2770 2770 HET BOEK VOOR JONGE MOEDERS HET BOEK voor JONGE MOEDERS UIT HET ENGEI.SCH vertaald ondeb toezicht van en bewerkt door IK G. C. NIJHOFF Hooöleeraak te Groningen Derde herziene en ijeheel omgewerkte Druli Haarlem VINCENT LOOSJES 1902 EEN WOORD VOORAF. Toen voor eenigen tyd de uitgevers van dit werkje mi] „A handbook for mothers by Jane H. Walker, Med. I>." ter inzage zonden met de bedoeling van mij te vernemen of ik eene Nederlaridsche bewerking van dit boekje kon toejuichen en het toezicht der vertaling en de bewerking op m\j wilde nemen, besloot ik, na van den inhoud te hebben kennis genomen, op dit voorstel toestemmend té antwoorden. Het boekje toch bevat m. i., onder meer, twee aantrekkelijke eigenschappen: duidelijkheid en beknoptheid. Zonder in geleerdheid te vervallen geeft het practische wenken, die aan jonge moeders ten goede kunnen komen. Echter bleek mij bü de bewerking, dat niet alles wat in het boekje staat voor onze Nederlaridsche vrouwen geschikt is. Vandaar dat ik mij enkele uitlatingen en toevoegingen heb veroorloofd. Weggelaten heb ik o. a. een aantal voorschriften betreffende het „op eigen houtje'' gebruiken van soms sterk werkende geneesmiddelen, en eenige wenken die alleen voor Engelsche toestanden toepasselijk zijn. Gewijzigd heb ik den tekst, wanneer ik meende dat een andere zinswending dien duidelijker kon EEN WOORD VOORAF. makon, terwijl ik sommige voorschriften meer met eigen inzichten in overeenstemming heb gebracht. In dien zin kan dus de bewerking eene „vrije" genoemd worden, hoewel do bouw van het boekje dezelfde is gebleven als die van het oorspronkelijke. Dat praktische wenken de zwangerschap, het kraambed en de voeding van kinderen betreffende niet overbodig zijn, leert wel de dagelijksche ervaring. Db. nijhoff. 'Amsterdam, Mei 1894. VOORBERICHT VOOR DEN TWEEDEN DRUK, Op verzoek der uitgevers, heb ik. daar liet boekje uitverkocht was, het werkje zorgvuldig nagezien en hier en daar niet onbelangrijke wijzigingen, naar ik hoop, verbeteringen aangebracht, ..„„„„i, 1 )R. ÏN LJ HOr 1'. Amsterdam, Aug. 1897. VOORBERICHT VOOR DEN DERDEN DRUK, ()ok deze druk is door mij geheel nagezien, omgewerkt en, naar ik hoop door vele veranderingen, verbeterd. PROF. "NI-TH* Groningen, NOV. 1902. IN HOU I). EEN WOORD VOORAF. Hoofdst. Bladz' I. WENKEN VOOR JONGE VROUWEN 1 II. ZWANGERSCHAP III. VERKEERDE BEGRIPPEN OMTRENT DE ZWANGERSCHAP ENZ VI. ALGEMEENE REGELEN GEDURENDE DE ZWANGER- SCHAP ^ V. BEZWAREN EN ZIEKTEN VAN DE ZWANGERSCHAP. 36 VI. MISKRAAM EN ONTIJDIGE BEVALLING .... ^9 VII. HET BEPALEN VAN DEN DATUM VAN DE BEVALLING. K2 VIII. VOORBEREIDENDE MAATREGELEN VOOR DE BE- VALLING 88 IX. DE BEVALLING X. ALGEMEENE REGELEN VOOR DE MOEDKR GKDU- RENDE HAAR KRAAMBED XI. ZOOGEN. — BEHANDELING DER BORSTEN. SPENEN ' INHOUD. Hoofdst. Bladz. XII. DIEET EN ALGEMEENE KEGELEN GEDURENDE HET ZOOGEN 1 -b XIII. ZOGKOOKTS EN ONGESTELDHEDEN DIE MET ZOO¬ GEN IN VERBAND STAAN 129 XIV. ALGEMEENE BEHANDELING VAN HET KIND VAN DE GEBOORTE AF 1 XV. OVER DE KEUZE EENER MIN XVI. OVER KUNSTMATIGE KINDERVOEDING .... 148 XVII. HET KLEEDEN VAN KINDEREN XVIII. ZUIGELINGSKWALEN li4: BLADWIJZER 200 HOOFDSTUK I. WENKEN VOOR JONGE VROUWEN. Wanneer de wittebroodsweken voorbij zijn, beginnen de moeielyjkheden van het huwelijksleven. De opwinding die onafscheidelijk verbonden is aan een trouwplechtigheid met al haar langdurige voorbereidingen, het nieuwe van den toestand, de inspanning, die het gevolg is van het samenleven met iemand, die — hoeveel overeenstemming van gedachten en neigingen ook tusschen de echtgenooten bestaat en hoe lief de vrouw haar man ook heeft — toch dikwijls nog min of meer een vreemde is, dit alles is voorbij en er volgt een tijd van eentonigheid, soms van gebrek aan regelmatigen arbeid en van lusteloosheid, dien vele vrouwen niet zonder moeite doorworstelen. Niet zelden heeft de jonge vrouw haar familie, de vriendinnen en de omgeving van haar jeugd verlaten voor een kring, die haar vreemd is; soms heeft zij vroeger een druk en werkzaam leven geleid, misschien heeft zij als meisje in haar eigen onderhoud voorzien; — in haar nieuwen staat van jonggetrouwde vrouw WENKEN VOOE JONGE VROUWEN. komt zij dikwijls tot het bewustzijn, dat zij eigenlijk niet veel belangrijks te doen heeft. Haar huis en haar meubelen zijn meestal nieuw en goed in orde en zelfs haar kleeren vereischen meestal weinig zorg. Dikwijls worden jonge vrouwen dan neerslachtig en lusteloos uit verveling. Daardoor kan bij enkelen in een paar maanden de gezondheid in de war gebracht worden. Het beste middel om dit te voorkomen is het volgen van een zoo gezond mogelijke levenswijze. De jonge vrouw moet voor zoover dit kan, al wat haar vroeger belang inboezemde aanhouden en haar vorige bezigheden blijven verrichten. Omdat zij getrouwd is, verandert een vrouw niet van natuur. Wat haar vroeger, zoowel op geestelijk als maatschappelijk gebied, aantrok, belang inboezemde en bezig hield, moet dit blijven doen, mits het werkelijk goed is; de samenleving met haar echtgenoot zal zij op hooger prijs stellen, wanneer aan haar vroegeren werkkring een nieuw element is toegevoegd, dan wanneer het nieuwe leven geheel voor het oude in de plaats treedt. Voor de lichamelijke gezondheid der jonggehuwde vrouw is het van belang, dat zij iederen dag flink lichaamsbeweging neemt, vooral in de open lucht. Baden en koude wasschingen 's morgens na het opstaan kunnen niet genoeg worden aangeraden, maar vooral moet zij dagelijks een fiksche wande- ling maken, zóó dat een aangename warmte haar lichaam doorstraalt en zij, matig vermoeid kan genieten van een gezonde rust. Zij, die het niet van zich kunnen verkrijgen om alleen ter wille van hun gezondheid, een flinke wandeling te maken, moeten zich een reden scheppen om uit te gaan — armen bezoeken of visites maken bij vriendinnen, die liefst wat vèr afwonen. Winkelen en taartjeseten bij een banketbakker mag evenwel geen gezonde lichaamsbeweging geacht worden. Lichaamsoefening moet de spieren in werking brengen en moet in de open lucht plaats hebben. Werkzaamheden in den tuin zijn uitstekend voor de gezondheid; aan het bukken raakt men gauw gewoon en spoedig begint men belang in het werk te stellen. Niet minder kunnen de huiselijke bezigheden aan het goede doel bevorderlijk gemaakt worden; het opmaken der bedden, wrijven der tafels, stof-afnemen zelfs mogen als nuttige bezigheden beschouwd worden, evenals alle werkzaamheden waarbij spieren in werking komen, die gewoonlijk niet gebruikt worden en die daardoor maar al te vaak stijf en nutteloos worden. Het is in den tegenwoordigen tijd nauwelijks noodig er op aan te dringen, dat men den geest niet werkloos moet laten. Het onderwijs dat onze jonge vrouwen genoten hebben en de vele gelegen- heden die bestaan, om goede lectuur te krijgen, verschaffen haar gelegenheid in overvloed tot inspanning van den geest op even aantrekkelijke als gemakkelijk te verkrijgen wijze. Heeft de jonge vrouw zeer veel vrijen tijd dan leere zij iets nieuws en legge zij zich toe op giondige kennis van een praktisch nuttig vak. Heeft zij voor haar huwelijk een cursus bijgewoond aan een huishoudschool, dan bouwe zij voort op de grondslagen, die zij daar heeft leeien kennen. Vooral echter geve zij zich rekenschap van de positie, die zij naast en in het belang van haar echtgenoot in het maatschappelijk leven heeft in te nemen, en van de verplichtingen, die deze aan haar oplegt, vooral tegenover hen, die door haar geholpen of gesteund kunnen worden. Misschien is het niet onnoodig hier te wijzen op een fout, die vele jonge vrouwen hebben. Zij voeden zich meestal niet genoeg en vooral niet geregeld genoeg, wanneer haar man niet thuis is. Om gezond te blijven zijn niet te overvloedige, maar ook niet al te geringe, vooral geregelde maaltijden noodig. Het voedsel moet in t algemeen smakelijk maar niet sterk gekruid, voedzaam maar niet te zwaar zijn en in niet al te geringe hoeveelheden genoten worden. HOOFDSTUK II. ZWANGERSCHAP. De belangrijkste periode in het leven der jonggehuwde vrouw begint, wanneer in haar lichaam de kiem van een nieuw jong leven, van het leven van liaar kind tot ontwikkeling komt. Dan leeft zij niet meer voor zich zelf alleen of voor haar man en zich zelf, maar is haar leven innig met dat van haar kind verbonden. Wat voor de ontwikkeling van haar kind nuttig en noodig is, moet zij doen, wat daaraan schade kan, moet zij achterwege laten. Zij is grootendeels verantwoordelijk voor het welzijn van het kind, waaraan zij het leven zal schenken. Maar deze verantwoordelijkheid behoeft haar niet te drukken. Het is geen zware taak om gedurende de zwangerschap datgene te doen, wat de gezonde ontwikkeling van het nog ongeboren kind kan bevorderen. Immers wat voor de gezondheid der aanstaande jonge moeder goed is, is bijna altijd ook goed voor het kind. De jonge vrouw, moet, zoodra zij in blijde verwachting verkeert, in de verwachting van het geluk, dat haar zal te beurt ZWANGERSCHAP. vallen, inderdaad blijde, d.w.z. opgewekt van geest en gezond van lichaam trachten te zijn. Wij kunnen er niet genoeg nadruk op leggen, dat er gedurende de zwangerschap in den regel geen enkele grondige reden is om voortdurend angstig te zijn, of te vreezen dat niet alles goed zal afloopen. De zwangerschap is een natuurlijke zaak en eene gezonde, krachtige vrouw behoeft zich in 't minst niet ongerust te maken voor zich zelf of voor het kind, dat zij verwacht. Pijnen en ongemakken komen er soms bij voor, maar zoowel hun aantal als hun heftigheid worden gewoonlijk sterk overdreven; men moet niet vergeten dat er niets ter wereld is wat de moeite van het hebben waard is of het kost ook moeite om het te krijgen. Iedere gehuwde vrouw behoort aanteekening te houden van de datums, waarop zij de maandstonden heeft — wat men noemt „niet wel zijn." Zij moet ook goed op den aard van de stonden letten, dat wil zeggen, hoeveel dagen zij duren, hoe groot de afscheiding is, die plaats heeft, of het meer of minder is dan gewoonlijk; in één woord, zij moet nauwkeurig nagaan of zich eene verandering voordoet in den gewonen gang van zaken. Als een jonggehuwde gezonde vrouw op den verwachten tijd niet onwel wordt en ook daarna de maandstonden niet terugkeeren, duidt dit bijna altijd aan dat zij zwanger is - bijna maar niet absoluut altijd, want er zijn eenige, ofschoon niet vele uitzonderingen op dien regel. Aan den anderen kant kan een vrouw ook wel in de eerste twee of drie maanden van haar zwangerschap nog bloed verliezen, iets wat meermalen voorkomt, doch dit is dan in zoo geringe mate en duurt zoo kort, dat zij het verschil zeer goed kan waarnemen. Er worden wel van tijd tot tijd gevallen medegedeeld, waarin een vrouw gedurende haar zwangerschap geregeld de stonden gehad heeft, maar deze gevallen zijn uiterst zeldzaam en kunnen, als uitzondering, slechts den regel bevestigen. In het algemeen is het eerste teeken van zwangerschap het ophouden van de maandstonden, maar er zijn ook nog andere verschijnselen, die aan eene vrouw reden geven om te vermoeden dat zij zwanger is. De voornaamste dezer verschijnselen zijn: i. Misselijkheid en braken in den morgen; 2. Opzetting der borsten met verkleuring rondom de tepels en aanwezigheid van vocht: 3. Uitzetting van den onderbuik; 4. Het voelen van de bewegingen van het kind. i. Misselijkheid en braken in den morgen. — Dit is een zeer kenmerkend verschijnsel van zwangerschap, vooral gedurende de eerste drie maanden. De vrouw wordt 's morgens wakker en voelt zich juist zooals altijd, aangenaam en zonder eenig gevoel van onpasselijkheid. Zoodra zij echter opstaat en zich beweegt, voelt zij zich onaangenaam en begint zij aandrang tot bi aken te voelen, waarbij zij dikwijls niets en somtijds slechts een waterige vloeistof opgeeft. Deze brakingen kunnen, bij tusschenpoozen, den geheelen dag aanhouden, maar houden meestal op, zoodra eenig, liefst vast voedsel gebruikt is. Het is onaangenaam, maar men behoeft er zich niet ongerust om te maken: het is niet gevaarlijk. Het is een deigevolgen van het verband dat er bestaat tusschen den toestand der baarmoeder en de verrichtingen van de maag. Het braken is echter niet in alle gevallen even erg; sommige vrouwen hebben meer last van misselijkheid dan andere. Wel beschouwd is het lang niet zoo algemeen als gewoonlijk verondersteld wordt. Ruim een derde van de zwangere vrouwen hebben er in het geheel geen last van en dezelfde vrouw heeft het soms in de ééne zwangerschap wel en in de andere niet. 2. Opzetting der borsten; verandering rondom den tepel; aanwezigheid van vocht in de borsten. — Reeds in het begin van de zwangerschap beginnen de borsten te zwellen. Men kan dit gewoon- lijk reeds één a twee maanden na het wegblijven der regels merken; het heeft gelijkmatig over de geheele borst plaats; terzelfder tijd ontstaat een gevoel van zwaarte en spanning; dikwijls ook van pijn en hitte, van tijd tot tijd vergezeld van kloppingen. Tengevolge van het gespannen zijn van de huid, ziet men ook vaak striemen in de richting naar den tepel. In 't begin zijn deze striemen rood en min of meer gevoelig; later worden zij bruinachtig van kleur en ten slotte glinsterend wit. Deze veranderingen, gewoonlijk van blijvenden aard, geven ook reden om te vermoeden dat een vrouw zwanger is. De aderen, die bij sommige vrouwen nauwelijks zichtbaar zijn, zwellen op en vormen blauwe strepen over de geheele borst. De tepel gaat meer vooruit steken en wordt, met de huid ongeveer een duim breed er omheen, donkerder van kleur en gewoonlijk komen er een groot aantal kleine knobbeltjes op die op kleine wratten gelijken. Het zijn echter geen wratten maar uitgezette huidkliertjes. In het einde der tweede of het begin der derde maand van de zwangerschap begint zich melk in de borsten te vormen, die dan soms als een dikke, witachtige, meestal echter als een dunne, waterachtige vloeistof uit den tepel drupt of te voorschijn komt bij een lichte drukking op de borsten. Op zich zelf beschouwd is dit wel een belangrijk, maar nog geen onfeilbaar teeken voor zwangerschap, daar zogafscheiding ook door andere oorzaken plaats kan hebben. Niet alleen de tepels maar ook andere plaatsen van het lichaam worden soms donkerder van kleur. Een donkerkleurige streep loopt soms over het midden van den onderbuik; deze is verschillend van breedte en kleur, naarmate van de „teint" van de patiënt, zoodat men ze bij blonde vrouwen minder sterk waarneemt, dan bij donkere. Zeldzamer komt het voor dat er donkere vlekken op zijde van den onderbuik opkomen. Zij zijn volstrekt van geen belang en men behoeft er zich in het geheel niet ongerust over te maken. Uitzetting van den onderbuik. Leven. — Gewoonlijk wordt de onderbuik in het begin van de zwangerschap nog niet uitgezet, hoewel bij sommige vrouwen, die reeds kinderen gehad hebben, in het begin der zwangerschap een sterke uitzetting van den buik door darmgassen kan ontstaan. In de eerste drie maanden schijnt de buik dikwijls zelfs platter dan gewoonlijk. Als de vierde maand begint, kan men een kleine opzetting waarnemen, juist boven het schaambeen, wanneer men er met de hand op drukt. Deze uitzetting is de baarmoeder, waarin zich het kind bevindt. Zij komt langzamerhand hooger. In de vijfde maand is ze halverwege tusschen het schaambeen en den navel; in de zesde komt ze tot aan den navel, in de achtste is ze halvei wege tusschen den navel en het borstbeen, en in de negende reikt ze tot aan of bijna tot het boistbeen. Twee of drie weken vóór de be\alling wordt niet zelden door het dieper komen deibaarmoeder het bovenste gedeelte van den buik minder gespannen, en voelt de vrouw gioote . verlichting, omdat zij zich gemakkelijker bewegen kan, en haar kleederen haar wat minder knellen. Wanneer dit zakken der baarmoeder eenmaal heeft plaats gehad, volgt de bevalling meestal ongeveer na drie a vier weken; soms na veertien dagen; ook zijn er gevallen waarin de tusschenpoos nog korter is. De meeste vrouwen, die reeds kinderen hebben, weten door dit teeken dat zij de bevalling binnen een of twee weken verwachten kunnen en nemen diensvolgens hun maatregelen. In zooverre heeft het verschijnsel dus ook een nuttige beteekenis, maar soms blijft het uit of zakt de baarmoeder eerst onmiddellijk vóór de bevalling. Wanneer het voorkomt, voorspelt het meestal een regelmatige bevalling, hoewel het uitblijven daarvan (bij vrouwen, die reeds kinderen hebben) nog geen vrees voor moeilijkheden bij de bevalling behoeft te verwekken. Door de zwelling van den buik verandert ook de navel. In de eerste drie maanden schijnt de navel dieper, daarna wordt hij vlakker, totdat hij in de laatste weken min of meer uitpuilt. Leven is het woord dat gebruikt wordt om de bewegingen van het kind in de baarmoeder aan te duiden. Men voelt deze niet steeds op denzelfden tijd voor het eerst. De meeste vróuwen voelen ruim 4 maanden, sommigen reeds 3V. maand, anderen eerst 5 maanden na het begin der zwangerschap voor het eerst de bewegingen van het kind. Het voelen van „leven kan soms dienst doen om het tijdstip der bevalling te berekenen, vooral wanneer de vrouw gezoogd heeft (daar gedurende het zoogen gewoonlijk de stonden niet terugkeeren) óf als zij gedurende eenige maanden van haar zwangerschap wat bloeding heeft gehad, die min of meer op de gewone menstruatie geleek, öf als zij niet meer weet, wanneer zij voor het laatst de stonden heeft gehad. Men kan dan het tijdstip der bevalling ongeveer stellen op 5 maanden, nadat voor het eerst „leven" gevoeld is. De bewegingen van het kind, die voornamelijk bestaan in bewegingen met de armen en beenen, buiging en strekking van den romp en verplaatsingen van het geheele kind, zijn eerst zeei zwak, later worden ze krachtiger, zoodat de vrouw duidelijk de verschillende bewegingen kan onderscheiden, ze kan voelen, wanneer zij de hand op d en onderbuik legt, of ze kan zien, wanneer zij zich ontkleed heeft. Soms worden gedurende een paar dagen geen bewegingen van het kind gevoeld; dit behoeft nog niet als een ongunstig teeken te worden beschouwd. Gewoonlijk zijn de kindsbewegingen na het uitkleeden en des nachts het sterkst, soms verhinderen zij het inslapen. Gemoedsbewegingen of een plotselinge schok kunnen sterke kindsbewegingen opwekken, of ze voor een poos doen ophouden. Als de vrouw in langen tijd niet gegeten heeft, beweegt het kind zich sterker. Dit is ook het geval als de baarmoeder gedrukt wordt, zoodat het, afgezien van liet schadelijke van het rijgen, nutteloos is om zich in te rijgen ten einde de kindsbewegingen minder te voelen. Als het kind door de een of andere reden minder goed is — b.v. wanneer de moeder koorts heeft of ziek is - worden de bewegingen soms zeer hevig. Indien zij daarna geheel ophouden moet men den dokter laten roepen. Hoewel het voelen van „leven" aan de vrouw zelf wel het gevoel van zekerheid geeft, dat zij zwanger is, is toch de mogelijkheid van een vergissing geenszins uitgesloten, zoodat het wenschelijk mag geacht worden dat men den dokter door een nauwkeurig onderzoek met zekerheid laat uitmaken of hetgeen men als „leven" voelt, werkelijk bewegingen van het kind en niets anders zijn, en dus daaruit mag worden afgeleid, dat werkelijk zwangerschap bestaat en niet de een of andere kwaal of ongesteldheid die ten onrechte deed onderstellen, dat „leven" gevoeld werd. Oprispingen kunnen ongeveer het zelfde gevoel als kindsbewegingen veroorzaken; de vurige begeerte van de vrouw om zwanger te worden, kan maken dat zij zich verbeeldt dat zij leven voelt, ook al is daarvan geen sprake. Er zijn verscheidene gevallen bekend, dat vrouwen van 45 tot 55 jaar - het tijdperk, waarin de stonden gewoonlijk ophouden — dachten dat zij zwanger waren, omdat zij sinds eenigen tijd niet meer de menstruatie hadden gezien en meenden leven te voelen. Gewoonlijk wordt dan het gevoel van leven door sterke bewegingen van de ingewanden en verplaatsing van darmgassen (winden) veroorzaakt. HOOFDSTUK III. VERKEERDE BEGRIPPEN OMTRENT DE ZWANGERSCHAP ENZ. Als een jonge vrouw haar eerste kind verwacht, laten belangstellende vriendinnen en kennissen gewoonlijk niet na haar veel lessen en waarschuwingen te geven. Vooral met de laatste zijn zij niet karig, want naar veler meening zijn de gevaren, die de natuur aan de vrouw, die moeder hoopt te worden, in den weg heeft gelegd, talrijk en ernstig; de voorzichtigste kan ze ternauwernood ontgaan. Als men die raadgeefsters moest gelooven, dan zou het bijna een wonder zijn, dat er ooit een kind geboren wordt, dat gezond en recht van lijf en leden is. Een der meest verspreide van de vele vooroordeelen is, dat een zwangere vrouw, omdat ze twee menschen te voeden heeft in plaats van één, dus reeds van het begin af veel meer moet eten dan zij te voren deed. Er bestaat bijna geen grooter dwaling. Natuurlijk moet een zwangere vrouw, evenals ieder mensch, zich behoorlijk d. w. z. voldoende maar zonder overdaad voeden, maar VERKEERDE BEGRIPPEN ENZ. dit moet zij niet alleen gedurende de zwangerschap, dit moet zij altijd doen. Maar wanneer zij genoeg eet en drinkt, zoodat zij voor zich zelf voldoende voedsel ontvangt, ontvangt ook het kind genoeg. Het voedsel moet echter goed, krachtig en versch zijn. Bedorven spijzen mogen niet gebruikt worden, b.v. adellijk wild of oude kaas, lekkernijen, die misschien goed zijn voor oude' lekkerbekken, maar niet deugen voor jonge, gezonde vrouwen. Een ander dwaalbegrip is, dat een zwangere vrouw alles moet hebben, waarnaar zij verlangt, omdat anders haar kind er onder lijden zou. Het geloof in dit dwaalbegrip is zóó algemeen verspreid, dat velen bang zijn eene zwangere vrouw zelfs datgene te weigeren, wat bepaald schadelijk voor haar is, uit angst dat dit nadeelig werken zou op het kind. In dergelijke gevallen is de beste raad, dien men aan de jonge aanstaande moeder geven kan: stoor u zoo weinig mogelijk aan eenig verlangen, dat onmatig dreigt te worden; voor u zelf is het altijd goed, als gij u oefent in zelfbeheersching, en indien uw gedrag en uw denkwijze eenigen invloed kan uitoefenen op het kind dat gij verwacht, moet uw zelfbeheersching ook aan het kind ten goede komen, aan het kind hinderen, doet het zeker niet. Indrukken van buiten. Vele zwangere vrouwen maken zich het leven moeilijk door hun angst, om door het zien van iets leelijks of buitengewoons een misvormd kind te krijgen. Waarschijnlijk hebben zij daarover allerlei verhalen gelezen of gehoord, maar de meeste daarvan zijn onwaar, andere zijn verkeerd uitgelegd. De meeste verhalen van misvorming van het kind door het „verzien" der moeder zijn verdicht. Daar het lichaam van het kind in de eerste drie maanden reeds geheel gevormd is, en misvormingen alleen kunnen ontstaan in het allereerste begin der zwangerschap, is het onnmogelijk dat indrukken van buiten af, na de derde maand invloed op den vorm van het kind uitoefenen. Of dit vroeger wel mogelijk is kan met zekerheid noch beweerd, noch ontkend worden, maar dit is practisch van minder belang. Na de derde maand kan de vrouw in dit opzicht volkomen gerust zijn. Een ander dwaalbegrip is, dat een zwangere vrouw — wier 'tanden gedurende de zwangerschap dikwijls eerder bederven dan anders — alle martelingen van kiespijn zou moeten ondergaan, zonder dat zij er iets aan mag laten doen, omdat het kind de nadeelige gevolgen van den schok zou ondervinden, indien een kies gevuld of getrokken zou worden. Een zwangere vrouw, die overigens gezond is, mag, als zij kiespijn o Li heeft, evengoed een tandarts raadplegen als anders, is zij ziek, dan raadplege zij echter eerst haar geneesheer. Als er werkelijk slechte gevolgen vooi het kind te vreezen zijn, zal dit eerder veroorzaakt worden door de kwelling en marteling van voortdurende kiespijn, dan door eene korte operatie, die daaraan voor goed een einde maakt. Hetzelfde geldt ook voor zenuwpijnen. Men kan hierover gerust den geneesheer raadplegen, zonder vrees te hebben, dat hij, om de zwangeischap, zal weigeren tegen de pijnen raad te verschaffen. Als vasten regel kan men stellen: hoe minder een vrouw let op den raad en de veitelseltjes van dezen en genen, die er toch eigenlijk niets van weten, des te beter zal het vooi haai zijn. Eén veiligen raad kan men echter altijd geven en dat is: gebruik nooit eenige medicijn, die niet door uw geneesheer voorgeschreven is, knoei niet met middelen, die als goed voor alles in de couranten door kwakzalvers worden aanbevolen, maar ook niet met allerlei huismiddeltjes of geheime recepten, die welwillende menschen u in hun hartelijke onwetendheid willen opdringen, omdat het henzelven of anderen — meestal voor iets geheel anders — zoo heerlijk! geholpen heeft. HOOFDSTUK IY. ALGEMEENE REGELEN GEDURENDE DE ZWANGERSCHAP. Menige vrouw heeft gedurende haar zwangerschap eenige hulp en leiding noodig. De toestand is haar vreemd en zij weet, dat het de belangrijkste is, waarin zij zich ooit bevinden zal; zij gevoelt zich misschien angstig en zenuwachtig, wil gaarne doen wat goed voor haar is, maar weet niet wat goed is, en heeft dikwijls van haar vriendinnen en kennissen vooroordeelen, soms dwaasheden vernomen, die geen of slechts weinig waarheid bevatten. Naar haar meening wachten haar misschien allerlei groote en onbekende gevaren, maar er is dikwijls niemand, die haar helpen kan om ze met verstand onder oogen te zien. Haar man weet er gewoonlijk even weinig van als zij zelf en maakt het haar soms nog moeilijker, door haar, wanneer zij zich tot hem wendt, verkeerden in plaats van goeden raad te geven. Haar moeder is dikwijls niet bij haar om haar te raden, en zoo denkt zij misschien dat alle onaangenaamheden, die zij mocht gevoelen een natuurlijk gevolg zijn van haar toestand. Met allerlei be- ALGEMEENE REGELEN ENZ. zwaren loopt zij misschien van week tot week rond, zich steeds onaangenaam voelende, terwijl haar inderdaad eigenlijk zoo goed als niets scheelt, - en staat zij soms allerlei pijnen uit, terwijl een paar woorden van iemand met ondervinding haar hadden kunnen helpen. Een hoofdstuk over de algemeene gezondheidsregelen gedurende de zwangerschap is dus een zeer noodzakelijk gedeelte van een boekje als dit. De inhoud hiervan kan in 't kort ondei twee hoofden samen gevat worden: le. De middelen om de moeder zoo gezond mogelijk te doen zijn. 2e. De zorg voor een gezond kind. De zo'rg voor het kind mag reeds in het begin der zwangerschap beginnen, daar de toestand en de levenswijze der moeder een gunstigen zoowel als een ongunstigen invloed kan uitoefenen op den toestand van het kind. Gedurende hare geheele zwangerschap moet de moeder haar lichaam, haar geest en haar gemoed er aan geven, om het welzijn van haar nog ongeboren kind te bevorderen. Haar voornaamste doel moet zijn om het gezond naar lichaam en geest ter wereld te brengen. De eerste vraag, die de beide ouders aan den verloskundige doen, nadat het kind geboren is, is onveranderlijk: „Is het geheel in orde? Is het zonder lichaamsgebreken?" Even bezorgd moeten zij, zoowel nu als later, zijn, dat het gezond van geest en gemoed is. Het is van veel minder belang, dat een kind geboren wordt in een elegant gemeubeld huis en dat het gewikkeld wordt in kostbare stoffen, zijde en kant, dan dat het, zoo mogelijk, aangeboren begrippen van gezondheid, reinheid en zelfbeheersching mee ter wereld krijgt. Een moeder moet geen tijd of moeite verloren achten, die dienen kan om haar kind deze laatste eigenschappen te verschaffen. Te zijnen behoeve oefene zij zich in zelfbeheersching; zij onderdrukke iedere onbillijke begeerte, elk onredelijk verlangen; zij oefene voortdurend haar lichaam, zij ontwikkele steeds haar geest en haar gemoed. Nooit geve zij zich over aan luiheid, zij blijve hèerscheres over al hare lichamelijke behoeften, zoowel wat spijs en drank als vooral wat de geslachtelijke gemeenschap aangaat. Vooral hierbij dient de grootste matigheid in acht te worden genomen, en steeds zal zij moeten worden vermeden, wanneer man en vrouw in kunstmatig opgewonden toestand verkeeren. De aanstaande moeder wachte zich voor drift, zij zorge zooveel mogelijk in eene gelijkmatige gemoedsstemming te verkeeren. Zij late zich niet door kleinigheden hinderen en van streek brengen ; zij denke gaarne aan vroolijke en gelukkige dingen, en wekke ook anderen tot goede gedachten op. Zij begrijpe welk een groot werk haar te doen staat en doe het zoo goed als in haar vermogen is. Behalve deze algemeene wenken, kunnen enkele meer bijzondere worden gegeven, die den gezondheidstoestand der zwangere betreffen. I. De kleeding. - Het doel der kleeding is het lichaam te bedekken en te verwarmen. Zij moet daartoe zoo gelijkmatig mogelijk over het lichaam verdeeld zijn en zoo licht zijn als in overeenstemming is te brengen met de eischen van voldoende warmte. De kleeding mag nooit hinderlijk zijn voor de ademhaling of de spijsvertering, den bloedsomloop of de beweging. Dit geldt als eerste en voornaamste vereischte voor de kleeding in 't algemeen. De afzonderlijke kleedingstukken geven aanleiding tot de volgende opmerkingen. A. Schoenen en kousen. — Deze moeten groot genoeg, breed genoeg, dik genoeg en sterk genoeg zijn. Zij moeten den natuurlijken vorm van den voet hebben en dus steeds op maat en ruim gemaakt, nooit in een winkel gekocht zijn. De hakken moeten laag, groot en plat zijn, de zolen stevig en van werkelijk goed leer, niet van de een of andere goedkoope, slappe namaakstof. Leer is, wanneer het droog is, een zeer slechte warmte-geleider (droge schoenen houden de voeten warm), terwijl het de warmte beter geleidt, I wanneer het nat is; (natte schoenen maken de voeten koud), vandaar de noodzakelijkheid om op straat stevig schoeisel te dragen, dat geen vocht doorlaat en de voeten drooghoudt. Een stevige schoen met echte leeren zolen en een paar niet al te dunne wollen kousen zijn de beste voorbehoedmiddelen tegen koude voeten. Het dragen van doelmatige schoenen, die goed passen en vooral niet te nauw zijn, zal vele van de kleine onaangenaamheden van de zwangerschap zooals buikpijn, opzetten van de voeten en enkels enz., verminderen of voorkomen. In ons klimaat verdient het aanbeveling steeds wollen kousen te dragen, in den zomer van dunne, in den winter van dikkere zachte, witte of grijze wol. Wil men daarover een paar zwarte of witte katoenen kousen dragen, zoo is daartegen geen bezwaar. De kousen moeten natuurlijk zeer dikwijls, d. w. z. minstens tweemaal per week, worden verwisseld. B. Kousebanden. - Kousebanden oefenen een nadeelige drukking uit op de bloedvaten van het been. Omdat zij, onverschillig of zij boven of onder de knie zitten, den regelmatigen bloedsomloop belemmeren, dragen zij er veel toe bij om aderspatten, zwelling van het been, kuitkamp en dergelijke te veroorzaken. Kousebanden, die om het been zitten, behooren dus te worden afgekeurd De kousen behooren opgehouden te worden door linten, die vastgemaakt worden aan een breeden band, die om het middel gedragen wordt. C. Onclerkleeren. - Wol is betrekkelijk de lichtste en warmste van alle stoffen. Het is een slechte warmte-geleider, het