GEDRUKT BIJ M. WYT & ZONEN, ROTTERDAM. Marie van Eijsden-Vink DOOR M. HORN. Kathi in „Oud-Heidelberg". Nedêrl. Kiosken-Maatschappij, ROTTERDAM. larie van Eijsden - Vink cJ DOOR M. HORN "Het is nu ongeveer zestien jaar geleden, dat ik in Roelants' Huisvriend kleine biographiën schreef bij de portretten van onze beste tooneelspelers. Verscheidene van de ouderen en beroemden waren achter elkander verschenen, nu zou ook eens de beurt komen aan eenige van de beste jongeren. Als van zelf sprak het, dat de bij het publiek zoo geliefde Rotterdamsche actrice, Mej. Marie Vink, een beurt zou moeten hebben; ik wendde mij daarom met een beleefd briefje tot haar, verzocht om een portret en eenige nadere inlichtingen, maar kreeg een weigerend antwoord. In de meest beleefde termen schreef zij mij dat zij nog te weinig gepraesteerd had, om in eene rij biographiën, waarin Mevr. Beersjians, de Heeren Haspels, Rosier Faassex en andere Nederlandsche beroemdheden verschenen waren, te worden opgenomen. En of ik haar al vertelde, dat ik daarover gansch anders oordeelde, of ik haar al zeide, dat het slechts een kort bijschrift bij haar portret zou zijn, volstrekt geen ophemelarij, het hielp niets, zij lileef weigeren. Later, zoo zei zij mij, als ik eens wat meer gepraesteerd heb, dan zal het mij zeer aangenaam zijn. Welnu, zoo schreef ik haar, ik zal liet uitstellen tot Uw zilveren jubileum, bij die gelegenheid hoop ik dan eene biographie van U te schrijven. Toen eenige maanden geleden de directeur der Ned. Kiosken-Maatschappij bij mij kwam met het verzoek eene biographie van Mevr. van EijsdenYikk te schrijven bij gelegenheid van haar zilveren jubileum, toen herinnerde ik mij de eens gegeven belofte. Wel waren er verscheidene persoonlijke redenen, die er mij toe deden overhellen liet schrijven dezer biographie liever aan een ander over te laten — geschreven zou zij toch worden, al geschiedde het niet door mij maar aan den anderen kant vond ik het te eigenaardig de onder gansch andere omstandigheden in 1888 gedane belofte na te komen, 0111 het verzoek te weigeren. Maar eerlijk gezegd, ik zou mij door die belofte van zooveel jaren geleden niet hebben laten binden, als er niet een andere betere reden geweest ware. Mevr. van Eijsden is mij steeds als kunstenares en als mensch zoo bijzonder sympathiek geweest, ik hel» zooveel moois in al die jaren van haar gezien, dat ik van deze gelegenheid wilde gebruik maken, 0111 van mijne hartelijke sympathie en van mijne oprechte dankbaarheid hier openlijk getuigenis af te leggen. Van die 25 jaren heb ik haar in hare kunstenaarsloopbaan 21 jaar getrouw gevolgd, heb haar in al hare rollen gezien en mijn - bijna altoos gunstig - oordeel in het openbaar uitgesproken. Ik heb haar als het ware zien opkomen, ik heb haar zien worden, wat zij thans is, de beste grande-coquette, die wij in ons land hebben. Men heeft mij geluk gewenscht met mijn besluit deze biographie te schrijven, immers dankbaarder onderwerp zou wel niet te bedenken zijn. Dit is maar betrekkelijk waar. Dankbaar onderwerp ja, in zooverre namelijk, dat ik goeds, niets anders dan goeds kan schrijven en dan weet, dat alle tooneelvrienden het met mij eens zijn. Maar minder dankbaar, omdat het leven van Mevr. Yax Eijsden-Vink in geen enkel opzicht iets merkwaardigs oplevert, noch haar gaan naar het tooneel, noch haar zijn aan het tooneel: het is als het ware één triomftocht geweest van het begin harer loopbaan tot heden, met zeer weinig schaduw, maar verbazend veel licht. Dankbaar is mijn onderwerp niet, omdat er niets interessants, niet eens iets pikants is te vertellen. Zij kwam, zag en overwon; met die paar woorden zou ik kunnen volstaan en dus doende een volledig beeld van hare kunstenaarsloopbaan hebben gegeven. Toch zullen enkele détails blijken niet onbelangrijk te zijn en wat meer zegt, zij zullen zoowel de vrouw als de artiste nog hooger doen schatten, want Mevr. Van Eijsden goed kennen in haar leven en werken is haar meer vereeren. In dezen zin is dus het schrijven dezer biographie inderdaad een hoogst dankbare taak. Makie Helena Hendrik a Louise Vink werd 14 Maart 184 in Den Haag geboren; zij kwam als jongste dei- kinderen, zooals zij mij mededeelde, in de zeven magere jaren, die het gezin van hare ouders op dat oogenblik doormaakte. Haar vader had eerst een mode-zaak gehad, maar deze was te niet gedaan, zoodat hij nu als secretaris van het Roode Kruis voor zijn gezin, bestaande uit de echtgenoote en Makikt.je (de overige 5 kinderen hadden reeds hunne bestemming gevonden), met zeer veel moeite fatsoenlijk rond kon komen. Om eenigszins