ui:; IN DEM SALON DOELE □ TE ROTTERDAM E9 12 SEPTEMBER 1908 nnnEJEianraon H ET FEfSTütï!T3SJAIilG BESTAAK WW Df FIRMA „Laurens Coster's Visioen." — Eerste afdeeling. HET FEEST VAN HET VIJF EN DERTIGJARIG BESTAAN VAN DE FIRMA a B CORNs. IMMIG & ZOON, OP ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1908, IN DEN SALON DOELE TE ROTTERDAM 0 DOOR E. V. T P. „Laurens Coster's Visioen." - Eerste afdeeling. HET FEEST VAN HET VIJF EN DERTIGJARIG BESTAAN VAN DE FIRMA 0 0 CORNs. IMMIG Ec ZOON, OP ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1908, IN DEN SALON DOELE TE ROTTERDAM 0 DOOR E. V. 'T P. ZETSEL EN RANDVERSIERING VfW DE MONOLINE-ZETMflCHINE o D Bij het lezen van deze beschrijving van het vijf en dertig-jarig bestaansfeest onzer zaak, kwam 't ons voor, dat deze wel waard wa«, om ntet alleen verspreid te worden onder het personeel (wat de oorspronkelijke bedoeling was), maar ook in ruimeren kring onder onze geachte cliënten, onder wie we weten, dal zoovele goede vrienden onzer firma zijn, die haar zeker wel met belangstelling zullen lezen. Ook hun zij dit geschriftje dus met bescheidenheid aangeboden CORNs. 1MMIG & ZOON. Li. S. Aan den Lezer wil ik in dit voorwoord even mededeelen. hoe dit boekje is ontstaan. Wetende, dat door den heer J. KARFEMAN. voorheen in dienst der firma 1MMIG, verschillende uitstapjes door den patroon met zijn personeel gedaan, beschreven zijn en gratis door den heer IMMIG gedrukt, om als een blijvende gedachtenis aan de deelnemers van die uitstapjes te worden aangeboden .kwam bij mij. die thans bij de firma in dienst ben. het denkbeeld op om den heer IMMIG te vragen, of hij bereid zou zijn, om op dezelfde wijze ook den druk te willen bezorgen van het verhaal van het 35-jarig be-taansfeest. Op deze vraag volgde niet alleen een gulgunstig antwoord maar bovendien de belofte, dat gezorgd zou worden voor de versiering van het boekje met enkele afbeeldingen, van welke aldus dubbele toezegging natuurlijk gaarne gebruik werd gemaakt en waarvoor hem hierbij een woord van oprechten dank wordt toegeroepen door DEN SCHRIJVER. s Dat u een feestdag sticht' en sterk', Vriend, tot uw dagelijksch werk! Zijn vreugd, zijn licht, zijn rust, zijn zoet. Schenke tt een frisschen moed. DE GENESTET Er zijn zeer veel menschen, die niet van feestvieren houden. Ziekelijke pessimisten, bij voorbeeld, die op alles, wat het leven aanbiedt, met diepe minachting meenen te moeten neerzien, en die met een zuur gezicht verkondigen, dat feestvieren een mensch slechts ontevredener maakt dan hij al is (door hun zwarte bril gezien, is ieder mensch ontevreden), omdat het hem in nauwe kennis brengt met allerlei genietingen, die overigens onbereikbaar voor hem zijn. Anderen, ultra, ziekelijk godsdienstige menschen, meenen, dat feestvieren behoort tot die wereldsche vermaken en ijdelheden, die een goed Christen moet ontvlieden en leeren haten, en weder anderen zijn tegen feestvieren, omdat... och, om allerlei redenen, o. a. ook, omdat feestvieren geld kost. Ja, ze zijn er veel, „die kennissen van Job. Het zijn je die meneeren. Die steeds jereinieeren. En altijd lamenteeren, En alle goeds negeeren. En eeuwig redeneeren Als kippen zonder kop. * Maar er zijn daartegenover ook menschen. die gaarne feestvieren; ten eerste omdat ze zelf van nature vroolijk zijn en ten tweede omdat 't hun een waar genot is om andere menschen vroolijk te zien, en ten derde omdat ze weten, bij ervaring weten, dat een feest, een goed. vroolijk, prettig, jolig feest, waar je eens van harte kunt lachen en zingen en dansen en springen, een goeden gunstigen invloed op een gewoon sterveling heeft, die daar als het ware met onzichtbare hand wordt aangegrepen en geschud en als diep uit zijn binnenste een aandrang gevoelt, om nu eens heelemaal zichzelf te wezen en alle stijfheid en deftigheid, die hij anders in het leven meent te moeten ophouden, en alle aanstellerigheid af te leggen. Zij houden van feestvieren, omdat er bij die gelegenheid altijd iets in hen schijnt terug te komen uit dien tijd, toen „de jongenskiel nog om de schouders gleed en het hemel in de ziel en alles even blijde was". Zij houden van feestvieren, omdat, zooals het boven als motto aangehaalde versje zegt, een feestdag een mensch kan, ja moet stichten en sterken tot het dagelijksch werk, omdat de vreugd en het licht en de rust van een feestdag frisschen moed schenken. Dat lijkt me een goede, normale, gezonde beschouwing van prettige menschen. De Heer CORNELIS 1MMIG Jr. behoort tot die menschen. vol krachtigen levenslust, die zelf gaarne feestvieren, en ook gul genoeg zijn, om gaarne een feest te geven. Een man van zaken „op ende op", maar die van tijd tot tijd, als er een geschikte gelegenheid toe is, een vroolijken feestavond met zijn personeel moet hebben. En die hem op zoo'n feest gadesloegen, weten 't ook, dat hij zelf niet het minst van zoo'n feest geniet, dat hij gastheer en feestgenoot tegelijk is. Hoe leuker en vroolijker 't toegaat, hoe grooter ook zijn eigen genot is. Geen wonder dus, dat ook het vijf-en-dertig-jarig bestaan der zaak, samenvallend met den 708ten verjaardag van den heer CORNs. IMMIG Sr., den stichter der zaak, op den 12den September feestelijk moest worden herdacht. Wel waren er oorspronkelijk eenige bezwaren tegen, maar die werden, zooals trouwens gemakkelijk te voorzien was, spoedig weggeredeneerd en leidden juist tot het besluit, om dit feest nu eens grooter en mooier te maken dan een der voorgaande. Zoo zou bijvoorbeeld dit feest niet in Caledonia worden gegeven, maar in een veel grootere zaal of beter iu grootere zalen, en zou het niet eindigen met 't gebruik van een rondgedeeld broodje maar met een souper in optima forma. Zoodra een en ander bekend was, begonnen onder het personeel reeds plannen gemaakt te worden, om dien feest- avond, toen nog in 't ver verschiet, zoo gezellig mogelijk te doen zijn. Immers, houdt de heer IMMIG van feesten geven, het personeel houdt er niet alleen van. om die feesten bij te wonen en mede te maken, maar er zijn er niet weinigen onder hen, die met hun echtgenooten gaarne al hun krachten en gaven en ieder vrij oogenblik, dat hun rest, besteden, om door grootere en kleinere voordrachten zoo'n avond recht gezellig en genotvol te maken. Er werden vergaderingen gehouden, voordrachten en comediestukjes voorgesteld en gekozen; er werd weer eens van keuze veranderd, en eindelijk gerepeteerd; daar werd uit het personeel zelfs een zangersclubje samengesteld door den heer W. BRACKMANN. dat eenige vierstemmige liederen instudeerde, alles noodzakelijke voorbereidselen voor een feest, die de deelnemers gewoonlijk reeds lang, voordat de feestdag is aangebroken, in feeststemming brengen, want voor dilettanten, voor echte liefhebbers, zijn de repetitie-avonden op zichzelf reeds een genot. Onder al die voorbereidselen snelde de tijd voorbij en brak de avond van den 12den September aan. Het weder was niet gunstig. Den ganschen dag had het zich al niet zeer feestelijk gedragen, maar 's avonds tusschen zes en zeven uur, den voor de gasten bestemden tijd, om zich naar den salon Doele te begeven, waar het feest gegeven werd, vielen of beter sloegen zware plasregens, door hevigen wind gedreven, neder, die menigen gast onderweg zeker met groote bezorgdheid voor zijn of voor haar feestkleederen vervulden en zuchten deden slaken, die zoo juist door een onzer dichters in woorden zijn gebracht: O, land van mest en mist. van vullen, kouden regen. Doorsijperd stukskc grond, vol killen dauw en damp, Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen. Vol jicht en parapluies. vol kiespijn en vol kramp. Bij 't betreden van de feestzaal was natuurlijk het onaangename natte weder vergeten. Hoe kon het anders! Groote, ruime, liooge localiteit, schitterend verlicht, en smaakvol versierd met planten en bloemen, behangen met vlaggen en wimpels en andere décors, zooals schilden en borden met de emblema's der boek-, steen- en lichtdrukkerij, photographie, immigraphie, lithographie, boekbinderij en papierfabricage, vervaardigd door de lithographen der firma. De lange lengte van den linkermuur verbroken door het tooneel en daartegenover een ruim podium met zacht-kleurig baldakijn overhangen en bezet met gemakkelijke leunstoelen voor de familie 1MMIG. In de onmiddellijke nabijheid van het podium eenige rood-betrijpte stoelen als gereserveerde plaatsen voor speciale vrienden en verder de overvloedig ruime zaal bezet met tafeltjes en stoelen voor de ongeveer tweehonderd gasten. Vóór het tooneel een kamer-orkest, geposteerd, 5 man sterk, om straks door levendig snarenspel de stemming nog te verhoogen en den vroolijken dans te begeleiden... Ik vraag u, wie zou in zoo'n omgeving nog een oogenblik aan 't zeurige natte weder kunnen blijven denken? Uit het licht en de planten en de bloemen en de vlaggen en verdere versierselen sprak feestvreugde en in de oogen der binnentredenden tintelde feest-blijdschap. En die tinteling van blijdschap in zooveler oogen op te merken is op zichzelf immers reeds een feest. De groote Schopenhauer, de vader van een ten minste theoretisch zoo ver verspreid en in veler haiten zoo diep geworteld pessimisme, inoge onder meer geleeraard hebben, dat het leven niet waard is. om geleefd te worden, dat 't leven „niets meer is dan een strafwerk, dat we moeten afmaken", in zulk een feesttinteling der oogen ziet een mensch, dat die zwartgallige wijsgeer 't met al zijn wijsheid en geleerdheid innig mis had. Het is waar. er is een tijd van lachen, maar er is ook een tijd van weenen, maar die tijd van lachen, van verbannen en vergeten zorgen, van niets dan vreugde te gevoelen is er dan toch ook; daar zijn dagen, dat een mensch, in somberheid neergezeten, vraagt, waartoe eigenlijk het leven met al zijn teleurstellingen en moeiten dient, maar daar zijn ook dagen, waarop we voelen, dat 't heerlijk is om een mensch te wezen. Anderen mogen er van denken en leeren, wat zij willen, maar — en misschien ga ik daarmede in dit boekje wel buiten mijn boekje — maar mij wil 't voorkomen, dat er in den ouden bekenden, echt Hollandschen versiegel: „Schep vreugde in 't leven'' meer redelijke levenswijsheid en wijze levensredelijkheid en meer wijs, redelijk leven zit, dan in heel de philosophie van dien Schopenhauer en in heel de zeurig, ziekelijke romantiek van een groot deel onzer tegenwoordige litteratuur en in honderden van preeken, waarin alles wordt geleerd, behalve de waarheid, die opgesloten ligt in het woord van Lessing uit zijn Minna van Barnhelm: „Wat zou de Schepper liever zien dan een vroolijk schepsel". ■ a ■ Om ruim halfaclit was de familie 1MMIG per rijtuig aan „den Doele" aangekomen, en werd zij door de feestcommissie ontvangen, naar de vestiaire gebracht en van daar door de lange met loopers belegde gangen naar de feestzaal geleid. Aan den ingang had zich een groot deel van het personeel met hunne vrouwen opgesteld, die door omhoog gehouden palmtakken een soort van eereberceau vormden, waaronder de jubilarissen langzaam naar het podium voortschreden, terwijl het orkest een feestmarsch deed hooren. Die kleine optocht duurde slechts kort en was eenvoudig, maar toch vormde hij in den feestavond een moment van groote beteekenis, misschien was hij zelfs wel het hoofdmoment te noemen. In ieder geval, hij maakte indruk, weldadigen indruk. Hij deed iets gevoelen van harmonie, van samenstemming tusschen twee partijen, die van werkgever en die van werknemer, die zoovelen in onzen tijd, naar 't schijnt, met geweld niet-samenstemmend willen zien. Daar werd, dunkt ons, met een zacht-overweldigenden, spontancn drang gevoeld aan de eene zijde: „dat is ónze patroon", en aan de andere zijde: „dat is óns personeel", en dat wederzijdsch gevoelen was sympathie, dat wederzijdsch gevoelen was wederzijdsche welwillendheid, dat beantwoordde aan elkaar, dat stemde samen tot reine verheffende eenheid, zooals zuiver harmonieerende tonen samen welluidende accoorden vormen, die 't oor des menschen streelen. Toen de familie IMM1G de voor haar bestemde plaatsen had bereikt, werd op verzoek van een der leden van de feestcommissie door alle gasten, nog staande, het volgend feestlied op de wijze van 't Oostenrijksch volkslied aangeheven: 't Welkom ruischt U plechtig tegen, Dragers van den firmanaam, Waar zoovelen — U genegen — Zich vereenigden te zaam, Om met vreugde te gewagen: Hoe reeds vijf-en-dertig jaar Gij gespaard bleeft voor elkaar. t ^. Het geluk Uw zaak wou schragen. * Reeds op 't Bolwerk mocht g'ervaren, Dat men slechts door noeste vlijt Moed en veerkracht kan bewaren, Tegenspoed en nijd ten spijt. „Altijd voorwaarts" was Uw streven. t Bleek ook in d' Ooetniolenstraat: Iedre dag was van Uw leven i ^ 't Werk gewijd tot 's avonds laat. * Ook deez' zee jaar op de Haven En de laatste op het Slaak Naamt Gij werken, zwoegen, slaven Als Uw dagelijksche taak. Daarom wenschen wij nu allen Dat Uw ijver word' beloond: 't Goud U ook ten deel moog vallen, i ^ Lof en eer U word' betoond. * Daarna trad de heer CORNs. LMMIG Jr. naar voren en hield hij de volgende toespraak: „Dames en Heeren! Hooggeachte gasten! „Laat mij als gastheer dit feest mogen openen met een ..kort woord van welkom tot allen, die aan mijn uitnoodiging. ..om dezen avond hier te komen, gevolg gaven. „Hartelijk welkom! gij allen, die thans in deze zaal ..vereenigd zijt, om te vieren het feest van 't vijf-en-dertig..jarig bestaan der firma 1MMIG. ..Hartelijk welkom! gij, mijn personeel, dat vooral in den plaatsten tijd zoo hard heeft moeten werken, om de uitgave „van het Gedenkboek, die door onvoorziene omstandigheden „vertraagd was, nog op tijd gereed te doen zijn. „Hartelijk welkom! gij, dames en heeren, die meer als .goede vrienden en vriendinnen dit feest met uwe tegen„woordigheid wilt vereeren. . Toen ik in de eerste vergadering met de feestcommissie .uit het personeel mijn vrouw daarbij riep en haar vroeg: „zeg, wat denk jij van dien avond van 12 September? „antwoordde zij terstond: wel, ik denk, dat't een feestavond „moet worden, zooals we er nog nooit een hebben gehad, en „daarom dan ook niet in Caledonia maar in een grootere en .betere zaal. „Welnu, geachte gasten, moge deze avond aan dat woord „volkomen beantwoorden. Ziedaar de welgemeende wensch, „dien ik aan mijn „hartelijk welkom" toevoeg. „Misschien heeft menigeen uwer gedacht, dat zoo'n „tijdperk van 35 jaar, dat afgesloten is, nu toch eigenlijk „geen aanleiding geeft om feest te vieren. „En zulk een bedenking is zeer verklaarbaar. Ik wil er „dan ook aanstonds bij opmerken, dat er van feestviering „hoogstwaarschijnlijk geen spraak zou zijn geweest, indien „dit tijdstip niet samenviel, ten minste ongeveer samenviel, „met den zeventigsten verjaardag van den oprichter der zaak. „Ja, vader, thans richt ik in 't bijzonder tot u het woord, „uw 70ste verjaardag, dat was voor mij een afdoende reden „om feest te vieren. „Wèl hoop ik van harte, dat we later samen nog eens „meer herinneringsfeesten zullen vieren, maar alleen het heden „hébben wij, de toekomst is onzeker. Daarom was het mij „een liefelijk denkbeeld, met u, op uw 708len verjaardag, „feestelijk het vijf-en-dertig-jarig bestaan te herdenken van de „zaak, die zóó klein door u begonnen is, en met zooveel „energie door de moeilijkheden der eerste ontwikkeling is „staande gehouden en uitgebreid. „Daarom kwam ook het denkbeeld bij mij op, om in een „gedenkboek de geschiedenis der zaak te doen opstellen en „daarin tevens in een tal van reproducties te doen zien, welken „voortgang de drukkerij binnen de grenzen van de eenmaal „door u zoo klein begonnen zaak heeft gemaakt, wélk een „vlucht zij heeft genomen, hoe zij van 't enkele middel om „woorden in eenvoudige drukletters weer te geven, opgeklommen „is tot een bedrijf, waarin alle voortbrengselen van kunst „in kleur en lijnen verveelvuldigd worden, met een juistheid „en een schoonheid, die 't oog boeien en den fijnst ontwikkelden „smaak kunnen streelen. „En zie, nu na 35 jaren de zaak is, wat zij is, gevoel „ik bij een terugblik mij gedrongen om u, met moeder, die „(dit moet erkend worden) ook haar aandeel, en een niet „gering aandeel in de ontwikkeling der zaak heeft, nu voel „ik mij gedrongen, om u mèt moeder te danken voor wat ik „onder uw leiding als vakman heb geleerd en voor het „voorbeeld, dat gij mij in zaken steeds hebt gegeven. „Ontbrak misschien, uit een hedendaagsch modern oogpunt „beschouwd, aan mijn opvoeding wel 't een en ander, wat „uit de omstandigheden ook zéér begrijpelijk is, toch heb ik „op mijn levensweg véél van u medegenomen en bovenal „geleerd, dat stage, stoere arbeid en onwrikbare soliditeit in „zaken, ook al heeft men telkens met nieuwe moeilijkheden „te kampen, een mensch altijd voordeel aanbrengen, en een „zaak staande houden en uitbreiding geven ook al schijnt „'t soms, dat andere wegen daartoe sneller voeren. „Daarom, vader, wil en kan ik u op dezen dag een „woord van warmen, oprechten dank niet onthouden en is „'t mij eene behoefte den hartelijken wensch uit te spreken, „dat gij met moeder nog jaren lang in gezondheid getuige „moogt zijn van den bloei der zaak, door u vóór 35 jaren „begonnen. „Dames en heeren, bij dezen gelukwensch verzoek ik u „voor mijn vader en mijne moeder aan te heffen een „Zij leven hoog!!! „En nu nog een enkel woord, dat ik mij gedrongen gevoel „te spreken tot mijn personeel. „Ik sprak daar reeds van 't Gedenkboek. Welnu! Ik wil „mijn korte toespraak hier niet besluiten, zonder 't te erkennen, „dat er door mij bij 't samenstellen en drukken veel van uwe „krachten is gevergd, misschien wel eens te veel, tengevolge „van onvoorziene tegenspoeden. „Laat ik 't bij deze in 't openbaar erkennen, dat ik u „allen erkentelijk ben voor den goeden wil en de daadwerkelijke „hulp, die gij mij daarbij hebt betoond. „Voor u allen een Zij leven hoog! Zij leven hoog! Zij leven hoog!" Deze toespraak werd met aandacht en blijkbare instemming aangehoord en door een levendig applaus gevolgd. Na een korte pauze werd daarna door den chef van het filiaal te Amsterdam de op het feestprogramma aangekondigde „feestrede" uitgesproken, die ongeveer aldus luidde: „Dames en Heeren! „Schiller zegt in zijn bekend „Lied van de Klok" o. a. ook: Zurn Werke, das wir ernst bereiten, Geziemt sich wohl ein ernstes Wort. „of zooals dat in 't Hollandsch vertaald is: Bij 't ernstig werk, dat wij bereiden, Betaamt gewis een ernstig woord. „Ik weet niet of deze bekende regels de commissie in „het hoofd hebben gespeeld, maar dit is zeker, dat zij van „haar ontstaan af de overtuiging had, dat ook bij dit feest „een ernstig woord betaamde. „Laat mij u nu echter dadelijk zeggen, dat de commissie „volstrekt niet meende, dat deze avond verder ook maar een „eenigszins ernstig karakter moet hebben. Volstrekt niet, en „indien er soms onder het hooggeachte publiek zijn, die in „dit opzicht dwalen, dan roept de commissie hun met allen „ernst toe: wees vanavond vooral niet ernstig! Dan drukt de „commissie hun op 't hart, de classieke woorden van den „grooten Shakespeare uit zijn beroemde comedie „De getemde „feeks": „Viert feest en jubelt, voert de vreupd ten top „Weest uitgelaten dol — of hang je op! I ,,De feestcommissie dan meende, zooals ik zei, dat er op „dit feest, door den patroon aan het personeel gegeven, ook „eens wat uit naam van dat personeel door een hunner tot „den patroon moest worden gezegd en dat, wat gezegd werd. moest dan op 't programma bestempeld worden met den „weidsehen naam van feestrede. „Feestrede", zoo redeneerde „zij zeker, dat klinkt deftig, chic. „Feestrede te houden, of „uit te spreken door" dat siert een programma, dat geeft cachet „aan een feest en daarenboven kon de commissie met bijna „mathematische zekerheid berekenen, dat zoo n feestrede de „feestelijke stemming zou verhoogen. Evenals de meeste „feestreden, zou ook deze langdradig en vervelend zijn en „bij wijze van noodzakelijken tegenslag, bij wijze van onvermijdelijke reactie, zouden de gasten, die natuurlijk heelemaal „niet van redevoeringen houden, daarna veel meer los komen, „dan zij anders zouden hebben gedaan. „De groote moeilijkheid was echter, om voor die aldus „geprojecteerde feestrede een feestredenaar te vinden. Zooals „gewoonlijk: „de een kon wel, maar durfde niet; „de ander durfde wel, maar kon niet; „de derde kon en durfde wel, maar mocht niet; „de vierde kon en durfde en mocht wel, maar wilde niet; „de vijfde kon en durfde en mocht en wilde wel, maar „toen 't er op aankwam, bedankte hij toch voor 't houden „van een feestrede, zeer feestelijk zonder reden. „Eindelijk no. 6. Die had een drukte als een heimachine „en zeide: ik heb alle reden om, redelijk geredeneerd, te „zeggen, dat ik op dit feest geen feestrede kan houden, want „mijn eigen rede zegt mij met zeer veel reden, dat ik geen „redenaar ben en dus wel 't allerminst een feestredenaar. Maar „kunt gij het met uw rede overeenbrengen, dat ik, geen „feestrede houdende, toch wel op dat feest zeg, wat mijn rede „mij geeft te redeneeren, dan zal ik het gaarne doen. „De feestcommissie veranderde nu van kleur als een „blauwdruk, die in het bad komt, en stond dan ook werkelijk „voor een zeer moeilijk geval. „Volgens haar eigen rede. volgens welke men redelijkerwijze toch altijd redeneeren moet, had zij beredeneerd, dat „een rede op een feest, juist meer een feestrede is, naar reden ..de rede daarin minder tot haar redelijk recht komt. M. a. w. ..dat een feestrede meer een redelijke rede voor een feest is ..