verkoelt de huid niet, en als de huid vochtig is, geeft het geen gevoel van klamheid, zooals bij katoen of linnen allicht het geval is. Een lang wollen hemd is de beste bekleeding voor de bloote huid, een onderbroek kan daaraan al of niet verbonden zijn. Daarboven moet een rok zitten, vastgemaakt aan een onderlijfje, of men kan een korte broek dragen in plaats van of met de rok, voor extra warmte. Daarboven komt de japon. Deze moet geheel los zitten en in vouwen neerhangen zoowel voor 't gemak als omdat het beter staat. Hiervoor is niets mooier dan de „tea gown of een japon model-princesse, waarbij de vouwen zoo geschikt kunnen worden, dat ze de verandering in de figuur bedekken. Daar het van het grootste belang is, dat de kleeren werkelijk los genoeg zitten, is het goed hiermede een proef te nemen. Men kan dit doen door plat op den rug te gaan liggen met de armen boven het hoofd en dan diep adem te halen. Of men kan ook de armen recht boven het hoofd opsteken en met een ALGEMEENE REGELEN ENZ. boek of liniaal in de handen op en neer loopen. Een japon, waarin men die bewegingen gemakkelijk uitvoeren kan, is uit een hygiënisch oogpunt volmaakt. D. Corsetten. — Het is niet zonder aarzelen dat ik mijn meening over dit veel besproken onderwerp neerschrijf. Ik voor mij geloof niet, dat corsetten altijd en in alle opzichten nadeelig zijn. De vrouw mag natuurlijk haar lichaam niet vast inrijgen, haar middel niet inpersen, haar maag niet samendrukken; het spreekt vanzelf, dat dit zeer nadeelig is. Maar wel moet er, tenzij de vrouw reformkleeding draagt, een steun voor de borsten zijn. Magere en slanke schoongevormde vrouwen kunnen meestal ook zonder reformkleeding een corset missen, maar vele vrouwen hebben na hun trouwen neiging om gezet te worden, en niets is leelijker en smakeloozer dan het uiterlijk van slordigheid, dikheid en vormloosheid, dat een gezette vrouw heeft, die „gewone" japonnen en geen corset draagt. Een behoorlijke steun voor de borsten is zoowel aangenaam als net. Zoolang de wereld bestaat, hebben vrouwen altijd een soort van corset, een soort van gordel om het lijf gedragen ; en zoolang het de beweging der ribben vrij laat, en niet de maag en de leverstreek indrukt, kan het dragen van een yoed pussend, op maat gemaakt, niet drukkend corset, niet veel nadeel opleveren. Daarentegen is het inpersen van het lichaam in de maagstreek, het maken van een nauwe taille buitengewoon schadelijk en nadeelig, zoowel voor de moeder als voor het kind. Voor de moeder is het nadeelig omdat drukking op de maag en de lever een slechten invloed uitoefent op de toch reeds dikwijls gestoorde spijsvertering. Bovendien is het onpraktisch, omdat de uitgezette buik van een zwangere vrouw meer naar voren uitpuilt en dus veel meer zichtbaar wordt, wanneer zij haar taille in de breedte te nauw maakt. Elke zwangere vrouw behoort, reeds in het begin der zwangerschap, al haar kleeren wijdei van taille te laten maken, dan zal de buik veel minder naar voren uitsteken, haar figuur er beter uitzien. Het te nauw inrijgen is verder uiterst nadeelig voor het kind. De baarmoeder wordt gedrukt, haar bloedsomloop wordt gestoord, hare uitzetting wordt belemmerd, niet zelden ontstaat hierdoor een miskraam. De drukking, die de baarmoeder van boven ondergaat, kan verder aanleiding geven tot het ontstaan van aderspatten aan de uitwendige geslachtsdeelen en aan de beenen, aambeien, enz. Hooge en nauwe corsetten geven ook door het samenpersen van de tepels en het indrukken van de borsten aanleiding tot eindeloozen last, als de tijd van zoogen daar is. Als corsetten echter zóó gemaakt zijn, dat zij den bloedsomloop niet hinderen en de rijzing en daling van den onderbuik bij de ademhaling niet belemmeren; als de handen en voeten niet koud en blauw worden en de gelaatskleur niec verandert door de knelling en de belemmering der ademhaling, kan men ze gedurende de eerste vijf a zes maanden van de zwangerschap blijven dragen, mits men slechts bedenke, dat ze van tijd tot tijd vergroot moeten worden, door er aan de zijden en onder de borsten stukjes elastiek tusschen te zetten, en niet, zooals meestal geschiedt, door ze aan de achterzijde wijder open te laten. Zoo mogelijk moet men zich daarna een wollen gezondheidscorset aanschaffen en dit dragen in de laatste maanden. Dit is met schouderbanden en zonder baleinen gemaakt, en in iederen manufactuurwinkel te koop. Over 't algemeen is het echter beter, dat men tegen het einde van de zwangerschap in 't geheel geen corset draagt, en als men zich moeilijk beweegt of niet gemakkelijk loopen kan, is het allerbeste, dat men zich een goed passenden buikgordel laat vervaardigen. II. Baden. Baden zijn altijd nuttig zoowel voor de zindelijkheid, als voor de gezondheid, maar bijna noodzakelijk gedurende de zwangerschap, omdat er dan meer van de nieren en ingewanden geëischt wordt, en de huid vrij moet kunnen werken om aan deze den arbeid gemakkelijker te maken. Baden kunnen een voorspoedige bevalling bevorderen, en vele der ongemakken van de zwangerschap verzachten en verminderen. De vrouw die er aan gewend is, moet met haar gewone baden geregeld doorgaan. Als zij echter niet gewoon is zich iederen dag te baden, moet zij er nu langzamerhand mee beginnen, en kan zij dit aanvankelijk doen met behulp van koude sponsen, terwijl zij met haar voeten in een tobbe met warm water zit. In een paar dagen kan ze dan veilig een bad nemen zonder gevaar, dat „de schrik" haar gezonheid hinderen zal. Zij kan ook douches nemen van lauw water, dat geleidelijk koeler wordt. Men moet niet plotseling met koude baden beginnen, maar kan er zich langzamerhand aan gewennen, wanneer men eerst met lauw water begint. Bovendien moet men het geheele lichaam goed met zeep en warm water wasschen, hetzij 's morgens of op den dag. De uitwendige geslachtsdeelen moeten geregeld gewasschen en goed afgedroogd worden. Dit voorkomt voor een groot deel de jeuk en prikkeling, die somtijds gedurende de zwangerschap zoo lastig kan worden. Behalve deze gewone baden kan men ook zoowel voor de gezondheid als voor de zindelijkheid, lauwe of warme zitbaden nemen. Iedere tobbe, die groot genoeg is om er in te zitten, kan gebruikt worden, maar natuurlijk is een gewoon zitbad beter. Er moet zooveel water in zijn, dat de onderbuik tot aan den navel bedekt is. De voeten moeten in een bak met warm water staan of men moet warme kousen aanhebben; over alles heen slaat men een wollen deken, zoodat de hals bedekt is. De temperatuur van het bad moet in het begin 90° Fahr. zijn en kan dan langzamerhand verminderd worden, tot zij in de laatste maanden op 80 a 70° is teruggebracht. Men kan het zitbad 's avonds nemen vóór het naar bed gaan, maalais het kan is de beste tijd 's morgens. Men moet er niet langer dan 3 tot 6 minuten inblijven. Het lichaam moet daarna goed afgedi oogd worden en ten slotte moet men een uur lang rustig blijven liggen. De voordeelen van dei gelijke zitbaden kunnen niet te hoog geprezen worden; ze werken bedarend op het geheele zenuwgestel; ze bevorderen den regelmatigen stoelgang; ze voorkomen het gevoel van slapheid en drukking in het onderlijf; ze werken gunstig op de nieren; ze helpen uitstekend tegen zenuwen hoofdpijn; ze hebben een gunstigen invloed op de bevalling, ook wat de pijn daarbij aangaat. Voor sommigen is het regelmatig nemen van Turksche- of zweetbaden, maar alleen in overleg met den geneesheer, van gioot nut. Na het zweetbad is een vrij lange rust volstrekt noodzakelijk. Nevens baden zijn ook warme omslagen dikwijls zeer nuttig bij verstopping en ter verlichting van pijn. Men kan ze op de volgende wijze maken. Neem verscheidene groote lappen flanel en doe die in een handdoek; leg de handdoek met het flanel in een kom en schenk er kokend water op; wring den handdoek zoo stevig uit, dat het flanel zoo droog mogelijk wordt, leg dit op het pijnlijke gedeelte en daar overheen droog flanel of een ruw katoenen lap. Deze omslagen moeten minstens ieder uur vernieuwd worden. Een waterverband gedurende den nacht is een heerlijk middel bij pijn in den rug. Dit maakte men door een opgevouwen handdoek met koud water, uit te wringen en daarover een stuk guttapercha-papier te leggen. Men kan dit vastmaken met een lap flanel en een sluitlaken of een sluitband. III. Voedsel. — Het voedsel, dat de vrouw gedurende haar zwangerschap gebruikt, moet eenvoudig zijn; te vele, te vette, te zoete en onverteerbare spijzen moeten vermeden worden. Gekruide spijzen, het gebruikt van peper, mosterd, kerry, enz. vermijde men liever geheel. De hoeveelheid voedsel behoeft niet grooter te zijn dan gewoonlijk. Men moet onder het eten niet veel drinken. Het stillen van den dorst geschiede bij voorkeur buiten de maaltijden. Men ete drie of vier keer per dag — ontbijt, middagmaal en avondeten, of ontbijt, lunch, middagmaal en avondeten. Ook wanneer het middagmaal laat d.w.z. tusschen 5 en 7 uur gebruikt wordt, is het goed 's avonds nog een beschuit of een boterham met een glas melk of een glas water te gebruiken. Hoewel het niet mogelijk is met zekerheid uitspraak te doen over de vraag of de pijn, die de vrouw bij haar bevalling ondergaat, afhangt van het dieet, dat zij gedurende haar zwangerschap heeft gevolgd, mag niet onvermeld blijven, dat naar de meening van sommige geneeskundigen het gebruik van groote hoeveelheden versche vruchten (sinaasappelen, appelen, citroensap enz.), het vermijden van vetten, groote matigheid in het gebruik van vleesch, melk en eieren aan een gunstige bevalling bevorderlijk zou zijn. Wordt daarbij dan van koffie of thee slechts in geringe mate; van sterken drank, bier of wijn in het geheel geen gebruik gemaakt, dan kan niet worden ontkend, dat zoodanige voedingsregel ongetwijfeld gezond is zoowel voor zwangere als voor niet zwangere vrouwen, indien zij slechts de noodige hoeveelheid voedingsstoffen in haar lichaam opnemen. Overmatig genomen voedsel kan nooit nuttig zijn. Geestrijke dranken, likeuren, w#», bier, in welken vorm . of hoeveelheid ook, zijn nooit noodig, dikwijls schadelijk. Vooral móet men ze vermijden als men misselijk of vermoeid is. In vele gevallen is, helaas! met misbruik van alcohol een aanvang gemaakt gedurende een zwangerschap. Ik dring er bij al mijne lezeressen ernstig op aan om elke kans, hoe gering ook, te vermijden, zich aan zulk een gevaar bloot te stellen. Koffie en thee behooren slechts met mate gebruikt te worden. Frisch water, melk, karnemelk en limonade zijn de beste dranken. IV. Versche lucht en lichaamsbeweging. — De vrouw, die in blijde verwachting leeft, heeft meer dan anders behoefte aan versche lucht. Zij moet in den letterlijken zin van het woord, voor twee ademhalen. Zij moet veel in de buitenlucht zijn en zich niet laten afschrikken door regen of wind, mits zij zorgdraagt, dat haar kleeding haar voor den regen en voor natte voeten voldoende beschermt. Zij moet, zoo het eenigszins mogelijk is, steeds met open raam slapen en moet zorgen, dat zij niet langen tijd bij een hooge temperatuur, in een benauwd lokaal vertoeft, omdat het wonen en vertoeven in een benauwd vertrek bijzonder nadeelig voor haar is, door koolzuur en andere onzuiverheden van de lucht. Dit blijkt uit het feit dat zwangeren spoedig flauw vallen in de kerk, in den schouwburg of op andere plaatsen waar de lucht niet genoeg ververscht wordt, 's Morgens na het opstaan of na het bad moet zij in de frissche lucht eenige malen diep ademhalen, en liefst, tenzij ze gewoon is paard te rijden of tennis te spelen, daarenboven nog, één- of tweemaal per dag wat kamer-gymnastiek te doen, b.v. door het maken van de volgende bewegingen : 1. Rechtop s-taan. Het lichaam vóór- en achterwaarts bewegen, zonder de knieën te buigen of de hielen op te lichten. 2. Rechtop staan. Het lichaam zijdelings heen en weer bewegen. 3. Rechtop staan. De handen in de zijden zetten en het bovenlichaam en de heupen langzaam vóór- en achterwaarts buigen. 4. Op den rug liggen en de armen naar voren, naar boven, naar op zij en naar beneden bewegen; dit kan met of zonder halters gedaan worden. 5. Op den rug liggen met de armen boven het hoofd en een liniaal in de handen en eenige keeren diep ademhalen, terwijl men bij iedere inademing in gedachten, langzaam tot vier telt. Trappenklimmen is als lichaamsbeweging niet ongeschikt. De rokken moeten evenwel kort genoeg zijn om niet te hinderen. Men moet diep ademhalen onder aan de trap en nog eens als men boven is. 3 Men houde daarbij, evenals bij alle gymnastische bewegingen, den mond gesloten. Wandelen, ook op heuvelachtig terrein en niet te vermoeiende spelen in de open lucht zijn in de eerste helft der zwangerschap ook zeer goede lichaamsbewegingen. Y. Algemeene gezondheidsregélen. — Yroeg naar bed en vroeg op is een uitstekende regel voor het geheele leven. Men moet niet langer dan acht uur te bed liggen. Het bed moet bestaan uit een springveeren en een harde matras en mag niet te veel en te zwaar dek hebben. Daarbij is een geregelde middagrust over dag — een uur minstens ontkleed te bed liggen en slapen — zeer aan te bevelen. Onnoodige zorgen moet men zich niet in het hoofd halen. Kleine verschillen van meening, dagelijksche beslommeringen bespreke men kalm en met opgewekheid: ook bij grootere zorgen vergete men nooit dat op regen zonneschijn volgt. Is de jonge vrouw zelf blijmoedig en opgewekt, dan mag zij ook van haar omgeving verwachten, dat deze haar niet met onnoodige bezwaren het leven moeilijk zal maken. Maar vooral wake de jonge vrouw voor verveling. Het werk, dat de te verwachten geboorte van het kind te doen geeft, geve men toch vooral niet onnoodig uit handen. Er steekt zooveel poëzie in het vervaardigen van al die aardige kleine dingen, die voor de installatie der kinderkamer en voor de inrich- ting van de garderobe van het verlangde kind noodig zijn! Toch is, ook als de aanstaande jonge moeder zooveel mogelijk alles zelf maakt, wat de kleine noodig heeft, in den regel daarmee niet de geheele dag gemoeid en blijft, behalve voor wandelen en lichaamsbeweging, nog tijd genoeg over om zich met andere dingen bezig te houden: om den geest te verfrisschen aan literatuur, muziek en beeldkunst. Maar nog oneindig veel meer zelfvoldoening heeft zij, die ook gedurende den tijd harer zwangerschap niet alleen, zelfs niet in de eerste plaats aan zichzelf denkt, die in haar omgeving anderen heeft, voor wie zij nuttig kan zijn, die andere vrouwen, moeders of aanstaande moeders, wier levensstrijd zwaarder is, kan helpen en steunen. Dit is een hooge plicht, waaraan men zich niet mag en waaraan een waarlijk goede vrouw zich ook niet wil onttrekken. HOOFDSTUK Y. BEZWAREN EN ZIEKTEN VAN DE ZWANGERSCHAP. Men moet niet denken dat iedere zwangere vrouw alle of zelfs één der bezwaren of ziekten zal krijgen, die wij hier achter zullen beschrijven. De zwangerschap is, zooals reeds te voren gezegd is, een geheel natuurlijke toestand: zij brengt gewoonlijk niet anders dan kleine onaangenaamheden met zich mee, ten minste zoolang men gezond is en gezond leeft. Alleen wanneer zij dit niet doet, zal een gezonde, jonge vrouw gedurende dien tijd ernstige onaangenaamheden kunnen ondervinden, en — wel beschouwd — krijgt zij dan niet meer, dan haar toekomt. Men kan de natuur niet ongestraft tarten. Voor ijdelheid, luiheid, ongebondenheid of roekeloosheid moet ook in andere opzichten in dit leven ernstig worden geboet. Het gebeurt zelfs dikwijls, dat de algemeene gezondheidstoestand van de vrouw, die vóór haar trouwen zwak was, beter wordt gedurende de zwangerschap. Jonge vrouwen die voor den BEZWAREN EN ZIEKTEN ENZ. eersten keer zwanger waren, hebben mij dikwijls gezegd: „Ik heb mij nog nooit in mijn leven gezonder gevoeld," maar, jammer genoeg, is dit niet algemeen. Onze levenswijze is in vele opzichten zoo tegen alle regelen der gezondheid in, dat weinige vrouwen in die belangrijke periode een ongestoorde gezondheid genieten, zooals hun wilde zusteren in afgelegen landen, waar laat opblijven, nauwe corsetten dragen en zenuwachtigheid onbekend zijn. Alleen enkele stoornissen van de zwangerschap zullen hier behandeld worden, in ernstige gevallen helpt geen raad uit een boek, maar moet men onmiddellijk geneeskundige hulp inroepen. Sommige menschen kunnen niet lezen of hooren van kwalen en gebreken zonder te denken, dat zij al die kwalen hebben. Aan dezen het advies: „Als ge u over het algemeen gezond gevoelt, als gij niet bemerkt, dat u iets mankeert, sla dan dit hoofdstuk over; dan hebt gij het niet noodig en zal het u waarschijnlijk meer kwaad dan goed doen." I. Overmatig braken. - De gewone misselijkheid, die dikwijls in het begin der zwangerschap voorkomt, neemt soms een ernstig karakter aan. In plaats van op te houden, nadat men 's morgens wat voedsel gebruikt heeft, houdt zij dan den ganschen dag aan, en komt alles, wat men gegeten heeft, weer terug. Gewoonlijk houdt deze dagelijksche misselijkhei met het begin van de vierde maand op, maar soms duurt zij den geheelen tijd der zwangerschap voort, en is in zeldzame gevallen zoo ernstig en aanhoudend, dat de krachten van de pa ïen worden uitgeput. Men wachte dan vooral me te lang met het inroepen van geneeskundige Begint een vrouw in de laatste drie maanden van de zwangerschap opnieuw te braken, dan moe men dadelijk den dokter roepen, daar er dan o.a. gevaar bestaat voor een ontijdige bevalling. Om het braken te doen ophouden moet men in de eerste plaats zorgen, dat de spijsvertering geregeld is en ontlasting steeds in ruime mate plaats heeft. Men zorgt hiervoor het best door middel van een lavement van lauw water (1 liter) of van een glycerine lavementje, of, als men het verdragen kan, door het innemep van een glas warm water met twee eetlepels bitterwater vóór het opstaan. Alleen op raad van den dokter mag men andere laxeermiddelen, zooas zoethoutpoeder, rhabarberpillen enz. nemen. Soms ook helpt een mosterdpleister in de maagkuil tegen het braken, terwijl een vrij warm zitbad o een warme inspuiting in de scheede ook veel verlichting kan aanbrengen. In geval van hevig braken moet de patiënt nooit opstaan voordat zij eerst eenig warm en licht verteerbaar voedsel heeft gebruikt, zooals b.v. een kop heete melk of chocolade, koffie of thee, met een boterham of een beschuit. Als een uur daarna de misselijkheid nog niet over is, moet de patiënt den geheelen dag stil blijven liggen en niet op staan. Zii moet dan óf 24 uur vasten óf elk uur zeer kleine hoeveelheden voedsel gebruiken b.v. één of twee eetlepels arrowroot of bloem van meel niet melk, (dun aangemaakt en warm te gebruiken). Een eetlepel melk en kalkwater om het uur genomen, helpt soms ook zeer goed. Sommigen helpt niets beter dan het eten van vruchten, waarvan de patiënt zooveel nemen mag als zij lust. In enkele gevallen helpen koude spijzen en di anken beter dan warme en is het zuigen op stukjes ijs zeer aangenaam. Toch moet men dit niet op eigen „ezag en nooit lang achter een doen, omdat het de maag bederft. Geneesmiddelen zal de geneesheer wel voorschrijven. Hoe hevig en onaangenaam het braken ook ziin moge, toch moet de patiënt zich flink houden en nooit angstig worden; waarschijnlijk houdt het spoedig op, want slechts in zeer zeldzame gevallen duurt het heel lang. II. Zuur en Oprispingen. — „Het zuur komt in 't begin der zwangerschap veelvuldig voor en is zeer lastig. Men heeft dan een sterk zuren smaak achter in de keel. Gewoonlijk houdt het, evenals de misselijkheid, vóór de vierde maand op. Het gaat dikwijls samen met oprispingen, die een scherpen of bitteren smaak geven, terwijl men soms zuur vocht in den mond krijgt. Om het te doen ophouden moet men een zorgvuldig diëet houden. Men moet alles vermijden wat zuur of winden veroorzaken kan, met name suikergoed en alle voedsel, dat veel zetmeel of vet bevat. Men voede zich met vruchten, weitebrood, melk, eieren, gekookte magere visch en licht verteerbaar vleesch. Als het erg is, kan men gerust een maaltijd overslaan. Warme citroenlimonade (van versche citroenen gemaakt) en houtskooltabletten of houtskoolpoeder in water zijn uitstekende middelen. Men mag ook een kleine hoeveelheid dubbel koolzure-soda met of zonder water nemen, of wat magnesia, met of zonder citroensap, of met gewoon spuitwater. Niet zelden komt gelijktijdig met het „zuur" speekselvloed voor. Mocht deze heel erg zijn dan raadplege men den dokter. III. Overmatige eetlust. — Nu en dan hebben zwangere vrouwen onverzadelijken honger. Pas hebben zij iets gebruikt of zij verlangen reeds weer naar iets anders. Gewoonlijk wordt dit voor een teeken van gezondheid gehouden, en wordt de vrouw aangemoedigd om te eten, immers heet het dan: zij moet zorgen dat ze haar krachten behoudt en trek in eten is een bewijs voor de noodzakelijkheid er van. — Toch worden vele vrouwen gedurende hare zwangerschap door te veel te eten onnoodig dik en zwaar. Een te groote hoeveelheid voedsel kan niet geheel verbruikt worden en geeft aanleiding tot de vorming van te veel vet, dat het lichaam niet alleen dik en zwaar, maar ook meer ziek dan gezond maakt. Te veel vet is ballast. Te veel eten moet meestal worden voorkomen door zelfbeheersching. Men moet geen voedsel nemen buiten de gewone maaltijden. Alle snoeperij is uit den booze. De honger kan worden verminderd door het drinken van wat warm of koud water, of worden afgeleid door een flinke wandeling of het een of ander inspannend werk. Het gevolg van deze zelfbeheersching zal des te aangenamer zijn, naarmate zij moeielijker is. Evenmin als te dikwijls ,eten, deugt ook het te veel eten, dat zwangeren wel eens bij hun gewone maaltijden doen. Het te veel schaadt evenzeer als het te weinig. Een zwangere zij ook in haar eten en drinken in den striksten zin van het woord matig. IV. Gebrek aan eetlust. — Soms bestaat vooral in de eerste helft der zwangerschap een sterke tegenzin in voedsel, en soms ontbreekt slechts de eetlust. Dit is ernstiger dan te veel eetlust. Soms is het bijna onmogelijk eene vrouw aan het eten te krijgen. Niet zelden is het dan probaat om in 24 uur noch te eten noch te drinken. De afkeer van voedsel kan veroorzaakt zijn door vrees voor braken. Dan volge men de regelen tegen brakingen (afd. I) aanbevolen. Men zorge vooral, dat alle voedsel eenvoudig maar smakelijk is, den eetlust opwekt en er uitlokkend uitziet, als het voorgezet wordt. Vele vrouwen geven niet om eten, als hun man niet bij haar is; zoo mogelijk zorge deze dus tijdens de maaltijden te huis te zijn. Als de afkeer van voedsel bijna een walging wordt, moet de vrouw gedwongen worden, om kleine hoeveelheden in vloeibaren, geconcentreerden vorm te gebruiken. Een goede vorm van voedsel is eidooier in een weinig kokende melk, soep of chocolade; b. v. 2 a 4 eidooiers in een theekopje vol vloeistof. Als de smaak van het ei de vrouw tegenstaat, kan men dien aangenamer maken door het ei te mengen in zoeten wijn, melk of soep. Tegenzin in voedsel (een kwaal, die op den duur de tusschenkomst van den geneesheer noodzakelijk maakt), kan noodig maken dat voedsel bij wijze van lavement moet worden ingebracht. Een zoodanig, voedend lavement bestaat gewoonlijk uit bouillon, melk, eieren, soms met wijn of cognac; Het wordt bloedwarm toegediend; daarna blijve de patiënt onbeweeglijk liggen. Gelukkig zijn zóó ernstige gevallen zeer zeldzaam. Soms helpt verandering van lucht en omgeving direct. Y. Kiespijn en aangezichtspijn. — Gedurende Lavament-spuit. de zwangerschap worden niet zelden tanden en kiezen hol door opslorping der kalk, die zij bevatten. Niet zelden beginnen de vrouwen eerst met haar gebit te sukkelen, wanneer ze zwanger zijn. Voortdurende kiespijn put uit, een jonge vrouw handelt dus verstandig, wanneer zij, vermoedende zwanger te zijn, haar tanden door een tandarts laat nazien en in orde brengen. Dit zal haar menigen pijnlijken dag of nacht kunnen besparen, Ook zonder slechte kiezen kan een zwangere vrouw aan aangezichtspijn lijden, tengevolge van de verhoogde prikkelbaarheid van het zenuwstelsel. Gelukkig zal de geneesheer wel uit de vele pijnstillende middelen een keuze kunnen doen en de pijn verzachten, of wel, en dit is van nog grooter belang, hij zal, door verbetering van den algemeenen gezondheidstoestand, niet zelden blijvende verbetering kunnen aanbrengen, omdat zenuwzwakte, zenuwprikkelbaarheid en zenuwpijn dikwijls op lichaamszwakte berusten. VI. Verstopping, Hardlijvigheid. — Het is niet te verwonderen, dat de drukking, die de ingewanden in steeds toenemende mate gedurende de zwangerschap ondergaan, dikwijls de ontlasting in de war brengt. Toch moeten de ingewanden geregeld werken en is eenmaal per dag stoelgang noodzakelijk. Verstopping veroorzaakt, door ophooping van schadelijke stoffen in het lichaam, een ongezonden toestand, bij zwangeren evenzeer ja nog eerder dan bij anderen, omdat juist bij haar, die in een bijzonderen min of meer delicaten toestand — tusschen ziek en gezond zijn — verkeeren, een regelmatige gang van alle natuurlijke verrichtingen noodzakelijk is. Slechte stoelgang brengt al spoedig den regelmatigen gang van zaken in het geheele lichaam in de war. Allerlei soort van pijnen: in de leden, het hoofd, den rug kunnen door verstopping ontstaan en verdwijnen na behoorlijke ontlasting. Opgezette beenen, aderspatten, aambeien, misselijkheid, duizelachtigheid, en vele andere bezwaren zijn dikwijls mede het gevolg van verstopping; en ook, zooals wij zien zullen, het schijnbaar tegenovergestelde — diarrhee. Het zorgen voor geregelde ontlasting draagt veel bij tot de gezondheid en het welzijn gedurende de zwangerschap, tot een gemakkelijke en voorspoedige bevalling en tot een regelmatig herstel. Veel „valsche" pijnen en loos alarm, aan het einde der zwanggerschap, worden veroorzaakt door darmverstopping. De patiënt kan zelf veel doen om verstopping te voorkomen of te verhelpen. In de eerste plaats regelde zij haar dieet. Koffie in plaats van thee aan het ontbijt. Karnemelkspap of havermeel met stroop of bruine suiker, een ruim gebruik van versche of gestoofde vruchten en groenten, het drinken vau water (koud of warm) 's avonds vóór het naar bed gaan en 's morgens vóór het opstaan, zijn zeer bevorderlijk voor den regelmatigen stoelgang. Een zeer v:arm zitbad (40° C.) kan helpen. (Om het warm te houden, moet er uit een kan telkens heet water bij geschonken worden). Maar wat men ook doe: één regel volge men: Men zorge steeds op hetzelfde uur van den dag voor ontlasting, 's Morgens na het ontbijt of's avonds vóór het gaan slapen zijn wel de gemakkelijkste uren, het uur is evenwel betrekkelijk onverschillig als men zich slechts aanwent, om van regelmatigen stoelgang een vaste gewoonte te maken. Dan werken de ingewanden als een uurwerk. Zorgeloosheid in het opvolgen van dezen eenvoudigen regel is de meest voorkomende aanleiding tot verstopping. Evenals men met geregelde tusschentijden honger en op bepaalde uren slaap krijgt, zoo krijgt men dan ook op vasten tijd behoefte aan ontlasting. Als echter alle middelen, om geregelden dagelijkschen stoelgang te verkrijgen, niet helpen, doet de belangrijke vraag zich voor: wat dan te doen? Een uitstekend en zacht werkend middel om spoedig een voldoenden stoelgang te verkrijgen, is een lavement met glycerine. Men gebruikt hiervoor in den regel een z.g. glycerine-spuitje van metaal, hoorn, celluloid, of hard gummi vervaardigd (zie de afbeelding). De hoeveelheid, die men gewoonlijk noodig heeft, is een of twee theelepels (5 gram) glycerine met of zonder eenzelfde hoeveelheid water. Meestal werkt het glycerine-lavement spoedig en aangenaam, soms blijft de werking uit, en veroorzaakt het pijn. In het laatste geval kunnen de, bij verstopping zoo dikwijls voorkomende, kloven aan den endelarm aanwezig zijn, waarvoor men den geneesheer moet raadplegen. Glycerine-lavementen, of zetpillen van glycerine, kunnen meestal geruimen tijd zonder hinder gebruikt worden. Evenwel geneest het de oorzaak Glyeerine-spuit. der verstopping als zoodanig niet, zooals men wel eens hoort beweren. Een zeker en in vele opzichten uitstekend middel om stoelgang te verkrijgen, is een gewoon lavement van lauw of warm water (temperatuur 21° — 34° C.). Als men het een weinig sterker maken wil, kan men er wat zeep in doen. Ook kan men in plaats van water een afkooksel van havermeel nemen, waarbij men somtijds 2-4 eetlelepels olijfolie kan doen of half zooveel ricinusolie. Yan de geneesmiddelen, die tegen verstopping worden ingenomen, mogen sommige gedurende de zwangerschap in 't geheel niet gebruikt worden. Daarentegen zullen eenige: de wonderolie, het groene laxeerpoeder, de cascara sagadra, het bitterwater met omzichtigheid gebruikt, dikwijls goede diensten kunnen bewijzen. Toch moet herinnerd worden, dat op den duur alle laxeermiddelen schadelijk werken, omdat zij de ingewanden aan onnatuurlijke prikkels gewennen. Men zal dus verstandig handelen, door niet zonder overleg met den geneesheer laxeermiddelen in te nemen, en men hoede zich in ieder geval voor de laxeermiddelen, die als veilig en betrouwbaar in de couranten worden geadverteerd, daar de meeste scherpe stoffen, met name aloë, bevatten, die de vrouw tijdens haar zwangerschap in den regel niet gebruiken mag. VII. Diarrhee. — Diarrhee mag in het algemeen beschouwd worden als een natuurlijke poging om prikkelende stoffen uit de darmen te verwijderen. Daarom is zeer dikwijls diarrhee heilzaam, en is niets verkeerder dan onmiddellijk na een aanval van diarrhee een stopmiddel te gebruiken. Integendeel! Menige aanval van diarrhee houdt eerst op, nadat men door een of ander middel voor volkomen lediging van het darmkanaal gezorgd heeft, omdat dan eerst de prikkelende darminhoud weg is en de darmen tot rust kunnen komen. Yan zoodanige aanvallen van diarrhee, die slechts nu en dan, b. v. na gebruik van ondoelmatig of overmatig voedsel optreden, moet wel onderscheiden worden een voortdurende loslijvigheid, die op ontsteking of prikkelbaarheid van de darmen berust en geneeskundig behandeld moet worden. Aan den geneesheer moet dan niet alleen de behandeling der diarrhee maar ook de regeling van het dieet worden overgelaten. Gedurende de aanvallen van diarrhee is vasten, d.w.z. niet eten en niet drinken, het wachtwoord. VIII. Haemorrhoïden of Aambeien komen bij zwangere vrouwen dikwijls voor. Het zijn uitgezette aderen van den endeldarm. Er zijn twee soorten van aambeien: inwendige en uitwendige. Uitwendige aambeien zitten rondom de opening van den endeldarm. Als zij niet ontstoken zijn, 4 zijn zij zacht en doen zij volstrekt geen pijn. Inwendige aambeien komen naar buiten als men stoelgang heeft, en zijn zacht, donkerrood van kleur en bloeden gewoonlijk spoedig. Zij blijven soms buiten, nadat de ontlasting heeft opgehouden en, worden dan blauw rood van kleur gespannen en pijnlijk omdat zij door de sluitspier van den endeldarm gedrukt worden. Aambeien ontstaan door alles, wat drukking uitoefent op de bloedvaten van den endeldarm, zooals door verstopping, drukking der baarmoeder, bloedsophooping in de lever, enz. omdat dan de vrije bloedsafloop uit