov. N.-Holland. Rotterdam. Den Haag. I Prov. /.-Holland. Utrecht. Prov. U trecht. Groningen. Prov. C.roninget). 1880,84 66 41 59 54 | 35 62 39 50 39 1885/89 69 43 61 57 i 38 62 40 47 40 189094 68 4» 59 61 ' 38 61 39 46 36 1895/99 56 37 51 45 j 34 53 35 47 33 I Commentaar overbodig. Wat wordt er van al deze onechte kinderen? 1) T. a. p. blz. 50. -) T. a. p. bh. 54. GEDURENDE DE JAREN 1895 99 WERDEN GEMIDDELD PER JAAR LEVENLOOS AANGEGEVEN IN ') : Op 1000 (ielderland. j I >r ente Zeeland. Utrecht. Friesland. Limburg. VoordBrabant. Groningen. ()verijsel. i Kijk. ZuidHottaad. NoordHolland. Onechte gcboienen 55 68 60 65 60 66 75 68 S5 82.6 99 lioo : i : ! I | I )f<051* 46 51 | 43 44 38 41 | 50 I 38 48 42.g\ 40 40 Verschil 9 17 17 21 22 25 j 25 | 30 37 jtp.?, 59 60 I I I Hierbij zij niet vergeten, dut volgens de wet als levenloos aangegeven ook die kinderen gelden, welke binnen 3 dagen na de geboorte overlijden. Zoo nuchter als deze cijfers hier st ian, geven ze ons een kijk op een reeks afschuwelijke misdaden. De omstandigheden van de ongehuwde moeder mogen invloed uitoefenen, mogen voor een deel verklaren, dat zwakke, geïnfecteerde kinders ter wereld komen; de bevalling onder ongunstige verhoudingen zij van invloed: dit alles verklaart niet, dat in het Rijk pl.m. tweemaal zooveel onwettige kinderen als wettige kinderen dood geboren worden of binnen drie dagen sterven. Wie denkt niet onwillekeurig aan de oproepingen als: «Commissaris van politie verzoekt ieder, die inlichtingen kan geven omtrent het lijkje van een pasgeboren kind, gewikkeld in een ongemerkt blauw schort''; of aan de rubriek »griezelige vondst", waarin verhaald wordt van een gevonden lijkje van een pasgeboren kind in een riool, een privaat, achter een schut, een behangsel. Moe gemakkelijk is het nauwelijks ontstoken levenslicht weder te blusschen! We zien een visioen van de ongehuwde vrouw, zoo juist moeder geworden in 't geheim, radeloos, uitgeput door 't smoren harer barenskreten, bijna tot krankzinnige angst gevoerd, als de eerste schreeuw van haar onwettig kind in haar ooren klinkt, we zien haar — als reflectorisch — die kreet dempen, en ze doet een moord. 1) T. a. p. blz 57. En wanneer 't verloop der geboorte ;il minder tragisch is, hoe gemakkelijk is dan nog het jonge leven te benemen. Er zijn optimisten, die niet gelooven, dat dergelijke praktijken plaats grijpen. Naar ik meen ten onrechte. De cijfers in laatst aangehaalde tabel dwingen ons, het treurige feit te aanvaarden, dat herhaaldelijk met hulp en zonder hulp, onwettige pasgeboren kinderen vermoord worden. Of hiertegen iets te doen valt — waag ik niet te beslissen. 't Moge eenvoudig schijnen, maatregelen te nemen, maar wie zich eenigszins in den toestand indenkt zal toegeven, dat wel voornamelijk verheffing van zedelijk peil het middel zal moeten zijn. Bovendien mocht de publieke opinie, of liever het publieke geweten wel eens wat luider spreken. — Daarvoor is 't nuttig dat cijfers als boven gegeven zijn wat meer doordringen : zij spreken niet... ze schreeuwen. En nu het verder lot der onwettige kinderen1): »Vanaf het jaar 1885 wordt bij het overlijden beneden den leeftijd van I jaar vermeld, of de overledene een wettig, dan wel een onecht kind was. Nu bestaat echter de mogelijkheid, dat een onecht kind korter of langer tijd na de geboorte gewettigd wordt. Sterft het nu daarna, dan wordt het natuurlijk vermeld onder de wettige overledenen. Het percentage dezer laatsten zal dus in den regel iets te groot, dat der onechte overledenen iets te klein zijn. Van veel invloed is dit echter niet; bovendien: men moet roeien met de riemen, die men heeft". OP IOOO VAN DE IN VORENSTAANDE TIJDVAKKEN LEVEND AANGEGEVEN WETTIGE EN ONWETTIGE KINDEKEN OVERLEDEN GEMIDDELD OP DEN LEEFTIJD VAN O Maand. 1 Maand. 2 Maanden, jo-5 Maanden. O Jaar. Tijdvak. Wettig. (>n\\ ettig. Wettig. Onwettig. Wettig. Onwettig. Wettig. Onwettig. Wettig. < >n wettig. 1 1885-89 37. 645 20.6 44.0 19.6 [ .57.8 121.81215 7 171.4 270.4 1890^94136.3 60.5 198 42.9 17.9 '31.3 115.71199.2(163.2 249.4 1895—99 34.2 56.8 18.5 38.7 i6.8 '29.6 107.8! 182.2 150.S 2336 !) T a p. blz. 59. Dus ook hier blijkt, welke ongunstige levenskansen de onwettig-geborenen hebben. Waarom die kansen 7.00 ongunstig zijn, leert ons de statistiek niet. liet ontbreken van natuurlijke voeding moge meewerken, omdat van dc onwettige moeders, welke voldoende zogsecretic hebben, een deel zich als min zullen presenteeren: we kunnen toch niet met zekerheid zegn-en, dat zij de oorzaak is. Van uitbesteden, zooals dat bijv. in Parijs plaats heeft, blijkt niet veel. Juist waar dit zou kunnen gebeuren — in Amsterdam -- mag wel aangenomen worden, dat het leeuwendeel der onwettig geboren kinderen uit een concubinaat voorkomt. Nu is ongelooflijk hoeveel onwettige samenleving in Amsterdam voorkomt. Hij dergelijke samenleving, ofschoon af en toe verwisseling van leden voorkomt, blijven de kinderen tot het gezin (sit venia verbo) behooren. Dat in zulke gezinnen 't lot der kleinen treurig is, dat ze voor galg en rad opgroeien — valt niet te verwonderen. Zeker zal bij de onwettige kinderen van deze soort de armoe een voorname factor zijn tot het verhoogen der sterftekans. Immers de armoe is vaak reeds dc oorzaak, die alle ethisch gevoel bij de ouders doofde, die maakte, dat ze voor alles onverschillig werden: voor eer, die niet te eten gaf, voor godsdienst, die niet kleedde en verwarmde — totdat de dierlijke driften, noch door eer, noch door godsdienst gebreideld, ongetemd naar bevrediging zochten. Deze eenvoudige psychologische verklaring moge wreed schijnen ; de in 't katholieke geloof doorkneede en geheel in zijn geloof levende lezer moge moeite hebben zich in zulk een gedachtengang in te denken — onze Vincentianen, die werken in 't donkerst Amsterdam, zullen zich zulke gevallen bij tientallen herinneren, en hun is t wel bekend, hoe bij deze heidenen 't geloof eerst gaat spreken, als de maag gevuld en 't lijf gedekt is. Dan is er nog een oorzaak '): 1) T. a p. blz 64. »Die engeltjesmakerij wordt naar mijne meening in de hand gewerkt door de begrafenisfondsen: menig kind, ook in ons brave vaderland, wordt opgeofferd, om de uitkeering van i of meer begrafenisfondsen machtig te worden". Te ver zou 't voeren verder al de gedetailleerde statistieken te geven, welke Jonkers mededeelt en waarmede hij tevens bewijst, dat 't elders — in 't buitenland — is tout comme chez nous. 8 Van grooten invloed op de kindersterfte is verder de trap van ontwikkeling en beschaving, waarop de ouders staan: hoe ontwikkelder en beschaafder dezen zijn, hoe geringer, toutes choses d'ailleurs égales, de kindersterfte is. Als gevolg van de geringe kuituur hcerschen namelijk in de lagere volksklassen (helaas ook nog wel, ofschoon in veel geringere mate, in de hoogere lagen der bevolking) naast veel bijgeloof vele verkeerde gebruiken en meeningen, waaraan 'tal van kinderen hun ondergang te wijten hebben" '). We kunnen dit volgaarne onderschrijven, al meen ik. dat — en daartoe zal later gelegenheid komen —• we nog van gedachten kunnen wisselen over de termen beschaafd en beschaving. Overigens zouden bladzijden te vullen zijn over de domheden der ouders, over onzindelijkheid, over vrees voor licht en lucht, over fopspeenen, over onoordeelkundige zuigflesschen, over onverteerbaar voedsel enz. enz. — meerendeels dingen, welke de menschen niet uit het hoofd te praten zijn. 't Onontwikkeld zijn zou zooveel kwaad niet doen, als 't niet gepaard ging met zulk een groote mate van domheid. De menschen willen niet naar raad luisteren. Ongelooflijk is 't hoeveel geduld, overleg, welbespraaktheid, gevatheid, soms overdonderend optreden van den medicus noodig is, om eenvoudige hygiënische maatregelen doorgevoerd te krijgen, li 11 *) T. a. p. b!z. 65. dan bestaat nog 't bewustzijn, dat al onze welmeenende raadgevingen, straks, wanneer we wegzijn, zullen wijken voor den raad van een gedienstige buurvrouw. Levendig herinner ik mij een les van mijn overleden leermeester Van derMey: > Wanneer ge als jong arts ergens een verlossing moet leiden, werk dan eerst de schoonmoeder uit de kamer en verwijder dan verder honden en katten". Deze raad, in eenigszins humoristischen vorm gegoten, was hoogst ernstig en juist — geldt niet alleen voor de kraamkamer, maar ook voor de kinderziekenkamer. Ge kunt raden: laat de kleine met rust in bed — tien tegen een, dat ge bij een volgend bezoek, de kleine vindt schuddend op den arm van een gedienstige (?) oude juffrouw, die niets met 't geval te maken heeft en u zoetsappig te gemoet voert, dat 't kind aldoor geslapen heeft en — neen! nog geen vijf minuten geleden — voor 't eerst is opgenomen. Ge kunt raden: geef aan dit kind met zieke maag en darm gedurende 24 uur geen voedsel, alleen wat water om de dorst te lesschcn — als ge de deur uit zijt, komen melken suikerwater en wat al niet voor den dag, en de arme stumperd mag, in plaats van rust te genieten, zich verder ziek maken met 't gistende vocht in zijn maagje en de wanhopige braakbewegingen om het te verwijderen. »Vcrder oefent het met vele personen bewonen van kleine woningen of kamers een ongunstigen invloed uit op de sterfte, ook op die der kinderen Wanneer we de kindersterfte op het platteland vergelijken met die in de groote steden, dan blijkt in het algemeen, dat de voordeelen van het verder uit elkaar wonen, van de zuiverder lucht, enz. aan het platteland ten goede komen, doch dat deze voordeelen niet in staat zijn die sterfte aldaar geringer te maken dan in de groote steden, indien daar niet tevens de gemiddelde economische toestand der bevolking beter is. Ook hier blijkt het dus weer de meerdere of mindere welvaart te zijn, die den doorslag geeft" '). 1) T. a. p. bi/.. 66. (Overgedrukt uit Dc Katholiek, Dl. CXXVI, blz. 93 130. KINDERSTERFTE, NEO-MALTHUSIANISME, HUWELIJK. (Vervolg van />!■ 6 vv.) II. Al blijven we verder den draad volgen, door Jonkers gesponnen, we komen nu aan besprekingen, die aanleiding zullen geven tot verre — en laat ik er bijvoegen — mij welkome uitweidingen, omdat we als van zelf geraken tot bespreking van maatschappelijke kwalen, die mijns inziens van onzen kant fel bestreden dienen te worden '). »Ten slotte is er, naast de reeds genoemde faktoren, nog een machtige faktor, die eveneens van grooten invloed is op de kindersterfte, te weten het aantal kinderen. »In ons land heeft de vroegere Centrale Commissie en het tegenwoordige Centraal Bureau voor de Statistiek een onderzoek ingesteld naar het verband tusschen den welstand der gezinnen en het aantal geboorten en dc kindersterfte in enkele groote steden en ten platten lande. Uit dit onderzoek is duidelijk en overtuigend gebleken, dat bij hoogcr welstand het aantal geboorten en de kindersterfte afnemen, zoowel bij de kindei en l) Er zijn vermoedelijk velen te vinden, die zich aan een openlijke bespreking van Neo-Malthusianisme zullen ergeren. Ik ben de eerste te erkennen, dal het een ideaal ware. wanneer zulk een bespreking achterwege kon blij\en. Maar 't kan niet'. We mogen geen struisvogelpolitiek spelen. Waar de NT. M. bond zelfs zoover gaat particuliere brieven aan pas bevallen katholieke moeders te zenden en overal haar geschriften verspreidt, moeten we daartegen ageeren. We moeten tegengif geven. CXXVI. 2. 7 beneden het jaar oud als bij die van 1—4 jaren, bij dc stedelijke zoowel als bij de plattelands bevolking. Ten bewijze hiervan ontleen ik aan dat onderzoek dc volgende zeer sprekende statistiek, betreffende dc hoofdstad des lands. Voor dc samenstelling ervan werden de inwoners van Amsterdam verdeeld in 6 groepen, naar het aantal geborenen ' '): Bevolking op 31 Dec. Groe- 1892 exclus.de pen. ' bewoners van schepen, arken enz. I Op 1000 bewoners werden .gemiddeld per jaar geboren gedurende 1801'94. KENTEEKENEN VAN WELSTAND. Op 100 inw. waren aangeslagen in de gemeentelijke inkom- stenbel. Op 100 inw. waren aangeslagen in een hoogere dan de 10e klasse. Op 1000 inw . waren kiezers voor de Tweede Kamer. Aantal bewo. ners per bewoond huis (exclus. gestichten). «)p 1000 inw. stierven gemiddeld gedurende de jaren 1891/1894. bene- Van den 1—5 1 jaar. jaar. I. 123463 41.1 4.8 O.50 j 24.7 ; 16.4 6.7 3-5 n. 71966 38.9 6.3 0.57 ! 31.3 | 16.3 6.4 3.4 III. 84954 35-9 9-8 >-39 ! 57-1 '4-8 5 S j 2-9 IV. 43046 32.0 | 10.7 2.21 j 57.1 10.8 5.4 2.8 V. 71757 28.0 I 12.6 3.27 66.2 108 4.5 2.1 VI. 39255 22.1 16.9 5.94 89.1 8.8 3.1 1.5 Amsterd. 435041 34 9 9-2 1.80 48.0 13.2 5.7 2.9 Uit deze statistiek leidt Jonkers de volgende conclusies af-): »l". dat in iedere welstandsgroep dc kindersterfte grooter is naarmate men gezinnen beschouwt, waarin een grooter aantal kinderen geboren werden; 2". dat bij dalenden welstand de toename der kindersterfte sterker is dan die der geboorten, zoodat het aantal nog levende kinderen per gezin, voor zoover uit de daar medegedeelde cijfers valt af te leiden, in de meer welgestelde gezinnen eer grooter is dan in de minder gegoede'". De eerste conclusie is niet geheel onbetwistbaar; willen we haar sprekend zien uitgedrukt, dan behoeven we slechts 1) T. a. p. bi. 72. •-') '1". a. p. bl. 75. groep I niet groep VI te vergelijken. Nemen we aan, dat in beide groepen gemiddeld evenveel huwelijken gesloten worden, dan is de sterfte bij de minst welvarende groep te groot. Ren eenvoudige vergelijking leert ons : 41.! : x = 22.1 : 3,1 x = 5.76 dat wanneer in groep I de kindersterfte evengroot was als 11 f,ioep VI in plaats van 6.7 kind beneden 1 jaar per 1000 overledenen er slechts 5.76 zouden overleden zijn. k (icet toe, dat 't verschil toch nog groot is, maar of dit mag toegeschreven worden aan 't verschil in gezinsgrootte? We vergeleken hier de rijksten met de armsten, dus hen, die alle hulpmiddelen tot verzorging kunnen aanbrengen met hen, die grootendeels, en voor een aanzienlijk deel zelts totaal, van hulpmiddelen ontbloot zijn '). Vergelijken we groep I met groep V dan blijkt reeds, dat volgens de verhoudingen van deze laatste groep de sterfte der kinderen beneden het jaar in groep I zou moeten zijn in plaats van 6.7 : 6.6. Zoo voortgaande kunnen we 't volgende tabelletje maken : Volgens de sterftekans van groep VI zouden in groep I beneden het jaar overleden zijn in plaats van 6.7 per 1000 overledenen c g Volgens de sterftekans van groep V 6 6 » IV. . . ! ! 