1328 O 11328 r L. 5 OffUKKERi; SM «>»l!»0«i»U FIWMA J. p, HOCK O.X, AOHTBftSUftGffAL Ml AWTBBDAM - TIL, 4»t«0 —— DE GESCHIEDENIS DER WERELD. ADOLF STRECKFÜSS. DE GESCHIEDENIS DER WERELD, AAN HET VOLK VERHAALD. NAAR HET HOOGDUITSCH DOOR B. TER HAAR Bz. NIEUWE GESCHIEDENIS EERSTE DEEL. ROTTKRDAM. D. B O I, L K. EERSTE HOOFDSTUK. De nieuwe tijd. Inleiding, De ontdekkingsreizen. De Indische handel. Beteekenis van Kaïro en Alexandrië. Invloed van den Indischen handel op de Europeesche markt. Eerste poging om den zeeweg naar Indië te vinden. Prins Hendrik de Zeevaarder. De eerste ontdekkingen der Portugeezen. De slavenhandel, de drijfveer tot verdere ontdckkingsreizep. Ontdekkingen in Afrika. Bloei van het Portugeesche zeewezen onder Johan II. De astronomische junta. Martinus Behaim. Bartholomeus Diaz. Ontdekking van de Kaap de Goede IIoop. Verdere ontdekkingen van Covilhao en Payva. Wij treden thans een ander tijdperk, dat der nieuwe geschiedenis, in. In de middeleeuwen was de reusachtige worsteling tusschen de geestelijke en wereldlijke macht, tusschen den slaat en de kerk, de spil, waarom de , lotgevallen der beschaafde volken draaiden. De kerk, die wetenschap en kunst tot hare dienaressen had gemaakt, had wel de zegepraal behaald, maar van die overwinning geen partij getrokken. Hare pogingen om de geestelijke en wereldlijke macht over de geheele Christenheid in haar opperhoofd te vereenigen, waren mislukt. Wel was de staal nog afhankelijk van de kerk. doch hij was haar niet. meer onderdanig. Het gebiedend gezag, waarmede zij het geestelijke leven van het gansche menschdom trachtte te beheerschen, zoovele eeuwen onbepaald geëerbiedigd, was ondermijnd door den drang naar een vrij en zelfstandig onderzoek op godsdienstig gebied, dat zich meer en meer gevoelen deed. Kr ontwaakt een nieuwe geest in de Europeesche volken. Niet alleen de staat, ook het individu verzet zich legen de heerschappij der kerk. Het individu, dat in de middeleeuwen volstrekt niet geleld werd, maar alleen beteekenis had als een deel van het groole geheel, heft zich tot de vrijheid der gedachte op. Voorbereid door het ontstaan der verschillende keltersche sekten, voornamelijk door de Hussietische beweging, door den opnieuw ontwaakten zin voor de klassieke wetenschap, het humanisme, dat de boeien der scholastieke godgeleerdheid verbroken had, en door de stille, maar zegenrijke werkzaamheid van velen, die zich op de verbetering van het zedeTijkgodsdienstig leven hunner broeders toelegden, begint met de kerkhervorming het tijdperk van de vrije geestelijke ontwikkeling van het individu, zijne bevrijding van de kerkelijke voogdij, van een langdurigen, zelfs in onze dagen nog niet geëindigden geestelijken strijd. Nu eens aanschouwen we dien strijd op zich zelf, en dan worden daarbij geene andere dan wetenschappelijke wapenen gebruikt; doch in de meeste gevallen is hij zoowel de oorzaak als het eigenlijke doel van diep ingrijpende bewegingen op staatkundig gebied; aan dien strijd knoopen zich de ondergang van oude en hel onl" ^aan van nieuwe staten vast, en hij ontaardt meestal in een verbitterden «mip, gevoerd met alles behalve geestelijke wapenen, waarin het bloed hij ?lroomen vloeit. Zien wij in het tijdperk, dat nu voor ons ligt, de volken op godsdienstig ebied den weg der vrijheid, der verlossing van het gezag en van de voogdij Strecjcfus». V. ^ De Indische handel. Kaïro en Alexandnë. der kerk inslaan, geheel anders is. liet op staatkundig gebied. Reeds in de laatste eeuwen der middelgeschiedenis zagen wij liet leenstelsel ondermijnd. Nieuwe vormen moesten de oude. vermolmde instellingen vervangen. Doch hier beweegt de geschiedenis zich niet in de richting der vrijheid, maar in die van het gezag. Wel verre, dat het volk zich aan de macht der vorsten zoude ontworsteld" hebben, komen dezen meer en meer in het bezit ecner volstrekte alleenheerschappij, gelijk Lodewijk XI die in 1*rankrijk reeds giootendeels gevestigd had. De vernietiging van de macht der bevoorrechte standen, adel en geestelijkheid, kwam niet den volken, maar den vorsten ten goede en voerde hen tot de zoozeer gewenschle alleenheerschappij. In het nauwste verband met de geestelijke en staatkundige beweging, waaraan de nieuwe lijd zijn eigenaardig karakter'ontleent, staat de snelle ontwikkeling op stoffelijk gebied, waardoor de onderlinge verhouding der volken ueheel veranderd werd. /m was de vruent van ue omuekkiugsi eizeu, die, op het eind der li" eeuw iiet eerst ondernomen en later ijverig voort- i i.,.. oWIa ,lnnr , n nnl, ..LLlllu van -\ 111 Pil Kil I' IllïL UUSUUltm Vctll UCII "L'/X'l, ItTII I5IUIIÜ UUUI wmm/nniup I I zeeweg naar Indië deels geheel nieuwe handelsbetrekkingen schiep, deels voor de oude nieuwe wegen ontsloot. Wij beginnen de nieuwe geschiedenis met net verhaal van deze ontdekkin«sreizen, hoewel we gaarne bekennen, dat dit begin willekeurig gekozen is. Was het reeds moeilijk, de grenslijn lusschen de oude en de middelgeschiedenis te vinden, nog moeilijker, ja schier onmogelijk is bet zulk eene grenslijn scherp tusschen de middeleeuwen en den nieuwen tijd te trekken, dewijl deze zich alleen door het eigenaardig karakter en het samenwerken van zijne godsdienstige, staatkundige en stoffelijke ontwikkeling van de andere groote tijdperken der geschiedenis onderscheidt. Hiervan is dan ook het gevolg, dat in verschillende geschiedkundige werken verschillende tijdstippen als het einde van de geschiedenis der middeleeuwen worden aangenomen. Al deze tijdstippen zijn even juist, of. wil men, even onjuist, daar de nooit rustende ontwikkeling van het menschdom met hare onophoudelijk wisselende gebeurtenissen geene scherpe grenslijnen kent. ,u i , Reeds sinds overoude tijden had de handel in de kostbare voortbrengselen van liet verre Oosten de aandacht der ondernemende kooplieden van alle beschaafde landen \an Europa tot zich getrokken. Indies voortbrengselen, specerijen, kostbare houtsoorten, reukwerken, edelgesteenten, paarlen, enz. waren reeds in de oudheid eene onontbeerlijke behoefte voor de aanzienlijke en rijke Europeanen en zij bleven dal ook in de middeleeuwen. Deze kostbare waren werden op zeer verschillende wijzen naar Europa gevoerd. Een gedeelte daarvan werd langs de stroomen en landwegen naar de Zwarte zee gebracht en van hier door Venetiaansche en Genueesche koopvaarders verder vervoerd. Een ander deel werd door de Muzelmannen over de Perzische golf langs den Euphraat en den Tigris naar Bagdad en van hier door karavanen naar de havens dér Middellandsche Zee 'ol door de Roode Zee naar Egypte gevoerd, waar zij binnen korten tijd Kaïro en verder, den Nijl op, Alexandrië konden bereiken. , , • De laatste weg was in de He eeuw van de grootste beteekenis geworden. Kaïro en Alexandrië waren handelssteden van den eersten rang. van wier *.i ■ i: „11 „„„ knniwn vnrmpn wanneer wil ons UllureiUlllg wij uus mieuu ccii uugii|i „ - herinneren, dat bij Kaïro 30,000 booten onophoudelijk den Nijl op- en atvoeren, . . i t.irxrxix . I O/kAAh 1111 l'/llll'C Vütl I: I < 11111 > l'l' 11 dat men daar iz.uuu waterdragers uu ou.um; 'ci»uu.uu0 ——■— . p i„i • 1...4 : io/.u .1« r»n '11''I* gaande. Deze doet onderzoek naar de lotgevallen des zwervers en Columbus schetst met de breedsprakigheid, aan het geprangd gemoed eigen zijne telen.stellingen. De monnik, wiens belangstelling gaandeweg klimt, houdt den buitengewonen gast bij zich, totdat hij uit de stad een arts• Garc.a Hermandez. ontboden heeft, die ervaren in de aardrijkskunde, zich beter me den merkwaardigen vreemdeling onderhouden kan. De drie mannen werden het eens Columbus' onderhandelingen met het Spaansehe hof. ?"iJnan' (lie den tilc;1 ,van biechtvader der koningin droeg, schreef aan bezoïd wer,lWi\"ien |-ef' !lie doek: «Caniben kan niets Columbus schreef den 11 December J o Mongoolschen Khan) anders beteekenen dan onderdanen des 'a'^1^ * Jt hij zijne vloot en dus moet deze in de ™ 0£ï? e LnJi terug- kieren ISSST^X worden. Zoo leer ik dagelijks ;tS: — a" SStttldS iKTSe en <«»"< «»„ * *• SlRECKÏUSS. V. Schipbreuk der Santa Maria. De eerste nederzetting. goud kregen, en vol blijdschap vernam hij hel antwoord: »uitCibao." Thans was hij zeker, Zipangu spoedig Ie zullen bereiken. Hij liet zich in zijne phanlastische lichtgeloovigheid opnieuw door de overeenkomst tusschen den klank van twee namen om den tuin leiden. Columbus' plan om zijne reis nog verder voort te zetten, mislukte ten gevolge van eene groote en onverwachte ramp. Den 24™ December, terwijl omstreeks het middaguur alle matrozen sliepen en ook de admiraal zich aan eene korte rust overgegeven had, liep het grootste schip, de Santa Maria, door de onachtzaamheid van den stuurman, die een scheepsjongen aan het roer gezel had, op eene zandbank. Het was reddeloos verloren. De bemanning en de voorraad moesten aan het strand in veiligheid gebracht worden, dewijl het tweede schip, de Nina, te klein was om die op te nemen. Columbus ondervond bij dit ongeval de liefderijkste hulp van de zijde deiinboorlingen; met de meeste bereidwilligheid hielpen zij met hunne booten de bezittingen der schipbreukelingen aan land brengen; zij gingen daarbij zoo eerlijk te werk, dat zelfs geen spijker gemist werd. Met den vorst der naburige streek, den cazique Guacanagari, wisselde Columbus een aantal beleefdheidsbewijzen. Hij ontving een bezoek van den caziqjie en maakte hem gelukkig met een hemd en 'een paar handschoenen. De laatste waren in het oog van den Indiaan bijzonder kostbaar en merkwaardig; bij gedroeg zich overigens bij de ontvangst van dal geschenk en bij een tegenbezoek, dat de admiraal hem in zijne residentie bracht, zoo kalm en waardig, dat Columbus opmerkte, dat hij zich een man van goede afkomst betoond had. Ook de inboorlingen waren zoo voorkomend mogelijk; met de grootste bereidwilligheid stonden zij hunne gouden versierselen af en weldra was met hen een levendige goudhandel ontstaan. Columbus, die de Voorzienigheid dankte, dat hij juist op deze plaats schipbreuk geleden had, besloot hier den grond töt eene vaste nederzetting te leggen. Uit de geredde overblijfselen der Santa Maria bouwde hij een soort van fort, dat hij met een gracht omringde. De Indianen boden daarbij vol ijver de behulpzame hand. Ook de cazique gaf tot den bouw gereedelijk zijne toestemming, dewijl de admiraal hem beduidde, dal hij hem een deel zijner manschappen tol bescherming tegen de gevreesde Cariben achterlaten zou. Ka het verlies van de Sanla Maria durfde Columbus de ontdekkingsreis niet voortzetten. Hij vreesde buitendien, dal Marlinus Alonzo Pinzon van zijne afwezigheid partij trekken, naar Spanje terugkeeren en daar, als eerste overbrenger van de gelukkige tijding der gedane ontdekkingen, hel beste loon wegdragen zou. Hij voorzag de nieuwgebouwde vesting zoo goed mogelijk van den noodigen voorraad. Veertig man, die zich vrijwillig daartoe aanmeldden, bleven ter bewaking van de sterkte) achter. Hij drukte dezen ernstig op hel hart, dat zij de vriendschap met de Indianen bewaren zouden; vervolgens ving hij den V'ii Januari 1493, dus vroeger dan hij van plan was geweest, de terugreis aan. Den Gcn Januari ontmoette hij nog bij de kust van Haïti de verloren Pinta weder. Marlinus Alonzo Pinzon, die intusschen met den goudhandel voortreffelijke zaken gemaakt had, bracht voor zijn verdwijnen allerlei verontschuldigingen in. Columbus nam die aan, hoewel hij in zijn hart zeer vertoornd op hem was. Beide schepen zetten thans koers naar Europa. Zij hadden op deze réis met zulke vreeselijke stormen te worstelen, dat Columbus bijna de hoop op redding opgaf. Doch de fortuin bleef hem getrouw; hij bereikte Santa Maria, een der Azorische eilanden. Bij den Portugeeschen bevelhebber, die meende, dat Spanje het verdrag met Portugal geschonden en een ontdekkingstocht naar Zuid-Afrika ondernomen had, vond Columbus in den beginne geene vriendelijke ontvangst; ja het scheelde weinig, ot men had hem gevangengenomen. Eerst toen het misverstand opgelost was, mocht hij ongestoord zijne reis voortzetten. Columbus keert in Spanje terug. Zijne eervolle ontvangst. Het stormachtige weder belette hem, onmiddellijk naar de haven van Palos ie zeilen i rmoesT opnieuw beschutting in eene Portugeesche haven zoeken èn den Taag binnenloope 11. Koning Johan II.ontving den mPi .te "roolste vriendelijkheid. Thans betreurde hij het wel, dat hij zeil.niet ,1e noodme schepen voor die ontdekkingsreis bad uilgemsl maar uj ve'Jjjfe yiln Tdriet achter de grootste vroolijkbeid en hoflijkheid. Slecht, terloops merkte lm od dat de ontdekte landen volgens liet met Spanje gesloten verdia0 lot de Portugeesche bszittingen behoorden, dewijl ze zoo dicht bij de A zo reu uLn foh nC Vertoefde als gast bij een der aanzienlijkste hovelingen. De konin" had zich wel jegens Columbus hoogst genadig gedragen, maar de crooten van zijn bof, die eiken trek van zijn gelaat bespiedden, bemei kien ££•& Oe .JomM «... * mrnum*. te» how ° Afenr .lm één hunner bood aan, met Columbus twist te zoeken, ii^ee "omakkèliik "enoeg zou gaan, daar de dikwijls lompe en terugstootende admiraal daartoe elk oogenblik gelegenheid gaf. In de daardoor teweeggebrachte woordenwisseling zoSmSn dan dim gehalcMi man zonder moeite kuiinen nederstooten, •/ander dit liet vermoeden van een vooraf beraamden mooid ontstaan ko . Johan II was edel en verstandig genoeg om dat vriendelijk aanbod zijner hovelingen van de hand te wijzen. Buitendien zou de dood van Columbus hem toch niet het minste voordeel aanbrengen, want de Spa.ijaarden zouderi ongetwijfeld ook zonder den admiraal hunne ontdekkingstochtci naar het wMipn voortzetten Columbus werd den II™ Maart zeer genadig en zelfs mü S :,nSS geXk van h.-l Por,„f»cl,« l,ot .nis W«n j, o» de. volgenden dag in zee steken en wierp den 15" Maart 1493 gelukkig m du llaVe Aan"den'°avond "Smi™ *• «* terii"' Deze bad de tijding van de gelukkig volbrachte reis reeds uit in Galicië aan koning Ferdinand doen toekomen en om een bijzondei gehoor verzocht maar bet terneerslaande antwoord ontvangen dat bij alleen in ^r^kV\verd^ndwe;nfgek0d^n Ta^ne^frugkSmï stierf *)' Me. W x, «- - de "kerk, waar hij in de eerste plaats zijn dankgebed voor zijne reddin0 uit a'le Vu7epaïóf°reisde Columbus over Sevilla naar Barcelona waar het ar. tWttWSS&JS versierselen en andere voortbrengselen des lands droegen; eindelijk kwam m«I]* markt Ie Barcelona, die door eene onafzienbare volksmenigte bedekt was, had •> Mnrtinu. Atonzo Finion werd nog i., iB. graf dooi- de» 1^ ™ door de vijandschap van de: lonen des onlLj'^ien" om door het eerste admiraal, om het goudland Babeque5 °P 1 wellicht bijzondere voordeelen te verwerven, yygsgg'ts ars at «srsjyst jjgrxiv dekking van Amerika toe. ^ Verdeeling van de nieuwe wereld door den paus. men op 's konings lasl eene stellage opgericht, waarop de troon geplaatst was. Toen Columbus verscheen, stond de koning op en na den handkus werd den admiraal een zetel in de onmiddellijke nabijheid van het koninklijke echtpaar aangeboden. Dit was de hoogste eer, die een onderdaan in die dagen vanwege een Spaanschen koning te beurt vallen kon. Zoolang Columbus zich te Barcelona ophield, ontving hij de eene onderscheiding na de andere. De koning bekrachtigde thans al zijne vroegere beloften, hij schonk den admiraal een schitterend wapen en de aanzienlijkste lieeren moesten hem behandelen, alsof hij een grande van Spanje was. Thans kwam het er op aan, van de gemaakte ontdekkingen partij te trekken. Columbus verzekerde, dal hij de oostkust van Azië en daarmee den zeeweg naar ïndië gevonden had. Dit geloofde in die dagen ook bijna iedereen; slechts enkele stemmen gingen er op, die beweerden, dat de ontdekte eilanden en kusten te dicht bij Europa lagen om lot het vaste land van Azië te kunnen behooren; doch op zulke bedenkingen sloeg men volstrekt geen acht. Ook de verzekeringen van den admiraal omtrent de onuitputtelijke rijkdommen, welke in het westen te vinden waren, vonden onverdeeld geloof. Columbus had, gelijk hij den monach voorhield, een land ontdekt, dat rijk was aan specerijen van allerlei aard, aan paarlbanken en goud; ook liet hij niet na om op te merken, dat de kroon de Indianen in onbeperkten getale als slaven wegvoeren en verkoopen kon. De afgrijselijke menschenroof en menschenhandel was zoozeer door de begrippen der gansche natie geheiligd, dat ook Columbus die als eene der belangrijkste vruchten zijner ontdekking opsommen kon. Met den grootsten ijver werd nu gearbeid aan de uitrusting van een nieuw en grooter eskader, voor een tweeden ontdekkingstocht naar het westen bestemd, daar Ferdinand niet zonder reden vreesde, dal de Portugeezen er op uit zouden ziju^ om hem te voorkomen. Hij benoemde derhalve don Juan Rodriguez de Fonseca, later bisschop van Badajoz, lot zijn gevolmachtigde om over de uitrusting en de daarvoor bestemde gelden toezicht te houden. Onmiddellijk na Columbus' terugkomst hadden Ferdinand en Isabella den paus mededeeling gedaan van de uitkomsten der ontdekkingsreis. Alexander VI, die zelf in Spanje was, betoonde zich zeer gunstig voor de belangen der Kastiliaansche kroon gestemd. Door twee bullen van den 3cn en den 4™ Mei 1493 bepaalde hij. dat alle in het westen gemaakte ontdekkingen den Spanjaarden zouden toebehooren. Eene denkbeeldige lijn van 100 Spaansche mijlen, ten westen van de Azoren van pool lol pool getrokken, zou de Kastiliaansche en Portugeesche bezittingen scheiden. Op die wijze beschikte zijne heiligheid over eene halve, nog niet ontdekte wereld en zoo groot was nog altijd het aanzien van den Roomschen kerkvorst, dat deze beschikking inderdaad geëerbiedigd werd. Wel verzette de koning van Portugal zich aanvankelijk daartegen, daar hij zich in zijne rechten gekrenkt achtte, maar na langdurige onderhandelingen nam hij er genoegen mede, dewijl ook Ferdinand zich bereid toonde om de denkbeeldige grenslijn verder westwaarts te verschuiven. Bij een verdrag van den 79" Juni 1494 werd vastgesteld, dat zij 370 Spaansche mijlen ten westen van de Kaapverdische eilanden zou getrokken worden. Ten gevolge van deze bepaling verkreeg Portugal later aanspraak op Brazilië. Terwijl deze onderhandelingen gevoerd werden, had Columbus reeds sinds lang zijne toerustingen ten einde gebracht en zijne tweede reis aanvaard. Het had hem ditmaal niet veel moeite gekost, reisgenooten te vinden, want zijne phantastische, de werkelijkheid ver overtredende} schilderingen van Indië's njkdommen hadden zulk een diepen indruk op de naar avonturen beluste Spanjaarden gemaakt, dat zelfs de aanzienlijkste edellieden dongen naar de gunst om aan den nieuwen ontdekkingstocht deel te nemen. Zij waanden, dat zij in het verre Westen zonder eenige krachtsinspanning en binnen zeer Columbus' tweede ontdekkingstocht, 1 I n liirl in het bezit van groote schallen zouden geraken. De aandrang was S lot dat het aanvankeHjk bepaalde getal van 120.) deelnemers met 300 oversclu^en moes' worden. Wï aan Sm» M men g.brek e» lu.rj.ot wprd de uitrusting der vloot een weinig verliaagd. H±-sar ifesrï «art# l t. planten ' Een paar bloedhonden, die tot het volgen van het sp°or\ pianien. ï .i mpi i,pn afgericht waren, voltooiden de voor ue ontdektenianden bestemde menagerie. Deze vreeselijke dieren waren reeds; mei _p i apvol», te«en de negers gebruikt; men nam hen mede naai het Weslei , *>f rlioon koningin Isabella den admiraal streng aanbeval, voor eene zachte 1 XdelX behandeling der Indianen zorg le dragen. Z.j beschouwde het ils een heiligen plicht, hare eerste transatlantische onderdanen door zacht£ d te wTnnen en zoo mogelijk tol het Christendom te bekeeren. Tot bereiking van dit laatste doel werden ook een aantal zendelingen aan de expeditie teeg \L° * „ fzüZM .fÜSTItóTIBfe ïgtfSCA had hii°der koningin niet medegedeeld, op welke lengte en breedte de door tem ontdekte landen te vinden waren; daarom werd hij ook beschouwd als de eeni e Üe in sS was de tweede expeditie naar het Westen^.torturen; Findeliik was de uitrusting der schepen gelukkig voltooid. Den 2o » p temher 1 493 kon Columbus zijn tweeden grooten ontdekkingstocht aanvaarden. Hij had ditmaal een eskader van 17 schepen onder zijne bevelen. VIERDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Columbus' tweede reis. Ontdekking van de Canüb.sehe eilanden. Ondergang der kolonie op Hispaniola. l)e dappere cazique Caonabo Stichting van kolonie Isabella. Noodlottige koortsen. Hojeda'. strooptochten in het binnenland. Voortzetting van den ontdekkingstocht. Jamaica. Cuba onder eede voor het vasteland van Az.e verklaard. Bartholomeus Colon. Treurige toestand der volkplanting Isabella. ^ een ten met de Indianen. Caonabo gevangengenomen. Onderdrukking van de Indianen. c or be.tor.nd. Hongersnood. Pest. Aguado. Columbus keert terug. Ontvangst m Spanje. Ongunstig oordeel der openbare meening over hem. Toerustingen voor de derde reis. Coliimbus vol"de op zijne tweede reis van het eiland Ferro af eene veel zuideUjker richting dan de eiste maal; hij werd door wind en weder zoo zeer *) Een noodlottig geschenk, dat de tweede expeditie aan de nieuwontdekte landen bracht, was het suikerriet, welks aankweeking de invoering van de negerslaven in Amerika teu gevolge had. Vernietiging der kolonie op Hispaniola. begunstigd, dat hij reeds den 2en November het eerste derCaraïbischeeilanden ontdekte, die hun naam aan hunne bewoners, de Cariben of Caraïben, ontleenden. Het eene eiland voor, hel andere na werd in de eerstvolgende weken ontdekt en door Columbus met een bijzonderen naam aangeduid, maar lol een langer verblijf aldaar kwam het niet, omdat er geene schatten te vinden waren. Van de inwoners zag Columbus weinig, zij trokken zich meestal voor de Europeanen terug, doch uit hel huisraad, dal hij in hunne verlaten hutten vond, maakte hij op, dat zij een eenigszins hoogeren trap van beschaving bereikt hadden dan de Indianen, met wie men tot dusver kennis had gemaakt. Eenige slavinnen der Cariben, die uit de verlaten dorpen lot de Europeanen vluchtten, verhaalden, dat zij van andere eilanden geroofd waren en schilderden de Cariben als afschuwelijke menschenelers af. Den Hea November kwam het voor de eerste maal tot een gevecht met de Indianen. Zes Cariben, vier mannen en twee vrouwen, die in eene boot de schepen dicht genaderd waren, om ze te kunnen bekijken, werden aangevallen door eene Spaansche boot, welke hun den terugtocht afsneed; zoodra ze dit zagen verdedigden de Cariben zich wakker. Twee Spanjaarden werden door hunne vergiftigde pijlen gewond, een van hen zelfs doodelijk. Toen de boot der Indianen in het gevecht omvergeworpen werd, zetten zij den strijd zwemmende voort. Slechts één, die zwaar gewond was, kon krijgsgevangen gemaakt worden, de overigen bereikten het strand. Daar er hij zulke gevechten niet het minste voordeel te behalen was, besloot Columbus naar Hispaniola terug te keeren, om daar de op zijne eerste reis gestichte kolonie te bezoeken. Hij hoopte haar iu den bloeiendsten toestand en in het bezit van groote rijkdommen Ie zullen aantreden, want de groole gemakkelijkheid in aanmerking genomen, waarmede de goudhandel tot dusver gedreven was, moest de kolonie groote schatten opgestapeld hebben. Het was op den avond van den 27en November, dat Columbus op de kust van Hispaniola tegenover de plaats aankwam, waar zijn fort lag. Wegens de heerschende duisternis liet hij zijne aankomst dooi twee kanonschoten aankondigen, maar — het verwachte antwoord bleef uil, er heerschle eene onheilspellende stille. Mei hel krieken van den volgenden morgen ging Columbus aan land. Met de grootste ontzetting zag hij, dat daar, waar hij gehoopt had eene bloeiende kolonie te zullen vinden, slechts een zwart geblakerde puinhoop lag. In het gras vond hij hier en daar eenige bezittingen der Europeanen en een aantal half vergane lijken verspreid. Van de naburige Indianen, die zich thans reeds zeer goed door de Spanjaarden konden doen verstaan, ontving Columbus treurige berichten omtrent liet lot der kolonie. Na het vertrek van den admiraal had de bezetting van liet fort zich aan een losbandig leven overgegeven; elke Spanjaard had een paar Indiaansche vrouwen !ol bijzitten genomen en hare mannen en vaders op de grotste wijze mishandeld. Kort daarna waren er oneenigheden en vervolgens bloedige vechtpartijen lusschen de kolonisten zelf uitgebarsten: eenigen hunner besloten een strooptocht naar hel goudland Maguana in het binnenland te ondernemen. In M aguana regeerde de cazique Caonabo, een krijgshaftig vorst, die de Europeanen met liet zwaard in de vuist ontving en al de indringers doodde, vervolgens legen het fort oprukte, het verbrandde, en al de kolonisten vermoordde. Vijl' hunner, die zich in eene boot trachtten te redden, verdronken door het omslaan van het vaartuig. Guacanagari, de met de Europeanen bevriende cazique, werd door Caonabo zwaar gestraft, zijne stad werd verwoest, terwijl velen zijner mannen in den strijd gedood of gewond werden. Deze treurmare was een zware slag voor Columbus. Hij had zijne gezellen beloofd, hen naar eene bloeiende kolonie te voeren, waar zij rijke, niet weinig inspanning verworven schatten vinden zouden. Een groot aantal booten, met Stichting van Isabella. Tocht van Hojeda. n T/Mnipn hen terstond bij hunne aankomst begroete®, vreedzame Indianengevllld> ,^Ueenzame zee. eene vreesachtige, schuw In plaats van dit alles» vonden J en je üjken hunner landgenooten. zich terugtrekkende bevolking, ^en J? , c|lUu. gebleven, was meer in Niemand van hen, Jie op.he etoJ »ar» >anrfk p„s, leven. Het lot der eerste kolome moes na ^ s Columbus, die om daar eene tweede aan te le 0e , ^ vond die verder oost- thans naar eene andere, wnti bBlco f waarts aan de kust- . uitgestrekte, voor eene kolonie Aan den mond eener klune rivier t „ ^ rolswanj en land- uitmuntend geschikte v ak'e.;i^f J m;ia,..lelijk °\voml beschermd werd. Hier waarts in door een ondoordiingbaar.maaide ()(, ,ijnen (ler stralen werd de bemanning ontschef • eeni"e noodige gebouwen oprichten. Hij voor eene te bouwen stad a steken en Kastilië. noemde de stad Isabella, tc • |e Spanjaarden aan den arbeid, al Zonder de minste geestdrift gmgen üe spa^ of sledelingen ,e hunne verwachtingen waren v?11^- , ,am, dat de ontdekker hun beloofd leven, waren zij gegaan naai he verwerven. Vandaar, dal zij met had, maar om binnen korten^hatte ^ ^ ^ ^ tijd het /0o tegenzin slechts het noodigs» .... ' je Europeanen bleek te zijn, toen hooggeprezen klimaat hoog:9,° j001. de koorts overvallen en ook bijna bet derde (led der >^| ,| ontevredenheid nog toe. Columbus daardoor aange as ^e . ^ bezig was, zond Columbus Terwijl men nog met liet bouwen van . °ve„ naar het goudland eene afdeeling naar hel *, JJL bevei '0Ver «leze expeditie op aan een Cibao op te sporen, "ij droe nei , ridderlijke, aan vermetel- jeugdig edelman, Alonzo de d e d(»r= ^^ ^ , „ij beid grenzende dapperheid reeds ' n i aam y ^ y-(l1n,1Vi.lljk van den hem nauwelijks 21 jaar oud \\. »• J j j- mall jr0ng hij diep in opgedragen last; aan het hootdvan mi m ^ ^ ^ prachtige streken het binnenland door en hij bracl Jn/ienliike hoeveelheid goud bevatten, ontdekt bad. welker stroomen eene. .. mepire|,raCht bad, bevatte veel goud. Het rivierzand, waarvan bij een n cniI1jnrden weer een weinig herleven, Dit bericht deed den "7epipdnervr|PSi" waS want het aa°ntal zieken hoewel overigens de omstandig;huien J °al ,|L- (ncl de hem ten dienste klom met eiken dag. Columbus zelf t ' /QU kunnen houden; hij zond staande middelen de volkplanting i i ■' . vaderland terug, om van daar in Februari HM «aalt """""" "7'"""' ondersteuning te halen. In een gescm 11, j mügüUjk nieuwe evens- zijnen gezanten meegat , verzocht ^ • i(1\J|en v00r de zieken en muildieren middelen, vooral vleesch en wiji, o j j (e zenden. Ten einde voor m r -fïearK; sS -« — -""'™'. Hij schreef: ,, „aravAPlpn met slachtvee, levensmiddelen „Uwe Hooglieden zouden elk jaar Cfra. kminen zenden. De kosten en landbouwwerktuigen tot matige lM ^ , \an s|aVen, waartoe de Cariben, zou men kunnen dekken door het te tv lichaamskracht, slimheid en bun zoo ze eenmaal getemd waren wegens l unn l.d. am kr „„Met der mnnr iri>m'liikt zouden zijn dan andere stammen. roeivaartuigen, die ik hier bouwen laat, zou men ze o kunnen vangen. «„wiand onder zeil. Columbus bleef met ongeveer De vloot gmg naar he ' ' J in een aHes behalve benijdens- «JÜO man te Isabella achter. Hij u ,evredenheid der in al hunne verwaardigen toestand, dagelijks g , [üch[ ■ ^ klom tüt zulk wachtingen teleurgestelde avontuuus zi Jamaica ontdekt. Cuba voor het vasteland van Azië verklaard. eene hoogte, dat er eene samenzwering gesmeed werd, welke Columbus wel ontdekte en welker medeplichtigen hij wel streng strafte, doch die toch treurige gevolgen had. De strengheid der opgelegde straffen had het aantal vijanden des admiraals slechts vermeerderd. In Maart ondernam Columbus zelf eene groolere expeditie naar Cibao. Hij vond te midden der trotsche gebergten van het binnenland prachtige landschappen, die hem in verrukking brachten, en hij werd door de Indianen meestal met groote voorkomendheid behandeld, maar eene uitkomst van eenige beteekenis had de tocht niet. Toen Columbus te Isabella terugkwam, vond hij daar den toestand nog verergerd. De voorraad meel was bijna uitgeput, en ook andere levensmiddelen ontbraken. Er moesten molens gebouwd worden, om zicli nieuw meel te verschaften en aan dezen arbeid moesten op bevel des admiraals alle gezonde handen deelnemen. Arbeiden!... Door niets ter wereld konden de Spaansche edellieden dieper gekrenkt worden dan door het bevel, dat ook zij, die voor edele wapenoefeningen geboren waren, zich door gemeenen handenarbeid zouden onteeren. Om zulk eene vernedering te ondergaan hadden zij waarlijk hun schoon vaderland niet verlaten. Hunne ontevredenheid klom, hun haat tegen den admiraal, dien zij buitendien als een vreemdeling minachtten, kende geene grenzen meer. Uit het binnenland kwam de tijding, dat onder de Indianen eene groote beweging waargenomen werd, dat ook de cazique Caonabo zich weer roerde en zich gereed maakte om met een groot leger de Spanjaarden aan te vallen. Columbus gaf aan den dapperen Alonzo de Hojeda het opperbevel over 400 man, met den last om de Indianen uit elkander te drijven. Hij beschouwde den geheelen opstand als zoo onbeteekenend, dal hij geen oogenblik aarzelde, met drie schepen zijne ontdekkingsreis voort te zetten. Zijn naaste doel was een goudrijk eiland, dat. naar hel zeggen der Indianen, ten zuiden van Cuba liggen moest. Hij. vond wel het eiland Jamaica, maar geen goud, daarentegen eene volstrekt niet vredelievende bevolking, die hem door hare vijandige gezindheid vrij wat last veroorzaakte. Dewijl hier geen buit te behalen viel, wendde Columbus den steven weder noordwaarts, hij wilde weten, of Cuba een eiland dan wel een deel van het Aziatische vasteland was. Weken lang zeilde Columbus, hier en daar eens landende, langs de kusten van Cuba. Overal deed hij bij de Indianen onderzoek, of hun land een eiland was, maar hij ontving geen bevredigend antwoord. De onwetende inboorlingen kenden grootendeels slechts het kleine grondgebied, dat zij bewoonden, en konden hem dus geene inlichtingen geven. Columbus meende 11a zijn langen tocht zich overtuigd te mogen houden, dat hij hel vasteland bereikt had. Had hij dien nog twee dagen lang voortgezet, dan zou hij de westelijke kaap van het eiland ontdekt en zijne dwaling ingezien hebben, doch de slechte toestand zijner schepen noopte hem terug te keeren. Den I2cn Juni 1494 verzamelde hij zijne officieren en matrozen Door een notaris liet hij een protocol opmaken, waarin hij verklaarde, dat hij de kust van Cuba 32a Spaansche mijlen ver langs gezeild was en tot de overtuiging was gekomen, dat deze deel van het Aziatische vasteland uitmaakte. Na het voorlezen van het protocol noodigde Columbus eiken ervaren zeeman, die nog eenigen twijfel koesterde, uit om dien uit te spreken. Thans — verklaarde hij — was het daartoe nog tijd, doch later zou een ieder, die het waagde, dat feil tegen te spreken, zwaar gestraft worden: de officieren met het verlies van hun rang en eene boete van drie dukaten, de gemeene matrozen met 100 geeselslagen. Na deze vriendelijke uitnoodiging meldde niemand zich aan; al de officieren en matrozen bezwoeren het voorgelegde protocol. Cuba was door den eed der zeelieden lot het vasteland van Azië gemaakt. Columbus had het doel zijner reis bereikt en kon 1111 den wensch der bemanning inwilligen Bartholomeus Colon. Caonabo gevangen. en naar Isahell. lerngkeeren. ™ en gevaarlijken tocht, waarop hij zelf zvvaat ziek werd, eersi i 1494 aankwam. , . .. i i1Dm hi^r Vreuade want hij vond tSÊ.AM«=ë?SS . «n ervaren. moedigen seherpmmig **man, KSSKJrSEi Spanje teruggezeild, om Columbus \ooi de eve|1 °kolonislen hadden zich wreede handelingen aan Ie klagen . De. mWw„eDtójen ,llell in hel laten verleiden om. in verschillendejMee^ jegens de binnenland te ondernemen. De m * « o vredelievende menschen zoo inboorlingen veroorloofden, hadden z 0 ». . Snaniaard dien zij noodzaken. _ l m inon Piihimhu® teruukeerdej de wjr vérs ram,, verscheen thans de cazHiucGuacanagarid^no j ^ het STS-cii ssts-f ."Vsa tth: onschadelijk worden gemaakt Alonzo dan e waagstuk te ondernemen, om Caonabo tot zijn geNan0ene ie verhaal! ons dal voorval J S.rrbó.llingen meer gaande gemaak. dan 2ï&X kerk van &' EfiSXSi anders dan van »de turey, die tot de Christenen spr Uil brons eene mïïerSergerfd. deze klinkende wonderdingen Uok hij, .,pruijjf„hais van Caonabo, en dus ellelijke dagr.ir.en ver naar <^<\ VIr?T.Ï» bekend midden in hel hoi van den leen» Do» hod,en Chrislenen ■ maken, dat nj v™»cgeJ™ G»a»«- 0^^ ^ oiming een turey als geschenk voor ue i kkers , n de kme voor jen sï? f aa^*A-. *■ *> J?.»rair-tr, op Hojedas paard in * ]k[ /i(,h na het bad de ketens met cazique vond smaak in die vertoon g, J D(i/e Z1,|te zj;n paard in handboeien aanleggen en.J,,ef'8 ^1 Caonib'os «evolg, die reeds ontzet waren galop, deed de weinige heden van Caonabo sgevo„, verv0,„ens den door den aanblik van een paal ^ Je|; t[ec, ,,, , srLir rjütirs &, »•** — «■«*—m - Oorlog met de Indianen. Schatting, hun opgelegd. Aguado. en bereikte langs bijna onbegaanbare paden over het gebergte halfverhongerd de stad. De gevangene werd in den kelder van het huis des admiraals opgesloten. Nooit stond bij op, wanneer Columbus verscheen, hoewel alle aanwezige Spanjaarden dezen eerbied betoonden, inaar alleen wanneer Hojeda binnentrad; dewijl niet de admiraal, maar Hojeda het gewaagd had, hem uit zijn rijk te sleepen." De gevangenneming van Caonabo verschrikte de overige caziquen niet. Zij waagden bet naar de Wapenen te grijpen, doch hun beste aanvoerder was bun ontnomen. Tegen de goedgewapende Europeanen konden zij niets uitrichten. Den iHen Mei l iöo trok Columbus zelf, die eerst onlangs van. eene langdurige ziekte genezen was, met eene kleine schaar van 200 man voetvolk en 20 ruitere legen de Indianen op, tastte hun leger, dat uit vele duizendtallen bestond, aan en dreef het op de vlucht. Voor de gevreesde ruiters vloden de inboorlingen zoo snel als hunne beenen hen konden dragen. Den grootsten angst echter joegen bun de afgrijselijke bloedhonden aan, die op hel woord tomalo legen hen losgelaten werden. Deze vreeselijke dieren haalden eiken vluchteling in en verscheurden hem. Na eene negenmaandsche menschenjacht — want een geregelden veldtocht kunnen wij deze schandelijke wijze van oorlogvoeren niet noemen — onderwierpen de inboorlingen zich op het geheele eiland, zij moesten voor hunne poging om hunne vrijheid te herkrijgen op de vreeselijkste wijze boelen. Columbus legde hun eene zware schatting op. Iedere Indiaan was verplicht elke drie maanden een klokje vol goudstof of 2;j pond katoen te leveren. Daarvoor ontving hij een merk, dat hij als teeken van betaalde schatting om den hals dragen moest; wie zich zonder dat teeken vertoonde, verviel in boete. Het weerlooze volk, dat tot dusver in een zalig nietsdoen zijn leven bad doorgebracht, — de weelderige tropische plantengroei bevredigde al de matige behoeften der Indianen — inoest thans zwaar werken, om met groote moeite de weinige goudkorrels uit het zand te wasschen of katoen aan te kweeken. Zulk een toestand was ondragelijk. Ue meeste Indianen vluchtten naar de bergen, doch hier ontbrak hun het noodige voedsel; bij geheele scharen stierven zij aan de pest, die ten gevolge van hongersnood onder hen uitgebroken was. Terwijl Columbus bezig was met het onderwerpen van de Indianen, was in Spanje een onweer boven zijn hoofd samengetrokken. Zijne vijanden waren naar het moederland teruggekeerd; hier hadden zij zoovele deels rechtmatige, deels ongegronde beschuldigingen bij het bof tegen hem ingebracht, dat een onderzoek noodzakelijk werd geoordeeld. Het koninklijke echtpaar zond Juan Aguado, een man. dien Columbus zelf hun vroeger warm aanbevolen had, naar Indiê, om naar den stand van zaken onderzoek te doen. Aguado kwam te Isabella aan, terwijl Columbus nog bezig was met het * bevechten der Indianen. •lij overschreed zijne volmacht, door zich boven den admiraal en onderkoning te plaatsen, terwijl hem slechts opgedragen was, inlichtingen in te winnen en in naam van het koninklijk paar met Columbus en de aanzienlijkste kolonisten te onderhandelen. Ook toen de onderkoning naar Isabella terugkeerde, mengde Aguado zich op eene zeer ongepaste wijze in bet bestuur. Columbus besloot, om alle twisten te vermijden, om zich de weifelende gunst van het hof te verzekeren en in persoon zijne rechten te handhaven, naar Europa terug te keeren. Nadat hij zooveel mogelijk orde had gesteld op de zaken'der kolonie en zijn broeder Bartholomeus tot stadhouder (Adelantado} benoemd bad, verliet bij Isabella den 10cn Mei 1490 met twee caraveelen en 200 man. De reis was zeer stormachtig en rijk aan avonturen, zij duurde zoolang, dat de levensmiddelen begonnen te ontbreken. Het woedende scheepsvolk wilde reeds de 30 Indianen, die men meegenomen had, slachten en opeten of Columbns voor de tweede maal in Spanje. naar hel koninklijk hof te begeven y00;116™^^!1"® Caonabo *) bevond, genen, onder weke zich d«onbr^fs'ad^Xde een zwaren gouden hals- H oóforS -1= band omltggtn lic . iirtn»iipUkpr pn yiine iievanscnen, bovenal om den Srt. to^ronpn, d.1 *•**»—. Zich schier eenparig tegen, hem v™rd »a " t • houjen door de groote Ferdinand en Isabella weiden te zee '.'D(lefe or(]e van den dag waren, Europeesche vraagstukken, welke [J d . , J „ Coluiribus' ondernemingen om, evenals vroeger, hunne aandacht ui tsurnen klachlen te kunnen wijden. Toch onlvmgtm/.y ^ lm re van Juan Aguado werd geen. acht Hyn5 ^'"ensch werien alle hijvoorrechten bekrachtigd en ze ^ 0 ■ •, zj;ne kleingeestige zelfzucht zondere ontdekkingsreizen verbodenu Hij wilüe m 7^.1 j zich zelf en zijner familie het monopol vervuu; niet zoo gelukkig In zoover werden alle wenschm < vi«nt vnnr eene derde expeditie, was hij echter met de spoedige uitrusting f®'"51 brak del. kroon aan geld en waarop door hem aangedroJ^.en zoozeer bekoeld, dat men geen voldoend bovendien was de ijver van het vol Hoewel Columhus op het onge- getal deelnemers voor den tocht konmisdadigers te bevolken, Fukkige denkbeeld kwam de n.Zde rechters hij zware hoewel het koninklijke echtpaadi .^™unleeuk.n. ging toch de uitmisdrijven tot verbanning naa 1 midden van Januari 1498 rusting der vloot zeer langzaam voort Ee t ^ Hispaniola werden twee schepen vooruitgezonde die maanden. eer de zes moesten overbrengen, vervolgens ondernemen zou, zeilklaar waren, schepen, waarmede Columlbus =Mi w~d, dat hij een beambte De admiraal was over deze ver ra„i g schoppen mishandelde, der kanselarij, die bij hem aa" J ,Sfiia, d[e'hem tut dusver Uit kwam hem duur Ie s,aa"' beleedi"ing, haar dienaar aangedaan, zoo trouw beschermd lmd.vv'. »chonk zij geloof aan de klachten, zeer verontwaardigd. Van dit ooBenb - ingebracht werden. 5»»«»""" kon SSu »CUep«nP«ijn JerOen omtókinptoclu a.n.a.rj». w>il,. ** — » °» - - het verlies zijner vrijheid. VIJFDE HOOFDSTUK. De ontdekkingstochten. Columbus' derde reis. Het vasteland van Zuid-Amerika ontdekt. Het aardsche paradijs. Vreemde denkbeelden van Columbus over den vorm der aarde. De regeering van Isabella. Bezoek van Bartholomeus Colon te Haragna. Anaeaona. Stichting van St. Domingo. Opstand van Roldan. Ongunstige berichten. Bobadilla als rechter naar Hispaniola gezonden. Columbus sluit vrede met de opstandelingen. Onderdrukking van de Indianen. Gedwongen heerendiensten. Schrikbewind der gebroeders Colon. Aankomst van Bobadilla te Sint Domingo. Zijne partijdige rechtspraak. Columbus in hechtenis genomen. Hij wordt geketend naar Spanje gezonden. Vriendelijke ontvangst van Columbus door het koninklijke echtpaar. Ovando tot stadhouder van Hispaniola benoemd. Columbus rust zich tot zijn vierden ontdekkingstocht uit. Columbus stuurde op zijn derden tocht verder zuidwaarts dan vroeger. Zijne levendige verbeeldingskracht, die hem steeds bedriegelijke droombeelden voor onomstoolelijke waarheid deed aanzien, verleidde hem lol de meening, dat hij het ware goudland en het vaderland der kostbaarste specerijen eerst onder den aequator zou vinden, «waar de menschen zwart zijn." Overeenkomstig deze inbeelding wilde hij eerst zuidwaarts tot den aequator, en dan westwaarts zeilen; in deze richting was hij overtuigd, het meeste goud en kostbaarheden van allerlei aard te zullen vinden. Het was eene 'noodlottige reis. De schepen kwamen in de streek der aequatoriale windstilte en hadden onuitsprekelijk veel van de ondragelijke hitte te lijden. De tropische zonnegloed maakte alle verblijf op het dek onmogelijk. Zelfs in de benedenste scheepsruimte sprongen de hoepels van de vaten, weldra moest men vreezen, gebrek aan drinkwater te zullen krijgen. Door den nood gedrongen moest Columbus den steven weder noordwaarts wenden, totdat hij de streek der passaatwinden bereikte en nu met groote snelheid westwaarts gedreven werd. Den 31en Juli werd het eerste land, het eiland Trinidad, den ien Augustus de Orinoco-delta ontdekt. Columbus'had eindelijk het vasteland van Zuid-Amerika bereikt, hetwelk hij echter weder voor hel vasteland van Azië hield. Veel vond hij anders dan hij verwacht had. In plaats van de wolharige negers ontmoette hij Indianen met eene heldere gelaatskleur en glad haar. Ook van de gehoopte schatten was niet veel te bespeuren; dat hij toch hel vasteland bereikt had, bewees de rivier, die te groot was dan dat zij tot een eiland zou kunnen behooren. De ontdekker meende, dat hij zich in de nabijheid van hel aardsche paradijs bevond, waaruit Adam en Eva verjaagd waren. Daarvoor getuigde, behalve andere omstandigheden, ook de aardrijkskundige ligging van dit land. Het paradijs moest naar hel gevoelen der geleerde theologen aan de uiterste grens van het oosten liggen. Columbus meende de oostelijke kust van Azië voor zich te hebben; men zocht het verder op een hoog gebergte, daar het voor den zondvloed onbereikbaar was geweest. Columbus meende, dat een hoog gebergte zich in de nabijheid moest bevinden, dewijl alleen op zulk een gebergte de Orinoco, de grootste stroom, dien de ontdekker ooit gezien had, zijn oorsprong nemen kon. Stichting van St. Domingo. Roldan de opperrechter. Opstand van Roldan. Tlit liii zich in de nabijheid van hel paradijs bevond, schreef Columbus in een S s&iï&sa t 5"vr r in de nabiiheid der evennachtslijn in den Ind.schen Oceaan aan de uiterste szxs ar s, t±« is f S3' de lovensmiJdnlen Jie^^vDor^une kolome^o^^^^om^o a naaf testótrs: rö«s ROldCoiiimtafto5'sWl(» weinig mensclieukennis. en vergiste ïieli vaak in "'"rLtomeSYirf vaV"'iin''l"oe,kT iiéltoel onlvangen om een(, nieuw» s' iTZr "i ri5".:ixX' liöf wjKiss SlSSSJ-™ï.n«8rv^ÏS-»ne«»,uwe S £«£ I® veldvruchten te betalen. Goud konden zij met geven, dewijl dit in hun ryk :Uet Zee°rndtevreWdern'over den uitslag zijner reis keerde Bartholomeus naar l«ahplta teru» doch hier trof hij zijne landgenooten m de diepste ellende aan. iv |, van -li de inwoners, omstreeks 300 personen, waren aan l nrt- bezweken' De inboorlingen hadden van het ongeluk der Europeanen en ia» t kin waren zij in op.tend gekomen, om eene •nr szr*SK zsrJA.-s mm/m Het is dus nauwelijks aan twijfel onderheug, j Columbus aankomst te St. Domingo. leiding lot rechtmatige klachten gegeven zal hebben; doch even zeker is het aan den anderen kant ook, dal de opstandelingen niet tot verzet werden aangespoord door den wensch om goed recht te verkrijgen, maar door Roldans grenzenlooze eerzucht en door de begeerte naar een geheel vrij en losbandig leven. Zij bewezen dit door geheel hunne handelwijze. Elk hunner hield een harem van lndiaansche vrouwen, die geroofd werden, zonder dat men op de rechten harer vaders en mannen acht sloeg. Hoewel -Roldan den Indianen de vrijheid beloofd bad, gedroegen zijne aanhangers zich tegen hen wreeder en onmenschelijker dan ooit; ten einde hun hoogere schattingen af le persen vonden zij met een afgrijselijk vernuft de vreesdijkste folteringen uit. Bartholomeus bevond zich in den treurigsten toestand. Hij moest de opnieuw in opstand gekomen Indianen bevechten en te gelijk de Europeesche oproerlingen lol onderwerping brengen. Dit laatste was hem echter onmogelijk daar bij op de weinige hem lot dusver getrouw gebleven Spanjaarden niet meer rekenen kon. Ook de drie caraveelen, welke Columbus, toen bij van Ferro uit zuidelijk koers zette, rechtstreeks naar Hispaniola zond, brachten geen verbetering in Bartholomeus' toestand, want de bemanning, die grootendeels uit misdadigers beslond. was voor Roldans verleiding maar al te toegankelijk. In dezen toestand trof Columbus, toen hij le Hispaniola aankwam, de kolonie aan. De bloeiendsle streken van het eiland waren do ar den binnenlandschen oorlog verwoest. Honger en ziekten richtten onder Europeanen en Indianen de grootste ellende aan; alle banden van wet en recht waren verbroken. Columbus was niet in staal met geweld de-rust le herstellen, dewijl hij de bemanning zijner eigen schepen niet vertrouwen kon; met goedheid kon hij evenmin iets uitrichten. Tevergeefs kondigde hij eene algemeene amnestie af, ook hierdoor keerden de oproerlingen niet tot gehoorzaamheid terug. In zijne wanhoop over den treurigen stand van zaken op Hispaniola moest Columbus besluiten, hulp le vragen van de Spaansche kroon. Hij had, toen hij Spanje verliet, zich tegenover de reeders zijner schepen verbonden om deze eene maand na de landing terug te zenden; hij kon niet, gelijk hij gehoopt had, groole schatten van goud medegeven, want de Indianen waren met hunne schatting ten achter. In plaats daarvan bevrachtte hij de vaartuigen met eene lading slaven. In zijne berichlen aan den koning en de koningin schelste bij de ellende, door den opstand teweeggebracht; dringend smeekte hij, dal de souvereinen een geleerden rechter tot beslechting van de geschillen naar St. Domingo zenden zouden. Hij had de onvoorzichtigheid hier bij te voegen, dat men, indien men er niet in slaagde, de rebellen met goedheid tot onderwerping le brengen, hen zonder genade met geweld uitroeien moest. De schepen zeilden met de depêches van den admiraal naar het moederland. Columbus wist niet, dat de rebellen ook in stilte met die vaartuigen brieven meegegeven hadden; dezen gaven eene geheel andere voorstelling van het gebeurde, zij beschuldigden Columbus en zijn broeder van de schandelijkste hebzucht, willekeur en wreedheid. Bij vele rechtmatige klachten voegden zij lage woorden van laster en verdachtmaking. Toen deze zoo tegenstrijdige berichten in Spanje aankwamen, vonden de beschuldigingen der rebellen aan het koninklijke hof een geopend oor. Columbus' vijanden hadden daar reeds een machligen invloed uitgeoefend, daar van de schitterende beloften, door den phantaslischen wereldontdekker gedaan, geen enkele vervuld was. Hoe vele avonturiers waren uit de nieuwe wereld teruggekeerd, bedrogen in al hunne verwachtingen! Zij klaagden allen op de hatelijkste wijze Columbus en zijn broeder aan. Koningin Isabella, tot dusver de trouwste beschermster van den merkwaardigen man, was diep beleedigd, wijl bij weer eene lading slaven zond. Herhaaldelijk had zij als Bobadilla naar Hispaniola gezonden. Zijne aankomst. Imr beoaalden wil te kennen gegeven, dal de Indianen menschelijk moesten handeTd worde™thans gelastte /.ij, dal alle oP bevel des admiraals gevangen Indianen in vrijheid gesteld en naar hun vaderland teruggezonden moes en worden. Aan de beschuldiging van wreedheid, tegen \"|et^ewèld leende zii te eerder het oor, dewijl zijn eigen raad om de rebellen met0eweiu uit te 'roeien, die scheen te bevestigen. De aanklachten fl™di-" dc-lviV,''de te-en Roldan ingebracht, schenen daarentegen met geloofwaaidig, djiw jl e opperrechter door Columhus in zijne vroegere berichten als een trouw,,nalle opzichten voortreffelijk man afgeschilderd was. P Columbus had zelf den wensch geuit, dal een geleerd rechte naai Hispaniola zou worden gezonden, om naar den stand van zaken onderzoek te dóen Dezen wensch besloot het koninklijke echtpaar te vervullen Het verleende aan den ridder Francisco de Bobadilla eeue uitgebreide volmacht o onderzoek naar den opstand te doen en personen van eiken rang en Mand, indien het belang der kroon het eischte, uit de kolonie te verwijderen. Columbus ontving den last, zich aan Bobadilla s beschikkingen te ondeiweipen. Hel vertrek van Bobadilla werd bijna een jaar lang veLtraagd ^jl inen gebrek had aan het noodige geld voor de uitrusting vanschepeii. Ee M i het eind van de maand Juni lhOO kon de nieuwe stadhouder — want uezen raii" bekleedde hij inderdaad — zijn locht naar Iudie aanvaarden. °Intusschen had Columbus, daar hij met fwel' n'el* H99 een verseliik met de rebellen getroffen. Tegen het einde \an Augustus \ >JJ had hij "Roldan in zijne betrekking als opperrechter hersteld en niet alleen volle kwijtschelding van strat beloofd, maai hun zeil» uit„i < u "ronden aangewezen, met het recht om die door de Indianen 111 heeitndienst te laten bebouwen. De Indianen, die den heerendicnst weigerden ol zich doo de vlucht daaraan geheel trachtten te onttrekken, moesten gevangen en als sla\en %e,k0Zoo 'was'van elke oproerige Spanjaard een groot heer. de h«>^ ^j1 1 . 1.. >lllln . r< 11 * II» 11 > I OP. II PT spltaiïl \\ ocl ïoozc uu Tsszsisi ara®»* »«-«H-* «* scliandelüksle willekeur de _.rme ten vreue mei zijne upiucnw schenen de zaken 111 ite Kolome op een ue.u.c. abella, de eerste nederzetting, werd om de ongezonde l|gginggenee sriiaiiüt'ii Kalt; ^ p- i.ii Columbus den vrede met zijne oproerige landgenoolen gekocht had. Thans schenen de zaken 111 de kolonie op een beteren \oet. Ie zullen komen. Isabella, de eerste nederzetting, werd om ile ongezonuc verlaten- van dien tijd af hadden de Europeanen minder van de koorts te Inden. Ook de orde keerde terug. Columbus handhaafde haar voortaan dooi een schrikbewind, dat niet onmenschelïjke wreedheid gevoeld werd. Hl eene doodvonnis volgde op het andere. Men zegt, dat Bartholomeus de man is geweest, die zijn broeder tot zulke strenge maatregelen aanspooide ° Het schrikbewind was in volle werking, zeven Spanjaarden waren \ooi eeni«e da-en opgehangen, vijf anderen verwachtten hun doodvonnis, toen Bobadilla den 23™ Augustus 1500 met twee caraveelen te St. Domingo aankwam. Don' Dië,ro Colon, de broeder des admiraals, zond hem eene boot te gemoet . om te vernemen! of wellicht de verwachte oudste zoon zijns broeders zich ook aan boord bevond. Van de bemanning JerbootontvnigBobadia bec vin de talrijke in den laalsten lijd uitgevoerde doodvonnissen. Dal dilbuichl niet overdreven was, bemerkte hij nog denzelfden namiddag, toen zijn schip de rivier opvoer: op de beide oevers getuigden galgen, waaraan nog dc lijken hintten van Columbus' wrecde gestrengheid. . ° Bobadilla een streng, voor zachte aandoeningen onvatbaar man, wenschte Columbus schuldig te vinden, daar hij in dit geval zonder verdere: plichtplegingen het Madhouderecliap overnemen kon. Het viel hem niet moeiel.jk, dien wensch vervuld te zien, daar een groot aantal getuigen bereid was tegen den ondeikoning on te treden. Ben eersten nacht bleef Bobadilla aan boord. Den volgenden mor-en begaf hij zich met zijne manschappen 111 optocht naar de keik, Bobadilla's partijdigheid. Columbus geboeid naar Spanje gevoerd. tegenwoordigheid vau dou Diëgo Colon liet hij na de mis zijne aanstelling als koninklijk rechter voorlezen en eischte hij de uitlevering van alle gevangenen met de processtukken. Don Diëgo weigerde: hij wilde eerst de bevelen van zijn broeder inwachten; doch toen Bobadilla den volgenden dag aan het hoofd van zijn scheepsvolk en van de meeste kolonisten naar het fort trok en met eene bestorming dreigde, moest hij wel zwichten, daar alle middelen tot het bieden van tegenstand hem ontbraken. Bobadilla, die in het huis van Columbus zijn intrek nam en alle daar voorhanden kostbaarheden verzegelde, maakte thans onmiddellijk een aanvang met zijne rechterlijke werkzaamheid; hij ging daarbij hoogst partijdig te werk. Alle vijanden van Columbus vonden genade in zijne oogen. Roldan en zijne vrienden werden met geschenken overladen, elke aanklager van den admiraal vond bij hem een geopend oor. Columbus, die zich bij Bobadilla's aankomst niet te Sint Domingo bevond, begaf zich in aller ijl derwaarts, zoodra hij hoorde dat de rechter aangekomen was. Tot eene rechtvaardiging liet Bobadilla hem echter geen tijd, hij beval, den admiraal gevangen te nemen en in boeien te slaan._ De partijdige rechter achtte het niets eens der moeite waard, hem in het verhoor te nemen. Den gevangene gaf hij over aan een bloedverwant van den bisschop Fonseca, den ridderlijken Alonzo de Vallejo, in de hoop dat deze zich jegens Fonseca's vijand bijzonder streng betoonen zou, Columbus was door deze onverwachte wending van het lot diep ter neer geslagen en hij gaf zich aan eene schier kleingeestige moedeloosheid over; toen Vallejo hem uit zijn kerker haalde, vroeg hij angstig: «Vallejo, waarheen brengt gij mij?" »Aan boord" — antwoordde de cavalier— „Uwe genade moet zich naar Spanje inschepen." Eerst (oen Vallejo hem de heilige verzekering gaf, dat hij de waarheid sprak en niets verheelde, gevoelde Columbus zich gerust gesteld, ja, als het ware aan het leven teruggeschonken *). want hij meende eerst, dat Bobadilla hem naar de gerechtsplaats brengen liet. Alleen door gedweeheid meende hij zijn leven te kunnen redden, daarom gaf hij door een brief aan zijn broeder Barlholomeus bevel, zich aan Bobadilla's bevelen te onderwerpen. Bartholomeus gehoorzaamde; hij spoedde-zich naar Sint Domingo, doch werd hier insgelijks terstond gevangengenomen en in boeien geslagen. Bobadilla zond Columbus en diens beide broeders als gevangenen naar Spanje terug. Zoodra de schepen Hispaniola verlaten hadden, beval Vallejo, den gevangen admiraal van zijne ketenen f) te ontslaan, doch Columbus liet dit niet toe. „Met ketenen beladen", — verklaarde hij — „wil ik Spanje's grond betreden, want alleen de monarchen zijn bevoegd om mij de handboeien af te nemen, die ze mij toegedacht hebben." Na eene korte en gelukkige vaart kwam Vallejo met zijne gevangenen in November 1500 te Cadix aan. Volgaarne stemde hij toe, dat een officier, eer de schepen het anker uitgeworpen hadden, met brieven van Columbus in eene boot naar den wal voer, om de vorsten met de bezwaren van den admiraal bekend te maken, voordat het bericht van Bobadilla hen in eene bittere stemming gebracht kon hebben. De tijding dat Columbus, de ontdekker eener nieuwe wereld, de beroemde zeevaarder, de met schier koninklijke rechten bekleede admiraal en onder- *) Lus Casus verhaalt, dat Columbus, indien men hem op dat oogeublik aangekondigd had, d4t hij — evenals Belisarius — van het gezicht beroofd zou worden, nog voor het behoud zijns levens gedankt zou hebben f) Op die ketenen wees Columbus in het vervolg als op een bewijs van de snoodste vorstelijke ondankbaarheid. Hij had ze in zijne werkkamer steeds voor oogen en gebood zijn zoon, don Fernando, ze met hem in het graf te leggen. Columbus opnieuw in Spanje. Hij aanvaardt zijne vierde reis. koning, met ketenen beladen te Cadix aangekomen was, verwekte in geheel Spanje'de grootste verbazing. Het ongeluk van den grooten man ontwapende zijne vijanden; de ongunstige stemming, welke gedurende den laatsten tijd tegen hem geheerscht had, werd door medelijden en deelneming in zijn lot vervangen. Koningin Isabella bovenal koesterde een innig mededoogen met den diep1 gekrenkten man en ook koning Ferdinand begreep, dat de luister zijner kroon verdonkerd zou worden, indien hij zich jegens Columbus wreed en ondankbaar gedroeg. , . . . liet koninklijke paar zond door middel van een koerier het bevel naai Cadix. dal de gevangene oogenblikkelijk in vrijheid gesteld en met de aan zijn rang en zijne verdiensten passende onderscheiding behandeld moest worden. Bovendien werd hem tot bestrijding van de noodige uilgaven een geschenk van 2UOÜ dukaten ter hand gesteld. . . Den 17™ December ioOO verscheen Columbus in persoon aan het hot te Granada. Toen hij voor het koninklijke paar de knieën boog, was hij niet in staat den gebruikelijken groet uit te brengen; snikken smoorde zijne stem. Ferdinand en Isabella gedroegen zich jegens den admiraal zeer genadig, deelnemend luisterden zij naar zijne rechtvaardiging, zij gaven hem de stellige verzekering, dat Bobadilla zijne volmacht verre overschreden had en dat luj nooit van hen vergunning had ontvangen om op zulk eene ruwe wijze te werk te gaan; zij bevestigden opnieuw alle hem vroeger verleende voorrechten en waardigheden. Slechts ééne gunst, waaraanColumbus de allerhoogste waarde hechtte, bleven zij weigeren, namelijk zijne onmiddellijke heistellin0 in de waardigheid van onderkoning in de nieuvvontdekte landen. Velen, die uiterst partijdig voor Columbus gezind zijn. hebben het koninklijke paar hiervan een ernstig verwijt gemaakt en het van de grootste ondankbaarheid en trouwloosheid beschuldigd; doch indien wij deze beschuldiging zonder ingenomenheid voor den grooten man en tegen den koning en de koningin nader onderzoeken, dan zien we, dat zij volkomen ongegrond is. Het viel niet Ie ontkennen, dat Columbus, welke verdiensten hij zien ook door de ontdekking van nieuwe landen had verworven, zich toch volkomen onbekwaam betoond had om die landen te besturen en daar vo < plantingen te vestigen. Zijne werkzaamheid op dat gebied had tot dusver slechts in eene onalgebroken reeks van verkeerde maatregelen bestaan, die de jeugdige nederzetting zelfs met den ondergang bedreigd hadden. oor ZIJ' hebzucht en wreedheid had hij zich hij de Spaansche kolonisten, dooi schandelijken slavenhandel en door de invoering van schatting en van ieerendiensten bij de Indianen zoo doodelijk gehaat gemaakt, dat het van de zijde van Ferdinand en Isabella meer dan eene ïjdele verontschuldiging was, wanneet zij beweerden, dat zijn leven bij de heerschende gisting te Sint Domingo gevaar Ferdinand en Isabella zouden even onverstandig als onplichtmatig gehandeld hebben, indien zij onder die omstandigheden Columbus eenvoudig, overeenkomstig zijn wenscli, in zijne waardigheid als onderkoning hersteldI hadckn. Zij zochten en vonden een zeer gesclnkten uitweg. Bobadilla werd van zj waardigheid als stadhouder ontzet; in zijne plaats werd een man dieitot dusver om zijne gematigdheid, belangeloosheid en rechtvaaidigheid a y. - o 1 was, don Fray Nicolas de Ovando den 3™ September 1501 met-de stadhouderlijke waardiglieid bekleed: hij ontving den last, een gestreng ondeizoek te0en Roldan en Bobadilla in te stellen. Met eene aanzienlijke v oot v. 32 vaartuigen "in" hij in Februari 150*2 onder zeil. Op deze vloot bevond zich ook Las Casas wien wij zoo vele belangrijke mededeelingen omtrent het leven der kolonisten in de nieuwe wereld danken. Columbus, die de hoop had opgegeven, voor bet einde van Roldan en Bobadilla ingestelde onderzoek als stadhouder naai Sint Domuïgo terug te keeren, zette inlusschen zijn vroeger plan door, het op_por SXRECKÏISS. V. ^ De Cabots. Het vasteland van Amerika ontdekt. den zeeweg naar het voor den Europeeschen handel zoo zeer belangrijke eigenlijke Indië. Had hij op zijne lol dusver volbrachte reizen overeenkomstig zijiie onveranderlijke overtuiging, het beroemde eiland Zipangu en de oostkust van Azië's vasteland ontdekt, thans moest het vinden van den westelijken zeeweg hem des te gemakkelijker vallen. Zonder aarzelen werd hem verlof gegeven een klein eskader uit te rusten; dewijl hij er vast op rekende, ditmaal de havens van den groot-khan te zullen bereiken, wierf hij twee tolken aan, die de Arabische taal machtig waren. Nadat hij zich nog eens in hel bezit zijner rechten en titels had laten bevestigen — de desbetreffende oorkonden vertrouwde hij bedachtzaam in authentieke afschriften aan zijn vriend, den Genueeschen afgezant hij het Spaansche hof, toe — aanvaardde hij den 9"" Mei 1502 te Cadix zijne vierde ontdekkingsreis. ZESDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Het vasteland van Noord-Amerika ontdekt door Sebastiaan Cabot. Cabots verdere tochten. Ontdekkingsreis van Hojeda. Amerigo Vespucci. Nino. Handel in slaven en paarlen. De Pinzons ontdekken Brazilië. Ontdekkingen der Portugeezen. Vasco di Gama. De Kaap de Goede Hoop omgezeild. Mozambique. Mombas. Malinda. Voorspoedige vaart naar Calicut. Toestand der bevolking op de kust van Malabar. Vijandschap der Arabieren. Tweede tocht langs den zeeweg naar Indië. Cabral. Brazilië ontdekt en in bezit genomen. De Botokuden. Aankomst te Calicut. Gevechten met de Malabaren. Terugkomst der met de schatten van Indië bevrachte schepen. Columbus' ontdekkingen hadden de zeevaarders van alle natiën tot een edelen naijver geprikkeld. In Engeland trachtte een Veneliaan, Giovanni Gabotto (in het Engelsch John Cabot), voor zich en zijne drie zonen het privilegie te verwerven om naar alle landen en zeeën in het westen, oosten en noorden op ontdekkingen uit te gaan. llij wilde de expeditie op eigen kosten ondernemen en den koning het vijfde deel van de behaalde winst afstaan, wanneer hem uitsluitend bet recht gewaarborgd werd om op de ontdekte landen handel te drijven. Eerst in het jaar 1497 kwam de onderneming tot stand onder leiding van John Cabots zoon Sebastiaan. Sebastiaan Cabot geloofde, evenals Columbus, dal de zeeweg naar Azie over de westelijke zeeën te vinden was, doch als bekwaam wiskundige begreep hij, dat die weg op eene hoogere breedte korter moest zijn. In het voorjaar van 1497 verliet hij Bristol, waarschijnlijk met een enkel schip, en den 24cn Juni van dat jaar, dus 14 maanden vóór Columbus, ontdekte hij het Amerikaansche vasteland, waarschijnlijk de kust van Labrador op .>(>° noorderbreedte. . Verdere gevolgen had deze reis echter niet, want bij ue met pels DeKteeue Eskimo's viel niet veel te halen; de groote rijkdom aan visch van die wateren trok in die dagen de belangstelling der ontdekkers nog niet tot zich. Op eene tweede reis, in het jaar 1498 door Sebastiaan Cabot met hetzelfde doel ondernomen, heeft hij, naar men verhaalt, New-Foundland aangedaan, vervolgens zuidwaarts koers gezel en Je kusten van Noord-Carolina bereikt; hier werd hij door ge heek aan levensmiddelen genoodzaakt terug te keeien. Hoewel deze tocht ook voor den handel weinig of geen vruchten opleverde, liet Sebastiaan zich toch niet afschrikken eene derde reis te aanvaarden, waarop hij nog verder naar hel zuiden doordrong. Hojeda's ontdekkingen. Nog krachtiger dan de Engelschen werden de Spaansche zeevaarders duor Columbus' onldekkingen tot navolging en wedijver aangespoord, daar zij den vreemden admiraal niet alleen den roem zijner ontdekkingen maar ook de voordeelen, welke daaruit voor hein voortvloeiden, benijdden. Columbus had na de ontdekking van het vasteland van Zuid-Amerika eene kaart daarvan naar Spanje gezonden. Zij kwam in handen van den bisschop Fonseca, die, gelijk onze lezers zich herinneren, met de leiding der ontdekkingen belast was en in zekeren zin de plaats van een minister van koloniën bekleedde. Bij Fonseca zag Alonzo de Hojeda, die inmiddels naar hel vaderland teruggekeerd was, de kaart; hij bood aan, die ontdekkingen voort te zetten, en ontving daartoe door Fonseca's tusschenkomst verlof, hoewel hierdoor inbreuk gemaakt werd op bet aan Columbus verleende privilegie. Doch hierom bekommerde Fonseca zich niet, daar hij een vijand van Columbus was en diens privilegiën met het belang van den staat in strijd achtte. Met twee caraveelen verliet llojeda den 18CU Mei 1499 de reede van Cadix. Onder zijne tochtgenooten bevond zich een Florentijn, Amerigo Vespucci, die op zeer onverdiende wijze zijn naam in de geschiedenis vereeuwigd heeft, daar de nieuwe wereld naar hem den naam Amerika *) heeft ontvangen. Na eene korte en voorspoedige vaart bereikte Hojeda de kust van Guyana. Hij volgde die in zuidelijke richting en bereikte den mond van den reusachtigsten der Amerikaansche stroomen, van de Amazonenrivier. Nadat llojeda nog eenigen tijd zuidwaarts gezeild was, wendde hij den steven en zette hij koers naar hel noorden. Op dezen tocht zeilde hij bijna de geheele noordoostelijke en noordelijke kust van Zuid-Amerika om. Hier en daar ging hij aan land; nu eens vocht hij met de Indianen, dan weer dreef hij met hen een vriendschappelijken ruilhandel. In zijne vermetele zucht naar avonturen zocht Hojeda dikwijls het gevaar op. Hij schroomde niet, eene soort van zeeroo verst och t legen zijn eigen landgenooten op llispaniola te ondernemen, welke hem echter evenmin voordeel als roem opleverde. Vervolgens ging de vaart weder noordwaarts: of Hojeda het vasteland van Noord-Amerika heeft gezien, is twijfelachtig. Zeker is het daarentegen, dat hij de belangrijke ontdekking deed, dal Cuba geen vastland, maar een eiland was. Bovendien ontdekte hij meer dan een tot dusver onbekend eiland der Bahama-groep. Maar Hojeda's tocht was even arm aan geldelijk voordeel als rijk aan ontdekkingen geweest. De poging om door middel van ruilhandel goud en paarlen te verkrijgen, was meestal mislukt. Ten einde zich althans één goed handelsartikel te verschaffen, liet llojeda 232 vreedzame Indianen van de Bahama-eilanden oplichten, om ze naar de Europeesche slavenmarkt te voeren. Daarmede keerde hij naar Europa terug; na eene stormachtige reis kwam hij in hel midden der maand Juni te Cadix aan. *) De nieuwe wereld Oen Mei 1M)8 konden de Ioitu- geezen voor Calicut het anker laten vallen. v „ i- Het groole doel was bereikt, de zeeweg naar Indie gevonden! VasoO_di Gama had zich onsterfelijke verdiensten verworven en hij mocht met rechtmatige fierheid zeggen, dat hij die gelukkige uitkomst alleen aan zijn onbezweken moed en zijne onwrikbare standvastigheid dankte. Il.j had veel giootet moeilijkheden overwonnen dan die, waarmede Columbus bij de ontdekking van Amerika ooit te worstelen had. en toch werd hij thans, nu Inj den eindpaal zijner wentellen bereikt had, bedreigd door nog veel grooteregevaren dan die, welke hij reeds te boven was gekomen. Vasco di Gama had met 148 reisgenooten het vaderland verlaten, maai hun aantal was gedurende de reis door ziekten en ongelukken van allerlei aanl duchtig versmolten. Met deze geringe bemanning nu lag de vermetele zeevaarder voor een der grootste havens van de wereld, voor eene dichtbevolkte stad. Zijn ondergang scheen onverniy.(el.jk, . • n " ,e4n vriend, maar als vijand ontvangen werd, want in dat geval had hij 'Lt ^en eenige naakte, weerlooze Indianen, maar tegen de welgewapende bevolkinc Pener bcscluuifde sliul lc striulen. n Op het oostelijke kustland van Malabar, van Mangalor tot Kaap Comonn heerschte een keizer, die den weidschen titel -tamiitiri radja ot «heer des heuvels en der wol" droeg, over een aantal kleinere leenroerige vorsten. Het volk der Malabaren was niet krijgshaftig, maar het werd beschermd en te .T,>ijjk in toom gehouden door eene bijzondere kaste van krijgslieden, de Naiers, die van den radja den ridderslag ontvingen. Zij waren (^PPer®in den oorlog welgeoefende soldaten, die geheel van de overige bevolkin^ af«ezonderd, alleen den radja gehoorzaamden. Zij leefden in ongeh.iwden staat. De vrouwen van de kaste der krijgslieden waren het gemeenschappelijk eigendom van alle mannen. Daarom bepaalde de wet, dat het op den zoon, maar altijd op de zusterskinderen bij erfenis overging, want een krijgsman kende wel zijne moeder en vrouwelijke bloedverwanten, maar nooit kon hij weten, wie zijn vader was geweest. . . , . . De priesterkaste oefende te Calicut een onbeperkten invdoed uit. Aan haar hoofd stond de radja van de op een schiereiland gebouwde stad Cotschin, den leenman van den tamutiri radja. ,.