in de behoeften van het gezin te kunnen voorzien, werden er kamers verhuurd en heeren in pension gehouden. Geld, om de jongste dochter eene goede school te laten bezoeken, was er niet, zoodat de vader zich zelf met het onderwijs zijner dochter belastte, maar toen Makie een jaar of tien was en wat meer handigheid in het huishouden kreeg, werd zij meer een hulp voor de moeder, dan eene leerlinge van haar vader en moest zij flink meehelpen voor de pensionaires te zorgen; toen zij twaalf jaar oud was, werd haar opvoeding als geheel voltooid beschouwd. Deze eenvoudige mededeelingen over de eerste jeugd van Mevr. Van Eijsden geven mij reeds dadelijk aanleiding terug te komen op hetgeen ik zooeven zeide: deze artiste in haar leven kennen is haar meer hoogachten. Wie het genoegen heeft Mevr. Van Eijsden persoonlijk te leeren kennen, zal dadelijk reeds bij de eerste kennismaking ervaren, dat zij is eene hoogst beschaafde vrouw, beschaafd in den besten zin des woords. Niet alleen is zij dit, wat de uiterlijke vormen betreft, maar ook in haar onderhoudend gesprek over kunst — voornamelijk literatuur en muziek — bemerkt men terstond te doen te hebben niet eene vrouw, die veel en goed gelezen heeft, over het gelezene ernstig heeft gedacht en er een juist oordeel over weet te vellen. Op het tooneel, waar zij heel dikwijls (haar hoofd-genre brengt het zelfs mee) de dame uit de groote wereld speelt, is zij ook wat /.ij voorstelt, menige dame uit de allerhoogste standen zal in nobel optreden, beschaafde taal en uitspraak van haar wat kunnen leeren. Haar muzikaal talent is meer dan gewoon, zij speelt goed piano en zingt heel mooi en beschaafd; wanneer zij Duitsch, Fransch of Engelsch heeft te spreken, doet zij dit steeds met het juiste accent: wie herinnert zich niet het tooneel in een klein geestig stukje „Vóór het diner" waar zij, boos haar man beknorrende, ter wille der meiden plotseling in het Fransch op hem losstormde; geen Francaise zou met meer flux de bouehe haar eigen taal spreken als Mevr. Van Eijsden het dan in de haar vreemde taal doet. Welnu, deze hoogst beschaafde artiste heeft nooit eene school bezocht en heeft niet langer dan tot haar tiende jaar geregeld onderwijs gehad. In latere jaren, toen zij reeds zelfstandig was en tot de overtuiging kwam, hoe enorm veel zij te kort schoot, heeft zij alles bijgeleerd, wat zij in haar jeugd, buiten haar schuld, heeft moeten verzuimen. Langzamerhand begon nu de tijd te komen, dat Makie moest leeren in eigen onderhoud te voorzien, zij werd daarom in eene mode-zaak gedaan, om daar het modiste-vak te leeren. Hetgeen zij hier heeft geleerd, is haar zeer goed in latere jaren te pas gekomen, jaren lang heeft zij van een zeer kleine gage moeten leven, toch zag zij er altijd keurig uit, zij maakte haar japonnen zelf. Lang bleef zij niet in het modiste-vak, immers toen zij 15 jaar oud werd, ging zij naar het tooneel zonder eenige voorbereiding. Wel was zij gaarne eerst naar de Tooneelschool gegaan, maar daartoe ontbraken zoowel de financieele middelen als de tijd, immers zij moest zoo spoedig mogelijk zelf haar brood verdienen. Hoe kwam zij er toe aan het tooneel te gaan en op zoo jongen leeftijd? De beide zusters van haren vader Elisabeth Moor-Vink, en Louise Ruffa-Vink waren aan het tooneel, eerst bij Duport, later bij Valois in den Haag, lust en liefde voor het tooneel was er dus wel bij de familie Vink. Marie's vader was bovendien een artistiek aangelegd, zeer ontwikkeld en muzikaal man, tegenwerking zou Marie bij hare ouders dus niet vinden, als zij lust voor liet tooneel toonde, eerder aanmoediging. Als kind toonde zij dan ook reeds veel ambitie voor het tooneel, zij speelde al komedie met hare poppen, hoewel zij nooit in den schouwburg kwam. Toen zij wat ouder weid, waren het geheele familiedrama's, die zij alleen vertoonde, niemand mocht er ooit getuige van zijn, alleen tante Ruffa mocht er bij zijn en deze hielp haar dan ook, toen zij „de Militaire Willemsorde" van Rosier Faassen voor zic h instudeerde. De Koninklijke Vereeniging „het Xederlandsch Tooneel" werd opgericht, bij dit gezelschap werd ook Moor geëngageerd en deze logeerde met eenige confraters bij Oom Vink, als er in den Haag gespeeld werd. Van dezen t ij tl af mocht Marie wel eens in de komedie komen, het eerst zag zij ,.de Reis naar de Maan". Dit stuk maakte zoo'n geweldigen indruk op haar, dat zij poppen teekende en kleedde, deze moesten het stuk ook spelen: neef Moor moest zijn oordeel er over zeggen, hij vatte dit in deze woorden samen : „die haas" — geliefkoosde bijnaam haar door neef vereerd 0111 hare vlugheid hu vooral hare.... slankheid — „speelt nog wel eens naast mij komedie". 