6.9 (1) # » » » III 6 6 » » II 6.6 Hieruit kan niet distilleeren, dat een grooter gezin een 'i Wanneer er goed voor de kinderen gezorgd wordt, behoeft, zelfs in arme gezinnen die kindersterfte niet zoo groot te zijn, zooals we kunnen leeren uil '•« vTT /,°°r o H' P,akhof 8egeven in ">n werkie ^'„-Malthusianisme en \ otkskracht: ,e Serie, No. VI van Studies i„ Volkskracht (Haarlem ,904) t Hl ijkt, dat onder l.edeelde Joodsche gezinnen t aantal doodgeboren kmderen en de sterfte beneden 't jaar blijven onder de gemiddelden voor Amsterdam De statistiek loopt over 27S bedeelde moeders met 1347 levenden 52 doodgeboren kinderen. reden is tot naar verhouding grooter sterfte der kinderen heneden één jaar. Wat we noodig hebben is: een statistiek opgemaakt over gezinnen van verschillende grootte, maar overigens van gelijke- omstandigheden, dus: financieel gelijk, eliminatie van invloeden van gezondheid der ouders enz. Daaruit eerst zou afgeleid kunnen worden, dat t groote aantal kinderen op zich zelf verhoogde sterftekans meebrengt. Ad 2°. zou ik willen opmerken, dat naar ik geloof een eenvoudige aftelling tot andere conclusies leidt. Trekken we alleen de kinderen beneden het jaar gestorven at van t aantal geborenen, dan blijven per duizend inwoners in groep 1 II III IV V VI 34.4 32.5 30.1 26.6 23.5 19.— kinderen over. Trekken we bovendien de kinderen gestorven in den leeftijd van 1 — 5 jaar af, dan blijven per duizend inwoners in groep I II Hl IV V VI 30.9 29.1 27.2 24.8 21.4 17.5 kinderen over. Zoodat weliswaar een — zij 't dan ook geringe grootere sterfte bij de kinderen uit grootere gezinnen schijnt te bestaan, maar niettemin, waar per gezin meer geboorten plaats grijpen, ook grootere gezinnen ontstaan. Zeker wijzen deze cijfers mijns inziens niet erop, dat een groot gezin qua talis een reden is tot verhoogde sterftekans der kinderen. Na 't stellen der bovengenoemde twee conclusies gaat schrijver voort'): »Deze onnut voortgebrachte, wijl spoedig weer te gronde geganc, kinderen beteekenen voor de betreffende landen een enorm kapitaalverlies, waaronder bij de kinderrijke arme volksklassen ook de overblijvende» lijden, aangezien anders het verloren gegane kapitaal aan die overblijvenden ten goede was gekomen. Het behoeft 1) T. a. p. bl. 7;. ons dus niet tc verwonderen, dat ook nog op lateren leeftijd de sterfte onder die overblijvenden grooter zal zijn dan in minder kinderrijke landen. Wanneer we nu nog bedenken, dat in kinderrijke landen naar verhoudinu '7* 'f° ' '9° '?t '*« '4S" '7» '7* 'V «T* 9V fl &U iC> ^ 7" /" ** \ I I i 1 :r» IfC " IMo 3Vj ■ . ^ JU " y' ^ it» '2* ^ :•« 2f* /' * N» -—✓ vV 'fc €*o '' %%-v 'V 7* ifo , ^ iï» ■ i i L_l ■ l—l— "" 1*0 ! 1 1—J L—"■ ~ .. , «ea.r Pand *J°°r" N oor a . & ra b * r r <- a Getrokken lijn: = aantal wettige levendgeboren kinderen per ïooo gehuwde vrouwen beneden 50 jaar (gemiddeld per jaar). Stippellijn; = aantal kinderen overleden beneden het jaar per duizend, wettig levendgeborenen (gemiddeld per jaar). Voor gegevens der constructie: Zie tabel blz. 32 en blz. 79 bij Jonkers. Kr is evenwel meer: mijns inziens bestaat er zelfs niet zulk een direkt verband als Jonkers opgeeft. Om dat duidelijk te maken heb ik drie curven geconstrueerd : ie van NoordBrabant, waar zooals we later zullen zien, mag aangenomen worden, dat 't N. M. nog weinig is doorgedrongen; 2« van Nederland, om een gemiddeld te hebben van 't geheele rijk; y van N. Holland, omdat mag aangenomen worden, dat, onder invloed van de wereldstad Amsterdam, in deze 't meest van alle provincies aan gezinsbeperking zal gedaan worden. De getrokken lijn geeft aan: 't aantal wettige geboorten per jaar op iooo gehuwde vrouwen beneden den leeftijd van -*o .iaar gedurende de tijdvakken in de kolommen aangegeven. De stippellijn geeft aan: 't aantal overledenen beneden t jaar op 1000 levend geborenen per jaar in de gemelde perioden. Om de curven overzichtelijker te maken is het uitgangspunt voor beide verschillend genomen: voor de stippellijn — 140; voor de streeplijn = 240. Overigens zijn de lijnen volgens gelijke verhoudingen geconstrueerd (zie hiernevens). Wat zien we nu in N. Brabant? De sterftelijn bereikt haar hoogtepunt 5 jaar nadat de vruchtbaarhcidslij 11 haar eerste culminatiepunt heeft. Terwijl later de vruchtbaarheid gelijk blijft, daalt de sterftelijn vrij sterk en blijft dalen ondanks 't stijgen der vruchtbaarheidslijn. I11 Nederland daalt de sterftelijn reeds, terwijl de vruchtbaarheidslijn nog stijgt, eerst na 1880 zien we congruentie van beide lijnen. In N. Holland stijgt aanvankelijk de sterftelijn, terwijl de vruchtbaarheid, zij 't ook weinig, afneemt. Daarna zien we vrij sterke daling der sterfte juist bij toenemende vruchtbaarheid, en eerst langzamerhand komt er congruentie tot stand. Zonder positieve gegevens uit deze curven te willen halen, acht ik mij wel gerechtigd uit deze voorstelling te lezen, dat de grootere huwelijksvruchtbaarheid niet als zoodanig een factor is om de sterftekans der zuigelingen te verhoogen. Langzamerhand zijn wc tot 't punt van uitgang gekomen: liet door statistiek geboekstaafde feit, dat de kindersterfte, ofschoon in 't algemeen afgenomen, evenals de sterfte der volwassenen, niet zooveel minder is geworden in den loop der tijden als wij mochten verwachten. Nu geeft Jonkers geen nadere opgaven omtrent de oorzaken dier groote sterfte, ofschoon hij wel te kennen geeft, dat het onderwerp niet uitgeput is : »De diverse, hierboven besproken oorzaken voor deze onnoodige sterfgevallen werken in de verschillende provinciën natuurlijk niet alle in dezelfde mate; in de eene provincie zal deze, in eene andere die, in eene derde nog weer eene andere oorzaak het leeuwenaandeel daaraan hebben. Alvorens dus met kans op succes pogingen in het werk te kunnen stellen, om die groote sterfte te doen afnemen, zullen die hoofdoorzaken in iedere provincie of gedeelte ervan afzonderlijk zoo nauwkeurig mogelijk dienen te worden opgespoord. Is men hierin geslaagd, dan bestaat er gegronde hoop, dat door het zooveel mogelijk wegnemen dier oorzaken de kindersterfte in ons land ten slotte gereduceerd wordt tot die in Friesland, waar trouwens ook nog volstrekt geen ideaal-toestand is ingetreden'' '). Xu vraag ik mij af, of inderdaad de schrijver wel alle hoofdoorzaken heeft aangegeven. B. v. vind ik weinig of niets vermeld omtrent epidemieën. Ook meen ik, dat te eenzijdig gelet is op de afstamming van de moeder. Mogelijkerwijze is 't niet onder cijfers te brengen, maar zeker mag toch wel aangenomen worden, dat ook de physieke toestand van den vader een kiem kan geven tot vroegtijdigen dood van 't kind. Zou, om iets te noemen, een vader door drank gedegenereerd niet levenszwakke kinderen voortbrengen? Of heeft tuberculose of syphilis van den vader geen invloed op de sterftekans zijner kinderen ? Mij dunkt, dat hier nog een veld ter ontginning braak ligt. Laten we nog eens de tabel op bl. 83 bekijken. i) T. a. p. bl. 82. °P 'iTvFvs,A^RrS7VnFRVFN' |;EM,D™"> '"ER jaar IN „ET FI kste VENsJAAR (zonder DE i eveni.oos aaxc.kcevexen-) '): jn: .840 ,850 ,855 1860 ,865 I.870 ,875 ,8801,885 I89O|«895 = | »-> * I 59 ; 64 | 69 | 74 7 i o 4'57 4-53 4-lSi 4 Gelderland. 3.811 : o, 4,. .1. 'I ' '^! 01 7'07 b-52 5-4f> 4-4'' 5 ÏJ & tïs it t*>\ % | Ï°J tg t" 4.59 6 Limburg... 4.44 ; . cn • ; -J °-73 J-go J.JJ 5.00 7 Zeeland.... «1,2^ frg f"°f «27? >'2° 5*53 8 1 ««"hl 6.65 7.56 7.9, S o! 8 721 8,? lil ïal 570 ') /.-Holland. 9.561047 1 f-'mc ,, H' 7 7 7 35 6';2 5-75 «o ■V.-lirabant. 4.58 46 | s'2?;1' «' I r'94 '?'9° 9'7S 812 " 'Js 5-85 >. v u ' 5 4 5 71 5"Jj| 61 I 6'73 6.94 708; 6.5S 6.64 6.62 12 , 7 W,J Slecnt nguur. Aanvankelijk is de sterfte beneden het gemiddelde; het neemt in de eerste kolom de 7 plaats Nu is het gemakkelijk deze stijging toe te schrijven aan slechte economische toestanden, maar, mo-en we vragen: ,s Friesland rijker dan Brabant? Of werken de slechte econoimsche toestanden in Friesland minder dan in Brabant op " ndersterfte r Men kan spreken van minder ontwikkeling ■ maar .s de ontwikkeling in Drente grooter dan in Brabant, of werkt deze factor daar anders? Wat heeft de ontwikkeling verder \n,.r invloed. Zien wc niet bij meerdere ontwikkeling lossere opvatting der huwelijksplichten? In 't brandpunt der ontwik- \C mgj "! Amsterdam> zagen we toch juist 't sterkst de verbasterde huwelijkszeden met al hun heillooze gevolgen voor de kindersterfte Zouden er i„ Brabant meer onechte kinderen geboren worden dan elders? Dat is niet aan te nemen, want: »In deze 2 (N. Brabant en Limburg), nagenoeg uitsluitend Koomsch-Katholieke provinciën, waar de huwelijksvruchtbaarheid thans — zeer waarschijnlijk mede door den invloed der Roomsch-Katholieke geestelijkheid • fl , j da,n 111 cen,ge andere provincie van ons land, s de loop der kindersterfte verreweg het ongunstigst" ;). Als nu aan de R.K. geestelijkheid zoo n invloed mag toegeschreven worden op het gezin, mag toch ook wel aangenomen worden, at ze tevens zal kunnen waken tegen buitenechtelijke geboorten. ) In deze tabel zijn weggelaten de kolommen .840 51 en .Sco/sn welke >n het oorspronkelijke voorkomen. ,') T. a. p. b|. So '59' Wat is hier in 't spel? Rasverschil? Ik herinner mij in een krantenverslag over een zitting der Koninkl. Akademie voor Wetenschappen gelezen te hebben, dal prof. Bolk wel degelijk een rasverschil van de verschillende provincies des lands meent aangetoond te hebben. Niet onmogelijk was liet, dat een slechtere geneeskundige verzorging invloed uitoefende op de kindersterfte, daarom heb ik- nif de »Taarciifers" berekend hoe de toestand was in 1899 : PROVINCIËN. Aantal medi» i in« 1. niedic. duet.) plattelands heel- en vroedmeesters, oftic. van (iemiddeld aantal Hectaren per niedic. Volgorde der provinciën naar 't aantal Hectaren per niedic. Volgorde der provinciën naar de kindersterfte beneden het jaievemlgehoren< iooo I Volgorde der provinciën naar 't aantal bewoners per niedic. Gemiddeld aantal bewoners per medicus. Noord-Brabant I lg5 2769.6 8 U 10 2994 Gelderland 1 262 1942.6 6 5 5 2101 Zuid-Holland 656 459-3 1 8 2 'Z47 Noord Holland ] 530 527.2 263 i»37 Zeeland ! 96 1870.3 | 5 9 7 2254 Utrecht.... 16Ó 813.- 3 7 1 '479 Friesland , 154 2»52-4 7 1 6 22°jj Overijsel 120 2789.4 9 4 9 277» Groningen ! 144 1636.2 4 3 4 20 o Drente ■ 54 4929-4 " 2 8 275' Limburg 49 4498" 10 10 11 5743 Men behoeft de rle. 4.de en ;de kolommen slechts aan te zien, om te bespeuren, dat, hoe gaarne wc — uit stands-ijdelheids-oogpunt — 't ook anders wenschten, er niet liet minste verband is tusschen de intensiteit der geneeskundige verzorging en de kindersterfte. Tegenover cijfers van treffende overeenkomst, zooals die voor Limburg, Gelderland, Groningen, staan andere, zooals die voor Z.-Holland en Friesland, die weer iets gansch anders schijnen te bewijzen. Mag ik een onderstelling wagen '): ik zou denken, dat de alkohol hier een rol speelt; want de R. K. geestelijkheid moge succes hebben in bovengemelde richting, zij is helaas nog niet erin geslaagd, beneden den Moerdijk het alkoholmisbruik uit te roeien. l) Inderdaad zekerheid geven kan ik niet. 't Jenevergebruik is in Brabant en Limburg geringer dan in de overige provincies. Voor t biergebruik, dat juist de schuldige is, bestaan geen cijfers. Alleen: in 1892 waren in N.-Brabant en Limburg 204 branderijen, tegen 307 in het overige Nederland. 't Is zeer belangwekkend eens te vergelijken de kindersterfte in twee ver uiteenliggende tijdvakken. De gegevens ') heb ik ter wille van 't overzicht in een tabel omgewerkt: Kindersterfte Verbete- Achteruit- Provincie; ,875—79. 1895—99. ri,,S- ea»g- *r,es!and '40.&>/on 98 3%, 42 3":,», Groningen ,50.80/,w ,.6.2»/^ H.b%, }fent.e': I226",«, 112.70/„, 9.90/0,1 ''T'f1 «45-oO/on 131 • -0/ («, !3.»>/nn Gelderland 150.7"/,,, 142.9%, 7-80/,n 2086»/,,, I43-8°/(K, 64.80/(XJ _ /u.d-Holland 258.60/,,,, 167.9";,,, 9°70/oo yï"! i 232.2%, I68.3'V,BI 63.9'% Zeeland.. 221.90/,,, ,69.2%, 52.7%, Nocrd-Ilr.il mnt 206.1%,, ,99.70, 6-4«/ L,mburS '57-3"/o, ■7,-8°/oo - 14.5%, 1) /lesehomoingen over het geboorte- en kindersterftecijfer van Nederland,gedurende het tijdvak jS7f—/Sw, Dissert. v. Or. K.. II. Rombouls, bl. 72. 't Uitoefenen van een beroep door de gehuwde vrouw kan ook al geen overwegenden invloed hebben1): ... . , , lieroepuitoefende Provincie: o. ge uw te „ehuwde vrouwen. Yolgn". vrouwen. ° — Aantal "l,„ Friesland 7'593 62I5 3 Groningen 56055 58l° '°3 s Drente 255S1 3171 12.5 10 Overijsel 59127 575' 97 6 Noord-Holland 174339 l678° 96 5 Gelderland. 993'9 6976 7° ' Liraburg 45626 5301 "6 9 Zeeland 4°43° 6811 168 11 Utrecht 442°2 3^38 82 2 Zuid-Holland 198364 18638 94 4 Noord-Brabant 9329^ 95^9 102 7 Terwijl de provinciën geplaatst zijn in rangorde van 't pro-mille getal der sterfte van kinderen beneden het jaar, plaatste ik achter 't procentgetal der gehuwde beroep-uitoefenende vrouwen de rangnummers, waarin dit in de verschillende provincies voorkomt, 't Is duidelijk, dat er geen spoor van verband is. Alles bijeengenomen, kunnen we dus veilig zeggen: we weten sommige oorzaken der groote kindersterfte met cijfers te meten, maar hoe 't complex van oorzaken werkt, weten we nog niet voldoende. * * * Ofschoon Jonkers nog eenige hoogst belangwekkende tabellen geeft over de sterfte op verschillende leeftijden, wil ik dit hoofdstuk niet zoo uitvoerig nagaan als de vorige. Enkele citaten mogen volstaan 2): «Uit deze overzichten blijkt, dat na het 1 u- levensjaar de sterfte op den leeftijd van I—4 en van 5 — 19 jaren in den loop der tijden belangrijk en vrij regelmatig is afgenomen en wel in alle provinciën nonder uitzondering.... Over de algemeene sterfte kan ik kort zijn. Ik wil er 1) Rombouts, bl. 71. -) T. a. p. bl. 86. hier alleen op wijzen, hoe groot deze geweest is in 1 's45 49 en 1855/59 vergeleken met de aan die tijdvakken voorafgegane en met de daarop gevolgde jaren. De oorzaken daarvan hebben we reeds vroeger vermeld, te weten het epidemisch heerschen der cholera asiatica en duurte en schaarschte der levensmiddelen. I11 1848 en 49 werden in het geheel ongeveer 44000 personen door de cholera aangetast, waarvan plusminus de helft (23258) overleden. In 1866 stierven aan dezelfde ziekte 19691 personen.... Ten allen tijde hebben zoogenaamde natuurlijke kinderpokken (variolae), vroeger zeer treffend ->de kinderziekte" genoemd, vele slachtoffers geëischt. De laatste groote pokken-epidemie, in 1870 en 71 kostte alleen in 'laatst genoemd jaar aan 15787 personen het leven, waaronder 2586 beneden den leeftijd van 1 jaar en 5148 op den leeftijd van 1—4 jaren. .. . De conclusie, die we uit deze beschouwingen kunnen tiekken, is deze; dat in xVcderland in de laatste 60 jaren der vorige eeuw de totale sterfte wel belangrijk is afgenomen, doih dat er in dc' »structuur ' der sterfte tiaar den leeftijd geen voldoende verbetering is ingetreden, m. a. w. dat het percentage der jonggestorvenen in het algemeen, en der in het V" levensjaar overledenen in het bizonder, nog steeds veel te groot is gebleven". Terecht noemt schrijver dit een »treurig feit" en iets verder »teleurstellend" en »ontmoedigend". Hij gevoelt na 't doorworstelen van bergen statistiek een goed werk verricht tehebben. Daarna wijst hij nog eens in 't kort er op, dat de slechte sociaal-economische toestanden tier lagere volksklassen de oorzaken zijn '): »I Iet verschil met vroeger ■) zit hem hoofdzakelijk hierin, dat terwijl in lang vervlogen tijden de te sterke toename der bevolking met opzet werd tegengegaan, zulks thans tot op zekere hoogte onbewust geschiedt door den invloed der slechte sociaal-economische verhoudingen: zelf reguleering der bevolkingstoename". !) T. a. p. bl. 101. 