1328 O 11328 r L. 5 OffUKKERi; SM «>»l!»0«i»U FIWMA J. p, HOCK O.X, AOHTBftSUftGffAL Ml AWTBBDAM - TIL, 4»t«0 —— DE GESCHIEDENIS DER WERELD. ADOLF STRECKFÜSS. DE GESCHIEDENIS DER WERELD, AAN HET VOLK VERHAALD. NAAR HET HOOGDUITSCH DOOR B. TER HAAR Bz. NIEUWE GESCHIEDENIS EERSTE DEEL. ROTTKRDAM. D. B O I, L K. EERSTE HOOFDSTUK. De nieuwe tijd. Inleiding, De ontdekkingsreizen. De Indische handel. Beteekenis van Kaïro en Alexandrië. Invloed van den Indischen handel op de Europeesche markt. Eerste poging om den zeeweg naar Indië te vinden. Prins Hendrik de Zeevaarder. De eerste ontdekkingen der Portugeezen. De slavenhandel, de drijfveer tot verdere ontdckkingsreizep. Ontdekkingen in Afrika. Bloei van het Portugeesche zeewezen onder Johan II. De astronomische junta. Martinus Behaim. Bartholomeus Diaz. Ontdekking van de Kaap de Goede IIoop. Verdere ontdekkingen van Covilhao en Payva. Wij treden thans een ander tijdperk, dat der nieuwe geschiedenis, in. In de middeleeuwen was de reusachtige worsteling tusschen de geestelijke en wereldlijke macht, tusschen den slaat en de kerk, de spil, waarom de , lotgevallen der beschaafde volken draaiden. De kerk, die wetenschap en kunst tot hare dienaressen had gemaakt, had wel de zegepraal behaald, maar van die overwinning geen partij getrokken. Hare pogingen om de geestelijke en wereldlijke macht over de geheele Christenheid in haar opperhoofd te vereenigen, waren mislukt. Wel was de staal nog afhankelijk van de kerk. doch hij was haar niet. meer onderdanig. Het gebiedend gezag, waarmede zij het geestelijke leven van het gansche menschdom trachtte te beheerschen, zoovele eeuwen onbepaald geëerbiedigd, was ondermijnd door den drang naar een vrij en zelfstandig onderzoek op godsdienstig gebied, dat zich meer en meer gevoelen deed. Kr ontwaakt een nieuwe geest in de Europeesche volken. Niet alleen de staat, ook het individu verzet zich legen de heerschappij der kerk. Het individu, dat in de middeleeuwen volstrekt niet geleld werd, maar alleen beteekenis had als een deel van het groole geheel, heft zich tot de vrijheid der gedachte op. Voorbereid door het ontstaan der verschillende keltersche sekten, voornamelijk door de Hussietische beweging, door den opnieuw ontwaakten zin voor de klassieke wetenschap, het humanisme, dat de boeien der scholastieke godgeleerdheid verbroken had, en door de stille, maar zegenrijke werkzaamheid van velen, die zich op de verbetering van het zedeTijkgodsdienstig leven hunner broeders toelegden, begint met de kerkhervorming het tijdperk van de vrije geestelijke ontwikkeling van het individu, zijne bevrijding van de kerkelijke voogdij, van een langdurigen, zelfs in onze dagen nog niet geëindigden geestelijken strijd. Nu eens aanschouwen we dien strijd op zich zelf, en dan worden daarbij geene andere dan wetenschappelijke wapenen gebruikt; doch in de meeste gevallen is hij zoowel de oorzaak als het eigenlijke doel van diep ingrijpende bewegingen op staatkundig gebied; aan dien strijd knoopen zich de ondergang van oude en hel onl" ^aan van nieuwe staten vast, en hij ontaardt meestal in een verbitterden «mip, gevoerd met alles behalve geestelijke wapenen, waarin het bloed hij ?lroomen vloeit. Zien wij in het tijdperk, dat nu voor ons ligt, de volken op godsdienstig ebied den weg der vrijheid, der verlossing van het gezag en van de voogdij Strecjcfus». V. ^ De Indische handel. Kaïro en Alexandnë. der kerk inslaan, geheel anders is. liet op staatkundig gebied. Reeds in de laatste eeuwen der middelgeschiedenis zagen wij liet leenstelsel ondermijnd. Nieuwe vormen moesten de oude. vermolmde instellingen vervangen. Doch hier beweegt de geschiedenis zich niet in de richting der vrijheid, maar in die van het gezag. Wel verre, dat het volk zich aan de macht der vorsten zoude ontworsteld" hebben, komen dezen meer en meer in het bezit ecner volstrekte alleenheerschappij, gelijk Lodewijk XI die in 1*rankrijk reeds giootendeels gevestigd had. De vernietiging van de macht der bevoorrechte standen, adel en geestelijkheid, kwam niet den volken, maar den vorsten ten goede en voerde hen tot de zoozeer gewenschle alleenheerschappij. In het nauwste verband met de geestelijke en staatkundige beweging, waaraan de nieuwe lijd zijn eigenaardig karakter'ontleent, staat de snelle ontwikkeling op stoffelijk gebied, waardoor de onderlinge verhouding der volken ueheel veranderd werd. /m was de vruent van ue omuekkiugsi eizeu, die, op het eind der li" eeuw iiet eerst ondernomen en later ijverig voort- i i.,.. oWIa ,lnnr , n nnl, ..LLlllu van -\ 111 Pil Kil I' IllïL UUSUUltm Vctll UCII "L'/X'l, ItTII I5IUIIÜ UUUI wmm/nniup I I zeeweg naar Indië deels geheel nieuwe handelsbetrekkingen schiep, deels voor de oude nieuwe wegen ontsloot. Wij beginnen de nieuwe geschiedenis met net verhaal van deze ontdekkin«sreizen, hoewel we gaarne bekennen, dat dit begin willekeurig gekozen is. Was het reeds moeilijk, de grenslijn lusschen de oude en de middelgeschiedenis te vinden, nog moeilijker, ja schier onmogelijk is bet zulk eene grenslijn scherp tusschen de middeleeuwen en den nieuwen tijd te trekken, dewijl deze zich alleen door het eigenaardig karakter en het samenwerken van zijne godsdienstige, staatkundige en stoffelijke ontwikkeling van de andere groote tijdperken der geschiedenis onderscheidt. Hiervan is dan ook het gevolg, dat in verschillende geschiedkundige werken verschillende tijdstippen als het einde van de geschiedenis der middeleeuwen worden aangenomen. Al deze tijdstippen zijn even juist, of. wil men, even onjuist, daar de nooit rustende ontwikkeling van het menschdom met hare onophoudelijk wisselende gebeurtenissen geene scherpe grenslijnen kent. ,u i , Reeds sinds overoude tijden had de handel in de kostbare voortbrengselen van liet verre Oosten de aandacht der ondernemende kooplieden van alle beschaafde landen \an Europa tot zich getrokken. Indies voortbrengselen, specerijen, kostbare houtsoorten, reukwerken, edelgesteenten, paarlen, enz. waren reeds in de oudheid eene onontbeerlijke behoefte voor de aanzienlijke en rijke Europeanen en zij bleven dal ook in de middeleeuwen. Deze kostbare waren werden op zeer verschillende wijzen naar Europa gevoerd. Een gedeelte daarvan werd langs de stroomen en landwegen naar de Zwarte zee gebracht en van hier door Venetiaansche en Genueesche koopvaarders verder vervoerd. Een ander deel werd door de Muzelmannen over de Perzische golf langs den Euphraat en den Tigris naar Bagdad en van hier door karavanen naar de havens dér Middellandsche Zee 'ol door de Roode Zee naar Egypte gevoerd, waar zij binnen korten tijd Kaïro en verder, den Nijl op, Alexandrië konden bereiken. , , • De laatste weg was in de He eeuw van de grootste beteekenis geworden. Kaïro en Alexandrië waren handelssteden van den eersten rang. van wier *.i ■ i: „11 „„„ knniwn vnrmpn wanneer wil ons UllureiUlllg wij uus mieuu ccii uugii|i „ - herinneren, dat bij Kaïro 30,000 booten onophoudelijk den Nijl op- en atvoeren, . . i t.irxrxix . I O/kAAh 1111 l'/llll'C Vütl I: I < 11111 > l'l' 11 dat men daar iz.uuu waterdragers uu ou.um; 'ci»uu.uu0 ——■— . p i„i • 1...4 : io/.u .1« r»n '11''I* gaande. Deze doet onderzoek naar de lotgevallen des zwervers en Columbus schetst met de breedsprakigheid, aan het geprangd gemoed eigen zijne telen.stellingen. De monnik, wiens belangstelling gaandeweg klimt, houdt den buitengewonen gast bij zich, totdat hij uit de stad een arts• Garc.a Hermandez. ontboden heeft, die ervaren in de aardrijkskunde, zich beter me den merkwaardigen vreemdeling onderhouden kan. De drie mannen werden het eens Columbus' onderhandelingen met het Spaansehe hof. ?"iJnan' (lie den tilc;1 ,van biechtvader der koningin droeg, schreef aan bezoïd wer,lWi\"ien |-ef' !lie doek: «Caniben kan niets Columbus schreef den 11 December J o Mongoolschen Khan) anders beteekenen dan onderdanen des 'a'^1^ * Jt hij zijne vloot en dus moet deze in de ™ 0£ï? e LnJi terug- kieren ISSST^X worden. Zoo leer ik dagelijks ;tS: — a" SStttldS iKTSe en <«»"< «»„ * *• SlRECKÏUSS. V. Schipbreuk der Santa Maria. De eerste nederzetting. goud kregen, en vol blijdschap vernam hij hel antwoord: »uitCibao." Thans was hij zeker, Zipangu spoedig Ie zullen bereiken. Hij liet zich in zijne phanlastische lichtgeloovigheid opnieuw door de overeenkomst tusschen den klank van twee namen om den tuin leiden. Columbus' plan om zijne reis nog verder voort te zetten, mislukte ten gevolge van eene groote en onverwachte ramp. Den 24™ December, terwijl omstreeks het middaguur alle matrozen sliepen en ook de admiraal zich aan eene korte rust overgegeven had, liep het grootste schip, de Santa Maria, door de onachtzaamheid van den stuurman, die een scheepsjongen aan het roer gezel had, op eene zandbank. Het was reddeloos verloren. De bemanning en de voorraad moesten aan het strand in veiligheid gebracht worden, dewijl het tweede schip, de Nina, te klein was om die op te nemen. Columbus ondervond bij dit ongeval de liefderijkste hulp van de zijde deiinboorlingen; met de meeste bereidwilligheid hielpen zij met hunne booten de bezittingen der schipbreukelingen aan land brengen; zij gingen daarbij zoo eerlijk te werk, dat zelfs geen spijker gemist werd. Met den vorst der naburige streek, den cazique Guacanagari, wisselde Columbus een aantal beleefdheidsbewijzen. Hij ontving een bezoek van den caziqjie en maakte hem gelukkig met een hemd en 'een paar handschoenen. De laatste waren in het oog van den Indiaan bijzonder kostbaar en merkwaardig; bij gedroeg zich overigens bij de ontvangst van dal geschenk en bij een tegenbezoek, dat de admiraal hem in zijne residentie bracht, zoo kalm en waardig, dat Columbus opmerkte, dat hij zich een man van goede afkomst betoond had. Ook de inboorlingen waren zoo voorkomend mogelijk; met de grootste bereidwilligheid stonden zij hunne gouden versierselen af en weldra was met hen een levendige goudhandel ontstaan. Columbus, die de Voorzienigheid dankte, dat hij juist op deze plaats schipbreuk geleden had, besloot hier den grond töt eene vaste nederzetting te leggen. Uit de geredde overblijfselen der Santa Maria bouwde hij een soort van fort, dat hij met een gracht omringde. De Indianen boden daarbij vol ijver de behulpzame hand. Ook de cazique gaf tot den bouw gereedelijk zijne toestemming, dewijl de admiraal hem beduidde, dal hij hem een deel zijner manschappen tol bescherming tegen de gevreesde Cariben achterlaten zou. Ka het verlies van de Sanla Maria durfde Columbus de ontdekkingsreis niet voortzetten. Hij vreesde buitendien, dal Marlinus Alonzo Pinzon van zijne afwezigheid partij trekken, naar Spanje terugkeeren en daar, als eerste overbrenger van de gelukkige tijding der gedane ontdekkingen, hel beste loon wegdragen zou. Hij voorzag de nieuwgebouwde vesting zoo goed mogelijk van den noodigen voorraad. Veertig man, die zich vrijwillig daartoe aanmeldden, bleven ter bewaking van de sterkte) achter. Hij drukte dezen ernstig op hel hart, dat zij de vriendschap met de Indianen bewaren zouden; vervolgens ving hij den V'ii Januari 1493, dus vroeger dan hij van plan was geweest, de terugreis aan. Den Gcn Januari ontmoette hij nog bij de kust van Haïti de verloren Pinta weder. Marlinus Alonzo Pinzon, die intusschen met den goudhandel voortreffelijke zaken gemaakt had, bracht voor zijn verdwijnen allerlei verontschuldigingen in. Columbus nam die aan, hoewel hij in zijn hart zeer vertoornd op hem was. Beide schepen zetten thans koers naar Europa. Zij hadden op deze réis met zulke vreeselijke stormen te worstelen, dat Columbus bijna de hoop op redding opgaf. Doch de fortuin bleef hem getrouw; hij bereikte Santa Maria, een der Azorische eilanden. Bij den Portugeeschen bevelhebber, die meende, dat Spanje het verdrag met Portugal geschonden en een ontdekkingstocht naar Zuid-Afrika ondernomen had, vond Columbus in den beginne geene vriendelijke ontvangst; ja het scheelde weinig, ot men had hem gevangengenomen. Eerst toen het misverstand opgelost was, mocht hij ongestoord zijne reis voortzetten. Columbus keert in Spanje terug. Zijne eervolle ontvangst. Het stormachtige weder belette hem, onmiddellijk naar de haven van Palos ie zeilen i rmoesT opnieuw beschutting in eene Portugeesche haven zoeken èn den Taag binnenloope 11. Koning Johan II.ontving den mPi .te "roolste vriendelijkheid. Thans betreurde hij het wel, dat hij zeil.niet ,1e noodme schepen voor die ontdekkingsreis bad uilgemsl maar uj ve'Jjjfe yiln Tdriet achter de grootste vroolijkbeid en hoflijkheid. Slecht, terloops merkte lm od dat de ontdekte landen volgens liet met Spanje gesloten verdia0 lot de Portugeesche bszittingen behoorden, dewijl ze zoo dicht bij de A zo reu uLn foh nC Vertoefde als gast bij een der aanzienlijkste hovelingen. De konin" had zich wel jegens Columbus hoogst genadig gedragen, maar de crooten van zijn bof, die eiken trek van zijn gelaat bespiedden, bemei kien ££•& Oe .JomM «... * mrnum*. te» how ° Afenr .lm één hunner bood aan, met Columbus twist te zoeken, ii^ee "omakkèliik "enoeg zou gaan, daar de dikwijls lompe en terugstootende admiraal daartoe elk oogenblik gelegenheid gaf. In de daardoor teweeggebrachte woordenwisseling zoSmSn dan dim gehalcMi man zonder moeite kuiinen nederstooten, •/ander dit liet vermoeden van een vooraf beraamden mooid ontstaan ko . Johan II was edel en verstandig genoeg om dat vriendelijk aanbod zijner hovelingen van de hand te wijzen. Buitendien zou de dood van Columbus hem toch niet het minste voordeel aanbrengen, want de Spa.ijaarden zouderi ongetwijfeld ook zonder den admiraal hunne ontdekkingstochtci naar het wMipn voortzetten Columbus werd den II™ Maart zeer genadig en zelfs mü S :,nSS geXk van h.-l Por,„f»cl,« l,ot .nis W«n j, o» de. volgenden dag in zee steken en wierp den 15" Maart 1493 gelukkig m du llaVe Aan"den'°avond "Smi™ *• «* terii"' Deze bad de tijding van de gelukkig volbrachte reis reeds uit in Galicië aan koning Ferdinand doen toekomen en om een bijzondei gehoor verzocht maar bet terneerslaande antwoord ontvangen dat bij alleen in ^r^kV\verd^ndwe;nfgek0d^n Ta^ne^frugkSmï stierf *)' Me. W x, «- - de "kerk, waar hij in de eerste plaats zijn dankgebed voor zijne reddin0 uit a'le Vu7epaïóf°reisde Columbus over Sevilla naar Barcelona waar het ar. tWttWSS&JS versierselen en andere voortbrengselen des lands droegen; eindelijk kwam m«I]* markt Ie Barcelona, die door eene onafzienbare volksmenigte bedekt was, had •> Mnrtinu. Atonzo Finion werd nog i., iB. graf dooi- de» 1^ ™ door de vijandschap van de: lonen des onlLj'^ien" om door het eerste admiraal, om het goudland Babeque5 °P 1 wellicht bijzondere voordeelen te verwerven, yygsgg'ts ars at «srsjyst jjgrxiv dekking van Amerika toe. ^ Verdeeling van de nieuwe wereld door den paus. men op 's konings lasl eene stellage opgericht, waarop de troon geplaatst was. Toen Columbus verscheen, stond de koning op en na den handkus werd den admiraal een zetel in de onmiddellijke nabijheid van het koninklijke echtpaar aangeboden. Dit was de hoogste eer, die een onderdaan in die dagen vanwege een Spaanschen koning te beurt vallen kon. Zoolang Columbus zich te Barcelona ophield, ontving hij de eene onderscheiding na de andere. De koning bekrachtigde thans al zijne vroegere beloften, hij schonk den admiraal een schitterend wapen en de aanzienlijkste lieeren moesten hem behandelen, alsof hij een grande van Spanje was. Thans kwam het er op aan, van de gemaakte ontdekkingen partij te trekken. Columbus verzekerde, dal hij de oostkust van Azië en daarmee den zeeweg naar ïndië gevonden had. Dit geloofde in die dagen ook bijna iedereen; slechts enkele stemmen gingen er op, die beweerden, dat de ontdekte eilanden en kusten te dicht bij Europa lagen om lot het vaste land van Azië te kunnen behooren; doch op zulke bedenkingen sloeg men volstrekt geen acht. Ook de verzekeringen van den admiraal omtrent de onuitputtelijke rijkdommen, welke in het westen te vinden waren, vonden onverdeeld geloof. Columbus had, gelijk hij den monach voorhield, een land ontdekt, dat rijk was aan specerijen van allerlei aard, aan paarlbanken en goud; ook liet hij niet na om op te merken, dat de kroon de Indianen in onbeperkten getale als slaven wegvoeren en verkoopen kon. De afgrijselijke menschenroof en menschenhandel was zoozeer door de begrippen der gansche natie geheiligd, dat ook Columbus die als eene der belangrijkste vruchten zijner ontdekking opsommen kon. Met den grootsten ijver werd nu gearbeid aan de uitrusting van een nieuw en grooter eskader, voor een tweeden ontdekkingstocht naar het westen bestemd, daar Ferdinand niet zonder reden vreesde, dal de Portugeezen er op uit zouden ziju^ om hem te voorkomen. Hij benoemde derhalve don Juan Rodriguez de Fonseca, later bisschop van Badajoz, lot zijn gevolmachtigde om over de uitrusting en de daarvoor bestemde gelden toezicht te houden. Onmiddellijk na Columbus' terugkomst hadden Ferdinand en Isabella den paus mededeeling gedaan van de uitkomsten der ontdekkingsreis. Alexander VI, die zelf in Spanje was, betoonde zich zeer gunstig voor de belangen der Kastiliaansche kroon gestemd. Door twee bullen van den 3cn en den 4™ Mei 1493 bepaalde hij. dat alle in het westen gemaakte ontdekkingen den Spanjaarden zouden toebehooren. Eene denkbeeldige lijn van 100 Spaansche mijlen, ten westen van de Azoren van pool lol pool getrokken, zou de Kastiliaansche en Portugeesche bezittingen scheiden. Op die wijze beschikte zijne heiligheid over eene halve, nog niet ontdekte wereld en zoo groot was nog altijd het aanzien van den Roomschen kerkvorst, dat deze beschikking inderdaad geëerbiedigd werd. Wel verzette de koning van Portugal zich aanvankelijk daartegen, daar hij zich in zijne rechten gekrenkt achtte, maar na langdurige onderhandelingen nam hij er genoegen mede, dewijl ook Ferdinand zich bereid toonde om de denkbeeldige grenslijn verder westwaarts te verschuiven. Bij een verdrag van den 79" Juni 1494 werd vastgesteld, dat zij 370 Spaansche mijlen ten westen van de Kaapverdische eilanden zou getrokken worden. Ten gevolge van deze bepaling verkreeg Portugal later aanspraak op Brazilië. Terwijl deze onderhandelingen gevoerd werden, had Columbus reeds sinds lang zijne toerustingen ten einde gebracht en zijne tweede reis aanvaard. Het had hem ditmaal niet veel moeite gekost, reisgenooten te vinden, want zijne phantastische, de werkelijkheid ver overtredende} schilderingen van Indië's njkdommen hadden zulk een diepen indruk op de naar avonturen beluste Spanjaarden gemaakt, dat zelfs de aanzienlijkste edellieden dongen naar de gunst om aan den nieuwen ontdekkingstocht deel te nemen. Zij waanden, dat zij in het verre Westen zonder eenige krachtsinspanning en binnen zeer Columbus' tweede ontdekkingstocht, 1 I n liirl in het bezit van groote schallen zouden geraken. De aandrang was S lot dat het aanvankeHjk bepaalde getal van 120.) deelnemers met 300 oversclu^en moes' worden. Wï aan Sm» M men g.brek e» lu.rj.ot wprd de uitrusting der vloot een weinig verliaagd. H±-sar ifesrï «art# l t. planten ' Een paar bloedhonden, die tot het volgen van het sp°or\ pianien. ï .i mpi i,pn afgericht waren, voltooiden de voor ue ontdektenianden bestemde menagerie. Deze vreeselijke dieren waren reeds; mei _p i apvol», te«en de negers gebruikt; men nam hen mede naai het Weslei , *>f rlioon koningin Isabella den admiraal streng aanbeval, voor eene zachte 1 XdelX behandeling der Indianen zorg le dragen. Z.j beschouwde het ils een heiligen plicht, hare eerste transatlantische onderdanen door zacht£ d te wTnnen en zoo mogelijk tol het Christendom te bekeeren. Tot bereiking van dit laatste doel werden ook een aantal zendelingen aan de expeditie teeg \L° * „ fzüZM .fÜSTItóTIBfe ïgtfSCA had hii°der koningin niet medegedeeld, op welke lengte en breedte de door tem ontdekte landen te vinden waren; daarom werd hij ook beschouwd als de eeni e Üe in sS was de tweede expeditie naar het Westen^.torturen; Findeliik was de uitrusting der schepen gelukkig voltooid. Den 2o » p temher 1 493 kon Columbus zijn tweeden grooten ontdekkingstocht aanvaarden. Hij had ditmaal een eskader van 17 schepen onder zijne bevelen. VIERDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Columbus' tweede reis. Ontdekking van de Canüb.sehe eilanden. Ondergang der kolonie op Hispaniola. l)e dappere cazique Caonabo Stichting van kolonie Isabella. Noodlottige koortsen. Hojeda'. strooptochten in het binnenland. Voortzetting van den ontdekkingstocht. Jamaica. Cuba onder eede voor het vasteland van Az.e verklaard. Bartholomeus Colon. Treurige toestand der volkplanting Isabella. ^ een ten met de Indianen. Caonabo gevangengenomen. Onderdrukking van de Indianen. c or be.tor.nd. Hongersnood. Pest. Aguado. Columbus keert terug. Ontvangst m Spanje. Ongunstig oordeel der openbare meening over hem. Toerustingen voor de derde reis. Coliimbus vol"de op zijne tweede reis van het eiland Ferro af eene veel zuideUjker richting dan de eiste maal; hij werd door wind en weder zoo zeer *) Een noodlottig geschenk, dat de tweede expeditie aan de nieuwontdekte landen bracht, was het suikerriet, welks aankweeking de invoering van de negerslaven in Amerika teu gevolge had. Vernietiging der kolonie op Hispaniola. begunstigd, dat hij reeds den 2en November het eerste derCaraïbischeeilanden ontdekte, die hun naam aan hunne bewoners, de Cariben of Caraïben, ontleenden. Het eene eiland voor, hel andere na werd in de eerstvolgende weken ontdekt en door Columbus met een bijzonderen naam aangeduid, maar lol een langer verblijf aldaar kwam het niet, omdat er geene schatten te vinden waren. Van de inwoners zag Columbus weinig, zij trokken zich meestal voor de Europeanen terug, doch uit hel huisraad, dal hij in hunne verlaten hutten vond, maakte hij op, dat zij een eenigszins hoogeren trap van beschaving bereikt hadden dan de Indianen, met wie men tot dusver kennis had gemaakt. Eenige slavinnen der Cariben, die uit de verlaten dorpen lot de Europeanen vluchtten, verhaalden, dat zij van andere eilanden geroofd waren en schilderden de Cariben als afschuwelijke menschenelers af. Den Hea November kwam het voor de eerste maal tot een gevecht met de Indianen. Zes Cariben, vier mannen en twee vrouwen, die in eene boot de schepen dicht genaderd waren, om ze te kunnen bekijken, werden aangevallen door eene Spaansche boot, welke hun den terugtocht afsneed; zoodra ze dit zagen verdedigden de Cariben zich wakker. Twee Spanjaarden werden door hunne vergiftigde pijlen gewond, een van hen zelfs doodelijk. Toen de boot der Indianen in het gevecht omvergeworpen werd, zetten zij den strijd zwemmende voort. Slechts één, die zwaar gewond was, kon krijgsgevangen gemaakt worden, de overigen bereikten het strand. Daar er hij zulke gevechten niet het minste voordeel te behalen was, besloot Columbus naar Hispaniola terug te keeren, om daar de op zijne eerste reis gestichte kolonie te bezoeken. Hij hoopte haar iu den bloeiendsten toestand en in het bezit van groote rijkdommen Ie zullen aantreden, want de groole gemakkelijkheid in aanmerking genomen, waarmede de goudhandel tot dusver gedreven was, moest de kolonie groote schatten opgestapeld hebben. Het was op den avond van den 27en November, dat Columbus op de kust van Hispaniola tegenover de plaats aankwam, waar zijn fort lag. Wegens de heerschende duisternis liet hij zijne aankomst dooi twee kanonschoten aankondigen, maar — het verwachte antwoord bleef uil, er heerschle eene onheilspellende stille. Mei hel krieken van den volgenden morgen ging Columbus aan land. Met de grootste ontzetting zag hij, dat daar, waar hij gehoopt had eene bloeiende kolonie te zullen vinden, slechts een zwart geblakerde puinhoop lag. In het gras vond hij hier en daar eenige bezittingen der Europeanen en een aantal half vergane lijken verspreid. Van de naburige Indianen, die zich thans reeds zeer goed door de Spanjaarden konden doen verstaan, ontving Columbus treurige berichten omtrent liet lot der kolonie. Na het vertrek van den admiraal had de bezetting van liet fort zich aan een losbandig leven overgegeven; elke Spanjaard had een paar Indiaansche vrouwen !ol bijzitten genomen en hare mannen en vaders op de grotste wijze mishandeld. Kort daarna waren er oneenigheden en vervolgens bloedige vechtpartijen lusschen de kolonisten zelf uitgebarsten: eenigen hunner besloten een strooptocht naar hel goudland Maguana in het binnenland te ondernemen. In M aguana regeerde de cazique Caonabo, een krijgshaftig vorst, die de Europeanen met liet zwaard in de vuist ontving en al de indringers doodde, vervolgens legen het fort oprukte, het verbrandde, en al de kolonisten vermoordde. Vijl' hunner, die zich in eene boot trachtten te redden, verdronken door het omslaan van het vaartuig. Guacanagari, de met de Europeanen bevriende cazique, werd door Caonabo zwaar gestraft, zijne stad werd verwoest, terwijl velen zijner mannen in den strijd gedood of gewond werden. Deze treurmare was een zware slag voor Columbus. Hij had zijne gezellen beloofd, hen naar eene bloeiende kolonie te voeren, waar zij rijke, niet weinig inspanning verworven schatten vinden zouden. Een groot aantal booten, met Stichting van Isabella. Tocht van Hojeda. n T/Mnipn hen terstond bij hunne aankomst begroete®, vreedzame Indianengevllld> ,^Ueenzame zee. eene vreesachtige, schuw In plaats van dit alles» vonden J en je üjken hunner landgenooten. zich terugtrekkende bevolking, ^en J? , c|lUu. gebleven, was meer in Niemand van hen, Jie op.he etoJ »ar» >anrfk p„s, leven. Het lot der eerste kolome moes na ^ s Columbus, die om daar eene tweede aan te le 0e , ^ vond die verder oost- thans naar eene andere, wnti bBlco f waarts aan de kust- . uitgestrekte, voor eene kolonie Aan den mond eener klune rivier t „ ^ rolswanj en land- uitmuntend geschikte v ak'e.;i^f J m;ia,..lelijk °\voml beschermd werd. Hier waarts in door een ondoordiingbaar.maaide ()(, ,ijnen (ler stralen werd de bemanning ontschef • eeni"e noodige gebouwen oprichten. Hij voor eene te bouwen stad a steken en Kastilië. noemde de stad Isabella, tc • |e Spanjaarden aan den arbeid, al Zonder de minste geestdrift gmgen üe spa^ of sledelingen ,e hunne verwachtingen waren v?11^- , ,am, dat de ontdekker hun beloofd leven, waren zij gegaan naai he verwerven. Vandaar, dal zij met had, maar om binnen korten^hatte ^ ^ ^ ^ tijd het /0o tegenzin slechts het noodigs» .... ' je Europeanen bleek te zijn, toen hooggeprezen klimaat hoog:9,° j001. de koorts overvallen en ook bijna bet derde (led der >^| ,| ontevredenheid nog toe. Columbus daardoor aange as ^e . ^ bezig was, zond Columbus Terwijl men nog met liet bouwen van . °ve„ naar het goudland eene afdeeling naar hel *, JJL bevei '0Ver «leze expeditie op aan een Cibao op te sporen, "ij droe nei , ridderlijke, aan vermetel- jeugdig edelman, Alonzo de d e d(»r= ^^ ^ , „ij beid grenzende dapperheid reeds ' n i aam y ^ y-(l1n,1Vi.lljk van den hem nauwelijks 21 jaar oud \\. »• J j j- mall jr0ng hij diep in opgedragen last; aan het hootdvan mi m ^ ^ ^ prachtige streken het binnenland door en hij bracl Jn/ienliike hoeveelheid goud bevatten, ontdekt bad. welker stroomen eene. .. mepire|,raCht bad, bevatte veel goud. Het rivierzand, waarvan bij een n cniI1jnrden weer een weinig herleven, Dit bericht deed den "7epipdnervr|PSi" waS want het aa°ntal zieken hoewel overigens de omstandig;huien J °al ,|L- (ncl de hem ten dienste klom met eiken dag. Columbus zelf t ' /QU kunnen houden; hij zond staande middelen de volkplanting i i ■' . vaderland terug, om van daar in Februari HM «aalt """""" "7'"""' ondersteuning te halen. In een gescm 11, j mügüUjk nieuwe evens- zijnen gezanten meegat , verzocht ^ • i(1\J|en v00r de zieken en muildieren middelen, vooral vleesch en wiji, o j j (e zenden. Ten einde voor m r -fïearK; sS -« — -""'™'. Hij schreef: ,, „aravAPlpn met slachtvee, levensmiddelen „Uwe Hooglieden zouden elk jaar Cfra. kminen zenden. De kosten en landbouwwerktuigen tot matige lM ^ , \an s|aVen, waartoe de Cariben, zou men kunnen dekken door het te tv lichaamskracht, slimheid en bun zoo ze eenmaal getemd waren wegens l unn l.d. am kr „„Met der mnnr iri>m'liikt zouden zijn dan andere stammen. roeivaartuigen, die ik hier bouwen laat, zou men ze o kunnen vangen. «„wiand onder zeil. Columbus bleef met ongeveer De vloot gmg naar he ' ' J in een aHes behalve benijdens- «JÜO man te Isabella achter. Hij u ,evredenheid der in al hunne verwaardigen toestand, dagelijks g , [üch[ ■ ^ klom tüt zulk wachtingen teleurgestelde avontuuus zi Jamaica ontdekt. Cuba voor het vasteland van Azië verklaard. eene hoogte, dat er eene samenzwering gesmeed werd, welke Columbus wel ontdekte en welker medeplichtigen hij wel streng strafte, doch die toch treurige gevolgen had. De strengheid der opgelegde straffen had het aantal vijanden des admiraals slechts vermeerderd. In Maart ondernam Columbus zelf eene groolere expeditie naar Cibao. Hij vond te midden der trotsche gebergten van het binnenland prachtige landschappen, die hem in verrukking brachten, en hij werd door de Indianen meestal met groote voorkomendheid behandeld, maar eene uitkomst van eenige beteekenis had de tocht niet. Toen Columbus te Isabella terugkwam, vond hij daar den toestand nog verergerd. De voorraad meel was bijna uitgeput, en ook andere levensmiddelen ontbraken. Er moesten molens gebouwd worden, om zicli nieuw meel te verschaften en aan dezen arbeid moesten op bevel des admiraals alle gezonde handen deelnemen. Arbeiden!... Door niets ter wereld konden de Spaansche edellieden dieper gekrenkt worden dan door het bevel, dat ook zij, die voor edele wapenoefeningen geboren waren, zich door gemeenen handenarbeid zouden onteeren. Om zulk eene vernedering te ondergaan hadden zij waarlijk hun schoon vaderland niet verlaten. Hunne ontevredenheid klom, hun haat tegen den admiraal, dien zij buitendien als een vreemdeling minachtten, kende geene grenzen meer. Uit het binnenland kwam de tijding, dat onder de Indianen eene groote beweging waargenomen werd, dat ook de cazique Caonabo zich weer roerde en zich gereed maakte om met een groot leger de Spanjaarden aan te vallen. Columbus gaf aan den dapperen Alonzo de Hojeda het opperbevel over 400 man, met den last om de Indianen uit elkander te drijven. Hij beschouwde den geheelen opstand als zoo onbeteekenend, dal hij geen oogenblik aarzelde, met drie schepen zijne ontdekkingsreis voort te zetten. Zijn naaste doel was een goudrijk eiland, dat. naar hel zeggen der Indianen, ten zuiden van Cuba liggen moest. Hij. vond wel het eiland Jamaica, maar geen goud, daarentegen eene volstrekt niet vredelievende bevolking, die hem door hare vijandige gezindheid vrij wat last veroorzaakte. Dewijl hier geen buit te behalen viel, wendde Columbus den steven weder noordwaarts, hij wilde weten, of Cuba een eiland dan wel een deel van het Aziatische vasteland was. Weken lang zeilde Columbus, hier en daar eens landende, langs de kusten van Cuba. Overal deed hij bij de Indianen onderzoek, of hun land een eiland was, maar hij ontving geen bevredigend antwoord. De onwetende inboorlingen kenden grootendeels slechts het kleine grondgebied, dat zij bewoonden, en konden hem dus geene inlichtingen geven. Columbus meende 11a zijn langen tocht zich overtuigd te mogen houden, dat hij hel vasteland bereikt had. Had hij dien nog twee dagen lang voortgezet, dan zou hij de westelijke kaap van het eiland ontdekt en zijne dwaling ingezien hebben, doch de slechte toestand zijner schepen noopte hem terug te keeren. Den I2cn Juni 1494 verzamelde hij zijne officieren en matrozen Door een notaris liet hij een protocol opmaken, waarin hij verklaarde, dat hij de kust van Cuba 32a Spaansche mijlen ver langs gezeild was en tot de overtuiging was gekomen, dat deze deel van het Aziatische vasteland uitmaakte. Na het voorlezen van het protocol noodigde Columbus eiken ervaren zeeman, die nog eenigen twijfel koesterde, uit om dien uit te spreken. Thans — verklaarde hij — was het daartoe nog tijd, doch later zou een ieder, die het waagde, dat feil tegen te spreken, zwaar gestraft worden: de officieren met het verlies van hun rang en eene boete van drie dukaten, de gemeene matrozen met 100 geeselslagen. Na deze vriendelijke uitnoodiging meldde niemand zich aan; al de officieren en matrozen bezwoeren het voorgelegde protocol. Cuba was door den eed der zeelieden lot het vasteland van Azië gemaakt. Columbus had het doel zijner reis bereikt en kon 1111 den wensch der bemanning inwilligen Bartholomeus Colon. Caonabo gevangen. en naar Isahell. lerngkeeren. ™ en gevaarlijken tocht, waarop hij zelf zvvaat ziek werd, eersi i 1494 aankwam. , . .. i i1Dm hi^r Vreuade want hij vond tSÊ.AM«=ë?SS . «n ervaren. moedigen seherpmmig **man, KSSKJrSEi Spanje teruggezeild, om Columbus \ooi de eve|1 °kolonislen hadden zich wreede handelingen aan Ie klagen . De. mWw„eDtójen ,llell in hel laten verleiden om. in verschillendejMee^ jegens de binnenland te ondernemen. De m * « o vredelievende menschen zoo inboorlingen veroorloofden, hadden z 0 ». . Snaniaard dien zij noodzaken. _ l m inon Piihimhu® teruukeerdej de wjr vérs ram,, verscheen thans de cazHiucGuacanagarid^no j ^ het STS-cii ssts-f ."Vsa tth: onschadelijk worden gemaakt Alonzo dan e waagstuk te ondernemen, om Caonabo tot zijn geNan0ene ie verhaal! ons dal voorval J S.rrbó.llingen meer gaande gemaak. dan 2ï&X kerk van &' EfiSXSi anders dan van »de turey, die tot de Christenen spr Uil brons eene mïïerSergerfd. deze klinkende wonderdingen Uok hij, .,pruijjf„hais van Caonabo, en dus ellelijke dagr.ir.en ver naar <^<\ VIr?T.Ï» bekend midden in hel hoi van den leen» Do» hod,en Chrislenen ■ maken, dat nj v™»cgeJ™ G»a»«- 0^^ ^ oiming een turey als geschenk voor ue i kkers , n de kme voor jen sï? f aa^*A-. *■ *> J?.»rair-tr, op Hojedas paard in * ]k[ /i(,h na het bad de ketens met cazique vond smaak in die vertoon g, J D(i/e Z1,|te zj;n paard in handboeien aanleggen en.J,,ef'8 ^1 Caonib'os «evolg, die reeds ontzet waren galop, deed de weinige heden van Caonabo sgevo„, verv0,„ens den door den aanblik van een paal ^ Je|; t[ec, ,,, , srLir rjütirs &, »•** — «■«*—m - Oorlog met de Indianen. Schatting, hun opgelegd. Aguado. en bereikte langs bijna onbegaanbare paden over het gebergte halfverhongerd de stad. De gevangene werd in den kelder van het huis des admiraals opgesloten. Nooit stond bij op, wanneer Columbus verscheen, hoewel alle aanwezige Spanjaarden dezen eerbied betoonden, inaar alleen wanneer Hojeda binnentrad; dewijl niet de admiraal, maar Hojeda het gewaagd had, hem uit zijn rijk te sleepen." De gevangenneming van Caonabo verschrikte de overige caziquen niet. Zij waagden bet naar de Wapenen te grijpen, doch hun beste aanvoerder was bun ontnomen. Tegen de goedgewapende Europeanen konden zij niets uitrichten. Den iHen Mei l iöo trok Columbus zelf, die eerst onlangs van. eene langdurige ziekte genezen was, met eene kleine schaar van 200 man voetvolk en 20 ruitere legen de Indianen op, tastte hun leger, dat uit vele duizendtallen bestond, aan en dreef het op de vlucht. Voor de gevreesde ruiters vloden de inboorlingen zoo snel als hunne beenen hen konden dragen. Den grootsten angst echter joegen bun de afgrijselijke bloedhonden aan, die op hel woord tomalo legen hen losgelaten werden. Deze vreeselijke dieren haalden eiken vluchteling in en verscheurden hem. Na eene negenmaandsche menschenjacht — want een geregelden veldtocht kunnen wij deze schandelijke wijze van oorlogvoeren niet noemen — onderwierpen de inboorlingen zich op het geheele eiland, zij moesten voor hunne poging om hunne vrijheid te herkrijgen op de vreeselijkste wijze boelen. Columbus legde hun eene zware schatting op. Iedere Indiaan was verplicht elke drie maanden een klokje vol goudstof of 2;j pond katoen te leveren. Daarvoor ontving hij een merk, dat hij als teeken van betaalde schatting om den hals dragen moest; wie zich zonder dat teeken vertoonde, verviel in boete. Het weerlooze volk, dat tot dusver in een zalig nietsdoen zijn leven bad doorgebracht, — de weelderige tropische plantengroei bevredigde al de matige behoeften der Indianen — inoest thans zwaar werken, om met groote moeite de weinige goudkorrels uit het zand te wasschen of katoen aan te kweeken. Zulk een toestand was ondragelijk. Ue meeste Indianen vluchtten naar de bergen, doch hier ontbrak hun het noodige voedsel; bij geheele scharen stierven zij aan de pest, die ten gevolge van hongersnood onder hen uitgebroken was. Terwijl Columbus bezig was met het onderwerpen van de Indianen, was in Spanje een onweer boven zijn hoofd samengetrokken. Zijne vijanden waren naar het moederland teruggekeerd; hier hadden zij zoovele deels rechtmatige, deels ongegronde beschuldigingen bij het bof tegen hem ingebracht, dat een onderzoek noodzakelijk werd geoordeeld. Het koninklijke echtpaar zond Juan Aguado, een man. dien Columbus zelf hun vroeger warm aanbevolen had, naar Indiê, om naar den stand van zaken onderzoek te doen. Aguado kwam te Isabella aan, terwijl Columbus nog bezig was met het * bevechten der Indianen. •lij overschreed zijne volmacht, door zich boven den admiraal en onderkoning te plaatsen, terwijl hem slechts opgedragen was, inlichtingen in te winnen en in naam van het koninklijk paar met Columbus en de aanzienlijkste kolonisten te onderhandelen. Ook toen de onderkoning naar Isabella terugkeerde, mengde Aguado zich op eene zeer ongepaste wijze in bet bestuur. Columbus besloot, om alle twisten te vermijden, om zich de weifelende gunst van het hof te verzekeren en in persoon zijne rechten te handhaven, naar Europa terug te keeren. Nadat hij zooveel mogelijk orde had gesteld op de zaken'der kolonie en zijn broeder Bartholomeus tot stadhouder (Adelantado} benoemd bad, verliet bij Isabella den 10cn Mei 1490 met twee caraveelen en 200 man. De reis was zeer stormachtig en rijk aan avonturen, zij duurde zoolang, dat de levensmiddelen begonnen te ontbreken. Het woedende scheepsvolk wilde reeds de 30 Indianen, die men meegenomen had, slachten en opeten of Columbns voor de tweede maal in Spanje. naar hel koninklijk hof te begeven y00;116™^^!1"® Caonabo *) bevond, genen, onder weke zich d«onbr^fs'ad^Xde een zwaren gouden hals- H oóforS -1= band omltggtn lic . iirtn»iipUkpr pn yiine iievanscnen, bovenal om den Srt. to^ronpn, d.1 *•**»—. Zich schier eenparig tegen, hem v™rd »a " t • houjen door de groote Ferdinand en Isabella weiden te zee '.'D(lefe or(]e van den dag waren, Europeesche vraagstukken, welke [J d . , J „ Coluiribus' ondernemingen om, evenals vroeger, hunne aandacht ui tsurnen klachlen te kunnen wijden. Toch onlvmgtm/.y ^ lm re van Juan Aguado werd geen. acht Hyn5 ^'"ensch werien alle hijvoorrechten bekrachtigd en ze ^ 0 ■ •, zj;ne kleingeestige zelfzucht zondere ontdekkingsreizen verbodenu Hij wilüe m 7^.1 j zich zelf en zijner familie het monopol vervuu; niet zoo gelukkig In zoover werden alle wenschm < vi«nt vnnr eene derde expeditie, was hij echter met de spoedige uitrusting f®'"51 brak del. kroon aan geld en waarop door hem aangedroJ^.en zoozeer bekoeld, dat men geen voldoend bovendien was de ijver van het vol Hoewel Columhus op het onge- getal deelnemers voor den tocht konmisdadigers te bevolken, Fukkige denkbeeld kwam de n.Zde rechters hij zware hoewel het koninklijke echtpaadi .^™unleeuk.n. ging toch de uitmisdrijven tot verbanning naa 1 midden van Januari 1498 rusting der vloot zeer langzaam voort Ee t ^ Hispaniola werden twee schepen vooruitgezonde die maanden. eer de zes moesten overbrengen, vervolgens ondernemen zou, zeilklaar waren, schepen, waarmede Columlbus =Mi w~d, dat hij een beambte De admiraal was over deze ver ra„i g schoppen mishandelde, der kanselarij, die bij hem aa" J ,Sfiia, d[e'hem tut dusver Uit kwam hem duur Ie s,aa"' beleedi"ing, haar dienaar aangedaan, zoo trouw beschermd lmd.vv'. »chonk zij geloof aan de klachten, zeer verontwaardigd. Van dit ooBenb - ingebracht werden. 5»»«»""" kon SSu »CUep«nP«ijn JerOen omtókinptoclu a.n.a.rj». w>il,. ** — » °» - - het verlies zijner vrijheid. VIJFDE HOOFDSTUK. De ontdekkingstochten. Columbus' derde reis. Het vasteland van Zuid-Amerika ontdekt. Het aardsche paradijs. Vreemde denkbeelden van Columbus over den vorm der aarde. De regeering van Isabella. Bezoek van Bartholomeus Colon te Haragna. Anaeaona. Stichting van St. Domingo. Opstand van Roldan. Ongunstige berichten. Bobadilla als rechter naar Hispaniola gezonden. Columbus sluit vrede met de opstandelingen. Onderdrukking van de Indianen. Gedwongen heerendiensten. Schrikbewind der gebroeders Colon. Aankomst van Bobadilla te Sint Domingo. Zijne partijdige rechtspraak. Columbus in hechtenis genomen. Hij wordt geketend naar Spanje gezonden. Vriendelijke ontvangst van Columbus door het koninklijke echtpaar. Ovando tot stadhouder van Hispaniola benoemd. Columbus rust zich tot zijn vierden ontdekkingstocht uit. Columbus stuurde op zijn derden tocht verder zuidwaarts dan vroeger. Zijne levendige verbeeldingskracht, die hem steeds bedriegelijke droombeelden voor onomstoolelijke waarheid deed aanzien, verleidde hem lol de meening, dat hij het ware goudland en het vaderland der kostbaarste specerijen eerst onder den aequator zou vinden, «waar de menschen zwart zijn." Overeenkomstig deze inbeelding wilde hij eerst zuidwaarts tot den aequator, en dan westwaarts zeilen; in deze richting was hij overtuigd, het meeste goud en kostbaarheden van allerlei aard te zullen vinden. Het was eene 'noodlottige reis. De schepen kwamen in de streek der aequatoriale windstilte en hadden onuitsprekelijk veel van de ondragelijke hitte te lijden. De tropische zonnegloed maakte alle verblijf op het dek onmogelijk. Zelfs in de benedenste scheepsruimte sprongen de hoepels van de vaten, weldra moest men vreezen, gebrek aan drinkwater te zullen krijgen. Door den nood gedrongen moest Columbus den steven weder noordwaarts wenden, totdat hij de streek der passaatwinden bereikte en nu met groote snelheid westwaarts gedreven werd. Den 31en Juli werd het eerste land, het eiland Trinidad, den ien Augustus de Orinoco-delta ontdekt. Columbus'had eindelijk het vasteland van Zuid-Amerika bereikt, hetwelk hij echter weder voor hel vasteland van Azië hield. Veel vond hij anders dan hij verwacht had. In plaats van de wolharige negers ontmoette hij Indianen met eene heldere gelaatskleur en glad haar. Ook van de gehoopte schatten was niet veel te bespeuren; dat hij toch hel vasteland bereikt had, bewees de rivier, die te groot was dan dat zij tot een eiland zou kunnen behooren. De ontdekker meende, dat hij zich in de nabijheid van hel aardsche paradijs bevond, waaruit Adam en Eva verjaagd waren. Daarvoor getuigde, behalve andere omstandigheden, ook de aardrijkskundige ligging van dit land. Het paradijs moest naar hel gevoelen der geleerde theologen aan de uiterste grens van het oosten liggen. Columbus meende de oostelijke kust van Azië voor zich te hebben; men zocht het verder op een hoog gebergte, daar het voor den zondvloed onbereikbaar was geweest. Columbus meende, dat een hoog gebergte zich in de nabijheid moest bevinden, dewijl alleen op zulk een gebergte de Orinoco, de grootste stroom, dien de ontdekker ooit gezien had, zijn oorsprong nemen kon. Stichting van St. Domingo. Roldan de opperrechter. Opstand van Roldan. Tlit liii zich in de nabijheid van hel paradijs bevond, schreef Columbus in een S s&iï&sa t 5"vr r in de nabiiheid der evennachtslijn in den Ind.schen Oceaan aan de uiterste szxs ar s, t±« is f S3' de lovensmiJdnlen Jie^^vDor^une kolome^o^^^^om^o a naaf testótrs: rö«s ROldCoiiimtafto5'sWl(» weinig mensclieukennis. en vergiste ïieli vaak in "'"rLtomeSYirf vaV"'iin''l"oe,kT iiéltoel onlvangen om een(, nieuw» s' iTZr "i ri5".:ixX' liöf wjKiss SlSSSJ-™ï.n«8rv^ÏS-»ne«»,uwe S £«£ I® veldvruchten te betalen. Goud konden zij met geven, dewijl dit in hun ryk :Uet Zee°rndtevreWdern'over den uitslag zijner reis keerde Bartholomeus naar l«ahplta teru» doch hier trof hij zijne landgenooten m de diepste ellende aan. iv |, van -li de inwoners, omstreeks 300 personen, waren aan l nrt- bezweken' De inboorlingen hadden van het ongeluk der Europeanen en ia» t kin waren zij in op.tend gekomen, om eene •nr szr*SK zsrJA.-s mm/m Het is dus nauwelijks aan twijfel onderheug, j Columbus aankomst te St. Domingo. leiding lot rechtmatige klachten gegeven zal hebben; doch even zeker is het aan den anderen kant ook, dal de opstandelingen niet tot verzet werden aangespoord door den wensch om goed recht te verkrijgen, maar door Roldans grenzenlooze eerzucht en door de begeerte naar een geheel vrij en losbandig leven. Zij bewezen dit door geheel hunne handelwijze. Elk hunner hield een harem van lndiaansche vrouwen, die geroofd werden, zonder dat men op de rechten harer vaders en mannen acht sloeg. Hoewel -Roldan den Indianen de vrijheid beloofd bad, gedroegen zijne aanhangers zich tegen hen wreeder en onmenschelijker dan ooit; ten einde hun hoogere schattingen af le persen vonden zij met een afgrijselijk vernuft de vreesdijkste folteringen uit. Bartholomeus bevond zich in den treurigsten toestand. Hij moest de opnieuw in opstand gekomen Indianen bevechten en te gelijk de Europeesche oproerlingen lol onderwerping brengen. Dit laatste was hem echter onmogelijk daar bij op de weinige hem lot dusver getrouw gebleven Spanjaarden niet meer rekenen kon. Ook de drie caraveelen, welke Columbus, toen bij van Ferro uit zuidelijk koers zette, rechtstreeks naar Hispaniola zond, brachten geen verbetering in Bartholomeus' toestand, want de bemanning, die grootendeels uit misdadigers beslond. was voor Roldans verleiding maar al te toegankelijk. In dezen toestand trof Columbus, toen hij le Hispaniola aankwam, de kolonie aan. De bloeiendsle streken van het eiland waren do ar den binnenlandschen oorlog verwoest. Honger en ziekten richtten onder Europeanen en Indianen de grootste ellende aan; alle banden van wet en recht waren verbroken. Columbus was niet in staal met geweld de-rust le herstellen, dewijl hij de bemanning zijner eigen schepen niet vertrouwen kon; met goedheid kon hij evenmin iets uitrichten. Tevergeefs kondigde hij eene algemeene amnestie af, ook hierdoor keerden de oproerlingen niet tot gehoorzaamheid terug. In zijne wanhoop over den treurigen stand van zaken op Hispaniola moest Columbus besluiten, hulp le vragen van de Spaansche kroon. Hij had, toen hij Spanje verliet, zich tegenover de reeders zijner schepen verbonden om deze eene maand na de landing terug te zenden; hij kon niet, gelijk hij gehoopt had, groole schatten van goud medegeven, want de Indianen waren met hunne schatting ten achter. In plaats daarvan bevrachtte hij de vaartuigen met eene lading slaven. In zijne berichlen aan den koning en de koningin schelste bij de ellende, door den opstand teweeggebracht; dringend smeekte hij, dal de souvereinen een geleerden rechter tot beslechting van de geschillen naar St. Domingo zenden zouden. Hij had de onvoorzichtigheid hier bij te voegen, dat men, indien men er niet in slaagde, de rebellen met goedheid tot onderwerping le brengen, hen zonder genade met geweld uitroeien moest. De schepen zeilden met de depêches van den admiraal naar het moederland. Columbus wist niet, dat de rebellen ook in stilte met die vaartuigen brieven meegegeven hadden; dezen gaven eene geheel andere voorstelling van het gebeurde, zij beschuldigden Columbus en zijn broeder van de schandelijkste hebzucht, willekeur en wreedheid. Bij vele rechtmatige klachten voegden zij lage woorden van laster en verdachtmaking. Toen deze zoo tegenstrijdige berichten in Spanje aankwamen, vonden de beschuldigingen der rebellen aan het koninklijke hof een geopend oor. Columbus' vijanden hadden daar reeds een machligen invloed uitgeoefend, daar van de schitterende beloften, door den phantaslischen wereldontdekker gedaan, geen enkele vervuld was. Hoe vele avonturiers waren uit de nieuwe wereld teruggekeerd, bedrogen in al hunne verwachtingen! Zij klaagden allen op de hatelijkste wijze Columbus en zijn broeder aan. Koningin Isabella, tot dusver de trouwste beschermster van den merkwaardigen man, was diep beleedigd, wijl bij weer eene lading slaven zond. Herhaaldelijk had zij als Bobadilla naar Hispaniola gezonden. Zijne aankomst. Imr beoaalden wil te kennen gegeven, dal de Indianen menschelijk moesten handeTd worde™thans gelastte /.ij, dal alle oP bevel des admiraals gevangen Indianen in vrijheid gesteld en naar hun vaderland teruggezonden moes en worden. Aan de beschuldiging van wreedheid, tegen \"|et^ewèld leende zii te eerder het oor, dewijl zijn eigen raad om de rebellen met0eweiu uit te 'roeien, die scheen te bevestigen. De aanklachten fl™di-" dc-lviV,''de te-en Roldan ingebracht, schenen daarentegen met geloofwaaidig, djiw jl e opperrechter door Columhus in zijne vroegere berichten als een trouw,,nalle opzichten voortreffelijk man afgeschilderd was. P Columbus had zelf den wensch geuit, dal een geleerd rechte naai Hispaniola zou worden gezonden, om naar den stand van zaken onderzoek te dóen Dezen wensch besloot het koninklijke echtpaar te vervullen Het verleende aan den ridder Francisco de Bobadilla eeue uitgebreide volmacht o onderzoek naar den opstand te doen en personen van eiken rang en Mand, indien het belang der kroon het eischte, uit de kolonie te verwijderen. Columbus ontving den last, zich aan Bobadilla s beschikkingen te ondeiweipen. Hel vertrek van Bobadilla werd bijna een jaar lang veLtraagd ^jl inen gebrek had aan het noodige geld voor de uitrusting vanschepeii. Ee M i het eind van de maand Juni lhOO kon de nieuwe stadhouder — want uezen raii" bekleedde hij inderdaad — zijn locht naar Iudie aanvaarden. °Intusschen had Columbus, daar hij met fwel' n'el* H99 een verseliik met de rebellen getroffen. Tegen het einde \an Augustus \ >JJ had hij "Roldan in zijne betrekking als opperrechter hersteld en niet alleen volle kwijtschelding van strat beloofd, maai hun zeil» uit„i < u "ronden aangewezen, met het recht om die door de Indianen 111 heeitndienst te laten bebouwen. De Indianen, die den heerendicnst weigerden ol zich doo de vlucht daaraan geheel trachtten te onttrekken, moesten gevangen en als sla\en %e,k0Zoo 'was'van elke oproerige Spanjaard een groot heer. de h«>^ ^j1 1 . 1.. >lllln . r< 11 * II» 11 > I OP. II PT spltaiïl \\ ocl ïoozc uu Tsszsisi ara®»* »«-«H-* «* scliandelüksle willekeur de _.rme ten vreue mei zijne upiucnw schenen de zaken 111 ite Kolome op een ue.u.c. abella, de eerste nederzetting, werd om de ongezonde l|gginggenee sriiaiiüt'ii Kalt; ^ p- i.ii Columbus den vrede met zijne oproerige landgenoolen gekocht had. Thans schenen de zaken 111 de kolonie op een beteren \oet. Ie zullen komen. Isabella, de eerste nederzetting, werd om ile ongezonuc verlaten- van dien tijd af hadden de Europeanen minder van de koorts te Inden. Ook de orde keerde terug. Columbus handhaafde haar voortaan dooi een schrikbewind, dat niet onmenschelïjke wreedheid gevoeld werd. Hl eene doodvonnis volgde op het andere. Men zegt, dat Bartholomeus de man is geweest, die zijn broeder tot zulke strenge maatregelen aanspooide ° Het schrikbewind was in volle werking, zeven Spanjaarden waren \ooi eeni«e da-en opgehangen, vijf anderen verwachtten hun doodvonnis, toen Bobadilla den 23™ Augustus 1500 met twee caraveelen te St. Domingo aankwam. Don' Dië,ro Colon, de broeder des admiraals, zond hem eene boot te gemoet . om te vernemen! of wellicht de verwachte oudste zoon zijns broeders zich ook aan boord bevond. Van de bemanning JerbootontvnigBobadia bec vin de talrijke in den laalsten lijd uitgevoerde doodvonnissen. Dal dilbuichl niet overdreven was, bemerkte hij nog denzelfden namiddag, toen zijn schip de rivier opvoer: op de beide oevers getuigden galgen, waaraan nog dc lijken hintten van Columbus' wrecde gestrengheid. . ° Bobadilla een streng, voor zachte aandoeningen onvatbaar man, wenschte Columbus schuldig te vinden, daar hij in dit geval zonder verdere: plichtplegingen het Madhouderecliap overnemen kon. Het viel hem niet moeiel.jk, dien wensch vervuld te zien, daar een groot aantal getuigen bereid was tegen den ondeikoning on te treden. Ben eersten nacht bleef Bobadilla aan boord. Den volgenden mor-en begaf hij zich met zijne manschappen 111 optocht naar de keik, Bobadilla's partijdigheid. Columbus geboeid naar Spanje gevoerd. tegenwoordigheid vau dou Diëgo Colon liet hij na de mis zijne aanstelling als koninklijk rechter voorlezen en eischte hij de uitlevering van alle gevangenen met de processtukken. Don Diëgo weigerde: hij wilde eerst de bevelen van zijn broeder inwachten; doch toen Bobadilla den volgenden dag aan het hoofd van zijn scheepsvolk en van de meeste kolonisten naar het fort trok en met eene bestorming dreigde, moest hij wel zwichten, daar alle middelen tot het bieden van tegenstand hem ontbraken. Bobadilla, die in het huis van Columbus zijn intrek nam en alle daar voorhanden kostbaarheden verzegelde, maakte thans onmiddellijk een aanvang met zijne rechterlijke werkzaamheid; hij ging daarbij hoogst partijdig te werk. Alle vijanden van Columbus vonden genade in zijne oogen. Roldan en zijne vrienden werden met geschenken overladen, elke aanklager van den admiraal vond bij hem een geopend oor. Columbus, die zich bij Bobadilla's aankomst niet te Sint Domingo bevond, begaf zich in aller ijl derwaarts, zoodra hij hoorde dat de rechter aangekomen was. Tot eene rechtvaardiging liet Bobadilla hem echter geen tijd, hij beval, den admiraal gevangen te nemen en in boeien te slaan._ De partijdige rechter achtte het niets eens der moeite waard, hem in het verhoor te nemen. Den gevangene gaf hij over aan een bloedverwant van den bisschop Fonseca, den ridderlijken Alonzo de Vallejo, in de hoop dat deze zich jegens Fonseca's vijand bijzonder streng betoonen zou, Columbus was door deze onverwachte wending van het lot diep ter neer geslagen en hij gaf zich aan eene schier kleingeestige moedeloosheid over; toen Vallejo hem uit zijn kerker haalde, vroeg hij angstig: «Vallejo, waarheen brengt gij mij?" »Aan boord" — antwoordde de cavalier— „Uwe genade moet zich naar Spanje inschepen." Eerst (oen Vallejo hem de heilige verzekering gaf, dat hij de waarheid sprak en niets verheelde, gevoelde Columbus zich gerust gesteld, ja, als het ware aan het leven teruggeschonken *). want hij meende eerst, dat Bobadilla hem naar de gerechtsplaats brengen liet. Alleen door gedweeheid meende hij zijn leven te kunnen redden, daarom gaf hij door een brief aan zijn broeder Barlholomeus bevel, zich aan Bobadilla's bevelen te onderwerpen. Bartholomeus gehoorzaamde; hij spoedde-zich naar Sint Domingo, doch werd hier insgelijks terstond gevangengenomen en in boeien geslagen. Bobadilla zond Columbus en diens beide broeders als gevangenen naar Spanje terug. Zoodra de schepen Hispaniola verlaten hadden, beval Vallejo, den gevangen admiraal van zijne ketenen f) te ontslaan, doch Columbus liet dit niet toe. „Met ketenen beladen", — verklaarde hij — „wil ik Spanje's grond betreden, want alleen de monarchen zijn bevoegd om mij de handboeien af te nemen, die ze mij toegedacht hebben." Na eene korte en gelukkige vaart kwam Vallejo met zijne gevangenen in November 1500 te Cadix aan. Volgaarne stemde hij toe, dat een officier, eer de schepen het anker uitgeworpen hadden, met brieven van Columbus in eene boot naar den wal voer, om de vorsten met de bezwaren van den admiraal bekend te maken, voordat het bericht van Bobadilla hen in eene bittere stemming gebracht kon hebben. De tijding dat Columbus, de ontdekker eener nieuwe wereld, de beroemde zeevaarder, de met schier koninklijke rechten bekleede admiraal en onder- *) Lus Casus verhaalt, dat Columbus, indien men hem op dat oogeublik aangekondigd had, d4t hij — evenals Belisarius — van het gezicht beroofd zou worden, nog voor het behoud zijns levens gedankt zou hebben f) Op die ketenen wees Columbus in het vervolg als op een bewijs van de snoodste vorstelijke ondankbaarheid. Hij had ze in zijne werkkamer steeds voor oogen en gebood zijn zoon, don Fernando, ze met hem in het graf te leggen. Columbus opnieuw in Spanje. Hij aanvaardt zijne vierde reis. koning, met ketenen beladen te Cadix aangekomen was, verwekte in geheel Spanje'de grootste verbazing. Het ongeluk van den grooten man ontwapende zijne vijanden; de ongunstige stemming, welke gedurende den laatsten tijd tegen hem geheerscht had, werd door medelijden en deelneming in zijn lot vervangen. Koningin Isabella bovenal koesterde een innig mededoogen met den diep1 gekrenkten man en ook koning Ferdinand begreep, dat de luister zijner kroon verdonkerd zou worden, indien hij zich jegens Columbus wreed en ondankbaar gedroeg. , . . . liet koninklijke paar zond door middel van een koerier het bevel naai Cadix. dal de gevangene oogenblikkelijk in vrijheid gesteld en met de aan zijn rang en zijne verdiensten passende onderscheiding behandeld moest worden. Bovendien werd hem tot bestrijding van de noodige uilgaven een geschenk van 2UOÜ dukaten ter hand gesteld. . . Den 17™ December ioOO verscheen Columbus in persoon aan het hot te Granada. Toen hij voor het koninklijke paar de knieën boog, was hij niet in staat den gebruikelijken groet uit te brengen; snikken smoorde zijne stem. Ferdinand en Isabella gedroegen zich jegens den admiraal zeer genadig, deelnemend luisterden zij naar zijne rechtvaardiging, zij gaven hem de stellige verzekering, dat Bobadilla zijne volmacht verre overschreden had en dat luj nooit van hen vergunning had ontvangen om op zulk eene ruwe wijze te werk te gaan; zij bevestigden opnieuw alle hem vroeger verleende voorrechten en waardigheden. Slechts ééne gunst, waaraanColumbus de allerhoogste waarde hechtte, bleven zij weigeren, namelijk zijne onmiddellijke heistellin0 in de waardigheid van onderkoning in de nieuvvontdekte landen. Velen, die uiterst partijdig voor Columbus gezind zijn. hebben het koninklijke paar hiervan een ernstig verwijt gemaakt en het van de grootste ondankbaarheid en trouwloosheid beschuldigd; doch indien wij deze beschuldiging zonder ingenomenheid voor den grooten man en tegen den koning en de koningin nader onderzoeken, dan zien we, dat zij volkomen ongegrond is. Het viel niet Ie ontkennen, dat Columbus, welke verdiensten hij zien ook door de ontdekking van nieuwe landen had verworven, zich toch volkomen onbekwaam betoond had om die landen te besturen en daar vo < plantingen te vestigen. Zijne werkzaamheid op dat gebied had tot dusver slechts in eene onalgebroken reeks van verkeerde maatregelen bestaan, die de jeugdige nederzetting zelfs met den ondergang bedreigd hadden. oor ZIJ' hebzucht en wreedheid had hij zich hij de Spaansche kolonisten, dooi schandelijken slavenhandel en door de invoering van schatting en van ieerendiensten bij de Indianen zoo doodelijk gehaat gemaakt, dat het van de zijde van Ferdinand en Isabella meer dan eene ïjdele verontschuldiging was, wanneet zij beweerden, dat zijn leven bij de heerschende gisting te Sint Domingo gevaar Ferdinand en Isabella zouden even onverstandig als onplichtmatig gehandeld hebben, indien zij onder die omstandigheden Columbus eenvoudig, overeenkomstig zijn wenscli, in zijne waardigheid als onderkoning hersteldI hadckn. Zij zochten en vonden een zeer gesclnkten uitweg. Bobadilla werd van zj waardigheid als stadhouder ontzet; in zijne plaats werd een man dieitot dusver om zijne gematigdheid, belangeloosheid en rechtvaaidigheid a y. - o 1 was, don Fray Nicolas de Ovando den 3™ September 1501 met-de stadhouderlijke waardiglieid bekleed: hij ontving den last, een gestreng ondeizoek te0en Roldan en Bobadilla in te stellen. Met eene aanzienlijke v oot v. 32 vaartuigen "in" hij in Februari 150*2 onder zeil. Op deze vloot bevond zich ook Las Casas wien wij zoo vele belangrijke mededeelingen omtrent het leven der kolonisten in de nieuwe wereld danken. Columbus, die de hoop had opgegeven, voor bet einde van Roldan en Bobadilla ingestelde onderzoek als stadhouder naai Sint Domuïgo terug te keeren, zette inlusschen zijn vroeger plan door, het op_por SXRECKÏISS. V. ^ De Cabots. Het vasteland van Amerika ontdekt. den zeeweg naar het voor den Europeeschen handel zoo zeer belangrijke eigenlijke Indië. Had hij op zijne lol dusver volbrachte reizen overeenkomstig zijiie onveranderlijke overtuiging, het beroemde eiland Zipangu en de oostkust van Azië's vasteland ontdekt, thans moest het vinden van den westelijken zeeweg hem des te gemakkelijker vallen. Zonder aarzelen werd hem verlof gegeven een klein eskader uit te rusten; dewijl hij er vast op rekende, ditmaal de havens van den groot-khan te zullen bereiken, wierf hij twee tolken aan, die de Arabische taal machtig waren. Nadat hij zich nog eens in hel bezit zijner rechten en titels had laten bevestigen — de desbetreffende oorkonden vertrouwde hij bedachtzaam in authentieke afschriften aan zijn vriend, den Genueeschen afgezant hij het Spaansche hof, toe — aanvaardde hij den 9"" Mei 1502 te Cadix zijne vierde ontdekkingsreis. ZESDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Het vasteland van Noord-Amerika ontdekt door Sebastiaan Cabot. Cabots verdere tochten. Ontdekkingsreis van Hojeda. Amerigo Vespucci. Nino. Handel in slaven en paarlen. De Pinzons ontdekken Brazilië. Ontdekkingen der Portugeezen. Vasco di Gama. De Kaap de Goede Hoop omgezeild. Mozambique. Mombas. Malinda. Voorspoedige vaart naar Calicut. Toestand der bevolking op de kust van Malabar. Vijandschap der Arabieren. Tweede tocht langs den zeeweg naar Indië. Cabral. Brazilië ontdekt en in bezit genomen. De Botokuden. Aankomst te Calicut. Gevechten met de Malabaren. Terugkomst der met de schatten van Indië bevrachte schepen. Columbus' ontdekkingen hadden de zeevaarders van alle natiën tot een edelen naijver geprikkeld. In Engeland trachtte een Veneliaan, Giovanni Gabotto (in het Engelsch John Cabot), voor zich en zijne drie zonen het privilegie te verwerven om naar alle landen en zeeën in het westen, oosten en noorden op ontdekkingen uit te gaan. llij wilde de expeditie op eigen kosten ondernemen en den koning het vijfde deel van de behaalde winst afstaan, wanneer hem uitsluitend bet recht gewaarborgd werd om op de ontdekte landen handel te drijven. Eerst in het jaar 1497 kwam de onderneming tot stand onder leiding van John Cabots zoon Sebastiaan. Sebastiaan Cabot geloofde, evenals Columbus, dal de zeeweg naar Azie over de westelijke zeeën te vinden was, doch als bekwaam wiskundige begreep hij, dat die weg op eene hoogere breedte korter moest zijn. In het voorjaar van 1497 verliet hij Bristol, waarschijnlijk met een enkel schip, en den 24cn Juni van dat jaar, dus 14 maanden vóór Columbus, ontdekte hij het Amerikaansche vasteland, waarschijnlijk de kust van Labrador op .>(>° noorderbreedte. . Verdere gevolgen had deze reis echter niet, want bij ue met pels DeKteeue Eskimo's viel niet veel te halen; de groote rijkdom aan visch van die wateren trok in die dagen de belangstelling der ontdekkers nog niet tot zich. Op eene tweede reis, in het jaar 1498 door Sebastiaan Cabot met hetzelfde doel ondernomen, heeft hij, naar men verhaalt, New-Foundland aangedaan, vervolgens zuidwaarts koers gezel en Je kusten van Noord-Carolina bereikt; hier werd hij door ge heek aan levensmiddelen genoodzaakt terug te keeien. Hoewel deze tocht ook voor den handel weinig of geen vruchten opleverde, liet Sebastiaan zich toch niet afschrikken eene derde reis te aanvaarden, waarop hij nog verder naar hel zuiden doordrong. Hojeda's ontdekkingen. Nog krachtiger dan de Engelschen werden de Spaansche zeevaarders duor Columbus' onldekkingen tot navolging en wedijver aangespoord, daar zij den vreemden admiraal niet alleen den roem zijner ontdekkingen maar ook de voordeelen, welke daaruit voor hein voortvloeiden, benijdden. Columbus had na de ontdekking van het vasteland van Zuid-Amerika eene kaart daarvan naar Spanje gezonden. Zij kwam in handen van den bisschop Fonseca, die, gelijk onze lezers zich herinneren, met de leiding der ontdekkingen belast was en in zekeren zin de plaats van een minister van koloniën bekleedde. Bij Fonseca zag Alonzo de Hojeda, die inmiddels naar hel vaderland teruggekeerd was, de kaart; hij bood aan, die ontdekkingen voort te zetten, en ontving daartoe door Fonseca's tusschenkomst verlof, hoewel hierdoor inbreuk gemaakt werd op bet aan Columbus verleende privilegie. Doch hierom bekommerde Fonseca zich niet, daar hij een vijand van Columbus was en diens privilegiën met het belang van den staat in strijd achtte. Met twee caraveelen verliet llojeda den 18CU Mei 1499 de reede van Cadix. Onder zijne tochtgenooten bevond zich een Florentijn, Amerigo Vespucci, die op zeer onverdiende wijze zijn naam in de geschiedenis vereeuwigd heeft, daar de nieuwe wereld naar hem den naam Amerika *) heeft ontvangen. Na eene korte en voorspoedige vaart bereikte Hojeda de kust van Guyana. Hij volgde die in zuidelijke richting en bereikte den mond van den reusachtigsten der Amerikaansche stroomen, van de Amazonenrivier. Nadat llojeda nog eenigen tijd zuidwaarts gezeild was, wendde hij den steven en zette hij koers naar hel noorden. Op dezen tocht zeilde hij bijna de geheele noordoostelijke en noordelijke kust van Zuid-Amerika om. Hier en daar ging hij aan land; nu eens vocht hij met de Indianen, dan weer dreef hij met hen een vriendschappelijken ruilhandel. In zijne vermetele zucht naar avonturen zocht Hojeda dikwijls het gevaar op. Hij schroomde niet, eene soort van zeeroo verst och t legen zijn eigen landgenooten op llispaniola te ondernemen, welke hem echter evenmin voordeel als roem opleverde. Vervolgens ging de vaart weder noordwaarts: of Hojeda het vasteland van Noord-Amerika heeft gezien, is twijfelachtig. Zeker is het daarentegen, dat hij de belangrijke ontdekking deed, dal Cuba geen vastland, maar een eiland was. Bovendien ontdekte hij meer dan een tot dusver onbekend eiland der Bahama-groep. Maar Hojeda's tocht was even arm aan geldelijk voordeel als rijk aan ontdekkingen geweest. De poging om door middel van ruilhandel goud en paarlen te verkrijgen, was meestal mislukt. Ten einde zich althans één goed handelsartikel te verschaffen, liet llojeda 232 vreedzame Indianen van de Bahama-eilanden oplichten, om ze naar de Europeesche slavenmarkt te voeren. Daarmede keerde hij naar Europa terug; na eene stormachtige reis kwam hij in hel midden der maand Juni te Cadix aan. *) De nieuwe wereld Oen Mei 1M)8 konden de Ioitu- geezen voor Calicut het anker laten vallen. v „ i- Het groole doel was bereikt, de zeeweg naar Indie gevonden! VasoO_di Gama had zich onsterfelijke verdiensten verworven en hij mocht met rechtmatige fierheid zeggen, dat hij die gelukkige uitkomst alleen aan zijn onbezweken moed en zijne onwrikbare standvastigheid dankte. Il.j had veel giootet moeilijkheden overwonnen dan die, waarmede Columbus bij de ontdekking van Amerika ooit te worstelen had. en toch werd hij thans, nu Inj den eindpaal zijner wentellen bereikt had, bedreigd door nog veel grooteregevaren dan die, welke hij reeds te boven was gekomen. Vasco di Gama had met 148 reisgenooten het vaderland verlaten, maai hun aantal was gedurende de reis door ziekten en ongelukken van allerlei aanl duchtig versmolten. Met deze geringe bemanning nu lag de vermetele zeevaarder voor een der grootste havens van de wereld, voor eene dichtbevolkte stad. Zijn ondergang scheen onverniy.(el.jk, . • n " ,e4n vriend, maar als vijand ontvangen werd, want in dat geval had hij 'Lt ^en eenige naakte, weerlooze Indianen, maar tegen de welgewapende bevolkinc Pener bcscluuifde sliul lc striulen. n Op het oostelijke kustland van Malabar, van Mangalor tot Kaap Comonn heerschte een keizer, die den weidschen titel -tamiitiri radja ot «heer des heuvels en der wol" droeg, over een aantal kleinere leenroerige vorsten. Het volk der Malabaren was niet krijgshaftig, maar het werd beschermd en te .T,>ijjk in toom gehouden door eene bijzondere kaste van krijgslieden, de Naiers, die van den radja den ridderslag ontvingen. Zij waren (^PPer®in den oorlog welgeoefende soldaten, die geheel van de overige bevolkin^ af«ezonderd, alleen den radja gehoorzaamden. Zij leefden in ongeh.iwden staat. De vrouwen van de kaste der krijgslieden waren het gemeenschappelijk eigendom van alle mannen. Daarom bepaalde de wet, dat het op den zoon, maar altijd op de zusterskinderen bij erfenis overging, want een krijgsman kende wel zijne moeder en vrouwelijke bloedverwanten, maar nooit kon hij weten, wie zijn vader was geweest. . . , . . De priesterkaste oefende te Calicut een onbeperkten invdoed uit. Aan haar hoofd stond de radja van de op een schiereiland gebouwde stad Cotschin, den leenman van den tamutiri radja. ,.■••• i „„ u;; Nadat Vasco di Gama aan land gegaan was, verzocht hij een gehoor bij den keizer, hetgeen hein toegestaan werd. Door eene eerewacht omringd werd de admiraal met zijn gevolg in draagstoelen naar het vorstelijk paleis gebracht. De keizer had zich met zijne schitterendste juweelen getooid, oen luj de vreemdelingen ontving; hij behandelde hen met voorname nederbuigende vriendelijkheid, en beloofde, hun verzoek, om te Calicut handel te mogen driiven, in overweging te zullen nemen. . .. Met de beste verwachtingen verliet Vasco dl Gama liet paleis, om die weldra op de treurigste wijze verijdeld Ie zien. De Arabische kooplieden, die van den Indischen handel tot dusver een monopolie hadden gemaakt, waren natuurlijk beducht voor d« m^ «erucht verbreidden, dat de vreemdelingen zeeroovers waren, vond dit algemeen O Vijandige houding der Malabaren. Cabral. geloof. Zoo dikwijls de Portugeezen zich op de slralen van Calicut verloonden. werden zij door de inwoners beschimpt. Ook den lamntiri radja wislen de Arabieren in hun belang Ie winnen. Op hunne aansporing liet hij eensklaps éenige Portugeezen, die aan land waren gegaan om handel te drijven, in hechtenis nemen onder voorwendsel, dat zij den verschuldigden tol niet betaald hadden. De vijandelijkheden waren thans geopend. Vasco di Gama bevond zich in eene niet geringe verlegenheid. Gaf hij blijken van vrees, dan was het voor altijd met het aanzien der Portugeezen bij de Malabaren gedaan; bood hij tegenstand, dan stelde hij zich zelt en al de zijnen aan het dreigendst gevaar bloot. De moedige zeeman besloot eindelijk tol het laatste: hij hield zes aanzienlijke Malabaren, die zich juist aan bootd bevonden, als gijzelaars in hechtenis. Door deze krachtige handeling dwong hij den tamutiri de gevangenen vrij te laten. Ten einde te toonen, hoe weinig hij de Malabaren vreesde, liet Yasco di Gama de booten, welke de gijzelaars wilden afhalen, met kanonskogels begroeien. Na deze gebeurtenissen viel aan een vreedzaam en vriendschappelijk verkeer niet langer te denken: de admiraal besloot daarom de terugreis te aanvaarden. Hij volgde daarbij denzelfden weg, langs welken hij gekomen was. Maar eer hij het vaderland bereikte had hij nog met groote rampen Ie worstelen. Opnieuw werd bijna de geheele bemanning door de scheurbuik aangetast; nauwelijks zeven of acht matrozen bleven verschoond van deze ziekte, die een groot aantal slachtoffers en daaronder ook den geliefden broeder des admiraals wegsleepte. Eindelijk, den 29rn Augustus 1499, kwam de moedige zeevaarder met hel geringe overschot zijner bemanning te Lissabon aan. De lijding dat de zeeweg naar Indië eindelijk gevonden was, verwekte in Portugal eene onbeschrijfelijke blijdschap. De koning verhief den voortrefïelijken admiraal als belooning voor zijne verdiensten in den adelstand; hij overlaadde hem met gunstbewijzen en volgde zijn raad, om in aller ijl eene tweede vloot uit le rusten, opdal de behaalde voordeden niet verloren zouden gaan. Ditmaal echter zou eene ontzag inboezemende krijgsmacht in bet Oosten verschijnen, want alleen met geweld, verklaarde Vasco di Gama, kon de invloed der Arabieren gefnuikt worden. Het opperbevel over deze expeditie werd opgedragen aan Pedro Alvarez Cabral, die den 9en Maart 1UOO met 43 schepenen 1800 man Lissabon verliet. Overeenkomstig de van Vasco di Gama ontvangen instructie vermeed Cabral de kust van Afrika. Hij zeilde zoover in westelijke richting, dat hij. zonder bel te welen, door den aequaloriaalslroom naar de kust van Amerika gedreven werd. Den 21*" April 1'iOO onldekte men land. Cabral nam het voor den koning van Portugal in bezit, zonder te weten, dat hel reeds drie maanden vroeger door de Pinzons ontdekt en voor de kroon van Spanje in bezit genomen was. Cabral noemde hel nieuwe land, aan welks kust hij een kruis oprichtte. Santa Cruz, doch reeds enkele jaren later ontving het den naam Brazilië, dien het ook behouden heelt. De Braziliaansehe kust lokle de Portugeezen niet tot een langer verblijf noch tot een nader onderzoek uil. Men Irof geene natuurvoortbrengselen aan, die de hebzucht konden prikkelen. Ook met de arme, getatoeëerde Indianen, die geene gouden sieraden bezaten en alleen ellendige beenderen en bonte steenen in de doorboorde wangen en onderlippen droegen *), was het niet der moeite waardig, eene handelsverbintenis aan te knoopen. *) De gewoonte der Botokuden — dezen naam ontvingen de Indianen — om hunne wangen en onderlippen te doorboren, ten einde daarin versierselen te dragen, wa9 in het oog der Portugeezen even leelijk als dwaas. Ook wij, hoogst beschaafde Europeanen der 19e eeuwr, lachen daarom. Hebben wij daartoe wel het recht, wij die het volkomen natuurlijk vinden^ dat onze vrouwen hare oorlellen doorboren, om daarin zware oorringen te kunnen dragen, hoewel zij daardoor het oor, dat ze sterk uitrekken, geheel misvormen? Tweede tocht naar Indië. Nadat Cabral zijn kleinste transportschip met berichten omtrent de jongste 'np haat der Malabaren tegen de vreemdelingen was in dien tijd etn r:Ls: geven Z rechtmatige klachten, door een schip, dat olifanten van Ceylon naar ?p lid" Van de 70 Europeanen, die bet gebouw verdedigden, konden slechts lwinl^)™®tn^°Il^r?ta^ej^or^tweeedageneiach^rèen *0al'ii "te%bèsrl'iie^ 1 ocli ïLrjr* «a„rv^iï^r^ had Van dezen ontvingen zij eene uitnoodiging om hen te bezoek > bede kleinere havensteden konden zij eene koslbare lading specerijen inkoopen. Nadat de schepen tot groote levredenheid van Cabral bevracJJ hü den 16en Januari 1501 bevel om de ankers te lichten. Den 30-Juli DereiKte de vloot, die de schatten van Indië aanbracht, Lissabon. ZEVENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingreizen. Colnmbus' vierde reis. De landing van Colnmbns door Ovando tc St Domingo verhinderd. De vooraf aangekondigde storm. Ondergang van Rotdan en Bobadilla. De Indianen van Yuca.an, Ontdekking van het.vasteland van CentraalAmerika Eerste berichten omtrent den tegenovcrliggenden Oceaan. He gon W De nederzettingen. Verraderlijke aanval van Bar.holomeus Colon op d LZen Landing op Jamaica. Verlies van al de schepen. Stonte tocht ,n eene boot door Diego Mendez naar Hispaniola ondernomen. Ellende der sohipbreakehngen^Oproer der bemanning. Columbus' zegepraal Reddmg. ' koningin Isabella. Columbus laame leveusjureu. ontdekker. TWn folnmbus den 9cn Maart 1502 zijne vierde reis aanvaardde, waren de ontdekkingen der Portugeezen hem bekend; hij ^rd daardoor nog to des te grootere krachtsinspanning aangevuurd om den we telijken zeeweg mm hpi riike Indië te vinden, opdat de voordeelen, die uit het rechtstreeKsuie handelsverkeer voortvloeiden, niet alleen door Portugal zouden genoten worden. Het vasteland van Centraal-Amerika ontdekt. Na de ontdekkingen van Cabot, Iiojeda en de Pinzons lag ongetwijfeld bet vermoeden voor de hand, dat niet Azië, maar een nieuw groot werelddeel ontdekl was. Toch bleef Columbus nog altijd aan zijne oude droombeelden vasthouden; hij wilde maar niet gelooven, dat Cuba een eiland was; naar zijne overtuiging had bij in Cuba het vasteland van Azië ontdekt. Dal het vasteland van Zuid-Amerika niet het eigenlijke Azië was, kon hij na de laatste overeenstemmende berichten der verschillende kleine ontdekkers niet langer ontkennen; doch bij nam aan dal het een uitgestrekt land was, ten zuiden van hel Indische vasteland gelegen en daarvan door eene zeeëngte gescheiden. Deze slraat tusschen Cuba en dat zuidelijk vasteland te zoeken, stelde Columbus zich thans tol taak. Na eene korte reis bereikte bij den l*ien Juni het Caraïbische eiland Mai'linique; van hier beslool bij naar St. Domingo te zeilen. Wel hadden Ferdinand en Isabella hem verboden zijne kolonie te bezoeken of dit hoogstens toegestaan op de terugreis, daar zij vreesden, dat zijne verschijning aanleiding zou geven lol onlusten; maar Columbus kon de verzoeking niet weerstaan zich opnieuw als admiraal te verloonen aan de kolonisten, die hij als gevangene had moeten verlaten. Onder voorwendsel, dat een zijner schepen niet zeewaardig was en door een beter vaarluig vervangen moest worden, overtrad hij liet gebod der vorsten. Doch hij bereikte zijn doel niet; integendeel, bij bereidde zich zelf eene diepe vernedering, daar de stadhouder Ovando hem niet veroorloofde, de haven binnen Ie loopen. Toen Columbus voor Sl. Domingo aankwam, lagen daar juist 28 schepen gereed om de terugreis naar Europa le aanvaarden. Zij bevatten eene hoogsl kostbare lading, bestaande in groole schatten aan goud, die voor de eene helft aan de kroon, voor de andere helft aan de terugkeerende kolonisten, waaronder zich ook Roldan en Bobadilla bevonden, toebehoorden. Columbus had door nauwkeurige waarnemingen van het weder bespeurd, dal binnen weinige dagen eene weersverandering, waarschijnlijk een hevige storm, aanslaande was. Hij waarschuwde daarom de scheepsbevelhebbers en ontried de afvaart der vloot. Doch zijn raad werd in den wind geslagen. De schepen gingen onder zeil, en twintig vaartuigen verdwenen in de diepte, toen eenige dagen later de aangekondigde orkaan opstak. Bobadilla en Roldan vonden met de schatten, die zij naar hun vaderland wilden brengen, hun graf in de golven. Columbus zelf had zijne schepen in Puerlo Hermoso in veiligheid gebracht, waar zij alle den orkaan gelukkig doorstonden. Van Hispaniola stevende Columbus naar Cuba en van daar in zuidwestelijke richting naar de Ilondurasbaai. Onderweg ontmoette hij een groot Indiaansch vaartuig met eene soort van kajuit, waarop zich eene talrijke bemanning en daarenboven vele vrouwen en kinderen bevonden.. Deze Indianen gaven blijken van eene veel grootere beschaving dan de stammen, waarmede men tot dusver in aanraking gekomen was. Zij droegen kleederen en hadden een aantal handelsartikelen aan boord, zooals cacaoboonen, aarden en houten keukengereedschap, dat vrij zuiver was bewerkt, houten zwaarden, welker klingen met scherpgeslepen vuursteenen waren voorzien, bonte katoenen doeken, euz. Zij waren waarschijnlijk uit Yucatan afkomstig en Las Casas merkt terecht op. dat Columbus, indien hij die Indianen als loodsen gebruikt had, zonder moeite Yucatan en wellicht Mexico bereikt zou hebben. Doch de admiraal dacht volstrekt niet aan het ontdekken van nieuwe beschaafde landen, hij wilde alleen de vurig gewenschte zeeëngte naar Indië vinden, om nieuwe goudlanden op le sporen, welke, volgens de aanwijzingen der Indianen, in het zuid-oosten moesten liggen. Derwaarts liet Columbus alzoo den sleven wenden. Weldra bereikte hij hel vasteland; van kaap Gracias a Dios zeilde hij de kust van Middel-Amerika langs, nu hier, dan daar eene landing beproevend, Vreeselijke orkaan. Het goudland Veragua. Bijna overal vond hij gouden versierselen in menigte bij de Indianen, die meestal terstond bereid waren ze voor kleinigheden zonder waarde te verruilen. Op deze reis hoorde Columbus in de nabijheid der Chiriqui-eilanden, voor de eerste maal van een goudland, Ciguare genaamd, dat, volgens die opgave, bewoond werd door een goedgewapend en ruim van gouden sieradiën voorzien volk. Columbus meende zelfs te verstaan, dat de inwoners in hel bezit van paarden en met kanonnen gewapende schepen waren. Het land bevatte een overvloed van goud, peper en andere specerijen. Het lag, volgens het verhaal van een Indiaan, negen dagreizen over land in westelijke richting, waar de zee een inham of boezem vormde. Columbus leidde uit deze mededeelingen met recht af, dal in het westen eene andere zee lag; getrouw aan zijne onjuiste aardrijkskundige voorstellingen meende hij echter, dat slechts een schiereiland mei eene landengte hem van deze zee scheidde en dat hij slechts lien dagreizen van den Ganges verwijderd was. Overeenkomstig deze voorstelling besloot hij, het schiereiland om te zeilen; doch hij moest dat plan opgeven: hij kwam slechts even voorbij Puerlo Bello, lot de plaats, waar de landengte van Panama het smalst is; hier noodzaakte een vreeselijke en lang aanhoudende orkaan hem tot den terugtocht. Peschel beschrijft ons den nood der schepelingen op de volgende wijze: «Negen dagen lang, verzekerde de admiraal, had men alle hoop op redding opgegeven. Bij stroomen gutste de regen neer, de eene waterhoos na de andere zweefde over de kokende en bruisende zee en joeg den schepelingen den groolsten angst aan; de golven verhieven zich hooger dan de meest ervaren zeeman ooit aanschouwd had. Dag en nacht stond de hemel als in vlammen; de donderslagen volgden elkaar met zulk eene kracht en snelheid op, dat men aanhoudend waande kanonschoten als noodseinen van de andere schepen te vernemen. Aan boord had men gebrek aan water en aan versche levensmiddelen, want de scheepsbeschuit wemelde van wormen en de meesten konden dit walgelijke voedsel slechts gebruiken, wanneer zij in het duister hun honger stilden. Onophoudelijk bleef het eskader een speelbal der winden, die nu eens uil het westen, dan weer onverhoeds uit het oosten kwamen aangieren. Op de terugreis deed Columbus eene belangrijke ontdekking: hij hoorde namelijk van Inlanders, dat de Veragua over een bodem vloeide, die zper veel goud bevatte en dat de Indianen daaruit het metaal voor hunne gouden sieradiën haalden. Naar aanleiding van dit bericht zond Columbus zijn broeder Bartholomeus, die hem ook op deze reis vergezelde, met 68 man naar den quibia *), den vorst des lands. om bij dezen een vriendschap»bezoek af te leggen. Deze gal den vreemdelingen bereidwillig een gids naar liet goudland mede. Langs den oever eener rivier, die zich in een ontelbaar aantal bochten kronkelde en die niet minder dan drie en veertig maal doorwaad moest worden, trokken de Spanjaarden het land in. Eindelijk na een langen tocht bereikten zij de beloofde goudrijke plek, die volkomen aan hunne verwachtingen beantwoordde, hoewel de sluwe quibia hen volstrekt niet naar den eigenlijken goudgrond van Veragua, maar op hel grondgebied van een naburig opperhoofd had laten brengen, inel wien hij in vijandschap leefde. Bij hunne verdere tochten door het land ontmoetten de Spanjaarden overal vruchtbare, met heerlijke maïs bedekte velden, ook vonden zij goud in overvloed en eene gastvrije ontvangst bij de Indianen; slechts een goede, veilige, voor eene volkplanting geschikte haven ontbrak. In weerwil hiervan besloot Columbus, verlokt door den rijkdom van liet land, aan de Beien eene kolonie te vestigen, waarin zijn broeder met 80 man achterblijven moest. Hij liet aan de helling van een heuvel hullen en magazijnen bouwen. Maar dit veelbelovende plan werd door de eigen schuld der Spanjaarden *) Quibia \va9 een Iudiaausche vorstentitel, gelijkluidend inet cazique. Wreedheid der Spanjaarden jegens de inwoners van Veragua. verijdeld. Eensklaps ontvingen de volkplanters bericht, dat de qnibia zich tot een krijgstocht toerustte. Diëgo Mendez, de trouwste dienaar van den admiraal, besloot als spion naar de legerplaats der Indianen te gaan; hier vond hij werkelijk 1000 man onder de wapenen, die echter tot een krijgstocht tegen vijandelijke naburige stammen uitgerust waren. Hoewel Diëgo Mendez vriendelijk door den quibia ontvangen was. koesterde Bartholomeus Colon toch het vermoeden, dat de Indianen vijandelijkheden tegen de Spanjaarden wilden beginnen; ten einde elke poging van dien aard te verijdelen, besloot hij het opperhoofd in zijne eigen legerplaats gevangen te nemen. Den 30cn Maart 1503 rukte hij met 74 man tegen Veragua op. De huizen der Indianen lagen verstrooid en door hoven van elkaar gescheiden; de aanzienlijkste woning was het paleis van den quibia, dat geheel afgezonderd op eene hoogte gebouwd was. Bartholomeus beval zijnen lieden, de hoogte te omsingelen en zich schuil te houden, vervolgens naderde hij zelf, door vijf zijner mannen vergezeld, het paleis. De quibia, die juist lijdende was aan eene wonde, ontving de vreemdelingen met argelooze vriendelijkheid; toen Bartholomeus naai' zijne gezondheid vroeg, toonde hij den Spanjaard zijne wond. Dit oogenblik nam Bartholomeus waar; hij greep het opperhoofd aan en wierp hem ter aarde. Gedurende de worsteling, die hierop volgde, gaf hij den zijnen het afgesproken teeken; zij kwamen uit hun schuilhoek te voorschijn en reeds na enkele minuten waren de quibia, zijne geheele familie en eenige stamhoofden, die zich toevallig in het paleis bevonden, gevangengenomen. De Spanjaarden plunderden vervolgens het paleis en namen ongeveer voor 300 dukaten aan goud mede. Vol vreugde over deze roemlooze overwinning trokken zij daarop met hunne gevangenen naar de kolonie, maar zij zouden spoedig de rechtvaardige straf voor hunne schandelijke daad ontvangen. Den quibia. dien Bartholomeus als gevangene naar het admiraalschip zenden wilde, om hem des te veiliger te bewaren, gelukte hel, in het water te springen en zoo te ontsnappen. Van nu af was hij de onverzoenlijke vijand der Spanjaarden. Zijne krijgslieden tastten de kolonie aan. Wel werden zij teruggeworpen, doch kort daarop bevochten zij eene overwinning op eene kleine afdeeling troepen, die in booten de rivier opvoer om water en hout te halen; de geheele atdeeling sneuvelde; slechts één Spanjaard ontkwam, om aan Columbus de mare van het ongeval mee te deelen. Weldra moest de admiraal tot de overtuiging komen, dat eene kolonie in het door vijandige Indianen bewoonde land zich onmogelijk kon staande houden. Den 20c" April verliet hij de kust; een schip moest hij achterlaten, dewijl het, in de Beien ingeloopen, niet meer van de ondiepte te brengen was; de bemanning werd met het kostbaarste gedeelte der inventaris over de andere schepen verdeeld. Columbus' verdere reis *) was eene aaneenschakeling van rampen. Beeds na enkele dagen verloor hij ook zijn tweede schip, dat door de wormen door- *) Columbus zeilde niet rechtstreeks, maar langs allerlei omwegen op zijn doel af. Hij wilde zorgen, dat niemand dan hij zelf de door hem ontdekte goudrijke