(want daarop valt de nadruk), naar reden de rede daarin „meer door de önrede wordt weggeredeneerd. Zoodat van uit „het oogpunt der rede, een rede, die met de rede te rade gaat „voor een feest juist met zeer veel reden een rede tegen de „rede kan worden genoemd. ,Om kort te gaan en niet te veel van uw feestelijke „aandacht te vergen, toen er lang geredeneerd was over rede, „en over een rede en over de rede, namelijk de feestrede, en „over wat bepaald voor een feestrede volgens de rede en „legen de rede is, en over de reden om geen feestrede, en wel een redelijke rede op het feest te houden, die, dus geen „feestrede zijnde, toch als feestrede dienst moest doen, en daar „de commissie (en dit met reden) meende, dat bij langer ..redeneeren over deze kwestie der rede, haar eigen rede het „verschil tusschen wat in overeenstemming met rede is en „wat niet in overeenstemming met rede is, uit het oog zou „verliezen, en haar eigen rede dus in 't ongereede zou komen, „redeneerde zij eindelijk, dat er reden was, om over deze ..redekwestie niet langer te redeneeren en zei zij met zeer „veel reden dus tot no. 6: doe jij 't voor dezen keer dan „maar, ofschoon we liever een ander hadden, maar in ieder „geval kom je op een volgend vijf-en-dertig-jarig feest niet „aan 't woord. „Volledigheidshalve zij hierbij nog gememoreerd, dat de „commissie die, zooals ge ziet, haar taak zeer ernstig opvatte, „ook gedacht had aan speciale redenaars, zooals Nap de la „Mar. die in den laatsten tijd zulk een gramophonische „beroemdheid heeft verkregen door zijn historische onderzoekingen en welsprekende voordrachten over Julius Caesar, „en aan wijlen Willem van Zuylen, maar daar Nap de la Mar „niet tot 't personeel van IMMIG behoort, en Willen van „Zuylen, als hij nog in leven was, er waarschijnlijk ook niet „toe zou behooren, verviel dit overigens zoo lumineuse „ denkbeeld. „Ook had men er nog een oogenblik aan gedacht, om „naar Leipzig of Berlijn te gaan. maar daar er in die steden, ..hoewel de cliënten er steeds meer worden, nog geen filialen ..zijn opgericht, zouden waarschijnlijk alle arbeiders in de .,grafische vakken, hoe welsprekend dan ook, aan tzelfde „euvel mank gaan. als de beide bij name genoemde specialiteiten. „En zoo .staat dan no. 6 voor u, oin dus geen feestrede „te houden, maar om, na alles, wat hij tot u allen, geachte „feestgenooten, heeft gezegd, nu een eenvoudig woord te „spreken tot den patroon of beter tot de patroons, tot den ..ex-patroon en den tegenwoordigen patroon, een woord van „terugzien op het verleden en van waardeering van het heden, „om daaraan toe te voegen een woord van gelukwensch voor „de toekomst en zich ten slotte nog van een andere taak, die „hem opgelegd is, te kwijten. ..Van terugzien op 't verleden. Hoe kan het anders of op „een feest als dit keert uw geest telkens opnieuw weder terug „tot die eerste Septemberdagen van het jaar 1873, toen gij, „Vader IMMIG, vol frisschen, krachtigen moed daarginds aan „het Bolwerk uw eigen zaakje begont te drijven. Op de 2*le „verdieping, een voorkamer als werkplaats en een alcoof als „kantoor en bergplaats — één handpers, twee letterbokken. „een rif met smoutletters en een jongen als hulp. — „Hoe levendig herinner ik mij nog, dat ik als knaap van „12 jaar, jongste bediende op een expeditiekantoor, van mijn „patroon in opdracht kreeg om bij zekere firma, ik meen. „500 rekeningen te gaan bestellen. Hoe ik, reeds reikhalzend „uitgezien hebbend naar die gelegenheid, hem vroeg, of ik „ze niet bij IMMIG mocht bestellen, bij IMMIG, die bij ons ..thuis "s Zondags op 't orgel speelde, en hoe blij was ik. toen „ik als antwoord op zoo'n ingoedigen. maar toch spottenden „toon vernam: wel zeker m'n jongen, Iaat jij ze maar bij „IMMIG drukken, die 's Zondags bij je thuis op t orgel ..speelt. Hoe holde ik naar 't Bolwerk en viel bij die gelegenheid „van bijna al de trappen af, omdat de trap zoo steil was, of „misschien ook omdat ik mij van blijdschap zoo haastte. „Hoe voorspoedig groeide dat kleine zaakje, hoe snel „breidde de klantenkring zich uit! Hoe gauw was reeds „overplaatsing naar een ruimere localiteit dringende eisch „geworden — ja. terecht kon in het Gedenkboek, thans ..uitgegeven, worden neergeschreven: na zes-jarig bestaan der ,,zaak kon de heer IMMIG zeggen, dat de velerlei moeilijkheden „der eerste ontwikkeling overwonnen waren en dat zij op ..goede grondslagen was gevestigd. „Zij, die u kennen, weten 't, heer IMMIG Sr., hoe gij „wel t allerminst een man van bluf zijt of van spreken over „uzelf of over wat ge tot stand hebt gebracht, een man, die „ook niet gaarne luistert naar lofspraken op uzelf, maar toch ,,'t kan niet anders, of daar moet in uw ziel een gevoel van ..dankbare zelfvoldoening levendig worden bij het besef, dat „voor de tegenwoordige belangrijkheid der zaak door u de „goede grondslagen zijn gelegd; het moet zoet klinken in uw „oor, als door hen, die het weten kunnen, wordt erkend, dat „door uw noeste vlijt en stalen volharding de velerlei moeilijk„heden der eerste ontwikkeling werden overwonnen en de ..naam IMMIG in de Rotterdamsche maatschappij zich in steeds „ruimer kring het volste vertrouwen wist te verwerven. „Op die grondslagen is door u, onzen tegeuwoordigen ..patroon, heer CORNs. IMMIG Jr., sinds gij in de zaak werd „opgenomen, met kracht voortgebouwd. En vooral sinds gij „in 1900 geheel alleen aan haar hoofd stond, hebt gij getoond ,.in kracht, ijver en werklust een waardig opvolger van uw „vader te zijn en hem in durf en ondernemingsgeest zeer zeker „te overtreffen. „Sinds het uw zaak en uw zaak alleen was. hebt ge „getracht haar zóó groot te maken, als uw vader zeker in „zijn liefste toekomstdroomen nooit gedacht had, dat zij zou „kunnen worden — en ge zijt geslaagd. „Het oude Latijnsche spreekwoord: het geluk, de fortuin „helpt de stoutmoedigen, is ook aan u bewaarheid. „Wat in 1873 een zaakje was van geen beteekenis en in „1891 tot een flinke boekdrukkerij was gegroeid, is sinds 1901 „onder uw leiding geworden een der schoonste inrichtingen „op het gebied der grafische kunst, die zelfs in velerlei opzicht „ook met de grootste in het buitenland kan concurreeren. „Wat u als hoofd der zaak vooral kenmerkt, dat is dit — „dat uw zaak niet in de éérste plaats eenvoudig een middel „van bestaan voor u is geworden, een middel om geld te „verdienen en om u het leven naarmate ge meer geld verdient, „ook des te gemakkelijker te maken. Neen, uw zaak is alles „voor u. Wat een collega-drukker u onlangs toevoegde: ik „druk alleen om mijn botram, zult gij nooit zeggen. Uw zaak, „uw bedrijf heeft de liefde van uw hart, als ik 't zoo eens „mag zeggen. Die zaak groot te zien, mooi ingericht, altijd „meer en beter voldoende aan de hoogst gestelde eischen, dit „was steeds uw streven, waarbij uw eigen gemak en rust op „den achtergrond traden en dikwijls ook aan de stem van uw „geldelijk voordeel en die van uw gezondheid het zwijgen „werd opgelegd. Daarom hebt ge u ook altijd met alles, wat „er in uw thans zooveel omvattende zaak omgaat, zelf bemoeid, „de belan'gen van den cliënt behartigend, alsof gij zelf de cliënt „waart, u persoonlijk voortdurend op alle afdeelingen nu hier. „dan daar onder het personeel bewogen, en zelfs geheel alleen „met uw ec-htgenoote de verschillende werkzaamheden van het „chemisch laboratorium waargenomen. „In die liefde, in die toewijding voor uw zaak schuilt, „dunkt ons, een der voornaamste krachten, die die zaak zoo „snel, zoo buitengewoon snel hebben doen toenemen, en die „liefde en toewijding is natuurlijk óók de oorzaak, dat ge „haar 35-jarig bestaan zoo feestelijk wenscht te herdenken, „als waartoe wij hedenavond zijn samengekomen. „De zaak alles voor u. maar de zaak mèt haar arbeiders. „Wel is waar. moest er soms hard en soms ook wel eens „lang gewerkt worden, om aan de menigmaal onredelijke „eischen van cliënten te kunnen voldoen, maar dat was „force majeure ook voor u. Zonder overdrijving mogen wij „gerust zeggen, dat de verhouding tusschen u en het personeel „altijd een goede verhouding is geweest, die. ook al meende „men of enkelen wel eens reden te hebben om te mopperen, „toch steeds een goede verhouding is gebleven. „Ook zijn er onder dat personeel wel, die maatschappelijke „denkbeelden koesteren, die gij hun niet kwalijk neemt, maar „die voor toepassing in het bedrijf niet vatbaar zijn, maar „voor ernstige botsingen is nooit eenig gevaar geweest. „Zooveel als 't u mogelijk was, hebt ge u ook in dit opzicht ..naar de omstandigheden en de eischen van den tijd geschikt. „Die goede verstandhouding is zeker ook wel verhoogd ..door zoo menigen gezelligen dag. dien ge uw personeel „verschafte, en die bij allen, die er deel aan namon. in „dankbare herinnering blijft. „En wat bovenal ook van uwe waardeering voor uw „personeel zoo sprekend getuigde, dat zijn de feestavonden .geweest, bereid ter eere van hen, die 25 jaar lang in dienst ..der firma waren. Feestavonden, zoo royaal door u opgezet, „en zoo eenig leuk en prettig verloopen, dat daar zeker niemand „aan deel nam. die niet met t hartelijkst genot daaraan nog „terugdenkt. „Natuurlijk, er zijn onder ons nieuwelingen, die van dit „alles niets afweten, maar, mij dunkt, in t algemeen genomen, „mocht ik, sprekende als een uit het personeel, deze dingen nze8ëen< als een blijk van warme waardeering bij den terugblik „op het thans afgesloten tijdperk, nu ons weder opnieuw door „uw toedoen een feestzaal heeft omsloten om vroolijke. „gezellige uren door te brengen. „Van harte wenschen wij u dan ook toe, dat in het nieuwe ^tijdperk, dat nu ingetreden is, de koninklijke inrichtingen ..der firma CORNs. 1MMIG & ZOON mogen groeien en bloeien. „Moge 't u, heer CORNs. 1MMIG Sr., die heden reeds „uw 70sten verjaardag viert, gegeven worden nog een reeks „van jaren rustig het leven te genieten. „En u, geachte patroon, heer CORNs. IMMIG Jr., met „lust en opgewektheid de zaken te blijven leiden op de banen „van voorspoed en welvaart, waarop gij haar reeds zoo lang „hebt geleid, totdat de 3d« CORNs. IMMIG geheel of gedeeltelijk „uw taak overneemt. ,.De IMMIG's en de koninklijke inrichtingen der IMMIG's „Zij leven, groeien en bloeien! „En nu heb ik mij nog van een bijzondere opdracht te „kwijten. Het personeel heeft gemeend het niet bij enkel woorden „en wenschen te moeten laten, maar u ook een blijven 1 aandenken „aan te bieden, dat het meende het best te kunnen geven in „den vorm van een schrijftafel met stoel. Sinds 't kantoorpersoneel zich zoo uitbreidde, dat ook „uw privé-kantoor geen privé-kantoor meer was. vernamen ..wij, dat het plan bestond, om een der vertrekken van uw ..woonhuis als een speciaal kantoor te doen inrichten. „Welnu, aanvaard, geachte patroon, dit bureau en dezen stoel, als voor dat nieuwe privé-kantoor bestemd. Aanvaard „het met de verzekering, dat er, toen 't voorstel om er voor „bij te dragen aan het personeel gedaan werd. niemand was, „die er eenig bezwaar tegen opperde." Bij de aanbieding van het cadeau, tegenover het podium geplaatst, werd de doek. waarmede het tot nog toe bedekt was geweest, weggetrokken. De heer IMMIG Jr. kwam na het eindigen der toespraak torstond de schrijftafel en stoel in oogenschouw nemen en gaf daarna in korte, hartelijke, geestige woorden tot het personeel zijn ingenomenheid en waardeering te kennen. Nu moest de „Felicitatie-marsch" plaats hebben, een feit. dat echter weinig aan den officieelen programma-naam beantwoordde; een naam, die blijkbaar zijn ontstaan dankt aan een misschien wel onbewuste, maar dan toch nogal krachtige neiging voor „het militaire" in een of meer leden van het achtbare feestcomité. Misschien ook was het een bescheiden poging om reeds in het officieele gedeelte van het programma bij wijze van overgangsmaatregel iets moppigs in te voeren. In ieder geval deed de aanblik, dien de zaal nu ging opleveren, weinig denken aan een marsch, aan een in goede orde en gelijkmatigen gang optrekkende menigte, daar er in een minimum van tijd een allergezelligste, algemeene, feestelijke wanorde ontstond, toen alle gasten zich min of meer rondom de jubilarissen verdrongen om hun hartelijk de hand te drukken. Het officieele gedeelte van den avond werd toen, nadat de heer J. KARREMAN, die vroeger vele jaren in dienst der firma werkzaam was, een hartelijk woord van gelukwensch had gesproken, gesloten met het „Huidelied", gezongen door het reeds genoemde Mannenkoor: Waar men zich heden keert of wendt En waar men loopt op straat. Waar men ook reist, of spoort of rent En waar men henen gaat, Daar vindt men éénen firmanaam Steeds overal genoemd; Hij werd sinds jaren door de faam In ieder oord beroemd. Nu vijf-en dertig jaar geleên Is IMMIG's zaak gesticht; Haar oorsprong was maar zwak en kleen. Toch is zij niet gezwicht; Maar heeft zich krachtig uitgebreid Tot der firmanten eer: Door veler trouw, moed en beleid Ontwikkelde zij zeer. „Dat deze Firma blijv' bestaan!" Zoo roept elk onzer uit. Door ieder zij zijn plicht gedaan Dan gaat zij steeds vooruit. Elk streve steeds naar beter werk. Kweek' eendracht om zich heen; Dan worde zoo de Firma sterk. Geëerd door iedereen. b ® a Onder het verloop van het officieele gedeelte hadden natuurlijk verschillende gasten zich reeds verwijderd en naar de kleedkamers ter weerszijden van het tooneel begeven, om zich voor de voorstellingen en voordrachten gereed te maken. Twee tooncelkappers, echte mannen van het vak, met kisten vol pruiken en baarden en knevels, en tafels vol kosmetiek-stiften en potjes en kammen en tangen en weet ik wat al meer, waren van den aanvang af bezig, om daar met een bewonderenswaardige kunstvaardigheid gedaanteverwisselingen tot stand te brengen, die voor een oningewijde in die zaak interessant zijn om te zien en den ouden metamorphosenschrijver Ovidius zeker in lichte-laaien dichtergloed zouden hebben doen ontbranden. „En u meneer?" „Een oude burgemeester." „Gaat u zitten." De kop wordt opgenomen en van uit verschillende punten bezien, zooals een kenner een nieuw schilderstukje voor het eerst bekijkt, zooals een antiquaar een hem te koop geboden voorwerp beschouwt, om te onderzoeken „wat er van te maken is", en... de kunstbewerking neemt een aanvang. Een blond kneveltje verdwijnt geheel onder de kosmetiek en jonge, frissche wangen en een glad voorhoofd krijgen diepe rimpels, die van ernstige levenswijsheid en velerlei ervaringen getuigen. Er wordt met verschillende stiftjes gewerkt en van tijd tot tijd nog eens goed gekeken, hoe 't effect is; hier nog wat zwart aangebracht en daar nog wat rouge ingewreven en op andere plaatsen nog een klein scherp lijntje getrokken. Door middel van kleefstof en wat los, grijs kroeshaar toovert. zou men bijna zeggen, de haarkunstenaar een paar echte vaderlandsche bakkebaarden op de wangen, daarna grijpt zijn hand in den naast hem staanden koffer, kiest er een pruik uit, zet die den „patiënt" op het hoofd en... uit den stoel, waarop zoo even een jongmensch plaats nam, staat een oude, deftige burgemeester op. „En u meneer?" „Ik een Italiaansche beestenspullebaas en hij hier mot m'n vrouw worden, ook zoo n beestentemster." Niet zulk een gemakkelijke taak, zou men zoo zeggen Maar... geen bezwaren. In betrekkelijk korten tijd zijn de twee eerbare letterzetters al weder veranderd in een Italiaansch echtpaar, heerlijke schooierstypen met bandietentronies, die in den tijd, toen de menschen nog zoo slecht waren om kermis te vieren, op de estrade van ieder groot „spul" een prachtig figuur zouden hebben gemaakt. Waarlijk, er zit in dat onderdeel van het kappersbedrijf iets van kunst, daar zit schepping in, eigen opvatting, daar is voor noodig een handigheid, die hoofdzakelijk door intuïtie wordt geleid, daar wordt voor vereischt een fijne smaak, gepaard met een niet oppervlakkige kennis van het menschelijk gelaat. Intusschen had het publiek in de feestzaal zich weder in gezellige clubjes rond de tafels geschaard, zich door de kellners de gewenschte verfrisschingen laten brengen en zat ■ ei _c "3 CM "O ta "O CM CM £ c CM O > *c_ O U UI C CM £3 RJ J De kop wordt opgenomen en van uit verschillende punten bezien, zooals een kenner een nieuw schilderstukje voor het eerst bekijkt, zooals een antiquaar een hem te koop geboden voorwerp beschouwt, om te onderzoeken ,,w&t er van te maken is", en... de kunstbewerking neemt een aanvang. Een blond kneveltje verdwijnt geheel onder de kosmetiek en jonge, frissche wangen en een glad voorhoofd krijgen diepe rimpela, die van ernstige levenswijsheid en velerlei ervaringen getuigen. Er wordt met verschillende stiftjes gewerkt en van tijd tot tijd nog eens goed gekeken, hoe 't effect is; hier nog wat zwart aangebracht en daar nog wat rouge ingewreven en op andere plaatsen nog een klein scherp lijntje getrokken Door middel van kleefstof en wat los, grijs kroeshaar toovert. zou men bijna zeggen, de haarkunstenaar een paar echte vaderlandsche bakkebaarden op de wangen, daarna grijpt zijn hand in den naast hem staanden koffer, kiest er een pruik uit, zet die den „patiënt" op het hoofd en... uit den stoel, waarop zoo even een jongmensch plaats nam, staat een oude, deftige burgemeester op. „En u meneer?" „Ik een Italiaansche beestenspullebaas en hij hier mot m'n vrouw worden, ook zoon beestentemster." Niet zulk een gemakkelijke taak, zou men zoo zeggen. Maar... geen bezwaren. In betrekkelijk korten tijd zijn de twee eerbare letterzetters al weder veranderd in een Italiaansch echtpaar, heerlijke schooierstypen met bandietentronies, die in den tijd, toen de menschen nog zoo slecht waren om kermis te vieren, op de estrade van ieder groot „spul" een prachtig figuur zouden hebben gemaakt. Waarlijk, er zit in dat onderdeel van het kappersbedrijf iets van kunst, daar zit schepping in, eigen opvatting, daar is voor noodig een handigheid, die hoofdzakelijk door intuïtie wordt geleid, daar wordt voor vereischt een fijne smaak, gepaard met een niet oppervlakkige kennis van het menschelijk gelaat. Intusschen had het publiek in de feestzaal zich weder in gezellige clubjes rond de tafels geschaard, zich door de kellners de gewenschte verfrisschingen laten brengen en zat di c "3 S "O "co CM ~o CM CM 5: I c CM O 'Ti > UI "L CM l/l O l_J 1/1 c CM c_ 3 CO -3 men vroolijk babbelend bijeen, totdat het scherm opging en de voorstellingen een aanvang namen van de „Soirée Amusante Variée". Het eerst werd de aandacht gevraagd voor: „LAURENS COSTER'S VISIOEN." Tableau-vivant in drie afdeelingen. EERSTE AFDEELING. Moudoloos en verslagen zit de uitvinder der boekdrukkunst in zijn werkplaats Wat hom als ideaal voor oogen zweefde, bleek met zijne gebrekkige hulpmiddelen onmogelijk te verwezenlijken. Uit zijn somber gepeins wordt hij opgewekt door zachte, uit de verte opstijgende muziek, die de TWEEDE AFDEELING. inleidt. Het gordijn op den achtergrond heeft zich gedeeld en een groep beoofenaren der Grafische Branches wordt zichtbaar. Wij zien den schilder als ontwerper van onze moderne boekversieringen, illustraties, plakkaten; den boekdrukker, letterzetter, steendrukker met hun attributen. De man der wetenschap met zijn reageerbuizen en kolven, als herinnering aan de nieuwe procedé's van eigen vinding, die de firma uitoefent, en ook de boekbinder en lichtdrukker met hun gereedschappen zijn aanwezig. Als symbool der, hen allen in zich vereenigende firma neemt eene rijzige vrouwenfiguur een eereplaats in. Den verbaasden grijsaard toont zij een opengeslagen boek, dat hem den stand van 't hedendaagsche kunnen met blijde verrassing bewonderen doet. Door het venster schittert de Werkstad in de opgaande zon. DERDE AFDEELING. Diep bewogen door wat hij zag heeft Coster een krans, hem door vereerders geschonken, die zijn eigen pers als dierbaar kleinood sierde, der maagd gereikt, en houdt zij zegevierend dien hoog boven de werkliedengroep in het stralende licht van den rijzenden dag Van dit drievoudig tableau, waarvan de afbeeldingen in dit verslag zijn opgenomen, mag met het volste recht worden gezegd, dat het mooi was, dat het, zoo het al niet een overweldigenden indruk maakte, toch waarlijk pakte, en daarom ook met een daverend applaus werd begroet. Op dit tableau-vivant volgden eenige kleine voordrachten: „Joris Goedbloed", liefdesdrama, „Menschen, menschen zijn wij allen", en „Ridderballade", waarvan vooral het laatste insloeg, en daarna trad weder het Mannenkoor op, om ten gehoore te brengen: Het lied van onzen arbeid. Zotten, drukken, dat is zoo de taak, Die geschiedt in IMMIG's zaak. Iedren dag doet men dat werk met vreugd. Zoodat iedereen zich aldoor roeit verheugd: Leerling, knecht en ook patroon. Ieder vindt zoo 't leven schoon. Binden, snijden, zetten aan 't machine. Al dat werk moet hier gescliiên. Heel wat schoons ziet door onz' arbeid 't licht; Zeer veel moeilijk werk wordt zoo door ons verricht; Menig boek in schoonen band Zendt de Firma door het land. Calqueer-, lichtdruk-, dik en dun papier, Maken w' in veel soorten hier. Eenig is zoo 'n zaak in 't gansche land; Niemand heeft dit alles zoo steeds bij de hand. Ja, zelfs negatief incluis, Maken wij in IMMIG's huis. Ook den lichtdruk boven op het dak Doet men steeds met groot gemak. 