2* In het vervolg mocht zij heel veel naar den schouwburg, maar het liefst was zij toch achter het tooneel, geregeld kon rnen haar daar dan ook vinden, als het Nederlandse li Tooneel in den Haag voorstellingen gaf, tot groote ergernis van den werkzamen regisseur Stemmerik, die niet duldde, dat er onnoodige menschen tusschen de coulissen stonden. Joeg hij haar de eene coulis uit, dadelijk kwam zij in eene volgende terug, wat hem wel eens de minder hoffelijke uitdrukking ontlokte: „dat nichtje van Moor is net een aal, zij glipt onder je handen door" ten slotte bezweek hij echter altijd voor het smeekend gezicht, om haar toch maai- niets van het stuk te laten missen en liet het oogluikend toe. Marie was nog, zooals reeds werd medegedeeld, in een modiste-zaak werkzaam en had den leeftijd van 15 jaren bereikt. I)e Heeren Moor, Veltman en van Ollefen scheidden zich van het Nederl. Tooneel af en begonnen een eigen directie, voor Marie bood zich nu eene uitstekende gelegenheid aan naar het tooneel te gaan: neef Moor, van wien oom Vink heel veel hield, zou zelf directeur worden, Marie kon het dus niet beter treffen dan bij een directeur te worden geëngageerd, die goed voor haar zou zorgen. De ouders hadden dan ook volstrekt geen bezwaar en zoo zien wij dan onze jubilaresse op löjarigen leeftijd aan liet tooneel gaan. Nu er een portret van Mevr. van Eijsden uit dezen tijd bestaat, heb ik het temeer eigenaardig gevonden daarvan hier een afdruk te geven, omdat wij in dit magere niet erg mooie meisje (ik druk mij zeker hier zeer discreet uit) onze jubilaresse zeker niet meer zouden terugkennen. Marie ltracht dus eigenlijk naar het tooneel niets mee dan erg veel goeden wil: geen mooi figuur, geen mooi gezicht en .... nagenoeg geen kundigheden, in de eenvoudigste schoolkennis was zij niet ver, van vreemde talen wist zij niets. Toen, zij erkent het gaarne, heeft zij hen wel benijd, die eerst naar de Tooneelschool mochten gaan om daar zooveel te leeren, wat hun voor hun carrière noodig en nuttig kan zijn, maar dat kon nu eenmaal niet, zij moest trachten, voor zich zelf' te zorgen. Maar al kon zij geen Tooneelschool bezoeken, zij had het geluk een directeur te hebben, die van haar hield en die als hoogst beschaafd en geletterd man haar ook daar behulpzaam kon zijn, waar zij aan ontwikkeling en beschaving te kort schoot: aan Louis Moor, haren eersten directeur, heeft Mevr. van Eijsden ontzaggelijkveel te danken, zij spreekt dan ook met groote hartelijkheid, dankbaarheid en sympathie over hem, hij heeft het fundament gelegd, waarop voortgebouwd kon worden, en als zij geworden is, wat zij nu is, dan kan Louis Moor een groot deel van haren roem op zijne rekening schrijven. De hulde, die haar bij haar jubilee in het gelieele land zal worden gebracht, komt ook hem voor een deel toe. Hoewel de directie uit drie directeuren bestond, was Moor toch eigenlijk de directeur, hij instrueerde alles. En nu behoorde het toen nog tot de verplichtingen van alle acteurs, de beste niet uitgezonderd, te moeten mee-flgureeren, als het noodig was. Helaas behoort deze voortreffelijke verplichting, waaraan ook de Meinxxgers hun mooi samenspel te danken hadden en waardoor zij bij groote massa's aan een tooneel leven wisten te geven, tegenwoordig tot de verouderde dingen. Wie tegenwoordig al rollen heeft gespeeld als „Mevrouw de Gravin, een brief" is te veel artist om mee te flgureeren. Onder Moor's directie ging dat anders. Marie trad het eerst op in een kermisstuk met een klein rolletje, maar in datzelfde stuk was zij tevens een Chinees, eene Napolitaansche en had zij nog een paar andere figuranten-rollen. Trouwens Moor heeft zijn nicht altijd heel kort gehouden; in het begin was het vooral figuranten-werk, wat zij te doen kreeg, over het algemeen werd zij een beetje op den achtergrond gehouden. Kan zij wat, zoo was zijne meening, dan zal zij wel van zelf op den voorgrond komen, een tooneelspeler moet niet door anderen vooruitgeschopt worden, de aandrang moet uit hem zelf komen. Zóó consequent dreef Moor zijne meening bij Marie door, dat zij het eerste jaar na haar debuutrol Fraricisca in „De dochters van Hasemann" eigenlijk niet veel meer te doen kreeg dan wat er als het ware overschoot. Toch had zij dat jaar blijken gegeven, dat zij wat kon, zoodat zij het tweede jaar dan ook bij een gage-verhooging van /' 150 - het eerste jaar had zij f 600 verdiend - belangrijker rollen kreeg en nu haar eerste jeune-premiere-rol van beteekenis speelde, namelijk Paula in „Gravin Lea". Aangemoedigd