rust weilervinden kon. Hij nam daarom ook al zijnen zeelieden de kaarten af, opdat de ontdekking geheel in een geheimzinnig duister gehuld zou blijven. In een bericht aan het hof schreef hij: "Niemand is in staat een nauwkeurig verslag van de vaart te geven. De kust van het vasteland werd wel met het kompas opgenomen, maar niemand weet, op welken breedtegraad zij ligt Laat de stuurlieden maar eens zeggen, waar Veragua te vinden is. Zij zullen niets anders kunnen mededeelen dan dat zij aan eene kust waren, waar veel goud gevonden werd, doch den terugweg derwaarts zouden zij aan de visschen moeten vragen." Het was helaas! den hooggeprezen, beroemden ontdekker van Amerika nooit te doen om der wetenschap en der menschheid een dienst te bewijzen, maar alleen om zijn eigen, dikwyls hoogst bekrompen eigenbaat te bevredigen. Zijn aangehaalde woordeu leveren daarvan een sprekend bewijs. Columbus' rampspoedige reis. Opstand der schepelingen op Jamaica. boord wegens een onherstelbaar lek ontruimd en aan de golven prijsgegeven moest' worden. De twee overige vaartuigen waren insgelijks zoo wrak, dat Columbus, toen bij Jamaica bereikt had, ze op het strand moest zetten, dewijl men ze slechts met de grootste krachtsinspanning door aanhoudend pompen vlot gehouden had. De op het strand gezette schepen hepen oogenbhkkelijk vol water. Alleen het dek en de campagne bleven vrij: hier liet Columbus aan de bemanning hare kwartieren aanwijzen. Hij bracht zijne lieden niet aan land, wijl bij terecht vreesde, dat de ruwe zeebonken door hun overmoed zich de vriendelijke Indianen, die met de grootste bereidwilligheid allerlei levensmiddelen aanbrachten,'tot vijanden zouden maken. Na het verlies van al zijne schepen bleef Columbus slechts een uitzicht op redding over, namelijk, dat hem van het eiland Hispaniola vaartuigen gezonden zouden worden, waarmee bij de terugreis naar Spanje zou kunnen aannemen. Zijn trouwe dienaar Diëgo Mendez ondernam met een l.enueesch edelman Bartholomeus Fiesco, het koene waagstuk, op twee booten, welke ieder met f> Spanjaarden en 10 Indianen bemand werden, naar St. Domingo te varen, om den stadhouder Ovando bericht te brengen van het ongeluk, dal de expeditie getroil'en had. Na een tocht van 10 dagen, waarop de zeelieden volslagen gebrek aan water hadden gekregen, zoodat meer dan een der Indiaansche roeiers van dorst versmachtte, bereikten Diëgo Mendez en Fiesco eindelijk Ilispaniola. Ovando wantrouwde het bericht omtrent Columbus' hulpeloozen toestand. Hij meende dat de admiraal bet plan koesterde naar St. Domingo te gaan en hier zijne aanhangers tot opstand aan te zetten. Hij gaf derhalve Diëgo Mendez, die krachtig op het verleenen van hulp aandrong, geen bepaald antwoord; eerst na zeven maanden stond hij hem toe, voor het geld des admiraals een schip te huren. Eer Diëgo dit kon doen, verliepen er weer maanden. Mij moest tol de lente van het jaar loOi wachten, dewijl in dien geheelen tijd geen vaartuig te krijgen was. Columbus sleet, terwijl zijne dienaren tot zijne redding werkzaam waren, op Jamaica treurige dagen. Hij leed aan de jicht en zijne ongezonde verblijfplaats verergerde zijne kwaal; ook de bemanning der gestrande schepen werd door de koorts aangetast; de ellende was groot. Columbus had nooit de kunst verstaan, zich bij zijne onderhoorigen bemind te maken- hij was niet in staal luin vertrouwen in te boezemen; ten gevolge hiervan begonnen de zeelieden ook thans het vermoeden te koesteren, dat de admiraal van plan was eene volkplanting op Jamaica aan te leggen, dat hij hen daar als kolonisten wilde terughouden en dat de zending van Mendez en Fiesco naar Hispaniola niets dan eene bedriegelijke vertooning was. In stilte werd tegen hem eene samenzwering gesmeed, die weldra tot uitbarsting kwam. Een der scheepsbevelhebbers, Francisco Porras, begaf zich den 2™ Januari 1304 vergezeld door 48 saamgezworenen, naar liet achterdek tot den admiraal Op barschen toon zeide hij: »Senor, het schijnt wel, dat gij ons wi t verhinderen naar het vaderland terug te keeren en ons hier ellendig wilt laten omkomen." . Tevergeefs verzekerde Columbus, dat deze gedachte verre van hem was. dat hij zelf niets vuriger wenschte dan huiswaarts te keeren: zijne woorden vonden niet het minste geloof. Porras keerde hem den rug toe en verliet hel dek met den uitroep: »0P, naar Kastilië wie mij volgen wil! Juichend schaarden de meesten der gezonde matrozen zich rondom hem. De zieke admiraal, die slechts door enkele getrouwen omringd bleet . was te zwak om de deserteurs terug te kunnen houden. . Francisco Porras wilde op Indiaansche booten naar Hispaniola varen. Hij scheepte zich ook werkelijk met zijne saamgezworenen en een aantal Indiaansche roeiers in, doch al spoedig moest hij dit plan opgeven, dewijl hij de hoog- Maansverduistering. Dood van koningin Isabella en van Colombus. gaande golven de toclit over de open zee onuitvoerbaar was. Ook eene tweede daartoe aangewende poging mislukte. De samenzweerders stelden zich voor hunne verijdelde verwachting schadeloos door een losbandig leven aan land. Zij gedroegen zich zoo ruw, wreed en willekeurig jegens de Indianen, dat dezen zich terugtrokken en geene levensmiddelen meer wilden leveren. De hongerdood stond allen Europeanen voor de deur en zou ook ongetwijfeld hun lot geweest zijn, indien Columbus hen niet door eene sluwe list gered had. In den almanak zag hij, dat den 2!)en Februari loOi eene maansverduistering plaats zou hebben. Van deze omstandigheid trok hij partij om op het bijgeloof der Indianen te werken. »De toorn des hemels zal u treilen, indien gij verder de bleeke zonen der goden gebrek laat lijden, lil het gelaat der volle maan zult gij heden avond een leeken van den goddelijken toorn zien". Toen de maan des avonds werkelijk verduisterd werd, sidderden de Indianen van vrees; voortaan brachten zij bereidwillig den bleeken zonen der goden hel noodige voedsel. Was Columbus op dit punt gerustgesteld, de oproerige manschappen kon hij noch door vriendelijke toespraak, noch door list voor zich winnen. Nadat zij, die den admiraal getrouw waren gebleven, eenigszins van de koorts hersteld waren, trok Barlholomeus Colon aan het hoofd van 50 man tegen hen op. Na een hevig gevecht, waarin aan beide zijden dooden en gekwetsten vielen, werden zij overwonnen; zij moesten den admiraal opnieuw trouw en gehoorzaamheid zweren. Eindelijk, den 28e" Juni, kwam er een eind aan het lijden der schipbreukelingen. Diëgo Mendez verscheen met het door hem gehuurde vaartuig. Columbus kon zich met al zijne manschappen inschepen en den 13en Augustus bereikte men St. Domingo, waar Columbus door den stadhouder Ovando met alle mogelijke eerbewijzen ontvangen werd. Slechts vier weken vertoefde hij op dit eiland. Den I3en September scheepte hij zich opnieuw in, om naar Europa terug te keeren; in het begin van November kwam hij na eene alles behalve voorspoedige vaart te Cadix aan. Hoewel Columbus aan het hof eene vriendelijke ontvangst vond, werd toch zijn wensch, dat men hem de waardigheid van onderkoning terugschenken zou, niet vervuld. Een harde slag was voor hein de dood zijner begunstigster koningin Isabella, die den 20™ November loOi overleed, zonder dal hij haar voor haar dood noch eens gesproken had; wellicht zou hij van haar de vervulling der vroeger ontvangen beloften verworven hebben. Koning Ferdinand was daartoe niet te bewegen. Met koelberekenend verstand somde deze al de nadeelen op, welke er voor de kroon zouden voortvloeien uit de vervulling van eene onvoorzichtige belofte. Onder geene voorwaarde wilde hij de toekomst der nauwelijks tot rust gebrachte kolonie in de waagschaal stellen, door haar opnieuw toelevertrouwen aan een man, die getoond had, volkomen ongeschikt te zijn om haar te besturen. HU liet Columbus zijn aandeel behouden in de inkomsten, welke de kroon uit de nieuwe wereld trok: hij bood hem als schadevergoeding voor bet onderkoningschap een graafschap in Castilië aan, doch dit was alles wat de koning wilde toestaan. Columbus daarentegen bleef aandrhgen op de vervulling van de hein .schriftelijk gegeven beloften. De admiraal, die reeds sinds lang sukkelde, bezweek weldra in toorn en ergernis over de verijdeling zijner verwachtingen. Hij stierf den 20"" Mei IÜ06, daags voor het Hemelvaartsfeest te Valladolid. Tot zijn laatsten ademtocht bleef hij overtuigd, dat hij iu het eiland Cuba hel vasteland van Azië ontdekt had. Dat hij door het ontdekken van een nieuw, van een vierde werelddeel zich een onsterfelijken roem verworven had, vermoedde hij zelfs in de verte niet. Columbus' zoon, don Diëgo Colon, zette hel door zijn vader begonnen Ontwikkeling der kolonie St. Domingo. proces tegen de kroon voorl, dat ten slotte in zijn voordeel beslist werd. Toch zon hij, in weerwil van al de uitspraken der rechtbanken, zijn doel niet bereikt hebben, indien hij zich niet door een huwelijk met )aria vanJoe ^ aan de aanzienlijkste geslachten van Spanje vermaagschap had Door dit huwelijk werd hij zell's een verre aanverwant van het koninklijke huis. Hieraan had don Diëgo het te danken, dat luj met het stadhouderschap over de Antillen bekleed en in al de aan zijn vader toegekende rechten en waardigheden - hoewel dan ook met beperkende bepalingen - hersteld werd Met don Diëgo II, den kleinzoon van don Diego I. stiert het geslacht van Columbus in de manlijke linie uit. Over de rechten en waardigheden der ontdekkers, waarop de vrouwelijke linie insgelijks aanspraak maakte, ontstond naderhand een beroemd geworden proces, welks alloop ons echtei geene belangstelling inboezemt. ACHTSTE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Ontwikkeling der kolonie St. Domingo onder het stadhouderschap van Ovando. Zijue wreedheid jegens de Indianen. De repartimiento's. Auacaona vermoord. De Indiaansclie bevolking sterft uit. De Dominicanen als beschermers der Indianen. Stoutmoedige prediking van Autonio Montesiuo. Werkzaamheid van den edelen Las Casas. Invoering van de negerslavernij. De kolonie St. Domingo was na Columbus' vertrek steeds in bloei toegenomen. De stadhouder Ovando rechtvaardigde het vertrouwen, door 1-erdinand en Isabella in hem gesteld. Tegenover de op avonturen beluste kolonisten nam hij eene zachtmoedige en te gelijk standvastige houding aan; tnj wist zich hunne achting te verwerven, onder hen orde en tucht te herstellen en aan de kroon belangrijke inkomsten uil de kolonie te doen toevloeien. Evenzoo spande hij al zijue krachten in om door liet bevorderen van den landbouw en door het uitbreiden van de goudwasscherijen Hispaniola tot eene bron van welvaart voor het moederland te maken. Slechts in één opzichl beantwoordde Ovando niet aan de verwachtingen van koningin Isabella: zij had gehoopt, dat hij zich menschlievender jegens de Indianen gedragen zou dan Columbus gedaan had, en voor goed een eind maken aan den afschuwelijken slavenhandel. Doch in plaats luervan bezoedelde hij zijn naam door eene inderdaad afschuwelijke wreedheid. Het tijden dei Indianen onder zijn bewind ging alle beschrijving te boven. Hij wilde den landbouw aanmoedigen en nieuwe gewassen, b. v. nel suikerriet, op Hispaniola invoeren. Spoedig zag hij echter in, dat dit hem nooit gelukken zou, wanneer de Spanjaarden, die aan den arbeid in dieheete luchtstreek niet gewoon waren, zelf de spade ter hand nemen en dag aan dag zwaar werk verrichten moesten. Met dit doel hadden de op avonturen beluste landverhuizers hun leven niet op het spel gezet en waren zij niet naar liet verre Westen getogen. Indien zij hadden willen werken, zouden ze thuis gebleven zijn. Nog minder lust gevoelden zij voor de lastige en ongezonde werkzaamheid van het goudwasscheti. .. Ovando waagde zelfs geene poging om zijne landgenooten lol wtrken te noodzaken; hij maakte hen tol de heeren van het eiland en dwong de Indianen tot den arbeid. Dat deze, die lot dusver in een zalig en droomerig nietsdoen hun leven doorgebrachl hadden, bij die ongewone krachtsinspanning ellendig Vreeselijk lot der Indianen op Hispaniola. omkwamen, dal zij zelfs bij duizenden stierven, was hem volkomen onverschillig. Hij beschouwde deze onbeschaafde roodhuiden ternauwernood als menschen, en zelle liet reeds door Columbus ingevoerde stelsel van heerendiensten met de uiterste gestrengheid door. Elk volkplanter ontving liet voor zijn landbouw en goudwasscherijen vereischte aantal Indianen, die voor hem in heerendienst werken moesten. Deze verdeeling van den arbeid, repartimienlo genoemd, was een ware ramp voor de Indianen. Hunne wreede meesters legden hun werkzaamheden op, die hunne krachten ver te boven gingen, en verschaften hun daarbij .nog niet eens altijd het noodige voedsel, want de levensmiddelen waren op Hispaniola zeer duur. Zich zelf ontzeiden de Spanjaarden niets: zij baadden zich in alle genietingen, welke hel eiland hun maar opleveren kon, doch hunne Indianen lieten zij van honger en gebrek omkomen. Wanneer de ongelukkigen die ellende niet langer dragen konden en naar iiunne bergen vluchtten, werden zij door bloedhonden vervolgd; meestal gelukte bet den Spanjaarden, hen weder op te vangen en dan was hun lot nog rampzaliger dan te voren, zij moesten als slaven met ketenen beladen aan den arbeid gaan, nadat zij voor hunne poging tot ontvluchting met eene onmenschelijke geeseling gestraft waren. De tijding van den ellendigen toestand der Indianen bereikte Europa. Koningin Isabella was daarover diep verontwaardigd, zij beval, dat de slaven in vrijheid moesten gesteld worden en dat geen Indiaan meer tot het leveren van heerendiensten mocht worden gedwongen. Ovando antwoordde echter, dat in dit geval de volkplanting onvermijdelijk te gronde moest gaan, daar de luie wilden nooit vrijwillig zouden arbeiden. Zonder hun arbeid was het onmogelijk de goudwasscherijen in stand Ie houden en nooil zou men de onwetende Indianen kunnen beschaven en voor het Christendom winnen, indien men bun niet den gedwongen arbeid oplegde, daar zij zonder dien maatregel gedachteloos en zorgeloos van den eenen dag tot den anderen zouden leven. Met droefheid in liet hart zwichtte Isabella voor de dringende vertoogen van den stadhouder, zij gaf verlof dat de Indianen tegen een billijk loon tot een matigen arbeid zouden gedwongen worden. Hiermede was voor de willekeur de deur wijd opengezet, want de stadhouder alleen moest beoordeelen wat matige arbeid was en hij veroorloofde den Spanjaarden alle mogelijke gruwelen tegenover hunne arbeiders. Hier en daar waagden de onderdrukten eene poging tol verzet tegen de blanken, doch altijd werden zij weer len onder gebracht; de hoofden van den opstand vonden dan den dood onder de afgrijselijkste folieringen en de ondergeschikte deelnemers aan het oproer zagen zich tot den hardsten arbeid gedwongen. Reeds het vermoeden, dat een Indiaan aan een opstand dacht, was voor den wreeden stadhouder voldoende om hem de zwaarste straffen op te leggen. Hiervan leverde hij een doorslaand bewijs in zijne handelwijze jegens koningin Anacaona, die na den dood van haar broeder zelfstandig over Haragua regeerde. Anacaona bad steeds bereidwillig de schatting betaald, waartoe zij zich jegens Bartholomeus Colon verbonden had, en alle Europeanen vriendelijk in iiaar rijk ontvangen. Gewaarschuwd door het lot van haar dapperen echlgenoot, meende zij door vriendelijkheid en door het bewijzen van allerlei diensten aan de blanken haar volkje voor het verlies zijner vrijheid te kunnen bewaren. Zij zou voor hare voorkomendheid slecht beloond worden. Ovando ontving het bericht, dat Anacaona aan eene samenzwering tegen de Spanjaarden deelgenomen had. Zonder Ie onderzoeken, of dat gerucht waarheid behelsde, voerde hij terstond 200 man voetvolk en 70 ruiters naar Haragua. Hij werd door de koningin met de grootste vriendelijkheid onlvangen. Zij liet zelfs te zijner eer een groot spiegelgevecht houden. Anacaona vermoord. Wanhoop der Indianen. Als antwoord op deze beleefdheid beval Ovando. dal zijne Spanjaarden voor de koningin krijgskundige oefeningen zouden uil voeren. Een Indisch paleis werd daartoe voor Anacaona en haar uit 80 Indiaansche hoofden beslaand ge\olg ïUpUithli argt>ioos de uilnoodiging aan. Nauwelijks had zij met hare getrouwen in liet paleis plaats genomen, of Ovando gaf zijnen lieden het afgesproken teeken, door met zijn vinger zijne halsketen aan tt ïaken. De Spanjaarden stormden eensklaps met getrokken zwaard liet paleis binnen; de weerlooze hoofden werden geboeid, niet een hunner kon zich dooi dc, vlucht red beklaagde Anacaona zich over dat schandelijk verraad. Ilaie woorden, hare tranen waren niet in slaat hel s.eerer har» van den s adhou er le vermurwen, hij liet de koningin wegvoeren en ophangen >og viecselijku wis het lot der gevangen Indianen; zij bleven geboeid in het houten paleis, ja® «K-rrrs i»*™ ™ iia-101 dai de laatste Indiaan door de vlammen verteerd was. Hara«ua werd na deze gruweldaad onderworpen. Hetzelfde lot hof de overige gewesten van Hispaniola, die lol dusver nog vrij gebleven waien. Ovando het ze liet eene voor. het andere na, veroveren; dit geschiedde meestal zonder veel moeite, daar de Indianen tegen de beter gewapende Spanjaarden niet opgewassen waren. Hunne vorsten werden na eene korte worsteling overwonnen en verbrand, het gemeene volk liet men ... t leven om het voor slavenarbeid te gebruiken. In het jaar lbOi-was het geheele eiland ondei wo.pen. Van toen af stierf de Indiaansche bevolking binnen ongeloofelijk kor en tijd uil. Honger en ellende, vereenigd met den uitputtenderi arbeidI, ruk en een "root getal ongelukkigen weg, doch een even groot aantal bei ooiden van liet leven, dewijl zij zulk eer ellendig beslaan met langer konden voortsleepen De bewoners van geheele dorpen *) vereenigden zich, om gezamenlijk een snelwerkend vergift, het sap van den mamoc, in te nemen ol g ltigc planten raast hunne hangmatten te verbranden. De vrouwen, die hare kindeien niet aan de ellende der slavernij wilder prijsgeven, veroorzaakten bij zich zelf eene ontijdige bevalling of onthielden zich van alle huwelijksgemeenschap Met elk jaar werd de toestand der Indianen treuriger. De Spa iische volkplanters werden zoo gewoon aan bloedvergieten en ^lieten, dat z.j zich daaraan ten slotte louter voor hun genoegen schuldig maakten. De ongelukkiger vorder eindelijk bescherming bij de geeslehjkliud en wel bil eere orde, die zich anders volstrekt met door zachtmoedigheid onderscheidde doch die zich onsterfelijke verdiensten verworven heefl dooi den edelen manlijken moed. waarmede zij zonder eigen levensgevaar 1e achten \oor de onderdrukten in de bres gesprongen is. .. . . ■ Ken het eind var het jaar 1510 kwamen ee.nge Dominicaner als zerdelim'en op Hispaniola aar. Mei ontzetting aanschouwden zij de gruwelijke mishandelingen, waaraan de Indianen bloot stonden, en zij besloten al» hunne besclier mers op le treden, hoewel dit eer vermete waagstuk was, dewijl zij zich daardoor den haat en de vijandschap van alle volkplanters op den haU, haa den Een onverschrokken monnik, broeder Antonio Montesino, hield voor ten *1 Petrus Martyr verhaalt ons belangwekkende bijzonderheden omtrent zulke zelfmoorden. Eens werd een planter meegedeeld, dat de Indianen van zijn repartimiento besloten hadden zich 011 te hangen Hij snelde naar hen toe en poogde hen door smeekingen en bedreigingen van hun plan af te brengen, doeti niets was in staat hen in hun voornemen te 'loen wankelen^ Nu verzocht lui hun in zijne wanhoop, hem ook een strop te geven, (kwijl hij zich met hen ophangen wilde daar hij zonder hen toch van honger omkomen moest. l)eze bedreiging «erkte. De Indianen geloofden, dat huil meester, wanneer ook hij zich ophing hen ui het andere leven volgen en hen daar in alle eeuwigheid pijnigen zou. Nu bleven zij liever 111 het leven, 0111 teil miuste na hun dood vry te zijn. De negerslavernij in West-Indië ingevoerd. talrijk gehoor op den eersten Augustus van het jaar 1511 eene bezielde rede, waarin hij met gloeiende welsprekendheid de repartiiniento's en de vvreede mishandelingen der Indianen bestreed. De volkplanters waren woedend. Zij wisten zich ternauwernood zoolang te bedwingen dat zij de godsdienstoefening niet sloorden, docli zoodra deze afgeloopen was, trokken zij naar het paleis van den onderkoning, don Diëgo Colon , en eischten strenge straf voor den vermetelen monnik *) wiens prediking den ondergang der kolonie na zich sleepen zou. De onderkoning bevond zich in de grootste verlegenheid. "Ü wilde noch de volkplanters, noch de geestelijkheid tegen zich innemen; om den storm te bezweren poogde hij broeder Anlonio lot herroeping van zijne woorden over te halen. Deze verklaarde, dat hij zich daartoe nooit zou laten bewegen, doch dat hij wel den eerstvolgenden Zondag eene ophelderende predikatie wilde houden. Hij deed dit. door nog krachtiger dan de eerste maal de ellende, door de repartiiniento's aangericht, te schetsen. De woede der volkplanters werd hierdoor natuurlijk slechts te meer geprikkeld. Zij besloten, zich met hunne klachten rechtstreeks tot koning Ferdinand te wenden. Een Franciscaner monnik verklaarde zich bereid om die over te brengen. Op hetzelfde schip, dat hem naar Spanje bracht, bevond zich ook broeder Antonio Montesino, die naar het hof ging om de ellende der Indianen naar waarheid te schetsen. Ferdinand riep eene vergadering van theologen en rechtsgeleerden samen, om over deze gewichtige vraag te beslissen. Op hun raad verklaarde de koning, dat de Indianen wel vrij moesten zijn, maar dat_zij tot een matigen arbeid tegen een behoorlijk dagloon — gelijk Isabella reeds bepaald had — gedwongen mochten worden. Intusschen werden wettelijke bepalingen uitgevaardigd, welke den inboorlingen althans eenige bescherming tegen al te groote willekeur en al te harde mishandelingen verleenden. Maar ondanks die wel bleef het er zeer treurig uitzien, daar de overheden in de kolonie geheel op de hand deivolkplanters waren. Ten gevolge hiervan hadden de Dominicanen aanhoudend een zwaren strijd te voeren tot bescherming van de Indianen. Een der meest onvermoeide voorvechters der menschelijkheid was de edele Las Casas, die met woord en daad voor de Indianen in de bres sprong. Hij liet zijne eigen slaven vrij, ten einde door zijn voorbeeld anderen tot navolging op te wekken; hij slichtte eene kolonie, waarin hij de Indianen door zachtheid tot arbeidzame mensehen trachtte Ie vormen, doch deze poging zag hij helaas! niet met een goeden uitslag bekroond. Hij reisde verscheiden keeren naai: Spanje, om rechtstreeks voor de verbetering van den treurigen toestand deiinboorlingen werkzaam te zijn. Olschoon al zijne vermaningen niets baatten, gebood eindelijk zoowel het belang der kroon als dat der kolonisten toch, naar een middel om te zien, waardoor aan de vreeselijke sterfte onder de Indianen paal en perk gesteld kon worden. Men begon namelijk in de kolonie gebrek te krijgen aan arbeiders; de suikerplantages konden niet langer behoorlijk bewerkt worden, de goudwasscherijen brachten zoo goed als niets op en de zeer aanzienlijke inkomsten, door de kroon een tijdlang uit Hispaniola getrokken, krompen allengs sterk in. Nu kwam mep op het ongelukkige denkbeeld, de zwakke Indiaansche werklieden door negers te vervangen. De sterke Elhiopiërs, aan zwaren arbeid in eene heete luchtstreek gewoon, zouden — naar men meende — niet, gelijk de Indianen, in de suikerplantages en bij de goudwasscln rijen bezwijken. Met grooten ijver hielp Las Casas dit plan ten uitvoer brengen. In zijne *) Die verbittering der volkplanters zal ons zeker niet verwonderen, wanneer wij ons herinneren, met welk eene woede nog voor weinige jaren, in de beschaafde '19° eeuw, de tegenstanders der slavernij in de zuidelijke staten van Noord-Amerika vervolgd werden. Stadhouderschap van Hojeda en Nicuesa. liefde tot de ongelukkige Indianen greep hij elk middel aan, dat hen van den ondergang redden kon. Zoo kwam de edele, menschlievende man er loe om den afschilwelijken slavenhandel wel niet in te voeren, maar toch krachtig te bevorderen, een handel, die weldra even vreeselijke gevolgen na zich sleepen zou als de afkeurenswaardige reparlimiento's. NEGENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Stadhouderschap van Hojeda en Nicuesa. Hojeda s mislukte slavenjacht. Stichting der kolonie San Sebastian. Francisco Pizarro. Ongelukkig einde van Hojeda. Enciso. Stichting der volkplanting Santa Maria del Antigua. Enciso afgezet. Halboa. Nicuesa's mislukte poging tot stichting van eene kolonie. \al vau Nicuesa. Balboa wordt stadhouder. Balboa's verstandig en voorspoedig bewind. Vermetele tocht over de Cordilleras, om de aan de overzijde gelegen groote Wereldzee op te zoeken. Mannelijke Indianen, evenals vrouwen, met voorschoten bekleed. Onnatuurlijke zonden, door Balboa streng gestraft, De eerste blik op den Stillen Oceaan De Oceaan voor de Spaanschc kroon in bezit genomen. Goud en paarlen. Balboa door Pedranas vervangen en ter dood gebracht De zucht naar nieuwe ontdekkingen had de Spanjaarden onophoudelijk tot nieuwe tochten over den Oceaan aangespoord; het doel dier ondernemingen was in hel begin der zestiende eeuw reeds het vaste land \an Amerika geworden. Daarheen had ook de rustelooze Alonzo de Hojeda een tocht ondernomen, die wel geene belangrijke uilkomst opgeleverd, maar de hoop op aanzienlijke schatten bij hem opgewekt had. . Nog vuriger werd de begeerte om de meuwonldekte landen in het westen verder te onderzoeken, loen het gerucht omtrent het goudland Veragua, van welks rijkdom Columbus' reisgezellen niet genoeg konden verhalen, meer en meer verbreid werd. Op dat vaste land koloniën te stichten werd beschouwd als eene onderneming, die zeker eene aanzienlijke winst opleveren moesl. Twee stoutmoedige avonturiers, Diëgo de Nicuesa en Alonzo de Hojeda, spoorden hunne landgenoolen onophoudelijk daartoe aan. .neuten ontvingen door tusschenkomst van bisschop 1' onseca de vereischte oninijj e machtiging. De door de Caraïbische golf bespoelde kusten werden voor hen verdeeld in twee stadhouderschappen: Goud-Kastibë en Nieuw-Andalusie, welke grenzen door de golf van Darië gevormd werden. Goud-Kastihe, ie we ; c tegenwoordige Mosquitokust en de landengte van Panama omvatte, werd aan Nicuesa,. Nieu w-Andalusië, d. i. Uraba en de aan de kust gelegen landschappen van het tegenwoordige Granada aan Hojeda toegewezen. Het warei j < gewesten, doch die eerst op de Indianen veroverd moesten worden. De beide stadhouders verbonden zich om zeil de kosten der v . g o de kolonie te dragen en op elk grondgebied eene yeistei te p aa » . leggen. Hojeda ruslle twee, Nicuesa vier vaartuigen uit, waarmede zj et jaar 1509 naar Sint Domingo voeren om hier verder de noodige voorbereidend maatregelen voor de vestiging van hunne kolonie te nemen. , , Op Sint Domingo vond Hojeda een niet onbemidde den ( eelgenoot ziijner onderneming in den advocaat Enciso, die beloofde, hem te zulleni vo gen met een schip, dat levensmiddelen en manschappen naar Nieuwe c » overbrengen zou. Ook andere avonturiers sloten zich bij hem aan, . < j 4 STREtKïUSS. V. Hojeda's mislukte slavenjacht. Stichting van San Sebastiaan. in November 1509 mei vier schepen en 300 man üe reis naar zijn stadhouderschap kon ondernemen. Tien dagen later verliet Nicuesa St. Domingo. Dewijl zijne middelen grooter waren dan die van Hojeda en buitendien de tooverklank van den naam Veragua de naar goud dorstende avonturiers in grooten getale naar Goud-Kastilië lokte, kon hij eene voort redelijke vloot van zeven vaartuigen, bemand met 700 krachtige strijders, naar het westen voeren. Hojeda, die na een korten overtocht van \ of 5 dagen in de haven van het tegenwoordige Carlagena aankwam, besloot terstond eene lading slaven in te nemen, ten einde eenige schulden, welke hij op Hispaniola gemaakt had, zoo spoedig mogelijk at'te doen. Hij vermoedde niet, dat hij aan deze kust met een veel gevaarlijker vijand te doen had, dan met de Indianen, die hij in vroegere gevechten had leeren kennen. De Caraïbische stammen aan de kust waren dapper, krijgshaftig en voorzien van wapens, welke bijna nog gevaarlijker waren dan de lompe vuurwapenen der Spanjaarden, namelijk pijlen, wier punten, in een 'sterk vergift gedoopt, den gewonde meestal onvermijdelijk doodden. Met ongeveer 100 man overviel Hojeda bij het krieken van den dag het dorp, dat op de plaats van het tegenwoordige Carlagena lag, en behaalde op de Indianen, die volstrekt niet op een overval bedacht waren, eene onbloedige zegepraal. Alle inwoners, die niet in aller ijl vluchtten of in het gevecht sneuvelden, werden gebonden naar de schepen gevoerd. Deze gelukkige uitslag moedigde Hojeda aan tot eene tweede dergelijke onderneming tegen een zeker dorp Yurbaco, dal eenige mijlen verderop gelegen was. Met ongeveer 70 man trok hij den volgenden morgen derwaarts, doch hij vond slechts ledige huizen, de inwoners waren gewaarschuwd en hadden zich door de vlucht gered. Zorgeloos gaven de Spanjaarden zich aan de rust over; zij verstrooiden zich, om onder schaduwrijke hoornen of in de hutten der Caraïben de heete uren van den dag tot aan den avond door te brengen. Maar zij werden door de Indianen zeer onzacht uit hunne sluimering gewekt. Van alle zijden één voor één aangevallen werden de Spanjaarden binnen korten lijd door de vergiftigde pijlen gedood. Hojeda en enkelen zijner krijgsmakkers ontvluchtten, al de overigen werden afgemaakt. Juist was Hojeda, dien de bemanning zijner schepen geheel uilgeput door zijne overijlde vlucht in een bosschage aan den oever ontdekt had, door de zijnen in veiligheid gebracht, toen op de zee het eskader van Nicuesa in het gezicht kwam. Nauwelijks hoorde deze van het ongeval, dat Hojeda getroffen had, of hij verklaarde zich bereid hem hulp te verleenen. Nog denzelfden avond gingen 400 man op marsch, om den dood hunner makkers op de bevolking van Yurbaco te wreken. De Spanjaarden overvielen de Indianen, die meenden van hunne vijanden ontslagen te zijn; zij omsingelden het dorp, staken het in brand en dreven allen, die aan den vuurgloed trachtten te ontkomen, in de vlammen terug. Geen enkele Indiaan bleef in leven, ouderdom noch kunne werd gespaard. Toen des morgens de gruwelijke slachting geëindigd was, zochten de Spanjaarden de lijken hunner landgenooten op. Zij vonden die door het vergift op de afschuwelijkste wijze opgezwollen. De anders zoo vermetele avonturiers verloren op dit gezicht den moed. Geen hunner wilde op dat onherbergzaam strand achterblijven, maar zij spoedden zich naar de schepen, om zich op zee in veiligheid te stellen. Hier sloegen de beide eskaders een verschillenden weg in: Nicuesa zette koers naar Veragua, Hojeda voer de kust langs, om eene andere geschikte plaats voor eene volkplanting op te zoeken. "Ü meende die eindelijk niet ver van de westelijke grenzen van zijn stadhouderschap gevonden te hebben. Op eene naar hel scheen gunstig gelegen plek stichtte hij in den aanvang van het jaar 1510 eene versterkte kolonie, waaraan hij den naam San Sebastian gaf. Francisco Pizarro. Enciso. Hij had eene ongelukkige keus gedaan. De kolonie lag ineene ongezonde streek en was omringd door krijgshaftige Indiaansche stammen welke iederen Spanjaard, die zich huiten de verschansing liet zien, aanvielen. liet leven in zulk eene enge ruimte werd den avonturiers weldra ondragelijk, zoodat zij aan het muiten sloegen; doch Hojeda wist door eene ijzeren gestrengheid den opstand in de kiem te smoren; hij liet de raddraaiers ter dood brengen en hield daardoor de woeste bende in loom. Ook hij zou wel gaarne deze nederzetting, die hem niet de minste winst opleverde, opgegeven en eene betere plaats opgespoord hebben, doch hij wachtte op zijn vriend Enciso, die hem nieuwe manschappen en levensmiddelen toevoeren zou. Toen zijne lieden met eiken dag onstuimiger op het verlaten van de kolonie aandrongen en Enciso nog maar altijd niet verscheen, besloot Hojeda, zelf naar St. Domingo te zeilen, om levensmiddelen te gaan halen. Het opperbevel droeg hij op aan een man, omtrent wiens trouw hij niet den minsten twijfel koesterde. . Francisco Pizarro was de onechte zoon van een officier en eene vrouw uit de lagere volksklasse. In onreinheid en onwetendheid opgegroeid, was lnj, len einde eene welverdiende tuchtiging te ontgaan, zijn vader, die hem als zoon erkend had, onlloopen. Hij had een woest, avontuurlijk leven geleiden zich in West-Indië den roem verworven, dat hij het gevoel van vrees alleen van hooren zeggen kende. . . Dat Pizarro de woeste bende kolonisten in toom zou houden, wist Hojeda; hij benoemde hem tot opperbevelhebber met de volmacht om de kolonie te verlaten, indien hij niet binnen vijftig dagen terugkeerde. Hij keerde niet terug. Na eene ongelukkige, door allerlei wederwaardigheden gekenmerkte reis kwam hij als een arm schipbreukeling te St. Domingo aan. Hier vond hij geene hulp voor zijne volkplanting en stiert weldra in de diepste armoede. Pizarro deed zijn eens gegeven woord gestand. Hg wachtte veel langer dan 50 dagen op de terugkomst van Hojeda; doch eindelijk moes! hij zwichten voor den aandrang der volkplanters, die door de koorts en de vergitligde pijlen der Indianen tol een hoopje van 60 man waren versmolten. In den zomer van het jaar 1510 verliet hij San Sebaslian, met twee schepen, waarvan het eene spoedig met de geheele bemanning te gronde ging. Het overgebleven vaartuig ontmoette onverwacht het schip, waarmede Enciso eindelijk, overeenkomstig zijne belofte, naar de volkplanting op weg was. Met schrik vernam hij den treurigen uitslag der met zulke blijde verwachtingen begonnen ondernemingen; maar hij liet zich niet bewegen het aan Hojeda gegeven woord te breken. Hij dwong de volkplanters met hem naar San Sebaslian terug te keeren; daar wilde hij den stadhouder, wiens ambt hij intusschen waarnam, afwachten. . Doch dit plan kon niet ten uitvoer gebracht worden. Bij liet binnenloopen van de golf van Darië strandde Lnciso s schip. Slechts met moeite bereikte de bemanning den wal; doch hier werd zij met een schier onvermgdelgken ondergang bedreigd, daar zij door een aantal krijgshaftige Indiaansche stammen dagelijks met vergiftigde pijlen aangevallen werd. In dezen uitersten nood deed een ervaren zeeman, Vasco INunez liatDoa, die deze streken reeds eenmaal bezocht had, het voorstel om met het overgebleven vaartuig en de booten de golf van Darië over te steken. Aan de overzijde lag, volgens zijne mededeeling, een schoon, vruchtbaar, goudrijk land. Ook waren de Indianen daar niet zoo boosaardig en zij hadden geen vergiftigde pijlen. ,. , , . . , De raad werd opgevolgd, hoewel de tegenover liggende oever tot het stadhouderschap van Nicuesa behoorde. De avonturiers kwamen gelukkig aan de overzijde; zij overvielen een Indiaansch dorp, dat zij na een weinig gevaarlijken strijd - de Indianen hadden inderdaad geene vergiftigde pijlen — 4* Stichting van Santa Maria del Antigua. Balboa. veroverden. Zij vonden bier overvloed van levensmiddelen en een rijken buit aan goud. Uit dankbaarheid voor de behaalde zegepraal noemden zij de volkplanting Santa Maria del Antigua. Had Balboa zich door zijn goeden raad een groot aanzien bij de manschappen verworven, hij bevestigde zijn invloed door zijn verder gedrag. Op alle strooptochten in den omtrek was hij de eerste en de stoutmoedigste. Bij elke moeilijke onderneming gaf bij den besten raad. Zijne denkbeelden waren altijd practisch en wanneer zijne wenken niet opgevolgd werden, bleek het maar al te spoedig, dat bij groot gelijk had gehad. Enciso daarentegen, Hojeda's plaatsvervanger, zag zijne macht dagelijks verminderen, omdat bij volstrekt geen slag had om inet de volkplanters om te gaan. Toen hij dezen nu zelfs verbood, voor eigen rekening den goudhandel met de Indianen te drijven, gaf de algeineene ontevredenheid zich openlijk lucht. De volkplanters zetten hem af, onder voorwendsel, dat zijne macht zich wel over het aan Hojeda toegewezen grondgebied, maar niet over dat van Nicuesa uitstrekte, en verkozen den algemeen beminden en bekwamen Vasco Nunez de Ballioa lol alcade of recbter, tot lijd en wijle dat de koning een ander overheidspersoon benoemd zou hebben. Slechts enkele oude vrienden van Enciso bleven dezen getrouw; ten gevolge hiervan was de kolonie het tooneel van telkens herbaalde onlusten. In het midden van November 1510 verschenen eensklaps in de golf twee Spaansche schepen, die levensmiddelen voor Nicuesa aan boord hadden. De volkplanters maakten van deze gunstige gelegenheid gebruik om de onder hen heerschende oneeniglieden bij te leggen. Zij zonden met die schepen twee afgevaardigden lot Nicuesa, met het verzoek dal hij overkomen en het hem toekomend opperbestuur aanvaarden zou. Nicuesa was intusschen evenmin als Hojeda geslaagd in zijne poging om in Goud-Kastilië eene kolonie te vestigen. Zijne vloot was verstrooid, meer dan één schip was verloren gegaan en het moordend klimaat had hel grootste deel zijner manschappen weggerukt. Door willekeur en gestrengheid had hij zich gehaat gemaakt. De nederzetting, waaraan hij den naam Nombre de Dios had gegeven, geraakte meer en meer in verval ten gevolge van innerlijke tweedracht, van hongersnood en ziekten. Toen de beide schepen met de afgezanten van Santa Maria te Nombre de Dios aankwamen, troffen zij daar slechts ongeveer (>ü bleeke uitgeleerde kolonisten aan, hel overschot van de talrijke schaar krachtige avonturiers, die tot verovering van Goud-Kastilië uitgezeild waren. Nicuesa verklaarde zich terstond bereid om zich, overeenkomstig het lot hem gebracht verzoek, naar Santa Maria te begeven. Hij zond een deel zijner manschappen vooruit en bleef zelf nog korten tijd achter. Dit was een noodlottige misslag. Nicuesa had zich iu den laatsten lijd bij zijne onderhoorigen zoo gehaat gemaakt, dat bijna iedereen zijn vijand was. De roep, die hem naar Santa Maria voorafging, was dus zoo slecht mogelijk. Balboa hoorde, dat hij terstond na de aankomst des stadhouders van zijne waardigheid als alcade ontzet zou worden en dat Nicuesa bovendien verklaard had, dal al het goud, hetwelk men in Santa Maria vóór zijne komst verkregen had, hem van rechtswege toebehoorde, dewijl het op zijn grondgebied zonder zijne toestemming gewonnen was. Zulke geruchten moesten de volkplanters van Santa Maria wel bezorgd maken. De sluwe Balboa trok daarvan partij om zich in zijne waardigheid te bevestigen. Hij hield ruggespraak met de ontevredenen en eer nog Nicuesa aangekomen was, werd besloten, hem af te zetten. Eindelijk verscheen de stadhouder met twee schepen. Hij was niet weinig verbaasd, toen hij de landingsplaatsen met gewapenden bezet zag, die slechls hem en een page vergunden, de schepen te verlaten. Balboa ontving hem in zijn huis, hij schilderde de in Santa Maria heerschende stemming als Nicuesa's mislukte pogingen. Hij wordt afgezet. Balboa's stadhouderschap. zoo gevaarlijk af, dat Nicuesa op zijne aansporing besloot, de volkplanters nog eens over de keus van een opperhoofd te laten stemmen. Hij hoopte, na alles wat hij van Balboa vernomen had, dat de keus op hem zou vallen, dewijl de meerderheid hem nog altijd trouw gebleven en alleen voor het oogenblik door zijne tegenstanders bang gemaakt was. De verkiezing bad plaats: Balboa werd tot hoofd der volkplanting benoemd. Doch Nicuesa's vijanden vergenoegden zich niet met deze zegepraal, zij drongen op zijne verwijdering uit de kolonie aan en zetten hun wil door, hoewel Nicuesa dringend verzocht, dat men hem, al was het dan ook als gevangene, in Santa Maria zou laten blijven, en ofschoon Balboa zelf voor hem in de bres sprong. De afgezette stadhouder werd met 16 zijner aanhangers op een wrak schip geplaatst en den lcn Maart 1511 genoodzaakt de kolonie te verlaten: men heeft nooit weder iets van hem gehoord. Van nu af voerde Balboa in Santa Maria het bewind. Hij toonde een hoogst bekwaam en krachtig aanvoerder der vermetele schaar avonturiers te zijn, wier volle vertrouwen hij verwierf en onder wie hij voortreffelijk de orde wist te bewaren. Hij voerde zijne manschappen herhaaldelijk tegen de Indianen aan en was op al zijne tochten zeer gelukkig; nooit keerde hij terug zonder rijken buit, die óf door kracht van wapenen of, indien de omstandigheden het toelieten, door middel van vriendschappelijke verbintenissen met de Indiaansche vorsten verkregen werd. Meesterlijk verstond Balboa de kunst, met deze laalsten oin te gaan; nu eens joeg hij hun een doodelijken schrik aan door eene in waarheid duivelsche wreedheid, dan weder spreidde hij eene kalme matiging ten toon, waardoor hij zich het vertrouwen der inboorlingen verwierf, die hier op een hoogeren trap van beschaving stonden dan op de eilanden. ..... Op een zijner tochten bad Balboa voor zich en zijne lieden van den tibia (casif|ue) een aanzienlijk geschenk in ongemunt goud ontvangen. Over de verdeeling ontstond een hevige twist, ten Indiaan aanschouwde met groote verbazing dit tooneel; hij kon maar niet begrijpen, hoe men twist maken kon over het bezit van een metaal, dat voor de inboorlingen slechts dan eenige waarde had, wanneer hel voor sieradiën bewerkt was. Hij riep uit: »Ik zal u een land aanwijzen, waar gij zoo veel goud kunt vinden als gij maar wilt. Doch gij moet in groolen getale derwaarts gaan, want gij moet over hel grondgebied van machtige, krijgshaftige vorsten trekken. Op gindschen bergrug kunt gij eene andere zee aanschouwen, die bevaren wordt dooi schepen, welke even groot zijn als de uwe en ook zeilen voeren. Balboa ontving hier het eerste bericht van eene tegenoverliggende groote wereldzee, waarvan hij alleen door liet Cordillerasgebergte was gescheiden, en omtrent het nieuwe goudland; voorloopig was hij echter niet in staat dit op Ie sporen, hij bepaalde zich tot de gewone strooptochten, van Santa Maria uit ondernomen, die zooveel voordeel aanbrachten, dal hij zoowel naar Hispaniola, aan den onderkoning don Diëgo Colon, als naar Spanje, aan den koning zelf, met goud bevrachte schepen afzeilden kon. Balboa wenschte voor alle dingen zijne stadhouderlijke macht op wettige grondslagen te vestigen; hij had zich daarom tol den onderkoning gewend met hel verzoek, dat deze hem als rechter van Santa Maria erkennen zou. Tot zijne groote blijdschap ontving hij in de lenle van het jaar la>13 hel bericht, dat don Diëgo Colon hem tol kapitein-generaal der nieuwe kolonie benoemd had; bovendien brachten hvee schepen van Hispaniola hem levensmiddelen en eene versterking van 150 man aan. Van hoeveel waarde voor Balboa de bekrachtiging van zijn bewind over Santa Maria ook was. toch vreesde hij nog altijd, dat uit Spanje tegenbevel zou kunnen komen. Hij besloot derhalve, al zijne vijanden door eene buitengewone daad tot zwijgen te brengen en zich bijzonder verdienstelijk te maken Tocht over de Cordilleras. De Stille Oceaan ontdekt. door de aan de overzijde der Cordilleras gelegen zee Ie ontdekken. Den len September 1513 aanvaardde hij met 190 Spanjaarden en (>00 bevriende Indianen den stoulen en gevaarlijken tocht door een met oorspronkelijke wouden bedekt en door een aantal vijandige Indiaansche stammen bewoond land. Het was eene schier dolzinnige onderneming; doch Balboa zette haar met onbezweken moed en ijzeren volharding door. De beklimming van do Cordilleras leverde onbeschrijfelijke moeilijkheden op. Slechts langs paden, door de krijgshaftige Indianen aangelegd, versterkt en verdedigd, konden de Spanjaarden hel gebergte bestijgen en elk oogenblik werden zij bedreigd door een aanval der Indianen, die zich uit verborgen schuilhoeken op hen werpen konden. Balboa gaf op dezen marsch weder blijken van zijne meesterlijke geschiktheid om met de Indianen om te gaan; zooveel mogelijk trachtte hij hen door geschenken tol zijne vrienden Ie maken en meestal ontving hij in ruil daarvoor aanzienlijke schallen in goud. Doch waar hij niet slaagde in het sluiten van een vriendschapsverbond, daar wist hij zich door bloedige gestrengheid gevreesd Ie maken. Dil was o. a. het geval bij een gevecht op den 24sten September, waarin de cazique van een stam met 000 man werd gedood en vele vijanden gevangengenomen werden. Onder de gevangenen bevonden zich 40 mannen met vrouwenschorlen. Balbao had geboord, dat onder vele oude Indiaansche stammen van deze streek en vooral bij kleine vorsten eene tegennatuurlijke zonde gepleegd werd, waarvoor de overige indiaansche stammen een diepen afschuw koesterden. Dij liet terstond na afloop van het gevecht over de niel vrouwenschorlen bekleede gevangenen gericht houden: zij werden den bloedhonden voorgeworpen en door deze vreeselijke dieren verscheurd. * Balboa verklaarde in een bericht aan het Spaansche hof, ons door Petrus Marlyr medegedeeld, dal hij zich door deze strenge strafoefening de achling der overige stammen verworven had. Voortaan brachten de Indianen dikwijls dergelijke zondaars lol de Spanjaarden, opdal dezen hen naar verdienste zouden straffen. Vooral de vrouwen legden in die vervolging een grooten ijver aan den dag. Daags na dit bloedig gericht bereikte de expeditie het hoogste punt van den beigkelen. Balboa snelde de zijnen vooruit; toen hij de niet meer met bosch begroeide boogie bereikt had, breidde zich voor hem bel verrukkend vergezicht over de andere wereldzee uil, naar welks aanblik hij zoo vurig verlangd had. Overweldigd van vreugde wierp bij zich op de knieën en dankte hij God voor de genade, dal Dij hem, een weinig begaafd man van onadellijke afkomst, zulk een groolsch werk had laten verrichten. Vervolgens riep hij zijne makkers lol zich: allen knielden neder om te bidden. Nadat men een steenhoop opgestapeld en een kruis geplant had, werd een protocol opgemaakt, waaronder alle tochtgenoolen van Balboa hunne namen plaatsten. De derde dier onderleekenaars was Francisco Pizarro. Van nu af ging de reis bergafwaarts. Nadat men nog groole moeilijkheden overwonnen en ook nog een gevecht mei de Indianen geleverd had, bereikte de expeditie den 20"! September gelukkig het strand der wereldzee. Balboa greep eene vaan, die onder de beeltenis der moedermaagd met het kind Jezus de vereenigde wapens van Kaslilië en Aragon vertoonde, daarmede liep hij tot aan de knieën in het waler en nam plechtig de geheele zee met hare eilanden en alle landen, welke zij bespoelde, voor de kroon van Spanje in bezit. Was reeds de ontdekking van de wereldzee voor Balboa eene groote voldoening, ook door de schallen, welke hij bij de Indianen dezer streek aantrof, zou hij rijkelijk voor zijn gevaarlijken tocht beloond worden. Dij vond bier kostbare paarlen in menigte, welke door de inboorlingen, die zeer *) De edele I.as Onsas, die bij elke gelegenheid de Indianen gaarne in bescherming neemt, betwijfelt het zeer, of het dragen van vruuwensehorten wel een voldoenden grond opleverde om zulk eeu onnatuurlijke zonde bij die natuurkinderen te onderstellen. Groote schatten door Balboa verzameld. Pedrarias wordt stadhouder. vriendelijk en voorkomend waren, met volle handen werden weg geschonken. Ook van het rijke goudland in het zuiden (Peru) hoorde Balboa luer weder spreken; derwaarts den tocht met zijne reeds zoo vermoeide manschappen ui te strekken, achtte hij echter te gevaarlijk, daar hem van alle zijden verzekerd werd, dal dit goudland door een talrijk en machtig volk bewoond werd. Hij moest besluiten den terugtocht aan te nemen. Weder had lnj met aroote moeilijkheden te worstelen en menig hevig gevecht met de Indianen te bestaan. Doch alle bezwaren werden overwonnen. Den Januari lal* kwamen de moedige ontdekkers gelukkig weer te Santa Maria aan. Balboa mocht zich beroemen, dat zijn avontuurlijke, met zulk een buitengewone uitkomst bekroonde onderneming geen enkelen zijner Spaansche toctitgenoote het leven gekost had. ., De aanzienlijke schatten aan goud en paarlen, welke de ontdekkers meebrachten, waren slechts ten koste van het door de Spanjaarden zeer gering geachte Indiaansche bloed verkregen. . In het begin van Maart 1514 zond Ralboa een schip naar Spanje. Hj deelde aan het hof zijne ontdekking mede en om te bewijzen hoe belangrijk die was. voegde hij daarbij het aanzienlijke aandeel der kroon in hel. gewonnen «oud en 200 stuks der schoonste paarlen. Hij hoopte hierdoor eindelijk den koning te overtuigen, dat hij waardig was, het ambt van stadhouder De bezending van goud en paarlen kwam ter rechter tijd in Spanje aan, om het ongenoegen, dat aan het hof tegen Balboa heerschte, te stillen. was een gunsteling van den machtigen Fonseca geweest en deze had at zijn invloed aangewend om tegen den oproerigen Balboa een veroordeelend vonnis te doen uitspreken. Dit was reeds geveld, maar het werd teruggenomen: dt gelukkige ontdekker, die zulke kostbare schatten naar Spanje had gezonden, onlvinsi vergiffenis. Toch werd hij niet overeenkomstig zijn wensch tot stadhouder benoemd; deze waardigheid werd op Fonseca's aandringen verleend aan een hoveling Pedro Ariaz de Avila (gewoonlijk Pedrarias genwm")- Pedrarias ging met eene vloot van 22 schepen, bemand met luOO koppen, naar Amerika onder zeil. Vele llinke mannen en ook een groot aantal edelen hadden zich hij hem aangesloten, want de berichten aangaande ^yj'euwontdekte goudland oefenden eene onweerstaanbare toovermacht uit. \mj ueiien onder de reisgenooten des stadhouders meer dan één beroemden naam aan; o. a. die der beide geschiedschrijvers der ontdekkingstochten, Oviedo en BcriScil Dinz. * _ nu i« , Pedrarias kwam met zijne vloot gelukkig te Santa Maria aan. iiij nei de koninklijke brieven voorlezen en aanvaardde zijn stadhouderschap, Batboa plaatste zich gewillig onder zijne bevelen. Toch was hij niet in staatMie \e trouwen van Pedrarias Ie winnen. Deze zag in den man vol geestki acht een geheimen en gevaarlijken vijand en hij besloot, hem tot eiken prijs en doo alle middelen, onverschillig welke, onschadelijk Ie maken. Hoewel deikoni c hem bevolen had, den verdienstelijken ontdekker met verschoonmg te beliandele liet hij toch een gerechtelijk onderzoek tegen hem instellen, hetwelk ecnit tot geene uitkomst leidde. liet begin van Pedrarias' stadhouderschap werd gekenmerkt door zware rampen. De aan het lieele klimaat niet gewende Spanjaarden werden binnei korten lijd door kwaadaardige koortsen en andere aanstekende ziekten \ 4, gerukt. Meer dan üOO hunner stierven reeds in den eersten tijd, zooüat me dikwijls gebrek had aan handen om de dooden te begraven. De kleine vol planting kon het-groote aantal kolonisten niet voeden, dewijl kort te vorei het land dooi zwermen sprinkhanen verwoest en buitendien een magazijn me levensmiddelen afgebrand was. Een hongersnood brak uit. verscneiue cavaliers, afstammelingen van rijke Spaansche geslachten, stierven straten van Santa Maria als ellendige bedelaars den hongerdood. Pedrarias' slecht en rampspoedig bewind. Balboa ten val gebracht. Ook op zijne slrooptochlen gaf Pedrarias blijken van groote onbekwaamheid; zij liepen dan ook zeer ongelukkig af. Hij verslond de kunst niet de vriendschappelijke betrekkingen, welke Ralboa met de naburige Indianen aangeknoopt had, in stand te houden. Weldra stonden alle Indianen tegenover de bloeddorstige en roofgierige Europeanen onder de wapenen. De eene tocht na den anderen mislukte; elke poging om in het binnenland door te dringen kostte zware offers. In een bericht, door Balhoa naar Spanje gezonden, kon hij naar waarheid schrijven: de caziquen en Indianen zijn van lammeren in verscheurende leeuwen veranderd. Geen vorst, geen inboorling van dit land, met uitzondering van den vorst van Careta, leeft langer met ons in vrede. Toen de koning deze treurige berichten ontving, zag hij zeer goed in, welk een misslag hij begaan had. Hij poogde dien goed te maken, door Balboa tot adelantado der Zuidzee en stadhouder van Panama Ie benoemen, doch hij beging weer eene groote fout, door Pedrarias als stadhouder te Santa Maria en Balboa aan hem ondergeschikt te laten. Naar de Zuidzee was intnsschen meer dan eene expeditie afgezonden. Wel hadden deze tochten vele ollers aan menschenlevens gekost, doch zij hadden tevens de kolonisten bevestigd in de overtuiging, dal aan de overzijde der Cordilleras onnoemlijke schatten waren te vinden. Op eene dezer expedities had Gaspar de Morales, onder wiens bevelen ook Francisco Pizarro stond, weer eene groote menigte kostbare paarlen verkregen — eene daarvan werd later met M)00 dukaten betaald — en het scheen dus in de eerste plaals noodig, de kustlanden der aan de overzijde der bergen liggende zee Ie onderzoeken. Aan Balhoa, den adelantado der Zuidzee, werd die taak op bijzonder bevel des konings, opgedragen. Pedrarias had met Balboa in schijn vrede gesloten, en hem zelfs met zijne dochter verloofd, doch in stilte zocht hij naar eene gelegenheid om hem in het verderf te storten; de benoeming van zijn schoonzoon tot adelantado had zijn haat slechts aangevuurd. Terwijl Balboa meteen onuitputtelijk geduld en eene onwrikbare volharding bezig was om voor de westelijke zee vier schepen Ie bouwen, waarvoor alle deelen door Indianen over de Cordilleras moesten gedragen worden, broedde Pedrarias op een plan om zijn schoonzoon ten val te brengen. Juist was de bouw van vier brigantijnen ten einde gebracht en wilde Balboa zich naar zijn post hegeven, om liet opperbevel over het eskader op zicli te nemen, toen hij eensklaps door Francisco Pizarro op bevel des stadhouders gevangengenomen werd, onder voorwendsel, dat hij medeplichtig was aan eene samenzwering. Al was deze aanklacht wellicht niet geheel ongegrond — enkele omstandigheden schijnen hiervoor Ie pleiten — toch was het niet mogelijk daarvoor wettige bewijsgronden aan te voeren. Pedrarias, die vast besloten had, zijn vijand te vernietigen, zag zich derhalve genoodzaakt, op den vroegeren, halfvergelen opstand van Balboa tegen Nicuesa terug te komen. Op dit feit werd eene aanklacht wegens hoogverraad gegrond en het doodvonnis uitgesproken. Tevergeefs smeekten de aanzienlijkste kolonisten, dat de stadhouder de straf verzachten of althans den adelantado toestaan zou, zich op keizer Karei Y (als koning van Spanje Karei I) te beroepen; hun verzoek werd afgewezen. Balboa en met hem zijne trouwste vrienden, zijne zoogenaamde medeplichtigen, werden, waarschijnlijk in het jaar 1517 — het tijdstip kan niet nauwkeurig bepaald worden — onthoofd. Pedrarias aanschouwde door de rieten tralies van een naburig huis de uitvoering van liet doodvonnis. Balboa's nagedachtenis bleef bij de kolonisten in hooge eere. Hoewel hij door meer dan ééne onwettige daad, door de wreedheid waaraan hij zich bij menige gelegenheid schuldig maakte, door hebzucht en andere ondeugden zich vele vijanden maakte, toch moesten zelfs zijne vijanden erkennen, dat hij door zijn beleid, zijne vastberadenheid, zijn moed, zijne wilskracht Ontdekking van Nicaragua. en ziine volharding zijn tegenstander Pedrarias ver overtrof. De onrechtvaardige straf aan hem voltrokken, vlocht om zijn beeld eene martelaarskroon; welke zijne talrijke gebreken en misdrijven voor het oog van liet nageslacht bedekte. TIENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Tochten van Espinosa en Gonpalez in den Stillen Oceaan. Ontdekking van Nicaragua. Hoogere trap van beschaving der inwoners. Mcnschenoffers. Ontdekkingen aan de oostkust van Amerika. Ponce de Leon en de ontdekking vau Florida. De nederzettingen op Cuba. Diëgo Velasquez. Ontdekking van Yucatan door Cordova. Indiaansche steden. Het Indische kruisteeken. Gryalva en de ontdekking van Mexico. Het dukatenland. Ontdekking van den mond der La Plata-rivier door Dias de Solis. De aarde voor het eerst door Magelhan omgezeild Het winterkwartier op de Amerikaansche kust. Oproer onder de bemanning der vloot. Magelhans onverschrokkenheid en standvastigheid. Ontdekking van den westelijken doortocht, de straat van Magelhan. De Stille Oceaan. De dieveu-eilanden De Philippijnen. Dood vau Magelhan. De Molukken. Terugkomst der vloot. Terwijl Balboa bezig was met het bouwen van zijne vloot waren verschillende tochten over de Cordilleras ondernomen. Juist keerde Gaspar de Espinosa van zulk eene expeditie met groote schatten terug toen de post van bevelhebber over de kleine Zuidzeevloot door liet aan den adelantado voltrokken doodvonnis openviel. Op zijn wensch werden de schepen onder zijne bevelen cenlaatst: lui waagde daarmede eene ontdekkingsreis op de westkust van Amerika. Hij strekte dien tocht noordwestelijk tot de goll van Nicoya uit en keerde vervolgens met rijken buit terug. Belangrijker nog waren de ontdekkingen van Goncalez de Awla, uie 111 het iaar lal!) door voorspraak van Fonseca een patent voor het doen van ontdekkingen aan de kusten der Stille Zuidzee ontving. \Yel legde de altijd wantrouwende'en ijverzuchtige Pedrarias hem alle mogelijke hinderpalen in tien we" wel werd daardoor zijne afreis zeer vertraagd, maar toch gelukte het hem in Januari Ij±2 met vier schepen de reis te aanvaarden. Ook luj zette koers naar liet noordwesten, waar volgens de berichten van Espinosa overvloed van goud te vinden was. Bovendien wilde hij de zeeengte opzoeken, die, volgens de nog algemeen lieerschende meening, den Atlantischen met den Stillen Oceaan verbond. Hel eskader liep de golf van Nicoya binnen. Goncalez trol de Indianen — Celiik hij verwacht had — in het bezit van groote schatten 111 goud aan llii ontving te gelijk narichten omtrent een grooten, rijken, door een monarch met name Nicaragua bestuurden staat. Dit dreef hem tot liet koen besluit, een tocht in het binnenland te ondernemen. Met 100 Spanjaarden, waaronder vier ruiters, en een uit Indianen bestaanden tros ging hij op weg. Eene nieuwe wereld werd voor hem ontsloten. Vruchtbare, welbebouwde landerijen, de kostelijkste vruchten der tropische gewesten, prachtige, met de schitterendste kleuren prijkende vogels en bloemen trof luj overal aan. En dit heerlijke land werd bewoond door een volk, dal een vrij lioogen trap van beschaving bereikt had. Hij vond hier en daar zelts steden, waai van eene enkele, naar men verhaalt, 40,000 inwoners bevatte. Deze Indianen waren niet langer niet de naakte wilden der oostkust te vergelijken; zij bezaten eene Ponce de Leon ontdekt Florida. Nederzettingen op Cuba. staatsregeling en vaste wétten, maar vertoonden ook aan den anderen kant de ondeugden, aan een hoogeren trap van beschaving verbonden. In de steden vulden scharen van bedelaars de straten, er was zelfs voorde Spanjaarden iets, dat hen aan hun vaderland denken deed, namelijk openbare huizen van vermaak. Hoogst zonderling en afschrikwekkend was in de oogen der Europeanen de godsdienst dezer Indianen, eene wreede afgoderij, waarbij menschenotfers gebracht werden. Krijgsgevangenen en slavenkinderen werden ter eere der goden geslacht en door de bevoorrechte hoofden en de priesters verslonden. Het vleesch der aan de goden gewijde oflers werd als eene bijzondere lekkernij beschouwd. Na een tocht, waaraan niet het minste gevaar verbonden was, bereikte Goncalez in Maart 1523 het grondgebied van het opperhoofd Nicaragua. Hij werd vriendelijk ontvangen en met geschenken en goud als overladen; het opperhoofd liet zich met zijne onderdanen zonderden minsten tegenstand doopen. Na een kort verblijf, gedurende hetwelk Goncalez te paard in het groote Zoetwatermeer. (het meer van Nicaragua) gesprongen was en het voor de kroon van Spanje in bezit genomen had, trokken de Spanjaarden verder; doch weldra nam hun ontdekkingstocht een eind. Zij werden onverhoeds door zulke talrijke goed gewapende Indiaansche krijgsbenden aangevallen, dat zij moesten terugtrekken. Te midden van dreigende gevaren bereikten zij de golf van Nicoya, waar de vloot hen wachtte. Den 25eD Juni 152.3 kwamen zij gelukkig te Panama aan. De belangrijke ontdekkingen, op de westkust van Amerika gedaan, vormden een waardigen tegenhanger met die, welke bijna gelijktijdig op de oostkust plaats vonden. Twintig jaren waren er verloopen. sinds Columbus het eerst op het eiland Guanahani voet aan wal gezet had, eer de Spanjaarden hunne opmerkzaamheid op de verder noordelijk en westelijk gelegen landen vestigden. De goudlanden in het zuiden trokken hen zoo sterk aan, dat de zucht naar ontdekkingen daar volkomen bevrediging vond. Een onnoozel sprookje zou de aanleiding lot de gewichtigste ontdekkingen worden. Gevangen Indianen van de Bahama-eilanden verhaalden op Hispaniola van eene wonderbare bron, die den grijsaards de verloren manlijke kracht terugschonk. Elk verhaal, hoe ongerijmd ook. vond in die dagen bij de volkplanters der nieuwe wereld gereedelijk geloof. Ook ditmaal ontbrak het niet aan avonturiers, die zich haastten deel te nemen aan een tocht, welke ten doel had, »de bron der jeugd" op te sporen. Hun aanvoerder was een rijke hidalgo, Juan Ponce de Leon, die den 13'" Maart 1513 met drie schepen Puerto Rico verliet. Wel vond hij niet de bron der jeugd, maar in plaats daarvan ontdekte hij een aantal lot dusver onbekende eilanden en eindelijk, den 27en Maart, de kust van Florida. Bij meer dan eene landing, door Ponce de Leon beproefd, werd hij dooide krijgshaftige Indianen zóó krachtig ontvangen, dat het hem niet mogelijk was, eene volkplanting te slichten. Niet beter ging het hem op eene tweede reis in het jaar 1520; bij eene poging om te landen door een pijl getrotlen, keerde hij naar Cuba terug, waar hij aan de gevolgen zijner wond bezweek. Het eiland Cuba was sinds het jaar 1511, met toestemming van den onderkoning don Diëgo Colon. door een der oudste volkplanters van Hispaniola, Diëgo Velasquez, in bezit genomen. Met 300 makkers, waaronder Las Casas en de later zoo beroemd geworden Hernando Cortez, was Velasquez op Cuba aangekomen. "ij vond op het eiland slechts een zwakken tegenstand, alleen een enkele cazique waagde eene poging tot verzet. Na een korten strijd werd hij overwonnen, gevangengenomen en tot den brandstapel veroordeeld. Toen hij reeds aan den paal stond, waaraan hij zijn leven eindigen moest, spoorde een priester hem aan zich tot het Christendom te bekeeren, opdat hij in den hemel komen mocht. «Komen daar ook de blanken?" vroeg hij. Cordova ontdekt Yucatan. Gryalva. «Alleen de vromen," antwoordde de priester. «Dan wil ik geen Christen worden," hernam de cazique, -want ik wil niet op eene plaats komen, waar ik deze wreede woestelingen weervind. Velasquez spande al zijne krachten in, om het eiland te bebouwen. Dooi de verstandige wijze, waarop hij een aantal nederzettingen vestigde oktc h j volkplanters tot zich, die zich des te eerder lieten bewegen naar Cuba. Ie^verhuizen daar de goudwasscherijen hier aanvankelijk eene njkei opbrengt opleverden dan op llispaniola. Doch weldra begon die goudstroom mindei mild te vloeien uil gebrek aan arbeidskracht en men moest op ^ ïndianenjacht uitgaan, om zich handen voor hel werk te verschatten. Daa^e ^hama eilanden reeds ontvolkt waren, bleef er mets anders ovei dan tei wille van den menschenroof de tochten verder dan vroeger uil te strekken. Een dergelijken tocht ondernam Francisco Hemandez de Coidova in Februari 1517. llij had gehoord, dat Columbus reeds gesproken had \an rijke landen. welke ten westen van Cuba moesten Ug-eri, en ,J«sl°ol fe^vaarts met zijn klei., eskader koers te zetten. Den 1» Maart ontdekteIuj land en wel kaap Catoche van Yucatan. Een zonderling schouwspel Hot t ( ° Vde, Spanjaarden. Van zee uit zagen zij eene stad met torens en seint te r nd witte muren. Groote barken, die 40 of •)<) met wit katoenen go .t l bekleede en met gouden oorringen versierde Indianen droegen, kwamen te »e™ue^.^e Jer s(ad Ue( Je vreernjelingen tot een bezoek uitnoodigeni; schoorvoetend gaven dezen daaraan gehoor; zich steeds op een o«vei . I bereid houdende trokken zij door de stralen der stad langs sleenen mei sl.oo "edekle huizen. Hier en daar aanschouwden zij afgodsbeelden, waanan meei S een me. bloed bevlekt was. Tot hunne groote ^vreemding o. dek.^ de Spanjaarden op een aantal steenen beelden het teeken des kruizes, \ooi de Indianen het zinnebeeld der bevruchting. hn.i.Un was De vriendelijke ontvangst, welke de Spanjaarden t ge v o n den, hadden, as niets dan eene bedriegelijke vertooning geweest. ' d dat er onder de Indianen eene vijandige stemming bee.scb e. De Spaijaa,den zagen zich genoodzaakt naar hunne schepen terug te keeren, waar zijvooi aan ook eene landing mochten beproeven, overal ontmoejto »« «je dooe ge vijandschap. Waarschijnlijk was bet gerucht van de ebzucl.t en' ™heid der »bleeke, baardige mannen uit het Oosten ieed» doo India..ui an de naburige eilanden naar Yucatan overgebracht. In een der talrijke welke de Spanjaarden, die gebrek kregen aan drink water, bij[de^n"'ing pogingen Spanjaarden, uie geuie* iv H uu" . rnr,\nvn tot landing met de Indianen voeren moesten we,d ook Cordova • i ■' • i nnmtAi iiü : n:i:ir I.iii >i r . iv zwaar gewond. Mij zag zien einue ijk , Hier stierf hij weldra aan de gevolgen zijner wond, diep bedroetd omdat een ander de vruchten zijner belangrijke ontdekking 00S^""- , ; Dip.ro Velasnuez rustte terstond een klem eskadei uit, om de nieuw ontdekte" landen waarvan zooveel wonderen verhaald werden, nauwkeurige! te doen onderzoeken. Hij vertrouwde het bevel daarover toe aan z.jn neef l.r.n de Givalva op wiens nauwgezelte plichtsbetrachting bij zich \e.lat kon Den - Mei ib!8 verliet de vloot van vier schepen de haven van kon. ihïii ifiA„ «raibpn nnk Cordova trevolml was. St. Jago de t-uua. aij nam u"««.UimU ,t.. Snan- »uwihu,,nv,u V U-V UV.' ü . - -F . ..ii - 1' „Ir, .iinnn vr\nrtT»nCT| Met dezelfde newouuem g ; - ■ hnizen. jaarden alle teekenen eener nooge mm. -- - no.,m.ie en verschillende merkwaardige gewrochten van bouxkuns\JZal dit land wiil hel hein aan zijn vaderland deed denken, meuw spanju De inwoners namen voJr het grootste deel eene v.jandige houding aan; slechts hier en daar lieten zij zich bewegen tol een ruilhandel en dan stonden zii met de grootste bereidwilligheid kunstig bewerkte gouden ver sierselen en kostbare edelgesteenten voor ellendige Euroweache P™ JJ1 b j Gryalva was de eerste Europeaan, die den voet op Mexicaansctien bodem Reis van Diaz de Solis. zette de eerste, die verkeer aanknoopte met de Azteken; de handel met dit volk leverde op meer dan ééne plaats zulk een rijke winst op, dat Gryalva's reisgenooten onstuimig op de vestiging eener volkplanting in het «dukatenland" aandrongen ; dit verzoek wees hij echter beslist van de hand. Aan den eenen kant meende hij de hem gegeven bevelen niet te mogen overschrijden, aan den anderen kant wilde hij ook het leven zijner manschappen niet op het spel zeden. macht was veel te onbeduidend om eene kolonie in een volkrijk, beschaafd, doch vijandelijk land te kunnen slichten. Nadat hij noch eenige ontdekkingstochten gemaakt had, keerde hij terug en ksvain na eene afwezigheid van zes maanden weer op Cuba aan. Hij vond geene vriendelijke ontvangst. Velasquez deed hem scherpe verwijten, wijl hij van de gunstige gelegenheid, hem aangeboden, niet beter partij getrokken en geene kolonie in het heerlijke goudland aangelegd had. i stadhouder besloot, eene nieuwe vloot uit te rusten en liet opperbevel daarover aan een minder nauwgezet en stoutmoediger aanvoerder toe te vertrouwen. Ler wij overgaan tot liet meedeelen van de belangrijke uitkomsten dezer onderneming, moeten wij melding maken van de gewichtige ontdekkingen. door de Spanjaarden in andere verwijderde gewesten gedaan. , ™ag. of men langs den westelijken zeeweg ludië bereiken kon, had voortdurend den denkers der natie de levendigste belangstelling ingeboezemd, sinds de Portugeezen dit voor den handel zoo gewichtige vraagstuk door de omzeiling van Afrika en hel opsporen van den oostelijken zeeweg reeds op eene andere wijze opgelost hadden. De gedachte, dat men Amerika evengoed als Alrika moest kunnen omzeilen, ontwaakte bij velen, en daar, nadat eenmaal de eerste stoutmoedigste ontdekkingstochten met een goeden uitslag bekroond waren, geen ontdekkingsplan te avontuurlijk en gewaagd scheen, deden zich ook stoutmoedige ontdekkers op, die den zeeweg naar Indië in tiet zuidwesten trachtten op te sporen. In het jaar l,jl5 zeilde Diaz de Solis met twee schepen ter bereiking van dit doel naar Amerika. Hij meende, nadat hij de kust lang in zuidelijke richting gevolgd was, reeds zijn doel bereikt te hebben, toen hij in een groot, naar liet noordwesten zich uitstrekkend zoetwatermeer was aangekomen. Bij nader onderzoek bleek het echter, dat hij slechts de reusachtige mondingen eener groote rivier, de La Plata (de zilverrivier) ontdekt had, welke naar haren ontdekker langen tijd Rio de Solis genoemd werd. Bij eene poging tot landing werd de beroemde zeevaarder door de wilde Indianen gedood. Zijne verschrikte reisgenooten durfden den tocht niet voortzetten, maar keerden naar hun vaderland terug. Het lot van een verongelukten ontdekker schrikte in die dagen nooit de navolgers van eene dergelijke onderneming af; weldra deed zich een dapper man op. die bereid was den gevaarvollen tocht te aanvaarden. i i .l1''1 MageHiaês, gewoonlijk Magelhan genoemd, behoorde tot een oud-adellijk Portugeesch geslacht. Hij had zijn vaderland reeds in Oost-Indië met eere gediend, doch was hiervoor in eigen schatting met ondank beloond. Hij verliet derhalve zijn vaderland en zette zich in Spanje neder. Door tusschenkomst van Fonseca werd hem eene audiëntie bij koning Karet 1 keizer Karei V) toegestaan. Hij bood den vorst aan, eene vloot om ue zuidelijke punt van Amerika heen naar de specerij-eilanden te voeren. £ijn aanbod werd aangenomen; hij werd tot admiraal en adelantado der te ontdekken landen benoemd en ontving de belofte, dat de kroon vijf goed gewapende schepen, met levensmiddelen voor twee jaren voorzien, tot zijne beschikking zou stellen. Magelhan had nog een tal van bezwaren te overwinnen. Als Portugees was hij bij de Spanjaarden gehaat en verdacht; hij ontmoette ten gevolge hiervan bij de uitrusting der schepen een telkens vernieuwden en moeilijk te overwinnen tegenstand. Daarenboven verkeerde hij onophoudelijk in levens- Ontdekkingen van Magelhan. Scheepsoproeren. gevaar, want de op hunne Indische ontdekkingen naijverige Portugeezen smeedden allerlei'aanslagen tegen zijn leven. Met de ijzeren volharding, die hem zoo bijzonder eigen was, oveiwon Ma "el ha n alle hinderpalen. Den 20'" Seplember 1519 verliet hij met vijt schepen de haven van San Lucar de Barrameda en den 42™ Januari bereikte hii de monding der La Plala. Hij volgde de kust in zuidelijke richting, maar hij zelte zijn tocht slechts langzaam voort, dewijl hij steeds met de grootste opmerkzaamheid naar eene westelijke doorvaart uitzien moest. Het weder werd ruw en onstuimig, de zuidelijke winter viel in, weshalve Magelhan besloot tegen het einde van Maart in een haven, St. Juhan binnen te Foopen oin hier beschutting tegen de winterstormen te vinden. Uit bestuit verwekte 'zoowel onder de bemanning als bij een deel der officieren groote ontevredenheid. Zij hielden het opsporen van eene westelijke doorvaart voor een iidel droombeeld en verlangden, dat Magelhan de schepen op den gewonen weet om de Kaap de Goede Hoop voeren zou. Toen hij dit weigerde, verbonden drie der scheepskapiteins zich met hunne manschappen en zeiden den admiraal de gehoorzaamheid op, i 11 ,r Magelhan bevond zich in de grootste verlegenheid, doch lij wankelde ot zwicht Ie" niet. Onder voorwendsel, dat hij onderhandelingen wilde aanknoopen, zond hij eenige zijner getrouwen tot Luis de Mendoza, den kapitein van een der afvallige schenen, waarop echter een deel der bemanning — gelijk de admiraal wjs( bereid 'was hem te gehoorzamen. Hij liet Mendoza verzoeken, bij hem aan boord te komen. . . . A„„„„ Mendoza wees deze uitnoodiging op hoonenden toon van de hand. Uogenblikkelijk wierpen de boden van Magelhan zich op hein en vermoordden hem op zijn eigen dek. De bemanning van het schip verklaarde zich daarop bereid den admiraal Ie gehoorzamen. Dewijl Magelhan thans meester was van drie schepen, was luj in slaal ook de beide andere in zijne macht te krijgen. Der oproerige bemanning schonk hii genade, slechts eenige officieren strafte luj voorbeeldig. Een hunnei liet hij onthoofden, twee zette hij met een kleinen voorraad levensmiddelen op de onherbergzame kust aan wal. . Eerst in Augustus kon Magelhan zijne reis voortzetten; hij had in dien tusschentijd het ongeluk gehad, dat een zijner schepen strandde; de bemanning redde niets dan het leven. Nog altijd was het weer zoo onstuimig, dat de admiraal het voortzetten van de reis hoogst gevaarlijk achtte, hij keerde opnieuw naar de onlangs verlaten haven terug en bleef hier tot den 18™ Ocluber. Ook thans weder sloeg het scheepsvolk aan liet muiten, doch Magelhan bleef onwrikbaar; hij zette de reis naar hel zuiden voort en werd heerlijk voor zijne volharding beloond: reeds na enkele dagen, den 20» Oclober, bereikte hij de westelijke doorvaart, welke naar hem de Straat van Magelhan genoemd is. Om haar te onderzoeken, zond hij twee schepen af; op een dezer vaartuigen kwam het scheepsvolk in opstand, het dwong zijne officieren naar Spanje terug te keeren, zoodat de admiraal thans nog slechts drie schepen bezat. »De straat van Magelhan wordt gevormd door den zonderlingen archipel van Vuurland en door de in zee uilloopende rotspunten en bedriege hjke baaien der sterk gespleten zuidelijke punt van Amerika. Aan den voet dezei rotsen zinkt het dieplood in een onpeilbaren afgrond weg; de door die vooruitspringende rotsen gevormde baaien bedriegen meermalen het oog van den zeeman, die waant dat hij aan de andere zijde eene doorvaart vinden zal. Zeilschepen, die, evenals Magelhans eskader, de straat van de zijde \an den Atlantischen Oceaan invaren, hebben met sterke legen winden te worstelen en er werd niet alleen eene groole zeevaartkundige bekwaamheid toe vereischt om in die zonderlinge wereld den weg te vinden, maar ook eene buitengewone onverschrokkenheid, om niet terug te huiveren voor die rotsen en kreken, welke, gelijk al het onbekende, door de verbeelding met allerlei ge\aren De Dieven-eilanden. Dood van Magelhan. bevolkt werden. Van Kaap Froward op hel schiereiland Brunswijk (53° 54' Z. B.) buigt de straat zich eensklaps in noordwestelijke richting en op dit punt verandert ook het landschap van gedaante. Terwijl de eene helft der straat, aan de Atlantische zijde, ruime baaien met eilanden en ondiepten en op den oever altijd groene, op mirten gelijkende bosschages vertoont, is hel aan de zijde der Stille Zee gelegen deel niets dan een bergpas, waar doode steenmassa's zich tot eene hoogte van 7000 voet verhellen. Wanneer de donkere wolken zich verdeelen, blinkt eene eeuwige sneeuw op de toppen der bergen en lichtblauwe gletschers dalen tot aan het strand der inktkleurige zee. Slechts op enkele, tegen den wind beschutte plaatsen vertoont zich schuchter eenig verkwikkend groen en de ijzingwekkende stilte, die hier in de schepping heerscht, wordt op zijn hoogst afgebroken door hel logge spel der walrussen op de banken aan het strand. Volgens alle tot ons gekomen beschrijvingen zouden de voorstellingen van phantastische zielen omtrent een doodenrijk daar het best verwezenlijkt worden." Zoo beschrijft Peschel ons de straat van Magelhan, door welke de admiraal thans zijn gevaarlijken tocht begon, nadat hij zes dagen op hel verloren schip gewacht had. Den 27™ November bereikte het eskader gelukkig den mond der zeeëngte; hij stevende noordwaarts den grooten Oceaan in, dien Magelhan om den onveranderlijk helderen hemel de Stille Zee noemde. Het was een zonderling toeval, dat Magelhan in de hem onbekende zee eene richting volgde die hem naar geen der talrijke eilanden voerde. Drie maanden en twintig dagen zeilde bij voort, zonder land te ontdekken. De levensmiddelen begonnen te ontbreken; reeds was op de schepen hongersnood ontslaan, reeds werden de muizen en ratten, die zich in de onderste ruimte der vaartuigen ophielden, gevangen en eindelijk als eene kostelijke lekkernij beschouwd, toen men den Gen Maart 1521, terwijl de ongelukkige zeelieden reeds bijna alle hoop op redding opgegeven hadden, land ontdekte. Het was eene groep vruchtbare eilanden, welke het scheepsvolk de Dieven-eilanden of Ladrones noemde, wijl de inboorlingen, die aan boord kwamen, als raven stalen. Nadat de bemanning door het zachte klimaat en voedzame spijzen hare krachten teruggekregen bad, zette Magelhan zijne reis voort. Hij bereikte gelukkig de Philippijnen, doch verloor hier het leven in een gevecht met de inboorlingen, waarin bij zich onvoorzichtig gewikkeld had. Ook een deel zijner manschappen werd verraderlijk vermoord. De overige Spanjaarden vluchtten naar hunne schepen, waarvan zij er weldra een in den grond boorden, dewijl hun aantal te gering was om de drie vaartuigen te kunnen besturen. Na lang op zee te hebben rondgezworven, bereikten de zeevaarders den 3en November 1521 Tidori, een der Molnksche eilanden, waarop zij reeds Portugeezen aantroffen, die volstrekt niet begrijpen konden, hoe Europeanen uit het Oosten lot hen konden komen. Een der schepen, de Trinidad, was lek geworden en kon de reis niet verder voortzetten. Het bleef achter; het tweede schip, de Victoria, nam eene lading specerijen in en aanvaardde daarmede den 21en December 1521 de terugreis naar Europa om de Kaap de Goede Hoop. Den f>™ September 1522 landden de eerste omzeilers van de aarde bij San Lucar; zij hadden de grootsche, hun opgedragen taak met roem volbracht, doch ten koste van welke ofters! Van de vijf schepen, waarmede zij uitgezeild waren, keerden er slechts twee terug; het eene, dat uit de Straat van Magelhan door de oproerige bemanning naar het vaderland teruggevoerd was, en het tweede, de Victoria. De Trinidad werd door de Portugeezen achtergehouden. Met de Victoria zagen slechts 13 Europeanen hun vaderland weder; onder hen bevond zich de ridder Pigafetta, die de eerste reis rondom de aarde beschreven heeft. Van de bemanning der Trinidad, die door de Portugeezen De Portugeesche zeevaarders. Ontdekking van fct. Helena. krijgsgevangen was gemaakt, hadden slechts drie matrozen en één geestelijke hpt° Juli lbOi beproefde hij een algemeenen storm, die ondersteund werd door 200 schenen en acht drijvende torens: groote, met hooge torens en «eschut voorziene vaartuigen. Door het welgericht geschutvuur der belegerden werden die torens in den grond geboord; de belegeraars moesten voor de dappere verdedigers der vesting wijken. ... , Weinige dagen daarna waagde de samorin, in wiens leger eene moorddadige ziekte was uitgebroken, den laatsten storm, doch hij werd met zulke "rooTe verliezen teruggeslagen, dat hij den strijd niet durfde voortzetten. In den korlen tijd van zes maanden had hij 18,000 man, 1.3,000 aan ziekten en 3000 in de verschillende gevechten verloren; hij besloot daarom vrede te sluiten. Pacheco Pereira smaakte de blijde voldoening, dat hij Santiago voor den koning behouden had; ook de bezorgdheid voor de toekomst werd hem van het hart genomen, toen in September 1504- eene groote Portugeesche vloot onder Lopo Soares voor Cotschin verscheen. Met haar keerde Pacheco naar het vaderland terug, nadat Soares nog meer dan eens met de grootste dapperheid tegen de Indianen gestreden en eene rijke lading ingenomen had. - De dappere verdediger van Santiago werd door de bevolking van Lissabon met de srootste geestdrift begroet en door den koning op de eervolste wijze ontvangen. Doch al te spoedig zouden zijne verdiensten geheel vergeten worden. Pacheco's lot levert ons een treurig voorbeeld van vorstelijke ondankbaarheid on Nadat hij tot bevelhebber van Guinea benoemd was, werd hij (looide intrigues zijner vijanden ten val gebracht en ten gevolge eener lasterlijke aanklacht in den kerker geworpen. Hoewel bij, nadat zijne onschuld bewezen was on vrije voeten werd gesteld, bleef men hem de waardigheden waai op hij aanspraak had, onthouden; hij stierf dan ook in de diepste armoede. De zegepralen, door de Portugeezen in Indie behaald, de1 stichtiiip \an het fort Santiago en de vijandige wijze, waarop de bevelhebbers der Christelijke vloot de Arabische schepen behandelden, moesten bij de Arabieren de rechtmatige bezorgdheid wekken, dat hun handel 111 de Indische Zee weldra geheel te "ronde zou gaan. Dit gevaar was het ernstigst voor den sultan van Egypte, die reeds in zijne inkomende rechten eene bedenkelijke vermindering waarnam, sinds een groot deel der Indische waren over Lissabon naar Europa ge\oerd werd. Hij nam natuurlijk eene vijandige houding tegen de Portugeezen aan. In de eerste plaats dreigde bij alle den Christenen dierbare plaatsen in liet Heilige Land te zullen verwoesten, wanneer men voortging aan den mdiacliArabischen handel schade toe te brengen. Tevens verklaarde hij| zich bereid om met den samorin van Calicut een verbond te sluiten en dezen met eene EavDtische vloot te ondersteunen. . , , ' Koning Emanuël voorkwam den sultan. Hij rustte in liet jaar loOaeene armada van 22 schepen uit en zond met haar een legertje naar Indie, dat behalve de zeelieden 1500 man sterk « Tot opperbevelhebber en onderkoning van Indië benoemde hij voor den tijd van drie jaren dom Franci.co d'Almeida, wien hij last gaf, in het vervolg alleen de transportschepen met hunne ladingen naar Europa terug te zenden De oorlogsscliepen moesteii als eene staande Portugeesche krijgsmacht in de Indische wateren bl jNen D'Almeida was juist de meest geschikte man om de koninkjkebevelen ten uitvoer te leggen. Stoutmoedig en onverzettelijk, betoonde hijzich 1reeds op de reis naar Indië, bij zijne landingen aan de oostkust van Afrika, een geducht vijand der Mohammedanen, waar dezen hem nie n 1t de 0i«oot.lt onderdanigheid te gemoet kwamen, ll.j veroverde de stad Mombas en l et haar zóó geheel uitplunderen, dat er voor den buit zelfs geene plaats op dt schepen was; een groot deel der geroofde goederen werd hunner sneuvelden. ».. ,L„n. Met groote geestkracht en prijzenswaardig beleid nam Albuquerque thans alle maatregelen, die hij noodig achtte, om in Goa een vast steunpunt voor den Portugeeschen handel le vestigen. Hij deinsde daarbij met voor bloedvergieten terug; vooral tegen de Mohammedanen ging Inj met de grootste wreedheid te werk, daar hij dezen als warme aanhangers van Hidalchan en als verbitterde vijanden van de Portugeesche heerschappij kende. Hij gal bevel hen zonder genade uit te roeien, terwijl hij den heidenen van Malabar deed aanzeggen, dat hij niet hun vijand, maar alleen die der Mooren was, dat zij dan ook in rust en veiligheid hun land konden bebouwen en alleen de gebruikelijke belastingen moesten opbrengen. Ten einde zich met de inboorlingen nog meer bevriend Ie maken, begunstigde Albuquerque hel sluiten van huwelijken tusschen Portugeezen en Malabaarsche meisjes, wien hij nen goede huwelijksgift gaf; hij verbood op de straten alle maatregelen van willekeur en geweld en handhaafde met ijzeren gestrengheid de tucht onderzijne manschappen Natuurlijk maakte hij hierdoor opnieuw hunne ontevredenheid gaande; zijne officieren werden zijne meest verbitterde vijanden; zn zonden bij elke gelegenheid brieven met klachten over de onrechtvaardigheid en wreedheid van den kapitein-generaal naar Portugal. De herovering van Goa en de bevestiging van de Portugeezen in liet bezit dier stad door meer dan een zegevierend gevecht tegen de troepen van Hidalchan, deden Albuquerque's aanzien bij de Indische vorsten zoozeer stijgen, dat thans van al e zijden gezanten te Goa verschenen, om vredesverdragen te sluiten. Welk Albuquerque verhoogt Portugals macht in Indië. Zijne wreedheid. Indische vorst zou het wagen, in liet vervolg een vijand te bestrijden, tegen wien zelfs Hidalchan met zijne geheele macht niet was opgewassen? Ook de verbitterde vijand der Portugeezen, de samorin van Calicut, smeekte om vrede: hij bood zelfs eene plaats in de nabijheid van Calicut aan, waar de Portugeezen een fort mochten bouwen. Dit aanbod mocht van zijn kant niet ernstig gemeend zijn, hij werd door zijne onderdanen daartoe gedwongen, want de vroeger zoo levendige haven van Calicut was geheel verlaten, sinds bijna alleen de Portugeezen nog als koopers op de Indische specerijmarkt verschenen; alleen door een vriendschappelijk verkeer met hen kon de handel van Calicut uil zijn verval opgebeurd worden. Door het, bezetten en versterken van Goa hadden de Portugeezen eene belangrijke schrede gedaan op den weg, die hen naar hun doel, het beheerschen van den handel in de Indische zee, kou voeren. Toch was Albuquerque hiermede nog niet tevreden. Nog altijd waren de Portugeezen ver van de landen, waar de kamfer, de muskaatnoot, de kruidnagel, enz. groeiden. Zij moesten die nog steeds op de handelsplaatsen aan de kust van Malabar uit de tweede en derde hand koopen. De voornaamste stapelplaats voor deze kostbare waren vormde de haven van Malacca; hier ontmoetten de Arabische en Chineesche koopvaarders elkaar, hier vloeide de geheele rijkdom der Indische eilanden samen. Naar Malacca was dan ook reeds in het jaar 1509 eene handelsvloot uitgezeild, om verbintenissen aan te gaan: deze was echter door den vorst des lands eerst wel vriendelijk ontvangen, doch daarna verraderlijk behandeld. Albuquerque had vast besloten Malacca te veroveren en ook in deze haven den Portugeezen den alleenhandel te verschaffen. In hel jaar 1511 zette hij naar het zuidoosten koers. Na een achtdaagschen strijd in de straten der stad had hij met zijn 800 man eene volkomen zegepraal behaald en de stad veroverd. In Malacca legde hij terstond eene vesting aan, waar hij 300 Portugeezen als bezetting achterliet. Dij nam ■een aantal maatregelen, welke alle ten doel hadden, den Indischen en Cliineeschen kooplieden vertrouwen op de Portugeezen in Ie boezemen, liet gevolg hiervan was, dat weldra een nog grooter aanlal koopvaardijschepen dan te voren de haven bezocht. De Indische vorsten van heinde en ver zochten de vriendschap van den machtigen Europeaan; uit Siam, van Java en van Sumatra kwamen gezanten met geschenken en betuigingen van gehechtheid. Nadat Albuquerque nog eene expeditie naar de Banda-eilanden en de Molukken afgezonden had, verliet hij Malacca.. om naar Goa terug te keeren. Zijn vertrek werd door de inboorlingen en vooral door de kooplieden diep betreurd. Toen Albuquerque te Colschin aankwam, hoorde hij, dat Goa in zijne afwezigheid door de veldheeren van Hidalchan belegerd en ernstig in het nauw gebracht was; terstond zond hij eene vloot met levensmiddelen en versterkingen derwaarts en spoedig volgde hij zelf. De Mooren werden teruggeslagen, ja Albuquerque ging zelfs lot een aanval op den vijand over. Met 3000 Portugeezen en 1000 Indianen belegerde hij de versterkte stad Benessarin, welke hij lol de overgave noodzaakte. Zij viel met al haar geschut en al haar krijgsvoorraad in zijne handen. Slechts ééne voorwaarde had de veldheer van Hidalchan bedongen , en deze was ook door Albuquerque aangenomen: veiligheid van leven en bezittingen voor de bezetting, alsmede voor eenige Portugeesche overloopers, die onder zijne bevelen gestreden hadden. Albuquerque hield zijn woord; hij schonk den Porlugeeschen deserteurs lijf en goed, doch hij deed hun, daar zij landverraders waren, ooren en neus afsnijden, de rechterhand en den linker duim afhouwen en hen, zoo verminkt, naar Portugal terugzenden; in het vaderland moesten zij, met eeuwige schande beladen en uitgesloten van de menschelijke samenleving, een treurig beslaan voorlsleepen. Na deze nieuwe overwinning, door Albuquerque behaald, beijverden de Moorsche vorsten zich om de gunst van den grooten man te verwerven. Het iuoorscne vorsten zien om de gunst van den grooten man te verwerven. Het Ontevredenheid van Albuquerque's officieren. eene gezantschap na het andere kwam tot hem; hij zond die gezanten voor een deel naar Portugal, tot den koning, wien hij de schitterendste berichten over de zaken der Portugeezen in Indië kon geven. Thans vestigde Albuquerque het oog op de belangrijke Arabische handelstad Aden. Ook in de Arabische en de Roode Zee wenschte hij aan de Porluaeesche zeemacht de alleenheerschappij Ie verschaffen. De aanval op Aden mislukte echter en Albuquerque begreep, dat hij op deze plaats slechts dan eene vesting bouwen en in bezit houden kon, wanneer hij daar eene bezetting van ten minste 4000 Portugeezen achterliet. Hij zag daarom hiervan at'en vergenoegde zich met de gedachte, dat hij de eerste Europeaan was die de Straat Bah el Mandeb binnengezeild was, zonder «at dit dooide Arabieren was verhinderd. Hij keerde naar Goa terug en hield zich hier langen tijd uitsluitend met het bestuur van Indie bezig. Door vee voortreffelijk beraamde en krachtig uitgevoerde maatregelen bevestigde Inj de macht der Portugeezen in deze verwijderde koloniën. Doch hij oogstte slechten dank voor zijne rustelooze werkzaamheid, want Inj haalde zich hierdoor den doodelijken haat der Portugeesche officieren op den hals , wien hij geene daden van willekeur en geweld veroorloofde. Deze haat gaf zich lucht in ontelbare brieven vol klachten, die uil Indië aan den koning gezonden werden en waarin Albuquerque beschuldigd werd, dat hij er naar streefde, 111 lndie een eisien koninkrijk te stichten. , . . , Aan het hof te Lissabon vonden zulke aantijgingen maar al te gereedehjk «elioor Koning Emanuël begon te vreezen, dat de groote man, wiens naam alleen den Indischen vorsten schrik aanjoeg; die door de onder zijn bewind staande volken hoog vereerd werd. wijl hij hen beschermde tegen de onrechtvaardigheid en het gewald der lagere bevelhebbers, wier eenig streven was, hunne macht te misbruiken; die onder de officieren en manschappen wel vde vijanden, maar toch ook eerbiedige bewonderaars en trouwe aanhangers telde, zijne hoog geklommen macht ten nadeele van de kroon gebruiken en zich tot onathankelijk beheerscber van Indië opwerpen zou. De onvergelijkelijke verdiensten, welke Albuquerque zich verworven had, werden op ondankbare wijze vergeten, ia, zij dienden wellicht juist om den argwaan des konmgs te vermeerderen. De omstandigheid, dat Albuquerque zoowel een zegevierend veldheer als een krachtig en verstandig regent was, maakte hem te gevaarlijker, en net scheen des te dringender noodzakelijk, hem ter zijde te stellen en onschadelijk U "'in'Maart van het jaar lolb zond koning Einanuël eene vloot naar Indie en met haar een voormaligen vijand van den grooten Albuquerque, Lopo Soares die tot kapitein-generaal en stadhouder van Indie 111 Albuqueique s plaats benoemd was. Weinige maanden daarna had de koning echter reeds berouw over dit ondoordacht besluit. Toen Inj het bericht ontving, dat de sultan van Egypte van plan was eene ernstige poging tot bestrijding van <" December 1515 bezweek Albuquerque GofbiZ^Sle' J"nSl |,0enr lChiP' ^ar0p hij zich bevond- 1,0 have" van Goa binnenzeilde. De brief van koning Emanuël, waarbij deze hem gerechtigheid wedervaren liet en tot opperbevelhebber der Indische vloot benoemde kwam eerst lang na zijn dood aan. ' De naam van Albuquerque wordt door de Portugeesche geschiedschrijvers "!e'. ■'•c a gen ee! genoemd. Dezen grooten man had Portugal de I a" Z1Jine ,heeïScha')P1J| over Indiê Ie danken, door hem was het \ff Europeesche land eene der eerste mogendheden der wereld geworden. word' Albuquerque s onversaagde moed, zijne kalme vastberadenheid zijn schitterend veldheerstalent, zijn diepe staatkundige blik. zijne rechtvaardigheid. waardoor hij zich de liefde en achting der Inboorlingen verwierf en zijne edele onbaa zuchtigheid geroemd. Niet even billijk is echter de lof die aan zijne menschhevendheid en edelmoedigheid wordt toegezwaaid. De wreedheid en tiouweloosheid, welke hij bij meer dan ééne gelegenheid — b v bij de verminking der Portugeesche overloopers te Benessarin en bij den op zwarte smet on? hl i"10°r 00 de vlucht s^s°ag^i De Spanjaarden, onder welke velen gewond waren. I i„n zich mtusschen na zooveel vermoeienissen nog niet aan eene zoel< bedMbt #• op een overval en zich ter rust leggon mei het zwaard1 in te vuurt. w Jer Tlascalanen loeren waar- deeren Wel Te Ses aan mensenlevens voor de Spanjaarden met S da.r hunne vijanden, volgens de bij hen bestaande krijgsgebruiken fichnieop liet dooden. maar "op het maken van gevangenen toegelegd hadden- doch het viel niet te ontkennen, dat de overwinning zich bij mi u \ «. «eveciitèn ook naar de zijde der dappere Indianen neigen kon en dat ^1 met He" ^antwoord6" dat hij ontving, kenmerkte op zeer eigenaardige wijze den "eest ' welke dezen Indiaanschen stam bezielde. De veldheer der Ï ^M'anen liet U.xpu •»» Kmten' «orden. Mi,,, * «1,1.1- liever strs sar xr-ns m tgrgHg t,rlijk w, V-fetAftrSa s™ T.» L. t-t vreesde hem nel J begoot den ^ men zeg" vai 5® man. - de getallen worden echter door de Spanjaarden zeer °ver.draTn^"den'!»0-'Sep't'êmber 1519 rukten de Spanjaarden tegen de Tlascalaansdfe legerplaats op; weldra konden zij op eene groote vlakte de SSSSSS3eSS^^& pn ito Imnte vaandels met de zinnebeelden van den Mijntaal liastaia. Vete ifflS onderscheidden zich door zonderlinge stormkappen, we ke den kop UI «„ * «*• «M *f ™»™'eï\,™ £ ™ "JMbJ SwCT rrr :: V'Ime sleviu en ondoordringbaar ook. gemaKKei.jK ,e jiuoinu CII v»»v, viuc. -- u De Tlascalanen overwonnen. Cortez hun bondgenoot. lengte van drie ei/ e iVln 1 yaard joegen zij een staf ter metalen klingen vastgemaakt waren '°P kruisell"8s geplaatste scherpe krijgi^schreeuw nS"'Ifanleü ' hieven ziJ <*" woest van pijlen. Dü slriid bu^nn nn ** aa,lrukkende vijanden met eene hagelbui drommen derTlaïalan^Lh7°edde ',R,1 «««chut onder de dichte ^edereiwangeAuh^en^nèt^oi^ tel'kens*1 werdelf^e* aaè a? wkïs,Sr =his'« iif' hunne 'to^'^du'Ver^d"'V?'' ^ ''"'t '8 '^^kwari^erwaSng terug "in vermet den moed der wanhnon h■, was, en zijne stem bezielde de krijgers het gehikte hun den' nudrinrr \ "" ®Pron8en midden onder de Indianen; (e dnngen wêdï l,e a ,lng s"nten en hen eindelijk terug op de reusachtige ovennaelit V aS',anjaarde" eene schitterende overwinning zijne legerplaats ferug all°°P Va" hel «evechl keerde Cortez naar het ,l!