2) Dit «vroeger" slaat dan op Spartanen. Romeinen en/. — overigen» aan de onbewuste zelfreguleering ontkwamen? of die volken Nu zou ik in de eerste plaats willen vragen waarom gesproken wordt van te sterke toename der bevolking. Kan de toename der bevolking te sterk zijn? M. a. w. kan er een oogenblik komen, dat een land geen voedsel meer geeft voor zijn bewoners? Malthus antwoordt bevestigend en heeft hiermee de poort opengezet voor een stroom van ongerechtigheden in zijn naam bedreven. Nemen we nu ons land eens als voorbeeld, 't Behoort tot de dichtst bevolkte landen. Op verre na kan niet gezegd worden, dat het overbevolkt is. Kr zijn nog uitgestrekte streken, die op kuituur wachten en voedsel kunnen opleveren. En stel: ieder plekje van ons land levert zijn vruchten, de bevolking wast, zijn er dan niet daarbuiten nog ongemeten vruchtbare en ontginbare velden, die braak liggen en voedsel konden geven? Inderdaad vormt overbevolking van een land geen gevaar — dat komt eerst, als er gevaar ontstaat tot overbevolking van de tv ere ld, en dat ligt toch wel zoover af, dat we gerustelijk mogen denken: après nous le déluge. Hoe oud is bovendien 't overbevolkingsvraagstuk ? Mij komt 't voor, dat de vraag van overbevolking eigenlijk is deze: wanneer moeten we iets van onze weelde prijsgeven ? Voedsel, dekking, huisvesting, verwarming, wat dan toch de essentieele levensbehoeften zijn, zal ook een dichtbevolkt land als 't onze nog voorloopig wel kunnen geven. Doch zonder nu holenbewoners te worden, zullen onze verre nakomelingen voor een tijd komen, dat ze hun weelde wat moeten intoomen '). Als een volk expandeert, kunnen wc toch wel meestal zeggen, dat 't is om meer weelde te verkrijgen of om de eens verkregene te bewaren. Een volk moet doen als een huisvader, die wanneer zijn gezin groeit, zich van enkele zaken zal moeten onthouden 0111 aan de behoeften der zijnen te gemoet te komen. Eerst als de 1 Zie ook omtrent overbevolking : De Katholiek (1897): Niette - Malthusianisme. J. M. L. Keuller, hl. 397 vv., waar met cijfers wordt aangetoond hoe ongegrond de vrees voor overbevolking is. Trouwens niemand gelooft meer in ernst aan Malthus' theorie. volken kunnen zeggen alles gedaan te hebben, wat mogelijk was, om hun voedsel en andere levenbehoeften zoo te exploiteeren en te verdeelen, dat ieder individu 't zijne heeft, eerst als dat alles afdoende gebeurd is, en eerst als er dan nood heerscht, kan er sprake zijn van te snelle toename deibevolking. De uitdrukking, te snelle toename der bevolking beteekent toch alleen, dat er een zekere wanverhouding is tusschen de beschikbare levensbehoeften en 't aantal lijven, dat verzorgd moet worden. Waarom moet er nu ingegrepen worden in 't aantal mensehen, zoolang niet vaststaat, dat de absolute hoeveelheid levensbehoeften, welke de aarde kan verschaffen, te geiing is: De toename der bevolking is niette snel, maar de verdeeling der levensbehoeften is ondeugdelijk. t Is zeer begrijpelijk, dat de theorie van Malthus «insloeg" — t is de eerste onhoudbare wetenschappelijke voorstelling niet geweest, en t zal de laatste niet zijn. We kunnen nü echter wel uitmaken, dat de leer van Malthus is bijgezet in de rommelkamer. In 1897 werd door prof. Keuller met cijfers aangetoond, dat hij recht had te zeggen: »Op eene wereld, die zoo dun bevolkt is, van overbevolking spreken, is eene dwaasheid" '). Voor mij ligt een geschrift van Dr. G. W. Bruinsma 5). waarin hij aantoont, dat zelfs in een zoo dicht bevolkt land als t onze de landbouw zonder meer grond in beslag te nemen, eenvoudig door intensievere en meer wetenschappelijke cultuur, het hoofd heeft kunnen bieden aan 't aanwassen der bevolking, zoodat hij mocht zeggen: De zoogenaamde wet van Malthus aan de feiten getoetst, valt dus uiteen en daarmede de stelling er op gegrondvest, dat er altijd een deel der bevolking door gebrek aan aanwezige levensmiddelen van het noodige zal moeten verstoken blijven of tot honger zijn gedoemd door de natuur zelf". *) In De Katholiek van 1897. De leer van Malthus voor Nederland toegelicht, door Dr. G. W liruinsma : Studies in J olkskracht. ï'* serie II (Haarlem 1903). CXXVI. 2. welke de N. M. middelen bestrijdt. We mogen hem voor deze uitspraak dankbaar zijn. Te betreuren valt het van ons standpunt gezien, dat een man als hij, die voor velen een autoriteit is, de handschoen voor 't N. M. opneemt '), maar k herhaal — voor de wijze, waarop hij het doet mogen we dankbaar zijn. Wc weten wat we aan hem hebben. Onze geloofsovertuiging maakt ons tegenstanders, en 't is alleen omdat de maatschappij, zij 't ook grootendeels onbewust, leeft naar essentieel christelijke beginselen, dat de nieuwe richting niet nog meer vorderingen heeft gemaakt '•). Nu mogen we in vrede leven met en naast onze tegenstanders, toch zal 't noodzakelijk zijn, dat we kleur bekennen en duidelijk. De Amsterdamsche hoogleeraar gaat ons hierin voor. Hij noemt zich materialist, ik zou hem liever — sine jra — onder de categorie der heidenen onderbrengen, want 't is juist zijn ontkennen van ieder christelijk beginsel bij 't waardeeren der N. M. gedachten, welke 't stempel drukt op heel zijn redeneering. Inderdaad, wij allen, vóór- en tegenstanders, oordeelen over vraagstukken als 't onderhavige, naar gelang onzer godsdienstige overtuiging. Onze godsdienst of de negatie* van dezen bepalen ons moraliteitsgevoel. Voor alles en boven alles eisch ik mij 't recht zulk een overtuiging te hebben; 'k gun t anderen ook, 'k wensch er M Juist dat Prof. I reub vour zulke, in zijn oog onverantwoordelijke, stellingen partij trekt, is de reden dat zijn Utrechtsche ambtgenoot hem in' een kort se- Zh"V: f gaat ,/V<,/- HM'r Tre"h <" ^-Matthmianhme door i ïot. ü. J. Kouwer (Kampen 1904). 2) ,Mt■ S' vau iIouteu iu Beschouwingen over de bevolkingsleer in verband me! Je sexueeU moraal, op blz. 4: »Wij zijn onder den invloed der kerk zoozeer gewoon geraakt aan het denkbeeld, dat er slechts ééne moraal bestaat dat wij kortaf onze moraal voor allen verbindend verklaren". En op blz. 38: «De slotsom van dezen vluchtigen blik op onze sevueele toestanden is alzoo, dat onze katholiek-malthusiaansche zeden ons in steeds toenemende mate brengen tot drieërlei kwaad: prostitutie, coelibaat en huwelijken zonder liefde Wie had dat ooit gedacht? Alleen één vraag: vanwaar kwamen in de oudheid prostitutie, coelibaat en huwelijken zonder liefde? Ze waren er reeds lang voor Christus' geboorte. ook gebruik van te maken om anderen te bestrijden. Verwachtingen te koesteren, dat we zulke principieele tegenstanders als Prof. Treub e. a. zouden bekecren, is dwaasheid — een te diepe kloof gaapt tusschen ons. 't Behoeft ook nauwelijks: 't is een kwestie van tijd, dat een beginsel, hetwelk de kiem van uitsterving in zich draagt, het af moet leggen tegen een, dat eischt: groeit en vermenigvuldigt u. Doch tusschen principieele voor- en tegenstanders ligt de grauwe massa der onwetenden en onverschilligen, uit welke beide partijen trachten te recruteeren. Onze tegenstanders laten niet achterwege deze massa over hunne gevoelens in te lichten. Op een waarlijk — van ieder standpunt bezien — onbehoorlijke, onwelvoegelijke wijze wordt propaganda gemaakt voor het N. M. Pamfletjes, reclame-artikelen enz. brengen ieder, die wil of niet wil, op de hoogte: ze worden ieder letterlijk in de hand en onder den neus geduwd. Op de meest onkiesche wijze mengt de N. M. Bond zich in onze persoonlijke aangelegenheden. Hiertegen zullen we eenigszins front moeten maken, hoe moeilijk 't ook soms vallen zal deze sexueele zaken welvoegelijk te behandelen. Prof. Treub wil 't N. M. alleen medice beoordeelen en levert daarvan een proeve. Wat mij betreft — zeer veilig kan ik de uitsluitend theologische zijde van 't vraagstuk achterwege laten : er zijn veel bevoegder mannen, van beter versneden pen voorzien, die hierop hun licht lieten vallen en 't desgewenscht zullen herhalen '). Toch moet mij de opmerking van 't hart, dat, naar 't mij voorkomt, Prof. Treub zich zelf bedriegt. Misschien bestaat er zuiver physiologisch denken, zooals er zeker wiskundig denken bestaat; misschien is 't mogelijk zuiver medisch te denken, maar zuiver medischen raad te geven is niet mogelijk: dat doet Prof. Treub niet, dat doe ik niet, dat doet geen medicus, dat doet alleen een veearts. Zoolang we niet een ziekte, maar een ziek mensch behandelen, is onze raad iets anders dan het produkt van een rekensom, waarvan de ziekte- en de geneesmiddelenkennis de faktoren zijn. Zoo 1) Vgl. o. a. De Katholiek van 1897 en 1898. goed als in onze raadgevingen zal doorschemeren ons karakter; even zoo goed zal onze overtuiging daarin terug te vinden zijn. Trouwens: bezwaar zie ik in deze noodzakelijkheid allerminst, wanneer we maar ieder ruiterlijk voor ons beginsel durven uitkomen, en daarom kunnen wc dc meening van Irof. Treub deelen, mits we in 't oog houden, dat »medisch weten ,n dit citaat beteekent: .medisch weten van den godsdienstlooze": »Wie dan meent op grond van bijbelsche of talmudische voorschriften den raad tot steriliteit van het huwelijk niet tc moeten geven, hebbe dan ook den moed zijner overu'ging en erkenne tegenover zijn patienten, dat niet zijn medisch „«en, maar zijn geloof i„ deze den dooriïg Wanneer Prof. Treub zegt: medice gesproken zijn de * ' mult,elen onschadelijk, dan zou ik dat aldus willen vertalen: als Prof. Treub of een ander goedgeschoold medicus met de noodigc voorzorgen de N. M. middelen toepast, doen ze plaatselijk geen direkt kwaad. En zoo uitgedrukt, onderschrijf ,k deze meening volkomen. Doch dit is een akademische kwestie stellen voor een praktische. Daarom gaat 't niet. Zóó worden de middelen niet toegepast. Ze worden gebruikt meerendeels buiten medische voorkennis, grootendeels zonder medische controle, geleverd, aangeprezen door de allerergste beunhazen op medisch gebied, die hunne of hare instructies zonder eenig gevoel van verantwoordelijkheid uitdeelen. Afgezien nu van alle verdere gevolgen voor ziel en lichaam, met opzijzetting van alle theologische of ethische bijgedachten, is er dan toch dunkt mij ook wel een gevaar van plaatselijken' aard door de wijze van toepassing. We kunnen hier niet met twee maten meten; en om nu eens bij een voorbeeld te blijven: Prof. Treub zegt zeer terecht: welk gevaar ontstaat er door het pessarium occlusivum, goed toegepast, waar dc medici om zoo tc zeggen dagelijks pessaria inbrengen en dat zonder schade? i) De geneesheer tegenover a'e facultatieve steriliteit. 1'rof. H. Treub. In 't goed toegepast zit des Pudcls Kern! Hoe zou prof. Treub terecht de fiolen van zijn toorn uitgieten over den medicus, die een pessarium inbracht en niet zorg droeg, dat dit goed behandeld, verzorgd en gestadig gecontroleerd werd. Meedoogenloos zou hij — en 'k heb 't hem hooien doen — den medicus afstraffen, die in deze ook maar iets aan zijn plicht te kort kwam. En hoe wordt nu 't pessarium occlusivum toegepast? Men kan zeggen, dat als regel daarbij geen medicus wordt geraadpleegd, dat alle regelen van de kunst daarbij met voeten worden getreden. Zeker, academice gesproken, is 't middel ongevaarlijk, zal 't geen plaatselijke laesies veroorzaken, maar praktisch gesproken — en daarom is 't toch eigenlijk te doen — zijn er wel gevaren. Tegen die gevaren te waarschuwen lijkt me wel degelijk een medisch advies evengoed als 't een medisch advies is de melk steeds gekookt te doen drinken, niet omdat de melk in zich schadelijk is, maar omdat de wijze, waarop ze wordt toegediend, gevaren in zich bergt. In 1898 is omtrent het al of niet bestaan van gevaar voor plaatselijke beleedigingen door N. M. middelen een uitvoerige discussie gevoerd in het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde '). Dr. Mendes de Leon beweerde plaatselijke gevolgen te hebben waargenomen. Wie deze discussie onbevooroordeeld leest moet, dunkt mij, tot de conclusie komen boven weergegeven. Het volgende citaat van een man, die verder in zijn geschrift nu niet bepaald afkeerig is van deze middelen, veeleer met zekeren smaak erover schrijft, bevestigt mij in mijne opinie: »Einige unserer Klientinnen haben der evvigen Manipulation einen schweren Tribut unter der Form peinvoller und hartnackiger Entzündungen der Adneza zahlen mussen" 2). l) Uit jaar zijn deze stukken afzonderlijk uitgegeven, zoowel door de HU. Mendes de Leon en Pinkhof als door mevr. Aletta Jacobs. -) Geh. med. Rat. 1'rof. Dr. P. Fürbringer : Srx. Hvgiene in der Ehe, S. 165 in Krankhiiten nnd Lhe M Snellen 1904 . t Is zeer de vraag, of wc ooit statistisch materiaal zullen verkrijgen, om in cijfers uit te drukken in hoever de N. M. middelen plaatselijk kwaad hebben veroorzaakt. I it den aard dei' zaak vallen middelen als coitus interruptus, coïtus in tijdperken van mindere ontvankelijkheid en condoom, waar sprake is van plaatselijke laesies, uit; niet uit te zonderen is de irrigatie post coitum, deze kan onoordeelkundig toegepast, wel degelijk schade aanrichten. \\ .it de meer verwijderde