door het groote succes in deze rol, die zij tot aller tevredenheid had gespeeld, werden haar, de 16-jarige, nu rollen van gewicht opgedragen, o. a. de blinde wees in „Twee Weezen" en kreeg zij in het derde jaar opnieuw f 150 verhooging, zoodat zij dat jaar f 900 verdiende waarvoor zij zich natuurlijk de costumes voor hare nieuwe rollen moest aanschaften; financiëele luxe was het dus niet. Toen het derde jaar om was, wilden de vennooten de zaak niet meer voortzetten, hoewel er winst werd gemaakt, de zaak ging uiteen en Marie zou zonder engagement komen. Zou dit voor haar, de jonge tooneelspeelster, die juist aan het opkomen was, ten opzichte van hare verdere carrière zeer schadelijk geweest zijn, er kwam eene omstandigheid bij, die het noodlottig zou gemaakt hebben: haar vader was kort te voren gestorven, hare moeder vrijwel onbemiddeld achterlatende. Maar er kwam redding. Bij het overgaan van Le Gras, Van Zuylen en Haspels naar de Rotterdamsche afdeeling van het Nederlandse-li Tooneelverbond had Willem van Zuylen een eigen gezelschap gevormd, dat in den Kleinen Schouwburg speelde. Een jaar had ij het Nederl. Tooneel. dan had zij toch de beleefdheid kunnen hebben den haar geschreven brief te beantwoorden. Grootste verbazing bij den heer Van Eijsden, die van niets wist, nog grootere verbazing bij Mej. Vink, toen men haar mededeelde, dat haar al weken geleden een brief waf geschreven door het Nederl. Tooneel, waarop zij geen antwoord had gegeven. Een onderzoek werd ingesteld, waaruit bleek, dat er in dezelfde straat, waar Mej. Vink woonde, nog eene andere dame woonde, de dochter van een melkboer, die precies denzelfden naam had en den brief had ontvangen: opheldering volgde en tevens onmiddelijk engagement. Van nu af kan men zeggen, dat de carrière van onze jubilaresse alleen nog langs effen paden is gegaan, zij speelde nu mooie ingénue en jeunepremière-rollen en ook eene enkele grande-coquette. Wel bleef de afdeeling van het Nederl. Tooneel Tilli in „Tilli" nog maar één jaar bestaan, maar toen deze overging op Le Gras en Haspels, het voortreffelijk gezelschap onder directie van Mevr. Beersmans en de heeren EeGras, Rosier Fa assen. J. en 1). Haspels, sprak het van zelf, dat Marii: Vink aan dit nieuwe gezelschap verbonden werd. De gages van het Nederl. Tooneel waren zeer hoog geweest, zoodat de nieuwe firma moest overgaan tot het verlagen van alle gages, hare gage werd echter niet verminderd, maai" verhoogd. Rozengeur was het echter daarom financieel toch niet, want een hoog appointement had zij niet, zij verstond de kunst zich heel mooi te kleeden en al werden die japonnen ni' wel voor het allergrootste deel thuis gemaakt, zij kostten toch heel veel in verhouding tot haar inkomen, zelfs met de allergrootste spaarzaamheid was het moeielijk rond te komen. Dat de directie er zelf wel van overtuigd was, dat zij geen schatten verdiende, bleek uit het feit, dat de directie haar op St. Nicolaas een hoogst vriendelijk schrijven toezond, hetwelk eene bonbonnière vergezelde, waarin zich een tiental onverteerbare, maar toch zeer dankbaar aanvaarde gouden bonbons bevonden, een feit, waarvan Mevr. Van Eijsden nu nog met groote dankbaarheid spreekt. Het is hier de plaats, 0111 uiting te geven aan het gevoel van eerbied, dat Mevr. van Eijsden steeds bezield heeft voor den regisseur Le Gras. Antoinette in ,,De Vonk". Le Ghas was ontegenzeggelijk geen groot acteur, maar lii.i was een artist, die bewonderenswaardigen kijk op het tooneel had, daarbij was hij paedagoog en wist de artisten duidelijk zijne nieening te doen kennen, er zijn er velen onder de latere touneelspelers, die van Le Ghas zeer veel geleerd hebben, ja alles van hem hebben geleerd, al willen zij dat niet erkennen. Mevr. van Eijsden spreekt van hem met de grootste piëteit en dankbaarheid, zij erkent onder zijne regie veel geleerd te hebben en als het publiek haar bij iedere nieuwe rol vooruit gegaan vond, dan brengt zij gaarne een deel van dien lof op Le ('Kas over. Het aantal nieuwe rollen in deze jaren door haar gespet'ld, is verbazend groot geweest, ik heb het eigenaardig geoordeeld enkele portretten uit dezen tijd in een viertal ha rei' 1 ieste rollen op te nemen. Gaarne had ik ook een of meer portretten in rollen uit den allereersten tijd willen opnemen, maar er bestaat er helaas geen enkel van. Men vindt dan hier Li ze, het aardige Zeeuwsche meisje, uit „Anne Mie" van Rosier Faassen, verder de rol, waarin het publiek niet moe werd haar be zien en die jaren lang een succes-rol gebleven is, namelijk Tilli in het geestige blijspel van Francis Stahl. Het