ï, *««"* de» Tl.se.lanen invloedrijke sleminen op die nn h i'"-l er '''' raadsvergadering de Spanjaarden JSLZl.'LP'JUÜS ',™ ,rale « *«**» mS priesters verklaarden, dat de Spanjaarden ab vïnp l' "°g 8ee" S,!,'00r- De waren zoolang deze scheen /tr.M. ,i,» i .fonen der z°n, onoverwinnelijk onderspit zouden delven De n i i.t n ^ 6011 nach'elijken aanval het SS. heta£FEe Sir;™Sïï,'°' Corie° - £ cs met (|uS(jeZ\reLp^ie^eiinch°o„i van< rpn° des ,ands binnen- -aar hij thans even getrouwe vrienden ">i • ?r 'V Tlascalanen werden voor hem waren. Slechts één wensch 7i,.r. ■ ■ , zlJn diep leedwezen niet vervuld: wilde hierl.zeltdT^dri^liin lnt nenfllen £0,le" Vaarwel ,c zeSSen- Cortez dit werd hem y,.|r• P i o'o011 als op (.ozuinel en te Cempoalla, doch oog hét Sr i . S„M°k°r *" Tmm <■"«<« Pat» OhneV in'wtns zoo dapper volk door eene JïpvJ!f?i • paS 8?wo,lnei1 vriendschap van een te zetten öewelddad|ge pog.ng tot bekeering op het spel zich gedVSe" dezen ^dThift krÜ8sliede" ,e Tlascala- hij overtuigde trouwen kon. Ook in de verhouding'int "'eu^'e. hondgenooten volkomen vereene verandering te ziin onisi nn vinni ,zer Azteken scheen thans steeds verboden had na ir \le\iro !' f"1"'1, d'e tot dusver den Spanjaarden gezantschap tot een bezoek aVn eh™n.T"', '"V'16" ,hans door een wensch te kennen, dat z°j hun we" 1 U1 "oodigen; hij gaf daarbij den zouden nemen wier inwoner- v»n°h i em bevriende stad Cholula maatregelen tot ontvangst dep geëerdegast'te0'S" hadden 0m de b«sle des kei'zew ^t fe1'veiii^wJn'wSi rit^Tfr™ Mri°VW*n raad Nadat ook uit Cholula een Lïni 'i 8 i ' (lien le moeten opvolgen. edelen he„„„de, g,r hij l,e, leg,H»,Pel'SZ2Z o7ei!anlsc.I'appen van den keizer daarvoor groote rijkdommen in 7,.|f° „ • ,r'0?r,'en1' en Monlezuma hem Deze vreesachtigheid des keizers vp^riff J . 6 f.c iall,inSlleed aanbieden, der Spanjaarden. natuurlijk het zelfvertrouwen te verdelgen'1'mis'/ukt' was ïn moed^heel ^ ,VTeemde'!nSen binnen Cholula hij de orakels zijner priesters vruchteloost Lm?"?".' Tever8e®fs ondervroeg een onnoemlijk aantal mensch'en shrhinn ?i ,e' ,eere van den oorlogsgod nieuwe berichten omtrent liet oneesmorJ f °!'!V1"^ "J 'loor zijne ijlboden nergens meer tegenstand ontmoetten Ont J- U . r" , Spanjaarden, die steek. De moedelooze keizer besloot einde/nif ™?d?lieden lleten hem in den schikken en de gehate vreern.ïliÏÏn -?!, .^; "c? hel ?nv.e'''nijdelijke te kon, tegenover welke hij eiken snijd als nnliel™ i"'1 Z'i'" njk weren te ontvangen. J s nutteloos beschouwde, vriendelijk w i»ef™ fiico'«n i„ vasteland verbonden. Over een dier hII?6 e"J?Je dammen met het f^de°S Z volgde H laansche krijgers de achterhoede uitmaakten 86rS'terW,jl d ruiters, onder zijne bevelen. Hij had besloten met dit kleine hoopje zijn veel sterkeren vijand aan te tasten. Onderweg ontving Cortez nog een gezantschap van Narvaez. I)e gezanten behandelde hij met de grootste vriendelijkheid, door rijke geschenken wist hij hen tot zijne zijde over te halen. Tegenover den bevelhebber gedroeg luj zich trotscher dan voorheen; in een brief eischte hij, dat Narvaez oogenblikkelijk voor hein zou verschijnen; bleef deze in gebreke, dan zou hij tegen hem als tegen een oproerling te werk moeten gaan. Ook deze brief was meer bestemd om op de soldaten dan op den bevelhebber indruk te maken en hij miste zijne uitwerking dan ook niet, toen de gezanten van Narvaez in de legerplaats teruggekeerd, geene woorden konden vinden om te verhalen, hoe de minste soldaten van Cortez op hunne versleten wambuizen zware gouden kelens droegen. Intusschen zette Cortez zijn marsch naar Cempoalla voort. Hij koos voor den aanval op de vijandelijke legerplaats een donkeren, stormach- tigen nacht. _ ... ,, Narvaez, die zich niet kon voorstellen, dat Cortez met zijne geringe machl hel wagen zou hem aan te vallen, had slechts een klein aantal schildwachten uit'*ezet. Hij werd overrompeld en na een kort gevecht gekwetst, overwonnen en "gevangengenomen. Cortez liet hem en eenige zijner voornaamste officieren met" ketenen beladen in de gevangenis werpen. Jegens de overige officieren en de manschappen gedroeg hij zich daarentegen uiterst vriendelijk, waardoor hij hen zoo voor zich innam, dat zij bijna zonder uitzondering bereidwillig in zijn dienst traden. Deze schitterende zegepraal had slechts weinige ollers gekost en Cortez za<. zich thans met blijden trots aan het hoofd eener voor dien tijd en voor daT land zoo aanzienlijke krijgsmacht geplaatst, dat hij geen oogenblik twijfelde, of hij zou zich in het bezit van Mexico kunnen handhaven. Hij vermoedde niet, dat het moeilijkste gedeelte zijner taak hem nog wachtte, dal de gevaren, welke hij overwonnen had. klein waren in vergelijking met die, welke reeds de naaste toekomst hem brengen zou. De gansche Spaansche krijgsmacht naar Mexico te voeren, scheen bij de orde en rust, welke daar heersctileu, niet noodzakelijk. (iOrtez verdeelde derhalve zijne manschappen: 200 hunner zouden te Vera Cruz blijven, om de schepen te onttakelen, 200 man eene nieuwe volkplanting vestigen en 200 een verwijderd gewest onderwerpen. .. Doch eer Corlez al deze plannen ten uitvoer brengen kon, ontving hij eensklaps zeer verontrustende berichten uit de hootstad, die hem noodzaakten om met zijne geheele macht derwaarts op te rukken. De Mexicanen — zoo luidden die tijdingen — stonden onder de wapenen, zij hadden het Spaansche kwartier aangetast en de machl der Spanjaarden in de hoofdstad werd ernstig bedreigd. Cortez moest zijnen landgenooten zoo snel mogelijk over Tlascala ter hulp snellen. Toen hij, na het verlaten van Tlascala, waar hij zijnen troepen eene korte rust gegund had, zijne krijgsmacht monsterde, bestond deze uil ongeveer 1000 man voetvolk, 100 iiuters Verraderlijke aanval van Alvarado op de Mexicanen. en 2000 Tlascalnnen, die vol geestdrift aan den strijd tegen de gehate Azteken deelnamen. Alvarado verbeidde intusschen binnen Mexico met brandend verlangen de aankomst van versterkingen. In de eerste dagen na Cortez' vertrek had hij met de Mexicanen op een zeer goeden voet gestaan en, gedachtig aan de waarschuwing des veldheers, drt hij hunne nationale vooroordeelen ontzien moest, hun zelfs verlof gegeven om een groot feest ter eere van den krijgsgod Huitzilopotchli in den tegenover het Spaansche kwartier gelegen temper te vieren, onder voorwaarde evenwel dat de feestelingen ongewapend zouden verschijnen en er geen menschen zouden worden geofferd. Toen de feestdag naderde, werd Alvarado — waarschijnlijk door de Tlascalanen — gewaarschuwd, dat er verraad broedde. Men deelde hem mede, dal de Aztekische edelen hunne wapenen in de nabijheid verborgen hadden en dat zij van het feest gebruik zouden maken om een algemeenen aanval op de Spanjaarden te ondernemen. Alvarado gaf zich niet de moeite naar de juistheid van dit bericht onderzoek Ie doen; hij sloeg daaraan geloof en besloo't het verraad door eene bloedige slachting te voorkomen. Evenals Cortez de Cholulanen door schrik tot gehoorzaamheid gedwongen had, zoo wilde ook hij de Mexicanen door onverbiddelijke gestrengheid in loom houden. Op den feestdag verzamelden meer dan 000 Aztekische edelen zich in den tempel van den oorlogsgod, /ij waren prachtig uitgedost: de kostbare, uil vederen samengestelde mantels waren bekaaid met edelgesteenten, ieder feestganger droeg zijne schoonste gouden kelens en zijne kostbaarste juweelen ter eere van dien dag. Alvarado en zijne soldaten waren als toeschouwers tegenwoordig. Hel viel niet in het oog dat de Spanjaarden gewapend waren, daar zij nooit zonder hunne wapenen in hel openbaar verschenen. Evenmin sloegen de Aztekische edelen er acht op, dat een deel der soldaten zich als bel ware toevalli" bij de deuren opstelden, terwijl anderen zich onder de menigte mengden. loen alle feeslgenooten bijeen waren, wierpen Alvarado en de zijnen zich eensklaps op de niets kwaads vermoedende Azteken en richtten onder dezen een vreeselijk bloedbad aan. Geen enkele uil het vroolijke gezelschap werd gespaard. Om de maal van hun schandelijk misdrijf vol te melen, wierpen de Spanjaarden zich op de lijken en beroofden die van hun kostbaren feesttooi; vervolgens trokken zij juichend over hunne schandelijke heldendaad naar hun kwartier. Alvarado had gehoopt, door dezen laagharligen moord den Mexicanen een onbeschrijfelijken schrik aan te jagen. Hij bedroog zich deerlijk! De manhaftige Mexicanen waren een geheel ander geslacht dan de verwijfde inwoners van Cholula. Nauwelijks was de slachting geëindigd, of het gerucht van het gebeurde verbreidde zich met bliksemsnelheid door de geheele stad en verwekte daar eene vreeselijke verontwaardiging. De lucht weergalmde van duizendwerfherbaalde wraakkrelen. Als één man gaf het volk gehoor aan de stem der priesters die hel opriepen om de vreemdelingen te straffen, en reeds den volgenden morgen zagen dezen zich in hun kwartier door de Mexicanen met wanhopige woede aangevallen. De bezetting moest hare uiterste krachten inspannen om de verschansingen tegen de ontelbare scharen, die ze bestormden, te verdedigen. De belegerden waren Ie gering in aantal om op den duur aan den aanvai van een geheel volk hel hoofd te kunnen bieden. Zij zouden bezweken zijn indien Montezuma hen niet gered had. De keizer klom, gedachtig aan dé waarschuwing van Corlez, toen de strijd het felsl woedde, op de tinne van een toren en sprak het volk toe. Hij smeekte zijnen getrouwen Azteken, den aanval te staken, die hem zelf in gevaar bracht, en nog altijd was zijne machl zoo groot dat de woedende aanvallers door zijne toespraak tol bedaren Wraak der Mexicanen. Terugkomst van Cortez. Nieuwe strijd. «ebrachl werden. Zij staakten de bestorming en trokken zich terug, doch wierpen rondom het Spaansche kwartier verschansingen op, ten einde den vijand door honger tot de overgave te dwingen. . In dezen treurigen toestand trof Cortez de zijnen aan, toen hn met zijn leger Mexico bereikte. Hij was diep verontwaardigd over de even dwaze als wreede daad van Alvarado. Toch begreep bij zelf nog met, hoe groot het «evaar was dat hem bedreigde, maar meende dat hij thans met zijne zoo aanzienlijk vermeerderde krijgsmacht de Indianen zonder moeite overwinnen zou. In zijn vermetel zelfvertrouwen beging hij een grooten staatkundigen misslag: hij beleedigde Monlezuma. He gevangen keizer bad met brandend verlangen naar Cortez terugkomst uitgezien. Hij hoopte dat de veldheer door zijn beleid eene minhjke schikking mogelijk maken zou en zond derhalve, zoodra hij hoorde, dal Cortez aan,lin Deze vreeselijke strijd had de laatsle krachten der Azteken uitgeput, loen Cortez den volgenden dag, den 13™ Augustus, den aanval hernieuwen liet, beproefden de dappere verdedigers nog wel tegenstand te bieden , maar zij werden weldra op alle plaatsen overmand. De stad viel. de bevolking werd deels door de Spanjaarden gevangengenomen, deels door de Indianen, me nooit lijfsgenade schonken, vermoord. Slechts enkele gelukkigen slaagden er in, met booten over het meer te ontvluchten, doch de meesten, die di beproefden, werden door de Spaansche schepen achterhaald en opgevangen. Ook den jongen keizer Guatemozin en den cazique van Tlacopan trol du o . Hij werd voor Cortez gebracht, die hem met hoffelijke waardigheid tegemoet trad. Guatemozin sprak den veldheer het eerst aan: .. . .. „Ik heb alles gedaan wat ik kon om mij en mijn volk Ie verdedigen. Thans, Malinche, moogl gij met mij doen gelijk gij goedvindt; jk smeek u alleen, stoot mij met uw dolk neder en verlos mij van dit leven Cortez werd door den moed en de edele fierheid van den Azleek diep getroffen. «Vrees niet," hernam hij. «gij zult met alle mogelijke eer behandeld worden. Gij hebt uwe hoofdstad als een dapper krijgsman verdedigd: de Spanjaarden weten den moed ook in den vijand te waardeeren. De belofte des veldheers werd tot diens schande niet vervuld, want de Spanjaarden, die na de verovering overal in de stad naar schatten zagen zich in hunne hooggespannen verwachtingen bitter bedrogen. De schallen van Montezuma waren verdwenen; de Azteken hadden die m het 1,1 ' zinken of ergens anders verborgen, om ze niet in de handen der roofzuchli0e vijanden le laten vallen. „™r,;i>i/.. Eene wilde razernij maakte zich hij deze ontdekking van de loofzieke Spanjaarden meester; zij eischlen van den veldheer, dat luj Guatemozin en den cazique van Tlacopan op de pijnbank zou laten leggen, om hen zoo le dwingen de plaats aan le wijzen, waar de schatten verborgen waren. Aanvankelijk weigerde Cortez, gedachtig aan zijne belofte; doch toen (Ie sold, ten luid morden, loen zij openlijk hel vermoeden uitspraken, dat de ',, J Guatemozin in heimelijke verslandhouding stond, en dat luj keizer en hel leger hun rechtmatig aandeel in den buil wilde onthouden, was di, anders zoo standvastige en vastberaden man zwak genoeg om zijne eer ion oll'er te brengen, ten einde de beschuldiging van eerloosheid Ie onlzenuwui. Guatemozin en de cazique van Tlacopan werden op de pijnbank gelild, maar zij verklapten niets. De moed des jongen keizers werd zelts doo de afgrijselijke marteling niet gefnuikt. Toen zijn lotgenoot steunde en ™h^vak toonde, riep Guatemozin hem loe: «Gelooft g.j dan, dat ik de weelde van "" Cortez,"wiens geweten hem scherpe verwijten deed, maakte eindelijk aan 8* Cortez als stadhouder van Nieuw-Spanje. de schandelijke foliering een einde; hij liet de beide vorsten naar de Gevangenis terugvoeren. De lijding, dal Mexico door de bleeke mannen veroverd en hel rijk der Azteken vernietigd was, verbreidde zich snel door alle Mexicaansche gewesten. . .n00p!,e overal de caziquen zich aan de veroveraars te onderwerpen. want welke Indiaansche vorst mocht nog hopen, de onoverwonnen vreemdelingen. legen wie een Montezuma en Guatemozin niet opgewassen waren geweest, met goed gevolg te bestrijden? De weinige stammen, die zich niet \ rij willig onderwierpen, werden spoedig en zonder moeite overwonnen Hel groole rijk van Analiuac was van nu afeen wingewest der Kastiliaansche kroon Cortez bad liet toppunt zijner wenscben bereikt. Aan zijn moed, ziinê geestkracht en zijn veldheerstalent dankle Karei V de heerschappij over liet groole westelijke rijk. Met volle recht mocht de gelukkige veroveraar op de dankbaarheid van zijn monarch rekenen en de hoop voeden, dat hem hel stadhouderschap over Mexico zou worden opgedragen. Doch juist deze wensch scheen met vervuld te zullen worden, want in het vaderland waren zijne vijanden onvermoeid tot zijn verderf bezig geweest. Velasquez had klacht op klacht naar Spanje gezonden, dal Cortez zich eigenmachtig de leiding der expeditie aangemaliwl had en dat hij door "elddorst en eerzucht gedreven, zich ook hare vruchten ten nadeele der kroon loeeigenen zou. Bisschop Fonseca, de invloedrijkste man in liet beheer der kolomen, was een vriend van Velasquez en een verbitterd tegenstander van Lortez; Inj bewerkte, dal een gevolmachtigde naar Villa Rica de Vera Cruz gezonden werd met hel bevel den veldheer af te zetten vi, Dt'. oev0'ni>icl"igde, Chrisloval de Tapia, landde in December 1321 te Villa nica. Dij hel stedelijk bestuur wachtte hem eene koele onlvan«st- on grond van eene onnauwkeurigheid in zijne geloofsbrieven, weigenie mtm hem gehoorzaamheid en verklaarde men zich enkel Ie zullen houden aan de bevelen van Cortez. Cortez, die een oud bekende van Tapia was, nam jegens dezen eene zeer vriendschappelijke houding aan, en wist hem door rijke geschenken voor zich te winnen. De gevolmachtigde, die inzag, dat hel hem onmogelijk zou zijn zich tegen den wil der geheele Spaansche bezelling van het bewind meester te maken en den algemeen vereerden veldheer af te zeilen, besloot afstand te doen van de bednegelijke en gevaarlijke eer, stadhouder Ie heelen. Zonder zijn last volbracht Ie hebben, keerde hij naar Cuba (cru™. Intusscben waren de berichten van Cortez over de°gelukkige veroverinu van de slad Mexico en van het geheele rijk, vergezeld door een aantal verzoekschriften van de soldaten en bewindslieden, allen met de Ie bede dal Cortez in de stadhouderlijke waardigheid beveslig.l zou worden, in Spanje aangekomen. De schitterende voordeelen, door den stoutmoedigen veroveraar behaald moes en eindelijk diens vijanden wel ontwapenen. Er werd een buitengewoon gerechtshof benoemd, dat de tegen Cortez ingebrachte beschuldigingen moest onderzoeken; met eenparige stemmen sprak hel als zijn gevoelen uil dal-een der tegen Cortez ingediende aanklachten bewezen was. ° Den 15™ October 1522 onderteekende keizer Karei V de benoeming van den veldheer lot stadhouder, opperbevelhebber en opperrechter van Nieuw? Spanje Corlez ontving de bevoegdheid om alle ambten zoowel in het bestuur als in het leger weg Ie schenken. Reeds vóór de koninklijke benoeming Ie Mexico aankwam, had Corlez onbeperkt als stadhouder geregeerd en in deze betrekking getoond, dat hij e\en bekwaam was om het bestuur der kolonie Ie regelen als om haar le veroveren Op zijne oproeping, op de belofte van aanzienlijke landerijen kwamen Spaansche avonturiers m grooten getale van de eilanden naar Mexico' 0111 zich 111 liet goudland te vestigen. Op huu verlangen moest Cortez de noodlottige instelling der reparlimienlo's ook iu Nieuw-Spanje invoeren doch Mexico herbouwd. Bekeering der Azteken. Tocht naar Honduras. liii tlroe" zorg, dat de Indianen in Mexico niet zoo sleclit behandeld werden als op de eilanden. Intusschen was hun lot nog treurig genoeg en velen hunner, die den val van het rijk der Azteken met gejuich begroet hadden, wensclilen thans de heerschappij hunner stamverwanten terug. Alleen ue Tlascalanen bleven, tol belooning voor de trouwe diensten, door hen in den strijd tegen Mexico bewezen, van de reparlimienlo's verschoond. Deze instelling daargelaten, gedroeg Cortez zich jegens de onderworpen stammen zachtmoediger en rechtvaardiger dan eenig ander Spaansch veroveraar. Alleen oproermakers strafte hij inet wreede gestrengheid. Overigens nam Hij een aantal maatregelen tot bescherming van de onderdrukten, zoodal de naam nMalinche," dien Cortez bleef behouden, door alle stammen met achting en voor een deel zelfs met eerbied uitgesproken werd. ... , In tweeërlei opzicht was Cortez vooral met goeden uitslag werkzaam. Hij liet de verwoeste stad Mexico herhouwen en 111 een ongeloofelijk korten tijd verrees zij uil hare ascli. Tol de bereiking van dat doel bracht de s a houder aanzienlijke offers, zoowel uit zijne eigen middelen als uit de openbare Nog nader dan deze onderneming lag hem de bekeering der Indianen lot het Christendom aan het hart. Hij bevorderde derhalve den bouw van Christelijke kerken, hij riep monniken en wereldlijke geestelijken naar .Nieuw-Spanje, wien hij zulk een diepen eerbied bewees, dat ook de Indianen, die zagen, hoe de machtige man den iu grove pijen gehulden en ongeschoeiden t ranciscanen de handen en zelfs de voeten kuste, geloofden, dat de priesters meer dan gewone menschen moesten zijn. De Christelijke godsdienst werd met eene ongelooflijke snelheid door bel land verbreid, de bloedige tempels van den oorlogsgod werden verlaten en de menschenoffers, die op strafte des doods verboden werden, hielden op. , . . , Een tijdlang vond de stadhouder bevrediging voor zijn rusteloozen „ast in deze vreedzame werkzaamheid, doch weldra dreef zijn zucht naaravontuien hem weer naar vene streken. Hij had ontdekkings- en veroveringstochten in verschillende richtingen, onder anderen naar Honduras, verordend. Un istoval de Olid, die daar eene volkplanting had gevestigd, had zich onafhankelijk gemaa . Om hein Ie tuchtigen, rustte Cortez eene expeditie: vani 200 Spanjaarden en ongeveer 3000 Indianen uit, met wie hij in October 12* den gevaat lijken inarsch begou. Wij kunnen hein daarop niet volgen, want de pchiedkund ge beteekenis dezer onderneming is gering; zij boezemt ons slechts belangde » in, omdat Cortez op dien tocht zijn naam door eene hoogst onrechtvaardige en wreede handeling bezoedelde. , De gevangen keizer Guatemozin en de cazique van Hacopan waren hem reeds sinds lang tol overlast; hij moest hen voortdurend zorgvuldig l'ewaken, want vooral Guatemozin telde onder de Azteken nog altijd getrouwe aanhangers die elk oogenblik bereid waren om op zijn bevel tegen de Spanjaarden in opstand te komen. Daarom voerde Cortez den voonnahgen keizer steeds met zich en verloor hij hein nooit uit betoog. ,„niia:,i Op den inarsch naar Honduras werd den stadhouder de gelegenheid aangeboden om zich van de lastige gevangenen te ontslaan. Hij onlvm namelijk bericht, dal Guatemozin en de cazique van Tlacopan. dl*'iel"'lk thans vergezelden, mul verscheidene andere aanzienlijke Indianen eene samen /.wering gesmeed hadden, dat zij van plan waren. J^Spanjaarden leovervd'len hen te vermoorden en hierdoor een algemeenen opstand tegen di, b| heerschappij te bewerken. Terstond liet Cortez de beide vorstenencengroo aantal Indiaansche edelen in hechtenis nemen. De laats ten bekenden alles wat men slechts van hen weten wilde; de pijnbank perste bun de verklaring af, dat zij door Guatemozin verleid waren. . Cortez beval, dat de voormalige keizer en de cazique op staanden voel ter dood uebrachl zouden worden, hoewel beiden hunne onschuld staande hielden. Dood van Guatemozin. Cortez vertrekt naar Spanje. Toen Guatemozin weggevoerd werd naar den boom. waaraan bij zou worden opgehangen, deed hij den Irouweloozen sladliouder billijke verwijlen over diens woordbreuk.^ Onder de sterkste beluigingen van onschuld slierf bij. Berual Diaz, Corlez oude krijgsmakker, zegt: »Het Ier dood brengen van Guatemozin was hoogst onrechtvaardig en werd door ons allen zoo beschouwd." Corlez zelt gevoelde dil; hij werd langen lijd door gewetenswroeging gefolterd. Hij was ontstemd en prikkelbaar en kon des nachts niet slapen. Du tocht naar Honduras, die slechls weinig beleekenende uitkomsten opleverde, hield den sladliouder meer dan 1''2 jaar bezig. Eerst in Mei 152fi keerde hij terug. Hij vond gedurende zijne afwezigheid allerlei misbruiken in het bestuur ingeslopen en toch was hij niel in slaat daarin verbetering aan te brengen want hij zag al zijne pogingen verlamd door de verdachtmaking zijner vijanden. p I11 Spanje hadden de (alrijke verhitlerde vijanden des stadhouders de laatste jaren niet stil gezeten. Zij hadden den keizer met goed gevolg het vermoeden ingeblazen, dal de eerzuchlige veroveraar niels anders bedoelde dan zich in Mexico een onafhankelijk koninkrijk Ie slichten. Een gevolmachligde, Juan Ponce de Loon, een man uil een aanzienlijk geslacht, werd naar Mexico gezonden, om een onderzoek in Ie stellen. Hij kwam daar 111 J11I1 1520 aan, gedroeg zich jegens den sladliouder hoffelijk en bescheiden en werd door dezen ook met groole eerbewijzen ontvangen. Eer hij met hel onderzoek echter een begin kon maken, slierf hij aan eene kwaadaardige koorls. Op zijn sterfbed droeg hij zijne volmacht over aan een opvolger, die hem sleehls weinige maanden overleefde, doch vóór zijn dood den schatmeester Lslrada lol zijn plaatsvervanger benoemde. Eslrada was een onbekwaam mensch en de persoonlijke vijand van den stadhouder; de Spaansche volkplanters verachtten hem en spoorden Corlez aan hel bewind Ie blijven voeren. zonder zich aan den koninklijken gevolmachligde te sloren. Doch de stadhouder weigerde dil beslis! en hij bleef bij zijn besluit, ook toen Eslrada zich tegenover hem de meest beleedigende maatregelen veroorloofde en hem eindelijk zelfs beval, de hoofdstad Mexico te verlaten. Alleen zeide luj bitter: «Hel is wal fraais, dat bij. die de slad ten koste van zijn bloed veioveid heeft, haar verlaten moet." Doch hij gehoorzaamde, hoewel zijne ouüc kiijgsmakkers eenparig verklaarden, dal zij mei blijdschap voor hem hel zwaard zouden trekken. Zulk eene vernedering kon Corlez niel lang verdragen: bij besloot naar fcpanje Ie vertrekken en zich daar in persoon te rechtvaardigen. Toen zijn besluit 111 het land bekend werd. stroomden de volkplanters van alle zijden toe en smeekten hem Ie blijven. Zij verklaarden dal zij hem Ier zijde zouden slaan, indien luj de onafhankelijkheid van Nieuw-Spanje van de Kasliliaansche kroon afkondigen en zich zelf aan hel hoofd der regeering plaatsen wilde Corlez wees al deze aanzoeken van de hand; hij scheepte zich Ie Vera Cruz. 111 en kwam in Mei 1528 gelukkig in zijn vaderland aan. Keizer Karei ontving den uitstekenden man. wien hij zooveel dankte op e eervolste wijze. Hij benoemde hun tol maikies en sprak bij verschillende gelegenheden zijne dank baai beid uil voor de gewichtige diensten, door hem bewezen, doch dat, wat Cortez boven alles begeerde, stond de keizer hem niet toe luj droeg hem niet weder hel bewind over Mexico op. Voor hel burgerlijk bestuur van Nieuw-Spanje weid een afzonderlijk regeeringslichaam ingesteld. Corlez ontving slechts den rang van opperbevelhebber met de bevoegdheid om ontdekkingen in de Zuidzee te doen en over die landen Ie 1 egt eren. waaiin bij volkplantingen zou vestigen. Meer dan deze zeer twijfelachtige uitkomst kon Corlez niet verkrijgen "J keei«e derhalve naar Nieuw-Spanje terug in eene alles behalve aangename aanleiding'g'üf (lie ,ot allerlei kibbelarijen met het burgerlijk bestuur Cortez teleurstellingen. Zijne laatste lotgevallen. Zijn dood. Zulke kleine kwellingen kon Cortez op den duur met verdragen; zijn rusteloos en avontuurlijk karakter dreef hem aan tot nieuwe ontdekkingen en veroveringstochten, die voor de wetenschap gewichtige uitkomsten opleverden, doch hem zelf niets dan nadeel aanbrachten. In liet jaar lo3 ontdekte Inj Om zijne nieuwe expeditie uil te rusten, had Cortez een groot deel \an zijn vermogen moeten opofferen, en zelfs schulden moeten maken, terwij uj uit zijne ontdekking niet het geringste geldelijke voordeel trok Ook dank oogstte liif daarvoor niet in, doch alleen nieuwe verdrietelijkheden. Nog eens besloot hij in persoon zijnen vijanden het hoofd te bieden; luj reisde weder naar Spanje, doch vond hier eene uiterst koele ontvangst, /.ijne verdiensten waren vergeten, de bejaarde, ruim GOjarige man had geene oekomst meer. Hoewel hij aan den later nog te vermelden tocht van Karei V naar Algiers als vrijwilliger deelnam en bij deze gelegenheid weder zijn roem als uitstekend krijgsman handhaafde, had Karei V ^b-jneverlmuwMiin hem verloren. Hij werd als een lastig bedelaar met koude hoffelijkheid behandeld. Deze miskenning van zijne billijke aanspraken krenkte den eergierigen man diep, doch zijn hart werd daardoor niet gebroken. Hij sliert met, ■Telijk dikwijls verhaald wordt, van verdriet, doch aan een aanval van buikloop, den -2m December 1547. Ook eindigde bij zijn leven niet als een geheel verarmd bedelaar, inaar bij liet nog een zeer aanzienlijk vermogen na. al was het dan ook niet in overeenstemming met de onnoemlijke schatten, welke tnj eenmaal had bezeten. . . , Cortez is, evenals reeds bij zijn leven door vrienden en vijanden oor de dikwijls partijdige geschiedschrijvers van lateren tijd zeer verschillend beoordeeld. De voortreffelijke Las Casas een vriend van Velasquez, heeft hem meer dan één steen naar het hoofd geworpen, terwijl Gomara hem tot in de wolken verheft en Berual Diaz hem wel menigmaal berispt docli ook dikwijls, van bewondering voor zijn veldheer gloeiend, hem lo een held maakt. Zoo hebben ook latere geschiedschrijvers hem of als een bloeddorstig monster, als een hebzuchtig, gewetenloos, eergierig veroveraar voorgesteld, gelijk dit voornamelijk in het tegenwoordige Mexico aan de orde \an den de en bewondering maken kan. "ei eerst zullen wij geneigd zijn aan liet karakter van Cortez recht ie laten Sï^VeTS; 2 S. m8el*ken "1Pl '^nod *—• den ZEVENTIENDE HOOFUS T U K. De verovering van Peru. Verbond tusschen Pizarro, Almagro en de Luque. Vroegere geschiedenis van Peru. De sage. De staatsregeling. Onbeperkte heerschappij der inka's De wetten. Maatschappelijke toestand. De adel. Communistische verdeeling van de goederen. Godsdienst der Peruanen. Nijverheid. Wetenschap. De quipus. Hoogste bloei des rijks onder den inka Ituayna Capac. Twisten om den troon tusscheu Huascar en Atahnallpa. Overwinning van Atahuallpa. lM, d,e Spaansche volkplanting, die van Santa Maria naar Panama verleg te viniei 1 berichten omtrent de schatten, welke in de zuidelijke landen De tiilin" ™"ip '!aar 0,ll|lekkinSsreizen 111 dl'e streken ontwaken, lil nr Lll schitterende voordeelen, door Hernando Cortez in Mexico male In t ondernemingsgeest der stoute avonturiers in hooge mate en hoewel eene poging om verder zuidwaails door Ie dringen door de ziekte van den bevelhebber dezer expeditie in het jaar 1522 verbid werd deden zich toch weldra andere fortuinzoekers op. die gaarne een tocht nni' dal onbekende goudland wilden wagen. ° /iel. mp|llStv^iZi",(?' (lt' 01,8 reeds' bekende reisgenoot van Balboa, verbond hii hwbivel nrl Jivt "lanne"' om een paar schepen uil Ie rusten, waarover «uidel* «Sjè """ "" J'e lMJ "" ',ül 0"k'k»"Je !>«' Een zijner verbondenen heette Diëgo de Almagro, een gunsteling der JoiIuïn vaii onaanzienlijke afkomst maar even dapper als Pizarro; .Ie derde in led van°tle v nr 'i"'"''"',' 8L'n g,'acl" 8ees,eliJke. '"e het grootste tl van de voor de uitrusting der schepen noodige gelden verschafte. De toestemming van den stadhouder werd zonder moeite verkregen 100bonnen aan8eschaft-een was spoedig uitgerust en met midden van )'11a ; P.™ "a-n het bevel daarvan op zich°en zeilde in het Pa • na naar t, ï >ov«'ir,her 1524 0f 1525 uit de kleine haven van mogelijk volgen ag''° Z°" hem 'nel het 'weede schip zoo spoedig het landWÜS° f ?ndernRIT}ing bespreken, willen wij een blik werpen op zl ,,n **• « 'o'gR'aHen J,r Sp,,„scl,? °'ÜOte Via" ?er" slrek,e zicl' aan de oostkust van den Grooten h ^ °"fVTe',' Va" elJgraad noorderbreedte lot den 37™ graad zuider- ïok in hë! 'lihet 7'T^ 1,1 llüzü "fgeslrek.l.eid alle kustlanden en iSde ook in het binnenland zijne grenzen oostwaarts ver over het geberg.e uit een vH i uaan,sche nJk werd bewoond door een talrijke bevolking die op de 12* ^eèuTvn!TnVa|. |eS?aVin8 St0ll(J,' Ue sa°e verl,aalt- dat omstreeks zijne zuster Mama fté In f,rekeT!'r ,vvee k.'nderen ^r zon, Manco Capac en zijne zuatei Mama (Jello Uuaco. de ruwe wi 1 en ,)u. i,w>n ,io,a 1. .... De adel. Wetten. Maatschappelijke toestand. den, bezochl hadden, om hen in landbouw, veeteelt, bergbouw en nijverheid te onderwijzen en hen alzoo te beschaven. In het dal van Cuzco sloegen zij hunne woonplaats op en slichtten daar de stad. die van dezen tijd at de hoofdstad des lands werd. De kinderen, uit den echt van dit goddelijk paar gesproten, werden de koningen van het land. Een andere sage spreekt van bleeke, baardige mannen, die, van de kusten der Tilicaea zee gekomen, aan de ruwe Indiaansche stammen de zegeningen der beschaving gebracht zouden hebben. Het Peruaansche volk hechtte echter meer geloof aan de eerste sage, welke aan zijn koninklijk geslacht een goddelijker! oorsprong toekende. Over de geschiedenis van Peru ligt een nog dichter sluier dan over die van Mexico. Men spreekt van 12 inka's, die elkander vóór de aankomst deiSpanjaarden in rechte lijn waren opgevolgd, en zoowel door eene wijze regeering als door veroveringstochten den bloei van het rijk verhoogd hadden. De staatsregeling van Peru was onbeperkt monarchaal. De inka was de eenige bezitter van alle macht, van alle waardigheden en alle eigendommen zijner onderdanen, de eenige wetgever en heer des rijks. Hij was niet alleen het middelpunt der staatsmacht, maar, om het beroemde woord van een Europeesch vorst te gebruiken, »de slaat zelf." Uit kracht zijner goddelijke afkomst was hij de plaatsvervanger van de godheid, de zon. Élke ongehoorzaamheid aan zijne bevelen was dus niet alleen oproer, maar heiligschennis, opstand tegen de godheid zelf. Hij stond aan hel hoofd der priesterschap en heerschte zoowel over den geest als over hel lichaam zijner onderdanen. Even hoog boven het gemeene volk als diep beneden den inka stond de adel des rijks, die weer in twee scherp gescheiden kasten gesplitst was. De eerste kaste vormden de talrijke leden van het geslacht der inka s, de afstammelingen van het eerste vorstenpaar en alzoo van de zon zelf. Dewijl zoowel onder de vorsten als onder den adel de veelwijverij heerschte. was het aantal zonen der zon langzamerhand zeer uitgebreid; zij bezaten onmetelijke voorrechten boven het overige volk, alle hoogere ambten werden hun toevertrouwd, zij alleen mochten de liooge priesterlijke waardigheden bekleeden. zij alleen waren de aanvoerders des legers. Het beste deel der staalslanderijen diende tot hun onderhoud, terwijl zij ontheven waren van alle mogelijke belastingen. Het volk vereerde de zonen der zon als halve goden, daar hel meende, dat een afstammeling der inka's niet in staat was eene misdaad te begaan. Doch, welk eene verheven plaats de adel ook innam, nooit kon hij zich tot de waardigheid van inka verheffen, want deze moest zoowel van vadersals van moederszijde uit zuiver goddelijk bloed gesproten zijn. AN el had elke inka een groot aantal vrouwen, die uit de schoonste maagden des adels gekozen werden, doch zijne eigenlijke gade, de koningin, mocht niemand anders zijn dan zijne zuster. Slechts kinderen, uit deze in onze oogen zoo onnatuurlijke echtverbintenis gesproten, werden als wettige, waarachtige zonen der zon en als erfgenamen der kroon beschouwd. Onder de eerste adellijke kaste stond eene tweede, de vorsten der overwonnen Indiaansche stammen en hunne nakomelingen, die insgelijks groote voorrechten genoten. Hel eigenlijke volk werd door buitengewoon strenge wetten geregeerd. De meeste misdaden, zooals moord, diefstal, echtbreuk, godslastering, ongehoorzaamheid jegens den inka, werden met den dood gestraft. De door den inka naar willekeur aangestelde rechters oefenden eene bijzonder snelle rechtspleging uil. Hoogst belangrijk was de maatschappelijke toestand der Peruanen, die door onze tegenwoordige socialisten en communisten als de verwezenlijking van hunne schoonste droombeelden beschouwd moet worden. Hel geheele land was gemeenschappelijk eigendom; hel werd elk jaar opnieuw verdeeld, zoodat Nijverheid. Bouwwerken. De vesting Cuzco. nooit een enkel persoon tot inzonden» rijkdom geraken en ook nooit eene van ailes G verval,en kun' I)e slaat dus de eigenlijke bezittter Bel geheele grondgebied des rijks was in drie deelen verdeeld; de opbrengsten van liet eene deel ontving de godheid, die van bel tweede bet In I . ua"i , ' inka; l,ocl' ,leze tlrie l'eelen moesten natuurlijk oor het volk bearbeid worden. Uil het voor den inka bestemde deel werden tiet hol en de hooge adel ondersteund. De krachtige arbeiders des volks moesten ook het land dat den dienstdoenden krijgslieden en beambten, den /wakken en zieken bij de jaarlyksche verdeeling toebedeeld werd, bearbeiden Lvenals het land, waren ook de lama's (Peruaansche schapen) staatseigendom: elke familie ontving jaarlijks haar aandeel aan de wol overeenkomstig haar zielental. Hel communistische stelsel der jaarlijksche verdeelin* van alle goederen was, gelijk uil hel bovenstaande blijkt, in hel Peruaansche rijk zoo nauwgezet toegepast, als in geen anderen bekenden slaat der wereld Merkwaardig is liet, dat, 111 weerwil van deze gelijkmatige, jaarlijks tenigkeereude akkerverdeehng, de landbouw op een hoogen trap van bloei stond De kustlanden, waar nooit een droppel regen viel en die dus eene (lorre woestenij zouden geweest zijn, indien zij niet door ontelbare kanalen van water voorzien werden prijkten evengoed als de bergterrassen met de schoonste landbouwvoortbrengselen. Zij werden zorgvuldig bearbeid en gemest; reeds toen kenden de Peruanen het gebruik van de guano vnn l'!ni,i r'frV'T1 ?P,.ee1n ll008e.l) «rap; maar er was geen spoor an handel, want de handwerkslieden arbeidden niet voor den verkoop aan bijzondere personen, maar werden meestal als dienaars van den staat beschouwd wien zij hunne voortbrengselen deden toekomen. Voor den staal werkten de bouwmeesters, metselaars en timmerlieden. J P', lze" voor den inka, prachtige tempels en reusachtige vestingwerken *! bouwden, terwijl het volk grootendeels in onaanzienlijke hutten woonde. Voor den slaat werden ook de voortrellelijke heirbanen geëffend, die niet zoozeer bestemd waren om den voetgangers gemak Ie bezorgen, als wel om aan hel egei wegen te verschaffen, waarlangs de troepen in korten lijd het geheele land doortrekken konden. Uor den slaat was de bergbouw en de bearbeidin" der metalen , die eigenlijk alleen dienden om de paleizen van den inka en de tempels met eene in waarheid oogverblindende pracht te versieren Alles moest in dit land immers den slaat len dienste slaan! De enkele ..... 7 Ue vesting van Cuzco was zulk een reusachtig bouwwerk, dat hare over¬ blijfselen nog heden de verbazing der reizigers gaande maken. Prescott zegt daarvan in ziine geschiedenis der verovering van Peru : J "De vesting de muren en de gangen waren geheel uit steen gebouwd, welks zware blokken ZLr, reS i" i*" T" gelCg^ "'arCn' maar Z0°' dat de klein,''re de openingen tusschen de „ïootere aanvulden Zij vormden eene soort van ruw muurwerk, en waren slechts aan de zorgvuldig bearbeide buitenzijde behouwen. Hoewel geen kalk aangewend was, warende" blokken zoo nauwkeurig en vast m elkander gevoegd, dat het zelfs onmogelijk was het lemmer van een mes dnartusschen te schuiven. Vele dezer steenen waren van eene reusachtige voet dik Ke"'ie Waren ",et """ aCht eD dCrt'g V0Ct lang' aC',ttien voet breeJ en "9 Wij staan verstomd, wanneer wij bedenken, dat deze massa's door een volk dat het gebruik van het ijzer niet kende, uit de rotsen uitgehouwen en in verschillende vormen beneikt zijn; dat zij uit eene vier tot vijf legua's verwijderde steengroeve zonder de huln van lastdieren, over rivieren en woudstroomen naar hunne hooge ligplaats op de Siërra vervoerd en daar eindelijk met de grootste nauwkeurigheid op hunne plaats gesteld werden zonder kennis van de huropeesche werktuigen. Men zegt, dat 20,000 menschen gedurende 50 iaren aan den bouw gearbeid hebben. Wat hiervan ook zijn moge, wij zien daarin de weging f 0Vr hCt 1CVeu 'lc ^zittingen harer onderdanen naar willekeur kon beschikken, en die, indien zij in het algemeen niet drukkend van aard beschouwde "ngea te" n!U'Z'e" ,le" ge"ergdt' dienste" üecht* b1' redcl°°*-- Godsdienst der Peruanen. Zonnedienst. Tempels. Priesters. *) De welwillende lezer zal wellicht opmerken, dat deze stelling van Jen (vaardigen mkii zeer modern klinkt, en bijna evengoed van een lid van het tegenwoordige Pruisische Heerenhuis als van den ouden Peruaanschen vorst afkomstig kon zijn, ja misschien zon iemand zelf» geneigd zijn om hier aan bedrog te denken, doch men moge zich gerust stellen: die verdenking is ongegrond. Garcilasso de la Vega, die in het jaar 1540 geboren was en van moederszijde van die inka's afstamde, de geschiedschrijver van dien tijd, is onze zegsman. menscli was niet in tel, hij was slechts een onmerkbaar klein bestanddeel van het leven van den staat. De regeering schreef hem voor, waar hij zich moest nederzetten; hij mocht zijne woonplaats zonder verlof niet veranderen, zijn geheele leven en werken werd door eene hoogere macht geregeld, die hem in ruil daarvoor ook zijn onderhoud verzekerde, hem voor armoede en gebrek beveiligde. , , , De godsdienst der Peruanen was zeer eigenaardig. Zij erkenden een hoogst, onzichtbaar wezen, den schepper en bestuurder der wereld; doch hem werden geene tempels gewijd, noch door de talrijke priesters otlers gebracht. De godheid, aan wie de hoogste aanbidding geschonken werd, was de zon. Zij gebood over de lotgevallen der mensehen; haar werden de grootste en prachligsie tempels, de rijkste offers gewijd. De verbreiding van haar eerediensl was de heiligste plicht voor de Peruanen, die tot bereiking van dil doel het rijk der inka's jaarlijks mei goed gevolg over de naburige stammen poogden uit te breiden. Daardoor was elke oorlog, welken de vorslen voerden, 111 bel oog des volks geen veroverings-, maar een godsdienstkrijg. De overwonnen volken moesten den zonnedienst aannemen, maar verder hel men hen zonder bedenken hunne eigen godheden behouden, dewijl immers ook de Peruanen zeil, behalve de zon, nog een groot aantal andere godheden vereerden. De zonnedienst was niet zoo afgrijselijk als de vereering, welke door de Azteken aan hun oorlogsgod gewijd werd. Wel kwamen ook ui Pem menschenotters voor, doch dit was slechts hoogst zelden, bij bijzonder plechtige gelegenbeden het geval, b. v. bij de kroning van een iuka of na eene groole overwinning. Dan werd meestal een kind of eene schoone jonkvrouw geoflerd; alleen bij den dood van den inka had eene menschenslachting op groole schaal plaats, liet menschenelen werd door de Peruanen verafschuwd; zij roeiden deze gewoonte dan ook bij alle door hen onderworpen stammen uit. In hunne zonnetempels spreidden de inka's eene ongeloofehjke pracht ten toon; zij stapelden daar fabelachtige schallen aan edele metalen en juweelen op- de zonen der zon hadden een groolen tempel te Cuzco lol hunne gralslede. Stierf een inka, dan werd een aantal zijner dienaars en zijner meest «eliefde vrouwen geotterd. Het lijk van den overledene werd kunstig gebalsemd, vervolgens met den prachligslen koninklijken dos gelooid en in het gralgewelf des lempets op een gouden stoel gezet. De priesters, die den dienst in de tempels waarnamen, waren buitengewoon talrijk; in het slaatsleven speelden zij echter geene rol. dewijl zij noch door buitengewone geleerdheid uitblonken, noch andere dan priesterlijke bezigheden te verrichten hadden. Hun invloed op hel volk was dan ook Een "volk, dat alleen voor zijne vorstelijke familie leefde, dat bij zijne eigenaardige communistische staatsregeling nooit de aandrift tot onafhankelijkheid voelen kon. moest wel op een lagen trap van kennis slaan. Dit was dan ook bij de Peruanen, in weerwil van hunne schijnbare beschaving des Ie meer het geval, daar de inka's met opzei alle geestelijke ontwikkeling deimenigte onderdrukten. Eén der meest beroemde Peruaansdie vorsten heeft naar men zegt, den stelregel uilgesproken: »De wetenschap is niet bestemd voor het volk. maar voor hen. die uit adellijk bloed gesproten zijn; menschen van lagen stand worden door haar slechts opgeblazen, ijdel en aanmatigend. ) De quipu's. Huavna Capac. Huascar en Atahuallpa. Waai de onbeperkte alleenheerschers zich door zulke beginselen lieten beduien, kon natuurlijk van eene wetenschappelijke ontwikkeling des volks geen sprake zijn. De Peruanen stonden op dit punt ver bij de Azteken ten achter zij bezaten met eens, gelijk deze, een beeldschrift, maar slechts de merkwaardig' hoogs onvolkomeiie quipu s, waarvan zij zich in plaals van letterschrift' «huiden. Het quipu was een uil bonte draden gevlochten snoer, ter lengte van ongeveer twee voet waarvan kleinere draden als franjes afhingen Door het aantal en de kleur der draden en door de daarin gelegde knoopen drukten de Peruanen getallen en begrippen uit. Zij waren in staat door middel der quipu s berichten, natuurlijk slechts voor een bepaald doel, over te maken In alle provinciën waren bepaalde beambten met de vervaardiging van de quipu s belast; zij zonden die door postboden (loopers, die elkander van station tot station afwisselden) naar de hoofdstad, waar zij zorgvuldig gue-istreerd en 111 een soort van archief bewaard werden. Dis>irceiu In de dagen, toen Pizarro zich met de uitrusting zijner schenen bezi» or ' .«fT1? v Pe'" V" ink,a Capac. een krachtig en ffugslS^ orst, die liet Peruaansche rijk door de verovering van Quito vergroot en zijne verovering door de invoering van de Peruaansche staatsregeling bij alle onderworpen stammen bevestigd had. Dewijl hij te gelijker tijd erop uit was, zoowel door zachtheid tegenover zijne nieuwe onderdanen, als door de bevoidenng van hunne slollelijke welvaart, hunne liefde te verwerven bereikte I e rijk onder hem het toppunt van zijn bloei. In weerwil van ,lil alles was het juist deze inka, die den val van zijn geslacht voorbereidde, door het nemen van een maatregel, welke een binnenlandschen oorlog deed ontbranden waarvan de Peruaansche geschiedenis geen tweede voorbeeld kende. ™i,i .5™ af'ac was- evenals zijne voorvaderen, met een zeer aanzienlijk P. vouwen — men zegt 600 — en een daaraan geëvenredigd aantal afstammel ngen gezegend. Aan al zijne zonen was echter volgens de gewoonte alleen de zoon zijner gade en zuster, Huascar, tot de erfopvolging gerechtigd Deze Vl'JhinVlï^Un,/1J" P i',1 l,,ef de 1,lka °P 0111 den wil van een lievelingszoon, Atahuallpa, dien de dochter van den onttroonden koning van Quito hem geschonken had. Hij bepaalde, dat na zijn dood Huascar wel liet oude Peruaansche rijk maar Atahuallpa hel koninkrijk Quito erven zou Waarschijnlijk in liet jaar 1525 stierf Huavna Capac. diep betreurd door zijne onderdanen, zelfs door de inwoners der door hem veroverde landen, tijne begrafenis werd met onbeschrijfelijken luister gevierd. Men verhaalt, 1 "i 6 , Izent'en zijner vrouwen en dienaars zich vrijwillig aan den offerdood fe Te ^lekltm °' °m overleilen vor!?l "aar de schitterende woning der zon „„ Overeenkomstig des vaders wil deelden de beide zonen de heerschappij ' Jarcn 'an8 regeerden zij zonder twist, Huascar in Peru, Atahuallpa in Quito, maar toen ontstond er tusschen de broeders een geschil, dat weldra tot eene openlijke breuk voerde. Atahuallpa, een eerzuchtig, bij zijne krijs- grenz"en ^in^ wJ, TldV"1^ 330 ',el |^ofd va" zÜn leger over de Peruaansche ,! • / : n ' ó overwon lnj zijn broeder; iu het laatste treilen, dat in en omtrek van Cuzco plaats vond, nam hij hem gevangen. Ofschoon Atahuallpa ten gevo ge zijner afkomst op de regeering van Peru geene aanhaak kon doen gelden maakte hij zich toch daarvan meester, nadat hij zijn mis!'h^l "i!.rn mac,M gekregen bad. Zelfs deinsde hij niet voor eene afschuwelijke tciug, om zich hot bezit der kroon te verzekeren. v . °'oe!ls het verhaal van Garcilasso, dat echter niet boven allen twijfel verheven is, nep hij den inka-adel van het geheele land te Cuzco bi een waïLTt rHUWr,e"i hem b?.raadsla8en zouden over de beste wijze,' i 1 tusschen hem en zijn broeder verdeeld zou kunnen worden. /ii in de hnnfm"i ,aa" dle 0Pr,oePinK gehoor; doch nauwelijks waren zij hoofdstad aangekomen, of de krijgslieden van Atahuallpa wierpen Ongelukkig begin van Pizarro's reis. Zijn terugkeer. zich op heil en hieuwen hen neüer; ook hunne vrouwen en zusters ondergingen hetzelfde lot. De wreede veroveraar wilde het geheele geslacht der inka's uitroeien, opdat hij, als eenig overgeblevene, ook een uitsluitend recht op de heerschappij zou bezitten. Het ééne doodvonnis volgde op het andere; maar toch bereikte Atahuallpa zijn doel niet, daar vele zijner aanverwanten zich aan de vervolging wisten te onttrekken. Daarom liet hij ook den gevangen Huascar voorloopig in liet leven. Nadat de slachting afgeloopen was, begaf Atahuallpa zich naar Cuzco. Trotsch op zijne zegepraal aanvaardde hij in liet jaar lo3:2 de regeering over geheel Peru en Quito. Weinig vermoedde hij, dat die schitterende zegepraal slechts de voorbode van zijn spoedigen en smadelijken val zou zijn. A CHTTIENDE H O O F D S T U K. Peru. Ongelukkig begin van Pizarro's reis Zijn terugkeer. Het beroemde verdrag. Tweede reis. Groote moeilijkheden. De kust van Peru ontdekt. Landing bij Tuinbez. Vriendelijke ontvangst bij de Peruanen. Groote schatten. Terugkeer naar Panama. Pizarro reist naar Spanje. Verdrag met den keizer. Terugkeer naar Panama. Twist tusschen Pizarro en Alinagro Uitrusting van de vloot Tegenspoeden. Pizarro op het eiland Puna. Wreedheden, jegens de inboorlingen gepleegd. Stichting der kolonie San Miguel de Pinra. Marsch naar het biunenland. Aankomst te Caxamalca. De Spanjaarden voor het eerst door den inka Atahuallpa ontvangen. Vermetel plan van Pizarro. Pizarro had voor het aanvaarden van zijn ontdekkingstocht het ongunstigste jaargetijde gekozen. Zware regenvlagen, tegenwind en veelvuldige stormen maakten de vaart naar'hel onbekende zuiden lastig en gevaarlijk. Waar de avonturiers aan de onbekende kusten landden, vonden zij ondoordringbare maagdelijke wouden of ontoegankelijke moerassen, nergens bebouwd land. zoodat zij weldra door gebrek aan levensmiddelen en door ziekten zwaar geteisterd werden. Pizarro's reisgezellen, die zich op de treurigste wijze in hunne verwachtingen omtrent bet goudland in liet zuiden bedrogen zagen, drongen onstuimig op den terugkeer naar Panama aan; slechts met moeite wist hun aanvoerder hen te bewegen om den tocht voort te zetten. Doch alle pogingen der Spanjaarden om hel goudland te ontdekken schenen vruchteloos; nergens vertoonde zich daarvan een spoor, totdat zij eindelijk een Indiaansch dorp bereikten, welks inwoners groote gouden versierselen droegen. Hier ontvingen zij opnieuw de verzekering, dat in het verre zuiden een groot en machtig land lag, dat door een zoon der zon beheerscht werd, een land rijk aan goud en andere schatten. Dit bericht schonk den avonturiers nieuwen moed; zij zetten hunne reis naar het zuiden voort, doch daar zij bij nieuwe landingen steeds in hevige gevechten niet de Indianen geraakten, moest ook Pizarro eindelijk inzien, dat zijne uitrusting niet voldoende was om den óntdekkings- en veroveringstocht verder voort te zetten. Hij keerde terug en landde, wijl hij niet te Panama zelf wilde aankomen, te Chicama, ten westen van Panama; hier ontmoette hij Almagro, die intusschen, insgelijks zonder eenig noemenswaardig gevolg, een tweede schip naar het zuiden gevoerd had. Pizarro liet zich evenmin als Almagro door den weinig beleekcnenden uitslag dezer eerste onderneming ontmoedigen. Beiden besloten, eene tweede De kust van Peru ontdekt. poging lot ontdekking van het goudland in het zuiden te wagen. Almagro ging naar Panama; hier wilde hij nieuwe manschappen voor de voorlzettfn»der reis aanwerven. Hij ontmoette daarbij echter grooter moeilijkheden dan hij gedacht had, want Pedrarias, de stadhouder, wilde niets welen van wervingen, waardoor de kolonie nutteloos verzwakt werd; hij gaf daartoe eerst verlof [oen pater Hernando de Luque zijn invloed aanwendde en Almagro hem voor die vergunning eene som gelds toezegde. Tusschen Pizarro, Almagro en de Luque ») werd den IO«» Maart I524een verdrag gesloten over de verovering van het goudland in het zuiden, waarbij deze drie mannen zich verbonden om de te veroveren landen en schatten naar billijkheid onder elkander te verdeelen. Pizarro en Almagro zouden de nieuwe expeditie aanvoeren, de Luque het geld voor de uitrusting geven. Het verdrag werd door den laatsten eigenhandig onderteekend; voor de "beide anderen, die noch lezen, noch schrijven konden, onderteekenden drie achtbare burgers van Panama. Deler uitgerust dan vroeger en in een beter jaargetijde vingen Pizarro en Almagro in Mei 1525 met twee schepen hunne tweede reis aan. Reeds na weinig tijds gelukte het hun, een Indiaansch dorp te overrompelen en een rijken buit aan gouden voorwerpen te verzamelen. Zij besloten derhalve, dat Almagro inet het goud naar Panama terugkeeren zou, om nieuwe manschappen aan te werven, daar de gunstige uitslag der onderneming thans zeker een groot aantal avonturiers lokken zou. Dit gelukte; Almagro keerde spoedi" met versterkingen terug, maar door deze vertraging van. den ontdekkingstocht was het gunstige jaargetijde voor eene reis naar het zuiden voorbij gegaan. Het weder veranderde; de zeevaarders hadden met lievige stormen te kampen, en toen zij nu verder zuidwaarts kwamen en de kust van Quito bereikten, stielen zij bij hunne pogingen om te landen op eene krachtige, goedgewapende en vijandige bevolking. Pizarro en Almagro moesten wei begrijpen, dat zij met hunne kleine macht hier geene lauweren konden behalen ; en weder werd besloten, dat Almagro naar Panama terugkeeren zou, om' versterking te halen, terwijl Pizarro op het kleine eiland Gallo 'zijne kwartieren opsloeg. Te Panama was Pedrarias intusschen door don Pedro de los Rios vervangen. De nieuwe stadhouder was zeer tegen de onderneming ingenomen; hij wilde haar volstrekt niet ondersteunen, ja hij zond zelfs twee schepen naar het eiland Gallo , om Pizarro en diens tochtgenooten terug te halen. Toen deze schepen op Gallo aankwamen, troffen zij de Spanjaarden in een wanhopigen toestand aan. Honger en ziekte woedden erg onder de kleine schaar; toch weigerde Pizarro terug te keeren en dertien trouwe makkers sloten zich bij hem aan. Zij bleven bij hun aanvoerder, terwijl de overigen met blijdschap de gelegenheid aangrepen om naar Panama terug te keeren. ' De stadhouder was woedend, toen hij hoorde, dat Pizarro tegen zijn wil de ontdekkingsreis wilde voortzetten. Hij besloot aanvankelijk de vermetele avonturiers aan hun lot over te laten; doch eindelijk gelukte hel de Luque en Almagro, van hem verlof te erlangen om Pizarro een klein schip met manschappen, levensmiddelen en wapenen te zenden. Het schip bereikte gelukkig zijne bestemming en hierop zette Pizarro, nog niet ontmoedigd door de doorgestane ellende en gevaren, zijne reis naar het zuiden voort. De bewonderenswaardige standvastigheid van den stoutmoedigen man werd eindelijk beloond. Hij bereikte het goudland, de kust van Peru. Vol verbazing aanschouwde hij, terwijl hij er langs zeilde, hel vruchtbaar, wel bebouwde en sterk bevolkte land. Op het water ontmoette hij groote booten *) De Luque schoot het geld, dat hij gaf, niet zelf voor; hij was slechts de vertegenwoordiger van een rijk man , Gaspar de Espinosa. Landing bij Tumbez. Pizarro te Panama. Zijne reis naar Spanje. met zeilen en roer; hij werd overtuigd, dat hij hier aangekomen was bij een volk. dat in beschaving ver boven de overige Indianen stond. Bij Tumbez, eene rijke Peruaansche stad, landden de Spanjaarden. Zij werden door de inboorlingen vriendelijk ontvangen en van levensmiddelen voorzien, want 7 ruiters, drie busschieters en ongeveei 17 boogschutters. Van dezen zond hij onderweg no(r negen man lenig, omdat zij blijken van vreesachtigheid gaven en hij op zijn vermetelen locht slechts door de sloulmoedigsle avonturiers omringd wilde zijn Op hun marsch m liet binnenland vonden de Spanjaarden bij de Peruanen overal eene vriendelijke ontvangst, terwijl zij van limi kant, overeenkomstig liet gestrenge bevel des veldheers, elke aanleiding lol vijandelijkheden vermeden Onderweg werden zij door een gezant van Alahuallpa begroet. De inka heette hen welkom in zijn land, zond hun geschenken en noudigde hen uil hem in zijne legerplaats in het gebergte le bezoeken. Pizarro beanlwoordde de geschenken mei kleinigheden zonder waarde en zond de gezanten terug met de boodschap aan den inka, dat de Spanjaarden kwamen van wege een machtig vorst aan de overzijde der zee, dat zij van Alahuallpa s krijgsroem gehoord hadden en bereid waren hem hunne hulde le bewijzen en bijstand tegen zijne vijanden le verleenen. Zij zouden zoo spoedig mogelijk voor hem verschijnen. De marsch werd voortgezet en wel in de richting van Caxamalca — thans Caxamarca — eene slad aan de overzijde der Andes—, waar Alahuallpa volgens ingewonnen berichten zijne legerplaats opgeslagen had. Worstelend met schier onoverkomelijke bezwaren trokken de Spanjaarden hel hooge gebergte over, langs steile. zelfs voor voetgangers gevaarlijke paden, bik oogeubhk waren zij voor een aanval der inboorlingen beducnl en had deze plaats gevonden, dan zou waarschijnlijk geen enkel avonturier ontkomen zijn uil dien doolhof van rotsen, waar het een handvol met de plaatselijke gesteldheid vertrouwde inboorlingen li;i000 Peruanen daar geschaard, doch nog allijd liet geen enkele Spanjaard zich zien, om de gasten te begroeten, zoodat Atahuallpa verwonderd en beleedigd uitriep: «Waar zijn dan toch de vreemdelingen!" Op dit oogenblik trad broeder Vincento de Valverde, een Dominicaner monnik, Pizarro s huiskapelaan en naderhand bisschop van Cuzco, met zijn brevier of — gelijk anderen verhalen — met den bijbel in de eene en een crucifix in de andere hand te voorschijn en zeide onder hel nadertreden tot den inka, dat hij op last van zijn bevelheber kwam, om hem de leer van hel ware geloof uiteen te zetten, waartoe de Spanjaarden uit zulk een verwijderd land lot hem gekomen waren. Hierop zette de monnik de geheimzinnige leer der Drieëenheid, zoo "oed als hij kon uiteen. Zeer wijdloopig begon hij met de schepping der menschen sprak vervolgens over den zondenval, over de daarop gevolgde verlossiii" door Yalverde's poging tot bekeering. Jezus Christus, en de kruisiging en hemelvaart, nadat de Heiland den apostel Petrus als zijn plaatsvervanger had achtergelaten. Deze macht was op di, opvolgers des apostels, goede en wijze mannen, overgedragen, die onder den thel van paus over alle machten en vorsten der aardi heerschappij Een der laatste dezer pausen had den Spaanschen keizer, ,len '7' vorst der wereld, de laak opgedragen om de inboorlingen op '^ WLstelijk halfrond te overwinnen en te bekeeren; zijn generaal Francisto Pizaito> was thans in Peru gekomen, om dien gewichtigen last te volbrengen. De monnik eindigde zijne toespraak met de vermaning aan den inka om de d wal in gen van zijn eigen godsdienst al' te zweren, de hem zooeven voorgedragen Chrisleliike "eloofsleer, waardoor hij alleen mocht hopen zalig te worden, aan li Seng en bovendien zich schatplichtig aan keizer Karei V te erkennen, die in ,|ii .reval hem als zijn trouwen vazal beschouwen en bijstaan zou. Of Atahuallpa eiken schakel in de zonderlinge keten van shnlredenen waardoor de monnik Piza.ro mei den heiligen Petrus in be rekking "acht herrenen heeft, mag terecht betwijfeld worden. Zeker is hel, dat bij zeei onjuiste begrippen omtrent de Drieëenheid heeft moeten verkrijgen, indien, S Garcilasso verhaalt, de tolk Felipillo haar verklaarde door te zeg^n: »De Christenen gelooven aan drie goden en aan een god en ^ 'n^ktsame vier "oden." Maar ontwijfelbaar zeker is hel. dat luj de wezenlijke strekking der rede, hem te bewegen, lol afstand van zijn schepler en lol erkenning van eens anderen opperheerschappij, zeer goed verslond. , i De oo,ren van den Indiaanschen vorst schoten vlammen en zijne donkert wenkbrauwen trokken dreigend samen, toen hij antwoordde: »Ik wil aangeen mensch schalplichtig zijn! Ik ben grooler dan eenig vorst op aaide. Uw keizer mag een groot vorst zijn. ik twijfel daaraan niet. wanneer k zie, da hij zijne onderdanen zoo ver over de zee gezonden heeft. en ik ben bere om hem als een vriend Ie beschouwen. Wat den paus betreft, van w en spreekt, bij moet waanzinnig zijn, wanneer hij er aan denkt, landen \ve0 te schenken die hem niet loebehooren. En wal mijn geloof aangaat. S,ns, Vvoor" dat mag ik niet veranderen. Uw God is. gelijk gij zeg . gedood door dezelfde menschen, die hij geschapen heeft. Mijn (,°d .(laal' . , besloot hij. terwijl hij op zijne godheid wees, die ju.s in olie pracht acl Ier de bergen onderging, mijn god leeft nog in den hemel en zi | .j nduen m-dei^e Valverde, wat hem recht gaf deze dingen Ie zeggen. De monnik wees op zijn boek. Atahuallpa greep hel, bladerde daarin enkele «ogenblikken en wierp bet, alsof liet gevoel der vernedering^ hem aaingedaa plotseling bij lie.n herleefde, met kracht op den grond terwijl I j 11 nep. „Zeg aan uwe tochlgenooten, dat zij mij rekenschap van hun m 'j land zullen geven. Ik ga niet van hier voordal zij mij \oldouiin0 0eoeven zullen hebben voor al bel onrecht door hen gepleegd Ten hoogste verbitterd over den smaad, liet heilige boek■""l,o®J,a"raapte de monnik het ijlings op, en hep naar 1 iza.i° om^ilezcn voorgevallene Ie onderrichten. «Ziel gij niet riep luj , < . J wij ons hier met dezen Irotschen hond builen adem praten de Indianen gevuld wordenr Vall oogenbl kkehjk aan! Ik geef u ab olut*. Pizarro begreep, dat hel beslissend tijdstip gekomen 'was. H™ een witten doek en gaf zoo het afgesproken teeken. Het noodlot lip oesch"J werd van dv vesting afgevuurd. Daarop stormde de Spaanse ie \ e , zijne lieden onder den bekenden wapenkreet: : .8I Jago en »\alt aa, he plein op Deze kreet werd door alle in de stad verspreide Spanjaaiden herhaald terwijl zij in aller ijl uil de deuren der groote zalen waarin zij verborgen waren, naar he. plein stroomden Voelvolk en ruiery,w,erpen zich in gesloten gelederen midden onder de drommen dei l u au l omzeiling verlamd T verbijsterd door het donderen der kanonnen en het knallen Atahuallpa gevangengenomen. Losgeld, door hem aangeboden herl.a"MSkwerdn' vPrlllin?°"l n°'/ ontkomen , bezweken waren , met geheele lioopen opeengestapeld en zoo groot was de doodsangst der levenden onder den vreeseh kenfaSnJ Icru-VV'i u'nolPe,s' dat een groot aantal Indianen, in hunne krampachtig Klachtsinspanning er in slaagden, de uit steen en gebrande klei Toiiwde ónïTon'd (16 'ül 0 '".""S "n het plein dienden, door te breken. "Hierdoor door velen Z'" °f"inS.Ier, l,ieedl« van meer dan honderd schreden, waar- . u ,we» 1,1,1 vrije veld vonden, hoewel zij ook daar nou •«■Hip , !V°i7 ,•< 0r • l,ull0,iJ. die, over de puinhoopen springend, de dthlersle vluchtelingen inhaalde en neeihieuw. ' Zoo beschrijft Prescott volgens de berichten van ooggetuigen ons den aHisti«en en u'j!™derhjken aanval der Spanjaarden op de niets kwaads vermoedende Peruanen. • e ™e,..z«n gevolg ongewapend verschenen was, om den /(imiIii i i !''1 een, ,VIJS van vertrouwen le geven, werd gevangengenomen -ondu d.it hij, nadat zijne trouwste dienaars rondom hem neergesabeld waren in slaat was tegenstand te bieden. "eeieesaouu «aren, lot hel invallen van den nacht duurde de vervolging van de vluchtelingen Hit «as eene schandelijke menschenslachting, «elke niet eens veroiiKchuldi-d Zie uSÜr T m-f"n f *l opgewekte woede, daar geen der SSSSji 10 000 Tl W1J volgens de verschillende berichten van 2000 tol m riW S -8 !™! e" •P''n 0,ln0('n,liJk gekwetst werden, ontving gtui i likt Ie Spanjaard de geringste wond. De inka die gedurende de slachting door Pizarro beschermd wa« werd dooi den veldheer mei de grootste vriendelijkheid behandeld. Hel was den zooveJnxe|i,henUn| Z,;'l, d00r Zij" fgen 'ieden ,e doen bedienen, hij genoot zooml Mijheid als met zijn toesland van gevangene overeen le brem-en was dl bèioeken Sr" If''" "7" '^n8 ,0' l,em ('" (l;,8eliJk* «>oclil hij I,. u v e" on,vangen. Door deze schijnbaar edelmoedige ütliandehng \an den gevangen vorst bewerkte Pizarro, dal de Peruanen die hun vorst niet aan gevaar wilden blootstellen, geduldig diens gevangenschap verdroegen en geene enkele poging aanwendden om hem door gSd le 1 ijd"'ende zijne gevangenschap spoedig lot de overtuiging. tltu pOlllKIO! M (lp \00111321 niKlP i iii(vi>oi' i.:: i . i . ° n , , . J, v*, , ^runJnaiuc" "'j iiuii locm naar ■ lil lliitw / n 1 . li' . Peru was geweest. Hij. wendde zich derhalve\ot Pizarro ei? bood hem aT !' ,>001.' t,('" ?let,r diin koninklijk losgeld le koonen. Ilii beloofd,.' -i . ,oe, nreeue en 22 voel lange vertrek, dal hij bewoonde, binnen twee maanden. Ier hoogte van negen voet. niet gouden voorwerpen te laten vullen mdien de vrijheid hem teruggeschonken werd. * d,u,ull,en' Uit voorstel werd door Pizarro en zijne onderbevelhebbers areliir aan genomen Atahuallpa gebood thans zijnen onderdanen, alle gouden voorwerpen uil de burchten en tempels van heinde en ver naar Caxamalca Ie breiiuen en \an alle zijden kwamen de Peruanen met geheele vrachten "oud rin' dragen, om de kamer le helpen vullen. "acnien goud aan- Hnascar gedood. Het losgeld van Atahuallpa verdeeld. Terwijl dit plaats had, ontving Pizarro eene boodschap van den gevangen inka Huascar. die liem om zijne bescherming het verzoeken en daarvoor eene nog veel grootere som beloofde dan Atahuallpa voor zijne vrijheid toe- i5e/'e°üehveldheer begreep terstond, welk een groot voordeel hij uit een strijd om den troon trekken kon. Hij beval. Huascar naar Caxamalca te brengen, opdat daar de twist der beide broeders beslecht zou worden. Dat deze beslissing ten gunste van Huascar zou uitvallen, zag Atahuallpa maar al te goed in. Hij gaf derhalve aan zijne getrouwen hel met al le grooten spoed en al te stipt uitgevoerde bevel, Huascar in dé gevangenis te vermoorden. Hij meende, door dezen sluipmoord zich in het bezit der kroon be\esligd Ie hebben en vermoedde niet, dat hij hierdoor den bloeddorstigen Spanjaarden eene welkome gelegenheid gaf om ook hem zeil ter dood le veroordee en. De lijd. welken de inka voor het bijeenbrengen van zijn losgeld bepaald had, liep ten einde, toen Pizarro tegen hel midden van Februari Ia3.5 eene zeer gewenschle versterking ontving, welke hem door Almagro werd aangebracht; thans kon hij zijn plan om geheel Peru le veroveren dooi zetten. Het losgeld van den inka was echter nog met bijeen en I izarro kon ook ternauwernood wensclien, dat het samengebracht werd, (laai hij op getut v waarde, hoe ook genaamd, den gevangene 111 vrijheid wilde stellen. Daa om willigde hij gaarne den wenscli zijner krijgslieden in, om reeds 1111 den dooi de Peruanen bijeengebrachten schal te verdeelen. De gouden voorwerpen werden grootendeels lot baren versmolten, die vervolgens op een hoop werden geworpen. De schatting wees de aanzienlijke som van drie en een half milhoen gulden van onze munt aan, welke, wanner wij de verhouding der geldswaarde in die dagen lol die van onzen lijd m aanmerking nemen, met eene som van twintig uullioen gulden maD „elijk °(S'' Dijè'vet'deeli 11 g werd hel keizerlijke aandeel ter zijde gelegd, hetwelk door Hernando Pizarro, den broeder des veldheers, naar Spanje zpu gein ach worden. Vervolgens ontvingen al de krijgslieden hun deel van hel ove\ e overeenkomstig hun rang en liet wapen, waartoe zij behoorden. hen f ; ' ° aandeel werd ook aan de soldaten van Almagro toegestaan hoewel dezen tol dusver nog riet in de gevaren der verovering gedeeld hadden. Het aan deel. zelfs door de gemeene soldaten van Pizarro verkregen, was zoo groot, dat elk hunner, volgens de begrippen van dien lijd, een rijk man werd. Doeli wat moest men na de verdeeling mei den gevangen inka doen. Hij drong mei recht op zijne invrijheidstelling aan en eemge oIJmm. die edeler dachten dan de overigen, zooals b. v. Hernando de Solo, erkenden hel rechtmatige van ziju eisch. Pizarro echter koesterde andere, arglistige plannen, tot welker uitvoering hij eeu werktuig in den tolk Felipillo v°.,ui- .. Felipillo was een der jeugdige Peruanen uit Tuinbez, die Pizarro rijwillig naar Spanje vergezeld hadden. Als aanhanger van Iuascar was luj vijandig jegens Atahuallpa gezind en ziju haat was nog gescherpt dooi eene belcediging. welke hij van tien inka ondervonden had *). Hii trok van hel verhouwen, hem door de Spanjaarden bewezen, pat tij om overal het gerucht le verbreiden, dat Atahuallpa in hel«;ne«"'"f"" zwering legen de blanken gesmeed had en dat het geheele volk zich 111 stille 10,1 1'iza1iTo°nam('den sohijn aan. dat luj aan deze geruchten geloof sloeg. Om in de uitvoering van zijne plannen niet belemmerd te worden, zond hij *) Men verhaalt, .Int Felipillo een liefdesavontuur .net eene der yrouwen van clen nka aangeknoopt ha.l en door dezen betrapt was. Volgens de Perua»«sche wet kon wik eene| » 1» alleen verzoend «orden door den dood des misdadigers en de u.lroenng van d.ens geheelt ge slacht De luik vreesde derhalve terecht niets zoozeer als de invrijheidstelling vnn den inka. Atahuallpa ter doo.l gebracht. Regeeringloosheid in Peru. Hernando de Solo, met éene Iroepenafdeeling weg en «afliet den h«i ,,r I®1 lui ™ don ink. uilspra.k 1, itoST ' J8 '' °m 0,e r & hamÏÏ0eHritn T*" eiT'liefde^be- namieid Heb ik mijne schallen mei 11 met "edecld9 lli-Ki irii L'n » i •Jan weldaden uil mijne handen ontvangen1'" ' oJ rs - r sss s&zF rtff&srs XAzirh* gei ionen weid; toch wankelde hij met n zijn beslui! mv.r i„,v i ,i vonms van hel gerechtshof ui,gevoerd zou worden ' het pater Vicenlë dë vV°T w.^d Atahuallpa naar de strafplaats gevoerd- hem 1,08 vreeseliike vunr.lnni i (lo?P®n; l,lJ beloofde hem, dat in dit geval de wordeiil Toen Piza rro °on £ *7^f' ve'van^ ™ gaf Atahuallpa toe: hij on'lving den^p £>"-^trd gewotï bekrachligde- terechtstelling niet '!lie\a'thWd'vin k! 'k't'^1'' "V'" geVil"8 ™sclli,P en ''U ^ijne v^ve^i:,H^nXVo^ en Pi/irro s Mi l"1 i" "J al8emeene deelneming. Een deel van Ahna^ro's en wreedheid. Zelfs vele 'SSlf" ff*" "*7 °T h,,,""e <«-onwloo°l,eul Hernando de Soto ^f in .n ^ .officieren keurden «Ie snoode daad af. holen nn !• , , ! van ZI'ne «spediUe was wedergekeerd, onvertrouwd als onrechSdi'^w8 U,^ht,llij- ve.rklaar,|e- ^ >'<'1 vonnis even geringste .}•» te Cuzco aan. . 11,., De soldaten hadden zooveel gehoord van de fabelachtige schatten. welke in de hoofdstad waren opgestapeld, dat de onnoemlijke voorraad goud, welken zij vonden, hunne verwachtingen nog teleurstelde. Zij plunderden de paleizen en tempels, zelfs de mummiën der inka's spaarden zij niet. Zij openden de araven, doch hoeveel /.ij ook vonden, nog altijd bleef bun gouddorst onbevredigd. Menig ongelukkige Peruaan werd door hen op de pijnbank getegu, opdat" hij bekennen zou, waar de vurig begeerde schatten verborgen waren; door dit afgrijselijk middel werden inderdaad nog vele kleinoodiën ontdekt. De buil, welken men zoowel op den tocht naar de hoofdstad als binnen Cuzco gemaakt had, gaf aanleiding lot eene nieuwe verdeeling. Ook nu was zelfs het aandeel der gemeene soldaten zóó grool, dat het volgens Luropeescne begrippen den bezitter tol een rijk man maakte, doch slechts weinige avonturiers trokken uit de hun toestroomende schatten eenig nut, de meeslen gaven zrci zoo onbeteugeld aan hun hartstocht voor hel spel over, dat meer dan een 111 een enkelen nacht ziju geheelen buit weer verloor. Slechts enkele verstandige lieden waren er onder hen, die, tevreden met de verworven schatten, van Pizarro vergunning vroegen 0111 daarmede naar hun vaderland terug te keeren; zij verkregen dat verlof zonder moeite, want Pizarro berekende, dal hun voorbeeld alle naar goud dorstende avonturiers in Spanje bewegen zou 0111 in Peru bun fortuin te gaan zoeken en dat alzoo bet verlies van hen, die terugkeerden, in de naaste toekomst zeker door eene nieuwe schaar van toestroomende volkplanters rijkelijk vergoed zou woiuen, Pizarro had zich niet misrekend; de met goud beladen afvalligen werden ile apostels voor de verhuizing naar het nieuwe goudland. Na de verdeeling van den buit wijdde Pizarro al zijne zorg aan het toekomstig bestuur des lands. Hij liet Manco Capac met al de bij de Peruanen gebruikelijke ceremoniën tot inka kronen. Hiervoor moest de jonge, vorst(ter kroon van Spanje den huldigingseed zweren. Hij zou in schijn onafhankelijk regeeren, doch inderdaad slechts een Spaansch ambtenaar zijn. 1 en einde hem steeds le bewaken en te zorgen, dat de belangrijke stad Cuzco tegen ue Spanjaarden nooit eene vijandige houding aannam, stelde Pizarro daar een stedelijk bestuur aan, dat uit Spanjaarden bestond. Tot leden van dit bestuur benoemde hij onder anderen zijne beide broeders (ionzalo en Juan. Door eene milde schenking van landerijen en huizen werden vele Spanjaarden genoopt zich voor goed in Cuzco te vestigen. Ook de zaken van den godsdienst verwaarloosde Pizarro met. Hij benoemd pater Valverde tot bisschop van Cuzco. Deze benoeming werd later vanwege de kerk bekrachtigd; ook droeg hij zorg, de afgodstempels 111 Christelijke kerken le herscheppen, ja, hij legde zelfs een klooster voor lndiaanscne nonnen aan. , , . . . Eerst nadat het bezit der stad Cuzco geheel verzekerd was. trachtU Pizarro de verovering van Peru door het uitzenden van verschillende legerbenden te voltooien. Hij besloot eene nieuwe hoofdstad voor het rijk te stichten, dewijl Cuzco te diep in het binnenland lag. Hij bega 1 zich derhalve naar de kust van den oceaan en legde in eene heerlijke, 0111 haar zacht en Almagro's twist met Pizarro's broeders. Zijn tocht naar Chili. gezond klimaat beroemde streek, den 6« Januari 1533 den eersten steen der ,C,,,daf f °S "*•. de sliid dei' koningen, moestdeMte ooldatad heeten doch bij hare snelle ontwikkeling verloor zij weldra haar langen naam; de Spanjaarden noemden haar Lima en zoo heet zij nog heden Terwj' F'zarro bezig was de Spaansche heerschappij in Peru te bevest «en den l,iii't"nvlret Manco Capac zich genoodzaakt een groot deel zij'ie kr jgshw n t on at ^ opdat dezen het land zouden bebouwen daar anders 11".Jfc1 ,M. weini'- hongersnood ontstaan zou zijn Hierdoor kregen de beleg«den tm weinig lucht zii konden bij een uitval nieuwen proviand — eene kudde lama s in de'stad voeren en weldra zagen zij onverwacht de zaken een zeer gewenschter ke%Tae«ro, die uit Chili teruggekeerd was, sloeg de Peruanen iu een bloedig gevecht en rukte naar Cuzco op, doch hoewel Inj als vijand dei belegen,u - Slag bij Las Salinas. Overwinning van Hernando Pizarro. ,kWram "* lod' "iei als vriend der belmoren zou. JolSïekl nie?12L mT°, 1,0,1 «-Jhouderschap bestuur weigerde baar over JDo?vmi ' ^!?c, d? sla(l °P en loen hel 8™ April 1537 bij overroinnelin-°iÜi i»"T" !J d,en nacht van (len en Hernando Pizarro, werden met oimpveJ ,oe^e,r.s ,us s,adbouders, Gonzalo gegrepen en in «Ie gevangenis geworpen. 8 aa"z»e"hjkste ridders zijn ouden bondgenoot"" den shdhouder 7"- Guzco ('en °Penl)aren strijd legen diens vijandschap „„ den I fÏ!,, T' aanvaard en zich voor allijd Orgonez, een man van evenveel^reeslkfa-. ZIJ,n onderbevelhebber s onder brengen ; alleen dan zou hij in 't vertl^iS"t7ij„ranC18C° P,'Zarr° ,en .net Orgonez' '>U knoopte zelfs, in s.rijd msgelyks ,de Peruanen geslagen en Lima bèv? had. ^ ^ stadhouder'die uit de gevangJni?'onSS" — "heioó'l i""i G°nza'° Was in[»ss^™ XTs^ i;tra,ser de fez ÏSSK31» rs,;r wijze afscheid. Ilij was overtilt I Sa? |am, "■", ,em °f'de ynendschappelijkste vriend en bondgenoot Ihanf volkomin h Wi . " hem en-ziju ot,den trouweloos en verraderlijk karakinr l i f n-aS' maa' '"j kende bet Nauwelijks ül V ,'- der Sel>roeders Pizarro niet. uns^uS s£ilxl« hen niet langer van een verdï ,elei1- dat ei' '««chen stadhouderschap in hel zuidenmJS i . i fUn' 'la' J Zlch dus naar z'j" ■ie "Ö an""'S !rff vi was «Ir'S''°rf*Vlllta'ïr *»"• ■»VMI en Ju. builen sl„, ongeveer litto man, aan zgn'getoi.en (f^V™ m,md"PP«. op et g,';i,ï'e3I?e^ta„?"'lelpe T* *» 2"" Vi" 1338 vermoonten. was C é, ' , ' . onderling wilden In. loégesneM. om van hpï innH 1^" "V"' *» »■'«" * alle rotsen en ber'-en inièf1 .ini zon*?.er.lin8(! schouwspel Ie zijn. Op een luid vreugdegejuich /ij |,e» hól'? «° • dr"mmen en onder bloedige., slag leverden Elke kna val ïï'^ '!" Sl,?njaarden elka«'ler een der Peruanen. Het was hun onverschillig «/. D?so,.'u.'voniJ weerklank in de harten daarover juichten zij. dal beiden door°den verbKeïS1^wa^w'?'8 Na een lanaluri" «everhi imii i ii i« ■ > , Ju «erzwakt werden. gieren, op hel mei bloed doorvveX. sliiT| Z1 00fer«nblikkelijk, gelijk sneuvelden plunderden. slagveld wierpen en de lijken der ge- Almagro's dood. De zieke Alrnagro werd gevangengenomen. Heraamo 1 JJJ krijgsraad samen, door welken diens proces in alle stille opgemaakt werd. llii werd beschuldigd, de stad Cuzco wederrechtelijk aan den stadhoudei ont- nom^n en een oorlog veroorzaakt te hebben, i l... 1.1,,., 11ui vnnnw was «eveld. IlOtl NOOludl 1101 ltCllIb0cUlll0 ut 'oï™." Ai,n "ÜS- *Sm partijdigheid »«-• 51Ï. ...nan hij rif zich «n» j-gen. *. onMlukk»» Al.l.ii a P» In,l schuldi" eemaakI. Een onbekend, ouwetlig gerechtshof, welks slechts uit znne tegenstanders bestonden, veroordeelde hem Ier dooil. Toen Almagro door een monnik het bericht ontving, da hij veroo dee ld was en zich ter dood bereiden moest, wilde hij het aanvankelijk me geloo en nu u.|,iie /(iiu eene trouweloosheid onmogelijk en begeerde Hernando zarro !è silreken Deze "af aan dat verzoek gehoor; hij was blijde, zijn ouden egenlamler te' kunnen vernederen. Toen de gevangene hem zijne schandelijke woordbreuk verweet en hem de diensten opsomde, welke hij aan de gebroeders ZrroTewe/en hadantwoordde Hernando op koelen en spo lenden toon; hij bleef zelfs koud bij de bede om genade door Almagro lot hem geucht. lii>t doodvonnis moest oouenhlikkelijk voltrokken woiden. /ood a Al m™ no bemerkte, dat hij van den meedoogenlooz.cn overwinnaar «een genade le verwac!Iiten had. bereidde hij zich ter dood. Ilij /dn zoon lot zijn opvolger en bepaalde, dat Diëgo de Alvarado gedurende diens mindemiHieid het stadhouderschap bekleeden zou. Zijne overige bezittingen hoop, dezen lueiuoor e h * i ^ ^ ^ ngemg plaats. Dewid Hernando Pizarro vreesde^ dat de vrienden van den gevangene eene S Vo l z ï Klg '«„dén aanwende», lid Lij l»m m de..kerker wnrüen Het liik werd op de markt te Cuzco 111 het openbaar onthoofd. n \l'mi<*ro was hii zijn dood ongeveer 70 jaar oud. Zijne Ujdgenooteu ir v,:ym»5ig .,•««» de beste vriend en makker zijner soldalen was. Ook zt„l men uai j Peruanen minder wreed behandeld heeft dan de Spanjaaiden, hoewel meer dan ééne daad van bloeddoisl en geweld o- J • dood brengen van Atahuallpa — een smet op zijne iiagedachtenis wupt. TWINTIGSTE II O O F D S T U K. . Pen,. Pizurro's gestrengheid tegen de aanhmgers van Almagro. Hernando P.zarrc, w Sim,,je. Zijne straf. Wreede oorlog tegen de Peruanen. Stichting van verschalende steden. Veroveringstochten naar Chili en Quito Vaart op de Amazonenrmer. Pizarro s krachtige werkzaamheid als regent. De mannen van Chili. Pizarro's overmoed Pizarro vermoord. I)e jonge Almagro tot stadhouder verheven. Pizarro'» karakter. De stadhouder Pizarro had. nadat hij liet bericht van de door zijn broeder bü Las Salinas behaalde overwinning had ontvangen, Lima verlaten, om zich nTir Cuzco te begeven. Doch hij versnelde zijn marsch met; blijkbaar wcnsebtt E dat Almagro s lot vóór zijne aankomst le Cuzco bes hst zou zijn H.j wilde den schijn aannemen, dat hij onschuldig \vas aan den dood van zijn ouden vriend. Werkelijk had hij, naar men verhaalt, zijn broeder daaitoe i rancisco Pizarro's werkzaamheid na Almagro's dood. Wa! 6r met Almagro «e langer verontrusten k n "PiW,' J,i , *°0,T 'T' dal '»Ü °'ls »'« liJdi,wi:r,h£"aï°i^^ hij ,Joor " ontroering, „och berouw !m L,?"! OI"Sl \f ° ,e8de de stadhouder nocl integendeel zeer.Sïï V ,len da»' N » «f** Uiëgo de Alvarado vooï de! ionoi? lij? aanhanSers „van Almagro. Toen zuidelijke gewesten van hem vpi-i c' i ',na8ro le' stadhouderschap over de do». 4» ?,»zjs ..z shi- ;:,ï"r,ji1' * *»». *>'* ««>., had. Hij legde iSal"" ?» P, ,i; °m, daar.ove,r l(; '«'schikken verbeurd brachten stadhouder en verdeelde die ^ onder eP van t'L'n ,er geschonk liij rijke renarlimienlo's Tin /Hno i ' aanhangers, vooral niets over dan zich m^nne , TT'' ,E!mlel«k ljlwfd«« beroofden Alvarado ging dan ook na sl!i . .,?e" k,eizer ,e wenden- »iëgo de Jen jongen Almagro. die zich te " V°°' Z'Jn bescl,ermelin»- ''ü he,a^;elaaVngerklaïdSl.edl""?£ 7^7^ «"*' S^.arlijk. Francisco Pizarro die zich /eer ^ m eige"d ?chm' ,lil S«vaar voor Almagro, die zicli b!J de veroveri^aiE hf' ^ W ,e-n ?anïien ™n liiiü, de grenzen van hpf i-oni.i c, i i hoogst veidienstelijk gemaakt zijn broeder Hernando le zijner rechU-Mrili-Mm^naaï^ii"' ",IJ ,zond der,|alve Hernando bracht ™l ' L 8 s 'aar hel moederland. den keizer mede, dat liii hoonie 'hiu'fr*' 'eil fi, r"'ke schatten voor zullen verzoenen. Ditmaal echter bedroog" hij"zich |8''l,ei!rde ,e liem voor geweest en Ind «Ion \i . ° V 'e0o de Alvarado was loosheid, bloeddorst en heersclizuchl v-m^Pi'° '"oorden de (rouwafgeschilderd, dat llc a. r t i r'r m,e' Z"lk" schrille k'e»ren zijn aandeel aan den n.oöni vaJf Ao»1 vanSen. maar zelfs voor werd. Men veroordeelde hem wel niet vorinHnk m^r'i 'T i''18 geroep,,n gevangene naar de vestin" Medim i, i r J brachl hem toch als jaren doorbracht. ZooónTvin ' S de uT. 0^ ?aar hiJ 20 "'^rige lijke trouwloosheid. ° "J ik rechu aardige straf voor zijne schande- regelen te nemen; dit^^oeïecht'e!'