fi . ' ; 1 t i&ï/iuti, ^ *JW J»? ®8ll' ;lw i* 'U| is"-4fhi.i k&i* M& IÏISI® •si' ; -•?; jaa IlsÉtiiSlal ilÉ«lJltMiiÉ«ffll HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS IN RECEPTUUR. HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS IN RECEPTUUR, DOOR M. J. SCHRÖDER, APOTHEKER IN HET ZIEKENHUIS TE GRONINGEN. DF.RDK DRUK. TE GRONINGEN BIJ J. B. WOLTERS, 1906. STOOMDRUKKERIJ VAN J. B. WOLTERS. inederl maatschappij (ter bevordering def. geneeskunst \ ! ■ -j VOOR BE R IC H T. Deze derde Uitgave is in verband met de verschijning der 4' uitgave van de Pharmaeopee geheel omgewerkt. Daar een gedeelte van dit werk reeds was afgedrukt vóór de Pharmaeopee officieel vastgesteld was, zal men daarin enkele afwijkingen van de officicele opgaven ontmoeten. Waar deze van belang zijn, zijn zij in de Corrigenda verbeterd. Mijn dank aan allen, die mij bij de bewerking dezer uitgave met raad en daad bijstonden, ook aan de firma Deluis en Co. te Amsterdam, die mij welwillend de bcnoodigde clichés afstond. Groningen, Mei 1906. M. J. SCHRÖDER. INHOUD. Ülz. I Inleiding , . . . t . . . 1 Gewichten en maten ... 38 Druppels 44 Dosis 49 Het recepteeren 57 Het wegen 63 Afleveren van geneesmiddelen 68 Aftreksels 71 Macerata 75 Infusa 78 Decocta 82 Gelatinae 91 Eniulsa vera 94 Serum lactis 99 Succi plantarum recenter expressi 103 Tincturae 104 Vina 111 Oleum medicatum 115 Acetum medicatum 116 Destillata 117 Olea aetlieraea 117 Aquae aromaticae 119 Spiritus aromatici 123 Extracta 126 Rob 135 Pulpa 136 Mixta 137 Solutio 137 Mixturae 170 Guttae 187 Saturatio 188 Emulsa spuria 194 Mucilago 218 Sirupus 226 UW. Mella 234 Linctus 236 Glycerolata 237 Linimenta . . 239 Vasolimenta 244 Collodium 246 Solutiones ad usum externum . 248 Electuarium 255 Cataplasma 258 Unguenta 259 Stilus unguens 297 Cerata 300 Pasta 301 Sapones 308 Gelatinae ad usum externum . 317 Vernices dermales 323 Emplastra 326 Species 336 Pulvis 339 Capsulae amylaceae 375 Tabulae compressae 379 Pilulae 388 Capsulae gelatinosae .... 434 Trochischi et Pastillae. . . . 439 Bacilla 446 Suppositoria 456 Candelae 466 Chartae 467 Verban dstoff en 468 Het steriliseeren 469 Synoniemen 488 Alfabetische lijst van Synoniemen 512 Register 532 C O R R 1 G F N D A. Pag. 17. Hij Lijst A van vergiften moeten nog vermeld worden: Opium en Oleum crotonis. Pag. 18. Bij Lijst B van vergiften moet nog vermeld worden: Tartras kalico-stibictis. Pag. 43. De door de Pharmacopee aangegeven Latijnsche namen voor lepels enz. zijn: Cochlear cibarum = eetlepel. ,, pultis = dessert- of paplepel. ,, theae theelepel. Pag. 101. Regel 17 v.b. staat hydrargyrium , moet zijn hydrargyricum Pag. 174. Bij liet aangeven der sterkte der verdunde zuren is geen rekening gehouden met hunne soortelijke gewichten. Men gelieve daarom aan te vullen: Acidum hydrochloricum dilutum, s. g. 1.067, bevat 13.07 pet. HC1. Acidum nitrieum dilutum, s. g. 1.133, bevat 22.20pet. HNO;J. Acidum sulfuricum dilutum, s. g. 1.124, bevat 17.45 pet. H2S04. I N L E11) IN G. Sinds de oudste tijden heeft zich bij alle ons bekende volkeren het streven geopenbaard om ziekten te genezen. Aan de middelen, die v) daartoe werden aangewend, gaf men den naam geneesmiddelen. Aanvankelijk werden ze in hoofdzaak ontleend aan het planten- en dierenrijk, terwijl slechts betrekkelijk weinig minerale stoffen als zoodanig werden gebruikt. Naarmate de verschillende volken meer met elkaar in aanraking kwamen, nam het aantal hunner ziekten toe en gelijken tred daarmede hield de behoefte aan nieuwe geneesmiddelen. Zóó zal men er toe gekomen zijn, verschillende stoffen te mengen en de mengsels als geneesmiddelen te gebruiken. De voorschriften voor deze mengsels werden deels geheim gehouden, deels bekend gemaakt. Uit eene verzameling van deze laatste voorschriften ontstonden de oudere Dispensatoria, de voorloopers onzer Pharmacopeeën. Eene Pharmacopee is een bij de wet vastgesteld voorschrif- ten boek voor de bereiding en het onderzoek van geneesmiddelen. J De eerste Pharmacopee die in Nederland verschenen is, is de Pharmacopoea Amsteiredamensis (1636); spoedig volgden andere steden het voorbeeld van Amsterdam, zoodat elke plaats van eenige beteekenis haar eigen Pharmacopee met eigen voorschriften had. De verwarring, die bij het toenemend verkeer door de ongelijkvormigheid der voorschriften werd teweeggebracht, was groot. In 1805 werd hieraan • door het Staatsbewind der Bataafsche republiek een einde gemaakt; de eerste lands-pharmacopee onder den titel „Pharmacopoea Batava" werd uitgegeven, en de invoering daarvan verplicht gesteld !). In 1807 verscheen eene Nederlandsche vertaling onder den naam „Bataafsche apotheek." De Pharmacopoea Batava werd in 1823 vervangen door de Pharmacopoea Belgica, welke tot 1851 van kracht was. In dit jaar verscheen de eerste Nederlandsche Pharmacopee „Pharmacopoea Neerlandica." Behalve als wetboek deed deze pharmacopee ook als pharmaceutisch leerboek dienst. Het karakter van leerboek heeft alleen de pharmacopee van !) Zie voor eene uitvoerige geschiedenis der Nederlandsche Pharmacie o. a. Prof. W. Stoeder. Geschiedenis der Pharmacie in Nederland. schröder , Receptuur. 3e druk. 1 1851 bezeten; zoowel de tweede uitgave (Editio altera, 1871) als de derde (Editio tertia, 1890) en de vierde, thans in werking getredene (Editio quarta, 1905) bevatten alleen voorschriften voor de bereiding en het onderzoek van geneesmiddelen. Eene korte vermelding van den inhoud dezer Pharmacopee vinde hier een plaats. Ook de 4e uitgave is verschenen in de Nederlandsche en in de Latijnsche taal. Is de laatstgenoemde uitgave met het oog op het internationaal verkeer misschien niet overbodig, in Nederland zelf zal wel alleen van de Nederlandsche uitgave gebruik worden gemaakt, temeer nog daar de Pharmacopee-Commissie uitdrukkelijk mededeelt, „dat de Pharmacopee in het Nederlandsch is bewerkt, en dat deze bewerking daarna in het Latijn is vertaald. Ofschoon aan die vertaling veel zorg is besteed, wenscht de Commissie toch aan den oorspronkelijken V Nederlandschen tekst den voorrang toe te kennen." Dat toch een Latijnsche editie het licht ziet, is het gevolg van art. 3 der Wet van 2 Nov. 1871, houdende bepalingen omtrent de invoering der Nederlandsche Pharmacopee, hetwelk luidt: „De Nederlandsche Pharmacopoea wordt van Staatswege in de Nederlandsche en in de Latijnsche taal uitgegeven en verkrijgbaar gesteld en door of van wege onzen Minister van Binnenlandsche Zaken gewaarmerkt." In het Voorbericht deelt de Pharmacopee-Commissie eerst mede hare samenstelling, dan vermeldt zij aan wie en op welke wijze voorlichting is gevraagd in zake het opnemen van verschillende geneesmiddelen. Dat daarbij ook Nederlandsch Oost- en West-lndië niet zijn vergeten, blijkt o. m. uit den tekst, waarin verschillende geneesmiddelen zijn opgenomen, die vooralsnog uitsluitend in Indië of door uit Indië naar Nederland overgekomenen worden gebruikt. Van deze geneesmiddelen noemen wij: Latijnsche naam: Oost-Ind. naam v/d. stamplant: Acetum Mylabridum. () Rhinacanthi. Cortex Alyxiae. poelasari. Folia Abri. saëa- Anacardii. djamboe monjet. Bidentis. hareuga en adjeran oetan. | W.-I.: koesoewé en anatto. » Bixae- \ galingem en kasoemaoe kling. Blumeae. semboeng oetan. Latijnsche naam: Oost-Ind. naam v/d. stamplant: Folia Hydrocotylis. pegagan, antanan, kaki koeda. „ Orthosiphonis. koemis koetjing, remoek djoeng. „ Psidii. djamboe bidji, djamboe kloetoek. „ Simploci. seriawan. Fructus Bruceae. bidji makasar, tambara maridja. Mylabrides. andol-andol. Oleum Schleicherae. koesambi. „ Shoreae. Radix Rhinacanthi. treba djapan. Rhizoma Curcumae Javanicae. temoe lawak. Semen Syzygii. djamblang, djoewet. Species antiaphthosae. Obat Seriawan. Van de geneesmiddelen, wier opneming in de Pharmacopee door velen werd wenschelijk geoordeeld, zijn enkele, o. a. Ichthyol, niet opgenomen, omdat de samenstelling van deze praeparaten te veel wisselt om bindende eischen te stellen, en ook omdat de bereiding daarvan veelal fabrieksgeheim is. Het voornemen der Commissie om de nomenclatuur, met name die der chemische lichamen te veranderen, is niet ten uitvoer gebracht, daar eene dergelijke verandering slechts van tijdelijken aard zou kunnen zijn. Ter Conferentie voor de unificatie van de samenstelling der sterkwerkende geneesmiddelen in 1902 te Brussel gehouden, bleek de wenschelijkheid, dat de benaming der geneesmiddelen een punt van overweging voor de volgende Conferentie zou uitmaken. Eerst daarna zal eene blijvende verandering in de nomenclatuur kunnen worden vastgesteld, die met het oog op het internationale verkeer eene verbetering zal zijn. Uit den aard der zaak is het niet gewenscht, tijdelijke veranderingen aan te brengen. Vooral bij het gebruik van op elkaar gelijkende namen, als Hydrargyrum chloratum mite en Hydrargyrum chloratum corrosivum, zijn vergissingen niet uitgesloten. De ook thans voor de chemische lichamen gevolgde nomenclatuur is die van Berzelius. Als geslachtsnaam voor denamen der zouten wordt gebruikt een substantief, dat is gevormd uit den naam van het zuur (bijv. nitras, sulfas enz.), en dat een klasse van verbindingen (nitraten, sulfaten enz.) aanduidt. Dit substantief wordt gevolgd door een adjectief, gevormd uit den naam van een metaal en dat dient om nader aan te duiden, welke soort zout wordt bedoeld. / De Germaansche nomenclatuur, er zij hier terloops op gewezen, zet voorop den naam «an het metaal (Ferrum, Hydrargyrum, Cuprum enz.) en voegt daarachter het adjectief dat dienst doet om de soortnaam van het zuur aan te duiden. Acidum sulfuncum b„». vormt dus zouten die genoemd worden: ferrum sulfuncum, hydrar- i- gyrum sulfuricum, cuprum sulfuricum enz. Behalve door een naam zijn de scheikundige verbindingen meestal ook door hare chemische formules aangeduid, met de bedoeling de stof nader te identificeeren. De beschrijving der stoffen begint in den re. normaal alkali moet neutraliseeren. Radix Ipecacuanhae moet 2 pet. alcaloïden bevatten of op dit gehalte worden gebracht. Radix Jalapae moet minstens 8 pet. hars bevatten. Semen Sinapis moet zooveel kaliummyronaat bevatten, dat dit bij de splitsing door de in het zaad aanwezige myrosine ten minste 0,7 pet. allylsulfocyanide oplevert. Semen Strychni, dat 2,5 pet. alcaloïden moet bevatten of op dit gehalte gebracht moet worden. Succus Liquiritiae moet minstens 8 pet. glycyrrhizine bevatten. Verder zijn voor de meeste simplicia het water- en het aschgehalte begrensd. In de beschrijving van de wijze waarop Galenische bereidingen worden verkregen, is zooveel mogelijk de regel gevolgd „om de opeenvolgende bewerkingen gaandeweg te beschrijven en niet de bereidingsmethode door eene opsomming van de benoodigde grondstoffen te doen voorafgaan." Deze Galenische bereidingen, gewoonlijk kortweg Galenica genoemd (naar Claudius Galenus1) van Pergamos, geb. 131 n. Chr.), worden verkregen door uittrekken en vermengen van simplicia en chemica. Voor alle Galenica is in de Pharmacopee eene bereidingswijze aangegeven; de bereiding behoort te geschieden in de laboratoria der apotheken. Immers, het betreft veelal geneesmiddelen, die niet of slechts onvoldoende op zuiverheid en identiteit kunnen worden onderzocht; wel echter is dit onderzoek mogelijk voor de grondstoffen waaruit zij moeten worden bereid. Bij de bespreking van de verschillende artsenijvormen zullen wij meermalen gelegenheid hebben op deze belangrijke groep van praeparaten terug te komen. De enkele wijzigingen, die in de nomenclatuur der ook in de Ed. III opgenomen praeparaten zijn aangebracht, zijn de volgende: Ed. IV was in Ed. III Aqua Plumbi Goulardi Aqua Plumbi Capsulae Balsami copaivae Capsulae cum Balsamo copaivae 1) De naam Galenica voor deze geneesmiddelen is eigenlijk onjuist, want Galenus heeft nooit nauwkeurige voorschriften voor de bereiding van geneesmiddelen gegeven. Een deel der geneesmiddelen, die tot deze groep worden gerekend, is eerst veel later door de Arabieren in de geneeskunde ingevoerd; een ander deel werd door de volgelingen van Paracelsus, den tegenstander van Galenus, in gebruik genomen (o. a. Tincturen en Extracten). Cortea Rhamni frangulae Collodium cum Oleo Ricini Aqua Fructus Cubebae Nitras argenticus in Bacillis Oleurn Myristicae expressum Oxydum hydrargyricum rubrum Sirupus Rliamni frangulae Styrax Terebinthina laricina Liquor arsenicalis Fovvleri Unguentum oxydi hydrargyrici rubri Cortex Frangulae Collodium elasticum Aqua destillata Cubebae Nitras argenticus fusus Oleum Myristicae Oxydum hydrargyricum Sirupus Frangulae Styrax liquidum Terebinthina Solutio arseniitis kalici composita Unguentum oxydi hydrargyrici Behalve van de officiëele namen, die op enkele uitzonderingen na (Antipyrinum, Crocus martis) de samenstelling ot de afkomst der geneesmiddelen aangeven, wordt bij het voorschrijven veelvuldig gebruik gemaakt van officinale namen, synoniemen, waarvan ook de Pharmacopee er enkele aangeeft. Deze synoniemen doelen soms op de werking van het geneesmiddel (extractum haemostaticuml, soms vermelden zij den naam van den uitvinder of den ontdekker \an het geneesmiddel (Pulvis Doveri, Sal mirabilis Glauberi). Men gebruikt de synoniemen vooral in die gevallen waar afkorting van de woorden gevaar voor verwisseling zou kunnen doen ontstaan, zoo worden de officiëele namen Chloretum hydrargyricum en Chloretum hydrargyrosum bij voorkeur vervangen door hunne synoniemen Mercurius subhmatus corrosivus en Calomel. Eene nauwkeurige kennis van de synoniemen is zoowel voor den pharmaceut als voor den medicus een vereischte. Voor den pharmaceut, omdat hij daardoor in staat is de voorschriften van den medicus te lezen en te begrijpen; voor den medicus omdat hij daardoor de gelegenheid heeft den zieke geheel onkundig te laten van hetgeen hij voorschrijft. Is dit laatste reeds in het algemeen wenschehjk, nog in het bijzonder is zulks het geval bij ingebeelde idiosyncrasie of bij vrees voor bepaalde geneesmiddelen. De behoefte aan synoniemen in bijzondere gevallen doet zich o. a. kennen uit den naam: Alcaloïdeum principale capitum Papaveris voor Morphine. Van vele nieuwere geneesmiddelen geven de officiëele namen, of, voor zoover ze niet in de Pharmacopee zijn opgenomen, de gebruikelijke namen niet de samenstelling aan. De wetenschappelijke namen dier stoffen toch zijn veel te lang en zouden door hunne lengte of door de dikwijls schijnbare overeenkomst met andere gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot vergissingen. Zoo duiden de namen Resorcine en Hydrochinon, althans voor den niet-chemicus' veel beter twee verschillende stoffen aan, dan de nanien Metadioxybenzolum en Paradioxybenzolum, terwijl nanien als Phenyldimethyl-pyrazolon voor Antipyrine, of Diaethylsulfon-dimethyl-methan voor Sulfonal voor de praktijk van het voorschrijven veel te lang zijn. Bij het enorme aantal stoffen, die als nieuw geneesmiddel worden aangeboden, kan het niet uitblijven of de handelsnamen dier stoffen moeten op elkaar gelijken. Daardoor kunnen schrijffouten tot noodlottige vergissingen aanleiding geven, zooals reeds de ervaring heeft geleerd. De officiëele namen van eenige geneesmiddelen gaan in de Pharmacopee vergezeld van de letters F. I. (Formula internationalis), om aan te duiden, dat het gehalte aan werkzame bestanddeelen van de grondstoffen of praeparaten, of de bereiding van die praeparaten zijn vastgesteld op de te Brussel gehouden Conferentie voor de unificatie van de samenstelling der sterk werkende geneesmiddelen. Internationale voorschriften zijn vastgesteld voor: Namen. Internationaal voorschrift. Acidum hydrocyanicum dilutum bevat 2 pet. HCy. Aqua Laurocerasi Laurocerasi Aqua bevat 0,1 pet. HCy. Arsenas natricus Arsenas sodii Sodii arsenas Arsenicicum natrium Natrium arsenicicum Het gekristalliseerde zout met 36,85 pet. Arsenikzuur. Extractum Belladonnae Btiladonnae extractum Een dik extract, bereid door percolatie van poeder van bladen met spiritus van 70 pet., dat ongeveer 10 pet. water mag bevatten; het internationale alcaloïdgehalte zal later worden vastgesteld. In onze Pharmacopee is dit bepaald op minstens 1,15 pet. in de vloeistof Chloral) Chloretum ammonicuiri (dat dissocieert) en Chloretum ferricuin (dat kristalwater verliest) mogen natuurlijk alleen worden bewaard in vaten, die geen water doorlaten. Bij enkele geneesmiddelen is aangegeven, dat zij buiten invloed van het licht moeten worden bewaard. Voor zoover deze bepaling betrekking heeft op de hoeveelheid van het geneesmiddel, die voor dagelijksch gebruik in de apotheek aanwezig is, wordt hieronder verstaan, dat het geneesmiddel wordt bewaard in flesschen van zwart, rood, of donker-geelbruin glas. Zalven mogen worden bewaard in potten uit een ondoorschijnende stof vervaardigd. De voorraad, die niet voor dagelij ksch gebruik in de apotheek bestemd is, mag ook worden bewaard in een voor het licht afgesloten ruimte. Het bewaren in donkere kasten van de hoeveelheid van voor lichtgevoelige geneesmiddelen, die dient voor dagelijksch gebruik, is terecht door de Pharmacopee verboden. Bij het telkens openen van zulke kasten worden de geneesmiddelen aan het licht blootgesteld, en in niet mindere mate is dit het geval wanneer een flesch gebruikt wordt en dus eenigen tijd aan het licht wordt blootgesteld. Men denke er echter aan, dat alleen het donker-geelbruin glas den inhoud van de flesch voldoende tegen den invloed van het licht beschermt. Raadzaam is het, bij den aankoop van nieuwe flesschen eerst te onderzoeken, in hoeverre zij de chemische lichtstralen voldoende tegenhouden. Dit onderzoek kan op twee wijzen geschieden, n.1. spectroscopisch, waarbij moet blijken, dat de blauwe en violette lichtstralen door het glas worden teruggehouden, of chemisch, door na te gaan, hoeveel van de voor licht gevoelige stof is ontleed, wanneer de flesch een zekeren tijd in het licht heeft gestaan. Voor het chemisch onderzoek is de volgende door Möller gepubliceerde methode i) aan te bevelen: in de goed gereinigde flesch brengt men 50 cM3. eener 2 pet. oplossing van Kaliumjodide en 2 cM3. verdund Zwavelzuur. Men stelt de flesch met inhoud gedurende een uur aan het directe zonlicht bloot. Is het glas volkomen inactisch, zooals het vroeger gebruikelijke zwarte Hyalithglas, dan wordt uit de oplossing geen Jodium afgescheiden. Hoe meer blauwe en violette stralen het glas doorlaat, des te meer Jodium zal worden afgescheiden. De afgescheiden hoeveelheid Jodium, die met Natriumthiosulfaat i) H. J. Möller, Ueber gefarbte Glaser. Berichte der Pharmaceut. Gesellschaft, 1900. kan worden bepaald, levert dus een maatstaf, waarnaar de meer of mindere doelmatigheid van liet glas, kan worden bepaald. Flesschen, waarin bij deze proef, niet meer dan 1,5 mG. Jodium is afgescheiden zijn goed. Möller vond, dat uit bovengenoemde oplossing, wanneer ze was bewaard in kleurloos medicijnglas, en gedurende één uur aan het zonlicht was blootgesteld, ruim 11 mG. Jodium was afgescheiden. In den tekst der l'harmacopee (pag. 132) wordt het volgende medegedeeld omtrent het bewaren der extracten: „Extracten moeten buiten invoed van het licht (dus in potten uit een ondoorschijnende stof vervaardigd) en, als zij vluchtige bestanddeelen bevatten, in goed gesloten flesschen (van inactinisch glas) bewaard worden. In aansluiting aan het bovenstaande zij hier tevens vermeld de wijze, waarop de vergiften moeten worden bewaard. Volgens art. 7 der Wet regelende de Uitoefening der Artsenijbereidkunst moeten „de vergiften, bij openbare bekendmaking aan te wijzen door onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, na eene commissie van deskundigen te hebben gehoord, worden bewaard in een of meer gesloten kasten." „De sleutel daarvan berust bij den apotheker of den hulpapotheker (thans apothekersbediende). „De vergiften in de Nederlandsche pharmacopee niet opgenoemd, welke de apotheker voorhanden heeft, worden in dezelfde kast of kasten bewaard." In verband met bovenstaand artikel is bij Ministerieel Besluit vastgesteld: eene lijst A van vergiften, die in de gesloten vergiftkasten moeten worden bewaard, en eene lijst B van vergiften, die, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen, desverkiezende buiten de gesloten vergiftkasten mogen bewaard worden. In haar Voorbericht deelt de Pharmacopee-Commissie hieromtrent nog het volgende mede: „Het komt de Commissie wenschelijk voor, dat de vergiften van lijst A van een rood kruis worden voorzien, en dat zij, afgescheiden van de vergiften van lijst B, in een afzonderlijke kast worden bewaard; voorts dat de vergiften van lijst B ook bij bewaring in een gesloten vergiftkast door een blauw kruis worden gekenmerkt." Op lijst A komen voor de volgende vergiften: Acetum Mylabridum Bromoformum Acidum arsenicosum Cantharides „ hydrocyanicum dilutum Cevadinum [nicum Arsenas natricus Chloretum hydrargyrico-ammo- Chlorettim hydrargyricum Chloroformum „ ad Narcosin Codeinum Extractum Opii „ Strychni Hydras Chlorali Hydrobromas Homatropini ,, Scopolamini Hydrochloras Apomorphini » Cocaini » Codeini „ Morphini » Pilocarpini Jodetum hydrargyricum Liquor arsenicalis Fowleri Mylabrides Nitras Strychnini Oxydum hydrargyricum flavum « n rubrum Pastilli cum Chloreto hydrargyrico Phosphorus Semen Strophanti » Strychni Solutio Nitroglycerini Sulfas Atropini » Physostigmini Tinctura Cantharidum .. Opii u ii crocata » Strophanti i, Strychni Op lijst B komen voor de volgende vergiften : Acetas plumbicus Acetum Digitalis „ Scillae Acidum aceticum concentratum ,, chromicum „ hydrochloricum u nitricum n sulfuricum n trichloraceticum Bulbus Scillae Carbonas plumbicus Coffeinum Chloretum ferricum ii hydrargyrosum n u ope vapore paratum i, zincicum Extractum Belladonnae „ Cannabis n Colocynthidis n Hydrastis liquidum ii Hyoscyami schröder , Receptuur. 3e druk. Extractum Secalis cornuti liquidum Folia Belladonnae ii Digitalis n Hyoscyami » Stramonii Fructus Bruceae Guajacolum Herba Cannabis indicae ii Lobeliae n Sabinae Hydras kalicus „ natricus Jodetum hydrargyrosum Methylsulfonalum Metadioxy benzol u m /? Naphtholum Nitras argenticus ii n in Bacillis Nitris amylicus Oleum Sinapis Phenolum ii liquefactum 2 Voorts wordt verstaan onder: lauw water: water van 30°-40° warm water: „ „ 60°-70° heet water-. „ „ 85°-95° macereeren: verwarmen bij 15°-25° digereeren: „ „ 35°-45° infundeeren: „ „ 90°-98° verwarmen-, het brengen op een temperatuur van 100' en daar beneden verhitten: „ „ „ „ „ boven 100°. Op de methoden voor de bepalingen van het smeltpunt, het stolpunt en het kookpunt komen wij op een andere plaats terug, eveneens op de wijze van het uitvoeren der zuiverheidsreactiesJ). Als verkorte schrijfwijze voor de namen der gewichten en maten worden in de Pharmacopee de volgende teekens gebruikt: G. = Gram M. = Meter mG. = Milligram dM. = decimeter cM3. = Kubieke Centimeter cM. = centimeter L. = Liter mM. = millimeter H = mikromilümeter (mikron) = één duizendste millimeter. RECEPTEN. Voorschriften voor de bereiding van geneesmiddelen in het algemeen noemt men Formulae medicae; men onderscheidt ze in: Formulae officinales, voorschriften, die in de Pharmacopee voorkomen, en Formulae magistrales, voorschriften, die door den geneeskundige worden gegeven. Deze worden gewoonlijk recepten genoemd. In onze wetten, regelende de uitoefening der geneeskunst en der artsenijbereidkunst, missen we de bepaling van een recept. Volgens Stokvis-) is een recept »het schriftelijk verzoek van den arts aan den apotheker om bepaalde middelen in een bepaalden vorm te brengen, gereedtemaken en afteleveren." In verband met art. 8 der ') Zie Schrüder en De Zaaijer. Handleiding bij het onderwijs in Receptuur, 2e druk (in voorbereiding). 2) Stokvis, Voordrachten over Geneesmiddelleer, I, pag. 178. 2* wet van 1 Juni 1865, regelende de uitoefening der geneeskunst, moeten wij hieraan nog toevoegen, dat dit schriftelijk verzoek, het recept dus, moet voorzien zijn van den datum, waarop het is voorgeschreven, de wijze van gebruik van het middel en de onderteekening van den arts. Het voorschrijven van recepten is meer speciaal het werk van den geneeskundige, terwijl het gereedmaken der voorschriften aan den apotheker behoort te worden opgedragen. De hier bedoelde scheiding van Genees- en Artsenijbereidkunst is in onze wetgeving niet volleding doorgevoerd. Geneeskundigen, die zich vestigen in plaatsen, waar niet een apotheker is gevestigd, zijn bevoegd de artsenijbereidkunst, d. i. het bereiden en tot geneeskundig doel afleveren van geneesmiddelen, uitteoefenen. In plaatsen, waai slechts één apotheker is gevestigd, kan den geneeskundige dooi Gedeputeerde Staten der Provincie, den hoofdinspecteur der Volksgezondheid gehoord, verlof worden gegeven tot het uitoefenen dei artsenijbereidkunst. De kunst van het voorschrijven van recepten wordt tegenwooidig minder beoefend dan vroeger, toch is zij, naar wij meenen, voor den geneeskundige van zeer groote beteekenis. Kennis van de samenstelling en de belangrijkste eigenschappen der geneesmiddelen is daarvooi noodzakelijk, omdat deze alleen den arts doet weten, welke stoffen wel en welke niet met elkaar gecombineerd kunnen worden. Het recept moet duidelijk, liefst met inkt geschreven zijn. De duidelijkheid laat echter op vele recepten te wenschen over en eene groote routine in het lezen van voorschriften van een enkelen arts is soms noodig om te kunnen nagaan wat bedoeld wordt. Talrijke voorbeelden, ook uit eigen praktijk, zijn ons bekend, waarbij bleek, dat een recept, dat met groote moeite was ontcijferd, toch nog geheel verkeerd gelezen werd. Zoo bleek ons, dat eens d e c o c t u m C h i n a e was bedoeld, nadat we met groote moeite injectio Morphini hadden gelezen, terwijl, toen bij een ander recept werd gelezen decoctum Chinae, de bedoeling was infusum Senegae. Binz i) vermeldt o. m. de volgende vergissingen die veroorzaakt zijn door onduidelijk schrijven: Pulvis Sacchari werd gelezen in plaats van Pulvis Doveri. Ammonium muriaticum » « <• Chininum niuriaticum Oleum rosae » » » Oleum ricini. 1) Dr. C. Binz , Receptsiinden und ihre Folgen. Emplastrum lithargyri in plaats van Emplastrum hydrargyri. Natrium silicicum » » » Natrium salicylicum. De wet gebiedt, dat, in geval van twijfel de receptarius het recept niet gereed maakt, maar den geneeskundige om inlichting vraagt i). De ondervinding echter leert, dat de apotheker zooveel mogelijk tracht zich te redden en eene waarschijnlijke lezing van het recept als de juiste aanneemt; wat de gevolgen daarvan kunnen zijn bewijzen de boven aangehaalde voorbeelden. De recepten worden bij ons te lande evenals in de meeste Europeesche landen in het Latijn geschreven. In Frankrijk en in Italië gebruikt men uitsluitend de landstaal, in Engeland en in Amerika zoowel Engelsch als Latijn. Het gebruik van één taal heeft het groote voordeel, dat de recepten overal verstaanbaar zijn, terwijl bij het gebruik van Latijn de zieke veelal onwetend blijft van hetgeen hem is voorgeschreven. Dit kan soms van groot belang zijn, bijv. wanneer de zieke vrees voor een bepaald geneesmiddel heeft. In dergelijke gevallen wordt ook de officiëele naam der geneesmiddelen veelal vervangen door een synoniem, waarvan dus de kennis voor arts en apotheker beide, noodzakelijk is. Zooals wij zagen is het recept een schriftelijk verzoek aan den apotheker om geneesmiddelen in een bepaalden vorm gereedtemaken en afteleveren. Gewoonlijk beginnen dan ook de recepten met .J{ (Recipe = Neem), dat geplaatst wordt links boven aan het papier, waarop het recept zal worden geschreven. Daar de apotheker van zijn voorraad geneesmiddelen een bepaald deel moet nemen, laat men op het teeken .Jü volgen: de namen der geneesmiddelen in den genitief en hunne hoeveelheden in den accusatief. Wenscht de arts voor te schrijven 60 gram vloeibaar Kina-extract, dan kan hij dit aldus doen: .}{■ Extracti Chinae liquidi grammata sexaginta. Men is echter gewoon de hoeveelheden steeds in cijfers uittedrukken en ook, daar tegenwoordig steeds in grammen wordt voorgeschreven, het woord gram weg te laten. Het recept zal dus nu worden: ■li- Extracti Chinae liquidi 60. i) Art. 8 der wet regelende de artsenijbereidkunst luidt: De apotheker levert op recept geen geneesmiddelen af, dan nauwkeurig volgens het recept en van deugdelijke bestanddeelen bereid. Vermoedt hij in een recept eene wellicht schadelijke vergissing, dan geeft hij daarvan terstond mondeling of schriftelijk kennis aan den geneeskundige, die het voorschreef. Is deze afwezig, dan stelt hij de levering uit, met onmiddelijke kennisgeving daarvan aan dien geneeskundige. Het geneesmiddel moet worden afgeleverd, dit duidt de arts op het recept aan door D (Da = geef, Detur = het worde gegeven). Het voorwerp, waarin het geneesmiddel moet worden afgeleverd moet voorzien worden van de gebruiksaanwijzing, wat op het recept aangeduid wordt door S (Signa = teeken, Signetur = het worde geteekend); meestal zullen twee of meer geneesmiddelen voorgeschreven worden, die gemengd moeten worden; dit mengen duidt men dan aan door M (misce = meng, misceatur = het worde gemengd). Ten slotte wordt het voorschrift nog voorzien van den naam van den zieke, den naam van den arts en den datum. Een volledig recept zal er dus ongeveer als volgt uitzien: Groningen 20 Sept. 1904. JJ. Acidi muriatici diluti 2 Sirupi rhoeados 20 Aquae communis 300 M. D. S. alle 2 uur een lepel voor .... Dr. X. Aan een dergelijk volledig recept onderscheidt men de vier volgende onderdeelen: 10. de Inscriptio, bevattende plaatsnaam en datum en de afkorting van Recipe (R, Rp, Ree, Rep) of inplaats daarvan Da (D) of Exhibe (Exh) = geef; of plaatsnaam en datum onder of boven aan het recept worden geschreven is natuurlijk onverschillig. 20. de Ordinatio of Praescriptio, bevattende de namen der geneesmiddelen en hunne hoeveelheden, soms ook de wijze van gereedmaken en de wijze van afleveren. 30. de Signatura wijst aan, hoe het middel moet worden gebruikt en aan wien het moet worden afgeleverd. In plaats van den naam worden soms enkele letters of cijfers opgegeven. 4«. de Subscriptio bestaat uit de onderteekening van den arts. Gebruikt deze bij het voorschrijven niet receptenpapier, dat bedrukt is met zijn naam en woonplaats, dan moet hij beide voluit op het recept vermelden, anders kan hij volstaan met zijne paraphe. De opgave van den naam der plaats, waar het recept is voorgeschreven, is van belang, omdat de mogelijkheid bestaat, dat die plaats niet ligt in Nederland. Dan toch moeten de geneesmiddelen, wat hunne sterkte betreft, voldoen aan de eischen der Pharmacopee van het land, waar het recept is voorgeschreven. Dat soms een belangrijk verschil in sterkte bestaat, bewijzen de volgende voorbeelden: Sirupus Jodeti ferrosi volgens de Nederl. Pharmocop. bevat 5 0 o Fe Jj „ Belgische „ „ 0.3 o/0 „ „ „ „ „ „ Fransche „ „ 0.5 0/0 „ Trochisci Santonini bevatten volgens de Nederlandsche 25 mG. Santonine en volgens de Fransche Pharniacopee 10 mG. Ook de datum kan van groot belang zijn, vooral in een tijd, waarop pas een nieuwe Pharmacopee vigeerende is verklaard. Vóór den dag waarop de Ed. IV vigeerend is, moeten de Trochisci Santonini 50 mG. Santonini bevatten, van dien dag af 25 mG. Vóór den tijd, waarop de Ed. III wettelijk was ingevoerd, leverde men Sirupus Jodeti ferrosi af met 20 o/0 Jodetuni ferrosum, na dien tijd bevat deze stroop 5 °/0. Het teeken .)}waarmede onze recepten gewoonlijk beginnen, is oorspronkelijk niet eene afkorting van Recipe maar eene verbastering van het teeken Q]., waarmede de Ouden Jupiter aanduidden; om diens zegen te verkrijgen op de poging om de zieken te helpen, werd dit teeken boven aan het recept geplaatst. Soms schreef men inplaats van dit teeken ook I. I. (luvante love, met Jupiters hulp), dat door de Christenen werd gelezen als luvante Iesu en soms veranderd in I. D. (luvante Deo). Wordt slechts één geneesmiddel voorgeschreven, dan kan men inplaats van Recipe ook de woorden Da of Exhibe gebruiken, bijv.: Da (Exhibe) Collodii elastici 20 S. extern. Worden een bepaald aantal geheele voorwerpen (pillen, poeders enz.) voorgeschreven, dan volgt op Recipe, Da en Exhibe geen genitief maar een accusatief, bijv.: Recipe (Da, Exhibe) Pilulas sulfatis chinini n". 50 s. Kininepillen. Bij het voorschrijven van eierdooiers is de volgorde van stof en hoeveelheid anders dan gewoonlijk. De stof is in dit geval: de eieren, de hoeveelheid: de dooiers. Bij het voorschrijven van één eierdooier zou men dus naar de andere voorbeelden moeten schrijven: Recipe Ovi unius vitellum terwijl wordt geschreven: Recipe Vitellum Ovi unius en bij 2, 3, 4 enz. eierdooiers Recipe Vitella Ovorum duorum (trium, quatuor). Het belangrijkste deel van het recept is de Ordinatio of Praescriptio, waarin de geneesmiddelen en hunne hoeveelheden worden genoemd. Wij merkten reeds op, dat men gewoon is in grammen voorteschrijven. De veelvouden Decagram, Hectogram enz. worden niet gebruikt. De onderdeelen van grammen worden op verschillende wijzen aangeduid, nl. als tiendeelige breuken en als milligrammen. De laatste schrijfwijze verdient stellig de voorkeur. De ervaring in Nederland heeft geleerd, dat door slechts in grammen en milligrammen voorteschrijven, ergerlijke, gevaarlijke vergissingen worden voorkomen1). In Duitschland bestaat nog steeds de gewoonte de milligrammen uittedrukken in tiendeelige breuken, terwijl zij in Frankrijk worden herleid tot centigrammen. De wijze van gereedmaken en de wijze van afleveren worden op de tegenwoordige recepten meestal niet vermeld; beide laat men meestal aan den apotheker over. Op oude recepten werden beide dikwijls uitvoerig omschreven. De gebruiksaanwijzing, signatura, is vooral voor den zieke van groot belang en moet op het recept zoo duidelijk mogelijk worden vermeld. — Van uitdrukkingen als gebruik bekend (usus notus, usits cognitus), als voren (ut ante), die soms geheel in het midden laten of het middel voor uitwendig of voor inwendig gebruik is bestemd, bediene de arts zich dus zoo weinig mogelijk, liefst nooit. Volgens art. 10 der wet op de artsenijbereidkunst moeten de opschriften voor alle medicamenten die bestemd zijn voor uitwendig gebruik worden geschreven op blauw papier, terwijl de opschriften voor geneesmiddelen die bestemd zijn voor inwendig gebruik op ongekleurd papier moet worden geschreven. Men is overeengekomen alleen die geneesmiddelen te rekenen voor inwendig gebruik, die door den mond in de maag i) Stokvis 1. c. pag. 180. 25 komen. Hoe echter moet de apotheker handelen, wanneer hem een recept wordt aangeboden als: .}&• Magisterii Bismuthi 20 d. s. usus notus terwijl dit bismuthzout zoowel inwendig als uitwendig wordt gebruikt? Meermalen is ons gebleken, dat ook de uitdrukking «als voren" aanleiding tot nioeielijkheden geeft; vele zieken toch zijn vergeten, hoe een of ander geneesmiddel vroeger is aangewend geworden en komen hiernaar bij den apotheker informeeren. Op nog een gebrek in het aangeven van de gebruiksaanwijzing zij hier gewezen! Bij geneesmiddelen, niet bestemd voor inwendig gebruik, wordt veelal als gebruiksaanwijzing slechts vermeld: uitwendig, zonder nadere opgave hoeveel keeren per dag het middel moet worden aangewend. Ook de apotheker kan hieromtrent geen inlichtingen geven en het gevolg is, dat soms het middel te dikwijls en in andere gevallen te weinig keeren wordt geappliceerd. In vele gevallen wordt de gebruiksaanwijzing in het Nederlandsch geschreven en' dan aangegeven öf hoeveel keeren daags öf om de hoeveel uren het middel njoet worden aangewend. De eerste opgave is veel nauwkeuriger, daar bij de tweede geheel aan den zieke is overgelaten op hoeveel uren hij een dag wil rekenen. Sommigen rekenen hiervoor 12 uren maar de meesten 14 a 16 uren. Verder wordt soms aangegeven op welken tijd van den dag, 's morgens, 's avonds enz. het middel moet worden genomen en op welke wijze, met water, met melk enz. De hoeveelheid, die van vloeibare geneesmiddelen moet worden genomen, wordt aangegeven in lepels (eetlepels), dessert-lepels (papof kinderlepels), thee(eier)lepels, druppels en soms in kopjes of wijnglazen. Van droge, niet verdeelde poeders laat men een eierlepel of mespunt vol nemen, terwijl van verdeelde poeders, capsules, pillen enz. een bepaald aantal per keer en per dag moet worden genomen. Voor zoover de gebruiksaanwijzing in het Latijn wordt aangegeven, gebruikt men daarvoor gewoonlijk de volgende uitdrukkingen met de daarbij gevoegde afkortingen: omni hora cochlear (o. h. c.) alle uur een lepel. „ bihorio „ (o. b. h. c.) « 2 „ ,, „ „ trihorio „ (o. tr. h. c.) » 3 „ „ „ omnibus quatuor horis „ (o. 4 h. c.) » 4 » „ „ ,, quinque „ ,, (o. 5 h. c.) » 5 » „ ,, enz. se mei de die cochlear (S. d. d. c.) eenmaal daags een lepel. bis » „ „ (b. d. d. c.) tweemaal „ ». <• ter „ » « (3 d. d. c.) driemaal quater „ „ .. (4 d. d. c.) viermaal quinquies » » » (5 d. d. c.) vijfmaal .« « » sexies „ „ ,, (6 d. d. c.) zesmaal enz. post coenam (p. c.) na den maaltijd. ante » (a. c.) voor » » ante noctem (a. n.) voor den nacht. mane (m.) 's morgens. meridie (merid.) 's middags. ante meridiem (a. merid.) vóór den middag. vespere (vesp.) 's avonds. mane et vespere (m. et v.) 's morgens en 's avonds. nocte (noct.) 's nachts. Ook de plaats waar het geneesmiddel moet worden aangewend wordt soms aangegeven, bijv.: pone aureni (pon. aur.) achter het oor. ad nuclwm in den nek. Van sommige medicamenten, met name subcutane injecties, wenscht de arts soms, dat ze niet in handen komen van den zieke; op het recept geeft hij dit aan door de uitdrukking: in manum medici. De apotheker bezorge dan het geneesmiddel bij den arts öf bij den zieke maar voorzien van het adres van den arts. In zulke gevallen is het ook dikwijls wenschelijk, dat het medicament wordt verzegeld, wat wordt aangegeven door: detur sub sigillo. Wanneer verschillende geneesmiddelen moeten worden toegediend, is het dikwijls noodig, dat naast de gebruiksaanwijzing ook het voorschrift op het etiket of signatuur wordt geplaatst, dit kan worden aangeduid door de uitdrukkingen da cum formula (geef met het voorschrift), da cum Jormula dorso signaturae (geef met het voorschrift op de rugzijde van het signatuur). Is het voldoende, dat alleen het hoofdbestanddeel van het recept wordt genoemd op het signatuur, bijv. Morphinepoeders, Kininepillen, dan kan dit worden aangegeven door: signa suo nomine. Om vergissingen bij het gebruikt te voorkomen, laten sommige artsen op het signatuur nog het woord vergift of voorzichtig plaatsen of op de flesch een doodskop plakken. Op de recepten kan men deze opgaven vermelden door: »da sub signo veneni , «signa. 27 caute". Buiten dringende noodzakelijkheid voege men deze uitdrukkingen niet toe, daar zij in den regel den zieke vrees inboezemen voor het medicament. Zonder voorschrift van den arts mag de apotheker dergelijke uitdrukkingen op het signatuur niet toevoegen. Indien het noodig is, dat een recept spoedig gereedgemaakt wordt, plaatse de arts liefst boven aan het recept een der uitdrukkingen : Periculum in mora (gevaar bij oponthoud), Statim (op staande voet), Cito (spoedig), Urgens (dringend). Het recept moet dan in de apotheek vóór alle andere gereedgemaakt worden. Worden op één papier twee of meer recepten voorgeschreven, dan moeten die door een duidelijk teeken, meestal een dubbel kruis |j , van elkaar gescheiden worden; zijn de recepten aan verschillende kanten van het papier geschreven dan plaatst men op beide zijden het woord »verte'' of „vertatur" (keer om, het worde omgekeerd). Bij ons te lande wordt de leer gehuldigd, dat het recept het eigendom is van den zieke; hij kan het zoo dikwijls laten gereedmaken als hij wil, bovendien is de apotheker verplicht op aanvrage hem een afschrift ervan te geven. Indien de arts een herhaald gebruik ongewenscht acht voor den zieke, kan hij dit kenbaar maken door op het recept te plaatsen non repetatur of ne iteretur (het worde niet herhaald) Dit houdt dan in een verzoek, geen bevel, aan den apotheker om het recept zonder voorkennis van den arts niet weer gereed te maken. Wenscht de arts dat het recept een bepaald aantal keeren worde gereedgemaakt dan kan hij die wenschelijkheid te kennen geven door de uitdrukkingen: Repetatur (Iteretur) seniel, bis, ter, quater, enz. (Het worde eenmaal, tweemaal, driemaal, viermaal herhaald). In het algemeen, en vooral wanneer het betreft sterk werkende geneesmiddelen, is het wenschelijk dat de arts voor elke herhaling een recept afgeeft. Dit behoeft dan niet het geheele voorschrift te bevatten, maar kan als volgt worden ingericht: Repetatur (Iteretur) medicamentum ultimum. (Het laatste geneesmiddel worde herhaald). Repetatur medicamentum ultimo praescriptum. (Het laatst voorgeschreven geneesmiddel worde herhaald). In plaatst van door medicamentum kan het geneesmiddel nog nader aangeduid worden door potio, pulveres, pilulae, unguentum enz. terwijl ook nog de datum waarop het eerste recept is afgegeven kan worden genoemd, bijv.: Repetatur unguentum ophthalmicum ultimo praescriptum. Repetantur pulveres Codeini ultimo praescripti. Iteretur mixtura ut 1 (primo) hujus mcnsis. Iterentur pilulae ut 2 (secundo) mensis Februarii. Het tijdstip, waarop het recept het eerst is gereedgemaakt, kan ook nog worden aangegeven door de woorden: nuper (onlangs), heri (gisteren), anteheri (eergisteren), nudiustertius (eergisteren). " Moet de hoeveelheid van het afteleveren geneesmiddel verkleind of vergroot worden, dan gebruikt men meestal de volgende uitdrukkingen : da in dimidio (in dimidia quantitate) geef de halve hoeveelheid „ „ duplo (in duplo » ) « dubbele „ „ triplo (in tripla » ) « drievoudige » „ „ quadruplo (in quadrupla » ) » » viervoudige ,, „ „ quintuplo (in quintupla » ) » » vijfvoudige « Soms wenscht de arts, dat bij een herhaling van het geneesmiddel daarin eene wijziging wordt aangebracht. Wanneer bijv. hetoorspion- kelijk voorschrift heeft geluid: ,J{. Solutionis gummosae 200 Vini Opii aromatici gtt. XV Acidi hydrochlorici diluti 2 Sirupi Rhoeados 25 m. d. s. omni bihorio cochlear en moet bij eene iteratie het zoutzuur geheel vervallen, dan wordt het voorschrift aldus geformuleerd: Repetatur potio ultima omitte acidum hydrochloricum dilutum of wanneer 1 gram verdund zoutzuur moet worden weggelaten: Repetatur potio ultima omitte acidi hydrochlorici diluti 1 d. s. omni bihorio cochlear. Moet de hoeveelheid Vinum Opii aromaticum worden vergroot met bijv. 10 druppels, dan moet het voorschrift luiden: Repetatur solutio gummosa adde Vini Opii aromatici guttas X of augmenta Vinum Opii aromaticum ad guttas XXV. Moet de stroop vervangen worden door een andere, dan kan men voorschrijven Repetatur mixtura ultima loco Sirupi rhoeados detur Sirupus papaveris (detur Sirupi papaveris eandein quantitatem). Wanneer het geneesmiddel ten deele is opgebruikt en er moet nog eene of andere stof aan toegevoegd worden; dan kan men bijv. voorschrijven: Potioni allatae adde Hydratis chlorali 2. d. s. vespere sumendum. Wil men bij eene iteratie van poeders of pillen aangeven dat bij elke poeder of pil nog een of ander geneesmiddel, bijv. 1 mG. arsenigzuur moet worden gevoegd, dan kan men het voorschrift als volgt inrichten: Iterentur pulveres (pilulae) singulis pulveribus (pilulis) adde acidi arsenicosi 1 mG. In den regel worden op de recepten de woorden niet voluit geschreven, maar meer of minder afgekort. Dit moge enkele voordeelen aanbieden, soms komt de apotheker erdoor voor raadsels te staan, die hij niet dan met groote moeite kan oplossen. Bij eenige routine zullen de afkortingen als L. 1. S. en Aq. 1. c. voor Laudanum liquidum Sydenhami en Aqua Laurocerasi niet tot moeielijkheden aanleiding geven, immers uit den aard van het recept blijkt veelal dat slechts deze stoffen bedoeld kunnen zijn. Anders wordt het met afkortingen als: v. t. t. t. 1. I. (van tijd tot tijd een lepel), waarbij van de routine wel wat veel wordt gevergd. Aanbeveling zou het verdienen om de namen der geneesmiddelen niet of slechts zeer weinig aftekorten, daar dan dubbelzinnigheden als: Chlor. hydrarg. voor Chloretum hydrargvricum en Chloretum hydrargyrosum. Mur. hydrarg. oxyd. voor Murias hydrargyri oxydati en » „ oxydulati. Hydr. chlor. voor Hydras chlorali en Hydrargyrum chloratum. Pulv. R. Cal. voor Pulvis radicis Calumba en „ rhizomatis Calami enz. niet meer zouden voorkomen. De afkortingen zouden dan toegepast kunnen worden bij de wijze van bereiding en de gebruiksaanwijzing. De volgende afkortingen worden nog op vele recepten aangetroffen, a, aa ana van elk. ab. in gelat. abeat in gelatinarn opdat het tot een gelei stolle. abs. febr. absente febre bij afwezigheid van koorts, accur. accurate nauwkeurig, accuriss. accuratissime zeer nauwkeurig. b. in d. Bol. bol. c. c. c. c. (conc. cont.) C C c. c. calef. caps. amyl. caps. chart. cyl. caps. gel. el. caps. gel. op. ca ut. citiss. clysm. cochl. cochleat. col. colat. collut. collyr. co. comp. cps. consp. convolv. coq. coq. ad col. coq. et inf. coq. s. q. aq. ad col. o I". crass. cyath. deb. spiss. dec. dct. bis in diem Bolus boli cum cochlear concinde contunde centimetrum cubicum cornu cervi calefac capsulae amylaceae capsulae chartaceae cylindricae capsulae gelatinosae elasticae capsulae gelatinosae operculatae caute citissime clysma cochlear cochleatim cola colatura collutorium collyrium compositus consperge convolve coque coque ad colaturam coque et infunde coque sufficiente quantitate aquae ad colaturam unciarum trium crassitudo cyathus debita spissitudo decoctum tweemaal daags, een kleisoort. kogels, groote pillen, met. lepel. snijd en kneus. kubiek centimeter. hertshoorn. verwarm. ouwelcapsules. cylindrische papiervormen, b.v. voor het gieten van gelatine staafjes, elastische gelatinecapsules. gelatinecapsules met deksel. voorzichtig, zeer spoedig, lavement, lepel. lepelsgewijze. zijgdoor. doorzijgsel mondspoeling. oogwater. samengesteld. bestrooi. omwikkel. kook. kook tot een colatuur. kook en trek. kook met eene voldoende hoeveelheid water tot een colatuur van drie ons. dikte, wijnglas, vereischte dikte, afkooksel. u j Usus internus inwendig gebruik. u. n. usus notus gebruik bekend. utr utriusque van beide. u v usus veterinarius veeartsenijkundig gebruik. vasc. vasculum kopje. vit. ov. vitellum ovi eidooier. De tegenwoordige recepten zijn meest alle zeer eenvoudig en bestaan uit weinige, dikwijls uit één geneesmiddel. Geheel anders was dit vroeger; toen behoorden recepten met 20 en meer bestanddeelen volstrekt niet tot de uitzonderingen. Op een dergelijk recept worden de voorgeschreven middelen in vier rubrieken verdeeld i). Allereerst vindt men "daarop het hoofdmiddel, de basis, remedium cardinale, daarnaast het hulpmiddel, remedium adjuvans, dat in dezelfde richting als de basis werkt. Vreesde men te sterke werking van beide, dan voegde men een versterkend middel, corrigens viriurn, toe, om het lichaam tegen den dubbelen aanval van basis en adjuvans bestand te doen zijn. Maar nu moest aan deze bij elkaar gebrachte geneesmiddelen een vorm (drank, pillen, poeders) gegeven worden, en daarvoor diende eene indifferente stof, het vermengend middel, het vehiculum, constituens, excipiens, waarin èn basis èn de andere stoffen werden opgelost of waarmede zij werden afgewreven, aangemengd, enz. Dan werden eindelijk nog één of meer stoffen tot verbetering van smaak en van kleur, corrigentia saporis et coloris toegevoegd om het geneesmiddel zoo mogelijk aangenaam van smaak, reuk en kleur te doen zijn. Een recept, waarin men deze verschillende rubrieken kan onderscheiden, is bijv. het volgende: .}%■ Foliorum Digitalis 1 (basis) infunde cum Aquae 200 (constituens) adde Acetatis kalici 5 (adjuvans) Sirupi Rhoeados 30 (corrigens) M. D. S. alle uren een lepel. Niet alleen was vroeger het aantal geneesmiddelen per recept veel grooter dan thans, ook de bereidingswijze werd geheel omschreven en eveneens de wijze van atleveren. Gaan we nog verder terug, dan zien wij, dat niet de namen der geneesmiddelen op de recepten voorkomen, maar zoogenaamde, alchimist ische teekens, die elk een bepaalde stof aanduiden, terwijl 1) Stokvis 1. c. pag. 179. de hoeveelheden waren geschreven in het medicinaal gewicht. Eenige alchimistische teekens, die op oude recepten zeer veelvuldig voorkomen, volgen hier: A voor aqua = water, xx „ crystalli = kristallen. XX „ vitrum = flesch. ~U~ " praecipitatus = neergeslagen. 5 » pulvis = poeder. ft <• saccharum = suiker. aciduin = zuur (-f- nitri = salpeterzuur). 0 « sal = zout. n_ „ spiritus = geest (geest van lepelblad). S » hora == uur. -n- " sublimatus = gesublimeerd. A » volatilis = vluchtig. O » aurum = goud. ) 3 " argentum = zilver. 9 > i cuprum = koper, cf « ferrum = ijzer. ^ » mercurius = kwik. 4> n nitrum = salpeter. h » plumbum = lood. " phosphorus = phosphor. Q). " stannum = tin. » stibium Q » sulfur == zwavel. 5 » tartarus == wijnsteen. © n vitriolum = vitriool. Wil de arts ook de wijze van afleveren op het recept vermelden, dan kan hij daarvoor gebruik maken van een der volgende door de praktijk geijkte uitdrukkingen: a. voor droge stoffen, als poeders: iki (dctm) adscatulam, adca/jsu/arn=geei (het worde gegeven) in een doos. " " ad tantum = „ in papjer wanneer de stoffen hygroscopisch zijn, of sterk rieken, levert men ze af in: een wijdmondsch flesch = (da) ad lagenam cii/n magno ore. " « " orificio atnplo. in waspapier = „ „ chartam ceratam. n perkamentpapier = „ „ „ pergameneatn. n paraffinepapier = „ „ „ paraffinatam. de arts steeds een bepaald volumen vloeistof voorschrijft en daarvan een bepaald aantal kubieke centimeters laat nemen. Voorbeelden van dergelijke voorschriften zijn o. a. gepubliceerd door Dr. L. van Italliei) en door J. C. Leusden-), waarvan er hier een volgt: .K. Radicis Rhei 10. infunde lege artis ad colaturam 150 cJVP. in qua solve Bicarbonatis natrici 5. adde Olei menthae piperitae gtt IV. Sirupi simplicis quantum sufficit ad 175 cM3. m. d. s. Voor de zieken levert het gebruik van inneemglaasjes geen bezwaar op. En hierop is het volumen in cMs. zoowel als in eier-, pap- en eetlepels aangegeven. Vóór 1870, in welk jaar het gebruik van het decimale gewicht in de apotheek verplicht werd bediende men zich van het medicinale gewicht. Enkele medici geven nog de hoeveelheden op hunne recepten aan in dit gewicht. Den apotheker echter is het gebruik van de stukken medicinaal gewicht verboden; hij is verplicht, de in medicinaal gewicht voorgeschreven hoeveelheden tot het decimale te herleiden. Als eenheid van het medicinaal gewicht gekit het pond. Dit medicinaal pond (libra), aangeduid door het teeken u; werd verdeeld in 12 oneen. 1 med. once (uncia), aangeduid door het teeken & werd verdeeld in 8 drachmen. 1 drachme (drachma) = J = 3 scrupel. 1 scrupel (scrupulum) = 3 = 20 grein. 1 grein (granurn) = gr. Het medicinaal pond is gelijk aan s/8 kilogram, dus 375 gram. Berekent men hiernaar de onderdeelen van het pond, dan vindt men: een once = 31.250 gram it drachme = 3.906 „ « scrupel = 1.302 „ « grein = 65 milligram Deze gewichtshoeveelheden zijn echter voor de practische receptuur minder geschikt, daar zij teveel in onderdeelen van het gram zijn uitgedrukt. Om deze reden is tegelijk met de invoering van het ') Medicamentorum formulae in usum medicorum Rotterdamensium. ) » » „ „ „ Trajectinensium. decimaal gewicht door den Minister een herleidingstafel vastgesteld van het medicinale gewicht tot het decimale en omgekeerd, waarop meer afgeronde cijfers voorkomen. Deze benaderde herleiding en niet de boven aangegevene juiste, moet bij het recepteeren worden gevolgd. Wij zullen alleen de tabel van de herleiding van het medicinaal gewicht tot het wettelijk gewicht hier opnemen: juiste herleiding benaderde herleiding 1/4 grein = 16 milligram 16 milligram 1/2 „ = 33 h 33 3/4 n = 49 11 49 H 1 „ --= 65 ,, 65 2 „ = 130 » 130 3 „ = 195 „ 200 4 „ = 260 „ 260 5 „ = 326 „ 330 6 „ = 391 „ 400 7 „ = 456 „ 460 8 „ = 521 „ 530 9 „ = 586 „ 600 10 „ = 651 ,, 650 11 „ = 716 „ 730 12 „ = 781 „ 800 13 „ = 846 „ 860 14 „ =911 „ 930 15 „ = 977 „ 1 gram 16 11 = 1.042 gram 1060 « 17 „ = 1.107 „ 1.130 „ 18 „ = 1.172 „ 1-200 „ 19 „ = 1.237 „ 1.260 „ 1 scrupel = 1.302 « 1.300 » 2 „ = 2.604 „ 2.600 „ 1/2 drachme = 1.953 « 2 » 1 11 ' = 3.906 11 4 11 2 i, = 7.813 „ 8 3 „ = 11.719 „ 12 4 „ = 15.625 „ 16 5 „ = 19.531' „ 20 6 „ = 23.437 „ 24 7 „ = 27.344 „ 28 1 once = 31.250 » 32 » juiste herleiding benaderde herleiding 2 oneen = 62.500 gram 64 gram 3 „ = 93.750 „ 96 4 „ = 125 „ 128 5 „ = 156.250 ,, 160 „ 6 „ = 187.500 „ 192 7 „ = 218.750 „ 224 8 „ = 250 „ 256 9 „ = 281.250 „ 288 10 „ = 312.500 „ 320 11 ,, = 343.750 „ 352 1 pond = 375 „ 384 „ In elke apotheek ook in die van den apotheekhoudenden geneeskundige moet een stel gewichten aanwezig zijn van 1 kilogram tot 1 milligram, omvattende de volgende stukken gewicht: 1 gewicht van 100U gram 1 n ii 500 >i 1 i, „ 200 2 gewichten „ 100 „ 1 gewicht „ 50 ,, 1 ii n 20 ii 2 gewichten „ 10 „ 1 gewicht „ 5 « 2 gewichten ,, 2 „ 1 gewicht „ 1 „ 1 ii i, 500 milligram 1 „ „ 200 2 gewichten „ 100 „ 1 gewicht „ 50 „ 1 „ ,, 20 2 gewichten „ 10 „ 1 gewicht „ 5 „ 2 gewichten „ 2 « n n 1 ii Vóór de gewichten mogen worden verkocht ondergaan zij eene verificatie en een stempeling: zij worden geijkt. Ten bewijze dat zij zijn goedgekeurd worden zij voorzien van een merk van goedkeuring benevens van een cijfer, dat aangeeft het kantoor waar de eerste stempeling heeft plaats gehad. Van deze stempeling zijn de milligramgewichten vrijgesteld. 42 De gewichten zijn aan slijtage onderhevig en zullen meer of minder spoedig onjuist worden. Om dit te contróleeren dient de herijk, welke thans om de twee jaren plaats heeft. Blijkt hierbij, dat de gewichten nog nauwkeurig zijn, dan worden zij voorzien van een merk van goedkeuring, dat telkens door den minister wordt vastgesteld. Gewoonlijk bestaat dit merk uit een letter. Worden de gewichten onnauwkeurig bevonden, dan worden zij voorzien van een afkeuringsmerk, bestaande uit een gelijkzijdigen driehoek met arceeringen evenwijdig aan eene der zijden. Daar de milligramgewichten door de stempeling gemakkelijk onbruikbaar zouden worden, wordt deze vervangen door eene door den ijker gewaarmerkte verklaring (bewijs van verificatie) aanduidende: het aantal en de soort der gewichten, den naam van den eigenaar en de dagteekening der verificatie. Deze verklaring wordt gesteld op eene enveloppe, waarvan het model hieronder is afgedrukt en waarin de gewichten worden teruggegeven, nadat die enveloppe met het merk van het kantoor is verzegeld. MILLIGRAM GEWICHTEN. I dienstzaken. | De Ijker, Aan den Heer te geverifieerd en nauwkeurig bevonden Register A. van^oÓo^mMigram. ; m : 100 Volgnummer " 50 20 „ De Ijker, „ 10 „ Chef van dienst, IJkkantoor „ 5 „ 2 den 19 „ 1 Het gebruik van afgekeurde en van niet gestempelde gewichten is bij de wet strafbaar gesteld. Bij den ijk behoeven de te onderzoeken gewichten niet precies gelijk te zijn aan de standaardgewichten. De verschillen die mogen voorkomen zijn bij de wet bepaald. Is de afwijking van de standaardgewichten grooter dan mogen de gewichten door den ijker worden gejusteerd. Met het oog hierop is bij de vervaardiging der gewichten van 5 gram en hooger een centrale opening gelaten, waarin zoo noodig looden korrels kunnen worden aangebracht. De grootste afwijkingen, die de ijker nog mag corrigeeren, zijn eveneens door de wet vastgesteld. Zoo mag een gewicht van 100 gram nog geijkt worden, wanneer het niet meer dan 15 milligram van het standaardgewicht verschilt, en het nog gecorrigeerd (gejusteerd) worden, wanneer het niet meer dan 200 milligram verschilt. Wij merkten reeds op, dat het volumen, dat de zieke van vloeibare geneesmiddelen moet innemen, gewoonlijk wordt aangegeven in voorwerpen van dagelijksch gebruik. De inhoud hiervan is niet constant, men vindt bijv. opgegeven voor den inhoud van: een beker (Cyathus) 100 - 200 cM:i. .. wijnglas (Vit rum) ±100 » » kopje (Vasculum) ±100 „ n eetlepel (Cochlear) ±10 15 „ i, kinderlepel, dessertlepel, paplepel (Cochlear infantinam) 6-8 „ „ eierlepel (Cochlear ovorum, C. parvum) 2 5 „ Uit dit lijstje blijkt genoegzaam, hoe noodzakelijk het is voor deze voorwerpen een bepaalden inhoud vast te stellen. Dit is thans in de Pharmacopee geschied. Zij bepaalt dat moeten worden gerekend: 1 eetlepel = 15 cM:{. 1 dessert- of paplepel = 8 » 1 theelepel = 3 „ Uitdrukkelijk wordt echter in de Pharmacopee aan de geneeskundigen aanbevolen ter wille van een nauwkeurige doseering: de dosis in kubieke centimeters optegeven en zich zooveel mogelijk te onthouden van het doseeren bij lepels. De noodzakelijkheid van deze opgave zal ons in een volgend hoofdstuk, waarin over maximale doses wordt gehandeld, duidelijk worden. Niet sterkwerkende droge stoffen worden soms ook in bepaalde volumina, bijv. eierlepels, voorgeschreven, men rekent, hoewel het verschil belangrijk kan zijn: 1 eierlepel magnesia (alba en usta) op 0.5 -1 gram. 1 „ suiker „ 3 „ 1 » plantenpoeder » 1-2.5 ,, 1 » zouten „3-5 Deze gewichten gelden voor een eierlepel, die gladgestreken vol is, voor een opgehoopten eierlepel rekent men het dubbele. Ten slotte zij nog vermeld, dat een messepunt gerekend wordt op een halven eierlepel, en dat de oude pugillus (een greep tusschen duim en vinger), manipulus (handvol) en fasciculus (bundel) tegenwoordig bijna geheel in onbruik zijn geraakt, maar anders worden gerekend resp. op 2 5, 15-20 en 30-35 gram. Het gebruik van maatglazen om vloeistoffen te meten is feitelijk bij de wet verboden; immers deze voorwerpen zijn niet geijkt en mogen, althans voorloopig, niet geijkt worden. Heeft men echter de maatglazen door het invvegen van water van 15° C. geverifieerd, dan bestaat tegen het gebruik daarvan onzes inziens geen bezwaar, wanneer men water wil afmeten, of wanneer de arts de vloeistoffen in cM\ heeft voorgeschreven. Voor stropen, tincturen en andere vloeistoffen, waarvan het soortelijk gewicht van dat van water verschilt en die in grammen zijn voorgeschreven, mag men de maatglazen niet gebruiken. Kleine hoeveelheden van sterk werkende geneesmiddelen laat de arts dikwijls druppelsgewijze toedienen, veelal met de bedoeling eene nauwkeurige doseering van het geneesmiddel te verkrijgen. Dit doel wordt slechts bij uitzondering bereikt, want de gewone druppelfleschjes die in de apotheeken worden afgeleverd, geven druppels van inconstant gewicht. De grootte, en dus ook het gewicht van druppels eener bepaalde vloeistof hangt in de eerste plaats af van de grootte van het druppeloppervlak. Van de meeste medicijnflesschen is de hals onregelmatig, zoodat de druppels grooter of kleiner zullen zijn naarmate men ze laat vallen van een dikken of een dunnen kant van de hals. Verder is ook de volheid der flesch van invloed. Een geheel gevulde flesch geeft in den regel grootere druppels dan een gedeeltelijk gevulde, ook alweer omdat het druppeloppervlak van de flesch, die een weinig schuin gehouden wordt, grooter is, dan dat van een flesch, die sterk helt. Eschbaumi) heeft voor Tinctura Opii het volgende gevonden: 20 druppels uit een geheel gevulde flesch wegen 1.250 gram. 20 •> « de voor 3U » » •• 1-150 » 20 tt n •> •> lk » •• « °-550 » De gewone druppelfleschjes met tuit leveren druppels van zeer verschillende gewichten. De tuit, die met behulp van een tang in het nog i) Ueber Tropfeneigenschaften. Berichte der Deutschen Pharmaceutischen Gesellschaft. 1900, pag. 91 e. v. I) R U P P E L S. weeke glas wordt aangebracht, heeft bij elk fleschje een anderen vorm. Veel beter zijn de druppelfleschjes patent T. K. (van Tranbe en Kattentidt) met een druppel staafje van bepaalden middellijn. De hooge prijs dezer fleschjes staat echter het algemeen gebruik ervan in den weg. \\ at aangaat de betrekking tusschen de grootte van de afdruppelv'akte en die van den druppel, heeft men gevonden dat de druppels uit een druppelflesch met een vlakke kringvormige afdruppelvlakte steeds aan elkaar gelijk zijn, en dat hun gewicht afhangt van den uitwendigen diameter dier afdruppelvakte. Eschbaum heeft bijv. gevonden, dat bij een uitwendigen diameter van: 1.7 millimeter 1 druppel water weegt 29.6 milligram 2-48 „ 1 „ „ „ 42.4 4.045 >, 1 „ „ „ 66 „ 5-06 „ 1 „ „ „ 79.5 6-63 „ 1 „ „ „ 100 1.1-41 " 1 ,, „ „ 190 Het blijft geheel hetzelfde of de druppels afvloeien uit een buis met een nauwe of een wijde opening, dan wel langs een staaf met een gleuf, wanneer slechts de uitwendige diameters van de afdruppelvlakte gelijk zijn. Eene kleine afronding van de afdruppelvlakte heeft geen invloed op de grootte der druppels. Ware dit wel het geval, dan zouden alle flesschen zeer nauwkeurig geslepen druppeloppervlakken moeten bezitten. De aard van de vloeistof heeft eveneens grooten invloed op de grootte der druppels. Het gewicht der druppels neemt echter niet toe of af met het soortelijk gewicht der vloeistof. Druppels van Chloroform en Glycerine, twee vloeistoffen die specifiek veel zwaarder zijn dan water, zijn toch lichter dan druppels water die uit denzelfden druppelteller worden gedruppeld. Worden in de een of andere vloeistof vaste stoffen opgelost, dan neemt het gewicht der druppels daardoor niet toe, althans niet in die mate, dat men in de praktijk er rekening mede behoeft te houden. Dit geldt voor oplossingen in spiritus en in andere vloeistoffen. Heeft men te doen met vochten, waarin gassen zijn opgelost, dan hebben druppels van de oplossing een ander gewicht dan die van het oplosmiddel alleen. Eschbaum vond, dat, wanneer het gewicht van 1 druppel water == 100 mgr., dat van 1 » zoutzuur = 97.4 „ 1 „ verdund „ = 99.5 „ 1 „ ammonia = 90 „ Van mengsels van vloeistoffen is het gewicht der druppels niet te berekenen uit de gewichten der druppels van hare componenten; het moet voor elk mengsel afzonderlijk worden bepaald. Waar van verschillende geneesmiddelen als Laudanum liquidum Sydenhami, Solutio nitroglycerini, Oleuni crotonis, op recepten dikwijls de hoeveelheden in druppels worden voorgeschreven, inplaats van in grammen, daar moet een waarborg bestaan, dat de gewichten der afgeleverde druppels te allen tijde en in alle apotheken, even groot zijn. De Pharmacopee heeft, in navolging van de vorige uitgave, dan ook voorgeschreven, dat men voor het druppelen gebruik moet maken van den druppelteller aangenomen in de Internationale Conferentie voor de unificatie van sterkwerkende geneesmiddelen. i;e uiivioeiopenmg der druppelbuis, met een middellijn van 0.6 millimeter, is gelegen in het midden eener cirkelvormige afdruppelvlakte, waarvan de middellijn 3 millimeter bedraagt; 20 druppels water, bij 15°, met dit toestel gedruppeld wegen 1 gram. Aan de hier boven gestelde eischen voldoet o. a. de druppelteller van Lebaigue (fig. 1), die ook door de Ed. 111 als druppelteller was aangenomen. De Hrnnnels uit II Fig. l. dezen druppelteller hebben een constant gewicht. Dit gewicht is echter alleen dan constant, wanneer men den druppelteller verticaal houdt, doet men dit niet, dan verschilt, naar onze ondervinding, het gewicht der druppels. Bij een druppelteller volgens Lebaigue, waarvan 20 droppels water nauwkeurig één gram wogen, als de druppelteller verticaal werd gehouden, waren 18 druppels gelijk aan één gram als men hem schuin hield. Met dezen druppelteller is het aantal druppels per gram van verschillende vloeistoffen bepaald, de daarbij gevonden cijfers (tabel VI der Pharmacopee) zijn aan het einde van dit hoofdstuk opgenomen. De schijnbare tegenstrijdigheid, dat bijv. het druppelgewicht der met verdunden spiritus bereide tincturen niet gelijk is aan het druppelgewicht van dezen spiritus, vindt hare verklaring in het feit, dat deze tincturen bereid zijn met luchtdroge (dus nog ± 15 pet. water bevattende) simplicia. Het druppelgewicht der tincturen is derhalve dat van een mengsel van verdunden spiritus met water. Het is natuurlijk ondoenlijk voor elke vloeistof, die in druppels wordt voorgeschreven een druppelteller van Lebaigue te nemen; daarvoor zijn deze toestelletjes te duur en te breekbaar. Een vrij groote nauwkeurigheid bereikt men ook, als men uit de standflesschen van de apotheek druppelt, mits zij voor niet meer dan 3/4 zijn gevuld en de stoppen nauwkeurig zijn afgeslepen. Daartoe wordt vooraf de stop van de flesch met vloeistof bevochtigd, en met behulp van dezen ook de rand van de hals der flesch. Tegen de hals houdt men den stop, zóó dat hij met dien rand een hoek maakt van 45°. Dan valt de druppel van den rand op den stop en van dezen in de daaronder geplaatste flesch. Op deze wijze kan men elke vloeistof druppelen, die den rand van de flesch bevochtigt; geschiedt dit niet, dan vallen er geen druppels uit, maar loopt er een dunne straal af (bijv. bij zoutzuur). Hangt men in de hals eener flesch een omgebogen en met een gleuf voorzien glazen staafje van 3 millimeter middellijn, dan zullen, wanneer de flesch zoover gevuld is, dat het naar beneden gerichte deel van het staafje bij het druppelen verticaal hangt, de druppels die langs het staafje vloeien, vrij nauwkeurig gelijk zijn aan die uit den druppelteller van Lebaigue. Is de flesch zóóver gevuld dat het staafje schuin naar beneden is gericht, dan krijgt men eenige afwijking. Zoo vonden wij bij één dezer staafjes, dat 19 druppels water per gram gaf en dus eenigszins afwijkt van den druppelteller, dat in verticalen stand 42 druppels Tinctura Opii crocata gelijk waren aan één gram, in schuinen stand echter 44 en 46 druppels. Op eene doelmatige wijze aangewend, zijn deze staafjes naar onze ondervinding zeer goed bruikbaar en goedkoop. Ook voor de geneesmiddelen, die droppelsgewijze moeten worden ingenomen, zijn deze staafjes zeer geschikt, daar men bij eenige oefening er zeer gemakkelijk mede kan druppelen. De nauwkeurige doseering bij het gebruik dezer staafjes zal nog worden verhoogd wanneer de arts niet het aantal intenemen druppels voorschrijft" maar het te nemen gewicht aangeeft en aan den apotheker overlaat: langs een geschikt staafje daarvan het gewicht te bepalen, bijv.: H. Liquoris arsenicalis Fowleri 10 Aquae Cinnamomi 20 M. D. S. driemaal daags één gram in druppels. Vindt men, dat langs een bepaald staafje gedruppeld, 16 druppels van dit mengsel een gram wegen, aan zaï ut gebruiksaanwijzing op het etiket luiden: „driemaal daags zestien druppels." Een andere druppelteller, goedkooper dan die van Lebaigue, is die van Herbert (fig. 2), bestaande uit een dubbeldoorboorden caoutchoucstop, door welks openingen twee glazen buisjes zijn gestoken, van welke het eene een uitwendigen diameter heeft van -11- i PIaoa noci r»n flp^rhetl Vatl 2. 3 miiiinicici. wcac ^.n iijj|jv.iiv.11v_i verschillende grootte, is zeer nauwkeurig en kan ook den zieken in handen worden gegeven. TABEL aangevende het aantal druppels per Gram bepaald met den Internationalen Druppelteller. Druppels per 1 Gram. Acetas aethylicus 35 Acidum hydrochloricum dilutum 20 Acidum sulfuricum dilutum 20 Aether 90 Aether cum Spiritu 72 Aqua destillata 20 Aqua Laurocerasi 20 Glycerinum zu Kreosotum 38 Liquor arsenicalis Fowleri 32 Oleum Citri 50 Oleum Foeniculi 44 Oleum Menthae piperitae 50 Oleum Ricini 44 Oleum Santah 40 Phenolum liquefactum 38 Solutio Ammoniae spirituosa anisata 56 Solutio Jodii spirituosa 62 Solutio Nitroglycerini 60 Spiritus 60 Spiritus dilutus 55 Sulfas aethylicus acidus cum Spiritu 40 Tinctura Aconiti 55 Tinctura Belladonnae 55 Tinctura Benzoes 60 Tinctura Cantharidum 55 Tinctura Digitalis 55 Tinctura Hyoscyaini 55 Tinctura Ipecacuanhae 55 Tinctura Opii 55 Tinctura Opii benzoïca 55 Tinctura Opii crocata 50 Tinctura Strophanti 55 Tinctura Strychni 55 Tinctura Valerianae 55 Vinuni Ipecacuanhae 35 Vinum stibiatum 35 DOSIS. Onder dosis of gift verstaan wij de hoeveelheid, die van een geneesmiddel wordt gebruikt. De dosis, waarin een geneesmiddel onder gewone omstandigheden wordt gebruikt, noemt men de gemiddelde of medicinale dosis (Dosis media, Dosis medici na! is). Wordt deze hoeveelheid overschreden, met name bij vergiften, dan heeft men kans op eene veigiftige werking. Men spreekt van dosis toxica, wanneer men vergiftigingsverschijnselen waarneemt zonder doodelijk uiteinde, en van dosis letalis, wanneer de hoeveelheid vergift zóó groot is, dat zij gewoonlijk den dood tengevolge heeft. Uit het aangevoerde blijkt, dat de werking, die een geneesmiddel op het organisme uitoefent in hooge mate afhankelijk is van de dosis. Waar het, bij het gebruik van vergiften, voor de hand ligt, dat eene groote dosis aanleiding tot vergiftiging kan geven, daar ligt het evenzeer voor de hand, dat men heeft getracht vergiftigingen zooveel mogelijk te voorkomen, zonder dat de geneeskundige in zijne vrijheid van voorschrijven belemmerd wordt. Met dit doel zijn ook in de tegenwoordige Pharmacopee zoogenaamde Maximale doses van eenige sterk werkende geneesmiddelen schröder, Receptuur. 3e druk. 4 Grootste Gift Grootste Gift Namen der Geneesmiddelen. ^ keer pef etmaa, Chloretum liydrargyricum 10 mG. (20111G.) 50 mG. (lOOmG.) Codeinum 50 mG. 200 mG. Coffeinum 250 mG. 1 G. Coniinum 1 n,G. 3 mG. steeds den geneeskundige vragen welke soort wordt Digitalinum bedoeld en naar de maximale dosis daarvan. Extractum Aconiti 100 tnG. 500 niG. Extractnni Aconiti aquosum 150 mG. 750 mG. Extractum Belladonnae 20 mG. 80 mG. Extractum Belladonnae aquosum 25 111G. 100 111G. Extractum Cannabis indicac 100 mG. 300 mG.(400mü.) Extractum Chelidonii 40 niG. 150 111G. Extractum Colocynthidis 50 mG. 150 mG.(200niG.) Extractum Conii 50 mG. 300 mG. Extractum Conii aquosum 80 niG. 500 mG. Extractum Filicis 8 G. 8 G. Extractum Hydrastis liquidum ' G. 4 G. Extractum Hyoscyami 100 mG.(50 mG.) 300 mG. Extractum Hyoscyami aquosum 70 niG. 400 mG. Extractum Physostigmatis 20 111G. 60 mG. Extractum Opii 5° mG. 200 mG. Extractum Secalis cornuti liquidum 5°° mG. 2 G. Extractum Secalis cornuti liquidum in injectione 250 mG. 1 G. Extractum StrycHni 25 mG. 50 mG.(100111(1.) Folia Belladonnae 200 mG. 600 mG. Folia Digitalis 150 mG. 500 mG. Folia Digitalis in infuso 500 mG. 2 G. Formamidas Chlorali 4 G. 8 G. Guaiacolum 5°° mG. 3 G. Guaiacolum (extern) 2 G. 2 G. Hydras Chlorali 2 G. 4 G. (6 G.) Hydrobromas Scopolamini 0.5 mG. 1 mG. Hydrobromas Scopolamini in injectione 0.25 mG. Hydrochloras Apomorphini 10 mG. 50 mG. w _ ... | Grootste Gift Grootste Gift Namen der Geneesmiddelen. per keer. per etmaal. Hydrochloras Apoinorphini in injectione io inG. 25 mG. Hydrochloras Cocaini 50 mG. 150 mG.(200niG.) Hydrochloras Codeini 50 mG. 200 mG. Hydrochloras Hydrastininum 100 mG. 300 mG. Hydrochloras Morphini 20 mG. (30 mG.) 100 mG. Hydrochloras Morphini in injectione 20 mG. 60 mG. Hydrochloras Pilocarpini 20 mG. (30mG.) 50111G. (60mü.) Hydrochloras Scopolamini]) 0.5 mG. 1 mG. Hydroiodas Scopolamini!) 0.5 mG. 1 mG. Hyoscyaminum 1 mG. 3 mG. Jodetum arsenicosum 10 mG. 30 mG. Jodetum hydrargyricum 15 mG. 50 mG. Jodetum hydrargyrosuni 50 mG. 200 mG. Jodium 15 mG. (20 mG.) 60 mG.(100mG.) Jodoformum 150 mG. 400 mG.(500mG.) Jodoformum ad clysma 500 mG. 1 G. Kreosotuni 200 mG.(100mG.) 1 G. (500 mG.) Lactucarium 300 mG. 1 G. Liquor arsenicalis Fowleri 500 mG. 1 G. Metadioxybenzolum 500 niG. (1 G.) 2 G. (5 G.) Methylsulfonalum 2 G. 2 G. Naphthalinum 500 mG.(300 mG.) 1 G. Naptholum 500 mG. 1 G. Naphtholum (extern) 500 mG. 1 G. Nitras argenticus 20 mG. (30 mG.) 100 mG.(200mG.) Nitras Strychnini 5 mG. 10 mG. (20 111G.) Nitras Strychnini in injectione 2 mG. 10 mG. Oleurn Crotonis 50 mG. 100 niG. Opium 100 niG. 400 mG. Oxalas cerosus 100 mG. 600 mG. Paraldehydum 5 G. 10 G. Phenacetinum 500 mG. 2 G. ') In overeenstemming met Hydrobromas Scopolamini zijn de maximale doses van deze zouten aangegeven als 0.5 mG. en 1 mG., terwijl liet Supplement aangeeft 1 mG. en 3 mG. Grootste Gift Grootste Gift Namen der Geneesmiddelen. , . , per keer. per etmaal. Phcnolum 100 mG. 300 mG.(500mG.) Phosphas Codeini 75 mG. 300 mG. Phosphorus 1 niG. 3 mG. (5 mG.) Podophyllotoxinum 30 mG. 60 mG. Salicylas natricus cum' Theobromino natrio 1 G. 5 G. Salicylas Physostigmini 1 mG. 3 mG. Santoninum 100 111G. 300 mG. Secale cornutum 1 G. 5 G. Secale cornutum in infuso 2 G. 10 G. Seinen StrycHni 150 mG. 500 mG. Solutio Jodii spirituosa 150 mG. 600 mG. Solutio Nitroglycerini 25 mG. 100 111G. Solutio Phosphori aetherea 200 mG. 1 G. Sulfas Atropini 1 mG. 3 mG. Sulfas Atropini in injectione 0.5 mG. Sulfas cuprico-ammonicus basicus 150 niG. 500 mG. Sulfas cupricus 130 mG. 500 mG. Sulfas Physostigmini 1 mG. 3 mG. Sulfas Sparteini 100 mG. 500 mG. Sulfonalum 2 G. 2 G. Tartras kalico-stibicus 200 mG. 500 mG. Tinctura Aconiti 500 mG. 1.5 G. Tinctura Belladonnae 1 G. 3 O. Tinctura Cantharidum 200mG.(500mG.) 600 mG.(1.5G.) Tinctura Cannabis 100 mG. 500 mG. Tinctura Colchici 1 G. (2 G.) 3 G. (6 G.) Tinctura Digitalis 1.5 G. 5 G. Tinctura Digitalis aetherea 1.5 G. 5 G. Tinctura foliorum Aconiti 500 mG. 2 G. Tinctura Gelsemini 250 mG. 1 G. Tinctura Lobeliae 2 G. (3 G.) 5 G. (10 G.) Tinctura Opii 1 G. 4 G. Tinctura Opii crocata 1 G. 4 G. Tinctura Secalis cornuti 2.5 G. 10 G. Tinctura Stramonii 1.5 G. 5 G. Tinctura Strophanti 500 mG. 2 G. Tinctura Strychni 2.5 G. 5 G. (10 G.) Namen der Geneesmiddelen. Vinum Colchici Vinum Opii Vinum Opii aromaticiun Veratrinum Grootste Gift per keer. i G. (2 G.) 1 Ü. 1 G. 5 mG. Grootste Gift per etmaal. 3 G. (6 G.) 4 G. 4 G. 20 mG. Alleen de maximale doses der l'harmacopee hebben kracht van wet, deze zijn namelijk van regeeringswege mèt de l'harmacopee vastgesteld. Dit sluit echter volstrekt niet in, dat men om de doses van vergiften, die de Pharmacopee niet bevat, niet behoeft te denken. Voor deze heeft men zich te houden aan art. 8 al. 2 der wet regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst: Vermoedt hij (de apotheker) in een recept eene welligt schadelijke vergissing, dan geeft hij daarvan terstond mondeling of schriftelijk kennis aan den geneeskundige, die het voorschreef. Is deze afwezig, dan stelt hij de levering uit, met onmiddellijke kennisgeving daarvan aan den geneeskundige. Zooals in de l'harmacopee uitdrukkelijk is vermeld, gelden de opgenomen maximale doses alleen voor volwassenen. Is het recept bestemd voor een kind, dan moet men met diens leeftijd rekening houden. Kent men den leeftijd of het lichaamsgewicht van het kind, dan kan men de maximale dosis berekenen volgens een van beide onderstaande tabellen i). TABEL NAAR DEN LEEFTIJD VAN JüNCKER GAUBIUS. TABEL NAAR HET LICHAAMSGEWICHT. Leeftijd in .. Lichaams- ^ Dosis. • Dosis, jaren. j gewicht. 0—1 1/15 a 1/12 3 Kilo 3/g2 = ± 1/a» 1—2 ! 1/8 9 ii !,/(j2 = + 1/7 2—3 1/6 12 „ 12lv = ± l/6 3—4 1/4 14 ,1 n/(y = + 1 '4 4—7 j ^3 20 11 = + '/s 7—14 [ 1/2 3.1 „ 3i/ffi = i/2 14-20 | -'/3 40 „ JO/ea = ± % 20—60 | 1 62 „ '«,'«2 = 1 1) Overgenomen uit Stokvis, Voordrachten over Geneesmiddelleer. i»De verschillende doses", zegt Stokvis, «worden door het verschil in lichaamsgewicht geheel verantwoord, en daar nu in de praktijk juist op den leeftijd beneden de 12 jaren het meest op die verschillen gelet moet worden, heeft Young eene formule bedacht, die gemakkelijk te onthouden is, en dadelijk het onderdeel der op den volwassen leeftijd gebruikelijke hoeveelheid aangeeft, dat in een bepaald levensjaar tusschen het le en het 12de mag of moet gegeven worden. Die formule luidt: —.—r, waarin n het levensjaar beteekent waarra 12 voor de dosis wordt gezocht. In het eerste levensjaar krijgt men 11 2 1 dus = , in het tweede = tot uitkomst." 1 _ | 1 M IJ W ) 1 M I Wij hebben gemeend bovenstaande gegevens omtrent de dosis voor kinderen volledigheidshalve te moeten opnemen; voor den receptarius zullen zij in de meeste gevallen weinig waarde hebben, daar de beide gegevens: leeftijd of lichaamsgewicht veelal onbekend zijn. Meestal vindt men op de recepten alleen de aanwijzing: Kind van . . . zoontje van . . . jongeheer . . . enz. waaraan men voor het berekenen der dosis niets heeft. In gevallen, waarin men echter ook maar eenigszins twijfelt of een gift te groot is, is nader overleg met den geneeskundige noodzakelijk. En deze gevallen zullen zich, ook nog wanneer men gebruik zal maken van bovenstaande tabellen, dikwijls voordoen. Voor een kind van 0 1 jaar zal men vinden als grootste gift per dag van Tinctura Opii crocata 200 a 266 mgr., zijnde 10 a 13 druppels, wat zeker veel te veel is. II KT RECEPTEEREN. Het gereedmaken van geneesmiddelen volgens recept, Ars formulas praeparandi, is eene der moeilijkste bezigheden, die in de apotheek verricht worden. De moeielijkheid is niet zoozeer gelegen in het uitvoeren van de noodige handgrepen, ook niet in de groote wetenschappelijke ontwikkeling, die wordt vereischt om recepten rationeel gereed te maken; ze bestaat voornamelijk hierin, dat de tegenwoordige receptuur zoo eenvoudig is, dat zij de volle aandacht van den receptarius niet in beslag neemt, en toch nioet ieder, die recepteert, voortdurend al zijne gedachten bij het recept hebben, anders kan hij verzekerd zijn van talrijke vergissingen. Daarom ook mag de receptarius zich in de apotheek, in zijn vrijen tijd niet bezighouden met lectuur of studie. Van een goed receptarius mag men eischen, dat hij snel en accuraat werkt. Vlug werken kan men alleen leeren door veel te recepteeren, accuraat werken daarentegen is voor een deel een aangeboren eigenschap. Met een goeden wil is het echter wel aan te leeren; de gedachte dat het de gezondheid en het leven der zieken geldt, kan menigeen van vluchtig werken terughouden. Ieder, die in de apotheek begint te werken, moet zich vóór alles gewennen aan orde en aan netheid. Ieder voorwerp heeft zijn bepaalde plaats en moet zoo spoedig mogelijk na het gebruik weer daarheen gebracht worden. Wanneer men bij het recepteeren de gebruikte flesschen telkens laat staan, zal men zich menigmaal vergissen. Zeer groot is het aantal zoogenaamde „kleinigheden" waaraan de receptarius zich heeft te gewennen en die onmogelijk alle in een leerboek kunnen worden vermeld. Het is noodzakelijk, dat de receptarius zich terstond gewent aan eene bepaalde volgorde, waarin hij de verschillende bewerkingen uitvoert, die voor het gereedmaken van een recept noodig zijn. Wij zullen dit door een voorbeeld nader aantoonen. Moet een leerling in onze apotheek eene eenvoudige mixtuur gereedmaken, bijv.: ,}}. Acidi hydrochlorici diluti 2. Sirupi Rhoeados 20. Aquae communis ad 200. M. D. S. o. b. h. c. dan wordt hem daarbij de volgende wijze van werken voorgeschreven : Neem een flesch van 200 cM.:i inhoud, zoek daarbij een goed passende kurk en spoel de flesch; plaats haar met de kurk er naast op de rechterschaal van de balans en breng op de andere schaal zooveel hagelkorrels of andere daarvoor geschikte voorwerpen (maar geen gewichten!) tot de balans in evenwicht is (of korter uitgedrukt: tarreer de flesch met hagelkorrels of andere voorwerpen). Plaats op de linker schaal een gewicht van 2 gram en druppel, bij voorkeur uit een druppelfleschje, zooveel verdund zoutzuur in de flesch, tot de balans in evenwicht is. Is er te veel zuur in de flesch gedruppeld, dan moet de overmaat verwijderd worden, maar niet in de standflesch worden teruggegoten. Wanneer een druppel zoutzuur langs de flesch mocht loopen, moet die verwijderd worden vóór men de flesch weer op haar plaats zet (dit laatste geldt voor alle flesschen, waaruit vloeistoffen zijn gegoten; de afloopende druppels worden veelal verwijderd met een doek, maar bij vloeistoffen die de doeken zouden stukbijten (zwavelzuur) of waarvan de vlekken moeielijk zijn te verwijderen (perubalsem) neemt men een stuk papier). Weeg daarna in dezelfde flesch 20 gram klaprozenstroop, zóó nauwkeurig, dat de naald van de balans niet meer dan 2 millimeter doorslaat. Is de blijvende doorslag grooter, dan giet men alle vloeistof weg, spoelt de flesch om en tarreert opnieuw. Is de vereischte nauwkeurigheid bereikt, dan giet men uit een maatglas zooveel water in de flesch, tot de inhoud hiervan 200 G. weegt, waarbij ook de blijvende doorslag van den naald der balans niet meer dan 2 millimeter mag bedragen. Zet de balans in rust, neem de flesch er af, sluit deze met de kurk en schudt haar tot de vloeistoffen gemengd zijn (wat hier gemakkelijk aan de kleur te zien is). Bezie het mengsel tegen het licht ten einde nategaan of er ook stukjes stroo, kurk of andere onzuiverheden in voorkomen, verwijder deze zoo noodig door filtreeren door een propje watten, dat in den hals van een trechter is geduwd, en spoel daarna de flesch met water af, droog haar en voorzie haar van een kapje (tectura) en van een etiket of een signatuur. Op dit laatste moeten voorkomen: de naam van den zieke, de gebruiksaanwijzing (hier dus: alle twee uren een lepel), de datum en de naam van den apotheker (of van den apotheekhoudenden geneeskundige) in wiens apotheek het recept is gereedgemaakt. Lees daarna het recept nog eens geheel over, om mogelijke vergissingen optesporen, vergelijk naam en gebruiksaanwijzing met die welke op het etiket voorkomen en lever de flesch, al of niet in papier gewikkeld, af. Ten einde bij herhalingen het opzoeken van het recept gemakkelijk te maken, wordt het geboekt, soms ook onmiddelijk geprijsd. Het oorspronkelijke voorschrift wordt geliasseerd en gedurende 20 jaren bewaard. Het spreekt van zelf, dat men een flesch niet met water mag omspoelen wanneer daarin vloeistoffen worden afgeleverd, die of met water niet mengbaar zijn, zooals vette en aetherische oliën, Balsamum Copaivae, Balsamum peruvianum, Kreosotum, Aether, Collodium, Chloroform 6f die door water troebel worden als: Solutio Jodii spirituosa, Solutio Camphorae spirituosa, Balsamum Vitae Hoffmanni, Solutio Nitroglycerini, öf die het water binden onder sterke warmteontwikkeling, zoodat de flesch zou kunnen springen (sterk zwavelzuur). Soms moet men de medicamenten afleveren in flesschen van inactinisch glas, namelijk indien er kans bestaat, dat het geneesmiddel bij den zieke door het licht wordt ontleed. Ofschoon het theoretisch juist zou zijn flesschen van bruin glas te nemen voor alle stoffen, waarvan de Pharmacopee voorschrijft, dat zij van het licht afgesloten moeten worden bewaard, wordt hiermede in de praktijk geen rekening gehouden. Zoo worden oplossingen van Jodetum Kalicum en van Sulfas Chinini, die in enkele dagen verbruikt zijn, gewoonlijk niet in bruin glas afgeleverd. Wanneer echter verscheidene dagen zullen verloopen eer het medicament verbruikt zal zijn, is aflevering in bruin glas noodig. Stoffen, die spoedig door het licht worden ontleed, als Aether, Bromoform, oplossingen van Hydrochloras Apomorphini, Phosphorus, Jodoform, enz. worden steeds in bruin glas afgeleverd. Nitras argenticus opgelost in zuiver gedestilleerd water wordt door het licht niet ontleed; wel echter wanneer in het water organische stof voorkomt. Daar het niet steeds mogelijk is, organische stof volkomen verwijderd te houden, worden oplossingen van zilvernitraat ook in bruin glas afgeleverd. Het plaatsen van de kurk naast de flesch op de balans heeft alleen ten doel verwisseling met andere kurken te voorkomen. Voor het tarreeren van flesschen verdient hagel beslist de voorkeur. Gewichten moeten daarvoor niet gebruikt worden, omdat die minder of meer ingewikkelde berekeningen noodig en dus abuizen gemakkelijk mogelijk maken. Moet de tarra van een flesch of vat geruimen tijd bewaard worden, dan tarreert men ééns met gewichten en vermeldt het gewicht op een opgeplakt etiket. Heeft men in een omgespoelde en dus nog vochtige flesch, het zoutzuur gewogen, dan wordt dit door vermenging met het in de flesch aanwezige water nog meer verdund; zou men hiervan nu weer in de standflesch teruggieten, dan zou ook de voorraad te zeer verdund worden. Zoutzuur bevochtigt den rand van de flesch, waaruit het wordt gegoten niet en kan dientengevolge uit een gewone flesch zeer moeielijk gedruppeld worden. Niemand mag vorderen, dat na elke weging van vloeistoffen de naald der balans juist in het midden blijft staan; toevoeging van één enkele druppel kan maken dat men een doorslag krijgt. De ervaring leerde ons, dat men het bij oefening tot het boven aangegeven maximum van 2 millimeter kan brengen. Om te contróleeren of het gewicht nagenoeg is bereikt, houdt men onder 't wegen den linker wijsvinger op de rechter schaal: men voelt dan of de evenwichtstoestand bijna is bereikt, dus of men snel of langzaam moet ingieten. Wanneer men een drank van 200 Gram moet afleveren, mag men onder geen voorwaarde een flesch van zoogenaamd 200 cM:i. inhoud eenvoudig vullen; in een nauwkeurige glazen maat kan men desnoods de hoeveelheid water afmeten, hoewel het wegen even gemakkelijk en even snel gaat. Alleen dan mag men een flesch vullen, wanneer dit uitdrukkelijk op het recept is aangegeven, bijv. door: aquae quantum sufficit ad replendam lagenam centimetrorum cubicorum ducentorum (eene voldoende hoeveelheid water om een flesch van 200 cM3. inhoud te vullen). Dat een vloeistof, die bestaat uit een mengsel van andere stoffen homogeen is, kan men het gemakkelijkst waarnemen, wanneer een of meer der bestanddeelen gekleurd zijn; maar ook wanneer de bestanddeelen kleurloos zijn, is zulks goed te zien, daar de stroomen van afzonderlijke vioeistofdeelen goed waarneembaar zijn en in homogene mengsels niet voorkomen. Het etiket moet even boven het midden der flesch worden geplakt. Van gegomde etiketten bevochtigt men alleen de beide opstaande randen en laat de horizontale randen droog, daar alleen op deze wijze de etiketten nooit trekken. met angst gebruiken. Maar evengoed als de apotheker buiten den zieke 0111 met den medicus moet confereeren, moet ook de medicus, wanneer hij meent, dat een of ander medicament niet is, zooals hij het bedoelde, daarover spreken met den apotheker en niet met den zieke. Op deze wijze worden vergissingen het best uit den weg geruimd, terwijl het vertrouwen van den zieke in geneeskundige en apotheker ongeschokt blijft. In elk geval is het noodig ieder recept, dat ter gereedmaking wordt aangeboden, dadelijk van 't begin tot het einde door te lezen; er kunnen namelijk bijzondere aanwijzingen van den medicus op voorkomen, bijv. „Statim" „Ne iteretur", „ Verte", waarmede men of direct óf later rekening moet houden; de maximaaldosis kan overschreden zijn en dan kan men direct pogingen in het werk stellen 0111 den medicus 0111 nadere inlichtingen te vragen; de naam van den zieke kan zijn vergeten en dan is het noodig, dien aan den brenger van het recept te vragen enz. Elk recept, waarop staat aangegeven dat er haast bij is, moet vóór alle andere recepten gereedgemaakt worden; de volgorde, waarin de andere worden gereedgemaakt, hangt veelal af van de werkzaamheden, die er aan te verrichten zijn. De apotheker is verplicht inzage of afschrift van het recept te geven aan: den geneeskundige, die het recept voorschreef of die den zieke behandelt, aan dezen zelf en aan rechterlijke ambtenaren of ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, met het onderzoek van die recepten belast; het is hem verboden aan anderen dan de genoemde personen inzage van de recepten te geven. Gaat een apotheek op eenen anderen apotheker over, dan gaan ook de recepten op dezen over; bij opheffing der apotheek worden de recepten door de naaste belanghebbenden aan den inspecteur (voor de Volksgezondheid) overgegeven. De apotheker moet het afschrift voorzien van zijne handteekening. Het is gewoonte, dat hij er ook op vermeldt: de bijzonderheden van de bereiding, den prijs, dien hij-berekende enz. Een afschrift van een recept wordt gewoonlijk als volgt ingericht: APOGRAPH. Groningen, 20 Augustus 1905. ,\i. Phenacetini. Sulfatis Chinini a 3. fac lege artis pilulas LXXX. curn Pulveris gummosi. Sacchari albi. u 2. Sirupi sitnplicis q. s. d. s. 3 d. d. 4 p. solvit asses quatuordccim. voor den Heer N. N. was geteekend afgegeven door (naam van den geneeskundige). (handteekening van den apotheker). Met cursieve letter gedrukt zijn de bijzonderheden, die door den apotheker ter wille van de uniformiteit zijn toegevoegd. HET WEGEN. Op de recepten worden de hoeveelheden der geneesmiddelen gewoonlijk in g e w i c h t s h o e v e e 1 h e d e n aangegeven, we hebben dus in de apotheek noodig balansen en gewichten. Beide zijn in de handen van den receptarius hoogst belangrijke instrumenten. Daar we de indeeling der gewichten reeds eerder bespraken (pag. 38 e. v.) zullen eener tinctuur met een gelijk volumen water verdund en hiervan 10 cM:> afgedestilleerd, dan zal in dit destillaat aceton voorkomen, indien de tinctuur met gemethyleerden spiritus is bereid; wordt hierbij versch gepraecipiteerd Kwikoxyde gevoegd, bereid uit sublimaat en barytwater, HgCI2 + Ba(OH)2 = HgO + BaCI2 + H._,0, dan zal een gedeelte van het kwikoxyde worden omgezet in oplosbaar Acetonkwik; filtreert men, dan bevat het filtraat kwik, dat met zwavelammonium verwarmd bruin of zwart wordt. Is de alcohol zuiver, dan lost geen kwik op en blijft het filtraat helder. De verhouding, waarin de grondstoffen worden uitgetrokken met spiritus, hangt af van den aard van het simplex. Voor sterkwerkende tincturen (o. a. alle internationaal vastgestelde Van de aetlierische tincturen heeft de Pharmacopee alleen opgenomen Tinctura Valerianae aetherea, welke wordt bereid met een mengsel van 1 deel aether en 3 deelen spiritus op dezelfde wijze als de andere tincturen. Daar de aether spoedig verdampt, geeft uitpersen van de faeces in den regel zeer weinig. Het Supplement vermeldt nog Tinctura Digitalis aetherea, waarvoor folia Digitalis in de verhouding 1:10 met een mengsel van 1 deel aether en 3 deelen spiritus worden uitgetrokken. Hier zij er nog op gewezen dat de tinctura Strophanti der Pharmacopee de dubbele sterkte heeft van die van het Supplement, de eerste wordt bereid in de verhouding i : io, de laatste in de verhouding 1: 20. Voor de tinctuur der Pharmacopee behoeft het zaad niet eerst door uittrekken met petroleumaether van vet bevrijd te worden, wel is dit tioodig voor de bereiding der tinctuur volgens het Supplement. Tinctura Rhei aquosa wordt bereid door 10 deelen in dunne schijfjes gesneden radix Rhei 24 uur te macereeren met eetie oplossing van 2 deelen natriumcarbonaat in 30 deelen kaneelwater, het mengsel in een percolator over te brengen en met kaneelwater op de gewone wijze te percoleeren tot 100 deelen verzameld zijn. De werkzame bestanddeelen van radix Rhei zijn in water bijna onoplosbaar, door toevoeging van natriumcarbonaat lossen eenige bestanddeelen daarvan (o. a. Chrysophanzuur en Emodine) beter op en er ontstaat eene heldere roodbruine oplossing. Voegt men bij deze tinctuur een zuur, dan zal de kleur veranderen in geel en de oplossing troebel worden, de bestanddeelen, die door het natriumcarbonaat in oplossing waren gebracht, worden door het zuur weer neergeslagen. Het voorschrift der Ed IV wijkt van dat der Ed III geheel af, daar volgens de vorige Pharmacopee een mengsel van extractuin Rhei en natriumcarbonaat werd opgelost in water en na filtratie hieraan kaneelwater werd toegevoegd. De bereiding uitsluitend niet kaneelwater heeft, naar onze ervaring, dit voor, dat het praeparaat niet spoedig bederft. Zonder dat zij tot de eigenlijke tincturen behooren geeft de Pharmacopee den naam Tinctura nog aan enkele andere praeparaten, die wij daarom hier ter plaatse zullen bespreken: Tinctura acetatis ferrici aetherea, is eene oplossing van ferri-acetaat in water, waaraan worden toegevoegd spiritus en aether aceticus. Men voegt voor de bereiding bij verdunde ammonia eene verdunde oplossing van Ferrichloride, waarbij een neerslag ontstaat van Ferrihydroxyde. Fe2CI6 + 6NH4OH = Fe2 (OH)6 + 6 NH4 Cl. Dit neerslag wordt uitgewasschen niet water, op een doek verzameld, uitgeperst, in kleine stukjes verdeeld en onder herhaald schudden opgelost in zooveel azijnzuur dat neutraal ferriacetaat ontstaat, waarna verdund wordt tot liet aangegeven gewicht. (In de Fd. 111 der I'harmacopee was de hoeveelheid azijnzuur te gering en ontstond basisch ferriacetaat, waardoor de vloeistof spoedig een bezinksel afscheidde). Bij deze vloeistof voegt men zóó langzaam, dat verwarming niet kan optreden, een mengsel van Aether aceticus en spiritus. Het ijzergehalte van deze vloeistof moet minstens 3.7 °/n en kan 3.9 "/q bedragen. Tinctura Ferri aromatica, zie Solutio Saccharatis ferrici aromatica. Tinctura ferri pomata, is in de Ed. IV opgenomen in plaats van Tinctura ferri cydoniata. Men voegt bij 1000 deelen sap van versche, nauwelijks rijpe zure appelen twintig deelen ijzerpoeder, laat eerst 2 dagen bij de gewone temperatuur staan en ondersteunt dan de chemische werking door digereeren gedurende 8 dagen. Hierbij ontstaan onder waterstofontwikkeling ferro- en ferrimalaat; nu coleert men, dampt de vloeistof zoover uit, dat 94 deelen 0,6 deelen ijzer bevatten en voegt dan 6 deelen Spiritus Cinnamomi toe. Tinctura nervina Bestucheffi, wordt bereid door een mengsel van 10 deelen Solutio Chloreti ferrici, 00 deelen Spiritus en 30 deelen Aether, zóó lang aan het zonlicht bloottestellen, tot het kleurloos is geworden, daarbij is dan het Ferrichloride overgegaan in Ferrochloride. Fe2 Clö -f H20 = 2 FeCI2 -f 2 HC1 + O. De zuurstof oxydeert een deel van den alcohol tot aldehyde, terwijl tevens eenig Chlooraethyl ontstaat. Wanneer de vloeistof kleurloos is geworden, wordt de flesch in het donker geplaatst en nu en dan geopend opdat zuurstof kan toetreden, dan oxydeert een deel van het Ferrochloride tot Ferrichloride, dat aan de vloeistof een goudgele kleur mededeelt (vandaar de naam Gouddruppels). Soms wordt deze tinctuur bij het bewaren troebel, stelt men haar weder aan het zonlicht bloot, dan wordt zij weder helder en kleurloos en op de boven beschreven wijze ook weder goudgeel. Het ijzergehalte van deze tinctuur bedraagt ongeveer 1.5 pet. VINA (Vina medicata). GENEESKRACHTIGE WIJNEN. Onder geneeskrachtige wijnen verstaan wij met wijn bereide aftreksels van simplicia of oplossingen van geneesmiddelen in wijn (Vintim stibiatuni). Onder wijn verstaat de Pharniacopee: zoete roodbruine Malagawijn, van een soortelijk gewicht 1.060 1.078 met een alcoholgehalte van 10 16 °/o en een extract-gehalte van 16 20n/„. Het gehalte aan sulfaten in dezen wijn mag niet meer bedragen dan overeenkomt met 2 Gram kaliumsulfaat per Liter. Bij de medicinale wijnen is langzamerhand het begrip van wijn, zooals men dit in het dagelijksch leven opvat, vervallen. Behalve misschien Vinum Chinae en Vinum Pepsini zijn onze medicinale wijnen onaangenaam smakende vloeistoffen, die zelden alleen genomen worden, maar veelal bestanddeelen van mixturen enz. vormen. De oorspronkelijke bedoeling met deze praeparaten zal wel zijn geweest, aan wijn zóó weinig geneeskrachtige stoffen toetevoegen, dat de smaak van den wijn overheerschend was en dat toch eenige geneeskrachtige werking van het praeparaat was te verwachten. De medicinale wijnen, die tot de extracta behooren, worden bereid door het behoorlijk fijn verdeelde simplex gedurende 5 dagen onder herhaald schudden met den wijn of met wijn en spiritus buiten het licht te macereeren, te coleeren en het achtergeblevene uittepersen. De gemengde vochten worden, na twee dagen rust op een koele plaats, gefiltreerd. De min of meer dikke consistentie van den wijn maakt het moeielijk om deze praeparaten door percolatie te bereiden. Naar het algemeene voorschrift worden bereid: Vinum amarum door maceratie van 80 dln. Cortex Cascarillae, 40 deelen Herba Centaurii, 35 deelen Herba Cardui benedicti, 30 deelen Radix Gentianae en 10 deelen Cortex fructus Aurantii met 50 deelen Spiritus dilutus en 950 deelen Wijn. Het voorschrift der Ed. III bestond uit eene oplossing van I deel Extract. Cascarillae, 1 deel Extr. Cardui benedicti, 1 deel Extr. Centaurii en 1 deel Extr. Gentianae in 90 deelen wijn, waaraan 6 deelen Tinctura Aurantiorum moest worden toegevoegd. Werd deze wijn na enkele dagen gefiltreerd, zooals was voorgeschreven, dan zette zich spoedig weer een bezinksel af, dit nu geschiedt niet met den boven beschreven wijn; het bezinksel dat zich daarin vornit na filtratie is niet grooter dan dat in goed bereide tincturen. Bovendien heeft dit voorschrift nog het voordeel, dat de werkzame besta tul deel en der simplicia direct in den wijn overgaan, terwijl bij het vroegere voorschrift deze eerst in water werden opgelost (voor de extractbereiding) en daarna werden verwarmd waardoor gedeeltelijke ontleding ontstond. Vinum Condurango moet worden bereid door maceratie van 10 deelen Condurangobast met 100 deelen wijn; ten einde te zien of eene voldoende hoeveelheid Condurangine in den wijn is overgegaan laat de Pharniacopee het praeparaat met een gelijk volumen water verdunnen en als dit mengsel troebel is, filtreeren, waarna het bij verwarmen troebel moet worden. Condurangine stolt n.l. bij verwarming. Vinum Rhamni purshianae wordt bereid uit 10 deelen Cascarabast en 100 deelen wijn. Schudt men enkele druppels van dezen wijn, eerst met water verdund, met aether uit, dan wordt deze aether geel gekleurd. Hevelt men den aether af en schudt deze met ammonia, dan moet de ammoniakale vloeistof donkerrood geklemd worden. Deze reactie wijst op de aanwezigheid van Emodine. Vinum RHei is een aftreksel van 9 deelen radix Rhei en 1 deel seinen Cardamomi met 100 deelen wijn. Wanneer men deze vloeistof na de maceratie sterk uitperst, verkrijgt men een vocht, dat moeilijk is te filtreeren, daarom is zacht uitpersen te verkiezen. Wanneer men den wijn eerst met eenig talkpoeder schudt en hem na bezinking filtreert, loopt hij veel sneller door. Op dezelfde wijze als bij Vinum Rhamni purshianae wordt ook hier in den wijn de aanwezigheid van Emodine aangetoond. Vinum Colchici, Vinum Ipecacuanhae en Vinum Opii aromaticum, welke in de vorige Pharniacopee voorkwamen, zouden in de Ed. IV moeten zijn vervallen, voornamelijk omdat liet zijn aftreksels van sterk werkende (alcaloïd-bevattende) simplicia en men bij het gebruik van wijn een deel van het alcaloïde (door de tannine uit den wijn) in een onoplosbaren vorm brengt. Op de Brusselsche Conferentie is ook besloten van heroïsche geneesmiddelen geen wijnen te bereiden. Het vrij veelvuldige gebruik, dat van Vinum Colchici en — Ipecacuanhae bij ons te lande nog wordt gemaakt is oorzaak, dat deze wijnen nog wel zijn opgenomen. De Vinum Opii aromaticum is vervangen door Tinctura Opii crocata. Vinum Colchici en Vinum Ipecacuanhae worden bereid door 10 deelen der simplicia gedurende 5 dagen te macereeren met een mengsel van 10 deelen verdunden Spiritus en 90 deelen Malagawijn. Vinum Opii aromaticum werd bereid door 4 deelen Saffraan, 1 deel Kaneel en 1 deel Kruidnagelen 4 dagen te macereeren met 90 deelen wijn en 10 deelen spiritus dilutus, dan te coleeren en uittepersen en 95 deelen van de verkregen vloeistof gedurende 7 dagen te macereeren met 10 deelen Opiumpoeder, te coleeren, uit te persen en te filtreeren. Aan den eisch, dat deze wijn 0.9 — 1 Morphine moest bevatten kon, omdat de tannine van den wijn en van den kaneel de alcaloïden gedeeltelijk ontleedt, niet worden voldaan. Uitgaande van een Opiumpoeder dat nauwkeurig 10"/0 Morphine bevatte, werd door ons in den wijn niet meer dan 0.850/0 gevonden. Volgens een afwijkend voorschrift worden bereid: Vinum Chinae, waarvoor men 20 deelen poeder van Kinabast gedurende 24 uur macereert met eene voldoende hoeveelheid (12—15 deelen) van een mengsel van 1 deel verdunden spiritus, 4 deelen wijn en 3 deelen water; dit mengsel wordt in den percolator gebracht en dan gepercoleerd met eene voldoende hoeveelheid van hetzelfde mengsel tot verkregen zijn S00 deelen; hierin wordt door schudden opgelost 200 deelen suiker en het mengsel, na 24 uur rust op een koele plaats, gefiltreerd. Na de filtratie zal deze wijn meestal nog een bezinksel afzetten, men voorkomt dit het beste door hem op een niet koele plaats te bewaren. Volgens het voorschrift der vorige l'harmacopee deplaceerde men het Kinapoeder eerst met spiritus, dan met wijn, loste in de verzamelde vloeistof suiker op en deplaceerde dan verder niet water. Het nadeel van deze bereidingswijze was, dat men, door eerst wijn en daarna water te voegen bij het spiritueuze aftreksel een sterke troebeling verkreeg, en dat de wijn na herhaalde filtratie nog telkens een bezinksel afzette, zoodat men eigenlijk was genoodzaakt vlak voor de aflevering te filtreeren. Hier zij nog vermeld, dat van verschillende zijden is voorgesteld niet uit te gaan van Kinapoeder en dit uit te trekken, maar in plaats daarvan te nemen Extractum Chinae liquidum, dat behalve de aromatische, alle werkzame bestanddeelen van Cortex Chinae moet bevatten of van Tinctura Chinae, die men mengde met wijn en water. In de verkregen vloeistof werd dan suiker opgelost of daaraan sirupus simplex toegevoegd. De voorschriften voor deze praeparaten zouden dan worden: schröder , Receptuur. 3e druk. o .ft. Extracti Chinae liquidi 20 Spiritus diluti 100 Vini Malacensis 400 Sirupi simplicis 322,5 Aquae q.s. ad 1000 .ft. Tincturae Chinae 100 Vini Malacensis 400 Sirupi simplicis 322,5 Aquae q.s. ad 1000. Volgens beide voorschriften verkrijgt men echter een praeparaat, dat niet identisch is met onzen Vinum Chinae. De reactie, in de Pharmacopee opgenomen bij Kinawijn, dientom aan te toonen, dat in dezen wijn werkelijk alcaloïde voorkomt. Vinum Chinae ferratum (Kinawijn met staal) is een mengsel van 95 deelen Vinum Chinae met eene oplossing van 1 deel Pyrophosphas ferricus cum Citrate ammonico in 4 deelen water. Daar Kinawijn met eene oplossing van een Ferrizout steeds een neerslag geeft, schrijft de Pharmacopee voor het mengsel telkens vóór de aflevering te filtreeren. Wij kunnen hier nog bijvoegen dat het vvenschelijk is, het mengsel ongefiltreerd geruimen tijd in voorraad te houden, dan zal het na de voorgeschreven filtratie vrij langen tijd helder blijven. Vinum Pepsini is eene oplossing van 24 deelen Pepsine in 3 deelen zoutzuur, 20 deelen glycerine, die men in een mortier met elkaar mengt en dan met 20 deelen water vermengd in een flesch giet, die 1000 deelen kan bevatten. Dit mengsel laat men 24 uur onder herhaald schudden staan, voegt dan toe 92 deelen suikerstroop, 2 deelen Oranjeschiltinctuur en 839 deelen wijn, waarna men, na eenigen tijd, filtreert en het filtraat door nawasschen van het filter met wijn brengt op 1000 deelen. Daar het licht op de werking van Pepsine een nadeeligen invloed heeft, is het noodig dit praeparaat buiten het licht te bewaren. Evenzoo werkt alcohol nadeelig op het praeparaat, en dit verklaart het feit, dat Pepsinewijn bij het bewaren minder werkzaam wordt. Het meest gewenscht is het daarom, het mengsel van Pepsine met zoutzuur, glycerine en water in voorraad te houden en de andere bestanddeelen toe te voegen onmiddellijk voordat de wijn moet worden afgeleverd. Vinum stibiatum is eene oplossing van 2 deelen Kaliumstibium- tartraat in 500 deelen wijn. Men kan den braakwijnsteen met den wijn eenige dagen macereeren tot oplossing, maar ook door verwarming met weinig wijn (op 1 deel braakwijnsteen 5 deelen wijn) in een reageerbuisje oplossen en dan den overigen wijn toevoegen. Bij het bewaren slaat de tannine uit den wijn door Tartarus emeticus neer, daarom schrijft de Pharmacopee voor, dat de oplossing na eenige dagen moet worden gefiltreerd. Vinum Tartratis kalici ferrati (Staalwijn) is eene oplossing van lartras kalicus ferratus in water, waaraan wijn is toegevoegd. Men bereidt Tartras kalicus ferratus het gemakkelijkst naar het door Kruysse gepubliceerde en in de Pharmacopee opgenomen voorschrift door 100 deelen ijzerpoeder met 400 deelen kaliumhydrotartraat en 300 deelen water gedurende een half uur op een waterbad te verwarmen, waarbij men een begin der inwerking van het ijzerpoeder op het kaliumhydrotartraat verkrijgt. Nu laat men het mengsel eenige dagen van het licht afgesloten bij de gewone temperatuur staan (5—7 dagen), waarbij een broze, holle massa ontstaat, die men in stukken snijdt en zoo nog 24 uur buiten het licht laat staan. Hiermede is de vorming van Tartras kalicus ferratus afgeloopen; men lost het zout op in 4000 deelen water en filtreert af van het niet gebonden ijzerpoeder en kaliumhydrotartraat, dampt de oplossing uit tot droog (om ontleding te voorkomen bij niet hooger dan 40° en zooveel mogelijk van het licht afgesloten) en lost 10 deelen van den aldus verkregen Tartras kalicus ferratus op in 50 deelen water, filtreert na eenige dagen en voegt 50 deelen wijn toe. Bij de inwerking van ijzerpoeder op kaliumhydrotartraat ontstaat onder ontwikkeling van waterstof eerst Ferrotartraat, dat aan de lucht wordt geoxydeerd tot Ferritartraat, dat zich met kaliumtartraat verbindt tot goed oplosbaar kaliumferrilartraat. OLEUM MEDICATUM. GENEESKRACHTIGE OLIE. Onder den ouden, oneigenlijken naam van Infusum Hyoscyami oleosum geeft de Pharmacopee de bereidingswijze aan van het pracparaat, dat in den volksmond bekend is als „groene olie" en in de apotheek gewoonlijk heet: Oleum Hyoscyami, Bilzenkruidolie. De 8* bereidingswijze van dit praeparaat is thans de volgende: men mengt 25 deelen grof poeder (A 1.5) van Bilzenkruidbladen met 50 deelen Spiritus (90°/0) en 1 deel Ammonia, en verwarmt gedurende 10 uur tot ongeveer 50°. Behalve bladgroen lossen ook de alcaloïden Atropine, Hyoscyamine en Hyoscine in den spiritus op; bij dit mengsel voegt men 250 deelen Sesamolie, mengt met een glazen staaf dooreen en verwarmt zóólang op een waterbad tot ongeveer 30°, nu en dan roerende, tot de spiritus en ammonia geheel zijn verdampt, wat men het eenvoudigst kan waarnemen aan den reuk, maar ook kan controleeren aan het gewicht van den kolf, dat nu 51 deelen minder moet bedragen. Neemt men een deel van het poeder uit den kolf, dan zal dit, als de spiritus is verdampt, bij wrijven tusschen de vingers uiteenvallen. Nu perst men uit, laat bezinken en filtreert. De verkregen olie is donker bruin-groen, riekt eigenaardig en moet buiten den invloed van het licht worden bewaard. Wanneer men 10 cM:i Oleuni Hyoscyami schudt met 5 cM:i water en 3 druppels verdund zoutzuur en enkele minuten op het waterbad verwarmt, dan zal het alcaloïde in de waterige vloeistof overgaan; filtreert men deze na bekoeling af, dan moet daarin door toevoeging van een druppel Kaliumkwikjodide een zwak neerslag ontstaan (algemeene reactie op alcaloïden). De hoeveelheid aanwezig alcaloïde is te gering om nog aan te kunnen toonen, dat het Atropine of een daarmede in reactie overeenkomend alcaloïde is. ACETUM MEDICATUM. GENEESKRACHTIGE AZIJN. Tot deze rubriek van praeparaten behooren volgens de Pharmacopee: Acetum Digitalis en Acetum Scillae (Vingerhoedsbladazijn en Zeeajuinazijn), die beide worden bereid door 10 deelen van het fijnverdeelde simplex (folia Digitalis en bulbus Scillae) gedurende 5 dagen te macereeren met een mengsel van 90 deelen verdund azijnzuur en 10 deelen spiritus. Door bijvoeging van den spiritus wordt het simplex beter uitgetrokken, maar is ook de azijn beter te bewaren. Na de maceratie wordt gecoleerd, uitgeperst en gefiltreerd. Bij Acetum Scillae mag niet sterk worden uitgeperst, daar dan het praeparaat veel slijm bevat en moeielijk filtreert. Voor beide praeparaten is in de Pharmacopee eene reactie opgenomen om de aanwezigheid van werkzaam bestanddeel te constateeren en om bij aankoop de identiteit tenminste gedeeltelijk te bewijzen. DESTILLATA. De tot nog toe besproken geneesmiddelen werden alle bereid door uittrekken van grondstoffen; men maakte voor hunne bereiding dus gebruik van de betere oplosbaarheid der werkzame bestanddeelen in bepaalde vloeistoffen, waarin de niet verlangde bestanddeelen niet of zeer weinig oplossen. Bij de destillata maakt men gebruik van de meerdere vluchtigheid der verlangde bestanddeelen. Zooals de naam reeds aangeeft, worden zij bereid door destilleeren, m. a. w. de bestanddeelen worden met behulp van waterdamp of spiritusdamp gasvormig gemaakt, deze damp opgevangen en in geschikte toestellen afgekoeld (gecondenseerd), waarbij hij weder tot vloeistof wordt verdicht. Het aantal verschillende desti 11eertoeste 11 en is zeer groot; de constructie er van verschilt tevens nog naar den aard van de stof, die gedestilleerd zal worden. Alle bestaan zij echter uit drie deelen: n.l. een vat, waarin men de vloeistof in damp overvoert (d es til I eerketel), een buis, die door koud water is omgeven en waarin de damp weder tot vloeistof wordt verdicht (koel buis) en een vat waarin de afdruppelende vloeistof weer wordt opgevangen (ontvanger). Door destillatie worden bereid: aetherische oliën, aromatische wateren en aromatische spiritualiën. OLEA AETHEREA. AETHERISCHE OLIËN. Dit zijn mengsels van sterk riekende, vluchtige verbindingen, die voornamelijk in het plantenrijk voorkomen en in de planten meestal als zoodanig aanwezig zijn. Slechts enkele (Oleum Laurocerasi, Oleum Sinapis) ontstaan eerst, als men het simplex met water destilleert. In scheikundig opzicht behooren de meeste aetherische oliën tot de aromatische verbindingen. Gewoonlijk bereidt men aetherische oliën door dat men de voldoende fijn gemaakte simplicia in drogen of verschen toestand eerst met water macereert en daarna destilleert, of dat men in dit mengsel stoom voert. Wel ligt het kookpunt der meeste aetherische oliën hooger dan dat van water, maar met waterdamp zijn zij gemakkelijk vluchtig, en al naar hun soortelijk gewicht zinken zij in of drijven zij op het mede overgedestilleerde water, waarvan zij gescheiden worden. Het afgescheiden water is echter ook met aetherische olie verzadigd. Men verkrijgt de aetherische olie hieruit, door toevoeging van eene geconcentreerde keukenzoutoplossing, waarbij de olie zich afscheidt. Men kan ook dit water bewaren voor eene volgende destillatie, waarbij dan geen olie meer zal oplossen. Eenige aetherische oliën, die in groote hoeveelheden in de plantendeelen voorkomen, en waarbij de fijne geur door destillatie verloren zou gaan, worden door uitpersen verkregen, o. a. de oliën uit de verschillende soorten van Citrus, als Oleum Bergamottae (Citrus Bergamea), Oleum aurantiorum (Citrus vulgaris), Oleum Citri (Citrus limonum). Andere aetherische oliën, die slechts in zeer geringe hoeveelheid in de planten voorkomen, worden verzameld, door de plantendeelen uit te trekken met vetten of met vette oliën; op deze wijze verkrijgt men de riekstoffen uit Jasmijn, Viooltjes, Reseda, Hyacinthen enz. Om hieruit de zoogenaamde Extraits te bereiden, worden deze vetuittreksels in koperen trommels met alcohol uitgetrokken, waarin zoo goed als geen vet overgaat. Omtrent de eigenschappen der aetherische oliën valt het volgende op te merken: zij moeten in hooge mate den reuk vertoonen der plantendeelen, waaruit zij behooren bereid te zijn: men neemt den reuk niet waar aan de onverdunde olie, maar aan een krachtig geschud mengsel van 10 cM;! water en 1 druppel olie. Verwarmt men vluchtige oliën op een waterbad in een kolfje met afkoeler, dan mag geen vloeistof overdestilleeren, evenmin mag een druppel olie, in water gebracht troebel worden; dit zou o. a. wijzen op eene vervalsching met alcohol. Andere in water oplosbare vervalschingen toont men aan door de olie te schudden met eene verzadigde oplossing van keukenzout, hierin is de olie zelf onoplosbaar. Neernt men nu in een verdeelde reageerbuis gelijke volumina vluchtige olie en verzadigde keukenzoutoplossing, schudt krachtig door en zet eenigen tijd in rust, dan mag, nadat de lagen volkomen gescheiden zijn, het volume der olie niet verminderd zijn. Ten einde vervalsching met vette oliën (v.n. Oleum Ricini, die ook in alcohol oplosbaar is) aan te toonen brengt men een druppel olie op ongelijmd papier (dun filtreerpapier), dan moet de olie allengs verdampen, zonder een doorschijnende vlek achter te laten. Bij enkele oliën blijft, ook wanneer zij zuiver zijn, een zichtbaren kring op het papier achter, die echter niet doorschijnend is. Aetherische oliën worden om verharsing te voorkomen in kleine, zooveel mogelijk geheel gevulde flesschen bewaard, op een koele plaats en van het licht afgesloten. AQUAE AROMATICAE. AROMATISCHE WATEREN. Gewoonlijk door destillatie bereide oplossingen van aetherische oliën in water. Waar de tweede uitgave der Pharmacopee de bereiding dezer wateren door destillatie uitdrukkelijk voorschreef, heeft de derde uitgave die bereidingswijze geheel verlaten (behalve bij Aqua Cinnamoini) en vervangen door eene andere, waarbij de aetherische olie, opgelost in spiritus, eenigen tijd met water moest worden, geschud. Deze methode, die uitmunt door groote eenvoudigheid, zou zeker de voorkeur verdienen, indien de daarbij verkregen producten in reuk en smaak overeenkwamen met de door destillatie verkregene; dit is echter geenszins het geval; bovendien was het soms hooge spiritusgehalte van deze wateren (o. a. bij Aqua Foeniculi 1.8 o/0 Spiritus fortior) een bezwaar voor het gebruik bij kinderen. De extempore bereide wateren, ook bekend als Aqua extemporaneae, staan in reuk en smaak verre achter bij de uit de simplicia gedestilleerde, ook dan nog, wanneer men, zooals somwijlen gebeurt met het doel om het aroma te versterken, de mengsels destilleert. Het lag dus voor de hand, dat in de nieuwe uitgave der Pharmacopee, na de opgedane ervaring met de aromatische wateren, bereid uit de oliën, de bereiding door destillatie van de simplicia met water, weer zou worden voorgeschreven. Alleen Aqua Rosarum maakt hierop eene uitzondering. Het voorschrift der door destillatie te bereiden aromatische wateren luidt: de aangegeven hoeveelheid grondstof wordt meteene voldoende hoeveelheid water gedurende 12 uren gemacereerd en daarna 1000 deelen water afgedestilleerd. Bij kleine hoeveelheden kan deze destillatie geschieden uit een glazen kolf, die men boven een gasvlam of op een zandbad verhit, bij grootere hoeveelheden geschiedt dit uit een destilleerketel, die door vuur verwarmd wordt. In beide gevallen moet men zorg dragen, dat de grondstof niet aanbrandt; men voorkomt dit bij destillatie uit een destilleerketel het best, door een zoogenaamd diaphragma op eenigen afstand boven den bodem in den ketel te leggen en daarop de simplicia te brengen. Dit diaphragma is gewoonlijk een stuk tinnen of vertind koperen gaas, dat in verschillende gedeelten in den destilleerketel kan gebracht worden, die daarin tot één geheel worden samengevoegd; onder dit diaphragma bevindt zich voortdurend water, zoodat aanbranden onmogelijk is. Destilleert men uit een kolf, dan is het noodig de hoeveelheid water waarmede men macereert wat ruim te nemen en onder het destilleeren, vooral tegen het laatst, den kolf nu en dan zacht te bewegen. Wij willen hier nog melding maken van eene andere wijze van destillatie, waarbij het aanbranden van de grondstof uitgesloten is. Men brengt op het diaphragma van den destilleerketel de grondstof al of niet bevochtigd met water en voert uit een anderen ketel door een buis, die onder het diaphragma uitkomt, stoom van i/y atmosfeer overdruk; deze zal eerst gedeeltelijk condenseeren, maar als ook de destilleerketel verwarmd wordt, met olie beladen in den koelbuis komen en dan verdichten. Deze bereidingswijze kan men ook toepassen, wanneer men uit kolven destilleert. Men brengt in een kolf water aan den kook, de damp van dit water wordt door een buis onder in een anderen kolf gevoerd, waarin zich bevindt het mengsel van grondstof en water; ook deze kolf wordt zacht verwarmd; het met olie beladen water zal nu overdestilleeren door een buis, die met den afkoeler in verbinding staat. De laatst beschreven destillatiemethode, nl. die met stoom, mag volgens het voorschrift onzer Pharmacopee niet worden toegepast, daar duidelijk voorgeschreven wordt, dat de grondstof met eene voldoende hoeveelheid water moet worden gemacereerd en daarna 1000 deelen moet worden afgedestilleerd. Terecht is, naar wij meenen, deze methode uitgesloten, niet omdat zij niet deugt, maar omdat de ondervinding leert, dat reuk en smaak der aromatische wateren ver- schillen naar de wijze van destillatie. Zoo zal men ook nog een duidelijk verschil waarnemen tusschen wateren, die uit een glazen kolf en wateren, die uit een metalen destilleerketel zijn gedestilleerd; en daar het hoogst wen schel ijk is, dat de aromatische wateren, als alle andere pharmaceutische producten, overal zoo veel mogelijk gelijk zijn, is het goed eene methode, die andere resultaten levert, ook al zijn deze niet verkeerd, uit te sluiten. De pas gedestilleerde wateren kan men niet in de receptuur gebruiken. Wanneer zij uit een metalen ketel zijn gedestilleerd, zijn reuk en smaak eerst niet aangenaam en drijft er tevens eene niet onbelangrijke hoeveelheid olie op het water. Daarom moet het destillaat gedurende 24 uur in met filtreerpapier bedekte flesschen onder herhaald schudden blijven staan. Door de niet nauwkeurige sluiting der flesschen verdwijnen de onaangename reuk en smaak, terwijl door het omschudden de olie bijna geheel oplost. Door de aromatische wateren eenigen tijd, 1 2 maanden, na de bereiding te laten liggen, wordt de geur meestal aangenamer. Gewoonlijk zijn de aromatische wateren niet geheel heldere vloeistoffen, die sterk rieken en smaken naar de grondstoffen, waaruit zij bereid zijn. Zij mogen niet gekleurd zijn en geen slijmerige deelen bevatten. Wanneer men door 100 cM;i van een aromatisch water zwavelwaterstof voert, mag het niet gekleurd of troebel worden (afwezigheid van zware metalen). Aromatische wateren moeten worden bewaard buiten den invloed van het licht, gewoonlijk op een koele plaats; die wateren echter, waaruit zich gemakkelijk kristallen afzetten, zooals Aqua Foeniculi, waaruit zich Anethol kan afscheiden, beware men bij kamertemperatuur. Het bewaren in goed gesloten flesschen is niet uitdrukkelijk door de Pharmacopee voorgeschreven; hoewel dit in 't algemeen wel wenschelijk is, zij er hier toch op gewezen, dat aromatische wateren, die onaangenaam rieken, hun reuk en smaak soms terugkrijgen wanneer men ze eenigen tijd aan de lucht laat staan; zeer duidelijk is dit soms waar te nemen bij Aqua Rosarum. In de Pharmacopee zijn de volgende aromatische wateren opgenomen: Aqua Cinnamomi, waarbij men uit 100 deelen grof poeder (A 1,5) van kaneel 1000 deelen water bereidt. Kaneelwater is eerst troebel, maar wordt bij het bewaren helder. Aqua florum Aurantii, aqua Naphae, waarmede de Pharmacopee bedoelt het handelsartikel, dat in het zuiden van Frankrijk uit een groot deel van het werkzame, harsachtige bestanddeel zou worden verwijderd. % Voor extractum Ratanhiae wordt het aftreksel bereid door grof poeder (A 3) van den wortel zóólang met water te deplaceeren, tot het afloopende vocht bijna kleurloos en smakeloos is. Zonder verdere zuivering, dus zonder bezinken en coleeren, wordt het aftreksel uitgedampt tot een droog extract. Indien zulks niet in een vaciiumapparaat geschiedt, dampt men het best uit door het aftreksel, zoolang de consistentie dit zonder gevaar voor aanbranden toelaat, op het \rije vuur te koken: dan heeft de geringste omzetting van Ratanhialooizuur in Ratanhiarood plaats. Extractum Aloës behoort niet tot de eigenlijke extracten, we zouden het beter een van hars bevrijde Aloë (Aloë deresinatum) kunnen noemen. Voor de bereiding wordt Aloë onder verwarming opgelost in water en dan de oplossing uitgegoten in koud water, na 24 uur heeft zich de hars afgescheiden en na coleeren wordt het vocht tot een droog extract uitgedampt. Spiritueuze extracten. De bereiding van het aftreksel voor deze extracten geschiedt gewoonlijk door percoleeren (uitgezonderd voor Extractum Colocynthidis, Helenii en — Valerianae) en wel zóó dat men 3 deelen van het uit te trekken poeder mengt met 2 deelen van den voorgeschreven spiritus en flink doorkneedt; dit mengsel wordt, wanneer het vocht door het poeder is opgenomen, door zeet A 1,5 gewreven, teneinde mogelijk nog niet bevochtigde gedeelten van het poeder uiteen te wrijven en nog te bevochtigen. Dit poeder brengt men in een percolator en drukt herhaaldelijk zacht aan. Is al het poeder er ingebracht, dan is het doelmatig hierop een schijf filtreerpapier of flanel te leggen en dit te bezwaren met glazen kogels; dit voorkomt, dat bij het opgieten van vocht het bovenste deel van het poeder loslaat en niet voldoende uitgetrokken zou worden. Op het poeder in den percolator giet men nu langzaam het percoleervocht, zóó, dat alle lucht gelegenheid heeft te ontsnappen en zóó lang, tot uit den percolator vocht begint af te loopen en het poeder nog met een laagje vloeistof bedekt is. Nu sluit men den percolator en laat 24 uur macereeren; men opent hem dan zoover, dat het vocht langzaam afdruppelt. Door voortdurend vloeistof bij te druppelen zorgt men, dat de uit te trekken stof niet droog wordt. Gewoonlijk wordt het percoleeren voortgezet tot de vloeistof nagenoeg kleurloos afloopt, of niet Schröder, Receptuur. 