den endeldarm verhinderd is. Het hebben van aambeien is dus niet altijd een zuiver plaatselijke kwaal. Zij bestaan niet alleen gedurende de zwangerschap maar komen in dien tijd meer voor dan anders, vooral in het begin of tegen het einde. De meest voorkomende oorzaak der aambeien is herhaalde verstopping. Daar verstopping veelvuldiger voorkomt gedurende de zwangerschap dan in een anderen tijd, is dit ook met aambeien het geval: nog een reden te meer om te zorgen dat men geregeld ontlasting heeft. Aambeien veroorzaken branderigheid en jeuk rondom den anus, die toeneemt bij de ontlasting, vooral als deze nogal hard is. Soms komt met deze een weinig bloed en ontstaat een harde knobbel, die pijn en ongemak veroorzaakt, vooral als men staat of loopt en die ook bij het zitten hindert. Als de aambeien lang buiten blijven, wat allicht het geval is, als ze vastgeknepen worden door de spieren van den anus, worden zij ontstoken en ontlast zich daaruit een bloedige etter, die vlekken maakt in het ondergoed van de patiënt. Een ander verschijnsel van aambeien is: meer dan gewone aandrang tot ontlasting of urineloozing, tengevolge van de prikkeling die de aambeien uitoefenen. Als zij gebloed hebben, kan men gedurende korten tijd groote verlichting voelen, maar daarmede is de zaak niet verholpen. Wat de behandeling van aambeien aangaat, is volgens sommigen niets zoo goed en heeft niets zulk een blijvend effect als een paar dagen vasten, gedurende welken tijd men niets anders gebruikt dan een weinig warm water of warme limonade. Meestal is een zoo Spartaansche behandeling onnoodig, maar het duidt voldoende aan welke richting men uit moet. Zeer gemakkelijk verteerbaar voedsel, matig gebruikt, is de beste behandeling. Alle verhittende zaken, zooals alcohol in welken vorm ook, moeten vermeden worden; ook eieren, koffie, thee en chocolade, tenzij in zeer geringe hoeveelheden gebruikt. Voor veel menschen is het beste om een paar dagen lang uitsluitend plantaardig voedsel te eten. Druiven, pisangs, gekookte rijst, gerstepap of dunne havermout, gestoofde appelen, dadels en pruimen mag men zooveel eten als men wil, daarentegen geen vijgen of andere vruchten met pitten zooals aardbeien, frambozen en aalbessen en slechts weinig melk. Thee, chocolade en koffie mogen niet gedronken worden. Warm gekookt water, gerstewater of slappe, warme limonade kan men echter zooveel drinken als men lust. Ook moet men niet verzuimen eene plaatselijke behandeling toe te passen. Als de aambeien uitsteken, moeten zij omhoog gedrukt worden. Zeer goed is ook de in Indië algemeen gevolgde "gewoonte, om na de ontlasting de streek van den anus goed te wasschen met koud water. Tegen de pijn geeft het insmeren met vaseline, of een warm zitbad groote verlichting. Bij heftige bloeding helpt een inspuiting van koud water en de drukking van een dot verbandwatten. Een gulden regel voor iedereen, die aan aambeien lijdt, is deze: zorg dat de ontlasting 's avonds plaats heeft, zoodat men pijn en ongemak vermijden kan door onmiddellijk ter rust te gaan. Laxeermiddelen moet men op zoo n tijd gebruiken, dat zij 's avonds hun uitwerking hebben. Men overlegge met den geneesheer welk laxeermiddel het beste is. IX. Witte vloed. - Iedere zwangere vrouw heeft meer danonderandereomstandighedeneenigen witten vloed, daar de slijmklieren van het onderste gedeelte der baarmoeder meer vocht dan anders afscheiden. Wordt het lijfgoed alleen een weinig vochtig gemaakt, is de afscheiding kleurloos, vlekt zij niet en maakt zij het dragen van een banddoek niet noodzakelijk, dan is het verschijnsel zonder eenige beteekenis. Daarentegen moet het als eene ziekelijke afwijking beschouwd worden, wanneer gele (etter) vlekken in het lijfgoed komen, en wanneer de uitvloeiing de huid in den omtrek in ontsteking brengt en jeuk veroorzaakt. De oorzaak kan liggen in het gestel, omdat sommige vrouwen in het algemeen veel vocht en dus ook veel zweet, veel speeksel en ook veel slijm afscheiden; maar zij kan ook zijn van plaatselijken aard en op stoornissen in den bloedsomloop (aderspatten), of ontsteking berusten, terwijl bij verstopping bijzonder dikwijls een witte vloed opuit. wordt aangetroffen, tlie bij regelmatigen stoelgang ophoudt. Sterke witte vloed, vooral van etterigen aard, kan veroorzaakt worden door ziekten der baarmoeder, die tot miskramen aanleiding kunnen geven. Sterke witte vloed is lastig en pijnlijk, bovendien wordt het lichaam door overmatige afscheiding verzwakt. Reinheid is in de eerste plaats noodzakelijk. Regelmatige wasschingen en uitspoelingen \an de scheede zijn onontbeerlijk. Deze uitspoelingen (gewoonlijk ten onrechte inspuitingen genoemd) kunnen met een spuit met dubbele slang verricht worden, doch worden het best gedaan met een irrigator, die nooit zeer hoog mag worden opgehangen. Het water moet lauwwarm zijn. Men vermengt het met kleine hoeveelheden keukenzout, aluin of borax. Andere middelen wende men niet aan zonder overleg met den geneesheer. X. Jeuk aan de geslachtsdeelen kan op verschillende wijzen ontstaan. Het is een zeer lastig verschijnsel, dat een nauwkeurig onderzoek naar de oorzaak vereischt en een niet minder nauwgezette behandeling, die niet steeds plaatselijk behoeft te zijn'. Men raadplege den geneesheer wanneer reinheid en zorgvuldig afdrogen, poederen en insmeeren der huid met vaseline niet helpt. XI. Dikke beenen. - Zij worden, behalve door knellende kousebanden, gewoonlijk veroorzaakt door drukking op de aderen van het lichaam door de uitgezette en zware baarmoeder, en komen * daarom het meest voor in de laatste maanden van de zwangerschap. "Verstopping maakt ze veel erger. Gewoonlijk bemerkt men de zwelling niet direct bij het opstaan, maar eerst in den loop van den dag, zoodat de patiënt behoefte gevoelt om haar laarzen uit te trekken, om verlichting te krijgen. In lichte gevallen vindt men de zwelling alleen bij de wreef en den enkel, maar somtijds zet het geheele been aanmerkelijk op. De huid is dan wit en glanzend. Als men er met den vinger op drukt, blijft een kuiltje achter. De zwelling is niet pijnlijk, tenzij zij zeer erg is, maar veroorzaakt een gevoel van zwaarte en loomheid in de beenen, dat zeer onaangenaam is en alle lust tot beweging beneemt. Als de zwelling ook na de nachtrust blijft aanhouden, inplaats van 's morgens te zijn verdwenen, als bovendien het gezicht opzet en de patiënt opmerkt, dat de hoeveelheid urine, die zij kwijt raakt veel geringer is dan gewoonlijk, dan is hiervoor waarschijnlijk een andere reden dan gewone drukking op de aderen en moet men zonder verwijl geneeskundige hulp inroepen. Om aan dezen hinder een einde te maken moet men in de eerste plaats zorgen voor ruime ontlasting. Men moet verder geen vet of prikkelend voedsel en nooit alcohol gebruiken en een paar maal per dag gaan liggen met de beenen hooger dan het lichaam. Zooals ik reeds opmerkte mogen dan vooral geen kousebanden en mag allerminst een nauwgeregen corset worden gedragen. Zacht wrijven van den enkel af omhoog tot boven de Buikgordel. knie geeft veel verlichting, daar dit bevorderlijk is voor den bloedsomloop. Ook kan een warm zitbad aan den bloedsomloop bevorderlijk zijn, maar men neme dit niet zonder eerst den dokter geraadpleegd te hebben. Het dragen van een goed passenden buikgordel (zie teekening) die den onderbuik steunt, kan veel goed doen. Dat kousebanden en een drukkend corset moeten worden weggelaten, is reeds gezegd, maar mag nog wel eens herhaald worden. XII. Aderspatten gaan dikwijls samen met opgezette beenen. Ook in gewone omstandigheden ziet men dikwijls blauwe aderen over de beenen heen loopen, die tijdens de zwangerschap opge- zwollen en soms pijnlijk worden. Deze aderstrepen komen het meest voor aan de binnenzijde van de dijen, beenen en enkels en aan de buitenzijde van de schaamdeelen. Ader spatten komen dikwijls slechts aan één been voor. De behandeling is in hoofdzaak dezelfde als die voor gezwollen beenen, het zorgen voor goeden stoelgang, heete zitbaden, hooge plaatsing van de beenen enz. Het is ook hoog noodig, dat men geregelde lichaamsbeweging neemt, want beweging der spieren is noodig om het aderlijke bloed, dat zich in de benedenste lichaamsdeelen bevindt, te doen terugvloeien naar het hart. Een goede zwachtel — bij voorkeur van geweven elastiek, 6 —S centimeter breed en 1V2 nieter lang doet veel goed. Het is goed dat men zich laat aanwijzen hoe een zwachtel om het been moet gelegd worden. Wordt dit verkeerd gedaan dan verergert het de pijn en de zwelling, terwijl een goed aangelegde zwachtel steun en verlichting geeft. Elke slag moet zóó over de vorige gelegd worden, dat hij dezen voor een gedeelte bedekt en geen tusschenruimten overblijven. Men moet zoo mogelijk de zwachtel tot boven de zwelling omleggen. Een elastieke kous is dikwijls nog beter. Men kan zoowel de kousen als den zwachtel in verschillende maten bij iederen instrumentmaker koopen of bestellen. De kousen worden gemaakt van katoen en van zijde; de eerste zijn natuurlijk goedkooper, maar schijnen niet zoo aangenaam in het dragen als de laatste, 's Nachts moet men ze afdoen. Een goed passende buikgordel helpt in zoo'n geval zeer veel en wanneer, zooals gewoonlijk het geval is, de zwelling slechts aan één been is, moet men'snachts zooveel mogelijk den kant liggen die gezwollen is. Dit zal veel verlichting aanbrengen. Voor zwelling van de schaamdeelen is de aanwending van Eau de Goulard aan te raden. Men moet er dan een lap of strook in het vocht gedoopt tegen aan leggen en dit vasthouden door een band. Baden van warm water of warme zitbaden bewijzen hier ook vaak goede diensten. Als de zwelling zeer groot en de pijn hevig is, moet men blijven liggen en geneeskundige hulp inroepen. Het is noodig dat deze zwelling behandeld wordt, daar het mogelijk is, dat zij bij de bevalling hinder geeft. Aderspatten of dikke beenen komen niet al te dikwijls voor bij jonge vrouwen, die haar eerste of tweede kind verwachten, maar meestal bij haar, die reeds vele kinderen hebben. Daar de bezwaren in den loop der zwangerschap grooter worden, is het noodzakelijk, dat een vrouw, die b.v. in het begin van haar tweede of derde zwangerschap aderspatten bemerkt, spoedig zwachtels of elastieke kousen gaat dragen. XIII. Pijn in de zijde, beenen, rug. Kramp. Yele vrouwen hebben in het geheel geen last hiervan, maar anderen lijden er gedurende de zwangerschap hevig aan. „Kramp" zetelt gewoonlijk in de kuitspieren, of bestaat in hevig schietende pijn in den rug „alsof men in tweeën gevouwen wordt." Deze pijn komt het meest voor in de linkerzijde of in den rug. Zij wordt veroorzaakt door drukking van de uitgezette baarmoeder op sommige zenuwen. Als men „kramp" in de kuiten heeft, doet men het best den hiel van den voet op den grond te zetten en dan de zool op te lichten, waardoor de kuitspieren gestrekt worden. Somtijds is het noodig de kuit met warme olie te wrijven. Als de kramp 's nachts komt opzetten kan men haar meestal dadelijk genezen door uit het bed te stappen en op den grond te gaan staan. Als men „kramp" in het lijf heeft, is zij meestal het gevolg van winden en onregelmatige samentrekking van de darmen, wat op haar beurt weer gewoonlijk wordt veroorzaakt door verstopping of slechte spijsvertering. Al deze pijnen zijn het ergst in de laatste maanden van de zwangerschap, omdat de drukking dan het grootste is. Men kan ze verlichten, door te zorgen voor licht verteerbaar, eenvoudig voedsel. Men moet lang- zaam eten, zonder er bij te drinken. Men mag gerust tegen ingewandskramp wat pepermuntolie op suiker, gember, en andere algemeen bekende middelen innemen. Al dergelijke pijnen verminderen door heete zitbaden, heete pappen of een lieete caoutchoucflesch; een zakje heete zemelen op de maag helpt ook heel goed. Als de pijn voortdurend in ééne zijde gevoel wordt, moet men 's nachts op dien kant liggen en overdag een buikgordel dragen. XIV. Hartkloppingen en duizeligheid. — Deze beide verschijnselen zijn zeer onaangenaam, maar komen gelukkig zelden voor, en als zij voorkomen behoeft men er zich meestal niet ongerust over te maken, daar zij zelden ernstig zijn. Men kan veilig zeggen dat hartklopping, die voor het eerst in de zwangerschap voorkomt, bijna nooit een bewijs is van een hart kwaal. Zooals bij de meeste andere lichte ongesteldheden, die vrouwen in dit tijdperk van hun leven hebben, is de oorzaak gewoonlijk te vinden in uitzetting van de maag door slechte spijsvertering, meestal veroorzaakt door het eten van ongeschikt of van te veel voedsel; in ieder geval moet de behandeling zich hoofdzakelijk bepalen tot het vaststellen van "regels voor de voeding en het openhouden van het lijf. Gedurende den aanval helpt het best kamfer- spiritus, een mosterdpleister of een heete pap op de hartstreek. Flauw vallen komt bijna alleen voor, als een zwangere vrouw te nauw gekleed is, in een kamer of een zaal zit, die warm of overvol is, of als zij langen tijd moet stilstaan. Yoor de meeste menschen is het al moeielijk om lang stil te staan, zonder zich te bewegen maar voor eene zwangere vrouw nog veel moeilijker dan voor anderen. Gedurende de zwangerschap moet het hart meer werken dan gewoonlijk — soms wel meer dan het kan. Dan krijgt het hoofd niet genoeg bloed toegevoerd en volgt een flauwte. -Bij krachtige vrouwen en bij vrouwen die vroeger geen last van flauwten hadden komen flauwten zelden voor. Wanneer eene vrouw voelt, dat zij flauw zal vallen, moet zij gaan liggen of als zij hiertoe niet in de gelegenheid is, voorovergebogen gaan zitten en zóó blijven, totdat zij voelt, dat haar gezicht rood en warm is en daarna zoo mogelijk dadelijk in de open lucht gaan. Als iemand flauw gevallen is, moet men zorgen voor frissche lucht, de kleeren van de patiënt los maken en haar in liggende ' houding brengen, terwijl men haar ammoniak, eau de cologne of azijn laat inademen. Zij, die aan flauwten onderhevig zijn, moeten veel frissche lucht en veel beweging hebben; in ruime mate goed verteerbaar en versterkend voedsel — meestal wat meer dan te voren — gebruiken. Zij moeten op vaste tijden eten, geregeld stoelgang hebben en zich onder behandeling stellen van den dokter. Verandering van lucht werkt dikwijls gunstig. XY. Hoofdpijn komt gedurende de zwangerschap niet zeer dikwijls voor, eerder minder dan bij niet zwangere vrouwen. Als zij veroorzaakt wordt door verstopping, moet voor ontlasting gezorgd worden, komt zij regelmatig terug, of gaat zij met dikke beenen gepaard, dan moet de geneesheer worden geraadpleegd. Zoolang de hoofdpijn aanhoudt moet men rustig, liefst ontkleed te bed gaan liggen, niet eten of drinken en kan men probeeren of warme compressen op de slapen helpen. In sommige gevallen wordt de pijn omgekeerd juist heviger door heete compressen of door vasten en moet de patiënt een ijszakje op het hoofd leggen, of juist iets eten of drinken. Dit komt omdat hoofdpijn door zeer verschillende oorzaken kan ontstaan. In het algemeen kan men zeggen, dat hoofdpijn in den morgen uit een leege maag, hoofdpijn in den avond uit een te sterk gevulde maag voortkomt. Menschen die matig zijn, geen alcohol, wijn of bier gebruiken en gezonde nieren hebben, sukkelen zeer weinig aan hoofdpijn. AVI. Slapeloosheid komt tegen het einde der zwangerschap nogal eens voor en is zeer lastig, omdat zij de patiënt prikkelt en zenuwachtig maakt. Er is niets wat iemand, die over het algemeen een gezonden en geregelden slaap heeft, zóó in de war brengt, als het verlies van eenige uren slaap, verscheidene nachten achtereen. Als de nacht nadert, wordt men reeds rusteloos en knorrig en bang om naar bed te gaan in één woord, men windt zich zelf op, totdat men in een gemoedstoestand is geraakt, waarin het onmogelijk is om te slapen. Dit is al zoo in gewone omstandigheden - en des te meer bij zwangere vrouwen, bij wie de meerdere zwaarte van het lichaam, de moeielijkheid om een gemakkelijke houding aan te nemen en de vaak hinderlijke bewegingen van het kind nog bij den opgewonden toestand komen, waarover wij zoo even spraken. Er zijn vele middelen om hierin verbetering te brengen; aan de eene helpt dit, aan de andere helpt dat. Soms eet men te weinig. In dit geval moet men een glas warme melk drinken, als men naar bed gaat. Soms is er een tegenovergestelde reden - te laat of te zwaar soupeeren. Wat men dan te doen heeft, is gemakkelijk te begrijpen. Sommigen slapen goed, als zij vóór bet naai bed gaan een warm bad nemen, maar anderen houdt dit juist wakker; in dit geval moeten zij haar beenen en voeten gedurende een a twee minuten in koud water baden en in bed afwrijven. Sommige menschen kunnen 's avonds een prettig en niet te inspannend boek lezen, tot zij slaperig worden. Lezen in bed verdient echter ten strengste te worden afgekeurd. Arele oude middeltjes om in slaap te komen: tot duizend tellen, gedichten opzeggen, een volzin voortdurend herhalen tot men slaperig wordt door de eentonigheid, vast blijven staren op iets, dat aan het voeteneinde van het bed ligt, zoodat de pupillen naar beneden gericht zijn of naar iets dicht bij het plafond, zoodat ze naar boven gekeerd zijn: al die middelen hebben hun aanhangers; een middel echter dat zeker werkt is: dat de patiënt tracht zich in te praten, dat het haar niet schelen kan of ze wel of niet in slaap valt, en het zal niet lang duren of ze rust in Morpheus armen. Bij langdurige slapeloosheid moet de dokter worden geraadpleegd. In geen geval mag men slaapmiddeltjes innemen zonder advies van den dokter. XVII. Te sterke beicegingen van het kind. — De bewegingen van het kind zijn soms zeei sterk en zóó lastig, vooral in de laatste maanden van de zwangerschap, dat zij de vrouw onwèl maken, zoodat zij van onpasselijkheid niet eten en van zenuwachtigheid niet slapen kan. Meestal hangt deze hinder samen met een ongeregelde spijsvertering en is het verstandig, indien de patiënt zich door haar dokter een leefregel laat voorschrijven, waarbij niet alleen op eten en drinken, maar ook op beweging, rust en slaap gelet wordt en dat zij dien leefregel stipt opvolgt. Is het niet heel erg, dan kan zij, door eenigen t\jd te vasten, door een goed passenden buikgordel te dragen of door warme pappen op den buik te leggen, trachten de bezwaren te verminderen. Warme baden helpen soms ook uitstekend, maar mogen niet te warm zijn en niet te lang duren, zoodat hierbij advies van den geneesheer gewenscht is. XVIII. Aandoeningen van de blaas. — De blaas wordt dikwijls aangedaan, tengevolge van de sroote veranderingen, die er vlak omheen plaats grijpen. Ofschoon vele vrouwen er in hun geheele zwangerschap geen last van hebben, zijn er toch verscheidene, bij wie de urine-loozing gestoord is, zoodat eenige opmerkingen hieromtrent niet onnoodig zijn. Soms is de urine-loozing in de eerste maanden der zwangerschap moeilijker dan anders, zoodat hiertoe inspanning noodig is en men kan meiken, dat er iets in den weg zit. In den regel komt daarna een groote hoeveelheid te gelijk. Kost B de urineloozing zeer groote inspanning en duurt het zeer lang voordat zij kan plaats hebben, dan is het zeer gewenscht, dat de patiënt haar dokter raadpleegt en hem nauwkeurig op de hoogte stelt, omdat meestal op eenvoudige wijze de hindernis kon worden verholpen. Direct noodig is geneeskundige hulp, wanneer wel aandrang en spanning bestaat, maar onder persen öf niets öf slechts een zeer kleine hoeveelheid loskomt. Yan minder ernstige beteekenis, hoewel vrij lastig is het, wanneer de patiënt elk oogenblik aandrang tot urineloozing heeft of wanneer zij ook bij de geringste inspanning urine verliest. Om moeilijkheid bij de urineloozing te voorkomen is - evenals reeds bij de regeling der darmontlasting is gezegd - regelmaat het beste middel. Wanneer men zich aanwent om op vaste tijden de blaas te ledigen wordt zij nooit overvuld en voorkomt men zoowel een lastige spanning als de kans om door te sterke drukking op de baarmoeder, aan deze laatste schade te doen. Bestaat een bijna voortdurende aandrang dan moet men deze trachten te weerstaan en probeeren om niet meer dan 4 — 6 keer per dag in regelmatige tusschenpoozen de blaas te ledigen. Gedurende de zwangerschap wordt in den regel wat meer urine afgescheiden dan anders. Dit kan natuurlijk geen kwafid. Is echter de aandrang tot urineloozing gepaard met een gevoel van prikkeling, dan is waarschijnlijk de urine wat te scherp. In zulke gevallen is zij vrij sterk gekleurd en vormt zich een rood wolkje als de urine is afgekoeld. Dan moet men door eenvoudig voedsel zorgen dat de urine minder dik en prikkelend wordt; men moet geen thee, koffie, wijn of bier gebruiken, maar veel gerstewater of melk of 't allerliefst gewoon zuiver water drinken. Men mag geen specerijen, kaas, zoutevisch of zeer zure vruchten gebruiken. Op het einde der zwangerschap kan het voorkomen, dat een patiënt bemerkt dat zij wat urine kwijt raakt bij de minste inspanning b.v. door te staan, te hoesten of te niezen. Dit komt door drukking van de zware baarmoeder op de blaas en kan dikwijls verholpen worden door het dragen van een goed passend buikcorset. Ten slotte wijzen wij er op, dat alle aandoeningen van de blaas met ernst behandeld moeten worden. Men mag ze nooit verwaarloozen — en niet verzuimen onmiddellijk geneeskundige hulp in te roepen wanneer men bezwaren of pijn heeft; het kan zijn dat het den volgenden dag weer over is, maar het kan ook zijn van niet, en het is veel beter, dat men iemand verwijt dat zij angstig en lastig is, dan dat men te laat naar een geneesheer stuurt. Men kan gemakkelijk te laat zijn — maar men is er niet licht te vroeg bij. XIX. Te sterke opzetting van den buik. — Afgezien van bijzondere afwijkingen en bij opzetting van den buik door winden ten gevolge von een ondoelmatige voeding en slechte spijsvertering is een vrouw, die haar eerste kind verwacht, zelden te gezet, d.w.z. dikker dan bij haar toestand past. Daarentegen is de buik bij sommige dikke vrouwen, die veel kinderen hadden of in haar kraambed verwaarloosd zijn, slap en zwaar, zoodat hij te veel voorover hangt. Een gewoon corset is dan direct schadelijk, een goed passende buikband kan groote diensten bewijzen, zoowel wanneer de vrouw dezen laat maken (op maat) ol wanneer zij zelf eenen vervaardigt op aanwijzing van haar geneesheer. De buikband moet dan gedragen worden van de 4e maand der zwangerschap af. HOOFDSTUK VI. MISKRAAM EN ONTIJDIGE BEVALLING. Onder miskraam wordt verstaan het ter wereld komen van de vrucht vóór het einde der zesde maand; na dien tijd spreekt men van een ontijdige, vroegtijdige of tijdige bevalling. Miskramen komen zeer vaak voor. Men heeft uitgerekend dat van de 100 getrouwde vrouwen slechts 20 nooit een miskraam hadden. Meestal vindt de miskraam plaats tusschen de tweede en vierde maand. Korter of langer tijd na het huwelijk blijven soms de maandstonden een paar weken weg, om dan zeer overvloedig en pijnlijk los te komen, terwijl er stukjes bloed bij zijn. Dit kan gebeuren, zonder dat de patiënt er op let, denkende dat het een gewone onregelmatigheid in de stonden is. Toch is dan meestal het uitblijven der maandstonden een gevolg geweest van een pas begonnen zwangerschap en had de patiënt dus eigenlijk een miskraam, die in sommige gevallen gevolgd kan worden door ziekelijke verschijnselen. Als bij eene vrouw, die zoowel wat den tijd der regels als de hoeveelheid aan- MISKRAAM EN ONTIJDIGE BEVALLING. gaat, altijd zeer regelmatig was, na haar huwelijk de stonden ongeregeld komen, pijnlijk zijn en \ ergezeld gaan van stukjes gestold bloed, kan men veilig aannemen, dat zij een miskraam heeft gehad. Het is van veel belang, dat men dit weet en daarnaar handelt. Tijdige voorzorgsmaatregelen kunnen er veel toe bijdragen om later ernstige ziekten te voorkomen. Er zijn talrijke en verscheidene aanleidingen voor een miskraam, maar het is somtijds moeilijk, zoo niet onmogelijk, de ware oorzaak te vinden, al ligt zij schijnbaar voor de hand. Wat bij de eene vrouw een miskraam veroorzaakt, doet dit bij eene andere niet. Zoo is een geval bekend van een ruwen boer, die uit ergernis dat hij nog een kind zou krijgen, zijn vrouw achter zich op het paard zette, in wilden galop voortreed en haar toen zonder te waarschuwen of zijn snelheid te verminderen op den grond wierp. Hij herhaalde dit verscheidene malen en het eenige gevolg was, dat de arme vrouw tot het einde van haar zwangerschap aan deze behandeling blootgesteld bleef, en ten slotte toch voorspoedig beviel van het niet verlangde kind. En toch schijnt het, alsof in andere gevallen de geringste aanleiding, b.v. alleen het te sterk oplichten van de armen naar het hoofd, een kleine schok met een rijtuig enz. een miskraam kan veroorzaken. Hier kan de eene alles doen, wat verkeerd is, zonder dat het hindert, terwijl voor de andere het geringste verzuim noodlottige gevolgen heeft. De eigenlijke oorzaken van miskraam liggen echter dieper en zijn van verschillenden aard Alles wat zóó nadeelig werkt op het kind, dat het afsterft, brengt een miskraam teweeg. Een sterke bloeding, b.v. uit den neus, kan maken dat de vrouw zooveel bloed verlies , dat het kind niet voldoende voedende stoffen kriiet voor den opbouw van het lichaam, en sterl In tijden van hongersnood kunnen vele vrouwen door lichaamszwakte hare zwangerechap met ten einde brengen, maar bevallen zij te vroeg van doode kinderen. Bloedarmoede kan, wanneer zij buitengewoon erg is, dezelfde uitwerking hebben. Deze oorzaken komen echter betrekkelijk zelden \ oor. Hooge en vooral aanhoudende koortsen kunnen een ontijdige bevalling veroorzaken, meestal doordat het kind door de hooge temperatuur ziek wordt en sterft. Is de koorts veroorzaakt door een besmettelijke ziekte, pokken b.v., dan kan de ziek e van de moeder op het kind overgaan. In streken waar veel moeraskoorts heerscht, kan de koorts behalve door de hooge temperatuur van het hchaam in de tweede plaats door lichaamszwakte of bloedarmoede een miskraam of ontijdige bevalling veroorzaken. Verschillende ziekelijke toestemden de/ baarmoeder, vooral die welke met sterken bloedstoevoer naar de geslachtsdeelen gepaard gaan en bloedingen veroorzaken, zijn wel de meest voorkomende oorzaken van miskraam. Wanneer een vrouw vroeger leed aan een ziekelijke aandoening van de baarmoeder, die gepaard ging met onregelmatige bloedingen of met sterken witten vloed, moet zij zich bij den geringsten twijfel aan zwangerschap onverwijld onder behandeling van een geneesheer stellen, opdat deze haar onderzoeke en een doelmatige behandeling toepasse of haar, betreffende dieet en levenswijze, doelmatigen raad geve. Wanneer de vrouw dit verzuimt, kan zij maar al te spoedig door een miskraam voor dit verzuim gestraft worden. Ten gevolge van een sterken bloedstoevoer naar de baarmoeder, door overmatige geslachtelijke gemeenschap, wordt niet zelden bij jonggehuwden in het allereerste begin der zwangerschap een miskraam veroorzaakt. Dan blijven de regels een enkele maal weg om schijnbaar kort daarna in sterker mate terug te keeren. Dit is in werkelijkheid in negen van de tien gevallen een miskraam, d. w. z. het wegblijven der regels werd veroorzaakt door een pasbegonnen zwangerschap, maar deze werd verstoord door overmatig geslachtsgenot. Vandaar dat matigheid in het geslachtelijk verkeer een dringende eisch is voor iedere jonge vrouw, die meent zwanger te zijn, vooral wanneer zij vroeger de maandstonden onregelmatig, in zeer ruime mate of te dikwijls had. Vele sterk werkende geneesmiddelen, vooral purgeermiddelen, veroorzaken heftigen bloedsaandrang naar den onderbuik en kunnen daardoor bloeding en miskraam veroorzaken. Daarom mogen zwangeren geen purgeermiddelen op haar eigen houtje gebruiken. Nauw inrijgen kan door het storen van den regelmatigen bloedsomloop gemakkelijk een miskraam veroorzaken, afgezien van de andere bezwaren die er door veroorzaakt worden, waarop reeds gewezen is. Verder kan een schok of een schrik, kan een langdurige spoorreis, het rijden over een liobbeligen weg, een heftige en inspannende beweging, kan ook wielrijden tot een miskraam aanleiding geven, hetzij doordat er bloedingen door kunnen ontstaan, hetzij doordat samentrekkingen van de baarmoeder ei door worden opgewekt. Onder anderen omdat het zoogen samentrekkingen der baarmoeder teweegbrengt (hetgeen in in het kraambed zóó heilzaam is) moet een zoogende vrouw haar kind spenen, wanneer zij meent opnieuw zwanger te zijn. Eindelijk moet er aan herinnerd worden, dat ééne miskraam dikwijls de oorzaak is van meer daarop volgende. Het is bekend dat v ele vrouw en kort achtereen telkens weer een miskraam krijgen. Dit kan komen omdat de oorzaak der eerste miskraam, een ziekelijke aandoening der baarmoeder en daardoor een ziekelijke toestand van het geheele lichaam, is blijven voortbestaan, zooals met sommige geslachtsziekten en ziekten der nieren het geval is; niet zelden echter moet de verklaring hiervan gezocht worden in het feit, dat na de eerste miskraam, de baarmoeder niet geheel tot den regelmatigen toestand is teruggekeerd: „alles nog niet in orde" is gekomen, voordat de nieuwe zwangerschap is begonnen. Dikwijls zijn kleine gedeelten van het eitje achtergebleven, en heeft de vrouw daardoor nog last van onregelmatige bloedingen als zij weer opnieuw zwanger wordt. Daarom moet elke miskraam niet slordig, maar namvgezet worden behandeld, zoo noodig ook na-behandeld, en behoort eene vrouw daarna niet te spoedig opnieuw zwanger te worden. Wordt zij zwanger, dan geldt voor haar, wat ik over vrouwen met ziekten der baarmoeder schreef. Ik moet nog eens herhalen, dat, ofschoon zwangeren zich niet moeten vertroetelen of aan alle luimen toegeven, zij toch alle billijke zorg moeten dragen voor hun gezondheid, en zij b.v., tenzij de plicht hen dwingt, nergens moeten komen, waar besmettelijke ziekten zijn en zich niet zondernoodzaak aan gevaar of angst bloot moeten stellen. Vele menschen beweren, dat een zwangere vrouw niet bij een bevalling tegenwoordig mag zijn, omdat zij daardoor een miskraam zou kunnen krijgen. Maar ofschoon dit zeker een goede raad is voor is voor personen, die niet bij de bevalling van anderen noodig zijn en alleen „uit nieuwsgierigheid wel eens zouden wiBen weten, hoe dat alles in zijn werk gaat," is het toch een bekend feit, dat vroedvrouwen hun beroep geregeld waarnemen als ze zwanger zijn, zonder dat zij daarvan nadeelige gevolgen ondervinden. En dit komt omdat alle vrouwen, die geregeld werken en daarbij gezond zijn, ongehinderd hunne dagelijksche werkzaamheden kunnen verrichten, tot korten tijd vóór de bevalling. Verscheidene gevallen zijn bekend en bewezen, dat vrouwen, die in haar zwangerschap om de eene of andere reden het werk van anderen, b.v. van haar man, en soms zelfs een zeer vermoeiend werk, op zich genomen hadden, niet alleen daarvan geen hin der hadden, maar zelfs veeleer een gunstigen invloed van de meerdere beweging ondervonden, zoodat ze een voorspoediger bevalling hadden dan anders. Een uitzondering hierop maken die werkzaamheden, die op zich zelf ongezond zijn, zooals de arbeid in verschillende fabrieken. Het is noodzakelijk, dat in sommige bedrijven zwangere vrouwen hun werk opgeven, omdat zij anders öf ontijdig bevallen öf zwakke kinderen baren. Eveneens behoort de arbeidende vrouw na haar bevalling zoowel in het belang van haar zelf als in dat van haar kind van haar fabrieksarbeid verschoond te worden. Een miskraam is niet alleen een teleurstelling, maar ook, vooral wanneer zij verwaarloosd of niet goed behandeld wordt, een gevaar. Dikwijls blijft na een miskraam langen tijd de gezondheid der vrouw gestoord door hevige bloedingen, pijnen enz. omdat de baarmoeder zich niet geheel herstelt. Dan kan het zelfs zijn, dat na één miskraam de kans om ooit een kind te krijgen zeer verminderd wordt. Daarom moet de vrouw door een eenvoudige, gezonde leefwijze, door het vermijden van schadelijke dingen, door matigheid in alles voorkomen, dat zij een miskraam krijgt en zoo zij eenig teeken waarneemt, dat er op wijst, zonder verwijl geneeskundige hulp inroepen. Over het veroorzaken van een miskraam. — Een enkel woord over het innemen van middeltjes en het door andere middelen veroorzaken van een miskraam, is hier wel op zijn plaats. Dit is in één woord een moord en nog wel een, waarbij de moeder haar eigen kind vermoordt. Het is een moord, in welken tijd van de zwanschap de miskraam ook veroorzaakt wordt, want ofschoon de wet het kind eerst na de zesde maand levensvatbaarheid toekent, kan er geen twijfel bestaan, of het is van den beginne af een levend wezen. Dat het afdrijven van de vrucht slechts geschieden kan met zeer groot gevaar voor de gezondheid en het leven van de moeder mag hierbij nog even worden aangestipt. Verschijnselen van een miskraam. — Het is mogelijk, dat een miskraam slechts dreigt plaats te hebben en dan kan zij door een juiste behandeling voorkomen worden. 