■••• i „„ u;; Nadat Vasco di Gama aan land gegaan was, verzocht hij een gehoor bij den keizer, hetgeen hein toegestaan werd. Door eene eerewacht omringd werd de admiraal met zijn gevolg in draagstoelen naar het vorstelijk paleis gebracht. De keizer had zich met zijne schitterendste juweelen getooid, oen luj de vreemdelingen ontving; hij behandelde hen met voorname nederbuigende vriendelijkheid, en beloofde, hun verzoek, om te Calicut handel te mogen driiven, in overweging te zullen nemen. . .. Met de beste verwachtingen verliet Vasco dl Gama liet paleis, om die weldra op de treurigste wijze verijdeld Ie zien. De Arabische kooplieden, die van den Indischen handel tot dusver een monopolie hadden gemaakt, waren natuurlijk beducht voor d« m^ «erucht verbreidden, dat de vreemdelingen zeeroovers waren, vond dit algemeen O Vijandige houding der Malabaren. Cabral. geloof. Zoo dikwijls de Portugeezen zich op de slralen van Calicut verloonden. werden zij door de inwoners beschimpt. Ook den lamntiri radja wislen de Arabieren in hun belang Ie winnen. Op hunne aansporing liet hij eensklaps éenige Portugeezen, die aan land waren gegaan om handel te drijven, in hechtenis nemen onder voorwendsel, dat zij den verschuldigden tol niet betaald hadden. De vijandelijkheden waren thans geopend. Vasco di Gama bevond zich in eene niet geringe verlegenheid. Gaf hij blijken van vrees, dan was het voor altijd met het aanzien der Portugeezen bij de Malabaren gedaan; bood hij tegenstand, dan stelde hij zich zelt en al de zijnen aan het dreigendst gevaar bloot. De moedige zeeman besloot eindelijk tol het laatste: hij hield zes aanzienlijke Malabaren, die zich juist aan bootd bevonden, als gijzelaars in hechtenis. Door deze krachtige handeling dwong hij den tamutiri de gevangenen vrij te laten. Ten einde te toonen, hoe weinig hij de Malabaren vreesde, liet Yasco di Gama de booten, welke de gijzelaars wilden afhalen, met kanonskogels begroeien. Na deze gebeurtenissen viel aan een vreedzaam en vriendschappelijk verkeer niet langer te denken: de admiraal besloot daarom de terugreis te aanvaarden. Hij volgde daarbij denzelfden weg, langs welken hij gekomen was. Maar eer hij het vaderland bereikte had hij nog met groote rampen Ie worstelen. Opnieuw werd bijna de geheele bemanning door de scheurbuik aangetast; nauwelijks zeven of acht matrozen bleven verschoond van deze ziekte, die een groot aantal slachtoffers en daaronder ook den geliefden broeder des admiraals wegsleepte. Eindelijk, den 29rn Augustus 1499, kwam de moedige zeevaarder met hel geringe overschot zijner bemanning te Lissabon aan. De lijding dat de zeeweg naar Indië eindelijk gevonden was, verwekte in Portugal eene onbeschrijfelijke blijdschap. De koning verhief den voortrefïelijken admiraal als belooning voor zijne verdiensten in den adelstand; hij overlaadde hem met gunstbewijzen en volgde zijn raad, om in aller ijl eene tweede vloot uit le rusten, opdal de behaalde voordeden niet verloren zouden gaan. Ditmaal echter zou eene ontzag inboezemende krijgsmacht in bet Oosten verschijnen, want alleen met geweld, verklaarde Vasco di Gama, kon de invloed der Arabieren gefnuikt worden. Het opperbevel over deze expeditie werd opgedragen aan Pedro Alvarez Cabral, die den 9en Maart 1UOO met 43 schepenen 1800 man Lissabon verliet. Overeenkomstig de van Vasco di Gama ontvangen instructie vermeed Cabral de kust van Afrika. Hij zeilde zoover in westelijke richting, dat hij. zonder bel te welen, door den aequaloriaalslroom naar de kust van Amerika gedreven werd. Den 21*" April 1'iOO onldekte men land. Cabral nam het voor den koning van Portugal in bezit, zonder te weten, dat hel reeds drie maanden vroeger door de Pinzons ontdekt en voor de kroon van Spanje in bezit genomen was. Cabral noemde hel nieuwe land, aan welks kust hij een kruis oprichtte. Santa Cruz, doch reeds enkele jaren later ontving het den naam Brazilië, dien het ook behouden heelt. De Braziliaansehe kust lokle de Portugeezen niet tot een langer verblijf noch tot een nader onderzoek uil. Men Irof geene natuurvoortbrengselen aan, die de hebzucht konden prikkelen. Ook met de arme, getatoeëerde Indianen, die geene gouden sieraden bezaten en alleen ellendige beenderen en bonte steenen in de doorboorde wangen en onderlippen droegen *), was het niet der moeite waardig, eene handelsverbintenis aan te knoopen. *) De gewoonte der Botokuden — dezen naam ontvingen de Indianen — om hunne wangen en onderlippen te doorboren, ten einde daarin versierselen te dragen, wa9 in het oog der Portugeezen even leelijk als dwaas. Ook wij, hoogst beschaafde Europeanen der 19e eeuwr, lachen daarom. Hebben wij daartoe wel het recht, wij die het volkomen natuurlijk vinden^ dat onze vrouwen hare oorlellen doorboren, om daarin zware oorringen te kunnen dragen, hoewel zij daardoor het oor, dat ze sterk uitrekken, geheel misvormen? Tweede tocht naar Indië. Nadat Cabral zijn kleinste transportschip met berichten omtrent de jongste 'np haat der Malabaren tegen de vreemdelingen was in dien tijd etn r:Ls: geven Z rechtmatige klachten, door een schip, dat olifanten van Ceylon naar ?p lid" Van de 70 Europeanen, die bet gebouw verdedigden, konden slechts lwinl^)™®tn^°Il^r?ta^ej^or^tweeedageneiach^rèen *0al'ii "te%bèsrl'iie^ 1 ocli ïLrjr* «a„rv^iï^r^ had Van dezen ontvingen zij eene uitnoodiging om hen te bezoek > bede kleinere havensteden konden zij eene koslbare lading specerijen inkoopen. Nadat de schepen tot groote levredenheid van Cabral bevracJJ hü den 16en Januari 1501 bevel om de ankers te lichten. Den 30-Juli DereiKte de vloot, die de schatten van Indië aanbracht, Lissabon. ZEVENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingreizen. Colnmbus' vierde reis. De landing van Colnmbns door Ovando tc St Domingo verhinderd. De vooraf aangekondigde storm. Ondergang van Rotdan en Bobadilla. De Indianen van Yuca.an, Ontdekking van het.vasteland van CentraalAmerika Eerste berichten omtrent den tegenovcrliggenden Oceaan. He gon W De nederzettingen. Verraderlijke aanval van Bar.holomeus Colon op d LZen Landing op Jamaica. Verlies van al de schepen. Stonte tocht ,n eene boot door Diego Mendez naar Hispaniola ondernomen. Ellende der sohipbreakehngen^Oproer der bemanning. Columbus' zegepraal Reddmg. ' koningin Isabella. Columbus laame leveusjureu. ontdekker. TWn folnmbus den 9cn Maart 1502 zijne vierde reis aanvaardde, waren de ontdekkingen der Portugeezen hem bekend; hij ^rd daardoor nog to des te grootere krachtsinspanning aangevuurd om den we telijken zeeweg mm hpi riike Indië te vinden, opdat de voordeelen, die uit het rechtstreeKsuie handelsverkeer voortvloeiden, niet alleen door Portugal zouden genoten worden. Het vasteland van Centraal-Amerika ontdekt. Na de ontdekkingen van Cabot, Iiojeda en de Pinzons lag ongetwijfeld bet vermoeden voor de hand, dat niet Azië, maar een nieuw groot werelddeel ontdekl was. Toch bleef Columbus nog altijd aan zijne oude droombeelden vasthouden; hij wilde maar niet gelooven, dat Cuba een eiland was; naar zijne overtuiging had bij in Cuba het vasteland van Azië ontdekt. Dal het vasteland van Zuid-Amerika niet het eigenlijke Azië was, kon hij na de laatste overeenstemmende berichten der verschillende kleine ontdekkers niet langer ontkennen; doch bij nam aan dal het een uitgestrekt land was, ten zuiden van hel Indische vasteland gelegen en daarvan door eene zeeëngte gescheiden. Deze slraat tusschen Cuba en dat zuidelijk vasteland te zoeken, stelde Columbus zich thans tol taak. Na eene korte reis bereikte bij den l*ien Juni het Caraïbische eiland Mai'linique; van hier beslool bij naar St. Domingo te zeilen. Wel hadden Ferdinand en Isabella hem verboden zijne kolonie te bezoeken of dit hoogstens toegestaan op de terugreis, daar zij vreesden, dat zijne verschijning aanleiding zou geven lol onlusten; maar Columbus kon de verzoeking niet weerstaan zich opnieuw als admiraal te verloonen aan de kolonisten, die hij als gevangene had moeten verlaten. Onder voorwendsel, dat een zijner schepen niet zeewaardig was en door een beter vaarluig vervangen moest worden, overtrad hij liet gebod der vorsten. Doch hij bereikte zijn doel niet; integendeel, bij bereidde zich zelf eene diepe vernedering, daar de stadhouder Ovando hem niet veroorloofde, de haven binnen Ie loopen. Toen Columbus voor Sl. Domingo aankwam, lagen daar juist 28 schepen gereed om de terugreis naar Europa le aanvaarden. Zij bevatten eene hoogsl kostbare lading, bestaande in groole schatten aan goud, die voor de eene helft aan de kroon, voor de andere helft aan de terugkeerende kolonisten, waaronder zich ook Roldan en Bobadilla bevonden, toebehoorden. Columbus had door nauwkeurige waarnemingen van het weder bespeurd, dal binnen weinige dagen eene weersverandering, waarschijnlijk een hevige storm, aanslaande was. Hij waarschuwde daarom de scheepsbevelhebbers en ontried de afvaart der vloot. Doch zijn raad werd in den wind geslagen. De schepen gingen onder zeil, en twintig vaartuigen verdwenen in de diepte, toen eenige dagen later de aangekondigde orkaan opstak. Bobadilla en Roldan vonden met de schatten, die zij naar hun vaderland wilden brengen, hun graf in de golven. Columbus zelf had zijne schepen in Puerlo Hermoso in veiligheid gebracht, waar zij alle den orkaan gelukkig doorstonden. Van Hispaniola stevende Columbus naar Cuba en van daar in zuidwestelijke richting naar de Ilondurasbaai. Onderweg ontmoette hij een groot Indiaansch vaartuig met eene soort van kajuit, waarop zich eene talrijke bemanning en daarenboven vele vrouwen en kinderen bevonden.. Deze Indianen gaven blijken van eene veel grootere beschaving dan de stammen, waarmede men tot dusver in aanraking gekomen was. Zij droegen kleederen en hadden een aantal handelsartikelen aan boord, zooals cacaoboonen, aarden en houten keukengereedschap, dat vrij zuiver was bewerkt, houten zwaarden, welker klingen met scherpgeslepen vuursteenen waren voorzien, bonte katoenen doeken, euz. Zij waren waarschijnlijk uit Yucatan afkomstig en Las Casas merkt terecht op. dat Columbus, indien hij die Indianen als loodsen gebruikt had, zonder moeite Yucatan en wellicht Mexico bereikt zou hebben. Doch de admiraal dacht volstrekt niet aan het ontdekken van nieuwe beschaafde landen, hij wilde alleen de vurig gewenschte zeeëngte naar Indië vinden, om nieuwe goudlanden op le sporen, welke, volgens de aanwijzingen der Indianen, in het zuid-oosten moesten liggen. Derwaarts liet Columbus alzoo den sleven wenden. Weldra bereikte hij hel vasteland; van kaap Gracias a Dios zeilde hij de kust van Middel-Amerika langs, nu hier, dan daar eene landing beproevend, Vreeselijke orkaan. Het goudland Veragua. Bijna overal vond hij gouden versierselen in menigte bij de Indianen, die meestal terstond bereid waren ze voor kleinigheden zonder waarde te verruilen. Op deze reis hoorde Columbus in de nabijheid der Chiriqui-eilanden, voor de eerste maal van een goudland, Ciguare genaamd, dat, volgens die opgave, bewoond werd door een goedgewapend en ruim van gouden sieradiën voorzien volk. Columbus meende zelfs te verstaan, dat de inwoners in hel bezit van paarden en met kanonnen gewapende schepen waren. Het land bevatte een overvloed van goud, peper en andere specerijen. Het lag, volgens het verhaal van een Indiaan, negen dagreizen over land in westelijke richting, waar de zee een inham of boezem vormde. Columbus leidde uit deze mededeelingen met recht af, dal in het westen eene andere zee lag; getrouw aan zijne onjuiste aardrijkskundige voorstellingen meende hij echter, dat slechts een schiereiland mei eene landengte hem van deze zee scheidde en dat hij slechts lien dagreizen van den Ganges verwijderd was. Overeenkomstig deze voorstelling besloot hij, het schiereiland om te zeilen; doch hij moest dat plan opgeven: hij kwam slechts even voorbij Puerlo Bello, lot de plaats, waar de landengte van Panama het smalst is; hier noodzaakte een vreeselijke en lang aanhoudende orkaan hem tot den terugtocht. Peschel beschrijft ons den nood der schepelingen op de volgende wijze: «Negen dagen lang, verzekerde de admiraal, had men alle hoop op redding opgegeven. Bij stroomen gutste de regen neer, de eene waterhoos na de andere zweefde over de kokende en bruisende zee en joeg den schepelingen den groolsten angst aan; de golven verhieven zich hooger dan de meest ervaren zeeman ooit aanschouwd had. Dag en nacht stond de hemel als in vlammen; de donderslagen volgden elkaar met zulk eene kracht en snelheid op, dat men aanhoudend waande kanonschoten als noodseinen van de andere schepen te vernemen. Aan boord had men gebrek aan water en aan versche levensmiddelen, want de scheepsbeschuit wemelde van wormen en de meesten konden dit walgelijke voedsel slechts gebruiken, wanneer zij in het duister hun honger stilden. Onophoudelijk bleef het eskader een speelbal der winden, die nu eens uil het westen, dan weer onverhoeds uit het oosten kwamen aangieren. Op de terugreis deed Columbus eene belangrijke ontdekking: hij hoorde namelijk van Inlanders, dat de Veragua over een bodem vloeide, die zper veel goud bevatte en dat de Indianen daaruit het metaal voor hunne gouden sieradiën haalden. Naar aanleiding van dit bericht zond Columbus zijn broeder Bartholomeus, die hem ook op deze reis vergezelde, met 68 man naar den quibia *), den vorst des lands. om bij dezen een vriendschap»bezoek af te leggen. Deze gal den vreemdelingen bereidwillig een gids naar liet goudland mede. Langs den oever eener rivier, die zich in een ontelbaar aantal bochten kronkelde en die niet minder dan drie en veertig maal doorwaad moest worden, trokken de Spanjaarden het land in. Eindelijk na een langen tocht bereikten zij de beloofde goudrijke plek, die volkomen aan hunne verwachtingen beantwoordde, hoewel de sluwe quibia hen volstrekt niet naar den eigenlijken goudgrond van Veragua, maar op hel grondgebied van een naburig opperhoofd had laten brengen, inel wien hij in vijandschap leefde. Bij hunne verdere tochten door het land ontmoetten de Spanjaarden overal vruchtbare, met heerlijke maïs bedekte velden, ook vonden zij goud in overvloed en eene gastvrije ontvangst bij de Indianen; slechts een goede, veilige, voor eene volkplanting geschikte haven ontbrak. In weerwil hiervan besloot Columbus, verlokt door den rijkdom van liet land, aan de Beien eene kolonie te vestigen, waarin zijn broeder met 80 man achterblijven moest. Hij liet aan de helling van een heuvel hullen en magazijnen bouwen. Maar dit veelbelovende plan werd door de eigen schuld der Spanjaarden *) Quibia \va9 een Iudiaausche vorstentitel, gelijkluidend inet cazique. Wreedheid der Spanjaarden jegens de inwoners van Veragua. verijdeld. Eensklaps ontvingen de volkplanters bericht, dat de qnibia zich tot een krijgstocht toerustte. Diëgo Mendez, de trouwste dienaar van den admiraal, besloot als spion naar de legerplaats der Indianen te gaan; hier vond hij werkelijk 1000 man onder de wapenen, die echter tot een krijgstocht tegen vijandelijke naburige stammen uitgerust waren. Hoewel Diëgo Mendez vriendelijk door den quibia ontvangen was. koesterde Bartholomeus Colon toch het vermoeden, dat de Indianen vijandelijkheden tegen de Spanjaarden wilden beginnen; ten einde elke poging van dien aard te verijdelen, besloot hij het opperhoofd in zijne eigen legerplaats gevangen te nemen. Den 30cn Maart 1503 rukte hij met 74 man tegen Veragua op. De huizen der Indianen lagen verstrooid en door hoven van elkaar gescheiden; de aanzienlijkste woning was het paleis van den quibia, dat geheel afgezonderd op eene hoogte gebouwd was. Bartholomeus beval zijnen lieden, de hoogte te omsingelen en zich schuil te houden, vervolgens naderde hij zelf, door vijf zijner mannen vergezeld, het paleis. De quibia, die juist lijdende was aan eene wonde, ontving de vreemdelingen met argelooze vriendelijkheid; toen Bartholomeus naai' zijne gezondheid vroeg, toonde hij den Spanjaard zijne wond. Dit oogenblik nam Bartholomeus waar; hij greep het opperhoofd aan en wierp hem ter aarde. Gedurende de worsteling, die hierop volgde, gaf hij den zijnen het afgesproken teeken; zij kwamen uit hun schuilhoek te voorschijn en reeds na enkele minuten waren de quibia, zijne geheele familie en eenige stamhoofden, die zich toevallig in het paleis bevonden, gevangengenomen. De Spanjaarden plunderden vervolgens het paleis en namen ongeveer voor 300 dukaten aan goud mede. Vol vreugde over deze roemlooze overwinning trokken zij daarop met hunne gevangenen naar de kolonie, maar zij zouden spoedig de rechtvaardige straf voor hunne schandelijke daad ontvangen. Den quibia. dien Bartholomeus als gevangene naar het admiraalschip zenden wilde, om hem des te veiliger te bewaren, gelukte hel, in het water te springen en zoo te ontsnappen. Van nu af was hij de onverzoenlijke vijand der Spanjaarden. Zijne krijgslieden tastten de kolonie aan. Wel werden zij teruggeworpen, doch kort daarop bevochten zij eene overwinning op eene kleine afdeeling troepen, die in booten de rivier opvoer om water en hout te halen; de geheele atdeeling sneuvelde; slechts één Spanjaard ontkwam, om aan Columbus de mare van het ongeval mee te deelen. Weldra moest de admiraal tot de overtuiging komen, dat eene kolonie in het door vijandige Indianen bewoonde land zich onmogelijk kon staande houden. Den 20c" April verliet hij de kust; een schip moest hij achterlaten, dewijl het, in de Beien ingeloopen, niet meer van de ondiepte te brengen was; de bemanning werd met het kostbaarste gedeelte der inventaris over de andere schepen verdeeld. Columbus' verdere reis *) was eene aaneenschakeling van rampen. Beeds na enkele dagen verloor hij ook zijn tweede schip, dat door de wormen door- *) Columbus zeilde niet rechtstreeks, maar langs allerlei omwegen op zijn doel af. Hij wilde zorgen, dat niemand dan hij zelf de door hem ontdekte goudrijke rust weilervinden kon. Hij nam daarom ook al zijnen zeelieden de kaarten af, opdat de ontdekking geheel in een geheimzinnig duister gehuld zou blijven. In een bericht aan het hof schreef hij: "Niemand is in staat een nauwkeurig verslag van de vaart te geven. De kust van het vasteland werd wel met het kompas opgenomen, maar niemand weet, op welken breedtegraad zij ligt Laat de stuurlieden maar eens zeggen, waar Veragua te vinden is. Zij zullen niets anders kunnen mededeelen dan dat zij aan eene kust waren, waar veel goud gevonden werd, doch den terugweg derwaarts zouden zij aan de visschen moeten vragen." Het was helaas! den hooggeprezen, beroemden ontdekker van Amerika nooit te doen om der wetenschap en der menschheid een dienst te bewijzen, maar alleen om zijn eigen, dikwyls hoogst bekrompen eigenbaat te bevredigen. Zijn aangehaalde woordeu leveren daarvan een sprekend bewijs. Columbus' rampspoedige reis. Opstand der schepelingen op Jamaica. boord wegens een onherstelbaar lek ontruimd en aan de golven prijsgegeven moest' worden. De twee overige vaartuigen waren insgelijks zoo wrak, dat Columbus, toen bij Jamaica bereikt had, ze op het strand moest zetten, dewijl men ze slechts met de grootste krachtsinspanning door aanhoudend pompen vlot gehouden had. De op het strand gezette schepen hepen oogenbhkkelijk vol water. Alleen het dek en de campagne bleven vrij: hier liet Columbus aan de bemanning hare kwartieren aanwijzen. Hij bracht zijne lieden niet aan land, wijl bij terecht vreesde, dat de ruwe zeebonken door hun overmoed zich de vriendelijke Indianen, die met de grootste bereidwilligheid allerlei levensmiddelen aanbrachten,'tot vijanden zouden maken. Na het verlies van al zijne schepen bleef Columbus slechts een uitzicht op redding over, namelijk, dat hem van het eiland Hispaniola vaartuigen gezonden zouden worden, waarmee bij de terugreis naar Spanje zou kunnen aannemen. Zijn trouwe dienaar Diëgo Mendez ondernam met een l.enueesch edelman Bartholomeus Fiesco, het koene waagstuk, op twee booten, welke ieder met f> Spanjaarden en 10 Indianen bemand werden, naar St. Domingo te varen, om den stadhouder Ovando bericht te brengen van het ongeluk, dal de expeditie getroil'en had. Na een tocht van 10 dagen, waarop de zeelieden volslagen gebrek aan water hadden gekregen, zoodat meer dan een der Indiaansche roeiers van dorst versmachtte, bereikten Diëgo Mendez en Fiesco eindelijk Ilispaniola. Ovando wantrouwde het bericht omtrent Columbus' hulpeloozen toestand. Hij meende dat de admiraal bet plan koesterde naar St. Domingo te gaan en hier zijne aanhangers tot opstand aan te zetten. Hij gaf derhalve Diëgo Mendez, die krachtig op het verleenen van hulp aandrong, geen bepaald antwoord; eerst na zeven maanden stond hij hem toe, voor het geld des admiraals een schip te huren. Eer Diëgo dit kon doen, verliepen er weer maanden. Mij moest tol de lente van het jaar loOi wachten, dewijl in dien geheelen tijd geen vaartuig te krijgen was. Columbus sleet, terwijl zijne dienaren tot zijne redding werkzaam waren, op Jamaica treurige dagen. Hij leed aan de jicht en zijne ongezonde verblijfplaats verergerde zijne kwaal; ook de bemanning der gestrande schepen werd door de koorts aangetast; de ellende was groot. Columbus had nooit de kunst verstaan, zich bij zijne onderhoorigen bemind te maken- hij was niet in staal luin vertrouwen in te boezemen; ten gevolge hiervan begonnen de zeelieden ook thans het vermoeden te koesteren, dat de admiraal van plan was eene volkplanting op Jamaica aan te leggen, dat hij hen daar als kolonisten wilde terughouden en dat de zending van Mendez en Fiesco naar Hispaniola niets dan eene bedriegelijke vertooning was. In stilte werd tegen hem eene samenzwering gesmeed, die weldra tot uitbarsting kwam. Een der scheepsbevelhebbers, Francisco Porras, begaf zich den 2™ Januari 1304 vergezeld door 48 saamgezworenen, naar liet achterdek tot den admiraal Op barschen toon zeide hij: »Senor, het schijnt wel, dat gij ons wi t verhinderen naar het vaderland terug te keeren en ons hier ellendig wilt laten omkomen." . Tevergeefs verzekerde Columbus, dat deze gedachte verre van hem was. dat hij zelf niets vuriger wenschte dan huiswaarts te keeren: zijne woorden vonden niet het minste geloof. Porras keerde hem den rug toe en verliet hel dek met den uitroep: »0P, naar Kastilië wie mij volgen wil! Juichend schaarden de meesten der gezonde matrozen zich rondom hem. De zieke admiraal, die slechts door enkele getrouwen omringd bleet . was te zwak om de deserteurs terug te kunnen houden. . Francisco Porras wilde op Indiaansche booten naar Hispaniola varen. Hij scheepte zich ook werkelijk met zijne saamgezworenen en een aantal Indiaansche roeiers in, doch al spoedig moest hij dit plan opgeven, dewijl hij de hoog- Maansverduistering. Dood van koningin Isabella en van Colombus. gaande golven de toclit over de open zee onuitvoerbaar was. Ook eene tweede daartoe aangewende poging mislukte. De samenzweerders stelden zich voor hunne verijdelde verwachting schadeloos door een losbandig leven aan land. Zij gedroegen zich zoo ruw, wreed en willekeurig jegens de Indianen, dat dezen zich terugtrokken en geene levensmiddelen meer wilden leveren. De hongerdood stond allen Europeanen voor de deur en zou ook ongetwijfeld hun lot geweest zijn, indien Columbus hen niet door eene sluwe list gered had. In den almanak zag hij, dat den 2!)en Februari loOi eene maansverduistering plaats zou hebben. Van deze omstandigheid trok hij partij om op het bijgeloof der Indianen te werken. »De toorn des hemels zal u treilen, indien gij verder de bleeke zonen der goden gebrek laat lijden, lil het gelaat der volle maan zult gij heden avond een leeken van den goddelijken toorn zien". Toen de maan des avonds werkelijk verduisterd werd, sidderden de Indianen van vrees; voortaan brachten zij bereidwillig den bleeken zonen der goden hel noodige voedsel. Was Columbus op dit punt gerustgesteld, de oproerige manschappen kon hij noch door vriendelijke toespraak, noch door list voor zich winnen. Nadat zij, die den admiraal getrouw waren gebleven, eenigszins van de koorts hersteld waren, trok Barlholomeus Colon aan het hoofd van 50 man tegen hen op. Na een hevig gevecht, waarin aan beide zijden dooden en gekwetsten vielen, werden zij overwonnen; zij moesten den admiraal opnieuw trouw en gehoorzaamheid zweren. Eindelijk, den 28e" Juni, kwam er een eind aan het lijden der schipbreukelingen. Diëgo Mendez verscheen met het door hem gehuurde vaartuig. Columbus kon zich met al zijne manschappen inschepen en den 13en Augustus bereikte men St. Domingo, waar Columbus door den stadhouder Ovando met alle mogelijke eerbewijzen ontvangen werd. Slechts vier weken vertoefde hij op dit eiland. Den I3en September scheepte hij zich opnieuw in, om naar Europa terug te keeren; in het begin van November kwam hij na eene alles behalve voorspoedige vaart te Cadix aan. Hoewel Columbus aan het hof eene vriendelijke ontvangst vond, werd toch zijn wensch, dat men hem de waardigheid van onderkoning terugschenken zou, niet vervuld. Een harde slag was voor hein de dood zijner begunstigster koningin Isabella, die den 20™ November loOi overleed, zonder dal hij haar voor haar dood noch eens gesproken had; wellicht zou hij van haar de vervulling der vroeger ontvangen beloften verworven hebben. Koning Ferdinand was daartoe niet te bewegen. Met koelberekenend verstand somde deze al de nadeelen op, welke er voor de kroon zouden voortvloeien uit de vervulling van eene onvoorzichtige belofte. Onder geene voorwaarde wilde hij de toekomst der nauwelijks tot rust gebrachte kolonie in de waagschaal stellen, door haar opnieuw toelevertrouwen aan een man, die getoond had, volkomen ongeschikt te zijn om haar te besturen. HU liet Columbus zijn aandeel behouden in de inkomsten, welke de kroon uit de nieuwe wereld trok: hij bood hem als schadevergoeding voor bet onderkoningschap een graafschap in Castilië aan, doch dit was alles wat de koning wilde toestaan. Columbus daarentegen bleef aandrhgen op de vervulling van de hein .schriftelijk gegeven beloften. De admiraal, die reeds sinds lang sukkelde, bezweek weldra in toorn en ergernis over de verijdeling zijner verwachtingen. Hij stierf den 20"" Mei IÜ06, daags voor het Hemelvaartsfeest te Valladolid. Tot zijn laatsten ademtocht bleef hij overtuigd, dat hij iu het eiland Cuba hel vasteland van Azië ontdekt had. Dat hij door het ontdekken van een nieuw, van een vierde werelddeel zich een onsterfelijken roem verworven had, vermoedde hij zelfs in de verte niet. Columbus' zoon, don Diëgo Colon, zette hel door zijn vader begonnen Ontwikkeling der kolonie St. Domingo. proces tegen de kroon voorl, dat ten slotte in zijn voordeel beslist werd. Toch zon hij, in weerwil van al de uitspraken der rechtbanken, zijn doel niet bereikt hebben, indien hij zich niet door een huwelijk met )aria vanJoe ^ aan de aanzienlijkste geslachten van Spanje vermaagschap had Door dit huwelijk werd hij zell's een verre aanverwant van het koninklijke huis. Hieraan had don Diëgo het te danken, dat luj met het stadhouderschap over de Antillen bekleed en in al de aan zijn vader toegekende rechten en waardigheden - hoewel dan ook met beperkende bepalingen - hersteld werd Met don Diëgo II, den kleinzoon van don Diego I. stiert het geslacht van Columbus in de manlijke linie uit. Over de rechten en waardigheden der ontdekkers, waarop de vrouwelijke linie insgelijks aanspraak maakte, ontstond naderhand een beroemd geworden proces, welks alloop ons echtei geene belangstelling inboezemt. ACHTSTE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Ontwikkeling der kolonie St. Domingo onder het stadhouderschap van Ovando. Zijue wreedheid jegens de Indianen. De repartimiento's. Auacaona vermoord. De Indiaansclie bevolking sterft uit. De Dominicanen als beschermers der Indianen. Stoutmoedige prediking van Autonio Montesiuo. Werkzaamheid van den edelen Las Casas. Invoering van de negerslavernij. De kolonie St. Domingo was na Columbus' vertrek steeds in bloei toegenomen. De stadhouder Ovando rechtvaardigde het vertrouwen, door 1-erdinand en Isabella in hem gesteld. Tegenover de op avonturen beluste kolonisten nam hij eene zachtmoedige en te gelijk standvastige houding aan; tnj wist zich hunne achting te verwerven, onder hen orde en tucht te herstellen en aan de kroon belangrijke inkomsten uil de kolonie te doen toevloeien. Evenzoo spande hij al zijue krachten in om door liet bevorderen van den landbouw en door het uitbreiden van de goudwasscherijen Hispaniola tot eene bron van welvaart voor het moederland te maken. Slechts in één opzichl beantwoordde Ovando niet aan de verwachtingen van koningin Isabella: zij had gehoopt, dat hij zich menschlievender jegens de Indianen gedragen zou dan Columbus gedaan had, en voor goed een eind maken aan den afschuwelijken slavenhandel. Doch in plaats luervan bezoedelde hij zijn naam door eene inderdaad afschuwelijke wreedheid. Het tijden dei Indianen onder zijn bewind ging alle beschrijving te boven. Hij wilde den landbouw aanmoedigen en nieuwe gewassen, b. v. nel suikerriet, op Hispaniola invoeren. Spoedig zag hij echter in, dat dit hem nooit gelukken zou, wanneer de Spanjaarden, die aan den arbeid in dieheete luchtstreek niet gewoon waren, zelf de spade ter hand nemen en dag aan dag zwaar werk verrichten moesten. Met dit doel hadden de op avonturen beluste landverhuizers hun leven niet op het spel gezet en waren zij niet naar liet verre Westen getogen. Indien zij hadden willen werken, zouden ze thuis gebleven zijn. Nog minder lust gevoelden zij voor de lastige en ongezonde werkzaamheid van het goudwasscheti. .. Ovando waagde zelfs geene poging om zijne landgenooten lol wtrken te noodzaken; hij maakte hen tol de heeren van het eiland en dwong de Indianen tot den arbeid. Dat deze, die lot dusver in een zalig en droomerig nietsdoen hun leven doorgebrachl hadden, bij die ongewone krachtsinspanning ellendig Vreeselijk lot der Indianen op Hispaniola. omkwamen, dal zij zelfs bij duizenden stierven, was hem volkomen onverschillig. Hij beschouwde deze onbeschaafde roodhuiden ternauwernood als menschen, en zelle liet reeds door Columbus ingevoerde stelsel van heerendiensten met de uiterste gestrengheid door. Elk volkplanter ontving liet voor zijn landbouw en goudwasscherijen vereischte aantal Indianen, die voor hem in heerendienst werken moesten. Deze verdeeling van den arbeid, repartimienlo genoemd, was een ware ramp voor de Indianen. Hunne wreede meesters legden hun werkzaamheden op, die hunne krachten ver te boven gingen, en verschaften hun daarbij .nog niet eens altijd het noodige voedsel, want de levensmiddelen waren op Hispaniola zeer duur. Zich zelf ontzeiden de Spanjaarden niets: zij baadden zich in alle genietingen, welke hel eiland hun maar opleveren kon, doch hunne Indianen lieten zij van honger en gebrek omkomen. Wanneer de ongelukkigen die ellende niet langer dragen konden en naar iiunne bergen vluchtten, werden zij door bloedhonden vervolgd; meestal gelukte bet den Spanjaarden, hen weder op te vangen en dan was hun lot nog rampzaliger dan te voren, zij moesten als slaven met ketenen beladen aan den arbeid gaan, nadat zij voor hunne poging tot ontvluchting met eene onmenschelijke geeseling gestraft waren. De tijding van den ellendigen toestand der Indianen bereikte Europa. Koningin Isabella was daarover diep verontwaardigd, zij beval, dat de slaven in vrijheid moesten gesteld worden en dat geen Indiaan meer tot het leveren van heerendiensten mocht worden gedwongen. Ovando antwoordde echter, dat in dit geval de volkplanting onvermijdelijk te gronde moest gaan, daar de luie wilden nooit vrijwillig zouden arbeiden. Zonder hun arbeid was het onmogelijk de goudwasscherijen in stand Ie houden en nooil zou men de onwetende Indianen kunnen beschaven en voor het Christendom winnen, indien men bun niet den gedwongen arbeid oplegde, daar zij zonder dien maatregel gedachteloos en zorgeloos van den eenen dag tot den anderen zouden leven. Met droefheid in liet hart zwichtte Isabella voor de dringende vertoogen van den stadhouder, zij gaf verlof dat de Indianen tegen een billijk loon tot een matigen arbeid zouden gedwongen worden. Hiermede was voor de willekeur de deur wijd opengezet, want de stadhouder alleen moest beoordeelen wat matige arbeid was en hij veroorloofde den Spanjaarden alle mogelijke gruwelen tegenover hunne arbeiders. Hier en daar waagden de onderdrukten eene poging tol verzet tegen de blanken, doch altijd werden zij weer len onder gebracht; de hoofden van den opstand vonden dan den dood onder de afgrijselijkste folieringen en de ondergeschikte deelnemers aan het oproer zagen zich tot den hardsten arbeid gedwongen. Reeds het vermoeden, dat een Indiaan aan een opstand dacht, was voor den wreeden stadhouder voldoende om hem de zwaarste straffen op te leggen. Hiervan leverde hij een doorslaand bewijs in zijne handelwijze jegens koningin Anacaona, die na den dood van haar broeder zelfstandig over Haragua regeerde. Anacaona bad steeds bereidwillig de schatting betaald, waartoe zij zich jegens Bartholomeus Colon verbonden had, en alle Europeanen vriendelijk in iiaar rijk ontvangen. Gewaarschuwd door het lot van haar dapperen echlgenoot, meende zij door vriendelijkheid en door het bewijzen van allerlei diensten aan de blanken haar volkje voor het verlies zijner vrijheid te kunnen bewaren. Zij zou voor hare voorkomendheid slecht beloond worden. Ovando ontving het bericht, dat Anacaona aan eene samenzwering tegen de Spanjaarden deelgenomen had. Zonder Ie onderzoeken, of dat gerucht waarheid behelsde, voerde hij terstond 200 man voetvolk en 70 ruiters naar Haragua. Hij werd door de koningin met de grootste vriendelijkheid onlvangen. Zij liet zelfs te zijner eer een groot spiegelgevecht houden. Anacaona vermoord. Wanhoop der Indianen. Als antwoord op deze beleefdheid beval Ovando. dal zijne Spanjaarden voor de koningin krijgskundige oefeningen zouden uil voeren. Een Indisch paleis werd daartoe voor Anacaona en haar uit 80 Indiaansche hoofden beslaand ge\olg ïUpUithli argt>ioos de uilnoodiging aan. Nauwelijks had zij met hare getrouwen in liet paleis plaats genomen, of Ovando gaf zijnen lieden het afgesproken teeken, door met zijn vinger zijne halsketen aan tt ïaken. De Spanjaarden stormden eensklaps met getrokken zwaard liet paleis binnen; de weerlooze hoofden werden geboeid, niet een hunner kon zich dooi dc, vlucht red beklaagde Anacaona zich over dat schandelijk verraad. Ilaie woorden, hare tranen waren niet in slaat hel s.eerer har» van den s adhou er le vermurwen, hij liet de koningin wegvoeren en ophangen >og viecselijku wis het lot der gevangen Indianen; zij bleven geboeid in het houten paleis, ja® «K-rrrs i»*™ ™ iia-101 dai de laatste Indiaan door de vlammen verteerd was. Hara«ua werd na deze gruweldaad onderworpen. Hetzelfde lot hof de overige gewesten van Hispaniola, die lol dusver nog vrij gebleven waien. Ovando het ze liet eene voor. het andere na, veroveren; dit geschiedde meestal zonder veel moeite, daar de Indianen tegen de beter gewapende Spanjaarden niet opgewassen waren. Hunne vorsten werden na eene korte worsteling overwonnen en verbrand, het gemeene volk liet men ... t leven om het voor slavenarbeid te gebruiken. In het jaar lbOi-was het geheele eiland ondei wo.pen. Van toen af stierf de Indiaansche bevolking binnen ongeloofelijk kor en tijd uil. Honger en ellende, vereenigd met den uitputtenderi arbeidI, ruk en een "root getal ongelukkigen weg, doch een even groot aantal bei ooiden van liet leven, dewijl zij zulk eer ellendig beslaan met langer konden voortsleepen De bewoners van geheele dorpen *) vereenigden zich, om gezamenlijk een snelwerkend vergift, het sap van den mamoc, in te nemen ol g ltigc planten raast hunne hangmatten te verbranden. De vrouwen, die hare kindeien niet aan de ellende der slavernij wilder prijsgeven, veroorzaakten bij zich zelf eene ontijdige bevalling of onthielden zich van alle huwelijksgemeenschap Met elk jaar werd de toestand der Indianen treuriger. De Spa iische volkplanters werden zoo gewoon aan bloedvergieten en ^lieten, dat z.j zich daaraan ten slotte louter voor hun genoegen schuldig maakten. De ongelukkiger vorder eindelijk bescherming bij de geeslehjkliud en wel bil eere orde, die zich anders volstrekt met door zachtmoedigheid onderscheidde doch die zich onsterfelijke verdiensten verworven heefl dooi den edelen manlijken moed. waarmede zij zonder eigen levensgevaar 1e achten \oor de onderdrukten in de bres gesprongen is. .. . . ■ Ken het eind var het jaar 1510 kwamen ee.nge Dominicaner als zerdelim'en op Hispaniola aar. Mei ontzetting aanschouwden zij de gruwelijke mishandelingen, waaraan de Indianen bloot stonden, en zij besloten al» hunne besclier mers op le treden, hoewel dit eer vermete waagstuk was, dewijl zij zich daardoor den haat en de vijandschap van alle volkplanters op den haU, haa den Een onverschrokken monnik, broeder Antonio Montesino, hield voor ten *1 Petrus Martyr verhaalt ons belangwekkende bijzonderheden omtrent zulke zelfmoorden. Eens werd een planter meegedeeld, dat de Indianen van zijn repartimiento besloten hadden zich 011 te hangen Hij snelde naar hen toe en poogde hen door smeekingen en bedreigingen van hun plan af te brengen, doeti niets was in staat hen in hun voornemen te 'loen wankelen^ Nu verzocht lui hun in zijne wanhoop, hem ook een strop te geven, (kwijl hij zich met hen ophangen wilde daar hij zonder hen toch van honger omkomen moest. l)eze bedreiging «erkte. De Indianen geloofden, dat huil meester, wanneer ook hij zich ophing hen ui het andere leven volgen en hen daar in alle eeuwigheid pijnigen zou. Nu bleven zij liever 111 het leven, 0111 teil miuste na hun dood vry te zijn. De negerslavernij in West-Indië ingevoerd. talrijk gehoor op den eersten Augustus van het jaar 1511 eene bezielde rede, waarin hij met gloeiende welsprekendheid de repartiiniento's en de vvreede mishandelingen der Indianen bestreed. De volkplanters waren woedend. Zij wisten zich ternauwernood zoolang te bedwingen dat zij de godsdienstoefening niet sloorden, docli zoodra deze afgeloopen was, trokken zij naar het paleis van den onderkoning, don Diëgo Colon , en eischten strenge straf voor den vermetelen monnik *) wiens prediking den ondergang der kolonie na zich sleepen zou. De onderkoning bevond zich in de grootste verlegenheid. "Ü wilde noch de volkplanters, noch de geestelijkheid tegen zich innemen; om den storm te bezweren poogde hij broeder Anlonio lot herroeping van zijne woorden over te halen. Deze verklaarde, dat hij zich daartoe nooit zou laten bewegen, doch dat hij wel den eerstvolgenden Zondag eene ophelderende predikatie wilde houden. Hij deed dit. door nog krachtiger dan de eerste maal de ellende, door de repartiiniento's aangericht, te schetsen. De woede der volkplanters werd hierdoor natuurlijk slechts te meer geprikkeld. Zij besloten, zich met hunne klachten rechtstreeks tot koning Ferdinand te wenden. Een Franciscaner monnik verklaarde zich bereid om die over te brengen. Op hetzelfde schip, dat hem naar Spanje bracht, bevond zich ook broeder Antonio Montesino, die naar het hof ging om de ellende der Indianen naar waarheid te schetsen. Ferdinand riep eene vergadering van theologen en rechtsgeleerden samen, om over deze gewichtige vraag te beslissen. Op hun raad verklaarde de koning, dat de Indianen wel vrij moesten zijn, maar dat_zij tot een matigen arbeid tegen een behoorlijk dagloon — gelijk Isabella reeds bepaald had — gedwongen mochten worden. Intusschen werden wettelijke bepalingen uitgevaardigd, welke den inboorlingen althans eenige bescherming tegen al te groote willekeur en al te harde mishandelingen verleenden. Maar ondanks die wel bleef het er zeer treurig uitzien, daar de overheden in de kolonie geheel op de hand deivolkplanters waren. Ten gevolge hiervan hadden de Dominicanen aanhoudend een zwaren strijd te voeren tot bescherming van de Indianen. Een der meest onvermoeide voorvechters der menschelijkheid was de edele Las Casas, die met woord en daad voor de Indianen in de bres sprong. Hij liet zijne eigen slaven vrij, ten einde door zijn voorbeeld anderen tot navolging op te wekken; hij slichtte eene kolonie, waarin hij de Indianen door zachtheid tot arbeidzame mensehen trachtte Ie vormen, doch deze poging zag hij helaas! niet met een goeden uitslag bekroond. Hij reisde verscheiden keeren naai: Spanje, om rechtstreeks voor de verbetering van den treurigen toestand deiinboorlingen werkzaam te zijn. Olschoon al zijne vermaningen niets baatten, gebood eindelijk zoowel het belang der kroon als dat der kolonisten toch, naar een middel om te zien, waardoor aan de vreeselijke sterfte onder de Indianen paal en perk gesteld kon worden. Men begon namelijk in de kolonie gebrek te krijgen aan arbeiders; de suikerplantages konden niet langer behoorlijk bewerkt worden, de goudwasscherijen brachten zoo goed als niets op en de zeer aanzienlijke inkomsten, door de kroon een tijdlang uit Hispaniola getrokken, krompen allengs sterk in. Nu kwam mep op het ongelukkige denkbeeld, de zwakke Indiaansche werklieden door negers te vervangen. De sterke Elhiopiërs, aan zwaren arbeid in eene heete luchtstreek gewoon, zouden — naar men meende — niet, gelijk de Indianen, in de suikerplantages en bij de goudwasscln rijen bezwijken. Met grooten ijver hielp Las Casas dit plan ten uitvoer brengen. In zijne *) Die verbittering der volkplanters zal ons zeker niet verwonderen, wanneer wij ons herinneren, met welk eene woede nog voor weinige jaren, in de beschaafde '19° eeuw, de tegenstanders der slavernij in de zuidelijke staten van Noord-Amerika vervolgd werden. Stadhouderschap van Hojeda en Nicuesa. liefde tot de ongelukkige Indianen greep hij elk middel aan, dat hen van den ondergang redden kon. Zoo kwam de edele, menschlievende man er loe om den afschilwelijken slavenhandel wel niet in te voeren, maar toch krachtig te bevorderen, een handel, die weldra even vreeselijke gevolgen na zich sleepen zou als de afkeurenswaardige reparlimiento's. NEGENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Stadhouderschap van Hojeda en Nicuesa. Hojeda s mislukte slavenjacht. Stichting der kolonie San Sebastian. Francisco Pizarro. Ongelukkig einde van Hojeda. Enciso. Stichting der volkplanting Santa Maria del Antigua. Enciso afgezet. Halboa. Nicuesa's mislukte poging tot stichting van eene kolonie. \al vau Nicuesa. Balboa wordt stadhouder. Balboa's verstandig en voorspoedig bewind. Vermetele tocht over de Cordilleras, om de aan de overzijde gelegen groote Wereldzee op te zoeken. Mannelijke Indianen, evenals vrouwen, met voorschoten bekleed. Onnatuurlijke zonden, door Balboa streng gestraft, De eerste blik op den Stillen Oceaan De Oceaan voor de Spaanschc kroon in bezit genomen. Goud en paarlen. Balboa door Pedranas vervangen en ter dood gebracht De zucht naar nieuwe ontdekkingen had de Spanjaarden onophoudelijk tot nieuwe tochten over den Oceaan aangespoord; het doel dier ondernemingen was in hel begin der zestiende eeuw reeds het vaste land \an Amerika geworden. Daarheen had ook de rustelooze Alonzo de Hojeda een tocht ondernomen, die wel geene belangrijke uilkomst opgeleverd, maar de hoop op aanzienlijke schatten bij hem opgewekt had. . Nog vuriger werd de begeerte om de meuwonldekte landen in het westen verder te onderzoeken, loen het gerucht omtrent het goudland Veragua, van welks rijkdom Columbus' reisgezellen niet genoeg konden verhalen, meer en meer verbreid werd. Op dat vaste land koloniën te stichten werd beschouwd als eene onderneming, die zeker eene aanzienlijke winst opleveren moesl. Twee stoutmoedige avonturiers, Diëgo de Nicuesa en Alonzo de Hojeda, spoorden hunne landgenoolen onophoudelijk daartoe aan. .neuten ontvingen door tusschenkomst van bisschop 1' onseca de vereischte oninijj e machtiging. De door de Caraïbische golf bespoelde kusten werden voor hen verdeeld in twee stadhouderschappen: Goud-Kastibë en Nieuw-Andalusie, welke grenzen door de golf van Darië gevormd werden. Goud-Kastihe, ie we ; c tegenwoordige Mosquitokust en de landengte van Panama omvatte, werd aan Nicuesa,. Nieu w-Andalusië, d. i. Uraba en de aan de kust gelegen landschappen van het tegenwoordige Granada aan Hojeda toegewezen. Het warei j < gewesten, doch die eerst op de Indianen veroverd moesten worden. De beide stadhouders verbonden zich om zeil de kosten der v . g o de kolonie te dragen en op elk grondgebied eene yeistei te p aa » . leggen. Hojeda ruslle twee, Nicuesa vier vaartuigen uit, waarmede zj et jaar 1509 naar Sint Domingo voeren om hier verder de noodige voorbereidend maatregelen voor de vestiging van hunne kolonie te nemen. , , Op Sint Domingo vond Hojeda een niet onbemidde den ( eelgenoot ziijner onderneming in den advocaat Enciso, die beloofde, hem te zulleni vo gen met een schip, dat levensmiddelen en manschappen naar Nieuwe c » overbrengen zou. Ook andere avonturiers sloten zich bij hem aan, . < j 4 STREtKïUSS. V. Hojeda's mislukte slavenjacht. Stichting van San Sebastiaan. in November 1509 mei vier schepen en 300 man üe reis naar zijn stadhouderschap kon ondernemen. Tien dagen later verliet Nicuesa St. Domingo. Dewijl zijne middelen grooter waren dan die van Hojeda en buitendien de tooverklank van den naam Veragua de naar goud dorstende avonturiers in grooten getale naar Goud-Kastilië lokte, kon hij eene voort redelijke vloot van zeven vaartuigen, bemand met 700 krachtige strijders, naar het westen voeren. Hojeda, die na een korten overtocht van \ of 5 dagen in de haven van het tegenwoordige Carlagena aankwam, besloot terstond eene lading slaven in te nemen, ten einde eenige schulden, welke hij op Hispaniola gemaakt had, zoo spoedig mogelijk at'te doen. Hij vermoedde niet, dat hij aan deze kust met een veel gevaarlijker vijand te doen had, dan met de Indianen, die hij in vroegere gevechten had leeren kennen. De Caraïbische stammen aan de kust waren dapper, krijgshaftig en voorzien van wapens, welke bijna nog gevaarlijker waren dan de lompe vuurwapenen der Spanjaarden, namelijk pijlen, wier punten, in een 'sterk vergift gedoopt, den gewonde meestal onvermijdelijk doodden. Met ongeveer 100 man overviel Hojeda bij het krieken van den dag het dorp, dat op de plaats van het tegenwoordige Carlagena lag, en behaalde op de Indianen, die volstrekt niet op een overval bedacht waren, eene onbloedige zegepraal. Alle inwoners, die niet in aller ijl vluchtten of in het gevecht sneuvelden, werden gebonden naar de schepen gevoerd. Deze gelukkige uitslag moedigde Hojeda aan tot eene tweede dergelijke onderneming tegen een zeker dorp Yurbaco, dal eenige mijlen verderop gelegen was. Met ongeveer 70 man trok hij den volgenden morgen derwaarts, doch hij vond slechts ledige huizen, de inwoners waren gewaarschuwd en hadden zich door de vlucht gered. Zorgeloos gaven de Spanjaarden zich aan de rust over; zij verstrooiden zich, om onder schaduwrijke hoornen of in de hutten der Caraïben de heete uren van den dag tot aan den avond door te brengen. Maar zij werden door de Indianen zeer onzacht uit hunne sluimering gewekt. Van alle zijden één voor één aangevallen werden de Spanjaarden binnen korten lijd door de vergiftigde pijlen gedood. Hojeda en enkelen zijner krijgsmakkers ontvluchtten, al de overigen werden afgemaakt. Juist was Hojeda, dien de bemanning zijner schepen geheel uilgeput door zijne overijlde vlucht in een bosschage aan den oever ontdekt had, door de zijnen in veiligheid gebracht, toen op de zee het eskader van Nicuesa in het gezicht kwam. Nauwelijks hoorde deze van het ongeval, dat Hojeda getroffen had, of hij verklaarde zich bereid hem hulp te verleenen. Nog denzelfden avond gingen 400 man op marsch, om den dood hunner makkers op de bevolking van Yurbaco te wreken. De Spanjaarden overvielen de Indianen, die meenden van hunne vijanden ontslagen te zijn; zij omsingelden het dorp, staken het in brand en dreven allen, die aan den vuurgloed trachtten te ontkomen, in de vlammen terug. Geen enkele Indiaan bleef in leven, ouderdom noch kunne werd gespaard. Toen des morgens de gruwelijke slachting geëindigd was, zochten de Spanjaarden de lijken hunner landgenooten op. Zij vonden die door het vergift op de afschuwelijkste wijze opgezwollen. De anders zoo vermetele avonturiers verloren op dit gezicht den moed. Geen hunner wilde op dat onherbergzaam strand achterblijven, maar zij spoedden zich naar de schepen, om zich op zee in veiligheid te stellen. Hier sloegen de beide eskaders een verschillenden weg in: Nicuesa zette koers naar Veragua, Hojeda voer de kust langs, om eene andere geschikte plaats voor eene volkplanting op te zoeken. "Ü meende die eindelijk niet ver van de westelijke grenzen van zijn stadhouderschap gevonden te hebben. Op eene naar hel scheen gunstig gelegen plek stichtte hij in den aanvang van het jaar 1510 eene versterkte kolonie, waaraan hij den naam San Sebastian gaf. Francisco Pizarro. Enciso. Hij had eene ongelukkige keus gedaan. De kolonie lag ineene ongezonde streek en was omringd door krijgshaftige Indiaansche stammen welke iederen Spanjaard, die zich huiten de verschansing liet zien, aanvielen. liet leven in zulk eene enge ruimte werd den avonturiers weldra ondragelijk, zoodat zij aan het muiten sloegen; doch Hojeda wist door eene ijzeren gestrengheid den opstand in de kiem te smoren; hij liet de raddraaiers ter dood brengen en hield daardoor de woeste bende in loom. Ook hij zou wel gaarne deze nederzetting, die hem niet de minste winst opleverde, opgegeven en eene betere plaats opgespoord hebben, doch hij wachtte op zijn vriend Enciso, die hem nieuwe manschappen en levensmiddelen toevoeren zou. Toen zijne lieden met eiken dag onstuimiger op het verlaten van de kolonie aandrongen en Enciso nog maar altijd niet verscheen, besloot Hojeda, zelf naar St. Domingo te zeilen, om levensmiddelen te gaan halen. Het opperbevel droeg hij op aan een man, omtrent wiens trouw hij niet den minsten twijfel koesterde. . Francisco Pizarro was de onechte zoon van een officier en eene vrouw uit de lagere volksklasse. In onreinheid en onwetendheid opgegroeid, was lnj, len einde eene welverdiende tuchtiging te ontgaan, zijn vader, die hem als zoon erkend had, onlloopen. Hij had een woest, avontuurlijk leven geleiden zich in West-Indië den roem verworven, dat hij het gevoel van vrees alleen van hooren zeggen kende. . . Dat Pizarro de woeste bende kolonisten in toom zou houden, wist Hojeda; hij benoemde hem tot opperbevelhebber met de volmacht om de kolonie te verlaten, indien hij niet binnen vijftig dagen terugkeerde. Hij keerde niet terug. Na eene ongelukkige, door allerlei wederwaardigheden gekenmerkte reis kwam hij als een arm schipbreukeling te St. Domingo aan. Hier vond hij geene hulp voor zijne volkplanting en stiert weldra in de diepste armoede. Pizarro deed zijn eens gegeven woord gestand. Hg wachtte veel langer dan 50 dagen op de terugkomst van Hojeda; doch eindelijk moes! hij zwichten voor den aandrang der volkplanters, die door de koorts en de vergitligde pijlen der Indianen tol een hoopje van 60 man waren versmolten. In den zomer van het jaar 1510 verliet hij San Sebaslian, met twee schepen, waarvan het eene spoedig met de geheele bemanning te gronde ging. Het overgebleven vaartuig ontmoette onverwacht het schip, waarmede Enciso eindelijk, overeenkomstig zijne belofte, naar de volkplanting op weg was. Met schrik vernam hij den treurigen uitslag der met zulke blijde verwachtingen begonnen ondernemingen; maar hij liet zich niet bewegen het aan Hojeda gegeven woord te breken. Hij dwong de volkplanters met hem naar San Sebaslian terug te keeren; daar wilde hij den stadhouder, wiens ambt hij intusschen waarnam, afwachten. . Doch dit plan kon niet ten uitvoer gebracht worden. Bij liet binnenloopen van de golf van Darië strandde Lnciso s schip. Slechts met moeite bereikte de bemanning den wal; doch hier werd zij met een schier onvermgdelgken ondergang bedreigd, daar zij door een aantal krijgshaftige Indiaansche stammen dagelijks met vergiftigde pijlen aangevallen werd. In dezen uitersten nood deed een ervaren zeeman, Vasco INunez liatDoa, die deze streken reeds eenmaal bezocht had, het voorstel om met het overgebleven vaartuig en de booten de golf van Darië over te steken. Aan de overzijde lag, volgens zijne mededeeling, een schoon, vruchtbaar, goudrijk land. Ook waren de Indianen daar niet zoo boosaardig en zij hadden geen vergiftigde pijlen. ,. , , . . , De raad werd opgevolgd, hoewel de tegenover liggende oever tot het stadhouderschap van Nicuesa behoorde. De avonturiers kwamen gelukkig aan de overzijde; zij overvielen een Indiaansch dorp, dat zij na een weinig gevaarlijken strijd - de Indianen hadden inderdaad geene vergiftigde pijlen — 4* Stichting van Santa Maria del Antigua. Balboa. veroverden. Zij vonden bier overvloed van levensmiddelen en een rijken buit aan goud. Uit dankbaarheid voor de behaalde zegepraal noemden zij de volkplanting Santa Maria del Antigua. Had Balboa zich door zijn goeden raad een groot aanzien bij de manschappen verworven, hij bevestigde zijn invloed door zijn verder gedrag. Op alle strooptochten in den omtrek was hij de eerste en de stoutmoedigste. Bij elke moeilijke onderneming gaf bij den besten raad. Zijne denkbeelden waren altijd practisch en wanneer zijne wenken niet opgevolgd werden, bleek het maar al te spoedig, dat bij groot gelijk had gehad. Enciso daarentegen, Hojeda's plaatsvervanger, zag zijne macht dagelijks verminderen, omdat bij volstrekt geen slag had om inet de volkplanters om te gaan. Toen hij dezen nu zelfs verbood, voor eigen rekening den goudhandel met de Indianen te drijven, gaf de algeineene ontevredenheid zich openlijk lucht. De volkplanters zetten hem af, onder voorwendsel, dat zijne macht zich wel over het aan Hojeda toegewezen grondgebied, maar niet over dat van Nicuesa uitstrekte, en verkozen den algemeen beminden en bekwamen Vasco Nunez de Ballioa lol alcade of recbter, tot lijd en wijle dat de koning een ander overheidspersoon benoemd zou hebben. Slechts enkele oude vrienden van Enciso bleven dezen getrouw; ten gevolge hiervan was de kolonie het tooneel van telkens herbaalde onlusten. In het midden van November 1510 verschenen eensklaps in de golf twee Spaansche schepen, die levensmiddelen voor Nicuesa aan boord hadden. De volkplanters maakten van deze gunstige gelegenheid gebruik om de onder hen heerschende oneeniglieden bij te leggen. Zij zonden met die schepen twee afgevaardigden lot Nicuesa, met het verzoek dal hij overkomen en het hem toekomend opperbestuur aanvaarden zou. Nicuesa was intusschen evenmin als Hojeda geslaagd in zijne poging om in Goud-Kastilië eene kolonie te vestigen. Zijne vloot was verstrooid, meer dan één schip was verloren gegaan en het moordend klimaat had hel grootste deel zijner manschappen weggerukt. Door willekeur en gestrengheid had hij zich gehaat gemaakt. De nederzetting, waaraan hij den naam Nombre de Dios had gegeven, geraakte meer en meer in verval ten gevolge van innerlijke tweedracht, van hongersnood en ziekten. Toen de beide schepen met de afgezanten van Santa Maria te Nombre de Dios aankwamen, troffen zij daar slechts ongeveer (>ü bleeke uitgeleerde kolonisten aan, hel overschot van de talrijke schaar krachtige avonturiers, die tot verovering van Goud-Kastilië uitgezeild waren. Nicuesa verklaarde zich terstond bereid om zich, overeenkomstig het lot hem gebracht verzoek, naar Santa Maria te begeven. Hij zond een deel zijner manschappen vooruit en bleef zelf nog korten tijd achter. Dit was een noodlottige misslag. Nicuesa had zich iu den laatsten lijd bij zijne onderhoorigen zoo gehaat gemaakt, dat bijna iedereen zijn vijand was. De roep, die hem naar Santa Maria voorafging, was dus zoo slecht mogelijk. Balboa hoorde, dat hij terstond na de aankomst des stadhouders van zijne waardigheid als alcade ontzet zou worden en dat Nicuesa bovendien verklaard had, dal al het goud, hetwelk men in Santa Maria vóór zijne komst verkregen had, hem van rechtswege toebehoorde, dewijl het op zijn grondgebied zonder zijne toestemming gewonnen was. Zulke geruchten moesten de volkplanters van Santa Maria wel bezorgd maken. De sluwe Balboa trok daarvan partij om zich in zijne waardigheid te bevestigen. Hij hield ruggespraak met de ontevredenen en eer nog Nicuesa aangekomen was, werd besloten, hem af te zetten. Eindelijk verscheen de stadhouder met twee schepen. Hij was niet weinig verbaasd, toen hij de landingsplaatsen met gewapenden bezet zag, die slechls hem en een page vergunden, de schepen te verlaten. Balboa ontving hem in zijn huis, hij schilderde de in Santa Maria heerschende stemming als Nicuesa's mislukte pogingen. Hij wordt afgezet. Balboa's stadhouderschap. zoo gevaarlijk af, dat Nicuesa op zijne aansporing besloot, de volkplanters nog eens over de keus van een opperhoofd te laten stemmen. Hij hoopte, na alles wat hij van Balboa vernomen had, dat de keus op hem zou vallen, dewijl de meerderheid hem nog altijd trouw gebleven en alleen voor het oogenblik door zijne tegenstanders bang gemaakt was. De verkiezing bad plaats: Balboa werd tot hoofd der volkplanting benoemd. Doch Nicuesa's vijanden vergenoegden zich niet met deze zegepraal, zij drongen op zijne verwijdering uit de kolonie aan en zetten hun wil door, hoewel Nicuesa dringend verzocht, dat men hem, al was het dan ook als gevangene, in Santa Maria zou laten blijven, en ofschoon Balboa zelf voor hem in de bres sprong. De afgezette stadhouder werd met 16 zijner aanhangers op een wrak schip geplaatst en den lcn Maart 1511 genoodzaakt de kolonie te verlaten: men heeft nooit weder iets van hem gehoord. Van nu af voerde Balboa in Santa Maria het bewind. Hij toonde een hoogst bekwaam en krachtig aanvoerder der vermetele schaar avonturiers te zijn, wier volle vertrouwen hij verwierf en onder wie hij voortreffelijk de orde wist te bewaren. Hij voerde zijne manschappen herhaaldelijk tegen de Indianen aan en was op al zijne tochten zeer gelukkig; nooit keerde hij terug zonder rijken buit, die óf door kracht van wapenen of, indien de omstandigheden het toelieten, door middel van vriendschappelijke verbintenissen met de Indiaansche vorsten verkregen werd. Meesterlijk verstond Balboa de kunst, met deze laalsten oin te gaan; nu eens joeg hij hun een doodelijken schrik aan door eene in waarheid duivelsche wreedheid, dan weder spreidde hij eene kalme matiging ten toon, waardoor hij zich het vertrouwen der inboorlingen verwierf, die hier op een hoogeren trap van beschaving stonden dan op de eilanden. ..... Op een zijner tochten bad Balboa voor zich en zijne lieden van den tibia (casif|ue) een aanzienlijk geschenk in ongemunt goud ontvangen. Over de verdeeling ontstond een hevige twist, ten Indiaan aanschouwde met groote verbazing dit tooneel; hij kon maar niet begrijpen, hoe men twist maken kon over het bezit van een metaal, dat voor de inboorlingen slechts dan eenige waarde had, wanneer hel voor sieradiën bewerkt was. Hij riep uit: »Ik zal u een land aanwijzen, waar gij zoo veel goud kunt vinden als gij maar wilt. Doch gij moet in groolen getale derwaarts gaan, want gij moet over hel grondgebied van machtige, krijgshaftige vorsten trekken. Op gindschen bergrug kunt gij eene andere zee aanschouwen, die bevaren wordt dooi schepen, welke even groot zijn als de uwe en ook zeilen voeren. Balboa ontving hier het eerste bericht van eene tegenoverliggende groote wereldzee, waarvan hij alleen door liet Cordillerasgebergte was gescheiden, en omtrent het nieuwe goudland; voorloopig was hij echter niet in staat dit op Ie sporen, hij bepaalde zich tot de gewone strooptochten, van Santa Maria uit ondernomen, die zooveel voordeel aanbrachten, dal hij zoowel naar Hispaniola, aan den onderkoning don Diëgo Colon, als naar Spanje, aan den koning zelf, met goud bevrachte schepen afzeilden kon. Balboa wenschte voor alle dingen zijne stadhouderlijke macht op wettige grondslagen te vestigen; hij had zich daarom tol den onderkoning gewend met hel verzoek, dat deze hem als rechter van Santa Maria erkennen zou. Tot zijne groote blijdschap ontving hij in de lenle van het jaar la>13 hel bericht, dat don Diëgo Colon hem tol kapitein-generaal der nieuwe kolonie benoemd had; bovendien brachten hvee schepen van Hispaniola hem levensmiddelen en eene versterking van 150 man aan. Van hoeveel waarde voor Balboa de bekrachtiging van zijn bewind over Santa Maria ook was. toch vreesde hij nog altijd, dat uit Spanje tegenbevel zou kunnen komen. Hij besloot derhalve, al zijne vijanden door eene buitengewone daad tot zwijgen te brengen en zich bijzonder verdienstelijk te maken Tocht over de Cordilleras. De Stille Oceaan ontdekt. door de aan de overzijde der Cordilleras gelegen zee Ie ontdekken. Den len September 1513 aanvaardde hij met 190 Spanjaarden en (>00 bevriende Indianen den stoulen en gevaarlijken tocht door een met oorspronkelijke wouden bedekt en door een aantal vijandige Indiaansche stammen bewoond land. Het was eene schier dolzinnige onderneming; doch Balboa zette haar met onbezweken moed en ijzeren volharding door. De beklimming van do Cordilleras leverde onbeschrijfelijke moeilijkheden op. Slechts langs paden, door de krijgshaftige Indianen aangelegd, versterkt en verdedigd, konden de Spanjaarden hel gebergte bestijgen en elk oogenblik werden zij bedreigd door een aanval der Indianen, die zich uit verborgen schuilhoeken op hen werpen konden. Balboa gaf op dezen marsch weder blijken van zijne meesterlijke geschiktheid om met de Indianen om te gaan; zooveel mogelijk trachtte hij hen door geschenken tol zijne vrienden Ie maken en meestal ontving hij in ruil daarvoor aanzienlijke schallen in goud. Doch waar hij niet slaagde in het sluiten van een vriendschapsverbond, daar wist hij zich door bloedige gestrengheid gevreesd Ie maken. Dil was o. a. het geval bij een gevecht op den 24sten September, waarin de cazique van een stam met 000 man werd gedood en vele vijanden gevangengenomen werden. Onder de gevangenen bevonden zich 40 mannen met vrouwenschorlen. Balbao had geboord, dat onder vele oude Indiaansche stammen van deze streek en vooral bij kleine vorsten eene tegennatuurlijke zonde gepleegd werd, waarvoor de overige indiaansche stammen een diepen afschuw koesterden. Dij liet terstond na afloop van het gevecht over de niel vrouwenschorlen bekleede gevangenen gericht houden: zij werden den bloedhonden voorgeworpen en door deze vreeselijke dieren verscheurd. * Balboa verklaarde in een bericht aan het Spaansche hof, ons door Petrus Marlyr medegedeeld, dal hij zich door deze strenge strafoefening de achling der overige stammen verworven had. Voortaan brachten de Indianen dikwijls dergelijke zondaars lol de Spanjaarden, opdal dezen hen naar verdienste zouden straffen. Vooral de vrouwen legden in die vervolging een grooten ijver aan den dag. Daags na dit bloedig gericht bereikte de expeditie het hoogste punt van den beigkelen. Balboa snelde de zijnen vooruit; toen hij de niet meer met bosch begroeide boogie bereikt had, breidde zich voor hem bel verrukkend vergezicht over de andere wereldzee uil, naar welks aanblik hij zoo vurig verlangd had. Overweldigd van vreugde wierp bij zich op de knieën en dankte hij God voor de genade, dal Dij hem, een weinig begaafd man van onadellijke afkomst, zulk een groolsch werk had laten verrichten. Vervolgens riep hij zijne makkers lol zich: allen knielden neder om te bidden. Nadat men een steenhoop opgestapeld en een kruis geplant had, werd een protocol opgemaakt, waaronder alle tochtgenoolen van Balboa hunne namen plaatsten. De derde dier onderleekenaars was Francisco Pizarro. Van nu af ging de reis bergafwaarts. Nadat men nog groole moeilijkheden overwonnen en ook nog een gevecht mei de Indianen geleverd had, bereikte de expeditie den 20"! September gelukkig het strand der wereldzee. Balboa greep eene vaan, die onder de beeltenis der moedermaagd met het kind Jezus de vereenigde wapens van Kaslilië en Aragon vertoonde, daarmede liep hij tot aan de knieën in het waler en nam plechtig de geheele zee met hare eilanden en alle landen, welke zij bespoelde, voor de kroon van Spanje in bezit. Was reeds de ontdekking van de wereldzee voor Balboa eene groote voldoening, ook door de schallen, welke hij bij de Indianen dezer streek aantrof, zou hij rijkelijk voor zijn gevaarlijken tocht beloond worden. Dij vond bier kostbare paarlen in menigte, welke door de inboorlingen, die zeer *) De edele I.as Onsas, die bij elke gelegenheid de Indianen gaarne in bescherming neemt, betwijfelt het zeer, of het dragen van vruuwensehorten wel een voldoenden grond opleverde om zulk eeu onnatuurlijke zonde bij die natuurkinderen te onderstellen. Groote schatten door Balboa verzameld. Pedrarias wordt stadhouder. vriendelijk en voorkomend waren, met volle handen werden weg geschonken. Ook van het rijke goudland in het zuiden (Peru) hoorde Balboa luer weder spreken; derwaarts den tocht met zijne reeds zoo vermoeide manschappen ui te strekken, achtte hij echter te gevaarlijk, daar hem van alle zijden verzekerd werd, dal dit goudland door een talrijk en machtig volk bewoond werd. Hij moest besluiten den terugtocht aan te nemen. Weder had lnj met aroote moeilijkheden te worstelen en menig hevig gevecht met de Indianen te bestaan. Doch alle bezwaren werden overwonnen. Den Januari lal* kwamen de moedige ontdekkers gelukkig weer te Santa Maria aan. Balboa mocht zich beroemen, dat zijn avontuurlijke, met zulk een buitengewone uitkomst bekroonde onderneming geen enkelen zijner Spaansche toctitgenoote het leven gekost had. ., De aanzienlijke schatten aan goud en paarlen, welke de ontdekkers meebrachten, waren slechts ten koste van het door de Spanjaarden zeer gering geachte Indiaansche bloed verkregen. . In het begin van Maart 1514 zond Ralboa een schip naar Spanje. Hj deelde aan het hof zijne ontdekking mede en om te bewijzen hoe belangrijk die was. voegde hij daarbij het aanzienlijke aandeel der kroon in hel. gewonnen «oud en 200 stuks der schoonste paarlen. Hij hoopte hierdoor eindelijk den koning te overtuigen, dat hij waardig was, het ambt van stadhouder De bezending van goud en paarlen kwam ter rechter tijd in Spanje aan, om het ongenoegen, dat aan het hof tegen Balboa heerschte, te stillen. was een gunsteling van den machtigen Fonseca geweest en deze had at zijn invloed aangewend om tegen den oproerigen Balboa een veroordeelend vonnis te doen uitspreken. Dit was reeds geveld, maar het werd teruggenomen: dt gelukkige ontdekker, die zulke kostbare schatten naar Spanje had gezonden, onlvinsi vergiffenis. Toch werd hij niet overeenkomstig zijn wensch tot stadhouder benoemd; deze waardigheid werd op Fonseca's aandringen verleend aan een hoveling Pedro Ariaz de Avila (gewoonlijk Pedrarias genwm")- Pedrarias ging met eene vloot van 22 schepen, bemand met luOO koppen, naar Amerika onder zeil. Vele llinke mannen en ook een groot aantal edelen hadden zich hij hem aangesloten, want de berichten aangaande ^yj'euwontdekte goudland oefenden eene onweerstaanbare toovermacht uit. \mj ueiien onder de reisgenooten des stadhouders meer dan één beroemden naam aan; o. a. die der beide geschiedschrijvers der ontdekkingstochten, Oviedo en BcriScil Dinz. * _ nu i« , Pedrarias kwam met zijne vloot gelukkig te Santa Maria aan. iiij nei de koninklijke brieven voorlezen en aanvaardde zijn stadhouderschap, Batboa plaatste zich gewillig onder zijne bevelen. Toch was hij niet in staatMie \e trouwen van Pedrarias Ie winnen. Deze zag in den man vol geestki acht een geheimen en gevaarlijken vijand en hij besloot, hem tot eiken prijs en doo alle middelen, onverschillig welke, onschadelijk Ie maken. Hoewel deikoni c hem bevolen had, den verdienstelijken ontdekker met verschoonmg te beliandele liet hij toch een gerechtelijk onderzoek tegen hem instellen, hetwelk ecnit tot geene uitkomst leidde. liet begin van Pedrarias' stadhouderschap werd gekenmerkt door zware rampen. De aan het lieele klimaat niet gewende Spanjaarden werden binnei korten lijd door kwaadaardige koortsen en andere aanstekende ziekten \ 4, gerukt. Meer dan üOO hunner stierven reeds in den eersten tijd, zooüat me dikwijls gebrek had aan handen om de dooden te begraven. De kleine vol planting kon het-groote aantal kolonisten niet voeden, dewijl kort te vorei het land dooi zwermen sprinkhanen verwoest en buitendien een magazijn me levensmiddelen afgebrand was. Een hongersnood brak uit. verscneiue cavaliers, afstammelingen van rijke Spaansche geslachten, stierven straten van Santa Maria als ellendige bedelaars den hongerdood. Pedrarias' slecht en rampspoedig bewind. Balboa ten val gebracht. Ook op zijne slrooptochlen gaf Pedrarias blijken van groote onbekwaamheid; zij liepen dan ook zeer ongelukkig af. Hij verslond de kunst niet de vriendschappelijke betrekkingen, welke Ralboa met de naburige Indianen aangeknoopt had, in stand te houden. Weldra stonden alle Indianen tegenover de bloeddorstige en roofgierige Europeanen onder de wapenen. De eene tocht na den anderen mislukte; elke poging om in het binnenland door te dringen kostte zware offers. In een bericht, door Balhoa naar Spanje gezonden, kon hij naar waarheid schrijven: de caziquen en Indianen zijn van lammeren in verscheurende leeuwen veranderd. Geen vorst, geen inboorling van dit land, met uitzondering van den vorst van Careta, leeft langer met ons in vrede. Toen de koning deze treurige berichten ontving, zag hij zeer goed in, welk een misslag hij begaan had. Hij poogde dien goed te maken, door Balboa tot adelantado der Zuidzee en stadhouder van Panama Ie benoemen, doch hij beging weer eene groote fout, door Pedrarias als stadhouder te Santa Maria en Balboa aan hem ondergeschikt te laten. Naar de Zuidzee was intnsschen meer dan eene expeditie afgezonden. Wel hadden deze tochten vele ollers aan menschenlevens gekost, doch zij hadden tevens de kolonisten bevestigd in de overtuiging, dal aan de overzijde der Cordilleras onnoemlijke schatten waren te vinden. Op eene dezer expedities had Gaspar de Morales, onder wiens bevelen ook Francisco Pizarro stond, weer eene groote menigte kostbare paarlen verkregen — eene daarvan werd later met M)00 dukaten betaald — en het scheen dus in de eerste plaals noodig, de kustlanden der aan de overzijde der bergen liggende zee Ie onderzoeken. Aan Balhoa, den adelantado der Zuidzee, werd die taak op bijzonder bevel des konings, opgedragen. Pedrarias had met Balboa in schijn vrede gesloten, en hem zelfs met zijne dochter verloofd, doch in stilte zocht hij naar eene gelegenheid om hem in het verderf te storten; de benoeming van zijn schoonzoon tot adelantado had zijn haat slechts aangevuurd. Terwijl Balboa meteen onuitputtelijk geduld en eene onwrikbare volharding bezig was om voor de westelijke zee vier schepen Ie bouwen, waarvoor alle deelen door Indianen over de Cordilleras moesten gedragen worden, broedde Pedrarias op een plan om zijn schoonzoon ten val te brengen. Juist was de bouw van vier brigantijnen ten einde gebracht en wilde Balboa zich naar zijn post hegeven, om liet opperbevel over het eskader op zicli te nemen, toen hij eensklaps door Francisco Pizarro op bevel des stadhouders gevangengenomen werd, onder voorwendsel, dat hij medeplichtig was aan eene samenzwering. Al was deze aanklacht wellicht niet geheel ongegrond — enkele omstandigheden schijnen hiervoor Ie pleiten — toch was het niet mogelijk daarvoor wettige bewijsgronden aan te voeren. Pedrarias, die vast besloten had, zijn vijand te vernietigen, zag zich derhalve genoodzaakt, op den vroegeren, halfvergelen opstand van Balboa tegen Nicuesa terug te komen. Op dit feit werd eene aanklacht wegens hoogverraad gegrond en het doodvonnis uitgesproken. Tevergeefs smeekten de aanzienlijkste kolonisten, dat de stadhouder de straf verzachten of althans den adelantado toestaan zou, zich op keizer Karei Y (als koning van Spanje Karei I) te beroepen; hun verzoek werd afgewezen. Balboa en met hem zijne trouwste vrienden, zijne zoogenaamde medeplichtigen, werden, waarschijnlijk in het jaar 1517 — het tijdstip kan niet nauwkeurig bepaald worden — onthoofd. Pedrarias aanschouwde door de rieten tralies van een naburig huis de uitvoering van liet doodvonnis. Balboa's nagedachtenis bleef bij de kolonisten in hooge eere. Hoewel hij door meer dan ééne onwettige daad, door de wreedheid waaraan hij zich bij menige gelegenheid schuldig maakte, door hebzucht en andere ondeugden zich vele vijanden maakte, toch moesten zelfs zijne vijanden erkennen, dat hij door zijn beleid, zijne vastberadenheid, zijn moed, zijne wilskracht Ontdekking van Nicaragua. en ziine volharding zijn tegenstander Pedrarias ver overtrof. De onrechtvaardige straf aan hem voltrokken, vlocht om zijn beeld eene martelaarskroon; welke zijne talrijke gebreken en misdrijven voor het oog van liet nageslacht bedekte. TIENDE HOOFDSTUK. De ontdekkingsreizen. Tochten van Espinosa en Gonpalez in den Stillen Oceaan. Ontdekking van Nicaragua. Hoogere trap van beschaving der inwoners. Mcnschenoffers. Ontdekkingen aan de oostkust van Amerika. Ponce de Leon en de ontdekking vau Florida. De nederzettingen op Cuba. Diëgo Velasquez. Ontdekking van Yucatan door Cordova. Indiaansche steden. Het Indische kruisteeken. Gryalva en de ontdekking van Mexico. Het dukatenland. Ontdekking van den mond der La Plata-rivier door Dias de Solis. De aarde voor het eerst door Magelhan omgezeild Het winterkwartier op de Amerikaansche kust. Oproer onder de bemanning der vloot. Magelhans onverschrokkenheid en standvastigheid. Ontdekking van den westelijken doortocht, de straat van Magelhan. De Stille Oceaan. De dieveu-eilanden De Philippijnen. Dood vau Magelhan. De Molukken. Terugkomst der vloot. Terwijl Balboa bezig was met het bouwen van zijne vloot waren verschillende tochten over de Cordilleras ondernomen. Juist keerde Gaspar de Espinosa van zulk eene expeditie met groote schatten terug toen de post van bevelhebber over de kleine Zuidzeevloot door liet aan den adelantado voltrokken doodvonnis openviel. Op zijn wensch werden de schepen onder zijne bevelen cenlaatst: lui waagde daarmede eene ontdekkingsreis op de westkust van Amerika. Hij strekte dien tocht noordwestelijk tot de goll van Nicoya uit en keerde vervolgens met rijken buit terug. Belangrijker nog waren de ontdekkingen van Goncalez de Awla, uie 111 het iaar lal!) door voorspraak van Fonseca een patent voor het doen van ontdekkingen aan de kusten der Stille Zuidzee ontving. \Yel legde de altijd wantrouwende'en ijverzuchtige Pedrarias hem alle mogelijke hinderpalen in tien we" wel werd daardoor zijne afreis zeer vertraagd, maar toch gelukte het hem in Januari Ij±2 met vier schepen de reis te aanvaarden. Ook luj zette koers naar liet noordwesten, waar volgens de berichten van Espinosa overvloed van goud te vinden was. Bovendien wilde hij de zeeengte opzoeken, die, volgens de nog algemeen lieerschende meening, den Atlantischen met den Stillen Oceaan verbond. Hel eskader liep de golf van Nicoya binnen. Goncalez trol de Indianen — Celiik hij verwacht had — in het bezit van groote schatten 111 goud aan llii ontving te gelijk narichten omtrent een grooten, rijken, door een monarch met name Nicaragua bestuurden staat. Dit dreef hem tot liet koen besluit, een tocht in het binnenland te ondernemen. Met 100 Spanjaarden, waaronder vier ruiters, en een uit Indianen bestaanden tros ging hij op weg. Eene nieuwe wereld werd voor hem ontsloten. Vruchtbare, welbebouwde landerijen, de kostelijkste vruchten der tropische gewesten, prachtige, met de schitterendste kleuren prijkende vogels en bloemen trof luj overal aan. En dit heerlijke land werd bewoond door een volk, dal een vrij lioogen trap van beschaving bereikt had. Hij vond hier en daar zelts steden, waai van eene enkele, naar men verhaalt, 40,000 inwoners bevatte. Deze Indianen waren niet langer niet de naakte wilden der oostkust te vergelijken; zij bezaten eene Ponce de Leon ontdekt Florida. Nederzettingen op Cuba. staatsregeling en vaste wétten, maar vertoonden ook aan den anderen kant de ondeugden, aan een hoogeren trap van beschaving verbonden. In de steden vulden scharen van bedelaars de straten, er was zelfs voorde Spanjaarden iets, dat hen aan hun vaderland denken deed, namelijk openbare huizen van vermaak. Hoogst zonderling en afschrikwekkend was in de oogen der Europeanen de godsdienst dezer Indianen, eene wreede afgoderij, waarbij menschenotfers gebracht werden. Krijgsgevangenen en slavenkinderen werden ter eere der goden geslacht en door de bevoorrechte hoofden en de priesters verslonden. Het vleesch der aan de goden gewijde oflers werd als eene bijzondere lekkernij beschouwd. Na een tocht, waaraan niet het minste gevaar verbonden was, bereikte Goncalez in Maart 1523 het grondgebied van het opperhoofd Nicaragua. Hij werd vriendelijk ontvangen en met geschenken en goud als overladen; het opperhoofd liet zich met zijne onderdanen zonderden minsten tegenstand doopen. Na een kort verblijf, gedurende hetwelk Goncalez te paard in het groote Zoetwatermeer. (het meer van Nicaragua) gesprongen was en het voor de kroon van Spanje in bezit genomen had, trokken de Spanjaarden verder; doch weldra nam hun ontdekkingstocht een eind. Zij werden onverhoeds door zulke talrijke goed gewapende Indiaansche krijgsbenden aangevallen, dat zij moesten terugtrekken. Te midden van dreigende gevaren bereikten zij de golf van Nicoya, waar de vloot hen wachtte. Den 25eD Juni 152.3 kwamen zij gelukkig te Panama aan. De belangrijke ontdekkingen, op de westkust van Amerika gedaan, vormden een waardigen tegenhanger met die, welke bijna gelijktijdig op de oostkust plaats vonden. Twintig jaren waren er verloopen. sinds Columbus het eerst op het eiland Guanahani voet aan wal gezet had, eer de Spanjaarden hunne opmerkzaamheid op de verder noordelijk en westelijk gelegen landen vestigden. De goudlanden in het zuiden trokken hen zoo sterk aan, dat de zucht naar ontdekkingen daar volkomen bevrediging vond. Een onnoozel sprookje zou de aanleiding lot de gewichtigste ontdekkingen worden. Gevangen Indianen van de Bahama-eilanden verhaalden op Hispaniola van eene wonderbare bron, die den grijsaards de verloren manlijke kracht terugschonk. Elk verhaal, hoe ongerijmd ook. vond in die dagen bij de volkplanters der nieuwe wereld gereedelijk geloof. Ook ditmaal ontbrak het niet aan avonturiers, die zich haastten deel te nemen aan een tocht, welke ten doel had, »de bron der jeugd" op te sporen. Hun aanvoerder was een rijke hidalgo, Juan Ponce de Leon, die den 13'" Maart 1513 met drie schepen Puerto Rico verliet. Wel vond hij niet de bron der jeugd, maar in plaats daarvan ontdekte hij een aantal lot dusver onbekende eilanden en eindelijk, den 27en Maart, de kust van Florida. Bij meer dan eene landing, door Ponce de Leon beproefd, werd hij dooide krijgshaftige Indianen zóó krachtig ontvangen, dat het hem niet mogelijk was, eene volkplanting te slichten. Niet beter ging het hem op eene tweede reis in het jaar 1520; bij eene poging om te landen door een pijl getrotlen, keerde hij naar Cuba terug, waar hij aan de gevolgen zijner wond bezweek. Het eiland Cuba was sinds het jaar 1511, met toestemming van den onderkoning don Diëgo Colon. door een der oudste volkplanters van Hispaniola, Diëgo Velasquez, in bezit genomen. Met 300 makkers, waaronder Las Casas en de later zoo beroemd geworden Hernando Cortez, was Velasquez op Cuba aangekomen. "ij vond op het eiland slechts een zwakken tegenstand, alleen een enkele cazique waagde eene poging tot verzet. Na een korten strijd werd hij overwonnen, gevangengenomen en tot den brandstapel veroordeeld. Toen hij reeds aan den paal stond, waaraan hij zijn leven eindigen moest, spoorde een priester hem aan zich tot het Christendom te bekeeren, opdat hij in den hemel komen mocht. «Komen daar ook de blanken?" vroeg hij. Cordova ontdekt Yucatan. Gryalva. «Alleen de vromen," antwoordde de priester. «Dan wil ik geen Christen worden," hernam de cazique, -want ik wil niet op eene plaats komen, waar ik deze wreede woestelingen weervind. Velasquez spande al zijne krachten in, om het eiland te bebouwen. Dooi de verstandige wijze, waarop hij een aantal nederzettingen vestigde oktc h j volkplanters tot zich, die zich des te eerder lieten bewegen naar Cuba. Ie^verhuizen daar de goudwasscherijen hier aanvankelijk eene njkei opbrengt opleverden dan op llispaniola. Doch weldra begon die goudstroom mindei mild te vloeien uil gebrek aan arbeidskracht en men moest op ^ ïndianenjacht uitgaan, om zich handen voor hel werk te verschatten. Daa^e ^hama eilanden reeds ontvolkt waren, bleef er mets anders ovei dan tei wille van den menschenroof de tochten verder dan vroeger uil te strekken. Een dergelijken tocht ondernam Francisco Hemandez de Coidova in Februari 1517. llij had gehoord, dat Columbus reeds gesproken had \an rijke landen. welke ten westen van Cuba moesten Ug-eri, en ,J«sl°ol fe^vaarts met zijn klei., eskader koers te zetten. Den 1» Maart ontdekteIuj land en wel kaap Catoche van Yucatan. Een zonderling schouwspel Hot t ( ° Vde, Spanjaarden. Van zee uit zagen zij eene stad met torens en seint te r nd witte muren. Groote barken, die 40 of •)<) met wit katoenen go .t l bekleede en met gouden oorringen versierde Indianen droegen, kwamen te »e™ue^.