3e druk. o meer naar het simplex smaakt (extractuni Chinae), of tot in het afloopende vocht met bepaalde reagentia geen verandering wordt teweeggebracht (extractuni Belladonnae, Hydrastis liquidum, Hyoscyami, - Rhamni purshianae liquidum, Strychm). Doelmatig is het, van de verkregen vochten den spiritus af te destilleeren, daar deze bij eene volgende bereiding van hetzelfde extract opnieuw kan gebruikt worden. In vele gevallen heeft deze spiritus den reuk van het simplex behouden en is dus voor de bereiding van andere extracten onbruikbaar. De rest, die na de destillatie achterblijft, wordt dan bij ten hoogste 90° of nog beter onder luchtverdunning tot de vereischte consistentie uitgedampt. Voor extractum Colocynthidis wordt het aftreksel bereid door macereeren met spiritus en niet door percoleeren, omdat het haast ondoenlijk is van fructus Colocynthidis een poeder te bereiden, dat voor percolatie geschikt is. Bij de bereiding van extractum helenii worden drie maceraties van het simplex gemaakt, de eerste niet spiritus, de tweede en de derde niet water. Het spiritueuze aftreksel wordt gefiltreerd en tot stroopdikte uitgedampt; de waterige vochten worden gemengd, door bezinken en coleeren gezuiverd, dan eveneens tot stroopdikte uitgedampt en bij het spiritueuze deel gevoegd. Het mengsel wordt dan, bij niet hooger dan 80°, tot een dik extract uitgedampt. De bereiding van extractum Valerianae geschiedt als die van extractuni Helenii met dit onderscheid, dat de beide aftieksels met kokend water worden bereid. '3° Het eenige aetherische extract uit de Pharmacopee, extractum Filicis, wordt bereid door poeder B 10 van Rhizoma Filicis in den percolator te brengen, daarin aan te drukken, te bedekken met filtreerpapier of flanel, daarop glazen kogels te brengen en te overgieten met aether, waarmede men, dus in den percolator, 24 uur laat macereeren; dan percoleert men op de wijze als bij de spiritueuze extracten is aangegeven. De aether wordt afgedestilleerd en daarna het extract in een open schaal neergezet en herhaald omgeroerd tot de aetherreuk is verdwenen. Eene afzonderlijke bespreking vereischen nog de vloeibare en de narcotische extracten. Vloeibare extracten. In de Pharmacopee komen van deze soort de volgende voor: Extractum Chinae liquidum, Extractum Condu- rango liquidum, Extractum Hydrastis liquidum, Extractum Rhamni purshianae liquidum, Extractum Secalis cornuti liquidum, die alle door percolatie worden bereid. Het Extractum Chinae liquidum, dat de China liquida van het Supplement moet vervangen, wordt bereid door 100 deelen poeder van Kinabast te mengen met een mengsel van 10 deelen verdund Zoutzuur, 20 deelen Glycerine en 300 deelen Water en na 24 uur staan In een percolator te brengen. De schaal, waarin men gemengd heeft, wordt daarna nog nagespoeld met 100 deelen water en dit vocht eveneens in den percolator gebracht. Het vocht laat men nu afloopen en percoleert daarna zoo lang tot in 2 druppels van het afloopende vocht door 4 druppels Natriumcarbonaat (zie Lijst van reagentia achter m de Pharmacopee) geen neerslag meer ontstaat. Het per-' colaat moet, teneinde schimmelen en bederf te voorkomen, terstond b.j ten hoogste 80°, maar veel beter in vacua, worden uitgedampt lot )0 deelen zijn overgebleven, waarbij na bekoeling 10 deelen pintus worden gevoegd. Dit extract is in water goed oplosbaar vooral onder toevoeging van een weinig verdund zoutzuur; bij vermenging van het extract met verdund zoutzuur zonder water ontstaat een neerslag, dat eerst wit is, maar dat later rood wordt. Na toevoeging van water lost het neerslag meestal geheel of bijna geheel op Ook na vermenging met eene groote hoeveelheid spiritus ontstaat een vlokkig neerslag. Voor de bereiding der overige vloeibare extracten volgt men deze regels: het behoorlijk fijn verdeelde simplex wordt met de voorgeschreven hoeveelheid extractie-vloeistof vermengd, in den percolator overgebracht, daarin, als bij de spiritueuze extracten is voorbeschreven, met de percolatievloeistof 24 uur gemacereerd en daarna gepercoleerd tot van 100 deelen poeder verzameld zijn 80 deelen vocht. Dit vocht, dat het grootste deel der werkzame bestanddeelen bevat, houdt men afzonderlijk om te voorkomen, dat men het met het overige moet uitdampen, waardoor ontleding der werkzame be standdeelen zou kunnen optreden. Men gaat voort met percoleeren tot de afloopende vloeistof geen werkzame bestanddeelen meer bevat. Om dit laatste te kunnen nagaan geeft de Pharmacopee voor elk extract afzonderlijk eene reactie aan. Dit tweede vocht wordt uitere- dampt tot 20 deelen, deze in het eerste vocht opgelost en na een?ge dagen gefiltreerd. * Voor de bereiding van Extractum Secalis cornuti liquidum wordt gemacereerd en gepercoleerd met Spiritus dilutus, voor Ex- tractum Rhamni purshianae liquidum met een mengsel van 1 volumen spiritus en 2 volumina water. Voor Extractum Condurango liquidum en Extractum Viburni liquidum macereert men met een mengsel van Spiritus, Water en Glycerine en percoleert niet een mengsel van Spiritus en Water, terwijl voor Extractum Hydrastis liquidum het poeder van Hydrastiswortel eerst wordt gemengd met wijnsteenzuur en daarna gemacereerd en gepercoleerd met verdunden spiritus. De Pharmacopee vermeldt verder, dat voor de bereiding van Extractum Rhamni purshianae liquidum ook gebruik mag worden gemaakt van repercoleeren. Smeetsi) beschrijft deze repercolatiemethode als volgt: „De extracta fluida (liquida) worden bij gewone temperatuur bereid door repercolatie. Daartoe wordt een KG. der grondstof tot poeder (B 10) gebracht, met de voorgeschreven hoeveelheid menstruum bevochtigd en het vochtige poeder ter gelijkmatige verdeeling door zeef A 1,5 gewreven. Het aldus behandelde poeder wordt bij gedeelten in een percolator gebracht, telkens gelijkmatig samengedrukt en van boven met een stuk filtreerpapier of zeefplaatje bedekt. Men giet nu langzamerhand van het menstruum op, totdat het poeder doortrokken is en de vloeistof beneden begint af te druppelen. Nadat door sluiting der kraan het mengsel 24 uur rustig gestaan heeft, wordt de kraan geopend en de uitvloeiing zoodanig geregeld, dat gemiddeld 30 druppels per minuut doorloopen. Gedurende de geheele percolatie moet het poeder door een laag vloeistof bedekt zijn. Het percolaat wordt telkens in hoeveelheden van 1 KG. opgevangen en genummerd ter zijde gezet. Nadat alle werkzame bestanddeelen uitgetrokken zijn, wat blijkt doordat 10 druppels van het afloopende vocht door ammonia nauwelijks meer rood worden, wordt eene nieuwe hoeveelheid grondstof onder inachtname van dezelfde regels gepercoleerd, maar nu met de verkregen percolaten uit de eerste hoeveelheid en wel in dezelfde volgorde, waarin zij opgevangen zijn. Deze bewerking wordt zoo lang telkens met eene nieuwe hoeveelheid der grondstof herhaald, totdat een extract verkregen wordt, dat, na 3 weken staan en na filtratie, voldoet aan de voorgeschreven eischen. Het groote voordeel van deze methode is, dat men bij de bereiding van het extract niet behoeft te verwarmen om den Spiritus af te destilleeren 1 G. Smeets. Over Extracta fluida. Pharm. Weekbl. 35 n°. 31. ot oni uit te dampen, zoodat men ontleding der werkzame bestanddeelen voorkomt. 'en einde verlies aan Spiritus te voorkomen wordt, wanneer de kleuring met ammonia wegblijft, het poeder nog eens met water gedeplaceerd en van de opgevangen vloeistof de Spiritus afgedestilleerd.' Even praktisch is het, naar onze ervaring, bij dit extract, dat met zeer verdunden spiritus wordt bereid, het poeder uit te persen, het vocht na bezinking te filtreeren en bij eene volgende extractbereiding weer te gebruiken. De narcotische extracten der Ed. IV, Extractum Belladonnae en Extractum Hyoscyami, zijn dikke spiritueuze extracten, door percolatie bereid uit droge folia Belladonnae en folia Hyoscyami. Deze extracten geven met water een troebel mengsel, terwijl de geheel anders bereide extracten der Ed. III bijna heldere oplossingen gaven. Daar het zich laat aanzien, dat ook de oude extracten hier te lande nog veelvuldig zullen worden gebruikt, wordt hier de bereiding dier extracten met eene geringe wijziging i) van het voorschrift der Pharmacopee vermeld: 100 deelen van het versche kruid (d. i. het opwaarts groeiende gedeelte, tijdens het bloeien verzameld) worden fijngesneden, bevochtigd met 5 deelen water, daarna gekneusd en uitgeperst. De perskoek wordt nu verdeeld, gekneusd met 50 deelen water en daarmede een uur verwarmd tot 70°, dan 2 uur ter zijde gesteld en weder uitgeperst. De beide persvochten worden samengevoegd en zoolang verwarmd, tot de eiwitstoffen gestremd zijn en ook het Chlorophyl is afgescheiden ; na bezinking wordt gecoleerd en de rest op een doek met water nagewasschen. De colatuur wordt dan bij ten hoogste 80' op een waterbad uitgedampt tot 10 deelen zijn overgebleven. Wanneer dit vocht bekoeld is, voegt men er bij 12 deelen Spiritus en laat het mengsel gedurende 3 dagen in een gesloten vat op een koele plaats staan, waarbij eiwit, zetmeel en een gedeelte der zouten, in 't algemeen onwerkzame stoffen, uit het vocht worden afgescheiden. Nu wordt gefiltreerd, het filter met 6 deelen Spiritus van 50 "/u nagewasschen en dan bij ten hoogste 80° uitgedampt tot een dik extract. De bereiding van Extractum Secalis cornuti komt in hoofdzaak overeen met die der laatst besproken extracten. Voor de bereiding \an dit extract worden 100 deelen Secale cornutum tot poeder B 10 ') Naar mededeelingen van wijlen prof. W. Stoeder. 4. Alle normale sulfaten zijn oplosbaar in water, behalve die van Barium, Strontium en Lood; de sulfaten van Calcium, Zilver en Kwik lossen moeielijk op. Sulfieten zijn meestal onoplosbaar in water; oplosbaar zijn die van de alkaliën. 5. Alle chloriden en bromiden zijn oplosbaar in water, uitgezonderd Zilverchloride en -bromide, Mercuriammoniumchloride, Mercurochloride en -bromide en Cuprochloruur. Loodchloride en -bromide lossen zeer weinig op in koud water, gemakkelijk echter in warm water. Brengt men Stibiumchloride, Bismuthchloride of Zinkchloride in aanraking met water, dan worden zij ontleed onder vorming van een onoplosbaar oxychloride. , 6. De meeste jodiden zijn oplosbaar in water; onoplosbaar zijn: Loodjodide, Mercuro- en Mercurijodide, Zilverjodide, Rismuthjodide en Cuprojodide. Mercurijodide (Hgj2) lost goed op in eene geconcentreerde oplossing van Kaliumjodide tot het dubbelzout Kaliummercurijodide j HgJ.>.2K| I 7. De oxalaten zijn onoplosbaar in water, uitgezonderd die deialkaliën. Uit het aangevoerde blijkt, dat bijna alle zouten der alkalimetalen oplosbaar zijn in water; uitgezonderd zijn: zuur kaliumtartraat, zuur ammoniumtartraat, zuur natriumoxalaat en kaliumpicraat. De meeste zouten van Kwik, Lood en Zilver zijn in water onoplosbaar. De wijzen, waarop men in de receptuur oplossingen bereidt, zijn grootendeels afhankelijk van de eigenschappen van de solvenda. Bij gemakkelijk oplosbare solvenda, als Jodetum kalicum, Hydras Chlorali, Antipyrinum, Nitras argenticus, brengt men deze met het sol\ens in de flesch en schudt tot volkomen oplossing. Bicarbonas natricus kan men op deze wijze ook oplossen, maar bij sterk schudden heeft men verlies van kooldioxyde, vandaar dat men dit zout èf in den mortier moet afmengen, öf door wrijven of ziften moet zuiveren van klontjes, waarna het bij zacht schudden gemakkelijk oplost. Heeft men te doen met stoffen, die in koud water moeielijk maar in warm water gemakkelijk oplossen, en die door warmte niet ontleed worden, als Chloras kalicus, Biboras natricus, Sulfas kalico-aluminicus, Sulfas kalicus, dan neemt men geheel of gedeeltelijk warm 2 Ca + CaCO ! + Al..» (SO<)3 = 3 Ca Sü4 + CO.,. + A12 (C2H302)2 (OH),>. Nadat de ontwikkeling van kooldioxyde heeft opgehouden giet men het mengsel in een flesch, sluit deze en laat minstens 24 uur Maan, ten einde het calciumsulfaat gelegenheid te geven zich af te zetten, dan coleert men, perst uit en filtreert na bezinking. Heldere kleurlooze vloeistof, die bij het bewaren soms troebel wordt door atscheiding van calciumsulfaat, dat men dan op nieuw moet affiltreeren. Als idem.teitsreactie op het boven bedoeld basisch alumininiumacetaat vermeldt de Pharmacopee, dat 10 cM» der oplossing na toevoeging van 200 mGr. Kaliumsulfaat op een waterbad verwarmd tot een gele, moet stollen, en na bekoeling weder moet overgaan in eene heldere vloeistof. Met Natriumchloride en met Natriumacetaat ziet men hetzelfde verschijnsel. Solutio Acetatis aluminici Burowi, gewoonlijk Liquor Burow. genoemd, bereidt men op de volgende wijze: 22 deelen Kaliumaluminiumsulfaat (aluin) lost men op in wat warm water verdunt met koud water tot 522 deelen; wanneer deze vloeistof e'd ls- voeS» men hierbij een mengsel van 100 deelen oplossing van basisch Loodacetaat en 378 deelen water, hierbij zal een zwaar neerslag worden gevormd van Loodsulfaat en basisch Aluminiumacetaat zal in oplossing blijven. Het loodsulfaat moet (volgens de Pharmacopee) mede afgeleverd worden. Daar dit door omschudden van de voorraadsflesch moeielijk dooi de vloeistof te verdeelen zou zijn, moet de Liquor Burowi telkens versch bereid worden. Sommige artsen verlangen een helderen Liquor Burowi, dus zonder het neerslag van Loodsulfaat. Op grond van onze ervaring kunnen wij daarvoor de volgende bereidingswijze aanbevelen: 22 deelen kaliumaluminiumsulfaat lost men op in 100 deelen kokend water en VO? uJ,deiJOPIOSSing 150 deelc" k0ud water<" z°odra de vloeistof geheel bekoeld is, voegt men 100 deelen oplossing van basisch Loodacetaat toe en daarna water van de gewone temperatuur tot 1000 deelen. Iaat men dit mengsel korten tijd staan, dan kan men de ie ere \ loeistot van het bezinksel afgieten en behoeft men alleen liet laatste gedeelte te filtreeren. Wanneer de aluinoplossing nog warm is, zal, wanneer daarbij de •oplossing van het loodzout wordt gevoegd, een geleiachtige troebehng ontstaan. - SCHRÖDER , Receptuur. 3e druk. ! sp.ntus en 90 deelen water; men verkrijgt dan een zwak troebele vloeistof. Dit voorschrift voor Goulard s water wijkt in zooverre van lat der Ed III af, dat de hoeveelheid Loodazijn is verminderd (5 deelen in de Ed. III) en spiritus is toegevoegd. Het thans gegeven voorschrift komt meer overeen niet het oorspronkelijke. Liquor arsenicalis Fowleri, Liqnor Fowleri: men vermengt deel poeder van Arsenigzuur met 1 deel Kaliumcarbonaat c eel water door omzwenken in een reageerbuisje of bij grootere hoeveelheden m een kookkolfje en kookt boven een vlam tot het arsenig/uui is opgelost. B.j de bereiding van kleine hoeveelheden is het gewenscht, de hoeveelheid water wat grooter te nemen (2 deelen) ar b'J ''et verwarmen een deel van het water verdampt en dan hei reageerbuisje zou springen. Het verkregen vocht verdunt men met >0 ceeen \\ater, voegt 3.5 deel verdund zoutzuur, 4 deelen Lavendelvan 100 T ? T1 Z0°Veel Wakr a'S n°0dig is V00r het verkrijgen van IU0 deelen oplossing. Arsenigzuur is moeielijk oplosbaar in kokend water; van een opïrr Khaliu",carbo"a^ (1=2) ligt het kookpunt enkele graden in enk- • ! lemPeratuur lost het Arsenigzuur gemakkelijk, in enkele minuten op. De vloeistof moet nagenoeg neutraal zijn, omdat Liquor Fowleri somwijlen voor inspuiting wordt gebruikt en de vrij sterk alkalische v oeistof dan p.jn veroorzaakt. De toevoeging van Lavendelspiritus dient om de zeer vergiftige vloeistof troebel en riekend te maken waardoor zij gemakkelijker van andere heldere vloeistoffen kan worden onderscheiden. Lost men in Liquor Fowleri Kaliumjodide op, dan ontstaat een Arsem bevattend kristallijn neerslag, dat door veel water weer oplost Is tegelijkertijd water voorgeschreven, dan zal, tenzij de hoeveelheid water genng is, geen neerslag ontstaan. Bij vergiftiging geve men het Antidotum arsenici Dit praeparaat is gekomen in de plaats van Solutio Arseniitis composita Ed. III, dat ook 1 pCt. As,O, bevatte. Solutio Chloreti ferrici, eene oplossing van 3 deelen Chloretum ferncum in 1 deel water; heldere, donkergele, zuur reageerende oeistof. Zij moet worden bewaard in stopflesschen van inactinisch klas daar kurk de vloeistof aantast en het licht het Fe,Cle reduceert tot ferrochlonde. " 10' Voegt men bij Solutio chloreti ferrici alkaliën, bijv. ammonia of hydras kalicus, dan ontstaat een neerslag van Hydras ferricus, Fe2Cl6+6NH4(OH) = Fe._,(OH)i; + ()NH,CI; met oplossingen van carbonaten ontstaat een neerslag van Carbonas ferricus, Fe.jCI„ + 3KX:0;J = Fe2(C08)3 + 6KC1. Met slijinsloffen (muc. g. arabici) geeft solutio Chloreti ferrici een geleiachtig neerslag; met vele, vooral met tanninehoudende, plantenaftreksels een neerslag; eveneens ontstaat een neerslag met eiwitstoffen. Eene oplossing van Hydrochloras Morphini en van Hydrochloras Codeïni worden blauw gekleurd door solutio Chloreti ferrici; evenzoo zal men verkleuring waarnemen bij combinatie van solutio Chloreti ferrici met: Salicylzuur en salicylaten (violet), Phenol (violet), Antipyrine (rood). Brengt men solutio Chloreti ferrici in aanraking met ijzer, koper, zink, lood, kwik of tin, dan ontstaat reductie tot ijzerchloruur; in de receptuur mag dus deze vloeistof niet met metalen utensilia in aanraking komen. Reductie van solutio Chloreti ferrici ontstaat ook bij verwarming; men bemerkt dit aan de donkere kleur, die te voorschijn treedt; bij het bekoelen der vloeistof wordt weder Chloretum ferricuni gevormd. Uit Jodiden (|odetum kalicum) maakt Chloretum ferricuni Jodium vrij Fe2Cl,} + 2 KJ = 2FeCI2 + 2KC1 + 2J. Indien, wat enkele malen voorkomt, Chloretum ferricuni wordt voorgeschreven in mixturen, geeft men de Solutio (3 deelen chloretum ferricuni = 4 deelen Solutio); wordt omgekeerd solutio Chloreti ferrici voorgeschreven in pillen, dan worden voor 4 deelen der Solutio 3 deelen van het gekristalliseerde zout genomen. Solutio Chloroformi aquosa, Aqua chloroformata, is eene oplossing van 1 deel Chloroform in 249 deelen water, die men bereidt door beide vloeistoffen sterk met elkaar te schudden tot zich geen chloroformdruppels meer op den bodem der flesch afzetten. Omdat chloroform gemakkelijk ontleedt, moet chloroform water in inactinisch glas worden afgeleverd en mag niet in voorraad worden gehouden. Solutio Chiorii, Aqua chlorata, Chloorwater, is eene ongeveer verzadigde oplossing van chloorgas in water. Men kan het chloorgas bereiden door bruinsteen, kaliumbichromaat of kaliumchloraat met zoutzuur te verwarmen. Het gas wordt door een waschfleschje met weinig water gevoerd, om liet aanhangende zoutzuur vast te houden en het zoo gewasschen gas wordt gevoerd in een flesch, die voort met water is «evuld, tot de ruimte boven het water ook met chloorgas is gevuld - dan schudt men om. Lost al het chloorgas op, dan voert men opnieuw gas in het water tot dit er mede verzadigd is. Daar chloorwater moeielijk langen tijd bewaard kan worden zonder veel van zijn vrije chloor te verliezen, is het wenschelijk het dikwijls versch te bereiden. Zeer eenvoudig is daarvoor de volgende methode Men mengt gelijke deelen Chloorkalk (Hypochloris calcicus) en deel, resp. i/yjo deel van het moleculairgewicht, in grammen uitgedrukt, per Liter bevatten. L'iu Normaal Kaliloog bevat dus 5,6 gram KOH per Liter. Kaliloog is een heldere, kleurlooze of zwak geel gekleurde vloeistof, die sterk alkalisch reageert, de huid aantast en de slijmvliezen van mond en darmkanaal oogenbükkelijk verwoest; voor inwendio gebruik levere men het niet af. Aanleiding voor de aflevering zou kunnen bestaan door het voorschrift! van Hydr. potass dat zoowel eene afkorting van Hydras potassae (Hydras kalicus) als' van Hydrojodas potassae (Jodetuni kalicum) kan zijn Bij vergifting met alkali (Hydras kalicus, Hydras natricus) geve men azijnzuur of citroenzuur verdund met veel water ter neutralisatie van het alkali, of bij sterke loogen ook olijfolie ten einde de looo- door verzeeping onschadelijk te maken. Solutio Hydratis natrici, Natronloog, eene waterige oplossinvan Hydras natricus, waarvan 1 cM-' overeenkomt met 4 c.M" normaal alkali. Blijkens hetgeen we bij Kaliloog opmerkten zal normaal natronloog per Liter bevatten 23-4-16+1 gram = 40 gram, de door de Pha." macopee bedoelde oplossing dus: 160 gram NaOH per Liter !n de eigenschappen, die hier van belang zijn, komt natronloog overeen met kaliloog. Solutio Jodii Lugoli, Solutio Lugoli, is eene waterige oplossing van Jodium en Jodetum kalicum. Jodium is bijna onoplosbaar in water, het lost echter gemakkelijk op in eene ^concentreerde oplossing van Jodetum kalicum tot eene bruinroode vloeistof, die met water kan worden verdund zonder dat het Jodium zich afscheidt. Lugol'sche oplossing wordt bereid door I deel Jodium en 2 deelen Kahumjodide door samenschudden in een flesch met 5 deelen water op te lossen, en daarna zooveel water toe te voegen tot het gewicht der oplossing oOO deelen bedraagt. Deze vloeistof komt in sterkte overeen met de Solutio Jodii Lugoli mitior van het Supplement, dat ook nog eene Solutio Jodii Lugoli fortior aaiveeft waarvoor men 1 deel Jodium en 2 deelen Kaliumjodide oplost in o deelen water en daarna verdunt tot 25 deelen. Solutio Jodii I u-oli mitior Supplement) bevat dus 0,2 pet. en Solutio Jodii Lugoli fortior 4 pet. Jodium. Vooral de sterke oplossing geeft met oplossingen van alcaloïdzouten een neerslag. Solutio Peroxydi Hydrogenii, eene ongeveer 3 percentige nu en dan niet een roerstaaf om te roeren, waarbij het eiwit gewoonlijk spoedig is opgelost tot een troebel vocht. Deze vloeistof wordt gecoleerd, maar wordt daarbij gewoonlijk niet helder. Men verdunt nu 20 deelen Solutio chloreti ferrici met 75 deelen water en voegt daarbij 1000 deelen der colatuur, waarbij meestal een mengsel met klonten ontstaat. Het eiwit bestaat nl. uit albuminezuur verbonden met kalium, natrium, magnesium en calcium, die in aanraking met chloretum ferricum worden omgezet in ferrialbuminaat en de chloriden der genoemde metalen. Nu is ferrialbuminaat niet oplosbaar in zoutoplossingen, zoodat het door de chloriden eerst zal worden afgescheiden. Naderhand echter lost het weer op in de overmate ferrichloride, die men gebruikt. Na een half uur is de vloeistof geschikt om gefiltreerd te worden; men verkrijgt dan eene heldere oplossing, die bevat: ferrialbuminaat, ferrichloride, natriumchloride, calciumchloride, magnesiumchloride en kaliumchloride. Alleen het ferrialbuminaat (een colloïde) wordt verlangd, de andere (kristalloïden) zijn overbodig en moeten verwijderd worden. Dit geschiedt door dialyse. Men brengt daartoe het mengsel in een zak van matig dik perkamentpapier zonder gaatjes, die als dialysator dienst doet, en hangt deze in een exarysator, waarin tweemaal zooveel water is als de dialysator vocht bevat. De kristalloïden diffundeeren door den wand heen, terwijl slechts weinig ferrialbuminaat medegaat. lelkens na 24 uur wordt het water in den exarysator ververscht, tot in het dialysaat geen ferrichloride meer aanwezig is. Daartoe voegt men bij 2 cM-! dialysaat 4 cM'! oplossing van natriumchloride, waardoor het albuminaat geheel neerslaat, na filtratie mag met kaliumsulfocyanide en verdund zoutzuur nauwelijks een roode kleur ontstaan. In het dialisaat wordt nu het ijzergehalte, op de door de Pharmacopee beschreven wijze bepaald en dan zoo noodig verdund of bij lage temperatuur uitgedampt tot 90 deelen 0.175 deel ijzer bevatten. Na toevoeging van 10 deelen Kaneelspiritus is de vloeistof gereed. Solutio Saccharatis ferrici aromatica = Tinctura ferri aromatica is eene oplossing van 14 deelen Staalsuiker (Saccharas ferricus) in 131 deelen water, waaraan wordt toegevoegd 32 deelen Sirupus simplex, 20 deelen Spiritus dilutus, 2 deelen Tinctura Aurantiorum en 1 deel Tinctura Cinnamomi. Stoffen die in water niet of zeer moeielijk oplossen worden op- gelost in alcohol, aether, olie enz. Waar we echter onder Solutio zonder meer eene waterige oplossing verstaan, daar is het noodig dat de arts, wanneer hij een ander oplosmiddel bedoelt, dit op het recept aangeeft, bijv.: • H. Solutionis Cainphorae aethereae 1:10 of: Solutionis Camphorae in aethere 1 : 10. De bereiding dezer oplossingen komt overeen met die der oplossingen in water. In de Pharmacopee komen nu de volgende spiritueuze oplossingen voor: Solutio Ammoniae spirituosa anisata, Spiritus (I.iquor) Ammoniae anisatus, eene oplossing van 4 deelen Oleum Anisi in 76 deelen Spiritus, waaraan 20 deelen Ammonia worden toegevoegd. De vloeistof is eerst kleurloos, maar wordt later lichtgeel. Indien s winters de olie moeielijk helder in den spiritus oplost, is het voldoende het mengsel tot '20° te verwarmen om een heldere oplossing te verkrijgen. Wordt ammoniakale Anijsspiritus met water vermengd, dan ontstaat een troebel vocht, waaruit zich vooral 's winters gemakkelijk kristallen van Anethol afscheiden, die aan de oppervlakte van het mengsel drijven. Wanneer in mixturen Spiritus ammoniae anisatus tegelijk met stropen wordt voorgeschreven, weegt men hem op den stroop en schudt om, de afgescheiden anijsolie wordt dan gemakkelijk onder de stroop verdeeld. Komt geen stroop in de mixtuur voor, dan voegt men deze Solutie bij het (koude) waterige vocht. De ammonia, die Spiritus Ammoniae anisatus bevat, praecipiteert uit de meeste alcaloidzouten het vrije alcaloïde, dat meestal onoplosbaar is in water, maar in Spiritus goed opgelost blijft. Daar Codeine in waterige ammoniakoplossingen even goed oplost als in water, zal uit eene waterige oplossing van Hydrochloras Codeini door Ammonia of door Spiritus ammoniae anisatus geen Codeine worden afgescheiden, terwijl het vrije alcaloïde Codeine in Spiritus Ammoniae anisatus sneller oplost dan in water. Solutio Camphorae spirituosa, Spiritus camphoratus, eene oplossing van 10 deelen Kamfer in 90 deelen verdunden spiritus. Het snelst bereid men de oplossing door eerst de Kamfer op te lossen in spiritus van 90 % of 95 °/0 en daarna de berekende hoeveelheid door Ferrojodidestroop » Kopersulfaat » Salpeterzuur roodbruin, groen, zwak geel. Europhenum is onder verwarming oplosbaar in vette olie, de oplossing moet worden gefiltreerd en in inactinisch glas worden afgeleverd. Coffeinum en Theobrominum zijn moeielijk oplosbaar in water, gemakkelijk echter in oplossingen van Salicylas natricus en van Benzoas natricus, waarmede een soort dubbelzout wordt gevormd. Om een heldere oplossing te verkrijgen is het gebruik van warm water noodzakelijk. \oegt men bij deze oplossingen een zuur, een zuur zout of een zuurreageerende stroop, dan worden Salicylzuur en Coffeine of Theobromine afgescheiden. Jodoform is oplosbaar in spiritus, in aether en in coilodium (Jodoformcollodium bestaat volgens het Supplement uit 1 deel Jodoform en 14 deelen Coilodium elasticum). Onder zachte verwarming lost het ook op in vette olie. De oplossingen worden onder den invloed van het licht spoedig ontleed en moeten daarom steeds in inactinisch glas worden afgeleverd. Om oplossingen van Argonine en van Protargol te bereiden, strooit men deze stoffen op het water, dat zich in een porceleinen schaal of mortier bevindt en laat dit, onder afsluiting van het licht, zóó lang staan tot de stof is opgelost. Afmengen in een mortier helpt weinig, evenmin schudden met water, waardoor veel schuim wordt gevormd. Eene oplossing van Protargol, 1=10, bereid met gekookt en afgekoeld water, blijft in flesschen van inactinisch glas langen tijd onveranderd. Is behalve water bij eene Protargol-oplossing ook Glycerine voorgeschreven, dan doet men beter door de Protargol in kleine hoeveelheden bij de Glycerine in den mortier te voegen en te roeren tot alle Protargol gelijkmatig bevochtigd is. Met behulp van water wordt het mengsel van Protargol en Glycerine in een flesch gespoeld. De vloeistof, welke eerst troebel is, gaat spoedig in een heldere oplossing over. In Glycerine alleen is Protargol onoplosbaar. Argentum Colloïdale = Collargol = Argentum Crédé is voor ongeveer 5 pCt. in water oplosbaar; het eenvoudigst bereidt men de oplossing, die onder den naam Zil verh ydrosol bekend is, door het Collargol in een flesch te brengen, daarop het water te gieten en flink om te schudden. Santonine is zoo goed als onoplosbaar in water, b^ter in alcohol, aether en vette olie en gemakkelijk in Chloroform. De oplossing in vette olie wordt soms voorgeschreven. Deze oplossing bereidt men door in een uitdampschaaltje de Santonine in wat Chloroform (op 1 deel Santonine bijv. 5 deelen Chloroform) op te lossen, bij deze oplossing de olie te voegen en dan zóó lang op het waterbad te verwarmen tot alle Chloroform is verdwenen. Goed fijngewreven Santonine is onder verwarming ook wel oplosbaar in olie, maar het duurt veel langer eer alles is opgelost dan wanneer men de boven aangegeven methode volgt. Ook in warme oplossingen van Kalium- en Natriumcarbonaat is Santonine oplosbaar onder vorming van zouten van het eenbasische Santoninezuur, waaruit het Santonine door zuren weer wordt afgescheiden. Oplossingen van Phosphorus in vette olieën, vooral in levertraan, worden veelvuldig voorgeschreven. Men brengt, om de oplossing te bereiden, den Phosphorus (zie over het afwegen daarvan pag. 67) in de benoodigde hoeveelheid olie, voegt daarbij enkele druppels aether en plaatst de flesch (van inactinisch glas) in warm water; na enkele oogenblikken is de Phosphorus gesmolten en bevindt zich als een druppel op den bodem der flesch. Nu sluit men de flesch en schudt krachtig om, zóó lang tot geen enkel klein druppeltje gesmolten Phosphorus meer naar den bodem zinkt. Na afkoeling kan men de oplossing gebruiken. De toevoeging van aether dient om bij het verwarmen de lucht uit te drijven, zoodat de Phosphorus niet kan ontbranden. MIXTURAE. MIXTUREN. Mixtuur noemen sommigen alle vloeibare geneesmiddelen, die dienen voor inwendig gebruik; anderen trekken de grens wat nauwer en verstaan er onder mengsels van vloeistoffen onderling, van vloeistoffen niet extracten en van vloeistoffen met vaste stoffen, dus voornamelijk die dispenseervormen, welke niet onder de oplossingen kunnen worden gerangschikt. Aan deze laatste omschrijving zullen wij in hoofdzaak ons houden. De meeste mixturen zijn mengsels van water met een of meer andere stoffen; het water doet ook hierbij dienst als vehiculum, niet als geneesmiddel. Een mixtuur is homogeen, wanneer daarin geen deeltjes van de samenstellende stoffen kunnen worden waargenomen. Naar de wijze van bereiding kunnen we de mixturen verdeelen in: I. Mengsels van vloeistoffen. II. Mengsels van vloeistoffen met extracten. III. Mengsels van vloeistoffen en vaste stoffen (schudmixturen). I. Mengsels van vloeistoffen. Als voornaamste regel bij het bereiden van deze mixturen geldt: alle vloeistoffen moeten worden gewogen en mogen niet worden afgemeten, tenzij op het recept de hoeveelheid daarvan in cM:i is aangegeven. Daar het soortelijk gewicht van de vloeistoffen, die in de receptuur worden gebruikt, veelal niet onbelangrijk verschilt van het soortelijk gewicht van water, zou men door cM3 te geven, waar grammen zijn voorgeschreven, niet onbelangrijke fouten maken. Voor 5 Gram aether zou men dan ongeveer 3,6 Gram, voor 5 Gram stroop ruim 6 Gram geven. Heeft men gecontroleerde glazen maten, dan kan men die gebruiken voor het afmeten van water, bij de tegenwoordig nog veelal gevolgde wijze van voorschrijven echter niet van vloeistoffen, die daarmede in soortelijk gewicht verschillen. Bij voorkeur weegt men alle voor eene mixtuur bestemde vloeistoffen in de flesch; bij eenige oefening kan men deze opvolgende wegingen zeer nauwkeurig verrichten. Weegt men, zooals somtijds geschiedt, elke vloeistof afzonderlijk in een maatglas, dan moet men, om verlies te voorkomen, telkens met het vehiculum naspoelen; bij zeer vluchtige vloeistoffen, als Aether en Acetas aethylicus, is dan echter verlies onvermijdelijk. De volgorde, waarin men de verschillende vloeistoffen in de flesch weegt, hangt af van de vluchtigheid en van de hoeveelheid, waarin zij zijn voorgeschreven. Vloeistoffen, die niet of weinig vluchtig zijn, worden het eerst in de flesch gewogen, en wel te beginnen met de kleinste hoeveelheid. Gewoonlijk zijn die vloeistoffen, waarvan kleine hoeveelheden zijn voorgeschreven, het meest werkzaam, en de gevoeligheid van onze recepteerbansen neemt af, maar in geringe mate, naarmate de belasting grooter wordt. Op een weinig belaste balans zal men dus nauwkeuriger 1 gram Tinctura Opii crocata kunnen afwegen, dan op een balans, die reeds tot bijna aan haar draagvermogen is belast. De vluchtige vloeistoffen, die niet het eerst, maar bij voorkeur het laatst aan eene mixtuur worden toegevoegd, zijn: Aether, Chloroform, Nitris aethylicus cum Spiritu, Acetas aethylicus, tincturen met Aether bereid, enz., dus vloeistoffen, die, wanneer ze het eerst in de flesch worden gedruppeld of gewogen, de flesch met hunnen damp zouden opvullen, welke door het toevoegen der andere vloeistoffen zou worden uitgedreven. Hierdoor zou men niet alleen een belangrijk verlies aan geneesmiddelen hebben, maar ook gevaar loopen, dat de damp, die uit de flesch wordt gedreven, zich verzamelt in de flesch waaruit men eene andere vloeistof toevoegt en dus dit geneesmiddel verontreinigt. Tot de weinig vluchtige vloeistoffen, boven bedoeld, rekent men ook de meeste tincturen, aetherische oliën, Spiritus aromaticus, Spiritus dilutus enz. Druppels brengt men gewoonlijk het eerst in de flesch, omdat men een fout, bij het druppelen gemaakt, dan gemakkelijk kan herstellen zonder de geheele mixtuur te moeten wegwerpen. Gebruikt men een druppelteller van Lebaigue voor het druppelen, dan is het niet noodzakelijk de druppels het eerst in de flesch te brengen, daar men met groote zekerheid met dezen druppelteller kan druppelen. Druppels van vluchtige vloeistoffen worden in elk geval het laatst toegevoegd. Bij een recept als: .R. Tincturae Opii crocatae gtt XXX (2) Acidi hydrochlorici diluti gtt XII (1) Aquae depuratae 200 (4) Aetheris cum Spirutu 2 (5) Sirupi simplicis 30 (3) jW. D. S. o b h c. zal men blijkens het bovenstaande de vloeistoffen in de flesch brengen in de volgorde van de tusschen haakjes geplaatste cijfers. Zijn alle vloeistoffen in de flesch gebracht, dan sluit men haar met den vooraf uitgezochten kurk en schudt haar zoolang om tot een zooveel mogelijk homogeen mengsel is verkregen. Wanneer zich boven op de vloeistof combinaties, die sommigen artsen zeer gewenscht voorkomen; als zoodanig noemen wij: extractum Opii of tinctura Opii crocata gecombineerd met Tannine. Langdurige ervaring moet in deze en dergelijke gevallen den weg wijzen. Wij willen er echter hier nog op wijzen, dat slijmstoffen, (Mucilago Saleb, Solutio gummosa) het snel bezinken van het neerslag na omschudden tegengaan. Wanneer een mixtuur, waarin een neerslag ontstaat, moet worden gereed gemaakt en afgeleverd, dan worden de stoffen, die op elkaar inwerkend het neerslag vormen, zoo verdund mogelijk bij elkaar gevoegd, de inwerking is dan het minst heftig en het praecipitaat het fijnst verdeeld. Tot de mengsels van vloeistoffen kunnen wij de^volgende praeparaten der Pharniacopee rekenen: Aciduni aceticum dilutum, verdund azijnzuur, een mengsel dat uit 6 pet. CH;COOH en 94 pet. water bestaat. Het wordt bereid door bij 80 deelen water te voegen 20 deelen azijnzuur; men kan het ook bereiden uit sterk azijnzuur (Acidum aceticum concentratum) en water, mits men nauwkeurig de sterkte van het sterke zuur weet. De Pharniacopee geeft aan, dat het minstens 97,2 pCt. CH3COOH moet bevatten. Is de sterkte van het zuur door titratie bepaald en is bijv. gevonden 9S pCt., dan zal men voor 100 deeleu verdund azijnzuur daarvan noodig hebben 20 X 30 : 98 deelen. Ook het Azijnzuur zal gewoonlijk uit dezen IJsazijn worden gemaakt; voor 100 deelen Azijnzuur zal men noodig hebben (100 X 30) : 98 deelen IJsazijn van 98 pet. Bij azijnzuur, verdund azijnzuur en de overige nog te bespreken zuren is het noodzakelijk de sterkte van het zuur nog eens door titratie te bepalen (zie bij Solutio hydratis kalici). Acidum hydrochloricum dilutum, verdund Zoutzuur, een mengsel van 583,4 Gram Zoutzuur van 25 pet. met zooveel water, dat men 1 Liter mengsel heeft. Het verdunde zuur is viermaal normaal en bevat dus: 4 X 36,5 G. HCI per Liter = 146 G. Het gehalte aan HC1 bedraagt dus 14,6 pet. (dat der F.d. III bedroeg 12,5 pet). Acidum nitricum dilutum, verdund Salpeterzuur, is viermaal normaal Salpeterzuur en bevat dus 25,5 pet. HNO3. Het wordt bereid door 504,4 G. Salpeterzuur met water te verdunnen tot 1 Liter. (Verdund Salpeterzuur der Ed. III bevatte 20 pet. UNO.;.) Door de sterk oxydeerende werking van dit zuur kunnen daardoor veroorzaakte vlekken op kleeren enz. in den regel niet meer met ammonia worden weggenomen | wat o. a. wel het geval is bij verdund zoutzuur \ Acidum sulfuricum dilutum, verdund Zwavelzuur, is viermaal normaal zwavelzuur en bevat dus IQ,6 pet. H,SO,. Daar het zwavelzuur der Pharmacopee 94 -96 pet. H2SO, moet bevatten, zal men voor de bereiding van het verdunde zuur 208 G. van het zuur van 94 pet. en 204 van het zuur van 96 pet. noodig hebben. (Verdund Zwavelzuur der Ed. III bevatte 16 pet. 11L.S()4.) Bij het vermengen van zwavelzuur met water ontstaan, onder warmteontwikkeling, hydraten van zwavelzuur. Voegt men bij 100 deelen Zwavelzuur in eens 38 deelen water, dan ontstaat H._.S04+2H..0, en de temperatuur stijgt tot 125°, zoodat er groote kans bestaat, dat de flesch zal springen. Dit gevaar bestaat er altijd als men water voegt bij zwavelzuur, waarbij bovendien de vloeistof gaat spatten. Voegt men echter het zwavelzuur in een dunnen straal bij het water, terwijl men voortdurend met een glazen of porseleinen staaf omroert, dan loopt men veel minder gevaar voor deze ongelukken. Kleine hoeveelheden bereidt men het best in een kolf of bekerglas met dunnen wand, groote hoeveelheden in een porseleinen schaal. Nadat het mengsel van zwavelzuur en water is afgekoeld, moet het ziuiigehalte door titratie worden bepaald en daarna zoo noodig verdund, door de warmteontwikkeling toch loopt men gevaar, dat er water verdampt is en dus het zuur te sterk geworden. Aether cum Spiritu, Liquor anodynus Hoffmanni, een mengsel van gelijke deelen Spiritus en Aether. Daar bij het dikwijls openen van de flesch vooral de Aether zal verdampen, en dan het mengsel niet meer zal voldoen aan de eischen door de Pharmacopee gesteld, is het raadzaam geen groote hoeveelheden van dit praeparaat in voorraad te maken. Aqua Picis, Teer water, bevat in 20 deelen de in water oplosbare stoffen uit 1 deel houtteer. Voor de bereiding neemt men grof poeder (A 1,5) van puimsteen en wascht dit herhaaldelijk met water uit, 0111 de in water oplosbare bestanddeelen, vooral alkaliën, te verwijderen, daarna droogt men het en mengt onder 150 deelen hiervan 50 deelen houtteer. Men verkrijgt dan een droog mengsel, dat in voorraad gehouden mag worden. Voor de bereiding van teerwater worden 200 deelen van dit mengsel gedurende 10 minuten geschud met 1000 deelen water en daarna gefiltreerd. Bij het bewaren wordt de gele of bruingele vloeistof donkerder van kleur, terwijl aan de wanden van de flesch bruine, harsachtige stoffen worden afgezet. Daarom mag Teerwater niet in voorraad worden gehouden. Teerwater reageert zwak zuur, o. a. door zijn gehalte aan azijnzuur, verder vindt men er als oplosbare stoffen van houtteer in: phenol, kresol, guajacol, pyrogallol, methylalcohol enz. Bij het bereiden van Teerwater zij men er op bedacht, dat de puimsteen steeds wat water terughoudt, zoodat men naar het bovenstaand voorschrift geen 1000 deelen, maar ongeveer 800 deelen Teerwater zal krijgen. Gebruik makende van de eigenschap, dat de werkzame bestanddeelen van houtteer, zij het dan ook niet onveranderd, beter oplossen in alkalische vloeistoffen dan in water, bereidt men Aqua Picis concentrata (Solutio Picis concentrata), door 800 deelen van het mengsel van puimsteen en houtteer (overeenkomende met 200 deelen houtteer) gedurende 10 minuten in een waterbad onder voortdurend schudden, te verwarmen met 1000 deelen eener 2 pet. oplossing van Natriumcarbonaat en na bekoeling te filtreeren. De bereiding moet in een flesch en niet in een schaal geschieden, om verlies aan vluchtige bestanddeelen te voorkomen. Aqua Plumbi Goulardi (Aqua Goulardi), een mengsel van 2 deelen Solutio Acetatis plumbici basici met 8 deelen verdunden Spiritus en 90 deelen water. (Het Aqua Plumbi der Ed. III was een mengsel van vijf deelen Loodazijn met 100 deelen water.) Goulardwater is eene zwak troebele vloeistof, die voor het afleveren moet worden omgeschud. Helder Goulardwater kan men verkrijgen door het water vóór het gebruik door koken van kooldioxyde te bevrijden. Wordt, zooals de Ed. II der Pharmacopee voorschreef, het Goulardwater bereid met Aqua communis, dan ontstaat een wit mengsel, dat al naar de plaatselijke samenstelling van het gebruikte water zal bevatten loodsulfaat, loodchloride of loodcarbonaat. Aqua Rosarum, Rozenwater, is het eenige aromatische water der Pharmacopee, dat niet door destillatie wordt bereid; de reden hiervan is, dat het door destillatie bereide rozenwater spoedig bederft en dan onaangenaam riekt. Men kan het dus maar korten tijd in voorraad houden, terwijl bovendien versche of ingezouten Petala Hosae niet steeds te verkrijgen zijn. Volgens de Pharmacopee bereidt men Aqua Rosarum door 1 deel Rozenolie te schudden met 5000 deelen lauw water en te filtreeren. Wij achten het noodzakelijk eenigen tijd, bijv. 10-15 minuten, te schudden, eerst met de helft van het water en daarna nog enkele minuten, wanneer het overige is toegevoegd. (Aqua Rosarum der Ed. III werd bereid door 1 deel Rozenolie op te lossen in 19 deelen Spiritus, de oplossing te filtreeren en Ie schudden met 4980 deelen water.) Balsamum Vitae Hoffmanni, Mixtura oleoso-balsamica, bereidt men door 5 deelen Kaneelolie, 5 deelen Citroenolie, 5 deelen Lavendelolie, 8 deelen Kruidnagelolie en 8 deelen Foelieolie op te lossen in 960 deelen Spiritus, aan het mengsel 9 deelen Perubalsem toe te voegen, herhaaldelijk krachtig te schudden en na drie dagen te filtreeren; door den trechter met een glasplaat te bedekken gaat men de verdamping zooveel mogelijk tegen. Liquor Kresoli saponatus, een mengsel van Kalizeep met ruw Kresol, dat bereid wordt door 50 deelen Kalizeep op een waterbad te verwarmen tot ze week geworden is en er dan langzaam, ondei aanhoudend omroeren, bij te voegen 50 deelen ruw Kresol en, daar bij het verwarmen water uit de kalizeep zal verdampen, bij het homogene, stroopachtige mengsel zooveel water te voegen tot het gewicht 100 deelen bedraagt. Dit vocht, dat in samenstelling overeenkomt met het bekende antisepticum Lysol, geeft met water in elke verhouding een helder mengsel. Liquor Picis Lithanthracis is eene spiritueuze oplossing van koolteerbestanddeelen. Men bereidt het vocht door bij 100 deelen Spiritus evenveel Koolteer te voegen, het vocht in een flesch tot 60° te verwarmen en gedurende een kwartier krachtig te schudden. Na bekoeling schenkt men het vocht helder af en laat het gedurende 14 dagen op een koele plaats staan, waarbij afscheiding plaats heeft, en filtreert dan. Men heeft dan een donkere, naar koolteer riekende vloeistof, die gewoonlijk bij het bewaren helder blijft. Phenolum liquefactum wordt verkregen door 100 deelen Phenol schröder, Receptuur. 3e druk. 12 daarna in een ruime wijdmondsch flesch de beide mengsels te schudden tot een dunne brij Bij vergiftiging niet eene Arsemkverbinding moet men hiervan eerst elke 5 minuten 2 eetlepels toedienen, later dezelfde dosis met grootere tusschenruimten. Aqua phagadaenica, Ed. III. Men wrijft wat sublimaat tot zeer fijn poeder, weegt daarvan 1 deel af en voegt dit bij 250 deelen Kalkwater, die eerst in een bruine of zwarte flesch zijn gebracht. Hierbij ontstaat een neerslag van geel kwikoxyde, volgens de vergelijking: HgCI2 + Ca(OH)L> = HgO -f CaCl2 -f- H._,ü. Daar het neerslag van geel kwikoxyde door het licht spoedig wordt ontleed, is het noodig Aqua phagadaenica steeds versch te bereiden. Wanneer men kalkwater voegt bij sublimaat of bij sublimaat solutie ontstaat aanvankelijk een bruin neerslag van kwikoxychloride, dat dooi o\ ermaat van kalkwater in kwikoxyde wordt omgezet. Aqua phagadaenica nigra bereidt men door bij 90 deelen kalkwater 1 deel Caloniel te voegen en te schudden. Het neersla^ dat ontstaat, is zwart en is een mengsel van kwikoxyduul met onontleed Calomel, daar de hoeveelheid kalkwater te gering is om alle Caloniel te ontleden. Daarvoor zou men minstens 110 deelen kalkwater noodig hebben. De vorming van kwikoxyduul heeft plaats volgens de vergelijking: Hg2C12 -f Ca(OH)2 = CaCl2 + H,0 -f Hg,0. Mixtura Ferri composita Griffithii, ook bekend als Mixtura Griffithii, kan worden bereid naar het volgende voorschrift: Men mengt () deelen Myrrhapoeder met 4 deelen Kaliumcarbonaat en een weinig Rozenwater, zoodat een dikke brij ontstaat, deze verdunt men langzamerhand met 400 deelen Rozenwater en giet de oplossing in eene flesch; daarbij voegt men 25 deelen Spiritus Lavandulae, dan lost men 3 deelen Ferrosulfaat en 9 deelen Suiker op in 50 deelen Rozenwater en voegt deze oplossing bij de eerste. Er ontstaat dan een groen neerslag van ferrocarbonaat: feS04-f K2C03 = feCO.j + K..SO,. Door de Myrrhe samen te wrijven met het kaliumcarbonaat lost de eerste beter op. Mixturen met Camphora. Wanneer Kamfer tegeliik met vette olie in eene mixtuur wordt voorgeschreven, lost men de kamfer in de olie op en handelt verder alsof alleen olie is voorgeschreven, dus men emulgeert bijv. de olie zonder rekening te houden met de kamfer. Is olie niet voorgeschreven waarin de kamfer zou kunnen worden opgelost en is het mengsel bestemd voor inwendig gebruik, dan moet de kamfer door middel van arabische gom, tragacanth of samengesteld gonipoeder in de mixtuur verdeeld worden. Zou men de kamfer fijnwrijven en trachten haar met water te mengen, dan zou zij terstond drijven en een stof, die op water drijft, is ook door omschudden daarin niet te verdeelen. Bij het innemen van een dergelijke mixtuur zou men dus in de eerste lepel vloeistof ongeveer alle kamfer hebben. Gewoonlijk wordt de kamfer voor dergelijke mixturen met gom geëmulgeerd; dit geschiedt naar onze ondervinding het best op de volgende wijze: Men besprenkelt de afgewogen hoeveelheid Kamfer met eenige druppels Aether of Aetlier cum Spiritu, en wrijft zeer zacht, voegt bij het nog vochtige poeder de arabische gom en zonder dat men de Kamfer en gom gemengd heeft, 1.5 maal zooveel water als men gom geeft; dan wrijft men tot een mucilago en verdunt deze langzamerhand men water. Mengt men het Kamferpoeder met de gom dooreen, dan ontstaat veelal een klonterig mengsel, dat bij het vermengen met water grootere stukjes Kamfer blijft bevatten. Is de hoeveelheid gom niet voorgeschreven, dan neemt men voor 1 deel Kamfer 10 deelen gom en voegt daarbij dus in eens 15 deelen water. \V anneer tegelijk met de Kamfer eene kleine hoeveelheid spiritueuze of aetherische vloeistof is voorgeschreven, bijv.: ■)X Camphorae 1. Aquae depuratae 150 Spiritus aromatici 15 Sirupi rhoeados 20 M. D. S. alle uur een lepel, dan is het niet goed, de Kamfer in den Spiritus op te lossen en daarna met het water te verdunnen; in dat geval toch zal, wanneer de Spiritus al te verdund wordt, de Kamfer worden afgescheiden en weer bovendrijven. Alleen dan, wanneer de hoeveelheid spiritus groot genoeg is om ook, nadat hij verdund is met water, de Kamfer in oplossing te houden, mag men deze methode toepassen. Wanneer dergelijke waterige mengsels met Kamfer bestemd zijn voor uitwendig gebruik, achten wij een èmulgeeren van de Kamfer met gom niet gewenscht, de veelal bedoelde plaatselijke werking van den Kamfer, bijv. in mondwaters, zal door de slijmstof belangrijk verminderd worden. Wij meenen dat het dan aangewezen is, de Kamfer als zoo fijn mogelijk poeder in de mixtuur te brengen, tenzij men er de voorkeur aan geeft den arts op het irrationeele van het voorschtift attent te maken. Is een dergelijk mengsel bestemd voor oogwater, dan achten wij affiltreeren van de stukjes Kamfer noodzakelijk. Dil laatste is o. a. ook noodig bij oogwaters met Lapis divinus. Menthol en rhymol worden op geheel dezelfde wijze behandeld als Kamfer. Ook voor Salol is in mixturen toevoeging van gom noodzakelijk, daarvoor is een gelijk gewicht voldoende. Lycopodium drijft evenals Kamfer op water en wordt bij schudden hiermede niet bevochtigd, zoodat het onmogelijk is op deze wijze een mengsel te verkrijgen. Wrijft men echter de sporen onder toevoeging van weinig water (2 a '3 druppels water per gram Lycopodium zijn voldoende) onder sterk drukken in een mortier zóó lang tot een druppel water op het poeder gebracht er terstond intrekt, dan zal bij verdunnen met water het Lycopodium bezinken en bij omschudden der mixtuur daarin enkele oogenblikken zwevende blijven. Wordt Lycopodium tegelijk met gom in eene mixtuur voorgeschreven, dan mengt men het gompoeder onder de gewreven Lycopodium en verdunt daarna met het water. Sulfidum stibicum moet voor mixturen ook worden afgemengd. Wrijft men deze roode verbinding echter alleen in den mortier, dan dringt een deel er van in de poriën van het steen, daarom brengt men eerst gomslijm, stroop, of, bij het ontbreken eener lijvige vloeistof, water in den mortier, voegt daarbij den goudzwavel en verdunt met water. Mortieren, die door Sulfidum stibicum roodgekleurd zijn, reinigt men het best met eene warme sodaoplossing of met ammonia. Moschus wordt, evenals Sulfidum stibicum, uiterst zeldzaam in mixturen voorgeschreven. Men wrijft de muskus fijn niet een dubbel gewicht grove suiker en verdunt direct niet water of mengt ze dan onder gom en verdunt daarna. Men verkrijgt op deze wijze betere resultaten dan wanneer men de Muskus met spiritus tot een pap wrijft en deze met water verdunt. Om den reuk heeft men voor Moschus-bereidingen afzonderlijke utensiliën. De muskusreuk wordt belangrijk minder sterk door toevoeging van Sulfidum stibicum, Sulfas Chinini, Camphora, Oleum sinapis, Secale cornutum en vooral door poeder van gebrande koffieboonen en door Carbo animalis. Bij mixturen met Sulfur praeci pitat u m, doet zich gewoonlijk de eigenaardigheid voor, dat de zwavel eerst op den bodem zinkt, maar zoodra men omschudt weer bovendrijft. De zwavel wordt dan door talrijke luchtbelletjes gedragen. Dit is o. a. het geval bij het volgende voorschrift voor de bekende Lotio Kunimerfeldi: .J{. Sulfuris praecipitati 20 Glycerini 50 Camphorae 2 Spiritus Lavandulae 50 Biboratis natrici 20 Aquae destiilatae 870 Tincturae Moschi gtt lil M. D. S. extern. Minder hinder heeft men van het bovendrijven van den zwavel bij het voorschrift, dat het Supplement geeft voor Lotio Kunimerfeldi, nl.: .Jl. Sulfuris praecipitati 20 Camphorae 3 Mucilaginis gummi arabici 10 Solutionis hydratis calcici 134 Aquae rosarum 134 Misce. Men mengt de fijngewreven Kamfer met de Mucilago, voegt daarbij den zwavel en verdunt met het rozenwater; de toevoeging van gom maakt dat de zwavel grootendeels bezonken blijft. G U T T A E. DRUPPELS. Hieronder verstaat men Solutiones of Mixturae, die druppels- of eierlepelsgewijze worden ingenomen. De bereiding dezer vloeibare geneesmiddelen geschiedt geheel naar de regelen, die wij daarvoor in de beide voorgaande hoofdstukken aangaven. Komen in druppels sterk werkende geneesmiddelen voor, dan moeten deze steeds in opgelosten toestand voorkomen. Zoo zal men het voorschrift: •Jl. Jodeti Kalici 5 Liquoris Fowleri 25 M. D. S. 3 d.d. gtt. V niet mogen gereedmaken, daar een neerslag ontstaat van een dubbel verbinding van Kaliumjodide en Kaliumarseniiet. Bij druppels is het vehiculum soms water of een aromatisch water, wijn, tinctuur, en soms ook ontbreekt het vehiculum, maar zijn de samenstellende deelen tevens de geneesmiddelen. Enkele voorbeelden zullen dit duidelijk maken: 41. Aetheris 4 Olei Terebinthinae depurati 1 M. D. S. Guttae lithontripticae (Aether terebinthinatus, Supplement). •}i. Vini Opii aromatici 3 Olei Menthac piperitae I Aetheris cum Spiritu 6 Spiritus diluti 15 M. D. S. Guttae Bleekeri (Supplement). •Ji. Extracti Belladonnae 0.300 Aquae Laurocerasi 15 M. D. S. 3 maal daags 10 druppels. •K. Solutionis Chloreti ferrici 10 Tincturae Secalis cornuti Tincturae Cinnamomi Aquae Laurocerasi a 20 M. D. S. 3 d. d. c. p. In vele gevallen wordt het gebruik van Guttae door den arts ook in druppels aangegeven, in verreweg de meeste gevallen is dit echter onnauwkeurig. We zagen (pag. 44), dat de grootte en het gewicht van druppels van verschillende omstandigheden afhankelijk zijn, o. a. ook van den vorm van den hals van het fleschje. Wel is men hieraan eenigszins te gemoet gekomen door gebruik te maken van druppelfleschjes, maar ook deze geven geen druppels, die bij alle dergelijke fleschjes even groot en even zwaar zijn. De druppeltellers, die men zou moeten gebruiken om dit te bereiken, zijn in den regel te duur. Beter zou het zijn om eene nauwkeurige doseering te krijgen, dat de arts voorschreef een bepaald gewicht en dat door den apotheker werd nagegaan met hoeveel druppels uit een bijgevoegde druppelpipet of uit het druppelfleschje, waarin de vloeistof wordt afgeleverd, de aangegeven hoeveelheid overeenkomt en dit op het etiket vermeldt, bijv.: >)i. Hydrochloratis Codeini 200 niG. Aquae Laurocerasi 25 M. D. S. 3 X d. 1 G. in druppels. De apotheker gaat nu na met hoeveel druppels (te druppelen uit het af te leveren druppelfleschje of uit een bij te voegen druppelpipet) één gram dezer oplossing overeenkomt, en vermeldt dit op het etiket, zoodat bijv. bij het bovenstaand voorschrift de gebruiksaanwijzing wordt: driemaal daags één Gram = 18 druppels. SATURATIO. VERZADIGING. In de receptuur verstaan we onder eene saturatie eene drank, die vrij koolzuur bevat en waarin het koolzuur is gevormd door ontleding van een carbonaat of hydrocarbonaat door een zuur. Ten onrechte worden dus tot de eigenlijke saturaties gerekend de bereiding van Benzoas ammonicus, Salicylas ammonicus, Valerianas ammonicus uit ammonia liquida cn de overeenkomstige zuren, eveneens de bereiding van solutio Citratis magnesici uit carbonas magnesicus en acidum citricum, omdat hierbij door de bereiding niet warm water het gevormde kooldioxyde ontwijkt. Deze voorschriften zon men moeten rekenen tot de Neutralisationes, omdat hierbij een neutraal zout moet worden gevormd zonder dat kooldioxyde in den drank voorkomt. Het vrije koolzuur in den drank dient ook als geneesmiddel, zoodat men bij de bereiding eener saturatie er op bedacht moet zijn, zooveel mogelijk van dit gas in den drank te houden. Te veel gas in den drank zou de flesch kunnen doen springen, bovendien is zulk eene overmate voor den zieke zonder belang, daar ze bij het openen dei flesch terstond ontwijkt. De juiste hoeveelheid gas, die in den drank moet achterblijven, is die kwantiteit, die bij de kamertemperatuur en de gewone dampkringsdrukking oplost. Aanbeveling verdient het echter bij het afleveren eene overmate van kooldioxyde in de flesch te laten. Er zal namelijk des te meer gas uit de vloeistof ontwijken, naarmate men die langer blootstelt aan eene atmosfeer, die niet met dat gas is verzadigd; bij het transport zou dus de ruimte boven de vloeistof in de flesch met gas worden gevuld ten koste van den drank. Is die ruimte niet kooldioxyde verzadigd, dan zal men geen verlies hebben. Ten einde verlies aan gas te voorkomen, moet men eene saturatie bij eene zoo laag mogelijke temperatuur bereiden en mag men haar niet schudden of filtreeren. Bevat een saturatie onzuiverheden, dan moet men eene nieuwe bereiden. Door het koolzuur moet eene saturatie steeds zuur reageeren; verdrijft men dit zuur door verwarming, dan blijft in de meeste gevallen eene neutrale vloeistof achter, in enkele gevallen echter is de voorgeschreven hoeveelheid zuur zoo groot, dat ook dan de vloeistof nog zuur reageert. In vele gevallen wordt bij het voorschrijven eener saturatie alleen de hoeveelheid zuur of de hoeveelheid van het carbonaat aangegeven, en de hoeveelheid carbonaat of zuur, noodig voor verzadiging, aangeduid door „quantum sufficit ad saturationem". Deze hoeveelheid moet dan zóó groot genomen worden, dat na verwijdering van het kooldioxyde eene neutrale oplossing zou ontstaan. De hoeveelheden zuur of carbonaat, die noodig zijn voor het verzadigen, kan men berekenen uit de scheikundige vergelijkingen en de moleculairgewichten der stoffen. De meest gebruikelijke koolzure zouten en hunne moleculairgewichten zijn: Bicarbonas kalicus KHCO3 molec. gevv. 100 » natricus NaHCO:! „ „ 34 Carbonas ammonicus NH4HCO3 -f- NH4CO_.NH.. „ „ 157 » kalicus K^CO.j „ „ 138 magnesicus ) 4MgC0:j+Mg(0H).., + 6HL,0 j „ „ 504 natricus NaoC03+10H20 „ „ 286 De meest gebruikelijke zuren zijn: Acidum aceticum CH.COOH molec. gew. 60 citricum C;>H4(0H)(C00H)3+H.,0 „ „ 210 tartaricum C.H402(C00H)2 „ „ 150 salicylicum Cr,H4(OH)COOH „ „ 138 benzoïcuni C,;H5COOH „ „ 122. Het absolute azijnzuur wordt voor saturaties niet gebruikt, gew oonlijk gebruikt men Acidum aceticum, dat 30 pCt., en Acidum aceticum dilutum, dat 6 pCt. CH^COOH bevat. Bovendien gebruikt men nog: Acetum Digitalis, Acetum Scillae en Acetum Colchici, die ongeveer 5.1 pCt. CH:iCOOH bevatten. I11 plaats van Citroenzuur gebruikt men soms Succus Citri artificialis, eene oplossing van 10 deelen Acidum citricum in 80 deelen water en 10 deelen Spiritus Citri. Van dit kunstmatige citroensap zal men dus 10 maal zooveel noodig hebben als van Citroenzuur. Door een enkel voorbeeld zullen wij aantoonen hoe men eene berekening van carbonaat of zuur, zooals boven is bedoeld kan uitvoeren. Wanneer gevraagd wordt, hoeveel wijnsteenzuur noodig is om 10 gram Natriumcarbonaat te satureeren, gaat men uit van het feit, dat 1 molecule wijnsteenzuur wordt verzadigd door 1 molecule van het carbonaat, want j Na.jCO,. + 10 H._,0 ; +C,Ht02(C00H), = C,H,0, :+ -f- COo + 11 Hl,0. Uit de aangegeven moleculairgewichten volgt dus, dat 286 deelen Natriumcarbonaat worden geneutraliseerd door 150 deelen wijnsteen- 150 zuur, dus 10 gram door X 10 = 5,24 gram. •iöO Wil men weten hoeveel Natriumhydrocarbonaat noodig is voor het verzadigen van bijv. 10 gram Citroenzuur, dan stelt men de vergelijking: S C3H4(OH)(COOH)3 + Hl.O j + 3NaHCO:! = C:iH,(OH)(COONa);!4- + 3COo + 4H<0. 210 3 X 84 I Hieruit volgt dat 210 gram Citroenzuur wordt gesatineerd door ''52 252 gram Natriumhydrocarbonaat, dus 10 gram door ■" X 10 = —- 12 gram. De uitkomsten van deze berekeningen heeft men verzameld tot tabellen, z.g. Saturatietabellen, waarin men direct de benoodigde hoeveelheid zuur of carbonaat kan aflezen. Uit de Pharmacopee is tabel VIII, de Saturatietabel, hier overgenomen. Saturatietabel voor de alkaliën. Voor 1 Gram. Aciduin Aceticum dilutum. Aciduin citricum. Succus Citri artificialis Aciduin Salicylicum Aciduin tartaricum. Ammonia 5,9 G. 0,42 G. 4,2 G. 0,81 G. 0,45 G. Garbonas kalicus ... 14,4 „ 1 „10 „ 1,97 „ 1,1 » » natricus ... 7 „ 0,49 „ 4,9 „ 0,97 „ 0,53 » Bicarbonas „ ... 11,9 „ 0,83 „ 8,3 „ 1,63 „ 0,9 ,, Saturatietabel voor de zuren. Voor 10 Gram. Ammonia. Garbonas Kalicus. Carbonas natricus. Bicarbonas [ natricus. Acidum aceticum dilutum . . 1,7 G. 0,69 G. 1,43 G. 0,84 G. i, citricum 23,8 „ 10 „ 20,4 „12 Succus citri artificialis ... 2,4 „ 1 „2 „ 1,2 „ Acidum salicylicum .... 12,3 „ 5,1 „ 10,3 „ 6,1 „ „ tartaricum .... 22,2 „ 9,3 „ 18,9 „ 11,2 Worden Acetum Digitalis of Acetum Scillae in saturaties voorge- schreven, dan rekent men, dat liet zuurgehalte van 100 Gram dezer praeparaten overeenkomt met 90 Gram Acidum aceticum dilutuni i). Zooals wij reeds opmerkten moet bij het bereiden eener saturatie gezorgd worden, dat zooveel mogelijk Kooldioxyde in de vloeistof blijft opgelost. Gewoonlijk bereikt men dit door het znur en het Carbonaat ieder afzonderlijk opgelost in eene zoo ruim mogelijke hoeveelheid water voorzichtig bij elkaar te voegen en de flesch te sluiten wanneer de overmaat van Kooldioxyde is ontweken. De flesch, waarin eene saturatie wordt afgeleverd, moet sterke wanden bezitten en mag voor niet meer dan !lil0 gevuld zijn. Voor eene saturatie, die alleen is een Koolzuurbevattende drank, zonder andere geneesmiddelen daarbij, is het voorschrift voor eene Potio Riveri der Ed. I\ of der Ed. III het meest aangewezen. In .vele gevallen worden, en naar wij meenen ten onrechte, bij eene saturatie onoplosbare stoffen als Phenacetine, of veel schuim veroorzakende stoffen als Mucilago gummi arabici, Rob Sambuci of decocta en infusa voorgeschreven, waardoor ongeveer alle Kooldioxyde moet ontwijken. Wij zullen thans de bereiding der verschillende saturaties nagaan, Het voorschrift van de Potio Riveri der Ed. IV is als volgt: In een flesch lost men 5 deelen Citroenzuur op in 50 deelen water en weegt daarbij achtereenvolgens 5 deelen Citroenspiritus en 25 deelen Suikerstroop, dit mengsel giet men langzaam langs de wanden der flesch bij eene oplossing van 6 deelen Natriumhydrocarbonaat in 110 deelen water, zorg dragende, dat de vloeistof niet sterk schuimt en zooveel mogelijk Kooldioxyde in oplossing blijft. Sneller, en naar onze meening even goed, zal men deze saturatie als volgt kunnen bereiden: weeg in de flesch den Citroenspiritus en de stroop, los in den mortier het Citroenzuur op in wat water, giet deze oplossing in de flesch en spoel den mortier met water na, los daarna het hydrocarbonaat in den mortier in het overige water op en giet deze oplossing langzaam bij de oplossing van het zuur in de flesch. Het voorschrift van de Pharmacopee in grammen uitgedrukt geeft eene Potio Riveri van 200 gram. De Ed. III volgde een ander voorschrift en eene andere bereidingswijze: men voegt bij 25 gram Sirupus simplex eene oplossing van 1) Door het watergehalte der gebruikte grondstoffen is het gehalte aan azijnzuur gewoonlijk iets lager, dan het theoretisch moest zijn. 4,9 gram Citroenzuur in al het voorgeschreven water (160 gram) schudt om ten einde de vloeistoffen te mengen, en voegt nu in kleine gedeelten 10 gram tot giof poeder gebracht Natriumcarbonaat toe, dat direct zinkt en op den bodem eene regelmatige ontwikkeling van C02 geeft, dat nu de geheele laag vloeistof moet doortrekken en dan zooveel mogelijk zal oplossen. Van tijd tot tijd moet men de flesch met een goed passende kurk sluiten en even voorzichtig omkeeren teneinde het Natriumcitraat, dat op den bodem is gevormd" door de geheele vloeistof te verdeelen, daar anders de ontwikkeling van het kooldioxyde zou ophouden. Wanneer al het zout is opgelost" wordt de flesch gesloten. In theorie heeft deze methode dit voor, dat het kooldioxyde langzaam ontwikkelt en door de geheele vloeistof heen moet gaan, zoodlt er zooveel mogelijk moet oplossen, de praktijk leert echter, dat die hoeveelheid niet grooter is dan wanneer de saturatie wordt ereic Joor de oplossing van het carbonaat te voegen bij die van het zuur. Wij achten het in het algemeen het beste: addities, die niet op het zuur inwerken, bij de oplossing van het citroenzuur te voegen, met name is dit liet geval met gekleurde stropen als Sirupus Rhoeados en Sirupus Rubi idaei, wier kleur door het zuur fraaier rood wordt. Voegt men de stroop bij de oplossing van het alkali, dan wordt de kleur meestal minder fraai (bij de genoemde twee stroopen vuil- paarsch), en wordt niet meer zoo fraai als men daarna het zuur toevoegt. Vele oplosbare stoffen als Antipyrine en alkaloïdzouten voegt men >n een weinig water opgelost bij de oplossing van het zuur en voegt daarna de oplossing van het carbonaat toe, enkele andere, waaronder Diuretine, worden door het zuur ontleed, men lost deze dan met het carbonaat op en voegt die oplossing bij het zuur. Het Theoii omine zal echter uit de Diuretine spoedig neerslaan. In dergelijke gevallen, waarin in eene saturatie een neerslag voorkomt, dat volstrekt niet als onwerkzaam mag worden aangezien, komt men voor ce moeiehjkheid te staan, of men de saturatie zal omschudden voor iet gebruik of niet. Zoo ja, dan gaat het kooldioxyde al spoedig geieel verloren, zoo neen, dan is het toegevoegde geneesmiddel nutteloos, want het blijft op den bodem. Het behoeft wel geen nader betoog, dat dergelijke combinaties in een rationeel recept niet thuis behooren. Zoo is het ook met het in de praktijk voorgekomen receptschröder, Receptuur. 3e druk. Potionis Riveri 200 Phenacetini 2 M.D.S. o.b.h.c. Naar onze meening zon men hier het kooldioxyde moeten laten ontwijken en op het signatnur plaatsen: „voor het gebruik omschudden" - anders dacht daarover de arts, die den raad gaf niet te schudden en die dus even goed geen Phenacetine bij de saturatie had kunnen voorschrijven. Komen in eene saturatie vloeistoffen voor, die weinig vluchtig zijn, zooals Spiritus Citri, Spiritus aromaticus, Spiritus Lavandulae, dan handelt men daarmede als bij het voorschrift van de Potio Riveri is vermeld. Zijn de toe te voegen vloeistoffen echter zeer vluchtig zooals Aether, Aether cum Spiritu, Aether aceticus, Nitris aethylicus cum Spiritu, dan zouden deze met het ontwijkende Kooldioxyde geheel kunnen vervluchtigen raadzaam is het in zulke gevallen de overmaat kooldioxyde te laten ontwijken, dan de vluchtige vloeistof bij de saturatie te wegen, en de flesch, goed gesloten, een paar malen om te keeren. Behalve Sirupus simplex en Sirupus Rubi idaei veroorzaken de meeste andere stroopen in eene saturatie eene sterke opschuiming, eveneens doen dit slijmachtige vloeistoffen als mucilago Gummi arabici en Solutio gummosa. Naar onze ervaring doet men in dergelijke gevallen het best de saturatie op de gewone wijze gereed te maken met ongeveer 2;. van het voorgeschreven water, en dan in de flesch te laten uitwerken, daarna voegt men de stroop, mucilago enz., met het overige water verdund, toe. Door deze vloeistoffen eerst te verdunnen behoeft men niet van belang te schudden om ze onder de saturatie te verdeelen. EMULSA SPURIA (ARTIF1CIALIA). ONEIGENLIJKE (KUNSTMATIGE) EMULSIES. Zooals we (pag. 95) reeds zagen, moet men ter verkrijging van een oneigenlijke emulsie een emulgendum en een emulgens in bepaalde verhouding bij elkaar voegen. Emulsies zijn, zooals we reeds bespraken: homogene mengsels van oliën, vetten, harsen, in het algemeen van met water niet mengbare stoffen, met water; de homo- gemteit komt tot stand door de toevoeging van een colloïdale stof (gom, eitwit, enz.). Stoffen, die niet met water mengbaar zijn, maar die met behulp van verschillende bindmiddelen onder water moeten worden verdeeld zyn: vette oliën (Oleum Amygdalarum, - Olivarttm, Lini' • Riem.), balsems (Balsamum peruvianum, - Copaivae), aetherische olieen (Oleum Terebinthinae, - Cinnamomi, Foeniculi), gomharsen (Galbanum, Ammoniacum, Myrrha Gutti Asa foetida), harsen (Resina Guajaci, - Jalapae, - Scammoniae)' vaste en weeke vetten (Oleum Cacao, Cera flava, Cetaceum, Adeps Lanae), enkele aromatische stoffen (Kreosotum, Guajacolum) aether.sche extracten (Extractum Filicis, Cubebarum, Santonici). Sommigen rekenen tot de emulsies ook mixturen met Kamfer Thymol, Menthol, Lupuline, Resina Podophylli, Sulfonal, Triona! en andere moeiehjk te bevochtigen stoffen; wel is het dikwijls <*ewenscht, dat deze stoffen met behulp van een bindmiddel (gom) onder eene vloeistof worden verdeeld, maar door dit bindmiddel ver -rijgt men gewoonlijk nog niet een homogeen mengsel, dus niet een emulsie. Tot deze categorie van schudmixturen behooren onzes mziens ook de zoogenaamde emulsies van harsen en gomharsen daar zij met homogeen blijven, maar een, gewoonlijk vrij groot, bezinksel afzetten. 5 ' Daar men echter nog spreekt van hars-emulsies en gomhars- b"handelenZUl,Cn ^ ^ SChudm,*Xturen ook in d" hoofdstuk Het aantal emulgentia is haast even talrijk als dat der emulgenda. Voor de praktijk zijn de belangrijkste: Pulvis Gummi arabici en Vitellum Ovi. Minder belangrijk zijn. pu vis Tragacanthae, pulvis gummosus, Eniulgenum, pulvisSaleb Sapo medicatus, Sapo kalinus, Caseïnum, Succus Liquiritiae, Sapo- ninum (Tinctura Quillajae), het slijm uit Carrageen en uit semen Lini, Gelatina. Het bereiden van emulsies met behulp van Hydras kalicus Hydras natncus, Garbonas natricus, Biboras natricus berust op dé vorming van zeep, waardoor de overmaat van vet kan worden geëmulgeerd. I. Emulsa met Pulvis Gummi arabici. Het meest gebruikte emulgens is pulvis Gummi arabici. Wan 13* verwarmen. Indien, niettegenstaande alle voorzorgen, een emulsum toch mislukt, ligt de schuld daarvan dikwijls aan het gompoeder, dat, wanneer het te sterk gedroogd is, niet meer als emulgens kan worden gebruikt. Omtrent het bereiden van Olieemulsiën zegt de Pharmncopee: «Olieemulsiën worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, met de helft, en wat Ricinusolie betreft, met een derde van het gewicht dei' te gebruiken olie aan poeder van Arabische gom. Wanneer geen andere verhouding is voorgeschreven, moet voor honderd deelen emulsie tien deelen olie gebruikt worden. Wanneer emulsum oleosum (mixtura oleosa) wordt voorgeschreven, moet deze met Amandelolie bereid worden". Tot de invoering der Ed. IV werd voor de bereiding eener mixtura oleosa gewoonlijk oleum Olivarum gebruikt. De toevoeging „indien het geen sterk werkend geneesmiddel geldt" (waarvan dus de maximale dosis zou zijn overschreden) is in bovenstaand voorschrift overbodig. Oleum Crotonis toch wordt niet als mixtura Olei Crotonis voorgeschreven. Wanneer bij Olieëmulsa eene bepaalde verhouding tusschen de bestanddeelen is voorgeschreven, kan er: 1°. meer en 2°. minder gom zijn voorgeschreven dan het halve gewicht (bij Oleum Ricini het derde deel) der olie bedraagt. Is er meer gom voorgeschreven, zooals in: X * Olei Amygdalarum Pulveris Gummi arabici ü 30 / Aquae Laurocerasi 10 Aquae communis 200 Sirupi simplicis 20 M. D. S. omni trihorio cochlear. dan kan men van de olie met 15 gram gom op een der aangegeven wijzen een corpus emulsi bereiden, dit verdunnen, en dan de overige gom, in water opgelost, toevoegen. Eenvoudiger is het, de olie met den goni te mengen en dan 4,5 maal zooveel water toe te voegen als men gom heeft. Is de voorgeschreven hoeveelheid gom grooter dan de hoeveelheid olie, bijv. in: •Ji. Olci Olivarum 20 Mucilaginis Gummi arabici Sirupi diacodii a 100 M. D.S. o. b. h. c. p. fio ƒ V " dan is het noodig eerst een mucilago van de gom te maken (40 deelen gompoeder te mengen met 60 deelen water) en dan om beurten wat olie en stroop (of water, wanneer dit voorgeschreven is) daaronder te mengen. Mengt men de olie met eene groote hoeveelheid gom en voegt daarbij het water, dan ontstaat gemakkelijk een klonterig mengsel. In dit laatste voorbeeld is het niet doelmatig, van de olie met 10 gram gom en 15 gram water een corpus emulsi te bereiden, daar men geen water heeft om dit te verdunnen of geen water om de rest van de gom mede te vermengen. Is er minder gom voorgeschreven, bijv.: dan kan men de pag. 127 sub d vermelde methode van Gérard volgen, uit de zóó verkregen emulsie scheidt zich echter spoedig olie af. Langer blijft de emulsie goed, wanneer men van 10 gram olie, 5 gram gom en 8 gram water een corpus emulsi bereidt, daaronder de overige 10 gram olie verdeelt en dan langzaam met water verdunt. Zooals te verwachten is, blijft een dergelijke emulsie minder lang goed, dan eene die met meer gom is bereid. Naar ons bleek kan men uit 6 deelen Oleum Ricini met 1 deel gom en 4 deelen water nog een goed corpus emulsi bereiden, waaruit zich, nadat het met water gemengd is, eerst na enkele uren de olie gedeeltelijk afscheidt. Wanneer aan een olieëmulsie balsem, aetherische olie, Kreosotal of een dergelijke stof worden toegevoegd, mengt men die het best onder het corpus emulsi, bijv.: •Ji. Olei Amygdalarum 20 Pulveris Gummi arabici 5 Aquae communis 150 Sirupi Papaveris ad 200. M. D. S. alt. h. c. •ft. Emulsi oleosi 160 Kreosotal i 4 Sirupi Althaeae q. s. ad 200. Men bereidt hier een corpus emulsi uit 16 gram Amandelolie, 8 gram gom en 12 gram water, voegt hierbij het Kreosotal (dat in het koude jaargetijde verwarmd moet worden tot het dunvloeibaar is) en mengt alles dooreen; daarna verdunt men met water. In het algemeen moet men addities ook aan olieëmulsies in verdunden toestand toevoegen, met name geldt dit voor spiritueuze vloeistoffen, voor zuren en voor zouten. Kunnen de addities echter in de olie worden opgelost, dan doet men dit en emulgeert de olie op de gewone wijze. Dergelijke addities zijn: Camphora, Caniphora monobromata, Phosphorus, Salolum, Thymolum, Hypnonum, Carbonas Guajacoli, Santoninum. Suiker, stropen en glycerine bevorderen het emulgeeren, daarom is het raadzaam, vooral bij emulsies, die weinig gom bevatten, deze stoffen door het corpus emulsi te mengen en eerst daarna te verdunnen. b. Emulsa van balsems met gom: Voor het emulgeeren van balsems, Balsamum Copaivae, peruvianum, Gurjun, Terebinthina laricina, wordt door sommigen 0,5 deel, door anderen 1 deel gom genomen; wij achten een gelijk gewicht aan gom beter, de balsems blijven langer geëmulgeerd. Men bereidt van de gom met 1,5 deel water een mucilago en voegt daarbij in eens den balsem. Is deze door koude taai geworden — vooral met Terebinthina is dit dikwijls het geval dan moet de balsem eerst door zachte verwarming dunvloeibaar gemaakt worden of men nioet de emulsie in een verwarmden mortier bereiden. Kreosotalum wordt op dezelfde wijze als balsems geëmulgeerd. c. Emulsa van aetherisciie oliën met gom: Men kan van aetherische oliën met gom geen emulsa bereiden, die langen tijd homogeen blijven; spoedig scheiden zij zich in twee lagen, die echter door omschudden weer voor eenigen tijd vereenigd kunnen worden. Gewoonlijk emulgeert men deze olieën door onder een mucilago Gummi arabici om beurten wat aetherische olie en water te druppelen. Veel spoediger bereikt men zijn doel door 1 deel aetherische olie te mengen met 1 deel gom en daarbij in eens 2 a 3 deelen water te voegen; het corpus emulsi dat daarbij ontstaat, moet eerst eenigen tijd afzonderlijk worden gewreven, alvorens met water : te worden verdund. Kreosotum kan op dezelfde wijze als aetherische oliën worden geëmulgeerd. d. Emulsa van gomharsen: Gomharsen zijn mengsels van gom en hars, waarin zich meestal kleine hoeveelheden aetherische olie en andere stoffen bevinden. Op het oogenblik, dat ze uit de plant treden, zijn ze wit; bij het drogen verandert hare kleur. Zoo vertoont bijv. Ammoniacum groote witte tot lichtgele korrels, Galbanum groene en Asa foetida rose gekleurde te midden van een donkerder of lichter massa. Het melksap van Garcinia Morella ziet geel, evenals Gunimi-resina Gutti. De bestanddeelen van een gomhars zijn in het melksap door water geëmulgeerd; laat men het water verdampen, dan verkrijgt men eene massa, die met water geen emulsum geeft (uitgezonderd Gummiresina Gutti). Door het uitdrogen verandert dus de samenstelling van de gomhars, afgezien nog van het feit, dat een deel van de aetherische olie vervluchtigt. Het is echter ook mogelijk, dat in het melksap gom en hars veel fijner verdeeld zijn dan men dit door wrijven kan bereiken. Hoe meer gom een gomhars bevat, des te beter oplosbaar in water is zij, een grooter harsgehalte verhoogt de oplosbaarheid in alcohol. Goede oplosmiddelen voor gomharsen zijn: verdunde zuren, verdunde spiritus en kaliloog. De samenstelling van de gomharsen is ongeveer de volgende: Gom. Hars. Aether. olie. Asa foetida 30 % 50- 70 % 0-9 % Ammoniacum 10 20 o/„ t0t 70 o/0 (^4 0u Galbanum 17-20 o/0 60-70 o/0 8 Gutti 16 o/0 75 o 0 Myrrha 40-60 0/„ 20-27 % 4,5 % Olibanum 30% 60% 7% In den regel is dus het harsgehalte veel grooter dan het gomgehalte, en daar voor het emulgeeren van 1 deel hars minstens 0,5 deel gom noodig is — een gelijke hoeveelheid achten wij beter blijkt uit deze opgegeven samenstelling reeds, dat men door gomharsen met water aan te mengen geen emulsie zal krijgen. Zoo zal men bij het voorschrift: •ii. Ammoniaci 7,5 tere cum Aquae destillatae 240 ad de Sirupi simplicis 20 M. D. S. o. b. h. c. ten melkachtige vloeistof verkrijgen, waaruit zich een groot deel van de hars afscheidt. Om dit voorschrift gereed te maken mengt men liet lijne poeder van de gomhars met kleine hoeveelheden water, giet deze telkens van het bezinksel af in de flesch en herhaalt dit zóó lang tot niets dan grove onzuiverheden in den mortier achterblijven. Dat men met de gom, die in een gomhars voorkomt, behalve de hars, die reeds onvoldoende wordt geëmulgeerd, nog niet ook een vette olie kan emulgeeren, spreekt wel van zelf. In oude voorschriften werd dit echter soms geëischt, bijv.: •K. Gummi-resinae Galbani 20 Olei Amygdalarum 10 Aque depuratae 180 M. D. S. 4 d.d.c. Voor de bereiding van dit voorschrift wrijft men de gomhars fijn en mengt het poeder met zooveel water, dat een dikke brij ontstaat. Hieronder druppelt men om beurten de olie en wat water en wanneer alle olie er bijgevoegd is, verdunt men langzaam met het water. De olie scheidt zich spoedig weder af. Meer rationeel is het, zooals tegenwoordig geschiedt, in de weinige gevallen dat gomharsen in mixturen worden voorgeschreven, dat men bij de gomhars nog arabische gom voegt om de hars te emulgeeren, bijv.: •R. Asae foetidae 4 Pulveris Gummi arabici q. s. m. f. emulsum 200 D. S. Clysma. Men rekent dan, dat voor het verkrijgen van een emulsie bij de gomhars nog 0,5 deel gom moet worden gevoegd. Men mengt het poeder van de gomhars met de gom en voegt in eens zooveel water toe als de som van beide bedraagt. Na eenigen tijd wrijven verdunt men met water. Moet aan een dergelijk voorschrift nog olie worden toegevoegd, bijv.: 204 verschenen is, daar liet bij den patiënt gewoonlijk een onaangenamen indruk maakt, wanneer de dranken bij het staan van kleur veranderen. Oxydatiemiddelen bevorderen het blauw worden. Resina Jalapae is door middel van gom zeer moeielijk te emulgeeren. Vroeger gebruikte men meestal amandelen (2 amandelen op 50 mgr. hars), die men tot een deeg stampte waaronder men de fijngewreven hars verdeelde, maar ook deze bereiding geeft geen voldoend emulsum. Een bruikbaar emulsum geeft het volgende voorschrift, ontleend aan Hager's Handbuch der Pharinaceutischen Praxis: .Jt. Resina Jalapae 1 Sacchari albi 10 Conterendo in pulverem subtilem redactis admisce Sacchari albi 50 Aquae Florum Aurantii 20 Vitellum Ovi unius, Quo facto dilue cum Aquae communis 120 D. S. Voor twee dagen. Op dezelfde wijze bereidt men een emulsum met Resina Scammoniae. Soms komen in de receptuur stoffen voor, die wel geen harsen zijn, maar toch in hunne verhouding tegenover water veel overeenkomst met harsen vertoonen, bijv. Cannabinonum, Chinoïdinum, Extractum Chinae, Extractuin Physostigmatis, Koussinum, Resina Podophylli. Voor eene goede verdeeling daarvan in waterige vloeistoffen is toevoeging van minstens eene gelijke hoeveelheid gom noodzakelijk. Men mengt de stoffen met het gompoeder en verdunt dit mengsel met water. Wordt voor dergelijke mixturen geen gom gebruikt, dan is later de stof door omschudden niet meer te verdeelen, daar zich ook een deel tegen de wanden van de flesch zal hebben afgezet. Emulsa van vaste vetten. Cera flava, Cetaceum en Oleum Cacao werden vroeger veel meer dan tegenwoordig in emulsa voorgeschreven. Men bereidt deze, onder aanwending van warmte, met een gelijk gewicht gom. Een voorbeeld van een dergelijk emulsum is het volgende: n r ^ r Cerae flavae 10 + '» ' • leni calore liquefacta in mortario calefacto fiat cu m Gummi arabici 10 Aquae destillatae q. s. emulsum 150 cui adde Eleosacchari Menthae piperitae 10 D. S. o. b. h. c. -~~f —. Emulsa van Kreosotum en G uajacolum. Zie voor de wijze van emulgeeren van deze stoffen bij emulsa van aetherische oliën. Kleine hoeveelheden dezer stoffen kan uien, wanneer zij tegelijk niet eene olieemulsie worden voorgeschreven, in de olie oplossen en deze dan emulgeeren. Wij achten het wenschelijk, dat de arts, wanneer hij Kreosoot, Guajacol en vooral ook Oleum Crotonis in waterige mixturen voorschrijven wil, tegelijkertijd een olieemulsie toevoegt. Uit den aard der zaak worden van deze stoffen slechts kleine hoeveelheden in mixturen voorgeschreven; worden deze lege ortis met een gelijk gewicht gom geëmulgeerd en met water verdund, dan duurt het slechts korten tijd of het geneesmiddel scheidt zich in kleine druppels af. Wij maken, bij een recept als het volgende: van het „lege artis" in dezen zin gebruik, dat wij in plaats van gom en water een mixtura oleosa van het aangegeven gewicht bereiden. Toevoeging van eene mixtura oleosa achten wij ook noodig, wanneer Bromoform in waterige mengsels wordt voorgeschreven. Wordt dit niet gedaan, maar wordt Bromoform niet een Solutio gummosa of mucilago Gummi arabici voorgeschreven, dan bezinkt de Bromoform en wordt ze bij omschudden niet voldoende verdeeld. Lost men de Bromoform eerst in olie op en emulgeert deze, dan heeft men hiervan geen hinder. Kreosoti 0,5 f. l.a. emulsum 110 Sirupi simplicis 10 M. D. S. o. b. h. c. inf. Emulsa van aetherische extracten. Deze extracten, die vette en vluchtige olie bevatten, zijn in water grootendeels onoplosbaar, zij worden daarom in mixturen geëmulgeerd op de wijze, die wij voor balsems aangaven. Ook extractum Cannabis is onoplosbaar, het wordt voor mixturen eerst met wat verdunden Spiritus uiteen gewreven en daarna met een gelijk gewicht gom geëmulgeerd. Komt dit meestal taaie extract tegelijk met eene olieëmulsie voor, dan mengt men het met een paar druppels aether, lost het op in de olie, roert tot de aether verdampt is en emulgeert de olie. Voor de z.g. emulsa van Kamfer, Menthol, Thymol zie bij Mixturen (pag. 184). Emulsa van Petroleum. Petroleum wordt, naar ons gebleken is, met het derde deel van zijn gewicht aan gom minstens even goed geëmulgeerd als met meer gom. Een voorschrift voor eene dergelijke emulsie is het volgende'): •lx. Olei Petrae rectificati 45 Gummi arabici pulverati 15 Hypophosphitis natrici Hypophosphitis calcici a 3,7 Sirupi simplicis 37 Aquae destillatae ad 120. Voor de bereiding van dit voorschrift mengt men de gom met de olie, voegt in eens 30 gram water toe en wrijft zóó lang tot eene witte emulsie is verkregen, die eerst met de stroop en daarna met het overige water, waarin de hypophosphiten zijn opgelost, wordt verdund. II. Emulsa met Vitellum Ovi. Om met eidooier goede emulsies te verkrijgen, is het noodzakelijk de eidooier alleen eenigen tijd in den mortier te wrijven. Hoe steviger de consistentie van den eidooier hierbij wordt, des te gemakkelijker wordt olie opgenomen en des te grooter hoeveelheid olie kan met één eidooier worden geëmulgeerd. i) Vierteljahresschrift fur Praktische Pharmacie, II, pag. 142. •)&. Asae foetidae 10 Camphorae 1 Olei Olivarum 10 Vitelluin Ovi nO. I Aquae communis 125 Sirupi communis 25 M. D. S. 5. d.d.c. dan handelt men met de Kamfer, de olie en den eidooier als in het voorgaande voorschrift, verdunt de emulsie met weinig vloeistof, voegt dan het poeder van de gomhars toe en verdunt verder. Voor het emulgeeren van Kamfer met behulp van eidooier kan men het fijne Kamferpoeder bij den uiteengewreven eidooier voegen, of ook de Kamfer in den mortier eerst fijnwrijven, daarbij den eidooier voegen en eerst zacht wrijven (om de Kamfer niet te doen klonteren), daarna sterker en vervolgens met het water verdunnen. Is te gelijk met den eidooier Tragacanth voorgeschreven, zooals in enkele voorschriften het geval is, bijv.: Ji. Vitellum Ovi unius Olei Amygdalarum 15 Tragacanthae pulveratae 1 Aquae fontanae ad 250. dan kan men het Tragacanth poeder met een paar gram olie mengen, daarbij den eidooier voegen en deze uiteenwrijven, waarna men de overige olie en het water toevoegt. Alen kan ook het Tragacanthpoeder mengen met den eidooier en onder dit mengsel om beurten de olie en het water verdeelen. Wordt de hoeveelheid eidooier op het recept niet aangegeven, dan rekent men gewoonlijk, dat het emulgeerend vermogen van één eierdooier gelijk is aan dat van 10 gram gompoeder. Ook eiwit (Albumen Ovi), mits in verschen toestand, kan men met succes gebruiken voor het emulgeeren van vette oliën. Het eiwit wordt daartoe onder toevoeging van een weinig water flink geklopt, dan bij gedeelten onder roeren de olie toegevoegd en eindelijk verdund met de rest van het water. Op deze wijze gelukte het ons met het wit van één ei (± 25 gram) 20 gram olie te emulgeeren. Het mengsel scheidt zich spoedig in twee lagen, maar wordt door schudden weer homogeen. water en voegt daarbij om beurten de overige olie en de Glycerine, die vooraf niet de rest water is vermengd; 2". men mengt de Gom met de Glycerine en 20 gram water, verdunt met liet overige water, giet de nuicilago in de flesch en mengt daaronder al schuddende de levertraan. In het Supplement op de derde Uitgave der Nederlandsche Pharniacopee zijn de volgende voorschriften van Van Itallie opgenomen: a. Emulsio Olei Jecoris Aselli M. Olei Jecoris Aselli 40 Pulveris Gummi arabici 15 Aquae destillatae 35 Glycerini 10 Olei Cinnamomi gtt. III mf. emuls.um b. Emulsio Olei Jecoris Aselli composita (loco Scott's Emulsion): Ji. Olei Jecoris Aselli 80 Pulveris Gummi arabici 30 Aquae destillatae 68 Glycerini 20 Hypophosphitis natrici « calcici a 1 Olei Cinnamomi gtt. VI. Deze emulsies kunnen gemakkelijk bereid worden door levertraan en gom te mengen en daarbij de helft van de som van beide aan water te voegen, dan met de Glycerine en vervolgens met de oplossing der Hypophosphiten in de rest van het water te verdunnen. Andere goede voorschriften voor Levertraanemulsie zijn o. m. de volgende: Naar Mindes: 4i. T ragacanthae 1 Gummi arabici 1 Glycerini 5 Aquae destillatae 45 Spiritus vini 5 Olei Jecoris Aselli 40 Aquae Naphae 3 Olei Menthae piperitae gtt. I. De bereiding van deze emulsie is analoog aan die van het voorschrift van Scott's emulsie. Naar Gay: • R. Olei Jecoris Aselli 500 Sacchari 190 Gummi arabici 5 Tragacanthae 5 Infusi Coffeae 200 Spiritus Sacchari 100. De smaak van den Levertraan is hierbij nauwelijks merkbaar, maar of 100 Gram Rum voor een emulsie, die voornamelijk in de kinderpraktijk wordt gebruikt, onschadelijk is, is minstens genomen twijfelachtig. Naar Raphael met Emulgeen: •Ji. Olei Jecoris Aselli 400 Olei Gaultheriae » Cinnamomi „ Amygdalarum aetherei sine Acido hydrocyanici a gtt. VI Emulgeni 80 Aquae destillatie 400 Glycerini 125 Hypophosphitis calcici 10 » natrici 5 Spiritus 20 In een ruime flesch (van ongeveer 2000 cM'! inhoud) mengt men de levertraan met de aetherische oliën, voegt het Emulgeen en 240 Gram water toe en schudt flink dooreen. Na het emulgeeren voegt men de oplossing der zouten, de Glycerine en den Spiritus toe en schudt nogmaals krachtig om. Naar onze ervaring is het beste voorschrift voor een levertraanemulsie het volgende van Durst: •Jl. Olei Jecoris Aselli 250 Tragacanthae 1 Saccharini 200 niG. Bicarbonatis natrici 100 mG. Vitella Ovorum duorum Tincturae Benzoës 3,5 Chloroformi 2 Olei Amygdalarum aetherei sine Acido hydrocyanico gtt. X Spiritus 10 Hypophosphitis calcici » natrici a 10 Aquae q.s. ad 500 Voor de bereiding van deze emulsie lost men de Saccharine en liet Natriumhydrocarbonaat eerst in weinig water op en verdunt tot 150 Gram; in een drogen mortier mengt men de Tragacanth met onge\eer 5 Gram Levertraan, voegt daarbij de eidooiers en wrijft deze eenigen tijd krachtig, dan voegt men om beurten de levertraan en de oplossing van de Saccharine toe, waarbij men zorg moet dragen geen nieuwe vloeistof toe te voegen voor de reeds toegevoegde geëmulgeerd is. Deze emulsie giet men in de flesch en voegt het mengsel van Benzoëtinctuur, Chloroform, Spiritus en Bittere amandelolie toe, voegt dan de Hypophosphiten met 50 Gram water aangemengd toe en vult met water aan tot 500 Gram. Deze emulsie blijft maanden lang goed en smaakt minder naar levertraan dan een der boven beschreven praeparaten. Voor het emulgeeren van Lanoline werd vroeger gebruik gemaakt van Borax, naar het voorschrift: ■li. Lanolini 10 Boracis 1 Aquae Rosarum S9 misce terend o. De lanoline wordt hierbij niet goed geëmulgeerd, veel beter voldoet het voorschrift, waarbij de Borax wordt vervangen door Sapo kalinus; men vermengt dan in een warmen mortier de Lanoline met de zeep, voegt 10 gram warm water in eens toe en verdunt de verkregen emulsie. Mei album wordt soms gebruikt voor het emulgeeren van Oleum Lini, bijv. in het voorschrift: •J*. Infusi Chamomillae 300 Olei Lini Meilis Communis a 30 Sulfatis natrici 25 M. D. S. ad clysma. De honig wordt eerst met eenig water vermengd; dan wordt bij kleine gedeelten de lijnolie er onder gemengd. Door lang wrijven gelukt het een homogeen mengsel te verkrijgen, dat met een gedeelte van het infuus wordt verdund, terwijl in een ander deel het Natriumsulfaat wordt opgelost. Bij emulsies met vette en vluchtige oliën en met balsems wordt een enkele maal in plaats van gom ook Pulvis Succi Liquiritiae voorgeschreven, de bereiding geschiedt dan op geheel dezelfde wijze als met gompoeder. Zooals wij reeds opmerkten wordt het woord emulsie ook ten onrechte gebruikt voor sommige mengsels, waarbij een onoplosbare \aste stof eenigen tijd in eene vloeistof blijft gesuspendeerd. Zoo noemt men Jodoform-emulsie een mengsel van Jodoform en Glycerine, Z wavelem u lsi e een mengsel bereid naar het voorschrift: Sx. Sulfuris praecipitati 10 Aquae 10 Spiritus 10 Glycerini 5 misce. MUCILAGO. SLIJM. Wanneer men slijmhoudende simplicia met water behandelt, verkrijgt men door het oplossen of opzwellen van de slijinstof dikke, gebonden stoffen, waaraan men den naam Mucilagines geeft. Ook het slijm, dat zetmeelhoudende stoffen bij behandeling met water geven, rekent men hiertoe. De Pharmacopee vermeldt thans vier mucilagines, nl. Mucilago Amyli, - Gummi arabici, - Saleb, - Tragacanthae; de Ed. III vermeldde de eerstgenoemde niet. Mucilago Amyli (Decoctum Amyli, Clysma ex Amylo (Suppl.)) bestaat uit 2 deelen Aniylum Tritici en 98 deelen water, die naar liet voorschrift der Pharmacopee eerst gemengd en daarna opgekookt worden, totdat een gelijkmatige vloeistof is verkregen. De bedoeling zal wel zijn, dat het verdampte water moet worden aangevuld. VV ij hebben sinds jaren met succes de volgende bereidingswijze toegepast: men brengt zooveel water aan het koken als men mucilago moet hebben, en voegt daarbij de benoodigde hoeveelheid Tarwezetnieel met zijn tienvoudig gewicht aan water vermengd, en verwarmt dan onder omroeren zóó lang tot het mengsel weer kookt. Gewoonlijk verkrijgt men dan nog niet de hoeveelheid Mucilago, die men moet hebben, maar houdt nog water genoeg over om daarin zouten of extracten op te lossen. • R. Decocti Amyli 200 Nitratis argentici 200 mG. Tincturae Opii crocatae gtt. X M.D.S. ad clysma. Men zal hier het Zilvernitraat in de (bruine) flesch in weinig (bijv. 5 G.) water oplossen, daarbij het zetmeelslijm voegen en na bekoeling de Tinctura Opii crocata. De Mucilagines mogen niet in voorraad worden gehouden, maar moeten telkens versch (ex tem po re) bereid worden. Mucilago Gummi arabici, Gomslijm, is eene oplossing van 40 deelen Arabische gom in 60 deelen water. Men overgiet 40 deelen Gompoeder in een mortier met 60 deelen water en mengt tot een homogeen slijm; dit slijm is niet direct helder, maar wordt dit eerst na eenigen tijd, wanneer de lucht, die ingesloten is, ontwijkt Gomslijm reageert zuur. Door Spiritus wordt gom gepraecipiteerd; met oplossingen van koolzure alkaliën ontstaat een neerslag; door Biboras natricus, sterke zuren en Solutio Chloreti ferrici ontstaat eene geleiachtige massa. Met Acetas plumbicus ontstaat geen neerslag, wel echter met Solutio Acetatis plumbici basici, waardoor eene gomoplossing 1 = 50000 nog wordt gepraecipiteerd. Wordt een dezer stoffen tegelijk met Gom in eene mixtuur voorgeschreven, dan moet men beide met water verdund bij elkaar voegen. Onder den naam Solutio Gummi arabici vermeldt de Pharmacopee eene oplossing van 10 deelen Gom in 90 deelen water. Men mengt de gom eerst met 15 deelen water en verdunt dit mengsel tot 100 deelen. Uit den aard der zaak mag ook deze oplossing niet in voorraad worden gehouden, ofschoon dit door de Pharmacopee niet uitdrukkelijk wordt vermeld. Arabische gom is bij verre niet een zoo inactieve stof als waarvoor zij jaren lang is gehouden. Door toevoeging van gom worden enkele moeielijk te vereenigen geneesmiddelen beter vereenigbaar, terwijl gom zelf, door de aanwezigheid van oxydeerende stoffen, op verschillende geneesmiddelen inwerkt!). Een mengsel van Vinum Chinae en Sirupus Jodeti ferrosi is troebel, het blijft echter helder, wanneer ook gom is toegevoegd, Kinapraeparaten geven met tal van geneesmiddelen als: plantenaftreksels, coffeïne, antipyrine, exalgine, chloriden, bromiden, jodiden, glycerophosphaten, arsenikhoudende geneesmiddelen enz. troebele mengsels; door toevoeging van een kleine hoeveelheid gom blijven deze mengsels echter helder. Voegt men bij Vinum Chinae eene kleine hoeveelheid arabische gom (1 a 1 gram per Liter) dan wordt hierdoor de vorming van een neerslag tegengegaan. De Kinawijn wordt echter donkerder gekleurd, door inwerking van de oxydasen uit de Gom op het Kinalooizuur, dat geoxydeerd wordt. Met een enkel woord zullen wij de beteekenis der Oxydasen in het algemeen nagaan. In de Scheikunde wordt geleerd, dat sommige ontledingen plaats hebben door Fermenten, dat zijn levende wezens, microorganismen, die door hunne stofwisseling bepaalde ontledingen veroorzaken. Daar naast bestaat een groote groep van niet georganiseerde lichamen, die ook door de levende materie zijn voortgebracht, maar die zelf niet leven, en die ook scheikundige ontledingen kunnen veroorzaken; aan deze lichamen geeft men den naam Enzymen. In het leven van planten en dieren spelen zij een allerbelangrijkste rol, zij zijn het o. a. die het voedsel zoodanig ont- ') Pharm. Weekblad 1904, Mededeelingen van V.D. IV. voudigste middel is wel de te gebruiken oplossingen van arabische gom vooruit te steriliseeren, waarbij de oxydasen werkeloos worden." In de meeste gevallen is het reeds voldoende om de werking op verschillende geneesmiddelen te voorkomen, wanneer men de gomoplossing bereidt met kokend water. Het is gebleken, dat Arabische gom niet de eenige gom is, welke oxydeerende eigenschappen bezit; dezelfde eigenschappen vindt men ook bij gomhotidende harsen als Myrrha, Olibanum en Bdellium. Eigenaardig is het, dat gom soms de chemische werking van zouten op elkaar geheel tegenhoudt. Zoo zal in het voorschrift: •H. Acetatis plumbici Sulfatis zincici a 0,5 Aquae destillatae 200 een neerslag ontstaan van loodsulfaat. Bereidt men de oplossingen der beide zouten echter met luchtvrij (gekookt) gedestilleerd water en voegt men bij de oplossing van het loodacetaat 50 gram Mucilago Gummi arabici, en daarna de oplossing van het Zinksulfaat, dan ontstaat geen neerslag. Mucilago Tragacanthae is een mengsel van 2 deelen Tragacanthpoeder met 98 deelen water, dat moet worden bereid door het Tragacanthpoeder eerst te mengen met zijn tvvintigvoudig gewicht aan water tot een gelijkmatige massa en dan bij gedeelten meer water toe te voegen. Betei dan dit voorschrift bevalt het ons, de Tragacanth eerst te mengen met wat Spiritus, waarin het niet opzwelt, dan eerst 20 deelen kokend water toe te voegen en te wrijven tot een mengsel zonder klonters is verkregen en daarna met warm water te verdunnen en zóó lang te wrijven tot de spiritusreuk geheel verdwenen is. Naar onze ervaring verkrijgt men dan een dikkeren meer gelijkmatig slijm. Mucilago Tragacanthae wordt gepraecipiteerd door Acetas plumbicus, Solutio Acetatis plumbici basici en door Alcohol. Een mengsel van gelijke deelen Gom, Tragacanth en Suiker is bekend onder den naam Pulvis gummosus, het dient hoofdzakelijk voor de bereiding van Solutio gummosa, een mengsel van twee deelen Pulvis gummosus en 98 deelen water, en van Solutio gummosa tenuis, die bestaat uit 1 deel Pulvis gummosus en 99 deelen water. Neemt men voor de bereiding dezer mengsels kokend water, dan wordt de vloeistof dikker en blijft ze langer goed. I ragacanth lost niet op in water, maar zwelt daarin op, zoodat mucilago Fragacanthae en Solutio gummosa troebele mengsels vormen. Mucilago Saleb, Dilatatio Saleb, Solutio Saleb, Decoctum Saleb wordt bereid door één deel poeder van Salebknollen eerst te schudden met ongeveer 20 deelen kokend water het Salebpoeder wordt gevoegd bij het water en terstond omgeschud tot een gelijkmatige massa, dan kokend water toe te voegen tot 100 deelen en krachtig te schudden tot het slijm bekoeld is. Bij staan mag zich slechts een gering bezinksel afscheiden. Men kan ook 1 deel Salebpoeder even schudden met 10 deelen water van de gewone temperatuur, dan kokend water toevoegen tot 100 deelen en schudden tot een gelijkmatige, dikke massa. Op eene andere bereidingswijze, die vooral geschikt is voor het bereiden van groote hoeveelheden Mucilago Saleb, willen wij hier de aandacht vestigen: men brengt, om een K.G. Mucilago te bereiden, in een pan ongeveer 1200 cM1 water aan den kook, voegt daarbij, terwijl de pan van het vuur genomen is, een mengsel van 10 gram Salebpoeder en ±_ 25 cM3 Spiritus, dan laat men onder voortdurend omroeren nog ongeveer 3 minuten doorkoken en vult met water aan tot 1000 gram. Deze bereiding gaat niet alleen veel sneller dan die door schudden, maar zij heeft nog het voordeel, dat door het koken de Mucilago veel langer onveranderd blijft. Om een slijm te kunnen bereiden, waaruit zich slechts weinig bezinksel afzet, moet men zorg dragen, dat het Salebpoeder zoo weinig mogelijk Amyluni bevat. Om zulk Salebpoeder te verkrijgen stampt men de knollen eerst tot poeder B1(l en zift daarvan het fijne poeder af: dit bestaat hoofdzakelijk uit zetmeel. Vervolgens stampt men de rest tot poeder Vooral indien het Salebpoeder zeer fijn is, loopt men gevaar, dat er, wanneer het poeder in de flesch bij het water wordt geschud, klonters ontstaan; men voorkomt dit het gemakkelijkst door het Salebpoeder te vermengen met wat suiker of, wanneer stroop is voorgeschreven, het Salebpoeder hieronder te verdeelen en met wat water verdund in de flesch te gieten, waarna men onder zacht schudden met kokend water aanvult tot het vereischte gewicht en dan schudt tot het slijm bijna bekoeld is. Hoe langer men schudt, des te dikker wordt de mucilago en des te geringer is de kans, dat zich een neerslag afscheidt. Salebpoeder lost niet op in water, maar zwelt zeer sterk op tot oen dik slijm. Schudt men het poeder met koud water, dan zwelt et langzaam op, en maakt het water meer of minder slijmig, maar zoodra men ophoudt met schudden, zet 2ich op den bodem van de flesch een d.k slijm af, dat bij omschudden niet meer onder de bovenstaande waterige vloeistof is te verdeelen. Bij schudden met okend water zwelt het poeder snel en geheel op, en geeft het een slijm, waarin geen bezinksel ontstaat. Combinaties van Mucilago Saleb met alcalisch reageerende stoffen als Borax, Carbonas kalicus, Oxydum magnesicum enz. vormen zoo dikke massas, dat men ze niet uit de flesch kan gieten - men dispenseere ze daarom, indien gebleken is, dat een dergelijke combinatie in de bedoeling van den medicus lag, in zalfpotten of wijdmondschflesschen. Wordt bij een Mucilago Saleb tegelijk met Borax ook Glycerine voorgeschreven, dan zal het mengsel niet dik en taai worden, wanneer men de Borax, opgelost in de Glycerine en zoo noodig m wat water, toevoegt, daar deze oplossing zuur reageert. Schudt men Salebpoeder met zuurbevattende vloeistoffen, dan ontstaat een klonterige massa; voegt men het zuur in verdunden toestand ij te Saleb, dan blijft het slijm homogeen. Ook ontstaat een klonterig slijm, wanneer men looizuurbevattende stoffen bij Salebslijm voegt; door eene warme oplossing van de looizuurbevattende stof •"J een warm Salebslijm te voegen verkrijgt men nog het beste resultaat. In plaats van met water kan men Salebpoeder ook schudden met warme decocten, maar uit het voorgaande volgt, dat dit niet mag geschieden met decocten die zuur (Decoctum Fructuum Tamarindi) ot die looizuur (Decoctum Chinae, Ratanhiae) bevatten. In dergelijke gevallen bereidt men een decoct met de helft van de voorgeschreven hoeveelheid water en met de andere helft van het water bereidt men een Mucilago Saleb, welke vloeistoffen men - bij looizuurbevattende stoffen warm bij elkaar voegt. Mucilago Seminum Cydoniae, Kweepittenslij 111, wordt bereid door één deel Kweepitten gedurende een half uur te schudden met 55-60 deelen water en dan te coleeren, waarbij de colatuur 50 deelen moet bedragen. ren einde geen moeielijk te verwijderen stofdeeltjes in het gecoschroder, Receptuur. 3e druk. leerde slijm te hebben, is het raadzaam de Semina opeen ziftje eerst met water af te spoelen en ze daarna te schudden. Door alcohol en door Acetas plumbicus praecipiteert dit slijm. SI R U P U S. STROOP. Stropen zijn dikvloeibare oplossingen van suiker in waterige vloeistoffen. De dikvloeibare consistentie wordt veroorzaakt door het groote suikergehalte. In de receptuur worden stropen zeer veel gebruikt, èn omdat suiker in hooge mate de eigenschap heeft, den onaangenainen smaak van vele stoffen te bedekken, èn omdat in geconcentreerde oplossing suiker het bederven van vloeistoffen tegen houdt. Enkele stropen worden bijna uitsluitend als corrigentia van den smaak gebruikt (Sirupus simplex, Sirupus Aurantiorum); andere doen tevens dienst als corrigentia van de kleur (Sirupus Rhoeados, Sirupus Rubi idaei), terwijl verscheidene ook als geneesmiddel worden gebruikt (Sirupus Rhei, Sirupus Sennae, Sirupus Jodeti ferrosi). Omtrent hunne bereiding zegt de Pharmacopee: „De bereiding der Stropen geschiedt, tenzij anders is voorgeschreven, door in het heldere vocht, verkregen zooals in de betreffende voorschriften is aangegeven, de suiker onder verwarming op te lossen, de oplossing even op te koken, af te schuimen en te coleeren." Aan de bereiding van de stropen zelf gaat bij ongeveer alle stropen vooraf de bereiding van de waterige vloeistoffen, de stroopvochten. De stroopvochten, die voor de verschillende stropen der Pharmacopee worden gebruikt, zijn: 1. Gedestilleerd water voor Sirupus simplex; 2. Plantenaftreksels: a. Bereid door macereeren voor Sirupus Althaeae, Sirupus Liquiritiae, Sirupus Rhei, Sirupus Rhoea d o s; b. Bereid door infundeeren voor Sirupus Rhamni frangulae, Sirupus Sennae; c. Bereid door deplaceeren voor Sirupus Aurantiorum, Sirupus Cinnamomi, Sirupus Papaveris, Sirupus Senegae. 