^meV' vorsl werd telkens hervatte hij den strijd \V^ overti^llrn. (Jok gesl;,ge,i . gevecht verstrooid waren trok hii zich n-tar Ho h 'egers door een ongelukkig rrsfc ï&sxxd J <* ttTSM.'ÏS^Wffi.Tïï Steden, door Pizarro in Peru gesticht. Handel en nijverheid. maakte door zijne onmenschelijke wreedheid soms zelfs de verontwaardiging ziiner toch volstrekt niet teergevoelige soldaten gaande. ,1d„Iqo Onder anderen liet hij eens, om den op een zijner boden geplee„den moord te wreken, eene der meest geliefde vrouwen van den inka, eene schoone jonge vrouw, op de schandelijkste wijze doodmartelen. De jonge vrouw werd Jop "bevel des stadhouders geheel ontkleed, zoo aan een boom gebonden en door de soldaten met roeden half dood gegeeseld. Vervolgens diende zij < liidlan" den boogschutters lol mikpunt, totdat eene medelijdende hand dooi een welgericht schot een eind aan haar leven maakte. Zulk eene wreedheid prikkelde de Peruanen natuurlijk tot weeiwiaak en «af aan den oorlog een steeds bloediger karakter. Pizarro wendde, om den Lij» ten einde te brengen of dien althans te beperken, een zeer doell.ellend middel aan: hij stichtte op vele plaatsen 111 het land der misnoegden \olkplantiiven van soldaten, waaraan hij den weidschen, doch /.eer onjuisten nanm van sleden gaf. — Een zeker aanlal huizen, mei vestingwerken omringd, waarin zich eene afdeeling soldaten met hunne vrouwen vestigden maakten die zoogenaamde steden uit. Opmerkelijk is het, dat vele kaslihaansche vrouwen zich toen in Peru bevonden; zij volgden zonder vrees hare mannen in het binnenland en deelden in hunne gevaren. De volkplanters, dit ^tuie Europeesche vrouwen hadden, stelden zich ook wel met Peruaansche vrouwen tevreden. Vele aanzienlijke geslachten van Peru zijn uit dergelijke echt- vprhintenissen voortcGkoniGn. . . . Die zoogenaamde sleden waren voor de geliee e onderwerping van liet land van het grootste belang, zij vormden te gelijk ïandelslaclorijeti en steunpunten voor de krijgsmacht; van lner uil konden telkens kjeiue expedities ondernomen worden, hier konden de door de Indianen in hel nauw „ebraclite troepen ondersteuning en bescherming vinden. c Ten einde de Spaansche heerschappij verder uit Ie breiden, zond 1 ïzarro «rootere troepenafdeelingen uil; o. a. eene onder Pedro de Valdiwa naai Chili en eene onder zijn broeder Gonzalo * naar Quito. Van meer belang dan Pizarro s werkzaamheid uls krijgsbe\elhebbu waun dit moet erkend worden — zijne pogingen om in de koloniën eene k'-ac i ig bloeiende nijverheid in het leven te roepen, llij moedigde den handel n et de noordelijke eu in het binnenland gelegen volkplantingen aan dooi hlltchM maatregelen Ie nemen om het verkeer gemakkelijk te maken; luj wijdde aan den landbouw en de nijverheid de grootste zorg liet met groote kosten zaden en werktuigen uit Europa komen en bevorderde ook de bearbeiding der mijnen, die reeds eene aanzienlijke opbrengst begonnen Ie leveren. Dl rijkdom aan goud en zilver van dil land scheen onuitputtelijk; de landverhuizers werden daardoor met zulk eene onweerstaanbare kracht naar leiu gelokt du het aantal der daar gevestigde Europeanen binnen ongeloofehjk koiltn lijd lot eene aanzienlijke hoogte klom. , Hoe verdienstelijk Pizarro zich ook in al deze opzichten maakte, toch «elukle het hem niet, zich de liefde der Spaansche volkplanters Ie verwerven. Slechts zij. die hij met bijzondere gunsten overlaadde, waren Irouw aan hem *1 Gonzalo Pizarro waagde, van Quito uit, eene vruchteloos poging om in de gewesten aan .le overzij der Andes door te dringen. Het grootste deel zijner manschappen, zoonel der Éuroi.eanen als der Indianen, die hem vergezelden, bezweek onder de onuitsprekelijke bezwaien, 1 » nkf nvpr het tfebertrte en den marseh door onpeilbare moerassen en oudoordnng- Ïvancisco Orellana van de hoofdmacht af. In eene lichte, door hen zelf getimmerde boot voeren de vermetele avonturiers de Maranhon of Amazonennvier tot aan de zee af. Onder schier onueloofeliike "evaren gelakte het Orellana, den oceaan te bereiken. Hij kwam met zijne tochtgenoot™ gelukkig in Spanje aan, waar hij de ongerymdste ^er®I'^es zijn tocht eu de daarop ontdekte landen (een Araazoueurijk, een onbeschrijfelijk piachtig goudland, Eldorado, enz.) verhaalde. De mannen van Chili. Samenzwering tegen Pizarro. jy ■—»' .had l.ij echler door allc l.-i willekeurige KW, b i® E kSf ■$?r^>uSn «■£ voolTiS'StEE «>K! £ï£?r&^Ss^ , PI1 <9Aen Tiim' I *»/ l i • i i J ^P^flKGH 31, (Lil Zij OT) XoildilLT ut?n j.v) juni I ji 1 ten ge u e van 8 of w>o m m n;/....... 1 1 , ° ZÏZSS?»- 'V«ÏTLSr« -t&r sst sf^sssfm rinl "1 \t ",ü",en:. ",aa.r N sP°lle mel de belachelijke "woede der mannen van ~ 5^ 'IJt"f,5S II Ir5:, ï Er11;: rfnfP & ss*.'* *£ Kreet «Lang leve de koning, dood aan den Ivmn'" imt-l-nn !aarart8eSsCI" Tl» aa?Voe,'in« van lle,Tado- ^ namiddags Ie IJl uur „■ .,i i i - s'-idliouders. Ilun geschreeuw lokte eene meni-te volks «luuleliik •4i»'"ïa?',w«-.Hng|' " S"1*11"-" ,n0«sl Hoewel hel Sniwoor,! .i« 4 JS^jü&P"""" 101 - loen de samengezworenen hel voor het paleis gelegen plein over-taken S«ï sst & t&X*^ itós hol pïïebin™ennfn 'e8e"Slan(l ,(i 0lllmü(',''n- drongen de samengezworenen de andef'vl^ltMP^ voflllle.n ziJ lwe? dienaars. Eén hunner hieuw,m zij neder LïLtsa r Jia„rkreet: #Heip-he,p! ™ maallhirTn lïi™™ i™.'' kreet weerklonk' na afloop van den het gezelschap van eenige vrienden. Er waren zeker 15 tol 20 Pizarro vermoord. Almagro wordt stadhouder. .i,™ bs tem ;rriT,iE'L£ StSSm&XUSiom».» **-»» - ~* dienaren ^If'^^-'ÏJS'ook hij .W dreinend g.v.ar aijn moed en r.ijne i ■li;; heval Chaoco de deur le sluiten, teivvijl hij zich met £nSLoeder in een zijvertrek terugtrok, om zich te wapenen. Doch zijn SB|S^=:iS F,EH^ P'zarro ZUjli te.ond- j,, |,un weg; een wanhopig pveclil spreng sr its si£u> -ïïH? v5^ t bei,Ie *lknape» IT^vïer' ,iee? Uij°in "lel fiKR Sttft* SS mr^ -f ÜZ ''eed »,'derzinken. * li hl' T. J druipende maakten hem scheel af. Ver jot-en» ■«■F» J- . >De , , is dood! nrï; JSbT^ V ™1.£ iadhouder Almagro!" Vau alle zijdon stroomden thans* Pizarros vijanden door ongeveer 300 gewapen ^n den verorden stadhouder, <1 oor'6 eeiin''pa n isc'he'" schrik bevangen, eene veilige schuilplaats zochten, om hun WeiT'S iw:ïï haalden do samenzvveerde., Jen on0en"Xnsta.ul als stadhouder erkende, voor hot stedelijk bestuur dat de stralen van Lima; onder Omstuwd door zijne aa!ll!^f r.s . Ulljr opperbevelhebber uitgeroepen, luid trompetgeschal werd li j tot s.Udlio ^ jl ^ Qp ()(, mark, onthoDot\lena en' 'het" hoojd aan de galgs,e}le"^He^ve^S^ufde'J r11J "" *— in een donkeren hoek ter aaide besk . . ju weerwil van zijn Prescoll op de volgende treilende ^»^h«.e»t UmK^ „ ee„ .11,, «as groot »ft'r,™2C ;~™a, M Hij Been niet onaangenaam uiteilijk. In de c 1 kriiashafliae houding; zweem van verfijnde holfehjke beschaving, maa.ee e „ g hij zag er uit als iemand. dM'gewoon*te 0f boenct; hij fijn beschaafd was was er m, j b ;Jki va|1 zijn doei, zelfs aangenaam kon, wanneer luj dat noodi„ achtte lo o „unslj„e indruk, dien hij en voorkomend zijn. Een tot v.» Ka.lili' •« ™v SÏKKKÏUSS. V. Pizarro's persoon en karakter. Mee!ifm'lin^i,'a!:iiVel^i^iJne,I lant,Senoolen j,;id hij geen smaak in opgesmukte drarlii «lip lii! hïi i ee." 10l?n100(Jl8en l;'sl beschouwde. De kleeder- r-r? f »'SS- z S'-K, z t; % 3*5. trós? T 1'u <'n ?' ll"^lJe 1'ü geene mocile. Smnrlen verdroe" liij'mel , D ■?'' '■ Evenals de meesle Spanjaarden, hield hij veeF van hel ;ir„ï1üen'lhw" BSJS.-Sfün£ S; r T' M ~ nrsyrrfci rsprssrT-flï^rid :\ri Sr W& «JS ïï^js: ™s vreemd was. Wellicht omdat hij zich hiervan°bewu«l was Ll i li" aangenomen, allen, die hem eene gunst i^ïnS SaJi?nkV ik ^ °°nl? antwoord te geven; naderhand echter waumw h'ii t S,m w«l8Brend na te denken, placht hij dikwijls zijn besluit te vwii ■ ï ? daarover gewoonlijk anlwoor, doch al i, dikwijl, zijne heloüe n,V K h I BS&gHS^^sSS Spa^^nSriers'^A s: uitslag^zijner po^ngen ligt — 1 ' "" ""nn ** geheim va» dpn ^hi«?erenden me. '^ezonllecl'an''iroiVwe^oo.sheill.^^KjM'ie ei^kel^^enoeazaam bewezen daad van trouweloosheid stort hem. die haar begaat ,' iTe vfr/e &M?r SideKU'li6". °P Z,J"e,7irech,,leid hi'i anderen ondermijnt e |t =émmmmm Pizarro's karakter (slot). tegenover den inka Manco Ca poe joeg hij de Peruanen tegen zich in hel harnas. De naam Pizarro werd onafscheidelijk verbonden met de gedaente aan woordbreuk en verraad. Almagro nam wraak dooi' een burgeroorlog. Manco door een opstand, die Pizarro bijna van zijne heerschappij berooide; de burgeroorlog eindigde in eene samenzwering, die hem hel leven kostte. Dil waren de vruchten zijner staatkunde. Men kan Pizarro wel sluw noemen, maar den naam van staatsman, dien zijne landgenoolen hem geven, heefl Inj niet verdiend. . „ , .. , , . . Toen Pizarro in hel bezit van Cuzco kwam, trof hij liet land op een vrij lioogen trap van bloei eu beschaving aan. Ilij vond staatsinstellingen, waaronder het volk rustig en veilig leefde; gebergten en hoogland bedekt met kudden; de dalen prijkende mei de weelderige vruchten van een niet versland beoefenden landbouw; koren eu specerijen in rijken voorraad voorhanden; het geheele land zich badend in het genot van zooveel overvloed en het onder den invloed van den zachlslen en onschuldigsten vorm van bijgeloof verzachte volkskarakter wel voorbereid 0111 eene hoogere. Christelijke beschaving aan te nemen. Doch wel verre van deze beschaving in te voeren, gaf Pizarro de overwonnen stammen ter prooi aan zijne woeste krijgers, de heilige kloosters werden aun hunne dierlijke lusten, de sleden en dorpen aan plundering pi ijs"egeveu. De ongelukkige inboorlingen werden als slaven onder de veroveraars verdeeld, 0111 in de mijnen te arbeiden. De kudden werden uit elkaar gejaagd en zonder eenig nut uitgeroeid, de voorhanden granen werden verkwist; de doeltreffende maatregelen voor eene volkomen bearbeiding van den grond liet men in verval geraken: hel paradijs werd in eene woestenij herschapen. 111 plaats van partij Ie trekken van de oude vormen dier beschaving, deed Pizarro zijn best 0111 het laatste spoor daarvan uit te wisschen en op hare puinhoopen de staatsinstellingen van zijn vaderland Ie doen verrijzen. Doch de arme. in de ijzeren boeien der slavernij geknelde Indiaan trok hieruit niet het geringste voordeel. , Hij had er weinig aan, dat aan de kusten der Sülle Zuidzee vele gemeenten en steden, de markten van een bloeienden handel, verrezen. Ilij had geen deel, aan de onnoemlijke schallen, daardoor verworven. Dij was een vreemdeling in het land zijner vaderen.— De voornaamste drijfveeren van Pizarro's daden, voor zoover een mensen daarover een oordeel uitspreken mag, waren hebzucht eu eerzucht. Wel bevonden zich in zijn gevolg edele mannen, wien liet er om Ie doen was het zaad van godsdienstige waarheid onder de Indianen uil Ie strooien, wel trachtte de Spaansche regeering, als gewoonlijk, hare weldadige wetgeving aan de bekeering der inboorlingen dienstbaar le maken, maar de voornaamste drijlveet van Pizarro en zijne aanhangers was de begeerte naar goud. Dit gal aan al hunne ondernemingen een laag en baatzuchtig karakter en wanneer wij den onbeschaamden gouddorst der veroveraars met liet argeloos en zachtaardig gedrag der overwonnenen vergelijken, dan kan het niet anders of onze sympathie, ia de sympathie der Spanjaarden zelf, neigl zich naar de zijde der Indianen. Doch daar geen beeld enkel schaduw zonder lichtpunten vertoont, mogen wij, 0111 tegenover Pizarro rechtvaardig te zijn, niet alleen bij de donkere trekken van zijn beeld stilstaan. Aan geeu zijner zonen was Spanje meer dank schuldig dan aan hem ten aanzien van de uitbreiding des rijks, want Pizarro s hand verselia Ie aan zijn vaderland het schoonste juweel, dat eens in zijne kroon fonkelde. Wanneer wij ons de gevaren te binnen brengen, welke hij trotseerde, net lijden, dal hij geduldig droeg, de ongeloofelijke hinderpalen, die hy overwon, de schitterende voordeeleu, die hij door eigen kracht, zonder den bijstand zijuei regeering behaalde, kunnen wij niet anders dan hem een zeer merkwaardig man noemen, hoewel hij noch een goed, noch ook, iu den hoogslen zin van hel woord, een groot uiensch was." 10* EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Peru. Aankomst van den keizerlijken rechter Vaea de Castro in Peru. Zijn strijd met de mannen van Ch,h. Vaca's overwinning. Almagro ter dood gebracht. Spaansche wetten ten gunste er Indmnen. B.asco Nunez Vela tot onderkoning van Peru benoemd, „e Audiencia. Harde maatregelen van den onderkoning. Opstand van Gonzalo Pi.arro De onderkoning afgezet. Gonzalo Pizarro meester van Peru. Pedro de la Gasea Zijne overwinning op Gonzalo Pizarro. Pizarro en Curbajal ter dood gebracht. Regeling der Spaansch I eruaansche heerschappij. Nadat de aanhangers van Pizarro van hun eersten schrik over den on den stadhouder gepleeg, en moord waren bekomen, waren er in de verse! lende steden een aantal vastberaden mannen, die volstrekt geenenei-in*'voelden om zich aan den jongen Almagro Ie onderwerpen. Wel werd deze in de mees Ie sleden as stadhouder erkend, doch toen de door den keizer afgezonden ech er. Vaca de Gastro, die na Pizarro's dood. overeenkomslig de he,n verleende volmacht, aanspraak maakte op het stadhouderschap, eindelijk aankwim kozen alle vroegere aanhangers van Pizarro zijne zijde en slond h j wednaïi' hel hoofd eener aanzienlijke macht. aan De jonge Almagro trok zich naar Cuzco leru « waar hii vkI i„. inion zijne vermeende rechten met hel zwaard in de vuist te handhaven de ma men van Chili rondom zich verzamelde. Door het geheele spliisl.'n de volk planters zich in wee groole partijen van bijna gelijke sterkte Aai* hel' hoofd 'yVIm ioTf t JU"P Alma»ro' ai,ri llul l'oofd der andere Vaca de Gastro aanh^^:^ï volstrekt niet op genade konden rekenen. Buitendien^'had'"ook "je^inln Manco Ga poe uit haat legen Pizarro een vriendschapsverbond met den jonden ruis XI- i' r&r&R t: f .,z Ti i *, *r — 8x«r ÏZmTZ don raad speten e» wel bevelen. maar niol gehoun Vaca dt Laslio daarentegen was een kalm, welberaden man van onder vinding, die, hoewel lnj zeil geen. krijgsman was, de oude soldalen van Pizirio e wei k, \oorziclilig zede hij den eenen voetstap na den anderen on denilnnr hem ingeslagen weg, en eerst toen zijne mach' zoozeer wa.s aangeroeid da I au de overwinning zeker meende te zijn, trok hij met zijn feffi.e£ irrvT-^ ^ aSr s* ~ ar; Ïs,»:«a-jsiS Dood van den jongen Almagro. Vaca de Gastro'* wijs bestuur. medeplichtigen aan tien op nza ® 1 ,0k:||j:|.e „pnaje aanbeve en wilde, man zijn verraad vergeven en hom . an dt kn kc ineer Na dit afwijzend anlwoou kon ^ <|e zijn; de wapenen moeslen "|r Y i |e Caslro behaalde na een bloedig bevelhebbers dei. grijzen Francwcq.de Caib^al. aa evoerd |,ad. werdAdoor"de ''zijncm 'met 'geweld van^et^hgveld «egvoenl^, «narop hij te "STLl' °le«jk V. I.» '«elf "gebeld had. overvallen on den overigen ontnam hij hunne 3°, e"* , . j ( |,oofd. Gonzalo Mumf rr W^rasrjs g stadhouderschap toekwam. Nat, • ^ genoeg gevoelde, le komen, en Gonzalo Rehoor/aam Ie wijMnI «lal deze ït Go°nS'l,lSwi«|ejn« liemloor voorkomende vriendelijk!,.>d **»z ^j^svsysi!£ SM-» sta. overaars te beschermen, int te \oe a . J .. % voiiip|anters. dat hij zich SnS?'W'd«p inboorlingen zooveel mogelijk ,e ""Hïea'd, Caslro vvi.l «I, doorzijn »"P»"SJi8 S'ï zóó bemind le maken, dal de stalhouder kroon zonden, waarin zij er op aandion0en. 'J*1' Slvl.in^clll. regeering willigde zijn ambt voorgoed ?0"oJ'l'°gl; (He ,la„(>a1 waren belangrijke besluiten l-eedï sind"J,,de''eer/slèU ontdekking aan het J^^'^^Jfeenè Inenschelijki gevoerd, hahella had tevergeeb Z een bevel lil- behandehng te verzekeren, ook . ^ van alle ja(len van wreedheid gevaardigd, volgens hetwelk de vo ^ ou(hon()e„.. Al deze wetten en MlliTffir ^- * »!« »""» «f l'aP*er' *Ü werden nie, ui,gevoerd. Treurig lot der Peruanen. De vergadering te Valladolid. waren én S strïn"*" "e' "* de V0,kP,antere eens en hij keurde hef zelfs "i0< . in, uaccaiaureus Luis de Morales, hetzelfde iaar rien j(1 m va,ir die hunne slaven slecht en eindS' £„ ï10""1, «eesle'ijjkei en godsdienstige corporaties in Peru deelgenomen. ' dW 330 den S""ljd ,USSchen A,maSr° e« K»rm hadden voeren0°vnor "ppm >epaald,' ,dat'- °m ,leze we,,en mel kracht en klem uil te een witwS Fèf1 sU'ldf Rhü diens voorteen nietigen twist welks „nnleiafn ^ ? . !J "C daarv°or slecht beloond. Bij wien hij beichermi'ngverleendhal verrnnnrH n " S8?6™' T' h« donr <•« Spanjaarden straf: zij werden doV de Pe nnen totT„ . > "^^eiaars ondergingen hunne welverdiend j uuui ue ïeiunnen tot den lautsten man neergebouwen. De onderkoning Blasco Nunez (le Vela. Gonzalo Pizarro. „ . • ,h (nu staven die uil Peru derwaarts waren rieden niet lol zulk een doorlastenden maatregel over te gaan, eer Iirj 0ele„en ie Jtal d.Ziming dee volkplanters Ie Um » f J « — *» 7 m .mis." gekomen om over de voorsclu,ften der^ wet te ivu. ^ waamp sffiwr'a w"* s&'^s zjrsz&Tüs: rsssr». Zij vreesden allen. hunne slaven J Jj^j1 ve^ef n ;,£*'Vlcn^ strijd ïvsss^sass * ïSkïPi in opstand, sleehls »- ,no.il, wis. V» fcCashj, UI iiicLiti.mil ».. H vvi|den van zijne vreedzame maal- shkfess£ï£ syxa sssmi vzfi&jblm »-— M » * — > «JSJï. t,r«eï\S! Sar lS'. Francisco de Carbajal «an Je aangeUomen; met groote pracht ,s^ at»ï. * s^42^rrsar. daad was de afkondiging uin de kim en zou. Hierdoor verwekte dat hij die in al hare gestrengheid ten '' ^' ^^Vrathl /.ijue ambtsplichten ttJSZMnsnss«»«w »»*■ E'aSn° Nu"ez te Lima" Hij wordt gevangengenomen. Zelf^|pSaudiJSZ kK1iShS3nllhémïi!e L'ma |hij";' Je^ns ieder, die hem naderÜ- > heeren der audienda hadden echte! netl"ov?,'breiW« wilde. moeite verworven macht. weldra werden , , ,"g g'i"01, va" ie zonder hooge eereplaals verdreven. Zn kondÜ i'0™,'0 Piz:"T0 va» '""me ambt onlzel was en eischlen dal l,ii /ii.i,. i.nl, <■'. !' ZIJ" vijand van zijn goed terugkeeren zou. Gonzalo antwoordde «> afdanken en naar zijn landhei volk lol stadhouder gekozen wis d.i liii r N'"' i"'1''!'1'- dal hij door binnentrekken en dal hij die slad verov' l, t, ' waar,J,ol"t'i/1 Lima wilde schiks overgaf. ' • wanneer zij zich niet goed- 1 rouwe aa'nhange|/aCarbaja I*'6 dié'Vniel'^en""h'''' ernst was' bewees z'j" nachts de hoofdstad binnen drom- en eeni-é" HJI veri?.e,ele avo"»mers des vijandige houding hadden aan-enomen " "Jdtrs, die legen Pizarro eene werden de drie aanzienlijkste gevangenen in CaHniT' i Vul8™den morgen ZIJ" bevel opgehangen. De grhze aanvoer, r va 1 ? woordi-heid en op wegens hun lioogen rang d.' '.runsl ?!■ I Ji ir'7 mel billpren spot, waaraan zij wilden opgehangen worden.' " mochten uitzoeken. komen: hij joeg "der''aiillipnc'i'a ,V,fi?®re"ll,8 bet door hem beoogde doel vol- r asi: r,-* begeven en bel sladl,ouderschap aanvaarden zouh'J'V n™' "aar Lima Pizarro aan het hoofd ziiner lm nè^ f , '. ,?■ 21 «clober l:iü reed stadhouder uilroepen, ook de recKrs dlr l.fr 'U'n' "ij liel zich 'ül m' n™™,, ™ '*s SE» * MSs" " *— beid en wreedheid zich vele vijanden maakle. "'",ü'l001'i!lJlle eigendunkelijk- zou , ze'ker "bii,n'è',i''' ko'rlei'i'''tjjd''',/jp Pp£0 De P'^Ü va" den onderkoning dewijl de oude Carbajal zich door m»ó 7 ondergebracht hebben '*" """ n""m «^ST!S^*XfÈSS& Nunez' dood. Gonzalo Tizarro wordt stadhouder. van ziclï vervreemd had. Terwijl hij ■ door de troepen van Gonzalo vervolgd, met èene aanzienlijke macht naar Quito marcheerde het hij vele voorname officieren zonder vorm van proces Ier dood brengen, dewijl hij tegen hen lie waarschiinliik ongegronde vermoeden koesterde, dal zij geheime vrienden van Pizarro waren. Evenals vroeger te Lima stiel hij ook .hansteQuito.doorzulk eene schandelijke onrechtvaardigheid zijne trouwste aanhangers van zdi. Na lan'r lieen- en wedertrekken, waarbij de beide partijen zich zochten te versterken. had eindelijk den Januari lhi niet l ver van Qu. o do beslissende slag plaats, waarin Blasco Nunez sneuvelde, nadat lij ^((iilieW •usl reden had. Hij liet den naam achter van een trouw ambtenaar, d e al zijne krachten ingespannen had om de ten beste der Indianen uitgevaaidigde verordeningen in te voeren, docli die niet de noodige bekwaamheid bezat om n zulke moeilijke omstandigheden, als waarin Peru verkeerde, het ambt van i .i' in |m»L'IcimIimi llii viel als het slachlotïer \tin den dooi zijne eigendunkelijkheid en zijne al Ie groole gestrengheid opgewekte.! haat der V°lkPToenrhet bericht van de door Gonzalo Pizarro behaalde overwinning zich door Peru verbreidde, bracht hel bijna overal onder de volkplanters groote blijdschap teweeg, dewijl dezen meenden, dat met den val van den einde1 ^oum^ ook ' de gehate verordeningen afgeschaft waren Gonzalo werd in alle steden des lands als de «bevrijder en beschermer des vo ks begiott. Waar zich hier of daar nog een enkel spoor van verzet vertoonde daar werd dit door den li/eren ('arlnial oo^enblikkelijk gefnuikt en met groole gestrengheid „estraft. Binnen zeer^korten lijd vvai Gonzalo Pizarro onbeperkt gebieder van Peru ja het gelukte hem zelfs, met zijne vloot ook Panama in bezit e nemen, door een inarscb over de landengte maakte Pizarro s admiraal zich hiiiU-nehen van de haven Nombre de Dios meester, die voor de gemeenschap met ,no"'siS:i'SU*».,»,™, ^ schappij le vestigen, namelijk den koninklijken titel l)e oude,shmmeCaibaja ried hem de erfgename van het geslacht der inka s te huwen en den titel konin" van Peru aan te nemen; hierdoor zou hij zoowel de ,ll,l'nu'1'15.^ Soaansche volkplanters voor ziel. winnen. Tot zulk een stoulen stap kon Gonzalo Pizarro echter niet besluiten. Hij. leefde i" de dwaze hoop dat de keizer hem zijn opstand legen den onderkoning \e.ge\en en w in i ' ^ ' houderschap over Peru bevestigen zou. Tevergeefs hield Urbajal ben. voor, dat alle talmen, nadat hij zoover was gegaan, hem verderfelijk ^'d'^ moe^t. Gonzalo Pizarro volhardde bij zijne weifelende slaalkunde, die hem eindelijk ,en Wuiïïirwelke i.1 Peru eene omwenteling teweeg gebracht i ii,, wpnlen eersi veel later in Spanje bekend en veroorzaakten bij de reiriii" -roote bezorgdheid. Men kwam tol .Ie overtuiging, dat men met de° verordeningen in het belang der Indianen te overijld te werk was gegaan en dat Spanje thans met hel verlies der kostbare kolonie bedreigd wen • ' De keizer bevond zich «oen juist in Duilschland Z.jn zoon Philips. du ie Valhdolid ziin hof hield, begreep echter, dat h.j zoo spoedig m ctlj\ ern^ige maatregelen moest némen0 Hij riep een raad bijeen d,e uiti e.™ geestelijken, rechtsgeleerden en krijgslieden bestond. Ito \erklaa voor hel afzenden van troepen legen de opslandeh. gi n. doe » . - „„I,, l,i, nog ï™Wi«kl van met gesirengiieui wein.g ku.. ■ Men besloot dertiaive, \erzoei.eimc .. ■ — Pi/arm waren. Men nesiooi uenw.vi-, — D-- in de eerste plaats de gehate verordeningen ten gunste dei Indianen le l?ektn opdat de volkplanters weer voor de regeer,ng mochten gewonnen i ' rLi nr»L- nincpn Nnnez Vela, van wiens iloocl men nog onkundig was, door een anderen, meer geschikten stadhouder vervangen moest worden. Pedro de la Gasca tot stadhouder van Peru benoemd. ,r;,e£ ïisr^ uil I 'Seïlfk Xft3K,l,r'l 'ï r"s "i"JclSk """ 8«e«lelijk. -» *• «,s doofïï :»»•«' ach ris vastberadenheid vereeni^de «emui r.ii,,.; i°nn - /IJI1ie ^a'me- met ernstige vorst onderscheiden had Hem beval de ra-i^ln 0"wan^l,?a,:e '™uw aan zijn die de benoeming bekrachtigde. ' eenstemmig bij den keizer aan, •Ie j£? ,SSe volmadf V^th'^f Zht" AT"^ S ÈÜtMïïL'V. de koninklijke onderteekening. ° ' * a<" «"ingevulde brieven met hij hZ!£ TT 'k ".ie,lwe <■» Toen Blasco Nu 110/ dood was «"at Sn?!L Pt f' onIlvinS, ''Ü liet bericht, dat regeerde, dut de vloot en h£ Kr TO " * onbePailld «el"eder in Peru door zijn officieren bewaakt werden" gehoo™,am(ien en alle havens naar ^Nombre^'de' Dios ^oTer"'' ir"" lli' f",6* T 'asl le vo,voere"- Hij stak voor Pizarro bewaa k te, zonder aïwaan'on Sin ^ Jie de havRn eener groole krijgsmacht kwam' Wat inih f ' i ,'J -"'e' aan het hoofd (JitIUdeVaJladhonudaermin' j7e,'loozM -eeslelijl<'; 'v^«ï'hitti.'?''*'» wLeer soldaten van Pizarro 'ziel spoïnd uiT'dan M l!ïeze,1,ir1' M0 li,!l een deizonder ongerust te maken." Il00" °nZe heer zich niet bfl- ^achtmotSig^'en^veiXaagMam"1 dTt hii ^ l°° ee'!V0l,di? en bescheiden, zoo van zijne taak ondersteunen zouden, de «unli flé'V.wlL "'••n' v,ol1brenpre|1 lijd In't''erl'n''iw^'n'' v,In'''l»i 1';j^r't'o',s>ff]" ^lollen wou (lasca'Vhinc'ntor!™ werwaarts hij zich nu bee ^haalde op eene afdeeling «6». «, »'p ,m rr SatStkX S aamienliik. gevangen,», die van Tnm. f* *► vallen waren, Ier dood te latenmoed in, terwijl Gasca's aanDeze overwinning boezemde Pizano nieu*n j hangers sidderden. Doch deze 1)1» i wVlslauen zijner pogingen te doen was in staat hem in zijn vertrouwen op het ;e 1 ^n(1^iine even krachtige wankelen. Sinds hij in Peru gekomu . < partij rondom zich als zachtmoedige houding binnen korten \' ®eëeVh i b loot een nieuwen, beverzameld. Hij overhaastte zich volstrekt 'Y L Luw. ^riÏÏü'a« nt''n <"> ^ slissenden strijd te wagen, trok hij ^lijk,ni J nederlaag Zijn kalm zelfvertrouwen was oorzaak, dat zijne aannan0eis weldra vergaten. i.artrlpn deelaenomen, van hem rêEr§s aan. Slecht» Pizai i o zi Oo"enblik de meest geruststellende verzekeringen ïrf?„ te»7c.lS ï«n zeg,, hen, tol * »»P»""> - "C" STW». aanhangers o,n hoopte hij den stedhonder te ovenvrnncn. ,,^"a Mïè, 1K-' "nicie,.-., van legers op elkander, maar tot ee , j ° . vriendelijk ontvangen zouden Pizarro. die wisten, dat zij in Gasca s 1W1^1» "^en ainvoerder verlieten. worden, wanneer zij in dit 1laatst.e «ogenblik - n otot den stadmaar dat na een verloren slag des rengs■ ■ |(1,tcr ,reheele benden houder over. De een na lle" ï ,f i)0 macliti"e en gevreesde beheerscher soldaten deserteerden op bet slag - • „evoe|je ,jat zijne rol Ï'CpÜ«aar hij soldalen in het geveeld le drijven. inui 'hij" ■ Doch d!ï gelukte etst sr«eS.ïr:,f ï£iz"£r* *. 5"j"sr««ür&' * assïa5 a.'dsiïïffl S SSnei»'1 S"rro S onlltoofd, Carhajal. de «jarige soldaal. werd ojigdiangen; hij slierf met een «oord van scherts o,, de lippen. De Spaaiisfhe heerschappij voor goed in Peru gevestigd. volbracht. De koninklijke macht wis in p!m T"'' ''7'1 °Pgedragen laak Hians echler kwam hel er on rin ' h m- V i liaj)r vollen omvang hersteld, en een einde te maken aan de anarchiV « 7°'' ? l"e^omsl 1(1 bevestigen leislerd was; hiertoe moest hii in 1?r or (le kulon|e zoo zwaar gedoen eerbiedigen door do'volkplanter"die^ind" "Ilvaa!'(Jl.8en' maar <'ie ™k gewoon waren, «Ie Indianen tegen de wre2lhiS?fi„n £ Ve'ejar.en ?a" r,,w geweld nemen, zonder dezen daarbij de i ,,,, ' Spanjaarden in bescherming maken en zonder een ni!!w!„ stormï ' 'ng- hunner landeriJe" ««mogelijk te opsteken, en eindelijk den Kr dL ,1, n "u"TO ï""°en de kroon '<•' ^en inkomsten uit het rijke "oudhnd v r ^ ?r >ll0,eftt' 'atl aan Se|d. aanzienlijke '«leid. deJ gemaSÏÏid ?n 1 nnder.^ k"lü'"slen te drukken, deze buitengewoon zware laik vnitin it re<:''(vaardigheid, waarmede Gasca «ij. wist de meesMfenSrti™ b" n,;,ner<,,?eM °"Ze 'sondering beginne had bij echler meer dan één K-i r e "aP vc'™ttl|en. '» den want overal ontmoette hij on"evTedenen zf W 'ül ,Verzef fm,ikenGonzalo Pizarro verschaft ln,l,!?,, i;"? ?IJ', d.le liem. de overwinning op belooning gelden; juist zijne eerste' hoi w' i l,}Illenspo,,18sle aanspraken op ?'ig en gevaarlijk. Maar met m i VV'^Cn hem hierdoor misnoegden tevreden te sletten . meesterlijke bekwaamheid wist Gasca de *ich. door aan hun rüsteioózën . 2l,t °nstu,,nifl1(1 ontsloeg hij zond hen op verdere ontdekkingen uit * wei'kzaaml,eid le verschaffen: hij en zachtheid verwierf'^'le'^ladhouXr''zM w'I'''''i' "ema"gd,,eil1 vereering. In welk eene onlipnp. Li' . ',ldra ('ƒ; algemeene achting en droefheid der «eheele riiri-iolni m,a^. Gasca die bezat, bleek uit de Januari 1550 besloot, naar branie uL^ST"5'18 lTv°">iug' l0en hij in afgeloopeu beschouwde. De IndianenhrJh, n*™' V'J' 'lij zijn werk als voorwerpen bijeen en boden hem deVn. uZnT* ^ÜOle ,,neni8'e zilveren beid voor ,|e groote weldaden X \ T T van ''"""e dankbaarwees dit geschenk van <1? hand l« , !«lk bewezen had. Gasca met wilde laten beloonen F ven t, .t i Z ? ,00r zlJ"e plichtsvervulling naamste volkplanters hem eene S",r,"eg h'J zich' loen (l'' voor- wilden aanbieden. Ifij verklaarde in p/0'" f als blijk hunner hulde, d'«nen en aan het door op'wr %,el,el hiïT" Zfln', °m den k"izei' e schenken. Nu hem dit met r,J i i f . zegen. des vredes terug het aannemen van geschenken de i-Üri P- ^!S' w ''Ü n'L'' ('oor zuchtige oogmerken gehandeld te hebben "g °P " van met baal" ^v£5& terug; hier vond" hij voor°zijnT onbVilïuchr ^ statdl,0l"'er. ziJn vaderland belooning m de algemeene bewondenn !°e werkzaamheid de rechtmatige en des volks ten deel viël Welke hcm va" «'e zijde des keizers «mSSiï, "°or * M-H-, vuil Siguenza, ,e twee en twintigste hoofdstuk. Portugal. Johan II. Treurige toestand des lands bij /.ij«e komst op den troon. Oude drukking van den adel. Onrechtvaardig doodvonnis, over den hertog van B,aranZa „eveld De hertog van Viseo vermoord. Weldadig bestuur van den gestrenge,, en wreeden koning. Email,iel de Groote Zijne verstandige zachtheid. Onbeperkte heerschappij Vriendschappelijke betrekkingen met Spanje. Groote vervolging van de Joden. Ilooge trap van bloei van het Portugeesche volk. Lissabon, het middelpunt van den «geldhandel. Buitensporige weelde. De «roote aanwinst, van grondgebied, welke Spanje en Portugal ten 'i»bi'jneren inpi vroeger onbekende volken, moeslen wel in deze 8SS r±sr srw» -rvrriSiiS; ■»*> v ^ r W.» II "oaoli) in I»' M""' lroon- 115 "0fhe' Ce" ""erDe«or8"S taSrigen'oorlog w.s M volk in armoede e„ ellende ver. I Mleen de°adel leefde in overvloed, want Al|>honsU3 \ had deedeen '4sc,leuken overladen en hun de meest uitgebreide rechte» en vrij .eden toeseshian wijl hij hunne diensten oji hel oorlogsveld mei kou oulhtnn. Ue Bnkijke macht was weder «lerk gedaald, juist m dezelldc male, waarin * "ïS'an'lT :tl'eS'kShn«l?ri.lentvol en eerzuchtig ... Ml met de zucht om de koninklijke macht liooger te verhellen, bekommerde hij zich weini" om de middelen, welke hem tot zijn doel konden voeren. Dooi feeent banden des bloeds ol' der vriendschap liet hij zich de handen blll(len- J had vast besloten, allen te verpletteren, die hem zouden verhinderen, aan d kroon eene onbeperkte macht te verzekeren. Met onverzettelijke geestkracht tastte Johan de voorrechten de» adel* aan. Ilii ontnam den edelen het recht over leven en dood en andere piivile„itn, de kroondomeinen, welke óf door zijn vader edelen wederrechtelijk in bezit genomen waren, eischte hij terug, «li» piffpn.mrs hun recht niet voldoende konden hewijzen. 83kon niet anders of deze handelwijze des kon.ngs verwekte lem i i _ ...i„i veie hittere vijanden. Johan wist dit, doch hij had besloten,. aai/den haat der aanzienlijken het hoofd te bi«den e" JlkJ fW^y^lXr door wreede gestrengheid le fnuiken. Weldra bleek hel, dat lujdaaib.j zonuer de minste verschooning te werk ging. Braganza onthoofd. «an S^SStJ r * •»*« geslrekle g„.,|„rcil, d"t |,U lïn m JS. » . ""8'. "» tol m,k" "i° in het veld brengen kon. Onder Alnhonsir Vh" P'0,00 .man voelv'olk in volle male genoten dm.!. ,„„i T,10']sU5 ^ had hij de koninklijke gunst goeden voet gestaan- l'usschen .h.n'h" lroonoPvo'ser Johan II nooit op een een kleine twfst ge réien ' rl0° 6,1 ,lei1 P™* «as meer dan eens oog; °ifenf VSomvS 'k *ni;?noe-d,i.derhalve het rechten werden door de verordeningen de" koSin* UT' i''■ "anl>isl ziJne ingevoerde nieuwigheden brachten hem W1 ° » ernstigs gekrenkt, de het grootste nadeel aan. ^'•'Iie U1'8estrekte bezittingen ingeval 'de !ierlo'^ van^Braï'in/a i'',1""' ,VUUI' gevaar, dat hem dreigde, zijn kant den eersten sla"°te slaau^Vidüi M.."100"' T'"J besloot- van' gelegenheid zeer genadig beTiandeld' h'id li 1 i "Ji ?°anza b'J 'neer dan eene nemen, onder het voSrSÜÏÏd de më{ J|«hert°?eensklaps gevangenhouding stond. mu K,lsl"'e in geheime verstand- onbeschrijfeNjkehJ)nUeUiDe^herïo"s Kdt^vTl m °nder '"l" adel eL'ne overige edelen verbeidden si.ld...-». i i , , 's v,uchtlen naar Kastilië. De «n«l.»ldir!°clMe!,»Si'niïS' lï tlK'Sle" W«kl -volkom» op grond van zijn reclü als edehnan Xrhi, i°g J ' ° ''zoek'docl'wilde eigen stand gevonnist woiden fftoZl we «erdT'db*" alle gewoonten en bestaande rechten -ji nh,>-,mn , riep' 111 s,nJ(l mel om over den aan-ekla .",1e » „ ,i' i bea'".bte11 e» rechtsgeleerden samen dezer rechlbank deel, hoe°wel de onver Tbr I I'J "a!n. aa" a"e handelingen 'oeriep. dat de wetten hem 'iie vê Zdèn e1,lbo nlaatste zich aan bet hoofd eener samenzwering. Jaco'b van Viseo was een broederszoon van koning Alphonsus \ en te „eiük een zwa«er van Johan II, als broeder der koningin Hij had 'otdusvei met zijn zwager in de beste verstandhouding geleefd, doch na den dood \an den lierto" van Braganza achtte hij zich aan liet hof niet lancer veilig,li j vreesde dat ook hem hetzelfde lot zou treilen als zijn bloedverwant, en spande daarom'met een aantal liooge geestelijken en edellieden samen, om den koninD l•» ™lki » Weldadige regeering van Johan II. Zijn dood. «aï'"l«ri!è,ncn'"«£r "« v""°'io"'«ïnlïlikiosi'n SZUfZ "bi i J"f»1-*™' Col,""bus vo»r 5I" kroon d«d la"ere volk'kh v ',iJ 0c'"'" "'•»• "Ü »'"! di«p üotaord ,l„m- dc trouw zooi) dér l 'ci-l j ■"°? mner 'i 0,01' 'l(' Sees'eltjklieid wanl hij was een zienlijke "il'ien aan kerPo^ 'u "f lioorde hij de mis, hij schonk aanme den d .n t.n ef!' kosters en h.j behandelde de dienaren der kerk -d Ï ató - * •— « toch tl dJoriv^n ,ebben' , ?°cl' ,lü P'an durfde de machlige koning hertog van Be a den l!r li* *' "J 0pi{evol8d tlü0r zij" neef E"'a»uö'- dui' Ë.. a .„' it i;, ,1 'T!er. va" (,H» vermoorden hei-log van Viseo. werd Men heeli 'i U| 'S Jaren 0L"'• 'oen hij lol den troon geroepen «Gelukkii'e t I "'i f, *??.hlftlel,is. ll" '>Ü"™en de «GrooUT en de oefende de ion°e | ongetwijfeld de juiste, wanl al oi. den % 'lo°r /IJIlti wkraamheid als regent eenigen invloed X.. » ,1™''SUZT7.li!" ■l>'"'"lfS'11,1 <"'■ «* « het geheele Porinaoitn?. . sclmJven. Inaar a;'" de geestkracht, welke tochten naar Inlii^Ti i' r 1011 8ev°'oe van de gelukkige outdekkings- Sukki"? .i„e ni ,lülfl'll,Mg T 'lL;n '!:,y le8Je- Wel »'«» Emanuëlde lands in zulk °een ^em^k fe VCrg',ml * kr°°n ^ fc,T SSmSMKSSS L • 11,8 M» liraoder; h.j liel s,rïvr!lr P™'-Srstttr- — vaardigheid welke li'ii .^''"^'iglieid werkte even gunstig als de rechlgebrachleu 'herlo" vin ' rt' . f1 8evlucliten aanhangers van den ter dood keeren en lier i i°i i' '.*ldpanza ','ewees. Hij liet hen naar Portugal lerugKeeren Lii heisielde hL'11. m het bez.l der hun ontroofde goederen. ° liet heil des Toll" U|J,'!Li £1 Va" 7 ziJner regeering af een wijs, op hii niet wmi n,. , , )c , regent, doch een waar conslilulioneel vorsl was kunst én welensch'm va i"' wJ'lk'' '''J,ot bevordering van handel, landbouw, "rootsche nn . l 'V i rechlspleguig en bovenal lot aanmoediging der niet de vrucht Si °') "f «fi^ler ««vaar. nam. waren persoonIiil< ii i J 8 '"el de slenden des rijks, maar van zijn eigen was wml TC, Sen' -,00 macl,,t ,lei' slenJ«» diedoor Johan II ge fnuik, alleenl.eerscher en sleclïlelden Vh °gd! '"J 1 'AM «Is een volstrekt deelneming der slenden T1 , i'T' «U geihirende zijne regeering iels van aan lal bestuur. Met een juislen blik op de slaat- Emanuël deGroote van Portugal. Schandelijke vervolging van de Joden. kundige gesteldheid van zijn klein land, dacht Emanuël er niet aan, zich te mengen in de Iwislen, welke in dien tijd het zuiden en het westen van Europa teisterden. Hij wilde, gelijk hij treffend zeide. geen oorlog voeren tegen Christenen, maar al de krachten zijns lands inspannen tot het doen van ontdekkingsreizen naar Indië en lot liet vestigen van de Portugeesche macht in het Ooslen. Derhalve trachtte hij de vriendschappelijke verstandhouding tusschen zijn land en Spanje Ie herstellen en die door een huwelijk te bevestigen. Hij huwde Isabella, de oudste dochter van Ferdinand van Aragon en Isabella van Kaslilië. Deze echtverbintenis, die in het jaar 14-77 gesloten werd, scheen van het hoogste gewicht, want Isabella was de toekomstige erfgename der Spaansche kronen en derhalve beslond er gegrond uitzicht op eene vereeniging van Portugal met de naburige rijken. Deze verwachting werd echter door den vroegtijdigen dood der koningin en van haar eenig zoontje verijdeld. De nauwe betrekking, waarin Emannël door dit huwelijk lol Ferdinand den Kalholieken van Aragon kwam te staan, had wel voor Porlugal dit gelukkig gevolg, dat de vrede met Spanje ongestoord bleef, hoewel de ontdekkingsreizen der Spanjaarden en Porlugeezen beide volken dikwijls met wederzijdsche naijver en vijandschap vervulden, maar zij was aan den anderen kanl ook oorzaak van eene schandelijke vervolging der Joden in Porlugal, waarmede. Emanuël zijn roem bevlekt heeft. Onder Johan II waren de uit Spanje verdreven Joden op zeer harde voorwaarden in Portugal opgenomen. Emanuël behandelde hen bij het aanvaarden van de regeering veel zachter en inenschlievender dan zijn voorganger gedaan had, doch toen hij mei Ferdinand den Kalholieken in nauwere betrekking kwam, spoorde deze hem aan om het vervloekte, bij God en menschen gehale volk der Joden niet langer in Porlugal le dulden , en Emanuël gaf toe. In December 1496 vaardigde hij eene wet uil, waarbij alle Joden, die zich niet wilden talen doopen, uit hel land verwezen werden. Helzelfde lol trof de Mooi'en. Vele Joden lieten zich doopen, doch de meeslen hunner bleven hun geloof trouw en bereidden zich voor om het land te verlaten, toen de koning eensklaps het bevel uitvaardigde, dal op een bepaalden dag alle Jodenkinderen onder de li jaar gegrepen en Christelijk opgevoed moesten worden. Het koninklijk besluit werd door de geestelijkheid met dweepzieken ijver uitgevoerd; men ontrukte de kinderen aan de armen hunner wanhopige ouders. Vreeselijke looneelen vielen voor. Vele moeders vermoordden met eigen hand hunne geliefde kleinen en vervolgens zich zelf: zij wilden hunne kinderen liever dood dan afvallig van hel geloof der vaderen zien. Ook den volwassenen werd het beloofde, ja bevolen vertrek uil hel land op alle mogelijke wijzen belet, opdat zij zich uil vrees voor den dood zouden laten doopen. Dil deden dan ook velen, zij bleven als Christenen in Portugal wonen, doch deze nieuwbekeerden werden door het volk nog altijd als Joden beschouwd en veracht. In het jaar 1 üOG kwam het zelfs te Lissabon lot eene algemeene vervolging van de Joden, waarbij binnen drie dagen meer dan 2000 menschen vermoord werden. Het volk wierp zich op alle mannen, vrouwen en kinderen, wier scheipgeteekende, eigenaardige gelaatstrekken hunne Joodsche afkomst verrieden, vermoordde hen en plunderde hunne huizen. Ook vele Christenen kwamen in die dagen om. hetzij omdat zij een joodsch uiterlijk hadden, of wijl hunne vijanden hen in verdenking brachten, dal zij gedoopte Joden waren. Wel strafte Emanuël de raddraaiers van het oproer met wreede gestrengheid , doch hij kon zich niet ontveinzen, dat bij zeil de eigenlijke oorzaak van den Jodenmoord was, dat hij de vonk van doodelijken haat, die in het hart van hel Portugeesche volk sluimerde, tot eene laaie vlam aangeblazen had. Stkmkhss. V. 11 Groote welvaart van het Portugeesclie volk. Lissabon. vestigen •• !)ucl', yve"t'en w'j 'iet hoofd van deze treurige tooneelen af en wil Jan l\li .- rvt-v ......m:: i ... i i ° ... v' ' . i' ^tuiijuü.iuc geuLMiriüuissen, weiKe üe regeei-in" van Emanuel ons 111i overvloed aanbiedt. Een vroeger ongekend leven tintelde in dien uierkwaardigen tijd in de aderen van liet Porlugeesche volk De stoute zeereizen en de heldendaden van een Vasco de Ga ma. Almeida, Albuuuemue en anderen vervulden de gansche natie met een geestdrill. een zucht naar groote daden en een voor geen gevaar terugdeinzenden moed. die zich steeds ui nieuwe vermetele ondernemingen lucht gaven. Alleen hij, die zich door moed en ondernemingsgeest onderscheidde, die aan een der vermetele tochten naar Alnka en Indie deelgenomen had. mocht aanspraak maken op de achting aan een man verschuldigd. In hel lier gevoel zijner eigenwaarde verhief liet kleine volk zich lol den rang eener groote mogendheid Lissabon was in die dagen het brand- en middelpunt van den wereldhandel. Ilier stroomden de schatten van hel Oosten en het Westen te zamen want 111 dien tijd moesten alle kooplieden van Europa de voortbrengselen van i 'i, , ,le , 01',u^he hoofdstad halen. Een onmetelijke rijkdom vloeide den I orlugeezen uit hunne nieuwe ontdekkingen toe. »Het gelukkige Portu-al" werd hun land genoemd en gelukkig was het in dien lijd zonder twijfel,doch woei wil hiervan begonnen de voorteekenen van eene rampspoedige toekomst hoewel slechts door weinigen opgemerkt, zich voor te doen. Hoor het samenvloeien van de kostbare waren en de menigte goud binnen \. ss, 1)011 ontstond onder alle volksklassen eene bijna aan waanzin grenzende zuc hl naar weelde. De avonlnriers verkwistten in de hoofdstad de zuur verdiende wiidHen hunner reizen; weldra werd eene lichtzinnige, losbandige leefwijze algemeen. Alle levensmiddelen stegen lot een ongehoorden prijs; hieruit onlslond dan dikwijls een onverwachte nood onder de minder gegoede bevolkiii" die wel meestal spoedig gelenigd werd, doch die dreigende stormen voor de toekomst voorspelde. Ook de gelukkige vredestijd scheen ten einde le loopen; want reeds gingen er onder alle zeevarende natiën stemmen van naijver en nijd tegen Portu"al op welks heerschappij ter zee iu de Indische wateren de Europeesche volken nel langei wilden dulden. Emaunël beleefde hel losbarsten van den storm welks voorleeken zich ;i;m i|<»n 2 jaar den 12™ December 1521 ' , " - ,J""» "til Ijm L/ClClllUtl waelils aan eene besmettelijke ziekte, die toen vele offers eischte. onvet- DHIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. !>]»inje. Gemeenschappelijke regeering van Ferdinand en Isabella. Regeringloosheid. De "Cfl""kt- Besch"'ning, aan ,1e steden verleend. De Santa Hermandad. Herstelling van eene onpartijdige rechtspleging. De inquisitie. De Spnansche Jo.len. üe -nieuwe Christenen Atphonso de Ojeda. De inquisitie in Kastilië legenden wensch van Isabella ingevoerd. De groot-mquisiteur Thomas de Torquemada. Het proces en de auto-da-fe's. A,"lgr00!Sl? ^en va" ,Spa"je vvas tloor l,et 'ïi'weüjk van Ferdinand van ra on met Isabella van Kastiliö tot één groot rijk vereenigd alleen iu het zuiden bestond nog het kleine Moorsche rijk Granada l< ui-, li" ■»•«... I li. . J ' c ■■ «twiovtiR iijiv vn.ui.mil, en Isabella regeerden gemeenschappelijk, hoewel zii de r: i 'u iiiMemngen mnner erflanden in stand hield,,!. Aratron eri K.-.miltó ver- . . • ,, „ °y,^•"<"'"«■11 iu duiiiu iiieiuen. Aragon en Kasi <» hielden een afzonderlijk bestuur; doch deze scheiding bestond meer in naam Ferdinand en Isabella. Kegeeringloosheid. De adel gefnuikt. dan in werkelijkheid, want dewijl het koninklijke paar slechts een wil had, dewijl Isabella, die haar gemaal van ganscher harte liefhad, zich in alle belangrijke zaken naar hem schikte, werd geheel Spanje volgens dezelfde beginselen geregeerd. Met de weering dezer vorsten brak voor Spanje een nieuw tijdperk aan; in alle vroegere toestanden werden diep ingrijpende veranderingen gebracht: vandaar dat de regeering van Ferdinand en Isabella voor alle lijden van het hoogste gewicht was. . , , , ■ Nadat de oorlog over de erfopvolging geëindigd en de heerschappij van het vorstelijk paar legen eiken aanval beveiligd was, konden Ferdinand en Isabella zich onverdeeld wijden aan de taak, die zij tol hun levensdoel gekozen hadden, namelijk hel herstellen van orde en wet in liet door langdurige oorlogen geteisterde land., de verheffing van de koninklijke macht boven die van den steeds oproerigen adel, de invoering van eene strenge kerkelijke lucht en de uitroeiing der ketterij, de verovering, eindelijk, van hel nog door de Mooren bezette zuidelijke deel van Spanje. ■ :, In de allereerste plaats was hel dringend noodig, 111 het land, waarin vele jaren achtereen geweld in plaats van recht geheerscht had, den eerbied voor de wet te doen herleven; want in die dagen was Spanje het looneel eener N°''liét aanzien van den monarch was diep gedaald. Fik der machtige edelen beschouwde zich bijna als den gelijke des konings. De adellijke lieeren zaten veili" on hunne sterke, door het gelieele land verspreide burchten en brandschatten van "daar uit met huniie gewapende, roofzieke dienstmannen den geheelen omtrek. Op hel platteland waren hel leven en de bezittingen der zwakkeren nergens veilig en zelfs in de sleden ging hel nauwelijks beter toe. r Met bewonderenswaardige geestkracht en met een schitterenden uitslag tastten Ferdinand en Isabella dit kwaad in den wortel aan. Zij vaardigden niet alleen wetten van draconische gestrengheid tegen roof en diefstal uit, maar poogden vooral den roofzieken adel dat schandelijk handwerk al te loeren, door steun te zoeken bij de burgerij en deze in bescherming Ie nemen Hiervan was het gevolg, dat zij zich in de sleden de trouwste bondgenoolen tegen deu adel verwierven. • ■ Reeds sinds overoude lijden waren de sleden van Aragon, ten eindt zich legen de aanvallen des adels le beveiligen, overeengekomen, dat elk burger een zekere iaatiijksche som betalen moest, die besleed zoti worden om eene krijgsmacht 'tol handhaving van de veiligheid der straten te bezoldigen en 0111 rechters aan te stellen, die op slaanden voel recht oefenden over alle gevangengenomen roovers. De Santa Hermandad ol Heilige Broederschap, zoo werd die stedelijke krijgsmacht genaamd — werd dooi; het koninklijke naar voor hunne zaak gewonnen en ook in Kastilie overal ingevoerd. Over alle misdrijven tegen hel leven en de bezittingen der burgers moest zij lectil sm-eken. Zii had het recht alle misdadigers gevangen le nemen en de teaen hen geslagen vonnissen te voltrekken. lu elke stad, die dertig huisgezinnen telde, werden twee alcalden rechters) aangesteld, van wier vonnis slechts in bijzondere gevallen hooger beroep toegelaten was. Jaarlijks moest eene ui afgevaardigden der stad saamgeroepen junta over de zaken dei Hermandad beraadslagen; de door de junta vastgestelde wetten werden verzameld. Het kon niet anders of de adel, wiens macht door de oprichting van Hermandad ernstig bedreigd werd, moesl daartegen in verzet komen, doch zijn tegenstand werd zonder veel moeite gefnuikt, dewijl de steden het vorstelijk naar trouw ter zijde stonden. ... ,. ,. ., De Hermandad vervulde hare plichten met eene voorbeeldige stiptheid. Jarenlang was zij een zeer populair lichaam, dewijl al hare beambten dooi de burgerij benoemd werden. Doch langzamerheid kwam lnerin verandeung. zoodra de veiligheid in het land meer eu meer hersteld was, verloor de burgerij den lust tot het bezoldigen van een groot aantal beambten en van eene aau- 11* De Santa Hermandad. De rechtspleging hersteld. De inquisitie. zienlijke krijgsmacht; zij liel liet zich dus zonder morren welgevallen, dat de regeering de beambten aanstelde en bezoldigde. Van het jaar 1498 afdaalde ten gevolge biervan de Sanla Hermandad tot den rang eener gewone polilie-inrichting. Met behulp der Hermandad roeiden Ferdinand en Isabella de rooverbenden uit, die bel land onveilig maakten. De roofsloten der edelen werden verwoest, rust en vrede en daarmede veiligheid voor handel en nijverheid, keerden in hel land terug. In verband mei dit alles droegen Ferdinand en Isabella ook nog zorg, dal bel rechtswezen verbeterd en aan de willekeur van den hoogen adel onttrokken werd. Zij waakten voor de veiligheid van onpartijdige rechlers en straften met gestrengheid allen, die zich lieten omkoopen om het recht (everdraaien. Ja, bet vorstelijk paar bekleedde zelf, overeenkomstig de oude wellen, meestal eiken Vrijdag bel voorzitterschap in het gerechtshof van Madrid. Tot eer \au Isabella werd verzekerd, dal nooil de vonnissen zoo spoedig en zoo rechtvaardig uitgesproken werden, als in die dagen, toen Isabella in persoon het oog over de rechtspleging liet gaan. Waren de oprichting van de Hermandad en de hervorming van de rechtspleging reeds krachtige middelen tot fnuiking van de macht des adels, Ferdinand en Isabella gingen nog verder. Terwijl vroeger alle hooge ambten door de grandes bekleed waren geworden, benoemden de vorsten thans meermalen personen van onaanzienlijke geboorte, vooral rechtsgeleerden, die zich verdienstelijk gemaakt hadden, lol de invloedrijkste ambten. Te gelijk namen zij de bezittingen der kroon, door vroegere vorsten op onrechtmacblige wijze aan den adel geschonken, terug en vaardigden zij strenge wellen uit tegen het bouwen van nieuwe burchten en legen de onmenschelijke tweegevechten, waarin de edelen elkaar vermoordden. Dat al deze maatregelen niel konden genomen worden zonder verzet van de zijde des adels, spreekt van zelf. Daar Ferdinand en Isabella echter de Corlez, tot wier vergaderingen de talrijke afgevaardigden der steden regelmatig uitgenoodigd werden, steeds op hunne zijde hadden, was die tegenstand volkomen ijdel. De zwaarste slag werd aan de macht des adels in Spanje toegebracht door een maatregel, die wel eerst later volkomen toegepast, doch reeds loeu voorbereid en ingevoerd werd. De aanhoudende oorlogen met de Mooren hadden aan de drie geestelijke ridderorden, die der ridders van Sl. Jago of St. Jacob van Composlella, van Calalrava en van Alcanlara groote macht en invloed verleend. In haar vereenigden zich de dapperste en meest ondernemende leden der adellijke geslachten; zij bezaten uilgestrekle goederen en hadden eeneaanzienlijke krijgsmacht onder bare bevelen, ferdinand en Isabella wisten de zaken zóó te leiden, dal de kroon op deze orden een onbepaalden invloed verkreeg; later werd zelfs het grootmeesterschap voor altijd met de kroon vereenigd. Terwijl bet vorstelijk echtpaar de macht des adels fnuikte en Ie gelijk de bisschoppelijke zetels met zijne getrouwe aanhangers bezette, verhief het de koninklijke macht lol zulk eene hoogte, dat deze slechts in schijn nog door de Corlez beperkt werd. Hel was hiertoe in staat, omdat het steeds de rechten der stenden eerbiedigde en bij al zijne regeeringsmaalregelen steun zocht bij het volk. In hel bewustzijn en den wil des volks wortelde ook die vreeselijke staatsinstelling, welke onder de regeering van dil koninklijke paar in Spanje lot nieuw leven ontwaakte, de inquisitie. Hoe afschuwelijk de inquisitie ook in onze oogen is en met hoeveel recht wij haar ook veroordeelen, toch kan het niet ontkend worden, dat hare invoering geheel in overeenstemming was met de begrippen en voorstellingen, waarvan de overgroote meerderheid van het Spaansche volk in die da^en doordrongen was. De godsdienstige dweepzucht had juist iu dien lijd onder De Joden in Spanje. De inquisitie tegen Isabella's wenscli ingevoerd. de Spanjaarden, ten gevolge van hnn eeuwenlangengeloofsstrijd tegen de Mooren, zulke diepe wortelen geschoten, dat de vreeselgke yonniMM. «lo.3rd inquisitie over de ketters geveld. in de oogen des volks volkomen inauisitie was dus. eer zij zich door buitensporige wreedheid gehaat maakte. voor Spanje eene waarlijk populaire instelling, hoewel zij door den berekenenden koning Ferdinand zeker hoofdzakelijk ingevoerd werd om hem wow el tot eene bron van macht als, ten gevolge van de vele verbeurdverklaringen \an «oederen tol eene bron van rijkdom te strekken. ° De inquisitie had lang in Spanje beslaan en tegen de ketterij der Albiaenzen. voornamelijk in Aragon, der kerk goede diensten bewezen. Met hel verdwijnen der ketterij was zij echter ingesluimerd. Een nieuw leven en eene nieuwe «edaante ontving /.ij eerst weder door de bemoeiingen van koiiutg^FeiHhnand, die door de begunstiging, haar verleend, den bijnaam de Katholieke eerlijk verdiend heeft. De naasle aanleiding lot hare wederinvoering gaven de 111 groolen getale in Spanje levende Joden, die wel gedoopt waren, man in hun hart 1102 aan het oude geloof getrouw bleven. De Spaansche Joden hadden in den loop der eeuwen nu eens .den van rust en voorspoed, dan weder dagen van hevige v^rvolgnigen doorleefd Onder de Moorsche heerschappij hadden zij groote rijkdommen vererven dat was hun "elukkigste lijd. Eene krachtige ontwikkeling op geestelijk gebied had hun (Pen weg gebaand tot de hoogste staatsambten. Joodsche geleerden wijsgeren wiskundigen, sterrenkundigen en vooral geneesheeren zagen hunne weienschap op lioogen prijs gesteld en rijkelijk beloond. Hunne letterkunde bereikte in die gouden eeuw der Joden een nieuwen trap van bloei. Doch toen de heerschappij der Christenen opnieuw over Spanje werd uitgebreid, nam ook de voorspoed van dit onge ukkige volk een eindt. Wd betoonden ook vele verstandige Christenvorsten zich zachtmoedig en veid.aagzaam .jegens hen" maar het volk haatte hen; die haat groeide met den rijkdom , der Joden aan en gaf zich dikwijls in bloedige vervolgingen der verachte natie lucht. Vele Joden besloten daarom, ten einde zich velll°''''rVen en en hunne bezillingeu Ie verwerven, in schijn hun geloof af te zweren en Christenen Ie worden, terwijl zij toch heimelijk met onverbrekeli.jkeÏJ11 inzettingen der vaderen vasthielden, en ook hunne kinderen, hoewel zij hen insgelijks doopen lieten, in de Joodsche geloofsbegrippen opvoedden. ° LkT Swe Christenen." of bekeerden, Marranos - gelijk zij genoemd werden - wisten zich door hunne talenten en door den invloed welkeri un rijkdom hun schonk, tol liooge stedelijke ambten, ja zelfs to geestelijke waardigheden te verheffen. Doch het volk haatte hen daarom niet minder en de dweepzieke Dominicanen stemden mei dat algemeene doemvonm» 111. Zij beweerden dat de «nieuwe Christenen" bijna zonder uitzondering m hun hart no„ j0(ien waren dat het geheele vervloekte ras uitgeroeid moest worden. r Onder hen, die het luidst hunne stem legen de Joden v«rhieven was een Dominicaan. Alphonso de Ojeda, de prior van een klooster te Sevilla Hij drong bij Ferdinand aan op de oprichting eener nieuwe ïnq^isüie. wiet taak het zou zijn. onderzoek te 'doen naar hen, die gedoopt, doch daarna van hel Christelijk geloof afgevallen waren, en dezen te stratlen. Ferdinand liet zich zonder moeite overhalen om zijne goedkeuiing < hechten aan een plan, dal hein eene rijke bron van inkomsten beloofde dewgl bel vermogen van allen, die door de inquisitie veroordeeld waren, aan dt. kroon verviel* doch moeilijker was het, de toestemming le verkrijgen van Isabella wier 'zuiver menschelijk gevoel tegen de vervolging der ketters opkwam. Isabella had echter zulk eene streng kerkelijke opvoeding ontvangen, dal /ii aan de ernstige vermaningen van vrome priesters niet lang weerstand kon Weden Reeds in vroegere., lijd had de Dominicaner monnik Thomas de Tomuemada haar biechtvader, haar de belofle afgeperst dat zij, indien zij ooit den Iroon beklom, hare krachten lot eer van God en tot verheerlijking Rechtspleging der inquisitie. Thomas de Torqnemada kfrk- Ban.de l,jlroeiin8 llcr ketterij wijden zou. Deze belofte li aai thans herinnerd en dus moest zij wel besluiten, van paus SiMus IV eene hu te vragen waarbij de inquisitie in Kasliliê werd ingevoerd Rii lnl"S| W' W l, verlan8en Viln Ferdinand en Isabella gaarne in ÏL nf' Ir .un * November 1*78 machtigde hij liet koninklijke paar om wee o drie ïnqmsileuren. lol ontdekking en bestraffing van de ketterij in hunne landen aan te stellen. Op grond hiervan werd te Sevillaecn «ereclitshof «lei inquisitie opgericht; den Januari 1481 begon hel zijne werkzaamheid óm heen die vnnB k?iï ^ vfro^enintT- waa'bij een ieder aangespoord werd om tien. die van kellenj verdacht waren, aan le klagen. Dewijl men den aanklagers beloofde, dal hunne namen geheim zouden worden "elmuden kwamen er terstond zoovele aanklachten in, dat weldra de gevangenissen u' klein waren om de in hechtenis genomenen te bevallen. u i rtlLr!lll,illlk1 ',a!>slle 'k I' dus. door veroordeelingen weer ruimte le ver- M .'i,le'V ' " J?nnari werden zes van afval overluigden gedood-in «taart kwamen er zeventien door beulshanden om en dit ging zoo roört zood.il hel aantal der slachtoffers van de inquisitie in November reeds 28!) beliep' 1°' overluigin- van de aangeklaagden stelde bet gerechtshof zich met -(i zwakke bewijzen tevreden. Ilel schroomde niet, lot de veroordeelin» sabtnih T!1, "'bi'11 l,e;veze" kon worden, dat iemand op den Joodsrlien sabba", belere kleeren gedragen bad dan op andere dagen der week en da" hij den avond Ie voren geen vuur in huis bad gehad. Ook vriendschappelijke » ™t Joden vooral deelneming aan hunne feesten of bet gebruik van lunvii i °,P 00( scht' XVIJ/(' geslachte dieren en andere even gewichlige lt Nv. ze , werden legen de nieuwbekeerden aangevoerd, om aan le loonen. dal ,,fr, : n| waren, en op zulke gronden werd meer dan één om bekleed n f la1,116 hooggeacht man, die een aanzienlijk ambt l i r_ ?• , ««'Gelijken — veroordeeld en ter dood gebracht Uit lol Irof voornamelijk rijke lieden. „euiuun. i ,[o7'!l de inquisitie ongetwijfeld met grooten ijver arbeidde, voldeden » I !].?| :1|m iei,en l"c'1 evenmin aan de hooggespannen verwachting van de 1 V', a's. ;ial' (,l(' \a" den katholieken koning, die zijne schatkist mei •li veibeunlu-iklaarde goederen der Ier doodgebiachten vulde, terwijl koningin Isabella met afschuw weigerde, die verbeurdverklaarde goeder™ Tn te betoogde mr laf Trfr1, Wis' S'0 1,31,8 uit den Ie ruimen. Hij : ' ; dat ook Christus zijn rijk op aarde door de vernietiging van Ie algodtiij bevestigd had, en spoorde haar aan, om helgroolezuiveriVswerk krachtig dooi; le zeilen. En zoo geschiedde hel. eringswerk In bel jaar 1483 werd Thomas de Torquemada lol grootii.quisileur van as )e benoemd en in alle deelen des lands werden iüqüLilie rechtbanken opgericht, welker aantal langzamerhand lol 13 klom• Tormiemada "e,boek' vo,8ens "e"""k"« ,er isrMrcï" ^ Ja.li Iijks weiden op de eersle twee zondagen van de vasten in alle kerken verordeningen a gelezen, volgens welke een ieder, die een ander van kelS verdacht, verplicht was, du aan te geven, ook al was de verdachte zijn naaste bloed\eiwant. De man moesl zijne vrouw, de vader zijn kind, de zoon zijne ouders verraden. Alle aankladden, ook die welke schriftelijk en zonder onderleekening werden ingediend, werden aangenomen. De aangeklaagden werden gevangengenomen: meestal verdwenen zii on eene geheimzinnige wijze, zij werden iri de kerkers der inquisitie opgesloten n luer afgesneden van alle verkeer; dikwijls ontvingen zij eerst nataniS lijd kennis van de misdaad, waarvan men ben beschuldigde. Nooit werd hun de aanklacht zelf meegedeeld, veel minder nog de naam des aanklagers of dei Vonnissen der inquisitie. De auto-da-fe s. "etuigen, die men legen hen gehoord had, maar alleen een uittreksel van de aanklacht en van de verklaringen der getuigen, voor zoover deze ongunstig luidden, want elk gunstig getuigenis bleef voor hen zorgvuldig verborgen. Weigerde de aangeklaagde zijne schuld te bekennen, dan werd hij gepijnigd, onder de duldelooze pijnen, die dikwijls onmiddellijk den dood veroorzaakten bekenden de meesten wat men van hen hooien wilde; \elen hen iepen d e verklaring nadat de pijniging afgeloopen was, doch /.ij werkten hierdoor niet. anders uit dan dal zij ten tweeden male gefolterd werden. De weinige slandvastigen, die zelfs de ondragelijkste smarten verduurden zonder te bekennen, wonnen hierbij toch slechts weinig. Terwijl he doorslaan der pijnigingen bij andere rechtbanken als een bewijs van onschuW beschouwd werd was dit bij de inquisitie niet het geval. Hier waien de \eiklaiinge der getuigen voldoende om een beschuldigde te doen veroordeelen. De pijnbank werd" slechts aangewend, om met de bekentenis ook stof te vinden \ooi de aanklacht van anderen, wier namen de gefolterde wellicht noemen zou. Na alloop van het verhoor werden de aangeklaagden naar den ondeiaardschen kerker der inquisitie gebracht: hier moesten zij, beroofd van a len omgang met menschen, gekweld door honger en koude,Juin vonnis a wac U. , waarbij zij meestal ter dood of lot levenslange gevangenis veroordeeld w .1rden. liet slot van liet vreeselijk treurspel werd gevormd door de «geloofsdaad , het auto-da-fé, de voltrekking van het vonnis, die met den giooisten luiste 1 tegenwoordigheid van den hoogsten adel, dikwijls zelfs van liet bof, plaats had. ° De trotsche grandes van Spanje achtten het met beneden zich. 1.1 de zwarte kleeding der dienaren van het heilige officie diens vanen te dragen en zich aan den optocht der veroordeelden aan te sluiten. Geeslfdijken ui hun schitterend ambtsgewaad, voerden de processie aan, waarbij de giootsleprach. der kerk ten toon gespreid werd. ... , • i,„. De ongelukkige slachtolfers der inquisitie, die op den dag van liet auto-da-fé voor het eerst hunne kerkers verlieten, waren 111 grove, wollen, van den hals tot de voelen reikende kleederen gehuld Op de gele slof wa-. een rood kruis gestikt, bet gewaad was bedekt met afbeeldingen van d""®1* en van vlammen, om aan te duiden, dat den veroordeelde aan gene /.ijd > grafs de helsche smarten wachtten. iOVPn« De ketters werden niet ahijd Ier dood maar mees al slechts tot levens lange gevangenis veroordeeld, want de kerk was zachtmoedig. L. Mar neo /egf: »De kerk, die de moeder der genade en de bron der baimharlijieid is, vergenoegt zich met het opleggen van slrallen en schenkt ede'mollig b 1 leven aan menigeen, die het niet verdient. Daar zij beu, die hardnekkig hunne dwalingen volharden, nadat zij op de verklaring van '^lo^aau '^ "etuisen in den kerker werden geworpen, op de pijnbank leggen en tot den vuurdood veroordeelen laat, komen eemgen ellendig om, terwijl zij hunne dwalingen beweenen en den naam van Christus aanroepen anderen echtei roepen^Mozes aan. Velen wederom, die oprecht berouw aan Jen dag leggen, veroordeelt zij. in weerwil van de afschuwelijkheid van hun misdiij , sec s doodde niet, /.ij gaf den veroordeelde slechts aan de wereldlijke gerechtigheid over. opdat deze hem naar den brandstapel voeren zou. l!el'ecl'er ^ te ontkennen, dat déze zachtmoedigheid den veroordeelde weinig baatte. U l1"Welkeen huiveringwx'kkenden omvang de werkzaamheden (Jer u"lll!sj!'ie onder de regeering van Ferdinand en lsabella verkregen, mogen enkele cijfeis ons leeren Hoewel Torquemada, de verdienstelijke grootinquisiteur, zijne vervolgingen bijna uitsluitend tot Joden beperkte staat liel «venwel, \asl, dat in den loop zijner I8jarige zegenrijke ambtsbediening niet minder d 10220 menschen op den brandstapel stierven, 6860 in beeltenis verbrand Gunstige stemming van het Spaansche volk omtrent de innuisitie oordeeid^werdèn^nt,ere ' meeSta' '0t levenslan8 gevangenschap, ver- roemT*°''qUh'p«il iTnï f U *°°r di' all(rs biJ ziJne kerk eei' onsterfelijke.» roem hoewel hij naar den zin van menig vroom ijveraar nog niet "enoe" deed. O. a. zegt de waardige pastoor van Los Palacios: «liet geheefe ver"- vloekte geslacht der Joden, zoo mannen als vrouwen, van 20 jaar en daar boven moest te vuur en te zwaard uitgeroeid worden." J ij hebben gezegd, dat de uitspraken der inquisitie een onbenaalden weerklank vonden m het volksbewustzijn en deze bewering isTolkoS S stellen'1+r Hm. ,t'Se"woor(li^ begrippen ons dal nauwelijks 'voor- i .1- i . i Spaansche volk was in dien tijd zoo innig gehecht aan de kerk, het koesterde zulk een doodelijken haat tegen de Joden hetzii dan gedoopte of ongedoopte dat de inquisitie, zoolang zij zich in hare vervolgingen «faclSk,'«t,de- J°d.en b®P,aalde' slechU door enkele mannen ffin vdarachtige beschaving hun tijd verre vooruit waren, afgekeurd werd. Het olk nam geloovig en bereidwillig deel aan de luisterrijke auto-da-fé's en was met een in onze schatting afschuwelijk welbehagen getuige van den bloedden t K' duurde PMlerSf ,D°,Ch VreeSe'^k hel '"ervoor boeten wan" niet tan„ duuide hel, of de vlammen van den brandstapel lekten ook naar Joden a^n den^/'ïle f6! ,J|llj|,lsch;,F) ?v«r bet verbranden van de gehate ou ii aan den dag gelegd hadden; de inquisitie strekte in het eind hare wtTr wl'.:1 'lL' SPa"Jaar'JeVelf uit- zont,e'' s,a"d of kunne te ontzien >\ie let waagde een vrij woord te uiten, wie slechts in de geriii"sle mate K™ SitaLk sleren va"kM,erscl,e «"■ deelden, zij vei wierf ook een onbeperkten invloed on liet lol van il hare SSt"'S " * I»»0fmd7 »ls harè w'rtL!'™ SÈÜ-i ollS ,r " I"" - k"rk"liik f™'8' ,a" l,ari' jaar 1490'IETm* l'* menschen, maar ook tegen boeken. In het sw fair»1 vond, op een auto da-fé te Salamanca verbranden J en kettell wheimT Ant0ni0 h'"re"'e ZiCh hW"t'lv'e1-dTenstelijik VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje, üe oorlog tegen de Mooren hervat. Tweespalt in het Moorsche rijk van Grenada Boabdil el Chieo. De dappere El Zagal. Langdurige, met afwisselend geluk gevoerde oorlog. Malaga inaenomen en gestraft. El Zagal onderworpen. Belegering van Granada. Dappere verdediging der stad. Overgave van Granada. Laatste stuiptrekkingen der Mooren. Ferdinand en Isabella koesterden van liet begin hunner regeeriiig af den vurisien wensch, liet kleine deel van Spanje, dat nog in de macht der Mooren was, te veroveren. Vooral de van geloofsijver blakende Isabella werd daarbij niet bestuurd door dorst naar roem en veroveringszucht, maar alleen door het denkbeeld, in het land der ongeloovigen de halve maan weer voor bet kruis te doen wijken. . .... Zoolang bet vorstelijk paar met binnen- en buitenlandsche vijanden te kampen had, kon het niet aan een veroveringskrijg denken, docli nauwelijks was de rust in Spanje hersteld, of /.ij brachten het sinds lang gevormde plan met de meeste geestkracht ten uitvoer. De aanleiding tot bet uitbarsten van den ooiioi/ gaven de Mooren zelf door eene vermetele uittarting van hunne zijde. In de laatste jaren had tusschen de Mooren en de Christenen een halve vrede beslaan, die slechts nu en dan door gevechten was afgebroken. Ue sultan van Granada had zelfs zonder tegenstreven eene jaarlijksche schatting betaald, doch dit hield eensklaps op, toeu in het jaar H6 Moeley Aboel Hacen koning van Granada werd. . , . In het jaar 1470 werden onderhandelingen gevoerd over liet ver engen van den tusschen de Christenen en de Mooren bestaanden wapenstilstand. Toen Ferdinand en Isabella bij die gelegenheid de voorwaarde stelden, dat de iaarlijksche schatting opnieuw betaald zou worden, antwoordde Moeley Aboel Hacen trotsch: »De munt van Granada slaat niet langer goud, maar staal, en hij zette aan dit woord later kracht bij door in December 1*81 de kleine Christelijke vesting Zahaco te overrompelen en niet alleen de bezetting, maar ook de geheele bevolking deels neer te houwen, deels als slaven weg te voeren. Daarop brak in het jaar 1482 de oorlog uit; hij werd van beide zijden met groote verbittering en dapperheid gevoerd. De Spanjaarden trachtten de Moorsche steden te veroveren, doch waar dit hun niet gelukte, poogden zii ten minste het land te verwoesten; zij vernielden de graanvelden, rukten de wijnstokken met wortel en al uit, hieuwen de vruchtboomen om en legden alle open vlekken in de ascli. Doch door zulke strooptochten zouden zij zeker niet den dapperen tegenstand der Mooren gefnuikt hebben, indien dezen niet door innerlijke tweespalt zich zelf verzwakt hadden. De oude koning van Granada had eene schoone Grieksche slavin in zijn harem opgenomen en hierdoor niet alleen de ijverzucht van de sultane Zosaya opgewekt, maar baar ook de vree» ingeboezemd, dat haar eigen zoon eens van zijn recht als erfgenaam der kroon beroofd zou worden. Het gelukte tiaar, een oproer binnen Granada te verwekken. Moeley Aboel Hacen werd \erdreven Tweespalt onder de Mooren van Granada. Boabdil el Chico. en moest naar Malaga vluchten, terwijl liet volk Zosaya's zoon, den ionaen en onervaren Aboe Abdallah, door de Spaansche geschiedschrijvers gewoonlijk Boabdil el Chico genoemd, tot koning uitriep. Door dezen opstand werd het Moorsche rijk in twee vijandelijke kampen verdeeld. Moeley Aboel Hacen regeerde over Malaga en eenige andere sleden, lerwijl Boabdil Ie Granada koning bleef. In weerwil van deze voor de Spanjaarden zoo gelukkige oneeniglieid der Mooren, konden terdinand en Isabella zich locli niet op belangrijke voordeelen beroemen. Het vorstelijk paar verkeerde in weerwil van de spaarzaamheid welke bet in de huishouding van den slaat had ingevoerd, in een aanhoudende en drukkende geldverlegenheid en was hierdoor verhinderd, zich behoorlijk ten strijde toe Ie rusten. Eindelijk kwam de paus hun te hulp. Hij verleende uit de kerkelijke inkomslen van Kas!ilie en Aragon een geschenk van 100,000 ducalen en vaardigde eene bul uil, waarin hij, hoewel zonder veel «ev'ol« de geheele Christenheid tot een kruistocht legen de ongeloovigen opriep! Ferdinand en Isabella gebruikten zoowel de ontvangen gelden ais die, welke zij zich door middel van leeningen verschaften, om zich krachtig ten sl"jde toe te rusten en thans in de eersle plaats eene poging te wagen om lol Malaga door te dringen. De uilslag was echler niet zeer bemoedigend. De jongere broeder van den ouden koning Moeley Aboel Hacen, Abdallah, me, om hein van zijn neef, die denzelfden naam droeg, Ie onderscheiden,den' veelbeleekenenden bijnaam El Zngal — de dappere — droeg, behaalde eene schuierende oveiwinning, waarbij hij eene Christelijke legerafdeelinu bijna geheel vernietigde. D J .Toen het bericht van deze zegepraal Granada bereikte, gevoelde de ion«e koning Boabdil de noodzakelijkheid om zich thans ook van zijne zijde cjpor eene roemrijke daad te onderscheiden; hij verzamelde eene strijdmacht van JOOO man voetvolk en 700 ruiters, waarmede hij teiien de Christenen optrok. De Moorsche geschiedschrijvers verhalen, dal onbedriegelijke voorleekenen een ongelukkigen afloop der onderneming voorspeld hadden. Boabdils lans stiet, toen hij onder eene poort doorreed, tegen een boog en brak in tweeëneen vos liep dwars over den weg, dien hel leger nam. hij drong door de gelederen der krijgsliederen heen en ontkwam den steen, die hem achierna geworpen werd. Boabdils raadslieden poogden hem te bewegen om eene onderneming, onder zulke slechte voorteekenen aangevangen, te lalen varen doch de koning lachte om bun bijgeloof en beval, den marsch voort ie zeilen.' De uitslag stelde de uitleggers der voorleekenen in het gelijk: Boabdil werd geslagen en gevangengenomen. Gioote blijdschap heerschle er in de Christelijke legerplaats, loen men bemerkte , dat de Moorsche koning gevangen was. Veel was hierdoor voorshands echter niet gewonnen, want men kon licht berekenen, dal de dappere verdedigers van Granada liever Moeley Aboel Hacen en den algemeen geachten tl Zagal terugroepen dan de slad aan de gehate Christenen overgeven zouden om hun jongen koning Ie bevrijden. I" den krijgsraad van koning Ferdinand wist men niet, wat men met den gevangene doen zou. Eindelijk besliste de wil van koningin Isabella deze zaak. Zij eischte even edelmoedig als verstandig, dal Boabdil in vrijheid zou gesteld worden. De zwakke koning liet zich overhalen een tweejarigen wapenstilstand met de Christenen Ie sliiilen. dezen den vrijen overtocht over zijn grondgebied toe ie slaan en hun van al het noodige Ie voorzien, opdat zij den oorlo'Meuen het gedeelte des lands, dat nog onder de heerschappij van den ouden komnw stond zouden kunnen voortzetten. Tevens beloofde hij eene jaai lijksche schattine te zullen betalen. 6 Op deze voorwaarden ontving Boabdil de vrijheid terug; hij werd thans Verdrag van Boabdil met de Spanjaarden. El Zagal. Malaga ingenomen. door koning Ferdinand als bondgenoot begroel en met eerbewijzen en ge- de Mooren en de Christenen gedurende de eerstvolgende jaren uiUoeiig te beschriiven Het was niets dan eene eentonige aaneenschakeling \.in kit n „„..„tiiien en van woeste strooptochten der Christenen door het Moorsche land. 55 £h™ v.™'!5lr!JX»r. «'ifWS *•*&>■ »»!""? * »°ilo8 1 ml, Stipt, dat hij zich het vertrouwen der Mooier, verwar. He /it'l van den oorlog was koningin Isabella; zij deed alles om hem tol een soed einde Ie brengen. Dikwijls bevond /.ij zich in persoon in de leger- IV1» lis *4 .<*» •» ™»riTïiï. ...*«««« vnni' «lp nanschail ns van Kanonnen. >uui uu gc»wi.in «... - lorg Ie' dragen! Hare eigen godsdienstige geestdrift wis. zij aan hel volk ine* Als^elrkruislocht beschouwde zij zelfden veldtocht tegen de Mooren; als zoodani.T stelde /ij hem in al hare bekendmakingen voor, en eenigermale droejuj fli karakter door de deelneming der hoogste geestelijken, die het harnas; ver het koorhemd aangespten en in persoon de ruiterscharen in het veld biacilin. Na ete kleine voordeelen. waardoor een groot deel van het Moorsche luid (ten Christenen in handen viel. was de belangrijkste onderneming van hunne zijde in het jaar H87 de belegering van Malaga. Het vorstelijk paar 5P""t dapperheid; d,n één storm der Christenen werd afgeslagen, ook de herhaalde opeis,hing van Kdinïï S 'nel «ene weigerTng &a„l»oord. I.oe.el Je koning hm. de '«tKrrt&T3Sr,&,»* . r - «"rtsrss; srcftös zsijixszxzz ï Wegerde» in. *. verdere verdediging m.Ueloo, Z°" /^"zonden een gezantschap naar de vijandelijke legerplaats en boden aan, de stad over te geven. indien hun veiligheid voor hun persoon en hunne 'medeten toegestaan werd. Doch Ferdinand die zich Ihans zeker achtte\an de overwinning" sloeg alle onderhandelingen af; slechts mei eene o\erga\ p genade of ongenade wilde hij zich tevreden stellen en hiertoe moeMen de tol r,e. «—v,'!«: I ,n I. .C rlnor de aeesleliikheid en door hunne geheele krijgsmacht, hun ' cl n de veroverde stad en vierden daar eene plechtige godsdienstoefening. Hunne eerste handeling was eene daad van rechtvaardigheid en barmhartigheid. De kerkers werden geopend en «'L' [;tinsU,{;J5uSI^Eden" er? El Zagal verlaat Spanje, woordi-hdd^van M ïf'f ri diftP8le ,d|ende aan. Zij werden in de legen«nwï,da'"™ v,°iia geslachten'- men 7,'^^V0'l,tJen fh ee,lio« leden der aanzienlijkste Spaansche zij etMisklans ain hn " ? sinds jaren als ,Jouden beweend, thans werden S^tkïïj,0,) dien da« heersch,en er veel Om ee'^voorbeeld 'ie'' Mph"?'S °Ve'i t,e overwo""enen uilgesproken worden, tot he l-u 'es'eHen en andere Moorsche steden van een verd li-in- én inwoners van Slalawa * '? SChnkk"n' besloo( Fenlinand. de verdedigers „VI, " Malaga met de uiterste gestrengheid Ie straffen Terwiil hii lan-e slavernij lo^wan?,' di" df M?la8fen- »«t uitzicht op eene levens- kostbaarheden liever z! ^ ' llun.ST'. hunne juweelen en andere handen te lïïen vXn ™„ vernie,1pen of, 111 «rond begraven ,1a,. in de dit door een slimm"" ™taa^ ™k™ zelfsnnk dl^n ma,ken' dat ÏJ5Ï. taS.n ***° 0p "* ■!:.«"} •«&" > X?JSSLTiSs al. treffend den ,omautiichfn strijd di^T^/bLlirlj™ " " rMlll,ltKe». ' klonk bijna als onbarmhartige spotternij, dat hun ve,ou"d ^ml. .'edurende dat tijdsverloop al hunne bezittingen te verkoopen en dc 'I'111^1 daarvan in wissels of in koopwaren, waarvan de uitvoer me verboden was, doch in geen geval in baar geld mee te nemen; want bij de laagheid \an hel handelsverkeer in die dagen was het den Joden volstrekt oumogcljk. hunne onmetelijke schallen in koopwaren, die zij mochten uitvoeren, of zclt> W Het'konhiklijk 'bevel werd met de uiterste gestrengheid ten uitvoer^gckjtl. Tegen het eind van Juli verlieten bijna alle Joden het land, hoewel c11 J" |1(.i,| ui hare krachten had ingespannen, om hen over te halen zich t, aten doopen. waardoor het huil geoorloofd zou geweest zijn in . n 1),. verdrevenen, die zich in alle landen van Europa en in let noorden van Miika ueerzelten, vervielen grootendeels tot de diepste ellende. Wij hebben reeds verhaald, boe treurig het hun ging in Portugal, waarheen de ineesten hunner zich begeven hadden; een dergelijk lot nu Uof hen bijna overal, want alle volken waren eenstemmig in hun haat legen d« . Voor Spanje sleepte de verdrijving der Joden, ^ier aantalzeci versch lknd wordt op"egeven — sommigen spreken van KiO.OOO. anderen van ■ . hoofden — de treurigste gevolgen na zich, zij bracht aan de welvaart en de ontwikkeling des lands eene ongeneeslijke woud toe. Ten "evolge van hun rijkdom was de Spaansche bande bijna ui sluitend in de banden der Joden geraakt, bovendien waren zij de bekwaamste handwerkslieden en de kundigste beoefenaars der wetenschap. Ze fs de rijkdommen , welke /ij voor het grootste deel moesten achterlaten, stelden het land niet schadeloos voor het verlies van zoovele bekwame en werkje mwonjj Hel lol der Joden trof enkele jaren later ook de Mooren in het duidelijke verdrag, waardoor bun, hij de overgave van Gianada, volle vrijheid van godsdienst en veiligheid voor hunne personen en bezuinigen gt na jc ver0vering heersebte binnen Granada een ^S^onle vrede en eene uitmuntende verstandhouding tusschen Mooren en Uiristenen. Ximenes de Cisneros. Opstand der Mooren. r^Skei!WV<,llïft ^Qdoza' g^iaf van Tendilla, en ,1e aartsbisschop au Gianada, Fernando de Talavera, sloegen de handen ineen om de nieuwe onderdanen zoowel door zachtheid en vriendelijkheid als door de slipte vervulling san de \redesvoorwaarden voor de kroon te winnen. \\e! beschouwde Talavera bet natuurlijk als zijn heiligen plicht de «elke hij aanwendje waren ■ . met in overeenstemming met den geest zijns tijds, want bij bezi-de daartoe geen geweld, maar de macht der overtuiging. J ° ■ ^ uZl!'f Arabisch, om voor de Mooren in hunne eisen taal te ^ H'J iet1Jen catechismus in het Arabisch veSen en gif i no t nn het strenge bevel, alle misbruik van macht en alle bespotting \.in den vreemden godsdienst te vermijden. voori ra,.rW1frf Zid?- d,°ür zij"e welwiHende maatregelen en door de en t l , Va" iZ'Jn levenLswande' de hoogste achting bij de Mooren her an S V T' ,0J ..liel Christendom te bekeeren. In weerwil hu Vb i,l h? i i r I01' L gee*l(lnjvers °ider de katholieke geestelijkheid van auwhcid beschuldigd; hun ging het bekeeringswerk niet snel genoeg. Zij en l d , IIerhalve "le' herhaalde en dringende vermaningen tot Ferdinand " 7 ; ,ü,,11 va» d7>i te verkrijgen, dal eindelijk den Mooren, gelijk , bel 9 n i b7o e.Vou "orden óf het Christelijk geloof le omhelzen ol liet spaansche grondgebied le verlaten. koiiiiiVlfil ®l,(M1JIjke schending van hun eens gegeven woord kon het i i |V i uül * !n weerwi' geestelijke vermaningen, nos niet IS!:,,',"?' We' f"'1 ,',e' '"m'1"1 T"ls,e™ f- '« S.rSè»e k l l ri 'f z;.J;le gesteld worden, van wiens pogingen mem zich zich mei lit i i1 J ,° p- Xime|ies. de aartsbisschop van Toledo, begaf i!1." (l|l doel in den herfst van 1496 naar Granada. \vi& i!Iüene,S . pisneros, een voormalig biechtvader van koningin I.