schadelijke werking betreft, hierin zijn alle middelen ongeveer aan elkaar gelijk en bestaat hoogstens een quantitatief verschil. Die verwijderde werking zou dan in hoofdzaak bestaan in slechten invloed op het zenuwstelsel. Ook hier zal 't wel niet mogelijk zijn den schadelijken invloed scherp omlijnd te demonstreeren, zooals men een scheikundige reactie demonstreert in een reageerbuisje en deze uitdrukt in cijfers, in maat en gewicht. Maar ik zie de noodzakelijkheid daarvan niet in en begrijp niet recht, welke reden er zou kunnen zijn om in het onderhavige geval zoo mathematisch te gaan werken, waar we in andere gevallen van ziekte niet zoo redeneeren en toch bevredigd zijn. Waar prof. Jelgersma de aetiologie van neurasthenie bespieekt en ons de factoren noemt in den tegenwoordigen tijdgeest, welke deze ziekte veroorzaken laat hij zich aldus uit '): 'Zorg voor de toekomst openbaart zich in de uitgebreidheid, waarmede wordt toegepast het z. g. tweekinderen of dikwijls geen-kinderenstelsel, wederom hoofdzakelijk onder de ontwikkelde standen. I let valt niet te ontkennen, dat hier dikwijls motieven \an twijfelachtige waarde toe medewerken, zooals b.v. het zich moeten ontzeggen van luxe, de bezwaren der zwangerschap, het opzien tegen de plichten van het moeder zijn enz., maar bovendien ook motieven van groote waarde, zooals b.v. de vrees om een ziekelijk geslacht te verwekken, een motief, dat mij in mijne praktische werkzaamheid meerdere malen is voorgekomen. l) Leerboek der Functioneels Neurosen, Dr. G. Jelgersma (Amsterdam, Scheltema en Holkema's Boekhandel 1S97) bl. 37. Het zou niet moeilijk vallen deze vrees voor toekomstig leed als motief voor handelingen of voor 't nalaten daarvan nog in velerlei opzicht verder uit te werken. Het onderwerp is waard om door een bekwaam psychosocioloog behandeld te worden. Voor ons is van belang te constateeren, dat het als motief sterk toeneemt, dat het eene groote hoeveelheid emotie geeft en daardoor veel bijdraagt tot de tegenwoordige toename der functioneele neusorc, vooral der neurasthenie". Jelgersma raakt hier het hart der kwestie, hij wijst aan, hoe juist allerlei nevenzaken, die met de hoofdzaak samenhangen en, zou ik willen zeggen, haast noodzakelijk samenhangen, een aetiologisch moment vormen. Over de hoofzaak zelf laat hij zich aldus uit '): »Wat men van de schadelijkheid van preventieve geslachtelijke gemeenschap verteld heeft, is grootendeels onjuist. Eenigszins denkbaar is de schadelijke invloed van lang voortgezette coitus interruptus. Of de preventieve coitus door moreele invloeden bij sommige personen indirect schadelijk werkt, zou mogelijk kunnen zijn." Kraftt-Ebing drukt zich krachtiger uit ~): »Eine nicht bedeutungslose Schadlichkeit für das Weib stellt der Coitus interruptus und reservatus dar. Mindestens führt er zu einer Ncurasthenia sexualis mit ihrem möglichen Gefahren für die psychische Integritat". Uit deze citaten blijkt wel, dat de N. M. middelen en speciaal een ervan, de coitus interruptus, niet zonder gevaar zijn voor het zenuwstelsel, edoch van buitengewoon grooten invloed is wel geen sprake. Veelal hoort men een vergelijking maken tusschen onanie en coitus reservatus, een vergelijking, die meer bekoorlijk is voor den bestrijder der N. M. middelen, dan juist. In hoofd- 1) BI. 49. -) Krafft-Kbing. Lehrhuch Jcr Psychiatrie, S. 200. zaak is de vergelijking fout, waar deze rekening houdt met de gevolgen. Men vergete niet, dat onanie — om zoo te /eggen -- m onbeperkte mate kan uitgeoefend worden, dat juist hierin het gevaar schuilt, door overprikkeling van het centrale zenuwstelsel, terwijl toch bij coitus reservatus dezelfde perken van frequentie zijn gesteld als bij normaal uitgeoefende geslachtsgemeenschap. Voorstanders van N. M. zullen, wanneer zij vergeleken worden bij onanisten spoedig gereed zijn met de opmerking, Vun bcdr,Jf SeliJk sta*t met den coitus durante graviditate \an uin tegenstanders. Een zekere overeenkomst schijnt we! aanwezig, maar 't is toch alleen schijn. Weliswaar zal een echtpaar, dat, na zekerheid verkregen te hebben van een ingetreden zwangerschap, in deugdzame onthouding leeft ooger staan dan een, dat met die wetenschap zich niet onthoudt, doch men houde wel in 't oog, dat het huwelijkwel voorna we/ijk maar niet uitsluitend bedoeld is als een instelling om langs wettigen weg kinderen voort te brengen, waarover later meer. Gesteld nu het geval, dat een echtpaar om zoo te zeggen met voortdurend het voortbrengen van kinderen op oog leeft, dan zal toch hun gemeenschap, die bestaat met - laten we 't noemen - onverschilligheid voor de sevo gen, met gelijk gesteld kunnen worden met die van een ec tpaar, dat opzettelijk de gevolgen voorkomt. En hoeveel eenvoudiger wordt de zaak voor ons Katholieken, die het huwelijk een sacrament weten. Ik zeide t reeds eerder: prof. Jelgersma raakt in zijn uitspraak t hart der kwestie. Wanneer het N. M. kwaad doet aan s menschcn gezondheid, dan is het omdat het als een gevolg werkt van een ziektemakende oorzaak, "t Is een ^evol.. van misplaatste zorg voor de toekomst, een gevolg van lmTnotzuc t, een gevolg van luiheid, een gevolg van egoïsme; en a deze oorzaken werken als 't ware door middel van het N Malthusianisme slecht op 't zenuwstelsel. We zullen dat nader zien wanneer wc ingaan op hun invloed, op familie en maatschappij. Maakt het gebruiken van N. M. middelen den mensch gelukkig ? 'k Geloof niets ervan. Zoo iets laat zich niet statistisch bewijzen, maar mij dunkt, dat eensdeels het toenemend aantal echtscheidingen ') er niet voor pleit, dat de huwelijken in de laatste jaren gelukkiger geworden zijn ; dat anderdeels uit statistieken blijkt, hoe tegenwoordig de huwelijken op steeds jeugdiger leeftijd gesloten worden ;), m. a. w. er zijn meer ondoordachte huwelijken. He wijzen mogen dit niet zijn, aanwijzingen zijn 't toch zeker, dat in 't algemeen genomen de huwelijken niet gelukkiger zijn geworden. Nu wil ik nog niet spreken van die gevallen, waarin eén der partijen slechts naar frustratie streeft — die vallen onvoorwaardelijk als ongelukkige huwelijken af — maar ook waar wederzijdsch consent is, kan 't huwelijk niet gelukkiger worden. 't Is hier de plaats niet een physiologie van 't huwelijk te oeven, maar een enkel punt moet toch gereleveerd. Wat bindt man en vrouw in 't huwelijk? 'k Wil gaarne aannemen, dat aanvankelijk verliefdheid voldoende bindmiddel is of wil men : hartstocht. Maar, het spreken over wittebroodsweken lijkt mij gebaseerd op een algemeen erkend leit, dat deze na eenigen tijd is afgestompt. Als dat gebeurd is, wat bindt de echtelingen in dat en in alle latere stadia: Kerst dan komt het hoogere, het meer ideale gemeenschapsleven van het huwelijk, eerst dan komt de rechte toewijding, het l) Zie «Jaarcijfers": 1893 0.53 per duizend echtparen | echtscheid 0 17 l scheid. van tafel en bed. 1902 0.69 » » » I o21 Wat betreft de 4 grootste gemeenten : Amsterdam. Rotterdam. "s-Gravenhage. t treclit. Aantal echtscheidingen. 1893 96 72 15 IOI 78 11 1902 I70 ÏOI /° -) Jonkers, t. a. p. bl. 36. Op 100 huwende vrouwen waren beneden de 25 jaren oud: van 1860/64 36.19 j 88o/84 47-5 » 65/69 3607 85/89 49.58 » 70/74 39-83 0°/94 48-'- 7579 43.28 95 99 49 45 werken aan een gemeenschappelijk ideaal, dat wel in hoofdzaak zal zijn het natuurlijk gevolg der liefde, de kinderen. an moeten de echtelingen, niet meer verblind, elkaar in alle opzichten, in deugden en gebreken, lecren kennen, zij- moeten zich aan elkaar gewennen, eikaars hebbelijkheden eeren verdragen en eikaars deugden leeren waardeeren De vraag ,s gewettigd, bij welke echtparen zal dat alles beter ge ukken en zal dus meer geluk heerschen : bij die van minder of bij die van meer egoïstischen aard ? Zonder twijfel bij de eersten. J J En nu een andere vraag. Ten behoevé van wie passen de ouders de N. M. middelen toe? Voor hun plcizier of voor t genoegen en nut der kinderen ? Wat theoretici beweren kan ons onverschillig zijn, in de praktijk worden de N. M. middelen ten genoegen van de ouders toegepast en van niemand anders. Wie anders beweert spreekt onwaarheid. Nu heb ik mij, gedachtig aan het schrijven van prof. >eub die zijn tegenstanders verwijt voortdurend met groote woorden als: vies, walgelijk enz. te schermen, van groote woorden trachten te onthouden en 'k wil 't blijven doen Maar dit eene neem ik niet terug. Met welke farizeesche woorden gezegd worde en gepredikt, dat t voorkomen van groote gezinnen geschiedt in 't belang der kinderen, praktisch uitgevoerd wordt het ten genoegen der ouders J). t Ligt dus voor de hand zoo voortredeneerend te beweren. 'n 1 alSemeen gesproken bij de echtparen, die N M toepassen meer egoïsme heerscht, meer genotzucht, minder opofferingsgeest en daarom alleen al zullen - ceteris paribus de andere huwelijken gelukkiger zijn > *Us nat,ons n'ont Pas d'oreilles pour écouter ces théories et les jeunes menages n ont point la coutume pédantesque de fouiller les bibliothèciues pour y chercher des mstructaons relatives au noml.re de leurs enfa„ts. Sur ce point se soucient aussi peu des conseils de* i. . , \ . ' v , — vvwuuiHwiw uuc tie i avis des n u o. s°phes c„ des orateurs": aldus Ars. Dumont in DipopuMo,, civWsaHo,, p. ,9. ) Zle hieromtrent ook: Aeo-M,i/tl„,n„t. ..... v. • ' v ,rt" «n ue a (Unoltek Dit is een der facetten van de kwestie, zij bezit er nog vele andere. Zoo wordt ons herhaaldelijk gewezen op voorbeelden van echtparen, die door ziekte ondermijnd, geheel ten gronde gaan onder zorg voor hun talrijk kroost. Ons wordt gezegd hoe gelukkig zulk een gezin zou zijn bij wat minder milden kinderzegen. Ik heb óók wel eens een gezin gezien, dat bij mij de gedachte opwekte: als hier wat minder lijfjes te dekken waren, zou 't misschien wel zoo gemakkelijk zijn voor de ouders. Ik heb ook wel eens in behandeling gehad moeders, die uitgeput door het kinderenbaren, niet op krachten kwamen, omdat te veel monden moesten opengehouden worden, dan dat er iets versterkends voor moeder zou overschieten. En ik erken gaarne, dat er een goedgevestigde overtuiging noodig is, om in zulke gevallen niet te zeggen . als ge dan niet in onthouding kunt leven, zorgt dan tenminste voor frustratie. Dat een goedhartig materialist dezen raad in zulke omstandigheden geeft, lijkt me alleszins begrijpelijk. Maar goed te keuren is het niet, want hij stapelt het cene kwaad op het andere. Hij tracht de eerste fout goed te maken door een volgende. Hij past de ruwste lapmiddelen toe. Natuurlijk niet in alle, maar toch in 't overgroote aantal van gevallen, als die boven geschetst zijn, had te voren reeds kunnen uitgemaakt worden, dat die huwelijken op misstanden moesten uitloopen. t Is een euvel van alle standen, dat men er maar op los trouwt. Als dan die eerste fout begaan is, wil men die met een tweede goedmaken. t Aanbevolen geneesmiddel is een echt palliatief, t grijpt niet den wortel van t kwaad aan, maar slechts een verschijnsel, en wat erger is: het leidt de aandacht van de hoofdzaak af en zal hen, die anders misschien voor de gevolgen van een ondoordacht huwelijk zouden terugdeinzen, thans over de bezwaren doen heenstappen. Zulk een middel, een — zedelijk ongeoorloofd — lapmiddel Trvr ?,?Val' ZOU men "U als een heilmiddel voor alle huwelijken willen aanprijzen. I rof. Treub zegt in zijn voordracht over N. M. ') : ' • • (,'J zult mij moeten toegeven, dat ikgelijk heb met er een oeconomisch bezwaar in te zien dat m den werkmansstand, en daaronder, het Nie™! ■ lalthusianisme niet genoeg wordt toegepast. voor de bourgeoisie. Ten dien opzichte is miine meening nog precies dezelfde als vier jaar geleden toen ikjn het Tijdschrift voor Geneeskunde schreef J Naar m.,ne overtuiging is op dit oogenblik de bourgeoisie ?n Nederland bezig zich den nek te breken over het NieuwMalthusianisme . i>ieuw- kn ik zeg er bij: goede reis. Immers een klasse van menschen, die absoluut niet verder z.et dan de neus lang is, die alleen om zich "df denkt en geen oog heeft voor de toekomst van haar -eskicht, bewyst daarmede haar sociale onbruikbaarheid en ik herhaal dus bij het aanschouwen van haar langzaam verdwijnen, mijn: goede reis". '^ngzaam Van de tweede alinea af kan ik de woorden van mijn vrocgeren leermeester onderschrijven — ik wilde, dat ik mii zoo kernachtig kon uitdrukken. Wat mij niet duidelijk werd is het volgende: als het Nieuw- • lalthusianisme voor de bourgeoisie een middel is om den nek over te breken, waarom zou de werkmansstand dan niet zijn nek er over breken, maar er juist een oeconomisch voordeel uit halen r ) Er wordt wat gesold met den werkmansstand! Als de werkman in het N.