3. Vruchtensap voor Sirupus Ru bi idaei; 4. Oplossingen van geneesmiddelen voor Sirupusjodeti ferr o s i en Sirupus J o d o -1 a n n i c u s. 1 ,et suikergehalte is bij de meeste der stropen gebracht op 62 pCt de stropen der Ed. III met 60 pCt. suiker waren in niet gesteriliseerden toestand moeielijk goed te houden. Naar onze, nog betrekkelijk korte, ervaring gelukt dit veel beter met de stropen der Ed. IV. Bij Sirupus Althaeae, Sirupus Jodeti ferrosi en Sirupus Senegae is het suikergehalte 60 pCt. gebleven. De opgaven omtrent dit suikergehalte hebben slechts betrekking op de heete stroop, laat men de stroop in een los bedekten coleerkom afkoelen voor men haar in flesschen giet, dan stijgt door verdamping van het water het suikergehalte tot ongeveer 63 pCt. De Pharmacopee stelt aan de Stropen den eisch, dat zij helder zijn. Men kan hieraan alleen voldoen door te zorgen, dat de stroopvochten helder zijn; zijn deze dit na de bereiding niet, dan moet men ze filtreeren, daar anders de stroop zelve moet worden gefiltreerd. Gewoonlijk duurt het filtreeren van stropen, behalve bij Sirupus simplex en Sirupus Rubi idaei, lang en niets werkt het schimmelen en gisten van stropen meer in de hand, dan een zeer langdurige aanraking met de lucht. Men kan ook de stroop helder krijgen, wanneer men bij een niet heldere stroop tot schuim geslagen eiwit voegt en daarmede opkookt; het eiwit stolt grootendeels en neemt tevens de onzuiverheden uit de stroop mede; door afschuimen en coleeren kan men deze dan verwijderen. De suiker moet voldoen aan de eischen der Pharmacopee en moet met name vrij zijn van Ultramarijn, dat zich anders bij het bewaren der stropen langzaam op den bodem der flesch afzet, wat vooral bij Sirupus simplex goed merkbaar is. Voor de bereiding van de stropen brengt men in een getarreerde pan eerst de suiker, overgiet deze met het stroopvocht en roert zóó lang door tot de suiker geheel of bijna geheel is opgelost; dan verwarmt men op een zacht vuur tot de vloeistof kookt (bij + 105°). Zoodra dit het geval is, ziet men gewoonlijk de stroop in de pan omhoog stijgen tengevolge van het vrijworden van geabsorbeerde lucht. Om het overkoken tengevolge hiervan te voorkomen, moet men zorg dragen, dat de pan niet meer dan half vol is en bij het omhoogstijgen de pan eenige oogenblikken van het vuur nemen, tot het schuim gezakt is. Nu laat men de stroop nog eenigen tijd (5 a 10 minuten) zacht doorkoken, waarbij de onzuiverheden zich als een samenhangend schuim afzetten, dat met een schuimlepel moet worden weggenomen, en coleert de heete stroop door een wollen doek, zonder uit te persen. Ten einde inversie van de suiker te voorkomen, moet men zoo kort mogelijk verwarmen, daarom is het beter de suiker in het koude stroopvocht op te lossen en dan te verwarmen. Gewoonlijk kookt men de stropen in koperen of vertind koperen pannen, waartegen meestal geen bezwaar bestaat, als men, met name in de koperen pannen, de stroop maar niet laat afkoelen. Vooral bij zuur reageerende stropen bestaat anders de kans, dat koper wordt opgenomen, wat door de toetredende zuurstof uit de lucht nog in de hand wordt gewerkt. Voor Sirupus Rubi idaei, die vrij sterk zuur reageert, zijn porceleinen of lood-vrije geemaïlleerde pannen te verkiezen. Bij bijna alle stropen vermeldt de Pharmacopee, dat van de opgegeven hoeveelheden stroopvocht en suiker een bepaalde hoeveelheid 100 deelen of een veelvoud daarvan stroop moet worden bereid. Ofschoon het niet uitdrukkelijk door de Pharmacopee wordt vermeld, ligt het voor de hand, dat de stroop vóór het coleeren op dit gewicht wordt gebracht. Men kan dit doen door toevoeging van water, dat reeds eenigen tijd gekookt heeft; ook kan men de suiker met meer vocht koken dan het voorschrift aangeeft en dan laten verdampen tot het vereischte gewicht. Dit laatste komt ons het beste voor, daar bij het koken van suiker met waterige vloeistof de temperatuur des te hooger zal worden, naarmate meer vocht verdampt en daardoor wordt de inversie van de suiker bevorderd. De hoeveelheid vloeistof, die men voor het verdampen meer moet nemen, hangt, zooals wij bij het hoofdstuk „Decocta" zagen, van verschillende omstandigheden af. Laat men een stroop te ver uitdampen, dan zal bij het bewaren een deel van de suiker uitkristal 1 iseeren; is er te veel vocht in de stroop gebleven, en is zij dus te dun, dan zal zij spoediger gisten en schimmelen. Het soortelijk gewicht van de stropen bedraagt 1,31-1,33. Omtrent het bewaren der stropen vermeldt de Pharmacopee: Stropen moeten, na bekoeling, in droge flesschen overgebracht en op een koele plaats bewaard worden. Voor zoover wij thans kunnen beoordeelen, blijven de stropen der Ed. IV op deze wijze bewaard, door hun grooter suikergehalte langer goed dan die der Ed. III. De reden waarom de stroop na bekoeling in droge flesschen moet worden gebracht, is de volgende: wanneer de stroop warm in de flesschen wordt gebracht, zal zich boven de stroop aan den hals der flesch eenig water afzetten, dat uit de stroop verdampt is en dit zal zich daarna boven op de stroop verzamelen, waardoor dus aan de oppervlakte de suikeroplossing verdund zal worden. Verdunde suikeroplossing nu is een uitstekende voedingsbodem voor schimmels en gistcellen. Vult men de bekoelde stroop in natte flesschen, dan zal het water, dat reeds in de flesch aanwezig is, zich boven op de stroop verzamelen, zoodat weer eene verdunde suikeroplossing boven de geconcentreerde staat. Een bezwaar bij de door de Pharmacopee aangegeven wijze van bewaren is, dat men steeds de kans loopt, dat bij het bekoelen de stroop met schimmels en bacterieën verontreinigd wordt. Wij hebben in onze apotheek met succes steeds deze wijze van bewaren gevolgd: de kokend heet gecoleerde stroop wordt zoo warm mogelijk in flesschen gegoten, die eemge malen met kokend water zijn omgespoeld; de flesschen worden zoover gevuld, dat bij liet opzetten van de kurk een weinig stroop ei uit loopt. Na het afkoelen schudden wij 0111, 0111 het water, dat zich 111 den hals der flesch afzet, door de stroop te verdeelen. Het afsluiten van de lucht, door de kurk en een deel der hals in gesmolten paraffine te dompelen, is overbodig. Zeer praktisch is ook de volgende wijze van sluiten: men vult de vooraf verwarmde flesschen met de kokend lieete stroop, zoover, dat de stroop bol boven op den rand van de flesch staat, dan legt men daarop een dun velletje gezuiverde watten, dat direct volgezogen wordt met stroop en daarna wordt aangedrukt. Bij de afkoeling zal de stroop in de hals van de flesch dalen, terwijl het vocht uit de watten verdampt en een voor de lucht ondoordringbaar laagje suiker er in achterlaat, dat vóór het gebruik van de stroop door afschrapen met een mes wordt verwijderd. Deze sluiting met watten bevalt ons beter, dan die met een stukje tiltieerpapier, dat op dezelfde wijze wordt aangebracht. Een afdoend middel, 0111 stropen goed te houden, is: ze te steriliseeren. Wij komen hierop later terug. Behalve wat het suikergehalte betreft, zijn in de Ed. IV ook de voorschriften voor de bereiding van verschillende stropen gewijzigd. Sirupus Althaeae wordt thans bereid door 3 deelen van den in schijfjes gesneden wortel 6 uur te macereeren met water en van de colatuur met 60 deelen suiker 100 deelen stroop te bereiden. In de Ed. III werd 10 deelen radix Althaeae gedurende 12 uur gemacereerd. De stroop is lijvig en schimmelt spoedig. Sirupus Aurantiorum. De hoeveelheid cortex Aurantiorum is van 25 tot 10 deelen teruggebracht. Het was moeielijk 25 deelen Oranjeschil met 65 deelen water te infundeeren; de hoeveelheid vocht was te klein om het simplex voldoende uit te trekken. Indien het al bed o niet geheel verwijderd was, bevatte de stroop eiwitstoffen, waardoor bij het vermengen met verdunde zuren eene geleiachtige massa ontstond, die eerst bij lang schudden in water oploste. Deze bezwaren zijn door het voorschrift der Ed. IV ondervangen door de Oranjeschil met koud water te deplaceeren. Als aromatisch-bitter corrigens staat deze stroop bij de vroegere in geen enkel opzicht achter. Sirupus Cinnamomi, is in samenstelling onveranderd gebleven, de bereiding heeft echter eene praktische verandering ondergaan en is thans als volgt: men macereert 10 deelen poeder (Boo) van Kaneel met 20 deelen Kaneelwater gedurende 12 uur, brengt de massa in een percolator en percoleert eerst met 20 deelen Kaneelwater en vervolgens met gedestilleerd water tot verkregen zijn 38 deelen. In dit vocht wordt, onder verwarming op een waterbad opgelost 62 deelen Suiker. De Ed. 111 liet macereeren met Kaneelwater tot de vereischte colatuur. Door het gehalte aan Kaneelolie beschimmelt deze stroop niet gemakkelijk. Sirupus Codeini, is eene oplossing van 1 deel Hydrochloras Codeini in 8 deelen water, welke wordt vermengd met 391 deelen Sirupus simplex, Eèn gram dezer stroop bevat 2,5 mG. Hydrochloras Codeini. Sirupus Diacodii is onveranderd gebleven; een mengsel van gelijke deelen Sirupus Papaveris en Sirupus Althaeae. Sirupus Jodeti ferrosi, is behalve wat betreft de toevoeging van 0,05 pCt. Citroenzuur, onveranderd gebleven in samenstelling. De bereiding is eenigszins veranderd en geschiedt thans door 2 deelen IJzerpoeder te mengen met 6 deelen water en onder aanhoudend roeren bij gedeelten toe te voegen 4,1 deelen Jood. Deze oplossing van Jodetum ferrosum wordt gefiltreerd bij eene heldere oplossing van 0,05 deel Citroenzuur en 60 deelen Suiker in 20 deelen warm water. Het filter wordt niet zooveel water nagewasschen, dat men 100 deelen stroop verkrijgt, die door omschudden gemengd wordt. De heldere oplossing van 00 deelen suiker in 20 deelen water verkrijgt men zeei eenvoudig door de suiker met eenig meer water te koken, door een propje watten te filtreeren en de watten met eenig warm water na te spoelen. In het gefiltreerde vocht lost men dan door schudden het Citroenzuur op. Het Citroenzuur wordt toegevoegd, omdat hierdoor oxydatie van het ijzerzout wordt voorkomen. Het Citroenzuur nl. inverteert een klein deel van de suiker en deze invertsuiker werkt als reductiemiddel. Oe stroop moet in gevulde, goed gesloten fleschjes, aan den invloed van het licht blootgesteld, bewaard worden. Sirupus jodo-tannicus. Dit nieuw opgenomen praeparaat laat de Pharmacopee als volgt bereiden: men voegt bij 10 deelen Joodtinctuur eene bekoelde oplossing van 4 deelen Ratanhia-extract in &0 deelen warm water, laat het mengsel 24 uur in een gesloten flesch staan en verwarmt liet vervolgens bij 50° gedurende 1 uur of zooveel langer tot al het Jodium door de Tannine uit het extract is gebonden, dus tot Kaliumjodide-stijfsel door de vloeistof niet meer blauw wordt. Nu wordt het vocht gemengd met 100 deelen water en daarin door schudden opgelost 310 deelen poeder van suiker. Is de stroop niet helder, dan moet men filtreeren. In dit praeparaat is dus eerst het Jodium door de Tannine gebonden. Daarna wordt van de oplossing dezer verbinding een stroop bereid. Wanneer men het extractum Ratanhiae oplost in kokend water, van deze oplossing met suiker door koken stroop bereidt en bij de warme stroop de Joodoplossing voegt, is het Jodium terstond gebonden, niet echter door de Tannine, maar door de suiker, welke bij het koken door de Tannine is geinverteerd. Volgens Guillermond is het eerste voorschrift het beste, volgens T. Gay het tweede, daar suiker met Jodium gemakkelijker wordt geresorbeerd dan Tannine met Jodium. Sirupus Ipecacuanhae, bestaat volgens besluit der Brusselsche Conferentie uit 10 deelen Tinctura Ipecacuanhae en 90 deelen Sirupus simplex. De hoeveelheid tinctuur is dus verdubbeld. Sirupus Liquiritiae, wordt weder bereid niet suiker en honig naar liet voorschrift der Ed. II; vervallen is het uittrekken van den wortel met water en ammonia. Men niacereert 25 deelen Zoethoutwortel niet 120 deelen water, coleert en perst uit, kookt de colatuur op en dampt op een waterbad uit tot 50 deelen zijn overgebleven. Deze worden gefiltreerd en in het filtraat worden onder verwarming opgelost S0 deelen suiker, waarna deze oplossing wordt gemengd niet 80 deelen Mei depuratum. De stroop, volgens dit voorschrift bereid, is een veel beter corrigens, met name voor Kininezouten, dan die der Ed. III. Deze stroop was niet zoo zoet en gaf bovendien met alle stoffen, die zuur waren, een neerslag. Sirupus opiatus, is onveranderd gebleven; een mengsel van 5 deelen Opiumtinctuur en 95 deelen Sirupus simplex. Sirupus Papaveris, is onveranderd gebleven wat de verhouding van Papavervruchten tot stroop betreft. De bereidingswijze echter is veranderd; de Papavervruchten worden niet meer met het water geïnfundeerd, maar zoolang niet water gedeplaceerd totdat liet vocht bijna kleurloos afloopt. Dit percolaat wordt verwarmd, om de eiwitstoffen te doen stremmen, dan gefiltreerd en uitgedampt. Van dit vocht wordt door koken met suiker de stroop bereid. Sirupus RHamni Frangulae (Sirupus Frangulae Ed. III), wordt bereid door 10 deelen Cortex Rhamni Frangulae gedurende 1 uur met water te infundeeren, zóó, dat de colatuur na bezinking bedraagt 38 deelen, en deze met suiker tot stroop gekookt. De Ed. III vermeldde niet hoe lang men den cortex moest infundeeren. Sirupus Rhei, wordt bereid door 30 deelen in dunne schijfjes gesneden Rhabarberwortel 24 uur onder herhaald omroeren te macereeren met eene oplossing van 3 deelen Natriumcarbonaat in 180 deelen water, dan uit te persen en te laten bezinken. Het helder afgeschonken vocht moet 152 deelen bedragen en daarvan worden met 248 deelen suiker 400 deelen stroop bereid. In overeenstemming met wat wij in het begin van dit hoofdstuk hebben vermeld, komt het ons praktischer voor: met meer water (200 a 210 deelen) te macereeren, dan eene grootere hoeveelheid vocht helder af te schenken en met den suiker tot 400 deelen stroop te koken. De hoeveelheid radix Rhei is van 5 tot 7,5 deelen vermeerderd, de hoeveelheid natriumcarbonaat van 1 tot 0,75 deel verminderd, vergeleken met het voorschrift der Ed. III. Sirupus Rhoeados, is in hoofdzaak onveranderd gebleven, alleen worden de Petala Rhoeados niet meer met water geïnfundeerd, maar met kokend water overgoten, nn en dan omgeroerd en dan uitgeperst. Van het helder afgeschonken vocht wordt met suiker stroop gekookt. Om na te gaan, of de stroop ook met Anilinekleurstoffen is gekleurd, laat de Pharmacopee de stroop schudden met Amvlalcohol, die niet gekleurd mag worden. Sirupus Rubi Idaei, wordt met enkele kleine wijzigingen op dezelfde wijze bereid als de stroop der Ed. III. Versche trambozen worden tot moes gebracht en in een los toegedekten pot bij eene temperatuur van 20 25° zóó lang neergezet tot een weinig van het gefiltreerde sap met de helft van zijn volumen spiritus gemengd niet meer troebel wordt. Bij het plaatsen der gekneusde frambozen op een warme plaats treedt spoedig gisting op van de suiker en worden de pectinestoffen ontleed; dit laatste is noodig, daar anders het sap en de stroop bij het bewaren troebel zouden worden. Het onderzoek van het gegiste sap met spiritus dient dan ook om de afwezigheid der pectinestoffen te constateeren. Na voldoende gisting wordt de massa uitgeperst, het sap opgekookt, gecoleerd en in flesschen op een koele plaats ter bezinking gezet. Het heldere vocht wordt afgegoten en de rest gefiltreerd. Van 38 deelen van dit sap moeten met 62 deelen suiker lOOdeelen stroop bereid worden. De Pharmacopee laat deze stroop met Amylalcohol uitschudden, waarbij een gekleurd worden van den alcohol zou wijzen op de aanwezigheid van Anilinekleurstoffen. Bovendien moet 5 cM» Frambozenstroop gedurende een paar minuten geschud met 5 c\l" water en 100 mG. magnesiumoxyde een niet-rood gekleurd mengsel en filtraat geven. Een roode kleur zou wijzen op de aanwezigheid van eene kunstmatige kleurstof, die als Frambozenrood bekend is. Sirupus Senegae, wordt bereid door 5 deelen grof poeder van Senegawortel eerst 12 uur te macereeren en daarna te deplaceeren met een mengsel van water en 10 pCt. spiritus, totdat verzameld zijn 40 deelen, waarvan niet 60 deelen suiker 100 deelen stroop wordt bereid. Sirupus Sennae, wordt bereid door 10 deelen Sennebladen 2 uur te infundeeren met zooveel water, ± 60 deelen, dat de colatuur na bezinking bedraagt 38 deelen, hiervan wordt niet 62 deelen suiker 100 deelen stroop bereid. Het voorschrift komt overeen met dat der Ed. III, alleen is bepaald, dat men 2 uur moet infundeeren. Sirupus simplex, eene oplossing van 62 deelen suiker in 38 deelen water, die opgekookt, gecoleerd en daarna met water wordt aangevuld tot 100 deelen. De Sirupus simplex der Ed. III werd gefiltreerd. Zooals wij bij enkele stropen reeds opmerkten, wordt bij het bewaren der stroop de suiker gedeeltelijk geïnverteerd. \\ e verstaan onder inversie van suiker het overgaan van suiker (Saccharose) onder opname van water in Dextrose en Laevulose. Het mengsel dezer beide stoffen noemt men invertsuiker. Qi-H-Oii + H.O = QHjoOe + Saccharose. Dextrose Laevulose. Invertsuiker. Vooral bij het koken van zuurbevattende stropen zal deze inversie spoedig optreden, maar ook bij Sirupus simplex komt zij reeds voor. In versch bereide stroop mag echter niet meer dan 1 Gram invertsuiker per Liter (= ± 1,320 Kilo) voorkomen. Bij het bewaren wordt dit gehalte grooter en door P. Yvon werd gevonden, dat het na 20 dagen 46,2 Gram per Liter bedroeg i). MELLA. HONIGPRAEPARATEN. Onder honig verstaat de Pharmacopee de vloeistof uit de honigraten van Apis mellifica, die in verschen staat lichtgeel, stroop- 1) Mededeelingen Pharm. Weekblad, 1002, pag. 818. Wanneer het medicament onoplosbaar is, bijv.: Sulfatis Chinini 500 mgr. Sirnpi Liquiritiae 20 m. f. linctns., dan mengt men het Chininesulfaat eerst met een weinig stroop en voegt dan de overige toe. Daar stroopachtige vloeistoffen niet gemakkelijk geheel uit den mortier gegoten kunnen worden, gebruikt men gewoonlijk een stukje karton om het achterblijvende in het fleschje te brengen. Om te voorkomen, dat de medicamenten in de poriën van den mortier dringen, brengt men eerst eenige druppels stroop in den mortier en op die stroop het werkzame medicament. Noodzakelijk is dit vooral bij een linctus met Sulfidutn stibicum. Ook eniulsa worden soms als linctus voorgeschreven, bijv.: .){. Olei Amygdalarum 20 Mucilaginis Gummi arabici Sirupi diacodii a 40 Aquae Laurocerasi 20 jM. D. S. 6. d.d.c. theae. Men roert hier de olie bij gedeelten onder het gomslijm, mengt de emulsie met de stroop en spoelt den mortier na met het laurierkerswater. Tot deze rubriek van geneesmiddelen kunnen wij ook rekenen tal van stropen, die vooral in Frankrijk gebruikt worden, om van onaangenaam smakende stoffen den smaak te bedekken. Als voorbeeld noemen wij de Sirop de Gibert, waarvan het voorschrift bij het hoofdstuk Stlutiones is vermeld. GLVCEROLATA zijn oplossingen of mengsels, waarvan het constituens Glycerine is. Zij dienen tot inwendig en tot uitwendig gebruik. In de receptuur zijn deze praeparaten het eerst ingevoerd door Cap in 1853, met de bedoeling vette zalfconstituentia en olie voor oplossing van enkele geneesmiddelen, te vervangen. Van de vloeibare glycerinepraeparaten vermeldt het Supplement: Glycerinum cum Biborate natrico, eene oplossing van 1 deel poeder van Borax in 9 deelen Glycerine, die bereid wordt door de stoffen in een flesch te brengen, deze in warm water te plaatsen en flink om te schudden. De oplossing reageert zuur. Glycerinum cum Jodio, eene oplossing van 1 deel Jodium en 1 deel Jodetum kalicum in 2 deelen water, waaraan 96 deelen Glycerine wordt toegevoegd. Glycerinum cum Jodio f o r t i u s (Glycerinum cum Jodio causticuni) wordt bereid door 1 deel Kaliumjodide fijn te wrijven, te mengen met 1 deel Jodium en het mengsel door wrijven op te lossen in 2 deelen Glycerine. Uit de Ed. II der Pharmacopee vermelden wij nog: Glycerinum cum Acid o tannico (cum Tannino), eene oplossing van 1 deel Tannine in 5 deelen Glycerine, die bereid wordt als Glycerinum cum Biborate natrico. LINIMENTA. SMEERSELS. Hieronder verstaat men: meestal dikvloeibare mengsels, die dienen voor uitwendig gebruik. Linire = op iets smeren, strijken. De meest verschillende stoffen worden als Linimenta gebruikt, ook dezulke, die niet dikvloeibaar zijn, zooals bijv.: Sapo aromaticus, Spiritus saponatus. Enkele der belangrijkste rubrieken van deze mengsels zullen wij hier bespreken: 1°. Men verkrijgt Linimenta door het vermengen van weeke of vaste vetten met vloeistoffen, bijv.: ■)i. Adipis Lanae anhydrici 25 Olei Amygdalarum q. s. ad 100 m. f. linimentum d.s. extern. Men wrijft het wolvet in een zacht verwarmden mortier uiteen en mengt daaronder bij gedeelten de olie. ■ii. Cetacei Olei Cacao a 5 Olei Olivarum optimi 90 m.f. linimentum d.s. extern. Men smelt de beide vaste vetten met een deel, bijv. 30 gram, van de olie, voegt de overige olie toe en roert tot geheele bekoeling. Men kan ook de vaste vetten met alle olie samensmelten, maar moet dan veel langer roeren. Worden bij dergelijke mengsels nog andere stoffen voorgeschreven, dan worden die al naar hun aard onder het vet verdeeld of in de olie opgelost, bijv.: •H. Extracti Opii 1 Camphorae 2 Unguenti Hydrargyri 10 Olei Hyoscyami 30 m.f. linimentum. Men lost het Opiumextract in enkele druppels water op, en mengt dit onder de kwikzalf; daarbij voegt men, eerst druppelsgewijze en later sneller, de olie waarin eerst de Kamfer is opgelost. Is de toe te voegen vloeistof weinig vluchtig, zooals Kreosotum, dan handelt men als bij niet-vluchtige vloeistoffen; is zij zeer vluchtig, zooals Chloroform, dan moet men daarmede bij de bereiding rekening houden, bijv.: •H. Adipis suilli 10 Veratrini 100 mG. Chloroformi 30 M. F. linimentum D.S. extern. Men smelt voor de bereiding van dit voorschrift de reuzel in een overal evenwijd fleschje (z.g. extractfleschje) van inactinisch glas, en voegt, zoodia de reuzel half bekoeld is, den Chloroform toe, waarin eerst de Veratrine is opgelost. - . \\ anneer men vette oliën schudt met sommige alkalische vloeistoffen ontstaan emulsies, die ook als smeersels worden gebruikt. \an deze mengsels vermeldt de Pharmacopee er twee, n.1.: Linimentum Ammoniae en Linimentum Calcis. Linimentum Ammoniae, een ex tempore te bereiden mengsel van 80 deelen Sesamolie en 20 deelen Ammonia, die samen geschud worden tot liet mengsel gelijkmatig, dikvloeibaar, geelwit is (De Ed. III gebruikte hiervoor 80 deelen van de duurdere Olijfolie). Bij het samenschudden van beide vloeistoffen wordt een weinig ammoniakzeep gevormd uit een deel van de olie en de ammonia en deze emulgeert de overige olie met het waterige vocht. Voor de bereiding van Linimentum Ammoniae Camphoratum neemt men eene oplossing van 8 deelen Kamfer in 72 deelen Sesamolie en schudt deze met 20 deelen Ammonia. Meermalen komt het voor, dat bij Linimentum Ammoniae andere stoften worden voorgeschreven. Een meermalen in onze praktijk voorgekomen recept is het volgende: 4&. Extracti Belladonnae 2 Unguenti Hydrargyri 10 Linimenti Ammoniae 50 ni.f. linimentum. d.s. extern. Men mengt de Kwikzalf met 40 gram Sesamolie, giet het mengsel in een wijdmondsch fleschje, vermengt vervolgens het Belladonnaextract met 5 gram water, voegt dit bij het eerste mengsel en weegt daarbij 5 gram Ammonia duplex. Is deze niet voorradig, dan moet men het extract, met zoo weinig mogelijk water aangemengd, toevoegen en daarna 10 gram Ammonia liquida. Linimentum Calcis, is een emulsie, bereid door krachtig samenschudden van gelijke deelen kalkwater en lijnolie. Het is een gelijkmatig, dikvloeibaar, geel mengsel. Wordt bij dit mengsel een in de olie oplosbare stof, als Thymol, Phenol, enz., voorgeschreven, bijv.: .Ji. Thymoli 1 Linimenti Calcis 100 m.f. linimentum d.s. extern, dan lost men deze stof, zoo noodig onder zachte verwarming, in de lijnolie op en voegt na bekoeling het kalkwater toe, waarna men krachtig schudt. 30. Emulsa met Terpentijnolie of Perubalsem worden meermalen schröder, Receptuur. 3e druk. 16 als smeersel gebruikt. Wij herinneren hier aan het bij de Emulsa spuria genoemde Li ni men tuin Stok es (Linimentum Terebinthinae compositum). Een ander voorschrift, zonder Azijnzuur, voor een linimentum met Oleum Terebinthinae, luidt: 4X. Olei Terebinthinae Aquae destillatae a 25 Olei Lini 10 Vitellum Ovi unius m.f. emulgendo linimentum D.S. extern. Perubalsem komt o. a. voor in den door het Supplement genoemden Balsamum papillarum (Tepelbalsem), te bereiden naar het voorschrift: Balsami peruviani 4 Pulveris Gummi arabici 8 Glycerini 40 Tannini 3 Aquae 45 m.f. emulsum D.S. extern. De bereiding dezer emulsies volgt uit hetgeen in het desbetreffende hoofdstuk is vermeld. 4". Door vermenging van sommige vaste stoffen met elkaar ontstaan vloeistoffen, die op zich zelf of in olie opgelost, als liniment worden gebruikt, bijv. mengsels van Hydras Chlorali met Camphora, Mentholum, Thymolum, Camp hora monobromata of van Catnphora met Thymolum, Phenolum, Mentholum, ">Naphtholum, Resorcinum, Salolum, Pyrogallolum. 5°. Mengsels van vloeistoffen, die als smeersel gebruikt worden, zijn o. a.: Linimentum Chloroformi, een mengsel van twee deelen Olijfolie en 1 deel Chloroform. Linimentum contra Tussim (loco „Roche's Embrocation"), een mengsel van 50 deelen Olijfolie, 25 deelen Kruidnagelolie, 25 deelen gezuiverde Barnsteenolie, waarin 25 mGr. Alcanna-extract wordt opgelost. 6°. Talrijke oplossingen van geneesmiddelen in olie worden eveneens als liniment gebruikt, bijv. van Europhenum, Salolum Men tholum, Jodolum, die men meestal onder zachte verwarminé moet bereiden, bijv.: •M- Europheni 1 Olei Olivarum 100 solve leni calore et filtra d.s. extern. Soms neemt men een mengsel van Chloroform en olie bijv voor het oplossen van Kamfer: •R. Camphorae I Chloroformi Olei Olivarum a 25 m.f. liniment. Men weegt de beide vloeistoffen in een droge flesch, voe«t de Kamfer toe en schudt tot oplossing. Onder den algemeenen naam Saponimentum vermeldt Dieterich') een aantal praeparaten, waarvan zeepen het hoofdbestanddeel vormen. Zij komen in consistentie overeen met de thans in het Supplement, vroeger in de Ed. II, opgenomen Sa po aroma ticus sol idus, die bereid wordt door twee deelen Stearinezuur en één deel natriumcarbonaat zóó lang met 33 deelen Spiritus op een waterbad te verwarmen, tot geen zure reactie meer is waar te nemen, het vocht in een verwarmd vat te filtreeren en het filter na te spoelen met zooveel warmen spiritus, dat 36 deelen filtraat verzameld zijn. Bij de nog warme vloeistof voegt men een mengel van 10 deelen Kamferspiritus, 2 deelen Bergamotolie en 2 deelen Ammonia, en laat langzaam bekoelen. Dieterich gebruikt voor zijne praeparaten eene oplossing van Stearine- en Oleïnezeep in spiritus. Een voorschrift voor een dergelijk Saponimentum is het volgende: ') N'eues Pharmaceutisches Manual. 16* Jpk. Saponis stearinici 4 „ oleïnici 1 solve in Spiritus 90 filtra et adde Phenoli 5 Sepone in loco frigido; abeat in gelatinam D. ad vitrum s. Saponimentuni Phenoli. VASOLIMENTA. Onder den naam Vasogenum werd in 1893 door Pearson & Co. een stof in den handel gebracht, die, naar beweerd werd, zou bestaan uit geoxydeerde Koolwaterstoffen; met natne zou het praeparaat bestaan uit zuurstofderivaten van Vaselineolie en van Vaseline. Uit onderzoekingen o.a. van Rusting, Bonnema, Wijnne en C. Bedall is echter gebleken, dat de opgegeven samenstelling onjuist is, en dat men een zeer op Vasogeen gelijkend praeparaat verkrijgt door Oliezuur met eene spiritueuze oplossing van Ammonia te vermengen en daaraan toe te voegen vloeibare Paraffine. De praeparaten hiermede bereid worden in den handel gebracht onder den naam Vasolimenta. Een voorschrift voor Vasogenum (Vasoiimentum) is het volgende: Schudt in een flesch te zamen: 10 deelen Spiritueuze Ammonia (Spiritus Dzondii), 30 deelen gezuiverd Oliezuur (oleïne) en 60 deelen vloeibare Paraffine tot het mengsel homogeen is. Met dit Vasoiimentum worden verschillende geneesmiddelen vermengd, zoo bestaat: Vasoiimentum Creolinii) uit 5 deelen Creoline en 95 deelen Vasoiimentum. Vasoiimentum Ichthyoli uit 10 deelen Ichthyol en 90 deelen Vasoiimentum. Vasoiimentum jodatum wordt bereid door 10 deelen poeder van Jodium op te lossen in 40 deelen Oliezuur en daarna 40 deelen vloeibare Paraffine en 10 deelen spiritueuze Ammonia toe te voegen. 1) Dr. C. Bedall. Voorschriften ztir gleichheitlichen Herstellung pharinaceutischer Zubereitungen. Joodvasolimenten moeten op een niet koude plaats worden bewaard, daar anders het Jodium als Joodamnionium wordt afgescheiden. Ter verkrijging van dunvloeibare Vasolimenta geeft Schnabel i) verschillende voorschriften, waarvan het beste is het volgende: Paraffini liquidi 35 Oleïni albi 35 Spiritus Dzondii 20 Spiritus 8 Aetheris 2. Voor onoplosbare geneesmiddelen kan men het beschreven vloeibare Vasolimentum niet gebruiken, daar de onopgeloste stof zou uitzakken. Hiervoor gebruikt men dus het Vasolimentum spissum, dat men kan bereiden naar het voorschrift van Roch: Unguenti Paraffini 60 liquefac in balneo aquae, adde mixturam ex Oleini 30 Spiritus Dzondii 10 et evapora ad 90. In dit voorschrift kan de Unguentum Paraffini door Vaseline worden vervangen. Schnabel-') heeft nog eene serie voorschrtften uitgewerkt van op Vasolimenta gelijkende praeparaten, waarin de Paraffinum liquidum is vervangen door Oleum Lini, hij noemt deze: Linogena. Als voorschrift voor Linogenum liquidum geeft hij: •R. Olei Lini 35 Oleini albi 35 Spiritus Dzondii 20 Spiritus fortioris 8 Aetheris 2 misce, en voor Linogenum spissum: 1) v. d. W., Pharm. Weekblad, 1902, pag. 724. -) Pharm. Weekblad 1902, pag. 725. Jl. Olci Lini 36 Paraffini 24. Oleini 30 Spiritus Dzondii 10 misce lege artis. Dit laatste praeparaat neemt zijn vijfvoudig gewicht aan water op. COLLODIUM. Voor de bereiding van dit praeparaat voegt men bij 400 deelen Ruw Salpeterzuur (s.g. 1,3S0) langzaam in kleine gedeelten onder afkoeling en onder voortdurend omroeren 1000 deelen Ruw Zwavelzuur (s.g. 1,830) en wacht tot de temperatuur tot 20° gedaald is. In dit bekoelde mengsel brengt men bij kleine gedeelten 55 deelen goed gedroogde Gezuiverde watten, die men met een glazen staaf of porseleinen spatel er herhaaldelijk en nauwkeurig onder kneedt. Men laat na het kneden de massa zóó lang in een gesloten vat bij een temperatuur van ongeveer 20° staan, totdat een kleine hoeveelheid der watten, die met een glazen staaf uit het mengsel genomen wordt, na herhaald met water en daarna met absoluten alcohol afgewasschen te zijn, in aether helder oplost. De Cellulose, waaruit de watten bijna uitsluitend bestaat, is dan overgegaan in Cellulosedinitraat en Cellulose-trinitraat, die beide oplosbaar zijn in een mengsel van spiritus en aether. Zoodra het uitgenomen stukje watten in aether helder oplost, brengt men alle watten uit het zuurmengsel over in eene ruime hoeveelheid water en ververscht dit zóó lang, tot het niet meer zuur reageert, dus tot de watten van aanhangend zuur geheel bevrijd zijn. Nu perst men ze uit en droogt de uitgeplozen watten bij ten hoogste 40\ Drie deelen der aldus verkregen Collodiumwatten laat men eerst doortrekken met 17 deelen Spiritus en voegt daarbij 80 deelen aether, schudt nu en dan krachtig om, tot de watten geheel of bijna geheel zijn opgelost, laat 24 uur staan en giet de bovenstaande vloeistof af. Collodium moet zijn eene kleurlooze, heldere, dikvloeibare vloeistof, die sterk naar aether riekt, en die, tot een dunne laag uitgestreken, na verdamping een stevig doorschijnend vlies achterlaat. Teil einde een volkomen helder praeparaat te verkrijgen, wordt de volgende nieuwe methode van zuivering der Collodiumwatten ') aanbevolen: „Nadat de nitrocellulose uit het salpeterzuur verwijderd is, wordt ze zóó lang met gedestilleerd water afgewasschen, dat zij geen zure reactie meer geeft en dan sterk tusschen de handen uitgeperst. Nu wordt ze opgelost in haar 40-voudige hoeveelheid aceton, de oplossing gefiltreerd (liefst door een asbest filter), en het filtraat met dunne straal in eene groote hoeveelheid gedestilleerd water uitgestort. De nitrocellulose praecipiteert dan als een tamelijk fijn poeder, dat op een filter verzameld en daarna met water afgewasschen wordt, totdat de reuk van aceton verdwenen is. Dit poeder, tusschen filtreerpapier gelegd, droogt spoedig zonder aanwending van warmte. Het heeft dan het voorkomen van een hard korrelig poeder, dat gemakkelijk oplosbaar is in het mengsel van aether en spiritus. Om het mengsel geheel helder te krijgen neemt men beter spiritus absolutus in plaats van spiritus van 90 Met dit poeder kan men zeer goed een helder Collodium bereiden, dat 6 a 8 pCt. Collodiumwatten bevat. Van Collodium worden in de Pharmacopee twee praeparaten beschreven: Collodium curn Acido Salicylico, Salicylzuurcollodiuni, waarvoor men 20 deelen Salicylzuur door schudden in een flesch oplost in een mengsel van 20 deelen Aether cum Spiritu en 60 deelen Collodium en er door omschudden mede mengt. In hoofdzaak komt dit voorschrift overeen met dat van Collodium salicylatum, Linimentum Radlauer (de onder den naam „Likdoorntinctuur" bekende spécialité); daarin komt op dezelfde hoeveelheden Salicylzuur en Collodium één deel extractum Cannabis voor en één deel Aether cum Spiritu minder. De bereiding van dit Collodium salicylatum geschiedt door het Salicylzuur in een mortier te vermengen met het extractum Cannabis en het verkregen poedervormige mengsel te schudden bij het Collodium en den Aether cum Spiritu, die vooraf in een flesch zijn gewogen, en daarna te schudden tot het mengsel homogeen is. Collodium cum Oleo Ricini, wijkt in zooverre van de Col- 1) Mededeelingen van dc Onderlinge Pharinaceutische Groothandel, April 1005 lodium elasticum der Ed. III af, dat het is een mengsel van 98 deelen Collodium met 2 deelen Oleum Ricini, in plaats van 96 deelen Collodium met 4 deelen Oleum Ricini. Voor het vermengen van verschillende stoffen met Collodium geldt als vaste regel, dat men deze nooit in den mortier met het Collodium mengt, daar dan de Aether en Spiritus zouden verdampen en alleen de Collodiumwatten zou achterblijven. Goed oplosbare stoffen ils Jodoform, Sublimaat, Tannine schudt men er mede tot oplossing, of lost deze eerst in den dikwijls met Collodium voorgeschreven Aether cum Spiritu op, terwijl onoplosbare stoffen als Acetas plumbicus, Oxydum Zincicum als uiterst fijn poeder bij het Collodium worden gevoegd en het mengsel vóór het gebruik telkens wordt omgeschud. In plaats van Collodium wordt nu en dan gebruik gemaakt van Traumaticine, waarvan de Ed. IV als officiëele naam opgeeft: Solutio Gummi plastici in Chloroformo. Men bereidt dit praeparaat door 10 deelen gezuiverde Getah pertja in kleine stukjes te snijden en onder herhaald omschudden op te lossen in 90 deelen Chloroform. Bij voorkeur zal men hiervoor het z.g. Getah pertjapapier gebruiken. Gewoonlijk werd de Getah pertja in staafjes, die voor de bereiding van Praumaticine werd gebruikt, onder water bewaard, dan tusschen filtreerpapier gedroogd in den Chloroform gebracht en wat Sulfas natricus exsiccatus toegevoegd om het aan de Getah pertja hangende water te binden. Ook in fraumaticine worden verschillende geneesmiddelen (Chrysarobine, Pyrogallol) opgelost — de oplossing moet door omschudden in de flesch, niet door mengen in den mortier, bewerkstelligd worden. Met Tinctura Jodii vormt Traumaticine een taaie massa. Vele tot hiertoe besproken dispenseervormen voor inwendig gebruik worden ook uitwendig aangewend de bereiding blijft dan meestal dezelfde, maar ze worden genoemd naar de wijze van aanwending. Wij zullen van elk dezer dispenseervormen hier een voorbeeld geven, en alleen die uitvoeriger bespreken, wier bereiding iets bijzonders heeft. a. Collutio oris, Collutorium, Mondspoeling. •R. Chloratis kalici 10 Aqaue communis 280 Tincturae Myrrhae 10 M.D.S. Collutio oris. Soms wordt eene spiritueuze oplossing van enkele geneesmiddelen voorgeschreven, waarvan eenige druppels tot een eierlepelvol, met een glas water worden gemengd, welk mengsel dan dient voor mondspoeling, bijv.: Th) moli 250 mG. Acidi benzoïci 3 Tincturae Eucalypti 15 Spiritus diluti ad 100 M.D.S. een eierlepel op een glas water voor mondspoeling. Een ander voorbeeld hiervan is het bekende „Odol", in hoofdzaak eene oplossing van Salol en eenige aetherische oliën in spiritus. b. Gargarisma, Gorgeldrank. ■H Sulfatis kalico-aluminici Chloreti zincici a 1 Solutionis acidi salicylici 10)00 500 Olei Menthae piperitae gtt. III M.D.S. Gargarisma. Wij achten het beter op de gebruiksaanwijzing voor den zieke te plaatsen: om te gorgelen, dan gorge\drank, daar het door het woord drank meermalen is voorgekomen, dat na het gorgelen de vloeistof werd doorgeslikt, wat natuurlijk in vele gevallen verre van onschadelijk is. c. L o t i o, Waschwater. •i\. Solutionis Acidi borici 3°/o 500 D. S. Waschwater. cl. Epithemata humida, Vochtige omslagen. • li. Solutionis Acetatis plumbici basici 3 Aquae desiillatae 150 A\. D.S. voor omslagen. c. F o m e n t u m, Stoving. Als zoodanig is bekend het Fomentum Schmuckeri, waarvoor men volgens het voorschrift van het Supplement moet afleveren: 1°. een mengsel van: Chloretum ammonicum Nitras kalicus van elk 2 deelen; 2". een mengsel van: Verdund Azijnzuur 6 deelen Gewoon water 15 deelen. Onmiddellijk vóór het gebruik legt men het zoutmengsel tusschen twee compiessen en bevochtigt deze met het zuur — er ontstaat een koudmakend mengsel. f Bal neu m medicatum — Geneeskrachtig bad. Gewoonlijk worden slechts de stoffen voorgeschreven, die aaneen bad moeten worden toegevoegd, bijv.: • K. Hepatis sulfuris 100 dispensa ad lagenam da tales doses V s. de inhoud van één fleschje voor een bad. g- Linctus oris - Penseel vocht (voor den mond): • H. Biboratis natrici 1 Sirupi Violarum 20 M. D. S. Linctus oris. h. Clysma, Enema — Lavement. •Jl Decocti Amyli 200 Acetatis plumbici 0,100 Vini Opii aromatici gtt. X ds. voor twee lavementen. Ook bij Clysmata moet men volgens het voorschrift der Pharmacopee met de maximale doses rekening houden. Afzonderlijke maxi- loïden als Atropine, Cocaïne, Physostigmine. De zouten der alcaloïden lossen in olie niet op. Wij komen op deze Olie Collyria nog nader terug. /. Injectiones Inspuitingen. Een dispenseervorm, die in de laatste jaren van groot belang is geworden. Tal van geneesmiddelen, die vroeger uitsluitend per os werden genomen, worden thans als onderhuidsclie inspuiting toegediend, ook al omdat de werking der geneesmiddelen spoediger optreedt. Verkeerde men bij de Ed. III in twijfel, of men bij de geneesmiddelen, die in injectie werden voorgeschreven, rekening moest houden met de maximale doses der stoffen, de Ed. IV laat hieromtrent geen twijfel meer over. In het voorbericht toch wordt uitdrukkelijk vermeld: Indien geen bijzondere giften voor bepaalde aanwendingswijzen zijn vermeld, gelden de opgegeven giften voor de toediening door den mond, in onderhuidsclie inspuitingen en inspuitingen in het u rogenitaalapparaat. Lastig blijft het voor den apotheker echter nog altijd, om te berekenen, of de maximale dosis is overschreden, daar eene nauwkeurige gebruiksaanwijzing bij de meeste injecties niet wordt gegeven, maar meestal alleen de opgave: ad injectioncm (ter inspuiting). Werd nu steeds 1 cM^ - de inhoud van de meeste injectiespuitjes gegeven, dan kon men tenminste zien, of de maximale dosis per keer is overschreden, maar in verscheidene gevallen geeft men 0,5 cM:1 of nog minder, zonder dit op het recept te vermelden. Bijzondere maximale doses voor onderhuidsclie inspuitingen (,injectiones subcutaneae, hypodermicae) vermeldt de Pharmacapee voor: per keer: per etmaa Extractum Secalis cornuti liquidum 250 uiG. 1 G. Hydrobromas Scopolamini l/4 mG. Hydrochloras Apomorphini 10 mG. 25 mG. „ Morphini 20 mG. 60 mG. Nitras Strychnini 2 mG. 10 mG. Sulfas Atropini 1/2 mG- Het is een eisch des tijds, dat alle subcutane injecties gesteriliseerd worden. Somtijds echter is men daartoe niet in de gelegenheid, bijv. bij het voorschrift: Periculum in moraü •Ji. Hydrochloratis Morphini 100 niG. Aquae 10 cM'! f.l.a. injectio (i.s. 2d.d. 1. Pravaz. Met het oog op den langen duur van het nauwkeurig steriliseeren eener alcaloïd-oplossing, gaat het niet aan, hier deze bewerking toe te passen het wachten zou den patiënt kunnen schaden. Toch zal men de meest mogelijke voorzorgen dienen te nemen, ten einde de injectievloeistof in korten tijd zoo rein mogelijk te bereiden. Hiertoe kan naar onze ervaring de volgende wijze van bereiden dienen: In een kolf van Jena's normaalglas kookt men, naar het voorschrift der Pharmacopee, water gedurende minstens 10 minuten. Tegelijkertijd brengt men in een pan, die alleen voor dit doel wordt gehouden: a. twee wijdmondsch fleschjes van bruin glas van 10 cM3 inhoud; b. twee caoutchoucstoppen, die op de flesschen passen; c. een klein glazen trechtertje; d. een horlogeglas; in eene ruime hoeveelheid water aan den kook, en laat het water minstens 10 minuten doorkoken. Hierna neemt men met een tang, die eenige malen door de vlam van een Bunsenschen brander is gehaald, een der fleschjes uit den pan, spoelt dit na met het water uit de kolf, weegt er 10 gram van dit kokende water in, sluit de flesch met een der kurken en koelt het water in het fleschje snel af. I let andere fleschje wordt met het kokende water omgespoeld en direct met de gummistop gesloten. Is het water in het eerste fleschje afgekoeld, dan wordt daarin de morphine door schudden opgelost. Nu neemt men met den geflambeerden tang het trechtertje uit het water, brengt in den hals daarvan met een geflambeerd pincet een stukje watten, en spoelt dan het trechtertje nog eens met het gekookte water na, teneinde losse vezeltjes van de watten weg te spoelen. Dit trechtertje plaatst men nu op het tweede fleschje, giet daarop de morphineoplossing en sluit het trechtertje met het horlogeglas. Het is beter de gummistoppen, wanneer ze niet op de fleschjes zitten, bijv. gedurende het filtreeren, weer zoolang in het water, genaam van reuk en kan niet zoo lang bewaard worden als het praeparaat van onze Pharniacopee. Wij maken er hier op attent, dat Benzoëreuzel niet onbegrensd langen tijd onveranderd blijft, zooals veelal wordt gedacht; het wordt weliswaar niet zoo spoedig ranzig als reuzel, maar ontleedt toch wel degelijk. Minder gebruikelijke vetsoorten zijn: Sebum bovinum, ossevet, en Sebum ovile, schapenvet, die beide van vaster consistentie zijn dan Adeps suillus. Adeps anserinus, ganzevet, Adeps anatinus (eendevet), Adeps Colli equi, manevet, Oleum pedum Tauri, klauwenvet, worden in de receptuur zelden of nooit, in de handverkoop nog nu en dan gevraagd. Medulla ossium bovis, Medulla bovina, rundermerg, wordt nu en dan nog in zalven orphrnikt Mpn vprkriio-t hot Hnnr C - -Jft* ~ ~ - Flg' 21' het merg uit de pijpbeenderen van het rund in kleine stukken te snijden, op een waterbad te smelten en te coleeren. In droge flesschen, op een donkere plaats bewaard, blijft dit vet langen tijd onveranderd. Adeps Lanae, Wolvet, wordt verkregen uit ruwe schapenwol. Het vet, dat het eerst wordt verkregen, bevat, behalve Cholestolesters - de esters van Chlolesterine en Isocholesterine nog ongeveer 30n'0 vrije vetzuren, die verwijderd moeten worden. Zuiver wolvet is lichtgeel, bijna reukeloos, oplosbaar in aether en in chloroform. Als zalfconstituens wordt Adeps Lanae en vooral de daaruit bereide Lanoline veelvuldig gebruikt, daar ze niet ranzig wordt, veel water kan opnemen en met bijna alle geneesmiddelen goed mengbaar is. De huid prikkelt het niet, terwijl het veel beter dan eenig ander vet wordt geresorbeerd, ook met de daaronder verdeelde geneesmiddelen. Het watervrije wolvet is taai en daardoor moeielijk met geneesmiddelen te vermengen. In de praktijk wordt dan ook gewoonlijk aan het wolvet 25 - 30 °/0 olie toegevoegd of wel men gebruikt Adeps Lanae cum Aqua, Lanolinum, een mengsel van 75 deelen wolvet met 25 deelen water. Men bereidt dit praeparaat het eenvoudigst in consistentie verschillen dan echter die zalven ook in kleur van die der vorige Pharmacopee. In Duitschland gebruikt men in plaats van Vaseline de zoogenaamde Unguenturn Paraffini, een samengesmolten mengsel van 1 deel vaste Paraffine en 4 deelen vloeibare Paraffine. Dit mengsel is echter niet zoo homogeen als de Vaseline en mag niet in de plaats daarvan worden gegeven. Als men Vaseline smelt en deze laat bekoelen, dan verkrijgt men weer een homogene zalfachtige massa; Unguenturn Paraffini vertoont in zulk een geval kristallijne afscheidingen van vaste Paraffine. Laat men eene oplosstng van witte Vaseline in petroleumaether bij gewone temperatuur op een objectglas verdampen, dan ziet men bij microscopisch onderzoek van de rest, fijne kristal naalden met kleine stervormige kristalgroepen, terwijl Unguenturn Paraffini in hetzelfde geval grootere en talrijker kristalnaalden vertoont met wratvormige kristallen. Vaseline neemt weinig water op; naar de verschillende handelssoorten varieert de hoeveelheid water bij Vaselinum flavum van 20%--40%, bij Vaselinum album van 5%-30%. Door deze eigenschap is Vaseline in het algemeen weinig geschikt voor z.g. Koelzalven, die zooveel water moeten bevatten, dat zij, op de huid gebracht, door de verdamping van het water, een gevoel van koude teweegbrengen. Talrijke stoffen zijn aanbevolen om het wateropnemend vermogen van Vaseline te verbeteren. Een der eenvoudigste middelen is het toevoegen van eene kleine hoeveelheid Adeps Lanae, waarvan ongeveer 2% voldoende is om te maken dat 70 a 80 pCt. water kan worden opgenomen. Waar toevoeging van Wolvet ongewenscht is, is de door van der Wielen i) aanbevolen Vaselinum ceratum, als wateropnemend constituens zeer geschikt. De voorschriften hiervoor zijn: I. Vaselinum ceratum album: 41. Cerae albae 5 Vaselini albi 95 m. 1. a. II. Vaselinum ceratum flavum: .)£. Cera flavae 5 Vaselini flavi 95 m. 1. a. i) Pharm. Weebklad 1905. jfc. Acidi borici 10 Adipis lanae 5 Glycerini 25 Vaselini albi 60 m. f. unguentum ds. Boroglycerin-Lanoline. •pc. Resorcini 2 Glycerini Vaselini Adipis lanae Olei olivarum a 25 m. f. unguentum ds. Unguentum manuale (Lassar), c. Spiritueuze vloeistoffen. Deze laten zich zeer moeielijk onder vetten verdeden en zijn, zelfs wanneer zij tot een bedrag van slechts 10 °/0 zijn voorgeschreven, oorzaak dat de zalven niet homogeen worden. Om deze reden wordt, wanneer het mogelijk is, bij het gereedmaken dezer zalven de spiritus vervangen door vet. We kunnen hierbij 3 gevallen onderscheiden: 1«. De spiritueuze vloeistof is eene oplossing, die eene bekende hoeveelheid werkzame bestanddeelen bevat (Balsamum Vitae Hoffmanni, Sapo aromaticus, Solutio Camphorae spiritaosa, Solutio Jodii spiritaosa). Men neemt dan alleen de werkzame bestanddeelen, en verdeelt die lege arts onder het vet, bijv.: Saponis aromatici Unguenti Hydrargyri a 20 in. f. unguentum. Van de bestanddeelen, die voor 20 deelen Sapo aromaticus in Spiritus dilutus zijn opgelost (4 gr. Sapo kalinus, 400 mgr. Caniphoraj 200 mgr. Ol. Rosmarini en 600 mgr. Ammonia liquida), wrijft men den kamfer fijn, mengt die met de zeep, kneedt het mengsel met eenige druppels spiritus tot eene brij en verdeelt die onder de kwikzalf. Daarna voegt men de olie en de ammonia toe. In plaats van de 14.S gram Spiritus, dien men behoorde te nemen, neemt men 14.8 gram Axungia, opdat de voorgeschreven verhouding onveranderd blijve. 2°. De spiritueuze vloeistof is eene tinctuur, waarvan het werkzaam bestanddeel op liet waterbad niet vervluchtigt (Tinctura Opii). Men dampt zulke tincturen op het waterbad uit tot stroopdikte, verdeelt deze vloeistof onder het vet, en voegt in plaats van den verdampten spiritus vet toe. 3". De spiritueuze vloeistof is eene tinctuur wier werkzame bestanddeelen vluchtig zijn (Tinctura Benzoës). Men verdeelt dan de spiritueuze vloeistof zoo goed mogelijk onder het constituens, en voegt aan de gebruiksaanwijzing toe: »voor het gebruik omroeren". Dat het in de genoemde gevallen, waarin aan het recept iets wordt veranderd, of een niet homogeen mengsel wordt afgeleverd, beter is den arts te wijzen op de niet rationeele combinatie, spreekt van zelf. Door toevoeging van Sapo medicatus kunnen dikwijls de bezwaren worden weggenomen. Zalven, die rijk zijn aan harsen (Unguentum Picis, - Elemi, Styracis) kunnen eene veel grootere hoeveelheid Spiritus opnemen, dan vetten. d. Chloroform kan men niet door vermengen in een mortier onder vet verdeelen, daar dan een zeer groot deel zou vervluchtigen. Gewoonlijk volgt men dezen weg: in een overal evenwijd fleschje (zoogenaamd extract-fleschje) smelt men het vet, laat het half bekoelen, weegt er den C.hloroform bij, schudt tot het mengsel geheel bekoeld is en voegt zooveel chloroform toe als blijkt verdampt te zijn. Worden in deze zalf nog andere medicamenten voorgeschreven, bijv.: • $. Veratrini 250 mgr. Chloroformi Vaselini a 20 m.f. 1.a. unguentum, dan lost men deze zoo mogelijk eerst in den Chloroform op. Men levert dergelijke zalven af in een extractfleschje, met een glazen stop of eene nauwkeurig passende kurk gesloten. e. Kwik. Van de zalven met kwik worden voornamelijk gebruikt Unguentum Hydrargyri met 30 pCt. Kwik en Unguentum Hydrargyri fortius met 50 pCt. Kwik. Men bereidt Unguentum Hydrargyri door bij vijf deelen uiteengewreven Wolvet bij gedeelten te voegen 30 deelen Kwik en wel zóó, dat men niet eerder eene nieuwe hoeveelheid toevoegt, vóór de metaalbolletjes in het mengsel niet meer waarneembaar zijn, dan voegt men er 65 deelen Henzoëreuzel bij. Voor Unguentum Hydrargyri fortius worden 50 deelen Kwik onder 8 deelen Wolvet doodgewreven en dan 42 deelen Benzoëreuzel toegevoegd. Het extincteeren van Kwik onder Wolvet slaagt veel beter dan dat onder reuzel, zooals de Ed. III dit voorschreef. Nog sneller gaat het, wanneer men bij het Wolvet eene kleine hoeveelheid Olijfolie voegt, bijv. op 5 deelen Wolvet 2 deelen Olijfolie. De zalf is voldoende gemengd, wanneer geen metaalbolletjes meer waarneembaar zijn. Om te kunnen beoordeelen of zulks het geval is, smeert men een klein deel der zalf op een stuk grauw papier dun uit en zoekt dan naar kwikbolletjes. VI. Zalven met extracten. Vooral narcotische extracten en Extractum Opii worden dikwijls in zalven voorgeschreven. Uit hetgeen wij omtrent zalven met in water oplosbare stoffen mededeelden, volgt, dat deze extracten, indien zij met eigenlijke vetten moeten worden vermengd, met wat Glycerine verdeeld of daarin opgelost worden. Voor Unguentum Belladonnae geeft het Supplement het volgende voorschrift: •\k. Extracti Belladonnae 1 Aquae 1 Unguenti simplicis 8 m. f. unguentum. Wanneer het water vervangen wordt door Glycerine, kan de zalf langer bewaard worden. Ook Pulvis Opii wordt, vóór het verdeelen onder vet, met eenige druppels Glycerine tot een dunne brij aangemengd. Moeten de extracten worden verdeeld onder Lanoline of Vaseline, dan zal door water geen ontleding dezer stoffen worden veroorzaakt. Het voorschrift: Extracti Ratanhiae 2 Vaselini flavi 18 Balsami peruviani 2 mf. unguentum zal men dus gereedmaken door het extract in zoo weinig mogelijk kokend water op te lossen, deze oplossing te mengen met de Vaseline en dan de Perubalsem toe te voegen. Extracten, die in water onoplosbaar zijn (Extractum Cannabis, Mezerei) worden vooraf met spiritus weck gemaakt. Voor de bereiding van Unguentum Mezerei, Ed. III, wordt eerst uit Cortex Mezerei met Spiritus een dik extract bereid en hiervan 10 deelen gemengd met 90 deelen Unguentum simplex. Ofschoon ze niet direct uit het extract worden bereid, bespreken we onder deze rubriek van zalven ook Unguentum Meliloti en Unguentum populeum van het Supplement. Unguentum Meliloti (Zalf van Honigklaver) wordt bereid door 1 deel poeder A 1,5 van flores Meliloti gedurende 12 uren te macereeren met 2 deelen Spiritus, dit mengsel over te brengen in een uitdampschaal, er bij te voegen 4 deelen Reuzel en op een waterbad te verwarmen tot de spiritus verdampt is. Daarna perst men uit, coleert en roert totdat de zalf bekoeld is. Unguentum populeum wordt op dezelfde wijze bereid uit 2 deelen Gemmae Populi, I deel folia Belladonnae, 1 deel folia Hyoscyami met 6 deelen Spiritus, waarbij na de maceratie 10 deelen Reuzel worden gevoegd en het geheel verwarmd totdat de spiritus is verdampt, waarna men uitperst enz. Zalven met Storax. Styrax liquidus is soms moeielijk onder olie en vetten te verdeelen; men kan dit veelal verhelpen door den Storax eerst met eenige druppels Glycerine of beter met Oleum Ricini te kneden, maar nog gemakkelijker gaat het, wanneer men den Storax in een schaaltje zeer zacht verwarmt, er de olie bijvoegt of het vet en dan dooreenmengt. In de receptuur moet men steeds gezuiverde Storax gebruiken, die men verkrijgt door Storax op een waterbad voorzichtig te verwarmen tot ten hoogste 75° en daarna te coleeren. Zalven met Chrysarobine verdienen niet om hunne bereiding eene afzonderlijke bespreking, maar omdat men Chrysarobine voor uitwendig gebruik moet geven, wanneer Chrysophaanzuur is voorgeschreven. Een voorbeeld van een zalf met Chrysarobine is het volgende voorschrift van Dr. Dreuw, dat door de firma Beiersdorff als Psoriasiszalf in den handel wordt gebracht: .R. Chrysarobini 20 Adipis Lanae 25 Saponis kalini 25 Acidi salicylici 10 Olei Rusci 20 m.f. unguentum. Gewoonlijk levert men zalven af in potten, die er meer of minder elegant uitzien. Moderner is, ze af te leveren in tuben van tin, waaruit men telkens de voor het gebruik noodige hoeveelheid zalt perst, terwijl de rest niet verontreinigd wordt of met de lucht in aanraking komt. Enkele zalven, nl. Unguentum Hydrargyri en zalven met p-Naphtliol, worden in verdeelde doses afgeleverd; met het oog op de maximale doses is dit voor Naphtholzalven bepaald noodig. Gewoonlijk levert men de afzonderlijke doses zalf al in waspapier of in perkamentpapier, bijv.: ,J&. Carmini 0,100 tere cum Olei olivarum gtt. nonnullis Unguenti hydrargyri 3 m.d. in charta cerata d.t. doses XII s. dagelijks 1 pakje inwrijven. Deze afzonderlijke doses kan men ook zeer geschikt in elastische gelatinecapsules afleveren. Bij de meeste zalven bestaat de gebruiksaanwijzing uit „uitwendig", in enkele gevallen slechts wordt aangegeven hoevele malen per dag men eene bepaalde hoeveelheid, bijv. als een speldeknop, erwt, hazelnoot moet gebruiken. Zie over „Steriele zalven" het hoofdstuk over steriliseeren. STILUS UNGUENS (UNGU1NOSUS). ZALFSTIFT. Ten einde zalven in een gemakkelijken vorm te hebben, zijn door Unna de zoogenaamde zalfstiften, Stili unguentes, s. Unguinosi, ingevoerd. Voor deze stiften moet natuurlijk het zaltcon- stituens steviger zijn dan voor de zalven; men bereikt dit door gebruik te maken van Oleuni Cacao, Cera flava, Paraffinum solidum en Colophonium. Toevoeging van Colophonium dient volgens Dieterich om de massa taaier te maken. Moet aan de zalfstift een specifiek zwaar geneesmiddel worden toegevoegd, dat na het uitgieten niet mag uitzakken, dan is het volgens D. noodig Sapo medicatus toe te voegen. Het constituens voor zalfstiften bestaat volgens Dieterich's Pharmaceutisches Manual meestal uit: 5 deelen Colophonium, 45 „ Cera flava, 40 „ Oleum olivarum, terwijl volgens Hager's Pharmaceutische Mannale de volgende constituentia worden gebruikt: a. 10 deelen Oleum Cacao, 25 „ Cera flava, 25 ,, Adeps suillus, 40 „ „ Lanae; b. 30 deelen Cera flava, 70 „ Adeps Lanae; c. 20 deelen Paraffinum solidum, 23 „ Cetaceum, 23 „ Oleum Cacao, 34 „ Adeps benzoatus; d. 70 deelen Oleum Cacao. 10 „ Olivarum, 10 „ Paraffinum solidum. De keuze van het constituens hangt af van den aard van het geneesmiddel; voor stiften met geneesmiddelen, die in weinig water of glycerine opgelost worden, zijn de massa a en b door hun gehalte aan wolvet te verkiezen. Voor de bereiding der massa met Colophonium wordt deze stof op een zandbad gesmolten, daarbij de Cera flava gevoegd en dan de olie; het mengsel wordt eenigen tijd op een waterbad in gesmolten toestand gehouden; daarbij zullen mogelijk aanwezige onzuiverheden bezinken, die men dan door coleeren kan verwijderen. Bij de gesmolten massa voegt men het geneesmiddel, dat al naar zijn aard in weinig water of glycerine opgelost of met wat achtergehouden olie is gemengd , roert om tot de massa afgekoeld maar nog vloeibaar is, en giet uit in vormen. In den handel komen voor dit doel tinnen vormen voor, die uit twee helften bestaan en waaruit men na het afkoelen de stiften gemakkelijk kan losmaken. Waar deze vormen niet aanwezig zijn, neemt men glazen buizen met een inwendigen diameter van 18 -20 mM. en een lengte van 11 a 12 cM. of anders vormen van waspapier of perkamentpapier, die men maakt, door dit papier te rollen om staven van de aangegeven dikte, dit van onderen dicht te vouwen en met lak of paraffine te sluiten, terwijl ook de randen van het papier aan elkaar gelakt worden. Deze vormen plaatst men in vochtig zand. Wanneer de stiften geheel afgekoeld zijn, neemt men ze uit de vormen en wikkelt ze ter aflevering in dun waspapier en daarna in stanniol, of wel men levert ze af in metalen kokers met verschuifbaren bodem. Enkele voorschriften van zalfstiften volgen hier. Acidi borici pulverati partes 20 Cerae flavae p. 40 Olei olivarum p. 35 Colophonii p. 5 fiat 1. a. Stilus unguens. ds. Stilus acidi borici unguens. .JFfc. Phenoli crystallisati p. 10 Olibani pulverati p. 20 Cerae flavae p. 40 Olei olivarum p. 30 fac I. a. Stilum unguentem ds. Stilus acidi carbolici unguens. Volgens Dieterich is toevoeging van 20 pCt Olibanumpoeder aan zalfstiften met Phenol en Kreosot gewenscht, omdat daardoor het vervluchtigen van beide stoffen wordt voorkomen. Jpc. Oxydi hydrargyrici rubri p. 5 Saponis medicati p. 10 Colophonii p. 5 Cerae flavae p. 40 Olei olivarum p. 40 m. f. Stilum unguentem ds. Stilus oxydi hydrargyrici unguens. C E R A T A. Onder cerata verstaat men mengsels, die, wat consistentie betreft, staan tusschen zalven en pleisters en waarvan de constituentia in den regel was, walschot en olie zijn. Een voorbeeld van een dergelijk praeparaat is o. a. de bekende lippenponiade, waarvan een der vele voorschriften luidt: J{. Olei amygdalarum 60 Cerae flavae 35 Cetacei 5 liquefac in balneo aquae et adde. Olei Citri 0.5 Olei Bergamottae 0.5 Carmini puri 1 fac. 1. a. tabulas pond 5. ds. Ceratum labiale. Gewoonlijk worden de Cerata afgeleverd in den vorm van koekjes of van stangen. De eerste kan men verkrijgen door de half bekoelde massa in metalen vormen te gieten en na geheele bekoeling te verdeelen in stukjes van de verlangde grootte. Heeft men dergelijke vormen niet, dan kan men daarvoor in de plaats papieren vormen nemen, waarin men stanniol legt. Is het te bereiden aantal koekjes niet groot, dan kan men zich zeer goed behelpen met conisch toeloopende of goed cilindrische zalfpotjes, die men van binnen met weinig Glycerine inwrijft. De dik vloeibare massa wordt hierin gewogen, en na geheele bekoeling door zacht kloppen op den bodem er uit verwijderd, en daarna in stanniol of in dun waspapier gewikkeld. Moet de massa in stangen worden afgeleverd, dan kan men van metalen vormen gebruik maken, maar men kan ook vormen maken, door eerst een laagje stanniol te wikkelen om een staaf van 12 a 15 mm. dikte en daaromheen een laag stevig papier, dat van onderen en aan de kanten wordt toegekleefd. Het dik vloeibare ceratum wordt hierin gegoten, na geheele bekoeling de papierlaag verwijderd en het stanniol ook aan de bovenzijde dichtgevouwen. Op deze wijze handelend zijn de stangen direct ter aflevering gereed. «ft. Mentholi 7,5 Hydratis Chlorali 7,5 Cetacei 30 Olei Cacao 15 f. Stili longitudine cM. 20 crassitudine mM. 15. PASTA. DEEG. Terwijl de pasta bestemd voor inwendig gebruik, bijv. Pasta gunnnosa, Pasta Liquiritiae, beter in aansluiting met andere medicamenten besproken wordt, komt aan de pasta voor uitwendig gebruik eene plaats toe naast de zalven, waarvan zé, afgezien van hare therapeutische werking, voornamelijk door hare consistentie verschilt. De meest bekende pasta, is de Pasta dentifrica (tandpasta) waaronder men gewoonlijk verstaat tandpoeder, vermengd niet zooveel Mueilago Gummi arabici, Spiritus saponatus, Mei, Sirupus of Glycerine, dat een meer of minder stevig deeg is gevormd. Met het oog op het uitdrogen of zuur worden der andere stoffen achten wij Glycerine het beste. Een voorschrift voor een dergelijke tandpasta is bijv.: .ft. Carniini 40 Solve in Ammoniae liquidae 16 Spiritus diluti 24 et misce cum Carbonatis calcici 400 Pul veris Rhizomatis Iridis 100 Pulveris Lapidis pumicis 50 Saponis medicati 50 Glycerini 400 Eleosacchari Cumarini 5 Olei Menthae piperitae 12.5 Olei Citri 3 Olei Salviae 2 Olei Gaultheriae 0.5 m. f. pastam dentifricam ds. Kalodont. Voor de bereiding mengt men liet Calciumcarbonaat met de oplossing van Karmijn in Ammonia en Spiritus, voegt als de reuk van de Ammonia niet meer is waar te nemen, de overige poeders en de aetherische oliën toe. De zeep wordt in de warme Glycerine opgelost en dan onder het poedermengsel gekneed. Dat een dergelijke pasta, die uitsluitend wordt gebruikt voor het poetsen der tanden niet mag verwisseld worden met eene pasta, die tandartsen gebruiken voor het dooden der tandzenuwen, spreekt van zelf, een voorschrift voor deze is: •li. Acidi arsenicosi 2 Hydrochloratis Morphini Hydrochloratis Coeaïni a 500 mG. Kreosoti q. s. ' ut fiat 1. a. pasta. Eene andere pasta, die soms gebruikt wordt voor het opvullen van holle kiezen, is het volgende mengsel, dat volgens Kobert in samenstelling overeenkomt met het Belgische geheimmiddel „Pulpine". 4Oxydi zincici 10 Saloli 1 Olei Caryophyllorum 2 m.f. pastam d. ad vitrum epistomio vitreo bene clausum. Eene tweede groep van Pastae vormen de Pastae causticae. Deze bestaan uit oplossingen van metaalzouten met bijtende werking, die met een indifferent plantenpoeder tot een deeg worden gebracht, of uit bijtend werkende poeders, waarvan door toevoeging van vloeistof een deeg wordt gemaakt. Hiertoe behoort o.a. Pasta Chloreti zincici = Pasta escharotica =Causticum Canquoini, welke wordt bereid door 1 deel Zinkchloride te mengen met 2 deelen Tarwemeel, en met weinig water (hoogstens 0,5 deel) tot een deeg te kneden, dat tot koekjes of tot stangen wordt gebracht. Daar Zinkchloride zeer hygroscopisch is, kan men deze pasta zeer moeielijk bewaren; het best gaat dit nog door de koekjes of stiften te brengen in een flesch met aether, welke met Zinkchloride is verzadigd. Beter te bewaren is de Pasta escharotica Canquoini correcta, welke volgens Hager's Manuale wordt bereid naar het voorschrift: J*. Chloreti zincici 40 Oxydi zincici 10 Farinae tritici 30 Aquae destillatae 5 m.f. pastam. De hieruit bereide stangen of koekjes worden bij eene zachte warmte gedroogd en dan in kalkstopflesschen bewaard. Het Causticum Viennense der Ed. II draagt ten onrechte ook den naam Pasta Viennensis, het is namelijk een poedervormig mengsel van 7 deelen Hydras kalicus en 3 deelen Oxydum calcicuni, die afzonderlijk in eenen verwarmden mortier tot poeder zijn gebracht en worden vermengd. Direct vóór het gebruik wordt dit poedermengsel met een weinig spiritus bevochtigd en tot een deeg gebracht. Door Filhos is de Weenerpasta in een anderen vorm gebracht; hij smelt nl. 2 deelen Hydras kalicus en 1 deel Oxydum calcicuni, beide tot poeder gebracht, in een ijzeren vat samen en giet de gesmolten massa terstond uit in ijzeren vormen. De stiften worden na bekoeling met een laagje Guttaperchapapier omgeven, in stanniol gewikkeld en in goed sluitende flesschen bewaard. Deze stiften worden o.a. in den handel gebracht onder den naam Caustique Filhos. Voor de behandeling van huidziekten worden pastae met zeer verschillende stoffen gebruikt. [Het doel waarvoor zij worden gebruikt kan drieledig zijn, n.l. om af te koelen en jeuken te verminderen, om secretieproducten der huid op te nemen en om geneesmiddelen op de huid te fixeeren en zoo de werking daarvan te verhoogen.) De oudste Pastae zijn de Pastae oleosae, waarvan de meest bekende is „Lister's Karbolpasta", nl.: J£. Phenoli crystallisati 5 Olei olivarum 50 Carbonatis calcici q.s. ut fiat pasta mollis. De Phetiol wordt onder verwarming in de olie opgelost en met zooveel Calciumcarbonaat gemengd, tot een weeke pasta ontstaat, die, gewoonlijk op Stanniol uitgestreken, wordt aangewend. De Pharmacopee vermeldt van deze Pastae: Pasta Zinci oleosa, een mengsel van 60 deelen Zinkoxyde met 40 deelen Sesamolie. Het is een wit, zalfachtig mengsel, dat niet in voorraad mag worden gehouden. Verder vermelden wij nog de Pasta Camphorae, welke kan worden bereid naar het voorschrift: •li. Camphorae recenter pulveratae 20 Olei Olivarum 2 Spiritus q. s. m. f. pastam duram ds. extern. Van lateren datum dan de Pastae oleosae zijn de Pastae unguinosae, zalfpasta's, waarvan de Pharmacopee een voorbeeld geeft in de Pasta Zinci salicyiata (Pasta Zinci Lassar) welke wordt bereid door 2 deelen Salicylzuur fijn te wrijven, en te vermengen met 25 deelen Zinkoxyde en 25 deelen Tarwezetmeel, dit mengsel door een fijnen zift te slaan en het dan te vermengen met 48 deelen gele Vaseline. Dit vermengen geschiedt op twee wijzen: volgens Dieterich en Wobbe mengt men zoo nauwkeurig mogelijk en drijft de pasta na het vermengen nog door een zalfmolen; volgens anderen voegt men het gezifte poeder bij de Vaseline en mengt met een spatel dooreen, teneinde een min of meer sponsachtige, niet compacte massa te verkrijgen, die dan gemakkelijker vocht absorbeert. Wij hebben sedert jaren met succes de laatste bereidingswijze gevolgd. Rij het bewaren van de pasta ontstaat zinksalicylaat, waardoor de massa korrelig wordt. In plaats van Zinkoxyde en Amyhim worden als absorbeerende poeders ook gebruikt: Carbonas magnesicus, Terra silicea, Bolus al ba, Dextrine, Carbonas calcicus, Talcum venetum, Lycopodium. Van deze absorbeert Carbonas magnesicus de grootste en Lycopodium de kleinste hoeveelheid vocht. Talrijke medicamenten worden met de genoemde zinkpasta gecombineerd, bijv.: .Jfc. Oxydi zinciei Ainyli Oryzae a 50 Acidi borici Acidi salicylici a 2 Jodoformi 5 Vaselini Lanolini a 50 Balsami peruviani 10 m. f. pastam. In dergelijke gevallen mengt men de poedervorniige stoffen met elkaar en slaat het mengsel door een zift (met liet oog op het Jodoformpoeder liefst een afzonderlijke zift daarvoor nemen); in den mortier mengt men vervolgens Lanoline en Vaseline, verdeelt daaronder de Perubalsem en kneedt er met een spatel het gezifte mengsel door. Soms is de Vaseline gedeeltelijk vervangen door kali/.eep, bijv.: tjt. /MMaphtholi 10 Sulfuris praecipitati 50 Vaselini flavi Saponis kalini a 20 m. f. pastam, terwijl in andere gevallen een mengsel van Oleum Lini en Aqua Plumbi of van Oleum Lini en Aqua Calcis als constituens wordt gebruikt, bijv.: 4i Oxydi zincici 40 Carbonatis calcici 20 Aquae Plumbi Olei Lini a 20 m. f. I. a. pasta. $C. Oxydi zincici Sulfuris depurati Carbonatis calcici Olei Lini Aquae Calcis a 20 m. f. 1. a. pasta. In 1 lebra's Zwavel pasta zijn de vetten geheel weggelaten, n.m: 4*. Sulfuris praecipitati 8 Carbonatis kalici 8 Glycerini 8 Spiritus Vini Gallici 8 Aquae Amygdalarum amararum 8 m. f. pastam. Voor Pasta refrigerans (Unna) geldt het volgende voorschrift: schröder , Receptuur. 3e druk. 20 Oxyd i zincici 15 Sulfuris depurati 15 Fioli albae 10 Ad i pis Lanae 20 Olei Raparum 10 Aquae destillatae 30 misce 1. a. Door Schleich *) zijn een drietal Pastae in de geneeskunde ingevoerd, die hier vermeld moeten worden, n.1.: Pasta cerata Schleich: .Jft. Cerae flavae purissimae 100 Liquefac leni calore et adde Ammoniae liquidae q. s. (± 10) Aquae destillatae q. s. ad homogenitatem ut f. emulsio perfecta. Men smelt de was op een waterbad, neemt de schaal van het waterbad en voegt er bij 10 gram Ammonia en druppelsgewijze zooveel water tot een breiachtige, korrelige massa ontstaat, deze verwarmt men weer op het waterbad onder vlijtig omroeren tot een homogeen mengsel ontstaat, dat met water een emulsie vormt. Ten einde dit te bereiken is het soms noodig nog wat ammonia toe te voegen. Pasta stearata, Stearalum Schleich wordt op geheel dezelfde wijze uit Stearinezuur bereid als de Pasta cerata. Beide pastae worden o. a. gebruikt voor de later te bespreken Marmerzeep naar Schleich. Pasta peptonata Schleich wordt bereid naar het voorschrift: Peptoni sicci Amyli Oxydi zincici a 15 Gummi arabici Aquae destillatae sterilisatae a 30 Lysoli Olei Melissae a gtt. X misce. 1) Neue Methoden der Wundheilung. Ook in enkele andere pastae wordt het vet vervangen door Mucilago Gummi arabici, bijv. in Brun's Ai rol pasta. Airoli 10 Mucilaginis Gummi arabici 10 Glycerini 10 Boli albae 20 misce fac pastam. Het voorschrijven van Pastae geschiedt in den regel zóó, dat de arts de bestanddeelen en hun gewicht aangeeft en daaraan toevoegt: fiat lege art is pasta, bijv.: •pc. Jodoformi pulverati Kaolini a 4 Phenoli 500 tnG. Olei Menthae piperitae gtt. X tere cum Glycerini q. s. ut f. 1. a. pasta. Een bijzondere soort van pasta is het Caustique de Bougard, dat wordt bereid naar het voorschrift: Jft. Amyli Tritici Amyli Solani a 60 Acidi arsenicosi 1 Cinnabaris 5 Chloreti hydrargyrici 5 mG. Chloreti ammonici 5 Solutionis Chloreti zincici 50% 245 m. f. pastam. Meng vier eerstgenoemde stoffen met elkaar, voeg daarbij eerst 60 G. water en dan de oplossing der drie Chloriden in het overige water, en kneed onder de aldus verkregen taaie massa het Ainylum Tritici. Ook Pastae worden, hoewel minder dikwijls dan zalven, in den vorm van stiften afgeleverd. De deegstiften, Stili dilubiles, bestaan uit het geneesmiddel, dat gewoonlijk met amyluni, gom of dextrine, suiker en tragacanth wordt vermengd en waarvan dan met water een pillenmassa wordt bereid, die wordt uitgerold tot een stang van 5 inM. dikte. Men laat de stiften bij kamertemperatuur 20* drogen en wikkelt ze in Stanniol. Voor het gebruik wordt de deegstift met wat water bevochtigd en dan daarmede de huid bestreken, er blijft daarop dan een dunne, snel opdrogende laag achter. Een paar voorschriften voor deze stiften zijn de volgende: 4*. Hydrochloratis cocaïni 5 Pulveris Tragacanthae 5 Amyli 35 Dextrini 35 Sacchari 20 Aquae destillatae q. s. m. f. Stili s. Stili Cocaïni dilubiles. •}&. Jodoformi 40 Pulveris Tragacanthae 5 Amyli 10 Dextrini 30 Sacchari 15 Aquae destillatae q. s. m. f. Stili s. Stili Jodoformi dilubiles 40 pCt. Men verkrijgt volgens Dieterich uit de eerst genoemde massa 48 50 en uit de tweede 32 33 stiften. SAPONES. ZEEPEN. Gewoonlijk verstaat men onder zeepen mengsels van de alkalizouten van Stearinezuur, Palmitinezuur en Oliezuur. Men bereidt de zeepen door onder geschikte omstandigheden eene waterige of alkoholische oplossing van Hydras kalicus of Hydras natricus op vetten, dat zijn mengsels van de Glycerine-esthers van Stearinezuur (Tristearine), Palmitinezuur (Tripalmitine) en Oliezuur (Trioleïne) te laten inwerken, waarbij Glycerine wordt afgescheiden. De reactie verloopt bij Stearinezure-glycerine-esther naar de vergelijking: CHl, - CnHasCOo i CM C17H35C02 + 3NaOH = C3H5(OH)3 + 3(C,-Ha5COONa) i CH._. - C17H;«CO,. In vvetenschappelijken zin verstaan we dus onder verzeeping of saponificatie van een vet, de scheiding der vetzuren van Glycerine door eene sterkere base. De consistentie der zeepen is in de eerste plaats afhankelijk van de base, waarmede men heeft verzeept; natronloog geeft harde en kaliloog weeke zeepen; in de tweede plaats van het vet, dat men gebruikt: vaste vetten geven hardere zeepen dan weeke. De Pharmacopee beschrijft de bereiding van twee Natronzeepen, n.1. van Sapo medicatus en van Sapo Cocos. Sapo medicatus wordt bereid, door bij 56 deelen Natronloog van 35 pCt te voegen 100 deelen Olijfolie en het mengsel op een waterbad onder aanhoudend roeren te verwarmen tot volkomen verzeeping, d. i. tot een massa ontstaan is, die in water en in spiritus helder oplosbaar is. Toevoeging van wat spiritus bevordert de verzeeping. De verkregen zeep wordt onder verwarming opgelost in 300 deelen water, dan wordt een oplossing van 30 deelen Natriumchloride in 90 deelen water toegevoegd en het mengsel gekookt tot de zeep geheel is afgescheiden. Wij maken bij dit z.g. uitzouten van de zeep dus gebruik van de eigenschap der natronzeepen om niet op te lossen in eene oplossing van keukenzout. De afgescheiden zeep wordt sterk uitgeperst om al het vocht te verwijderen, waarmee tevens een groot deel van het aanhangende Natriumchloride weggaat; door den perskoek te vermengen met 50 deelen water en weer uit te persen wordt nog meer Natriumchloride verwijderd, zoodat daarna de zeep hoogstens met 2 pCt van deze stof is verontreinigd. Na drogen van den verdeelden zeepkoek bij eene zachte warmte wordt hij tot poeder gebracht. Het poeder moet in water en in spiritus helder oplossen en neutraal zijn. Sapo Cocos, Cocoszeep, wordt op dezelfde wijze bereid als Sapo medicatus uit 100 deelen Natronloog van 22 pCt. en 100 deelen Cocosvet, de verkregen zeep onder verwarming opgelost in 400 deelen water, daarbij gevoegd 150 deelen Natriumchloride (in poedervorm) en verwarmd tot de zeep geheel is afgescheiden. De aan- hangende onzuiverheden, Natronloog, Glycerine en Natriumchloride worden eerst door uitpersen, daarna door vermengen van den perskoek met water en uitpersen zooveel mogelijk verwijderd. De Kalizeep van de Pharmacopee, Sa po kalinus, wordt bereid uit Sesamolie (in plaats van uit Olijfolie, zooals de Ed. III voorschreef). Men mengt 35 deelen Kaliloog van 35 pCt. met 65 deelen Sesamolie en verwarmt onder aanhoudend omroeren op een waterbad zoolang, tot de olie geheel verzeept is; daarna voegt men water toe tot het gewicht van het mengsel 100 deelen bedraagt. Toevoeging van spiritus aan het mengsel van loog en olie bevordert de verzeeping. Kalizeep is geelachtig wit, bijna reukeloos en door de glycerine die zij bevat week; zij moet neutraal zijn. Kalizeep is door Natriumchloride niet uit te zouten, men krijgt dan omzettingen vorming van Natronzeep. Wanneer men tracht Kalizeep uit te zouten door Kaliumchloride, krijgt men wel een afscheiding van zuivere Kalizeep, die dan ook de consistentie heeft van Natronzeep, maar de opbrengst is te gering. Door Van der Wielen1) is aangetoond, dat bij de warme verzeeping met een waterig alkali, het alkali op de vetzuren inweikt, waardoor veranderingen in deze laatste worden teweeggebracht ; daarom moet men bij de zeepbcreiding op de beschreven wijze gewoonlijk meer alkali nemen dan theoretisch noodig is. Bij de bereiding van Natronzeepen, die worden uitgezouten, hindert dit niet, wel echter bij de bereiding van kalizeepen, omdat daardoor de ontstane zeep alkalisch kan reageeren en dan, met name in de dermatologie, onbruikbaar is. Door (.. de Groot-) is eene methode aangegeven voor de bereiding van kalizeep langs den kouden weg. I lij brengt daartoe in een wijdmondsch stopflesch 65 deelen Olijfolie samen met 25 deelen Kaliloog van 42 pCt., schudt herhaaldelijk en krachtig om tot de massa geheel stijf geworden is en laat dan eenige dagen bij de gewone temperatuur staan, tot de oplossing 1=5 in spiritus, door phenolphthaleïne niet gekleurd wordt. Bij de bereiding van de zeep is het wenschelijk, nu en dan den onderrand van stop en hals der fleseh te ontdoen van de aanhangende massa en deze in de flesch terug te brengen, omdat zich daar anders loog afzet. Men kan ook de massa, als zij bijna stijf is, dus *) Waardebepaling van eenige medicinale Zeepen. 2) Pharmaceut. Weekblad 1901, no. 1. juist uitgegoten kan worden, in een mortier overbrengen en het schudden vervangen door nu en dan roeren. Zoodra het mengsel stijf geworden is, brengt men het weer in een sluitbaar vat, (niet in een pot niet perkamentpapier gesloten) daar kalizeep zeer hygroscopisch is. De waterige oplossing van bijna alle zeepen reageert alkalisch, ook dan, wanneer de alkoholische oplossing van de zeep niet alkalisch is. Dergelijke alkalische zeepen zijn voor het uitwasschen der oogen niet geschikt, zij veroorzaken een lang nablijvend pijnlijk gevoel. Door Van der Wielen!) is een voorschrift medegedeeld voor de bereiding eener neutrale zeep, die bijna zonder pijn te veroorzaken voor het wasschen der oogen kan worden gebruikt. Dit voorschrift luidt: «60 G. Cocosvet worden met 36.7 G. van een Kaliloog, welke 50 pet. KOH bevat (s.g. 1.54), vermengd. Na 24 uur wordt het mengsel op het waterbad verwarmd, totdat de gevormde zeep in water helder oplost. Aan de nog warme massa wordt 70 G. Glycerine toegevoegd, waarna de verwarming wordt voortgezet tot een gelijkmatig mengsel verkregen is. Vervolgens voegt men 60 G. Cocosvetzuren toe en verwarmt men zoolang, totdat 500 rnG. van de zeep, opgelost in 20 cM:! water (de verkregen oplossing is niet helder), bij 15°C. geen verkleuring meer geeft met phenolphthaleïne. „Het zoo verkregen praeparaat vormt een betrekkelijk harde, geelwitte massa, welke tengevolge van het gehalte aan glycerine zeer hygroscopisch is en daarom in een gesloten flesch bewaard moet worden." De oplossing van deze zeep in water reageert neutraal; is de concentratie echter minder dan 2 pCt., dan treedt bij vermengen met phenolphthaleïne eene licht paarsche verkleuring op. In verband met het gebruik van deze zeep als oogzeep, wordt zij door den Schrijver met den naam Sapo ophthalmicus neutralis, samengetrokken tot Sapophtalum, aangeduid. Voor oogwassching wordt het volgende voorschrift gegeven: .R^Sapophtali 12.5 Solve in Aquae 87.5 Aquae Rosarum 300 Spiritus diluti 100 misce. - 1) Pharm. Weekblad 1904, pag. 1205. De hier beschreven zeep uit Cocosvet is voor het gebruik als tandzeep niet geschikt, de smaak is uiterst onaangenaam. Veel beter daarvoor geschikt is een zeep bereid uit Cacaoboter i), naar het voorschrift: Voeg bij 40 deelen verwarmde Natronloog van 50pCt.(s.g. 1.54) 100 deelen gesmolten Cacaoboter, roer om en laat 48 uur staan. Verwat in het mengsel op het waterbad, totdat de gevormde zeep helder in water oplost. Los de zeep onder verwarming op in 1000 deelen water, voeg aan het nog warme zeepslijm toe 100 deelen natriumchloride en kook het mengsel tot de zeep geheel afgescheiden is. De verdere zuivering van dit product geschiedt als bij Sapo medicatus is aangegeven. De zeepen worden in hoofdzaak uitwendig gebruikt. Hare beteekenis voor de Dermatotherapie is voornamelijk aangetoond door Auspitz (1867), Unna (1885), Liebreich (1886), Eichhoff (1889). De gewone zeepen uit den handel zijn in den regel niet zuiver genoeg om als geneesmiddel te worden gebruikt. Veelal toch bestaan dergelijke producten uit wisselende mengsels van Zeep, Alkali, Glycerine en Chloornatrium. De zeepen bestemd voor de Dermatotherapie moeten öf door dialyseeren óf door centrifugeeren volkomen bevrijd zijn van haar verontreinigingen, en dan nog zijn zij niet chemisch zuiver, maar verontreinigd met een klein gehalte aan koolzuuralkali. Om de inwerking van dit koolzuuralkali op de huid te verhinderen is o. a. door Unna het gebruik aanbevolen van Ovcrvette zeepen dat zijn zeepen, die nog onverzeept vet (4/„) bevatten. Volgens Unna heeft deze zeep naast het voordeel, dat daarin geen vrij alkali voorkomt, nog dit voor, dat er in de overmaat van vet medicamenten kunnen worden opgelost. Anderen, o. a. I'aschkisch, zijn met deze praeparaten niet ingenomen en wijzen er op, dat de overmaat van vet gemakkelijk aanleiding geeft tot ranzig worden, terwijl van de bijgevoegde medicamenten vele door de zeep ontleed worden of de zeep zelve ontleden. Voor de bereiding van Overvette zeep, Sapo siiperadipatus, geeft de Pharmacopee het volgende voorschrift: Meng 4 deelen Wolvet met 20 deelen Kalizeep en 76 deelen Medicinale zeep. Pers het mengsel in den gewenschten vorm. Dit voorschrift komt overeen met dat door Van der Wielen 2) aan- ') Van der Wielen, Pharm. Weekblad 1904, pag. 1245. 2) Waardebepaling van Zeepen bevolen is en is beter dan de oudere voorschriften, waarbij men Adeps suillus of Oleuin olivarum aan het zeepmengsel toevoegde. Door de toevoeging van Lanoline is de kans op rans worden uiterst gering. Met deze zeep worden verschillende medicamenteuse zeepen bereid. De Pharniacopee vermeldt: Sapo superadipatus cuin Pice liquida, Teerzeep, die bereid wordt door 4 deelen Wolvet te mengen met 5 deelen Houtteer, 15 deelen Kalizeep en 76 deelen Medicinale zeep en het mengsel in den gewenschten vorm te persen. Sapo superadipatus curn Sulfure praecipitato, Zwavel zeep, die bereid wordt door 4 deelen Wolvet te mengen met 10 deelen geprecipiteerde Zwavel, 20 deelen Kalizeep en 66 deelen Medicinale zeep en het mengsel in den gewenschten vorm te persen. Wat betreft het toevoegen van andere geneesmiddelen, wij kunnen, naar aanleiding van deze voorschriften, den volgenden regel opstellen: is het toe te voegen geneesmiddel week of vloeibaar, dan wordt zooveel Kalizeep minder genomen als men geneesmiddel heeft; is het toe te voegen geneesmiddel een droge stof, dan neemt men evenveel medicinale zeep minder. Eene overvette zeep met 10% Ichthyol en 5 o/0 Sulfur praecipitatum, zal men dus bereiden naar het voorschrift: •li. Adipis Lanae 4 Ichthyoli 10 Sulfuris praecipitati 5 Saponis kalini 10 Saponis medicati 71. misce 1. a. Redige in formam idoneam. De vormen, waarin de zeepen geperst worden, zijn van koper of van pokhout en bestaan uit een blok, waarin eene holte is geboord (fig. 22), welke holte van onderen is gesloten door een ander blok. Op het onderste blok brengt men de zeep en daarboven een ander blok, dat nauwkeurig in de holte past. Met behulp van een gewone tinctuurpers kan men nu de zeep samenpersen tot één stuk, dat eerst in paraffinepapier of stanniol en dan in gewoon papier gewikkeld, wordt gedispenseerd. Blijkens eene studie van van der Wielen over Sapo superadipatus voldoet de overvette zeep, gemaakt met Sapo medicatus, niet aan den eisch, dat 1 G. zeep opgelost in 19 cM3 warm water en geschud totdat de geheele oplossing in schuim is overgegaan, een schuim geeft dat bij bekoeling niet weer tot een vloeistof samenloopt. Volgens opgave toch van Unna werken de medicinale zeepen dan het sterkst, wanneer men zeepschuim dik op de huid brengt en dit daarop laat indrogen. Zal de overvette zeep aan dezen eisch beantwoorden, dan moet de Sapo medicatus worden vervangen door een zeep bereid uit reuzel, naar het voorschrift: Fig. 22. (ï'et bij 100 deelen gesmolten reuzel 40 deelen oplossing van Natriunihydroxyde (50 pCt.), roer goed om en laat staan tot de gevormde zeep in water helder oplost, wat gewoonlijk na ongeveer i/._> uur het geval is, en los de massa onder verwarming op in 400 deelen water. Op de wijze als bij Sapo medicatus is aangegeven wordt deze zeep uitgezouten met eene oplossing van 50 deelen Natriumchloride in 150 deelen water en verder afgewasschen, gedroogd en tot poeder gebracht. Naast de stukken zeep gebruikt Eiclilioff nog medicinale zeepen in poedervorm, Sapo nes medici na les pulvinares, die in sommige gevallen dit voordeel hebben boven de zeep in stukken, dat de werkzame geneesmiddelen er niet zoo spoedig door worden ontleed. Bovendien kan men ze in de apotheek veel gemakkelijker bereiden dan stukken zeep. Eichhoff gebruikt als grondsubstantie voor neutraal zeeppoeder een mengsel van 75 deelen neutrale Stearinezeep en 25 deelen medicinale zeep. Voor de overalkalisehe zeep wordt hieraan toegevoegd 2,5 pCt. Natriumcarbonaat en 2,5 pCt. Kaliumcarbonaat of 5 pCt. Natriumcarbonaat; voor overvette zeep voegt hij toe 2% Oliezuur en 3 pCt. Adeps Lanae of 5 pCt. Oleum Cacao. Oplossingen van zeep in glycerine worden onder den naam Olycerinum saponatum door von Hebra aanbevolen. Indien men 5 deelen harde natronzeep oplost in 95 deelen glycerine, verkrijgt men eene tamelijk vaste massa, die op zich zelf als medicament maar ook als constituens voor verschillende andere medicamenten kan worden gebruikt. Als grondstof is te verkiezen eene door centrifugeeren gezuiverde cocoskernzeep, daar de meeste niet gecentrifugeerde kernzeepen alkalisch reageeren. Deze kernzeep wordt ter bereiding van Glycerinuni saponatum op het waterbad opgelost in glycerine. Men neemt voor: Olycerinum saponatum durum 20 deelen zeep en 80 deelen glycerine en voor Olycerinum saponatum molle 8 deelen zeep en 92 deelen glycerine. Vóór het vermengen van vaste stoffen met deze praeparaten wordt het Glycerinuni saponatum op het waterbad week gemaakt en de vaste stof eerst met een deel, dan met de rest gemengd en tot bekoeling geroerd. Vloeibare medicamenten als Pix liquida, Kreolinum, Ichthyolum worden onder omroeren, onder het ongesmolten praeparaat verdeeld. Door toevoeging van salicylzuur bewerkt men, indien de hoeveelheid zuur tenminste niet te groot is, gedeeltelijke ontleding van de zeep, waardoor het praeparaat weeker wordt. Men gebruikt daarom voor Glycerinuni saponatum met Salicylzuur liefst het praeparaat met 2O0/0 zeep. Als oplossing van zeep in spiritus worden door de Pharmacopee genoemd: Sapo aroniaticus, Balsamum Opodeldoch, eene oplossing van 20 deelen Kalizeep en 2 deelen Kamfer in 74 deelen verdunden Spiritus, waaraan wordt toegevoegd 1 deel Rosmarijnolie en 3 deelen Ammonia. Zoo noodig wordt het mengsel gefiltreerd. De Ed. III gebruikte voor dit praeparaat Sapo medicatus; de daarvan bereide spiritueuze oplossing gelatineerde echter spoedig bij temperatuurverlaging. Men kan, naar het voorbeeld van Spiritus saponatus, deze zeepoplossing ook direct bereiden uit de bestanddeelen van Sapo Kalinus, en daarbij het volgende voorschrift volgen: Voeg bij 50 deelen oplossing van Hydras Kalicus van 45 pCt. 130 deelen Sesamolie en 140 deelen Spiritus (90 pCt.), laat het mengsel in een gesloten flescli onder herhaald schudden, op een warme plaats tot volkomen verzeeping staan, voeg er dan bij 400 deelen Spiritus, 10 deelen Rosmarijnolie, 30 deelen Ammonia en water tot 1000 deelen. Spiritus saponatus wordt, zooals wij hier boven reeds opmerkten, direct uit de grondstoffen, Sesamolie en Kaliloog bereid. Voor de bereiding van 1000 deelen Zeepspiritus voegt men bij 75 deelen Kaliloog van 45 pCt. 195 deelen Sesamolie en 200 deelen Spiritus, laat het mengsel in een gesloten flesch, onder herhaald schudden, op een warme plaats staan tot volkomen verzeeping en voegt er dan bij 150 deelen Spiritus, 378 deelen Water en 2 deelen Lavendelolie. Het mengsel van Olie, Kaliloog en Spiritus is dikwijls in korten tijd, 5afi uur, reeds homogeen, dit hangt grootendeels af van de temperatuur en van het schudden. Wordt dit mengsel na het homogeen worden direct verdund dan krijgt men veelal eene troebele zeepoplossing; het is daarom gewenscht het mengsel nog ongeveer 24 uur te laten staan, vóór men verdunt. Uit de voorschriften voor Sapo kalinus en Spiritus saponatus vindt men door berekening, dat voor het eerste praeparaat 1 gram KOM op 100 gram zeep meer wordt gebruikt dan bij het tweede, dit is een gevolg van het feit dat, zooals we reeds opmerkten, een deel van de kali bij de warme verzeeping op eene andere wijze wordt gebonden. Door Letzel en Dieterich is er op gewezen, dat tal van medicamenten gecombineerd kunnen worden met eene spiritueuze zeepoplossing. Aan deze praeparaten geeft men den naam Saponimenta. Als zeep gebruikt men gewoonlijk een mengsel van gedialyseerde Sapo stearinicus en Sapo oleïnicus, terwijl men in die gevallen, waar het Saponiment te dun vloeibaar wordt, gebruik maakt van het Saponimentum diachylon. Dit wordt bereid door 75 deelen Stearinezeep en 50 deelen Oleïnezeep op te lossen in 723 deelen Spiritus van 90% en de door decantheeren gezuiverde vloeistof onder een gesmolten mengsel van 50 deelen Emplastrum Oxydi plumbici en 100 deelen Oleum Ricini te roeren; bij dit mengsel voegt men 2o/0 Oleum Lavandulae en zooveel Spiritus, dat het totaalgewicht 1000 deelen bedraagt. Door toevoeging van zuren worden de Saponimenta ontleed. Om eene ontleding door Balsamum peruvianum en Pix liquida te voorkomen, wordt door Dieterich aanbevolen aan het Saponiment 5 a 10°/0 Hydras natricus toe te voegen. Zoo geeft Dieterich voor Saponimentum cum Oxydo zincico et Pice van elk 10o/0 het volgende voorschrift: 75 deelen Sapo stearinicus en 50 deelen Sapo oleïnicus worden tegelijk met 10 deelen Hydras natricus opgelost in 560 deelen Spiritus van 90 "/o. Verder smelt men 50 deelen Emplastrum Plumbi met 50 deelen Oleum Ricini en mengt dit onder een homogeen mengsel van 100 deelen Oxydum zincicum met 100 deelen Pix liquida. Rij dit laatste mengsel voegt men langzamerhand de zeepoplossing, dan 5 deelen Oleum Lavandulae en zooveel Spiritus, dat het totaalgewicht 1000 deelen bedraagt. Met een enkel woord maken wij hier nog melding van de „Marmorstaubseife" van Schleich, die aanbevolen wordt als uitstekend middel voor desinfectie van de handen der Chirurgen. Met is hier niet de plaats uit te maken of alleen door het wasschen met dit praeparaat de handen voldoende steriel worden, wèl zij hier vermeld, dat deze zeep uitstekende diensten bewijst voor het reinigen van onaangenaam riekende handen. Het voorschrift voor deze zeep luidt: 750 gram goede tot schijfjes gesneden barnsteengele harszeep (Sapo domesticus) worden opgelost in 1500 deelen warm water, aan de oplossing wordt toegevoegd 150 gram Pasta cerata en 150 gram Pasta stearata (zie pag. 306) en dan bij gedeelten 7 Kilogram grofkorrelig marmerpoeder, dan kookt men het mengsel, onder herhaald vervangen van het verdampte water door steriel water, gedurende twee uur tot het de consistentie heeft van honig. GELATINAE (AD USUM EXTERNUM). LIJMI'RAEl'ARATEN. Onder deze rubriek van geneesmiddelen zullen wij behandelen de oplossingen van Gelatine in water en glycerine bestemd voor uitwendig gebruik. Onder Gelatina verstaat de Pharmacopee de gezuiverde lijm, fabriekmatig verkregen uit beenderen, kraakbeen, pezen en huid. Meestal komt Gelatine voor in rechthoekige platen, door dwarse lijnen in ruitvormige figuren verdeeld; deze lijnen zijn afkomstig van de touwen waarop de gelatineplaatjes gedroogd zijn. In koud water zwelt Gelatine op, met water verwarmd geeft zij allengs een kleverige, zwak opalesceerende vloeistof, die bij een gehalte van niet meer dan 1 pCt. Lijm nog tot een gelei moet stollen. Volgens Hofman') is *) J. J. Hofman, Gelatine voor Pharmaceutisch gebruik, Pharm. Weekblad 1904, pag. 849. eene 1 pCt. oplossing vooral bij zomertemperatuur niet voldoende gelatineerend om daaraan dien eisch te stellen. Hij stelt voor dien eisch te stellen aan een 2 pCt. oplossing. Voor het bereiden eener oplossing van Gelatine worden verschillende methoden aanbevolen. De I'harmacopee schrijft bij Gelatina Oxydi zincici voor, dat Gelatine onder verwarming op een waterbad moet worden opgelost; anderen, o. a. Helli), vinden de temperatuur van het waterbad te laag om eene voldoende oplossing te verkrijgen, en raden aan heete lucht als warmtebron te gebruiken. Naar onze ervaring geschiedt het bereiden eener gelatineoplossing zeer goed op een waterbad, wanneer men de volgende methode volgt: men overgiet in een getarreerde schaal de gesneden gelatine met eene groote hoeveelheid water en Iaat daarmede zóólang staan tot ook de randen der stukken week geworden zijn, dan giet men zoovéél mogelijk water af, plaatst de schaal op het waterbad en verwarmt tot oplossing, wat in een korten tijd gemakkelijk en volkomen geschiedt. De hoeveelheid water, waarmede de Gelatine is opgezwollen en die dus door afgieten niet is te verwijderen, is verschillend naar de soort Gelatine die men gebruikt, wij vonden, dat gemiddeld 1 deel Gelatine 4 deelen water had gebonden. Door uitdampen, onder weinig omroeren bereidt men een meer geconcentreerde oplossing. Voor het oplossen van kleine hoeveelheden Gelatine, vooral wanneer die oplossing dunvloeibaar moet zijn, zooals voor het bereiden van gelatinestaafjes, volgen wij bij voorkeur de door Heil aanbevolen methode: Men macereert de fijngesneden gelatine een kwartier met meer water dan het voorschrift aangeeft, voegt, indien deze is voorgeschreven, de Glycerine toe, verwarmt de massa tot de Gelatine is opgelost, coleert haar zoo noodig en dampt haar dan uit, tot het vereischte gewicht is overgebleven. Moet 1 deel Gelatine worden opgelost in 5 deelen water, dan macereert men met bijv. 8 deelen. De verwarming geschiedt door heete lucht, die men zeer gemakkelijk op de volgende wijze verkrijgt. Aan het metalen statief van een filtreerstandaard bevestigt men twee metalen ringen boven elkaar. Op den ondersten legt men een stukje ijzergaas; men stelt hem zóó hoog, dat het gaas door de vlam van een Bunsenschen brander gaat gloeien. Op den bovensten ring plaatst men het uitdampschaaltje met gelatine. Bij voorkeur neemt men dezen ring zóó groot, dat het schaaltje er halverwege in hangt. ') Real-Encyclopedie der Gesammten Pharmacie, II Auflage, Band V, pag. 568. Men regelt de temperatuur, door den bovensten ring aan het statief hooger of lager te schuiven. Die temperatuur is de geschiktste, waarbij de massa tot het kookpunt wordt verwarmd, echter zonder dat zij begint te koken. In het laatste geval wordt de Gelatine chemisch veranderd, zij gaat over in Gelatose of Protogelatose en verliest daarmede het vermogen om te stollen. Heeft de verwarming goed plaats, dan kan men het schaaltje aanpakken, terwijl de massa vloeibaar genoeg is om uitgegoten te worden. Enkele veel gebruikte Gelatinepraeparaten zullen we hier vermelden: Gelatina glycerinata dura wordt bereid door 25 deelen Gelatine op een der aangegeven wijzen met water te macereeren, 50 deelen Glycerine toe te voegen en te verwarmen tot 100 deelen zijn overgebleven. Gelatina glycerinata mollis wordt op dezelfde wijze als het voorgaande praeparaat bereid uit 15 deelen Gelatine en 50 deelen Glycerine voor 100 deelen. Moeten aan deze praeparaten geneesmiddelen worden toegevoegd, dan moeten deze met de nog vloeibare massa vermengd worden, üf zoo mogelijk met een deel der Glycerine worden aangemengd, bijv. Ji. Gelatinae 10 Aquae destillatae 35 Glycerini 45 Acidi salicylici 10 M. l.a. ds. Gelatina Acidi salicylici (U n n a). Men zal hier het zeer fijngewreven Salicylzuur met de Glycerine vermengd aan de opgeloste Gelatine toevoegen, wanneer het overtollige water is verdampt. Is het geneesmiddel vloeibaar en bevat het vluchtige bestanddeelen, zooals Ichthyol, in het voorschrift: JÜ. Gelatinae 10 Aquae destillatae 20 Glycerini 60 Sulfo-ichthyolatis ammonici 10 ds. Gelatina Ichthyoli, dan bereidt men de oplossing van de Gelatine in het water en de Glycerine op de aangegeven wijze, dampt uit tot 90 deelen en voegt dan de icnthyol toe. Ook dan, wanneer men eene oplossing van Gelatine alleen in Glyceiine moet hebben, is toevoeging van water, om de Gelatine eerst in oplossing te brengen, noodzakelijk, bijv. in het voorschrift: Gelatinae 5 Glycerini 90 Chrysarobini 5 M. D. S. Gelatina Chrysarobini, waarbij de Gelatine eerst wordt opgelost in water, daarbij 60 deelen Glycerine wordt gevoegd, dan uitgedampt tot 65 deelen en de Chrysarobine met 30 deelen Glycerine aangemengd wordt toegevoegd. Het is noodig de Gelatinae, waaraan onoplosbare stoffen zijn gevoegd, te roeren tot de massa zóó stijf is, dat de onoplosbare stof niet meer kan uitzakken. Een andere belangrijke groep der Gelatinepraeparaten vormen de Zinklijm en, die in 1886 door Unna in de therapie zijn ingevoerd. Zij bestaan uit eene oplossing van Gelatine in water en Glycerine, waaraan zinkoxyde en dikwijls een of meer medicamenten zijn toegevoegd. De Pharmacopee geeft onder den naam Gelatina Oxydi zinclci het volgende voorschrift voor Zinklijm: Los op, onder verwarming op een waterbad 20 deelen Lijm in veertig deelen water en voeg toe 10 deelen Glycerine. Meng de oplossing met 15 deelen Zinkoxyde vooraf gewreven met 15 deelen Glycerine en voeg zooveel water toe tot het gezamenlijk gewicht bedraagt 100 deelen. Naar hetgeen wij in het begin van dit hoofdstuk over het oplossen van Gelatine vermeldden, kunnen wij dit praeparaat ook op de volgende wijze bereiden: macereer 20 deelen Gelatine zoolang met water tot zij geheel opgezwollen is, giet het water zooveel mogelijk af en verwarm op het waterbad tot oplossing, voeg daarbij een mengsel van 15 deelen Zinkoxyde met 25 deelen Glycerine en damp uit tot 100 deelen zijn overgebleven. Het smeltpunt van dezen Zinklijm is ongeveer 40°. Unna onderscheidt twee soorten Zinklijm, n.1.: Gelatina Oxydi zincici mollis (weeke Zinklijm), welke smelt bij ongeveer 37°,5 en stolt bij 28° en bereid wordt naar het voorschrift: •R'. Gelatiiïae Glycerini a 12.5 Oxydi zincici 20 Aquae destillatae 55 m. 1. a. Gelatina Oxydi zincici du ra (harde Zinklijm), welke smelt bij 38",5 en stolt bij 31° en bereid wordt naar het voorschrift: ■}}. Gelatinae 15 Glycerini 10 Oxydi zincici 25 Aquae destillatae 50 ni. 1. a. Voor de bereiding dezer voorschriften lost men op de reeds vermelde wijze de Gelatine in water op, mengt het Zinkoxyde met de Glycerine en met zooveel water, dat het mengsel uitgegoten kan worden, voegt dit bij de opgeloste Gelatine en spoelt zoo noodig den mortier nog met wat water na, dat men ook toevoegt en dampt daarna uit tot het in het voorschrift vermelde gewicht is bereikt. Wanneer aan een dergelijk praeparaat nog andere medicamenten moeten worden toegevoegd, moet soms de bereidingswijze worden gewijzigd. We kunnen de volgende gevallen onderscheiden: 1°. Het geneesmiddel is vast en niet vluchtig, bijv. Sull'ur. Men mengt het geneesmiddel met het zinkoxyde en de glycerine en handelt als boven is aangegeven. 2«i. Het geneesmiddel is vast en vluchtig, bijv. Jodoform. Men bereidt de gelatineoplossing en dampt die zoover uit, dat na toevoeging van het mengsel van geneesmiddel, zinkoxyde en glycerine het juiste gewicht terstond verkregen is, zoodat men niet verder behoeft te verwarmen. 3°. Het geneesmiddel is vloeibaar en mengbaar met glycerine (Ichthyol). Men handelt geheel als sub 2° is aangegeven. 4". Het geneesmiddel is vloeibaar, maar niet mengbaar met Glycerine (Pix liquida). Men maakt de zinklijm geheel gereed, weegt terwijl deze nog niet is vast geworden er het geneesmiddel bij, en roert tot de massa is bekoeld. Men levert zinklijmen af in potten; als ze vluchtige geneesmiddelen bevatten in potten met nauwkeurig sluitend deksel. Ook Schröder, Receptuur. 3e druk. oj zinklijm wordt met een penseel op de huid gebracht. Omtrent het toevoegen van medicamenten aan de zinklijmen merkt Unna het volgende op: 1°. Zonder invloed op de gelatine, en dus met vveeke en harde zinklijm mengbaar zijn: Carbonas plumbicus, Chloretum hydrargyricoammonicum, Sulfur, Jodoformum, Chrysarobinum. Het is echter doelmatig van deze stoffen niet meer dan 10 o/0 bij de vveeke zinklijm te voegen. Van Jodoform en Zwavel kan men echter tot 30 °/o toevoegen. De genoemde stoffen zijn onoplosbaar en moeten dus, wanneer de zinklijm verwarmd is, goed doorgemengd worden. 2°. Sommige geneesmiddelen beletten het stollen van Gelatine, o. a. Phenolum, Aciduin salicylium, Resorcinum, Naphtholum, Kreosotum, Trisulfuretum kalicum. Met uitzondering van Resorcinum en Kreosotum, die nog tot een bedrag van 5 °/0 onder vveeke zinklijm te mengen zijn, zal men goed doen door de andere stoffen steeds met de harde zinklijm te combineeren. 3°. Een eenvoudig verdunnende werking, waardoor de stolling belemmerd wordt, hebben: vetten, teersoorten, ichthyol. Deze combineert men dus ook het best met harde zinklijm tot een bedrag van hoogstens 33 %. Het is gevvenscht aan zinklijm met kamfer en balsems 10—20% olie of vet toe te voegen, daar deze, wanneer ze eerst onder olie verdeeld zijn, veel beter met de zinklijm mengbaar zijn. 4°. Wil men verschillende van de sub 2° en 3° genoemde medicamenten met elkaar gecombineerd in zinklijm voorschrijven, dan mag hunne som het opgegeven gehalte niet overschrijden. 50. De poedervormige stoffen, sub 1° genoemd, kan men in willekeurige hoeveelheden met elkaar combineeren. Toch is het raadzaam ook van deze combinaties niet meer dan 33 pCt. toe te voegen. 6n. Geheel irrationeel is het aan zinklijmen toe te voegen: Tannine, Pyrogallol, Kwikoxyde enz., die de gelatine in eene onoplosbare modificatie doen overgaan. 70. Sublimaat is voor 3 0/o in zinklijm oplosbaar; voegt men meer toe, dan bezinkt het en in eene verhouding van 10 pCt. praecipiteert het de Gelatine. 8°. Kamfer, Chloralhydraat en Chloralkamfer kunnen voor 2 pCt. aan zinklijm worden toegevoegd. VERNICES DERMALES. HUIDVERNISSEN. Deze moeten, evenals de reeds besproken zinklijmen, op de huid indrogen en zijn eveneens de dragers van talrijke geneesmiddelen. Van de verschillende voorschriften van deze praeparaten vermelden wij de volgende: Linimentum exsiccans (Bassorinevernis van Piek) wordt bereid door 4 deelen Tragacanthpoeder aan te mengen met 4 deelen Spiritus, en dan bij gedeelten 100 deelen gedestilleerd water toe te voegen; na de toevoeging van nog 2 deelen Glycerine wordt het mengsel zoo lang op het waterbad verwarmd, tot de reuk naar alcohol geheel verdwenen is en daarna met water aangevuld tot 100 deelen. Dit vernis wordt dikwijls gebruikt als drager van verschillende geneesmiddelen. Stoffen, die daarin oplosbaar zijn, kunnen, voor men de bestanddeelen vermengt, in het water worden opgelost. Onoplosbare stoffen en oliën worden door wrijven in een mortier onder het liniment verdeeld. Ook olieachtige en vette stoffen veranderen de consistentie van het vernis niet, maar verlangzamen, wanneer een groot percentgehalte is toegevoegd, het opdrogen er van. Andere, onoplosbare stoffen, als Oxydum zincicum, Jodoformum, Jodolum, Oxyduni hydrargyricum, Chloretum hydrargyrico-animonicum, Acidum salicylicum en Chrysarobinum verhoogen het opdrogend vermogen. Volgens Unna wordt Bassorinevernis (Vernix Bassorini) bereid door 5 deelen Salebpoeder met 95 deelen gedestilleerd water Va uur op een waterbad te verwarmen en dan aan te vullen met water tot 100 deelen. Ten einde geen klonters in het mengsel te krijgen achten wij hel gewenscht het Salebpoeder eerst met wat spiritus en daarna niet het water te vermengen of het Salebpoeder op een deel van het water te schudden, snel om te roeren, dan het overige water toe te voegen en daarna te verwarmen. Voor enkele jaren is door Unna een nieuwe huidvernis onder den naam Gelanthum (samengetrokken uit Gelatina en Tragacantha) voor de behandeling van huidziekten ingevoerd. Volgens Kobert ') wordt dit praeparaat bereid door stukken Tragacanth met hun 20voudig gewicht water gedurende 4 weken bij de !) Arzneiverordnungslehre, pag. 215. 21* gewone temperatuur te laten opzwellen, dan gedurende een dag op een waterbad te verwarmen tot de Tragacantli verder is opgezwollen en dan door muil geperst. De Gelatine wordt eerst bij de gewone temperatuur met water gemacereerd, dan eenigen tijd blootgesteld aan een zóó hooge temperatuur, onder stoomdruk, dat het gelatineerend vermogen gedeeltelijk verloren gaat en dan in een warmwatertrechter gefiltreerd. Het mengsel dezer beide massa's laat men twee dagen op een waterbad opzwellen. Nadat het nog eens door muil gecoleerd is, voegt men 5 pCt. Glycerine en als conservatiemiddel 0,2 pCt. Thymol toe. Volgens Hager's Pharmaceutisch-Technisches Manuale is de bereiding vrij wat eenvoudiger, men lost 2,5 deel Gelatine in water op, voegt daarbij een mengsel van 2,5 deel Tragacanth met + 80 deelen water, dan 5 deelen Glycerine en 0,3 deelen Benzoëzuur, verwarmt op een waterbad tot het mengsel homogeen is, vult zoo noodig aan tot 100 deelen en voegt dan op elke 100 gram 1 druppel Rozenolie toe. Gebruikt men bij de bereiding van dit laatste voorschrift spiritus om het klonteren van de Tragacanth te voorkomen, dan achten wij het raadzaam het Benzoëzuur eerst toe te voegen als door het verwarmen, de spiritus geheel is verdampt en daarna nog zóólang te verwarmen tot het Benzoëzuur geheel is opgelost. Een praeparaat naar dit voorschrift bereid voldeed aan dezelfde eischen als een uit den handel betrokken praeparaat. De voordeelen van deze vernis boven andere soorten zijn volgens Unna de volgende: zonder dat de goede eigenschappen van een snel opdrogend vernis verloren gaan, kan men er aan toevoegen: 50 pCt. Ichthyol, hoogstens 40 pCt. Salicylzuur, 40 pCt. Resorcine, 40 pCt. Pyrogallol, 5 pCt. Phenol en 1 pCt. Sublimaat. Wanneer de combinatie van anders op elkaar inwerkende stoffen gewenscht is, kan men de inwerking veelal voorkomen, door beide onder de helft der voorgeschreven hoeveelheid Gelanthum te verdeelen, aldus voorkomt men de werking van Salicylzuur op Zinkoxyde, van zouten op ichthyol. Boven Bassorinevernis heeft Gelanthum volgens Unna de volgende voordeelen: R het is gemakkelijker uit te strijken; 2°. het droogt spoediger; 3°. door het grooter watergehalte werkt het meer afkoelend; 4°. onoplosbare stoffen blijven er beter in gesuspendeerd; 5". het is met alle geneesmiddelen mengbaar; 6°. ook hygroscopische stoffen geven met Gelanthum gemengd een drogend vernis; 7U. het kan met vetten worden gemengd; 8". het blijft, indien het voor uitdrogen wordt bewaard, onbepaald langen tijd onveranderd. Boven Zinklijm heeft Gelanthum liet voordeel dat het vóór het aanwenden niet verwarmd behoeft te worden en dat de er mede bedekte plaatsen niet met watten of windsels behoeven omwikkeld te worden. Enkele voorschriften van met Gelanthum bereide vernissen volgen hier: 4&. Oxydi Zincici 5 Vaselini albi 10 Gelanthi 85 Olei aethereï q. s. M. 1. a. D. S. Gelanthcrème. Jjb. Acidi salicylici 10 tere cum Aquae destillatae 5 adde Gelanthi 85 M. D. S. Gelanthum Acidi salicylici .)i. Chrysarobini 20 tere cum Aquae destillatae 10 adde Gelanthi 70 M. D. S. Gelanthum Chrysarobini. Paschkis geeft het volgende voorschrift voor huid vernis: $L. Amyli 27 Saponis neutralis 5 Aquae destillatae 10 Acetotartratis aluminici 5 Albumen Ovi n°. I misce. Dit vernis droogt in 2 -3 minuten tot een doorschijnend vlies, ook dan wanneer het met verschillende geneesmiddelen is vermengd. Caseinevernis (Vernix Caseini) is eene oplossing van 20 deelen Caseine en 2.5 deelen Borax in 100 deelen gedestilleerd water. De oplossing moet door verwarming tot stand worden gebracht, Ichthyolvernis (Vemix Ichthyoli) wordt bereid door 1 deel droog eiwit op te lossen in 40 deelen lauwwarm water, daaronder te mengen 80 deelen Amylum tritici en dan 80 deelen Ichthyol. Lene afwijkende samenstelling heeft Pyrogallolvernis (Vemix Pyrogalloli), die bereid wordt door 1 deel Pyrogallol en 2 deelen Canadabalsem op te lossen in 17 deelen Collodium. EMPLASTRA. PLEISTERS. Terwijl wij in de Scheikunde onder pleisters in engeren zin verstaan de loodzouten van Palmitinezuur, Stearinezuur en Oliezuur, en zij dus in samenstelling met de zeepen overeenkomen, wordt het begrip „Pleisters" in de Receptuur veel verder uitgestrekt en verstaan wij er onder „tot uitwendig gebruik bestemde mengsels van geneesmiddelen van de consistentie van was". Bij de gewone temperatuur zijn de pleisters dus vast, bij lichaamstemperatuur worden ze week en kleverig, zonder dat zij bij die temperatuur echter vloeibaar mogen worden. Om de applicatie op de huid gemakkelijk te maken en te voorkomen, dat de pleister aan de kleeren kleeft, strijkt men de pleistermassa op een geschikte onderlaag uit. De Pharmacopee vermeldt geen uitgestreken pleisters, maar alleen pleisters tot stangen uitgerold. Voor de bereiding dezer pleistermassa's geeft de Pharmacopee de volgende algemeene voorschriften: «Pleisters worden bereid op een waterbad, tenzij anders is voorgeschreven. De zooveel mogelijk gelijkmatige pleistermassa wordt in stangen uitgerold. Pleisters worden bewaard in paraffinepapier; die met vluchtige bestand deelen bovendien in gesloten flesschen of bussen." Voor het bereiden van pleisters door smelten gelden dezelfde regelen als voor het bereiden van zalven zijn gegeven, nl. dat de stoffen met het hoogste smeltpunt het eerst worden gesmolten en dan successievelijk de stoffen met lager smeltpunt worden toegevoegd; stoffen met vluchtige bestanddeelen worden uit den aard der zaak bij liet bijna bekoelde mengsel gevoegd. Zoo mogelijk worden ook die pleisters, welke niet in de Pharmacopee zijn opgenomen, op een waterbad bereid; voor het smelten van enkele stoffen, Colophonium, Dammarhars, Pik, achten wij een zandbad beter, daar die stoffen dan meer dun vloeibaar worden en beter met andere stoffen kunnen vermengd worden. Daar Loodpleister, Emplastrum Oxydi plunibici, een bestanddeel vormt van de meeste pleisters onzer Pharmacopee, zullen wij eerst de bereiding hiervan bespreken. De Pharmacopee laat hiertoe gelijke deelen poeder (B4(j) van Loodglid, Water, Reuzel en Olijfolie mengen en op een waterbad verwarmen, totdat al het loodoxyde gebonden is en eene geringe hoeveelheid der pleistermassa, onder water gekneed, niet meer aan de vingers kleeft. Tijdens het verwarmen moet herhaald geroerd worden en nu en dan kleine hoeveelheden kokend water worden toegevoegd, ter vervanging van het verdampte water. Volgens de Ed. III en ook volgens andere Pharmacopeën wordt Loodpleister bereid door koken op het vrije vuur in een koperen bekken en onder aanhoudend omroeren. De bereiding op deze wijze gaat veel sneller, maar vereischt ook veel meer zorg; men moet aanhoudend omroeren en telkens het verdampte water aanvullen, anders stijgt de temperatuur te hoog en zal de massa spoedig aanbranden en bruin worden. Gewoonlijk ziet men reeds aan de kleur of men lang genoeg heeft verwarmd; het mengsel is eerst roodgekleurd, daarna grijswit en eindelijk wit, wanneer de pleistervorming volkomen is. Bij de inwerking van het loodoxyde op het vet ontstaat vetzuurlood en wordt glycerine vrij. Wij kunnen voor een der bestanddeelen van het vet, het Tristearine, de reactie voorstellen door de volgende vergelijking: 2[C3H5(C17H35COO)3] + 3PbO + 3H20 = Tristearine Loodoxyde 2C3H5(OH)3 + 3(C17H3r)COO)2Pb. Glycerine Loodstearaat. Volgens overeenkomstige vergelijkingen ontstaan ook Loodpalmitaat (C^LL^CCR));) Pb en Loodoleaat (C^H^COOJo Pb. De Glycerine, die bij de pleistervorming vrijgekomen is, moet worden verwijderd; daartoe wordt het geheel witte mengsel in water uitgegoten en daarin gekneed, onder herhaald ververschen van het water, tot de glycerine verwijderd en de massa dus niet kleverig meer is. Het nog aanhangende water wordt grootendeels door kneden verwijderd en de rest door langdurig verwarmen op een waterbad onder voortdurend omroeren verdampt; toevoeging, nu en dan, van kleine hoeveelheden spiritus bevordert het verdampen van het water. Loodpleister is eerst wit en wordt bij het bewaren aan de oppervlakte langzamerhand geelwit; hij mag niet rans rieken en geen loodoxyde (roode deeltjes dus) mag er in waarneembaar zijn. Het uitrollen tot stangen geschiedt gewoonlijk op nat perkamentpapier; wanneer men groote hoeveelheden moet bereiden, is het doelmatig, de massa te persen door openingen van bepaalden diameter en dan op bepaalde lengten af te snijden. Loodpleister moet, bij verwarming, in tien deelen zwavelkoolstof oplosbaar zijn. Gebruik makende van het feit, dat bij aanwezigheid van weinig water de pleistervorming zeer snel tot stand komt, wordt door Firbas de volgende methode aangegeven'): In eendiep koperen bekken, dat niet meer dan tot de helft gevuld mag zijn, wordt het, voor de bereiding van de pleister benoodigde vetmengsel, zóó lang verhit, dat een druppel water, welke men er in laat vallen, opspat. Men neemt het bekken nu van het vuur en zeeft er door zift Bw het loodoxyde bij, dat vooraf gedroogd en nog warm moet zijn. Men verwarmt nu nog even op het open vuur, totdat bijgevoegd water weer opspat en voegt dan bij het van het vuur genomen mengsel, onder voortdurend omroeren, voor elke K.G. mengsel ± 15 G. water toe; de verzeeping is dan in 30 minuten afgeloopen. Loodpleister vormt een bestanddeel van de volgende pleisters der Pharmacopee: Emplastrum adhaesivum, Collemplastrum, Kleefpleister, wordt bereid door op een zandbad, onder omroeren, 10 deelen zeer fijn gesneden Caoutchouc met 20 deelen Wolvet zoolang samen te verhitten tot een homogeen mengsel is verkregen, dus tot de Caoutchouc in het Wolvet is opgelost; men laat het mengsel eenigszins bekoelen door het eenigen tijd op een waterbad te plaatsen, en voegt er bij 70 deelen fijngesneden Loodpleister, en roert tot een homogeen mengsel is verkregen. De pleister is lichtgrijs en kleeft zeer sterk, zoodat hij niet terstond na de bereiding tot stangen kan worden gerold daarmede moet men 24 uur wachten. De versch bereide kleefpleister kan met den spatel wel worden ') Gerefereerd Pharm. VVeekbl. 1905, pag. 483. uitgestreken; wil men dit doen met een pleister, die reeds vast geweest is, dan dient men op het zandbad te verwarmen, daar de pleister anders te taai is. Strijkt men de massa machinaal uit, dan krijgt men een zeer goede kleefpleister, die, mits van de lucht afgesloten , langen tijd zijn kleefkracht behoudt. Door toevoeging van 10 o/0 Zinkoxyde, Chrysarobine enz. wordt het klevend vermogen niet noemenswaard verminderd. Het is natuurlijk nog niet te zeggen of deze kleefpleister met succes de vele Collemplastra van den handel zal kunnen vervangen, naar onze ervaring echter is de invoering ervan eene belangrijke schrede voorwaarts. Emplastrum adhaesivum Ed. 111 was een samengesmolten mengsel van 15 deelen Colophonium, 5 deelen Cera flava en 80 deelen Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum gummosum, Gompleister, wordt op ongeveer dezelfde wijze bereid als die der Ed. III n.1. door 8 deelen poeder van Ammoniacum, 8 deelen poeder van Galbanum en 6 deelen ferebinthina laricina samen te verwarmen op het waterbad, te roeren tot het mengsel homogeen geworden is en wanneer dit niet geschiedt dan eenige druppels Oleum Terebinthinae toe te voegen; daarna voegt men een gesmolten en eenigszins bekoeld mengsel toe, bereid uit 70 deelen Emplastrum Oxydi plumbici en 8 deelen Cera flava. Langdurig verwarmen van de gomharsen met de terpentijn maakt, dat de gomharsen samenpakken en de pleister niet homogeen wordt. Emplastrum Hydrargyri, Kwikpleister, bevat, evenals die der Ed. III, ongeveer 25 pCt. Kwik; voor de bereiding worden 25 deelen Kwik geëxtincteerd met 5 deelen Wolvet (10 deelen Reuzel in de Ed. III), en daaronder bij gedeelten gemengd een gesmolten en eenigszins bekoeld mengsel van 60 deelen Loodpleister en 10 deelen Geel Was. Het is noodzakelijk het mengsel van Kwik en Wolvet eerst eenigszins te verwarmen (tot 30 ii 35 ) vóór men het gesmolten mengsel toevoegt; dit zou anders vast worden, zoodra het in een kouden mortier of schaal niet het kwik in aanraking kwam. Kwikpleister is blauwgrijs en hard. Emplastrum saponatum, Zeeppleister, is nieuw opgenomen en wordt bereid door 75 deelen Loodpleister en 10 deelen Geel Was samen te smelten, daaronder te mengen 10 deelen Medicinale zeep, en wanneer liet mengsel eenigszins bekoeld, maar nog dikvloeibaar is, een mengsel van 2 deelen Kamfer en 3 deelen Sesamolie. Een harde, naar Kamfer riekende pleister. De twee pleisters der Pharmacopee, die geen loodpleister bevatten, zijn bij de gewone temperatuur tusschen de vingers kneedbaar. Het zijn: Emplastrum aromaticum, waarvoor men achtereenvolgens 36 deelen Cera flava, 25 deelen Axungia, 7 deelen Oleum Myristicae en 4 deelen Terebinthina laricina met elkander smelt. Is dit mengsel half bekoeld, dan kneedt men er eerst IS deelen poeder van Olibanum en 9 deelen poeder van Caryophylli onder en voegt ten slotte 1 deel Oleum Menthae piperitae toe. I)e pleistermassa is bruin en riekt aromatisch. Emplastrum Cantharidum, waarvoor men 34 deelen Pulvis Cantharidum, dat vooraf boven ongebluschte kalk is gedroogd, gedurende zes uur digereert met een gesmolten en eenigszins afgekoeld mengsel van 24 deelen Colophonium, 24 deelen Cera flava en 7 deelen Oleum Sesami. Daarna worden 11 deelen Terebinthina laricina toegevoegd en wordt de massa geroerd tot zij bekoeld is. Het is een groenachtig zwarte pleister, waarin gewoonlijk fijne, groenachtige, glinsterende deeltjes waarneembaar zijn. Om het schimmelen van deze pleister te voorkomen, moeten alle ingrediënten watervrij zijn. Daarom schrijft de Pliarmacopee voor, dat het Pulvis Cantharidum vooraf boven ongebluschte kalk moet zijn gedroogd, maar daarvoor is het tevens noodig, dat het mengsel van hars, was en olie onder voortdurend roeren eenigen tijd op het waterbad gesmolten wordt gehouden. De stangen moet men daarom ook niet met water uitrollen, zooals dikwijls de gewoonte is, maar met lijnolie of vloeibare paraffine. In het Supplement komen de volgende harde pleisters voor: Emplastrum Galbani crocatum, Emplastrum Gratiae Dei viride (Groene Entwas), Emplastrum Pi cis en Emplastrum I'icis compositum (Emplastrum oxycroceum), terwijl daarin de volgende weeke pleisters beschreven worden: Emplastrum Conii en Emplastrum Labdani, de laatste in den volksmond bekend als verwarmingspleister. De hier genoemde pleisters worden, al of niet met andere stoffen gemengd en in de receptuur veelal op een onderlaag uitgestreken, afgeleverd. Stoffen, die dikwijls met pleisters gemengd, worden voorge- schreven zijn: Acidum salicylicuni, Jodium, Jodoformum, Chrysarobinum, Sulfur, Caniphora enz. Voor het gereedmaken eener uitgestreken pleister, moeten dus meestal twee bewerkingen worden verricht: a. de massa moet worden bereid, b. de massa moet worden uitgestreken. a. Het gereedmaken der pleistermassa komt in hoofdzaak overeen met wat we daarvan zeiden bij de pleisters der Pharinacopee en bij de bereiding der zalven. Harde pleiters (Emplastrum Oxydi plumbici, gummosum enz.) worden op een waterbad week gemaakt en lege artis met het medicament gemengd. Extractum Opii b.v. moet in eenig water worden opgelost, Tartarus emeticus wordt als fijn poeder toegevoegd, Camphora eveneens, of wel met ecnige droppels Oleum Olivarum aangemengd. Zeer vluchtige stoffen, (Jodium), mag men niet onder de nog warme pleister verdeelen; moeten die worden toegevoegd, dan raspt men de pleister fijn en kneedt haar met Aether cum Spiritu tot eene plastische massa, waaronder men de medicamenten aangewreven met olie of opgelost in den Liquor lloffmanni - kneedt. Bij Emplastrum Hydrargyri vooral zij men voorzichtig, dat de temperatuur niet te hoog wordt, daar anders 't kwik grootendeels uitzakt. In plaats van kwikpleister te smelten, kan men haar ook overgieten met water van 40°—50° C. en onder de op deze wijze weekgemaakte massa 't medicament verdeelen, b.v. Emplastri Hydrargyri 10 Extracti Opii 1 Fac lege artis Emplastrum magnitudine 10X8 cM., waarbij men het Extractum Opii in een warmen mortier in eenig water oplost. Onder vveeke pleisters verdeelt men de medicamenten door kneden, zonder aanwending van warmte. Zoo noodig kneedt men eerst de pleistermassa alleen, daar soms de oppervlakte harder is dan het binnenste der massa. Mengsels van harde en weeke pleisters worden bereid door eerst de harde massa week te maken of te smelten en onder de half bekoelde massa de weeke pleister te kneden. b. Bij het uitstrijken der pleistermassa dienen papier, linnen, zacht leer, stijf leer of uitgestreken kleefpleister als onderlaag, van niet den rand b, die vooraf met olijfolie is ingesmeerd. Het oppervlak wordt bestreken met het door verwarmen weekgemaakte en goed doorgekneede mengsel van de beide pleisters, waarvan men 10 X 8 X 150 mgr. = 12 gram moet nemen. Dan verwijdert men de randen b en c, werkt zoo noodig de kanten bij en neemt met een stukje droog filtreerpapier de olie van den kleefrand weg. Op deze wijze verkrijg! men bij eenige oefening zeer nette pleisters, daar de randen voldoende voor vuilworden beschut zijn. Bijzondere vermelding wat het uitstrijken betreft verdienen nog: a. Emplastrum e Pice navale, die op leer wordt uitgestreken. Men wrijft een stuk pik fijn en zift het poeder in eene dunne laag op het leder, dan strijkt men hierover met een verwarmden spatel, zóó dat de pik in eene samenhangende, glanzende laag op het leer blijft kleven. Is de spatel te warm, dan trekt de pik in hel leer en wordt de pleister dof; is de spatel niet warm genoeg, dan blijft de pik aan den spatel kleven. De ondervinding alleen leert hier de juiste temperatuur vinden. Moet deze pleister van een kleefrand voorzien worden, dan maakt men dien bij voorkeur later, daar men anders gevaar loopt, dien rand bij het warm maken van de pik te bederven. b. Emplastrum Colophonii en Emplastrum e Resina Pini worden nu en dan nog voorgeschreven, bijv.: .Jtfc. Resinae Pini q. s. fiat 1. a. emplastrum Iongitudine centimetrorum 8 latitudine centimetrorum 6 extende ad linteum, cum margine non tecto. Men neme een stuk dicht linnen, groot 12 X 10 cM., teekene daarop eenen rechthoek groot 8X6 cM. en bedekke de randen met stevig papier, dat overal nauwkeurig op het linnen sluit. Dan smelt men (8 X 6 X 120 mgr. = 5,760 gram) 6 gram Resina Pini op een zacht vuur of een zandbad en roert onder de gesmolten en eenigszins bekoelde massa 1,5 gram Oleum Terebinthinae, waarna men de halfvloeibare massa over het linnen uitgiet, met een warmen spatel zorgdragende, dat de massa overal gelijkmatig wordt verdeeld. Nadat men de pleister een half uur heeft laten afkoelen, verwijdert men de papieren randen. Deze pleister is zeer bros. Op dezelfde wijze vervaardigt men eene Colophoniumpleister. c. Ammoniacum en Galbanum worden soms met eene azijnzuurbevattende stof voorgeschreven, bijv.: $. Ammoniaci 10 Aceti Scillae q. s. misce leni calore ut fiat emplastrum rotunduni diametri cM. 6 supra linteum cum margine adhaesivo. Men wrijft de gomhars fijn, mengt haar met de azijn (op 2 deelen gomhars 1 deel azijn), maakt dit mengsel bij eene zachte warmte vloeibaar en strijkt het op linnen uit, waarop eerst de kleefrand is aangebracht. Na eenigen tijd wordt deze pleister zeer hard. d. Emplastrum Cantharidum wordt dikwijls voorgeschreven als oorpleister (Emplastrum pone aurem); dit is eene schuitvormige laag Emplastrum Cantharidum (±2 gram), uitgestreken op linnen en alleen aan de achterzijde voorzien van een smallen kleefrand of uitgestreken op kleefpleister. Dat om deze pleister geen vrije rand kan blijven, spreekt van zelt. Om de blaartrekkende werking van Emplastrum Cantharidum te verhoogen, wordt dikwijls de oppervlakte met wat Pulvis Cantharidum bestrooid, iets wat vooral is aan te bevelen wanneer men de uitgestreken pleister van den handel (Vésicatoire d'Albespeyres) dispenseert. Emplastrum cephalicum (Hoofdpleister) is Emplastrum Canthai idtim, uitgestreken op een stukje kleefpleister ter grootte van een dubbeltje of een kwartje. Bij het uitstrijken van Emplastrum Cantharidum moet warmte zooveel mogelijk worden vermeden. Evenals Unguenta extensa worden tegenwoordig ook uitgestieken pleisters in den handel gebracht; ze worden machinaal gemaakt en zijn gelijkmatiger dan de met de hand uitgestreken pleisters, een voorbeeld daarvan is de algemeen bekende kleefpleister: Emplastrum adhaesivum extensum. Om bij het gebruik van uitgestreken pleisters de uitwaseming van de huid niet te belemmeren en tevens om de pleisters betei aan verschillende lichaamsdeelen te kunnen doen aansluiten, worden tegenwoordig de Emplastra extensa ook geperforeerd gefabriceerd, d.i. op bepaalde afstanden voorzien van 1011de gaten. Eene eveneens algemeen bekende pleister is de zoogenaamde Engelse/ie pleister {Emplastrum adhaesivum anglicum, Taffetas ichthyocollectum anglicum), waaronder men verstaat lafzijde, die aan Van de gesneden of gekneusde simplicia wordt het fijne poeder afgezift en het overige door zift A5 geslagen, wat voor kleine vruchten en zaden niet noodig is. Dan mengt men de simplicia op een stuk glad papier door middel van een paar stukken karton. Om bij het snijden zoo weinig mogelijk poeder te verkrijgen, beveelt Dieterich aan, de Herbae, Folia en Flores 12 uur van te voren met 10—15 o/0 water te bevochtigen en ze in een overdekt vat te laten staan; ze worden dan taai en geven dus bij het snijden weinig poeder. Bij broze wortels en basten voegt men 25°/,, 23- water toe, in drie gedeelten met tusschenruimten van een uur. Wanneer men nog meer water toevoegde, zou een gedeelte daarvan niet worden opgezogen en hierin zouden werkzame bestanddeelen kunnen overgaan. Volgt men de methode van Dieterich, dan moeten de simplicia lersionu na nei smjuen in eene droogkast worden gedroogd. Simplicia, welke aromatische bestanddeelen bevatten, mogen niet onder aanwending van warmte worden gedroogd, doch met behulp van een kalk- l,:«* ..,^11— i„a i nu iv.iliiiil; laici l gebracht en van 20 deelen folia Trifolii en 40 deelen Herba Cardui benedicti tot grof poeder Ag gebracht. De Ed. IV schrijft niet voor, dat Herba Cardui benedicti van de stengels ontdaan moet zijn, zooals in de Ed. III was voorgeschreven. Species laxantes (Laxeerkruiden), waarvoor 10 deelen Anijsvruchten en 10 deelen Venkelvruchten tot poeder Aj,r) worden gebracht, en na bevochtiging met weinig spiritus worden gemengd met 10 deelen poeder van Kaliumhydrotartraat. Dit mengsel wordt bij eene zeer zachte warmte gedroogd (niet hooger dan 30°) en daarna vermengd met 40 deelen grof poeder (A,-,) van Sennabladen en 30 deelen Vlierbloemen. Species pectorales, een mengsel van 10 deelen poeder (Aö) van petala Rhoeados, 20 deelen poeder (A:i) van radix Liqtiiriliae, 30 deelen poeder (A:i) van radix Althaeae, 40 deelen poeder (A;i) van folia Althaeae. Species antiaphthosae (Obat Seriawan, Indische Spruwkruiden) zijn nieuw in de Pharmacopee opgenomen. Het is een mengsel van 2 deelen folia Symploci (Ar,), 2 deelen folia Abri (Aa), 2 deelen folia Blumeae (A5), 2 deelen folia Hydrocotyles (A5), 2 deelen folia Bidentis (A5), 1 deel radix Liquiritiae (A:>), 1 deel cortex Alyxiae (A5) en 1 deel Venkelvruchten (A;i), alleen bij dit Kruidenmengsel geeft de Pharmacopee de wijze van bewaring, in een gesloten vat, op een droge plaats aan. Naar onze meening behoort deze wijze van bewaren ook te worden toegepast op Species amarae en Species laxantes, die eveneens vluchtige bestanddeelen bevatten. Wij vestigen er hier de aandacht op, dat voor een Infusunt Specierum Antiaphthosae de verhouding 5: 100 geldt. In het Supplement op de Pharmacopee vindt men voorschriften voor: Species antasthmaticae, Species aromaticae, Species emollientes, Species laxantes Mariae Thermarum en Species Lignorum. In Amerika worden de meest voorkomende species in gecomprimeerden vorm (op de wijze waarop Herba Lobeliae in den handel komt) in voorraad gehouden; dit heeft het voordeel, dat zij weinig ruimte innemen, zoo noodig gemakkelijk in ongeveer gelijke deelen kunnen verdeeld worden en vooral, dat het aroma bij het bewaren niet verloren gaat, wat dikwijls bij aromatische species het geval is. Species worden gewoonlijk afgeleverd in papieren zakken; indien zij aromatische simplicia bevatten, neemt men zakken van perkamentpapier. PULVIS. POEDER. Met den naam poeder duidt men aan een droog, in fijne, gelijkmatige deeltjes verdeeld geneesmiddel. Geschiedde het tot poeder brengen der simplicia vroeger uitsluitend in de laboratoria der apotheken, thans is dit nagenoeg uitsluitend aan de fabrieken overgelaten, die door hunne machinale inrichtingen in staat zijn, fraaiere en fijnere poeders te leveren. Dit laatste vooral is van belang omdat daardoor de werkzaamheid dezer poeders niet onbelangrijk wordt verhoogd. Het nadeel echter van deze verplaatsing van arbeid is, dat het onderzoek der plantenpoeders in het algemeen lastiger is, dan dat der simplicia. Dit onderzoek moet grootendeels microscopisch geschieden. De Ed. IV der Pharmacopee geeft dan ook na de beschrijving der simplicia, eene meestal zóó uitvoerige beschrijving der daaruit bereide poeders, dat deze „tot eene identificatie in staat stelt en bijmengselen of vervalschingen doet op het spoor komen, ook zonder dat deze met name genoemd zijn". „Bij het maken dezer beschrijvingen", zegt de Pharmacopee verder, «zijn de eischen der praktijk geheel op den voorgrond gehouden. Steeds vangt de beschrijving aan met die bestanddeelen, welke de hoofdmassa van het poeder uitmaken, om geleidelijk naar de minder 22* voorkomende af te dalen. De uitkomsten van het onderzoek naar zetmeel zijn altijd vermeld, ook in die gevallen, waarin deze stof niet of niet in noemenswaardige hoeveelheid aanwezig is. Zulke negatieve opgaven zijn voor dit geval noodig geacht, omdat vermenging van poeders met zetmeel zeer voor de hand ligt en hier dus elke twijfel moet zijn buitengesloten; deze opgaven zijn aan het einde der beschrijvingen geplaatst. In twijfelachtige gevallen, in 't bijzonder waar vermenging met poeders van naverwante plantendeelen ondersteld kan worden, is vergelijking met een standaardpoeder noodzakelijk. De poeders worden microscopisch onderzocht in water, in Chloralhydraat (een oplossing van 7 deelen Chloralhydraat in 3 deelen water) en in Jood-Chloralhydraat (een verzadigde oplossing van Jodium in de oplossing van Chloralhydraat.) Als bij uitzondering eenig ander medium gebruikt werd, is dit vermeld. Onder kristallen, zonder meer, zijn die van Calciumoxalaat te verstaan.' Op een ander belangrijk onderdeel van het onderzoek der plantenpoeders komen wij nader terug. Omtrent de bereiding der poeders geeft de Pharmacopee de volgende voorschriften: „De bereiding der Poeders geschiedt door de grondstoffen grof te verdeelen, dan bij ten hoogste 50° te drogen en door malen, stampen of wrijven zóó fijn te verdeelen, dat zij geheel of bijna geheel door den voorgeschreven zeefbodem kunnen worden gezift. Grondstoffen, welke vluchtige bestanddeelen bevatten, moeten bij ten hoogste 40°, bij voorkeur echter met behulp van ongebluschte kalk worden gedroogd." Het grof verdeelen der simplicia geschiedt op de wijze als bij species is vermeld, door ze met een hakmes te snijden: wenschelijk is het echter in vele gevallen, de simplicia eerst van aanhangend stof en zand te zuiveren; vooral wortels met talrijke bijwortels als radix Valerianae, bevatten een niet onbelangrijke hoeveelheid vuil. De grof verdeelde simplicia worden nu gedroogd; men brengt ze daartoe in eene afgesloten ruimte in aanraking met lucht, die niet met waterdamp is verzadigd. Zoodanige lucht verkrijgt men óf door verwarming óf door wateronttrekking. Verwarmt men de lucht, dan moet deze, telkens wanneer zij met water is verzadigd, worden weggevoerd en door nieuwe onverzadigde worden vervangen. Droogt men de lucht door wateronttrekkende stoffen, dan doet natuurlijk steeds dezelfde lucht dienst. Er bestaan dus twee soorten van droogtoestellen: 1°. de „droogkast", welke werkt door verwarming. 