^e Jer s(ad Ue( Je vreernjelingen tot een bezoek uitnoodigeni; schoorvoetend gaven dezen daaraan gehoor; zich steeds op een o«vei . I bereid houdende trokken zij door de stralen der stad langs sleenen mei sl.oo "edekle huizen. Hier en daar aanschouwden zij afgodsbeelden, waanan meei S een me. bloed bevlekt was. Tot hunne groote ^vreemding o. dek.^ de Spanjaarden op een aantal steenen beelden het teeken des kruizes, \ooi de Indianen het zinnebeeld der bevruchting. hn.i.Un was De vriendelijke ontvangst, welke de Spanjaarden t ge v o n den, hadden, as niets dan eene bedriegelijke vertooning geweest. ' d dat er onder de Indianen eene vijandige stemming bee.scb e. De Spaijaa,den zagen zich genoodzaakt naar hunne schepen terug te keeren, waar zijvooi aan ook eene landing mochten beproeven, overal ontmoejto »« «je dooe ge vijandschap. Waarschijnlijk was bet gerucht van de ebzucl.t en' ™heid der »bleeke, baardige mannen uit het Oosten ieed» doo India..ui an de naburige eilanden naar Yucatan overgebracht. In een der talrijke welke de Spanjaarden, die gebrek kregen aan drink water, bij[de^n"'ing pogingen Spanjaarden, uie geuie* iv H uu" . rnr,\nvn tot landing met de Indianen voeren moesten we,d ook Cordova • i ■' • i nnmtAi iiü : n:i:ir I.iii >i r . iv zwaar gewond. Mij zag zien einue ijk , Hier stierf hij weldra aan de gevolgen zijner wond, diep bedroetd omdat een ander de vruchten zijner belangrijke ontdekking 00S^""- , ; Dip.ro Velasnuez rustte terstond een klem eskadei uit, om de nieuw ontdekte" landen waarvan zooveel wonderen verhaald werden, nauwkeurige! te doen onderzoeken. Hij vertrouwde het bevel daarover toe aan z.jn neef l.r.n de Givalva op wiens nauwgezelte plichtsbetrachting bij zich \e.lat kon Den - Mei ib!8 verliet de vloot van vier schepen de haven van kon. ihïii ifiA„ «raibpn nnk Cordova trevolml was. St. Jago de t-uua. aij nam u"««.UimU ,t.. Snan- »uwihu,,nv,u V U-V UV.' ü . - -F . ..ii - 1' „Ir, .iinnn vr\nrtT»nCT| Met dezelfde newouuem g ; - ■ hnizen. jaarden alle teekenen eener nooge mm. -- - no.,m.ie en verschillende merkwaardige gewrochten van bouxkuns\JZal dit land wiil hel hein aan zijn vaderland deed denken, meuw spanju De inwoners namen voJr het grootste deel eene v.jandige houding aan; slechts hier en daar lieten zij zich bewegen tol een ruilhandel en dan stonden zii met de grootste bereidwilligheid kunstig bewerkte gouden ver sierselen en kostbare edelgesteenten voor ellendige Euroweache P™ JJ1 b j Gryalva was de eerste Europeaan, die den voet op Mexicaansctien bodem Reis van Diaz de Solis. zette de eerste, die verkeer aanknoopte met de Azteken; de handel met dit volk leverde op meer dan ééne plaats zulk een rijke winst op, dat Gryalva's reisgenooten onstuimig op de vestiging eener volkplanting in het «dukatenland" aandrongen ; dit verzoek wees hij echter beslist van de hand. Aan den eenen kant meende hij de hem gegeven bevelen niet te mogen overschrijden, aan den anderen kant wilde hij ook het leven zijner manschappen niet op het spel zeden. macht was veel te onbeduidend om eene kolonie in een volkrijk, beschaafd, doch vijandelijk land te kunnen slichten. Nadat hij noch eenige ontdekkingstochten gemaakt had, keerde hij terug en ksvain na eene afwezigheid van zes maanden weer op Cuba aan. Hij vond geene vriendelijke ontvangst. Velasquez deed hem scherpe verwijten, wijl hij van de gunstige gelegenheid, hem aangeboden, niet beter partij getrokken en geene kolonie in het heerlijke goudland aangelegd had. i stadhouder besloot, eene nieuwe vloot uit te rusten en liet opperbevel daarover aan een minder nauwgezet en stoutmoediger aanvoerder toe te vertrouwen. Ler wij overgaan tot liet meedeelen van de belangrijke uitkomsten dezer onderneming, moeten wij melding maken van de gewichtige ontdekkingen. door de Spanjaarden in andere verwijderde gewesten gedaan. , ™ag. of men langs den westelijken zeeweg ludië bereiken kon, had voortdurend den denkers der natie de levendigste belangstelling ingeboezemd, sinds de Portugeezen dit voor den handel zoo gewichtige vraagstuk door de omzeiling van Afrika en hel opsporen van den oostelijken zeeweg reeds op eene andere wijze opgelost hadden. De gedachte, dat men Amerika evengoed als Alrika moest kunnen omzeilen, ontwaakte bij velen, en daar, nadat eenmaal de eerste stoutmoedigste ontdekkingstochten met een goeden uitslag bekroond waren, geen ontdekkingsplan te avontuurlijk en gewaagd scheen, deden zich ook stoutmoedige ontdekkers op, die den zeeweg naar Indië in tiet zuidwesten trachtten op te sporen. In het jaar l,jl5 zeilde Diaz de Solis met twee schepen ter bereiking van dit doel naar Amerika. Hij meende, nadat hij de kust lang in zuidelijke richting gevolgd was, reeds zijn doel bereikt te hebben, toen hij in een groot, naar liet noordwesten zich uitstrekkend zoetwatermeer was aangekomen. Bij nader onderzoek bleek het echter, dat hij slechts de reusachtige mondingen eener groote rivier, de La Plata (de zilverrivier) ontdekt had, welke naar haren ontdekker langen tijd Rio de Solis genoemd werd. Bij eene poging tot landing werd de beroemde zeevaarder door de wilde Indianen gedood. Zijne verschrikte reisgenooten durfden den tocht niet voortzetten, maar keerden naar hun vaderland terug. Het lot van een verongelukten ontdekker schrikte in die dagen nooit de navolgers van eene dergelijke onderneming af; weldra deed zich een dapper man op. die bereid was den gevaarvollen tocht te aanvaarden. i i .l1''1 MageHiaês, gewoonlijk Magelhan genoemd, behoorde tot een oud-adellijk Portugeesch geslacht. Hij had zijn vaderland reeds in Oost-Indië met eere gediend, doch was hiervoor in eigen schatting met ondank beloond. Hij verliet derhalve zijn vaderland en zette zich in Spanje neder. Door tusschenkomst van Fonseca werd hem eene audiëntie bij koning Karet 1 keizer Karei V) toegestaan. Hij bood den vorst aan, eene vloot om ue zuidelijke punt van Amerika heen naar de specerij-eilanden te voeren. £ijn aanbod werd aangenomen; hij werd tot admiraal en adelantado der te ontdekken landen benoemd en ontving de belofte, dat de kroon vijf goed gewapende schepen, met levensmiddelen voor twee jaren voorzien, tot zijne beschikking zou stellen. Magelhan had nog een tal van bezwaren te overwinnen. Als Portugees was hij bij de Spanjaarden gehaat en verdacht; hij ontmoette ten gevolge hiervan bij de uitrusting der schepen een telkens vernieuwden en moeilijk te overwinnen tegenstand. Daarenboven verkeerde hij onophoudelijk in levens- Ontdekkingen van Magelhan. Scheepsoproeren. gevaar, want de op hunne Indische ontdekkingen naijverige Portugeezen smeedden allerlei'aanslagen tegen zijn leven. Met de ijzeren volharding, die hem zoo bijzonder eigen was, oveiwon Ma "el ha n alle hinderpalen. Den 20'" Seplember 1519 verliet hij met vijt schepen de haven van San Lucar de Barrameda en den 42™ Januari bereikte hii de monding der La Plala. Hij volgde de kust in zuidelijke richting, maar hij zelte zijn tocht slechts langzaam voort, dewijl hij steeds met de grootste opmerkzaamheid naar eene westelijke doorvaart uitzien moest. Het weder werd ruw en onstuimig, de zuidelijke winter viel in, weshalve Magelhan besloot tegen het einde van Maart in een haven, St. Juhan binnen te Foopen oin hier beschutting tegen de winterstormen te vinden. Uit bestuit verwekte 'zoowel onder de bemanning als bij een deel der officieren groote ontevredenheid. Zij hielden het opsporen van eene westelijke doorvaart voor een iidel droombeeld en verlangden, dat Magelhan de schepen op den gewonen weet om de Kaap de Goede Hoop voeren zou. Toen hij dit weigerde, verbonden drie der scheepskapiteins zich met hunne manschappen en zeiden den admiraal de gehoorzaamheid op, i 11 ,r Magelhan bevond zich in de grootste verlegenheid, doch lij wankelde ot zwicht Ie" niet. Onder voorwendsel, dat hij onderhandelingen wilde aanknoopen, zond hij eenige zijner getrouwen tot Luis de Mendoza, den kapitein van een der afvallige schenen, waarop echter een deel der bemanning — gelijk de admiraal wjs( bereid 'was hem te gehoorzamen. Hij liet Mendoza verzoeken, bij hem aan boord te komen. . . . A„„„„ Mendoza wees deze uitnoodiging op hoonenden toon van de hand. Uogenblikkelijk wierpen de boden van Magelhan zich op hein en vermoordden hem op zijn eigen dek. De bemanning van het schip verklaarde zich daarop bereid den admiraal Ie gehoorzamen. Dewijl Magelhan thans meester was van drie schepen, was luj in slaal ook de beide andere in zijne macht te krijgen. Der oproerige bemanning schonk hii genade, slechts eenige officieren strafte luj voorbeeldig. Een hunnei liet hij onthoofden, twee zette hij met een kleinen voorraad levensmiddelen op de onherbergzame kust aan wal. . Eerst in Augustus kon Magelhan zijne reis voortzetten; hij had in dien tusschentijd het ongeluk gehad, dat een zijner schepen strandde; de bemanning redde niets dan het leven. Nog altijd was het weer zoo onstuimig, dat de admiraal het voortzetten van de reis hoogst gevaarlijk achtte, hij keerde opnieuw naar de onlangs verlaten haven terug en bleef hier tot den 18™ Ocluber. Ook thans weder sloeg het scheepsvolk aan liet muiten, doch Magelhan bleef onwrikbaar; hij zette de reis naar hel zuiden voort en werd heerlijk voor zijne volharding beloond: reeds na enkele dagen, den 20» Oclober, bereikte hij de westelijke doorvaart, welke naar hem de Straat van Magelhan genoemd is. Om haar te onderzoeken, zond hij twee schepen af; op een dezer vaartuigen kwam het scheepsvolk in opstand, het dwong zijne officieren naar Spanje terug te keeren, zoodat de admiraal thans nog slechts drie schepen bezat. »De straat van Magelhan wordt gevormd door den zonderlingen archipel van Vuurland en door de in zee uilloopende rotspunten en bedriege hjke baaien der sterk gespleten zuidelijke punt van Amerika. Aan den voet dezei rotsen zinkt het dieplood in een onpeilbaren afgrond weg; de door die vooruitspringende rotsen gevormde baaien bedriegen meermalen het oog van den zeeman, die waant dat hij aan de andere zijde eene doorvaart vinden zal. Zeilschepen, die, evenals Magelhans eskader, de straat van de zijde \an den Atlantischen Oceaan invaren, hebben met sterke legen winden te worstelen en er werd niet alleen eene groole zeevaartkundige bekwaamheid toe vereischt om in die zonderlinge wereld den weg te vinden, maar ook eene buitengewone onverschrokkenheid, om niet terug te huiveren voor die rotsen en kreken, welke, gelijk al het onbekende, door de verbeelding met allerlei ge\aren De Dieven-eilanden. Dood van Magelhan. bevolkt werden. Van Kaap Froward op hel schiereiland Brunswijk (53° 54' Z. B.) buigt de straat zich eensklaps in noordwestelijke richting en op dit punt verandert ook het landschap van gedaante. Terwijl de eene helft der straat, aan de Atlantische zijde, ruime baaien met eilanden en ondiepten en op den oever altijd groene, op mirten gelijkende bosschages vertoont, is hel aan de zijde der Stille Zee gelegen deel niets dan een bergpas, waar doode steenmassa's zich tot eene hoogte van 7000 voet verhellen. Wanneer de donkere wolken zich verdeelen, blinkt eene eeuwige sneeuw op de toppen der bergen en lichtblauwe gletschers dalen tot aan het strand der inktkleurige zee. Slechts op enkele, tegen den wind beschutte plaatsen vertoont zich schuchter eenig verkwikkend groen en de ijzingwekkende stilte, die hier in de schepping heerscht, wordt op zijn hoogst afgebroken door hel logge spel der walrussen op de banken aan het strand. Volgens alle tot ons gekomen beschrijvingen zouden de voorstellingen van phantastische zielen omtrent een doodenrijk daar het best verwezenlijkt worden." Zoo beschrijft Peschel ons de straat van Magelhan, door welke de admiraal thans zijn gevaarlijken tocht begon, nadat hij zes dagen op hel verloren schip gewacht had. Den 27™ November bereikte het eskader gelukkig den mond der zeeëngte; hij stevende noordwaarts den grooten Oceaan in, dien Magelhan om den onveranderlijk helderen hemel de Stille Zee noemde. Het was een zonderling toeval, dat Magelhan in de hem onbekende zee eene richting volgde die hem naar geen der talrijke eilanden voerde. Drie maanden en twintig dagen zeilde bij voort, zonder land te ontdekken. De levensmiddelen begonnen te ontbreken; reeds was op de schepen hongersnood ontslaan, reeds werden de muizen en ratten, die zich in de onderste ruimte der vaartuigen ophielden, gevangen en eindelijk als eene kostelijke lekkernij beschouwd, toen men den Gen Maart 1521, terwijl de ongelukkige zeelieden reeds bijna alle hoop op redding opgegeven hadden, land ontdekte. Het was eene groep vruchtbare eilanden, welke het scheepsvolk de Dieven-eilanden of Ladrones noemde, wijl de inboorlingen, die aan boord kwamen, als raven stalen. Nadat de bemanning door het zachte klimaat en voedzame spijzen hare krachten teruggekregen bad, zette Magelhan zijne reis voort. Hij bereikte gelukkig de Philippijnen, doch verloor hier het leven in een gevecht met de inboorlingen, waarin bij zich onvoorzichtig gewikkeld had. Ook een deel zijner manschappen werd verraderlijk vermoord. De overige Spanjaarden vluchtten naar hunne schepen, waarvan zij er weldra een in den grond boorden, dewijl hun aantal te gering was om de drie vaartuigen te kunnen besturen. Na lang op zee te hebben rondgezworven, bereikten de zeevaarders den 3en November 1521 Tidori, een der Molnksche eilanden, waarop zij reeds Portugeezen aantroffen, die volstrekt niet begrijpen konden, hoe Europeanen uit het Oosten lot hen konden komen. Een der schepen, de Trinidad, was lek geworden en kon de reis niet verder voortzetten. Het bleef achter; het tweede schip, de Victoria, nam eene lading specerijen in en aanvaardde daarmede den 21en December 1521 de terugreis naar Europa om de Kaap de Goede Hoop. Den f>™ September 1522 landden de eerste omzeilers van de aarde bij San Lucar; zij hadden de grootsche, hun opgedragen taak met roem volbracht, doch ten koste van welke ofters! Van de vijf schepen, waarmede zij uitgezeild waren, keerden er slechts twee terug; het eene, dat uit de Straat van Magelhan door de oproerige bemanning naar het vaderland teruggevoerd was, en het tweede, de Victoria. De Trinidad werd door de Portugeezen achtergehouden. Met de Victoria zagen slechts 13 Europeanen hun vaderland weder; onder hen bevond zich de ridder Pigafetta, die de eerste reis rondom de aarde beschreven heeft. Van de bemanning der Trinidad, die door de Portugeezen De Portugeesche zeevaarders. Ontdekking van fct. Helena. krijgsgevangen was gemaakt, hadden slechts drie matrozen en één geestelijke hpt° Juli lbOi beproefde hij een algemeenen storm, die ondersteund werd door 200 schenen en acht drijvende torens: groote, met hooge torens en «eschut voorziene vaartuigen. Door het welgericht geschutvuur der belegerden werden die torens in den grond geboord; de belegeraars moesten voor de dappere verdedigers der vesting wijken. ... , Weinige dagen daarna waagde de samorin, in wiens leger eene moorddadige ziekte was uitgebroken, den laatsten storm, doch hij werd met zulke "rooTe verliezen teruggeslagen, dat hij den strijd niet durfde voortzetten. In den korlen tijd van zes maanden had hij 18,000 man, 1.3,000 aan ziekten en 3000 in de verschillende gevechten verloren; hij besloot daarom vrede te sluiten. Pacheco Pereira smaakte de blijde voldoening, dat hij Santiago voor den koning behouden had; ook de bezorgdheid voor de toekomst werd hem van het hart genomen, toen in September 1504- eene groote Portugeesche vloot onder Lopo Soares voor Cotschin verscheen. Met haar keerde Pacheco naar het vaderland terug, nadat Soares nog meer dan eens met de grootste dapperheid tegen de Indianen gestreden en eene rijke lading ingenomen had. - De dappere verdediger van Santiago werd door de bevolking van Lissabon met de srootste geestdrift begroet en door den koning op de eervolste wijze ontvangen. Doch al te spoedig zouden zijne verdiensten geheel vergeten worden. Pacheco's lot levert ons een treurig voorbeeld van vorstelijke ondankbaarheid on Nadat hij tot bevelhebber van Guinea benoemd was, werd hij (looide intrigues zijner vijanden ten val gebracht en ten gevolge eener lasterlijke aanklacht in den kerker geworpen. Hoewel bij, nadat zijne onschuld bewezen was on vrije voeten werd gesteld, bleef men hem de waardigheden waai op hij aanspraak had, onthouden; hij stierf dan ook in de diepste armoede. De zegepralen, door de Portugeezen in Indie behaald, de1 stichtiiip \an het fort Santiago en de vijandige wijze, waarop de bevelhebbers der Christelijke vloot de Arabische schepen behandelden, moesten bij de Arabieren de rechtmatige bezorgdheid wekken, dat hun handel 111 de Indische Zee weldra geheel te "ronde zou gaan. Dit gevaar was het ernstigst voor den sultan van Egypte, die reeds in zijne inkomende rechten eene bedenkelijke vermindering waarnam, sinds een groot deel der Indische waren over Lissabon naar Europa ge\oerd werd. Hij nam natuurlijk eene vijandige houding tegen de Portugeezen aan. In de eerste plaats dreigde bij alle den Christenen dierbare plaatsen in liet Heilige Land te zullen verwoesten, wanneer men voortging aan den mdiacliArabischen handel schade toe te brengen. Tevens verklaarde hij| zich bereid om met den samorin van Calicut een verbond te sluiten en dezen met eene EavDtische vloot te ondersteunen. . , , ' Koning Emanuël voorkwam den sultan. Hij rustte in liet jaar loOaeene armada van 22 schepen uit en zond met haar een legertje naar Indie, dat behalve de zeelieden 1500 man sterk « Tot opperbevelhebber en onderkoning van Indië benoemde hij voor den tijd van drie jaren dom Franci.co d'Almeida, wien hij last gaf, in het vervolg alleen de transportschepen met hunne ladingen naar Europa terug te zenden De oorlogsscliepen moesteii als eene staande Portugeesche krijgsmacht in de Indische wateren bl jNen D'Almeida was juist de meest geschikte man om de koninkjkebevelen ten uitvoer te leggen. Stoutmoedig en onverzettelijk, betoonde hijzich 1reeds op de reis naar Indië, bij zijne landingen aan de oostkust van Afrika, een geducht vijand der Mohammedanen, waar dezen hem nie n 1t de 0i«oot.lt onderdanigheid te gemoet kwamen, ll.j veroverde de stad Mombas en l et haar zóó geheel uitplunderen, dat er voor den buit zelfs geene plaats op dt schepen was; een groot deel der geroofde goederen werd hunner sneuvelden. ».. ,L„n. Met groote geestkracht en prijzenswaardig beleid nam Albuquerque thans alle maatregelen, die hij noodig achtte, om in Goa een vast steunpunt voor den Portugeeschen handel le vestigen. Hij deinsde daarbij met voor bloedvergieten terug; vooral tegen de Mohammedanen ging Inj met de grootste wreedheid te werk, daar hij dezen als warme aanhangers van Hidalchan en als verbitterde vijanden van de Portugeesche heerschappij kende. Hij gal bevel hen zonder genade uit te roeien, terwijl hij den heidenen van Malabar deed aanzeggen, dat hij niet hun vijand, maar alleen die der Mooren was, dat zij dan ook in rust en veiligheid hun land konden bebouwen en alleen de gebruikelijke belastingen moesten opbrengen. Ten einde zich met de inboorlingen nog meer bevriend Ie maken, begunstigde Albuquerque hel sluiten van huwelijken tusschen Portugeezen en Malabaarsche meisjes, wien hij nen goede huwelijksgift gaf; hij verbood op de straten alle maatregelen van willekeur en geweld en handhaafde met ijzeren gestrengheid de tucht onderzijne manschappen Natuurlijk maakte hij hierdoor opnieuw hunne ontevredenheid gaande; zijne officieren werden zijne meest verbitterde vijanden; zn zonden bij elke gelegenheid brieven met klachten over de onrechtvaardigheid en wreedheid van den kapitein-generaal naar Portugal. De herovering van Goa en de bevestiging van de Portugeezen in liet bezit dier stad door meer dan een zegevierend gevecht tegen de troepen van Hidalchan, deden Albuquerque's aanzien bij de Indische vorsten zoozeer stijgen, dat thans van al e zijden gezanten te Goa verschenen, om vredesverdragen te sluiten. Welk Albuquerque verhoogt Portugals macht in Indië. Zijne wreedheid. Indische vorst zou het wagen, in liet vervolg een vijand te bestrijden, tegen wien zelfs Hidalchan met zijne geheele macht niet was opgewassen? Ook de verbitterde vijand der Portugeezen, de samorin van Calicut, smeekte om vrede: hij bood zelfs eene plaats in de nabijheid van Calicut aan, waar de Portugeezen een fort mochten bouwen. Dit aanbod mocht van zijn kant niet ernstig gemeend zijn, hij werd door zijne onderdanen daartoe gedwongen, want de vroeger zoo levendige haven van Calicut was geheel verlaten, sinds bijna alleen de Portugeezen nog als koopers op de Indische specerijmarkt verschenen; alleen door een vriendschappelijk verkeer met hen kon de handel van Calicut uil zijn verval opgebeurd worden. Door het, bezetten en versterken van Goa hadden de Portugeezen eene belangrijke schrede gedaan op den weg, die hen naar hun doel, het beheerschen van den handel in de Indische zee, kou voeren. Toch was Albuquerque hiermede nog niet tevreden. Nog altijd waren de Portugeezen ver van de landen, waar de kamfer, de muskaatnoot, de kruidnagel, enz. groeiden. Zij moesten die nog steeds op de handelsplaatsen aan de kust van Malabar uit de tweede en derde hand koopen. De voornaamste stapelplaats voor deze kostbare waren vormde de haven van Malacca; hier ontmoetten de Arabische en Chineesche koopvaarders elkaar, hier vloeide de geheele rijkdom der Indische eilanden samen. Naar Malacca was dan ook reeds in het jaar 1509 eene handelsvloot uitgezeild, om verbintenissen aan te gaan: deze was echter door den vorst des lands eerst wel vriendelijk ontvangen, doch daarna verraderlijk behandeld. Albuquerque had vast besloten Malacca te veroveren en ook in deze haven den Portugeezen den alleenhandel te verschaffen. In hel jaar 1511 zette hij naar het zuidoosten koers. Na een achtdaagschen strijd in de straten der stad had hij met zijn 800 man eene volkomen zegepraal behaald en de stad veroverd. In Malacca legde hij terstond eene vesting aan, waar hij 300 Portugeezen als bezetting achterliet. Dij nam ■een aantal maatregelen, welke alle ten doel hadden, den Indischen en Cliineeschen kooplieden vertrouwen op de Portugeezen in Ie boezemen, liet gevolg hiervan was, dat weldra een nog grooter aanlal koopvaardijschepen dan te voren de haven bezocht. De Indische vorsten van heinde en ver zochten de vriendschap van den machtigen Europeaan; uit Siam, van Java en van Sumatra kwamen gezanten met geschenken en betuigingen van gehechtheid. Nadat Albuquerque nog eene expeditie naar de Banda-eilanden en de Molukken afgezonden had, verliet hij Malacca.. om naar Goa terug te keeren. Zijn vertrek werd door de inboorlingen en vooral door de kooplieden diep betreurd. Toen Albuquerque te Colschin aankwam, hoorde hij, dat Goa in zijne afwezigheid door de veldheeren van Hidalchan belegerd en ernstig in het nauw gebracht was; terstond zond hij eene vloot met levensmiddelen en versterkingen derwaarts en spoedig volgde hij zelf. De Mooren werden teruggeslagen, ja Albuquerque ging zelfs lot een aanval op den vijand over. Met 3000 Portugeezen en 1000 Indianen belegerde hij de versterkte stad Benessarin, welke hij lol de overgave noodzaakte. Zij viel met al haar geschut en al haar krijgsvoorraad in zijne handen. Slechts ééne voorwaarde had de veldheer van Hidalchan bedongen , en deze was ook door Albuquerque aangenomen: veiligheid van leven en bezittingen voor de bezetting, alsmede voor eenige Portugeesche overloopers, die onder zijne bevelen gestreden hadden. Albuquerque hield zijn woord; hij schonk den Porlugeeschen deserteurs lijf en goed, doch hij deed hun, daar zij landverraders waren, ooren en neus afsnijden, de rechterhand en den linker duim afhouwen en hen, zoo verminkt, naar Portugal terugzenden; in het vaderland moesten zij, met eeuwige schande beladen en uitgesloten van de menschelijke samenleving, een treurig beslaan voorlsleepen. Na deze nieuwe overwinning, door Albuquerque behaald, beijverden de Moorsche vorsten zich om de gunst van den grooten man te verwerven. Het iuoorscne vorsten zien om de gunst van den grooten man te verwerven. Het Ontevredenheid van Albuquerque's officieren. eene gezantschap na het andere kwam tot hem; hij zond die gezanten voor een deel naar Portugal, tot den koning, wien hij de schitterendste berichten over de zaken der Portugeezen in Indië kon geven. Thans vestigde Albuquerque het oog op de belangrijke Arabische handelstad Aden. Ook in de Arabische en de Roode Zee wenschte hij aan de Porluaeesche zeemacht de alleenheerschappij Ie verschaffen. De aanval op Aden mislukte echter en Albuquerque begreep, dat hij op deze plaats slechts dan eene vesting bouwen en in bezit houden kon, wanneer hij daar eene bezetting van ten minste 4000 Portugeezen achterliet. Hij zag daarom hiervan at'en vergenoegde zich met de gedachte, dat hij de eerste Europeaan was die de Straat Bah el Mandeb binnengezeild was, zonder «at dit dooide Arabieren was verhinderd. Hij keerde naar Goa terug en hield zich hier langen tijd uitsluitend met het bestuur van Indie bezig. Door vee voortreffelijk beraamde en krachtig uitgevoerde maatregelen bevestigde Inj de macht der Portugeezen in deze verwijderde koloniën. Doch hij oogstte slechten dank voor zijne rustelooze werkzaamheid, want Inj haalde zich hierdoor den doodelijken haat der Portugeesche officieren op den hals , wien hij geene daden van willekeur en geweld veroorloofde. Deze haat gaf zich lucht in ontelbare brieven vol klachten, die uil Indië aan den koning gezonden werden en waarin Albuquerque beschuldigd werd, dat hij er naar streefde, 111 lndie een eisien koninkrijk te stichten. , . . , Aan het hof te Lissabon vonden zulke aantijgingen maar al te gereedehjk «elioor Koning Emanuël begon te vreezen, dat de groote man, wiens naam alleen den Indischen vorsten schrik aanjoeg; die door de onder zijn bewind staande volken hoog vereerd werd. wijl hij hen beschermde tegen de onrechtvaardigheid en het gewald der lagere bevelhebbers, wier eenig streven was, hunne macht te misbruiken; die onder de officieren en manschappen wel vde vijanden, maar toch ook eerbiedige bewonderaars en trouwe aanhangers telde, zijne hoog geklommen macht ten nadeele van de kroon gebruiken en zich tot onathankelijk beheerscber van Indië opwerpen zou. De onvergelijkelijke verdiensten, welke Albuquerque zich verworven had, werden op ondankbare wijze vergeten, ia, zij dienden wellicht juist om den argwaan des konmgs te vermeerderen. De omstandigheid, dat Albuquerque zoowel een zegevierend veldheer als een krachtig en verstandig regent was, maakte hem te gevaarlijker, en net scheen des te dringender noodzakelijk, hem ter zijde te stellen en onschadelijk U "'in'Maart van het jaar lolb zond koning Einanuël eene vloot naar Indie en met haar een voormaligen vijand van den grooten Albuquerque, Lopo Soares die tot kapitein-generaal en stadhouder van Indie 111 Albuqueique s plaats benoemd was. Weinige maanden daarna had de koning echter reeds berouw over dit ondoordacht besluit. Toen Inj het bericht ontving, dat de sultan van Egypte van plan was eene ernstige poging tot bestrijding van <" December 1515 bezweek Albuquerque GofbiZ^Sle' J"nSl |,0enr lChiP' ^ar0p hij zich bevond- 1,0 have" van Goa binnenzeilde. De brief van koning Emanuël, waarbij deze hem gerechtigheid wedervaren liet en tot opperbevelhebber der Indische vloot benoemde kwam eerst lang na zijn dood aan. ' De naam van Albuquerque wordt door de Portugeesche geschiedschrijvers "!e'. ■'•c a gen ee! genoemd. Dezen grooten man had Portugal de I a" Z1Jine ,heeïScha')P1J| over Indiê Ie danken, door hem was het \ff Europeesche land eene der eerste mogendheden der wereld geworden. word' Albuquerque s onversaagde moed, zijne kalme vastberadenheid zijn schitterend veldheerstalent, zijn diepe staatkundige blik. zijne rechtvaardigheid. waardoor hij zich de liefde en achting der Inboorlingen verwierf en zijne edele onbaa zuchtigheid geroemd. Niet even billijk is echter de lof die aan zijne menschhevendheid en edelmoedigheid wordt toegezwaaid. De wreedheid en tiouweloosheid, welke hij bij meer dan ééne gelegenheid — b v bij de verminking der Portugeesche overloopers te Benessarin en bij den op zwarte smet on? hl i"10°r 00 de vlucht s^s°ag^i De Spanjaarden, onder welke velen gewond waren. I i„n zich mtusschen na zooveel vermoeienissen nog niet aan eene zoel< bedMbt #• op een overval en zich ter rust leggon mei het zwaard1 in te vuurt. w Jer Tlascalanen loeren waar- deeren Wel Te Ses aan mensenlevens voor de Spanjaarden met S da.r hunne vijanden, volgens de bij hen bestaande krijgsgebruiken fichnieop liet dooden. maar "op het maken van gevangenen toegelegd hadden- doch het viel niet te ontkennen, dat de overwinning zich bij mi u \ «. «eveciitèn ook naar de zijde der dappere Indianen neigen kon en dat ^1 met He" ^antwoord6" dat hij ontving, kenmerkte op zeer eigenaardige wijze den "eest ' welke dezen Indiaanschen stam bezielde. De veldheer der Ï ^M'anen liet U.xpu •»» Kmten' «orden. Mi,,, * «1,1.1- liever strs sar xr-ns m tgrgHg t,rlijk w, V-fetAftrSa s™ T.» L. t-t vreesde hem nel J begoot den ^ men zeg" vai 5® man. - de getallen worden echter door de Spanjaarden zeer °ver.draTn^"den'!»0-'Sep't'êmber 1519 rukten de Spanjaarden tegen de Tlascalaansdfe legerplaats op; weldra konden zij op eene groote vlakte de SSSSSS3eSS^^& pn ito Imnte vaandels met de zinnebeelden van den Mijntaal liastaia. Vete ifflS onderscheidden zich door zonderlinge stormkappen, we ke den kop UI «„ * «*• «M *f ™»™'eï\,™ £ ™ "JMbJ SwCT rrr :: V'Ime sleviu en ondoordringbaar ook. gemaKKei.jK ,e jiuoinu CII v»»v, viuc. -- u De Tlascalanen overwonnen. Cortez hun bondgenoot. lengte van drie ei/ e iVln 1 yaard joegen zij een staf ter metalen klingen vastgemaakt waren '°P kruisell"8s geplaatste scherpe krijgi^schreeuw nS"'Ifanleü ' hieven ziJ <*" woest van pijlen. Dü slriid bu^nn nn ** aa,lrukkende vijanden met eene hagelbui drommen derTlaïalan^Lh7°edde ',R,1 «««chut onder de dichte ^edereiwangeAuh^en^nèt^oi^ tel'kens*1 werdelf^e* aaè a? wkïs,Sr =his'« iif' hunne 'to^'^du'Ver^d"'V?'' ^ ''"'t '8 '^^kwari^erwaSng terug "in vermet den moed der wanhnon h■, was, en zijne stem bezielde de krijgers het gehikte hun den' nudrinrr \ "" ®Pron8en midden onder de Indianen; (e dnngen wêdï l,e a ,lng s"nten en hen eindelijk terug op de reusachtige ovennaelit V aS',anjaarde" eene schitterende overwinning zijne legerplaats ferug all°°P Va" hel «evechl keerde Cortez naar het ,l!ï, *««"* de» Tl.se.lanen invloedrijke sleminen op die nn h i'"-l er '''' raadsvergadering de Spanjaarden JSLZl.'LP'JUÜS ',™ ,rale « *«**» mS priesters verklaarden, dat de Spanjaarden ab vïnp l' "°g 8ee" S,!,'00r- De waren zoolang deze scheen /tr.M. ,i,» i .fonen der z°n, onoverwinnelijk onderspit zouden delven De n i i.t n ^ 6011 nach'elijken aanval het SS. heta£FEe Sir;™Sïï,'°' Corie° - £ cs met (|uS(jeZ\reLp^ie^eiinch°o„i van< rpn° des ,ands binnen- -aar hij thans even getrouwe vrienden ">i • ?r 'V Tlascalanen werden voor hem waren. Slechts één wensch 7i,.r. ■ ■ , zlJn diep leedwezen niet vervuld: wilde hierl.zeltdT^dri^liin lnt nenfllen £0,le" Vaarwel ,c zeSSen- Cortez dit werd hem y,.|r• P i o'o011 als op (.ozuinel en te Cempoalla, doch oog hét Sr i . S„M°k°r *" Tmm <■"«<« Pat» OhneV in'wtns zoo dapper volk door eene JïpvJ!f?i • paS 8?wo,lnei1 vriendschap van een te zetten öewelddad|ge pog.ng tot bekeering op het spel zich gedVSe" dezen ^dThift krÜ8sliede" ,e Tlascala- hij overtuigde trouwen kon. Ook in de verhouding'int "'eu^'e. hondgenooten volkomen vereene verandering te ziin onisi nn vinni ,zer Azteken scheen thans steeds verboden had na ir \le\iro !' f"1"'1, d'e tot dusver den Spanjaarden gezantschap tot een bezoek aVn eh™n.T"', '"V'16" ,hans door een wensch te kennen, dat z°j hun we" 1 U1 "oodigen; hij gaf daarbij den zouden nemen wier inwoner- v»n°h i em bevriende stad Cholula maatregelen tot ontvangst dep geëerdegast'te0'S" hadden 0m de b«sle des kei'zew ^t fe1'veiii^wJn'wSi rit^Tfr™ Mri°VW*n raad Nadat ook uit Cholula een Lïni 'i 8 i ' (lien le moeten opvolgen. edelen he„„„de, g,r hij l,e, leg,H»,Pel'SZ2Z o7ei!anlsc.I'appen van den keizer daarvoor groote rijkdommen in 7,.|f° „ • ,r'0?r,'en1' en Monlezuma hem Deze vreesachtigheid des keizers vp^riff J . 6 f.c iall,inSlleed aanbieden, der Spanjaarden. natuurlijk het zelfvertrouwen te verdelgen'1'mis'/ukt' was ïn moed^heel ^ ,VTeemde'!nSen binnen Cholula hij de orakels zijner priesters vruchteloost Lm?"?".' Tever8e®fs ondervroeg een onnoemlijk aantal mensch'en shrhinn ?i ,e' ,eere van den oorlogsgod nieuwe berichten omtrent liet oneesmorJ f °!'!V1"^ "J 'loor zijne ijlboden nergens meer tegenstand ontmoetten Ont J- U . r" , Spanjaarden, die steek. De moedelooze keizer besloot einde/nif ™?d?lieden lleten hem in den schikken en de gehate vreern.ïliÏÏn -?!, .^; "c? hel ?nv.e'''nijdelijke te kon, tegenover welke hij eiken snijd als nnliel™ i"'1 Z'i'" njk weren te ontvangen. J s nutteloos beschouwde, vriendelijk w i»ef™ fiico'«n i„ vasteland verbonden. Over een dier hII?6 e"J?Je dammen met het f^de°S Z volgde H laansche krijgers de achterhoede uitmaakten 86rS'terW,jl d ruiters, onder zijne bevelen. Hij had besloten met dit kleine hoopje zijn veel sterkeren vijand aan te tasten. Onderweg ontving Cortez nog een gezantschap van Narvaez. I)e gezanten behandelde hij met de grootste vriendelijkheid, door rijke geschenken wist hij hen tot zijne zijde over te halen. Tegenover den bevelhebber gedroeg luj zich trotscher dan voorheen; in een brief eischte hij, dat Narvaez oogenblikkelijk voor hein zou verschijnen; bleef deze in gebreke, dan zou hij tegen hem als tegen een oproerling te werk moeten gaan. Ook deze brief was meer bestemd om op de soldaten dan op den bevelhebber indruk te maken en hij miste zijne uitwerking dan ook niet, toen de gezanten van Narvaez in de legerplaats teruggekeerd, geene woorden konden vinden om te verhalen, hoe de minste soldaten van Cortez op hunne versleten wambuizen zware gouden kelens droegen. Intusschen zette Cortez zijn marsch naar Cempoalla voort. Hij koos voor den aanval op de vijandelijke legerplaats een donkeren, stormach- tigen nacht. _ ... ,, Narvaez, die zich niet kon voorstellen, dat Cortez met zijne geringe machl hel wagen zou hem aan te vallen, had slechts een klein aantal schildwachten uit'*ezet. Hij werd overrompeld en na een kort gevecht gekwetst, overwonnen en "gevangengenomen. Cortez liet hem en eenige zijner voornaamste officieren met" ketenen beladen in de gevangenis werpen. Jegens de overige officieren en de manschappen gedroeg hij zich daarentegen uiterst vriendelijk, waardoor hij hen zoo voor zich innam, dat zij bijna zonder uitzondering bereidwillig in zijn dienst traden. Deze schitterende zegepraal had slechts weinige ollers gekost en Cortez za<. zich thans met blijden trots aan het hoofd eener voor dien tijd en voor daT land zoo aanzienlijke krijgsmacht geplaatst, dat hij geen oogenblik twijfelde, of hij zou zich in het bezit van Mexico kunnen handhaven. Hij vermoedde niet, dat het moeilijkste gedeelte zijner taak hem nog wachtte, dal de gevaren, welke hij overwonnen had. klein waren in vergelijking met die, welke reeds de naaste toekomst hem brengen zou. De gansche Spaansche krijgsmacht naar Mexico te voeren, scheen bij de orde en rust, welke daar heersctileu, niet noodzakelijk. (iOrtez verdeelde derhalve zijne manschappen: 200 hunner zouden te Vera Cruz blijven, om de schepen te onttakelen, 200 man eene nieuwe volkplanting vestigen en 200 een verwijderd gewest onderwerpen. .. Doch eer Corlez al deze plannen ten uitvoer brengen kon, ontving hij eensklaps zeer verontrustende berichten uit de hootstad, die hem noodzaakten om met zijne geheele macht derwaarts op te rukken. De Mexicanen — zoo luidden die tijdingen — stonden onder de wapenen, zij hadden het Spaansche kwartier aangetast en de machl der Spanjaarden in de hoofdstad werd ernstig bedreigd. Cortez moest zijnen landgenooten zoo snel mogelijk over Tlascala ter hulp snellen. Toen hij, na het verlaten van Tlascala, waar hij zijnen troepen eene korte rust gegund had, zijne krijgsmacht monsterde, bestond deze uil ongeveer 1000 man voetvolk, 100 iiuters Verraderlijke aanval van Alvarado op de Mexicanen. en 2000 Tlascalnnen, die vol geestdrift aan den strijd tegen de gehate Azteken deelnamen. Alvarado verbeidde intusschen binnen Mexico met brandend verlangen de aankomst van versterkingen. In de eerste dagen na Cortez' vertrek had hij met de Mexicanen op een zeer goeden voet gestaan en, gedachtig aan de waarschuwing des veldheers, drt hij hunne nationale vooroordeelen ontzien moest, hun zelfs verlof gegeven om een groot feest ter eere van den krijgsgod Huitzilopotchli in den tegenover het Spaansche kwartier gelegen temper te vieren, onder voorwaarde evenwel dat de feestelingen ongewapend zouden verschijnen en er geen menschen zouden worden geofferd. Toen de feestdag naderde, werd Alvarado — waarschijnlijk door de Tlascalanen — gewaarschuwd, dat er verraad broedde. Men deelde hem mede, dal de Aztekische edelen hunne wapenen in de nabijheid verborgen hadden en dat zij van het feest gebruik zouden maken om een algemeenen aanval op de Spanjaarden te ondernemen. Alvarado gaf zich niet de moeite naar de juistheid van dit bericht onderzoek Ie doen; hij sloeg daaraan geloof en besloo't het verraad door eene bloedige slachting te voorkomen. Evenals Cortez de Cholulanen door schrik tot gehoorzaamheid gedwongen had, zoo wilde ook hij de Mexicanen door onverbiddelijke gestrengheid in loom houden. Op den feestdag verzamelden meer dan 000 Aztekische edelen zich in den tempel van den oorlogsgod, /ij waren prachtig uitgedost: de kostbare, uil vederen samengestelde mantels waren bekaaid met edelgesteenten, ieder feestganger droeg zijne schoonste gouden kelens en zijne kostbaarste juweelen ter eere van dien dag. Alvarado en zijne soldaten waren als toeschouwers tegenwoordig. Hel viel niet in het oog dat de Spanjaarden gewapend waren, daar zij nooit zonder hunne wapenen in hel openbaar verschenen. Evenmin sloegen de Aztekische edelen er acht op, dat een deel der soldaten zich als bel ware toevalli" bij de deuren opstelden, terwijl anderen zich onder de menigte mengden. loen alle feeslgenooten bijeen waren, wierpen Alvarado en de zijnen zich eensklaps op de niets kwaads vermoedende Azteken en richtten onder dezen een vreeselijk bloedbad aan. Geen enkele uil het vroolijke gezelschap werd gespaard. Om de maal van hun schandelijk misdrijf vol te melen, wierpen de Spanjaarden zich op de lijken en beroofden die van hun kostbaren feesttooi; vervolgens trokken zij juichend over hunne schandelijke heldendaad naar hun kwartier. Alvarado had gehoopt, door dezen laagharligen moord den Mexicanen een onbeschrijfelijken schrik aan te jagen. Hij bedroog zich deerlijk! De manhaftige Mexicanen waren een geheel ander geslacht dan de verwijfde inwoners van Cholula. Nauwelijks was de slachting geëindigd, of het gerucht van het gebeurde verbreidde zich met bliksemsnelheid door de geheele stad en verwekte daar eene vreeselijke verontwaardiging. De lucht weergalmde van duizendwerfherbaalde wraakkrelen. Als één man gaf het volk gehoor aan de stem der priesters die hel opriepen om de vreemdelingen te straffen, en reeds den volgenden morgen zagen dezen zich in hun kwartier door de Mexicanen met wanhopige woede aangevallen. De bezetting moest hare uiterste krachten inspannen om de verschansingen tegen de ontelbare scharen, die ze bestormden, te verdedigen. De belegerden waren Ie gering in aantal om op den duur aan den aanvai van een geheel volk hel hoofd te kunnen bieden. Zij zouden bezweken zijn indien Montezuma hen niet gered had. De keizer klom, gedachtig aan dé waarschuwing van Corlez, toen de strijd het felsl woedde, op de tinne van een toren en sprak het volk toe. Hij smeekte zijnen getrouwen Azteken, den aanval te staken, die hem zelf in gevaar bracht, en nog altijd was zijne machl zoo groot dat de woedende aanvallers door zijne toespraak tol bedaren Wraak der Mexicanen. Terugkomst van Cortez. Nieuwe strijd. «ebrachl werden. Zij staakten de bestorming en trokken zich terug, doch wierpen rondom het Spaansche kwartier verschansingen op, ten einde den vijand door honger tot de overgave te dwingen. . In dezen treurigen toestand trof Cortez de zijnen aan, toen hn met zijn leger Mexico bereikte. Hij was diep verontwaardigd over de even dwaze als wreede daad van Alvarado. Toch begreep bij zelf nog met, hoe groot het «evaar was dat hem bedreigde, maar meende dat hij thans met zijne zoo aanzienlijk vermeerderde krijgsmacht de Indianen zonder moeite overwinnen zou. In zijn vermetel zelfvertrouwen beging hij een grooten staatkundigen misslag: hij beleedigde Monlezuma. He gevangen keizer bad met brandend verlangen naar Cortez terugkomst uitgezien. Hij hoopte dat de veldheer door zijn beleid eene minhjke schikking mogelijk maken zou en zond derhalve, zoodra hij hoorde, dal Cortez aan,lin Deze vreeselijke strijd had de laatsle krachten der Azteken uitgeput, loen Cortez den volgenden dag, den 13™ Augustus, den aanval hernieuwen liet, beproefden de dappere verdedigers nog wel tegenstand te bieden , maar zij werden weldra op alle plaatsen overmand. De stad viel. de bevolking werd deels door de Spanjaarden gevangengenomen, deels door de Indianen, me nooit lijfsgenade schonken, vermoord. Slechts enkele gelukkigen slaagden er in, met booten over het meer te ontvluchten, doch de meesten, die di beproefden, werden door de Spaansche schepen achterhaald en opgevangen. Ook den jongen keizer Guatemozin en den cazique van Tlacopan trol du o . Hij werd voor Cortez gebracht, die hem met hoffelijke waardigheid tegemoet trad. Guatemozin sprak den veldheer het eerst aan: .. . .. „Ik heb alles gedaan wat ik kon om mij en mijn volk Ie verdedigen. Thans, Malinche, moogl gij met mij doen gelijk gij goedvindt; jk smeek u alleen, stoot mij met uw dolk neder en verlos mij van dit leven Cortez werd door den moed en de edele fierheid van den Azleek diep getroffen. «Vrees niet," hernam hij. «gij zult met alle mogelijke eer behandeld worden. Gij hebt uwe hoofdstad als een dapper krijgsman verdedigd: de Spanjaarden weten den moed ook in den vijand te waardeeren. De belofte des veldheers werd tot diens schande niet vervuld, want de Spanjaarden, die na de verovering overal in de stad naar schatten zagen zich in hunne hooggespannen verwachtingen bitter bedrogen. De schallen van Montezuma waren verdwenen; de Azteken hadden die m het 1,1 ' zinken of ergens anders verborgen, om ze niet in de handen der roofzuchli0e vijanden le laten vallen. „™r,;i>i/.. Eene wilde razernij maakte zich hij deze ontdekking van de loofzieke Spanjaarden meester; zij eischlen van den veldheer, dat luj Guatemozin en den cazique van Tlacopan op de pijnbank zou laten leggen, om hen zoo le dwingen de plaats aan le wijzen, waar de schatten verborgen waren. Aanvankelijk weigerde Cortez, gedachtig aan zijne belofte; doch toen (Ie sold, ten luid morden, loen zij openlijk hel vermoeden uitspraken, dat de ',, J Guatemozin in heimelijke verslandhouding stond, en dat luj keizer en hel leger hun rechtmatig aandeel in den buil wilde onthouden, was di, anders zoo standvastige en vastberaden man zwak genoeg om zijne eer ion oll'er te brengen, ten einde de beschuldiging van eerloosheid Ie onlzenuwui. Guatemozin en de cazique van Tlacopan werden op de pijnbank gelild, maar zij verklapten niets. De moed des jongen keizers werd zelts doo de afgrijselijke marteling niet gefnuikt. Toen zijn lotgenoot steunde en ™h^vak toonde, riep Guatemozin hem loe: «Gelooft g.j dan, dat ik de weelde van "" Cortez,"wiens geweten hem scherpe verwijten deed, maakte eindelijk aan 8* Cortez als stadhouder van Nieuw-Spanje. de schandelijke foliering een einde; hij liet de beide vorsten naar de Gevangenis terugvoeren. De lijding, dal Mexico door de bleeke mannen veroverd en hel rijk der Azteken vernietigd was, verbreidde zich snel door alle Mexicaansche gewesten. . .n00p!,e overal de caziquen zich aan de veroveraars te onderwerpen. want welke Indiaansche vorst mocht nog hopen, de onoverwonnen vreemdelingen. legen wie een Montezuma en Guatemozin niet opgewassen waren geweest, met goed gevolg te bestrijden? De weinige stammen, die zich niet \ rij willig onderwierpen, werden spoedig en zonder moeite overwonnen Hel groole rijk van Analiuac was van nu afeen wingewest der Kastiliaansche kroon Cortez bad liet toppunt zijner wenscben bereikt. Aan zijn moed, ziinê geestkracht en zijn veldheerstalent dankle Karei V de heerschappij over liet groole westelijke rijk. Met volle recht mocht de gelukkige veroveraar op de dankbaarheid van zijn monarch rekenen en de hoop voeden, dat hem hel stadhouderschap over Mexico zou worden opgedragen. Doch juist deze wensch scheen met vervuld te zullen worden, want in het vaderland waren zijne vijanden onvermoeid tot zijn verderf bezig geweest. Velasquez had klacht op klacht naar Spanje gezonden, dal Cortez zich eigenmachtig de leiding der expeditie aangemaliwl had en dat hij door "elddorst en eerzucht gedreven, zich ook hare vruchten ten nadeele der kroon loeeigenen zou. Bisschop Fonseca, de invloedrijkste man in liet beheer der kolomen, was een vriend van Velasquez en een verbitterd tegenstander van Lortez; Inj bewerkte, dal een gevolmachtigde naar Villa Rica de Vera Cruz gezonden werd met hel bevel den veldheer af te zetten vi, Dt'. oev0'ni>icl"igde, Chrisloval de Tapia, landde in December 1321 te Villa nica. Dij hel stedelijk bestuur wachtte hem eene koele onlvan«st- on grond van eene onnauwkeurigheid in zijne geloofsbrieven, weigenie mtm hem gehoorzaamheid en verklaarde men zich enkel Ie zullen houden aan de bevelen van Cortez. Cortez, die een oud bekende van Tapia was, nam jegens dezen eene zeer vriendschappelijke houding aan, en wist hem door rijke geschenken voor zich te winnen. De gevolmachtigde, die inzag, dat hel hem onmogelijk zou zijn zich tegen den wil der geheele Spaansche bezelling van het bewind meester te maken en den algemeen vereerden veldheer af te zeilen, besloot afstand te doen van de bednegelijke en gevaarlijke eer, stadhouder Ie heelen. Zonder zijn last volbracht Ie hebben, keerde hij naar Cuba (cru™. Intusscben waren de berichten van Cortez over de°gelukkige veroverinu van de slad Mexico en van het geheele rijk, vergezeld door een aantal verzoekschriften van de soldaten en bewindslieden, allen met de Ie bede dal Cortez in de stadhouderlijke waardigheid beveslig.l zou worden, in Spanje aangekomen. De schitterende voordeelen, door den stoutmoedigen veroveraar behaald moes en eindelijk diens vijanden wel ontwapenen. Er werd een buitengewoon gerechtshof benoemd, dat de tegen Cortez ingebrachte beschuldigingen moest onderzoeken; met eenparige stemmen sprak hel als zijn gevoelen uil dal-een der tegen Cortez ingediende aanklachten bewezen was. ° Den 15™ October 1522 onderteekende keizer Karei V de benoeming van den veldheer lot stadhouder, opperbevelhebber en opperrechter van Nieuw? Spanje Corlez ontving de bevoegdheid om alle ambten zoowel in het bestuur als in het leger weg Ie schenken. Reeds vóór de koninklijke benoeming Ie Mexico aankwam, had Corlez onbeperkt als stadhouder geregeerd en in deze betrekking getoond, dat hij e\en bekwaam was om het bestuur der kolonie Ie regelen als om haar le veroveren Op zijne oproeping, op de belofte van aanzienlijke landerijen kwamen Spaansche avonturiers m grooten getale van de eilanden naar Mexico' 0111 zich 111 liet goudland te vestigen. Op huu verlangen moest Cortez de noodlottige instelling der reparlimienlo's ook iu Nieuw-Spanje invoeren doch Mexico herbouwd. Bekeering der Azteken. Tocht naar Honduras. liii tlroe" zorg, dat de Indianen in Mexico niet zoo sleclit behandeld werden als op de eilanden. Intusschen was hun lot nog treurig genoeg en velen hunner, die den val van het rijk der Azteken met gejuich begroet hadden, wensclilen thans de heerschappij hunner stamverwanten terug. Alleen ue Tlascalanen bleven, tol belooning voor de trouwe diensten, door hen in den strijd tegen Mexico bewezen, van de reparlimienlo's verschoond. Deze instelling daargelaten, gedroeg Cortez zich jegens de onderworpen stammen zachtmoediger en rechtvaardiger dan eenig ander Spaansch veroveraar. Alleen oproermakers strafte hij inet wreede gestrengheid. Overigens nam Hij een aantal maatregelen tot bescherming van de onderdrukten, zoodal de naam nMalinche," dien Cortez bleef behouden, door alle stammen met achting en voor een deel zelfs met eerbied uitgesproken werd. ... , In tweeërlei opzicht was Cortez vooral met goeden uitslag werkzaam. Hij liet de verwoeste stad Mexico herhouwen en 111 een ongeloofelijk korten tijd verrees zij uil hare ascli. Tol de bereiking van dat doel bracht de s a houder aanzienlijke offers, zoowel uit zijne eigen middelen als uit de openbare Nog nader dan deze onderneming lag hem de bekeering der Indianen lot het Christendom aan het hart. Hij bevorderde derhalve den bouw van Christelijke kerken, hij riep monniken en wereldlijke geestelijken naar .Nieuw-Spanje, wien hij zulk een diepen eerbied bewees, dat ook de Indianen, die zagen, hoe de machtige man den iu grove pijen gehulden en ongeschoeiden t ranciscanen de handen en zelfs de voeten kuste, geloofden, dat de priesters meer dan gewone menschen moesten zijn. De Christelijke godsdienst werd met eene ongelooflijke snelheid door bel land verbreid, de bloedige tempels van den oorlogsgod werden verlaten en de menschenoffers, die op strafte des doods verboden werden, hielden op. , . . , Een tijdlang vond de stadhouder bevrediging voor zijn rusteloozen „ast in deze vreedzame werkzaamheid, doch weldra dreef zijn zucht naaravontuien hem weer naar vene streken. Hij had ontdekkings- en veroveringstochten in verschillende richtingen, onder anderen naar Honduras, verordend. Un istoval de Olid, die daar eene volkplanting had gevestigd, had zich onafhankelijk gemaa . Om hein Ie tuchtigen, rustte Cortez eene expeditie: vani 200 Spanjaarden en ongeveer 3000 Indianen uit, met wie hij in October 12* den gevaat lijken inarsch begou. Wij kunnen hein daarop niet volgen, want de pchiedkund ge beteekenis dezer onderneming is gering; zij boezemt ons slechts belangde » in, omdat Cortez op dien tocht zijn naam door eene hoogst onrechtvaardige en wreede handeling bezoedelde. , De gevangen keizer Guatemozin en de cazique van Hacopan waren hem reeds sinds lang tol overlast; hij moest hen voortdurend zorgvuldig l'ewaken, want vooral Guatemozin telde onder de Azteken nog altijd getrouwe aanhangers die elk oogenblik bereid waren om op zijn bevel tegen de Spanjaarden in opstand te komen. Daarom voerde Cortez den voonnahgen keizer steeds met zich en verloor hij hein nooit uit betoog. ,„niia:,i Op den inarsch naar Honduras werd den stadhouder de gelegenheid aangeboden om zich van de lastige gevangenen te ontslaan. Hij onlvm namelijk bericht, dal Guatemozin en de cazique van Tlacopan. dl*'iel"'lk thans vergezelden, mul verscheidene andere aanzienlijke Indianen eene samen /.wering gesmeed hadden, dat zij van plan waren. J^Spanjaarden leovervd'len hen te vermoorden en hierdoor een algemeenen opstand tegen di, b| heerschappij te bewerken. Terstond liet Cortez de beide vorstenencengroo aantal Indiaansche edelen in hechtenis nemen. De laats ten bekenden alles wat men slechts van hen weten wilde; de pijnbank perste bun de verklaring af, dat zij door Guatemozin verleid waren. . Cortez beval, dat de voormalige keizer en de cazique op staanden voel ter dood uebrachl zouden worden, hoewel beiden hunne onschuld staande hielden. Dood van Guatemozin. Cortez vertrekt naar Spanje. Toen Guatemozin weggevoerd werd naar den boom. waaraan bij zou worden opgehangen, deed hij den Irouweloozen sladliouder billijke verwijlen over diens woordbreuk.^ Onder de sterkste beluigingen van onschuld slierf bij. Berual Diaz, Corlez oude krijgsmakker, zegt: »Het Ier dood brengen van Guatemozin was hoogst onrechtvaardig en werd door ons allen zoo beschouwd." Corlez zelt gevoelde dil; hij werd langen lijd door gewetenswroeging gefolterd. Hij was ontstemd en prikkelbaar en kon des nachts niet slapen. Du tocht naar Honduras, die slechls weinig beleekenende uitkomsten opleverde, hield den sladliouder meer dan 1''2 jaar bezig. Eerst in Mei 152fi keerde hij terug. Hij vond gedurende zijne afwezigheid allerlei misbruiken in het bestuur ingeslopen en toch was hij niel in slaat daarin verbetering aan te brengen want hij zag al zijne pogingen verlamd door de verdachtmaking zijner vijanden. p I11 Spanje hadden de (alrijke verhitlerde vijanden des stadhouders de laatste jaren niet stil gezeten. Zij hadden den keizer met goed gevolg het vermoeden ingeblazen, dal de eerzuchlige veroveraar niels anders bedoelde dan zich in Mexico een onafhankelijk koninkrijk Ie slichten. Een gevolmachligde, Juan Ponce de Loon, een man uil een aanzienlijk geslacht, werd naar Mexico gezonden, om een onderzoek in Ie stellen. Hij kwam daar 111 J11I1 1520 aan, gedroeg zich jegens den sladliouder hoffelijk en bescheiden en werd door dezen ook met groole eerbewijzen ontvangen. Eer hij met hel onderzoek echter een begin kon maken, slierf hij aan eene kwaadaardige koorls. Op zijn sterfbed droeg hij zijne volmacht over aan een opvolger, die hem sleehls weinige maanden overleefde, doch vóór zijn dood den schatmeester Lslrada lol zijn plaatsvervanger benoemde. Eslrada was een onbekwaam mensch en de persoonlijke vijand van den stadhouder; de Spaansche volkplanters verachtten hem en spoorden Corlez aan hel bewind Ie blijven voeren. zonder zich aan den koninklijken gevolmachligde te sloren. Doch de stadhouder weigerde dil beslis! en hij bleef bij zijn besluit, ook toen Eslrada zich tegenover hem de meest beleedigende maatregelen veroorloofde en hem eindelijk zelfs beval, de hoofdstad Mexico te verlaten. Alleen zeide luj bitter: «Hel is wal fraais, dat bij. die de slad ten koste van zijn bloed veioveid heeft, haar verlaten moet." Doch hij gehoorzaamde, hoewel zijne ouüc kiijgsmakkers eenparig verklaarden, dal zij mei blijdschap voor hem hel zwaard zouden trekken. Zulk eene vernedering kon Corlez niel lang verdragen: bij besloot naar fcpanje Ie vertrekken en zich daar in persoon te rechtvaardigen. Toen zijn besluit 111 het land bekend werd. stroomden de volkplanters van alle zijden toe en smeekten hem Ie blijven. Zij verklaarden dal zij hem Ier zijde zouden slaan, indien luj de onafhankelijkheid van Nieuw-Spanje van de Kasliliaansche kroon afkondigen en zich zelf aan hel hoofd der regeering plaatsen wilde Corlez wees al deze aanzoeken van de hand; hij scheepte zich Ie Vera Cruz. 111 en kwam in Mei 1528 gelukkig in zijn vaderland aan. Keizer Karei ontving den uitstekenden man. wien hij zooveel dankte op e eervolste wijze. Hij benoemde hun tol maikies en sprak bij verschillende gelegenheden zijne dank baai beid uil voor de gewichtige diensten, door hem bewezen, doch dat, wat Cortez boven alles begeerde, stond de keizer hem niet toe luj droeg hem niet weder hel bewind over Mexico op. Voor hel burgerlijk bestuur van Nieuw-Spanje weid een afzonderlijk regeeringslichaam ingesteld. Corlez ontving slechts den rang van opperbevelhebber met de bevoegdheid om ontdekkingen in de Zuidzee te doen en over die landen Ie 1 egt eren. waaiin bij volkplantingen zou vestigen. Meer dan deze zeer twijfelachtige uitkomst kon Corlez niet verkrijgen "J keei«e derhalve naar Nieuw-Spanje terug in eene alles behalve aangename aanleiding'g'üf (lie ,ot allerlei kibbelarijen met het burgerlijk bestuur Cortez teleurstellingen. Zijne laatste lotgevallen. Zijn dood. Zulke kleine kwellingen kon Cortez op den duur met verdragen; zijn rusteloos en avontuurlijk karakter dreef hem aan tot nieuwe ontdekkingen en veroveringstochten, die voor de wetenschap gewichtige uitkomsten opleverden, doch hem zelf niets dan nadeel aanbrachten. In liet jaar lo3 ontdekte Inj Om zijne nieuwe expeditie uil te rusten, had Cortez een groot deel \an zijn vermogen moeten opofferen, en zelfs schulden moeten maken, terwij uj uit zijne ontdekking niet het geringste geldelijke voordeel trok Ook dank oogstte liif daarvoor niet in, doch alleen nieuwe verdrietelijkheden. Nog eens besloot hij in persoon zijnen vijanden het hoofd te bieden; luj reisde weder naar Spanje, doch vond hier eene uiterst koele ontvangst, /.ijne verdiensten waren vergeten, de bejaarde, ruim GOjarige man had geene oekomst meer. Hoewel hij aan den later nog te vermelden tocht van Karei V naar Algiers als vrijwilliger deelnam en bij deze gelegenheid weder zijn roem als uitstekend krijgsman handhaafde, had Karei V ^b-jneverlmuwMiin hem verloren. Hij werd als een lastig bedelaar met koude hoffelijkheid behandeld. Deze miskenning van zijne billijke aanspraken krenkte den eergierigen man diep, doch zijn hart werd daardoor niet gebroken. Hij sliert met, ■Telijk dikwijls verhaald wordt, van verdriet, doch aan een aanval van buikloop, den -2m December 1547. Ook eindigde bij zijn leven niet als een geheel verarmd bedelaar, inaar bij liet nog een zeer aanzienlijk vermogen na. al was het dan ook niet in overeenstemming met de onnoemlijke schatten, welke tnj eenmaal had bezeten. . . , Cortez is, evenals reeds bij zijn leven door vrienden en vijanden oor de dikwijls partijdige geschiedschrijvers van lateren tijd zeer verschillend beoordeeld. De voortreffelijke Las Casas een vriend van Velasquez, heeft hem meer dan één steen naar het hoofd geworpen, terwijl Gomara hem tot in de wolken verheft en Berual Diaz hem wel menigmaal berispt docli ook dikwijls, van bewondering voor zijn veldheer gloeiend, hem lo een held maakt. Zoo hebben ook latere geschiedschrijvers hem of als een bloeddorstig monster, als een hebzuchtig, gewetenloos, eergierig veroveraar voorgesteld, gelijk dit voornamelijk in het tegenwoordige Mexico aan de orde \an den de en bewondering maken kan. "ei eerst zullen wij geneigd zijn aan liet karakter van Cortez recht ie laten Sï^VeTS; 2 S. m8el*ken "1Pl '^nod *—• den ZEVENTIENDE HOOFUS T U K. De verovering van Peru. Verbond tusschen Pizarro, Almagro en de Luque. Vroegere geschiedenis van Peru. De sage. De staatsregeling. Onbeperkte heerschappij der inka's De wetten. Maatschappelijke toestand. De adel. Communistische verdeeling van de goederen. Godsdienst der Peruanen. Nijverheid. Wetenschap. De quipus. Hoogste bloei des rijks onder den inka Ituayna Capac. Twisten om den troon tusscheu Huascar en Atahnallpa. Overwinning van Atahuallpa. lM, d,e Spaansche volkplanting, die van Santa Maria naar Panama verleg te viniei 1 berichten omtrent de schatten, welke in de zuidelijke landen De tiilin" ™"ip '!aar 0,ll|lekkinSsreizen 111 dl'e streken ontwaken, lil nr Lll schitterende voordeelen, door Hernando Cortez in Mexico male In t ondernemingsgeest der stoute avonturiers in hooge mate en hoewel eene poging om verder zuidwaails door Ie dringen door de ziekte van den bevelhebber dezer expeditie in het jaar 1522 verbid werd deden zich toch weldra andere fortuinzoekers op. die gaarne een tocht nni' dal onbekende goudland wilden wagen. ° /iel. mp|llStv^iZi",(?' (lt' 01,8 reeds' bekende reisgenoot van Balboa, verbond hii hwbivel nrl Jivt "lanne"' om een paar schepen uil Ie rusten, waarover «uidel* «Sjè """ "" J'e lMJ "" ',ül 0"k'k»"Je !>«' Een zijner verbondenen heette Diëgo de Almagro, een gunsteling der JoiIuïn vaii onaanzienlijke afkomst maar even dapper als Pizarro; .Ie derde in led van°tle v nr 'i"'"''"',' 8L'n g,'acl" 8ees,eliJke. '"e het grootste tl van de voor de uitrusting der schepen noodige gelden verschafte. De toestemming van den stadhouder werd zonder moeite verkregen 100bonnen aan8eschaft-een was spoedig uitgerust en met midden van )'11a ; P.™ "a-n het bevel daarvan op zich°en zeilde in het Pa • na naar t, ï >ov«'ir,her 1524 0f 1525 uit de kleine haven van mogelijk volgen ag''° Z°" hem 'nel het 'weede schip zoo spoedig het landWÜS° f ?ndernRIT}ing bespreken, willen wij een blik werpen op zl ,,n **• « 'o'gR'aHen J,r Sp,,„scl,? °'ÜOte Via" ?er" slrek,e zicl' aan de oostkust van den Grooten h ^ °"fVTe',' Va" elJgraad noorderbreedte lot den 37™ graad zuider- ïok in hë! 