-M. economisch voordeel zou hebben moest te voren bewezen worden, dat een groot gezin als zoodanig door het groote aantal kinderen alleen, nadeelen voor de kinderen en voor de ouders met zich brengt. ^ulk een bewijs staat nog geleverd te worden. i) BI. 71. —* * " rmm \ Om de puntjes op de i tc zetten, mag ik nog wel eens formuleeren wat dan bewezen zou moeten worden: dat, gegeven: een werkman, van middelbare verdienste, gezond van lijf en leden, vrij van drank, gehuwd op rijperen leeftijd, b.v. 25 jaar, met een gezonde vrouw, goed onderlegd in huishoudelijke plichten, het uit dat huwelijk voortspruitende groot kindertal noch geestelijk noch lichamelijk een voldoendeopvoeding zou kunnen verkrijgen, om later — minstens in gelijke levensverhoudingen als de ouders — in de maatschappij een plaats tc kunnen innemen. Dit en niets anders moet bewezen worden. Ik weet wel, dat in zulk een gezin niet dagelijks biefstuk op tafel komt; ik weet wel, dat vaders jas eerst gekeerd en daarna gerepareerd moet worden, eer hij afgelegd wordt, ik weet wel, dat moeder van ochtend tot avond in de weer moet zijn.... Maar ik weet ook, dat eetlust en voedingswaarde niet in hoofdzaak gegeven worden door fijnere spijzen, dat t karakter en de waarde van een man dieper liggen dan zijn jas, en ik heb ook in vele groote gezinnen leeren waardeeren een geest van onderlinge liefde en hulpvaardigheid; ik weet, hoe betrekkelijk jonge kinderen reeds helpen om moeders zorgen te verlichten en nog jongere kinderen bij te staan, en ik weet ook hoe zulke ouders zich door hun toewijding als 't ware een verzekering voor den ouden dag sluiten bij hun kindei en. In zulke gezinnen kunnen ouders en kinderen proper en welgevoed zijn, en spelenderwijs leeren zij de grootste maatschappelijke deugden: handigheid, zuinigheid, behulpzaamheid, offervaardigheid. . . . ') 1) Dat ook niet-godsdienstigen, zooals Arsène Dumont duidelijk toont te zijn. dit inzien, blijkt op verschillende plaatsen. Ik citeer o.a. het volgende uit Natalit. d Démocratie: »I.es adorateurs du seul bonheur individuel. pour qui la valeur, la noblesse, la grandeur et la force collective ne sont rien, sont d'avis que le monde est toujours assez peuplé. La perspective d'une nation de fils uniques mollement élevés, d'une armee d'enfants gatés, n'a rien qui les efiraie pour la patrie. La perspective d'une génération de filles et fds uniques attendant tout, fortune et loisir, du décès de leurs parents, na rien qui leur paraisse a redonter pour la familie" (p. 29). Waarom zouden de leden van zulke gezinnen niet gelukkig zijn? Omdat ze paté de foie gras missen en niet door de eerste kleermakers gekleed gaan, geen rijtuig houden en niet geabonneerd zijn in de opera? Op deze materieele basis doorredeneerend zou er maar één man in 't land gelukkig zijn : de rijkste. Hier gaapt een kloof tusschen den mensch met godsdienst en dien van materialistische belijdenis. Godsdienst en materialisme als drijfveer van 's menschen handelen, denken en bcgeeren, staan hier lijnrecht tegenover elkaar. Uit nu uit te werken ligt niet in 't bestek van dit opstel. Scherper gezegd: t is mijn taak niet de superioriteit van den godsdienst boven 't materialisme te verdedigen. Voor mij staat deze meerderheid absoluut vast, en mocht mijn overtuiging in deze wat wankel geweest zijn, dan zouden de jaren, gedurende welke ik naast 't ziekbed stond, haar wel onwrikbaarder gemaakt hebben. Hoe eindeloos troosteloos moet de wereld zijn voor hem, die geen hooger ideaal kent dan alle materieele genoegens uit het leven te halen, die er in zijn, om daarna in het niet te verzinken. Welk een onafgebroken reeks van teleurstellingen moet het leven zijn voor hem, die er een doel in ziet, en niet een taak: voor hem, die er alleen rechten uit wil putten en niet begrijpt, dat de plichten de hoofdzaak zijn. Als de wetenschap den zieke troosteloos moest laten of hoogstens niet een leugen kon troosten, zag ik toch hoe de godsdienst met waarheid opbeurde. Kn hierin schuilt de bron van spraakverwarring. W'ien wij gelukkig prijzen, noemt de Neo-Malthusiaan: door verouderde godsdienstbegrippen verblind. En ofschoon we niet voor ieder een streng ascetische leefwijze aanprijzen, noemen wij toch niet speciaal gelukkig hem, die alles bezit! wat de materialist voor t geluk noodig acht. Laten wij, laten onze tegenstanders dat toch boven en voor alles in t oog houden. Geluk, beschaving zijn voor ons gansch andere begrippen. 't Is een strijd tusschen Christendom en Heidendom1), die gestreden wordt. En aan de zijde van t Christendom staat in deze het geloovig deel der Joden2). Ik herhaal na deze uitweiding: mij moet nog bewezen worden, dat een groot getal kinderen een gezond huwelijk ongelukkig maakt. Theoretisch noch praktisch laat zich dat bewijzen. Integendeel 't groote gezin heeft een groote opvoedende kracht, hetgeen door geen verstandig N.-Malthusianist ontkend wordt. Hij zou trouwens ziende blind moeten zijn en door geen verstandig mensch geloofd worden, als hij 't negeerde. In t gunstigst geval kan X.-M. een lapmiddel zijn om de gevolgen van uit medisch oogpunt verkeerde huwelijken goed te maken. Ofschoon ik nu niet doorkneed ben in 't jus matrimonii der Kerk, durf ik toch wel zeggen, dat ook deze de bedoelde huwelijken, d. i. dezulke, waar de echtgenooten physiek cn moreel ongeschikt zijn om gezonde kinderen voort te brengen en op te voeden, principieel afkeurt. Of nu de N.-M. begrippen, die voor het individu niet deugen, 1) Zie o. a. Calvinisme. Geheel-Ontliouding, Xeo-Malthusianisme door Dr. Rijk Kramer (Leiden 1904): en liet werken en >treven van Dr. II. Pinkhof, die orthodox Israeliet is. 2) Hier mag ik nog herinneren aan een statistiekje van Amsterdam door de perscommissie der afdeeling Amsterdam van de »\ereeniging ter Bestrijding van het Nieuw-Malthusianisme" geplaatst in De Tijd van 3 Maart 1904 : Prote- Katholie- « i- Zonder Godsdienst der moeder. stanten. ken. !Israellcten'j godsdienst. Aantal in rJn.U- cijfers. 300.000 | 120.000 | 60.000 30.00.1 1 I i I Geboorten per 1000 inw. van | | | dien godsdienst 32-1 i 33'3 j 24-8 18.7! Doodgeboren per 100 geborenen j 3.5 2.4 3-5 43-' Overleden per 1000 inwoners . | 17.8 18.4 j 12.3 6.3*t) lievolkingswinst per 1000 inwoners 13.5 13-4 II,° 4'3 •) Hlijkens de sterftetabel komen onder deze groep zeer weinig bejaarden voor, waardoor de beteekenis van het geboortecijfer nog ongunstiger wordt. voor een Staat als geheel zijn goed te keuren f 't Is de vraag, of onze gezichtskring ruim genoeg is om zulk een kwestie met eenig gezag te bespreken. Twijfel is zeker wel gerechtvaardigd, en in deze wordt een niet onaardige illustratie gegeven door Frankrijk. Nu de gevolgen duidelijk tastbaar zijn, is den heeren de schrik om 't hart geslagen '), ze begrijpen, dat ze een verradelijken duivel hebben losgelaten, een die gemakkelijke! ontketend dan op nieuw gebonden is. 't Lijkt a priori duidelijk, dat ceteris paribus de numerieke sterkte van een volk beslist over zijn invloed. Doch meer dan dat schijnt mij van gewicht: de bron, waaruit het heele streven en 't succes der propaganda van N.-M. hun oorsprong nemen: n.1. de genotzucht in ruimen zin. Moge de genotzucht nog niet altijd duidelijk als oorzaak van ondergaan van een geslacht aan te wijzen zijn, zeker toch zal zij van gewicht zijn, wanneer twee volken, overigens numeriek van gelijke waarde, in botsing komen, 't zij op militair, 't zij op economisch gebied, 't Meest genotzuchtige zal dan niet in de gunstigste conditie zijn ). Dat genotzucht practice de promotor is van N.-M. valt niet te ontkennen. Eerlijke mannen als prof. Treub bekennen 'tzelf; in zijn: «goede reis!" aan de bourgeoisie ligt het duidelijk ): »Daarentegen wordt in de finantiëel ietwat beter gezegende volksklasse, die ik maar met den gcbruikclijkxn term »de bourgeoisie" zal aanduiden, de beperking van 1' Hoe ver die angst gaat illustreert Ars. Dumont In Xatalité et Démocratie schrijft hij: »Mieux vaudrait un grand pays t .ut peuplé de bdtards et de concubins qu'un pays désert". Om zóó iets te /eggen moet de vrees voor ontvolking al zeer groot zijn, zelfs al gaat een zin vooraf als de volgende: ».\'ousestimons que si, dans 1'état actuel de notre civilisation, une naissance naturelle est généralement un moindre bien pour la socicté qu'une naissance légitime, c'est cependant un bien" (p. 58). Dat gezinsbeperking een volk physiek niet sterker maakt, blijkt o.a. uit de .terftestatistieken voor 't Fransche en 't Duitsche leger. Op zijn gunstigst uitgelegd, is deze sterfte twee en een half maal zoo groot in Frankrijk als in Duitschland We vergelijken hier twee gelijkwaardige grootheden, groepen mannen van gelijke leeftijden en gelijke levensomstandigheden I.a Semaine Móiicalt K102 (P- 399)3) T. a. p, bl. 70. het kinderaantal schromelijk overdreven, zoodanig dat men daar niet heeft te denken aan de vermindering deivruchtbaarheid als boven besproken onvermijdelijk gevolg van meerdere beschaving.. . . Maar de zondaars uit de tweede groep |d. i. de bourgeoisie | verdienen geen vergeving, want bij hen is van geen onkunde sprake; daar zijn luiheid, genotzucht, gemakzucht en egoïsme de niet te vergeven redenen die tot het Nieuw-Malthusianisme voeren". Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. Wanneer men nu nog weet, dat Prof. Treub zich ongeveer tegelijkertijd beklaagt, dat juist de klasse der werklieden, die volgens hem, uit oeconomisch oogpunt, het meest hun gezin moesten beperken, het nog lang niet genoeg doen, dan is 't, dunkt mij, duidelijk, dat ik met mijn bewering: genotzucht is de groote promotor van N. M., gelijk heb. En daarin zit een groot gevaar. Immers, zooals de zaken liggen, is de propaganda voor. en het onderwijs in t gebruik, zoowel als de verkoop \an N. M. middelen zoo goed als uitsluitend in onbevoegde handen. Gewetenlooze vrouwen en mannen, zoogenaamde deskundigen, drijven dezen handel. Ieder medicus weet wel, wat de deskundige waard is. Ze helpen zoowel ter voorkoming als bij ingetreden zwangerschap. Als de eerste middelen niet afdoende waren, zijn zc ook bereid nog meer te helpen, 't Opwekken van abortus is een tak van hun beroep. Welk een jammer en ellende hiermee gebracht wordt over hun slachtoffers, is niet te zeggen. Ik behoef me geen oogenblik in te spannen, om uit de herinnering van mijn eigen praxis in vijf jaren tijd zes gevallen op te diepen, waar een «deskundige" een slachtoffer letterlijk vermoord heeft: door ondeskundig optreden, niet alleen vermoord, maar ook een ziekbed \an schrikkelijk lijden veroorzaakt. Toch weet ik zeker, dat de aard van mijn praxis mij eerder minder dan meer van het gemiddeld aantal voorkomende gevallen zal laten zien. 't Komt geen oogenblik bij mij op, een officieel verband te zoeken tusschen eerlijke N. Malthusianisten — menschen, die oprecht meenen met hun propaganda wel te doen en het bovengenoemde ontuig; maar we hebben daarmee weinig te maken. We mogen rekening houden met de feiten /.ooals ze nu liggen. Uit den aard der zaak zal iemand, die wel eens van N. M. middelen gehoord heeft en deze uit genotzucht wenscht toe te passen, in handen vallen van onbevoegden, juist van hen, die deze eigenschap exploiteeren, en zulke menschen hebben dan een hoogst gevaarlijke kennismaking aangeknoopt: ze zijn »bij den duvel te biecht". Een tweede groot gevaar is, dat degene, die uit genotzucht intramatrimonieel N. M. middelen heeft leeren gebruiken, met minder bezwaar extramatrimonieele geslachtsgemeenschap zal zoeken. Ze — want 't geldt hier zoowel de getrouwde vrouw als de getrouwde man — kennen nu eenmaal het middel om genot te smaken zonder lastige gevolgen. Dat ook aan ongehuwden de Neo-Malthusiaansche middelen welkom zijn, spreekt wel haast van zelf: de algemeene daling van het aantal onwettige kinderen, zooals die in de vorige aflevering van dit tijdschrift door mij in een tabel werd medegedeeld, schijnt wel een bewijs voor deze stelling. Wil men nog een onverdachte getuige, dan leze men wat Mr. S. van Houten schrijft '): »Ik geef toe, dat de vrouwen minder van extramatrimoniale betrekkingen worden afgeschrikt, wanneer zij beveiligd zijn tegen ongewenschte zwangerschap". Wie N. M. middelen toelaat, »neemt het hek van den dam" -'). Zou 't wel toevallig zijn, dat Frankrijk het land van la grande passion is? 't Staat wel buiten twijfel, dat de zeden losser gemaakt 1) Mr. S. van Houten: Herdrukken betreffende Xeo-Malthusianisme en Vrouwenrecht, bl. 72. 2) Ik verzuimde onder de anticonceptioneele middelen te noemen liet operatief sterielmaken der vrouw. Bij de correctie krijg ik een artikel in handen, waarin Dr. Catharina van Tusschenbroek aantoont, dat we ook reeds tegen dit gevaar op onze hoede zullen moeten zijn. De indicaties voor deze operatie worden door sommigen al zeer rekbaar gesteld. Zij brandnu rkt deze operatie als eene, die nooit een ander doel kan hebben dan den man in zijn lusten te gerieven. Zie: Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1904. II, bl. 23. worden, waar X. M. ingang vindt. Daaraan bestaat allerminst behoefte: de zeden zijn los genoeg. Is er wel eigenlijk sprake van normale geslachtsdrift in 't moderne leven? Heeft ons geslacht zijn verbeelding door schrifturen, obscene afbeeldingen en tooneelvoorstellingen niet abnormaal vervuild? Wanneer wc het lapmiddel van 't N. M. toelaten, glijden we af, wc weten zelf niet waarheen, 't Is het ongeluk van alle lapmiddelen. Laat ik nog eens Prof. Treub citeercn '): «Onzedelijk is het dus, zwangerschap te weeg te brengen, terwijl men b.v. weet, dat de vrouw lijdende is aan een hartgebrek dat, blijkens de ervaring in vorige zwangerschappen opgedaan, haar leven in gevaar brengt, wanneer de zwangerschap voortduurt. Onzedelijk is het èn tegenover de vrouw zelf èn tegenover hare kinderen, die in haar zoo mogelijk een goede, gezonde moeder moeten hebben, de zwangerschappen zoo snel op elkaar te laten volgen, dat daardoor de zwangerschap op zich zelf eene de gezondheid ondermijnende ziekte wordt. Onzedelijk is dit ook tegenover het te verwachten kind, dat niet met behoorlijk weerstandsvermogen, met behoorlijke levenskracht zal ter wereld komen. Onzedelijk is het, wanneer lijders aan erfelijke ziekten, als tering, erfelijke krankzinnigheid, vallende ziekte, ongenezen syphilis, kinderen verwekken, van welke zij vooruit kunnen weten, dat zij hen doemen tot een troosteloos leven vol ellende. Of hebben de kinderen gevraagd ter wereld te komen, beladen met den vloek van de ziekte hunner ouders, en wordt daardoor de onzedelijkheid verminderd? Immers neen. Onzedelijk is het eindelijk, kinderen te verwekken, wanneer men weet, dat men hen nóch behoorlijk zal kunnen voeden, noch opvoeden, dat men dus een groot deel van hen slechts doet geboren worden om hen na een kort, miserabel leven weer te zien sterven, of wanneer men hen niet kan doen opgroeien tot behoorlijke, geschikte, voor zich zelf en anderen nuttige en bruikbare leden der maatschappij". ') T. a. p. bl. 80. Hierover bestaat geen verschil van meening tusschen Prof. Treub en mij; wel over de conclusie hieruit te trekken, en dit verschil hangt noodzakelijk met ons verschil van standpunt samen. Hij redeneert: die menschen zijn in huwelijk verecnigd, hebben aan hun geslachtsdrift te voldoen en moeten dus middelen gebruiken om de vruchten te voorkomen. Ik zeg: 't kwaad zit in 't huwelijk, ze hadden niet mogen trouwen; maar is dit kwaad eenmaal gebeurd, dan kan het niet door een slecht middel goed gemaakt. Het doel heiligt de middelen niet. In zulke huwelijken kan alléén sprake zijn van onthouding. Want de moraal eischt niet slechts ten behoeve van een enkel individu, maar, als geschreven voor een geheel geslacht, dat de zeden worden rein gehouden, dat niet de deur worde opengezet voor een verderfelijke genotzucht. Als bij het toepassen dezer moraal slachtoffers vallen — in dien zin, dat deze of gene zich een voor zijn lichamelijke lusten pijnlijke beperking moet opleggen, — dan is niet de moraal daaraan schuldig: die slachtoffers