2°. toestellen, waarin de lucht wordt gedroogd. De droogkast wordt verwarmd door gas, door stoom, of door rook van kachels. Waar bijv. dagelijks een groot destilleerapparaat of een decoctorium gebruikt wordt, kan men ter verwarming van de droogkast met voordeel gebruik maken van waterdamp; kan men den toevoer van stoom regelen, dan kan men ook de temperatuur in de droogkast willekeurig lager of hooger houden. Staat geen vvater- Fj 25 damp ter beschikking, dan kan men gebruik maken van den rook van kachels enz. Deze wordt dan gewoonlijk langs een ijzeren plaat gevoerd, die als bodem van de droogkast dient, de lucht in de kast wordt dan verwarmd en stijgt naar boven. Door eene doelmatige plaatsing van de planken kan men het zóó inrichten, dat de lucht telkens over alle planken moet strijken en dus overal vocht kan opnemen. De met waterdamp verzadigde lucht wordt boven in de kast weggevoerd, terwijl van onderen eene opening is, waardoor telkens versche lucht kan binnentreden. Bij deze wijze van verwarmen door rook kan men echter de temperatuur niet zoo goed regelen als met stoom. Voor kleine hoeveelheden plantenpoeder kan men gebruik maken van een metalen droogstoof (fig. 25), die door gas verwarmd wordt, en waarvan de temperatuur wordt geregeld door een thermoregulator. Steeds drage men echter zorg, dat de temperatuur in de droogkast niet hooger stijgt dan 50°, het is beter de simplicia langeren tijd bij lage temperatuur te drogen dan een korten tijd bij hoogere temperatuur. Praktisch is het een schaaltje met Cetaceum in de droogkast te plaatsen ter controleering van de temperatuur; het smeltpunt van deze stof ligt bij 45°, zoodat men kan verwarmen tot het begint te smelten zonder dat men de maximum temperatuur der Pharmacopee overschrijdt. Door op verschillende plaatsen in de droogkast een schaaltje met deze stof te plaatsen, kan men de temperatuur op die verschillende plaatsen gemakkelijk controleeren. Bij de toestellen, waarin de lucht telkens wordt gedroogd, dienen als wateronttrekkende stoffen Calciumoxyde voor de grootere toestellen (Kalkkasten) en Zwavelzuur of Calciumchloride voor de kleinere toestellen (Exsiccator). Fig. 26. Fig. 27. Een exsiccator bestaat gewoonlijk uit een glazen klok, die nauwkeurig op een glazen plaat sluit en waaronder zich een bakje met geconcentreerd Zwavelzuur of met Calciumchloride bevindt (fig. 26). In lateren tijd zijn exsiccatoren in den handel gebracht, waarbij zich de wateronttrekkende stof (Zwavelzuur) niet onder doch boven de te drogen substantie bevindt (fig. 27). Aangezien vochtige lucht soortelijk lichter is dan droge, komt in dezen exsiccator de te drogen stof in aanraking met droge lucht en de hygroscopische stof met vochtige, wat bij de vroegere exsiccatoren niet het geval was. De Kalkkast (fig. 28) dient èn om stoffen te drogen pn nm crpnppcmiHHp_ len, die gemakkelijk vochtig worden (droge extracten), of die na de bereiding nog gedroogd moeten worden (Trochisci) te bewaren. Dergelijke kasten bestaan meestal uit twee, door een stuk stevig gaas van elkaar gescheiden gedeelten; in het eene deel bevindt zich de ongebluschte kalk, terwijl in het andere deel verschillende met linnen overtrokken ramen zijn aangebracht, om de te drogen stoffen op te plaatsen. Dat dergelijke kasten zeer nauwkeurig moeten sluiten, spreekt van zelf. Het drogen in kalkkasten gaat minder snel dan in droogkasten; de simplicia behouden echter hunnen reuk en hunne kleur veel beter. Wil men een fijn en fraai poeder van simplicia bereiden, dan is het noodzakelijk de stoffen volkomen droog te maken; Fig. 29. bij het pulveriseeren van niet voldoend droge stoffen, verkrijgt men een samenpakkend poeder van minder fraaie kleur. In de apotheek worden de poeders meestal bereid door de gedroogde simplicia in een vijzel met metalen stamper te stampen; alleen dan, wanneer betrekkelijk groote hoeveelheden van eenzelfde poeder moeten gebruikt worden, maalt men de simplicia in een poedermolen (fig. 29), waar zij verbrijzeld worden tusschen twee tegen elkaar indraaiende walzen of door zware kogels. Voor stoffen van vezelachtige structuur voldoen de meeste poedermolens niet. Voor het pulveriseeren van Secale Fig. 30. cornutum heeft men in de meeste apotheken een afzonderlijk, verstelbaar molentje (fig. 30), dat met succes door een goede, verstelbare koffiemolen kan worden vervangen. Zouten en zuren worden bij voorkeur in een marmeren of steenen mortier of vijzel gepulveriseerd. Op het pulveriseeren volgt het ziften, dat dient om te zorgen, dat geen te grove deelen onder het poeder komen. Het spraakgebruik volgende, spreekt de Pharmacopee ook thans van de graad van „fijnheid" der poeders; juister zou zijn, zooals uit het onderstaande blijkt, te spreken van de graad van „grofheid". Voor het ziften gebruikt men zeven, ronde trommels, waarvan bodem en deksel gevormd worden door strak gespannen kalfsvel. Een zeef bestaat uit drie gedeelten, een bak om het gezifte poeder op te vangen, een houten ring, waarin de zeef bodem of het diaphragma is gespannen, en een deksel. Deze drie deelen moeten zóó op elkaar sluiten, dat bij ziften zoo weinig mogelijk verlies door verstuiven plaats heeft. Wanneer de bak onder den ring met den zeefbodem is geplaatst, wordt hierop het te ziften poeder gebracht, de zeef met het deksel gesloten en dan de zeef los op de handen geplaatst en zóó bewogen, dat het poeder voortdurend over den zeefbodem wordt heen en weer bewogen, waarbij de deeltjes die voldoende fijn zijn door de mazen in den bak vallen; de grovere blijven daarop achter en moeten opnieuw fijngemaakt en gezift worden. Dit houdt men vol tot men geen of bijna geen rest meer overhoudt. Ondersteld, dat de openingen van den zeefbodem b\, mM2. groot zijn, dan zullen natuurlijk niet alleen de deeltjes die juist zoo groot zijn daar doorheen gaan, maar ook alle deeltjes die fijner zijn, en alleen de deeltjes die grooter zijn zullen achterblijven, het verzamelde poeder is dus niet grover dan 3^ mM2. Welke graad van fijnheid men ook van een poeder verlangt, het blijft noodzakelijk dat het geheele simplex, desnoods op een zeer kleine rest na, tot die graad van fijnheid wordt gebracht. Wanneer tnen 5 gram poeder van Secale cornutum ex tempore moet bereiden en dit doet door bijv. 10 a 20 G. Secale cornutum te malen en dan het fijne poeder af te ziften, zou men een groote fout maken. De simplicia toch zijn niet als de zouten homogene stoffen, maar bestaan uit verschillende deelen, die meer of minder hard zijn en dus niet even spoedig gepulveriseerd zullen worden. Wanneer men nu na het stampen of malen het fijne poeder afzift en dit alleen gebruikt, zal dit poeder in samenstelling zeker niet overeenkomen met het simplex, waarvan men is uitgegaan; om dit te bereiken moet men het geheele simplex pulveriseeren en het verkregen poeder vóór het gebruik nog flink dooreenmengen. Vooral wanneer men grovere poeders wil bereiden, bijv. voor decocta en infusa, moet men voorzichtig zijn met het stampen en herhaalde malen afziften; anders wordt het verlangde grove vermengd met zooveel fijn poeder, dat het voor het aangegeven doel onbruikbaar wordt. Met een enkel voorbeeld willen wij nog aantoonen, dat het verschil in samenstelling tusschen de achtereenvolgens verzamelde poeders werkelijk te bewijzen is. Bij een onderzoek van folia Sennae, die tot grof poeder waren gebracht, vond Dieterich in dit grove poeder een aschgehalte van 12.14 pCt., werd van dit poeder een deel afgezift door een fijne zeefbodem (B(i5) dan werd hierin een aschgehalte gevonden van 41,76 pCt. Ten deele zal van dit zeer hooge aschgehalte de oorzaak wel zijn, dat aan de meeste simplicia, vóór zij tot poeder worden gebracht, een betrekkelijk vrij groote hoeveelheid zand en stof kleeft; bij het afziften van de eerste hoeveelheid poeder gaan die anorganische verontreinigingen mede door de fijnste ziften, zoodat dit afgezifte poeder abnormaal veel asch moet bevatten, dus zeer verontreinigd is. „De graad van fijnheid der poeders", zegt de Pharniacopee, „wordt geregeld naar de zeefbodems", waarbij men onderscheidt: A. Voor grove poeders: Zeefbodems van perkament met ronde openingen van 1,5, 3 en 5 mM. middellijn. Het door deze zeefbodems gezifte wordt onderscheiden als grof poeder A1)5, A3, A5. B. Voor fijne poeders: Zeefbodems van zijden builgaas met vierkante openingen ten getale van 10, 20, 30, 40 of 50 op den lengtecentimeter. Het door deze zeefbodems gezifte wordt onderscheiden als poeder RlOi R.ii, B30, B_M,, Bgo. Wij hebben bij een paar soorten dezer ziften B de grootte der openingen onder behoorlijke vergrooting - gemeten en daarbij gevonden, dat de afstand van twee draden bedraagt: bij zift Bw so/eu mM. 11 n B20 '^160 " " " B30 10/^ „ " " B40 8/ö0 » " " B50 6/go „ Dit sluit echter niet in, dat deze grootten tevens aangeven de maximum lengte der door de ziften geslagen deeltjes. De fijnheid der poeders is volgens Dieterich en wij kunnen dit uit ondervinding bevestigen behalve van het aantal openingen per cM. nog afhankelijk van: a. den duur van het ziften; b. de kracht waarmee men zift; c. den druk, dien het poeder op den zeefbodem uitoefent; hoe zwaarder de zeefbodem is belast, des te grover is het poeder. Zift men eenzelfde poeder tweemalen door denzelfden zeefbodem, dan blijft er den tweeden keer nog eene rest. Meer rationeel is het daarom volgens Dieterich, de fijnheid van een poeder te bepalen, door de grootte in micra aan te geven. In vele gevallen geeft de Pharmacopee bij de bereiding der praeparaten de fijnheid der poeders bij elk praeparaat afzonderlijk aan. Waar dit niet het geval is, wordt deze geacht zóó te zijn, dat worden verzameld door: Zeefbodem B10: Zeefbodem B^,: Zeefbodem BSi: Ammoniacum. 'Cubebae. Acidum tartaricum. Asa foetida. *Fructus Anisi. Cantharides. Galbanum. * „ Foeniculi. *Cortex fructus Aurantii. Marmor album. *Flores Cinae. *Petala Rosae. Salia. Sapo medicatus. Zeefbodem B^,: Catechu. 'Cortex Chinae. * „ Cinnamomi. * „ Rhamni Purshianae. *Folia Belladonnae. * „ Sennae. Gummi arabicum. Lactucarium. "Opium. Radix Althaeae. ,, Gentianae. * „ Helenii. „ Jalapae. Radix Liquiritiae. * „ Rhei. * » Valerianae. *Rhizoma Calami. ii Zingiberis. Saccharum. Saccharum Lactis. *Semen Cardamomi. ii Strychni. Succus Liquiritiae. Tragacantha. Tubera Saleb. Zeefbodem B50: Acidum boricum. Carbo Ligni. *Cortex Radicis Ipecacuanhae. De poeders, bereid uit de met het teeken * aangeduide stoffen, moeten buiten invloed van liet licht bewaard worden. Bij het ziften moet men vooral zorg dragen, dat de zeven goed droog zijn, en dat ze telkens direct na het gebruik flink uitgeborsteld worden. Het achterblijvende poeder wordt door wateraantrekking kleverig en verstopt daardoor de zeefbodems gemakkelijk. Reeds bij het pulveriseeren en bij het ziften trekken de meeste poeders vocht uit de lucht aan, daarom is het noodzakelijk, ze direct na het ziften nog eens te drogen en ze in volkomen droge, goed te sluiten flesschen te bewaren. Ook de poeders van simplicia, die niet afzonderlijk door de Pharmacopee vermeld zijn, worden het best buiten den invloed van het licht bewaard. Naar den graad van fijnheid werden vroeger algemeen en worden tegenwoordig nog dikwijls de poeders onderscheiden in: pulvis grossus, grof poeder (A5, A3, Ai,5, B10); „ s u b t i 1 i s, fij n poeder (Ba,, B30); „ subtilissimus, zeer fijn poeder (B.w, Bso); „ impalpabilis, onvoelbaar „ (BCl0 en fijner). Wij wenschen er hier de aandacht op te vestigen, dat naar ons oordeel de door de Pharmacopee aangegeven graad van fijnheid een minimum is, en dat de werkzaamheid der poeders in het algemeen door meerdere fijnheid zal toenemen. Bij simplicia, die veel aetherische olie bevatten (Fructus Anisi), kan men echter de meerdere fijnheid alleen bereiken door scherper drogen, wat een belangrijk verlies aan olie zou geven. Bij een groot aantal poeders van simplicia wordt in den tekst der Pharmacopee het maximum aschgehalte van het poeder vermeld. Dit aschgehalte dient èn om na te gaan of het poeder ook moedwillig is vermengd met andere, anorganische stoffen of met andere poeders, die een ander aschgehalte hebben, èn ook om na te gaan, of het poeder lege artis is bereid, d.w. z. of zooveel mogelijk het geheele verlangde simplex tot poeder is gebracht, dan wel of van het gestampte simplex het fijne poeder afzonderlijk is afgezift; in dit geval zal men om de op pag. 345 aangegeven reden een abnormaal hoog aschgehalte vinden. Dit wordt o. a. bewezen door het volgende onderzoek van Hauke i). Deze bereidde uit 30 G. folia Hyoscyami poeder; telkens na een korten tijd stampen in een zorgvuldig gereinigden mortier zifte hij het poeder B;->o af en bepaalde hiervan het aschgehalte. Hij vond daarbij het volgende: Opbrengst poeder B50 Aschgehalte na 1 minuut stampen 5 G. 45,8 pCt. » 2 minuten „ 4 „ 20,1 » 3 » „ 3 „ j 7 u " ^ >1 « 3 „ 16,1 „ " 6 3 „ 15,7 „ " 8 2 „ 15,4 „ rest 10 » 15,1 „ Van de eerst verzamelde 5 G. poeder blijft dus niet minder dan 2,29 G. asch achter. Het aschgehalte der geheele bladen bedroeg ongeveer 20%, toen de bladen zóó lang gestampt waren, dat door zift Br„ niets meer af te ziften was, werd in het gemengde poeder 20,1 pCt. asch gevonden. Voor de bepaling van het aschgehalte van poeders geeft Hauke 2) de volgende ook naar onze ervaring praktische wenken: ei. Een fijn poeder wordt zonder verdere voorbereiding verbrand. b. Een grof poeder moet eerst goed doorecngemengd worden, totdat grove en fijne deeltjes gelijkmatig onder het mengsel verdeeld schijnen. \\ anneer van het poeder minstens 2 G. voor de bepaling van het aschgehalte wordt genomen, kan men het op de milligrambalans afwegen. Men moet echter zorg dragen, dat bij het overbrengen van de stof van de balans naar de gloeikroes geen verlies plaats heeft. c. Geheele of gesneden simplicia moeten fijn gemaakt worden. Daartoe worden 2 a 3 G. van het simplex in een zorgvuldig gereinigden kleinen mortier door zacht stampen en stevig wrijven tot grof poeder gebracht. Dit geheele poeder wordt nu zorgvuldig met behulp van een penseel in een getarreerd uitgegloeid platinakroesje gebracht; dan wordt zoo mogelijk op de analytische, maar anders 1' Phann., Mr. Rudolph Hauke: Ueber Aschengehalte von Drogen aus dein Pflanzenreiche. 2) Hauke, I. c. pag. 19. op de milligrambalans het gewicht van het poeder bepaald. Draagt men zorg, dat ook het fijnste poeder in het kroesje komt, dan maakt men niet een fout van eenige beteekenis. Laat men het fijne poeder in den mortier achter, dan zal men blijkens het hiervoor medegedeelde, geen betrouwbaar resultaat krijgen. d. Voor het uitvoeren der aschbepaling is ongeveer 2 G. (de hoeveelheid voor elke bepaling moet natuurlijk uiterst nauwkeurig gewogen zijn) noodig. Men kan gloeien zonder toevoeging van een of andere stof (zand of gips) in een open platinakroesje; alleen dan wanneer na lang gloeien nog kooldeeltjes achterblijven wordt de inhoud van het kroesje na afkoeling zeer voorzichtig bevochtigd met 1 a 2 druppels Salpeterzuur en dan nogmaals gegloeid. Men plaatst het kroesje eerst hoog (± 15 cM.) boven de vlam en verwarmt zoolang zacht tot niet meer vluchtige stoffen ontwijken; dan laat men het kroesje langzaam dalen, bijv. telkens één cM. en men laat het iederen keer zóó lang op die hoogte als de inhoud nog verandert. Wanneer de verkooling zoo ver gevorderd is, dat de inhoud bij het verhitten niet meer opzwelt of ontbrandt, gloeit men uit tot na afkoeling in den exsiccator de inhoud van het kroesje door opnieuw gloeien, niet meer aan gewicht verliest. Een dergelijke bepaling duurt 2 a 3 uur. Hieronder volgen eenige hoogste cijfers van het aschgehalte van poeders van simplicia, zooals de Pharmacopee ze vermeldt: Ammoniacum 5 pCt. Glandulae Lupuli 6 pC.t. Amylumsoorten 1 „ Gummi arabicum 4 „ Asa foetida 10 „ Herba Sabinae 8 „ Carbo Ligni 2 „ Lactucarium 10 ,, Caryophylli 6 ,, Lignum Quassiae 8 „ Catechu 5 ,, » Santalinum 3 » Cortex Chinae 4 „ Lycopodium 5 „ „ Cinnamomi 8 „ Opium 8 „ „ Granati minstens 8 „ Pulvis aromaticus 8 „ hoogstens 15 „ „ gummosus 2,5 „ ,, Rhamni purshianae 10 „ „ Liquiritiae cps. 4 „ Farina Lini 6 „ Rad. Althaeae niet minder Folia Sennae 8 „ dan 3—7 „ FructusCardamomiminstens3 „ Gentianae niet minder tot 8 „ dan 2—6 „ ,, Cubebae 10 „ „ Ipecacuanhae niet minder Galbanum 8 » dan 1,8-6 » Rad. Liquiritiae 6 „ „ Rhei niet minder dan 5 12 » Rhizonia Hydrastis 6 pCt. » Iridis niet minder dan 2—5 ,, ,, Zingiberis 8 „ Secale cornutum 5 „ Semen Sinapis 8 „ Semen Strychni niet minder dan 1-3 » Stigmata Croci 6 pCt. Succus Liquiritiae niet minder dan 5—8 „ Tragacantha 31/2 « Tubera Saleb niet minder dan U/2-4 „ In de receptuur worden poeders voorgeschreven onvermengd of vermengd en onverdeeld of verdeeld in afzonderlijke doses, bijv.: SX. Pulveris Bicarbonatis natrici 60 S. 3 d. d. c. p. p. c. Bicarbonatis natrici 70 Pulveris Radicis Rhei 5 Carbonatis magnesici 7 Eleosacchari Foeniculi 10 misce fac pulverem. (misce fiat pulvis). Antipyrini 500 mG. fac pulverem, da tales doses X S. 3 d. d. p. Ji. Pulveris Opii 300 mG. Sacchari al bi 8 niisce fac pulverem divide in partes aequales XX S. 6 d. d. p. De arts kan verdeelde poeders op twee wijzen voorschrijven. Hij kan aangeven de hoeveelheid voor alle poeders tegelijk en het aantal deelen waarin deze moet worden verdeeld, bijv.: misce fac pulverem, divide in partes aequales no... of misceatur, fiat pulvis, dividatur in partes aequales no... en hij kan aangeven de hoeveelheid voor elke poeder afzonderlijk met het aantal doses, dat moet worden afgeleverd, bijv.: misce, fac pulverem, da tales doses no... misce, fiat pulvis, dentur tales doses no... De voorschriften: 4&. Pulveris Opii compositi 1,500 Saccliari albi Bicarbonatis natrici a 3 m. f. pulv. div. i. p. aeq. XV. S. 5 d. d. p. en .j£. Pulveris Opii compositi 100 mG. Sacchari albi Bicarbonatis natrici 200 mG. m. f. pulv. d. t. d. XV. S. 5 d. d. p. zijn dus geheel gelijkwaardig. Gemengd worden poeders in ruime, matte (onverglaasde), met diepe mortieren, die minstens eene tienmaal grootere hoeveelheid poeder kunnen bevatten. De stamper moet van onderen breed en tamelijk plat zijn, zoodat hij den bodem van den mortier over eene groote oppervlakte aanraakt. Voor het vermengen van poeders gelden de volgende regels: men brengt eerst die stof, waarvan de kleinste hoeveelheid is voorgeschreven Heroïca uitgezonderd — in den mortier en mengt dit met een gedeelte der andere bestanddeelen zóó lang, tot een gelijkmatig poeder is verkregen; dan voegt men de rest — al naar de hoeveelheid, geheel of in gedeelten — aan dit mengsel toe en roert dit wederom tot een poeder, waarin de afzonderlijke deelen met het ongewapend oog niet meer zijn waar te nemen. Men houdt den stamper los in de hand en roert van rechts naar links; het poeder, dat bij die beweging aan den kant van den mortier komt, wordt met behulp van een stukje karton weer in het midden van den mortier gebracht. Wanneer men den stamper uit den mortier legt, zorge men dat het onderste uiteinde naar den rand, het bovenste naar het midden der werktafel gekeerd zij; geraakt de stamper dan aan het rollen, dan beweegt hij zich naar het midden van de tafel; in de tegengestelde positie zou hij van de tafel vallen. Wanneer een der bestanddeelen een minder fijn poeder vormt dan de overige, wrijft men het eerst afzonderlijk, of wanneer het in zeer kleine hoeveelheid voorkomt met een deel van een ander poeder fijn. Grootere hoeveelheden poeder, die bestanddeelen bevatten, welke gemakkelijk klontjes vormen (zwavel), of die een verschillend soortelijk gewicht hebben (Magnesia gecombineerd met Bismuthnitraat), worden na het vermengen gezift; het niet doorgezifte poeder wordt fijngewreven, gezift en onder het eerste mengsel verdeeld. Om poeders van verschillend specifiek gewicht te mengen, brengt men eerst het soortelijk zwaarste bestanddeel in den mortier, en roert daaronder bij gedeelten het lichtere poeder. Men drage hierbij zorg, met den stamper niet op den bodem van 'den mortier te drukken, maar hoofdzakelijk het bovenliggend deel van het poeder aan te raken. Bij het bereiden van groote hoeveelheden van een poeder bijv. bij Pulvis Liquiritiae compositus, zal het gemakkelijk gebeuren, dat ondanks zorgvuldig wrijven toch nog klontjes van een der bestanddeelen in het poedermengsel blijven; om ook deze te verwijderen moet het poeder gezift worden, de achterblijvende stukjes afzonderlijk fijngewreven en dan onder het gezifte poeder gemengd worden. Vooral na het ziften van Pulvis Liquiritiae compositus zal men zien, dit het noodig is het gezifte poeder nog eens flink door te mengen, daar lang niet alle poeders even snel door den zeefbodem gaan. Met het oog op de fijnheid van het poeder van Venkelvruchten mag men geen fijner zeefbodem dan BaJ gebruiken. Eene eenvoudige en praktische methode om niet te kleine hoeveelheden poeder te vermengen, is de volgende: in een ruime ronde poederdoos brengt men de te mengen poeders en twee of drie glazen knikkers, en schudt de doos na haar gesloten te hebben zóó, dat de kogels langs den wand rollen; in zeer korten tijd heeft men dan een homogeen mengsel. Door apotheker Wolsiffer in Neustadt wordt voor dit doel eene Pulvermischdose (fig. 31) in den handel gebracht, een metalen doos (van aluminium), waarvan de bodem min of meer hol is en zonder hoek in den rand overgaat; hierbij behooren drie zware vernikkelde metalen -J Ullte b(,uiv. v\_i iuni\\.iu\. 111v_iaiv_U kogels. Dit toestel kan met warm water gereinigd worden, zoodat men er riekende poedermengsels in kan maken en het toestel na het reinigen weder kan gebruiken voor niet riekende poeders. In dit toestel wordt een poedermengsel, volgens het voorschrift: J£. Pulveris Carbonis Ligni Carbonatis magnesici Nitratis bismuthici basici a 30 m. f. pulverem ds. si necesse c. p., in enkele minuten gereed gemaakt, terwijl bij mengen inden mortier daarvoor ccn gcruimen tijd noodig is. Door enkele duitsche apothekers is aangeraden bij gebrek aan glazen of metalen kogels daarvoor gewichten van 10 of 20 gram te nemen, een voorstel, dat o. i. zeer verwerpelijk is. Dikwijls komt het voor, dat een of meer bestanddeelen van een poedermengsel niet in den poedervorm aanwezig zijn, met name is dit het geval bij vele zouten, en bij Secale cornutum en Folia Digitalis, die men niet in poedervorm in voorraad mag houden. Zouten wrijft men tot poeder in een onverglaasden mortier, men houdt daarvoor den stamper in de vuist. Indien het zout door warmte niet ontleedt of vervluchtigt, is het raadzaam den mortier vooraf te verwarmen, men krijgt dan gemakkelijker een fijn poeder. Folia Digitalis, die men zonder de bladstelen moet gebruiken, kan men zeer gemakkelijk pulveriseeren door ze in een warmen mortier met een gelijk gewicht grove suiker te wrijven, ook met niet te fijn poeder van melksuiker gaat het goed. De bladen moeten daarvoor echter zeer droog zijn, dus eenigen tijd met behulp van ongebluschte kalk zijn bewaard. Van Secale cornutum mocht nien volgens de Ed. III het poeder korten tijd in voorraad houden, volgens de Fd. IV mag dit niet meer. Trouwens vele medici schrijven op hunne recepten steeds: pulvis Seca/is cornuti recenter paratus voor. Moet het poeder zonder eenige additie worden afgeleverd, dan moet men daartoe de volgende vrij langdurige methode volgen. Men maalt het droge Moederkoorn door het vroeger afgebeelde molentje (fig. 30) of door een goede, speciaal daarvoor bestemde koffiemolen en zift hiervan het fijne poeder af; de rest wordt opnieuw gemalen en weer afgezift; nu komt men met malen niet veel verder meer en moet herhaaldelijk stampen en afzitten tot alles of bijna alles door den zeefbodem (B:,„ volgens de Ed. III) gaat. Men moet bij deze bewerking wat meer Secale cornutum nemen dan men poeder noodig heeft om het verlies bij het malen, stampen en ziften, maar moet blijkens het hiervóór medegedeelde de verschillende bewerkingen zóó lang volhouden tot alles fijn poeder is. Bestaat er tegen de toevoeging van suiker geen bezwaar, zooals in de meeste gevallen wel het geval zal zijn, dan kan men de volgende, veel snellere methode volgen: men maalt het Secale cornutum een of tweemaal door een molen, weegt van het grove poeder zooveel af als SCHroder , Receptuur. 3e druk. 23 men noodig heeft en wrijft dit met een gelijk gewicht grove suiker samen in een warmen mortier. Binnen enkele minuten heeft men dan een homogeen poedermengsel verkregen, dat geheel door zeefbodem B.ji en grootendeels ook door zeefbodem B:so kan worden gezift. Voor het pulveriseeren van sommige zaden en van droge harde bladeren kan men dikwijls ook gebruik maken van een goeden koffiemolen, mits men niet daarmee terstond den uitersten graad van fijnheid wil bereiken, maar eerst een grof poeder maakt en dit nog eens maalt, nadat de molen voor het verkrijgen van een fijner poeder is ingesteld. Vanille, Saffraan en andere stoffen van niet vezelachtige structuur, waarvan de werkzame bestanddeelen bij het drogen gemakkelijk vervluchtigen, wrijft men het gemakkelijkst in eenen niet verglaasden, zacht verwarmden mortier met wat grove suiker fijn. Kamfer moet telkens opnieuw tot poeder worden gebracht, daar kamferpoeder zeer spoedig klontert. Men brengt Kamfer tot poeder door er eerst eene nog al ruime hoeveelheid Alcohol, Aether of Aether cum Spiritu bij te voegen, even te wrijven tot oplossing en hierbij de suiker of een ander voorgeschreven poeder te voegen en daarmede onder zeer zacht drukken te vermengen. Wrijft men langer dan noodig is, of drukt men hard, dan klontert het Kamferpoeder of het mengsel zeer gemakkelijk. Ook voor het bereiden van een fijn poeder van Acidu 111 boricum, Salol, Naphthol, Naphthaline is toevoeging van alcohol of aether zeer gewenscht. De kristallen dezer stoffen zijn zóó glad, dat men ze niet onder den stamper kan houden. In tegenstelling met Kamfer moet men bij deze stoffen hard met den stamper drukken, vooral bij Boorzuur. Voor het ziften van dergelijke, meestal kleine hoeveelheden poeder kan men met succes gebruik maken van de poederzeefjes voor de receptuur van de firma le Grand en Belain, bestaande uit zeefranden, bak en deksel van eboniet, waarbij behooren losse zeefbodems (B10 tot Bqci), die men naar verkiezing met de randen 0111 den bak kan bevestigen. Indien men eene zeef wil hebben, die alleen zal dienen voor een bepaalde stof, Moschus, Jodoform enz., dan neemt men een kartonnen of spanen doos, ontdoet die van bodem en deksel en spant tusschen de beide randen een stukje gaas. Van de samengestelde poeders der Pharmacopee vermelden wij: Pulvis Acidi salicylici cum Talco, Salicylzuur strooi- poeder, een mengsel van 3 deelen Acidum salicylicuni, 10 deelen Amylum Oryzae en 87 deelen Talcuni. Ten einde geen hinder te hebben van het stuiven van het Salicylzuur, wrijft men dit met ongeveer eene gelijke hoeveelheid Amylum onder toevoeging van wat Alcohol of Aether fijn, voegt dan de rest Amylum en den Talk toe. Pulvis aërophorus, Bruispoeder, bereidt men door 30 deelen gedroogd poeder van Acidum tartarieum te mengen met 30 deelen gedroogd poeder van Saccharum en met 30 deelen poeder van Bicarbonas natricus. Bruispoeder lost onder ontwikkeling van Kooldioxyde snel in water op, onder vorming van Natriumtartraat. 2 Na 11 Cü;! 4- Cjl l402(C00H)2 = C,H40,(C00Na)., + 2 CO.,+2 H.O 168 150 " " Uit deze vergelijking volgt dat voor 16S deelen Natriumhydrocarbonaat 150 deelen Acidum tartarieum ter verzadiging noodig zijn, dus voor 30 deelen Natriumhydrocarbonaat 26,8 deelen van het zuur. De geringe overmate (3,2 deelen) zuur bevordert zeer den frisschen smaak van de oplossing. Bruispoeder moet met behulp van ongebluschte kalk worden bewaard; wordt het poeder vochtig, dan ontstaat kooldioxyde, zoodat het poeder onder slechts zwak opbruisen en langzaam in water oplost. Bij de Pulveres aërophori anglici wordt de inwerking van zuur en carbonaat op elkaar eerst voorkomen. Men levert daarvoor nl. 1,5 G. poeder van Wijnsteenzuur in een wit papier en 2 G. poeder van Natriumhydrocarbonaat in een blauw papier gevouwen af. Lost men eerst het carbonaat in wat water op en voegt daarbij het zuur, dan heeft terstond eene sterke ontwikkeling van Kooldioxyde plaats; het mengsel reageert alkalisch, daar er 320 mG. Natriumhydrocarbonaat meer is dan noodig is ter verzadiging van het zuur, Voor Pulveres aërophori laxantes, Pulveres Seidlitzenses, levert men 2 G. wijnsteenzuur af in wit papier en een mengsel van 2,5 G. Natriumhydrocarbonaat en 7,5 G. Kaliumnatriumtartraat in blauw papier. Ook hier zal de vloeistof na oplossing der stoffen alkalisch reageeren. Pulvis antacidus, Pulvis terrestris, Zuurpoeder, meer bekend onder den naam „Poeder tegen het zuur", is een mengsel van 65 deelen Calciumcarbonaat en 35 deelen Magnesiumcarbonaat. Pulvis aromaticus, Aromatisch poeder, is een mengsel 23* van gelijke deelen poeder van Cardamomzaad, poeder van Gemberwortel en poeder van Kaneel. Volgens het voorschrtft der Ed. III moesten de drie simplicia gezamenlijk tot poeder worden gebracht, waardoor het Cardamomzaad gemakkelijker gepulveriseerd werd. Het tegenwoordige voorschrift komt overeen met dat der Ed. II en dat der Ed. III met dat der Ed. I der Pharmacopee. Pulvis gummosus, samengesteld Gom poeder, een mengsel van gelijke deelen poeder van Arabische Gom, poeder van Tragacanth en poeder van Suiker. Het dient behalve voor Solutio gummosa soms ook als constituens voor pillen en poeders. Pulvis Liquiritiae compositus, Laxeerpoeder, heeft in samenstelling eene geringe wijziging ondergaan, het bestaat thans uit een mengsel van 15 deelen poeder van Sennebladen, 15 deelen poeder van Zoethoutwortel, 10 deelen poeder van Venkelvruchten, 10 deelen Gezuiverde Zwavel en 50 deelen poeder van Suiker (in de Ed. 111 was de verhouding der deelen 16, 16,8,8 en 52). Met het oog op de verlangde werkzaamheid van het poeder zouden wij den naam Pulvis Sennae compositus juister vinden. In den volksmond is het vooral bekend als „Groen poeder". Bij de bereiding van groote hoeveelheden van dit poeder verdient het aanbeveling het mengsel door zeefbodem Bj, te ziften, de rest fijn te wrijven, weer te ziften en dan het poeder nog eens dooreen te mengen. Pulvis Opii compositus, Pulvis Doveri, Samengesteld Opium poeder, is een mengsel van 10 deelen poeder van Opium, 10 deelen poeder van Ipecacuanhawortelbast en 80 deelen poeder van Kaliumsulfaat. Een geelgrijs poeder, dat 1 pCt. Morphine moet bevatten. Hoeveelheden van 200 250 G. bereidt men zeer snel in een doos met kogels, zooals wij in het begin van dit hoofdstuk beschreven. De voorschriften der kunstmatige bronzouten bevatten alleen de hoofdbestanddeelen van de bronzouten, maar komen in samenstelling daarmede in geenen deele overeen. De samenstelling dezer kunstmatige zouten is als volgt: Sal Carolinum facticium, Kunstmatig Karlsbaderzout, een mengsel van 20 declen poeder van Kaliumsulfaat, 180 deelen poeder van Natriumchloride, 360 deelen poeder van Natriumhydrocarbonaat en 440 deelen Uitgedroogd Natriumsulfaat. Sal Emsanum facticiuin, Kunstmatig Etnserzout, een mengsel van 7 deelen Uitgedroogd Natriumsulfaat, 13 deelen poeder van Kaliumsulfaat, 325 deelen poeder van Natriumchloride en 665 deelen poeder van Natriumhydrocarbonaat. Sal Hunyadi lanos facticiuin, Kunstmatig Hunyadi lanoszout, een mengsel van 500 deelen uitgedroogd Magnesiumsulfaat, 50 deelen poeder van Natriumchloride en 450 deelen uitgedroogd Natriumsulfaat. Daar uitgedroogd Magnesiumsulfaat niet in de Phartnacopee is opgenomen, laat zij dit bereiden door voor te schrijven dat 950 deelen Magnesiumsulfaat verhit moet worden totdat 500 deelen zijn overgebleven. Droogt men het zout op een waterbad, dan houdt men MgSO|,2aq. over, daarna moet men sterker verhitten om bijna al het kristalwater er uit te verwijderen. Sal Vichy facticiuin, Kunstmatig Vichyzout, een mengsel van 16 deelen uitgedroogd Natriumphosphaat, 50 deelen poeder van Kaliumsulfaat, 80 deelen poeder van Natriumchloride en 854 deelen poeder van Natriumhydrocarbonaat. Het uitgedroogd Natriumphosphaat moet bereid worden door 40 deelen Natriumphosphaat eerst bij lage temperatuur en daarna op een waterbad te drogen tot 16 deelen zijn overgebleven. Sal Wildungense facticiuin, Kunstmatig Wildungerzout, een mengsel van 5 deelen uitgedroogd Natriumsulfaat, 10 deelen poeder van Kaliumsulfaat, 240 deelen Calciumcarbonaat, 240 deelen Magnesiumcarbonaat, 225 deelen poeder van Natriumhydrocarbonaat en 280 deelen poeder van Natriumchloride. Alle kunstmatige bronzouten moeten zijn: witte, droge poeders en moeten met behulp van ongebluschte kalk worden bewaard. Van de verschillende poedermengsels, die in de receptuur voorkomen en die bij de bereiding aanleiding geven tot opmerkingen, noemen wij de volgende. 1". Poedermengsels waarvan de bestanddeelen scheikundig op elkander inwerken, zooals Calomel en lodium, Sulfas natricus en Brometum kalicum, Tanninum en Alcaloïden, Acetas plumbicus en Extractum Opii enz. enz. Ten einde de inwerking van deze stoffen op elkaar zooveel mogelijk te voorkomen, verdeelt men de op elkaar inwerkende stoffen eikonder een deel van het constituens. Verschillende ontledingen kan men op deze wijze geheel voorkomen of althans eenigen tijd vertragen; andere daarentegen kan men niet ontgaan. Zoo zal de inwerking van Extractum Opii op Acetas plumbicus, van Tannine op Alcaloïdzouten geheel kunnen worden vermeden; de inwerking van Caloniel op Sulfidum stibicum veel worden vertraagd. Calomei en Jodium echter blijven op elkaar inwerken, ook al verdeelt men beide stoffen afzonderlijk onder het constituens, de werking wordt voorgesteld door de vergelijking: HgoClj -f I* = HgO, + Hgl,,. Uit het weinig vergiftige mercurozout ontstaan dus twee veel meer vergiftige mercurizouten. Wordt een dergelijke combinatie op recept voorgeschreven, dan zal men den medicus op het gevaarlijke daarvan dienen te wijzen. Brengt men in een poedermengsel Brometum kalicum en Sulfas natricus samen, dan zal inwerking plaats hebben naar de vergelijking: 2 KBr + Na.SO, lOaq = 2 NaBr + KL.S04 + 10 H.O. Het kristalwater uit het natriumsulfaat zal dus vrij worden en eene vloeistof doen ontstaan. Deze inwerking kan men voorkomen, door in plaats van het gekristalliseerde Natriumsulfaat het uitgedroogde (Sulfas natricus exsiccatus, Na^SO.jaq) te nemen, en wel, naar het voorschrift der l'harmacopee, in eene gelijke hoeveelheid. De gewoonte bestond, om in een dergelijk geval de helft van de voorgeschreven hoeveelheid Sulfas natricus aan Sulfas natricus exsiccatus te nemen en bij een onverdeeld poeder het te kort aan te vullen niet Saccharum of Saccharum Lactis. Bij verdeelde poeders was dit niet noodig. Voor de andere zouten met kristalwater geeft de Pharmacopee te dien opzichte geen voorschriften; dit geeft eenige moeielijkheid, want ook stoffen als Sulfas ferrosus, Sulfas magnesicus, Sulfas kalico-aluminicus, Carbonas natricus kunnen bij vermenging met andere zouten hun kristalwater afgeven. Teneinde ook in deze gevallen een droog poeder af te leveren, zal het noodig zijn de uitgedroogde zouten te gebruiken. Naar onze meening is men echter niet gerechtigd, ook in deze gevallen het kristalwater te vervangen door uitgedroogd zout. Wij meenen dat het raadzaam is, om, wanneer in het onverdeelde poeder Saccharum of Saccharnm Lactis voorkomt, zooals in de meeste gevallen wel het geval zal zijn, het kristalwater door een dezer stoffen te vervangen, en wanneer deze stoffen er niet in voorkomen, de medicus op de nioeielijkheid opmerkzaam te maken. Ook Calomel en Sulfidum stibieum heeten op elkaar in te werken; daarbij zal dan gevormd worden Antinioonchloruur en Mercurisulfide, volgens de vergelijking 3 HgoClo + Sb2S5 = 3 Hg2S + 2 SbCl3 + S2, het mengsel zou dus vochtig en grijs worden. Het is ons niet gelukt dit verschijnsel waar te nemen; wij hebben een mengsel van 500 mGr. Calomel, 500 mGr. Sulfidum stibieum en 9 Gr. Saccharum eenige dagen in een fleschje laten staan aan het licht blootgesteld en er geen enkele verandering in kunnen waarnemen, zelfs niet nadat aan het mengsel een druppel water was toegevoegd en het daarna weer aan het licht blootgesteld werd. Na een kwartier verwarmen in kokend water, was de kleur nog even fraai rood gebleven. Onder den naam Pulveres Plummeri beschrijft het Supplement een mengsel van 3 deeien Calomel, 3 deelen Sulfidum stibieum en 94 deelen Saccharum Lactis, waarvan poeders bereid worden, die elk 500 mGr. wegen en dus elk 15 mGr. der werkzame geneesmiddelen bevatten. Deze poeders waren, nadat ze ruim een maand waren bewaard, nog droog en fraai rood van kleur. Om deze reden achten wij het niet noodig, bij het bereiden der Pulveres Plummeri de Calomel en het Sulfidum stibieum ieder onder de helft van de melksuiker te verdeelen. Men kan eerst de Calomel onder alle melksuiker lege artis verdeelen en dan het Stibiumsulfide toevoegen. Op nog eenige, voor poedermengsels niet geschikte combinaties willen wij hier de aandacht vestigen. Poedermengsels, waarin Nitras bismuthicus basicus en Jodetum kalicum voorkomen worden spoedig geel, ondei vorming van basisch Bismuthoxyjodide. Vochtige of vloeibare mengsels verkrijgt men bij het mengen van: Camphora met Hydras Chlorali, Phenolum, Thymolum, /Ï-Naphtholum, Mentholum, Resorcinum, Salolum, Pyrogallolum, Acidum trichlooraceticum. Hydras Chlorali met Camphora, Camphora monobromata, Mentholum, Phenolum, Salolum, T h y m o 1 u m, A n t i p y- rinum, Acetas plumbicus, Acctas natricus, Phosphas natricus, Sulfas Chinini. Salolum met Thymolum, Camphora, Hydras Chlorali. Aspirine wordt door Bicarbonas natricus verzeept, vooral in een eenigszins vochtige omgeving. Salipyrine gemengd met Bicarbonas natricus wordt na 24 uur vloeibaar en donker van kleur. Piperazine geeft met Antipyrine, Antifebrine, Phenol, Chloralhydraat en Phenacetine een vloeibaar mengsel. Antipyrine vormt uit Calomel eene vergiftige kwikverbinding, geeft een vochtig mengsel met Chloralhydraat, met /9-Naphthol en met Natriumsalicylaat, terwijl bij het samenwrijven met Natriumhydrocarbonaat de reuk van azijnaether waarneembaar wordt. Voor den receptarius is het van groot belang, de stoffen te kennen die óf alleen gewreven of geschud, of die bij het vermengen met andere stoffen ontploffing geven en daardoor gevaar doen ontstaan. In 't algemeen kan men zeggen dat oxydatiemiddelen als Chloras kalicus, Nitras kalicus enz. gemakkelijk ontploffen met licht oxydeerbare stoffen; men zal dus ontploffing kunnen verkrijgen door vermengen van eene der stoffen van lijst I (Oxydatiemiddelen) met eene der stoffen van lijst II (Reductiemiddelen) i). 1. II. Oxydatiemiddelen. Acidum chromicum. Acidum nitricum. Acidum picrinicuni. Bichromas kalicus. Chloras kalicus. Hypochloris calcicus. Nitras argenticus. Nitras kalicus. Permanganas kalicus. Reductiemiddelen. Aether. Amylum. Carbo vegetabilis. Ferrum pulveratum. Ferrum reductum. Glycerinum. Hypophosphites. Jodium. Olea aetherea. Phosphorus. Pulveres vegetabiles. Saccharum. Salia ammoniaca. Spiritus. Sulfur. ') Pharmaceutische Kalender, 1891. Voorbeelden: 1. Eén deel Aciduni chromicum inet twee deelen G 1 y c e r in ii m ontploft terstond. 2. Chloras kalicus, met kool-houdend tandpoeder vermengd, bracht zelfs nog in den mond ontploffing te weeg. Aanwezigheid van Zwavel verhoogt de ontplofbaarheid. 3. Chloras kalicus vermengd met Catechu, Gallae of Tanninum ontploft bij liet vermengen in den mortier. Ook indien vooraf Glycerinuni wordt bijgevoegd is explosie onvermijdelijk. 4. Chloras kalicus en Hypophosphis natricus ontploffen bij het vermengen der poeders. 5. Chloras kalicus en Sulfidum stibicum ontploffen eveneens. 6. Chloras kalicus, Tinctura nervina Bestucheffi en Glycerinum ontploffen in de warmte zeer licht. 7. Jodium en Ammonia liquida geven gemakkelijk aanleiding tot vorming van de zeer ontplofbare Joodstikstof. S. Bromium levert bij vermenging met Spiritus dikwijls ontplofbaren Broomaether. 9. Een mengsel van Acidum nitricum, Acidum hydrochloricum en Tinctura Strychni, van elk gelijke deelen, ontploft na eenige uren. 10. Een mengsel van Acidum sulfuricum en 01 e li m T e r ebinthinae kan zelfs na geruimen tijd nog ontploffen. 11. Jodium en Jood tinctuur geven met zeer vele aetlierische oliën eene sterke warmteontwikkeling, soms met ontploffing (Oleum Citri, Oleum Terebinthinae). 12. Acidum picrinicum explodeert bij 't mengen met indifferente plan ten poeders, soms ook wanneer het alleen in den mortier gewreven wordt. 13. Jodo 1 gewreven met Oxydum hydrargyricum geeft ontploffing. 14. Acidum chromicum ontvlamt bij het oplossen in alcohol, ook nog wanneer eene zeer geconcentreerde waterige oplossing met deze stof wordt gemengd. Ook Per manganas kalicus kan dergelijke ontploffingen veroorzaken. 2°. Mengsels van poeders met vloeistoffen. Deze komen in de receptuur veelvuldig voor. Naar den aard der vloeistof onderscheiden wij de volgende gevallen: a. de geheele vloeistof is werkzaam bestanddeel; b. de vloeistof is solvens voor weinig of niet vluchtige geneesmiddelen ; c. de vloeistof is solvens voor zeer vluchtige geneesmiddelen. Tot de rubriek van mengsels waarbij de geheele vloeistof werkzaam bestanddeel is, behooren de Elaeosacchara, Oliesuikers, die bereid worden door één druppel Vluchtige Olie te mengen met 2 G. poeder van Suiker. Zij mogen niet in voorraad gehouden worden, daar de vluchtige olie bij het bewaren zou verdampen. Als constituens bij poeders worden de Elaeosacchara veelvuldig voorgeschreven, maar natuurlijk niet steeds in veelvouden van 2 G. Moet men een oneven aantal grammen Oliesuiker afleveren, dan is het noodig het grooter e*en aantal grammen te bereiden en daarvan zooveel af te wegen als men noodig heeft. Voor Eleosaccharum Citri wordt ook wel de bereidingswijze van Dieterich gevolgd, die een praeparaat levert, dat aangenamer van smaak is; men raspt de oppervlakte van een verschen citroen zoolang tegen een stuk broodsuiker, dat de geheele schil door de suiker is opgenomen. De met olie doortrokken suikerlaag schrapt men van het stuk af en voegt nog zooveel suiker toe, tot het geheele gewicht 200 G. bedraagt. Dit mengsel droogt men bij kamertemperatuur en brengt het dan tot poeder Ba> Voor recepten mag dit mengsel natuurlijk niet in plaats van Eleosaccharum Citri worden gegeven, maar moet men het voorschrift der Pharmacopee volgen. Onder Elaeosaccharum Cumarini wordt verstaan een mengsel van 1 deel Cumarine met 999 deelen suikerpoeder. Eleaeosaccharum Vanillini wordt volgens Dieterich bereid uit 3 deelen Vanilline en 997 deelen Suiker, men heeft dan volgens D. een praeparaat, dat in sterkte overeenkomt met de Elaeosaccharum Vanillae, die bereid wordt door 10 deelen Vanille in zeer kleine stukjes te snijden, te bevochtigen met 10 deelen Spiritus, een half uur te laten staan en daarna zeer sterk met 20 deelen stukjes Saccharum Lactis te wrijven. Dit mengsel stampt men met 70 deelen stukjes Saccharum en zift af door B.j,. De rest wordt opnieuw gestampt en gezift en deze bewerking wordt zoo vaak herhaald, tot bijnaailes door den zeefbodem is gegaan, het gezifte poeder wordt met suikerpoeder aangevuld tot 100 deelen, er mede gemengd en niet te langen tijd in goed gesloten flesschen bewaard. Tot de tweede rubriek van vloeistoffen, waarbij de vloeistof dient als solvens voor weinig of niet vluchtige geneesmiddelen, rekent men de meeste onzer Tincturen, als Tinctura Opii crocata, Tinctura Opii, Tinctura Aconiti, Tinctura Belladonnae, Tinctura Digitalis enz., niet echter die, welker werkzame bestanddeelen zeer vluchtig zijn, als Tinctura Asae foetidae, Tinctura Opii benzoïca, Tinctura Valerianae enz. en die, naar onze meening ten onrechte, nog wel eens in poedermengsels worden voorgeschreven. Vooral Tinctura Opii crocata wordt vrij dikwijlsin poeder mengsels voorgeschreven. Zonder aan de werkzaamheid van het mengsel te kort te doen, kan men het solvens bij eene zachte warmte laten verdampen. Men vermengt dan het aftreksel met een niet vluchtig constituens (Saccharum, Saccharum Lactis) en brengt het daarna over in een warmen mortier en wrijft dan zonder sterk te drukken tot het mengsel droog is. Worden grootere hoeveelheden vloeistof in poeders voorgeschreven, bijv. 1 gram Tinctuur op 2 of 3 G. Saccharum, dan is het gewoonlijk noodig den warmen mortier nog op het waterbad te verwarmen en het mengsel telkens met een scherpen spatel van de wanden van den mortier en van den stamper los te maken. Maakt men het mengsel niet aanhoudend met een spatel van de wanden los, dan blijft een groot deel van de bestanddeelen der vloeisstof in den mortier achter. Zoodra het mengsel geheel droog en tot fijn poeder gewreven is, kan men er de andere bestanddeelen onder mengen. Indien mengsels van poeders met bepaalde vloeistoffen dikwijls worden voorgeschreven, bijv. Tinctura Opii crocata en Saccharum, kunnen wij uit ervaring de volgende methode aanbevelen: men maakt een mortier met behulp van kokend water warm, brengt daarin 2 deelen suiker en daarop 1 deel Opiumtinctuur en wrijft zóó lang tot een dik brijachtig mengsel is verkregen; dit strijkt men in dunne lagen uit op gasplaten en droogt het eenigen tijd bij ± 40°, wrijft het in een eenigszins verwarmden mortier tot poeder, en voegt zooveel suiker toe, tot het gewicht 3 deelen bedraagt. Wordt Laudanum liquidum Sydenhami in poedermengsels voorgeschreven, dan kan men 3 deelen van dit mengsel geven in plaats van 1 deel Laudanum. Het mengsel moet met behulp van ongebluschte kalk worden bewaard en riekt meer aromatisch, dan een mengsel van Laudanum en suiker, dat op de boven beschreven methode op het waterbad is gedroogd. Dat deze aromatische bestanddeelen door vele artsen worden gewenscht blijkt uit het feit, dat zij er niet toe besluiten in plaats van Laudanum eene overeenkomstige hoeveelheid Opiumextract voor te schrijven, dat toch in hoofdzaak dezelfde werkzame Opiumbestanddeelen moet bevatten. Enkele vloeistoffen, die in poedermengsels somwijlen worden voorgeschreven, zijn eenvoudige oplossingen van geneeskrachtige stoffen, bij Solutio Jodii spirituosa, Tinctura Strychni Ed. III. In deze gevallen is het aangewezen de berekende hoeveelheid werkzaam geneesmiddel te nemen, dit lege art is onder de andere bestanddeelen te verdeelen en den spiritus weg te laten. Voor het voorschrift: •H. Tinturae Jodii 50 mG. Sacchari Lactis 500 mG. m. f. p. d. t. doses X. Zal men dus nemen de hoeveel Jodium, die overeenkomt met 500 mG. Joodtinctuur, d. i. 50 inG., dit oplossen in wat Aether en met de melksuiker vermengen. Eene combinatie van beide methoden moet men toepassen bij het aan de praktijk ontleende voorschrift: Ji. Tincturae Opii benzoïcae 0,5 Sacchari alb. q. s. m. f. p. d. t. dos. XX s. o. b. h. p. Alen zal hierbij de berekende hoeveelheid Opiumtinctuur (0,5 G.) met 9 a 10 G. suiker in een warmen mortier droog wrijven en onder dit mengsel lege artis verdeelen 50 mG. Oleum Anisi, 100 mG. Caniphora en 200 mG. Acidum benzoïcum. Indien het werkzame bestanddeel van de vloeistof vluchtig is, bijv. bij rinctura Valerianae, I inctura Asae foetidae, dan verdeelt mende vloeistof het laatst onder de vooraf gemengde poeders en levert het mengsel vochtig at. In dergelijke gevallen is het voor den arts raadzaam niet meer dan 2 druppels vloeistof per G. poeder voor te schrijven, anders kan het wel in poederpapier maar niet als poeder worden afgeleverd. Is bij poeders met vloeistoffen het constituens Gom, Tragacanth, Saleb ot Pulvis gummosus, dan kan men het mengsel zonder kunstgrepen niet gereed maken. Immers deze stoffen vormen met vloeistoffen, vooral wanneer deze water bevatten, een klonterige massa, die niet of zeer moeielijk tot poeder te brengen is. In dergelijke gevallen is toevoeging van Saccharum of Saccharum Lactis of van een ander onschadelijk poeder noodig om de vloeistof mede droog te wrijven; eerst daarna voegt men de gom enz. toe. Bij Pulvis gummosus kan men den suiker, die deze bevat, daarvoor gebruiken; het voorschrift: 4&. Tincturae Opii gtt. XXV Pulveris gummosi 5 fac pulveres X s. o. 3. h. p. zal men gereed maken door de Opiumtinctuur met 1,6 G. Suiker droog te wrijven en onder dit droge mengsel 1,6 G. Gom, 1,6 G. Tragacanth en 200 mG. Pulvis gummosus te verdeelen. 3°. Poedermengsels met extracten. Naar de consistentie der extracten moeten wij ook hier verschillende gevallen onderscheiden. Droge extracten, Extractum Opii, Extractum Strychni, worden tot fijn poeder gewreven en dan langzamerhand met het constituens (liefst met een ongekleurd, om beter de goede verdeeling te kunnen zien) vermengd, bijv.: .R, Tannigeni 400 mG. Extracti Opii 10 mG. Sacchari Lactis q.s. m.f. p. d. t.d. XX s. 5. d. d. p. Men zal hierbij het fijngewreven Opiumextract onder 2 G. Saccharum Lactis verdeelen en dan het Tannigenum onder dit mengsel verdeelen. Dikke extracten worden veelvuldig in poeders voorgeschreven, vooral de narcotische extracten (Extractum Belladontiae en Extractum Hyoscyami), minder dikwijls Extractum Cannabis, Extractum Secalis cornuti en Extractum Valerianae. Voor al de genoemde extracten kunnen wij de volgende methode aanbevelen: men mengt het extract met eenige druppels verdunden Spiritus, zoodat het mengsel de consistentie heeft van een dunne stroop, hieronder mengt men het constituens (Saccharuni, Saccharum Lactis, Amylum) en brengt het daarna over in een met warm water warm gemaakten mortier. Is de hoeveelheid extract niet te groot, dan krijgt men na eenigen tijd wrijven een droog poedermengsel, bijv. bij het voorschrift: «]&. Extracti Hyoscyami 300 mG. Sulfidi stibici 200 mG. Sacchari Lactis 6 niisce fac pulverem, divide in partes aequales XII s. 4. d. d. p. Is de hoeveelheid extract grooter, bijv.: .Ji. Extracti Secalis cornuti 150 mG. Sacchari albi 500 mG. m. f. pulv. d.t.d. XV s. u. c., dan is het noodig den mortier met inhoud nog eenigen tijd op een waterbad, niet boven 80°, te verwarmen, waarbij men het mengsel voortdurend zonder drukken omroert en met een scherpen spatel van de wanden van den mortier en van den stamper losmaakt. Lastiger nog is de bereiding van het volgende, aan de dagelijksche receptuur ontleende voorschrift: J{. Extracti Valerianae 200 mG. Brometi natrici 500 mG. fac. l.a. pulverem da tales doses XX s. 4. d. d. pulv., daar het zonder toevoeging van eene betrekkelijk groote hoeveelheid Saccharum Lactis niet doenlijk is ex tempore een geschikt poedermengsel te bereiden. Wrijft men het extract, met wat spiritus dilutus verdund, met 10 G. Saccharum Lactis, brengt het over in een warmen mortier en droogt verder bij zachte warmte op het waterbad, dan krijgt men een bruikbaar mengsel. Het behoeft geen betoog, dat een groot deel van de riekende bestanddeelen van het Valeriaanextract bij deze bereidingswijze verloren gaan, zoodat uit een pharmaceutisch oogpunt dit voorschrift irrationeel is. De narcotische extracten der Ed. III waren waterige extracten, die door alcohol gezuiverd waren, en die zeer gemakkelijk in water oplosten (zie pag. 133). Om deze in poedermengsels te verdeelen volgde men een der volgende methoden: a. Het extract wordt in enkele druppels water opgelost en deze oplossing behandeld als boven is aangegeven voor het mengsel van extract met wat spiritus. b. In een flink warmen mortier brengt men met behulp van twee scherpe spateltjes het extract op een laagje Saccharum of Saccharum Lactis en bedekt dit wederom met een deel van het constituens; nu mengt men deze stoffen eerst onder zacht drukken met een warmen stamper; het extract wordt dan onder eene voldoende hoeveelheid poeder verdeeld om niet meer aan den stamper of den mortier te kleven. Dan begint men langzamerhand sterker te wrijven, maakt het mengsel van tijd tot tijd los van den stamper en den mortier en zet deze bewerking voort tot een droog poeder is verkregen. Indien men het extract in plaats van op het suikerpoeder onder aan den warmen stamper bracht en dan met suiker mengde, zou het deel van het extract, dat in directe aanraking kwam met den stamper, daar indrogen en vastkleven en niet meer onder het mengsel te verdeelen zijn, zoodat een belangrijk deel van het extract zou verloren gaan. c. Een voldoend resultaat bereikt men ook, indien men zonder aanwending van warmte het extract onder aan den stamper brengt, het dan onder herhaald losmaken met een scherpen spatel onder het constituens verdeelt en het nog vochtige maar homogene mengsel overbrengt in een verwarmden mortier en tot droog wrijft. Van Belladonnaextract mag, volgens de Pharmacopee, een droog mengsel met rijstzetmeel in voorraad gehouden worden, verkregen door 1 deel extract te vermengen met wat spiritus, af te wrijven met 2 deelen rijstzetmeel, het mengsel vervolgens bij ten hoogste 80° te drogen en met zooveel gedroogd rijstzetmeel te vermengen tot 3 deelen verkregen zijn. In vele apotheken zal men ook Hyoscyamusextract wel in dezen vorm in voorraad willen houden, ofschoon de Pharmacopee dit niet uitdrukkelijk vermeldt; daartegen bestaat onzes inziens geen enkel bezwaar. Volgens de Ed. 111 werden deze extracten met Saccharum Lactis, in dezelfde verhouding, tot poeder gebracht. Het Supplement vermeldt onder den naam Pulveres pectorales het volgende extract bevattend poedermengsel: Sulfidi stibici 1 Extracti Hyoscyami 1 Pulveris Sacchari Lactis 23 misce fac pulveres pond. 0,500. 40. Poedermengsels met Kamfer. Zooals wij reeds bespraken, moet Kamferpoeder telkens versch worden bereid, daar liet bij het bewaren weder tot stukjes samenpakt. Men brengt kamfer het gemakkelijkst tot poeder, door het te besprenkelen met Aether, Aether cum Spiritu of Spiritus (ongeveer 1 cJW per G. kamfer), zacht te wrijven en het nog natte poeder of de oplossing onder het constituens te verdeelen, dan wrijft men, onder herhaald losmaken van het mengsel van mortier en stamper, zóó lang, tot alle vloeistof is verdampt. Wrijft men langer, dan klontert het poedermengsel weer. 50. Poedermengsels met sterk werkende stoffen. Deze laatste stoffen worden natuurlijk slechts in kleine hoeveelheden voorgeschreven, zoodat men aan eene nauwkeurige verdeeling de uiterste zorg moet besteden. Indien de stoffen niet uit harde kristallen bestaan, brengt men ze op een weinig van een liefst anders gekleurd constituens in den mortier, bedekt ze weer met een weinig van hetzelfde constituens, en mengt onder dikwijls losmaken met een scherpen spatel eenigen tijd en voegt dan bij gedeelten de andere stoffen toe. Bij het voorschrift: • K. Hydrochloratis Morphini 100 mG. Tannalbini 2 Sacchari 3 m. f. pulv. div. i. p. aeq. X, zal men de Morphine eerst onder de Tannalbine verdeelen en daarna den suiker toevoegen. Bij het voorschrift: Ji. Extracti Opii 50 mG. Tannalbini 2 Sacchari 3 m. f. p. div. in doses aquales X zal men daarentegen het Opiumextract onder den suiker verdeelen en dan de Tannalbine toevoegen. In enkele gevallen achten wij het noodig een bijzondere kunstgreep toe te passen om de zekerheid te hebben, dat een sterkwerkend geneesmiddel goed verdeeld is, zoo bij het voorschrift: Jfc. Nitratis Aconitini crystallisati 1 m.O. Sacchari albi q. s. m. f. pulveres XX s. 3 d. d. p. waar een uiterst zorgvuldige doseering van het Aconitinenitraat, met het oog op de groote giftigheid van deze stof, noodzakelijk is. Wij volgen daarvoor de volgende methode: 10 mG. Aconitinenitraat wordt tegelijk met 10 mG. Karmijn verdeeld onder zooveel suiker, dat het mengsel 10 G. weegt; door de toevoeging van den Karmijn kan men gemakkelijk zien of het mengsel goed homogeen is; er bestaat toch geen enkele reden om aan te nemen, dat wel de Karmijn en niet de Acomtine goed verdeeld zal zijn. Van dit mengsel neemt men 1 G. en vermengt het onder 9 G. suiker, waarbij men ook al weer aan de kleur van het mengsel kan zien of de verdeeling goed is. Den arts, die het mengsel voorschreef, geven wij in dergelijke gevallen kennis van de toevoeging. Harde kristallen van sterk werkende stoffen, als bijv. van Codeine, worden eerst onder zeer zachten druk fijngewreven en daarna op de beschreven wijze met het constituens vermengd. Komen in een poedermengsel zachte, gemakkelijk fijn te wrijven kristallen voor, als van Sulfas Chinini, Hydrochloras Chinini, Acidum salicylicum, dan wrijft men die niet alleen in den mortier, daar een deel der stoffen dan gemakkelijk in de z.g. porieën van het steen dringt, maar wrijft ze met een ander poeder onder zachten druk, zóó lang, dat het mengsel niet meer glinstert. Bij poeders met Sulfidum stibicum bemerkt men aan het rood worden van den mortier, dat de stof in het porselein dringt; vandaar dat deze stof ook steeds tusschen twee lagen poeder in, onder zeer zachten druk wordt verdeeld en bij voorkeur eerst dan, wanneer reeds alle andere stoffen onder elkaar gemengd zijn. Door het sterk kleurend vermogen van Sulfidum stibicum is het gemakkelijk na te gaan, of deze stof goed verdeeld is. 61. Van poedermengsels met Hydrargyrum worden voornamelijk gebruikt: Hydrargyrum cum Carbonate calcico, dat men bereidt door 1 deel Kwik en 5 deelen Calciumcarbonaat onder toevoeging van enkele druppels spiritus samen te wrijven, totdat met een driemaal vergrootende loupe geen kwikbolletjes meer zijn waar schröder , Receptuur. 3e druk. 24 te nemen; Pulvis Hydrargyri gummosus (Pulvis mercurialis Plenckii), een mengsel van één deel Kwik en drie deelen poeder van Arabische gom, dat wordt bereid door beide stoffen onder toevoeging van een weinig water zóó lang samen te wrijven tot geen kwikbollet]es meer zijn waar te nemen, het mengsel bij eene zachte warmte te drogen en tot poeder B;J0 te brengen. é7°. Een poedermengsel rfiet Jodium wordt nu«en dan onder den naam „Klierpoeder" nog voorgeschreven, bijv.: Jodii 1. Amyli Solani 9 Sacchari 90 m. f. pulverem. Men kan het mengsel bereiden door het Jood op te lossen in wat alcohol of aether en deze oplossing met het zetmeel te mengen en daarna het suikerpoeder toe te voegen. Op deze wijze verkrijgt men een bruinachtig poeder, dat eerst na eenigen tijd staan aan de lucht blauw wordt. Daar echter een blauw klierpoeder wordt verlangd, is het eenvoudiger direct bij de bereiding wat water toe te voegen, en wel bij het mengsel van Jood en Zetmeel, waarbij het direct donkerblauw wordt gekleurd. Na vermengen met het suikerpoeder is het mengsel meestal droog genoeg om te worden afgeleverd - is dit niet het geval, dan droogt men het eenigen tijd bij kamertemperatuur. 8ft. Poeders met Phosphorus komen, hoewel zelden, nu en dan nog in de receptuur voor, bijv.: Phosphori 0,25 mG. Phosphatis calcici Croci martis a 100 mG. Sacchari albi 500 mG. m. f. p. d. t. d. XX d. ad chartas paraffinatas S. 3 d. d. pulv. Wij volgen voor de bereiding'van dit voorschrift de volgende methode: Een stukje Phosphorus wordt gewogen . (zie pag. 67), in een getarreerd droog fleschje gebracht, opgelost in een paar druppels Zwavelkoolstof en dan zooveel Aether toegevoegd, dat 1 Gram van het mengsel 1 mG. Phosphorus bevat. De poedervormige bestanddeelen worden gemengd, de poederpapieren gereed gelegd, en daarna wordt 5 G.' der Phosphorusoplossing (overeenkomende met 5 mG. Phosphorns) snel door het poedermengsel geroerd en dit daarna vlug verdeeld en de papieren snel dichtgevouwen. 90. Poedermengsels met Jodetum ferrosum, o.a. het ook bij ons wel gebruikte Ferrum jodatum 'saecharratum der Pharm. Germ. Ed. I, worden bereid door uit ijzerpoeder (8 deelen), aq. destillata (20 deelen) en Jodium (16 deelen) Jodetum ferrosum te bereiden (zit bij Sirupus Jodeti ferrosi, pag. 230) en de verkrefen oplossing te filtreeren in een porceleinen schaal, waarin zich melksuiker (80 deelen) bevindt, het filter met weinig water na te wasschen en op het waterbad onder aanhoudend omroeren tot droog uit te dampen. Voor de bereiding van Ferrum jodatum saccharatum wordt het uit bovenstaande hoeveelheden verkregen pceder fijngewreven en met zooveel melksuiker vermengd, dat het gewicht van het mengsel 100 deelen bedraagt. Ferrum jodatum saccharatum bevat ongeveer 20 pCt. Jodetum ferrosum. . Bij het ex tempore bereiden van kleine .hoeveelheden Jodetum ferrosum, bijv. voor het voorschrift: Jodeti ferrosi 2 Phosphatis calcici Sacchari lactis a 5 m. f. pulveren, divide in doses aequales XX, kan men de helft van de benoodigde hoeveelheid water door Spiritus vervangen, waardoor het mengsel veel spoediger droog wordt. Men zou voor dit voorschrift dus nemen: 800 mG. Ferrum pulveratum, 1 G. water, 1 G. Spiritus en 1.64 G. Jodium, de vloeistof filtreeren op het mengsel van Saccharum lactis en Phosphas calcicus, het filter met weinig water nawasschen en onder omroeren tot drpog uitdampen. 100. Bij - poedermengsels met Moschus neemt méh, om den Moschus goed te verdeelen, droge, grove suiker of melksuiker. . daar onder fijn poeder van suiker of melksuiker Moschus niet goed ' te verdeelen is. Het is noodzakelijk, voor poeders met Moschus afzonderlijke instrumenten te gebruiken, daar de reuk zeer lang blijft hangen aan alles wat er mede in aanraking is geweest. Dit laatste geldt ook voor poeders met Jodoform en andere sterk riekende stoffen. * Om den voor velen onaangenamen reuk van Moschus van daarmede bereide poedermengsels weg te nemen, worden aanbevolen: Sulfidum stibicum, Carbo animalis, Sulfas Chinini, Secale cornutum 24* 372 en vooral Pulvis Glandulae Coffeae tostae (poeder van gerooste koffieboonen). Dit laatste poeder wordt als désodorans meermalen gebruikt. Volgens onderzoekingen van Schoor (Pharm. Weekbl. 1896) geeft het vermengen van koffiepoeder met sterk riekende geneesmiddelen de volgende resultaten: a. De reuk van Kreosoot, Jodoform, Guajacol, Muskus, Salol, Valeriaan-extract, Castoreum-tinctuur en Benzoëzuur wordt door toevoeging van eene voldoende hoeveelheid koffiepoeder geheel bedekt. b. De reuk van Thymol, Kamfer, Lupuline, Saffraan, Asa foetida, Chloralhydraat, Benzoë en Aloë kan door koffiepoeder aanmerkelijk verzwakt worden. c. De reuk van Naphthaline, Levertraan, Eucalyptol en van de aetherische oliën wordt door een gelijk of een dubbel gewicht koffiepoeder niet veranderd. 11". Cal om el kan onder den invloed van andere stoffen ook in poedermengsels gemakkelijk ontleed worden; met droge suiker of melksuiker vermengd blijft Calomel buiten den invloed van het licht langen tijd onveranderd; met vochtige suiker ontstaat na langeren of korteren tijd Sublimaat. Vorming van een mercurizout treedt nog spoediger op, wanneer een halloïdzout van Kalium, Natrium of Ammonium is toegevoegd. Ook Antipyrine vormt met Calomel eene vergiftige kwikverbinding. Poeders worden gewoonlijk met wat water ingenomen: indien nu Calomelpoeders met suiker of melksuiker zijn gemaakt en het mengsel op een lepel met wat water overgoten wordt, zal het constituens oplossen en de Calomel bezinken. Den medicus zij daarom aanbevolen aan den Calomel wat Pulvis gummosus, Pulvis radicis Althaeae of een dergelijk slijmhoudend poeder toe te voegen, dat het bezinken van den Calomel ten deele tegengaat. Wordt bij poeders geen constituens voorgeschreven, bijv. J£. Codeini 10 mG. f. 1 a. pulv. d. t. d. X s. 3 d. d. p., dan kan de receptarius hoofdzakelijk tusschen 2 constituentia, Saccharum album en Saccharum Lactis, kiezen. De hoeveelheid van het constituens wordt gewoonlijk zóó gerekend, dat elke poeder 400 a 500 milligram weegt. Ook wanneer de hoeveelheid van elke poeder afzonderlijk wordt aangegeven, bereidt men het mengsel van alle poeders tegelijk en verdeelt dit in het opgegeven aantal deelen. Wat de wijze van afleveren van poeders betreft: onverdeelde poeders worden afgeleverd in kartonnen doozen (op het recept zoo noodig aan te geven door da ad scatulam), of, indien zij vluchtige of hygroscopische stoffen bevatten, in wijdmondsch flesschen met eene kurk of glazen stop gesloten {da ad lagenarn orificio amplo cum epistomio suberoso seu cum epistomio vitreo). Moet een poeder verdeeld worden, dan dient die verdeeling zoo nauwkeurig mogelijk te geschieden. In vele apotheken verdeelt de receptarius een poeder gewoonlijk op het oog en worden alleen poeders, die sterk werkende stoffen in betrekkeliik eroote hoeveelheid bevatten, afzonderlijk afgewogen. Moge ook, wat uiterste nauwkeurigheid betreft, het verdeelen van poeders op het oog, niet te verdedigen zijn, vele geroutineerde receptarii bereiken daarin eene nauwkeurigheid, welke die van het wegen zeer nabij komt. Voor het verdeelen van poeders door wegen bestaan verschil- Fig- 32. lende toestellen; een der beste is de dis- penseerbalans van Nithack, (fig. 32) bestaande uit eene gewone balans, waarop men door eene eenvoudige beweging van een hefboom verschillende schalen kan plaatsen, waarin het poeder wordt gewogen. Met eene gewone recepteerbalans echter kan men even goed en bij eenige oefening even snel een poedermengsel verdeelen. Soms maakt men ook gebruik van Fig 33 verstelbare lepels met afstrijker, waar¬ mede men, indien de lepel nauwkeurig gesteld is, een poedermengsel zeer snel kan verdeelen (fig. 33). Voor eenigen tijd is een toestelletje in den handel gebracht, In plaats van ouwels kan men ook gebruik maken van het zoogenaamde Usegopapier (Charta japonica, bereid uit de bastvezels van een Japansche plant, Wickströmia canescens), een dunne stevige papiersoort. Op een stukje van dit papier ter grootte van (6 cM)2 brengt men in het midden het geneesmiddel, dan neemt men de uiteinden van het papier tusschen duim en vinger en draait ze samen tot een streng, die men dicht bij het poeder afknipt. Het zoo ingehulde poeder Fig. 34. wordt met een slok water ingenomen, het papier ontplooit zich dan direct in de maag en het geneesmiddel wordt gemakkelijk opgenomen. Dikwijls wordt op recepten voorgeschreven onaangenaam smakende poeders af te leveren in ouwelcapsules (Capsulae amylaceae). Deze bestaan gewoonlijk uit twee ronde in het midden holle ouwel¬ platen met vlakke randen, zooals in het bovengedeelte van fig. 34 is te zien. De wanden van beide platen passen nauwkeurig op elkaar. Men brengt het poeder in de holte van den ondersten ouwel, bevochtigt den rand van een der beide ouwels en drukt beide op elkaar. Voor het bevochtigen en sluiten dezer capsules bestaan verschilIpndp tnpctpllpn waarvan Flg' we er enkele zullen beschrijven. In fig. 35 is afgebeeld het expeditief Digne, waarmede men aldus werkt: op eenen guttapercharing legt men een ouwel met de holle zijde naar boven en brengt daarop het poeder. Een andere ouwel, met de holle zijde naar beneden, wordt door drie fijne puntjes, die aan een metalen houder (het expeditief) zijn aangebracht, opgenomen, door zacht drukken op een stukje nat vilt bevochtigd en op den eersten ouwel gebracht. Door zacht drukken worden beide ouwels aan elkaar bevestigd en daarna door eenvoudig drukken op den knop van het expe- ditief van de puntjes afgeschoven (fig. 36). De gesloten ouwels laat men een oogenblik bij gewone temperatuur drogen en dispenseert ze in zoogenaamde ouwelkokers. Zijn de poeders zeer volumineus, zoodat ze niet in een ouwelcapsule Fig. 36. Fig. 37. kunnen, dan worden zij met behulp van den compresso-doseur (fig. 37) tot kleiner volumen gebracht. Dit toestel bestaat uit een metalen cilinder met een metalen zuiger, die door middel van den knop op en neer bewogen kan worden. Men houdt voor het samenpersen der poeders den cilinder omgekeerd, dus met den knop naar beneden, brengt dan het poeder op den zuiger, legt een plankje tegen den cilinder Fig 3S en arukt nu op aen Knop, aaaroij wordt het poeder samengeperst tot een pastille, die den vorm en de grootte heeft van de ouwels. Met dezen toestel van Digne kan men slechts één ouwel tegelijk Fig. 30. gereedmaken, anders is dit met de toestellen van Petit (fig. 38) en Sevcik, die er op zijn ingericht, 12 of 10 ouwels, na het vullen, egelijk te sluiten. Een geheel andere soort ouwels is voorgesteld in fig. 39, daarvan schuift de bovenhelft over de onderhelft. Fig. 40 geeft eene voorstelling van het toestel van Morstadt, waarmede deze ouwels worden gesloten. Men plaatst de onderhelften der capsules met het zich daarop bevindende cylindrische uitsteekseltje in de onderste plaat van de capsuleermachine, legt daarop een metalen plaat met openingen, die correspondeeren met de ouwels, en vult de ouwels met behulp van een trechtertje en een stampertje. In de bovenste plaat plaatst men 12 iets grootere ouwels zóó, dat zij door het uitsteekseltje worden vastgehouden, neemt nu plaat en trechtertje weg en drukt de bovenste plaat op de onderste, waarbij de grootere ouwels over de kleinere heenschuiven, zóó, dat uitstekend Qlllifpnrl#» r»ar>cii1llt t"l 1 1 + Iltl JJUV.UV.1 III uv.11 v.imiv.n.1 ^vuiuv.111, uil "Wiui de bovenste stempel weer aangebracht en vastgeschroefd en daarna de onderste stempel langzaam maar krachtig naar boven bewogen, en daardoor het poeder samen geperst. Na het Fig. 43. wegnemen van den bovensten stempel kan men de tablet uit de machine nemen. De machine die in de Nederlandsche apotheken nog het meest wordt gebruikt is die van Liebau (fig. 43), waarvan het principe uit de figuur voldoende blijkt en dat overeenkomt met dat van den Fig. 44. toestel van Keyl. Het voordeel van deze machine is, dat men door i i r adll CCII Ulll^CU uci- boomsarm te drukken het poeder meer kan comprimeeren. Behalve metalen cilinders en stempels worden bij deze machines ook cilinders en stempels van eboniet geleverd, voor het comprimeeren van stoffen, die door metaal worden aangetast, zooals Sublimaat. Bij de comprimeermachine van M ü r 11 e wordtdesamenpersing der pastille bewerkt F ig- 45' door een draaiende beweging van den cilinder. Bij het gebruik dezer machine (fig. 44) handelt men aldus: men brengt het poeder bij 1 in den cilinder, waarin zich een metalen stempel (zie bij 6 en 7) bevindt, brengt dan den stempel 2 daarop en zet dan beugel 3 zóó, dat deze stempel wordt vastgehouden (fig. 45). Draait men nu de beide kogels 4 naar rechts, dan wordt de onderste stempel in den cilinder naar boven bewogen en zóó het poeder samengeperst. Na een halven slag links gedraaid te hebben kan men den beugel 3 van den stempel 2 afnemen, en wederom rechts draaiend kan men eerst dezen stempel en daarna de pastille verwijderen. Moet men bij de beschreven comprimeermachines de hoeveelheid poeder die men tusschen de stempels brengt afwegen, anders is dit bij de in fig. 46 voorgestelde machine, waarbij men het poeder in den links in de figuur aangebrachten trechter brengt en deze zóó verschuift, dat het poeder in den cilinder kan glijden, zoodat deze na het verwijderen van den trechter juist gladgestreken vol is. Daar de onderste stempel met behulp van een schroef zeer nauwkeurig kan gesteld worden, is het mogelijk telkens een bepaald volume poeder af te meten en dit te comprimeeren door den hefboom naar beneden te drukken. De voornaamste eischen, die aan gecomprimeerde tabletten gesteld moeten worden, zijn: 1°. dat zij stevig zijn; 20. dat zij gemakkelijk uiteen¬ vallen. Fig. 46. Voor het verkrijgen van stevige tabletten is het in vele gevallen noodig, dat de poedervormige stof eerst met behulp van alcohol (verdunden of sterken) wordt bevochtigd en dan gegranuleerd op de wijze als voor Citras magnesicus effervescens is aangegeven, soms is voor het granuleeren toevoeging van water of Sirupus simplex meer geschikt. Toevoeging van gom, tragacanth of dextrine en eene waterige vloeistof maakt gewoonlijk dat de pastilles veel minder goed uiteenvallen. Enkele stoffen kunnen zonder toevoeging van eene andere stof gecomprimeerd worden tot tabletten, die gemakkelijk uiteenvallen of oplossen. Plantaardige stoffen als Pulvis radicis Rhei, Pulvis Opii, Pulvis c. r. Ipecacuanhae, Tannine kunnen, wanneer zij niet te sterk gedroogd zijn, en nog ± 10 pCt. water bevatten, zonder eenig constituens gecomprimeerd worden. Zouden, in verband met de doses dezer stoffen de tabletten te klein worden, dan is gewoonlijk toevoeging van Saccharum Lactis voldoende om het poedermengsel zonder meer te kunnen comprimeeren. Ook eenige chemicaliën, vooral wanneer zij niet fijn gepulveriseerd zijn, kunnen zonder additie worden gecomprimeerd, bijv.: Acetaniüdum, Acidum boricum, Acidum camphoricum, Acidum tartaricum, Chloretum ammonicum, Antipyrinum, Aspirinum, Citrophenum, Brometum kalicum, Brometum natricum, Brometum ammonicum, Chloras kalicus, Jodetum kalicum, Permanganas kalicus, Hydras Chlorali, Citras magnesicus effervescens, Migrainine, Bicarbonas natricus, Chloretum natricum, Salicylas natricus, Jodetum natricum, Salophenum, enz. Een voorbeeld van een voorschrift dezer tabletten is: .jl. Brometi kalici Brometi natrici a 400 mG. Brometi ammonici 200 mG. misce fiat pulvis grossus, dentur tales doses XX comprimantur lege artis, sine additione, fiant tablettae. s. Tablettae bromatae (Erlenmeyer). Stoffen die in water niet oplossen of opzwellen, kunnen wel alleen gecomprimeerd worden, zelfs tot zeer mooie en stevige tabletten, maar deze vallen in het lichaam niet uiteen en zijn dus zonder werking. In dergelijke gevallen is het raadzaam 5 o/0 Laminariapoeder of 10 pCt, Amylutn Marantae of Amylum Tritici toe te voegen, dit is 0. a. noodig bij Phenacetine, Sulfonal, Trional, Tannalbine. Zeer handig bleek ook ons bij de bereiding in het klein van deze laatste soort tabletten de toevoeging van een mengsel, verkregen door 1 deel Oleum Cacao te smelten en onder de verkregen vloeistof 3 deelen Amylum te mengen en te laten bekoelen. Mengt men 4 deelen van de te comprimeeren stof met 1 deel van dit mengsel, dan is het verkregen poeder geschikt om samengeperst te worden. Volgens White1) kleven de tabletten niet aan de stempels, hebben 1) Referaat Pharm. Weekblad 1902, pag. 1035. eene voldoende stevigheid en vallen in water bij lichaamstemperatuur spoedig uiteen. Volgens White en Rodwell i) is deze laatste methode minder geschikt voor het comprimeeren van groote hoeveelheden tabletten in machines met automatische voeding. Daarvoor raden zij aan de te comprimeeren stof zoo fijn mogelijk te wrijven en te mengen met zooveel eener Cacaoboteremulsie of eener aetherische oplossing van Cacaoboter tot een rulle massa ontstaat, die zonder druk door zeefbodem Bio afgezift kan worden. Het afgezifte poeder laat men eenige uren staan en comprimeert dan. De Cacaoolie-emulsie wordt bereid door 5 deelen Sapo medicatus op te lossen in 25 deelen warm water, daaronder te schudden 25 deelen Oleum Cacao, met dit nog warme mengsel te vermengen 1,5 deel Tragacanth en 0,25 deel Acidum benzoïcum en met water aan te vullen tot 100 deelen. Voor de bereiding der aetherische oplossing van Cacaoboter lost men 1 deel Oleum Cacao door schudden op in 5 deelen Aether en voegt 5 deelen Alcohol absolutus toe. Alen gebruikt de emulsie bij die stoffen, welke met water geen taaie massa geven, maar moet er aan denken de zeep te vervangen door gom, wanneer zeep schadelijk werkt op het geneesmiddel, zooals op de zouten der zware metalen en op Santonine. De aetherische oplossing gebruikt men bij stoffen, die in aanraking met water een taaie massa geven, als Aloë, Extractum Rhamni purshianae siccum, vele plantenpoeders enz. Enkele voorbeelden van voorschriften voor dergelijke mengsels laten wij hier volgen: Phenacetine tabletten. Phenacetine.... Saccharum .... Glucose Emulsum Olei Cacao 17,5 deelen 7 „ 0,5 deel 2 deelen Kininesulfaat tabletten. Sulfas Chinini. . . Saccharum . . . . Glucose Emulsum Olei Cacao 5 deelen 2,5 deel 0,25 „ 1 „ 1) Referaat Pharm. Weekblad 1903, pag. 900. Opiumtabletten. Pulvis Opii Saccharuni Solutio Olei Cacao aethereae 2 deelen 1 deel 0,75 „ Cascaratab 1 etten. Extractum Rhamni purshianae siccum Saccharum Sol. Olei Cacao aether 2 deelen 2 q.s. Voor het bereiden van tabletten met een mengsel van Cacao en Suiker, zooals gebruikt wordt voor Trochisci ferrati en Trochisci Santonini der Pharmacopee, bijv.: ■Jt. Chloreti hydrargyrosi 10 mG. Santonini 30 mG. Sacchari 460 mG. Pastae Cacao 500 mG. f. tablett. d. t. d. XL. smelt men de Cacao met de helft van den suiker, voegt daarbij het mengsel van Calomel en Santonine, verdeeld onder de andere helft van den suiker, laat de massa geheel bekoelen, wrijft haar tot grof poeder en comprimeert dit. Collega G. H. van der Wal was op ons verzoek zoo vriendelijk ons eenige wenken te geven voor het bereiden van tabletten met machines met automatische voeding. Wij laten deze hier volgen: „De te comprimeeren stof moet steeds goed droog zijn en moet gemakkelijk glijden, daar anders de ruimte, dienende als maat voor die stof, niet steeds geheel wordt gevuld. Het poeder moet voldoende pakken, opdat de pastilles niet uit elkaar vallen, doch daarbij mag het klevend vermogen niet van dien aard zijn, dat het poeder aan stempels en vorm gaat vastzitten. Ten einde het glijdend vermogen voldoende te maken, is het meestal noodig het poeder te granuleeren. Men bevochtigt het goed gemengde en goed fijn gewreven poeder met water, spiritus of sirupus simplex, al naar omstandigheden, slaat het door zeefbodem Ai,5, droogt het en zift nog eens. Over het algemeen kan een poeder, dat 10 pCt. suiker en 5 pCt. gom bevat, goed worden gegranuleerd. Bij aanwezigheid van meer schröder , Receptuur. 3e druk. 25 suiker kan de hoeveelheid gom geringer zijn of zelfs worden gemist; bij minder suiker wordt het gomgehalte meestal verhoogd. Om het vasthechten aan de stempels te voorkomen, wordt gebruik gemaakt van eene toevoeging van talk of van vaseline of van beide. Fig. 47. Indien de tabletten helder moeten oplossen wordt in plaats van talk boorzuur gebruikt. De vaseline wordt als eene 2 pCt. aetherische oplossing door middel van een spray op het gegranuleerde poeder geblazen en nadat de aether, onder voortdurend omroeren met een spatel, verdampt is, wordt, zoo noodig, 2 pCt. boorzuur of 2 a 3 pCt. talk onder het poeder gemengd en daarna gecomprimeerd." De Pharmacopee vermeldt twee soorten pastilles, die het best door comprimeeren worden bereid, nl.: ' Pastillae Chloreti hydrargyrici, Sublimaatpastilles, die bereid worden door 2 deelen eener geschikte blauwe Anilinekleurstof, die dus door het Sublimaat niet mag worden neergeslagen, op te lossen in 98 deelen eener verzadigde oplossing van natriumchloride en daarna te vermengen met 1000 deelen fijngewreven Mercurichloride en 400 deelen fijngewreven Natriumchloride. Van dit mengsel worden pastilles van 1,5 G. bereid, welke dus 1 G. sublimaat bevatten. Voor het comprimeeren hiervan kan men zeer geschikt gebruik maken van het persje van fig. 41 of van de machine van Libau met ebonieten cilinders en stempels. Met het oog op de snelle bereiding van Sublimaatpastilles geven wij hier de beschrijving van een toestel (fig. 47), waarmede men er 50 of 100 tegelijk kan vervaardigen. Dit toestel bestaat uit een plaat van eboniet met 50 of 100 cilindrische openingen, en uit een plaat waarop evenveel ebonietcilindertjes voorkomen, zóó, dat, wanneer men de platen op elkaar legt, in elke opening een ebonietcilindertje komt. Om met deze machine pastilles (wrijftabletten, Tabulettaefriabiles, Tabulettae triturandac) te bereiden, legt men de plaat met openingen op een glazen plaat en strijkt met een hoornen spatel de openingen vol met het boven beschreven mengsel, zóó, dat, bij het omkeeren van de plaat, de openingen ook aan de onderzijde met het mengsel gevuld zijn. Legt men nu deze plaat op de andere met de cilindertjes, dan zullen de pastilles uit de kanalen worden gedrukt en op de cilinders blijven staan. Den geheelen toestel brengt men dan in een droogkast (bij 20°-30°) of in een exsiccator; na verloop van een paar uur zijn de pastilles voldoende gedroogd. Pastillae Saccharini, Saccharinepastilles, waarvoor men 1 G. poeder van Saccharine mengt met 1,5 G. poeder van Natriumhydrocarbonaat en met 7,5 G. Manniet; na bevochtiging met enkele druppels absoluten alcohol bereidt men van dit mengsel door comprimeeren 100 pastilles. 25* .ijc. Sulfatis Chinini 1 Bicarbonatis natrici 6 m. f. 1. a. mass. pilular e qua form. pilul n°. LX. Soms ook, en dit is voor den arts eenvoudiger, geeft hij de hoeveelheid geneesmiddel voor elke pil afzonderlijk aan met de subscriptie: rnisce fiat lege artis pilula, da tales (doses), bijv.: Acidi arsenicosi 1 niG. f. 1. a. pil. d. t. d. L s. 5 d. d. pil. 1. Natuurlijk moet de arts zorgdragen, dat hij per pil niet zooveel geneesmiddel voorschrijft, dat daardoor de pillen te groot zouden worden. Worden de pillen te klein, dan wordt door den apotheker gewoonlijk een onschuldig constituens toegevoegd om de pillen op een normaal volumen te brengen. Onder dit normale volumen voor pillen zouden wij willen verstaan: kogeltjes met een diameter van 5 a 6 millimeter; pillen met een diameter van 7 mM. zijn reeds vrij groot. Zijn groote pillen dikwijls moeielijk in te nemen, bij kleine pillen heeft men, naar ons de ervaring leerde, dikwijls het bezwaar, dat met name in de praxis pauperum de werkzaamheid der pillen wordt afgemeten naar het volumen. Daardoor wordt met kleine pillen, die dikwijls eene groote dosis werkzaam geneesmiddel bevatten, niet zoo zorgvuldig omgegaan als met groote. Men rekent veelal, dat pillen, om een normaal volumen te hebben, op een gewicht van 100-150 mG. moeten worden gebracht. Daarbij moet echter wel degelijk rekening gehouden worden met het soortelijk gewicht der voorgeschreven geneesmiddelen. Zoo zal men gemakkelijk pillen kunnen bereiden, die niet groot zijn en die 150 mG. Jodetum kalicum per pil bevatten, maar pillen met 150 mG. Sulfas Chinini worden door het volumineuze van het Kininesulfaat steeds groot. De ervaring moet hierbij den receptarius te hulp komen. Op nog eene andere wijze van voorschrijven moeten wij hier de aandacht vestigen, nl. op die waarbij wordt aangegeven, dat uit een pillenmassa van bepaald gewicht pillen van een aangegeven gewicht moeten worden bereid, zooals o.a. het geval is bij de meeste pillenmassa's van het Supplement (niet bij de Pilulae Kreosoti). Wij achten deze wijze van voorschrijven niet aanbevelenswaardig, daar zij gemakkelijk aanleiding kan geven tot vergissingen. Een voorbeeld hiervan leveren de Pilulae Olei Terebinthinae van het Supplement waarvan het voorschrift luidt: Olei terebinthinae depurati 12 partes Aquae 6 „ Pulveris Sacchari 20 ,, misce et adde Pulveris Succi Liquiritiae 12 „ t, Radicis Liquiritiae 11 » fac pilulas ponderis 300 mG. Neemt men hierbij voor deelen grammen, dan weegt de massa 61 gram en men moet daarvan dus 203 pillen bereiden. Uit de opgave echter, dat elke pil 50 mG. Terpentijnolie moet bevatten volgt, dat de bedoeling is, dat van de massa 240 pillen worden bereid. Een ander voorbeeld uit de praktijk is het volgende: .]£. Extracti Secalis cornuti 10 Pulveris Secalis cornuti 5 m. f. 1. a. pilul. pond. 150 mG. De bedoeling van dit voorschrift is, dat elke pil 150 mG. van de in het recept aangegeven stoffen zal bevatten, maar aangezien er nog een vrij groote hoeveelheid poedervormig bindmiddel moet worden toegevoegd zullen de pillen meer wegen dan 150 mG. Zooveel mogelijk zorge de arts, dat het voorgeschreven aantal pillen een veelvoud zij van 25 of 30, daar de meeste pillenmachines op dit aantal zijn ingericht. Indien de arts een volledig voorschrift voor de bereiding eener pillenmassa wil geven, is het allereerst noodzakelijk, dat hij met de eigenschappen der te gebruiken medicamenten geheel vertrouwd is, en dat hem ongeveer de verhoudingen bekend zijn, waarbij met die stoffen geschikte pillenmassa's te bereiden zijn. Maar ook dan nog, wanneer de arts van dit alles volkomen op de hoogte is, kan het voorkomen, dat zijn voorschrift niet nauwkeurig kan worden gereed gemaakt. In warmere jaargetijden bijv. zijn de extracten weeker dan 's winters en vereischen ze dus daardoor meer poeder om eene goede massa te kunnen vormen. In dergelijke gevallen doet de arts het best door aan den apotheker vrijheid te laten tot het aanbrengen van onschuldige veranderingen in het voorschrift; hij kan dit door de toevoeging: „lege artis" in de subscriptio kenbaar maken. Zoo zal het voorschrift: Jt. Extracti Aloës 1 Pulveris Radicis Rhei 4 Extracti Gentianae 4 m. f. 1. a. pilulae L. in den zomer eene te weeke pillenmassa geven, terwijl de kans bestaat, dat de massa in den winter brokkelt. Gebruik makende van het lege artis zal de receptarius in den zomer aan de massa wat Radix Liquiritiae, in den winter wat Glycerine toevoegen. Wenscht de arts, dat de pillen met een andere stof dan Lycopodium bestrooid of bedekt worden, dan moet hij dit uitdrukkelijk op het recept vermelden, bijv. door: consperge Cortice Cinnamomi, obduce Argento foliato, enz. Voor het bereiden eener gewone pillenmassa dienen ruime, niet diepe mortieren met stampers, die van onderen rond zijn; de metalen pillenvijzels zijn bij ons geheel in onbruik geraakt. Voor het bereiden van groote pillenmassa's tot een gewicht van 1 Kilo, is het eenvoudigste toestel de kneedmachine van Lentz, die men het best kan vergelijken met een stomp hakmes, waaronder de massa gekneed wordt; de ondervlakte kan bovendien door eene gas- of spirituslamp verwarmd worden. Voor zeer groote pillenmassa's gebruikt men kneedmachines, die door stoom in beweging gebracht worden. De verschillende ingrediënten eener pillenmassa worden met de grootst mogelijke nauwkeurigheid gemengd, op de wijze zooals dit bij de poeders is beschreven; de mogelijkheid bestaat anders, dat sterk werkende stoffen als Aconitine, Hyoscine, enz. die in minimale hoeveelheden reeds intoxicatie veroorzaken en bij voorkeur in pillen worden voorgeschreven, niet voldoende in alle pillen verdeeld zijn. Hierna wordt, bij kleine hoeveelheden tegelijk, het constituens toegevoegd; voegt men daarvan in eens de geheele hoeveelheid toe, die men denkt noodig te hebben, dan zal in de meeste gevallen de massa öf te week öf brokkelig worden. Aan den kant van het recept wordt de toegevoegde hoeveelheid nauwkeurig aangeteekend, wat onder meer noodig is, om bij iteraties pillen van dezelfde grootte te kunnen afleveren. Om te voorkomen, dat men telkens eene kleine hoeveelheid Extract, Glycerine-Tragacant enz. moet afwegen, neemt men daarvan eene bekende hoeveelheid, die meer dan voldoende is, gebruikt daarvan zooveel als noodig is en trekt, wanneer de pillen gereed zijn, daarvan af wat is overgebleven. Steeds denke men er aan, dat eene pillenmassa min of meer hard moet zijn, en dat ze voornamelijk door langdurig kneden in een toestand gebracht moet worden, waarin zij goed is uit te rollen. Een goed receptarius zorgt er steeds voor, dat zijn pillenmassa niet te week of te droog wordt; de ondervinding doet in vele gevallen de juiste consistentie kennen. Dat men bij de additie van constituentia rekening moet houden met de werkzame bestanddeelen van de pillenmassa spreekt van zelf. Op zich zelve onschuldige stoffen kunnen somwijlen op de medicamenten ontledend inwerken; Zilvernitraat, Kwikchloride en Acetas plumbicus, bijv. worden door plantenpoeders ontleed. Wij komen op Fig. 4?. de meer of mindere geschiktheid der bindmiddelen bij verschillende stoffen nog terug. In 't algemeen kan men zeggen, dat eene pillenmassa goed is, wanneer zij niet meer aan den mortier of aan de vingers kleeft en bij doorsnijden homogeen is. Om zulk eene massa tot pillen te verwerken wordt zij, - na zoo noodig door wegen in zóóveel gelijke deelen te zijn verdeeld, dat van elk stuk hoogstens 30 pillen gemaakt behoeven te worden — met een plankje tot eene overal even dikke stang van de verlangde lengte uitgerold. Bij de bereiding van pillen in 't groot kan men met succes gebruik maken van eene deegpers (fig. 48), waarbij men op de (weeke) massa eenen zóó sterken druk uitoefent, dat ze door de opening in den voorwand der pers aanwezig, als lange cylinders te voorschijn komt. De deegpers geeft meer gelijkmatige stangen, maar is alleen toe te passen bij de bereiding van pillen, wier massa daarvoor geschikt is en de metalen pers niet aantast. Voor het verdeelen der stangen in pillen, maakt men gebruik van pillenmachines (fig. 49). Deze bestaan uit 2 platen van metaal, palmhout of eboniet (de messen), die voorzien zijn van 25 of 30 halfcylindrische kanalen, Fig. 49. welke door naar boven scherp toe- loopende randen van elkaar gescheiden zijn. Legt men de beide messen op elkaar, dan moeten de kanalen zuivere cylinders vormen. Het eene mes ligt vast, terwijl het andere daarover gemakkelijk heen en weer bewogen kan worden. Legt men nu tusschen de beide messen eene pillenstang en beweegt men het bovenste mes heen en weer, dan wordt de stang verdeeld in evenveel deelen als er kanalen met de massa in aanraking komen. Wanneer men zorg draagt, dat Mg. 3U. de dikte van de pillenstang ongeveer overeenkomt met de wijdte der kanalen, dan kan men, door na het afsnijden der pillen de messen nog eenige malen heen en weer te bewegen, tegelijk de pillen volkomen rond maken. Is de pillenstang te dik, zoodat de pillen niet worden afgesneden, dan verkrijgt men een pillensnoer, de pillen moeten dan met een mesje afgesneden en later rondgemaakt worden. Is de pillenstang daarentegen te dun, dan snijdt men in plaats van ronde pillen langwerpige cylinders af, die zeer moeielijk rond te maken zijn. Voor de bereiding van groote hoeveelheden pillen, waarvan de stangen met de deegpers zijn gemaakt, kan men gebruik maken van de machine, afgebeeld in fig. 50. Dieterich heeft den vorm der messen eenigszins gewijzigd; het onderste mes van zijn pillenplank is schuitvormig uitgehold en het bovenste heeft eene gelijke kromming in tegengestelden zin. Het voordeel van deze messen is, dat de pillen er niet zoo gemakkelijk onder wegrollen en dus beter rondgemaakt kunnen worden. Indien de vorm der pillen na het afsnijden te wenschen overlaat, moeten ze nog aan eene bewerking worden onderworpen: het ronden. Vroeger geschiedde dit algemeen door de pillen te draaien tusschen duim en wijsvinger: dat dit uit een oogpunt van reinheid absoluut moet worden afgekeurd, behoeft geen betoog. Tegenwoordig gebruikt men daarvoor algemeen de zoogenaamde pillenronders en wel voornamelijk die van Giordano en van Vial. De pillenronder van Giordano bestaat uit een houten schijf met opstaanden rand en een kleinere schijf met handvat en naar beneden gerichten rand. Men brengt de pillen onder de kleine schijf en beweegt die onder een meer of minder sterken druk heen en weer. De pillen zullen alleen dan rond worden, wanneer de hoogte van den rand gelijk is aan den diameter der pillen. Men heeft dus al naar de grootte der pillen verschillende schijven noodig. Om aan dit bezwaar te gemoet te komen, is bij sommige schijven de rand verstelbaar gemaakt. De ronder van Vial heeft dit bezwaar niet; de bovenste schijf is niet van een rand voorzien maar past nauwkeurig in een lossen houten Fig. 51. ring, diedepillenbijeenhoudt(fig.51). Indien de pillen alle even groot zijn, wat noodzakelijk is, kan men ze in de meeste gevallen met den pillenronder volkomen rond maken. Zijn zij niet alle even groot, dan worden de grootere pillen eivormig, terwijl de kleinere hare niet ronde gedaante behouden. Voor pillen, waarop hout een nadeeligen invloed kan uitoefenen (bijv. Pilulae e Permanganate kalico), kiest men bij voorkeur pillenronders met platen van marmerglas. Deze hebben bovendien het voordeel, dat men ze gemakkelijker dan de houten kan schoonmaken. Zijn de pillen bijzonder hard, wat met harsachtige massa's, die met Spiritus zijn aangestampt, nog wel eens het geval is, dan kan men soms met voordeel in plaats van de onderste schijf een verwarmd bord nemen. Indien de pillenstang bij het uitrollen of de pillen bij het ronden aan de instrumenten of aan elkaar kleven, bestrooit men ze met een weinig Lycopodium, of, indien ze naderhand nog met de eene of andere stof bedekt moeten worden, met zeer weinig Talcum venetum. De aldus gereedgemaakte pillen worden gedispenseerd in een doosje, tenzij zij vluchtige of hygroscopische stoffen (Kamfer, Aetherische oliën, Asa foetida, Ammoniumchloride, Kaliumjodide enz.,) bevatten. Dan dispenseert men ze in een wijdmondschfleschje en voegt daarbij, indien niet anders is voorgeschreven, eene meer of minder ruime hoeveelheid Lycopodium om het aaneenkleven te voorkomen. In Engeland gebruikt men daarvoor Talcum venetum. Goede pillen moeten voldoen aan de volgende eischen; ze moeten zijn: evengroot, op de breukvlakte homogeen, rond en glad en van zoodanige consistentie, dat de vorm bij het bewaren onveranderd blijft. Bovendien moeten ze in de maag of in het darmkanaal gemakkelijk uiteenvallen. Om de kleur, den reuk of het voorkomen der pillen te verbeteren, conspergeert men soms met andere poeders. a. Als corrigens van den reuk gebruikt men in plaats van Lycopodium soms Pulvis R/iizornatis lridis of Pulvis Corticis Cinnamomi (Pilulae Blaudi). b. Als corrigens van den smaak dienen: Saccharum album (zeer zelden in den vorm van poeder, daar dit spoedig vochtig wordt; zie later bij candeeren) en Radix Liquiritiae. c. Als corrigens van de kleur dienen, hoewel in ons land zeer zelden, voor wit: Carbonas magnesicus, voor rood: Lignum santalinum, voor blauw: Indigo. Fraaier voorkomen verkrijgen de pillen door ze te bedekken met Tolubalsem, Goud, Zilver of Cacaoboter. Met Tolubalsem: Men brengt de pillen in een ruime uitdampschaal of op een bord, voegt voor elke 100 pillen 2 gram pillenlak of -vernis toe, en laat de pillen zóó lang rollen, tot ze eindelijk niet meer aan elkaar kleven. Dan laat men de pillen i/2 uur aan de lucht drogen en herhaalt de bewerking. Een goed voorschrift voor pillenvernis geeft de Pharmacopee bij de Pilulae Jodeti ferrosi, n.l. eene gefiltreerde oplossing van 1 deel Tolubalsem in 9 deelen Chloroform. Deze oplossing bevalt ons beter, dan de aetherische oplossing van Tolubalsem der Ed. III al of niet met addities van Mastix, Benzoë en Oleum Lini. Ook kan men de pillen in een wijdmondsch fleschje overgieten met de pillenvernis, flink omschudden en dan op een bord uitgieten en rondrollen tot zij niet meer aan het bord vastkleven. Op deze wijze handelend kan men met een kleinere hoeveelheid pillenvernis volstaan. Om de pillen glanzend te maken is het veelal noodig ze twee a drie maal met vernis te bedekken, maar zulks niet voordat de eerste vernislaag droog is. Wanneer de pillen, die men met Tolubalsem wil bedekken, week zijn, blijven zij gewoonlijk aan elkaar kleven; men bedekke dus alleen harde pillen er mee en laat de weeke pillen eenigen tijd drogen. Het bedekken met Tolubalsem vermindert de oplosbaarheid der pillen; men doet het daarom alleen in die gevallen, waar afsluiting van de lucht noodzakelijk is. (Pillen met Jodetum ferrosum, met Phosphorus.) Op het recept kan deze wijze van bedekking worden aangegeven door: „obduce (pilulas) lege artis solutione Ba/sarni tolutani in Chloroformo. Wil men om bijzondere redenen geen oplossing van Tolubalsem in Chloroform aanwenden, dan kunnen wij de volgende oplossing aanbevelen: men macereert 5 deelen Tolubalsem en 10 druppels Lijnolie met 95 deelen Aether cum Spiritu, filtreert en vult het filtraat met Aether aan tot 100 deelen. Deze oplossing wordt op dezelfde wijze gebruikt als de voorgaande. Voor het bedekken van pillen met bladzilver of bladgoud (dit laatste wordt in de apotheken niet meer gevraagd) neme men bij voorkeur harde pillen, daar deze veel fraaier verzilverd kunnen worden dan weeke pillen; deze laatste worden gewoonlijk dof, terwijl men om harde pillen gemakkelijk een glanzende zilverlaag kan brengen. De pillen mogen alleen worden uitgerold in zeer weinig talk, bij voorkeur zonder conspergeerpoeder en in geen geval in Lycopodium, daar dan het zilver niet wil kleven. Daar aan harde pillen het zilver niet blijft kleven, is het noodzakelijk ze vóór het verzilveren te bevochtigen; men kan dit doen door ze in een zeefje boven waterdamp te houden, maar naar onze meening nog beter door ze te schudden in een doos met zeer weinig Mucilago Gummi arabici en ze dan terstond over te brengen in een pillenschudder met bladzilver en zoolang te schudden tot de pillen daarmede gelijkmatig zijn bedekt. Voor elke 10 pillen rekent men 1 blaadje bladzilver of bladgoud; blijkt de hoeveelheid onvoldoende, dan voegt men meer toe en bevochtigt de pillen zoo noodig op nieuw met mucilago. Om de oppervlakte der pillen tevens glanzend te maken, kan men öf de pillen eenigen tijd sterk schudden in den pillenschudder om ze door eene sterke wrijving als 't ware te polijsten öf ze op de schijf van Vial overbrengen en door eene zachte beweging onder zachten druk de oppervlakte glad maken. Door de schijf en den roller beide met papier te bedekken voorkomt men, dat het zilver aan de schijf blijft kleven en de pillen krijgen bij het naronden een zeer fraaien glans i). Daar, zooals we reeds opmerkten, de pillen hard moeten zijn, om fraai verzilverd of verguld te kunnen worden, en daar bovendien de zilver- of goudlaag de oplosbaarheid der pillen in maag en darmkanaal vermindert, zullen dergelijke pillen, naarmate ze fraaier zijn, ook harder en minder oplosbaar wezen. Indien de pillen Halogeen- of Zwavelverbindingen of andere stoffen, die zilver aantasten, bevatten, zullen ze zwart worden. Indien echter de arts uitdrukkelijk heeft voorgeschreven, dat dergelijke pillen moeten worden verzilverd, dan is het noodig ze eerst te bedekken met een laagje Collodium of Suiker, waardoor weliswaar de pillen nog minder goed oplossen, maar waardoor de zilverlaag tegen de inwerking beschut wordt. Wil men aan pillen een metaalglans geven, zonder dat hare oplosbaarheid aanmerkelijk vermindert, dan verdient het alle aanbeveling ze in graphiet te rollen, wat op het recept wordt aangegeven door: obducantur lege artis graphito depurato. Men brengt daartoe de pillen op een ronder van Vial van hard hout of marmerglas, bevochtigt ze met eenige druppels water, of, wanneer ze hygroscopische stoffen bevatten, met eenige druppels alcohol, bestrooit ze met grof graphietpoeder, en rolt ze daarin zóólang met de schijf heen en weer, tot ze metaalglans hebben aangenomen. Zeer fraaie pillen verkrijgt men ook, door ze eerst op eene plaat 1) Pharm. Weekblad 1906. met een weinig gesmolten Cacaoboter te schudden tot ze daarmede bedekt zijn, en ze dan eenigen tijd op den pillenronder in Amylum te rollen. Wanneer de pillen onaangenaam of sterk prikkelend smaken (Orexine), kan men ze met Gelatine bedekken. Hiervoor geeft Dieterich de volgende methode aan: in eene verwarmde groote uitdampschaal brengt men 2,5 gram warme gelatineoplossing (1:100), rolt daarin 100 gedroogde pillen zóó lang rond tot de massa gelijkmatig verdeeld is, brengt ze dan op een bord, dat met eenige druppels olie is ingewreven, zóó over, dat de pillen elkaar niet aanraken. Dan laat men ze eenige uren bij kamertemperatuur drogen en herhaalt de bewerking. Naar onze ondervinding levert deze methode geene gunstige resultaten ; vooreerst vereischt het drogen zooveel tijd, dat men gewoonlijk de zieken niet zoo lang op hun medicament kan laten wachten, en dan zullen ook dikwijls de pillen reeds in de schaal aan elkaar blijven kleven, zoodat ze na het losmaken zeer ongelijkmatig bedekt zijn. Beter voldoet ons de volgende methode: men steekt elke pil aan de punt van een dunne naald, dompelt haar een oogenblik in een warme gelatineoplossing 1:5, trekt haar terug en draait haar daarna zoolang rond, tot de gelatinemassa daaromheen niet meer vloeibaar is. Dan steekt men de naald in eene kurk of turf, laat haar zoo 1 uur bij kamertemperatuur staan, neemt de pil van de naald en smelt met een warmen spatel de steekopening van de naald dicht. Een eenvoudig toestel om een groot aantal pillen tegelijk te bedekken kan men gemakkelijk zelf vervaardigen. In eene kartonnen pillendoos steekt men daartoe op afstanden van 1 cM. naalden met de punt naar buiten; midden door het deksel en den bodem brengt men eene metalen of houten as aan, waarom de doos kan draaien; die as laat men rusten op 2 steunsels, terwijl men aan het uiteinde eene inrichting aanbrengt waardoor men het toestel gemakkelijk kan draaien. Steekt men nu aan elke naald eene pil en plaatst men onder den toestel een schaaltje met warme gelatineoplossing 1:5, dan zal, wanneer men de doos ronddraait en het schaaltje op de juiste hoogte staat, elke pil door de gelatineoplossing heen strijken en met een laagje daarvan worden bedekt. Wanneer men het schaaltje wegneemt en de pillen nog zoolang ronddraait, tot de gelatine gestold is, kan men ze na 1 uur drogen van de naalden verwijderen en op de beschreven wijze verder behandelen. Ook voor het bedekken met suiker (candeeren of drageeren) be- slaan verschillende methoden, die we met een enkel woord willen vermelden. In 't groot worden pillen gecandeerd in een roteerenden ketel met dubbelen wand, die van binnen vertind is en waarvan de ruimte tusschen de wanden door kokend water of waterdamp kan worden verwarmd. Men brengt in dezen ketel de pillen in aanraking met eene in de warmte verzadigde suikeroplossing en laat hem zoolang draaien tot de pillen met eene harde, gelijkmatige suikerlaag zijn bedekt. De op deze wijze gecandeerde pillen zijn fraaier, dan die welke in 't klein worden gedrageerd, maar ze lossen ook veel minder snel op. Voor kleinere hoeveelheden gebruikt Dieterich een uitdampschaal, waarin hij de pillen met Sirupus simplex bevochtigt en rondrolt en er langzamerhand een mengsel aan toevoegt van 15 deelen Saccharum, 70 deelen Amylum en 15 deelen Pulvis Gummi arabici (alles door B50 gezift). Hij houdt de pillen zoolang in beweging, tot ze niet meer aan elkaar kleven, laat ze eenigen tijd drogen en herhaalt de bewerking. Dan brengt hij de pillen in een andere schaal over, waarin 0,5 gram Talcum venetum voor elke 100 pillen is gebracht en rolt ze tot ze glanzend zijn. Vóór het afleveren laat hij ze eenigen tijd aan de lucht drogen en veegt met een drogen doek de overmaat talk af. Mylius1) brengt de pillen, die uit eene harde massa moeten bestaan, in een ruimen mortier of in een ruime schaal, besprenkelt ze met eenige druppels Collodium, rolt ze daarin rond en voegt, vóór de Collodium is verdampt, eene voldoende hoeveelheid toe van een mengsel, bestaande uit 2 deelen Saccharum en 1 deel Amylum, schudt dan nog eenigen tijd door en herhaalt zoo noodig deze bewerking. Daarna worden ze eveneens in Talk gerold. Collodium, op deze wijze gebruikt, belemmert volgens Mylius de oplossing in maag of darmkanaal niet. Een zeer eenvoudige, praktische methode van candeeren is de volgende -). De pillen worden gelijkmatig maar schraal bevochtigd met een mengsel van 1 deel Glycerine en 2 deelen Spiritus fortior en dan op een bord of in eene uitdampschaal gebracht in eene ruime hoeveelheid van een mengsel bestaande uit 4 deelen Saccharum, 2 deelen Pulvis Tragacanthae en 1 deel Amylum Solani. Zoodra de pillen droog zijn brengt men ze op eene zeef, waardoor het overtollige poeder wordt verwijderd. Deze bewerking herhaalt men nog 1) Schule der Pharmacie I. Practischer Theil. pag. 94. 2) Pharmaceut. Weekblad. eens. Om de pillen nu glanzend wit te maken, bevochtigt men ze eerst met een goed omgeschud mengsel van 1 deel Glycerine en 2 deelen Aether en wikkelt ze dan in een mengsel van gelijke deelen Talk en Calciumcarbonaat. Wil men een andere kleur aan de pillen geven, dan kan men de talk eerst kleuren bijv. door een sterk waterig aftreksel van Saffraan enz. Donker gekleurde pillen, die moeielijk met een gelijkmatige, witte laag zijn te bedekken, verzilvert men vóór het candeeren. Op dezelfde wijze als met suiker bedekt men de pillen met chocolade. Dieterich neemt in plaats van het mengsel van Saccharum, Amylum en Gom, een mengsel van 40 deelen Pulvis Cacao en öO deelen Saccharum en maakt de pillen glad, door ze na het drogen te rollen in enkele druppels van een mengel van gelijke deelen Tinctura Benzoës en Aether. Volgens anderen bedekt men de pillen, na ze met Spiritus en Glycerine te hebben bevochtigd, tweemaal met een mengsel bestaande uit 2 deelen Pulvis Cacao 2 deelen Pulvis Sacchari en 1 deel Pulvis Tragacanthae en rolt ze dan op een blikken plaatje in eene zeer kleine hoeveelheid gesmolten Oleum Cacao, waardoor ze zeer fraai glanzend worden. Deze laatste methode is vooral aanbevelingswaardig voor pillen met Kreosoot, Ichthyol, Creoline enz. Om de locale werking van pillen in de maag te verminderen kan men ze bedekken met Collodium. Men brengt daartoe de pillen op een bord, besprenkelt ze met een mengsel van 1 deel Collodium en 2 deelen Aether en rolt tot ze droog zijn; deze bewerking herhaalt men 2 a 3 maal. Verdunt men de Collodium niet, dan blijven de pillen gemakkelijk aan elkaar kleven. Voor hetzelfde doel kan men de pillen ook bestrijken met eene spiritueus-aetherische oplossing van Schellak of Sandarak. Om na te gaan in hoeverre pillen, met een of andere stof bedekt, hun oplosbaarheid verliezen, maakt Dyson i) pillen met Sulfas ferrosus en brengt die in eene oplossing van Ferrocyanetum kaücum, welke tot 37° is verwarmd. De niet-bedekte pillen gaven direct een blauwe kleur, de met zilver bedekte na 20 minuten. » „ tolubalsem » ,, 25 „ en » „ suiker » „5a 10 minuten, ]) Pharm. Journal 1S95. dan liet het geheele huidje los; daar de pillen echter dikwijls met een harslaag worden bedekt vóór ze gecandeerd worden, zal het dan nog soms 25 a 30 minuten duren eer de reactie optreedt; bij de met gelatine bedekte pillen kwam de reactie reeds na 1 minuut. Op grond van dit onderzoek beveelt Dyson het gelatineeren ten zeerste aan. Wil men voorkomen, dat de pillen in de maag oplossen, dan bedekt men ze volgens Unna en Beiersdorf met hoornstof of keratine (Obduce l. a. Keratino). Keratine komt in groote hoeveelheid voor in nagels, horens en veeren (penneschachten). Men bereidt het gewoonlijk uit penneschachten, daar deze vrij zijn van storende kleurstoffen en bovendien gemakkelijk tot een zeer dun schaafsel kunnen gesneden worden, waardoor eerstens de stoffen, die verwijderd moeten worden, gemakkelijk kunnen worden uitgetrokken en ook de oplosbaarheid van de Keratine in azijnzuur wordt bevorderd. Om vet en Cholesterine te verwijderen worden 10 deelen penneschachten gedurende 8 dagen onder herhaald omschudden in eene gesloten kolf uitgetrokken met een mengsel van 50 dln. aether en 50 dln. alcohol, de vloeistof wordt afgegoten, en de penneschachten worden met lauw water uitgewasschen. Dan stelt men ze, om de in het maagsap oplosbare deelen te verwijderen, bij eene temperatuur van 40° één dag bloot aan de inwerking van 1 deel pepsine en 5 deelen zoutzuur in 1000 deelen water opgelost, wascht ze nogmaals flink af, droogt ze en kookt ze dan 30 uur lang met 100 dln. azijnzuur in eene kolf met verticalen afkoelen iWen filtreert het decoct door glaswol, dampt het filtraat in eene porceleinen schaal uit tot stroopdikte, strijkt deze rest op glasplaten en dampt haar uit tot droog. Voor het keratineeren van pillen gebruikt men eene oplossing van 7 deelen Keratine in 100 deelen Azijnzuur of een even sterke solutie in een mengsel van gelijke deelen Ammonia en Spiritus dilutus. Volgens Hirsch und Schneideri) is deze vorm vooral geschikt voor het bedekken van pillen met geneesmiddelen, die 1°. bij langdurig gebruik den maagwand prikkelen, als: Acidum arsenicosum, Tartarus, emeticus, Chininepraeparaten, Balsamum Copaivae, Cubeba, Digitalis, Jodetum ferrosutn, Chloretum ferricum, Kreosoot, Opium, Phosphorus, Jodetum hydrargyricum, Sublimaat, Acidum salicylicum; 20. de spijsvertering belemmeren, doordat ze met Pepsine en Pepton •) Commentar zum Arzneibuch. schröder, Receptuur. 