'lihet 7'T^ 1,1 llüzü "fgeslrek.l.eid alle kustlanden en iSde ook in het binnenland zijne grenzen oostwaarts ver over het geberg.e uit een vH i uaan,sche nJk werd bewoond door een talrijke bevolking die op de 12* ^eèuTvn!TnVa|. |eS?aVin8 St0ll(J,' Ue sa°e verl,aalt- dat omstreeks zijne zuster Mama fté In f,rekeT!'r ,vvee k.'nderen ^r zon, Manco Capac en zijne zuatei Mama (Jello Uuaco. de ruwe wi 1 en ,)u. i,w>n ,io,a 1. .... De adel. Wetten. Maatschappelijke toestand. den, bezochl hadden, om hen in landbouw, veeteelt, bergbouw en nijverheid te onderwijzen en hen alzoo te beschaven. In het dal van Cuzco sloegen zij hunne woonplaats op en slichtten daar de stad. die van dezen tijd at de hoofdstad des lands werd. De kinderen, uit den echt van dit goddelijk paar gesproten, werden de koningen van het land. Een andere sage spreekt van bleeke, baardige mannen, die, van de kusten der Tilicaea zee gekomen, aan de ruwe Indiaansche stammen de zegeningen der beschaving gebracht zouden hebben. Het Peruaansche volk hechtte echter meer geloof aan de eerste sage, welke aan zijn koninklijk geslacht een goddelijker! oorsprong toekende. Over de geschiedenis van Peru ligt een nog dichter sluier dan over die van Mexico. Men spreekt van 12 inka's, die elkander vóór de aankomst deiSpanjaarden in rechte lijn waren opgevolgd, en zoowel door eene wijze regeering als door veroveringstochten den bloei van het rijk verhoogd hadden. De staatsregeling van Peru was onbeperkt monarchaal. De inka was de eenige bezitter van alle macht, van alle waardigheden en alle eigendommen zijner onderdanen, de eenige wetgever en heer des rijks. Hij was niet alleen het middelpunt der staatsmacht, maar, om het beroemde woord van een Europeesch vorst te gebruiken, »de slaat zelf." Uit kracht zijner goddelijke afkomst was hij de plaatsvervanger van de godheid, de zon. Élke ongehoorzaamheid aan zijne bevelen was dus niet alleen oproer, maar heiligschennis, opstand tegen de godheid zelf. Hij stond aan hel hoofd der priesterschap en heerschte zoowel over den geest als over hel lichaam zijner onderdanen. Even hoog boven het gemeene volk als diep beneden den inka stond de adel des rijks, die weer in twee scherp gescheiden kasten gesplitst was. De eerste kaste vormden de talrijke leden van het geslacht der inka s, de afstammelingen van het eerste vorstenpaar en alzoo van de zon zelf. Dewijl zoowel onder de vorsten als onder den adel de veelwijverij heerschte. was het aantal zonen der zon langzamerhand zeer uitgebreid; zij bezaten onmetelijke voorrechten boven het overige volk, alle hoogere ambten werden hun toevertrouwd, zij alleen mochten de liooge priesterlijke waardigheden bekleeden. zij alleen waren de aanvoerders des legers. Het beste deel der staalslanderijen diende tot hun onderhoud, terwijl zij ontheven waren van alle mogelijke belastingen. Het volk vereerde de zonen der zon als halve goden, daar hel meende, dat een afstammeling der inka's niet in staat was eene misdaad te begaan. Doch, welk eene verheven plaats de adel ook innam, nooit kon hij zich tot de waardigheid van inka verheffen, want deze moest zoowel van vadersals van moederszijde uit zuiver goddelijk bloed gesproten zijn. AN el had elke inka een groot aantal vrouwen, die uit de schoonste maagden des adels gekozen werden, doch zijne eigenlijke gade, de koningin, mocht niemand anders zijn dan zijne zuster. Slechts kinderen, uit deze in onze oogen zoo onnatuurlijke echtverbintenis gesproten, werden als wettige, waarachtige zonen der zon en als erfgenamen der kroon beschouwd. Onder de eerste adellijke kaste stond eene tweede, de vorsten der overwonnen Indiaansche stammen en hunne nakomelingen, die insgelijks groote voorrechten genoten. Hel eigenlijke volk werd door buitengewoon strenge wetten geregeerd. De meeste misdaden, zooals moord, diefstal, echtbreuk, godslastering, ongehoorzaamheid jegens den inka, werden met den dood gestraft. De door den inka naar willekeur aangestelde rechters oefenden eene bijzonder snelle rechtspleging uil. Hoogst belangrijk was de maatschappelijke toestand der Peruanen, die door onze tegenwoordige socialisten en communisten als de verwezenlijking van hunne schoonste droombeelden beschouwd moet worden. Hel geheele land was gemeenschappelijk eigendom; hel werd elk jaar opnieuw verdeeld, zoodat Nijverheid. Bouwwerken. De vesting Cuzco. nooit een enkel persoon tot inzonden» rijkdom geraken en ook nooit eene van ailes G verval,en kun' I)e slaat dus de eigenlijke bezittter Bel geheele grondgebied des rijks was in drie deelen verdeeld; de opbrengsten van liet eene deel ontving de godheid, die van bel tweede bet In I . ua"i , ' inka; l,ocl' ,leze tlrie l'eelen moesten natuurlijk oor het volk bearbeid worden. Uil het voor den inka bestemde deel werden tiet hol en de hooge adel ondersteund. De krachtige arbeiders des volks moesten ook het land dat den dienstdoenden krijgslieden en beambten, den /wakken en zieken bij de jaarlyksche verdeeling toebedeeld werd, bearbeiden Lvenals het land, waren ook de lama's (Peruaansche schapen) staatseigendom: elke familie ontving jaarlijks haar aandeel aan de wol overeenkomstig haar zielental. Hel communistische stelsel der jaarlijksche verdeelin* van alle goederen was, gelijk uil hel bovenstaande blijkt, in hel Peruaansche rijk zoo nauwgezet toegepast, als in geen anderen bekenden slaat der wereld Merkwaardig is liet, dat, 111 weerwil van deze gelijkmatige, jaarlijks tenigkeereude akkerverdeehng, de landbouw op een hoogen trap van bloei stond De kustlanden, waar nooit een droppel regen viel en die dus eene (lorre woestenij zouden geweest zijn, indien zij niet door ontelbare kanalen van water voorzien werden prijkten evengoed als de bergterrassen met de schoonste landbouwvoortbrengselen. Zij werden zorgvuldig bearbeid en gemest; reeds toen kenden de Peruanen het gebruik van de guano vnn l'!ni,i r'frV'T1 ?P,.ee1n ll008e.l) «rap; maar er was geen spoor an handel, want de handwerkslieden arbeidden niet voor den verkoop aan bijzondere personen, maar werden meestal als dienaars van den staat beschouwd wien zij hunne voortbrengselen deden toekomen. Voor den staal werkten de bouwmeesters, metselaars en timmerlieden. J P', lze" voor den inka, prachtige tempels en reusachtige vestingwerken *! bouwden, terwijl het volk grootendeels in onaanzienlijke hutten woonde. Voor den slaat werden ook de voortrellelijke heirbanen geëffend, die niet zoozeer bestemd waren om den voetgangers gemak Ie bezorgen, als wel om aan hel egei wegen te verschaffen, waarlangs de troepen in korten lijd het geheele land doortrekken konden. Uor den slaat was de bergbouw en de bearbeidin" der metalen , die eigenlijk alleen dienden om de paleizen van den inka en de tempels met eene in waarheid oogverblindende pracht te versieren Alles moest in dit land immers den slaat len dienste slaan! De enkele ..... 7 Ue vesting van Cuzco was zulk een reusachtig bouwwerk, dat hare over¬ blijfselen nog heden de verbazing der reizigers gaande maken. Prescott zegt daarvan in ziine geschiedenis der verovering van Peru : J "De vesting de muren en de gangen waren geheel uit steen gebouwd, welks zware blokken ZLr, reS i" i*" T" gelCg^ "'arCn' maar Z0°' dat de klein,''re de openingen tusschen de „ïootere aanvulden Zij vormden eene soort van ruw muurwerk, en waren slechts aan de zorgvuldig bearbeide buitenzijde behouwen. Hoewel geen kalk aangewend was, warende" blokken zoo nauwkeurig en vast m elkander gevoegd, dat het zelfs onmogelijk was het lemmer van een mes dnartusschen te schuiven. Vele dezer steenen waren van eene reusachtige voet dik Ke"'ie Waren ",et """ aCht eD dCrt'g V0Ct lang' aC',ttien voet breeJ en "9 Wij staan verstomd, wanneer wij bedenken, dat deze massa's door een volk dat het gebruik van het ijzer niet kende, uit de rotsen uitgehouwen en in verschillende vormen beneikt zijn; dat zij uit eene vier tot vijf legua's verwijderde steengroeve zonder de huln van lastdieren, over rivieren en woudstroomen naar hunne hooge ligplaats op de Siërra vervoerd en daar eindelijk met de grootste nauwkeurigheid op hunne plaats gesteld werden zonder kennis van de huropeesche werktuigen. Men zegt, dat 20,000 menschen gedurende 50 iaren aan den bouw gearbeid hebben. Wat hiervan ook zijn moge, wij zien daarin de weging f 0Vr hCt 1CVeu 'lc ^zittingen harer onderdanen naar willekeur kon beschikken, en die, indien zij in het algemeen niet drukkend van aard beschouwde "ngea te" n!U'Z'e" ,le" ge"ergdt' dienste" üecht* b1' redcl°°*-- Godsdienst der Peruanen. Zonnedienst. Tempels. Priesters. *) De welwillende lezer zal wellicht opmerken, dat deze stelling van Jen (vaardigen mkii zeer modern klinkt, en bijna evengoed van een lid van het tegenwoordige Pruisische Heerenhuis als van den ouden Peruaanschen vorst afkomstig kon zijn, ja misschien zon iemand zelf» geneigd zijn om hier aan bedrog te denken, doch men moge zich gerust stellen: die verdenking is ongegrond. Garcilasso de la Vega, die in het jaar 1540 geboren was en van moederszijde van die inka's afstamde, de geschiedschrijver van dien tijd, is onze zegsman. menscli was niet in tel, hij was slechts een onmerkbaar klein bestanddeel van het leven van den staat. De regeering schreef hem voor, waar hij zich moest nederzetten; hij mocht zijne woonplaats zonder verlof niet veranderen, zijn geheele leven en werken werd door eene hoogere macht geregeld, die hem in ruil daarvoor ook zijn onderhoud verzekerde, hem voor armoede en gebrek beveiligde. , , , De godsdienst der Peruanen was zeer eigenaardig. Zij erkenden een hoogst, onzichtbaar wezen, den schepper en bestuurder der wereld; doch hem werden geene tempels gewijd, noch door de talrijke priesters otlers gebracht. De godheid, aan wie de hoogste aanbidding geschonken werd, was de zon. Zij gebood over de lotgevallen der mensehen; haar werden de grootste en prachligsie tempels, de rijkste offers gewijd. De verbreiding van haar eerediensl was de heiligste plicht voor de Peruanen, die tot bereiking van dil doel het rijk der inka's jaarlijks mei goed gevolg over de naburige stammen poogden uit te breiden. Daardoor was elke oorlog, welken de vorslen voerden, 111 bel oog des volks geen veroverings-, maar een godsdienstkrijg. De overwonnen volken moesten den zonnedienst aannemen, maar verder hel men hen zonder bedenken hunne eigen godheden behouden, dewijl immers ook de Peruanen zeil, behalve de zon, nog een groot aantal andere godheden vereerden. De zonnedienst was niet zoo afgrijselijk als de vereering, welke door de Azteken aan hun oorlogsgod gewijd werd. Wel kwamen ook ui Pem menschenotters voor, doch dit was slechts hoogst zelden, bij bijzonder plechtige gelegenbeden het geval, b. v. bij de kroning van een iuka of na eene groole overwinning. Dan werd meestal een kind of eene schoone jonkvrouw geoflerd; alleen bij den dood van den inka had eene menschenslachting op groole schaal plaats, liet menschenelen werd door de Peruanen verafschuwd; zij roeiden deze gewoonte dan ook bij alle door hen onderworpen stammen uit. In hunne zonnetempels spreidden de inka's eene ongeloofehjke pracht ten toon; zij stapelden daar fabelachtige schallen aan edele metalen en juweelen op- de zonen der zon hadden een groolen tempel te Cuzco lol hunne gralslede. Stierf een inka, dan werd een aantal zijner dienaars en zijner meest «eliefde vrouwen geotterd. Het lijk van den overledene werd kunstig gebalsemd, vervolgens met den prachligslen koninklijken dos gelooid en in het gralgewelf des lempets op een gouden stoel gezet. De priesters, die den dienst in de tempels waarnamen, waren buitengewoon talrijk; in het slaatsleven speelden zij echter geene rol. dewijl zij noch door buitengewone geleerdheid uitblonken, noch andere dan priesterlijke bezigheden te verrichten hadden. Hun invloed op hel volk was dan ook Een "volk, dat alleen voor zijne vorstelijke familie leefde, dat bij zijne eigenaardige communistische staatsregeling nooit de aandrift tot onafhankelijkheid voelen kon. moest wel op een lagen trap van kennis slaan. Dit was dan ook bij de Peruanen, in weerwil van hunne schijnbare beschaving des Ie meer het geval, daar de inka's met opzei alle geestelijke ontwikkeling deimenigte onderdrukten. Eén der meest beroemde Peruaansdie vorsten heeft naar men zegt, den stelregel uilgesproken: »De wetenschap is niet bestemd voor het volk. maar voor hen. die uit adellijk bloed gesproten zijn; menschen van lagen stand worden door haar slechts opgeblazen, ijdel en aanmatigend. ) De quipu's. Huavna Capac. Huascar en Atahuallpa. Waai de onbeperkte alleenheerschers zich door zulke beginselen lieten beduien, kon natuurlijk van eene wetenschappelijke ontwikkeling des volks geen sprake zijn. De Peruanen stonden op dit punt ver bij de Azteken ten achter zij bezaten met eens, gelijk deze, een beeldschrift, maar slechts de merkwaardig' hoogs onvolkomeiie quipu s, waarvan zij zich in plaals van letterschrift' «huiden. Het quipu was een uil bonte draden gevlochten snoer, ter lengte van ongeveer twee voet waarvan kleinere draden als franjes afhingen Door het aantal en de kleur der draden en door de daarin gelegde knoopen drukten de Peruanen getallen en begrippen uit. Zij waren in staat door middel der quipu s berichten, natuurlijk slechts voor een bepaald doel, over te maken In alle provinciën waren bepaalde beambten met de vervaardiging van de quipu s belast; zij zonden die door postboden (loopers, die elkander van station tot station afwisselden) naar de hoofdstad, waar zij zorgvuldig gue-istreerd en 111 een soort van archief bewaard werden. Dis>irceiu In de dagen, toen Pizarro zich met de uitrusting zijner schenen bezi» or ' .«fT1? v Pe'" V" ink,a Capac. een krachtig en ffugslS^ orst, die liet Peruaansche rijk door de verovering van Quito vergroot en zijne verovering door de invoering van de Peruaansche staatsregeling bij alle onderworpen stammen bevestigd had. Dewijl hij te gelijker tijd erop uit was, zoowel door zachtheid tegenover zijne nieuwe onderdanen, als door de bevoidenng van hunne slollelijke welvaart, hunne liefde te verwerven bereikte I e rijk onder hem het toppunt van zijn bloei. In weerwil van ,lil alles was het juist deze inka, die den val van zijn geslacht voorbereidde, door het nemen van een maatregel, welke een binnenlandschen oorlog deed ontbranden waarvan de Peruaansche geschiedenis geen tweede voorbeeld kende. ™i,i .5™ af'ac was- evenals zijne voorvaderen, met een zeer aanzienlijk P. vouwen — men zegt 600 — en een daaraan geëvenredigd aantal afstammel ngen gezegend. Aan al zijne zonen was echter volgens de gewoonte alleen de zoon zijner gade en zuster, Huascar, tot de erfopvolging gerechtigd Deze Vl'JhinVlï^Un,/1J" P i',1 l,,ef de 1,lka °P 0111 den wil van een lievelingszoon, Atahuallpa, dien de dochter van den onttroonden koning van Quito hem geschonken had. Hij bepaalde, dat na zijn dood Huascar wel liet oude Peruaansche rijk maar Atahuallpa hel koninkrijk Quito erven zou Waarschijnlijk in liet jaar 1525 stierf Huavna Capac. diep betreurd door zijne onderdanen, zelfs door de inwoners der door hem veroverde landen, tijne begrafenis werd met onbeschrijfelijken luister gevierd. Men verhaalt, 1 "i 6 , Izent'en zijner vrouwen en dienaars zich vrijwillig aan den offerdood fe Te ^lekltm °' °m overleilen vor!?l "aar de schitterende woning der zon „„ Overeenkomstig des vaders wil deelden de beide zonen de heerschappij ' Jarcn 'an8 regeerden zij zonder twist, Huascar in Peru, Atahuallpa in Quito, maar toen ontstond er tusschen de broeders een geschil, dat weldra tot eene openlijke breuk voerde. Atahuallpa, een eerzuchtig, bij zijne krijs- grenz"en ^in^ wJ, TldV"1^ 330 ',el |^ofd va" zÜn leger over de Peruaansche ,! • / : n ' ó overwon lnj zijn broeder; iu het laatste treilen, dat in en omtrek van Cuzco plaats vond, nam hij hem gevangen. Ofschoon Atahuallpa ten gevo ge zijner afkomst op de regeering van Peru geene aanhaak kon doen gelden maakte hij zich toch daarvan meester, nadat hij zijn mis!'h^l "i!.rn mac,M gekregen bad. Zelfs deinsde hij niet voor eene afschuwelijke tciug, om zich hot bezit der kroon te verzekeren. v . °'oe!ls het verhaal van Garcilasso, dat echter niet boven allen twijfel verheven is, nep hij den inka-adel van het geheele land te Cuzco bi een waïLTt rHUWr,e"i hem b?.raadsla8en zouden over de beste wijze,' i 1 tusschen hem en zijn broeder verdeeld zou kunnen worden. /ii in de hnnfm"i ,aa" dle 0Pr,oePinK gehoor; doch nauwelijks waren zij hoofdstad aangekomen, of de krijgslieden van Atahuallpa wierpen Ongelukkig begin van Pizarro's reis. Zijn terugkeer. zich op heil en hieuwen hen neüer; ook hunne vrouwen en zusters ondergingen hetzelfde lot. De wreede veroveraar wilde het geheele geslacht der inka's uitroeien, opdat hij, als eenig overgeblevene, ook een uitsluitend recht op de heerschappij zou bezitten. Het ééne doodvonnis volgde op het andere; maar toch bereikte Atahuallpa zijn doel niet, daar vele zijner aanverwanten zich aan de vervolging wisten te onttrekken. Daarom liet hij ook den gevangen Huascar voorloopig in liet leven. Nadat de slachting afgeloopen was, begaf Atahuallpa zich naar Cuzco. Trotsch op zijne zegepraal aanvaardde hij in liet jaar lo3:2 de regeering over geheel Peru en Quito. Weinig vermoedde hij, dat die schitterende zegepraal slechts de voorbode van zijn spoedigen en smadelijken val zou zijn. A CHTTIENDE H O O F D S T U K. Peru. Ongelukkig begin van Pizarro's reis Zijn terugkeer. Het beroemde verdrag. Tweede reis. Groote moeilijkheden. De kust van Peru ontdekt. Landing bij Tuinbez. Vriendelijke ontvangst bij de Peruanen. Groote schatten. Terugkeer naar Panama. Pizarro reist naar Spanje. Verdrag met den keizer. Terugkeer naar Panama. Twist tusschen Pizarro en Alinagro Uitrusting van de vloot Tegenspoeden. Pizarro op het eiland Puna. Wreedheden, jegens de inboorlingen gepleegd. Stichting der kolonie San Miguel de Pinra. Marsch naar het biunenland. Aankomst te Caxamalca. De Spanjaarden voor het eerst door den inka Atahuallpa ontvangen. Vermetel plan van Pizarro. Pizarro had voor het aanvaarden van zijn ontdekkingstocht het ongunstigste jaargetijde gekozen. Zware regenvlagen, tegenwind en veelvuldige stormen maakten de vaart naar'hel onbekende zuiden lastig en gevaarlijk. Waar de avonturiers aan de onbekende kusten landden, vonden zij ondoordringbare maagdelijke wouden of ontoegankelijke moerassen, nergens bebouwd land. zoodat zij weldra door gebrek aan levensmiddelen en door ziekten zwaar geteisterd werden. Pizarro's reisgezellen, die zich op de treurigste wijze in hunne verwachtingen omtrent bet goudland in liet zuiden bedrogen zagen, drongen onstuimig op den terugkeer naar Panama aan; slechts met moeite wist hun aanvoerder hen te bewegen om den tocht voort te zetten. Doch alle pogingen der Spanjaarden om hel goudland te ontdekken schenen vruchteloos; nergens vertoonde zich daarvan een spoor, totdat zij eindelijk een Indiaansch dorp bereikten, welks inwoners groote gouden versierselen droegen. Hier ontvingen zij opnieuw de verzekering, dat in het verre zuiden een groot en machtig land lag, dat door een zoon der zon beheerscht werd, een land rijk aan goud en andere schatten. Dit bericht schonk den avonturiers nieuwen moed; zij zetten hunne reis naar het zuiden voort, doch daar zij bij nieuwe landingen steeds in hevige gevechten niet de Indianen geraakten, moest ook Pizarro eindelijk inzien, dat zijne uitrusting niet voldoende was om den óntdekkings- en veroveringstocht verder voort te zetten. Hij keerde terug en landde, wijl hij niet te Panama zelf wilde aankomen, te Chicama, ten westen van Panama; hier ontmoette hij Almagro, die intusschen, insgelijks zonder eenig noemenswaardig gevolg, een tweede schip naar het zuiden gevoerd had. Pizarro liet zich evenmin als Almagro door den weinig beleekcnenden uitslag dezer eerste onderneming ontmoedigen. Beiden besloten, eene tweede De kust van Peru ontdekt. poging lot ontdekking van het goudland in het zuiden te wagen. Almagro ging naar Panama; hier wilde hij nieuwe manschappen voor de voorlzettfn»der reis aanwerven. Hij ontmoette daarbij echter grooter moeilijkheden dan hij gedacht had, want Pedrarias, de stadhouder, wilde niets welen van wervingen, waardoor de kolonie nutteloos verzwakt werd; hij gaf daartoe eerst verlof [oen pater Hernando de Luque zijn invloed aanwendde en Almagro hem voor die vergunning eene som gelds toezegde. Tusschen Pizarro, Almagro en de Luque ») werd den IO«» Maart I524een verdrag gesloten over de verovering van het goudland in het zuiden, waarbij deze drie mannen zich verbonden om de te veroveren landen en schatten naar billijkheid onder elkander te verdeelen. Pizarro en Almagro zouden de nieuwe expeditie aanvoeren, de Luque het geld voor de uitrusting geven. Het verdrag werd door den laatsten eigenhandig onderteekend; voor de "beide anderen, die noch lezen, noch schrijven konden, onderteekenden drie achtbare burgers van Panama. Deler uitgerust dan vroeger en in een beter jaargetijde vingen Pizarro en Almagro in Mei 1525 met twee schepen hunne tweede reis aan. Reeds na weinig tijds gelukte het hun, een Indiaansch dorp te overrompelen en een rijken buit aan gouden voorwerpen te verzamelen. Zij besloten derhalve, dat Almagro inet het goud naar Panama terugkeeren zou, om nieuwe manschappen aan te werven, daar de gunstige uitslag der onderneming thans zeker een groot aantal avonturiers lokken zou. Dit gelukte; Almagro keerde spoedi" met versterkingen terug, maar door deze vertraging van. den ontdekkingstocht was het gunstige jaargetijde voor eene reis naar het zuiden voorbij gegaan. Het weder veranderde; de zeevaarders hadden met lievige stormen te kampen, en toen zij nu verder zuidwaarts kwamen en de kust van Quito bereikten, stielen zij bij hunne pogingen om te landen op eene krachtige, goedgewapende en vijandige bevolking. Pizarro en Almagro moesten wei begrijpen, dat zij met hunne kleine macht hier geene lauweren konden behalen ; en weder werd besloten, dat Almagro naar Panama terugkeeren zou, om' versterking te halen, terwijl Pizarro op het kleine eiland Gallo 'zijne kwartieren opsloeg. Te Panama was Pedrarias intusschen door don Pedro de los Rios vervangen. De nieuwe stadhouder was zeer tegen de onderneming ingenomen; hij wilde haar volstrekt niet ondersteunen, ja hij zond zelfs twee schepen naar het eiland Gallo , om Pizarro en diens tochtgenooten terug te halen. Toen deze schepen op Gallo aankwamen, troffen zij de Spanjaarden in een wanhopigen toestand aan. Honger en ziekte woedden erg onder de kleine schaar; toch weigerde Pizarro terug te keeren en dertien trouwe makkers sloten zich bij hem aan. Zij bleven bij hun aanvoerder, terwijl de overigen met blijdschap de gelegenheid aangrepen om naar Panama terug te keeren. ' De stadhouder was woedend, toen hij hoorde, dat Pizarro tegen zijn wil de ontdekkingsreis wilde voortzetten. Hij besloot aanvankelijk de vermetele avonturiers aan hun lot over te laten; doch eindelijk gelukte hel de Luque en Almagro, van hem verlof te erlangen om Pizarro een klein schip met manschappen, levensmiddelen en wapenen te zenden. Het schip bereikte gelukkig zijne bestemming en hierop zette Pizarro, nog niet ontmoedigd door de doorgestane ellende en gevaren, zijne reis naar het zuiden voort. De bewonderenswaardige standvastigheid van den stoutmoedigen man werd eindelijk beloond. Hij bereikte het goudland, de kust van Peru. Vol verbazing aanschouwde hij, terwijl hij er langs zeilde, hel vruchtbaar, wel bebouwde en sterk bevolkte land. Op het water ontmoette hij groote booten *) De Luque schoot het geld, dat hij gaf, niet zelf voor; hij was slechts de vertegenwoordiger van een rijk man , Gaspar de Espinosa. Landing bij Tumbez. Pizarro te Panama. Zijne reis naar Spanje. met zeilen en roer; hij werd overtuigd, dat hij hier aangekomen was bij een volk. dat in beschaving ver boven de overige Indianen stond. Bij Tumbez, eene rijke Peruaansche stad, landden de Spanjaarden. Zij werden door de inboorlingen vriendelijk ontvangen en van levensmiddelen voorzien, want 7 ruiters, drie busschieters en ongeveei 17 boogschutters. Van dezen zond hij onderweg no(r negen man lenig, omdat zij blijken van vreesachtigheid gaven en hij op zijn vermetelen locht slechts door de sloulmoedigsle avonturiers omringd wilde zijn Op hun marsch m liet binnenland vonden de Spanjaarden bij de Peruanen overal eene vriendelijke ontvangst, terwijl zij van limi kant, overeenkomstig liet gestrenge bevel des veldheers, elke aanleiding lol vijandelijkheden vermeden Onderweg werden zij door een gezant van Alahuallpa begroet. De inka heette hen welkom in zijn land, zond hun geschenken en noudigde hen uil hem in zijne legerplaats in het gebergte le bezoeken. Pizarro beanlwoordde de geschenken mei kleinigheden zonder waarde en zond de gezanten terug met de boodschap aan den inka, dat de Spanjaarden kwamen van wege een machtig vorst aan de overzijde der zee, dat zij van Alahuallpa s krijgsroem gehoord hadden en bereid waren hem hunne hulde le bewijzen en bijstand tegen zijne vijanden le verleenen. Zij zouden zoo spoedig mogelijk voor hem verschijnen. De marsch werd voortgezet en wel in de richting van Caxamalca — thans Caxamarca — eene slad aan de overzijde der Andes—, waar Alahuallpa volgens ingewonnen berichten zijne legerplaats opgeslagen had. Worstelend met schier onoverkomelijke bezwaren trokken de Spanjaarden hel hooge gebergte over, langs steile. zelfs voor voetgangers gevaarlijke paden, bik oogeubhk waren zij voor een aanval der inboorlingen beducnl en had deze plaats gevonden, dan zou waarschijnlijk geen enkel avonturier ontkomen zijn uil dien doolhof van rotsen, waar het een handvol met de plaatselijke gesteldheid vertrouwde inboorlingen li;i000 Peruanen daar geschaard, doch nog allijd liet geen enkele Spanjaard zich zien, om de gasten te begroeten, zoodat Atahuallpa verwonderd en beleedigd uitriep: «Waar zijn dan toch de vreemdelingen!" Op dit oogenblik trad broeder Vincento de Valverde, een Dominicaner monnik, Pizarro s huiskapelaan en naderhand bisschop van Cuzco, met zijn brevier of — gelijk anderen verhalen — met den bijbel in de eene en een crucifix in de andere hand te voorschijn en zeide onder hel nadertreden tot den inka, dat hij op last van zijn bevelheber kwam, om hem de leer van hel ware geloof uiteen te zetten, waartoe de Spanjaarden uit zulk een verwijderd land lot hem gekomen waren. Hierop zette de monnik de geheimzinnige leer der Drieëenheid, zoo "oed als hij kon uiteen. Zeer wijdloopig begon hij met de schepping der menschen sprak vervolgens over den zondenval, over de daarop gevolgde verlossiii" door Yalverde's poging tot bekeering. Jezus Christus, en de kruisiging en hemelvaart, nadat de Heiland den apostel Petrus als zijn plaatsvervanger had achtergelaten. Deze macht was op di, opvolgers des apostels, goede en wijze mannen, overgedragen, die onder den thel van paus over alle machten en vorsten der aardi heerschappij Een der laatste dezer pausen had den Spaanschen keizer, ,len '7' vorst der wereld, de laak opgedragen om de inboorlingen op '^ WLstelijk halfrond te overwinnen en te bekeeren; zijn generaal Francisto Pizaito> was thans in Peru gekomen, om dien gewichtigen last te volbrengen. De monnik eindigde zijne toespraak met de vermaning aan den inka om de d wal in gen van zijn eigen godsdienst al' te zweren, de hem zooeven voorgedragen Chrisleliike "eloofsleer, waardoor hij alleen mocht hopen zalig te worden, aan li Seng en bovendien zich schatplichtig aan keizer Karei V te erkennen, die in ,|ii .reval hem als zijn trouwen vazal beschouwen en bijstaan zou. Of Atahuallpa eiken schakel in de zonderlinge keten van shnlredenen waardoor de monnik Piza.ro mei den heiligen Petrus in be rekking "acht herrenen heeft, mag terecht betwijfeld worden. Zeker is hel, dat bij zeei onjuiste begrippen omtrent de Drieëenheid heeft moeten verkrijgen, indien, S Garcilasso verhaalt, de tolk Felipillo haar verklaarde door te zeg^n: »De Christenen gelooven aan drie goden en aan een god en ^ 'n^ktsame vier "oden." Maar ontwijfelbaar zeker is hel. dat luj de wezenlijke strekking der rede, hem te bewegen, lol afstand van zijn schepler en lol erkenning van eens anderen opperheerschappij, zeer goed verslond. , i De oo,ren van den Indiaanschen vorst schoten vlammen en zijne donkert wenkbrauwen trokken dreigend samen, toen hij antwoordde: »Ik wil aangeen mensch schalplichtig zijn! Ik ben grooler dan eenig vorst op aaide. Uw keizer mag een groot vorst zijn. ik twijfel daaraan niet. wanneer k zie, da hij zijne onderdanen zoo ver over de zee gezonden heeft. en ik ben bere om hem als een vriend Ie beschouwen. Wat den paus betreft, van w en spreekt, bij moet waanzinnig zijn, wanneer hij er aan denkt, landen \ve0 te schenken die hem niet loebehooren. En wal mijn geloof aangaat. S,ns, Vvoor" dat mag ik niet veranderen. Uw God is. gelijk gij zeg . gedood door dezelfde menschen, die hij geschapen heeft. Mijn (,°d .(laal' . , besloot hij. terwijl hij op zijne godheid wees, die ju.s in olie pracht acl Ier de bergen onderging, mijn god leeft nog in den hemel en zi | .j nduen m-dei^e Valverde, wat hem recht gaf deze dingen Ie zeggen. De monnik wees op zijn boek. Atahuallpa greep hel, bladerde daarin enkele «ogenblikken en wierp bet, alsof liet gevoel der vernedering^ hem aaingedaa plotseling bij lie.n herleefde, met kracht op den grond terwijl I j 11 nep. „Zeg aan uwe tochlgenooten, dat zij mij rekenschap van hun m 'j land zullen geven. Ik ga niet van hier voordal zij mij \oldouiin0 0eoeven zullen hebben voor al bel onrecht door hen gepleegd Ten hoogste verbitterd over den smaad, liet heilige boek■""l,o®J,a"raapte de monnik het ijlings op, en hep naar 1 iza.i° om^ilezcn voorgevallene Ie onderrichten. «Ziel gij niet riep luj , < . J wij ons hier met dezen Irotschen hond builen adem praten de Indianen gevuld wordenr Vall oogenbl kkehjk aan! Ik geef u ab olut*. Pizarro begreep, dat hel beslissend tijdstip gekomen 'was. H™ een witten doek en gaf zoo het afgesproken teeken. Het noodlot lip oesch"J werd van dv vesting afgevuurd. Daarop stormde de Spaanse ie \ e , zijne lieden onder den bekenden wapenkreet: : .8I Jago en »\alt aa, he plein op Deze kreet werd door alle in de stad verspreide Spanjaaiden herhaald terwijl zij in aller ijl uil de deuren der groote zalen waarin zij verborgen waren, naar he. plein stroomden Voelvolk en ruiery,w,erpen zich in gesloten gelederen midden onder de drommen dei l u au l omzeiling verlamd T verbijsterd door het donderen der kanonnen en het knallen Atahuallpa gevangengenomen. Losgeld, door hem aangeboden herl.a"MSkwerdn' vPrlllin?°"l n°'/ ontkomen , bezweken waren , met geheele lioopen opeengestapeld en zoo groot was de doodsangst der levenden onder den vreeseh kenfaSnJ Icru-VV'i u'nolPe,s' dat een groot aantal Indianen, in hunne krampachtig Klachtsinspanning er in slaagden, de uit steen en gebrande klei Toiiwde ónïTon'd (16 'ül 0 '".""S "n het plein dienden, door te breken. "Hierdoor door velen Z'" °f"inS.Ier, l,ieedl« van meer dan honderd schreden, waar- . u ,we» 1,1,1 vrije veld vonden, hoewel zij ook daar nou •«■Hip , !V°i7 ,•< 0r • l,ull0,iJ. die, over de puinhoopen springend, de dthlersle vluchtelingen inhaalde en neeihieuw. ' Zoo beschrijft Prescott volgens de berichten van ooggetuigen ons den aHisti«en en u'j!™derhjken aanval der Spanjaarden op de niets kwaads vermoedende Peruanen. • e ™e,..z«n gevolg ongewapend verschenen was, om den /(imiIii i i !''1 een, ,VIJS van vertrouwen le geven, werd gevangengenomen -ondu d.it hij, nadat zijne trouwste dienaars rondom hem neergesabeld waren in slaat was tegenstand te bieden. "eeieesaouu «aren, lot hel invallen van den nacht duurde de vervolging van de vluchtelingen Hit «as eene schandelijke menschenslachting, «elke niet eens veroiiKchuldi-d Zie uSÜr T m-f"n f *l opgewekte woede, daar geen der SSSSji 10 000 Tl W1J volgens de verschillende berichten van 2000 tol m riW S -8 !™! e" •P''n 0,ln0('n,liJk gekwetst werden, ontving gtui i likt Ie Spanjaard de geringste wond. De inka die gedurende de slachting door Pizarro beschermd wa« werd dooi den veldheer mei de grootste vriendelijkheid behandeld. Hel was den zooveJnxe|i,henUn| Z,;'l, d00r Zij" fgen 'ieden ,e doen bedienen, hij genoot zooml Mijheid als met zijn toesland van gevangene overeen le brem-en was dl bèioeken Sr" If''" "7" '^n8 ,0' l,em ('" (l;,8eliJk* «>oclil hij I,. u v e" on,vangen. Door deze schijnbaar edelmoedige ütliandehng \an den gevangen vorst bewerkte Pizarro, dal de Peruanen die hun vorst niet aan gevaar wilden blootstellen, geduldig diens gevangenschap verdroegen en geene enkele poging aanwendden om hem door gSd le 1 ijd"'ende zijne gevangenschap spoedig lot de overtuiging. tltu pOlllKIO! M (lp \00111321 niKlP i iii(vi>oi' i.:: i . i . ° n , , . J, v*, , ^runJnaiuc" "'j iiuii locm naar ■ lil lliitw / n 1 . li' . Peru was geweest. Hij. wendde zich derhalve\ot Pizarro ei? bood hem aT !' ,>001.' t,('" ?let,r diin koninklijk losgeld le koonen. Ilii beloofd,.' -i . ,oe, nreeue en 22 voel lange vertrek, dal hij bewoonde, binnen twee maanden. Ier hoogte van negen voet. niet gouden voorwerpen te laten vullen mdien de vrijheid hem teruggeschonken werd. * d,u,ull,en' Uit voorstel werd door Pizarro en zijne onderbevelhebbers areliir aan genomen Atahuallpa gebood thans zijnen onderdanen, alle gouden voorwerpen uil de burchten en tempels van heinde en ver naar Caxamalca Ie breiiuen en \an alle zijden kwamen de Peruanen met geheele vrachten "oud rin' dragen, om de kamer le helpen vullen. "acnien goud aan- Hnascar gedood. Het losgeld van Atahuallpa verdeeld. Terwijl dit plaats had, ontving Pizarro eene boodschap van den gevangen inka Huascar. die liem om zijne bescherming het verzoeken en daarvoor eene nog veel grootere som beloofde dan Atahuallpa voor zijne vrijheid toe- i5e/'e°üehveldheer begreep terstond, welk een groot voordeel hij uit een strijd om den troon trekken kon. Hij beval. Huascar naar Caxamalca te brengen, opdat daar de twist der beide broeders beslecht zou worden. Dat deze beslissing ten gunste van Huascar zou uitvallen, zag Atahuallpa maar al te goed in. Hij gaf derhalve aan zijne getrouwen hel met al le grooten spoed en al te stipt uitgevoerde bevel, Huascar in dé gevangenis te vermoorden. Hij meende, door dezen sluipmoord zich in het bezit der kroon be\esligd Ie hebben en vermoedde niet, dat hij hierdoor den bloeddorstigen Spanjaarden eene welkome gelegenheid gaf om ook hem zeil ter dood le veroordee en. De lijd. welken de inka voor het bijeenbrengen van zijn losgeld bepaald had, liep ten einde, toen Pizarro tegen hel midden van Februari Ia3.5 eene zeer gewenschle versterking ontving, welke hem door Almagro werd aangebracht; thans kon hij zijn plan om geheel Peru le veroveren dooi zetten. Het losgeld van den inka was echter nog met bijeen en I izarro kon ook ternauwernood wensclien, dat het samengebracht werd, (laai hij op getut v waarde, hoe ook genaamd, den gevangene 111 vrijheid wilde stellen. Daa om willigde hij gaarne den wenscli zijner krijgslieden in, om reeds 1111 den dooi de Peruanen bijeengebrachten schal te verdeelen. De gouden voorwerpen werden grootendeels lot baren versmolten, die vervolgens op een hoop werden geworpen. De schatting wees de aanzienlijke som van drie en een half milhoen gulden van onze munt aan, welke, wanner wij de verhouding der geldswaarde in die dagen lol die van onzen lijd m aanmerking nemen, met eene som van twintig uullioen gulden maD „elijk °(S'' Dijè'vet'deeli 11 g werd hel keizerlijke aandeel ter zijde gelegd, hetwelk door Hernando Pizarro, den broeder des veldheers, naar Spanje zpu gein ach worden. Vervolgens ontvingen al de krijgslieden hun deel van hel ove\ e overeenkomstig hun rang en liet wapen, waartoe zij behoorden. hen f ; ' ° aandeel werd ook aan de soldaten van Almagro toegestaan hoewel dezen tol dusver nog riet in de gevaren der verovering gedeeld hadden. Het aan deel. zelfs door de gemeene soldaten van Pizarro verkregen, was zoo groot, dat elk hunner, volgens de begrippen van dien lijd, een rijk man werd. Doeli wat moest men na de verdeeling mei den gevangen inka doen. Hij drong mei recht op zijne invrijheidstelling aan en eemge oIJmm. die edeler dachten dan de overigen, zooals b. v. Hernando de Solo, erkenden hel rechtmatige van ziju eisch. Pizarro echter koesterde andere, arglistige plannen, tot welker uitvoering hij eeu werktuig in den tolk Felipillo v°.,ui- .. Felipillo was een der jeugdige Peruanen uit Tuinbez, die Pizarro rijwillig naar Spanje vergezeld hadden. Als aanhanger van Iuascar was luj vijandig jegens Atahuallpa gezind en ziju haat was nog gescherpt dooi eene belcediging. welke hij van tien inka ondervonden had *). Hii trok van hel verhouwen, hem door de Spanjaarden bewezen, pat tij om overal het gerucht le verbreiden, dat Atahuallpa in hel«;ne«"'"f"" zwering legen de blanken gesmeed had en dat het geheele volk zich 111 stille 10,1 1'iza1iTo°nam('den sohijn aan. dat luj aan deze geruchten geloof sloeg. Om in de uitvoering van zijne plannen niet belemmerd te worden, zond hij *) Men verhaalt, .Int Felipillo een liefdesavontuur .net eene der yrouwen van clen nka aangeknoopt ha.l en door dezen betrapt was. Volgens de Perua»«sche wet kon wik eene| » 1» alleen verzoend «orden door den dood des misdadigers en de u.lroenng van d.ens geheelt ge slacht De luik vreesde derhalve terecht niets zoozeer als de invrijheidstelling vnn den inka. Atahuallpa ter doo.l gebracht. Regeeringloosheid in Peru. Hernando de Solo, met éene Iroepenafdeeling weg en «afliet den h«i ,,r I®1 lui ™ don ink. uilspra.k 1, itoST ' J8 '' °m 0,e r & hamÏÏ0eHritn T*" eiT'liefde^be- namieid Heb ik mijne schallen mei 11 met "edecld9 lli-Ki irii L'n » i •Jan weldaden uil mijne handen ontvangen1'" ' oJ rs - r sss s&zF rtff&srs XAzirh* gei ionen weid; toch wankelde hij met n zijn beslui! mv.r i„,v i ,i vonms van hel gerechtshof ui,gevoerd zou worden ' het pater Vicenlë dë vV°T w.^d Atahuallpa naar de strafplaats gevoerd- hem 1,08 vreeseliike vunr.lnni i (lo?P®n; l,lJ beloofde hem, dat in dit geval de wordeiil Toen Piza rro °on £ *7^f' ve'van^ ™ gaf Atahuallpa toe: hij on'lving den^p £>"-^trd gewotï bekrachligde- terechtstelling niet '!lie\a'thWd'vin k! 'k't'^1'' "V'" geVil"8 ™sclli,P en ''U ^ijne v^ve^i:,H^nXVo^ en Pi/irro s Mi l"1 i" "J al8emeene deelneming. Een deel van Ahna^ro's en wreedheid. Zelfs vele 'SSlf" ff*" "*7 °T h,,,""e <«-onwloo°l,eul Hernando de Soto ^f in .n ^ .officieren keurden «Ie snoode daad af. holen nn !• , , ! van ZI'ne «spediUe was wedergekeerd, onvertrouwd als onrechSdi'^w8 U,^ht,llij- ve.rklaar,|e- ^ >'<'1 vonnis even geringste .}•» te Cuzco aan. . 11,., De soldaten hadden zooveel gehoord van de fabelachtige schatten. welke in de hoofdstad waren opgestapeld, dat de onnoemlijke voorraad goud, welken zij vonden, hunne verwachtingen nog teleurstelde. Zij plunderden de paleizen en tempels, zelfs de mummiën der inka's spaarden zij niet. Zij openden de araven, doch hoeveel /.ij ook vonden, nog altijd bleef bun gouddorst onbevredigd. Menig ongelukkige Peruaan werd door hen op de pijnbank getegu, opdat" hij bekennen zou, waar de vurig begeerde schatten verborgen waren; door dit afgrijselijk middel werden inderdaad nog vele kleinoodiën ontdekt. De buil, welken men zoowel op den tocht naar de hoofdstad als binnen Cuzco gemaakt had, gaf aanleiding lot eene nieuwe verdeeling. Ook nu was zelfs het aandeel der gemeene soldaten zóó grool, dat het volgens Luropeescne begrippen den bezitter tol een rijk man maakte, doch slechts weinige avonturiers trokken uit de hun toestroomende schatten eenig nut, de meeslen gaven zrci zoo onbeteugeld aan hun hartstocht voor hel spel over, dat meer dan een 111 een enkelen nacht ziju geheelen buit weer verloor. Slechts enkele verstandige lieden waren er onder hen, die, tevreden met de verworven schatten, van Pizarro vergunning vroegen 0111 daarmede naar hun vaderland terug te keeren; zij verkregen dat verlof zonder moeite, want Pizarro berekende, dal hun voorbeeld alle naar goud dorstende avonturiers in Spanje bewegen zou 0111 in Peru bun fortuin te gaan zoeken en dat alzoo bet verlies van hen, die terugkeerden, in de naaste toekomst zeker door eene nieuwe schaar van toestroomende volkplanters rijkelijk vergoed zou woiuen, Pizarro had zich niet misrekend; de met goud beladen afvalligen werden ile apostels voor de verhuizing naar het nieuwe goudland. Na de verdeeling van den buit wijdde Pizarro al zijne zorg aan het toekomstig bestuur des lands. Hij liet Manco Capac met al de bij de Peruanen gebruikelijke ceremoniën tot inka kronen. Hiervoor moest de jonge, vorst(ter kroon van Spanje den huldigingseed zweren. Hij zou in schijn onafhankelijk regeeren, doch inderdaad slechts een Spaansch ambtenaar zijn. 1 en einde hem steeds le bewaken en te zorgen, dat de belangrijke stad Cuzco tegen ue Spanjaarden nooit eene vijandige houding aannam, stelde Pizarro daar een stedelijk bestuur aan, dat uit Spanjaarden bestond. Tot leden van dit bestuur benoemde hij onder anderen zijne beide broeders (ionzalo en Juan. Door eene milde schenking van landerijen en huizen werden vele Spanjaarden genoopt zich voor goed in Cuzco te vestigen. Ook de zaken van den godsdienst verwaarloosde Pizarro met. Hij benoemd pater Valverde tot bisschop van Cuzco. Deze benoeming werd later vanwege de kerk bekrachtigd; ook droeg hij zorg, de afgodstempels 111 Christelijke kerken le herscheppen, ja, hij legde zelfs een klooster voor lndiaanscne nonnen aan. , , . . . Eerst nadat het bezit der stad Cuzco geheel verzekerd was. trachtU Pizarro de verovering van Peru door het uitzenden van verschillende legerbenden te voltooien. Hij besloot eene nieuwe hoofdstad voor het rijk te stichten, dewijl Cuzco te diep in het binnenland lag. Hij bega 1 zich derhalve naar de kust van den oceaan en legde in eene heerlijke, 0111 haar zacht en Almagro's twist met Pizarro's broeders. Zijn tocht naar Chili. gezond klimaat beroemde streek, den 6« Januari 1533 den eersten steen der ,C,,,daf f °S "*•. de sliid dei' koningen, moestdeMte ooldatad heeten doch bij hare snelle ontwikkeling verloor zij weldra haar langen naam; de Spanjaarden noemden haar Lima en zoo heet zij nog heden Terwj' F'zarro bezig was de Spaansche heerschappij in Peru te bevest «en den l,iii't"nvlret Manco Capac zich genoodzaakt een groot deel zij'ie kr jgshw n t on at ^ opdat dezen het land zouden bebouwen daar anders 11".Jfc1 ,M. weini'- hongersnood ontstaan zou zijn Hierdoor kregen de beleg«den tm weinig lucht zii konden bij een uitval nieuwen proviand — eene kudde lama s in de'stad voeren en weldra zagen zij onverwacht de zaken een zeer gewenschter ke%Tae«ro, die uit Chili teruggekeerd was, sloeg de Peruanen iu een bloedig gevecht en rukte naar Cuzco op, doch hoewel Inj als vijand dei belegen,u - Slag bij Las Salinas. Overwinning van Hernando Pizarro. ,kWram "* lod' "iei als vriend der belmoren zou. JolSïekl nie?12L mT°, 1,0,1 «-Jhouderschap bestuur weigerde baar over JDo?vmi ' ^!?c, d? sla(l °P en loen hel 8™ April 1537 bij overroinnelin-°iÜi i»"T" !J d,en nacht van (len en Hernando Pizarro, werden met oimpveJ ,oe^e,r.s ,us s,adbouders, Gonzalo gegrepen en in «Ie gevangenis geworpen. 8 aa"z»e"hjkste ridders zijn ouden bondgenoot"" den shdhouder 7"- Guzco ('en °Penl)aren strijd legen diens vijandschap „„ den I fÏ!,, T' aanvaard en zich voor allijd Orgonez, een man van evenveel^reeslkfa-. ZIJ,n onderbevelhebber s onder brengen ; alleen dan zou hij in 't vertl^iS"t7ij„ranC18C° P,'Zarr° ,en .net Orgonez' '>U knoopte zelfs, in s.rijd msgelyks ,de Peruanen geslagen en Lima bèv? had. ^ ^ stadhouder'die uit de gevangJni?'onSS" — "heioó'l i""i G°nza'° Was in[»ss^™ XTs^ i;tra,ser de fez ÏSSK31» rs,;r wijze afscheid. Ilij was overtilt I Sa? |am, "■", ,em °f'de ynendschappelijkste vriend en bondgenoot Ihanf volkomin h Wi . " hem en-ziju ot,den trouweloos en verraderlijk karakinr l i f n-aS' maa' '"j kende bet Nauwelijks ül V ,'- der Sel>roeders Pizarro niet. uns^uS s£ilxl« hen niet langer van een verdï ,elei1- dat ei' '««chen stadhouderschap in hel zuidenmJS i . i fUn' 'la' J Zlch dus naar z'j" ■ie "Ö an""'S !rff vi was «Ir'S''°rf*Vlllta'ïr *»"• ■»VMI en Ju. builen sl„, ongeveer litto man, aan zgn'getoi.en (f^V™ m,md"PP«. op et g,';i,ï'e3I?e^ta„?"'lelpe T* *» 2"" Vi" 1338 vermoonten. was C é, ' , ' . onderling wilden In. loégesneM. om van hpï innH 1^" "V"' *» »■'«" * alle rotsen en ber'-en inièf1 .ini zon*?.er.lin8(! schouwspel Ie zijn. Op een luid vreugdegejuich /ij |,e» hól'? «° • dr"mmen en onder bloedige., slag leverden Elke kna val ïï'^ '!" Sl,?njaarden elka«'ler een der Peruanen. Het was hun onverschillig «/. D?so,.'u.'voniJ weerklank in de harten daarover juichten zij. dal beiden door°den verbKeïS1^wa^w'?'8 Na een lanaluri" «everhi imii i ii i« ■ > , Ju «erzwakt werden. gieren, op hel mei bloed doorvveX. sliiT| Z1 00fer«nblikkelijk, gelijk sneuvelden plunderden. slagveld wierpen en de lijken der ge- Almagro's dood. De zieke Alrnagro werd gevangengenomen. Heraamo 1 JJJ krijgsraad samen, door welken diens proces in alle stille opgemaakt werd. llii werd beschuldigd, de stad Cuzco wederrechtelijk aan den stadhoudei ont- nom^n en een oorlog veroorzaakt te hebben, i l... 1.1,,., 11ui vnnnw was «eveld. IlOtl NOOludl 1101 ltCllIb0cUlll0 ut 'oï™." Ai,n "ÜS- *Sm partijdigheid »«-• 51Ï. ...nan hij rif zich «n» j-gen. *. onMlukk»» Al.l.ii a P» In,l schuldi" eemaakI. Een onbekend, ouwetlig gerechtshof, welks slechts uit znne tegenstanders bestonden, veroordeelde hem Ier dooil. Toen Almagro door een monnik het bericht ontving, da hij veroo dee ld was en zich ter dood bereiden moest, wilde hij het aanvankelijk me geloo en nu u.|,iie /(iiu eene trouweloosheid onmogelijk en begeerde Hernando zarro !è silreken Deze "af aan dat verzoek gehoor; hij was blijde, zijn ouden egenlamler te' kunnen vernederen. Toen de gevangene hem zijne schandelijke woordbreuk verweet en hem de diensten opsomde, welke hij aan de gebroeders ZrroTewe/en hadantwoordde Hernando op koelen en spo lenden toon; hij bleef zelfs koud bij de bede om genade door Almagro lot hem geucht. lii>t doodvonnis moest oouenhlikkelijk voltrokken woiden. /ood a Al m™ no bemerkte, dat hij van den meedoogenlooz.cn overwinnaar «een genade le verwac!Iiten had. bereidde hij zich ter dood. Ilij /dn zoon lot zijn opvolger en bepaalde, dat Diëgo de Alvarado gedurende diens mindemiHieid het stadhouderschap bekleeden zou. Zijne overige bezittingen hoop, dezen lueiuoor e h * i ^ ^ ^ ngemg plaats. Dewid Hernando Pizarro vreesde^ dat de vrienden van den gevangene eene S Vo l z ï Klg '«„dén aanwende», lid Lij l»m m de..kerker wnrüen Het liik werd op de markt te Cuzco 111 het openbaar onthoofd. n \l'mi<*ro was hii zijn dood ongeveer 70 jaar oud. Zijne Ujdgenooteu ir v,:ym»5ig .,•««» de beste vriend en makker zijner soldalen was. Ook zt„l men uai j Peruanen minder wreed behandeld heeft dan de Spanjaaiden, hoewel meer dan ééne daad van bloeddoisl en geweld o- J • dood brengen van Atahuallpa — een smet op zijne iiagedachtenis wupt. TWINTIGSTE II O O F D S T U K. . Pen,. Pizurro's gestrengheid tegen de aanhmgers van Almagro. Hernando P.zarrc, w Sim,,je. Zijne straf. Wreede oorlog tegen de Peruanen. Stichting van verschalende steden. Veroveringstochten naar Chili en Quito Vaart op de Amazonenrmer. Pizarro s krachtige werkzaamheid als regent. De mannen van Chili. Pizarro's overmoed Pizarro vermoord. I)e jonge Almagro tot stadhouder verheven. Pizarro'» karakter. De stadhouder Pizarro had. nadat hij liet bericht van de door zijn broeder bü Las Salinas behaalde overwinning had ontvangen, Lima verlaten, om zich nTir Cuzco te begeven. Doch hij versnelde zijn marsch met; blijkbaar wcnsebtt E dat Almagro s lot vóór zijne aankomst le Cuzco bes hst zou zijn H.j wilde den schijn aannemen, dat hij onschuldig \vas aan den dood van zijn ouden vriend. Werkelijk had hij, naar men verhaalt, zijn broeder daaitoe i rancisco Pizarro's werkzaamheid na Almagro's dood. Wa! 6r met Almagro «e langer verontrusten k n "PiW,' J,i , *°0,T 'T' dal '»Ü °'ls »'« liJdi,wi:r,h£"aï°i^^ hij ,Joor " ontroering, „och berouw !m L,?"! OI"Sl \f ° ,e8de de stadhouder nocl integendeel zeer.Sïï V ,len da»' N » «f** Uiëgo de Alvarado vooï de! ionoi? lij? aanhanSers „van Almagro. Toen zuidelijke gewesten van hem vpi-i c' i ',na8ro le' stadhouderschap over de do». 4» ?,»zjs ..z shi- ;:,ï"r,ji1' * *»». *>'* ««>., had. Hij legde iSal"" ?» P, ,i; °m, daar.ove,r l(; '«'schikken verbeurd brachten stadhouder en verdeelde die ^ onder eP van t'L'n ,er geschonk liij rijke renarlimienlo's Tin /Hno i ' aanhangers, vooral niets over dan zich m^nne , TT'' ,E!mlel«k ljlwfd«« beroofden Alvarado ging dan ook na sl!i . .,?e" k,eizer ,e wenden- »iëgo de Jen jongen Almagro. die zich te " V°°' Z'Jn bescl,ermelin»- ''ü he,a^;elaaVngerklaïdSl.edl""?£ 7^7^ «"*' S^.arlijk. Francisco Pizarro die zich /eer ^ m eige"d ?chm' ,lil S«vaar voor Almagro, die zicli b!J de veroveri^aiE hf' ^ W ,e-n ?anïien ™n liiiü, de grenzen van hpf i-oni.i c, i i hoogst veidienstelijk gemaakt zijn broeder Hernando le zijner rechU-Mrili-Mm^naaï^ii"' ",IJ ,zond der,|alve Hernando bracht ™l ' L 8 s 'aar hel moederland. den keizer mede, dat liii hoonie 'hiu'fr*' 'eil fi, r"'ke schatten voor zullen verzoenen. Ditmaal echter bedroog" hij"zich |8''l,ei!rde ,e liem voor geweest en Ind «Ion \i . ° V 'e0o de Alvarado was loosheid, bloeddorst en heersclizuchl v-m^Pi'° '"oorden de (rouwafgeschilderd, dat llc a. r t i r'r m,e' Z"lk" schrille k'e»ren zijn aandeel aan den n.oöni vaJf Ao»1 vanSen. maar zelfs voor werd. Men veroordeelde hem wel niet vorinHnk m^r'i 'T i''18 geroep,,n gevangene naar de vestin" Medim i, i r J brachl hem toch als jaren doorbracht. ZooónTvin ' S de uT. 0^ ?aar hiJ 20 "'^rige lijke trouwloosheid. ° "J ik rechu aardige straf voor zijne schande- regelen te nemen; dit^^oeïecht'e!'^meV' vorsl werd telkens hervatte hij den strijd \V^ overti^llrn. (Jok gesl;,ge,i . gevecht verstrooid waren trok hii zich n-tar Ho h 'egers door een ongelukkig rrsfc ï&sxxd J <* ttTSM.'ÏS^Wffi.Tïï Steden, door Pizarro in Peru gesticht. Handel en nijverheid. maakte door zijne onmenschelijke wreedheid soms zelfs de verontwaardiging ziiner toch volstrekt niet teergevoelige soldaten gaande. ,1d„Iqo Onder anderen liet hij eens, om den op een zijner boden geplee„den moord te wreken, eene der meest geliefde vrouwen van den inka, eene schoone jonge vrouw, op de schandelijkste wijze doodmartelen. De jonge vrouw werd Jop "bevel des stadhouders geheel ontkleed, zoo aan een boom gebonden en door de soldaten met roeden half dood gegeeseld. Vervolgens diende zij < liidlan" den boogschutters lol mikpunt, totdat eene medelijdende hand dooi een welgericht schot een eind aan haar leven maakte. Zulk eene wreedheid prikkelde de Peruanen natuurlijk tot weeiwiaak en «af aan den oorlog een steeds bloediger karakter. Pizarro wendde, om den Lij» ten einde te brengen of dien althans te beperken, een zeer doell.ellend middel aan: hij stichtte op vele plaatsen 111 het land der misnoegden \olkplantiiven van soldaten, waaraan hij den weidschen, doch /.eer onjuisten nanm van sleden gaf. — Een zeker aanlal huizen, mei vestingwerken omringd, waarin zich eene afdeeling soldaten met hunne vrouwen vestigden maakten die zoogenaamde steden uit. Opmerkelijk is het, dat vele kaslihaansche vrouwen zich toen in Peru bevonden; zij volgden zonder vrees hare mannen in het binnenland en deelden in hunne gevaren. De volkplanters, dit ^tuie Europeesche vrouwen hadden, stelden zich ook wel met Peruaansche vrouwen tevreden. Vele aanzienlijke geslachten van Peru zijn uit dergelijke echt- vprhintenissen voortcGkoniGn. . . . Die zoogenaamde sleden waren voor de geliee e onderwerping van liet land van het grootste belang, zij vormden te gelijk ïandelslaclorijeti en steunpunten voor de krijgsmacht; van lner uil konden telkens kjeiue expedities ondernomen worden, hier konden de door de Indianen in hel nauw „ebraclite troepen ondersteuning en bescherming vinden. c Ten einde de Spaansche heerschappij verder uit Ie breiden, zond 1 ïzarro «rootere troepenafdeelingen uil; o. a. eene onder Pedro de Valdiwa naai Chili en eene onder zijn broeder Gonzalo * naar Quito. Van meer belang dan Pizarro s werkzaamheid uls krijgsbe\elhebbu waun dit moet erkend worden — zijne pogingen om in de koloniën eene k'-ac i ig bloeiende nijverheid in het leven te roepen, llij moedigde den handel n et de noordelijke eu in het binnenland gelegen volkplantingen aan dooi hlltchM maatregelen Ie nemen om het verkeer gemakkelijk te maken; luj wijdde aan den landbouw en de nijverheid de grootste zorg liet met groote kosten zaden en werktuigen uit Europa komen en bevorderde ook de bearbeiding der mijnen, die reeds eene aanzienlijke opbrengst begonnen Ie leveren. Dl rijkdom aan goud en zilver van dil land scheen onuitputtelijk; de landverhuizers werden daardoor met zulk eene onweerstaanbare kracht naar leiu gelokt du het aantal der daar gevestigde Europeanen binnen ongeloofehjk koiltn lijd lot eene aanzienlijke hoogte klom. , Hoe verdienstelijk Pizarro zich ook in al deze opzichten maakte, toch «elukle het hem niet, zich de liefde der Spaansche volkplanters Ie verwerven. Slechts zij. die hij met bijzondere gunsten overlaadde, waren Irouw aan hem *1 Gonzalo Pizarro waagde, van Quito uit, eene vruchteloos poging om in de gewesten aan .le overzij der Andes door te dringen. Het grootste deel zijner manschappen, zoonel der Éuroi.eanen als der Indianen, die hem vergezelden, bezweek onder de onuitsprekelijke bezwaien, 1 » nkf nvpr het tfebertrte en den marseh door onpeilbare moerassen en oudoordnng- Ïvancisco Orellana van de hoofdmacht af. In eene lichte, door hen zelf getimmerde boot voeren de vermetele avonturiers de Maranhon of Amazonennvier tot aan de zee af. Onder schier onueloofeliike "evaren gelakte het Orellana, den oceaan te bereiken. Hij kwam met zijne tochtgenoot™ gelukkig in Spanje aan, waar hij de ongerymdste ^er®I'^es zijn tocht eu de daarop ontdekte landen (een Araazoueurijk, een onbeschrijfelijk piachtig goudland, Eldorado, enz.) verhaalde. De mannen van Chili. Samenzwering tegen Pizarro. jy ■—»' .had l.ij echler door allc l.-i willekeurige KW, b i® E kSf ■$?r^>uSn «■£ voolTiS'StEE «>K! £ï£?r&^Ss^ , PI1 <9Aen Tiim' I *»/ l i • i i J ^P^flKGH 31, (Lil Zij OT) XoildilLT ut?n j.v) juni I ji 1 ten ge u e van 8 of w>o m m n;/....... 1 1 , ° ZÏZSS?»- 'V«ÏTLSr« -t&r sst sf^sssfm rinl "1 \t ",ü",en:. ",aa.r N sP°lle mel de belachelijke "woede der mannen van ~ 5^ 'IJt"f,5S II Ir5:, ï Er11;: rfnfP & ss*.'* *£ Kreet «Lang leve de koning, dood aan den Ivmn'" imt-l-nn !aarart8eSsCI" Tl» aa?Voe,'in« van lle,Tado- ^ namiddags Ie IJl uur „■ .,i i i - s'-idliouders. Ilun geschreeuw lokte eene meni-te volks «luuleliik •4i»'"ïa?',w«-.Hng|' " S"1*11"-" ,n0«sl Hoewel hel Sniwoor,! .i« 4 JS^jü&P"""" 101 - loen de samengezworenen hel voor het paleis gelegen plein over-taken S«ï sst & t&X*^ itós hol pïïebin™ennfn 'e8e"Slan(l ,(i 0lllmü(',''n- drongen de samengezworenen de andef'vl^ltMP^ voflllle.n ziJ lwe? dienaars. Eén hunner hieuw,m zij neder LïLtsa r Jia„rkreet: #Heip-he,p! ™ maallhirTn lïi™™ i™.'' kreet weerklonk' na afloop van den het gezelschap van eenige vrienden. Er waren zeker 15 tol 20 Pizarro vermoord. Almagro wordt stadhouder. .i,™ bs tem ;rriT,iE'L£ StSSm&XUSiom».» **-»» - ~* dienaren ^If'^^-'ÏJS'ook hij .W dreinend g.v.ar aijn moed en r.ijne i ■li;; heval Chaoco de deur le sluiten, teivvijl hij zich met £nSLoeder in een zijvertrek terugtrok, om zich te wapenen. Doch zijn SB|S^=:iS F,EH^ P'zarro ZUjli te.ond- j,, |,un weg; een wanhopig pveclil spreng sr its si£u> -ïïH? v5^ t bei,Ie *lknape» IT^vïer' ,iee? Uij°in "lel fiKR Sttft* SS mr^ -f ÜZ ''eed »,'derzinken. * li hl' T. J druipende maakten hem scheel af. Ver jot-en» ■«■F» J- . >De , , is dood! nrï; JSbT^ V ™1.£ iadhouder Almagro!" Vau alle zijdon stroomden thans* Pizarros vijanden door ongeveer 300 gewapen ^n den verorden stadhouder, <1 oor'6 eeiin''pa n isc'he'" schrik bevangen, eene veilige schuilplaats zochten, om hun WeiT'S iw:ïï haalden do samenzvveerde., Jen on0en"Xnsta.ul als stadhouder erkende, voor hot stedelijk bestuur dat de stralen van Lima; onder Omstuwd door zijne aa!ll!^f r.s . Ulljr opperbevelhebber uitgeroepen, luid trompetgeschal werd li j tot s.Udlio ^ jl ^ Qp ()(, mark, onthoDot\lena en' 'het" hoojd aan de galgs,e}le"^He^ve^S^ufde'J r11J "" *— in een donkeren hoek ter aaide besk . . ju weerwil van zijn Prescoll op de volgende treilende ^»^h«.e»t UmK^ „ ee„ .11,, «as groot »ft'r,™2C ;~™a, M Hij Been niet onaangenaam uiteilijk. In de c 1 kriiashafliae houding; zweem van verfijnde holfehjke beschaving, maa.ee e „ g hij zag er uit als iemand. dM'gewoon*te 0f boenct; hij fijn beschaafd was was er m, j b ;Jki va|1 zijn doei, zelfs aangenaam kon, wanneer luj dat noodi„ achtte lo o „unslj„e indruk, dien hij en voorkomend zijn. Een tot v.» Ka.lili' •« ™v SÏKKKÏUSS. V. Pizarro's persoon en karakter. Mee!ifm'lin^i,'a!:iiVel^i^iJne,I lant,Senoolen j,;id hij geen smaak in opgesmukte drarlii «lip lii! hïi i ee." 10l?n100(Jl8en l;'sl beschouwde. De kleeder- r-r? f »'SS- z S'-K, z t; % 3*5. trós? T 1'u <'n ?' ll"^lJe 1'ü geene mocile. Smnrlen verdroe" liij'mel , D ■?'' '■ Evenals de meesle Spanjaarden, hield hij veeF van hel ;ir„ï1üen'lhw" BSJS.-Sfün£ S; r T' M ~ nrsyrrfci rsprssrT-flï^rid :\ri Sr W& «JS ïï^js: ™s vreemd was. Wellicht omdat hij zich hiervan°bewu«l was Ll i li" aangenomen, allen, die hem eene gunst i^ïnS SaJi?nkV ik ^ °°nl? antwoord te geven; naderhand echter waumw h'ii t S,m w«l8Brend na te denken, placht hij dikwijls zijn besluit te vwii ■ ï ? daarover gewoonlijk anlwoor, doch al i, dikwijl, zijne heloüe n,V K h I BS&gHS^^sSS Spa^^nSriers'^A s: uitslag^zijner po^ngen ligt — 1 ' "" ""nn ** geheim va» dpn ^hi«?erenden me. '^ezonllecl'an''iroiVwe^oo.sheill.^^KjM'ie ei^kel^^enoeazaam bewezen daad van trouweloosheid stort hem. die haar begaat ,' iTe vfr/e &M?r SideKU'li6". °P Z,J"e,7irech,,leid hi'i anderen ondermijnt e |t =émmmmm Pizarro's karakter (slot). tegenover den inka Manco Ca poe joeg hij de Peruanen tegen zich in hel harnas. De naam Pizarro werd onafscheidelijk verbonden met de gedaente aan woordbreuk en verraad. Almagro nam wraak dooi' een burgeroorlog. Manco door een opstand, die Pizarro bijna van zijne heerschappij berooide; de burgeroorlog eindigde in eene samenzwering, die hem hel leven kostte. Dil waren de vruchten zijner staatkunde. Men kan Pizarro wel sluw noemen, maar den naam van staatsman, dien zijne landgenoolen hem geven, heefl Inj niet verdiend. . „ , .. , , . . Toen Pizarro in hel bezit van Cuzco kwam, trof hij liet land op een vrij lioogen trap van bloei eu beschaving aan. Ilij vond staatsinstellingen, waaronder het volk rustig en veilig leefde; gebergten en hoogland bedekt met kudden; de dalen prijkende mei de weelderige vruchten van een niet versland beoefenden landbouw; koren eu specerijen in rijken voorraad voorhanden; het geheele land zich badend in het genot van zooveel overvloed en het onder den invloed van den zachlslen en onschuldigsten vorm van bijgeloof verzachte volkskarakter wel voorbereid 0111 eene hoogere. Christelijke beschaving aan te nemen. Doch wel verre van deze beschaving in te voeren, gaf Pizarro de overwonnen stammen ter prooi aan zijne woeste krijgers, de heilige kloosters werden aun hunne dierlijke lusten, de sleden en dorpen aan plundering pi ijs"egeveu. De ongelukkige inboorlingen werden als slaven onder de veroveraars verdeeld, 0111 in de mijnen te arbeiden. De kudden werden uit elkaar gejaagd en zonder eenig nut uitgeroeid, de voorhanden granen werden verkwist; de doeltreffende maatregelen voor eene volkomen bearbeiding van den grond liet men in verval geraken: hel paradijs werd in eene woestenij herschapen. 111 plaats van partij Ie trekken van de oude vormen dier beschaving, deed Pizarro zijn best 0111 het laatste spoor daarvan uit te wisschen en op hare puinhoopen de staatsinstellingen van zijn vaderland Ie doen verrijzen. Doch de arme. in de ijzeren boeien der slavernij geknelde Indiaan trok hieruit niet het geringste voordeel. , Hij had er weinig aan, dat aan de kusten der Sülle Zuidzee vele gemeenten en steden, de markten van een bloeienden handel, verrezen. Ilij had geen deel, aan de onnoemlijke schallen, daardoor verworven. Dij was een vreemdeling in het land zijner vaderen.— De voornaamste drijfveeren van Pizarro's daden, voor zoover een mensen daarover een oordeel uitspreken mag, waren hebzucht eu eerzucht. Wel bevonden zich in zijn gevolg edele mannen, wien liet er om Ie doen was het zaad van godsdienstige waarheid onder de Indianen uil Ie strooien, wel trachtte de Spaansche regeering, als gewoonlijk, hare weldadige wetgeving aan de bekeering der inboorlingen dienstbaar le maken, maar de voornaamste drijlveet van Pizarro en zijne aanhangers was de begeerte naar goud. Dit gal aan al hunne ondernemingen een laag en baatzuchtig karakter en wanneer wij den onbeschaamden gouddorst der veroveraars met liet argeloos en zachtaardig gedrag der overwonnenen vergelijken, dan kan het niet anders of onze sympathie, ia de sympathie der Spanjaarden zelf, neigl zich naar de zijde der Indianen. Doch daar geen beeld enkel schaduw zonder lichtpunten vertoont, mogen wij, 0111 tegenover Pizarro rechtvaardig te zijn, niet alleen bij de donkere trekken van zijn beeld stilstaan. Aan geeu zijner zonen was Spanje meer dank schuldig dan aan hem ten aanzien van de uitbreiding des rijks, want Pizarro s hand verselia Ie aan zijn vaderland het schoonste juweel, dat eens in zijne kroon fonkelde. Wanneer wij ons de gevaren te binnen brengen, welke hij trotseerde, net lijden, dal hij geduldig droeg, de ongeloofelijke hinderpalen, die hy overwon, de schitterende voordeeleu, die hij door eigen kracht, zonder den bijstand zijuei regeering behaalde, kunnen wij niet anders dan hem een zeer merkwaardig man noemen, hoewel hij noch een goed, noch ook, iu den hoogslen zin van hel woord, een groot uiensch was." 10* EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Peru. Aankomst van den keizerlijken rechter Vaea de Castro in Peru. Zijn strijd met de mannen van Ch,h. Vaca's overwinning. Almagro ter dood gebracht. Spaansche wetten ten gunste er Indmnen. B.asco Nunez Vela tot onderkoning van Peru benoemd, „e Audiencia. Harde maatregelen van den onderkoning. Opstand van Gonzalo Pi.arro De onderkoning afgezet. Gonzalo Pizarro meester van Peru. Pedro de la Gasea Zijne overwinning op Gonzalo Pizarro. Pizarro en Curbajal ter dood gebracht. Regeling der Spaansch I eruaansche heerschappij. Nadat de aanhangers van Pizarro van hun eersten schrik over den on den stadhouder gepleeg, en moord waren bekomen, waren er in de verse! lende steden een aantal vastberaden mannen, die volstrekt geenenei-in*'voelden om zich aan den jongen Almagro Ie onderwerpen. Wel werd deze in de mees Ie sleden as stadhouder erkend, doch toen de door den keizer afgezonden ech er. Vaca de Gastro, die na Pizarro's dood. overeenkomslig de he,n verleende volmacht, aanspraak maakte op het stadhouderschap, eindelijk aankwim kozen alle vroegere aanhangers van Pizarro zijne zijde en slond h j wednaïi' hel hoofd eener aanzienlijke macht. aan De jonge Almagro trok zich naar Cuzco leru « waar hii vkI i„. inion zijne vermeende rechten met hel zwaard in de vuist te handhaven de ma men van Chili rondom zich verzamelde. Door het geheele spliisl.'n de volk planters zich in wee groole partijen van bijna gelijke sterkte Aai* hel' hoofd 'yVIm ioTf t JU"P Alma»ro' ai,ri llul l'oofd der andere Vaca de Gastro aanh^^:^ï volstrekt niet op genade konden rekenen. Buitendien^'had'"ook "je^inln Manco Ga poe uit haat legen Pizarro een vriendschapsverbond met den jonden ruis XI- i' r&r&R t: f .,z Ti i *, *r — 8x«r ÏZmTZ don raad speten e» wel bevelen. maar niol gehoun Vaca dt Laslio daarentegen was een kalm, welberaden man van onder vinding, die, hoewel lnj zeil geen. krijgsman was, de oude soldalen van Pizirio e wei k, \oorziclilig zede hij den eenen voetstap na den anderen on denilnnr hem ingeslagen weg, en eerst toen zijne mach' zoozeer wa.s aangeroeid da I au de overwinning zeker meende te zijn, trok hij met zijn feffi.e£ irrvT-^ ^ aSr s* ~ ar; Ïs,»:«a-jsiS Dood van den jongen Almagro. Vaca de Gastro'* wijs bestuur. medeplichtigen aan tien op nza ® 1 ,0k:||j:|.e „pnaje aanbeve en wilde, man zijn verraad vergeven en hom . an dt kn kc ineer Na dit afwijzend anlwoou kon ^ <|e zijn; de wapenen moeslen "|r Y i |e Caslro behaalde na een bloedig bevelhebbers dei. grijzen Francwcq.de Caib^al. aa evoerd |,ad. werdAdoor"de ''zijncm 'met 'geweld van^et^hgveld «egvoenl^, «narop hij te "STLl' °le«jk V. I.» '«elf "gebeld had. overvallen on den overigen ontnam hij hunne 3°, e"* , . j ( |,oofd. Gonzalo Mumf rr W^rasrjs g stadhouderschap toekwam. Nat, • ^ genoeg gevoelde, le komen, en Gonzalo Rehoor/aam Ie wijMnI «lal deze ït Go°nS'l,lSwi«|ejn« liemloor voorkomende vriendelijk!,.>d **»z ^j^svsysi!£ SM-» sta. overaars te beschermen, int te \oe a . J .. % voiiip|anters. dat hij zich SnS?'W'd«p inboorlingen zooveel mogelijk ,e ""Hïea'd, Caslro vvi.l «I, doorzijn »"P»"SJi8 S'ï zóó bemind le maken, dal de stalhouder kroon zonden, waarin zij er op aandion0en. 'J*1' Slvl.in^clll. regeering willigde zijn ambt voorgoed ?0"oJ'l'°gl; (He ,la„(>a1 waren belangrijke besluiten l-eedï sind"J,,de''eer/slèU ontdekking aan het J^^'^^Jfeenè Inenschelijki gevoerd, hahella had tevergeeb Z een bevel lil- behandehng te verzekeren, ook . ^ van alle ja(len van wreedheid gevaardigd, volgens hetwelk de vo ^ ou(hon()e„.. Al deze wetten en MlliTffir ^- * »!« »""» «f l'aP*er' *Ü werden nie, ui,gevoerd. Treurig lot der Peruanen. De vergadering te Valladolid. waren én S strïn"*" "e' "* de V0,kP,antere eens en hij keurde hef zelfs "i0< . in, uaccaiaureus Luis de Morales, hetzelfde iaar rien j(1 m va,ir die hunne slaven slecht en eindS' £„ ï10""1, «eesle'ijjkei en godsdienstige corporaties in Peru deelgenomen. ' dW 330 den S""ljd ,USSchen A,maSr° e« K»rm hadden voeren0°vnor "ppm >epaald,' ,dat'- °m ,leze we,,en mel kracht en klem uil te een witwS Fèf1 sU'ldf Rhü diens voorteen nietigen twist welks „nnleiafn ^ ? . !J "C daarv°or slecht beloond. Bij wien hij beichermi'ngverleendhal verrnnnrH n " S8?6™' T' h« donr <•« Spanjaarden straf: zij werden doV de Pe nnen totT„ . > "^^eiaars ondergingen hunne welverdiend j uuui ue ïeiunnen tot den lautsten man neergebouwen. De onderkoning Blasco Nunez (le Vela. Gonzalo Pizarro. „ . • ,h (nu staven die uil Peru derwaarts waren rieden niet lol zulk een doorlastenden maatregel over te gaan, eer Iirj 0ele„en ie Jtal d.Ziming dee volkplanters Ie Um » f J « — *» 7 m .mis." gekomen om over de voorsclu,ften der^ wet te ivu. ^ waamp sffiwr'a w"* s&'^s zjrsz&Tüs: rsssr». Zij vreesden allen. hunne slaven J Jj^j1 ve^ef n ;,£*'Vlcn^ strijd ïvsss^sass * ïSkïPi in opstand, sleehls »- ,no.il, wis. V» fcCashj, UI iiicLiti.mil ».. H vvi|den van zijne vreedzame maal- shkfess£ï£ syxa sssmi vzfi&jblm »-— M » * — > «JSJï. t,r«eï\S! Sar lS'. Francisco de Carbajal «an Je aangeUomen; met groote pracht ,s^ at»ï. * s^42^rrsar. daad was de afkondiging uin de kim en zou. Hierdoor verwekte dat hij die in al hare gestrengheid ten '' ^' ^^Vrathl /.ijue ambtsplichten ttJSZMnsnss«»«w »»*■ E'aSn° Nu"ez te Lima" Hij wordt gevangengenomen. Zelf^|pSaudiJSZ kK1iShS3nllhémïi!e L'ma |hij";' Je^ns ieder, die hem naderÜ- > heeren der audienda hadden echte! netl"ov?,'breiW« wilde. moeite verworven macht. weldra werden , , ,"g g'i"01, va" ie zonder hooge eereplaals verdreven. Zn kondÜ i'0™,'0 Piz:"T0 va» '""me ambt onlzel was en eischlen dal l,ii /ii.i,. i.nl, <■'. !' ZIJ" vijand van zijn goed terugkeeren zou. Gonzalo antwoordde «> afdanken en naar zijn landhei volk lol stadhouder gekozen wis d.i liii r N'"' i"'1''!'1'- dal hij door binnentrekken en dal hij die slad verov' l, t, ' waar,J,ol"t'i/1 Lima wilde schiks overgaf. ' • wanneer zij zich niet goed- 1 rouwe aa'nhange|/aCarbaja I*'6 dié'Vniel'^en""h'''' ernst was' bewees z'j" nachts de hoofdstad binnen drom- en eeni-é" HJI veri?.e,ele avo"»mers des vijandige houding hadden aan-enomen " "Jdtrs, die legen Pizarro eene werden de drie aanzienlijkste gevangenen in CaHniT' i Vul8™den morgen ZIJ" bevel opgehangen. De grhze aanvoer, r va 1 ? woordi-heid en op wegens hun lioogen rang d.' '.runsl ?!■ I Ji ir'7 mel billpren spot, waaraan zij wilden opgehangen worden.' " mochten uitzoeken. komen: hij joeg "der''aiillipnc'i'a ,V,fi?®re"ll,8 bet door hem beoogde doel vol- r asi: r,-* begeven en bel sladl,ouderschap aanvaarden zouh'J'V n™' "aar Lima Pizarro aan het hoofd ziiner lm nè^ f , '. ,?