dragen eenvoudig het gevolg van vroegere zonden. En moge bij toepassing van Neo-Malthusiaansche middelen ook al geen slachtoffers vallen in bovengenoemden zin — slachtoffers vallen er, die er veel treuriger aan toe zijn. De appreciatie hangt weer af van onze godsdienstige overtuiging. Wij hebben onze moraal gebaseerd op ons geloof — ook de godsdienstloozen meenen een moraal te hebben, gebaseerd op ja dat weet ik niet recht! Dat verschilt vermoedelijk. Van Houten zegt, dat de sexueele moraal berust op de bevolkingsleer. Nog al een wankel voetstuk dunkt me. Wat de grondslag is van Prof. Treub's moraal weet ik niet — 't geloof is 't niet. Hij zegt: »Ik herhaal nog eens, misschien overbodig, dat geloofsredenen en moreele redenen voor mij niet synoniem zijn" '). ') De geneesheer tegenover Je facultatieve steriliteit, I'rof. IC. Treub. (Overgedrukt uit De Katholiek, Dl. CXXVI, blz. 290—316.) KINDERSTERFTE, NEO-MALTHUSIANISME, HUWELIJK. KINDERSTERFTE, NEO-MALTIIUSIANISME, HUWELIJK. (Vervolg cn slot van bl. 93 vv.) III. Bedenken wir, auch die Heiligen haben über das elieliche I.eben geschrieben, urn notwendige Anweisungen zu geben. Lnwissenheit kann Sünde sein, wenn dadurch das elieliche Glück geschadigt wird Nicht derjenige ist rein zu nennen, der nichts von diesen Dingen weisz, sondern der, welcher sich von dem Bösen hütet Wir dürfen nicht alles verdammen, was uns ungewohnt erscheint. Weil wir nichts von diesen Dingen wissen, brauchen wir noch lange nicht zu denken, es sei Sünde, sich darin zu unterrichlen. Da wird durch übertriebene Scham viel geslindigt. Man nennt das Pruderie '). Al veroorloofde ik mij een uitweiding over Neo-Malthusianisme, welke moest doen vreezen, dat ons oorspronkelijk onderwerp — de kindersterfte — geheel op den achtergrond zou raken; al was 't noodig, dat een tuclithoudende redactie l) Aldus op blz. 13 in Die Ehe, Aufklarungen utid Ratschlage für Erwachsene, besonders für Braut- und Eheleute. Vierte Auflage. Donauwöith, 1904, Ludwig Auer. Dit kerkelijk goedgekeurde boekje van een niet genoemden auteur kan ik in alle opzichten aanbevelen. Onderhoudend, uiterst kiesch geschreven, ademt het een gezonden geest. Het Christelijk huwelijk wordt daar in al zijn frischheid voorgesteld. Men voelt zich inderdaad tot dit ideaal opgewekt, put er krachten en lust uit om dit ideaal zooveel mogelijk te bereiken. Er zijn prachtige hoofdstukken in, zooals die, welke handelen over wat aan de jeugd behoort mede- 't wassen in omvang van het vorige hoofdstuk binnen grenzen hield, toch meen ik, dat 't onderwerp alleen als uitweiding voldoende behandeld werd; een zelfstandige behandeling zou meer plaats eischen en ook hoogere kwaliteiten. Beperking van 't aantal kinderen per gezin was een der middelen door Jonkers, zij 't niet aanbevolen, dan toch genoemd, om de groote kindersterfte te bestrijden. We kunnen nu nagaan, wat hij verder opsomt: »Naar mijne meening kan er alleen dan gegronde hoop op verbetering bestaan, wanneer het gelukt aan de la-ere volksklassen, in plaats van armoede en onwetendheid, meerdere welvaart en beschaving deelachtig te doen worden. Zorg voor uitstekend lager onderwijs; kweek een geest van voorzorg aan; bevorder, dat een ieder prijs stelt op een zekere mate van welvaart en het daaraan verbonden intellectueele en materieele genot, en de vruchten daarvan zullen niet uitblijven" '). Excusez du peu! Ieder burger hebbe zijn hoentje in de pot: geen mensch, die 't hem meer gunt dan ik. De onwetendheid verdwijnel Uitmuntend 1 Mits... de kennis, welke daarvoor in de plaats gesteld wordt, eene goede, gezonde zij. We leven nu eenmaal in een tijd van vereering voor kennis en wetenschap, maar toch zou nog een debat te voeren zijn over de vraag of alle kennis den mensch beter en gelukkiger maakt. gedeeld te worden, over zelfbevlekking enz. Andere voldoen mij minder zoo b.v. dat over gezinsbeperking, hetwelk veel te onduidelijk is. Ook komen er hier en daar dingen voor, waarbij de medicus eens 't hoofd schudt of vraagt" hoe heb Ik 't nu'r Maar dat alles schaadt niet aan den indruk van t geheel Bij geruchte vernam ik, dat een Hollandsche vertaling in bewerking is. Moge deze goed zijn en dan een ruime, zeer ruime verspreiding vinden. Wel zou ik den uitgever in overweging willen geven voor een beter gewaad te zorgen De Duitsche uitgave heeft een afschuwelijk kinderachtig bandje en is afschuwelijk gedrukt. — Deze meening wordt niet veranderd door hetgeen Dr. A. C. M. Schaepman in Dc Xederl. Kath. Stemmen schreef, althans voor zoover het medisch gedeelte betreft, het theologische laat ik voor zijn rekening. _ Vel ook bl. 303 van dit opstel. !) T. a. p. blz. 103. Zouden niet velen, als zij tot zich zelf inkeerden, de aanhef van Goethe's Faust beamen en daarin een belichaming hunner gedachten en twijfel zien? >Habe nun, ach! Philosophie, [uristerei und Medicin, Und, leider! auch Theologie Durchaus studirt, mit heiszem Bemüh'n. Da steh' ich nun, ich armer Thor! Und bin so klug, als wie zuvor". En beschaving? Ook over de beteekenis van dit woord mocht wel eens van meening gewisseld, eer we bovenstaand citaat \an Jonkeis onverdeelden bijval schenken. Dat een collega, en zeker een zoo ernstig werkend collega, onder beschaving zou verstaan: 't bezit van gepolijste manieren, 't dragen van up to date kleeding, 't meespreken over moderne literatuur, 't hebben van een zekeren chic, die juist in de mode jS) _ 't komt niet bij mij op, ofschoon voor velen hierin alle beschaafdheid gelegen is. Eenige aangename uiterlijkheden in kleeding en doen, ziedaar 't wezen der beschaving in veler oogen. We kunnen een heele reeks van beschavingen opnoemen. een Egyptische, Indische, Assyrische, Grieksche, Romeinsche, een middeleeuwsche, en die allen hebben hun invloed op West-Europa uitgeoefend, dat daarna zijn beschaving is gaan brengen aan Hottentotten, Kaffers, Roodhuiden enz. met resultaten . . . ?: drankzucht, epidemieën, uitroeiing. . . . Welke is de beschaving? Voor ons de Christelijke. Zonder verder hierop in te gaan, kunnen we wel zeggen, dat afgezien van godsdienst, maar niet daarmede in tegenspraak, een ideaal van beschaving ') boven 't menschdom zweeft, en dat deze en 1) »\Vat beteekent liet een «gentleman" te zijn? Het beteekent vriendelijk te zijn. beleefd, edelmoedig, onbekrompen, dapper, wijs, en wanneer men al die hoedanigheden in zich vereenigt. ze op de beminnelijkste, innemendste wijze te laten blijken. Is het niet de plicht van een gentleman een gehoorzaam zoon te zijn, een trouw echtgenoot, een zorgvolle, brave vader? Behoort zijn levenswijze niet betamelijk te zijn, zijne rekeningen betaald te worden, zijne neigingen loskundige hulp, ook op het platteland '), wettelijke regeling van het stelsel der zoogenaamde begrafenisfondsen, afzonderlijke leerstoelen voor kinderziekten, cursussen voor bakers, volksbakers: »Alleen door de vrouw uit het volk *ad oculos te demonstreeren, hoe de voeding en verzorging behoorcn te zijn, en ze de goede uitkomsten daarvan aan haar eigen kind te doen ondervinden, kan aan de tallooze misbruiken bij beide paal en perk gesteld iworden" !). Uitnemend: praten en schrijven werken niet half zooveel uit als goede voorbeelden. Ten slotte zegt Jonkers: »door een meer actieve bescherming van het huwelijk, o. a. door daaraan bepaalde eischen van gezondheid der aanstaande echtgenooten te verbinden" '). Last not least. In verbetering van 't huwelijk zie ik voor mij, wel een van de voornaamste hulpmiddelen tot het verkrijgen van een kleinere kindersterfte. Als de ouders in alle opzichten voor hun taak berekend zijn, marcheert het kinderenvoortbrcngen en goed opbrengen — om zoo te zeggen — vanzelf. Maar dan vat ik verbetering van 't huwelijk ook zeer breed op. Spoedige resultaten verwacht ik niet van dit middel, dus niet b.v. na een paar jaar. Dat is ook niet noodig. De groote kindersterfte is een volksziekte, niet een van het individu, en volken leven nu eenmaal niet bij jaren, maar bij generaties. Er behoort een geslacht op te groeien, met andere en betere begrippen omtrent het huwelijk, dan welke tegenwoordig bij de meesten gelden. »De eenige, met 's menschen natuur en het maatschappelijk belang strookende levenswijze is toch, dat ieder lid zij van een gezin; de drieëenheid van man, vrouw 1) Dat dit geen weelde is, blijkt wel uit mijn tabellen op blz. 104. 2) T. a. p. blz. 106. 3) T. a. p. blz. 106. en kind, op onderlinge liefde gebouwd, is de grondvorm der samenleving, de cel waaruit het geheele weefsel is samengesteld. Daarin zijn de helften, in welke de mensch is gescheiden, vereenigd. Alleen in het gezin worden de deugden gekweekt, welke voor het voortdurend bestaan der maatschappij onmisbaar zijn. Het vormt den band tusschen het verleden en het heden, tusschen het heden en de toekomst; slechts daardoor heeft het tegenwoordige geslacht steeds het oog op eene verre toekomst gevestigd, wordt de goede opvoeding van het volgend geslacht gewaarborgd en wordt het op stoffelijk, zedelijk en geestelijkgebied door het voorgeslacht verworvene bewaard en vermeerderd ten behoeve van het nageslacht." Ziedaar een idyllisch en ideaal huisgezin geschilderd. Een citaat van een Kerkvader? Mis — 't is van Mr. S. van Houten '). Alleen: over de gezondheid van de drieëenheid of van de helften, waarin de mensch gescheiden is, spreekt hij hier niet, daarvoor moeten we elders zijn. Voorzoover ik 't kan overzien en beoordeelen naar de resultaten, heerscht in dit opzicht een grenzelooze lichtzinnigheid. Allerminst zal ik ontkennen een zekere mate van éénzijdigheid bij het beoordeelen der verschillende levensomstandigheden — natuurlijk: »Navita de navibus, de tauris narrat arator . Maar zelfs als men de gezondheidstoestand der aanstaande echtelingen niet van zóó overwegend gewicht acht, als de medicus door den aard van zijn ondervinding -), men !) Beschouwingen over de heïolkingsleer in verband met de sexueele moraal, blz. 24. Ook elders vindt men deze vergelijking van een cel: »\Venn wir die gesellschaftlichen Beziehungen der Mensclien zueinauder mit einem Organismus vergleichen wollen, so ist die Familie nicht nur die Urzelle, von welcher der organische Aufbau den Anfang und Ausgang nimmt. sondern aucli das Yorbild, nach dem er sich gestaltet, und die Pflanzschule aus der er sich fortwahrend erganzt . Aldus V. Cathrein, S. J. Afovalphilosophie, 4te Aufl. Freiburg 1904, S. 382. »I.es beaux esprits se rencontrent!" 2) »Als redelijke en zedelijke wezens melen de mensclien het peil hunner samenlevingen aan geestelijke maatstaven. Dit brengt mede, dat de physieke gesteldheid slechts indirect me Jespreelct, in zoover, dat wel altijd voor iudi- zal niet kunnen ontkennen, dat hij van 't allerhoogste belang is en evenmin, dat hij, als regel, nauwelijks of niet overwogen wordt bij 't aangaan van een huwelijk. «Proponeer eens aan mevrouw X, om haar angorakat 's avonds los te laten, om haar gelegenheid te geven liefdesbetrekkingen met een vulgairen dakhaas aan te knoopen, of aan een veefokker om zijn lakenveldsche koe te laten bespringen door een roodbonten stier of door een te jongen of te ouden stier, of aan een duivenfokker om zijn postduif te laten paren met een kropduit. Dc woorden van het antwoord zullen verschillend zijn, maar de zin overal gelijk. Voor alle dieren geldt hetzelfde. Het doel der geslachtelijke vereeniging is daar overal het teweegbrengen van zoo goed mogelijk aangelegde nakomelingen en er dient dus op gelet te worden, dat zooveel mogelijk slechts zulke individuen paren, die groote kans opleveren op goede progenituur. Ja, dat geldt voor alle dieren, met uitzondering van het eenige dier, dat deze regels goed kent, het dier, dat zich bescheidenlijk als het hoofd der schepping aanduidt. Hij den mensch wordt met de te verwachten kwaliteiten van het produkt der paring geen rekening gehouden. Daaraan te denken, daarover te spreken is onfatsoenlijk, is schuin, ja het is, 0111 een superlatief te gebruiken, die ik laatst van ecne dame hoorde, meer dan schuin, het is, horizontaal 1" ') viduen en samenleving het gelukkigst zijn zal, als mens sa/ia in corfore sano is besloten". Bevolking en bevolkings-tluotitën, Prof. Mr. M. W. F. Ireub, in Vragen des Tijds, Mei 1904. 