't Zonnetje verricht daar vaak zijn plicht; Schijnt het niet, dan helpt ons het electrisch licht. Blauwdruk, zwartdmk, Immigsdruk, Geeft de zaak steeds meer geluk. d' Chromo-litho van 't Gedempte Slaak, Maakt ook deel uit van de zaak. Daar maakt men op steen, of zink, of glas 't Schoonste, dat er immer op de wereld was; En zoo brengt ook deze tak, IMMIG's zaak zeer veel gemak. Vroolijk zijn wij allen hier te zaftm, Om, ter eer van IMMIG's naam, Luid te juichen op dit blijde feest. Dat de Zaak reeds zooveel jaar er is geweest. Met den wensch, dat zij nog lang Veler menschen gunst ontvang. Dit zangstukje was een zeer aardige verrassing voor den heer CORNs. IMMIG Jr. Niet zoozeer, omdat zijn bedrijf in de woorden van dat lied is omschreven, als wel omdat in dat zingen een gave van den heer IMMIG, die geheel buiten zijn bedrijf staat, gehuldigd werd. op een wijze, waarvoor hij zeker niet ongevoelig kon wezen Voor vele lezers is het misschien niet overbodig, hier als tusschen haakjes even te vermelden, dat de heer CORNs. IMMIG Jr., hoewel opgegroeid bij den zethaak in de drukkerij zijns vaders, zich toch ook op muzikaal gebied een goeden naam heeft weten te verwerven; vooral in de jaren, toen hi.i organist was in de Luthersche kerk, waar o. a. door hem de kerkconcerten werden ingevoerd en onder zijn leiding tot bloei kwamen. Dat was de tijd, dat de heer IMMIG ook veel componeerde en aan enkele tijdschriften op muzikaal gebied medewerkte. Dat was de tijd, waarin hij soms een zeer zwaren strijd streed over de beantwoording van de levensvraag voor hem, of hij het drukkersvak niet voor goed vaarwel zou zeggen, om zich geheel aan de muziek te wijden, óf wel zijn harp aan de wilgen zou hangen om voortaan alleen „zaken" te doen. Dat was de tijd, waarin hij het Faust zoo volkomen van harte kon nazeggen: Daar wonen, ach! twee zielen in mijn borst. En de eene wil van de andere zich scheiden; Want de eene omklemt met heeten liefdedorst De wereld, waar zij woning wil bereiden. Dat was zijn drukkersziel. Maar de andere schudt met onbetembre vlucht Het stof zich af en smacht naar hooger sfeeren Deze laatste was zijn muziekziel, die het ten slotte tegen de eerste aflegde en die hem, zooals gezegd, van tijd tot tijd ook tot componeeren aandreef en hem o. a. deed maken het zangspel „Prinses Zonneglans". Op de melodie van den daarin voorkomenden „Dwergenmarsch" werd „Het lied van onzen arbeid" gezongen. En zoo was men dan eindelijk met telkens kleine pauzen, die door het orkest steeds met de vroolijkste. opwekkends^ muziekstukken werden aangevuld, gekomen tot het groote tooneelstuk, de „pièce de résistance" van den avond: De Qrukfoutenduivel Kluchtspel in drie bedrijven, vrij bewerkt uit het üuitsch van Hans OberstAdter, speciaal voor deze tooneelvoorstelling, door K. K. PERSONEN. LAURENS HOFFMANN, hotelhouder van „Het gouden Kalf". FREDERIKA, zijn vrouw LOUISE, zijn dochter. Mevrouw MARIE KUHN, weduwe. REINHARDT KUHN, haar zoon, redacteur. MERKENSTEIJN, burgemeester van Leeuwendal. WORTELBEER, notaris. FRANKEN, arts. VREDENHOF, landmeter. PEMPKE. meesterknecht der „Leeuwendaler Nieuwsbode*. LAURA, zijn dochter. FRANZESCO BIANCHINI, directeur eener menagerie. Miss AMANDA, dierentemster. NATHANS, kleermaker. JOHAN APPELS, huisknecht van Hoffmann. JACOB, zettersjongen. Een boer. Het stuk speelt te Leeuwendal, een klein stadie, het Ie bedrijf op Oudejaarsavond 1905, het 2e en 3e één dag later. er c "S TJ CO cw XJ c. a i c tv O 0 > c. CM un O U v\ c cv c. □ re _3 En zoo was men dan eindelijk met telkens kleine pauzen, die door het orkest steeds met de vroolijkste, opwekkendste muziekstukken werden aangevuld, gekomen tot het groote tooneelstuk, de „pièce de résistance" van den avond: De Drukfoutenduivel Kluchtspel in drie bedrijven, vrij bewerkt uit het Duitsch van Hans OberstAdter, speciaal voor deze tooneelvoorstelling, door K. K. PERSONEN. LAURENS HOFFMANN, hotelhouder van „Het gouden Kalf". FREDERIKA, zijn vrouw LOUISE, zijn dochter. Mevrouw MARIE KÜHN, weduwe. REINHARDT KUHN, haar zoon, redacteur. MERKENSTEIJN, burgemeester van Leeuwendal. WORTELBEER, notaris. FRANKEN, arts. VREDENHOF, landmeter. PEMPKE. meesterknecht der „Leeuwendaler Nieuwsbode". LAURA, zijn dochter. FRANZESCO BIANCHINI, directeur eener menagerie. Miss AMANDA, dierentemster. NATHANS, kleermaker. JOHAN APPELS, huisknecht van Hoffmann. JACOB, zettersjongen. Een boer. Het stuk speelt te Leeuwendal, een klein stadje, het Ie bedrijf op Oudejaarsavond 1905, het 2e en 3e tfén dag later. CT C "3 xj KJ CU "O c. a i c o 0 > "c. M un o U ui c CU c. =J ro J EERSTE BEDRIJF. {Kedactie- en expeditielokanl van de „Leeuwendaler Nieuwsbode". Rechte ingan» der drukkerij, links toegang van buiten. Lessenaar met couranten; planken met boeken; tafels met couranten en pakketten. Aan den wand een telefoontoestel. Er heerscht groote wanorde. Reinhardt zit aan zijn schrijftafel Pempke komt uit de drukkerij.) EERSTE TOONEEL. (Reinhardt. Pempke.) Pempke. We moeten nop eopie hebben, mijnheer Ktihn! Reinhardt. Hoeveel ? Pempke. Zoo ongeveer oen kolom, als er ten minste nog niet een paar advertentiën gebracht worden. Reinhardt. Je weet toch, dat het heden Zaterdag is, en dan nog wel Zaterdag van Sylvester. De menschen wachten steeds tot het laatste nippertje. Pempke. Zoo zijn nu eenmaal de menschen. mijnheer Kühn! Ik zeg maar steeds, als Laurens Jansen Coster zaliger wist. hoe het heden ten dage in een drukkerij toegaat... Reinhardt. Laat toch Daurens Janszoon Coster zaliger met vrede. Is het verslag van de vergadering der Konijnonteelt-Vereeniging reeds gezet? Pempke. Dat wordt juist getrokken. Reinhardt. Zoo, daar heb je nog wat onder Varia: hoe men stokvisch in azijn en olie klaar maakt! Schiet maar op! Pempke. Ja, ik ga!... Is me dat een jagerij tegenwoordig. (Af.) Reinhardt (alleen). Een komieke figuur, dat factotum van mijn ouden oom. Die paste nog net in de drukkerij van het Rott. Nieuwsblad. Dan kwamen de beursberichten van den 2den Januari misschien precies op 31 December uit. Enfin... hij is een goede kerel, en een zorg voor het huis. (Wordt geklopt.) TWEEDE TOONEEL. (Vorigen; Nathans, kleermaker; later een boer.) Reinhardt. Binnen. Nathans (komt). Goeden morgen, mijnheer de redacteur. Reinhardt. Hé! Goeden morgen, mijnheer Nathans. Wat is er voor nieuws. Nathans. Och mijnheer, niets goeds. Weet u, onze lieve, goede tante is gestorven, en nu wilde ik een rouwadvertentie in de courant plaatsen. U begrijpt... Reinhardt. Ja, ja. dat begrijp ik. Ik condoleer u van harte. Heeft u de advertentie al geschreven? Nathans. Ik? Neen! Ik dacht, dat werd hier gedaan. Reinhardt. Ook goed, mijnheer Nathans, maar dan zult ge mij de noodige inlichtingen moeten verschaffen. (Schrijft.) Kennisgeving. Het behaagde heden den Heere... Nathans. Gisterenavond mijnheer... gisterenavond, precies drie minuten voor tienen... Reinhardt. Gisteren — avond — tien — uur — onze — innig — geliefde — tante — Wat meer? Nathans. Alleen tante, anders niet! Reinhardt. Dus: Tante — in — den — ouderdom — van — hoeveel? Nathans. 72 jaren, 6 maanden en 29 dagen; als ze namelijk nog 2 uur geleefd had was ze juist 72 jaar en 7 maanden oud geworden. Reinhardt. Dus: van 72 jaren, na kortstondig lijden — tot —< zich — te — roepen. Zie zoo — nu de naam. — dien zouden we haast vergeten hebben. Ze heet... Nathans. Barbara Christina Ursula Jansonius van de Meijerenburg. (Wordt geklopt.) Reinhardt. Binnen. Een boer (treedt binnen). Ben ik terecht? Reinhardt. Als gij het couranten-bureau bedoelt, ja! Een oogenblik! (Tot Nathans.) Dus, Nathans: Mevrouw de Wed. Barbara Christina Ursula Jansonius—Van de Meijerenburg. En wanneer heeft de begrafenis plaats? Nathans. Morgenmiddag om 3 uur — nog in het oude jaar. Reinhardt. Dus: de begrafenis — zal — plaats — vinden —morgen namiddag - om — 3 — uur. Zoo. Nathans — de annont* zal geplaatst worden. (Belt.) Pempke (komt). Mijnheer — Reinhardt. Hier is nog een rouwbericht; vierde pagina, bovenaan. Pempke. Maar daar staat de advertentie van 't stadhuis, vanwege de hondenbelasting. Reinhardt. Dan zet je die wat lager. — Doodberichten wil ik steeds bovenaan hebben. Pempke. Maar mijnheer, als de burgemeester de officieele berichte* niet bovenaan ziet... Reinhardt. Dan is dat mijn zaak. Pempke! — Laat de advertentie gauw zetten, het is reeds laat! — Pempke (iceygaand). O Laurens Jansen Coster. — Als dat zoo door gaat. neen... (Hoofdschuddend af.) Reinhardt. Dus, nogmaals mijn hartelijke deelneming, heer Nathans! Nathans. Dank u. Goeden dag, mijnheer, goeden dag. (Af.) Reinhardt (tot den boer). Wat wenscht u, beste vriend? Boer (liefst in een boersch dialect). Ik wil mijn vrouw in de courant laten zetten. Reinhardt. Uw vrouw? Boer. Ja, die is er vandoor en nu wil ik... Reinhardt. Maar beste man, dat doet men toch niet! Boer. Dat komt er niet op aan, zij moet in de courant! (Zoekt in zijn sak en haalt er een smerig, verfrommeld, vet papier uit.) Reinhardt (tot boer). Geef maar hier! (Boer geeft hem het papier.) Reinhardt (leest): WAARSCHUWING! Geen geld of goed af te geven aan mijn huisvrouw, Mejuffr. Houtzagers, zullende door mij geen betaling geschieden. TEUNIS HOUTZAGERS, te Berghuize. — Ja, dat is goed zoo, maar bedenk, dat ge uzelf blootstelt. Boer. Dat kan mij niet schelen, ze zal in de courant. Reinhardt. Ik kan het niet verhinderen, maar, hm! hm! zijt gij de heer Houtzagers zelf? Boer (verwonderd). I-i-i-k? Ja, natuurlijk ben ik het zelf. Reinhardt. Dat geef ik gaarne toe, maar ik ken u niet, en kan dus zulke annonces, waardoor iemands vrouw zich beleedigd kan voelen, zoo maar niet opnemen. Boer. Zoo? dat is nog fraaier. Waarom zijn jullie redacteurs er dan eigenlijk? Reinhardt. Dat begrijpt gij niet beter, beste man! Ik kan uw annonce slechts dan opnemen, wanneer gij uw handteekening door den burgemeester uwer woonplaats doet legaliseeren. Boer. W-a-a-a-t ? Reinhardt. Anders niet. Boer (vouwt het papier op en steekt het in den zak). Bonjour, Redacteur. Ik zal het u doen bevestigen! (Af.) (Wordt getelefoneerd.) Reinhardt (gaat naar het telefoontoestel). Hallo, Leeuwendaler Nieuwsbode. Hallo! met wie? Wie? intercommunaal bericht! een oogenblik als 't u blieft. (Neemt potlood en papier en schrijft.) 's Gravenhage. De burgemeester Mcrkensleijn — van — Leeuwendal — werd — ter — gelegenheid — van — het — Nieuwjaarsfeest — tot — Ridder — van — de — Ned. — Leeuw — en den veldwachter — Hubert — de — bronzen — medaille — van — de — Oranje — Nassau — verleend. — Goed zoo. Ja! O zeker! — groote blijdschap — ja — ja — minstens serenade — ja — veel plezier — adieu. (Gaat weg.) Sapperloot! Dat zal een vreugde in de stad zijn. Dat moet beslist op de eerste pagina worden vermeld, vette letter, onderstreept! Zoo — Ridder van de Ned. Leeuw. (Belt.) Pempke (komt). Mijnheer... Reinhardt. Hier. Onze burgemeester is Ridder van de Ned. Leeuwgeworden. Pempke. Wat?... Ridder!! Reinhardt. En den veldwachter Hubert, de bronzen medaille, dus mediaan vette, bovenaan, eerste kolom. Opschrift text of Augustijn. Pempke. Maar mijnheer, daar staat ons abonnement-bericht, dan de historische datums. Reinhardt. Die laat je weg en het abonnement-bericht plaats je onderaan. Pempke. Dan moet de geheele eerste pagina uit elkaar. Reinhardt. Ach wat, dat geheel is... (tellend) twee, vier, zes, tien tot twaalf regels, neem een paar interlinies er uit en van de medcdeeling onder en boven de vette lijnen, dan is er plaats genoeg. Jacob (komt van buiten). De post, mijnheer! (Legt couranten en brieven op de schrijftafel.) Reinhardt. Hoeveel plaats hebben we nog in de nieuwsberichten? Pempke. Zal het even uitmeten. (Wil weggaan.) Reinhardt. Wacht even. hier is nog wat. (Zoekt op de schrijftafel.) Een advertentie van mij, ik moet toch mijn vrienden een gelukkig Nieuwjaar wenschen. — Daar, n mooie letter, zonder rand, twee kolommen. (Lezend): Allen vrienden en begunstigers langs dezen weg mijn hartelijke gelukwensch. Leeuwendal, 30 Dec. 1905. REINHARDT KÜHN, Redacteur en Uitgever. Zoo! en heb je de andere proeven al nagelezen? Pempke. Ja, die heb ik allemaal nagezien. (Af.) Reinhardt (naar de nieuwste courant zoekend.) Hier Jacob, neem tegelijkertijd de nieuwste berichten mede. Derde ochtendblad — hier — Petersburg — Warschau — Riga — Marokko-conferentie —• nu, nemen we alles maar! (Snijdt een groot stuk uit de courant): Pempke zal het wel verdeelen. Zie zoo! alles moet er in. Vooruit! (Jacob af.) Keulsche Courant, ach wat, dat kan tot Maandag wachten. (Wordt geklopt.) DERDE TOONEEL. (Vorigen, Bianchini, miss Amanda.) Reinhardt. Binnen. Bianchini. Bonjour, monsieur! Reinhardt. Goeden morgen. Wat belieft u? Bianchini. Mijn naam is Franzesco Philippo Bianchini, eigenaar van Europa's grootste menagerie. Ik maak een rondreis en zal de eer hebben op Nieuwjaarsdag, 's namiddags om 4 uur en 's avonds om 8 uur, de eerste voorstellingen hier te geven. Reinhardt. Zoo, zoo! Ik veronderstel, dat u dat in mijn blad wilt aankondigen, dat u hier met uw menagerie zijt aangekomen en daar het op het nippertje is — over een uur verschijnt het blad — zoo verzoek ik u... Bianchini. Ja zeker, monsieur! Hier is onze advertentie; het zijn louter groote letters, zeer snel en gemakkelijk te zetten, daar zijn de clichés (haalt eenige clichés uit zijn zak benevens een gekleurd aanplakbiljet.) Reinhardt. Alles blijft dus zooals het hier is, alleen daar zetten wij Maandag — 1906. Bianchini. Zoo is het, monsieur! en hier bovenaan: „Op de Veemarkt van Leeuwendal". Reinhardt (schrijvend). Op — de — Veemarkt — te — Leeuwendal — Maandag — den — isten — Januari — 1906 — des — namiddags — om — 4 — uur — en — des — avonds — te — 8 — uur. Bianchini. Zeer goed, en nu onderaan groot, maar zeer groot, en rechts en links een paar handen; die hebt u toch? Reinhardt. Ja, die hebben wij. Bianchini. Een partijtje 66 in de Leeuwenkooi; zoo, dat hier zeer vet, zooals ik het onderstreept heb. Reinhardt. Een oogenblik! Dat kan u beter mijn meesterknecht zeggen, dat spaart tijd. Het is reeds laat. (Schelt.) Pempke (bij het binnenkomen). Nu, moet er nog wat in? Eerst de... Ha, goeden morgen, mijnheer! U verlangt? Reinhardt. Kom maar hier, Pempke! daar is nog een groot* advertentie. Een menagerie. Pempke. Ja — maar — mijnheer — er is geen plaats meer — absoluut niet — Reinhardt. De advertentie moet er in, Pempke! Pempke. Het is reeds zoo laat! Reinhardt. Wees verstandig. Kijk — wat hier op papier staat — twee kolommen — groote letters, er boven: „Op het Marktplein te Leeuwendal, slechts drie dagen hier! Maandag den l8ten Januari 1906, des namiddags ten 4 ure, des avonds te 8 uur, twee groote gala-voorstellingen". Dat alles hier en de clichés daarnaast — knip de copie door — elk moet een paar regels zetten — dan komt het gereed! Pempke (zuchtend). Ja! ja! mijnheer! Bianchini. En dan komt onderaan: Een partijtje 66 in de Leeuwenkooi! Ik zal Maandagnamiddag met monsieur Franzesco Bianchini in tegenwoordigheid der dicrentemster miss Amanda een partijtje 66 — Jacob (uit de drukkerij roepend). Pempke, kom gauw even hier, er is te veel copie voor de derde pagina. Pempke. Nu, ik zei het -wel! Die vervloekte telegrammen. (Wil weggaan.) Reinhardt. Daar, neem dat tegelijkertijd mede! Pempke. Een oogenblik mijnheer! (In de drukkerij roepend): Nu! als het niet kan, laat dan de revolutie van Rusland weg. Reinhardt. Neen, de nieuwe telegrammen moeten er in, Pempke! Bovenaan, onder gemengd nieuws is nog een oude stopper, of — laat liever het stokvisch-recept er uit! Pempke. Ja, ja, ja, mijnheer, dan laten wij de stokvisschen uit de courant. (Af.) Reinhardt. Die vent is totaal confuus! Dus een partijtje 66 — Bianchini (lezend). In tegenwoordigheid der dierentemster, miss Amanda, een partijtje 66 in de Leeuwenkooi spelen. Johan Appels, huisknecht van het hotel „Het gouden Kalf". Zoo, dat flink groot, onderaan. (Jacob komt binnen.) Reinhardt. Ja, het zal geschieden, mijnheer! Daar Jacob, geef dat aan Pempke; in stukken snijden, en nu gauw een beetje, de tijd dringt. Jacob. Jawel, mijnheer, hot kan nog wel. (Af.) Amanda. Dat is een fameuze attractie, vindt u ook niet, mijnheer? Reinhardt. O, zeer, zeer, juffrouw. (Voor zich): Wat een leelijk wijf! Amanda. Wij noodigen u vriendelijk uit de voorstelling bij te wonen. Gij zult u zeer amuseeren. Ons spel is onovertroffen. Bianchini. Zeer zeker. Maar we zullen u niet langer ophouden, mijnheer. Tot weerziens! Reinhardt. Tot weerziens. Goeden dag en veel succes. Jacob (komt). Hier zijn de drukproeven, mijnheer. Reinhardt. Goed! nu — wat is er nog? Jacob. Mijnheer, ik... ik... Reinhardt. Nu, wat is er? Jacob. Ik zou gaarne naar het beestenspel gaan... en... Reinhardt. En? Jacob. Ik heb er echter geen geld voor, mijn vader... Reinhardt. Ik begrijp het, maar — ? — Jacob. Laat mij er een paar bewijsnummers naar toe brengen. Weet u mijnheer, dan krijgt men steeds een biljet voor de galerij. Reinhardt. Nu, als je daarmede geholpen bent, ga je gang! Jacob. Wel bedankt, mijnheer! Reinhardt. Roep nu eerst Pempke nog eens even binnen. (Jacob af. Pempke treedt daarop binnen.) Pempke. Heeft u nog iets, meneer? Reinhardt. Ja, Pempke. Je hebt 't wel druk, maar ik ga de stad uit, en wil je vóór mijn vertrek toch nog iets zeggen, dat ik al lang op 't hart had. Je komt zoo langzamerhand op een leeftijd, dat 't werk, dat je zoo lang zoo trouw hebt waargenomen, wel wat zwaar voor je wordt. De tijden veranderen, en de eischen, die de menschen stellen, zijn ook al heel anders dan toen jij in je kracht was. Nu had ik gedacht, dat 't beste was... Pempke (verschrikt). Wat zal dat beduiden, meneer? Ik zal wel... Reinhardt. Ge zult niets. Maar in de drukkerij moet ik iemand hebben, die meer op de hoogte van dezen tijd is. Vooral ook, omdat ik alles hier naar de nieuwste eischen wensch te veranderen en in te richten. En dan — zie je, Pempke — dan wil ik ook de zorgen voor mijn huis aan een degelijke, lieve huisvrouw opdragen. Pempke (bedroefd). En dan is de oude Pempke overbodig geworden. Reinhardt. Neen, dat juist niet, want jij komt dan hier op kantoor, om mij met alles te helpen en als 't noodig is, ook de menschen voor mij te woord te staan. Pempke. Maar, meneer... ik-kik... Reinhardt. En vanmiddag zorg je vast voor mijn huis en voor de zaak, want ik wil mijn goede oude moeder weer eens gaan bezoeken. Hier zijn de sleutels en geef dezen brief straks, als alles in orde is, en de courant verzonden, even af bij juffrouw Louise in „Het gouden Kalf". Morgenavond ben ik weer terug, dan vertel ik je misschien nog wel wat anders. (Kleedt zich aan.) Tot morgenavond. Zorg goed voor alles. (Af.) Pempke. Tot wederziens, mijnheer! (Met tranen in de oogen.) Het is toch een goed mensch! Een ander had den ouden man eenvoudig de looppas gegeven. Maar het zal me toch niet gemakkelijk vallen den zethaak aan kant te doen. dien ik nu 45 jaar trouw en eerlijk heb gediend. Jacob (komt met eenige couranten uit de drukkerij en teil d'4 andere deur uitgaan). Pempke. Hé, waar ga je heen? J acob. De bewijsnummers naar de menagerie brengen. Pempke. Wat? Nu, nu alle handen vol werk hebben. Wil je maken, dat je aan 't vouwen komt! Jacob. Maar Pempke, 't is om de vrijkaarten. Pempke (pakt hem aan 'f oor). Die zal je morgen vroeg ook nog wel krijgen, dat is nog vroeg genoeg, lummel, — Neen, die jeugd, als dat Laurens Jansen Zaliger zou zien! — (Gordijn daalt). OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO TWEEDE BEDRIJF. (Heerenkamer in het hotel „Het gouden Kalf"; aan de stamtafel zitten in het EERSTE TOONEEL de notaris, de dokter, de landmeter en de burgemeester in gesprek. Louise komt binnen.) Burgemeester. Ah ha! daar is onze Louise! Goeden morgen, jonge juffrouw! Uitgeslapen? Louise. Goeden morgen, heeren! 