1. Pijn in den rug is dikwijls het eerste, wat de vrouw bemerkt. Gewoonlijk gaat hiermede gepaard een geringe afvloeiing van slijm of bloed uit de scheede en krampachtige pijnen in den onderbuik. 2. Als de pijn gevolgd wordt door het uitstroomen van veel helder rood en stukjes gestold bloed, terwijl de baarmoeder zich samentrekt om haar inhoud uit te stooten, (dat merkbaar is aan geregelde samentrekkende pijnen beneden in den onderbuik), dan moet men aannemen, dat de miskraam bijna onvermijdelijk is, ofschoon men in sommige gevallen de miskraam zelfs dan nog heeft kunnen voorkómen. Alles wat naar buiten komt, moet men bewaren, om het den geneesheer te laten zien, opdat deze wete waaraan hij zich te houden heeft, In afwachting van de komst van den dokter moet de vrouw te bed gaan liggen. Het vruchtje ligt in de baarmoeder opgevouwen in een zakje met vocht gevuld en is tot aan de derde maand omgeven door vlokken. In de derde maand kan het vruchtje een lengte van 7 4 8 centimeters bereiken. Het geheele ei, dat is het kind, de vloeistof, het vlies en de nageboorte kunnen als één massa uitgedreven worden en dit gebeurt gewoonlijk als de miskraam vóór het einde der derde maand plaats heeft. Zij kunnen echter ook afzonderlijk los komen. Het is van zeer veel belang hierop te letten. Als niet het geheele eitje in eens wordt uitgedreven, maar b.v. alleen het vruchtje afzonderlijk met bloedstolsels naar buiten is gekomen, is de kans zeer groot, dat gedeelten van de eivliezen achterblijven. Hierin ligt juist het voornaamste gevaar van een miskraam. Als van het eitje niet alles naar buiten komt, kan het achterblijvende tot bloedingen aanleiding geven, in ontbinding overgaan en koorts veroorzaken. Als dus voortdurend of in korte tusschenpozen, na een miskraam nog bloed komt, moet men den geneesheer laten halen, omdat misschien nog wat achter gebleven is. Wat men te doen heeft bij een dreigende miskraam. — Zoodra eenig bloed naar buiten is gekomen, al is het nog zoo weinig, moet de patiënt naar bed gaan en te bed blijven tot alle pijn in den iug, kramp of bloedstorting heeft opgehouden. Zij moest slechts weinig, licht veiteerbaar voedsel gebruiken, zooals melk en slappe bouillon. Zij moet geen koffie of thee drinken. Dikwijls is het beste om in het geheel niets, zelfs geen vloeistoffen te gebruiken. Men moet darmverstopping voorkomen, liefst door middel van een glycerine-lavementje. Bij de behandeling van een dreigende miskraam is het grootste geduld noodig. Het kan zijn dat een vrouw weken en zelfs maanden moet blijven liggen, maar zoowel terwille van zich zelf als van haar kind, moet zij zoo verstandig zijn zich daaraan te onderwerpen. Zoolang zij vloeit, moet zij blijven liggen, en als zij weer begint te vloeien zoodra zij zich beweegt, moet zij dadelijk weer naar bed gaan. Behandeling bij een onvermijdelijke miskraam. — In afwachting van de komst van den geneesheer, dien men bij bloeding heeft gewaarschuwd, blijve de patiënt te bed. De pijn kan door warme pappen verlicht worden. Gewoonlijk houdt de bloeding op, wanneer het het geheele ei uit de baarmoeder is uitgestooten. Blijft de vrouw vloeien, dan is meestal nog niet alles weg. Vandaar dat de geneesheer moet zien, wat er reeds gekomen is en men dit voor hem moet bewaren. Nadat de miskraam is afgeloopen moet de patiënt in den regel een week of tien dagen, maar soms ook nog langer blijven liggen. AVanneer een vrouw een miskraam heeft gehad, zal zij zich, om een nieuwe miskraam te voorkomen, dikwijls met geduld en volharding aan eene nauwgezette geneeskundige behandeling moeten onderwerpen. Is dit onnoodig, of is zij niet in behandeling geweest, dan stelle zij zich toch bij het begin eener nieuwe zwangerschap zoo spoedig mogelijk onder behandeling van haai geneesheer, opdat deze haar met raad en daad kan bijstaan, en in de gelegenheid worde gesteld, zoo mogelijk een herhaling van het ongeval te voorkomen. Ontijdige bevalling of bevalling gedurende de zesde, zevende of achste maand. — De regels, die men hierbij moet in acht nemen, zijn tamelijk wel dezelfde, als die voor eene gewone bevalling. Als het kind levend ter wereld komt, moet het uiterst zorgvuldig behandeld worden, maai ook bij de meest zorgvuldige behandeling zal het kind zeer waarschijnlijk niet kunnen blijven leven, als het nog te weinig ontwikkeld is. De dood van te vroeg geboren kinderen is, behalve van de moeilijkheid om hen te voeden, meestal het gevolg van te sterke afkoeling door de te dunne huid. Daarom mag het te vroeg geboren kind in de eerste dagen volstrekt niet op de gewone wijze gekleed en gewasschen, maar moet het in watten gewikkeld en warm gehouden worden, hetzij bij de moeder of liever nog in een mandje of een bak met heete kruiken er om heen, of in een broedstoof. Als het niet kan zuigen, moet men het met een lepeltje voeden en wel in zeer kleine hoeveelheden tegelijk, b. v. tweë theelepeltjes om de drie of vier uren, van het voedsel, hetzij moedermelk, hetzij het kunstmatige voedsel, dat de geneesheer voorschrijft. Grootere hoeveelheden doen geen nut omdat zeer kleine kinderen nog maar zeer weinig voedsel noodig hebben en zijn direct nadeelig omdat in de kleine maag nog maar zeer weftiig kan worden opgenomen en verteerd. Gewoonlijk slapen dergelijke kleine kinderen bijna aanhoudend. 6 HOOFDSTUK V. HET BEPALEN VAN DEN DATUM VAN DE BEVALLING. Men kan niet op een uur of een dag na bepalen, wanneer de barensweeën zullen beginnen, d. w. z. wanneer de geboorte van het kind zal plaats hebben. Hoogstens kan men het tijdstip de? bevalling bij benadering berekenen. Dit kan men op verschillende manieren doen, maar altijd begint men te rekenen van den laatsten keer, dat de patiënt de regels gehad heeft. De eenvoudigste manier, niet zeer nauwkeurig, maar allicht zoo goed als iedere andere, is deze: Noteer den datum van den laatsten keer, dat de maandstonden begonnen, tel daar zeven dagen bij op, trek daar drie maanden van af en gij hebt den waarschijnlijken datum voor de bevalling. Bij voorbeeld: iemand heeft het laatst de periode gehad op 7 November, voeg hierbij zeven dagen dan krijgt gij 14 November, reken drie maanden terug, October, September, Augustus, en de waarschijnlijke datum der bevalling is 14 Augustus. HET BEPALEN VAN DEN DATUM ENZ. Ander voorbeeld: datum van d e laatste maandstonden 29 Maart, tel 7 op, is 5 April, reken drie maanden achteruit — men kan de bevalling verwachten op 5 Januari. Een andere manier, die door sommigen voor nauwkeuriger gehouden wordt is, om den laatsten dag van de maandstonden te nemen, negen maanden verder te rekenen en er vijf dagen bij op te tellen als Februari een der maanden is (daar dit de korste maand van het jaar is) en drie dagen als Februari er niet bij is. De datum, dien men dan vindt, is het midden van de week of liever van de veertien dagen, waarin de bevalling zal plaats . hebben. Bij voorbeeld: een vrouw houdt op onwel te zijn op 12 Nov. (Dit is dezelfde datum als in het eerste voorbeeld, er is gerekend dat de regels vijf dagen dureni. Reken negen maanden verder, waarbij Februari is en gij krijgt 12 Augustus; tel hier vijf dagen bij op, is 17 Augustus. En deze datum is het midden van de week of van de veertien dagen waarin de bevalling waarschijnlijk zal plaats hebben. Verder: als 3 April de laatste dag is waarop de stonden hebben opgehouden, dan is negen maanden verder 3 Januari, tel daar 3 dagen bij op, omdat Februari niet een der negen maanden is en gij vindt, dat 6 Januari het midden is van de te vinden woek of veertien dagen. Bij deze berekeningen, gaat men uit van de onderstelling, dat de zwangerschap 280 dagen duurt, gerekend van den dag dat de laatste menstruatie begon. Natuurlijk was de vrouw op dien dag nog niet zwanger, maar niemand kan zeggen, wanneer na dien tijd de zwangerschap is begonnen. Zelfs indien de vrouw met zekerheid den datum van hare ontvangenis kent, kan men nog niet weten, wanneer de bevruchting, d. w.z. het begin der ontwikkeling van het kind binnen het lichaam heeft plaats gevonden. Wanneer men aanneemt, dat van dezen laatsten datum af de zwangerschap een vasten duur heeft, dan blijft dus toch steeds een tijd van 14 dagen of drie weken onbepaald. Maar zelfs of de duur eener zwangerschap steeds even lang is, is niet zoo heel zeker. Het is mogelijk dat bij de eene vrouw de zwangerschap langer duurt dan bij de andere, en ook dat bij dezelfde vrouw verschillende zwangerschappen ongelijk van duur zijn. Tegen het einde der zwangerschap kunnen allerlei zaken: zware arbeid b.v., maar ook kleine stoornissen in de spijsvertering, te veel beweging enz. het begin der bevalling misschien verhaasten, terwijl volstrekte rust dit oogenblik wellicht kan doen vertragen. Met het oog op deze onzekerheid in den duur der zwangerschap (die niet alleen bij den mensch, maar ook bij de grootere huisdieren niet altijd gelijk van duur is) doet men ongetwijfeld het beste, om zich te houden aan de berekeningen, die hier vóór zijn gemaakt, mits men begrijpt, dat die volstrekt geen zekerheid, maar slechts een vrij groote waarschijnlijkheid geven. Daar het zeer lastig is, als eene zwangere vrouw in het geheel niet weet, wanneer zij bevallen moet, is het zeer gewenscht, dat iedere getrouwde vrouw aanteekening houdt van den dag, waarop zij de maandstonden krijgt en den dag waarop deze weder ophouden. Wanneer zij daarbij aanteekent of de periode, zoowel wat den duur, als wat het bloedverlies betreft, precies was als gewoonlijk of misschien meer of minder dan anders, dan is deze aanteekening voor later soms van groot belang. Het kan toch voorkomen, dat eent vrouw meent dat zij zwanger is, maar toch bloedingen heeft. Wanneer deze èn wat den tijd én wat den duur èn wat de hoeveelheid betreft overeenstemmen met de gewone maandstonden, is zij waarschijnlijk niet zwanger. Stemmen zij daarentegen niet met deze overeen, noch wat tijd, noch wat duur, noch wat hoeveelheid betreft, dan is zwangerschap niet onwaarschijnlijk, en moet de patiënt, zoo de bloeding niet zéér gering is, doen alsof zij een dreigende miskraam heeft, d.w.z. te bed gaan liggen en den dokter roepen. Bemerkt een patiënt, dat zij zwanger is, maar weet zij niet sinds hoe langen tijd, dan zal zij verstandig doen met niet al te veel waarde te hechten aan het oogenblik, waarop zij voor het eerst kindsbewegingen waarneemt, maar moet zij liever omstreeks dezen tijd haar verloskundige roepen, opdat deze uitmake, hoever de zwangerschap ongeveer gevorderd is. Dit is te eerder noodig, omdat het wel eens voorkomt, dat eene vrouw meent zwanger te zijn, maar het niet is en dat zij meent kindsbewegingen te voelen, die er niet zijn. Dan worden vele teleurstellingen, soms groote onkosten vermeden, indien op tijd is uitgemaakt, dat van zwangerschap geen sprake is. Aan den anderen kant kan er tusschen den datum der laatste menstruatie en dien waarop men voor het eerst kindsbewegingen voelt, zóó weinig overeenstemming zijn, dat het ook voor den verloskundige wenschelijk is, om zich door een derde kenteeken, de grootte der baarmoeder, te overtuigen, aan welke der beide datums de grootste beteekenis moet worden gehecht. Volledigheidshalve dient hierbij vermeld te worken, dat het voor den verloskundige veel gemakkelijker is het tijdstip der zwangerschap te bepalen bij eene vrouw, die haar eerste kind verwacht, dan bij vrouwen, die niet voor de eerste maal zwanger zijn. Groote vergissingen b.v. van 3 maanden, zullen echter bij een tijdig onderzoek wel niet voorkomen. Behalve door onzekerheid ten aanzien van het tijdstip van begin der zwangerschap kan de bevalling op een anderen datum, dan dien, waarop gerekend was, ook plaats hebben door een z.g. overWW bevalling. Dan duurt de zwangerschap inderdaad langer dan gewoonlijk. Deze gevallen zijn echter vrij zeldzaam. Men kan alleen van een te lang duren der zwangerschap spreken, wanneer het begin reeds vroeg met zekerheid is vastgesteld, verdere verschijnselen daarmede in overeenstemming waren (kindsbewegingen, uitzetting der baarmoeder enz.) en toch de datum der bevalling meer dan 2-4 weken later valt dan den berekenden datum. HOOFDSTUK VIII. VOORBEREIDENDE MAATREGELEN VOOR DE BEVALLING. Voorbereidende mautregelen. — Men dient vóór de bevalling in huis, en gereed te hebben wat bij de bevalling noodig is. Voor de vrouw zijn noodig: 1°. Een groot en een klein stuk hospitaaldoek, het groote van ongeveer 1 □ meter, het kleine van de halve grootte. 2°. Een groot houtwolkussen met sublimaatgaas of gewoon verbandgaas bekleed, als onderlaag. 3°. Een aantal met verbandgaas bekleede kussentjes van houtwol en eenige pakjes verbandwatten. 4°. Een ondersteek, bij voorkeur van porcelein of aardewerk, in ieder geval een zoodanige, dat het instrument gemakkelijk en geheel kan worden schoongemaakt. Bij gebruik kan men de koude van het voorwerp doen verdwijnen, door het met heet water om te spoelen. 5°. Een irrigator (hevelbak) met kraan en canule van hard gummi of van glas. Deze kan tevens VOORBEREIDENDE MAATREGELEN ENZ. uitnemend dienst doen als lavementspuit of clysopomp, als men er een andere canule aanzet. Ondersteek. 6». Sluitlakens, die zacht en rekbaar zijn. Deze moeten breed genoeg zijn om van de borst tot ver over de heup te reiken, en lang genoeg om vóór de bevalling geheel om de vrouw heengeslagen te worden. 70. Veiligheidsspelden. (De stroefheid van som- VOORBEREIDENDE MAATREGELEN ENZ. mige dezer kan verminderd worden door ze met was of zeep in te smeren). 8°. Vaseline of olie. Verder is nog het een of ander ontsmettingsmiddel noodig om, met water aangemengd, als waschmiddel te worden gebruikt. Men late deze door den verloskundige voorschrijven en koope liever niet op eigen houtje oplossingen van antiseptische stoffen, die misschien niet gebruikt zouden worden. Voor het kind zijn noodig: 1". Ongesteven veterband om de navelstreng af te binden. Ontbreekt dit, dan kan ook zeer dik Irrigator (hevelbak). en sterk garen of wol, drie- of vierdubbel genomen, gebruikt worden. 2°. Als de verloskundige niet liever zijn eigen instrumenten gebruikt, een navelstrengschaar met stompe punten. 3°. Een flanellen of wollen lap om het kind in te wikkelen, nadat het is afgebonden. 4°. Het noodige om het kind te reinigen: I. een kinderbadkuipje om het kind te baden en in het bad te wasschen; Kinderbadkuip. II. zuivere, niet geparfumeerde zeep, liefst overvette z.g. kinderzeep. III. zuivere, versche olijfolie; IV. twee zachte, uitgeklopte en uitgekookte ' sponzen, één voor het gezicht en één voor het overige lichaam. De oogen worden in den regel door den verloskundige onmiddellijk na de geboorte uitgewasschen; voor reiniging van den mond, den neus en de ooren kunnen kleine zachte lapjes gebruikt worden, die men na het gebruik wegwerpt. 5». Verbandwatten of gaas voor het inwikkelen van de navelstreng. 6°. Kleinere en grootere veiligheidsspelden. 7». Een badthermometer. In een ander hoofdstuk zal over de kleeren van het kind gesproken worden. Behalve deze zijn natuurlijk nog noodig: een zwachtel (navelband) voor den navel, handdoeken en luiers (die voor het gebruik ééns gewasschen moeten zijn). De kindervvieg mag niet schommelen; de matras moet zijn: luchtig en toch vast, het hoofdkussen niet te groot en niet te zacht. De dekens moeten zijn licht en warm, het gordijn benevens het bekleedsel van de wieg van een stof, die liefst ongeverfd of anders met een gegarandeerd onschadelijke verf gekleurd is. HOOFDSTUK IX. DE BEVALLING. De keuze van een kamer, waarin de bevalling zal plaats hebben, is van groot belang, altijd als men kiezen kan. Deze moet zijn : licht en luchtig, voorzien van een stookplaats en zoo veel mogelijk zonder onnoodige meubelen. Het bed zij liefst een vaste matras. Een veeren bed, dat door het liggen van de patiënt te veel wordt uitgehold, maakt dikwijls het verleenen der doelmatige hulp moeilijk. Het is zeer wenschelijk dat de matras hooger zij dan de rand van het bed. Bedgordijnen zijn bij de bevalling dikwijls hinderlijk, doch in het kraambed niet onnoodig. De kamer moet vóór de bevalling goed schoongemaakt worden, evenals alles wat gewasschen kan worden, zoodat men alles eenige dagen zóó kan laten staan als het staat en de jonge moeder niet gestoord behoeft te worden. Het is wel wenschelijk om voor de baker of verpleegster een andere kamer beschikbaar te hebben, die een ingang heeft in de kraamkamer, maar als dat niet kan, moet men voor haar een bed laten opmaken in de kraamkamer. DE BEVALLING. Inrichting van het bed. - Een één persoon's ledikant is te verkiezen; dit moet öf zóó geplaatst worden, dat men er omheen kan loopen, öf met niet meer dan één kant tegen een wand staan. Boven het bed, onder het laken legt men het groote stuk hospitaaldoek; boven het laken het kleine stuk doek, dat goed tegen den kant van het bed aangelegd moet worden, om te voorkomen, dat de matras verontreinigd wordt. Daarboven moet een steeklaken liggen, dat is, een dik laken in tweeën gevouwen en zoo onder het lichaam van de patiënt gelegd, dat men het gemakkelijk kan wegtrekken. Dit moet aan beide zijden ingestopt worden. Daarboven legt men het antiseptische houtwolkussen. De patiënt drage een gewone reine nachtjapon, hetzij van katoen of van wol, met of zonder onderlijfje, zooals ze dat gewoon is. De nachtjapon moet rondom het midden vastgestoken zijn en daaronder trekke zij een onderrok aan, dien men kan wegnemen, als hij verontreinigd is. Omdat de patiënt dikwijls op de eene of de andere zijde in bed moet liggen, dicht bij den rand met hoog opgetrokken knieën en met haar voeten tegen het voeteneinde, plaatst men gaarne aan het voeteneinde van het bed een peluw of een hard kussen. De vrouw moet gedekt zijn met een laken en eene lichte, wollen deken. Weeën. - Voordat de eigenlijke weeën beginnen, dus voordat de patiënt erge pijn voelt — waarschijnlijk al dagen en weken te voren — hebben er samentrekkingen van de baarmoeder plaats gehad, die geen of weinig pijn doen, en wordt alles als het ware voorbereid voor de groote krachtsinspanning, waardoor het kind uitgedreven wordt. Legt de patiënt in dezen tijd de hand op den buik dan kan zij voelen, dat de baarmoeder van tijd tot tijd hard en daarna weder zacht wordt; ook neemt zij in dezen tijd niet zelden het „zakken van het kind waar. De echte barensweeën komen meestal op onder in den rug en strekken zich langzamerhand uit over de dijen en rondom den buik; men voelt ze met geregelde tusschenpoozen: in het begin slechts van tijd tot tijd, later volgen ze elkaar sneller op, naarmate de bevalling vordert. Behalve de echte weeën komen ook vaak valsche pijnen voor. Deze kunnen overal beginnen maar worden gewoonlijk in den buik gevoeld; zij zijn onregelmatig en gelijken op die, welke veroorzaakt worden door winden, diarrhee of kramp, terwijl het hard en zacht worden van de baarmoeder niet gelijktijdig met de pijnen plaats heeft. Op deze wijze kan men ze soms wel gemakkelijk van echte pijnen onderscheiden maar toch kan zelts eene vrouw met ondervinding er nog door bedrogen worden. In geval van twijfel moet men den verloskundige laten halen. Zoodra de patiënt bemerkt, dat zij pijn heeft _ en vooral wanneer deze met regelmatige tusschenpoozen komt en heviger en sneller wordt — moet de verpleegster ontboden worden. Bij een eerste bevalling is dit vooreerst gewoonlijk voldoende en kan de verpleegster wel oordeelen of het tijd is om den verloskundige te laten halen. In geval van twijfel zende men om den verloskundige, liever te vroeg dan te laat. Is het niet de eerste bevalling, dan laat men het best verpleegster en verloskundige gelijkertijd ontbieden. Als de patiënt in de laatste uren voordat zij pijn gevoelde, geen ontlasting heeft gehad, moet de verpleegster haar spoedig na haar komst een lavement geven van lauw water. Het is van het hoogste belang, dat de endeldarm goed ledig is, daar overvulde ingewanden de bevalling bemoeilijken en dus oorzaak kunnen zijn van onnoodige pijn. Heeft de patiënt nog slechts weinig pijn en zijn er geen andere verschijnselen, die op een spoedige bevalling wijzen (verlies van vocht of van bloed) dan kan zij binnen haar vertrek nog wel wat huiselijke bezigheden verrichten, moet zij ook van tijd tot tijd een weinig licht voedsel gebruiken en behoeft zij nog niet naar bed te gaan. Wanneer evenwel de pijn erger wordt, moet zij naar bed gaan en daar de komst van den verloskundige afwachten. Sommige vrouwen gevoelen zich onpasselijk bij het begin der weeën, daarover behoeft men zich nooit ongerust te maken. Zelfs is het, volgens een zeer verspreide volksmeening een gunstig voorteeken. Kwaad kan het zeker niet. Zoodra de weeën sneller op elkander volgen en heviger worden, moet men om den verloskundige sturen; gewoonlijk wordt dit ook eerst dan gedaan, maar sommige verloskundigen zijn liever van 't begin af bij de bevalling en worden daarom gaarne geroepen zoodra de weeën beginnen. In ieder geval moet men, als de patiënt zich 's nachts pijnlijk gevoeld heeft, den verloskundige 's morgens waarschuwen vóór het ontbijt en dus voordat hij visites gaat maken. Een bezoek van den verloskundige is zeer geruststellend, daar niemand anders met voldoende zekerheid kan zeggen of alles goed gaat. Een vraag, waarvan het antwoord gewoonlijk met spanning wordt tegemoet gezien, is: hoe lang zal de bevalling duren? Maar dit kan dikwijls niet met zekerheid bepaald worden, daar de duur der bevalling van zooveel verschillende omstandigheden afhangt en vele dezer omstandigheden bij de eene vrouw zoo geheel anders zijn dan bij de 7 andere. Over't algemeen mag men echter aannemen, dat het eerste tijdperk eener eerste bevalling van 12 tot 20 uren duurt, gedurende welken tijd men echter dikwijls slechts weinig pijn of last heeft. Tegen het einde van dit eerste tijdperk bemerkt de patiënt dat de pijn heviger en drukkender wordt, zij voelt aandrang naar beneden en dan kan zij het niet langer buiten 't bed houden. In dezen tijd, maar soms ook vroeger, breekt gewoonlijk het water, d. w. z. dan barst, soms met een knap, de vliezige zak, waarin het kind zich bevindt, en dan vloeit eene grootere of kleinere hoeveelheid vruchtwater naar buiten; soms is de hoeveelheid gering, soms is het eene ware overstrooming. Tegen het einde van het eerste tijdperk zal de patiënt, wanneer de pijn op komt zetten, onwillekeurig haar adem inhouden en persen door haar voeten tegen het voeteneinde van het bed aan te drukken. Men kan haar dit gemakkelijk maken, door aan de patiënt een gevouwen handdoek in handen te geven, die aan het voeteinde van het bed is vastgemaakt. Als de weeën lang geduurd hebben en de vrouw zeer vermoeid is, moet men trachten haar in de tusschenpoozen te doen slapen. Het tweede tijdperk - dat van de eigenlijke geboorte van het kind - na het breken van het water duurt bij een eerste bevalling gewoonlijk van één tot vier uren; bij volgende bevallingen duurt het soms maar een paar minuten en kan het kind als het ware met één stoot ter wereld komen. Eenigen tijd na de geboorte van het kind, wordt de navelstreng met het veterband, dat gereed ligt, afgebonden en doorgeknipt. Als de verloskundige er niet is, moet de verpleegster dit doen, maar niet voordat het kind goed schreeuwt en de streng niet meer klopt. Het band moet stevig aangetrokken en vastgeknoopt worden om bloeding te voorkomen. Het kind wordt dan in een wollen doek gewikkeld. Als het luid schreeuwt, kan men het gerust eenigen tijd laten liggen. Een poos na de geboorte van het kind volgt de nageboorte met de vliezen en dan is de bevalling afgeloopen. De jonge moeder moet dan op haar rug en droog gelegd worden en flink worden toegedekt. Gewoonlijk wordt zij door een rilling bevangen. Dit heeft niets te beteekenen, daar het slechts een reactie is na de hevige inspanning. Dit rillen houdt spoedig op en wordt gevolgd door een heerlijk gevoel van kalmte, verlichting en pijnloosheid, zoodat de kraamvrouw zich hoogst aangenaam gevoelt; zij voelt daarbij eene natuur- lijke en aangename vermoeidheid, en kan zich weldra geheel overgeven aan haar behoefte naai rust. Het is onnoodig hier uit te weiden over de vreugde, de zaligheid, die de eerste kreet van het pasgeboren kind opwekt bij de moeder, die » 1 wijls zooveel om zijnentwille geleden heeft. Hierna wordt de kraamvrouw zorgvuldig gerei nigd. Zij moet met groote zorg worden gewasschen. de geslachtsdeelen moeten worden afgewischt en afgespoeld met de door den verloskundige voorgeschreven ontsmettingsmiddelen, en daarna moet zij nauwkeurig worden afgedroogd. 1 egen < e geslachtsdeelen wordt dan meestal een houtwolkussentje of worden droge verbandwatten gelegd. Vervolgens wordt het sluitteken behoorlijk stevig vastgestoken, worden de kussens opgeschud en wordt de vrouw opnieuw toegedekt. Thans maj, zij rusten. Als het kind niet reeds te voren verzorgd is, moet dit thans geschieden. Naweeën. - Bij iedere bevalling, behalve bij eene eerste, is er groote kans dat de kraamvrouw naweeën heeft gedurende de eerstvolgende 12 a 24 uur. Deze worden meestal veroorzaakt doordat de baarmoeder zich tracht te ontlasten van stukjes bloed, die er zich in verzameld hebben. De kraamvrouw moet binnen twaalf uur na de bevalling urine geloosd hebben. Hoogst waarschijnlijk zal zij hiertoe geen behoefte hebben, maar zij moet het probeeren. Men moet de ondersteek onder haar schuiven en dan moet zij trachten om liggende de urine kwijt te raken. Het helpt dikwijls als de verpleegster een paar minuten weg gaat en haar patiënt alleen laat. Als dit niet helpt, moet men een dot watten in goed warm water doopen en boven het schaambeen of tegen de geslachtsdeelen leggen. Helpt ook dit niet en blijven na één of twee uur rust hernieuwde pogingen falen, dan zal de verloskundige de noodige maatregelen moeten nemen om bij de patiënt de blaas te ledigen, of dit door de verpleegster te laten doen. Nooit mag deze dit doen zonder opdracht van den verloskundige. Ontlasting. - Zeer vele vrouwen hebben hulpmiddelen noodig om in het kraambed ontlasting te krijgen. Deze kunnen zeer eenvoudig zijn. Soms is het voldoende dat men 's avonds en den volgenden morgen een glas water drinkt, (warm of koud naar verkiezing), en daarbij wat vruchten: appels, peren, druiven, aardbeien, sinaasappelen of een stukje gember gebruikt. Als de verloskundige geen bezwaar daartegen heeft kan de verpleegster een lavement geven van lauw water, hetwelk dan zonder gevaar eenige dagen kan worden herhaald. Den derden dag na een gewone bevalling behoort in ieder geval ontlasting plaats te hebben. Was de bevalling niet normaal, volgde b.v. een overmatig bloedverlies of waren de geslachtsdeelen ingescheurd, of zijn misschien instrumenten gebruikt, dan kan het noodig zijn de ingewanden vijf of zes dagen te laten rusten en dan moeten soms ook minder eenvoudige middelen aangewend worden om de ontlasting te doen plaats hebben. In deze gevallen zal de geneesheer wel de noodige maatregelen treffen en zorgen voor het een of ander laxeermiddel. Kraamzuivering. — Gedurende eenige dagen na de bevalling komt voortdurend meer of minder bloed of slijm uit de baarmoeder. De gewone uitdrukking hiervoor is: kraamzuivering. De eerste twee of drie dagen is deze afscheiding bloederig en zijn er dikwijls vezels en stukjes bij. Het vocht heeft een zwakken, hoogst eigenaardigen, onaangenaam zoeten reuk. De hoeveelheid, die afgescheiden wordt, is zeer verschillend. Na ongeveer drie of vier dagen wordt de kraamzuivering bleekrood van kleuren tegen den zevenden dag wordt zij meestal geelgroenachtig wit. De reuk blijft zeer eigenaardig maar als deze zeer sterk of kwalijkriekend wordt, moet men dit den geneesheer zeggen. Het is eerder kwaad dan goed, als de vloeiing plotseling schaars wordt of geheel ophoudt, maar in dat geval zijn er ook meestal wel andere verschijnselen van ziekte. Bij sommige vrouwen blijft een bloedige afscheiding langen tijd na de bevalling voortduren, in het bijzonder als zij zich te veel vermoeien, nadat zij uit het kraambed zijn opgestaan. Daar dit niet zoo behoort te zijn, moet men den geneesheer raadplegen en diens raad, dikwijls in het nemen van rust bestaande, nauwkeurig opvolgen. HOOFDSTUK X. ALGEMEENE KEGELEN VOOR DE MOEDER GEDURENDE HAAR KRAAMBED. Na haar bevalling moet de kraamvrouw in de eerste paar dagen slechts zeer licht voedsel gebruiken, zooals melk, dunne melkchocolade, slappe thee en koffie, geroosterd of gewoon gesmeerd oud-bakken brood, kleine beschuitjes, rijst, grutten, melkpuddingen, bouillon, licht vleesch en zachte eieren. Eerst als zij goeden stoelgang gehad heeft, kan zij langzamerhand weer de gewone kost eten; haar maaltijden moet ze gebruiken op de gewone uren, alleen kan ze 's nachts een extra glas melk drinken als het kind wakker wordt en drinken moet. Daar rust zeer gewenscht is, is het verstandig om gedurende de eerste paar dagen en soms ook nog langer, geen bezoek toe te laten. Vooral als de kraamvrouw zeer zwak is, moet niemand in de kraamkamer komen, buiten den man, den dokter, de verpleegster, en de naaste familieleden. Dit is vooral noodig na eene eerste bevalling, omdat vrienden en bloedverwanten dan meestal ALGEMEENE REGELEN ENZ. bijzonder veel belangstelling betoonen en bovenmatig verlangend zijn om de kraamvrouw en het