1) Prof. H. Treub, t. a. p., blz. 101. Men kan dezelfde ideeën eenigszins anders uitgedrukt in Die Ehe terugvinden : »Es ist sonderbar, fiir die Pflege der ObstbHume, der Wiesen, der teldertut man alles, was man kann. Der Viehzucht treibende liauer schaut nuf sein Vieh wie auf seinen Augapfel, das beste Futter, der gesündeste Stall, die sorgsamste Pflege ist gerade gut genug, um schönes Vieh heranzuzüchten... Glaubt ihr vielleicht, ein solcher Mann, liesze seiner Frau auch solche Sorgfalt angedeihen r Weit gefehlt. I)a ist alles gut genug, da gibt s keine Sorgfalt uud Warte; was liegt dem Bauer daran, wie seine Kinder werden, wenn nur das Zucht vieh gerat" (S. 18. En verder : »'Jnd in diesem Sinne sollen die Leser unser Büchlein zur Hand nehmen: sie sollen verstehen lemen, wie Gott bei der 297 Aldus prof. Treub. Men zal moeten toegeven, dat een en ander »raak" gezegd wordt, ook degene, die zijn voorhoofd fronst, als hij den mensch een dier hoort noemen. In alle bescheidenheid: over deze zaken te spreken is niet onkiesch, het af te keuren is pruderie. Het hoofddoel van het huwelijk is goede kinderen voort te brengen en op te voeden *). Laten we nu het geestelijk en godsdienstig goede hier buiten bespreking, als vallende minder onder mijn competentie, dan moet, dunkt mij, ieder ledelijk denkend mensch toegeven, dat de eerste en voornaamste voorwaarde om lichamelijk-goede progenituur te verkrijgen, zal zijn: lichamelijk-goede ouders. De ouders zijn verplicht voor de gezondheid hunner kinderen zorg te dragen. Hoe kunnen zij dat beter bereiken dan door te zorgen voor een goeden aanleg? En hierover te denken, hierover te spreken, zou min kiesch zijn? Maar als we over de beste wijze om het hoofddoel van het huwelijk te bereiken niet mogen handelen, waarover dan wel ? Alleen over het geestelijk heil der kinderen? Zeker, dat is van nog hooger belang dan het lichamelijke, maar dit laatste is toch een hoogst belangrijke zaak, en 't schijnt mij gepast ook daaraan behoorlijk de aandacht te wijden. Schöpfung eines Menschen zu Werke geht, damit, wenn es ihr lieruf sein sollte. als Eheleute aueh au dieser Schöpfung neuer Wesen teil zunehmen, sie nicht blindlings mitmachen, sontlern, durch ihre Kenntnisse bereichert, im Stande »eien, der Welt tüchtigere Menschen und dem Himmel reinere Seele zu schaffen". !) "Heute verstellen wir unter Ehe die rechtmaszige dauernde Lebensgemeinschaft von Mann und Frau zum Zwecke der Erzeugung und Erziehung der Kinder'. Moralphilosophie, Cathrein, S. 3S4. »Die Notwendigkeit der Ehe berulit aber, wie gezeigt, an erster Stelle auf der Notwendigkeit der menschenwtirdigen Erzeugung und Erziehung der Kinder; hierin liegt also ihr Hauptzweck. Das eheliche Verhaltnis zielt auch seiner innersten Xatur nach auf diesen Zweck Die Ehe ist also ihrer Vatur nach eine Institution, deren Hauptzweck nicht das persöuliclie Wohl der Ehegatten, sondern das Wohl der menschlichen Art (Gattung), die wiirdige Erhaltung und I* ortpflanzung des Menschengeschlechtes ist". T. a, p. 394. Slechts een enkele maal werd mij de vraag gedaan: »Zijn er van mijn kant geneeskundige bezwaren tegen een huwelijk? Ik moest wel eens ontradend antwoorden — maar — ik heb nog nooit beleefd, dat iemand zich aan dat advies stoorde. Zooals 't mij ging, ging 't meerderen collega's. Bij uitzondering wordt den geneesheer in deze materie raad gevraagd, bij nog grooter uitzondering wordt zijn raad opgevolgd. Nu schijnt mij dat verkeerd toe, en ik meen, dat wij hierin verbetering moeten brengen; want een consequentie van het veroordeelen der middelen tot beperking van het kindertal lijkt mij te zijn de eisch: dat wie huwen ook inderdaad geschikt moeten zijn om aan het hoofddoel van het huwelijk te beantwoorden. Er is iets stuitends in de gedachte, dat we goedkeuren het onbeperkt voortbrengen van kinderen, waar we van den anderen kant, door ondervinding geleid, moeten verwachten, dat deze kinderen zwakke stumperds zullen zijn. óf bestemd voor een vroegen dood, óf bestemd voor een leven, dat van 't eene ziek zijn in 't andere sukkelt. Van 't eenige, geoorloofde middel — onthouding — om aan dit bezwaar tegemoet te komen, moeten we niet te veel verwachten. Het wordt soms toegepast, dat weet ik zeker, maar 't is zeldzaam, dat een echtpaar daartoe voldoende kracht vindt. Juist deze moeilijkheid maakt, dat zich een groep gevormd heeft van relatieve tegenstanders van NeoMalthusiaansche middelen. Zoo prof. Kouwer: »Ik begin met de verklaring, dat ik mij niet schaar onder de absolute tegenstanders daarvan [n.1. van het N.-M.]. Immers, hoezeer ik den wensch onderschrijf, dat, waar bepaalde aangeboren of verkregen ziekten bestaan, het huwelijk vermeden mocht worden, evenzeer hoad ik rekening met het feit, dat er nu eenmaal onnoemlijk veel van dergelijke huwelijken worden gesloten. Hier is het eenvoudig een eisch van humaniteit, dat de geboorte van een ongelukkig kind worde voorkomen, of het leven der moeder worde beschermd. Hier geslachte- lijke onthouding te eischen. gelijk o. a. de Katholieke Kerk dat doet, is kortweg onmenschelijk. Toch is het van het standpunt eener nauwkeurig omschreven kerkleer te verdedigen, dat zij den mensch steunt in zijn strijd tegen hartstochten, die tot zekere hoogte gebreideld kunnen worden — liever dan door het openen van een achterdeur een stroom van ongerechtigheid toegang te verkenen, die den zwakken broeder eenvoudig aan dien strijd zou onttrekken. Laat de Kerk dan als hooger plicht den mensch wijzen op zelfbeheersching in al hare consequenties — en genade voor recht laten gelden, waar de geest gewillig, maar het vleesch zwak bleek'' '). Ik vrees dat prof. Kouwer's humaniteitsbegrippen een niet zeer sterke dam zullen blijken. Ook zou ik vreezen, dat als de Kerk eens op zijn voorstel — zoo welwillend gedaan! — inging, er heel wat »zwak vleesch" zou komen, voor 'twelk genade boven recht moest gelden. Maar vooral moeten we betreuren, dat de Kerk zoo onmenschelijk is! Prof. Kouwer vergeet geheel, dat de Kerk is — hij zal zeggen: voorgeeft te zijn — niet alleen van deze aarde, maar dat ze ook rekening houdt met een leven hiernamaals, en wanneer nu voor 't opvolgen der geboden een Hemel beloofd wordt, dan kunnen die geboden niet onmenschelijk zijn. Ofschoon we dus ver van elkaar staan, de relatieve bestrijder en de absolute, daarin is geen verschil, dat ieder tegenstander van het Nieuw-Malthusianisme — en wij meer dan iemand — noodzakelijk een voorstander moet zijn van uit gezondheids oogpunt goed beredeneerde huwelijken. Deze gedachte zal — ik ben ervan overtuigd — bij velen de vrees doen ontstaan voor beperking der persoonlijke vrijheid. Ik wil hier onmiddellijk bijvoegen, dat ik van dwangmaatregelen niets verwacht — zelfs een afschuw daarvan heb, en dat ik deze meer dan ooit afkeur, waar het geldt het huwelijk. Dat zij en blijve een zaak van persoonlijke beslissing, hn t minst van al heeft de Staat recht tusschenbeiden te *) Prof- Heetor Treub en het Nieuw-Malthusianisme, Prof. J>. J. Kouwer (Kampen 1904) blz. 6. De cursiveering in den tekst is van mij. treden. Wetten, zooals hier en daar zijn afgekondigd, die het huwelijk van tuberculeusen verbieden, zijn zedeloos en tyranniek. Doch er is verschil tusschen verbieden van wat men verkeerd acht en bevorderen van wat men als goed erkent. Zóó denk ik mij de zaak. Er moet een publieke opinie ontstaan, zoodat, evenals nu iemand huiverig is beneden zijn stand te trouwen, in de toekomst iemand huiverig zij te huwen met iemand van slechte gezondheid of wil men: met iemand, die geen waarborgen biedt voor een gezond huwelijk. »Von grösster Bedeutung is die körperliche Beschaffenheit der Eltern für die Nachkommenschaft. Das ist den Laien und selbst den Aerzten noch lange nicht geniigend zum Bewusstsein gekommen. Es muss der beherrschende Gesichtspunkt bcim Abschlusse der Ehe und beim Zeugungsgeschafte innerhalb der Ehe werden, dass es eine Pflichtvergessenheit ist, Kinder zu erzeugen, die voraussichtlich mit ererbten Bildungsfehlern, Krankheiten oder Krankheitsanlagen behaftet, lebensschwach und ohne Widerstandsfahigkeit gegen aussere Schadlichkeiten sein werden" '). In alle deelen onderschrijf ik dit citaat niet, in hoofdzaak evenwel wordt uitdrukking gegeven aan de meening boven reeds neergeschreven. Er kan een overtuiging geboren worden, dat een huwelijkscandidaat voldoen moet aan zekere gezondheidseischen. Er zal heel wat water naar de zee vloeien, eer deze algemeen ingang gevonden heeft, en nog meer, eer men algemeen er naar handelt. Maar wat hindert dat: We leven niet alleen voor ons zelf, we leven voor onze familie, we leven voor de geschiedenis. Trouwens er zijn teekenen, welke erop wijzen, dat wij ons in de aangegeven richting bewegen. Ik heb hier 't oog op de vrouwenemancipatie. In deze is veel, zeer veel, wat ik afkeur, maar laten we oppassen, dat we niet, verbitterd door 1) Gruber, Die hygienische Bedeutung der Ehe, S. 19, in Krankheiten und Ehe (München 1904). beschouwing van den verkeerden zelfkant, 't goede van de kern over 't hoofd zien. Dit goede ligt voor mij hierin, dat de vrouw ruimer gelegenheid vindt dan vroeger zelfstandig haar bestaan te verzekeren. Hiermee keur ik niet goed, dat meerdere vrouwen laag gaan néérzien op 't huwelijk, zich daarvan afkeeren als van iets van te lage orde, noch keur ik hiermee goed 't streven naar volkomen gelijkstelling van vrouw en man. Integendeel: ik acht 't een bewijs van verdwaaldheid des geestes, dat vrouwen het moederschap geringschatten, ja, dat acht ik een der treurigste teekenen van onzen tijd. En wat de gelijkstelling met den man betreft, — ik geloof, dat wanneer deze eens waarlijk volkomen werd, de vrouwen de eersten zouden zijn, om naar haar oud privilegie terug te verlangen. Edoch, er zijn vrouwen, die om welke reden dan ook niet kunnen trouwen of daartoe geen roeping gevoelen; dat zij tegenwoordig een eervolle positie kunnen innemen in de maatschappij, een werkkring kunnen vinden, welke haar het bewustzijn geeft van iets schoons en nuttigs te verrichten, dat is goed en loffelijk: misschien niet bedoeld, maar dan toch bereikt mede door de ultra's der vrouwenbeweging. Want nu is er vrijheid van beweging, 't Huwelijk is niet meer de eenige uitredding, afgezien van het klooster, dat toch ook een bijzondere roeping vraagt. Nu kan een vrouw weigeren zonder gevaar broodsgebrek, of hoogstens brood in een min gewenschte positie, tot toekomst te hebben. Zoo de vrouw al niet den man van haar keus kan vinden, ze loopt minder gevaar een man uit nood te nemen. Dat hierdoor het peil der huwelijken kan stijgen, schijnt mij logisch. Er is nog een voordeel. Wakker geschud door 't gedruisch van den strijd, is men gaan inzien, hoe nuttig het is, dat de vrouw zich zelf leere redden. Vooral aan onze bourgeoisie kan dit ten goede komen. Wanneer in een gezin eenige dochters zijn, van tusschen 14 en ruim 20 jaren, is er, wanneer zij zich tot de huiselijke werkzaamheden beperken, geen werk genoeg voor haar, zij vervelen zich in haar lediggang. Tegenwoordig komt het er eerder toe dan vroeger, dat zulke meisjes, ook al bestaat er weinig vooruitzicht dat zij 't later als kostwinning noodig zullen hebben, zich in een of andere richting bekwamen. Dit behoeft geen beletsel te zijn tot het ontwikkelen van huiselijke deugden, maar zal zeer zeker, evenals iedere studie, ertoe bijdragen, den blik te verruimen, breeder opvatting van het leven te geven, de oefening van werkzaamheid te onderhouden, hetgeen alles geen schade is voor onze toekomstige huismoeders. Dat meerdere zelfstandigheid der vrouw een gunstigen invloed zal uitoefenen op 't gedrag der jonge mannen, staat bij mij vast ). Ook op niet religieus gebied begint zich een streven te openbaren naar reiner leven Dat is te prijzen en aan te moedigen. En 't is niet overbodig. Want ook dat reine leven der jonge mannen is een waarborg tot gezonde huwelijken. Niet alleen, dat het onreine leven gevaar meebrengt tot besmetting met venerische ziekten, die later soms onverwacht, de gezondheid van vrouw en kinderen bedreigen, niet alleen dat in zulk een leven gewoonten worden aangenomen, die niet de beste waarborgen aanbieden tot toekomstige huwelijkstrouw en geschiktheid tot 't opvoeden van kinderen, maar ik vind 't bovendien niet gewenscht, dat, zooals zoo vaak gebeurt, jonge mannen, voor wie men vreest, dat ze bij \ enus hun heil zullen zoeken, tot een huwelijk gedreven worden, 't Is waar : »Der andere Nebenzweck der Ehe ist, die Befriedigung der starksten sinnlichen Triebes zu ermöglichen, ohne die VVürde des Menschen zu gefahrden ..." '") maar toch vind ik zulke huwelijken, die als veiligheidsklep dienst moeten doen voor een overprikkelde geslachtsdrift, alleiminst ideaal. Mij komt 't voor dat daarbij »Nebenzweck" tot l „Konnten da nicht unsere MSdchen selbst zur Ilebung der allgemeinen SittlichUeit beitragen, indem sie diejenigen jungen Manner verachten und zurückweisen, deren Vorleben nicht ganz sauber ist? ICönnten sie dadurcli nicht manches Cnrecht sühnen, das an andern ihres Geschlechtes verubt worden ist ?" Die Ehe, S. 92. Wordt dit alles niet gemakkelijker naarmate de vrouw in de boven aange- geven wijze en mate zelfstandiger is r 2) Moralphilosophie, Cathrein, S. 395. » . en met nadruk moet den toekomstigen man worden ingeprent, dat sexueele onthouding niet schadelijk is voor de gezondheid '). Seit einer Reihe von Jahren haben wir, nicht zum vvenigsten gestützt auf eigene nachgerade nicht mehr sparliche Erfahrungen, auf die Gefahr hm als Moralprediger zu gelten, gegen den am meisten durch die Lehren Lallemands in angezicrten, leider noch .mmer k, Aerzten wie Laien verbreiteten Glauben an die bedenklichen Folgen der sexuellen Abstinenz gekampft und befinden uns heutzutage in keiner schlechten Gesellschaft. .. \\ ir selbst.. . können uns kaum je ennnern, von Haus aus gesunde Naturen, aus Anlass ihrer Abstinenz, belangvollen Störungen anheimiallen gesehen zu haben ). »Es ist als sicher gestellt zu betrachten dass die meisten normalen Manner nicht weniger als I-rauen auf den Reischlaf, ja auf jede Art der Befried.gung des Geslechtstriebes dauernd verzichten k.mnten, ohne Schaden zu leiden"3). Geheel in de lijn van bevordering van rein leven ligt ook de beoefening van sport, d. w. z. niet het zoogenaamd bevorderen door deelnemen aan wedrennen en wedden, maar daadwerkelijk uitoefenen. Wandelen, roeien, zwemmen, fietsen en zoo vele andere takken, behoeden de lichamen voor vac sigheid, de eerste aanleiding tot sexueele prikkelbaarheid we mogen gerust zeggen overprikkelbaarheid, die bij vele jongelui wordt gevonden. Hoe 't elders is, kan ik moeilijk beoordeelen, maar dat ze in de groote steden zeer hoog gestegen is, weet ik uit ervaring. Jonge mannen behooren in hun vrijen tijd andere afleid ng te vinden dan scabreuse lectuur, tooneelvoorstell.ngen die van echtbreuk aan elkaar hangen, en voorstellingen, die hun wellust opwekken. 1 o b Krmkzinn Gest »Bloemendaal" te Loosduinec, l Dr. Bouman, geneesh. a. h. Krankzinn. ui» Ned Tijdsch. voor Geneesk. 