'k Ben juist op tijd, 't is half twaalf! Burgemeester. Nu, kindlief, niet zoo boos! 't Was niet zoo gemeend. Wij weten wel, dat ge van den morgenstond houdt. Notaris. Zeg eens, hebt ge pleizier gehad op het weldadigheidsfeest? Louise. O ja, zeer veel. Waarom ook niet? Dokter. Je hebt gelijk, waarom ook niet! Op jouw leeftijd hangt de hemel nog vol viooltjes (neemt haar bij de hand). Zeg eens, onder ons, — is het waar — is er een verloving op til? Louise. Maar dokter, waar denkt u aan! Ik weet niet met wien! Dokter. Zie maar eens, heeren, hoe onschuldig die kleine schelm doet! Burgemeester. Zeg eens, Loetje, hoe dikwijls heb je eergisteren mei Reinhardt Kiihn gedanst? Louise. Maar, burgemeester, laat mij toch als 't u blieft met rust! Notaris. Zie je wel? Nu, wees gerust. Wij zullen niets zeggen. Maar wij zullen de eersten zijn, die je feliciteeren. Dokter. Zeer zeker! En jij, oude deugniet, krijgt als dank een flinke... Louise. De notaris krijgt in 't geheel niets dan een hand, als het eenmaal zoo ver is. Landmeter. Iets is er toch van waar, want waar het rookt, is ook vuur! Burgemeester. Wel, 't is een goed paar! Hij is een degelijke, werkzame jonge man, die dat oude verloopen zaakje van zijn oom wel weer op de been zal helpen en Louise is voor een modelvrouw in de wieg gelegd. Louise (slaat hem zacht op den arm). Zoo n oude spotvogel! Burgemeester. Ik spot niet, het is mijn eerlijke, innige overtuiging! TWEEDE TOONEEL. (Vorigen, Laura, later Hoffmann en zijn vrouw.) Laura (binnenkomend). Juffrouw Louise, een brief van mijnheer Kühn! Louise. Voor mij? Laura (glimlachend). Ik denk van wel, mijn vader heeft hem in 't voorbij gaan gegeven. (Af.) Burgemeester. Zie je wel, kleine heks! Kijk me eens aan! Eerst stelt zij zich aan als een onschuldige heilige, dan... Louise (heeft den brief geopend en vlug gelezen). Daar is toch niets aan, als mijnheer Kühn mij een brief schrijft! Lees zelf maar; hij komt heden niet tafelen, omdat hij naar zijn moeder gereisd is. Notaris. Ja, ja! dat is niet meer dan billijk, dat hij zich verontschuldigt. Zeg eens, Louise, komen al dergelijke brieven aan jouw adres? Louise (stampt met de voeten). U bent een echte plagert! Laura. De nieuwe krant, heeren! Notaris. Geef eens hier, ik wil eens zien wat Rusland en Frankrijk in Marokko uitvoeren. (Zijn blik valt op de eerste bladzijde. Met verbazing): Heere Jozef, kijk eens hier! — Mijn hartelijke gelukwensch, burgemeester, mijn oprechte hulde! Allen. Wat is dat nu? Burgemeester. Waarom dat? Ik wist niet... Notaris (lezend). Telegram, 's Gravenhage, 30 December. De burgemeester Merkensteijn van Leeuwendal werd ter gelegenheid van het Nieuwjaarsfeest benoemd tot Ridder van de Ned. Leeuw en den veldwachter Hubert de bronzen medaille... Allen. Mijn gelukwensch! Mijn hartelijke gelukwensch. (Allen feliciteeren.) Burgemeester. Ik dank u, ik dank u! Deze eer, deze verrassing! Louise. Mag ik u ook gelukwenschen, burgemeester? Laura (roept van uit de gelagkamer). Mijnheer Hoffmann, hoor eens, onze burgemeester heeft een orde gekregen! Hoffmann (binnenkomend). Heerejé, wat hoor ik! Jij, oude vriend, een orde? Allen (door elkaar). Ja, Ridder van de Ned. Leeuw! Hoffmann. Nu, (geeft hem een handdruk) zie je, dat komt er van, wanneer men een ordentelijk mensch, een goede kerel en een slechte burgemeester is (gelach). Dokter. Ziet ge, die durft het zeggen. Louise. Maar vader! Hoffmann. Ach wat, bakvisch! Roep je moeder, en haal een fijne flesch uit den kelder, gauw! Louise. Ja, vadertje, ik ga reeds! (Af.) Burgemeester. Maar Hoffmann, maak toch geen drukte, je weet toch, dat ik... Hoffmann. Papperlapap! De heeren worden beleefd verzocht — (belt) de dames moeten nu maar even wachten met het eten! Laura! Laura (komt). Wat blieft u? Hoffmann. Haal zes roemers! Laura. Jawel! Wat is daar aan 't handje? Frederika (in de deurpost staande). Goeden morgen, heeren! Allen. Aha, goeden morgen! Notaris. Nu, kom een beetje dichter bij! Frederika. Neen, neen! Ik ben in de keuken! ik wil maar even den burgemeester gelukwenschen! Prachtig hè? Zoo n ridderkruis. j Hoffmann. Nu heeft hij er gelukkig twee! Louise (brengt de flesch wijn). Zoo! Laura (brengt de glazen). Hier zijn de zes roemers, mijnheer Hoffmann. Dokter. Twee, hoezoo? Hoffmann (de flesch ontkurkend). Ja, dat van de Ned. Leeuw en dan zijn huiskruis. Frederika. Maar Laurens! Hoffmann. Kom, oude jongen, nu even geklonken, al is het geen mode meer. Proost! Allen (klinkend). Op uw welzijn — proost! proost! proost! hiep, hiep, hoera! Burgemeester. Nu, gastvrouw, treedt nader! Een degelijke huisvrouw mag zich wel met een keukenschort laten zien. Fr ederika. Als de heeren het niet kwalijk nemen! — Hoffmann (een glas aanbiedend). Daar. ouwe, zoo! Stoot nu ook maar eens aan met onzen hoogvereerden stadsoverste; nu, en jij, Louise, kom! Frederika. Op uw welzijn, heer burgemeester, op uw welzijn! Louise. Op uw welzijn! — Burgemeester. Op uw gezondheid, buurvrouw, nog vele jaren na deze. Landmeter (heeft intusschen de courant gelezen). Zie eens, wat een welopgevoede en beleefde huisknecht gij hebt! —• Hoffmann. Hoe zoo? Laura (verschrikt). Ach... Landmeter. Wel, die feliciteert zijn vrienden met het nieuwe jaar. (Lezend): „Aan alle vrienden en bekenden langs dezen weg een gelukkig Nieuwjaar. Leeuwendal, 30 December 1905. Johan Appels, huisknecht van Hotel „Het gouden Kalf". Zie je, da's een kerel, die opvoeding heeft genoten. Louise (ziet den landmeter over den schouder in de courant). Mijn God! Hoffmann. Wat heeft dat te beteekenen. Louise (zich herstellende). Niets vader! Niets. Landmeter. Aha, daar komt ook een beestenspel hier! (Lezend): Slechts 3 dagen hier, staande op de Markt van Leeuwendal. Grootste menagerie der wereld! — Potstausend. Dat klinkt fameus! Leeuwen, tijgers, luipaarden, beren, wolven, slangen, enz. Dat is nog al wat! Maar daar is nog wat! Allen. Wat is er? Landmeter. Ach, dat is niet mogelijk! Notaris. Ja, wat is dat dan? lees toch op! Landmeter. Neen, hoor eens! (Lezend): Maandag 1 Jan. aanstaande 's namiddags 4 uur en 's avonds 8 uur: Twee groote Galavoorstellingen. Dokter. Dat is toch niets bijzonders! Landmeter. Wacht toch even. (Lezend): Een partijtje 66 in de Leeuwenkooi. Allen. Wat! Landmeter (lezend). Ik zal Maandag-namiddag met monsieur Franzesco Bianchini, in tegenwoordigheid der leeuwentemster Miss Amanda, een partijtje 66 spelen in de leeuwenkooi. Reinhardt Kühn, redacteur en uitgever. Frederika. God, sta mij bij! Hoffmann. W — a — t? Notaris. Dat is niet mogelijk! Dokter. Dat is verzonnen! Laura. Mijn God, in de leeuwenkooi, bij dat vee! Hoffmann. Vertel toch geen leugens, Vredenhof. Landmeter. Daar, lees zelf, hier staat het klaar en duidelijk! Hoffmann (neemt de courant). Duivels, ja, daar staat het! Reinhardt Kühn, redacteur en uitgever! Is die vent beschonken geworden? Frederika. Ach, het is misschien maar een mop... een... Hoffmann. Een mop? Met zoo wat spot men niet. Was jij al eens in een leeuwenkooi? Frederika. Goddank, ik niet! Burgemeester. Nu, en jij ook niet, Laurens! Hoffmann. Onzin, zoo waagt men z'n leven niet! Dokter. Dat moest de politie verbieden. Landmeter. Daar kan de politie niets aan doen. Louise. Maar dat is verschrikkelijk. Laura. Neen maar, als ik aan zoo'n leeuwenmuil denk, dan krijg ik de koude koorts! Hoffmann. Dan wil ik eens zien, of ik 't hem zelf niet kan verhinderen. Landmeter. Ik kan niet begrijpen, waarom jij je zoo dik maakt! Laat 'm doen, wat hij wil, hij doet misschien een pantserhemd aan. Hoffmann. Pantserhemd, pantserhemd! geloof jij, dat dat helpt, als zoo'n loeder met z'n klauw naar je slaat? Landmeter. Bij zulke voorstellingen worden altijd de noodige voorzorgsmaatregelen getroffen, dan is er eerst de dierentemster met haar stalen zweep, dan de leeuwentemmer, en ten slotte nemen ze daarvoor een zeer ouden leeuw, die geraspte biefstuk krijgt, anders vreet hij niet. Hoffmann. Ook al zou er maar een Angora-kat in de kooi zijn; ik duld het niet. Louise. Vader! Hoffmann. Weet jij daar meer van? Louise. Maar vader! Hoffmann (woedend). Ik vraag het je nog eens, weet jij daar wat van? Notaris. Maar vriend, blijf kalm! Frederika. Laurens! * Hoffmann. Kalm blijven? Weet ge wel, dat die lichtzinnige jongen opgegroeid is, als mijn eigen vleesch tn bloed? Zijn vader en ik, wij stonden in '73 schouder aan schouder en hebben meer dan eens den dood voor oogen gehad en toen hij op Atjéh door een klewanghouw viel, heb ik hem stervende beloofd voor zijn kind, dat nauwelijks een paar weken oud was, een tweede vader te zijn. Die belofte heb ik gehouden tot op den dag van heden. Dokter. De jonge Kühn is echter een man van 35 jaar, die zeer goed weet, wat hij doen en laten mag. Hij zal zich van jou niets laten zeggen, al was je ook de vriend zijns vaders. — (Betaalt en kleedt zich uan.) En ten slotte, vriend Hoffmann. zijn wij ook nog daar, zend hem even bij mij, ik zal hem wel even afkoelen. Landmeter (betalend). Ja. ja, den moed niet laten zinken, jij vooral niet, Louise. — alles zal terecht komen! Louise. Dat geloof ik niet. Wat hij zich voorneemt, dat volbrengt hij ook! Hoffmann. k Zal hem leeren, die fijne jonker! zich met paardrijders en dierentemmers in te laten — miss Amanda, monsieur Bianchini — ha, ha, ha! Louise (zuchtend). Ach ja, deze verschrikkelijke miss Amanda! Notaris. Zijn de heeren klaar, — juffrouw Hoffmann, houd maar moed! en jij Hoffmann, het hoofd koel, het hart warm. — Adieu, juffrouw Louise! Wees maar niet bang! (Reikt de hand.) Burgemeester. Adieu, laat jelui je middagmaal maar niet bederven door dien onzin. Adieu, bon appétit! Dokter. Ja, vriend Hoffmann, nu niet zenuwachtig, dan gaat je gal weer door je bloed — dan kan ik maar weer zien hoe ik je op de beenen krijg. Landmeter. Eet smakelijk, samen! Laat jelui je maar niet van streek maken! Kühn zal zich nog wel eens bedenken. Allen. Goeden morgen! Adieu! Familie Hoffmann. Eet smakelijk, mijne heeren! (Allen gaan weg, behalve Hoffmann, Frederika en Louise). DERDE TOONEEL. Hoffmann, Frederika, Louise, later Laura. Hoffmann. Zoo, daar heb je dan je goeden Reinhardt! Fr ederika. Bedaar! Is het mijn schuld, als de jonge man... Hof fmann. Natuurlijk is het jouw schuld. Wiens schuld is het anders? Louise. Maar vader! Hoffmann. Je hadt hem moeten laten loopen! Als jelui vrouwen op iemand verkikkerd zijn, dan is het verstand op den loop! Louise. Mijn God, wat ben ik ongelukkig. Frederika. Hoor eens, ouwetje, je bent onredelijk in je drift. Wie is voor een half jaar met de boodschap thuis gekomen, dat de jonge Reinhardt Kühn, de zoon van uw vriend en wapengenoot, uit Parijs en Londen was teruggekeerd? Wie was er blijder dan jij, toen je mededeelde, dat zijn oude oom Lehning op sterven lag en hem tot zijn universeelen erfgenaam had benoemd? Wie heeft den jongen met open armen in zijn huis ontvangen? Gij! Wie heeft uren lang, ja, tot aan het ochtendkrieken daar buiten met hem in 't priëel gezeten of wel aan de stamtafel? Wie heeft zich van Parijs laten vertellen en heeft hem verteld van den oorlog van 1873 en van zijn vader? En wie was het, die van de eerste weken af aan het arme kind geplaagd en gefopt heeft met de kleine eerbewijzen, die Reinhardt onze dochter als vriend en beschermeling van ons huis heeft bewezen? Jij, jij en niemand anders dan jij alleen... Hoffmann. Laat mij met rust met je eenzijdig geklets! Frederika. Neen, ouwetje. Nu zal ik ook eens uitpraten. Ik heb Kühn lief gekregen, omdat hij toonde een man te zijn; ik heb mij verheugd, in hem een degelijken en oppassenden man voor onze Louise te hebben gevonden, maar voor zijn dwaasheden, die ik niet achter hem gezocht zou hebben, ben ik toch waarlijk niet verantwoordelijk. Hoffmann. Nu. dat wilde ik juist niet zeggen! — maar het is een dwaas idee, in de leeuwenkooi te gaan en daar met een bandiet een partij 66 te spelen. — Frederika. Ja, en dan nog wel met een dame, met een dierentemster. Hoe komt hij er toe? Louise. Mijn God, zou hij haar misschien reeds langer kennen? Hoffmann. Wie weet, of zij niet... Frederika. Maar Laurens, wie zal nu aan zoo wat denken? Hoffmann (opbruisend). Ken jij de mannen, Rika? Frederika. Nu, een beetje wel, denk ik! Hoffmann. Maar de jongens van tegenwoordig ken jij niet; hij was te Berlijn, Parijs, Londen...! Lieve hemel! geloof jij dan, dat een man van 35 jaar een onschuldig kind, een engel is? Frederika. Laurens, ik verzoek je beleefd, wij zijn niet alleen! Hoffmann. Nu ja, wat schaadt dat... Louise kan de gedachte aan hem uit het hoofd zetten. Frederika. Domme ezel, oude gloeikous! Louise. Vader! Hoffmann. Er zal nog wel een ander te vinden zijn, die niet in de leeuwenkooi gaat! En, wie zulk een restaurant achter zich heeft en nog wat van dat (duim en wijsvinger maken zekere beweging), die behoeft niet ongerust te zijn. Louise. Maar vader! Hoffmann. Hou je snavel! Frederika. Bedaar, het meisje mag toch ook een woordje medespreken, zij trouwt toch, en niet jij! Hoffmann. Maar met geen die 66 speelt. Frederika. En geen een, dien zij niet gaarne heeft (vleiend tot Hoffmann): Weet jij nog wel, hoe de jonge Laurens Hoffmann vóór ongeveer 25 jaar zijn Frederika koos? Hoe een zekere oude heer er over tobde, dat zijn zoon niet de rijke buurmansdochter nam, maar dat eenvoudige meisje, die arme wees, die in de wijde wereld zoo geheel alleen stond? Weet jij dat nog? Wat heeft destijds de jonge Laurens Hoffmann gedaan? Hoffmann. Maar Rika. — Frederika. Van dezen harden, eigenwijzen kop, die thans slechts een paar haren armer en een weinig grijzer geworden is, heeft hij den raad gevolgd en heeft... Hoffmann (zijn vrouw omarmend). Zijn Rika getrouwd! Frederika. Nu zie je, ouwetje, en nu — Hoffmann. Maar wanneer... Frederika. Wat dan... Wanneer? Hoffmann. Was hij maar weer ongeschonden uit de leeuwenkooi! Er behoort verduiveld veel courage toe — werkelijk — wanneer men er kalm over nadenkt — verdraaid veel courage en daar moet men respect voor hebben! Wij waren bij Atjeh ook in zekeren zin in een leeuwenkooi, en geen seconde ons leven zeker — maar — sakkerju, het is toch een geweldige onderneming! Louise. Ja vader, en deze dierentemmer en die miss Amanda! Frederika. Maar kinderen, ben jelui beide dan blind geworden, dat je geen uitweg meer kunt vinden? Hoffmann. Wat? Uitweg? Louise (vroolijk). Weet u een uitweg, moeder? Och, zeg het dan! Zeg het dan! Frederika (geheim). Wel, wij laten hem eenvoudig niet gaan! Hoffmann (verrast). Potstausend, ouwe, jij heb gelijk. Wij laten hem eenvoudig ui fit Louise. Neen. neen. hij mag niet in de leeuwenkooi! Frederika. Zeg toch eens, wanneer zou die geschiedenis zijn? Louise. Maandagmiddag om 4 uur. Frederika. Dat zou dus een mooi begin van het nieuwe jaar zijn! Nu, hoor maar eens kalm toe! (tot haar kind): jij hebt hem toch lief, dien braven Reinhardt? Louise. Moeder! Frederika. Ik weet het wel, zoo iets zegt men niet gaarne, maar je moeder mag je het gerust zeggen! Hoffmann (brommend). jju en de vader — die behoeft het niet te weten? Frederika. Ben je weer jaloersch. Natuurlijk mag jij het ook weten, maar zoo iets vertelt men eerst aan z n moeder, dat is altijd zoo geweest! Dus je hebt hem lief? Louise. Ach ja, moedertje! Frederika. Zeer lief? Zoodat je hem tot man verkiest boven alle anderen? Hoffmann. Hoor eens ouwe, je brengt dat kind in de verlegenheid, inplaats van er uit, met je honingzoete liefdesscène! Louise! — Wil je hem, of wil je hem niet? Louise (valt haar vader om den hals). Ja vader, ik wil hem, want ik houd zooveel van hem. Hof fmann. Zie je, ouwe, dat is veel korter, net als de oude Van Swieten: de vinger er op, dat nemen we. (Tot Louise): En wil hij jou ook? Louise. Dat heeft hij mij ten minste dikwijls genoeg gezegd en dat is ook zeker waar. Fr ederika. Welnu, dan vieren wij eenvoudig morgenavond bij een Sylvesterpunch de verloving... Hoffmann. En dan — ? Fr ederika. Laurens! Maar mensch! Heb je heelemaal geen verstand, geen begrip van logika? Hoffmann. Ge bedoelt zeker... Frederika. Natuurlijk meen ik, dat hij als bruidegom, als een in onze familie opgenomen schoonzoon, in zekeren zin ons kind... Hoffmann. Niet meer in de leeuwenkooi gaat? Jij kent Reinhardt Kühn slecht! — Daarenboven, Rika! De mededeeling staat in de Leeuwendaler Nieuwsbode, in zijn eigen blad! Frederika. Ezel, die jij bent! Als de verloving bekend wordt, zoo zal toch elk weldenkend mensch zeggen, dat zijn bruid zulk een waaghalzerij niet hebben wil, de kaarten moet hij hedenmiddag nog drukken, hedenavond en morgen schrijven jelui de adressen en op Nieuwjaarsmorgen weet geheel Leeuwendal, dat juffrouw Louise Hoffmann, de dochter uit ..Het gouden Kalf" met mijnheer Reinhardt Kühn, redacteur en uitgever, verloofd is. Daarmede is de zaak afgedaan! Louise. Maar moeder, dat gaat toch niet! Frederika. Dat gaat niet? Waarom gaat dat niet? Louise. Omdat Reinhardt niet hier is, en eerst morgenavond terug komt. — Hier schrijft hij mij — (toont den brief). Frederika (ziet den brief in). Ook al goed, als hij morgenavond komt, is er nog tijd genoeg, en als de nood aan den man komt, dan help ik ook adressen schrijven. Maar in de leeuwenkooi komt hij niet! Laura (komt). Juffrouw Hoffmann, de haas is aangebrand! Frederika. Ook dat nog, dat is jouw schuld met je gepraat. (Af.) Hoffmann. Natuurlijk, ik heb weer schuld. Zoo is 't altijd! (Tot Louise): Afin, laat jij den kop maar niet hangen. Als hij absoluut 66 spelen wil, dan kan hij het met mij doen! Maar respect moet men toch voor hem hebben, alle respect! (Af.) VIERDE TOONEEL. (Louise, Laura.) Louise. Ach, lieve hemel, wat moet ik beginnen! Wie had nu zoo iets gedacht! En deze miss Amanda! Een dierentemster! Neen! neen! ik kan het niet gelooven! .Laura. Juffrouw Louise! Wind u niet zoo op vanwege die mannen. Die zijn alle eender! Louise. Dat begrijp jij niet, Laura! Laura. O, geloof dat nou niet. Ik ben namelijk ook niet van soep, en mijn hart zit precies, waar andere menschen het ook hebben, maar dat zeg ik u, als mijn Johan zoo iets probeeren zou, om bij zoo'n beest in de kooi te gaan en dat nog wel met een Engelsche miss, neen, dan zou hij wat beleven! Louise. Wat zou jij dan doen? Laura. Wat ik doen zou'? Vraag je dat nog? Ik zou hem de oogen uitkrabben, en in plaats van een partij 66 zou ik er hem 66 om de ooren geven, dat hem de gansche lust voor de menagerie verging! Louise. Dat is gemakkelijk gezegd, Laura! De mannen doeD. wat zij willen. Laura. O, heerejee, neen! Men moet ze een beetje plagen. Als mijn Johan de herberg „De Kikvorsch" krijgt, dan gaan wij trouwen, dat weet ge! Maar één ding zeg ik u, juffrouw Louise. of hij bevalt mij, of hij bevalt mij niet, maar die zich voor zoo n miss den neus laat afbijten door een leeuw, zoo'n kerel is mij niet waard aangekeken te worden! Louise. O, deze dieren zijn veel gevaarlijker! Met één beet heeft zoo'n leeuw een arm of been door en door gebeten, en als hij met zijn klauw iemand op de borst of schouder slaat, dan vliegt er een heel stuk vleesch uit! Ja. het zijn vreeselijke dieren, Laura! Laura. Dat die zoo gevaarlijk zijn, dat had ik niet gedacht! Daar kan bij zoo'n beest gaan wie wil, maar ik of mijn Johan niet! En mijnheer Kühn is toch ook zoo n waaghal? niet! Louise. Dat is het hem juist, Laura! Ach. ik ben het ongelukkigste meisje van de wereld... zoo iets te moeten beleven! Laura. Jammer van den goeden wijn hier, de heeren hebben hem niet eens opgedronken. (Ruimt de tafel af.) Maai juffrouw Louise, spreek toch een woordje met uw aanstaande. Louise. Hij is niet hier — hij is op reis! Laura. Zoo, ook dat nog! Die heeft het veld geruimd! Dat was ook wel een schandaal geweest, als hij aan tafel wat gekomen! Met mijnheer Hoffmann is niet te spotten, en met u - neen - nog veel minder. Zeg eens, juffrouw, wanneer komt hij terug? Louise. Morgenavond! Laura. Nu, dan kun je hem nog ordentelijk afdrogen — dat zeg ik u, als ge het alleen met hem niet klaar speelt, dan ben ik ter uwer beschikking! Neen, dat moet de mannen voor eens en altijd afgeleerd worden, dat ze zich om zoo n miss in een leeuwenkooi wagen, en zich ten genoege van het publiek laten opeten! Hoffmann (van buiten roepend). Louise, Laura, eten! Laura. Ja, ja, ik kom al. Nu, men moet den kop niet laten hangen — de zijne is er ook nog op! .Louise. Ik heb geen trek! Ach, was bij maar hier! (Beiden af.) VIJFDE TOONEEL. Johan (alleen, brengt eenige koffers en set ze neêr, dan ziet hij schuin naar alle zijden, opent voorzichtig een klein pakje, dat een tricot bevat en deels zichtbaar doet zijn). Zoo, dat