hier gereproduceerde portret is genomen uit het tooneel, dat zij heeft met hare moeder (door Mevr. Beersma^s zoo verrukkelijk gespeeld), waarin deze haar aan het verstand wil brengen, dat zij niet baron Strausz moet trouwen. Heerlijk leuk en met het onnoozelste gezicht van de wereld wist zij den baron met zijn sterk lispelend spraakorgaan na te doen, als zij hun stamhouder al in gedachte hoort zeggen: „Ik ben Constantin Strausz, zoon van Stanislaus Strausz", waaidoor de verontwaardiging der moeder, maar het onbedaarlijk gelach van het publiek werd opgewekt. Een derde portret uit dezen tijd stelt voor Antoirietti' uit het mooie stukje van Pailleron „De Vonk". Het portret is uit het tooneel, waarin Raoul haar over liefde spreekt, het geluk straalt uit haar geheel wezen, hoewei zij zich later opoffeit ter wille harer pleegmoeder. Naast deze ingénue-rollen worde ook een portret in een zeer goede dramatische rol, namelijk die van Rosulii' in „Numa Roumestan" van Alphonse Da cd et hier gereproduceerd. Zeer zeker ligt Mrvr. van Eijsdex's kracht niet in het dramatische, vooral in de laatste jaren - nu haar man directeur is — heeft zij geen dramatische rol van beteekenis meer gespeeld en deze rollen aan hare voor dit genre begaafdere kunstzusters overgelaten. Maar dit neemt niet weg, dat zij ook in het dramatische herhaaldelijk veel moois heeft gegeven, ik wijs juist op de rol van Rosalie, de vrouw van Numa Roumestan, eene rol, waarin zij naast wijlen Willem van Zuylen, die de titelrol meesterlijk speelde, zeer heeft uitgeblonken. Het hierbij gevoegde Rosalie in „Nuiua Roume»tan portret is uit het derde bedrijf op het bal, als zij langzamerhand zekerheid heeft gekregen van de genegenheid, die haar man koestert voor eene jonge zangeres, die zich ook op het bal bevindt. Na eenige jaren van grooten voorspoed begon de debacle in dit voortreffelijke tooneelgezelschap. Le Gras werd ziek, eindelijk zoo ziek, dat hij zijn werkkring moest neerleggen, bij Mevr. Beersmans vertoonden zich de eerste waarschuwingen van de ziekte, die haar ook ten grave deed dalen, Jaap Haspels stierf, Faassen werd langdurig ongesteld, Mevr. Biklage stierf: kort, eene opeenhooping van ongelukken, zooals zij niet droeviger te bedenken waren. Op de jongeren kwam nu alles neer; Jan C. de Vos, die eerst regisseur, later mede-directeur werd, was een eminent artist en een hoogst bekwaam regisseur, van wien Mevr. vak E ijs den eveneens met groote waardeering spreekt ten opzichte van hetgeen hij als regisseur gepraesteerd heelt, maar de gaven, die een directeur noodig heeft, bezat hij nu juist niet; het tooneelgezelschap, eens een sieraad van ons nationaal tooneel, dreigde ten onder te zullen gaan. In dien tijd moesten aan de jongeren ontegenzeggelijk liooge eischen worden gesteld. Dat Mevr. van Eijsden, de steeds hulpvaardige, alles deed, wat maar mogelijk was, om liet gezelschap voor ondergang te bewaren, het spreekt voor iedereen, die haar kent, van zelf. Vooral éen episode uit dezen tijd is dubbel waard herdacht te worden, het is het overnemen van de rol van Madame Sans-Gêne, Reeds verscheidene jaren behaalt zij daarmee de grootste triomfen — een portret in deze rol uit het derde bedrijf vindt men in deze biographie —, aanhoudend en aanhoudend wil men haar nog daarin zien, zoodat het stuk nog altijd op het répertoire blijft, toch was de rol oorspronkelijk niet voor haar bestemd en speelde zij in de eerste drie voorstellingen de Hertogin van Na/iels. Bij de derde voorstelling werd Mevr. Bekrsmans echter in het laatste bedrijf plotseling zeer ernstig ongesteld, zoodat van verder spelen geen sprake kon zijn, het gordijn moest men laten zakken. Mevr. van Eijsden, die als Hertogin van Napets na het derde bedrijf niets meer te doen had, stond juist gereed den schouwburg te verlaten, toen de ongelukstijding tot in de kleedkamer doordrong. Zij vliegt naar hei tooneel en ziet daar de verschrikkelijkste consternatie, Mevr. Beeksmaks was verlamd en kon zich niet bewegen, twee doctoren 0111 haar heen, de leden van de directie halfdood van schrik. Immers voor dezen was aan dit ongeval ook nog iets anders verbonden, de zaken waren al lang slecht gegaan, alle hoop was op Madame Sans-Gêne" gebouwd, welk stuk men duur gekocht en niet zeer veel kosten gemonteerd had. De eerste voorstellingen hadden opgang gema.ikt, liet stuk had succes, maar niet die plotselinge ongesteldheid van de vertolkster ('lorinde in ,.De Avonturierster". der hoofdpersoon was alles verloren. Daar trad Jaap Haspels op Mevr. van Eijsdex toe en verzocht haar opeen toon, die weigeren onmogelijk maakte, de