1904, I, blz. 926. ' 2) Fürbringer, SexuelU Hygiëne in der Ehe, in krankh. und , 3) Gruber, t. a. p. blz. 16. Men trouwt niet meneer X of juffrouw \, maar ten deele althans, ook de geheele familie. Doch daar tegenover is het niet minder duidelijk, dat ook weer als pathologisch product onzer sociale toestanden moet worden aangezien het nauwkeurig vasthouden aan de gewone opvatting van »stand , waardoor de adellijke op den niet-adellijke, de bocht van de 1 leerengracht op de Prinsengracht, de dokter op den Winkelier neerziet, en de juffrouw van één hoog vóór, haar zoon veel »fiiner" vindt dan het «maessie" van drie hoog achter. En eindelijk komt er voor sommigen nog bij, dat men informaties neemt naar de a.s. schoondochter of den a.s. schoonzoon. Dat wil zeggen, men informeert van beiden of zij van «fatsoenlijke' familie zijn. \ alt dit goed uit, blijkt het dat de moeder ccne van mis en zoo is en dat een broer met eene van der Hummes en dat een zuster zelfs met een baron getrouwd is, dan is de informatie naar het meisje uit. Van den jongen man komt er nog bij een uiterst oppervlakkige informatie naar wat bekend is omtrent zijn moraliteit. Men vraagt dezen en genen of hen bekend is, dat de jonge man sexueele uitspattingen doet, of drinkt of speelt. Is die informatie niet al te slecht, dan is alles in orde" '). Ken lang citaat, maar ik zie geen kans mijn gedachten beter, geestiger, kernachtiger uit te drukken. W e zien hier »vanity fair" in een paar woorden geschetst. En als Treub. dat gedaan heeft, vraagt hij zich af, hoeveel overleg gepleegd wordt aangaande de vraag, of uit 't aanstaande huwelijk een gezonde progenituur te wachten is. Meestal is dit overleg nihil. Zooals 't boven beschreven staat en in werkelijkheid als regel geschiedt, is de informatie naar 't levensgedrag een karikatuur van wat het moest zijn. Hoe vaak hoort men de verwachting uitspreken: »dat die wilde haren wel verdwijnen zullen, als hij een goed vrouwtje heeft". Dat goede vrouwtje vaak een onnoozel kostschoolmeisje — wordt er maar 1) H. Treub, t. a. p. bli. 99. aan gewaagd, moet maar met haar gemis aan levenservaring optreden als leidsvrouw van iemand, die eigenlijk op een tuchtschool thuis behoorde. Nu spreek ik nog niet eens van 't humeur en 't karakter. Ook dat zal volgens de spraakmakende gemeente wel beteren. Welk een lichtzinnigheid! Wie trouwen wil, behoorde eigenlijk ook een soort noviciaat doorloopen te hebben. Nu past de vraag: zoo derhalve als regel de informaties naar gezondheid der aanstaande echtgenooten ontbreken, wijs ons dan den weg, in welke richting zich deze behooren uit te strekken ? Wat ik hierop te zeggen heb, zal niet meer dan een wegwijzer zijn. Dit opstel is voor lecken geschreven en eischt daarom eenige beperking. In 't algemeen raadplege men een medicus. Hij is de aangewezen man, door zijn speciale kennis, om te wikken en te wegen met oordeel des onderscheid. Hij kan beoordeelen wat nog juist kan toegelaten en wat buiten de grens ligt. Men vergete niet, dat deze grens geen scherp getrokken lijn is, maar een zaakkundig oog ter herkenning eischt. Maar men kome niet informeeren als bloote formaliteit, wanneer alles reeds vaststaat. Wordt dan een afwijzend advies gegeven, dan is men zoo licht geneigd het er toch maar op te wagen, te spreken van al te zwaar tillende medici. Om de zaak te vereenvoudigen is wel eens voorgesteld te eischen, dat beide partijen in 't bezit zijn van een kort te voren bij een solide levensverzekeringmaatschappij gesloten verzekering. Behalve andere bezwaren hiertegen is, mijns inziens, een groot bezwaar dit: dat goedkeuring voor een levensverzekering en goedkeuring voor het huwelijk twee begrippen zijn, welke elkaar niet volkomen dekken. Trouwens deze vormenkwestie is voor mij bijzaak: variis modis bene fit. Hoofdzaak voor mij is 't beginsel; als dat doordringt, zal de vorm van uitvoering wel van zelf geboren worden. Dalen we in details af en vragen wij, waarop gelet zal moeten worden, dan noem ik in de eerste plaats: erfelijkheid '). Terwijl men dagelijks opmerkt de gelijkenis in uiterlijk, karakter en geesteseigenschappen van ouders en kinderen, terwijl men dus waarneemt, dat een som van eigenschappen erfelijk zijn, ziet men dit over het hoofd, waar het betreft ziekten der ouders. Krankzinnigheid is een voorbeeld van erfelijkheid. Nu onderscheide men wel. Ik herinner mij een Fransch tooneclstukje, waarin het huwelijksaanzoek van een jongmensch wordt afgewezen op grond van krankzinnigheid zijns vaders, terwijl deze n.b. verkregen was na de geboorte van den zoon, door den val van een paard. Dat zulk een opvatting van erfelijkheid ridicuul is, spreekt van zelf. Maar waar in een familie krankzinnigheid inhcemsch is, verscheiden leden in meerdere of mindere mate zijn aangetast, daar is voorzichtigheid geraden, te meer waar beide huwelijkscandidaten uit zulk een familie stammen. Zoo vind ik bij Krafft-Ebing een tabel van de afstammelingen uit het huwelijk van een krankzinnigen vader met een gezonde moeder, waarvan de samenvatting aldus luidt: ïVon diesen 37 vom geisteskranken Ahnen abstammenden Individuen sind somit 13 irre und 24 gesuml(r), jedoch fehlen von einigen Nachrichten und sind andere noch sehr jung" -). De volgende statistiek spreekt mede zeer duidelijk, te meer wanneer men weet, dat deze loopt over 156,000 krankzinnigen : 1) I)e nu volgende gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan II. Iieul>s Huiselijk en Ziekte: Ceneesk. /{/•uien 1900, 7" Reeks, 11. 11. '■*) Lehi buiU Jer Psychiatrie^ S. 17 !• I'AI.LE MIT \A('Hf;KWIKSK\Kk l'.RIU K HKF.I'i '). Erblich belastet sind bei den 202 « „ ,, hoogst onmatig ... 2.— „ 1.1 46.8 „ 1 • We leggen dit feit vast, omdat wc gezien hebben, dat het niet zoogen een der voornaamste redenen was der groote kindersterfte. Epilepsie komt erfelijk voor en in afwisseling met krankzinnigheid en onnoozelheid. De mate waarin, kan afgelezen uit de tabel hierboven op blz. 309. Syphilis kan een erfelijke ziekte zijn en voert in dat geval tot veel ellende, maar ze behoeft 't niet te zijn. Veel hangt af van 't stadium der ziekte en van de behandeling. Behalve dat is syphilis onder sommige omstandigheden besmettelijk, zoodat hier niet alleen gevaar is voor 't nageslacht, maar ook voor de(n) echtgenoot. Juist dit is een geval, waarin de raad van een medicus haast onontbeerlijk is. Doofstomheid behoort tot dc erfelijke degencraties. D. w. z. de degeneratie erft over, maar behoeft niet bepaald in dezen vorm zich te uiten. Omtrent dc erfelijkheid van kanker bestaat een gevestigde volksmeening, dat ze inderdaad bestaat. 1 och is t eigenlijk de praedispositie en niet zoozeer de ziekte zelf, welke erfelijk is, volgens de wetenschap. Er bestaan vermoedens omtrent besmettelijkheid, maar meer dan vermoedens mag men 't niet noemen. 1) Referant in Ned. Tijdschrift voer Geneeskunde, naar 1'rof. O. von Bunge, 1900, II. blz. 838. Vooral de tuberculose neemt een belangrijke plaats in bij het beoordeelen der geschiktheid van een huvvelijkscandidaat. Niet alleen de erfelijkheid, ook besmettelijkheid legt gewicht in de schaal. Naarmate zij meer bestudeerd wordt — en deze studie is up to date — komt er meer materiaal ter rangschikking en schifting. Nieuwe feiten schijnen soms oude waarheden omver te werpen; dan weer blijkt het, dat alleen verdere studie schijnbaai tegensti ijdige feiten in overeenstemming kan brengen. Alles tc overzien op dit gebied is nauwelijks meer mogelijk; maar enkele vaste punten zijn toch wel in deze feitenzee te herkennen. Zoo staat wel vast, dat er een zekere voorbeschiktheid bestaat. VV ij zien bepaalde families, die door tuberculose letterlijk uitgeroeid worden. Of de kinderen uit tuberculeuse ouders alleen pracdispositie erven, of zij in kiem geïnfecteerd worden, dan wel in hun eersten levenstijd, ziedaar verschillende mogelijkheden, die ieder hun voorvechters vinden. Misschien is t verstandig alle drie de mogelijkheden aan te nemen. Zeker staat vast, dat de kinderen uit tuberculeuse ouders meer kans hebben zelf aan tuberculose te gaan lijden dan anderen. Men moet ook hier onderscheiden, 't Kan voorkomen, dat iemand in een familie tuberculeus is, en ook dat tuberculose in een familie inheemsch is: dat maakt een groot verschil. Of besmetting van de echtgenooten onderling plaats heeft is nog een open vraag. Daaromtrent is een enquête in ons vaderland ingesteld, waarvan het resultaat nog niet bekend is. Vooralsnog heeft ieder zijn opinie naar wat zijn ondervinding schijnt te leeren. Als 't evenwel waar is, dat tuberculose een infectieziekte is — en er is geen reden daaraan tc twijfelen dan moet ook, 't zij meer 't zij minder frequent, besmetting kunnen voorkomen. Of mijne ervaring ten opzichte van tuberculose objectief is, durf i* niet uitmaken: een groot gasthuis in een wereldstad brengt als vanzelf mede een opeenhooping van teringlijders, misschien dat ik dus wat pessimistischer ben dan noodig is. Mijns inziens nu is juist tuberculose, zelfs in zeer geringe mate, een der grootste bezwaren tegen het huwelijk, bovenal in i!e volksklassen, waar lichamelijke arbeid 't meest voorkomt. Een maat aan te geven voor de daaruit voortvloeiende ellende is eenvoudig ondoenlijk. Ons medici drukt ze als een nachtmerrie; de naam van volksgeescl is niet te erg. Statistiek is in deze materie moeilijk te verkrijgen, immers het komt er op aan niet alleen te weten, in hoeveel gevallen tuberculose voorkwam bij de voorouders, maar ook in hoeveel gevallen ze bij de afstammelingen voorkomt; enkele gegevens bestaan daaromtrent. Zoo b.v. een statistiek van Leudet over een praktijk van 45 jaar, waarbij in 143 families met 1485 personen 50 pCt. herediteit werd waargenomen '). Ook in ons land zijn dergelijke waarnemingen gedaan. Dr. T. Folmer Reddingius spreekt als ervaring over een praktijk sinds 1856 zijn meening uit, dat vooral erfelijkheid het gevaar van tuberculose uitmaakt1). Dr. Th. Haaksma Tresling gaat de gevallen na van zijn praktijk sinds 1860 ') en komt tot de volgende conclusies: »Yan de staat Ao (d. z. onbelasten) sterven van 15 families en 113 personen 19 = 16.81 pCt. erfelijk onbelast. Van de staat Bf (d. z. belasten) sterven van 31 families en 241 personen 128 == 58.09 pCt. erfelijk belast. Aan die staten ontleen ik 1111 het volgende: a. Waar ik de longtuberculose zie optreden bij erfelijk onbelaste families, bepalen de gevallen zich tot enkele personen. b. De vatbaarheid openbaart zich het sterkst bij erfelijkheid. c. De erfelijkheid vertoont zich bij belaste families niet slechts als longtuberculose, maar ook als tuberculose van andere organen hersenvliesen, beenderen, nieren, ingewanden". In de laatste jaren is ook gebleken, dat nierziekte (Morbus lirightii) erfelijk voorkomt, maar dit is toch niet van zoo 1) Kaminer, Krank/uiten der Atmungsorgant mul Me, in: Krankh. u. Ehe II, S. 267. 2, Xed. TijJsc/ir. voor Geneesk. 1902, I, blz. 801. 5; Xeil. Tijdschr. -oor Geneesk. 1902, I, blz. 149-- overwegend belang. Nog meerdere: jicht, rheumatisme, suikerziekte, haemophilie zijn erfelijk. We zullen daarop voor heden evenwel niet ingaan. Uit wetenschappelijk oogpunt is tot het bestudeeren der erfelijkheid, geen ziekte zoo belangrijk als kleurenblindheid; uit practisch oogpunt heeft ze geen beteekenis, tenzij men vast voornemens is, zijn nog ongeboren kroost op te leiden voor een betrekking, in welke een goed kleurenonderscheidingsvermogen geëischt wordt. Deze korte vermelding beteekent geenszins, dat we deze diathesen en bagatelle mogen behandelen. Overigens moeten wij deze ziekten nog uit een ander oogpunt beschouwen. Een nierziekte, suikerziekte enz. zijn met alleen van belang voor 't nageslacht, maar ook door 't direct gevaar voor 't lijdend individu. Als vader ziek is, bestaat er gevaar, dat hij na korter of langer tijd sukkelen, zijn gezin ontvalt en dit in desolaten toestand achterlaat. Voor de moeder bestaat gevaar, dat een betrekkelijk geringe aandoening door zwangerschap en baring verergert, en dientengevolge ook haar sukkelen t gezin benadeelt. Zoovele ziekten verloopen latent of veroorzaken geringe, nauwelijks opgemerkte stoornissen in 't welbevinden. Maar zoodra meerdere inspanning gevorderd wordt door t groeien van t gezin, zoodra t baren meer eischt van de vrouwelijke krachten, barsten zij los en brengen ellende. De zorgenvrije jonggezel, het in betrekkelijke weelde levende jonge meisje, waanden zich gezond en bespeurden eerst hun kwaal, toen 't huwelijk meer inspanning van hen vergde. Zulke menschen leven soms redelijk wel, zoolang hun reservekrachten niet aangesproken worden, maar gebeurt dit, dan blijkt de reserve gauw uitgeput, ja soms niet eens te bestaan! Onder de ziekten, welke voor het huwelijk zeer gevaarlijkzijn, verdient afzonderlijke vermelding de gonorrhoe. Terwijl zij soms geheel genezen schijnt, kan zij aanleiding worden tot slepende ziekten van de vrouw, tot blindheid der kinderen tot steriliteit. Bloedverwantschap der ouders is van oudsher beschouwd als verderfelijk voor het kroost. Inderdaad zien we de nadee- lige gevolgen in overvloed. Toch moeten we opmerken, dat deze niet zoo in 't oog zouden springen, wanneer er meer volkomen gezonde geslachten waren. Waarom ook zou een huwelijk tusschen bloedverwanten van volkomen gezondheid een reden zijn tot t plotseling optreden van ziekte bij de kinderen' Dat laat zich niet beredeneeren. En 't is ook niet waai. Doch praktisch komt die volkomen gezondheid niet voor. 't Zij in zeer geringe mate — aan ieder geslacht zal in den loop der tijden wel iets zijn gaan ontbreken. Dat nu een geringe en a fortiori een grootere afwijking — wanneer zij èn van vaders èn van moeders kant voorkomt, bij 't kroost tot gevaarlijke verhoudingen kan aangroeien, ligt voor de hand. Deze korte opgave van de ziekten en ziektekiemen op welker aanwezigheid moet gelet worden bij 't aangaan van liet huwelijk zal menigen leek de schrik om 't hart doen slaan. Ik ben overtuigd, dat menigeen mij een pessimist zal achten. Niets is minder in overeenstemming niet de waarheid! Ik vlei mij in t gelukkig bezit te zijn van een groote dosis optimisme, maar — 'k heb een afschuw van struisvogelpolitiek. Wanneer zij, die meenen, dat ik overdreef, eens een tiende gezien hadden van de ellende, veroorzaakt door uit hygiënisch oogpunt onverstandige huwelijken, zooals wij medici deze dagelijks zien en, zoo goed en zoo kwaad als 't gaat, te herstellen krijgen, zij zouden er vermoedelijk diep onder gebukt gaan. Die levenslast ware ieder van harte gegund, als 't tijdelijk dragen hem wijzer kon maken, als daaruit de diepe overtuiging geboren werd, dat er verbetering moét komen. 1 )e eischen, welke wij bespraken, waren van negatieven aard, 't was een reeks van omstandigheden, waaronder het huwelijk ongewenscht is. Er bestaat natuurlijk ook een lijstjevan positieve desiderata. We noemden reeds een en ander op blz. 50 vv. Men kan zich een ideaal menschenpaar voorstellen, maar zal zich wel tevreden moeten stellen met iets meer bereikbaars. P t onlangs gehouden congres voor kinderbescherming verd t woord .stamboekouders" gelanceerd. Ofschoon ik deze uitdrukking niet zou willen overnemen, omdat zij wat tc eenzijdig materialistisch is, kan ik toch niet ontkennen, dat zij schilderachtig is, dat »er iets in zit". p?!a" en vromv- beide van een familie, in welke geen iJ Zlektc voorkomt, beide vrij van ziekte, krachtig, van opgewekt humeur, verstandig, van geschikten leeftijd', man nkvnj, vrouw een goede zoogster... ziehier onze pia vota. hr ,s toch wel wat te doen om een en ander meer bereikbaar te maken. Alles,, wat gedaan wordt of behoorde te geschieden _ want de lichamelijke verzorging der jeugd laat m, Stan