3e druk 2b onoplosbare neerslagen geven, als: Aluin, Loodacetaat, Zilvernitraat, Sublimaat, Tannine, Bismuthpraeparaten; 3°. ten deele onwerkzaam worden door het maagsap en ten deele op eene niet gewenschte wijze werken, als: Alkaliën, Zeep, Koolstof, Calciumsulfide, enz.; 4n. zoo geconcentreerd mogelijk in den dunnen darm moeten komen, als: Alkaliën, Loodacetaat, Extractum Filicis, Koso, Santonine, enz. Daar sommige medicamenten door Azijnzuur en andere door Ammonia worden aangetast, verdient het aanbeveling, steeds beide oplossingen in voorraad te hebben. De oplossing in Azijnzuur kan men gebruiken bij pillen, die Aluin, Arsenikpraeparaten, Loodpraeparaten, Chloretum ferricum, Goudverbindingen, Kreosoot, Kwikzouten, Salicylzuur, Zoutzuur, Zilverzouten, Tannine, enz. bevatten. De oplossing in Ammonia gebruikt men bij pillen met: Alkaliën, Pankreatine, Calciumsulfide, Trypsine, enz. Voor sommige stoffen, als Naphthaline, kan men beide oplossingen gebruiken. Daar pillen, welker massa met water is aangestampt, krimpen, zal de Keratinelaag van dergelijke pillen barsten. Ze zwellen, wanneer men ze in water brengt, sterk op, zoodat het Keratineomhulsel springt. Om dit te voorkomen bereidt men voor dergelijke pillen de massa met een mengsel van 1 deel Cera flava en 10 deelen Oleum Cacao, terwijl men, om de massa eene goede consistentie te geven, geen plantenpoeder gebruikt maar Kaoline of Bolus. Zoodra de pillen rondgemaakt zijn, worden ze bedekt met een laagje Cacaoboter, vervolgens verzilverd of verguld of, wat het meeste geschiedt, met graphiet bedekt en ten slotte gekeratineerd. Hiertoe brengt men ze op een bord of in een schaal, besprenkelt ze met eene hoeveelheid Keratineoplossing, die even voldoende is om de pillen te bevochtigen, en rolt ze dan heen en weer, tot het oplosmiddel verdampt is. Deze bewerking moet 10 a 12 maal herhaald worden, om de Keratinelaag dik genoeg te maken. Eveneens onoplosbaar, of althans zeer moeielijk oplosbaar in de maag worden de pillen, wanneer men ze bedekt met Salol (obducc Saloló). Berendes beveelt ten zeerste aan de pillen te bedekken met Salol in plaats van met Keratine, daar het minder tijdroovend is, het Salol eerst in het darmkanaal in zijne componenten (Salicylzuur en Pheno!) wordt ontleed terwijl het de maag onveranderd passeert. Men verwarmt, om pillen met Salol te bedekken 1 1,5 gram Salol op een vlak schaaltje op het waterbad, zóó dat het geheele schaaltje wat warm wordt, daar anders het Salol te snel stolt. In dit gesmolten Salol brengt men 30 pillen en rolt nu tot deze met een gelijkmatige grijswitte laag Salol zijn bedekt. Zoo noodig herhaalt men de bewerking. De voordeelen van Salol boven Keratine zijn volgens B. de volgende: a. Het is een zeker, onschadelijk transportmiddel voor geneesmiddelen door de maag. b. Het wordt in den darm zeker opgelost. c. Het kan worden toegepast op alle pillen met hooger smeltpunt dan 50°. Men moet er echter aan denken dat het Salol niet sterk verhit wordt daar het dan ontleedt, en dat de met Salol bedekte pillen geen stoot of val kunnen lijden, daar dan de laag Salol splijt. Men levert de aldus bedekte pillen dus het best af tusschen watten. Volgens Paschkis is echter een Salolomhulsel evenmin als een Keratineoplossing voldoende om de pillen geheel onoplosbaar in de maag te maken. Hij raadt echter deze wijze van bedekken aan voor pillen waarvan men een onaangenamen reuk en smaak wil maskeeren. Zooals wij reeds opmerkten bestaat eene pillenmassa uit een of meer geneesmiddelen èn uit een of meer bindmiddelen. Het kiezen van het juiste bindmiddel wordt gewoonlijk aan den receptarius overgelaten, zoodat het noodig is de meest gebruikelijke bindmiddelen na te gaan en hunne bruikbaarheid in verschillende gevallen te bespreken. Het te kiezen bindmiddel moet van dien aard zijn, dat het: 1°. niet op de voorgeschreven geneesmiddelen inwerkt, 2°. de pillen niet onoplosbaar maakt, terwijl tevens de hoeveelheid, die men er van kan of moet toevoegen zóó groot moet zijn, dat men pillen kan verkrijgen van een normaal volumen. De gebruikelijke bindmiddelen zijn vast, week of vloeibaar, al naar het medicament vloeibaar, week of vast is. Bij vaste stoffen gebruikt men vloeibare of weeke, bij vloeistoffen daarentegen vaste constituentia. Bolus alba, Argilla, waterhoudend Aluminiumsilicaat, dat vrij moet zijn van organische stoffen, is een uitstekend constituens voor die stoffen, welke door organische stoffen gemakkelijk ontleed 26* worden, dus voor Nitras argenticus, Chloretum hydrargyricum, Chloretum aurico-natricum, Permanganas kalicus, Acetas plumbicus, Hyoscine, Scopolamine, Aconitine enz. De geneesmiddelen worden al naar hun hoeveelheid als fijn poeder onder de Bolus gemengd of eerst opgelost in eene kleine hoeveelheid water of spiritus, en daarna van het poedervormige mengsel eene massa gemaakt met Water, Glycerine, Vaseline of Lanoline. In den regel geeft Bolus alba met water een niet gemakkelijk te bewerken pillenmassa; moet men echter met water eene massa maken, dan is het raadzaam op elke 20 deelen Bolus 7 a 8 deelen water in eens toe te voegen. De hoeveelheid Bolus, die men per pil neemt bedraagt ongeveer 100 mG., wanneer de hoeveelheid van het geneesmiddel niet groot is; bedraagt deze echter meer dan 25 mG. per pil, dan trekt men het meerdere van de hoeveelheid Bolus af. Gemakkelijker te bewerken echter is de massa wanneer men in plaats van water Glycerine of Vaseline neemt. De allerbeste massa verkrijgt men met Lanoline. Naar opzettelijk daartoe ingestelde onderzoekingen ons leerden, kan men bij alle bovengenoemde geneesmiddelen de massa maken met Bolus en Lanoline de geneesmiddelen worden niet of niet in meerdere mate ontleed dan met een der andere stoffen. Mucilago Gummi arabici mag men als bindmiddel bij deze pillen niet gebruiken, daar zij dan steenhard en geheel onoplosbaar worden. Men rolt de met Bolus bereide pillen in Bolus uit op den pillenplank en conspergeert ze op den pillenronder met Talcuni venetum. Daar Talk een zeer glad poeder is, levert het uitrollen daarin dikwijls moeielijkheden op. Wij maken er hier opmerkzaam op, dat de meeste der hier genoemde geneesmiddelen in aanraking met ijzer en koper worden ontleed, dus dat men daarbij geen metalen utensilia (spatels en pillenmessen) mag gebruiken. In de meeste gevallen werkt ook het licht ontledend op de geneesmiddelen, die met Bolus tot pillen moeten worden gebracht, men levere deze daarom geconspergeerd niet Talk af in fleschjes van inactinisch glas, en sluit deze met een kurk gedrenkt in gesmolten paraffine. Soms worden, met gemakkelijk ontleedbare stoffen als Zilvernitraat enz. andere stoffen voorgeschreven, die daarop ontledend werken, bijv.: •R. Nitratis argentici Pulveris Opii a 300 mG. fac lege artis pilulas 60 ds. 3 d. d. 3 p. J&. Nitratis argentici 400 mG. Extracti Opii 400 mG. Nitratis Bismuthici basici 6 fiant lege artis pilulae 120 ds. 3 X d. 5 pillen. Ten einde in deze mengsels de ontleding van het Zilvernitraat zooveel mogelijk te voorkomen, maakt men bij het eerste voorschrift van het Zilvernitraat en van het Opiumpoeder elk afzonderlijk met 3 G. Bolus en Lanoline eene pillenmassa en kneedt deze dooreen. Bij het tweede voorschrift zal men eene massa maken van het Zilvernitraat met 5 G. Bolus en Lanoline en eene massa van het Opiumextract met het Bismuthnitraat en 4 G. Bolus en Lanoline en dan ook beide dooreenkneden. Op deze wijze wordt de ontleding van het Zilvernitraat beter voorkomen dan door de stoffen elk onder de helft van de Bolus te verdeelen, beide poeders te mengen en daarna massa te maken. Ook kan men van enkele dikvloeibare geneesmiddelen bijv. Balsamum Copaivae, Pix liquida, Extractum Filicis, alleen door toevoeging van Bolus alba eene goede pillenmassa bereiden; voorbeelden hiervan geven de volgende voorschriften: ■}i. Balsami Copaivae 60 mG. Boli albae q. s. fac 1. a. pilulam. d. t. d. n. C s. 3 d. d. 5 p. • H. Extracti Filicis 10 Chloreti hydrargyrosi 500 mG. Boli albae q. s. m. f. pilulae 60 ds. u. c. •Ji. Picis liquidae Sacchari albi a 5 Boli albae q. s. m. f. pilulae C ds. m. et v. 3 p. Pulvis Succi Liquiritiae is voor de meeste pillen het bindmiddel bij uitnemendheid. Ongeveer alle geneesmiddelen zoowel vloeibare als weeke en vaste kan men er mede in den pillenvorm brengen, mits ook een waterige vloeistof of glycerine wordt toegevoegd, waarin het droppoeder ten deele oplost. Is eene dergelijke vloeistof niet aanwezig, dan is droppoeder als bindmiddel niet te gebruiken. Een bezwaar tegen het gebruik van Succus Liquiritiae is echter, dat pillen, bereid niet droppoeder alleen, spoedig zeer hard en moeielijk oplosbaar worden. Aan dit bezwaar komt men te gemoet door tevens Radix Liquiritiae toe te voegen en de massa met Aqua glycerinata aan te stampen. Een mengsel van gelijke deelen pulvis Succi en pulvis Radicis Liquiritiae is in vele apotheken onder den naam Pulvis pro pilulis (soms afgekort tot p. p. p.) of Pulvis pro massis aanwezig, en wordt gewoonlijk gebruikt in die gevallen, waar op het recept geen bindmiddel staat vermeld. Wanneer evenwel eene groote hoeveelheid van dit mengsel moet worden toegevoegd, achten wij het verkeerd gelijke deelen drop en zoethoutpoeder te nemen, daar dan de massa bij het uitrollen veelal te taai en bij het bewaren toch te hard wordt. Bij een recept als: .Ji. Extracti Belladonnae 1 Succi Liquiritiae Radicis Liquiritiae a q.s. m.f. pilulae CXX d.s. 3d.d.p. 2 geven wij er de voorkeur aan 2 a 3 maal zooveel zoethoutpoeder te nemen als droppoeder, dus in dit geval bijv. 4 a 5 gram Succus Liquiritiae. In het hier aangehaalde voorbeeld hangt van de hoeveelheid toe te voegen bindmiddel de grootte van de pillen af; in andere gevallen worden de pillen door de voorgeschreven geneesmiddelen reeds groot genoeg en moet men de hoeveelheid bindmiddel zoo klein mogelijk nemen, bijv. bij het voorschrift: •R. Jodeti kalici 30 Succi Liquiritiae q. s. m. f. pilulae C. d.s. 3 d. d. 1 pil. De hoeveelheid Kaliumjodide is hier reeds zóó groot, dat men zoo weinig bindmiddel mag toevoegen als noodig is om een goed samenhangende massa te bereiden. Deze hoeveelheid bedraagt bij goed fijngewreven Kaliumjodide en Kaliumbromide 1 gram Succus en 1 gram Radix Liquiritiae voor elke 10 gram van het zout. Voor andere zouten, bijv. Sulfas ferrosus, nemen wij gewoonlijk 1 gram van elk dezer stoffen voor 7 gram van het IJzerzout. Wanneer men zooveel mogelijk pillen van normale grootte wil afleveren, dan moet men in enkele gevallen de hoeveelheid toe te voegen bindmiddel op twee wijzen berekenen en dan de grootste der gevonden hoeveelheden nemen. Bij het voorschrift: J£. Jodeti kalici 10 Hydrochloratis Morphini 200 mG. Succi Liquiritiae q.s. m. f. pilulae C. heeft men, naar hetgeen wij hierboven zeiden, noodig 1 gram Droppoeder en 1 gram Zoethoutpoeder; de pillen worden dan echter klein. Om pillen van normale grootte te verkrijgen, moet men in het oog houden dat Kaliumjodide (en ook andere zware zouten) na het fijnwrijven niet meer dan het halve volumen van een gelijk gewicht pulvis pro pilulis innemen. Rekent men dan elke pil opl20 mG., dan moet men nog toevoegen 12 y = 7 Gram bindmiddel, waarvoormen dan 3 G. Succus Liquiritiae en 4 G. Radix Liquiritiae kan nemen. Daar, zooals wij bij de emulsies reeds mededeelden, Succus Liquiritiae ook in staat is oliën te emulgeeren, ligt het voor de hand, dat met een mengsel van droppoeder en water of glycerine ook zeer geschikt pillen met Oleum Terebinthinae, Balsamum Copaivae, Kreosotum enz. bereid kunnen worden. In het algemeen volgt men dan daarbij deze methode, dat men de vloeistof mengt met een gelijk gewicht (bij Oleum Terebinthinae, Oleum Santali) of met een half gewichtsdeel (bij Kreosotum) aan Glycerine, dan evenveel droppoeder toevoegt als Glycerine en wanneer het mengsel homogeen is met zoethoutpoeder, eene niet stevige pillenmassa maakt. Wij komen hierop nog nader terug. Radix Liquiritiae alleen wordt als bindmiddel .weinig gebruikt 4 meestal gebruikt men liet in combinatie met Succus Liquiritiae om de pillen beter oplosbaar te maken en om gemakkelijker te bewerken massa's te krijgen. Wij zullen later zien, dat ook Radix Liquiritiae in combinatie met Glycerine een goed bindmiddel is voor balsems, aetherische oliën enz. Ook met verdund zwavelzuur en met verdund zoutzuur geeft zoethoutpoeder eene goede pillenmassa, bijv. in de voorschriften: M. Sulfatis Chinini 3 Acidi sulfurici diluti 3 fac lege artis pilulas 60 Ji. Chineti 5 Acidi hydrochlorici diluti 5 fac pilulas C. kan men alleen met radix Liquiritiae eene goede pillenmassa bereiden. Radix Althaeae behoort tot de minder goede bindmiddelen, omdat het: a. de pillen moeielijk oplosbaar maakt; b. aan de pillen bij het bewaren spoedig een vreemden reuk geeft; c. aan de massa eene elasticiteit geeft, die het uitrollen en rondmaken zeer bemoeielijkt. Ondanks deze bezwaren wordt het nog vrij dikwijls in pillen gebruikt, vooral wanneer de massa wat vochtig is; het absorbeert namelijk veel meer vocht dan een der andere onschuldige plantenpoeders. Zoo zal men in het voorschrift: 4*. Lactatis ferrosi 5 Extracti Secalis cornuti 10 f. 1. a. pilulae CXX ds. 3 d. d. 4 p. met pulvis radicis Althaeae kleinere pillen verkrijgen dan met pulvis radicis Liquiritiae, de reuk der pillen is echter na een paar dagen alleronaangenaamst. Pillen, waarin Althaeapoeder voorkomt, moet men met Aqua glycerinata of met Aqua aanstampen, niet met mucilago Gummi arabici, daar dan de pillen meestal volkomen onoplosbaar worden. Pulvis Gummi arabici wordt bij slecht klevende stoffen soms als bindmiddel voorgeschreven, bijv. bij Phenacetine en bij Antifebrine. Maakt men in een dergelijk geval de massa alleen met water, dan zullen de pillen na eenigen tijd volkomen onoplosbaar zijn; daarom maakt men liever de massa met Aqua glycerinata en neemt in plaats van gompoeder alleen een mengsel van gelijke deèlen gompoeder en suiker. Vooral bij onoplosbare stoffen, als de beide bovengenoemde, achten wij gompoeder als bindmiddel ongeschikt. Betei achten wij gom als bindmiddel bij goed oplosbare stoffen, als Chloretum ammonicum, Salicylas natricus. Wij geven echter ook bij deze stollen aan pulvis gummosus de voorkeur en voegen daarbij, wanneet de pillen al te klein zouden worden, Saccharum en maken met Sirupus simplex eene pillenmassa; vooral bij pillen, die langen tijd moeten bewaard worden, kunnen wij deze stoffen als bindmiddelen ten zeerste aanbevelen. In kunstmatig maagsap vallen zij bij lichaamstemperatuur gemakkelijk uiteen, zelfs wanneer zij eenige maanden oud zijn. Eenige voorschriften, waarbij wij dit bindmiddel geregeld gebruiken, zijn de volgende: Ji. Hydrochloratis Morphini 120 mG. Bicarbonatis natrici 8 Sacchari albi 6 Pulveris gummosi 3 Sirupi simplicis q. s. m. f. pilulae CXX consperge talco veneto. d.s. 5 d. d. 3 p. 4&. Pulveris Opii compositi Bicarbonatis natrici a 4 Sacchari albi Pulveris gummosi a 1,5 Sirupi simplicis q. s. m. f. pilulae CXX consp. talc. venet. .Ji. Chloreti ammonici 9 Hydrochloratis Codeini 300 mG. Hydrochloratis Chinini 3 Sacchari Pulveris gummosi a 2 Sirupi simplicis q. s. m. f. pilulae XC. .pc. Salicylatis natrici 24 Hydrochloratis morphini 200 mG. Sacchari Pulveris gummosi a 3 Sirupi simplicis q. s. m. f. pilulae 240. Bij pillenmassa's, die niet voldoende kleven, maar die toch vocht genoeg bevatten, wordt soms gompoeder gevoegd om de massa meer klevend te maken. Naar onze ondervinding is dit tamelijk nutteloos, daar de gom, op deze wijze gebruikt, niet oplost; beter is het eene kleine hoeveelheid pulvis gummosus toe te voegen of anders enkele druppels mucilago Gummi arabici en wat planten poeder. Gom wordt soms ook in den vorm van mucilago gebruikt om vetachtige stoffen als Balsems, Kreosoot, Aetherische oliën te emulgeeren, en van de verkregen emulsie met plantenpoeder een pillenmassa te maken. Ook in zoo'n geval bevordert de toevoeging van Saccharum de oplosbaarheid der pillen zeer. Bij het voorschrift: ijc. Olei Terebinthinae 4 Gummi arabici q.s. fac I. a. pilulas C. zal men het best doen door van 4 G. gom met 4 G. Aqua glycerinata een mucilago te maken en daaronder 4 G. Oleutn Terebinthinae te verdeelen; telkens wanneer de olie niet meer geëmulgeerd wordt, voegt men een paar druppels water toe. Bij de emulsie voegt men 4 G. Saccharum album en zooveel Radix Liquiritiae tot eene goede pillenmassa is verkregen. Het Supplement laat deze methode nog toepassen bij Pilulae Ba Isa mi Copaivae, die bereid worden naar het voorschrift: .R. Balsami Copaivae 1 Gummi arabici Aquae a 1 Radicis Liquiritiae 2 m. f. pilulae ponderis 250 mG. Deze methode levert wel goede resultaten op, de pillen worden echter vrij groot en wij hebben, zooals wij naderhand zullen zien, andere, eenvoudiger methoden oni vette stoffen als Balsamum Copaivae tot pillen te brengen. Cera flava was tot voor eenige jaren het bindmiddel bij uitnemendheid voor stoffen als Balsamum Copaivae, Balsamum peruvianum, Pix liquida, Terebinthina, Olea aetherea, Kreosotum enz. Toen is men gaan meenen, dat het gele was de pillen minder goed oplosbaar maakte en dat het zelf ook niet geheel zonder werking was op het organisme. Om deze redenen is het gele was dan ook vrij wel in onbruik geraakt. Wij meenen echter: geheel ten onrechte, omdat bij een oordeelkundig gebruik de pillen in geenen deele onoplosbaar worden1) en omdat de hoeveelheid gele was, die men gebruikt in den regel te gering is om eene bijzondere werking op het organisme uit te oefenen. In de nieuwe Duitsche en Oostenrijksche Pharniacopeën is dan ook Cera flava uitdrukkelijk voorgeschreven voor pillen, die de bovengenoemde stoffen in eenigszins belangrijke hoeveelheden bevatten. Hiermede zij niet gezegd, dat wij onder alle omstandigheden Cera flava als constituens aanbevelen, maar wel, dat wij aanraden het te gebruiken in alle die gevallen, waarbij men met andere bindmiddelen geen of een minder fraaie massa krijgt. Voor het bereiden van pillenmassa's met Cera kan men twee methoden volgen: 1°. Men smelt het was op een waterbad, voegt daarbij een deel der vetachtige stoffen, roert tot de massa bijna bekoeld is, voegt dan de rest dier stoffen toe en maakt met plantenpoeder eene pillenmassa. 20. Men kan het was met Aether cum Spiritu of met Alcohol tot poeder wrijven, daaronder het werkzame medicament kneden en dan eene voldoende hoeveelheid plantenpoeder toevoegen. Met het oog op de vluchtigheid van vele der genoemde stoffen verkiezen wij de laatste methode. Groote aanbeveling verdient het, als volgt te werk te gaan: men raspt het gele was zoo fijn mogelijk, voegt hierbij een gelijk gewicht grove suiker en brengt dit mengsel onder toevoeging van wat Alcohol of Aether cum Spiritu tot poeder. Van dit mengsel, Cera cum Saccharo, voegt men aan Balsamum peruvianum, Balsamum copaivae, Pix liquida en Kreosotum een gelijk gewicht en aan Aetherische oliën een dubbel gewicht toe en ') Kobert, Arzneiverordnungslehre, 3e Auflage, pag. 170. maakt de massa met gedroogde Radix Liquiritiae. Indien dit plantenpoeder niet geheel droog is, zal de pillenmassa brokkelen. Vooral wanneer in Kreosoot of Terpentijnolie stoffen als Kamfer en Menthol zijn voorgeschreven en men met de andere bindmiddelen geen of geen goede massa kan verkrijgen, gelukt dit uitstekend met Cera cum Saccharo. Zoo kan men van het voorschrift: •Ji. Kreosoti 2,5 Camphorae 1 f. I. a. pilulae L volgens V. D. W. i) een niet fraaie, doch tot pillen te veiwerken massa bereiden door toevoeging van: Extract. Liquiritiae 2,5 Glycerini 6 Pulveris gummosi 500 mG. Succi Liquirit 1 Pulv. Rad. Liquirit 15 en van de massa, om de grootte, 100 pillen te bereiden. Naar onze ervaring krijgt men eene zeer goede massa wanneer men bij het mengsel van fijngewreven Kamfer en Kreosoot een gelijk gewicht Cera cum Saccharo voegt en met Radix Liquiritiae massa maakt. Sapo medicatus is een uitstekend bindmiddel voor zeer verschillende soorten van pillen. Met dikke extracten en een plantenpoeder geeft het pillenmassa's, die niets te wenschen overlaten, mits men zorg draagt, de massa door kneden week te maken en niet door toevoeging van meer extract of vloeistof, daar dan de massa al te week wordt. In gevallen, waarin een extract met bijv. Ferrum pulveratum of Ferrum reductum waterstof zou doen ontwikkelen of met een Carbonaat of Bicarbonaat koolzuurontwikkeling zou geven — zoodat, indien men niet zeer lang kneedt of de massa op eene warme plaats zet, de massa brokkelig zou worden kan men, door toevoeging van een weinig Sapo medicatus aan het extract, het zuur daarin binden en de gasontwikkeling voorkomen. Bij sommige stoffen, die öf geëmulgeerd moeten worden óf waarbij men Cera moet ') Pharm. Weekblad 1904. gebruiken, kan men Sapo medicatus als emulgens gebruiken, mits men ook eenige druppels water toevoegt, bijv.: .R. Extracti Filicis 10 Saponis niedicati 2,5 Radicis Liquiritiae q. s. m. f. pilulae n°. LX Dit voorschrift levert zeer goede pillen, wanneer men het extract mengt met de Sapo, dit mengsel met eenige druppels water emulgeert en dan met Radix Liquiritiae tot eene pillenmassa brengt. Men kan ook de Sapo met het water mengen en dan het extract toevoegen. Gomharsen en Harsen geven met Sapo medicatus en Spiritus glycerinatus of Aqua glycerinata een uitstekende pillenmassa, mits men vooral hierbij zorg draagt, de plasticiteit door kneden te verkrijgen en niet door het toevoegen van veel vloeistof. Door zuren en zure zouten wordt de zeep ontleed; ze is dus daarbij niet bruikbaar als constituens; bijv.: ,}&. Acidi salicylici 2 Extracti Frangulae 4 Saponis medicati 2 m. f. 1. a. pilulae LX Hier zullen Salicylas natricus en vrij vetzuur gevormd worden, dit laatste belemmert het verkrijgen van eene goede massa zeer. Toevoeging van water en gom of droppoeder is, om het zuur te emulgeeren, noodzakelijk. Sapo kalinus is een uitstekend bindmiddel voor Balsamum Copaivae. 10 deelen Balsamum Copaivae en eene oplossing van 0,5 deel Sapo kalinus in 2,5 deel water geven onder toevoeging van Radix Liquiritiae eene uitstekende pillenmassa, die in den regel kleiner is, dan wanneer men de pillen op eene andere wijze bereidt. Ook het recept: 4i. Balsami Copaivae 15 Aquae Naphae 5 Pulveris Gummi arabici 15 Extracti Cubebarum aetherei 15 Pulveris Radicis Althaeae q. s. m. f. pilulae C wordt volgens G. Haima van der Wal het best gereedgemaakt met Sapo kalinus. Hij lost 2,5 Sapo kalinus op in 2,5 Aqua Naphae en emulgeert daarmee den balsem en het extract. Na toevoeging van de rest Aqua Naphae wordt het gompoeder toegevoegd en met Althaeapoeder massa gemaakt. De pillen wegen ongeveer 700 mgr. Magnesia alba en usta hebben hun roem voor pillen met Balsamum Copaivae of Extractum Filicis overleefd, sinds gebleken is, dat zij werkzame bestanddeelen dier stoffen in moeielijk oplosbare verbindingen omzetten. Wij maken tegenwoordig alleen dan gebruik van Magnesia wanneer zulks uitdrukkelijk staat voorgeschreven. Vroeger diende Magnesia usta o.a. voor pillen met Balsamum Copaivae, waarbij stond voorgeschreven: fac massam si/ic ccra. Men mengde dan 10 deelen Balsamum Copaivae met 5 deelen Oxyduni magnesicum en eenige druppels water en stelde het mengsel eenigen tijd aan een temperatuur van 50° bloot. Na 24 a 36 uur was dan de balsem zoover vei zeept, dat men door toevoeging van alleen plantenpoeder eene goede massa verkreeg. Zulk een massa werd dikwijls onder den naam: Balsamum Copaivae Magnesia solidificatum in voorraad gehouden. Tragacantpoeder is een bindmiddel, dat men alleen dan gein uikt, wanneer groote hoeveelheden poeder onder eene zoo gering mogelijke gewichtsvermeerdering tot eene pillenmassa moeten worden gebracht. Men mengt dan de poeders met l/ó van hun gewicht aan Tragacant en maakt met Aqua glycerinata een pillenmassa. Dezelfde diensten kan een iets grootere hoeveelheid Pulvis gummosus bewijzen, legenwoordig gebruikt men echter voor Pulvis Tragacanthae meestal Glycerinetragacant. Salebpoeder wordt alleen gebruikt om te weeke en veelal verknoeide pillenmassa's weer op de goede consistentie te brengen. A1ica Pan is (broodkruim) is eigenlijk alleen uit een historisch oogpunt als bindmiddel van belang. Vooral bekend zijn de Sublimaatpillen (Piltilae mercurialis Dzondii), die vroeger steeds met broodkruim werden gemaakt, o. a. naar het voorschrift van Hager (Handbuch der pharmaceutischen Praxis): Ji. Chloreti Hydrargyrici 720 mgr. Aquae destillatae guttas V exacte contritis immisce: Sacchari albi Micae Panis albi recentis a 7 fiant pilulae 240 Lycopodio conspergantur Saccharum Lactis wordt nu en dan als bindmiddel gebruikt, echter ten onrechte, daar het geen vocht absorbeert. Met is evenwel zeer geschikt om er kleine hoeveelheden gekleurde, sterk werkende geneesmiddelen onder te verdeelen. Men bereidt dan met een of ander bindmiddel de pillenmassa. Of extracten, aan eene pillenmassa toegevoegd, als bindmiddelen kunnen dienst doen of niet, hangt af van hunne hoeveelheid en van hunne consistentie. Droge extracten zijn geen bindmiddelen maar moeten meestal met behulp van een of ander bindmiddel tot een pillenmassa verwerkt worden. Bij groote hoeveelheden van een droog extract is daartoe Glycerinum cum Tragantha zeer geschikt, vooral wanneer men nog wat plantenpoeder toevoegt. Eene goede verhouding bleek ons op 5 gram droog extract 1 gram Glycerinetragacant en ± 1 gram Radix Liquiritiae. Het voorschrift: Ji. Pulveris Opii 500 mG. Extracti ligni Campechiani 15 fac. 1. a. pilulas CXX kan men gereedmaken door het Opiumpoeder onder melksuiker (1 G.) te verdeelen, daarbij het fijngewreven extract tc voegen, hieronder 3 G. Glycerinetragacant te kneden en met radix Liquiritiae eene stevige pillenmassa te maken. Vele droge extracten, voornamelijk die welke met spiritus zijn bereid, geven met Spiritus of met een mengsel van Spiritus en Glycerine eene goede massa, vooral wanneer men nog ongeveer 10 pCt plantenpoeder toevoegt. De massa moet echter zeer hard worden, daar anders de pillen gemakkelijk haren vorm verliezen. Wij geven de voorkeur aan het bereiden der massa met Glycerinetragacant. Dikke extracten zijn in den regel goede bindmiddelen; die van de nieuwe Pharmacopee zijn echter in vele gevallen te dik om als bindmiddel te dienen, men doet goed deze extracten eerst met water of aqua glycerinata tot de consistentie der Ed. III te brengen. Enkele van deze extracten, niet name Extractuin Gentianae, Extractum Liquiritiae, Extractum Taraxaci, worden dikwijls met een of ander plantenpoeder als bindmiddel voorgeschreven; daar de hoeveelheid dier stoffen meestal aan den receptarius wordt overgelaten, moeten wij nagaan hoeveel hiervan zal worden genomen. Pillen van normale grootte verkrijgt men, wanneer men voor elke 30 pillen + 2 G. dik extract (Ed. III) neemt en met plantenpoeder een pillenmassa maakt. Het voorschrift: •R. Jodeti kalici 6 Extracti Gentianae q. s. f. 1. a. pilulae C. zal men gereedmaken, door het fijngewreven Kaliumjodide te mengen met 7 G. Gentiaanextract dan enkele druppels water toe te voegen en met Radix Liquiritiae eene pillenmassa te maken. Anders wordt het geval, wanneer men eene groote hoeveelheid geneesmiddel heeft en daarvan met een dik extract een pillenmassa moet maken, bijv.: .Ji. Pulveris Radicis Rhei 10 Saponis medicati 5 Extracti Taraxaci q. s. m. f. pilulae C. Naar hetgeen wij hierboven mededeelden, heeft men voor 1 a 1,5 G. plantenpoeder 1 G. dik extract (Ed. III) noodig; daar voor Sapo medicatus zoo goed als geen extract noodig is om er een pillenmassa van te maken, rekent men alleen naar de hoeveelheid Pulvis Rhei; voor 10 gram, hiervan is hoogstens 10 G. extract noodig. Men mengt nu Pulvis Rhei en Sapo medicatus, weegt 10 G. extract af en voegt dit bij gedeelten bij het mengsel; zoodra de massa goed is, voegt men niet meer toe, maar weegt hetgeen is overgebleven, en teekent de gebruikte hoeveelheid op het recept aan. Heeft men zorg gedragen, dat de niet gebruikte hoeveelheid extract niet verontreinigd is geworden door het poedermengsel, dan kan het weer bij den voorraad gevoegd worden, anders niet. Ten einde steeds pillen van dezelfde grootte te kunnen afleveren is het zeer gewenscht, op alle recepten volledig aan te teekenen, welk constituens is toegevoegd en in welke hoeveelheid. Doet men dit niet, dan zal men waarschijnlijk telkens pillen van verschillende grootte afleveren. Het eenige dunne extract onzer Pharmacopee (Extractum Filicis) is, evenals de andere aetherische extracten, ongeschikt voor bindmiddel, maar moet met andere geschikte constituentia (Bolus alta, Glycerine en Radix Liquiritiae) tot een pillenmassa worden gebracht. Ook de vloeibare extracten zijn voor bindmiddelen ongeschikt; ten einde daarvan pillen te maken is het noodig, ze zoover uit te dampen, tot zij de consistentie hebben van een dik extract, waarvan men dan met een plantenpoeder een pillenmassa kan maken. Gewoonlijk is het voldoende, wanneer men het extract tot 1/3 van zijn gewicht uitdampt. 4£. Extracti Cascarae liquidi 12 fac pilulas 1. a. L. Men dampt 15 G. extract op een waterbad uit tot 5 G., weegt daarvan 4 G. af en maakt hiervan met Radix Liquiritiae eene pillenmassa. ■pc. Extracti Hydrastis liquidi 9 Extracti Secalis cornuti 4 m. f. pi lui 90. Men dampt 12 G. extractum Hydrastis uit tot 4 G., weegt daarvan 3 G. af, mengt dit met het moederkoornextract en maakt met zoethoutpoeder een pillenmassa. Lanoli ne wordt door Leusden als constituens voor pillenmassa's zeer aanbevolen, daar het onschadelijk is en niet rans wordt, terwijl de daarmede bereide pillen niet hard worden en gemakkelijk uiteenvallen. Wij hebben meermalen gelegenheid gehad l.anoline als constituens te gebruiken en kunnen ons met het medegedeelde zeer goed vereenigen. Ten einde pillen van normale grootte te krijgen neemt men voor elke 30 pillen 1 1,5 G. Lanoline en maakt met Saccharum Lactis of Radix Liquiritiae eene pillenmassa. •R. Jodeti hydrargyrosi Extracti Opii a 500 mG. Lanolini 2 Sacchari lactis q. s. 111. f. pilulae L. 41. Brometi kalici 5 Sacchari lactis 5 Lanolini q. s. m. f. pilulae L. SCHRÖDER, Receptuur. 3e druk. 27 •i£. Salicylatis natrici 10 Lanolini q. s. m. f. pilulae L Jfc. Sulfatis Chinini 2,5 Ferri reducti 5 Extracti Aloës 500 inG. Lanolini 3 in. f. pilulae LX. Glycerinum cum Tragacantha werd in de Ed. III gebruikt als bindmiddel voor Pilulae Blaudi en Pilulae Sulfatis Chinini. Wij kunnen het als een zeer goed bindmiddel aanbevelen bij alle pillen, die veel zouten of poedervormige stoffen bevatten, waar dus door toevoeging van andere bindmiddelen de massa te groot zou worden, bijv. bij het voorschrift: M Sulfatis natrici 50 Phenoli puri 500 mG. m. f. pilulae C. Van een mengsel van 500 mG. Phenol en 25 G. Sulfas natricus exsiccatus zal men met Glycerinetragacant eene goede pillenmassa kunnen bereiden. De vraag ligt voor de hand, of men hier 25 G. dan wel 50 G. Sulfas natricus exsiccatus zal geven. Waar de Pharmacopee echter uitdrukkelijk zegt, dat in poedermengscls het gekristalliseerde zout moet worden vervangen door een gelijke hoeveelheid uitgedroogd zout, heeft men voor een pillenmassa daartoe niet het recht. Ook bij hygroscopische stoffen, als Chloretum ferricuin en Hydras Chlorali, achten wij Glycerine-tragacant een zeer goed bindmiddel. Wij maken het voorschrift: •Ji. Solutionis Chloreti ferrici 8 fac l. a. pilulas LX gereed door 6 G. Chloretum ferricum crystallisatum te mengen met 2 G. Glycerine-tragacant en met Pulvis Radicis Liquiritiae eene pillenmassa te maken. Glycerinum cum Amylo kan op dezelfde wijze gebruikt worden als het voorgaande praeparaat; het klevend vermogen is echter niet zoo groot en bij lang bewaren vervloeit de massa veelal. Gelatina glycerinata wordt aanbevolen als constituens voor pillen met stoffen, die samen gemakkelijk vervloeien, zooals phenol met menthol of salol, en voor pillen met kreosoot of aetherisehe olieen. Men bereidt de Gelatina glycerinata door 3 deelen Gelatine met wai 111 water te overgieten tot zij geheel week geworden is, het water zoo volledig mogelijk af te gieten, 1 deel Glycerine tóe te voegen en te verwarmen tot de Gelatine is opgelost; deze massa kan in voorraad gehouden worden. Voor het bereiden van pillen met Kreosoot of aetherisehe olie smelt men evenveel der gelatinemassa als men vloeistof heeft in een warmen mortier, mengt daaronder de olie ot Kieosoot en maakt na bekoeling met plantenpoeder een massa. Gly eer in u m is vooral na de publicatie van Blomberg") een constituens van beteekenis geworden. Werd het vroeger slechts in enkele gevallen gebruikt, zooals bij de voorschriften: ■\i. Pul veris Radicis Rhei 10 Glycerini q. s. m. f. pilulae XXX. M. Salicylatis natrici 10 Glycerini q. s. m. f. pilulae LX, tegenwoordig wordt het bij voorkeur gebruikt in combinatie met Radix Liquiritiae bij pillen met vluchtige oliën, balsems, aetherisehe extracten enz., wanneer men daarbij geen gebruik maakt van Cera flava. He genoemde stoffen worden gemengd niet Glycerine, waarin zij oplossen (Kreosoot, Phenol, Chloretum ferricum) of waarmede zij emulgeeren (Ol. Santali, Balsamum Copaïvae) en met Radix Liquiritiae tot eene pillenmassa bewerkt. Het zoethout wordt door de Glycerine in zoodanigen toestand gebracht, dat de celwanden in staat zijn, de olie of balsem op te zuigen. "Men dient echter, zegt Blomberg, „bij de bereiding eenige voorzorgen te nemen. Men voegt zóó lang bij kleine hoeveelheden Pulvis Radicis Liquiritiae toe, totdat eene weeke pillenmassa is verkregen, en rolt deze tot pillen. Nadat ze afgewerkt zijn, verkrijgen ze na eenige oogenblikken de gewenschte hardheid. Voegt men in eens zooveel Radix Liquiritiae toe, dat de massa terstond de ge- l) Pharm. Weekblad 1903, pag. 229. 27* wenschte hardheid heeft verkregen, dan vallen de pillen geheel uiteen en er is door opkneden of toevoegen van glycerine geen goede massa van te maken." Bij de voornaamste in pillen voorkomende oliën en balsems zijn door Blomberg de hoeveelheden Glycerine en Radix Liquiritiae bepaald, die eene goede pillenmassa leveren. Daar wij, voor de dagelijks voorkomende recepten, die voorschriften van groot belang achten, laten wij ze hier alle volgen: 4t. Olei Santali 1,5 Glycerini 1,5 Radicis Liquiritiae 3 f. pilulae nO. XXX Ji Olei Terebinthinae 1 Glycerini 1 Radicis Liquiritiae 2,5 f. pilulae nu. XX. jjtc. Balsanii Copaivae „Maracaibo" 2 Glycerini 1,5 Radicis Liquiritiae 3,5 f. pilulae XXX. «|i. Balsami Copaivae „Para" 2 Glycerini 1,5 Radicis Liquiritiae 4 f. pilulae XXX. Kreosoti 2 Glycerini 1 Pulveris Radicis Liquiritiae 4,5 f. pilulae XXX. 4*. Extracti Filicis 2 Glycerini 1 Radicis Liquiritiae 4,5 f. pilulae XL. Resumeerende kunnen wij dus zeggen, dat men Oleum Santali en Oleum Terebinthinae moet mengen met een gelijk gewicht, Balsamum Copaivae niet 0,75 gewichtsdeel, Extractum Filicis en Kreosotum met 0,5 gewichtsdeel Glycerine en dan door toevoegen van kleine hoeveelheden zoethout eene vveeke pillen massa moet maken, die tot het verlangde aantal pillen wordt verwerkt. Ook voor Phenol en Chloretum ferricuni beveelt Blomberg Glycerine aan, de massa's daarmede verkregen zijn ook inderdaad zeer goed, maar men verkrijgt in den regel kleinere en zeer gemakkelijk oplosbare pillen, wanneer men gebruik maakt van Glycerine-tragacant (1 G. voor elke 30 pillen). Het voorschrift voor pillen met Ichthyol .]A. Ichthyoli 1 Glycerini 1 Radicis Liquiritiae 2,5 f. pilulae XX levert goede pillen, maar wanneer de hoeveelheid Ichthyol vergroot wordt, worden de pillen te groot, zooals in het voorschrift: ■li. Ichthyoli 6 Muriatis Godeini 600 mG. m. f. pilulae LX s. 5 d. d. 1 pilulae. Kleinere pillen verkrijgt men dan door de Ichthyol te mengen met een gelijk gewicht Succus Liquiritiae (waaronder met de Murias Codeini eerst kan verdeelen) en met Radix Liquiritiae eene pillenmassa te maken. Aqua destillata wordt gebruikt om een pillenmissa te verkrijgen van pocdervormige mengsels, die eene voldoende hoeveelheid bindmiddel bevatten. Men voege het steeds toe uit een druppelfleschje, daar men anders gemakkelijk te veel toevoegt, waardoor de massa te week wordt. Meer aanbeveling verdient het gebruik van Aqua glycerinata, een mengsel van gelijke deelen water en glycerine, daar de daarmede bereide pillen langer week blijven. Spiritus (sterke en verdunde) gebruikt men soms om harsen, harshoudende extracten en gomharsen tot een plastische massa tebewerken. Voor harsen gebruikt men gewoonlijk Spiritus, voor gomharsen Spiritus dilutus. Wanneer men aan het poeder van de hars of gomhars langzamerhand Spiritus toevoegt, wordt de massa gewoonlijk te week. Het verdient daarom aanbeveling, de helft van het poeder met Spiritus te kneden tot eene massa en daaronder, zoo noodig onder toevoeging van nog enkele druppels Spiritus, de rest van het poeder te kneden. Ook bij andere pillenmassa's die door toevoeging van vocht allicht te week worden, is het raadzaam de laatstgenoemde methode te volgen. De met Spiritus bereide massa moet hard zijn, anders zullen de pillen bij het bewaren hunnen vorm verliezen; deze harde massa's zijn echter moeielijk te bewerken. Toevoeging van een weinig Glycerine of van Sapo medicatus komt hieraan eenigszins tegemoet, vandaar dat men tracht, door gebruik te maken van Glycerinetragacant of andere bindmiddelen een gemakkelijker te bewerken massa en beter oplosbare pillen te krijgen. 1 Iet Supplement vermeldt drie soorten van pillen, die met Spiritus worden aangestampt. Aloës Sulfatis ferrosi exsiccati a p. aeq. f. c. Spiritu pilulas ponderis 100 mG. Obduce balsamo tolutano s. Pilulae aloëticae ferratae. Aloës p. 8 Resinae Scammoniae p. 5 Pulveris Colocynthidis p. 5 Sulfatis kalici p. 1 Olei caryophyllorum p. 1 fac cum Spiritu diluto pilulas ponderis 200 mG. s. Pilulae Colocynthidis aloëticae (Pilulae Cochiae). Jl. Aloës p. 4 Myrrhae p. 1 Stigmatum Croci p. 1 fac cum Spiritu diluto pilulas ponderis 200 mG. s. Pilulae Myrrhae aloëticae (Pilulae Rufi.) Met name voor laatstgenoemde pillen kunnen wij het gebruik van Glycerinetragacant in plaats van Spiritus aanbevelen. Van andere vloeibare bindmiddelen, die met succes bij slecht klevende pillenmassa's kunnen worden gebruikt, vermelden wij nog Sirupus simplex en Mei depuratum. Pillen met Sirupus simplex bereid worden bij het bewaren hard, met Mei depuratum bereid blijven zij week. Men zal dus den stroop verkiezen bij pillen met eene groote hoeveelheid gemakkelijk oplosbare stoffen, de honig bij pillen, die moeielijk oplosbare stoffen bevatten. Enkele soorten van pillen verdienen nog eene afzonderlijke bespreking en onder deze in de eerste plaats, de vier soorten, waarvan de bereiding in de Pharmacopee is vermeld, n.1. Pilulae Blaudi, Jodeti ferrosi, - laxantes en - Sulfatis Chinini. Pilulae Blaudi, Blaud's pillen, Staalpillen, zijn pillen, die de bestanddeelen voor 50 mG. Ferrocarbonaat bevatten, en die volgens de Pharmacopee bereid worden door 65 G Poeder van Kaliumcarbonaat te mengen met 10 „ „ „ Suiker 4 i, » „ Tragacanth 10 „ Magnesiumoxyde. 40 „ Glycerine, bij het verkregen mengsel te voegen: 80 G. Uitgedroogd Ferrosulfaat, en van de verkregen massa 1000 pillen te maken, die gerold worden in Lycopodium of bedekt worden met Bladzilver. Indien de gebruikte ingredienten, vooral het Kaliumcarbonaat en het Ferrosulfaat voldoende watervrij zijn, verkrijgt men een gemakkelijk te verwerken, lichtgroene massa, waarin echter reeds een deel van het Ferrosulfaat in Ferrocarbonaat is omgezet. Bij lang en ondoelmatig bewaren wordt het ijzerzout geoxydcerd en worden de pillen bruin; zij mogen dan niet meer worden gebruikt. We kunnen de hoeveelheden dier bestanddeelen berekenen naar de vergelijking: feSOj. 7 aq + K2C03 = feCO;! + K2SO4. + 7aq. 278 + 138 =116 + 174 + 116. De S0 gr. Sulfas forrosus exsiccatus is bereid uit __ ]23 65 gram Sulfas ferrosus crystallisatus. Van 27S dln. Sulfas ferrosus verkrijgt men 116 Carbonas ferrosus, dus van 123 gram X 123 = 51 gram. Uit de formules blijkt tevens, dat een kleine overmaat Carbonas kalicus in het voorschrift voorkomt. I let oorspronkelijk voorschrift voor de Pilulae Blaudi i) zooals het in 1832 is aangegeven door P. R. Blaud, arts te Beaucaire, was een mengsel van: Sulfas ferrosus subtile pulveratus ,5 j Carbonas kalicus siccus subtile pulveratus 5 / die in een mortier worden gemengd en waarvan met eene voldoende hoeveelheid Glycerinetragacanth en zoethoutpoeder eene massa wordt gemaakt, die in 96 pillen wordt verdeeld; deze pillen bevatten dus reeds Ferrocarbonaat. Hetzelfde is het geval met tal van andere voorschriften, voor deze pillen. Naar wij meenen zal bij Blaud's pillen wel hoofdzaak zijn: 1° dat het ijzer als ferrozout aanwezig is, 2" dat de pillen in zoutzuurhoudend water snel uiteenvallen, terwijl de vraag of het Ferrocarbonaat in gevormden toestand aanwezig is of wel de bestanddeelen voor de vorming hiervan, ons van ondergeschikt belang schijnt. Uitvoerige proefnemingen hebben ons getoond, dat aan beide eischen het voorschrift onzer Pharmacopee slechts korten tijd voldoet en dat na cenigen tijd de pillen in zoutzuurhoudend water zeer moeielijk uiteenvallen of oplossen. Pillen, die aan beide eischen zeer langen tijd voldoen, verkrijgt men naar het voorschrift der Belgische Pharmacopee, dat in verband met de eisch onzer Pharmacopee, dat de pillen 50 mG. Ferrocarbonaat moeten bevatten, aldus moet worden veranderd: Meng in een porseleinen schaal: 10 G. Gompoeder met 20 » Suikerstroop 12 „ Water 4 ,, Glycerine, verwarm het mengsel op een waterbad tot de gom is opgelost en voeg er bij: 125 G. Ferrosulfaat, tot poeder gebracht, roer tot het mengsel homogeen is en voeg er aan toe: 80 G. Natriumhydrocarbonaat tot poeder gebracht. 1) Pharm. Weekblad 1903, pag. 1094. Zet de verwarming voort, tot het mengsel de consistentie heeft van een stevige pillenmassa en verdeel deze in duizend pillen. Rol de pillen in een weinig talk of bedek ze met bladzilver. Na een half jaar bewaard te zijn voldoen deze pillen nog aan den eisch: dat één pil geschud met 10 druppels verdund zoutzuur en 10 cM;j. kokend water uiterlijk na 5 minuten eene heldere, weinig gekleurde oplossing geeft. De pillen, die wij naar het voorschrift der Ed. IV onzer Pharniacopee hebben bereid, voldeden na 2 maanden niet meer aan dezen eisch. Bij de bereiding zullen het Ferrosulfaat en het Natrium hydrocarbonaat op elkaar inwerken; er zal eene sterke ontwikkeling van kooldioxyde plaats hebben en men moet de verwarming voortzetten tot deze ontwikkeling geheel opgehouden heeft. Fe S04. 7 aq + 2 NaHC03 = Na.,S04 + feC03 4- CO- + 8 I 278 + 168 " 116 men verkrijgt dus uit 278 G. Sulfas ferros. cryst en 168 G. Natriumhydrocarbonaat 116 G. Ferrocarbonaat, dus uit 125 G. Ferrosulfaat met ± 76 G. Natriumhydrocarbonaat + 52,1 G. Ferrocarbonaat. Ook hier bevat dus de massa eene overmate alkalicarbonaat en, het noodzakelijk verlies van massa in aanmerking genomen, vrij nauwkeurig 50 G. Ferrocarbonaat. Van de talrijke andere voorschriften, die er van Pilulae Blaudi bestaan, vernielden wij nog de volgende: •$c. Carbonatis kalici 6,5 Sacchari Lactis 4 Pulveris Radicis Althaeae Oxydi magnesici a 1 Sulfatis ferrosi exsiccati 8 m. f. pilulae C. Men mengt de stoffen in de aangegeven volgorde en kneedt het mengsel bij gedeelten onder 10 a 15 druppels Glycerine; indien bij flink kneden de massa niet kleeft voegt men nog wat Glycerine toe. Voegt men de Glycerine bij het poedervormige mengsel, dan wordt de massa spoedig te week. Door het Althaeapoeder beginnen deze pillen spoedig onaangenaam te ruiken. ■ijc Sulfatis ferrosi 16 Bicarbonatis kalici 13 Meilis albi 2 tere tamdiu uti effervescentia acidi carbonici cessat tune admisce Saechari Laetis 3 Pul veris Tragacanthae 2 m. f. pilulae ponderis 250 mG. Men bereidt deze pillen geheel naar het voorschrift, maar bespoedigt de koolzuurontwikkeling door het mengsel eenigen tijd onder herhaald omroeren op een warme plaats te zetten. In geen geval voege men de andere bestanddeelen toe voor de koolzuurontwikkeling geheel heeft opgehouden. In plaats van Pilulae Blaudi worden nu en dan voorgeschreven Pilulae Valetti, waarvan het voorschrift dagteekent van 1S37. Hierin komt het Ferrocarbonaat als zoodanig voor, maar zonder het bij de ontleding van het Ferrosulfaat gevormde Kalium- of Natriumsulfaat. Het voorschrift van het Supplement voor deze pillen is het volgende: Los op 48 deel en Ferrosulfaat in 250 deelen gekookt heet water, laat deze oplossing langzaam vloeien in een hoog vat, waarin zich bevindt 29 deelen Natriumhydrocarbopaat opgelost in 250 deelen gekookt en tot 50° afgekoeld water. Laat het neerslag (dat tegelijk met de kooldioxyde-ontwikkeling ontstaat) bezinken en hevel de bovenstaande heldere vloeistof af, zorgdragende het oxydelaagje, dat op de vloeistof gevormd wordt en zich bij het afhevelen aan den wand van het vat afzet, te verwijderen. Vul het vat daarna met gekookt, heet water aan, laat bezinken, hevel af en herhaal deze bewerkingen zoolang er, in enkele druppels aan de vloeistof ontnomen, na filtratie, door baryumnitraat nog méér dan eene lichte troebeling wordt veroorzaakt. Spoel het neerslag daarna met zeer weinig water in een getarreerde uitdampschaal, waarin gewogen is 8 deelen Gezuiverde Honig. Damp de massa op een waterbad uit tot 28 deelen en vermeng haar met: 20 deelen Poeder van Melksuiker en 2 deelen Poeder van Arabische Gom. Maak er pillen van, die 125 mG. wegen, droog ze door zachte verwarming en bewaar ze in een kalkstopflesch. Elke pil moet ongeveer 50 mG. ferrocarbonaat bevatten. Pilulae Jodeti ferrosi, Pilulae Blancardi, zijn pillen die 50 mG. Ferrojodide bevatten. De bereiding dezer pillen geschiedt als volgt: Men mengt 20 G. IJ zei poeder men 16 G. Water en voegt onder aanhoudend roeren in kleine hoeveelheden toe 41 G. Jodium. Het duurt eenigen tijd eer het eerst toegevoegde Jodium zich met het ijzer heeft verbonden; is dit echter geschied, dan werkt het gevormde Jodetum ferrosum oplossend op het Jodium - men wachte echter telkens met het toevoegen van eene nieuwe hoeveelheid Jodium, tot de bruine kleur verdwenen is, dus tot het Jodium met het Ijzer tot groen Jodetum ferrosum is verbonden. Voegt men te vroeg of in te groote hoeveelheden het Jodium toe, dan zal door de chemische werking zooveel warmte worden ontwikkeld, dat een deel van het Jodium in violette dampen ontwijkt. De aldus verkregen oplossing van Jodetum ferrosum mengt men met 12 G. Poeder van Melksuiker, 44 G. Poeder aan Drop en 48 G. Poeder van Zoethoutwortel. Van de verkregen massa worden 1000 pillen gemaakt, die in weinig talk worden uitgerold en rondgemaakt en wanneer zij voldoende hard geworden zijn, worden geschud met eene oplossing van 1 deel Tolubalsem in 9 deelen Chloroform, zoodat zij gelijkmatig met een dunne laag balsem bedekt worden; daarna worden zij gedroogd. Uit de vergelijking: Fe + )» = fej2 56 254 310 blijkt dat uit 254 deelen Jodium 310 deelen Jodetum ferrosum worden gevormd, dus uit 41 G. Jodium 310 X 41 = 50,04 G. Tevens 254 blijkt, dat door 41 G. Jodium slechts 9 G. Ijzer gebonden wordt. De groote hoeveelheid Ijzer dient, evenals het bedekken met Tolubalsem, om oxydatie van het gevormde Ferrojodide tegen te gaan. Uit de formule blijkt tevens, dat voor de vorming van 1 G. Jodetum ferrosum noodig zijn 820 mG. Jodium, die men voegt bij een mengsel van 400 mG. IJzerpoeder en 7 druppels water. Pilulae laxantes, Laxeerpillen, worden bereid door van 20 G. fijngewreven Aloëextract met 60 G. Medicinale zeep en 60 G. Rhabarberpoeder met verdunde Glycerine (l = 3) een pillenmassa te maken en deze in 1000 pillen te verdeelen, die in Lycopodium of in Bladzilver worden gedispenseerd. Pilulae Sulfatis Chinini, Kininepillen, zijn pillen, die 50 mG. Sulfas Chinini bevatten. Naar het voorschrift der Pharmacopee worden zij bereid door van een mengsel van 50 G. Sulfas Chinini en 25 G. Pulvis gummosus met Sirupus simplex eene pillenmassa Ie maken en deze te verdeelen in 1000 pillen, welke met talk bestrooid of in bladzilver gewikkeld worden. De Ed. III gebruikte als bindmiddel Glycerinetragacanth, waardoor de pillen kleiner werden en moeiclijk fraai te verzilveren waren. Het bezwaar, dat de pillen klein zijn, kan men ondervangen door aan elke 1000 pillen nog 25 G. Saccharum toe te voegen. Wij achten dit eene in alle opzichten geoorloofde toevoeging, daar de oplosbaarheid der pillen er niet geringer door wordt. Door Mevrouw A. C. Alblas-Sorber wordt toevoeging van zoutzuur wenschelijk geacht om de pillen beter oplosbaar te maken <)■ Zij geeft voor Kininepillen het volgende voorschrift: Ji. Sulfatis Chinini 6 Sacchari albi 3 Pulveris Gummi arabici 2 Acidi hydrochlorici diluti 1 m. f. pilulae CXX. De pillen, volgens dit voorschrift bereid, leveren een goed kneedbare en uit te rollen massa en lossen snel en volkomen in water op. Behalve deze vier officiëele voorschriften voor pillen verdienen nog afzonderlijk vermeld te worden: ln. Pillen met kleine hoeveelheden sterk werkende geneesmiddelen, omdat men natuurlijk moet zorg dragen, dat het heroicum uiterst nauwkeurig door de massa is verdeeld. De wijze, waarop dit kan geschieden, hangt af van het geneesmiddel en van het constituens, dat men toevoegt. Bij het voorschrift: Nitratis Aconitini 1/20 mG. f. 1. a. pilulae d. t. d. LX. zal men de massa kunnen maken met Succus en Radix Liquiritiae, maar ook met Bolus alba. Maakt men de massa met Succus en Radix Liquiritiae, dan verdeelt men 10 mG. Aconitinenitraat onder 5 G. Succus Liquiritiae en neemt van dit mengsel 1,5 G., waarna men 1 G. Succus Liquiritiae en 5 G. Radix Liquiritiae toevoegt om verder met Aqua glycerinata eene pillenmassa te maken. Ook kan men, als vroeger is aangegeven, het Aconitinenitraat met wat Karmijn te samen onder melksuiker verdeelen en dan met drop en zoethout een massa bereiden. ') Pharm. Weekblad 1904, pag. 1094. Bolus is te glad om er de Aconitine onder te verdeelen; men doet beter de Aconitine op te lossen in wat Glycerine en dan 20 G. Bolus alba toe te voegen en verder met Glycerine of Lanoline eene pillenmassa te bereiden voor 200 pillen, waarvan men er 60 aflevert. Is het geneesmiddel gekleurd, bijv.: •ji. Pulveris Opii 15 niG. f. pilulam. d.t. d. XXV' s. 5. d. d. 2 p., dan is het doelmatig de gekleurde stof onder Saccharum of Saccharum Lactis te verdeelen en verder met Succus en Radix Liquiritiae pillen te maken. Wanneer het geneesmiddel bestaat uit een kleine hoeveelheid dik extract, zal men dit in wat water of spiritus oplossen en dan onder Radix Liquiritiae verdeelen, bijv.: «J£. Extracti Belladonnae 500 mG. Succi Liquiritiae Radicis Liquiritiae a q.s. m. f. pilulae L d.s. 4 d. d. 1 p. Men wrijft het extract met een weinig verdunden spiritus uiteen, verdeelt het vervolgens onder liet zoethoutpoeder, en voegt daarna het droppoeder toe. Het is niet goed een dergelijke kleine hoeveelheid vloeistof onder Succus Liquiritiae, Pulvis Gummi arabici of Bolus alba te verdeelen, daar men dan gemakkelijk een klonterig mengsel krijgt. Pillen met Kreosoot. Blijkens hetgeen wij bij de verschillende bindmiddelen reeds opmerkten, kunnen Kreosootpillen op verschillende wijzen worden gereedgemaakt. De belangrijkste daarvan zijn de volgende: a. Meng 2 deelen Kreosoot met 1 deel Glycerine en 1 deel Succus Liquiritiae en maak met Radix Liquiritiae eene pillenmassa. b. Meng 2 deelen Kreosoot met 1 deel Glycerine en maak met 4,5 deel Radix Liquiritiae eene pillenmassa (Blomberg). Voor het maken van pillen met Kreosoot, zonder dat andere geneesmiddelen worden toegevoegd, zijn beide voorschriften zeer goed; moet men echter behalve Kreosoot ook nog andere stoffen toevoegen, dan is de onder a aangegeven methode te verkiezen, bijv.: 4&. Hypophosphitis natric 5 Hydrochloratis Codeini 300 mC. Kreosoti 4 f. 1. a. pilulae LXXX. Men mengt de Kreosoot met 2 G. Glycerine, voegt daarbij 2 G. Succus Liquiritiae, waaronder men eerst de Codeine heeft verdeeld, dan de fijngewreven Hypophosphis natricus en maakt met Radix Liquiritiae eene pillenmassa. Men kan, bij het volgen der 2e methode, ook de Kreosoot mengen met een dubbel gewicht zoethoutpoeder en dan met Glycerine eene pillenmassa maken. c. Men verdeelt de Kreosoot onder een gelijke hoeveelheid Extractum Gentianae of Extractum Liquiritiae en maakt met Radix Liquiritiae eene pillenmassa. d. Indien in de Kreosoot Kamfer, Menthol, Thymol enz. zijn opgelost, voegt men bij deze oplossing een gelijk gewicht Cera cum Saccharo en maakt met Radix Liquiritiae eene pillenmassa. e. Is tegelijk met Kreosoot Tolubalsem voorgeschreven in eene gelijke of grootere hoeveelheid, bijv.: .\i. Kreosoti 4 Balsami Tolutani 8, dan kan men den Tolubalsem door zachte verwarming in een mortier week maken, met de Kreosoot mengen en dan met Radix Liquiritiae eene pillenmassa bereiden. Men kan ook den Balsem fijnwrijven, deze mengen met Kreosoot en zooveel zoethoutpoeder toevoegen tot het mengsel te droog is voor een pillenmassa; met enkele druppels Glycerine kneedt men dan tot massa. Pillen met Balsamum Copaivae, Pix Liquida en Extractum Filicis. Men kan hiervoor de onder a. en b. gegeven methoden voor het bereiden van Kreosootpillen volgen. c. Men kan deze stoffen mengen met een gelijk gewicht Cera cum Saccharo en met Radix Liquiritiae tot een pillenmassa brengen. d. Door toevoeging alleen van Bolus alba krijgt men van deze stoffen eene goede pillenmassa. Pillen met aetherische oliën, als Oleum Terebinthinae, Oleum Santali, kan men bereiden: a. door de aetherische olie te mengen met 1 deel Glycerine en 1 deel droppoeder en met Radix Liquiritiae eene weeke massa te maken; b. door de aetherische olie te mengen met een gelijk gewicht Glycerine en met Radix Liquiritiae eene weeke pillenmassa te maken (Blomberg); c. door de aetherische olie te mengen met een dubbel gewicht Cera cum Saccharo en met Radix Liquiritiae een massa te maken; d. naar het volgende voorschrift van het Supplement: 4^. Olei Terebinthinae depurati 12 Aquae 6 Pulveris Sacchari 20 misce exacte, adde Pulveris Succi Liquiritiae 12 » Radicis Liquiritiae q.s. m. f. pilulae 240. Pillen met extracten. Zooals wij reeds opmerkten, zijn alleen de dikke extracten1) goede bindmiddelen. Soms wordt van deze extracten op het recept eene bepaalde hoeveelheid voorgeschreven, bijv.: Ji. Ferri reducti 10 Acidi arsenicosi 10 mG. Sulfatis Chinini 3 Extracti Gentianae 1 m. f. pilulae CXX d.s. 3. d. d. 4 p.; het is dan niet geoorloofd deze hoeveelheid te vergrooten om zoodoende het extract als bindmiddel te gebruiken, maar men moeteen ander onschuldig bindmiddel toevoegen, bijv. Succus Liquiritiae en Aqua Glycennata. Indien de hoeveelheid dik extract te groot is, om pillen van een normaal volume te krijgen, is het gewenscht den arts daarop opmerkzaam te maken en hem voor te stellen het aantal pillen uit de massa grooter te maken en daarnaar het gebruik te veranderen, bijv.: /0 Jodoformi n°. X longitudine centimetrorum 8 crassitudine millimetrorum 5 s. extern. De hoeveelheid en de soort van constituens worden dus hier aan den receptarius overgelaten. Wat de soort van het constituens betreft schrijft de Pharmacopee voor: «Staafjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel onder Cacaoboter te mengen en deze massa tot den gewenschten vorm en afmeting te brengen." De hoeveelheid van het constituens moet worden berekend. De inhoud van een cilinder vindt men uit de formule nf- X A, waarin r de straal van het grondvlak en h de hoogte is. Bij het bovenstaande recept is dus de inhoud van elk staafje 3,14 X 2,5 X 2,5 X 80 = 1570 mM;!. Rekent men het soortelijk gewicht van de massa = 1, dan weegt elk staafje evenveel milligrammen als de inhoud mM3 bedraagt. De berekening levert echter alleen ongeveer nauwkeurige resultaten bij deze staafjes, daar het juiste soortelijk gewicht der massa niet bekend is. Nauwkeuriger bereikt men zijn doel door eerst een z.g. proefstaafje te maken, nadat men het gewicht heeft berekend. Men zal dan voor bovenstaand recept van 500 mG. Jodoform en 1,5 G. Oleum Cacao een staafje maken, dat 5 niM. dik is, dit op eene lengte van 8 cM. afsnijden en van dit staafje het gewicht bepalen. Door vermenigvuldigen met 10 vindt men dan het gewicht der geheele massa. Wij achten het echter raadzaam, ook in dit geval wat meer massa te maken, daar men bij het verwerken der massa tot staafjes steeds een niet onbelangrijk verlies heeft. Moeielijker wordt het geval, wanneer ieder staafje eene bepaalde, in gewicht aangegeven, hoeveelheid van een geneesmiddel moet bevatten, bijv.: •-H. Extracti Opii 50 mG. Olei Cacao q. s. fac baccillum longitudine cM. 6 crassitudine mM. 4 da talia VI. Men zal het gewicht van één staafje berekenen alsof er geen Opiumextract was voorgeschreven; dit zal dus bedragen 3,14X2X2X60 mG. = 754 mG. Men maakt nu een staafje van 50 mG. Opiumextract, opgelost in zeer weinig water en 750 mG. Oleum Cacao, dat de vereischte dikte heeft, snijdt dit op 6 cM. lengte af en bepaalt daarvan het gewicht; de benoodigde hoeveelheid Oleum Cacao wordt dan gevonden, door van dit gewicht het gewicht van het Opiumextract af te trekken. Het gewicht van staafjes uit Cacaoboter i) bedraagt bij eene lengte van 5 cM.: voor staafjes met eene doorsnede van 2 niM. 160 mG. " ii n ii ii n 3 ii 350 n ii ii ii ii ii ii 4 ii 640 ii ii ii ii ii » ii 5 ii 1 G. ii ii n ii n n 6 » 1,5 ii ii ii ii n ii 7 n 2 ii " » li ii li ii 8 ,, 2,4 n De hier aangegeven getallen zijn iets grooter dan men bij de berekening vindt. Voor het bereiden van Staafjes met Cacaoboter wordt deze over eene rasp tot grof poeder gewreven; hieronder wordt het geneesmiddel op de wijze als bij Unguenta is aangegeven verdeeld en tot eene massa gekneed; is deze in het koude jaargetijde te bros, dan voegt men enkele druppels Amandelolie toe. In het warme jaargetijde zal de massa somtijds te week zijn, men laat haar dan, door plaatsen in ijs of in koud water, steviger worden; eene toevoeging van was achten wij niet geoorloofd, daar dan het smeltpunt van de staafjes wordt verhoogd. Van de verkregen massa kan men op twee wijzen staafjes vormen: a. door de benoodigde hoeveelheid voor één staafje op een glazen plaat of op een plaat van marmerglas met een plankje, waarvan de onderzijde bedekt is met marmerglas, uit te rollen tot de verlangde lengte en dikte. Op deze wijze worden bereid de Smeltbare Jodoformstaafjes van het Supplement, door 9 deelen Cacaoboter en 1 deel vloeibare Paraffine !) Mededeelingen van de Onderl. Pharmaceut. Groothandel, V, n».2. schröder, Receptuur. 3e druk. 2Q eerst dooreen te kneden en er dan bij te voegen 10 deelen Jodoformpoeder. De massa wordt dan uitgerold tot staafjes van de verlangde dikte. b. door de massa in een bougiepers te brengen en te persen door openingen van een bepaalden diameter. Deze boupiepersen bestaan uit een hollen metalen of houten cylinder, waarin door middel van eene schroef een stempel op en neer kan worden bewogen. Het open uiteinde wordt afgesloten door een mondstuk, dat een opening heeft van hertaalde mid¬ dellijn. Brengt men de massa tusschen den stempel en het mondstuk en draait men de schroef aan, dan wordt de massa door de opening geperst. Een nadeel van metalen /C* C7\ * J J |jci3cu j/; is, uai ze spoe- dig door de cacaomassa worden aangetast; daarom verdienen die van palmhout (fig. 58) meer aanbeveling. Bij deze wordt echter de stempel door eenvoudig drukken, en niet door een schroef, bewogen. Eene nog nieuwere soort van persen heeft zijdelingsche ope- nincrpri 7nnHat mpn ppnvmiHirr 0 , - * ~ ^ g' 53- den stempel naar beneden be¬ hoeft te drukken om aan een der kanten staafjes van de verlangde dikte te verkrijgen. De staafjes, met de gewone Bougiepers gemaakt, zijn in den regel gebogen; ze moeten door voorzichtig rollen met een plankje recht gemaakt worden. Voor het maken van groote hoeveelheden staafjes kan men met veel succes de volgende methode toepassen i): Men smelt Oleum Cacao op een waterbad en weegt daarvan de benoodigde hoeveelheid in een droog medicijnfleschje, sluit dit en schudt tot de Cacaoboter bijna bekoeld is; dan weegt men er het geneesmiddel, opgelost in weinig water, bij, schudt zóó lang tot het mengsel ondoorschijnend wordt, •) Pharm. Centralhalle 1897, pag. 56. dus tot de Cacaoboter begint te stollen en giet uit in vormen van dun perkamentpapier. Het oogenblik van uitgieten moet men zóó zien te kiezen, dat de massa in de vormen terstond vast wordt en het geneesmiddel dus geen gelegenheid heeft om uit te zakken. Men kan deze methode o.a. toepassen bij het voorschrift: ■ijc. Extracti Opii 25 mG. Olei Cacao 2 fac bacillum crassitudine 6 mM. de tales doses XXV s. 4 d. d. 1. applicandum. Blijkens het pag. 449 medegedeelde weegt een staafje van 5 cM lengte en 6 mM. dikte 1,5 G„ een staafje van 2 G. zal dus een lengte hebben van X 5 cM. = 6 f cM. Daar men bovendien bij het uitgieten der massa verlies heeft, door hetgeen in het fleschje achterblijft, achten wij het raadzaam de massa grooter te maken dan voor 2o staafjes, bijv. voor 30 staafjes. Men begint met de papieren vormen te maken, om een staaf van ö mM. dikte, waarbij men zorg draagt dat elk kokertje 7 a 75 cM lang is. De vormen lakt men aan den kant dicht, daar anders het papier gemakkelijk loswikkelt, vouwt den onderkant van het kokertje zoó dicht, dat de massa er niet uit kan loopen en plaatst de kokertjes in een pot met vochtig zand, die men naderhand kan tarreeren om er de massa in te wegen. Beter is, de vormen met den gesloten onderkant vast te maken in wat gesmolten lak, dat men op een stukje stevig carton laat druppelen, daar men dit, met het oog op het draagvermogen der balansen, gemakkelijker op de recepteerbalans kan tarreeren. Vervolgens weegt men in een fleschje 60 G. gesmolten Oleum Cacao, voegt daarbij, als de Cacaoboter bijna koud geworden ■s 750 mG. Opiumextract, opgelost in zoo weinig mogelijk water en schudt tot het geheele mengsel begint troebel en onderschijnend te worden, dan weegt men snel 2 gram daarvan in eiken vorm en laat de staafjes daarin op een koude plaats geheel afkoelen. Na bekoeling maakt men het papier los, snijdt de uiterste einden van ieder staafje af en wikkelt ze in dun waspapier, waarin men ze aflevert. Wanneer men ook de juiste lengte van de staafjes weet, verdient het aanbeveling de vormen van die lengte te maken en deze dan vol te gieten Ook onoplosbare stoffen Godoform) kan men op deze wijze met Oleum Cacao tot staafjes brengen, wij achten het dan echter noodig de onoplosbare stof eerst met wat gesmolten, zoo noodig ten deele bekoelde, Oleum Cacao te mengen en daarmede in het fleschje bij de overige Oleum Cacao te voegen. Deze methode bevalt ons beter dan die, waarbij men de nog vrij vloeibare massa in glazen buizen opzuigt, daarin laat afkoelen en er dan de staafjes met den zuiger uitperst. Daar de massa, wanneer zij zal worden opgezogen, vrij vloeibaar moet zijn, zal men steeds hinder hebben, dat specifiek zware geneesmiddelen uitzakken. Omtrent het bereiden van staafjes met Gelatine zegt de Pharmacopee bij Bacilla gelatinosa: „Buigzame staafjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel te voegen bij een samengesmolten mengsel van 2 deelen Gelatine, 4 deelen water en 5 deelen Glycerine en deze massa in geschikte vormen uit te gieten." Voor het bereiden dezer Gelatinemassa macereert men de Gelatine met haar 5-voudig gewicht aan water, lost onder verwarming op een waterbad op, voegt de Glycerine toe en dampt uit tot 11 deelen zijn overgebleven. Bij de vloeibare massa wordt nu het voorgeschreven geneesmiddel gevoegd. Is dit in water goed oplosbaar (Sul/as zincicus, Sul/as cupricus, Extractum Opii), dan lost men het vooraf in wat water op en voegt deze oplossing bij de vloeibare massa. Bedraagt de hoeveelheid der medicamenten niet meer dan 5 o/0 van de gelatinemassa, dan verwarmt men zoolang, tot het oorspronkelijk gewicht der massa is overgebleven. Moet meer dan 5 o/0 van de massa aan medicamenten worden toegevoegd, dan moet het gewicht dier stoffen bij de massa opgeteld worden. Wordt het toe te voegen medicament gemakkelijk ontleed, zooals Nitras argenticus, dan lost men het in een bekende hoeveelheid water op, terwijl men van de gelatinemassa een even groote hoeveelheid water laat verdampen. Zoodra de oplossing van het zilvernitraat bij de gelatinemassa is gevoegd, kan men deze in vormen gieten. De op deze wijze bereide staafjes zijn ongekleurd en doorschijnend. Wanneer het geneesmiddel in water onoplosbaar is (Oxydum zincicum), bereidt men de gelatineoplossing alleen met het water en voegt daarbij de onoplosbare stof, nauwkeurig verdeeld onder de glycerine; zoo noodig kan men den mortier nog met een geringe hoeveelheid water naspoelen en die weder laten verdampen. Wordt de onoplosbare stof door warmte gemakkelijk ontleed, dan dampt men de gelatineoplossing zoover uit, dat na toevoeging van het glycerinemengsel het juiste gewicht is bereikt, vermengt beide vloeistoffen door omroeren met een glazen staaf, verwarmt nog een oogenblik om de nu dikvloeibare massa weer dunvloeibaar te maken en giet haar in vormen. Bij het bereiden van Bacilla gelatinosa komen een paar bijzonderheden voor, waarop wij de aandacht willen vestigen. Gewoonlijk worden, ten minste bij cylindrische staafjes, de lengte en de dikte benevens het gehalte aan werkzame stoffen aangegeven. Door de formule xr? X h, waarin h de hoogte en r de straal van het grondvlak is, vindt men den inhoud van een cylinder. Het gewicht vindt men door dien inhoud te vermenigvuldigen met het soortelijk gewicht der massa. Ons bleek, dat bij staafjes, die van 0,5-5 o/„ geneesmiddelen bevatten, het s.g. varieerde van 1,050-1,075, en zonder fout van eenige beteekenis op 1,070 kan worden gerekend. Wordt een staafje van eene bepaalde lengte voorgeschreven, en giet men een vorm juist van die lengte vol gelatinemassa, dan zijn in den regel de beide einden van het staafje minder fraai. Het is daarom beter, de staafjes steeds 1 cM. langer te maken dan is voorgeschreven; men kan de uiteinden dan afsnijden. (Natuurlijk moet in zulk een geval ook voor 1 ciM. meer massa worden genomen). Voor het bereiden van neusbougies, jodoformstaafjes, enz. komen in den handel verschillende vormen voor, waarin men de vloeibare massa moet gieten en waaruit men, nadat de massa gestold is, de staafjes kan nemen. Het is echter ondoenlijk om voor alle dikten, waarin staafjes worden voorgeschreven, afzonderlijke vormen te hebben Men kan ook gebruik maken van dezelfde soort vormen van waspapier of perkamentpapier, die wij hierboven beschreven hebben, wanneer men maar zorgt glazen of metalen staven van de verlangde dikte te hebben. Om gladde staafjes te verkrijgen is het aanbevelenswaardig de metalen staven vooraf met zeer weinig vaseline in te wrijven. Is de vorm langer dan het voorgeschreven staafje behoeft te zijn, dan moet men natuurlijk de massa in eiken vorm wegen; heeft hij de juiste lengte - is hij dus 1 cM. langer dan is voorgeschreven - dan giet men hem eenvoudig vol. De vormen van 1, 2 en 3 mM. diameter kan men niet vol gieten, daar de eerste druppel er boven op blijft liggen en daar stolt; moet men zulke vormen met gelatinemassa vullen, dan moet mende massa er in opzuigen. De gevulde vormen zet men gedurende minstens één uur op een koele plaats neer, dan verwijdert men het waspapier en laafde bacilla, vóór men ze dispenseert, nog eenigen tijd aan de lucht liggen; daardoor wordt de oppervlakte harder. Deze staafjes dispenseert men elk afzonderlijk in waspapier of stanniol gewikkeld. Bij het bereiden van gelatinestaafjes is het onmogelijk de massa geheel uit het uitdampschaaltje te verwijderen. Om het verlangde aantal staafjes te kunnen afleveren, moet men dus steeds meer massa gereed maken dan men voor de staafjes heeft berekend; in de meeste gevallen is 5 G. meer voldoende. Voor 50 o/„ Jodoformstaafjes met Gelatinemassa bereid geeft het Supplement het volgende voorschrift: Smelt op een waterbad 1 deel Gelatine, 2 deelen Glycerine en 1 deel water, voeg zooveel water toe als door verdamping is verloren gegaan, en roer onder de nog warme vloeistof 4 deelen Jodoforinpoeder. Bij het bereiden van Bacilla gelatinosa met geneesmiddelen, die op de massa inwerken, zooals Aluin, Tannine en ljzcrchloride, moet men nog bijzondere voorzorgen in acht nemen. a. Bougies met Aluin. Men macereert 5 deelen Gelatine met 35 deelen water gedurende een kwartier, voegt daarbij 10 deelen Glycerine en verwarmt de massa tot de Gelatine is opgelost en 40 deelen zijn overgebleven. Bij deze warme massa voegt men eene warme oplossing van 8 deelen Aluin in 25 deelen water. Hierbij zal eerst de Gelatine gecoaguleerd worden; door met het verwarmen voort te gaan wordt de massa weder vloeibaar. Men dampt uit tot 64 deelen zijn overgebleven en giet de massa in vormen. De aldus bereide staafjes bevatten 12,5 pCt. aluin. Indien men meer aluin toevoegt, wordt de coagulatie niet opgeheven. b. Bougies met Tannine. meerdere mate dan Aluin heeft Tannine de eigenschap Gelatine te coaguleeren. Voegt men bij de op pag. 452 genoemde gelatineoplossing een oplossing van Tannine, dan zal het warme mengsel helder en doorschijnend zijn, maar nadat het bekoeld is, taai, ondoorzichtig en vuilwit worden. Indien men de verwarming echter voortzet, tot al het water uit de massa is verdampt, zal deze ook bij de gewone temperatuur helder en doorschijnend blijven. Gelatinebougies met Tannine bereidt men, uitgaande van dit feit, aldus, men laat 5 deelen Gelatine met 20 deelen water een kwartier macereeren, voegt 25 deelen watervrije Glycerine toe, verwarmt tot de Gelatine is opgelost en coleert zoo noodig. Bij de warme massa voegt men 2 deelen Tannine, onder verwarming opgelost in 10 deelen watervrije Glycerine. De coagulatie, die eerst optreedt, verdwijnt door verdere verwarming, en wanneer men zoolang verwarmt tot al het water is verdampt, zal de massa, wanneer zij in de vormen bekoeld is, doorschijnende bougies geven. Men kan zich natuurlijk door wegen overtuigen of de massa vvatervrij is, maar ook, door een druppel van de massa op een koude plaat te laten vallen. Blijft deze helder en doorschijnend, dan is de massa geschikt om uitgegoten te worden. Voor deze bougies neemt men bij voorkeur verwarmde vormen, die, nadat zij volgegoten zijn, in ijs worden afgekoeld. c. Bougies met Chloretum ferricum. Hiervoor geldt in hoofdzaak hetzelfde, wat bij de bougies met Tannine werd opgemerkt, echter met dit onderscheid, dat het water uit de Gelatinemassa reeds verdampt moet zijn, vóór men het ijzerchloride, in Glycerine opgelost, mag toevoegen. Een goede verhouding voor deze bougies is: 6 deelen Gelatine, 10 deelen water en 20 deelen watervrije Glycerine verwarmen tot 26 deelen zijn overgebleven en daar bijvoegen 2 deelen Chloretum ferricum crystallisatum, opgelost in 10 deelen Glycerine. Staafjes met gom. Deze worden bereid door het medicament te mengen met gom of met gom en suiker en dan met water of glycerinewater tot eene pillenmassa te kneden. Men rolt haar met een plankje uit tot staafjes van de verlangde dikte. Als voorbeelden hiervan noemen wij de Broze Jodoformstaafjes: Ji Jodoformi pulverati 20 Pulveris Gummi arabici 6 Sacchari 5 f. cum Aqua massa e qua formentur bacilla. Men droogt ze bij eene zachte warmte en rolt ze nu en dan heen en weer, daar ze anders hun vorm verliezen. De Buigzame Jodoformstaafjes, eveneens uit het Supplement, worden bereid naar het voorschrift: Iv I/irlnfArmi mtlimfnit 1 r\ / KJ/V. JUUU1UI11H JJUlVCIcUl IU Pulveris Gummi arabici l Pulveris Tragacanthae l f. cum Aqua glycerinata massa e qua formentur bacilla. I • Ze worden verder behandeld als de broze staafjes. Met Pulvis Gummi arabici en Aqua glycerinata kan men gemakkelijk staafjes bereiden, die 92 % Jodoform bevatten. SUPPOSITORIA. ZETKAARSJES. Suppositoria zijn kegelvormige, ronde of eivormige lichamen, die hij gewone temperatuur vast zijn, maar bij lichaamstemperatuur vervloeien. Als constituens voor Suppositoria dienen Oleum Cacao of Glycerine-gelatine. Men kan Suppositoria op verschillende wijzen bereiden. 1°. Door holle Suppositoria te vullen met het medicament, dat eerst lege art is met Oleum Cacao of met een andere stof is vermengd. De holle Suppositoria komen in den Fig. 59. nandel voor in ei-, kegel-, cylinder- en ogelvorm, en bestaan uit Oleum Cacao (Olumae suppositoriae cacaotinae) of uit Gelatine (Glumae suppositoriae gelatinosae) (fig. 59). De inhoud van holle Suppositoria uit Cacaoboter bedraagt gewoonlijk 0,25-0,5—1 cM3, de inhoud van die uit Gelatine kan hoogstens 30 cM3 bedragen. Alle vloeistoffen en poeders kunnen in holle Suppositoria worden afgeleverd; een bezwaar tegen het gebruik er van is, dat het medicament niet gelijkmatig over het geheele Suppositorium is verdeeld, maar door eene laag Oleum Cacao of Gelatine is bedekt. ^ Om deze reden worden zij dan ook betrekkelijk weinig gebruikt. Vullingen van holle suppositoria worden voorgeschreven naar het volgende voorbeeld: $c. Extracti Colocynthidis 10 mG. Solve in Glycerini 2 dispensentur tales doses VI Impleantur in Glumas suppositorias cacaotinas Dentur ad scatulum. De holle, uit Gelatine bereide suppositoria moeten vóór het gebruik eenige oogenblikken in warm water gelegd worden. 2'\ De meest gebruikelijke suppositoria zijn die, welke worden bereid met Oleum Cacao; de Pharmacopee zegt daaromtrent: „Zetkaarsjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel met Cacaoboter te mengen, zoo noodig onder bijvoeging eener geringe hoeveelheid Geel Was of Sesamolie, en deze massa tot den gewenschten vorm te brengen. «Het gewicht der zetkaarsjes moet, tenzij anders is voorgeschreven, voor volwassenen 3 G. en voor kinderen 2 G. bedragen." Ook hier wordt het geneesmiddel, op de wijze als bij Unguenta is aangegeven, onder de fijngeraspte Cacaoboter gemengd; gemakkelijk oplosbare geneesmiddelen, als Extractum Opii, Hydrochloras Morphini, — Cocaini, Extractum Belladonnae, worden, in weinig water opgelost, onder de Cacaoboter verdeeld; Oxydum zincicum wordt met een weinig Sesamolie gemengd en dan met de Cacaoboter vermengd enz. Rg- 60. Fig. 61. Fig. 62. Moet men eene betrekkelijk groote hoeveelheid van een week vet, Unguentum Hydrargyri, of van eene vloeistof als Ichthyol, onder Cacaoboter verdeelen, dan verdientjhet aanbeveling, ook wat Geel Was toe te voegen. Wij houden voor deze gevallen in voorraad een samengesmolten mengsel van gelijke deelen Geel Was en Cacaoboter, dat, evenals Cacaoboter, gemakkelijk tot grof poeder kan worden geraspt! Wanneer de massa stevig gekneed is, kan men er door uitrollen op een stuk marmerglas kegeltjes van maken, men oefent dan met het plankje een ongelijken druk op de beide einden van het eerst gevormde staafje uit. in plaats van de massa uit te rollen kan men er ook met behulp van een persje suppositoria uit maken, de vorm is dan niet kegel-, maar torpedovormig. De meeste gebruikelijke Suppositoriapersen bestaan uit een metalen of palmhouten hollen kegel (fig. 60 en 62) of kogel (fig. 61) - de laatste bestemd voor vaginaalkogels - die in 2 helften is verdeeld, en die nauwkeurig in een trechter past. Boven in den trechter brengt men de Cacaomassa, die met een stamper wordt vastgestampt; neemt men dan den vorm uit den trechter en schuift men de helften langzaam over elkaar, dan kan men het suppositorium er uit nemen. Ten einde het vastkleven der Suppositoria aan de wanden van den vorm te voorkomen, wordt door sommigen aanbevolen den vorm eerst met weinig talk in te wrijven, het bevalt ons beter, naar het voorschrift van Dieudonnéi), den vorm met een weinig Spiritus saponatus te bevochtigen. Eene bijzondere vermelding verdient de Sunnositorianers Fig. 03. van Hans Jenny (fig. 63), daar men hiermede in korten tijd een groot aantal zeer fraaie suppositoria kan maken. Wij laten hier de beschrijving en de wijze van gebruik van dit toestel volgen. De !) Pharm. Weekbl. 1902, pag. 574. eigenlijke suppositoriavorm (fig. 64) bestaat uit drie platen a, den d\ die men vóór het gebruik inwrijft met wat talk of naar onze ervaring beter met wat Spiritus saponatus, en daarna zóó in elkaar zet, dat de helften a en d-\-dl elkaar volkomen bedekken. Deze vorm plaatst men in den voetƒ (fig. 63) en draait den schroef i met den hefboom zoo stevig mogelijk aan. Zet men de schroef niet stevig genoeg aan, dan wordt door den grooten druk bij het persen, de vorm min of meer uit elkaar gedrukt en de massa in de ontstane opening geperst. De voet kan met behulp van een paar schroeven op de werktafel worden vastgemaakt; dit is echter voor het gebruik niet beslist noodisf. Flg' 64' De massa, die poedervormig moet zijn, wordt door wegen in het noodige aantal deelen verdeeld en in de openingen van den vorm gebracht. Bij eene groote hoeveelheid poedervormig mengsel stampt men dit met een glazen of houten staafje los in de opening. Zoodra de vormen gevuld zijn, wordt het bovenstuk b zóó op het onderstuk geplaatst, dat het etiket naar den receptarius is toegekeerd en de schroef s in de daarvoor bestemde boring sluit. Door den schroef met behulp van het handvat g naar rechts te draaien, gaat de schroef dieFig. 65. per in de boring en worden tevens de 10 stempels c in de openingen van den vorm gedreven en oefenen op alle suppositoria eene gelijke drukking uit. Men draait zóó lang door als men kan, dan draait men het handvat naar links, en verwijdert de stempels geheel uit de openingen. Door den schroef i los te draaien kan men den vorm met de suppositoria uit het voetstuk nemen. Zou men nu de verschillende deelen van den vorm eenvoudig van elkaar trekken, dan zou het meerendeel der suppositoria breken. Men handelt daarom als volgt: eerst wordt de plaat d weggenomen en dan niet de ballen van beide handen tegen den onderkant van dl gedrukt en deze naar voren geschoven (fig. 65), tot zij tegen de stiften m stoot, oujjjjuoiivji ia Fig. 66_ zitten nu in de plaat d1. Om ze hieruit los te maken, schuift men deze plaat eenige malen over plaat a heen en weer (fig. 66), dan laten de suppositoria gemakkelijk los en - kunnen, on dp wiize als in fig. 67 is aangegeven, uit de vormen worden verwijderd. Men kan direct na ! de eerste persi ng m et een volgende beginnen, zonderden toestel vooraf te reini¬ gen - wei echter de Fig. 67. vormen inwrijven met Spiritus sapo- natus! - maar moet, zoodra men ophoudt, alle metaaldeelen schoonmaken met wat benzine of aether. Moet men minder dan 10Suppositoria tegelijk maken, dan is het noodzakelijk het aantal over beide helften van den toestel gelijk te verdeelen. Vóór het opzetten van het bovenstuk b moet men den onderkant der stempels met een weinig talk of Spiritus saponatus inwrijven, daar anders de massa er aan vastkleeft. Daar de massa als grof poeder in de vormen moet worden gebracht, is het noodzakelijk dat men kleine hoeveelheden vloeistof (extractoplossing, oplossing van alcaloidzouten) onder zachten druk onder de Cacaoboter mengt; grootere hoeveelheden vloeistof worden zoo mogelijk door uitdampen tot een kleiner volumen gebracht (Extractum Hydrastis liquidum). Voor relatief groote hoeveelheden Ichthyol beveelt Jenny aan een mengsel van 3 deelen gesmolten Cacaoboter en 1 deel Ichthyol op een koude plaats te laten stollen en hardworden en dan over een rasp tot grof poeder te brengen. Voor suppositoria met 25 pCt. Ichthyol wordt dit poeder zonder eenige additie samengeperst, voor suppositoria met een geringer gehalte aan Ichthyol mengt men dit poeder met fijngeraspte Cacaoboter. Het verdeelen van het poedervormige mengsel moet nauwkeurig geschieden, daar anders door den ongelijken druk, die wordt uitgeoefend, de suppositoria zeer ongelijk van kleur worden. Daar de platen met de holten voor de suppositoria van koper zijn, moet men rekening houden met de eigenschappen van sommige geneesmiddelen om op dit metaal chemisch in te werken (unguentum Hydrargyri). In fig. 68 zijn suppositoria van 1 - 2,5 G. gewicht, met den toestel van Jenny vervaardigd, in natuurlijke grootte voorgesteld. In vele gevallen kan men ook de massa in vormen van metaal of van waspapier of perkamentnanier uitgieten. Fig. 68. Men handelt dan voor het verkrijgen eener geschikte massa op de wijze als bij Bacilla (pag. 451) is aangegeven. Op deze wijze worden o.a. bereid Suppositoria met 10 pCt. Extractum Ratanhiae. Dooi v. d. Wielen is hiervoor als voorbeeld de volgende volledige bereidingswijze gegeven, voor een voorschrift als: Extracti Ratanhiae 400 mG. Olei Cacao q.s. m.f. suppositorium pond. 4 d.t. no. VI. Men lost in een met roerstaaf gewogen schaaltje 4 G. extract in 4 G. water op onder verwarming op het waterbad. Na de verwarming vult men het verdampte watef aan. Van de extractoplossing weegt men 3,6 G. bij 22,4 G. Oleum Cacao, die in een mortier is gesmolten. In de gesmolten Cacaoboter verdeelt zich de extractoplossing in betrekkelijk grootere druppels, die echter wanneer men onder voortdurend omroeren laat bekoelen al kleiner en kleiner worden, totdat op een gegeven oogenblik een dik vloeibare massa is ontstaan, waarin het extract volkomen gelijkmatig verdeeld is. Nu wordt de massa terstond in gereed staande vormen uitgegoten, zoodat het geheel over 6 vormen gelijkelijk verdeeld is. Mocht men met de afkoeling te ver zijn gegaan, zoo kan men zonder bezwaar bij zachte warmte opsmelten. Bij te hooge temperatuur scheidt zich het extract af Het meest geschikt voor het uitgieten is de nikkelen suppositoriavorm waarin men ook door samenpersen 6 suppositoria tegelijk kan maken (fig. 69). De vormen moeten vooraf ingewreven worden met een watje met wat glycerine (beter met Spiritus saponatus) bevochtigd, waarbij men vooral moet zorg dragen, dat geen glycerine- rl~.. n: j. i Fig_ 6g uruppeujes aan de wanden blijven zitten. Na volkomen bekoeling kan men de suppositoria zeer gemakkelijk uit de vormen nemen en ze daarna door afsnijden op een gewicht van 4 G. brengen. W ij geven ook voor de bereiding van Suppositoria op deze wijze de voorkeur aan het schudden van de extractoplossing niet de gesmolten Oleum Cacao in een medicijnfleschje boven het mengen in een mortier of uitdampschaaltje, men kan dan - vooral wanneer men zich daarin eenige malen heeft geoefend - veel gemakkelijker het juiste oogenblik voor het uitgieten waarnemen (pag. 450). In plaats van Oleum Cacao alleen worden voor Suppositoria soms nog mengsels van Oleum Cacao met andere vetten gebruikt. Zoo wordt door Dieudonné daarvoor aanbevolen een mengsel van 1 deel Paraffinum solidum, 9 deelen Adeps Lanae en 20 deelen Oleum Cacao. Dit mengsel smelt bij 35°. Door Aronzel is aanbevolen een samengesmolten mengsel van 1 deel vaste Paraffine met 3 dln. wolvet, daar het waterige vloeistotfen gemakkelijk opneemt. Dit mengsel smelt echter bij 45°, terwijl van Suppositoria wordt verlangd, dat zij beneden 40° smelten. Waar de Pharmacopee uitdrukkelijk zegt, dat Suppositoria met Cacaoboter moeten worden gemaakt, indien niet anders is voorgeschreven, spreekt het vanzelf, dat men andere constituentia alleen dan mag gebruiken, wanneer dit uitdrukkelijk op het voorschrift is vermeld 3°. In enkele gevallen wordt als constituent vnnr ^imnncitAfii ir» plaats van Oleum Cacao eene gelatineuse massa voorgeschreven, hiervoor kan, zegt de Pharmacopee, het bij Buigzame Staafjes aangegeven voorschrift dienen, dus eene oplossing van 2 deelen Gelatine in 4 deelen water en 5 deelen Glycerine. De geneesmiddelen worden hieronder verdeeld op de wijze als bij Bacilla is aangegeven. Men giet de massa gewoonlijk uit in vormen van tin of in cx tempore vervaardigde vormen van Stanniol of waspapier, die men in zand plaatst. Voor de bereiding van Suppositoria kunnen wij bij ondervinding het Lanwer's Suppositorien-Apparat „Ideal" ten zeerste aanbevelen. Dit toestel (fig. 70) bestaat uit een plank (fig. A.a), waarin aan beide ziiden kegelvormige holten (fig. B. g) zijn geboord, en een aan beide einden kegelvormig gedraaiden stamper (A.b), die correspondeert met de holten. Voor het vervaardigen van Suppositoria omwikkelt men den stamper met dun maar stevig perkamentpapier en steekt het geheel in een der openingen van de plank (C. d); trekt men daarna den stamper uit de opening, dan heeft men een vorm van perkamentpapier, waarin men de met cacaoboter bereide massa kan stampen of waarin men de gesmolten massa kan uitgieten. De uitvinder geeft aan, dat men om den stamper vormen van stanniol moet wikkelen; dit is ons bij het gebruik minder goed bevallen, daar bij het uittrekken der suppositoria uit de plank het stanniol veel spoediger breekt dan perkamentpapier. Suppositoria, waarvan het constituens bestaat uit Glycerinum en Sapo medicatus, worden eveneens uitgegoten, bijv.: $C. Extracti Ratanhiae 10 Solve calore balnei aquae in Glycerini 20 adde Saponis medicati 10 antea in Glycerini 20 soluta et effunde in formis idoneis. Voor de bereiding van dit voorschrift verdient het alle aanbeveling de zeep te mengen met een gelijk gewicht water, daarbij de Glycerine te voegen en te verwarmen tot het water is verdampt, dan voegt men de op een waterbad bereide extractoplossing toe. Van Glycerine-suppositoria is het meestal de bedoeling, dat zij eene zoo groot mogelijke hoeveelheid Glycerine bevatten. Wij vermelden hiervoor de volgende voorschriften: -J£. Saponis medicati 20 Solve in Aquae destillatae q.s. adde Glycerini 90 et calefac in balneo aquae ad pondus 100 tune effunde in formis ut fiant suppositoria ponderis grammatum 2 (vel 3). Neemt men in plaats van Sapo medicatus Stearinezeep, dan kan de verhouding zijn 6 zeep en 94 Glycerine, met Sapo Cocos 10 deelen Zeep en 90 Glycerine. Men laat de uitgegoten massa geheel bekoelen, neemt de Suppositoria uit de vormen en snijdt ze aan het breede einde tot gelijke lengte af. Gelatine 10 macera cum Aquae destillatae 30 adde Glycerini 90 Calefac in balneo aqua ad pondus 100 fiant 1. a. suppositoria ponderis grammatum 4. Hen goede massa levert ook het volgende voorschrift: .iX Olei cacao 20 Glycerini 20 Adipis Lanae 0,5 f. supposit. pond. 3. Men smelt de Oleum Cacao en Lanoline, giet in een fleschje, voegt de Glycerine toe, schudt tot het mengsel bijna bekoeld is en giet het uit in vormen. Antrophoren zijn bougies, die gebruikt worden om medicamenten m nauwe openingen (Urethra) te brengen. Zij bestaan uit een spiraal van metaaldraad, die over haar geheele lengte is bedekt met een elastische massa, welke een bepaald gehalte aan werkzame stof bevat. Het eene einde van den draad loopt uit in een oog, dat dient om de bougie vast te houden. De bereiding der Antrophoren i) komt in hoofdzaak op het volgende neer: Een spiraal van koperdraad dompelt men achtereenvolgens in Collodium elasticum en in een Zinklijmmassa, bestaande uit Oxydum zincicum, Gelatina, Giycerinum en Aqua. Deze bewerkingen hebben ten doel de aanraking van het medicament met het koper te voorkomen. Daarna dompelt men de spiraal in een Gelatinemassa, die het werkzame medicament bevat, en rondt zoo noodig het uiteinde van den anthrophoor, door verwarmen boven een gaslicht, af. Naast de kegelvormige suppositona worden soms ronde suppositoria, Globuli vaginajes s. Suppositoria vaginalia s. O vu l a aangewend. Voor zoover zij uit Oleum Cacao bestaan, kunnen zij door persen bereid worden in het in fig. 61 aangegeven persje of in een door Jenny daarvoor geconstrueerde pers. Voor zoover zij bereid worden uit eene Gelatinemassa moeten zij in daarvoor bestemde metalen vormen worden uitgegoten, die eerst met een weinig Vaseline zijn ingewreven. Door Hofman -) wordt voor deze suppositoria de volgende massa en bereidingswijze aangegeven: Men lost 50 gram Witte Gelatine op in 100 water en 250 Glycerine en verwarmt zóó lang tot het water is verdampt en dus 300 gram is overgebleven. Dit gesmolten mengsel voegt men bij 1) Zie voor eene nauwkeurige beschrijving.- Dr. P. A. Vos. Het vervaardigen van Antrophoren. Pharmaceutiseh Weekblad 1893, NO. 26 en 27. 2) Pharm. Weekblad 1901, n». 6. schröder , Receptuur. 3e druk. ™ 150 G. Glycerine, die te voren is verwarmd tot 35° en vermengd is met de voorgeschreven geneesmiddelen. Nu giet men de massa in vormen, en laat eenige uren bekoelen, om het uitzakken der Ovula te voorkomen. Op deze wijze geven alle medicamenten, zelfs Tannine en Chloretum ferricum, eene gemakkelijk smeltbare massa, welke de bestanddeelen in opgelosten of fijnverdeelden toestand bevat. De medicamenten, welke o. a. in den ovulumvorm worden aangewend, en de verhouding in procenten tegenover de glycerine- en gelatinemassa zijn de volgende: Chloretum hydrargyricum 0,1-0,05 pCt. Acidum salicylicum, Hydrochloras Cocaini 0,5 pCt. Chloretum zincicum, Creolinum, Phenolum, Sulfas zincicus, Tanninum, Thymolum 1,25 pCt. Aristolum, Chloretum ferricum, Extractum Secalis cornuti, Ichthyolum, Jodoformum, Oxydum zincicum, Sulfas kalico-aluminicus 2,5pCt. Acidum boricum, Biboras natricus 10 pCt. CANDELAE. KAARSJES. Hieronder verstaat men projectielvormige lichaampjes, uit een gemakkelijk brandbare massa gemaakt, die een gewicht hebben van ± 4 a 5 G. en een dikte van 10 mM. De rook, die zij bij het verbranden verspreiden, dient öf om insecten te verjagen, bijv.: Phenoli 22,5 Nitratis kalici 60 Florum Chrysanthemi pulveratorum 150 Carbonis Ligni 300 Olei Menthae crispae 7,5 Mucilaginis Tragacanthae q. s. m. f. massam plasticam e qua forma candelas ponderis 5. $t. Herbae Thymi pulveratae Florum Chrysanthemi pulveratorum Nitratis kalici a 60 Chloratis kalici 7,5 Tragacanthae 11,25 Olei Menthae crispae 3,75 f. ope Aquae Cereoli n" L. öf als medicament, bijv.: ■ijc. Carbonis Tiliae 650 misce cum solutione ex Chloreti ammonici 250 Nitratis kalici 75 Sacchari 5 Cumarini 200 mG. in Aquae destillatae 700 Exsicca leni calore et redige in pulverem, misce cum Tragacanthae 20 Mucilaginis Tragacanthae q. s. Olei Rosarum gtt X ut fiant Cereoli no CC. De verkregen massa wordt verdeeld in deelen van 5 gram welke worden uitgerold tot eene dikte van 10 mM. en aan een der uiteinden worden toegespitst. Of wel men maakt er spitse kegeltjes van. Bij ons worden zij weinig meer gebruikt; in het Oosten van Europa zijn ze nog geregeld in gebruik. CHARTAE. GENEESKRACHTIGE PAPIEREN. Van de beide in onze Pharmacopee voorkomende geneeskrachtige papieren wordt Charta sinapizata, Mosterdpapier, gewoonlijk uit den handel betrokken, daar de bereiding eigenaardige moeielijkheden oplevert en het verkregen product meestal minder fraai is dan het fabriekmatig bereide. Volgens het voorschrift wordt ontvet poeder van mosterdzaad met eene oplossing van Caoutchouc in zwavelkoolstof (1 = 10) tot een dunne brij gebracht en deze gelijkmatig uitgestreken op grof, wit papier; daarna wordt het papier bestrooid met ontvet poeder van zwart Mosterdzaad, dit sterk aangedrukt en ^adgestreken. 30* Na droging boven ongebluschte kalk wordt het niet vastgehechte poeder afgeschud en het papier in stukken van 8 bij 12 cM. geknipt. De hoeveelheid mosterdpoeder op elk stuk moet ongeveer 1,5 G. bedragen. Voor de bereiding van Charta antasthmatica, Asthmapapier, wordt filtreerpapier gedrenkt met eene oplossing van Nitras Kalicus in een infuus van folia Belladonnae, folia Digitalis en folia Salviae, dan droogt men het papier en drenkt het met een mengsel van 1 deel Benzoëtinctuur in 4 deelen Spiritus. Nu droogt men opnieuw en knipt het in stukken van 10 bij 15 cM. In de Ed. III was nog opgenomen Charta epispastica, Fontanelpapier, dat wordt bereid door 10 deelen Pulvis Cantharidum met 26 deelen Oleum Olivarum 12 uur te digereeren, te filtreeren en de rest op het filter met olie te overgieten tot 26 deelen filtraat zijn verkregen. Dan smelt men 60 deelen Cera flava, 18 deelen Cetaceum en 6 deelen Terebinthina op een waterbad en mengt hiermede de olie, laat het mengsel bezinken, giet het op een plat bord, en laat op de vloeibare massa stukken velijn papier drijven, waarvan de randen opstaan en waarvan het grondvlak 7 bij 10 cM. groot is. Zoodra de buitenkant van het papier gelijkmatig vet is, neemt men het van het bord, zet het op een der omgevouwen kanten en laat zoo de overmate vet afdruipen; dan knipt men er een stuk uit van 6 bij 9 cM. VERBANDSTOFFEN. In tegenstelling met de voorschriften der Ed. III zijn bij de meeste verbandstoffen der Ed. IV geen voorschriften voor de bereiding opgenomen, onzes inziens terecht, daar die bereiding niet thuis behoort in de gewone laboratoria der apotheken, maar in daarvoor afzonderlijk ingerichte lokalen, waar met de eischen van asepsis en antisepsis voldoende rekening kan worden gehouden. Eene kwantitatieve bepaling van de hoeveelheid geneesmiddel, waarmede de verbandstof bedeeld is, is in de Pharmacopee opgenomen. De bespreking dezer bepalingen ligt buiten het bestek van dit boek. Eene uitzondering heeft de Pharmacopee gemaakt met de bereiding van Gossypium cum Hydrochlorate Chinini, dat als bloedstelpende watten, Gossypium stypticum, het Gossypium cum Chloreto ferrico der Ed. III vervangt. De bereiding hiervan geschiedt door 9S deelen Gezuiverde watten te dompelen in eene oplossing van 4 deelen Hydrochloras Chinini in 396 deelen water en daarna uit te persen tot er 200 deelen vloeistof zijn afgeloopen, de watten worden dan uit elkaar gevouwen en bij 40 a 50° buiten invloed van het licht gedroogd. Door adsorptie bevatten de watten gewoonlijk meer dan 2 % Hydrochloras Chinini. HET STER1 LISEEREN. Het is bekend, dat verschillende ziekten worden veroorzaakt, doordat eigenaardige micro-organismen (bacteriën) in het lichaam dringen, zich daar vermenigvuldigen en door hunne stofwisseling vergiften afscheiden, die het voortbestaan van het dierlijk lichaam ernstig kunnen bedreigen. Natuurlijk is het de plicht van den apotheker te zorgen, dat dergelijke bacteriën niet levend voorkomen in die geneesmiddelen, welke onmiddellijk met het bloed of met eene wonde in aanraking komen. Wanneer het niet met al te groote moeielijkheden gepaard ging, zouden alle medicamenten in een zoodanig reinen staat moeten worden afgeleverd, doch de mensch bezit in zijne maag een orgaan, waarvan eene voorname functie bestaat in het onschadelijk maken der bacteriën, welke met het voedsel als anderszins worden binnengevoerd. Ten einde te kunnen voortbestaan, moeten de bacteriën onder bepaalde levensvoorwaarden verkeeren, van welke eene geschikte temperatuur en een geschikte voedingsbodem de voornaamste zijn. Zijn de levensvoorwaarden minder gunstig, dan begint allereerst de ontwikkeling te vertragen, terwijl bij langeren duur de bacteriën het vermogen om zich te ontwikkelen verliezen en dan öf als sporen latent worden óf sterven. Onder gunstiger levensomstandigheden zullen deze sporen zich weer tot bacteriën ontwikkelen, die dan desnoods op nieuw sporen kunnen vormen. In het algemeen ontwikkelen zich de bacteriën bij eene temperatuur van 5° tot 45° C.; is de temperatuur lager dan 5°C. of hooger dan 45°, dan houdt de verdere ontwikkeling op. Door zeer lage temperaturen worden de bacteriën echter niet gedood; eene temperatuur van 55-60° daarentegen doodt hen binnen korten tijd. Voor het 470 dooden der sporen van bacteriën zijn weer veel hoogere temperaturen en veel langere tijd noodig. Het ligt voor de hand, dat men, om alle kiemen te dooden, vooral ook rekening moet houden met de sporen. Om de bacteriën en hare sporen te vernietigen, kan men drie methoden volgen. 1" men laat hooge temperaturen op de stoffen inwerken; 2" men behandelt de stoffen met chemische agentia (z.g. antiseptica); 3° men filtreert de stoffen door bougies van onverglaasd porcelein. Heeft de eene of andere bewerking ten doel, alleen de pathogene bacteriën te dooden, dan spreekt men in het dagelijksch leven van desinfecteeren, terwijl steriliseeren de kunstbewerking is, waardoor alle organische kiemen, dus ook de sporen, te zamen worden gedood. Zooveel mogelijk steriliseert men in de receptuur door verhooging van temperatuur; toevoeging van antiseptica aan de geneesmiddelen is niet gewenscht, omdat zij meest alle zware vergiften zijn (Phenol, Sublimaat enz.). In enkele gevallen, waar temperatuursverhooging is buitengesloten of minder gewenscht is, bijv. bij de bereiding van steriele Jodoformolie, wordt van antiseptica gebruik gemaakt. Het steriliseeren van metalen utensilia, als lepels, spatels, pincetten, geschiedt het eenvoudigst en snelst door ze eenige malen langzaam te halen door een spiritusvlam of door de vlam van een Bunsenschen brander (flambeeren). Ten einde te zorgen, dat de temperatuur dezer voorwerpen niet te hoog is, houdt men ze na het flambeeren in kokend water; hierdoor daalt de temperatuur tot 100°. Neemt men ze uit het water, dan drogen de lichamen direct en kunnen terstond worden gebruikt. Voorwerpen, welke niet geflambeerd kunnen worden, zooals flesschen, mortieren enz., en die men soms in drogen toestand moet gebruiken, worden gesteriliseerd in heete lucht, bijv. door ze te plaatsen in een droogkast met dubbelen wand, sterilisator, wier binnenruimte door een krachtige gasvlam langzaam tot 160 a 170° kan verwarmd worden. De duur van dit steriliseeren is afhankelijk van de temperatuur in de droogstoof. Zoo is voor absolute steriliteit voldoende: 10 minuten blootstellen aan een temperatuur van 160°—180°, 45 „ „ „ „ „ „ 140°—150°, 2 a 3 uur » » » » >> 120°. Naar onze meening kan men bij flesschen, mortieren, steenen spatels enz. met temperaturen van 100° gemakkelijk volstaan, wanneer men aan het droog verhitten laat voorafgaan de sterilisatie door chemicaliën. Worden flesschen en mortieren eerst een korten tijd gekookt met eene oplossing van sublimaat, waaraan 2 o/0 Zoutzuur toegevoegd, dan zijn deze voorwerpen steriel, het antisepticum is door herhaald uit- en naspoelen met gekookt water goed en volledig te verwijderen en men behoeft de aldus gesteriliseerde voorwerpen slechts bij 100° te drogen. Veel krachtiger dan heete lucht werkt stroomende waterdamp van 100°. In zeer korten tijd worden daardoor alle kiemen gedood. Waar het mogelijk is, maakt men dan ook van deze methode van steriliseeren gebruik. Van de talrijke toestellen, die hiertoe dienen, zullen we er één, dat van Lentz (fig. 71), beschrijven. Dit toestel bestaat uit: 1". een waterbad B, waarin eene buis A is aangebracht, door welke men stoom kan toevoeren, of waarin men eenen thermoregulator kan aanbrengen. Bovendien is nabij den bodem van het waterbad eene kraan aangebracht voor waterafvoer, zoodat men ook de gelegenheid heeft na het steriliseeren de voorwerpen door verwarming te drogen. 2". eenen middencylinder C met verplaatsbaren zeefbodem van metaaldraad, waarop de te steriliseeren praeparaten, flesschen enz. geplaatst worden. Voor het steriliseeren van grootere voorwerpen kan men 2 of meer middencylinders op elkaar zetten. 30. een sluitstuk D met veiligheidsventil en thermometer. Om de temperatuur te doen stijgen belast men den veiligheidsventil met verschillende gewichten, E, waardoor men, zonder gevaar voor explosie, over stroomenden damp van 110° kan beschikken, die krachtiger werkt dan damp van 100°. Bovendien kan men, indien het waterbad leeg is, het toestel gebruiken voor droge sterilisatie tot 200°; in dit geval is het noodig zeer langzaam te verhitten, daar anders het email binnen in het toestel springt. Waar door de hooge temperatuur de geneesmiddelen zouden worden ontleed, steriliseert men gefractioneerd bij lagere temperaturen. Men gaat hierbij uit van het feit, dat alle bacteriën bij eene temperatuur van ± 60° gedood worden; niet echter de sporen. Deze zullen dus, wanneer de temperatuur gedaald is, zich ontwikkelen tot bacteriën; zij worden door opnieuw verwarmen gedood. Deze bewerking wordt eenige malen herhaald en wel, volgens Pasteur, door een halfuur bij eene temperatuur van 60 -653 te verwarmen, dan snel af te koelen, en dit nog eens te herhalen. Het verwarmen kan hier zeer geschikt in een waterbad geschieden, mits men zorg draagt, dat de flesschen zóó diep in het water staan, dat het water in liet waterbad hooger staat dan de vloeistof in de flesschen. De in een droogstoof verwarmde flesschen springen bij het snelle afkoelen spoediger. Deze methode, die ook voor het steriliseeren van melk dikwijls wordt toegepast, is bekend onder den naam Pasteuriseeren. De gefractioneerde sterilisatie volgens Tyndall, ook Tyndal liseeren genoemd, duurt langer, maar eischt minder werk. Men plaatst de fleschjes met de te steriliseeren vloeistof in een droogstoof en verwarmt drie uren lang bij 60°; dit herhaalt men gedurende 8 a 10 dagen. In den tusschentijd is het gewenscht de temperatuur op ± 35° te houden, daar dit de beste temperatuur is voor de sporen om zich tot bacteriën te ontwikkelen. Deze worden dan bij de volgende sterilisatie gedood. Heeft men dit 8 a 10 dagen herhaald, dan kan men zeker zijn, dat de vloeistof noch levende bacteriën, noch levende sporen bevat. Van chemische agentia kan voor sterilisatie slechts een beperkt gebruik worden gemaakt. Het meest gebruikt wordt Sublimaat, dat in verdunden toestand (1 = 1000 wordt gewoonlijk gebruikt) eiwit neerslaat en daarmede eene onoplosbare verbinding vormt; het belemmert fermentatieprocessen, die afhankelijk zijn van niet georganiseerde fermenten en microben en maakt de ontwikkeling en sporenvorming van bacteriën onmogelijk i). Stoffen, die in eene sublimaatoplossing niet oplossen en door kwikchloride niet worden aangetast, bijv. Jodoform, kan men steriliseeren door ze drie dagen met die vloeistof in aanraking te laten. Daarna wordt de sublimaatoplossing afgegoten en de aanhangende vloeistof verwijderd door haar weg te spoelen met steriel, gedestilleerd water. In verscheidene gevallen zal men in plaats van eene sublimaatoplossing ook eene 3 0/0 oplossing van waterstofperoxyde kunnen gebruiken, die even intensief werkt als eene 0,1 o/o Sublimaatoplossing. Natuurlijk zal men ook hierbij rekening moeten houden met de inwerking op de geneesmiddelen. Wanneer er kans bestaat, dat een deel van het antisepticum aan de ') Stokvis, Geneesmiddelleer. te steriliseeren stof blijft hangen, zal men deze methode van sterilisatie alleen mogen toepassen, wanneer men den medicus daarmede in kennis heeft gesteld. Waterige vloeistoffen kunnen ook worden gesteriliseerd door ze te filtreeren door bougies van onverglaasd porcelein (Chaimberland bougies). Door middel van luchtverdunning wordt de vloeistof door het porselein heen gezogen, of door vermeerdering van drukking van buiten af door het porcelein heengeperstbacteriën en sporen behooren in de bougie achter te blijven. Zeer zeker zou deze methode van steriliseeren van waterige vloeistoffen te verkiezen zijn boven elke andere, indien niet was gebleken, dat de bougies van Chaimberland, zelfs al blijven zij geheel vrij van scheurtjes, slechts gedurende de eerste dagen bacterievrije vloeistof leveren. Bovendien lijdt men bij het steriliseeren volgens deze methode in den regel een belangrijk verlies aan vloeistof, terwijl ook nog een deel van de opgeloste stof in het porcelein kan worden achtergehouden. Welke methode van steriliseeren men zal toepassen, wordt bepaald door den aard der te steriliseeren stoffen en door den tijd die voor de sterilisatie disponibel is. Wat dit laatste punt betreft, door vele artsen wordt dikwijls over het hoofd gezien dat het bereiden van eene absoluut steriele oplossing van Morphine en Cocaine betrekkelijk veel tijd kost, ook al volgt men de minst langdurige methode. Veel zou er in dit opzicht gewonnen kunnen worden, indien de medici overeen konden komen slechts oplossingen van bepaalde sterkte te gebruiken, bijv. van Morphine 1 pCt. en 2 pCt. oplossing, van Cocaine 0,2 pCt., 1 pCt., 10 pCt., 20 pCt. en daarvan öf een deel van een spuitje in te spuiten (gewoonlijk 1 cM") öf deze met gekookt water of met steriele zoutsolutie te verdunnen tot de verlangde sterkte. De apotheker zou dan in de gelegenheid zijn deze vloeistoffen in gesteriliseerden toestand in voorraad en ter directe aflevering gereed te hebben. Moeielijker wordt het geval, bij een voorschrift als: Ji. Hydrobromatis Scopolamini 4 mG.! Hydrochloratis Morphini 120 mG. Aquae destillatie 12 m. f. injectionem sterilam, wanneer het, zooals ons in de praktijk meermalen is voorgekomen, in uiterst korten tijd, bijv. binnen het half uur moet worden geappliceerd. Van in voorraad houden van eene oplossing van Scopolamine mag geen sprake zijn, daar, volgens opgaven van medische zijde, de werking bij het bewaren in oplossing belangrijk vermindert. Er blijft dus niet anders over, dan de alcaloidzouten in steriel water op te lossen in een steriel fleschje en in een ander steriel fleschje te filtreeren. Men volgt dus geheel de methode, die wij pag. 254, voor het bereiden van injecties aangaven. Eene uitgebreide ervaring heeft ons geleerd, dat men op deze wijze, mits met de meest mogelijke reinheid werkende, injecties aflevert, die feitelijk steriel zijn. Wanneer de tijd het toelaat meenen wij echter, dat het steriliseeren van de injectievloeistoffen na de bereiding, zoo niet dringend noodzakelijk, dan toch in elk geval zeer gewenscht is. Vóór wij overgaan tot het bespreken van de methoden voor het steriliseeren van bepaalde vloeistoffen, laten we hier eenige algemeene opmerkingen volgen: 1". Bij het steriliseeren moet de meest mogelijke reinheid in acht genomen worden. 2". Brengt men gesteriliseerde voorwerpen in aanraking met niet gesteriliseerde, dan worden de eerste geïnfecteerd; neemt men bijv. met niet steriele handen een prop watten van een fleschje met gesteriliseerden inhoud en plaatst die er weder op, zonder de watten in een vlam te schroeien, dan bestaat er kans, dat de inhoud geïnfecteerd wordt. 3". Moet men een steriele vloeistof uit een flesch gieten, dan make men den hals van de flesch steriel door haar af te wasschen met een sublimaatoplossing van 3jim, en spoelt het sublimaat weg met absoluten alcohol. Beter echter is het een dergelijke vloeistof door een in stoom gesteriliseerden hevel over te hevelen. Nog beter kan men gebruik maken van eene flesch met aftapkraan, welke flesch is gesloten door een prop watten of door een bacteriënluchtfilter naar van Hest. 40. Flesschen met gesteriliseerden inhoud sluite men bij voorkeur met eene prop niet-onvette watten; deze sluiting houdt - in tegenstelling met een kurk - bacteriën terug. Niet-ontvette watten kunnen, daar zij geen water absorbeeren, in stoom gesteriliseerd worden; ontvette watten echter nemen daarbij water op en zijn dan een geschikte voedingsbodem voor bacteriën en vooral voor schimmels, welke er spoedig doorheen groeien en den inhoud der flesschen bederven. \ oor vervoer zijn flesschen, die alleen met een prop watten zijn gesloten, onbruikbaar. Daarvoor moet men de prop nog overdekken met een steriel gummikapje; dan blijft althans de inhoud steriel, ook als de watten vochtig worden. Maar, omdat vochtige watten aan den hals der flesch kleven, is het toch noodzakelijk, gebruik te maken van een andere sluiting. Daarvoor kunnen dienen gummistoppen, die men steriliseert door ze minstens tien minuten in water te koken, of bacteriënluchtfilters naar van Hest. Deze bestaan uit een metalen huisje, dat is aangebracht op een kurk of op een stop voor beugelsluiting — welk huisje een metalen buis bevat, die 16 maal is omgebogen. Het eene open einde dezer buis bevindt zich in de metalen huls, het andere reikt tot in de hals der flesch. Van Hest vond n.1. dat lucht, die dooreen dergelijk buizencomplex stroomt, van bacteriën en schimmels volkomen wordt gezuiverd. 5". Flesschen worden vóór het steriliseeren zorgvuldig door uitborstelen gereinigd, daarna verwarmd met eene sublimaatoplossing 1 = 1000, waaraan 2 pCt. zoutzuur is toegevoegd, waardoor alle bacteriën en sporen gedood worden, en daarna, om sublimaat en zoutzuur te verwijderen, éénmaal gekookt met gedestilleerd water gedurende een half uur en dan nog zoolang met steriel water nagespoeld, tot met zilvernitraat geen neerslag meer ontstaat. Nu worden de flesschen gesloten met steriele watten en in de droogkast bij 100° gedroogd. Wij achten het noodzakelijk, dat in de apotheken, waar steriele injecties nu en dan worden gevraagd, steriele flesschen van verschillende grootten in voorraad worden gehouden. 6". Filtreerpapier, watten, waardoormen filtreert en wattenproppen steriliseert men door droog verhitten gedurende één uur bij 120 a 130°. Het filtreerpapier moet vóór het steriliseeren tot filters geknipt en gevouwen zijn; deze laat men vol loopen met water en laat dit afloopen: dan wordt een groot deel van de aanhangende vezeltjes verwijderd. 7°. De handen kunnen op verschillende manieren steriel worden gemaakt, bijv. door ze eerst met warm water en zeep gedurende 5 minuten krachtig te borstelen met een borstel, die in eene sublimaatoplossing wordt bewaard, en ze na te borstelen met eene oplossing van 1 deel sublimaat en 5 deelen zoutzuur tot 1000 deelen en aan de lucht te laten drogen of met een sterielen doek af te drogen. Schleichi) gebruikt voor het steriliseeren der handen uitsluitend ') Neue Methoden der Wundheilung. zijn Marmerzeep (zie pag. 317) en steriel water en handelt dan als volgt: ongeveer een eetlepel vol steriele marmerzeep wordt op de handen gebracht en deze zóó lang stijf tegen elkander gewreven tot alle zeep gelijkmatig over de huid is verdeeld en een droge, poederachtige massa begint te vormen; dan wordt met een vinger weinig steriel water op de hand gebracht en weer gewreven; na nog enkele toevoegingen van steriel water wrijft men nog 2i/2 — 3 minuten de handen stijf over elkaar en spoelt ze daarna met steriel water af. Vooral de nagels en de nagelbedden moeten krachtig met de zeep ingewreven worden, daar juist deze plaatsen het moeielijkst aseptisch zijn te maken. 8". Moet men een gesteriliseerd poeder uit eene flesch nemen en daarvan eene bepaalde hoeveelheid afwegen, dan zorge men, dat van alle utensiliën, zoo mogelijk een dubbel stel, in sterielen toestand in gereedheid is. Moet men bijv. gesteriliseerd zinkoxyde afwegen, dan handelt men als volgt: men steriliseert 2 metalen lepels, 2 pincetten en 4 dunne plaatjes van aluminium of platina, die 2 aan 2 gejusteerd en in den vorm van schuitjes zijn omgebogen, door flambeeren, en legt deze op een sterielen glasplaat. De glasplaten kan men steriliseeren door ze eenigen tijd onder eene sublimaatoplossing (2 = 1000) te bewaren en dan met steriel water even op te koken; na het uitnemen uit het kokende water droogt de plaat direct. Als bedekking voor deze voorwerpen kan men, zoo noodig, gebruik maken van een grooten glazen trechter, die op dezelfde wijze als de glasplaat gesteriliseerd is en waarvan de buis met een sterielen gummistop wordt gesloten. Eén uur koken van deze glazen voorwerpen onder gedestilleerd water is ook voldoende om ze te steriliseeren, maar kost natuurlijk meer tijd. Het is noodzakelijk voor het koken van flesschen enz. gedestilleerd water te nemen, daar door het gebruik van gewoon water zich een aanslag van calciumcarbonaat en calciumsulfaat op het glas zou afzetten. Nu brengt men twee der gesteriliseerde plaatjes op de schalen eener balans en plaatst op een daarvan de gewichten. De flesch met gesteriliseerd zinkoxyde wordt aan den hals eerst met sublimaatoplossing, daarna met alcohol afgewreven, geopend, waarbij men de wattenprop met een steriel pincet op de plasplaat legt. Men neemt nu met een sterielen lepel het zinkoxyde uit de flesch en weegt dit op het andere plaatje snel af. Dit zinkoxyde brengt men zoo snel mogelijk in het daarvoor bestemde steriele fleschje, sluit dit met steriele watten en houdt daarna de hals van de flesch voorzichtig in de vlam van een Bunsenschen brander of spirituslamp tot de watten schroeien; dan zijn de bacteriën en sporen, die mogelijkerwijze op de watten gekomen zijn, alle gedood. Op dezelfde wijze sluit men de voorraadflesch. Wij zullen thans overgaan tot het bespreken der methoden van sterilisatie der meest in dien vorm gebruikte stoffen. lu. Aqua destillata steriliseert men het eenvoudigst door het een half uur te koken in een kolf van Jenaglas, gesloten niet een prop niet ontvette watten. Wij achten een half uur koken voldoende, wanneer men versch gedestilleerd water neemt; is dit niet aanwezig, dan is het beter een uur te koken. De Pharmacopoea Belgica, Ed. III, — de eenige Pharmacopee, die een artikel aan het steriliseeren wijdt - schrijft voor, water te steriliseeren door filtratie door een bougie van porcelein en op te vangen in een steriele flesch, waarvan de opening is omgeven door een steriele wattenprop, öf door het gedurende een kwartier te koken in een kolf gesloten door watten. Schoofs1), die op dit artikel reeds een commentaar leverde vóór het verschijnen der Pharmacopee, raadt aan: koken gedurende een half uur, of nog beter verhitten in een autoclaaf en vindt filtratie door een bougie minder aanbevelenswaardig. Wil men steriel water eenigen tijd bewaren, dan giet men het na het koken in steriele flesschen, sluit deze met steriele watten, laat 24 uur staan en verhit nu weer gedurende een half uur op 100°, met die voorzorg dat men, wanneer het water gedurende 5 minuten de temperatuur van 100° heeft aangenomen, de watten vervangt door steriele gummistoppen en daarmede verder steriliseert. Onze ervaring van het sluiten der flesschen met watten is niet gunstig: niet omdat de stoffen niet steriel zouden blijven, maar omdat zij verdampen door de watten heen. Heeft men de gelegenheid deze vloeistoffen koel te bewaren, dan is de verdamping meestal niet belangrijk, wanneer men echter door de ligging van de apotheek gedwongen is de flesschen op een niet koele plaats te bewaren, is de verdamping zeer belangrijk en wordt de concentratie van de vloeistof gewijzigd. 