-abella, heiaarM - 'er rechten door de dweepzieke E t , w,'[;,le"' U1'geput. Zij grepen naar de wapenen. ! i • ';! weerwil van «lil alles waren, bleek echter, toen de smTlT" .? Talavera zich naar de opstandelingen begaf. Op zijne toe- d? hun volle t *"■ 8,aal V?" 7rn'lilhl' maar bovenal "P '1° belofte, weer neder ve'8'ffenis zou geschonken worden, legden zij de wapenen Deze opstand gaf den aartsbisschop Ximenes een zeer welkom voorwendsel Verdrijving der Mooren. Isabella's liefde voor kunst en wetenschap. tot strengere maatregelen, welke llians ook door Ferdinand en Isabella gebillijkt werden. ° Den inwoners van Granada werd slechts de keus gelalen tusschen den doop en de ballingschap. De meesten namen, dewijl zij met innige liefde aan hun vaderland gehecht waren, bet Christendom aan. De lijding van hetgeen er te Granada was voorgevallen, verwekte groote ontevredenheicf in alle door Mooren bewoonde gewesten, vooral was dit het »eval in de woeste streken van Alpuxarras; hier kwam de Moorsche bevolking, een stoutmoedig en krachtig soorl van menschen, in opstand, om hun bedreigd „eloof met hun leven te verdedigen. Slechts met groote moeite, na menige nederlaa" en ten koste van vele menschen levens, gelukte het koning Ferdinand in een o°orlog, die door de Spanjaarden met meedoogenlooze wreedheid gevoerd werd, de opstandelingen len onder te brengen. Nadat hij ook den in andere Moorsche deelen des lands uitgebroken opstand gedempt had, aarzelde luj niet langer gehoor te geven aan de vermaningen der geestelijkheid. ° Den 12°" Februari 1502 vaardigden Ferdinand en Isabella de I ragmatica uit. namelijk het besluit, dal alle Mooren, die weigerden zich Ie laten doopen. voor bel einde van de eerstvolgende maand April het land moesten verlaten. Den verbannenen werd, evenals vroeger den Joden. toegestaan. hunne bezittingen te verkoopen en de opbrengst in wissels of koopwaren, doch niet in goud en zilver mee Ie nemen. . Ten "evolge van dit bevel, dat zonder de minste verschoonintf len uitvoer «ehracht werd? lielen wel de meeste Mooren zich voor den schijn doopen. doch velen bleven trouw aan hun geloof en gingen in ballingschap. De treurige vrucht van 's konings trouweloosheid was de ontvolking van liet zuidelijk deel van Spanje. De vlijtigste handwerkslieden en landbouwers verlieten Spanje of werden als nieuwe Christenen de slachtoffers der vreeselijke inquisitie, die met afschuwelijke wreedheid onder hen woedde, dewijl de dweepzieke priesters, en zeker Ie recht, het er voor hielden, dat de meeslen dier nicuwbekeerdeu in hun hart nog ongeloovig waren. Eeue scherpe en zonderlinge tegenstelling met dit werk der inquisitie vormt de bloei van wetenschap en kunst in Spanje, gedurende de regeering van Ferdinand en Isabella. Dit had de natie voornamelijk aan de bemoeiingen van Isabella te danken, want koning Ferdinand belemmerde wel de pogingen zijner gemalin niel, maar hij koesterde weinig belangstelling voor den bloei der wetenschap. Isabella bezat een levendig gevoel voor al wat grootsch en schoon was; steeds legde zij zich op hare eigen geestelijke ontwikkeling toe; als koningin leerde /.ij zelfs nog Latijn, om de laai der geleerde wereld te kunnen verslaan; zij bracht het zoover, dat zij zich zonder moeile mondeling en schriftelijk in deze laai onderhouden kon. De koningin droeg niet alleen zorg, haren kinderen eene. grondige wetenschappelijke opvoeding Ie geven, maar zij poogde ook den verwilderden Kastiliaanschen adel smaak voor de wetenschap in te boezemen en dit gelukte haar boven verwachting. Dewijl Isabella wetenschappelijk gevormde mannen zeer begunstigde en ook zij zelf zich ernstig op de studie toelegde, moes en de hovelingen hunnen zonen, wanneer zij wenschten hen invloedrijke ambten Ie zien bekleeden, grondig onderricht doen geven. . Geen minder gunsligen invloed op de beoefening der wetenschap inspanje had Isabella's beginsel om alleen mannen, die door geleerdheid uitblonken, lol geestelijke ambten te verhellen. In dit opzicht vond zij bij de geestelijkheid de krachtigste ondersteuning. Mendoza, de aartsbisschop van loleilo. en Talavera, de aartsbisschop van Granada, besteedden hunne vorslelijke inkomsten lol het beloonen van geleerde mannen en tol den aankoop van kostbare werken. Zelfs de dweepzieke Ximenes, die met de vernietiging van Arabische handschriften zoo barbaarsch te werk ging, was loch zeil een geleerde van naam, die zich len aanzien van de godgeleerde wetenschap hoogst verdienstelijk heeft gemaakt. lO Strsckfuss. V. Heioemde hoogescholen. Invloed der ontdekkingsreizen. De pogingen der koningin werden met zulk een schillerenden uitslag bekroond dat zelfs de hofdames met vurigen ijver voor de studie bezield werden. Vele aanzienlijke datnes onderscheidden zich door groote geleerdheid ja eenige hater, zooals donna Lucia de Melodrano, brachten hel zoover dat' zij aan de hoogeschool te Salamanca openbare voorlezingen over de Latiin'sche klassieken hielden. *) Ken krachtig middel tol ondersteuning van de pogingen der koningin was de door lerdmand met ijver beschermde invoering van de boekdrukkunst 111 spanje. Onder de eerste boekdrukkers, die daar zijn opgetreden treffen wij de namen van vele Duitschers aan. De drukkerijen verrezen in grooten getale, vele boeken werden gedrukt en vonden een goeden aftrek. De invloed dezer heerlijke uitvinding op de verlichting des volks weid echter helaas! verlamd door een maatregel, die vooral in lateien lijd hoogst schadelijk bleek, de invoering van de censuur. Reeds den 8"" .Idiii I >02 bepaalde een koninklijk besluit, dal geen boek zonder bijzondere vergunning van eene koninklijke, grootendeels uil geestelijken beslaande commissie gedrukt mocht worden. Onder Isabella's bescherming bereikten de Spaansche hoogescholen een hooien trap van bloei. Beroemde geleerden — inzonderheid vele Italianen — spreidden daar hunne gaven ten loon. Hoe krachtig de zin voor de wetenschap ouder hel Spaansche volk eu inzonderheid onder den adel ontwaakt was, leert ons hel groote aanlal bezoekers der universiteiten. Te Sevilla, loledo, Salamanca. Granada eu Alcala kwamen de weetgierigen uil hel "eheelè land bijeen. de meest beroemde hoogeschool was die van Salamanca waar zich /(KM) studenten te gelijk ophielden. Ue geleerde Petrus Marlvr noemt haar liet »»meu\ve Athene. Alle vakken van welenscliap werden hier met den groolslen ijver beoefend, doch voornamelijk de wiskunde, sterrenkunde en aardrijksbeschrijving, dewijl de belangstelling in deze wetenschappen door de ontdekkingsreizen onder alle volksklassen verhoogd werd. Ook de letterkunde werd onder de regeering van Ferdinand en Isabella met ingenomenheid en met vrucht beoefend. De ridderromans en de romancen, waarvoor de smaak bij het volk door de avontuurlijke Moorsehe oorlogen krachtig was opgewekt, werden in wijden kring verbreid. Hel tooneel verliet liet kerkelijk gebied Lil de voorstellingen uil de gewijde geschiedenis f. ontwikkelde zich hel wereldlijk herderspel (de pastorale) en langzamerhand, voorloopig echter nog in ruwen vorm, het burgerlijk looneelspel. De Woei van wetenschap en letterkunde onder de regeering van Ferdinand eu Isabella hield gelijken leed met den hoogen trap van ontwikkeling, welken liet geheele Spaansche volk deels ten gevolge van de op de Mooren behaalde overwinningen, deels van de merkwaardige ontdekkingen in hel verre Westen bereikt had. Hoewel hel slollelijk voordeel, hetwelk de ontdekking van Amerika aan Spanje opleverde, in den eersten tijd nauwelijks tegen de groote kosten dier onderneming opwoog, was de zedelijke invloed dier gebeurtenis hoogst belangrijk. Hij de Spanjaarden ontwaaklen eene bewustheid van hunne kracht een onversaagde moed en een drang lot groole daden, welke hen binnen een ongelootelijk korten lijd van een lol dusver bijna onopgemerkt en machteloos volk onder de staten van Europa lol eene mogendheid van den eersten rang *) Het is opmerkelijk, dat de vraag, die heden ten dage aan de universiteiten zoo veel en in zulk een verschillenden zin besproken wordt, of vrouwen openbare voordrachten zouden mogen honden, reeds toen ten guuste der vrouwen opgelost was Vele dames bezetten met eere de arademische leerstoelen en werkten niet het beste gevolg. , t?. U® tooneelspelen, aan de gewijde geschiedenis ontleend en door de geestelijkheid stcHinten uft'h ? I ,n sl™"je, evenals in het overige Europa, grootendeels tot voorstellingen uit het leven van Jezus. De aanbidding der koningen, Christus' kruisiging opstanding eu hemelvaart werden in stichtelijke tooneelspelen opgevoerd. Isabella's huiselijk leed. Jolianna van Aragon en Philips de Schoone. verhieven. Aan deze geestkracht zijner nalie dankte koning Ferdinand de voordeelen, welke zijne even eerzuchtige als listige staatkunde in Italië behaalde. Wij zullen, om den samenhang van ons verhaal niet te verbreken, hierop later terugkomen. Isabella stond als de door haar volk aangebeden koningin aan het lioold van een machtig rijk, dal zich zoowel in Europa als aan de overzijde der wereldzee op eene vroeger ongedachte wijze uitgebreid had. Zij regeerde mei haar gemaal over een gehoorzaam volk en werd door alle vorsten van Europa hoog geacht. Toch ging zij diep gebogen onder een drukkend leed, dat haar vroegtijdig ten grave sleepte. Hoe lief zij haar gemaal ook had, wien zij meer dan eene zonde tegen de huwelijkstrouw vergaf, moest zij toch alle huiselijk geluk ontberen. Zij had haar echtgenoot vijf kinderen geschonken: een zoon en vier dochters. Die zoon stierf reeds in het jaar 1497; hem volgde hare oudste dochter, de gemalin van koning Emanuël van Portugal, en kort daarna de zoon dier vorstin, de vermoedelijke erfgenaam der vereenigde kronen van Spanje en Portugal, in het graf. Hierdoor ging het erfrecht van Kastilië en Aragon op Johauna, de tweede dochter van het vorstelijk echtpaar, over. Johauna was gehuwd met den erfgenaam der Nederlanden, Philips den Schoonen, den zoon van Maxiiniliaan en Maria van Bourgondië. Dewijl zij thans de erfgename der Spaansche kroon geworden was, aanvaardde zij met haar gemaal, wien zij reeds een zoon, den later zoo beroemd geworden Karei V, geschonken had, de reis naar Spanje. .... Het jonge paar werd door de Spanjaarden met geestdrift toegejuicht, en ontving den gebruikelijken eed van trouw van de te 'loledo vergaderde Cortez. Weldra echter bleek, dat Philips voor het volk. waarover hij later regeeren moest, geeu hart had. Het stijve hofceremoniëel mishaagde den lichtzinnigen vorst, die ook met zijne schoonouders niet op een al te besten voel stond, en zijne gemalin niet liefhad. Jolianna daarentegen aanbad haar schoonen gemaal, zij was hem menigmaal tot last door hare overdreven teederheid en door hare ijverzucht, waartoe bij echter vaak genoeg voldoende aanleiding gaf. Deze treurige verhouding tusschen de beide echtgenooten werd niet beter, toen Philips, het verblijf in Spanje moede, in strijd met de wenschen van zijne schoonouders en zijne vrouw, verklaarde, dat hij naar de Nederlanden wilde terugkeeren. Ilij volvoerde dit plan, hoewel Jolianna, die opnieuw moeder hoopte te worden, hem niet volgen kon. De smart van het afscheid, het brandend verlangen naar den afwezigen gemaal en eene verterende ijverzucht oefenden op Jolianna een treurigen invloed uit, zij verviel in eene zwaarmoedigheid, die aan krankzinnigheid grensde, en die ook niet week. toen zij aan een tweeden zoon, 1'erdinand, het leven geschonken had. Zij koesterde slechts één wenscli: zich naar de Nederlanden tot haar gemaal te mogen begeven, en dit moest haar eindelijk toegestaan worden. Genezing van hare kwaal vond zij daar echter niet. want hare jaloezie nam nog meer toe, toen zij Philips den Schoonen in een vertrouwelijken omgang met eene bekoorlijke hofdame aantrof. De ergerlijkste tooneelen vielen tusschen de beide vorstelijke echtgenooten voor. Jolianna vergat zich zelf in hare ijverzucht zoozeer, dat zij de hofdame, aan wie Philips eene meer dan betamende opmerkzaamheid bewezen had, in in het paleis grijpen en haar de sierlijke lokken, welke Philips zoozeer bewonderd had, afsnijden liet. Haar gemaal strafte baar hiervoor door zulk eene harde en beleedigende behandeling, dal er een openlijk schandaal ontstond en de zielsziekte der ongelukkige vorstin ineer en meer verergerde. Het verlies van hare oudste kinderen en het ongelukkig lot van Jolianna hogen koningin Isabella diep terneder. De droefheid deed eene ziekte waaraan zij reeds sinds lang leed, schielijk toenemen. In den herfst, van het jaar lótH voelde 12* Isabella1 s ziekte, testament en dood. zij haar einde naderen. Doch de dood joeg haar geen vrees aan, zij verbeidde hem met vrome gelatenheid. Voor haar sterven maakte zij een testament. hetwelk volkomen in overeenstemming was met haar leven. Zij bepaalde, dat de kroon van Kastilië, overeenkomstig de oude wellen, op de infante Johanna, als «bezittende koningin," en op haar gemaal, den aartshertog Philips, zou overgaan, doch dat ingeval Johanna afwezig of voorde regeering ongeschikt was, koning Ferdinand ook in Kastilië het bewind zou voeren. Deze beschikking legde een nieuw getuigenis af van de onkreukbare rechtvaardigheid, waardoor Isabella zich gedurende hare geheele regeering onderscheiden had. Zij beminde haar gemaal zoo teeder mogelijk, dit bewees zij in eiken regel van haar testament, waarin zij hem de helft van alle inkomsten uit de nieuwontdekte landen en buitendien al hare juweelen vermaakte. Zij gaf aan hare liefde op de volgende welsprekende wijze lucht: "Ik verzoek den koning, mijnen heer, al mijne juweelen aan te nemen of wat hem daarvan believen zal, opdat hij, wanneer hij ze beschouwt, zich de uitnemende liefde herinnere, welke ik, zoolang ik leefde, voor hem gekoesterd heb en bedenke, dat ik hem nu in eene betere wereld opwacht. Dezo herinnering moge hem aansporen om des te rechtvaardiger en heiliger in deze wereld te leven." Doch in weerwil van deze liefde werd Isabella niet ontrouw aan de wet: niet voor haar gemaal, wien zij gedurende haar leven den meest onbepaalden invloed op de regeering had toegestaan, maar voor de rechtmatige erfgename bestemde zij de kroon van Kastilië. Nadat zij haar testament gemaakt had. nam de zwakte der koningin met eiken dag toe en den 2f>en November lo(H stierf zij, eerst 34 jaar oud. Groot was de droefheid, die in het geheele land heerschte. De geleerde Petrus Marlyr schreef daaromtrent in een brief aan den aartsbisschop van Granada hel volgende: "Mijne hand zinkt van droefheid machteloos neer. De wereld heeft haar schoonste sieraad verloren, een verlies, niet alleen diep te betreuren door Spanje, dat zij zoolang op de loopbaan van den roem voorwaarts geleid heeft, maar dooi' elk volk der Christenheid; want zij was de spiegel van alle deugden, hel schild der onschuldigen en een wrekend zwaard voor den booswicht Ik ken niemand van haar geslacht, noch in de oudheid, noch in de nieuwe tijden, die, naar mijn oordeel, waardig is om met deze onvergelijkelijke vrouw op ééne lijn gesteld te worden." Niet zoo hoog als Petrus Marlyr mag de onpartijdige geschiedschrijver Isabella verhellen. Welke groote verdiensten zij zich ook jegens haar land verworven heeft, door de invoering van de afschuwelijke inquisitie heeft zij zich in ons oog bevlekt. Wel bezat Isabella een edel hart en een levendig uevoel voor het lijden harer medemenschen, gelijk blijkt uil hare pogingen ten gunste der Indianen; wel was zij milddadig en rechtvaardig en zorgde zij naar haar beste weten voor het welzijn van haar volk, waaraan zij met zelfopofferende werkzaamheid hare krachten wijdde; wel eerbiedigde zij stipt de wel en was zij edelmoedig, trouw en eerbaar; wel bezat zij dus, in één woord, een aantal deugden, welke haar op de hoogste achting van onze zijde aanspraak geven, maar dit alles is toch niet in slaat ons de bloedige vervolging van de nieuwe Christenen te doen vergeten, waaraan zij hare goedkeuring hechtte. ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje Twist tusschcn Ferdinand on Philips over het regentschap in Kastilië. Ferdinands tweede huwelijk. Misnoegen des volks. Verdrag van Salamanea. Ferdinand ziet van hot regentschap af. Itegeering en dood van Philips. De waanzinnige koning.» Johanna. Ximenes en de regentschapsraad. Ferdinand» voogdij. Veroveringen in Afrika. Ferdinands ondankbaarheid jegens Ximenes. Ximenes' wetenschappelijke verdiensten, lesamui van Ferdinand. Zijn dood. Terstond na Isabella s dood verklaarde koning Ferdinand dal hij uil eerbied voor de wel afstand deed van de kroon van Kaslihe, welke hij reeds 30 jaren gedragen had. Hij liet de troonsbeklimming zijner dochter fohamia en van haar gemaal Philips openlijk aankondigen en maakte voor zich zei slechts aanspraak op den titel: stadhouder van kaslilie. Als zoodanig werd hij dan ook door de terstond samengeroepen Corlez erkend. De zaak der troonsopvolging en van het regentschap scheen du- op minliike wijze opgelost, doch weldra bleek, dal dit volstrekt niet het geval was want Philips inaakle zelf aanspraak op het regentschap en hij vond sleun bij 'den adel van Kaslilië, die hoopte onder de zwakke regeering van vreemden vorst zich zonder moeite in hel bezit van zijne oude macht te zullen herstellen . iels, dat onder hel vast en krachtig bewind van Ferdinand °nU Tus«chen schoonvader en schoonzoon werd eene hatelijke briefwisseling gevoerd; de twist klom zóó hoog, dat Ferdinand in zijn haal legen Philips besloot, dezen voor zijne nakomelingen althans het uitzicht op de van Aragon Ie ontnemen. Hij slool vrede mei Lodewijk XH. kom 3 van Frankrijk mei wien hij wegens de Ilaliaanschc verwikkelingen in ooi log was, en huwde'diens nicht Germaine de Foix. eene 48jarige en zeer schoone, maar Dew^'l'^Ferihuaml' * eerst U jaar oud was, mocht hij met grond hopen, dat uit deze echtverbintenis kinderen zouden geboren worden. Uocli juist toom «as zij hoogst gevaarlijk - d.,r lü ItóU 1 , worden van de onherroepelijke scheiding van Kastilië en Aragon. I e r, Zoemde land zou dan in 't vervolg aan Karei, den zoon van Philips en koningin Johanna, hel Iweede aan den le verwachten zoon van Ferdinand en , ■ h gen0eg 0,n !e wele,n- dat Philips de liefde des volks «rpwnnn t " , ?n ue regeering, waaraan men sinds 30 jaren Ocwoon was, terugwenschen zou. *slolen ',ad —'• daarvan te, te bévrii, n „hl. me6 ,e.make"- wanneer hel hem gelukle zijne dochter te beviijden uit Ie gevangenschap, waarin zij door Philips gehouden werd. hn ' het open baai ondernam F erdinand geen enkelen stap ineer tegen Philips hoewel deze zich legen hen. hoogst onvriendelijk gedroeg en hem, bij geK- doler "e S. PerS0°nl,jke SUn,,',,k,Jm^ ,liel vergunde, zgne kranke bcaTziVh' t'Z S"Vrede 8eS!°'ei1 was' verliel Ferdinand Spanje; hij bipat zich na,ii Iialie. waar wij hem laler zullen onlinoelen. Philips had liet tetS?, U0ll,,i» #* vcivaeliling. lij git Ha&liht als onalhanke ijk vorst zou kunnen regeeren. zag hii zich bitter ' Ifllnnn * iï1 d.00r.,3c. sle"den gehuldigd, maar alleen als gemaal Karei Ir ?' e'1f"l,jke koning'n; desgelijks huldigden zijden jongen infant wensch oiTi de BTl lr°0nü'1vulge!' na dood^ijner moeder." Philips' . i,i dnke kon'"g|n van de regeering le verwijderen, ja haar zelfs vei zekerde bewaring le stellen, sloegen zij rondweg af. In weerwil hiervan eTlïre herL8 'Ve"erd!,a|(|l 1,1,1 ^'nd- daar Johanna in hare zwaarmoedigheid vmJÏi 'i^T' Illl°neve1" hegoii in Kastilië en wel juist zooals koning Ferdinand in? . verdienslehjksle ambtenaars werden afgezet en door «unsledefVn u i - Ps.'.8loo'e"deels Nederlanders, vervangen. De Spaanscl.e oml' 'ï ? .alle,rlVYJ2e" acll'eruilgezel en gekrenkt.° Hel volk zuchtte A "" '*"** 'l0f licl""""i8 vuriü ''hel' kranl.n'f l "n1levredenl'^ >.» hel geheele land. Het volk wenschle , ,kl.ath| g hes uur van Ferdinand lenig, het zou eindelijk zeker inel p'u. t 'c 'le \"1S' PI,iliPs °P8^'aan zijn, indien de koning ,"e eeds -den 2a Sep ember lïiOfi aan eene koorts - het gevolg eener al e sne le £Kïi«ip. " " etSl0m" « "8 '/ii i!^?1 'e, dot',!? ,De ongelukkige koningin Johanna was zieker dan ooit ,'J I gedurende de ziekte baars gemaals diens bed niet verlaten: na den ood van Philips zat zij m een dof stilzwijgen en met droge, brandendeoogen De waanzinnige koningin Johanna. Ximenes' tocht naar Afrika. in haar vertrek. Zij weigerde hardnekkig, haar naam onder eenig regeeringsslukte plaatsen. -Mijn vader zal voor alles zorgen" was haar een.g antwoord op alle tot haar gerichte vragen. Slechts nu en dan had zij heldere oogenbhkkui Z echter spoedig voorbijgingen, om plaats te maken voor onstuimige uitbarstingen van waanzin. Van het lijk baars echtgonoots svil.le z.j n.et scluM. en Zij legde jegens den doode nog dezelfde ijverzucht aan den dag. welke haar Sens den levende bezield had Nooit gedoogde zij, dat eene vrouw m de nabijheid der, doodkist kwam. Toen zij deze bij het oveibrongen rk(1'^fn waar Philips laatste rustplaats zou zijn, op zekeren dag naai liet keikhot van een klooster had laten brengen, vernam zij, dat ll", lïïden bewoond werd. Zij ontstak hierover 111 zulk eene woede, dat de kist im'kl™ in den nacht nog naar het open veld gedragen moest worden 1 lier egeidc zich met haar gevolg rondom de baar. hoewel een hevige storm de fakkels uitwoei. liet was onmogelijk, dal de waanzinnige vorstin het bewind zo"Jpoe,™< doch over de vraag, wie in hare plaats regeeren zou. waren de partijen het niet eens Ken deel van den hoogen adel, die alles van koning * ei dinand vreesde wenschte. dat keizer Maximiliaan, de vader.van Philips het regen schap aanvaarden zou. Anderen wilden de waanzinnige Johanna aarden i n of anderen vreemden vorst uithuwen en dezen dan tot regent verhellen. liet volk echter wenschte vurig het krachtig bestuur van konu.g I-erdmam'I terug. In dezen nood greep de verstandige aartsbisschop van Toledo, Ximenet», het eenig mogelijke redmiddel aan. Hij vormde een raad van regentschap ui de aanzienlijkste graudes van Spanje; te gelijk schreef luj aan Ferdmand tn verzocht hem dringend in aller ijl terug te keeren, om zijne rechten te hl''UllFordinand haastte zich niet. llij liet de partijen volk des te vuriger naar zijn bewind verlangen zou. Eeist in Juli 1j< 7 keerde hij terug en hij ontmoette bij het aanvaarden van het regentsc i. p slechts een zwakken tegenstand. Koningin Johanna onderwierp zich gewilh0 aan de Schikkingen haan. vaders. Zij°leefde nog eene halve eeuw a s « on^elukkice waanzinnige. Ook de adel onderwierp zich. Ferdinand schonk allen die' van Iie m afvallig geworden waren, vergiffenis; zij echter, die ook 'thans nóg inhun verzet 'volhardden, strafte hij met zulk eene vleselijke gestrengheid, dat hij hierdoor zijne overige geheime tegenslandeis afscluikte van elke nciim om een opstand tegen hem te verwekken. Ximenes was Ferdinands meest vertrouwde raadsman bij aUe regeeringsmaatregelen. en werd weldra «Ie invloedrijkste man in geheel Spanje Door den paus werd bij tot kardinaal benoemd, bovendien zag luj zich de waaidigheid Pvan opperkeitermeestcr in Kastilië opgedragen. Hij ^-uiMezp «.vloed om Ferdinand over Ie halen lot volvoering van een plan, waarvan de eer zuchtige priester reeds sinds lang zwanger ging. „mf,i0 schaal llii vroe" des konings toestemming tot een veldtocht op „toote schaal tegen de Afrikaansche Mooren. die sedert geruimen tijd door hunne de Spaansche kusten onveilig maakten. Dewijl X,me"^nan^^d\J1\pkSn der onderneming uit zijne eigen aanzienlijke spiuirpenningen te Uien viel het hem niet moeilijk Ferdinands toestemming te verkrijgen. Lene vloot van 10 snelzeilende schepen en 30 kleinere vaartuigen w "1 10,000 man voetvolk en VOOO ruiters bemand; een '' graaf Pedro Navarro, ontving hel opperbevel over de Iroepu, l X n zelf de leiding der geheele onderneming op zich nam. Den 16 Mei M». lichtte de vloot het anker. Ximenes bad door zijne toespraken zijne k lieden in zulk eene gloeiende geestdrift voor den strijd legen de ongeloovigen ontvonkt, dat de Spanjaarden met eene werkelijk bewonderenswaardige dapper- S U II, Belangrijk'' Moo«W «■«,ing Or.n «er, «rJ R « droomde de kardinaal van verdere schitterende zegepralen, toen luj eensklaps zeer onzacht tol de werkelijkheid teruggebracht werd. Ximenes' werkzaamheid op wetenschappelijk gebied. Ferdinands dood. «li,. , d? "aijverig op alle groolen. hetzij geestelijke of wereldlijke, worven hatn T'i u"s,ekende la!enlen en verdienslen zooveel invloed vervvonlp ll W» n U ?r ZIJ? e,ge" .aanzie" in «le waagschaal gesteld kon xL °°k ! • 8CVal, m,!l Ximenes- koning had daarom den r( ' ; vw U , 0|"('i 6? eimen last meegegeven, welken deze stipt volvoerde. !in nï, Lr i 1 'lr(l",111111 onverbloemd, dal diens laak met de verovering van Oiau algeloopen was dat de hooge geestelijke niet langer voor koni.i" SiXe.'en^n Z|C mu,' ,' e behaalde 'auweren tevreden stellen, naar Spanje lei ugkeeitn en de voortzetting van den oorlog aan de soldaten overlaten moest. hrrn in i rneS.' ueen geheimen brief van den koning aan Navarro.die hem n ^„den viel, bemerkte, dat de veldheer niet eigendunkelijk, maar heil vin den vmff |" i - keerde "J dieP verontwaardigd over de ondankbaar- \ a m Am •,d,e1hei;1 ZÜÜVC" 'e danken liad- naar zijn vaderland ten,g. hii vïnv t a • ' T J aa"yankebjk met den gelukkigsten uitslag voort; levnehW nil.M •' !""S' 1 "P°J1S en andere Moorsche sleden; doch eene de Sn nii Tlw 'intti1'1 Augustus 1510, stelde eindelijk aan de uitbreiding van ile bpaansche macht in Afrika paal en perk. I.PwiiÏT.1 Wert' i"l Sp1ai,J'e dT l,el gebeeie volk met de uitbundigste eeri J.irm.u | | S'"" ' e '"J vruchteloos poogde af te wijzen. Ook Ferdinand h'i ii" M tV in,.uet!' genadig, al schonk hij hem niet den vroegeren invloed terup. Ue kaïdinaa wist zich hierover echter te troosten: lui leefde in den zulk e°eif'inHe i ' b!jna allee.1.1 .voor de 'hogeschool van Alcala, waaraan hij verdi.is m'lo T !>IJaT. li , ./'V T'3 den roem der universiteit van Salamanca „ I . . j . | ca a bracht luj met groote moeite en zware kosten een L i r.- ,T 1,1 de 8eleerde wereld beroemd gemaakt heeft, ' , . blblla Po'yglotta. welke de heilige schriften in hunne verschillende H M.inw h een ,ell,kd, 0Verzlchl beva,,e en waaraan een Hebreeuwse!., m'ihnpn nvo • r!00 |l ,(J , Was '.oe8evoegd- donder ons een oordeel aan te "t'fi'f dlt wc.rk• merken wij alleen op. dat negen der meest beroemde geleeidtn daaraan jarenlang arbeidden en dat zoowel de letterkundige arbeid de nn.wpinlf", j»01'V8l?"'ei1 als de uit*™ der zes foliobanden voor / vi ■ "F.p Inn » ontwikkelde drukkunst ongeloofelijke zwarigheden opleverde, zwan heden, \v, lke slechts de onverzettelijke wil van den doortastenden Ximenes wisl Ie overwinnen. ,-p0pp!:^'(l,'n|an(l bekleeddf jn Kastiliê het regentschap tot aan zijn dood. Hij ie0eerde tol groote tevredenheid des volks, doch niet van den adel, die gaarne hnöfdJ°v8en ,aar lier'°g Kai'el; den eigenlijken erfgenaam der kroon, aan hel l esinnt ahiii6" *°" gezie" bobben. Tusschen Karei en zijn grootvader r"e W.nen. verhouding, terwijl de koning aan zijn jongeren Uefde s°honk! nan ' SpU"je WaS opgevoed, "zijne onverdeelde Kp^lin1,,,?11 li1'33,e?en. M, ,iuis Oostenrijk en zijn afkeer van Karei zou ht "pl'1 " /,J"..lweede ll|welijk met Germaine de Foix geene kinderen ad gekregen, gaarne zijn tweeden kleinzoon tot zijn opvolger in liet regentschap eZ7tn m".-, fde dringeride beden zgnlr 'rouwste dienaa," zag hf „' ' a". dl Plan af- ï''J maakte een testament, waarin hij de beslaande ld? ffPd.Z rtp If ?rfoPfV0,8.in1g eerbiedigde. Hel bestuur over Kastiliê droeg L r ifn i Y- Ka,tj|s, afwezigheid aan den meest beproelden staatsman, den ka.d.naal Ximenes, dal over Aragon aan zijn natuurlijken zoon. den aartsbisschop van Sarragossa op. Kort na de vaststelling van dat testament stierf koning Ferdinand na eene to&TS A*3" '5'"- "iJ""" Het volk betreurde den koning, aan wien hel in weerwil ziiner vele houden" Ook* Ji f" wa»\wÜ' hiJ den overmoedige.! adel in loom wist te nouilin. Ook wij kunnen niet ontkennen, dat hij zich jegens zijn land vele Ferdinands karakter. en groote verdiensten verworven heeft en tot de merkwaardigste vorsten behoort, al wordt de luister zijner daden ook door meer dan eene zwarte schaduw verdonkerd. ..... Ferdinand was ongetwijfeld een vorst van groot talent, maar zijne ijskoude eerzucht, de ondankbaarheid, waarmede hij bijna stelselmatig de trouwste en grootste dienaars van den staat behandelde, zijne dikwijls wreedegestrengheid, zijne huichelachtige vroomheid, die hij lot dekmantel voor sluw aangelegde staatkundige plannen bezigde, zijne trouweloosheid en woordbreuk dooden al onze sympathie voor een koning, die door vele geschiedschrijvers hoog geprezen wordt. In zijn hart was niet eens plaats voor ware liefde voor zijne gade, die hem met de innigste teederheid en trouw aanhing en door hare uitstekende eigenschappen deze liefde zoozeer verdiende. Dit bewees bij zoowel door zijne ontrouw gedurende Isabella's leven als door zijn tweede huwelijk zoo kort na haar dood. Even trouweloos als in zijne liefde was hij ook in de vriendschap en in de staatkunde. Machiavelli's bekend woord: »Een wijs vorst zal en moet zijne verplichtingen niet houden, wanneer deze hem tot nadeel verstrekken, en zoodra de oorzaken, welke hem dwongen om die aan te gaan, niet langer bestaan," was het leidend beginsel van Ferdinands leven. Wij zullen hiervoor nog meer bewijzen aanvoeren, wanneer wij zijn aandeel in de Ilaliaansche verwikkelingen beschrijven. Prescolt zegt van den vorst, wiens leven en werken hij in zijn beroemd werk beschreven heeft, bet volgende: »Ferdinand, een sluw en scherpzinnig vorst, die — gelijk een Fransen schrijver, die niet zijn vriend was, zegt — alle staatslieden van zijn tijil in de regeeringskunst overtrof, kan als de vertegenwoordiger van bet eigenaardig karakter van dat tijdperk beschouwd worden. Men kan zeggen, dat Ferdinand in zijne beroemde gemalin zijn beschermengel verloor. Van dien tijd af werd zijne gelukster door wolken verduisterd. Niet, dat de zegepraal zijne vanen verliet, maar te buis had hij verloren, wat — naar des dichters woord — nooit den grijsaard ontbreken mag: gehoorzaamheid, eer, liefde en trouwe vrienden. Zijn onberaden huwelijk mishaagde zijnen Kastiliaanschen onderdanen. Wel bleef bij over hen regeeren, doch meer door gestrengheid dan door liefde. De schoonheid zijner jonge gemalin werd voor hem een nieuwe bron van ijverzucht, terwijl baar leeftijd en haar smaak in losbandige vermaken baar evenmin geschikt maakten om in zijn geluk te deelen als om zijn troost bij het klimmen der jaren le zijn. Zijne heerschzucht wikkelde hem in onaangename en zijner onwaardige twisten met hen, die het nauwst aan hem verwant waren, en kweekte in liet hart van beide partijen een doodelijken haat. Eindelijk ondermijnden lichamelijke gebreken de kracht zijns geestes, biltere argwaan knaagde aan zijn hart en hij had het ongeluk nog te leven, nadat, hij alles verloren had wat bet leven aangenaam en begeerlijk maken kan." ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Frankrijk. Karei VIII. Slechte opvoeding van den jongen koning. Twist over het regentschap. Partijen aan het hof. Anna van Beaujen en de hertog van Orleans. Vergadering der stenden te Tours. Anna van Beaujeu als regentes. Strijd met Frans II van Bretagne en den hertog van Orleans. Regeering van Karei VIII. Zijn huwelijk met Anna van Bretagne. Macht van 's konings gunstelingen. Kareis avontuurlijke oorlogsplannen. Hendrik VII en zijn veldtocht tegen Frankrijk. Vrede te Etaples. Vrede met Spanje. Vergelijk te Senlis. Nuttelooze oorlog in Italië. Dood van Karei VIII. LodewijkXII, de vader des volks. Zijne zegenrijke werkzaamheid De kardinaal van Amboise. Lodewijks scheiding en tweede huwelijk. Strijd met Maximiliaan van Bourgondië. Wapenstilstand. Verovering van Milaan. Onderhandeling met Maximiliaan en diens zoon Philips. Verloving tusschen Karei en Claudia. Gevechten in Italië. Trouwlooze staatkunde. Verhonden en tegenverbonden Het verdrag met Maximiliaan en Philips verbroken. Prinses Claudia met den graaf van Angonlêine verloofd. De bisschop var. Cambray. Ontbinding van de ligue. Vijandelijkheden tegen paus Julius II Het concilie van Pisa. De heilige ligue. Verlies van Navarra. Inval der Engelschen. Slag bij Guinegate. Oorlog met de Zwitsers. Vrede. Dood van Lodewijk XII. Na den dood van Lodewijk XI. den geweldigen koning, besteeg een knaap den Franschen troon. Karei VIII (1483—1498), Lodewijks zoon, was eerst 13 jaar oud, toen hij tot de regeering geroepen werd. Zijn verstand en zijne geestelijke ontwikkeling waren daarbij niet eens in overeenstemming met zijn leeftijd. Lodewijk XI had den knaap, uit de kleingeestige vrees, dat zijn zoon eens vóór den tijd naar deelneming aan het bewind zou kunnen streven, in de diepste onwetendheid laten opgroeien, ten einde hem op deze wijze onschadelijk te maken. De onwetende, ziekelijke, leelijke jonge koning, was dus, toen hij tot den troon geroepen werd, wel volgens de wet meerderjarig, maar volkomen onbekwaam om het bewind te voeren; hij was niet eens in staat den geringsten invloed uit te oefenen, maar moest een speelbal worden in de handen van hen, die hem ontzag of genegenheid wisten in te boezemen. Natuurlijk ontstonden er aan bet bof terstond verschillende partijen, die alle poogden, zich van het bewind meester te maken. De koningin-weduwe, Charlotte van Savoië. maakte als moeder aanspraak op het recht om den koning op te voeden. Dezelfde aanspraken deed Kareis naaste manlijke bloedverwant, hertog Lodewijk van Orleans, die gehuwd was met eene dochter van Lodewijk XI, gelden, hoewel hij hiertoe volkomen ongeschikt was. Wel was bij bij den adel om zijne minzaamheid. schoonheid en ridderlijke bekwaamheden zeer bemind doch overigens stond hij als losbandig en verkwistend bekend. De verstandige staatslieden meenden dal hij zelf eerder een opvoeder noodig had, dan dat bij de opvoeder van een koning zou kunnen zijn. Den grootsten invloed bezat, dewijl de koninginne-moeder niet in boog aanzien stond, de oudste dochter van Lodewijk XI, de gemalin van Peter van Anna van Beanjeu. Regentseliapsraad. Rijksdag te Tours. Beauieu, den Interen hertog van Bourbon. Haar had Lodewijk XI zelfde zorg voor den knaap toevertrouwd en Anna had de kunst verstaan, zich de lietde haars broeders te verwerven. Zij was eene krachtige, schier maiilnke vrouw. naar men zegt. in vele opzichten het evenbeeld haars vader. Dewijl zij beslolen had zich in het bewind te handhaven, verbond zij zich met de invloedrijkste edelen, met wier hulp zij wist door te zetten, dat een regeeringsraad van 15 mannen, grootendeels uit hare aanhangers bestaande, benoemd werd Dewijl kort daarop de koningin-moeder stierf, had zij alleen nog der. hertog van Orleans te bestrijden. ..... 1, v-.u-- Anna poogde hare macht te bevestigen door te streven naai de volksgunst waarin de hertog van Orleans lot dusver meer gedeeld had dan1 zij De meest gehate raadsman en dienaar van Lodewijk XI, zijn bereid\aardig werktuig bij elke daad van geweld, Olivier le Dain, werd door het parlement ter dood veroordeeld en onthoofd; andere werktuigen van Lodewijks dwingelandij, die door hem met gunstbewijzen overladen waren , werden van hunne goederen beroofd en meer dan één harde maatregel werd ingetrokken. Doch da alles was niet voldoende om de openbare meening inet den regentseliapsraad le verzoenen en deze moest dus wel besluiten, de stenden te Tours bijeen le roepen. ' '"oe^ beraadslagingen, op deze vergadering der stenden gehouden, geven ons een duidelijk beeld van den ondragelijken druk, waaronder liet Fransche volk vooral gedurende den laatsten lijd van Lodewijks regeering. zuchtte. Luide klachten werden aangeheven over de onzinnig hoog opgedreven belastingen over de steeds toenemende verarming des volks, over de onrechtvaardigheid en omkoopbaarheid der rechters en de afpersingen van geweten- looze beambten. , f Stormachtige beraadslagingen werden gehouden over de vraag, ol de prinsen van den bloede liet recht hadden 0111 gedurende de minderjarigheid eens konings deel te nemen aan de regeering. Over dit onderwerp werd menig moedig en vrijmoedig woord gesproken. Zoo trad b. v. de Bourgondische afgevaardigde Philips Pot, heer van La Roche, op met de echt democratische verklaring, dat de koningen oorspronkelijk door liet volk verkozen waren, dal aan het volk, niet aan de prinsen, liet recht tot aanstelling van een raad van regentschap toekwam en dat deze dus door de stenden benoemd moest worden Wel vond het woord van den heer La Roche grooten bijval, doch hel irjnjr in die stendenvergadering evenals in menig hedendaagse!) parlement. De afgevaardigden juichten de vrijzinnige redevoering toe, doch lieten zich in hunne besluiten geheel beheerschen door hen, die het gezag 111 handen hadden en waagden hel zelfs niet, nieuwe bepalingen omtrent de regeering l' "Tot''belooning hiervoor werden de belastingen voor de eerstvolgende jaren belangrijk verminderd: overigens bleef alles bij liet oude. Anna van Reaujeu bleef het bewind voeren, hoewel zij geen plaats 111 den regenlsehapsraad bekleedde, zij regeerde iu naam van den jongen koning, die haar blindelings gehc'^aannate de hertog van Orleans zich meer op den achtergrond gedrongen zag, wenschte hij vuriger zijne vijandin ten val te brengen. Na meer dan ééne vruchtelooze poging verbond lnj zich met de invloedrijkste Fianschc edelen die bijna zonder uilzondering door Anna beleedigd waren, /.ijn voornaamste bondgenoot was hertog Frans II van Brelagne die mets liever wenschte dan van de innerlijke tweespalt van het koninklijk geslacht pait.j le trekken, 0111 zich weder lot zijne vroegere onafhankelijkheid te verhelen. Anna van Beauieu verloor in dezen hachehjken toestand haar moed en beradenheid niet; nu eens door middel van belofte en overreding, dan weder door geweld wist zij de meeste aanhangers van den hertog van Orleans lol hare zijde over te halen. Tegen den hertog van Rretagne zond zij een leger Anna's strijd mot de hertogen van Bretagne en Orleans. Karei VIII. oCPn°"i,17; La Trémoui,le- «bt l'ij si. Aubio du Corniier den 27 Juli 11-88 eene beslissende zegepraal behaalde. De hertog van Orleans werd in dit treilen gevangengenomen en de hertog van Bretagne zag zich genoodzaakt een verdrag te sluiten hetwelk hij echter niet kon naleven, daar hij reeds den ()eu September stierf. Pot dusver was Anna van Beaujeu — thans, ten gevolge van de verheffing liaars gemaals, hertogin van Bourbon — in al bare ondernemingen voorspoedig geweest: zij regeerde met onbeperkte macht, baar tegenstander, de hertog van Orleans, zuchtte in de gevangenis, doch een plan, dat haar zeer na aan bet hart lag, de geheele verovering van Bretagne, kon zij niet volvoeren Wel waren, in weerwil van liet gesloten verdrag, na des hertogs dood de nanache troepen weder bet land binnengedrongen en hadden zij een groot deel daarvan bezet, doch bel overige gedeelte werd door Anna, de dochter en erfgenaam van Frans II, dapper verdedigd. De jeugdige vorstin vond zelfs in bet jaar H89 een nieuwen verdediger, daar zij met den Roomsch-komV Maximihaan in den echt trad. ° Doch noch treuriger was het voor Anna van Bourbon, dal zij haar invloed op den koning meer en meer zag afnemen. Karei VIII die nu tot een jongeling was opgegroeid, wilde zich niet langer als een knaap laten behandelen, bij trad thans zelfstandig op. ontsloeg den hertog van Orleans uit diens gevangenschap, sloot zich bij hem aan en behandelde hem met buitengemeeiie vriendelijkheid. Hiermede was de invloed der trolsche vrouw op de regeering, welke zij inet manlijke kracht gevoerd bad, geheel vernietigd Al waren de Franscbe wapenen intusschen in Bretagne zeer voorspoedt geweest, toch meende Karei VIII dit land gemakkelijker te kunnen verkrijgen dan door middel eener verovering. Hij bood der jonge hertogin Anna zinie hand aan hoewel zij met den Roomsch-koning Maximiliaan gehuwd en Karei zeil met Maxunihaans dochter Margaretba verloofd was. Anna weigerde haar huwelijk te ontbinden, zij had een afkeer van eene verbintenis met den leelijken en ziekelijken koning van Frankrijk, maar de stem der staatkunde bracht de stem van genegenheid en zedelijkheid lol zwijgen. L)e hertogin bezweek eindelijk voor den aandrang hater raadsliedenden bi™ December 1491 huwde zij met den koning van Frankrijk; de pauselijke dispensatie voor de ontbinding van haar eerste huwelijk en van Kareis verloving werd later verkregen. Eene bittere vijandschap tusschen Maximiliaan en Karei VIII was hel natuurlijk gevolg van deze zonderlinge echtverbintenis. Nadat Karei zich van de voogdij zijner zuster ontslagen had. gaf hij zich aan een leven van genot en vermaak over. Hij liet aan zijn hof schitterende steekspelen houden, waarbij de hertog van Orleans steeds de eerste rol speelde en de jonge koning als de beschermer van den ridderstand hemelhoog geprezen werd. De staatszaken liet Karei geheel over aan zijne heide gunstelingen ziin voormahgen kamerdienaar Stefanus van Vesc en den bisschop van St. Malo Willem Briconnes. Het deel nemen aan de ridderlijke spelen en hel lezen van ridderromans , , "i ,?!. ,van ,l(:n bekrompen jongen man een hoogst avontuurlijk plan ontslaan. Hij droomde, dat hij, evenals vroeger Karei de Groole, de halve wereld aan de r ransche kroon zou kunnen onderwerpen. Den onoeloovigen wilde hij al de landen ontrukken, welke zij veroverd hadden, doch bovenal liet heilige land uit hunne handen bevrijden. Het begin zijner veroveringen wilde hij in Italië maken, daar kon hij met een zekeren schijn van recht ?fa els'wis V' erfgenaam der aanspraken van het huis Anjou op De beproefde raadslieden der kroon waarschuwden tegen hel lichlvaardi» beginnen van een oorlog, die Frankrijk nooit zegen brengen kon. Zij >tuden in het licht, dal in hun vaderland zelf nog zooveel te verbeteren viel. Verdrag van Senlis. Kareis tocht naar Italië. Zijn dood. » i ,1U| hinnpnlandscli bestuur nog de volle toewijding des Koning» vereisune. to zulke Sen«rin^ ei iter was Karei doof; hij luisterde slechts naar de Xila-iï ÏSnir riüderlSke, op avonturen beluste feestgenooten, die in een bnilenlandschen oorlog roem en buit boopten te behalen, en naar de i.iad!r!>vin«en ziiner «unstelingen. die hem in zijne eerzuchtige plannen steikien. " Nadat Karer eenmaal besloten bad, den oorlog in ltahe te beginnen, moest hij in de eerste plaats bedacht zijn op het sluiten van een bestendigen tra ■ ft*. *, «WW- slenden h» P,.n oorlo» leen Frankrijk weigerden, met Hendrik VII van Lnce anü vei honden Deze was met een aanzfenlijk leger bij Calais geland. Waarhjk e.n» sszS diU doök°Ferd'iua.'ul" eï v^Spnje!''^ W'ïoorl ii,,i vili dus overhalen lot het sluiten van de overeenkomst van bi nu» {£ó ïuei 1493 . waarbij hem de huwelijksgift zijner dochter Margaretha, de graafschappen Rourgombe ^^SgliedenTa^den kant zijner naburen beveiligd, ra. J ÏÏrel ?'HI M U» ****,. B,---,»»^ Irnenen en ongeveer 8000 Zwitsers in zijn dienst en Hok in den ïerist san 1Pfair\m aan bet hoofd van een aanzienlijk leger over de Alpen. H.j te"de door dezen stap den grond voor eene staatkunde der transche koningen, S vooTVSlijk ePven verderfelijk worden zou als bet streven der Duitsche keizers om hunne macht in Italië te behouden voor Duitsehland gewee.t was. Wü kunnen niet stilstaan bij de bijzonderheden van dezen oorlog die ons bij het schetsen van de Ilaliaansche geschiedenis nog eens bezig houden zal en vermelden dus alleen, dal alle voordeelen, ,Ul'' Vu>l behaald, langzamerhand weer verloren gingen. Teveigeef» s roonule nel Fiinsrbe bloed op de slagvelden van Italië, tevergeefs weid het 1 tansel volk door oorlogsbclaslingen schier uitgemergeld. Door al deze. kl'acb,slllsPi'j!m'^ 1 Karei Vlll niets dan de vijandschap der Europeesche vorsten, die de pogingen om de macht van Frankrijk uit te breiden met een naijveng oog 'brandde, toen bij na den nulteloozen Italiaanschen veldtocht inizijn tand teru",i.,. ko. Lodewijk XII al *« «HM- krachten aanwenden, om aan zijne nietige aanspraken op het hertogdom MUaan door kracht van wapenen klem bij te zetten. In het jaar 149» zond bi dan ook een leger, waarbij zich bOOO Zwitsers bevonden, over de Alpen. De Franscbe wapens behaalden binnen korten tijd groote voordeelen, Milaan ^werd veroverd, doch Lodewijks veroveringszucht was hiermede volstrekt niet bevredigd. Hij vernieuwde thans de aanspraken der Fiansche kroon od Napels doch bij .leed die niet in baar vollen omgang ge den dew. 1 èt VOO? hem van het hoogste belang was, in goede verstandhouding te blijven met Ferdinand en Isabella. Zijne gezanten sloten den 11"> Noveniljei riOO te Gianada een geheim verdrag over de verdeeling van hd koninklijk N^uels welks vorst gelijk in dit stuk met de grootste geveinsdheid werd Sgd,' onwaard? was° om te regeeren. dewijl hij de Turken tot een oorlog ?p«en de Christenen aangespoord bad. ... YII ° Om iu zijn oorlos tegen Napels de handen vrij te hebben . zocht Lodewijk XII vrede met den Roomsch-koning Maximiliaan. Deze zou diep \eroritwaaid cd over d™ verovering van een Duitsch rijksleen door de Franschen, gaarne, hel geheele Duitsche rijk tegen Frankrijk ten s,^dhe ^ ^ (k. slenden waren bet hieromtrent evenmin met hem eens als zijn zoon, ue •ïarlsherto" Philips, die vreesde dal door een oorlog de Nederlandsche handel vemieti"d° zou worden. De Duitsche stenden zonden een gezantschap naai Fnnkrnk en wisten te bewerken dat een wapenstilstand geslo en weid. De •larlsherlog Philips sloot zelfs een afzonderlijk verdrag ,™'den. ianscliel konin'! Men kwam daarbij overeen, dat de iu het jaar I..OO geboren zoon van Philips, Karei, eens met Lodewijks dochter Claudia, die een jaar oud was in het huwelijk treden zou. Op Philips krachligeii aandrang eindelijk ook Maximiliaan zich bewegen om lot dit verdrag en den wapen- stilstand was eiiuieiijk door de schandelijkste middelen deels ns • iieidt uer «Sint s» Hev'K lwi-1 tusschen de hebzuehlige veroveraars. dewijl hij hel oorspronkelijke verdeel!n''sverdrati van Granada de grenzen met nauwkeurig genoeg va.en aangeduid De wapenen moesten beslissen en zij beslisten ten nadeek dei Franschen die in Januari laOi de laatste plaats in het koninkrijk .verlor mi, ód wi lV die vreesde dal de Spanjaarden hem ook n, Noord-Ilalie zouden ' vallen eu die zich tegen zulk een aanval niet opgewassen gevoelde moes besluiten hij eèn wapenstilstand voor den lijd van drie jaren, den 11™ 1-ebruan r>(K Napel" geheel aan Ferdinand den Katholieken af te slaan. De \ riendscha en hel verbond tusschen de beide vorsten was door dezen oorlog natuuilijk verbroken • eene nieuwe toenadering tusschen Lodewijk aan den eenen en Maximiliaan en Philips aan den anderen kant was hiervan het ge\°lfe, tlaa Philips, gelijk wij welen, met zijn schoonvader Ferdinand onophoudelijk l-Vn^nieuw verdra" kwam den 22eD September 1501 tol stand, volgens hetwelk Claudia. ingevaf Lodewijk — gelijk waarschijnlijk was — geen'wettigen zoir naliet bij haar huwelijk met Philips' zoon Karei, als huwehjksg.lt hel „ „ ... wu later on de Italiaansehe oorlogen terugkomen j ♦) Gelijk wy boven reeds » ™ °P zoover ait tut re, ht verstand derhalve bepalen wij ons nu tot een vluchtig ovtr/itn , van de Fransehe geschiedeuis noudig is. George van Amboise. Lodewijks woordbreuk. Rijksdag te Tours. hertogdom Milaan met Genua, de aanspraken op Napels en bovendien van de I-ransclie gewesten hel hertogdom Bielagne, het graafschap Blois en het hertogdom Bourgondië medebrengen zou. Daarentegen beleende Maxirniliaan den koning van wege het Duitsche rijk met het hertogdom Milaan. De verdlagen tusschen de vorsten werden in die dagen nog lichtvaardiger gegoten en \eibroken dan heden. De grooten der aarde beschouwden (rouw aan hun woord als dwaasheid en schroomden nooil beloften en eeden Ie schenden, wanneet zij hierin voordeel zagen. Ook Lodewijk XII stond in geen enkel opzicht boven zijne tijdgenooten; hij was even trouwloos als Ferdinand de Katholieke en andere vorsten. IIij schonk dan ook meestal zonder tegenstreven zijne goedkeuring aan de staatkundige kuiperijen, welke ïijn trouwste raadsman, de kaïdinaal van Amboise, op het touw zette. Het. karakter van dezen man, die op de builenlandsche staatkunde van Frankrijk in die dagen den meest beslissenden invloed uitoefende, wordt ons door Friedrich vou Raumer * in de volgende treilende woorden geschetst: »George van Amboise, kardinaal van Rouaan, geboren in 14(50, een man van vei stand. maar zonder een uitstekenden aanleg, belangeloos, maar eerzuchtig, een bekwaam onderhandelaar, doch niet minder dikwijls bedrogen aH. .'''J «""leren bedroog, nuttig voor het binnenlandse!) bestuur maar niet altijd rechtvaardig en wijs ten aanzien van de builenlandsche aangelegenheden stierf den 25<'n Mei 1310." Op raad des kardinaals was Lodewijk steeds bereid tol elke schennis der gesloten verdragen, hoe duur ook bezworen. Duidelijker dan ooit bleek dit in s konings gedrag tegenover Maxirniliaan en diens zoon Philips. Lodewijk zag in, dat de uitvoering van hel gesloten verdrag in de toekomst ue nadeeligste gevolgen voor Frankrijk na zich zou sleepen. Philips zoon Karei was de toekomstige erfgenaam der Spaansche kroon, vereenigde hij hiermede ook de heerschappij over Napels, Milaan, verschillende Fransche gewesten en de Nederlanden, dan zou hij een der gevaarlijkste naburen voor Frankrijk worden. Lodewijk XII besloot daarom zijne dochter Claudia niet aan Karei, maar aan den graaf van Augoulème, den vermoedelijken troonopvolger in Frankrijk, uil te huwen. Hij benoemde dezen iu dien tijd lot hertog van Valois. Docli voordat hij dit plan ten uitvoer legde, wilde hij weer op een beteren voet komen met Ferdinand den Katholieken, die met ziju schoonzoon Philips in bittere vijandschap leefde. In het jaar 1505 sloten dan ook de beide vorsten een \nendschappelijk verbond, dat door Ferdinands huwelijk met Lodewijks schoone nicht Germaine van Foix bezegeld werd. Aau deze vorstin gaf Lodewijk, in strijd met de aan Philips gedane belofte, zijne aanspraken op hel koninkrijk Napels als bruidschat mede. , *!!, was van bondgenootschap van Ferdinand, meende Lodewijk ,\II dat hij verder gaan en de verloving van Karei en Claudia geheel verbreken kon. Om iulusschen zijne woordbreuk met een schijn van recht te bemantelen, besloot hij niet van zijn kant den eersten slap Ie doen, maarden eiseh daartoe van de zijde der Fransche stenden af Ie wachten. Dewijl hij wist, dal hel voorgenomen huwelijk van Karei en Claudia door het Fransche volk scherp afgekeurd werd, riep hij de rijksvergadering in Mei 1506 te lours bijeen. Wat de koning verwacht, ja misschien zelf wel bewerkt had, gebeurde. Len der afgevaardigden, Thomas Bricot van Parijs, sprak den dank van het rransche volk uil voor de weldaden, welke hel van den koning in hel verminderen der belastingen, het herstellen van orde in het staatsbestuur en de hervorming van hel rechtswezen ontvangen had, doch Ie gelijk smeekte hij *) Geschiedenis van Europa sedert liet einde der 15= eeuw door Friedrich von Raumer. Ligue tegen Venetië. Paus Julius IL ia naam des volks. V°rSli,ir"rSeïïilffLS^ natuurlijk gaarne in. Reeds twee dagen later werd de gewenschte verloving geviet . ruinstia Ziine woord- He. geluk »» XII 'Vn "ê -or»,SlM. t» Sfti.'lVf * '""" '* ™ niet in slaal dien Ie beginnen. Maximiliaan was overigens 0. oneenijilieid Mto Wrg» Xll^en jj»™'»» aa„„,till| niet van langen duur. Reide vor^,e' . , Je republiek Venetië, overeenstemming in hun gemeenschappehjken haal tegen | wier macht met eiken dag aangroeide. Man'aretha, de dochter van Lodewijk wendde zich in de eerste plaat»Mol Mw^reiM, ^ Ne(k,,„ Maximiliaan, die door dezen \ooi ziji . . wpr.i „en waPenstilstand gesloten; landen benoemd was. ^oor hare tussc (en s yaejel naar Kamerijk, waar vervolgens begaf Margarelhai zichi f ' » sluiten van een bondgenootschap zij mei den kardinaal van Amboise ove, werd dit «eslolcn en legen Venelie ondeihandelde. Den ■ onderteekend. Bij ooi door een gezant van koning ^11.^ ïkanHnaal dit verdrag hadden Margarelha vooi ha • , 7ant vool- koning voor Lodewijk XII en den paus. .en ^le li-me van Kamerijk" Ferdinand zich verbonden om een hö'id^noo P- ° , Venelianen tegen de republiek Venelie te sluiten. Het doel dier gue Kerkelijken al die bezillingen weer Ie ontnemen, ^|Ue de repuuu K (lfirl staal, het Roomsche rijk, hel »'«» ™eï 3d ontroofd ot' zelfs koning van Napels en andere vorsten v.oegei mei ceweiu van hen bij verdrag verworven had. inn(Tpn dunr al^ eeniae andere De eerste die haar verbrak was paus Juliu» li. (lc steden Nadat .lulius II door de hulp der ligue we de in hei w^ der Romagna gekomen was, xvaal ''iU1 ', Q', tegen de republiek, en hadden. stelde bi geen belang meer m den oorlof ^ ^ ^ ^ ^ was bij Ihans zelfs mei ongeneiDt gevaarlijk werd. Franschen, wier snel aangroeiende mach rtahe voor Mm» ' . uil |iet land te verdrijven Reeds in Februa.i ««absolulie; boven- die hem met de meeste bereidwil hfellieid j\j0f om in den dienst der republiek fiè RfiW-s» «i, ,r„; S ti'r'irl Kï 'en LLi Fertond de. Kalholieken.door hem met Napels te beleenen. . . verj)0nd af en moes! Zoo viel hel ééne lid voor hei nden' ™ ™ ™ ^ne.ië voorlzellen. Maximiliaan alleen met Fransche hulp ,fil iuist in dezen tijd, waarin Voor Lodewijk XII was hel zeer noodlotJ>«. JU" ^Jerd werd. buitendien de staalkundige gezichtseind verloor in hem zijn Irouwsten de kardinaal van Amboise sliert DeMjomy "^ïïtaaikt mrt eigen hand in en invloedrijkslen raadsman, hans < J - ZOnder dat hij hiertoe s ,olro „ «5 ifffltóS *<&■'<* * * SlREOKfUSS. De "heiliSe %««•" Hachelijke toestand van Lodewijk XII. tegen hel hoofd der kerk le werk Ie gaan. Hij riep de Fransche prelaten te Tours bijeen en bewoog her. tot de verklaring, dat hij gerechtigd was den paus te beoorlogen Iegelijk drongen de geestelijken op hel bijeenroepen van eene a|ge.neeno k(;rkve,gader,ng aan. om de kerk in hoofd en leden te hervormen. Van hetzelfde denkbeeld gingen ook Maximiliaan en Lodewijk XII de wee eenige overgebleven leden der ligue, uil. toen /.ij in Xoven.be, 1310 .yerb10,1( 1uPn"'lUV bTsllB Augustus 1513 in den sla" bij l.uinegale, die wegens de overhaaste vlucht der Fransche gensd'armes den lan! .1 v!> *, \?P°r.enS 08 ,8ekreg®n heeft. De Engelscl.en namen hierop'een aantal versterkte plaatsen in, doch Hendrik VIII (rok van ,1,. bt".a ld" voor deeleu geen part,j maar keerde in Oclober 1513 naar Engeland tèrug 1 ond, l«w.lk J»or helUu«elïk van Lodewijk XII. die intusschen weduwnaar geworden was, met Mai a, e IGjarige zuster van Hendrik VIII, bevestigd werd. De bruiloft had den «)en October 1514 plaats. . \i;uan i.w Thans rustte Lodewijk zich opnieuw tot de verovering « M « toe. doch zijn lievelingswensch zou met vervuld worden, want luj *Uei t reeds den ' ^" 'schokkende gebeurtenissen der laatste jaren, de onafgebroken krachtsinspannin" in den loop van dien tijd van hem geeischt, en eene dooi zijn huwelijk met eene jonge vorstin veranderde leefwijze hadden de levenskrachten van den 53jarigen, maar ziekelijken man uitgeput. . . n .. Lodewijk XII werd door de Franschen innig betreurd. Door zijne „zegende werk/aamheid in vredestijd had hij zich groote verflensen en den eernaam «vader des vaderlands verworven; jammer maar la. de vruchten zijner loffelijke pogingen tot hervorming verloren gingen door zijn eerzuchtig verlangen om de machl van I lankujkin Italië uit le breiden. ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Milaan. Binnenlandsche oorlogen. Ludovico Moro. Zijn wreed bestuur en arglistige staatkunde. Treurige toestand van hertog Johannes Galeazzo. Florence. Pietro de Medici Home. Paus Alkander VI. Verbond van I.udovico Moro met Maximiliaan en koning Karei VIII Napels. Dood van koning Ferdinand. Alphonsus II. Zijn slecht bestuur Veldtocht van Karei VIII naar Italië. Dood van hertog Johannes Galeazzo. T,u(lovico Moro, hertog van Milaan. De Medici uit Florence verdreven. Karei VIII te Florence en te Rome. Verdrag met den paus. Trouweloosheid van Alexander VI. Dood van prins Dschem. Onophoudelijk voortrukken der Franschen. Alphonsus doet afstand van den troon van Napels. Ferdinand II. Napels door de Franschen veroverd. Overmoed der overwinnaars. Verbond der Italiaansche vorsten met Maximiliaan en Ferdinand den Katholieken tegen Karei VIII. |)e Franschen uit Napels verdreven. Korte redering van Ferdinand van Napels. ."i 'J(' laatste jaren der vijftiende en in hel begin der zestiende eeuw werd de heerschappij over Italië de twistappel lusschen de machtigste Europeesche vorsten; op de Italiaansche slagvelden zochten dezen bevrediging voor linnne nn^ Ut!'LVe?^rl,lëSZUe lL Te," Ife'ev0lge van de 8Pli,sin« van Italië in een aantal kleine staten van den onderlingen naijver dezer landen en van de bedt legehjke staatkunde der verschillende vorsten, die wegens een oogenblikkelijk voordeel de onnatuurlijkste verbintenissen sloten, was het voor vreemde ver- teTelnlen"086 ee"e betrekkeliJk 8ei''"Se macht hier groote voordeelen Te Milaan was de vermoorde hertog Galeazzo Maria (2 December K7(> door zijn achtjarigen zoon Johannes Galeazzo opgevolgd, zonder dat deze den minsten tegenstand ontmoette Zijne moeder, Bona van Savoie, voerde voor hem het bewind, onder medewerking van den werkzamen minister Cecco Simonetta. Doch de vrede was van korten duur; de vier broeders van den overleden hertog trachtten hunne schoonzuster de voogdij te ontrukken; bijzonder ijverig was hierin Ludovico, die den bijnaam Moro voerde. Hij koesterde in het geheim he plan om zijn neef van den troon te stooten en zichzelf daarop te plaatsen; doch voorloopig vorderde hij met zijn broeders en aan- Kr«£hLtsell,°8 ïan" ra"d ™n re8enisch>^ *« Toch was Ludovico Moro hiermede niet tevreden en toen Simonetta die zjjne geheime plannen doorzag, eenige zijner aanhangers in hechtenis nemen het, gieep hij met zijne broeders naar de wapenen. Door deze inwendige twisten werd het hertogdom Milaan zoo verzwakt dat de heerschappij over Genua niet gehandhaafd kon worden. De oude' lepubhek schudde hare kluisters af en dewijl terzelfder lijd een oorlo" teen le.ir SerS' <'en paus tot een inval in het Milaneesche gebied aan¬ gespoord \vaien, voor Milaan een ongelukkigen keer nam, was de hertogin in de grootste verlegenheid, toen Ludovico Moro en zijne broeders, ondersteund dooi den paus en door Genueesche troepen, opnieuw hel hertogdom binnen- Wreed bestuur van Ludovico Moro. Treurig lot van JohannesGaleazzo. drongen om - gelijk /.ij beweerden - hun neef van de overheersching van jen « sloten openden voor hen hunne poorten en zelt» binnen Milaan \erhief zich Lno" ipTp mnii in hun belang. De hertogin Bona, beangstigd door de voorSlen welke hare zwagers behaald hadden, durfde den strijd niet voortzetten Teaeii den raad van Simonetta knoopte zij onderhandelingen met Ludovico Moro aan. en noodigde hem zelfs uit, in persoon naar Milaan te komen, om haar vrede U> shuten. een slaalUun(Hgen misslag zij begaan had; nauwehiks toch was Ludovico Moro te Milaan aangekomen ol hij wierp het Ggsrza&ftSS" Lmlo^coXro'IJ'l!hani,e|3ïripn neïde^'Iw'^Octoher 1480 mondig. De moeder werd hierdoor van de voogdij ontzei en zij moest, na \ele grievende hplpp£n!;!rs" ApS W republiek gekomen Deze, een jong ^ ^ Hj. wag ^ om de regeeringszakcn, m ' . .. j invloed zouden uitoefenen en daar man, op wien staatkundige ku per jen 1 , wanP|s verbonden had hij zicli reeds openlijk met koning Ferdinand van Napel, verbonden naa, moest Ludovico Moro hem als zijn vijan hoewel hij hoopte. Evenmin kon hq den p au» als jaad van staatkundig i '; « 1.U «cl. ,laarvan «oonleel beloven kon. Paus Alexander VI. Zijn karakter en leefwijze. Ludovico en Maximiliaan. Alexander VI was de opvolger van Innocenlius VIII, die den 25°n Juli 1492 overleden was. Ilij was de zoon van Isabella Borgia, eene zusier van Calixlus III 001 n- isabelh des herlo»s gemalin, wierp zich weenend aan des konings voeltn, rikie l«m of„ Whermins voor tor ™»v£' ESS te»,.,i de aanslagen van Ludovico en om vrede vooi haar vad.r. Koning r' T rsüg'ijj (20 Oclober U91 bespoedigd is geworden dooi eene nieuwe dosis vercif. op bevel van Ludovico Moro toegediend. ,T,,ll(Mll zijne 'a'uiljiuigers openlijk beleend• verder. zonder noemenswaardige!, tegenstand Karei VIII's zegepraal door Italië. De Medici verjaagd. liun leven en hunne bezittingen te kunnen redden. Ook Pietrode Medici om vnFip?! Hij Sp0edde zich naar de Fransche legerplaats om Mede te sluiten: mei de meeste bereidwilligheid ruimde hij den vijand alle versterkte plaatsen van zijn land en daaronder ook Pisa in. J Door deze lafhartigheid bad Pielro de Medici hel laatste overblijfsel van verloren Tn "'i S" i'3"8 'f86" hem verbi,lel(le bevolking van Florence i • f !J' 111.(,e s,ai1 teruggekeerd, den !)™ November het naleis jei prioren betreden wilde, werd de toegang hem ontzegd; bet volk dreef hem met steenworpen terug. De burgers wapenden zich. een ahemeene De si^norfa ""h" r'? WCrd "let zijll(! broeders "il'le republiek verdreven, e si0noria verklaarde hen voor rebellen, nam hun vermogen in besla" en Sren öntvinJ"pn0Pv l'f d' 'v\m' die Vr0eger dü0r de Medici verbannen waren, onHingen verlof om naar Florence terug te keeren. Het volk "af ian van Iwnne^nli™ 8el)l'0':,(kT1 1Medric.i in eene barbaarsche plundering t - i i , n'n" waa,blJ helaas! kostbare kunstschatten verloren gingen n f' f ',sa. hlJ hare vroegere onafhankelijkheid terug. Den n»» November hield Inj zijn intocht in Florence. dn hH l'r"°"a onlvin8 Il.e,n als 8asl der republiek; hij daarentegen beweerde, zwaard in <1p vmTT" oek«Jme'> was. Zijne soldaten waren immers met hel a' In an vergif, op bevel van den paus hem toegediend. Ferdiuand II van Napels. Zijne vlucht. Karei VIII te Napels. Alexander VI wilde zich door dezen moord het bezit van eene hem door den Turkschen Sultan beloofde som gelds verzekeren. Onophoudelijk drongen de Franschen inlusschen voort. Zij teekenden hun spoor door daden van onmenschelijke wreedheid tegen alle aanhangers van den koning van Napels. Bij de nadering der Franschen kwam de bevolking overal 111 opstanu tegen den wegens zijne willekeur en wreedheid bitter gehaten koning. Koning Alphonsus verloor alle bezinning. Hij zag zich aan alle zijden door vijanden omringd. In het bewustzijn, dat hij zich door zijne ontelbare doodvonnissen de wraak van duizenden op den hals gehaald had, achtte luj zijn leven niet langer zeker. Met goedvinden van zijn broeder 1" redenk deed hij afstand van den troon ten behoeve van zijn zoon Ferdiuand, en vluchtte daarop naai Sicilië, waar hij reeds in November 1495 in een klooster aan eene afzichtelijke huidziekte sliert. ... . Ferdiuand, de 24-jarige koning, werd in de stad Napels met blijdschap als vorst begroet, doch in de provinciën duurde de opstand voort; in weerwil hiervan besloot hij, zijne kroon met kracht en klem ie verdedigen. Het was te laat! De Napolitaansche troepen hadden den moed geheel verloren, zij beschouwden de Franschen als onoverwinlijk en durfden hen niet bevechten. Waar zij op den vijand stielen, namen zij de vlucht ol liepen tot hem over. Dit laatste deed ook Trivulzio, een beroemd, uit Milaan afkomstig condottiere, die in Ferdinands dienst stond. De sleden gaven zich zondei tegenstand over. Zelfs de wispelturige bevolking van Napels kwam in opstanu en wilde de Franschen inhalen. . Ferdiuand II, aan alle zijden door lafheid en verraad omringd, zag geen ander heil dan in de vlucht. Hij nam de wijk naar het eiland Isclua en stak van daar naar Sicilië over; van hieruit richtte hij eene dringende bede om hulp tot zijn bloedverwant, Koning Ferdinand den Katholieken van Aragon. Deze had zich reeds vroeger door een gezant tegen de onderneming van Karei VIII verklaard en te kennen gegeven dat hij de vestiging der 1" ranscnen in Italië niet lijdelijk zou aanzien. Bovendien had hij het vriendschapsveihonc met Frankrijk reeds verbroken en daarom verklaarde hij zich oogenblikkelijK bereid zijn bloedverwant de gevraagde hulp te verleenen. Hij zond een zijner bekwaamste veldheeren. Gonzalvo de Cordova, naar Sicilië. . De Franschen hadden hun veroveringstocht inlusschen onafgebroken voortgezet; lachend beweerden zij, dat zij voor zulk een strijd slechts houten speien noodig hadden. Beeds den 22en Februari H9a kon Karei >111 ondei de toejuichingen des volks Napels binnentrekken en weinige dagen later was bijna hel geheele land. op enkele sleden na, in zijne macht. De eerste daden van den Franschen koning — eene aanzienlijke verlaging van de belastingen en het uitvaardigen van meer dan eene zeer welwillende proclamalie — verwekten groole blijdschap onder de Napolitanen, doch spoedig kwam er verandering in de volksstemming. De Franschen verachtten de door hen bijna zonder slag of sloot overwonnen Italianen van heeler harte en lielen hun dit dagelijks gevoelen. Llke 1' ranschman waande het recht te hebben om daden van den schandelijksten overmoed te bedrijven. Geene vrouw, geen meisje was veilig voor aanslagen op hare eet, geen man voor de schandelijkste mishandelingen. . . Karei VIII liet zijne soldaten begaan; hij bekommerde zich weinig om de bij hem ingediende klachten, indien deze somtijds tot hein doordrongen, bij bedwelmende feesten gal hij zich aan het genot zijner zegepraal over. Ilij was dwaas genoeg te gelooven, dat een zoo gemakkelijk veroverd land e\en gemakkelijk in slaafsche onderwerping kon gehouden worden, derhalve vierde hij den tengel aan zijne zucht tot zingenot, zonder aan de toekomst te denken; zelfs tegen de meest gewone voorschriften van het gezond vei stand zondigde hij dagelijks en beleedigde de machtige edelen des lands, dooi Ligue tegen Karei VIII. aan zijne Fransche gunstelingen aanzienlijke landerijen weg te schenken 'e™u' "ü * haten beJon wee m >M;ln nieuwe regeering uil den grond van haar hart en c'r n n i ;, hndVni!n de" vel^lreve'1 kot»ng Ferdiuand te denken land waren bhjdschap dat Spaansche troepen in Calahrië ge- vierdJeronilvi,liah!i VHI •" T °1vennoed te NaPels ziJ'»e weelderige feesten - * »'■«• ■» i',1': (,'' V be8'""e lacllUi 1'J om zulk eene dwaze onderneming, hij liet zelfs we,,l, n f 'opvoere" • wai|r'" tlt' Bond en de verbondenen belachelijk gemaakt eidtn, hij \ er moed de niet, hoe ernstig het gevaar was, dat hem bedreigde. De on i'loofe ijke spoed, waarmede de Franschen Napels veroverd hadden ri"hï» WIJf' Waa,'üp Karel VI11 *icl' als overwinnaar gedroeg, tevreden n, •! lïif ."""f '* T'®? m6' ernSl'°'e Vrees' (lal ,lli k°ning, ">el Italië uit te breiden ^ P P°S''" Z""' zijm, l,ee™haPPÜ over geheel Meer nog dan de overige vorsten achtte Ludovico Moro zijne macht met''hel' h i i zijne belofte jegens hem niet gehouden, hein niet init hel heitogdom latente beloond, ja zich bijna als zijn vijand gedra«en linden iail hpi F aarl Wdf van Ludovico Moro, en vele Genueesche vlucW kwam ',l ,t i Piansche hof Ie Napels vriendelijk ontvangen waren. Hierbij kwam, dat hei log Lodewijk van Orleans, die zich te Osliophield, voortdurend vat z'iine '"? UÜ °i v'l,ler,°p(lo»!.Milaan. zich beroepende op zijne afstamming Mil-rnee clie i 1"°? ' ulenll"n Visconti, en zich niet ontzag, Novara. eene Mitaneesche sUd, door verraad en geweld te bemachtigen. /I.rhi r ,T, °Ve^ Moro l!ÜOr l,el aanwakkeren van Kareis veroveringsh rul de /i i v! 'l S d!ens ,°ch'naar "ali« gegeven had, zoo wml u t Ilalfë T Ieei? T ' Wel,ks. doel ,le verdrijving van de Franschen ui Italië was. Invloedrijke en machtige leden werden voor het nieuwe bondgenootschap gewonnen, door middel van gezanten werden de onderhandelingen daarover te Venetië gevoerd. In de eerste plaats sloot zich hierbij ïacil Vn ïlalJnTl'r-M-lrT' ^ '?a,uu,lijk ll,! uilbneiding van Frankrijks macht n Itdlic met lijdelijk kon aanzien, vervolgens Paus Alexander VI die alleen door den nood gedrongen de partij van Karei VIII gekozen had Ook d a™?6 ' °CW 'evergeefs, aangezocht oin lot het verbond toe Ie treden • daa. nlegen namen twee builen andsche vorsten, de Duitsche koning Mnximiliaan en koning Ferdinand de Katholieke, daaraan deel. '".Muiiuaan Het openlijk uilgesproken doel der ligue, die den 3 Maarl 1 i9a "esloten verd, was zoowel de verdediging van de Christenheid legen de Turken en van Italië legen builenlandsche vijanden, als hel waarborgen van de rechten en ■ ïï" dL'r verschillende stalen; het eigenlijke, geheime doel der li-ue daarentegen was de verdrijving van de Franschen en met het oor i.X rustien vooral Venetië en Milaan zich krachtig ten strijde toe , ! , r i . Werd Zeer- on!Hchl ui' zij" sc'10°uen droom gewekt, toen lui ten duidelijk bewijs ontving, dat het staalkundig onweder van alle zijden ondom hem samentrok. Paus Alexander VI weigerde, hem volgens ziine vioegere belofte met Napels Ie beleenen. Karei VIII moest zich°dus inet eene andere plechtigheid in plaats van eene kroning tevreden stellen. Den I*» Mei hield hij in koninklijken dos met schepter en rijksstaf een plechtigen onloclil enolgens legde luj 111 de kerk van deu heiligen Januarius onder eedede Terugtocht van Karei VIII. Fer linand II weer in Napels. Zijn dood. belofte af. dal hij liet rijk als een trouw vorst besturen en dal hij aller rechten en vrijheden eerbiedigen zou. Reeds acht dagen na deze plechtigheid verliet Karei VIII Napels. Als algemeen stadhouder liet hij hertog Gilbert de Montpensier achter, met zijne overige troepen trok hij noordwaarts, dewijl hij vreesde, dat Ludovico Moro hem anders den terugtocht naar Frankrijk afsnijden zou. In den beginne ontmoette Karei op zijn terugtocht nauwelijks eenigen tegenstand. Paus Alexander VI vluchtte voor lieni naar Perugia en van de bondgenooten hadden alleen Venetië en Milaan zich ten strijde toegerust; doch den 6en. Juli kwam het tusschen hel leger der ligue, dal door den markgraaf van Mantua, Frans van Gonzaga, aangevoerd werd, en de Franschen, bij het overtrekken van de Taro, lol een bloedigen slag. Het Italiaunsche leger was veel talrijker dan hel Fransche; toch behaalden de Franschen door hunne schitterende dapperheid de overwinning; ook Karei VIII, die streed gelijk een gewoon ridder, onderscheidde zich zeer. Hoewel de Franschen hun tocht als overwinnaars konden voorlzetten, moesten zij toch een groot deel hunner bagage, hun in Napels samengeraapten buil, achterlaten. Ludovico Moro had in dien verloren slag een nieuw bewijs van de dapperheid der Franschen ontvangen, hij was derhalve niet ongeneigd om met zijn geduehlen vijand vrede te sluiten, hoewel hij voor het oogenblik in het voordeel was, want zijne troepen hielden Novara met zulk eene overmacht ingesloten, dat de hertog van Orleans zich daar onmogelijk lang kou slaande houden. Karei Vlll wenschte insgelijks naar den vrede en deze kwam dus den li™ Oclober 1 Wij lot stand. Ludovico Moro ontving daarbij Navarra terug, doch waarborgde daarentegen den Franschen een veiligen terugtocht naar hun land. De in Napels achtergebleven Franschen zouden niet lang meer genot hebben van hunne verovering. Hel geheele land kwam tegen hen in opstand. De Spanjaarden streden in Calabrië voor den jongen koning Ferdinand II. Deze waagde zelf eene poging om van Reggio uil zijn land te veroveren. Wel werd hij afgeslagen, maar eene tweede poging lot landing, te Napels ondernomen , gelukte beier. De bevolking der stad koos zijne zijde, zij kwarn in opstand en dreef de Franschen in de drie sterke kasleelen, waarin zij zich staande hielden. Den 7cn Juli trok Ferdinand II zijne hoofdstad binnen; aan het gejuich waarmede de bevolking hem begroette, scheen geen einde te zullen komen. De aanzienlijkste dames omvallen zijne knieën, ja omhelsden en kusten hein in de overmaat harer vreugde. Ferdinands eerste werk was de Franschen uit het land te verdrijven. Hij bereikte zijn doel. hoewel niet zonder groole moeilijkheden, want overal waar hel tot een (rellen in het veld kwam, bleken de llaliaansche troepen volstrekt niet tegen de Fransche opgewassen. Indien Gilberl van Moulpensier uit zijn vaderland slechts eenige ondersteuning had ontvangen, dan had hij zeker nog geruimen tijd aan de vijandelijke overmacht het hoofd kunnen bieden, doch daar zijn leger door de aanhoudende gevechten en nog meer door boosaardige ziekten langzamerhand gedund werd, en daar hij niet de minste versterking ontving, moest bij eindelijk tot den terugtocht besluiten, nadat hij den tegenstand boven verwachting lang volgehouden had. Hem zelf was het niel vergund zijn vaderland weer te zien, hij stierf aan eene kwaadaardige pestziekte, die zoo vreeselijk onder de Franschen woedde, dal slechts ongeveer 500 hunner naar hun vaderland terugkeerden. Ook Ferdinand II beleefde de geheele ontruiming van zijn land door den vijand niel, hij stierf waarschijnlijk reeds den 7en Oclober l'i'.Mi *) en liel de kroon aan zijn oom Frederik na. *) De sterfdag en de leeftijd van Ferdinand worden door tic geschiedschrijvers van dien tijd verschillend opgegeven. negen en twintigste hoofdstuk. "t, z srr *■—«. De hertog van Gandia door Ce-ar R • ' ' cre la Borgia voor bare broeders, e" zijne kinderen. * - op zedelijk en staatkundig gebied. Zijn val en dood.' *" Werkzaamheid van een drukkenden las" en'eeneVw'u^Tor^bè' ^1 II;,llaLanst'l,e wasten zich ademhalen. Bijzonder verheugd was a J^' ZIJvlko"den weder ruim pauselijken stoel „ie. veH g ïa°diSrff Lhn"?F «P ««en "'acht hadden hem van daar le verdri.^.er Tl.i rT'*",l";' in l,unn«' aatr^s r « ï?*2r£?zLrz Ü '!»"« scheidde, het meest berucht Hoewel /ii .i.?('lllZLn on')esc''aamdhei(l onderwas, schonk zij den -1,1' J • Vrouw van een Bomeinsch burger die allen. zoo wd na^ hun va^ler^ a1^"naa'r ^mi0"611 en dochlPr- LucX uitspattingen met elkander wedijverden '' 106 moeJer aai(|ende, in woeste «JET. ht'Tn totorSn* „"Sffll-r T —«WW te was het doel van Alexanders onvermoed r!J- vors,®n(Jomrnen te plaatsen kLTSlot ^bisschoppen fcffiaf handd'd' door' m^UÏiieSe^ ,Tf ' d^^- wreedheid onderscheidde. ( °°r eene ln('er^aad onlzetlende dal Ferdinand l« l««erk.„, hij hem de stad en het «ewest Beneven nm IM fl' ? Vfi„rh,ef; ü°k stond behoorden, als een onafhankelijk herto"ilom ? , Kerkeliiken 8la»t machtige familie der Orsin"sten beHLv»„ Z * Z'J"" P°.ging om ,le zittingen te berooven, mislukt was. 200,1 Van a ,llinile l)e" benijdden elkander wederkeert de '-11'nsihe^vi'i^zen°''? <,00(1''llJj hunne broei Ier Johannes boven den woesten Cesar dfvU'keur^''3" ha8r °",lslfin welke ten huize" hnnn'èï mode" gjfvi^rdJwe'ncSsa^^kee?" ^ s!,'ni|,|,arlij■ b "• l'esai keerde naar zijne woning Dood van Johannes Borgia. Schandelijke leefwijze te Rome. terug, maar niet de hertog van Gandia, wiens lijk eindelijk in den Tiber gevonden werd, zonder van zijne kostbaarheden beroofd te zijn. Een werkman verklaarde, gezien le hebben dat hel lijk van den vermoorde in de rivier geworpen werd. Op de vraag, waarom hij dit niet had aangegeven, gaf hij koeltjes ten antwoord: »Ik heb in mijn leven wel honderd zulke lijken in den Tiber zien werpen, en nooit heeft iemand daarnaar gevraagd. Waarom zou ik ditmaal opschudding verwekken?" Dat Cesar Borgia de moordenaar van zijn broeder was, werd door niemand betwijfeld, zelfs niet door den vader, die wel zijn oudsten zoon diep betreurde, doch den jongeren vergiffenis schonk, ja hem zelfs vergunde alle vruchten van den moord te plukken. Hij stond hem namelijk toe, den geestelijken stand te verlaten en pogingen aan te wenden om eene wereldlijke heerschappij voor het huis Borgia le verkrijgen. Alexander VI had buitendien goede reden om zeer vergevensgezind te zijn. Zelf ging hij zijne zonen op den weg voor, dien ook zij hadden ingeslagen. Door middel van gehuurde dolken of van een snelwerkend vergil liel hij allen onschadelijk maken, die hem tot overlast werden. Ook was hij in weerwil van zijn gevorderden leeftijd nog even losbandig als een hartstochtelijk eu onervaren jongeling. JJog korl vóór den dood van den hertog van Gandia had zijne toenmalige minnares Giulia Orsina, gewoonlijk Giulia Bella da 1'arnese genaamd, hem een zoon geschonken, dien hij als zoodanig ook erkend had. Giulia verscheen bij alle kerkelijke feesten schaamteloos in het openbaar en gedroeg zich geheel alsof zij de wettige gemalin des pausen was. De berichten, door geloofwaardige ooggetuigen ons medegedeeld, schetsen ons met aanslootelijke nauwkeurigheid de schandelijke leefwijze van den paus en zijne kinderen. Wij gaan die stilzwijgend voorbij, doch willen onze lezers een enkelen blik in dien poel van zedenbederf doen werpen, door eenige regels uil Friedrich von Baumers «Geschiedenis van Europa sinds het einde der 15° eeuw" aan te halen: «Wreedheid en wellust, vrees en vermetelheid, ongeloof en bijgeloof gingen gelijk zoo menigmaal hand aan hand , en hel gevoel der verhalers is niet zelden zoo verstompt, dal zij de aanslootelijkste en schandelijkste dingen als de meest gewone en natuurlijkste zaken der wereld mededeelen. Wij moeten, om althans één treffend voorbeeld aan le halen, gewag maken van het groote feest, dat de reeds 72jarige paus voor zich zelf, zijne dochter Lucrelia en zijn hof aanlichtte. Allen waren verzameld op eene galerij, welke boven rondom eene zaal liep. Beneden in deze zaal bevonden zich (gelijk de opperhofmeester Burkard verhaalt) vijftig lichtekooien, die eerst in eene luchtige kleeding, doch vervolgens geheel ongekleed dansten. Hierop wierp men van de galerij kastanjes naar beneden, om zich te vermaken mei den aanblik der verwarring en der verschillende houdingen, welke zich bij het bukken, opstaan, grijpen, enz. voordeden. Hiermede nog niet tevreden, liel men de manlijke bedienden van lageren rang binnenkomen. Het woeste dansen werd nu hervat; daarop gaf de paus verlof lot het bedrijven van de schandelijkste ongebondenheid, ja, liet hij belooningen schenken aan hen, die zich hierbij in een ot ander opzicht hel meest onderscheidden. Heeft men meer van noode dan dal eene verhaal, dal zelfs door den ofiicieelen geschiedschrijver der kerk niel geloochend wordt, om de misbruiken en zonden, waartegen de hervormers hunne stem verhieven, geloofwaardig le achten en hun ijver te begrijpen? Eene scherpe en vreemde tegenstelling met deze te Bome aan het pauselijk hof heerschende zedeloosheid vormde de bijna overdreven gestrengheid van zeden, die men sinds de verdrijving van Pietro de Medici le Florence in acht nam. Zij was de vrucht der onvermoeide pogingen van een uitstekend man. den Dominicaan Girolamo Savonarola, die in den strijd, welken hij tegen liet zedenbederf der geestelijkheid voerde, weldra de martelaar zijner overtuiging worden zou. _Savonarola te Florence als staatkundig en zedelijk hervormer. Uit w * lnj daarin eenmaal was opgenomen zoowel i - onderscheidde zich, nadat wandel als door den Uver^waarmede hilid on Th',PB?®.^el«ken levens" schap loeiende. Ook door ziné we*sfin nde weVB" ,le wel"«' een overweldigenden indruk on /i?nJ n i sf '!1(ll"'"]- waardoor hij prooien roem. P *'Jne toeh°rders maakte, verwierf hij zich le F!'01 re 'nee.''' L oren zo ï' Medid'ïn.l'dV'®! l)omi"ican?.r k|ooster San Marco diens schriften kende en hem lioo-e 'aclitin iITl i °'i Savonarola "il lusschen deze mannen «pene vriun> godskoning van Frankrijk uitgaan zou 8 kerkelijke lucht, welke van den ■i.„ ,,ij oit verhief bij zijne stem °ie»en ' le lel'r' h.l L '!, 0 e™,lk.0'"sl vertoont, met angstvallige gehechtheid vasthield. Alleen te-en (^vers^eTT'ri^ tucht de zedeloosheid der priesters en de sclim.loiHto l r Ple kerkelgke ijverde hij; bovendien trad hij, geheel hel te-end. Jvt i va" ; liul Savonarola ïSue ™ s,,k '"-1 l*""!. signona gevoerd. Deze trok «aarnp ™ T6" 611 naar 1,01 Paleis der Z,C" Se^lfir'w^l8^"^14^ man•• onfslaa'n6 ** 0m bitterste vijanden. Mef'goed''""vol" wendden I!" zel' sPral[- "il Savonarola's tot bekentenis van allerlei misdaden ,n; n™ ie ,P'Jnbank aan om hem lijke zonden te dwingen De Ón^ehil-Li", gC bedrM$erijen en vleescheuilgezochte pijnigingen wee.st .nd fe hl f ?•■", )Vas, "iel in slaat aa" de in de" mond 'egde doch niuwel fk! ^ " j .!"J ««kende alles wat men hem 'dj herriep al zijne bekentenissen J °S h'J Va" ,le ™nb™k ^slagen, of hunne pogingen en' 'Vioéxvél zij Wdf'a?,f''' weerwil van al schuldig gemaakt hadden vonden zii Jl, verval^,.lfi" van de protocollen aangeklaagde ter dood te veroordeelen zii zonden L h°f ? gr0"d om den aan paus Alexander VI. ' ^ onilen dei halve de processtukken l»eideA|,an,"èn' greep 'h'ij'''ïeze"''Iniln^e ïleJnl F.lfrenliJnsclie..rechlers. Met vijand te vernietten Hii /nn°i , ° "l-1,'' aan om zijn gevaarlijken sivo».™,. „:'S ;,,J ,£» 's„?7'el,',k« rf"m "•» "-« « «erd deze aan de foHer"n«en dèi ËinlLL ^ vTrüürdeele" = "og eens do signoria, op aandrang "van Alexander"afoev^HM VCrv.olgens 8Prak Savonarola met zijne vrienden 5"n'»"£i * opaerielil. waarop Geen vinger werd uitgestoken om ,i,m , moedig den dood onderging. aangebeden priester e bevriiden LV °°r k .i '6" "J.'1 ,lü0r liel ™lk nog bevrijden. Eene ruwe volksmenigte, groolendeels uit Vruchtelooze tocht van Maximiliaan naar Italië. edelen en hun aanhang beslaande, omringde schertsenden spollend degerichtsplaats. De vrienden van Savonarola waren verlamd van schrik; zij verborgen zich, om de vervolging hunner vijanden Ie ontgaan. Zoo stierf Savonarola, de Italiaansche hervormer, wiens prediking voor het oogenblik wel veracht en bespot werd, doch die, als voorlooper der hervorming, eene zeer belangrijke plaats in de geschiedenis inneemt. DERTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Vruchtelooze tocht van Maximiliaan naar Italië. V erdrag der \ enetianen met Lodewijk XII over de verdeeling van Milaan. Milaan veroverd, lrivulzio te Milaan. Vluchtige overwinniug van Ludovico Moro. Zijn nederlaag en dood. Verbond tusschen Lodewijk XII en Ferdinand den Katholieken tot verovering van Napels. Vreedzame regeering van koning Frederik van Napels. Een onafhankelijk hertogdom in de Romagna door Cesar Borgia gesticht. Napels door de Franschen eu Spanjaarden veroverd. Trouweloosheid van Gonzalvo de Cordova. Strijd tusschen de Iranschen en Spanjaarden in Napels. Gonzalvo de Cordova en Bavard, de ridder zonder vrees of blaam. Dood van paus Alexander VI. Val en dood van Cesar Borgia. De Franschen uit Napels verdreven. Gonzalvo's heerschappij. Ondankbaarheid van Ferdinand den Katholieken jegens Gonzalvo. Onophoudelijk twistten en streden de Italiaansche vorsten en republieken met elkander, alsof'hen, sinds zij Karei VIII uit hun land verdreven hadden_, van buiten geen gevaar meer dreigde. Zij hadden uil de rampen van Italië niets geleerd. De Florentijnen voerden oorlog tegen Pisa, dat door Ludovico Moro en de Venelianen ondersteund werd, want Ludovico wilde de stad aau zijne eigen opperheerschappij onderwerpen en de Venetianen deden gaarne al liet mogelijke om de macht van Florence te fnuiken. Zelfs tot buitenlandsche vorsten wendden de Italianen zich met de uitnoodiging om zich in de Italiaansche verwikkelingen te mengen. Ludovico Moro verzocht Maximiliaan naar Italië te trekken, om hier zoowel de kroon van Lombardije als de keizerskroon te ontvangen. Ook Venetië en de paus ondersteunden dit verzoek. Maximiliaan kwam, maar bij werd door de Duitsche stenden zoo slecht ondersteund, dat hij aan het hoofd van slechts aOO ruiters en 8 vendelen voetvolk kon verschijnen. Met zulk eene kleine macht kon hij natuurlijk niets uitrichten: hij keerde weldra zonder eenig voordeel te hebben behaald Inaar Duitschland terug. Te midden van dezen strijd pakte een nieuw onweer zich boven Italië samen. Lodewijk XII. de opvolger van Karei VIII, had reeds vroeger zoo onverholen verklaard, dat hij zich op grond van zijne afstamming van Valentina Visconti als den erfgenaam van het hertogdom Milaan beschouwde, dat de vraag of hij die aanspraken met het zwaard in de vuist zou doen gelden voor hem niets dan eene kwestie van tijd kon zijn. Hij rustte zich dan ook weldra tol den oorlog toe. Ludovico Moro wist, wat hem te wachten stond; hij wendde derhalve krachtige pogingen aan om een verbond van alle Italiaansche staten tegen Frankrijk tol stand te brengen; doch zijne bemoeiingen waren vruchteloos. i> Zijne baatzucht, zijne dorst naar heerschappij en zijne trouweloosheid waren A /. STkkckfuss. V. Milaan aan Lodewijk XII overgegeven. ïrivnlzio te Milaan. zoo algemeen bekend, dal zijne beloften nergens geloof vonden. De voornaamste Italiaansche staten kozen niet zijne zijde, maar die van Lodewijk XII. De Venetianen sloten met Lodewijk XII een geheim verdrag over de veideeling van Milaan, zij maakten aanspraak op Cremona en eene lot die stad behoorende strook land. Daarvoor beloofden zij den koning hunne krachtige hulp. Zij meenden, wanneer zij eerst met de hulp der Franschen Milaan veroverd hadden, later zonder moeite de Fransche bondgenooten uil hel land te kunnen verjagen en vervolgens geheel Lombardije te onderwerpen. Ook paus Alexander VI slond op een goeden voet met Lodewijk XII, die Lesar Korgia lot hertog van Valenlinois verheven en bovendien beloofd had, dat hij de stichting van een onafhankelijk vorstendom voor den nieuwen hertog in de Romagna bevorderen zou. Zoo slond Ludovico Moro dan alleen tegenover Lodewijk, want Frederik van Napels kon hem evenmin hulp verleenen als Maximiliaan. die juist in een oorlog met de Zwitsers gewikkeld was. Hij rustte zicli zoo goed mogelijk ten slrijde, doch toen liet Fransche leger onder aanvoering van den beroemden maarschalk Trivulzio van de eene, en de Venetiaansche troepen van de andere zijde het Milaneesehe gebied binnenrukten, bemerkle hij lol zijn grooten schrik dat hij zich niel op zijne aanvoerders en veel minder nog op zijne onderdanen verlaten kon. Zijne troepen gingen overal voor den vijand op de vlucht. de versterkte steden gaven zich zonder slag of sloot over; ook Genua boog zich onder de Fransche heerschappij. Ludovico Moro had door zijne wreedheid en willekeur wel hel volk slaafs aan zich onderworpen, doch op welk een wankelen grond hel gebouw zijner macht lustte, kwam nu eerst aan het licht. Al zijne aanhangers, zelfs zijne gunstelingen, die hij met weldaden overladen had, verlieten trouwloos zijne zijde. IIij begreep dat hij den over zijn hoofd losbarstenden storm niet langer bezweren kon, zond zijne kinderen en zijne schallen naar Duitschland vooruil en volgde hen zelt. Jïij hel afscheid riep hij den Veneliaanschen gezant waarschuwend toe: -Gij hebt den koning van Frankrijk ten middagmaal genoodigd, bij den avondmaaltijd zult gij hem nog hebben, dat verzeker ik u." Met deze profetische woorden vertrok hij. De laatste sloleu en vestingen, welke nog door de Milaneezen bezet waren, werden 11a de vlucht van Ludovico Moro zonder slag of sloot den Franschen overgeleverd; binnen weinige dagen was bel geheele hertogdom in hunne macht. Den fi"1 October 1499 Irok Lodewijk XII in hertogelijk gewaad als overwinnaar de stad Milaan binnen; hij werd door de bevolking als haar bevrijder van de willekeurige regeering van Ludovico Moro en als haai wettige hertog met gejuich ingehaald. Hij hield zich echter slechts korten tijd daar op en liet bij zijn vertrek Trivulzio als hevelhebber en stadhouder achter. iiimiIzio, de doodvijand van Ludovico Moro, had vroeger aan het hoofd der zoogenaamde VVelfische partij in Milaan gestaan. Thans gebruikte hij de hem verleende macht 0111 zijne vroegere partijgangers Ie vervolgen. In zijn overmoed beleedigde hij dagelijks hel volk, dal hij door zware belastingen diukte. Hij liet toe, dat zijne Fransche soldaten zich te Milaan even bandeloos en wreed gedroegen als zij vroeger Ie Napels gedaan hadden. Weldra werden de v ransc ien, die eerst mei zoo veel blijdschap ingehaald waren, algemeen als onderdrukkers gehaat, en het wispelturige volk wenschte zijn verdreven hertog terug, wiens bestuur, hoe drukkend ook, toch niet zoo ondragelijk was geweest als dal van Trivulzio en de Franschen. Ludovico Moro bad inlusschen zijne in veiligheid gebrachte schallen besteed 0111 111 Duitschland een leger van Bourgondiërs en Zwitsers aan te werven; aan liet hoofd dier krijgsmacht keerde hij in het jaar 1500 terug en nu werd' bij door de geheele bevolking als de bevrijder van de heerschappij der Franschen, met geestdrift begroet. I11 een ongeloofelijk korten tijd had hij bijna zijn geheele land, waar het Ludovico Moro gevangengenomen. volk overal legen de overheerschers in opsland kwam, heroverd; liij behaalde eene schitterende, maar zeer vluchtige zegepraal. Een nieuw leger, uil Franschen en Zwitsers samengesteld, kwam onder aanvoering van la Tremouille aanrukken, toen Ludovico Moro de stad Novara belegerde. Tusschen Milaan en Novara moest hel lol een beslissenden slag komen, doch de onder Ludovico's vanen dienende Zwitsers weigerden te strijden legen hunne broeders, die in Franschen dienst stonden, zij knoopten onderhandelingen met den vijand aan en gaven dezen Novara over. Tevergeefs beproefde Ludovico Moro door smeekingen en beloften de soldaten van den afval lerug Ie houden; slechls stonden zij hem loe, zich verkleed in hunne gelederen Ie verschuilen, opdat op die wijze de vlucht hem mogelijk zou wezen. Hij deed dil, doch werd, waarschijnlijk ten gevolge van het verraad der Zwitsers herkend en den IOcn April 1500 gevangengenomen. Hij werd naar Lyon tot den koning gebracht. Doch Lodewijk XII weigerde hem ie zien: hij liet hem van de eene gevangenis naar de andere voeren en eindelijk in den kerker van het kasteel Loches in Berry opsluiten. Hier sleepte Ludovico zijn vreugdeloos leven tol het jaar !510 voort. Voor zijne vele en zware misdaden onderging hij de reclilmalige slraf in de vreeslijke ellende, waarin hij zijne laatste levensjaren moest doorbrengen. Sleclil gevoed, beroofd van den troost van Ie mogen lezen en schrijven, kwijnde liij tusschen de sombere kerkermuren in eenzaamheid weg. Na de verovering van Milaan wendde Lodewijk XII den blik naar Napels; hij sloot met Ferdinand den Katholieken, den 11c" November 1500, het ons bekende verdelingsverdrag van Granada. Deze overeenkomst was echter zoo geheim gehouden, dat koning Frederik van Napels, die zijn neef Ferdinand in de regeering opgevolgd was, daarvan niels vermoedde. Vol vertrouwen op zijn bloedverwant. Ferdinand den Katholieken, zag hij in dezen een trouw bondgenoot, in Lodewijk XII daarentegen een gevaarlijk vijand. Frederik was een vriend van kunst en wetenschap, een stil en vredelievend man, die in geen enkel opzicht geschikt was voor den strijd van die woelige dagen en die volslrekl geen begrip had van de iislige kuiperijen en de verraderlijke staatkunde, waarin zijne lijdgenooten meesiers waren. In verzoenenden geesl wendde hij zich lot Lodewijk XII, wien hij zeer voordeelige vredesvoorslagen deed; doch toen deze verworpen werden, vertrouwde hij op de hulp van den dapperen Spaanschen veldheer Gonzalvo de Cordova, en ruimde hij dezen zelfs bereidwillig eenige Calabrische vestingen in. Het Fransche leger rukle inlusschen voorwaarts en kwam in Juni liiOO te Rome aan. Thans scheen het lijd om hel geheim omtrent het verdrag van Granada te onthullen. De gezanten van Spanje en Frankrijk deelden den heiligen vader den inhoud der overeenkomst mede en zij ontmoetten bij hem niet den minsten tegenstand. Alexander VI was volkomen bereid tot alles wal Lodewijk XII genoegen kon geven, daar de Fransche koning hem insgelijks belangrijke diensten bewezen had. Cesar Borgia, de herlog van Valenlinois, was niet werkeloos geweest. Aan het hoofd van Fransche en Zwitsersche hulptroepen had hij al zijne krachlen ingespannen om in de Bomagna een onafhankelijk herlogdom Ie slichten. Onder de regeering der vroegere pausen was hel den meesten leenmannen der kerk gelukt, zich bijna geheel onafhankelijk Ie maken. Zij hielden eene legermacht op de been, voerden oorlog onder elkander en regeerden als kleine vorsten. Deze vazallen der kerk werden door Cesar Borgia van hunne steden en bezittingen beroofd: uit hunne kleine vorstendommen vormde hij één grooler hertogdom. Doe gewelddadig, verraderlijk en wreed Cesar Borgia bij zijne ondernemingen ook te werk ging, toch moet erkend worden, dat de vernietiging van de macht der tallooze kleine heeren een zegen voor den slaat was, dat daardoor paal en perk gesleld werd aan het ondragelijk stolsel van roof en plundering, dal «ie Bomagna onophoudelijk met moordlooneelen 14* Cesar Borgia's onafhankelijk hertogdom in de Bomagna. vervulde en haar lol de wijkplaals' voor hel onmenschelijkste rool'gespuis gemaakt had. Het is zoo — Cesar Borgia was zelf een roover en moordenaar, in één woord een afschuwelijk misdadiger; door moorddolk en giflkelk ruimde hij allen uil den weg, die hem in zijne eerzuchlige plannen dwarsboomden of hem vijandig gezind waren; o. a. liet hij een zijner neven, den kardinaal Johannes Borgia, vergiftigen, den derden gemaal zijner zuster Lucrelia verworgen en in gemeenschap met zijn vader vele rijke Romeinen, nadalzij eerst gedwongen waren den paus lol hun erfgenaam Ie benoemen, den een voor, den ander na vermoorden. Doch in weerwil van dit alles bezat hij talent om te rceeren, waardoor hij zich zelfs lol op zekere hoogle de liefde van het volk verwierf! Di zijn nieuw vorstendom schiep hij eene voorbeeldige orde en een ongekende veiligheid. Leo verhaalt in zijne geschiedenis van Balie: «Cesar stelde Bamiro d'Orco lol gouverneur over zijn nieuw vorstendom aan en schonk hem eene bijna onbeperkte volmacht. Deze zuiverde het gewest weldra van alle slecht gespuis, deels door hel ter dood le brengen, deels door liet te verjagen, en hield het zuiver door hel uitoefenen van eene gestrenge politie, totdal Cesar geloofde, dat er genoeg strengheid aangewend was en dal hij nu de gemoederen met zich verzoenen en de verantwoording voor de vroegere hatelijke maatregelen van zich af en op zijn werktuig werpen moes!. Nu liet hij eensklaps Ramiro grijpen en des nachts op een schavot le Cesena in twee stukken houwen; des morgens vonden de inwoners de bijl en de beide helften van het lichaam. Grondeigenaars en kooplieden genoten onder de nieuwe regeering eene ongekende rust. Aan alle eischen eener goede inrichting van het staatsbestuur was op eene voorlrefFelijke wijze voldaan." Moe onwettig, hoe onvereenigbaar met de toenmalige staalkundige begrippen het ontstaan van een onafhankelijk vorstendom in den Kerkelijken staat