kleintje te zien. Dikwijls hebben bezoeken van opgewonden vriendinnen de moeder meer kwaad dan goed gedaan. Gesprekken en verhalen van ondervindingen, wederzijds opgedaan, zijn in dien tijd al zeer slecht op hun plaats. Daarom is het niet verstandig om af te wijken van den regel, dat men in de eerste week geen vreemde bezoeken toelaat. In alle gewone omstandigheden moet de kraamvrouw minstens een week het bed honden, zonder op te staan, voor welk doel ook. Er zijn natuurlijk vele gevallen — duizenden zelfs — waarin vrouwen vroeger opstaan, zelfs reeds na den tweeden dag — ja er zijn zelfs vrouwen, die in het geheel niet naar bed zijn gegaan — maar dat zijn uitzonderingen, waarmee men geen rekening houden rnag. Na de bevalling zijn alle deelen, die daarbij betrokken waren, slap en zwak en de uitgezette baarmoeder heeft tijd noodig, om weer tot hare natuurlijke groote terug te keeren; verzakking van de baarmoeder en neerdrukkende pijnen zijn dikwijls te wijten aan te vroeg opstaan en door een voldoenden rusttijd te voorkómen. Sommige vrouwen moeten langer rust houden dan andere, dit moet de geneesheer voor ieder persoonlijk bepalen. De meeste kraamvrouwen vin- den dien tijd vrij aangenaam en hebben geen haast om er een einde aan te maken. Haar pijnen en ongemakken zijn over, haar angst is voorbij; met een gerust geweten kunnen zij genieten van de attenties, die haar van alle zijden betoond worden, en van het genoegen en de vreugde, die haar de pasgeborene verschaft. HOOFDSTUK XI. ZOOOEN. BEHANDELING DER BORSTEN. SPENEN. Elke moeder moet. als zij kan. zelf haar kind voeden. Dit is de natuurlijke toestand en gelukkig is het meestal mogelijk. Het zoogen is een weldaad voor de moeder en een weldaad voor het kind, zoowel de moeder, die geeft, als het kind dat ontvangt, varen er wèl bij. Zoogen is voor de moeder goed, omdat het in het kraambed het herstel, d.w.z. den terugkeer tot den normalen toestand bevordert; bij zoogende vrouwen keert de baarmoeder spoediger en betei tot haar regelmatigen toestand terug, dan bij niet zoogende vrouwen. In de meeste gevallen ontstaat bovendien door het zoogen bij de vrouw een gezonde eetlust en een goede spijsvertering, zoodat zij niet door het zoogen verzwakt, maar er dikwijls krachtiger en gezonder door wordt. Dat een jonge vrouw door het zoogen spoedig „te dik" zou worden en ook weer spoedig zou verwelken, wordt dagelijks weerlegd door de vele vrouwen, die zelve haar kinderen gevoed hebben, en toch jong en frisch blijven en een figuur hebben zoo fraai als jonge meisjes maar kunnen wenschen. ZOOGEN ENZ. Zoogen is voor het kind het allerbeste. Verscheidene kinderen verdragen in het geheel geen ander voedsel dan de moedermelk. Van de kinderen, die met moedermelk gevoed worden, sterven veel minder dan van die welke ander voedsel ontvangen. De kinderen, die de borst krijgen, groeien beter en met minder stoornissen op, dan zij die met „de flesch" of door een min gevoed worden. Een moeder, die zonder noodzakelijkheid, weigert haar kind te voeden, berooft dit van het beste, dat voor het kind te krijgen is, en loopt meer gevaar dan andere moeders om het kind. dat haar geschonken is, weer te verliezen. Voor een goed deel moet dan aan haar zelf de schuld gegeven worden, wanneer het kind zich niet voordeelig ontwikkelt, voedingsstoornissen krijgt, met Engelsche ziekte behept wordt en als een zwakke stumper met kromme beenen na anderhalf jaar nog niet loopen kan. Wanneer een vrouw, die voldoende en goed zog heeft, niet wil zoogen, brengt zij bovendien zich zelf nadeel toe. Het herstel in het kraambed wordt vertraagd, de zogafscheiding, die toch doorgaat, verzwakt haar nu, in plaats dat zij er sterker en gezonder door wordt, omdat zij zich niet behoorlijk durft voeden: de kraamafscheiding houdt langer aan dan anders. Maar al sprongen de voordeelen van het zelf- zoogen zoogen niet zoo in het oog, al ware het dat het zoogen voor de moeder een opoffering moest zijn, inplaats van een genot - voor velen de hoogste zaligheid van het moeder-ziin - dan was het toch nog plicht: moederplicht, om zich die opoffering voor het kind te getroosten. De moeder behoort haar kind te voeden, zoolang het niet geschikt is om ander voedsel goed te verdragen. Glazen tepelhoedje, slang en speen. Glazen tepelhoedje alleen met speen. Sommige vromnén kunnen evenwel niet zoogen. Bij eenige zijn de tepels ongeschikt, plat of geheel ingedrukt. Dikwijls gelukt het dan toch om het kind te laten zuigen, door den tepel „op te halen met een tepelhoedje, waaraan een slang verbonden is, zoodat de moeder zelf den tepel ophalen kan. Komt dan de tepel goed naar buiten, dan kan het kind worden aangelegd, hetzij direct aan den tepel, hetzij door middel van een glazen tepelhoedje met een speen er aan. Waar de rand van het tepelhoedje op de borst ligt, moet deze met wat vaseline worden ingesmeerd. In de meeste gevallen komt, met geduld, de geheele zaak na verloop van enkele weken in orde. De tepel komt beter uit, wordt grooter, kan gemakkelijker gevat worden en op een goeden keer legt men het kind aan en nu zuigt het ook zonder tepelhoedje. Dan behoeft dit niet meer gebruikt te worden. In andere gevallen, evenwel, blijft het kind, totdat het gespeend wordt, door middel van het tepelhoedje zuigen. Andere vrouwen hebben, jammer genoeg, slecht (mtioikkelde borsten. In sommige streken kan bijna geen enkele vrouw haar kind zoogen, omdat ondoelmatige kleeding reeds in haar jeugd de borsten beletheeft tot ontwikkeling te komen. Voor een deel ligt de schuld aan domme bakers of onverstandige moeders, die kort na de geboorte de gezwollen borstjes van pasgeboren meisjes hebben gedrukt en gekneed. Voor een deel is de oorzaak onbekend. Het kan zijn, dat van verscheidene zusters de eene goede, de andere daarentegen slecht ontwikkelde borsten heeft. Dan zwellen na de geboorte de borsten niet of zeer weinig op, maar blijven ze klein en slap. Soms zijn de borsten schijnbaar goed ontwikkeld, door afzetting van veel vet, dan heeft de vrouw z.g. „vleeschborsten" en toch geen zog. Het spreekt vanzelf, dat bij het ontbreken van voldoende hoeveelheid zog, het kind anders gevoed moet worden. Dit zal ook het geval zijn, wanneer het zog wel in voldoende, soms zelfs overmatige hoeveelheid wordt afgescheiden, maar niet genoeg vaste bestanddelen, d.w.z. niet genoeg voedsel bevat. Wel is waar hebben sommige vrouwen zog, dut bijna zoo doorschijnend is als water, terwijl toch het kind er door verzadigd wordt en flink groeit, maai meestal zal zulk waterachtig vocht niet genoeg voedende bestanddeelen bevatten en het kind na het zoogen onrustig blijven, spoedig huilen, gretig naar alles happen en weinig ontlasting kwijt raken. Dan moet de moeder wel ophouden met zoogen, omdat hieruit blijkt dat haar melk voor het kind ongeschikt is. Gelukkig komen dergelijke gevallen niet zeer dikwijls voor en kan dikwijls door passend diëet het zog beter van hoedanigheid worden. Sommige vrouwen wioyati haar kind niet zelf voeden. Enkele moeders zijn werkelijk te zwak. Toch zal dit zelden een reden zijn om onmiddellijk het zoogen te verbieden. Men kan altijd zien of de zogafscheiding in voldoende mate aanwezig is en behoeft eerst met het zoogen op te houden, wanneer de zoogende moeder in plaats van sterker, zwakker wordt. Maar er zijn, helaas, vrouwen wier gezondheidstoestand werkelijk geschaad zou worden door het zoogen, of die door zelf te voeden een schadelijken invloed zullen uitoefenen op het kind. Wanneer dan de geneesheer, vol- gens zijn overtuiging den raad moet geven om de voeding van het kind liever aan eene min over te laten, of het kind met de flescli groot te brengen, doet de moeder verstandig, als zij dezen raad opvolgt, ook al is het voor haar een teleurstelling. Soms zal ook aan enkele zeer zenuwachtige en prikkelbare vrouwen het zoogen verboden moeten worden, omdat de zogafscheiding zeer ongelijk van hoeveelheid en ongelijk van hoedanigheid is. In enkele gevallen, waar de vrouw bij de bevalling zeer veel geleden heeft, door een zware bloedvloeiing b.v. zeer verzwakt is, kan het beter zijn dat zij niet zoogt, hoewel sommigen toch zeer veel zog hebben, en spoedig van haar zwakte herstellen. In dat geval hindert het zoogen niet, maar moet de moeder, vooral in den eersten tijd krachtig, hoewel niet overmatig, gevoed worden en veel rust genieten. Indien de moeder aanleg tot tering of een zwakke borst heeft, mag zij niet zelf zoogen, maar moet het kind door een gezonde min of met de tlesch worden groot gebracht. Het is wel zeer bedroevend voor eene moeder, als zij zich het genoegen moet ontzeggen zelf baar kind te zoogen, maar het is onder deze omstandigheden, niet alleen voor het kind, maar ook voor haarzelve noodzakelijk. Alleen daardoor is er kans, dat zij haar gezondheid weer terugkrijgt, 11a hetgeen deze misschien door de bevalling geleden heeft. Bij het volk bestaat de meening dat zwangerschap genezend werkt bij teringlijderessen, zoodat zij evengoed als anderen haar kind zouden mogen zoogen. Het is mogelijk, dat dit enkele malen zoo is, maar er zijn helaas te veel voorbeelden van het tegendeel, dan dat men nog twijfelen kan aan de onjuistheid van deze stelling in het algemeen. In geval de vader teringachtig is en de moeder gezond, moet evenwel de moeder zelf het kind voeden ; hetzelfde geldt ook als de moeder geheel gezond is, maar de vader lijdende is aan vallende ziekte, krankzinnigheid of eene ernstige hartkwaal heeft. Dan zal het kind des te minder lijden van de zwakte of de kwalen van den vader, indien de gezonde moeder het zelf geheel voedt en verzorgt. Zooals wij reeds vroeger gezegd hebben, beginnen de borsten reeds in de derde maand van de zwangerschap op te zetten en meestal wordt dan reeds eenig vocht afgescheiden. Gedurende de eerste 6 è 7 maanden van de zwangerschap behoeft de vrouw niets aan de borsten te doen, behalve dat zij zorgt dat de borsten niet gedrukt en vooral de tepels niet door een corset ingedrukt worden. Des avonds voor het naar bed gaan en des morgens na het opstaan 8 % moeten echter de hals en de borst met koud water gewasschen worden om de huid te versterken en te verfrisschen. Een ouderwetsch en onschadelijk middel om de huid te harden, is om de tepels eenigen tijd voor de bevalling te wasschen met koud water of' koude thee met brandewijn. Wanneer de vrouw na de bevalling eenige uren heeft gerust, moet het kind aan de borst gelegd worden, onverschillig of er zog is of niet. Dit is zoowel goed voor de moeder als voor het kind. Voor de moeder is het goed omdat er verband bestaat tusschen de borsten en de baarmoeder, en de noodzakelijke samentrekkingen van laatstgenoemde bevorderd worden door het zuigen van het kind aan de borst, en in de tweede plaats omdat de tepel gemakkelijker uitgehaald wordt vóórdat de borsten vast en hard geworden zijn, en op deze wijze de lastige volheid, spanning en hitte in de borsten worden verminderd. Voor het kind is het goed, omdat — ofschoon er er in het begin niet veel zog wordt afgescheiden — juist het eerste zog datgene bevat, wat een pasgeboren kind het meest noodig heeft. Het eerste zog is van bijzonderen aard, zeer dik en witter of geler dan het latere zog; het heet biest (colostrum), werkt laxeerend en helpt daardoor mede om het kind van den inhoud van zijn darmkanaal: het z. g. kindspek te bevrijden. Men bedenke hierbij ook, dat de natuur in alles voorziet en dat men moet oppassen den natuurlijken gang van zaken niet tegen te werken. Men geve daarom niet — zooals vaak wordt aan. geraden — het kind na de geboorte suikerwater, melk, koude koffie of wonderolie; dit is onnoodig en schadelijk. Vóór het zoogen moet de tepel en zijn omgeving met boorwater worden afgewasschen en afgedroogd. Na het zoogen behoort dit eveneens te geschieden. Daarna kan men nog wat glycerine met borax op den tepel doen en een klein dotje watten of een stukje gaas op den tepel leggen. Indien de tepel hard en gaaf is kan men door zindelijkheid zonder meer kloven en zweren in de tepels voorkomen. Als de huid dun en teer is moet men echter de hiervoor genoemde maatregelen nauwgezet opvolgen. In den regel behoort het kind elke borst om de beurt te nemen. Dit is om verschillende redenen aan te bevelen; iedere borst heeft dan langer tijd om weer vol te worden en de tepels hebben niet zooveel te lijden ; als van één der tepels de huid afgeschaafd is door het zuigen van het kind, heeft deze den tijd om weer te genezen, voordat het kind weder wordt aangelegd. Beide borsten behooren echter even dikwijls gebruikt te worden. Als de eene borst veel meer gebruikt wordt dan de andere, wordt zij grooter - en merkbaar grooter dan de andere - wat natuurlijk voor de moeder niet aangenaam is. Als het kind slechts aan een borst zuigt kan het een scheef gezicht kriigen, dit is niet slechts een praatje, maar een feit. Het gebeurt meermalen dat het kind niet genoeg heeft aan zog uit ééne borst; dan moet, het natuurlijk beide hebben of moet men het ge t , telijk kunstmatig voeden. Er kan nog een re en zijn, waarom een kind aan beide borsten zuigen moet. De melk, die komt als het kind pas beg: n te zuigen, is veel lichter dan die, welke komt als het een poos gezogen heeft. Hiervan kan m bij een zwak kindje partij trekken, door het aan de tweede borst te leggen alvorens de eerste ** - De gezamenlijke hoeveelheid zog, die, wanneer de vrouw met zoogen goed op streek is, in 24 uur U1 ' beide borsten worden afgescheiden, wisse van 600-1500 gram of ongeveer 30-50 gram per uur. Een kind gebruikt dus wanneer het om (]e 2 a 3 uur de borst krijgt, telkens ongeveer 60-200 gram. Men moet het kind in den regel niet langer laten zuigen dan 20 minuten tot ten hoogste een half uur. Alleen bij zeer zwakke kinderen moet deze tijd wel eens verlengd worden. Hoe ouder en sterker het kind is, des te krachtiger trekt het, des te spoediger is het gereed. Kinderen, die ouder dan 3 maanden zijn, kunnen zich dikwijls reeds in 10—15 minuten verzadigen. Neemt het kind, al zuigende, te veel op, meer dan het in zijn kleine maag bergen kan, dan wordt het te veel spoedig teruggegeven; men behoeft zich daarom niet ongerust te maken, als het kind een paar keer melk overgeeft, korten tijd na dat het gezogen heeft. Men moet dit echter niet verwarren met eene voortdurende gewoonte om bijna alle voedsel later uit te braken, wat iets geheel anders en veel ernstiger is en waarvoor geneeskundige hulp ingeroepen moet worden. De moeder moet bij het zoogen zooveel mogelijk eene gemakkelijke houding aannemen. Korten tijd na de bevalling doet zij dit natuurlijk nog liggende en wel liefst op zijde liggende, wat zeer gemakkelijk is; later moet zij hiervoor een gemakkelijken stoel gebruiken, die schuin afloopt en lang genoeg is om haar geheelen rug steun te geven; dan kan zij haar voeten op een bankje zetten en zoo kan zij het kind in halfliggende, halfzittende houding dragen, waarbij beiden zich wèl zullen bevinden. Het is noodzakelijk dat het kind op regelmatige tijden gezoogd wordt, met tusschenruimten van minstens 2, liefst 21/* a 3 uur, en dat het, zoo mogelijk, 's nachts doorslaapt. Geen vrouw kan op den duur het zoogen volhouden, wanneer zij bijna voortdurend het kind aan de borst heeft en 's nachts niet slaapt. Geen kind kan behoorlijk groeien wanneer de maag niet van tijd tot tijd rust heeft, maar voortdurend voedsel moet opnemen en verwerken. Hoeveel maanden mag een kind gezoogd worden? Dit is een belangrijke vraag. Gedurende de eerste zes maanden moet het, wanneer dit mogelijk is, niet anders dan de moedermelk krijgen dat wil zeggen, als moeder en kind gezond zijn. Na zes maanden kan men het een weinig koemelk geven, hetzij enkel of met het een of ander meel gekookt. Na acht maanden mag men het kind ook bouillon, fijngemaakte groenten en geweekt brood of beschuit geven. Maar het mag niet langer de borst hebben dan tot na de tiende maand of somtijds totdat het een jaar oud is. De toestand van de tanden is hierbij een goede gids. Als het kind krachtig en forsch is en tanden in de boven- en onderkaak heeft, moet men het wel eens vroeger spenen, dan men anders zou doen, want het opkomen deitanden duidt aan, dat het geschikt is om vaster voedsel te krijgen, en de pijn aan den tepel, die door het bijten veroorzaakt wordt, maakt het zoogen op den duur ondoenlijk. Als echter een kind achterlijk schijnt, en nog geen tanden gekregen heeft, ofschoon het overigens gezond is, moet men zoo mogelijk langer voortgaan met de borst te geven. Maar dit is geen vaste regel, want de achterlijkheid van het kind kan juist het gevolg zijn van onvoldoende voedzaamheid der moedermelk en dan moet het kind van de borst genomen en kunstmatig gevoed worden. Men behoort hierover den geneesheer te raadplegen. In geen geval mag een kind dat ziek is, zonder ernstig overleg gespeend worden en ander voedsel krijgen. Spenen. — Het spenen moet geleidelijk gaan en het kunstmatig voedsel moet langzaam de moedermelk vervangen. Hiertoe zijn eenige weken noodig. Men geeft eerst het kind beurtelings de borst en ander voedsel: dan tweemaal ander voedsel en den derden keer de borst, en zoo voort tot het alleen (zoo noodig) 's nachts de borst krijgt en ten slotte in het geheel niet meer. Op deze wijze wordt veel pijn en ongemak bespaard, zoowel aan de moeder als aan haar kind; aan haar zelf, omdat het geleidelijk verminderen van het zog haar niet in de noodzakelijkheid brengt om dit op kunstmatige wijze te doen ophouden, wat dikwijls zeer lastig en pijnlijk is; en aan het kind, omdat dit soms ziek wordt, als het plotseling verstoken blijft van de moedermelk. Het begint dan te huilen en wil noch van de flesch noch van den tepel iets weten en er is soms heel wat geduld en volharding noodig, om het zoover te krijgen, dat het aan een van beiden wil gelooven. Dit is hoogst onaangenaam voor de moeder, zij vindt zich zelf wreed om zóó haar kind te plagen en beiden lijden er onder. Soms is het evenwel om de eene of andere reden, (b.v. zwangerschap) bepaald noodzakelijk, dat het spenen vrij snel gebeurt. Dan moet men aan het kind het voedsel geven, dat met zijn leeftijd overeenkomt en het een of ander middel te baat nemen om de zogafscheiding kunstmatig te doen ophouden. Het meest gebruikelijke middel is om de borsten (met vrijlaten van den tepel) gelijkmatig te drukken en op te binden. Wordt het kind gespeend, omdat de moeder weder zwanger is, dan mogen evenwel de borsten niet worden opgebonden. De zogafscheiding houdt dan vanzelf spoedig op. Gedurende het spenen mag het voedsel voor de moeder niet te veel vocht bevatten, koffie melk en bier mogen dan niet gebruikt worden en voor geregelden stoelgang moet nog beter dan anders gezorgd worden. Redenen om met zoogen op te houden. — Dat het zog plotseling ophoudt te vloeien komt soms voor ten gevolge van een hevigen schok of een zeer ernstige gemoedsaandoening, soms ook bij ernstige ziekten. Dat het langzaam en geleidelijk in hoeveelheid vermindert of in hoedanigheid achteruit gaat komt meer voor en kan aan zeer verschillende omstandigheden te wijten zijn. die men niet altijd met zekerheid kan aangeven. Is er te weinig zog of is het zog niet voedzaam genoeg, dan schijnt het kind ontevreden, het groeit niet en wordt niet zwaarder, óf, nadat het eenige maanden zeer goed gezogen heeft, kan het zonder blijkbare reden de borst weigeren of laat het de borst spoedig los. Als de moeder het kind niet anders dan ongeregeld zoogen kan, omdat zij geen tijd heeft zich op vaste uren aan haar kind te wijden, dan doet zij beter het te spenen want ongeregeld zoogen is eigenlijk knoeien. Soms is ook het zoogen voor de moeder eene te groote inspanning. Wel is waar is dikwijls, zooals we reeds gezegd hebben, de tijd van zoogen de gezondste in het leven der vrouw, maar niet zelden is ook het tegenovergestelde het geval. Arme vrouwen, die niet genoeg doorvoed zijn, die hard en veel moeten werken om in hun onderhoud te voorzien, die misschien reeds in het kraambed te vroeg moesten opstaan, krijgen zelf soms te weinig voedsel om daarvan hare kinderen voldoende te voeden. Zoo ook kunnen vrouwen, die aan het tegenovergestelde einde der maatschappelijke ladder staan, die te teer opgevoed, te weelderig grootgebracht zijn, de aanhoudende inspanning niet verdragen. Zij worden bleek, mager en afgevallen, zij klagen over pijn in den rug, vooral tusschen de schouders, die zij beschrijven als een drukkende pijn, die na het zoogen erger wordt. Dikwijls lijden zij ook aan pijn in de lendenen en het kruis. Met deze verschijnselen gaan dikwijls gepaard witte vloed, verstoorde spijsvertering en teekenen van zenuwachtigheid, als: slapeloosheid, neerslachtigheid, neiging om bij het minste of geringste te weenen en zelfs komt het in uiterste gevallen voor, dat de geest geschokt wordt. Ook deze slappe menschjes zijn dikwijls niet bekwaam om zelf haar kinderen groot te brengen. In het algemeen blijven de maandstonden weg zoolang eene vrouw zoogt, maar somtijds komen zij evengoed op de geregelde tijden weer. Sommigen zijn van oordeel, dat de vrouw dan onmiddellijk met zoogen moet ophouden — een meening die meestal niet juist is. In ieder geval behoeft men met het spenen geen haast te maken Als de moeder na het terugkeeren der maandstonden gezond is, het kind (link groeit en de hoeveelheid en de hoedanigheid van het zog dezelfde zijn als vroeger, dan kan de moeder gerust blijven doorgaan met zoogen. Maar als de moeder of het kind er onder lijden of als het zog verandert en liet kind het niet meer hebben wil, dan moet men met zoogen ophouden. Men kan hiervoor geen regel vaststellen, die onder alle omstandigheden opgaat, ieiler geval moet afzonderlijk behandeld worden. Zwanger worden gedurende het zoogen. — Een algemeen volksgeloof wil, dat eene vrouw die zoogt, niet zwanger kan worden. Het is gemakkelijk te begrijpen hoe dit geloof ontstaan is, want vele vrouwen worden gedurende dien tijd niet zwanger. Wij zien voortdurend arme vrouwen, vermoeid en uitgeput, met een groot kind van veertien maanden — en zelfs ouder — aan de borst, die, niettegenstaande zij er zelf onder lijden, bijna niet te bewegen zijn om met zoogen op te houden, uit angst dat ze weer zwanger zullen worden. Toch worden zij dikwijls in hare verwachting teleurgesteld. De meeste vrouwen, die veel kinderen hebben, zijn nu en dan onder het zoogen opnieuw zwanger geworden. Het zoogen vermindert wel de kans op een nieuwe zwangerschap : verscheidene vrouwen worden, zoogende, niet zoo spoedig zwanger als anders, maar een nieuwe zwangerschap beletten, doet het zoogen niet. Als een vrouw onder liet zoogen zwanger wordt, houdt de zog afscheiding gewoonlijk spoedig op en dan moet. de moeder wel van zelf haar kind spenen; maar ook als er nog zog komt, is de hoedanigheid van de melk dikwijls slecht, zoodat het kind er niet door groeit, terwijl de zwangere moeder meestal door het zoogen zwakker wordt. Daarbij komt, dat het zoogen gedurende de zwangerschap ook aanleiding kan geven tot een miskraam en schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind, dat nog geboren moet worden. Daarom is het bepaald noodzakelijk dat het kind gespeend wordt, opdat de drie menschenlevens alle een zoo goed mogelijke kans hebben. Het kind, dat komen moet is echter in den ongunstigsten toestand, daar het in het begin zijner ontwikkeling dikwijls niet het noodige krijgt. Dit gevaar wordt natuurlijk grooter, naarmate de bevruchting korter volgt op de voorafgegane bevalling. Gebeurt dit binnen de drie maanden, dan is er veel kans voor een miskraam, omdat de baarmoeder nog niet haar vroegeren vorm en grootte teruggekregen heeft en de moeder dikwijls nog te zwak is. Neemt men dit in aanmerking, dan volgt daaruit, dat het een ernstige plicht is voor den man en voor de vrouw, zoowel met het oog op zich zelf als op de kinderen, die er zijn en die komen zullen, om liefst door onthouding of beperking, te zorgen dat eene vrouw, die zoogt, niet te spoedig opnieuw zwanger wordt. Vooral zij, die reeds eenmaal gemerkt hebben, dat bij haar het zoogen geen beletsel was voor een nieuwe zwangerschap, moeten öf het zoogen laten, öf de kans op een nieuwe zwangerschap vermijden. Wij kunnen in dit opzicht een lesje nemen bij vele zoogenaamde wilde volken bij welke gedurende een vrij langen tijd na de geboorte van een kind, de vrouw zich geheel van geslachtsgemeenschap onthouden moet. HOOFDSTUK XII. DIEET EN ALGEMEENE REGELEN GEDURENDE HET ZOOGEN. Een moeder, die een kind zoogt, moet voedzaam, gezond en eenvoudig voedsel gebruiken. Zij moet zich houden aan de geregelde maaltijden; meestal is het onnoodig deze te vermeerderen. Vele vrouwen die weinig zog hebben, mogen evenwel tusschen de maaltijden, nu en dan een glas melk of iets anders gebruiken. Als een vrouw overvloedig zog heeft, moet zij zich zooveel mogelijk bepalen tot het gebruiken van droog voedsel; zij moet zoo weinig mogelijk en vooral niet bij het eten drinken en zorgen voor ruime ontlasting. Bij „loopende" borsten kan op de borst een kussentje van houtwol of watten gedragen worden. Dikwijls wordt gevraagd of onder het zoogen alcohol gebruikt mag worden. "Wij kunnen er niet te veel nadruk op leggen, dat alcohol in welken vorm ook gebruikt, gedurende het zoogen niet noodig, men kan zelfs zeggen, schadelijk is. Er zijn vele treurige gevallen op te noemen, waarin DIEET ENZ. misbruik van alcohol in dezen tijd begonnen, tot een ramp is geworden van de geheele familie. Sommigen meenen, dat bier geschikt is om het zog krachtiger en ruimer te maken. Echter zijn vrouwen, die veel bier drinken, toch dikwijls zeer slechte minnen. Men vermijde in ieder geval het gebruik van de zware (Engelsche) biersoorten, maargebruike, als men toch bier drinken wi!, een soort van bier, dat wel krachtig is, maar zoo weinig mogelijk alcohol bevat. De Hollandsche bruine bieren (stout) zijn meestal nog veel te zwaar en mogen niet dan met zeer licht bier verdund, gedronken worden. Soms maakt bier het zog bitter en weigert het kind de borst. Alle zoogende vrouwen moeten iederen dag lichaamsbeweging nemen in de open lucht; de beste vorm hiervoor is het doen van een fiksche wandeling — werkelijk flink loopen — niet slenteren, of visites maken, of winkels afloopen. Niets heeft zooveel invloed op de gezondheid als de mate, waarin men lichaamsbeweging neemt — en de hoeveelheid en hoedanigheid van het zog hangen geheel af van den algemeenen gezondheidstoestand. Onverschillig of het weer mooi of leelijk is, moet de moeder iederen dag een paar uur in de buitenlucht zijn. Voor zoover zij er zelf iets aan doen kan, moet de zoogende vrouw zorgen vroolijk en op- geruimd van humeur te zijn. Iedere neerslachtigheid of onaangenaamheid heeft nadeeligen invloed op de hoeveelheid en de hoedanigheid van het zog; meer dan iedere andere afscheiding hangt deze af van de geestesstemming. Als de moeder slecht gehumeurd of neerslachtig is, kan de aard van het zog zoodanig veranderen, dat het kind weigert het te gebruiken of als het zuigt, kan het er ziek van worden, zoodat men genoodzaakt wordt het kind met kunstmiddelen groot te brengen. Angst heeft een buitengewoon nadeeligen invloed en kan soms maken, dat het zog geheel verdwijnt. Brommerigheid en prikkelbaarheid werken hoogst ongunstig op de hoedanigheid van het zog; een kind, waarvan de moeder zich door deze eigenschappen laat beheerschen, heeft dikwijls last van misselijkheid en diarrhee. Of een gezonde vrouw goed zog zal hebben, hangt dus voor een deel van haar zelf af. HOOFDSTUK XIII. ZOGKOORTS EN ONGESTELDHEDEN, DIE MET ZOOGEN IN VERBAND STAAN. Gedurende de eerste 48 uren na de bevalling, is de zogafscheiding in den regel nog gering; later wordt zij ruimer. De vermeerdering der zogafscheiding gaat dikwijls gepaard met een lichte ongesteldheid: hoofdpijn, een gevoel van matheid, nu en dan met een geringe verhooging van ^ temperatuur, meestal met een gevoel van volheid en klopping in de borsten. Maar al deze verschijnselen komen bij verre na niet zoo veelvuldig voor, als algemeen verondersteld wordt. Men kan zeggen, dat .zo^koorts — zooals deze ongesteldheid algemeen genoemd wordt — eigenlijk niet in den juisten zin van het woord bestaat; ofschoon, zooals wij reeds gezegd hebben, een kleine rijzing in de temperatuur, dus een lichte koorts van geringe beteekenis kan voorkomen. Vele ziekte- en sterfgevallen in het kraambed, die vroeger aan zogkoorts werden toegeschreven, worden nu terecht beschouwd als bloedvergiftiging, tengevolge van besmetting. Daar bij ernstige gevallen van kraamvrouwenkoorts de ziekte dikwijls uit- 9 breekt ongeveer tegelijkertijd met het opkomen van het zog, en later de zogafscheiding dikwijls vrij spoedig vermindert — evenals de kraamzuivering - is het te begrijpen dat men (hoewel ten onrechte) de zogafscheiding en de kraamvrouwenkoorts met elkander in verband bracht en van „zogkoorts" sprak. Hitte, spanning en zwaarte van de borsten kan verlicht worden door een vochtigen omslag, één voor iedere borst afzonderlijk. Over den omslag legt men een stuk hospitaaldoek of gewaste taf, daarover weer een dikke laag watten. Daarna moet de borst met het verband opgehouden worden door middel van een breederen band of Uriekantigen doek, die over den tegenovergestelden schouder vastgemaakt wordt (zie teekening). Het is somtijds goed de borst met warme olie in te smeren, er daarna warm gemaakte watten tegen te leggen en haar met behulp van een handdoek te steunen. Somtijds vindt de patiënt het aangenaam, als men eerst de omgeving van de borst en daarna de borst zelf zachtjes met warme olijfof amandelolie wrijft, meestal moet dit echter ontraden worden. Welke plaatselijke middelen ook worden aangewend, steeds moet gezorgd worden voor geregelde ontlasting, waartoe een van de vroeger genoemde middelen kan worden aangewend. Gekloofde en pijnlijke tepels. — De pijn die door gekloofde en pijnlijke tepels veroorzaakt wordt, is zeer hevig. Na een eerste bevalling blijft de moeder bij het zoogen zelden geheel vrij van pijn en soms is deze door de kloven in de tepels zóó hevig en aanhoudend, dat het de grootste inspanning en zelfopoffering kost, ja, Borstverband. dat het zelfs onmogelijk is om het zoogen langer vol te houden. Men kan alvast voorloopig de pijn verminderen, door het kind aan een glazen tepelhoedje te laten zuigen, zooals wij hiervoor beschreven hebben; wij kunnen hierbij tevens opmerken, dat, als de kloof zoo diep is, dat het kind bij het zuigen ook een weinig bloed inslikt, het dit zeer waarschijnlijk weer zal uitspuwen. Men behoeft zich dus hierover niet ongerust te maken. Zoolang men niet zoogt, kan een tepelhoedje op de borst gelegd worden (zie teekening), maar het is beter om op den tepel een compres met Goulardwater te leggen, dat goed nat gehouden moet worden. Daar Goulardwater niet geheel onschadelijk Het tepelhoedje. is, moet het vocht geheel weggewasscnen woiuen, voordat men het kind aan de borst legt. Het is voorzichtig om het Goulard-water op voorschrift van den dokter bij den apotheker te laten klaarmaken, daar te sterke oplossingen