2°. Oplossingen van stoffen, die door kookhitte niet worden ontleed, steriliseert men als gedestilleerd water. Men 1) Bulletin du Congrès de Chimie et de Pharinacie a Liège 1905. bereidt de oplossing dezer zouten op de gewone wijze, filtreert en kookt een uur in een kolf van Jenaglas gesloten met wattenprop, giet daarna door een sterielen trechter over in een steriele flesch en sluit deze met een steriele wattenprop, verwarmt tot 100°, vervangt de watten door een sterielen gummistop en steriliseert nog een half uur. Op deze wijze steriliseert men de z.g. physiologische zoutoplossing (0,7-0,9 pCt. Chloornatriumoplossing), oplossingen van boorzuur, van zinksulfaat enz. 3". Stropen, decocta en infusa, die men steriel wil bewaren, worden in steriele flesschen overgebracht, deze met watteprop gesloten en twee dagen achtereen eiken dag één uur bij 1C0° gesteriliseerd. Bij de sterilisatie in het klein kan men daarbij zeer goed gebruik maken van een infundeerpan, waarvan bodem en zijwanden zijn geperforeerd. Voor grootere hoeveelheden is de bekende melksterilisator van S o x h 1 e t aan te bevelen. Moet de vloeistof worden getransporteerd, dan is natuurlijk sluiting meteen watteprop niet voldoende; men kan deze dan vervangen door gummikurken met eene doorboring en steekt daardoor, als de temperatuur het hoogst is, een steriele (geflambeerde) glazen staaf. Nog praktischer is het, wanneer de glazen staaf wordt vervangen door een glazen buis, welke van boven toegesmolten is en welke in het midden voorzien is van een kleine zijopening. Zoolang men verwarmt, sluit men de flesch af met het caoutchouc stopje, waarin de buis zóó geplaatst is, dat de zijopening even boven de stop uitkomt; zoodra de temperatuur het hoogst is, sluit men het fleschje af, door de buis naar beneden te drukken, zoodanig, dat de zijopening zich geheel beneden de bovenvlakte van de stop bevindt. Voor de afsluiting van flesschen, waarin zich aan bederf onderhevige vloeistoffen bevinden, en van welke men voortdurend een deel moet afleveren, maakt men gebruik van stoppen met twee doorboringen. Door de eene doorboring gaat de opgaande arm van een hevel, door de andere het buisje van een luchtfilter volgens van Hest, of een wijde van onderen nauw toeloopende buis, waarin men watten gebracht heeft (v. d. Wielen). 4". Oplossingen van alcaloïden en daarmede overeenkomende stoffen worden op verschillende wijzen gesteriliseerd. Waar langdurig koken niet hindert zooals bij /S-Eucaïne en Stovaine handelt men geheel als is aangegeven sub 21 voor zouten. Waar eene temperatuur van 100° niet hindert, zooals bij Strychine- en bij Kininezouten en Salieylas natricus cum Cotfeino, lost men deze in het kokend heete steriele water op, filtreert de heete oplossing en pasteuriseert verder volgens de pa"! 472 aangegeven methode. Op deze wijze kan men ook de z.g. Schleichsche oplossingen voor Infiltratie-anaesthesie steriliseeren, wanneer men in plaats van afgekoeld steriel water, maar neemt een 0,2 pCt. steriele Chloornatriumoplossing, daarbij voegt Morphine, Cocaine en Phenoloplossing en verder handelt als boven aangegeven. De voorschriften hiervoor zijn de volgende: n".I no.11 no. in 4i Hydrochloratis Cocaini 200 100 10 mgr. Hydrochloratis Morphini 25 25 5 mgr. Chloreti natriei ' 200 I 200 i 200 mgr. Solutionis Phenoli 5 o/0 gtt. )| Aquae destillatae 100 M. D. S.: Schleich'sche oplossing voor Infiltratie-anaesthesie. Oplossingen van Morphine-, Atropine-, Cocaine- en Physostigminezouten worden reeds bij 100° ontleed, daarom lost men deze stoffen op in afgekoeld steriel water, filtreert door een sterielen trechter cn steriele watten of door steriel filtreerpapier in een steriel fleschje en pasteuriseert. Ten einde te voorkomen, dat vezeltjes watten de injectie verontreinigen, is het noodig de watten eerst met steriel water uit te wasschen. Doet men dit, dan stuit men op de moeielijkheid, dat eerst een niet onbelangrijke hoeveelheid water in de watten achterblijft, die bij het doorgieten der alcaloidoplossing deze zal verdunnen, terwijl verder een deel der alcaloidoplossing in de watten achterblijft. Ook deze beide bronnen van fouten moeten worden weggenomen; wij zullen met een voorbeeld aantoonen hoe dit kan geschieden. Hydrochloratis Cocaïni 200 mG. Aquae destillatae ad 20 m. f. injectionem sterilam s. 1 pCt. Cocaïne-oplossing. !n een steriel fleschje lost men de Cocaïne op in 18 cM3 sterielwater, brengt met een steriel pincet een klein stukje steriele watten in den hals van een trechter, wascht dit met steriel water uit en filtreert hierdoor in een getarreerd steriel fleschje de Cocaïneoplossing, nu spoelt nien de watten in het trechtertje met zooveel steriel water na, dat de inhoud van het fleschje 20 G. bedraagt en pasteuriseert. Wij geven aan het filtreeren door watten de voorkeur boven het filtreeren door filtreerpapier, Het doel, het verwijderen van vezeltjes en andere kleine onzuiverheden wordt in beide gevallen even goed bereikt, en watten filtreeren in den regel veel sneller. Wel is het zaak den trechter zóó groot te nemen, dat hij de geheele hoeveelheid vloeistof kan bevatten en hem gedurende het filtreeren met een sterielen glasplaat te bedekken, maar bij het bereiden van eene groote hoeveelheid steriele vloeistof voor injecties, zooals 4 a 5 Liter oplossing van Eucaïne kan men moeielijk een daarvoor passenden trechter nemen en dan is herhaald nagieten noodzakelijk. Tegenwoordig wordt aan vele injecties, bestemd voor locaal anaesthesie, Adrenaline toegevoegd. De oplossing daarvan kan men bereiden naar het voorschrift, Jfi. Acidi hydrochlorici puri 200 mG. Chloreti natrici 800 mG. Aquae 100 G. die men kookt, daarin oplost 100 mG. Adrenalinum crystallisatum, weer kookt en dan 20 druppels Phenolum liquefactum toevoegt1). Door de firma Parke, Davis & Co. wordt aan de oplossing van Adrenaline (1 = 1000) 0,5 pCt. Chloreton (Acetonchloroform) toegevoegd, waardoor de oplossing langen tijd steriel blijft. Voor het steriliseeren van oplossingen van Extractum Secalis cornuti, bijv.: Extracti Secalis cornuti 1 Glycerini 5 Aquae destillatae ad 10 cM3 s. Solutio Ergotini brengt men het op een steriel horlogeglas met een sterielen spatel afgewogen extract met het horlogeglas in een steriel uitdampschaaltje over, overgiet het met wat heet steriel water, dekt het uitdampschaaltje met een sterielen glasplaat en beweegt het zacht heen en weer, waarbij de Ergotine snel oplost. In een steriel maatglas weegt men 5 G. 1) Medegedeeld door ten Bosch, Pharm. Weekbl. 1904, pag. 152. Glycerine, filtreert daarbij onder de noodige voorzorgen de Ergotineoplossing, giet nog zooveel steriel water door het trechtertje met watten tot het volume 10 cM'! bedraagt en giet de vloeistof na vermenging met behulp van een sterielen glasstaaf over in een steriel fleschje en pasteuriseert. 5n. Olijfolie, Amandelolie, vloeibare Paraffine worden vóór de sterilisatie eerst eenigen tijd op ± 35° a 40° verwarmd, waardoor de onzuiverheden bezinken, dan giet men de heldere olie af in steriele fleschjes van bruin glas, zorg dragende dat de hals der fleschjes niet vet wordt, sluit met watteprop en steriliseert 2 uur bij 120°. Zoodra de temperatuur van de olie tot 60° gestegen is, kan men de watten vervangen door een sterielen gummistop, deze met een champagneknoop vastbinden en nu twee uur bij 120' steriliseeren. Voor het steriliseeren van oplossingen van Phenol, Menthol, Thymol, Kamfer in olie (Solutio Camphorae oleosa) kan men geheel dezelfde methode volgen, alleen moet hierbij de watten vervangen worden door een gummistop, die met een champagneknoop wordt vastgebonden, daar anders de opgeloste stof vervluchtigt. Voert men de temperatuur snel tot 60° op, dan vervluchtigt de opgeloste stof niet in een weegbare hoeveelheid, terwijl een groot deel van de lucht wordt uitgedreven en dus het gevaar voor springen van het fleschje bij hoogere temperatuur, wanneer het met een gummistop is gesloten, veel geringer wordt. Volgens Schoofs1) moet men Menthololie en Kamferolie niet aan een hooge temperatuur blootstellen; het zijn, zegt hij: „praeparaten, die niet gesteriliseerd behoeven te worden." Zijn in de olie alcaloïden als Atropine, Eserine, Cocaïne opgelost, zooals bij de z.g. Oliecollyria, dan mag men natuurlijk niet bij zulk een hooge temperatuur steriliseeren. Voor het bereiden van Oliecollyria--^) moet men olie gebruiken, die volkomen neutraal en steriel is. Voor het verwijderen der in olie voorkomende vrije vetzuren moet men de olie uitwasschen met zoo sterk mogelijken alcohol, terwijl daarna de sterilisatte bij 120° kan geschieden. In de afgekoelde olie wordt nu het alcaloïde opgelost en daarna de oplossing gepasteuriseerd. 1) Schoofs 1. c. pag. 262. 2) Pharm. Weekblad 1903. schroder, Receptuur. 3e druk. 31 Voor inspuiting worden soms gebruikt steriele schudmixturen vanr Calomel of Oxydum hydrargyricum flavum met vloeibare Paraffine, bijv.: Chloreti hydrargyrosi vapore parati 1 Paraffini liquidi 19 misce et sterilisa Signetur formula. Men brengt voor de sterilisatie hiervan de gezifte geneesmiddelen met de paraffine in een vvijdmondsch fleschje en steriliseert een uur bij 120°. Kwikoxyde en olijfolie of amandelolie kunnen niet samen gesteriliseerd worden, daar dan oliezuurkwik ontstaat. Ook bij het langdurig bewaren van zulk een mengsel bij de gewone temperatuur heeft reeds omzetting plaats. Moet men vaste vetten, als Was, Cacaoboter, Paraffine, stenliseeren, dan houdt men deze stoffen eenigen tijd vloeibaar door ze boven hun smeltpunt te verwarmen en laat ze bezinken. Het helder afgeschonken vet wordt gesteriliseerd als olie, door verwarming gedurende 2 uur bij 120°. 6". Spiritus, Aether en Glycerine zijn steriel; oplossingen van geneesmiddelen in deze stoffen worden bij het bewaren steriel, daar door de genoemde vloeistoffen bacteriën worden gedood. Bij Glycerine moet men er rekening mede houden, dat zij alleen in onverdunden toestand steriel is; verdunde Glycerine is het niet en zelfs een geschikte voedingsbodem voor bacteriën. Men bereidt daarom de steriele verdunde Glycerine bij voorkeur uit steriel water en sterke, dus steriele Glycerine. Men kan overigens ook verdunde Glycerine steriliseeren op de wijze als bij Aqua destillata is aangegeven. 70. Gelatineoplossing wordt nu en dan als injectie gebruikt. Door de bereiding uit dierlijken afval, die veelal geruimen tijd is bewaard, bestaat de kans, dat Gelatine sterk verontreinigd is en dat met name Tetanusbacillen daarin voorkomen. Ten einde dit te voorkomen wordt door Merck eene steriele Gelatineoplossing in den handel gebracht, waarvan de Gelatine is bereid uit versche grondstoffen. Wij achten het echter onverantwoordelijk uit den handel betrokken steriele vloeistoffen af te leveren. Door van der Wielen i) is bij ons te lande het eerst de aandacht op de bereiding van deze injecties gevestigd. Hij geeft daarvoor het volgende voorschrift: Chloreti natrici 700 mG. Gelatinae 2 Aquae q. s. ad 100 fac 1. a. solutionem limpidam sterilisatuni neutralem s. Injectio Gelatinae 2(,/o- De wijze, waarop het voorschrift wordt gereed gemaakt, is de volgende: Men kookt in een getarreerd bekerglas ± 150 cM3 gedestilleerd water, gedurende 10 minuten, weegt daarna de hoeveelheid water, welke overgebleven is (b.v. 120 G.) en weegt nu zooveel Gelatine (2,45 G.) en Chloornatrium (860 mG.) af als noodig is om eene oplossing van de gewenschte sterkte te krijgen, lost deze op en voegt nu druppelsgewijze zooveel i/10 N. natronloog toe, telkens een druppel latende vallen op gevoelig lakmoespapier, totdat de vloestof neutraal is. Filtreer van de nog warme vloeistof 100 G. af en steriliseer deze door tweemaal gedurende 20 minuten bij 98-100° te verwarmen met een tusschenpoos van ± 3 uur. Verwarmt men te lang, zoo verkrijgt men een oplossing, welke niet meer gelatineert, daar bij verwarming de Gelatine gepeptoniseerd wordt (vorming van semiglutine en hemicolline). Bij de geheele bereiding dezer injectie moet men gesteriliseerde utensiliën gebruiken. Volgens andere voorschriften wordt de Gelatineoplossing bij 115° in een autoclaaf gesteriliseerd 2). 8". Jodoform kan ook op verschillende wijzen worden gesteriliseerd. Zoo wordt door sommigen aanbevolen aan het Jodoform 0,5 " o Paraformaldehyde toe te voegen, dat langzamerhand in Formaldehyde overgaat. Zonder voorkennis van den arts zal men zulk een mengsel zeker niet als „steriele Jodoform" mogen afleveren, daar het aanhangende Formaldehyde wel degelijk eene schadelijke werking kan uitoefenen. «Aan de kliniek van von Mikulicz te Breslau", zegt Schoofs (1. c. pag. 263), „behandelt men het Jodoformpoeder gedurende 8 dagen ]) Pharm. Weekblad 1901, no. 15. 2) Schoofs, 1. c. pag. 259. 31* met eene 5 pCt. phenoloplossing. In de meeste ziekenhuizen wordt niet gesteriliseerd Jodoform gebruikt, zonder dat zich dientengevolge ongevallen voordoen." Wordt steriele Jodoform verlangd, dan is de apotheker verplicht die steriel te maken. Zeer goed voldoet ons voor de bereiding de door van der Wielen aangegeven methode: Wanneer één Gram steriel Jodoform noodig is, weegt men in een steriel bruin wijdmondsch fleschje 1,1 G. Jodoform af, bevochtigt dit met 5 a 10 druppels steriel water en hangt het fleschje, gesloten met een steriele prop watten, gedurende een uur in kokend water. Het Jodoform is nu nog niet volkomen droog, daarom plaatst men het fleschje in een droogstoof bij 95°— 98°, terwijl men de prop watten er afneemt en vervangt door een losse prop steriele ontvette watten, die gemakkelijk vocht absorbeeren. Het Jodoform is dan na 1 2™ 1 uur volkomen droog. Nu vervangt men de ontvette watten weer door een prop steriele, niet ontvette watten en laat nog een kwartier bij 95° staan. Van het Jodoform is ± 0,1 G. verdampt. Als resten van 1,1 G. werden door van der Wielen gevonden 0,970-1,050 G. Behalve steriel Jodoformpoeder worden ook veel gevraagd: steriele Jodoformglycerine en steriele Jodoform olie. De eenvoudigste bereiding van steriele Jodoformglycerine is deze, dat men in een steriel fleschje de Jodoform brengt, daarbij de Glycerine voegt, in een waterbad plaatst, verwarmt tot 100°, dan de watten vervangt door een Gummistop en nog 1 uur steriliseert. Een voorschrift voor een dergelijk praeparaat is het volgende: Jtl. Jodoformi 2 Glycerini 18 misce, sterilisa. s. Jodoformglycerine 10 n,o Voor de bereiding van Jodoformolie zou men dezelfde methode kunnen volgen, indien men de Glycerine verving door steriele olie, maar hierbij doet zich het bezwaar voor, dat Jodoform in olie oplosbaar is, en wel bij 100' voor ongeveer 20 pCt. en bij de gewone temperatuur voor ongeveer 2 pCt. Bij het volgen der aangegeven methode dient men dus de bij 100° gesteriliseerde Jodoformolie onder afkoeling zeer krachtig te schudden, ten einde het uitkristalliseeren van de Jodoform in groote blaadjes te voorkomen. Natuurlijk is dit niet noociig, wanneer de concentratie van dejodoformolie minder is dan 2 pCt. Volgens Schoofs (1.c. pag. 264) is het voldoende niet gesteriliseerd Jodeformpoeder te voegen bij steriele olie. Wij zijn het hiermede niet eens - temeer niet nu het door verschillende onderzoekers bewezen is, dat Jodoform bacteriën kan bevatten. In tijd van nood zouden wij steriel Jodoformpoeder door schudden mengen met steriele olie in een steriele flesch. Veel beter achten wij het echter Jodoformolie in gesteriliseerden toestand in voorraad te houden; de bereiding hiervan volgens ten Bosch i) berust op de volgende door hem gedane waarneming: Brengt men in een flesch een hoeveelheid Jodoform samen met water en voegt daarbij een weinig olie, dan ziet men na eenig schudden het verrassend verschijnsel, dat het in water gesuspendeerde jodoform zich met de olie mengt tot een homogene massa, die op den bodem der flesch zinkt. Om een goed resultaat te krijgen, moet noch te weinig noch te veel olie bijgevoegd worden. In 't eerste geval is'de massa niet homogeen, in 't tweede is ze vloeibaar, waardoor de bovenstaande waterige vloeistof niet geheel is af te gieten. Eene goede verhouding is op 10 gram Jodoform 3 gram olie te nemen. De bereiding van b.v. 100 grm. Jodoformolie met 10 n/0 Jodoform heeft nu als volgt plaats: In eene bruine flesch van 120 Grm. wordt gebracht 10 gram Jodoform en daarna ± 60 c.c. sublimaatoplossing 1/1000. Men sluit dan de flesch, zet ze terzijde en schudt nu en dan om. Daarna wordt de olie door verhitting gesteriliseerd en evenzoo ter bekoeling weggezet. Is nu het Jodoform lang genoeg in aanraking geweest met de sublimaatoplossing, dan weegt men in de flesch 3 gram van de bekoelde, gesteriliseerde olie en schudt tot het Jodoform met olie gemengd zich op den bodem heeft afgezet. Men giet nu de bovenstaande sublimaatoplossing af en wascht eenige malen met gesteriliseerd water na. Men kan bij dat afgieten ten slotte de flesch gerust omkeeren zonder eenig jodoformverlies. Na het water zooveel mogelijk te hebben laten afdruppelen, weegt men nog 87 gram der gesterilseerde olie in de flesch, schudt goed om, waarna het mixtum ter aflevering gereed is. De geheele bereiding kan gemakkelijk tusschen de gewone receptuur geschieden, bizondere utensiliën zijn er niet !) Pharm. Weekblad 1901 , n°. 34. voor noodig, terwijl het zeker een voordeel is, dat de sterilisatie van het Jodoform bij de gewone temperatuur plaats heeft in de flesch ter aflevering bestemd. 9". Enkele stoffen als zinkoxyde, talcum, chloretum natricum, boorzuur worden soms als steriel poeder verlangd. Voor de drie eerstgenoemde stoffen is de sterilisatie zeer eenvoudig, men verwarmt ze gedurende 1 uur in een steriel fleschje bij 120°—150°. Boorzuur gaat boven de 100° in metaboorzuur over onder afgifte van water, daarom steriliseert men dit eenige dagen achtereen telkens een uur bij 60° a 70°. De Belgische Pharmacopee laat Boorzuur ten onrechte bij 120° steriliseeren en geeft verder aan, dat men poeders, die gemakkelijk ontleden, met een weinig alcohol bevochtigt en dan bij lager temperatuur steriliseert. Schoofs raadt aan bij deze stoffen nog wat aether of chloroform te voegen en deze vloeistoffen bij 50° a 60° te laten verdampen. 100. Zalven worden ook nu en dan in sterielen toestand verlangd, eene eenvoudige methode, die in verreweg de meeste gevallen een goed resultaat oplevert, ook wat betreft de homogeniteit van de zalf, is de volgende: In een steriel wijdmondsch fleschje weegt men het gesteriliseerde, gesmolten zalfconstituens, voegt daarbij het vóór het steriliseeren gezifte poeder en schudt, na met een sterielen gummistop gesloten te hebben, zóó lang tot de zalf bekoeld is. Loopt men gevaar op deze wijze een niet homogene zalf te krijgen, dan moet men het gesteriliseerde poeder met het steriele constituens in een sterielen mortier mengen, die men overbindt met een vel steriele watten, waardoor de stamper is gestoken. Wil men zien of alles goed gemengd is, dan vervangt men snel de watten door een steriele glazen plaat Bij het overbrengen van de zalf uit den mortier naar de zalfpot loopt men gevaar voor infectie, wanneer het dus eenigszins mogelijk is, verricht men de vermening met een sterielen glasstaaf of steenen spatel in de zalfpot, waarin men de zalf aflevert (van der Wielen). Voor het steriliseeren van Lanoline maakt Homeyeri) gebruik van waterstofperoxyde: de daarmede gesteriliseerde Lanoline is niet alleen 1) Pharm. Weekblad 1902, pag. 212. steriel, maar werkt tegenover sommige bacillen bacteriëndoodend, vermoedelijk tengevolge van een gehalte aan Ozon. Dit moge een voordeel zijn bij het aanwenden van de Lanoline alleen, bij het vermengen met enkele geneesmiddelen, bijv. Kaliumjodide, zal men gemakkelijk ontleding krijgen. Overigens kan Wolvet gesteriliseerd worden op de wijze als bij vetten is voorgeschreven. Moet men steriele Lanoline (Adeps Lanae cum Aqua) hebben, dan steriliseert men het Wolvet afzonderlijk in een wijdmondschflesch, en voegt bij het afgekoelde, maar nog vloeibare vet 1 3 van zijn -gewicht aan warm steriel water en schudt tot bekoeling. SYNONIEMEN. OFFICIEELE NAMEN. Acetanilidum. Acetas aethylicus. Acetas kalicus. Acetas Morphini. Acetas natricus. Acetas plumbicus. Acetophenonum. Acetotartras aluminicus. Acetum pyrolignosum depuratum Acetum aromaticum. Acetum Scillae. Acidum aceticum dilutum. Acidum aceticum glaciale. Acidum arsenicosum. Acidum benzoïcum. Acidum boricum. OFFICINALE NAMEN. Antifebrinum. Phenylacetamid. Aether aceticus. Naphta Aceti. Acetas Potassae. Terra foliata Tartari. Acetas morphicus. Acetas sodae. "L&-' Terra foliata Twptni'i ci'wwiitigaMSg;. Saccharum Saturni. Acetas Plumbi. Hypnonum. Aluminium acetico tartaricum. Acetum pyrolignosum. Acetum antisepticum. Acetum scilliticum. Acetum squilliticum. Acetum. Acidum aceticum concentratum. Arsenicum album. Geffium. Flores Benzoës. Acidum boracicum. Sal sedativum Hombergii. Acidum chloro-nitrosum. Acidum hydrochloricum. Acidum hydrochloricum dilutum. Acidum hydrocyanicum. Acidum hydrosulfuricum Aqua so- [lutum. Acidum nitricum venale. Acidum oleinicum crudum. Acidum succinicum. Acidum sulfuricum. Acidum sulfuricum dilutum. Acidum tartaricum. Acidum trichloraceticum. Actolum. Adeps Lanae. Adeps Lanae cuni Aqua. Adeps suillus. Adeps suillus benzoatus. Aether. Aqua regia. Acidum nitroso-muriaticum. Acidum muriaticum. Spiritus Salig fumans. Spiritus Salis marini. Acidum muriaticum dilutum. Acidum borussicum. Acidum prussicum. Acidum Coerulei berolinensis. Aqua hydrosulfurata. Aqua hydrothionica. Aqua hepatica. Acidum nitricum crudum. Spiritus Nitri. Aqua fortis. Oleinum. Sal Succini. Acidum Vitrioli. Oleum Vitrioli. Acidum sulfuricum anglicum. Acidum sulfuricum commune. Spiritus Vitrioli. Sal essentiale Tartari. Acidum chloraceticum. Lactas argenticus. Lanolinum anhydricum. Lanolinum. Axungia porcina depurata. Axungia. Adeps benzoatus. Axungia benzoata. Oxydum aethylicum. Aether sulfuricus. Aether cum Spiritu. Aether muriaticus alcoholicns. Aether terebinthinatus. Aïrolum Aloë. Ammonia liquida. Ammoniacum. Amygdalae amarae. Amygdalae dulces. Amylum Marantae. Amylum Oryzae. Analgenum. Antipyrinum. Aqua Aurantiorum. Aqua Ciaoi. Aqua coïs. Aqua destillata. Aqua Florum Aurantii. Oxydum aethylicum cum Alcohole. Liquor anodynus mineralis Hoff- [manni. Liquor anodynus Hoffmanni. Aether sulfuricus alcoholicus. Spiritus Salis dulcis. Guttulae lithontripticae Durandes. Bismuthoxyjodide-gallaat. Gummi Aloës. Succus Aloës inspissatus. Ammonia. Gaz Ammoniae Aqua solutum. Gummi-resina Ammoniacum. Nuclei Amygdalarum amararum. Nuclei Amygdalarum dulcium. Arrowroot. Amylum. Benzanalgeen. Phenyldimethylpyrazolon. Analgesinum. Anodynum. Oxydimethylchinizinum. Parodynum. Sedatinum. Phenazonum. Pyrazinum. Metozinum. Aqua Corticuin Aurantiorum. Aqua Cinnamomi. Aqua communis. Aqua depurata. Aqua Naphae. Aqua Plumbi Goulardi. Argentum colloidale. Aristolum. Arsenas natricus. Balsamum peruvianum. Aspirinum. Balsamum Vitae Hoffmanni. Benzoë. Betolum. Biboras natricus. Bicarbonas natricus. Bicarbonas kalicus. Bioxydum manganicum nativum. Bolus alba. Brometum aethylicum. Camphora. Camphora monobromata. Cantharides. Aqua Goulardi. Aqua vegeto-mineralis Goulardi. Collargolum. Argentum Crédé. Dithymol-dijodide. Annidalinum. Thymotolum. Sodii Arsenas. Balsamum nigrum indicum. Acidum acetosalicylicum. Mixtura oleoso-balsamica. Resina Benzoës. Gummi resina Benzoës. Asa dulcis. Naphtalolum. Salicylzure /S-Naphtylaether. Borax. Subboras Sodae. Hydrocarbonas natricus. Bicarbonas Sodae. Carbonas Sodae completum. Hydrocarbonas kalicus. Bicarbonas Potassae. Carbonas Potassae completum. Peroxydum manganicum nativum. Pyrolusiet. Magnesia nigra. Argilla. Aether bromatus. Caphura. Brometum Camphorae. Muscae hispanicae. Carbo Ossium. Carbonas ammonicus. Carbonas anim monictts pyroanimali Carbonas calcicus. Carbonas Guajacoli. Carbonas kalicus. Carbonas Kreosoti. Carbonas magnesicus. Carbonas natricus. Carbonas plumbicus. Carrageen. Catechu. Catechu depuratum. Causticum Viennense. Cetaceum. Cevadinium. Charta resinosa. Carbo animalis. Ossa usta nigra. Ebur ustum. Cornu Cervi ustum nigrum. Carbonas Ammoniae. Sesquicarbonas ammonicus. Flores Salis ammoniaci volatiles. Subcarbonas Ammoniae. Alcali volatile. s. Sesquicarbonas ammonicus pyroSal Cornus Cervi. [animalis. Calcaria carbonica. Creta praeparata. Duotalum. Carbonas Potassae. Subcarbonas Potassae. Sal Tartari. Alcali vegetabile. Kreosotalum. Carbonas et Hydras magnesicus. Subcarbonas Magnesiae. Magnesia alba. Carbonas Sodae. Subcarbonas Sodae. Alcali minerale. Carbonas et Hydras plumbicus. Subcarbonas Plumbi. Cerussa. Lichen carraghenicus. Succus Catechu. Terra japonica. Extractum Catechu. Pasta Viennensis. Spermaceti. Ambra alba. Veratrinum crystallisatum. Charta antirheumatica. Chinetum. Chloretum aethylicuni. Chloretum ammonicum. Chloretum aurico-natricum. Chloretum baryticum. Chloretum calcicum. Chloretum ferricum. Chloretum ferricum et Chloretum [ammonicum. Chloretum hydrargyrico-ammoni- [cum. Chloretum hydrargyricum. Chloretum hydrargyrosum. Chloretum hydrargyrosum ope Va[poris Aquae paratum. Alcaloïdea Corticis Chinae. Aether chloratus. Murias Ammoniae (depuratus). Sal ammoniacum. Flores Salis ammoniaci. Sal Auri Figueri. Murias aurico-natricus. Chloretum baryticum cum Aqua. Terra ponderosa salita. Murias Calcis. Murias Ferri. Sal Martis. Ferrum sesquichloratum. Murias ferro-ammoniacalis. Flores martiales. Flores Salis ammoniaci martiales. Murias Ammoniae ferrugineus. jVlercurius praecipitatus albus. Chloretum hydrargyricum et ami[didum hydrargyricum (Ed. II). Mercurius sublimatus corrosivus. Subümatum corrosivum. Murias Deutoxydi Hydrargyri. Murias Hydrargyri oxydati. Bichloretum Hydrargyri. Deutochloruretum Hydrargyri. Hydrargyrum chloratum corrosi- [vum. Calomel. Caloraelas (genit. Calomelanos). Mercurius dulcis. Murias Protoxydi Hydrargyri. Hydrargyrum chloratum mite. Murias Hydrargyri oxydulati. Protochloruretum Hydrargyri. Calomel vapore paratum. Chloretum ferricum. Chloretum ferricum et Chloretum [ammonicum. Chloretum hydrargyrico-ammoni- [cum. Chloretum hydrargyricum. Chloretum hydrargyrosum. Chloretum natricum. Chloretum Sodae. Murias Sodae. Sal commune. Sal culinare. Sal marinum. Chloretum zincicum. Chlorodynum. Chloroformum. Citras Antipyrino-Coffeini Clysma e Carne cruda. Collodium cum Oleo Ricini. Collodium salicylatum. Cornu Cervi raspatum. Cortex Chinae calisayae. Cortex Chinae fuscus. Cortex Chinae ruber. Cortex Fructus Aurantii. Cortex Granati. Cortex Fructus Granati. Cortex Rhamni Frangulae. Cortex Rhamni Purshianae. Cortex Salicis. Cortex Syzygii. Crocus Martis. Cubebae. Chloretum zincicum cum Aqua. Murias Zinci. Tinctura Chlorfornii et Morphiae. Chloroformylum. Migraeninum. Clysma nutriens. Collodium elasticum. Linimentum Radlauer1). Rasura Cornus Cervi. Cortex Chinae regius. Cortex peruvianus regius. China regia. China calisaya. Cortex Chinae griseus. Cortex peruvianus fuscus (griseus). China fusca. China grisea. Cortex peruvianus ruber. Chinae rubra. Cortex Aurantiorum. Cortex radicis Granati. Cortex Granatorum. Cortex Frangulae. Cascara Sagrada. Cortex Salicis albae. Cortex Syzygii Jambolani. Subcarbonas Ferri. Fructus Cubebae. Piper caudatum. 1) Het hier bedoelde praeparaat is dat van het Supplement met Extr. Cannabis. Cuprum. Cyanetum kalicum. Cyanetum zincicum. Decoctum CornusCervi compositum Decoctum Sarsaparillae compositum Electuarium Sennae compositum. Elemi. Emplastrum adhaesivum. Emplastrum aromaticum. Emplastrum Asae foetidae. Emplastrum Cantharidum. Emplastrum Conii. Emplastrum Gratiae Dei viride. Emplastrum gummosum. Emplastrum Hydrargyri. Emplastrum opiatum. Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum Oxydi cobaltici. Emplastrum resinosum rubrum. Extractum Chinae fuscae. Extractum Chinae liquidum. Extractum Chinae rubrae. Venus. Aës. Prussias kalicus. Prussias Potassae. Kali borussicum. Prussias Zinci. Zincum borussicum. . Decoctum album Sydenhami. Decoctum Zittmanni fortius. Electuarium Sennae cum Pulpis. Electuarium lenitivum. Gummi Elemi. Resina Elemi. Collemplastruni. Emplastrum stomachicum. Emplastrum foetidum. Emplastrum vesicatorium. Emplastrum Cicutae. Ceratum Aeruginis. Emplastrum DiachyloncumGummi Emplastrum mercuriale. Emplastrum cephalicum. Emplastrum Oxydi plumbici semiEmplastrum Diapalmae. [vitrei. Emplastrum Plumbi. Emplastrum Lithargyri. Emplastrum defensivumcoeruleum Emplastrum adstringens. Extractum Corticis peruviani fusci. China liquida. Extractum Corticis peruviani rubri. Extractum Conii. Extractum Opii. Extractum Physostigniatis. Extractum Rhanini Purshianae li[quidum. Extractum Rhei compositum. Extractum Santonici Extractum Secalis cornuti. Extractum Secalis cornuti dialysa- [tum. Extractum Strychni. Farina Lini. Fel Tauri inspissatum. Ferricyanetum kalicum. Ferrocyanetum kalicum. Ferrum pulveratum. Ferrum reductum. Flores Cinae. Flores Koso. Flores Lavandulae. Folia Bucco. Extractum Conii spirituosum. Extractum Cicutae. Extractum Thebaïci. Extractum Laudani. Extractum Calabar. Extractum Cascarae sagradae li[quidum. Extractum catholicum. Extractum Seminis Santonici. Extractum Cinae (aethereum). Extractum haemostaticum. Ergotinum (Bonjean). Ergotinum Wernich. Extractum Nucis vomicae. Farina Placentarum Lini. Fel bovinum inspissatum. Cyanetum kalico-ferricum. Cyanetum kalico-ferrosum. Ferrum pulverisatum. Limatura Martis. Limatura Ferri. Ferrum alcoholisatum. Ferrum ope Hydrogenii reductum. Ferrum Hydrogenio reductum. Semen Cinae. Semen Santonici (levanticum). Semen contra (Vermes). Flores Kousso. Spicae Lavandulae. Folia Diosmae. Folia Buchu. Formamidas Chlorali. Chloralamidum. Fructus Colocynthidis. Fructus Papaveris. Gallae. Gallas bisniulhicus basicus. Gelatina Oxydi zincici. Glandulae Lupuli. Glycerinuin. Glycerinum cum Amylo. Glycerinum cum Jodio fortius. Glutolum. Gossypium cum HydrochlorateChi- [nini. Guarana. Gummi arabicum. Hydrargyrum. Hydrargyrum cum Carbonate cal- [cico. Hydras Rutylchlorali. Hydras kalicus. Hydrochloras Chinini. Hydrobromas Scopolamini. Hydrochloras Cocaini. Hydrochloras Codeini. Hydrochloras Morphini. 1 Jydrochloras Pilocarpini. Ichthyolum. schröder, Receptuur. 3e druk Colocynthides. Poma Colocynthidis. Capita Papaveris. Capsulae Papaveris. Gallae quercinae. Dermatolum. Gelatina Zinci. Lupulinum. Principium dulceOleorum Scheelii. Unguentum Glycerini. Glycerinum cum Jodio causticum. Formalingelatine. Gossypium stypticum. Pasta Guarana. Gummi Acaciae. Gummi Mimosae. Argentum vivum. Mercurius vivus. Hydrargyrum cum Creta. Hydras Crotonchlorali. Lapis causticus. Murias Chinini. Hydrobromas Hyoscini. Murias Cocaini. Murias Codeini. Murias Morphini. Murias Pilocarpini. Sulfo-ichthyolas ammonicus. 32 Infusum Belladonnae oleosum. Infusum Hyoscyami oleosum. Infusum Sennae compositum. Itrolum. Jodetum hydrargyricum. Jodetum liydrargyrosum. Jodetum kalicum. Kamala. Kermes minerale. Kochinum. Lapis Cancrorum. Lapis divinus. Lignum santalinum. Linamentum. Linimentum Ammoniae. Linimentum Ammoniae camphora- [tum. Linimentum Terebinthinae compo- [situm. Liquor arsenicalis Fowleri. Liquor Kresoli saponatus. Lotio contra Pityriasin. Oleum Belladonnae. Oleum Hyoscyami. Aqua laxativa. Aqua laxativa viennensis. Citras argenticus. Deutojoduretum Hydrargyri. Mercurius jodatus ruber. Hydrargyrum bijodatum. Hydrargyrum jodatum rubrum. Protojoduretum Hydrargyri. Mercurius jodatus flavus. Hydrargyrum subjodatum. Hydrargyrum jodatum flavum. Hydrojodas Potassae. Glandulae Rottlerae. Oxysulfuretum stibicum. Tuberkulinum. Cancrorum lapides. Ocuü Cancrorum. Cuprum aluminatum. Rasura Ligni santalini rubri. Linteum carptum anglicum. Linimentum volatile. Sapo Ammoniae. Linimentum volatile can 1 phoratu n 1 Linimentum Stockes. Liquor Fowleri. Solutio arsenicalis Fowleri. Lysolum. Lotio cephalica. Lycopodium. Maceralio Carnis. Mei depuratum. Metadioxybenzolum. Methylsulfonalum. Methyl-acetaniliduni. Mixtura anticholerica. Mixtura vulneraria acida. Mucilago Amyli. Mucilago Gummi arabici. Mucilago Saleb. Mucilago Tragacanthae. Myrrha. Naphtholum. Nitras argenticus. Nitras argenticus in Bacillis. Nitras bismuthicus basicus. Pulvis Lycopodii. Semen Lycopodii. Pollen Lycopodii. Sulfur vcgetabile. Infusuni Carnis frigide paratum. Mei despumatum. Resorcinum. Trionalum. Exalginuni. Potio Bleekeri. Aqua vulneraria Thedeni. Decoctum Amyli. Mucilago Gummi Acaciae. Mucilago Gummi Mimosae. Dilatatio Saleb. Solutio Saleb. Decoctum Saleb. Mucilago Gummi Tragacanthae. Gummi Myrrhae. Gummi-resina Myrrhae. Iso-Naphtholum. j8-Naphtholum. Nitras Argenti. Crystalli Lunae. Nitras argenticus fusus (Ed. 111). Lapis infernalis. Causticum Iunare. Subnitras Bismuthi. Magisterium Bismuthi. Nitras Bismuthi. Nitras hydrargyroso-ammonicus ba- [sicus. Nitras kalicus. Mercurius solubilis Hahnemanni. Nitras Potassae. Nitrum depuratum. Nitrum tabulatum. 32* Nitras natricus. Nitras Strychnini. Nitris aelhylicus cum Spiritu. Oleum animale empyreumaticum [depuratum. Oleum Betulae empyreumaticum [depuratum. Oleum Cacao. Oleum Jecoris Aselli cum Benzoate [ferrico. Oleum Juniperi. Oleum Juniperi empyreumaticum. Oleum Myristicae. Oleum Myrti rectificatum. Oleum Nucis moschatae. Oleum Petrae. Oleum Pini sylvestris. Oleum Succini depuratum. Oleum Terebinthinae depuratum. Oleum Terebinthinae sulfuratum. Oxydum calcicum crudum. Oxydum cobalticum cum Terra si- [licea. Oxydum ferricum nativum. Oxydum hydrargyricum rubrum. Nitrum cubicum. Nitras strychnicus. Nitris aethylicus cum Alcohole. Spiritus Nitri dulcis. Aether nitricus alcoholicus. Aether nitrosus. Oleum Cornus Cervi depuratum. Oleum Dippelii. Oleum Betulae rectificatum. Oleum Rusci rectificatum. Butyrum Cacao. Oleum Jecoris Aselli ferratum. Oleum Fructuum Juniperi. Oleum cadinum. Oleum Nucistae. Myrtolum. Oleum Nucum moschatae expres- [sum. Petroleum. Oleum Foliorum Pini. Oleum Succini rectificatum. Oleum Terebinthinae rectificatum. BalsamumSulfuristerebinthinatum. Oxydum calcicum venale. Calx usta. Calx viva. Oxydum Cobalti cum Vitro. Smaltum. Lapis haematitis. Oxydum hydrargyricum (Ed. 111). Mercurius praecipitatus ruber. Hydrargyrum oxydatum rubrum. Oxydum hydrargyricum flavum. Oxydutn magnesicum. Oxydum plumbicum semivitreum. Mercurius praecipitatus flavus. Oxyduni hydrargyricum via hu[niida paratum. Magnesia usta. Magnesia calcinata. I.ythargyrum. Oxydum stibicum. Oxydum zincicum. Oxyjodetogallas bismuthicus. Oxysulfuretum stibicum. Paradioxybenzolum. Pasta Chloreti zinzici. Pasta Zinci salicylata. Permanganas kalicus. Pulvis Algarotti. Flores Zinci. Nihilum album. Lana philosophica. Airolum. Kermes minerale. Stibium sulfuratum rubrum. Hydrochinonum. Pasta escharotica. Causticum Canquoini. Pasta Zinci (Lassar). Chamaeleon minerale. Peroxydum manganicum nativum. Bioxydum manganicum nativum. Petala Rhoeados. Petala Rosae. Phenacetinum. Phenolum. Phenolum crudum. Phenolum liquefactum. Phosphas natricus. Pilulae aloëticae ferratae. Pilulae arsenicales. Flores (Papaveris) Rhoeados. Flores Rosarum (rubrarum). Acetyl-paraphenetidine. Oxaethyl-acetanilidum. Pheninum. Acidum phenylicum. Acidum carbolicum. Acidum carbolicum crudum. Acidum carbolicum liquidum. Phosphas natricus cum Aqua. Sal mirabile perlatum. Phosphas Sodae. Pilulae italicae nigrae. Pilulae asiaticae. Pilulae Chloreti hydrargyrici. Pilulae Colocynthidis aloëticae. Pilulae Hellebori et Myrrhae. Pilulae Hydrargyri. Pilulae Jodeli ferrosi. Pilulae Myrrhae aloëticae. Piperazinum. Pulpa Tamarindorum cruda. Pulveres aërophori laxantes. Pilulae Dzondii. Pilulae Cochiae. Pilulae tonicae Bacheri. Pilulae coeruleae. Pilulae Blancardi. Pilulae Rufi. Piperazidinum. Diaethyleendiaminum. Fructus Tamarindi. Pulveres Seidlitzenses. Pulvis Acidi salicylici cum Talco. Pulvis salicylicus cum Talco. Pulvis antisudorificus. Pulvis antacidus Pulvis Cretae camphoratus. Pulvis Florum Pyrethri. Pulvis gummosus. Pulvis Hydrargyri gummosus. Pulvis Opii compositus. Pulvis salinus compositus. Pyoktaninum (coeruleum). Pulvis terrestris. Pulvis dentifricius camphoratus. Pulvis insecticidus. Pulvis Florum chrysanthemi. Pulvis diatragacanthae. Pulvis mercurialis Plenckii. Pulvis Doveri. Pulvis Ipecacuanhae cum Opio. Pulvis Ipecacuanhae opiatus. Pulvis antispasmodicus. Methylviolet. Pyrophosphas fcrrictis cum Citrate [ammonico. Pyrophosphas ferricus citrico-am[moniacalis. Pyrogallolum. Radix Consolidac majoris. Radix Helenii. Radix Liquiritiae. Acidum pyrogallicum. Radix Symphyti. Radix Enulae. Radix Inulae. Radix Glycyrrhizae. Radix Rhei. Resina Pini. Resina Podophylli. Rhizoma Calami. Rhizoma Filicis. Rhizoma Graminis. Rhizoma Zingiberis. Saccharas ferricus. Saccharinum. Saccharolatum Carrageen. Saccharolatum Lichenis islandici. Saccharolatum Lichenis islandic [desamarati Salicylas Antipyrini. Salicylas naphthylicus. Salicylas natricuscum Theobromim [natrio Salicylas phenylicus. Salicylas Physostigmini. Sapo aromaticus. Sapo aromaticus solidus. Scammonium. Semen Abri. Semen Myristicae. Semen Physostigmatis. Semen Ricini. Radix Rhei sinensis. Radix Rhei indici. Resina communis. Resina flava. Röina burgundica. Podophyllinum. Radix Calami aromatici. Radix Filicis (maris). Radix Craminis. Radix Zingiberis. Ferrum oxydatum saccharatum. Glusidum. Carrageen saccharatus. Lichen islandicus saccharatus. i Lichen islandicus saccharatus desa- [maratus Salipyrinum. Betolum. 3 Diuretinum. Salolum. Salicylas Eserini. Balsamum Opodeldoch. Balsamum Opodeldoch solidum. Gummi-resina Scammoniae. Semen Abri precatorii. Semen Jequirity. Nux moschata. Semen Calabar. Semen Cataputiae majoris. Semen Strychni. Sirupus Aurantiorum. Sirupus Florum Aurantii. Sirupus Jodeti ferrosi. Sirupus Menthae piperitae. Sirupus Papaveris. Sirupus Rhoeados. Sirupus Sarsaparillae compositus. Solutio Acetatis aluminici Burowii Solutie Acetatis ammonici. Solutio Acetatis ferrici. Solutio Acetatis kalici. Solutio Acetatis plumbici hasici. Solutio Ammoniae spirituosa. Solutio Ammoniae spirituosa ani- [sata Solutio arscnicalis Clementis. Solutio Camphorae oleosa. Solutio Camphorae spirituosa Solutio Carbonatis ammonici pyro[animalis. Nux vomica. Sirupus Corticum Aurantiorum. Sirupus Naphae. Sirupus Jodureti Ferri. Sirupus Menthae. Sirupus Papaveris albi. Sirupus Papaveris Rhoeados. Rob antisyphiliticus. . Liquor Burowii. Acetas ammonicus liquidus. Spiritus Minderen' Liquor Ferri acetici. Acetas kalicus liquidus. Liquor Kali acetici. Acetas Potassae liquidus. Liquor Terrae foliatae Tartari. Acetas plumbicus liquidus. Acetas plumbicus tribasicus. Acetum Plumbi. Acetum Lithargyri. Extractum Saturni. Spiritus Ammoniae causticae [Dzondii. Solutio ammoniaci alcoholico-aniSpiritus Ammoniae anisatus. [sata. Liquor Ammoniae anisatus. Liquor Clementis. Oleum camphoratum. Tinctura Camphorae. Spiritus Vini camphoratus. Solutio Sesquicarbonatis ammonici [pyroanimalis. Carbonas ammonicus pyroanimalis [liquidus. Spiritus Cornus Cervi. Solutio Chloreti ferrici. Solutio Chloreti stibici. Solutio Chlorii. Solutio Chloroformi aquosa. Solutio Ferri albuminata. Solutio Ferri pomata. Solutio Formaldehydi. Solutio Gummi plastici in chloro [fornic Solutio gummosa. Solutio Hydratis calcici. Solutio Hydratis ferrici dialysata. Solutio Hydratis kalici. Solutio Hypochloritis natrici. Solutio Jodii spirituosa. Solutio Lugoli. Solutio Phenoli. Solutio Picis concentrata. Solutio Phosphori aetherea. Solutio Pyrophosphatis natrico-fer- frici. Chloreti ferrici Solutio. Liquor Ferri sesquichlorati. Liquor stypticus. Chloreti stibici Solutio. Butyrum Antimonii. Aqua chlorata. Acidurn muriaticum oxygenatum. Aqua chloroformata. Aqua Chloroformi. Solutio Albuminatis ferrici dialy- [sata. Tinctura Ferri pomata. Formalinum. Formolum. - Traumaticinum. Aqua gummosa. Mixtura gummosa. Potio gummosa. Aqua Calcis. Oxydum ferricum dialysatum li- — [quidum. Potassa liquida. Liquor Kali caustici. Liquor Labarraquii. Solutio Jodii alcoholica. Tinctura Jodii. Jodii tinctura. Solutio Jodeti kalici cum Jodio. Aqua phenolata. Aqua Picis concentrata. Solutio Picis alcalina. Aether phosphoratus. Naphtha phosphorata. Solutio Leras. Sol utio Saccharatis ferrici aromatics Solutio Succinatis atnmonici pyro[animalis Solutio Trimethylamini. Species antasthmaticae. Species emollientes. Species laxantes. Spiritus aromaticus. Spiritus aromaticus ammoniacalis. Spiritus Mastiches compositus. Spiritus polyaroniaticus. Spiritus trauniaticus. Stigmata Croci. Styrax liquidus. Succinum. SuccusCaricae Papayae inspissatus, SulfasaethylicusaciduscumSpiritu Sulfas baryticus. Sulfas Bebeerini. Sulfas Cinchonini. Sulfas Chinini. Sulfas cupricus. Tinctura Ferri aromatica. Succinas ammonicus pyroanimalis [liquidus. Spiritus Cornus Cervi succinatus. Trimethylaminum. Folia Stramonii nitrata. Species ad Cataplasma. Species laxantes St. Germain. Spiritus carminativus. Spiritus Salis volatilis oleosus. Spiritus matricalis. Balsamum Fioraventi. Aqua vulneraria. Crocus. Storax liquidus. Ambra flava. Electn.: m. Papayinitm. Sulfas aethylicus acidus cum AlcoAlcohol sulfuricus acidus. [hole. Elixir acidtim Halleri. Spathum ponderosum. Sulfas Nectandrini. Sulfas Buxini. Sulfas cinchonicus basicus. Sulfas chinicus basicus. Sulfas cupricus cum Aqua. Sulfas Cupri. Vitriolum coeruleum. Cuprum vitriolatum. Sulfas ferrosus. Sulfas ferrosus exsiccatus. Suifas kalicus. Sulfas kalico-aluminicus. Sulfas kalico-aluminicus exsiccatus. Sulfas magnesicus. Sulfas Morphini. Sulfas natricus. Sulfas Physostigmini. Sulfas zincicus. Sulfidum hypostibiosum. Sulfidum stibicum. Sulfidum stibiosum nativum. Sulfur depuratum. Sulfur praecipitatum. Sulfur sublimatum. Sulfur vulgare. Sulfureturn calcicum. Sulfas ferrosus cum Aqua. Sulfas Ferri. Vitriolum viride. Vitrioluni Martis. Vitriolum ad albedinum exsiccatum. Sulfas Potassae. Arcanum duplicatum. Sal polychrestus (Glaseri). Tartarus vitriolatus. Sulfas aluminico-kalicus cum Aqua. Alumen. Aluinen ustum. Alumen calcinatum. Sal anglicus. Sal amarus. Sal ebshamensis. Sal catharticus. Sulfas morphicus. Sulfas Sodae. Sal mirabilis Glauberi. Sulfas Eserini. Vitriolum Zinci. Vitriolum album. Stibium sulfuratum nigrum. Stibium sulfuratum aurantiacum. Sulfur auratum Antimonii. Antimonium crudum. Flores Sulfuris puri. Sulfur lotum. Flores Sulfuris loti. Lac Sulfuris. Flores Sulfuris. Sulfur sublimatum venale. Sulfur in baculis. Hepar Sulfuris calcareum. Sulfuretum hydrargyricum rubrum. Sulfiiretum Hydrargyricum ct Sul[fidum stibiosum. Sulfuretum hydrargyricum etSulfur Talcum. Tannalbuminum. Tannigenum. Tanninum. Tartarus boraxatus. Tartras kalico-ferratus. Tartras kalico-natricus. Tartras kalico-stibicus. Tartras kalicus. Tartras kalicus acidus. Cinnaber. Sulfuretum hydrargyricum et stiAethiops antinionialis. [bicum. Aethiops mineralis. Aethiops mercurialis. Talcum venetum. Tannalbinum. Acetyltanninum. Acidum tannicum. Principium scytodepsicum. Cremor Tartari solubilis. Borax tartarisatus. Tartarus chalybeatus. Tartras Potassae et Sodae. Soda tartarisata. Tartarus natronatus. Sal Seignetti. Tartarus emetieus. Tartarus stibiatus. Tartras Potassae. Tartarus tartarisatus. Hydrotartras kalicus. Bitartras kalicus. Bitartras Potassae. Tartarus depuratus. Supertartras Potassae. Cremor Tartari depuratus. Crystalii Tartari. Terebinthina veneta. Acidum silicicum anhydricum. Hyposulfis natricus. Acidum thymicum. Solutio Acetatis ferrici aethcrea. Aconiti Tinctura. Terebinthina laricina. Terra silicea. Thiosulfas natricus. Thymolum. Tinctura Acetatis ferrici aethcrea. Tinctura Aconiti. Tinctura amara. Tinctura Belladonnae. Tinctura Canthariduni. Tinctura Chinae composita. Tinctura Colchici. Tinctura Digitalis. Tinctura Ferri cydoniata. Tinctura Guajaci amnioniacalis. Tinctura Hyoscyami. Tinctura Lobeliae. Tinctura nervina Bestucheffi. Tinctura Opii. Tinctura Opii benzoïca. Tinctura Opii crocata. Tinctura Pyrethri composita. Tinctura Rhei aquosa. Tinctura Sennae composita. Tinctura Strophanti. Tinctura Strychni. Trisulfuretum kalicum. Trochisci Santonini. Ungucntum Acetatis plumbici. Tinctura Gentianae composita. Belladonnae Tinctura. Cantharidis Tinctura. Tinctura composita Whytii. Elixir roborans Whytii. Colchici Tinctura. Digitalis Tinctura. Tinctura Martis cydoniata. Tinctura Guajaci volatilis. Hyoscyami Tinctura. Lobeliae Tinctura. Alcohol sulfurico-aethereus Ferri. Opii Tinctura. Opii Tinctura benzoïca. Elixir paregoricum. Tinctura Opii camphorata. Opii Tinctura crocata. Landanum liquidum Sydenhami (loco Vinum Opii Aromaticum Ed. III). Tinctura odontalgica Walkeri. Infusum Rhei aquosum. Anima Rhei. Elixir Salutis. Strophanti Tinctura. Tinctura Nucis vomicae. Strychni Tinctura. Hepar Sulfuris. Trochisci santonici. Trochisci ad Vermes. Tritum. Unguentum Acetatis plumbici basici. Unguentum Argenti colloïdalis. Unguentum Carbonatis plumbici. Unguentum Carbonatis plumbici [camphoratum. Unguentum Chloreti hydrargy[rico-ammonici. Unguentum Elemi. Unguentum Hydrargyri. Unguentum laurinum. Unguentum Mezerei. Unguentum Nitratis argentici com[positum. Unguentum Nitratis hydrargyrici. Unguentum Oxydi cobaltici. Unguentum Oxydi hydrargyrici [rubri. Unguentum Oxydi hydrargyrici [flavi. Unguentum Oxydi hydrargyrici [fusci. Unguentum Oxydi zincici nativi. Unguentum Picis. Unguentum Picis compositum. Unguentum resinosum flavum. Unguentum simplex. Unguentum nutritum. Unguentum Crédé. Unguentum album simplex. Unguentum album camphoratum. Unguentum Cerussae camphora- [tum. Unguentum Mercurii praecipitati [albi. Balsamum Arcaei. Unguentum neapolitanum. Unguentum mercuriale. Unguentum cinereuin. Unguentum nervinum. Unguentum de Garou. Unguentum Killrothii. Unguentum citrinum. Unguentum defensivum coeru- [leum. Unguentum ophthalmicum ru- [brum. Unguentum Mercurii praecipitati [rubri. Unguentum ophthalmicum flavum. Unguentum Paggenstecheri. U ngu en tu m ophthalm icu 111 fuscu 111. Unguentum Lapidis calaminaris. Unguentum basilicum. Unguentum contra Tineam Ca- Ipitis. Unguentum Althaeae. Unguentum emolliens. Ceratum simplex. Unguentum sulfuratum composi [tu in Unguentum Tartratis kalico-stibici Unguentum terebinthinaceum. Vaselinum album. Vinum amarum. Vinum Colchici. Vinum Opii. Vinum Rhamni Purshianae. Vinum Scillae. Vinum stibiatum. Vinum Tartratis kalici ferrati. - Unguentum Viennense. . Unguentum ad Scabiem. . Unguentum Autenriethii. Balsamum Locatelli. Vaselinum. Adeps Petrolei. Elixir viscerale Hoffmanni. Vinum seminum Colchici. Tinctura Opii vinosa. Vinum Cascara Sagrada. Vinum scilliticum. Vinum emeticum. Stibiatum Vinum. Vinum ferratum. Tinctura Ferri tartarisata. ALFABETISCHE LIJST DHR SYNONIEMEN. OFFICINALE NAMEN. OFFICIEELE NAMEN. Acetas ammonicus liquidus. Acetas kalicus liquidus. Acetas niorphicus. Acetas Plumbi. Acetas plumbicus liquidus. Acetas plumbicus tribasicus. Acetas Potassae. Acetas Potassae liquidus. Acetas Sodae. Acetum. Acetum antisepticum. Acetum Lithargyri. Acetum Plumbi. Acetum pyrolignosum. Acetum scilliticum. Acetum squilliticuni. Acetyltanninum. Acidum aceticum concentratum. Acidum acetosalicylicum. Acidum agaricinicum. Acidum boracicum. Acidum borussicum. Acidum carbolicum. Acidum carbolicum crudum. Acidum carbolicum liquidum. Acidum chloraceticum. Solutio Acetatis animonici. Solutio Acetatis kalici. Acetas Morphini. Acetas plumbicus. Solutio Acetatis plumbici basici. Solutio Acetatis plumbici basici. Acetas kalicus. Solutio Acetatis kalici. Acetas natricus. Acidum aceticum dilutum. Acetum aromaticum. Solutio Acetatis plumbici basici. Solutio Acetatis plumbici basici. Acetum pyrolignosum depuratum. Acetum Scillae. Acetum Scillae. Tannigenum. Acidum aceticum glaciale. Aspirinum. Agaricinum. Acidum boricum. Acidum hydrocyanicum. Phenolum. Phenolum crudum. Phenolum liquefactum. Acidum trichloraceticum. Acidum Coerulei berolinensis. Acidutn muriaticum. Acidum muriaticum dilutum. Acidum muriaticum oxygenatum. Acidum nitricum crudum. Acidum nitroso-muriaticum. Acidum phenylicum. Acidum prussicum. Acidum pyrogallicum. Acidum pyrolignosum crudum. Acidum pyrolignosum rectificatum. Acidum silicicum anhydricum. Acidum sulfuricum anglicum. Acidum sulfuricum commune. Acidum tannicum. Acidum thymicum. Acidum Vitrioli. Aconiti Tinctura. Adeps benzoatus. Adeps petrolei. Aës. Aether aceticus. Aether bromatus. Aether chloratus. Aethêr nitricus alcoholicus. Aether nitrosus. Aether phosphoratus. Aether sulfuricus. Aether sulfuricus alcoholicus. Aethiops antimonialis. Aethiops mercurialis. Aethiops mineralis. Aïrolum. Alcali minerale. Alcali vegetabile. Alcali volatile. Alcaloïdea Corticis Chinae. schröder, Receptuur, 3e druk. Acidum hydrocynanicum. Acidum hydrochloricum. Acidum hydrochloricum dilutum. Solutio Chlorii. Acidum nitricum venale. Acidum chloro-nitrosum. Phenoluni. Acidum hydrocyanicum. Pyrogallolum. Acetum pyrolignosum crudum. Acidum aceticum. Terra silicea. Acidum sulfuricum. Acidum sulfuricum. Tanninum. Thymolum. Acidum sulfuricum. Tinctura aconiti. Adeps suillus benzoatus. Vaselinum album. Cuprum. Acetas aethylicus. Brometum aethylicum. Chloretum aethylicum. Nitris aethylicus cum Spiritu. Nitris aethylicus cum Spiritu. Solutio Phosphori aetherea. Aether. Aether cum Spiritu. Sulfuretum hydrargyricum et Sul[fidum stibiosum. Sulfuretum hydrargyricum et [Sulfur. Sulfuretum hydrargyricum et ISulfur. Oxyjodetogallas bismuthicus. Carbonas natricus. Carbonas kalicus. Carbonas ammonicus. Chinetum. 33 Alcohol. Alcohol sulfurico-aethereus Ferri Alumen. Alumen calcinatum. Alumen ustum. Aluminium acetico-tartaricum. Ambra alba. Ambra flava. Ammonia. Amylum. Analgesinum. Anima Rhei. Anodynum. Antifebrinum. Antimonium crudum. Aqua Calcis. Aqua chlorata. Aqua chloroformata. Aqua chloroformi. Aqua Ciaoi. Aqua coïs. Aqua Corticum Aurantiorum. Aqua depurata. Aqua fortis. Aqua Goulardi. Aqua gummosa. Aqua hepatica. Aqua hydrosulfurata. Aqua hydrothionica. Aqua Iaxativa. Aqua Naphae. Aqua phenolata. Aqua Picis concentrata. Aqua regia. Aqua vegeto-mineralis Goulardi. Aqua vulneraria. Aqua vulneraria Thedeni. Spiritus fortior. Tinctura nervina Bestucheffi. Sulfas kalico-aluminicus. Sulfas kalico-aluminicus exsiccatus. Sulfas kalico-aluminicus exsiccatus- Aceto-tartras aluminicus. Cetaceum. Succinum. Ammonia liquida. Amylum Oryzae. Antipyrinum. Tinctura Rhei aquosa. Antipyrinum. Acetaniliduni. Sulfidum stibiosum nativum. Solutio Hydratis calcici. Solutio Chlorii. Solutio Chloroformi aquosa. Solutio Chloroformi aquosa. Aqua cinnamomi. Aqua communis. Aqua Aurantiorum. Aqua destillata. Acidum nitricum venale. Aqua Plumbi Goulardi. Solutio gummosa. Acidum hydrosulfuricum Aqua [solutum. Acidum hydrosulfuricum Aqua [solutum. Acidum hydrosulfuricum Aqua [solutum. Infusum Sennae compositum. Aqua Florum Aurantii. Solutio Phenoli. Aqua Picis alcalina. Acidum chloro-nitrosum. Aqua Plumbi Goulardi. Spiritus traumaticus. Mixtura vulneraria acida. Caphura. Capita Papaveris. Capsulae Papaveris. Carbo animale. Carbonas Ammoniae. Carbonas ammonicus pyroanimalis [liquidus. Carbonas et Hydras magnesicus. Carbonas et Hydras plumbicus. Carbonas Potassae. Carbonas Potassae completum. Carbonas Sodae. Carbonas Sodae completum. Carrageen saccharatus. Cascara Sagrada. Causticum Canquoini. Causticum lunare. Ceratum Aeruginis. Ceratum simplex. Cerussa. Chamaeleon minerale. Charta antirheumatica. China calisaya. China fusca. China grisea. China liquida. China regia. China rubra. Chloraethyl. Chloralamidum. Chloreti ferrici solutio. Chloretum Calcis (Ed. I). Chloretum hydrargyricum et ami[didum hydrargyricum. Chloretum sodae. Chloroformylum. Cinnaber. Clysma nutriens. Colchici tinctura. Collemplastrum. Camphora. Fructus Papaveris. Fructus Papaveris. Carbo Ossium. Carbonas ammonicus. Soluto Carbonatis ammonici pyroanimalis. Carbonas magnesicus. Carbonas plumbicus. Carbonas kalicus. Bicarbonas kalicus. Carbonas natricus. Bicarbonas natricus. Saccharolatum Carrageen. Cortex Rhamni Purshianae. Pasta Chloreti zincici. Nitras argenticus in bacillis. Emplastrum Gratiae Dei viride. Unguentum simplex. Carbonas plumbicus. Permanganas kalicus. Charta resinosa. Cortex Chinae calisayae. Cortex Chinae fuscus. Cortex Chinae fuscus. Extractum Chinae liquidum. Cortex Chinae calisayae. Cortex Chinae ruber. Aether chloratus. Formamidas Chlorali. Solutio Chloreti ferrici. Hypochloris calcicus. Chloretum hyd rargyri co-am m on i- [cum. Chloretum natricum. Chloroformum. Sulfuretum hydrargyricum rubrum Clysma e Carne cruda. Tinctura Colchici. Emplastrum adhaesivum. Collargolum. Collodium elasticum. Colocynthides. Comu Cervi ustiini nigrum. Cortex Aurantiorum. Cortex Chinae griseus. Cortex Chinae regius. Cortex Frangulae. Cortex Granatorum. Cortex peruvianus. Cortex radicis Granati. Cortex Salicis albae. Cortex Syzygii Jambolani. Crenior Tartari solubilis. Creta praeparata. Crocus. Crystalli Lunae. Crystalli Tartari. Cuprum aluminatum. Cuprum vitriolatum. Cyanetum kalico-ferricum. Cyanetum kalico-ferrosum. Cyanetum zincico-ferrosum. Decoctum album Sydenhami. Decoctum Amyli. Decoctum Saleb. Decoctum Zittmanni fortius. Dermatolum. Deutochloruretum Hydrargyri. Deutojoduretum Hydrargyri. Digitalis Tinctura. Dilatatio Saleb. Dithymol-dijodide. Diuretinum. Duotalum. Ebur ustum. Electrum. Electuarium lenitivum. Electuarium Sennae cum Pulpis. Argentum colloidale. Collodium cum Oleo Ricini. Fructus Colocynthidis. Carbo Ossium. Cortex Fructus Aurantii. Cortex Chinae fuscus. Cortex Chinae calisayae. Cortex Rhamni Frangulae. Cortex Fructus Granati. Cortex Chinae. Cortex Granati. Cortex Salicis. Cortex Syzygii. Tartarus boraxatus. Carbonas calcicus. Stigmata Croci. Nitras argenticus. Tartras kalicus acidus. Lapis divinus. Sulfas Cupricus. Ferricyanetum kalicum. Ferrocyanetum kalicum. Ferrocyanetum zincicum. Decoctum Cornus Cervi compoMucilago Amyli. [situm. Mucilago Saleb. Decoctum Sarsaparillae composiGallas bismuthicus basicus. [tum. Chloretum hydrargyricum. Jodetum hydrargyricum. Tinctura Digitalis. Mucilago Saleb. Aristolum. Salicylas natricus cum Theobro[mino natrio. Carbonas Guajacoli. Carbo Ossium. Succinum. Electuarium Sennae compositum. Electuarium Sennae compositum. Elixir acidum Halleri. Elixir paregoricum. Elixir Proprietatis. Elixir Salutis. Elixir viscerale Hoffmanni. Elixir Vitrioli Mynsichti. Emplastrum adstringens. Emplastrum cephalicuni. Emplastrum Cicutae. Emplastrum defensivum coeruleum. Emplastrum Diachylon cum Gummi. Emplastrum Diapalmae. Emplastrum foetidum. Emplastrum Lythargyri. Emplastrum mercuriale. Emplastrum Oxydi plumbici semi- [vitrei. Emplastrum Plumbi. Emplastrum resinosum. Emplastrum stomachicum. Emplastrum vesicatorium. Ergotinum (Bonjean). Ergotinum Wernich. Exalginum. Extractum Aconiti spirituosum. Extractum Belladonnae spirituosum. Extractum Calabar. Extractum Catechu. Extractum catholicum. Extractum Cascara Sagrada. Extractum Cicutae. Extractum Cinae (aethereum). Extractum Cinchonae liquidum in [vacuo paratum. Extractum Conii spirituosum. Extractum Corticis peruviani. Extractum haemostaticum. Extractum Hyoscyami spirituosum. Extractum Nucis vomicae. Extractum seminis Santonici. Sulfas aethylicusaciduscumSpiritu. Tinctura Opii benzoica. Tinctura Aloës composita. Tinctura Sennae composita. Vinum amarum. Tinctura acida aromatica. Emplastrum resinosum rubrum. Emplastrum opiatum. Emplastrum Conii. Emplastrum Oxydi cobaltici. Emplastrum gumniosum. Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum Asae foetidae. Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum Hydrargyri. Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum Oxydi plumbici. Emplastrum adhaesivum. Emplastrum aromaticum. Emplastrum Cantharidum. Extractum Secalis cornuti. Extractum Secalis cornuti dialysaMethylacetanilidum. [tum. Extractum Aconiti. Extractum Belladonnae. Extractum Physostigmatis. Catechu depuratum. Extractum Rhei compositum. Extractum Rhamni Purshianae Extractum Conii. [liquidum. Extractum Santonici. Extractum Chinae liquidum de Vrij. Extractum Conii. Extractum Chinae. Extractum Secalis cornuti. Extractum Hyoscyami. Extractum Strychni. Extractum Santonici. Farina Lini. Fel bovinum inspissatum. Ferrum alcoholisatum. Ferrum Hydrogenii reductum. Ferrum ope Hydrogenii reductum Ferrum oxydatum saccharatum. Ferrum pulverisatum. Ferrum sesquichloratum. Flores Benzoës. Flores Cinae. Flores Kousso. Flores martiales. Flores Rhoeados. Flores Rosarum. Flores Salis ammoniaci. Flores Salis ammoniaci martiales. Flores Salis ammoniaci volatiles. Flores Sulfuris loti. Flores Sulfuris puri. Flores sulfuris venales. Flores Zinci. Folia Buchu. Folia Diosmae. Folia Stramonii nitrata. Formalinum. Formolum. Fructus Colocynthidis. Fructus Cubebae. Fructus Tamarindi. Gallae quercinae. Gaz Ammoniae Aqua solutum. Geffium. Gelatina Zinci. Glandulae Rottlerae. Glusidum. Glycerinum cum Jodio causticum. Gossypium stypticum. Gummi Acaciae. Gummi Aloës. Farina Placentarum Lini. Fel Tauri inspissatum. Ferrum pulveratum. Ferrum reductum. Ferrum reductum. Saccharas ferricus. Ferrum pulveratum. Chloretum ferricum. Acidum benzoïcum. Semen Cinae. Flores Koso. Chloretum ferricum et Chloretum Petala Rhoeados. [ammonicum. Petala Rosae. Chloretum ammonicum. Chloretum ferricum et Chloretum [ammonicum. Carbonas ammonicus. Sulfur depuratum. Sulfur depuratum. Sulfur sublimatum. Oxydum zincicum. Folia Bucco. Folia Bucco. Species antasthmaticae. Solutio Formaldehydi. Solutio Formaldehydi. Colocynthides. Cubebae. Pulpa Tamarindorum cruda. Gallae. Ammonia liquida. Acidum arsenicosum. Gelatina Oxydi zincici. Kamala. Saccharinum. Glycerinum cum Jodio fortius. Gossypium cum Hydrochlorate Gummi Arabicum. [Chinini. Aloë. Gunimi Benzoës. Gummi Elemi. Gummi Mimosae. Gummi Myrrhae. Gummi-resina Ammoniacum. Gummi-resina Myrrhae. Gummi-resina Scammoniae. Guttae (febrifugae) Fowleri. Guttapercha alba in Bacillis. Guttae lithontripticae (Durande). Hepar Antimonii calcareum. Hepar Sulfuris. Hepar Sulfuris calcareum. Hydrargyrum bijodatum. Hydrargyrum chloratum mite. Hydrargyrum cum Creta. Hydrargyrum subjodatum. Hydras Crotonchlorali. Hydrobromas Hyoscini Hydrocarbonas kalicus. Hydrocarbonas natricus. Hydrochinonum. Hydrochloras chinicus. Hydrochloras morphicus. Hydrojodas Potassae. Hydrotartras kalicus. Hyoscyami Tinctura. Hyposulfis natricus. Ichthyolum. Infusum Carnis frigide paratum. Infusum Rhei aquosum. Joodaethyl. Iso-naphtolum. Kermes minerale. Koussinum. Kreosotalum. Lac Sulfuris. Lana philosophica. Lanolinum. Lanolinum anhydricum. Benzoë. Elemi. Gummi arabicum. Myrrha. Ammoniacum. Myrrha. Scammonium. Liquor arsenicalis Fowleri. Guttapercha depurata. Aether terebinthinatus. Sulfostibias calcicus. Trisulfuretum kalicum. Sulfuretum calcicum. Jodetum hydrargyricum. Chloretum hydrargyrosum. Hydrargyrum cum Carbonate cal- Jodetum hydrargyrosum. [cico. Hydras Butylchlorali. Hydrobromas Scopolamini. Bicarbonas kalicus. Bicarbonas natricus. Paradioxybenzolum. Hydrochloras Chinini. Hydrochloras Morphini. Jodetum kalicum. Tartras kalicus acidus. Tinctura Hyoscyami. Thiosulfas natricus. Sulfo-ichthyolas ammonicus. Maceratio Carnis. Tinctura Rhei aquosa. Aether jodatus. Naphtoluin. Oxysulfuretum stibicum. Kosinum. Carbonas Kreosoti. Sulfur praecipitatum. Oxydum zincicum. Adeps Lanae cum Aqua. Adeps Lanae. Lapis causticus. Lapis haematitis. Lapis infernalis. Laudanum liquidum Sydenhami. Laudanum purum. Lichen Carraghenicus. Lichen islandicus saccharatus. Lichen islandicus saccharatus des[amaratus. Limatura Ferri. Limatura Martis. Linimentum Radlauer. Linimentum Stockes. Linimentum volatile. Linimentum volatile camphoratum. Linteum carptum anglicum. Liquor Ammoniae anisatus. Liquor anodynus Hoffmanni. Liquor anodynus mineralis Hoff- [manni. Liquor Burowi. Liquor Clementis. Liquor Ferri acetici. Liquor Ferri sesquichlorati. Liquor Fowleri. Liquor hollandicus. Liquor kali acetici. Liquor kali arsenicosi. Liquor kali caustici. Liquor Labarraquii. Liquor stypticus. Liquor Terrae foliatae tartari. Lithargyrum. Lobeliae Tinctura. Lotio cephalica. Lupulinum. Lysolum. Hydras kalicus. Oxydum ferricum nativum. Nitras argenticus in Bacillis. Tinctura Opii crocata. Opium. Carrageen. Saccharolatum Lichenis islandici. Saccharolatum Lichenis islandici [desamarati. Ferrum pulveratum. Ferrum pulveratum. Collodium salicylatum. i) Linimentum Terebinthinae compoLinimentum Ammoniae. [situm. Linimentum Ammoniae campho- [ratum. Linamentum (Engelsch Pluksel). Solutio Ammoniae spirituosa aniAether cum Spiritu. [sata. Aether cum Spiritu. Solutio acetatis aluminici Burowi. Solutio arsenicalis Clementis. Solutio Acetatis ferrici. Solutio Chloreti ferrici. Liquor arsenicalis Fowleri. Aethylenum chloratum. Solutio Acetatis kalici. Liquor arsenicalis Fowleri. Solutio Hydratis kalici. Solutio Hypochloritis natrici. Solutio Chloreti ferrici. Solutio Acetatis kalici. Oxydum plumbicum semivitreum. Tinctura Lobeliae. Lotio contra Pityriasin. Glandulae Lupuli. Liquor Kresoli saponatus. ') Het praeparaat van het Supplement. Magisterium Bismuthi. Magnesia alba. Magnesia calcinata. Magnesia nigra. Magnesia usta. Mei despumatum. Mercurius dulcis. Mercurius jodatus flavus. Mercurius jodatus ruber. Mercurius praecipitatus albus. Mercurius praecipitatus flavus. Mercurius praecipitatus ruber. Mercurius solubilis Hahnemanni. Mercurius sublimatus corrosivus. Mercurius vivus. Metozinum. Migraeninum. Mixtura gummosa. Mixtura oleoso-balsainica. Mucilago Gummi acaciae. Mucilago Gummi mimosae. Mucilago Gummi Tragacanthae. Murias Ammoniae (depuratum). Murias Ammoniae ferrugineus. Murias aurico-natricus. Murias Calcis. Murias Chinini. Murias Cocaini. Murias Codeini. Murias deutoxydi Hydrargyri. Murias Ferri. Murias ferro-ammoniacalis. Murias Hydrargyri oxydati. Murias Hydrargyri oxydulati. Murias Morphini. Murias protoxydi Hydrargyri. Nitras bismuthicus basicus. Carbonas magnesicus. Oxydum magnesicum. Peroxydum manganicum nativum. Oxydum magnesicum. Mei depuratum. Chloretum hydrargyrosuni. Jodetum hydrargyrosum. Jodetum hydrargyricum. Chloretum hydrargyrico-ammoni- [cum. Oxydum hydrargyricum flavum. Oxydum hydrargyricum. Nitras hydrargyroso-ammonicus [basicus. Chloretum hydrargyricum. Hydrargyrum. Antipyrinum. Citras Antipyrino-Coffeini. Solutio gummosa. Balsamum Vitae Hoffmanni. Mucilago Gummi arabici. Mucilago Gummi arabici. Mucilago Tragacanthae. Chloretum ammonicum. Chloretum ferricum et Chloretum [ammonicum. Chloretum aurico-natricum. Chloretum calcicum. Hydrochloras Chinini. Hydrochloras Cocaini. Hydrochloras Codeini. Chloretum hydrargyricum. Chloretum ferricum. Chloretum ferricum et Chloretum [ammonicum. Chloretum hydrargyricum. Chloretum hydrargyrosum. Hydrochloras Morphini. Chloretum hydrargyrosum. Murias Sodae. Murias Zinci. Muscae hispanicae. Myrtolum. Naphta Aceti. Naphta phosphorata. Naphtolsulfonzuur Aluminium. P-Naphtholiim. Nihilum album. Nitras Argenti. Nitras argenticus fusus. Nitras Bismuthi. Nitras Potassae. Nitras strychnicus. Nitris aethylicus cum Alcohole. Nitrum cubicum. Nitrum depuratum. Nitrum tabulatum. Nuclei amygdalarum. Nux moschata. Nux vomica. Oculi Cancrorum. Oleïnum. Oleum Belladonnae. Oleuni Betulae rectificatum. Oleum cadinum. Oleum Cajaputi rectificatum. Oleum camphoratum. Oleum Cicutae. Oleum Cornus Cervi depuratum. Oleum Dippelii. Oleum Foliorum Pini. Oleum Fructuum Juniperi. Oleum Hyoscyami. Oleum Jecoris Aselli ferratum. Oleum Laurinum. Oleum Macis. Chloretum natricum. Chloretum zineicum. Cantharides. Oleum Myrti rectificatum. Acetas aethylicus. Solutio Phosphori aetherea. Alumnolum. Naphtholum. Oxydum zincicum. Nitras argenticus. Nitras argenticus in Bacillis. Nitras bismuthicus basicus. Nitras kalicus. Nitras Strychnini. Nitris aethylicus cum Spiritu. Nitras natricus. Nitras kalicus. Nitras kalicus. Amygdalae. Semen Myristicae. Semen Strychni. Lapides Cancrorum. Acidum oleïnicum. Infusum Belladonnae oleosum. Oleum Betulae empyreumaticum [depuratum. Oleuni Juniperi empyreumaticum. Oleum Cajaputi depuratum. Solutio Camphorae oleosa. Infusum Conii oleosum. Oleum animale empyreumaticum [depuratum. Oleum animale empyreumaticum [depuratum. Oleum Pini sylvestris. Oleum Juniperi. Infusum Hyoscyami oleosum. Oleuni Jecoris Aselli cum BenOleum Lauri. [zoate ferrico. Oleum Macidis. Oleum Menthae piperitidis. Oleuni Nucistae. Oleum Nucum Moschatae expres- [sum. Oleum Rusci rectificatum. Oleum Succini rectificatum. Oleum Terebinthinae rectificatum. Oleum Vitrioli. Opii Tinctura. Opii Tinctura benzoïca. Opii Tinctura crocata. Ossa usta nigra. Oxydimethylchinizinum. Oxydum aethylicum. Oxydum aethylicum cum Alcohole. Oxydum calcicum venale. Oxydum ferricum dialysatum liqui- [dum. Oxydum hydrargyricum. Papayinum. Parodynum. Pasta escharotica. Pasta Viennensis. Pasta Zinci Lassar. Peroxydum manganicum nativum. Petroleum. Phenazonum. Phenylacetamid. Phenyldimethylpyrazolon. Phosphas natricus cum Aqua. Phosphas Sodae. Pilulae asiaticae. Pilulae Blancardi. Pilulae coeruleae. Pilulae Cochiae. Pilulae Dzondii. Pilulae italicae nigrae. Pilulae Rufi. Pilulae tonicae Bacheri. Oleum Menthae piperitae. Oleum AAyristicae. Oleum Nucis moschatae. Oleum Betulae empyreumaticum [depuratum. Oleum Succini depuratum. Oleum Terebinthinae depuratum. Acidum sulfuricum. Tinctura Opii. Tinctura Opii benzoïca. Tinctura Opii crocata. Carbo Ossium. Antipyrinum. Aether. Aether cum Spiritu. Oxydum calcicum crudum. Solutio Hydratis ferrici. Oxydum hydrargyricum rubrum. Succus Caricae Papayae inspissatus. Antipyrinum. Pasta Chloreti zincici. Causticum Viennense. Pasta Zinci salicylata. Bioxydum manganicum nativum. Oleum Petrae. Antipyrinum. Acetanilidum. Antipyrinum. Phosphas natricus. Phosphas natricus. Pilulae arsenicales. Pilulae Jodeti ferrosi. Pilulae Hydrargyri. Pilulae Colocynthidis aloëticae. Pilulae Chloreti hydrargyrici. Pilulae aloëticae ferratae. Pilulae Myrrhae aloëticae. Pilulae Hellebori et Myrrhae. Piper caudatum. Podophyllinum. Pollen Lycopodii. Poma Colocynthidis. Potassa liquida. Potio Bleeken. Principium dulce oleorum Scheellij Potio gummosa. Principium scytodepsicuni. Protojodureturn Hydrargyri. Prussias kalicus. Prussias Potassae. Prussias Zinci. [5ulvis Algarotti. Pulvis antispasmodicus. Pulvis antisudorificus. Pulvis dentifricius camphoratus. Pulvis diatragacanthae. Pulvis Doveri. Pulvis florum Chrysanthemi. Pulvis insecticidus. Pulvis Ipecacuanhae cum Opio. Pulvis Ipecacuanhae opiatus. Pulvis Lycopodii. Pulvis mercurialis Plenckii. Pulveres Seidlitzenses. Pulvis terrestris. Pyrazinum. Pyrolusiet. Pyrophosphas ferricus citrico-amfmoniacalis. Radix Calami aromatici. Radix Enulae. Radix Filicis (maris). Radix Glycyrrhizae. Radix Graminis. Radix Inulae. Radix Symphyti. Radix Zingiberis. Rasiira Cornus Cervi. Cubebae. Resina Podophylli. Lycopodium. Fructus Colocynthidis. Solutio Hydratis kalici. Mixtura anticholerica. Glycerinum. Solutio gummosa. Tanninum. Jodetum hydrargyrosum. Cyanetum kalicum. Cyanetum kalicum. Cyanetum zincicum. Oxydum stibicum. Pulvis salinus compositus. Pulvis Acidi salicylici cum Talco. Pulvis Cretae camphoratus. Pulvis gummosus. Pulvis Opii compositus. Pulvis Florum Pyrethri. Pulvis Florum Pyrethri. Pulvis Opii compositus. Pulvis Opii compositus. Lycopodium. Pulvis Hydrargyri gummosus. Pulveres aërophori laxantes. Pulvis antacidus. Antipyrinum. Bioxydum manganicum nativum. Pyrophosphas ferricus cum Ci[trate ammonico. Rhizoma Calami. Radix Helenii. Rhizoma Filicis. Radix Liquiritae. Rhizoma Graminis. Radix Helenii. Radix Consolidae majoris. Rhizoma Zingiberis. Cornu Cervi raspatum. Rasura Ligni santalini rubri. Resina burgundica. Resina communis. Resina Elemi. Resina flava. Resorcinum. Rob antisyphiliticus. Saccharum Saturni. Sal amarum. Sal ammoniacum. Sal anglicum. Sal Auri Figueri. Sal catharticum. Sal commune. Sal Cornus Cervi. Sal culinare. Sal cbshamense. Sal essentiale Tartari. Sal marinum. Sal Martis. Sal mirabile perlatum. Sal mirabile Glauberi. Sal polychrestum (Glaseri). Sal sedativum Hombergii. Sal Seignetti. Sal Succini. Sal Tartari. Salicylas Eserini. Salipyrinum. Salolum. Sapo Ammoniae. Sapo Picis. Sedatinum. Semen Abri precatorii. Semen Calabar. Semen Cinae (levanticum). Semen contra (Vermes). Semen Jequiriti. Semen Lycopodii. Semen Santonici. Lignum Santalinum. Resina Pini. Resina Pini. Elemi. Resina Pini. Metadioxybenzolum. Sirupus Sarsaparillae compositus. Acetas plumbicus. Sulfas magnesicus. Chloretum ammonicum. Sulfas magnesicus. Chloretum aurico-natricum. Sulfas magnesicus. Chloretum natricum. Carbonas ammonicus pyroanima- Chloretum natricum. [lis. Sulfas magnesicus. Acidum tartaricuni. Chloretum natricum. Chloretum ferricum. Phosphas natricus. Sulfas natricus. Sulfas kalicus. Acidum boricum. Tartras kalico-natricus. Acidum succinicum. Carbonas kalicus. Salicylas Physostigmini. Salicylas Antipyrini. Salicylas phenylicus. Linimentum Ammoniae. Sapo Picis kalinus. Antipyrinum. Semen Abri. Semen Physostigmatis. Flores Cinae. Flores Cinae. Semen Abri. Lycopodium. Flores Cinae. Sesquicarbonas ammonicus. Sesquicarbonas ammonicus pyro- [animalis. Sirupus Corticum Aurantiorum. Sirupus Jodureti ferri. Sirupus iMenthae. Sirupus Naphae. Sirupus Papaveris albi. Sirupus Papaveris Rhoeados. Smaltum. Soda tartarisata. Sodii arsenas. Solutio Acetatis ferrici aetherea. Solutio Albuminatis ferrici dialysata. Solutio ammoniaci alcoholico-ani- [sata. Solutio arsenicalis Fowleri. Solutio gummosa (Supplement). Solutio Jodeti kalici cum Jodio. Solutio Jodii alcoholica. Solutio Leras. Solutio Saleb. Solutio Sesquicarbonatis ammonici [pyroanimalis. Sozojodolum. Spathuni ponderosum. Species ad cataplasma. Species laxantes St. Germain. Spermaceti. Spicae Lavendulae. Spiritus Ammoniae anisatus. Spiritus Ammoniae causticae Dzon- [dii. Spiritus carminativus. Spiritus Cornus Cervi. Spiritus Cornus Cervi succinatus. Carbonas ammonicus. Carbonas ammonicus pyroamma- [lis. Sirupus Aurantiorum. Sirupus Jodeti ferrosi. Sirupus Menthae piperitae. Sirupus Florum Aurantii. Sirupus Papaveris. Sirupus Rhoeados. Oxydum cobalticum cum Terra Tartras kalico-natricus. fsilicea. Arsenas natricus. Tinctura Acetatis ferrici aetherea. Solutio Ferri albuminata. Solutio Ammoniae spirituosa ani- fsata Liquor arsenicalis Fowleri. Aqua gummosa (Supplement). Solutio Lugoli. Solutio Jodii spirituosa. Solutio Pyrophosphatis natrico- [ferrici. Mucilago Saleb. Solutio Carbonatis ammonici py[roanimalis. Sozojodolas natricus. Sulfas baryticus. Species emollientes. Species laxantes. Cetaceum. Flores Lavandulae. Solutio Ammoniae spirituosa ani- [sata. Solutio Ammoniae spirituosa. Spiritus aromaticus. Solutio Carbonatis ammonici pv[roanimalis. Solutio Succinatis ammonici py[roanimalis. Spiritus matricalis. Spiritus Mindereri. Spiritus Nitri. Spiritus Nitri dulcis. Spiritus Salis dulcis. Spiritus Salis fumans. Spiritus Salis marini. Spiritus Salis volatilis oleosus. Spiritus Vini camphoratus. Spiritus Vitrioli. Stibiatum Vinum. Stibium sulfuratum aurantiacum. Stibium sulfuratum nigrum. Stibium sulfuratum rubrum. Storax liquidus. Strophanti Tinctura. Subboras Sodae. Subcarbonas Ammoniae. Subcarbonas Ferri. Subcarbonas Magnesiae. Subcarbonas Plumbi. Subcarbonas Potassae. Subcarbonas Sodae. Sublimatum corrosivum. Subnitras Bismuthi. Succinas ammonicus pyroanimalis [liquidus. Succus aloës inspissatus. Succus Catechu. Sulfas aethylicus acidus cum Al- [cohole. Sulfas aluminico-kalicus cum Aqua. Sulfas Buxini. Sulfas chinicus basicus. Sulfas cinchonicus basicus. Sulfas Cupri. Sulfas cupricus cum Aqua. Sulfas Eserini. Sulfas ferrosus cum Aqua. Sulfas magnesicus cum Aqua. Spiritus Mastiches compositus. Solutio Acetatis ammonici. Acidum nitricum venale. Nitris aethylicus cum Spiritu. Aether muriaticus alcoholicus. Acidum hydrochloricum. Acidum hydrochloricum. Spiritus aromaticus ammoniacalis. Solutio Camphorae spirituosa. Acidum sulfuricum dilutuni. Vinum stibiatum. Sulfidum stibicum. Sulfidum hypostibiosum. Oxysulfuretum stibicum. Styrax liquidus. Tinctura Strophanti. Biboras natricus. Carbonas ammonicus. Crocus Martis. Carbonas magnesicus. Carbonas plumbicus. Carbonas kalicus. Carbonas natricus. Chloretum hydrargyricum. Nitras bismuthicus basicus. Solutio Succinatis ammonici pyro[animalis. Aloë. Catechu. Sulfas aethylicus acidus cum Spi- [ritu. Sulfas kalico-aluminicus. Sulfas Bebeerini. Sulfas Chinini. Sulfas Cinchonini. Sulfas cupricus. Sulfas cupricus. Sulfas Physostigmini. Sulfas ferrosus. Sulfas magnesicus. Sulfas morphicus. Sulfas natricus cum Aqua. Sulfas Nectandrini. Sulfas Potassae. Sulfas Sodae. Sulfas zincicus cum Aqua. Sulfo-ichthyolas anmionicus. Sulfur in Baculis. Sulfur lotum. Sulfur sublimatum venale. Sulfur vegetabileSulfureturn Calcis stibiatum. Sulfuretuni hydrargyricum et sti- [bicum. Sulfuretuni Stibii et Calcii. Supertartras Potassae. Talcum venetum. Tannalbinum. Tartarus Chalybeatus. Tartarus emeticus. Tartarus natronatus. Tartarus stibiatus. Tartarus tartarisatus. Tartarus vitriolatus. Tartras Potassae et Sodae. Terebinthina veneta. Terra foliata Tartari. Terra foliata Tartari crystallisabilis. Terra japonica. Terra ponderosa salita. Thymotolum. Tinctura Aloës cum Myrrha. Tinctura Camphorae. Tinctura Chloroformi et Morphiae. Tintura composita Whytii. Tinctura ferri pomata. Tinctura Ferri tartarisata. Tinctura Ferri aromatica. Tinctura Gentianae composita. Tinctura Guajaci volatilis. schröder, Receptuur. 3e druk. Sulfas Morphini. Sulfas natricus. Sulfas Bebeerini. Sulfas kalicus. Sulfas natricus. Sulfas zincicus. Ichthyolum. Sulfur vulgare. Sulfur depuratum. Sulfur sublimatum. Lycopodium. Sulfostibias calcicus. Sulfuretuni hydrargyricum et sul[fidum stibiosum. Sulfostibias calcicus. Tartras kalicus acidus. Talcum. Tannalbuminum. Tartras kalicus ferratus. Tartras kalico-stibicus. Tartras kalico-natricus. Tartras kalico-stibicus. Tartras kalicus. Sulfas kalicus. Tartras kalico-natricus. Terebinthina laricina. Acetas kalicus. Acetas natricus. Catechu. Chloretum baryticum. Aristolum. Tinctura Aloës composita. Solutio Camphorae spirituosa. Chlorodynum. Tinctura Chinae composita. Solutio ferri pomata. Vinum Tartratis kalici ferrati. Solutio Saccharatis ferrici aromaTinctura amara. [tica. Tinctura Guajaci ammoniacalis. 34 Tinctura Jodii. Tinctura Martis cydoniata. Tinctura Nucis vomicae. Tinctura odontalgica Walkeri. Tinctura Opii vinosa. Traumaticinum. Trimethylaminum. Trionalum. Tritum. Trochisci ad Vernies. Trochisci santonici. Tuberkulinum. Unguentum ad Scabiem. Unguentuni album camphoratum. Unguentum album simplex. Unguentum Althaeae. Unguentum Autenriethii. Unguentum basilicum. Unguentum Billrothii. Unguentum Cerussae camphoratum. Unguentum cinereum. Unguentum citrinum. Unguentum contra Tineam capitis. Unguentum Crédé. Unguentum defensivum coeruleum. Unguentum de Garou. Unguentum emolliens. .Unguentum Glycerini. Unguentum Lapidis calaminaris. Unguentuni mercuriale. Unguentum Mercurii praecipitati [albi. Unguentum Mercurii praecipitati [rubri. Unguentum neapolitanum. Unguentum nervinum. Solutio Jodii spirituosa. Tinctura Ferri cydoniata. Tinctura Strychni. Tinctura Pyrethri composita. Vinum Opii. Solutio Gummi plastici in ChloroSolutio Trimethylamini. [formo. Methylsulfonalum. Unguentuni Acetatis plumbici. Trochisci Santonini. Trochisci Santonini. Kochinum. Unguentum sulfuratum composi- [tum. Unguentum Carbonatis plumbici [camphoratum. Unguentum Carbonatis plumbici. Unguentum resinosum flavum. Unguentum Tartratis kalico-stibici. Unguentum Picis. Unguentum Nitratis argentici compositum. Unguentum Carbonatis plumbici [camphoratum. Unguentum Hydrargyri. Unguentum nitratis hydrargyricL Unguentum Picis compositum. Unguentum Argenti colloïdalis. Unguentum Oxydi cobaltici. Unguentum Mezerei. Unguentuni simplex. Glycerinum cum Amylo. Unguentum Oxydi zincici nativi. Unguentum Hydrargyri. Unguentum Chloreti hydrargyrico[ammonicum. Unguentum Oxydi hydrargyrici [rubri. Unguentum Hydrargyri. Unguentum laurinum. Unguentum nutritum. Unguentum ophthalmicum flavum. Unguentum ophthalmicum fuscum. Unguentum ophthalmicum rubrum. Unguentum Oxydi hydrargyrici. Unguentum Paggenstecheri. Unguentum Styracis. Unguentum Viennense. Vaselinum. Venus. Veratrinum crystallisatum. Vinum Cascara Sagrada. Vinum emeticum. Vinum ferratum. Vinum Opii aromaticum. Vinum scilliticum. Vinum Seminum Colchici. V itriolum ad albedinum exsiccatum. Vitriolum album. Vitriolum coeruleum Vitriolum Martis. Vitriolum viride. Vitriolum Zinci. Zincum borussicum. Unguentum Acetatis plumbici ba- [sici. Unguentum Oxydi hydrargyrici [flavi. Unguentum Oxydi hydrargyrici [fusci. Unguentum Oxydi hydrargyrici [rubri. Unguentum Oxydi hydrargyrici [rubri. Unguentum Oxydi hydrargyrici [flavi. Unguentum Styracis compositum. Unguentum sulfuratum composiVaselinum album. [tum. Cuprum. Cevadinum. Vinum Rhamni Purshianae. Vinum stibiatum. Vinum Tartratis kalici ferrati. Tinctura Opii crocata. Vinum Scillae. Vinum Colchici. Sulfas ferrosus exsiccatus. Sulfas zincicus. Sulfas cupricus. Sulfas ferrosus. Sulfas ferrosus. Sulfas zincicus. Cyanetum zincicum. 34* REGISTER. Absorbeeren 138. Absorbeerende poeders in pasta304. Acetaten (oplosbaarheid) 142. Acetas Morphini in oplossing 165. Acetum Digitalis 116. Acetum Digitalis in saturaties 191. Acetum medicatuni 116. Acetum Scillae 116. Acetum Scillae in saturaties 191. Acetonreactie bij tincturen 107. Acidum aceticum concentratum 174. Acidum aceticum dilutum 174. Acidum boricum en Borax 167. Acidum boricum in oplossing 167. Acidum boricum in poeders 354. Acidum boricum (steriel) 486. Acidum chrysophanic.in zalven 296. Acidum hydrochloricum dilutum 174. Acidum muriaticum dilutum 174. Acidum nitricuni dilutum 174. Acidum salicylic. en Borax 167. Acid. salicylic. en Spirit. Mindereri 168. Acidum salicylic. in opl. 167. Acidum salicylic. in zalven 286. Acidum sulfuricum dilutum 175. Addities bij olieemulsa 200. Addities bij Saturaties 193. Addities bij zinklijm 321, 322. Addities bij zinkpasta 304. Adeps anatinus 261. Adeps anserinus 261. Adeps Colli equi. 261. Adeps Lanae 261. Adeps Lanae cum Aqua 261. Adeps Petrolei 262. Adeps suillus 259. Adeps suillus benzoatus 260 Adrenalineoplossing (steriele) 480. Aether cum Spiritu 175. Aether (steriele) 482. Aetherische extracten 126. Aetherische extracten in emulsa206. Aetherische oliën 117. Aetherische olie in emulsa 200. Aetherische oliën (onderzoek van) 118. Aetherische oliën in pillen 430. Aether terebinthinatus 187. Afkortingen 29. Afkooksels 82. Afleveren van geneesmiddelen 68. Afleveren van pillen 395. Afleveren van poeders 373. Afleveren van vergiften 69. Afleveren van zalven 297. Afmeten van vloeistoffen 171. Afschriften van recepten 62. Afslibben 144. Aftreksels 71, 78. Afwegen van geneesmiddelen 66. Afwegen van hygroscopische stoffen 66. Afwegen van Phosphorus 67. Afwegen van vetten 67. Airolpasta v. Bruns 307. Albedo 230. Albumen Ovi als emulgens 208. Alchemistische teekens 37. Alcaloïden (oplosbaarheid) 142. Alcaloïden in oplossing 163. Alcaloïdoplossingen (steriele) 478 Alcaloïdzouten in oplossing 163. Alcaloïdzouten met alkaliën 163. Alcaloïdzouten met Chloret. am- monic. 164. Alcoloïdzouten met Jood-Joodka- lium 164. Alcaloïdzouten met Kaliumkwik- jodide 164. Alcaloïdzouten met Mercurichlo- ride 164. Alcaloïdzouten met Tannine 164. Algemeene Regelen der Pharma- copee 13. Alkalisch niedicijnglas 163. Alkalische stoffen in linimenta 240. Althaeastroop 229. Aluin in gelatinebougies 454. Amandeleniulsie 96. Amandelolie (steriele) 481. Ammoniacumpleister 334. Ammonia in zalven 291. Ammoniakale Anijsspiritus 156. Ammoniumacetaat 178. Ammoniumcarbonaat in oplossing 162. Amygdaline 97. Antidotum arsenici 182. Antipyrine en kleurendestoffen 168. Antipyrine en nitrieten 168. 1 Antipyrine in oplossing 168. Antipyrine in poedermengsels 360. Antrophoren 465. Appareil Vauthier 157. Aqua Aurantiorum 122. Aqua Calcis 150. Aqua Carvi 122. Aqua Chamomillae 122. Aqua Chamomillae concentr. 123. Aqua Chlorata 148. Aqua Chloroformata 148. Aqua Cinnamomi 121. Aqua Citri 122. Aqua communis als solvens 141. Aqua destillata in pillen 421. Aqua aromaticae 119. Aqua aromaticae concentrat. 123. Aquae extemporaneae 119. Aqua florum Aurantii 121. Aqua Foeniculi 122. Aqua Goulardi 176. Aqua Lauroceras. met Hydrochl. Morphini 164. Aqua Laxativa 81. Aqua Melissae 122. Aqua Menthae crispae 123. Aqua Menthae piperitae 122. Aqua Naphae 121. Aqua Petroselini 123. Aqua Picis 175. Aqua Picis concentrata 176. Aqua Phagadaenica 1S3. Aqua Phagadaenica nigra 183. Aqua Plumbi 176. Aqua Plumbi Goulardi 146, 176. Aqua Rosarum 122, 176. Aqua Sambuci 123. Aqua Sambuci concentr. 123. Aqua (steriel) 477. Aqua Tiliae 123. Aqua Tiliae concentr. 123. Argentum Colloïdale in oplossing 170. Argentum colloïdale in zalven 279. Argentum Crédé in oplossing 170. Argilla als bindmiddel in pillen 403. Argonine in oplossing 169. Aristol in zalven 288. Aromatische pleister 330. Aromatische spiritualiën 123. Aromatische wateren 119. Aromatisch poeder 355. Arseniaten (oplosbaarheid) 142. Arseniiten (oplosbaarheid) 142. Aschgehalte van poeders 347, 349. Asthmapapier 468. Atropineoplossingen (steriele) 479. Auslauge verfahren 106. Axungia 259. Axungia benzoata 260. Bacilla 446. Bacilla caustica 446. Bacilla c. Permang. kalico 447. Bacilla gelatinosa 452. Bacilla saccharata 446. Balansen 63. Balans van Nithak 373. Balneum medicatum 250. Balsama solidificata 94. Balsamum Copaivae in pillen 430. Balsamum Locatelli 275. Balsamum Opodeldoch 315. Balsamum mamillare album 271. Balsamum papillarum 242. Balsamum peruvian. in zalven 240. Balsamum Vitae Hotfmanni 177. Bals. Vitae Hoffman. in zalven 293. Balsems in emulsa 200. Basis 36. Bassorinevernis 323. Bataafsche apotheek 1. Bedekken van pillen met Cacao 400. Bedekken van pillen met Collo- dium 400. Bedekken van pillen met Gelatine 398. Bedekken van pillen met Graphiet 397. Bedekken van pillen met Keratine 401. Bedekken van pillen met Salol 402. Bedekken van pillen met Suiker 399. ; Bedekken van pillen met Tolubalsem 395. Bedekken van pillen met Zilver 396. Benzoëreuzel 260. Bepaling van het aschgehalte 348. Bereiding der pleistermassa 331. Bereiding der poeders 340. Bereiding van injecties 254. ; Bereiden van pillenmassa's 391. Bereiding van pleisters 326. Bereiding van reuzel 259. : Bereiding van Saturaties 192. Bereiding van spiritueuse extracten 129. Bereiding van stropen 227. Bereiding van tincturen 105. Bereiding van waterige extracten 127. Bereiding van zalven 268. Berekening van saturaties 190. Bestendigheid van balansen 65. Beteekenis der maximale doses 50. Bewaren van aromatische wateren 121. I I Bewaren van extracten 16. Bewaren van Geneesmiddelen 13. Bewaren van gomharsen 203. Bewaren van hygroscop. geneesmiddelen 14. Bewaren van lichtgevoelige geneesmiddelen 15. Bewaren van Phosphorus 18. Bewaren van stropen 228. Bewaren van Sir. jod ferros. 231. Bewaren van unguent. Diachylon 272. Bewaren van ung. Picis comp. 274. Bewaren van vergiften 16. Bewaren van zalven 268. Biboras natricus en acid. boric. 167. Bindmiddelen bij pillen 403. Bisulfas Chinini in oplossing 166. Bittere kruiden 338. Bladwijzer der Pharniacopee 12. Blancard's pillen 426. Blaud's pillen 423. Bloedstelpende watten 468. Boli 3S8, 434. Bolus alba als bindmiddel in pillen 403. Boorzuur (steriel) 486. Boorzuur en Borax 167. Boorzuur in poeder 354. Boraten (oplosbaarheid) 142. Borax als emulgens 217. Borax en Boorzuur 167. Borax en gom 219. Borax en Saleb 225. Borax in zalven 290. Borax opgelost in Glycerine 160. Boroglycerin-Ianoline 293. Borstkruiden 338. Bougiepers 450. Bougies 447. Brokken 388. I Brometum ferrosum in pillen 433. Bromiden (oplosbaarheid) 143. Bromoform in eniulsa 205. Bronzouten (Kunstmatige) 356. Broze Jodoformstaafjes 455. Bruispoeder 355. Brun's Aïrol pasta 307. Brusselsche conferentie 3. Buigzame Jodoformstaafjes 455. Buigzame staafjes 452. Butyrum vaccinum insulsum 265. Bijzondere uitdrukkingen op recepten 26. Cacaoboter in staafjes 448. Cacaoboter (steriele) 482. Calomel in poeders 372. Calomel-Paraffine (steriele) 482. Candelae 466. Camphora en Hydras Chlorali in poeders 359. Camphora in mixturen 183. Camphora in poeders 354, 368. Camphora in zalven 286, 288. Camphora met water voor uitwendig gebruik 184. Candeeren van pillen 399. Capsulae amylaceae 375. Capsitlae Balsami Copaivae 438. Capsulae gelatinosae 434. Capsulae keratinosae 438. Capsulae Olei Ricini 438. Capsulae operculatae 438. Capsulae vacuae 437. Carbolwater 178. Carbonas ammonic. in opl. 162. Carbonaten in saturaties 190. Carbonaten (oplosbaarheid) 142. Caseïne als emulgens 212. Caseïne-vernis 325. Cassiamoes 137. Cataplasma 258. Cataplasma ad decubitum 258 Cataplasma Sinapis 259. Cataplasme instantané 259. Causticum Canquoïni 302. Causticum Viennense 303. Canstique de Bougard 307. Caustique Filhos 303. Cera cum Saccharo 411. Cera flava als bindmiddel 411. Cera (steriele) 482. Cerata 300. Ceratum labiale 300. Cellulose-dinitraat 246. Cellulose-trinitraat 246. Citras magnesicus effervescens 377. Citroenzuur bij Sir. jod. ferros 231. Chamaeleonoplossing 162. Chamberland bougies 473. Charta antasthmatica 468. Chartae 467. Charta epispastica 468. Charta Lini ad cataplasma 259. Charta japonica 375. Charta Sinapizata 259. 467. Chininum 165. Chloralhydraat in oplossing 162. Chloralhydraat in zalven 287. Chloraten (oplosbaarheid) 142. Chloretum ammonic. metalcaloïd- zouten 164. Chloret. ferric. in gelatinebougies 455. Chloretum hydrargyricum in opl. 160. Chloretum natricum (steriel) 486. Chloriden (oplosbaarheid) 143. Chloorwater 148. Chloroform in linimenta 240. Chloroform in zalven 294. Chloroformwater 148. Cholestolesters 261. Chrysarobine in zalven 296. Chrysophanzuur in zalven 296. Clysma 250. Clysma ex Amylo 219. Codeïne (oplosbaarheid) 142. Cocaïneoplossingen (steriele) 479. Cocoszeep 309. Coffeïne en Benzoas natric. 169. Coffeïne en Salicyl. natric. 169. Coffeïnum in oplossing 169. Codeïnestroop 230. Colatorium Seyd 74. Colatorium Wolsiffer 75. Coleeren 73. Coldcream 289. Coleeren van mixturen 173. Collargol in oplossing 170. Collargol in zalven 279. Collemplastrum 328. Collodium 246. Collodiuni c. Acido salicyl. 247. Collodium c. Oleo Ricini 247. Collodium elasticum 248. Collodium salicylat 247. Collutio oris 249. Collutorium 249. Colophonium in zalven 272. Collyrium 251. Comprimeermachines 379 - 362. Condurangine 87. Concentratie der oplossing 140. Conserf 255. Corpus emulsi 196. Constituens 36. Constituentia bij pillen 403. Constituentia van zalfstiften 298. Cortex Condurango in decoct. 86. Corrigens virium 36. Corrigentia odoris et saporis 36. Corrigentia van kleur en reuk hij pillen 395. Crèmes 290. Cuprum aluminatum in bacillis 447. Datum op recepten 23. Decocta 82. Decocta (steriele) 478. Decocto-infusum 88. Decoctum Amyli 219. Decoctum alb. Sydenhami 86. Decoctum Cornus cervi cps. 86. Decoctum fol. Uvae Ursi 86. Decoctum Lich. Islandic. 85. Decoctum Lich. Island.desamar. S5. Decoctum Radic. Althaeae 86. Decoctum Saleb 224. Decoctum Sarsaparillae 85. Decoctum Tamarindi 85. Deeg 301. Deegstiften 307. Deelen 18. Dekzalven 262. Deplaceeren 76. Destillata 117. Destillatie van aromatische spiritualiën 123. Destillatie van aromatische wateren 120. Destilleerketel 117. Diaphragma 344. Digesta 78. Dik extract 127. Dikke extracten in mixturen 181. Dilatatio Saleb 224. Dispensatoria 1. Directe oplossing 139. Doorzijgen 37. Dosis 49. Dosis letalis 49. Dosis medicinalis 49. Dosis toxica 49. Draagvermogen van balansen 65. Droge extracten in mixturen. 181. Droog extract 127. Droogkast 341. Droogsluiter van Morstadt 377. Droogstoof 341. Droogtoestellen 340. Druppelfleschjes 45. Druppels 44. Druppels 187. Druppels in mixturen 172. Druppelstaafjes 47. Druppeltabel 48. Druppelteller 46. Druppelteller van Herbert 4S. Druppelteller van Lebaigue 46. Dun extract 127. Duur van het koken S3. Eendevet 261. Eidooier in emulsa 206. Eiwit als emulgens 208. Electuarium 255. Electuarium anthelminticum 257. Electuarium Catechu 257. Electuarium lenitivum 256. Electuarium molle 255. Electuarium Sennae comp. 256. Electuarium spissum 255. Electuarium tenue 255. Eleosaccharum 362. Eleosaccharum Citri 362. Eleosaccharum Cumarini 362. Eleosaccharum Vanillae 362. Eleosaccharum Vanillini 362. Elixir acidum Halleri 178. Emplastra 326. Emplastrum adhaesivutn 328. Emplastrum adhaesivum angli- cum 335. Emplastrum adhaesivum ex- tensum 335. Emplastrum aromaticum 330. Emplastrum Cantharidum 330. Emplastrum cephalicum 335. Emplastrum Colophonii 334. Emplastrum Conii 330. Emplastrum e Pice navale 334. Emplastrum e Resina Pini 334. Emplastrum Galbani crocatum 330. Emplastrum Gratiae Dei viride 330. Emplastrum gummosum 329. Emplastrum hydrargyri 329. Emplastrum Labdani 330. Emplastrum Oxycroceum 330. Emplastrum Oxydi plumbici 327. Emplastrum Picis 330. Emplastrum Picis compositum 330. Emplastrum pone aurem 335. Emplastrum saponatum 329. Emserpastilles 443. Einserzout (Kunstmatig) 357. Emulgenda 195. Emulgendum 95. Emulgens 95. Enuilgentia 195. Emulgenum als emulgens 210. Emulsa 94. Emulsa artificialia 95, 194. Emulsa met aetherische extracten 206. Emulsa met aetherische olie 200. Emulsa met balsems 200. Emulsa met Caseïne 212. Emulsa met eidooier 206. Emulsa met eiwit 208. Emulsa met Emulgenum 210. Emulsa met Gelatine 213. Emulsa met gomharsen 201. Emulsa met Guajacol 205. Emulsa met harsachtige stoffen 204. Emulsa met harsen 203. Emulsa met Hydras kalicus 211. Emulsa met Kreosoot 200, 205. Emulsa met Lanoline 217. Emulsa met Mucilago Amyli 210. Emulsa met Oleum Ricini 198. Emulsa met petroleum 206. Emulsa met Pulvis Gummi Ara- bici 195. Emulsa met Pulvis gummosus 209. Emulsa met Resina Jalapae 204. Emulsa met Resina Scammoniae 204. Emulsa met Salebpoeder 209. Emulsa met Sapo 210. Emulsa met Saponine 212. Emulsa met Tragacantha 209. Emulsa met vaste vetten 204. Emulsa met veel gom 198. Emulsa met weinig gom 199. Emulsa naturalia 95. Emulsa spuria 95, 194. Emulsa van vette olie met gom 196. Emulsa vera. 95. Emulsiën 94. Emulsine 97. Emulsio Olei Jecoris aselli 215. Emulsio Olei Jecoris aselli compos. 215. Emulsum Amygdalarum 96. Emulsum Cannabis 97. Emulsum oleosum 198. Emulsum Papaveris 97. Enema 250. Engelsche pleister 335. Enzymen 220. Epithemata humida 249. Ergotineoplossing (steriele) 480. Eucaïneoplossing (steriele) 478. Europhenum in oplossing 169. Excipiens 36. Expeditief Digne 375. Exsiccator 342. Extende supra 332. Extincteeren van Kwik 295. Extracta 126. Extracta aetherea 126. Extracta aquosa 126. Extracta spirituosa 126. Extracten 126. Extracten als bindmiddelen 415. Extracten in pillen 431. Extracten in poeders 365. Extracten in zalven 295. Extracttim Aloës 129. Extractu m Belladonnae 133. Extractuni Cannabis in emulsa206. Extract. Cannabis in mixturen 181. Extract. Cannabis in zalven 296. Extractuni Cascarillae 128. Extractuni Chinae liquidum 131. Extract. Chinae liq. in mixturen 182. Extractuni Colocynthidis 130. Extract. Condur. liquid. 132. Extractuni Filicis 130. Extractuni Filicis in mixturen 182. Extractuni Filicis in pillen 430. Extractuni Helenii 130. Extractuni Hydrast. liquid. 132. Extractuni Hyoscyami 133. Extractuni fluidum 127. Extractuni liquidum 127. Extractuni Opii en Tannine in mixturen 174. Extractum Ratanhiae 129. Extract. Rhamni pursh. liq. 132. Extractum Rhei composit 134. Extractuni Secalis cornuti 133. Extractum Secalis cornuti (steriele oplossing) 480. Extractum Secalis cornuti liq. 131. Extractum spissum 127. Extractuni tenue 127. Extractum Valerianae 130. Extractuni Viburni liquidum 132. Extraits 118. j Faeces 73. Farini Lini in pap 258. Fermenten 220. Ferrum jodatum saccharatum 371. Fetron 264. F. I. 7. Filtreeren door steriele watten 479. Filtreeren van mixturen 173. Filtreeren van oogwaters 252. Filtreeren van stropen 227. Flambeeren 470. Flesschen (steriele) 475. Folia Digitalis in aftreksels 72. Folia Digitalis in poeder 353. Folia Uvae ursi in decoct. 86. Fomentum 250. Fomentum ophthalmicum 251. Fomentum Schmuckeri 250. Fontanelpapier 468. Formaldehyde 150. Formaline in zalven 291. I Formalinum 150. ( Formine 150. : Formolum 150. Formulae magistrales 19. Formulae medicae 19. Formulae officinalis 19. ! Formula internationalis 7. Frambozensap 233. Frambozenstroop 233. FructusCardamomi in aftreksels72. Fructus Colocynthidis in aftreksels 72. Fructus Papa veris in aftreksels 72. Fructus Taniarindi in decoct. 85. Fijne poeders 345. Fijnheid van poeders 344, 346. Galbanumpleister 334. Galenica 5. Galenische bereidingen 5. Ganzevet 261. Gargarisma 249. Gebruiksaanwijzing 25. Gecomprimeerde tabletten 379. Geconcentreerde oplossing 139. Gedroogde plantendeelen 18. Geel praecipitaatzalf 283. Gelanthum 323. Gelatina 317. Gelatina Acidi salicylici 319. Gelatina als emulgens 213. Gelatina Carrageen 92, 93. Gelatina Chrysarobini 320. Gelatina Cornus Cervi 91. Gelatina Cornus Cervi artific. 92. Gelatinae 91. Gelatinae ad usum extern 317. Gelatinae oleosae 94. Gelatina Glycerinata dura 319. Gelatina Glycerinata in pillen 419. Gelatina Glycerinata mollis 319. Gelatina Ichthyoli 319. Gelatina lactis 93. Gelatina Lichenis Island. 92, 93. Gelatina Oxydi Zinci 320. Gelatina Oxydi Zinci dura 321. Gelatina Oxydi Zinci mollis 320. Gelatineeren van pillen 398. Gelatineoplossing 318. Gelatineoplossing (steriele) 482. Gelatineuse capsulen 434. Gele Vaseline 262. Geleien 91. Geneeskrachtige azijn 116. Geneeskrachtig bad 250. Geneeskrachtige olie 115. Geneeskrachtige papieren 467. Geneeskrachtige wijnen 111. Geneesmiddelen 1. Geneesmiddelen voor inwendig gebruik 24. Geneesmiddelen voor uitwendig gebruik 24. Germaansche nomenclatuur 4. Getah pertja 248. Gevoeligheid van balansen 65. Gewichten 41. Gewichtsprocenten 18. Gewichtsdeelen 18. Gewicht van druppels 48. Gewicht van staafjes 448, 449. Gezuiverde honig 235. Gift 49. Globuli vaginales 465. Glumae suppositoriae 486. Glycérats 238. Glycerine (steriele) 482. Glycerine bij troebele mengsels Glycerine in pillen 419. [179. Glycerine in zalven 292. Glycerine-suppositoria 464. Glycerinum c. Acido tannico 239. Glycerinum cum Amylo 238. Glycerinum c. Amylo als zalfcon- stituens 266. Glycerinum c. Amylo et Oxyd Zinc. 238. Glycerinum c. Amylo in pillen 418. Glycerinum c. Biboratenatrico239. Glycerinum c. Jodio 239. Glycerinum c. Jodio causticum 239. Glycerinum c. Jodio fortius 239. Glycerinum cum Tannino 239. Glycerinum cum Tragacantha 238. Glycerinum c. Tragacantha als zalf- constituens 266. Glycerinum c. Tragac. in pillen 418. Glycerinum saponatum 314. Glycerinum saponatum durum 315. Glycerinum saponatum molle 315. Glycero-alcoolé de Petit 164. Glycerolata 237. Glycérolés 238. Glyconium 267. Gom bij Vinum Chinae 220. Gomharsen in emulsa 201. Gomharsen in pillen 421. Gomharsen (samenstelling) 201. Gom in staafjes 455. Gompleister 329. Gomslijm 219. Gorgeldrank 249. Gossypium cum Hydrochlorate Chinini 468. Gossypium stypticum 468. Goulard water 176. Grana Kefir 101. Granula 388, 434. Groene entwas 330. Groene olie 115. Groen poeder 356. Grofheid van poeders 344. Grootste doses van vergiften 11. Grootte van pillen 389. Grove poeders 345. Guajacol in emulsa 205. [441. Gummi arabicum in koekjes 439, Guttae 1S7. Guttae Bleekeri 1S7. Guttae Lithontripticae 187. Guttae ophthalmicae 251. Guttaperchapleisternui! 336. Haller's zuurelixir 178. Handen (steriele) 475. Harde zinklijm 321. Harsen in emulsa 203. Harsen in pillen 421. Harshoudende tincturen met water Hebra's Zwavelpasta 305. [180. Heet water 19. Heldere mengsels van vloeistoffen 179. Herleiding van het medicinaal gewicht 40, Hennepzaademulsie 97. Heroïca in pillen 428. Heroïca in poeders 368. Hexamethvleentetramine 150. Hoffmann's druppels 175. Holle suppositoria 486. Homogene mixturen 171. Honig 234. Honigpraeparaten 234. Hoofdpleister 335. Hoofdzeerzalf 273. Huidvernissen 322. Hunyadi Janos zout (kunstmatig) 357. Hydrargyrum c. Carbon, calcic. 369. Hydrargyrum in pillen 432. Hydrargyrum in poeders 369. Hydras Chlorali en Camphora in poeders 359. Hydras Chlorali in opl. 162. Hydras kalicus als emulgens 211. Hydras kalicus in bacillis 447. Hydrochl. Apomorphin. in oplossing 162. Hydrochloras Chinini in injectie 167. Hydrochloras Chinini in opl. 166. Hydrochloras Morphine en Aqua Lauroceras. 164. Hydrochloras Morphine met Nitr. argenticus 165. Hydroxyden (oplosbaarheid) 142. Hygroscop. Geneesmiddelen 14. Hypochloris calcicus in oplossing 168. Ichthyolvernis 326. Indirecte oplossing 139. Indische namen van geneesmiddelen 2. Indische Spruwkruiden 338. Infundeerapparaten 79. Infusa 78. Infusa (steriele) 478. Infuso-decoctum 87. Infusum Sennae compositum 81. Inhalatio 251. Inhaleervloeistof 251. Inhoud van capsules 436. Inhoud van lepels 43. Inhoud van staafjes 448. Injectio Hydrochlorat. Chinini 167. Injectiones 253. Injectiones hypodermicae 253. Injectiones subcutaneae 253. Inscriptio 22. Internationale druppelteller 46. Internationale tincturen 106. Internationale voorschriften 7. Inversie 234. Invertsuiker 234. Inzage van recepten 62. ! Jodetum ferrosum in poeders 371. Jodetum hydrargyricum in oplossing 161. Jodiden (oplosbaarheid) 143 Jodium in oplossing 161. Jodium in poeders 370. Jodium in zalven 286. Jodoform (steriele) 483. [ Jodoform collodium 169. | Jodoformemulsie 218. Jodoformglycerine (steriele) 484. Jodoform in oplossing 169. Jodoformolie (steriele) 484. Jodoformstaafjes 455. Jodoformstaafjes (smeltbare) 450. Jodoformzalf 2S3. Jood-Joodkalium met aicaloidzou- ten 164. Joodtinctuur 157. Joodijzerlevertraan 159. Juistheid van balansen 65. ■ Justeeren van gewichten 43. Kaarsjes 466. Kaliloog 151. Kalizeepen 309, 310. Kaliumkwikjodide met alcaloidzouten 164. j Kaliummercurijodide 161 Kalkkast 342. Kalkwater 150. Kalodont 301. Kamfer in poeders 354, 368. Kamferolie 158. Kamferolie (steriele) 481. Kamferspiritus 156. Kaneelstroop 230. Karlsbaderzout (Kunstmatig) 356. Kefir 101. Kefirkorrels 101. Kefirmelk 101. Keratineeren van pillen 401. Kinawijn 113. Kinawijn met staal 114. Kininegehalte der Kininezouten 167. Kinineoplossing (steriele) 479. Kininepillen 427. Klaprozenstroop 233. Klauwenvet 2öl. Kleefpleister 328. Klierpoeder 370. Koekjes 439 Koelhuis 117. Koelzalven 263, 288. Koelzalven met alkalische vloeistoffen 289. Koffiepoeder als désodorans 372. Koken 83, 84. Koolzuur in saturaties 189. Kreosoot in emulsa 200. Kreosoot in pillen 429. Kreosol 177. Kruiden 337. Kruidensappen 103. Kumys 101 Kunstmatig citroensap 190. Kunstmatige emulsies 194. Kweepittenslijm 225. Kwik in poeders 369. Kwik in zalven 294. Kwikoxyde (geel) bereiding 283. Kwikoxyde-Paraffine (steriele) 482. Kwikpleister 329. Kwikzalf 294. Lac Kefir 102. Lapic causticus 447. Lapis divinus 447. Laminariastiften 447. Lanoline (steriele) 486. Lanoline als'pillenconstituens 417. Lanoline in emulsa 217. ; Lanolinum 261. Latijnsche taal 21. Laudanum en Tannine 174. Laudanum in poeders 363. Lauw water 19. j Lavacrum opthalmicum 251. Lavement 250. Laxeerkruiden 338. Laxeerpillen 427. Laxeerpoeder 356. Leb 99. Levertraanemulsa 213. Levertraanemulsie (Birza) 214. Levertraanemulsie (Delpire) 214. Levertraanemulsie (Durst) 216. Levertraanemulsie (Gay) 216. Levertraanemulsie (Jongbloed) 214. Levertraanemulsie (Mindes) 215. Levertraanemulsie (Raphaël) 216. Levertraanemulsie (Scott) 213. Levertraanemulsie (v. Itallie) 215. Lichen Islandicus desamaratus 86. Likdoorntinctuur 247. Likpot 255. Linctus 236. Linctus oris 250. Linimenta 239. Linimenta met alkalische stoffen 240. Linimenta met Chloroform 240. Linimenta met Opiumextract 240. Linimentum ammoniae 242. Linimentum ammoniae Campho- ratae 242. Linimentum Calcis 242. Linimentum Chloroformi 242. Linimentum contra Tussim 242. Linimentum exsiccans 323. Linimentum Radlauer 247. Linimentum Stockes 207. Linogenum liquidum 245. Linogena 245. Linogenum spissum 245. Lippenpomade 300. Liquor Ammoniae anisatus 156. Liquor anodynus Hoffmanni 175. Liquor arsenicalis Fowleri 147. Liquor Burowi 145. Liquor Fowleri 147. Liquor Kresoli saponatus 177. Liquor Picis Lithanthracis 177. Lister's Karbolpasta 303. Loodoleaat 327. Loodpalmitaat 327. Loodpleister 327. Loodstearaat 327. Looistofbevattende aftreksels met metaalzouten 180. Lotio 249. Lotio Kummerfeldi 1S6. Luchtfilter van Hest 475. Lycopodium in mixturen 185. Lijmpraeparaten 317. Lijnmeel in pap 258. Lysol 177. Lijst van gebruikelijke afkortingen 29. Macerata 75. Maceratie van tincturen 105. Macerato-decoctum 86. Magnesia alba als bindmiddel 414. Magnesia usta als bindmiddel 414. Magnesiumhexaboraat 167. Malagawijn 111. Manevet 261. Marberstaubseife Schleich 317. Marmor album 284. Massa voor capsules 435. Maximaal dosis bij clysma 250. Maximale doses 50. Maximale doses voor injectie 253. Maximale doses voor kinderen 55. Mayer's reagens 161. Medicamentaad usum externum 71. Medicamentaad usum internum 71. Medicinaal gewicht 39. Medicinaal gewicht (Herleiding van) 40. Medulla bovina 261. Medulla ossium bovis 261. Mei album als emulgens 218. Mella 234. Mei depuratum 235. Mei depuratum in pillen 423. Mei rosatum 235. Mengen van poeders 351. Mengsels 137. Mengsels van smeltbare stoffen 271. Mengsels van vloeistoffen 171. Mengsels van weeke vetten 269. Menstruum bij aftreksels 71. Menthol in mixturen 185. Menthol in zalven 287. I Menthololie (steriele) 481. Mercurichloride met alcaloïdzouten 164. Metaaloxyden (oplosbaarheid) 142. Metaalzouten met looistofhoudende aftreksels 180. Methoden voor emulsa met vette olie 197. Mica panis als bindmiddel 414. Mislukken van emulsa 197. Mixta 137. i Mixturae 170. Mixturae agitandae 182. Mixturae mediae 182. Mixtura Ferri composita Gr. 183, Mixtura Griffithii 183. Mixtura oleosa 198. Mixtura oleoso-balsamica 177. Mixturen 170. Mixturen met Camphora 183. Mixturen met extracten 181. Mixturen met Lycopodium 185. Mixturen met Menthol 185. Mixturen met Moschus 185. Mixturen met onoplosbare vergiften 182. Mixturen met Salol 185. Mixturen met Sulfid. stibic. 185. Mixturen met Sulfur praecipit. 186. Mixturen met Thymol 185. Mixturen met vaste stoffen 1S2. Mixturen met vergiftige praecipi- taten 173. Mixturen met zwavel 1S6. Moes 136. Moleculairgewichten van carbo- naten 190. Moleculairgewichten v. zuren 190. Mollinum 266. Mondspoeling 249. Morphineoplossingen (steriele) 479. Morphinezouten en Tannine 164. Mosterdpapier 467. Moschus in mixturen 185. Moschus in poeders 371. Mucilago 218. Mucilago Amyli 219. Mucilago Amyli als emulgens 210. Mucilago Cydoniae 225. Mucilago Gummi arabici 219. Mucilago Saleb 224. Mucilago Tragacanthae 223. schroder, Receptuur. 3e druk. Mucilago Tragacanthae in koekjes 439. Muskusreuk 186. Muskus in mixturen 185. Myrosine 125. Naphthalanum 264, Naphthaline in zalven 287. /ÏNaphthol in zalven 285. Narcotische extracten 133. Narcotische extracten in poeders 367. Natronzeepen 309. Neutralisatio 1S9. Nitras argenticus in bacillis 447. Nitraten (oplosbaarheid) 142. Nitroglycerine 158. Nomenclatuur 3. Nomenclatuur (germaansche) 4. Nomenclatuur (wijzigingen) 5. Normaal kaliloog 151. Normaal vloeistoffen 152. Obat Seriawan 338. Oesypus praeparatus 262. | Officiëele namen 6. Officinale namen 6. Olea aetherea 117. Olea solidificata 94. Oleum Aniygdalarum (steriele) 4SI. Oleum Cacao in staafjes 44S. Oleum Cacao in zalven 2-5. Oleum Cacao (steriele) 482. Oleum Camphoratum 158. Oleum Cocos 265. Oleum Hyoscyami 115. Oleum Jecoris aselli cuni Benzoate ferrico 159. Oleum Jecoris asell c. Jodet. ferros. 159. Oleum Jecoris aselli ferratum 159. Oleum medicatum 115. 35 Oleurn olivarum (steriele) 481. Oleum pedum Tauri 261. Oleum Ricini in emulsa 198. Oleum Terebinth. in pillen 431. Oliecollyria 252, 481. Olie-emulsa met veel gom 198. Olie-emulsa met weinig gom 199. Olie-emulsiën 198. Olijfolie (steriele) 481. Onderzoek van poeders 340. . Onderhuidsche inspuitingen 253. Oneigenlijke emulsies 194. Ongezouten boter 265. Ongezuiverd wolvet 262. Onoplosbare stoffen in zalven 281. Onreinheden in mixturen 173. Ontleding van alcaloïdzouten door medicijnglas 163. Ontplofbare mengsels 360, 361. Ontvanger 117. Onverplichte geneesmiddelen 13. Onvoelbaar poeder 347. Oogbad 251. Oogdruppels 251. Oogwaschwater 251. Oogwassching met zeep 311. Oogwater 251. Oogzeep 311. Oorpleister 335. Oost-Indische namen der geneesmiddelen 2. Opiumextract in mixturen 181. Opiumextract in Linimenta 240. Opium in zalven 295. Oplosbaarheid der zouten v. alkali metalen 143. Oplosbaarheid in Glycerine 160. Oplosbaarheid van acetaten 142. Oplosbaarheid van alcaloïden 142, 163. Oplosbaarheid van arseniaten 142. Oplosbaarheid van arseniïten 142. Oplosbaarheid van boraten 142. Oplosbaarheid van bromiden 143. Oplosbaarheid van carbonaten 142. Oplosbaarheid van chloraten 142. Oplosbaarheid van chloriden 143. Oplosbaarheid van Codeine 142. Oplosbaarheid van extracten 134. Oplosbaarheid van jodiden 143. Oplosbaarheid van nietaalhydroxy- den 142. Oplosbaarheid v. metaaloxyden 142. Oplosbaarheid van nitraten 142. Oplosbaarheid van oxalaten 143. Oplosbaarheid van phosphaten 142. Oplosbaarheid van sulfaten 143. Oplosbaarheid van sulfiden 142. Oplossing 137. Oplossingen in Glycerine 160. Oplossingen in koud water 143. Oplossingen in olie voor Liniment 243. Oplossingen in spiritus 156. Oplossingen in warm water 143. Oplossing van Acetas Morphini 165. Oplossing van alcaloïden 163. Oplossing van alcaloïdzouten 163. Oplossing van Antipyrine 168. Oplossing van Apomorphine 162. Oplossing van Argentum colloid. 170. Oplossing van Argent. Crédé 170. Oplossing van Argonine 169. Oplossing van Bicarbonas natricus 143. Oplossingvan BisulfasChinini 166. Oplossing van boorzuur 167. Oplossing van Borax in Glycerine 160. Oplossing van Carbonas animo- nicus 162. Oplossing van Collargol 170. Oplossing van Europhenum 169. Oplossing van Hydraschlorali 162. Oplossing van Hydrochloras Clii- nini 166. Oplossing van Jodium 161. Oplossing van Pepsine 168. Oplossing van Permang. kali- cus 162. Oplossing van Phosphorus 170. Oplossing van Protargol 169. Oplossing van Saccharuni 162. Oplossing v. Saccharum Lactis 162. Oplossing van Santonine 170. Oplossing van Sublimaat 160. Oplossing van Sulfas Chinini 165. Opschriften op geneesmiddelen 24. Oranjeschilstroop 230. Ordinatio 22. Ossevet 261. Ouwelcapsules 375. Overalkalisch Zeeppoeder 314. Oververzadigde oplossing 140. O vervette zeep 312. O vervet zeeppoeder 314. Ovula 465. Oxalaten (oplosbaarheid) 143. Oxydasen 221. Oxydatiemiddelen 360. Oxydimorphine 164. Oxydum hydrargyricum met Paraffine (steriel) 482. Oxymel 235. Oxymel Colchici 236. Oxymel Scillae 235. Oxymel simplex 235. Pan is biscoctus 446. Pap 258. Papaveremulsie 97. Papaverstroop 232. Papkruiden 258. Paraffine (steriele) 482. Paraffinum liquidum (steriel) 481. Pasta 301. Pasta escharotica Canquoini 302. Pasta Cacao in koekjes 439, 440. Pasta cerata Schleich 306. Pasta Camphorae 304. Pasta Chloreti zincici 302. Pasta dentifrica 301. Pastae causticae 302. Pasta escharotica 302. Pastae oleosae 303. Pastae unguinosae 304. Pasta peptonata Schleich 306. Pasta refrigerans 305. Pasta stearata Schleich 306. Pasta Viennensis 303. Pasta Zinci Lassar 304. Pasta Zinci oleosa 303. Pasta Zinci salicylica 304. Pasteu riseeren 472. Pastillae 439. Pastillae Chloreti hydrargyrici 387. Pastillae Saccharini 387. Pastillenvorm 444. Pastilles 439. Pastillesteker 442. Pastilli aërophori 446. Penseelvocht 250. Pepermuntwater 122. Pepsine en alcohol 168. Pepsine in oplossing 168. Percolatie van tincturen 105. Percolatoren 76. Percoleeren 76. Permanganas kalicus in opl. 162. 35* Peroxydum hydrogenii in zalven 292. Petroleum in emulsa 206. Pharmacopee 1. Pharmacopoea Batava 1. Pharmacopoea Belgica 1. Pharmacopoea Neerlandica 1. Phenol in zalven 287. Phenololie (steriele) 481. Phenolum liquefactum 177. Phosphaten (oplosbaarheid) 142. Phosphorus (Afwegen van) 67. Phosphortis in oplossing 170. Phosphorus in poeders 370. Phosphorus in pillen 432. Physiologische zoutoplossing (steriele) 478. Physostigmine in oplossing 162. Physostigmine-opl. (steriele) 479. Pikpleister 334. Pillen 3S8. Pillenmachines 392. Pillenronders 394. Pillenvernis 396. Pillen (voorschrijven van) 389. Pilulae 388. Pilulae Balsami Copaivae 410. Pilulae Blancardi 426. Pilulae Blaudi 423. Pilulae Jodeti ferrosi 426. Pilulae laxantes 427. Pilulae mercuriales Dzondii 414. Pilulae sulfatis Chinini 427. Pilulae Valetti 426. Pix liquida in pillen 430. Plaatsnaam op recepten 23. Pleisters 326. Poeder 339. Poederlepels 373. Poedermolen 343. Poedermeter 374. Poeder tegen 't zuur 355. Poeders met vloeistoffen 361. Pokzalf 280. Potio Riveri 192. Praescriptio 22. Procenten IS. Protargol en Glycerine 169. Protargol in oplossing 169. Protargol in zalven 278. Pruimenmoes 136. Psoriasiszalf 296. Ptisane 90. Pulpa 136. Pulpa Cassiae 137. Pulpa Prunorum 136. Pulpa Tamarindoruni depur. 136. Pulvermischdose 352. Pulveres aërophori anglici 355. Pulveres aërophori laxantes 355. Pulveres pectorales 367. Pulveres Plummeri 359. Pulveres Seidlitzenses 355. Pulvis 339. Pulvis Acidi salicyl. c. Talco 354. Pulvis adspersorius 378. Pulvis aërophorus 355. Pulvis antacidus 355. Pulvis aromaticus 355. Pulvis Dentifricius 378. Pulvis Doveri 356. Pulvis grossus 347. Pulvis Gummi arabici als bindmiddel 408. Pulvis gummosus 223. Pulvis gummosus 356. Pulvis gummosus als bindmiddel 409. Pulvis Hydrargyri gummos. 370. j Pulvis Liquirit. comp. 356. Pulvis mercurial. Plenckii 370. Pulvis impalpabilis 347. Pulvis Opii composit. 356. Pulvis pro massis 406. Pulvis pro pilulis 406. Pulvis Sennae conip. 356. Pulvis subtilis 347. Pulvis subtilissimus 347, Pulvis terrestris 355. Pulpine 302. Pyrogal lol vernis 326. Quellstifte 447. Radix Althaeac als bindmiddel 408. Radix Altliacae in decoct. 86. Radix Ipecacuanhae in aftreksels 73. Radix Liquirit als bindmiddel 408. Radix Sarsaparillae in decot. 85. Ransworden van reuzel 260. Recepteerbalansen 63. Recepten 19. Recepten (Inrichting van) 21. Receptuurpoederzeefjes 354. Reductiemiddelen 360. Regels bij het steriliseercn 474. Remedium adjuvans 36. Reniedium cardinale 36. Repercoleeren 132. Resina Guajaca in emulsa 203. Resina Jalapae in emulsa 204. Resina Podophylli in emulsa 204. Resina Scammoniae in emulsa 204. Resorbinum 264. Reukbedekkende stoffen 372. Reuk van aetherische oliën 118. Rhabarberstroop 232. Rob 135. Rob Juniperi 135. Rob Ribesior. rubr. 136. Rob Sambuci 135. Rob van Jenevervruchten 135. Roche's embrocation 242. Rotulae 446, Roode Aalbessengelei 136. Rozenhonig 235. Rozenwater 122, 176. Rundermerg 261. Saccharinepastilles 387. Saccharolatum Carrageen 92. Saccharolatum Lichenis island. 92. Saccharum in oplossing 162. Saccharum Lactis als bindmiddel 415. Saccharum Lactis in oplossing 162. Saffraan in poeder 354. Sal Carolinum facticium 356. Salebpoeder als bindmiddel 414. Sal Emsanum facticium 357. Salebpoeder als emulgens 209. Saleb met alkaliën 225. Saleb met Borax 225. Saleb met Tannine 225. Saleb met zuren 225. Salebslijm 224. Sal Hunyadi Janos facticium 357. Salicylas natricus bij troebele mengsels 179. Salicylas natric. cum Coffeino (steriele oplossing 470. I ■ I Salicylzuurcollodium 247. Salicylzuur in oplossing 167. Salicylzuur strooipoeder 355. Salol in mixturen 185. Salol in zalven 287. Salol om pillen 402. Sal Vichy facticium 357. Sal Wildungense facticium 357. Samengesteld Gompoeder 356. Samengesteld Opiumpoeder 356. Samenstelling van gomharsen 201. Salmiakpastilles 446. Santonine in oplossing 170. Sapo 308. Sapo aromaticus 315. Sapo aromaticus in zalven 293. Sapo aromaticus solidus 243. Sapo als emulgens 210. Sapo Cocos 309. Sapo domesticus 317. Sapo kalinus 310. Sapo kalinus als bindmiddel 413. Sapo kalinus als zalfconstit. 266. Sapo medicatus 309. Sapo medicatus als bindmiddel 412. Sapones medicinales pulvinar. 314. Sapones superadipati 313. Saponificatie 309. Saponimenta 316. Saponimentum 243. Saponimentum diachylon 316. Saponimentum cum Oxyd. zinc. et Pice 316. Saponimentum Phenoli 244. Saponine als emulgens 212. Sapo ophthalmicus neutralis 311. Sapophthalum 311. Sapo superadipatus 312. Sapo superadipatus c. Sulfure 313. Sapo superadip. c. Pic. liquid. 313. Sapo unguinosusalszalfconstit. 266. Saturatietabellen 191. Satuaties met onoplosb. stoffen 193. Saturaties met oplosb. stoffen 193. Saturaties met vluchtige stoffen 194. Saturatietabel voor alkaliën 191. Saturatietabel voor zuren 191. Saturatio 18S. Schapenvet 261. Scheiding van Genees- en Artsenij- bereidkunst 20. Scheikundige werking bij mixturen 173. Scheikundige werking in poedermengsels 357. i Schleich'sche oplossingen 479. Schnelldispensirer 374. Schudmixturen 182. Schud mixturen met gomhars 202. Schuimende overvette zeep 314. Schurftzalf 284. | Scott's emulsion 213. I Sebum bovinum 261. j Sebum salicylatum 291. Sebum ovile 261. ' Secale cornutum in poeder 353. Sennestroop 234. Senegastroop 233. Serum lactis 99. j Serum lactis acidum 99, 100. Serum lactis aluminatum 100. j Serum lactis dulce 99. Serum lactis dulcificatum 99. Signatura 22. Simplicia die geïnfundeerd worden 89. Simplicia die gekookt worden 89. Sinapismus 259. Sirop de Guibert 161. Sirupus 226. Sirupus Althaeae 229. Sirupus Aurantiorum 230. Sirupus Cinnamomi 230. Sirupus Codeini 230. Sirupus Diacodii 230. Sirupus Frangulae 232. Sirupus Ipecacuanhae 231. Sirupus Jodeti ferrosi 230. Sirupus jodo-tannicus 231. Sirupus Liquiritiae 232. Sirupus opiatus 232. Sirupus Papaveris 232. Sirupus Rhamni frangulae 232. Sirupus Rhei 232. Sirupus Rlioeados 233. Sirupus Rubi Idaei 233. Sirupus Senegae 233. Sirupus Sennae 234. Sirupus simplex 234. Sirupus simplex in pillen 423. Slijm 218. Smeersels 239. Snelinfundeerapparaat 80. Solutio 137. Solutio Acetatis aluminici 144. Solutio Acetatis aluminici Burowi 145. Solutio Acetatis ammonici 178. Solutio Acetatisplumbici basici 146. Solutio albuminatis ferrici dialy- sata 154. Solutio Ammoniae spirit, anis. 156. Solutio Ammoniae spirit, anis. met water 180. Solutio arseniitis kalici coniposit. 147. Solutiae Camphorae oleosa 15S. Solutio Camphor. oleos. (steriele) 481. Solutio Camphorae spirituosa 156. Solut. Camph. spir. in zalven 293. Solutio Chlorii 148. Solutio Chloreti ferrici 147. Solutio Chloroformi aquosa 148. Solutio Citratis magnesici 150. Solutio Ferri albuminata 154. Solutio Formaldehydi 150. Solutio Glycerini alcoholica 164. Solutio Gummi arabici 220. Solutio Gummi plast, in Chlorof. 248. Solutio gummosa 223. Solutio gummosa tennis 223. Solutio Hydratis calcici 150. ; Solutio Hydratis kalici 151. i Solutio Hydratis natrici 153. Solutio Hypochlor. calcic. 168. Solutio Hypochlor. natric. 168. ! Solutio Jodii Lugoli 153. Solutio Jodii Lugoli fortior 153. Solutio Jodii Lugoli mitior 153. Solutio Jodii spirituosa 157. Solutio Jodii spirit, in poeders 364. Solutio Jodii spir. in zalven 293. | Solutio Leras 154. Solutio Lugoli 153. Solutio Nitroglycerini 158. Solutio Peroxydi Hydrogenii 153. Solutio Phenoli 178. Solutio Picis concentrata 176. j Solutio Pyrophosphatis natrico-ferrici 154. Solutio Ricordi 161. Solutio Saccharatis ferrici aromaSolutio Saleb 224. [tica 155. j Solutio Sulfatis chinini 166. ' Solvendum 139. Solvens 139. Soortelijk gewicht v. aromatische spiritualiën 125. Spaanschevliegpleister 330. Species 336. Species ad cataplasma 258. Species amarae 338. Species antasthmaticae 339. Species antiaphthosae 338. Species aromaticae 339. Species emollientes 258, 339. Species laxantes 338. Species laxantes Mariae Tliermar. Species Lignoruni 339. [339. Species pectorales 338. Spiritueuze extracten 126, 129. Spiritueuze oplossingen 156. Spiritueuze vloeistoffen in zalven 293. Spiritus Ammoniae anisat. 