ook was, toch wist Alexander VI liet college van kardinalen over le halen om daaraan hunne goedkeuring te hechten. Hij verkocht 12 kardinaalshoeden voor geld en voor de toeslemming om zijn zoon met de veroverde landschappen te beleenen, en wist hierdoor eene meerderheid in het college te verkrijgen. Wat kon in die dagen le Rome ook onmogelijk genoemd worden? Doorgoud of geweld kon men alles gedaan krijgen. Geene misdaad werd ooit gestraft, indien zij met goud verzoend worden kon. Goud ontsloot den we" tot de hoogste ambten, doch voerde ook Ier dood, wanneer hel de hebzucht van den heiligen vader al te zeer opwekte. Fabelachtige sommen vloeiden in de kas van den paus, die dit geld met zijne minnaressen en zijne dochter Lucrelia op de ons reeds bekende wijze verbraste en zijne schaaintelooze leefwijze ook zonder schroom openlijk voortzette, toen duizenden vrome pelgrims uit alle landen der Christenheid te Rome samenvloeiden, om het jubeljaar 1500 te vieren. Met stomme verbazing aanschouwden dezen de gruwelen van hel pauselijk bestuur, zij brachten de berichten daarover naar hunne woonplaatsen mede en ondermijnden door hunne verhalen meer en meer den eerbied, welken een groot deel der Christelijke volken nog altijd voor het opperhoofd der kerk koesterde. Hunne berichten droegen er niet weinig toe bij om de gemoederen voor eene hervorming der kerk voor te bereiden. In dit opzicht heeft niemand misschien meer gedaan dan paus Alexander VI. Om zijne gewone leefwijze verder voort te zetten, zijne staatkundige plannen uit le voeren en de wereldlijke heerschappij van zijn zoon Cesar le bevestigen. had de paus de hulp der franschen noodig; hij aarzelde daarom geen oogenblik hel verdrag van Granada le bekrachtigen en Lodewijk XII en Ferdinand den Katholieken gezamenlijk met Napels te beleenen. Thans zetten de Franschen hun marsch onafgebroken voort. Waar zij op Napolilaansch gebied eenigen tegenstand ontmoetten, namen zij wraak door de gevangenen op de schande- Gonzalvo's woordbreuk. Oorlog tusschen de Franschen en Spanjaarden. lijksle wijze neer (e houwen; zij spaarden daarbij zelfs de vrouwen en kinderen niet. Schrik en ontzetting gingen voor hen uil, en de lafhartige Napolilaansche troepen sloven bij hunne nadering in alle richtingen uileen. Dewijl terzelfder lijd ook de Spanjaarden openlijk als Frederiks vijanden oplraden en hel bij de overeenkomst van Granada hun toegewezen land in bezit namen, zag koning Frederik Ie laat in, dat bij het slachtoffer van de trouweloosheid des Spaanscben konings was geworden. Hij durfde den strijd niet verder voortzetten. Hij deed afsland van den Iroon en onlsloeg zijne onderdanen van den eed van Irouw, hem gezworen. Vrijwillig begaf hij zich naar Frankrijk, daar bij zijn openlijken vijand meer vertrouwde dan zijn arslistigen bloedverwant. Lodewijk XII gedroeg zich jegens hem edelmoediger dan jegens Ludovico Moro. Hij schonk hem het herlogdom Anjou met 30,000 dukalen als jaarlijksch inkomen, onder voorwaarde dat bij Frankrijk niet weder verlalen zou. Frederik hield zich Irouw aan deze afspraak. Hij stierf in Frankrijk in hel jaar 1504. Bijna geheel het koninkrijk Napels was in de macht der Franschen en Spanjaarden. Slechts enkele vestingen boden nog tegenstand, onder anderen Tarente, waar prins Ferdinand, Frederiks zoon, zich met zijn opvoeder Johan de Guerra. graaf van Polenza, bevond. Gonzalvo de Cordova belegerde de stad, doch de graaf verdedigde zich, hoewel hij geheel afgesneden was, met den moed der wanhoop zoolang, totdat Gonzalvo op de hostie zwoer, dat hij den prins vrijen aftocht zou toestaan, waarheen deze zich ook wenschte te begeven. De stad werd overgegeven; doch Gonzalvo maakte zich aan de schandelijkste woordbreuk schuldig. Hij liet den prins gevangennemen en zond hem naar Spanje tol koning Ferdinand; door deze trouweloosheid wierp hij op zijn anders zoo schitterend wapenschild eene onuilwischbare smet. Hadden de Franschen en Spanjaarden zich door een roofzieken inval van hel koninkrijk Napels meester gemaakt, evenals roovers kregen zij weldra twist over de verdeeling van den buil. De hertog van Nemours, de Fransche aanvoerder, en Gonzalvo de Cordova, de Spaansche bevelhebber, waren bet niet eens over eenige onduidelijke bepalingen van bet verdrag van Granada, <;en onderhoud der beide mannen leidde lol niets; de wapenen moesten beslissen. Toen in Juni 1502 de oorlog tusschen de Franschen en Spanjaarden Ie Napels uilbrak, behaalden de eersten aanvankelijk eenig voordeel, doch Ferdinand de Katholieke wist de zegepraal door list aan zijne vanen Ie hechten. Terwijl de heide legers elkander in Italië bevochten, onderhandelden de beide vorsten. Lodewijk XII liel hel plan doorschemeren om den onttroonden koning Frederik in hel bezit van de kroon van Napels Ie herstellen. Nu zond Ferdinand zijn schoonzoon Philips naar Frankrijk en liel aan Lodewijk door diens lusschenkomst hel volgende aanbod doen: beide vorsten zouden van de regeering over Napels afzien en hunne rechten op Karei, den kleinzoon van Ferdinand, en op Claudia, Lodewijks dochter — het vroeg verloofde paar — overdragen. Den 5™ April 1503 sloot aartshertog Philips een verdrag in dezen geesl; de koning van Frankrijk, hierdoor tot vrede geneigd, slaakte hel afzenden van hulptroepen, terwijl Ferdinand zich in het geheim krachtig uitgerust en een groot aantal troepen naar Italië gezonden bad. Thans nam de oorlog in Italië eene andere wending. Nauwelijks zag Gonzalvo zich in het bezit eener toereikende macht, of hij taslle met uitstekend veldheerstalent de Franschen aan en behaalde op hen meer dan eene schitterende overwinning. De strijd der Spanjaarden en Franschen in Italië, met welks bijzonderheden wij ons hier niel kunnen bezighouden, is belangrijk in de geschiedenis, omdat Gonzalvo de Cordova daarin als hel ware de schepper van eene nieuwe krijgskunst is geworden. Hij verwierf zich door de stoutheid en het beleid, waarmede bij zijne troepen aanvoerde, groolen toem, en vele bekwame veld- Hachelijke toestand van Lodewijk XII. Dood van Alexander VI. heeren werden in zijne school gevormd. De Spaansche troepen werden in die dagen bijna als onoverwinnelijk beschouwd, dewijl hel hem gelukte hun eene dapperheid, een vertrouwen op de zegepraal en eene stoutmoedigheid in te boezemen, welke schier zonder voorbeeld waren. Ook de Franschen vochten, hoewel minder gelukkig, toch met eene door de tijdgenooten hooggeroemde dapperheid; onder hen onderscheidde zich vooral een zeker ridder René du Terrail, die algemeen onder den naam Dayard, de Ridder zonder vrees ot' blaam, bekend is. Bayard verdiende zijn eernaam, die nog heden op de lippen der nakomelingschap zweelt, niet alleen door zijne stoutmoedigheid, zijne lichaamskracht, zijne bedrevenheid in ridderlijke oefeningen en zijne met alle doodsgevaren spottende dapperheid, maar nog meer door eene onder zijne tijdgenooten zeldzame zachtmoedigheid jegens de overwonnenen, door zijne menschlievendheid, edelmoedigheid en belangeloosheid. Hij was in den edelslen zin des woords een ridder in een tijd, waarin de ridderschap hare zedelijke beteekenis reeds geheel verloren had. en er van die aloude instelling niets dan praal en titels waren overgebleven. Lodewijk XII werd door de iu Italië geleden verliezen £ii door de trouweloosheid van Ferdiuand van Aragon pijnlijk verrast. Hij moest eensklaps ondervinden, dal bij zijn meester iu arglistige en bedriegelijke staatkunde gevonden bad, want Ferdiuand verklaarde, toen het geluk zijne wapenen bad gekroond, dat bet door aartshertog Philips gesloten verdrag van nul engeeuer waarde was, wijl de onderhandelaar zijne volmacht was te buiten gegaan. Lodewijk werd door dit verraad des te zwaarder getrotlen, dewijl hij ook in Italië geene ondersteuning ontving van de bondgenooten, op wier hulp hij het meest gerekend bad, van paus Alexander VI en diens zoon Cesar Borgia. Cesar dankte zijne snel verkregen macht aan den koning van Frankrijk. De vrees voor de Franschen had lot dusver de handen zijner tegenstanders geboeid, die zich wel voortdurend bij Lodewijk XII over zijne daden van geweld en willekeur beklaagden, doch bij dezen nooit troost vonden, dewijl de kardinaal van Amboise, die dooi' Cesars invloed eens na den dood van Alexander VI zelf paus hoopte te worden, alle klachten als nietig van de hand wees. Hoeveel Alexander VI en Cesar Borgia ook aan den koning van Frankrijk dankten, toch durfden zij niet openlijk voor de Franschen en legen de Spanjaarden partij kiezen. Hunne houding was zoo weifelend en onoprecht, dat men van ben naar waarheid kon zeggen: «Alexander doet nooit wat bij zegt, en Cesar zegt nooit wal bij doet." Juisl iu dien tijd ondergingen vader en zoon de rechtvaardige straf voor hunne euveldaden. Alexander bad op zekeren avond de rijkste kardinalen uit Rome op een gastmaal genoodigd, met bet plan om hen te vergiftigen en zoo bun erfgenaam te worden. Vóór den moord begaf hij zich met zijn zoon Cesar naar de villa van den kardinaal Hadrianus van Tornelo. Hij was dorstig geworden en verlangde te drinken. De vertrouwde dienaar van Cesar bracht hem van den besten wijn, toevallig van dien, welke voor de gasten bestemd was. Alexander dronk nooit, voordat de wijn hem voorgeproefd was, want evenals hij gewoon was zijne vijanden Ie vergiftigen, zoo vreesde hij ook op den een of anderen dag in stille door hen om het leven gebracht te zullen worden. Zelfs zijn zoon vertrouwde bij niet. Zoo dronken beiden, vader en zoon, en beiden ondervonden de uilwerking van het vreeselijk vergif. Cesar werd gered; hij liet zich — naar het verhaal luidt — in de nog rookende huid van een pas geslacht muildier innaaien en behield daardoor het leven. Alexander stierf den l*Bn Augustus 1503. Hel gelaat van het lijk was koolzwart geworden en de long zoo sterk gezwollen, dat de mond niet gesloten worden kon. Naar de geschied- Paus Julius II. Perdinands ondankbaarheid jegens Gonzalvo de Cordova. schrijvers ons mededeelen, was de aanblik van hel lijk vreeselijk om aan te zien. Hel volk verhaalde, dat Alexander de gewijde hostie vergeten had. welke hij anders tot zijne bescherming bij zich droeg. Anderen verzekerden, dat het verbond, hetwelk de paus met den duivel gesloten bad, verstreken was en dat satan zelf was gekomen om de hem toebeboorende ziel te halen. Volgens andere berichten is Alexander VI aan eene kwaadaardige koorts gestorven, doch de beste geschiedschrijvers nemen de toevallige vergiftiging als bewezen aan. Cesar Borgia bad er op gerekend, bij den dood zijns vaders een overwegenden invloed op de verkiezing van een paus te zullen uitoefenen, doch dit was hem onmogelijk, daar hij doodziek ter neder lag, en al zijne vijanden stonden thans legen hem op. Een grijsaard, Pius III, besteeg den pauselijken troon en toen deze reeds na korten lijd stierf, werd de doodvijand der familie Borgia, de kardinaal Julianus van Bovero, die zich als paus Julius II noemde, gekozen. Cesar moest zelf voor dezen stemmen, daar hij voor geen enkelen zijner aanhangers de minste hoop op welslagen bad. Cesars hertogdom, ten koste van zooveel stroomen bloeds te zamen gebracht, viel geheel uit elkander, dewijl na Alexanders dood de woesteling Borgia door allen verlaten werd, zelfs door zijne vroegere vrienden en vleiers, die hem alleen uil vrees onderdanig waren geweest * . Lodewijk XII, die alle uitzicht op hulp van de zijde van Alexander en Cesar Borgia moest opgeven, rustte zich. verontwaardigd over de trouweloosheid van Ferdinand den Katholieken, ten strijde toe. Doch in den oorlog, die met kracht hervat werd, behaalde bij geene lauweren. Gonzalvo versloeg de Franschen den "27™ December 1503 hij deGarigliano zoo totaal, dat slechts enkele treurige overblijfsels van het leger naar Frankrijk konden terugkeeren. Lodewijk XII zag zich, uit vrees, dat hij door de Spanjaarden ook uil Milaan verdreven zou worden, genoodzaakt hun Napels over te laten en den lle» Februari 1504 een driejarigen wapenstilstand te sluiten. Gonzalvo de Cordova bleef te Napels als Spaansch stadhouder, en regeerde met eene schier onbeperkte koninklijke macht; op grond van de groote diensten door hem aan Ferdinand den Katholieken bewezen, en in het vertrouwen op de gunst van koningin Isabella, waagde hij hel meer dan eens, wanneer hij dit noodzakelijk achtte, koninklijke bevelen te overschrijden. Ook zijne uitgaven gingen de hem gestelde perken ver Ie buiten, hij besteedde de inkomsten des lands zonder die te verantwoorden naar zijn goeddunken, alsof hij zeil' de absolute koning was. Zoolang Isabella leefde, woog hare voorspraak op legen de klachten, die aan het Spaansche hof steeds luider tegen Gonzalvo werden aangeheven. Doch daar na haar dood Maximiliaan en zijn zoon Philips aanspraak op Napels maakten en Gonzalvo's benijders het vermoeden uitspraken, dat hij öf zich aan Philips' zijde scharen öf eene poging aanwenden zou om in Napels een onafhankelijk koninkrijk te slichten, besloot Ferdinand den veldheer, die door de groole diensten, welke hij bewezen had. al te machtig was geworden, van zijne waardigheid te ontzeilen. Dankbaarheid kende Ferdinand niet, hij liet zich door geene andere beweegreden dan zijn staatkundig eigenbelang leiden, en toonde dit opnieuw door de trouwelooze wijze, waarop bij den man behandelde wien hij niels minder dan hel bezit van het koninkrijk Napels dankte. *) De vroeger zoo machtige Cesar Borgia moest eindelijk, nadat hij de Komagna verloren had, te Napels bij de Spanjaarden eene schuilplaats zoeken. Gonzalvo zond hem gevankelijk naar Spanje. Hoewel het hem na twee jaren gelukte, uit de gevangenis te ontsnappen , kwam hij toch nooit weer in het bezit zijner vroegere macht Bij zijn zwager, koning Johan d'Albret van Navarra, vond hij een toevluchtsoord; in het jaar 15'»7 sneuvelde hij in een gevecht. Paus Julius II. Zijn karakter. In September 1506 bezocht Ferdinand zijn nieuw koninklijk, waar hij door Gonzalvo feestelijk ontvangen werd. De koning behandelde den verdienstelijken veldheer uiterst genadig; geen eerbewijs, geene onderscheiding, welke hem niet van 's konings zijde ten deel vielen. Deze verhouding werd gedurende bet geheele verblijf van Ferdinand te Napels door niets gestoord. Gonzalvo liet zich dan ook zonder moeite overhalen om Ferdinand naar Spanje te vergezellen, toen deze in Augustus 1507 derwaarts terugkeerde. Hier werd Gonzalvo door den adel, die hem vereerde, met de hoogste onderscheiding ontvangen, maar aan het bof vond bij voorlaan niets dan afgunst en argwaan; bij moest zich op zijne landgoederen terugtrekken en zijn vurigste wensch, evenals vroeger zijn vaderland met zijn zwaard temogen dienen, bleef onvervuld. EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Paus Julius TI. Zijn karakter. Herstelling van den Kerkelijken staat. Opstand te Genua. Genua door Lodewijk XII onderworpen. Maximiliaan neemt den titel van lïoomsch keizer aan. Vruchtelooze strijd van Maximiliaan tegen Venetië. Sebaamtelooze ligue van Kamerijk. Ongelukkige wending van den oorlog voor de Venetiauen. De tigne van Kamerijk ontbonden. Padua tevergeefs door Maximiliaan belegerd. De heilige ligue. Vruehtelooze afloop van het concilie te Pisa. Hardnekkige strijd. Gaston de Foii. Overwinning bij Ravenna. Uitbreiding der heilige ligue. De Zwitsers. Maximiliaan Sforza te Milaan. De Franschen uit Italië verdreven. Terugkomst der Medici te Florence. Maximiliaan met den paus verzoend. Dood van Julius II. De heilige ligue ontbonden. Verbond tusschen Frankrijk en Venetië. Milaan door de Franschen veroverd en weer verloren. Slag bij Novara. Dood vau Lodewijk XII. Julius II, de nieuwverkozen paus, had door een bijzonder gelukkigen samenloop van omstandigheden bij zijne verkiezing den 31ett October 1503 de stemmen van alle partijen op zich vereenigd. Door zijn langdurig verblijf in Frankrijk had hij zich bij de Fransche partij groole sympathie verworven. Ook de kardinaal van Amboise, die de hoop opgegeven bad, zelf paus te worden, begunstigde deze keus, wijl hij hoopte, dat Julius in het vervolg een trouw bondgenoot voor Frankrijk zou zijn. De Italianen kenden zijn nationaliteitsgevoel en rekenden er op. dat hij met kracht voor de onafhankelijkheid van Italië in de bres zou springen. Zelfs Cesar Borgia werd voor Julius gewonnen, toen deze zijn neef met Cesars dochter in het huwelijk deed treden en beloofde, bet hertogdom in de Romagua te zullen erkennen; een belofte, welke de nieuwe paus niet van plan was te houden. Julius II was een man van groole geestesgaven. Hoewel hij geen toonbeeld van een priester heelen mocht, was bij toch een kerkvorst van een geheel ander slag dan Alexander VI. Raumer schetst ons hem met de volgende woorden: «Reeds zijn uiterlijk was niet gewoon; hij was een lang, mager man met vurige oogen, een grijs hoofd en een langen afhangenden baard. Hij was goed onderwezen, vooral in de geschiedenis, een vriend van geleerden en kunstenaars, een spaarzaam huishouder, edelmoedig jegens geringen, rechtvaardig tegenover iedereen, dooi het ongeluk niet terneergeslagen en van een onwrikbaar karakter. Streven van Paus Julius II om den Kerkelijken staat te herstellen. Anderen, dezen lof eenigszins beperkend, zeggen: »Hij liel zich door zijne drift zoozeer medeslepen, dal hij niet alleen overijlde handelingen beging, maar zich in bel algemeen meer als een oorlogsvorst dan als een kerkvorst gedroeg. Ook gebruikte hij zijn pauselijk gezag lot bereiking van wereldsche doeleinden en bij ondermijnde de macht der kerk door baar hoogste doel uit liet oog te verliezen of althans bij zaken van minder belang achter te stellen." Zonder deze beschuldigingen als onrechtvaardig te verwerpen, antwoorden des pausen verdedigers: »Dat Julius mei het grootste beleid en eene onwrikbare standvastigheid gedurende zijne gansche regeering werkzaam was ter bereiking van Iwee oogmerken, de herstelling van den Kerkelijken slaat ei. de verdrijving van vreemde volken uit Italië; dat hij op zulk een hoogen leeftijd en met terzijdestelling van alle gemak en genoegen niet, gelijk zoo menig paus, voor de verheffing zijner bloedverwanten, maar voor bet welzijn der kerk en voor de vrijheid van zijn vaderland streed, en zelfs voor geen doodsgevaar terugdeinsde, dit alles verdient geen berisping maar lof en bewondering." Met kracht. beleid en standvastigheid zette Julius zijn plan ter herstelling van den Kerkelijken slaat door; dat hij zich daarbij weinig bekommerde om zijne belofte, aan Cesar Borgia gedaan, werd hem door zijne tijdgenooten. die zijne pogingen hoog waardeerden, gaarne vergeven. Cesar, tegen wien al zijne oude vijanden in verzet kwamen, werd, gelijk wij reeds verhaalden, van zijn hertogdom beroofd: de voormalige kleine vorsten werden echter door Julius II niet in hun vroeger gezag hersteld, hij beoorloogde ben in legendeel en dwong hen weder onderdanen der kerk Ie worden. Ook Borgia werd in bet jaar 1506 weder aan den Kerkelijken slaat toegevoegd. Met Frankrijk stond Julius II tot dezen lijd in de beste verstandhouding. Deze werd echter verstoord, toen Lodewijk XII len aanzien van de aanhechting van Bologna eene dubbelzinnige houding aannam en bovendien in weerwil van 's pausen dringende beden, der oproerige stad Genua eene zware straf oplegde. Genua had onder Frankrijks oppergezag nog een zekeren schijn van vrijheid behouden, waarvan ecliler niet bet eigenlijke volk, maar wel vier aanzienlijke adellijke familien, die bijzonder in de gunst der Franschen deelden, de Iloria's, de Spinola's, de Fieschi's en de Grimaldi's, de vruchten plukten. Deze vier familiën benoemden de helft van alle beambten, bet volk daarentegen verlangde, dat de populares, waartoe ook de eenigszins vervallen oude adel, die niet tot die vier familiën behoorde, gerekend werd, twee derden, de vier genoemde familiën slechts een derde der overheidspersonen benoemen zouden. Hoe billijk en gematigd die eisch ook was, toch werd hij kortaf geweigerd. De verbittering des volks tegen de vier heerschende geslachten en hunne beschermers de Franschen, groeide met den dag aan; zij leidde eindelijk tot een opstand, tot welker uitbarsting eene zeer onbeduidende omstandigheid aanleiding gaf. Een Doria en een gewoon burger geraakten op de markt over een aankoop van champignons in twist. De trotsche Doria, geërgerd, wijl een eenvoudig burgerman hem de paddestoelen, welke hij koopen wilde, betwistte, gaf zijn tegenstander een vuistslag in het aangezicht. INu liep deze mei den uitroep: »Volk. er uil!" door de straten en wekte zijne medeburgers tot wraakoefening op. De opstand greep zoo snel om zich heen, dal er aan geen tegenstand te denken viel; wel tracbtle de Fransche stadhouder het oproer te stillen, door den eisch omtrent de populares in te willigen, doch het was te laat. Geheel Genua was in rep en roer, wierp het Fransche juk af en benoemde een zijdeverwer, Paul da Xovi, lot doge van de opnieuw onafhankelijk gemaakte republiek (13 Maart 1507). Groot was de vreugde over de herwonnen vrijheid, maar zij was niel van langen duur. Toen Lodewijk XII zelf aan hel hoofd van een machtig, uit Franschen en Zwitsers bestaand leger kwam aanrukken, werden de opstandelingen door een panischen schrik bevangen. Zij waagden hel niel eens een pas Ie verdedigen, waar zij den Franschen met het beste Opstand te Genua onderdrukt, Maximiliaan wordt Roomsch keizer. gevolg den weg hadden kunnen versperren. Zij sloegen lafhartig op de vlucht, gaven den koning hunne slad over en smeekten om genade. Lodewijk XII ging tegen hen met de uiterste gestrengheid te werk. In weerwil van 's pausen voorspraak liet hij een aantal burgers, en onder dezen ook de doge, die op zijne vlucht gevangengenomen was, ter dood brengen. Alle oude privilegiën der Genueezen werden vernietigd. De koning liet een tort bouwen, dat de slad bestreek, en legde bovendien der bevolking eene zware oorlogsschatting op. De Genueezen moesten het nog als eene hooge gunst beschouwen dat zij een stedelijken regeeringsvorm kregen, welke hun althans in schijn eenige vrijheid liet, hoewel zij inderdaad geheel aan Frankrijk onderworpen waren. De nieuwe uitbreiding van Frankrijks macht in Italië boezemde paus Juhus II te recht ernstige bezorgdheid in. Hij wendde zich tot Maximüiaan en drong bij dezen er op aan, dat hij zich naar Rome begeven zou, om daar overeenkomstig de aloude gewoonte de keizerskroon te halen. Maximiliaan, die buitendien op Lodewijk XII verstoord was, sinds deze de verloving zijner dochter Claudia met 's konings kleinzoon Karei verbroken had, nam des pausen uitnoodiging zonder aarzelen aan. Hij wilde de Fransche macht in Italië vernietigen, doch de Duitsche rijksvorsten deelden zijne plannen niet. Zij hadden niet den minsten lust hun goud en het bloed hunner soldaten in een nutteloozen strijd om Italiaansch grondgebied te verspillen. Maximiliaan moest dus tot zijne eigen hulpmiddelen de toevlucht nemen en ten gevolge hiervan kon hij slechts een zeer kleine, voor een veldtocht tegen Italië geheel onvoldoende krijgsmacht in liet veld brengen. In weerwil hiervan zag hij niet van de dwaze onderneming af. m wendde zich tot de Venetianen met den eisch van vrijen doortocht over hun grondgebied. De republiek weigerde dit, en toen Maximiliaan aan het hoofd zijner troepen verscheen, wilde men hem alleen vergunnen, zonder krijgsmacht naar Rome te reizen, Nu gaf' liij wel het plan tot dien tocht op en 11ain hij, zonder de pauselijke kroning af te wachten, den 3en Februari 1508 te Trente den keizerlijken titel aan, maar hij besloot thans zijn leger tegen de republiek Venetië aan te voeren. Hij deed dit dan ook. maar zonder eenig noemenswaardig gevolg en verliet weldra het leger, dat nu nog ongelukkiger streed dan vroeger. De Venetiaansche veldheer Alviano versloeg de Duitschers en veroverde zelfs Frioul en Dalmalië. Maximiliaan, die hierover geen wraak kon nemen en bij eene voortzetting van den oorlog slechts grootere verliezen duchtte, zag zich genoodzaakt den 2lBtl April laüH een vrij vernederenden wapenstilstand te sluiten. De uitbreiding, welke de macht van Venetië ten gevolge van dezen laatslen oorlog gekregen had, maakte den naijver van Lodewijk XII gaande. Reeds sinds lang was de republiek wegens haar aangroeienden rijkdom en haar zich steeds uitbreidend grondgebied het voorwerp van den haat der Europeesche vorsten. Nu zij zelfs keizer Maximiliaan overwonnen en haar gebied opnieuw vergroot had, was zij in hunne oogen gevaarlijk. Het gebied der republiek van Venetië omvatte in die dagen een niet onbeduidend deel van het Ilaliaansche vasteland, in de laatste jaren was hare heerschappij, ten gevolge van de wijze staatkunde der regeering, ook over eenige deelen der Romagna, een deel van het Milaneesche grondgebied, eu eenige Napolitaansche sleden uitgebreid. Ruiten Italië bezat zij de kusten van Dalmalië, de eilanden Cyprus en Candia en een groot aantal kleinere eilanden en steden, welke zij dapper tegen de aanvallen der Turken verdedigd had. Hoewel de onzen lezers bekende aristocratische regeeringsvorm door de Veneliaansche overheid met ijzeren consequentie gehandhaafd werd, voelden toch de beoefenaars van wetenschap, kunst en nijverheid, de kooplieden en landbouwers zich recht te huis in eene slad, welker strenge wetten hen beveiligden tegen willekeurige aanvallen. Macht van Venetië. Schandelijke ligue van Kamerijk. De rijkdom der republiek was ten gevolge van hare uitgebreide handelsbetrekkingen ongeloolelijk aangegroeid. Wel deed zich toen reeds de uitwerking der ontdekking van den zeeweg naar Oost-Indië door de Portugeezen gevoelen, doch tot lieden had die gebeurtenis aan den Venetiaanschen handel geen belangrijke afbreuk gedaan. Tegen deze machtige, rijke republiek, die zich door hare dappere, met de grootste volharding voortgezette oorlogen tegen de Turken zulke schitterende verdiensten jegens de Christenheid had verworven, werd thans in alle stilte een schandelijk verbond gevormd, dat even dom als baatzuchtig was. Den 19™ December 1508 werd de ligue van Kamerijk, gesloten lusschen Maximiliaan, die kort te voren een wapenstilstand met de Venetianen had aangegaan en wien dus het eergevoel had moeten verbieden, tol bet bondgenootschap toe te treden; Lodewijk XII van Frankrijk, wiens begeerte naar Italiaansch grondgebied Frankrijk reeds op zulke zware otters te staan was gekomen en die vroeger in vereeniging met de Venetianen Milaan veroverd had; Ferdinand den Katholieken, die insgelijks zijne veroveringen in hel Napelsche voor een deel aan den bijstand van Venetië dankte, en paus Julius II. die wel reden had zich wegens liet bezetten van eenige deelen der Romagna door Venetië te beklagen, doch die had moeten inzien, dal het voor zijn plan, de herstelling van den Kerkelijken staat, veel gevaarlijker was, de Fransehen, Spanjaarden en Duitschers dan de Venetianen in Italië Ie doen heerschen. Hel eigenlijk doel van het verbond van Kamerijk, dal voorshands nog geheim gehouden werd, was der republiek al die deelen van haar grondgebied te ontrooven, welke vroeger in hel bezit van een der bondgenooten waren geweest of waarop dezen aanspraak maakten, onverschillig of de republiek die door middel van geweld of langs den weg van verdragen verworven had. Zoo maakte Ferdinand de Katholieke aanspraak op de Napolitaansche sleden en Lodewijk XII op hel voormalig gebied van Milaan, hoewel beide vorsten deze gewesten aan Venetië bij verdrag afgestaan hadden. Hoe schandelijker de ligue van Kamerijk, die immers niets dan een rooversovereenkomst in bet groot was, in de oogen der bondgenooten zeil moest zijn, des te meer poogden zij hunne verfoeilijke ondernemingen voor zich zelf te rechtvaardigen. Onder anderen heet het in het verdrag: ».... hel is niet alleen nuttig, deugdzaam en eervol, maar volstrekt noodzakelijk, dal de verontwaardigde bondgenooten, tol hel oefenen van eene rechtvaardige wraak, en tol beteugeling van de onverzadelijke hebzucht en veroveringsdorst der Venetianen, als tot het blussehen van een algemeenen. gevaarlijken brand, toesnellen. Het verbond beeft ten doel de verdediging van den heiligen apostolischen stoel en het welzijn der geheele Christenheid. De paus zal den keizer nog in 't bijzonder aansporen overeenkomstig zijn phchl de kerk te verdedigen, opdat bij met een goed geweten den gesloten vrede kunne verbreken en Venetië aanvallen. Het plan voor den veldtocht werd in dien zin vastgesteld, dat Lodewijk Xll den 3™ April een aanval op de grenzen der republiek zou doen, terwijl terzelfder lijd de paus zijn banbliksem tegen haar slingeren en Maximiliaans hulp inroepen zou, opdat deze, zonder zijne eer Ie bezoedelen, zijn gegeven woord schenden en den wapenstilstand verbreken kon. Te gelijk zouden de kleinere Italiaansche vorsten, die beloofd hadden lol bel verbond toe te treden, zich op den vijand werpen en de bun vroeger ontrukte gewesten heroveren. Dit geheime plan was des te verraderlijker, omdal nog na hel sluiten van het verdrag de verschillehde bondgenooten zich zeer vriendschappelijk jegens de republiek gedroegen. Alleen paus Julius II, die over zich zelf niet tevreden was en inzag, welk een grooten misslag bij begaan had door tol de ligue van Kamerijk toe te treden, was oprechter: hij gaf der republiek kennis van het gesloten verbond en verklaarde zich bereid zich daaraan te Hachelijke toestand van Venetië. Merkwaardig besluit. onttrekken, indien Venetië hem Faënza en Rimini met het grondgebied dat vroeger aan den Kerkdijken staat had toebehoord, teruggaf. Een deel van den Venetiaansehen Senaat was van oordeel, dat 's pausen eisen ingewilligd moest worden. Daarentegen verklaarde Domencio Trevitani, dal het gevaar niet zoo groot was als hel scheen, dewijl de republiek rijk en machtig genoeg was om den oorlog te wagen tegen den onnatuuiiijken vorslenboml, die bovendien zeker spoedig uil elkander zou spatten, en dat de republiek een gebied, hetwelk zij eenmaal in bezit had genomen, nooit weder mocht afslaan. Dit gevoelen behield de overhand; het aanbod van den paus werd afgeslagen en .Inluis bleef bij de ligue van Kamerijk. Het was een stout besluit der Venetianen om aan al de bondgenooten bet hoofd te bieden, want de republiek stond geheel alleen tegenover hare vijanden. Ook de Florenlijnen, wier belan,r medebracht den Venetianen bij te staan, bleven onzijdig. Zij waren no" in een oorlog met Pisa gewikkeld, die eerst in Juni lol)!) met de onderwerping dezer stad eindigde; bovendien heerschte er (usschen de beide republieken zulk een ingekankerde naijver, dat een verbond tusschen baar niet gemakkelijk tot stand komen kon. Het begin van den strijd, die in April uitbarstte, was ongelukkig voor de \enetianen. Het bleek, dat de republiek op hare troepen niet vertrouwen kon en ei tusschen hare beide eerste veldbeeren een zeer betreurenswaardige tweespalt bestond. De stoutmoedige Alviano wilde een krachtigen aanvallenden oorlog voeren, de voorzichtige Pitegliano wilde zich uitsluitend tot de verdediging bepalen. Het gevolg van dit verschil van gevoelen was. dat de oorlog zeer weifelend gevoerd werd, en toen het nu den 14™ Mei tot een beslissend treilen met de Franschen kwam. werden de Venetianen bij Agnadello ot Vaila zoo totaal verslagen, dat zij den vijand de verovering der Milaneesche steden en gewesten bijna niet konden beletten. De verslagenheid over de geleden nederlaag was te Venetië onbeschrijfelijk groot. Men had zoo zeker op eene overwinning gerekend, en nu za<* men eensklaps het leger vernietigd, den vijand overal in het voordeel, de eene stad na de andere in zijne macht en de republiek buiten slaat de geleden verliezen te herstellen. In dezen hachelijken toestand nam de regeering een merkwaardig besluit hetwelk door eenige schrijvers als de vrucht der hoogste staatsmanswijsheid uitbundig geprezen, door anderen als een uitvloeisel van verachtelijke kleinmoedigheid scherp gehekeld wordt. Ten einde al hare kracht tol de verdediging van de stad Venetië Ie kunnen aanwenden, verklaarde de republiek dat zij alle steden en gewesten op hel Italiaansche vasteland, die onder hare heerschappij stonden, van den eed van trouw ontsloeg en hun de vrijheid teruggaf. on,ni|ldellijk gevolg van dit besluit was het verlies van een aantal belangrijke steden, die aanstonds door den paus of door den keizer bezet werden. Hel doel van den maatregel, de beveiliging van de hoofdstad, werd echter bereikt, want hier werd thans de geheele krijgsmacht van Venelië saamgel rokken. Weldra bleek, dat liet zonderlinge besluit der Veneliaansche regeering op de voormalige, thans van haar eed ontslagen onderdanen der republiek een door niemand verwachten invloed uitoefende; alle jammeren, aan den oorlo" verbonden, werden thans den in het land gedrongen vijand ten laste gele"d° r !!.,ide vroeger meer dan eene slad over de aristocratische regeerincn October 1511 met Ferdinarid den Katholieken en mei de republiek Venetië de heilige ligue, die de eenheid der kerk, welke door hel concilie te Pisa met eene scheuring bedreigd werd, bewaren, Bologna en andere den Kerkdijken staat ontrukte leenen heroveren en alle vreemde vijanden der kerk, mei andere woorden de Franschen, uil Italië verdrijven moes!. Op kerkelijk gebied deed de ligue terstond haar invloed gelden, want Lodewijk XII was niet in slaat aan zijn concilie eenig gezag Ie verzekeren. ij hebben reeds verhaald, dal het noch Ie Pisa, noch op andere plaatsen waarheen het verlegd werd, eenigen invloed op de kerkelijke zaken kon verkrijgen, terwijl de Laleraansche, door den paus bijeengeroepen kerkvergadering, die den 2"1 Mei 1312 samenkwam, door niel minder dan 16 kardinalen en ruim 80 bisschoppen bezocht werd en door bijna de geheele Christenheid als het eenig wettige concilie werd beschouwd. Niel zoo gelukkig was de heilige ligue in haar strijd op wereldlijk gebied. Lodewijk XII had zijn leger aanzienlijk versterkt en hel bevel daarover opgedragen aan een even talentvol als dapper aanvoerder. Gaston van Foix, hertog van Nemours, zijn 2ijarigen neef. Deze verijdelde de herovering van Bologna door de ligue, hij versloeg de Venelianen en ontrukte den vijand de door hem bezette stad Brescia opnieuw. Hij maakte den Franschen naam in Italië geduehter dan ooit Ie voren, zoowel door zijne onstuimige dapperheid als door zijne onmenschelijke wreedheid, welke in hel hart der Italianen een onverzoenlijken haai tegen de vreemdelingen ontbranden deed. Deze haat gaf zich lucht in een opstand van vele Venetiaansche steden en de zaken namen nu voor Frankrijk een zeer ongunstigen keer, te meer daar ook koning Hendrik VIII van Engeland lol de ligue toetrad en Maximiliaan met de Venelianen een wapenstilstand sloot (6 April 1512). In stille had deze Irouwlooze bondgenoot van Lodewijk XII zich reeds met den paus en met Ferdinand den Katholieken verzoend; hij riep tengevolge hiervan ook zijne Builsche lansknechten uit het Fransche leger lerug. Nog eens behaalden de Franschen eene schitterende zegepraal. Gaston van Foix wist de aanvoerders der Duilsche lansknechten over Ie halen om hel keizerlijk bevel tot terugroeping nog geheim te houden en hem in een laatste treilen met den vijand hulp Ie verleenen. Den 12en April 1312 verraste de dappere veldheer het leger der ligue bij Ravenna en vernietigde de vijandelijke macht bijna geheel. Doch duur moesten de Franschen de zege koopen. Gaslon van Foix sneuvelde, nadat de slag reeds gewonnen was. Zoo zwaar was de nederlaag der ligue, dal de bondgenooten bijna den moed verloren. Zelfs Julius II weifelde een oogenblik, of hij den strijd al dan niet voortzetten zou. Toen de Franschen echter van de behaalde overwinning geen partij trokken, toen zij zich integendeel aan allerlei uitspattingen overgaven en zelfs een deel van het leger verliep, haalden de verbondenen weer ruimer adem. Een Spaansch leger trok naar Toscane en bewerkte, dat de uit Florence verbannen Medici voorloopig als eenvoudige burgers weer in die stad opgenomen werden en dat de republiek tot de ligue toetrad. Leo X wordt paus. trans I, koning van Frankrijk. Paus Julius II wendde zich lol de Zwitsers en haalde hen over een werkzaam aandeel aan den oorlog legen Frankrijk Ie nemen. Twintigduizend Zwitsers drongen hel Milaneesche gebied binnen, verjoegen de Franschen en stelden Maximiliaan Sforza, den zoon van Ludovico Moro, lol hertog aan. Eenige grensgewesten namen zij voor zich in bezit; de paus verkreeg Parma en Piacenza; ook Bologna kwam weder aan den Kerkelijken staat en Genua werd opnieuw onafhankelijk. Zoo zegevierde de heilige ligue legen hel einde van het jaar 1512 op alle punten. Paus Julius smaakte de groole voldoening, door zijne rustelooze krachtsinspanning Italië van de Fransche heerschappij verlost Ie hebben, doch hij moest ook met diepe smart ondervinden, dat de door hem geslichte bond teekenen van ontbinding begon te vertoonen. Na zulke schitterende overwinningen begonnen de Venetianen in hunne trouw te wankelen; zij onderhandelden met Lodewijk XII. Julius II beleefde hun afval niet, hij stierf den 21™ Februari 1513 aan eene kwaadaardige koorts. De kardinaal Giovanni de Medici, de tweede zoon van Lorenzo el Magnifico. volgde hem op den pauselijken zetel onder den naam Leo X. De dood van den stichter der heilige ligue werd weldra door hare geheele ontbinding gevolgd, er kwam zelfs een in de gegeven omstandigheden zeer onnatuurlijk verbond tusschen Lodewijk XII en de Venetianen, ter herovering van Milaan, tot stand; eenig duurzaam gevolg had dit vei bond echter niet, want den 6en Juni werden de Franschen, nadat zij aanvankelijk eenige voordeelen behaald hadden, bij Novara door de Zwitsers geheel verslagen. Zij leden zulke zware verliezen, dat zij zich uit Italië terugtrokken en de Venelianen aan hun lot overlaten moesten. Dezen delfden den 7en October tegenover de Spaansche en pauselijke troepen het onderspit en daar Lodewijk XII dooide Engelschen, de Duitschers en de Zwitsers, gelijk wij in de geschiedenis van frankrijk verhaald hebben, sterk in het nauw gebracht werd, was hij niet in slaat de smet uit te wisschen, die bij Novara op de Fransche wapenen geworpen was. Eer hij zijn plan om den oorlog in Italië met nieuwe kracht te hervallen, ten uitvoer brengen kon, stierf hij den 1™ Januari 1515. TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. I'l'nnk rijk en Italië. Frans I. Zijn karakter. Zijne veroveringsplannen. Dubbelzinnige houding van Leo X, Krijgstoerustingen. De zwarte bende. Strijd met de Zwitsers. De slag bij Marignano. Milaan veroverd. Maximiliaan Sforza legt zijne waardigheid neder. Oorlog van keizer Maximiliaan met de Venelianen. Maximiliaans kleinmoedigheid. \ erdrag van Novon. De eeuwige vrede met de Zwitsers. Verval van Venetië. Slecht bestuur van koning Frans I na den vrede. Het concordaat. 1" rans I (1515—1547), hertog van Angoulême, dc opvolger van Lodewijk XII, was een achterkleinzoon van hertog Lodewijk van Orleans en van Valentina Visconti, wier schijnbare rechten op Milaan hij terstond na zijne troonsbestijging besloot te doen gelden. trans l was eerst 21 jaar oud, toen hij den troon beklom. Het Fransche volk koesterde omtrent hem de beste verwachtingen, want zijne aangename vormen, zijne vriendelijke voorkomendheid, met koninklijke waardigheid vereenigd, namen aanzienlijken en geringen voor hem in; vooral de vrouwen waren den schoonen jongen man met zijne levendige oogen en zijn gekrulden Karakter van Frans I. Zijne plannen en krijgstoerustingen. baard, den ridderlijken koning, die zoo zacht en vriendelijk wist Ie spreken, zeer genegen. Zijne schitterende geestesgaven, zijne snelle bevalling, zijn slerk geheugen eu zijn scherpzinnig versland deden ook de staatslieden veel van hem hopen. Tot hunne droefheid zouden zij spoedig bemerken, dal de innerlijke waarde van dien man volstrekt niet aan zijne schitterende uiterlijke hoedanigheden beantwoordde. Frans was wel een volleerd ridder, zeer bedreven in het hanteeren der wapenen en in ridderlijke spelen en een meester in de vormen van hel hofleven, maar geen vorst noch veldheer. Hij was krijgszuchtig en tuk op verovering, doch voor hel welzijn des volks had hij oog noch hart. Den burgerstand verachtte hij, rechl en wel waren voor hem slechts klanken, waarom hij zich dan ook volstrekt niet bekreunde. In zijn onverzadelijken doisl naar zingenot verkwistte hij de inkomsten der kroon bij schitterende feesten, terwijl hij te gelijker tijd goed en bloed zijner onderdanen aan zijne eerzucht ten otter bracht en aan onwaardige gunstelingen een onbepaalden invloed op de regeering toestond. Frans was in liet jaar 1514 met Lodewijks dochter Glaudia in den echt gelreden; hierdoor was hij in het bezit gekomen van Bretagne en de inwendige rust van Frankrijk scheen daardoor verzekerd. Hij spande dus alle krachten in om zijne aanspraken op het hertogdom Milaan te doen eerbiedigen. Nadat hij besloten had, zoo spoedig mogelijk den oorlog in Italië aan Ie vangen, zette hij de reeds door Lodewijk XII begonnen toerustingen krachtig door, terwijl hij met naburige staten onderhandelde, om legen een aanval in den rug beveiligd te zijn. Met den jongen aartshertog Karei, den erfgenaam der Nederlanden, en mei koning Hendrik VIII van Engeland slool Frans I vriendschapsverdragen en met de republiek Venetië een aanvallend verbond legen Milaan. Minder gelukkig slaagde hij in zijne pogingen om de andere vorsten voor zich Ie winnen. Wel betoonde paus Leo X zich niet ongenegen tot een verbond, maar zijne betuigingen van vriendschap waren bedriegelijk, hij trachtte de onderhandelingen slechts Ie rekken en hoewel hij beloofde, dat hij in elk geval onzijdig blijven zou, had hij reeds heimelijk verdragen gesloten met Ferdinand den Katholieken, keizer Maximiliaan, de Zwitsers en Maximiliaan Sforza en den laatste het hertogdom Milaan gewaarborgd. Daarom weigerden ook de Zwitsers elke verbintenis met Frankrijk; zij zonden de Fransche gezanten terug, zonder hun gehoor te verleenen. Frans liel zich door het tegen hem geslolen verbond niet van zijne eerzuchtige plannen afbrengen; inderdaad schenen de vijanden, welke hij voor het oogenblik te bestrijden had, niet bijzonder gevaarlijk. Hertog Maximiliaan Sforza was een lafaard, dien het volk verachtte en voor wien de Italianen zeker niet met geestdrift zouden vechten. Ferdinand de Katholieke had in zijn eigen land de handen vol en keizer Maximiliaan kon nooit van de Duitsche rijksvorsten ter rechter lijd de noodige hulp verkrijgen. Alleen de macht der dappere Zwitsers scheen te duchten en tegen dezen riep Frans dan ook een leger van niet minder dan 60,000 man onder de wapenen. De kern van zijn voetvolk vormden 20,000 Nederlandsche lansknechten onder den hertog van Gelre, Karei van Egmond; van deze lansknechten waren f>000 man door hunne zwarte wapenrusting en zwarte banieren van de anderen onderscheiden. De «Zwarte bende", — zoo noemde men deze afdeeling — was bij vriend en vijand gevreesd. In den zomer van het jaar 1515 had Frans zijn leger bij Lyon vereenigd; bij plaatste zich aan het hoofd zijner Iroepen en rukte, nadat hij zijne moeder, Louise van Savoie, tol regentes van Frankrijk benoemd had, naar Grenoble op. Hier vernam hij tot zijn schrik, dat de Zwitsers met 20.000 man den uitgang der beide wegen over de Alpen, over den Mont Cenis en over den Mont Genèvre, welke gewoonlijk door de Fransche legers gebruikt werden, bewaakten. Daar 20,000 Zwitsers de Alpenpassen gemakkelijk legen een tienmaal Tocht over de Alpen. Slag bij Marignano. Milaan veroverd. sterker vijand verdedigen konden, bevond Frans zich in groote verlegenheid; hieruit werd hij echter verlost door den ouden condottiere Trivulzio, die de voetpaden door het gebergte zeer nauwkeurig kende. Terwijl een legerafdeeling voor de leus naar den Mont Ceiiis en den Morit Genèvre oprukte, voerde Trivulzio een groot deel der troepen langs hoogst moeilijke en gevaarlijke paden, die in het oog der Zwitsers voor den overtocht van een leger geheel onbruikbaar waren, over de Alpen. Wel ontvingen de Zwitsers omtrent de bewegingen des vijands herhaaldelijk berichten, doch zij sloegen daaraan geen geloof, voordat eene Milaneesche afdeeling ruiterij bij Villafranca door de Franschen overvallen en verslagen was. Daar het thans te laat was om den marsch der Franschen te beletten, trokken zij naar Novara terug. Frans I knoopte terstond nieuwe onderhandelingen aan met den eenigen vijand, die hem gevaarlijk kon worden. Alleen de Zwitsers loch beschermden hertog Maximiliaan Sforza, wien noch de keizer noch Ferdinand de Katholieke hulptroepen gezonden hadden. Wel gelukte het den Franschen onderhandelaars niet, alle Zwitsers voor den vrede te winnen, maar zij behaalden loch een belangrijk voordeel. Zij bewerkten, dal een deel der over de Milaneezen ontevreden Zwitsers naar hunne vaderlandsche bergen terugkeerde. Hoe belangrijk dil feit voor de Franschen was, bleek weldra in den beslissenden strijd, die den 13en en li1"" September 1515 bij Marignano ontbrandde. De door den aftocht hunner ontrouwe landgenooten zeer verzwakte Zwitsers waren nauwelijks half zoo sterk als de Franschen, die door hunne meest beroemde veldheeren aangevoerd werden en in wier gelederen onder anderen ook (iayard, de ridder zonder vrees of blaam, streed *). In weerwil hiervan vochten de Zwitsers met zulk eene onstuimige woede, en onvergelijkelijke dapperheid, dat zij aan den avond van den eersten dag overal in het voordeel waren. Eerst toen legen het midden van den tweeden dag een Venetiaansch leger onverwacht den Franschen Ie hulp kwam, wendde de kans der Zwitsers, die door hunne bovenmenschelijke inspanning van twee dagen uilgepul waren. Toch wankelden zij niet. Nu liet Trivulzio de dammen die de rivier de Sambro insloten op meer dan eene plaats doorsteken. Weldra stonden de Zwilsers tot aan de knieën in het waler. Nu moesten zij zich wel terugtrekken. Zij lieten in Milaan eene bezetting van 1500 man achter en keerden naar hun vaderland terug, zonder verder verontrust te worden door de Franschen, die gaarne den wel overwonnen, maar nog altijd geduchten vijand, zoo noodig, gouden bruggen zouden gebouwd hebben. Trivulzio verklaarde met zoo vele woorden , dat de slag bij Marignano geen mensehen-, maar een reuzenstrijd geweest was; in vergelijking daarmede beschouwde hij de 18 slagen, welke hij had bijgewoond, als kindervechtpartijeu. Na den aftocht der Zwitsers was Milaan niet langer tegen de Franschen Ie verdedigen. Hertog Maximiliaan Sforza, een vadsige lafaard, wanhoopte aan de overwinning. Ilij was blijde onder vrij gunstige voorwaarden vrede te kunnen sluiten. Voor den afstand van het hertogdom aan Frans en voor de belofte, dat hij voortaan in Frankrijk verblijf houden zou, werd hem een jaargeld van 30,000 dukaten toegestaan. Ook paus Leo X, die gedurende den geheelen oorlog eene weifelende houding aangenomen had, verliet, nu de krijgskans den Franschen toelachte, de zijde zijner bondgenooten. Hij sloot met Frans I een verdrag, waarbij hij wel Panna en Piacenza aan den koning afstaan moest, doch, in vergoeding hiervoor, behalve andere belangrijke voordeelen, de verzekering ontving, dal *) Hoe hoog de dappere ridder door de Franschen vereerd werd, be\vee9 koning Frans I, die zich op het slagveld van Marignano door Bayard tot ridder liet slaan. Anders ontvingen de prinsen gewoouiyk den ridderslag van de hand eeDS vorsten. Streckfuss. V. '15 Oorloü tusschen Maximiliaan en Venetië. Verdrag van Noj'on. de Fransehen den Kerkelijken staal, de republiek Florence en bovenal de Medici legen eiken aanval beveiligen zonden. Frans I stelde, ten einde zich bel bezit van liet hertogdom Milaan Ie verzekeren, krachtige pogingen in het werk om de Zwitsers tol zijne vrienden en bondgenooten te maken; dit gelukte hem althans ten deele. I)e meeste Zwilsersche kantons bezweken voor de verleiding der Fransche gezanten, die met verkwistende mildheid geld en beloften uildeelden. Zij sloten den 7e" November lala een verdrag met Frankrijk, waaraan slechts vijf kantons, namelijk die, welke zich van een deel van het hertogdom Milaan meester gemaakt hadden, zich onttrokken. De Fransche wapenen waren in Dalië zoo gelukkig geweest, dat de naar roem en veroveringen dorstende jonge koning daardoor geprikkeld werd om ook zijne voorgewende aanspraken op het koninkrijk Napels Ie doen gelden. Hij' kwam hiervoor openlijk tegenover paus Leo X uit, met wien hij den \0™ December Ie Bologna eene samenkomst hield. Leo X kon de uitbreiding van de Fransche macht in Italië niet wenschelijk achten, hij verzelle zich echter niet rechtstreeks tegen dit plan, doch maakte den koning er slechts opmerkzaam op, dal het voor hem veel voordeeligerzou zijn. dien aanval uil Ie stellen lot na den dood van Ferdinand den Katholieken. Daar Leo in dat geval den koning zijne krachtige hulp beloofde, liet Frans I zich bewegen naar Frankrijk terug Ie keeren. Hel verwachtte sterfgeval had in Januari lolfi plaats en thans scheen inderdaad de lijd voor een aanval der Franschen op Napels zeer geschikt, want Karei, de 1 («jarige kleinzoon van Ferdinand den Katholieken, was in Spanje volstrekt niet bemind en zeker niet in slaat Napels krachtig Ie verdedigen, doch in weerwil hiervan moest Frans van den voorgenomen veldtocht afzien, daar het bezit van Milaan hem eensklaps door keizer Maximiliaan betwist werd. Tusschen den keizer en de door de Franschen slechts zwak ondersteunde Venetianen was de oorlog voorlgezel. De Venelianen belegerden Brescia, toen de keizer in het voorjaar van lolfi met een aanzienlijk leger, welks kern uil Zwitsers bestond, door de vijf tegen Frankrijk nog altijd vijandige kantons afgezonden, in Italië verscheen. De Venelianen werden genoodzaakt hel beleg van Brescia op Ie breken. Maximiliaan rukte naar Milaan op en bedreigde deze stad, indien zij niel binnen drie dagen de Fransche bezetting verdreef, mei het vreeselijkst lol. Het gevaar scheen groot, doch het werd afgewend door de wankelmoedigheid des keizers. Tien duizend Zwitsers uit de met Frankrijk verbonden kantons, verschenen voor Milaan en in de beide vijandelijke legers stonden thans de Zwitsers tegenover elkander, in den dienst van Frans I en als bondgenoolen des keizers. Zij weigerden inlusschen elkander te bestrijden; tusschen de aanvoerders der twee Zwitsersche benden hadden geheime onderhandelingen plaats, waarvan de maarschalk Trivulzio op sluwe wijze partij wist Ie trekken. Hij richtte valsche brieven aan den hoofdman der Duilsche Zwitsers, waaruit bleek, dal deze bereid was lot de Franschen over te loopen; deze brieven speelde hij behendig den keizer in banden. Maximiliaan waande zich verraden. Hij wantrouwde de Zwitsers, wier soldij hij niet regelmatig had uitbetaald, en vreesde, dat zij hem gevangennemen en aan de Franschen uilleveren zouden. Moedeloos verliet bij de legerplaats, om naar Duitschland terug te keeren. Zijn leger ontbond zich, nadat liet op barbaarsche wijze in hel land geroofd en geplunderd bad; een deel der soldaten liep zelfs lol de Franschen over. Door deze overijlde vlucht van Maximiliaan was de Fransche heerschappij over Milaan geheel hersteld. Frans I poogde die te verzekeren, door meer dan één belangrijk verdrag te sluiten, in de eerste plaats te Noyon, den I3en Augustus 1510. met den jongen koning Karei, den kleinzoon des Verval van Venetië. Het concordaat. keizers. Beide koningen verbonden zich lot het bewaren van een eeuwigen vrede en tot het verleenen van wederzijdschen bijstand. Ter bevestiging van hunne vriendschap werd Karei met de jonggeboren dochter van koning Frans verloofd; de prinses zou als huwelijksgift de Fransche aanspraken op het koninkrijk Napels medebrengen. Van de aanspraken, welke Karei als achterkleinzoon van Karei den Stouten op hel hertogdom Bourgondië kon doen gelden, werd in het verdrag niets gezegd en daardoor de deur opengezet voor latere oneenigheden. Op dit tijdstip echter waren de beide vorsten zoo vredelievend mogelijk gestemd. Een tweede, nog belangrijker verdrag sloot Frans den 29cn November 151(i met de Zwitsers, den zoogenaaniden eeuwigen vrede, waartoe thans alle Zwilsersche kantons toetraden. Frans stelde de Zwitsers rijkelijk schadeloos voor alle gemaakle oorlogskosten en slond aan elk kanton een jaargeld toe; uit dankbaarheid hiervoor beloofden de Zwitsersche overheden, hunnen onderdanen volle vrijheid te verleenen om in Franschen krijgsdienst over te gaan. De krijgsroem der dappere Alpenzonen was zóó hoog gestegen, dat Frans niet aarzelde, de grootsle oifers voor dezen voordeeligen vrede te brengen. Keizer Maximiliaan begreep, nadat Frans I door deze verdragen versterkt was, dat elke poging om de Franschen uit Italië te verdrijven, vruchteloos zou zijn. Den 4e" December 151(1 liet hij zich door zijn kleinzoon Karei overhalen om tot hel verdrag van Noyon toe te treden; ook met de Venelianen sloot hij een wapenstilstand, die eerst op 18 maanden bepaald was, doch later verlengd werd. Bij dit verdrag stond hij der republiek de stad Verona vooreene schadeloosstelling van 200,000 dukaten af. Zoo kwam de republiek uit den langdurigen kamp eindelijk als overwinnares te voorschijn. Zij heerschte weder over haar voormalig grondgebied, waarvan zij slechts voor korten tijd afstand had moeten doen, maar in weerwil hiervan was hare kracht gefnuikt. De oorlog legen hare talrijke vijanden, wier macht de hare ver overtrof, had ongeloofelijke sommen verslonden en haar een schuldenlast op de schouders gelegd, welke haar des te zwaarder drukte, naar mate de rijke bronnen harer inkomsten begonnen op te drogen. De opkomende handel van Portugal op Oost-Indië drukte dien van Venetië, die niet aanstonds nieuwe wegen kon zoeken, terwijl door de uitbreiding der Turksche macht de handel op de Saraceensche kusten belemmerd werd. De republiek Venetië kon zich nooit herstellen van de zware slagen, welke zij in den laalsten oorlog ontvangen had. Frankrijk daarentegen scheen machtiger dan ooit te voren. Frans I, de koning van het inwendig eendrachtige en door de onlangs gesloten verdragen tegen alle buitenlandsche aanvallen beveiligde land, bevond zich in den gelukkigsten toestand, waarin een vorst kan verkeeren. »Ü zag zich de schoone gelegenheid geopend om na een zegevierenden oorlog de wonden te heelen, welke zijne eerzucht het land geslagen had. Hij deed dit niet, maar beroofde de Fransehen van een gewichlig voorrecht, daar bij door het sluiten van een concordaat, waartoe hij reeds te Bologna met Leo X de noodige afspraken gemaakt had. de door «Ie pragmatieke sanctie gewaarborgde vrijheid der Fransche kerk opofferde, om zich de vriendschap van den paus te verzekeren. Tevergeefs weigerde het parlement van Parijs het concordaat te erkennen en te registreeren; het werd daartoe eindelijk, na lang tegenstreven, door bedreigingen van des konings zijde gedrongen. Even vruchteloos was ook de krachtige tegenstand dei universiteit van Parijs, die zich voor de vrijheid der Fransche kerk moedig in de bres stelde en zelfs den boekdrukkers verbood, hel concordaat Ie drukken of op eenige andere wijze openbaar te maken. De koninklijke macht was in Frankrijk reeds te hoog geklommen dan dat het parlement of de universiteit zich met goed gevolg tegen haar had kunnen verzetten; ook de geleerde theologen der hoogescliool moesten eindelijk zwichten 15* Eerzuchtige droomen van Frans I. Duitschland. en hel concordaat erkennen. Alzoo behaalde de paus in Frankrijk eene schitterende overwinning omstreeks hetzelfde tijdstip, waarop in Duitschland de krachtige hervormer Lulher zijne eerste geweldige slagen legen het gebouw der pauselijke macht begon te richten. De jaren van vrede, welke op de verovering van het hertogdom Milaan volgden, waren voor Frankrijk geen tijd van verademing. Koning Frans I, in plaats van hel welzijn des volks door een wijs beheer der geldmiddelen te bevorderen, verkwistte bij schitterende feesten en steekspelen de opbrengsten der steeds hooger opgedreven belastingen. Afkeerig van alle ernstige bezigheden, liet hij het staatsbestuur aan zijne gunstelingen over en leefde hij slechts voor hel genot. Aan zijn schitterend hof verzamelde hij den adel des lands. dien hij door kwistige geschenken ten koste der belasting betalende burgers en boeren aan zich hechtte. Doch terwijl de jonge koning aan zijn trek naar zingenot den teugel vierde, sluimerde zijne eerzucht niet. IIij droomde van den roem. dien bij zich in een oorlog tegen de Turken zou kunnen verwerven. doch liet dit plan weer varen, toen door den dood van keizer Maximiliaan (12 Jan. 1519) een ander schitterend vooruitzicht zich voor hem opende, namelijk de hoop op de Duitsche keizerskroon. DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland. Keizer Maximiliaan Zijne achteloosheid. Verwarde toestand van het Duitsche rijk. Maximitiaans bemoeiingen met de Italiaansehe zaken. De algemecne landsvrede en het rijkskamergericht. De ridderkamp te Worms Het rijksbestier. De staat der Duitsche orde in Pruisen en Zwitserland van het Duitsche rijk gescheiden, tiinnenlnndsche twisteu in Duitschland. De roofridders. Götz met de Ilzeren hand en Hans van Selbitz. Frans van Sickingen. Toestand der Duitsche boeren. Boerenopstanden. De hondsschoen. De >arme Koeuraad." Hertog Utrich van Wurtemberg en het Tubinger verdrag. Hans van Hutten vermoord. Hertog Ulrich gestraft. In Duitschland was, gelijk onze lezers zich herinneren, koning Maximiliaan zijn vader, den zwakken keizer Frederik III, in bet jaar 1493 opgevolgd. Het volk begroette zijne troonsbestijging met blijde hoop. dewijl hij door zijn ridderlijken aard. zijne geleerdheid, zijne voorkomendheid en zijne dapperheid zich een goeden naam had gemaakt en daar de gebreken van zijn karakter, namelijk zijne zucht tot groote ondernemingen, die hij begon, zonder vooraf de uitkomst te berekenen, zijne wankelmoedigheid en zijne neiging tol verkwisting, lot dusver niet helder genoeg aan het licht waren getreden, om de harten der burgers van hem te vervreemden. De Duitsche burgers hoopten, dat Maximiliaan. de ridderlijke, dappere koning, eindelijk weer orde zou brengen in den chaos van het Duitsche lijk, waarin niet alleen elk aanzienlijk vorst, maar zelfs vele graven en ridders zich eene souvereine macht aangematigd hadden. Doch zelf een olïer tot het zoo vurig gewenschte herstel der eenheid van het Duitsche rijk te brengen, daaraan dacht in Duitschland niemand. Noch de vorsten, noch de steden, noch de edelen wilden van hunne macht en hunne oude rechten één tittel of jota afstaan, hoewel zij allen zonder onderscheid wenschten, dal de keizer, als hoofd des rijks, een eind zoude maken aan de regeeringloosheid. Indien Maximiliaan gedurende zijne keizerlijke regeering geene der omtrent Verwarde toestand van Duitschland. Rijksdag te Worms. hem gekoesterde verwachtingen vervuld heeft, dan ligt de schuld daarvan ongetwijfeld voor een deel bij hem, maar nog meer bij de Duitsche vorsten en sleden. Wat toch kon de keizer doen? Welke macht was den man overgebleven, die de Roomsche keizerskroon droeg, die in naam de gebieder was van eene halve wereld? Inderdaad niets. In den loop der eeuwen waren de inkomsten der keizerlijke kroon versmolten, en grootendeels in het bezit der afzonderlijke vorsten geraakt: evenmin bezat de keizer de macht om het volk ter verdediging tegen een gemeenschappelijken vijand onder de wapenen te roepen. Bij al zijne besluiten was hij gebonden aan de toestemming der stenden, welke zelden of nooit voor eene algemeene onderneming in het belang van Duitschland te verkrijgen was. Doch zelfs al gelukte het, na onuitsprekelijke moeite, na eindelooze beraadslagingen en onderhandelingen, den stenden een besluit te ontlokken, dan leed de uitvoering daarvan gewoonlijk schipbreuk op den onwil en de zelfzucht der verschillende vorsten, op de ijverzucht der edelen, die zich geen dwang wilden laten opleggen, en op den koopmansgeest der steden, die over eiken penning cijferden en dongen. Met de Duitsche koningskroon ontving Maximiliaan inderdaad slechts eenigen uitwendigen luister, maar geen ware macht. Op den bijstand van het Duitsche rijk, dat hem zulke hooge eischen stelde, kon bij nooit rekenen. Bij de volvoering van al de eerzuchtige plannen, waartoe zijn rustelooze geest hem aandreef, moest hij zich bijna uitsluitend verlaten op de macht van zijn huis, op zijne Oostenrijksche erilanden. en ook hier stonden een weerspannige adel en karige steden hem slechts zelden de middelen toe om zich te handhaven op hel hooge staatkundige standpunt, dat hij als keizer innam. Ook indien zijne eerzucht en zijn dorst naar ijdelen roem hem niet aangespoord hadden zich te mengen in de oorlogen, die gedurende zijne gansche regeering door Spanje, Frankrijk en de Italiaansche staten gevoerd werden, dan zou hij hiertoe als hoofd van hel Duitsche rijk bijna genoodzaakt zijn geweest. Welk eene jammerlijke rol bij daarin speelde, hoe hij ten gevolge van zijn gebrek aan macht de toevlucht moest nemen tot vernederende kuiperijen, hoe hij eindelijk een hoogst onvoordeelige vrede met Frans I sluiten moest, hebben wij reeds verhaald. Wellicht was het voor Duitschland een geluk, dat de keizer over de Duitsche krijgsmacht niet te bevelen had, want zeker zou de eerzuchtige Maximiliaan, naar het voorbeeld der Hohenslaufen, niet geschroomd hebben Duitsch bloed te plengen, ten einde zijne macht in Italië uit te breiden, zonder dat hij ten gevolge zijner wispelturigheid in staat zou zijn geweest uit zijne oorlogen voor liet Duitsche rijk duurzaam voordeel te trekken. De versnippering van Duitschland werkte in dit opzicht gunstig op de innerlijke ontwikkeling des volks, dewijl het hierdoor bewaard bleef voor deelneming aan de dynastieke oorlogen welke in die dagen in Italië gevoerd werden. Het duidelijkst kwam het voordeel, dat de weerzin der Duitsche stenden om voor Maximiliaans krijgszuchtige ondernemingen eenig offer te brengen, hel Duitsche volk aanbracht, aan het licht op den rijksdag te Worms in het jaar 1495. Maximiliaan riep de hulp van het rijk in, deels voor een oorlog tegen de Turken, maar voornamelijk lot den strijd legen koning Karei VIII van Frankrijk. De Duitsche stenden antwoordden hem zeer verstandig, dat zij zich met zulke builenlandsche oorlogen, met eene inmenging in de Italiaansche zaken volstrekt niet konden inlaten, voordat vrede, recht en orde in Duitschland zelf waren hersteld. Deze verklaring was evenwel volstrekt niet de vrucht van waarachtige vaderlandsliefde, want de vorsten hadden te veel te doen met hunne eigen, eerzuchtige plannen tot uitbreiding van hun grondgebied, dan dat zij lust zouden gevoeld hebben om rijkslegers naar Italië te zenden; de steden De algeraeene landsvrede en het rijkskamergericht. onttrokken zich niet kleingeestige!) koopmansgeest aan elke gemeenscliappelijk Duitsche onderneming en de adel verhief zich op zijn aloud recht, volgens hetwelk hij van bijdragen aan hel rijk vrijgesteld en niet verplicht was den keizer bijstand te verleenen. Toch werkte hel besluit der stenden weldadig voor Duitschland, want hierdoor werd den keizer de toestemming tol een algeineenen landsvrede en tot hel vestigen van een rijkskamergericht afgedwongen, hoewel dit laatste in zijne oogen eene inbreuk op de keizerlijke macht was. De eeuwige landsvrede werd gesloten, het veeterecht des adels werd afgeschaft, op elke eigenmachtige poging om zich gewapenderhand recht te verschaffen. werd eene boete van 2000 mark gesteld. Het rijkskamergericht werd ingesteld, om elke breuk van den landsvrede te onderzoeken en te straffen. Het bestond uil een kamerrechter en tf> bijzitters, die deels doctoren in de rechten, deels mannen van adellijken bloede waren. De rechters zouden dooiden keizer met medewerking der stenden benoemd worden en hunne bezoldiging deels uit de opgelegde boeten, deels uit eene rijksbelasting, den »gemeenen rijkspenning" genaamd, ontvangen. De rijksdag te Worms in het jaar K95 bekleedt ten gevolge van deze instellingen, welke daar tol stand gebracht werden, eene belangrijke plaats in de geschiedenis van Duitschland. Hoewel in de stormachtige dagen, die daarop volgden, de veeten nog lang voortduurden, werd dal misbruik toch niet langer door de wet zelf geheiligd. De onderlinge oorlog der edelen was eene misdaad, welke in die woelige tijden wel niet gestraft kon worden, doch die bij de wet verboden was. De rijksdag te Worms maakte door den algemeenen landsvrede eigenlijk een einde aan het ridderwezen en toch bood diezelfde vergadering op hare beurt weder hel zonderlinge schouwspel van een ridderkamp aan. Een Fransch ridder, Claudius de Bavre, een gevreesd tornooiheld, kwam te Worms en hing zijn schild onder hel venster van zijne herberg op; een heraut daagde de Duitsche ridders uit om een strijd op leven en dood met de lans legen hem aan te gaan. Zoo geducht was de naam van den ridder de Bavre, dat geen der Duitschers het waagde de uitdaging aan Ie nemen. Maximiliaan echler achtte het eene schande, dat een Franschman de Duitsche ridderschap lioonen zou. Hij liet daarom zijn eigen schild met de vereenigde wapens van Oostenrijk en Bourgondië naast dat van den Franschman hangen en gaf daardoor te kennen, dat hij bereid was in persoon den strijd te aanvaarden. Op den negenden dag traden de beide kampioenen in hel strijdperk tegen elkander op. de keizer streed met den Franschen edelman. Zij reden niet de lansen op elkander in, zoodal deze aan splinters vlogen, doch geen van beiden was in staat zijne tegenpartij uit den zadel te lichten. Hierop grepen zij naar de zwaarden. Maximiliaan ontving eene lichte wond, maar hij takelde den Franschman zoo vreeselijk toe, dat deze zich overgeven en om zijn leven smeeken moest. De besluiten van den rijksdag te Worms hadden wel eene gewichtige zedelijke beteekenis, doch in de eerste jaren beleekende hun invloed op den toestand van Duitschland niet bijzonder veel. De bijzondere veelen duurden voort, gelijk wij later nog zullen verhalen, en het rijkskamergericht kon zich geen gezag verwerven, dewijl de Duitsche slenden niet eens zooveel zelfopoffering bezaten om de voor de bezoldiging der rechters noodige belastingen te betalen. Nog ongelukkiger liep het af met een rijksbewind, dal op een rijksdag te Augsburg in het jaar 1500 den keizer door de stenden afgedwongen werd; het nieuwe bestuur werd reeds in hel jaar 1502 van zelf weer afgescliafl en daarmede verdween ook hel rijkskamergericht, dat echler in het jaar 1505 hersteld werd en eerst in het jaar 1512 daardoor eenigen invloed verkreeg, De staat der Duitsche orde en Zwitserland van liet, rijk gescheiden. dat men liet rijk in 10 kreitsen verdeelde en in elk dezer kreilsen aan een rijksvorst de voltrekking der vonnissen van hel gericht opdroeg. De instelling van het rijkskamergericlit was een nieuwe band voor de verschillende Duitsche staten; aan den anderen kant was zij ook oorzaak, dat eenige deelen des rijks, die daarmede slechts zeer los verbonden waren, geheel daarvan werden afgescheiden. In die dagen scheidden Pruisen, de slaat van •de ridders der Duilsche orde, en Zwitserland zich van Duitschland af, door de erkenning van het rijkskamergericlit en allen bijstand tot onderhoud van die instelling le weigeren. Tegen de Zwitsers kwam hel om die reden lot een oorlog, doch zij sloegen den aanval van Maximiliaan en den Zwabischen adel zoo krachtig af, dal de keizer besluiten moest, hen bij den vrede van Bazel in bel jaar 1499 van de erkenning van bet rijkskamergericlit en van de betaling der rijksbelasting te ontslaan. Daardoor waren de Zwitsers feitelijk losgemaakt van het Duilsche rijk, tegenover hetwelk zij thans geene enkele verplichting meer hadden te vervullen. Het eedgenootschap, dat in weerwil van vele bloedige binnenlandsche veeten sterk in bloei was toegenomen, vormde (e midden van de monarchale staten van Europa eene federatieve republiek, die zulk een groot aanzien bezat, dal menig Europeesch vorst ernstig naar hare vriendschap dong. Hoe weinig Maximiliaans toestemming tot instelling van bet rijkskamergericht en van bel rijksbewind hem baatte, boe gering de hulp was, welke de Duitsche stenden hem bij zijne Italiaansche oorlogen verleenden, hebben wij reeds vroeger verhaald. \ oor de Duilsche geschiedenis zijn deze oorlogen slechts in zoover belangrijk, als Maximiliaan in den loop daarvan zich genoopt vond om in bet jaar 1Ü08 te Trente op eigen gezag den titel van Roomsch keizer aan te nemen, zonder de kroning van den paus af te wachten. Sinds dien tijd werd de keizerstitel den beheerschers van Duitschland onmiddellijk na de kroning te Aken toegekend; alleen Karei V heeft zich nog door den paus laten kronen. Ook op de orde in den boezem van liet rijk oefende de sluiting van den landsvrede en de instelling van het rijkskamergericlit slechts een geringen invloed uit, want de vorsten, edelen en steden waren te zeer aan het meest onbeperkt gebruik van het veeterecht gewoon, om zich daarvan lichtelijk te kunnen onthouden. Al spanden enkele, vooral de geestelijke vorsten oprechlelijk hunne beste krachten in om den landsvrede te handhaven, toch werd deze telkens opnieuw ongestraft verbroken en juist in dien tijd was Duitschland meermalen hel tooneel van oorlogen om de erfopvolging, welke de kleine Duitsche vorsten onder elkander voerden; wij noemen hier, zonder ons met onbelangrijke bijzonderheden in le laten, alleen den Beierschen successie-oorlog tusschen de verschillende Beiersche hertogen, waaraan ook Maximiliaan deel nam, en die lol hereeniging van hel versnipperde Beiersche hoofd la nd en van bel sticht II ildesheim voerde. Evenmin als de vorsten, bekommerden de edelen zich om den rijksvrede. Juist Duitschland was in die dagen bijzonder rijk aan avontuurlijke ridders, van welke sommigen, gelijk (lölz van Bei behingen, Frans van Sickingen, Hans van Selbitz en anderen, zich een beroemden naam verwierven en de belden van den modernen ridderroman geworden zijn. Leopold Banke geeft ons in weinige, tietlende woorden eene belangwekkende beschrijving van die ndderoorlogen. »Nog altijd zien wij de oorlogzuchtige ruiters niet den helm op het hoofd, het harnas om de leden en den gespannen voetboog voor zich uil — want zij voerden nog steeds geene vuurwapens — de bun welbekende ruimte door het veld langs rijden, de rustplaatsen bespieden en in de bosschen dag en nacht loeren, totdat de vijand, dien zij zoeken, verschijnt of het transport koopmansgoederen der stad, waarmede zij in veete liggen, den weg langs koint. Na eene in den regel gemakkelijk behaalde overwinning, dewijl bun aanval Götz met de ijzeren hand. Frans van Sickingen. onverhoeds geschiedt, keeren zij dan mei de gevangenen en den bnit naar de enge ruimte hunner burchten terug. Zij kunnen geen uur ver rijden zonder weder voor den vijand op hunne hoede te zijn, en niet ongeharnast op de jacht gaan; onophoudelijk komen en gaan de edelknapen; de geheime vrienden en spitsbroeders brengen waarschuwingen aan of komen hulp inroepen en onderhouden daardoor eene eeuwige onrust. Gedurende den nacht hoort men de wolven in het naburig woud huilen. Terwijl liet rijk te Trier over eene verordening omtrent de uitvoering der vonnissen van hel kamergericht beraadslaagde, grepen Berlichingen en Selbit/, den trein van Neurenbergsche kooplieden, die van de Leipziger mis kwam, op het grondgebied van Bamberg aan en begonnen daarop den openbaren krijg tegen den bisschop en de stad. De besluiten van den rijksdag waren onvoldoende: Götz van Berlichingen meende zich over de onderhandelingen, welke men aanknoopte, nog te moeten beklagen anders zou hij den Neurenbergers ook hun burgemeester neergeworpen hebben met zijn gouden keten om den hals en zijn strijdkolf in de hand." Üe onveiligheid der wegen en der open plaatsen was grooter dan ooit te voren; zelfs arme, reizende scholieren, die al bedelend hun weg moesten vinden, zien wij overvallen en om hunne ellendige plunje mishandeld. »Veel geluk! lieve gezellen! roept Götz op zekeren tijd een aantal wolven toe, die hij op eene kudde schapen ziel aanvallen. «Veel geluk, overal!" Hij hield dit voor een goed voorteeken. Deze Götz van Berlichingen was een der laatste vertegenwoordigers van de oude strijdlustige ridderschap, zijn naam leeft nog heden in de volksverhalen voort. Wie kent niet Götz met de ijzeren hand, welke bij hem de natuurlijke, afgeschoten hand verving en waarmee hij er even krachtig op los sloeg als ieder ander ridder? Wie kent niet Hans van Selhitz, den kreupelen wapenbroeder van Götz? Zij waren de meest geduchte vijanden der stedelijke burgerij. Wel werden zij in den rijksban gedaan, doch Maximiliaan haasite zich, zelf de rol van bemiddelaar op zich te nemen. 0111 dit vonnis krachteloos te maken. De keizer legde eene groote voorliefde voor dergelijke ridderlijke ondernemingen aan den dag. ja hij kon zich zelfs niet onthouden die te bewonderen; dit bleek ten duidelijkste uil een uitroep, die hem ontsnapte, toen de beroofde Neurenberger kooplieden hem te Augsburg te voet vielen en Götz in bittere bewoordingen aanklaagden. «Heilige God!" — riep Maximiliaan uit. — »Wat is dat! De eene heeft slechts ééne hand, de andere slechts één been! Wat zouden ze wel doen, wanneer zij eens twee handen en twee beenen hadden?" Hij was zelf te veel ridder om den kooplieden gunstig gezind te zijn. Bovendien kon hij het den sleden niet vergeven, dat deze hem niet mei sterke troepenafdeelingen of althans met aanzienlijke geldelijke bijdragen in de Ilaliaansche oorlogen ondersleunden. Daarom liet hij op zijn uitroep toornig deze woorden volgen: «Wanneer een koopman een peperzak verliest, dan moei men liet geheele rijk te hulp roepen, doch wanneer het geschillen geldt, waarbij de keizerlijke majesteit, en hel geheele rijk belang hebben, ja, waarbij koninkrijken Ie winnen of Ie verliezen zijn, dan kan niemand u bewegen om u daarin te mengen." Op dezelfde wijze als Gölz in Frankenland, hield zijn zwager Frans van Sickingen in het Rijnland huis. Van den stand eens eenvoudigen ridders had hij zich door zijne geestkracht, zijne ervarenheid in den oorlog en zijne dapperheid tot den rang van een zeer geducht krijgsbevelhebber verheven. Hij had sterke benden huurtroepen in zijn dienst en met deze voerde hij op eigen gezag langdurige oorlogen tegen de rijke en machtige stad Worms. Ook hij werd dientengevolge in den rijksban gedaan; doch drie jaren lang wist hij. steunende op zijne eigen hulpmiddelen, de uitvoering van dal Gisting onder de boeren. De hondsschoen. vonnis Ie beletten, totdat Maximiliaan eindelijk de veele op minnelijke wijze uit den weg ruimde en Frans van Sickingen in zijn dienst nam. Reeds deze voorbeelden doen ons zien, hoe weinig de rijksban tegenover machtige ridders beleekende. Wellicht zou zij geheel zonder uitwerking zijn gebleven, indien niet de Zwahische bond meer dan eens als kampioen voor den algemeenen landsvrede opgetreden was. Zoo duurden dan de ridderlijke roof- en krijgstochten voort lot groote schade van hel Duilsche volk, vooral van de plattelandsbevolking; want de steden wisten zich reeds eenigermale daartegen te beveiligen. Elke stad toch was eene vesting, die niet gemakkelijk ingenomen kon worden en de rijke burgers bezaten buitendien geld genoeg om door middel hunner huurbenden althans de kleinere roofridders in loom te houden. Het landvolk daarentegen was in zijne open vlekken en dorpen aan elke daad van willekeur en onderdrukking prijsgegeven. De Duilsche boeren verkeerden overal in een hoogst treurigen toestand; sinds lang bestond er onder hen eene sterke gisting. Reeds in het begin van Maximiliaans regeering was er in den Elzas en in de Rijnlanden onder de misnoegde landlieden een geheim genootschap gevormd, dat, aangespoord door het voorbeeld der Zwilsersche boeren, besloten had zich met geweld tegen de onderdrukking van de zijde des adels, der vorsten en der geestelijkheid te verzeilen. Eenige koene en krachtige mannen stonden op, en vuurden in wegsleepende taal de boeren lol opstand aan. In bosschen en holen, in schier ontoegankelijke rotsvalleien, waartoe slechls de met de streek bekende boeren de verborgen toegangen wisten Ie vinden, kwamen de samengezworenen tot hel houden van geheime beraadslagingen bijeen. De samenzwering breidde zich snel uit; stoutmoedige plannen werden gevormd, die niets minder beoogden dan een geheelen ommekeer van alle wereldlijke en geestelijke zaken. De regeering der priesters en der edelen moest omver worden geworpen, de boeren wilden zich vrij maken van de tienden, van belastingen en heerendiensten, zij wilden onafhankelijk ziju en alleen onder de opperheerschappij van het Roomsche rijk leven. Hel recht van jacht en visscherij, hetwelk de groolen des lands zich uitsluitend toegeëigend hadden. zou voortaan aan de boeren teruggeschonken worden. Zulke eischen vonden overal ingang en brachten de gemoederen in spanning. De geheime formules, waarmede nieuwe leden in de samenzwering werden opgenomen, zetten daaraan eene zekere aantrekkelijkheid bij, daar zij krachtig op de verbeelding des volks werkten. De saamgezworenen noemden hunne vereeniging den hondsschoen *) en zij hadden het boersche teeken van den schoen ook opgenomen in hunne vanen. Deze vertoonden in hel midden het beeld van den Gekruiste, aan de ééne zijde den hondsschoen en aan de andere zijde een knielenden boer met hel opschrift: "Niets dan de gerechtigheid Gods." Het plan der samenzweerders was, zich van Schlettstadt, waar een groot aantal burgers zich bij de vereeniging aangesloten hadden, meesier te maken, doch hel geheim werd Ie vroeg ontdekt en daardoor werd hel uitbarsten van den opstand verijdeld. Door barbaarsche straffen, den raddraaiers opgelegd, die voor een groot deel gevierendeeld of op eene andere gruwzame wijze ter dood gebracht werden, gelukte hel den adel en den vorsten, schrik onder de boeren te verbreiden en voor ditmaal de rust te herstellen. Deze rust was echter niet van langen *) De schoen was het zinnebeeld van den boerenstand; de boeren droegen groote, tot over de enkeb reikende schoenen, die met riemen waren samengebonden, terwijl de edelen zich van laarzen bedienden. De „arme Koenraad." Hertog Ulricli van Wurtemberg en de boeren. duur De gisting onder de boeren hield aan en gaf zich nu hier, dan daar 111 bloedige tooneelen lucht. Het gevaarlijkst karakter verkreeg de beweging in Wurtemberg, onder het willekeurig bestuur van hertog Ulricli. Daar was onder de boeren eene vereeniging ontslaan, die onder eene zeer onschuldige leus ernstige en ver strekkende plannen trachtte uit te voeren. De vereeniging noemde zich »de arme Koenraad", hetzij naar den een of anderen boer, die den naam Koenraad droeg en tot de leiders der beweging behoorde, heizij omdat de leden van hel genootschap geen raad (Koen Rat) voor de verbetering van hun toestand wisten. Deze »arme Koenraad verborg de diepe verontwaardiging over den slaafschen toestand der boeren onder het masker van scherts en spotternij. Tot troost der armen werden akkers en wijnbergen in het dorp Nirgendheim (Nergenshuize) of op den Hongerberg verdeeld. l)eboeren kwamen bijeen, voor het oog lachend en schertsend, terwijl zij heimelijk in allen ernst beraadslaagden en op duistere plannen broedden. Binnen korten lijd werd de vereeniging over geheel Wurtemberg verbreid, want hertog Ulrich droeg zorg, dat de ontevredenheid algemeen werd. In liet jaar 1514 rotte eensklaps in hel dorp Beutelsbacli een hoop boeren samen; voorafgegaan door een groot aantal speellieden trok men zingend en juichend van huis tot huis en legde overal beslag op de maten en gewichten. Hierop ging men naar de naastbijgelegen rivier; boersclie redenaars traden op; in gloeiende taal schilderden zij het schandelijke onrecht dat de hertog door de vervalsching van maat en gewicht het volk had aangedaan. Zij eischten, dat door een godsoordeel beslist zou worden, of Ulrich in zijn recht, dan wel in het ongelijk was. Men moest de gewichten in het water werpen: indien zij bovendreven, dan had God zich voor het recht des hertogs verklaard. Juichend nain de troep dit voorstel aan, doch, gelijk lichtelijk te voorzien was de gewichten zonken oogenblikkelijk, in weerwil van hunne lichtheid gelijk de raddraaiers lachend opmerkten. Het godsgericht had beslist; onder een oorverdoovend gejuich trokken de boeren naar de nabijgelegen stad Schorndorf, om die in te nemen, en slechts met moeite gelukte het den voogd hen voorloopig tot rust te brengen, doch reeds hij de eerstvolgende kermis brak de opstand opnieuw uit en nu verbreidde hij zich over geheel Wurtemberg. De hertog was door deze plotselinge beweging hevig ontsteld; zij had zulk eene uitbreiding verkregen, dat hij haar niet met kracht van wapenen durfde onderdrukken; hij beloofde, dat hij aan alle bezwaren tegemoetkomen, en de slechte maten en gewichten afschaffen zou. Hij riep zelfs een landdag te Tubingen bijeen en onderhandelde daar met de stenden over alle eischen des volks. Op den landdag waren de geestelijken, de adel en de steden, doch niet de boeren vertegenwoordigd en daarom geloofden dezen niet, dat hel inet hel te gemoet komen aan hunne bezwaren ernstig gemeend was. want sinds lan" waren zij gewoon, in de bevoorrechte standen hunne vijanden te zien. Hoewel op den landdag inderdaad hel voorstel lot liet invoeren van eenige hervormingen aangenomen werd, bleven de hoeren toch onder de wapenen en üwong'n°zij zelfs eenige sleden zich hij den opstand aan Ie sluiten. Toch gelukte hel den hertog, te Tubingen een verdrag te sluiten en hierdoor hel grootste deel van den adel en de sleden lol zijne parlij over Ie halen. Dit verdrag is vooral van geschiedkundig belang, als hel eersle voorbeeld ^an eene Duitsche constilutioneele staatsregeling, welke in Wurtembercr ingevoerd werd. b Hertog Ulricli bereikte door zijne toegevendheid jegens den adel volkomen zijn doel: hij won daardoor de bevoorrechte standen voor zijne zaak en in vereeniging met dezen gelukte liet hem, de beweging onder de boeren meester te worden. De raddraaiers werden onthoofd, de groote hoop werd of niet Ulrich van Wurtemberg en Hans van Hutten. boeten of' aan den lijve gestraft en weder aan de vroegere slavernij prijs gegeven. Hertog Ulrich van Wurtemberg, die door zijne dwingelandij den opstand van »de arme Koenraad", den voorlooper der latere boerenoorlogen, uitlokte en ten gevolge daarvan den grond tot de eerste Wurtembergsche staatsregeling legde, trekt onze aandacht ook tot zich door zijne latere lotgevallen, waarvan wij hier het een en ander willen mededeelen, omdat zij ons eene belangrijke bijdrage tot de kennis van den geest dier lijden schenken. Hertog Ulrich gaf zich, nadat het gevaar waarmede de boerenopstand hem bedreigde, gelukkig was afgewend, zorgeloos aan de gewone uitspattingen van zijn lichtzinnig hof over. Hij verwaarloosde zijne gemalin Sabine, eene Beijersche prinses, en wijdde zijne hulde aan eene schoone jonge vrouw, de echtgenoote van Hans van Hullen, een edelman uit een aanzienlijk Frankisch geslacht, die in zijn dienst stond. De betrekking van den hertog tot de jonge vrouw werd spoedig wereldkundig. Hans van Hullen eischle nu beslissend zijn ontslag uit des hertogs dienst en Ulrich moest dien eisch wel inwilligen; hij verzocht •den jongen man slechts, nog eenigen lijd aan het hof te blijven en hem op een wandelrit Ie vergezellen. In liet gezelschap van een aantal edellieden reed de hertog de poort uit. Hans van Hullen, die zich onder het gevolg bevond, dacht aan geen gevaar; hij had helm en harnas thuis gelaten en zich slechts mei een lichten degen gewapend. Na korten lijd gaf de hertog den overigen ridders zijn afscheid, slechts Hans van Hutten en een rijknecht hield hij bij zich; ook den laatsten gaf hij bevel aan den ingang van een bosch te wachten, dewijl hij in het geheim met zijn vriend Ie spreken had. De beide ruiters verdwenen in het woud. Na weinige oogenblikken kwam de hertog alleen, met bloed bevlekt, daaruit weer te voorschijn rennen. Men vond het lijk van Hans van Hutten in het donkere woud, doorboord met zeven wonden, waarvan er vijf in den rug en dus op de vlucht waren toegebracht; om den hals des ridders was de gordel des hertogs geslingerd en met zijn degen in den grond vastgesloken. De hertog beweerde later, dat hij Hans van Hullen lot een eerlijken strijd uitgedaagd en hem daarin gedood had. ja, dal hij als vrijschepen van het veemgericht genoodzaakt was geweest den aan zijn arm overgeleverde te dooden. Bovendien heeft hij hel zonderlinge door niets bewezen verhaal opgedischt, dal Hans van Hutten met hertogin Sabina in eene ongeoorloofde liefdesbetrekking stond. Mei bliksemsnelheid verbreidde het gerucht van den gepleegden moord zich door het geheele land. Hans van Hutten werd door het volk als een martelaar beschouwd en de rondtrekkende straatzangers dichtten liedjes, waarin de hertog »de Wurtembergsche vilder" genoemd werd. De adel gevoelde zich ten diepste beleedigd. Achttien graven en ridders, die tot dusver in Ulrichs dienst geslaan hadden, namen terstond hun ontslag, dewijl zij den moordenaar niet langer wilden dienen. Voor het uitgebreide en machtige geslacht der van Huilens was de moord, op hun neef gepleegd, eene gruwelijke beleediging. die om wraak riep. Een familieraad werd belegd; deze besloot zich lol keizer Maximiliaan ie wenden, om van hem recht te eischen. Ulrich van Hutten, een neef van den vermoorde, een jong man wiens naam in Duilschland wegens zijne vele geestige en talentvolle schriften mei roem bekend was, greep naar de pen en schreef in den vorm eeuer in tegenwoordigheid des keizers gehouden redevoering, eene aanklacht tegen den hertog, waarin de misdaad in gloeiende kleuren en al hare schandelijkheid geschilderd en de hertog als een afschuwelijk dwingeland voorgesteld werd; hij eischte in de meest welsprekende woorden verzoening voor het geschonden recht. Verdrag van Blaubeuren. Ulrich gestraft. Deze aanklacht bracht Maximiliaan in de grootste verlegenheid. Hertog Ulrich was lang zijn lieveling geweest; toch durfde hij zulk eene gruwelijke misdaad niet ongestraft laten, eene misdaad omtrent welker drijfveeren geen twijfel meer bestaan kon, dewijl de hertog niet schroomde met de weduwe van den vermoorde bijna terstond na diens dood een overspeligen omgang aan te knoopen. Hertogin Sahine vluchtte ten gevolge daarvan uil Wurtemberg en de Beiersche hertogen sloegen met het geslacht der van Huilens de handen ineen, om op de bestraffing van den schuldige aan te dringen. De keizer, die niet wilde, dat dit ergerlijk geschil door kracht van wapenen beslecht zou