zeer schadelijk kunnen zijn. Het aantal middelen tegen kloven in de tepels is zeer groot. Vele vrouwen vinden baat bij het insmeren der tepels met vaseline na het zoogen, andere kennen geen beter middel dan glycerine. Ook Perubalsem, benzoë-tinctuur, slappe oplossingen van boorzuur of carbolzuur helpen dikwijls. Evenwel moet hier gewaarschuwd worden tegen het gebruik van scherpe of bijtende stoffen zonder dat men de wijze van aanwending, volgens het voorschrift van den geneesheer kent, en precies volgens dit voorschrift handelt, daar zij bij onvoorzichtig gebruik spoedig tot huidontsteking en verzwering aanleiding geven. Bovenal moet zorgvuldige reinheid ten sterkste worden aangeraden. Vooral zorge men dat alles wat op de borst gelegd wordt volmaakt rein is: dat wil zeggen opzettelijk, nauwkeurig is gereinigd. Door reinheid kan worden voorkomen dat menige kloof een zweer ivordt. Ontsteking en verzwering van de borst. — Meestal niet eerder dan drie of vier weken na de geboorte van het kind, als de moeder weder op is en hare huishoudelijke bezigheden verricht, wordt soms eén der borsten hard, rood en gevoelig. Bijna altijd is dit onaangename verschijnsel voorafgegaan door kloven in de tepels. De kloven zijn dan (dikwijls door verwaarloozing) in kleine zweertjes veranderd en van hier uit is de ontsteking verder naar binnen gegaan tot soms vrij diep in de borst. Het hangen der borsten, de drukking van het corset, stoornissen in den leefregel, minder nauwgezette reinheid kunnen zoodanige ontsteking doen ontstaan en erger maken. Zoodra de borst hard, rood en heet is, de patiënt zich minder wèl gevoelt, een beslagen tong en een verhoogde temperatuur heeft, moet men den geneesheer laten halen. Men moet daarmede niet talmen en. men moet zijn raad stipt opvolgen. Een paar eenvoudige wenken voor de patiënt zelf, kunnen echter van nut zijn. Om de ophooping van zog te genezen, die de hardheid veroorzaakt, moet men öf het kind laten zuigen of nog liever de zog-pomp aanwenden. Dit laatste is vooral wenschelijk, als de tepels pijnlijk en ontstoken zijn. Men kan de borst daarna zachtjes laten wrijven met warme olijfolie. Het wrijven mag niet anders dan zeer voorzichtig en zeer zacht met de warme en gladde hand geschieden. Dikwijls heeft een baker of verpleegster een beginnende borstontsteking verergerd door öf met een ruwe, vereelte hand öf hard en in de verkeerde richting te wrijven. Ik heb zelf gezien, dat een patiënt gilde van pijn en de baker zweette van de inspanning! Na deze zachte inwrijving kan men watten op de borst leggen en met een verband vastmaken, of alleen een gevouwen, volmaakt reine handdoek onder de borst leggen, die over den anderen schouder wordt vastgemaakt, zoodat de borst opgeheven en goed ondersteund wordt. De arm aan de zijde waar de borst aangedaan, is moet in een slinger gelegd en zoo stil mogelijk gehouden worden. Op deze wijze geeft men aan de borst zooveel mogelijk rust, hetgeen noodzakelijk is voor een spoedige genezing. Ook moet men den algemeenen gezondheidstoestand niet verwaarloozen. Als de patiënt opwekkende en prikkelende middelen, \an welken aard ook, gebruikt heeft, vooral als zij wijn of bier gebruikte, moet zij daar dadelijk mee ophouden, zij moet slechts weinig eten en alleen voedsel nemen, dat weinig vocht bevat, waarbij zij visch, gevogelte, gekookt, licht verteerbaar vleesch en groenten gebruiken mag. Zij mag ook een paar keer bitterwater innemen, zoodat zij meermalen per dag dunne ontlasting krijgt. Gelukkig zijn die hardheid, dikte en pijn in de borst niet zelden in een paar dagen over en kan de moeder haar kind weer op de gewone wijze zoogen. De andere borst wordt dikwijls op dezelfde wijze aangedaan en moet dan op dezelfde wijze behandeld worden. Men mag evenwel niet te vast hierop rekenen, want in sommige gevallen komt niet alles weer zoo spoedig in orde; de patiënt voelt zich ziek, haar temperatuur rijst 's nachts en daalt weer 's morgens; de zwelling in de borst wordt meer tot ééne plaats beperkt en deze plek puilt uit. Er heeft zich een etterophooping, een absces gevormd. Als het absces niet in, maar onder de borst zit, is het moeielijker te zien, maar dan steekt de geheele borst meer vooruit en wordt zij onuitstaanbaar gevoelig; zij klopt en is op sommige plaatsen eenigszins rood: waar dit het geval is, is zij dikwijls minder hard op het gevoel. Zoodanig absces moet spoedig en flink behandeld worden, om te voorkomen dat de daarin aanwezige etter zich onder en rondom de borst verspreidt, en op andere plaatsen de verzwering opnieuw uitbreekt. De patiënt moet daarom haar geneesheer de vrije hand laten om over te gaan tot het maken van eene opening, waaruit de etter kan worden ontlast, zoodra vastgesteld is, dat er etter in zit. Deze kleine operatie kan met behulp van het een of ander pijnstillend middel zóó worden gedaan, dat zelfs de gevoeligste patiënt er niet onder lijdt. Wat na deze operatie gedaan moet worden, moet men natuurlijk aan den geneesheer overlaten. Men kan echter veilig wat verbandwatten gereed leggen met gewaste taf, een boorzuuroplossing en een paar stukken verbandgaas. De boorzuur-oplossing kan men van den apotheker laten komen of op de volgende wijze klaarmaken. Doe in kokend water zooveel boorzuur als er in opgelost kan worden; als het poeder niet meer opgelost wordt, behoeft gij er niet meer bij te doen. Op een liter kokend water gaan ongeveer drie a vier eetlepels boorzuur. HOOFDSTUK XIV. ALGEMEENE BEHANDELING VAN HET KIND VAN DE GEBOORTE AP. Terwijl de verpleegster aan de behandeling der moeder na de bevalling de noodige zorg besteedt, kan zij het kind, in een doek gewikkeld, stil laten liggen op een warme plaats. Gewoonlijk toch behoeft men eerst op het kind te letten als voor de moeder al het noodige gedaan is, — de moeder gaat voor. Als het kind goed heeft geschreeuwd bij de geboorte, mag het gerust een poosje kalm liggen te ademen. Wanneer dus de moeder goed verzorgd is, begint men het kind te wasschen. mits het een flink, gezond kind is; is het evenwel een zeer zicak onvoldragen kind, dan moet het voorzichtig behandeld worden, mag men alleen het gezicht en de oogen wasschen; moet men het overige gedeelte van het lichaam met een zeer zachte doek voorzichtig afvegen en moet men het daarna vooreerst warm toegedekt, stil laten liggen. Men moet niet vergeten, dat een kind op het oogenblik, dat het ter wereld komt, al heel wat ALGEHEENE BEHANDELING ENZ. werk doet. Belangrijke veranderingen hebben in zijn organisme plaats gehad. Het heeft voor den eersten keer zijn longen laten werken, zijn bloedsomloop is anders geworden, voor de bewegingen der ledematen 'wordt meer arbeid dan vóór de geboorte vereischt. Het schreeuwen kost inspanning. Yan een zwak kind mag zeker niet meer verwacht worden. Als een zwak, b. v. een onvoldragen kind echter gewasschen moet worden, moet de verpleegster het kind op den schoot nemen en er mee gaan zitten op eene warme plaats, maar niet vlak voor het vuur, daar zijn huid nog zeer teer is en licht schroeien kan. Om een kind te reinigen legt de verpleegster een kussen met een handdoek er over op haar schoot, hierop legt zij het kind; zij kijkt het dan nauwkeurig na. Merkt zij eenig lichamelijk gebrek of eenige bijzonderheid op, dan moet zij wèl dadelijk den geneesheer mededeelen, maar niet aan de moeder vertellen, want dat moet zij aan de voorzichtigheid van den geneesheer overlaten. Dikwijls toch is het hoofd oogenschijnlijk misvormd — het kan b. v. te lang zijn — hier of' daar is een knubbel, — het gezicht is gezwollen of onnatuurlijk gekleurd, al deze bijzonderheden behoeven niet opzettelijk te worden medegedeeld, want al deze dingen komen in eenige dagen weer in orde. De verpleegster moet kijken naar den navel en als deze bloedt, moet zij de streng nog eens afbinden op de wijze zooals wij dit op pag. 101 beschreven hebben en dit later aan den verloskundige mededeelen. Het lichaam van het kind is bedekt met een dikke, witte, zalfachtige stof, vooral in de liezen en de oksels. Deze wordt het best verwijderen door het geheele lichaam goed in te wrijven met zuivere olijfolie. Als het kind zwak is, geschiedt dit het best met een lap warme, zachte flanel. In dat geval kan het wasschen tot den volgenden dag uitgesteld worden. Gewoonlijk kan en moet evenwel het kind onmiddellijk gewasschen worden. Hiertoe maakt men gebruik van het kinderbadkuipje, dat hiervoor is afgebeeld. Men moet hierbij warm water gebruiken van een temperatuur van 37° C. (94" F.) en het kind in de kuip plaatsen, nadat men de oogen voorzichtig gereinigd heeft (waarbij men een weinig volmaakt zuiver water tusschen de oogleden moet laten loopen) en den mond heeft schoongemaakt. Als de verpleegster het kind een bad geeft, moet zij met de linkerhand den rug en het hoofd ondersteunen, terwijl ze met de rechterhand hoofd en lichaam wascht met een spons met zeepwater; al de plooien van het lichaam, zooals die bij de oksels, liezen, ooren en nek moeten met bijzondere zorgvuldigheid gerei- nigd worden. Dit alles moet nauwkeurig geschieden, maar mag niet al te lang duren; men moet wel alles zorgvuldig doen, maat niet „teuten.' De verpleegster zorge, dat het kind zoo spoedig mogelijk uit het bad en op het kussen komt en wikkele het dan in een reinen, warmen, maar vooral drogen doek om het daarmee flink af te wrijven. Men kan het naderhand een weinig poederen, hoewel dit, na goed afdrogen eigenlijk niet meer noodig is. Hierna moet de navelstreng verbonden worden. Men kan hierbij het best gebruik maken van een stukje verbandgaas, dat eenige malen over elkaar gevouwen is. In het midden van het gaas knipt men een gat. Door deze opening brengt men de streng die men, nadat zij gepoederd is, zoodat zij niet vastkleven kan, in het gaas wikkelt. Op deze wijze wordt de streng zooveel mogelijk tegen smetstoffen beveiligd en zal zij ongedeerd blijven totdat zij tusschen den vijfden en tienden dag afvalt. Het verbandgaas moet verwisseld worden, als het vochtig geworden is. Is het droog gebleven, dan laat men het liggen. Men kan ook een dunne laag antiseptische watten gebruiken, die men in den regel niet behoeft te verwisselen. Hierover heen legt men de navelband en daarboven worden de kleeren gedragen, die wij in Hoofdstuk XVII beschrijven. Daarna moet het kind in de wieg gelegd worden (zie Hoofdstuk XI). Van den beginne af moet het kind zooveel mogelijk op vaste tijden gevoed worden. Men moet het niet laten zuigen zoodra het schreeuwt; dikwijls schreeuwt het juist omdat het te veel voedsel gekregen heeft. Gedurende de eerste drie maanden moet het kind overdag hoogstens om de twee of drie uren gezoogd worden, als het 's nachts doorslaapt; van drie tot zes maanden hoogstens om de drie uur; van zes maanden totdat het gespeend wordt hoogstens vijf a zes keer per dag. Het is onnoodig en schadelijk om het met kortere tusschenpoozen te voeden: over-voeden wordt de oorzaak van allerlei maagkwalen en men moet bovendien een kind zoo jong mogelijk leeren, dat het niet iets krijgt zoodra en omdat het er om schreeuwt. Zoo mogelijk moet het kind 's nachts in 't geheel niet gevoed worden, maar slapen; men moet het om elf uur 's avonds de borst geven en dan niet weer voor zes uur 's morgens, opdat moeder en kind voldoende rust genieten. De melk van eene moeder, die door eenige uren rustigen slaap opgefrischt is, is van veel betere hoedanigheid en zal waarschijnlijk beter in de behoeften van het kind voorzien, dan die van eene vrouw, die moede en uitgeput is, na eene gestoorde nachtrust. Ofschoon men bij het zoogen regelmatig moet te werk gaan, moet men zich toch al weer niet al te slaafs aan een eenmaal gestelden regel houden. De moeder heeft ook wel eens den eenen dag veel meer honger en wil spoediger na elkander eten dan den anderen; als dus duidelijk blijkt dat het kind honger heeft, mag men het bij uitzondering gerust een paar uur vroeger in den morgen de borst geven, dan men anders zou doen. Het kind moet gedurende de eerste week in dezelfde kamer blijven en als het in den winter geboren is, mag het niet vóór de derde week in een andere kamer of, warm gekleed, in de open lucht, maar dan nooit in de felle zon gebracht worden. In den zomer kan men het reeds in de tweede week voor een korten tijd — een kwartier ongeveer — in een goed beschutten tuin dragen. Een jong kind moet, wanneer men er mee wandelt, voorzichtig gedragen worden; het mag wel dichtbij, maar niet met den neus tegen de moeder aanliggen: het gezicht moet vrij blijven. Is men eenmaal begonnen met het brengen van het kind in de lucht, dan moet men het zoo mogelijk iederen dag doen; het zal daardoor veel minder vatbaar worden voor verkoudheid, dan indien het altijd in huis gehouden wordt. Menig geneesheer is echter, m. i. te recht, van oordeel, dat in het najaar geboren kinderen den geheelen winter in huis behooren te blijven, om eerst in voorjaar buiten te komen, daar het najaar in ons klimaat door de afwisseling van temperatuur, door storm en regen, voor zéér jonge kinderen het gevaar voor verkoudheden zeer groot maakt. Gedurende de eerste acht weken moet het kind buiten altijd gedragen worden, later kan men het in een goed veerenden kinderwagen zetten, waar men 's winters een warme kruik in kiin plaatsen. Is het kind iets ouder en eenmaal gewoon aan de buitenlucht, dan moet men het niet te huis houden, omdat het z.g. slecht weer is: men kan het dan gerust iederen dag de straat op sturen, ook al regent het, hierdoor wordt het veel minder vatbaar voor verkoudheid, dan wan neer men het alleen uit laat gaan bij mooi weei. Als men eenmaal begonnen is het kind in het najaar in huis te houden, moet men dit echtei gedurende den geheelen winter blijven doen. Een kind moet iederen dag gebaad en over het geheele lichaam gewasschen worden. De temperatuur van het bad moet na de eeiste maand telkens een beetje lager worden, tot het bad langzamerhand vrij koud gegeven wordt. "W anneer men onrustige kinderen 's avonds wascht met een warme spons of baadt in een warm bad van 37° C (94° F), slapen zij dikwijls veel rustiger dan te voren. Het is noodzakelijk om het kind reeds van jongsaf aan zindelijkheid te gewennen. Reeds vroeg moet het op vaste tijden gewasschen en verschoond worden, zoowel in het belang van het kind als van degene, die er voor moet zorgen. Sommige kinderen zijn wel moeilijker zindelijk te maken dan andere, maar met geduld kan men alle kinderen aan orde en zindelijkheid gewennen. Men moet na den slaap, na iederen maaltijd en na ieder bad aan het kind gelegenheid geven om zijn behoefte te doen. Men kan het al zeer jong b. v. na 6 maanden, gewennen om een kamerpotje te gebruiken en zoodra het loopen kan, moet men dit zetten op een plaats, die het kind kan bereiken. Kinderen hebben er zeer goed slag van hunne behoeften kenbaar te maken en zij zullen des te spoediger zindelijk zijn, naarmate de menschen, die met hen omgaan, zich er meer op toeleggen om hen te verstaan en te helpen. Van den beginne af moet het kind in zijn wieg slapen en nooit bij de moeder in bed. Men kan desnoods een warme kruik in het wiegje leggen om dit warm te houden. Men moet het kind overdag geregeld opnemen, om het te laten drinken, maar het 's nachts door laten slapen. Het is verkeerd om van den dag een nacht te maken, zoodat het kind overdag slaapt en 's nachts wakker is: een gewoonte die voor de moeder hoogst vermoeiend en verzwakkend werkt en die dikwijls de schuld is van een zorgelooze verpleegster. In de eerste paar maanden van zijn leven slaapt een gezond kind bijna voortdurend, behalve wanneer het honger heeft of pijn gevoelt. Is het later levendiger geworden, dan behoeft het kind niet altijd in de wieg te blijven, maar mag men het op den grond leggen en kan men het daar laten rollen en schoppen zooveel als het wil (alleen moet men zorgen dat het niet in kou of tocht komt). Na eenige maanden begint het te kruipen. Het leeren loopen late men liefst aan het kind zelf over. Als het sterk genoeg is zal het zich wel aan het een of andere voorwerp optrekken - dan alleen staan - eindelijk zal het, door een vriendelijke hand geholpen, een klein eindje voortkomen en ten slotte zal het alleen kunnen loopen. Het is dan wel in dien tusschentijd herhaalde malen gevallen, maar dat hindert niet. 10 HOOFDSTUK XV. OVER DE KEUZE EENER MIN. Het kan om verschillende redenen noodig zijn, dat het kind door een min gevoed wordt. Enkele dier redenen hebben wij reeds gemeld. De moeder kan b. v. te zwak zijn om zelf te zoogen of het zog kan, wat hoeveelheid of samenstelling aangaat, onvoldoende zijn om het kind groot te brengen, terwijl kunstmatig voedsel niet wordt verdragen. Dan zal eene moeder, die haar kind oprecht liefheeft, er natuurlijk in moeten toestemmen dat eene min wordt genomen, hoe onaangenaam het ook moge zijn dat een andere vrouw haar kind zoogen moet. Men moet echter met de keuze eener min zeer voorzichtig zijn. Men moet nooit zelf de verantwoordelijkheid voor de keuze eener min op zich nemen. Minnen, die niet gezond, en aan verschillende ziekten onderhevig waren, zijn herhaalde malen de oorzaak van tal van ernstige rampen geweest. Daarom moet nooit een min worden aangenomen, die niet te voren door den geneesheer is onderzocht, zoowel wat betreft haar geschiktheid als min, als haar gezondheid OVER DE KEUZE EENER MIN. in 't algemeen. Wel is het van belang, dat ook de moeder de min vooraf ziet, opdat zij wete aan wie zij haar kind toevertrouwt. Op verschillende gewichtige punten, betreffende zedelijkheid, zindelijkheid, netheid en orde en het humeur der min, zal zij dan, zooveel mogelijk, hare aandacht kunnen vestigen. Het is van het allergrootste belang, dat de min behalve een goede zoogster ook eene goede verzorgster van het kind is. Waar zij beide is, kan zij in huis een zeer nuttige en gewaardeerde plaats innemen. HOOFDSTUK XVI. OVER KUNSTMATIGE KINDEKVOEDING. Zooals wij reeds gezien hebben, kunnen er verschillende redenen zijn, waarom eene moeder haar kind niet kan of mag zoogen. De beste plaatsvervangster voor de moedermelk is die van een gezonde min, wier kind zooveel mogelijk van denzelfden leeftijd is; maar als deze niet te krijgen is, moet men tot het een of ander kunstmatig voedsel zijn toevlucht nemen. Het opvoeden van een kind met kunstmatige voedingsmiddelen is veelal een zeer moeilijke zaak, en vereischt steeds veel zorg en attentie. Soms wordt het ééne voedsel na het andere geprobeerd en weder afgekeurd, daar men bemerkt, dat het kind het niet verdragen kan; terwijl men in andere gevallen weinig of geen moeite heeft en het kind groot en flink wordt met het eerste het beste voedsel, dat men gekozen heeft. Maar zelfs in de beste omstandigheden is kunstmatig voedsel toch een niet geheel voldoende plaatsvervangster voor de moedermelk of de melk eener min. Meestal wordt een kind niet zóó gezond en sterk, als wanneer de móeder het zelf gezoogd had en mist liet de bekoorlijke blos en de zelfvoldaanheid, die de meeste kinderen kenmerken, die door de moeder of door een gezonde min gezoogd worden. Om een kind kunstmatig te voeden is het in de eerste plaats noodig, dat men is: buitengewoon zindelijk, zeer oplettend, bijzonder nauwgezet en eindeloos geduldig. Het voedsel en alles wat bij het klaarmaken gebruikt wordt, moet volmaakt rein zijn — want in dit geval beteekent elke onzindelijkheid in het toedienen van voedsel niets meer of minder dan dat schadelijke, d.w.z. vergiftige stoffen in de maag van het kind gebracht worden, en dit veroorzaakt op zijn minst misselijkheid of diarrhee. Elk voedsel, onverschillig wat men gekozen heeft, moet op vaste en geregelde tijden en in niet te korte tusschenpoozen worden toegediend. Gedurende de eerste drie maanden voedt men het kind met tusschenpoozen van minstens twee en een half uur, en wel overdag geregeld om de twee en een half tot drie uren, zoodat het tusschen 's morgens vroeg en 's avonds laat ongeveer zes tot acht keer gevoed wordt. Van 's avonds elf tot 's morgens zes uur geeft men het kind niets, of als het schreeuwt alleen een slokje water, opdat moeder en kind zes è zeven uren onafgebroken rust kunnen genieten, wat voor beiden noodzakelijk is. Als men dit drie maanden heeft volgehouden, moet men de daaropvolgende zes weken het kind voeden niet tusschenpoozen van minstens 21/* a 3 uur; dit moet dan langzamerhand op minstens drie uren gebracht worden en moet zoo blijven, totdat het kind een jaar oud is. Op deze wijze blijft - met vier tot zes maaltijden op een dag - voldoende tijd voor rust over. Zoowel bij het zoogen als bij kunstmatige voeding kan men in onze Hollandsche huishoudens zeer geschikt den volgenden regel volgen: zes a zeven uur, voeding van het kind, opstaan en ontbijt; negen uur, voeding van het kind, huishoudelijke bezigheden; elf uur a half twaalf, voeding van het kind, koffiedrinken; half twee a twee uur, voeding van het kind, rusten en wandelen; half vijf a vijf uur, voeding van het kind, middagmaal; half zeven a zeven uur, voeding van het kind, thee en misschien een avonduitgang; half elf k elf uur, voeding van het kind, nachtrust. De regels hiervóór gegeven moeten zeer nauwkeurig bestudeerd en zeer stipt opgevolgd worden. Nadat men, in overleg met den geneesheer, heeft besloten velk voedsel het kind zal krijgen, en de hoeveelheden, die het iederen keer mag hebben, moet men die hoeveelheden nauwkeurig meten en niet maar op de gis wat nemen. Bovendien moet de temperatuur van het voedsel zorgvuldig geregeld worden en moet met aandacht gelet worden op alles wat invloed kan hebben op de gezondheid van het kind. In een werkelijk moeilijk geval van kunstmatige voeding zal ttnt motder die van nature nauwgezet is, het veel beter kunnen doen dan ieder ander en heeft zij daardoor grootere kans van slagen. Steeds is het grootste geduld noodig, vooral wanneer een degelijke proef genomen moet worden met het een of andere nieuwe voedsel. Moeders zijn dikwijls spoedig angstig wanneer zij onregelmatigheden of kleine afwijkingen bij haar kyid bemerken en dan te haastig om het eene voedsel door het andere te vervangan, in de hoop, dat dit andere voor haar kind beter zal zijn. Men moet echter nooit al te spoedig van voedsel veranderen, daar met elk éénmaal gekozen voedsel een behoorlijke, d. w. z. eenigen tijd voortgezette proef genomen moet worden. Het voedsel moet in een zuigflesch worden toegediend en niet in een kopje of lepel, daar het kind zonder zuigen niet goed slikken kan. De minst samengestelde zuigflesch is de beste. Een eerste vereischte is, dat zij gemakkelijk kan worden schoongemaakt en zonder groote kosten door een andere kan worden vervangen. Daarom voldoet voor flinke, gezonde kinderen, die goed zuigen kunnen, een gewoon medicijnfleschje, waarop men een groote speen plaatst. Beide kunnen op de allereenvoudigste wijze volkomen gereinigd worden. Slechts voor zwakke kinderen is een zuigflesch met slang noodig, of een flesch met een opening in het midden om lucht in te laten. Een paar dezer modellen worden hierbij Zuigflesch. afgebeeld. Hoe samengestelder flesch, slang, speen zijn, des te meer moeite kost het om ze rein te houden, des te meer kans is er dat het kind zuur, d. w. z. bedorven voedsel ontvangt. Het schijnbare voordeel, dat een flesch met slang aanbiedt, dat n.1. het kind in de wieg zuigen kan, is in werkelijkheid een nadeel, daar het kind dan' of niet achtereen of te plotseling de flesch leegzuigt en daardoor kans heeft om een zieke maag te krijgen. Men moet steeds flesschen in voorraad hebben en de ongebruikte flesschen en spenen plaatsen in gekookt, zuiver, helder water met een korreltje soda. Zuigflesch. Er zijn enorm veel verschillende stoffen en mengsels, die als voedsel voor kinderen worden gebruikt. Wat voor het eene kind geschikt is, deugt daarom nog volstrekt niet voor het andere. In den regel is het verstandig om te beginnen met een voedsel, dat zuiver is te verkrijgen, eenvoudig is van samenstelling en gemakkelijk is te bereiden. Het eenvoudigste voedsel - in ons land vrijwel overal gemakkelijk te verkrijgen en gemakkelijk te bereiden - is koemelk. Hiermede neemt men dus in den regel de eerste proef, maar jammer genoeg, verschilt zij in samenstelling te veel met moedermelk, zoodat zij meestal niet zonder verdere toebereiding door jonge kinderen verdragen wordt. De koemelk bevat meer eiwit, d.w.z. kaasstof, en minder suiker dan de moedermelk, en de kaasstof van de koemelk die in de maag wordt gestremd, is taaier en minder gemakkelijk verteerbaar dan de kaasstof van de moedei melk. Om deze bezwaren gedeeltelijk te boven te komen en de koemelk meer op moedermelk te doen gelijken, verdunt men ze met gekookt water en voegt men er melksuiker aan toe. Dikwijls is toevoeging van gerstewater, rijstewater of havermeelwater beter dan toevoeging van water. Gerstewater wordt het beste en eenvoudigste op de volgende wijze gemaakt: - Neem twee paplepels gerstemeel. Doe deze in een sauspan met 2 liter water en laat dit koken, tot het op de helft verkookt is, wat zoowat een uur duren zal. Havermeel- en rijstewater worden op dezelfde wijze verkregen, het eerste wordt dikwijls gebruikt als het kind last heeft van verstopping, het tweede als het geplaagd is met diarrhee. Beide moeten goed gekookt worden, zoodat het zetmeel of de stijfsel die zij bevatten, omgezet wordt in een stof, die het kind gemakkelijk verteren kan. Een kind beneden de drie maanden kan echter nog maar weinig zetmeel of stijfsel verteren. Het is soms moeielijk, vooral ingroote steden, om werkelijk versche en zuivere koemelk te krijgen. Tegenwoordig wordt evenwel, door de concurrentie der verschillende melkinrichtingen, veel moeite gedaan, om de melk zuiver van den boer en uitsluitend van gezonde koeien te krijgen. Terwijl men vroeger bij voorkeur aan het kind melk gaf van ééne koe, die dan met bijzondere zorg gevoed werd, handelt men nu ongetwijfeld verstandiger, als men van een solide melkinrichting zuivere, liefst z.g. gepasteuriseerde melk neemt. Hoewel het in den regel s winters niet noodig is deze melk vóór het gebruik te koken, mits men tweemaal per dag een nieuwe flesch voor het kind opent, is dit in den zomer een allesbehalve overbodige voorzorgsmaatregel. Jammer genoeg is de koemelk niet steeds gelijk van samenstelling, maar, behalve van den gezondheidstoestand der koeien, afhankelijk van het voedsel, dat deze gebruiken en 's zomers bovendien afhankelijk van droogte of vochtigheid van den grond en van het weer. Hoeveelheid die men lederen keer geven moet. — Een kindermaag kan bij de geboorte ongeveer 4Ü gram inhouden. Men heeft berekend, dat een kind gedurende de eerste maand van zijn leven ongeveer 300-500 gram moedermelk per dag gebruikt. Deze hoeveelheid moet nu gegeven worden in de verhouding van één deel melk op twee deelen zuiver water, waaraan melksuiker is toegevoegd; dus per keer ongeveer 15-20gram melk en 30-40 gram water. Gedurende de volgende maand kan men met dezelfde hoeveelheid voedsel, maar met méér melk, ongeveer twee deelen melk en drie deelen water, volstaan. Een kind dat van twee tot vier maanden oud is, mag iederen dag '!* liter hebben, half water en half melk. Yan vier tot zes maanden een liter, waarvan melk en Va water. Als het zes maanden is, kan het dagelijks 1 a 111 liter zuivei e melk geven, al of niet met grutten gekookt. Het is dikwijls noodig om een paar eetlepels room in de melk te doen. Kinderen, die de moedermelk ontberen moeten, krijgen anders dikwijls te weinig vet in hun voedsel. Sommige sterke en gezonde kinderen kunnen reeds spoedig melk verdragen, die met minder water verdund is. Soms zelfs onverdunde melk in kleine hoeveelheden, maar andere kunnen alleen zeer sterk verdund voedsel verteren. Men ga hierbij alleen af op het oordeel van den geneesheer. Vele kinderen worden groot en tlink van ver- dunde koemelk zonder meer, maar vele kunnen dit niet verdragen. Dan worden zij misselijk en geven zij onder oprispingen, zure gestolde melk terug, terwijl zij winden loozen en groene ongelijke ontlasting kwijt raken, waarin zich stukjes gestolde en onverteerde kaasstof bevinden; ook krijgen zij spoedig ontvelde billen. Men kan dan beproeven of melk met gorte-water het kind beter bekomt, maar het is beter, dat men den geneesheer raadpleegt. Als vaste regel geldt bij elke kindervoeding, dat men bij voedingsstoornissen niet op eigen gezag het voedsel verandert, maar den geneesheer eerst daarover raadpleegt. Gecondenseerde vielk. — Als het kind geen koemelk verdragen kan, verdraagt het soms gecondenseerde melk, waarschijnlijk omdat de kaasstof langzamer en in fijner vlokken in de maag neerslaat, wanneer de melk gecondenseerd is. Men ziet er dikwijls kinderen groot en vet van worden; maar gecondenseerde melk mist verschillende voordeelen van versch voedsel: Engelsche ziekte en een ziekte, die op scheuibuik gelijkt, komen vaak voor bij kinderen, die uitsluitend ofte langen tijd met gecondenseerde melk gevoed zijn. Toch is het een zeer nuttig voedsel, dat kinderen dikwijls door een gevaarlijken tijd heen helpt. Het is gemakkelijk te verkrijgen, heeft altijd dezelfde s amnstelling, blijft langer goed dan versche melk, is gemakkelijk klaar te maken en het is goedkoop. De gewone sooiten bevatten echttr te veel riet- of bietsuiker en dit kan wel eens de maag en de darmen van het kind van streek brengen. Er is ook een soort in den handel zonder suiker er in, maar deze is duurder en blijft niet niet zoo lang goed. Gewoonlijk wordt kindervoedsel van gecondeerde melk bereid, te zwaar gegeven: één deel gecondenseerde melk op 18—20 deelen water, naar den leeftijd van het kind, bevat evenveel voedsel als melk, die met 2 deelen of één deel water verdund is. In plaats van gewoon water kan men het met gerstewater mengen. Gecondenseerde melk bevat te weinig vet, daarom moet men er dikwijls room bij doen, waardoor het meer op moedermelk gelijkt en beter voedsel voor kinderen wordt. Het is vooral een zeer nuttig voedsel in heete luchtstreken of bij warm weer, als gewone melk spoedig zuur zou worden, en op plaatsen, waar versche melk niet of ongeregeld aangevoerd wordt. Men moet zorgen een goed merk van deze melk te krijgen. Maar zelfs de beste merken zijn geen volmaakt goed voedsel voor kinderen, men moet het alleen beschouwen als een tijdelijke plaatsvervangster voor koemelk, die vooral gedurende de eerste drie maanden groote waarde heeft. Men maakt ook koemelk tot z.g. gehumaniseerde of kunstmatige moedermelk met behulp van de lebmaag van een kalf, op een wijze, die te samengesteld is, om in dit; boekje te worden medegedeeld. Yan sommige fabrikaten, op deze wijze vervaardigd, (Backhaus' kindermelk, Emstermatemelk, Koker's melk en andere) worden dikwijls gunstige resultaten medegedeeld Men moet evenwel deze praeparaten niet geven zonder den geneesheer geraadpleegd te hebben. Gesteriliseecde melk. - Onder gesteriliseerde melk verstaat men melk, waarin door verhitting vele kiemen gedood zijn, zoodat ze niet verzuurt of bederft, wanneer ze in afgesloten toestand wordt bewaard. Toestellen om de melk of liever het mengsel, waarmee het kind gevoed wordt, te steriliseeren, zijn bij iederen instrumentmaker en leverancier van verbandmiddelen en ook bij vele andere winkeliers te krijgen. Het meest bekend en gebruikt is de toestel van Prof. Soxhlett te München. In een glazen kan wordt het mengsel gereed gemaakt, dat men aan het kind wenscht te geven (melk, melksuiker, gort-, rijst- of havermeelwater enz.) Dit mengsel wordt verdeeld over 10 medicijnfleschjes waaruit het kind zuigen moet. Deze fleschjes staan op een rek in een blikken trommel ongeveer ruim halverwege in het water. Dit water wordt op een gas-, spiritus- of petroleumkooktoestel aan de kook gebracht, waardoor natuurlijk tevens het voedsel van het kind gekookt wordt. Men laat het voedsel in de fleschjes, nadat het water in den toestel kookt, nog 5 a 10 minuten doorkoken, liefst niet langer. Vroeger meende men dat langer doorkoken noodig was. Dit is niet het geval en het voedsel wordt door te lang koken moeilijker verteerbaar. De fleschjes zijn bedekt met elastieke plaatjes of kegeltjes, die vanzelf in den hals van het fleschje gezogen worden, wanneer de toestel en de melk in de fleschjes langzamerhand afkoelt. Jn de gesloten fleschjes blijft het voedsel bewaard, totdat het kind de flesch noodig heeft. Dan wordt een fleschje verwarmd tot een temperatuur van ongeveer 30 a 35° C. en na ontsluiting, met een volkomen reine speen voorzien, aan het kind gegeven. Van een nadere omschrijving kunnen wij ons hier ter plaatse onthouden, daar iedere instrumentmaker op verzoek gaarne een geïllustreerd prospectus met gebruiksaanwijzing van den toestel toezendt. In den laatsten tijd worden ook door verschillende melkinrichtingen geheel gereed gemaakte fleschjes van verschillende mengsels „Kindermelk" in den handel gebracht. Ook deze kunnen gebruikt worden, al zal op den duur het aanschaffen van een „Soxhlet's toestel" voordeeliger zijn. Tegenover deze besparing staan natuurlijk de tijd en de zorg, die men aan de bereiding van het voedsel moet besteden. Gepeptoniseerde melk: d. i. melk waaraan pepton is toegevoegd, wordt soms door den geneesheer voorgeschreven bij zeer zwakke kinderen, die de gewone gekookte melk niet kunnen verdragen. Het spreekt wel vanzelf dat de geneesheer dan ook wel zal voorschrijven, hoe de gepeptoniseerde melk gemaakt moet worden, daar de vermenging en bereiding afhankelijk is van de soort van pepton (en er zijn vele!) die verkozen wordt. Somtijds schijnt het, dat het kind geen enkel melkvoedsel verdragen kan, daar het voortdurend gestremde melk braakt. In dit geval beproeft men dikwijls karnemelk met room of karnemelk met gerstewater (half om half en twee theelepels room op iedere flesch). Soms is het noodig, dat voor een poos geheel met het geven van melk wordt opgehouden. Dan wordt dikwijls bouillon van kalfsvleesch of alleen gerstewater voorgeschreven. Kalfsbouillon wordt op de volgende wijze toebereid. Neem 250 gram mager kalfsvleesch zonder beenen, snijd het in kleine stukjes, doe die in een gesloten pan met driekwart liter water en laat dit mengsel drie of vier uren in een niet te heeten oven staan. 