■ 21 «clober l:iü reed stadhouder uilroepen, ook de recKrs dlr l.fr 'U'n' "ij liel zich 'ül m' n™™,, ™ '*s SE» * MSs" " *— beid en wreedheid zich vele vijanden maakle. "'",ü'l001'i!lJlle eigendunkelijk- zou , ze'ker "bii,n'è',i''' ko'rlei'i'''tjjd''',/jp Pp£0 De P'^Ü va" den onderkoning dewijl de oude Carbajal zich door m»ó 7 ondergebracht hebben '*" """ n""m «^ST!S^*XfÈSS& Nunez' dood. Gonzalo Tizarro wordt stadhouder. van ziclï vervreemd had. Terwijl hij ■ door de troepen van Gonzalo vervolgd, met èene aanzienlijke macht naar Quito marcheerde het hij vele voorname officieren zonder vorm van proces Ier dood brengen, dewijl hij tegen hen lie waarschiinliik ongegronde vermoeden koesterde, dal zij geheime vrienden van Pizarro waren. Evenals vroeger te Lima stiel hij ook .hansteQuito.doorzulk eene schandelijke onrechtvaardigheid zijne trouwste aanhangers van zdi. Na lan'r lieen- en wedertrekken, waarbij de beide partijen zich zochten te versterken. had eindelijk den Januari lhi niet l ver van Qu. o do beslissende slag plaats, waarin Blasco Nunez sneuvelde, nadat lij ^((iilieW •usl reden had. Hij liet den naam achter van een trouw ambtenaar, d e al zijne krachten ingespannen had om de ten beste der Indianen uitgevaaidigde verordeningen in te voeren, docli die niet de noodige bekwaamheid bezat om n zulke moeilijke omstandigheden, als waarin Peru verkeerde, het ambt van i .i' in |m»L'IcimIimi llii viel als het slachlotïer \tin den dooi zijne eigendunkelijkheid en zijne al Ie groole gestrengheid opgewekte.! haat der V°lkPToenrhet bericht van de door Gonzalo Pizarro behaalde overwinning zich door Peru verbreidde, bracht hel bijna overal onder de volkplanters groote blijdschap teweeg, dewijl dezen meenden, dat met den val van den einde1 ^oum^ ook ' de gehate verordeningen afgeschaft waren Gonzalo werd in alle steden des lands als de «bevrijder en beschermer des vo ks begiott. Waar zich hier of daar nog een enkel spoor van verzet vertoonde daar werd dit door den li/eren ('arlnial oo^enblikkelijk gefnuikt en met groole gestrengheid „estraft. Binnen zeer^korten lijd vvai Gonzalo Pizarro onbeperkt gebieder van Peru ja het gelukte hem zelfs, met zijne vloot ook Panama in bezit e nemen, door een inarscb over de landengte maakte Pizarro s admiraal zich hiiiU-nehen van de haven Nombre de Dios meester, die voor de gemeenschap met ,no"'siS:i'SU*».,»,™, ^ schappij le vestigen, namelijk den koninklijken titel l)e oude,shmmeCaibaja ried hem de erfgename van het geslacht der inka s te huwen en den titel konin" van Peru aan te nemen; hierdoor zou hij zoowel de ,ll,l'nu'1'15.^ Soaansche volkplanters voor ziel. winnen. Tot zulk een stoulen stap kon Gonzalo Pizarro echter niet besluiten. Hij. leefde i" de dwaze hoop dat de keizer hem zijn opstand legen den onderkoning \e.ge\en en w in i ' ^ ' houderschap over Peru bevestigen zou. Tevergeefs hield Urbajal ben. voor, dat alle talmen, nadat hij zoover was gegaan, hem verderfelijk ^'d'^ moe^t. Gonzalo Pizarro volhardde bij zijne weifelende slaalkunde, die hem eindelijk ,en Wuiïïirwelke i.1 Peru eene omwenteling teweeg gebracht i ii,, wpnlen eersi veel later in Spanje bekend en veroorzaakten bij de reiriii" -roote bezorgdheid. Men kwam tol .Ie overtuiging, dat men met de° verordeningen in het belang der Indianen te overijld te werk was gegaan en dat Spanje thans met hel verlies der kostbare kolonie bedreigd wen • ' De keizer bevond zich «oen juist in Duilschland Z.jn zoon Philips. du ie Valhdolid ziin hof hield, begreep echter, dat h.j zoo spoedig m ctlj\ ern^ige maatregelen moest némen0 Hij riep een raad bijeen d,e uiti e.™ geestelijken, rechtsgeleerden en krijgslieden bestond. Ito \erklaa voor hel afzenden van troepen legen de opslandeh. gi n. doe » . - „„I,, l,i, nog ï™Wi«kl van met gesirengiieui wein.g ku.. ■ Men besloot dertiaive, \erzoei.eimc .. ■ — Pi/arm waren. Men nesiooi uenw.vi-, — D-- in de eerste plaats de gehate verordeningen ten gunste dei Indianen le l?ektn opdat de volkplanters weer voor de regeer,ng mochten gewonnen i ' rLi nr»L- nincpn Nnnez Vela, van wiens iloocl men nog onkundig was, door een anderen, meer geschikten stadhouder vervangen moest worden. Pedro de la Gasca tot stadhouder van Peru benoemd. ,r;,e£ ïisr^ uil I 'Seïlfk Xft3K,l,r'l 'ï r"s "i"JclSk """ 8«e«lelijk. -» *• «,s doofïï :»»•«' ach ris vastberadenheid vereeni^de «emui r.ii,,.; i°nn - /IJI1ie ^a'me- met ernstige vorst onderscheiden had Hem beval de ra-i^ln 0"wan^l,?a,:e '™uw aan zijn die de benoeming bekrachtigde. ' eenstemmig bij den keizer aan, •Ie j£? ,SSe volmadf V^th'^f Zht" AT"^ S ÈÜtMïïL'V. de koninklijke onderteekening. ° ' * a<" «"ingevulde brieven met hij hZ!£ TT 'k ".ie,lwe <■» Toen Blasco Nu 110/ dood was «"at Sn?!L Pt f' onIlvinS, ''Ü liet bericht, dat regeerde, dut de vloot en h£ Kr TO " * onbePailld «el"eder in Peru door zijn officieren bewaakt werden" gehoo™,am(ien en alle havens naar ^Nombre^'de' Dios ^oTer"'' ir"" lli' f",6* T 'asl le vo,voere"- Hij stak voor Pizarro bewaa k te, zonder aïwaan'on Sin ^ Jie de havRn eener groole krijgsmacht kwam' Wat inih f ' i ,'J -"'e' aan het hoofd (JitIUdeVaJladhonudaermin' j7e,'loozM -eeslelijl<'; 'v^«ï'hitti.'?''*'» wLeer soldaten van Pizarro 'ziel spoïnd uiT'dan M l!ïeze,1,ir1' M0 li,!l een deizonder ongerust te maken." Il00" °nZe heer zich niet bfl- ^achtmotSig^'en^veiXaagMam"1 dTt hii ^ l°° ee'!V0l,di? en bescheiden, zoo van zijne taak ondersteunen zouden, de «unli flé'V.wlL "'••n' v,ol1brenpre|1 lijd In't''erl'n''iw^'n'' v,In'''l»i 1';j^r't'o',s>ff]" ^lollen wou (lasca'Vhinc'ntor!™ werwaarts hij zich nu bee ^haalde op eene afdeeling «6». «, »'p ,m rr SatStkX S aamienliik. gevangen,», die van Tnm. f* *► vallen waren, Ier dood te latenmoed in, terwijl Gasca's aanDeze overwinning boezemde Pizano nieu*n j hangers sidderden. Doch deze 1)1» i wVlslauen zijner pogingen te doen was in staat hem in zijn vertrouwen op het ;e 1 ^n(1^iine even krachtige wankelen. Sinds hij in Peru gekomu . < partij rondom zich als zachtmoedige houding binnen korten \' ®eëeVh i b loot een nieuwen, beverzameld. Hij overhaastte zich volstrekt 'Y L Luw. ^riÏÏü'a« nt''n <"> ^ slissenden strijd te wagen, trok hij ^lijk,ni J nederlaag Zijn kalm zelfvertrouwen was oorzaak, dat zijne aannan0eis weldra vergaten. i.artrlpn deelaenomen, van hem rêEr§s aan. Slecht» Pizai i o zi Oo"enblik de meest geruststellende verzekeringen ïrf?„ te»7c.lS ï«n zeg,, hen, tol * »»P»""> - "C" STW». aanhangers o,n hoopte hij den stedhonder te ovenvrnncn. ,,^"a Mïè, 1K-' "nicie,.-., van legers op elkander, maar tot ee , j ° . vriendelijk ontvangen zouden Pizarro. die wisten, dat zij in Gasca s 1W1^1» "^en ainvoerder verlieten. worden, wanneer zij in dit 1laatst.e «ogenblik - n otot den stadmaar dat na een verloren slag des rengs■ ■ |(1,tcr ,reheele benden houder over. De een na lle" ï ,f i)0 macliti"e en gevreesde beheerscher soldaten deserteerden op bet slag - • „evoe|je ,jat zijne rol Ï'CpÜ«aar hij soldalen in het geveeld le drijven. inui 'hij" ■ Doch d!ï gelukte etst sr«eS.ïr:,f ï£iz"£r* *. 5"j"sr««ür&' * assïa5 a.'dsiïïffl S SSnei»'1 S"rro S onlltoofd, Carhajal. de «jarige soldaal. werd ojigdiangen; hij slierf met een «oord van scherts o,, de lippen. De Spaaiisfhe heerschappij voor goed in Peru gevestigd. volbracht. De koninklijke macht wis in p!m T"'' ''7'1 °Pgedragen laak Hians echler kwam hel er on rin ' h m- V i liaj)r vollen omvang hersteld, en een einde te maken aan de anarchiV « 7°'' ? l"e^omsl 1(1 bevestigen leislerd was; hiertoe moest hii in 1?r or (le kulon|e zoo zwaar gedoen eerbiedigen door do'volkplanter"die^ind" "Ilvaa!'(Jl.8en' maar <'ie ™k gewoon waren, «Ie Indianen tegen de wre2lhiS?fi„n £ Ve'ejar.en ?a" r,,w geweld nemen, zonder dezen daarbij de i ,,,, ' Spanjaarden in bescherming maken en zonder een ni!!w!„ stormï ' 'ng- hunner landeriJe" ««mogelijk te opsteken, en eindelijk den Kr dL ,1, n "u"TO ï""°en de kroon '<•' ^en inkomsten uit het rijke "oudhnd v r ^ ?r >ll0,eftt' 'atl aan Se|d. aanzienlijke '«leid. deJ gemaSÏÏid ?n 1 nnder.^ k"lü'"slen te drukken, deze buitengewoon zware laik vnitin it re<:''(vaardigheid, waarmede Gasca «ij. wist de meesMfenSrti™ b" n,;,ner<,,?eM °"Ze 'sondering beginne had bij echler meer dan één K-i r e "aP vc'™ttl|en. '» den want overal ontmoette hij on"evTedenen zf W 'ül ,Verzef fm,ikenGonzalo Pizarro verschaft ln,l,!?,, i;"? ?IJ', d.le liem. de overwinning op belooning gelden; juist zijne eerste' hoi w' i l,}Illenspo,,18sle aanspraken op ?'ig en gevaarlijk. Maar met m i VV'^Cn hem hierdoor misnoegden tevreden te sletten . meesterlijke bekwaamheid wist Gasca de *ich. door aan hun rüsteioózën . 2l,t °nstu,,nifl1(1 ontsloeg hij zond hen op verdere ontdekkingen uit * wei'kzaaml,eid le verschaffen: hij en zachtheid verwierf'^'le'^ladhouXr''zM w'I'''''i' "ema"gd,,eil1 vereering. In welk eene onlipnp. Li' . ',ldra ('ƒ; algemeene achting en droefheid der «eheele riiri-iolni m,a^. Gasca die bezat, bleek uit de Januari 1550 besloot, naar branie uL^ST"5'18 lTv°">iug' l0en hij in afgeloopeu beschouwde. De IndianenhrJh, n*™' V'J' 'lij zijn werk als voorwerpen bijeen en boden hem deVn. uZnT* ^ÜOle ,,neni8'e zilveren beid voor ,|e groote weldaden X \ T T van ''"""e dankbaarwees dit geschenk van <1? hand l« , !«lk bewezen had. Gasca met wilde laten beloonen F ven t, .t i Z ? ,00r zlJ"e plichtsvervulling naamste volkplanters hem eene S",r,"eg h'J zich' loen (l'' voor- wilden aanbieden. Ifij verklaarde in p/0'" f als blijk hunner hulde, d'«nen en aan het door op'wr %,el,el hiïT" Zfln', °m den k"izei' e schenken. Nu hem dit met r,J i i f . zegen. des vredes terug het aannemen van geschenken de i-Üri P- ^!S' w ''Ü n'L'' ('oor zuchtige oogmerken gehandeld te hebben "g °P " van met baal" ^v£5& terug; hier vond" hij voor°zijnT onbVilïuchr ^ statdl,0l"'er. ziJn vaderland belooning m de algemeene bewondenn !°e werkzaamheid de rechtmatige en des volks ten deel viël Welke hcm va" «'e zijde des keizers «mSSiï, "°or * M-H-, vuil Siguenza, ,e twee en twintigste hoofdstuk. Portugal. Johan II. Treurige toestand des lands bij /.ij«e komst op den troon. Oude drukking van den adel. Onrechtvaardig doodvonnis, over den hertog van B,aranZa „eveld De hertog van Viseo vermoord. Weldadig bestuur van den gestrenge,, en wreeden koning. Email,iel de Groote Zijne verstandige zachtheid. Onbeperkte heerschappij Vriendschappelijke betrekkingen met Spanje. Groote vervolging van de Joden. Ilooge trap van bloei van het Portugeesche volk. Lissabon, het middelpunt van den «geldhandel. Buitensporige weelde. De «roote aanwinst, van grondgebied, welke Spanje en Portugal ten 'i»bi'jneren inpi vroeger onbekende volken, moeslen wel in deze 8SS r±sr srw» -rvrriSiiS; ■»*> v ^ r W.» II "oaoli) in I»' M""' lroon- 115 "0fhe' Ce" ""erDe«or8"S taSrigen'oorlog w.s M volk in armoede e„ ellende ver. I Mleen de°adel leefde in overvloed, want Al|>honsU3 \ had deedeen '4sc,leuken overladen en hun de meest uitgebreide rechte» en vrij .eden toeseshian wijl hij hunne diensten oji hel oorlogsveld mei kou oulhtnn. Ue Bnkijke macht was weder «lerk gedaald, juist m dezelldc male, waarin * "ïS'an'lT :tl'eS'kShn«l?ri.lentvol en eerzuchtig ... Ml met de zucht om de koninklijke macht liooger te verhellen, bekommerde hij zich weini" om de middelen, welke hem tot zijn doel konden voeren. Dooi feeent banden des bloeds ol' der vriendschap liet hij zich de handen blll(len- J had vast besloten, allen te verpletteren, die hem zouden verhinderen, aan d kroon eene onbeperkte macht te verzekeren. Met onverzettelijke geestkracht tastte Johan de voorrechten de» adel* aan. Ilii ontnam den edelen het recht over leven en dood en andere piivile„itn, de kroondomeinen, welke óf door zijn vader edelen wederrechtelijk in bezit genomen waren, eischte hij terug, «li» piffpn.mrs hun recht niet voldoende konden hewijzen. 83kon niet anders of deze handelwijze des kon.ngs verwekte lem i i _ ...i„i veie hittere vijanden. Johan wist dit, doch hij had besloten,. aai/den haat der aanzienlijken het hoofd te bi«den e" JlkJ fW^y^lXr door wreede gestrengheid le fnuiken. Weldra bleek hel, dat lujdaaib.j zonuer de minste verschooning te werk ging. Braganza onthoofd. «an S^SStJ r * •»*« geslrekle g„.,|„rcil, d"t |,U lïn m JS. » . ""8'. "» tol m,k" "i° in het veld brengen kon. Onder Alnhonsir Vh" P'0,00 .man voelv'olk in volle male genoten dm.!. ,„„i T,10']sU5 ^ had hij de koninklijke gunst goeden voet gestaan- l'usschen .h.n'h" lroonoPvo'ser Johan II nooit op een een kleine twfst ge réien ' rl0° 6,1 ,lei1 P™* «as meer dan eens oog; °ifenf VSomvS 'k *ni;?noe-d,i.derhalve het rechten werden door de verordeningen de" koSin* UT' i''■ "anl>isl ziJne ingevoerde nieuwigheden brachten hem W1 ° » ernstigs gekrenkt, de het grootste nadeel aan. ^'•'Iie U1'8estrekte bezittingen ingeval 'de !ierlo'^ van^Braï'in/a i'',1""' ,VUUI' gevaar, dat hem dreigde, zijn kant den eersten sla"°te slaau^Vidüi M.."100"' T'"J besloot- van' gelegenheid zeer genadig beTiandeld' h'id li 1 i "Ji ?°anza b'J 'neer dan eene nemen, onder het voSrSÜÏÏd de më{ J|«hert°?eensklaps gevangenhouding stond. mu K,lsl"'e in geheime verstand- onbeschrijfeNjkehJ)nUeUiDe^herïo"s Kdt^vTl m °nder '"l" adel eL'ne overige edelen verbeidden si.ld...-». i i , , 's v,uchtlen naar Kastilië. De «n«l.»ldir!°clMe!,»Si'niïS' lï tlK'Sle" W«kl -volkom» op grond van zijn reclü als edehnan Xrhi, i°g J ' ° ''zoek'docl'wilde eigen stand gevonnist woiden fftoZl we «erdT'db*" alle gewoonten en bestaande rechten -ji nh,>-,mn , riep' 111 s,nJ(l mel om over den aan-ekla .",1e » „ ,i' i bea'".bte11 e» rechtsgeleerden samen dezer rechlbank deel, hoe°wel de onver Tbr I I'J "a!n. aa" a"e handelingen 'oeriep. dat de wetten hem 'iie vê Zdèn e1,lbo nlaatste zich aan bet hoofd eener samenzwering. Jaco'b van Viseo was een broederszoon van koning Alphonsus \ en te „eiük een zwa«er van Johan II, als broeder der koningin Hij had 'otdusvei met zijn zwager in de beste verstandhouding geleefd, doch na den dood \an den lierto" van Braganza achtte hij zich aan liet hof niet lancer veilig,li j vreesde dat ook hem hetzelfde lot zou treilen als zijn bloedverwant, en spande daarom'met een aantal liooge geestelijken en edellieden samen, om den koninD l•» ™lki » Weldadige regeering van Johan II. Zijn dood. «aï'"l«ri!è,ncn'"«£r "« v""°'io"'«ïnlïlikiosi'n SZUfZ "bi i J"f»1-*™' Col,""bus vo»r 5I" kroon d«d la"ere volk'kh v ',iJ 0c'"'" "'•»• "Ü »'"! di«p üotaord ,l„m- dc trouw zooi) dér l 'ci-l j ■"°? mner 'i 0,01' 'l(' Sees'eltjklieid wanl hij was een zienlijke "il'ien aan kerPo^ 'u "f lioorde hij de mis, hij schonk aanme den d .n t.n ef!' kosters en h.j behandelde de dienaren der kerk -d Ï ató - * •— « toch tl dJoriv^n ,ebben' , ?°cl' ,lü P'an durfde de machlige koning hertog van Be a den l!r li* *' "J 0pi{evol8d tlü0r zij" neef E"'a»uö'- dui' Ë.. a .„' it i;, ,1 'T!er. va" (,H» vermoorden hei-log van Viseo. werd Men heeli 'i U| 'S Jaren 0L"'• 'oen hij lol den troon geroepen «Gelukkii'e t I "'i f, *??.hlftlel,is. ll" '>Ü"™en de «GrooUT en de oefende de ion°e | ongetwijfeld de juiste, wanl al oi. den % 'lo°r /IJIlti wkraamheid als regent eenigen invloed X.. » ,1™''SUZT7.li!" ■l>'"'"lfS'11,1 <"'■ «* « het geheele Porinaoitn?. . sclmJven. Inaar a;'" de geestkracht, welke tochten naar Inlii^Ti i' r 1011 8ev°'oe van de gelukkige outdekkings- Sukki"? .i„e ni ,lülfl'll,Mg T 'lL;n '!:,y le8Je- Wel »'«» Emanuëlde lands in zulk °een ^em^k fe VCrg',ml * kr°°n ^ fc,T SSmSMKSSS L • 11,8 M» liraoder; h.j liel s,rïvr!lr P™'-Srstttr- — vaardigheid welke li'ii .^''"^'iglieid werkte even gunstig als de rechlgebrachleu 'herlo" vin ' rt' . f1 8evlucliten aanhangers van den ter dood keeren en lier i i°i i' '.*ldpanza ','ewees. Hij liet hen naar Portugal lerugKeeren Lii heisielde hL'11. m het bez.l der hun ontroofde goederen. ° liet heil des Toll" U|J,'!Li £1 Va" 7 ziJner regeering af een wijs, op hii niet wmi n,. , , )c , regent, doch een waar conslilulioneel vorsl was kunst én welensch'm va i"' wJ'lk'' '''J,ot bevordering van handel, landbouw, "rootsche nn . l 'V i rechlspleguig en bovenal lot aanmoediging der niet de vrucht Si °') "f «fi^ler ««vaar. nam. waren persoonIiil< ii i J 8 '"el de slenden des rijks, maar van zijn eigen was wml TC, Sen' -,00 macl,,t ,lei' slenJ«» diedoor Johan II ge fnuik, alleenl.eerscher en sleclïlelden Vh °gd! '"J 1 'AM «Is een volstrekt deelneming der slenden T1 , i'T' «U geihirende zijne regeering iels van aan lal bestuur. Met een juislen blik op de slaat- Emanuël deGroote van Portugal. Schandelijke vervolging van de Joden. kundige gesteldheid van zijn klein land, dacht Emanuël er niet aan, zich te mengen in de Iwislen, welke in dien tijd het zuiden en het westen van Europa teisterden. Hij wilde, gelijk hij treffend zeide. geen oorlog voeren tegen Christenen, maar al de krachten zijns lands inspannen tot het doen van ontdekkingsreizen naar Indië en lot liet vestigen van de Portugeesche macht in het Ooslen. Derhalve trachtte hij de vriendschappelijke verstandhouding tusschen zijn land en Spanje Ie herstellen en die door een huwelijk te bevestigen. Hij huwde Isabella, de oudste dochter van Ferdinand van Aragon en Isabella van Kaslilië. Deze echtverbintenis, die in het jaar 14-77 gesloten werd, scheen van het hoogste gewicht, want Isabella was de toekomstige erfgename der Spaansche kronen en derhalve beslond er gegrond uitzicht op eene vereeniging van Portugal met de naburige rijken. Deze verwachting werd echter door den vroegtijdigen dood der koningin en van haar eenig zoontje verijdeld. De nauwe betrekking, waarin Emannël door dit huwelijk lol Ferdinand den Kalholieken van Aragon kwam te staan, had wel voor Porlugal dit gelukkig gevolg, dat de vrede met Spanje ongestoord bleef, hoewel de ontdekkingsreizen der Spanjaarden en Porlugeezen beide volken dikwijls met wederzijdsche naijver en vijandschap vervulden, maar zij was aan den anderen kanl ook oorzaak van eene schandelijke vervolging der Joden in Porlugal, waarmede. Emanuël zijn roem bevlekt heeft. Onder Johan II waren de uit Spanje verdreven Joden op zeer harde voorwaarden in Portugal opgenomen. Emanuël behandelde hen bij het aanvaarden van de regeering veel zachter en inenschlievender dan zijn voorganger gedaan had, doch toen hij mei Ferdinand den Kalholieken in nauwere betrekking kwam, spoorde deze hem aan om het vervloekte, bij God en menschen gehale volk der Joden niet langer in Porlugal le dulden , en Emanuël gaf toe. In December 1496 vaardigde hij eene wet uil, waarbij alle Joden, die zich niet wilden talen doopen, uit hel land verwezen werden. Helzelfde lol trof de Mooi'en. Vele Joden lieten zich doopen, doch de meeslen hunner bleven hun geloof trouw en bereidden zich voor om het land te verlaten, toen de koning eensklaps het bevel uitvaardigde, dal op een bepaalden dag alle Jodenkinderen onder de li jaar gegrepen en Christelijk opgevoed moesten worden. Het koninklijk besluit werd door de geestelijkheid met dweepzieken ijver uitgevoerd; men ontrukte de kinderen aan de armen hunner wanhopige ouders. Vreeselijke looneelen vielen voor. Vele moeders vermoordden met eigen hand hunne geliefde kleinen en vervolgens zich zelf: zij wilden hunne kinderen liever dood dan afvallig van hel geloof der vaderen zien. Ook den volwassenen werd het beloofde, ja bevolen vertrek uil hel land op alle mogelijke wijzen belet, opdat zij zich uil vrees voor den dood zouden laten doopen. Dil deden dan ook velen, zij bleven als Christenen in Portugal wonen, doch deze nieuwbekeerden werden door het volk nog altijd als Joden beschouwd en veracht. In het jaar 1 üOG kwam het zelfs te Lissabon lot eene algemeene vervolging van de Joden, waarbij binnen drie dagen meer dan 2000 menschen vermoord werden. Het volk wierp zich op alle mannen, vrouwen en kinderen, wier scheipgeteekende, eigenaardige gelaatstrekken hunne Joodsche afkomst verrieden, vermoordde hen en plunderde hunne huizen. Ook vele Christenen kwamen in die dagen om. hetzij omdat zij een joodsch uiterlijk hadden, of wijl hunne vijanden hen in verdenking brachten, dal zij gedoopte Joden waren. Wel strafte Emanuël de raddraaiers van het oproer met wreede gestrengheid , doch hij kon zich niet ontveinzen, dat bij zeil de eigenlijke oorzaak van den Jodenmoord was, dat hij de vonk van doodelijken haat, die in het hart van hel Portugeesche volk sluimerde, tot eene laaie vlam aangeblazen had. Stkmkhss. V. 11 Groote welvaart van het Portugeesclie volk. Lissabon. vestigen •• !)ucl', yve"t'en w'j 'iet hoofd van deze treurige tooneelen af en wil Jan l\li .- rvt-v ......m:: i ... i i ° ... v' ' . i' ^tuiijuü.iuc geuLMiriüuissen, weiKe üe regeei-in" van Emanuel ons 111i overvloed aanbiedt. Een vroeger ongekend leven tintelde in dien uierkwaardigen tijd in de aderen van liet Porlugeesche volk De stoute zeereizen en de heldendaden van een Vasco de Ga ma. Almeida, Albuuuemue en anderen vervulden de gansche natie met een geestdrill. een zucht naar groote daden en een voor geen gevaar terugdeinzenden moed. die zich steeds ui nieuwe vermetele ondernemingen lucht gaven. Alleen hij, die zich door moed en ondernemingsgeest onderscheidde, die aan een der vermetele tochten naar Alnka en Indie deelgenomen had. mocht aanspraak maken op de achting aan een man verschuldigd. In hel lier gevoel zijner eigenwaarde verhief liet kleine volk zich lol den rang eener groote mogendheid Lissabon was in die dagen het brand- en middelpunt van den wereldhandel. Ilier stroomden de schatten van hel Oosten en het Westen te zamen want 111 dien tijd moesten alle kooplieden van Europa de voortbrengselen van i 'i, , ,le , 01',u^he hoofdstad halen. Een onmetelijke rijkdom vloeide den I orlugeezen uit hunne nieuwe ontdekkingen toe. »Het gelukkige Portu-al" werd hun land genoemd en gelukkig was het in dien lijd zonder twijfel,doch woei wil hiervan begonnen de voorteekenen van eene rampspoedige toekomst hoewel slechts door weinigen opgemerkt, zich voor te doen. Hoor het samenvloeien van de kostbare waren en de menigte goud binnen \. ss, 1)011 ontstond onder alle volksklassen eene bijna aan waanzin grenzende zuc hl naar weelde. De avonlnriers verkwistten in de hoofdstad de zuur verdiende wiidHen hunner reizen; weldra werd eene lichtzinnige, losbandige leefwijze algemeen. Alle levensmiddelen stegen lot een ongehoorden prijs; hieruit onlslond dan dikwijls een onverwachte nood onder de minder gegoede bevolkiii" die wel meestal spoedig gelenigd werd, doch die dreigende stormen voor de toekomst voorspelde. Ook de gelukkige vredestijd scheen ten einde le loopen; want reeds gingen er onder alle zeevarende natiën stemmen van naijver en nijd tegen Portu"al op welks heerschappij ter zee iu de Indische wateren de Europeesche volken nel langei wilden dulden. Emaunël beleefde hel losbarsten van den storm welks voorleeken zich ;i;m i|<»n 2 jaar den 12™ December 1521 ' , " - ,J""» "til Ijm L/ClClllUtl waelils aan eene besmettelijke ziekte, die toen vele offers eischte. onvet- DHIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. !>]»inje. Gemeenschappelijke regeering van Ferdinand en Isabella. Regeringloosheid. De "Cfl""kt- Besch"'ning, aan ,1e steden verleend. De Santa Hermandad. Herstelling van eene onpartijdige rechtspleging. De inquisitie. De Spnansche Jo.len. üe -nieuwe Christenen Atphonso de Ojeda. De inquisitie in Kastilië legenden wensch van Isabella ingevoerd. De groot-mquisiteur Thomas de Torquemada. Het proces en de auto-da-fe's. A,"lgr00!Sl? ^en va" ,Spa"je vvas tloor l,et 'ïi'weüjk van Ferdinand van ra on met Isabella van Kastiliö tot één groot rijk vereenigd alleen iu het zuiden bestond nog het kleine Moorsche rijk Granada l< ui-, li" ■»•«... I li. . J ' c ■■ «twiovtiR iijiv vn.ui.mil, en Isabella regeerden gemeenschappelijk, hoewel zii de r: i 'u iiiMemngen mnner erflanden in stand hield,,!. Aratron eri K.-.miltó ver- . . • ,, „ °y,^•"<"'"«■11 iu duiiiu iiieiuen. Aragon en Kasi <» hielden een afzonderlijk bestuur; doch deze scheiding bestond meer in naam Ferdinand en Isabella. Kegeeringloosheid. De adel gefnuikt. dan in werkelijkheid, want dewijl het koninklijke paar slechts een wil had, dewijl Isabella, die haar gemaal van ganscher harte liefhad, zich in alle belangrijke zaken naar hem schikte, werd geheel Spanje volgens dezelfde beginselen geregeerd. Met de weering dezer vorsten brak voor Spanje een nieuw tijdperk aan; in alle vroegere toestanden werden diep ingrijpende veranderingen gebracht: vandaar dat de regeering van Ferdinand en Isabella voor alle lijden van het hoogste gewicht was. . , , , ■ Nadat de oorlog over de erfopvolging geëindigd en de heerschappij van het vorstelijk paar legen eiken aanval beveiligd was, konden Ferdinand en Isabella zich onverdeeld wijden aan de taak, die zij tol hun levensdoel gekozen hadden, namelijk hel herstellen van orde en wet in liet door langdurige oorlogen geteisterde land., de verheffing van de koninklijke macht boven die van den steeds oproerigen adel, de invoering van eene strenge kerkelijke lucht en de uitroeiing der ketterij, de verovering, eindelijk, van hel nog door de Mooren bezette zuidelijke deel van Spanje. ■ :, In de allereerste plaats was hel dringend noodig, 111 het land, waarin vele jaren achtereen geweld in plaats van recht geheerscht had, den eerbied voor de wet te doen herleven; want in die dagen was Spanje het looneel eener N°''liét aanzien van den monarch was diep gedaald. Fik der machtige edelen beschouwde zich bijna als den gelijke des konings. De adellijke lieeren zaten veili" on hunne sterke, door het gelieele land verspreide burchten en brandschatten van "daar uit met huniie gewapende, roofzieke dienstmannen den geheelen omtrek. Op hel platteland waren hel leven en de bezittingen der zwakkeren nergens veilig en zelfs in de sleden ging hel nauwelijks beter toe. r Met bewonderenswaardige geestkracht en met een schitterenden uitslag tastten Ferdinand en Isabella dit kwaad in den wortel aan. Zij vaardigden niet alleen wetten van draconische gestrengheid tegen roof en diefstal uit, maar poogden vooral den roofzieken adel dat schandelijk handwerk al te loeren, door steun te zoeken bij de burgerij en deze in bescherming Ie nemen Hiervan was het gevolg, dat zij zich in de sleden de trouwste bondgenoolen tegen deu adel verwierven. • ■ Reeds sinds overoude lijden waren de sleden van Aragon, ten eindt zich legen de aanvallen des adels le beveiligen, overeengekomen, dat elk burger een zekere iaatiijksche som betalen moest, die besleed zoti worden om eene krijgsmacht 'tol handhaving van de veiligheid der straten te bezoldigen en 0111 rechters aan te stellen, die op slaanden voel recht oefenden over alle gevangengenomen roovers. De Santa Hermandad ol Heilige Broederschap, zoo werd die stedelijke krijgsmacht genaamd — werd dooi; het koninklijke naar voor hunne zaak gewonnen en ook in Kastilie overal ingevoerd. Over alle misdrijven tegen hel leven en de bezittingen der burgers moest zij lectil sm-eken. Zii had het recht alle misdadigers gevangen le nemen en de teaen hen geslagen vonnissen te voltrekken. lu elke stad, die dertig huisgezinnen telde, werden twee alcalden rechters) aangesteld, van wier vonnis slechts in bijzondere gevallen hooger beroep toegelaten was. Jaarlijks moest eene ui afgevaardigden der stad saamgeroepen junta over de zaken dei Hermandad beraadslagen; de door de junta vastgestelde wetten werden verzameld. Het kon niet anders of de adel, wiens macht door de oprichting van Hermandad ernstig bedreigd werd, moesl daartegen in verzet komen, doch zijn tegenstand werd zonder veel moeite gefnuikt, dewijl de steden het vorstelijk naar trouw ter zijde stonden. ... ,. ,. ., De Hermandad vervulde hare plichten met eene voorbeeldige stiptheid. Jarenlang was zij een zeer populair lichaam, dewijl al hare beambten dooi de burgerij benoemd werden. Doch langzamerheid kwam lnerin verandeung. zoodra de veiligheid in het land meer eu meer hersteld was, verloor de burgerij den lust tot het bezoldigen van een groot aantal beambten en van eene aau- 11* De Santa Hermandad. De rechtspleging hersteld. De inquisitie. zienlijke krijgsmacht; zij liel liet zich dus zonder morren welgevallen, dat de regeering de beambten aanstelde en bezoldigde. Van het jaar 1498 afdaalde ten gevolge biervan de Sanla Hermandad tot den rang eener gewone polilie-inrichting. Met behulp der Hermandad roeiden Ferdinand en Isabella de rooverbenden uit, die bel land onveilig maakten. De roofsloten der edelen werden verwoest, rust en vrede en daarmede veiligheid voor handel en nijverheid, keerden in hel land terug. In verband mei dit alles droegen Ferdinand en Isabella ook nog zorg, dal bel rechtswezen verbeterd en aan de willekeur van den hoogen adel onttrokken werd. Zij waakten voor de veiligheid van onpartijdige rechlers en straften met gestrengheid allen, die zich lieten omkoopen om het recht (everdraaien. Ja, bet vorstelijk paar bekleedde zelf, overeenkomstig de oude wellen, meestal eiken Vrijdag bel voorzitterschap in het gerechtshof van Madrid. Tot eer \au Isabella werd verzekerd, dal nooil de vonnissen zoo spoedig en zoo rechtvaardig uitgesproken werden, als in die dagen, toen Isabella in persoon het oog over de rechtspleging liet gaan. Waren de oprichting van de Hermandad en de hervorming van de rechtspleging reeds krachtige middelen tot fnuiking van de macht des adels, Ferdinand en Isabella gingen nog verder. Terwijl vroeger alle hooge ambten door de grandes bekleed waren geworden, benoemden de vorsten thans meermalen personen van onaanzienlijke geboorte, vooral rechtsgeleerden, die zich verdienstelijk gemaakt hadden, lol de invloedrijkste ambten. Te gelijk namen zij de bezittingen der kroon, door vroegere vorsten op onrechtmacblige wijze aan den adel geschonken, terug en vaardigden zij strenge wellen uit tegen het bouwen van nieuwe burchten en legen de onmenschelijke tweegevechten, waarin de edelen elkaar vermoordden. Dat al deze maatregelen niel konden genomen worden zonder verzet van de zijde des adels, spreekt van zelf. Daar Ferdinand en Isabella echter de Corlez, tot wier vergaderingen de talrijke afgevaardigden der steden regelmatig uitgenoodigd werden, steeds op hunne zijde hadden, was die tegenstand volkomen ijdel. De zwaarste slag werd aan de macht des adels in Spanje toegebracht door een maatregel, die wel eerst later volkomen toegepast, doch reeds loeu voorbereid en ingevoerd werd. De aanhoudende oorlogen met de Mooren hadden aan de drie geestelijke ridderorden, die der ridders van Sl. Jago of St. Jacob van Composlella, van Calalrava en van Alcanlara groote macht en invloed verleend. In haar vereenigden zich de dapperste en meest ondernemende leden der adellijke geslachten; zij bezaten uilgestrekle goederen en hadden eeneaanzienlijke krijgsmacht onder bare bevelen, ferdinand en Isabella wisten de zaken zóó te leiden, dal de kroon op deze orden een onbepaalden invloed verkreeg; later werd zelfs het grootmeesterschap voor altijd met de kroon vereenigd. Terwijl bet vorstelijk echtpaar de macht des adels fnuikte en Ie gelijk de bisschoppelijke zetels met zijne getrouwe aanhangers bezette, verhief het de koninklijke macht lol zulk eene hoogte, dat deze slechts in schijn nog door de Corlez beperkt werd. Hel was hiertoe in staat, omdat het steeds de rechten der stenden eerbiedigde en bij al zijne regeeringsmaalregelen steun zocht bij het volk. In hel bewustzijn en den wil des volks wortelde ook die vreeselijke staatsinstelling, welke onder de regeering van dil koninklijke paar in Spanje lot nieuw leven ontwaakte, de inquisitie. Hoe afschuwelijk de inquisitie ook in onze oogen is en met hoeveel recht wij haar ook veroordeelen, toch kan het niet ontkend worden, dat hare invoering geheel in overeenstemming was met de begrippen en voorstellingen, waarvan de overgroote meerderheid van het Spaansche volk in die da^en doordrongen was. De godsdienstige dweepzucht had juist iu dien lijd onder De Joden in Spanje. De inquisitie tegen Isabella's wenscli ingevoerd. de Spanjaarden, ten gevolge van hnn eeuwenlangengeloofsstrijd tegen de Mooren, zulke diepe wortelen geschoten, dat de vreeselgke yonniMM. «lo.3rd inquisitie over de ketters geveld. in de oogen des volks volkomen inauisitie was dus. eer zij zich door buitensporige wreedheid gehaat maakte. voor Spanje eene waarlijk populaire instelling, hoewel zij door den berekenenden koning Ferdinand zeker hoofdzakelijk ingevoerd werd om hem wow el tot eene bron van macht als, ten gevolge van de vele verbeurdverklaringen \an «oederen tol eene bron van rijkdom te strekken. ° De inquisitie had lang in Spanje beslaan en tegen de ketterij der Albiaenzen. voornamelijk in Aragon, der kerk goede diensten bewezen. Met hel verdwijnen der ketterij was zij echter ingesluimerd. Een nieuw leven en eene nieuwe «edaante ontving /.ij eerst weder door de bemoeiingen van koiiutg^FeiHhnand, die door de begunstiging, haar verleend, den bijnaam de Katholieke eerlijk verdiend heeft. De naasle aanleiding lot hare wederinvoering gaven de 111 groolen getale in Spanje levende Joden, die wel gedoopt waren, man in hun hart 1102 aan het oude geloof getrouw bleven. De Spaansche Joden hadden in den loop der eeuwen nu eens .den van rust en voorspoed, dan weder dagen van hevige v^rvolgnigen doorleefd Onder de Moorsche heerschappij hadden zij groote rijkdommen vererven dat was hun "elukkigste lijd. Eene krachtige ontwikkeling op geestelijk gebied had hun (Pen weg gebaand tot de hoogste staatsambten. Joodsche geleerden wijsgeren wiskundigen, sterrenkundigen en vooral geneesheeren zagen hunne weienschap op lioogen prijs gesteld en rijkelijk beloond. Hunne letterkunde bereikte in die gouden eeuw der Joden een nieuwen trap van bloei. Doch toen de heerschappij der Christenen opnieuw over Spanje werd uitgebreid, nam ook de voorspoed van dit onge ukkige volk een eindt. Wd betoonden ook vele verstandige Christenvorsten zich zachtmoedig en veid.aagzaam .jegens hen" maar het volk haatte hen; die haat groeide met den rijkdom , der Joden aan en gaf zich dikwijls in bloedige vervolgingen der verachte natie lucht. Vele Joden besloten daarom, ten einde zich velll°''''rVen en en hunne bezillingeu Ie verwerven, in schijn hun geloof af te zweren en Christenen Ie worden, terwijl zij toch heimelijk met onverbrekeli.jkeÏJ11 inzettingen der vaderen vasthielden, en ook hunne kinderen, hoewel zij hen insgelijks doopen lieten, in de Joodsche geloofsbegrippen opvoedden. ° LkT Swe Christenen." of bekeerden, Marranos - gelijk zij genoemd werden - wisten zich door hunne talenten en door den invloed welkeri un rijkdom hun schonk, tol liooge stedelijke ambten, ja zelfs to geestelijke waardigheden te verheffen. Doch het volk haatte hen daarom niet minder en de dweepzieke Dominicanen stemden mei dat algemeene doemvonm» 111. Zij beweerden dat de «nieuwe Christenen" bijna zonder uitzondering m hun hart no„ j0(ien waren dat het geheele vervloekte ras uitgeroeid moest worden. r Onder hen, die het luidst hunne stem legen de Joden v«rhieven was een Dominicaan. Alphonso de Ojeda, de prior van een klooster te Sevilla Hij drong bij Ferdinand aan op de oprichting eener nieuwe ïnq^isüie. wiet taak het zou zijn. onderzoek te 'doen naar hen, die gedoopt, doch daarna van hel Christelijk geloof afgevallen waren, en dezen te stratlen. Ferdinand liet zich zonder moeite overhalen om zijne goedkeuiing < hechten aan een plan, dal hein eene rijke bron van inkomsten beloofde dewgl bel vermogen van allen, die door de inquisitie veroordeeld waren, aan dt. kroon verviel* doch moeilijker was het, de toestemming le verkrijgen van Isabella wier 'zuiver menschelijk gevoel tegen de vervolging der ketters opkwam. Isabella had echter zulk eene streng kerkelijke opvoeding ontvangen, dal /ii aan de ernstige vermaningen van vrome priesters niet lang weerstand kon Weden Reeds in vroegere., lijd had de Dominicaner monnik Thomas de Tomuemada haar biechtvader, haar de belofle afgeperst dat zij, indien zij ooit den Iroon beklom, hare krachten lot eer van God en tot verheerlijking Rechtspleging der inquisitie. Thomas de Torqnemada kfrk- Ban.de l,jlroeiin8 llcr ketterij wijden zou. Deze belofte li aai thans herinnerd en dus moest zij wel besluiten, van paus SiMus IV eene hu te vragen waarbij de inquisitie in Kasliliê werd ingevoerd Rii lnl"S| W' W l, verlan8en Viln Ferdinand en Isabella gaarne in ÏL nf' Ir .un * November 1*78 machtigde hij liet koninklijke paar om wee o drie ïnqmsileuren. lol ontdekking en bestraffing van de ketterij in hunne landen aan te stellen. Op grond hiervan werd te Sevillaecn «ereclitshof «lei inquisitie opgericht; den Januari 1481 begon hel zijne werkzaamheid óm heen die vnnB k?iï ^ vfro^enintT- waa'bij een ieder aangespoord werd om tien. die van kellenj verdacht waren, aan le klagen. Dewijl men den aanklagers beloofde, dal hunne namen geheim zouden worden "elmuden kwamen er terstond zoovele aanklachten in, dat weldra de gevangenissen u' klein waren om de in hechtenis genomenen te bevallen. u i rtlLr!lll,illlk1 ',a!>slle 'k I' dus. door veroordeelingen weer ruimte le ver- M .'i,le'V ' " J?nnari werden zes van afval overluigden gedood-in «taart kwamen er zeventien door beulshanden om en dit ging zoo roört zood.il hel aantal der slachtoffers van de inquisitie in November reeds 28!) beliep' 1°' overluigin- van de aangeklaagden stelde bet gerechtshof zich met -(i zwakke bewijzen tevreden. Ilel schroomde niet, lot de veroordeelin» sabtnih T!1, "'bi'11 l,e;veze" kon worden, dat iemand op den Joodsrlien sabba", belere kleeren gedragen bad dan op andere dagen der week en da" hij den avond Ie voren geen vuur in huis bad gehad. Ook vriendschappelijke » ™t Joden vooral deelneming aan hunne feesten of bet gebruik van lunvii i °,P 00( scht' XVIJ/(' geslachte dieren en andere even gewichlige lt Nv. ze , werden legen de nieuwbekeerden aangevoerd, om aan le loonen. dal ,,fr, : n| waren, en op zulke gronden werd meer dan één om bekleed n f la1,116 hooggeacht man, die een aanzienlijk ambt l i r_ ?• , ««'Gelijken — veroordeeld en ter dood gebracht Uit lol Irof voornamelijk rijke lieden. „euiuun. i ,[o7'!l de inquisitie ongetwijfeld met grooten ijver arbeidde, voldeden » I !].?| :1|m iei,en l"c'1 evenmin aan de hooggespannen verwachting van de 1 V', a's. ;ial' (,l(' \a" den katholieken koning, die zijne schatkist mei •li veibeunlu-iklaarde goederen der Ier doodgebiachten vulde, terwijl koningin Isabella met afschuw weigerde, die verbeurdverklaarde goeder™ Tn te betoogde mr laf Trfr1, Wis' S'0 1,31,8 uit den Ie ruimen. Hij : ' ; dat ook Christus zijn rijk op aarde door de vernietiging van Ie algodtiij bevestigd had, en spoorde haar aan, om helgroolezuiveriVswerk krachtig dooi; le zeilen. En zoo geschiedde hel. eringswerk In bel jaar 1483 werd Thomas de Torquemada lol grootii.quisileur van as )e benoemd en in alle deelen des lands werden iüqüLilie rechtbanken opgericht, welker aantal langzamerhand lol 13 klom• Tormiemada "e,boek' vo,8ens "e"""k"« ,er isrMrcï" ^ Ja.li Iijks weiden op de eersle twee zondagen van de vasten in alle kerken verordeningen a gelezen, volgens welke een ieder, die een ander van kelS verdacht, verplicht was, du aan te geven, ook al was de verdachte zijn naaste bloed\eiwant. De man moesl zijne vrouw, de vader zijn kind, de zoon zijne ouders verraden. Alle aankladden, ook die welke schriftelijk en zonder onderleekening werden ingediend, werden aangenomen. De aangeklaagden werden gevangengenomen: meestal verdwenen zii on eene geheimzinnige wijze, zij werden iri de kerkers der inquisitie opgesloten n luer afgesneden van alle verkeer; dikwijls ontvingen zij eerst nataniS lijd kennis van de misdaad, waarvan men ben beschuldigde. Nooit werd hun de aanklacht zelf meegedeeld, veel minder nog de naam des aanklagers of dei Vonnissen der inquisitie. De auto-da-fe s. "etuigen, die men legen hen gehoord had, maar alleen een uittreksel van de aanklacht en van de verklaringen der getuigen, voor zoover deze ongunstig luidden, want elk gunstig getuigenis bleef voor hen zorgvuldig verborgen. Weigerde de aangeklaagde zijne schuld te bekennen, dan werd hij gepijnigd, onder de duldelooze pijnen, die dikwijls onmiddellijk den dood veroorzaakten bekenden de meesten wat men van hen hooien wilde; \elen hen iepen d e verklaring nadat de pijniging afgeloopen was, doch /.ij werkten hierdoor niet. anders uit dan dal zij ten tweeden male gefolterd werden. De weinige slandvastigen, die zelfs de ondragelijkste smarten verduurden zonder te bekennen, wonnen hierbij toch slechts weinig. Terwijl he doorslaan der pijnigingen bij andere rechtbanken als een bewijs van onschuW beschouwd werd was dit bij de inquisitie niet het geval. Hier waien de \eiklaiinge der getuigen voldoende om een beschuldigde te doen veroordeelen. De pijnbank werd" slechts aangewend, om met de bekentenis ook stof te vinden \ooi de aanklacht van anderen, wier namen de gefolterde wellicht noemen zou. Na alloop van het verhoor werden de aangeklaagden naar den ondeiaardschen kerker der inquisitie gebracht: hier moesten zij, beroofd van a len omgang met menschen, gekweld door honger en koude,Juin vonnis a wac U. , waarbij zij meestal ter dood of lot levenslange gevangenis veroordeeld w .1rden. liet slot van liet vreeselijk treurspel werd gevormd door de «geloofsdaad , het auto-da-fé, de voltrekking van het vonnis, die met den giooisten luiste 1 tegenwoordigheid van den hoogsten adel, dikwijls zelfs van liet bof, plaats had. ° De trotsche grandes van Spanje achtten het met beneden zich. 1.1 de zwarte kleeding der dienaren van het heilige officie diens vanen te dragen en zich aan den optocht der veroordeelden aan te sluiten. Geeslfdijken ui hun schitterend ambtsgewaad, voerden de processie aan, waarbij de giootsleprach. der kerk ten toon gespreid werd. ... , • i,„. De ongelukkige slachtolfers der inquisitie, die op den dag van liet auto-da-fé voor het eerst hunne kerkers verlieten, waren 111 grove, wollen, van den hals tot de voelen reikende kleederen gehuld Op de gele slof wa-. een rood kruis gestikt, bet gewaad was bedekt met afbeeldingen van d""®1* en van vlammen, om aan te duiden, dat den veroordeelde aan gene /.ijd > grafs de helsche smarten wachtten. iOVPn« De ketters werden niet ahijd Ier dood maar mees al slechts tot levens lange gevangenis veroordeeld, want de kerk was zachtmoedig. L. Mar neo /egf: »De kerk, die de moeder der genade en de bron der baimharlijieid is, vergenoegt zich met het opleggen van slrallen en schenkt ede'mollig b 1 leven aan menigeen, die het niet verdient. Daar zij beu, die hardnekkig hunne dwalingen volharden, nadat zij op de verklaring van '^lo^aau '^ "etuisen in den kerker werden geworpen, op de pijnbank leggen en tot den vuurdood veroordeelen laat, komen eemgen ellendig om, terwijl zij hunne dwalingen beweenen en den naam van Christus aanroepen anderen echtei roepen^Mozes aan. Velen wederom, die oprecht berouw aan Jen dag leggen, veroordeelt zij. in weerwil van de afschuwelijkheid van hun misdiij , sec s doodde niet, /.ij gaf den veroordeelde slechts aan de wereldlijke gerechtigheid over. opdat deze hem naar den brandstapel voeren zou. l!el'ecl'er ^ te ontkennen, dat déze zachtmoedigheid den veroordeelde weinig baatte. U l1"Welkeen huiveringwx'kkenden omvang de werkzaamheden (Jer u"lll!sj!'ie onder de regeering van Ferdinand en lsabella verkregen, mogen enkele cijfeis ons leeren Hoewel Torquemada, de verdienstelijke grootinquisiteur, zijne vervolgingen bijna uitsluitend tot Joden beperkte staat liel «venwel, \asl, dat in den loop zijner I8jarige zegenrijke ambtsbediening niet minder d 10220 menschen op den brandstapel stierven, 6860 in beeltenis verbrand Gunstige stemming van het Spaansche volk omtrent de innuisitie oordeeid^werdèn^nt,ere ' meeSta' '0t levenslan8 gevangenschap, ver- roemT*°''qUh'p«il iTnï f U *°°r di' all(rs biJ ziJne kerk eei' onsterfelijke.» roem hoewel hij naar den zin van menig vroom ijveraar nog niet "enoe" deed. O. a. zegt de waardige pastoor van Los Palacios: «liet geheefe ver"- vloekte geslacht der Joden, zoo mannen als vrouwen, van 20 jaar en daar boven moest te vuur en te zwaard uitgeroeid worden." J ij hebben gezegd, dat de uitspraken der inquisitie een onbenaalden weerklank vonden m het volksbewustzijn en deze bewering isTolkoS S stellen'1+r Hm. ,t'Se"woor(li^ begrippen ons dal nauwelijks 'voor- i .1- i . i Spaansche volk was in dien tijd zoo innig gehecht aan de kerk, het koesterde zulk een doodelijken haat tegen de Joden hetzii dan gedoopte of ongedoopte dat de inquisitie, zoolang zij zich in hare vervolgingen «faclSk,'«t,de- J°d.en b®P,aalde' slechU door enkele mannen ffin vdarachtige beschaving hun tijd verre vooruit waren, afgekeurd werd. Het olk nam geloovig en bereidwillig deel aan de luisterrijke auto-da-fé's en was met een in onze schatting afschuwelijk welbehagen getuige van den bloedden t K' duurde PMlerSf ,D°,Ch VreeSe'^k hel '"ervoor boeten wan" niet tan„ duuide hel, of de vlammen van den brandstapel lekten ook naar Joden a^n den^/'ïle f6! ,J|llj|,lsch;,F) ?v«r bet verbranden van de gehate ou ii aan den dag gelegd hadden; de inquisitie strekte in het eind hare wtTr wl'.:1 'lL' SPa"Jaar'JeVelf uit- zont,e'' s,a"d of kunne te ontzien >\ie let waagde een vrij woord te uiten, wie slechts in de geriii"sle mate K™ SitaLk sleren va"kM,erscl,e «"■ deelden, zij vei wierf ook een onbeperkten invloed on liet lol van il hare SSt"'S " * I»»0fmd7 »ls harè w'rtL!'™ SÈÜ-i ollS ,r " I"" - k"rk"liik f™'8' ,a" l,ari' jaar 1490'IETm* l'* menschen, maar ook tegen boeken. In het sw fair»1 vond, op een auto da-fé te Salamanca verbranden J en kettell wheimT Ant0ni0 h'"re"'e ZiCh hW"t'lv'e1-dTenstelijik VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje, üe oorlog tegen de Mooren hervat. Tweespalt in het Moorsche rijk van Grenada Boabdil el Chieo. De dappere El Zagal. Langdurige, met afwisselend geluk gevoerde oorlog. Malaga inaenomen en gestraft. El Zagal onderworpen. Belegering van Granada. Dappere verdediging der stad. Overgave van Granada. Laatste stuiptrekkingen der Mooren. Ferdinand en Isabella koesterden van liet begin hunner regeeriiig af den vurisien wensch, liet kleine deel van Spanje, dat nog in de macht der Mooren was, te veroveren. Vooral de van geloofsijver blakende Isabella werd daarbij niet bestuurd door dorst naar roem en veroveringszucht, maar alleen door het denkbeeld, in het land der ongeloovigen de halve maan weer voor bet kruis te doen wijken. . .... Zoolang bet vorstelijk paar met binnen- en buitenlandsche vijanden te kampen had, kon het niet aan een veroveringskrijg denken, docli nauwelijks was de rust in Spanje hersteld, of /.ij brachten het sinds lang gevormde plan met de meeste geestkracht ten uitvoer. De aanleiding tot bet uitbarsten van den ooiioi/ gaven de Mooren zelf door eene vermetele uittarting van hunne zijde. In de laatste jaren had tusschen de Mooren en de Christenen een halve vrede beslaan, die slechts nu en dan door gevechten was afgebroken. Ue sultan van Granada had zelfs zonder tegenstreven eene jaarlijksche schatting betaald, doch dit hield eensklaps op, toeu in het jaar H6 Moeley Aboel Hacen koning van Granada werd. . , . In het jaar 1470 werden onderhandelingen gevoerd over liet ver engen van den tusschen de Christenen en de Mooren bestaanden wapenstilstand. Toen Ferdinand en Isabella bij die gelegenheid de voorwaarde stelden, dat de iaarlijksche schatting opnieuw betaald zou worden, antwoordde Moeley Aboel Hacen trotsch: »De munt van Granada slaat niet langer goud, maar staal, en hij zette aan dit woord later kracht bij door in December 1*81 de kleine Christelijke vesting Zahaco te overrompelen en niet alleen de bezetting, maar ook de geheele bevolking deels neer te houwen, deels als slaven weg te voeren. Daarop brak in het jaar 1482 de oorlog uit; hij werd van beide zijden met groote verbittering en dapperheid gevoerd. De Spanjaarden trachtten de Moorsche steden te veroveren, doch waar dit hun niet gelukte, poogden zii ten minste het land te verwoesten; zij vernielden de graanvelden, rukten de wijnstokken met wortel en al uit, hieuwen de vruchtboomen om en legden alle open vlekken in de ascli. Doch door zulke strooptochten zouden zij zeker niet den dapperen tegenstand der Mooren gefnuikt hebben, indien dezen niet door innerlijke tweespalt zich zelf verzwakt hadden. De oude koning van Granada had eene schoone Grieksche slavin in zijn harem opgenomen en hierdoor niet alleen de ijverzucht van de sultane Zosaya opgewekt, maar baar ook de vree» ingeboezemd, dat haar eigen zoon eens van zijn recht als erfgenaam der kroon beroofd zou worden. Het gelukte tiaar, een oproer binnen Granada te verwekken. Moeley Aboel Hacen werd \erdreven Tweespalt onder de Mooren van Granada. Boabdil el Chico. en moest naar Malaga vluchten, terwijl liet volk Zosaya's zoon, den ionaen en onervaren Aboe Abdallah, door de Spaansche geschiedschrijvers gewoonlijk Boabdil el Chico genoemd, tot koning uitriep. Door dezen opstand werd het Moorsche rijk in twee vijandelijke kampen verdeeld. Moeley Aboel Hacen regeerde over Malaga en eenige andere sleden, lerwijl Boabdil Ie Granada koning bleef. In weerwil van deze voor de Spanjaarden zoo gelukkige oneeniglieid der Mooren, konden terdinand en Isabella zich locli niet op belangrijke voordeelen beroemen. Het vorstelijk paar verkeerde in weerwil van de spaarzaamheid welke bet in de huishouding van den slaat had ingevoerd, in een aanhoudende en drukkende geldverlegenheid en was hierdoor verhinderd, zich behoorlijk ten strijde toe Ie rusten. Eindelijk kwam de paus hun te hulp. Hij verleende uit de kerkelijke inkomslen van Kas!ilie en Aragon een geschenk van 100,000 ducalen en vaardigde eene bul uil, waarin hij, hoewel zonder veel «ev'ol« de geheele Christenheid tot een kruistocht legen de ongeloovigen opriep! Ferdinand en Isabella gebruikten zoowel de ontvangen gelden ais die, welke zij zich door middel van leeningen verschaften, om zich krachtig ten sl"jde toe te rusten en thans in de eersle plaats eene poging te wagen om lol Malaga door te dringen. De uilslag was echler niet zeer bemoedigend. De jongere broeder van den ouden koning Moeley Aboel Hacen, Abdallah, me, om hein van zijn neef, die denzelfden naam droeg, Ie onderscheiden,den' veelbeleekenenden bijnaam El Zngal — de dappere — droeg, behaalde eene schuierende oveiwinning, waarbij hij eene Christelijke legerafdeelinu bijna geheel vernietigde. D J .Toen het bericht van deze zegepraal Granada bereikte, gevoelde de ion«e koning Boabdil de noodzakelijkheid om zich thans ook van zijne zijde cjpor eene roemrijke daad te onderscheiden; hij verzamelde eene strijdmacht van JOOO man voetvolk en 700 ruiters, waarmede hij teiien de Christenen optrok. De Moorsche geschiedschrijvers verhalen, dal onbedriegelijke voorleekenen een ongelukkigen afloop der onderneming voorspeld hadden. Boabdils lans stiet, toen hij onder eene poort doorreed, tegen een boog en brak in tweeëneen vos liep dwars over den weg, dien hel leger nam. hij drong door de gelederen der krijgsliederen heen en ontkwam den steen, die hem achierna geworpen werd. Boabdils raadslieden poogden hem te bewegen om eene onderneming, onder zulke slechte voorteekenen aangevangen, te lalen varen doch de koning lachte om bun bijgeloof en beval, den marsch voort ie zeilen.' De uitslag stelde de uitleggers der voorleekenen in het gelijk: Boabdil werd geslagen en gevangengenomen. Gioote blijdschap heerschle er in de Christelijke legerplaats, loen men bemerkte , dat de Moorsche koning gevangen was. Veel was hierdoor voorshands echter niet gewonnen, want men kon licht berekenen, dal de dappere verdedigers van Granada liever Moeley Aboel Hacen en den algemeen geachten tl Zagal terugroepen dan de slad aan de gehate Christenen overgeven zouden om hun jongen koning Ie bevrijden. I" den krijgsraad van koning Ferdinand wist men niet, wat men met den gevangene doen zou. Eindelijk besliste de wil van koningin Isabella deze zaak. Zij eischte even edelmoedig als verstandig, dal Boabdil in vrijheid zou gesteld worden. De zwakke koning liet zich overhalen een tweejarigen wapenstilstand met de Christenen Ie sliiilen. dezen den vrijen overtocht over zijn grondgebied toe ie slaan en hun van al het noodige Ie voorzien, opdat zij den oorlo'Meuen het gedeelte des lands, dat nog onder de heerschappij van den ouden komnw stond zouden kunnen voortzetten. Tevens beloofde hij eene jaai lijksche schattine te zullen betalen. 6 Op deze voorwaarden ontving Boabdil de vrijheid terug; hij werd thans Verdrag van Boabdil met de Spanjaarden. El Zagal. Malaga ingenomen. door koning Ferdinand als bondgenoot begroel en met eerbewijzen en ge- de Mooren en de Christenen gedurende de eerstvolgende jaren uiUoeiig te beschriiven Het was niets dan eene eentonige aaneenschakeling \.in kit n „„..„tiiien en van woeste strooptochten der Christenen door het Moorsche land. 55 £h™ v.™'!5lr!JX»r. «'ifWS *•*&>■ »»!""? * »°ilo8 1 ml, Stipt, dat hij zich het vertrouwen der Mooier, verwar. He /it'l van den oorlog was koningin Isabella; zij deed alles om hem tol een soed einde Ie brengen. Dikwijls bevond /.ij zich in persoon in de leger- IV1» lis *4 .<*» •» ™»riTïiï. ...*«««« vnni' «lp nanschail ns van Kanonnen. >uui uu gc»wi.in «... - lorg Ie' dragen! Hare eigen godsdienstige geestdrift wis. zij aan hel volk ine* Als^elrkruislocht beschouwde zij zelfden veldtocht tegen de Mooren; als zoodani.T stelde /ij hem in al hare bekendmakingen voor, en eenigermale droejuj fli karakter door de deelneming der hoogste geestelijken, die het harnas; ver het koorhemd aangespten en in persoon de ruiterscharen in het veld biacilin. Na ete kleine voordeelen. waardoor een groot deel van het Moorsche luid (ten Christenen in handen viel. was de belangrijkste onderneming van hunne zijde in het jaar H87 de belegering van Malaga. Het vorstelijk paar 5P""t dapperheid; d,n één storm der Christenen werd afgeslagen, ook de herhaalde opeis,hing van Kdinïï S 'nel «ene weigerTng &a„l»oord. I.oe.el Je koning hm. de '«tKrrt&T3Sr,&,»* . r - «"rtsrss; srcftös zsijixszxzz ï Wegerde» in. *. verdere verdediging m.Ueloo, Z°" /^"zonden een gezantschap naar de vijandelijke legerplaats en boden aan, de stad over te geven. indien hun veiligheid voor hun persoon en hunne 'medeten toegestaan werd. Doch Ferdinand die zich Ihans zeker achtte\an de overwinning" sloeg alle onderhandelingen af; slechts mei eene o\erga\ p genade of ongenade wilde hij zich tevreden stellen en hiertoe moeMen de tol r,e. «—v,'!«: I ,n I. .C rlnor de aeesleliikheid en door hunne geheele krijgsmacht, hun ' cl n de veroverde stad en vierden daar eene plechtige godsdienstoefening. Hunne eerste handeling was eene daad van rechtvaardigheid en barmhartigheid. De kerkers werden geopend en «'L' [;tinsU,{;J5uSI^Eden" er? El Zagal verlaat Spanje, woordi-hdd^van M ïf'f ri diftP8le ,d|ende aan. Zij werden in de legen«nwï,da'"™ v,°iia geslachten'- men 7,'^^V0'l,tJen fh ee,lio« leden der aanzienlijkste Spaansche zij etMisklans ain hn " ? sinds jaren als ,Jouden beweend, thans werden S^tkïïj,0,) dien da« heersch,en er veel Om ee'^voorbeeld 'ie'' Mph"?'S °Ve'i t,e overwo""enen uilgesproken worden, tot he l-u 'es'eHen en andere Moorsche steden van een verd li-in- én inwoners van Slalawa * '? SChnkk"n' besloo( Fenlinand. de verdedigers „VI, " Malaga met de uiterste gestrengheid Ie straffen Terwiil hii lan-e slavernij lo^wan?,' di" df M?la8fen- »«t uitzicht op eene levens- kostbaarheden liever z! ^ ' llun.ST'. hunne juweelen en andere handen te lïïen vXn ™„ vernie,1pen of, 111 «rond begraven ,1a,. in de dit door een slimm"" ™taa^ ™k™ zelfsnnk dl^n ma,ken' dat ÏJ5Ï. taS.n ***° 0p "* ■!:.«"} •«&" > X?JSSLTiSs al. treffend den ,omautiichfn strijd di^T^/bLlirlj™ " " rMlll,ltKe». ' klonk bijna als onbarmhartige spotternij, dat hun ve,ou"d ^ml. .'edurende dat tijdsverloop al hunne bezittingen te verkoopen en dc 'I'111^1 daarvan in wissels of in koopwaren, waarvan de uitvoer me verboden was, doch in geen geval in baar geld mee te nemen; want bij de laagheid \an hel handelsverkeer in die dagen was het den Joden volstrekt oumogcljk. hunne onmetelijke schallen in koopwaren, die zij mochten uitvoeren, of zclt> W Het'konhiklijk 'bevel werd met de uiterste gestrengheid ten uitvoer^gckjtl. Tegen het eind van Juli verlieten bijna alle Joden het land, hoewel c11 J" |1(.i,| ui hare krachten had ingespannen, om hen over te halen zich t, aten doopen. waardoor het huil geoorloofd zou geweest zijn in . n 1),. verdrevenen, die zich in alle landen van Europa en in let noorden van Miika ueerzelten, vervielen grootendeels tot de diepste ellende. Wij hebben reeds verhaald, boe treurig het hun ging in Portugal, waarheen de ineesten hunner zich begeven hadden; een dergelijk lot nu Uof hen bijna overal, want alle volken waren eenstemmig in hun haat legen d« . Voor Spanje sleepte de verdrijving der Joden, ^ier aantalzeci versch lknd wordt op"egeven — sommigen spreken van KiO.OOO. anderen van ■ . hoofden — de treurigste gevolgen na zich, zij bracht aan de welvaart en de ontwikkeling des lands eene ongeneeslijke woud toe. Ten "evolge van hun rijkdom was de Spaansche bande bijna ui sluitend in de banden der Joden geraakt, bovendien waren zij de bekwaamste handwerkslieden en de kundigste beoefenaars der wetenschap. Ze fs de rijkdommen , welke /ij voor het grootste deel moesten achterlaten, stelden het land niet schadeloos voor het verlies van zoovele bekwame en werkje mwonjj Hel lol der Joden trof enkele jaren later ook de Mooren in het duidelijke verdrag, waardoor bun, hij de overgave van Gianada, volle vrijheid van godsdienst en veiligheid voor hunne personen en bezuinigen gt na jc ver0vering heersebte binnen Granada een ^S^onle vrede en eene uitmuntende verstandhouding tusschen Mooren en Uiristenen. Ximenes de Cisneros. Opstand der Mooren. r^Skei!WV<,llïft ^Qdoza' g^iaf van Tendilla, en ,1e aartsbisschop au Gianada, Fernando de Talavera, sloegen de handen ineen om de nieuwe onderdanen zoowel door zachtheid en vriendelijkheid als door de slipte vervulling san de \redesvoorwaarden voor de kroon te winnen. \\e! beschouwde Talavera bet natuurlijk als zijn heiligen plicht de «elke hij aanwendje waren ■ . met in overeenstemming met den geest zijns tijds, want bij bezi-de daartoe geen geweld, maar de macht der overtuiging. J ° ■ ^ uZl!'f Arabisch, om voor de Mooren in hunne eisen taal te ^ H'J iet1Jen catechismus in het Arabisch veSen en gif i no t nn het strenge bevel, alle misbruik van macht en alle bespotting \.in den vreemden godsdienst te vermijden. voori ra,.rW1frf Zid?- d,°ür zij"e welwiHende maatregelen en door de en t l , Va" iZ'Jn levenLswande' de hoogste achting bij de Mooren her an S V T' ,0J ..liel Christendom te bekeeren. In weerwil hu Vb i,l h? i i r I01' L gee*l(lnjvers °ider de katholieke geestelijkheid van auwhcid beschuldigd; hun ging het bekeeringswerk niet snel genoeg. Zij en l d , IIerhalve "le' herhaalde en dringende vermaningen tot Ferdinand " 7 ; ,ü,,11 va» d7>i te verkrijgen, dal eindelijk den Mooren, gelijk , bel 9 n i b7o e.Vou "orden óf het Christelijk geloof le omhelzen ol liet spaansche grondgebied le verlaten. koiiiiiVlfil ®l,(M1JIjke schending van hun eens gegeven woord kon het i i |V i uül * !n weerwi' geestelijke vermaningen, nos niet IS!:,,',"?' We' f"'1 ,',e' '"m'1"1 T"ls,e™ f- '« S.rSè»e k l l ri 'f z;.J;le gesteld worden, van wiens pogingen mem zich zich mei lit i i1 J ,° p- Xime|ies. de aartsbisschop van Toledo, begaf i!1." (l|l doel in den herfst van 1496 naar Granada. \vi& i!Iüene,S . pisneros, een voormalig biechtvader van koningin I.-abella, heiaarM - 'er rechten door de dweepzieke E t , w,'[;,le"' U1'geput. Zij grepen naar de wapenen. ! i • ';! weerwil van «lil alles waren, bleek echter, toen de smTlT" .? Talavera zich naar de opstandelingen begaf. Op zijne toe- d? hun volle t *"■ 8,aal V?" 7rn'lilhl' maar bovenal "P '1° belofte, weer neder ve'8'ffenis zou geschonken worden, legden zij de wapenen Deze opstand gaf den aartsbisschop Ximenes een zeer welkom voorwendsel Verdrijving der Mooren. Isabella's liefde voor kunst en wetenschap. tot strengere maatregelen, welke llians ook door Ferdinand en Isabella gebillijkt werden. ° Den inwoners van Granada werd slechts de keus gelalen tusschen den doop en de ballingschap. De meesten namen, dewijl zij met innige liefde aan hun vaderland gehecht waren, bet Christendom aan. De lijding van hetgeen er te Granada was voorgevallen, verwekte groote ontevredenheicf in alle door Mooren bewoonde gewesten, vooral was dit het »eval in de woeste streken van Alpuxarras; hier kwam de Moorsche bevolking, een stoutmoedig en krachtig soorl van menschen, in opstand, om hun bedreigd „eloof met hun leven te verdedigen. Slechts met groote moeite, na menige nederlaa" en ten koste van vele menschen levens, gelukte het koning Ferdinand in een o°orlog, die door de Spanjaarden met meedoogenlooze wreedheid gevoerd werd, de opstandelingen len onder te brengen. Nadat hij ook den in andere Moorsche deelen des lands uitgebroken opstand gedempt had, aarzelde luj niet langer gehoor te geven aan de vermaningen der geestelijkheid. ° Den 12°" Februari 1502 vaardigden Ferdinand en Isabella de I ragmatica uit. namelijk het besluit, dal alle Mooren, die weigerden zich Ie laten doopen. voor bel einde van de eerstvolgende maand April het land moesten verlaten. Den verbannenen werd, evenals vroeger den Joden. toegestaan. hunne bezittingen te verkoopen en de opbrengst in wissels of koopwaren, doch niet in goud en zilver mee Ie nemen. . Ten "evolge van dit bevel, dat zonder de minste verschoonintf len uitvoer «ehracht werd? lielen wel de meeste Mooren zich voor den schijn doopen. doch velen bleven trouw aan hun geloof en gingen in ballingschap. De treurige vrucht van 's konings trouweloosheid was de ontvolking van liet zuidelijk deel van Spanje. De vlijtigste handwerkslieden en landbouwers verlieten Spanje of werden als nieuwe Christenen de slachtoffers der vreeselijke inquisitie, die met afschuwelijke wreedheid onder hen woedde, dewijl de dweepzieke priesters, en zeker Ie recht, het er voor hielden, dat de meeslen dier nicuwbekeerdeu in hun hart nog ongeloovig waren. Eeue scherpe en zonderlinge tegenstelling met dit werk der inquisitie vormt de bloei van wetenschap en kunst in Spanje, gedurende de regeering van Ferdinand en Isabella. Dit had de natie voornamelijk aan de bemoeiingen van Isabella te danken, want koning Ferdinand belemmerde wel de pogingen zijner gemalin niel, maar hij koesterde weinig belangstelling voor den bloei der wetenschap. Isabella bezat een levendig gevoel voor al wat grootsch en schoon was; steeds legde zij zich op hare eigen geestelijke ontwikkeling toe; als koningin leerde /.ij zelfs nog Latijn, om de laai der geleerde wereld te kunnen verslaan; zij bracht het zoover, dat zij zich zonder moeile mondeling en schriftelijk in deze laai onderhouden kon. De koningin droeg niet alleen zorg, haren kinderen eene. grondige wetenschappelijke opvoeding Ie geven, maar zij poogde ook den verwilderden Kastiliaanschen adel smaak voor de wetenschap in te boezemen en dit gelukte haar boven verwachting. Dewijl Isabella wetenschappelijk gevormde mannen zeer begunstigde en ook zij zelf zich ernstig op de studie toelegde, moes en de hovelingen hunnen zonen, wanneer zij wenschten hen invloedrijke ambten Ie zien bekleeden, grondig onderricht doen geven. . Geen minder gunsligen invloed op de beoefening der wetenschap inspanje had Isabella's beginsel om alleen mannen, die door geleerdheid uitblonken, lol geestelijke ambten te verhellen. In dit opzicht vond zij bij de geestelijkheid de krachtigste ondersteuning. Mendoza, de aartsbisschop van loleilo. en Talavera, de aartsbisschop van Granada, besteedden hunne vorslelijke inkomsten lol het beloonen van geleerde mannen en tol den aankoop van kostbare werken. Zelfs de dweepzieke Ximenes, die met de vernietiging van Arabische handschriften zoo barbaarsch te werk ging, was loch zeil een geleerde van naam, die zich len aanzien van de godgeleerde wetenschap hoogst verdienstelijk heeft gemaakt. lO Strsckfuss. V. Heioemde hoogescholen. Invloed der ontdekkingsreizen. De pogingen der koningin werden met zulk een schillerenden uitslag bekroond dat zelfs de hofdames met vurigen ijver voor de studie bezield werden. Vele aanzienlijke datnes onderscheidden zich door groote geleerdheid ja eenige hater, zooals donna Lucia de Melodrano, brachten hel zoover dat' zij aan de hoogeschool te Salamanca openbare voorlezingen over de Latiin'sche klassieken hielden. *) Ken krachtig middel tol ondersteuning van de pogingen der koningin was de door lerdmand met ijver beschermde invoering van de boekdrukkunst 111 spanje. Onder de eerste boekdrukkers, die daar zijn opgetreden treffen wij de namen van vele Duitschers aan. De drukkerijen verrezen in grooten getale, vele boeken werden gedrukt en vonden een goeden aftrek. De invloed dezer heerlijke uitvinding op de verlichting des volks weid echter helaas! verlamd door een maatregel, die vooral in lateien lijd hoogst schadelijk bleek, de invoering van de censuur. Reeds den 8"" .Idiii I >02 bepaalde een koninklijk besluit, dal geen boek zonder bijzondere vergunning van eene koninklijke, grootendeels uil geestelijken beslaande commissie gedrukt mocht worden. Onder Isabella's bescherming bereikten de Spaansche hoogescholen een hooien trap van bloei. Beroemde geleerden — inzonderheid vele Italianen — spreidden daar hunne gaven ten loon. Hoe krachtig de zin voor de wetenschap ouder hel Spaansche volk eu inzonderheid onder den adel ontwaakt was, leert ons hel groote aanlal bezoekers der universiteiten. Te Sevilla, loledo, Salamanca. Granada eu Alcala kwamen de weetgierigen uil hel "eheelè land bijeen. de meest beroemde hoogeschool was die van Salamanca waar zich /(KM) studenten te gelijk ophielden. Ue geleerde Petrus Marlvr noemt haar liet »»meu\ve Athene. Alle vakken van welenscliap werden hier met den groolslen ijver beoefend, doch voornamelijk de wiskunde, sterrenkunde en aardrijksbeschrijving, dewijl de belangstelling in deze wetenschappen door de ontdekkingsreizen onder alle volksklassen verhoogd werd. Ook de letterkunde werd onder de regeering van Ferdinand en Isabella met ingenomenheid en met vrucht beoefend. De ridderromans en de romancen, waarvoor de smaak bij het volk door de avontuurlijke Moorsehe oorlogen krachtig was opgewekt, werden in wijden kring verbreid. Hel tooneel verliet liet kerkelijk gebied Lil de voorstellingen uil de gewijde geschiedenis f. ontwikkelde zich hel wereldlijk herderspel (de pastorale) en langzamerhand, voorloopig echter nog in ruwen vorm, het burgerlijk looneelspel. De Woei van wetenschap en letterkunde onder de regeering van Ferdinand eu Isabella hield gelijken leed met den hoogen trap van ontwikkeling, welken liet geheele Spaansche volk deels ten gevolge van de op de Mooren behaalde overwinningen, deels van de merkwaardige ontdekkingen in hel verre Westen bereikt had. Hoewel hel slollelijk voordeel, hetwelk de ontdekking van Amerika aan Spanje opleverde, in den eersten tijd nauwelijks tegen de groote kosten dier onderneming opwoog, was de zedelijke invloed dier gebeurtenis hoogst belangrijk. Hij de Spanjaarden ontwaaklen eene bewustheid van hunne kracht een onversaagde moed en een drang lot groole daden, welke hen binnen een ongelootelijk korten lijd van een lol dusver bijna onopgemerkt en machteloos volk onder de staten van Europa lol eene mogendheid van den eersten rang *) Het is opmerkelijk, dat de vraag, die heden ten dage aan de universiteiten zoo veel en in zulk een verschillenden zin besproken wordt, of vrouwen openbare voordrachten zouden mogen honden, reeds toen ten guuste der vrouwen opgelost was Vele dames bezetten met eere de arademische leerstoelen en werkten niet het beste gevolg. , t?. U® tooneelspelen, aan de gewijde geschiedenis ontleend en door de geestelijkheid stcHinten uft'h ? I ,n sl™"je, evenals in het overige Europa, grootendeels tot voorstellingen uit het leven van Jezus. De aanbidding der koningen, Christus' kruisiging opstanding eu hemelvaart werden in stichtelijke tooneelspelen opgevoerd. Isabella's huiselijk leed. Jolianna van Aragon en Philips de Schoone. verhieven. Aan deze geestkracht zijner nalie dankte koning Ferdinand de voordeelen, welke zijne even eerzuchtige als listige staatkunde in Italië behaalde. Wij zullen, om den samenhang van ons verhaal niet te verbreken, hierop later terugkomen. Isabella stond als de door haar volk aangebeden koningin aan het lioold van een machtig rijk, dal zich zoowel in Europa als aan de overzijde der wereldzee op eene vroeger ongedachte wijze uitgebreid had. Zij regeerde mei haar gemaal over een gehoorzaam volk en werd door alle vorsten van Europa hoog geacht. Toch ging zij diep gebogen onder een drukkend leed, dat haar vroegtijdig ten grave sleepte. Hoe lief zij haar gemaal ook had, wien zij meer dan eene zonde tegen de huwelijkstrouw vergaf, moest zij toch alle huiselijk geluk ontberen. Zij had haar echtgenoot vijf kinderen geschonken: een zoon en vier dochters. Die zoon stierf reeds in het jaar 1497; hem volgde hare oudste dochter, de gemalin van koning Emanuël van Portugal, en kort daarna de zoon dier vorstin, de vermoedelijke erfgenaam der vereenigde kronen van Spanje en Portugal, in het graf. Hierdoor ging het erfrecht van Kastilië en Aragon op Johauna, de tweede dochter van het vorstelijk echtpaar, over. Johauna was gehuwd met den erfgenaam der Nederlanden, Philips den Schoonen, den zoon van Maxiiniliaan en Maria van Bourgondië. Dewijl zij thans de erfgename der Spaansche kroon geworden was, aanvaardde zij met haar gemaal, wien zij reeds een zoon, den later zoo beroemd geworden Karei V, geschonken had, de reis naar Spanje. .... Het jonge paar werd door de Spanjaarden met geestdrift toegejuicht, en ontving den gebruikelijken eed van trouw van de te 'loledo vergaderde Cortez. Weldra echter bleek, dat Philips voor het volk. waarover hij later regeeren moest, geeu hart had. Het stijve hofceremoniëel mishaagde den lichtzinnigen vorst, die ook met zijne schoonouders niet op een al te besten voel stond, en zijne gemalin niet liefhad. Jolianna daarentegen aanbad haar schoonen gemaal, zij was hem menigmaal tot last door hare overdreven teederheid en door hare ijverzucht, waartoe bij echter vaak genoeg voldoende aanleiding gaf. Deze treurige verhouding tusschen de beide echtgenooten werd niet beter, toen Philips, het verblijf in Spanje moede, in strijd met de wenschen van zijne schoonouders en zijne vrouw, verklaarde, dat hij naar de Nederlanden wilde terugkeeren. Ilij volvoerde dit plan, hoewel Jolianna, die opnieuw moeder hoopte te worden, hem niet volgen kon. De smart van het afscheid, het brandend verlangen naar den afwezigen gemaal en eene verterende ijverzucht oefenden op Jolianna een treurigen invloed uit, zij verviel in eene zwaarmoedigheid, die aan krankzinnigheid grensde, en die ook niet week. toen zij aan een tweeden zoon, 1'erdinand, het leven geschonken had. Zij koesterde slechts één wenscli: zich naar de Nederlanden tot haar gemaal te mogen begeven, en dit moest haar eindelijk toegestaan worden. Genezing van hare kwaal vond zij daar echter niet. want hare jaloezie nam nog meer toe, toen zij Philips den Schoonen in een vertrouwelijken omgang met eene bekoorlijke hofdame aantrof. De ergerlijkste tooneelen vielen tusschen de beide vorstelijke echtgenooten voor. Jolianna vergat zich zelf in hare ijverzucht zoozeer, dat zij de hofdame, aan wie Philips eene meer dan betamende opmerkzaamheid bewezen had, in in het paleis grijpen en haar de sierlijke lokken, welke Philips zoozeer bewonderd had, afsnijden liet. Haar gemaal strafte baar hiervoor door zulk eene harde en beleedigende behandeling, dal er een openlijk schandaal ontstond en de zielsziekte der ongelukkige vorstin ineer en meer verergerde. Het verlies van hare oudste kinderen en het ongelukkig lot van Jolianna hogen koningin Isabella diep terneder. De droefheid deed eene ziekte waaraan zij reeds sinds lang leed, schielijk toenemen. In den herfst, van het jaar lótH voelde 12* Isabella1 s ziekte, testament en dood. zij haar einde naderen. Doch de dood joeg haar geen vrees aan, zij verbeidde hem met vrome gelatenheid. Voor haar sterven maakte zij een testament. hetwelk volkomen in overeenstemming was met haar leven. Zij bepaalde, dat de kroon van Kastilië, overeenkomstig de oude wellen, op de infante Johanna, als «bezittende koningin," en op haar gemaal, den aartshertog Philips, zou overgaan, doch dat ingeval Johanna afwezig of voorde regeering ongeschikt was, koning Ferdinand ook in Kastilië het bewind zou voeren. Deze beschikking legde een nieuw getuigenis af van de onkreukbare rechtvaardigheid, waardoor Isabella zich gedurende hare geheele regeering onderscheiden had. Zij beminde haar gemaal zoo teeder mogelijk, dit bewees zij in eiken regel van haar testament, waarin zij hem de helft van alle inkomsten uit de nieuwontdekte landen en buitendien al hare juweelen vermaakte. Zij gaf aan hare liefde op de volgende welsprekende wijze lucht: "Ik verzoek den koning, mijnen heer, al mijne juweelen aan te nemen of wat hem daarvan believen zal, opdat hij, wanneer hij ze beschouwt, zich de uitnemende liefde herinnere, welke ik, zoolang ik leefde, voor hem gekoesterd heb en bedenke, dat ik hem nu in eene betere wereld opwacht. Dezo herinnering moge hem aansporen om des te rechtvaardiger en heiliger in deze wereld te leven." Doch in weerwil van deze liefde werd Isabella niet ontrouw aan de wet: niet voor haar gemaal, wien zij gedurende haar leven den meest onbepaalden invloed op de regeering had toegestaan, maar voor de rechtmatige erfgename bestemde zij de kroon van Kastilië. Nadat zij haar testament gemaakt had. nam de zwakte der koningin met eiken dag toe en den 2f>en November lo(H stierf zij, eerst 34 jaar oud. Groot was de droefheid, die in het geheele land heerschte. De geleerde Petrus Marlyr schreef daaromtrent in een brief aan den aartsbisschop van Granada hel volgende: "Mijne hand zinkt van droefheid machteloos neer. De wereld heeft haar schoonste sieraad verloren, een verlies, niet alleen diep te betreuren door Spanje, dat zij zoolang op de loopbaan van den roem voorwaarts geleid heeft, maar dooi' elk volk der Christenheid; want zij was de spiegel van alle deugden, hel schild der onschuldigen en een wrekend zwaard voor den booswicht Ik ken niemand van haar geslacht, noch in de oudheid, noch in de nieuwe tijden, die, naar mijn oordeel, waardig is om met deze onvergelijkelijke vrouw op ééne lijn gesteld te worden." Niet zoo hoog als Petrus Marlyr mag de onpartijdige geschiedschrijver Isabella verhellen. Welke groote verdiensten zij zich ook jegens haar land verworven heeft, door de invoering van de afschuwelijke inquisitie heeft zij zich in ons oog bevlekt. Wel bezat Isabella een edel hart en een levendig uevoel voor het lijden harer medemenschen, gelijk blijkt uil hare pogingen ten gunste der Indianen; wel was zij milddadig en rechtvaardig en zorgde zij naar haar beste weten voor het welzijn van haar volk, waaraan zij met zelfopofferende werkzaamheid hare krachten wijdde; wel eerbiedigde zij stipt de wel en was zij edelmoedig, trouw en eerbaar; wel bezat zij dus, in één woord, een aantal deugden, welke haar op de hoogste achting van onze zijde aanspraak geven, maar dit alles is toch niet in slaat ons de bloedige vervolging van de nieuwe Christenen te doen vergeten, waaraan zij hare goedkeuring hechtte. ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje Twist tusschcn Ferdinand on Philips over het regentschap in Kastilië. Ferdinands tweede huwelijk. Misnoegen des volks. Verdrag van Salamanea. Ferdinand ziet van hot regentschap af. Itegeering en dood van Philips. De waanzinnige koning.» Johanna. Ximenes en de regentschapsraad. Ferdinand» voogdij. Veroveringen in Afrika. Ferdinands ondankbaarheid jegens Ximenes. Ximenes' wetenschappelijke verdiensten, lesamui van Ferdinand. Zijn dood. Terstond na Isabella s dood verklaarde koning Ferdinand dal hij uil eerbied voor de wel afstand deed van de kroon van Kaslihe, welke hij reeds 30 jaren gedragen had. Hij liet de troonsbeklimming zijner dochter fohamia en van haar gemaal Philips openlijk aankondigen en maakte voor zich zei slechts aanspraak op den titel: stadhouder van kaslilie. Als zoodanig werd hij dan ook door de terstond samengeroepen Corlez erkend. De zaak der troonsopvolging en van het regentschap scheen du- op minliike wijze opgelost, doch weldra bleek, dal dit volstrekt niet het geval was want Philips inaakle zelf aanspraak op het regentschap en hij vond sleun bij 'den adel van Kaslilië, die hoopte onder de zwakke regeering van vreemden vorst zich zonder moeite in hel bezit van zijne oude macht te zullen herstellen . iels, dat onder hel vast en krachtig bewind van Ferdinand °nU Tus«chen schoonvader en schoonzoon werd eene hatelijke briefwisseling gevoerd; de twist klom zóó hoog, dat Ferdinand in zijn haal legen Philips besloot, dezen voor zijne nakomelingen althans het uitzicht op de van Aragon Ie ontnemen. Hij slool vrede mei Lodewijk XH. kom 3 van Frankrijk mei wien hij wegens de Ilaliaanschc verwikkelingen in ooi log was, en huwde'diens nicht Germaine de Foix. eene 48jarige en zeer schoone, maar Dew^'l'^Ferihuaml' * eerst U jaar oud was, mocht hij met grond hopen, dat uit deze echtverbintenis kinderen zouden geboren worden. Uocli juist toom «as zij hoogst gevaarlijk - d.,r lü ItóU 1 , worden van de onherroepelijke scheiding van Kastilië en Aragon. I e r, Zoemde land zou dan in 't vervolg aan Karei, den zoon van Philips en koningin Johanna, hel Iweede aan den le verwachten zoon van Ferdinand en , ■ h gen0eg 0,n !e wele,n- dat Philips de liefde des volks «rpwnnn t " , ?n ue regeering, waaraan men sinds 30 jaren Ocwoon was, terugwenschen zou. *slolen ',ad —'• daarvan te, te bévrii, n „hl. me6 ,e.make"- wanneer hel hem gelukle zijne dochter te beviijden uit Ie gevangenschap, waarin zij door Philips gehouden werd. hn ' het open baai ondernam F erdinand geen enkelen stap ineer tegen Philips hoewel deze zich legen hen. hoogst onvriendelijk gedroeg en hem, bij geK- doler "e S. PerS0°nl,jke SUn,,',,k,Jm^ ,liel vergunde, zgne kranke bcaTziVh' t'Z S"Vrede 8eS!°'ei1 was' verliel Ferdinand Spanje; hij bipat zich na,ii Iialie. waar wij hem laler zullen onlinoelen. Philips had liet tetS?, U0ll,,i» #* vcivaeliling. lij git Ha&liht als onalhanke ijk vorst zou kunnen regeeren. zag hii zich bitter ' Ifllnnn * iï1 d.00r.,3c. sle"den gehuldigd, maar alleen als gemaal Karei Ir ?' e'1f"l,jke koning'n; desgelijks huldigden zijden jongen infant wensch oiTi de BTl lr°0nü'1vulge!' na dood^ijner moeder." Philips' . i,i dnke kon'"g|n van de regeering le verwijderen, ja haar zelfs vei zekerde bewaring le stellen, sloegen zij rondweg af. In weerwil hiervan eTlïre herL8 'Ve"erd!,a|(|l 1,1,1 ^'nd- daar Johanna in hare zwaarmoedigheid vmJÏi 'i^T' Illl°neve1" hegoii in Kastilië en wel juist zooals koning Ferdinand in? . verdienslehjksle ambtenaars werden afgezet en door «unsledefVn u i - Ps.'.8loo'e"deels Nederlanders, vervangen. De Spaanscl.e oml' 'ï ? .alle,rlVYJ2e" acll'eruilgezel en gekrenkt.° Hel volk zuchtte A "" '*"** 'l0f licl""""i8 vuriü ''hel' kranl.n'f l "n1levredenl'^ >.» hel geheele land. Het volk wenschle , ,kl.ath| g hes uur van Ferdinand lenig, het zou eindelijk zeker inel p'u. t 'c 'le \"1S' PI,iliPs °P8^'aan zijn, indien de koning ,"e eeds -den 2a Sep ember lïiOfi aan eene koorts - het gevolg eener al e sne le £Kïi«ip. " " etSl0m" « "8 '/ii i!^?1 'e, dot',!? ,De ongelukkige koningin Johanna was zieker dan ooit ,'J I gedurende de ziekte baars gemaals diens bed niet verlaten: na den ood van Philips zat zij m een dof stilzwijgen en met droge, brandendeoogen De waanzinnige koningin Johanna. Ximenes' tocht naar Afrika. in haar vertrek. Zij weigerde hardnekkig, haar naam onder eenig regeeringsslukte plaatsen. -Mijn vader zal voor alles zorgen" was haar een.g antwoord op alle tot haar gerichte vragen. Slechts nu en dan had zij heldere oogenbhkkui Z echter spoedig voorbijgingen, om plaats te maken voor onstuimige uitbarstingen van waanzin. Van het lijk baars echtgonoots svil.le z.j n.et scluM. en Zij legde jegens den doode nog dezelfde ijverzucht aan den dag. welke haar Sens den levende bezield had Nooit gedoogde zij, dat eene vrouw m de nabijheid der, doodkist kwam. Toen zij deze bij het oveibrongen rk(1'^fn waar Philips laatste rustplaats zou zijn, op zekeren dag naai liet keikhot van een klooster had laten brengen, vernam zij, dat ll", lïïden bewoond werd. Zij ontstak hierover 111 zulk eene woede, dat de kist im'kl™ in den nacht nog naar het open veld gedragen moest worden 1 lier egeidc zich met haar gevolg rondom de baar. hoewel een hevige storm de fakkels uitwoei. liet was onmogelijk, dal de waanzinnige vorstin het bewind zo"Jpoe,™< doch over de vraag, wie in hare plaats regeeren zou. waren de partijen het niet eens Ken deel van den hoogen adel, die alles van koning * ei dinand vreesde wenschte. dat keizer Maximiliaan, de vader.van Philips het regen schap aanvaarden zou. Anderen wilden de waanzinnige Johanna aarden i n of anderen vreemden vorst uithuwen en dezen dan tot regent verhellen. liet volk echter wenschte vurig het krachtig bestuur van konu.g I-erdmam'I terug. In dezen nood greep de verstandige aartsbisschop van Toledo, Ximenet», het eenig mogelijke redmiddel aan. Hij vormde een raad van regentschap ui de aanzienlijkste graudes van Spanje; te gelijk schreef luj aan Ferdmand tn verzocht hem dringend in aller ijl terug te keeren, om zijne rechten te hl''UllFordinand haastte zich niet. llij liet de partijen volk des te vuriger naar zijn bewind verlangen zou. Eeist in Juli 1j< 7 keerde hij terug en hij ontmoette bij het aanvaarden van het regentsc i. p slechts een zwakken tegenstand. Koningin Johanna onderwierp zich gewilh0 aan de Schikkingen haan. vaders. Zij°leefde nog eene halve eeuw a s « on^elukkice waanzinnige. Ook de adel onderwierp zich. Ferdinand schonk allen die' van Iie m afvallig geworden waren, vergiffenis; zij echter, die ook 'thans nóg inhun verzet 'volhardden, strafte hij met zulk eene vleselijke gestrengheid, dat hij hierdoor zijne overige geheime tegenslandeis afscluikte van elke nciim om een opstand tegen hem te verwekken. Ximenes was Ferdinands meest vertrouwde raadsman bij aUe regeeringsmaatregelen. en werd weldra «Ie invloedrijkste man in geheel Spanje Door den paus werd bij tot kardinaal benoemd, bovendien zag luj zich de waaidigheid Pvan opperkeitermeestcr in Kastilië opgedragen. Hij ^-uiMezp «.vloed om Ferdinand over Ie halen lot volvoering van een plan, waarvan de eer zuchtige priester reeds sinds lang zwanger ging. „mf,i0 schaal llii vroe" des konings toestemming tot een veldtocht op „toote schaal tegen de Afrikaansche Mooren. die sedert geruimen tijd door hunne de Spaansche kusten onveilig maakten. Dewijl X,me"^nan^^d\J1\pkSn der onderneming uit zijne eigen aanzienlijke spiuirpenningen te Uien viel het hem niet moeilijk Ferdinands toestemming te verkrijgen. Lene vloot van 10 snelzeilende schepen en 30 kleinere vaartuigen w "1 10,000 man voetvolk en VOOO ruiters bemand; een '' graaf Pedro Navarro, ontving hel opperbevel over de Iroepu, l X n zelf de leiding der geheele onderneming op zich nam. Den 16 Mei M». lichtte de vloot het anker. Ximenes bad door zijne toespraken zijne k lieden in zulk eene gloeiende geestdrift voor den strijd legen de ongeloovigen ontvonkt, dat de Spanjaarden met eene werkelijk bewonderenswaardige dapper- S U II, Belangrijk'' Moo«W «■«,ing Or.n «er, «rJ R « droomde de kardinaal van verdere schitterende zegepralen, toen luj eensklaps zeer onzacht tol de werkelijkheid teruggebracht werd. Ximenes' werkzaamheid op wetenschappelijk gebied. Ferdinands dood. «li,. , d? "aijverig op alle groolen. hetzij geestelijke of wereldlijke, worven hatn T'i u"s,ekende la!enlen en verdienslen zooveel invloed vervvonlp ll W» n U ?r ZIJ? e,ge" .aanzie" in «le waagschaal gesteld kon xL °°k ! • 8CVal, m,!l Ximenes- koning had daarom den r( ' ; vw U , 0|"('i 6? eimen last meegegeven, welken deze stipt volvoerde. !in nï, Lr i 1 'lr(l",111111 onverbloemd, dal diens laak met de verovering van Oiau algeloopen was dat de hooge geestelijke niet langer voor koni.i" SiXe.'en^n Z|C mu,' ,' e behaalde 'auweren tevreden stellen, naar Spanje lei ugkeeitn en de voortzetting van den oorlog aan de soldaten overlaten moest. hrrn in i rneS.' ueen geheimen brief van den koning aan Navarro.die hem n ^„den viel, bemerkte, dat de veldheer niet eigendunkelijk, maar heil vin den vmff |" i - keerde "J dieP verontwaardigd over de ondankbaar- \ a m Am •,d,e1hei;1 ZÜÜVC" 'e danken liad- naar zijn vaderland ten,g. hii vïnv t a • ' T J aa"yankebjk met den gelukkigsten uitslag voort; levnehW nil.M •' !""S' 1 "P°J1S en andere Moorsche sleden; doch eene de Sn nii Tlw 'intti1'1 Augustus 1510, stelde eindelijk aan de uitbreiding van ile bpaansche macht in Afrika paal en perk. I.PwiiÏT.1 Wert' i"l Sp1ai,J'e dT l,el gebeeie volk met de uitbundigste eeri J.irm.u | | S'"" ' e '"J vruchteloos poogde af te wijzen. Ook Ferdinand h'i ii" M tV in,.uet!' genadig, al schonk hij hem niet den vroegeren invloed terup. Ue kaïdinaa wist zich hierover echter te troosten: lui leefde in den zulk e°eif'inHe i ' b!jna allee.1.1 .voor de 'hogeschool van Alcala, waaraan hij verdi.is m'lo T !>IJaT. li , ./'V T'3 den roem der universiteit van Salamanca „ I . . j . | ca a bracht luj met groote moeite en zware kosten een L i r.- ,T 1,1 de 8eleerde wereld beroemd gemaakt heeft, ' , . blblla Po'yglotta. welke de heilige schriften in hunne verschillende H M.inw h een ,ell,kd, 0Verzlchl beva,,e en waaraan een Hebreeuwse!., m'ihnpn nvo • r!00 |l ,(J , Was '.oe8evoegd- donder ons een oordeel aan te "t'fi'f dlt wc.rk• merken wij alleen op. dat negen der meest beroemde geleeidtn daaraan jarenlang arbeidden en dat zoowel de letterkundige arbeid de nn.wpinlf", j»01'V8l?"'ei1 als de uit*™ der zes foliobanden voor / vi ■ "F.p Inn » ontwikkelde drukkunst ongeloofelijke zwarigheden opleverde, zwan heden, \v, lke slechts de onverzettelijke wil van den doortastenden Ximenes wisl Ie overwinnen. ,-p0pp!:^'(l,'n|an(l bekleeddf jn Kastiliê het regentschap tot aan zijn dood. Hij ie0eerde tol groote tevredenheid des volks, doch niet van den adel, die gaarne hnöfdJ°v8en ,aar lier'°g Kai'el; den eigenlijken erfgenaam der kroon, aan hel l esinnt ahiii6" *°" gezie" bobben. Tusschen Karei en zijn grootvader r"e W.nen. verhouding, terwijl de koning aan zijn jongeren Uefde s°honk! nan ' SpU"je WaS opgevoed, "zijne onverdeelde Kp^lin1,,,?11 li1'33,e?en. M, ,iuis Oostenrijk en zijn afkeer van Karei zou ht "pl'1 " /,J"..lweede ll|welijk met Germaine de Foix geene kinderen ad gekregen, gaarne zijn tweeden kleinzoon tot zijn opvolger in liet regentschap eZ7tn m".-, fde dringeride beden zgnlr 'rouwste dienaa," zag hf „' ' a". dl Plan af- ï''J maakte een testament, waarin hij de beslaande ld? ffPd.Z rtp If ?rfoPfV0,8.in1g eerbiedigde. Hel bestuur over Kastiliê droeg L r ifn i Y- Ka,tj|s, afwezigheid aan den meest beproelden staatsman, den ka.d.naal Ximenes, dal over Aragon aan zijn natuurlijken zoon. den aartsbisschop van Sarragossa op. Kort na de vaststelling van dat testament stierf koning Ferdinand na eene to&TS A*3" '5'"- "iJ""" Het volk betreurde den koning, aan wien hel in weerwil ziiner vele houden" Ook* Ji f" wa»\wÜ' hiJ den overmoedige.! adel in loom wist te nouilin. Ook wij kunnen niet ontkennen, dat hij zich jegens zijn land vele Ferdinands karakter. en groote verdiensten verworven heeft en tot de merkwaardigste vorsten behoort, al wordt de luister zijner daden ook door meer dan eene zwarte schaduw verdonkerd. ..... Ferdinand was ongetwijfeld een vorst van groot talent, maar zijne ijskoude eerzucht, de ondankbaarheid, waarmede hij bijna stelselmatig de trouwste en grootste dienaars van den staat behandelde, zijne dikwijls wreedegestrengheid, zijne huichelachtige vroomheid, die hij lot dekmantel voor sluw aangelegde staatkundige plannen bezigde, zijne trouweloosheid en woordbreuk dooden al onze sympathie voor een koning, die door vele geschiedschrijvers hoog geprezen wordt. In zijn hart was niet eens plaats voor ware liefde voor zijne gade, die hem met de innigste teederheid en trouw aanhing en door hare uitstekende eigenschappen deze liefde zoozeer verdiende. Dit bewees bij zoowel door zijne ontrouw gedurende Isabella's leven als door zijn tweede huwelijk zoo kort na haar dood. Even trouweloos als in zijne liefde was hij ook in de vriendschap en in de staatkunde. Machiavelli's bekend woord: »Een wijs vorst zal en moet zijne verplichtingen niet houden, wanneer deze hem tot nadeel verstrekken, en zoodra de oorzaken, welke hem dwongen om die aan te gaan, niet langer bestaan," was het leidend beginsel van Ferdinands leven. Wij zullen hiervoor nog meer bewijzen aanvoeren, wanneer wij zijn aandeel in de Ilaliaansche verwikkelingen beschrijven. Prescolt zegt van den vorst, wiens leven en werken hij in zijn beroemd werk beschreven heeft, bet volgende: »Ferdinand, een sluw en scherpzinnig vorst, die — gelijk een Fransen schrijver, die niet zijn vriend was, zegt — alle staatslieden van zijn tijil in de regeeringskunst overtrof, kan als de vertegenwoordiger van bet eigenaardig karakter van dat tijdperk beschouwd worden. Men kan zeggen, dat Ferdinand in zijne beroemde gemalin zijn beschermengel verloor. Van dien tijd af werd zijne gelukster door wolken verduisterd. Niet, dat de zegepraal zijne vanen verliet, maar te buis had hij verloren, wat — naar des dichters woord — nooit den grijsaard ontbreken mag: gehoorzaamheid, eer, liefde en trouwe vrienden. Zijn onberaden huwelijk mishaagde zijnen Kastiliaanschen onderdanen. Wel bleef bij over hen regeeren, doch meer door gestrengheid dan door liefde. De schoonheid zijner jonge gemalin werd voor hem een nieuwe bron van ijverzucht, terwijl baar leeftijd en haar smaak in losbandige vermaken baar evenmin geschikt maakten om in zijn geluk te deelen als om zijn troost bij het klimmen der jaren le zijn. Zijne heerschzucht wikkelde hem in onaangename en zijner onwaardige twisten met hen, die het nauwst aan hem verwant waren, en kweekte in liet hart van beide partijen een doodelijken haat. Eindelijk ondermijnden lichamelijke gebreken de kracht zijns geestes, biltere argwaan knaagde aan zijn hart en hij had het ongeluk nog te leven, nadat, hij alles verloren had wat bet leven aangenaam en begeerlijk maken kan." ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Frankrijk. Karei VIII. Slechte opvoeding van den jongen koning. Twist over het regentschap. Partijen aan het hof. Anna van Beaujen en de hertog van Orleans. Vergadering der stenden te Tours. Anna van Beaujeu als regentes. Strijd met Frans II van Bretagne en den hertog van Orleans. Regeering van Karei VIII. Zijn huwelijk met Anna van Bretagne. Macht van 's konings gunstelingen. Kareis avontuurlijke oorlogsplannen. Hendrik VII en zijn veldtocht tegen Frankrijk. Vrede te Etaples. Vrede met Spanje. Vergelijk te Senlis. Nuttelooze oorlog in Italië. Dood van Karei VIII. LodewijkXII, de vader des volks. Zijne zegenrijke werkzaamheid De kardinaal van Amboise. Lodewijks scheiding en tweede huwelijk. Strijd met Maximiliaan van Bourgondië. Wapenstilstand. Verovering van Milaan. Onderhandeling met Maximiliaan en diens zoon Philips. Verloving tusschen Karei en Claudia. Gevechten in Italië. Trouwlooze staatkunde. Verhonden en tegenverbonden Het verdrag met Maximiliaan en Philips verbroken. Prinses Claudia met den graaf van Angonlêine verloofd. De bisschop var. Cambray. Ontbinding van de ligue. Vijandelijkheden tegen paus Julius II Het concilie van Pisa. De heilige ligue. Verlies van Navarra. Inval der Engelschen. Slag bij Guinegate. Oorlog met de Zwitsers. Vrede. Dood van Lodewijk XII. Na den dood van Lodewijk XI. den geweldigen koning, besteeg een knaap den Franschen troon. Karei VIII (1483—1498), Lodewijks zoon, was eerst 13 jaar oud, toen hij tot de regeering geroepen werd. Zijn verstand en zijne geestelijke ontwikkeling waren daarbij niet eens in overeenstemming met zijn leeftijd. Lodewijk XI had den knaap, uit de kleingeestige vrees, dat zijn zoon eens vóór den tijd naar deelneming aan het bewind zou kunnen streven, in de diepste onwetendheid laten opgroeien, ten einde hem op deze wijze onschadelijk te maken. De onwetende, ziekelijke, leelijke jonge koning, was dus, toen hij tot den troon geroepen werd, wel volgens de wet meerderjarig, maar volkomen onbekwaam om het bewind te voeren; hij was niet eens in staat den geringsten invloed uit te oefenen, maar moest een speelbal worden in de handen van hen, die hem ontzag of genegenheid wisten in te boezemen. Natuurlijk ontstonden er aan bet bof terstond verschillende partijen, die alle poogden, zich van het bewind meester te maken. De koningin-weduwe, Charlotte van Savoië. maakte als moeder aanspraak op het recht om den koning op te voeden. Dezelfde aanspraken deed Kareis naaste manlijke bloedverwant, hertog Lodewijk van Orleans, die gehuwd was met eene dochter van Lodewijk XI, gelden, hoewel hij hiertoe volkomen ongeschikt was. Wel was bij bij den adel om zijne minzaamheid. schoonheid en ridderlijke bekwaamheden zeer bemind doch overigens stond hij als losbandig en verkwistend bekend. De verstandige staatslieden meenden dal hij zelf eerder een opvoeder noodig had, dan dat bij de opvoeder van een koning zou kunnen zijn. Den grootsten invloed bezat, dewijl de koninginne-moeder niet in boog aanzien stond, de oudste dochter van Lodewijk XI, de gemalin van Peter van Anna van Beanjeu. Regentseliapsraad. Rijksdag te Tours. Beauieu, den Interen hertog van Bourbon. Haar had Lodewijk XI zelfde zorg voor den knaap toevertrouwd en Anna had de kunst verstaan, zich de lietde haars broeders te verwerven. Zij was eene krachtige, schier maiilnke vrouw. naar men zegt. in vele opzichten het evenbeeld haars vader. Dewijl zij beslolen had zich in het bewind te handhaven, verbond zij zich met de invloedrijkste edelen, met wier hulp zij wist door te zetten, dat een regeeringsraad van 15 mannen, grootendeels uit hare aanhangers bestaande, benoemd werd Dewijl kort daarop de koningin-moeder stierf, had zij alleen nog der. hertog van Orleans te bestrijden. ..... 1, v-.u-- Anna poogde hare macht te bevestigen door te streven naai de volksgunst waarin de hertog van Orleans lot dusver meer gedeeld had dan1 zij De meest gehate raadsman en dienaar van Lodewijk XI, zijn bereid\aardig werktuig bij elke daad van geweld, Olivier le Dain, werd door het parlement ter dood veroordeeld en onthoofd; andere werktuigen van Lodewijks dwingelandij, die door hem met gunstbewijzen overladen waren , werden van hunne goederen beroofd en meer dan één harde maatregel werd ingetrokken. Doch da alles was niet voldoende om de openbare meening inet den regentseliapsraad le verzoenen en deze moest dus wel besluiten, de stenden te Tours bijeen le roepen. ' '"oe^ beraadslagingen, op deze vergadering der stenden gehouden, geven ons een duidelijk beeld van den ondragelijken druk, waaronder liet Fransche volk vooral gedurende den laatsten lijd van Lodewijks regeering. zuchtte. Luide klachten werden aangeheven over de onzinnig hoog opgedreven belastingen over de steeds toenemende verarming des volks, over de onrechtvaardigheid en omkoopbaarheid der rechters en de afpersingen van geweten- looze beambten. , f Stormachtige beraadslagingen werden gehouden over de vraag, ol de prinsen van den bloede liet recht hadden 0111 gedurende de minderjarigheid eens konings deel te nemen aan de regeering. Over dit onderwerp werd menig moedig en vrijmoedig woord gesproken. Zoo trad b. v. de Bourgondische afgevaardigde Philips Pot, heer van La Roche, op met de echt democratische verklaring, dat de koningen oorspronkelijk door liet volk verkozen waren, dal aan het volk, niet aan de prinsen, liet recht tot aanstelling van een raad van regentschap toekwam en dat deze dus door de stenden benoemd moest worden Wel vond het woord van den heer La Roche grooten bijval, doch hel irjnjr in die stendenvergadering evenals in menig hedendaagse!) parlement. De afgevaardigden juichten de vrijzinnige redevoering toe, doch lieten zich in hunne besluiten geheel beheerschen door hen, die het gezag 111 handen hadden en waagden hel zelfs niet, nieuwe bepalingen omtrent de regeering l' "Tot''belooning hiervoor werden de belastingen voor de eerstvolgende jaren belangrijk verminderd: overigens bleef alles bij liet oude. Anna van Reaujeu bleef het bewind voeren, hoewel zij geen plaats 111 den regenlsehapsraad bekleedde, zij regeerde iu naam van den jongen koning, die haar blindelings gehc'^aannate de hertog van Orleans zich meer op den achtergrond gedrongen zag, wenschte hij vuriger zijne vijandin ten val te brengen. Na meer dan ééne vruchtelooze poging verbond lnj zich met de invloedrijkste Fianschc edelen die bijna zonder uilzondering door Anna beleedigd waren, /.ijn voornaamste bondgenoot was hertog Frans II van Brelagne die mets liever wenschte dan van de innerlijke tweespalt van het koninklijk geslacht pait.j le trekken, 0111 zich weder lot zijne vroegere onafhankelijkheid te verhelen. Anna van Beauieu verloor in dezen hachehjken toestand haar moed en beradenheid niet; nu eens door middel van belofte en overreding, dan weder door geweld wist zij de meeste aanhangers van den hertog van Orleans lol hare zijde over te halen. Tegen den hertog van Rretagne zond zij een leger Anna's strijd mot de hertogen van Bretagne en Orleans. Karei VIII. oCPn°"i,17; La Trémoui,le- «bt l'ij si. Aubio du Corniier den 27 Juli 11-88 eene beslissende zegepraal behaalde. De hertog van Orleans werd in dit treilen gevangengenomen en de hertog van Bretagne zag zich genoodzaakt een verdrag te sluiten hetwelk hij echter niet kon naleven, daar hij reeds den ()eu September stierf. Pot dusver was Anna van Beaujeu — thans, ten gevolge van de verheffing liaars gemaals, hertogin van Bourbon — in al bare ondernemingen voorspoedig geweest: zij regeerde met onbeperkte macht, baar tegenstander, de hertog van Orleans, zuchtte in de gevangenis, doch een plan, dat haar zeer na aan bet hart lag, de geheele verovering van Bretagne, kon zij niet volvoeren Wel waren, in weerwil van liet gesloten verdrag, na des hertogs dood de nanache troepen weder bet land binnengedrongen en hadden zij een groot deel daarvan bezet, doch bel overige gedeelte werd door Anna, de dochter en erfgenaam van Frans II, dapper verdedigd. De jeugdige vorstin vond zelfs in bet jaar H89 een nieuwen verdediger, daar zij met den Roomsch-komV Maximihaan in den echt trad. ° Doch noch treuriger was het voor Anna van Bourbon, dal zij haar invloed op den koning meer en meer zag afnemen. Karei VIII die nu tot een jongeling was opgegroeid, wilde zich niet langer als een knaap laten behandelen, bij trad thans zelfstandig op. ontsloeg den hertog van Orleans uit diens gevangenschap, sloot zich bij hem aan en behandelde hem met buitengemeeiie vriendelijkheid. Hiermede was de invloed der trolsche vrouw op de regeering, welke zij inet manlijke kracht gevoerd bad, geheel vernietigd Al waren de Franscbe wapenen intusschen in Bretagne zeer voorspoedt geweest, toch meende Karei VIII dit land gemakkelijker te kunnen verkrijgen dan door middel eener verovering. Hij bood der jonge hertogin Anna zinie hand aan hoewel zij met den Roomsch-koning Maximiliaan gehuwd en Karei zeil met Maxunihaans dochter Margaretba verloofd was. Anna weigerde haar huwelijk te ontbinden, zij had een afkeer van eene verbintenis met den leelijken en ziekelijken koning van Frankrijk, maar de stem der staatkunde bracht de stem van genegenheid en zedelijkheid lol zwijgen. L)e hertogin bezweek eindelijk voor den aandrang hater raadsliedenden bi™ December 1491 huwde zij met den koning van Frankrijk; de pauselijke dispensatie voor de ontbinding van haar eerste huwelijk en van Kareis verloving werd later verkregen. Eene bittere vijandschap tusschen Maximiliaan en Karei VIII was hel natuurlijk gevolg van deze zonderlinge echtverbintenis. Nadat Karei zich van de voogdij zijner zuster ontslagen had. gaf hij zich aan een leven van genot en vermaak over. Hij liet aan zijn hof schitterende steekspelen houden, waarbij de hertog van Orleans steeds de eerste rol speelde en de jonge koning als de beschermer van den ridderstand hemelhoog geprezen werd. De staatszaken liet Karei geheel over aan zijne heide gunstelingen ziin voormahgen kamerdienaar Stefanus van Vesc en den bisschop van St. Malo Willem Briconnes. Het deel nemen aan de ridderlijke spelen en hel lezen van ridderromans , , "i ,?!. ,van ,l(:n bekrompen jongen man een hoogst avontuurlijk plan ontslaan. Hij droomde, dat hij, evenals vroeger Karei de Groole, de halve wereld aan de r ransche kroon zou kunnen onderwerpen. Den onoeloovigen wilde hij al de landen ontrukken, welke zij veroverd hadden, doch bovenal liet heilige land uit hunne handen bevrijden. Het begin zijner veroveringen wilde hij in Italië maken, daar kon hij met een zekeren schijn van recht ?fa els'wis V' erfgenaam der aanspraken van het huis Anjou op De beproefde raadslieden der kroon waarschuwden tegen hel lichlvaardi» beginnen van een oorlog, die Frankrijk nooit zegen brengen kon. Zij >tuden in het licht, dal in hun vaderland zelf nog zooveel te verbeteren viel. Verdrag van Senlis. Kareis tocht naar Italië. Zijn dood. » i ,1U| hinnpnlandscli bestuur nog de volle toewijding des Koning» vereisune. to zulke Sen«rin^ ei iter was Karei doof; hij luisterde slechts naar de Xila-iï ÏSnir riüderlSke, op avonturen beluste feestgenooten, die in een bnilenlandschen oorlog roem en buit boopten te behalen, en naar de i.iad!r!>vin«en ziiner «unstelingen. die hem in zijne eerzuchtige plannen steikien. " Nadat Karer eenmaal besloten bad, den oorlog in ltahe te beginnen, moest hij in de eerste plaats bedacht zijn op het sluiten van een bestendigen tra ■ ft*. *, «WW- slenden h» P,.n oorlo» leen Frankrijk weigerden, met Hendrik VII van Lnce anü vei honden Deze was met een aanzfenlijk leger bij Calais geland. Waarhjk e.n» sszS diU doök°Ferd'iua.'ul" eï v^Spnje!''^ W'ïoorl ii,,i vili dus overhalen lot het sluiten van de overeenkomst van bi nu» {£ó ïuei 1493 . waarbij hem de huwelijksgift zijner dochter Margaretha, de graafschappen Rourgombe ^^SgliedenTa^den kant zijner naburen beveiligd, ra. J ÏÏrel ?'HI M U» ****,. B,---,»»^ Irnenen en ongeveer 8000 Zwitsers in zijn dienst en Hok in den ïerist san 1Pfair\m aan bet hoofd van een aanzienlijk leger over de Alpen. H.j te"de door dezen stap den grond voor eene staatkunde der transche koningen, S vooTVSlijk ePven verderfelijk worden zou als bet streven der Duitsche keizers om hunne macht in Italië te behouden voor Duitsehland gewee.t was. Wü kunnen niet stilstaan bij de bijzonderheden van dezen oorlog die ons bij het schetsen van de Ilaliaansche geschiedenis nog eens bezig houden zal en vermelden dus alleen, dal alle voordeelen, ,Ul'' Vu>l behaald, langzamerhand weer verloren gingen. Teveigeef» s roonule nel Fiinsrbe bloed op de slagvelden van Italië, tevergeefs weid het 1 tansel volk door oorlogsbclaslingen schier uitgemergeld. Door al deze. kl'acb,slllsPi'j!m'^ 1 Karei Vlll niets dan de vijandschap der Europeesche vorsten, die de pogingen om de macht van Frankrijk uit te breiden met een naijveng oog 'brandde, toen bij na den nulteloozen Italiaanschen veldtocht inizijn tand teru",i.,. ko. Lodewijk XII al *« «HM- krachten aanwenden, om aan zijne nietige aanspraken op het hertogdom MUaan door kracht van wapenen klem bij te zetten. In het jaar 149» zond bi dan ook een leger, waarbij zich bOOO Zwitsers bevonden, over de Alpen. De Franscbe wapens behaalden binnen korten tijd groote voordeelen, Milaan ^werd veroverd, doch Lodewijks veroveringszucht was hiermede volstrekt niet bevredigd. Hij vernieuwde thans de aanspraken der Fiansche kroon od Napels doch bij .leed die niet in baar vollen omgang ge den dew. 1 èt VOO? hem van het hoogste belang was, in goede verstandhouding te blijven met Ferdinand en Isabella. Zijne gezanten sloten den 11"> Noveniljei riOO te Gianada een geheim verdrag over de verdeeling van hd koninklijk N^uels welks vorst gelijk in dit stuk met de grootste geveinsdheid werd Sgd,' onwaard? was° om te regeeren. dewijl hij de Turken tot een oorlog ?p«en de Christenen aangespoord bad. ... YII ° Om iu zijn oorlos tegen Napels de handen vrij te hebben . zocht Lodewijk XII vrede met den Roomsch-koning Maximiliaan. Deze zou diep \eroritwaaid cd over d™ verovering van een Duitsch rijksleen door de Franschen, gaarne, hel geheele Duitsche rijk tegen Frankrijk ten s,^dhe ^ ^ (k. slenden waren bet hieromtrent evenmin met hem eens als zijn zoon, ue •ïarlsherto" Philips, die vreesde dal door een oorlog de Nederlandsche handel vemieti"d° zou worden. De Duitsche stenden zonden een gezantschap naai Fnnkrnk en wisten te bewerken dat een wapenstilstand geslo en weid. De •larlsherlog Philips sloot zelfs een afzonderlijk verdrag ,™'den. ianscliel konin'! Men kwam daarbij overeen, dat de iu het jaar I..OO geboren zoon van Philips, Karei, eens met Lodewijks dochter Claudia, die een jaar oud was in het huwelijk treden zou. Op Philips krachligeii aandrang eindelijk ook Maximiliaan zich bewegen om lot dit verdrag en den wapen- stilstand was eiiuieiijk door de schandelijkste middelen deels ns • iieidt uer «Sint s» Hev'K lwi-1 tusschen de hebzuehlige veroveraars. dewijl hij hel oorspronkelijke verdeel!n''sverdrati van Granada de grenzen met nauwkeurig genoeg va.en aangeduid De wapenen moesten beslissen en zij beslisten ten nadeek dei Franschen die in Januari laOi de laatste plaats in het koninkrijk .verlor mi, ód wi lV die vreesde dal de Spanjaarden hem ook n, Noord-Ilalie zouden ' vallen eu die zich tegen zulk een aanval niet opgewassen gevoelde moes besluiten hij eèn wapenstilstand voor den lijd van drie jaren, den 11™ 1-ebruan r>(K Napel" geheel aan Ferdinand den Katholieken af te slaan. De \ riendscha en hel verbond tusschen de beide vorsten was door dezen oorlog natuuilijk verbroken • eene nieuwe toenadering tusschen Lodewijk aan den eenen en Maximiliaan en Philips aan den anderen kant was hiervan het ge\°lfe, tlaa Philips, gelijk wij welen, met zijn schoonvader Ferdinand onophoudelijk l-Vn^nieuw verdra" kwam den 22eD September 1501 tol stand, volgens hetwelk Claudia. ingevaf Lodewijk — gelijk waarschijnlijk was — geen'wettigen zoir naliet bij haar huwelijk met Philips' zoon Karei, als huwehjksg.lt hel „ „ ... wu later on de Italiaansehe oorlogen terugkomen j ♦) Gelijk wy boven reeds » ™ °P zoover ait tut re, ht verstand derhalve bepalen wij ons nu tot een vluchtig ovtr/itn , van de Fransehe geschiedeuis noudig is. George van Amboise. Lodewijks woordbreuk. Rijksdag te Tours. hertogdom Milaan met Genua, de aanspraken op Napels en bovendien van de I-ransclie gewesten hel hertogdom Bielagne, het graafschap Blois en het hertogdom Bourgondië medebrengen zou. Daarentegen beleende Maxirniliaan den koning van wege het Duitsche rijk met het hertogdom Milaan. De verdlagen tusschen de vorsten werden in die dagen nog lichtvaardiger gegoten en \eibroken dan heden. De grooten der aarde beschouwden (rouw aan hun woord als dwaasheid en schroomden nooil beloften en eeden Ie schenden, wanneet zij hierin voordeel zagen. Ook Lodewijk XII stond in geen enkel opzicht boven zijne tijdgenooten; hij was even trouwloos als Ferdinand de Katholieke en andere vorsten. IIij schonk dan ook meestal zonder tegenstreven zijne goedkeuring aan de staatkundige kuiperijen, welke ïijn trouwste raadsman, de kaïdinaal van Amboise, op het touw zette. Het. karakter van dezen man, die op de builenlandsche staatkunde van Frankrijk in die dagen den meest beslissenden invloed uitoefende, wordt ons door Friedrich vou Raumer * in de volgende treilende woorden geschetst: »George van Amboise, kardinaal van Rouaan, geboren in 14(50, een man van vei stand. maar zonder een uitstekenden aanleg, belangeloos, maar eerzuchtig, een bekwaam onderhandelaar, doch niet minder dikwijls bedrogen aH. .'''J «""leren bedroog, nuttig voor het binnenlandse!) bestuur maar niet altijd rechtvaardig en wijs ten aanzien van de builenlandsche aangelegenheden stierf den 25<'n Mei 1310." Op raad des kardinaals was Lodewijk steeds bereid tol elke schennis der gesloten verdragen, hoe duur ook bezworen. Duidelijker dan ooit bleek dit in s konings gedrag tegenover Maxirniliaan en diens zoon Philips. Lodewijk zag in, dat de uitvoering van hel gesloten verdrag in de toekomst ue nadeeligste gevolgen voor Frankrijk na zich zou sleepen. Philips zoon Karei was de toekomstige erfgenaam der Spaansche kroon, vereenigde hij hiermede ook de heerschappij over Napels, Milaan, verschillende Fransche gewesten en de Nederlanden, dan zou hij een der gevaarlijkste naburen voor Frankrijk worden. Lodewijk XII besloot daarom zijne dochter Claudia niet aan Karei, maar aan den graaf van Augoulème, den vermoedelijken troonopvolger in Frankrijk, uil te huwen. Hij benoemde dezen iu dien tijd lot hertog van Valois. Docli voordat hij dit plan ten uitvoer legde, wilde hij weer op een beteren voet komen met Ferdinand den Katholieken, die met ziju schoonzoon Philips in bittere vijandschap leefde. In het jaar 1505 sloten dan ook de beide vorsten een \nendschappelijk verbond, dat door Ferdinands huwelijk met Lodewijks schoone nicht Germaine van Foix bezegeld werd. Aau deze vorstin gaf Lodewijk, in strijd met de aan Philips gedane belofte, zijne aanspraken op hel koninkrijk Napels als bruidschat mede. , *!!, was van bondgenootschap van Ferdinand, meende Lodewijk ,\II dat hij verder gaan en de verloving van Karei en Claudia geheel verbreken kon. Om iulusschen zijne woordbreuk met een schijn van recht te bemantelen, besloot hij niet van zijn kant den eersten slap Ie doen, maarden eiseh daartoe van de zijde der Fransche stenden af Ie wachten. Dewijl hij wist, dal hel voorgenomen huwelijk van Karei en Claudia door het Fransche volk scherp afgekeurd werd, riep hij de rijksvergadering in Mei 1506 te lours bijeen. Wat de koning verwacht, ja misschien zelf wel bewerkt had, gebeurde. Len der afgevaardigden, Thomas Bricot van Parijs, sprak den dank van het rransche volk uil voor de weldaden, welke hel van den koning in hel verminderen der belastingen, het herstellen van orde in het staatsbestuur en de hervorming van hel rechtswezen ontvangen had, doch Ie gelijk smeekte hij *) Geschiedenis van Europa sedert liet einde der 15= eeuw door Friedrich von Raumer. Ligue tegen Venetië. Paus Julius IL ia naam des volks. V°rSli,ir"rSeïïilffLS^ natuurlijk gaarne in. Reeds twee dagen later werd de gewenschte verloving geviet . ruinstia Ziine woord- He. geluk »» XII 'Vn "ê -or»,SlM. t» Sfti.'lVf * '""" '* ™ niet in slaal dien Ie beginnen. Maximiliaan was overigens 0. oneenijilieid Mto Wrg» Xll^en jj»™'»» aa„„,till| niet van langen duur. Reide vor^,e' . , Je republiek Venetië, overeenstemming in hun gemeenschappehjken haal tegen | wier macht met eiken dag aangroeide. Man'aretha, de dochter van Lodewijk wendde zich in de eerste plaat»Mol Mw^reiM, ^ Ne(k,,„ Maximiliaan, die door dezen \ooi ziji . . wpr.i „en waPenstilstand gesloten; landen benoemd was. ^oor hare tussc (en s yaejel naar Kamerijk, waar vervolgens begaf Margarelhai zichi f ' » sluiten van een bondgenootschap zij mei den kardinaal van Amboise ove, werd dit «eslolcn en legen Venelie ondeihandelde. Den ■ onderteekend. Bij ooi door een gezant van koning ^11.^ ïkanHnaal dit verdrag hadden Margarelha vooi ha • , 7ant vool- koning voor Lodewijk XII en den paus. .en ^le li-me van Kamerijk" Ferdinand zich verbonden om een hö'id^noo P- ° , Venelianen tegen de republiek Venelie te sluiten. Het doel dier gue Kerkelijken al die bezillingen weer Ie ontnemen, ^|Ue de repuuu K (lfirl staal, het Roomsche rijk, hel »'«» ™eï 3d ontroofd ot' zelfs koning van Napels en andere vorsten v.oegei mei ceweiu van hen bij verdrag verworven had. inn(Tpn dunr al^ eeniae andere De eerste die haar verbrak was paus Juliu» li. (lc steden Nadat .lulius II door de hulp der ligue we de in hei w^ der Romagna gekomen was, xvaal ''iU1 ', Q', tegen de republiek, en hadden. stelde bi geen belang meer m den oorlof ^ ^ ^ ^ ^ was bij Ihans zelfs mei ongeneiDt gevaarlijk werd. Franschen, wier snel aangroeiende mach rtahe voor Mm» ' . uil |iet land te verdrijven Reeds in Februa.i ««absolulie; boven- die hem met de meeste bereidwil hfellieid j\j0f om in den dienst der republiek fiè RfiW-s» «i, ,r„; S ti'r'irl Kï 'en LLi Fertond de. Kalholieken.door hem met Napels te beleenen. . . verj)0nd af en moes! Zoo viel hel ééne lid voor hei nden' ™ ™ ™ ^ne.ië voorlzellen. Maximiliaan alleen met Fransche hulp ,fil iuist in dezen tijd, waarin Voor Lodewijk XII was hel zeer noodlotJ>«. JU" ^Jerd werd. buitendien de staalkundige gezichtseind verloor in hem zijn Irouwsten de kardinaal van Amboise sliert DeMjomy "^ïïtaaikt mrt eigen hand in en invloedrijkslen raadsman, hans < J - ZOnder dat hij hiertoe s ,olro „ «5 ifffltóS *<&■'<* * * SlREOKfUSS. De "heiliSe %««•" Hachelijke toestand van Lodewijk XII. tegen hel hoofd der kerk le werk Ie gaan. Hij riep de Fransche prelaten te Tours bijeen en bewoog her. tot de verklaring, dat hij gerechtigd was den paus te beoorlogen Iegelijk drongen de geestelijken op hel bijeenroepen van eene a|ge.neeno k(;rkve,gader,ng aan. om de kerk in hoofd en leden te hervormen. Van hetzelfde denkbeeld gingen ook Maximiliaan en Lodewijk XII de wee eenige overgebleven leden der ligue, uil. toen /.ij in Xoven.be, 1310 .yerb10,1( 1uPn"'lUV bTsllB Augustus 1513 in den sla" bij l.uinegale, die wegens de overhaaste vlucht der Fransche gensd'armes den lan! .1 v!> *, \?P°r.enS 08 ,8ekreg®n heeft. De Engelscl.en namen hierop'een aantal versterkte plaatsen in, doch Hendrik VIII (rok van ,1,. bt".a ld" voor deeleu geen part,j maar keerde in Oclober 1513 naar Engeland tèrug 1 ond, l«w.lk J»or helUu«elïk van Lodewijk XII. die intusschen weduwnaar geworden was, met Mai a, e IGjarige zuster van Hendrik VIII, bevestigd werd. De bruiloft had den «)en October 1514 plaats. . \i;uan i.w Thans rustte Lodewijk zich opnieuw tot de verovering « M « toe. doch zijn lievelingswensch zou met vervuld worden, want luj *Uei t reeds den ' ^" 'schokkende gebeurtenissen der laatste jaren, de onafgebroken krachtsinspannin" in den loop van dien tijd van hem geeischt, en eene dooi zijn huwelijk met eene jonge vorstin veranderde leefwijze hadden de levenskrachten van den 53jarigen, maar ziekelijken man uitgeput. . . n .. Lodewijk XII werd door de Franschen innig betreurd. Door zijne „zegende werk/aamheid in vredestijd had hij zich groote verflensen en den eernaam «vader des vaderlands verworven; jammer maar la. de vruchten zijner loffelijke pogingen tot hervorming verloren gingen door zijn eerzuchtig verlangen om de machl van I lankujkin Italië uit le breiden. ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Milaan. Binnenlandsche oorlogen. Ludovico Moro. Zijn wreed bestuur en arglistige staatkunde. Treurige toestand van hertog Johannes Galeazzo. Florence. Pietro de Medici Home. Paus Alkander VI. Verbond van I.udovico Moro met Maximiliaan en koning Karei VIII Napels. Dood van koning Ferdinand. Alphonsus II. Zijn slecht bestuur Veldtocht van Karei VIII naar Italië. Dood van hertog Johannes Galeazzo. T,u(lovico Moro, hertog van Milaan. De Medici uit Florence verdreven. Karei VIII te Florence en te Rome. Verdrag met den paus. Trouweloosheid van Alexander VI. Dood van prins Dschem. Onophoudelijk voortrukken der Franschen. Alphonsus doet afstand van den troon van Napels. Ferdinand II. Napels door de Franschen veroverd. Overmoed der overwinnaars. Verbond der Italiaansche vorsten met Maximiliaan en Ferdinand den Katholieken tegen Karei VIII. |)e Franschen uit Napels verdreven. Korte redering van Ferdinand van Napels. ."i 'J(' laatste jaren der vijftiende en in hel begin der zestiende eeuw werd de heerschappij over Italië de twistappel lusschen de machtigste Europeesche vorsten; op de Italiaansche slagvelden zochten dezen bevrediging voor linnne nn^ Ut!'LVe?^rl,lëSZUe lL Te," Ife'ev0lge van de 8Pli,sin« van Italië in een aantal kleine staten van den onderlingen naijver dezer landen en van de bedt legehjke staatkunde der verschillende vorsten, die wegens een oogenblikkelijk voordeel de onnatuurlijkste verbintenissen sloten, was het voor vreemde ver- teTelnlen"086 ee"e betrekkeliJk 8ei''"Se macht hier groote voordeelen Te Milaan was de vermoorde hertog Galeazzo Maria (2 December K7(> door zijn achtjarigen zoon Johannes Galeazzo opgevolgd, zonder dat deze den minsten tegenstand ontmoette Zijne moeder, Bona van Savoie, voerde voor hem het bewind, onder medewerking van den werkzamen minister Cecco Simonetta. Doch de vrede was van korten duur; de vier broeders van den overleden hertog trachtten hunne schoonzuster de voogdij te ontrukken; bijzonder ijverig was hierin Ludovico, die den bijnaam Moro voerde. Hij koesterde in het geheim he plan om zijn neef van den troon te stooten en zichzelf daarop te plaatsen; doch voorloopig vorderde hij met zijn broeders en aan- Kr«£hLtsell,°8 ïan" ra"d ™n re8enisch>^ *« Toch was Ludovico Moro hiermede niet tevreden en toen Simonetta die zjjne geheime plannen doorzag, eenige zijner aanhangers in hechtenis nemen het, gieep hij met zijne broeders naar de wapenen. Door deze inwendige twisten werd het hertogdom Milaan zoo verzwakt dat de heerschappij over Genua niet gehandhaafd kon worden. De oude' lepubhek schudde hare kluisters af en dewijl terzelfder lijd een oorlo" teen le.ir SerS' <'en paus tot een inval in het Milaneesche gebied aan¬ gespoord \vaien, voor Milaan een ongelukkigen keer nam, was de hertogin in de grootste verlegenheid, toen Ludovico Moro en zijne broeders, ondersteund dooi den paus en door Genueesche troepen, opnieuw hel hertogdom binnen- Wreed bestuur van Ludovico Moro. Treurig lot van JohannesGaleazzo. drongen om - gelijk /.ij beweerden - hun neef van de overheersching van jen « sloten openden voor hen hunne poorten en zelt» binnen Milaan \erhief zich Lno" ipTp mnii in hun belang. De hertogin Bona, beangstigd door de voorSlen welke hare zwagers behaald hadden, durfde den strijd niet voortzetten Teaeii den raad van Simonetta knoopte zij onderhandelingen met Ludovico Moro aan. en noodigde hem zelfs uit, in persoon naar Milaan te komen, om haar vrede U> shuten. een slaalUun(Hgen misslag zij begaan had; nauwehiks toch was Ludovico Moro te Milaan aangekomen ol hij wierp het Ggsrza&ftSS" Lmlo^coXro'IJ'l!hani,e|3ïripn neïde^'Iw'^Octoher 1480 mondig. De moeder werd hierdoor van de voogdij ontzei en zij moest, na \ele grievende hplpp£n!;!rs" ApS W republiek gekomen Deze, een jong ^ ^ Hj. wag ^ om de regeeringszakcn, m ' . .. j invloed zouden uitoefenen en daar man, op wien staatkundige ku per jen 1 , wanP|s verbonden had hij zicli reeds openlijk met koning Ferdinand van Napel, verbonden naa, moest Ludovico Moro hem als zijn vijan hoewel hij hoopte. Evenmin kon hq den p au» als jaad van staatkundig i '; « 1.U «cl. ,laarvan «oonleel beloven kon. Paus Alexander VI. Zijn karakter en leefwijze. Ludovico en Maximiliaan. Alexander VI was de opvolger van Innocenlius VIII, die den 25°n Juli 1492 overleden was. Ilij was de zoon van Isabella Borgia, eene zusier van Calixlus III 001 n- isabelh des herlo»s gemalin, wierp zich weenend aan des konings voeltn, rikie l«m of„ Whermins voor tor ™»v£' ESS te»,.,i de aanslagen van Ludovico en om vrede vooi haar vad.r. Koning r' T rsüg'ijj (20 Oclober U91 bespoedigd is geworden dooi eene nieuwe dosis vercif. op bevel van Ludovico Moro toegediend. ,T,,ll(Mll zijne 'a'uiljiuigers openlijk beleend• verder. zonder noemenswaardige!, tegenstand Karei VIII's zegepraal door Italië. De Medici verjaagd. liun leven en hunne bezittingen te kunnen redden. Ook Pietrode Medici om vnFip?! Hij Sp0edde zich naar de Fransche legerplaats om Mede te sluiten: mei de meeste bereidwilligheid ruimde hij den vijand alle versterkte plaatsen van zijn land en daaronder ook Pisa in. J Door deze lafhartigheid bad Pielro de Medici hel laatste overblijfsel van verloren Tn "'i S" i'3"8 'f86" hem verbi,lel(le bevolking van Florence i • f !J' 111.(,e s,ai1 teruggekeerd, den !)™ November het naleis jei prioren betreden wilde, werd de toegang hem ontzegd; bet volk dreef hem met steenworpen terug. De burgers wapenden zich. een ahemeene De si^norfa ""h" r'? WCrd "let zijll(! broeders "il'le republiek verdreven, e si0noria verklaarde hen voor rebellen, nam hun vermogen in besla" en Sren öntvinJ"pn0Pv l'f d' 'v\m' die Vr0eger dü0r de Medici verbannen waren, onHingen verlof om naar Florence terug te keeren. Het volk "af ian van Iwnne^nli™ 8el)l'0':,(kT1 1Medric.i in eene barbaarsche plundering t - i i , n'n" waa,blJ helaas! kostbare kunstschatten verloren gingen n f' f ',sa. hlJ hare vroegere onafhankelijkheid terug. Den n»» November hield Inj zijn intocht in Florence. dn hH l'r"°"a onlvin8 Il.e,n als 8asl der republiek; hij daarentegen beweerde, zwaard in <1p vmTT" oek«Jme'> was. Zijne soldaten waren immers met hel a' In an vergif, op bevel van den paus hem toegediend. Ferdiuand II van Napels. Zijne vlucht. Karei VIII te Napels. Alexander VI wilde zich door dezen moord het bezit van eene hem door den Turkschen Sultan beloofde som gelds verzekeren. Onophoudelijk drongen de Franschen inlusschen voort. Zij teekenden hun spoor door daden van onmenschelijke wreedheid tegen alle aanhangers van den koning van Napels. Bij de nadering der Franschen kwam de bevolking overal 111 opstanu tegen den wegens zijne willekeur en wreedheid bitter gehaten koning. Koning Alphonsus verloor alle bezinning. Hij zag zich aan alle zijden door vijanden omringd. In het bewustzijn, dat hij zich door zijne ontelbare doodvonnissen de wraak van duizenden op den hals gehaald had, achtte luj zijn leven niet langer zeker. Met goedvinden van zijn broeder 1" redenk deed hij afstand van den troon ten behoeve van zijn zoon Ferdiuand, en vluchtte daarop naai Sicilië, waar hij reeds in November 1495 in een klooster aan eene afzichtelijke huidziekte sliert. ... . Ferdiuand, de 24-jarige koning, werd in de stad Napels met blijdschap als vorst begroet, doch in de provinciën duurde de opstand voort; in weerwil hiervan besloot hij, zijne kroon met kracht en klem ie verdedigen. Het was te laat! De Napolitaansche troepen hadden den moed geheel verloren, zij beschouwden de Franschen als onoverwinlijk en durfden hen niet bevechten. Waar zij op den vijand stielen, namen zij de vlucht ol liepen tot hem over. Dit laatste deed ook Trivulzio, een beroemd, uit Milaan afkomstig condottiere, die in Ferdinands dienst stond. De sleden gaven zich zondei tegenstand over. Zelfs de wispelturige bevolking van Napels kwam in opstanu en wilde de Franschen inhalen. . Ferdiuand II, aan alle zijden door lafheid en verraad omringd, zag geen ander heil dan in de vlucht. Hij nam de wijk naar het eiland Isclua en stak van daar naar Sicilië over; van hieruit richtte hij eene dringende bede om hulp tot zijn bloedverwant, Koning Ferdinand den Katholieken van Aragon. Deze had zich reeds vroeger door een gezant tegen de onderneming van Karei VIII verklaard en te kennen gegeven dat hij de vestiging der 1" ranscnen in Italië niet lijdelijk zou aanzien. Bovendien had hij het vriendschapsveihonc met Frankrijk reeds verbroken en daarom verklaarde hij zich oogenblikkelijK bereid zijn bloedverwant de gevraagde hulp te verleenen. Hij zond een zijner bekwaamste veldheeren. Gonzalvo de Cordova, naar Sicilië. . De Franschen hadden hun veroveringstocht inlusschen onafgebroken voortgezet; lachend beweerden zij, dat zij voor zulk een strijd slechts houten speien noodig hadden. Beeds den 22en Februari H9a kon Karei >111 ondei de toejuichingen des volks Napels binnentrekken en weinige dagen later was bijna hel geheele land. op enkele sleden na, in zijne macht. De eerste daden van den Franschen koning — eene aanzienlijke verlaging van de belastingen en het uitvaardigen van meer dan eene zeer welwillende proclamalie — verwekten groole blijdschap onder de Napolitanen, doch spoedig kwam er verandering in de volksstemming. De Franschen verachtten de door hen bijna zonder slag of sloot overwonnen Italianen van heeler harte en lielen hun dit dagelijks gevoelen. Llke 1' ranschman waande het recht te hebben om daden van den schandelijksten overmoed te bedrijven. Geene vrouw, geen meisje was veilig voor aanslagen op hare eet, geen man voor de schandelijkste mishandelingen. . . Karei VIII liet zijne soldaten begaan; hij bekommerde zich weinig om de bij hem ingediende klachten, indien deze somtijds tot hein doordrongen, bij bedwelmende feesten gal hij zich aan het genot zijner zegepraal over. Ilij was dwaas genoeg te gelooven, dat een zoo gemakkelijk veroverd land e\en gemakkelijk in slaafsche onderwerping kon gehouden worden, derhalve vierde hij den tengel aan zijne zucht tot zingenot, zonder aan de toekomst te denken; zelfs tegen de meest gewone voorschriften van het gezond vei stand zondigde hij dagelijks en beleedigde de machtige edelen des lands, dooi Ligue tegen Karei VIII. aan zijne Fransche gunstelingen aanzienlijke landerijen weg te schenken 'e™u' "ü * haten beJon wee m >M;ln nieuwe regeering uil den grond van haar hart en c'r n n i ;, hndVni!n de" vel^lreve'1 kot»ng Ferdiuand te denken land waren bhjdschap dat Spaansche troepen in Calahrië ge- vierdJeronilvi,liah!i VHI •" T °1vennoed te NaPels ziJ'»e weelderige feesten - * »'■«• ■» i',1': (,'' V be8'""e lacllUi 1'J om zulk eene dwaze onderneming, hij liet zelfs we,,l, n f 'opvoere" • wai|r'" tlt' Bond en de verbondenen belachelijk gemaakt eidtn, hij \ er moed de niet, hoe ernstig het gevaar was, dat hem bedreigde. De on i'loofe ijke spoed, waarmede de Franschen Napels veroverd hadden ri"hï» WIJf' Waa,'üp Karel VI11 *icl' als overwinnaar gedroeg, tevreden n, •! lïif ."""f '* T'®? m6' ernSl'°'e Vrees' (lal ,lli k°ning, ">el Italië uit te breiden ^ P P°S''" Z""' zijm, l,ee™haPPÜ over geheel Meer nog dan de overige vorsten achtte Ludovico Moro zijne macht met''hel' h i i zijne belofte jegens hem niet gehouden, hein niet init hel heitogdom latente beloond, ja zich bijna als zijn vijand gedra«en linden iail hpi F aarl Wdf van Ludovico Moro, en vele Genueesche vlucW kwam ',l ,t i Piansche hof Ie Napels vriendelijk ontvangen waren. Hierbij kwam, dat hei log Lodewijk van Orleans, die zich te Osliophield, voortdurend vat z'iine '"? UÜ °i v'l,ler,°p(lo»!.Milaan. zich beroepende op zijne afstamming Mil-rnee clie i 1"°? ' ulenll"n Visconti, en zich niet ontzag, Novara. eene Mitaneesche sUd, door verraad en geweld te bemachtigen. /I.rhi r ,T, °Ve^ Moro l!ÜOr l,el aanwakkeren van Kareis veroveringsh rul de /i i v! 'l S d!ens ,°ch'naar "ali« gegeven had, zoo wml u t Ilalfë T Ieei? T ' Wel,ks. doel ,le verdrijving van de Franschen ui Italië was. Invloedrijke en machtige leden werden voor het nieuwe bondgenootschap gewonnen, door middel van gezanten werden de onderhandelingen daarover te Venetië gevoerd. In de eerste plaats sloot zich hierbij ïacil Vn ïlalJnTl'r-M-lrT' ^ '?a,uu,lijk ll,! uilbneiding van Frankrijks macht n Itdlic met lijdelijk kon aanzien, vervolgens Paus Alexander VI die alleen door den nood gedrongen de partij van Karei VIII gekozen had Ook d a™?6 ' °CW 'evergeefs, aangezocht oin lot het verbond toe Ie treden • daa. nlegen namen twee builen andsche vorsten, de Duitsche koning Mnximiliaan en koning Ferdinand de Katholieke, daaraan deel. '".Muiiuaan Het openlijk uilgesproken doel der ligue, die den 3 Maarl 1 i9a "esloten verd, was zoowel de verdediging van de Christenheid legen de Turken en van Italië legen builenlandsche vijanden, als hel waarborgen van de rechten en ■ ïï" dL'r verschillende stalen; het eigenlijke, geheime doel der li-ue daarentegen was de verdrijving van de Franschen en met het oor i.X rustien vooral Venetië en Milaan zich krachtig ten strijde toe , ! , r i . Werd Zeer- on!Hchl ui' zij" sc'10°uen droom gewekt, toen lui ten duidelijk bewijs ontving, dat het staalkundig onweder van alle zijden ondom hem samentrok. Paus Alexander VI weigerde, hem volgens ziine vioegere belofte met Napels Ie beleenen. Karei VIII moest zich°dus inet eene andere plechtigheid in plaats van eene kroning tevreden stellen. Den I*» Mei hield hij in koninklijken dos met schepter en rijksstaf een plechtigen onloclil enolgens legde luj 111 de kerk van deu heiligen Januarius onder eedede Terugtocht van Karei VIII. Fer linand II weer in Napels. Zijn dood. belofte af. dal hij liet rijk als een trouw vorst besturen en dal hij aller rechten en vrijheden eerbiedigen zou. Reeds acht dagen na deze plechtigheid verliet Karei VIII Napels. Als algemeen stadhouder liet hij hertog Gilbert de Montpensier achter, met zijne overige troepen trok hij noordwaarts, dewijl hij vreesde, dat Ludovico Moro hem anders den terugtocht naar Frankrijk afsnijden zou. In den beginne ontmoette Karei op zijn terugtocht nauwelijks eenigen tegenstand. Paus Alexander VI vluchtte voor lieni naar Perugia en van de bondgenooten hadden alleen Venetië en Milaan zich ten strijde toegerust; doch den 6en. Juli kwam het tusschen hel leger der ligue, dal door den markgraaf van Mantua, Frans van Gonzaga, aangevoerd werd, en de Franschen, bij het overtrekken van de Taro, lol een bloedigen slag. Het Italiaunsche leger was veel talrijker dan hel Fransche; toch behaalden de Franschen door hunne schitterende dapperheid de overwinning; ook Karei VIII, die streed gelijk een gewoon ridder, onderscheidde zich zeer. Hoewel de Franschen hun tocht als overwinnaars konden voorlzetten, moesten zij toch een groot deel hunner bagage, hun in Napels samengeraapten buil, achterlaten. Ludovico Moro had in dien verloren slag een nieuw bewijs van de dapperheid der Franschen ontvangen, hij was derhalve niet ongeneigd om met zijn geduehlen vijand vrede te sluiten, hoewel hij voor het oogenblik in het voordeel was, want zijne troepen hielden Novara met zulk eene overmacht ingesloten, dat de hertog van Orleans zich daar onmogelijk lang kou slaande houden. Karei Vlll wenschte insgelijks naar den vrede en deze kwam dus den li™ Oclober 1 Wij lot stand. Ludovico Moro ontving daarbij Navarra terug, doch waarborgde daarentegen den Franschen een veiligen terugtocht naar hun land. De in Napels achtergebleven Franschen zouden niet lang meer genot hebben van hunne verovering. Hel geheele land kwam tegen hen in opstand. De Spanjaarden streden in Calabrië voor den jongen koning Ferdinand II. Deze waagde zelf eene poging om van Reggio uil zijn land te veroveren. Wel werd hij afgeslagen, maar eene tweede poging lot landing, te Napels ondernomen , gelukte beier. De bevolking der stad koos zijne zijde, zij kwarn in opstand en dreef de Franschen in de drie sterke kasleelen, waarin zij zich staande hielden. Den 7cn Juli trok Ferdinand II zijne hoofdstad binnen; aan het gejuich waarmede de bevolking hem begroette, scheen geen einde te zullen komen. De aanzienlijkste dames omvallen zijne knieën, ja omhelsden en kusten hein in de overmaat harer vreugde. Ferdinands eerste werk was de Franschen uit het land te verdrijven. Hij bereikte zijn doel. hoewel niet zonder groole moeilijkheden, want overal waar hel tot een (rellen in het veld kwam, bleken de llaliaansche troepen volstrekt niet tegen de Fransche opgewassen. Indien Gilberl van Moulpensier uit zijn vaderland slechts eenige ondersteuning had ontvangen, dan had hij zeker nog geruimen tijd aan de vijandelijke overmacht het hoofd kunnen bieden, doch daar zijn leger door de aanhoudende gevechten en nog meer door boosaardige ziekten langzamerhand gedund werd, en daar hij niet de minste versterking ontving, moest bij eindelijk tot den terugtocht besluiten, nadat hij den tegenstand boven verwachting lang volgehouden had. Hem zelf was het niel vergund zijn vaderland weer te zien, hij stierf aan eene kwaadaardige pestziekte, die zoo vreeselijk onder de Franschen woedde, dal slechts ongeveer 500 hunner naar hun vaderland terugkeerden. Ook Ferdinand II beleefde de geheele ontruiming van zijn land door den vijand niel, hij stierf waarschijnlijk reeds den 7en Oclober l'i'.Mi *) en liel de kroon aan zijn oom Frederik na. *) De sterfdag en de leeftijd van Ferdinand worden door tic geschiedschrijvers van dien tijd verschillend opgegeven. negen en twintigste hoofdstuk. "t, z srr *■—«. De hertog van Gandia door Ce-ar R • ' ' cre la Borgia voor bare broeders, e" zijne kinderen. * - op zedelijk en staatkundig gebied. Zijn val en dood.' *" Werkzaamheid van een drukkenden las" en'eeneVw'u^Tor^bè' ^1 II;,llaLanst'l,e wasten zich ademhalen. Bijzonder verheugd was a J^' ZIJvlko"den weder ruim pauselijken stoel „ie. veH g ïa°diSrff Lhn"?F «P ««en "'acht hadden hem van daar le verdri.^.er Tl.i rT'*",l";' in l,unn«' aatr^s r « ï?*2r£?zLrz Ü '!»"« scheidde, het meest berucht Hoewel /ii .i.?('lllZLn on')esc''aamdhei(l onderwas, schonk zij den -1,1' J • Vrouw van een Bomeinsch burger die allen. zoo wd na^ hun va^ler^ a1^"naa'r ^mi0"611 en dochlPr- LucX uitspattingen met elkander wedijverden '' 106 moeJer aai(|ende, in woeste «JET. ht'Tn totorSn* „"Sffll-r T —«WW te was het doel van Alexanders onvermoed r!J- vors,®n(Jomrnen te plaatsen kLTSlot ^bisschoppen fcffiaf handd'd' door' m^UÏiieSe^ ,Tf ' d^^- wreedheid onderscheidde. ( °°r eene ln('er^aad onlzetlende dal Ferdinand l« l««erk.„, hij hem de stad en het «ewest Beneven nm IM fl' ? Vfi„rh,ef; ü°k stond behoorden, als een onafhankelijk herto"ilom ? , Kerkeliiken 8la»t machtige familie der Orsin"sten beHLv»„ Z * Z'J"" P°.ging om ,le zittingen te berooven, mislukt was. 200,1 Van a ,llinile l)e" benijdden elkander wederkeert de '-11'nsihe^vi'i^zen°''? <,00(1''llJj hunne broei Ier Johannes boven den woesten Cesar dfvU'keur^''3" ha8r °",lslfin welke ten huize" hnnn'èï mode" gjfvi^rdJwe'ncSsa^^kee?" ^ s!,'ni|,|,arlij■ b "• l'esai keerde naar zijne woning Dood van Johannes Borgia. Schandelijke leefwijze te Rome. terug, maar niet de hertog van Gandia, wiens lijk eindelijk in den Tiber gevonden werd, zonder van zijne kostbaarheden beroofd te zijn. Een werkman verklaarde, gezien le hebben dat hel lijk van den vermoorde in de rivier geworpen werd. Op de vraag, waarom hij dit niet had aangegeven, gaf hij koeltjes ten antwoord: »Ik heb in mijn leven wel honderd zulke lijken in den Tiber zien werpen, en nooit heeft iemand daarnaar gevraagd. Waarom zou ik ditmaal opschudding verwekken?" Dat Cesar Borgia de moordenaar van zijn broeder was, werd door niemand betwijfeld, zelfs niet door den vader, die wel zijn oudsten zoon diep betreurde, doch den jongeren vergiffenis schonk, ja hem zelfs vergunde alle vruchten van den moord te plukken. Hij stond hem namelijk toe, den geestelijken stand te verlaten en pogingen aan te wenden om eene wereldlijke heerschappij voor het huis Borgia le verkrijgen. Alexander VI had buitendien goede reden om zeer vergevensgezind te zijn. Zelf ging hij zijne zonen op den weg voor, dien ook zij hadden ingeslagen. Door middel van gehuurde dolken of van een snelwerkend vergil liel hij allen onschadelijk maken, die hem tot overlast werden. Ook was hij in weerwil van zijn gevorderden leeftijd nog even losbandig als een hartstochtelijk eu onervaren jongeling. JJog korl vóór den dood van den hertog van Gandia had zijne toenmalige minnares Giulia Orsina, gewoonlijk Giulia Bella da 1'arnese genaamd, hem een zoon geschonken, dien hij als zoodanig ook erkend had. Giulia verscheen bij alle kerkelijke feesten schaamteloos in het openbaar en gedroeg zich geheel alsof zij de wettige gemalin des pausen was. De berichten, door geloofwaardige ooggetuigen ons medegedeeld, schetsen ons met aanslootelijke nauwkeurigheid de schandelijke leefwijze van den paus en zijne kinderen. Wij gaan die stilzwijgend voorbij, doch willen onze lezers een enkelen blik in dien poel van zedenbederf doen werpen, door eenige regels uil Friedrich von Baumers «Geschiedenis van Europa sinds het einde der 15° eeuw" aan te halen: «Wreedheid en wellust, vrees en vermetelheid, ongeloof en bijgeloof gingen gelijk zoo menigmaal hand aan hand , en hel gevoel der verhalers is niet zelden zoo verstompt, dal zij de aanslootelijkste en schandelijkste dingen als de meest gewone en natuurlijkste zaken der wereld mededeelen. Wij moeten, om althans één treffend voorbeeld aan le halen, gewag maken van het groote feest, dat de reeds 72jarige paus voor zich zelf, zijne dochter Lucrelia en zijn hof aanlichtte. Allen waren verzameld op eene galerij, welke boven rondom eene zaal liep. Beneden in deze zaal bevonden zich (gelijk de opperhofmeester Burkard verhaalt) vijftig lichtekooien, die eerst in eene luchtige kleeding, doch vervolgens geheel ongekleed dansten. Hierop wierp men van de galerij kastanjes naar beneden, om zich te vermaken mei den aanblik der verwarring en der verschillende houdingen, welke zich bij het bukken, opstaan, grijpen, enz. voordeden. Hiermede nog niet tevreden, liel men de manlijke bedienden van lageren rang binnenkomen. Het woeste dansen werd nu hervat; daarop gaf de paus verlof lot het bedrijven van de schandelijkste ongebondenheid, ja, liet hij belooningen schenken aan hen, die zich hierbij in een ot ander opzicht hel meest onderscheidden. Heeft men meer van noode dan dal eene verhaal, dal zelfs door den ofiicieelen geschiedschrijver der kerk niel geloochend wordt, om de misbruiken en zonden, waartegen de hervormers hunne stem verhieven, geloofwaardig le achten en hun ijver te begrijpen? Eene scherpe en vreemde tegenstelling met deze te Bome aan het pauselijk hof heerschende zedeloosheid vormde de bijna overdreven gestrengheid van zeden, die men sinds de verdrijving van Pietro de Medici le Florence in acht nam. Zij was de vrucht der onvermoeide pogingen van een uitstekend man. den Dominicaan Girolamo Savonarola, die in den strijd, welken hij tegen liet zedenbederf der geestelijkheid voerde, weldra de martelaar zijner overtuiging worden zou. _Savonarola te Florence als staatkundig en zedelijk hervormer. Uit w * lnj daarin eenmaal was opgenomen zoowel i - onderscheidde zich, nadat wandel als door den Uver^waarmede hilid on Th',PB?®.^el«ken levens" schap loeiende. Ook door ziné we*sfin nde weVB" ,le wel"«' een overweldigenden indruk on /i?nJ n i sf '!1(ll"'"]- waardoor hij prooien roem. P *'Jne toeh°rders maakte, verwierf hij zich le F!'01 re 'nee.''' L oren zo ï' Medid'ïn.l'dV'®! l)omi"ican?.r k|ooster San Marco diens schriften kende en hem lioo-e 'aclitin iITl i °'i Savonarola "il lusschen deze mannen «pene vriun> godskoning van Frankrijk uitgaan zou 8 kerkelijke lucht, welke van den ■i.„ ,,ij oit verhief bij zijne stem °ie»en ' le lel'r' h.l L '!, 0 e™,lk.0'"sl vertoont, met angstvallige gehechtheid vasthield. Alleen te-en (^vers^eTT'ri^ tucht de zedeloosheid der priesters en de sclim.loiHto l r Ple kerkelgke ijverde hij; bovendien trad hij, geheel hel te-end. Jvt i va" ; liul Savonarola ïSue ™ s,,k '"-1 l*""!. signona gevoerd. Deze trok «aarnp ™ T6" 611 naar 1,01 Paleis der Z,C" Se^lfir'w^l8^"^14^ man•• onfslaa'n6 ** 0m bitterste vijanden. Mef'goed''""vol" wendden I!" zel' sPral[- "il Savonarola's tot bekentenis van allerlei misdaden ,n; n™ ie ,P'Jnbank aan om hem lijke zonden te dwingen De Ón^ehil-Li", gC bedrM$erijen en vleescheuilgezochte pijnigingen wee.st .nd fe hl f ?•■", )Vas, "iel in slaat aa" de in de" mond 'egde doch niuwel fk! ^ " j .!"J ««kende alles wat men hem 'dj herriep al zijne bekentenissen J °S h'J Va" ,le ™nb™k ^slagen, of hunne pogingen en' 'Vioéxvél zij Wdf'a?,f''' weerwil van al schuldig gemaakt hadden vonden zii Jl, verval^,.lfi" van de protocollen aangeklaagde ter dood te veroordeelen zii zonden L h°f ? gr0"d om den aan paus Alexander VI. ' ^ onilen dei halve de processtukken l»eideA|,an,"èn' greep 'h'ij'''ïeze"''Iniln^e ïleJnl F.lfrenliJnsclie..rechlers. Met vijand te vernietten Hii /nn°i , ° "l-1,'' aan om zijn gevaarlijken sivo».