156. Spiritus aromaticus 124. Spiritus aromatici 123. Spiritus Camphoratus 156. Spiritus Cinnamomi 124. Spiritus Citri 124. Spiritus Cochleariae 124. Spiritus in pillen 421. Spiritus Lavandulae 125. Spiritus saponatus 315. Spiritus (steriele) 482. Staafjes 446. Staafjes (gewicht van) 449. Staafjes met Cacaoboter 450. Staafjes met Gom 455. Staalkoekjes 441. Staallevertraan 159. Staalpillen 423. Staal wijn 115. Stearalum Schleich 306. Steenkolenteer 177. Steriele flesschen 475. Sterilisator 471. Sterliseeren 469. Steriliseeren door chemicaliën 472. Steriliseeren door filtratie 473. Steriliseeren van gemakkelijk ont- leedbare stoffen 486. Steriliseeren van metalen utensilia Sterk azijnzuur 174. [470. Sterkwerkende stoffen in poeders 368. Stillis acidi carbolici unguens299. Stili Cocaini dilubiles 308. Stili dilubiles 307. Stili Jodoformi dilubiles 308. Stillis Oxyd. hydrarg. unguens299. Stillis unguens 297. Stilus unguinosus 297. Storax in zalven 296. Stovaïneoplossing (steriel) 478. Stoving 250. ! Stremmen van emulsa 97. Stropen (steriele) 478. Strooipoeder 378. Stroop 226. Stroopvochten 226. Strychnineoplossing (steriele) 479. Sublimaatpastilles 387. Sublimaatoplossing 160. Sublimaat in pillen 432. Subscriptio 22. Succi plantarum 103. Succus Citri artificialis 190. Succus Liquiritiae als bindmiddel 406. Succus Liquiritiae als emulgens218. Succus Liquiritiae in koekjes 439. Suikergehalte van stropen 227. Suikerstroop 234. Sulfas aethylicus acidus c. Spiritu 178. Sulfas Chinini in poeders 369. Sulfas Chinini (oplosbaarheid) 165. Sulfas Chinini met zuren 165. Sulfas cupricus in bacillis 447. Sulfas natricus in poeders 358. Sulfas Physostigmini in oplossing 162. Sulfaten (oplosbaarheid) 143. Sulfiden (oplosbaarheid) 142. Sulfidum stibicum in mixturen 185. Sulfolan 287. Sulfur aurat. antim in mixturen 185. Sulfur praecipit. in mixturen 1S6. Sulfur praecip. in zalven 287. Suppositoria 456. Suppositoriapersen 457. Suppositoria vaginalia 465. Synoniemen 6. Tabellen der Pharmacopee 12. Tabernaculae 446. Tabulae compressae 379. Tabulettae friabiles 387. Tabulettae triturandae 387. Taffetas ichthyocolletum 335. Talk (steriele) 486. Tamarindentnoes 136. Tandpasta 301. Tandpoeder 378. Tandzeep 312. Tannas Chinini in mixt. 167. Tannineen Laudanum in mixt. 174. Tannine en Extr. Opii in mixt. 174. Tannine en Morphinezouten 164. Tannine en Saleb 225. Tannine in gelatinebougies 454. Tannine met alcaloïdzouten 164. Tartraskalico-stibicus in zalven 279. Teerwater 175. Temperatuur 18. Tenakel 75. Tepelbalsem 242. Terebinthina in emulsa 200. Theobromine en Salieyl-natric 169. Theobrominum in oplossing 169. Theorie van oplossingen 138. Theriak 257. Thilaninum 262. Thiolan 2S7. Thymol in mixturen 185. Thyniol in zalven 287. Thymololie (steriele) 481. Tisane 90. Tinctura acida 104. Tinctura aquosa 104. Tinctura composita 105. Tinctura vinosa 104. Tincturae 104. Tincturen 104. Tincturen (internationale) 106. Tinctura aetherea 104. Tinctura Acetatis ferr. aetherea 109. Tinctura acida aromatica 108. Tinctura Aloës 108. Tinct. Benzoës in zalven 294. Tinctura Chinae composita 108. Tinctura Ferri aromatica 110, 155. Tinctura Ferri cydoniata 110. Tinctura Ferri pomata 110. Tinctura Digitalis aetherea 109. Tinctura Jodii 157. Tinctura Jodii in poeders. 364. Tinctura nervina Bestucheffi 110. Tinctura Opii benzoïca 107. Tinctura Opii crocata 107. Tinct. Opii crocata in poeders 363. Tinctura Opii in zalven 294. Tinctura Rhei aquosa 109. Tinctura Strophanti 109. Tinctura Succini 108. Tinctura Valerianae aetherea 109. Tinctuurpers 105. Tragacant als bindmiddel 414, Tragacant als emulgens 209. Traumaticine 248. Trituni 289. Trochisci 439. Trochisci Bicarbon. natric. 443. Trochisci Bicarbon. natr. cps. 443. Trochisci Catechu 443. Trochisci Chloratis kaliei 443. 555 Vaselinum flavum 262. Vasenolum liquidum 264. Vasogenum 244. Vasolimenta 244. Vasolimentuni Creolini 244. Vasolimentum Ichthyoli 244. Vasolimentuni jodatum 244. Vasolimentum spissum 245. Vasenol 264. Vaste stoffen en vetten 276. Vaste vetten in emulsa 204. Venkelwater 122. Veratrinum in zalven 286. Verbandstoffen 468. Verdeelen van poeders 373. Verdeeling van simplicia 72. Verdund azijnzuur 174. Verdund salpeterzuur 174. Verdund zoutzuur 174. Verdund zwavelzuur 175. Verdunnen van zwavelzuur 175. Vehiculum 36. Vehiculum bij mixturen 171. Vergiften in Linctus 236. Vergiften van lijst A 16. Vergiften van lijst B 17. Vergiftregister 70. Vergissingen bij het voorschrijven Verhitten 19. [20. Verhouding voor decocta 84, 85. Verhouding voor infusa 81. Verificatie van milligramgewichten 42. Verkoop van vergiften 69. Verkorte schrijfwijzen 19. Vernices dermales 322. Vernix Bassorini 323. Vernix Caseïni 325. Vernix Ichthyoli 326. Vernix Pyrogalloli 326. Verplichte Geneesmiddelen 13. Verplichte Geneesmiddelen voor Geneeskundigen 13. Versche plantendeelen 18. Verwarmen 19. Verwarmingspleister 330. Vervloeiende mengsels 359. Verzadigde oplossing 139. Verzadiging 188. Verzeeping 309. Verzeeping langs den kouden weg 310. Verzegelen v. geneesmiddelen 69. Verzilveren van pillen 396. Vette olie en gom in emulsie 196. Vetten (Afwegen van) 67. Vichyzout (Kunstmatig) 357. Vina 111. Vina medicata 111. Vinum amarum 111. Vinum Chinae 113. Vinum Chinae ferratum 114. Vinum Colchici 112, 113. Vinum Condurango 112. Vinum emeticum 114. Vinum Ipecacuanhae 112, 113. Vinum Opii aromaticum 113. Vinum Pepsini 114. Vinum Rhamni purshianae 112. Vinum Rhei 112. Vinum stibiatum 114. Vinum Tartratis kalici ferrati 115. Vitellum ovi als emulgens 206. Vliergelei 135. Vloeibaar extract 127. Vloeibaar Phenol 177. Vloeibare extracten 130. Vloeibare Paraffine (steriele) 481. Vloeib. extracten in mixturen 182. Vloeistoffen in poeders 361. Vloeistoffen in zalven 288. Vluchtige vloeistoff. in mixt. 172. Vluchtige stoffen in saturaties 194. Volgorde bij 't wegen v. vloeist. 171. Vochtgehalte van extracten 127. Vochtige omslagen 249. Voorschrijven van druppels 188. Voorschrijven van iteraties 27. Voorschrijven van pillen 389. Voorschrijven van poeders 350. Voorschrijven van zalven 268. Vormen voor zeepen 313. Vruchtengelei 135. Waardebepalingen v. simplicia 4. Warm water 19. Warmwatertrechter 260. Was (steriele) 482. Waschwater 249. Wasemulsie 205. Water (steriel) 477. Waterige extracten 126, 127. Waterige vloeistoff. in zalven 288. Waterstofperoxyde 154. Watten (steriele) 475. Weeke zinklijm 320. Weekingen 75. Weenerpasta 303. Wegen van vloeistoffen 171. Werking van gom op geneesmid- Wei 99. [delen 221. Wei naar Monti 100. Weinig vluchtige vloeistoffen in mixturen 172. Wildungerzout (kunstmatig) 357. Witpraecipitaatzalf 283. Witte vaseline 262. Wolvet 261. Wormdrijvende likpot 257. Worm koekjes 441. Wrijftabletten 387. Wijn 111. Wijze van afleveren 37. Wijzigingen in de Nomenclatuur 5. Yaoërt 103. Ijken van gewichten 41. Zaadmelk 95. Zalf 259. Zalf van Honigklaver 296. Zalfstift 297. Zalven (steriele) 486. Zalven met extracten 295. Zalven met Oleum Cacao 275. Zalven met onoplosb. stoffen 281. Zalven met Glycerine 292. Zalven met oplosbare stoffen 277. Zalven met Protargol 278. Zalven met Storax 296. Zalven met vloeistoffen 288. Zeep 308. Zeefbodem 344. Zeeppleister 329. Zeeppoeder (neutraal) 314. Zeepschuim 314. Zetkaarsjes 456. Zeven 344. Ziften 344. Zinklijm 320. Zinkoxyde (steriel) 486. Zouten in species 337. Zure honig 235. Zure reactie v. Borax en Glycerine 160, 163. Zuren in saturaties 190. Zuurpoeder 355. Zwavelemulsie 218. Zwavel in zalven 287. Opium Pulvis Opii Opii pulvis Pulvis Opii compositus Opii et lpecacuanhae pulvis compositus Pulvis Doveri Radix lpecacuanhae lpecacuanhae radix Seinen Colchici Colchici senien Secale cornutum Ergotum secale Semen Strychni Strychni semen Nux vomica Sirupus jodeti ferrosi Ferri jodidi sirupus Sirupus ferri jodati Solutio Jodii spirituosa Jodi tinctura Tinctura Jodi. Solutio Phenoli Phenoli solutio Aqua phenolata Tinctura Aconiti Aconiti tinctura Tinctura Belladonnae Belladonnae tinctura Tinctura Cantharidum Cantharidis tinctura Tinctura Cantharidis Het poeder bij 60' gedroogd met een morphinegehalte van 10 pet. Moet 10 pet. Opiumpoeder bevatten. Het poeder te bereiden uit den bast zonder het hout. Het poeder moet 2 pet. alcaloïden bevatten. Moederkoorn, dat niet langer dan één jaar bewaard is. Moet 2,5 pet. alcaloïden bevatten. Moet 5 pet. Jodetum ferrosum bevatten. Moet 10 pet. Iodium bevatten, en bereid worden met spiritus van 95 pet. Moet 2 pet. Phenol bevatten. Te bereiden door percolatie met spiritus van 70 pet. De tinctuur moet^0l5 pet. alcaloïden bevatten. Te bereiden in de verhouding 10 = 100 door percolatie met spiritus van 70 pet. Te bereiden in de verhouding 10 = 100 door percolatie met spiritus van 70 pet. Tinctura Colchici Colchici tinctura Tinctura Digitalis Digitalis tinctura Tinctura Hyoscyami Hyoscyami tinctura Tinctura Ipecacuanhae Ipecacuanhae tinctura Tinctura Lobeliae Lobeliae tinctura Tinctura Opii Opii tinctura Tinctura Opii crocata Opii tinctura crocata Laudanum Sydenhami Tinctura Opii benzoïca Opii tinctura benzoïca Tinctura Strophanti Strophanti tinctura Tinctura Strychni Strychni tinctura Nucis vomicae tinctura Tinctura Nucis vomicae Tubera Aconiti Aconiti tuber Tuber Aconiti Unguentum Hydrargyri Hydrargyri unguentum Vinum stibiatum Antimoniale vinum Vinum antimoniale Stibiatum vinum als Tinctura Belladonnae. als Tinctura Belladonnae. als Tinctura Belladonnae. als Tinctura Belladonnae. als Tinctura Belladonnae. Te bereiden als Tinctura Belladonnae. Moet 1 pet. morphine bevatten. Moet 1 pet. morphine bevatten. Moet 0,5 pet. morphine bevatten. Te bereiden als Tinctura Belladonnae uit niet-ontvet zaad. Te bereiden als Tinctura Belladonnae, moet 0,25 pet. alcaloïden bevatten. Alleen de z.g. dochterknollen mogen worden gebruikt, en deze moeten zonder dat een rest achterblijft tot poeder worden gebracht. Moet 30 pet. Kwik bevatten. Moet 0,4 pet. Tartras kalicostibicus bevatten. In hoeverre de voorschriften, op de Conferentie te Brussel vastgesteld , verbeteringen zijn van de bestaande voorschriften, zal de toekomst moeten leeren. Voor het steeds toenemend internationaal verkeer is het zeker eene groote verbetering, dat eenheid is gebracht in de sterkvverkende praeparaten, en dat dus, wanneer de verschillende Pharmacopeeën in dezen geest zijn herzien, onze Tinctura Aconiti, Belladonnae enz. gelijk zullen zijn aan die van alle andere landen. Moge het niet tot de vrome wenschen behooren, dat binnen niet te langen tijd ditzelfde kan gezegd worden van de minder sterk werkende geneesmiddelen en van de nomenclatuur! Van den regel, dat in de voorschriften uitsluitend gewag wordt gemaakt van gewichtsdeelen, is in een paar gevallen afgeweken, o. a. in de voorschriften voor Extractum Rhamni Purshianae 1 i q u i d u m en voor Extractum R h e i, waarbij is voorgeschreven dat de simplicia moeten worden uitgetrokken, wat de Cascarabast betreft met een mengsel van één volumen Spiritus en twee volumina water, wat de Rhabarberwortel betreft met een mengsel van gelijke volumina Spiritus en water. Bij enkele voorschriften, o. a. bij de Pilulae, zijn de hoeveelheden om practische redenen niet in deel en maar in grammen aangegeven. Het is toch veel eenvoudiger, dat de Pharmacopee voorschrijft dat uit 65 Gram Carbonas kalicus en 80 Gram Sulfas ferrosus exsiccatus 1000 pillen elk met de bestanddeelen voor 50 mG. Ferrocarbonaat gevormd worden, dan dat zou zijn voorgeschreven, dat uit eene massa o. a. bestaande uit 13 deelen Carbonas kalicus en 16 deelen Sulfas ferrosus exsiccatus pillen bereid moesten worden, die elk de bestanddeelen voor 50 mG. Ferrocarbonaat bevatten. Onderdeelen van het gram worden niet in tiendeelige breuken uitgedrukt, maar zelfstandig als milligrammen aangegeven. Ten einde vergissingen bij het voorschrijven te voorkomen herhaalt de Pharmacopee Commissie den wensch van hare voorgangster: »dat ook de geneeskundigen bij het schrijven van recepten dien voi m volgen", en dus bijv. niet schrijven 0,005 maar 5 mG. Ook in deze uitgave der Pharmacopee zijn de grootste giften per keer en per etmaal (de Ed. III sprak van dag, wat tot uiteenloopende opvattingen aanleiding gaf) van eenige sterkwerkende geneesmiddelen opgenomen. Van streng wetenschappelijk standpunt is zulk eene opgave niet te verdedigen, daar de werking van een stof volstrekt niet alleen afhankelijk is van de dosis, maar o. a. ook van de concentratie der oplossing en van den aard van het individu aan wie het vergift wordt toegediend. De ondervinding heeft echter geleerd, dat door het vaststellen dezer „grootste giften" een goede controle kan worden uitgeoefend op schrijffouten en vergissingen van de geneeskundigen. Van eene beperking in het voorschrijven van grootere doses kan geen sprake zijn, alleen moet de geneeskundige door het teeken ! achter het cijfer van grootere giften te plaatsen, aanduiden dat hij zich bewust is, een buitengewoon groote dosis te hebben voorgeschreven. Wij komen hierop later nog uitvoerig terug. Tracht de Pharmacopee door het opnemen van deze grootste giften vergiftigingen te voorkomen, door het opnemen van eene handleiding, die van dienst kan zijn bij de eerste hulp, te verleenen bij plotseling voorkomende vergiftigingen, tracht zij in geval van vergiftiging raad te geven. Aan het einde der Pharmacopee komen de volgende tabellen en lijsten voor: I. Eerste hulp bij plotseling voorkomende vergiftigingen. II. Lijst van Reagentia. III. Lijst van Titervloeistoffen. IV. Tabellen, aangevend de soortelijke gewichten van de oplossingen van eenige akaliën en zuren (nl. van Ammonia, Kaliloog, Natronloog, Salpeterzuur, Zoutzuur en Zwavelzuur) en de daarmede overeenkomende gewichtsprocenten alsmede het titer, zijnde de verhouding van de betrokken vloeistof tot de overeenkomstige normaal vloeistof. V. Tabel, aangevend de soortelijke gewichten van eenige vloeistoffen bij de temperaturen van 12° -35" C. VI. Tabel, aangevende het aantal druppels per gram voor eenige vloeistoffen. VII. Tabel, aangevend de verhouding tusschen het soortelijk gewicht van spiritus en zijn gehalte aan alkohol. VIII. Saturatietabel. IX. Tabel der bij de berekening gebruikte atoomgewichten (hierbij is het atoomgewicht van Zuurstof = 16 aangenomen en dat van Waterstof = 1.008). Met den algemeenen bladwijzer zijn nog vereenigd de volgende tabellen en lijsten: a. Lijst van stoffen, die buiten den invloed van het licht bewaard worden. 13 b. Lijst van stoffen die (in de apotheek) met behulp van ongebluschte kalk bewaard moeten worden. c. Tabel der maximaaldoses. d. Tabel der oplosbaarheid van eenige geneesmiddelen bij lr. Voor zoover zulks voor ons doel noodig is komen wij ook op deze tabellen later terug. Op het Voorbericht volgen in de Pharmacopee eenige Algemeene regelen, die wij, voor zoover noodig, thans in nadere beschouwing zullen nemen. Niet alle in de Pharmacopee genoemde geneesmiddelen moeten in elke apotheek aanwezig zijn. De namen der geneesmiddelen, wiei aanwezigheid in de apotheek niet bindend voorgeschreven is, zijn met een kruis, gemerkt. Gewoonlijk spreekt men van ver¬ plichte en van onverplichte geneesmiddelen. Het aantal verplichte geneesmiddelen bedraagt 211, dat dei on\eiplichte 443. In de apotheken van geneeskundigen, bevoegd tot het le\ ei en van geneesmiddelen, moeten slechts 86 geneesmiddelen aanwezig zijn. Het aantal werkelijk aanwezige is natuurlijk giooter, maai de wet wenscht den medicus zooveel mogelijk vrij te laten in de keuze der door hem te gebruiken geneesmiddelen, slechts deze eisch is gesteld, dat enkele algemeen gebruikelijke stoffen steeds aanwezig zijn. Volgens art. 4, al. 2 der Wet regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, beoordeelt de inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met liet toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingen op de uitoefening der artsenijbereidkunst, of van elk geneesmiddel eene genoegzame hoeveelheid aanwezig is. Volgens art. 6 derzelfde wet moet „elk geneesmiddel worden bewaard in een daartoe geschikt voorwerp, hetwelk den officieelen en meest gebruikelijken officinalen naam van het middel duidelijk leesbaar tot opschrift heeft. Bij geneesmiddelen, in de Pharmacopee niet vermeld, wijst het opschrift aan, naar welk voorschrift zij bereid zijn." Een nadere omschrijving van het bewaren van geneesmiddelen geeft de Pharmacopee in de Algemeene regelen sub 1. „De geneesmiddelen , met inbegrip van die welke tot den voorraad behooren, moeten zóó bewaard worden, dat elke verandering door licht, lucht of vochtigheid, zooveel mogelijk wordt voorkomen. Vluchtige geneesmiddelen — en die, welke vluchtige of licht veranderlijke bestanddeelen bevatten, moeten in goed gesloten flesschen, blikken of andere geschikte vaten worden bewaard. Bij enkele wateraantrekkende geneesmiddelen is aangegeven dat zij met behulp van ongebluschte kalk moeten worden bewaard. „Deze bepaling heeft slechts betrekking op de hoeveelheid van het geneesmiddel, die voor dagelijksch gebruik in de apotheek aanwezig is. Met behulp van ongebluschte kalk, dus gewoonlijk in z.g. kalkstopflesschen, moeten voor zoover zij in de apotheek aanwezig zijn, worden bewaard: Acetas kalicus Ammoniacum Bulbus Scillae Cantharides Chloretum ferricumetammonicum Citras magnesicus effervescens Extractum Opii ,i Rhamni frangulae „ Rhei compositum n Colocynthidis Folia Digitalis. Hydras natricus Mylabrides Pulvis aërophorus Sal Carolinum facticium „ Emsanum » „ Hunyadi Janos » „ Vichy „ i, Wildungense ,< Tartarus boraxatus Acidum chromicum. Asa foetida. Carbonas kalicus. Extractum Ratanhiae. „ Rhei. „ Strychni. „ Calumba. Galbanum. Hydras kalicus. Hypophosphis natricus. Pulvis Opii. Pepsinum. Pulvis Opii compositus. Secale cornutum. Sulfas ferrosus exsiccatus. ,, Kalico aluminicus exsiccatus. „ natricus exsiccatus. „ Physostigmini. Sulfidum stibicum. In den vooraad kunnen wateraantrekkende geneesmiddelen, behalve met behulp van ongebluschte kalk, ook bewaard worden in toegesmolten glazen buizen, goed sluitende glazen stopflesschen of flesschen waarvan de kurk, door het aanbrengen van een laag paraffine of een andere waterafsluitende stof, voor vocht ondoordringbaar is gemaakt, en in blikken bussen. Stoffen, waarvan door ongebluschte kalk de samenstelling zou worden veranderd, zooals Hydras Chlorali (dat water afgeeft en overgaat ad. chart. eer. « perg. add. ad 2 vic. ad grat. acid. ad grat. sap. ad libit. ad oll. alb. ad oll. gris. ad scatul. eleg. „ » ordin. ad us. ext. « „ int. ,, ,, prop. ad vitr. adl. H ii alb. ii ii ampl. „ „ coerul. ,i ii fusc. n n nigr. ii ii velat. aggred. febr. aeq. alt. hor. applic. U aq. am. am. aq. aquaed. aq. dest. ii fluv. ,, font. n 1. c. n pluv. baln. baln. aren. ii mar. n vap. bid. ad chartam ceratam „ „ pergameneam adde ad duas vices ad gratam aciditatem ad gratum saporem ad libitum ad ollam albam ad ollam griseam ad scatulam elegantem „ „ ordinariam ad usum externum „ „ internum „ „ proprium ii vitrum adlatum „ „ album „ „ amplum „ „ coeruleutn „ „ fuscum „ nigrum „ „ velatum aggrediente febre aequalis alternis Itoris applicatur (antur) applicandum aqua amygdalarum amararum aqua aquaeductus aqua destillata „ fluviatilis „ fontana „ laurocerasi „ pluvialis balneum balncum arenae „ mariae „ vaporis biduum in waspapier. ,i perkamentpapier, voeg bij. in twee keer. tot aangenaam zuren smaak, tot aangenamen smaak, naar men wil. in een witte pot. in een grijze pot. in een nette doos. ii n gewone doos. voor uitwendig gebruik. I, inwendig » ii eigen » in de meegebrachte flesch. in een witte flesch. „ „ wijdmondsch flesch. „ ,i blauwe » „ „ bruine » „ „ zwarte » „ „ met papier omwikkelde flesch. bij het optreden der koorts, gelijk. om het andere uur. het (zij) worde(n) aangewend. om aan te wenden, bitter amandelwater. water uit de waterleiding. gedestilleerd water. rivierwater. welwater. laurierkerswater. regenwater. bad. zandbad. waterbad. dampbad. tijd van 2 dagen. dec. C. C. cps. decoctum cornus cervi samengesteld afkooksel van compositum hertshoorn, decanth. decantha giet af. d. in 2p'° da in duplo geef de dubbele hoeveelheid, d. in 3p'° « „ triplo « » drievoudige » d. in 4p1° i« ii quadruplo » » viervoudige „ d. c. form. rfö raw formula « met het voorschrift, d. s. s. ven. da sub signo veneni „ met een vergiftteeken. dil. dilutus verdund, dim. dimidius half. d. t. d. da tales doses geef zoodanige doses, disp. dos. tal. dispensa doses tales « » » div. in p. aeq. divide in partes verdeel in gelijke deelen. acquales Ed. alt. Editio altera tweede uitgave (der Pharm.). „111 „ tertia derde „ « „ IV. ii quarta vierde „ „ « Elaeos. Elaeosaccharum Oliesuiker, elect. electuarium likpot, conserf. empl. emplastrum pleister, enem. enema lavement, exhib. exhibe geef. ext. s. alut. extende supra alutarn strijk uit op (zacht) leer. ext. s. cor. „ ,, corium « » « (stijf) „ ext. s. lint. „ » linteum » » « linnen, extr. aeth. extractum aethereum met aether bereid extract ii aquos. ii aquosum „ water „ « „ fl. „ fluidum vloeibaar « „ liq. H liquidum « » „ spir. ii spirituosum met spiritus bereid „ „ sicc. H siccum droog „ „ spiss. ii spissum dik „ f. fac, fiat, jiant maak, er worde(n) gemaakt, far. farina meel. f. 1. a. fac lege artis maak volgens de regelen der kunst. fl. flores bloemen, fol. folia bladen, f. c. aq dest. emuls. faccum aqua destillata maak met gedestilleerd water emulsum een emulsie. f. op. aq. bacill. ten. fiantope aquae bacilli er worden met water dunne tenues staafjes gemaakt, f'ct- fictilis aarden. filt- fi'tra, filtretur filtreer, het worde gefiltreerd. forni- forma, formetur. vorm, er worde gevormd, form. formula voorschrift. G- gramma gram. gr- granum grein, garg. gargarisma gorgeldrank, gel. Lich. isl. gelatina Lichenis gelei van ijslandsch mos. islandici g'- ar- gummi arcibicum arabische gom. g"- gutta druppel, guttat. guttatim druppelsgewijze, haust. haustus teug, dronk, her. praescr. heri praescriptus gisteren voorgeschreven, n. hora uur. h- m. hora matutina 's morgens. h- s- hora somni bij het naar bed gaan. ,L v- hora vespertina 's avonds. h- u- sPat- horae unius spatio na verloop van een uur. hor. interm. horis intermedius in de tusschenuren. 'n 2 vic. in duabus vicibus in twee keer. " ^ vic. „ tribus „ in drie keer. '"f- infunde trek. mf- infusum (infusio) aftreksel. lnJ- injectio inspuiting, inj. hypod. „ hypodermica onderhuidsche inspuiting. " subc. „ subcutanea „ „ iter- iteretur het worde herhaald. a' lege artis volgens de regelen der kunst, lag. orif. ampl. lagena orificio amplo wijdmondsche flesch. latitudo breedte. linimentum smeersel. ''nc'É linctus liksap. '•q- liquor vocht, «q- liquidus vloeibaar. '''■ or' litus oris penseelvocht voorden mond. 'ong- longitudo lengte. 'ot' l°ti° waschwater. Schroder, Receptuur. 3e druk. •> M. Misce (Misceatur) meng, het worde gemengd. m. f. misce, fac meng, maak. m. f. misceatur fiat het worde gemengd en er worde gemaakt. niG. milligramma milligram, man. mane 's morgens, mixt. mixtura mengsel, mass. pil. massa pilularum pillenmassa. m. f. mass. e qua misce fac massam e meng, maak een massa en form. pil. qua forma pilulas vorm daaruit pillen, mod. praescr. modo praescripto op de voorgeschreven wijze, muc. gi. ar. mucilago gummi slijm van arabisch gom. arabici nebul. nebula ouwel, ne iter. ne iteretur het worde niet herhaald, non. rep. non repetatur » •> » obd. obduce bedek, octid. octiduum tijd van 8 dagen, oll. alb. olla alba witte pot. „ fict. » fictilis aarden pot. „ grisea » grisea grijze pot. ol. tereb. oz. oleu/n tcrebinthinae geozonifieerde terpentijn ozonisatum olie. o. ij4 h. otnni quarta hora elk kwartier, o. i/2 h. omni dimidia » elk halfuur, o. 11/2 h. omni sesquihora om de anderhalf uur. o. m. omni mane eiken morgen. 0. n. omni nocte eiken nacht. i/3 pars tertia 1/. „ quarta l/5 „ quinta i/6 » sexta p. aeq. partes aequales gelijke deelen. paup. pauper arm. p. p. pro paupere voor den arme. per. in mor. periculum in mora gevaar bij oponthoud. per vic. per vices bij gedeelten. pil. pilula pil. pond. pondus. gewicht. pp., praec. praecipitatus neergeslagen. praep. praeparatus gepraepareerd. past. dentifr. pasta dentifrica tandpasta, pot. potio drank, pon. aur. pone aurem achter het oor. pugill. pugillus greep, pulv. pulvis poeder, pulv. adsp. pulvis adspersorius strooipoeder. -i dentifr. „ dentifricius tandpoeder. » gross. „ grossus grof poeder. " subt. „ subtilis fijn poeder. •> subtiss. „ subtilissimus zeer fijn poeder. <-1- 1- quantum libet zooveel ge wilt. q- pl. " placet n „ „ q- s- " suf/icit „ als voldoende is. s- « satis „ „ „ „ q- V. „ vis „ ge wilt. R. Rp. Rep. Rccipe Neem. red. in pulv. redige in pulverem breng tot poeder. reïter reïteretur het worde herhaald, rem. remanentia rest. ReP- Repetatur het worde herhaald. S- signa teeken. s- a- secundum artem volgens de kunst, sacc. ehart. sacculus chartaceus papieren zak. scat. scatula doos. se mis half. si necess. sit si necesse sit als het noodig is. si op. sit si ope sit „ „ „ „ sing. singulorum van elk sol. solut. solutio oplossing, solv. solve los op. sub fin. coct. sub finem coctionis tegen het einde der koking. sum- sume, sumatur neem, het worde genomen, teg- tege bedek, ter. tere wrijf, terend. terendo door wrijven, ter in d. ter in diem driemaal daags, tet., tinct., tra tinctura tinctuur. u- c. usus cognitus gebruik bekend. u- e. „ externus uitwendig gebruik. 3* een overschreden maximale dosis en een ! alleen dan zonder verdere navraag wordt gereedgemaakt, wanneer niet meer dan het dubbele der maximale dosis is voorgeschreven. Is de voorgeschreven hoeveelheid vergift nog grooter, dan vragen wij steeds of dit de bedoeling van den geneeskundige is. Meermalen is het ons voorgekomen, dat dan de dosis niet onbelangrijk werd verminderd. Hieronder volgt een tabel, bevattende de maximale doses van de vierde uitgave der Pharmacopee (vet gedrukt), benevens die van het Supplement en diegene van de derde uitgave van de Pharmacopee, welke niet in de vierde editie zijn opgenomen. Waar de maximale doses in de 3e en 4e uitgave der Pharmacopee verschillen, is die der 3e uitgave tusschen ( ) achter die der vierde uitgave geplaatst. _ Grootste Gift Grootste Gift Namen der Geneesmiddelen. per keer. per etmaal. Acetanilidum 500 niG. 2 G. Acetas cupricus 100 mG. 400 111G. Acetas Morphini 30 mG. 100 mG. Acetas plumbicus 50 mG. 300 mG. Acetophenonum 500 mG. 1.5 G. Acetum Colclnci 2 G. 6 G. Acetum Digitalis 2 G. 6 G. Acetum Mylabridum öo mG. 200 mG. Acidum arsenicosum 5 mG. 10 mG. Acidum hydrocyanicum dilutum 100 mG. 400 mG. Acidum osmicum 5 mG. 20 mG. Aconitinum!) 0.1 mG. 0.5 mG. Agaricinum 100 mG. 300 mG. Antipyrinum 1 G. ] G. Aqua Laurocerasi 2 G. (4 G.) 8 G. (16 G.) Arsenas Chinini 30 mG. 60 mG. Arsenas Kalicus 5 mG. 20 mG. Arsenas natricus 5 mG. 10 mG. Bromium 15 mG. 60 mG. Bromoformum 500 mG. 1.5 G. Cantharides 25 mG.(50mG.) ioomG.(150mG Cevadinum 5 mG. 10 mG. ') Deze maximaal dosis geldt voor het Aconitinum crystallisatum en voor het daarvan bereide nitraat. 4* De prijs van een medicament welks bepaling' onmiddelijk na liet gereedmaken nog het voordeel heeft, dat men opnieuw alle stoffen en hunne hoeveelheden onder de oogen krijgt - geschiedt bij ons te lande veelal naar de Recepentaxe voor Nederland van M. L. Q. van Ledden Hulsebosch. Voor den receptarius moet elk recept, dat hem ter gereedmaking is aangeboden, een document zijn, waarop niets veranderd mag worden. Wel is het geoorloofd aan den rand van het recept enkele aanteekeningen te maken, die betrekking hebben op de bereiding, maar het is verboden eene verandering te brengen in het voorschrift van den medicus, zelfs in die gevallen waar eene vergissing duidelijk voor de hand ligt. Wanneer bijv. als gebruiksaanwijzing voor verdeelde poeders staat aangegeven: driemaal daags een lepel, dan zal de receptarius natuurlijk op de signatuur plaatsen: driemaal daags een poeder, hij zal ook aan den kant van het recept deze verbeterde gebruiksaanwijzing plaatsen, maar hij mag het woord „lepel" niet in „poeder' veranderen, daar hierdoor het recept in rechte niet meer als bewijsstuk zou kunnen dienen. In hoeverre is een recept voor den apotheker bindend? Deze vraag wordt zeer verschillend beantwoord; waar de een zich geheel houdt aan de letter van het recept, ook dan nog wanneer dit onzin bevat, houdt de ander rekening met de beste wijze van dispenseeren, en maakt van het lege artis, dat hij onderstelt voorgeschreven te zijn bij elk recept, een ruimer gebruik. Deze laatste opvatting komt ons als de beste voor, daar vele fouten bij het voorschrijven van recepten worden gemaakt door onbedrevenheid in de praktische receptuur. Natuurlijk heeft de receptarius nooit het recht, zonder nader overleg met den medicus aan de hoeveelheid of de soort der werkzame geneesmiddelen iets te veranderen. In vele gevallen zal zijn bezwaar tegen het gereedmaken van een recept wel eene overschrijding der maximaaldosis betreffen en dan moet hij eerst den medicus raadplegen vóór hij het recept gereed maakt. Steeds zorge hij er echter voor, dat hij, die het recept brengt, niet bemerkt, dat er iets aan het voorschrift hapert. Voor den receptarius moet elk recept een geheim zijn, waarover hij het met niemand buiten de apotheek spreekt, behalve met den arts, die het voorschreef. Wanneer men den zieke eene, zij het nog zoo kleine vergissing in het recept mededeelt, zal dit zijn vertrouwen in den medicus schokken, en zal hij bovendien de voorgeschreven medicamenten niet dan onderverdeelen in vloeibare, half-vloeibare, weeke en vaste; naar het gebruik in geneesmiddelen voor inwendig (medicamenta ad usurn interntim) en voor uitwendig gebruik (medicamenta ad ttsum externum). Deze laatste indeeling, alleen van belang wat betreft de wijze van etiketteeren, heeft geen waarde voor de bereiding. Een gorgeldrank wordt geheel op dezelfde wijze bereid uit Chloras kalicus als een drankje om in te nemen. Alleen de etiketten verschillen: de gorgeldrank wordt voorzien van een blauw, het drankje van een ongekleurd etiket. De verdeeling in aftreksels en mengsels is de meest rationeele; daarom zullen we ons aan deze houden. Behalve eene beschrijving van de dispenseervormen zullen we ook eene korte beschrijving geven van enkele praeparaten, wier bereiding in de apotheek en het laboratorium thuis behoort, de Galenische praeparaten. AFTREKSELS. Wanneer men plantendeelen eenigen tijd met eene vloeistof in aanraking laat, gaan er sommige bestanddeelen van het plantendeel in de vloeistof over; dit blijkt uit het feit, dat de vloeistof gekleurd wordt en den reuk en den smaak van het plantendeel aanneemt. Hoe langer het plantendeel met de vloeistof in aanraking blijft, destemeer zal er oplossen. Niet alle bestanddeelen van het simplex echter doen dienst als geneesmiddel; veelal wenscht men er slechts enkele in oplossing, de overige bestanddeelen moeten worden verwijderd. Om de begeerde bestanddeelen in oplossing te brengen moet men beschikken over eene vloeistof, waarin zij oplossen (menstruum) en over een temperatuur, waarbij zij het best in de vloeistof overgaan. In de receptuur gebruikt men als menstruum water (liefst aqua destillata). De hiermede bereide aftreksels bederven gewoonlijk spoedig en kunnen dus in niet-sterielen toestand slechts kort bewaard worden. Aftreksels, wier werkzaamheid men langen tijd wil behouden, worden bereid met spiritus of met wijn. Naar de temperatuur, waarbij aftrekking door het water plaats heeft, maakt men de volgende onderscheidingen: (weeken, macereeren, uittrekken bij 15° 25°; lauw trekken, digereeren, » » 35°-45"; warm trekken, infundeeren, » » 90° — 98°; koken, uittrekken bij kooktemperatuur, dus bij ongeveer 100°. Om aftreksels goed te bereiden moet het simplex behoorlijk fijn verdeeld zijn. Voor deze verdeeling gelden de volgende algemeene regels: Bladen en bloemen (folia en flores) worden fijngeknipt, bij groote hoeveelheden met een hakmes fijngesneden. Evenzoo behandelt men Carrageen en Lichen islandicus. Eene uitzondering maakt men voor flores Chatnomillae vulgares, flores Chamomillae ronianae, flores Arnicae, flores Sambuci, flores Cinae e. d., die in onverdeelden toestand worden uitgetrokken en voor broze bladen als folia Uvae ursi en petala Rosae, die tot grof poeder gestampt worden. Wortels en basten (radices en cortices) worden als ze bros zijn tot grof poeder gestampt, bijv. cortex Chinae, cortex Condurango, cortex Granati, radix Jalapae, rhizoma Hydrastis; als ze taai zijn, zooals cortex fructus Aurantii, cortex Simarubae, cortex Rhamni frangulae, cortex Rhamni purshianae, radix Althaeae, radix Columbo, radix Gelsemii, radix Gentianae, radix Helenii, radix Liquiritae, radix Ratanhiae, radix Rhei, radix Senegae, radix Valerianae, worden ze in dunne schijfjes gesneden. Vruchten en zaden (fructus en semina) worden gekneusd in een vijzel, bijv. fructus Anisi, fructus Foeniculi. Uitzonderingen zijn semen Lini en semen Cydoniae, die men in onverdeelden toestand gebruikt. Uit deze laatste simplicia wil men door aftrekken een slijmige vloeistof verkrijgen. De slijmige stof, die moet oplossen, zit uitsluitend aan de oppervlakte der simplicia, zoodat eene fijnere verdeeling het uittrekken niet bevordert. Van Papavervruchten, fructus Papaveris, gebruikt men alleen den vruchtwand, daar de zaden gewenschte, in water oplosbare, bestanddeelen niet bevatten. Van Kolokwintappelen, fructus Colocynthidis, wordt alleen het moes gebruikt en niet de zaden. Deze vruchten komen meestal geschild in den handel, anders moet ook nog de schil worden verwijderd. Van fructus Cardamomi worden alleen de zaden gebruikt; men heeft echter de geheele vruchten in voorraad, omdat de losse zaden gemakkelijk schimmelen, en omdat men aan den vorm van de vrucht kan zien, welke soort Cardamom men heeft. Van folia Digitalis gebruikt men uitsluitend het bladmoes met de nerven; de bladstelen, die minder werkzame bestanddeelen bevatten, mogen niet gebruikt worden. Van radix Ipecacuanhae wordt alleen de bast gebruikt; omdat de houtcilinder minder emetine bevat, moet zij worden verwijderd. Men kan dit doen, door den wortel in een vijzel zacht te kneuzen en nauwkeurig hout of bast uit te zoeken. Naar onze ervaring gaat het beter, wanneer men den wortel eenigen tijd in een vochtigen doek laat liggen, dan laat de bast door zacht kloppen reeds los, vervolgens droogt men deze en brengt hem tot poeder. Heeft men een simplex afgetrokken, dan moet het aftreksel van het uitgetrokken materiaal (Jaeces) worden gescheiden; deze bewerking heet coleeren of doorzijgen. Men legt daartoe een doek van niet te fijn linnen over een coleerkom en giet hierop het mengsel van vloeistof en simplex. Het grootste deel van de vloeistof zal door den doek heenloopen, een ander deel nog door uitpersen er uit verkregen kunnen worden. Voor slijm houdende simplicia als Carrageen, radix Althaeae, neemt men wollen doeken en perst niet uit om het slijm niet troebel te maken. Aftreksels van betrekkelijk kleine hoeveelheden simplex (cortex radicis Ipecacuanhae, folia Digitalis, radix Senegae), die niet slijmig mogen zijn, giet men op een trechter in welks hals een klein stukje watten is geschoven; de vloeistof loopt dan gewoonlijk helder door. Na het coleeren laat men de vloeistof enkele oogenblikken in de coleerkom staan om te bezinken en giet dan de bovenstaande vloeistof helder af. Dit doet men in een maatglas om te zien of men genoeg colatuur heeft verkregen. Is er niet genoeg, dan overgiet men het simplex op den doek of in den trechter met zooveel water, dat men genoeg colatuur heeft. Heeft men een belangrijk tekort aan colatuur, dan achten wij het noodzakelijk de faeces nog eenigen tijd met eene nieuwe hoeveelheid water af te trekken. Bij aftreksels, die warm worden gecoleerd, voegt men, indien men moet bijcoleeren, warm water, bij die, welke koud worden gecoleerd, koud water. Gewoonlijk heeft men in de apotheken, waar veel wordt gecoleerd, afzonderlijke doeken voor de verschillende simplicia; in andere heeft men drie soorten van doeken, nl. voor ongekleurde, weinig gekleurde en sterk gekleurde aftreksels, hieraan behoort nog te worden toegevoegd een doek voor sterk riekende stoffen. Nog beter zou het zijn niet door doeken, maar telkens door een nieuw stukje watten te coleeren. Van de toestellen, die voor het coleeren door watten kunnen worden gebruikt, geven fig. 5, 6, 7 en 8 eene voorstelling. Het in 78 hoog houdt. Nu laat men 48 uur macereeren, opent dan den klemkraan zóó ver, dat per minuut 20 a 30 druppels afloopen en vult van boven de vloeistof weer aan. Dit doet men hetzij door telkens bij te vullen, of, nog beter, door er een flesch omgekeerd op te plaatsen, waaruit het vocht, als het oppervlak van de vloeistof in den percolator is gedaald beneden de uitvloeiopening van de flesch, telkens toestroomt. Steeds moet men zorg dragen, dat het poeder met een laagje vloeistof bedekt blijft. Men trekt zóó lang uit, tot de afloopende vloeistof kleur- en smakeloos is. Indien het simplex alcaloïden bevat, kan men op de volgende wijze aantoonen, dat het uitgetrokken is: 10 cM3. van de laatst afloopende vloeistof worden onder toevoeging van 3 druppels zoutzuur op een waterbad verdampt, de rest wordt gemengd met 3 cM;i. water en gefiltreerd. Voegt men nu een paar druppels eener oplossing van Jodetum hydragyricum en Jodetum Kalicum in water (Mayer's reagens), toe, dan zal indien nog alcaloïden aanwezig zijn, eene troebeling optreden. Het percoleeren wordt vooral toegepast ter bereiding van extracten, tincturen, stropen enz.; zooals uit de beschrijving blijkt duurt de bewerking te lang voor de gewone receptuur. Aftreksels, bereid door digereeren, de z.g. digesta, komen in de receptuur niet voor. I N F U S A. AFTREKSELS. Aftreksels worden bereid door simplicia met water uittetrekken bij eene temperatuur van 90° —98°, dus bij de temperatuur, die men verkrijgt op een kokend-waterbad. De bereiding van infusa geschiedt aldus: De zoo noodig fijn verdeelde simplicia worden met koud water overgoten (en wel met zooveel water als men colatuur moet hebben, in den regel vermeerderd met tweemaal het gewicht der gebruikte grondstof aan water. In enkele gevallen, bijv. bij flores Chaniomillae, moet men wel viermaal het gewicht der grondstof aan water meer nemen) en op het waterbad verwarmd. Behalve bij folia Sennae, die 1/2 uur moeten trekken, infundeert men 15 minuten onder herhaald omroeren, dan neemt men de infundeerpan uit het waterbad en laat bekoelen, met of zonder behulp van koud water. De duur van het infundeeren wordt gerekend van het oogen- Fig. 10. Fig. 11. blik af dat de inhoud der pan de temperatuur van 90° heeft bereikt. Daarna coleert men. Porceleinen infundeerpannen zijn de beste, ook die van tin, blankgeschuurd koper of nikkel zijn bruikbaar, voor zoover zij door zuurof looizuurhoudende simplicia niet worden aangetast. De infundeerpan moet niet op het waterbad staan, maar grootenaeels er in hangen, Fig. 13. Fig. 12. daar anders de temperatuur niet hoog genoeg wordt. Gewoonlijk gebruikt men dan ook afzonderlijke waterbaden, z.g. infundeerapparaten. Men kan volstaan met een ketel, waarin water aan den kook wordt gebracht; als deksel dient een infundeerpan, die voor het grootste deel in den ketel hangt en met een ring op de opening van den ketel blijft hangen. Van de meest gebruikelijke soorten van infundeerapparaten geven fig. 10 en fig. 11 eene voorstelling. Zeer praktisch in het gebruik, vooral wanneer men niet voortdurend het infundeerapparaat noodig heeft, is het z.g. Snelinfundeerapparaat (fig. 12 en 13), waarvan de doorsnede in fig. 14 is afgebeeld. Vóór het gebruik giet men door den tubus a zooveel gedestilleerd of zoutarm water in het reservoir b, tot het niveau in het keteltje d een hoogte van 0,5 cM. heeft bereikt. Dan gaat men op gas of spiritus verwarmen; de damp, die daardoor wordt ontwikkeld, verwarmt de infundeerpan e, wordt door de buis ƒ naar het water- roconrAir nfnfüi'norrl an ll/llQf fTP_ 14 .vov.vw.. &v. condenseerd. Door de buis c vloeit steeds zooveel water naar d als daar in damp overgaat. Gewoonlijk is in 15 minuten het infuus voldoende afgekoeld, om zonder verlies aan werkzame bestanddeelen gecoleerd te worden; simplicia, welke vluchtige bestanddeelen bevatten (folia Menthae piperitae, flores Chamomillae, fructus Anisi), moet men laten staan tot geheele bekoeling. De reden hiervoor is de volgende: bij het infundeeren gaan de vluchtige bestanddeelen in damp over; wordt nu de warme infundeerpan geopend, dan zullen deze vluchtige bestanddeelen met den waterdamp ontwijken en dus verloren gaan. Laat men pan met inhoud eerst afkoelen, dan zullen de vluchtige bestanddeelen condenseeren en weer in de vloeistof oplossen, en dus bij het coleeren ook in de colatuur overgaan. Dikwijls staat op een recept de verhouding tusschen grondstof en colatuur niet opgegeven. In die gevallen moet men, indien het niet tuur gewoonlijk verkeerd wordt genomen. Schrijft de arts voor een decoctum Chinae 10: 100, dan is het waarschijnlijk zijne bedoeling, dat in 100 deelen van het decoct de werkzame bestanddeelen voorkomen van 10 deelen Cortex Chinae. Dit nu is niet het geval; immers bij het coleeren blijft een deel van de vloeistof in het simplex achter en ook deze vloeistof bevat werkzame bestanddeelen. In werkelijkheid bevatten 100 deelen van een decoct 10: 100 dan ook de werkzame bestanddeelen van slechts ± 8,1 -8,3 deelen van het simplex. Ten einde in een decoct of infuus, dat in de verhouding 10 : 100 is voorgeschreven, de oplosbare bestanddeelen te hebben van 10 deelen grondstof, zou men 14 deelen grondstof en 140 deelen water moeten nemen, ondersteld dat men ook voor decocta de infundeermethode volgt. Wij zijn het met den schrijver volkomen eens, dat de bedoeling van den arts zal zijn, dat in 100 deelen aftreksel de werkzame bestanddeelen van 10 deelen van het simplex moeten voorkomen en ook dat deze bedoeling niet verwezenlijkt wordt, wanneer het voorschrift wordt opgevolgd van de Pharmacopee. Deze zegt, dat voor 100 deelen colatuur 10 deelen grondstof moeten gebruikt worden, behoudens de vermelde uitzonderingen. Het staat echter den arts geheel vrij eene andere (juistere) verhouding voor te schrijven, indien hij van oordeel is, dat van de officieel opgegevene verhouding moet worden afgeweken. In verband met de voorschriften der beide laatste Pharmacopeeën kan de pharmaceut daaraan niets veranderen. Omtrent enkele decocta valt iets bijzonders op te merken: a. Een decoctum Tamarindi mag men geheel laten bekoelen voor men coleert, daar alleen onzuiverheden bezinken: de verlangde bestanddeelen, suiker, wijnsteenzuur, citroenzuur en appelzuur, blijven ook na bekoeling opgelost. Omdat de zuren metaal aantasten, moet dit decoct worden bereid in een steenen pan. b. Radix Sarsaparillae wordt, wanneer hij is fijngesneden, met kokend water tot een brei gestampt en daarna gekookt; ook kan men den fijngesneden wortel met het noodige water aan den kook brengen, zoodra het mengsel kookt coleeren, dan den wortel stampen en met de colatuur een half uur koken. c. Lichen islandicus wordt soms voorgeschreven als Lichen islandicus desamaratus (Lichen islandicus a principio amaro orbatus). Om dit te bereiden laat men het Lichen één uur staan in eene lauw warme oplossing van Kaliumcarbonaat, dan wordt het nioeielijk oplosbare, bittere bestanddeel, Cetraarzuur, omgezet in een beter oplosbare kaliumverbinding. Na een uur wascht men zoolang af met water, tot dit niet meer alkalisch reageert en maakt van het ontbitterde mos op de gewone wijze een decoct. d. Folia Uvae ursi werden vroeger gestampt met spiritus en daarna gekookt; tegenwoordig worden zij alleen tot grof poeder gestampt en daarna gekookt. Door Meulenhoff1) is bewezen, dat toevoeging van spiritus de oplossing der verlangde bestanddeelen niet bevordert. e. Radix Althaeae wordt nog wel voorgeschreven in decoctum, het is echter beter daarvan een infusum te bereiden, omdat de verlangde bestanddeelen evengoed oplossen. In de Pharmacopee wordt de bereiding van één decoctum beschreven, nl. van Decoctum Cornus Cervi compositum (Decoctum album Sydenhami). Dit wordt als volgt bereid: Kook 8 deelen fijngesneden Hertshoorn met een voldoende hoeveelheid water, gedurende een half uur. Voeg er dan bij 10 deelen gedroogd en tot grof poeder gebracht kruim van wit tarwebrood en kook nog gedurende 5 minuten. Coleer en voeg bij de colatuur, die 90 deelen moet bedragen, 10 deelen suikerstroop. De Ed. III der Pharmacopee gebruikte voor dit afkooksel Cornu Cervi praeparatum, hertshoorn waaraan de kalkzouten waren onttrokken. Combinaties van decocta met macerata en infusa worden ook voorgeschreven. Van Cortex Granati bestaat een bijzonder voorschrift: .R. Corticis Granati 50 Aqua frigidae 500 macera per horas XII, dein coque ad colaturam 250 et adde Sirupi Zingiberis 30 m. d. s. usus notus. Langen tijd heeft men het macerato-decoctutn Condurango gehouden voor den besten vorm om een waterig aftreksel van Cortex Condurango te geven. Door dr. Ton el la-) is echter bewezen, dat macereeren hier overbodig is, althans vóór het koken. Hij bepaalde de hoeveelheid opgeloste Condtirangine in de volgende bereidingen: a. een decoct 1 : 10 van een bast, die vooraf 12 uur gemacereerd had, b. een decoct 1) Bekroond antwoord op een prijsvraag der Nederl. Maatschappij ter bevordering der Pharinacie. 2) Pharm. Weekblad 1902, pag. 465. zonder voorafgaande maceratie, c. een maceratie van 12 uur; a. en b. werden na volkomen bekoeling gecoleerd. Hij vond in: a. Condurangine 0,068 °/o, droogrest 1,41 o/0) b- " 0.088 o/n, „ 1,48 0/0( c- " 0,088 o/c, „ 1,29 0/(> Hieruit volgt, dat een gewoon decoct van cortex Condurango de meeste vaste bestanddeelen bevat. Een voorschrift van zulk een decoct, dat eerst na geheele bekoeling mag worden gecoleerd, zal dus luiden: •K. Corticis Condurango 25 Aquae destillatae q. s. coque per horam dimidiam Post refrigerationem per horas tres cola, (Sepor.e per horas tres ut refrigeret et cola) Colaturae 250 adde. Sirupi aurantiorum 30 M. D. S. 3 d. d. c. Van de combinaties van infusa niet decocta bespreken wij eerst het veroudeide infuso-decoctum; dit moet worden bereid uit één simplex, dat, zooals cortex Cascarillae, naast vluchtige bestanddeelen (hier aetherische olie) nog andere (hier hars en een bitterstof) bevat. Door het infundeeren lost de aetherische olie op, door het koken hars en bitterstof. Een voorbeeld van een dergelijk - oud - voorschrift is het volgende: •R. Pulveris corticis Cascarillae ,J I (3 Infunde Aquae bullientis g V per quadrantem horae vase clauso. Cola. Residuum coque cum Aquae depuratae sufficiente quantitate ad remanentiam g V Liquores colatos misce et adde: Tincturae Cascarillae g I (3. Mucilaginis Gummi arabici g I M. D. S. o. b. h. vasculum. Korter zou men dit recept aldus kunnen formuleeren: •K. Pulveris corticis Cascarillae ,J I |3 fac infuso-decoctum 5 X etc. Men zou clan ook 6 gram cortex Cascarillae 1/4 uur infundeeren tot 100 gram, na bekoeling coleeren, de faeces koken tot 160 gram colatuur en beide colaturen bij elkaar voegen. Een enkele maal wordt een infuso-decoctum Chinae voorgeschreven; in het infuus lossen de vluchtige bestanddeelen van den Kina op, en in het decoct meer de alcaloïden en harsen. Dat de receptarius niet het recht heeft in plaats van een infusodecoctum alleen een decoct te geven, spreekt van zelf. Een decocto-infusum wordt bereid uit minstens twee simplicia, waarvan het eene gekookt en het andere geïnfundeerd moet worden, bijv.: J£. Pulpae Tamarindoruni crudae 30 Foliorum Sennae 10 coque et infunde ad colaturam 150 In colatura solve Sulfatis natrici 30 s. 0. b. h. c. .]{. Carrageen 3.5 Radicis Liquiritiae 7 coque et infunde 1. a. ad colaturam cM3 225 Spiritus diluti cM3 25 Aquae Laurocerasi cM3 10 Spiritus Animoniae anisati cM3 8 Sirupi Rhoeados cM3 25 M. D. S. 6 d. d. c. A\en bereidt van het simplex, dat moet worden gekookt (pulpa Tamarindoruni cruda, Carrageen) op de gewone wijze een afkooksel, coleert niet, maar giet het ongecoleerde decoct in een infundeerpan, laat het daarin bekoelen, voegt het simplex toe, dat geïnfundeerd moet worden (folia Sennae, radix Liquiritiae), infundeert 15 minuten, laat afkoelen en coleert. Alleen van die simplicia, wier verlangde bestanddeelen door het bekoelen zouden uitzakken (cortex Chinae), zijgt men de decocto-inftisa nog warm door. In enkele gevallen is het gewenscht, het decoct en het infuus elk afzonderlijk te bereiden tot de helft van de verlangde colatuur en het infuus te voegen bij het in de flesch bekoelde decoct. Men zal het 0. a. doen in die gevallen, waarin de bestanddeelen van beide simplicia op elkaar inwerken, bijv.: .K. Corticis Chinae 25 Foliorum Digitalis 2 fac decocto-infusum 250 adde Sirupi corticum Aurantioruin 30 M. D. S. 5 d. d. c. Meestal moet men bij decocta of infusa nog andere stoffen voegen, stropen, tincturen, spiritus enz., of zouten, die in de vloeistof moeten worden opgelost. Deze additie geschiedt naar de regels, die wij nader bij de mixturen en oplossingen zullen bespreken. Hier zij reeds opgemerkt, dat men deze stoffen nooit mag voegen bij ongecoleerde aftreksels, daar er anders van de toegevoegde stof zooveel in de uitgetrokken species zal achterblijven als is opgelost in de hoeveelheid vocht, die in de faeces terugblijft. Welke soort aftreksel men van een simplex moet bereiden is voor een deel afhankelijk van de bestanddeelen, die het bevat en voor een ander deel van de bestanddeelen, die men in oplossing wil hebben. Toch heeft de receptarius dit soms te beslissen, o. a. wanneer op het recept staat: fiat lege artis colatura, in plaats van fiat decoctum of fiat infusum. Als algemeene regel geldt dan: Van folia, herbae, flores, fructus en semina bereidt men infusa, behalve van: folia Uvae ursi, folia Juglandis, Carrageen, Lichen islandicus, fructus Colocynthidis, fructus Hordei decorticati, fructus Oryzae decorticati, fructus Myrtilli, fructus Papaveris, pulpa Tamarindorum cruda, flores Koso, semen Lini. Van cortices, ligna en radices bereidt men decocta, behalve van: cortex Cascarillae, - Cinnamomi, - Citri, - Aurantiorum, radicis Ipecacuanhae, radix Althaeae, — Angelicae, — Artemisiae, Belladonnae, — Bryoniae, - Gentianae, - Liquiritiae, Rhei, - Senegae, - Serpentariae, - Valerianae, rhizoma Calami. De volgende simplicia worden zoowel voor decocta als voor infusa gebruikti): cortex Cascarillae, folia Trifolii fibrini, herba Cardui benedicti, herba Centaurii, herba Lobeliae, radix Helenii, radix Senegae, summitates Absinthii. 1) Verlaan, De Geneesmiddelen der Nederlandsche Pharmacopee, Ed. III, pag. 449. Aftreksels, die slechts zeer weinig werkzaam geneesmiddel bevatten en die gewoonlijk bij kopjes worden gebruikt, bestempelt men in Frankrijk met den naam Tisane (Ptisana is gerstedrank, gerstewater), bijv.: Infusum foliorum Eucalypti 10/iooo» Decoctum Carrageen 5/iooo enz- Uit de volgende voorbeelden blijkt, op welke wijzen decocten kunnen worden voorgeschreven: •Ai. Decocti corticis Chinae 30 300 Acidi hydrochlorici diluti 3 Sirupi Aurantiorum 30 m. d. s. obhc. •\ï. Corticis Chinae 30 Acidi muriatici diluti 3 Coque cum sufficiente quantitate aquae ad colaturam 300 adde Sirupi Aurantiorum 30 mds. 5 d. d. c. •Ji. Radicis Sarsaparillae 15 Coque cum aqua per horam dimidiam ad remanentiam 150 adde Jodeti Kalici 5 Jodeti hydrargyrici 0,150 Mucilaginis Gummi arabici 25 Sirupi simplicis 25 mds. 2.d.d.c. •Ji. Decocti Althaeae 250 in quo solve Chloreti ammonici 5 Tartratis kalico-stibici 100 mgr. Extracti Liquiritiae 3 cui adde Aquae Laurocerasi 10 •|i. Decocti Carrageen 200 Aquae Laurocerasi 5 Sirupi Rhoeados 20 m.d.s. o.h.c. GELATINAE. GELEIEN. Een gelei is een half-vast geneesmiddel, zoodanig bereid uit suiketen een gelatineerende stof, dat een homogene, doorschijnende massa ontstaat, die bij verwarmen vloeibaar en bij bekoelen weder vast wordt. Voor de bereiding komen in aanmerking: dierlijke grondstoffen, die rijk zijn aan lijm of chondrine en plantaardige, welke geleivormende koolhydraten, arabine of bassorine bevatten. Als grondstoffen van dierlijke afkomst gebruikt men in de apotheek o.a. Hertshoorn (Cornu Cervi), Vischlijm (Ichthyocolla, Colla piscium), Gelatine. Tevens zouden zeer geschikt zijn varkensooren (Auriculae Suis) en Kalfspooten; zij worden echter in de apotheek niet gebruikt. Van de plantaardige simplicia noemen wij: de verschillende Ainylumsoorten, Lichen islandicus, Carrageen, Saleb, Tragacanth, Agar-Agar, en sommige vruchten, die rijk zijn aan pectine als vlierbessen en aalbessen. In de receptuur worden het meest gebruikt: Gelatina Cornus cervi, - Carrageen, - Lichenis islandici en — Lichenis islandici desamarati. Voor Gelatina Cornus cervi geeft het Supplement op de derde uitgave der Nederlandsche Pharmacopee het volgende voorschrift: men kookt 1 deel Cornu cervi praeparatum een half uur tot een colatuur van 10 deelen, lost in deze colatuur op 2 dln. suiker, dampt op het waterbad uit tot 10 deelen zijn overgebleven en laat afkoelen op een koele plaats. Een ander voorschrift, dat in navolging van het decoctum Cornus cervi compositum uitgaat van niet geprepareerd hertshoorn geeft Dieterichi): 40 gram rasura Cornus Cervi en 500 mgr. acidum citricum macereert men met 300 gram aqua destillata gedurende 2 uur, en kookt dan i/2 uur. Men coleert onder uitpersen, voegt bij de koude colatuur 5 gram tot schuim geslagen eiwit, kookt op en coleert weer; dan voegt men 20 gram suikerpoeder toe en dampt op hel waterbad uit tot 100 gram of zoover tot de massa na bekoeling gelei wordt. ') Pharmaceut. Manual. Met gelatine bereid wordt de volgende gelei: 5 gram gelatine wordt fijngeknipt, gedurende 1/4 uur gemacereerd met 80 gram water en dan op het waterbad opgelost; bij deze oplossing voegt men 1gram citroenzuur, 10 gram witte wijn en 20 gram suiker, daarna coleert men, voegt zoo noodig gedestilleerd water toe tot 100 gram en laat afkoelen. Deze gelei is bekend onderden naam Gelatina Co mus Cervi artificialis, maar mag zonder voorkennis van den arts natuurlijk niet gegeven worden inplaats van de echte Gelatina Cornus Cervi. In hoeverre dit praeparaat voor het echte onderdoet, hebben niet wij te beoordeelen: zijn beide geleien even goed, dan is in spoed eischende gevallen het tweede praeparaat te verkiezen, daar de bereiding minder tijd vordert en de gelei veel eerder vast wordt. Voor de bereiding van Gelatina Carrageen, Gelatina Lichenis islandici en Gelatina Lichenis islandici desamarati gaat het Supplement uit van de z.g. Saccharolata, aftreksels van die simplicia, die na coleeren met suiker worden uitgedampt tot droge massa's. Saccharolatum Carrageen wordt bereid door 1 deel Carrageen met eene voldoende hoeveelheid water i/2 uur te koken, dan' zonder uitpersen te coleeren (door een wollen doek) en in de heldere colatuur van ± 25 deelen op te lossen 4 deelen suiker, dan op een waterbad onder herhaald omroeren uit te dampen tot droog en de rest tot poeder te wrijven. Om hiervan Gelatina Carrageen te bereiden lost men op een waterbad 25 deelen Saccharolatum en S deelen suiker op in 65 deelen water, vult het verdampte water aan, voegt 2 deelen Oranjebloesemwater toe en laat het mengsel op een koele plaats tot gelei worden. Saccharolatum Lichenis islandici maakt men uit 1 deel met water afgewasschen en uitgeknepen mos, dat men 1 uur kookt, zoodat na zacht uitpersen verkregen worden ± 10 deelen colatuur, waarin 1 deel suiker wordt opgelost en die wordt uitgedampt tot droog, als bij Saccharolatum Carrageen. Voor de bereiding van 100 gram gelei lost men 30 gram Saccharolatum en 18 gram suiker op in 50 gram water, vult aan tot 98 gram en voegt 2 gram Oranjebloesemwater toe. Voor Saccharolatum Lichenis islandici desamarati gaat men uit van Lichen islandicus desamaratus (zie bij Decocta pag. 85) en behandelt dit op dezelfde wijze als Lichen islandicus; van dezelfde hoeveelheid Saccharolatum en op dezelfde wijze als bij Gelatina Lichenis islandici is aangegeven, wordt hiervan een gelei gemaakt. neett men de Saccharolata in voorraad, dan kan men daaruit gemakkelijk de Gelatinae bereiden; in zeer vele apotheken is dit niet het geval, daar de Gelatinae zelden worden voorgeschreven. Wij geven daarom ook voorschriften om de Gelatinae uit de grondstoffen zelf te bereiden. Voor Gelatina Carrageen macereert men 10 deelen Carrageen met 400 deelen water gedurende 10 minuten, kookt het maceraat met de Carrageen gedurende een half uur en coleert zonder uitpersen. In de vloeistof lost men op 20 deelen suiker, dampt haar uit tot 200 deelen en coleert weer; de colatuur wordt nu op een waterbad uitgedampt tot 100 deelen of tot 98 deelen, waaraan 2 deelen Oranjebloesemwater worden toegevoegd. Voor Gelatina Lichenis islandici kookt men 30 Lichen Islandicus gedurende 1 uur tot een colatuur van 250 gram, lost hierin op 30 gram suiker, dampt uit tot 200, coleert weder en dampt de colatuur, zoo noodig onder afschuimen, uit tot 100 gram, die men op eene koude plaats laat afkoelen en stollen. Gelatina Lichenis islandici desamarati wordt op dezelfde wijze bereid uit niet bitter IJslandsch mos. Als aangenaam smakend voedingsmiddel wordt soms voorgeschreven: Gelatina lactis, melkgelei, die men naar het volgende voorschrift (Sigmund-Liebreich) kan bereiden: 1 Liter versche melk en 500 gram suiker kookt men tot 1200 gram zijn overgebleven. Intusschen lost men 30 gram gelatine door macereeren en zacht verwarmen op in 200 gram witten wijn, mengt deze vloeistof met de eerste, die dan reeds half bekoeld moet zijn, en als het mengsel bijna geheel bekoeld is voegt men het sap van 3 a 4 citroenen toe (minder goed is 120 gram Succus Citri artificialis. Wanneer men het citroensap bij het bijna koude mengsel voegt, levert de bereiding niet de minste moeielijkheid op. Hier volgen nog enkele voorschriften van gelatinae1) waaruit tevens de wijze van voorschrijven blijkt. .J{. Gelatinae Lichenis islandici ab amaritiae liberati 400 ante refrigerationem adde: Extracti Liquiritiae Chloreti ammonici a 5. Sirupi Anisi -) 50 Sepone in loco frigido, ut fiat gelatina. 1) Kobert, Arzneiverordnungslehre, pag. 210. 2) Sirupus Anisi bestaat uit 1 deel Oleum Anisi en 409 deelen Sirupus simplex. kreosoot, was enz. neemt. Het mengsel zal niet homogeen blijven, maar zich spoedig scheiden in twee lagen. Wordt aan deze stoffen echter gom of een ander geschikt bindmiddel toegevoegd op eene wijze, die wij later nader zullen omschrijven, dan gelukt het een homogeen mengsel te verkrijgen, waaruit zich de olie of balsem of hars niet direct weder afscheidt. Aan zulk een mengsel geeft men den naam van Emulsie. Wanneer we het begrip «emulsie" zoover mogelijk uitstrekken, moeten wij daaronder thans verstaan: homogene mengsels van oliën, vetten, harsen, in 't algemeen van met water niet mengbare stoffen, met water, waarbij het homogeenworden is veroorzaakt door de toevoeging van een colloïdale stof (gom, eiwit enz.). Oorspronkelijk was het begrip emulsie niet zoo veel omvattend. Zooals de Nederlandsche vertaling zaad melk reeds aangeeft (enuilgeo = uitmelken), werden vroeger de emulsa uitsluitend bereid uit zaden en wel uit die soorten, welke vette olie bevatten en daarnaast nog een eiwitstof, die de olie in de waterige vloeistof verdeeld houdt (zooals amandelen, hennepzaad, papaverzaad). Zulke emulsies worden bereid door het oliehoudende zaad eenvoudig met water te stampen en te coleeren. Uit het bovenstaande blijkt dus: 1°. dat voor het bereiden eener emulsie drieërlei noodig is: n.1. a. een stof die geëmulgeerd moet worden (emulgendum), b. de stof waarmede men emulgeert (iemulgens) en c. eene waterige vloeistof ter verdunning (menstruum). 2n. dat er twee soorten van emulsiën bestaan, n.1. die welke bereid worden uit oliehoudende zaden, waarin emulgendum en emulgens tezamen voorkomen en die waarbij emulgendum, emulgens en menstruum liefst in eene bepaalde verhouding bij elkaar moeten worden gevoegd. De eerste soort noemt men emulsa vera (emulsa naturalia), zaadmelken, de andere emulsa spuria (emulsa artificialia), oneigenlijke emulsiën. Daar de emulsa spuria geheel thuis behooren bij de afdeeling der nnxta, zullen wij hier alleen de zaademulsiën, emulsa vera bespreken. Emulsa vera. De zaden, die voor het be. reiden dezer dispenseenvormen vooral in aan- HIPrL'infT L'nmon niin • A nii'.v^nlnn nviwvil, C.1JI1. I \lll J £V«t*ICtV. ^*.1 f OV.1III1ICI Papaveris, fructus Cannabis en semina Lini. Ook andere zaden als semina Hyoscyami en semina Crotoms zou men hiervoor kunnen gebruiken, maar deze zijn vergiftig en geven dus vergiftige enuilsa. Een volledig voorschrift voor een emulsum verum is o. a. het volgende: Jï. Amygdalaruni dulcium decorticatarum 30 emulgeantur cum aqua communi ad colaturam 200 cui adniisce Aquae florum Aurantii 10 Sirupi simplicis 20 m.d.s. onini sesquihora cochlear. Wat de wijze van bereiding betreft moet men rekening houden met het zaad, dat is voorgeschreven: Indien Amygdalae, zonder nadere aanduiding of bittere dan wel zoete worden bedoeld, worden voorgeschreven in een emulsie voor inwendig gebruik, geeft men steeds zoete amandelen. De bereiding van eene amandelemulsie geschiedt aldus: men legt de amandelen in water van ten hoogste'70°, niet warmer (daar anders de eiwitstof uit de amandelen, het emulsine, gestremd wordt en haar emulgeerend vermogen verliest) en laat ze daarin enkele minuten blijven; dan wordt de bruine zaadhuid (epispermiuin) er afgenomen. De amandelen brengt men in een emulsiemortier (fig. 14), een diepen porceleinen of marmeren mortier, waarbij een houten stamper behoort, en stampt ze eerst in stukjes, dan voegt men 10 a 20% van het gewicht der amandelen aan koud water toe en stampt daarmede tot een deeg is verkregen, waarin men tusschen de vingers geen stukjes meer kan voelen; dit deeg verdunt men met ongeveer de helft van het te gebruiken water, coleert en brengt de faeces weer in den mortier terug, stampt ze nog eens weer, verdunt met het overige water en coleert weer. Worden de amandelen droog, dus zonder de 10 a 20'% water gestampt, dan wordt de vette olie er uit geperst, het toevoegen van eenig water dient dan ook om de olie dadelijk te emulgeeren. Voor het emulgeeren van zaden werden vroeger veelvuldig koperen vijzels gebruikt; daar olie koper gemakkelijk aantast, zijn koperen vijzels voor de bereiding van emulsa onbruikbaar en vervangen door porceleinen emulsiemortieren. Men neemt een houten stamper, omdat met een steenen stamper de mortier gemakkelijk stuk geslagen wordt. Bittere amandelen worden voor emulsa voor inwendig gebruik niet genomen, omdat bij het emulgeeren daarvan het vergiftige Cyan- waterstofzuur, HCN, ontstaat. Door inwerking nl. van het ferment Emulsine en van water op het glucoside Amygdaline. De reactie verloopt naar de vergelijking: Q» H» NO,, -f 2 H,0 = 2 Qj HI2O0 + Q H^COH + HCN. amyg 3 me glucose benzaldehyde cyanwaterstof/uur. De hoeveelheid Cyanwaterstofzuur, die hierbij ontstaat, is vooruit niet met zekerheid te bepalen, die hoeveelheid bedraagt uit 100 gram ere amandelen ongeveer 0,174 gram, overeenkomende met 174 gram aqua Laurocerasi, waarvan de maximale doses zijn 2 gram per keer en 8 gram per dag. 100 gram van een enuilsum Amygdalarun, amararum (int 15 gram Amygdalae amarae bereid) zullen dus eene hoeveelheid blauwzuur kunnen bevatten overeenkomende met 26.1 gram aqua Laurocerasi. Indien bittere amandelen droog worden geperst, leveren zij evenals de zoete: Oleum amygdalarum dulcium (zoete amandelolie); de perskoek kan dan door destillatie met water nog Aqua Amygdalarum amararum opleveren. Semen Papaveris is een fijn, wit, hard zaad, dat men moeielijk kan fijnstampen zonder eerst de zaadhuid opteweeken. Men brengt daartoe het zaad op een zeefje en overgiet het eenige malen met warm water (niet warmer dan 70°) zóó wordt tevens het aan de zaden klevende stof verwijderd. Dit natte zaad brengt men in een emulsiemortier en stampt het zonder verdere toevoeging van water tot een homogeen deeg, waarin geen harde stukjes meer mogen voorkomen; dit verdunt men met water en coleert daarna Fructus Cannabis wordt op een zeefje afgewasschen met koud water om het stof te verwijderen en daarna onder toevoeging van wat water tot een deeg gestampt, verdund en gecoleerd. Semen I.ini wordt op dezelfde wijze behandeld als fruct. Cannabis. Een goed bereide emulsie van amandelen en papaverzaad is melkwit; is de kleur blauwachtig wit, dan wijst dit op onvoldoend stampen! Een emulsie van hennepzaad of lijnzaad is grijswit van kleur. Laat men een zaademulsie enkele dagen staan, dan scheidt zich de olie als een roomachtige bovenste laag af. Geschiedt dit spoedt na de bereiding, dan is het een bewijs, dat de emulsie niet goed is gereed gemaakt. Daar de olie door de eiwitstoffen uit de zaden is geëmulgeerd, zal zij worden afgescheiden, indien de eiwitstof wordt gestremd dit geschiedt o.a. door zuren, door alkaliën, door veel zouten en door spiritus. schröder, Receptuur. 3e druk. , Indien dus deze stoffen zijn voorgeschreven bij eene emulsie, moeten ze afzonderlijk in wat achtergehouden water opgelost of daarmede gemengd worden. Ook warmte stremt het planteneiwit; met behulp van warmte bereide vloeistoffen moeten dus bekoeld zijn, voor men ze toevoegt. Vooral in oudere voorschriften moest dikwijls bij een emulsum verum nog olie gevoegd worden, die dan zoo goed mogelijk door de eiwitstof moest worden geëmulgeerd, bijv.: JEmulsi Amygdalarum 200 Olei Amygdalarum 20 Aquae Naphae 10 Sirupi simplicis 30 m.d.s. alt. hor. c. Voor de bereiding van dit voorschrift mengt men onder het deeg der amandelen om beurten wat olie en wat water, verdunt daarna verder en coleert. Wij maken er hier op opmerkzaam, dat door eene wijziging in het voorschrijven ook de bereidingswijze anders wordt, bijv.: .11. Amygdalarum dulcium 30 Olei Amygdalarum 20 m. fac emulsum 230 adde: Aquae Naphae 10 Sirupi simplicis 30 m.d.s. De uitdrukking fac emulsum geeft aan, dat de amandelen en de olie i) ieder afzonderlijk geëmulgeerd moeten worden. In het voorgaande recept werd door tnisce alleen aangegeven, dat een zoo goed mogelijk mengsel van een amandelemulsie en van amandelolie moet worden gemaakt. Ook kamfer moet soms in een zaad-emulsie worden opgelost, bijv. in het voorschrift: Emulsi seminis Papaveris 30 180 Camphorae tritae 600 mgr. Aquae Laurocerasi 10 Sirupi diacodii 10 1) Zie voor het emulgeeren van vette oliën bij E mul sa spuria. Pepsinevvijn, laat de vloeistof door verwarming bij 35°-401 stremmen en filtreer. Voor Serum 1 act is acidum treft men in het Supplement liet volgende voorschrift aan: Neem lOOdeelen versclie koemelk, verwarm ze tot ÏOO1 en voeg er onder omroeren bij 1 deel Kaliumhydrotartraat, filtreer na bekoeling. Indien men ook hier de stremmende stof reeds voegt bij :1e koude melk, verkrijgt men, naar onze ervaring, na filtratie een helderder praeparaat; bovendien is het gebruik van afgeroomde melk aan te bevelen, daar de hiermede bereide praeparaten helderder zijn dan die met volle melk bereid. Volkomen heldere praeparaten verkrijgt men echter op deze wijze nog niet; steeds zal de vloeistof ook na filtratie nog min of meer troebel zijn. Ten einde een volkomen helder praeparaat te verkrijgen moet men klaren met eiwit. Men voegt daartoe bij 5 a 10 Liter bekoelde serum lactis het tot schuim geslagen wit van een ei, kookt op, schuimt al en filtreert. Neemt men voor de bereiding van Serum lactis dulce meer lebessence of pepsinewijn dan noodig is om alle Caseïne te coaguleeren, dan zal daardoor in den regel het praeparaat niet onbruikbaar zijn; dit is echter wel het geval wanneer men eene overmaat van zuur of aluin neemt. Neemt men te weinig van de coaguleerende stof, dan is de wei troebel, daar niet alle Caseïne is afgescheiden. Men gebruikt gewoonlijk op 1000 deelcn afgeroomde of volle melk: 5 deelen pepsinewijn voor Serum lactis dulce 10 „ kaliumhydrotartraat „ •> acidum 10 >, aluin » » « aluminatum 30 „ ruw tamarindemoes „ » » tamarindinatum 250 „ witten wijn en 2,5 deel kaliumhydrotartraat voor Serum lactis vinosum. Van 500 deelen melk verkrijgt men ongeveer 300 deelen Serum lactis. Bij het voorschrijven van Serum lactis kan men twee wegen volgen: men kan een volledig recept met de nauwkeurig omschreven wijze van bereiding geven, bijv.: , .){. Lactis vaccini 500 Aluminis in pulverem 5 calefac leni igne ad coagulationem Caseïni. \ Coagulatione peracta serum semirefrigeratum cola et eum albumine ovi in spumam conquassato mixtum iterum coque. Serum colatuni et refrigeratum per chartam bibulam filtra. S. ter de die vasctilum. of men kan eenvoudig voorschrijven: •ii. Seri lactis aluminati 300 S. ter de die vasculum, waarbij men de bereidingswijze geheel aan den apotheker overlaat. Tegenwoordig wordt, meestal als voedingsmiddel, nu en dan gebruikt de z.g. wei naar Monti, waarvan het voorschrift luidt: Voeg bij 1 Liter melk 40 gram room, verwarm tot 37° en voeg toe 13 druppels kaasstremsel, laat zóo lang bij eene temperatuur van 37 staan tot de Caseïne stolt. Duurt dit lang, dan voegt men nog 3 5 druppels kaasstremsel toe. Na de stremming wordt, onder ververwarming, de afgescheiden Caseïne met een houten lepel of vork fijngemaakt en zóó alle ingesloten vet er uitgeperst. Hierbij moet een melkwitte vloeistof ontstaan, die door een doek onder sterk uitpersen wordt gecoleerd. De colatuur wordt niet 15 gram Maizena opgekookt. Serum lactis wordt over het algemeen weinig in de apotheken voorgeschreven, meestal laat men het praeparaat bij den zieke thuis bereiden. In vele gevallen wordt echter het gebruik van wei vervangen door dat van Kumys of Kefir, die, daar ze alle bestanddeelen van de melk bevatten, veel rijker zijn aan voedingsstoffen. Kefir werd oorspronkelijk door de bewoners van den Kaukasus uit melk bereid, met behulp van een eigenaardig ferment. Het Kefirferment of de zoogenaamde Kefirkorrels, Grana Kefir, bestaat uit een mengsel van gistcellen (Saccharomyces Cerevisiae) en bacillen (Dispora Caucasica), die zich in luchtdrogen toestand voordoen als vuilgele klompjes, welke vooral in melk gemakkelijk opzwellen en dan min of meer wit en elastisch worden; worden zij hierbij slijmachtig, dan kunnen zij niet worden gebruikt. Men kan ze doen groeien door ze met eene ruime hoeveelheid melk te overgieten en deze 2 3 malen daags te ververschen. Stukken, die grooter zijn dan een okkernoot, verdeele men vóór het gebruik. Kefirkorrels mogen niet langer dan een jaar achtereen voor de bereiding van Kefirmelk gebruikt worden. tincturen) is die verhouding 1 : 10, voor de niet-sterkwerkende 1 : 5. Of men spiritus van 90 o/0 dan wel spiritus van 70 °/0 zal nemen, hangt af van de oplosbaarheid der werkzame bestanddeelen in een dezer vloeistoffen. Bij harshoudende simplicia (Asa foetida, Benzoë, Myrrha, Succinum) voegt men Spiritus van 90ü/„, bij de overige grondstoffen verdunden, met uitzondering van tinctura Moschi, waarbij men een mengsel van gelijke deelen Spiritus dilutus en water gebruikt en van tinctura Opii crocata, waarbij men een mengsel van gelijke deelen Spiritus en water neemt. De volgende tincturen geven aanleiding tot enkele opmerkingen. Tinctura acida aromatica: men voegt onder omschudden in een dunwandige flesch 10 deelen zwavelzuur langzaam, in dunnen straal, zonder af te koelen, bij 90 deelen verdunden spiritus, dan wordt meer Zuuraethylsulfaat direct gevormd, dan wanneer men het zuur onder afkoeling toevoegt (zie bij Sulfas aethylicus acidus c. Spiritu). Als dit mengsel is bekoeld, macereert men hiermede de kaneel en gemberwortel (van elk 5 deelen). Bij deze tinctuur is door de Pharmacopee geen verdam pi ngsrest opgenomen, daar bij het uitdampen het zwavelzuur zóó geconcentreerd zal worden, dat de rest verkoolt. Tinctura Aloës is geen eigenlijke tinctuur, daar aloë bijna geheel in verdunden spiritus oplost. Men moet door herhaald omschudden de oplossing tot stand brengen. Tinctura Chinae composita kan men thans op drie wijzen bereiden. Men kan de grondstoffen (cortex Chinae, cort. fruct. Aurantii en rad. Gentianae) tezamen macereeren of percoleeren, of men kan gelijke hoeveelheden Tinct. aurantiorum, Chinae en Gentianae met elkaar mengen. Soortelijk gewicht en droogrest zijn bij de percolatiemethode iets hooger dan bij de bereiding door maceratie of door vermenging der tincturen, welke beide laatste geen noemenswaardig verschil opleveren. De door maceratie bereide tinctuur blijft echter gemakkelijker helder dan die, welke door vermenging is bereid. Tinctura Succini wordt thans bereid door fijn poeder van barnsteen gedurende een uur te koken met sterken spiritus, het best zóó, dat men het doet in een kolf, die van boven is voorzien van een opstaanden Liebigschen afkoeler, dan verdampt bij deze bewerking weinig spiritus, die echter weer aangevuld moet worden als de vloeistof koud is. Op deze wijze bereid bevat de tinctuur, na 1 uur koken, meer opgeloste bestanddeelen dan na vele dagen macereeren. versche Oranjebloesem wordt bereid. Bij ons is het niet mogelijk eene voldoende hoeveelheid Oranjebloesem voor de bereiding te verkrijgen. Ten einde na te gaan of de Aqua floruin Anrantii ook is bereid door schudden van de olie met water, vermengt men 5 cM3 Oranjebloesemwater met 1 cM:! salpeterzuur en verwarmt zacht, dan moet het mengsel rose gekleurd worden. Aqua Foeniculi, uit 40 deelen grof poeder (A 1,5) van venkelvruchten worden 1000 deelen destillaat bereid, dat meestal zeer troebel is, en waaruit zich bij het bewaren Anethol afscheidt, vooral als het op een koele plaats wordt bewaard. Indien dit het geval is, moet het venkelwater zacht worden verwarmd en dan krachtig worden geschud, teneinde het Anethol weder in oplossing te brengen. Men mag dit echter alleen doen, wanneer venkelwater is bestemd voor inwendig gebruik. Dient het voor oogwater, dan is het raadzaam het Anethol niet eerst op te lossen, daar men kans zou loopen, dat ook na de filtratie het Anethol weer zou uitkristalliseeren, wat met name bij oogwaters bezwaarlijk zou kunnen zijn. Indien venkelwater in oogwater wordt voorgeschreven, zegt de Pharmacopee, moet het worden gefiltreerd, het best natuurlijk door een bevochtigd filter, dat alle olie terughoudt. Ook bij andere aromatische wateren, die in oogwaters voorkomen, achten wij filtratie wenschelijk. Aqua Menthae piperitae, Pepermuntwater, wordt bereid uit 100 deelen fijngesneden folia Menthae piperitae tot 1000 deelen destillaat. Aqua Rosarum, rozenwater, bereidt men door 1 deel Rozenolie te schudden met 5000 deelen water en de vloeistof te filtreeren. Het reukelooze deel der olie blijft onopgelost, en moet door de filtratie worden verwijderd. Geschikte verhoudingen voor eenige niet in de Pharmacopee opgenomen aromatische wateren, die echter somtijds nog in de receptuur voorkomen, zijn de volgende: Aqua Carvi, 100 deelen fructus Carvi geven 1000 deelen destillaat, Aqua Chamomillae, 100 deelen flores Chamomillae geven 1000 deelen destillaat, Aqua Aurantiorum, 100 deelen cortex fructus Aurantii geven 1000 deelen destillaat, Aqua Citri, 100 deelen cortex Citri leveren 1000 deelen destillaat, Aqua Melissae, 100 deelen folia Melissae leveren 1000 deelen destillaat, Aqua Menth crispae, 100 deelen folia Menthae crispae leveren 1000 deelen destillaat, Aqua Petroselini, 50 deelen fructus Petroselini leveren 1000 deelen destillaat, dat niet op een koele plaats mag worden bewaard om de afscheiding van Apiol te voorkomen; Aqua Sambuci, 100 dln. flores Sambuci leveren 1000dln.destillaat. Aqua Tiliae, 100 „ » Tiliae „ 1000 „ » Met een enkel woord zij hier nog melding gemaakt van de Aquae aromaticae concentratae, waarvan er enkele worden genoemd in het Supplement op de Nederl. Pharmacopee. Zij worden bereid door 4 deelen van het simplex te mengen met 1 deel spiritus en eene voldoende hoeveelheid water om er 4 deelen van te kunnen afdestilleeren. Zij worden gebruikt voor de bereiding van enkele aromatische wateren, waarvoor men 3 deelen geconcentreerd water mengt met 7 deelen water. In het Supplement komen voor: Aqua Chamomillae concentrata, Aqua Sambuci concentrata, Aqua Tiliae concentrata. De hiervan bereide aromatische wateren mogen niet in voorraad worden gehouden, de geconcentreerde wel. SPIRITUS AROMATIC I. AROMATISCHE SPIRITUALIËN. Wanneer men grondstoffen, die aetherische olie bevatten, destilleert met spiritus in plaats van met water, verkrijgt men de aromatische spiritualiën als heldere vloeistoffen. De Pharmacopee vermeldt 5 van deze praeparaten, nl. Spiritus aromaticus, Spiritus Cinnamomi, Spiritus Cochleariae, Spiritus Citri en Spiritus Lavandulae. Ook voor beide laatstgenoemde vloeistoffen wordt thans de destillatie-methode geëischt, de vorige Pharmacopee liet eenvoudig de olie in spiritus oplossen, waardoor het product veel minder welriekend werd. Eene andere verbetering in de voorschriften voor deze praeparaten is, dat men moet afdestilleeren tot eene bepaalde gewichtshoeveelheid is opgevangen, terwijl men vroeger moest destilleeren tot het destillaat een bepaald soortelijk gewicht had. Wel was liet mogelijk, door berekening te vinden hoeveel men ongeveer kon afdestilleeren (zie hieronder), maar de opgave onzer tegenwoordige Pharmacopee is eenvoudiger en nauwkeuriger. In even groote mate'als bij de aromatische wateren geldt hier de regel, dat men zich nauwkeurig moet houden aan het voorschrift en aan de wijze van destilleeren. Iedere verandering, daarin aangebracht, geeft een merkbare wijziging in het praeparaat en met name de destillatie door invoeren van stoom geeft hierbij een praeparaat, dat ver ten achter staat bij dat door directe destillatie bereid is. Voor de bereiding van Spiritus aromaticus brengt men 30 deelen fijn gesneden Herba Majoranae, 30 deelen cortex Cinnamomi, 30 deelen seinen Myristicae, 30 deelen Caryophylli en 60 deelen tructus Coriandri gczamclijk tot grof poeder A3, macereert gedurende 24 uur met 700 deelen Spiritus en 1300 deelen water en destilleert er van af 1000 deelen. Het destillaat moet een soortelijk gewicht hebben van 0,894 0,900 en is een heldere, kleurlooze, aromatisch riekende en smakende vloeistof. Het tot poeder brengen van alle simplicia bij elkaar heeft het voordeel, dat men minder verlies aan aromatische stoffen heeft en dat het pulveriseeren o. a. van Nux moschata gemakkelijker gaat. Spiritus Cinnamomi wordt bereid door 250 deelen Cortex Cinnamomi tot grof poeder A 3 te brengen, dit 24 uren te macereeren met een mengsel van 600 deelen Spiritus en 1500 deelen water en hiervan 1000 deelen af te destilleeren. Het heldere en kleurlooze destillaat moet een s. g. hebben van 0,912 0,918 en moet rieken en smaken naar kaneel. Voor Spiritus Citri gaat men uit van versche citroenschillen, waarvan men alleen het zg. flavedo gebruikt; hiervan neemt men 400 deelen, snijdt ze fijn, macereert 24 uur met 650 deelen Spiritus en 1100 deelen water en destilleert 1000 deelen af. Het s. g. van het destillaat is 0,900 0,906, het is helder, kleurloos en riekt krachtig naar citroenen. Vooral bij dit praeparaat is de destillatiemethode aangewezen. De Spiritus Citri der Ed. III rook en smaakte veel minder aangenaam, terwijl de reuk en smaak bij combinatie van den spiritus met zuren, o. a. voor limonades dikwijls terpentijnachtig werd. Spiritus Cochleariae wordt bereid door 800 deelen herba Coclileariae recens en 200 deelen radix Armoraciae recens, beide in verschen toestand te macereeren met 1000 deelen water, gedurende 24 uur, dan S00 deelen spiritus toe te voegen en daarna 1000 deelen af te destilleeren. Het is een heldere, kleurlooze, niet aangenaam maar krachtig riekende vloeistof. In Herba Cochleariae komt de aetherische olie (secundaire Butyl- isosulfocyanaat, Butylmosterdolte) niet als zoodanig voor, maar als glucoside, waaruit zij door inwerking van een ferment, Myrosine, wordt gevormd; ditzelfde geschiedt hij de radix Arinoraciae, waarin eveneens een glucoside voorkomt, waaruit door het ferment eene aetherische olie gevormd wordt. De werking van het ferment op het glucoside wordt gewoonlijk door spiritus belemmerd of geheel verhinderd, zoodat het daarom aanbeveling verdient, de kruiden eerst met water te macereeren en dan den spiritus toe te voegen. Vooi het praeparaat der Duitsche Pharmacopee gaat men uit van gedroogde Herba Cochleariae, waarin het ferment werkeloos is geworden. roevoeging van wit mosterdzaad, waarin eene voldoende hoeveelheid ferment voorkomt, is dan ook noodzakelijk om de aetherische olie uit I lerba Cochleariae te vormen. Hierbij /nocteene maceratie met water alleen eerst plaats hebben. Spiritus Lavandulae wordt verkregen door maceratie van 250 deelen flores Lavandulae met 750 deelen spiritus van 90 o/(J en 1500 deelen water en daarvan 1000 deelen af te destilleeren. Het is een heldere, kleurlooze, aangenaam naar lavendel riekende vloeistof, s. g. 0,889 0,895. In het Supplement op de Pharmacopee komen nog verschillende aromatische spiritualiën voor, waarbij voor enkele, die door destillatie worden bereid, moet gedestilleerd worden tot het destillaat een bepaald s. g. heeft, bijv. bij Spiritus Mastiches compositus, waarbij 1 deel Mastix, 1 deel Olibanum, 1 deel Myrrhe en 1 deel Barnsteen, alle tot poeder B 10 gebracht, gedurende 6 uur worden gemacereerd met een mengsel van 10 deelen Spiritus en 13 deelen Water, en daarna gedestilleerd worden tot het s.g. van het destillaat 0,S73 0,878 is. Gaan wij uit van 10 maal dit voorschrift, dus 100 deelen Spiritus van 90 %, hoeveel destillaat kan men dan verzamelen? iWen gaat uit van 100 gewichtsdeelen Spiritus van 90 overeenkomende met 100:0,8339 (het s.g. van dezen spiritus) = 120 cM:!. Hierin komen voor, bij een alcoholgehalte van 90%: (120: 100) X 90 = 108 cM\ Het destillaat moet een s. g. hebben van 0,873 S78. Wanneer we onderstellen, dat dit destillaat alleen bestond uit verdunden spiritus, zonder aetherische olie, zou daarvan het alcoholgehalte bedragen (zie tabel VII der Pharmacopee) 76 »/0 bij een s.g. van 0,8743. Van: de 108 cM-» alcohol, die wij hebben, kunnen dus bereid worden: (108 : 76) X 100 = 142 cM'! spiritus van 76 o/(). We zullen nu bij de bereiding van Spiritus Mastiches compositus eerst ± 130 cM:1 destillaat opvangen, daarvan het s.g. bepalen en van het later overgedestilleerde zooveel toevoegen tot het verlangde soortelijk gewicht is bereikt. Maakt men bij de bereiding dezer praeparaten niet vooraf eene dergelijke berekening, dan moet men telkens het s. g. van het destillaat bepalen en heeft men bovendien nog de kans, dat het product al te zeer verdund wordt. Volgens het Supplement worden eveneens door destillatie bereid: Spiritus polyaromaticus en Spiritus traumaticus; terwijl door oplossen van aetherische olie en andere bestanddeelen in water en spiritus of in verdunden spiritus alleen, bereid worden: Spiritus aromaticus ammoniacalis, Spiritus formica rum, Spiritus Menthae piperitae, Spiritus S i n a p i s. Bij verdunnen niet water worden de aromatische spiritualiën troebel, melkachtig wit meestal, daar de aetherische oliën in den al te zeer verdunden spiritus niet oplosbaar zijn. EXTRACT A. EXTRACTEN. Extracten zijn aftreksels van simplicia, welke de werkzame bestanddeelen der grondstoffen in zooveel mogelijk onveranderden vorm bevatten en die tot eene bepaalde consistentie zijn uitgedampt. Voor het bereiden van een extract moet men dus: 1". een aftreksel maken van het simplex, 2". dit aftreksel uitdampen tot de verlangde consistentie. De vloeistof, waarmede het simplex wordt uitgetrokken, is, het ligt in de boven gegeven bepaling van extracten opgesloten, in liooge mate afhankelijk van den aard der werkzame bestanddeelen van de simplicia. Zijn deze bestanddeelen in water gemakkelijk oplosbaar, dan zal men een waterig aftreksel bereiden, is dit niet het geval, dan een spiritueus of aetherisch. Naar de vloeistoffen, waarmede de simplicia worden uitgetrokken, onderscheidt men: waterige extracten (Extracta aquosa), spiritueuze extracten (Extracta spirituosa) en aetherische extracten (Extracta aetherea). De aftreksels, die met een dezer vloeistoffen zijn bereid, kunnen tot eene verschillende consistentie worden uitgedampt. Dampt men verschijnt moet voortdurend in het vocht worden geroerd. Veel beter achten wij het echter gedurende het uitdampen voortdurend in de vloeistof te roeren, daar dit in hooge mate het uitdampen bevordert en de temperatuur lager doet blijven. (Men kan hierbij gebruik maken van den in fig. 19 afgebeelden roertoestel, die door Fig. 19. een watermotor in beweging wordt gebracht.) Dit laatste is van groot belang om de plantenbestanddeelen in onveranderden toestand te behouden, vandaar dat men in den laatsten tijd de extracten bij voorkeur onder luchtverdunning (in z.g. vacuumapparaten) uitdampt. Dit heeft tevens nog het voordeel dat oxydatie door de lucht in veel mindere mate kan plaats hebben. Voor de bereiding van de extracten onder a genoemd wordt het behoorlijk fijn verdeelde simplex eerst gedurende 24 uur met water gemacereerd, gecoleerd en uitgeperst en dan met minder water nog eens gedurende 6 of 12 uren gemacereerd en weer gecoleerd en uitgeperst. Uit de gemengde persvochten wordt het extract bereid. Ook voor de extracten onder b genoemd, waarbij het aftreksel met kokend water wordt bereid, wordt het uittrekken met eene kleinere hoeveelheid water nog éénmaal en nu gedurende een korteren tijd herhaald. Rij extractum Cascarillae is eene verdere zuivering van het aftreksel niet voorgeschreven, omdat door het bezinken en coleeren * gebracht en gedurende 12 uren, nu en dan omroerende, geniacereerd niet 200 deelen Chloroformwater; daarna wordt gecoleerd en uitgeperst en de colatuur terstond verwarmd tot stremming der eiwitstoffen. Men macereert op nieuw met een zelfde hoeveelheid Chloroformwater, maar gedurende 6 uur, daarna wordt weer gecoleerd en uitgeperst en de colatuur op dezelfde wijze behandeld. Nadat de vochten gecoleerd zijn, worden zij op een waterbad uitgedampt tot zijn overgebleven 50 deelen, waarbij na bekoeling wordt gevoegd: 100 deelen Spiritus. Het mengsel zet men nu gedurende 2 dagen op een koele plaats, de rest van het eiwit en de in water oplosbare slijmstoffen zullen dan neerslaan. Na filtratie wordt uitgedampt tot een dik extract. Dit extract moet met water een heldere oplossing geven. Het macereeren met Chloroformwater in plaats van met water, zooals bij andere extracten is voorgeschreven, dient om het bij Secale cornutum zoo gemakkelijk optredende bederf te voorkomen, hiervoor is het ook noodig dat de colaturen terstond worden verwarmd tot stremming der eiwitstoffen. Het eenige samengestelde extract van onze Pharmacopee Extractum Rhei compositum is een mengsel van 60 deelen extractum Rhei, 20 deelen extractum Aloës, 10 deelen resina Jalapae en 10 deelen Sapo medicatus, die voor zoover noodig elk afzonderlijk tot poeder worden gewreven en daarna worden gemengd. Omtrent de oplosbaarheid der extracten in water zij hier het volgende opgemerkt: helder of bijna helder lossen op: extractum Aloës, Gentianae, Liquiritiae, Opii, Taraxaci, Trifolii, — Secalis cornuti. Extractum Ratanhiae geeft met heet water eene heldere oplossing, bij afkoeling wordt deze ondoorschijnend zonder echter een bezinksel af te zetten. Troebele vochten geven de waterige extracten: extractum Cardui benedicti, Cascarillae, - Centaurii; de troebele mengsels der beide laatst genoemde extracten met water worden met spiritus weder helder. De extracten bereid door achtereenvolgens met Spiritus en met water uit te trekken (Extractum Helenii en - Valerianae) geven eveneens met water troebele vochten, die na toevoeging van Spiritus helder worden. De niet spiritus bereide extracten (Extractum Belladonnae, — Calumba, Chinae, — Colocynthidis, — Granati, - Hyoscyami, — Rhei, Strychni) geven uit den aard der zaak met water troebele mengsels; na toevoeging van spiritus worden deze echter helder. Extractum Cannabis is niet water niet mengbaar, maar lost op in aether, spiritus, chloroform en vette en aetherische oliën. Ook het aetherische extractum Filicis is onoplosbaar in water, maar oplosbaar in aether. R O B. VRUCHTENGELEI. Wanneer men saprijke vruchten met kokend water behandelt, coleert en de colatuur met suiker uitdampt tot extractdikte, verkrijgt men een Rob. De naam is afgeleid van het arabisch en misschien een \erkoiting van Sirop; wij hechten er thans meer de beteekenis aan van gelei (Rob Sambuci). De Pharmacopee vermeldt: Rob Sambuci, Vliergelei, die bereidt wordt door 10 deelen vliervruchten (fructus Sambuci recentes) gedurende 5 minuten te koken onder aanhoudend roeren (anders brandt de massa aan) en dan sterk uit te persen. In vier deelen van het verkregen sap wordt 1 deel suiker opgelost. Deze oplossing wordt tot koken verhit, afgeschuimd en gecoleerd. De gecoleerde vloeistof wordt bij kleine hoeveelheden, bijv. 500 gram, gekookt onder voortdurend omroeren, zóólang tot een paar druppels, op een kouden plaat gebracht, spoedig tot gelei stollen. De ondervinding leert, dat men door groote hoeveelheden vocht tegelijk te koken, een gelei van minder fraaie kleur verkrijgt. Rob sambuci vormt een stevige, samenhangende gelei; komt zij in mixturen voor, dan is het noodig haar eerst eenigen tijd alleen in den mortier te wrijven en dan langzaam met water te verdunnen, dit af te gieten, de rest weer te wrijven en zoo voort te gaan tot alles is opgelost. Doet men dit niet dan bevat de mixtuur steeds stukjes rob. Rob Juniperi, Rob van Jenevervruchten, wordt bereid door 30 deelen gekneusde Jenevervruchten (fructus Juniperi) gedurende een half uur te infundeeren met 90 deelen water; dit mengsel laat men 12 uur staan, coleert en perst uit. Nadat het vocht eenige uren heeft staan te bezinken, giet men het helder af, lost in deze heldere vloeistof 10 deelen suiker op en dampt op liet waterbad uit tot de dikte van honig. Deze rob kan op dezelfde wijze als extracten niet water worden verdund, de oplossing is echter troebel. Rob Juniperi is geen echte gelei door liet gemis aan pectine in de vruchten. De naam Jenevervruchtengelei zou dus misplaatst zijn; misschien dat de naam Stroop van Jenevervruchten nog de beste zou zijn. In het Supplement komt nog voor: Rob Ribesiorum rubrorum (roode aalbessengelei), die bereid wordt door 5 deelen koud geperst en helder sap van roode aalbessen met 2 deelen suiker te koken tot de dikte van gelei. PULP A. MOES. Voor liet Electuarium Sennae compositum worden gebruikt pulpa Prunorum (pruimenmoes) en pulpa Tamarindorum depurata (gezuiverd tamarindenmoes); bij genoemd praeparaat vindt men ook de bereidingswijze dezer beide moezen. Voor Pulpa Prunorum neemt men gedroogde pruimen en kookt die zoo lang met water, tot ze weder week geworden zijn en het volumen van versche pruimen innemen; dan verwijdert men de pitten en wrijft het overblijvende zoo goed mogelijk door een haren zeef. Voor Pulpa Tamarindorum depurata kneedt men ruw tamarindenmoes met (kokend) water tot de massa week is, verwijdert de steenen en zooveel mogelijk ook de vaatbundels en wrijft de rest door een haren zeef. In dezen vorm zijn de moezen geschikt voor de bereiding van electuarium Sennae compositum, men kan ze echter niet zóó bewaren; door hun groot vochtgehalte bederven zij spoedig. Wil men ze in voorraad houden, dan moet men ze op een waterbad uitdampen tot de dikte van een dik extract en zes deelen daarvan nog warm mengen met 1 deel suikerpoeder. Dit mengsel moet op een koele en droge plaats bewaard worden. Wil men dit moes gebruiken voor de bereiding van electuarium Sennae compositum, dan moet men er rekening mede houden, dat het op 7 deelen reeds 1 deel suiker bevat. Men moet dus berekenen, hoe groot de opbrengst is uit 30 deelen pruimen en uit 30 deelen ruw tamarindemoes. Het Supplement vermeldt nog Pulpa Cassiae (Cassiamoes), dat voorkwam in het Electuarium Sennae compositum der Ed. II; men bereidt dit, door het moes uit Cassiapeulen met warm water in een steenen mortier aan te mengen tot een dunne brij, deze door een haren zeef te wrijven (te pulpeeren) en op een waterbad uit te dampen tot de dikte van een dik extract. Rij'zes deelen van het nog warme moes voegt men 1 deel poeder van suiker, kneedt door en bewaart het mengsel op een droge en koele plaats. II. MIXTA. MENGSELS. De wijze, waarop men mengsels van verschillende stoffen bereidt, is nagenoeg alleen afhankelijk van den aard dier stoffen. Van velé vloeistoffen, bijv. van water en spiritus, verkrijgt men homogene mengsels door ze met elkaar te schudden; van andere vloeistoffen verkrijgt men door schudden alleen geen homogene mengsels (olie en water); voor deze is toevoeging van een derde stof, bindmiddel, noodig, 0111 een homogeen mengsel te vormen. Poedervormige stoffen mengt men, al naar den aard der poeders, onder zachten of sterken druk in een mortier. Weeke stoffen, als Lanoline, Vaseline, Axungia, brengt men door kneden tot gelijkmatige mengsels; vaste vetten (Cera flava, Oleum Cacao) kunnen öf met elkaar óf met weeke vetten slechts homogene mengsels vormen, wanneer men ze eerst smelt. Bij het bespreken der verschillende artsenijvormen komen we hierop nader terug. S O L U T 1 O. OPLOSSING. Wanneer eene vaste stof in aanraking komt met eene vloeistof, kan ook zij vloeibaar worden en met de vloeistof een homogeen mengsel vormen. Dit homogene mengsel draagt den naam van oplossing (Solutio). Niet alleen vaste stoffen, maar ook gassen en vloeistoffen kunnen in eene vloeistof oplossen. Worden gassen opgelost, dan zegt men, dat zij geabsorbeerd worden. Oplossingen van vloeistoffen in elkaar noemt men mengsels. Lost men eene vaste stof op in eene vloeistof, dan heeft eene vereeniging van de moleculen van beide stoffen plaats; de eohaesie, welke de moleculen van de vaste stof bijeenhoudt, wordt door de groote bewegelijkheid der vloeistofmoleculen overwonnen. Daar bij het oplossen een vaste stof in eene vloeistof overgaat, en dus de beweging der moleculen toeneemt, moet bij het oplossen warmte verbruikt worden, dus eene daling van temperatuur plaats vinden. Gemakkelijk kan men dit waarnemen bij het oplossen van groote hoeveelheden Kaliumbromide en andere zouten in water. Dat men in andere gevallen die temperatuursdaling niet waarneemt, komt doordat tegelijk door chemische processen eene grootere hoeveelheid warmte wordt vrijgemaakt. Bij eene oplossing is geen sprake van eene constante gewichtsverhouding tusschen vaste stof en vloeistof; ze kunnen in allerlei willekeurige hoeveelheden bij elkaar gevoegd worden, mits men niet de grens van oplosbaarheid overschrijdt. Oplossen is dus niet een chemisch verschijnsel, tenminste niet in de gewone beteekenis van het woord. Toch kan men de oplossingen, juist om hunne homogeniteit en nog andere eigenschappen, ook niet beschouwen als mechanische mengsels; men rekent ze daarom tot de verbindingen naar veranderlijke verhoudingen, in tegenstelling met de scheikundige verbindingen, die verbindingen met constante verhoudingen zijn. De verbindingen naar veranderlijke verhoudingen onderscheiden zich van de eigenlijke scheikundige verbindingen vooral daardoor, dat het aantal der mogelijke verhoudingen onbegrensd is, en dat eene verandering in de verhouding der samenstellende deelen geen verandering brengt in de homogeniteit van het mengsel. Door wijlen prof. Lobry de Bruyn is aangetoond, dat er tusschen eene oplossing en een suspensie slechts een gradueel verschil bestaat, maar geen verschil in geaardheid. Door eene verzadigde oplossing van Glauberzout 5 uren te centrifugeeren gelukte het hem aan den buitenkant van de vloeistof een korst van natriumsulfaatkristallen te verkrijgen, terwijl de oplossing zelf nog maar half zoo sterk was. Lost men Brometum kalicum op in water en verdampt het oplosmiddel op een waterbad, dan houdt men weer Brometum kalicum over. Lost men zink op in verdund zwavelzuur, dan zal na verdamping van het oplosmiddel geen zink achterblijven, maar Zinksulfaat. Hier was dus wel scheikundige werking opgetreden. Het zink als zoodanig is niet in oplossing gekomen, maar het is eerst door het zwavelzuur omgezet in Zinksulfaat en dit lost op in het water, waarmede het zwavelzuur verdund is. Zoo zegt men ook dat Mercuri-jodide oplosbaar is in eene oplossing van Kaliumjodide; dit is in zoo verre waar, dat eerst het dubbelzout Kaliummercurijodide (HgJ.»2KJ) ontstaat en dit is goed oplosbaar. Wij onderscheiden dus twee soorten van oplossingen, nl. die waarbij na het verdampen van de vloeistof de oorspronkelijk vaste stof in onveranderden toestand achterblijft, en die waarbij na verdamping van de vloeistof een geheel andere dan de oorspronkelijk vaste stof achterblijft. De eerste soort oplossingen noemt men directe, de laatste indirecte. We zagen reeds, dat voor eene oplossing noodig zijn: eene vloeistot waardoor het oplossen wordt bewerkt, deze draagt den naam van oplosmiddel of solvens, en een stof welke door de vloeistof in oplossing wordt gebracht en die solvendum heet. Als solventia worden meestal gebruikt: water, voor vele zouten, spiritus voor kamfer, harsen, jodium, sublimaat, aether voor kamfer, phosphorus, sublimaat, olie voor kamfer, phosphorus, zwavelkoolstof voor vetten, phosphorus en zwavel. De mate van oplosbaarheid van eene vaste stof in eene vloeistof is afhankelijk van de temperatuur en neemt in den regel toe bij temperatuursverhooging. Uitzonderingen op dezen regel vormen o.a. natriumchloride, waarvan de oplosbaarheid bij verhooging van temperatuur met noemenswaard toeneemt, gips en kalkhydraat, waarvan de oplosbaarheid afneemt bij verhooging van temperatuur; van Sulfas natricus lost bij 33° C de grootste hoeveelheid in water op. In de pharmacie spreekt men, als in de scheikunde en natuurkunde, van eene verzadigde of geconcentreerde oplossing, wanneer deze bij eene bepaalde temperatuur niet meer van de vaste stof kan opnemen. Zoo is Kopersulfaat bij de gewone temperatuur (15°C) oplosbaar in 2,5 deelen water; men verkrijgt dan eene verzadigde oplossing, die bij die temperatuur geen kopersulfaat meer kan opnemen. Verwarmt men eene dergelijke oplossing in een reageerbuisje, dan zal, indien men nog meer kopersulfaat toevoegt, dit oplossen, tot bij 100°C 1 deel kopersulfaat oplost in i ■> deel water; men heeft dan opnieuw eene verzadigde oplossing. Laat men deze oplossing eenigen tijd rustig staan, dan scheiden zich daaruit weer kristallen van kopersulfaat af en dit geschiedt zoolang tot bij de gewone temperatuur weer 2,5 deel water I deel kopersulfaat opgelost houdt. Onder gunstige omstandigheden kan de grens van oplosbaarheid bij eene bepaalde temperatuur ver worden overschreden, men heeft dan eene oververzadigde oplossing. L.aat men bijv. eene bij kookhitte verzadigde oplossing van Sulfas natricus onder absolute rust bekoelen, dan zal de vaste stof bij de gewone temperatuur niet worden afgescheiden. Werpt men echter in deze oplossing een klein stukje Sulfas natricus, dan scheidt zich een groot deel van het opgeloste zout weer af; dus eene oververzadigde oplossing kan niet bestaan, wanneer cle vloeistof nog in aanraking is met onopgeloste vaste stof. Ook door eene oververzadigde oplossing te schudden, zal de vaste stof zich spoedig afscheiden. De verhouding, die er bestaat tusschen solvendum en solvens, noemt men de concentratie der oplossing. Gewoonlijk drukt men deze concentratie uit in percenten; zoo bestaat eene 3 °/(, oplossing van Boorzuur uit 3 deelen Acidum boricum en 97 deelen water. Oplossingen worden op verschillende wijzen voorgeschreven, bijv.: Hydratis Chlorali 6 Aquae 150 Solve, Da, Signa: o. h. c. ■ii. Acidi borici 6 solve in Aquae destillatae 250 filtra, signa: collyrium. .R. Solutionis Chloratis kalici 3 °/o 200 ds. gargarisma. .H. Solutionis Jodeti kalici l! L>mi (6 = 200). Het gewicht der oplossingen, bedoeld in het le en 2e voorbeeld, moet zijn het gewicht der vloeistof vermeerderd met het gewicht der vaste stof; in het 3e en 4e voorbeeld geven de cijfers 200 het gewicht aan der geheele oplossing. Waar de arts echter vloeistoffen laat innemen bij een bepaald volumen (lepel, eierlepel enz.), daar is het niet rationeel een bepaald gewicht voor te schrijven, immers de doseering wordt dan minder nauwkeurig. Het volumen van eene oplossing van 6 gram Kaliumjodide in 174 gram water bedraagt minder dan 180 cM:i, dus zullen er geen 12 lepels (gerekend op 15 cM3) uit genomen kunnen worden. Nauwkeuriger is het daarom een bepaald volumen vloeistof voor te schrijven, zooals door sommige artsen reeds gedaan wordt1), bijv.: Brometi ammonici 2 Brometi kalici Brometi natrici aa 4 Aquae communis q.s. ad cM3 300 M. d s. Chloratis kalici 5 Phenoli liquefacti 1 cM3 Glycerini 25 cM3 Aquae q.s. ad volumen 250 cM3 Solve, da, signa: gargarisma. Vooral bij sterk werkende geneesmiddelen verdient deze wijze van voorschrijven de voorkeur, en in het bijzonder wanneer men als solvens eene vloeistof neemt, die belangrijk in soortelijk gewicht verschilt met water, bijv.: .R. Camphorae 1 Aetheris q.s. ad 10 cM3 S. D. S. ad injectionem. Was in dit voorbeeld 10 gram aether voorgeschreven, dan zou bij een s. g. van aether van 0,725 het volumen ruim 13,5 cM3 bedragen. Als solvens gebruikt men in de receptuur gewoonlijk water, liefst gedestilleerd water, dat op de meeste stoffen geen scheikundige werking uitoefent, althans niet in den gewonen zin. In sommige gevallen bestaat er tegen het gebruik van Aqua communis geen bezwaar, bijv. voor het oplossen van Acetas kalicus, Antipyrine, Brometum kalicum, Chloretum ammonicum, Salicylas natricus enz. In andere gevallen daarentegen moet men aqua destillata nemen, bijv. voor het oplossen van zilverzouten, kwikzouten, loodzouten, tannine, carbonaten, bicarbonaten, phosphaten enz., daar aqua communis ontleding zou veroorzaken. Men houde verder in het oog, dat de Pharmacopee met water (Aqua) steeds bedoelt gedestilleerd water (Aqua destillata). De oplosbaarheid van eene vaste stof in eene vloeistof is voornamelijk afhankelijk van a) den aard van de vaste stof, b) den aard van het !) Zie Dr. L. van Itallie, Medicamentorum formulae enz., en J. C. L.eusden, idem. water om het solvendum op te lossen. Alleen dan echter mag men eene stof oplossen in warm water, wanneer de voorgeschreven hoeveelheid van die stof in het afgekoelde water opgelost kan blijven. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken. •H. Infusi foliorum Sennae 100 Sulfatis kalici 20 m.d.s. obhc. Kaliumsulfaat is in 10 deelen water oplosbaar, veel gemakkelijker lost het op in warm water; men zal door de oplossing in de warmte te doen plaats hebben de geheele hoeveelheid (20 gram) in oplossing kunnen brengen. Laat men nu de vloeistof afkoelen, dan kan niet alle Kaliumsulfaat opgelost blijven, de oplossing toch is oververzadigd en de overmaat van het zout zal zich in kristallijnen toestand afzetten. De kristallen zullen door omschudden niet gelijkmatig verdeeld kunnen worden. Alen doet daarom beter, het zout af te slibben. Hiertoe wordt het in een mortier uiterst fijn gewreven en daarna met vloeistof aangemengd. Een deel van het Kaliumsulfaat zal oplossen, een ander deel, dat uiterst fijn verdeeld is, zal in de vloeistof blijven zweven en de grovere deelen zullen bezinken. De vloeistof giet men af, zoodat de grovere deelen achterblijven, deze worden op nieuw fijn gewreven, gemengd met vloeistof, deze dan afgegoten en dit wordt herhaald tot al het zout uiterst fijn verdeeld in de flesch is. De vloeistof is dan bij de gewone temperatuur met het zout verzadigd en door omschudden kan het fijne poeder uitstekend verdeeld worden. De Pharniacopee bevat de volgende Solutiones aquosae: Solutio Acetatis aluminici. In een ruimen porceleinen schaal lost men 30 deelen Aluminiumsulfaat op in S0 deelen water, voegt hierbij 36 deelen azijnzuur en daarna, onder voortdurend roeren, 13 deelen Calciumcarbonaat, dat eerst is aangemengd met 20 deelen water. Hierbij zal eerst het azijnzuur inwerken op het Calciumcarbonaat; daar echter de hoeveelheid azijnzuur te gering is om al het carbonaat in acetaat om te zetten, zal men een mengsel van beide stoffen overhouden: 3 CaC03 + 4 C,H402 = CaC03 -f 2 Ca (C,H;iO.>):> + 2 CO... + 2 H._,0. Het gevormde calciumacetaat en het carbonaat zullen inwerken op het aluminiumsulfaat onder vorming van calciumsulfaat en basisch aluminiumacetaat. Liquor Burowi bevat ongeveer 1 pet. basisch aluininiumacetaat. Door sommigen wordt aanbevolen, ten einde steeds eene heldere, niet geleiachtige Liquor Burowi te dispenseeren, daarvoor eene oplossing van Boorzuur in plaats van water te gebruiken. Naar onze ervaring is dit overbodig, indien men de op elkaar inwerkende vloeistoffen maar niet warm bij elkaar voegt; alleen dan verkregen wij een geleiachtig, onbruikbaar mengsel, wanneer de vloeistoffen niet behoorlijk afgekoeld waren. Solutio Acetatis plumbici basici wordt bereid door 3 deelen Acetas plumbicus en 1 deel Oxydum plumbicum semivitreuni met 1 •> deel water in een flesch of kolf (niet in een uitdampschaal om het aantrekken van kooldioxyde) te verwarmen tot de massa bijna wit is geworden. Hierbij is basisch loodacetaat gevormd naar de vergelijking: (CH;,COO)2Pb + 3H..O + PbO = 2Pb(^:!CO°+2H20. Geheel juist is deze vergelijking niet, er ontstaat ook nog een ander basisch Loodacetaat (z.g. Lood -/3 acetaat) naar de vergelijking: 2Pb(CH:tCOO)2+3HoO + PbO = j 2Pb(CH:iCOO)o.Pb(OH)2} - + 2R>(X De witte massa wordt nu met liefst gekookt (koolzuurvrij) water gemengd en in een flesch gespoeld, waarin men het vocht, van de lucht afgesloten, laat bezinken, waarna men filtreert. Een andere eenvoudige bereidingswijze, waarbij verwannen niet noodig is, is de volgende: men wrijft 3 deelen Loodacetaat fijn, mengt met 1 deel fijngewreven Lythargyrum en laat het mengsel in een goed gesloten flesch gedurende 24 uur of zoo veel langer staan, tot het wit geworden is; dan mengt men het met 10 deelen (liefst gekookt) water, laat bezinken en filtreert1). Oplossing van basisch Loodacetaat is eene heldere, kleurlooze vloeistof, die bij staan aan de lucht troebel wordt, onder vorming van basisch loodcarbonaat. Met plantenaftreksels, met oplossingen van arabische gom en met oplossingen van earbonaten, sulfaten, chloriden, bromiden en jodiden ontstaan neerslagen. Voor de bereiding van Aqua Plumbi Goulardi worden 2 deelen Solutio Acetatis plumbici basici vermengd met 8 deelen verdunden i) Zie Mededeellngen van de Onderlinge Pharinaceutische Groothandel te Utrecht. Solutio Citratis magnesici verkrijgt men naar het voorschrift der Pharmacopee door 15 deelen Citroenzuur op te lossen in 50 deelen warm water en daarbij te voegen 10 deelen Magnesiumcarbonaat. Onder ontwikkeling van Kooldioxyde wordt het Magnesiumcitraat Mg.:! (CjH|OH(COO):;J2 gevormd. Zoodra de ontwikkeling van het COj ophoudt, filtreert men de vloeistof en waseht het filter met water na tot verkregen zijn 100 deelen; de oplossing bevat 20",, Magnesiumcitraat. Magnesiumcitraat komt voor in twee modificaties, nl. een gemakkelijk oplosbare, amorphe, en een moeielijk oplosbare kristallijne modificatie. Bij de bereiding ontstaat de eerste, maar deze gaat bij het bewaren der oplossing in de tweede modificatie over. Hierom schrijft de Pharmacopee voor, dat de oplossing niet in voorraad mag worden gehouden. Solutio Formaldehydi, eene 33 34 percentige oplossing van Formaldehyde (HCOH) in water. Het komt voor als een heldere, scherp prikkelend riekende vloeistof, die de slijmvliezen van neus en oogen zeer pijnlijk aandoet, die met water en spiritus in elke verhouding mengbaar is. Komt de vloeistof op de huid, dan wordt deze lederachtig. Als bederfwerend middel en als ontsmettingsmiddel voor woningen is Formaldehyde in den laatsten tijd veelvuldig gebruikt. Om de onaangename reuk uit de zoo ontsmette woningen te verwijderen, brengt men daarin ammoniakdamp. Formaldehyde en Ammonia vormen tezamen het Hexametyleentetramine, dat onder de namen Urotropine en Formine in de geneeskunde wordt gebruikt. Men moet Solutio Formaldehydi bewaren en afleveren in flesschen van inactinisch glas; door het licht wordt de oxydatie tot mierenzuur bevorderd. Solutio Hydratis calcici, Aqua calcis, Kal kwater, eene oplossing van Hydras calcicus Ca(OH);; in water. Men bereidt haar door 1 deel Calciumoxyde uit marmer bereid (Marmor ustum) te overgieten met 4 deelen water en dit mengsel een kwartier te laten staan, hierbij wordt Hydras calcicus gevormd: CaO + H.O = Ca(OH)2. Dit mengsel wordt met 20 deelen water vermengd en in een ruime flesch gespoeld, daarin laat men het onder herhaald schudden, eenige uren (ongeveer zes) staan, laat bezinken en schenkt de bovenstaande water toe te voegen; de Kamfer, die bij deze toevoeging van water wordt afgescheiden, lost zeer snel weder op. Voegt men meer water toe, dan ontstaat eene blijvende afscheiding van kamfer. Vooral voor de bereiding van grootere hoeveelheden Kamferspiritus kunnen wij de volgende bereidingswijze aanbevelen: in een wijdmondsflesch brengt men de benoodigde hoeveelheid Spiritus van 95 % of Spiritus van 70%, al naar men heeft en hangt daarin een stuk muil, waarin de kamfer zich bevindt, zóó, dat slechts een deel van den kamfer met den Spiritus in aaniaking is. Binnen korten tijd is dan de kamfer opgelost en kan men zoo noodig het water toevoegen. Solutio Jodii spirituosa, Tinctura jodii, eene oplossing van 10 deelen Jodium in 90 deelen Spiritus fortior (95 '%). (Deze Joodtinctuur bevat 2% meer Jodium dan die der Ed. III). jVlen bereidt de oplossing door in een flesch met glazen stop Jodium en Spiritus herhaaldelijk te schudden, na ongeveer 3 dagen is dan het Jodium opgelost. Daar de vloeistof, zoodra een deel van het Jodium is opgelost een donkerbruine kleur heeft, is het moeielijk te zien, of al het Jodium is opgelost, en is het wenschelijk de oplossing te bereiden door het Jodium boven in den spiritus te hangen. Daar men echter bij de bereiding van Joodtinctuur geen muil kan gebruiken, is voor dit praeparaat zeer praktisch het appareil Vauthier, bestaande uit een wijdmondsch flesrh \an bruin glas (fig. 20) met overvallenden stop. In den hals der flesch hangt een bekerglas, waarvan de bodem voorzien is van talrijke openingen. In dit bekerglas brengt men het Jodium en hangt het dan in de flesch, die zoover niet Spiritus is gevuld, dat een deel van het bekerglas in den spiritus hangt. Terstond begint dan het Jodium op te lossen, de zware Joodoplossing zinkt naar den bodem en wordt telkens door Spiritus verwinp-pn Rinnpri L-ru-t^n Fi . * Ö—■ "viiv.il uju IS al het Jood opgelost, wat men gemakkelijk kan zien door even het bekerglas uit de vloeistof te lichten. Joodtinctuur moet buiten den invloed van het licht worden bewaard en in inactinisch glas worden afgeleverd. Bij langdurig bewaren ontstaat Joodwaterstof, Aldehyde enz. Door toevoeging van water wordt Jodium uit de oplossing afgescheiden, looizuurhoudende stoffen (Tinetura Gallarum) binden een deel van het Jodium. Voegt men Joodtinctuur bij oplossingen van Kalium- of Natriumjodide, dan zal het afgescheiden Jodium door deze zouten in oplossing worden gehouden. Solutio Nitroglycerini is eene oplossing van 1 deel Nitroglycerine in 99 deelen Spiritus. Bij verdunning met water scheidt zich de Nitroglycerine af in olieachtige druppels, die, opgezogen door filtreerpapier, door een hamerslag ontploffen. Behalve in Spiritus is Nitroglycerine ook oplosbaar in olie. Voor het geval dat Nitroglycerine met olie wordt voorgeschreven, zal men natuurlijk de oplossing in olie (die ook in de verhouding 1 = 100 wordt bereid) nemen; moet Nitroglycerine met Spiritus verdund worden, dan neemt men de Spiritueuze oplossing, bijv.: .)}. Nitroglycerini 10 niG. Spiritus 5 m.d. s. 3dd. gtt. II. Voor de bereiding van bovenstaand voorschrift zal men 1 G. Solutio Nitroglycerini nemen en daarbij Spiritus voegen tot het vereischte gewicht. Van oplossingen in olie vermeldt de Pharmacopee: Solutio Camphorae oleosa, Oleum camphoratuni, die bereidt wordt door 10 deelen Kamfer in kleine stukjes op te lossen bij ten hoogste 70J in 90 deelen olijfolie. Daar er soms kleine onzuiverheden in de Kamfer voorkomen, laat men de vloeistof bezinken en giet de heldere oplossing af. Hoe fijner het kamferpoeder, des te sneller lost het op. Is de kamfer echter met spiritus fijngewreven, dan krijgt men meestal, door nog wat aanhangenden spiritus, eene troebele oplossing. Dit is niet het geval, als men de kamfer met aether fijnwrijft, bovendien zal de aanhangende aether bij zachte verwarming gemakkelijker verdampen dan de spiritus. Behalve deze Kamferolie wordt ook nog dikwijls, en dan voor onderhuidsche inspuiting, eene oplossing van 10 deelen Kamfer in 40 deelen olijfolie of amandelolie voorgeschreven, I cM:i van deze oplossing bevat ongeveer 200 nigr. kamfer. De bereiding geschiedt als boven beschreven. Oleuni Jecoris aselli cum Benzoate ferrico, Oleum Jecoris aselli f er ra tuin is eene oplossing van versch bereid benzoas ferricus in levertraan. Uit 3 deelen natriumbenzoaat, opgelost in 15 deelen water, wordt, door toevoeging van 2.4 deelen Ferrichlorideoplossing verdund met 25 deelen water, Ferribenzoaat neergeslagen; het neerslag wordt afgefiltreerd en zoolang afgewasschen met water tot in liet afloopende vocht, dat eerst Natriumchloride bevat, met zilvernitraat geen neerslag meer ontstaat. Nu brengt men het filter met het neerslag er op tusschen filtreerpapier en drukt zacht om het vocht, dat het neerslag nog bevat, zooveel mogelijk door het filtreerpapier te doen opnemen. Vervolgens mengt men het neerslag met zooveel uitgedroogd Natriumsulfaat, dat een droog poeder is verkregen (ongeveer 15 deelen), brengt het mengsel in een flesch met levertraan en verwarmt tot niet hooger dan 32° tot het Ferribenzoaat is opgelost. Wanneer men sterker verwarmt, geeft het uitgedroogd Natriumsulfaat, dat hier dient als wateronttrekkende stof, het water weder af. Na bezinking filtreert men de oplossing in droge flesschen. Omdat Ferribenzoaat moeilijker in levertraan oplost, naarmate het ouder is, moet dit zout steeds versch worden bereid. Oleum jecoris aselli cum Jodeto ferroso. Voor dit praeparaat moet een goudgele levertraan gebruikt worden, waarvan 10 G. na 4 uur geen 10 mG. Jodium, dat er mede geschud is, mag hebben gebonden. In 394 deelen van zulke levertraan worden door afwrijven in een mortier 5 deelen Jodium opgelost, de oplossing gegoten in een flesch met glazen stop van inactisch glas, die daarmede bijna geheel gevuld is en dan bijgevoegd 10 deelen ijzerpoeder. Onder telkens krachtig schudden laat men dit mengsel 12 uur staan, dan laat men het 24 uur bezinken en onderzoekt een paar druppels traan op de aanwezigheid van vrij Jodium door na te gaan, of zij kaliumjodidestijfsel nog blauw kleuren. Meestal is dit nog wel het geval. Men moet dan zoolang schudden tot de Joodreactie wegblijft, wat na één uur schudden gewoonlijk het geval is. Na bezinking giet men de olie helder af in fleschjes van ten hoogste 100 cM» inhoud. Van praktisch belang is de oplosbaarheid van eenige stoffen in Glycerine. Daarin lost op: een wit neerslag van oliezuurkwik en met alkalische zeepen een geel neerslag van kwikoxyde. Jodium is in water zeer moeielijk oplosbaar; 1 deel Jood lost op in ongeveer 5000 deelen water; verder lost het op in 10.4 deelen Spiritus en gemakkelijk in aetlier, in chloroform en in zwavelkoolstof. De kleur van de oplossing in chloroform en in zwavelkoolstof is violet, terwijl de oplossingen in aether en in spiritus een bruine kleur hebben. Zooals we bij de Solutio Jodii Lugoli reeds hebben gezien is Jood ook oplosbaar in eene geconcentreerde oplossing van Kaliumjodide, eveneens in oplossingen van Natriumjodide en Ferrojodide. De kleur dezer oplossingen is bruin. Lost men Jood met een Jodide op in een aromatisch water, dan zal het Jood door de aetherische olie geheel of gedeeltelijk, al naaide hoeveelheid, worden gebonden en de oplossing dus ontkleurd worden. Jodetum hydrargyrium, een scharlakenrood, microkristallijn poeder, is ook in water zeer moeielijk oplosbaar; het lost wel op in alcohol (167 deelen) en in aether (110 deelen) en geeft daarmede kleurlooze oplossingen. In eene geconcentreerde oplossing van Kaliumjodide lost het Mercurijodide met-eene lichtgele kleur op, het vormt daarmede de dubbelverbmding (HgJ2-f-2KJ -f 11/2 aq). Deze oplossing (bekend als Mayer's reagens) geeft met oplossingen van alle alcaloïdzouten een neerslag Jodetum hydrargyricum maakt een bestanddeel uit van de vroeger vaak voorgeschreven Solutio Ricordii: • R. Jodeti hydrargyrici 150 mgr. Jodeti kalici 7,5 Mucilaginis Gummi arabici 25 Sirupi simplicis 25 Decocti Sarsaparillae 150 M. D. S. en eveneens van de Fransche specialité SiropdeGuibert: •K. Jodeti hydrargyrici 1 Jodeti kalici 50 Aquae destillatae 50 Sirupi simplicis 2000 Solve et misce lege artis. SCHRÖDER, Receptuur. 