11 Ezelinnenmelk gelijkt meer op moedermelk dan die van eenig ander dier, maar is niet overal te krijgen en is zeer duur, daar zij van /10. — tot / 20.— per week kost. Als men niet de ezelin voor zijn oogen ziet melken, weet men nooit, wat men krijgt en wordt men allicht bedrogen. Geitemelk, die lichter verteerbaar is dan koemelk en minder bijmengsels vereischt, kan ook somtijds gebruikt worden, maar is dikwijls te vet en daarom niet altijd aan te bevelen. Na zes maanden is het soms wenschelijk om het kind wat meelkost bij zijn voedsel te geven, ook als het kind met de moedermelk gevoed wordt. Als het kind evenwel groeit, tierig en voldaan is na den maaltijd, en nog geen tanden heeft, is het beter om geen verandering in het dieet aan te brengen en het bij het goede te laten. Het kind kan toch in alle opzichten goed groeien van melk alleen, totdat het tien a twaalf maanden oud is en indien het blijkt zich daarbij goed te bevinden, is het veel beter het vóór dien tijd geen anderen kost te geven. De algemeene gezondheidstoestand van een kind kan men het best te weten komen door het te wegen. Men behoort dit eens per week op een goede bascule te doen. In de eerste twee maanden moet het kind iedere week 11 'a a 2 ons in gewicht toenemen en het moet pl.m. 5 kilogram wegen als het twee maanden oud is. In de derde en vierde maand moet het iedere week ongeveer VU ons zwaarder worden en als het 4 maanden oud is ongeveer 6.5 Kg. zwaar zijn. Gedurende de 5e en 6e maand enz. tot de twaalfde moet het 1 & 11 '2 ons zwaarder worden, iedere week een weinig minder, tot het op het einde van het eerste jaar 11 — 12 Kg. weegt. Hierbij bedenke men echter, dat een deel der vermeerdering in gewicht kan veroorzaakt worden door afzetting van vet en dat de toename van vet niet altijjd evenredig is aan meerdere ontwikkeling en lichaamskracht, en dat soms ook zonder ziekelijke stoornis nu en dan het gewicht gedurende een a twee weken niet toeneemt om daarna sneller te vermeerderen. Wanneer het kind bij het wegen, dat geregeld ééns per week gedaan wordt, ééns niet gegroeid schijnt te zijn, behoeft dit geen ongerustheid te veroorzaken, wanneer het tweemaal achtereen het geval is, moet den geneesheer gevraagd worden of naar zijn meening wijziging van voedsel noodig is; wanneer het kind in gewicht verminderd is, hapert er waarschijnlijk iets aan. In geen geval moet men een kind vóór de zesde maand meelkost geven zonder advies van den geneesheer. Gaat men tot meelkost over, dan heeft men d6 kous tusschen een oneindig aantal spijzen, en komen verschillende preparaten van jnelk en meel, z. g. kindermeel in aanmerking. Van deze verdienen de z. g. Farine lacté van Nestlé en Küfeke's kindermeel bijzonder vermeld te worden. "W^at oudbakken brood ot beschuit, in melk geweekt, voldoet het best voor oudere kinderen. Regelmatige toevoeging van meel aan de melk is dikwijls minder wenschelijk, dan het geven van broodpap en melk bij afwisseling. Is het kind nog ouder, dan kan men het eidooier, fijn gehakt vleesch en vooral sommige groenten, voornamelijk bladgroenten geven. Heeft het tanden, dan mag men het ook op een korstje brood laten kauwen, maar men geve het nooit brood met suiker al wa§ het alleen maar om de vliegen. Gedurende het tweede levensjaar moet het voedsel voor een kind nog voor een groot gedeelte uit melk bestaan, maar het mag bovendien geweekt of oudbakken brood, zachte eieren, wat vleesch, boullon, gestampte aardappelen, groenten, rijst en grutten hebben. Het aantal maaltijden beperke men tot vier è, vijf. De hoofdmaaltijd valle voor het kind tegen den middag. Het gebruik van gestoofde en van sommige rauwe vruchten, zondei schillen of pitten, is voor vele kinderen zeer goed, vooral appelmoes en gestoofde pruimen zijn bijzonder geschikt als de kinderen trage ontlasting hebben. Thee of koffie mag een jong kind volstrekt niet hebben, wel melkchocolade, doch slechts in geringe hoeveelheid. Zoete chocolaadjes, mits ze zuiver zijn, zullen weinig kwaad doen, als het kind slechts nu en dan een enkele krijgt. HOOFDSTUK XVII. HET KLEEDEN VAN KINDEREN. Bij het maken en koopen van kinderkleeding moet men drie zaken in het oog houden. De kleeding moet zijn 1° zacht, 2° warm, 3" licht. 1. De huid van een kind is teer en wordt door wrijving spoedig verwond, vooral daar, waar de huid vochtig is. De stof waaruit de kleeren gemaakt zijn, moet dus gelijkmatig geweven zijn, zonder scherpe lijnen of punten er in, en niet van harige of geribde stof. De kleeren, die op het lichaam gedragen worden, moeten alle zoomen en naden aan de buitenzijde hebben, wat de meeste menschen de verkeerde kant zouden noemen, zoodat het kind een volmaakt gladde kant op zijn lichaam krijgt. 2. Warmte is voor een zuigeling van het meeste belang; sterke en langdurige afkoeling der huid, zoowel als koud voedsel is voor de gezondheid nadeelig. De kleeding moet het lichaam behoorlijk en gelijkmatig verwarmen. Het is onverstandig om de borst met twee-of driedubbel flanel te bedekken, als men de armen, beenen HET KLEEDEN VAN KINDEKEN. en den hals aan de lucht blootgesteld laat. Het is altijd een treurig gezicht om eene moeder op straat te zien met een kind op den arm, dat blauw ziet van de kou. En toch zullen vele dier moeders u zeggen, dat zij, toen ze nog jong waren, evenzoo gekleed werden, dat het hun toch ook niet gehinderd heeft, en u vragen wat daar nu voor kwaad in steekt ? Als men de moeders zóó hoort redeneeren, behoeft men zich werkelijk niet te verwonderen, dat er zooveel kinderen door veronachtzaming sterven , maar veeleer, dat er van de kinderen, die zoo zorgeloos behandeld worden, nog zooveel blijven leven. Een jong kind moet over zijn geheele lichaam gekleed zijn; het mag nooit jurken dragen met te korte mouwen of te lagen hals. 3. Warmte moet niet verkregen worden door een ophooping van kleedingstukken. De kleeren van een kind moeten zoo licht mogelijk zijn. Daarom waren de ouderwetsche lange kleeren verkeerd. Het staat niet mooi en het heeft geen nut dat zoo een lange lap goed over de voeten van het kind hangt; bovendien kan het voor het kind ook niet anders dan zeer onaangenaam zijn. Dit kan ieder voor zichzelf voelen door op een sofa te gaan liggen, zoodat de voeten uitsteken en dan een zware reisdeken over de voeten te leggen. Men voelt dan hoe vermoeiend het is om zoo een gewicht langen tijd te dragen. Warmte, zachtheid en lichtheid te zaaien kan men alleen verkrijgen als men de kleeren maakt van een zachte, geweven, lichte stof. Wollen kleeren zijn zeer aan te bevelen, maar katoenen stoffen, niet dun maar losgeweven, voldoen ook goed. Wollen kleederen kunnen niet zoo gemakkelijk gewasschen worden als andere, maar met kalmte en overleg gelukt het wel. Men moet ze met warm water op zetten, nadat men te voren van de een of andere goede zeep een sopje gemaakt heeft. Op iederen 71/« liter water doet men een eetlepel ammoniak. Hierin moet men de kleeren een uur laten liggen; daarna moet men ze zachtjes met de hand uitwringen, zoo weinig mogelijk wrijven, in frisch water zetten en afspoelen, mangelen en zoo spoedig mogelijk drogen. Als men het goed op deze wijze behandelt, krimpt het niet en behoudt het zijn kleur. Ten aanzien van het aantal en den vorm van de kleedingstukken, die het kind noodig heeft, bedenke men, dat ze los moeten zitten, zoodat ze nergens drukken en dat ze zóó gemaakt moeten zijn, dat men ze gemakkelijk uit en aan kan doen. Dit is zeer noodzakelijk; hierdoor gaat het kleeden snel en gemakkelijk en bespaart men vele banden en spelden en behoeft men het kind niet telkens om te draaien en voorkomt men veel last en geschreeuw. Verder moet men in aanmerking nemen, dat een gezond kind zen bewegelijk is; dus moeten de kleeren zóó zijn, dat het zich vrij bewegen kan en dat het kan trappen en schoppen en zich uitrekken en zijn armen en beenen zoo veel bewegen als het lust heeft, wat bij nauwe kleeren niet mogelijk is. De kleeren van een kind moeten bestaan uit: 1. een hemd; 2. een buikband; 3. een lijfje met een rok; 4. een jurk; 5. sokjes. 1. Hemd. - Dit moet gemaakt zijn van dunne flanel of wit katoen. Het moet ongeveer 25 c.M. halswijdte hebben en 1» M. omvang. Er moeten geen mouwen aanzitten en het voorstuk mot.'t zoo wijd zijn, dat het vóór de borst gevouwen kan worden, zoodat het kind er in groeien kan. Later kan men er knoopen en knoopsgaten of banden aan maken, maar in 't begin is liet niet noodig — is het zelfs beter het niet te doen. Alle naden en zoomen moeten aan de buitenzijde zitten. Deze moeten één keer omgeslagen worden en met zijden lintjes plat genaaid. 2. De buikband moet van ilanel of witte wollen stof gemaakt zijn, en de randen mogen niet geboord of omgenaaid worden, daar het goed zonder boordjes meer rekbaar is en beter mee- geeft met de bewegingen van het kind. De band moet ± 127* cM. breed zijn en bestaan uit twee strooken — een van binnen, die 60 cM. lang is en een aan den buitenkant die 4-5 cM. lang is. Aan de buitenste zijde moet men de twee strooken zoodanig aan elkaar rijgen, dat het rijgsel aan de achterzijde komt, en de banden op zij, wanneer het kind den band aan heeft. Deze buikband is zoo ingericht om hem gemakkelijk te kunnen af- en omdoen en om te voorkomen, dat hij te vast aangetrokken wordt, wat vroeger dikwijls gedaan werd, daar de band (gewoonlijk een stuk katoen) zoo vast mogelijk getrokken en dan vastgeregen werd, waardoor het kind vaak niet behoorlijk kon ademhalen. De buikband behoeft slechts gedurende de eerste paar maanden gedragen te worden, mits het kind niet al te korte kleeren draagt, die de maag niet genoeg bedekken. Zijn de andere kleeren te kort, dan moet men de buikband een maand langer laten dragen. 3. Het lijfje en de rok. — Dit kleedingstuk, de zoogenaamde apenrok, moet van wollen stof, flanel of keper gemaakt zijn en het beste is, het in tweeën te maken, zoodat. wanneer het rokje nat is, wat vaak gebeuren zal, men het kan afdoen zonder de rest van de kleeren los te maken. Het lijfje moet even wijd zijn als de rok, alleen moet het van voren knoopen hebben en voorzien zijn van mouwen. Het is echter raadzaam om, voor het eerste gebruik, een paar lijfjes zonder mouwen te maken, daar twee mouwen eigenlijk te zwaar zijn voor de tengere armen van een zeer jong kind. De mouwen moeten naar boven toe wijder worden, zoodat zij bij den hals ingezet worden, waardoor de armsgaten veel grooter worden dan gewoonlijk en het gemakkelijker wordt er de armen doorheen te steken. Het rokje moet ongeveer 40 cM. lang zijn. Dit kleedingstuk moet van voren knoopen en knoopsgaten hebben en voor beide kleedingstukken, het lijfje en den rok, moet men geheel platte knoopen gebruiken; de knoopen moeten aan het lijfje zitten en de knoopsgaten aan het rokje. Voor den nacht kan men een paar apenrokjes maken uit één stuk, hierop ligt het kind zachter. 4. De jurk moet geheel uit één stuk bestaan en van voren dicht gaan. De mouwen moeten aan den hals ingezet zijn, zooals hiervoor beschreven is. De jurk moet 50 a 60 tot 70 cM. lang zijn en 120 cM. omvang hebben. Men kan ze uit drie stukken maken - twee voorstukken en één rug. Men kan heel losjes een band om het midden doen om de jurk vast te houden. Garneersel, mits niet aan den hals, kan men zooveel aanbrengen als men wil. 5. Kousen en sokjes. — In het begin heeft het kind geen voetbedekking noodig. De kleeren zijn opzettelijk zoo ingericht, dat de voeten er ook door bedekt worden. Als voetbekleeding echter noodig wordt, zijn kousen van de fijnste wol gebreid, die tot over de knieën reiken het best. De gewone kinderrokjes zijn volmaakt nutteloos. Ir. het begin moet het kind nacht en dag evenveel kleeren dragen, later, vooral bij warm weer, kan men het 's nachts het lijfje met rok uitdoen en alleen een rokje en de jurk aanlaten. Om op straat te dragen is voor een heel jong kind een witte doek van fijne wol en later een wollen jurk met zeer wijde mouwen zeer geschikt. Koop nooit een gewonen kindermantel, geen kleedingstuk beantwoordt zóó weinig aan het doel, waarvoor het bestemd is! Een warme wollen hoed, geen kap, is zoowel voor jongens als meisjes het best. Een kind, dat zoo gekleed is, voelt zich prettig. Er is nergens drukking, er zijn geen spelden die prikken, de kleeding geeft flinke warmte en zoo is aan alle eischen van een gezonde kleeding voldaan. Wij hebben echter nog niet het lastigste deel van de kinderkleeding besproken — de luier. Jammer genoeg moet een kind een luier dragen, maar hoe minder dit gebeurt, hoe beter voor het kind, en goede kinderverpleegsters zullen soms, door zorg en geduld bij de behandeling der kinderen, in staat zijn bijna in het geheel geen luiers te gebruiken. Wollen luiers dienen nergens voor, ze zuigen niet op, en als het kind nat wordt, loopt het vocht er doorheen. De beste luiers zijn die, welke gemaakt zijn van het goed waaide Turksche of badhanddoeken van vervaardigd worden, ze moeten niet te groot zijn en het kind moet niet meer dan één tegelijk om hebben. Het moet heel onaangenaam voor een kind zijn wanneer zijn dijen uit elkaar geduwd worden door zoo'n massa goed als drie of vier luiers uitmaken. De luiers moeten aan den buikband of het rokje vastgespeld worden, om ze op hun plaats te houden, 's Nachts of op reis kan men het kind een kussentje van watten, overtrokken met gaas, onder het rokje aandoen. Als een kind kan rondkruipen en zindelijk is, kan men het rokje vervangen door een flanellen luierbroek, die aan het lijfje vastgeknoopt wordt. Men kan niet altijd buiten schoenen, maar het is beter dat het kind geen schoenen aankrijgt voordat het twee jaar oud is. Gebruikt men echter schoenen dan moeten ze groot, wijd en zacht zijn met chevreau-leeren zolen en zijden voeten of met wollen voeten en vilten zolen. Iedere vrouw die. handig met de naald kan om- gaan, kan ze zelf maken. Daar de voet een bepaalden vorm heeft waarnaar zich de schoen moet schikken en niet omgekeerd, komt het er vooral op aan, dat de zool breed en stevig genoeg is, en dat de voetbekleeding den voet niet beknelt maar omsluit, en den vorm van den voet kan aannemen. HOOFDSTUK XVIII. ZUIGELINGSKWALEN. Zwellen run de borsten. - Zoewel bij jongens als bij meisjes zwellen soms een paar dagen na de geboorte één of beide borsten sterk aan. Dit gaat" gepaard met het te voorschijn treden van een paar droppels van een melkachtige vloeistof. De geheele borst is rood, gevoelig en pijnlijk en het kind is er soms kribbig door. Als de borst sterk gezwollen is, kan men er een heeten doek omleggen of een lap met warme olie met een katoenen windsel er omheen. De borst mag niet gewreven worden, dat kan meer kwaad dan goed doen. In het algemeen kan men hierbij eerder te veel dan te weinig doen. Het zwellen der borsten gaat op zeer enkele uitzonderingen na, in een paar dagen over. Vervellen. — Ruwheid van-de huid. - Uitslag. — Zeer jonge kinderen hebben dikwijls last van vlekjes en roode puistjes, die het meest voorkomen op het hoofd, de ooren en het gezicht en op andere plaatsen, die blootgesteld zijn aanwrijving of aan de prikkeling, die het gevolg is van sterk transpireeren of van urine, zooals de hals, de oksels, ZUIG ELINGSKWALEN. de liezen, rondom den navel en tusschen debeenen. Als het da&r voorkomt is meestal de urine te sterk (wat men aan de roode kleur en den onaangenamen geur bemerken kan), scherpe urine schijnt een bijzonder prikkelenden invloed op de huid te hebben. Zelfs al heeft de urine deze eigenschappen niet, dan zal zij toch roodheid en ruwheid van de huid veroorzaken, als zij te lang met het lichaam in aanraking blijft, d. w. z. als het kind niet dikwijls genoeg een schoone luier aan krijgt of als het niet dikwijls genoeg gewasschen en gedroogd wordt. De beste wijze om dit uiterst pijnlijk ongemak te behandelen, is het zooveel mogelijk te voorkomen. Het kind moet flink gewasschen en daarna vooral goed afgedroogd worden en in de plooien van de huid moet men stijfselpoeder of nog liever talkpoeder brengen. Doe dadelijk de luier af wanneer het kind die natgemaakt heeft, droog het kind goed af met een schoonen, drogen, ■warmen doek, wasch het daarna zachtjes met een spons of een zachten lap met warm water, droog het weer af, poeder het zorgvuldig en doe het dan eene schoone luier aan. Gebruik nooit een luier, die, na bevuild te zijn geweest, niet uitgespoeld en gewasschen maar alleen gedroogd is; dit is een zeer vieze gewoonte, die toch in sommige kinderkamers druk in praktijk wordt gebracht. Het prikkelende gedeelte van de urine is er dan nog in, alleen het water is door het drogen verwijderd. Bovendien is het zeer nadeelig voor het kind en voor iedereen, die in de kinderkamer is, omdat gewoonlijk de luiers bij de kachel te drogen gehangen worden en zich daardoor een sterke en onfrissche geur in de kamer verspreidt. Hier mag tevens nog eens een woordje worden gezegd ten gunste van het vroeg zindelijk maken van kinderen. Een kind, dat van jongsaf gewend is om op vaste tijden boven een kamerpot te wateren, zal zelden last hebben van rauwheid van de huid aan de billen. Als de huid eenmaal rauw is, is de beste behandeling om het lichaam daar ter plaatse een dag of twee niet te wasschen, maar iederen keer, nadat het kind zich nat gemaakt heeft, de huid met een lapje met olijfolie af te vegen en dan goed te poederen met talkpoeder of met een mengsel bestaande uit gelijke deelen zinkoxyde en talk. Dit helpt dubbel, daar het niet alleen de pijn verlicht, maar ook meerdere prikkeling door het loopen van de urine over de ruwe huid voorkomt. Als de urine donker gekleurd is (vlekken maakt in de luier) en een sterken onaangenamen geur heeft, moet men het kind wat lauw water of wat gerstewater te drinken geven. Als het de borst krijgt, moet men 12 op de gezondheid van de moeder letten en op het dieet, dat deze volgt en den geneesheer hierover raadplegen. Winden. - Oprispingen. - Zuur. - Kramp. Een kind, dat door zijn eerste jaar heenkomt, zonder ooit last te hebben gehad van winden, is een uitzondering. Men begint er wel eens aan te twijfelen of er zoo een gelukkig schepsel bestaat. Het is niet meer dan natuurlijk, dat de spijsverteringsorganen nu en dan eenigszins onregelmatig werken, voordat zij door voortdurende oefening aan alle afwijkingen gewend worden. De kenmerken van winderigheid zijn de volgende: Een kind is rustig aan het zuigen, maar houdt plotseling op, trekt de beenen omhoog, wordt onrustig, bromt en laat een scherpen, door dringenden of lang aangehouden schreeuw hooren. Hierbij wordt het gezicht bleek of blauw en de buik strak, en eerst na een poos vinden de gassen een uitweg: naar beneden door de darmen of naar boven door den mond, waarbij meestal wat gestremde melk mee naar boven komt. Daarna gevoelt het zich verlicht en gaat het opnieuw zuigen, als het niet reeds verzadigd was. Dit kan öf meermalen achtereen gebeuren öf alleen als het ophoudt met zuigen. Het verschijnsel komt des te minder voor naarmate het kind zijn voedsel beter begint te verteren. Er zijn vele en verschillende oorzaken voor winderigheid. Als het kind met de borst grootgebracht wordt, wordt de winderigheid meestal veroorzaakt doordat het te veel zog tegelijk opneemt, of doordat de hoedanigheid of de hoeveelheid van de melk ongeschikt is voor zijne behoeften. In dit laatste geval is trommelzucht dikwijls een gevolg van een te leege maag. Het oprispen komt zeer vaak voor, wanneer het kind met koemelk gevoed wordt en wordt dan veroorzaakt doordat zich een te vast stremsel in de maag vormt. Het houdt dan ook op, wanneer deze stof, hetzij door braken of door betere vertering, uit de maag verwijderd is. Als een zuigeling last heeft van winden en ongesteldheid (trommelzucht), maar het dieet en de gezondheid van de moeder niets te wenschen overlaten en het zog van goede kwaliteit is — wat hieruit blijkt, dat het kind flink groeit en gezond is — dan is de oorzaak der winderigheid waarschijnlijk dat het kind te snel en te veel zuigt. Een paar lepels gerstewater of karnemelk, even voordat men het de borst geeft, zal maken dat de eerste honger over is, en dat het kind minder gulzig en niet zooveel tegelijk drinkt. Bovendien moet men het onder het zuigen eenige keeren van de borst afnemen en een oogenblik laten wachten, voor men het verder laat gaan. Als de hoedanigheid of de hoeveelheid van het zog onvoldoende is, moet de moeder haar dieet veranderen en zoo noodig, behalve de borst, ander voedsel geven. Bij een kind dat met de fiesch wordt grootgebracht, komt deze trommelzucht nog meer voor dan bij kinderen die de borst krijgen. In dit geval is het dikwijls noodig de melk te verdunnen met meer gerstewater of kalkwater. Als snelwerkend middel tegen deze pijnen is niets beter dan warmte op den buik. Maak een flanellen zak, vul dien half met zemelen, maak hem warm in een oven of op een warme plaat en leg hem op den buik van het kind onder den buikband, dien men daarna er overheen vastbinden kan. Als een kind geplaagd is met winden, is het goed altijd een zakje met zemelen gereed te hebben. Als men geen zemelzakje bij de hand heeft, is een heete omslag of een caoutchouc-zak met warm water ook goed. Een klein lavement (ongeveer een theekopje) warm water brengt ook dikwijls snel verlichting aan. Let er op, dat de voeten goed warm gehouden worden. Somtijds is zachtjes wrijven met een warme hand zeer aangenaam en pijnstillend. Yenkeiwater of pepermuntwater, een theelepel op een theekopje heet water, kan meestal geen kwaad. Om winderigheid te voorkomen, moet men de oorzaak kennen en die is niet altijd gemakkelijk te vinden. Als het kind zeer snel en gulzig drinkt, moet men het van tijd tot tijd doen ophouden. Een der redenen waarom kinderen, die met de flesch grootgebracht worden, meer last hebben van winden dan kinderen die de borst krijgen is, dat men hen in de wieg laat zuigen. Men moet een kind, dat de flesch krijgt, bij het voeden evengoed uit de wieg nemen, als een kind, dat de borst neemt, anders verzwelgt het zijn voedsel of zuigt het, omgekeerd, al te langzaam. Braken. — Men kan dit tot op zekere hoogte de natuurlijke en gezonde manier noemen, waarop een kind zich ontlast van het overtollige voedsel, dat het in zijn maag heeft. Een kindermaag is zeer klein, heeft slechts den inhoud van een wijnglas en het kind zuigt soms heel sterk en gebruikt dan vaak meer dan noodig is, om zijn kleine maag te vullen. Dan geeft het 't overtollige terug; dat wil zeggen: een kleine hoeveelheid voedsel loopt van tijd tot tijd, zonder eenige inspanning, langs de mondhoeken neer. Werkelijk braken kost meer inspanning, gaat met oprisping gepaard en is ook veel ernstiger. Als het voorkomt bij kinderen, die de borst krijgen, wordt het veroorzaakt, öf doordat ze te dikwijls de borst krijgen öf doordat de moeder niet gezond is, öf doordat de moeder zich, te recht of ten onrechte, zenuwachtig of angstig maakt, daar dit zeer licht een nadeeligen invloed op haar zog kan hebben. Bij kinderen, die met koemelk gevoed worden, wordt het braken veroorzaakt, ■ doordat ze de melk niet gemakkelijk verteren kunnen. Wanneer het kind slechts het overtollige voedsel opgeeft, behoeft men niets anders te doen, dan het stil te laten liggen, nadat het gevoed is, en het met langere tusschenpoozen te voeden. Bij kinderen, die de flesch krijgen, is het braken moeielijker te behandelen. Het kan noodig zijn, dat het een tijd lang met ander voedsel, b. v. gecondenseerde melk gevoed wordt, in plaats van met koemelk. (Zie hoofdstuk XYI). Zuur braken bij kinderen is ernstiger; als dit voorkomt, moet men een geneesheer raadplegen. Diarrhee. - Deze komt bij kinderen veel voor en heeft vele en veelvuldige oorzaken. Het is een gewoon verschijnsel gedurende de eerste paar dagen na de geboorte; men behoeft er zich dan niet ongerust om te maken. Bij kinderen die moedermelk krijgen, kan het veroorzaakt worden door alles wat de moeder van streek brengt, zooals angst, verdriet, drift, stoornis in de spijsvertering, het gebruiken van laxeermiddelen enz. enz. Bij kinderen, die met de flesch grootgebracht worden, komt het nog veelvuldiger voor. Zooals wij gezien hebben, geeft koemelk meer ,en taaier stremsel dan moedermelk en is zij veel moeielijker te verteren. Ook bederft zij zeer spoedig en neemt zij alle schadelijke stoffen in zich op, waarmee zij in aanraking komt. Zij bederft eerder bij warmte dan bij koude: daardoor komt diarrhee ook meer voor in den zomer dan in den winter. Alles wat het kind verzwakt, kan verder aanleiding geven tot diarrhee; daarom komt diarrhee nietzelden voor gedurende het tanden krijgen en is het dikwijls een der eerste kenteekenen van deze of gene ziekte, zooals mazelen of kinkhoest. Diarrhee is eene der ernstigste zuigelingskwalen en men moet er den geneesheer over raadplegen. Een gezond kind mag in vier en twintig uren drie- tot zesmaal ontlasting hebben. Deze moet goudachtig geel zijn en wat vastheid betreft, gelijk zijn aan aangemaakte Engelsche mosterd. Zij moet bijna reukeloos zijn en mag hoogstens een zeer zwakken geur hebben. Zoolang kleur, vastheid en samenstelling zijn, zooals ze wezen moeten, behoeft men zich niet ongerust te maken al is de hoeveelheid ook wat grooter. Maar het is geheel iets anders, wanneer niet alleen de hoeveelheid der ontlasting, maar ook de kleur en de aard veranderd zijn, pijn vóór en na de ontlasting en misschien ook braken worden waargenomen. Dan kan de stof groen zijn en slijm of stukken onver- teerd voedsel bevatten, of zij kan slijmachtig en donkerkleurig zijn, öf dun en met een hoogst hinderlijken geur, öf helgeel en waterachtig, of licht van kleur als rijstwater. Al deze afwijkingen zijn van groote beteekenis. Het kind is dan meestal kribbig, en onrustig en schreit veel. De tong is beslagen en de mond is droog, het kind drinkt gretig alles wat men het geeft De handen en voeten kunnen koud zijn, terwijl het lichaam gloeit; de huid is dikwijls zeer droog. Als de diarrhee aanhoudt, wordt de huid tusschen de beenen en aan de billen rood en pijnlijk, doordat de scherpe ontlasting de huid openbijt. Bij het behandelen van diarrhee moeten wij niet' vergeten, dat het een natuurlijk hulpmiddel is, om prikkelende en schadelijke stoffen uit de maag en ingewanden te verwijderen. In zooverre kan dus een opruiming heilzaam werken. Evenwel moet de oorzaak van de sterke prikkeling, die diarrhee veroorzaakt, worden weg. genomen. Kreeg het kind ongekookte melk, dan was deze wellicht niet volmaakt versch, en moet men ze te voren koken, ten einde de schadelijke bestanddeelen, die er misschien in zijn, onschadelijk te maken en om te voorkomen dat zij bederft. Men ziet dan tevens of de melk versch was, daar eenigszins zure melk schift. De gekookte melk moet steeds in een pan met deksel gekookt en daarin bewaard worden. Als het kind zeer vaak ontlasting heeft en misselijk is, mag het dikwijls in 24 uren in 't geheel geen melk hebben, maar moet men het in plaats daarvan gerstewater, of bouillon, of eiwit met water, of karnemelk geven. Als het kind beter wordt, dan mag niet in eens, maar eerst langzamerhand weer met melk begonnen worden, door eerst een weinig room bij de karnemelk of het gerstewater te doen en, als dit goed verteerd wordt, er geleidelijk meer en meer gekookte koemelk bij te gieten. Het kan ook noodig zijn dat het kind tijdelijk met gecondenseerde melk gevoed wordt. Men moet het kind warm houden en stil laten liggen. Het moet zooveel mogelijk frissche lucht hebben en moet goed schoon en droog gehouden worden. Verstopping. — Dit beteekent, dat het kind niet genoeg ontlasting heeft, dat de stof te hard is, dikwijls geen goede kleur heeft en bleeker is dan gewoonlijk. Het voornaamste, dat men bij het behandelen van eene verstopping te doen heeft, is, het kind, geen laxeermiddelen te geven dieniet door den geneesheer voorgeschreven zijn. Als het kind, dat last van verstopping heeft, met de borst grootgebracht wordt, ontbreekt gewoonlijk iets aan