is het costuum — roode — beenen — blauwe blouse, sakkerloot, dat is fijn! Wat zullen de Leeuwendalers kijken! Nu moet ik nog behoorlijk leeren zes-en-zestigen. Vandaag en morgen hoor! en vijftig gulden — dat is fijn geld! Daar koop ik mijn trouwpak voor. Als mijn Laura maar niets merkt! Zij krabbelt mij minstens de oogen uit en ten tweede zijn de vijftig gulden naar den duivel! (Kijkt in de courant en leest.) Aha, daar staat het: Groot beestenspel, leeuwen — beren — sakkerloot! Zet men er dat ook nog onder? O wee! (Verbaasd.) Ja, wat is dat nu? Mijnheer Reinhardt Kühn gaat in de leeuwenkooi en speelt 66! — Neen, dat is een abuis, dat gaat toch niet! Ik heb het toch afgesproken. (Zijn blik valt op een naam daarboven.) En — ja, ben ik gek of word ik het. — Hierboven een Nieuwjaarswensch van mij — Johan Appels — huisknecht in „Het gouden Kalf"! — Neen, begrijpe wie het wil, ik niet. (Staart een oogenblik op de courant en breekt plotseling in lachen uit.) Daar heb je 't al, 't is verwisseld. Zie. zoo'n domme drukfout van den ouden Pempke — mijn naam boven bij den gelukwensch, zijn naam onder bij het partijtje 66 — ha, ha. ha! — Beste Pempke — dat hebt gij goed gedaan, nu snapt minstens mijn Laura de zaak niet! — (Gordijn daalt). DERDE BEDRIJF. (Dezelfde kamer als in het Tweede Bedrijf.) EERSTE TOONEEL. Reinhardt, mevrouw Kühn. Reinhar dt (kijkt door de buitendeur, en als hij niemand ziet, wendt hij zich tot zijn moeder). Kom moeder! (Zij komen binnen.) Zoo, zet je nu een oogenblik neder, bestel een kop koffie en doet, alsof gij mij in 't geheel niet kendet. Ik ga een oogenblik naar de zaak en kom direct terug. Ik zeg u, moedertje! een prachtig vrouwtje. Lief, schoon, jong, huiselijk, vlijtig opgevoed — in 't kort, het ideaal van een Hollandsche vrouw. Mevrouw Kühn. Dweper, die je bent! Reinhardt. Neen, moedertje, ik ben geen dweper. Die jaren zijn voorbij, maar wanneer men zoo lang in 't buitenland is geweest, en men heeft zooveel gezien, menschen van alle natiën en karakters heeft leeren kennen, dan leer je ten slotte toch inzien, dat een Hollandsche vrouw het van alle andere wint. Mevrouw Kühn. En uw Louise is natuurlijk weder de beste van alle Hollandsche vrouwen? Reinhardt. Zij is een vrouw, zooals ik mij die wensch, en ook uw hart zal zij wel stormenderhand veroveren. — Stil — daar komt iemand. Gij zult haar nu zelf leeren kennen! (Af.) TWEEDE TOONEEL. (Mevr. Kühn, Laura, Louise.) Laura (komt binnen). Goeden avond! Mevrouw Kühn. Goeden avond! Laura. Wat blieft u? Mevrouw Kühn. Ik wou gaarne een kop koffie van u hebben. Laura. Misschien wat gebak daarbij? Mevrouw Kühn. Ja, dat is goed! Laura. Dadelijk. (Af.) Mevrouw Kühn. Nu, als dat zijn ideaal is — hm! Neen, neen! dat zal het dienstmeisje zijn! — ah! daar komt ze! Louise (zeer terneérgeslagen, plaatst zich met een handwerkje aan een tafel). Goeden avond! Mevrouw Kühn. Goeden avond, juffrouw! (Ter zijde.) Niet slecht — een beetje ernstig — maar werkelijk een fijn kopje! Louise. Heeft u al iets besteld? Mevrouw Kühn. Jawel, zooeven! — Koud weer! Louise. Ach ja! Mevrouw Kühn. Het schijnt winter te zullen worden! Louise. Ja! Mevrouw Kühn. Het is goed. dat dat vochtige weer ophoudt. Louise. Ach ja! Mevrouw Kühn. Dan zijn er de meeste zieken, droogte en koude is altijd veel beter dan die eeuwige regen! Louise. Ja. dat is beter! Mevrouw Kühn (ter zijde). Zoo bijzonder voorkomend is ze nu niet, dat kan men niet zeggen. (Het slaat 6 uur.) Louise (ter zijde). Reeds zes uur en nog niet hier! Mevrouw Kühn. Wat meent u, juffrouw? Louise. Ik? ik heb niets gezegd! Laura (brengt de koffie en het gebak). Zoo, mevrouw! zoo'n kop warme koffie smaakt bast niet de koude. Kan ik u nog van dienst zijn? Mevrouw Kühn. Neen, dank u! Louise. Laura, vraag even aan Johan of de trein van 6 uur al aangekomen is! Laura. Ja, die is er reeds, maar er is niemand meegekomen. Het is toch Sylvester, en dan komen er geen reizigers! Louise. Ach, daarvoor vraag ik het ook niet! Laura. Ah, u bedoelt vanwege mijnheer Reinhardt? Louise. Hij moest toch met dezen trein komen, anders komt hij eerst morgen, en hij heeft mij beloofd, dat hij Sylvesteravond bij ons zou zijn! Laura. Als hij het beloofd heeft, zal hij wel woord houden; hij zal eerst naar z'n kantoor gegaan zijn, weet u. juffrouw Louise, zaken gaan voor het meisje! Louise. Naar t kantoor? Ach, als hij maar nergens anders is heengegaan! Laura. 1 meent misschien naar het beestenspel, naar die miss Amanda'? Louise (zucht). Mevrouw Kühn (ter zijde). Wat, wat is dat? Laura. Neen juffrouw Louise, dat doet mijnheer Kiihn niet. dat hij nog 's avonds naar zoo'n miss in het beestenspel gaat! Mevrouw Kühn (ter zijde). Wat zegt ze daar? Louise. Ach Laura, je kent de mannen niet; als hij er nu toch eens heengegaan was. Laura. Wees toch een beetje verstandig en denk niet het slimste, hij was al dien tijd een brave, eerlijke man. waarom zou hij dan zoo op eens uit zijn vel vliegen? Louise. Ik heb den ganschen nacht geen oog toegedaan! Laura. En altijd door gedacht aan leeuwen en beren en aan die vervloekte miss Amanda. Louise. Ach ja. Mevrouw Kühn (onrustig ter zijde). Als ik maar wist, wat of dat alles betcekent. (Luid.) Juffrouw! Laura. Wat belieft u? Mevrouw Kühn. U wacht iemand met den trein, naar ik meen! Laura. Ja, een heer. Mevrouw Kühn. Groot — blond — met een flinke snor? Laura. Dat klopt precies, kent u hem? Mevrouw Kühn. Er was een heer in de coupé, en die heeft mij, daar ik hier vreemd ben, naar hier verwezen, daar wij de eenige reizigers zijn. die hier uitgestapt zijn. Kan deze miP3chiea de verwachte zijn? Louise. En hij is niet binnengekomen? Mevrouw Kühn. Neen! Hij zeide, dat hij nog een boodschap moest doen en mij misschien later nog zou zien, als ik bleef overnachten Louise. Ziet ge, Laura, nu is hij ten slotte toch nog — Laura. Ach wat! spreek toch geen nonsens! Louise. Neen, ik laat mij niets wijs maken! Mevrouw Kühn. Heeft u belang bij dien heer? Laura. Ach ja, mevrouw! Weet u. zij zijn namelijk zoo goed als verloofd. — Louise (verwijtend). Maar Laura! Laura. Nu, dat beteekent toch niets als ik dat zeg! Die dame is hier geheel vreemd en morgen vroeg weet toch de geheele stad, dat mijnheer Kühn en onze lieve juffrouw een nieuwgebakken bruidspaar is! Louise. Daar stelt die dame toch geen belang in. Laura. Ach wat! Ge hoort toch, dat die dame met mijnheer Reinhardt in dezelfde coupé zat, en dat hij onze zaak heeft aanbevolen... Dat is toch een aanknoopingspunt, een toevalligheidje, dat mevrouw het recht geeft een zeker belang in ons te mogen stellen. Mevrouw Kühn. Zeer zeker. Te meer nog. daar die mijnheer gedurende de reis van zijn lieve, jonge bruid heeft verteld. Louise. Heeft hij dat? Ja, kent u hem dan? Mevrouw Kühn. Van — van — gezicht! Laura. Nu, daar hoort ge het al, juffrouw Louise. En nu laat gij mij deze dame nog alles vertellen. Hij is dus met de juffrouw van dit huis verloofd en is eergisteren naar zijn mama gereisd om het jawoord te halen, maar nu is er iets tusschenbeide gekomen. Mevrouw Kühn. Zoo, zoo! Laura. Ja. ziet u, dat is een gansch eigenaardig voorval. De jonge man is veel in groote steden geweest, heeft veel vreemde lui gezien, en nu komt daar gisteren een menageriedirecteur met zijn miss Amanda en zijn leeuwen en tijgers, en daar heeft de jonge man zich laten bepraten, morgenmiddag met miss Amanda in een leeuwenkooi een partijtje 66 te spelen. Mevrouw Ktihn (verschrikt). Wat zegt u? Laura. Ja, zoo is het en niet anders. Ziet u, hier staat het te lezen. (Haalt de courant, die in een courantenhouder aan den wand hangt en toont haar mevrouw Kühn.) Ziet u. dat is het. Mevrouw K ii h n. Mijn God! (Valt in onmacht.) Laura. O. mevrouw! Wat overkomt u? Louise (angstig). Lieve mevrouw — Laura, met een glas wijn, snel! Laura. Ik ga al! Ziet u, dat is nu weder die miserabele miss. (Verdwijnt en loopt bij de deur tegen Pempke aan, die in de gelagkamer wil.) DERDE TOONEEL. (Vorigen, Pempke, daarna Frederika, Hoffmann.) Peinpke. Nu, wat gebeurt hier? Wat scheelt er aan? Laura. Ga maar eens gauw naar den dokter, vader, die dame is van haar stokje gevallen! Pempke. Van haar stokje gevallen? O zalige Laurens Jansen! Laura. Ja. ja. t is goed, ga dadelijk! (met Pempke af, komt terstond terug met een glas wijn in de hand, na haar juffrouw Hoffmann.) Laura. Zie zoo, juffrouw Louise, houd de dame dit glas wijn aan den mond! Frederika. Wat is er gebeurd? Louise. Deze dame is plotseling onwel geworden! Laura. Ja, denk u nu eens, juffrouw! Ik vertel haar die geschiedenis van mijnheer Kühn met het beestenspel, en op eens valt ze van haarzelve... Frederika. Nu, dat zal wel weer overgaan; kent gij haar? Louise. Neen moeder! Frederika. Ik weet' niet, maar het is of ik haar nog eens gezien heb — lang — erg lang geleden! — Louise. Werkelijk? Frederika. Hoe het ook zij, gezien heb ik haar ergens, dat weet ik zeker... Louise. Gij kunt gelijk hebben, die trekken komen mij zoo bekend voor, ze doen mij aan iemand denken... Mevrouw Kühn. Waar ben ik? Frederika. In goede handen, mevrouwtje, hier, drink een slok wijn, dan zult ge opknappen! (Zij drinkt.) Wanneer u wilt, geven wij u een kamer, dan kunt gc u ter ruste begeven en dan is morgen alles weer in orde. Mevrouw Kühn. Dat is niet noodig. Ik schrok even en... Frederika (tot Laura). Jij ook. met je geklap! Laura. Nu heb ik het weer gedaan. Frederika. Iedereen heeft ook geen zenuwen als een klokkentouw! Mevrouw Kühn. Dat meisje kan het niet helpen; maar hoe komt uw bruidegom er toe. om in zoo'n beestenspel... Frederika. Och, mevrouw, laat toch die geschiedenis nu maar rusten, en houd u zich maar kalm. Hof fmann (komt binnen, ziet mevrouw Kühn en bezint zich een oogenblik, dan herkent hij haar en gaat op haar toe). Kijk, kijk! een oude bekende! Maar in 's hemels naam. hoe komt u hier? (Rijkt haar de hand.) Frederika. Wat? ken je deze dame? Louise. Maar vader! Laura. Lieve Heer, hij kent haar! Mevrouw Kühn (lachend). Ja, wij kennen elkander, en u kent mij ook. Het is reeds lang, zeer lang geleden. Hof fmann. Rika, bezin je eens, of je dit gezicht niet kent? Frederika. Ja, bekend is 1 mij, dat zei ik reeds tot Louise! Hoffmann. Ik zal je wel helpen. (Tot Mevrouw Kühn): Wees hartelijk welkom in het huis van den ouden vriend en krijgsmakker van uw echtgenoot zaliger, mijn onvergetelijke Hieronimus Klihn! Frederika. Hoe, Reinhardt's moeder? Louise. Mijn God! Laura. Nu, de eene verrassing na de andere! Frederika. Wie had dat gedacht. Nu, hartelijk welkom, hoor! Mevrouw Kühn. De omstandigheden zijn zeker een beetje eigenaardig, alleen — Hoffmann. Daaraan is slechts die domme jongen van een Reinhardt schuldig! Laura. God zij dank, dat ik het nu niet ben! Hoffmann. Maar, maak het je nu maar eerst wat gemakkelijk. Rika! Neem het goed aan — Louise, breng den koffer op de balconkamer en laat de kachel aanmaken, dat het een beetje warm wordt. — Laura! haal direct een flesch goeden wijn! Mevrouw Kühn. Maar, mijnheer Hoffmann, maak toch niets geen drukte voor mij. (Laura en Louise af.) Hoffmann. Drukte? Neen! die maken wij niet; maar voor een goed onderkomen moeten wij toch zorgen en Louise zal leeren, hoe men een goede schoonmoeder behandelen moet! Frederika. Maar Laurens! Hof fmann. Nu, het is nu toch eenmaal zoo; waarom nog langer comedie gespeeld? Niet waar. lieve, oude vriendin! Nu, zeg eens, hoe gaat het u? Het is toch zeker tien of twaalf jaar geleden, dat wij elkaar hebben gezien. Mevrouw Kühn. Ja, sedert Eeinhardt naar 't buitenland ging. God, wat vliegen die jaren voorbij! Hoffmann. Onze jongen heeft zich echter prachtig ontwikkeld! Het is een heele kerel geworden; ernstig waar noodig, vroolijk waar 't te pas komt! Mevrouw Kühn. Zeg toch eens, beste Hoffmann, wat is dat toch met dat beestenspel? De meisjes hebben mij straks zoo doen schrikken. Hoffmann. Ach, een kleine domheid, — een beetje overmoed. — Overigens, waar blijft toch die redacteur — alias dierentemmer! Mevrouw Kühn. Hij heeft mij hierheen gebracht en moest nog even naar 't kantoor, zeide hij. Hoffmann. Nu, dan zullen we hem er even tusschen nemen, dien fijnen man, die zoo lichtzinnig niet z'n leven speelt. Frederika. Laurens, wind toch deze dame niet opnieuw op! Een moederhart voelt bij zulke zaken zoo geheel anders. Je hadt mevr. Kühn zoo even moeten zien! Ze is van haar stokje gevallen... Hoffmann. Dat was toch mijn bedoeling niet. Daarenboven zal hij zijn plan niet volvoeren. Vrees daarvoor niet. Mevrouw Kühn. Heb ik hem daarom opgevoed, opdat hij op zijn leeftijd zulke streken zou uithalen! Frederika. Och, wees gerust, hij zal het niet doen! Als hij maar eenmaal hier is, dan zullen we zijn kop wel op de juiste plaats zetten! Laat mij maar met hem spreken, ik speel dat wel klaar. VIERDE TOONEEL. ("Vorigen. Rein hardt, Louis e, Laura, Pempke, de dokter.) Reinhardt (komt lustig binnen, gaat direct op zijn moeder af, zonder de aanwezigheid van Frederika en Hoffmann te bemerken)- Nu, moedertje, hoe is het? Was zij al hier? Een mooi meisje hé? Hoffmann. Zoo? Wie is dat mooie meisje? Reinhardt. Ah, u daar! Mijnheer Hoffmann! Goeden avond juffrouw Hoffmann! Hoffmann en Frederika (zeer koel). Goeden avond! Reinhardt (verwonderd). Wat is dat nu? Zoo n koele ontvangst en zulke ernstige gezichten? en u, moeder, wat ziet u er uit? Wat scheelt er aan? Hoffmann. Van welk meisje sprak je zoo even, mijnheer Kühn? Reinhardt (ernstig). Mijnheer Hoffmann! nog is het mij niet duidelijk, hoe de toestand hier is, alleen denk ik, dat... Hoffmann. Geef mij toch antwoord op mijn vraag! Dat zult gij toch wel kunnen? Reinhardt. Als u eerst nog antwoord op uw vraag wilt hebben, zoo zeg mij of mijn hoop vervlogen is, en het niet meer noodig is, mij er om te bekommeren. Mevrouw Kühn. Reinhardt! Reinhardt. Neen moeder! Ik zie t reeds. Het was slechts een droom, en het grootste verdriet voor mij is, dat deze droom voor mij te mooi is geweest, om verwezenlijkt te worden. Frederika. Jonge man, als men de bedoeling heeft, zich een eigen haard te bouwen... Reinhardt. Geachte juffrouw! Het is toch zeker mijn zaak, te overleggen, wat mij te doen staat, wanneer ik een eigen haard verlang te bezitten, en uw welgemeenden raad moet ik dankbaar van de hand wijzen. Mevrouw Kühn. Maar Reinhardt, hoor toch eerst eens. Reinhardt. Dat is niet noodig! Ik ben geen domme jongen meer, ik weet wat 's levens ernst te beteekenen heeft. Ik heb de wereld gezien en leeren kennen van haar slechte en van haar goede zijde en nu, nu ik naar rust verlang, daar ik bij stillen vrede huiselijk geluk genieten wil, waar al mijn vrienden en tijdgenooten den liefdesbeker reeds ten volle... Ho f fmann. Zwijg toch even! laten wij eerst even spreken! Gij gelooft toch niet, dat wij onze dochter zoo zonder meer... Reinhardt. Nu, mijnheer Hoffmann, dat heb ik ook niet geloofd, maar ik dacht, dat het voor mij niet noodig was met gekleede jas en hoogen hoed bij u te komen om de hand van Louise te vragen. Gij zijt toch niet blind geweest in de weinige maanden, die ik in dit gastvrije huis verkeerde, en hebt toch zeker wel bemerkt, dat er tusschen ons een innige verbintenis is ontstaan. Laura (brengt wijn. ter zijde). Aha, daar is de dierentemmer! Hoffmann. Laat ons alleen, Laura! Laura. ■Jawel mijnheer! (Ter zijde.) Nu zal 't spannen! (Af.) Hoffmann (tot zijn vrouw). Daar heb je nu de geschiedenis! Frederika. Laat hem toch even warm worden, ouwetje! Reinhardt. Kom moeder! Laten we maar niet langer redeneereu. Ga mede naar mijn woning en wij zullen overleggen, wat ons te doen staat! Mevrouw Kühn. Reinhardt, wees niet zoo snel geraakt! Reinhardt. Dat ben ik niet, moedertje, reeds om uwentwille niet! — maar Reinhardt Kühn wil niet bedelen, — ook niet. wanneer hem het hart breekt! Hoffmann. Neen, oude, dat kan ik niet zoo aanzien, dat is... Frederika. Doe niet zoo gek, Laurens! Hoffmann. Ach wat. met jouw plannen. (Luid.) Zoo, beste vriend, nu heb jij gesproken, en verzoek ik een oogenblik attentie! Reinhardt. Het is... Hoffmann. Neen, neen! Dat recht zult ge den vriend uw? vaders wel willen geven. Hoor mij even aan! Stalen pen en eylinder zijn twee dingen, waaraan ik het land heb. en witte handschoenen kan ik niet verdragen! Dat wij niet blind waren, dat heb ik uw Louise gisteren reeds gezegd, en het is gelukkig, dat deze vier wanden niet spreken kunnen. Reinhardt. Maar... Hoffmann. Een oogenblikje s.v.p.! Het is geen schande voor een meisje, een jongen man, dien zij bemint en die haar trouwen wil, te kussen, en een jonge man is het niet, als hij zijn liefje niet kust, maar wanneer vader en moeder het liefste, wat zij bezitten, zulk een jongen man toevertrouwen, zoo hebben zij het volste recht toe te zien, wie die jonge man is. Reinhardt. Mijnheer Hoffmann, gij zult... H o f f ni a n n. Kalm, kalm, s.v.p. Gij zijt wel de zoon van mijn vriend zaliger, maar dat legt op mij den dubbelen plicht, de kinderen niet blindelings hun zin te geven, maar eerst recht alles te onderzoeken, wat later tot misverstand aanleiding zou kunnen geven. Reinhardt. Maar mijnheer Hoffmann, er bestaat niets, dat tot misverstand aanleiding kan geven. Hoffmann. En toch is er iets! Kent gij niet een dame met den schoonklinkenden naam ..Amanda"? Keinhardt. Ik? Neen. ik kan mij inderdaad dien naam niet herinneren. Frederika. Denk eens na! misschien toch! Een tooneelspeelster. een kunstenmaakster... Reinhardt. Om zulke lieden heb ik mij nooit bekommerd. Frederika. Is het niet mogelijk, dat gij ergens zulk een dame nader hebt leeren kennen? Louise (wil binnen komen, bemerkt Reinhardt en blijft op den achtergrond staan). Reinhardt. Mijn woord zij u genoeg! Ik heb vele dames leeren kennen, jonge en oude. Op vertrouwelijken voet heb ik nooit met iemand gestaan, en de naam Amanda is mij geheel onbekend. Frederika. Maar deze dame is hier, hier in ons stedeke! Reinhardt. Hier! Frederika. Eerst sedert eenige dagen! Reinhardt. Het is niet mogelijk, hier is een misverstand in 't spel. Frederika. En hebt gij met die dame nooit kaart gespeeld? Reinhardt. Nu, juffrouw Hoffmann. het blijft de vraag of ik hier in een gekkenhuis ben of... Hoffmann. Allo, ouwetje, maak de zaak uit! Zeg eens, gij zijt een gezonde, krachtige man, — hebt ge misschien dooiden nood gedwongen of uit liefhebberij wel eens dieren getemd? Reinhardt. Ik? Dierentemmer! Ja. ben ik nu onder krankzinnigen? Hoffmann (lacht). Ha! ha! ha! ha! — Reinhardt (wijnt met den wijsvinger naar het hoofd). Zijt ge — — ? Hoffmann. Hoe komt ge er dan toe morgenmiddag met miss Amanda in de leeuwenkooi van het beestenspel een partij 66 te spelen? Zulk een grenzenlooze lichtzinnigheid! Reinhardt. Ik? Heb ik dan werkelijk mijn verstand nog? Louise (naar voren komend). Reinhardt. gij... gij gaat toch niet in de leeuwenkooi bij deze miss? Reinhardt. Maar kindlief, wie heeft je dien dwazen inval bezorgd? Ik in een leeuwenkooi — 66 spelen — met miss Amanda? Laura (heeft nieuwsgierig aan de deur geluisterd, is ten slotte de kamer ingekomen en haalt de courant). Maar hier staat het groot en duidelijk te lezen in de Leeuwendaler Nieuwsbode, mijnheer Kiihn! Reinhardt. Wat, wat staat daarin? (Leest, stottert een oogenblik en breekt in een schaterlach uit — de anderen staan verbaasd en sprakeloos er om heen.) Maar inensehenkinderen! —Neen, zoo wat, dat is kostelijk! De dokter (binnenkomend). Hoe heb ik het nu? Hier zal iemand ziek zijn? Neen! dat ziet er hier niet naar uit! Laura. Ach God, de dokter! Die komt als hij niet meer noodig is! Dokter. Goeden avond, ik ben geroepen. — is hier een ijscompres noodig, mijnheer Hoffmann? Reinhardt. Niet één, dokter, maar breng er een half dozijn. (Breekt opnieuw in lachen uit.) Dokter. Maar wat is er dan aan de hand? Reinhardt. De duivel is losgebroken, dokter, de duivel! Doch ditmaal is het de drukfoutenduivel. Zie maar eens. gij hebt de mop ook wel gelezen! Dokter. Van de leeuwenkooi en de verfoeilijke miss? Reinhardt. En hier bovenaan van den hartelijken gelukwensch. Dokter. Nu. en — Reinhardt. En dat begrijpen jelui niet? De redacteur Reinhardt Kühn behoort toch hier boven, en de huisknecht Johan Appels hier beneden! Allen. Ah! Reinhardt. Natuurlijk weer eens zoo'n stommiteit van mijn konfusen Pempke! Laura. Hoe, wat? Van mijn vader? Johan (binnenkomend). Neem mij niet kwalijk, mijne heeren! Mijnheer Kühn. Pempke is buiten in het restaurant en wacht op u, u heeft hem daar besteld! Reinhardt. Ja, dat is zoo! Hij moet maar direct hier komen. (Johan af.) Neen, zoo iets kan alleen Pempke overkomen! Louise. Gij gaat dus werkelijk niet in de leeuwenkooi? Reinhardt. Maar kind, hoe kunt ge zoo iets denken! Louise. En deze miss Amanda? Reinhardt. Die ken ik in 't geheel niet! Maar wacht even, gisteren heb ik haar voor 't eerst gezien, toen zij met den