3e druk. Carbonas ammonicus geeft met 5 deelen water een heldere oplossing. Het best mengt men dit zout in den mortier met koud water af; door schudden met water lost het langzaam op, terwijl het door warm water wordt ontleed en tevens vervluchtigt. Hydras Chlorali niag alleen in koude vloeistoffen worden opgelost; warmte bevordert zeer sterk de ontleding van deze stof in zoutzuur en dichlooraldehyde, welke ontleding ook reeds plaats heeft bij het bewaren der waterige oplossing. Oni deze laatste reden is het wenschelijk oplossingen van Chloralhydraat slechts voor korten tijd voor te schrijven. Saccharum en Saccharum lactis zijn beide bij de gewone temperatuur in water oplosbaar; men lost beide stoffen echter gemakkelijker op in warm water, de oplossing is dan spoediger helder. Hydrochloras Apomorphini komt voor in kleurlooze of licht grijsgroene kristalnaaldjes, die oplosbaar zijn in 40,4 deelen water. Door den invloed van het licht, door ammonia van de lucht en vooral door alkali, dat ons medicijnglas dikwijls afgeeft aan waterige vloeistoffen, wordt de oplossing groen gekleurd. Deze groenkleuring wordt voorkomen , wanneer aan de oplossing eenig zoutzuur wordt toegevoegd. De oplossing van Hydrochloras Apomorphini bereidt men het eenvoudigst door het eerst met weinig water te schudden, dan het voorgeschreven zoutzuur toe te voegen en dan het overige water. Verwarmen is hierbij volkomen overbodig. Sulfas Physostigmini en ook de oplossingen van de andere zouten van dit alcaloïde worden gemakkelijk rood gekleurd onder den invloed van licht, lucht en alkalisch reageerend glas. Permanganas kalicus is oplosbaar in 18,8 deelen koud, veel gemakkelijker in warm water. De hoeveelheid water, waarin dit zout moet worden opgelost, is gewoonlijk ruimschoots voldoende om het bij de gewone temperatuur door schudden op te lossen. Een bezwaar tegen deze wijze van oplossen is, dat, wanneer slechts een klein gedeelte van het permanganaat in oplossing is gegaan, de vloeistof zóó violet gekleurd is, dat men niet kan zien of het zout geheel is opgelost. Beter is het daarom, de oplossing te bereiden door afmengen in den mortier of door het zout met warm water te overgieten. De geconcentreerde oplossing van Kaliumpermanganaat is violet, de verdunde rood van kleur; deze roode kleur moet nog waarneembaar zijn, wanneer men 1 deel eener oplossing i/llMI verdunt met 500 deelen water, zoodat de concentratie der oplossing wordt 1 = 500.000. Door den invloed van organische stoffen ontkleurt en ontleedt de oplossing gemakkelijk, vandaar dat men deze oplossing het best aflevert in flesschen met glazen stop of gesloten met een kurk gedrenkt in paraffine. Alcaloïden zijn vrijwel onoplosbaar in water, alleen Codeïne lost vrij goed in water op (1 in 120). In spiritus zijn de alcaloïden wel oplosbaar. De meeste alcaloïdzouten zijn in water en in spiritus goed oplosbaar. Daar de meeste alcaloïden zwakke basen zijn, zullen hunne zouten door de meeste alkalisch reageerende stoffen worden ontleed, waarbij het in vele gevallen vergiftige - alcaloïde vrij komt. Dergelijke combinaties kunnen voor den zieke gevaarlijk worden. Het vrijgemaakte alcaloïde zal op den bodem van de flesch bezinken en gewoonlijk door omschudden niet gelijkmatig verdeeld worden, zoodat een groot deel van het alcaloïde achterblijft en met den laatsten lepel wordt ingenomen. Dergelijke alkalische stoffen, die alcaloïden uit hunne zouten vrij maken, zijn o. a.: Hydras kalicus, Hydras natricus, Hydras calcicus, Hydras magnesicus (Oxydum magnesicum), Ammonia, Carbonas kalicus, - natricus, Biboras natricus (de oplossing van Borax in Glycerine reageert zuur), Solutio ammoniae spirituosa anisata, Solutio Arseniitis kalici composita (de Liquor Fowleri der Ed. IV reageert neutraal). De alkalische reactie van ons medicijnglas is tevens een reden, waardoor alkaloïdzouten ontleed worden. Naar eene mededeeling van van der Wielen i) bleek aan F. T. Cordon van het fraaie, weinig gekleurde loodhoudende glas, dat tengevolge van zijn laag smeltpunt tegenwoordig nagenoeg uitsluitend voor medicijnflesschen wordt gebruikt, dat 100 cM-i water, dat eene week met het glas in aanraking was geweest, 0,1-0,5 cM3 i/10 normaal zuur ter neutralisatie noodig had. Na een maand stond het glas niet verder alkali aan het water af. Het glas staat dezelfde hoeveelheid reeds in 24 uur af aan water, dat 1 pet. zwavelzuur bevat en geeft, wanneer het daarna wordt uitgespoeld met water, geen alkali meer aan water af, zoodat het dan geschikt is om oplossingen van alcaloïden te bewaren. .Men Pharra. Weekblad 1902, pag. 542, II* moet er tevens rekening mede houden, dat sterke zuren, v.n. Salpeterzuur en azijnzuur, uit dit loodhoudende glas sporen lood opnemen. Ook door dr. W. van Rijni) wordt op de alkalische reactie van het witte medicijnglas gewezen. Eene oplossing van 0,25 pet. Sulfas zincicus was door vorming van Zinkcarbonaat na een paar dagen geheel troebel geworden. Hij meent dat het glas moet voldoen aan deze eisch: een flesch, die met verdund zoutzuur gereinigd en daarna goed omgespoeld is om het zuur te verwijderen, mag, gevuld met water, waaraan phenolphthaleïne (1 druppel der oplossing op 20 gram water) is toegevoegd, dit na 14 dagen niet rood kleuren. De meeste alcaloïden vormen bovendien onoplosbare neerslagen met: Kaliumkwikjodide (Jodetum hydrargyricum met Jodetum kalicum opgelost in water), Jood-Joodkalium (Jodium met Jodetum kalicum in water opgelost), Tannine (Hydrocliloras en Sulfas Morphini geven geen neerslag met Tannine), Mercurichloride in oplossingen sierker dan 1 = 2000, terwijl voor de receptuur minder belangrijk zijn: Platinachloride, Goudchloride en Pikrinezuur. Niet alleen door de genoemde stoffen praecipiteeren de alcaloïden, sommige worden bovendien nog neergeslagen door andere stoffen, waarmede zij, hoewel ten onrechte, in recepten meermalen worden gecombineerd. De hydrochloriden der alcaloïden worden als dubbelzouten neergeslagen door eene sterke oplossing van Ammoniumchloride. Zoo worden verder Morphine en Strychnine uit de oplossingen hunner zouten afgescheiden door Kaliumjodide en door Kaliumbromide. Eene oplossing van Hydrochloras Morphini in Aqua Laurocerasi wordt, vooral aan het licht, ontleed onder afscheiding van Morphine of Oxydimorphine; in inactinisch glas blijft de oplossing veel langer goed. Als een uitstekend oplosmiddel voor alcaloïden en glucosiden wordt in den laatsten tijd-) aanbevolen: Solutio Glycerini alcoholica (Glycero-alcoolé de Petit), een mengsel van: Glycerine (s. g. 1.250) 333 Gedestilleerd water 157 Spiritus 95 pet. tot 1 Liter. Bij het mengen ontstaat contractie en verhooging van temperatuur, zoodat men na bekoeling tot 15° nog eens tot 1 Liter moet aan- 1) Pharm. Weekblad, 1904, pag. 1020. 2) La Presse medicale 1905, n°. 65. \ lillen. In deze vloeistof blijven de alcaloïden en glucosiden in on\eranderden toestand opgelost. Het soortelijk gewicht van het mengsel = 1, zoodat 1 cM3 = 1 Gram, terwijl uit den internationalen druppelteller gedruppeld 50 druppels juist 1 G. wegen. I5ij het voorrchrift: •>X Nitratis Aconitini crystallisati 10 mG. Solutionis Glycerini alcoholicae 10 misce bevat 1 cM3 dus 1 mG en 5 druppels 0,1 mG Aconitinenitraat. In het algemeen kunnen waterige oplossingen van alcaloïdzouten moeielijk in voorraad worden gehouden. Naar onze ervaring geschiedt dit nog het best, wanneer men de alcaloïdzouten in gekookt en afgekoeld water oplost en de oplossing in steriele flesschen van inactinisch glas bewaart. Acetas Morphini verliest gemakkelijk een deel van zijn azijnzuur; het Morphine lost niet volkomen in water op, wel na toevoeging van enkele druppels verdund azijnzuur, waardoor het ontleede deel van de verbinding weer omgezet wordt in acetaat. Is de oplossing bestemd tot onderhuidsche inspuiting, dan mag men geen azijnzuur toevoegen, om de prikkelende werking van het zuur. Volgens de Ed. III der Pharmacopee mocht Acetas Morphini worden vervangen door Hydrochloras Morphini, in de Ed. IV is dit weggelaten. Daartegenover zouden wij, wanneer Nitras argenticus werd gecombineerd met Hydrochloras Morphini, in plaats van deze laatste verbinding het Acetaat geven, om vorming van zilverchloride te voorkomen. Het alcaloide Chininum is wel in de Pharmacopee opgenomen, maar wordt in de receptuur niet gebruikt, het dient in de Pharmacopee voor de bereiding van Tannas Chinini. In de receptuur gebruikt men voornamelijk: Sulfas Chinini, dat in ongeveer 700 deelen water oplosbaar is. De oplosbaarheid wordt echter zeer sterk verhoogd door toevoeging aan het water van zwavelzuur, phosphorzuur, citroenzuur, wijnsteenzuur of zoutzuur. Met de vier eerstgenoemde zuren ontstaat eene blauw fluoresceerende oplossing; niet met zoutzuur, dat zelfs de fluorescentie doet verdwijnen. Gewoonlijk wordt Sulfas Chinini opgelost door middel van verdund zwavelzuur of verdund zoutzuur, en neemt men van deze zuren evenveel als Chininesulfaat; men overgiet het alcaloidzout niet direct met het zuur, daar dan eene vaste massa ontstaat, die moeielijk oplost, maar men mengt het Chininesulfaat eerst met een tweevoudig gewicht aan water en voegt dan het zuur toe of men verdunt het zuur met een dubbel gewicht water en voegt daarna het Chininesulfaat toe. Wordt Solutio Sulfatis Chinini voorgeschreven, dan neemt men verdund zwavelzuur ter oplossing, omdat men reeds eene verbinding met zwavelzuur heeft. Ook suiker en stropen bevorderen de oplossing van Sulfas Chinini in water: 1 gram Sulfas Chinini en 20 gram Sirupus simplex geven met 200 gram kokend water eene oplossing, die helder blijft. Dit geschiedt eveneens door Sirupus Althaeae, Rubi idaei en — Papaveris niet echter door Sirupus Rhei en Sirupus Aurantiorum, daar de bestanddeelen dezer stropen het Kininesulfaat in minder oplosbare verbindingen omzetten. Wordt Sulfas Chinini opgelost in verdund zwavelzuur, dan ontstaat Bisulfas chinini, een kininezout, dat oplosbaar is in 11 deelen water. Tot de gemakkelijk oplosbare Kininezouten behoort ook Hydrochloras Chinini, dat in 30 deelen water oplosbaar is, mits men warm water neemt om de oplossing te bewerkstelligen. Wordt het water gedeeltelijk vervangen door Sirupus simplex of een der andere boven genoemde stropen, dan blijft dit zout toch opgelost. Moet de oplossing van Hydrochloras Chinini meer geconcentreerd zijn dan 1 = 30, dan is toevoeging van verdund zoutzuur noodzakelijk. Alen neemt dan, evenals voor Sulfas Chinini, gewoonlijk een gelijk gewicht verdund zoutzuur. Men kan echter met eene kleinere hoeveelheid volstaan, bijv.: .]£. Hydrochloratis Chinini 1,3 Acidi hydrochlorici diluti q. s. ad solutionem. Sirupi Sacchari 10 cM:i Aquae depuratae q. s. ad 20 cM:i. In de ongeveer 20 cMa vloeistof, water en stroop, lost op 660 mG. Hydrochloras Chinini; men behoeft dus slechts 640 mG. verdund zoutzuur en warm water te gebruiken ter oplossing. Hydrocliloras Chinini wordt soms ook voorbeschreven in injectie, bijv.: • R- Hydrochloratis Chinini 1 Aquae destillatae Glycerini a 6 m. f. injectionem. Toevoeging van zoutzuur is hier niet geoorloofd, 0111 dezelfde reden als bij Acetas Morphini is aangegeven. Men lost het zout op in warm water, voegt de Glycerine toe, verwarmt zoo noodig nog even, wanneer het zout mocht uitkristalliseeren en filtreert de warme oplossing. Voor het gebruik wordt het kininezout door plaatsing van het fleschje in warm water weer in oplossing gebracht. De bijzonderheden, die in acht genomen moeten worden bij het bereiden van onderhuidschè inspuitingen, vindt men inliet hoofdstuk over steriliseeren. Tannas Chinini is nagenoeg onoplosbaar in water. Het gehalte aan Chili in 11111 bij de genoemde Kininezouten bedraagt: bij Sulfas Chnini 73-74"'/o 1, Bisulfas Chinini 59 °/° » Hydrochloras Chinini 81,7 % » Tannas Chinini 29 31 " n. Acidum boricum is oplosbaar in 25 deelen water, beter in Glycerine (5 deelen). Beide vloeistoffen moeten voor het oplossen verwarmd worden. Mengt men Boorzuur met Biboras natricus, dat in 20 deelen water oplost, dan kan men eene oplossing verkrijgen, welke 13"/o van beide stoffen bevat. Met Carbonas magnesicus vormt Boorzuur Magnesiumhexaboraat, dat goed oplosbaar is; 10 deelen Boorzuur en 1.4 deelen Magnesiumcarbonaat geven met 88.6 deelen water eene oplossing. Acidum salicylicum lost moeielijk op in water (ongeveer 500 deelen), zeer gemakkelijk in spiritus (3.5 deelen) en in aether (2.25 deelen). Voor het oplossen in water moet men warm water nemen. Evenzoo is verwarming noodig 0111 Salicylzuur in Glycerine en in vette olie op te lossen. In oplossingen van Biboras natricus, Acetas natricus, Acetas am- monicus (Spiritus Minderen), Phosphas natricus, wordt Salicylzuur gemakkelijk opgelost onder vorming van Salicylaten. Om deze oplossingen te bereiden, voegt men bij het Salicylzuur druppelsgewijze zóó lang eene geconcentreerde oplossing van het voorgeschreven zout (van Solutio Acetatis ammonici neemt men de oplossing van de Pharmacopee), tot eene heldere vloeistof is verkregen, en verdunt deze daarna met water. Pepsinum lost in water niet geheel op, wel in met zoutzuur zuurgemaakt water. Door toevoeging van meer dan 15o/0 alcohol, door alkalische vloeistoffen en door verwarming boven 50° wordt dit ferment onwerkzaam. Hypochloris calcicus, een mengsel van Ca(C10)j, CaCl, en Ca(OH)2 is slechts gedeeltelijk in water oplosbaar. Men bereidt de oplossing (Solutio Hypochloritis calcici Pharm. Neerl. Ed. II) door 1 deel Calciumhypochloriet te mengen met ongeveer 5 deelen water, te laten bezinken, zoo helder mogelijk af ,te gieten en te filtreeren. Deze bewerking herhaalt men telkens met eene nieuwe hoeveelheid water, totdat 20 deelen zijn verbruikt. Om de Solutio hypochloritis natrici (Ed. II) te verkrijgen, voegt men aan de aldus verkregen vloeistof zooveel Natriumcarbonaat toe als noodig is om alle kalk als Calciumcarbonaat neer te slaan en filtreert men. Antipyrinum is in 1.2 deelen water van de gewone temperatuur oplosbaar. De oplossing wordt door toevoeging van kaliumnitriet en van zwavelzuur (ook door zuurreageerenden Spiritus Nitri dulcis en door Aniylnitriet) aanvankelijk troebel en na eenige minuten ondoorschijnend groen gekleurd, onder vorming eener vergiftige verbinding. Oplossingen van Antipyrine geven neerslagen met broomwater, phenol, tannine, joodtinctuur, sublimaatoplossing. De oplossing van Antipyrine wordt gekleurd o. a. door de volgende stoffen: door Ammoniakaluin donkergeel. n Cyanwaterstofzuur, Aqua laurocerasi, geel. " Ferrichloride bloedrood. » lerrosulfaat geelbruin. te smelten en daarbij te voegen 20 deelen water, het bevat dus 83' pet. Phenol. De meest praktische bereiding, die dan ook gewoonlijk in de apotheek wordt toegepast, is deze, dat men een flesch, die een bekende hoeveelheid phenol bevat, zacht in een waterbad verwarmt en daarbij de berekende hoeveelheid water voegt en, wanneer alles vloeibaar geworden is, krachtig schudt. Daar Phenol in aanraking met zouten der zware metalen en met ammonia spoedig rood gekleurd wordt, moet men Phenol en Phenolum liquefactum bewaren in flesschen van kleurloos glas. Het licht bruinrood geworden Phenol mag men wel gebruiken. Laat men de oplossing hiervan eenigen tijd staan, dan scheidt zich het roode gedeelte aan de oppervlakte af en kan na filtratie worden verwijderd. Wordt Phenol in waterige oplossing voorgeschreven, dan neemt men in plaats van 10 deelen Phenol 12 deelen Phenolum liquefactum, wat veel gemakkelijker is af te wegen. Voor oplossingen in aether, spiritus, glycerine, olie enz. kan men geen Phenolum liquefactum gebruiken, maar moet men het gekristalliseerde nemen. Bij eene temperatuur beneden 4° C. bewaard, wordt Phenolum liquefactum geheel of gedeeltelijk vast; het mag echter alleen dan gebruikt worden, wanneer de geheele inhoud der flesch weder vloeibaar is geworden. Schudt men 24 deelen vloeibaar Phenol met 976 deelen water, dan krijgt men eene 2 pet. Phenoloplossing, welke in de Pharmacopee Solutio Phenoli, Carbolwater, wordt genoemd. Solutio acetatis ammonici, eene oplossing die ongeveer 15 pet. Ammoniumacetaat bevat en die bereid wordt door 10 deelen Ammonia en 12 deelen Azijnzuur te mengen in een kookflesch en te verhitten tot de vloeistof begint te koken om de einpyreumatische stoffen uit het azijnzuur en de ammonia te verwijderen. Bij de nu vrij sterk zure vloeistof voegt men zooveel ammonia, dat zij niet meer dan zwak zuur is en verdunt met water tot het soortelijk gewicht 1.032 1.034 bedraagt. Sulfas aethylicus acidus cum Spiritu, Elixir acidum HalIer i, wordt bereid door gelijke deelen Zwavelzuur en Spiritus te mengen zonder af te koelen. Men voegt, om de redenen die wij bij verdund Zwavelzuur hebben uiteengezet, het Zwavelzuur bij den alcohol. Daar bij het vermengen van beide vloeistoffen veel warmte ontstaat, zal een gedeelte van den alcohol kunnen verdampen, daarom schrijft de Pharmacopee voor, dat men na bekoeling van het mengsel weer moet aanvullen met Spiritus tot het gewicht der beide vloeistoffen samen. De verdamping is echter zeer gering. Bij het vermengen van 1 KG. Zwavelzuur met 1 | Acetatis ammonid' Ammonia, Acidum hydrochloncum enz., eveneens met Glycerine en met Spiritus. Zijn ec ter inden spiritus stoffen opgelost, die in water onoplosbaar zijn zooals bij de meeste onzer Tincturen en met spiritus bereide vloeibare extracten, bij Spiritus Citri, Spiritus aromaticus enz., dan zal b.j het vermengen met water eene troebeling ontstaan van harsachtige stoffen en aetherische oliën, die in den verdunden spiritus niet meer oplossen. I" enkele gevallen blijft de troebeling uit, wanneer in het water cl een of andere stof is opgelost. Zoo zullen Extractum Rhamni purshianae en water een troebel mengsel geven, waaruit zich een bezinkse afscheidt, ,s echter in het water Salicylas natricus opgelost rine o M merSd helde'': °°k d°°r t0eV°eging van G,)cene of Mucilago Gummi arabici wordt afscheiding van hars soms voorkomen. Ook bij het vermengen van tincturen met elkaar ontstaat soms eene rotbeling. Zoo o. a. van Tinctura Hydrastis Canadensis met Tinctura Hamamelidis; toevoeging van glycerine of verdund zoutzuur of citroenzuur voorkomt het troebel worden. Een mengsel van Tinctura ' met Tinctura Chinae of met Tinctura Calumba blijft helder wanneer wat citroenzuur is toegevoegd, maar wordt anders troebel.' ... oo, Wlj reeds b'j de Solutiones opmerkten, wordt uit Solutio Nitroglycerim door water de Nitroglycerine afgescheiden, uit Solutio Camphorae spirituosa de Kamfer en uit Solutio jodii spirituosa het Jodium. Wanneer men jodiumtinctuur verdunt met eene oplossing van 12* Kaliumjodide, zal hierdoor het Jodium weder worden opgelost (zie pag. 161). Wordt Solutio Ammoniae spirituosa anisata met water verdund, dan zal de Anijsolie 's zomers als een witte troeheling, 's winters als glinsterende kristallen worden afgescheiden. Ten einde de afgescheiden olie zoo fijn mogelijk verdeeld te hebben, voegt men de Solutio Ammoniae spirituosa anisata zoo mogelijk bij stroop, Glycerine, mucilago Gummi arabici of eene andere lijvige vloeistof, schudt tot het mengsel homogeen langs de wanden van de flesch loopt en verdunt daarna met water of de waterige vloeistof. Komt een dergelijke lijvige vloeistof niet in de mixtuur voor, dan voegt men den ammoniakalen Anijsspiritus het laatst toe en schudt niet langer dan noodig is om het mengsel homogeen te maken. Ook bij harshoudende tincturen volgt men dezelfde regels als bij Solutio Ammoniae spirituosa anisata is aangegeven; men weegt ze dus op den stroop enz. en schudt om, of voegt ze het laatst toe om klonteren van de afgescheiden hars te voorkomen; dergelijke tincturen zijn o. a.: Tinctura Asae foetidae, Benzoës, Cannabis indicae, Castorei, - Colocynthidis, Chinae, Chinae composita, Guajaci, Jalapae, Myrrhae, - Succini. Water vormt geen homogene mengsels met Aether, Chloroform, Bromoform, Balsems, vette en aetherische oliën, Kreosoot, Guajacol, Zwavelkoolstof. Enkele dezer vloeistoffen (o. a. Aether en Chloroform) kunnen echter in zulk een kleine hoeveelheid zijn toegevoegd, dat ze in het water oplossen. Lo istofbevaltende plantenaftreksels geven dikwijls neerslagen met metaalzouten, zooals in de voorschriften: • H. Infusi foliorum Salviae 12 250 Sulfatis kalico-aluminici 3 Meilis rosati 20 M.D.S. Collutorium. .H. Decocti corticis Chinae 250 Tincturae Nervinae Bestucheffi 10 „ Valerianae 15 Bronreti natrici 10 M.D.S. a.3.u. 1.1. In dergelijke gevallen is het noodig, de stoffen, die een neerslag vormen, in verdunden toestand bij elkaar te voegen. II. Mixturen met extracten. Zooals we in liet hoofdstuk Extracta (pag. 134) zagen, geven slechts enkele extracten met water heldere mengsels of heldere oplossingen. Ten deele hangt dit af van de vloeistof, waarmede de extracten zijn bereid, ten deele van de plantenbestanddeelen, die in de extracten voorkomen. Om droge extracten in waterige vloeistoffen op te lossen worden zij eerst fijngewreven en dan overgoten met warm water, men verkrijgt dan bij extractum Aloës eene heldere oplossing, bij extractum Ratanhiae eene vloeistof, die aanvankelijk helder is, doch troebel wordt, terwijl zich uit extractum Calumba, Chinae, Colocynthidis, Granati, Rhei na het vermengen met water een bezinksel zal afzetten. Om de onopgeloste deeltjes beter gesuspendeerd te houden, is toevoeging van gomslijm of solutio gummosa aan dergelijke mixturen wenschelijk. Extractum Opii en extractum Strychni worden bij voorkeur opgelost ot aangemengd met water van de gewone temperatuur 0111 ontleding der alcaloiden te voorkomen. Ten einde eene volledige oplossing van Opiumextract te verkrijgen is het noodzakelijk bij het fijngewreven extract eerst weinig water te voegen (bijv. zooveel als noodig is om het te brengen tot de consistentie van stroop) en daarmede te wrijven tot al het extract ééne homogene massa is geworden; eerst daaina kan men verdunnen. Overgiet men het fijngewreven extract met een groote hoeveelheid water, dan zal een groot deel van het poeder als zoodanig in het water blijven zweven en slechts langzaam oplossen. Dikke extracten worden in den mortier langzaam met water afgemengd; ook hierbij wordt de eerste hoeveelheid water zeer klein genomen; heeft het extract eenmaal de consistentie van stroop verkregen, dan kan men sneller verdunnen. Alleen extractum Gentianae, Liquiritiae, — Taraxaci, Trifolii en Secalis cornuti geven heldere of bijna heldere oplossingen, de overige dikke extracten geven troebele oplossingen. De narcotische extracten der Ed. III geven eveneens heldere oplossingen, die der Ed. IV troebele. Extractum Cannabis is met water niet mengbaar, (wel met aether, spiritus, chloroform en vette en aetlierische olie); moet het in een met water bereide mixtuur gedispenseerd worden, dan is toe- neer bij een emulsie niet een afzonderlijk bindmiddel is voorgeschreven, neemt men steeds gompoeder. Wij zullen nu eerst nagaan, hoe de verschillende bovengenoemde stoffen met behulp van gom worden geëmulgeerd. a. Emulsa van vette olie met gom. Men kan deze emulsa voorschrijven door olie en bindmiddel beide te noemen, bijv.: of door alleen de olie te noemen en aan te geven, hoeveel emulsie daarvan moet worden bereid, bijv.: Voor het bereiden van een dergelijke emulsie bestaan verschillende methoden, die gemeen hebben, dat olie, gom en water in eene bepaalde verhouding bij elkaar worden gevoegd en zoolang worden gewreven tot een homogeen mengsel (Corpus cmulsi) ontstaat, dat met water of eene waterige vloeistof kan worden verdund. De meest gevolgde en eenvoudigste bereidingswijze is deze: men mengt de olie met de helft van zijn gewicht aan gom en voegt terstond in eens de helft van de som der gewichten van olie en gom aan water toe en wrijft daarmede zóó lang tot een eigenaardig knetterend geluid wordt waargenomen; is dat het geval, dan is de olie geëmulgeerd. Voor het bovenstaande voorschrift zal men dus 30 gram Amandelolie mengen met 15 gram gompoeder en daarbij in eens voegen (30 -)- 15): 2 == 22,5 gram water. Dit water wordt in een glazen maat afgemeten; het verdient naar onze ervaring aanbeveling altijd wat ruim te meten en voor deze emulsie bijv. 24 gram te nemen. Een te kleine hoeveelheid water maakt de kans op mislukken der emulsie groot; neemt men de hoeveelheid iets grooter dan volgens de berekening noodig is, dan is de zekerheid dat men een fraaie emulsie zal bereiken vrij wel aanwezig. .H. Olei Amygdalarum 30 Pulveris Gummi arabici q. s. Aquae depuratae 155 Misce fac emulsum, •H. Olei Amygdalarum 30 fac emulsum 200. Andere goede, maar minder gebruikelijke wijzen van emulgeeren zijn de volgende: a. Men mengt in een mortier 2 deelen gompoeder met 3 deelen water, voegt in eens 4 deelen olie toe en roert zóó lang tot de olie geëmulgeerd is. b' Van 2 dee,en ë0111 en 2 deelen water maakt men een dik slijm en voegt daarbij om beurten, onder voortdurend roeren, eenige druppels olie en water tot van beide 4 deelen gebruikt zijn. Deze methode is zeer goed, maar ze duurt lang. -Mindesi) geeft als de beste methode aan, dat men in een wT dampschaaltje weegt 5 deelen water en 5 deelen-otfë en dit in eens \oegt bij 2,5 deelen gom en dooi' snel roeren emulgeert. Ofschoon naar onze ondervinding-volgens deze methode eene goede emulsie wordtvejkregefi, hebben wij de voordeelen daarvan boven de eerst _.beschreven methode niet kunnen ontdekken. (f> Volgens Gérard-') zou men een goede emulsie verkrijgen door 8 deelen olie te vermengen met 2 deelen gom en in eens 0 .deelen water toe te voegen; na enkele minuten jvrijyen-karr men met water verdunnen. De emulsies o^Je^r-Wijze bereid waren aanvankelijk goed, maar ree^s--na~Tnkele uren scheidde zich de olie »edeeltelijk^,'— * Vóór men het corpus emulsi, naar een der aangegeven wijzen bereid, verdunt, moet men alle oliedeeltjes, die aan den stamper of aan de wanden van den mortier mochten kleven, met een spatel <»f een stukje karton los maken en onder het corpus emulsi verdeelen; anders zal deze olie zich bij het verdunnen afscheiden. \\ anneer men bij het emulgeeren de olie en de gom mengt moet men zorg dragen, dat de mortier droog is: een zeer kleine hoeveelheid water maakt, dat de gom klontert en de emulsie mislukt. Ook wanneer de olie eenigen tijd aan een lage temperatuur is blootgesteld geweest en zich daarin (zooals bij Oleum Olivarum reeds bij 10° 6°) Tristearine heeft afgescheiden, zal eene emulsie gemakkelijk mislukken. In dit geval is het noodig, de olie door zachte verwarming weder helder te maken. Alle emulsa slagen het best bij eene temperatuur van ongeveer I5°C„ zoodat het in den winter aanbevehng verdient den mortier vóór het emulgeeren zacht te 1) J. Mindes, der Rezeptar. '-) Dr. E. Gérard, Précis de Phannacie Galenique. Wordt bij dit voorschrift nog Carbonas calcicus voorgeschreven, zooals meermalen geschiedt, dan kan men deze met het Salebpoeder vermengen en van dit mengsel een dilatatio bereiden, of men kan het Galeiumcarbonaat eerst mengen met de stroop en dit mengsel verdunnen met wat achtergehouden water en later toevoegen. Ook met mucilago Amyli kan men eene vette olie eenigen tijd geëmulgeerd houden, men voegt dan bij de warme mucilago de olie en schudt tot bekoeling. Door schudden van olie met een decoctum Lini of een decoctum Carrageen kan men ook niet lang goed blijvende — emulsies bereiden. Het verdient hierbij aanbeveling het decoctum Lini in de verhouding 5:100 en het decoctum Carrageen in de verhouding 3: 100 te bereiden en de olie met het warme decoct te schudden tot bekoeling. V. Emulsa met Emulgenum. Emulgenum is een door G. Hanning als uitstekend en snelwerkend emulgeermiddel voor oliën, harsen, balsems enz., aanbevolen stof. Het zou bereid zijn uit een natuurlijke gomsoort. 20 gram daarvan is voldoende om 100 G. olie te emulgeeren. Een onderzoek van Aufrecht1) heeft echter aangetoond, dat het geen natuurlijke gomsoort is en dat een mengsel van: Tragacanth 10 Arabische gom 5 Glutine 5 Glycerine 20 Alcohol 10 Water 80 dezelfde chemische samenstelling en hetzelfde emulgeerend vermogen heeft. Wij hebben omtrent dit emulgens nog geen voldoende ervaring opgedaan, om er nader op in te kunnen gaan. VI. Emulsa met Sapo. Vooral voor het emulgeeren van levertraan is Sapo kalinus eenigen tijd in gebruik geweest; tegenwoordig wordt zij, evenals Sapo medicatus, bijna uitsluitend gebruikt voor emulsies, be- ') Pharm. Weekblad , 1905. stemd voor uitwendig gebruik. De zeepsmaak der verkregen mengsels .naakt deze voor inwendig gebruik weinig geschikt Uitgaande van de emulsa die pancreassap en gal in het organisme vormen, ,s gebleken X), dat vetten eerst Lr een dee, wordtZ zeept en dat de gevormde zeep het overige vet emulgeert. Zoo kan !X™rerP 8e""kkeliik h"rf vijfv0lldi2e hoeveelheid levertraan In plaats van levertraan**,, kan men ook een vetzuurzeep nemen dan verdient in de eerste plaats Sapo kalinus aanbeveling waarmee enmlgeeren™" " """ ™ M'KnSd" °'lf" ^makkelijk kan Hen goed voorschrift voor een levertraanemulsie is: •H. Solutionis Saponis kalini 8 -40 Olei Jecoris Aselli 160 misce conquassando ut fiat emulsum. dun,!™'"'51"" la" ZiC'' gen,"kkcliik Mfie of melk ver. Voor een emulsum met Oleum Rieini is een goed voorschrift: ■)}. Saponis kalini 2 Solve in Aquae destillatae 10 misce conquassando cum Olei Ricini 40 Olei Menthae piperitae gtt. VI ut fiat emulsum. Men kan in plaats van Sapo kalinus ook nemen eene 7 u „ 0nlossing van Hydras kahcus; deze zal eerst een deel van de olie verzeepen terwijl de gevormde zeep de overige olie zal emulgeeren Een voorschrift voor een dergelijk emulsum is het volgende: •Ji. Olei Ricini 180 Olei Citri 5 Olei Caryophyllorum 1 Sirupi simplicis 45 Solutionis Hydratis kalici 7 «»/o 30 Aquae Florum Aurantii q. s. ad 480. ') Van Aspercn, Pharmaceutisch Weekblad, II Juli isqi. 14* Tracht men met eene 7oplossing van KOH eene aetherische olie te emulgeeren, dan mislukt dit: de olie scheidt zich direct weder af; neemt men echter Sapo kalinus dan gelukt het uitstekend. Dit is mede een bewijs dat aan emulsievorming met alcaliën eerst zeepvorming moet voorafgaan, dat dus de zeepen emulgeerend vermogen hebben. Een goed terpentijnemulsum levert het volgende voorschrift: .R. Solutionis Saponis kalini 4 40 Olei Terebinthinae 50 m. f. emulsum. Dit mengsel kan zonder hinder met water worden verdund. Ook Sapo medicatus levert goede emulsa met aetherische oliën. Lost men 1 gram Sapo medicatus op in 10 gram water, dan kan men daarmede al schuddende 50 gram Oleum Terebinthinae emulgeeren, en het verkregen emulsum zonder hinder met water verdunnen. VII. Emulsa met Saponine. Saponine en de simplicia, die dit glucoside bevatten, hebben een zeer groot emulgeerend vermogen. Daar echter Saponine soms vergiftig is, is het raadzaam deze emulsa alleen voor uitwendig gebruik voor te schrijven. Terwijl volgens Schazkii) de emulsa met Saponine bereid zeer deugdzaam en goed zijn, is onze ondervinding daaromtrent geheel anders, na 1 a 2 uur was de olie weder grootendeels afgescheiden. Ter bereiding dezer emulsa wordt de Saponine in weinig water opgelost en deze oplossing met de olie geschud, bijv.: .Jl. Jodoformi 2 Solve in Olei Amygdalarum 18 Saponini 200 mG. Aquae destillatae ad 200 mf. emulsum d. s. extern. Voor het bereiden van Emulsa met Caseïne wordt door Gérard -) aanbevolen versch gepraecipiteerde Caseïne, te mengen met 1) Pharmaceut. Weekblad 1895, n". 51. 2) Gerard, 1. c. pag. 131. 10 "/o Natriumhydrocarbonaat en met 100 deelen suiker. Het verkiegen deeg wordt in dunne lagen uitgespreid en hij een temperatuur niet hooger dan 33° gedroogd. Voor het emulgeeren van oliën mengt men tien deelen van dit mengsel met drie deelen water en voegt daarbij in kleine gedeelten 10 deelen olie. Deze emulsie kan met water worden verdund. Door denzelfden schrijver wordt ook Gelatine aanbevolen als emulgens voor vette olie. Eene oplossing van 10 deelen Gelatine in 5 deelen Glycerine en 50 deelen water kan een gelijk gewicht olie emulgeeren. Dit is volkomen waar, maar de verkregen emulsie wordt zoo stijf, dat zij niet is uit te gieten. Levertraanemulsies. Bij de besproken emulsies was het steeds de bedoeling, eene betrekkelijke kleine hoeveelheid olie onder eene groote hoeveelheid waterige vloeistof te verdeelen. Anders is dit met levertraan; gewoonlijk wil men hiervan eene zoo groot mogelijke hoeveelheid in een emulsie geven, maar zóó dat de smaak van deze vette olie geheel of ten minste grootendeels wordt bedekt. De meest bekende Levertraanemulsie is de „Scott's Emulsion", die behalve Levertraan ook Hypophosphis natricus en Hvpophosphis calcicus bevat. Volgens de fabrikanten (Scott en Bowne) heeft deze emulsie de volgende samenstelling: •pc. Olei Jecoris aselli 150 Glycerini 50 Hypophosphitis calcici 4,3 << natrici 2 Pulveris Tragacanthae 3 •i Gummi arabici 2 Aquae destillatae 129 Spiritus 11 Olei Cinnamomi » Amygdalarum amararum n Gaultheriae a gtt. II M. f. emuls. Deze emulsie bevat ongeveer 43 pCt. levertraan. Zij wordt bereid door de tragacanth en gom te vermengen met de glycerine, daarbij 20 gram warm wates te voegen, het mengsel vervolgens op een waterbad te verwarmen tot het dik is, dan om beurten de oplossing der zouten in het overige water en de levertraan toe te voegen. De aetherische oliën worden in de flesch opgelost in den Spiritus en daarbij de emulsie gevoegd. Op dezelfde wijze maakt men het voorschrift voor Levertraanemulsie van Mejuffr. Jongbloed gereed, n.m.: «Jt. Olei Jecoris aselli 56 Pulveris Gummi arabici 2 » T ragacanthae 1,75 Glycerini 18 Hypophosphitis calcici ,, natrici a 630 mG. Aquae destillatae 82 Olei Cinnamomi gtt. V. en eveneens het door Birza1) vermelde voorschrift: i\. Tragacanthae 1 Aquae fervidae 50 Olei Jecoris Aselli 35 Glycerini 12,5 Hypophosphitis Calcici 1 ,, natrici 0,5 m.f. emulsum. Grooter dan in deze voorschriften is het gehalte aan Levertraan in Delpire's-) emulsie, bereid naar het voorschrift: Ji. Olei Jecoris Aselli 240 Pulveris Gummi arabici 40 Glycerini 20 Aquae destillatae 100 Ol. Amygdalarum amararum sine Acido hydrocyanico gtt. I m. f. emulsum. De bereiding van dit voorschrift kan op twee wijzen geschieden: 1". men emulgeert 80 gram levertraan met 40 gram gom en 60 gram ') Phariti. Weekblad 1905. 2) Mededeelingen der Commissie voor het onderzoek van Specialité's. leden, dat het gemakkelijk kan worden opgenomen. Een deel der Enzymen maakt, dat oxydaties gemakkelijk tot stand komen; zij brengen de vrije zuurstof der lucht op gemakkelijk oxydeerbare lichamen over deze Enzymen noemt men Oxydasen. De ontledende werking, welke Enzymen uitoefenen, gaat door koken verloren i). De oxydasen nu, die in Gom voorkomen, oefeneii een duidelijk waarneembare scheikundige werking uit op tal van stoffen. Uit eene uitvoerige mededeeling daaromtrent (door V. D. W., Pharm. Weekblad 1904, pag. 820) nemen wij het volgende over: nPhenol wordt eerst rose gekleurd en vervolgens zwart, de reactie is na 20 uur duidelijk. Cresolen: in de verzadigde waterige oplossing vormde zich een groenachtig witte troebeling, welke later bezonk. Fh> mol. in de verzadigde oplossing wordt een wit neerslag gevormd. «Naphthol: de oplossing kleurt zich eerst, vervolgens wordt een violet, dan een vuil blauw neerslag gevormd: /< Naphthol geeft een lichte troebeling, welke grijswit gekleurd is. P\ rocatechine wordt eerst bruin gekleurd, vervolgens scheiden zich zwarte vlokken af. Guajacol: bijna terstond treedt een oranjeroode verkleuring op, vervolgens wordt een granaatkleurig neerslag gevormd. Pyramidon en Kamferzure Pyramidon worden, in wateiige oplossing met een gonioplossing vermengd, achtereenvolgens blauw, violet, rose en geel gekleurd. Morphine als hydrochlorideoplossing, met arabische gom vermengd, geeft aanleiding tot afscheiding van kristalletjes van oxydimorphine en oxydimorphine-hydrochloride. Apomorphinehydrochloride in oplossing wordt ook bij aanwezigheid van zuur door arabische gom groen gekleurd. Physostigm ine. Neutrale oplossingen van de zouten van Physostigmine worden aan de lucht gekleurd, evenals dit met oplossingen van Apomorphine het geval is; deze kleuring blijft uit, wanneer de oplossing zuur is. Wordt echter aan eene oplossing van bijv. 500 mG. I hysostigmine in 50 cMf water en 6 druppels azijnzuur eene gom- 1) 7. ie voor uitvoerige mededeelingen: C. J. de Koning. De Enzymen. Pharm. Weekbl. 1903, pag. 458 e. v. oplossing toegevoegd, dan is de oplossing binnen het uur rose gekleurd, na 24 uur roserood. Adrenaline. Een neutrale Adrenalineoplossing wordt aan de lucht gekleurd, een zure oplossing in veel mindere mate, de meeste Adrenalineoplossingen uit den handel reageeren ten gevolge van de aanwezigheid van vrij zoutzuur zuur. Zoutzuur gaat de oxydeerende werking van de oxydasen tegen; wanneer men echter het zoutzuur met Calciumcarbonaat neutraliseert, de overmaat van dit zout affiltreert en de oplossing met azijnzuur zwak zuur maakt, dan blijft de oplossing als zoodanig langen tijd ongekleurd, terwijl dezelfde oplossing met een mucilago Gummi arabici vermengd, spoedig een rose verkleuring vertoont. Isobarbaloïne kleurt zich met gom spoedig rose, hetzelfde doet de handelsbarbaloïne (identisch met de aloïne verkregen uit Curagao-AIoë), daar deze altijd Isobarbaloïne bevat. Koffielooizuur wordt evenals Galluszuur door arabische gom bruin gekleurd, terwijl Tannine eerst donkergeel, daarna groen gekleurd wordt. Wat de inwerking van Arabische gom op verschillende galenische geneesmiddelen betreft, zoo was reeds vooruit te vermoeden, dat alle geneesmiddelen, welke aromatische hydroxylen en bovenal looistoffen bevatten, door arabische gom zouden veranderd worden, wat bij proefnemingen duidelijk bleek door het vormen van neerslagen, of wel door het donkerder kleuren van oplossingen. Dit was o. a. het geval met praeparaten van steenkool- en houtteer, met Kreosootwater, Lysol en Creolineoplossingen, verder bij oplossingen van Kinaextract en Kinaaftreksels, praeparaten van Cateclui en Ratanhia, bij Extractum Viburni liquidum, Extractum Colae liquidum. Door eene oplossing van Arabische gom wordt eene waterige oplossing van Rhabarberextract donker gekleurd. Het ligt voor de hand, dat Arabische gom veranderingen moet te voorschijn roepen in praeparaten, welke stoffen bevatten als Opium, Calabar en Aloë. De blauwkleuring van eene emulsie van Guajakhars met gom is ook afhankelijk van de werking van oxydasen; wordt nl. de gomoplossing met kokend water gemaakt, dan treedt geen blauwkleuring op. Ofschoon een groot gedeelte dezer veranderingen niet direct op de geneeskrachtige waarde van de geneesmiddelen invloed zullen hebben, is het toch gewenscht ze zooveel mogelijk tegen te gaan. Het een- achtig doorschijnend is en na eenigen tijd overgaat in een doffe, vuilwitte, korrelig-kristallijne massa. De reuk is eigenaardig en karakteristiek. Het overgaan van de lichtgele stroop in de korrelige massa is een gevolg van de splitsing van de in honig aanwezige invertsuiker in kristallijne dextrose en stroopachtige laevulose. Voor medisch gebruik is deze honig door de daarin voorkomende verontreinigingen, als stuifmeel, was en kleurstof, weinig geschikt. Vooral voor inwendig gebruik neemt men meestal Mei depuratum (gezuiverde honig), die, naar de Pharmacopee thans voorschrijft, wordt bereid door 100 deelen honig op te lossen in 150 deelen water, te filtreeren, liefst na eenigen tijd staan, en het filtraat onder aanhoudend omroeren uit te dampen tot 100 deelen zijn overgebleven. Is de honig rijk aan eiwitstoffen, dan kan men het mengsel niet filtreeren; in den regel echter wel, als men de hoeveelheid water verdubbelt, men moet dan echter langer verwarmen om het water te verwijderen en hierdoor wordt de kieur van het praeparaat donkerder. Uitdampen in vacuo is, ook met het oog op den reuk van het praeparaat, die bij verwarmen verloren gaat, zeer aan te bevelen. Mei rosatum, Rozenhonig, wordt bereid door 8 deelen grof poeder (A 1,5) van rozebladen te mengen met 30 deelen kokend water en 12 uur in een gesloten vat te laten staan. Daarna wordt gepercoleerd met water tot verzameld zijn 60 deelen, hierin moet men 36 deelen suiker onder verwarming (bijv. door de flesch met vocht en suiker in warm water te plaatsen) oplossen, filtreeren en het filtraat op een waterbad uitdampen tot 64 deelen, die men mengt met 36 deelen Mei depuratum. Ten einde een fraai rood praeparaat te verkrijgen, is uitdampen in vacuo of anders bij lage temperatuur aan te bevelen. Op Anilinekleurstoffen onderzoekt men met Amylalcohol als bij sirupus Rhoeados. Onder den naam Oxymel (zure honig) verstaan wij mengsels van honig met azijnzuur bevattende vloeistoffen. De Pharmacopee vermeldt: Oxymel simplex, een mengsel van 5 deelen Azijnzuur met 95 deelen gezuiverden Honig. Oxymel Scillae, eene oplossing van 25 deelen suiker in een mengsel van 50 deelen Acetum Scillae en 25 deelen Mei depuratum, die zoo noodig gecoleerd moet worden. De samenstelling dezer praeparaten is onveranderd gebleven, alleen is de verwarming, die de Ed. III voorschreef, om de suiker in den honig op te lossen, vervallen. Bij de bijna bekoelde oplossing werd de Scilla-azijn gevoegd. Het praeparaat dezer Pharmacopee is lichter van kleur dan dat der Ed. III, en moet evenals Acetum Scillae buiten den invloed van het licht bewaard worden. Oxymel Colchici van het Supplement wordt ook doelmatiger bereid volgens de methode der Ed. IV dan volgens de methode in het Supplement aangegeven en die overeenkomt met die der Ed. III. LINCTUS. LIKSAP. Een linctus is een tot inwendig gebruik dienende, zoetsmakende mixtuur, die de consistentie van stroop heeft. Als constituentia dienen gewoonlijk stroop of gomslijm, soms eidooier of een olieëmulsie. Door de dikvloeibare consistentie daarvan blijven onoplosbare stoffen beter verdeeld. Echter zij men voorzichtig met het voorschrijven van onoplosbare vergiften in dezen vorm, daar de mogelijkheid, dat deze door omschudden niet nauwkeurig worden verdeeld, blijft bestaan. In dezen vorm worden vooral onaangenaam smakende en onoplosbare medicamenten in de kinderpraxis toegediend. De bereiding dezer medicamenten komt in hoofdzaak overeen met die der mixturen. Is het medicament oplosbaar in een der constituentia, dan lost men het daarin op, bijv.: •ji- Hydratis Chlorali 2 Sirupi simplicis Mucilaginis Gummi arabici a 30 m. f. linctus d. s. o. b. h. c. p. Men lost het choralhydraat op in het water van de mucilago, vermengt dit met het gompoeder en verdunt met de stroop. male doses voor clysmata vermeldt de Pharmacopee bij Jodoform, 11I. 500 mG. per keer en 1 G. per etmaal. i. Inhalatio — Inhaleer-vloeistof: • H. Solutionis Acidi tannici 1 " 500 d.s. ad inhalationem. Ook gasvormige stoffen dienen soms ter inhalatie, bijv. Cliloretuin ammonicum, dat men soms in zeer fijn verdeelden toestand op het slijmvlies van de neusholte wil doen inwerken. Men mengt daartoe in een groote flesch eene geconcentreerde ammoniakoplossing met sterk zoutzuur, bijv.: Ammoniae liquidae (25 pCt.) 3,4 Acidi hydrochlorici (30 pCt.) 6 misce, en laat door een glazen buisje de salmiakdampen inademen !). k. Collyrium Oogwater. Men onderscheidt hierbij: 1". Oogbad - Fomentum ophthalmicuin: .K. Solutionis Chloreti natrici physiologicae 200 d.s. voor oogbaden. 2". Oog(wasch)water L a v a c r u m o p h t h a 1 in i c u m: •Jl. Sulfatis zincici 3 Acidi borici 9 Aquae destillatae ad 300 Solve. Da. Signa. Oogwater. 3". Oogdruppels - Guttae ophthalmicae: J{. Sulfatis Atropini 100 mG. Mercurii sublimati corrosivi 3 mG. Aquae destillatae 10 M.D.S. oogdruppels. Als algemeene regel geldt, dat oogwaters helder moeten zijn en 1) Pharm. Weekblad, 1005, pag. 822. Mededeelingen van V. D. W. vóór het dispenseeren moeten worden gefiltreerd. Op dezen regel komen echter uitzonderingen voor. Wanneer in een oogwater een neerslag ontstaat door scheikundige inwerking van verschillende geneesmiddelen op elkaar, zooals in: •|i. Acetatis plumbici Sulfatis Zincici a 500 mG. Aquae destillatae 100 M.D.S. Collyrium, mag men het neerslag niet affiltreeren, wanneer dit, zooals in ons voorbeeld het gevormde loodsulfaat, mede het werkzame geneesmiddel is. Is het gevormde neerslag onwerkzaam, dan moet het worden afgefiltreerd. In het eerste geval bereidt men de oplossingen van de op elkaar inwerkende stoffen elk in de helft van het menstruum, men filtreert de oplossingen afzonderlijk en voegt ze dan bij elkaar. In het tweede geval filtreert men na de inwerking, bijv. bij het voorschrift: •Ji. Laudani liquidi Sydenhami 3 Acetatis plumbici 1 Aquae destillatae 200 M.D.S. Collyrium. Waarbij de extractie-stoffen van de Laudanum door het Loodacetaat worden neergeslagen. Wanneer men een neerslag, dat in een oogwater is gevormd, wèl en wanneer men het niet moet verwijderen, hangt natuurlijk af van de bedoeling van den arts; men vrage dezen dus in twijfelachtige gevallen. Nog beter komt het ons echter voor, wanneer de arts door uitdrukkingen als: praecipitatum removeatur of praecipitatum ne removeatur (het neerslag worde verwijderd of het neerslag worde niet verwijderd) bij het voorschrijven zijne bedoeling kenbaar maakt. Wordt Kamfer in een oogwater voorgeschreven, bijv. als Lapis divinis, dan mag deze niet met gom worden geëmulgeerd, maar ze moet worden afgemengd met het menstruum en dan het mengsel worden gefiltreerd. In enkele gevallen wordt neutrale, steriele olie als menstruum voor oogwaters gebruikt i), niet name voor het oplossen van enkele alca- !) V. D. W. Olie Collyria. Pharm. Weekbl. 1903, pag. 200. waarin zij gekookt zijn, te leggen dan op de werktafel, waar zij gemakkelijk weder geïnfecteerd kunnen worden. Het spreekt van zelf, dat alle voorwerpen, die men bij liet bereiden eener injectie gebruiken moet, vóór liet koken nog eerst grondig ge r e i n i gd moeten worden. Het koken van de flesschen enz. mag niet tevens tot doel hebben, daaraan nog aanwezig vuil kiemvrij te maken. Alle zichtbaar vuil moet vóór het koken zijn verwijderd; niet alleen omdat zulks is in overeenstemming met het begrip reinheid, maar ook om de zeer practische reden, dat er groote kans zou bestaan, dat het vuil dan de watten onbruikbaar maakt. Indien dit de op te lossen stof niet ontleedt (Hydrochloras Chinini), lost men haar op in het warme water, terwijl, wanneer de stof tegen koken bestand is (Chloretum natricum), zij met water in een kolfje eenigen tijd kan worden gekookt. Wanneer de stof niet oplost, bijv.: Calomel 1 Paraffini liquidi 20 fac injectionem, dan moet men het menstruum eerst eenigen tijd verhitten bij 140 a 1503 en daarmede na afkoeling het geneesmiddel vermengen. Over de wijzen, waarop deze en andere injecties gesteriliseerd kunnen worden, zullen wij in een afzonderlijk hoofdstuk spreken. ELEC. TUAR1UM. CONSERF, LIKPOT. Electuaria zijn mengsels van plantenpoeders of zouten met stropen, honig, vruchtmoes, vette oliën of balsems; ze hebben extract-consistentie en zijn bijna altijd bestemd voor inwendig gebruik. Wen onderscheidt het electuarium spissum van het electuarium tenue scu molle; het eerste heeft de consistentie van een dik, het tweede van een dun extract. Bij het voorschrijven geeft de arts de werkzame bestanddeelen benevens het constituens aan, het laatste in den regel met „quantum sufficit ut fiat electuarium," bijv.: •Jl. Sulfatis Chinini 2 Pulveris Caryophyllorum Chloreti ferrici et Chloreti ammonici a 4 Pulveris Corticis Chinae 5 Sirupi simplicis q. s. ut fiat electuarium. Balsami Copaivae Pulveris Cubebae a 20 Pulveris Catechu q. s. m. f. electuarium spissum d.s. 3 a 4 maal daags een eierlepel, in ouwel te nemen. Gewoonlijk heeft men op 1 deel poeder noodig: 2-5 deelen stroop of honig. 1-2 „ balsem of vette olie. 4-6 „ vruchtmoes. In den vorm van electuaria kan men bijna alleen plantenpoedeis voorschrijven. Sterk werkende geneesmiddelen zijn geheel uitgesloten, omdat de doseering, die altijd eierlepelsgewijze geschiedt, al te onnauwkeurig is. De zouten der zware metalen kunnen gemakkelijk uitzakken en worden bovendien in vele gevallen door de overige bestanddeelen ontleed. Bij het bereiden van electuaria worden eerst de poedervormige bestanddeelen gemengd; aan dit mengsel wordt zooveel vloeistof toegevoegd, dat een massa is verkregen die na een uur nog de consistentie van een dik of een dun extract heeft. Wanneer eene bepaalde hoeveelheid vloeistof is voorgeschreven, voegt men daaraan in kleine gedeelten zooveel poeder toe, tot ook na een uur de extract-consistentie nog bewaard is gebleven. Vele poeders absorbeeren vloeistof, waardoor de consistentie van een electuarium langzamerhand dikker wordt; men voege dus nooit veel poeder of vloeistof in eens toe. Corrigentia worden bij electuaria in den regel niet voorgeschreven, wenscht de arts ze echter, dan schrijve hij bij voorkeur eene kleine hoeveelheid aetherische olie voor. Gedispenseerd worden electuaria in potten. Het electuarium wordt tegenwoordig - naar wij meenen ten onrechte - zelden voorgeschreven. Vooral in de kinderpraxis is het een geneesmiddelvorm, die gaarne genomen wordt. De tegenwoordige Pharmacopee vermeldt alleen het: Electuarium Sennae compositum, Electuarium leni- tivum. Voor de bereiding hiervan wordt eerst het moes bereid uit 30 deelen Pruimen. Deze worden daartoe met zoo weinig mogelijk water gekookt tot zij week geworden zijn en weder het volumen van de versche vruchten hebben verkregen; dan worden de steenen er uitgenomen en wordt de rest door een haren zeef gewreven. Verder moet bereid worden het gezuiverde moes uit 30 deelen ruw Tamarindenmoes; dit wordt daartoe met (warm) water gekneed tot het week geworden is, de steenen er uitgehaald en dan eveneens door een haren zeef gewreven. Deze moezen worden in een getarreerde schaal gemengd met 10 deelen Glycerine, 25 deelen poeder van Suiker en 10 deelen poeder van Sennebladen. Daarna wordt het mengsel gedurende een half uur, onder herhaald omroeren, op een waterbad verwarmd, en dan wordt zoo noodig kokend water toegevoegd totdat 100 deelen verkregen zijn. Het voorschrift der Ed. III was, wat de werkzame bestanddeelen en hunne hoeveelheden betreft, gelijk aan het bovenstaande; in plaats van suikerpoeder en glycerine werd echter alleen Sirupus simplexgebruikt en daardoor werd het schimmelen van het praeparaat bevorderd. Onder gelijke omstandigheden bewaard als dat der Ed. III, blijft het praeparaat der Ed. IV veel langer onveranderd. In de vorige Pharmacopee kwam nog voor: Electuarium Catechu, dat bereid werd door 1 deel Opiumpoeder, 5 deelen poeder van Muskaatnoot, 10 deelen poeder van Kaneel en 44 deelen poeder van Cachou eerst zeer nauwkeurig onder elkaar en dan onder 140 deelen suikerstroop te mengen. Het bevatte 1 2 pCt. Pulvis Opii. In het Supplement wordt nog melding gemaakt van Electuarium anthelminticum, Wormdrijvende Likpot, dat bereid wordt naar het volgende voorschrift: >$. Pulveris florum Cinae 12 Pulveris radicis Valerianae 6 Pulveris radicis Jalapae Pulveris Sulfatis kalici a 3 Aceti Scillae 76 misce. In vroeger jaren werden electuaria zeer veel voorgeschreven en in groot aantal in voorraad gehouden. Van historisch belang is van deze electuaria nog de Theriak, waarvan het oorspronkelijk voorschrift afkomstig is van Mithridates Eupator, koning van Pontus, die het schröder, Receptuur. 3e druk. 17 als universeel tegengift gebruikte i). Tegenwoordig komt het praeparaat nog voor in den Codex medicanientarius (Pharmacopée franqaise). CATAPLASMA. PAP. De cataplasmata of brijomslagen komen in consistentie met de electuaria overeen, maar zijn bestemd voor uitwendig gebruik. Ze worden vóór de aanwending tot lichaamstemperatuur verwarmd. Gewoonlijk worden in de apotheek alleen de mengsels der droge stoffen gereed gemaakt, terwijl deze bij den patiënt tot een brij gekookt of geroerd worden. Als voorbeeld hiervan noetnen wij de Species emollientes, Species ad Cataplasma, Papkruiden, van het Supplement. Deze worden bereid naar het voorschrift: 4&. Foliorum Althaeae Foliorum Malvae Florum Meliloti Florum Chamomillae a partem 1 redige in pulverem A3 et inisce cum Farinae Lini parte 1. Veelal gebruikt men voor brijomslagen alleen lijnmeel [Farina (Placentarum) Lini], dat met 3 deelen kokend water aangeroerd een zeer dikke, slijmige brij vormt. Deze wordt, in eene laag van minstens 2 vingers dik in linnen of muil gepakt, op het zieke deel gelegd. Onder den naam Cataplasma ad decubitum wordt nu en dan nog gebruikt een week mengsel, dat als hoofdbestanddeel loodtannaat bevat, bereid naar het voorschrift: •pc. Decocti corticis Quercus 40 200 misce cum Solutionis Acetatis plumbici basici 20 ds. extern. ') Zie Prof. W. Stoeder, Geschiedenis der Pharmacie in Nederland. De cataplasmata danken hunne werkzaamheid bijna uitsluitend aan de vochtige warmte. Men kan deze warmte echter ook op andere en veelal gemakkelijker wijzen verkrijgen, zoodat de brijomslagen langzamerhand in onbruik zijn geraakt. De zoogenaamde Cataplasmes instantanés bestaan uit bladeren van een soort Fucus, die tot zeer dunne platen zijn geperst, welke in warm water direct opzwellen. In plaats hiervan gebruikt men tegenwoordig ook de Charta Lini ad Cataplasma van Dieterich, d. i. waterdicht papier waarop een dikke laag Farina Lini is aangebracht. Bijzondere vermelding verdient nog de mosterdpap (Cataplasma Sinapis = Sinapismus), die wordt bereid door versch mosterdmeel met lauwwarm water tot een brij te kneden, die als een gewoon Cataplasma wordt geappliceerd. Veelal gebruikt men in plaats van Cataplasma Sinapis tegenwoordig het mosterdpapier, Charta Sinapizata. UNGUENTA. ZALVEN. Tot voor betrekkelijk korten tijd diende ter applicatie op de huid bijna uitsluitend zalf, eene homogene massa, welke bij de gewone temperatuur niet vervloeit, maar die, zonder dat kracht of warmte worden aangewend, gemakkelijk uitgesmeerd kan worden. Ze vormt dus eene massa, die ongeveer de consistentie heeft van varkensreuzel. Deze consistentie wordt verkregen door toevoeging van verschillende excipientia, waarvan wij de meest voorkomende eerst zullen bespreken, om daarna na te gaan, op welke wijzen verschillende zalven worden bereid. Adeps suillus, Axungia, werd vroeger het meest als constituens gebruikt; daar echter reuzel spoedig rans wordt, is zij in vele zalven vervangen door Lanoline of Vaseline. Reuzel wordt verkregen door het net- en niervet van gezonde varkens — zooveel mogelijk ontdaan van vliezen en bloedresten — in zeer kleine stukjes te snijden (beter is: fijn te hakken) en dan in een porceleinen schaal op het waterbad uit te smelten. De rest van de vliezen en de andere onzuiverheden worden dan door coleeren door een stuk dicht gaas verwijderd. Wanneer het vet vóór het smelten niet zeer fijn gemaakt is, maar tot dobbelsteentjes gesneden, zal de temperatuur van het waterbad niet hoog genoeg zijn, om alle vet uit 17* 260 te smelten; de opbrengst "zal dan veel minder zijn. Het afwasschen met water van de ongesmolten stukken vet is, zeer terecht, door de Pharmacopee niet voorgeschreven. Er zou toch gemakkelijk wat water in het vet achterblijven en dit~zou het rans worden in hooge mate bevorderen. Wanneer vet rans wordt, ondergaat het een oxydatieproces. Door het opnemen van zuurstof wordt het gedeeltelijk gesplitst in glycerine en vrije vetzuren, die gewoonlijk verder geoxydeerd worden tot onaangenaam riekende, zuur reageerende stoffen. Tengevolge van dit oxydatieproces worden de vetten meestal eenigszins geel gekleurd, krijgen een onaangenamen reuk en smaak en reageeren zuur. Terwijl niet-ontleed vet voor de huid indifferent is, werkt ranzig vet prikkelend en kan hevige ontsteking veroorzaken. Bovendien zal ranzig vet, dus vet dat vrij vetzuur bevat, op verschillende geneesmiddelen (kwikoxyde, zinkoxyde) inwerken en daardoor zal de werking van met dergelijke stoffen bereide zalven eene andere zijn dan door den arts is bedoeld. Ten einde het ranzig worden van reuzel zooveel mogelijk te voorkomen, giet men den gesmolten reuzel in droge flesschen van inactinisch glas, zóó dat de flesschen er geheel mede gevuld zijn, en sluit ze met goed passende, droge kurken. Moet men reuzel gebruiken, dan plaatst men een flesch in warm water (reuzel smelt bij ongeveer 40°) en giet het gesmolten vet uit in den voorraadspot, waarin men het onder omroeren laat afkoelen en vastworden. Roert men niet, dan heeft men kans, dat de reuzel korrelig wordt doordat het tristearine en tripalmitine zich eerder zullen afzetten dan de andere bestanddeelen. Het ranzig worden van Adeps suillus kan worden tegengegaan door toevoeging van antiseptica, waarvan vooral benzoëhars en benzoëzuur worden gebruikt. Een mengsel van deze met reuzel levert: Adeps suillus benzoatus, Axungia benzoata, Benzoëreuzel. Voor de bereiding hiervan laat de Pharmacopee 100 deelen reuzel en 2 deelen poeder B10 van Benzoë onder herhaald roeren gedurende één uur verwarmen en filtreeren. Zeer praktisch is het, het betrekkelijk grove Benzoëpoeder in een stukje dicht gaas te binden en dit herhaaldelijk door den gesmolten reuzel te roeren; in dit geval behoeft men niet te filtreeren. Voor het filtreeren van reuzel en andere vetten gebruikt men een z.g. warmwatertrechter (fig. 21). De Duitsche Pharmacopee bereidt Adeps benzoatus door één deel Benzoëzuur op te lossen in 99 deelen gesmolten reuzel en tot bekoeling te roeren; het aldus verkregen praeparaat is niet zoo aan- water geëmulgeerd zijn. Een voorschrift, dat in uiterlijk en in eigenschappen zeer veel overeenkomt met de Resorbine uit den handel, geeft v. d. Wielen i): Men smelt 25 deelen Oleum Olivarum met 10 deelen Cera alba en 30 deelen Adeps Lanae, mengt onder het nog warme mengsel langzamerhand eene oplossing van 5 deelen Gelatine in 75 deelen water en roert lot het mengsel bekoeld is. Daar bij het bewaren van het Resorbine aan de oppei vlakte eenig water verdampt, verdient het aanbeveling eer men iets uit het vat neemt telkens den geheelen voorraad om te roeren. Tengevolge van zijn watergehalte geeft Resorbine met Resorcine en vele andere stoffen geen homogene mengsels. Laat men echter zulke mengsels eenigen tijd op een warme plaats staan, tot de overmate water is verdampt, dan kan men door roeren homogene mengsels verkrijgen. Hetzelfde resultaat bereikt men door de Resorcine enz. eerst met wat olie aan te mengen. Butyrum vaccinum insulsum, Ongezouten boter, wordt behalve als volksmiddel zelden gebruikt. Behalve dat zij zeer in samenstelling wisselt, wordt ongezouten boter nog spoediger ranzig dan reuzel. iWen bereidt haar gemakkelijk door gezouten boter in een hoog bekerglas - kleine hoeveelheden in een reageerbuisje - te smelten, eenigen tijd in gesmolten toestand op een warme plaats te laten staan, ten einde het water en het zout gelegenheid te laten uit te zakken, en daarna het bovenstaande vet, door een vooraf gedroogd en verwarmd filter te filtreeren. Oleum Cacao, Cera flava, Cetaceum, Paraffinum soli- dum geven, samengesmolten met vette oliën als: Oleum Amygdalarum, Oleum Olivarum, Oleum Sesami, Oleum Papaveris, Oleum Gossypii (Katoenzaadolie), Oleum Arachidis, enz. zeer veel gebruikte zalfconstituentia. De later te bespreken U n g u e n t u m simplex der Pharmacopee is daarvan een voorbeeld. Oleum Cocos, het door warme persing verkregen vet uit de gedroogde kernen van Cocos nucifera, is volgens Kobert een goedkoop en zeer bruikbaar zalfconstituens. Het is bij 5°-10° vast en korrelig, bij 15"1 203 week en smelt tusschen 25° en 30° tot een heldere vloeistof. Het vet riekt eigenaardig en wordt gemakkelijk rans. Deze laatste eigenschap staat, ') Pharm. Weekblad 1002, pag. 259. WIJ meenen, liet gebruik er van als zalfconstituens vrij erg in den weg. Glycerinum cum Amylo wordt als zalfconstituens maar zelden gebruikt. Zooals wij reeds opmerkten (pag. 238) is het er een, dat niet water gemakkelijk kan worden afgewasschen. Oplosbare geneesmiddelen worden öf in wat Glycerine óf in wat water opgelost, onoplosbare stoffen worden vooraf met wat Glycerine vermengd en daarna onder de Glycerinezalf verdeeld. Glycerinum cum Tragacantha wordt nog minder vaak dan liet voorgaande praeparaat als zalfconstituens gebruikt. Een voorschrift voor een met een dergelijk praeparaat te bereiden zalf is liet volgende: K. Gl) cerini 30 Lianthrali 5 Aquae depuratae 13. Tragacanthae 3 m. f. unguentum. Men vermengt het Tragacanthpoeder met de Glycerine, voegt daarna het water toe, verwarmt het mengsel tot daarin geen klontjes meer voorkomen, vult het verdampte water aan en roert er na bekoeling de Lianthral onder. Van de zeepen gebruikt men als zalfconstituens: Sapo kalinus en Sapo unguinosus (Mollinum), een overvette kalizeep, die 12 % onverzeept vet en ± 30% glycerine bevat. De zalven met Mollinum bereid, kan men met water gemakkelijk afwasschen. In eene uitgebreide studie over de zalven der Duitsche Pharmacopee geeft Mielhe voorschriften voor twee zalfconstituentia, door hem genoemd Unguentum molle en Unguentum durum. I nguentum molle bereidt men door 22 deelen vaste Paraffine, 10 deelen Wolvet en 68 deelen vloeibare Paraffine bij zoo lage temperatuur als mogelijk is te smelten, te roeren tot het mengsel bekoeld is en het daarna door een zalfmolen te drijven. De zalf ziet er uit als, en heeft de consistentie van Vaseline, zij blijft lang onveranderd, is goedkoop, bezit eene groote viscositeit en de eigenschap om gemakkelijk in de huid te dringen. Unguentum molle neemt gemakkelijk 100 o;0 water 0p, dus veel meer dan het Wolvet alleen, waarvan slechts 10o/0 in de zalf voorkomt. Gelijke deelen Unguentum molle en Glycerine geven een gelijkmatige, halfvette massa. Unguentum durum bestaat uit 40deelen vaste Paraffine, lOdeelen Wolvet en 50 deelen vloeibare Paraffine en wordt op dezelfde wijze bereid als Unguentum molle. Deze zalf heeft het voorkomen van een met was bereide zalf en is vrij hard van consistentie, waardoor ze zeer geschikt is voor dekzalven. Zij neemt gemakkelijk meer dan 100 % water op1). Minder vaak wordt als zalfconstituens gebruikt: Glyconiurn, een homogeen mengsel van 45 deelen eidooier met 55 deelen glycerine. Unguentum domesticum, van Unna-), is een mengsel van 40 deelen Eigeel met 60 deelen Amandel- of Arachisolie, waaraan 1 pCt. perubalsem wordt toegevoegd om de zalf houdbaar te maken. Met dit mengsel laten zich vermengen: Perubalsem 10 pCt. Styrax 10 pCt. Oleum Cadinum 10 „ Pix liquida 10 „ Lianthral 10 „ Ichthyol 10 „ Talk 10 „ Amylum 10 „ Acetas plumbicus 5 „ Solutio Acetatisplumbici basici lOpCt. Sublimaat 0,5 „ Zwavel 10 pCt. Kamfer 10 „ Azijn 33' „ Kalkwater 10 „ Aqua Plumbi 50 „ Met tal van andere stoffen gemengd, wordt de goede zalfconsistentie echter opgeheven. Zoo is vermenging met lichamen uit de groep der phenolen geheel uitgesloten: met name Phenol, Salycylzuur, Resorcine, Pyrogallol en Salicylas natricus; eveneens met looizuurhoudende stoffen en de meeste metaalzouten en metaaloxyden als Zinkoxyde, Mercuri-oxyde, wit Praecipitaat en basisch Bismuthnitraat. Daarentegen worden koolwaterstoffen (Paraffine, Vaseline, Petroleum) goed door de zalf opgenomen. Unguentum Caseïni wordt verkregen door droog Caseïne met een mengsel van gelijke deelen Ammonia en Glycerine te koken tot de ammoniakreuk is verdwenen. Dit mengsel geeft met vetten eene emulsie, die op de luiid spoedig droogt. ') Pharm. Weekblad, '96, n°. 7. -) Pharm. Weekblad. 1900. Uil het aangevoerde blijkt genoegzaam, dat de arts bij het voorschrijven van een zalf slechts heeft aan te geven: het geneesmiddel en het constituens, bijv.: 4*. Nitratis bismuthici basici 20 Vaselini flavi SO m.f.l.a. unguentum ds. extern. Het voorschrijven is dus zeer eenvoudig, het lege artis bereiden van zalven, die aan alle eischen van homogeniteit, consistentie enz. voldoen, een moeitevol werk. Omtrent de bereiding van zalven vermeldt de Pharmacopee het volgende: „De niet smeltbare bestanddeelen worden vooraf tot zeer fijn poeder gebracht. Worden zalven door smelting bereid, dan moet het mengsel tot bekoeling worden geroerd. Voor het gebruik in de Koloniën mogen 20-30 pCt. van de Reuzel en van de Vaseline door een gelijke hoeveelheid Geel Was en Paraffine worden vervangen." De I harmacopee zegt omtrent de eigenschappen en de bewaring: „Zalven moeten volkomen gelijkmatig zijn en mogen niet rans rieken. „Indien het tegendeel niet is bepaald, mogen zij in voorraad gehouden worden. „Zalven moeten buiten invloed van het licht bewaard worden." De door de Pharmacopee vermelde zalven, die niet in voorraad mogen worden gehouden, zijn: Unguentum a c e t a t i s p 1 u m b i c i basici. Unguentum D i a c h y 1 o n. Unguentum J o d e t i k a I i c i. Unguentum Jodii. Unguentum Oxydi hydrargyrici flavi. Unguentum Pi cis compositum. De reden hiervoor is bij de 5 eerstgenoemde zalven, dat hunne bestanddeelen op elkaar inwerken of dat licht en lucht ze ontleden, zoodat de zalf minder werkzaam wordt; bij het bewaren van Unguentum Picis compositum zullen azijnzuur en water verdampen en daardoor zal de zalf veel te taai worden. Uit ondervinding kunnen wij aanraden bij het afleveren van deze zalf den patiënt te raden, haar onder azijn te bewaren, zij blijft dan maandenlang bruikbaar. Met het oog op de groote verscheidenheid van de zalven die worden voorgeschreven, zullen wij ze naar de bereiding in verschillende afdeelingen bespreken. I. Mengsels van weeke vetten of zalven onderling of van weeke vetten met olie, balsem enz. Indien de componenten van een dergelijke zalf in consistentie verschillen, bijv.: •Ji. Unguenti Hydragyri Lanolini a 10 m. f. unguentum da ad ollam porcellaneam s. ad usum externum, dan wrijft men eerst het meest vaste vet of de meest vaste zalf (in ons voorbeeld de Lanoline) in een ruimen niet diepen mortier eenige oogenblikken uiteen; de vetmassa wordt daardoor weeker. Dan voegt men het weekere vet (hier unguentum Hydrargyri) toe, en mengt het er doorheen. Bij het mengen zetten zich gewoonlijk deelen van het vet aan den stamper en aan de randen van den mortier vast; om ook deze te verdeelen is het noodig, ze van tijd tot tijd met een stukje karton vooral niet met een oude, gebruikte speelkaart dat men aan het eene einde rond knipt, los te maken en onder aan den stamper te brengen, en dan weer te mengen. Men herhaalt dit zóó lang, tot bij het losmaken de kleur der zalf overal gelijk is. Wanneer in den winter de vetten vaster zijn, is het raadzaam ze te mengen in een zacht verwarmden mortier, die men verkrijgt, door in een mortier warm water te gieten, dit er eenige oogenblikken in te laten staan, het water weg te gieten en den mortier om te drcgen. Van de zalven der Pharmacopee behoort tot deze rubriek Unguentum Lanolini, een geelwitte zalf, die wordt bereid door 60 deelen Lanoline te mengen met 40 deelen gele Vaseline. Moet olie onder een vet gemengd worden, bijv.: J&. Lanolini anhydrici 20 Vaselini flavi 10 Olei camphorati 10 m. f. unguentum, dan voegt men deze onder vlijtig omroeren in een dunnen straal bij de eerst afzonderlijk gewrevene vetten. Op deze wijze worden Oleum Juniperi einpyreumaticum, Oleum Betulae empyreumaticum, Oleuin Fagi empyreumaticum, Creolinum, Kreosotum, Ichthyoluni onder vet verdeeld, indien zij in eenigszins belangrijke hoeveelheid in een zalf zijn voorgeschreven. Is die hoeveelheid gering, bijv.: •-H. Sulfo-ichthyolatis ammonici 100 mG. Vaselini albi 50 m. f. unguentum, dan is het raadzaam, deze kleine hoeveelheid eerst onder weinig vaseline te verdeelen en daarna de rest van het constituens toe te voegen, of, wanneer dit laatste taai is, het mengsel van ichthyol enz. met weinig constituens te voegen bij de rest van het goed uiteengewreven vet. Ba Isa mum peruvianum kan soms moeielijk voldoende onder zalfmengsels worden verdeeld. Mevr. Alblas Sorberi) vond, dat Oleum Ricini het verkrijgen van homogene zalfmengsels zeer bevordert. Aan hare uitvoerige studie hierover ontleenen wij het volgende: „Wat het vermengen van perubalsem met vetten betreft, zoo hangt het homogeen blijven der zalf geheel af van de hoeveelheid balsem. Wordt veel (2.5 : 5) balsem gebruikt, zoo zal de hars bij het uitsmeren op de huid aan den top van den vinger blijven zitten, daar het vet dan niet al de balsem kan opnemen. Oleum ricini aan deze korrelige zalf toegevoegd (2.5: 2.5: 5), zal haar weer smeerbaar maken. Bij mindere verhouding (1 : 5 of 1 : 10) zal de zalf zich goed houden. Van alle vetten kan Lanoline de meeste balsem opnemen. „Van de koolwaterstoffen laat Vaselinum album zich in elke verhouding met Balsamum peruvianum mengen; ook Vaselinum flavum, mits zeer zuiver, neemt veel op, doch Paraffinum liquidum laat zich niet vermengen. Wat Oleum Ricini onder de paraffine gemengd, doet het bezwaar weer verhelpen. Het voorschrift: •$. Acidi borici 4 Vaselini albi 20 Balsami peruviani 2 Glycerini 3 geeft, door de aanwezigheid van het Boorzuur, aanleiding tot afscheiding van hars. Mengt men het Boorzuur met de glycerine tot ') Pharm. Weekblad 1905, pag. 946. Boroglycerine, voegt daarna de vaseline en dan de balsem toe, dan ontstaat een korrelig mengsel, dat door toevoeging van 10 a 20 druppels Oleuni Ricini weer homogeen wordt. Bij de voorschriften: •K. Balsami peruviani 20 Olei Olivarum 10 Acidi borici 3. m. f. linimentum, •H. Olei Aniygdalarum 8 Balsami peruviani 2 Gummi arabici 6 Acidi borici 2 Aquae Rosarum 82 M. D.S. Balsanium mamillare album krijgt men goede, homogene mengsels door Oleum Olivarum in het eerste en Oleum Amygdalarum in het tweede voorschrift te vervangen door Oleum Ricini." II. Mengsels van vaste (smeltbare) stoffen als Colophonium, Emplastrum Oxydi plumbici, Cera, Oleum Cacao, Cetaceum enz. met weeke vetten en oliën. Als regel voor het bereiden dezer mengsels geldt, dat de smeltbare stoffen naar volgorde van hun smeltpunt, bij voorkeur op een waterbad , worden gesmolten die met het hoogste smeltpunt eerst en daarna het weeke vet of de olie wordt toegevoegd. Ten einde bij deze wijze van werken te voorkomen. dat een reeds gesmolten stof door toevoeging van een niet verwarmde stof weder stolt, achten wij het raadzaam, bij het smelten van een der genoemde vaste stoffen reeds een klein deel van het weeke vet of de olie toe te voegen. De meeste zalven met smeltbare stoffen kan men op het waterbad zeer goed bereiden; moeielijk gaat dit echter wanneer ook Colophonium in de zalf voorkomt. Op een waterbad toch gaat Colophonium over in eene taaie vloeistof, die niet gemakkelijk met andere stoffen te mengen is. Op een stoombad (balneuni vaporis) gaat het veel beter; heeft men dit laatste niet ter beschikking, dan smelt men Colophonium het best op een zandbad. Bij het smelten op 't vrije vuur, heeft men, ook al wordt voortdurend in het mengsel geroerd, veelal hinder dat de hars te sterk verhit wordt en empyreumatische dampen afgeeft. Wanneer alle stoffen geheel gesmolten zijn, wordt, ter verwijdering van onzuiverheden, zoo noodig gecoleerd door dicht neteldoek, en de zalf opgevangen in een eenigszins verwarmd, goed droog vat en met een glasstaaf of steenen of houten spatel geroerd tot het mengsel bekoeld is. Het vat dient verwarmd te zijn, om te voorkomen, dat de moeielijk smeltbare stoffen, met name Cera, zich direct tegen de koude wanden afzetten. Het roeren van de gesmolten zalf dient te geschieden met een voorwerp dat de warmte slecht geleidt; doet men het met een goeden warmtegeleider, met name met een metalen spatel, dan zal de zalf zich daar voortdurend tegen afzetten en het zallinengsel vastere deelen bevatten, dus niet homogeen zijn. Gewoonlijk roert men in de nog geheel vloeibare massa slechts van tijd tot tijd, maar des te dichter de massa bij het stollingspunt komt, des te meer moet men roeren en vooral ook zorgvuldig losmaken van de wanden van het vat, waaraan zich deelen van de vaste \etten gemakkelijk afzetten. Het omroeren moet zóó geschieden, dat zeer weinig lucht onder de zalf wordt gemengd, daar die het ransworden sterk bevordert. Ten einde eene op de boven beschreven wijze bereide zalf volkomen homogeen te krijgen, is het zeer aan te bevelen, de bijna geheel bekoelde zalf nog eens door een zalfmolen te wrijven. Deze zalfmolens zijn gewoonlijk ingericht als de bekende verfmolens. De volgende zalven der Pharmacopee worden op de beschreven wijze gereed gemaakt: Unguentum Diachylon (Unguentum Diachylon Hebrae Ed. III), een geelwitte zalf, die bereid wordt door gelijke deelen Loodpleister en Sesamolie (Olijfolie Ed. III) samen te smelten en tot bekoeling te roeren. Daai deze zalf, aan de lucht bewaard, zeer spoedig rans wordt, schiijft de Pharmacopee voor, dat zij niet in voorraad gehouden mag worden. Wij hebben, naar eene opgave van Dieterich, de zalf meermalen bereid onder toevoeging van 5 % van een mengsel van gelijke deelen water en Ulycerine en gevonden, dat de zalf dan niet zóó spoedig onbruikbaar werd. Nog beter bevalt het ons echter, naar eene mededeeling van Karl Dieterich de zalf onder een laagje water te bewaren. Waar de Pharmacopee voorschrijft deze zalf „ex tempore te bereiden, zal men in de apotheek van deze wijze van bewaren geen dienst kunnen hebben, wel echter zal men den patiënt den ïaad kunnen geven, de zalf telkens na het gebruik met een laagje water te bedekken. Volgens andere voorschriften wordt deze zalf bereid door koken van loodglid met olijfolie onder toevoeging van water (zie bij Eniplastrum Oxydi plumbici); wij hebben niet kunnen ontdekken dat deze zalf langer onveranderd blijft, dan die, welke naar het voorschrift der Pharmacopee is bereid. Wordt de Sesamolie vervangen door Vaseline of door een mengsel van Vaseline en vloeibare Paraffine, bijv.: •Jt. Emplastri Oxydi plumbici 50 Vaselini flavi 40 Paraffini liquidi 10 m.f. unguentum, dan blijft de zalf bij het bewaren onveranderd. Natuurlijk moet eene dergelijke verandering in het voorschrift uitdrukkelijk worden voorgeschreven. Unguentum Elemi wordt bereid door 30 deelen Elenii, 10 deelen Cera flava en 40 deelen Axungia samen te smelten, te coleeren (daar vooral de Elemi steeds onzuiverheden bevat) door een vooraf verwarmd gaasje en na eenige afkoeling toe te voegen 20 deelen Terebinthina laricina. Naar het voorschrift der Ed. III werd de Terebinthina mede gesmolten en daarna gecoleerd. In beide gevallen moet natuurlijk tot bekoeling worden geroerd. Door samensmelten van 17 deelen Unguentum Elemi met 3 deelen Styrax wordt, volgens het Supplement, Unguentum Styracis bereid. Unguentum Picis (Unguentum Basilicum) bereidt men door op een zandbad te smelten 15 deelen Colophonium en 15 deelen Pix solida en daarbij te voegen een op het waterbad samengesmolten mengsel van 10 deelen Cera flava en 60 deelen Sesamolie (Olijfolie, Ed. III). Zoo noodig coleert men het mengsel door een verwarmd stukje dicht neteldoek en roert tot bekoeling. Uuguentum Picis compositum (Unguentum contra Tineam Capitis, Hoofdzeerzalf) wordt naar het voorschrift der Ed. IV bereid door in een getarreerde pan of geëmailleerd ijzeren uitdampschaal op een zacht vuur te verhitten 20 deelen water met 16 deelen Pix solida en 4 deelen Colophoniuni tot beide vaste stoffen zijn gesmolten, hierbij voegt men een mengsel van 16 deelen Farina tritici (Tarwemeel) en 33 deelen water en verhit zóólang tot een schröder, Receptuur. 3e druk. 18 gelijkmatig mengsel is ontstaan. Na eenige bekoeling voegt men hierbij 4 deelen Terebinthina laricina, daarna 8 deelen Acidum aceticum en vult met water aan tot 100 deelen. Sneller en even goed, naar eene langdurige ervaring ons leerde, bereidt men de zalf naar het voorschrift van het Supplement door in een getarreerde schaal op een zacht vuur onder omroeren te smelten 4 deelen Colophonium, daarbij te voegen 16 deelen Pix solida en 4 deelen Terebinthina laricina en dan een mengsel van 16 deelen Farina tritici en 50 deelen kokend water; zoodra een homogeen mengsel is verkregen neemt men de schaal van het vuur, voegt daarbij 8 deelen azijnzuur en kokend water tot 100 deelen. Bij deze laatste bereidingswijze is het noodzakelijk, dat men voortdurend in de zalf roert. De bereidingswijze van de Pharmacopee heeft voor, dat de kans op ontleding van de hars en de pik bij het verhitten met water geringer is, dan volgens de tweede bereidingswijze. Volgens beide bereidingswijzen verkrijgt men een bruine zalf, die aan de lucht spoedig hard wordt en dan onbruikbaar is; de Pharmacopee schrijft daarom ook voor, dat Hoofdzeerzalf niet in voorraad gehouden mag worden. Door de zalf onder azijn te bewaren blijft zij maanden lang bruikbaar; men zal goed doen dit den patiënt mede te deelen. Unguentum resinosum flavum, Unguentum Althaeae, bereidt men door op een zandbad te smelten 8 deelen Colophonium, daarbij te voegen 18 deelen Cera flava en als ook deze gesmolten is, over te brengen op een waterbad en toe te voegen 70 deelen Sesamolie; wanneer het mengsel gecoleerd en gedeeltelijk bekoeld is, voegt men er bij 4 deelen Terebinthina laricina. Deze zalf is nog het meest bekend onder den naam Althaeazalf. Omtrent de herkomst van dien naam vermelden C o s t e r en Opwyrda1): „Oudtijds bestond er een „Unguentum Althaeae" in de apotheken, dat bereid werd, door een afkooksel van radix Althaeae met Axungia te vermengen, waarbij het water door verdamping verwijderd werd, terwijl de zalf eindelijk met kurkuma gekleurd werd. „De weinige waarde van dit praeparaat, hetwelk onder de vreemd- !) Handleiding bij het gebruik der tweede Uitgave der Pharmacopoea Neerlandica. Deel IV, pag. 507. soortigste benamingen door het publiek verlangd werd, heeft er toe geleid, om, in de plaats daarvan een mengsel van Oleum Raparum, Cera flava, Colophonium en Terebinthina samen te stellen, hetwelk in kleur met de vroegere Althaeazalf overeenkwam." De Ed. IV heeft de Oleum Raparum veranderd in Oleum Sesami. Unguentum simplex, een samengesmolten mengsel van 30 deelen Geel was en 70 deelen Sesamolie, dat zoo noodig wordt gecoleerd, en tot bekoeling geroerd wordt. Unguentum terebinthinaceum, Balsamum Locatelli, wordt bereid door 25 deelen Geel was te smelten met 36 deelen Sesamolie, daarbij te voegen 36 deelen Lorkenterpentijn en, wanneer het mengsel goed vloeibaar is, 3 deelen poeder Ba) van Sandelhout. Hiermede digereert men een half uur, waarbij de roode kleurstof in het vette mengsel overgaat, dan coleert men door een dichten doek en mengt er, wanneer het mengsel bekoeld is, 3 deelen Perubalsem onder en roert tot bekoeling. Met het oog op de moeielijkheid van het coleeren van fijne poeders, raden wij aan: het fijnere poeder van Santelhout door zeefbodem B;!u af te ziften en van het overblijvende, dat natuurlijk door zeefbodem B^ moet zijn geslagen, de benoodigde hoeveelheid te gebruiken. Heeft het vaste vet, dat in een zalf voorkomt, een laag smeltpunt (Oleum Cacao, smeltpunt 31° 34°, Cetaceuni, smeltpunt 45°) en is daarbij een betrekkelijk groote hoeveelheid olie voorgeschreven, bijv.: Ji. Olei Cacao 20 Olei Olivarum 80 m.f. unguentum dan is het noodig de zalf na het smelten en zoo noodig coleeren, onder afkoeling van de pot door middel van water of ijs te roeren tot zij vast is. Vooral in den zomer zal anders het mengsel zeer lang vloeibaar blijven. Zooals ook reeds blijkt uit de bovenstaande voorschriften der Pharmacopee zal men vluchtige bestanddeelen, die in zalven, welke gesmolten moeten worden voorkomen, slechts zoo kort mogelijk verwarmen. 18' Rij het voorschrift: M. Colophonii 8 Terebinthinae venetae 20 Cerae flavae 48 Vaselini flavi 16 Balsami peruviani 8 m.f. unguentuni zal men dus de Colophoniuni smelten op een zandbad, daarbij voegen de Cera flava en het mengsel overbrengen op een kokend waterbad, de Vaseline toevoegen en als deze ook gesmolten is zoo noodig door gaas coleeren, dan, als het mengsel onder omroeren ten deele bekoeld is, de Lorkenterpentijn toevoegen en als de zalf ongeveer koud is, den Perubalsem. III. Mengsels van vaste stoffen met vetten of met mengsels van vetten. De wijze, waarop deze zalven bereid worden, is afhankelijk van de eigenschappen der vaste stoffen en van de te gebruiken constituentia. Als algemeene regel geldt, dat onoplosbare stoffen tot zeer fijn poeder worden gebracht en dan met het zalfconstituens worden gemengd, terwijl oplosbare stoffen (op één enkele uitzondering na) in enkele druppels water worden opgelost en dan onder het constituens worden verdeeld. Voor onoplosbare stoffen als Oxydum hydrargyricum, Oxydum zincicum, Chloretum hydrargyrico-ammonicum en voor moeielijk oplosbare stoffen als Acidum boricum wordt dikwijls aanbevolen ze eerst met eenige druppels olie of glycerine te mengen en ze daarna onder het vet te verdeelen. Door E. Stern ') zijn tegen deze methode belangrijke bedenkingen geopperd. Hij wijst er op, dat zalven met boorzuur of salicylzuur dikwijls niet de werking hebben, die de arts zich er van voorstelt, en wijt dit aan de gewoonlijk gevolgde bereidingswijze, waarbij het boorzuur met olie is aangemengd en het salicylzuur in spiritus is opgelost. Bij vele huidziekten kan de huid spiritus of ranzige olie niet verdragen, zoodat eene verergering der ziekte het gevolg is van het toevoegen dezer stoffen. Volgens Stern is het absoluut noodig alle ') Pharmaceutische Centralhalle 1SQ3, pag. 453. zalven zonder cenigc additie tc bereiden, en moet het medicament, wat het ook zij: poeder, extract, zout, vloeistof enz., steeds direct niet het zalfconstituens worden gemengd. Wanneer de arts wenscht, dat spiritus of olie wordt gebruikt, dan moet hij dit uitdrukkelijk voorschrijven. Voor stoffen, die men niet tot fijn poeder kan wrijven, zooals Resorcine, moet men een oplosmiddel toevoegen; de vraag of men water of spiritus zal nemen zij den arts ter beantwoording overgelaten. Verder maakt Stern er opmerkzaam op, dat men alleen op deze wijze homogene bruine zalven met Jodium kan afleveren, terwijl, wanneer het Jodium vooraf in Spiritus is opgelost, de zalf steeds bruine strepen vertoont. Zalven waaraan Salicylzuur in spiritus opgelost is toegevoegd, zijn na het verdampen van den spiritus aan de oppervlakte met kleine kristallen bedekt. We kunnen ons met deze opinie voor een groot deel vereenigen, echter niet in die gevallen waar het absoluut onmogelijk is, zonder toevoeging van eene of andere vloeistof een homogeen mengsel te verkrijgen. Zoo zal men bij het voorschrift: Extracti Belladonnae Extracti Opii a 2 Vaselini flavi 30 m. f. unguentum. een gestippeld, dus pharmaceutisch en therapeutisch onvoldoend mengsel verkrijgen, als men de methode van Stern volgt; lost men echter het Opium-extract op in zoo weinig mogelijk water, voegt men daarbij het Belladonna-extract en dan de Vaseline, dan verkrijgt men een zalf, die althans van een pharmaceutisch oogpunt aan alle eischen voldoet. Ook wat betreft de zalven met lodium, verschillen wij in meening met Stern. Wanneer men lodium oplost in eene ruime hoeveelheid aether, en onder deze oplossing het vet roert tot een homogeen mengsel, dan heeft men, als de aetherreuk verdwenen is, eene zalf waarin het lodium fijner verdeeld is, dan wanneer dit alleen was fijngewreven en waarin zich, ook bij bewaren, geen bruine streepen vertoonen. Op grond van een uitvoerig microscopisch en chemisch onderzoek van zalven achten wij de volgende bereidingswijze de beste. A. Wanneer de vaste stoffen in water oplosbaar zijn (Nitras argenticus, Acetas plumbicus, Hydrochloras Cocaïni), zal men die soms wel en sonis niet in water oplossen, al naar den aard van liet zalfconstituens. Is Vaselintim (album of flavum) het constituens, dan geeft het oplossen van de vaste stof in water (of in glycerine) geen enkel voordeel, daar men na zeer nauwkeurig mengen, bij beschouwen der zalf door het microscoop, daarin nog talrijke vrij groote vloeistofdruppels aantreft. Zeer duidelijk is clit waar te nemen, wanneer men de proef neenit met water, waarin een kleurende stof (Pe, manganas kalicus) is opgelost; men ziet dan bij microscopisch onderzoek talrijke violet gekleurde druppels van zeer verschillende grootte, niet gelijkmatig tusschen de Vaseline verdeeld. Is Lanolinum het constituens, dan kan men de vaste stof met voordeel in water oplossen en de oplossing onder de Lanoline verdeden; de waterdeelen kunnen gelijkmatig en zeer fijn onder wolvet verdeeld worden. Ook onder Axungia is water tamelijk goed te verdeelen wel is waar niet zoo goed als onder Lanoline maar door toevoeging van water wordt reuzel spoedig rans. Wij zouden hier aan Glycerine de voorkeur geven, waarin vele stoffen, die goed oplossen in water, ook oplosbaar zijn (zie pag. 160). Moet van een oplosbare stof eene groote hoeveelheid onder vet verdeeld worden, zooals gewoonlijk het geval is met Pyrogallol en Tannine, waarbij men, door ze op te lossen, het volumen kleiner zou maken, dan verdeelt men die stoffen in fijngewreven toestand droog onder het vet. Resumeerende komen wij tot de volgende conclusies: Moet een oplosbare stof onder een zalfconstituens worden verdeeld, dan zal men die stof in water oplossen wanneer het zalfconstituens Lanoline is, men zal haar oplossen in Glycerine, wanneer het constituens Reuzel of een ander gemakkelijk ranswordend vet is en men zal haar in uiterst fijngewreven toestand verdeelen onder Vaseline. Wordt het volumen van de vaste stof door het oplossen kleiner, dan verdeelt men haar in niet opgelosten staat onder het vet. Een paar uitzonderingen op dezen algemeenen regel worden hier vermeld. I'rotargol moet volgens opgave van het Laboratorium der larbenfabriken vorm. Bayer & Co, in water worden opgelost, voor men het onder vet verdeelt, daar door het oplossen de werkzaamheid van het Protargol toeneemt. Een voorschrift voor eene dergelijke zalf is: .ji. Protargoli 3 solve in Aquae destillatae 5 misce cum Vaselini 30 ds. extern. Wij maakten reeds (pag. 169) attent op den langen duur van het bereiden eener protargoloplossing. Men komt aan dit bezwaar te gemoet door het Protargol eerst met wat Glycerine, waarin het niet oplost, te vermengen, en dan water toe te voegen. De oplossing is spoedig helder. Argentum colloïdale, Collargolum, is zonder toevoeging van water niet fijn te verdeelen, bij wrijven vormt het steeds weer klonters. Men voorkomt dit door het Collargol te mengen met één derde deel van zijn gewicht aan water. Het Supplement geeft voor Unguentum Argenti colloïdalis het volgende voorschrift: ,}&. Argenti colloïdalis 3 Aquae 1 Cerae albae 2 Adipis benzoati 14 f. I. a. unguentum. Voor de bereiding hiervan zal men het Collargol vermengen met het water en daarbij voegen het gesmolten en onder omroeren bekoelde mengsel van witte was en benzoë-reuzel. Volgens Brocadet1) is een beter voorschrift voor deze zalf het volgende: Argenti colloïdalis 15 Aquae 5 l.anolini 35 Adipis benzoati 50 misce. Tartras kalico-stibicus moet steeds als fijn poeder, maar nooit in opgelostcn toestand onder vet worden verdeeld, daar de werking der zalf hierdoor zou veranderen. 1) Mededeelingen van het Pharm. Weekblad, 1903, pag. 320, Voor Unguentum Tartratis kalico-stibici, Pokzalf, laat de Pharmacopee 20 deelen Braakwijnsteen, die natuurlijk tot fijn poeder moet worden gebracht, mengen met 80 deelen Witte Vaseline. De zalven met oplosbare stoffen van de Pharmacopee zijn de volgende: Unguentum lodeti kalici, waarvoor 10 deelen Jodetum kalicum wordt opgelost in 10 deelen water en dan verdeeld onder 80 deelen unguentum simplex. Deze zalf moet telkens versch worden bereid, daar bij bewaring, tengevolge van het ranzig worden van de unguentum simplex, of door vorming van Joodwaterstofzuur door koolzuur en zuurstof uit de lucht, Jodium wordt afgescheiden, dat de zalf bruin kleurt en niet homogeen doet blijven. Daar de patienten gewoonlijk wantrouwend zijn ten opzichte van medicamenten, die van kleur en eigenschappen veranderen, is het wenschelijk dat de medicus bij het voorschrijven van deze zalf den patiënt op de mogelijkheid eener kleurverandering opmerkzaam make öf, indien van medisch standpunt daartegen geene bezwaren bestaan, eene stof aan de zalf Iaat toevoegen, waardoor het Jodium, zoodra het vrij wordt, wordt gebonden. Een voorschrift in dien geest gaven o.a. de Pharmacopoea Helvet i ca en de Pharm. Germanica. .Jf$. Jodeti kalici 20 Thiosulfatis natrici 250 mü. Aquae 15 Unguenti simplicis 165, waarin het natriumthiosulfaat moet dienst doen als Jodium bindende stof. Hiervoor kunnen ook dienen Carbonas kalicus (1 deel op 16 deelen Kaliumjodide) en Carbonas magnesicus (1 op 10 KI). Indien vrij Jodium geen schadelijke werking uitoefent, kan de medicus ook eene kleine hoeveelheid daarvan bij de zalf voorschrijven, zoodat deze reeds bij de aflevering bruin gekleurd is. Met het oog op het ransworden van de zalf zouden wij aan het oplossen van Kaliumjodide in Glycerine de voorkeur geven boven het oplossen in water. Unguentum Iodii, Unguentum jodatum, is voor het eerst in de Nederl. Pharmacopee opgenomen. Men bereidt deze zalf door i deelen Kaliumjodide en 2 deelen Jodium op te lossen in 5 deelen water en aan deze oplossing 90 deelen Unguentum simplex toe te voegen. Bij het bewaren zal het Joodgehalte van de zalf verminderen door verdamping en ook doordat een deel van het Jodium door de olie en de was zal worden gebonden. Van de zalven met oplosbare stoffen, die in het Supplement voorkomen, bespreken wij: Unguentum nitratis argentici compositum, ook bekend als Unguentum Billrothi, waarvoor het voorschrift luidt: Nitratis argentici 1. Balsami peruviani 5 Vaselini flavi 94 m. f. unguentum. Naar hetgeen wij boven opmerkten, zal men deze zalf het best bereiden door het zilvernitraat uiterst fijn te wrijven, bij gedeelten de Vaseline toe te voegen en daarmede te mengen, en ten slotte den Perubalsem, waarna men niet lang mag wrijven. L nguentum nitratis hydrargyrici, Unguentum citrinum, wordt bereid door II deelen Rood Kwikoxyde onder verwarming op te lossen in een mengsel van 12.5 deel Salpeterzuur en 12.5 deel water, hierbij ontstaat eene oplossing van Mercurinitraat. De half bekoelde oplossing wordt helder afgeschonken en gevoegd bij 180 deelen gesmolten en half bekoelden reuzel en geroerd tot de dikvloeibare massa homogeen geworden is. De nog weeke massa wordt nu in vierkante papieren bakjes gegoten en na bekoeling met een hoornen of steenen spatel in kleine dobbelsteenen verdeeld. De bleekgele zalf (Unguentum citrinum) wordt bij het bewaren wit. B. Wanneer de vaste stoffen in water onoplosbaar zijn, als Oxydum zincicum, Jodoformum, of zeer moeielijk oplosbaar, als acidum boricum, moeten zij als uiterst fijn poeder onder het vet verdeeld worden. Behalve bij Boorzuur, waarvan de Pharmacopee een poeder B,-(t voorschrijft, wordt bij geen der andere voor zalf te gebruiken vaste stoffen de graad van fijnheid afzonderlijk opgegeven. Wel zegt de Pharmacopee, dat zouten tot poeder B;jq moeten worden gebracht, maar dit poeder is veel te grof dan dat het in zalven zal kunnen gebruikt worden. De werkzaamheid van een zalf toch hangt in hooge mate af van de fijnheid van de onder het vet verdeelde geneesmiddelen. Waar nu die graad van fijnheid door de ziften niet - nauwkeurig wordt bepaald, zooals wij in het hoofdstuk Pulveres zullen aantoonen, is het meer rationeel, de fijnheid der poeders te bepalen, door aangeven in micromillimeters (//), hoe groot de grootste korrels mogen zijn. Wij laten hier een lijstje volgen van de grenswaarden, die Dieterich1) daarvoor aangeeft. micromillimeters. Acidum boricum 263.25 Carbonas plurnbicus 43.20 Chloretum hydrargyrico-ammonicum 41 Jodoformum 216.41 Oxydum hydrargyricum 40.5 n zincicum 33.75 Sulfur sublimatum 95.85 Tartras kalico-stibicus 67.20 De bereiding van deze zalven geschiedt als volgt: De vaste stof wordt tot fijn poeder gebracht en zoo noodig door zift geslagen, dit poeder mengt men in een zacht verwarmden mortier met een gedeelte van het gesmolten zalfconstituens zoolang, tot het mengsel homogeen is en voegt dan het overige, zoo noodig vooraf weekgemaakte, constituens toe. Door Haenen2) wordt aangeraden, het constituens geheel in gesmolten toestand toe te voegen en dan natuurlijk tot bekoeling te roeren. Bij microscopisch onderzoek bleek ons niet, dat het onoplosbare bestanddeel op deze wijze nauwkeuriger onder het vet verdeeld was, zoodat wij geen redenen weten aan te voeren, om deze wijze van werken aan te bevelen. Wij vestigen er hier uitdrukkelijk de aandacht op, dat door het vermengen van de stof met het vloeibare constituens de stof zelve niet fijner verdeeld wordt; wel echter worden bij langdurig wrijven de korrels meer van elkaar gescheiden, en daardoor het mengsel meer homogeen. Voor stoffen, die zeer gemakkelijk vervluchtigen of zeer spoedig door warmte ontleed worden, zal men een niet verwarmden mortier nemen en het constituens niet smelten. Om groote hoeveelheden zalf te bereiden maakt men liefst gebruik van een zalfmolen. f ') I'harmaccutische Centralhalle, 1894, n®. 17. Helfenberger Annalen, 1897. '-) Rapport du Congrès de Chimie et de Pharmacie. Liège, 1905. De volgende zalven onzer Pharmacopee worden op de beschreven wijze bereid: Unguentum Acidi borici, een mengsel van lOdeelen Boorzuur en 90 deelen Witte Vaseline (Reuzel lid. III). Unguentum Carbonatis plutnbici camphoratum , waarvoor 5 deelen Kamfer (liefst met aether fijngewreven) worden gemengd met 5 deelen Sesamolie; daaraan worden toegevoegd 20 deelen Loodcarbonaat en dit mengsel gewreven tot het homogeen is, dus geen grove korrels van het loodzout doet waarnemen. Dan voegt men er bij gedeelten bij 70 deelen Reuzel. Om de vluchtigheid van de Kamfer neemt men hier geen gesmolten reuzel. Unguentum Chloreti liydrargyrico-ammonici, een mengsel van 10 deelen Mercuriammoniumchloride en 90 deelen witte Vaseline. Unguentum Jodoformi, waarvoor men 10 deelen Jodoform tot fijn poeder wrijft en dan bij gedeelten mengt met 90 deelen niet gesmolten gele Vaseline. Mengt men de Jodoform met gesmolten Vaseline, dan zal een deel er van in de warme Vaseline oplossen en bij atkoeling weer uitkristalliseeren. Unguentum Oxydi hydrargyrici flavi is een mengsel van 5 deelen Geel Mercurioxyde met 95 deelen Witte Vaseline. Wegens de gemakkelijke ontleedbaarheid van de zalf, vooral door het licht, mag zij niet in voorraad worden gehouden. Volgens vele oogartsen is het kwikoxyde in deze zalf niet voldoende fijn verdeeld; door hen wordt aanbevolen versch gepraecipiteerd Kwikoxyde in brijachtigen toestand onder Vaseline te verdeden. De bereiding van een dergelijke zalf kan als volgt geschieden: Men verdunt 35 deelen Natronloog van 15 pCt. met 100 deelen water, filtreert zoo noodig door glaswol, en voegt daarbij onder omroeren eene gefiltreerde oplossing van 12,55 deelen Mercurichloride in 400 deelen water; het mengsel laat men onder herhaald omroeren een uur staan bij 30 a 40°, giet de bovenstaande vloeistof helder af en decantheert zoo lang, tot in het waschwater, na aanzurer. met salpeterzuur, door zilvernitraat geen neerslag meer ontstaat, dus tot alle Chloor verwijderd is. Het neerslag wordt nu in een diepe schaal overgebracht en gemengd met een ruime hoeveelheid sterken spiritus. Ook deze wordt afgegoten en deze bewerking herhaald met Aether cum Spiritu en daarna met Aether alleen. De aether wordt nu weer zooveel mogelijk afgegoten; het dan nog vochtige Kwikoxyde wordt eerst gemengd met 10 deelen witte Vaseline en, wanneer de aetherreuk verdwenen is, met nog 80 deelen. Men verkrijgt dan een zalf, die 10 pCt. Mercurioxyde bevat en die, mits geheel van het licht afgesloten, eenigen tijd kan worden bewaard, en zoo noodig, volgens voorschrift van den arts, met meer Vaseline kan worden vermengd. Men levert deze zalf het best af in zwarte porseleinen potten met zwart deksel van celluloid. Unguentum Oxydi Hydrargyrici rubri, een mengsel van 5 deelen Rood Mercurioxyde en 95 deelen Witte Vaseline. Unguentum Oxydi Zincici, een mengsel van 10 deelen Zinkoxyde en 90 deelen Benzoëreuzel. (Ed. III met reuzel.) Unguentum sulfuratuni compositum bereidt men door 15 deelen Sulfur sublimatum te mengen met 20 deelen Marmerpoeder en bij dit mengsel achtereenvolgens te voegen 30 deelen gele Vaseline, 20 deelen Kalizeep en 15 deelen Cadeolie. Het marmerpoeder mag niet fijn zijn, daar het bij het inwrijven der zalf mechanisch de huid moet openmaken; de Pharmacopee schrijft bij Marmor album voor: Wordt Marmerpoeder zonder nadere aanduiding in zalf of zeep voorgeschreven, dan moet hiervoor worden gebruikt poeder B10, waaruit de fijnere deelen door ziften zijn verwijderd. Wanneer bij een zalf met een vaste stof het constituens gedeeltelijk bestaat uit olie, glycerine, Paraffinum liquidum, bijv.: fi. Oxydi zincici 2 Adipis Lanae 15 Glycerini Olei olivarum a 4 m. f. unguentum, dan zal men de onoplosbare stof daarmede mengen, en dan het niet gesmolten weeke constituens toevoegen. Bestaat het constituens uit een mengsel van een vast vet en olie, dan zal men trachten een deel van de olie achter te houden om de vaste stof mede aan te mengen en de overige olie met het vaste vet smelten, bijv.: «Ji. Acidi borici 6 Cerae albae 4 Olei amygdalarum 20 Paraffini solidi 10 m. f. unguentuni ds. Unguentuni acidi borici Li ster. In den winter moet, volgens het Supplement, een deel van het was worden vervangen door amandelolie. Onder den naam Unguentum Wilkinsonii geeft het Supplement het voorschrift van een zalf, die in samenstelling veel overeenkomst heeft met het tegenwoordige voorschrift van Unguentuni sulfuratum compositum, n.1.: Ji. Olei fagi Sulfuris depurati a 10 Carbonatis calcici Vaselini flavi Saponis viridis a 20 m. f. unguentuni. De bereiding hiervan kan geheel geschieden als voor unguentuni sulfuratum compositum is aangegeven. Bij het voorschrijven van /?-Naphthol moet men er aan denken, dat de maximale doses van deze stof (500 mG. per keer en 1 G. per etmaal) ook gelden voor uitwendig gebruik, dus ook in zalven. De arts zal daarom goed doen een zalf met dit geneesmiddel steeds te laten verdeelen in afzonderlijke doses, daar de apotheker, wanneer de gebruiksaanwijzing, zooals bij de meeste zalven luidt: „uitwendig", steeds verplicht zal zijn naar eene nauwkeurige wijze van gebruik te vragen. De onder den naain Unguentuni Ka po si bekende zalf met /j-Naphthol zal men als volgt kunnen voorschrijven: Ji. /S-Naphtholi 15 Adipis benzoati 100 Saponis viridis 50 Cretae albae pulveratae 10 m. f. unguentuni divide in doses aequales LX d. ad chartas ceratas s 2 maal daags een portie inwrijven. F.lk pakje bevat 250 mGr. /?-Naphthol. Bij de bereiding van zalven met /J-Naphthol is het gevvenscht, deze stof met behulp van aether fijn te wrijven en dan te mengen met de zeep, indien deze in het voorschrift voorkomt, daar het Naphthol daarin oplosbaar is. Wordt Veratrinum in zalven voorgeschreven, dan zal men goed doen, deze stof, die het neusslijmvlies sterk prikkelt en hevig niezen verwekt, niet alléén maar na toevoeging van enkele druppels olie fijn te wrijven en dan onder vet te verdeelen; men voorkomt daardoor het verstuiven van de Veratrine. Een voorschrift voor een dergelijke zalf wordt dan bijv.: «Jl. Veratrini 250 mG. Olei olivarum guttas aliquot Adipis suilli ad 25 m. f. unguentum d.s. ad usum externum IV. Mengsels van vetten met vaste stoffen, die in vetten oplosbaar zijn. Wij zagen in het voorgaande, dat de bedoeling bij het bereiden van zalven is, de mengsels zoo homogeen mogelijk te krijgen. Dit doel zal het beste bereikt worden, wanneer de vaste stof in het warme vet kan worden opgelost en bij bekoeling opgelost blijft. Wanneer bij bekoeling de vaste stof uitkristalliseert, zal de verdeeling niet voldoende zijn, en zelfs minder goed dan wanneer de vaste stof in fijn gewreven toestand met het niet gesmolten vet is gemengd. Rekening houdende met de hoeveelheden, die in onze praktijk zijn voorgeschreven, vonden we, dat de volgende vaste stoffen goed oplossen in gesmolten vetten en bij bekoeling opgelost blijven, mits men bij het bekoelen roert of schudt. Acid u m salicylicum lost in fijngewreven toestand voor 2 pet. in gesmolten vetten op; het oplossen op een waterbad duurt lang, maar kan bespoedigd worden door het salicylzuur eerst op te lossen in wat aether en bij deze oplossing het gesmolten vet te voegen. (.amphora lost, wanneer ze met aether fijngewreven is, door schudden met gesmolten vet oogenblikkelijk op; gemakkelijk kan men op deze wijze zalven met 10 pCt. en meer kamfer bereiden. Iodium lost in gesmolten vaseline voor 5 pCt. op. Het voorschrift: •Jl. Iodii 5 Vaselini flavi 95 m. f. unguentum I zal men bereiden, door in een wijdmondsch flesch de Vaseline te smelten, daarbij fijngewreven lodium te voegen en te schudden tot dit is opgelost. Om geheele oplossing van het lodium te krijgen, is het gewoonlijk nog wel noodig den inhoud van de flesch vloeibaar te maken door plaatsen in warm water. Menthol, Thymol en Salol zijn in gesmolten vetten gemakkelijk oplosbaar, eveneens Phenol, waarvan eene 10 pet. oplossing in vet of vaseline niet uitkristalliseert. Voor Unguentum Naphthalini geeft Hager's Manuale het volgende voorschrift: Ji. Naphthalini 20 Adipis benzoati 70 Olei olivarum 10 liquefac et solve leni calore, agita donec refrixerint. Volgens Dieterich!) kan ook Chloralhydraat in vetten worden opgelost. Hij geeft daarvoor het volgende voorschrift: -\k- Cerae flavae 10 Adipis suilli 80 liquefac in balneo aquae, adde Hydratis Chlorali pulverati 10 solve. Zwavel wordt, opgelost in Adeps Lanae2), onder de namen Sulfolan, I hiolan en Unguentum sulfuratum mite, soms als zalfconstituens gebruikt. Voor de bereiding wordt 3 deelen versch bereide en gedroogde Sulfur praecipitatum met 97 deelen Adeps Lanae onder herhaald omroeren tot ongeveer 150° verwarmd en daarna in een warmwatertrechter gefiltreerd. !) Pliarmac. Manual. 2) V. D. VV. Pharm. Weekblad 1905, pag. 610. Behalve door de kamfer op te lossen in gesmolten vet, kan men zalven met Kamfer ook bereiden, door de Kamfer in weinig aether op te lossen, deze oplossing onder vet te verdeelen en te roeren tot de aetherreuk verdwenen is. Op dezelfde wijze kan men ook Zalven met Jodium bereiden. Volgens mededeeling van de „Farbenfabriken vorm. Friedr. Bayer & Co.", moet Aristol, vóór het onder vet wordt verdeeld, eerst in een 2 3voudige hoeveelheid Olijfolie bij eene zachte warmte (ten hoogste 40°) worden opgelost. V. Zalven met vloeistoffen. a. Waterige vloeistoffen. Verschillende zalfconstituentia kunnen waterige vloeistoffen tot een betrekkelijk hoog percentgehalte opnemen, zonder daarbij de zalfconsistentie te verliezen. De hoeveelheid water, die gemengd kan worden onder: 100 deelen Adeps Lanae bedraagt ongeveer 180 deelen 100 „ „ „ cum Aqua » „ 150 ,, 100 „ „ suillus „ „ 15 ,, 100 „ Unguentum simplex „ 25 „ 100 ,, Vaselinum flavum „ „ 20-40 „ 100 ,, » album „ „ 5-30 „ 100 » » ceratum album ,, „ 75 „ 100 i, ii n flavum „ „ 75 ,, Van het vermogen der vetten om water op te nemen maakt men gebruik bij de zoogenaamde Koelzalven (Unguenta refrigerantia), die zooveel water bevatten, dat zij, op de huid gebracht, door de verdamping van het water een gevoel van koude teweegbrengen. Unna geeft voor die zalven de verhouding aan: Ji. Lanolini anhydrici 10 Adipis suilli 20 Aquae 30 misce. Men mengt in eenen zacht verwarmden mortier eerst de vetten en roert daaronder langzamerhand het warme water. Aromatische wateren (Aqua Rosarum) mag men natuurlijk niet verwarmen. Gemakkelijker is de bereiding, indien in plaats van water Sulutio Hydratis calcici of Solutio Acetatis plumbici basici wordt voorgeschreven, bijv.: .#■ Lanolini anhydrici 10 Adipis suilli 20 Solutionis Acetatis plumbici basici 60 m. f. unguentum. daar hierbij eenige zeepvorming plaats heeft. Pon voorbeeld van eene dergelijke zalf is Unguentum Acetatis plumbici basici onzer Pharmacopee, die wordt bereid door 25 deelen Adeps Lanae in een warmen mortier te mengen met 50 deelen Unguentum simplex en hieronder langzamerhand 25 deelen Solutio Acetatis plumbici basici te verdeelen. De Ed. III der Pharmacopee gaf onder dezen naam een voorschrift voor een zalf met 50 pCt. Loodazijn, welke werd bereid door onder I deel Unguentum simplex langzamerhand 1 deel Solutio Acetatis plumbici basici te verdeelen. Unguentum Acetatis plumbici basici der Pd. II bevatte 80 pCt. Loodazijn en werd bereid door bij 4 deelen Oieum Olivarum langzamerhand onder vlijtig omroeren 10 deelen Solutio Acetatis plumbici basici te voegen. Men verkreeg dan een zeer weeke zalf, eigenlijk een dik linimentum. De zalf niet basisch loodacetaat mag niet in voorraad worden gehouden. Als synoniem voor de zalf der Ed. II werd aangegeven Unguentum n utritum (nutrire - voeden), een naam die ontleend is aan de dikke consistentie die de olijfolie aannam bij de vorming van loodzeep, door de langzame bijvoeging van loodazijn. Ofschoon bij de zalven der Ed. III en IV de beteekenis van dit synoniem is verloren gegaan, is de naam behouden gebleven. Onder den volksnaam Tri tum verstaat het Supplement op de Pharmacopee er zij hier terloops op gewezen Unguentum Acetatis plumbici, welke wordt bereid door 2 deelen Loodacetaat zeer fijn te wrijven en te mengen met 3 deelen water (voor het oplossen van het Loodacetaat zouden 5 deelen water noodig zijn) en daarbij te voegen 5 deelen reuzel en 5 deelen olijfolie. Voor Unguentum leniens, Coldcream, een zalf die 25 pCt. water bevat, geeft de Pharmacopee thans het volgende voorschrift: Men smelt 5 deelen Cera flava, 10 deelen Cetaceum en 10 deelen Adeps Lanae samen met 50 deelen Oleutn Sesami, roert eerst tot de schröder, Receptuur. 3e druk 19 zalf half bekoeld is, dus min of meer vast begint te worden en voegt er dan onder omroeren bij 25 deelen Aqua Rosarum. In het voorschrift der Ed. III kwam Adeps Lanae niet voor, maar 60 deelen olie; juist door de toevoeging van wolvet is deze zalf veel beter te bewaren. In den regel wordt deze zalf, die meer als cosmeticum dan als geneesmiddel wordt gevraagd, in schuimachtigen toestand verlangd; om de zalf in dien vorm af te leveren voegt men bij het nog gesmolten vetmengsel 25 gram warm water en roert en klopt met een lichten houten spatel - door een metalen spatel zou het vet te snel om den spatel heen afkoelen - tot de zalf bekoeld is, dan voegt men de berekende hoeveelheid rozenolie opgelost in wat spiritus toe. In vele dezer zalven, die met den naam Crèmes worden aangeduid, komt wolvet niet voor; dan is toevoeging van een weinig Borax noodig, om een goed houdbare zalf af te leveren. Aan Dieterich's Pharmaceutisches Manuel, dat talrijke voorschriften voor deze praeparaten bevat, is het volgende voorschrift voor Coldcream ontleend: J£. Cerae albae Cetacei a 80 Olei Amygdalarum 560 liquefac leni calore et agita donec semirefrixerint tune adde Boracis 5 antea soluta in Aquae destillatae 280 et agita ut fiat massa homogenea. Aan dit mengsel worden verschillende aetherische oliën toegevoegd. Tot de zalven met waterige vloeistoffen behooren ook U nguentum rosatum en Unguentum Tannatis plumbici van het Supplement. Unguentum rosatum wordt bereid door 4 deelen wit Was en 19 deelen Reuzel samen te smelten en bij het half bekoelde mengsel te voegen 2 deelen Rozenwater. Ter bereiding van Unguentum Tannatis plumbici moet eerst Tannas plumbicus worden verkregen door één deel Tannine met twee deelen Solutio Acetatis plumbici basici tot een homogene brij te mengen, en deze te verdeelen onder 17 deelen Reuzel. Vroeger werd deze zalf bereid door bij een decoctum Quercus Loodazijn te voegen, het neerslag af te filtreeren en in brijachtigen toestand te verdeelen onder een mengsel van reuzel en kamfer. Van waterige vloeistoffen, die in zalven nu en dan gebruikt worden, noemen wij Ammonia, Fornialinum, Peroxydum Hydrogenii. Voor Unguentum Ammoniacale geeft de Fransche Pharmacopee het volgende voorschrift. 4*. Sebi ovilis Adipis suilli a partem 1. Ammoniae liquidae partes 2 f. unguentum. De beide vetten worden in een wijdmonsch stopflesch bij eene zachte warmte gesmolten. Zoodra het mengsel half bekoeld is, wordt de ammonia toegevoegd en het geheel tot bekoeling geschud. Als voorschrift voor een zalf met Fornialinum vermelden wijl): J£. Saponis medicati pulverati 50 Solutionis Formaldehydi 300 Paraffini solidi 20 Adipis Lanae 100 Sebi salicylati 525 Thymoli 5 m. f. unguentum. Paraffine, Wolvet en Sebum salicylatum worden samengesmolten, in het gesmolten vetmengsel wordt de Thyinol opgelost, daarna wordt toegevoegd de oplossing van de zeep in het Formaline en het geheel tot bekoeling geroerd. Sebum salicylatum is eene op het waterbad bereide oplossing van 1 deel Acidum benzoïcum en 2 deelen Acidum salicylicum in 97 deelen Sebum ovile. Voor Unguentum Peroxydi Hydrogenii vermelden wij het volgende voorschrift van U n n a. ') Vierteljahresschrift für praktische Pharmacie, 1905 19* ,ijc. Solutionis Peroxydi hydrogenii 40 Lanolini 40 Unguenti simplicis 20 dat naar de boven aangegeven methode kan worden bereid. b. Glycerine. Ook Glycerine wordt doo de verschillende zalfconstituentia slechts in beperkte hoeveelheid opgenomen. De bereiding dezer zalven is dezelfde als van die, welke waterige vloeistoffen bevatten, men roert, wanneer het constituens door zachte verwarming week geworden is, er de Glycerine droppelsgewijze onder. Stoffen als boorzuur, salicylzuur, sublimaat, tannine, kunnen eerst onder verwarming in de Glycerine opgelost, of anders onder het vet verdeeld worden. Op deze wijze kan men verdeelen: onder 100 deelen Adeps Lanae ongeveer 130 deelen Glycerine. » 100 i> Adeps suillus 25 „ » „ 100 « Unguentum simplex ,, 60 » « „ 100 .» Vaselinum flavum „ 60 » » „ 100 n ii album .» 10 » » Komt in een zalf een grootere hoeveelheid Glycerine voor, dan door het constituens kan worden opgenomen, bijv.: Jodii puri 500 mG. Jodeti kalici 1.5 Unguenti simplicis 20 Glycerini 40 m. f. unguentum molle ds. extern, dan is het, om een homogene zalf te verkrijgen, noodzakelijk telkens wanneer de Glycerine niet meer door de Unguentum simplex wordt opgenomen, eenige druppels Oleum Olivarum toe te voegen. Men lost het Jodium en het Jodetum kalicum samen in wat Glycerine op, voegt daarbij de Unguentum simplex en druppelt onder dit mengsel de overige Glycerine, zoo noodig onder toevoeging van eenige druppels Oleum Olivarum. Bij zalven, bestaande uit Vaseline en Glycerine, bereikt men beter zijn doel door toevoeging van eenige druppels Oleum Ricini. Als voorbeelden van zalven met Glycerine noemen wij: daar de geijkte uitdrukkingen: „Extende supra chartam, supra Unicum, supra alutam, supra corium, supra emplastrum adhaesivurn extensum". De dikte, waartoe de massa wordt uitgestreken, bedraagt gewoonlijk 0,4 0,5 millimeter; schrijft de arts voor „Extende crasse" (strijk dik uit), dan wordt de dikte 0,6 mM., „Extende ten ui ter" (strijk dun uit), dan wordt ze 0,2 mM. en „Extende tenuissime" (strijk zeer dun uit), dan mag ze niet meer dan 0,1 mM. bedragen. De grootte der uitgestreken pleister moet steeds door den arts worden opgegeven; het best in centimeters. Uit vroeger tijd zijn nog afkomstig de volgende veelvuldig gebruikte uitdrukkingen: magnitudine ehartae lusoriae (ter grootte van eene speelkaart, d. i. van eenen rechthoek van 9 cM. lang en 6 cM. breed); magnitudine vo/ae manus (ter grootte van eene handpalm, 8X8 cM.; magnitudine palmae manus (ter grootte van eene handpalm, 11 X 9 cM.; magnitudine monetae florenae (ter grootte van een gulden); magnitudine florenarum 2,5 (ter grootte van een rijksdaalder). Wenscht de arts eene pleister van bijzonderen vorm en bijzondere grootte, dan doet hij het best, dien vorm op een papier aan te geven en bij het recept te voegen. Op 't recept vermeldt hij dan: „magnitudinis et formae ehartae allataë' (van de grootte en den vorm van nevensgaand papier). Pleisters, die slecht kleven, worden in den regel nog omgeven door een rand van kleefpleister, welke rand 1 cM. breed is. Om alle pleisters laat men een rand van 2 cM. breedte vrij. Hoeveel pleister per 1 cM-, noodig is, hangt af van het soortelijk gewicht der massa; gewoonlijk heeft men van loodpleister bevattende massas 120 a 150 mgr. per 1 cM-. noodig, van massa's, die geen loodpleister bevatten 100 120 mgr. per 1 cM-'. De wijze, waarop men pleisters uitstrijkt, is weer afhankelijk van de consistentie van de massa. Harde en taaie pleisters worden door zachte verwarming week gemaakt, met een zacht verwarmden spatel op de onderlaag gebracht en daarop zoo gelijkmatig mogelijk verdeeld. Indien de geheele massa verbruikt is, strijkt men met een verwarmden spatel over de pleister heen, om haar overal even dik en tevens glad te maken. Weeke pleisters worden met bevochtigde vingers op de onderlaag gebracht en met den duim uitgestreken; dezelfde manipulatie ondergaan harde pleisters, die met Aether en Spiritus tot eene plastische massa zijn gebracht. Indien men de pleistermassa te warm op de onderlaag brengt, trekt zij er door heen; wordt de onderlaag nat, dan blijft de pleister er niet aan kleven. Moet de pleister worden uitgestreken op leer, dan strijke men dit eerst met een verwarmden spatel glad en brenge de massa, op den ruwen kant. Dit gladstrijken is te meer noodzakelijk, omdat daardoor het leer tevens rekt, en men anders van dit rekken hinder zou hebben bij 't uitstrijken der pleister. Moet de pleister op linnen worden uitgestreken, dan neemt men daarvoor bij voorkeur pleister-shirting, dat o.a. door Dieterich in Helfenberg wordt geleverd; dit verdient de voorkeur boven gewoon linnen, omdat het niet rekt. Ook hier brengt men de massa op den ruwen kant. Eene methode, die tegenwoordig dikwijls gevolgd wordt en die in vele gevallen goede resultaten oplevert, is de volgende: men strijkt de pleistermassa uit op filtreerpapier en knipt de randen zorgvuldig af. Deze pleister brengt men omgekeerd op linnen of leer en drukt daar de massa vast op. Het filtreerpapier kan men verwijderen, nadat het met water is bevochtigd. Ook bij deze pleisters moet de oppervlakte nog glad worden gemaakt met een verwarmden spatel. Moet de pleister tevens voorzien worden van eene kleefrand, bijv.: .J{. Emplastri Hydrargyri Etnplastri saponati 5 p. aeq. misce malaxando et extende ad linteum longitudine centimetrorum 10 latitudine centimetrorum 8 cum margine adhaesivo dan gaat men als volgt te werk: Men teekent op een stuk papier een rechthoek a groot 8 bij 10 cM., op een afstand van 1 cM. daaromheen een rand b en om dezen op een afstand van 2 cM. weer een rand c en knipt a, b en ruit. Daarna legt men op een rechthoekig stuk linnen, waarvan de zijden gelijk zijn aan de lengte en breedte van c, den rechthoek a en den rand c zóó, dat de rand b onbedekt blijft en bestrijkt dezen rand met eene overal gelijkmatige laag Emplastrum adhaesivum. Vervolgens neemt men den rechthoek a weg en bedekt den kleefrand a b 8 _ 10