™,. „:'S ;,,J ,£» 's„?7'el,',k« rf"m "•» "-« « «erd deze aan de foHer"n«en dèi ËinlLL ^ vTrüürdeele" = "og eens do signoria, op aandrang "van Alexander"afoev^HM VCrv.olgens 8Prak Savonarola met zijne vrienden 5"n'»"£i * opaerielil. waarop Geen vinger werd uitgestoken om ,i,m , moedig den dood onderging. aangebeden priester e bevriiden LV °°r k .i '6" "J.'1 ,lü0r liel ™lk nog bevrijden. Eene ruwe volksmenigte, groolendeels uit Vruchtelooze tocht van Maximiliaan naar Italië. edelen en hun aanhang beslaande, omringde schertsenden spollend degerichtsplaats. De vrienden van Savonarola waren verlamd van schrik; zij verborgen zich, om de vervolging hunner vijanden Ie ontgaan. Zoo stierf Savonarola, de Italiaansche hervormer, wiens prediking voor het oogenblik wel veracht en bespot werd, doch die, als voorlooper der hervorming, eene zeer belangrijke plaats in de geschiedenis inneemt. DERTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Vruchtelooze tocht van Maximiliaan naar Italië. V erdrag der \ enetianen met Lodewijk XII over de verdeeling van Milaan. Milaan veroverd, lrivulzio te Milaan. Vluchtige overwinniug van Ludovico Moro. Zijn nederlaag en dood. Verbond tusschen Lodewijk XII en Ferdinand den Katholieken tot verovering van Napels. Vreedzame regeering van koning Frederik van Napels. Een onafhankelijk hertogdom in de Romagna door Cesar Borgia gesticht. Napels door de Franschen eu Spanjaarden veroverd. Trouweloosheid van Gonzalvo de Cordova. Strijd tusschen de Iranschen en Spanjaarden in Napels. Gonzalvo de Cordova en Bavard, de ridder zonder vrees of blaam. Dood van paus Alexander VI. Val en dood van Cesar Borgia. De Franschen uit Napels verdreven. Gonzalvo's heerschappij. Ondankbaarheid van Ferdinand den Katholieken jegens Gonzalvo. Onophoudelijk twistten en streden de Italiaansche vorsten en republieken met elkander, alsof'hen, sinds zij Karei VIII uit hun land verdreven hadden_, van buiten geen gevaar meer dreigde. Zij hadden uil de rampen van Italië niets geleerd. De Florentijnen voerden oorlog tegen Pisa, dat door Ludovico Moro en de Venelianen ondersteund werd, want Ludovico wilde de stad aau zijne eigen opperheerschappij onderwerpen en de Venetianen deden gaarne al liet mogelijke om de macht van Florence te fnuiken. Zelfs tot buitenlandsche vorsten wendden de Italianen zich met de uitnoodiging om zich in de Italiaansche verwikkelingen te mengen. Ludovico Moro verzocht Maximiliaan naar Italië te trekken, om hier zoowel de kroon van Lombardije als de keizerskroon te ontvangen. Ook Venetië en de paus ondersteunden dit verzoek. Maximiliaan kwam, maar bij werd door de Duitsche stenden zoo slecht ondersteund, dat hij aan het hoofd van slechts aOO ruiters en 8 vendelen voetvolk kon verschijnen. Met zulk eene kleine macht kon hij natuurlijk niets uitrichten: hij keerde weldra zonder eenig voordeel te hebben behaald Inaar Duitschland terug. Te midden van dezen strijd pakte een nieuw onweer zich boven Italië samen. Lodewijk XII. de opvolger van Karei VIII, had reeds vroeger zoo onverholen verklaard, dat hij zich op grond van zijne afstamming van Valentina Visconti als den erfgenaam van het hertogdom Milaan beschouwde, dat de vraag of hij die aanspraken met het zwaard in de vuist zou doen gelden voor hem niets dan eene kwestie van tijd kon zijn. Hij rustte zich dan ook weldra tol den oorlog toe. Ludovico Moro wist, wat hem te wachten stond; hij wendde derhalve krachtige pogingen aan om een verbond van alle Italiaansche staten tegen Frankrijk tol stand te brengen; doch zijne bemoeiingen waren vruchteloos. i> Zijne baatzucht, zijne dorst naar heerschappij en zijne trouweloosheid waren A /. STkkckfuss. V. Milaan aan Lodewijk XII overgegeven. ïrivnlzio te Milaan. zoo algemeen bekend, dal zijne beloften nergens geloof vonden. De voornaamste Italiaansche staten kozen niet zijne zijde, maar die van Lodewijk XII. De Venetianen sloten met Lodewijk XII een geheim verdrag over de veideeling van Milaan, zij maakten aanspraak op Cremona en eene lot die stad behoorende strook land. Daarvoor beloofden zij den koning hunne krachtige hulp. Zij meenden, wanneer zij eerst met de hulp der Franschen Milaan veroverd hadden, later zonder moeite de Fransche bondgenooten uil hel land te kunnen verjagen en vervolgens geheel Lombardije te onderwerpen. Ook paus Alexander VI slond op een goeden voet met Lodewijk XII, die Lesar Korgia lot hertog van Valenlinois verheven en bovendien beloofd had, dat hij de stichting van een onafhankelijk vorstendom voor den nieuwen hertog in de Romagna bevorderen zou. Zoo slond Ludovico Moro dan alleen tegenover Lodewijk, want Frederik van Napels kon hem evenmin hulp verleenen als Maximiliaan. die juist in een oorlog met de Zwitsers gewikkeld was. Hij rustte zicli zoo goed mogelijk ten slrijde, doch toen liet Fransche leger onder aanvoering van den beroemden maarschalk Trivulzio van de eene, en de Venetiaansche troepen van de andere zijde het Milaneesehe gebied binnenrukten, bemerkle hij lol zijn grooten schrik dat hij zich niel op zijne aanvoerders en veel minder nog op zijne onderdanen verlaten kon. Zijne troepen gingen overal voor den vijand op de vlucht. de versterkte steden gaven zich zonder slag of sloot over; ook Genua boog zich onder de Fransche heerschappij. Ludovico Moro had door zijne wreedheid en willekeur wel hel volk slaafs aan zich onderworpen, doch op welk een wankelen grond hel gebouw zijner macht lustte, kwam nu eerst aan het licht. Al zijne aanhangers, zelfs zijne gunstelingen, die hij met weldaden overladen had, verlieten trouwloos zijne zijde. IIij begreep dat hij den over zijn hoofd losbarstenden storm niet langer bezweren kon, zond zijne kinderen en zijne schallen naar Duitschland vooruil en volgde hen zelt. Jïij hel afscheid riep hij den Veneliaanschen gezant waarschuwend toe: -Gij hebt den koning van Frankrijk ten middagmaal genoodigd, bij den avondmaaltijd zult gij hem nog hebben, dat verzeker ik u." Met deze profetische woorden vertrok hij. De laatste sloleu en vestingen, welke nog door de Milaneezen bezet waren, werden 11a de vlucht van Ludovico Moro zonder slag of sloot den Franschen overgeleverd; binnen weinige dagen was bel geheele hertogdom in hunne macht. Den fi"1 October 1499 Irok Lodewijk XII in hertogelijk gewaad als overwinnaar de stad Milaan binnen; hij werd door de bevolking als haar bevrijder van de willekeurige regeering van Ludovico Moro en als haai wettige hertog met gejuich ingehaald. Hij hield zich echter slechts korten tijd daar op en liet bij zijn vertrek Trivulzio als hevelhebber en stadhouder achter. iiimiIzio, de doodvijand van Ludovico Moro, had vroeger aan het hoofd der zoogenaamde VVelfische partij in Milaan gestaan. Thans gebruikte hij de hem verleende macht 0111 zijne vroegere partijgangers Ie vervolgen. In zijn overmoed beleedigde hij dagelijks hel volk, dal hij door zware belastingen diukte. Hij liet toe, dat zijne Fransche soldaten zich te Milaan even bandeloos en wreed gedroegen als zij vroeger Ie Napels gedaan hadden. Weldra werden de v ransc ien, die eerst mei zoo veel blijdschap ingehaald waren, algemeen als onderdrukkers gehaat, en het wispelturige volk wenschte zijn verdreven hertog terug, wiens bestuur, hoe drukkend ook, toch niet zoo ondragelijk was geweest als dal van Trivulzio en de Franschen. Ludovico Moro bad inlusschen zijne in veiligheid gebrachte schallen besteed 0111 111 Duitschland een leger van Bourgondiërs en Zwitsers aan te werven; aan liet hoofd dier krijgsmacht keerde hij in het jaar 1500 terug en nu werd' bij door de geheele bevolking als de bevrijder van de heerschappij der Franschen, met geestdrift begroet. I11 een ongeloofelijk korten tijd had hij bijna zijn geheele land, waar het Ludovico Moro gevangengenomen. volk overal legen de overheerschers in opsland kwam, heroverd; liij behaalde eene schitterende, maar zeer vluchtige zegepraal. Een nieuw leger, uil Franschen en Zwitsers samengesteld, kwam onder aanvoering van la Tremouille aanrukken, toen Ludovico Moro de stad Novara belegerde. Tusschen Milaan en Novara moest hel lol een beslissenden slag komen, doch de onder Ludovico's vanen dienende Zwitsers weigerden te strijden legen hunne broeders, die in Franschen dienst stonden, zij knoopten onderhandelingen met den vijand aan en gaven dezen Novara over. Tevergeefs beproefde Ludovico Moro door smeekingen en beloften de soldaten van den afval lerug Ie houden; slechls stonden zij hem loe, zich verkleed in hunne gelederen Ie verschuilen, opdat op die wijze de vlucht hem mogelijk zou wezen. Hij deed dil, doch werd, waarschijnlijk ten gevolge van het verraad der Zwitsers herkend en den IOcn April 1500 gevangengenomen. Hij werd naar Lyon tot den koning gebracht. Doch Lodewijk XII weigerde hem ie zien: hij liet hem van de eene gevangenis naar de andere voeren en eindelijk in den kerker van het kasteel Loches in Berry opsluiten. Hier sleepte Ludovico zijn vreugdeloos leven tol het jaar !510 voort. Voor zijne vele en zware misdaden onderging hij de reclilmalige slraf in de vreeslijke ellende, waarin hij zijne laatste levensjaren moest doorbrengen. Sleclil gevoed, beroofd van den troost van Ie mogen lezen en schrijven, kwijnde liij tusschen de sombere kerkermuren in eenzaamheid weg. Na de verovering van Milaan wendde Lodewijk XII den blik naar Napels; hij sloot met Ferdinand den Katholieken, den 11c" November 1500, het ons bekende verdelingsverdrag van Granada. Deze overeenkomst was echter zoo geheim gehouden, dat koning Frederik van Napels, die zijn neef Ferdinand in de regeering opgevolgd was, daarvan niels vermoedde. Vol vertrouwen op zijn bloedverwant. Ferdinand den Katholieken, zag hij in dezen een trouw bondgenoot, in Lodewijk XII daarentegen een gevaarlijk vijand. Frederik was een vriend van kunst en wetenschap, een stil en vredelievend man, die in geen enkel opzicht geschikt was voor den strijd van die woelige dagen en die volslrekl geen begrip had van de iislige kuiperijen en de verraderlijke staatkunde, waarin zijne lijdgenooten meesiers waren. In verzoenenden geesl wendde hij zich lot Lodewijk XII, wien hij zeer voordeelige vredesvoorslagen deed; doch toen deze verworpen werden, vertrouwde hij op de hulp van den dapperen Spaanschen veldheer Gonzalvo de Cordova, en ruimde hij dezen zelfs bereidwillig eenige Calabrische vestingen in. Het Fransche leger rukle inlusschen voorwaarts en kwam in Juni liiOO te Rome aan. Thans scheen het lijd om hel geheim omtrent het verdrag van Granada te onthullen. De gezanten van Spanje en Frankrijk deelden den heiligen vader den inhoud der overeenkomst mede en zij ontmoetten bij hem niet den minsten tegenstand. Alexander VI was volkomen bereid tot alles wal Lodewijk XII genoegen kon geven, daar de Fransche koning hem insgelijks belangrijke diensten bewezen had. Cesar Borgia, de herlog van Valenlinois, was niet werkeloos geweest. Aan het hoofd van Fransche en Zwitsersche hulptroepen had hij al zijne krachlen ingespannen om in de Bomagna een onafhankelijk herlogdom Ie slichten. Onder de regeering der vroegere pausen was hel den meesten leenmannen der kerk gelukt, zich bijna geheel onafhankelijk Ie maken. Zij hielden eene legermacht op de been, voerden oorlog onder elkander en regeerden als kleine vorsten. Deze vazallen der kerk werden door Cesar Borgia van hunne steden en bezittingen beroofd: uit hunne kleine vorstendommen vormde hij één grooler hertogdom. Doe gewelddadig, verraderlijk en wreed Cesar Borgia bij zijne ondernemingen ook te werk ging, toch moet erkend worden, dat de vernietiging van de macht der tallooze kleine heeren een zegen voor den slaat was, dat daardoor paal en perk gesleld werd aan het ondragelijk stolsel van roof en plundering, dal «ie Bomagna onophoudelijk met moordlooneelen 14* Cesar Borgia's onafhankelijk hertogdom in de Bomagna. vervulde en haar lol de wijkplaals' voor hel onmenschelijkste rool'gespuis gemaakt had. Het is zoo — Cesar Borgia was zelf een roover en moordenaar, in één woord een afschuwelijk misdadiger; door moorddolk en giflkelk ruimde hij allen uil den weg, die hem in zijne eerzuchlige plannen dwarsboomden of hem vijandig gezind waren; o. a. liet hij een zijner neven, den kardinaal Johannes Borgia, vergiftigen, den derden gemaal zijner zuster Lucrelia verworgen en in gemeenschap met zijn vader vele rijke Romeinen, nadalzij eerst gedwongen waren den paus lol hun erfgenaam Ie benoemen, den een voor, den ander na vermoorden. Doch in weerwil van dit alles bezat hij talent om te rceeren, waardoor hij zich zelfs lol op zekere hoogle de liefde van het volk verwierf! Di zijn nieuw vorstendom schiep hij eene voorbeeldige orde en een ongekende veiligheid. Leo verhaalt in zijne geschiedenis van Balie: «Cesar stelde Bamiro d'Orco lol gouverneur over zijn nieuw vorstendom aan en schonk hem eene bijna onbeperkte volmacht. Deze zuiverde het gewest weldra van alle slecht gespuis, deels door hel ter dood le brengen, deels door liet te verjagen, en hield het zuiver door hel uitoefenen van eene gestrenge politie, totdal Cesar geloofde, dat er genoeg strengheid aangewend was en dal hij nu de gemoederen met zich verzoenen en de verantwoording voor de vroegere hatelijke maatregelen van zich af en op zijn werktuig werpen moes!. Nu liet hij eensklaps Ramiro grijpen en des nachts op een schavot le Cesena in twee stukken houwen; des morgens vonden de inwoners de bijl en de beide helften van het lichaam. Grondeigenaars en kooplieden genoten onder de nieuwe regeering eene ongekende rust. Aan alle eischen eener goede inrichting van het staatsbestuur was op eene voorlrefFelijke wijze voldaan." Moe onwettig, hoe onvereenigbaar met de toenmalige staalkundige begrippen het ontstaan van een onafhankelijk vorstendom in den Kerkelijken staat ook was, toch wist Alexander VI liet college van kardinalen over le halen om daaraan hunne goedkeuring te hechten. Hij verkocht 12 kardinaalshoeden voor geld en voor de toeslemming om zijn zoon met de veroverde landschappen te beleenen, en wist hierdoor eene meerderheid in het college te verkrijgen. Wat kon in die dagen le Rome ook onmogelijk genoemd worden? Doorgoud of geweld kon men alles gedaan krijgen. Geene misdaad werd ooit gestraft, indien zij met goud verzoend worden kon. Goud ontsloot den we" tot de hoogste ambten, doch voerde ook Ier dood, wanneer hel de hebzucht van den heiligen vader al te zeer opwekte. Fabelachtige sommen vloeiden in de kas van den paus, die dit geld met zijne minnaressen en zijne dochter Lucrelia op de ons reeds bekende wijze verbraste en zijne schaaintelooze leefwijze ook zonder schroom openlijk voortzette, toen duizenden vrome pelgrims uit alle landen der Christenheid te Rome samenvloeiden, om het jubeljaar 1500 te vieren. Met stomme verbazing aanschouwden dezen de gruwelen van hel pauselijk bestuur, zij brachten de berichten daarover naar hunne woonplaatsen mede en ondermijnden door hunne verhalen meer en meer den eerbied, welken een groot deel der Christelijke volken nog altijd voor het opperhoofd der kerk koesterde. Hunne berichten droegen er niet weinig toe bij om de gemoederen voor eene hervorming der kerk voor te bereiden. In dit opzicht heeft niemand misschien meer gedaan dan paus Alexander VI. Om zijne gewone leefwijze verder voort te zetten, zijne staatkundige plannen uit le voeren en de wereldlijke heerschappij van zijn zoon Cesar le bevestigen. had de paus de hulp der franschen noodig; hij aarzelde daarom geen oogenblik hel verdrag van Granada le bekrachtigen en Lodewijk XII en Ferdinand den Katholieken gezamenlijk met Napels te beleenen. Thans zetten de Franschen hun marsch onafgebroken voort. Waar zij op Napolilaansch gebied eenigen tegenstand ontmoetten, namen zij wraak door de gevangenen op de schande- Gonzalvo's woordbreuk. Oorlog tusschen de Franschen en Spanjaarden. lijksle wijze neer (e houwen; zij spaarden daarbij zelfs de vrouwen en kinderen niet. Schrik en ontzetting gingen voor hen uil, en de lafhartige Napolilaansche troepen sloven bij hunne nadering in alle richtingen uileen. Dewijl terzelfder lijd ook de Spanjaarden openlijk als Frederiks vijanden oplraden en hel bij de overeenkomst van Granada hun toegewezen land in bezit namen, zag koning Frederik Ie laat in, dat bij het slachtoffer van de trouweloosheid des Spaanscben konings was geworden. Hij durfde den strijd niet verder voortzetten. Hij deed afsland van den Iroon en onlsloeg zijne onderdanen van den eed van Irouw, hem gezworen. Vrijwillig begaf hij zich naar Frankrijk, daar bij zijn openlijken vijand meer vertrouwde dan zijn arslistigen bloedverwant. Lodewijk XII gedroeg zich jegens hem edelmoediger dan jegens Ludovico Moro. Hij schonk hem het herlogdom Anjou met 30,000 dukalen als jaarlijksch inkomen, onder voorwaarde dat bij Frankrijk niet weder verlalen zou. Frederik hield zich Irouw aan deze afspraak. Hij stierf in Frankrijk in hel jaar 1504. Bijna geheel het koninkrijk Napels was in de macht der Franschen en Spanjaarden. Slechts enkele vestingen boden nog tegenstand, onder anderen Tarente, waar prins Ferdinand, Frederiks zoon, zich met zijn opvoeder Johan de Guerra. graaf van Polenza, bevond. Gonzalvo de Cordova belegerde de stad, doch de graaf verdedigde zich, hoewel hij geheel afgesneden was, met den moed der wanhoop zoolang, totdat Gonzalvo op de hostie zwoer, dat hij den prins vrijen aftocht zou toestaan, waarheen deze zich ook wenschte te begeven. De stad werd overgegeven; doch Gonzalvo maakte zich aan de schandelijkste woordbreuk schuldig. Hij liet den prins gevangennemen en zond hem naar Spanje tol koning Ferdinand; door deze trouweloosheid wierp hij op zijn anders zoo schitterend wapenschild eene onuilwischbare smet. Hadden de Franschen en Spanjaarden zich door een roofzieken inval van hel koninkrijk Napels meester gemaakt, evenals roovers kregen zij weldra twist over de verdeeling van den buil. De hertog van Nemours, de Fransche aanvoerder, en Gonzalvo de Cordova, de Spaansche bevelhebber, waren bet niet eens over eenige onduidelijke bepalingen van bet verdrag van Granada, <;en onderhoud der beide mannen leidde lol niets; de wapenen moesten beslissen. Toen in Juni 1502 de oorlog tusschen de Franschen en Spanjaarden Ie Napels uilbrak, behaalden de eersten aanvankelijk eenig voordeel, doch Ferdinand de Katholieke wist de zegepraal door list aan zijne vanen Ie hechten. Terwijl de heide legers elkander in Italië bevochten, onderhandelden de beide vorsten. Lodewijk XII liel hel plan doorschemeren om den onttroonden koning Frederik in hel bezit van de kroon van Napels Ie herstellen. Nu zond Ferdinand zijn schoonzoon Philips naar Frankrijk en liel aan Lodewijk door diens lusschenkomst hel volgende aanbod doen: beide vorsten zouden van de regeering over Napels afzien en hunne rechten op Karei, den kleinzoon van Ferdinand, en op Claudia, Lodewijks dochter — het vroeg verloofde paar — overdragen. Den 5™ April 1503 sloot aartshertog Philips een verdrag in dezen geesl; de koning van Frankrijk, hierdoor tot vrede geneigd, slaakte hel afzenden van hulptroepen, terwijl Ferdinand zich in het geheim krachtig uitgerust en een groot aantal troepen naar Italië gezonden bad. Thans nam de oorlog in Italië eene andere wending. Nauwelijks zag Gonzalvo zich in het bezit eener toereikende macht, of hij taslle met uitstekend veldheerstalent de Franschen aan en behaalde op hen meer dan eene schitterende overwinning. De strijd der Spanjaarden en Franschen in Italië, met welks bijzonderheden wij ons hier niel kunnen bezighouden, is belangrijk in de geschiedenis, omdat Gonzalvo de Cordova daarin als hel ware de schepper van eene nieuwe krijgskunst is geworden. Hij verwierf zich door de stoutheid en het beleid, waarmede bij zijne troepen aanvoerde, groolen toem, en vele bekwame veld- Hachelijke toestand van Lodewijk XII. Dood van Alexander VI. heeren werden in zijne school gevormd. De Spaansche troepen werden in die dagen bijna als onoverwinnelijk beschouwd, dewijl hel hem gelukte hun eene dapperheid, een vertrouwen op de zegepraal en eene stoutmoedigheid in te boezemen, welke schier zonder voorbeeld waren. Ook de Franschen vochten, hoewel minder gelukkig, toch met eene door de tijdgenooten hooggeroemde dapperheid; onder hen onderscheidde zich vooral een zeker ridder René du Terrail, die algemeen onder den naam Dayard, de Ridder zonder vrees ot' blaam, bekend is. Bayard verdiende zijn eernaam, die nog heden op de lippen der nakomelingschap zweelt, niet alleen door zijne stoutmoedigheid, zijne lichaamskracht, zijne bedrevenheid in ridderlijke oefeningen en zijne met alle doodsgevaren spottende dapperheid, maar nog meer door eene onder zijne tijdgenooten zeldzame zachtmoedigheid jegens de overwonnenen, door zijne menschlievendheid, edelmoedigheid en belangeloosheid. Hij was in den edelslen zin des woords een ridder in een tijd, waarin de ridderschap hare zedelijke beteekenis reeds geheel verloren had. en er van die aloude instelling niets dan praal en titels waren overgebleven. Lodewijk XII werd door de iu Italië geleden verliezen £ii door de trouweloosheid van Ferdiuand van Aragon pijnlijk verrast. Hij moest eensklaps ondervinden, dal bij zijn meester iu arglistige en bedriegelijke staatkunde gevonden bad, want Ferdiuand verklaarde, toen het geluk zijne wapenen bad gekroond, dat bet door aartshertog Philips gesloten verdrag van nul engeeuer waarde was, wijl de onderhandelaar zijne volmacht was te buiten gegaan. Lodewijk werd door dit verraad des te zwaarder getrotlen, dewijl hij ook in Italië geene ondersteuning ontving van de bondgenooten, op wier hulp hij het meest gerekend bad, van paus Alexander VI en diens zoon Cesar Borgia. Cesar dankte zijne snel verkregen macht aan den koning van Frankrijk. De vrees voor de Franschen had lot dusver de handen zijner tegenstanders geboeid, die zich wel voortdurend bij Lodewijk XII over zijne daden van geweld en willekeur beklaagden, doch bij dezen nooit troost vonden, dewijl de kardinaal van Amboise, die dooi' Cesars invloed eens na den dood van Alexander VI zelf paus hoopte te worden, alle klachten als nietig van de hand wees. Hoeveel Alexander VI en Cesar Borgia ook aan den koning van Frankrijk dankten, toch durfden zij niet openlijk voor de Franschen en legen de Spanjaarden partij kiezen. Hunne houding was zoo weifelend en onoprecht, dat men van ben naar waarheid kon zeggen: «Alexander doet nooit wat bij zegt, en Cesar zegt nooit wal bij doet." Juisl iu dien tijd ondergingen vader en zoon de rechtvaardige straf voor hunne euveldaden. Alexander bad op zekeren avond de rijkste kardinalen uit Rome op een gastmaal genoodigd, met bet plan om hen te vergiftigen en zoo bun erfgenaam te worden. Vóór den moord begaf hij zich met zijn zoon Cesar naar de villa van den kardinaal Hadrianus van Tornelo. Hij was dorstig geworden en verlangde te drinken. De vertrouwde dienaar van Cesar bracht hem van den besten wijn, toevallig van dien, welke voor de gasten bestemd was. Alexander dronk nooit, voordat de wijn hem voorgeproefd was, want evenals hij gewoon was zijne vijanden Ie vergiftigen, zoo vreesde hij ook op den een of anderen dag in stille door hen om het leven gebracht te zullen worden. Zelfs zijn zoon vertrouwde bij niet. Zoo dronken beiden, vader en zoon, en beiden ondervonden de uilwerking van het vreeselijk vergif. Cesar werd gered; hij liet zich — naar het verhaal luidt — in de nog rookende huid van een pas geslacht muildier innaaien en behield daardoor het leven. Alexander stierf den l*Bn Augustus 1503. Hel gelaat van het lijk was koolzwart geworden en de long zoo sterk gezwollen, dat de mond niet gesloten worden kon. Naar de geschied- Paus Julius II. Perdinands ondankbaarheid jegens Gonzalvo de Cordova. schrijvers ons mededeelen, was de aanblik van hel lijk vreeselijk om aan te zien. Hel volk verhaalde, dat Alexander de gewijde hostie vergeten had. welke hij anders tot zijne bescherming bij zich droeg. Anderen verzekerden, dat het verbond, hetwelk de paus met den duivel gesloten bad, verstreken was en dat satan zelf was gekomen om de hem toebeboorende ziel te halen. Volgens andere berichten is Alexander VI aan eene kwaadaardige koorts gestorven, doch de beste geschiedschrijvers nemen de toevallige vergiftiging als bewezen aan. Cesar Borgia bad er op gerekend, bij den dood zijns vaders een overwegenden invloed op de verkiezing van een paus te zullen uitoefenen, doch dit was hem onmogelijk, daar hij doodziek ter neder lag, en al zijne vijanden stonden thans legen hem op. Een grijsaard, Pius III, besteeg den pauselijken troon en toen deze reeds na korten lijd stierf, werd de doodvijand der familie Borgia, de kardinaal Julianus van Bovero, die zich als paus Julius II noemde, gekozen. Cesar moest zelf voor dezen stemmen, daar hij voor geen enkelen zijner aanhangers de minste hoop op welslagen bad. Cesars hertogdom, ten koste van zooveel stroomen bloeds te zamen gebracht, viel geheel uit elkander, dewijl na Alexanders dood de woesteling Borgia door allen verlaten werd, zelfs door zijne vroegere vrienden en vleiers, die hem alleen uil vrees onderdanig waren geweest * . Lodewijk XII, die alle uitzicht op hulp van de zijde van Alexander en Cesar Borgia moest opgeven, rustte zich. verontwaardigd over de trouweloosheid van Ferdinand den Katholieken, ten strijde toe. Doch in den oorlog, die met kracht hervat werd, behaalde bij geene lauweren. Gonzalvo versloeg de Franschen den "27™ December 1503 hij deGarigliano zoo totaal, dat slechts enkele treurige overblijfsels van het leger naar Frankrijk konden terugkeeren. Lodewijk XII zag zich, uit vrees, dat hij door de Spanjaarden ook uil Milaan verdreven zou worden, genoodzaakt hun Napels over te laten en den lle» Februari 1504 een driejarigen wapenstilstand te sluiten. Gonzalvo de Cordova bleef te Napels als Spaansch stadhouder, en regeerde met eene schier onbeperkte koninklijke macht; op grond van de groote diensten door hem aan Ferdinand den Katholieken bewezen, en in het vertrouwen op de gunst van koningin Isabella, waagde hij hel meer dan eens, wanneer hij dit noodzakelijk achtte, koninklijke bevelen te overschrijden. Ook zijne uitgaven gingen de hem gestelde perken ver Ie buiten, hij besteedde de inkomsten des lands zonder die te verantwoorden naar zijn goeddunken, alsof hij zeil' de absolute koning was. Zoolang Isabella leefde, woog hare voorspraak op legen de klachten, die aan het Spaansche hof steeds luider tegen Gonzalvo werden aangeheven. Doch daar na haar dood Maximiliaan en zijn zoon Philips aanspraak op Napels maakten en Gonzalvo's benijders het vermoeden uitspraken, dat hij öf zich aan Philips' zijde scharen öf eene poging aanwenden zou om in Napels een onafhankelijk koninkrijk te slichten, besloot Ferdinand den veldheer, die door de groole diensten, welke hij bewezen had. al te machtig was geworden, van zijne waardigheid te ontzeilen. Dankbaarheid kende Ferdinand niet, hij liet zich door geene andere beweegreden dan zijn staatkundig eigenbelang leiden, en toonde dit opnieuw door de trouwelooze wijze, waarop bij den man behandelde wien hij niels minder dan hel bezit van het koninkrijk Napels dankte. *) De vroeger zoo machtige Cesar Borgia moest eindelijk, nadat hij de Komagna verloren had, te Napels bij de Spanjaarden eene schuilplaats zoeken. Gonzalvo zond hem gevankelijk naar Spanje. Hoewel het hem na twee jaren gelukte, uit de gevangenis te ontsnappen , kwam hij toch nooit weer in het bezit zijner vroegere macht Bij zijn zwager, koning Johan d'Albret van Navarra, vond hij een toevluchtsoord; in het jaar 15'»7 sneuvelde hij in een gevecht. Paus Julius II. Zijn karakter. In September 1506 bezocht Ferdinand zijn nieuw koninklijk, waar hij door Gonzalvo feestelijk ontvangen werd. De koning behandelde den verdienstelijken veldheer uiterst genadig; geen eerbewijs, geene onderscheiding, welke hem niet van 's konings zijde ten deel vielen. Deze verhouding werd gedurende bet geheele verblijf van Ferdinand te Napels door niets gestoord. Gonzalvo liet zich dan ook zonder moeite overhalen om Ferdinand naar Spanje te vergezellen, toen deze in Augustus 1507 derwaarts terugkeerde. Hier werd Gonzalvo door den adel, die hem vereerde, met de hoogste onderscheiding ontvangen, maar aan het bof vond bij voorlaan niets dan afgunst en argwaan; bij moest zich op zijne landgoederen terugtrekken en zijn vurigste wensch, evenals vroeger zijn vaderland met zijn zwaard temogen dienen, bleef onvervuld. EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Paus Julius TI. Zijn karakter. Herstelling van den Kerkelijken staat. Opstand te Genua. Genua door Lodewijk XII onderworpen. Maximiliaan neemt den titel van lïoomsch keizer aan. Vruchtelooze strijd van Maximiliaan tegen Venetië. Sebaamtelooze ligue van Kamerijk. Ongelukkige wending van den oorlog voor de Venetiauen. De tigne van Kamerijk ontbonden. Padua tevergeefs door Maximiliaan belegerd. De heilige ligue. Vruehtelooze afloop van het concilie te Pisa. Hardnekkige strijd. Gaston de Foii. Overwinning bij Ravenna. Uitbreiding der heilige ligue. De Zwitsers. Maximiliaan Sforza te Milaan. De Franschen uit Italië verdreven. Terugkomst der Medici te Florence. Maximiliaan met den paus verzoend. Dood van Julius II. De heilige ligue ontbonden. Verbond tusschen Frankrijk en Venetië. Milaan door de Franschen veroverd en weer verloren. Slag bij Novara. Dood vau Lodewijk XII. Julius II, de nieuwverkozen paus, had door een bijzonder gelukkigen samenloop van omstandigheden bij zijne verkiezing den 31ett October 1503 de stemmen van alle partijen op zich vereenigd. Door zijn langdurig verblijf in Frankrijk had hij zich bij de Fransche partij groole sympathie verworven. Ook de kardinaal van Amboise, die de hoop opgegeven bad, zelf paus te worden, begunstigde deze keus, wijl hij hoopte, dat Julius in het vervolg een trouw bondgenoot voor Frankrijk zou zijn. De Italianen kenden zijn nationaliteitsgevoel en rekenden er op. dat hij met kracht voor de onafhankelijkheid van Italië in de bres zou springen. Zelfs Cesar Borgia werd voor Julius gewonnen, toen deze zijn neef met Cesars dochter in het huwelijk deed treden en beloofde, bet hertogdom in de Romagua te zullen erkennen; een belofte, welke de nieuwe paus niet van plan was te houden. Julius II was een man van groole geestesgaven. Hoewel hij geen toonbeeld van een priester heelen mocht, was bij toch een kerkvorst van een geheel ander slag dan Alexander VI. Raumer schetst ons hem met de volgende woorden: «Reeds zijn uiterlijk was niet gewoon; hij was een lang, mager man met vurige oogen, een grijs hoofd en een langen afhangenden baard. Hij was goed onderwezen, vooral in de geschiedenis, een vriend van geleerden en kunstenaars, een spaarzaam huishouder, edelmoedig jegens geringen, rechtvaardig tegenover iedereen, dooi het ongeluk niet terneergeslagen en van een onwrikbaar karakter. Streven van Paus Julius II om den Kerkelijken staat te herstellen. Anderen, dezen lof eenigszins beperkend, zeggen: »Hij liel zich door zijne drift zoozeer medeslepen, dal hij niet alleen overijlde handelingen beging, maar zich in bel algemeen meer als een oorlogsvorst dan als een kerkvorst gedroeg. Ook gebruikte hij zijn pauselijk gezag lot bereiking van wereldsche doeleinden en bij ondermijnde de macht der kerk door baar hoogste doel uit liet oog te verliezen of althans bij zaken van minder belang achter te stellen." Zonder deze beschuldigingen als onrechtvaardig te verwerpen, antwoorden des pausen verdedigers: »Dat Julius mei het grootste beleid en eene onwrikbare standvastigheid gedurende zijne gansche regeering werkzaam was ter bereiking van Iwee oogmerken, de herstelling van den Kerkelijken slaat ei. de verdrijving van vreemde volken uit Italië; dat hij op zulk een hoogen leeftijd en met terzijdestelling van alle gemak en genoegen niet, gelijk zoo menig paus, voor de verheffing zijner bloedverwanten, maar voor bet welzijn der kerk en voor de vrijheid van zijn vaderland streed, en zelfs voor geen doodsgevaar terugdeinsde, dit alles verdient geen berisping maar lof en bewondering." Met kracht. beleid en standvastigheid zette Julius zijn plan ter herstelling van den Kerkelijken slaat door; dat hij zich daarbij weinig bekommerde om zijne belofte, aan Cesar Borgia gedaan, werd hem door zijne tijdgenooten. die zijne pogingen hoog waardeerden, gaarne vergeven. Cesar, tegen wien al zijne oude vijanden in verzet kwamen, werd, gelijk wij reeds verhaalden, van zijn hertogdom beroofd: de voormalige kleine vorsten werden echter door Julius II niet in hun vroeger gezag hersteld, hij beoorloogde ben in legendeel en dwong hen weder onderdanen der kerk Ie worden. Ook Borgia werd in bet jaar 1506 weder aan den Kerkelijken slaat toegevoegd. Met Frankrijk stond Julius II tot dezen lijd in de beste verstandhouding. Deze werd echter verstoord, toen Lodewijk XII len aanzien van de aanhechting van Bologna eene dubbelzinnige houding aannam en bovendien in weerwil van 's pausen dringende beden, der oproerige stad Genua eene zware straf oplegde. Genua had onder Frankrijks oppergezag nog een zekeren schijn van vrijheid behouden, waarvan ecliler niet bet eigenlijke volk, maar wel vier aanzienlijke adellijke familien, die bijzonder in de gunst der Franschen deelden, de Iloria's, de Spinola's, de Fieschi's en de Grimaldi's, de vruchten plukten. Deze vier familiën benoemden de helft van alle beambten, bet volk daarentegen verlangde, dat de populares, waartoe ook de eenigszins vervallen oude adel, die niet tot die vier familiën behoorde, gerekend werd, twee derden, de vier genoemde familiën slechts een derde der overheidspersonen benoemen zouden. Hoe billijk en gematigd die eisch ook was, toch werd hij kortaf geweigerd. De verbittering des volks tegen de vier heerschende geslachten en hunne beschermers de Franschen, groeide met den dag aan; zij leidde eindelijk tot een opstand, tot welker uitbarsting eene zeer onbeduidende omstandigheid aanleiding gaf. Een Doria en een gewoon burger geraakten op de markt over een aankoop van champignons in twist. De trotsche Doria, geërgerd, wijl een eenvoudig burgerman hem de paddestoelen, welke hij koopen wilde, betwistte, gaf zijn tegenstander een vuistslag in het aangezicht. INu liep deze mei den uitroep: »Volk. er uil!" door de straten en wekte zijne medeburgers tot wraakoefening op. De opstand greep zoo snel om zich heen, dal er aan geen tegenstand te denken viel; wel tracbtle de Fransche stadhouder het oproer te stillen, door den eisch omtrent de populares in te willigen, doch het was te laat. Geheel Genua was in rep en roer, wierp het Fransche juk af en benoemde een zijdeverwer, Paul da Xovi, lot doge van de opnieuw onafhankelijk gemaakte republiek (13 Maart 1507). Groot was de vreugde over de herwonnen vrijheid, maar zij was niel van langen duur. Toen Lodewijk XII zelf aan hel hoofd van een machtig, uit Franschen en Zwitsers bestaand leger kwam aanrukken, werden de opstandelingen door een panischen schrik bevangen. Zij waagden hel niel eens een pas Ie verdedigen, waar zij den Franschen met het beste Opstand te Genua onderdrukt, Maximiliaan wordt Roomsch keizer. gevolg den weg hadden kunnen versperren. Zij sloegen lafhartig op de vlucht, gaven den koning hunne slad over en smeekten om genade. Lodewijk XII ging tegen hen met de uiterste gestrengheid te werk. In weerwil van 's pausen voorspraak liet hij een aantal burgers, en onder dezen ook de doge, die op zijne vlucht gevangengenomen was, ter dood brengen. Alle oude privilegiën der Genueezen werden vernietigd. De koning liet een tort bouwen, dat de slad bestreek, en legde bovendien der bevolking eene zware oorlogsschatting op. De Genueezen moesten het nog als eene hooge gunst beschouwen dat zij een stedelijken regeeringsvorm kregen, welke hun althans in schijn eenige vrijheid liet, hoewel zij inderdaad geheel aan Frankrijk onderworpen waren. De nieuwe uitbreiding van Frankrijks macht in Italië boezemde paus Juhus II te recht ernstige bezorgdheid in. Hij wendde zich tot Maximüiaan en drong bij dezen er op aan, dat hij zich naar Rome begeven zou, om daar overeenkomstig de aloude gewoonte de keizerskroon te halen. Maximiliaan, die buitendien op Lodewijk XII verstoord was, sinds deze de verloving zijner dochter Claudia met 's konings kleinzoon Karei verbroken had, nam des pausen uitnoodiging zonder aarzelen aan. Hij wilde de Fransche macht in Italië vernietigen, doch de Duitsche rijksvorsten deelden zijne plannen niet. Zij hadden niet den minsten lust hun goud en het bloed hunner soldaten in een nutteloozen strijd om Italiaansch grondgebied te verspillen. Maximiliaan moest dus tot zijne eigen hulpmiddelen de toevlucht nemen en ten gevolge hiervan kon hij slechts een zeer kleine, voor een veldtocht tegen Italië geheel onvoldoende krijgsmacht in liet veld brengen. In weerwil hiervan zag hij niet van de dwaze onderneming af. m wendde zich tot de Venetianen met den eisch van vrijen doortocht over hun grondgebied. De republiek weigerde dit, en toen Maximiliaan aan het hoofd zijner troepen verscheen, wilde men hem alleen vergunnen, zonder krijgsmacht naar Rome te reizen, Nu gaf' liij wel het plan tot dien tocht op en 11ain hij, zonder de pauselijke kroning af te wachten, den 3en Februari 1508 te Trente den keizerlijken titel aan, maar hij besloot thans zijn leger tegen de republiek Venetië aan te voeren. Hij deed dit dan ook. maar zonder eenig noemenswaardig gevolg en verliet weldra het leger, dat nu nog ongelukkiger streed dan vroeger. De Venetiaansche veldheer Alviano versloeg de Duitschers en veroverde zelfs Frioul en Dalmalië. Maximiliaan, die hierover geen wraak kon nemen en bij eene voortzetting van den oorlog slechts grootere verliezen duchtte, zag zich genoodzaakt den 2lBtl April laüH een vrij vernederenden wapenstilstand te sluiten. De uitbreiding, welke de macht van Venetië ten gevolge van dezen laatslen oorlog gekregen had, maakte den naijver van Lodewijk XII gaande. Reeds sinds lang was de republiek wegens haar aangroeienden rijkdom en haar zich steeds uitbreidend grondgebied het voorwerp van den haat der Europeesche vorsten. Nu zij zelfs keizer Maximiliaan overwonnen en haar gebied opnieuw vergroot had, was zij in hunne oogen gevaarlijk. Het gebied der republiek van Venetië omvatte in die dagen een niet onbeduidend deel van het Ilaliaansche vasteland, in de laatste jaren was hare heerschappij, ten gevolge van de wijze staatkunde der regeering, ook over eenige deelen der Romagna, een deel van het Milaneesche grondgebied, eu eenige Napolitaansche sleden uitgebreid. Ruiten Italië bezat zij de kusten van Dalmalië, de eilanden Cyprus en Candia en een groot aantal kleinere eilanden en steden, welke zij dapper tegen de aanvallen der Turken verdedigd had. Hoewel de onzen lezers bekende aristocratische regeeringsvorm door de Veneliaansche overheid met ijzeren consequentie gehandhaafd werd, voelden toch de beoefenaars van wetenschap, kunst en nijverheid, de kooplieden en landbouwers zich recht te huis in eene slad, welker strenge wetten hen beveiligden tegen willekeurige aanvallen. Macht van Venetië. Schandelijke ligue van Kamerijk. De rijkdom der republiek was ten gevolge van hare uitgebreide handelsbetrekkingen ongeloolelijk aangegroeid. Wel deed zich toen reeds de uitwerking der ontdekking van den zeeweg naar Oost-Indië door de Portugeezen gevoelen, doch tot lieden had die gebeurtenis aan den Venetiaanschen handel geen belangrijke afbreuk gedaan. Tegen deze machtige, rijke republiek, die zich door hare dappere, met de grootste volharding voortgezette oorlogen tegen de Turken zulke schitterende verdiensten jegens de Christenheid had verworven, werd thans in alle stilte een schandelijk verbond gevormd, dat even dom als baatzuchtig was. Den 19™ December 1508 werd de ligue van Kamerijk, gesloten lusschen Maximiliaan, die kort te voren een wapenstilstand met de Venetianen had aangegaan en wien dus het eergevoel had moeten verbieden, tol bet bondgenootschap toe te treden; Lodewijk XII van Frankrijk, wiens begeerte naar Italiaansch grondgebied Frankrijk reeds op zulke zware otters te staan was gekomen en die vroeger in vereeniging met de Venetianen Milaan veroverd had; Ferdinand den Katholieken, die insgelijks zijne veroveringen in hel Napelsche voor een deel aan den bijstand van Venetië dankte, en paus Julius II. die wel reden had zich wegens liet bezetten van eenige deelen der Romagna door Venetië te beklagen, doch die had moeten inzien, dal het voor zijn plan, de herstelling van den Kerkelijken staat, veel gevaarlijker was, de Fransehen, Spanjaarden en Duitschers dan de Venetianen in Italië Ie doen heerschen. Hel eigenlijk doel van het verbond van Kamerijk, dal voorshands nog geheim gehouden werd, was der republiek al die deelen van haar grondgebied te ontrooven, welke vroeger in hel bezit van een der bondgenooten waren geweest of waarop dezen aanspraak maakten, onverschillig of de republiek die door middel van geweld of langs den weg van verdragen verworven had. Zoo maakte Ferdinand de Katholieke aanspraak op de Napolitaansche sleden en Lodewijk XII op hel voormalig gebied van Milaan, hoewel beide vorsten deze gewesten aan Venetië bij verdrag afgestaan hadden. Hoe schandelijker de ligue van Kamerijk, die immers niets dan een rooversovereenkomst in bet groot was, in de oogen der bondgenooten zeil moest zijn, des te meer poogden zij hunne verfoeilijke ondernemingen voor zich zelf te rechtvaardigen. Onder anderen heet het in het verdrag: ».... hel is niet alleen nuttig, deugdzaam en eervol, maar volstrekt noodzakelijk, dal de verontwaardigde bondgenooten, tol hel oefenen van eene rechtvaardige wraak, en tol beteugeling van de onverzadelijke hebzucht en veroveringsdorst der Venetianen, als tot het blussehen van een algemeenen. gevaarlijken brand, toesnellen. Het verbond beeft ten doel de verdediging van den heiligen apostolischen stoel en het welzijn der geheele Christenheid. De paus zal den keizer nog in 't bijzonder aansporen overeenkomstig zijn phchl de kerk te verdedigen, opdat bij met een goed geweten den gesloten vrede kunne verbreken en Venetië aanvallen. Het plan voor den veldtocht werd in dien zin vastgesteld, dat Lodewijk Xll den 3™ April een aanval op de grenzen der republiek zou doen, terwijl terzelfder lijd de paus zijn banbliksem tegen haar slingeren en Maximiliaans hulp inroepen zou, opdat deze, zonder zijne eer Ie bezoedelen, zijn gegeven woord schenden en den wapenstilstand verbreken kon. Te gelijk zouden de kleinere Italiaansche vorsten, die beloofd hadden lol bel verbond toe te treden, zich op den vijand werpen en de bun vroeger ontrukte gewesten heroveren. Dit geheime plan was des te verraderlijker, omdal nog na hel sluiten van het verdrag de verschillehde bondgenooten zich zeer vriendschappelijk jegens de republiek gedroegen. Alleen paus Julius II, die over zich zelf niet tevreden was en inzag, welk een grooten misslag bij begaan had door tol de ligue van Kamerijk toe te treden, was oprechter: hij gaf der republiek kennis van het gesloten verbond en verklaarde zich bereid zich daaraan te Hachelijke toestand van Venetië. Merkwaardig besluit. onttrekken, indien Venetië hem Faënza en Rimini met het grondgebied dat vroeger aan den Kerkdijken staat had toebehoord, teruggaf. Een deel van den Venetiaansehen Senaat was van oordeel, dat 's pausen eisen ingewilligd moest worden. Daarentegen verklaarde Domencio Trevitani, dal het gevaar niet zoo groot was als hel scheen, dewijl de republiek rijk en machtig genoeg was om den oorlog te wagen tegen den onnatuuiiijken vorslenboml, die bovendien zeker spoedig uil elkander zou spatten, en dat de republiek een gebied, hetwelk zij eenmaal in bezit had genomen, nooit weder mocht afslaan. Dit gevoelen behield de overhand; het aanbod van den paus werd afgeslagen en .Inluis bleef bij de ligue van Kamerijk. Het was een stout besluit der Venetianen om aan al de bondgenooten bet hoofd te bieden, want de republiek stond geheel alleen tegenover hare vijanden. Ook de Florenlijnen, wier belan,r medebracht den Venetianen bij te staan, bleven onzijdig. Zij waren no" in een oorlog met Pisa gewikkeld, die eerst in Juni lol)!) met de onderwerping dezer stad eindigde; bovendien heerschte er (usschen de beide republieken zulk een ingekankerde naijver, dat een verbond tusschen baar niet gemakkelijk tot stand komen kon. Het begin van den strijd, die in April uitbarstte, was ongelukkig voor de \enetianen. Het bleek, dat de republiek op hare troepen niet vertrouwen kon en ei tusschen hare beide eerste veldbeeren een zeer betreurenswaardige tweespalt bestond. De stoutmoedige Alviano wilde een krachtigen aanvallenden oorlog voeren, de voorzichtige Pitegliano wilde zich uitsluitend tot de verdediging bepalen. Het gevolg van dit verschil van gevoelen was. dat de oorlog zeer weifelend gevoerd werd, en toen het nu den 14™ Mei tot een beslissend treilen met de Franschen kwam. werden de Venetianen bij Agnadello ot Vaila zoo totaal verslagen, dat zij den vijand de verovering der Milaneesche steden en gewesten bijna niet konden beletten. De verslagenheid over de geleden nederlaag was te Venetië onbeschrijfelijk groot. Men had zoo zeker op eene overwinning gerekend, en nu za<* men eensklaps het leger vernietigd, den vijand overal in het voordeel, de eene stad na de andere in zijne macht en de republiek buiten slaat de geleden verliezen te herstellen. In dezen hachelijken toestand nam de regeering een merkwaardig besluit hetwelk door eenige schrijvers als de vrucht der hoogste staatsmanswijsheid uitbundig geprezen, door anderen als een uitvloeisel van verachtelijke kleinmoedigheid scherp gehekeld wordt. Ten einde al hare kracht tol de verdediging van de stad Venetië Ie kunnen aanwenden, verklaarde de republiek dat zij alle steden en gewesten op hel Italiaansche vasteland, die onder hare heerschappij stonden, van den eed van trouw ontsloeg en hun de vrijheid teruggaf. on,ni|ldellijk gevolg van dit besluit was het verlies van een aantal belangrijke steden, die aanstonds door den paus of door den keizer bezet werden. Hel doel van den maatregel, de beveiliging van de hoofdstad, werd echter bereikt, want hier werd thans de geheele krijgsmacht van Venelië saamgel rokken. Weldra bleek, dat liet zonderlinge besluit der Veneliaansche regeering op de voormalige, thans van haar eed ontslagen onderdanen der republiek een door niemand verwachten invloed uitoefende; alle jammeren, aan den oorlo" verbonden, werden thans den in het land gedrongen vijand ten laste gele"d° r !!.,ide vroeger meer dan eene slad over de aristocratische regeerincn October 1511 met Ferdinarid den Katholieken en mei de republiek Venetië de heilige ligue, die de eenheid der kerk, welke door hel concilie te Pisa met eene scheuring bedreigd werd, bewaren, Bologna en andere den Kerkdijken staat ontrukte leenen heroveren en alle vreemde vijanden der kerk, mei andere woorden de Franschen, uil Italië verdrijven moes!. Op kerkelijk gebied deed de ligue terstond haar invloed gelden, want Lodewijk XII was niet in slaat aan zijn concilie eenig gezag Ie verzekeren. ij hebben reeds verhaald, dal het noch Ie Pisa, noch op andere plaatsen waarheen het verlegd werd, eenigen invloed op de kerkelijke zaken kon verkrijgen, terwijl de Laleraansche, door den paus bijeengeroepen kerkvergadering, die den 2"1 Mei 1312 samenkwam, door niel minder dan 16 kardinalen en ruim 80 bisschoppen bezocht werd en door bijna de geheele Christenheid als het eenig wettige concilie werd beschouwd. Niel zoo gelukkig was de heilige ligue in haar strijd op wereldlijk gebied. Lodewijk XII had zijn leger aanzienlijk versterkt en hel bevel daarover opgedragen aan een even talentvol als dapper aanvoerder. Gaston van Foix, hertog van Nemours, zijn 2ijarigen neef. Deze verijdelde de herovering van Bologna door de ligue, hij versloeg de Venelianen en ontrukte den vijand de door hem bezette stad Brescia opnieuw. Hij maakte den Franschen naam in Italië geduehter dan ooit Ie voren, zoowel door zijne onstuimige dapperheid als door zijne onmenschelijke wreedheid, welke in hel hart der Italianen een onverzoenlijken haai tegen de vreemdelingen ontbranden deed. Deze haat gaf zich lucht in een opstand van vele Venetiaansche steden en de zaken namen nu voor Frankrijk een zeer ongunstigen keer, te meer daar ook koning Hendrik VIII van Engeland lol de ligue toetrad en Maximiliaan met de Venelianen een wapenstilstand sloot (6 April 1512). In stille had deze Irouwlooze bondgenoot van Lodewijk XII zich reeds met den paus en met Ferdinand den Katholieken verzoend; hij riep tengevolge hiervan ook zijne Builsche lansknechten uit het Fransche leger lerug. Nog eens behaalden de Franschen eene schitterende zegepraal. Gaston van Foix wist de aanvoerders der Duilsche lansknechten over Ie halen om hel keizerlijk bevel tot terugroeping nog geheim te houden en hem in een laatste treilen met den vijand hulp Ie verleenen. Den 12en April 1312 verraste de dappere veldheer het leger der ligue bij Ravenna en vernietigde de vijandelijke macht bijna geheel. Doch duur moesten de Franschen de zege koopen. Gaslon van Foix sneuvelde, nadat de slag reeds gewonnen was. Zoo zwaar was de nederlaag der ligue, dal de bondgenooten bijna den moed verloren. Zelfs Julius II weifelde een oogenblik, of hij den strijd al dan niet voortzetten zou. Toen de Franschen echter van de behaalde overwinning geen partij trokken, toen zij zich integendeel aan allerlei uitspattingen overgaven en zelfs een deel van het leger verliep, haalden de verbondenen weer ruimer adem. Een Spaansch leger trok naar Toscane en bewerkte, dat de uit Florence verbannen Medici voorloopig als eenvoudige burgers weer in die stad opgenomen werden en dat de republiek tot de ligue toetrad. Leo X wordt paus. trans I, koning van Frankrijk. Paus Julius II wendde zich lol de Zwitsers en haalde hen over een werkzaam aandeel aan den oorlog legen Frankrijk Ie nemen. Twintigduizend Zwitsers drongen hel Milaneesche gebied binnen, verjoegen de Franschen en stelden Maximiliaan Sforza, den zoon van Ludovico Moro, lol hertog aan. Eenige grensgewesten namen zij voor zich in bezit; de paus verkreeg Parma en Piacenza; ook Bologna kwam weder aan den Kerkelijken staat en Genua werd opnieuw onafhankelijk. Zoo zegevierde de heilige ligue legen hel einde van het jaar 1512 op alle punten. Paus Julius smaakte de groole voldoening, door zijne rustelooze krachtsinspanning Italië van de Fransche heerschappij verlost Ie hebben, doch hij moest ook met diepe smart ondervinden, dat de door hem geslichte bond teekenen van ontbinding begon te vertoonen. Na zulke schitterende overwinningen begonnen de Venetianen in hunne trouw te wankelen; zij onderhandelden met Lodewijk XII. Julius II beleefde hun afval niet, hij stierf den 21™ Februari 1513 aan eene kwaadaardige koorts. De kardinaal Giovanni de Medici, de tweede zoon van Lorenzo el Magnifico. volgde hem op den pauselijken zetel onder den naam Leo X. De dood van den stichter der heilige ligue werd weldra door hare geheele ontbinding gevolgd, er kwam zelfs een in de gegeven omstandigheden zeer onnatuurlijk verbond tusschen Lodewijk XII en de Venetianen, ter herovering van Milaan, tot stand; eenig duurzaam gevolg had dit vei bond echter niet, want den 6en Juni werden de Franschen, nadat zij aanvankelijk eenige voordeelen behaald hadden, bij Novara door de Zwitsers geheel verslagen. Zij leden zulke zware verliezen, dat zij zich uit Italië terugtrokken en de Venelianen aan hun lot overlaten moesten. Dezen delfden den 7en October tegenover de Spaansche en pauselijke troepen het onderspit en daar Lodewijk XII dooide Engelschen, de Duitschers en de Zwitsers, gelijk wij in de geschiedenis van frankrijk verhaald hebben, sterk in het nauw gebracht werd, was hij niet in slaat de smet uit te wisschen, die bij Novara op de Fransche wapenen geworpen was. Eer hij zijn plan om den oorlog in Italië met nieuwe kracht te hervallen, ten uitvoer brengen kon, stierf hij den 1™ Januari 1515. TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. I'l'nnk rijk en Italië. Frans I. Zijn karakter. Zijne veroveringsplannen. Dubbelzinnige houding van Leo X, Krijgstoerustingen. De zwarte bende. Strijd met de Zwitsers. De slag bij Marignano. Milaan veroverd. Maximiliaan Sforza legt zijne waardigheid neder. Oorlog van keizer Maximiliaan met de Venelianen. Maximiliaans kleinmoedigheid. \ erdrag van Novon. De eeuwige vrede met de Zwitsers. Verval van Venetië. Slecht bestuur van koning Frans I na den vrede. Het concordaat. 1" rans I (1515—1547), hertog van Angoulême, dc opvolger van Lodewijk XII, was een achterkleinzoon van hertog Lodewijk van Orleans en van Valentina Visconti, wier schijnbare rechten op Milaan hij terstond na zijne troonsbestijging besloot te doen gelden. trans l was eerst 21 jaar oud, toen hij den troon beklom. Het Fransche volk koesterde omtrent hem de beste verwachtingen, want zijne aangename vormen, zijne vriendelijke voorkomendheid, met koninklijke waardigheid vereenigd, namen aanzienlijken en geringen voor hem in; vooral de vrouwen waren den schoonen jongen man met zijne levendige oogen en zijn gekrulden Karakter van Frans I. Zijne plannen en krijgstoerustingen. baard, den ridderlijken koning, die zoo zacht en vriendelijk wist Ie spreken, zeer genegen. Zijne schitterende geestesgaven, zijne snelle bevalling, zijn slerk geheugen eu zijn scherpzinnig versland deden ook de staatslieden veel van hem hopen. Tot hunne droefheid zouden zij spoedig bemerken, dal de innerlijke waarde van dien man volstrekt niet aan zijne schitterende uiterlijke hoedanigheden beantwoordde. Frans was wel een volleerd ridder, zeer bedreven in het hanteeren der wapenen en in ridderlijke spelen en een meester in de vormen van hel hofleven, maar geen vorst noch veldheer. Hij was krijgszuchtig en tuk op verovering, doch voor hel welzijn des volks had hij oog noch hart. Den burgerstand verachtte hij, rechl en wel waren voor hem slechts klanken, waarom hij zich dan ook volstrekt niet bekreunde. In zijn onverzadelijken doisl naar zingenot verkwistte hij de inkomsten der kroon bij schitterende feesten, terwijl hij te gelijker tijd goed en bloed zijner onderdanen aan zijne eerzucht ten otter bracht en aan onwaardige gunstelingen een onbepaalden invloed op de regeering toestond. Frans was in liet jaar 1514 met Lodewijks dochter Glaudia in den echt gelreden; hierdoor was hij in het bezit gekomen van Bretagne en de inwendige rust van Frankrijk scheen daardoor verzekerd. Hij spande dus alle krachten in om zijne aanspraken op het hertogdom Milaan te doen eerbiedigen. Nadat hij besloten had, zoo spoedig mogelijk den oorlog in Italië aan Ie vangen, zette hij de reeds door Lodewijk XII begonnen toerustingen krachtig door, terwijl hij met naburige staten onderhandelde, om legen een aanval in den rug beveiligd te zijn. Met den jongen aartshertog Karei, den erfgenaam der Nederlanden, en mei koning Hendrik VIII van Engeland slool Frans I vriendschapsverdragen en met de republiek Venetië een aanvallend verbond legen Milaan. Minder gelukkig slaagde hij in zijne pogingen om de andere vorsten voor zich Ie winnen. Wel betoonde paus Leo X zich niet ongenegen tot een verbond, maar zijne betuigingen van vriendschap waren bedriegelijk, hij trachtte de onderhandelingen slechts Ie rekken en hoewel hij beloofde, dat hij in elk geval onzijdig blijven zou, had hij reeds heimelijk verdragen gesloten met Ferdinand den Katholieken, keizer Maximiliaan, de Zwitsers en Maximiliaan Sforza en den laatste het hertogdom Milaan gewaarborgd. Daarom weigerden ook de Zwitsers elke verbintenis met Frankrijk; zij zonden de Fransche gezanten terug, zonder hun gehoor te verleenen. Frans liel zich door het tegen hem geslolen verbond niet van zijne eerzuchtige plannen afbrengen; inderdaad schenen de vijanden, welke hij voor het oogenblik te bestrijden had, niet bijzonder gevaarlijk. Hertog Maximiliaan Sforza was een lafaard, dien het volk verachtte en voor wien de Italianen zeker niet met geestdrift zouden vechten. Ferdinand de Katholieke had in zijn eigen land de handen vol en keizer Maximiliaan kon nooit van de Duitsche rijksvorsten ter rechter lijd de noodige hulp verkrijgen. Alleen de macht der dappere Zwitsers scheen te duchten en tegen dezen riep Frans dan ook een leger van niet minder dan 60,000 man onder de wapenen. De kern van zijn voetvolk vormden 20,000 Nederlandsche lansknechten onder den hertog van Gelre, Karei van Egmond; van deze lansknechten waren f>000 man door hunne zwarte wapenrusting en zwarte banieren van de anderen onderscheiden. De «Zwarte bende", — zoo noemde men deze afdeeling — was bij vriend en vijand gevreesd. In den zomer van het jaar 1515 had Frans zijn leger bij Lyon vereenigd; bij plaatste zich aan het hoofd zijner Iroepen en rukte, nadat hij zijne moeder, Louise van Savoie, tol regentes van Frankrijk benoemd had, naar Grenoble op. Hier vernam hij tot zijn schrik, dat de Zwitsers met 20.000 man den uitgang der beide wegen over de Alpen, over den Mont Cenis en over den Mont Genèvre, welke gewoonlijk door de Fransche legers gebruikt werden, bewaakten. Daar 20,000 Zwitsers de Alpenpassen gemakkelijk legen een tienmaal Tocht over de Alpen. Slag bij Marignano. Milaan veroverd. sterker vijand verdedigen konden, bevond Frans zich in groote verlegenheid; hieruit werd hij echter verlost door den ouden condottiere Trivulzio, die de voetpaden door het gebergte zeer nauwkeurig kende. Terwijl een legerafdeeling voor de leus naar den Mont Ceiiis en den Morit Genèvre oprukte, voerde Trivulzio een groot deel der troepen langs hoogst moeilijke en gevaarlijke paden, die in het oog der Zwitsers voor den overtocht van een leger geheel onbruikbaar waren, over de Alpen. Wel ontvingen de Zwitsers omtrent de bewegingen des vijands herhaaldelijk berichten, doch zij sloegen daaraan geen geloof, voordat eene Milaneesche afdeeling ruiterij bij Villafranca door de Franschen overvallen en verslagen was. Daar het thans te laat was om den marsch der Franschen te beletten, trokken zij naar Novara terug. Frans I knoopte terstond nieuwe onderhandelingen aan met den eenigen vijand, die hem gevaarlijk kon worden. Alleen de Zwitsers loch beschermden hertog Maximiliaan Sforza, wien noch de keizer noch Ferdinand de Katholieke hulptroepen gezonden hadden. Wel gelukte het den Franschen onderhandelaars niet, alle Zwitsers voor den vrede te winnen, maar zij behaalden loch een belangrijk voordeel. Zij bewerkten, dal een deel der over de Milaneezen ontevreden Zwitsers naar hunne vaderlandsche bergen terugkeerde. Hoe belangrijk dil feit voor de Franschen was, bleek weldra in den beslissenden strijd, die den 13en en li1"" September 1515 bij Marignano ontbrandde. De door den aftocht hunner ontrouwe landgenooten zeer verzwakte Zwitsers waren nauwelijks half zoo sterk als de Franschen, die door hunne meest beroemde veldheeren aangevoerd werden en in wier gelederen onder anderen ook (iayard, de ridder zonder vrees of blaam, streed *). In weerwil hiervan vochten de Zwitsers met zulk eene onstuimige woede, en onvergelijkelijke dapperheid, dat zij aan den avond van den eersten dag overal in het voordeel waren. Eerst toen legen het midden van den tweeden dag een Venetiaansch leger onverwacht den Franschen Ie hulp kwam, wendde de kans der Zwitsers, die door hunne bovenmenschelijke inspanning van twee dagen uilgepul waren. Toch wankelden zij niet. Nu liet Trivulzio de dammen die de rivier de Sambro insloten op meer dan eene plaats doorsteken. Weldra stonden de Zwilsers tot aan de knieën in het waler. Nu moesten zij zich wel terugtrekken. Zij lieten in Milaan eene bezetting van 1500 man achter en keerden naar hun vaderland terug, zonder verder verontrust te worden door de Franschen, die gaarne den wel overwonnen, maar nog altijd geduchten vijand, zoo noodig, gouden bruggen zouden gebouwd hebben. Trivulzio verklaarde met zoo vele woorden , dat de slag bij Marignano geen mensehen-, maar een reuzenstrijd geweest was; in vergelijking daarmede beschouwde hij de 18 slagen, welke hij had bijgewoond, als kindervechtpartijeu. Na den aftocht der Zwitsers was Milaan niet langer tegen de Franschen Ie verdedigen. Hertog Maximiliaan Sforza, een vadsige lafaard, wanhoopte aan de overwinning. Ilij was blijde onder vrij gunstige voorwaarden vrede te kunnen sluiten. Voor den afstand van het hertogdom aan Frans en voor de belofte, dat hij voortaan in Frankrijk verblijf houden zou, werd hem een jaargeld van 30,000 dukaten toegestaan. Ook paus Leo X, die gedurende den geheelen oorlog eene weifelende houding aangenomen had, verliet, nu de krijgskans den Franschen toelachte, de zijde zijner bondgenooten. Hij sloot met Frans I een verdrag, waarbij hij wel Panna en Piacenza aan den koning afstaan moest, doch, in vergoeding hiervoor, behalve andere belangrijke voordeelen, de verzekering ontving, dal *) Hoe hoog de dappere ridder door de Franschen vereerd werd, be\vee9 koning Frans I, die zich op het slagveld van Marignano door Bayard tot ridder liet slaan. Anders ontvingen de prinsen gewoouiyk den ridderslag van de hand eeDS vorsten. Streckfuss. V. '15 Oorloü tusschen Maximiliaan en Venetië. Verdrag van Noj'on. de Fransehen den Kerkelijken staal, de republiek Florence en bovenal de Medici legen eiken aanval beveiligen zonden. Frans I stelde, ten einde zich bel bezit van liet hertogdom Milaan Ie verzekeren, krachtige pogingen in het werk om de Zwitsers tol zijne vrienden en bondgenooten te maken; dit gelukte hem althans ten deele. I)e meeste Zwilsersche kantons bezweken voor de verleiding der Fransche gezanten, die met verkwistende mildheid geld en beloften uildeelden. Zij sloten den 7e" November lala een verdrag met Frankrijk, waaraan slechts vijf kantons, namelijk die, welke zich van een deel van het hertogdom Milaan meester gemaakt hadden, zich onttrokken. De Fransche wapenen waren in Dalië zoo gelukkig geweest, dat de naar roem en veroveringen dorstende jonge koning daardoor geprikkeld werd om ook zijne voorgewende aanspraken op het koninkrijk Napels Ie doen gelden. Hij' kwam hiervoor openlijk tegenover paus Leo X uit, met wien hij den \0™ December Ie Bologna eene samenkomst hield. Leo X kon de uitbreiding van de Fransche macht in Italië niet wenschelijk achten, hij verzelle zich echter niet rechtstreeks tegen dit plan, doch maakte den koning er slechts opmerkzaam op, dal het voor hem veel voordeeligerzou zijn. dien aanval uil Ie stellen lot na den dood van Ferdinand den Katholieken. Daar Leo in dat geval den koning zijne krachtige hulp beloofde, liet Frans I zich bewegen naar Frankrijk terug Ie keeren. Hel verwachtte sterfgeval had in Januari lolfi plaats en thans scheen inderdaad de lijd voor een aanval der Franschen op Napels zeer geschikt, want Karei, de 1 («jarige kleinzoon van Ferdinand den Katholieken, was in Spanje volstrekt niet bemind en zeker niet in slaat Napels krachtig Ie verdedigen, doch in weerwil hiervan moest Frans van den voorgenomen veldtocht afzien, daar het bezit van Milaan hem eensklaps door keizer Maximiliaan betwist werd. Tusschen den keizer en de door de Franschen slechts zwak ondersteunde Venetianen was de oorlog voorlgezel. De Venelianen belegerden Brescia, toen de keizer in het voorjaar van lolfi met een aanzienlijk leger, welks kern uil Zwitsers bestond, door de vijf tegen Frankrijk nog altijd vijandige kantons afgezonden, in Italië verscheen. De Venelianen werden genoodzaakt hel beleg van Brescia op Ie breken. Maximiliaan rukte naar Milaan op en bedreigde deze stad, indien zij niel binnen drie dagen de Fransche bezetting verdreef, mei het vreeselijkst lol. Het gevaar scheen groot, doch het werd afgewend door de wankelmoedigheid des keizers. Tien duizend Zwitsers uit de met Frankrijk verbonden kantons, verschenen voor Milaan en in de beide vijandelijke legers stonden thans de Zwitsers tegenover elkander, in den dienst van Frans I en als bondgenoolen des keizers. Zij weigerden inlusschen elkander te bestrijden; tusschen de aanvoerders der twee Zwitsersche benden hadden geheime onderhandelingen plaats, waarvan de maarschalk Trivulzio op sluwe wijze partij wist Ie trekken. Hij richtte valsche brieven aan den hoofdman der Duilsche Zwitsers, waaruit bleek, dal deze bereid was lot de Franschen over te loopen; deze brieven speelde hij behendig den keizer in banden. Maximiliaan waande zich verraden. Hij wantrouwde de Zwitsers, wier soldij hij niet regelmatig had uitbetaald, en vreesde, dat zij hem gevangennemen en aan de Franschen uilleveren zouden. Moedeloos verliet bij de legerplaats, om naar Duitschland terug te keeren. Zijn leger ontbond zich, nadat liet op barbaarsche wijze in hel land geroofd en geplunderd bad; een deel der soldaten liep zelfs lol de Franschen over. Door deze overijlde vlucht van Maximiliaan was de Fransche heerschappij over Milaan geheel hersteld. Frans I poogde die te verzekeren, door meer dan één belangrijk verdrag te sluiten, in de eerste plaats te Noyon, den I3en Augustus 1510. met den jongen koning Karei, den kleinzoon des Verval van Venetië. Het concordaat. keizers. Beide koningen verbonden zich lot het bewaren van een eeuwigen vrede en tot het verleenen van wederzijdschen bijstand. Ter bevestiging van hunne vriendschap werd Karei met de jonggeboren dochter van koning Frans verloofd; de prinses zou als huwelijksgift de Fransche aanspraken op het koninkrijk Napels medebrengen. Van de aanspraken, welke Karei als achterkleinzoon van Karei den Stouten op hel hertogdom Bourgondië kon doen gelden, werd in het verdrag niets gezegd en daardoor de deur opengezet voor latere oneenigheden. Op dit tijdstip echter waren de beide vorsten zoo vredelievend mogelijk gestemd. Een tweede, nog belangrijker verdrag sloot Frans den 29cn November 151(i met de Zwitsers, den zoogenaaniden eeuwigen vrede, waartoe thans alle Zwilsersche kantons toetraden. Frans stelde de Zwitsers rijkelijk schadeloos voor alle gemaakle oorlogskosten en slond aan elk kanton een jaargeld toe; uit dankbaarheid hiervoor beloofden de Zwitsersche overheden, hunnen onderdanen volle vrijheid te verleenen om in Franschen krijgsdienst over te gaan. De krijgsroem der dappere Alpenzonen was zóó hoog gestegen, dat Frans niet aarzelde, de grootsle oifers voor dezen voordeeligen vrede te brengen. Keizer Maximiliaan begreep, nadat Frans I door deze verdragen versterkt was, dat elke poging om de Franschen uit Italië te verdrijven, vruchteloos zou zijn. Den 4e" December 151(1 liet hij zich door zijn kleinzoon Karei overhalen om tot hel verdrag van Noyon toe te treden; ook met de Venelianen sloot hij een wapenstilstand, die eerst op 18 maanden bepaald was, doch later verlengd werd. Bij dit verdrag stond hij der republiek de stad Verona vooreene schadeloosstelling van 200,000 dukaten af. Zoo kwam de republiek uit den langdurigen kamp eindelijk als overwinnares te voorschijn. Zij heerschte weder over haar voormalig grondgebied, waarvan zij slechts voor korten tijd afstand had moeten doen, maar in weerwil hiervan was hare kracht gefnuikt. De oorlog legen hare talrijke vijanden, wier macht de hare ver overtrof, had ongeloofelijke sommen verslonden en haar een schuldenlast op de schouders gelegd, welke haar des te zwaarder drukte, naar mate de rijke bronnen harer inkomsten begonnen op te drogen. De opkomende handel van Portugal op Oost-Indië drukte dien van Venetië, die niet aanstonds nieuwe wegen kon zoeken, terwijl door de uitbreiding der Turksche macht de handel op de Saraceensche kusten belemmerd werd. De republiek Venetië kon zich nooit herstellen van de zware slagen, welke zij in den laalsten oorlog ontvangen had. Frankrijk daarentegen scheen machtiger dan ooit te voren. Frans I, de koning van het inwendig eendrachtige en door de onlangs gesloten verdragen tegen alle buitenlandsche aanvallen beveiligde land, bevond zich in den gelukkigsten toestand, waarin een vorst kan verkeeren. »Ü zag zich de schoone gelegenheid geopend om na een zegevierenden oorlog de wonden te heelen, welke zijne eerzucht het land geslagen had. Hij deed dit niet, maar beroofde de Fransehen van een gewichlig voorrecht, daar bij door het sluiten van een concordaat, waartoe hij reeds te Bologna met Leo X de noodige afspraken gemaakt had. de door «Ie pragmatieke sanctie gewaarborgde vrijheid der Fransche kerk opofferde, om zich de vriendschap van den paus te verzekeren. Tevergeefs weigerde het parlement van Parijs het concordaat te erkennen en te registreeren; het werd daartoe eindelijk, na lang tegenstreven, door bedreigingen van des konings zijde gedrongen. Even vruchteloos was ook de krachtige tegenstand dei universiteit van Parijs, die zich voor de vrijheid der Fransche kerk moedig in de bres stelde en zelfs den boekdrukkers verbood, hel concordaat Ie drukken of op eenige andere wijze openbaar te maken. De koninklijke macht was in Frankrijk reeds te hoog geklommen dan dat het parlement of de universiteit zich met goed gevolg tegen haar had kunnen verzetten; ook de geleerde theologen der hoogescliool moesten eindelijk zwichten 15* Eerzuchtige droomen van Frans I. Duitschland. en hel concordaat erkennen. Alzoo behaalde de paus in Frankrijk eene schitterende overwinning omstreeks hetzelfde tijdstip, waarop in Duitschland de krachtige hervormer Lulher zijne eerste geweldige slagen legen het gebouw der pauselijke macht begon te richten. De jaren van vrede, welke op de verovering van het hertogdom Milaan volgden, waren voor Frankrijk geen tijd van verademing. Koning Frans I, in plaats van hel welzijn des volks door een wijs beheer der geldmiddelen te bevorderen, verkwistte bij schitterende feesten en steekspelen de opbrengsten der steeds hooger opgedreven belastingen. Afkeerig van alle ernstige bezigheden, liet hij het staatsbestuur aan zijne gunstelingen over en leefde hij slechts voor hel genot. Aan zijn schitterend hof verzamelde hij den adel des lands. dien hij door kwistige geschenken ten koste der belasting betalende burgers en boeren aan zich hechtte. Doch terwijl de jonge koning aan zijn trek naar zingenot den teugel vierde, sluimerde zijne eerzucht niet. IIij droomde van den roem. dien bij zich in een oorlog tegen de Turken zou kunnen verwerven. doch liet dit plan weer varen, toen door den dood van keizer Maximiliaan (12 Jan. 1519) een ander schitterend vooruitzicht zich voor hem opende, namelijk de hoop op de Duitsche keizerskroon. DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland. Keizer Maximiliaan Zijne achteloosheid. Verwarde toestand van het Duitsche rijk. Maximitiaans bemoeiingen met de Italiaansehe zaken. De algemecne landsvrede en het rijkskamergericht. De ridderkamp te Worms Het rijksbestier. De staat der Duitsche orde in Pruisen en Zwitserland van het Duitsche rijk gescheiden, tiinnenlnndsche twisteu in Duitschland. De roofridders. Götz met de Ilzeren hand en Hans van Selbitz. Frans van Sickingen. Toestand der Duitsche boeren. Boerenopstanden. De hondsschoen. De >arme Koeuraad." Hertog Utrich van Wurtemberg en het Tubinger verdrag. Hans van Hutten vermoord. Hertog Ulrich gestraft. In Duitschland was, gelijk onze lezers zich herinneren, koning Maximiliaan zijn vader, den zwakken keizer Frederik III, in bet jaar 1493 opgevolgd. Het volk begroette zijne troonsbestijging met blijde hoop. dewijl hij door zijn ridderlijken aard. zijne geleerdheid, zijne voorkomendheid en zijne dapperheid zich een goeden naam had gemaakt en daar