heer Franzesco Bianchini die advertentie bracht. Ze weegt zoo wat 125 kilogram. Hoffmann (tot Reinhardt). Nu echter moeten wij u voldoening geven! Elke schuld verlangt een offer en het grootste wat ik u geven kan dat is — hier, mijn kind! (Reinhardt en Louise omarmen elkander.) Mevrouw Kühn. Kom nu ook aan mijn hart, mijn kind! Pempke (binnenkomend). Goeden avond! Allen (door elkaar). Ah, dat is de misdadiger! Goeden avond, Pempke! Reinhardt. Maar Pempke, wat heb je nu weer gedaan? Pempke. Weet het reeds, mijnheer, doch ik had er geen schuld aan. Dat is gepasseerd, toen ik dat kwartierde met u heb gebabbeld, ik heb deze twee dagen geen rustig oogenblik gehad en er 's nachts zelfs van gedroomd. Hof f man n. Alles is gelukkig nog goed afgeloopen. en ik noodig het gezelschap nu uit in de eetzaal een klein verlovingsmaal te verorberen, en gij, beste Pempke, zult hedenavond onze gast zijn, dat is uw straf! Jij hebt al het onheil aangericht! Pempke. Verloving? Reinhardt. Ja, Pempke, hier is mijn bruid! Pempke. Ik feliciteer u! Reinhardt. En morgen vroeg moet je de kaarten drukken, maar dan verwisselt gij mij niet ten tweeden male met den huisknecht uit ,.Het gouden Kalf"! Louise. Anders krijgt ge uw Laura aan den hals! Pempke. Wat, mijn Laura? Louise. Nu Pempke, dat weet ge niet. dat onze Johan een oogje heeft op uw Laura! Pempke. Wat? Gij wilt trouwen, en uw ouden vader verlaten? Laura. Neen, vadertje, dat zal ze niet! Gij zult bij ons blijven, maar mijn Johan laat ik mij niet afnemen, ook niet door deze vervloekte miss Amanda! Reinhardt (lachend). Troost u, kind! op haar zal hij niet verliefd worden! Laura. En bij de leeuwen wil hij gaan en 66 spelen? Gelooft ge, mijnheer Kühn, dat ik een man neem met een doorgebeten been of een afgegeten neus? Reinhardt. Neen, Laura, dat doe jij niet! Waar is toch die held? Laura. Buiten, in de restauratiezaal! Reinhardt. Roep hem maar hier, opdat wij het hem aan 't verstand brengen. Laura (gaat naar de deur en roept). Johan! Johan (van buiten). Ja! (Komt.) Wat belieft u? Reinhardt. Kom eens hier, overmoedige huisknecht! Johan. Wat bedoelt u? Reinhardt. Jij wilt met haar trouwen? Johan. Met Laura? Hoe weet u dat? Reinhardt. Zij heeft het zelf gezegd. Is het zoo? Johan. Nu ja, als haar vader... Reinhardt. En jij wil dierentemmer worden? Johan. Maar... Reinhardt. En wil je een been laten afbijten? Johan. Maar, mijnheer... Reinhardt En wilt de stad in opspraak brengen met je domim dingen? Laura. En die verschrikkelijke miss Amanda?... Johan. Maar Laura, ik krijg toch 50 gulden... Pempke. En ik neem geen schoonzoon, die zoo lichtzinnig is! Johan. Maar die zaak is verakkerdeerd. hier is het, zwart op wit. (Haalt een contract uit zijn zak.) Laura. Mijn God! Reinhardt (neemt het contract en leest). Ja, hier is niets meer aan te doen! Laura. Neen. liever krabbel ik hem de oogen uit! Reinhardt. Een gegeven woord moet men houden, maar /.eg eens Laura, zoudt ge hem onder zekere voorwaarden toch in de leeuwenkooi laten gaan? Laura (angstig). Maai mijnheer Kühn. daar zijn toch geen voorwaarden voor? Reinhardt. Ja, ja. kinderen, daar is er nog een! Allen. Zoo? — Nu? — Welke? — Reinhardt (op ernstigen, ondeugenden toon). Gij hebt u verbonden in de leeuwenkooi te gaan met monsieur Franzesco Bianchini, in tegenwoordigheid van miss Amanda, om een partij 66 te spelen. Daarvoor wordt gij betaald en deze overeenkomst moet ge nakomen, maar er staat niet bij, dat de leeuwen daarbij zullen zijn. — Dus jij gaat rustig in de kooi, als de leeuwen er uit zijn. Allen. Ahf — Hoffmann. Dan ga ik er ook nog eens in, ouwe! Frederika. Schaam je, Laurens! Johan. Maar... Laura. •Ta. Johan, die beesten moeten er uit! Reinhardt. En dan heeft papa Pempke er niets op tegen, dat zijn dochter Laura... Pempke. Laura — wilt ge werkelijk? — Laura (valt hem om den hals). •la. vadertje, ja! Pempke. Nu dan. in Godsnaam! Neen, als dat Laurens Jansen zaliger... Reinhardt. Ziet ge, dat is de eenvoudigste oplossing, en ten slotte is aan dien vervloekten drukfouteuduivel nog de dank te brengen, dat deze lichtzinnige huisknecht niet met de leeuwen een bijeenkomst houdt! Hoffmann. Maar nu, kinderen, kom! Dokter, gij zijt onze gast cn vertegenwoordiger van de stamtafel! Dokter. Dat neem ik aan, beste Hoffmann! Hoffmann. En de andere heeren laat ik ook nog roepen! Da« drinken wij eens duchtig op het welzijn van onze kinderen! De dokter. En op den bevorderaar van hun geluk. — den goeden, braven Drukfoutenduivel. (Scherm daalt.) Aan de opvoering van „De Drukfoutenduivel" was zonder twijfel te bemerken, dat de spelers geen acteurs van beroep waren, evengoed als uit het geheel bleek, dat de tijd van voorbereiding en de gelegenheden om samen te repeteeren niet overvloedig waren geweest. Het geheel had iets vlotter en vlugger kunnen gaan. vooral wat voor rekening van de jongere liefhebbers kwam, had losser, vrijer, natuurlijker gezegd moeten worden. Maar overigens mag hier den spelers een woord van warmen lof niet onthouden worden, en een waar genoegen is het mij hier het oordeel mede te deelen van een deigasten (niet tot het personeel behoorend), die mij later zeide: ..ik bewonder werkelijk die mannen en vrouwen, die onder al hun werk en huiselijke bezigheden en zorgen nog den tijd en de liefhebberij hebben, om zich zoo in hun rollen in te werken, en ik heb respect voor de gaven, waarover de meeste der medespelenden kunnen beschikken, die bijna volmaakte typen hebben weten te geven, welke menig groot tooneelgezelschap van naam tot eer zouden strekken." Het nu volgend gedeelte van den avond was gewijd aan den dans. die echter werd voorafgegaan en van tijd tot tijd afgewisseld door de muzikale voordrachten van den heer •JOHAN SCHMIER, concertzanger uit Amsterdam. Deze heer was, na aldaar eerst in een der schouwburgen aan zijn contractverplichtingen te hebben voldaan, met den laatsten 'rein uit s lands hoofdstad aangekomen. Zijn onverwacht optreden in de feestzaal (zijn kolossale verschijning doet onwillekeurig denken aan de welgedane reuzen-figuren van den schuttersmaaltijd van Van der Helst) was een ware verrassing voor de feestgenooten. wier hart hij reeds terston I veroverde, toen hij, gezeten voor de piano, met zijn vervaarlijke basstem, maar toch zoo mooi, vol orgaan, begon te zingen: Hooggeachte Jubilaris en Familieleden en Medefeestgenooten hier aanwezig. (Boem. bim, ring. irrrrrt, een paar schijnbaar onverschillige klappen op het klavier, die zijn aanspraak harmonisch aanvulden.) Met den laatsten trein Kwam ik zoo juist uit Mokuin aan, Om hier met u te fuiven gaan, En ook te dansen tot laat in den nacht En het feest van IMMIG zal zijn volbracht. Daarbij legde hij ook deze verklaring en belofte af: Ik wil tot vreugd van iedereen. Aan jong en oud. aan groot en kleen, Hier gul van de goede gaven geven, Die mij geschonken zijn in het leven. En die belofte heeft de zanger royaal gehouden. Op zijn eerste voordracht, die eindigde met een inspireerend: Vooruit! "We kunnen ons langer niet bedwingen. Heft aan het vroolijk feestgezang: CORNELIS IMMIG — hij leve lang! zijn er nog zeer vele voordrachten gevolgd „tot vreugd van al de gasten. Zij hebben er bij gelachen, geschaterd, geschud, gegierd, en zij hebben hun applaus van handen en voeten en stemmen met het gerinkink van glazen en het geklepklap vau borden kracht bij gezet. Men verhaalt van Socrates. den ouden Griekschen wijsgeer, dat hij op zekeren dag den jongen Xenophon voor het eerst op straat zag en hem vroeg: weet ge ook, waar men meel verkoopt. Jawel, was het antwoord. Maar weet ge ook. zeide Socrates toen. waar men wijsheid kan verkrijgen'? En toen de ander daarop geen antwoord wist te geven, zeide de wijsgeer: ga dan maar met mij mede, dan zal ik t u zeggen, want wijsheid hebt ge ook noodig. Welnu, de zanger IOHAN SCHMIER behoort tot de menschen. die vroolijkheid verkoopen. en die hebben de menschen ook noodig: misschien in onzen tijd nog meer dan wijsheid, ten minste meer dan geleerdheid. En dat weet JOHAN SCHMIER en daarom is hij niet alleen zanger van beroep, maar vindt hij „in het gul mededeelen van de gaven, die hem geschonken zijn ook een zekere roeping. En hij heeft gelijk: Wie auch das Los des Lebens föllt, Dank denen, die uns lieiter machen. Nichts ist gesunder in der Welt Als ab und zu sich krank zu lachen. Behalve het reeds vermelde introductielied, zong hij nog ..De Leeuw" en zijn „Ode aan den kalen kop" en zijn .,Ode aan de erwtensoep". Ook gaf hij nog ten beste zijn lachlied in A E I O U en IJ, dat natuurlijk bijzonder aanstekelijk werkte, en daarenboven had hij voor deze gelegenheid nog eenige nieuwe liederen gedicht en op muziek gezet, zooals een ..Ode aan de Immigraphie", en een ander lied, waarin de geschiedenis van de firma IMMIG zeer geestig werd bezongen, alsmede een nieuw tafellied „Hoezee". Daar echter tekst en zang en voordracht en begeleiding bij den heer SCHMIER een ondeelbaar geheel vormen, is het beter den enkelen tekst van deze liederen en oden niet mede te deelen, uit vrees daarmede bij hen, die het niet hoorden, een indruk te verwekken, die zeer verre beneden een juiste beoordeeling zou staan. Het dansen was bijzonder opgewekt. Niet alleen de jongere gasten, de vele verliefde en verloofde paartjes, bewogen zich ..selig Brust am Brust zusammen" op de maat van walsen en polka s en van allerlei andere dansen, maar ook de ouderen draaiden en zwaaiden en schoven of sprongen mede. Ja, menig echtpaar, dat anders koel beredeneerde, dat... och, dat voor hen de tijd van dansen al lang voorbij was. voelde bij het zien van al dat dansbeweeg blijkbaar de oude dansspieren jeuken en keek elkaar eens lachend aan en vroeg met die lachende kijkers: kom, nog eens wagen? en stond dan op en gaf elkaar eerst deftig een arm en wiegelde zich dan in de maat en... danste mede. dat 't een lieve lust was om te zien. Och, kom, stijve broeder of zuster, die, dit lezende, u misschien wel ergert over zulk een ijdelheid, het is immers zooals in O -O bi -C u BB c_ XJ bi CT "5 .c ■u bi bi c. CT C Cm b< Q. 3 O in 5 x: c. O O > bi a Behalve het reeds vermelde introductielied, zong hij nog :.De Leeuw" en zijn „Ode aan den kalen kop" en zijn ,Ode aan de erwtensoep". Ook gaf hij nog ten beste zijn lachlied in A E I O U en IJ, dat natuurlijk bijzonder aanstekelijk werkte, en daarenboven had hij voor deze gelegenheid nog eenige nieuwe liederen gedicht en op muziek gezet, zooals een „Ode aan de Immigraphie", en een ander lied. waarin de geschiedenis van de firma IMMIG zeer geestig werd bezongen, alsmede een nieuw tafellied „Hoezee", Daar echter tekst en zang en voordracht en begeleiding bij den heer SCHMIER een ondeelbaar geheel vormen, is het beter den enkelen tekst van deze liederen en oden niet mede te deelen, uit vrees daarmede bij hen, die het niet hoorden, een indruk te verwekken, die zeer verre beneden een juiste beoordeeling zou staan. Het dansen was bijzonder opgewekt. Niet alleen de jongere gasten, de vele verliefde en verloofde paartjes, bewogen zich „selig Brust am Brust zusammen op de maat van walsen en polka's en van allerlei andere dansen, maar ook de ouderen draaiden en zwaaiden en schoven of sprongen mede. Ja, menig echtpaar, dat anders koel beredeneerde, dat... och, dat voor hen de tijd van dansen al lang voorbij was. voelde bij het zien van al dat dansbeweeg blijkbaar de oude dansspieren jeuken en keek elkaar eens lachend aan en vroeg met die lachende kijkers: kom, nog eens wagen? en stond dan op en gaf elkaar eerst deftig een arm en wiegelde zich dan in de maat en... danste mede. dat 't een lieve lust was om te zien. Och, kom, stijve broeder of zuster, die, dit lezende, u misschien wel ergert over zulk een ijdelheid, het is immers zooals in den vooravond zoo juist gezongen was door Mejuffrouw GARDENIER: „Menschen, menschen zijn wij allen"'. Menschen, natuurlijk met gebreken en fouten, maar ook menschen, die, naarmate we in den strijd des levens moer en gezonder en frisscher en krachtiger mensch zijn gebleven, ook meer behoefte hebben aan ontspanning op zijn tijd en aan het zien van wat mooi is en aan het meedoen met wat vroolijk en blijde stemt. co KJ N C bi > 0 X) ï: u ra c_ X) bi Dl *5 •C XJ CM s 6 01 _c c_ bl O. 3 O I/I CM X c. O O > CM Cl En ik vraag u: welk mensch kan er dan saai blijven zitten on stil toekijken, als alles rondom hem enkel plezier en enkel genot is, als alles straalt en gloeit van weelde In de zalen, waar 't hart in huppelt als de voet. En 't rusteloos orchest in wilde vreugdetonen De ziel zich zelf vergeten doet. Onder al dat plezier was de klok natuurlijk rustig door blijven loopen en haar kleine wijzer de III reeds ver gepasseerd. De tijd voor het souper was dus wel aangebroken; het dansen moest ten spijt van vele onvermoeide liefhebbers en liefhebsters gestaakt worden en in grooten optocht trokken de gasten naar de keurige bovenzaal, waar de feesttafels waren aangericht en ieder der 190 gasten zijn plaats vond aangewezen. Het menu was als volgt: Schildpadsoep. Garnalen-kroketje. Gebakken schol met salade. Biefstuk met ossenhaas, aardappelen en doperwtjes. Weener Schnitzel en snijboontjes. Rijstpudding met aalbessensap. Vanille-ijs. Fruit. Koffie mot room. l»e gasten deden de tafel een inderdaad welverdiende eer aan. want de spijzen waren heerlijk, en aan een recht feestelijke stemming ontbrak liet hier al evenmin als in de benedenzaal. Er werd gezongen, gespeecht, getoast en niet het minst verinakeli.ik was een woordenstrijd tusschen de twee aan tafel voorzittende ceremoniemeesters, de heeren SCHMIER en DOORTMONT. Deze twee heeren, beiden in dienst van de Muze der toonkunst- kregen namelijk bij de meest welwillende gevoelens voor elkander in het hart, met den mond een schijnbaar hoog ernstige ruzie over de kwestie, wie van hen beiden, op grond van oude vriendschap voor den heer ' ORNs. IMMIG Jr., het meeste reeht had. om aan deze tafel het hoogste woord te voeren. Een ruzie, die zelfs een oogenblik op een tweegevecht scheen te zullen uitloopen. maar in een hartelijken handdruk eindigde. Om ruim zes uur was de tafel en daarmede het feest afgeloopen en gingen de gasten bij prachtig, verfrisschend oehtendweder dankbaar en voldaan huiswaarts. Ln hiermede ben ik ook aan het eimle van mijn beschrijving gekomen. Moge zij velen gasten welkom wezen en bij menigeen, ■lis hij in later jaren haar ter hand neemt, de herinnering verlevendigen aan het gezellige, prettige feest van het vijf-en-dertig-jarig bestaan der firma op 12 September 1908. 'oor den heer nORNs. IMMIG Jr. aan zijn personeel aangeboden. E. v. 't P. 2 O O NI * LD £ z ui Z DC 0 u KJ E c_ il c_ CM "O "3 OJ c O i/i E_ CM Q. CM 1 stemming ontbrak het hier al evenmin als in de benedenzaal. Er werd gezongen, gespeecht, getoast en niet het minst vermakelijk was een woordenstrijd tusschen de twee aan tafel voorzittende ceremoniemeesters, de heeren SCHMIER en DOORTMONT. Deze twee heeren, beiden in dienst van de Muze der toonkunst, kregen namelijk bij de meest welwillende gevoelens voor elkander in het hart. met den mond een schijnbaar hoog ernstige ruzie over de kwestie, wie van hen beiden, op grond van oude vriendschap voor den heer CORNs. IMMIG Jr., het meeste recht had, om aan deze tafel het hoogste woord te voeren. Een ruzie, die zelfs een oogenblik op een tweegevecht scheen te zullen uitloopen. maar in een hartelijken handdruk eindigde. Om ruim zes uur was de tafel en daarmede het feest afgeloopen en gingen de gasten bij prachtig, verfrisschend ochtendweder dankbaar en voldaan huiswaarts. En hiermede ben ik ook aan het einde van mijn beschrijving gekomen. Moge zij velen gasten welkom wezen en bij menigeen, als hij in later jaren haar ter hand neemt, de herinnering verlevendigen aan het gezellige, prettige feest van het vijf-en-dertig-jarig bestaan der firma op 12 September 1908, door den heer CORNs. IMMIG Jr. aan zijn personeel aangeboden. E. v. 't P. z o o ni * lD z. z. ui z dc 0 lj kj E £. lZ c. cu x3 "s cm c o ui c_ u q. cm 1 OORDEEL DER PERS OVER HET GEDENKBOEK, UITGEGEVEN BIJ HET VIJF EN DERTIG-JARIG BESTAAN VAN DE FIRMA CORNs. IMMIG & ZOON Algemeen Handelsblad van 11 September 1908: EEN GEDENKBOEK. Op den 35sten verjaardag van haar bestaan, tevens de herdenking van den 7(jsten geboortedag van den stichter, heeft de firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam een gedenkboek uitgegeven, waarin in woord en beeld een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling van het boek- en steendrukkersbedrijf in hare inrichtingen. Het boek is uitgevoerd op een wijze die een goeden dunk geeft van de krachten en middelen, waarover de firma beschikt. Eenige staaltjes van mooi drukwerk zijn er aan toegevoegd en bevestigen den indruk, dat de 35-jarige met haar tijd is meegegaan. Arnhemsche Courant van Zaterdag 12 September 1908: Een zeer fraai uitgevoerd Gedenkboek is uitgegeven door de firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam en Amsterdam, ter gelegenheid van haar 35-jarig bestaan, tevens ter herdenking van den 70sten geboortedag van den stichter der uitgebreide inrichtingen op het gebied der grafische industrie. Dit werk geeft een beeld van de veelzijdigheid van het bedrijf der firiua IMMIG & ZOON*, wat toegelicht wordt door breedvoerige artikels over wat er in de verschillende onderdeelen: zetterij, boekdrukkerij, boekbinderij, lichtdruk inrichting te zien valt; de inrichting aan de Gedempte Slaak (lithographie, steendrukkerij, photographisch atelier, etsen, montage); het filiaal te Amsterdam en de agenten, en door een zeer groot aantal platen, die voor een deel afbeeldingen zijn van gebouwen, zalen, werkplaatsen, magazijnen, enz., voor oen ander deel afdrukken van door de firma geleverd plaatdrukwerk, waaronder fraait proeven van veelkleiuendruk. De tekst is met groote zorg en vakkennis samengesteld. Het werk toch geeft een beknopte geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst, een overzicht van de geschiedenis der firma zelve, een beschrijving van de techniek der graphische industrie in haar hier beoefende onderdeelen, o.a. een breedvoerige studie over de steendrukkunst, de autotypie, de chromo-lithographie en kleurenphotographie. Het is in 't kort een waardig Gedenkboek, dat spreekt van een zeer actief werkzaam leven ia de 35 jaren van t bestaan der firma IMMIG & ZOON. Wieuwe Arnhemsche Courant van 12 September 1908: EEN JUBILEUM. Van de firma CORNs. IMMIG, Koninklijke Boek- en Steendrukkerij te Botterdam ontvingen wij een exemplaar van het „Gedenkboek," door haar uitgegeven ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der firma, tevens herdenking ran den 70sten geboortedag van den stichter der inrichtingen. Dit „Gedenkboek" is een prachtwerk van zeer bijzondere beteekenis en ▼an groote waarde, alles overtreffend wat tst heden van dien aard is verschenen. De fraai gedrukte tekst geeft behalve de rijk geïllustreerde geschiedenis der firma en van het bedrijf, terzelfder tijd een beeld van den vooruitgang gedurende de laatste dertig jaren op het gebied der boek- en steendrukkerij en aanverwante vakken. Ving de stichter der firma, de heer CORNs. IMMIG, den l»ten September 1873 het bedrijf aan in een voorkamer op een tweede verdieping, terwijl een alcoof dienst deed als kantoor en bergplaats, met twee letterbokken en een handpers, terwijl al het werk door hem werd verricht, met behulp van een jongen, zoo ziet men gaandeweg het aantal letterbokken groeien, de handpers plaats maken voor snelpersen van steeds betere constructie en grooter afmetingen; de zetmachine haar intocht doen; boekbinderij, steendrukkerij, stereotype-inrichting, lichtdruk-inrichting met eigen papierfabricage invoeren, zoodat langzamerhand het eenvoudige begin groeide tot eene inrichting, welke beschikt over alles, wat de moderne industrie op het gebied der grapliische kunsten heeft voortgebracht. Wat de firma vermag te leveren, daarvan geven de bijgevoegde prachtige werkstukken het bewijs. Van het eenvoudige zetwerk tot de mooiste in 9 kleuren gedrukte chromo lithographie vindt men daar bijeen; prachtige proeven van lijncliché, van autotypie, van kleurendruk, van photographische kleurenreproductie. van kleurenphotograpliie en van Immigraphiedruk worden aangetroffen. De Immigraphiedruk, een nieuw procédé, toegepast bij den lichtdruk, is nog een geheim der firma. Zoo neemt de firma, met hare uitgebreide lokalen, Nieuwehaven en Gedempte Slaak, Rotterdam, en haar filiaal te Amsterdam, onder do Nederlandsche beoefenaars der graphische kunsten eene eerste plaats in. Wel mag de stichter, de heer CORNs IMMIG, die in 1900 de zaak overdroeg aan zijn zoon, met tevredenheid terugzien op wat hij heeft gewrocht De Avondpost van 11 September 