worden, stelde een zoendag vast; doch de hertog verscheen niet en Maximiliaan zag zich dus genoodzaakt hem in den rijksban te doen. In weerwil hiervan beproefde hij toch opnieuw in onderhandelingen te treden en het gelukte hem eindelijk, te Blaubeuren een verdrag lot stand te brengen, waarbij de hertog zich verbond, voor zes jaren zich van de regeering te onthouden, een regeeringslichaam aan Ie stellen, uit kanselier en raden bestaande, bij wie het bestuur des lands berusten zou, en zoowel aan het geslacht der van Huttens als aan de Beiersche hertogen eene geldelijke schadeloosstelling te verleenen. Doch de hertog dacht er niet aan, de verplichtingen te vervullen, welke hij bij het verdrag van Blaubeuren op zich genomen had, hij betaalde de geldsom niet, welke hij den vader van den vermoorde als schadeloosstelling beloofd had, noch onttrok zich aan het bewind; integendeel, hij regeerde van nu af in Wurtemberg met de meest teugellooze willekeur. De raadsleden, van wie hij meende, dat zij wel lust gevoelden om zitting Ie nemen in het door den keizer verordend bewind, liet hij zonder omwegen op de pijnbank leggen; een hunner, een 70jarig grijsaard, werd onthoofd en gevierendeeld, een ander werd boven een kolenvuur langzaam gebraden; gedurende deze foliering goot men hem brandewijn over het lichaam en slak dien aan. liet zou ons te ver voeren, wanneer wij ons nog meer in de Wurtembergsche verwikkelingen wilden verdiepen, wij vermelden dus alleen, dat de hertog na Maximiliaans dood zijne rechtmatige straf ontving. Ten gevolge van de onvermoeide pogingen der ridders van Hutten en van nieuwe daden van geweld en willekeur van Ulrichs zijde, besloot eindelijk de Zwabische bond, aan welks hoofd hertog Willem van Beieren, de broeder van hertogin Sabine, stond, zich met de wraakoefening Ie belasten. Hertog Ulrich werd uit zijn land verdreven, en hoewel hel hem gelukte, nog eens naar Wurtemberg terug te keeren, werd hij toch ten tweeden male verjaagd en bleef hij veertien jaren lang van macht en waardigheid beroofd. VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitscbland. De geestelijke strijd. Vorderingen van het humanisme. Dalberg en de Hijnsnhe vereeniging. Erasmus van Rotterdam. Reuchlin. Vervolging van de Joden te Keulen en te Berlijn. Ulrich van Hutten en de Epistolae obscurorum virorum. De leer van den atlaat, T.eo X en de aflaathandel. Tetzel in Duitschland. Doctor Martinus Luther. Zijne jeugd. Lutlier als hoogleeraar en prediker te Wurtemberg. Luther te Home. Luther en de humanisten. De !)5 stellingen. Begin der hervorming. Van veel grooter beteekenis voorde wereldgeschiedenis dan de staalkundige beweging, die wij slechts vluchtig konden aanroeren, was de geduchte strijd Desiderius Erasinus. Johannes Keuchlin. op geestelijk gebied, die zich gedurende Maximiliaans regeering in Duitschland ontwikkelde. Wij hebben reeds aan het eind van de Duitsche geschiedenis der middeleeuwen (UI. IV blz. (>60) verhaald, hoe het humanisme in Duitschland binnen korten tijd wortel geschoten had en van jaar tot jaar zijne overwinningen voortzette. In de bloeiende steden werd de studie der oudheid beoefend dooide patriciërs, die er trolsch op waren, zich als begunstigers der geleerden te kunnen opwerpen en dezen bij hunne studiën te ondersteunen. Ook vele Duitsche vorsten deden hetzelfde, doch boven allen muntte keizer Maximiliaan zelf door liefde tot de wetenschap uit. Hij was in zekeren zin zelf een geleerde, hoewel aan zijne kennis alle stelselmatige orde ontbrak. Een groolen invloed op de geestelijke ontwikkeling van Duitschland oefende de kanselier van de Palts, Johan van Dalberg, bisschop van Worms uil, die zijn lioogen maatschappelijken rang gebruikte 0111 de humanistische geleerden inel al zijn krachten te ondersteunen; hij stichtte op het voorbeeld der Italianen de beroemde Rijnsche vereeniging tot beoefening der humanistische wetenschappen en vereenigde hierin de meest beroemde geleerden van zijn tijd. mannen als Rudolf Agricola, Johannes Reuehlin, de abt Trilheim, Wilibold Pirkheimer, Eitelwolf van Stein en anderen. Heidelberg werd door Dalbergs onvermoeide pogingen het middelpunt eener vereeniging van geleerden, die hare verlakkingen over bijna geheel Duitschland uitbreidde, welker leden de vertrouwelijkste briefwisseling onderhielden, elkander wederkeerig bij hunne studiën ondersteunden en ook op hunne reizen vrienschapsbetrekkingen aanknoopten. Ons bestek gedoogt niet, het karakler, de werkzaamheid en de geschriften der beroemde mannen van dien lijd uitvoerig Ie beschrijven, wij moeten echter enkelen hunner, die op de hervormingsbeweging een belangrijken invloed uitgeoefend hebben, eenige woorden wijden. Aan hel hoofd der geleerden van dien tijd. als de meest beroemde en meest bewonderde van allen, stond Desiderius Erasmus van Rolterdain, die in zijne talrijke geschriften eene veelomvattende en grondige geleerdheid mei een schitterenden vorm vereenigde en zich hierdoor een overwegenden invloed in de geleerde wereld verwierf. Hij was de uilslekendsle kampioen van hel humanisme en een onverzoenlijk vijand van de scholastiek. Met een bijlend vernuft en een onverzoenlijken haat bestreed hij het monnikswezen en vele andere verouderde inrichtingen der katholieke kerk. Door zijne werkzaamheid bereidde hij de hervorming krachtig voor, maar het ontbrak hem zoowel aan zedelijken moed als aan zelfverloochening en standvastigheid om zelf als hervormer op te treden. Voor het volk had hij geen hart; vandaar dal hij later, toen de hervorming de geheele wereld in beweging bracht, haar tegenstander werd. Angstig sloot de geleerde man, die voor den toorn van de machtigen der aarde sidderde, de deur voor zijne vroegere vrienden. Weinig minder geleerd en beroemd dan Erasmus was Johannes Reuehlin, een der ijverigste kampioenen van hel humanisme. Voor de kennis der oude talen in Duitschland heeft hij onnoemlijk veel gedaan en hij heeft zijn invloedrijk standpunt — hij was langen tijd raad van keizer Maximiliaan en 11 jaar achtereen een der rechters van den Zwabischen bond — sleeds tol bevordering van de humanistische studiën aangewend. Dit deed hij ook in zijn bekenden strijd tegen de Keulsche Dominicanen. Keulen was het brandpunt der oude scholastiek. Daar werd de scholastieke geest met ijver aangekweekt door de Dominicanen; daar onderwezen mannen als de beruchte kettermeester Jacob Hoogstraten, als Arnold van Tongeren en anderen, die met de meesle verbillering elke vrije uiting der wetenschap trachten Ie onderdrukken. Onder de bescherming dezer mannen leefde te Keulen een gedoopte Jood, Pfellerkorn, die met de eerwaarde vaders in inniue verstandhouding stond, ook — naar het volk verhaalde — dewijl hijdeoogen sloot, wanneer deze bezoeken bij zijne beeldschoone vrouw kwamen afleggen. De duisterlingen. Vervolging van de Joden. Pfefferkorn was de onverzoenlijke vijand van zijn volk. Wanneer in die dagen een Jood van liet voorvaderlijk geloof afviel, werd hij hel voorwerp van den doodelijken haal en de innigste verachting zijner vroegere geloofsgenoolen. Bij de Chrislenen meenden de afvalligen slechts dan in aanzien te kunnen geraken, wanneer zij eene doodelijke vijandschap tegen de Joden aan den das legden. Dit deed ook Pfefferkorn. In het jaar 1510 richtte hij lot de Christelijke overheid den eisch. dat zij de weerspannige Joden met geweld bekeeren of, indien zij daartoe niet in staat was, uit het land verdrijven zou; hij beweerde, dat de godsdienstige geschriften der Joden schandelijke lasteringen tegen de Christelijke godsdienstleer bevatten en drong er derhalve op aan, dat deze niets dan schandelijke dingen bevallende boeken verbrand zouden worden. De arme Joden! In alle Duilsche landen werden zij gehaat en vervolgd; men ontnam hun hunne schatten, men pijnigde hen, men voerde hen naar den brandstapel en thans wilde men hun ook hunne godsdienstige boeken ontrooven! ° Bijna te gelijk met Pfefferkorns aanklacht vond weder een dier bloedige tooneelen, eene afgrijselijke vervolging van de Joden in Duitschland plaafs. In de mark Brandenburg was op zeker dorp kerkroof gepleegd, waarbij een verguld koperen monstrans en twee gewijde hostiën ontvreemd waren. Een deel van den monstrans werd gevonden in een stadsgracht te Bernau en de verdenking vau den roof viel op een liederlijken ketellapper, Paul Fromm. Fromm werd gevangengenomen, bij bekende den kerkroof gepleegd te hebben en verklaarde in den verderen loop van het onderzoek, dat bij de eene hostie oan den Jood Salomon voor negen matkische groschen verkocht had. De Jood werd terstond in hechtenis genomen en door alle mogelijke folteringen gedwongen tot de bekentenis, dat hij de hostie onder het uitbraken van allerlei godslasterlijke woorden met een mes doorstoken, haar in drie deelen gebroken en één deel daarvan voor zich behouden, doch de overige deelen aan andere Joden gegeven had. Op grond van deze verklaring werden alle Joden, die zich in de mark Brandenburg bevonden, gevangengenomen en de Christelijke rechtbanken stelden nu met wreede gestrengheid een onderzoek naar de vermeende euveldaden in. Een der afgrijselijkste processen, waaraan die tijd zoo rijk is, ontspon zich hieruit. Door middel der pijnbank werden de Joden genoodzaakt de ongeloofelijkste misdaden te bekennen, zooals dat zij de heilige hostie in een deeg gebakken, Christenkinderen vermoord en hun bloed als tooverdrank gebruikt hadden, enz. Op zulke waanzinnige bekentenissen werden te Berlijn 38 Joden op één dag vanwege liet gerecht aan den vuurdood prijsgegeven; de overige Joden werden ten eeuwigen dage uit de mark Brandenburg verbannen; gelukkig duurde die eeuwigheid niet zeer lang. Iels minder streng dan in de mark Brandenburg handelde men Ie Keulen melde Joden. Men wilde hun niel hun leven en hun goud. maar een schat, die hun dierbaarder was dan goed en bloed, namelijk hunne heilige boeken, ontrooven. Aan Pfefferkorn, die door de Keulsche Dominicanen krachtig ondersteund werd, geiukte hel, van keizer Maximiliaan een vonnis te verkrijgen, waarbij alle Joodsche geschriften, die lasteringen legen het Christendom bevatten, veroordeeld werden. De uitvoering van dit vonnis was echter geene gemakkelijke zaak; wanl in Duitschland waren er in dieu lijd behalve de Joden niet vele geleerden, die Hebreeuwsch verstonden en dus in staat waren de Joodsche geschriften in de oorspronkelijke laai te lezen. De aartsbisschop van Mainz ontving als rijkskanselier in last, de boeken der Joden te onderzoeken; hij droeg deze taak aan Reuchlin, den grondigen kenner der Hebreenwsche taal. op. Ulrich van Hutten. De „Epistolae obscurorum virorum". Reuclilin was geen vriend der Joden, hij had zich, integendeel, reeds meer dan eens hoogst vijandig (egen hen uitgelaten, docli hij liet zich hierdoor niet verleiden om in deze zaak partijdig tegen hen te werk te gaan. Met grooten ijver aanvaardde hij zijne moeilijke taak. Hij verklaarde, gelijk dit van een man als hij niet anders te verwachten was, dat in de godsdienstige boeken der Joden wel veel onwaars, maar ook veel waars en schoons werd gevonden en dat de meeste daartegen ingebrachte beschuldigingen uil de lucht gegrepen waren. De Dominicanen waren woedend, over liet door Reuclilin uitgebrachte oordeel: zij zonden eene menigte geschriften over dit onderwerp in de wereld. Doch ook de partij der humanisten zal niet stil; krachtig ondersteunde zij Reuclilin. J Jakoh Hoogstraten reisde zelf naar Rome. om Reuclilin als ketter aan te klagen en te bewerken, dat zijne geschriften veroordeeld werden, doch hij slaagde niet; onverrichter zake moest hij naar Duitschland terugkeeren, want paus Leo X trok zich in persoon den geleerde aan, voor wien hij eene bijzondere belangstelling koesterde. De strijd lusschen de humanisten en de obscuranten of duislerlingen — zoo noemde men in het algemeen de tegenstanders van hel humanisme werd tengevolge van dit alles nog heviger. In dezen strijd onderscheidde zich een jong edelman uit een aanzienlijk Frankisch geslacht, wiens naam wij reeds vroeger hij liet verhalen van de veete tegen Ulrich van Wuriember" genoemd hebben, Ulrich van Hutten, doorzijn bijtend vernuft en zijn schitterend talent. Eensklaps verscheen er een werk onderden titel: Epistolae obscurorum virorum (brieven van duislerlingen), waarin de domheid en onwetendheid dezer lieden met scherpen spot gegeeseld werden. Deze brieven waren schijnbaar door duislerlingen zelf aan hunne vrienden geschreven, zij waren opgesteld in het gebrekkige, alle regels der spraakkunst verkrachtende potjeslatijn, waarvan de onwetende geestelijken van dien lijd zich bedienden. De geest der duislerlingen was zoo voortreffelijk weergegeven, dat velen hunner, toen de eerste brieven verschenen, in gemoede meenden, dat tién dier heeren deze geschreven had. en dat ze zelfs van den kansel die voortreffelijke brieven aanbevalen. Eerst toen deze hand over hand scherper werden, loen de biltere spot, waarvan zij overvloeiden, zelfs door den eenvoudigste moest worden opgemerkt, toen zij zonder verschooning alle ondeugden en gebreken der geestelijkheid, haar diep ingewortelde zedeloosheid, hare onbeschrijfelijke onwetendheid en schaamtelooze zelfzucht ontsluierden, toen bemeikten de duislerlingen tot hun grooten schrik, welke geduchte wapenen men tegen hen gebruikt had. Thans trachtten zij door legenschriften die brieven onschadelijk te maken en lokten zij meer dan een kerkelijk verbod daartegen uil; doch al hunne bemoeiingen waren vruchteloos. De brieven werden in vele duizenden exemplaren in de geleerde wereld verbreid en stelden de duislerlingen in hunne onwetendheid en zelfzucht zoo naakt ten loon, dat geene verdediging meer haatte. Deze brieven gingen uit van verscheiden talentvolle humanisten; vele daarvan waren door den scherpen Crotus Rubianus, andere door diens vriend Ulrich van Hullen geschreven. De laatste bleef voortaan, terwijl vele andere humanisten spoedig aan de reformatorische denkbeelden, die hun le ver gingen, ontrouw werden, de stoutmoedigste bestrijder van alle misbruiken in slaat en kerk. Hij verwierf zich als schrijver en dichter zulk een grooten roem. dat keizer Maximiliaan zelf hem in het jaar 1517 te Augsburg als dichter kroonde. Hoe belangrijk de strijd der humanisten tegen de duislerlingen en tegen vele misbruiken en wanbegrippen der Roomsch-Katholieke kerk ook was, tot eene kerkhervorming voerde hij niet. hij bereidde slechts de gemoederen des volks daartoe voor. Den eigenlijken stoot tol de hervorming gaf de vrijzinnige. jegens hel humanisme gunstig geslemde paus Leo X, door eerfongelioorcl misbruik van den allaat. De leer der indulgentiën of van atlaat was in den loop der eeuwen voor de pausen eene zaak van liet hoogste gewicht geworden; zij vormde namelijk de bron van zeer aanzienlijke inkomsten voor de kerk. Reeds in de oud-Christelijke kerk had de aflaat bestaan. Volgens het ^beginsel, dat rechterlijke straften door eene geldboete afgekocht konden worden, Miad de kerk hare straften meer dan eens opgeheven, wanneer de zondaar oprecht berouw aan den dag legde,, beterschap beloofde en buitendien eene zekere som als aalmoes aan de armen of voor het een of ander godsdienstig doel betaalde. Weldra kwamen de liooge geestelijken echter lot de overtuiging, dat zij van den allaat in het belang der kerk zelf partij konden trekken. Zij bezigden dien in de dagen der kruistochten, 0111 de strijders door de belofte van schuldvergeving tot deelneming aan den heiligen krijg op te wekken, en zoo ontstond de hoogst zonderlinge leer. dat de paus het recht bezat om vooi elke, ook voor de snoodste zonde vergiffenis ie schenken. Christus — zoo heette bet — had zoovele goede werken gedaan, dat zijne hemelsche verdiensten de lot verzoening der menschheid met God vereischte maat verre te boven gingen. De overvloeiende schat zijner goede werken en van die der heiligen was echter niet verloren, maar kwam der Christenheid ten goede; den paus, als den stedehouder van Christus op aarde, was de bewaring van dien genadeschat toevertrouwd en het recht verleend om daarover te beschikken en den zondaars daaruit zooveel mede te deelen, dat daardoor aangevuld werd hetgeen aan de maat hunner goede werken tot verkrijging van Gods genade ontbrak. Deze zonderlinge leer werd in liet jaar 1342 door eene pauselijke bul lot een geloofsartikel verheven. 4 . Na de uitvaardiging van deze pauselijke bul nam de aflaat een geheel ander karakter aan dan vroeger. De pausen gebruikten hun recht oin den schat der kerk te ontsluiten als een middel oin hunne eigen schatkist te vullen. Het voor de lerueving der zonde betaalde aeld werd niet meer lot aalmoezen, maar tot algemeen kerkelijke doeleinden, d. i. ten bate der pauselijke schatkist besteed. Wel knoopte men aan liet verleenen van allaat nog allijd de voorwaarde vast, dat de zondaar berouw toonde en beterschap beloofde, maar deze voorwaarde werd langzamerhand als eene bijzaak beschouwd: de lipofdzaak was, dat de allaat goed betaald werd. £-*■■+ kb "'jf l : . • J"- !]±, l)e recl,'le waarachlige schat der kerk is hel heilig evangelie der heerlijkheid en genade Gods. In dien lijd dacht Luther er nog niel aan, zich van de katholieke kerk los te scheuren slechts tegen enkele liarer misbruiken en bovenal tegen den aflaathandel voerde hij strijd. Doch nadat hij eenmaal den voet op den weg der kerkhervorming had gezet, moest hij dien ook ten einde toe bewandelen. Mij was een man vol moed en geestkracht, een man uit één stuk en nooit deinsde lnj terug voor de gevolgen van hetgeen hij als waar en goed had erkend, doch jiusl hierdoor zag hij zich genoopt tot stappen, die lui in tien beginne niet bedoeld, ja zelfs niet eens voorzien liad. Luther behoorde tot die degelijke en ernstige karakters, die door den strijd gehard worden, wier standvastigheid klimt met het gevaar, wier moed aangloeit met den tegenstand. Hij zelf drukte dit later op zijne eenvoudige wijze met deze woorden uit: «Toen ik voor het eerst den aflaat aanviel en de geheele wereld groote oogen opzette en velen meenden, dat ik te veel ophef van de zaak gemaakt had, kwamen mijn prior en mijn superieur, door het krijgsgeschreeuw bewogen, tot mij en legden eene groote vrees aan den das en smeekten mij, dat ik de orde toch niet te schande zou maken". Toen antwoordde ik: »Lieve vaders, is dit niet in Gods naam begonnen, dan zal het spoedig op niets uitloopen, doch is liet in Zijn naam aangevangen, laat het dan maar aan Hem over!" Met dit gelooMg vertrouwen op God zetle Luther den eenmaal aangevangen strijd voort; weldra bemerkte hij dat hij de rechte snaar getroffen, en hij in zijne stellingen den vinger gelegd had op de gevaarlijkste wond. waaraan de katholieke kerk dier dagen leed. De stellingen verwekten in Duitschland een ongehoord opzien. Zij gaven woorden aan hetgeen er in het hoofd en hart van duizenden omging doch dat niemand tol dusver had durven uitspreken. Van alle kanten' betuigden de meest beroemde humanisten Luther hunne instemming met zijne stellingen. ° J De streng katholieke partij was over de stoutheid van den Augustijner monnik die liet waagde een der voornaamste leerstukken van het katholicisme aan e 'aslen, diep verontwaardigd. De onderkanselier aan de universiteit van Ingolsladt, Dr. Johannes Eek, zond een heftig tegenschrift tegen Luthers stellingen in het licht, waarin hg wees op de overeenkomst, welke Luthers denkbeelden met uie van Johannes Huss vertoonden. i i r?as ?®nR,zeer staatkundige en slimme zet, want de naam Hussiet had in Duitschland nog altijd een slechten klank; de Duitschers hadden de \reeselijke verwoestingen nog niet vergeten, door de Hussietenoorlogen in hun vaderland aangericht. Ook Tetzel was woedend; hij beweerde, dat de aanval op den door den paus goedgekeurden, ja verordenden aflaathandel niet anders was dan een aanval op den pauselijken stoel zelf. Tetzel vond een bondgenoot in den beroemden Koenraad Wimpina, Ie Luther en zijne bestrijders. Luther naar Rome ontboden. Frankfort aan den Oder, die des te liever de partij van den Dominicaan omhelsde, dewijl hij daardoor niet alleen aan Luther, maar ook aan deuniversiteit te Wittenberg een gevoeligen slag hoopte toe te brengen. De jeugdige hoogest'hool te Frankfort toch, door keurvorst Joachini gesticht, was eene mededingster van die te Wittenberg en Wimpina zag alles, wat van daar uitging, met nijdige oogen aan. Ten gevolge hiervan werd Frankfort weldra het brandpunt van alle de hervorming vijandig gezinde elementen, terwijl omgekeerd al hare vrienden zich te Wittenberg vereenigden. Ook te Rome greep een aanzienlijk Dominicaan, de voormalige censor ues pausen. Sylvester Prierias, naar de pen, om een strijdschrift tegen Luther in bet licht te zenden. Zulke aanvallen dwongen Luther om op zijne beurt de pen op te vatten en in kernachtige, vaak bijtende taal de bittere beschuldigingen, hem naar liet hoofd geworpen, te ontzenuwen. Daardoor werd de aangevallene steeds dieper in den geestelijken strijd gewikkeld. lot dusver was de gedachte niet bij hem opgekomen om den paus zelf, dien bij nog altijd met geloovig, zelfs door zijne reis naar Rome niet geschokt vertrouwen, als het rechtmatig opperhoofd der kerk beschouwde, aan te vallen, doch spoedig sleepte liet strijdgewoel hem zoover voort, dal hij eene nieuwe, stoute bewering waagde. »\\ anneer de paus en de kerkvorsten—- zoo schreef bij den schandelijken aflaathandel goedkeurden, dan was Rome de zetel van _den Antichrist. liet was slechts eene voorwaardelijke stelling, aan een "indien vastgeknoopt, en Luther vermoedde niet, dat hij door haar uit te spreken tegen de gelieele beslaande orde der kerk in verzet kwam; loch was dit het geval en Luther werd door de gevolgen van zijn eersten stap steeds tot nieuwe en belangrijke slappen genoopt. De verbitterde Dominicanen waren niet blind voor het gevaar, dat hen en de gelieele kerk bedreigde; de strijd, tol dusver alleen met geestelijke wapens, met woord en schrift gevoerd, deed het katholicisme reeds op zijne grondvesten trillen. Zulk een tegenstander moest niet langer met woorden worden bestreden, de kerk moest al hare macht aanwenden om hem te verpletteren. De afschuwelijke ketter moest voor de geestelijke rechtbank gedaagd en door haar aan den brandstapel, dien hij wel en wettig verdiend had, overgeleverd worden. Het lot van Johannus Huss moest ook dat van Luther worden. De Dominicanen wendden zich niet eene aanklacht tegen Luther tol den paus en drongen op een onderzoek van diens zaak aan. Leo X had de zaak aanvankelijk vrij licht opgenomen. Hij beschouwde haar als een armzaligen monnikenlwist tusschen de orden der Augustijnen en Dominicanen, die altijd vijandig tegenover elkander stonden. Doch toen de klachten der laatslen steeds dringender werden, zag bij zich eindelijk gedrongen om Luther naar Rome Ie ontbieden, opdat hij zich daar tegen de ingebrachte beschuldiging verdedigen zou. Naar Rome te gaan was voor den hervormer hetzelfde als den dood in de kaken Ie loopen ; daar wachtte hem onvermijdelijk de brandstapel. Luther en zijne vrienden wisten dit zeer goed en de laatsten drongen derhalve bij hem er op aan, dat hij aan die oproeping geen gevolg zou geven. lol zijn geluk vond bij bescherming bij zijn landheer, den machtigen keurvorst, Frederik den Wijzen. Frederik was een vroom man en een ijverig katholiek ; in vroegere jaren had hij zelfs eene bedevaart naar Palestina gedaan en de Allerheiligenkerk te Wittenberg getuigde in een groot aantal kostbare relieken van zijne Irouw aan de kerk. Maar hij behoorde niet tot de streng-orthodoxe partij, hij hield niet van de Dominicanen en was niet ongunstig gestemd ten aanzien van het streven der humanisten zijner dagen. Hij was trotsch op de door hem gestichte Witlenbergsche hoogeschool en op den vrijen geest, die daar heerschte. Dr. Luther beschouwde hij als een Frederik de Wijze. sieraad dier universiteit en liij verheugde zich over de genegenheid welke de academische jongelingschap den stoutmoedigen leeraar bewees. De studenten trokken krachtig partij voor Luther; zij hadden dit nog kort geleden getoond door een man, die den druk der aflaatbrieven voor Telzel bezorgde, Ie mishandelen, hem zijn geheelen voorraad af te nemen en de brieven op de markt, onder groote toejuiching van de zijde des volks, in hel openbaar te verbranden. Zulk een algemeen beminden leeraar der universiteit wilde de keurvorst niet prijsgeven en hij werd in zijn voornemen versterkt door zijn gunsteling, den hofprediker en geheimschrijver Spalatinus, die een trouw vriend van Luther was. Misschien oefende ook een droom, dien de keurvorst, naar men verhaalt, in den nacht na Allerheiligen had gehad, eenigen invloed op hem uit. Hij zag in dien droom den stoutmoedigen monnik aan de deur der slotkerk van Wittenberg zijne !)5 stellingen opschrijven en wel in zulk een groot schrift, dat de keurvorst het mijlen ver lezen kon. De pen groeide in de hand des schrijvers onophoudelijk aan. zij werd al grooter en grooter, lotdat zij eindelijk tot Rome reikte, de driedubbele kroon van den paus aanraakte en die deed waggelen, lteeds strekte de keurvorst den arm uit om die te grijpen, toen hij ontwaakte. De ondersteuning van Frederik was Luthers behoud: de paus willigde den wensch van den invloedrijken keurvorst in en stond toe. dat het tegen Luther in te stellen onderzoek in Duitschland plaats zou hebben, Leo X wilde Frederik den Wijzen aan zich verplichten, en zich van zijn steun in Duitschland verzekeren, want keizer Maximiliaan was oud, men meende, dat hij niet lang meer regeeren zou en bij de verkiezing van een nieuwen keizer was de steun van den keurvorst voor den paus van het grootste gewicht. Leo X gaf derhalve zijn legaat bij den Rijksdag te Augsburg, den kardinaal Thomas de Vio, naar zijne geboorteplaats Gaëta gewoonlijk Cajetanus genoemd, volmacht om het onderzoek van de zaak des Augustijner monniks te leiden. Keizer Maximiliaan had in het jaar Lil* een rijksdag te Augsburg bijeengeroepen. niet lol beslechting der godsdienstige geschillen, want daarom bekommerde hij zich weinig, al vermoedde hij ook, dal Luthers optreden gewichtige gevolgen zou hebben, — o. a. bad hij keurvorst Frederik eens laten zeggen, dal hij zijn monnik zorgvuldig bewaren moest, daar men zich wellicht eenmaal van hem bedienen kon -—, maar de staatkundige zorgen lagen hem veel nader aan het hart dan de belangen van den godsdienst. Hij wenschte zijn kleinzoon, koning Karei van Spanje, op den Duitschen keizerstroon verheven te zien en wilde dezen op den rijksdag te Augsburg lot Roomsch koning doen verkiezen. Buitendien wilde hij de rijksstenden overhalen om een groot leger tegen de Turken uil Ie rusten. De keizer hechtte des te meer gewicht aan hel afweren van den dreigenden aanval der Turken, daar hij het land, hetwelk het eerst aan dat gevaar blootstond, Hongarije, als een erfdeel van zijn geslacht beschouwde. Reeds in hel jaar 1506 had hij met koning Wladislaus over de erfopvolging in dit land een verdrag gesloten, volgens hetwelk des koningsdochter Anna, toen drie jaren oud. met Ferdinand, Maximiliaans vierjarigen kleinzoon, verloofd werd. Bovendien werd beslolen tot de verloving van Maria, des keizers kleindochter, met een nog ongeboren zoon des konings, wiens gemalin toen hare bevalling te gemoet zag. Gelukkig voor de beide vorsten was het kind, dat nog in hel jaar 1500 ter wereld kwam, werkelijk een knaap, de latere koning Lodewijk II. Het zonderlinge verlovingsverdrag werd negen jaren later, in het jaar 1515, bekrachtigd door eene nieuwe overeenkomst, waarbij bepaald werd, dat prinses Anna, ingeval Lodewijk kinderloos stierf, diens erfgename in Hongarije Rijksdag te Augsburg. Luther en de kardinaal Cajetanus. en Boheme worden zou. Maximiliaan mocht dus hopen, dut beide landen door het huwelijk van zijn kleinzoon Ferdinand eens aan zijn huis zouden komen en hij achtte zich derhalve verplicht Hongarije tegen de Turken te beschermen. Hiertoe wilde hij op den rijksdag te Augsburg de hulp der stenden inroepen. Doch ook nu was al zijn pogen vruchteloos. Wel konden de Duitsche vorsten zich niet ontveinzen, dat ook voor Duitschland hel van de zijde deiTurken dreigende gevaar groot was en dat het daarom in het belang van Duitschland was, Hongarije, dat bolwerk tegen aanvallen uit het oosten, te beschermen, doch zelfs zulke overwegingen waren niet in staat de vorsten. die alleen aan de slem van hel laagste eigenbelang gehoor gaven, tot het geringste offer voor het gemeenschappelijk vaderland te bewegen. Op den rijksdag te Augsburg bleek het duidelijk, hoe nutteloos zulke vergaderingen eigenlijk waren, zoodra het doel waarmee zij waren bijeengeroepen, gelijk hier, door allerlei kuiperijen verijdeld werd. De pauselijke legaal, kardinaal Cajetanus, hield eene wegsleepende redevoering, waarin hij de vorsten en sleden dringend lot den strijd tegen de erfvijanden der Christenheid opwekte; doch zijne pleitrede werkte de plannen van Maximiliaan meer tegen dan in de hand, want ook vele vorsten waren de besliste tegenstanders van den paus, en vreesden dat zij diens macht door een kruistocht tegen de Turken zouden verhoogen. Even vruchteloos bleef Maximiliaans poging om zijn kleinzoon Karei de Roomsehe koningskroon en daarmede eenmaal de keizerskroon te verzekeren. De gezanten van den Franschen koning Frans I, bij wien de pauselijke legaat zich aansloot, kochten door geschenken in geld en door beloften de vertrouwde dienaren der Duitsche vorsten en ook de vorsten zelf om. Dezen lieten zich dan ook bewegen tot de verklaring, dat het niet gebruikelijk was een Roomsch koning te verkiezen, zoolang de keizer niet te Rome gekroond en dus eigenlijk zelf niet meer dan Roomsch koning was, inen zou immers door zulk eene benoeming twee Roomsch koningen te gelijk bezitten. Het doel, waarmede Maximiliaan den rijksdag te Augsburg had bijeengeroepen, werd dus geheel gemist. Ma het sluiten der vergadering, in October 1518, kwam Luther te Augsburg; in een keizerlijken brief was hem vrijgeleide toegezegd. Hij was overtuigd, dal men dit vrijgeleide evenmin eerbiedigen zou, als dal van Huss naar liet concilie van Constanz. Doch deze overtuiging had den stoutmoedigen hervormer geen oogenblik doen wankelen; hij °had besloten, voor zijne leer — zoo het wezen moest — zijn leven te lalen, en hij schreef dit uit Augsburg aan zijn vriend Philippus Melanchthon, een bloedverwant en leerling van den beroemden Reuchlin, die voor korlen tijd als hoogleeraar naar Wittenberg beroepen was. Kardinaal Cajetanus ontving Luther met hoofsche vriendelijkheid; hij was een geoefend scholastieke!', zeer bedreven in het kanonieke recht en van nabij vertrouwd met de geschriften der kerkvaders; hij hoopte ten gevolge hiervan den onbeduidenden monnik spoedig lot zwijgen te zullen brengen; maar hij vond een sterker tegenstander dan hij verwacht had. Terwijl de kardinaal zich op de pauselijke decreten, op Thomas Aquinas of Aristoteles beriep, voerde Luther bewijzen uit de Heilige schrift aan en verlangde hij, dat ook Cajetanus zich daarvan alleen zou bedienen. Aan het slot der derde en laatste samenkomst, waarin Luther den legaal eene schriftelijke verdediging van zijne gevoelens overhandigde, sprak deze, in drift opstuivend: «Herroep, zeg ik u, nog eens: herroep, of waag het niet meer, onder mijn oog te verschijnen!" Hiermede waren natuurlijk alle onderhandelingen afgebroken. Tot het herroepen van hetgeen hij voor de zuivere waarheid hield, kon Luther natuurlijk niet besluiten, toch wenschle hij den vrede met zijne geestelijke overheid te herstellen en lol bereiking van dit doel was hij bereid een Luthers vlucht uit Augsburg. offer je brengen. Schriftelijk verklaarde hij, dat hij gaarne de Ie harde uitdrukkingen legen den paus, welke Item in de hitte van den strijd der meeningen ontsnapt waren, wilde terugnemen; indien men slechts niet van hem eischle, dat hij tegen zijne overtuiging sprak, dan wilde hij in het vervolg over den ufluat het stilzwijgen bewaren, mits zijne tegenstanders dit van hunne zijde ook deden. Op dit geschrift ontving Lulher zelfs geen antwoord. Mij was in zijn wensch naar vrede en verzoening zoover gegaan, als hij meende met behoud zijner eer te kunnen doen; doch zijne pogingen lot toenadering waren afgewezen, hij gordde zich dus opnieuw ten strijde aan. Den 1O™ Oelober stelde hij voor een notaris en in tegenwoordigheid van twee getuigen een bezwaarschrift tegen de door hem ondervonden bejegening op; hij besloot dit met een beroep van den kwalijk onderrichten op den beter onderrichten paus. Uit geschrift overhandigde hij een monnik met den last het aan den kardinaal, voor wieu hij zelf niet weer verschijnen mocht, over te geven. Luthers stoutmoedig optreden had hem te Augsburg vele vrienden verworven ; eensklaps verbreidde zich het gerucht, dat de hervormer gevangen was genomen en dat in weerwil van het vrijgeleide zijn proces als ketter opgemaakt worden zou. Nu drongen de prior van het Augustijner klooster, die in den monnik een warm belang stelde, en een Augsburger raadsheer, Langmanlel genaamd, krachtig bij hem er op aan, dat hij de gevaarlijke stad in allerijl zou verlaten. Luther weigerde dit eerst, doch weldra zag hij in, dal hij te Augsburg niets meer uitrichten kon. Waartoe zou hij er langer blijven ' Voor den kardinaal kon hij niet verschijnen; het was hem niet vergund, zich te verdedigen; hij stelde zich dus zonder noodzaak aan dreigend levensgevaar bloot. De prior verschafte hem een paard, en in een donkeren nacht, den 20cn Oelober, opende Langmanlel hem een poortje in den muur, zoodat bij ontvluchten kon. In zijn voor een ruiter alles behalve gemakkelijk monniksgewaad wierp Lulher zich te paard en hij reed acht mijlen ver onafgebroken in zulk een geslreklen draf voort, dat hij, toen hij van het paard steeg, niet loopen kon en bijna bewusteloos op een hoop stroo in een diepen slaap viel. De vlucht was gelukt; na een veel gemakkelijker reis kwam hij spoedig te Wittenberg aan. De monnik, wieu Luther zijn bezwaarschrift toevertrouwd had, durfde dit niet aan den kardinaal ter hand stellen; twee dagen na Luthers vlucht plakte de notaris, die daaraan den wettelijken vorm gegeven had, het op de markt le Augsburg aan. De kardinaal Cajetanus was over deze stoutmoedigheid van den monnik . die het waagde, den strijd opnieuw te beginnen, even verwonderd als verontwaardigd. Hij had gemeend, door zijne trolsche laai den oubeteekenenden monnik te kunnen verpletteren, en thans trof hij in hem een tegenstander aan, die volkomen bereid was den strijd voort te zetten en ten wiens gunste de volksstem zich reeds in wijden kring verhief. Hij zocht steun bij de wereldlijke macht; in een schrijven, dat bittere klachten over Luther bevatte, wendde hij zich tot den keurvorst Frederik den Wijzen, met het verzoek, dat deze den ketter en rustverstoorder niet langer beschermen, maar naar Rome opzenden ol althans uit zijn land verwijderen zou. Frederik de Wijze, die — gelijk we reeds zeiden — met zijn beroemden hoogleeraar zeer was ingenomen, was te rechtvaardig om een vonnis te vellen, zonder den beklaagde le hebben gehoord. Hij zond den brief des kardinaals aan Lulher toe en ontving van dezen een verweerschrift, hetwelk door zijne kernachtige welsprekendheid op den keurvorst zulk een diepen indruk maakte, dat hij besloot, den hervormer tegen eiken aanval le beschermen. Paus Leo X, die intusschen in eene bul den allaalhandel in zijn geheelen Karei von Miltitz onderhandelt met Luther. omvang bekrachtigd had, was mot de handelwijze van Cajetanus volstrek» niet tevreden. Hij begreep, dal de vurige monnik niet door gestrengheid en bedreigingen tot herroeping gedwongen kon worden en dat de, kerk reeds oneindig veel zou hebben gewonnen, indien Luthers vrijwillig aanbod om te zwijgen aangenomen was. Welk een geducht tegenstander Luther was en hoezeer zijn invloed van dag tol dag aangroeide, bleek uit het stoutmoedig optreden der humanisten, die zich thans in hunne geschriften openlijk voor Luther en legen den paus verklaarden. Leo X had buitendien nog zijne goede redenen om Luther met de geestelijkheid (e verzoenen, dewijl hij door strenge maatregelen lichtelijk den beschermer van den stoutmoedigen monnik, keurvorst Frederik den Wijzen, beleedigen kon. Ilij besloot eene poging te wagen om door vriendelijke toespraak den monnik van het voortzetten van den strijd af' te brengen. Met dit doel zond hij een legaat naar Duitschland, namelijk zijn kamerheer, den Saksischen edelman Karei von Miltitz, die in last ontving, aan keurvorst Frederik de gouden roos — een eervol geschenk, hetwelk het pauselijke hof slechts aan de eerste vorsten van Europa placht te schenken — over te brengen. Zijne voornaamste laak was echter, de twisten met Luther tot eiken nriis te beslechten. De nieuwe pauselijke legaat ging op eene geheel andere en veel verstandiger wijze te werk dan kardinaal Cajetanus. Op zijne geheele reis, zelfs in de herbergen, waar hij zijn intrek nam, sprak hij openhartig en in vrijzinnigen geest zijne meening uit over den toestand der kerk en over de bij haar ingeslopen misbruiken; hij gaf overal de verzekering, dat de paus zelf daarvan een vijand was; vooral liet hij zich met de grootste verontwaardiging uit over de schaamteloosheid der aflaalpredikers, in 't bijzonder over Tetzels houdin«; zijne uitdrukkingen waren zóó kras, dat Telzel het uit vrees voor den legaat niet waagde, voor hem te verschijnen. Ook jegens Luther gedroeg von Miltitz zich vriendelijk en voorkomend. Hij had met dezen den 3™ Januari 131!) eene samenkomst te Altenburg, waarin hij den monnik opmerkzaam maakte op de schade, welke diens heftigheid veroorzaken kon; hij smeekte hem op den liefdeiijkslen toon, zonder op eene herroeping aan te dringen, dat hij iu het vervolg den vrede bewaren zou. Luther was door den vriendelijken toon van den legaat diep getroffen; hij beloofde, zich van verdere aanvallen te zullen onthouden en stelde als eenige voorwaarde, dat ook zijne tegenstanders Eek en Tetzel het stilzwijgen bewaren en hem hunne aanvallen sparen zouden. De zaak moest volgens Luthers eigen woorden doodbloeden. Om de maat zijner toegevendheid vol te meten, schreef de hervormer een zeer eerbiedigen brief aan den paus; hij erkende daarin, dat hij in den strijd legen zijne tegenstanders te scherpe woorden gebezigd had, en bevestigde de aan den kamerheer von Miltitz gedane belofte dat hij den geheelen strijd zou laten rusten, indien ook aan zijne bestrijders het stilzwijgen werd opgelegd. Zoo scheen de strijd in den boezem der katholieke kerk op eene vreedzame wijze ten einde gebracht en dit gebeurde op een tijdstip, waarop dooiden dood van keizer Maxiiniliaan zulke ernstige staatkundige vraagstukken aan de orde van den dag gesteld werden, dat Leo X alle reden zuu gehad hebben om zich zelf geluk te wenschen indien het hem werkelijk gelukt was, aan den verbitterden geloofsstrijd een einde te maken. Maxiiniliaan had aan de met Luther gevoerde onderhandelingen geen deelgenomen; hij was hem wel niet vriendelijk gezind, maar hij liet hem geworden. Of hij dit ook later zou hebben gedaan, of hij zich misschien van Luther zou bediend hebben, om de pauselijke macht in Duitschland te beperken, is niet met zekerheid te bepalen, dewijl Maxiiniliaan zich te veel Dood van keizer Maximiliaan. door zijn oogenblikkelijk voordeel besturen liet, om een grootscli staalkundig plan door te zetten, zonder ter linker- of ter rechterzijde af te wijken. In den laatsten tijd zijns levens kon hij de hulp des pausen niet missen, zoowel ten aanzien van de verheffing van zijn kleinzoon Karei tot Roomsch koning als van de verdediging van Hongarije tegen de Turken. Met het oog hierop had hij zich in een schrijven aan Leo X dan ook bereid verklaard zijn invloed tot beslechting van de ergerlijke kerkelijke geschillen aan te wenden. Dit aanbod was echter volstrekt geene vrucht van 's keizers overtuiging dat Luther een dwaalleeraar was, maar alleen van zelfzuchtige berekeningen; de keizer zou zich daardoor zeker niet hebben laten terughouden van eenigen stap ten gunste des hervormers, indien hij daarmede eenig staatkundig voordeel had kunnen behalen. Maximiliaan zou den voortgang der hervorming niet beleven. Reeds toen hij na afloop van den rijksdag Augsburg verliet, zegt men dal hij bij het afscheid, een treurigen blik op de hem dierbare stad werpende, uitriep: «Vaarwel trouwe stad met uwe goede burgers, wij zullen u niet wederzien." Hij begaf zich naar Tirol en ondervond hier in zijn eigen land eene krenkende bejegening, waaruit ons duidelijk blijkt, boe diep het aanzien deikeizerlijke waardigheid in Duitschland gezonken was. De burgers van Innsbruck hadden uit vroegere dagen nog eene zekere som geld van den keizer te vorderen voor de vertering, welke de leden van 's keizers gevolg bij hen gemaakt hadden. Toen Maximiliaan nu voor de stad verscheen, om daar eenigen tijd rust te houden, weigerden de burgers zijn gevolg binnen te laten; het moest in de ruwste weersgesteldheid buiten inde open lucht blijven. Moedeloos zette Maximiliaan zijne reis voort. Hij voelde zich zeer ziek; door op de jacht beweging te nemen, hoopte hij zich te versterken, doch hij verergerde daardoor zijn toestand. Den I2en Januari Ij 19 stierf bij te Wels in Opper-Oostenrijk. ZES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Nederlanden en Spanje. Aartshertog Philips de Schoone. Herroeping van de privilegiën der Hollanders. Philips huwelijk niet Johanna van Aragon. Opstand in Gelderland. Karei van Egmond, hertog van Gelre. Albrecht van Saksen en de Friezen. Opstand der Friezen. Hendrik van Saksen en de Friezen. De Geldersche krijg. Philips de Schoone in Spanje Verraad van hertog Karei van Gelre. Philips tweede verblijf in Spanje. Zijn dood. Aartshertog Karei. Regentschap van Maximiliaan. De regentes Margaretha Hertog Karei van Gelre en zijne bondgenooten. Lange Pier en zijne rooftochten. Wreede wijze van oorlogvoering George van Saksen en graaf Edzard van Oost-Friesland. De Zwarte bende. Karei van Gelre en de Friezen. Friesland met de Nederlanden vereenigd. Hervatting van den Gelderschen krijg. Holland op de vreeselijkste wijze verwoest. Zegepraal van den graaf van Nassau. Vrede. Aartshertog Karei wordt koning van Spanje Nationale haat tusschen Spanjaarden en Nederlanders. Ximenes' bewind in Spanje. Verdrag van Noyon. Koning Karei in Spanje. Zijne ondankbaarheid jegens Ximenes. Kareis bewind in Spanje. Begunstiging van de Nederlanders. Zijn uitzicht op de Duitsche keizerskroon. Eer wij voortgaan met het verhalen van Duitschlands geschiedenis, moeten wij een blik werpen op de Nederlanden en Spanje, de beide erflanden van Maximiliaans kleinzoon, den jongen koning Karei, die door zijn grootvader Philips de Schoone. Karei van Egmond, hertog van Gelre. bestemd was om eens de keizerskroon te dragen en die ook door een deel der rijksgrooten als de natuurlijke erfgenaam dier kroon beschouwd werd. Nadat Maximiliaan in het jaar 1493 zijn vader Frederik 111 als keizer van Duitscliland opgevolgd was, droeg hij reeds in het jaar 1494 deregeerin" over de Nederlanden aan zijn löjarigen zoon Philips op, dewijl hij niet°zonder grond meende, dat deze door de Staten der Nederlandsche gewesten zonder tegenstand als de wettige vorst erkend zou worden. Dit bleek ook werkelijk het geval te zijn; de jonge vorst kon het zelfs wagen, in de vergadering der Staten van Holland te Geertruidenberg, alle privilegiën, welke de Hollanders sinds den dood van Karei den Stouten hunnen vorsten afgedwongen hadden, te herroepen, zonder dat deze eigendunkelijke handeling het minste verzet uitlokte. Philips de Schoone — dezen naam ontving de jonge aartshertog wegens zijn schoon uiterlijk — scheen het volk recht te geven om blijde verwachtingen ten aanzien zijner regeering te koesteren. Met evenveel ijver als voorspoed bevorderde hij den bloei van den Nederlandschen handel: hiertoe droeg het sluiten van een voordeelig handelsverdrag met Engeland zeer veel bij! Ook zijn huwelijk met de Spaansche vorstin Johanna van Aragon was in dil opzicht van het grootste belang, daar het aanleiding gaf tot een levendi" handelsverkeer lusschen de Nederlanden en Spanje. De dood van Johanna's oudere zuster maakte haar tot de vermoedelijke eiigename van den Spaanschen troon. Ferdinand en Isabella wenschten daarom dringend, dat Philips zich naar Spanje begeven zou, om zich met het volk en zijne zeden bekend te maken; voorloopig kon Philips dezen wensch echter niet inwilligen, dewijl meer dan ééne belangrijke zaak zijne tegenwoordigheid in de Nederlanden noodzakelijk maakte. Hij meende namelijk eerst een in Gelderland uitgebroken opstand te moeten onderdrukken. Karei, de zoon van hertog Adolf van Gelre, was aan het hof van Maximiliaan opgevoed en door dezen zeer vriendelijk behandeld, ja zelfs in het jaar 1486 tot ridder geslagen. Doch in weerwil van dit alles kon de jonge vorst het maar niet vergeten, dat zijn vader en zijn grootvader eens regeerende hertogen geweest waren. Zoowel op de oude liefde der Gelderschen voor zijn stamhuis als op de hulp van Frankrijk steunend, was hij in het jaar 1494 in Gelderland verschenen, om zijne aanspraken op zijn erfgoed te doen gelden. Het was hem ook werkelijk gelukt, het volk in opstand te brengen, doch Albrecht van Saksen trok tegen hem op en ontrukte hem de behaalde voordeelen weder. In het jaar 1490 waagde Karei eene tweede poging, die nu met een gelukkiger uitslag bekroond werd. Het volk koos zijne zijde; de Oostenrijksche bezettingen werden uit de meeste steden verdreven en weldra za« Ivarel zich weder in het bezit van bijna geheel zijn hertogdom gesteld. Albrecht van Saksen stond niet tegenover hem, om hem zijne overwinningen te betwisten; de beroemde veldheer was door den keizer, tot belooning voor de groote diensten, door hem bewezen, met het erfstadhouderschap van Friesland bekleed, eene waardigheid, waarin hij zich echter niet zonder moeite en strijd kon handhaven. De West-Friezen hadden zich tol heden van alle vreemde overheersching vrij weten te houden, doch van luinne vrijheid een slecht gebruik gemaakt. Friesland was iu die dagen het tooneel van onafgebroken binnenlandsche oorlogen, die door de verschillende partijen van weerszijden met de grootste wreedheid gevoerd werden. Om aan dezen toestand een einde te maken, liet keizer Maximiliaan hun in het jaar 1494 door zijn gezant Otto van Langen aanzeggen, dat zij zich een potestaat moesten kiezen, opdat er eindelijk vrede in hun land heerschen mocht, dewijl hij zich anders genoodzaakt zou zien om een vreemdeling over hen tot heer aan te stellen. De Friezen en Albreeht van Saksen. Alle staten van Friesland werden uilgenoodigd om te verschijnen op eene vergadering, die te Sneek gehouden zou worden, doch slechts de leden van de eene partij verschenen daar; zij verkozen hun hoofd, een zekeren Juwe Dekama, lol potestaat, en besloten, dat men dezen den eed van trouw zou zweren in eene tweede vergadering, die te Bolsward bijeengeroepen werd. Doch de poging om door de verkiezing van een potestaat den vrede te herstellen, mislukte volkomen; de partijschap en verdeeldheid bleven even heftig als vroeger voortwoeden. De gezant van Maximiliaan, Otto van Langen, bemerkte dit maar al Ie duidelijk, toen hij Bolsward binnenrijdende door de straatjongens ontvangen werd met het zingen van het volgende rijmpje: Heer Otto van Langen Is nu hier gevangen Morgen zal hij hangen. Toen heer Otto van Langen deze woorden hoorde, scheen een langer verblijf in Friesland hem des te minder geraden, dewijl hij bovendien voile gelegenheid gehad had om op te merken, hoe verbitterd het volk tegen den op hoog bevel gekozen potestaat was. Hij verliet heimelijk de slad en trok zich naar Deventer terug. Hier waagde hij nog eene poging om de Friezen lol vrede en eendracht te bewegen, doch toen ook deze weder mislukte, gaf hij den moed op. 1 hans meende Maximiliaan met geweld aan dien ellendigen toestand een einde te moeten maken. Hij benoemde Albreeht van Saksen tot erfstadhouder van Friesland en deze maakte zich gereed om met 10,000 man in Friesland te vallen en Westergoo te bezetten. Nu waren de Friezen plotseling eensgezind. Ken vreemden heerscher wilden zij zich niet laten opdringen. Alle partijtwisten werden ter zijde gesteld, ja zelfs de burgers der stad Groningen, die anders legen de Friezen eene doodelijke vijandschap koesterden, vergaten hun ouden haal. Allen sloegen de handen ineen en zwoeren een duren eed, dal zij de Friesche vrijheid met goed en bloed zouden verdedigen. Albreeht was een te kundig staatsman om eene poging te wagen, het Friesche volk thans, nu het door vurige vaderlandsliefde één was, 'door kracht van wapenen te onderwerpen. Hij rekende er op, dat die vaderlandslievende stemming weldra verdwijnen en dan de oude partijschap opnieuw liet hoofd opsteken zou. Dit gebeurde ook inderdaad. De Friezen bleven eensgezind , zoolang zij een aanval van buiten duchtten ; toen deze echter uitbleef, ontstond er onder hen opnieuw verdeeldheid en strijd, waarvan Albreeht met de grootste sluwheid partij wist te trekken. Om de ééne partij le ondersteunen zag hij zich in de gelegenheid gesteld zijne troepen naar Friesland te zenden en hun aantal ongemerkt te vermeerderen. Kindel ijk, in hel jaar 1498, wist hij het zoover le brengen, dal de Friezen van Westergoo zelf hein vroegen, dé regeering te aanvaarden en thans gelukte liet hem, ook het overige Friesland aan zijne macht te onderwerpen. Het was er echter ver van af, dal hij zich in het rustig bezit der heerschappij zou mogen verblijden; want de Friezen vergaten niet licht liet "emis hunner vrijheid. Toen Albreeht naar Duitschland ging. om een rijksda" bij le wonen, brak tegen hem een algemeene opstand uit; de beweging werd echter spoedig onderdrukt, loen Albreeht terugkeerde en in vereenigin" met (■enige Duitsche vorsten — ook graaf Edzard van Oost-Friesland s?oo? zich bij hem aan — de opstandelingen aantastte. De Friezen werden geheel verslagen ; de aanvoerders moesten hunne poging om aan hun volk de vrijheid terug te geven, met den vreeselijksten dood boeten: zij werden gespietst. ^ Herlog Albreeht stierf spoedig na de behaalde overwinning en werd in Friesland door zijn zoon Hendrik opgevolgd, doch ook deze beleefde niet veel Philips de Schoone en Karei van Gelre. Trouweloosheid van Karei. vreugde van de verworven heerschappij. Reeds terstond nadat hij de regeering aanvaard had, wendden de onderdrukte Friezen zich heimelijk tot den aartshertog Philips den Sehoonen, die hij hen minder gehaat was dan de Sakser Hendrik, en boden hem de heerschappij aan; doch de onderhandelingen liepen Ie niet. ° Intusschen had in de Nederlanden de oorlog lusschen Philips den Sehoonen en Karei van Gelre, die door Frankrijks hulp versterkt was, onafgebroken voorlgeduurd. Philips was niet in staal den hertog weder uit Gelderland te verdrijven hij besloot derhalve, dewijl hij de reis naar Spanje als dringend noodzakelijk beschouwde, een wapenstilstand te sluiten en aanvaardde in liet jaar laOO dien tocht. Onze lezers zullen zich herinneren, dal deze reis, wel verre van eene goede verslandhouding tusschen Philips en zijn schoonvader teweeg Ie bren«en slechts strekte om beide vorsten van elkander te vervreemden, doch bovendien was zij oorzaak, dal de eerste kiem gelegd werd van een nationalen haat lusschen Spanjaarden en Nederlanders, die zich maar al te snel en al te krachtig ontwikkelen zou. Philips' ongedwongen en vroolijk, maar te gelijk lichtzinnig karakter 'ï n, T' aa" ',el Spaansche hof; evenmin vonden de Nederlandsclie edelen die Ibilips vergezelden, genade in de oogen der Spaansche grandes. Reeds in het jaar 1502 keerde Philips, die zijne ongelukkige gemalin Johanna voor wie hij niet de minste liefde koesterde, in Spanje liet, naaide Nederlanden terug. Hier had hij volop werk, want de Geldersche oorlo-» was opnieuw ontbrand. ° De dood van koningin Isabella, waardoor Philips' gemalin Johanna lot den troon van Kaslilië geroepen werd, maakte eene tweede teis naar Spanje noodzakelijk. Hij wilde die echter niet aanvaarden, voordat hij den oorlog in belderland ten einde had gebracht. Hij verzamelde een aanzienlijk leger en veroverde daarmede een groot deel van Gelderland. Hertog Karei, lot het uiterste gebracht, onderwierp zich. om niet alles te verliezen, aan den aartshertog, wien bij smeekend te voet viel. Philips was zwak genoeg, hem een tamelijk voordeeligen vrede toe te staan', hoewel hij, indien de oorlog was voortgezet, waarschijnlijk geheel Gelderland'zou veroverd hebben. J)oor uitstel van zijne reis vreesde hij evenwel, bij de bekende vijandige gezindheid van zijn schoonvader, in Spanje meer te zullen verliezen, dan Inj m Gelderland winnen kon. Daarom vertrouwde hij op de eeden van hertog Karei, die hem zelfs beloofde mede naar Spanje te zullen trekken, indien de reiskosten hem met 3000 goudstukken vergoed werden. Beiden kwamen overeen, dat hunne aanspraken op Gelderland binnen hoogstens twee laren aan eene scheidsrechterlijke uitspraak onderworpen zouden worden; tol dat tijdstip zou de hertog in het bezit blijven van dat gedeelte van Gelderland, hetwelk nog niet door de Oostenrijksche wapenen veroverd was. Na het sluiten van deze overeenkomst maakte Philips de noodige toebereidselen voor zijne inscheping. Ook hertog Karei kwam te Antwerpen, om den aartshertog op deze reis te vergezellen; hij nam liet beloofde reisgeld' in ontvangst, doch verliet vermomd de stad en reed zoo snel als zijn paard hem wilde dragen naar Gelderland terug. Philips zag wel in dat hij schandelijk bedrogen was, hij kon er wel niet aan twijfelen dat de Geldersche oorlog opnieuw beginnen zou. doch daar alles voor zijne reis in gereedheid was gebracht en zijne tegenwoordigheid in ppanje dringend noodig scheen, scheepte bij zich in Januari 1500 naar Spanje in. lu de Spaansche geschiedenis hebben wij reeds verhaald, dat hij reeds in hetzelfde jaar stierf en dat zijn kort verblijf aldaar alleen gestrekt bad om den nationalen haat lusschen Spanjaarden en Nederlanders nog meer aan te wakkeren. Karei, de oudste zoon van Philips, die zijn vader in de regeering opvolgde, Lange Pier. was een kind van nog geen zeven jaren; de Staten der Nederlandschegewesten richtten derhalve eenparig liet verzoek tot Keizer Maximiliaan, dat hij de voogdijschap aanvaarden zou. Maximiliaan deed dit. doch daar hij door de zor™ \ooi de belangen des rijks verhinderd was zich in de Nederlanden le vestigen, stelde hij zijne dochter Margarelha lot regentes aan, dewijl zij alseenice dochter van gravin Maria, wier nagedachtenis nog altijd door het volk in eere gehouden werd, lichtelijk op de toegenegenheid des volks zou kunnen rekenen. Hij bedioóg zich niet, want Margarelha, de weduwe van den hertog van Savoie was eene degelijke, verstandige vrouw, die zich weldra de algemeene achtin^ wist te verwerven. ° Tot opvoeders van den jongen aartshertog Karei werden de heeren van Lhievres en van Croy benoemd; de beroemde Utrechtsche geleerde Adriaan b loriszoon werd met het onderwijs van den knaap belast. De ooilog in Gelderland was intusschen weer uitgebroken en duurde met korte tusschenpoozen, jaren achtereen, dewijl hertog Karei in weerwii van zijne trouweloosheid en gewetenloosheid zich zóó bemind had weten te maken, dat de adel en de steden hem evenzeer aanhingen. Om de middelen tot voortzetting van den oorlog was de hertog nooit verlegen, hij nam die, waar hij ze maar vinden kon; desgelijks ontving hij ook met blijdschap eiken bondgenoot, zonder naar diens waardigheid te vragen. Len zijner bondgenooten was de geduchte Friesche zeeroover Lange Pier. ° Lange Pier was een Friesche boer, die zich aan het hoofd van een opstand tegen de gehate Saksische heerschappij geplaatst had. Van zijn moed en lichaamskrachten werden onder het volk de vreemdste zaken verhaald. Op zekeren dag was eene afdeeling soldaten uitgezonden, om hem gevangen te nemen. De aanvoerder vroeg aan een boer, die op het veld bezig was met ploegen, of hij hem ook zeggen kon, waar Lange Pier woonde. De boer ■ -l' ■ ,'T e Ploe8schaar uit den grond en riep. daarmede op een in de nabijheid liggend huis wijzende: «Daar woont Lange Pier en hier staat hij." Hierop sloeg hij met het ijzer zoo duchtig om zich heen, dat hij eenige soldaten doodde en de anderen op de vlucht jaagde. Nog grooter roem verwierf Lange Pier zich als zeeroover. Hij was gelijk het volk verhaalde, voor mensch noch duivel bang. Hij had eene banier laten maken, waarop eene galg en een rad afgebeeld waren, en aan deze zinnebeelden getrouw woedde hij tegen de Saksers en Hollanders, wier scheepvaart op de Zuiderzee hij bijna geheel vernietigde. Wanneer hij een Hollandsch schip, hetzij oorlogschip of koopvaarder nam, liet hij de geheele bemanning zonder genade 111 zee werpen, om hun, gelijk hij lachend zeide, de voeten te spoelen De roem van Langen Pier, voor wiens naam alleen de Hollanders sidderden, was spoedig zoo groot, dat de meest woeste avonturiers en zeeschuimers het zïch tot eene eer rekenden, onder hem le dienen. Zoo groeide zijne vloot dagelijks aan , totdat zij eindelijk uil 150 vaartuigen bestond, waarmede hij niet alleen de Zuiderzee beheerschte, maar ook tochten op de Noordzee ondernam. Dewijl de hertog Lange Pier tot zijn bondgenoot gemaakt had, bleef de ter, ie 00|,l0g. die van weerszijden met groote verbittering gevoerd werd onafgebroken voortduren. rerzelfder lijd was ook Friesland weer het tooneel van aanhoudende gevechten. George van Saksen, die zijn broeder Hendrik de aanspraken op friesland afgekocht had, kon maar niet in het rustig bezit van het land geraken, dewijl ook zijn bondgenoot graaf Edzard van Oost-Friesland hem eindelijk verried. In het jaar 1506 nam Edzard de stad Groningen voor zich zelf in bezit, maar van dezen lijd af had hij tegen hertog George en tegen den bisschop van utrecht te strijden, die insgelijks op Groningen aanspraak maakte. Hertog George versterkte zich met een aanzienlijk leger huurtroepen, die waarschijnlijk wegens hunne zwarte wapenrusting, den naam droegen van de Friesland aan Karei van Oostenrijk verkocht. «Zwarte Bende"; wegens hunne wreedheid en roofzucht waren die soldaten de schrik der noordelijke gewesten. Aan het hoofd der Zwarte Rende viel George in Oost-Friesland en nadat hij dit land geheel verwoest had. trok hij naar Groningen. Edzard, die zich te zwak gevoelde om den machtigen George hel hoofd te bieden, wendde zich op raad van de Groningsche burgers lol hertog Karei van Gelre, die hem ook bereidvaardig zijne hulp loezegde. doch deze niet verleende dan nadat hij door schandelijke kuiperijen de Groningers er toe gebracht had, dat zij hem zelf als heer der stad erkenden. Zoo zag graaf Edzard zich door Kareis trouwloosheid beroofd van de vrucht van hel verraad, dat hij zelf jegens George van Saksen had gepleegd. Karei van Gelre poogde na de verovering van Groningen ook Friesland te onderwerpen. Hij streed voorspoedig legen de Saksers, die zich in het land zoo doodelijk gehaat hadden gemaakt, dal de Friezen veel liever onder Geldersche. dan onder Saksische heerschappij wilden staan. Hertog George zag zijne macht meer en meer afnemen; ten einde althans iets uil die schipbreuk te redden, besloot hij Friesland voorde som van 350,000 Rijnsche guldens te verkoopen aan aartshertog Karei, den lajarigen, thans mondig verklaarden kleinzoon van Maximiliaan. Op deze wijze werd de grond gelegd voor de vereeniging van Friesland niet de overige Nederlandsche gewesten. Wel kon aartshertog Karei zich niet zonder slag of stool in hel bezit van liet land stellen, doch spoedig dwong hij de belangrijkste sleden hem Ie huldigen. Met den hertog van Gelre, die van plan was, Frans I van Frankrijk op zijn tochl naar Italië te vergezellen, slool hij een wapenstilstand. De wapenstilstand met Karei van Gelre was echter niet van langen duur. Nauwelijks was de ruslelooze hertog uit Italië teruggekeerd, of hij nam de »Zwarle Bende", in zijn dienst en liet haar een inval in Holland ondernemen. De bloeiendsle steden en dorpen werden verbrand en uitgeplunderd en zóó groot was de verwoesting, door bet woeste gespuis aangericht, dal. gelijk de kronieken van dien lijd zeggen, dertig jaren van vrede niet in staat waren de aangerichte schade Ie herstellen. Eindelijk gehikte het den graaf van Nassau, die door den jongen aartshertog Karei tot stadhouder over Holland was aangesteld, aan die strooptochten paal en perk te stellen. Met een uit alle sleden van Holland samengeraapt leger dreef hij den vijand weer naar Gelderland terug en dewijl terzelfder lijd ook Lange Pier op de Zuiderzee eene ernstige nederlaag leed en bijna zijne gansche vloot verloor, zag de hertog van Gelre zich genoodzaakt een verdrag te sluiten, waarbij hij, den 17en September 1517, zijne rechten op Friesland aan den aartshertog, thans koning Karei, afstond voor eene som van 175,000 gulden, en zich verbond om de «Zwarte Bende" te ontslaan *). Reeds vroeger had graaf Edzard van Oost-Friesland zich onderworpen; de vrede was dus volkomen hersteld. Kort vóór het bezweren van dit verdrag met Gelderland was de jonge koning Karei — deze titel had hij na den dood van zijn grootvader Ferdinand den Katholieken aangenomen — naar Spanje gereisd om zich in het bezit der hem nagelaten kroon Ie stellen. Onze lezers herinneren zich, dat in Kaslilië de waanzinnige koningin Johanna hare moeder lsabella was opgevolgd, dat koning Ferdinand de Katholieke voor zijne kranke dochter hel bewind had gevoerd en dat hij hiermede was voortgegaan ook nadat zijn kleinzoon Karei een leeftijd bereikt had, waarop hij reeds in staat was de regeering over de Nederlanden Ie aanvaarden. *) De ontslagen huurtroepen maakten nog een tijdlang het land onveilig, doch dewijl overal boeren en burgers op hen jacht maakten, ontvingen zij bijna allen de rechtmatige straf voor hunne misdaden. De beul had in die dagen in de Nederlanden de handen vol. Gelukkiger was de beruchte Lange Pier, die nog ter juister tijd zijn bloedig handwerk liet varen en in het jaar 1520 te Sneek rustig op zijn bed stierf. Streckhss. V. 17 Ximenes bestuur in Spanje. De ei ('opvolging \an den aartshertog Karei scheen in Spanje verre van zekei, een gioot deel des volks verklaarde zich onverholen legen hem en voor zijn jongeren broeder Ferdinand, die in Spanje opgevoed en de lievelin" zijns grootvaders geweest was. ° De nationale haat tusschen Spanjaarden en Nederlanders, waarvan Filips de Schoone, door de onverstandige wijze, waarop hij zijne Nederlandsche edelen begunstigde, de onzalige kiemen had gelegd, had reeds diepe wortelen gescholen. Ook de troonopvolger had hiervan den invloed ondervonden, daar luj door zijne tante Margaretha en zijne onderwijzers naar de zeden van het Fiansche hof opgevoed en daardoor in a! zijne gewoonten en begrippen aan de Spaansche zeden geheel vreemd was. Reeds voor den dood van koning Ferdinand den Katholieken verhaalde men, dat hij zijn jongsten kleinzoon Ferdinand, die door geboorte en opvoeding een echte Spanjaard was, bij zijn testament boven den oudsten zoon van I lnlips en Johanna voorgetrokken had. Indien dit inderdaad het geval was geweest, zou zich ongetwijfeld eene machtige partij voor Ferdinand gevormd hebben. Voordat de grijze koning de oogen sloot, had aartshertog Karei derhalve zijn voormaligen leermeester Adriaan van Utrecht, die intusschen tot kardinaal verheven was, naar Spanje gezonden, om op het beslissend tijdstip voor de rechten van zijn vroegeren leerling in de bres te springen en na 's konings dood als regent liet bewind te aanvaarden. Doch toen Ferdinand de Katholieke den Jti"1 Januari IjIG stierf, liet Adriaan, die met de Spaansche aangelegenlieden geheel onbekend was, zeer verstandig de regeering over aan den machtigen kardinaal Ximenes, die terstond de teugels van het bewind voor Karei in handen nam, terwijl Adriaan zich met den titel van reent tevreden stelde. ° Ximenes had eene moeilijke taak te vervullen, die niet weinilr verzwaard werd door hel onverstand van Kareis Nederlandsche raadslieden. "as het op zich zelf reeds niet gemakkelijk, den tol oproer geneigden adel van Kaslilië in toom te houden, dit werd nog veel moeilijker, toen Karei in strijd met de wet verlangde, dat men hem terstond als koning huldigen zou, terwijl toch de waanzinnige Johanna, de eenig wettige koningin, nog in leven was en Karei als haar erfgenaam alleen op het regentschap aanspraak kon maken. 1 Ximenes trachtte Karei wel van zijn plan af te brengen, doch toen deze op zijn stuk bleef staan, gaf hij eindelijk toe. Hij riep de prelaten en de ridderschap te Madrid samen en hoewel dezen weigerden Karei als kotiin» te erkennen, liet hij hem, in weerwil van hun protest, in de steden als konin™ uitroepen. Tot deze onwettige handeling durfde Ximenes alleen overgaan dewijl hij op de ondersteuning der burgerij kon rekenen. De meeste geschiedkundige werken vloeien over van den lof van Ximenes, uen wijzen, kort daarna, met den zwarlsten ondank beloonden staatsman. Waar is hel, dat de kardinaal den overmoed des adel gefnuikt heeft, dat onder zijn regentschap de geldmiddelen des lands niet alleen geregeld, maar in menig opzicht verbeterd zijn, en dat de sleden met het bestuur van den kardinaal zeer waren ingenomen. Doch aan den anderen kant mag niet verzwegen worden, dat Ximenes regeerde als een militair despoot, en dat zijn bewind niet hel recht, maar hel geweld tot grondslag had. Eens vroegen — naai ihcu verhaalt -- de ontevreden grandes van Kaslilië hein, met welk reclil hij toch in Kaslilië regeerde, dewijl zonder bewilliging der stenden geen stadhouder voor de zieke koningin Johanna benoemd mocht worden en derhalve het testament van koning Ferdinand ongeldig was. De kardinaal voerde de ontevreden grandes naar het venster en toonde hun zoowel de op i'ef plein voor het paleis geplaatste kanonnen als de talrijke, daar vereeni,rde krijgsmacht en sprak: »Op grond van deze macht zal ik regeeren, totdat koning Karei in persoon zijn rijk in bezit genomen heeft." Kareis komst en bestuur in Spanje. Al beltoon dit dikwerf betwijfelde verhaal ook lot het rijk der verdichting, toch is liet volkomen in overeenstemming met den geest, waarin Ximenes regeerde *). Zonder zich om de wel Ie bekommeren voerde hij hel bewind mei ijzeren hand en hel gelukte hem niet alleen, den adel in loom Ie houden, de financiën Ie regelen, een sterk leger onder de wapenen te houden en de schatkist van den staal te vullen, maar hij was zelfs in slaat aan den koning, die zich in de Nederlanden ophield, aanzienlijke sommen over Ie zenden. De jonge koning Karei had, zoolang hij door de vrees voor een oorlog met trans I van Frankrijk en door de Geldersche Iwisten in de Nederlanden teruggehouden werd, Ximenes in Spanje laten regeeren, hoewel zijne raadslieden, die gaarne zelf ook in Spanje geregeerd hadden, voortdurend de maatregelen van den stadhouder berispten. Toen eindelijk door het verdrag van Noyon althans voor den eersten lijd de vrede met Frankrijk verzekerd was en er insgelijks uitzicht bestond op een verdrag mei den hertog van Gelre, besloot Karei zijn erlland Ie bezoeken. In Seplember lol7 landde hij te Villa-Viciosa in Asturië. Hij betrad den Spaanschen grond, omringd door een zwerm Nederlandsche raadslieden en hovelingen; reeds hierdoor wekte hij hel misnoegen der Spanjaarden op, doch nog meer deed hij dit door de schandelijke ondankbaarheid. waarmede hij den kardinaal Ximenes behandelde. Ximenes wilde den koning te gemoel snellen, doch de tachtigjarige grijsaard kon de vermoeienissen der reis niet verdragen, en moest onderweg blijven. Terslond schreef hij een brief aan den koning, die voortreffelijke raadgevingen bevatte en bovenal met nadruk er op aandrong, dal de jonge vorst als Spanjaard onder zijn volk optreden, dat hij de regeering aan Spaansche raadslieden toevertrouwen en zijne Nederlandsche gunstelingen ontslaan zou. De grijsaard ontving een zeer troosteloos antwoord; hel bevatte in vleiende bewoordingen zijn ontslag. Alleen God, zoo heette het daarin, kon de onmetelijke verdiensten van Ximenes beloonen; dewijl de kardinaal aan den staal reeds zulke groote ollers had gebracht, mocht hij thans zijne dagen in rust ten einde brengen. Ximenes overleefde zijn ontslag niet lang, hij slierf den 12™ November 1517. Men zegt dal de ondankbaarheid des konings zijn hart gebroken heefl. Dil klinkt zeer dichterlijk en wordt dan ook door geschiedschrijvers, die gewoon zijn op het effect te werken, gretig naverteld. Geschiedkundig is dit echter zeker niet. Het hart des kardinaals was van eene Ie harde slof om door de ondankbaarheid eens konings gebroken Ie worden; bovendien heefl men zulk eene phantaslische uillegging niet noodig om den dood van een zieken, MOjarigen grijsaard Ie verklaren. Karei volgde den wijzen raad des kardinaals niel. Hij hield zijne Nederlandsche raadslieden bij zich, en vertrouwde hun de hoogste staatsambten toe. Hij schonk zelfs het door Ximenes' dood opengevallen aartsbisdom Toledo aan een neef van den heer van Chièvres; hij benoemde een Nederlander lot kanselier van Kaslilië en loen hij naar Aragon verlrok, verleende hij in den door hem aangeslelden raad van regentschap niel slechts aan de Ka^liliaansche grandes, maar ook aan meer dan één Nederlander zilling met eene beslissende slem. De haal der Spanjaarden legen de Nederlanders en tegen hun beschermer, den jongen koning, groeide met den dag aan. Voorloopig kwam hel echter niet tol eene uitbarsling, dewijl Karei in hel jaar 1518 Ie Valladolid den *) Gedurende het regentschap van Ximenes woedde de inquisitie op vreeselijke wijze; de kardinaal bezigde haar als een welkom middel tegen alle vijanden van den staat. Doch terwijl hij het bloedig werk der inquisitie bevorderde, gaf hij aan den anderen kant blijken van menschelijk gevoel, door zich tegen de invoering der negerslavernij in Amerika krachtig te verzetten. 17* Verkiezing van een Duitsch keizer. stenden al hunne rechten en vrijheden onder eede verzekerde en erkende, dat hij, hoewel hij den koninklijken titel voerde, slechts in naam zijner zieke moeder Johanna regeerde. Even als in Kastilië maakte Karei zich ook in Aragon gehaat. Hij bevond zich te Barcelona, loen hij de lijding ontving, dat hij door den dood van zijn grootvader, keizer Maximiliaan, erfgenaam van diens Duitsche landen geworden was en dat ook het uitzicht op de Duilschc keizerskroon zich voor hem opende. ZEVEN EN DERTIGSTE H O O F U S T U K. Duitschland en de heivorming. Mededingers naar de Duitsche keizerskroon. JJe verkiezing Keizer Karei V. Het verkiezingsverdrag. Ontbinding der Hansa. l)e kroning te Aken Het rijksbewind en het rijkskamergericht. Aartshertog Ferdinand. Hervatting van den strijd op godsdienstig gebied. Eik, Carlstadt en Luther bij het Leipziger dispuut. Luthers verdere stappen tot hervorming. De duisterliugen en de humanisten. Philippus Melauchthon Ulrich van Hutten. Luthers vijanden Hij wordt met den ban bedreigd. Luthers brief aan den paus. Luther verbrandt de pauselijke bul. De ban. Luthers reis naar Worms Luther op den rijksdag te Worms. Kavel V als tegenstander der hervorming. Luthers vertrek. Het Worinser edict. De vraag, welke vorst na den dood van Maximiliaan de Duitsche keizerskroon aanvaarden zou, hield in die dagen alle «emoederen in spanniii" Een machtig vorst moest het zijn, want alleen hem kon het gelukken, overeenkomstig den wensch van alle Duitsche stenden de rijkswetten krachli" Ie handhaven. Hoe noodzakelijk dit was, bleek uil de onbeschaamde wnze waarop de eeuwige landvrede geschonden werd; nog altijd duurde de strijd' lusschen den Zwabischen Bond en hertog Ulrich van Wurlembertr voorl welke met de verdrijving van den laatste eindigde, terwijl terzelfder lijd de twist om het sticht Hildesheim Duilschlands grond inel bloed drenkle. Het was dus eene ernstige vraag, wien men in zulk een lijd de Duitsche keizerskroon zou schenken. Drie vorsten, alle drie buitenlanders, don«en naar die eer: koning Karei van Spanje, de kleinzoon van Maximiliaan? konin» Frans van Frankrijk en koning Hendrik VIII van Engeland. Aan den laatste dachten echler sleclils weinige vorsten; hij zelf Hok zich ook spoedig leru» Lang weifelde men lusschen Karei van Spanje en Frans van Frankrijk Karei regeerde over een zeer uitgebreid rijk; men kon zeggen, dal in ziin gebied de zon mei onderging. Hij bezat de Oostenrijksche gewesten de Bourgondische erflanden in de .Nederlanden, hel vereenigde koninkrijk Spanje hel koninklijk Napels en Sicilië en bovendien de pas onldekte nieuwe wereld, de onmetelijke landstreken in Amerika, welke zijne veklheeren voor liem in bezil genomen hadden. Was koning Karei len gevolge van dit alles machtig genoeg, loch brachlen vele Duilsche vorsten niet len onrechte als bezwaar legen hem in dat hel zwaartepunt zijner macht builen het Duilsche rijk lag, dat hij aan den "eesl en liet karakter van liet Duilsche volk geheel vreemd was, dat liii niet eens vloeiend Duitsch spreken en alzoo voor Duilschland moeilijk warme belangstelling koesleren kon. ° Ook de pauselijke partij werkle hem heimelijk legen, daar de paus het uevaai i k aclittc. pnn» v... i ■ . Rnnmsrhp U,i,PralT™n " . I ''"U" ,U" ,,rW«' 0uk ..v/.uv.uuiwvil t.VU 11 ragen. Karjl van Oostenryk wordt Duitsch keizer. Togen Frans I van Frankrijk werd ingebracht, dal hij insgelijks een buitenlander was. Doch hij was althans een dapper vorst en hij vele vorsten strekte de ijver, waarmede de paus de verkiezing van den Franschen koning ondersteunde, hem lot aanbeveling. Buitendien wist Frans zich bemind te maken en trachtte hij door schitterende aanbiedingen zijne verkiezing te verzekeren. Hij wendde lol omkooping van de vorsten lol dusver ongehoorde middelen aan Aan elk der wereldlijke keurvorsten beloofde hij 200,000 gouden kronen als geschenk en 100,000 franken als jaarlijksch inkomen; aan ieder der geestelijke keurvorsten werd de helft dier sommen toegezegd. De agenten der beide koningen wedijverden in het doen van beloften en aanbiedingen. Doch ditmaal bleken die pogingen nutteloos, en de Duilsche keurvorsten besloten zelfs de keizerskroon aan Ie bieden aan een man, die haar zeker niet betalen kon, aan keurvorst Frederik den Wijzen van Saksen. Frederik stond een oogenblik in twijfel, of hij dal eervol aanbod aannemen zou, doch hij weifelde niel lang en besloot, de kroon te weigeren. Hij was bezadigd en voorzichtig; hij vreesde dal de macht van zijn huis niet groot genoeg was om de vorsten, die naar volkomen onafhankelijkheid streefden, te kunnen beheerschen. De glans der kroon, die bijna geheel verbleekt was, verlokte hem niet. Of spraken niel in die dagen ernstige staatslieden het met zoovele woorden uit, dat de keizerlijke waardigheid niets anders was dan de schaduw van een grooten boom ol een zonnestraal, die door hel venster in de kamer viel en hel huis verlichtte, doch dien men niet met de hand grijpen en vasthouden kon ? Frederik sloeg derhalve de hem aangeboden kroon af en wendde al zijn invloed aan om haar voor den kleinzoon van M iximiliaan, voor koning Karei van Spanje, le verwerven. Aoor dezen vorst verhieven zich nog andere invloedrijke stemmen, de machtige ridder Frans van Sickingen ijverde voor Kareis verkiezing en ook het volk was over hel geheel van dal denkbeeld niet alkeerig, daar de jonge vorst, hoewel in hel buitenland opgevoed, ten minste een Duitsch vorst en van vaderszijde uil Duitsch bloed gesproten was. De invloed van Frederik den Wijzen en de wensch van alle standen wogen ten slolle zwaarder dan alle bedenkingen, welke lot dusver legen Karei waren ingebracht; zelfs de ijverigste voorstander van den Franschen koning, de keurvorst van Trier, Richard van Greitl'enklau, liet diens candidaluur varen Toen het den 28™ Juni 4510 werkelijk lol eene verkiezing kwam, ontving Frans I, in weerwil van de ongehoorde sommen, door hem tot omkooping van de rijksvorsten besleed, geene enkele slem; aartshertog Karei van Oostenrijk, koning van Spanje, werd mei eenparige stemmen verkozen. Frederik de Wijze legde na de benoeming dezelfde onomkoopbaarheid aan den dag als voor dien lijd. Toen de Spaansche gezanten hem als blijk van erkentelijkheid huns meesters een geschenk aanboden van 30,000 goudguldens, wees hij niet alleen zelf dat geld af, maar verbood hij ook al zijne staatsbeambten en hofbedienden geschenken aan te nemen. Hij gevoelde zich hiertoe des te meer verplicht, dewijl hij voornemens was, door middel van een verkiezingsverdrag de rechten van Duitschland tegen elke machtsoverschrijding des konings te beveiligen. Op zijne aansporing besloten de vorsten, den koning de kroon slechts aan te bieden onder bepaalde voorwaarden welke hij vóór zijne kroning bezweren moest. De keurvorsten namen Frederiks voorstel aan en ontwierpen een verkiezingsverdrag. uit 34 artikelen bestaande, waarvan de hoofdinhoud hierop neerkwam,' dat de keizer zich verbond alle rijkswetten le handhaven, alle standen te laten in hel bezit hunner tegenwoordige rechten en vrijheden, zonder toestemming der rijksslenden geen oorlog te beginnen, geen vreemd krijgsvolk in het rijk le brengen en vooral geen rijksdag builen Duitschland te beleggen. Alle Duitsche rijks- en hofambten zouden voorts slechts aan \ erk 1 ezi ngs verdrag. Kareis karakter. Zijne kroning. Rijksdag te Worins. I i I .m , , i T',lun opdragen; de keizer moest zich eindelijk verf i" bondgenoolschappen des adels en der onderdanen legen de keuuo,slen vorsten en slenden te verbieden en in het hijzonder de aoole eieuiigmg der koopheden, die lot dusver door middel van haar goud «ere^eerd en eigendunkelijk gehandeld had, op Ie hellen ° c,ere0eeru De laatste bepaling had betrekking op de Hansa. De vorsten toch waren huln" , 8t lldlJVerl,g op ?' ."'achlig stedenverbond en wenschlen het met de riertTh e r;rlV°m- 1?i«e,1.l«k wa* l,et '»* noodig. «Ja' 4die verkeerde. "J S in een s,aal van onlbinding ■A,i inU(' oeesl• tlle ll(' Hansa bezielde, was geen geest van vrijheid, maar van artstocialische bevoorrechting, zelfzucht, heerschzuchl, willekeur en gouddorst belnuld "e.T zi w 'l i i '""l''re l,.ü voonle(,|,'n • door baar in den handel t. | zij weiden daardoor menigmaal in hevige twisten gewikkeld Twaalf belangrijke steden waren 111 hel jaar 1518 reeds óf vrijwilli" uit hel verbond gelreden óf daarvan uitgesloten. J ° 1111 llel Katels gezanten namen liet verkiezingsverdrag aan en onderteekenden hel; hiermede was het lol der Duilsche kroon beslist. teekenden onderricht wenï' li'Ti 'T ^?a"tschap van de op hem uitgebrachte keuze ontlerrclit werd, liet hij den njksstenden welen, dat hij de kroon aanvaardde en zich zoo spoedig mogelijk naar Duilschlaiid begeven zou, om zich le laleu kronen, llij hie d zijne helode en reisde, zoodra Idj de gewichtigstere-eerSS den Kinre"l,ii ™fgelin« van. ll0°P en bezorgdheid zag hel Duilsche volk op ! ' , r', h|j wa» nog zeer jong, eerst 20 jaar oud, men wist niet veel meer . dan dal h'J eene voortreffelijke opvoeding genoten had. dal hij «oed e paard zal. en eens te Valladolid. nauwelijks achttien jaar oud in°ïï ,i?I rid'1rrl,jk,U Wljze dne lansen gebroken had. Zijn schild droe« hij ees eNjke gelegenheid liet devies: nondum nog niet) en dil woord scheen mde. daad de kenspreuk des jongen konings le bevallen. Mei zijne heldere oogen de spiegels van een scherpzinnig versland, wiern "J ten onderzoekenden blik op alles wat hem omringde, llij sprak weini" aan ziineSl 7" Z'J" '''l"' gnTP.!'« "ooil zelfstandig in, maar hij liel dfe Dn , r ou'r' lloewe) hij alle regeeringszaken met ijver behartigde, in i i P ". des nieuwen keizers maakte op de Duitschers een gunsteen JSÜfi ÏÏ'£bX,iZif "er ,0C" m",illsSd' in itpi i'e| VICCT ' !'• ^arH ,le kll,Perljel'. door de pauselijke in z n he nn beliing der verkiezing van Frans I aangewend, al le trouw becliMe be.waren «n.die wenschle zich met hem le verzoenen, mini Lnn L P !:s jonf», keizers zijne goedkeuring; hij liel door zijne L p , , makt*'!- dal llij van ziju kanl den Hoomschen koning lol keizer benoemde, en een ieder gebood, hem dien titel te geven. aan.-. p g na kroning schreef Karei I zijn eersten rijksdag legen den den J uiinrf'l^? V'" L'n llij °Pende de vergadering le Worins ' lb* • Ue njksdag was zeer schillerend; de Duilsche slenden nf t ° 8 L , °PSek°men dan in langen lijd het geval was geweest. eeisle werkzaamheden golden staatszaken. Karei stond op aandringen der vors en hel oprichten van een rijksbewind toe, hetwelk in zijne alSgheid weei CinSl V3n "f,lan(l voeren zou- Ook ''et rijkskamergericht werd door hn. S ,Cn 6811 besl?1' Ullgevaardigd, dal de hulp der slenden in alle J{J 'S 'e ™eren oor|ogen nauwkeurig bepaalde. Er werd een nieuwe naamlijst vervaardigd en de sterkte van hel rijksleger werd op 1000 ruiters Eek, Carlstadt en Luther. en 20,000 man voetvolk bepaald. Vervolgens benoemde Karei zijn broeder Ferdinand lot zijn plaatsvervanger en stond hem zijne landen Oostenrijk, Stiermarken, Karinlhië en Krain af; later werden de overige bezittingen van bet Iniis Habsburg in Duitscbland bier bijgevoegd. Ook Wurtemberg vereenigde Karei op dien rijksdag met zijne erflanden; hij kocht dat land. hetwelk door den Zwabischen Bond aan hertog Ulrich ontnomen was. voor 22.000 gulden en vergoeding der oorlogskosten. De belangrijkste handeling van den rijksdag was intusschen niet de regeling van staatkundige kwesties, maar de beslechting van godsdienstige twisten. Wij moeten, eer wij zijne werkzaamheid in dit opzicht onzen lezers schetsen, op Luther terugkomen. Luther had den pauselijken kamerheer von Millitz beloofd te zullen zwijgen, maar hij had dit gedaan onder voorwaarde, dal ook zijnen legenstanders het stilzwijgen zou worden opgelegd. Onder dezen was de meest beroemde Dr. Johannes Eek, hoogleeraar en vice-kanselier van de hoogeschool te Ingolstadt, een geleerd scholasticus. De immer strijdvaardige kampioen der katholieke geloofsleer had met Luthers vriend, professor Andreas Bodenstein uit Wittenberg, die naar zijue geboorteplaats gewoonlijk Carlstadt genoemd werd, een dier openbare twistgesprekken bepaald, waarin geleerde vraagstukken in die dagen beslecht plachten te worden. Leipzig zou hel tooneel en de leer »van de genade en den vrijen wil" het voornaamste onderwerp van den redetwist zijn. Doctor Eek kon deze gunstige gelegenheid niet ongebruikt laten voorbijgaan, om in zijn baat legen Carlstadt ook zijn ouden vijand Lulher heftig aan Ie vallen. Vóór het dispuut zond bij 13 stellingen in bet licht, welke aan den redetwist te Leipzig tot grondslag moesten dienen; hierin richtte bij zijne wapenen niet alleen tegen de door Carlstadt, maar voornamelijk tegen de door Lulher verdedigde denkbeelden. Thans achtte Luther zich van zijn woord ontslagen, want niet bij, maar Dr. Eek bad den strijd herval; hij had besloten, dien aanval af te slaan; terstond antwoordde hij dan ook op Ecks beweringen, en bij maakte zich gereed om aan hel Leip/.iger dispuut in persoon deel te nemen. De kerkelijke overheid wilde aanvankelijk den geleerden strijd, die in hel openbaar over gewichtige geloofsartikelen gevoerd zou worden, niet toestaan, doch daar hertog George van Saksen, de beer der Saksische landen van de Albertinische lijn, waartoe ook Leipzig behoorde, een ijverig voorstander der streng kalholieke richting, zeer veel belang daarin stelde; dewijl de geestelijkheid bovendien bet vertrouwen koesterde, dat de beroemde doctor Eek de beide Wiltenberger hoogleeraars spoedig door de machl zijns woords verpletteren zou, gaf zij toe. Eek kwam te Leipzig aan en werd door de hoogleeraren der hoogeschool en door een deel der studeerende jongelingschap met groote vreugde ontvangen ; men vierde te zijner eer schitterende feesten. De strijdlustige theoloog verheugde zich reeds vooraf in hel vooruitzicht op de Ie behalen zegepraal en genool, gelijk uit zijne eigen brieven blijkt, gedurende eenige dagen volop het goede des levens. Den 2ien Juni 151!) trokken de Wittenbergers Leipzig binnen; de leeraars op open rolwagens gezeten, eerst Carlstadt, vervolgens Luther en Melanchlhon, de beide trouwe vrienden. Zij werden vergezeld door hertog Barnim van Pommeren, die toen Ie Wittenberg studeerde. Eene schaar van eenige honderden studenten Ie voel omringde, met hellebaarden, bijlen en spietsen gewapend, den wagen. De Leipzigers bewezen den Wittenbergers veel minder eer dan den beroemden Dr. Eek. De hoogeschool was in dien tijd over bel geheel nog niet hervormingsgezind en hel kwam ten gevolge daarvan tusschen Witlenberger en Leipziger studenten dikwijls tot hevige twisten, zoodat de waarden ■ Het Leipziger twistgesprek. in de herbergen gewoonlijk mei de hellebaarden aan de tafel moesten slaan om vrede te houden. Hertog George stelde een buitengemeen belang in den geestelijken strijd; hij had bepaald, dat de verschillende redevoeringen door notarissen opgeteekend moesten worden en dat de hoogescholeii van Parijs eu Erfurl ovei" den uitslag van den strijd hun oordeel /.ouden uitspreken. Voor het dispuut was op het slot Ple.szenbi.rg opzettelijk eene zaal ingericht, twee katheders stonden egenover elkander behangen met tapijten, waarop de heilige George en de heilige Maat ten afgebeeld waren; voor de notarissen stonden tafels eu voor de toehoorders een aantal banken gereed, want liet was te verwachten dat ue taatsten m grooten getale tegenwoordig zouden zijn ... 