rol verder te lezen en de voorstelling ten einde te brengen. Zij vliegt naar de kleedkamer, trekt de kleeren van de Hertogin van Napels weer aan en leest dan het vijfde bedrijf uit het regie-boek, de rol was op het oogenblk niet te vinden. Voor den volgenden dag was het stuk in Dordrecht aangekondigd, veel plaatsen waren al genomen, wat nu? De rol daar ook lezen was onmogelijk, want dit stuk staat of valt met het spel van de hoofdpersoon. Welnu, zei Mevr. Van Eijsden, ik zal doen, wat mij mogelijk is, toen de directie haar verzocht de rol in Dordrecht op te nemen. Na afloop der Rotterd. voorstelling werden kleedsters aan het werk gezet, om de kleederen van Mevr. Beebsmans pasklaar te spelden voor Mevr. Van Eijsden, 0111 2 uur in den nacht ging zij naar huis, begon te memoriseeren en 's morgens om 8 uur was zij zoo ver, dat zij de rol kon. Het is zeker het sterkste, wat er ooit gebeurd is op het gebied van memoriseeren, die honderden bladzijden werden in fi uur van buiten geleerd, toen eenige uren rust — van slapen kon geen sprake zijn — en toen naar den Schouwburg om te repeteeren; 's avonds werd de rol met het prachtigste succes in Dordrecht gespeeld, bloemen en kransen werden haar overhandigd, vooral ook van de dankbare directie, maar verscheidene dagen waren er Katchen in „Koningen". noodig, voordat de zenuwen weer tot rust waren gekomen. Het Dordtsche publiek, dat vóór en tijdens de voorstelling de geheele geschiedenis had vernomen, bracht haar aan het slot, toen zij de hier zeer juist van pas komende woorden sprak: ..zie zoo, 1111 gaan wij slapen, wij hebben onze rust wel verdiend" eene langdurige ovatie; verleden jaar werd zij te Groningen hartelijk gevierd bij haar honderste optreden in deze rol, nu is het aantal al ver boven de honderd: de wijze, waarop zij deze rol verkreeg, is al lang vergeten, toch zal dit blijven een der belangrijkste episodes uit haar artistenleven. Hard moest er gewerkt worden in dezen tijd, het eene stuk na liet andere kwam uit, het aantal rollen door Mevr. Van Eijsden in die jaren gespeeld, is verbazend groot. Dit boekje geeft vier portretten uit dezen tijd in rollen van zeer verschillend genre, namelijk die van Kdtchen, uit ,.Koningen," de brutale kleindochter van den tuinman, een niet groote, maar zeer belangrijke rol, die van Clorinde in „L'avonturière" van Augier. de hoofdrol van het stuk, die van ('olinette, eene tweede Mad Sans-Gêne, in het tooneel van het laatste bedrijf, als zij haar man, den kolonel de Rouvray in hare kleeren heeft laten vluchten en zij nu voor den koning in de kleeren van den kolonel wordt gebracht, terwijl als vierde in deze rij is opgenomen de rol van Virginit Brcr/eot in „Fortuin . Voor het opnemen van dit portret was er eene bizondere reden. Men heeft Mevr. Van Eijsdex wel eens het verwijt gemaakt, dat zij zoo dikwijls dezelfde is. Dit verwijt mist eiken grond, men kan het met evenveel of beter gezegd met even weinig recht doen aan elke tooneelspeelster, die de grande-coquette-rollen speelt; immers die rollen gelijken heel veel op elkander, de grootste artiste der wereld kan niet in de verpersoonlyking dezer rollen eene variatie brengen, die niet bestaat. Mevr. Van Eijsdex vindt er juist een bizonder genoegen in zich weg te schminken, als zij er gelegenheid toe heeft, het beste bewijs is zeker dit portret van Madame Bregrot, waarin niemand haar terug zal kennen. Voordat Mad. Bregeot gesproken had, vermoedde dan ook niemand in de zaal, dat Mevr. Van Eijsden daar op het tooneel zat te naaien, toen het gordijn opging. Dat zij echter reeds vroeger de kunst verstond zich geheel weg te schminken, moge de volgende inscriptie getuigen in Multatuli's „Woutertje Pieters", welk werk haar door D. Haspels werd vereerd na haar optreden bij gelegenheid van zijn dertigjarig jubileum, toen Mevr. Beersmans ongesteld werd; Mevr Biklage moest de rol van deze opnemen en Mej. Vink werd nu verzocht de rol van Mevr. Burlage over te nemen, waardoor de vertooning van Echegaray's „Waanzinnig of Heilig" mogelijk werd. De inscriptie luidt: Colinette in „Colinette". ..Aan mijne lieve kunstzuster Makie Vink, die den moed en de welwillendheid heeft gehad, om op haar jeugdigen leeftijd, duor coiffure en kleeding, eene geposeerde dame voortreffelijk vooi' te stellen en daardoor de vertooning heeft mogelijk gemaakt van Krhegaray s ..W aanzinnig of Heilig'", voor het 30-jarig jubileum van haren dankbaren vriend en kunstbroeder. D. Haspels. Rotterdam, 20 Januari 1891.' I)e catastrophe van het gezelschap volgde, de directie Le Gras en Haspels was verplicht haar taak neder te