de gezondheid van de moeder — waarschijnlijk lijdt zij zelf aan verstopping. Als de moeder weer hersteld is volgt het herstel van het kind waarschijnlijk wel van zelf. Indien het kind met de flesch grootgebracht wordt, kan men bij het voedsel wat meer gerstewater doen; of als het ouder is dan zes maanden, kan men twee keer in de vier en twintig uren een theelepel fijn havermeel met zijn voedsel vermengen. Men kan verstopping meestal voorkomen door het kind op vaste tijden te voeden en te gewennen aan geregelde ontlasting. Als de stof zeer hard is en pijn doet op het oogenblik van de ontlasting, kan men een klein lavement geven van warm water. De manier om verstopping bij jonge kinderen te behandelen met stukjes zeep, z.g. „pinnetjes" verdient eerder afgekeurd dan aanbevolen te worden. Ook helpt het soms zeer goed als men den buik wrijft, öf met een olieachtige vloeistof zooals zuivere olijfolie, öf met warm en niet sterk zeepsop. Men moet beginnen te wrijven in den rechter beneden hoek, daarna naar boven gaan en eindigen in den linker beneden hoek van den buik. Hiermee moet men vijf a tien minuten doorgaan. Uitzakking van den endeldarm kan zoowel voorkomen bij verstopping als bij diarrhee. De uitzakking wordt veroorzaakt, doordat het kind te sterk drukt, daar het een gevoel heeft alsof er nog iets zit. De uitgezakte endeldarm vormt een purperrood gezwel, dat zoo klein kan zijn als een vingertop of zoo groot als een sinaasappel. Dit kan bloeden en heel wat pijn veroorzaken. Om den endeldarm weer op zijn plaats te brengen, moet men het kind op de linkerzijde leggen en hetgeen uitsteekt, stevig doch zachtjes naar boven duwen met een spons of een dot watten, die men in zeer warm of in zeer koud water uitgewrongen heeft; daarna moet men op het kind letten, telkens als het ontlasting heeft, want als de darm eenmaal uitgezakt is, zal hij dit waarschijnlijk wel meermalen doen. Gedurende eenigen tijd 'moet men het kind niet zittende zijn behoefte laten doen, maar moet men het op zijne zijde laten liggen en de ontlasting in een doek opvangen. Men moet zorgen, dat het nooit behoeft te drukken en dat het nooit last heeft, hetzij van verstopping of van diarrhee. Men kan het kind versterken door het iederen ochtend met een spons met koud water te wasschen en het is ook zeer nuttig het in koud water te baden, iederen keer als het ontlasting gehad heeft. Als het kind bij pijnlijke ontlasting, onder persen, bloed kwijt raakt, moet men onmiddelijk den geneesheer laten halen. Spruw. - Dit is een bijzondere soort van zwam of schimmel in den mond, die men niet zelden bij kinderen vindt. De kenmerken er van zijn kleine, witte vlekken op de binnenzijde van de lippen, het tandvleesch, het verhemelte en de wangen. Om iedere kleine vlek heen ziet men een donkerroode kring; de geheele mond is zeer gevoelig en doet blijkbaar hevige pijn bij het slikken. Het kind weigert de borst of de flesch, het kwijlt en ligt met open mond. Gewoonlijk gaan hiermede gepaard andere teekenen van eene slechte spijsvertering, zooals braken, en zure oprispingen en misschien ook diarrhee, en bovendien ruwheid en roodheid tusschen de beenen, wat aanleiding heeft gegeven tot de meening, die men nog dikwijls hoort verkondigen, dat de spruw door het lichaam heen is gegaan. Zooals alle andere ziekten komt het meer voor bij kinderen, die met de flesch, dan bij die, welke met de borst grootgebracht worden. Het wordt vooral gezien als kleine stukjes melk of meelkost in de speen of de slang van de flesch in bederf zijn overgegaan, en is dan wel grootendeels een gevolg van onvoldoende zindelijkheid. Daar het steeds beter is het kwaad te voorkomen dan te genezen, moet men niet verzuimen den mond van het kind, nadat het gevoed is, met een lapje met warm water schoon te maken, indien resten van het voedsel aan het tandvleesch en onder de tong achtergebleven zijn. Deze zijn het begin van het kwaad en moeten dus zorgvuldig verwijderd worden. Als een minuut nadat het kind opgehouden heeft met zuigen, geen sfpijsresten meer onder de tong of aan het verhemelte te zien zijn, is het uitwasschen van den mond onnoodig. Men kan voor het uitvegen ook borax en glycerine gebruiken. Als het kind echter eenmaal spruw heeft, moet men steeds de melk koken en er iederen keer een mespuntje dubbel koolzure soda in doen. Mken keer vóór en nadat het kind gevoed is, moet men den mond schoonmaken, eerst met een lapje met warm water en daarna met borax en glycerine. Het is dikwijls noodig van voedsel te veranderen en inplaats van melk, bouillon, gerstewater of karnemelk te geven. Dit hangt af van den aard en de hevigheid der verschijnselen, die op ongeregelde spijsvertering wijzen. Als de spruw niet zeer spoedig overgaat, bij voorbeeld in twee dagen, moet men den geneesheer laten komen. Vaccinatie. — Wanneer het kind gevaccineerd is, hetgeen het beste geschiedt, bij een gezond kind, voordat het tanden krijgt, dus wanneer het 3i/,_5,/i maand oud is, moet men zorgen, dat de arm niet geprikkeld wordt en vooral niet wordt gewreven of gekrabd. De mouw van de jurk moet los zitten. Het beste middel om dit te verkrijgen is de naad los te tornen en er bandjes aan te maken, waardoor men de mouw zoo los kan binden als men wil. Om de hitte van de pokken te doen bedaren is het beste, dat men den arm poedert. Als de arm zeer ontstoken is, kan het noodig zijn, dat men er een lapje met Goulardwater of een heeten doek om legt. Maar als het niet strikt noodig is, moet men den arm droog houden, daar vocht de pokpuistjes zacht houdt en het opdrogen tegengaat. Als het kind zeer koortsachtig schijnt, kan men het koud water of gerstewater te drinken geven en het meermalen per dag in koud water baden. Als dit niet voldoende is, moet men den geneesheer raadplegen voordat men iets verder doet. Tanden krijgen. — De tijd van tanden krijgen behoort voorbij te gaan zonder dat de gezondheid van het kind er eenigszins onder lijdt. Het is een natuurlijke zaak, evenals het groeien van het haar en van de nagels en behoort dus eigenlijk met even weinig pijn gepaard te gaan. Een kind krijgt tanden van de zesde tot de vier en twintigste maand. Nu is dit juist de tijd, waarin het kind sterk groeit en zich zeer ontwikkelt. Groei en ontwikkeling gaan niet bij ieder kind even geleidelijk voort, maar bij sommigen met horten en stooten, zoodat het niet te verwonderen is, dat in dien tijd nu en dan kleine stoornissen voorkomen, die eigenlijk niet toegeschreven moeten worden aan het tanden krijgen, maar * aan het feit, dat het geheele lichaam in een overgangstijdperk verkeert. Bovendien wordt het dieet van het kind aanmerkelijk veranderd en uitgebreid. Tot nu toe heeft het alleen zeer gemakkelijk verteerbaar voedsel gebruikt en thans komen er andere dingen bij, die niet zoo licht te verteren zijn. Zijn kleeding is meestal ook veranderd en is misschien öf te warm öf te koud. Het maakt ook veel meer beweging en is daarom misschien ook eerder vermoeid. Met tanden krijgen bedoelen wij het doorkomen van de melktanden of wisseltanden, wat men noemt: het eerste tanden krijgen. Het tweede tanden krijgen, waarbij de blijvende tanden en kiezen uitkomen, valt niet binnen ons gebied. Er zijn twintig wisseltanden en zij komen meestal in deze volgorde uit: Het eerst komen tusschen de zevende en negende maand de twee beneden midden-tanden (voortanden); somtijds komen zij wat vroeger uit, somtijds wat later. Vijf of zes weken daarna komen de boven midden-tanden. Daarna komen weer twee onderste snijtanden (één aan iedere zijde naast de midden-tanden), gevolgd door dezelfde tanden in de bovenkaak. Na eenige weken tijdsverloop, als het kind ongeveer twaalf of dertien maanden oud is, komen de eerste kiezen door. Zij staan een weinig achter de snijtanden; de ruimte die er tusschen ligt, is bestemd voor de hoek- of oogtanden, die eerst een poos later komen, tusschen de vijftiende en twintigste maand. Deze staan bij de mondhoeken en zijn puntiger dan de andere tanden. De achterkiezen maken het stel wisseltanden voltallig. Zij komen gewoonlijk ongeveer op het einde van het tweede jaar. Er kunnen vele afwijkingen op dezen regel voorkomen. De tanden kunnen al vóór de zevende maand doorkomen, soms reeds in de derde of vierde maand en er zijn zelfs kinderen, die geboren worden met tanden in den mond. Men kan echter in het algemeen zeggen, dat het geen voordeel voor een kind is, om zeer jong tanden te krijgen. Ook kunnen de boven voortanden wel eens vroeger komen dan de benedentanden en het tweede stel kiezen komt wel eens uit vóór de oogtanden. De buitenste snijtanden komen misschien in het geheel niet uit, of wel aan den eenen en niet aan den anderen kant of alleen links onder en rechts boven, of wel in de benedenen niet in de bovenkaak. Als dit het geval is, staan de voortanden een weinig van elkaar, als het ware om de open ruimte te vullen, die door het wegblijven van de buitenste snijtanden veroorzaakt wordt. Al deze afwijkingen hebben echter weinig te beteekenen, als het uitkomen van de tanden maar niet al te laat komt. Wanneer een kind echter in zijn tiende maand nog geen tanden heeft gekregen, heeft men gewoonlijk reden om te vermoeden, dat de gezondheid van het kind niet zeer sterk is en daarin wordt men bevestigd, als men ziet dat de gaten in de kaak nog wijd open zijn. Het is gewenscht, dat men den geneesheer raadpleegt, als een kind in zijn tiende maand nog geen tanden heeft. Kenteekenen en verschijnselen bij het tanden krijgen. — Een paar weken vóór dat de tanden uitkomen, zal het kind waarschijnlijk veel speeksel opgeven. Het tandvleesch is heet en gezwollen. Het kind pakt gretig alles aan, wat het in zijn mond kan steken en tegen zijn tandvleesch kan wrijven en schijnt het zeer aangenaam te vinden, als men met den vinger zachtjes langs het tandvleesch wrijft. Het is in dien tijd kribbig en lastig en is ook vaak 's nachts zeer onrustig. Somtijds is de spijsvertering eenigszins onregelmatig, wat men merken kan aan het opgeven van voedsel of gassen en aan diarrhee. Het is een zeer gewoon verschijnsel dat kinderen diarrhee hebben bij het tanden krijgen. Het is niet onmogelijk dat de pijn, die het uitkomen van een tand teweegbrengt, bij een kind, dat er aanleg voor heeft, diarrhee veroorzaakt, evenals plotselinge opwinding, angst, vrees en verdriet ditzelfde gevolg wel eens bij volwassenen heeft. 13 Soms vertoonen kinderen bij het doorsnijden der tanden verschijnselen van verstoptheid in den neus, bronchitis (hoesten), koorts en uitslag Stuipen kunnen voorkomen, maar dat is volstrekt niet altijd het geval en men kan zelfs betwijfelen-f zii wel door het tanden krijgen veroorzaakt worden. Behandeling van het kind gedurende dien tyd.Laat het kind zooveel mogelijk een ge;«m leven ' leiden. Breng het veel in de frissche lucht. Bij zacht weer is het raadzaam om het overdag in de open lucht te laten slapen. Baad het geregeld en als het wat koortsig is, een keer meer dan gewoonlijk. Als het sterk kwijlt, houd het dan zooveel mogelijk droog; let er wel op dat hpt vocht niet op de borst neerloopt en tot de huid doordringt. Daarom is het goed in dien tijd een slabbetje te gebruiken, dat met tal gevoerd is. Als het kind de borst krijgt, moet de moeder eenvoudig voedsel nemen en niets prikkelen' gebruiken. Als het kind dorstig is, geef het dan veel koud water te drinken. Als het last, hee. van diarrhee, oprispingen of verstopping, beh het dan, zooals wij onder die hoofden voorgeschreven hebben. Het is aangenaam voor het kind als het een ivoren of beenen ring heeft om op te bijten, en men kan het ook dikwijls zijn tandvleesch wrijven. Als het verkouden is, moet men het warm en buiten tocht houden, zonder daarbij te vergeten dat het frissche lucht noodig heeft, daarom moet men de kamer waarin het kind ligt, van tijd tot tijd flink laten luchten. Als het heesch schijnt en kucht, wrijf dan zijn borst met warme olie en doe over borst en rug een laag warme watten. Als het kind zeer ziek is, en de geneesheer voorstelt het tandvleesch door te steken, behoeft men hier niet tegen op te zien, daar de tand vlak achter het tandvleesch zit en de kleine operatie het doorkomen, van den tand vergemakkelijkt, en aan het kind daardoor zeer veel pijn bespaart. Geef nooit, onder welke omstandigheden ook. het kind iets, waar opium in is (maanzaad) ot een van de vele hooggeroemde, pijnstillende middelen. Menig kind is op die manier in zijn eeuwigen slaap gesust. Als het kind 's nachts zeer onrustig en lastig is, neem het dan uit zijn wieg en loop er een beetje mee heen en weer, of ga er mee naar een andere kamer: door de frissche lucht en de veranderde houding zal het dikwijls in slaap raken. Valsche Croup. - Sommige kinderen worden dikwijls 's nachts wakker met een moeilijke ademhaling en een rauwen hoest. Dat maakt een moeder natuurlijk zeer ongerust, maar een kind sterft er zelden aan. Zoodra het kind eenmaal een aanval van valsche croup gehad heeft, moet men den geneesheer raadplegen. Het beste is in zoo een geval het kind een warm bad te geven als dit kan, of het met den vinger in de keel te kittelen, ten einde het ,e doen braken. Als men warm water bij de hand heeft , moet men een spons uit het heete water uitwringen en op de keel leggen. Als voorbehoedmiddel, moet men zeer voorzichtig zijn met het voedsel en zorgen dat het steeds gemakkelijk verteerbaar is; ruim een uur vóór het na bed gaan moet het kind voor de laatste maal gevoed worden. Zorg er voor dat het geregeld ontlasting heeft. Benauwdheid. - Dit gelijkt op valsche croupen komt dikwijls bij kinderen voor. Een kind, dat schijnbaar geheel gezond is, krijgt plotseling een stuipachtige trekking, waardoor het een paar oogenblikken lang geen adem kan halen. Als de aanval voorbij is, haalt het adem met een piepend of sissend geluid, ongeveer zooals bij valsche croup. Een kind dat door zulk een aanval overvallen wordt, werpt het hoofd in den nek, wordt eerst wit en dan blauw in het gezicht, ziet er verschrikt uit, en houdt betrekkelijk langen tijd den adem in. Het krijgt soms ook trekkingen in handen en voeten. De minste opwinding, zooals het binnenkomen van een vreemde of een plotseling sterk licht, kan een dergeliiken aanval veroorzaken. Somtijds komt deze zonder eenige aanleiding, b.v. als het kind slaapt, of wakker wordt, of lacht of huilt. Hierbij moet men er zich in hoofdzaak op toeleggen om den algemeenen gezondheidstoestand van het kind te verbeteren. Gewoonlijk zal men zien dat het lijdt aan verstopping of trommelzucht of dat de tanden eerst laat doorkomen. Op dit alles moet men letten. Het kan dan zijn, dat het ander voedsel moet hebben. Men raadplege daarover den geneesheer. Het kind moet zooveel mogelijk frissche lucht hebben en dus zooveel mogelijk in de open lucht gebracht worden. Tijdens den aanval moet men het kind op den buik leggen en daarna een spons met heet water op de keel leggen. Buiten de aanvallen zijn herhaalde wasschingen van het hoofd met frisch koud water zeer goed om de overgroote gevoeligheid van'de huid te verminderen. Stuipen. — Ofschoon stuipen, om te zien, veel erger zijn, dan de aanvallen die wij hierboven beschreven hebben, zijn zij toch gelukkig zelden werkelijk levensgevaarlijk: een stuip heeft bijna nooit een noodlottigen afloop, tenzij zij te lang aanhoudt. Men denkt dikwijls, dat stuipen altijd veroorzaakt worden door tanden krijgen, maar dit is geheel onjuist. Stuipen komen voor bij alle kinderen, die een zeer prikkelbaar zenuwgestel hebben, wat men gewoonlijk een zenuwachtig karakter noemt, en zij kunnen veroorzaakt worden door vele en verscheidene oorzaken, die tot opwinding aanleiding geven, dus ook door tanden krijgen, ^oo kan b.v. een kind, dat aanleg heeft voor stuipen, ze krijgen door onverteerbaar voedsel, wormen, opgewonden spelen of het begin van koorts terwijl bij verschillende ziekten van het kind ook stuipen voorkomen. Verschijnselen van stuipen. - Een kind houdt zich plotseling stijf, werpt het hoofd in den nek en strekt zijn armen en beenen uit, Zijn oogen rollen naar boven, zoodat het wit zichtbaar wordt, of op zij zoodat het lijkt alsof het scheel ziet Het houdt voor -een oogenblik op met ademhalen. Het gezicht wordt eerst blauw en daarna wit. Na een paar seconden krijgt het kind trekkingen in het gezicht en begint het met armeh en beenen t,e trekken. Dit kan geruimen tijd duren, maar duur, zelden langer dan ten hoogste enkele minuten. Behandeling van een kind in een stuip. Wat men doen moet, moet men snel doen. s men warm water bij de hand heeft, moet men een bad klaarmaken en het kind dadelijk daarin houden, zonder eerst te wachten totdat zijn kleeren uitgedaan zijn. Houdt het kind met de handen vast en voeg van tijd tot tijd warm water bij het had. Laat het kind in het water blijven totdat de aanval voorbij is, kleed het dan uit, wikkel liet dan in warme, wollen dekens en laat het lustig liggen. Is er niet genoeg warm water voor een bad, houd dan het kind op zijn buik over een kom en giet een kan warm water langs zijn rug. Als men vermoedt dat de oorzaak te zoeken is in verstopping, moet men zoo spoedig mogelijk voor ontlasting zorgen. Het beste en snelstwerkende middel is een lavement van 7. liter warm water. Wat de algemeene behandeling aangaat, moet men zooveel mogelijk zorgen dat het kind gezond blijft en dat alles vermeden wordt wat aanleiding kan geven tot stuipen. In ieder geval moet men hieromtrent den geneesheer raadplegen. Dit hoofdstuk heeft geen ander doel dan enkele korte wenken te geven omtrent veelvuldig \ oorkomende, meestal lichtere ongesteldheden van kleine kinderen. De eigenlijke kinderziekten te bespreken laat het bestek van dit boekje niet toe. B L A D W IJ Z E R. Aambeien, 45, 49, 50; middelen tegen —, 46, 52. Aangezichtspu'n, 43. Aderspatten, 45, 56. Aderstrepen, 44, 57. Alcoholische dranken. 55, 62, 30, 126, 127. Bad-temperatuur voor zwanger en, 26, 28; — t^jd voor zwangeren, 27; — Turksch bad, 28; — voor kinderen, 139; — thermometer, 92. Baden voor zwangeren, 26— 28, 62; — van het kind, 139. Bed voor zwangeren, 34; — inrichting van bed bij bevalling. 94. Bedrust voor zwangeren, 34, 39; — na miskraam, 79,80. Beenen — dikke, 54; middel tegen —, 55. Benauwdheid, 196. Benzoë-tinctuur, 132. Bepaling van den tijd der bevalling, 11, 12, 82 - 87. Bevalling, 96,108; — bepaling van den datum, 11,12,82 — 87; - duur, 97; — ontüt\jdige, 80; — voorbereidende maatregelen, 88 - 92; voorteekenen, 12,13; — behandeling der kraamvrouw na de bevalling, 104; — bed, 94; - overtydige, 87. Bewegingen van het kind, 11, 12, 64. Bier voor zoogende vrouwen, 127. Biest, 114. Bitterwater, 48, 135. Blaas, aandoeningen van de blaas gedurende de zwangerschap. 65 —68. Bloedarmoede, 71. Bloeding gedurende de zwangerschap, 71, 72, 77; — na miskraam. 79. Boorzuur-oplossing, 136. Borax, 189. Borst — ontsteking van de borst, 133 — 135; — middelen daartegen, 134; — verzwering van de borst, 135. Borsten — opzetting gedurende de zwangerschap, 18; - slecht ontwikkelde, 110; — zwaarte van de borsten. 115; zwelling der borsten bij zuigelingen. 172. Borstverband. 130, Bouillon, 104, 164. Braken, gedurende de zwangerschap, 17, 37; — overmatig, 37—39; — van het kind, 181; — zuur, 182. Breken van het water, 98. Broedstoof, 81. Buik, uitzetting van den onderbuik, 10. 11; — te sterke opzetting, 62; — verande- ring van kleur, 10; — I kramp, 59. Buikgordel, 56. Chocolade, 42, 164. Citroenlimonade, 42. Corsetten, 24, 56; — voor-en nadeelen, 24,56,68;—wijzen van vergrooten, 26; — gezondheidscorsetten, 27. Oroup, valsche croup, 195. Diarhee, gedurende de zwangerschap, 49; — van het kind, 182, 193; — vóór de weeën, 95. Dieet, voor jonge vrouwen, 4; — voor zwangeren, 29, 30, 46. 48 ; bij verstopping. 45; gedurende het zoogen, 126 — 128; — voor het kind, 141, 150; — gedurende het kraambed, 104; — bi] borstontsteking, 134. Dragen van het kind, 142. 1 >ranken voor zwangeren, 30. Duizeligheid, 45, 61. Dwaalbegrippen omtrent zwangerschap, 14, 18. Eau de Goulard, 58, 132. Eetlust, — gebrek aan eetlust, 41, — overmatige eetlust, 40. Ei, 78. Eieren, 41, 43, 104. Flauwte, 61; — middelen tegen flauwte, 61. Frissche lucht voor jonge vrouwen 2; voor zwan¬ geren, 34; — voor het kind, 142, 191. Geestesarbeid voor jonge vrouwen, 3. Gember, 60. Gemoedsgesteldheid gedurende de zwangerschap, 5, 15, 34; — gedurende het zoogen, 128. Gerstewater, 154. Gewicht, van het kind, 162. Gezondheidscorsetten, 27. Gezondheidsregelen, algemeene, 34; — gedurende de zwangerschap, 18—35. Glycerine-spuit, 47; — lavement, 43, 47. Groen laxeerpoeder, 4,s. Groenten, 50, 119, 135. Hardlijvigheid gedurende de zwangerschap, 44—48. Hartkloppingen, 60. Havermeel, 45, 154. Hevelbak, 90. Honger gedurende de zwangerschap. 40, 41. Hoofdpijn. 62. Hospitaaldoek, 90, 94. Houtwolkussens, 90. 94, 100, 126. Houtkoolpoeders en — tabletten, 40. Huid, Rauwheid v. d. huid bjj zuigelingen, 175. Huidkliertjes rondom de tepels by zwangeren, 9. Huisarbeid voor jonge vrouwen. 5. Ijs, 39. Indrukken van buiten gedurende de zwangerschap, 15. Inenting, 189. Inregen, nutteloosheid 24; nadeelen 25, 26, 68. Irrigator, 90. Jeuk, 54; - middel ter voorkoming, 54. Kamergymnastiek voor jonge vrouwen. 3; — voorzwangeren, 33. Kamferspiritus, 60. Kalfsbouillon, 161. Karnemelk, 161; —pap, 161. Kiespijn gedurende de zwangerschap, 16. Kind. Algemeene behandeling 136-146; — zorg voor het kind gedurende de zwangerschap, 19; — behandeling na de geboorte 136; — wasschen 137; — baden 137; — verstopping 185 ; — bewegingen van het kind, 145; slapen 144; — wijze van dragen 142; — ruwheid van de huid 177; — oprispingen 179; tanden krijgen 190; — zuur 178; — gewicht 162; — groei 162; — braken 181; - diarrhee 182—184; — verkoudheid 191; — kleeding 165 — 171; — kramp 175; — reinheid 143; — voeding 141 — 162; — te groote levendigheid 68; - frissche lucht voor het kind, 142, 191. Kinderbadkuip 91; — hemd 168; — buikband 168; — lijfje, 168; rok 169; — jurk 170; — kousen en sokjes 171; — echoenen 172; — melk 159; — voeding (kunstmatige) 145— 160; — wagen 143. Kindsbewegingen 12, 86; — kindspek 115. Kleeding voor zwangeren 21 -26; — der kraamvrouw 94 ; voor kinderen, 165 -173. Koemelk, 153. Koorts, 71, 129 136. Kousebanden, 22, 56. Kousen, elastieke 61. Kraambed, 98. 104—107; — bezoeken gedurende het kraambed, 104; — kamer 96, 104; —vrouw, 99, 104, 105, lo7; - zuivering. 102; — verstopping, 102. Kramp in den buik, 63, 98; - in de kuit. 63; — van het kind, 175; middel daartegen. 176. Kunstvoedsel, 145 —161. Kwalen en ziekten van de zwangerschap, 36, 68. Lavement met glycerine, 43, 47, 82; — van warm water of havermeelgort. 48; van water, 48, 102, 168. Lavementspuit, 43. Laxeermiddelen, 48, 102. Lendenpijn gedurende het zoogen, 122. Leven, 12, 13. Levendigheid, te groote levendigheid van het kind, 68. Levenswijze voor jonge vrouwen, 4; — voor zwangeren, 18. Lichaamsbeweging voorjonge vrouwen, 4; voor zwangeren, 31—34; — gedurende het zoogen, 127. Loodsuiker-oplossing, 58,132. Loopen, leeren 145. Luierbroek, 172. Luiers, 170. Maandstonden, aard 7, 69; — gedurende het zoogen, 123; — gedurende de zwangerschap, 7; - uitbleven der maandstonden, 69 — 74. Magnesia. 45. Matigheid gedurende de zwangerschap, 20, 30. 42; by jonggehuwden, 72; — na de bevalling, 125. Meelkost, 118, 162. Melk, — ezelinnemelk, 161; — gecondenseerde 157; — geitenmelk, 161; — gehumaniseerde 158; — gepasteuriseerde 160; — gepeptoniseorde 159; — gesteriliseerde 157; — hoeveelheid te geven 154; — kindermelk. 159; - koemelk. 152. Melksuiker, 153. Min, keuze eener min, 146. Miskraam. 68 — 83; — oorzaken 32,68 - 78; - verschijnselen 77; dreigen 79;- behandeling 79; — veroorzaken 79; - voorkomen 78; — bloeding 82. Misselijkheid ged. zwangerschap 7, 38, 42. 65; — middelen tegen, 43, 44; — by de weeën, 97. Mosterd pleister. 38, 62. Nageboorte. 99. Navel, veranderingen gedurende de zwangerschap, 10. Navelband, 168. Navelstreng, afbinden van, 99; — verbinden van, 138; — schaar 90. Naweeën, 100. Neerslachtigheid van jonge vrouwen, 3, 7; — bij het speenen, 122. Olijfolie, 90. Omslagen, warme 28. Onderkleeren, 23; — voor kinderen, 167, 169. Ondersteek, 89, 103. Ontlasting, 101; - voor de bevalling, 96; regelen by het kind, 143. Opium, 195. Oprispingen 39 - 40; — van het kind, 178. Pappen, 60, 61, 64, 79. Pepermuntolie, 60; — water 180. Perubalsem. 132. Pijn in de kiezen, 16,43 — 45; - in den rug. 77, 59; — in de zijde, beenen, rug, 59; in het hoofd, 62; in de lendenen geduren- de het zoógen, 122. Purgeermiddelen. 48, 102. Raadgevingen van onbevoegden, 17. Regelen, Algemeene gedurende de zwangerschap, 18. Reinheid, gedurende de zwangerschap, 53; — van het kind, 143; gedurende het zoogen, 133; — van het voedsel, 149. Reinigen der kraamvrouw, 100. Rhabarberpillen. 38. RJjstewater, 154. Schoeisel, 21; — voor kinderen, 172. Slaapmiddelt.jes, 04. Slapeloosheid, 62, 64. Slapen van het kind, 144. Sluitlakens, 89, 100. Soep, 42. Soxhlet's toestel, 159. Speekselvloed, 40. Spenen, 73, 120; — dieet voor de moeder, 120. Spruw, verschijnselen, 187; — voorbehoedmiddelen, 188; — middel er tegen, 189. Spuit, 43, 53; — glycerinespuit, 47. Steeklaken, 94. Stoelgang, bevordering, 38, 45, 52, 58, 66; — regeling, 50, 57. Stuipen, 197, 198. Sublimaatgaas, 88. Tanden, zorg voor de tanden ; gedurende de zwangerschap, 16, 43—44; — tanden krijgen, 190; — wisseltanden, 191; — afwijkingen in het tanden krijgen, 192; — kenteekenen en verschijnselen bij het tanden krijgen, 193; behandeling van het kind gedurende het tanden krijgen, 193. Tandpijn gedurende de zwangerschap, 16, 43—45. Temperatuur van het bad voor zwangeren, 26, 28; — voor kinderen, 139. Tepelhoedje, 109, 132. Tepels, veranderingen gedurende de zwangerschap, 8; — huidkliertjes rondom de tepels, 9; — gekloofde en pijnlijke tepels, 131; — middelen daartegen, 132; — wasschen, 113. Trommelzucht, 178. Tuinarbeid, 4. Turksche baden, 28. Uitslag, 174. Uitspoelingen, 53. Uitzakking van den endeldarm bij kinderen, 187. Uitzetting van den onderbuik, 10; — te sterke uitzetting van den buik, 68; Vaccinatie, 189. Vaseline. 90. Veiligheidsspelden, 89, 92. Venkelwater, 180. Verbandgaas en watten, 88, 92, 100, 101. Verstopping gedurende de zwangerschap, 44—49; — middelen tegen, 47, 48; geneesmiddelen tegen, 48; — in het kraambed, 101; — bü kinderen. 154, 185, 186. Vervellen, 174. Verzien, 15. Veterband, 89, 99. Visch, 40, 135. Vleesch. 40, 104, 135; — vleeschborsten, 110. Voeding' voor jonge vrouwen, 4; — voor zwangeren, 14, 15, 29 31, 39 - 42, 59, 65, 67; — voor de moeder gedurende het zoogen, 126— 128; — voor de moeder gedurende het spenen, 121; voor het kind, 141,162 ; kunstmatige, 148 —163; voor de kraamvronw, 104. Voedsel, afkeer van voedsel, 41-45. Vruchten, 40, 41, 52, 102. Vruchtje, 78; — Vruchtwater, 9S. Wandelen, 3. Wateren, 65; na de bevalling, 101. Waterverband, 29. Waterzucht aan de beenen, 54. Weeën, 82, 95; — Misselijkheid bü het begin, 97. Weitebrood. 40. Wenken voor jonge vrouwen, 1-4. Wieg, 92. Winden, 95, 178; - middel daartegen. 178. Witte vloed, 52, 72; middel tegen, 53. Wonderolie, 48, 115. Wrijven van de borst, 134, 137; — van het been, 56, 63. Zeep, 91. Zelfbeheersching gedurende de zwangerschap, 20, 41. Zemelzakjes, 180. Zenuwachtigheid. 65. Zenuwpijnen gedurende de zwangerschap, 23, 43, 59, 62. Ziekten van de zwangerschap 36-69. ■Zindelijkheid gedurende de zwangerschap, 53; van het kind, 143; - bü het zoogen, 133; - van het voedsel, 149. Zitbaden, 27, 46, 60. Zoethoutpoeder, 38. Zogafscheiding, 113, 117; — ty'dens de zwangerschap, 9; — ophouden 120. Zogkoorts, 129. Zogpoinp. 134. Zoogen. 107,114; — beginnen met zoogen, 114; — niet zoogen, 110—113, 114; — duur van het zoogen, 119; — aan beide borsten 115; — gemoedsgesteldheid ty'dens het zoogen, 128; redenen om er mee op te houden, 120; - houding bü het zoogen, 118; - tus- schenruimte bij het zoogen, 118, 141; — lendenpijn tijdens het zoogen, 122; — dieet tijdens het zoogen, 126 — 128; — lichaamsbeweging tijdens het zoogen, 127; — ongesteldheden in verband met het zoogen, 130—136; — zwanger worden tijdens het zoogen, 123; — zoogen gedurende de zwangerschap, 124. Zuigelingskwalen, 174-200. Zuigen, duur, 117. Zuigflesch, 152, 153. Zuur gedurende de zwangerschap, 40, 42; — bij het kind 173. Zwachtelen van het been, 57. Zwangeren; — baden, 26, 28, 46. 58; — in acht nemen, 77; kleeding, 21—26; lichaamsbeweging, 33-36, 78; — Kamergymnastiek, 33, 36; — rust in bed, 39, 43; — voedsel, 14, 15, 29, 31, 39, 41, 42, 66; dwaalbegrippen, 14—16; — warmeomslagen voorzwangeren, 28; — waterverband voor zwangeren, 28;— bed 34; — dranken, 30; — frissche lncht, 30. Zwangerschap, 5,19,36,41; — ingebeelde 13, 86; voorteekenen, 7-13; — Kwalen en ziekten, 36 — 39; — algemeene regelen, 18-35; — gezondheidsregelen, 18—35; matigheid, 20, 30, 42; — zorg voor de tanden, 16, 43; — zuur, 40; voorkoming van zwangerschap gedurende het zoogen, 125; — gemoedsstemming, 6. 15, 34; — zenuwpijnen, 16; — braken, 7, 37; — aandoeningen v. d. blaas, 66— 67; — bloeding, 7779; — dwaalbegrippen, 14, 15; diarrhee, 49; honger, 40—41; — verstopping, 44-48; maandstonden, 5; — zelfbeheersching, 20, 41; — hardlijvigheid. 44 — 48; indrukken van buiten, 15; — misselijkheid, 7, 37, 41, 38; - duur, 82. Zweetbaden, 28. Zwelling van de beenen 54; van de schaamdeelen, 58. Koninklijke Fabriek van # * n * * » « Verbandstoffen. N. V. v h UTERMÖHLEN & Co. Weesperzijde. Amsterdam. Directeur: C. F. UTERMöHLEN. Gerechtigd tot het voeren van het Wapen van II. M. Je Koningin-Weduwe. Aseptische- en antiseptische Verbandstoffen. Verbandkisten en Trommels voor Fabrieken, Schepen, Bouwwerken, Spoorwegen, Scholen enz. MATRASSEN VAN SUBLIMAAT HOUTWOLWATTEN. Wij leveren deze matrassen in verschillende grootten; de meest gebruikelijke is 80X100 c.M. Zij zijn zeer aan te bevelen bij verlossingen, daar verontreiniging van linnen geheel wordt voorkomen. Steriele tampons, Steriele wattensponzen, Steriele watten in rolvorm verpakt in cartons met deksel, waarvan men gemakkelijk het be noodigde stukje watten kan afknippen zonder het overige aan te raken. Steriele gaasdoekjes, te gebruiken inplaats van handdoeken. Koninklijke Fabriek van # * * * * * «Verbandstoffen. N. V. v/h UTERMöHLEN & Co. Weesperzijde. Amsterdam. Directeur: C. F. UTERMöHLEN. /"Vn/.c Verbandstoffen werden op 12 Tentoonstellingen O bekroond met de Hoogste Onderscheiding. Detail-magazijn: Spui >T° 4- Alle artikelen voor zieken- en kinderverDleeing. Melksteriliseer toestellen van Soxleth. Borstglazen. Borstpompen. Zuigers van zuivere gummi. Ondersteken van porcelein^en geemai leerd Urinalen. Hospitaaldoek. Wind- en \Vater kussens. IJszakken voor hoofd hart hals eo . Irrieatoren van glas, geëmailleerd en metaal. Snuiten voor verschillende doeleinden van glas, " metaal, hardgnmmi enz. Groepke e s in verschillende grootten. Inhalatie toestellen. Gutta percha papier. Billroth-battist, enz. 7TFKFNST0ELEN en ROLSTOELEN. ZTEKEN-LEEÖZIE TAFELS HOOFDSCHRAGEN, BIDETS enz. Telefoon N° Spui 4: 2189. Fabriek : 796, tevens Intercommunaal. Telegram-adres: Utermöhlen, Amsterdam.