'I1'11 TVT beb'on (le s,,r'jd- Eck e" Cailstadt stonden tegenover elkandet. De hertog was met geheel ziju hof en met vele andere aanzienlijke personen aanwezig. Hy woonde de zitting gedurende 19 volle dagen, zoowel (les \oor- als des namiddags, getrouw en met gespannen aandacht bij en ^ m'77, VelL>" ll0™lin8fn.: llie anders wel gaarne de zaal zouden veilalen hebben, genoodzaakt ook te blijven. De hertog gaf menig magister der universiteit door zijne levendige deelneming een goed voorbeeld, want dezen, hoewel zij niet durfden wegblijven verzonken toch dikwijls gedurende den geleerden redetwist, waarvan zij niet veel begrepen, in een diepen slaap. Hel begin van het dispuut scheen voor de hervorming geen gunstigen slag Ie beloven; Eek en Carlsladt streden over het leerstuk der genade en over den vrijen wil. De eerste verdedigde de vrijheid van den wil, welke door den laatsten ontkend werd. Eek was een voortreflijk redenaar, bij sprak vrij, zonder ziel. aan boeken te notulen; l.arlsladt daarentegen bladerde meermalen in de werken, welke J.J In.ee brel)racht had, om daarin naar bewijsgronden te zoeken, eii werd door den beroemden doctor geweldig in de engte gedreven. Doch het blaadje werd omgekeerd, toen Lulher den 4™ Juli het spreekgestoelte betrad, fhans had Eek een hem waardige., tegenstander gevonden en een strijd begon die van grooten invloed op den verderen loop der gebeurtenissen zou zijn. F Twee boerenzonen - want ook Eek was, evenals Lulher. van boersche at komst — stonden tegenover elkander, de een als kampioen der pauselijke pai l.j, de ander als de grondlegger der hervorming. Mei nieuwsgierigen blik monsterde hertog George den nieuwen strijder en hij kon nauwelijks gelooven dat deze naar het uiterlijk zoo onaanzienlijke' monnik de man was wiens naam op de lippen van het beschaafde Europa zweefde, voor wien de katholieke geestelijkheid sidderde. Lulher was van middelbare gestalte, Inj was loen nog zeer mager en had niets in zijn uiterlijk dat den minsten indruk maakte; hem ontbrak de indrukwekkende stem' waarmede Eek zijne denkbeelden voordroeg, doch de zijne was welluidend en' duidelijk en de toehoorders werden er meer door getroflen dan door Ecks donderende laai, want elk woord van Luthers lippen droeg den slempel van rechtschapenheid en van eene innige overtuiging, welke ook uit zijne van geest Unielende oogen straalde. De strijd begon; hij bewoog zich aanvankelijk slechts om Luthers stelling dal niet de paus maar Christus het hoofd der kerk en dat derhalve hei pausdom geene goddelijke, maar eene menschelijke instelling was. Eek voerde vele geleerde bewijsgionden aan. Lulher daarentegen beriep zich slechts op den bijbel; doch hij volgde zijn tegenstander ook in de sclirilU'ii der oude kerkvaders en legde daarbij eene belezenheid aan den da" die meer dan eens Ecks hoogste verbazing wekte. In den loop van den levendigen redetwist ontwikkelde Luther zijne denkbeelden steeds duidelijker; door het bestrijden van bet gevoelen zijns tegen- Gevolgen van het Leipziger twistgesprek. standers werd hij er loe gebracht om de ééne sloute stelling op de andere te stapelen, om gevolgtrekkingen uil zijne eigen gevoelens Ie maken, waarvan hij aanvankelijk zich zelf niet bewust was geweest, doch welke hij in het vuur van den strijd niet schroomde uit te spreken en inel krachtige bewijsgronden te staven. Onder anderen waagde hij de voor dien lijd buitengewoon vermetele stelling te uiten, dat onder de gevoelens van Johannes Huss, die door bet concilie van Constanz veroordeeld waren, vele Christelijke en evangelische denkbeelden werden aangelrollen. Hertog George, die van zijne vroegste jeugd af in baat tegen bel Hussietendom was opgevoed, werd door dit woord van Luther zóó geërgerd, dat hij opsprong, de handen in de zijden zette en met eene stem, die door de geheele zaal weerklonk, hoofdschuddend uitriep: »Dal loopt door het dolle heen!" Luther bad zich, naar Eek meende, blootgegeven; hij had hel besluit van liet concilie van Constanz berispt en daardoor ingewikkeld te kennen gegeven, dat eene kerkvergadering dwalen kon. Eek viel hem derhalve terstond op dit punt aan, doch de stoutmoedige Luther schroomde niet, de logische gevolgtrekking voor zijne rekening Ie nemen. Hij riep uit, dat geen concilie een nieuw geloofsartikel maken kon en dat er geen bewijs voor de onfeilbaarheid eener kerkvergadering kon geleverd worden. «Eerwaardige vader!" hernam hierop Eek, «wanneer gij gelooft dat een wettig vergaderd concilie dwalen kan, dan zijt gij mij als een heiden en een tollenaar." Tot eene beslissende uitkomst kon een dergelijke redetwist niet leiden; twee tegenstanders, die van zulke geheel tegenovergestelde beginselen uilgingen als Luther en Eek, konden het nooit eens worden; doch het dispuut had een ander en hoogsl gewichtig gevolg: Luther zelf bad daardoor ver de grenzen overschreden, binnen welke bij aanvankelijk zijn strijd tegen bet pausdom had willen beperken. Hij had het gewaagd openlijk uil te spreken niet alleen, dat de paus, maar ook dat het concilie te Constanz aan dwaling onderhevig was geweest. Door deze uitspraak had bij liet beslissend gezag der hoogste kerkelijke overheid in godsdienstzaken ontkend, het godsdienstig geloof kon, nadat hij zoover gekomen was. door hem slechts aan ééne enkele bron ontleend worden, namelijk aan de heilige schrift. Hierdoor verkreeg het Leipziger dispuut eene allerbelangrijkste geschiedkundige beleekenis. Thans kon Luther niet langer wegkwijnen in de trage rust, waartoe bij zich zelf door zijne belofte aan den kamerheer von Millitz zou veroordeeld hebben, indien Eek den strijd niet opnieuw had aangebonden. De weder ontbrande strijd moest voortgezet worden en Luther bad thans den rechten weg gevonden, waarop bij zonder omzien voorwaarts zou gaan. Met woord en schrift was bij nu onafgebroken werkzaam; zijne grondige studiën voerden hem steeds verder. Het pausdom had in zijn oog allen goddelijken luister verloren; niet lang duurde bet, of hij verzette zich krachtig legen elk misbruik van macht, waaraan het hoofd der kerk zich schuldig maakte. De eene kerkelijke instelling na de andere bleek bij bet licht van zijn voortgezet onderzoek onhoudbaar; bel verbod van het huwelijk der priesters, bet recht tot verklaring der heilige schrift, alleen aan de priesters toegekend, de bedevaarten, de monniksgeloften, het gedwongen vasten op bepaalde dagen, bel onthouden van den kelk bij het avondmaal aan de leeken, — al deze kerkelijke inzettingen verloren in zijne schatting bare geldigheid, zij deden zich aan hem als misbruiken voor, die bij wel niet opeens, maar langzamerhand, in den loop der jaren krachtig bestreed. Luther was een man vol zedelijken moed en geestkracht, bezield met de reinste begeerte naar geestelijke vrijheid; geen uiterlijk kerkgezag hield hem langer in zijne kluisters geboeid, en zoodra hij een gebrek in de kerk Lnther en zijne vrienden. Melanchthon. ontdekte, kwam hij, zonder de gevolgen le schromen daarlegen in verzet. Hij deed dal in geschriften vol gloed en vuur, in eene algemeen verstaanbare taal, die het volk aantrok en boeide, wijl zij met den volksgeest volkomen in overeenstemming was. Door deze geschriften, die door honderdduizenden in geheel Duilschland gelezen werden, groeide Luthers aanhang met eiken dag aan. Doch hij vond zijne geestverwanten niet slechts onder het eigenlijke volk, maar ook onder de geleerden. De humanisten trokken zich Luther en zijne zaak meer en meer aan; zelfs de uiterst voorzichtige Erasmus liet zich in een brief aan den keurvorst van Saksen, op diens verzoek geschreven, vrij gunstig over Luther uit. De duisterlingen le Keulen daarentegen waren volstrekt niet blind voor het gevaar, dat hen door den Augustijner monnik bedreigde. Toen Erasinus zich gunstig over Luther uitgelaten had, riep Hoogstraten uil: «Erasinus heeft bet ei gelegd en Luther heeft het uitgebroed; de geheele ketterij koml \an de Grieksch-weters en redekunstenaartjes.' Zoo gaven de duisterlingen den humanistischen wetenschappen — eh niet geheel ten onrechte — de schuld van de bij hen zoo gehate hervorming. Hoe meer de duisterlingen woedden, des te nauwer sloten alle vrienden der vrijheid zich hij de hervorming aan. \ooral stond Philippus Melanchthon Luther als diens trouwste vriend en medehelper ter zijde. . Philippus Melanchthon — of Schwarzerd gelijk zijn naam eigenlijk luidde — was den lGen Februari I497 geboren. Hoewel bij dus nog zeer jong was, had hij zich door zijne groote geleerdheid reeds een beroemden naam verworven. Zijn bloedverwant Reuchlin had zijne studiën geleid en ook, volgens de gewoonte der geleerden in die dagen, zijn Duitschen naam in Melanchthon overgezet. Als een zeer grondig, zelfs door Erasinus boog geprezen beoefenaar der oude letterkunde, geschiedenis en wijsbegeerte, was hij door Reuchlin aau Frederik den Wijzen als hoogleeraar in de Grieksche taal aan de nieuwe hoogeschool le Witlenberg voorgedragen en derwaarts ook beroepen. Te Witlenberg leerde Melanchthon Luther kennen; weldra werd bij diens trouwe vriend en ondersteunde hem uil al zijne macht in zijne pogingen tol hervorming der kerk. Sinds bij, de beroemde geleerde, de hervormer op wetenschappelijk gebied, uil volle overtuiging voor Luther partij gekozen had, bleet deze ook in de oogen van de mannen der wetenschap niet langer de onbeduidende, tierende monnik, waarvoor velen hem aanvankelijk gehouden hadden. Zoo werd Melanchthon een der voornaamste medegrondleggers der hervorming. De vriendschap dezer beide voortreffelijke mannen was van het grootste belang voor de verdere ontwikkeling der hervorming; de een vulde als 't ware den ander aan. Luther was bij bet hervormingswerk de man van de daad. Vol geestkracht, heftig, soms al te ruw had hij behoefte aan een verzachtenden invloed en deze werd juist op hem uitgeoefend door den lijn beschaafden en zachtzinnigen, bijna schroomvalligen Melanchthon, den lalenlvollen en scherpzinnigen geleerde, die echter op zijne beurt dikwijls le zacht en niet zelfstandig genoeg was. Ook een derde trad lot het verbond Ier bestrijding van de duisterlingen toe, hoewel bij geen persoonlijken omgang met de beide bovengenoemde mannen hield, namelijk Ulrich van Hullen, de dappere ridder, de kampioen voor vrijheid, waarheid en recht, die even meesterlijk de pen als hel zwaard wist te banteeren. Toen Lullier het eerst met zijne stellingen optrad, beschouwde Hullen, evenals de paus, de geheele zaak als een ellendigen monnikenlwist en liet hij zich daarover zelfs minachtend uit. In een brief aan een zijner bekenden schreef hij: »Te Witlenberg in Saksen is eene partij legen de pauselijke maclil opgetreden, terwijl de andere partij den pauselijken aflaat verdedigt. Van Uhïcli van Hutten en Frans van Sickingen. De pauselijke banvloek. beide zijden neemt inen een geweldigen aanloop en spant men alle krachten in. Monniken staan aan liet hoofd der strijders. De aanvoerders zelf zijn overijld en heftig, vol warmte en vuur. Nu eens tieren en schreeuwen zij. dan jammeren zij en klagen zij hel noodlot aan. In den lautslen lijd hebben zij zich ook aan liet schrijven gezel. De boekdrukkers krijgen handen vol werks. Er worden stellingen en corrolariën, eonclusiën en (wat menigeen reeds slecht bekomen is) artikelen verkocht. Zoo, hoop ik, zullen zij elkander over en weer te gronde richten. Ik zelf heb onlangs een ordebroeder, die mij dit mededeelde, geantwoord, «vreet een van beiden op. opdat gij door elkander moogt worden opgevreten!" — Mijn wensch is namelijk, dat onze vijanden zooveel mogelijk in tweedracht leven en elkander hardnekkig verslinden mogen. Ja, gave God, dat allen te gronde gaan en uitsterven, die een hinderpaal zijn voor de ontkiemende beschaving, opdat de levende plant van de heerlijkste deugden, welke zij tot dusver vertreden hebben, eindelijk in veiligheid mogen bloeien." Hutten haatte de monniken en verheugde zich over hunne onderlinge twisteneerst toen Luther zich in zijn twistgesprek met Eek en in zijne menigvuldige geschriften steeds krachtiger en beslister uitsprak, werd ook Hullen voor hem gewonnen en van nu af bleef hij de trouwe vriend des hervormers en ondersteunde bij dezen met raad en daad. Ook Sylvester van Scliaumburg en Frans van Sickingen, twee machtige Duitsche ridders, stelden levendig belang in Luther. Sickingen schreef hem een brief waarin bij hem aanspoorde den strijd krachtig en zonder vrees voorl te zeilen mei de verzekering, dat hij, wanneer Witlenberg hem niet langer de noodige bescherming verleenen mocht, die op Sickingens burcht — den Ebernburg bij Kreuziiach — zou vinden, waar honderd ridders bereid waren hem te beschermen. Die deelneming schonk Luther moed en kracht om zonder omzien op den ingeslagen weg voort le gaan ; en hij had zulk eene aanmoediging wel noodig. want machtige vijanden stonden gereed hem ten val te brengen. Eek was naar Rome gereisd en had de gevaren, waarmede Luther de kerk bedreigde, den paus met zulke donkere kleuren afgeschilderd, dal Leo X den 1 Juni 1520 besloot, met kracht legen Luther te werk le gaan. Hij vaardigde eene bul uit, waarin een en veertig stellingen, uit Luthers geschriften getrokken, als kellersche dwalingen gebrandmerkt werden en waarin over allen, die ze aannemen of verbreiden zouden, de banvloek uitgesproken werd. Aan Luther zelf werd een termijn van 00 dagen toegestaan, om al zijne dwalingen volledig en gerechtelijk le herroepen en zijne boeken le verbranden of ter verbranding uil le leveren. Liet hij dien lijd ongebruikt voorbijgaan, dan zou hij na alloop daarvan als ketter veroordeeld en in den groolen ban gedaan worden. Deze bul zond Leo X door twee beambten van zijn hof, Caraccioli en Alexander, aan den aartsbisschop van Mainz, met den last voor de voltrekking van bet vonnis zorg le dragen. In weerwil hiervan beproefde de kamerheer von Miltitz nog eens den strijd bij te leggen en nog eens gelukte hel hem, Luther tot eene daad van verzoening over te halen, lot liet schrijven van een brief, die naar Luthers meening zeer vredelievend, doch inderdaad een krachtige aanval op het pausdom was. Luther gaf in dit merkwaardig schrijven le kennen, dal hij den diepslen eerbied voor Leo X koesterde, doch dal de Rooinsche Stoel zulk een voortreffelijken paus niet waardig was; hij geeselde de gebreken der kerk en de zonden der pausen in scherpe bewoordingen, doch aarzelde ten slotte niet. te beloven, dal hij den geheelen strijd zou laten rusten, wanneer ook aan zijn tegenstanders hel stilzwijgen werd opgelegd. Zelfs al had de paus deze voorwaarde willen aannemen, hij zou toch Erasmus oordeel omtrent Luther. "iel meer in slaat zijn geweest haar le vervullen. De strijd was reeds te ver gegaan, dan dat een pauselijk hevel daaraan een eind had kunnen maken. Luthers brief moest dus wel geheel zonder uitwerking zijn. lntusschen had Doctor Lek, uit Rome teruggekeerd, al zijne krachten ingespannen om de pauselijke bul ten uitvoer te doen leggen. Doch weldra bespeurde hij, dat zijne bemoeiingen voor hem zelf niet zonder gevaar waren, en dal Lulher een veel grooteren aanhang bezal, dan hij vermoed had; zelfs te Leipzig werd Lek door de studenten beschimpt en moest hij zich in een nabijgelegen klooster verbergen, om mishandelingen le onlgaan. Toen hij eindelijk de bul had aangeplakt, werd zij met slijk geworpen. Te Erfurt kon dit niet eens geschieden, daar een gewapende hoop studenten den wagen van Dr. Lek omsingelde, hem de afdrukken der banhul uit de hand rukte en die in het water wierp. Luther zelf bekommerde zich weinig om den ban. Dit bleek hel best uil de nieuwe, stoutmoedige schriften, welke hij in het licht zond, waarin hij nog krachtiger dan in zijne vroegere boeken de leerbegrippen en instellingeji dei kerk aantastte. In dezen hachelijken tijd hing alles af van de vraag, ol keurvorst Fre«lenk de Wijze de voltrekking van den ban zou dulden of niet. Werd Luther voor een geestelijke rechtbank gedaagd, dan was zijn lot beslist; den monnik wachtte niels anders dan de brandstapel en met zijn dood zou de reformatorische beweging waarschijnlijk voor langen tijd onderdrukt zijn, want wie zou den moed hebben bezeten nog weder zoo krachtig op te treden wanneer deze stoutmoedige monnik als olfer van de vervolgingen der geestelijkheid bezweken was? Van het hoogste belang voor den verderen loop van de geschiedenis der hervorming was dus het besluit van den keurvorst van Saksen. De pauselijke gezanten Alexander en Caraccioli begrepen dit zeer goed en wendden zich derhalve tot den keurvorst met den eisch, dal hij Luthers werken zou lalen verbranden en hem zelf óf straffen óf gevankelijk naar Home zenden. Frederik was hel tegenover de dringende beden der pauselijke gezanten niet geheel met zich zelf eens, wat hij doen zou. Hij besloot den beroemden Erasinus om raad Ie vragen, dewijl deze zeker wel volkomen in staal zou zijn le beoordeelen, of Luther inderdaad kettersche stellingen predikle. Erasmus antwoordde op de vraag van den keurvorst: «Luthers grootste misdaad bestaat hierin, dal hij de kroon der pausen en den buik der monniken heeft aangetast. Luther is nooit behoorlijk weerlegd en daarom wekt de gestrengheid der legen hem uitgevaardigde bul de verontwaardigiug van alle rechtschapen lieden op." Dit antwoord was zeer naar den smaak van den keurvorst; nu verklaarde hij den pauselijken legaten, dal hij, voordat Luthers zaak door billijke en geleerde scheidsrechters onderzocht was, noch het verbranden van zijne boeken inwilligen, noch toeslaan zou dal Luther in zijn land gevangengenomen werd. Zoo bleef Lulher dan in Willenberg, waar hij ongestoord zijn ondersvijs voortzette, hoewel de keizer zijne afkeuring over Luthers leer openlijk uitsprak door in zijne erflanden, overeenkomstig 's pausen bevel, Lulhers boeken te lalen verbranden, en eenige geestelijke vorsten en rijkssteden hel keizerlijk voorbeeld volgden. Lulher was over liet verbranden zijner geschriften lievig vertoornd, hij besloot den paus le doen gevoelen, hoe weinig hij zich in hel vervolg om zijn gezag bekommeren zou. Iu den morgen van den 10™ December verzamelden de studenten zich Ie VVitlenberg voor de universiteit en lazen op hel zwarte bord eene aankondiging. die hen met groote verbazing vervulde. Di. Maarten Lulher maakle daarin bekend, dal hij dienzelfden morgen te !• uur de pauselijke bul en decrelalen verbranden zou. Luther verbrandt de pauselijke bul. Zijne reis naar Worms. Dal was een nog nooit vertoond schouwspel. In diclile drommen verzamelden zich de aanhangers der hervorming en toen nu Luther verscheen, vergezelde een groot aantal magisters en studenten hem naar de Elsterpoort. Een der magisters richtte een brandstapel op; een weinig hout en de kanonieke wetboeken, de geschriften van Eek en anderen werden als brandstof gebezigd; vervolgens stak hij den mutsaard aan en toen nu de vlammen snel om zich grepen en lustig opflikkerden, wierp Luther met eigen hand de pauselijke bul in het vuur met de woorden: »>l)e\vijl gij den heilige des Heeren beroerd hebt. verlere U het eeuwige vuur!" Dit was Luthers antwoord op de banbul; in een geschrift, door hem in druk gegeven, rechtvaardigde hij zijne stoute daad; de toon, waarop hij sprak, was die van een strijdvaardig kampioen, die er in de verte niet aan dacht boete te doen, doch die bereid was den strijd op leven en dood ten einde toe voort Ie zetten. Door het verbranden van de pauselijke bul rukte Luther zich opeens en voorgoed van het pausdom los. Welk eene gewichtige verandering had er plaats gegrepen met den monnik, die nog voor korten lijd van eerbied voor den paus doordrongen was en die thans aan een vriend scheef: »Wij gelooven hier vast, dat het pausdom de ware en lichamelijke zetel van den Antichrist is, wij moeten om den wil van het heil der zielen al het mogelijke tegen zijne schelmerij en zijn bedrog doen. Wat mij betreft, ik beken, dat ik den paus geene gehoorzaamheid schuldig ben!" De aangevangen strijd moest of met de zegepraal der hervorming of met den ondergang des hervormers eindigen. De paus zag dit zeer goed in en wendde dus alle middelen aan. waarover de kerk beschikken kon, om Luther ten val te brengen. Den 3en Januari 1Ü2I verscheen op aandringen van den legaat Alexander eene tweede pauselijke hul. waarin de vloek over Luther en al zijne beschermers en aanhangers onvoorwaardelijk en in de sterkste uitdrukkingen herhaald werd. Keizer Karei \ had, eer hij lol hel houden van den rijksdag naar Worms ging. aan keurvorst Frederik den Wijzen geschreven, dat deze Luther op deu rijksdag zou medebrengen. De keizer wilde te Worms de kerkelijke twistvragen beslecht zien; de pauselijke legaal Alexander verklaarde daarentegen, dat eene wereldlijke vergadering over dergelijke kerkelijke vraagstukken geen oordeel mocht vellen, dal Luther met al zijne vrienden en beschermers door de kerk reeds als ketter veroordeeld was en dat de rijksdag aan een ketter geen gehoor mocht verleenen. Keizer Karei V zou zonder aarzelen bereid zijn geweest den wenseh des pausen, met wien hij gaarne op een goeden voel wilde staan, te vervullen, hij zou den oproerigen monnik zeker zonder omwegen aan den toorn der kerk hebben opgeotlerd. indien hij de Duilsche stenden niet had moeten ontzien. De stenden 1111 eischten. dat Luther van een behoorlijk vrijgeleide voorzien, te Worms verhoord zou worden. Onder de vorsten toch waren er velen, die zich openlijk vóór Luthers denkbeelden verklaard hadden en die dus moesten verwachten, dal ook zij, als beschermers van den hervormer, door den pauselijken ban zouden gelrollen worden. Karei moest zich naar den wenseh der vorsten schikken en zelf den vrijgeleidebrief voor Luther opstellen. Keurvorst Frederik de Wijze en zijn broeder Johan, de landgraaf Philips van Hessen en hertog George van Saksen stelden buitendien bijzondere geleide-brieven op, waarin zij Luther eene veilige reis waarborgden. Een keizerlijk heraut werd naar Witlenberg gezonden, om den hervormer naar Worms te geleiden. Luther was niet blind voor het gevaar, aan zulk eene reis voor hem verbonden; zelfs hield hij zich vast overtuigd, dat zijn vrijgeleide evenzeer Lutlier te Worms. De ryksdag. geschonden zou worden als vroeger dat van Joliannes IIuss, docli hij had evenals vroeger op de reis naar Augsburg, ook ditmaal besloten, als hel wezen moest, zijn leven voor zijne overtuiging ten oiler te brengen, en vertrok van \\ ïl ten berg. De reis was een ware zegetocht. Ieder was begeerig om den monnik te zien, die hel gewaagd had, den paus den oorlog te verklaren. Te Erfurt werd hij door de universiteit, den raad en de burgerij in plechtigen optocht ingehaald; overal waar hij verscheen, ontving bij openlijke gunst- en eerbewijzen. D Lutlier verheugde zich over de deelneming in zijn persoon en werk. Opgewekt, en moedig zette bij zijne reis voort en wanneer hij des avonds in eene herberg eens rustig alleen was, greep hij meermalen naar de luit, om een vroolijk lied te zingen, dat hem de zorg voor den aanstaanden rijksdas vergeten deed. ° Het boezemde hem geen bekommering in, dal bij overal op zijn weg besluiten zag aangeplakt, waarbij zijne geschriften veroordeeld werden. Toen lij op zijne laatste pleisterplaats, te Oppenheim, zelfs door een raadsheer van keurvorst trederik gewaarschuwd werd voor hel gevaar, dat hein bedreigde, gal bij ilit manlijk antwoord: «Welaan, dewijl ik opgeroepen en ontboden ben heb ik vast besloten naar Worms te trekken, in den naam van den lieer Jezus Christus, ook al wist ik, dal er zoovele duivels daar binnen waren als pannen op de daken." Den lf>'11 April I.j^l kwam Lutlier op den middag te Worms aan. De burgers zaten juist aan het middagmaal, doch toen de torenwachter van den dom op de trompet blies, verbreidde zich eensklaps het gerucht door de stad dal de \\ ït ten berger monnik was aangekomen. In een oogenblik waren dé straten bezaaid mei menschen, want iedereen wilde den stout moedigen en beroemden man zien; weldra werd het gedrang zóó groot, dat de open wagen waarop Lulher 111 zijne monnikspij was gezeten, slechts mei moeite voortrijden kon. Ook de vorsten en lieeren, die te Worms waren, legden de warmste belangstelling in den hervormer aan den dag. Tol diep in den nacht volgden de bezoekers elkander op in de kamer, waar hij zijn intrek had genomen, leder wilde hem zien en spreken. Den volgenden dag, 17 April, des namiddags te vier uur kwam de erfnjksmaarschalk van Pappenheim, om den monnik naar den rijksdag te geleiden, liet volk was op de straten te hoop geloopen; velen waren op de daken beklommen. om hem te zien, en het gedrang werd eindelijk zóó groot, dat I appenheim den monnik, die aan zijne bescherming was toevertrouwd, door eemge huizen en tuinen geleiden moest, om zijn weg Ie kunnen vervolgen. Toen Lulher op hel punl slond de vergaderzaal binnen Ie treden, klopte de beroemde veldheer George van Freundsberg hem op den schouder met de woorden: »Monnikje, monnikje; gij doet een zwaren gang zooals ik en vele krijgsoversten in den heetslen si rijd niet gedaan hebben; zijl gij echter op den rechten weg en zeker van uwe zaak, ga dan in Gods naam voort en wees goedsmoeds: God zal u niet verlaten!" Lulher trad nu de zaal binnen, waarin de vorsten, graven, vrijheerenen bisschoppen benevens al de afgevaardigden der steden vereenigd waren. De zaal was propvol, zoo verhaalt ons een ooggetuige. Ieder, die eenig recht had om daar te verschijnen, was gekomen om Ie zien en te liooren. Toen Lutlier al die aanzienlijke mannen, den keizer en de vorsten aanschouwde, en zich voor het eerst in zijn leven door zulk een praal en luister omringd zag, gevoelde hij zich een oogenblik beklemd en verbijsterd. Wie die hem dil ten kwade duiden zou? Op de vraag, of hij de onder zijn naam gedrukte geschriften, welker Lutlier op den ryksdag. titels voorgelezen werden, als de zijne erkende en ol' hij hun inhoud herroepen , ,dan wel daarbij volhardde, antwoordde hij met eene vrij zwakke slem dat hij de boeken voor de zijne erkende; doch (en aanzien van het tweede deel der vraag verzocht hij lijd (ol den volgenden dag om zich te bedenken: dat uiislel werd verleend en de monnik ontslagen. De indruk, door Lutlier op de vergadering gemaakt, was zeer verschillend. Vele ridders en heeren bewonderden hem; doch keizer Karei sprak op minachtenden toon: »Die man zal mij bezwaarlijk lot zijn geloof bekeeren." Den volgenden dag had Lutlier zijne gewone kalmte en geestkracht teruggekregen. Het was laat, toen men hem de vergadering binnen voerde; reeds was men bezig met de fakkels aan te steken, maar hun glans verblindde hem lieden niet; moedig sloeg hij de oogen in hel rond. als schepte hij behagen in de pracht, die hem omringde; geen spoacvan verlegenheid was er Ihans in zijne houding te ontdekken. De vraag, hem den vorigen dag gedaan, werd hèuTTjpmettw voorgelegd opdat hij die zonder omwegen zou beantwoorden. Mei manlijke, vasle stem deed hij het en zijn woord was de uitdrukking van blijmoedige kalmte. Hij verdeelde zijne schriften in drie soorten: in zulke, waarin hij de evangelische waarheid eenvoudig had uiteengezet, zonder twistpunten te behandelen: deze kon hij volstrekt niet herroepen; in zulke, welke de in de kerk ingeslopen misbruiken en de gebreken van het Roomsche hof betroffen : ook deze kon ,J. niet herroepen, indien hij niet oorzaak wilde zijn, dat de geestelijke dwingelandij, waaruit voor de Christenheid zoovele jammeren waren voortgekomen, door den rijksdag zelf bekrachtigd werd; eindelijk in strijdschriften, die legen bijzondere personen gericht waren. Wal deze laatslen aanging, beleed hg mei eenvoudige oprechtheid, dat hij in menige uitdrukking veel Ie scherp was geweest en hij smeekle zijnen hoorders hem uil de heilige schrift aan le wijzen, waarin hij gedwaald had; werd bij van dwaling overtuigd, dan zou inj mei alleen herroepen, maar met eigen hand zijne schriften in het vuur werpen. Lutlier had zijne rede iu de Duitsche taal gehouden, doch vertolkte die op verlangen des keizers aanslonds in hel Latijn. 1I.l0«dL,'d?lij.k 'iel antwoord °°k was geweesl. toch werd hel niel voldoende geacht. Men eischte eene onvoorwaardelijke herroeping of eene onvoorwaardelijke weigenng. Thans hief Lulher zich met fierheid in zijne volle lengle op; hij wieip een \lammenden blik op den keizer en sprak, terwijl zijne wangen door den blos der geesldrill werden gekleurd: «Dewijl dan Uwe Keizerlijke Majesteit en tveurvorslehjke Genaden een rond en eenvoudig antwoord van mij verlangen, zal ik er een geven, dal noch horens noch landen heeft. en wel dit: Tenzij i dooi getuigenissen der heilige schrift of door openbare duidelijke en Heldere bewijzen overwonnen en lol eene andere overtuiging gebracht worde, want aan den paus en de kerkvergaderingen sla ik alleen en op zich zelf geen geloof, daar liet zoo klaar als de dag is dat zij dikwijls gedwaald en zich ze tegengesproken hebben) zoo kan en wil ik niet herroepen, omdat het noch veilig noch raadzaam is, iels tegen hel geweien le doen. Hier sla ik; ik kan niet anders; God helpe mij! Amen!'* Deze stoute taal inaakle op de aanwezenden een diepen indruk, al trachtte . onannes van hek, de kanselier van den aartsbisschop van Trier, die uit naam der vergadering het woord lot Lulher had gevoerd, dit ook te verbergen uoor te zeggen. dal de hervormer zeer ongepast geantwoord had. Hertog Erik van urunswijk sprak onverholen zijne bewondering voor Lulher uit en zond Hem nog slaande de vergadering een dronk koel Eimbecker bier in eene zilveren kan. Frederik de Wijze was trolsch op zijn voorlrell'elijken hoogleeraar; toen hij fic 1 l'es avonds met zijn vertrouweling Spalalinus alleen in zijn slaapvertrek evond, nep luj uil: »0 hoe goed heeft Dr. Murlinus voor keizer en rijk Luthers vertrek uit Worms. Het Wormser edict. gesproken! Vooral verheugde hij zich, wijl Lulher zijne Duilscheredevoering in zulk goed Latijn had weten le vertalen. De vorsten zochten van nu af Luther meermalen in zijne woning op en de landgraaf Philips van Hessen, die sinds dezen gedenkwaardigen dag een beslist aanhanger der hervorming werd, riep hem bemoedigend toe: »Is hel recht aan uwe zijde, heer doctor, dan helpe U God!" Luthers onverschrokken antwoord had natuurlijk aan zijn verhoor een einde gemaakt. Den l!)en April richtte de keizer een brief aan de rijksstenden, waarin hij verklaarde, dat- hij als afstammeling van de Christelijke keizers der Duilsche natie, van de katholieke koningen van Spanje en van de hertogen van Oostenrijk en Bourgondië, die allen vurige verdedigers van het katholieke geloof geweest waren, het vaste voornemen koesterde dat geloof le beschermen; daarom had hij — zoo vervolgde de brief — onherroepelijk besloten, rijk en waardigheid, land, bloed en leven op het spel le zeilen, opdat Luthers goddelooxe gevoelens niet verder rondom zich grijpen en der Duilsche natie schade aanbrengen zouden. Ten gevolge hiervan gebood hij, dat Lulher terstond naar Witlenberg zou worden teruggebracht. Onder de vorsten ontstond er naar aanleiding van dit schrijven eene levendige gedachtenwisseliiig, waarbij zelfs de vraag opgeworpen werd, of men verplicht was het den ketter geschonken vrijgeleide Ie eerbiedigen eu of niet Lulher op dezelfde wijze moest worden behandeld als Huss te Constanz. Hierop gal de keizer — naar men verhaalt — dit schoone. waarlijk vorstelijke antwoord: «Wanneer er in de gansche wereld geene goede trouw meer mocht bestaan, dan moet zij nog bij een Duitschen keizer gevonden worden; ik wil niet gelijk mijn voorvader Sigismund blozen." Karei was nog jong; in zijn hart leefde nog een warm gevoel voor eer en recht, in later lijd heeft bij openlijk verklaard, dat hij over dal schoone woord berouw gevoelde; toen rekende bij liet zicli als zonde toe, dat bij Lulher niet le Worms had laten verbranden. rs'og eens werden van verschillende zijden pogingen aangewend om Lulher lot onderwerping aan het oordeel van den rijksdag of alhans aan dat eener kerkvergadering te bewegen, doch al deze pogingen leden schipbreuk op den onwrikbaren eisch des hervormers, dal bij dit oordeel alleen de heilige schrift als toetssteen dienen zou. Toen eindelijk de aartshertog van Trier mistroostig uitriep: «Geef ons zelf dan een middel aan!" antwoordde Luther: »lk weet geen anderen raad dan dien van Gamaliöl: Indien dit werk uit menschen is, dan zal liet verbroken worden; maar indien het uit God is, zoo kunt gij het niet breken." Den 2.iun April ontving Lulher bevel Worms te verlaten, het prediken onderweg werd hem verboden, daarentegen stond men hem een vrijgeleide van twintig dagen voor zijne terugreis toe. Onder de luide toejuichingen eener onafzienbare menigte vertrok Luther naar Witlenberg. Frederik de Wijze verliet Worms kort na Luther, hem volgden ook de vorsten, die gunstig jegens Lutlier gezind waren; slechts weinigen bleven achter. Deze weinigen, grootendeels vijanden van Luther, riep de keizer den 2l>™ April in zijne kamer bijeen. Hun legde bij een door den pauselijken legaat Alexander opgesteld edict voor, om daarop hunne goedkeuring te verwerven. Partijwoede en godsdiensthaat hadden dit besluit klaarblijkelijk ingegeven. Luther werd daarin niet alleen als een gevaarlijk ketteren volksverleider, maar als een gewetenloos, zedeloos, verdierlijkt mensch, als een duivel in menschengedaante, vermomd in het kleed van een geestelijke, afgeschilderd; hij werd genoemd: «een vreemd lid, verrot en afgesneden van het lichaam der heilige moederkerk", eu als zoodanig vogelvrij verklaard en in den rijksban gedaan. Ken verbod om zijne geschriften te lezen, een bevel tot verbranding Lnther op den Wart burg. van al zijne boeken en de instelling van eene censuur op de drukwerken, opdat in 't vervolg dergelijke kettersche gevoelens niet door den druk verbreid zouden worden, besloten het edict. Karei hechtte met de weinige toen aanwezige vorsten het zegel zijner goedkeuring aan dit besluit, hetwelk den 20™ Mei uitgevaardigd werd. A C H T E N D E R T I G S T E H O O F L) S T U K. Duitschland en de hervorming. Luther op den Wartbnrg. De bijbelvertaling. De godsdienstige beweging gedurende Luthers afzondering. Paus Adriaan VI. Zijne hervormingsplannen. De rijksdag te Neurenberg. De legaat Chieregati. Gevoelen van het rijksbewind omtrent de hervorming. Paus Clemens VII. De tweede rijksdag te Neurenberg. Ontvangst der hervorming bij het Duitsehe volk. Carlstadts hervormingswerk. De wederdoopers van Zwickau. Beeldenstorm te Wittenberg. Greuzenlooze verwarring. Luthers terugkomst van den Wartbnrg. De orde door Luther hersteld. Luthers verhouding tot de staatkundige beweging van zijn tijd. Huttens droomen over eene staatkundige hervorming Iluttens verbond met Frans van Sickingeu. De "herberg der gerechtigheid." Siekingen als kampioen voor de godsdienstige en staatkundige hervorming. Vergadering van den adel te Landau. De «broederlijke verstandhouding." Sickingeus strijd tegen den aartsbisschop van Trier. Sickingens ondergang. Dood van Ulrich van Hutten. Luther was, toen de rijksban over hem uitgesproken werd, door de zorg van keurvorst Frederik den Wijzen reeds lang naar een veilig toevluchtsoord gebracht. Frederik had zeer goed voorzien wat er gebeuren zou. Hij had den hervormer veel te lief. 0111 hem weerloos in de macht zijner vijanden te laten vallen, daar in dat geval de brandstapel hem wachtte. De keurvorst, een kalm, bezadigd en vredelievend man, wilde de zaken niet gaarne tot het uiterste laten komen; hij had volstrekt geen lust de voltrekking van het banvonnis gewapenderhand te verhinderen en zich daardoor in een strijd met keizer en rijk te wikkelen. In zijn oog was 't het eenvoudigst, Luther gedurende eenigen tijd te laten verdwijnen en hem naar eene plaats te brengen, waar hij in stille afzondering, beveiligd tegen de voltrekking van het kerkelijk banvonnis, leven kou. Luther was nog 's avonds voor zijn vertrek uit Worms heimelijk door de raden van den keurvorst onderricht, dat men ter wille zijner veiligheid hel noodig achtte, hem een tijdlang van zijne vrijheid te berooven, doch de wijze waarop dat geschieden zou, was voor hem nog een geheim. Op de reis van Worms naar Witlenberg nu werd de hervormer in den avond van den 4™ Mei lo2l in het Thuringer woud, tusschen Mohra en Wallershausen. door een vijftal vermomde ruiters overvallen. De voerman van den wagen, waarop Luther reed, werd evenals zijn vriend Amsdorf ter aarde geworpen. Luthers broeder Jacobus wist aan hunne handen te ontsnappen. De hervormer zelf werd uit den wagen gerukt, op een paard geworpen en zoo na een toch! van eenige uren naar den Wartburg hij Eisenach gevoerd. Hier leefde hij onder den naam van jonker George tien maanden lang in de stipste afzondering. "ij droeg eene ridderlijke kleeding, liet haren en baard groeien en was weldra geheel onkenbaar. Voor den levendigen geest van den werkzamen man was dit eenzaam Streckhss. V. |g Luthers bijbelvertaling. verblijf' op den Wartburg eene zware beproeving; zelfs de heerlijke aanblik van de woest-romantische, bergaclilige slreek was niet in slaal hem voor bet verlies van zijne vrijheid en den omgang met zijne geliefde YVittenbergsche vrienden schadeloos te stellen. Hij miste zijne gewone bezigheden en zijne gemoedsstemming werd ten gevolge hiervan spoedig zeer somber. Hij werd naar ziel en lichaam ziek. Zijn geprikkelde verbeelding deed hem aan persoonlijke verschijningen en aanvechtingen van den duivel gelooVen — nog toont men op den Wartburg een vlek op den muur, volgens de overlevering veroorzaakt door een inktkoker, welken de hervormer den Booze naar het hoofd zou hebben geworpen; — zijne brieven aan zijne vrienden dagteekende hij, toen hij verlof lol het houden van briefwisseling had bekomen, nu eens: »van mijn Palmos," dan weder: «uil het rijk der lucht en der vogelen." Toch was liet er ver af, dat Luther op den Wartburg zijn lijd in ledigheid zou hebben doorgebracht. Meermalen 's weeks predikte hij voor den slotvoogd en eene kleine schaar vertrouwde hoorders; hij oefende zich ijverig in het Hebreeuwsch en Grieksch en zond reeds in de maand Juni 1521 een boekje over de biecht in hel licht, dat hij aan den ridder Frans van Sickingen opdroeg. Over den aflaathandel, die te Halle weer onbeschaamd gedreven werd, schreef hij aan den aartsbisschop van Mainz een krachtigen brief en aan zijn vader richtte hij een opstel over hel ongehuwde leven en de kloostergelofte, waarin hij zijne geheel veranderde zienswijze op dit punt blootlegde. Doch dit alles verdwijnt, waar wij denken aan den reusachtigen arbeid, door hem gedurende zijn verblijf op den Wartburg ondernomen, namelijk de vertaling van den Bijbel, zoowel van de boeken van hel Oude als van hel Nieuwe Verbond, uil hel Hebreeuwsch en Grieksch in hel Duitsch, een werk, waardoor Luther, ook al had hij zijn leven lang niets anders verricht, zich eene onsterfelijke verdienste jegens zijn vaderland zou hebben verworven. Door deze bijbelvertaling heeft Luther de hoogduilsche taal lot de heerschende taal in Duitschland gemaakt. Het spreekt wel vanzelf, dat zulk een arbeid in zoo korten lijd niet geheel ten einde gebracht kon worden. Twaalf jaren verliepen er nog, eer hij geheel was voltooid; maar de overzetting van het Nieuwe Testament werd toch op den Wartburg door hem genoegzaam afgewerkt, zoodat hij die later met de hulp van zijne geleerde vrienden, als Melanclilhon, Cruciger e. a.. slechts te herzien en hier en daar Ie verbeteren had. Nadat Lulher bijna een jaar als Jonker George op den Wartburg in stille afzondering geleefd had, riepen gewichtige gebeurtenissen hem naar Wittenberg terug. De hervorming had, al was Luther tijdelijk van het tooneel van den strijd verwijderd, niet gesluimerd. Keizer Karei V kon zich na den rijksdag Ie Worms met die zoo gewichtige zaak niet veel meer inlaten, hij werd door staalkundige verwikkelingen, waarop wij later terugkomen, zoozeer bezig gehouden, dat hij daaraan al zijne aandacht en al zijne krachten wijden moest; bovendien verliet bij kort na het uitvaardigen van het Wormser edict Duitschland voor langen tijd. Het door hem achtergelaten rijksbewind was te zwak om krachtig te kunnen ingrijpen, dewijl daaraan de zenuw van alle macht, hel geld, ontbrak. Bovendien waren bijna alle leden van dat lichaam Lulher gunstig gezind, zij wenschlen dus volstrekt niet de hervormingsbeweging te onderdrukken. De keizerlijke stadhouder, aartshertog Ferdinand, kon evenmin doortasten; de achttienjarige jongeling, geheel vreemd aan de Duitsche toestanden, zelfs de Duitsche taal niet machtig, welke hij bij zijne opvoeding niet had kunnen leeren, kon zich geen invloed hoegenaamd verwerven. Hoe krachtig dus van Rome uit op de voltrekking van den rijksban tegen alle aanhangers van Lulher aangedrongen werd, toch geschiedde er weinig of niets in dien geest, zelfs de door het edict verordende censuur van alle drukwerken werd Paus Adriaan VI. Rijksdag te Neurenberg. De legaat Chieregati. niet ingevoerd. Hervormingsgezinde boeken en strijdschriften verschenen in menigte en werden ten getale van vele duizenden exemplaren onder het volk verspreid, zonder dat de stadhouder of het rijksbewind daartegen iels kon doen. Het besef van de noodzakelijkheid eener hervorming had in die dagen niet alleen in den boezem van hel Duitsche volk diepe wortelen gescholen, hel was doorgedrongen zoowel tol die vorsten, welke Luther vijandig gezind waren, als lol hen, die den hervormer begunstigden, en hel maakte zich eindelijk zelfs van den paus te Rome meester. Paus Leo X was den I™ December 1521 gestorven. Door lusschenkomsl en voorspraak des keizers werd diens voormalige leermeester, de geleerde kardinaal Adriaan Floriszoon van Ulrecht, die zich als paus Adriaan VI noemde, verkozen. Adriaan was een rechtschapen en nauwgezel man, die zich nicl ontveinsde, dat legen de misbruiken, die in de Roomsch-kalholieke kerk heerschlen, krachtige maatregelen moesten genomen worden. Aan hervorming was in zijn oog dringend behoefte; niet aan eene hervorming. zooals Lui lier die wenschte, die een geheelen ommekeer van alle beslaande verouderde kerkelijke loeslanden ten gevolge zou hebben, maar eene kalme, gematigde verbetering van de ergerlijkste misbruiken. Adriaan was daarom niet minder Luthers vijand dan de vroegere paus; doch hel was reeds een belangrijk feit, dal aan hel hoofd der kerk een man stond, die eene hervorming noodzakelijk achtte. Naar den rijksdag, door het rijksbewind den lon Seplember 1522 le Neurenberg bijeengeroepen, vaardigde Adriaan VI een nuntius, Chieregati, af en hij gaf dezen zulke aanwijzingen omtrent zijn le volgen gedragslijn als zeker nog nooit door het hoofd der katholieke kerk aan een nuntius waren meegedeeld. Chieregati ontving in lasl le verklaren, dat God de vervolging, waaraan zijne kerk bloot stond, over haar gebracht had wegens hare zonden, vooral die der priesters en prelaten, dal sinds jaren op den heiligen stoel zelf veel afkeurenswaardigs was geschied; dat hel bederf der kerk van hel hoofd tol de leden, van den paus lol den laagslen geestelijke was overgegaan, dal niemand rechtvaardig was, ook niet een! Daarom had de paus besloten, in de eerste plaats hel Roomsche hof te hervormen en alleen met dit doel had hij de pauselijke waardigheid aangenomen, doch de genezing van de wonden der kerk kon niet opeens lot stand komen, zij moest trapswijze geschieden. Op grond van dit alles verlangde de paus van de rijksslenden voorstellen omtrenl de beste wijze, waarop de voortgang der Lulhersche hervorming het best kon worden gestuit. Ook het antwoord der rijksslenden was zeer merkwaardig, het levert ons hel bewijs, hoe diep de noodzakelijkheid eener doorlastende hervorming door de Duitsche vorsten gevoeld werd. Hel rijksbewind verklaarde, dal bel vonnis legen Luther en zijne aanhangers niet voltrokken was, omdat men in Duitschland zoovele bezwaren tegen den pauselijken stoel had. waarvan men eerst door Luthers geschriften zich recht duidelijk bewust was geworden, en dat hel volk legen de overheid in opstand zou gekomen zijn, indien men aan de voltrekking van hel vonnis had willen denken. Hel rijksbewind eischte derhalve, terwijl hel den legaat een document overgaf, waarin niet minder dan honderd bezwaren der Duitsche natie legen den heiligen stoel waren vervat, dat de paus binnen den tijd van een jaar mei toestemming des keizers eene algemeene Christelijke kerkvergadering in eene aanzienlijke stad van Duitschland bijeenroepen zou, waarop de kerkelijke twistvragen beslecht zouden worden. Adriaans hervormingsplannen werden alzoo door hel Duitsche rijksbewind afgeslagen, hij had het ongeluk, dat zijne welgemeende pogingen om verbelering in den bestaanden toestand aan le brengen, nergens gewaardeerd werden. Hel Duitsche volk haatte hem als den opvolger dier zedelooze pausen, 18* Dood van Adriaan VI. Paus Cleraens VIL Voortgang der hervorming. die zoolang lot schade der Christenheid aan het hoofd tier kerk hadden «estaaii. In Italië was hij het voorwerp van de hittere vijandschap der Romeinen en der aanzienlijke Italiaansche prelaten, juist ter oorzaak van het hervormingswerk, dat hij beginnen wilde. . Adriaan torsie den zwaren last der pauselijke kroon niet lang; Inj sliert reeds den Kctt September 1523. Slechts enkelen stonden treurend bij zijne lijkbaar en lieten op zijn graf in de St. Pieterskerk de woorden plaatsen: „Hier ligt Adriaan VI, die hel voor het grootste ougeluk heeft gehouden, dat hij geregeerd heeft." Zijn opvolger was kardinaal Julius de Medici, die den naam LlemensVlI aannam, een scherpzinnig man, die volstrekt niet gezind was hel voorbeeld van zijn voorganger te volgen. Hij liet op den rijksdag te Neurenberg, inliet jaar 1524 door zijn legaat Campeggio op de uitvoering van het Wormser edict aandringen, doch ook hij kon van de stenden slechts de weinig beteekenende belofte verwerven, dat zij het edict zouden uitvoeren, zooveel dit mogelijk was. De hervormingsbeweging had intusschen in Duitschland groote vorderingen gemaakt; Luthers denkbeelden werden, terwijl de hervormer op den Wartburg was, meer en meer omhelsd en in toepassing gebracht en zelfs door vele katholieke geestelijken aangenomen. Een stadspastoor te Kemberg, Barlholomei'is Bernhardi, naar zijne geboorteplaats in Zwaben Feldkirch genaamd, was in het jaar 1521 de eerste die het waagde, het kerkgebod aangaande liet celibaat, dat de geestelijken tot den ongeliuwden slaat veroordeelde, te schenden en zich in den echt te begeven. Andere geestelijken volgden weldra het voorbeeld van den Kemberger pastoor en evenals zij hunne belofte omtrent het celibaat verbraken, aarzelden vele monniken niet hunne kloostergeloften ontrouw te worden en in de wereld terug te keeren. Luthers ordebroeders, de Augustijners te Wittenberg, gingen den overigen monniken met bun voorbeeld voor; een Augustijner, Gabriël Zwilling, hield vurige predikaties, waarin hij het geheele monnikenwezen aanviel en liet niet alleen geoorloofd, maar noodzakelijk noemde, dal de monniken zich daaraan onttrokken; «want" — zoo riep hij uit, — »in de pij kan men niet zalig worden." Dertien Augustijners verlieten te gelijk hun klooster te Wittenberg en namen hun intrek bij verschillende burgers der stad; een hunner verkreeg op zijn verzoek zelfs het burgerrecht, om als schrijnwerker zijn brood te kunnen verdienen. Carlsladt, Luthers oude vriend en medestrijder, was met rusteloozen, maar niet altijd even verstandigen ijver voor de hervorming werkzaam. In zijne onstuimige geestdrift ging bij dagelijks verder. Hij voerde bij de openbare godsdienstoefeningen eene Duitsche mis met geheel gewijzigden ritus in en zette dit alles door, in weerwil van een verbod van keurvorst Frederik, wien deze nieuwigheden te ver gingen. Doch ook hierover was Carlstadt niet tevreden; elke overwinning, door hem behaald, dreef hein aan tot nieuwe vermetele stappen, eindelijk sloot hij zich zelfs aan bij eene dweepzieke, voor korten tijd ontstane sekte, die der wederdoopers. Een lakenwever, Nicolaas Storch, had te Zwickau deze sekte rondom zich verzameld; Luther ging naar haar zin niet ver genoeg, en zette zijn werk in hare schatting niet krachtig en snel genoeg voort. Meer dan een zijner gevoelens, vooral zijne stelling dat de mensch alleen door hel geloof, niet door zijne werken zalig kan worden, was in strijd met hare overtuiging. De wederdoopers waanden zich zelf met goddelijke ingevingen begenadigd; hunne dweperij deed ben gelooven, dat God zelf op bovennatuurlijke wijze tot hen sprak en bun ingaf, wat zij doen en wat zij prediken moesten. Zij beschouwden hunne eigen phantastische droonien, de voortbrengselen van een Carlstadt en de wederdoopers van Zwickau te Wittenberg. overprikkeld gevoel en eene wild ontvlamde verbeeldingskracht, als werkingen van den heiligen geest, als goddelijke ingeving. Zij verwierpen den kinderdoop, dewijl er bij de kinderen van geloof geene sprake kon zijn en het sacrament zonder hel geloof niet de minste waarde bezat; op grond hiervan eischlen zij onvoorwaardelijk, dat de doop bij de volwassenen nog eens herhaald zou worden, vandaar hun naam »wederdoopers." Deze dwepers stelden zich niet alleen de verbetering van den godsdienst maar ook die van hel maatschappelijk en staatkundig leven ten doel. Ten gevolge van hunne werkzaamheid op laatstgenoemd gebied werden zij uit Zwickau verdreven. Door twaalf apostelen en twintig jongeren vergezeld kwam Storch te Wittenberg, om in deze stad zijn licht te laten schijnen. Melanchlhon, Luthers plaatsvervanger, die zoolang deze op den Wart burg verblijf hield, aan het hoofd der hervormingsbeweging te Wittenberg stond, nam tegenover de wederdoopers eene weifelende houding aan; hij kon het met zich zelf niet eens worden, of hunne leer op de heilige schrift gegrond was, of niet; in zijn oog was er zelfs veel, dal voor hunne denkbeelden pleitte en 'hij kon daarom niet besluiten, eene bepaald vijandige houding tegen hen aan te nemen. In zijne verlegenheid wendde bij zicli tot den keurvorst met het verzoek Luther te doen terugkeeren, dewijl deze alleen in slaat was den rechten weg in dezen aan te wijzen. Doch hiertoe was de keurvorst niet te bewegen. Carlstadt sloot zich — gelijk we reeds zeiden — bij de wederdoopers aan. Hij deelde hun gevoelen omtrent den doop niet, maar was liet wel volkomen eens met hunne stelling, dat hel rijk van Christus met geweld tot stand gebracht moest worden; dagelijks ging hij verder met het invoeren van allerlei veranderingen. Het misgewaad werd afgeschaft, de oorbiecht niet meer gevorderd, de vasten werden niet langer in acht genomen, ja. Carlstadt verklaarde zelfs.dat het verdienstelijk was, indien men op vastendagen vleesch at. Doch ook met deze veranderingen — waarvan vele verbeteringen mochten heeten — was Carlstadt niet tevreden. Met dweepzieken ijver verzette hij zich tegen de vereering van de beelden in de katholieke kerk en spoorde bij het volk aan om deze afgodsbeelden omver te halen en zelfs het kruisbeeld niet langer te dulden. De onstuimige leerlingen volgden zonder aarzelen de aansporing van hun dweepzieken leermeester, de beelden op de altaren werden omvergehaald en in bet openbaar verbrand. Eene woeste bende trok van de eene kerk naar de andere. Menig tooneel van wanorde en geweld viel in die dagen te Wittenberg voor. Niet alleen de profeten van Zwickau zelf — gelijk de wederdoopers zich bij voorkeur noemden — ook Carlstadt verklaarde zich op hun voorbeeld heftig tegen alle wetenschap en onderwijs. Hij noemde het eene groote dwaasheid, zich met geleerde studiën in te laten en ried zijnen toehoorders de hoogeschool vaarwel te zeggen en zich op den landbouw toe te leggen, want de mensch moest in het zweet van zijn aangezicht zijn brood verdienen. Ook een zijner aanhangers te Wittenberg, de onderwijzer aan de jongensschool, riep uil de vensters van het schoolgebouw zelf den burgers toe, dat zij hunne kinderen van de school moesten nemen. Treurig zag het er in die dagen te Wittenberg uit. Het was een hoogst gevaarlijke tijd voor de hervorming. Had Luther door zijne geestkracht, met groote matiging gepaard, zeer veel voor de verbreiding van zijne beginselen onder alle standen gedaan, thans boezemden de wederdoopers en beeldstormers, die zich insgelijks aanhangers der hervorming noemden, den rustigen Duitschen burgers een afkeer in van den nieuwen godsdienst, die al het bestaande dreigde omver te werpen. Een groot aantal hervormingsgezinder begonnen in hun gevoelen te wankelen; anderen trokken zich geheel terug, want onstuimige vernielingswoede ligt niet in het Duitsche volkskarakter. Luthers terugkomst. De rust te Wittenberg hersteld. Niemand was er in Wittenberg, die deze woeste afbrekers beteugelen kon. Melanchlhon was te jong en te onervaren, hij werd her- en derwaarts geslingerd en wist geen raad. Wel vaardigde keurvorst Frederik de Wijze meer dan één verbod tegen de beeldstormers uit, doch deze bevelen werden niet uitgevoerd, want ook Frederik was het met zich zelf niet eens. Hadden niet de wederdoopers en beeldstormers wellicht het recht aan hunne zijde? Die vraag, welke telkens bij hem oprees, wist hij evenmin te beantwoorden als Melanchlhon, en toen zijne raadslieden hem nu tot het nemen van afdoende maatregelen wilden overhalen, antwoordde hij, dat hij van de zaak niets begreep en dat hij. eer hij besloot tegen God Ie handelen, liever den staf in de hand nemen eu zijn land verlaten wilde. Slechts één man was er, die in slaat was orde le brengen in dezen chaos; die man was Luther. maar hij bevond zich op verren afstand, op den Warlburg. bedreigd door den rijksban, indien hij hel waagde zich weer in bet openbaar te vertoonen. De lijding van hetgeen te Wittenberg voorviel, drong lol de schuilplaats des hervormers door en nauwelijks had hij die vernomen, of hij nam het stout besluit leven en vrijheid ten offer te brengen, opdat zijn aangevangen werk niet in zijn voortgang gestuit, en misschien vernietigd zou worden. Wal bekommerde hij zich er om, dat hel keizerlijk vonnis hem als een zwaard boven het hoofd hing, wanneer hij naar zijne woonplaats terugkeerde? Hoe gaarne wilde hij voor zijne overtuiging alles ten ofler brengen! Tevergeefs ried de keurvorst bel hem af, tevergeefs verbood hij hem zelfs terug le keeren, omdal hij zich niet in staal achlle den vogelvrij verklaarde te beschermen, wanneer de keizer zijne uitlevering eischte. Luther stoorde zicli niet aan hel keurvorstelijk bevel, hij gevoelde, dat zijn plicht hem naar Wittenberg riep en zonder aarzelen volgde hij de slem van zijn geweien. Te paard en in riddergewaad verliet hij zijne schuilplaats, waar hij ruim tien maanden bad doorgebracht. Uit Borna schreef hij den keurvorst een brief, waarin hij vrijmoedig verklaarde, dat hij zich aan diens gebod niet had kunnen storen, dal hij hem door zijne komst niel in ongelegenheid wilde brengen, maar dal hij ook zijne bescherming niet verlangde, wijl hij onder machtiger bescherming, onder Gods hoede stond, en dat hij, die het meeste geloof bezat, ook hel best in slaat was anderen te beschermen. Den 7l,n Maart li>22 kwam Luther weer le Wittenberg aan. Al dadelijk spreidde hij eene bewonderenswaardige werkzaamheid ten loon; acht dagen lang predikte hij legen de nieuwigheidszoekers en beeldstormers en bij die gelegenheid sprak hij zijne vaste overtuiging uit, eene overtuiging, waaraan hij ook in hel vervolg steeds getrouw is gebleven, dat alle gewelddadige en overijlde middelen om verbetering in den godsdienst aan te brengen, in strijd zijn met het evangelie en met de Christelijke liefde, welke nooit met geweld, maar alleen door onderwijzing van de dwalenden eene verbetering in den kerkdijken toestand wil brengen. De rust was spoedig hersteld; de aanhang der wederdoopers en van Carlstadt verstrooide zich. Luthers krachtige taal had de rustverstoorders wegge.vaagd als kaf voor den wind. Eéne poging waagden de wederdoopers nog. Storch ging met eenige zijner vrienden tol Luther en droeg dezen in bezielde laai zijne denkbeelden voor. Nadenkend luisterde Luther eenige oogenblikken, doch eindelijk waarschuwde hij Storch, zich niet door begoochelingen van den satan te laten verblinden. Storch hield vol, dat Gods geest hem bezielde en verklaarde zich in staat daarvan een voldingend bewijs le leveren, door Luther le openbaren wat er op dat tijdstip in zijne ziel omging: »Gij begint er loe over te hellen mijne leer voor waarheid le houden!" — Doch Luther, die zich door dergelijke kunstgrepen niel verstrikken liet, antwoordde: »l)e Heer bestratlè IJ, Huttens idealen. Hutten en van Sickingen. salan!" De wederdoopers verlieten nog denzelfden dag de slad. ook Carlsladt zag zich genoodzaakt te zwijgen; de rust was geheel hersteld. Luther had gezegevierd, hij meende dat hij de woelgeesten volkomen verslagen had. en vermoedde in de verte niet, dat de beweging, waartoe hij den stoot gegeven had, hem over het hoofd zou groeien; hij. de monnik, die zich tot dusver met wereldsche zaken weinig of niet ingelaten had, achtte hel zeer goed mogelijk, eene hervorming op godsdienstig gebied lot stand te brengen, geheel en al buiten hel staalkundig leven om. Ilij _h
    23 als een lijd van onbeteugelde regeeringloosheid, als eene vrucht van bloeddorst en roofzucht af Ie malen: in vele overigens voortreffelijke werken wordt zelfs ontkend, dat eene ondragelijke verdrukking de boeren tot opstand gedwongen heeft. Doch wij behoeven slechts een blik te slaan in de jaarboeken en archieven van die dagen, om lol de overtuiging te komen, dat de toestand der landlieden hen onvermijdelijk moest drijven tol een opstand, die ongetwijfeld ook zonderde hervorming zou zijn uitgebarsten,— hadden niet in de jaren 1476, 1492, 1493 en 1512 in hel Wurzburgsche, in Kempenland, den Elzas en Lotharingen dergelijke verschijnselen zich voorgedaan als wij in de Nederlandsche geschiedenis in den opstand van hel kaasen broodvolk ontmoeten? — al is hij ook wellicht door de beweging op kerkelijk gebied verhaast. Wanneer wij uit de archieven van Frankfort zien. dal een heer van Eppstein een boer, die in eene dien heer loebehoorende beek eenige kreeften gevangen had, grijpen en onthoofden liet, hoewel de raad der stad Frankfort, van wien hij een scherprechter vorderde, uitdrukkelijk verklaarde dat zulk een gering misdrijf niel met den dood gestraft mocht worden; wanneer wij verder opmerken, dal in geheel Zuid-Duitschland de lijleigen boeren door de edellieden, de geestelijke en de wereldlijke vorsten naar willekeur van hunne vrijheid en hun leven beroofd werden, dal hunne bezittingen op de buitensporigsle wijze rnel tienden en heerendiensten bezwaard waren, dal zij op hunne vrije dagen,zelfs in den oogstlijd, gedwongen konden worden om voor hunne heeren slakken, paddestoelen en aardbeziën in de bosschen te gaan zoeken, terwijl hunne kindereu thuis gebrek leden; dat de jachtstoet der edelen over de akkers der boeren zijn weg nam, zonder zich om de schade, die hij aanrichtte, te bekommeren, De Evangelische broederschap. dat het den boeren op doodstraf verboden was, het vernielende wild van hunne velden te verjagen; — wanneer wij een blik in dien inderdaad vreeselijken toestand slaan, dan verwondert het ons waarlijk niet, dat in geheel ZuidDuitschland liet landvolk gereed stond om de eerste gelegenheid de beste aan te grijpen, ten einde dat gehate juk af' te schudden. Luthers denkbeelden hadden bij de boeren een goed onthaal gevonden; doch zij vatten ze anders op dan Luther zelf gedacht en bedoeld had; niet alleen de godsdienstige, ook de staatkundige vrijheid eischten de onderdrukten en in de eerste plaats de opheffing van de lijfeigenschap, die in hunne oogen met het zuivere Christendom in lijnrechten strijd was. Het eerst en hel duidelijkst openbaarde de wenscli naar eene staalkundige en maatschappelijke hervorming zich in die Zuidduitsche streken, waar reeds vroeger de boerenopstanden den meesten weerklank gevonden hadden, daar, waar het Schwarzwald de bronnen van den Donau van het Rijndal scheidt. De nabijheid van Zwitserland, waarmede de inwoners een levendig verkeer onderhielden, de groote gestrengheid, waarmede de Oostenrijksche regeering alle predikers en aanhangers van Luthers leer vervolgde, de verachting, waarmede de Zwabische edelen het landvolk behandelden, moest aan het zaad van den boerenopstand hier wel een bijzonder vruchtbaren grond verschaffen. Reeds in Augustus van hel jaar 1524 vertoonden zich hier de voorboden eener groote beweging. Rondom een bekwaam krijgsman, Muller van Bulgenbach, die den veldtocht legen Frans I van Frankrijk medegemaakt luid en door zijn uiterlijk, zijne natuurlijke welsprekendheid, zijne slimheid en zijne wereld- en menschenkennis zich boven de overige boeren onderscheidde, schaarden zich de misnoegden. Meer dan 1200 man trokken den 24™ Augustus onder Mullers aanvoering, onder voorwendsel dat zij eene kermis wilden bezoeken, naar Waldshut; aan het hoofd van den optocht woei een zwarl-rood-geel vaantje. Te Waldshut maakten de boeren en burgers gemeene zaak; zij vereenigden zich tot een genootschap, dat zich de Evangelische broederschap noemde, elk lid moest wekelijks eene kleine bijdrage betalen, waaruit geschikte boden zouden betaald worden, die verplicht waren heimelijk Duitschland door te reizen en brieven aan de inwoners der verschillende dorpen over te brengen, waarin dezen tot deelneming aan de Evangelische broederschap werden aangespoord. Dit geschiedde. De zendelingen togen op weg, verspreidden die brieven door geheel Duitschland en vonden overal eene goede ontvangst. Het aantal der bondgenooten groeide binnen korten tijd sterk aan. In Oclober hadden reeds 3500 zich onder de zwart-rood-gele banier geschaard. Wel was het nog eene ongeregelde bende, die sleehls met bijlen, messen, zeisen en andere landbouwwerktuigen gewapend was. doch in weerwil hiervan begonnen de heeren reeds angslig te worden, en te begrijpen, dat de beweging onder de boeren spoedig grootere afmetingen aannemen en gevaarlijk worden kon. Zij gevoelden zich Ie z\va"k om tegenstand Ie bieden en knoopten daarom onderhandelingen met de oproerige boeren aan. niet met het plan om inderdaad eenig bezwaar, hoe rechtmatig ook, weg te nemen, doch alleen om zich heimelijk ten strijde toe te rusten, terwijl zij schoone woorden in overvloed ten beste gaven. De boeren liepen in dien strik, zij begeerden zelf een vergelijk, zij eischten immers niets anders dan hun goed recht en wanneer zij dat zonder bloedvergieten konden verkrijgen, waren zij van heeler harte bereid vrede te sluiten. Toen hun door de edelen beloofd was, dat er een behoorlijke gerichtsdag zou gehouden worden, gingen zij uiteen; doch nauwelijks was dit geschied, of hunne heeren legden hun weder dezelfde harde heerendiensten en alle andere lasten op, welke de hoeren geweigerd hadden te dragen. Wel werden de onderhandelingen voortgezet, doch zij konden niet lot een gewenschten uitslag leiden, dewijl het gericht, hetwelk de klachten der boeren onderzoeken zou, Onderhandelingen tussehen de heeren en boeren. Cavlstadt, Thomas Munzer. uitsluitend uit edelen bestond. aan wier uitspraak de boeren zich niet wilden onderwerpen. Ten gevolge hiervan werden de onderhandelingen van den eenen dag tol den anderen gerekt en dezen lijd gebruikte de adel om zich ten strijde toe te rusten. Nauwelijks was men hiermede zoover gereed, dat men zich een goeden uitslag van den strijd mocht beloven, of de heeren begonnen een geheel anderen loon aan te slaan. Aartshertog Ferdinand, de broeder en plaalsbekleeder des keizers, verklaarde zich in hel midden van Januari openlijk tegen de boeren; hij deelde aan zijne commissarissen den schriftelijken last mede om de strengst mogelijke maalregelen legen de oproerlingen Ie nemen; bovenal moesten zij de raddraaiers scherp in hel oog houden en de plaatsen opsporen, waar de boeren samenkwamen, deze onverhoeds overvallen en indien iemand trachlle te ontvluchten, moest zijn huis en have zonder verschooning verbrand en vernield worden. Om aan zijne bevelen meer klem bij le zeiten, verzamelde hij eene sterke krijgsmachl en droeg hij de uitvoering van zijn besluit op aan den Iruchsess of opperhofmeester George van Waldburg, dien hij tol zijn bevelhebber benoemde. De aartshertog had in de keus der middelen om de beweging te onderdrukken grootelijks misgetast; maatregelen gelijk het verwoesten van boerenhofsleden, hel ter dood brengen van Evangelische predikers, enz. moesten den haat der boeren nog meer aanwakkeren. De grond was in bijna geheel Duitschland ondermijnd, eene drukkende zwoelte gelijk aan die, welke een onweder voorafgaat, heerschte er in den staatkundigen dampkring. Iedereen verwachtte het uitbarsten van eene bloedige beweging ouder het volk, in welks midden te dien dage het spreekwoord in omloop kwam: 'Wie in 't jaar 1523 niet sterft, In 1524 niet in 't water verderft, En in 1525 niet wordt verslagen, Die mag wel van een wonder gewagen." Wanneer onder hel volk zulk eene overtuiging leeft, dan is geen geweld in slaat de uitbarsting te verhinderen. De beweging moest komen, doch hoe en door welke aanleiding, dat was de vraag. Onder het volk telde men niet alleen vele stoutmoedige en bekwame mannen, uit den schoot van den boerenopstand voortgekomen, maar ook een groot aantal geleerden, die zich met gloeiende geestdrift bij de hervorming hadden aangesloten; bij dezen stond het besluit vast om zich aan hel hoofd des volks le plaatsen, zij predikten allerwege en bevalen thans niet langer alleen de godsdienstige, maar ook de staalkundige en maatschappelijke hervorming aan. In dezen geest was Carlstadt, maar bovenal een ander geestelijke, de jonge prediker Thomas Munzer werkzaam. De naam Munzer leeft nog in den mond des volks voort, doch ten gevolge van de partijdige beschrijving der geschiedenis van de laatste eeuwen is zijn karakter meeslal in een valsch licht geplaatst. De meeste geschiedschrijvers geven een misvormd beeld van den in vele opzichten voortreffelijke!) man, die eeuwenlang door den partijhaat werd verongelijkt. Eerst voor hel geschiedkundig onderzoek van den jongsten lijd en vooral voor den wakkeren geschiedschrijver van den Duitschen boerenkrijg Zimmermann bleef hel bewaard, den zwaar belasterden prediker gerechtigheid le doen Wedervaren. Als jongeling had Munzer zich bij de staatkundige beweging aangesloten; als jongeling — ternauwernood 27 jaar oud — onderging bij den marteldood. Zijn jeugdige opwondenheid, zijn gloeiende geestdrift voor de vrijheid waren oorzaak, dat hij menigmaal faalde in de keus der middelen, welke hij tol verwezenlijking van zijne idealen moest aangrijpen. Doch bij eene onpartijdige beschouwing van zijn persoon en karakter slaat dit ééne onomstooteiijk vast: Munzers denkbeelden. Luthers houding. zonder eenige zelfzuchtige bedoeling sloot Munzer zich bij de bewegiii" dier dagen aan; hij liet zich in al zijne handelingen besturen door eene oprechte overtuiging, totdat hij eindelijk om harentwil den dood vond. Munzer had de hervorming met levendige geestdrift begroet, nauwelijks 22 jaren oud was hij in het jaar 1520 als eerste evangelische prediker te Zwickau beroepen. Keeds toen was Munzer met Luthers houding niet meer tevreden; hij had meer gehoopt van dezen man, op wien hij grootsclie verwachtingen bouwde, namelijk eene herschepping van geheel het Christelijk leven. Luther was in zijn oog niet ijverig genoeg; dikwijls sprak hij in schier verachtelijke bewoordingen van den Wittenbergschen her vormer, dien hij »het zacht lijdende vleesch" of ook wel den »zachtganger" (leiselreler) noemde. Geen wonder derhalve, dat Munzer tol de nieuwe sekte der wederdoopers die juist toen te Zwickau optrad, zich sterk aangetrokken gevoelde en bij hen zich aansloot, hoewel hij hunne geloofsbelijdenis niet op alle punten aannam. Hij zelf was geen wederdooper, maar hij schaarde zich aan hunne zijde dewijl deze mannen krachtiger en doortastender schenen dan Luther en met grooter onstuimigheid voorwaarts streefden dan deze. De wederdoopers werden uit Zwickau verdreven, doch maatregelen van geweld konden Munzer slechts in zijn geloof versterken en toen lm na vele zwerftochten te Altstadl in Thuringen kwam en daar weder als prediker optrad was zijne overtuiging nog vaster geworden, en predikte hij met nog vuriger geestdrift. r ° Hij vorderde bevrijding ook van het juk der letterknechten!. hij dron« op eene zuiver geestelijke uitlegging en opvatting van de heilige schrift aair de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen, zonder de werken, verwierp hij als onchristelijk en ongerijmd. Onwaar noemde hij de leer, dat Christus aan Gods gerechtigheid voldaan en zoo de zonden der geheele menschheid verzoend had. Hij beweerde, dat God nog voortdurend, evenals voor duizenden jaren, zich openbaarde- hij ontkende hel bestaan van den duivel, die slechts in de booze begeerten'der menschen leefde; bij hield staande, dat elk mensch den heiligen geest bezat dewijl deze niels anders was dan de menschelijke rede en dal Christus niet God, maar een profeet en leeraar was. Was Munzer met zulke denkbeelden op godsdienstig gebied, die hij in zijne predikatiën met de begrippen van zijn lijd in overeenstemming moest brengen, alle overige predikers ver vooruit, evenzeer was dit het geval met ziine staatkundige beginselen. Zijn ideaal was eene algemeene vrijheid en hij verbond daarmede een aantal denkbeelden, die wij heden ten dage niet aarzelen zouden, met den naam communistisch te bestempelen. Het kon wel niet anders of Luther en Munzer moesten bij zooveel verschil van denkbeelden verbitterde vijanden worden. Munzer had besloten geen middel te ontzien, dat aan zijne beginselen de zegepraal kon verschaften; hij stichtte een geheim genootschap, dat boden uitzond, om overal, waar zij de kans daartoe gunstig achtten, liet volk tot opstand aan te sporen. Munzers geschriften droegen er niet weinig toe bii om de algemeene ontevredenheid nog te vermeerderen. Luther zag dit alles met groote bezorgdheid, ja met verontwaardiginghij wendde al zijn invloed bij de Saksische vorsten legen Munzer aan en liet' gevolg hiervan was, dat deze door hen als een gevaarlijke revolutionnair beschouwd werd. De aan allerlei vervolging blootgestelde man moest zijne schuilplaats Ie Allstadt verlaten; hij wendde zich naar Zuid-Duitschland, waar hij onder de boeren predikte. Zijne leer vond hier overal ingang, juist omdat Munzer niet alleen op godsdienstig, maar ook op staatkundig gebied wilde hervormen > ijl maanden lang was hij hier onder de boeren werkzaam. Ken «root De Twaalf Artikelen. getal volgelingen sloot zich bij hem aan en verbreidde zijne leer naar alle kanten. In alle richtingen trokken zij hel land door en de uitkomst hunner werkzaamheid was, dat de tot dusver onbestemde ontevredenheid met den bestaanden toestand overging in hel helder bewustzijn dat daarin alleen door geweld verbetering kon worden aangebracht. Dat de boeren kort daarop hunne eischen in de bekende Twaalf Artikelen konden uitdrukken, was de vrucht van Munzers werkzaamheid; misschien, waarschijnlijk zelfs, heeft hij in persoon aan de samenstelling van dal geschrift deel genomen. De Twaalf Artikelen zagen hel licht in de eerste maanden van liet jaar 1525 en werden met ongeloofelijke snelheid over geheel Duitschland verspreid. Weldra werden zij overal door de oproerige boeren als liet kort begrip hunner eischen beschouwd en verkondigd. Hoe rechtmatig de vaak scherp afgekeurde boerenopstand van het jaar 1525 was, welk eene gematigde houding de boeren in hel begin deibeweging aannamen, blijkt onweersprekelijk uit hunne eischen; wanneer in den loop van den krijg het karakter der beweging geheel veranderde, wanneer de oproerige boerenscharen later op hun weg de rookende puitihoopen van burchten en kloosters achterlieten en met het bloed van vele vermoorde edelen hun spoor leekenden, dan ligl de schuld daarvan niet bij de boeren, maar bij den adel zelf, die, gelijk wij terstond zien zullen, den oorlog op onmenschelijke wijze begon en het landvolk daardoor tot bloedige wraakneming aanspoorde. De twaalf artikelen der boeren ademden een milden en verzoenenden geest; zij eischten niets dat niet op het natuurlijk menschen- en burgerrecht gegrond was. Laat ons, om een billijk oordeel te vellen, de artikelen zelf raadplegen. De boeren eischten : I. Het recht, dat de gemeenten zelf hare Christelijke leeraars kiezen en de macht bezitten zouden om hen af te zetten, indien zij zich onbetamelijk gedroegen. II. Dat van de korentienden slechts zooveel voor den pastoor gegeven zou worden als voor diens onderhoud noodig was, doch dat het overige onder de armen van het dorp verdeeld of lot bestrijding van gemeenschappelijke behoeften besteed zou worden. III. Afschaffing van de lijfeigenschap: Christus had immers met zijn dierbaar bloed alle menschen verlost; dit wilde echter niet zeggen, dat er geene overheid zou zijn, want de schrift gebood, de overheid te gehoorzamen. IV. Aandeel in de jacht, de vogel- en vischvangst. Ook aan de schade, welke het wild aanrichtte, moet paal en perk worden gesteld; men mag van de boeren niet langer eischen, dal zij hun oogst door het wild laten opvreten. V. De bosschen, welke de geestelijke en wereldlijke heeren zich wederrechtelijk toegeëigend hadden, moesten aan de gemeenten worden teruggegeven. VI. VII, VIII. Cijnsen, pachtgelden, enz. mogen niet willekeurig verhoogd, maar moeten volgens rechl op den ouden voet teruggebracht worden. IX. Er moet een eerlijk gericht gehouden en niet naar haat of gunst gestraft worden. X. Alle akkers en weiden, den gemeenten wederrechtelijk ontnomen, moeten teruggegeven worden. XI. Het recht der heeren om zich na den dood van een op bun goederen gezeten boer een deel van diens nalatenschap toe Ie eigenen, waardoor de weduwen en weezen beroofd worden, moet worden afgeschaft. XII. De boeren boden aan, indien het eene of andere dezer artikelen niet met Gods Woord overeenkwam, daarvan af Ie zien. Zijn er gematigder eischen denkbaar dan die, in deze artikelen vervat? De boeren verlangden niets dan hun goed recht en zij waren vast overtuigd. dal alle vrienden der vrijheid noodwendig met hen moesten overeenstemmen; voornamelijk echter rekenden zij op de krachtige ondersteuning van Luther en de staatkundige beweging. den stoutmoediger! hervormer, die zoowel den machtigsten kerkvorsten als den keizer het hoofd had durven bieden, die de geloofsvrijheid met zulk een onbezweken moed legen den paus verdedigd had. Zij meenden het er voor te mogen houden, dat Luther zich hunne goede zaak aantrekken zou, zij wendden zich tot hem en deelden hem hunne eischen mede. Luther werd in niet geringe verlegenheid gebracht, toen men hem inden strijd tusschen de boeren en hunne heeren in zekeren zin als scheidsrechter inriep. Wij hebben reeds gezegd, dal hij voor de staatkundige ontwikkeling des volks oog noch hart had. Uit had hij bij de onderneming van Sic kingen reeds getoond, door zich in afkeurenden zin' uit te laten over elke poging om zich gewapender hand tegen de bestaande overheid te verzetten. Hij was zelfs niet vreemd aan het denkbeeld, dat hel Christendom in een vrijen staat niet recht tieren kon, dat goede Christenen, om het rechte, vaste geloof te bezitten, daarvoor lijden moesten. Hoewel hij zelf een door en door revolutionnair man was, betrof zijn hervormingsijver toch alleen de zaken des geloofs, ten aanzien van staatkundige en burgerlijke vrijheid was hij onverschillig. Het volk moest, naar zijne meening, in alle louter wereldsche zaken der door God gestelde overheid blindelings gehoorzamen. Geheel in overeenstemming met dit beginsel was dan ook hel antwoord, dat Luther den boeren gal. Hij deelde hun de harde vermaning mede: «Elke ziele zij der overheid onderdanig met vreezen en beven." Dat hij zelf intusschen voor de vorsten en heeren niet vreesde of beefde, toonde hij door in scherpe bewoordingen den edelen, vooral den bisschoppen, hun hoogmoed en de onderdrukking van den geringen man te verwijten, die tot eene ondragelijke hoogte geklommen was. Hij vermaande beide partijen tot vrede en verklaarde, dat aan heide zijden onrecht was; daarom zouden beiden in den strijd zich niets dan verderf bereiden. Wie in zulk een hachelijk tijdsgewricht zich tusschen de beide partijen in plaatst en weigert zich aan de eene of andere zijde te scharen, oefent zelden eenigen invloed uit. Luthers poging tot bemiddeling was dan ook vruchteloos, zijn woord werd door de vorsten met minachtenden spot beantwoord en op de boeren maakte het des te minder indruk, daar Luther zich in zijne vermaning zelfs tegen de opheffing van de lijfeigenschap verklaard had. De patriarchen — sprak hij — hebben immers lijfeigenen gehad en dus kan zulk een- instelling niet tegen hel Evangelie zijn. Luthers woorden werkten niets anders uit dan dat de invloed van Munzer, Carlstadt en andere predikers bij de boeren verhoogd werd, terwijl zijn eigen aanzien daalde; dat vele boeren hem voor een vleier der vorsten en een huichelaar hielden, hem van dubbelhartigheid, ja van het voornemen beschuldigden om een nieuw pausdom op te richten en des te sterker volhardden bij hun plan om hunne rechten met het zwaard in de vuist te verdedigen. Eer de onderhandelingen met Luther begonnen, waren de kleine afzonderlijke boerenoproeren reeds tot een openlijken opstand aangegroeid. De beweging barstte het eerst uit in de abdij Kempten in Opper-Zwaben in Januari 1525. De opstand in Kempten was het seiu voor dergelijke bewegingen in alle naburige streken; overal rotten de boeren samen; hel vuur der omwenteling flikkerde van dorp tot dorp en reeds na korten lijd zag men in verschillende deelen van Zuid-Duitschland zeven groote boerenlegers verzameld; vele duizenden strijders, gloeiend van de vurigste liefde voor de vrijheid] stonden onder de wapenen. Aanvankelijk legden de boeren eene bewonderenswaardige gematigdheid aan den dag; nog altijd wendde de eene bende na de andere zich tot de heeren en beproefde zij hen tot eene vreedzame schikking te bewegen. Eene commissie, uit drie groote benden gekozen, zond aan de te Ulm vergaderde raden van De boerenopstand en Ulrich van Wurtemberff. den Zwabischen Bond een schrijven, waarin zij smeekte, dal de Bond den boeren hunne vereeniging niet als eene strafwaardige handeling toerekenen zou, dewijl dezen niets dan het reine evangelie en het goddelijk recht begeerden. De Zwabische Bond, eene vereeniging van vorsten, graven en heeren, zag zeer goed het gevaar in, dat den edelen bedreigde; bij verkeerde in een des te hachelijker toestand, daar de boeren in den verdreven hertog Ulrich van Wurtemberg een machtigen en invloedrijken bondgenoot vonden. De hertog bad hel in zijn belang geacht, zich insgelijks bij de hervorming aan le sluiten; hij, die vroeger de ergste van alle dwingelanden geweest was, dien men in geheel Zuid-Üuitschland niet anders placht le noemen dan den Wurtembergschen Vilder, heulde thans met de boeren; hij deed zich als bun warmsten vriend voor en toen eenige edelen hem hiervan een verwijl maakten, antwoordde bij zonder schaamte: «Schoen of laars, als ik maar weer in bet land kom." De hondschoen en de adellijke laars waren hem even lief, wanneer het hem slechts gelukte, zijn doel te bereiken. Dij had in Zwitserland troepen aangeworven en achtte thans de gunstige gelegenheid gekomen om zijn land weer aan het huis van Oostenrijk te ontweldigen. Hij knoopte onderhandelingen met de boeren aan en hoewel dezen hem niet recht vertrouwden, hoewel ze zijn meineedig en trouwloos karakter kenden, sloot toch een deel hunner aanvoerders zich bij hem aan. De hertog trok aan het hoofd van ongeveer 10,000 man naar Wurlemberg op. om zijn hertogdom te heroveren. Het verbond Uisschen de Wurtembergsche boeren en den hertog was in het oog van den Zwabischen bond hoogst gevaarlijk; ook de vorsten en heeren begonnen opnieuw onderhandelingen aan te knoopen met de aanvoerders der boeren, volstrekt niet met bet plan bun woord te houden, maar alleen om lijd te winnen en elk der bondgenooten afzonderlijk te verslaan. De boeren lieten zich weder misleiden; eeu kostelijke tijd ging ongebruikt voorbij. Zij legden den vorsten hunne twaalf artikelen voor, in de hoop dat thans hunne billijke wenschen ingewilligd zouden worden, doch de onderhandelingen werden onophoudelijk gerekt: er kwam niets lol stand. Hertog Ulrich drong inmiddels tot in de nabijheid van Stuttgarl door, maar eensklaps riep de Zwitsersche bondsraad de in zijn dienst staande Zwitsersche huurlingen terug, daar de staatkundige gebeurtenissen in Dalië dien stap noodzakelijk maakten. De hertog zag zich plotseling van zijn leger beroofd; hij moest vreezen, door de troepen van den Zwabischen Bond, die onder aanvoering van George van Waldburg tegen hem in aantocht waren, geheel verslagen te zullen worden, en bij gaf daarom zijne onderneming op. Thans was de Zwabische Bond van zijne grootste zorg bevrijd en oogenhlikkelijk begonnen de adellijke heeren anders te spreken; wel werden de onderhandelingen nog slepende gehouden, doch verschillende leden van den bond verklaarden reeds openlijk en zonder de minste terughouding, dat zij zich door geen enkel besluit konden of wilden laten binden, dat alleen de wapenen moesten beslissen. George van Waldburg trok aanhoudend troepen bijeen en de boereu begrepen eindelijk, dat zij andermaal bedrogen waren: zij besloten dus den beslissenden strijd le wagen. Menig adellijk slot, menig klooster ging in die dagen, door de boeren overvallen, in vlammen op; ver in het rond waren die vuurzuilen zichtbaar; overal spoorden zij de landlieden tot den opstand aan. Mei eiken dag groeiden de benden der boeren aan. Te Seisbeuren werd eene groole vergadering van landlieden gehouden en van hieruit verbreidde het bericht, dat de opstand uitgebarsten was, zich met bliksemsnelheid door geheel Zuid- en Middel-Duitschland. Het landvolk was reeds sinds lang er op bedacht om in allen ernst hel bloedig spel der wapenen te beginnen en ten gevolge hiervan zien wij het Streckfuss. V. 19 Wreedheid van George van Waldburg. Dood van Jacob Wehe. volk in den loop van enkele dagen, klaarblijkelijk len gevolge eener geheime afspraak, lot den aanval overgaan. In meer dan 22 plaatsen, van de Zwilsersche grenzen tol Thuringen, kwamen de boeren op bijna één en denzelfden dag in opstand. De oorlogen werden in dien lijd — gelijk wij reeds meermalen gezien hebben — met groole onmenschelijkheid gevoerd; doelt de boeren onderscheidden zich bij hun opstand aanvankelijk zeer gunstig van de edellieden. Wel legden /.ij menigen burcht in de asch, wel plunderden zij menige abdij, maar over bet geheel gedroegen zij zich menschelijk; slechts daar, waar zij tegenstand ontmoetten, had het oorlogsrecht zijn loop. De steden, die zich aan hen overgaven, werden genadig behandeld; zelfs de ridders en heeren, die hen zoo geplaagd hadden, ondergingen geen erger lot dan eene dragelijke gevangenschap. Geheel anders dacht de adel. George van Waldburg meende door strenge straffen, op de aanvoerders der boeren toegepast, door afschrikwekkende voorbeelden den opstand te kunnen onderdrukken; een krijgsraad vonniste de gevangenen, die bijna zonder uitzondering ter dood werden gebracht. Waar Waldburg met zijne geoefende, aan lucht gewende troepen op de opstandelingen stiel, waren dezen slechts zelden in staat hem hel hoofd te bieden; doch nauwelijks waren zij geslagen, of zij vereenigden zich op eene andere plaats, om hun werk te hervallen. De strengheid, waarmede de truchsess de gevangenen behandelde, prikkelde de landlieden slechts tot nog grooler woede en toen hij, na Leipheim bijna zonder slag of stoot Ie hebben ingenomen, een algemeen geliefden boerenaanvoerder, den prediker Jacob Wehe met eenige anderen ter dood brengen liet, ging uit het midden der opstandelingen een kreet van woede en wraakzucht op. George van Waldburg had bloed gezaaid , bloed zou hij oogsten. Als antwoord op het doodvonnis, aan Jacob Wehe voltrokken, vermoordden de boeren van Weinsberg den graaf van Helfenstein. In een dal van hel Odenwald, den Schlupfergruud genaamd, bad eene schaar van eenige duizenden boeren zich verzameld. Zij kozen den herbergier George Melzler, een doortastend, stoutmoedig, wijd en zijd bekend en algemeen geliefd man, tol hun aanvoerder en toen bij een schoen op een slaak steken en voor de bende uitdragen liet, verzamelden zich vele duizenden boeren ver in bet rond oin deze zonderlinge vaan. Melzler toonde meer talent om orde en regelmaat in de bewegingen der boeren Ie brengen dan de overige aanvoerders; de door hem aangevoerde benden vormden inderdaad iels dat op een leger geleek. Wij moeten bierbij echter niet vergelen, dat de Frankische boeren veel gemakkelijker spel hadden dan de Zwabische, die het welgeoefende bondsheir van George van Waldburg tegenover zich hadden. Hun tocht was een ware zegetocht; de meeste steden gaven zich zonder slag of stoot over en meer dan een ridder sloot zich, hetzij vrijwillig, heizij gedwongen, bij hel boerenleger aan. Vrijwillig deed dit o. a. Florian Geijer van Geijersberg, een warm aanhanger van den overleden Hullen, een der edelste voorvechters van vrijheid en recht in die dagen. Florian Geijer, hoewel een edelman uit een beroemd geslacht, was toch diep doordrongen van hel rechtmatige der grieven, die de boeren de wapenen hadden doen opvallen, en bij aarzelde niet voor het recht dier onderdrukten legen zijne eigen slandgenooten het zwaard te trekken, slechts één stand moesl er, naar zijne zienswijze, voorlaan in Duitschland zijn, die der vrijen, waartoe zoowel de edelen, als de burgers en de boeren moesten behooren. Met zijne gansche ziel omhelsde Florian Geijer de zaak van den opstand en de door hem aangevoerde benden onderscheidden zich boven alle anderen door dapperheid en krijgstucht. George Metzier en zyne bende. Weinsberg door de boeren ingenomen. Evenals Florian Geijer schaarden ook andere ridders zich aan de zijde der boeren en reeds loen verklaarde de beroemde Götz van Berlichingen, dat hij niet ongezind was oin het opperbevel op zich te nemen. De vorsten, die niet vrijwillig kwamen, werden met geweld daartoe gedwongen. De trotsche graven van Hohenlohe moesten voor de boeren verschijnen en gedroegen zich zeer deemoedig. Den graaf van Löwenslein en anderen ging hel niel heler; zij werden zelfs genoodzaakt den opslandelingen wapens en geschut Ie leveren. De boeren drongen zegevierend voorwaarts, doch het versterkte stadje Weinsberg lag hun in den weg. Daar voerde graaf Lodewijk van Helfenslein het bevel, een schoon, jong ridder, de lieveling van den aartshertog Ferdinand, aan wien hij bovendien verwant was, dewijl zijne gemalin eeue natuurlijke dochter was van den overleden keizer Maximiliaan. De graaf had zich als een onverzoenlijk vijand der boeren doen kennen; eer nog de groote bende uit het Odenwald verscheen, had hij op zijn rit van Stutlgart naar Weinsberg alle boeren, die hij ontmoette, laten grijpen en gedeeltelijk nederhouwen. Den 1 icn April kwam het boerenleger in den omtrek van Weinsberg aan; de landlieden noodigden bij monde hunner boden, den graaf uit in hunne Christelijke broederschap te treden. Helfenslein gevoelde zich te zwak om lang tegenstand le kunnen bieden; hij zond daarom ijlboden naar Stutlgart, om van daar hulptroepen te ontbieden. Voor den schijn liet hij zich, om tijd le winnen, met onderhandelingen in, doch zelfs terwijl men aan het onderhandelen was, kon hij den lust, 0111 zijn vijand afbreuk te doen, geen weerstand bieden: hij deed een uitval en doodde velen van de achterhoede. Zulk een aanval, dien de boeren niet zonder reden als eene daad van trouweloosheid beschouwden, bracht onder hen eene algemeene