leggen. Iedereen zullen nog verseh in het geheugen liggen de gebeurtenissen, die er op volgden en die ik nu maar hier niet verder zal releveeren. Genoeg zij het hier te vermelden, dat door het flinke optreden van het Bestuur der Rotterdamsche afdeeling van het Tooneelverbond het gezelschap bij elkander bleef en de heer van Eijsdex directeur werd. Wat is er toen al gevreesd door hen, die Mevr. A an Eijsden niet kenden of haar met opzet en tegen beter weten in niet wilden kennen! Nu zou Mevr. Van Eijsden directeur worden en niet haar man, zij zou alleen de mooie rollen spelen, ook die, welke niet in haar emplooi liggen. Het gezelschap bestaat nu drie jaren en zelfs de grootste vijand van Mevr. Van Eijsden — als zij een vijand heeft — zal moeten erkennen, dat van Madiime Bregeot in „Fortuin". die voorspellingen ook absoluut niets is bewaarheid. Mevr. Van Eijsdex is ouder deze directie, wat zij onder al de vorige geweest is, een goed, ijverig, behulpzaam lid van het gezelschap, spelende, wat haar wordt opgedragen. Geen enkele nieuwe rol heeft zij in die drie jaren gespeeld, waarvoor zij niet de aangewezen persoon in het gezelschap was. behoudens misschien een paar onbeduidende rolletjes, door eene andere actrice als te min geweigerd; ook voor dezen directeur is zij steeds eene behulpzame, in geen enkel opzicht pretentieuse artiste, nooit wil zij iets anders zijn en wie liet anders van haar verwachtten, kenden haar niet of' zeiden tegen beter weten in het tegendeel. Van de rollen, waarin zij in den laatsten tijd veel succes heeft gehad, werden portretten gekozen uit „In Uniform"', de Amerikaansche AnnieClarckson, verder Kathi in ..Oud-Heidelberg", de Markgravin uit „Levensdal" en Rita Hen-ra uit „Eischen der Moraal'", de laatste rol op het oogenblik, als zij voor de piano zit en door haar zingen Friedrich Stierwald weer aan hare voeten ziet vallen, zijne eischen der moraal geheel en al vergetende. Wie Mevr. Van Eijsden in die rol hoort, wie haar hoort zingen, begrijpt Friedrich. Dezer dagen bladerde ik in oude critieken van mijne hand en vond toen ook eene critiek over Mej. Vink uit 1885, waarin ik zeer bewonderend sprak over haar spel in „Anne-Lize', maar haar aanraadde niet meer te zingen, want Annie Clarckson in „In Uniform". dat kon zij toch niet. Ik geloof' niet, dat er tegenwoordig veel actrices in ons land zijn, die zóó mooi zingen als Mevr. Van Eijsden en die met zooveel juist begrip een couplet zingend kunnen voordragen. En wie, die weet, welk onderwijs Mevr. Yan Eijsden in hare jeugd heeft genoten, staat niet verbaasd, als hij Mevr. Yan Eijsden als Annie ('larckson Engelsch en Hollandsch met Engelsch accent hoort spreken, alsof zij geboren Engelsehe ware, die Hollandsch heeft aangeleerd. En hiermede ben ik gekomen aan liet einde van mijne taak, ik heb getracht liet belangrijkste samen te vatten, wat Mevr. Yan Eijsden in hare vijf'en twintigjarige loopbaan als actrice heeft doorleefd. Een boliémien-leven, als enkelen van onze artisten hebben geleid, heeft zij niet gekend, betrekkelijk is haar loopbaan als tooneelspeelster langs effen paden gegaan, langzaam en gestadig is zij vooruitgegaan door eigen kracht, talent en studie; eerst heeft zij de figurantenrollen gehad, toen kleine rollen, langzamerhand rollen van meer beteekenis en tegenwoordig speelt zij hoofdzakelijk de voornaamste grandecoquettes. Het toeval, dat menig artist heeft doen ontdekken, heeft bij haai' hoegenaamd geen rol gespeeld; de eenige maal, dat zij plotseling geroepen werd eene rol van groote beteekenis wegens ziekte over te nemen, geschiedde dit, omdat zij toen reeds de aangewezen persoon er Markgravin in „Lcvenstlal". voor was. Met fierheid mag Mevr. Van Eijsden op haar jubileumsdag terugzien op den door haar afgelegden weg en met alle gerustheid van zich getuigen, dat zij alles, wat zij is, aan zich zelf' te danken heeft. Wel is moeder Natuur goed op haar geweest, zij heeft haar geschonken een mooi, innemend gelaat en eene klare, heldere stem, maar hare duidelijke uitspraak, zoodat men van haar steeds elk woord verstaat, waar men zich ook in de zaal bevindt, ook als zij fluistert, heeft zij weer door studie verkregen. En haar innemend uiterlijk verhoogt zij door de onnavolgbare wijze, waarop zij hare toiletten weet te dragen en den zeer bij zon deren smaak, waarmee zij voor elke rol hare toiletten weet te kiezen, zoodat zij bij de smaakvolste Fransche actrices in kleeding niet achterstaat. Wat men echter bovenal steeds in Mevr. Van Eijsden waardeert, dat is hare groote toewijding en haar groote eerbied voor het publiek. Nooit speelt zij niet