1908: Ter gelegenheid van het 35 jarig bestaan der Kon. Boek- en Steendrukkerij, enz., van de heeren CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam, beeft deze firma een Gedenkboek uitgegeven. Het boe1;, uitgevoerd op glanspapier in langwerpig kwarto-formaat, geeft naast een overzicht van de geschiedenis der grafische vakken, een kijkje in de lokaliteiten <).t Inrichting van de h.eren IMMIG, een reeks proeven van kaart- en drukwerk, autotypiën, photografische kleuren reproductie, steengravuren, Immigraphiecn Onder de lithografische reproducties komt een fraai uitgevoerde negen-kleurei.druk voor. GEDENKBOEK. Bredasche Courant van 11 September 1908: EEN PRACHTUITGAVE. Wij ontvingen van de firma CORNs. IMMIG & ZOON te Amsterdaju en Rotterdam een keurig gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der firma, tevens herdenking van den 70sten geboortedag van den stichter der zaak. Dit werk geeft een uitstekend beeld van de veelzijdigheid van het bedrijf der firma op het gebied van boek- en steendrukkerij, boekbinderij en lichtdruk; het geeft ons kijkjes in verschillende loealitciten, waar het bedrijf der firma bloeit en toont ons bovendien eenige werkstukken van uiteenloopend karakter werkstukken, waarop de firma IMMIG & ZOON trotsch mag zijn. Het Centrum van 5 November 1908: „Na vijf en-dertig jaren" heet het Gedenkboek, dat door de bekende firma CORNs IMMIG & ZOON — Koninklijke Boek- en Steendrukkerij, Boekbinderij en Lichtdrukinrichting — op 1 September, ter gelegenheid van haar 35-jarig bestaan, is uitgegeven Reeds het boek zelf geeft een hoogen indruk van den smaak en het technisch kunnen dezer firma. De wijze van uitvoering is in één woord prachtig. Wat de firma vermag blijkt uit het bijvoegsel: „eenige werkstukken van uiteenloopend karakter". Daar zien we hoogst artistieke adreskaarten in eenvoudig zetwerk en in kleurendruk, lijncliché's in verschillende soorten, mooie autotypiên naar penteekening, foto, naar de natuur, naar een schilderij en potloodteekening. Vooral de drie laatste zijn mooi van toon en diepte. Hoogst kunstvol en prachtig van kleur zijn de kleurendrukken naar olieverfschilderij en aquarel. Ware kunststukken, die het origineel op bedriegelijke wijze nabootsen, zooals het Stadsgezicht van VAN MASTENBROEK, Stilleven van GIDDING. Een prachtig stuk werk is ook de chromo-lithographie in negen kleuren, naar een aquarel van P A. SCHIPPERIJS, waarvan alle kleuren met de hand op steen zijn bewerkt. Verder prentbriefkaarten, boekillustraties, Imraigraphiedruk voor verschillende doeleinden, gewoon drukwerk, enz., enz. Behalve dit bevat het Gedenkboek een „beknopte geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst" en „een geschiedenis der firma", waaruit blijkt, welk een kolossale vlucht deze firma in 35 jaar beeft genomen en hoe zij zich hoeft opgewerkt tot zeker een der grootste inrichtingen van ons land op gebied van boekdrukkunst. De „rondgang door het bedrijf", verlucht met een aantal illustraties van den heer DAMME, geeft een interessant beeld van de inrichting. Een woord van hulde komt zeker toe aan de energieke leiders, de heeren CORNs. IMMIG & ZOON. De Courant van 15 September 1908: GEDENKBOEK CORNs. LWMIU & ZOON. Bij gelegenheid van liet 35-jarig bestaan harer zaak, stelde de firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam een gedenkboek samen, dat onder vrienden en begunstigers werd verspreid. In 1873 op zeer bescheiden schaal opgericht breidde de zaak zich onder ue kundige leiding van den heer CORNs. IMMIG voortdurend uit en behoort zij thans tot de meest bekende boek- en steendrukkerijen hier te lande, terwijl hare lichtdrukinrichting evenzeer een welverdiende reputatie geniet. Na een beknopte geschiedenis van do uitvinding der boekdrukkunst, wordt in grove trekken de geschiedenis der firma behandeld, waarna eene gedetailleerde uiteenzetting van het tegenwoordig bedrijf wordt gegeven. Verschillende afbeeldingen van kantoren en ateliers geven een denkbeeld van de vlucht, die de zaak na een 35-jarig bestaan heeft genomen, terwijl teil slotte eene verzameling werkstukken van uiteenloopend karakter even zooveel bewijzen leveren van hetgeen deze inrichting presteeren kan. Deutscher Buch- und Steindrucker van October 1908: "ie tinna CORNs. IMMIG & ZOON. Rotterdam, gab aus Anl&fi ihres 35-j8hrigen Bestehens und des 70. Geburtstapes ihres Griinders ein Gedenkbuch heraus das sich als stattlicher Prachtband in Querfolio prasentiert. Die 1873 in bescheideustem Umfange gegründete Druckerei entwickelte sich bis heute zu einem ansehnlichen graphischen Institut ui d darf sich seit 1902 das Priidikai „Königlich" beilegen. Ein Sondererzeugnis des Betriebes sind photographisehe Liehtpauspapiere, wie sie zur Vervielfaltigung von Bau- und technischen Zeichnungen gebraucht werden, und die Herstellung dieser Kopien selbst. Daraus ist der Firma übrigens eine Erfindung erwachsen, der „Immigraphie"Druck, der das gei aue Faksirnilebild einer gedruckten oder gezeiehneten Vorlago erzeugt, dessen Einzelheiten aber geheim gehalten werden. Das vorliegende Gedenkbuch nun enthalt nicht uur eine Geschichte des Hauses und eine von vielen grollen Bildern begleitete Schilderung des Betriebes, es gibt auch eine kurze unterhaltend geschriebene Geschichte der Buchdruckerkunst überhaupt und ihrer technischen Entwieklung bis auf die neueste Zeit. Das mit sichtlicher Liebe zur Sache geschaffene Werk schliefit mit einer reiclihaltigen Sammlung von Druckproben verschiedenster Art ab, die vortrefflich ausgeführt sind. Dordrechtsch Nieuwsblad van 5 October 1908: EEN' MOOI GEDENKBOEK. Voor ons ligt een lijvig, sierlijk gedenkboek, een werk, dat uitgegeven is (er herinnering aan het 35 jarig bestaan der Koninklijke Boek- en Steendrukkerij \ an de bekende firma CORNs. IMMIG & ZOON, welke tegenwoordig zoowel te Rotterdam en Amsterdam groote fabrieken heeft en zich in den laatsten tijd bijzonder naam heeft gemaakt door haar lichtdrukken, volgens een eigen procédé, waaraan ze dan ook den naam Immigraphie ontleent. In woord en beeld geeft het werk een uitvoerig overzicht van de geschiedenis der firma: vestiging, vooruitgang, bloei. Terecht merkt de samensteller, de heer D. SMIT. bibliothecaris van het Leesmuseum te Amsterdam, in een inleidend woord op, dat de ontwikkelingsgeschiedenis van elke groote firma een deel der geschiedenis van het geheele volk weergeeft. Wie het boek doorleest, zelfs maar doorbladert, zal een helderen kijk krijgen op de ontwikkeling der hedendaagsche boekdrukkunst, die, door de hulp in te roepen van lithografie, lichtdruk, autotypie, drie- en vierkleurendruk, enz., het vak tot een graphische kunst heeft opgevoerd. Het eerste hoofdstuk behandelt de uitvinding der boekdrukkunst en geeft al dadelijk een zeer fraaie afbeelding van den oudst bekenden houtblokdruk: De Heilige CHRISTOPHORUS (14*23). Ook ziet men in dit artikel den vorm der eorste boekdrukpers, een zeldzaam contrast vormend met de monolinezetmachine en de drukpersen, waarop dit gedenkboek is tot stand gekomen. Trouwens de kijkjes in de moderne en aan de laatste vak- en kunsteischen beantwoordendo inrichtingen van de firma IMMIG & ZOON, waarmee het werk rijk geïllustreerd is, geven er over vloedig bewijs van en toonen aan, dat het geen grootspraak is, wanneer zij schrijft: Onze inrichtingen behooren tot de grootsto op grafisch gebied in Nederland en door de veelzijdigheid zijn wij in staat alles te vervaardigen, wat maar kan worden verlangd. De verklarende tekst geeft een duidelijk overzicht van de vaktechniek, zelfs leert men er uit, hoe men proeven moet corrigeeren en hoe een boek ingebonden wordt, zoodat de bladzijden der vellen van 32 in juiste volgorde komen. Men leert er ook de denkbeelden van WILLIAM MORRIS en BURNE JONES uit kennen, die zich de oude houtsnijders tot voorbeeld namen. Het zou ons te ver voeren als we den verderen inhoud zelfs maar bij wijze van inventaris wilden behandelen. Zoo'n boek behoort in de eerste plaats op de Leeszaal en zal er dan ook wel komen, om de liefhebbers met de geheimenissen der grafische kunst verder op de hoogte te brengen. We willen alleen nog wijzen op de vele mooie proeven, die het gedenkboek besluiten. Men vindt daar van de eenvoudigste adreskaarten en bouwkundige teekeningen (waarvan afdrukken binnen een paar uur geleverd kunnen worden) tot keurige reproducties van artistieke penteekeningen en schilderijen van beroemde meesters. We noemen slechts: Kerk te Gouda, door v. d. Zwalm (penteekening), kopergravure van David Teniers, landschap van Weyns, potloodteekening van Schipperus, stilleven, opname in drie-kleurendruk, door Jaap Gidding, stadsgezicht van Van Mastenbroek, de fraaie Koninginnekerk te Rotterdam, de Bijbelillustraties van Damme. Het moet den 70-jarigen oprichter der zaak eene groote voldoening zijn, dit resultaat te aanschouwen van zijn en zijns zoons arbeid en ijver. Wie te dezer stede nader met de inrichtingen der energieke IMMIG's wil kennis maken, kan zich vervoegen bij hun vertegenwoordiger voor Dordrecht, den Heer H. de Graaf, drukkerij Rust Roest, die gaarne alle gewenschte inlichtingen geeft. De Dordrechtsche Courant van 17 September 1908: De bekende drukkersfirma CORNs. IMMIG & ZOON, die te Rotterdam en te Amsterdam is gevestigd, zond ons het Gedenkboek, dat zij bij haar vijf-endertig-jarig bestaan, uit piëteit tegenover haren stichter, uitgeeft. Er zijn in het boek mooie reproducties, terwijl ook de tekst belangstelling en bewondering voor het bedrijf der firma inboezemt. Freie Kiinste van 1 October 1908: EINGAENGE. Anlöfllich ihres 35-jahrigen Bestandes bat die Bueh- und Steindruckerei von CORNs. IMMIG & ZOON in Rotterdam ein elegant ausgestattetes Gedenkbueh herausgegeben, inwelchem sie sowohl die Geschichte der graphischen Kiinste in Holland kurz skizziert, als auch die Entwicklung ihres Hauses schildert. Aus kleinen Anfangen ist dieses Haus zu schoner Blüte gediehen und pflegt heute mit groüer Sachkenntnis und viel om Kunstverst&ndnis die verschiedenen Zweige der graphischen Künste. Die Proben ihrer Leistungsfahigkeit auf diesen Gebieten, welchc dem Werke beigeheftet sind, erfreuen durch ihre tadellose Ausführung; neben trefflichen Autotypien sind besonders einige Drei- und Vierfarbendrucke hervorzuheben. Auch Landkartendrucke, Graviiren flir Merkantil, Photolithographien, Wertpapiere werden uns in guten Ausflihrungen gezeigt. Die Firma CORNs. IMMIG & ZOON darf mit voller Befriedigung auf ihre bisherigen Erfolge zurückblicken und wird deren gewifi auch in Zukunft ernten. Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant van 12 September "1908: EEN GEDENKBOEK. De firma CORNs. IMMIG & ZOON, eigenaars van de Koninklijke Boeken Steendrukkerij, Boekbinderij en Lichtdruk-inrichting te Rotterdam, die ook eon bolangrijk filiaal te Amsterdam heeft, zond ons heden een prachtig gedenkboek, dat samengesteld word ter gelegenheid van liet 35-jarig bestaan dier firma op 1 September j.1. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van den inhoud en van de vele illustratiën, en bewondering mag het zeker wekken hoe eene zaak, die voor betrekkelijk zoo korten tijd door één man op een bovenkamertje met twee letterbokken en één handpersje begonnen, zich kon ontwikkelen tot eene zaak, die thans in staat is bijna alles, wat op het uitgebreide gebied der graphische vakken verlangd wordt, te leveren. Beter denkbeeld daarvan kon do firma niet geven dan met dit interessante werk, dat als het ware het drukkersvak in den uitgebreidsten zin behandelt en welks inhoud leerzaam en belangrijk mag heeten èn voor vakmannen èn voor leeken. \ oor eene zaak als deze is zeker nog eene schoone toekomst weggelegd. Die Graphische Welt van 3 October 1908: AUS HOLLAND. Am 12. d. M. feierte die Königl. Buch- und Steindruckerei CORNs. IMMIG & ZOON. Rotterdam, das Fest ihres 35-jahrigen Bestehens, verbunden mit einer I* eier des 70. Geburtstages des Grilnders der Firma. Ein schön ausgestattetes Gedenkbueh, das der Kundschaft überreicht wurde, ist nicht blofl eine sehr gute Reklame fiir die genannte Firma, sondern auch ein gutes Zeugnis ftir ihr Können und gibt den Beweis, dal» auch in Holland etwas Gutes geleistet wird. Es gibt wohl kein modernes Hilfsmittel im ganzen graphischen Facli, weiehes die Firma nicht besitzt. Das Fest ist in cinem grofien Etablissement Rotterdams gefeiert worden und beganu mit einer Ansprache des Herrn IMMIG Jun. an sfflne Arbeiter; er dankte dem Personai fiir die Aufopferung, die sie, um das Gelingen des Gedenkbuches zu bewerkstelligen, gebracht haben, und sehlofi mit einem Hoch auf das weitere Bestehen seines Geschafte*. Nun trat als Festredner der Gesch&ftsfiihrer der Amsterdamer Filiale auf und sehlofi mit einem begeisterten Hoch auf die Jubilare. Das Festprogramm war so reichlich dafi man erst spfit zur reich gedeckten Tafel kam, auch ein Tünzchen war dabei Einem jeden Beteiligten wird diese Feier wohl in dauernder Erinnerung bleiben Oprechte Haarlemsche Courant van 12 September 1908: JUBILEUM-UITGAAF. De firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam doet ons een exemplaar toekomen van een Gedenkboek, door haar uitgegeven ter gelegenheid van het 3a-jarig beslaan der firma. De firma, die ook een bekend filiaal te Amsterdam gevestigd heeft, is met deze uitgave er in geslaagd een voortreffelijk beeld te geven van de veelzijdigheid van haar bedrijf. Wat de techniek thans in de graphische industrie weet tot stand te brengen, tot wat voor werk de reproductie-ateliers en de boekbinderij dezer firma in staat is, deze uitgave geeft er een prachtig getuigenis van. Onder de rubriek „eenige werkstukken van uiteenloopend karakter" bewonderden wij mooie autotypiën, lijncliché's, fraaie specimen van drie- en vierkleurendruk, welke gezamenlijk ons een gunstigen indruk gaven van de krachten, waarover deze firma beschikt Klaasesz' Aankondiger van 18 September 1908: 1'e firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam en te Amsterdam, heeft, ler herdenking van haar 35-jarig bestaan en van den TQsten geboortedag van haar stichter, een gedenkboek uitgegeven. Wij raden ieder aan dat boek te lezen, omdat wij meenen, dat er van uitgaat een opwekking tot ontplooiing \an eigen kracht. De ontwikkelingsgeschiedenis van genoemde firma is weer een bewijs voor de waarheid: God helpt wie zich zelf helpt. Het gedenkboek zelf is, wat uitvoering betreft, het zien overwaard; het geeft de wetenschap, dat de firma CORNs. IMMIG & ZOON door volledige vakkennis met baar veelzijdig bedrijf aan de spits staat. De voor de firma gedenkwaardige gebeurtenis werd in den Salon Doele te Rotterdam op feestelijke wijze gevierd, welke zaal voor deze gelegenheid op smaakvolle wijze versierd was. Te half acht werd de familie IMMIG door het geheele personeel met een feestlied begroet, waarna de tegenwoordige patroon, de heer CORNs. IMMIG Jr., de talrijke dames en heeren welkom heette en hun dank zeide, dat zij aan de uitnoodiging, dit feest te vieren, hadden gevolg gegeven. Spreker zou er niet aan gedacht hebben het 35-jarig bestaan der drukkerij te vieren, ware het niet, dat dit samenviel met den 70sten verjaardag van zijn vader, den stichter der zaak, die thans zelfs wereldreputatie heeft gekregen Hij noodigde de aanwezigen uit een driewerf hoera aan te heffen voor den zeventig-jarigen jubilaris, waaraan door allen op gulle wijze werd voldaan. Do feestrede werd hierna uitgesproken door den heer A. VAN DER HOEVEN, directeur van het filiaal der drukkerij te Amsterdam. Deze schetste in het kort de geschiedenis der werkplaatsen, waarbij hij gelegenheid vond de heeren IMMIG & ZOON te huldigen als voorbeeldige patroons, zoodat er steeds een goede verstandhouding heerschte tusschen hen en het personeel. De beste wenschen uitsprekende voor den toekomstigen bloei van de drukkerij, bood de heer VAN DER HOEVEN, namens het personeel, den heer IMMIG Jr een bureau-ministre met stoel aan. Nadat deze voor dit fraaie geschenk zijn erkentelijkheid had betuigd, eu een huldelied door een mannenkoor was gezongen, nam de eigenlijke feestviering een aanvang met de uitvoering van een uitgebreid feestprogram. Met een souper werd dit feest, dat tot diep in den nacht duurde, besloten De Limburger Koerier van 17 September 1908: NATIONALE KUNST-INDUSTRIE De boekdrukkerij CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam bestond deze maand 35 jaren. Van klein drukkerijtje heeft ze zich tot een der grootste zaken van het land opgewerkt. De firma gaf ter gelegenheid van haar jubilé een gedenkboek uit, waarin ze toont wat ze op het gebied van typografie vermag. Vooral wat ze in drie- en vierkleurendruk praesteert is bewonderenswaardig. Deze firma is ook de uitvindster van een prent-reproductie-systeem, dat naar haar „Immigraphie" geheeten is. De Maasbode van 12 September 1908: Van de firma CORNs. IMMIG & ZOON ontvingen wij een gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan dezer bekende boekdrukkere firma. In het boek is opgenomen een korte beschrijving van de ontwikkeling dezer zaak. Op 1 September 1873 werd zij door den heer C. IMMIG Sr., die nu zijn 708ten verjaardag viert, gevestigd op de tweede verdieping van pand 10 aan het Bolwerk, doch slechts kort was daar de zaak gevestigd, want nog in hetzelfde jaar bracht de heer IMMIG zijn werkplaats naar de Oostmolenstraat over. Hier breidde de zaak zich steeds meer uit en hoewel eenige panden waren bijgekocht, bleef de ruimte steeds te klein. In 1903 werd het tegenwoordige pand aan do Nieuwe Haven betrokken, terwijl in 1905 een tweede inrichting aan de Ged. Slaak werd gebouwd, die in 1907 eveneens werd uitgebreid. De oude heer IMMIG had zich in 1900 uit de zaken teruggetrokken en sedert dien voert de heer C. IMMIG Jr. het beheer. Thans beschikt de firma over een boekdrukkerij, steendrukkerij, lichtdruk inrichting, waar tevens technische papieren worden vervaardigd, en boekbinderij, die alle als modelinrichtingen genoemd kunnen worden. Van het kunnen dezer firma legt dit reclame-boek een prachtig getuigenis af, daar vooral de opgenomen illustraties in drie- en vier kleurendruk, alsmede de chromo lithographieën goede proeven van de tegenwoordige boek- en steendrukkunst leveren. Muidel burg 8 che Courant van 12 September 1908: EEN PRACHTWERK. Wij ontvingen een werk, dat met recht eene feestgave mag genoemd worden. Het is een gedenkboek, door de firma CORNs. IMMIG & ZOON, Koninklijke Boek en Steendrukkerij, Lichtdruk-inrichting te Rotterdam, uitgegeven ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der firma, 1 September 1.1., tevens ter herdenking van den 70®t©n geboortedag van den stichter harer inrichtingen. Inhoud, zoowel als omslag, stempelen het geheel tot een kunstwerk. Daarin komen voor afbeeldingen van de verschillende werkplaatsen en kantoren, zoowel in het hoofdgebouw te Rotterdam als in het filiaal te Amsterdam. Zeer belangwekkend is de beschrijving van een en ander en van het technisch gedeelte der zaak, die zulk een goeden, gevestigden naam heeft. En daarover zal niemand zich verwonderen, die de in het gedenkboek voorkomende proeven van door die energieke firma geleverd werk aanschouwt. Al wat te zien wordt gegeven op het gebied van boek-, steen- en lichtdruk is even artistiek. En eigenaardig is een lijncliché naar een Immigraphiedruk, voorstellende de uitbreiding der gasfabriek aan den Oostzeedijk, watergasfabriek te Rotterdam. Verder zien wij in het werk fraaie proeven van kleurendruk. Een firma, die in haar vak zooveel uitmuntend werk levert, mag zeker met trots terugzien op haar vijf-en-dertig-jarig bestaan en behoeft, trots de toenemende concurrentie, voor haar toekomst allerminst te vreezen. La Métropole van 20 September 1908: En ce moment, la firme CORNs. IMMIG & FILS, sinon la plus importante, du moins une des principales imprimeries de la Hollande, commémore le 35® anniversaire de son existence. A cette occasion, les directeurs viennent d'offrir & leur clientèle un superbe volume, tiré sur papier de luxe et renfermast outre de nombreuses gravures photo-lithographiques, un aper^u historique de l'imprimerie et de la firme; celle ei s'est surtout spécialisée dans rimmigraphie. Ce procédé présente le doublé avantage d'être moins coüteux et de permettre le tirage d'un plus grand nombre d'épreuves, en moins de temps que la photolithographie. En parcourant ces quelques pages, on convient volontiers des ver» de notre compatriote M. VAN VAERNEWIICK: Van d'inventie der letteren sullen wy hier swijghen; Oock van 't vercrijghen van d'eerste Druckeryen. Diese som JOANNI FAUSTINO tot Mens opstijghen: Andere GUTTENBERCH, daer de Duytschen in verblyen. Daer synder oock die hier tcghens stryen. En segghen: sy sou eerst vonden zyn al claer en plat, (Soo DIERICK COORNHERT schrijft in zijn Poeteryen) Tot Haerlem. 