onverschilligheid of lusteloosheid, altijd getuigt hare opvatting, dat zij de rol grondig heeft bestudeerd en ze zoo goed weergeeft, als het haar mogelijk is. Of de zaal vol is of leeg, dat maakt op haar geen indruk, althans zij toont het niet en speelt met dezelfde toewijding voor een leege als voor een volle zaal. Dit is dan ook zeker een van deredenen, waarom het publiek zoo veel van haar houdt en zij steeds is geweest en nog is het troetelkind van het publiek, zoodat op de planken Rita Revera in „Eiachen der Moraal". verschijnen en toegejuicht worden bij haar hetzelfde is. Het zou onrechtvaardig zijn meer van haar te eischen dan zij zelf weet, dat zij kan geven. Zij kent zich zelf door en door en overschat zich in geen enkel opzicht, maar dikwijls heeft zij eene rol moeten opnemen of overnemen, die zij zelf liever niet gespeeld had; als hare directie zoo'n offer van haar eischte, dan sprak het voor haar vanzelf, dat zij het brengen moest en zij deed liet dan ook met volle toewijding. Nooit appelleerden hare directies te vergeefs op hare hulp en bereidvaardigheid, ook de tegenwoordige directeur, haar echtgenoot, laat dit niet, als hij het noodig vindt; in „Opstanding" van Tolstoi nam zij zelfs bij eene voorstelling, toen dit noodzakelijk bleek, twee kleine rollen voor hare rekening. Is het dan te verwonderen, dat het publiek, zoowel te Rotterdam, als overal elders, waar het gezelschap optreedt en van haar naast groot talent de grootste toewijding ziet, dat nooit bij haar van artisten-nukken te lijden heeft, veel van haar houdt en gaarne elke gelegenheid aangrijpt, om haar dit te toonen? Hoe hebben de Groningers haar het honderdste optreden als Mad. S/rns-Gnie tot een feestavond gemaakt en hoe heeft men haar en haren zoo sympathieken echtgenoot in het gansche land gevierd, zoowel bij hun huwelijk als nu weer onlangs bij hun koperen huwelijksfeest! Zij, die Mevr. Van Eijsden persoonlijk kennen. Mail. Sans-Grne in „Mail. Saiis-(ïêne". zullen h:iar echter ook nog om anuere noeaanigheden hoogschatten, om haren eenvoud, ook bij liet schitterendste succes, 0111 hare goedhartigheid en haar innig gevoel van dankbaarheid. Aardige staaltjes van die goedhartigheid zouden kunnen worden medegedeeld, maar men zou zeker niet in overeenstemming met haar karakter handelen, als men daarvan mededeeling deed. Dit intusschen mag wel worden gezegd, dat zij van anderen steeds alleen den goeden kant ziet en het kwade, dat men haar aandeed, spoedig geheel vergeet. E11 wat hare gevoelens van dankbaarheid betreft, men moet haar hooren spreken over onze groote Beersmans, hoe zij met ontroering vertelt van de groote spanning, waarin zij verkeerde bij eene nieuwe rol, als Beersmans de generale repetitie bijwoonde! Beersmans was niet gewoon veel te zeggen en nog minder iemand te vleien; als deze dan een woord van tevredenheid tot haar sprak, dan was zij gelukkig en verheugd, maar ook gerustgesteld. Hoe zij over hare regisseurs spreekt, dit boekje geeft er herhaalde malen getuigenis van. „Dem Mimen flicht dieNachwelt keine Kranze". deze woorden uit Schiller's Prolog van „Wallenstein' schreef ik als motto boven de biographie, die ik bij gelegenheid van het zilveren jubileum onzer on verget('1 ij keCATHARi na Beersmans schreef, met deze zelfde woorden wil ik deze levensbeschrijving eindigen. Maar al zal de Xachwelt" Mevr. Vak Eijsden niet kunnen eeren, ik hen er zeker van te spreken in naam van alle Nederlanders, die iets gevoelen voor ons nationaal tooneel, als ik er bijvoeg, dat de thans levenden haar daarvoor ruimschoots schadeloos zullen stellen en bij gelegenheid van haar zilveren jubileum vele nieuwe lauweren zullen voegen bij de vele, die zij reeds mocht vergaren. Mevr. Van Eijsden heelt als vrouw en artiste zooveel hartelijke vrienden en vereerders in geheel Nederland, dat haar tooneelfeest voor dezen zal zijn een familiefeest, waarbij men een der liefste familieleden zoo van ganscher harte vreugde wil verschaffen. Allen zullen de gelegenheid volgaarne aangrijpen, 0111 haar blijken te geven van genegenheid en sympathie, maar ook van dankbaarheid voor al het schoone, dat zij ons in al die jaren heeft doen genieten. Maar bij die dankbaarheid ligt tevens de gegronde verwachting, »lat zij ons nog veel te genieten zal geven: immers onze jubilaresse is nog jong, al heeft zij reeds eene artisten-loopbaan van een kwart eeuw achter den rug, bij elke nieuwe rol toont zij, dat zij het „Excelsior-' nog steeds op haar vaandel heeft staan, dat zij dit vaandel met fierheid verheft en ook alle recht heeft het omhoog te houden. Schiedam, Januari 1904.