'twelk is een Hollantsche stadt De Nederlander van 14 September 1908. DE FIRMA CORNs. IMMIG & ZOON. Een bestaan van vijf-en-dertig jaren is voor een industrieele zaak nu nog niet zoo heel larig. Maar als zij den tijd van opbloei eener moderne techniek in die jaren meemaakt, dan wordt zij. mits staande onder krachtige en degelijke leiding, in een zoodanig tijdsverloop iets geheel anders dan wat zij bij dec aanvang was. Niet in 't minst d techniek der drukkerij is in de laatste tientallen van jaren met reuzenschreden vooruitgegaan. Geen wonder dus. dat een inrichting als die van de Rotterdamsche firma 1MMIG & ZOON thans eeu gedenkboek kan uitgeven, dat tegelijkertijd van den vooruitgang der techniek en van die harer eigene inrichtingen een zoo uitmuntend denkbeeld geeft als dit boek doet. Ieder, die eenige belangstelling heeft voor het mooi in het typografisch vak en wat daarmee samenhangt, zal met gretige nieuwsgierigheid dit fraaie boek doorbladeren, gaarne kennis nemen van de belangwekkende historische bijdrage, die de eer van de uitvinding der boekdrukkunst op goede gronden, aan de nieuwste werken ontleend, aan Lourens Coster toeschrijft, zoowel als van de techniek van zetten en drukken. zoowel als van de tallooze specimen van hetgeen in de inrichting der firma IMMIG vervaardigd wordt Het boek is waarlijk een prachtstuk, waarmee wij de jubileerende firma, tegelijkertijd met haar gedachtenisfeest. gaarne gelukwenschen. De Nieuwe Courant van 14 September 1908: De firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam heeft ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan harer Boek-, Steen- en Lichtdrukkerij en tevens ter herdenking van den 70sten geboortedag van den stichter harer inrichtingen, een gedenkboek uitgegeven, waarvan zij ons een exemplaar toezendt. Het boek bevat behalve een beschrijving der drukkerij een aantal platen, de verschillende werkplaatsen voorstellende, benevens proeven van cliché en kleurendruk. Het Nieuws van den Dag van 1-i September 1908: Ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der firma CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam—Amsterdam, tevens ter herdenking van den 708ten geboortedag van den stichter dezer inrichtingen, is een uitvoerig gedenkboek verschenen. Het is bestemd een beeld te geven van de veelzijdigheid van het bedrijf der firma en bevat dan ook vele afbeeldingen van hare boek en steendrukkerij en lichtdrukinrichting en producten van hare werkzaamheden. Botterdamsch Nieuwsblad van 12 September 1908: CORNs. IMMIG & ZOON 1873—1908. 1873—1908. Welk een tijdvak in de ontwikkelingsgeschiedenis van Rotterdam. Welk een tijdvak dus ook in de geschiedenis van al wat thans groot is in onze stad. Het is niet gemakkelijk zulk een reeks van jaren in haar stadia van groei in herinnering te brengen. Er ligt evenwel een gedenkboek voor ons, dat dit werk licht zal maken 1 September is voor de firma CORNs. IMMIG & ZOON een herinneringadag geweest, die aanleiding heeft gegeven tot de uitgave van dat gedenkboek, een werkstuk, hetwelk de heer IMMIG ons met rechtmatigen trots is komeu toonen en waarvan het ons een genoegen is er een en ander over mede te deelen. Trouwens de exemplaren worden rondgezonden en spoedig kan iederv ontvanger zelf critiek uitoefenen. De firma IMMIG herdacht 1 September j.1. haar 35-jarig bestaan en nu laat zij zien met haar kostbaar gedenkboek, wat zij kan en hoe alles is tot stand gekomen. Wie maar een weinig op de hoogte is van de boek- en versieringskunst en wie houdt van goed verzorgd drukwerk zal met verbazing en bewondering het kranig stuk werk bekijken, hij zal het boek met welbehagen doorbladeren en er in lezen. Daar zit een keurkorps van technici in de gebouwen der firma IMMIG. menscheu, wier handenarbeid, gepaard aan verstandig overleg en gevoeliger! smaak, wat vermag tot stand te brengen, terwijl aan het hoofd dier werkers de juiste leiding is, de patroon staat, berekend voor het veelomvattend bedrijf, de man, die steeds nieuw leven en nieuwe veerkracht blijft kweeken. Het hoofdstuk, waarin de geschiedenis der firina wordt beschreven, vertelt van den heer IMMIG Sr., die op I September 1873 aan hel Bolwerk op een klein kamertje begon en van hem lezende, zien we de hechte grondslagen leggen voor wat noodig is om van klein groot te worden. Taaie volharding, werkzaamheid en spaarzaamheid, daar vertellen die eerste levensjaren van. Met den zoon kwam de energie, de durf. kwamen de toepassingen der nieuwe vindingen op het gebied der boekdrukkunst, en wat het boek verder te zien geeft, als een rondgang door het bedrijf met den lezer gemaakt wordt, het geeft de resultaten voor oogen van wat door het werken van vader en zoon is tot stand gebracht. In sierlijken omslag gebonden, op zwaar kunstdrukpapier uitgevoerd geeft reeds de eenvoudige pagina plat-schrift (text), op lichtbruinen ondergrond afgedrukt, cachet aan het werk. De talrijke teekeningen, die het hoofdstuk „Rondgang door het Bedrijf" illustreeren, zijn op steen geteekend door den heer J. J. Damme. En aan 't slot van het boek: de „Werkstukken van uiteenloopend karakter," een 50-tal proeven van allerlei illustratie-verfahren. waarvan de firma bijzonder veel werk maakt tegenwoordig. De autotypie, de boekdrukillustratie van den huidigen dag, waarmede al onze hedendaagsche geïllustreerde tijdschriften zoo kwistig zijn versierd, de firma IMMIG vervaardigt ze en laat zien, dat zij ze kan drukken ook. De sprekende affiche, het reclame-biljet met pakkende teekening, de firma IMMIG teekent ze en zet de rake kleuren op steen. De nauwkeurige technische teekeningen, die de architect thans te zijner beschikking wenscht, de firma IMMIG heeft naam gemaakt met de Immigraphie, de reproductie- en vermenigvuldigingsmethode voor deze bijzondere teekeningen bij uitnemendheid. Jammer, dat ook nu de firma het geheim dier vinding niet openbaart; het ware een vorstelijk geschenk geweest aan de concurreerenden! De drie- en vier kleurendrukken, die als bijlage iu tijdschriften aangeboden, bij het publiek zoo gewild zijn, de firma fotografeert de schilderij, het arlistieke stilleven, ze maakt de clichés, en de drukken, die het boek te zien geeft, toonen hoezeer het origineel is nabijgekomen. De prentbriefkaarten, welk een arlikel in onzen tijd. de firma IMMIG levert ze u en in welk genre ge wilt. Veelomvattend is het werk van den drukker, die mede is gegroeid, die gelijken tred heeft gehouden met de ontwikkeling van zijn vak gedurende de laatste 25 jaar. En Rotterdam kan er trotsch op zijn in de firma CORNs. IMMIG & ZOON zulk een drnkkersbedrijf binnen haar veste te bezitten. FEEST CORNs. IMMLG & ZOON. 15 September 1908: Nacht en dag is er gewerkt om liet gedenkboek op tijd de wereld in te zenden. En voor de klanten, nacht en dag present", zoo luidt liet parool Maar als ze bij IMMIG & ZOON pret maken, kijken ze ook niet naar de klok. Dat is Zaterdagavond gezien, toen het personeel door den patroon in den salon Doele bijeengeroepen was om het jubileum feestelijk te vieren. Om halfzeven kwamen de gasten binnen. Ieder ontving een keurig uitgevoerd programma om zich te prepareeren, want er viel heel wat af te werken. De ontvangst van de patroons en de familieleden ging gepaard met het zingen van een welkomstlied en het was de heer IMMIG Jr., die allereerst het woord nam ter verwelkoming. Niet alleen, zei hij, dat op den l8ten September j.1. onze firma 35 jaar bestond was direct aanleiding om ulieden hier te noodigen, maar op dezen dag, heden den 12den, viert mijn vader zijn 70sten verjaardag. Den stichter van ons bedrijf breng ik in hoofdzaak hulde door dezen feestavond. En tot het personeel sprekend, zei hij: „Gij mannen, die den laatsten tijd zoo hard hebt moeten werken, gij allen in de verschillende afdeelingen. die uw arbeidskracht gaaft bij het vervaardigen van ons gedenkboek, hier breng ik u daarvoor openlijk mijn dank Thans is het werk gedaan en nu — viert vroolijk feest!" Hoera's weerklonken en de muziek fanfaarde. Toen kwam de feestredenaar aan de beurt, de directeur van het Ameterdamsch filiaal. De gelukwenschen bood hij den patroon uit naam van alle medearbeiders, de gelukwenschen aan vader en zoon, voor wier werken allen respect gevoelen. Spr. deed uitkomen, hoezeer zij allen waardeerden steeds te kunnen waarnemen, dat het den heer IMMIG te doen was zijn bedrijf groot te maken, niet alleen uit eigen belang, maar ook uit liefde voor zijn vak, omdat hij liefde heeft voor hei handwerk, waarmede zij allen hun brood verdienen Zoo kwam het dan ook, dat de verhouding tusschen de arbeiders en den patroon een goede is. De feestredenaar besloot met den wensch, dat dit steeds zoo blijven moge. ook als de derde CORNELIS de voetstappen van vader en grootvader zal drukken De overreiking van een geschenk van het personeel, een schrijftafel met bureaustoel, had daarop plaats voor welk geschenk de heer IMMIG met een kort woord dank zei. De soirée amusante variée nam toen een aanvang. Een mannenkoor uit het personeel deed zich hooren. voordragers en voordraagsters richtten zich tot een dankbaar gehoor, er werd een gleis gedronken, een extra sigaar opgestoken en spoedig was de feestvreugde in vollen gang. De opvoering van een tooneelstukje „De drukfoutenduivel", waarin de menschen van het vale bijzonder veel genoegen hadden vanwege de geijkte vaktermen, die immer zoo vermakelijk klinken buiten de deur van zetterij en drukkerij, verliep naar wensch. evenals de tableaux-vivants, „Laurens Coster's visioen." Het was reeds na middernacht geworden; in de pauze deed een orkestje zich hooren en de walsers konden zich niet langer bedwingen. Vóórdat men aan het souper ging, moest men eerst met de beenen van den vloer. Bovendien had do heer IMMIG voor een extra verrassing gezorgd, hij had den heer JOH. SCHMIER uit Amsterdam gevraagd, zijn stem te doen hooren. Die had een paar leuke zetten op de IMMïG's en het bedrijf te debiteeren en zong verder enkele grappige liedjes o. a. een „Ode aan de Snert", „o erwtensoep, o papperig vocht*... het was kostelijk. Diep in den nacht was 't, toen men zich aan tafel begaf en nog menige mop en menig grappig woord onder het genot van den disch. de aanwezigen bijeen hielden. De Rotterdammer van 12 September 1908: EEN GEBEURTENIS IN DE DRUKKERSWERELD. Den l*ten September 1873 vestigde zich op de tweede verdieping van pand no. 10 aan het Bolwerk alhier een kleine drukkerspatroon, die aanvankelijk met een jongen als hulpkracht de weinige hem opgedragen orders uitvoerde, beurtelings als zetter en drukker optredend. In zijn bescheiden werkplaats, een voorkamer als werkplaats en een alcoof als bergplaats en kantoor, vond men niet veel meer dan: twee letterbokken, voorzien van een drietal soorten boekletter, enkele soorten smoutletters. eenig versieringsmateriaal, wat hol wit en interliniën, en een enkele handpers, waarop zoowel een visitekaartje als folio-formaatvellen moesten gedrukt worden. In het jaar 1908 vindt men aan de Nieuwe Haven naast de Marinierskazerne een groot modern gebouw, waarop met groote letters op fraaie borden prijken de woorden „Koninklijke Boek- en Steendrukkerij" en „Koninklijke Lichtdruk-inrichting," „Fabriek van Technische papieren," „Boekbinderij, Lithographie, inrichting voor Stereotypie." Zou men dit groote gebouw binnentreden, dan zou men verbaasd staan over de hoogte en verscheidenheid, waarop liet door bovengenoemde opschriften aangeduide veelzijdige bedrijf daar staat. En men zou voorzeker niet denken, dat de firma, die hier haar bedrijf heeft gevestigd, dezelfde is, als die in 1873 op zoo uiterst bescheiden voet begon in het voorkamertje met alcoof aan het Bolwerk. Deze firma voert den in Rotterdam zoo bekenden naam CORNs. IMMIG & ZOON. Morgen viert zij haar vijf-en-dertig-jarig bestaan tegelijk met den 708ten verjaardag van den stichter. Dat er in die vijf en-dertig jaren veel is voorgevallen vóór deze thans zoo bloeiende onderneming de tegenwoordige hoogte had bereikt, zal ieder begrijpen. Een prachtig uitgevoerd „Gedenkboek," dat de firma IMMIG ons deed toekomen, en dat een juisten indruk geeft van het veelzijdig bedrijf der firma, verhaalt van al de wederwaardigheden in die jaren van groote ontwikkeling. Onze plaatsruimte verbiedt ons verder hierover uit te weiden, maar we wenschten wel. dat we onzen lezers een kijkje konden geven in het in alle opzichten fraaie gedenkboek. Voor een leek is niet te begrijpen, dat zulk werk door middel van de drukkunst kan worden vervaardigd. Het feest van de herdenking van hot 35-jarig bestaan der firma wordt morgenavond in den Salon Doele gevierd. De Rotterdammer van 15 September 1908: Zaterdagavond werd in den Salon Doele een luisterrijk feest gevierd. Het gold het 35-jarig bestaan der kunstdrukkerij van de firma CORNs IMMIG & ZOON, maar bovenal het feit, dat hiermede samenviel, den 70s,en verjaardag van den oprichter dezer zaak, die door zijn ijver en volharding deze tot een bloei wist te brengen, dat zij thans zelfs op een ver buiten de grenzen beroemden naam bogen mag. De zaal was hoogst smaakvol versierd. Toen de feestvierende patroons en familie bij hunne komst met een welkomstlied waren begroet, nam de tegenwoordige patroon, de heer C. IMMIG Jr., het woord, om allen welkom te heeten. Daarna richtte hij hartelijke woorden tot zijn vader, wiens 70st® verjaardag wel de hoofdoorzaak tot de viering van dit feest was en verder tot het personeel, een beroep doende op aller ijver en steun, tot verhooging van d(.: bloei der zaak. Vervolgens hield de directeur van het filiaal der drukkerij te Amsterdam, een geestige feestrede, waarin hij alle gelegenheid vond de patroons voor hunne energie te huldigen en niet minder als voorbeeldige patroons, waaraan zeker te danken is, dat zulk een goede verstandhouding heerscht tusschen hen en het personeel. Als geschenk bood hij een fraai bureau rninistre met stoel aan, welke dooiden heer CORNs. IMMIG Jr. met een hartelijk woord van dank werd aanvaard Daarna nam de eigenlijke feestviering een aanvang, welke met een souper besloten werd. Nieuwe Rotterdamsche Courant van 12 September 1908: De firma CORNs. IMMIG & ZOON alhier viert haar 35-jarig bestaan en tevens den 70sten geboortedag van den stichter der werkplaatsen. Zij heeft te dezer gelegenheid een gedenkboek uitgegeven, dat een beeld goeft der veelzijdigheid van haar bedrijf en bij afbeeldingen hare inrichtingen beschrijft. De Telegraaf van 15 September 1908: EEN BOEKDRUKKERS-GEDENKBOEK. De Koninklijke Boek- en Steendrukkerij, Boekbinderij en Lichtdrukinrichtingen van CORNs. IMMIG & ZOON te Rotterdam en Amsterdam, heefi den ïsten September 1.1. 35 jaar bestaan. Naar aanleiding daarvan en tevens ter herdenking van den 70sten verjaardag van den stichter der inrichting, verscheen een fraai gedenkboek, dat een beeld geeft van de veelzijdigheid van het bedrijf dezer bekende firma. De samenstelling van het boek werd opgedragen aan den heer D. SMIT. bibliothecaris van het Leesmuseum te Amsterdam Na een woord ter inleiding volgt een beknopte geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst en daarna de geschiedenis der firma, versierd met tal van illustraties, voornamelijk naar teekeningen. Ten slotte volgen nog eenige proeven van werk, door de firma geleverd, een overtuigend bewijs, welk deugdelijk werk zij leveren kan. Typographische Jahrbücher van October 1908: CORNs. IMMIG & ZOON IN ROTTERDAM. Gedenkbuch, herausgegeben anlafilich dos 35-j&hrigen Bestehens der Firma, zugleich zum Andenken an den 70sten Geburtstag des Gründers der Firma; es ist ein starker, stattlicher Band der vor nns liegt als bcredter Zeuge des Erfolges eines tuchtigen, energiscli vorw&rts strelenden Kollegen. Die renommierte Firma kultiviert alle graphischen Zweige und zwar mit grofiem Erfolg. Der Umsehlag ist ebenso eine schone Leistung wie die verschiedenen Beilagen. Het Vaderland van 14 September 1908: GEDENKBOEK. De bekende Rotterdamsche drukkersfirma CORNs. IMMIG & ZOON herdacht 1 September jl. haar 35-jarig bestaan, en gaf voor die gelegenheid een gedenkboek uit. Zij koos dien dag (daar een 35-jarig bestaan zelden wordt herdacht) uit piëteit tegenover haren stichter, die toen zijn 70sten verjaardag vierde. Het werk is uitgevoerd op 4° royaal chromopapier in oblong-formaat, en de 76 bladon bevatten zooveel schoons, dat zij het duidelijkste bewijs leveren, dat men voor goed werk niet naar het buitenland behoeft te gaan. Het omslag is al bijzonder mooi uitgevallen. Het boek begint met een „Beknopte Geschiedenis van de uitvinding der Boekdrukkunst," waarin een houtsnede van 1423 is opgenomen en een afbeelding van de eerste boekdrukpers. zooals die uit wedergevonden fragmenten is samengesteld. Hierop volgt de „Geschiedenis der Firma." waarbij zich aansluit een kijkje in een moderne drukkerij, versierd met 21 afbeeldingen ter verduidelijking van den tekst. Bij den rondgang door de verschillende lokalen wordt in het kort 't ontstaan en de geschiedenis gegeven van letters, machines, enz., zoodat er voor leek en vakman uit te leeren valt. Zeer handig wijdt de firma een drietal pagina's aan „Wat de pers zegt," en laat dan „Eenige werkstukken van uiteenloopend karakter" volgen, die 26 bladen beslaan en haar alle eer aandoen. De firma viel reeds in 1896 de onderscheiding te beurt, door H. M. de Koningin-Moeder gerechtigd te worden het Koninklijke Wapen te voeren, terwijl haar 19 September 1902 door H. M. Koningin Wilhelmina het praedicaat „Koninklijk" gegund werd. De firma telt hare afnemers tot over de grenzen, met name in België, Duitschland, Spanje. Italië, Noorwegen, Ned.-Indiëen Argeninië (Buenos-Ayres). Het is steeds haar zeer loffelijk streven geweest fraai werk te leveren, niet om door minderwaardig materiaal mee te doen in den wedstrijd om goedkoop <4t kunnen werken. Het Weekblad voor den Boekdrukker van 23 September 1908: INGEZONDEN DRUKWERKEN. Neen, onder dit hoofdje mogen we het eigenlijk niet bespreken, er moest pracht-drukwerk staan, om het gedenkboek te bespreken, dat ons gezonden werd door de firma IMMIG & ZOON. te Rotterdam. Het boek werd uitgegeven ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan der zaak en tevens als een hulde van den zoon aan zijn vader op zijn 70sten verjaardag. Het boek bevat: „Een beknopte geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst; Geschiedenis der firma en een beschreven rondgang door het bedrijf," alles geschreven door den heer D. Smit. Bibliothecaris van het Leesmuseum te Amsterdam. De tekst is versierd met aardige cliché's en kijkjes in het bedrijf. De kijkjes in het bedrijf zijn alle penteekeningen en in Immigraphiedruk gedrukt. De Immigraphiedruk is een eigen procédé van deze firma. Het Roiterdamsch Nieuwsblad betreurde het zelfs, dat de Koninklijke drukkerij van de firma 1MMIG haar Rotterdamsche collega's geen koninklijke gift heeft gegeven door het Immigraphie-procédé hen te openbaren. Er zijn toch altijd ontevreden menschen! Achter in het boek zijn 52 pagina's gewijd aan „eenige werkstukken van uiteenloopend karakter.w Men vindt daar heel mooi boekdrukwerk, prachtige drie- en vier-kleurendruk ken, lijnteekeningen in zink, autotypieën, gravures, plaatdrukwerk, steendrukwerk en Immigraphiedrukken. Alles door de firma zelf gemaakt, ook de cliché's voor den drie- en vierkleurendruk. Tiet geheel ziet er zeldzaam mooi uit. ter gelegenheid van het 35-jarig be.-iunu «Ier zaau en teven? als een hulde van den zoon aan zijn vader op zijn 70sten verjaardag, liet hoek bevat: „Een beknopte geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst: Geschiedenis deifirma en een beschreven rondgang door het bedrijf," alles geschreven door den lieer 1). Smit Bibliothecaris van liet Leesmuseum te Amst rdnm. De tekst is versierd met aardige cliché's en kijkjes in het bedri.ii. De kijkjes in het bedrijf zijn alle penteekeningen en in Immigrapliiedrnk gedrukt. De Immigraphie druk is een eigen procédé van deze firma. Het Rotterdamsch Nieuwsblad betreurde het zelfs, dat de Koninklijke drukkerij van de firma 1MMIG haar Rottcrdamsche collega's geen koninklijke gift heeft ge-even door het Inimigraphie-procédé hen te openl.aren. Er /iin toch altijd ontevreden menschen' Achter in het boek zijn pagina's gewijd aan „eenige werkstu! ken van uiteenloopend karakter." Men vindt daar heel rnon, boekdrukwerk, prachtige drie- en vier kleurendrukken. lijnteekeniigen in zink, autotvj 'ën gravures, plaatdrukwerk, steendrukwerk en Immijjraphied rukken. Alles door de firma zelf gemaakt, ook de cliché's voor den drie .>n < icrkleurendruk Het geheel ziet zeldzaam mooi uit.