de gebreken van zijn karakter, namelijk zijne zucht tot groote ondernemingen, die hij begon, zonder vooraf de uitkomst te berekenen, zijne wankelmoedigheid en zijne neiging tol verkwisting, lot dusver niet helder genoeg aan het licht waren getreden, om de harten der burgers van hem te vervreemden. De Duitsche burgers hoopten, dat Maximiliaan. de ridderlijke, dappere koning, eindelijk weer orde zou brengen in den chaos van het Duitsche lijk, waarin niet alleen elk aanzienlijk vorst, maar zelfs vele graven en ridders zich eene souvereine macht aangematigd hadden. Doch zelf een olïer tot het zoo vurig gewenschte herstel der eenheid van het Duitsche rijk te brengen, daaraan dacht in Duitschland niemand. Noch de vorsten, noch de steden, noch de edelen wilden van hunne macht en hunne oude rechten één tittel of jota afstaan, hoewel zij allen zonder onderscheid wenschten, dal de keizer, als hoofd des rijks, een eind zoude maken aan de regeeringloosheid. Indien Maximiliaan gedurende zijne keizerlijke regeering geene der omtrent Verwarde toestand van Duitschland. Rijksdag te Worms. hem gekoesterde verwachtingen vervuld heeft, dan ligt de schuld daarvan ongetwijfeld voor een deel bij hem, maar nog meer bij de Duitsche vorsten en sleden. Wat toch kon de keizer doen? Welke macht was den man overgebleven, die de Roomsche keizerskroon droeg, die in naam de gebieder was van eene halve wereld? Inderdaad niets. In den loop der eeuwen waren de inkomsten der keizerlijke kroon versmolten, en grootendeels in het bezit der afzonderlijke vorsten geraakt: evenmin bezat de keizer de macht om het volk ter verdediging tegen een gemeenschappelijken vijand onder de wapenen te roepen. Bij al zijne besluiten was hij gebonden aan de toestemming der stenden, welke zelden of nooit voor eene algemeene onderneming in het belang van Duitschland te verkrijgen was. Doch zelfs al gelukte het, na onuitsprekelijke moeite, na eindelooze beraadslagingen en onderhandelingen, den stenden een besluit te ontlokken, dan leed de uitvoering daarvan gewoonlijk schipbreuk op den onwil en de zelfzucht der verschillende vorsten, op de ijverzucht der edelen, die zich geen dwang wilden laten opleggen, en op den koopmansgeest der steden, die over eiken penning cijferden en dongen. Met de Duitsche koningskroon ontving Maximiliaan inderdaad slechts eenigen uitwendigen luister, maar geen ware macht. Op den bijstand van het Duitsche rijk, dat hem zulke hooge eischen stelde, kon bij nooit rekenen. Bij de volvoering van al de eerzuchtige plannen, waartoe zijn rustelooze geest hem aandreef, moest hij zich bijna uitsluitend verlaten op de macht van zijn huis, op zijne Oostenrijksche erilanden. en ook hier stonden een weerspannige adel en karige steden hem slechts zelden de middelen toe om zich te handhaven op hel hooge staatkundige standpunt, dat hij als keizer innam. Ook indien zijne eerzucht en zijn dorst naar ijdelen roem hem niet aangespoord hadden zich te mengen in de oorlogen, die gedurende zijne gansche regeering door Spanje, Frankrijk en de Italiaansche staten gevoerd werden, dan zou hij hiertoe als hoofd van hel Duitsche rijk bijna genoodzaakt zijn geweest. Welk eene jammerlijke rol bij daarin speelde, hoe hij ten gevolge van zijn gebrek aan macht de toevlucht moest nemen tot vernederende kuiperijen, hoe hij eindelijk een hoogst onvoordeelige vrede met Frans I sluiten moest, hebben wij reeds verhaald. Wellicht was het voor Duitschland een geluk, dat de keizer over de Duitsche krijgsmacht niet te bevelen had, want zeker zou de eerzuchtige Maximiliaan, naar het voorbeeld der Hohenslaufen, niet geschroomd hebben Duitsch bloed te plengen, ten einde zijne macht in Italië uit te breiden, zonder dat hij ten gevolge zijner wispelturigheid in staat zou zijn geweest uit zijne oorlogen voor liet Duitsche rijk duurzaam voordeel te trekken. De versnippering van Duitschland werkte in dit opzicht gunstig op de innerlijke ontwikkeling des volks, dewijl het hierdoor bewaard bleef voor deelneming aan de dynastieke oorlogen welke in die dagen in Italië gevoerd werden. Het duidelijkst kwam het voordeel, dat de weerzin der Duitsche stenden om voor Maximiliaans krijgszuchtige ondernemingen eenig offer te brengen, hel Duitsche volk aanbracht, aan het licht op den rijksdag te Worms in het jaar 1495. Maximiliaan riep de hulp van het rijk in, deels voor een oorlog tegen de Turken, maar voornamelijk lot den strijd legen koning Karei VIII van Frankrijk. De Duitsche stenden antwoordden hem zeer verstandig, dat zij zich met zulke builenlandsche oorlogen, met eene inmenging in de Italiaansche zaken volstrekt niet konden inlaten, voordat vrede, recht en orde in Duitschland zelf waren hersteld. Deze verklaring was evenwel volstrekt niet de vrucht van waarachtige vaderlandsliefde, want de vorsten hadden te veel te doen met hunne eigen, eerzuchtige plannen tot uitbreiding van hun grondgebied, dan dat zij lust zouden gevoeld hebben om rijkslegers naar Italië te zenden; de steden De algeraeene landsvrede en het rijkskamergericht. onttrokken zich niet kleingeestige!) koopmansgeest aan elke gemeenscliappelijk Duitsche onderneming en de adel verhief zich op zijn aloud recht, volgens hetwelk hij van bijdragen aan hel rijk vrijgesteld en niet verplicht was den keizer bijstand te verleenen. Toch werkte hel besluit der stenden weldadig voor Duitschland, want hierdoor werd den keizer de toestemming tol een algeineenen landsvrede en tot hel vestigen van een rijkskamergericht afgedwongen, hoewel dit laatste in zijne oogen eene inbreuk op de keizerlijke macht was. De eeuwige landsvrede werd gesloten, het veeterecht des adels werd afgeschaft, op elke eigenmachtige poging om zich gewapenderhand recht te verschaffen. werd eene boete van 2000 mark gesteld. Het rijkskamergericht werd ingesteld, om elke breuk van den landsvrede te onderzoeken en te straffen. Het bestond uil een kamerrechter en tf> bijzitters, die deels doctoren in de rechten, deels mannen van adellijken bloede waren. De rechters zouden dooiden keizer met medewerking der stenden benoemd worden en hunne bezoldiging deels uit de opgelegde boeten, deels uit eene rijksbelasting, den »gemeenen rijkspenning" genaamd, ontvangen. De rijksdag te Worms in het jaar K95 bekleedt ten gevolge van deze instellingen, welke daar tol stand gebracht werden, eene belangrijke plaats in de geschiedenis van Duitschland. Hoewel in de stormachtige dagen, die daarop volgden, de veeten nog lang voortduurden, werd dal misbruik toch niet langer door de wet zelf geheiligd. De onderlinge oorlog der edelen was eene misdaad, welke in die woelige tijden wel niet gestraft kon worden, doch die bij de wet verboden was. De rijksdag te Worms maakte door den algemeenen landsvrede eigenlijk een einde aan het ridderwezen en toch bood diezelfde vergadering op hare beurt weder hel zonderlinge schouwspel van een ridderkamp aan. Een Fransch ridder, Claudius de Bavre, een gevreesd tornooiheld, kwam te Worms en hing zijn schild onder hel venster van zijne herberg op; een heraut daagde de Duitsche ridders uit om een strijd op leven en dood met de lans legen hem aan te gaan. Zoo geducht was de naam van den ridder de Bavre, dat geen der Duitschers het waagde de uitdaging aan Ie nemen. Maximiliaan echler achtte het eene schande, dat een Franschman de Duitsche ridderschap lioonen zou. Hij liet daarom zijn eigen schild met de vereenigde wapens van Oostenrijk en Bourgondië naast dat van den Franschman hangen en gaf daardoor te kennen, dat hij bereid was in persoon den strijd te aanvaarden. Op den negenden dag traden de beide kampioenen in hel strijdperk tegen elkander op. de keizer streed met den Franschen edelman. Zij reden niet de lansen op elkander in, zoodal deze aan splinters vlogen, doch geen van beiden was in staat zijne tegenpartij uit den zadel te lichten. Hierop grepen zij naar de zwaarden. Maximiliaan ontving eene lichte wond, maar hij takelde den Franschman zoo vreeselijk toe, dat deze zich overgeven en om zijn leven smeeken moest. De besluiten van den rijksdag te Worms hadden wel eene gewichtige zedelijke beteekenis, doch in de eerste jaren beleekende hun invloed op den toestand van Duitschland niet bijzonder veel. De bijzondere veelen duurden voort, gelijk wij later nog zullen verhalen, en het rijkskamergericht kon zich geen gezag verwerven, dewijl de Duitsche slenden niet eens zooveel zelfopoffering bezaten om de voor de bezoldiging der rechters noodige belastingen te betalen. Nog ongelukkiger liep het af met een rijksbewind, dal op een rijksdag te Augsburg in het jaar 1500 den keizer door de stenden afgedwongen werd; het nieuwe bestuur werd reeds in hel jaar 1502 van zelf weer afgescliafl en daarmede verdween ook hel rijkskamergericht, dat echler in het jaar 1505 hersteld werd en eerst in het jaar 1512 daardoor eenigen invloed verkreeg, De staat der Duitsche orde en Zwitserland van liet, rijk gescheiden. dat men liet rijk in 10 kreitsen verdeelde en in elk dezer kreilsen aan een rijksvorst de voltrekking der vonnissen van hel gericht opdroeg. De instelling van het rijkskamergericlit was een nieuwe band voor de verschillende Duitsche staten; aan den anderen kant was zij ook oorzaak, dat eenige deelen des rijks, die daarmede slechts zeer los verbonden waren, geheel daarvan werden afgescheiden. In die dagen scheidden Pruisen, de slaat van •de ridders der Duilsche orde, en Zwitserland zich van Duitschland af, door de erkenning van het rijkskamergericlit en allen bijstand tot onderhoud van die instelling le weigeren. Tegen de Zwitsers kwam hel om die reden lot een oorlog, doch zij sloegen den aanval van Maximiliaan en den Zwabischen adel zoo krachtig af, dal de keizer besluiten moest, hen bij den vrede van Bazel in bel jaar 1499 van de erkenning van bet rijkskamergericlit en van de betaling der rijksbelasting te ontslaan. Daardoor waren de Zwitsers feitelijk losgemaakt van het Duilsche rijk, tegenover hetwelk zij thans geene enkele verplichting meer hadden te vervullen. Het eedgenootschap, dat in weerwil van vele bloedige binnenlandsche veeten sterk in bloei was toegenomen, vormde (e midden van de monarchale staten van Europa eene federatieve republiek, die zulk een groot aanzien bezat, dal menig Europeesch vorst ernstig naar hare vriendschap dong. Hoe weinig Maximiliaans toestemming tot instelling van bet rijkskamergericht en van bel rijksbewind hem baatte, boe gering de hulp was, welke de Duitsche stenden hem bij zijne Italiaansche oorlogen verleenden, hebben wij reeds vroeger verhaald. \ oor de Duilsche geschiedenis zijn deze oorlogen slechts in zoover belangrijk, als Maximiliaan in den loop daarvan zich genoopt vond om in bet jaar 1Ü08 te Trente op eigen gezag den titel van Roomsch keizer aan te nemen, zonder de kroning van den paus af te wachten. Sinds dien tijd werd de keizerstitel den beheerschers van Duitschland onmiddellijk na de kroning te Aken toegekend; alleen Karei V heeft zich nog door den paus laten kronen. Ook op de orde in den boezem van liet rijk oefende de sluiting van den landsvrede en de instelling van het rijkskamergericlit slechts een geringen invloed uit, want de vorsten, edelen en steden waren te zeer aan het meest onbeperkt gebruik van het veeterecht gewoon, om zich daarvan lichtelijk te kunnen onthouden. Al spanden enkele, vooral de geestelijke vorsten oprechlelijk hunne beste krachten in om den landsvrede te handhaven, toch werd deze telkens opnieuw ongestraft verbroken en juist in dien tijd was Duitschland meermalen hel tooneel van oorlogen om de erfopvolging, welke de kleine Duitsche vorsten onder elkander voerden; wij noemen hier, zonder ons met onbelangrijke bijzonderheden in le laten, alleen den Beierschen successie-oorlog tusschen de verschillende Beiersche hertogen, waaraan ook Maximiliaan deel nam, en die lol hereeniging van hel versnipperde Beiersche hoofd la nd en van bel sticht II ildesheim voerde. Evenmin als de vorsten, bekommerden de edelen zich om den rijksvrede. Juist Duitschland was in die dagen bijzonder rijk aan avontuurlijke ridders, van welke sommigen, gelijk (lölz van Bei behingen, Frans van Sickingen, Hans van Selbitz en anderen, zich een beroemden naam verwierven en de belden van den modernen ridderroman geworden zijn. Leopold Banke geeft ons in weinige, tietlende woorden eene belangwekkende beschrijving van die ndderoorlogen. »Nog altijd zien wij de oorlogzuchtige ruiters niet den helm op het hoofd, het harnas om de leden en den gespannen voetboog voor zich uil — want zij voerden nog steeds geene vuurwapens — de bun welbekende ruimte door het veld langs rijden, de rustplaatsen bespieden en in de bosschen dag en nacht loeren, totdat de vijand, dien zij zoeken, verschijnt of het transport koopmansgoederen der stad, waarmede zij in veete liggen, den weg langs koint. Na eene in den regel gemakkelijk behaalde overwinning, dewijl bun aanval Götz met de ijzeren hand. Frans van Sickingen. onverhoeds geschiedt, keeren zij dan mei de gevangenen en den bnit naar de enge ruimte hunner burchten terug. Zij kunnen geen uur ver rijden zonder weder voor den vijand op hunne hoede te zijn, en niet ongeharnast op de jacht gaan; onophoudelijk komen en gaan de edelknapen; de geheime vrienden en spitsbroeders brengen waarschuwingen aan of komen hulp inroepen en onderhouden daardoor eene eeuwige onrust. Gedurende den nacht hoort men de wolven in het naburig woud huilen. Terwijl liet rijk te Trier over eene verordening omtrent de uitvoering der vonnissen van hel kamergericht beraadslaagde, grepen Berlichingen en Selbit/, den trein van Neurenbergsche kooplieden, die van de Leipziger mis kwam, op het grondgebied van Bamberg aan en begonnen daarop den openbaren krijg tegen den bisschop en de stad. De besluiten van den rijksdag waren onvoldoende: Götz van Berlichingen meende zich over de onderhandelingen, welke men aanknoopte, nog te moeten beklagen anders zou hij den Neurenbergers ook hun burgemeester neergeworpen hebben met zijn gouden keten om den hals en zijn strijdkolf in de hand." Üe onveiligheid der wegen en der open plaatsen was grooter dan ooit te voren; zelfs arme, reizende scholieren, die al bedelend hun weg moesten vinden, zien wij overvallen en om hunne ellendige plunje mishandeld. »Veel geluk! lieve gezellen! roept Götz op zekeren tijd een aantal wolven toe, die hij op eene kudde schapen ziel aanvallen. «Veel geluk, overal!" Hij hield dit voor een goed voorteeken. Deze Götz van Berlichingen was een der laatste vertegenwoordigers van de oude strijdlustige ridderschap, zijn naam leeft nog heden in de volksverhalen voort. Wie kent niet Götz met de ijzeren hand, welke bij hem de natuurlijke, afgeschoten hand verving en waarmee hij er even krachtig op los sloeg als ieder ander ridder? Wie kent niet Hans van Selhitz, den kreupelen wapenbroeder van Götz? Zij waren de meest geduchte vijanden der stedelijke burgerij. Wel werden zij in den rijksban gedaan, doch Maximiliaan haasite zich, zelf de rol van bemiddelaar op zich te nemen. 0111 dit vonnis krachteloos te maken. De keizer legde eene groote voorliefde voor dergelijke ridderlijke ondernemingen aan den dag. ja hij kon zich zelfs niet onthouden die te bewonderen; dit bleek ten duidelijkste uil een uitroep, die hem ontsnapte, toen de beroofde Neurenberger kooplieden hem te Augsburg te voet vielen en Götz in bittere bewoordingen aanklaagden. «Heilige God!" — riep Maximiliaan uit. — »Wat is dat! De eene heeft slechts ééne hand, de andere slechts één been! Wat zouden ze wel doen, wanneer zij eens twee handen en twee beenen hadden?" Hij was zelf te veel ridder om den kooplieden gunstig gezind te zijn. Bovendien kon hij het den sleden niet vergeven, dat deze hem niet mei sterke troepenafdeelingen of althans met aanzienlijke geldelijke bijdragen in de Ilaliaansche oorlogen ondersleunden. Daarom liet hij op zijn uitroep toornig deze woorden volgen: «Wanneer een koopman een peperzak verliest, dan moei men liet geheele rijk te hulp roepen, doch wanneer het geschillen geldt, waarbij de keizerlijke majesteit, en hel geheele rijk belang hebben, ja, waarbij koninkrijken Ie winnen of Ie verliezen zijn, dan kan niemand u bewegen om u daarin te mengen." Op dezelfde wijze als Gölz in Frankenland, hield zijn zwager Frans van Sickingen in het Rijnland huis. Van den stand eens eenvoudigen ridders had hij zich door zijne geestkracht, zijne ervarenheid in den oorlog en zijne dapperheid tot den rang van een zeer geducht krijgsbevelhebber verheven. Hij had sterke benden huurtroepen in zijn dienst en met deze voerde hij op eigen gezag langdurige oorlogen tegen de rijke en machtige stad Worms. Ook hij werd dientengevolge in den rijksban gedaan; doch drie jaren lang wist hij. steunende op zijne eigen hulpmiddelen, de uitvoering van dal Gisting onder de boeren. De hondsschoen. vonnis Ie beletten, totdat Maximiliaan eindelijk de veele op minnelijke wijze uit den weg ruimde en Frans van Sickingen in zijn dienst nam. Reeds deze voorbeelden doen ons zien, hoe weinig de rijksban tegenover machtige ridders beleekende. Wellicht zou zij geheel zonder uitwerking zijn gebleven, indien niet de Zwahische bond meer dan eens als kampioen voor den algemeenen landsvrede opgetreden was. Zoo duurden dan de ridderlijke roof- en krijgstochten voort lot groote schade van hel Duilsche volk, vooral van de plattelandsbevolking; want de steden wisten zich reeds eenigermale daartegen te beveiligen. Elke stad toch was eene vesting, die niet gemakkelijk ingenomen kon worden en de rijke burgers bezaten buitendien geld genoeg om door middel hunner huurbenden althans de kleinere roofridders in loom te houden. Het landvolk daarentegen was in zijne open vlekken en dorpen aan elke daad van willekeur en onderdrukking prijsgegeven. De Duilsche boeren verkeerden overal in een hoogst treurigen toestand; sinds lang bestond er onder hen eene sterke gisting. Reeds in het begin van Maximiliaans regeering was er in den Elzas en in de Rijnlanden onder de misnoegde landlieden een geheim genootschap gevormd, dat, aangespoord door het voorbeeld der Zwilsersche boeren, besloten had zich met geweld tegen de onderdrukking van de zijde des adels, der vorsten en der geestelijkheid te verzeilen. Eenige koene en krachtige mannen stonden op, en vuurden in wegsleepende taal de boeren lol opstand aan. In bosschen en holen, in schier ontoegankelijke rotsvalleien, waartoe slechls de met de streek bekende boeren de verborgen toegangen wisten Ie vinden, kwamen de samengezworenen tot hel houden van geheime beraadslagingen bijeen. De samenzwering breidde zich snel uit; stoutmoedige plannen werden gevormd, die niets minder beoogden dan een geheelen ommekeer van alle wereldlijke en geestelijke zaken. De regeering der priesters en der edelen moest omver worden geworpen, de boeren wilden zich vrij maken van de tienden, van belastingen en heerendiensten, zij wilden onafhankelijk ziju en alleen onder de opperheerschappij van het Roomsche rijk leven. Hel recht van jacht en visscherij, hetwelk de groolen des lands zich uitsluitend toegeëigend hadden. zou voortaan aan de boeren teruggeschonken worden. Zulke eischen vonden overal ingang en brachten de gemoederen in spanning. De geheime formules, waarmede nieuwe leden in de samenzwering werden opgenomen, zetten daaraan eene zekere aantrekkelijkheid bij, daar zij krachtig op de verbeelding des volks werkten. De saamgezworenen noemden hunne vereeniging den hondsschoen *) en zij hadden het boersche teeken van den schoen ook opgenomen in hunne vanen. Deze vertoonden in hel midden het beeld van den Gekruiste, aan de ééne zijde den hondsschoen en aan de andere zijde een knielenden boer met hel opschrift: "Niets dan de gerechtigheid Gods." Het plan der samenzweerders was, zich van Schlettstadt, waar een groot aantal burgers zich bij de vereeniging aangesloten hadden, meesier te maken, doch hel geheim werd Ie vroeg ontdekt en daardoor werd hel uitbarsten van den opstand verijdeld. Door barbaarsche straffen, den raddraaiers opgelegd, die voor een groot deel gevierendeeld of op eene andere gruwzame wijze ter dood gebracht werden, gelukte hel den adel en den vorsten, schrik onder de boeren te verbreiden en voor ditmaal de rust te herstellen. Deze rust was echter niet van langen *) De schoen was het zinnebeeld van den boerenstand; de boeren droegen groote, tot over de enkeb reikende schoenen, die met riemen waren samengebonden, terwijl de edelen zich van laarzen bedienden. De „arme Koenraad." Hertog Ulricli van Wurtemberg en de boeren. duur De gisting onder de boeren hield aan en gaf zich nu hier, dan daar 111 bloedige tooneelen lucht. Het gevaarlijkst karakter verkreeg de beweging in Wurtemberg, onder het willekeurig bestuur van hertog Ulricli. Daar was onder de boeren eene vereeniging ontslaan, die onder eene zeer onschuldige leus ernstige en ver strekkende plannen trachtte uit te voeren. De vereeniging noemde zich »de arme Koenraad", hetzij naar den een of anderen boer, die den naam Koenraad droeg en tot de leiders der beweging behoorde, heizij omdat de leden van hel genootschap geen raad (Koen Rat) voor de verbetering van hun toestand wisten. Deze »arme Koenraad verborg de diepe verontwaardiging over den slaafschen toestand der boeren onder het masker van scherts en spotternij. Tot troost der armen werden akkers en wijnbergen in het dorp Nirgendheim (Nergenshuize) of op den Hongerberg verdeeld. l)eboeren kwamen bijeen, voor het oog lachend en schertsend, terwijl zij heimelijk in allen ernst beraadslaagden en op duistere plannen broedden. Binnen korten lijd werd de vereeniging over geheel Wurtemberg verbreid, want hertog Ulrich droeg zorg, dat de ontevredenheid algemeen werd. In liet jaar 1514 rotte eensklaps in hel dorp Beutelsbacli een hoop boeren samen; voorafgegaan door een groot aantal speellieden trok men zingend en juichend van huis tot huis en legde overal beslag op de maten en gewichten. Hierop ging men naar de naastbijgelegen rivier; boersclie redenaars traden op; in gloeiende taal schilderden zij het schandelijke onrecht dat de hertog door de vervalsching van maat en gewicht het volk had aangedaan. Zij eischten, dat door een godsoordeel beslist zou worden, of Ulrich in zijn recht, dan wel in het ongelijk was. Men moest de gewichten in het water werpen: indien zij bovendreven, dan had God zich voor het recht des hertogs verklaard. Juichend nain de troep dit voorstel aan, doch, gelijk lichtelijk te voorzien was de gewichten zonken oogenblikkelijk, in weerwil van hunne lichtheid gelijk de raddraaiers lachend opmerkten. Het godsgericht had beslist; onder een oorverdoovend gejuich trokken de boeren naar de nabijgelegen stad Schorndorf, om die in te nemen, en slechts met moeite gelukte het den voogd hen voorloopig tot rust te brengen, doch reeds hij de eerstvolgende kermis brak de opstand opnieuw uit en nu verbreidde hij zich over geheel Wurtemberg. De hertog was door deze plotselinge beweging hevig ontsteld; zij had zulk eene uitbreiding verkregen, dat hij haar niet met kracht van wapenen durfde onderdrukken; hij beloofde, dat hij aan alle bezwaren tegemoetkomen, en de slechte maten en gewichten afschaffen zou. Hij riep zelfs een landdag te Tubingen bijeen en onderhandelde daar met de stenden over alle eischen des volks. Op den landdag waren de geestelijken, de adel en de steden, doch niet de boeren vertegenwoordigd en daarom geloofden dezen niet, dat hel inet hel te gemoet komen aan hunne bezwaren ernstig gemeend was. want sinds lan" waren zij gewoon, in de bevoorrechte standen hunne vijanden te zien. Hoewel op den landdag inderdaad hel voorstel lot liet invoeren van eenige hervormingen aangenomen werd, bleven de hoeren toch onder de wapenen en üwong'n°zij zelfs eenige sleden zich hij den opstand aan Ie sluiten. Toch gelukte hel den hertog, te Tubingen een verdrag te sluiten en hierdoor hel grootste deel van den adel en de sleden lol zijne parlij over Ie halen. Dit verdrag is vooral van geschiedkundig belang, als hel eersle voorbeeld ^an eene Duitsche constilutioneele staatsregeling, welke in Wurtembercr ingevoerd werd. b Hertog Ulricli bereikte door zijne toegevendheid jegens den adel volkomen zijn doel: hij won daardoor de bevoorrechte standen voor zijne zaak en in vereeniging met dezen gelukte liet hem, de beweging onder de boeren meester te worden. De raddraaiers werden onthoofd, de groote hoop werd of niet Ulrich van Wurtemberg en Hans van Hutten. boeten of' aan den lijve gestraft en weder aan de vroegere slavernij prijs gegeven. Hertog Ulrich van Wurtemberg, die door zijne dwingelandij den opstand van »de arme Koenraad", den voorlooper der latere boerenoorlogen, uitlokte en ten gevolge daarvan den grond tot de eerste Wurtembergsche staatsregeling legde, trekt onze aandacht ook tot zich door zijne latere lotgevallen, waarvan wij hier het een en ander willen mededeelen, omdat zij ons eene belangrijke bijdrage tot de kennis van den geest dier lijden schenken. Hertog Ulrich gaf zich, nadat het gevaar waarmede de boerenopstand hem bedreigde, gelukkig was afgewend, zorgeloos aan de gewone uitspattingen van zijn lichtzinnig hof over. Hij verwaarloosde zijne gemalin Sabine, eene Beijersche prinses, en wijdde zijne hulde aan eene schoone jonge vrouw, de echtgenoote van Hans van Hullen, een edelman uit een aanzienlijk Frankisch geslacht, die in zijn dienst stond. De betrekking van den hertog tot de jonge vrouw werd spoedig wereldkundig. Hans van Hullen eischle nu beslissend zijn ontslag uit des hertogs dienst en Ulrich moest dien eisch wel inwilligen; hij verzocht •den jongen man slechts, nog eenigen lijd aan het hof te blijven en hem op een wandelrit Ie vergezellen. In liet gezelschap van een aantal edellieden reed de hertog de poort uit. Hans van Hullen, die zich onder het gevolg bevond, dacht aan geen gevaar; hij had helm en harnas thuis gelaten en zich slechts mei een lichten degen gewapend. Na korten lijd gaf de hertog den overigen ridders zijn afscheid, slechts Hans van Hutten en een rijknecht hield hij bij zich; ook den laatsten gaf hij bevel aan den ingang van een bosch te wachten, dewijl hij in het geheim met zijn vriend Ie spreken had. De beide ruiters verdwenen in het woud. Na weinige oogenblikken kwam de hertog alleen, met bloed bevlekt, daaruit weer te voorschijn rennen. Men vond het lijk van Hans van Hutten in het donkere woud, doorboord met zeven wonden, waarvan er vijf in den rug en dus op de vlucht waren toegebracht; om den hals des ridders was de gordel des hertogs geslingerd en met zijn degen in den grond vastgesloken. De hertog beweerde later, dat hij Hans van Hullen lot een eerlijken strijd uitgedaagd en hem daarin gedood had. ja, dal hij als vrijschepen van het veemgericht genoodzaakt was geweest den aan zijn arm overgeleverde te dooden. Bovendien heeft hij hel zonderlinge door niets bewezen verhaal opgedischt, dal Hans van Hutten met hertogin Sabina in eene ongeoorloofde liefdesbetrekking stond. Mei bliksemsnelheid verbreidde het gerucht van den gepleegden moord zich door het geheele land. Hans van Hutten werd door het volk als een martelaar beschouwd en de rondtrekkende straatzangers dichtten liedjes, waarin de hertog »de Wurtembergsche vilder" genoemd werd. De adel gevoelde zich ten diepste beleedigd. Achttien graven en ridders, die tot dusver in Ulrichs dienst geslaan hadden, namen terstond hun ontslag, dewijl zij den moordenaar niet langer wilden dienen. Voor het uitgebreide en machtige geslacht der van Huilens was de moord, op hun neef gepleegd, eene gruwelijke beleediging. die om wraak riep. Een familieraad werd belegd; deze besloot zich lol keizer Maximiliaan ie wenden, om van hem recht te eischen. Ulrich van Hutten, een neef van den vermoorde, een jong man wiens naam in Duilschland wegens zijne vele geestige en talentvolle schriften mei roem bekend was, greep naar de pen en schreef in den vorm eeuer in tegenwoordigheid des keizers gehouden redevoering, eene aanklacht tegen den hertog, waarin de misdaad in gloeiende kleuren en al hare schandelijkheid geschilderd en de hertog als een afschuwelijk dwingeland voorgesteld werd; hij eischte in de meest welsprekende woorden verzoening voor het geschonden recht. Verdrag van Blaubeuren. Ulrich gestraft. Deze aanklacht bracht Maximiliaan in de grootste verlegenheid. Hertog Ulrich was lang zijn lieveling geweest; toch durfde hij zulk eene gruwelijke misdaad niet ongestraft laten, eene misdaad omtrent welker drijfveeren geen twijfel meer bestaan kon, dewijl de hertog niet schroomde met de weduwe van den vermoorde bijna terstond na diens dood een overspeligen omgang aan te knoopen. Hertogin Sahine vluchtte ten gevolge daarvan uil Wurtemberg en de Beiersche hertogen sloegen met het geslacht der van Huilens de handen ineen, om op de bestraffing van den schuldige aan te dringen. De keizer, die niet wilde, dat dit ergerlijk geschil door kracht van wapenen beslecht zou worden, stelde een zoendag vast; doch de hertog verscheen niet en Maximiliaan zag zich dus genoodzaakt hem in den rijksban te doen. In weerwil hiervan beproefde hij toch opnieuw in onderhandelingen te treden en het gelukte hem eindelijk, te Blaubeuren een verdrag lot stand te brengen, waarbij de hertog zich verbond, voor zes jaren zich van de regeering te onthouden, een regeeringslichaam aan Ie stellen, uit kanselier en raden bestaande, bij wie het bestuur des lands berusten zou, en zoowel aan het geslacht der van Huttens als aan de Beiersche hertogen eene geldelijke schadeloosstelling te verleenen. Doch de hertog dacht er niet aan, de verplichtingen te vervullen, welke hij bij het verdrag van Blaubeuren op zich genomen had, hij betaalde de geldsom niet, welke hij den vader van den vermoorde als schadeloosstelling beloofd had, noch onttrok zich aan het bewind; integendeel, hij regeerde van nu af in Wurtemberg met de meest teugellooze willekeur. De raadsleden, van wie hij meende, dat zij wel lust gevoelden om zitting Ie nemen in het door den keizer verordend bewind, liet hij zonder omwegen op de pijnbank leggen; een hunner, een 70jarig grijsaard, werd onthoofd en gevierendeeld, een ander werd boven een kolenvuur langzaam gebraden; gedurende deze foliering goot men hem brandewijn over het lichaam en slak dien aan. liet zou ons te ver voeren, wanneer wij ons nog meer in de Wurtembergsche verwikkelingen wilden verdiepen, wij vermelden dus alleen, dat de hertog na Maximiliaans dood zijne rechtmatige straf ontving. Ten gevolge van de onvermoeide pogingen der ridders van Hutten en van nieuwe daden van geweld en willekeur van Ulrichs zijde, besloot eindelijk de Zwabische bond, aan welks hoofd hertog Willem van Beieren, de broeder van hertogin Sabine, stond, zich met de wraakoefening Ie belasten. Hertog Ulrich werd uit zijn land verdreven, en hoewel hel hem gelukte, nog eens naar Wurtemberg terug te keeren, werd hij toch ten tweeden male verjaagd en bleef hij veertien jaren lang van macht en waardigheid beroofd. VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitscbland. De geestelijke strijd. Vorderingen van het humanisme. Dalberg en de Hijnsnhe vereeniging. Erasmus van Rotterdam. Reuchlin. Vervolging van de Joden te Keulen en te Berlijn. Ulrich van Hutten en de Epistolae obscurorum virorum. De leer van den atlaat, T.eo X en de aflaathandel. Tetzel in Duitschland. Doctor Martinus Luther. Zijne jeugd. Lutlier als hoogleeraar en prediker te Wurtemberg. Luther te Home. Luther en de humanisten. De !)5 stellingen. Begin der hervorming. Van veel grooter beteekenis voorde wereldgeschiedenis dan de staalkundige beweging, die wij slechts vluchtig konden aanroeren, was de geduchte strijd Desiderius Erasinus. Johannes Keuchlin. op geestelijk gebied, die zich gedurende Maximiliaans regeering in Duitschland ontwikkelde. Wij hebben reeds aan het eind van de Duitsche geschiedenis der middeleeuwen (UI. IV blz. (>60) verhaald, hoe het humanisme in Duitschland binnen korten tijd wortel geschoten had en van jaar tot jaar zijne overwinningen voortzette. In de bloeiende steden werd de studie der oudheid beoefend dooide patriciërs, die er trolsch op waren, zich als begunstigers der geleerden te kunnen opwerpen en dezen bij hunne studiën te ondersteunen. Ook vele Duitsche vorsten deden hetzelfde, doch boven allen muntte keizer Maximiliaan zelf door liefde tot de wetenschap uit. Hij was in zekeren zin zelf een geleerde, hoewel aan zijne kennis alle stelselmatige orde ontbrak. Een groolen invloed op de geestelijke ontwikkeling van Duitschland oefende de kanselier van de Palts, Johan van Dalberg, bisschop van Worms uil, die zijn lioogen maatschappelijken rang gebruikte 0111 de humanistische geleerden inel al zijn krachten te ondersteunen; hij stichtte op het voorbeeld der Italianen de beroemde Rijnsche vereeniging tot beoefening der humanistische wetenschappen en vereenigde hierin de meest beroemde geleerden van zijn tijd. mannen als Rudolf Agricola, Johannes Reuehlin, de abt Trilheim, Wilibold Pirkheimer, Eitelwolf van Stein en anderen. Heidelberg werd door Dalbergs onvermoeide pogingen het middelpunt eener vereeniging van geleerden, die hare verlakkingen over bijna geheel Duitschland uitbreidde, welker leden de vertrouwelijkste briefwisseling onderhielden, elkander wederkeerig bij hunne studiën ondersteunden en ook op hunne reizen vrienschapsbetrekkingen aanknoopten. Ons bestek gedoogt niet, het karakler, de werkzaamheid en de geschriften der beroemde mannen van dien lijd uitvoerig Ie beschrijven, wij moeten echter enkelen hunner, die op de hervormingsbeweging een belangrijken invloed uitgeoefend hebben, eenige woorden wijden. Aan hel hoofd der geleerden van dien tijd. als de meest beroemde en meest bewonderde van allen, stond Desiderius Erasmus van Rolterdain, die in zijne talrijke geschriften eene veelomvattende en grondige geleerdheid mei een schitterenden vorm vereenigde en zich hierdoor een overwegenden invloed in de geleerde wereld verwierf. Hij was de uilslekendsle kampioen van hel humanisme en een onverzoenlijk vijand van de scholastiek. Met een bijlend vernuft en een onverzoenlijken haat bestreed hij het monnikswezen en vele andere verouderde inrichtingen der katholieke kerk. Door zijne werkzaamheid bereidde hij de hervorming krachtig voor, maar het ontbrak hem zoowel aan zedelijken moed als aan zelfverloochening en standvastigheid om zelf als hervormer op te treden. Voor het volk had hij geen hart; vandaar dal hij later, toen de hervorming de geheele wereld in beweging bracht, haar tegenstander werd. Angstig sloot de geleerde man, die voor den toorn van de machtigen der aarde sidderde, de deur voor zijne vroegere vrienden. Weinig minder geleerd en beroemd dan Erasmus was Johannes Reuehlin, een der ijverigste kampioenen van hel humanisme. Voor de kennis der oude talen in Duitschland heeft hij onnoemlijk veel gedaan en hij heeft zijn invloedrijk standpunt — hij was langen tijd raad van keizer Maximiliaan en 11 jaar achtereen een der rechters van den Zwabischen bond — sleeds tol bevordering van de humanistische studiën aangewend. Dit deed hij ook in zijn bekenden strijd tegen de Keulsche Dominicanen. Keulen was het brandpunt der oude scholastiek. Daar werd de scholastieke geest met ijver aangekweekt door de Dominicanen; daar onderwezen mannen als de beruchte kettermeester Jacob Hoogstraten, als Arnold van Tongeren en anderen, die met de meesle verbillering elke vrije uiting der wetenschap trachten Ie onderdrukken. Onder de bescherming dezer mannen leefde te Keulen een gedoopte Jood, Pfellerkorn, die met de eerwaarde vaders in inniue verstandhouding stond, ook — naar het volk verhaalde — dewijl hijdeoogen sloot, wanneer deze bezoeken bij zijne beeldschoone vrouw kwamen afleggen. De duisterlingen. Vervolging van de Joden. Pfefferkorn was de onverzoenlijke vijand van zijn volk. Wanneer in die dagen een Jood van liet voorvaderlijk geloof afviel, werd hij hel voorwerp van den doodelijken haal en de innigste verachting zijner vroegere geloofsgenoolen. Bij de Chrislenen meenden de afvalligen slechts dan in aanzien te kunnen geraken, wanneer zij eene doodelijke vijandschap tegen de Joden aan den das legden. Dit deed ook Pfefferkorn. In het jaar 1510 richtte hij lot de Christelijke overheid den eisch. dat zij de weerspannige Joden met geweld bekeeren of, indien zij daartoe niet in staat was, uit het land verdrijven zou; hij beweerde, dat de godsdienstige geschriften der Joden schandelijke lasteringen tegen de Christelijke godsdienstleer bevatten en drong er derhalve op aan, dat deze niets dan schandelijke dingen bevallende boeken verbrand zouden worden. De arme Joden! In alle Duilsche landen werden zij gehaat en vervolgd; men ontnam hun hunne schatten, men pijnigde hen, men voerde hen naar den brandstapel en thans wilde men hun ook hunne godsdienstige boeken ontrooven! ° Bijna te gelijk met Pfefferkorns aanklacht vond weder een dier bloedige tooneelen, eene afgrijselijke vervolging van de Joden in Duitschland plaafs. In de mark Brandenburg was op zeker dorp kerkroof gepleegd, waarbij een verguld koperen monstrans en twee gewijde hostiën ontvreemd waren. Een deel van den monstrans werd gevonden in een stadsgracht te Bernau en de verdenking vau den roof viel op een liederlijken ketellapper, Paul Fromm. Fromm werd gevangengenomen, bij bekende den kerkroof gepleegd te hebben en verklaarde in den verderen loop van het onderzoek, dat bij de eene hostie oan den Jood Salomon voor negen matkische groschen verkocht had. De Jood werd terstond in hechtenis genomen en door alle mogelijke folteringen gedwongen tot de bekentenis, dat hij de hostie onder het uitbraken van allerlei godslasterlijke woorden met een mes doorstoken, haar in drie deelen gebroken en één deel daarvan voor zich behouden, doch de overige deelen aan andere Joden gegeven had. Op grond van deze verklaring werden alle Joden, die zich in de mark Brandenburg bevonden, gevangengenomen en de Christelijke rechtbanken stelden nu met wreede gestrengheid een onderzoek naar de vermeende euveldaden in. Een der afgrijselijkste processen, waaraan die tijd zoo rijk is, ontspon zich hieruit. Door middel der pijnbank werden de Joden genoodzaakt de ongeloofelijkste misdaden te bekennen, zooals dat zij de heilige hostie in een deeg gebakken, Christenkinderen vermoord en hun bloed als tooverdrank gebruikt hadden, enz. Op zulke waanzinnige bekentenissen werden te Berlijn 38 Joden op één dag vanwege liet gerecht aan den vuurdood prijsgegeven; de overige Joden werden ten eeuwigen dage uit de mark Brandenburg verbannen; gelukkig duurde die eeuwigheid niet zeer lang. Iels minder streng dan in de mark Brandenburg handelde men Ie Keulen melde Joden. Men wilde hun niel hun leven en hun goud. maar een schat, die hun dierbaarder was dan goed en bloed, namelijk hunne heilige boeken, ontrooven. Aan Pfefferkorn, die door de Keulsche Dominicanen krachtig ondersteund werd, geiukte hel, van keizer Maximiliaan een vonnis te verkrijgen, waarbij alle Joodsche geschriften, die lasteringen legen het Christendom bevatten, veroordeeld werden. De uitvoering van dit vonnis was echter geene gemakkelijke zaak; wanl in Duitschland waren er in dieu lijd behalve de Joden niet vele geleerden, die Hebreeuwsch verstonden en dus in staat waren de Joodsche geschriften in de oorspronkelijke laai te lezen. De aartsbisschop van Mainz ontving als rijkskanselier in last, de boeken der Joden te onderzoeken; hij droeg deze taak aan Reuchlin, den grondigen kenner der Hebreenwsche taal. op. Ulrich van Hutten. De „Epistolae obscurorum virorum". Reuclilin was geen vriend der Joden, hij had zich, integendeel, reeds meer dan eens hoogst vijandig (egen hen uitgelaten, docli hij liet zich hierdoor niet verleiden om in deze zaak partijdig tegen hen te werk te gaan. Met grooten ijver aanvaardde hij zijne moeilijke taak. Hij verklaarde, gelijk dit van een man als hij niet anders te verwachten was, dat in de godsdienstige boeken der Joden wel veel onwaars, maar ook veel waars en schoons werd gevonden en dat de meeste daartegen ingebrachte beschuldigingen uil de lucht gegrepen waren. De Dominicanen waren woedend, over liet door Reuclilin uitgebrachte oordeel: zij zonden eene menigte geschriften over dit onderwerp in de wereld. Doch ook de partij der humanisten zal niet stil; krachtig ondersteunde zij Reuclilin. J Jakoh Hoogstraten reisde zelf naar Rome. om Reuclilin als ketter aan te klagen en te bewerken, dat zijne geschriften veroordeeld werden, doch hij slaagde niet; onverrichter zake moest hij naar Duitschland terugkeeren, want paus Leo X trok zich in persoon den geleerde aan, voor wien hij eene bijzondere belangstelling koesterde. De strijd lusschen de humanisten en de obscuranten of duislerlingen — zoo noemde men in het algemeen de tegenstanders van hel humanisme werd tengevolge van dit alles nog heviger. In dezen strijd onderscheidde zich een jong edelman uit een aanzienlijk Frankisch geslacht, wiens naam wij reeds vroeger hij liet verhalen van de veete tegen Ulrich van Wuriember" genoemd hebben, Ulrich van Hutten, doorzijn bijtend vernuft en zijn schitterend talent. Eensklaps verscheen er een werk onderden titel: Epistolae obscurorum virorum (brieven van duislerlingen), waarin de domheid en onwetendheid dezer lieden met scherpen spot gegeeseld werden. Deze brieven waren schijnbaar door duislerlingen zelf aan hunne vrienden geschreven, zij waren opgesteld in het gebrekkige, alle regels der spraakkunst verkrachtende potjeslatijn, waarvan de onwetende geestelijken van dien lijd zich bedienden. De geest der duislerlingen was zoo voortreffelijk weergegeven, dat velen hunner, toen de eerste brieven verschenen, in gemoede meenden, dat tién dier heeren deze geschreven had. en dat ze zelfs van den kansel die voortreffelijke brieven aanbevalen. Eerst toen deze hand over hand scherper werden, loen de biltere spot, waarvan zij overvloeiden, zelfs door den eenvoudigste moest worden opgemerkt, toen zij zonder verschooning alle ondeugden en gebreken der geestelijkheid, haar diep ingewortelde zedeloosheid, hare onbeschrijfelijke onwetendheid en schaamtelooze zelfzucht ontsluierden, toen bemeikten de duislerlingen tot hun grooten schrik, welke geduchte wapenen men tegen hen gebruikt had. Thans trachtten zij door legenschriften die brieven onschadelijk te maken en lokten zij meer dan een kerkelijk verbod daartegen uil; doch al hunne bemoeiingen waren vruchteloos. De brieven werden in vele duizenden exemplaren in de geleerde wereld verbreid en stelden de duislerlingen in hunne onwetendheid en zelfzucht zoo naakt ten loon, dat geene verdediging meer haatte. Deze brieven gingen uit van verscheiden talentvolle humanisten; vele daarvan waren door den scherpen Crotus Rubianus, andere door diens vriend Ulrich van Hullen geschreven. De laatste bleef voortaan, terwijl vele andere humanisten spoedig aan de reformatorische denkbeelden, die hun le ver gingen, ontrouw werden, de stoutmoedigste bestrijder van alle misbruiken in slaat en kerk. Hij verwierf zich als schrijver en dichter zulk een grooten roem. dat keizer Maximiliaan zelf hem in het jaar 1517 te Augsburg als dichter kroonde. Hoe belangrijk de strijd der humanisten tegen de duislerlingen en tegen vele misbruiken en wanbegrippen der Roomsch-Katholieke kerk ook was, tot eene kerkhervorming voerde hij niet. hij bereidde slechts de gemoederen des volks daartoe voor. Den eigenlijken stoot tol de hervorming gaf de vrijzinnige. jegens hel humanisme gunstig geslemde paus Leo X, door eerfongelioorcl misbruik van den allaat. De leer der indulgentiën of van atlaat was in den loop der eeuwen voor de pausen eene zaak van liet hoogste gewicht geworden; zij vormde namelijk de bron van zeer aanzienlijke inkomsten voor de kerk. Reeds in de oud-Christelijke kerk had de aflaat bestaan. Volgens het ^beginsel, dat rechterlijke straften door eene geldboete afgekocht konden worden, Miad de kerk hare straften meer dan eens opgeheven, wanneer de zondaar oprecht berouw aan den dag legde,, beterschap beloofde en buitendien eene zekere som als aalmoes aan de armen of voor het een of ander godsdienstig doel betaalde. Weldra kwamen de liooge geestelijken echter lot de overtuiging, dat zij van den allaat in het belang der kerk zelf partij konden trekken. Zij bezigden dien in de dagen der kruistochten, 0111 de strijders door de belofte van schuldvergeving tot deelneming aan den heiligen krijg op te wekken, en zoo ontstond de hoogst zonderlinge leer. dat de paus het recht bezat om vooi elke, ook voor de snoodste zonde vergiffenis ie schenken. Christus — zoo heette bet — had zoovele goede werken gedaan, dat zijne hemelsche verdiensten de lot verzoening der menschheid met God vereischte maat verre te boven gingen. De overvloeiende schat zijner goede werken en van die der heiligen was echter niet verloren, maar kwam der Christenheid ten goede; den paus, als den stedehouder van Christus op aarde, was de bewaring van dien genadeschat toevertrouwd en het recht verleend om daarover te beschikken en den zondaars daaruit zooveel mede te deelen, dat daardoor aangevuld werd hetgeen aan de maat hunner goede werken tot verkrijging van Gods genade ontbrak. Deze zonderlinge leer werd in liet jaar 1342 door eene pauselijke bul lot een geloofsartikel verheven. 4 . Na de uitvaardiging van deze pauselijke bul nam de aflaat een geheel ander karakter aan dan vroeger. De pausen gebruikten hun recht oin den schat der kerk te ontsluiten als een middel oin hunne eigen schatkist te vullen. Het voor de lerueving der zonde betaalde aeld werd niet meer lot aalmoezen, maar tot algemeen kerkelijke doeleinden, d. i. ten bate der pauselijke schatkist besteed. Wel knoopte men aan liet verleenen van allaat nog allijd de voorwaarde vast, dat de zondaar berouw toonde en beterschap beloofde, maar deze voorwaarde werd langzamerhand als eene bijzaak beschouwd: de lipofdzaak was, dat de allaat goed betaald werd. £-*■■+ kb "'jf l : . • J"- !]±, l)e recl,'le waarachlige schat der kerk is hel heilig evangelie der heerlijkheid en genade Gods. In dien lijd dacht Luther er nog niel aan, zich van de katholieke kerk los te scheuren slechts tegen enkele liarer misbruiken en bovenal tegen den aflaathandel voerde hij strijd. Doch nadat hij eenmaal den voet op den weg der kerkhervorming had gezet, moest hij dien ook ten einde toe bewandelen. Mij was een man vol moed en geestkracht, een man uit één stuk en nooit deinsde lnj terug voor de gevolgen van hetgeen hij als waar en goed had erkend, doch jiusl hierdoor zag hij zich genoopt tot stappen, die lui in tien beginne niet bedoeld, ja zelfs niet eens voorzien liad. Luther behoorde tot die degelijke en ernstige karakters, die door den strijd gehard worden, wier standvastigheid klimt met het gevaar, wier moed aangloeit met den tegenstand. Hij zelf drukte dit later op zijne eenvoudige wijze met deze woorden uit: «Toen ik voor het eerst den aflaat aanviel en de geheele wereld groote oogen opzette en velen meenden, dat ik te veel ophef van de zaak gemaakt had, kwamen mijn prior en mijn superieur, door het krijgsgeschreeuw bewogen, tot mij en legden eene groote vrees aan den das en smeekten mij, dat ik de orde toch niet te schande zou maken". Toen antwoordde ik: »Lieve vaders, is dit niet in Gods naam begonnen, dan zal het spoedig op niets uitloopen, doch is liet in Zijn naam aangevangen, laat het dan maar aan Hem over!" Met dit gelooMg vertrouwen op God zetle Luther den eenmaal aangevangen strijd voort; weldra bemerkte hij dat hij de rechte snaar getroffen, en hij in zijne stellingen den vinger gelegd had op de gevaarlijkste wond. waaraan de katholieke kerk dier dagen leed. De stellingen verwekten in Duitschland een ongehoord opzien. Zij gaven woorden aan hetgeen er in het hoofd en hart van duizenden omging doch dat niemand tol dusver had durven uitspreken. Van alle kanten' betuigden de meest beroemde humanisten Luther hunne instemming met zijne stellingen. ° J De streng katholieke partij was over de stoutheid van den Augustijner monnik die liet waagde een der voornaamste leerstukken van het katholicisme aan e 'aslen, diep verontwaardigd. De onderkanselier aan de universiteit van Ingolsladt, Dr. Johannes Eek, zond een heftig tegenschrift tegen Luthers stellingen in het licht, waarin hg wees op de overeenkomst, welke Luthers denkbeelden met uie van Johannes Huss vertoonden. i i r?as ?®nR,zeer staatkundige en slimme zet, want de naam Hussiet had in Duitschland nog altijd een slechten klank; de Duitschers hadden de \reeselijke verwoestingen nog niet vergeten, door de Hussietenoorlogen in hun vaderland aangericht. Ook Tetzel was woedend; hij beweerde, dat de aanval op den door den paus goedgekeurden, ja verordenden aflaathandel niet anders was dan een aanval op den pauselijken stoel zelf. Tetzel vond een bondgenoot in den beroemden Koenraad Wimpina, Ie Luther en zijne bestrijders. Luther naar Rome ontboden. Frankfort aan den Oder, die des te liever de partij van den Dominicaan omhelsde, dewijl hij daardoor niet alleen aan Luther, maar ook aan deuniversiteit te Wittenberg een gevoeligen slag hoopte toe te brengen. De jeugdige hoogest'hool te Frankfort toch, door keurvorst Joachini gesticht, was eene mededingster van die te Wittenberg en Wimpina zag alles, wat van daar uitging, met nijdige oogen aan. Ten gevolge hiervan werd Frankfort weldra het brandpunt van alle de hervorming vijandig gezinde elementen, terwijl omgekeerd al hare vrienden zich te Wittenberg vereenigden. Ook te Rome greep een aanzienlijk Dominicaan, de voormalige censor ues pausen. Sylvester Prierias, naar de pen, om een strijdschrift tegen Luther in bet licht te zenden. Zulke aanvallen dwongen Luther om op zijne beurt de pen op te vatten en in kernachtige, vaak bijtende taal de bittere beschuldigingen, hem naar liet hoofd geworpen, te ontzenuwen. Daardoor werd de aangevallene steeds dieper in den geestelijken strijd gewikkeld. lot dusver was de gedachte niet bij hem opgekomen om den paus zelf, dien bij nog altijd met geloovig, zelfs door zijne reis naar Rome niet geschokt vertrouwen, als het rechtmatig opperhoofd der kerk beschouwde, aan te vallen, doch spoedig sleepte liet strijdgewoel hem zoover voort, dal hij eene nieuwe, stoute bewering waagde. »\\ anneer de paus en de kerkvorsten—- zoo schreef bij den schandelijken aflaathandel goedkeurden, dan was Rome de zetel van _den Antichrist. liet was slechts eene voorwaardelijke stelling, aan een "indien vastgeknoopt, en Luther vermoedde niet, dat hij door haar uit te spreken tegen de gelieele beslaande orde der kerk in verzet kwam; loch was dit het geval en Luther werd door de gevolgen van zijn eersten stap steeds tot nieuwe en belangrijke slappen genoopt. De verbitterde Dominicanen waren niet blind voor het gevaar, dat hen en de gelieele kerk bedreigde; de strijd, tol dusver alleen met geestelijke wapens, met woord en schrift gevoerd, deed het katholicisme reeds op zijne grondvesten trillen. Zulk een tegenstander moest niet langer met woorden worden bestreden, de kerk moest al hare macht aanwenden om hem te verpletteren. De afschuwelijke ketter moest voor de geestelijke rechtbank gedaagd en door haar aan den brandstapel, dien hij wel en wettig verdiend had, overgeleverd worden. Het lot van Johannus Huss moest ook dat van Luther worden. De Dominicanen wendden zich niet eene aanklacht tegen Luther tol den paus en drongen op een onderzoek van diens zaak aan. Leo X had de zaak aanvankelijk vrij licht opgenomen. Hij beschouwde haar als een armzaligen monnikenlwist tusschen de orden der Augustijnen en Dominicanen, die altijd vijandig tegenover elkander stonden. Doch toen de klachten der laatslen steeds dringender werden, zag bij zich eindelijk gedrongen om Luther naar Rome Ie ontbieden, opdat hij zich daar tegen de ingebrachte beschuldiging verdedigen zou. Naar Rome te gaan was voor den hervormer hetzelfde als den dood in de kaken Ie loopen ; daar wachtte hem onvermijdelijk de brandstapel. Luther en zijne vrienden wisten dit zeer goed en de laatsten drongen derhalve bij hem er op aan, dat hij aan die oproeping geen gevolg zou geven. lol zijn geluk vond bij bescherming bij zijn landheer, den machtigen keurvorst, Frederik den Wijzen. Frederik was een vroom man en een ijverig katholiek ; in vroegere jaren had hij zelfs eene bedevaart naar Palestina gedaan en de Allerheiligenkerk te Wittenberg getuigde in een groot aantal kostbare relieken van zijne Irouw aan de kerk. Maar hij behoorde niet tot de streng-orthodoxe partij, hij hield niet van de Dominicanen en was niet ongunstig gestemd ten aanzien van het streven der humanisten zijner dagen. Hij was trotsch op de door hem gestichte Witlenbergsche hoogeschool en op den vrijen geest, die daar heerschte. Dr. Luther beschouwde hij als een Frederik de Wijze. sieraad dier universiteit en liij verheugde zich over de genegenheid welke de academische jongelingschap den stoutmoedigen leeraar bewees. De studenten trokken krachtig partij voor Luther; zij hadden dit nog kort geleden getoond door een man, die den druk der aflaatbrieven voor Telzel bezorgde, Ie mishandelen, hem zijn geheelen voorraad af te nemen en de brieven op de markt, onder groote toejuiching van de zijde des volks, in hel openbaar te verbranden. Zulk een algemeen beminden leeraar der universiteit wilde de keurvorst niet prijsgeven en hij werd in zijn voornemen versterkt door zijn gunsteling, den hofprediker en geheimschrijver Spalatinus, die een trouw vriend van Luther was. Misschien oefende ook een droom, dien de keurvorst, naar men verhaalt, in den nacht na Allerheiligen had gehad, eenigen invloed op hem uit. Hij zag in dien droom den stoutmoedigen monnik aan de deur der slotkerk van Wittenberg zijne !)5 stellingen opschrijven en wel in zulk een groot schrift, dat de keurvorst het mijlen ver lezen kon. De pen groeide in de hand des schrijvers onophoudelijk aan. zij werd al grooter en grooter, lotdat zij eindelijk tot Rome reikte, de driedubbele kroon van den paus aanraakte en die deed waggelen, lteeds strekte de keurvorst den arm uit om die te grijpen, toen hij ontwaakte. De ondersteuning van Frederik was Luthers behoud: de paus willigde den wensch van den invloedrijken keurvorst in en stond toe. dat het tegen Luther in te stellen onderzoek in Duitschland plaats zou hebben, Leo X wilde Frederik den Wijzen aan zich verplichten, en zich van zijn steun in Duitschland verzekeren, want keizer Maximiliaan was oud, men meende, dat hij niet lang meer regeeren zou en bij de verkiezing van een nieuwen keizer was de steun van den keurvorst voor den paus van het grootste gewicht. Leo X gaf derhalve zijn legaat bij den Rijksdag te Augsburg, den kardinaal Thomas de Vio, naar zijne geboorteplaats Gaëta gewoonlijk Cajetanus genoemd, volmacht om het onderzoek van de zaak des Augustijner monniks te leiden. Keizer Maximiliaan had in het jaar Lil* een rijksdag te Augsburg bijeengeroepen. niet lol beslechting der godsdienstige geschillen, want daarom bekommerde hij zich weinig, al vermoedde hij ook, dal Luthers optreden gewichtige gevolgen zou hebben, — o. a. bad hij keurvorst Frederik eens laten zeggen, dal hij zijn monnik zorgvuldig bewaren moest, daar men zich wellicht eenmaal van hem bedienen kon -—, maar de staatkundige zorgen lagen hem veel nader aan het hart dan de belangen van den godsdienst. Hij wenschte zijn kleinzoon, koning Karei van Spanje, op den Duitschen keizerstroon verheven te zien en wilde dezen op den rijksdag te Augsburg lot Roomsch koning doen verkiezen. Buitendien wilde hij de rijksstenden overhalen om een groot leger tegen de Turken uil Ie rusten. De keizer hechtte des te meer gewicht aan hel afweren van den dreigenden aanval der Turken, daar hij het land, hetwelk het eerst aan dat gevaar blootstond, Hongarije, als een erfdeel van zijn geslacht beschouwde. Reeds in hel jaar 1506 had hij met koning Wladislaus over de erfopvolging in dit land een verdrag gesloten, volgens hetwelk des koningsdochter Anna, toen drie jaren oud. met Ferdinand, Maximiliaans vierjarigen kleinzoon, verloofd werd. Bovendien werd beslolen tot de verloving van Maria, des keizers kleindochter, met een nog ongeboren zoon des konings, wiens gemalin toen hare bevalling te gemoet zag. Gelukkig voor de beide vorsten was het kind, dat nog in hel jaar 1500 ter wereld kwam, werkelijk een knaap, de latere koning Lodewijk II. Het zonderlinge verlovingsverdrag werd negen jaren later, in het jaar 1515, bekrachtigd door eene nieuwe overeenkomst, waarbij bepaald werd, dat prinses Anna, ingeval Lodewijk kinderloos stierf, diens erfgename in Hongarije Rijksdag te Augsburg. Luther en de kardinaal Cajetanus. en Boheme worden zou. Maximiliaan mocht dus hopen, dut beide landen door het huwelijk van zijn kleinzoon Ferdinand eens aan zijn huis zouden komen en hij achtte zich derhalve verplicht Hongarije tegen de Turken te beschermen. Hiertoe wilde hij op den rijksdag te Augsburg de hulp der stenden inroepen. Doch ook nu was al zijn pogen vruchteloos. Wel konden de Duitsche vorsten zich niet ontveinzen, dat ook voor Duitschland hel van de zijde deiTurken dreigende gevaar groot was en dat het daarom in het belang van Duitschland was, Hongarije, dat bolwerk tegen aanvallen uit het oosten, te beschermen, doch zelfs zulke overwegingen waren niet in staat de vorsten. die alleen aan de slem van hel laagste eigenbelang gehoor gaven, tot het geringste offer voor het gemeenschappelijk vaderland te bewegen. Op den rijksdag te Augsburg bleek het duidelijk, hoe nutteloos zulke vergaderingen eigenlijk waren, zoodra het doel waarmee zij waren bijeengeroepen, gelijk hier, door allerlei kuiperijen verijdeld werd. De pauselijke legaal, kardinaal Cajetanus, hield eene wegsleepende redevoering, waarin hij de vorsten en sleden dringend lot den strijd tegen de erfvijanden der Christenheid opwekte; doch zijne pleitrede werkte de plannen van Maximiliaan meer tegen dan in de hand, want ook vele vorsten waren de besliste tegenstanders van den paus, en vreesden dat zij diens macht door een kruistocht tegen de Turken zouden verhoogen. Even vruchteloos bleef Maximiliaans poging om zijn kleinzoon Karei de Roomsehe koningskroon en daarmede eenmaal de keizerskroon te verzekeren. De gezanten van den Franschen koning Frans I, bij wien de pauselijke legaat zich aansloot, kochten door geschenken in geld en door beloften de vertrouwde dienaren der Duitsche vorsten en ook de vorsten zelf om. Dezen lieten zich dan ook bewegen tot de verklaring, dat het niet gebruikelijk was een Roomsch koning te verkiezen, zoolang de keizer niet te Rome gekroond en dus eigenlijk zelf niet meer dan Roomsch koning was, inen zou immers door zulk eene benoeming twee Roomsch koningen te gelijk bezitten. Het doel, waarmede Maximiliaan den rijksdag te Augsburg had bijeengeroepen, werd dus geheel gemist. Ma het sluiten der vergadering, in October 1518, kwam Luther te Augsburg; in een keizerlijken brief was hem vrijgeleide toegezegd. Hij was overtuigd, dal men dit vrijgeleide evenmin eerbiedigen zou, als dal van Huss naar liet concilie van Constanz. Doch deze overtuiging had den stoutmoedigen hervormer geen oogenblik doen wankelen; hij °had besloten, voor zijne leer — zoo het wezen moest — zijn leven te lalen, en hij schreef dit uit Augsburg aan zijn vriend Philippus Melanchthon, een bloedverwant en leerling van den beroemden Reuchlin, die voor korlen tijd als hoogleeraar naar Wittenberg beroepen was. Kardinaal Cajetanus ontving Luther met hoofsche vriendelijkheid; hij was een geoefend scholastieke!', zeer bedreven in het kanonieke recht en van nabij vertrouwd met de geschriften der kerkvaders; hij hoopte ten gevolge hiervan den onbeduidenden monnik spoedig lot zwijgen te zullen brengen; maar hij vond een sterker tegenstander dan hij verwacht had. Terwijl de kardinaal zich op de pauselijke decreten, op Thomas Aquinas of Aristoteles beriep, voerde Luther bewijzen uit de Heilige schrift aan en verlangde hij, dat ook Cajetanus zich daarvan alleen zou bedienen. Aan het slot der derde en laatste samenkomst, waarin Luther den legaal eene schriftelijke verdediging van zijne gevoelens overhandigde, sprak deze, in drift opstuivend: «Herroep, zeg ik u, nog eens: herroep, of waag het niet meer, onder mijn oog te verschijnen!" Hiermede waren natuurlijk alle onderhandelingen afgebroken. Tot het herroepen van hetgeen hij voor de zuivere waarheid hield, kon Luther natuurlijk niet besluiten, toch wenschle hij den vrede met zijne geestelijke overheid te herstellen en lol bereiking van dit doel was hij bereid een Luthers vlucht uit Augsburg. offer je brengen. Schriftelijk verklaarde hij, dat hij gaarne de Ie harde uitdrukkingen legen den paus, welke Item in de hitte van den strijd der meeningen ontsnapt waren, wilde terugnemen; indien men slechts niet van hem eischle, dat hij tegen zijne overtuiging sprak, dan wilde hij in het vervolg over den ufluat het stilzwijgen bewaren, mits zijne tegenstanders dit van hunne zijde ook deden. Op dit geschrift ontving Lulher zelfs geen antwoord. Mij was in zijn wensch naar vrede en verzoening zoover gegaan, als hij meende met behoud zijner eer te kunnen doen; doch zijne pogingen lot toenadering waren afgewezen, hij gordde zich dus opnieuw ten strijde aan. Den 1O™ Oelober stelde hij voor een notaris en in tegenwoordigheid van twee getuigen een bezwaarschrift tegen de door hem ondervonden bejegening op; hij besloot dit met een beroep van den kwalijk onderrichten op den beter onderrichten paus. Uit geschrift overhandigde hij een monnik met den last het aan den kardinaal, voor wieu hij zelf niet weer verschijnen mocht, over te geven. Luthers stoutmoedig optreden had hem te Augsburg vele vrienden verworven ; eensklaps verbreidde zich het gerucht, dat de hervormer gevangen was genomen en dat in weerwil van het vrijgeleide zijn proces als ketter opgemaakt worden zou. Nu drongen de prior van het Augustijner klooster, die in den monnik een warm belang stelde, en een Augsburger raadsheer, Langmanlel genaamd, krachtig bij hem er op aan, dat hij de gevaarlijke stad in allerijl zou verlaten. Luther weigerde dit eerst, doch weldra zag hij in, dal hij te Augsburg niets meer uitrichten kon. Waartoe zou hij er langer blijven ' Voor den kardinaal kon hij niet verschijnen; het was hem niet vergund, zich te verdedigen; hij stelde zich dus zonder noodzaak aan dreigend levensgevaar bloot. De prior verschafte hem een paard, en in een donkeren nacht, den 20cn Oelober, opende Langmanlel hem een poortje in den muur, zoodat bij ontvluchten kon. In zijn voor een ruiter alles behalve gemakkelijk monniksgewaad wierp Lulher zich te paard en hij reed acht mijlen ver onafgebroken in zulk een geslreklen draf voort, dat hij, toen hij van het paard steeg, niet loopen kon en bijna bewusteloos op een hoop stroo in een diepen slaap viel. De vlucht was gelukt; na een veel gemakkelijker reis kwam hij spoedig te Wittenberg aan. De monnik, wieu Luther zijn bezwaarschrift toevertrouwd had, durfde dit niet aan den kardinaal ter hand stellen; twee dagen na Luthers vlucht plakte de notaris, die daaraan den wettelijken vorm gegeven had, het op de markt le Augsburg aan. De kardinaal Cajetanus was over deze stoutmoedigheid van den monnik . die het waagde, den strijd opnieuw te beginnen, even verwonderd als verontwaardigd. Hij had gemeend, door zijne trolsche laai den oubeteekenenden monnik te kunnen verpletteren, en thans trof hij in hem een tegenstander aan, die volkomen bereid was den strijd voort te zetten en ten wiens gunste de volksstem zich reeds in wijden kring verhief. Hij zocht steun bij de wereldlijke macht; in een schrijven, dat bittere klachten over Luther bevatte, wendde hij zich tot den keurvorst Frederik den Wijzen, met het verzoek, dat deze den ketter en rustverstoorder niet langer beschermen, maar naar Rome opzenden ol althans uit zijn land verwijderen zou. Frederik de Wijze, die — gelijk we reeds zeiden — met zijn beroemden hoogleeraar zeer was ingenomen, was te rechtvaardig om een vonnis te vellen, zonder den beklaagde le hebben gehoord. Hij zond den brief des kardinaals aan Lulher toe en ontving van dezen een verweerschrift, hetwelk door zijne kernachtige welsprekendheid op den keurvorst zulk een diepen indruk maakte, dat hij besloot, den hervormer tegen eiken aanval le beschermen. Paus Leo X, die intusschen in eene bul den allaalhandel in zijn geheelen Karei von Miltitz onderhandelt met Luther. omvang bekrachtigd had, was mot de handelwijze van Cajetanus volstrek» niet tevreden. Hij begreep, dal de vurige monnik niet door gestrengheid en bedreigingen tot herroeping gedwongen kon worden en dat de, kerk reeds oneindig veel zou hebben gewonnen, indien Luthers vrijwillig aanbod om te zwijgen aangenomen was. Welk een geducht tegenstander Luther was en hoezeer zijn invloed van dag tol dag aangroeide, bleek uit het stoutmoedig optreden der humanisten, die zich thans in hunne geschriften openlijk voor Luther en legen den paus verklaarden. Leo X had buitendien nog zijne goede redenen om Luther met de geestelijkheid (e verzoenen, dewijl hij door strenge maatregelen lichtelijk den beschermer van den stoutmoedigen monnik, keurvorst Frederik den Wijzen, beleedigen kon. Ilij besloot eene poging te wagen om door vriendelijke toespraak den monnik van het voortzetten van den strijd af' te brengen. Met dit doel zond hij een legaat naar Duitschland, namelijk zijn kamerheer, den Saksischen edelman Karei von Miltitz, die in last ontving, aan keurvorst Frederik de gouden roos — een eervol geschenk, hetwelk het pauselijke hof slechts aan de eerste vorsten van Europa placht te schenken — over te brengen. Zijne voornaamste laak was echter, de twisten met Luther tot eiken nriis te beslechten. De nieuwe pauselijke legaat ging op eene geheel andere en veel verstandiger wijze te werk dan kardinaal Cajetanus. Op zijne geheele reis, zelfs in de herbergen, waar hij zijn intrek nam, sprak hij openhartig en in vrijzinnigen geest zijne meening uit over den toestand der kerk en over de bij haar ingeslopen misbruiken; hij gaf overal de verzekering, dat de paus zelf daarvan een vijand was; vooral liet hij zich met de grootste verontwaardiging uit over de schaamteloosheid der aflaalpredikers, in 't bijzonder over Tetzels houdin«; zijne uitdrukkingen waren zóó kras, dat Telzel het uit vrees voor den legaat niet waagde, voor hem te verschijnen. Ook jegens Luther gedroeg von Miltitz zich vriendelijk en voorkomend. Hij had met dezen den 3™ Januari 131!) eene samenkomst te Altenburg, waarin hij den monnik opmerkzaam maakte op de schade, welke diens heftigheid veroorzaken kon; hij smeekte hem op den liefdeiijkslen toon, zonder op eene herroeping aan te dringen, dat hij iu het vervolg den vrede bewaren zou. Luther was door den vriendelijken toon van den legaat diep getroffen; hij beloofde, zich van verdere aanvallen te zullen onthouden en stelde als eenige voorwaarde, dat ook zijne tegenstanders Eek en Tetzel het stilzwijgen bewaren en hem hunne aanvallen sparen zouden. De zaak moest volgens Luthers eigen woorden doodbloeden. Om de maat zijner toegevendheid vol te meten, schreef de hervormer een zeer eerbiedigen brief aan den paus; hij erkende daarin, dat hij in den strijd legen zijne tegenstanders te scherpe woorden gebezigd had, en bevestigde de aan den kamerheer von Miltitz gedane belofte dat hij den geheelen strijd zou laten rusten, indien ook aan zijne bestrijders het stilzwijgen werd opgelegd. Zoo scheen de strijd in den boezem der katholieke kerk op eene vreedzame wijze ten einde gebracht en dit gebeurde op een tijdstip, waarop dooiden dood van keizer Maxiiniliaan zulke ernstige staatkundige vraagstukken aan de orde van den dag gesteld werden, dat Leo X alle reden zuu gehad hebben om zich zelf geluk te wenschen indien het hem werkelijk gelukt was, aan den verbitterden geloofsstrijd een einde te maken. Maxiiniliaan had aan de met Luther gevoerde onderhandelingen geen deelgenomen; hij was hem wel niet vriendelijk gezind, maar hij liet hem geworden. Of hij dit ook later zou hebben gedaan, of hij zich misschien van Luther zou bediend hebben, om de pauselijke macht in Duitschland te beperken, is niet met zekerheid te bepalen, dewijl Maxiiniliaan zich te veel Dood van keizer Maximiliaan. door zijn oogenblikkelijk voordeel besturen liet, om een grootscli staalkundig plan door te zetten, zonder ter linker- of ter rechterzijde af te wijken. In den laatsten tijd zijns levens kon hij de hulp des pausen niet missen, zoowel ten aanzien van de verheffing van zijn kleinzoon Karei tot Roomsch koning als van de verdediging van Hongarije tegen de Turken. Met het oog hierop had hij zich in een schrijven aan Leo X dan ook bereid verklaard zijn invloed tot beslechting van de ergerlijke kerkelijke geschillen aan te wenden. Dit aanbod was echter volstrekt geene vrucht van 's keizers overtuiging dat Luther een dwaalleeraar was, maar alleen van zelfzuchtige berekeningen; de keizer zou zich daardoor zeker niet hebben laten terughouden van eenigen stap ten gunste des hervormers, indien hij daarmede eenig staatkundig voordeel had kunnen behalen. Maximiliaan zou den voortgang der hervorming niet beleven. Reeds toen hij na afloop van den rijksdag Augsburg verliet, zegt men dal hij bij het afscheid, een treurigen blik op de hem dierbare stad werpende, uitriep: «Vaarwel trouwe stad met uwe goede burgers, wij zullen u niet wederzien." Hij begaf zich naar Tirol en ondervond hier in zijn eigen land eene krenkende bejegening, waaruit ons duidelijk blijkt, boe diep het aanzien deikeizerlijke waardigheid in Duitschland gezonken was. De burgers van Innsbruck hadden uit vroegere dagen nog eene zekere som geld van den keizer te vorderen voor de vertering, welke de leden van 's keizers gevolg bij hen gemaakt hadden. Toen Maximiliaan nu voor de stad verscheen, om daar eenigen tijd rust te houden, weigerden de burgers zijn gevolg binnen te laten; het moest in de ruwste weersgesteldheid buiten inde open lucht blijven. Moedeloos zette Maximiliaan zijne reis voort. Hij voelde zich zeer ziek; door op de jacht beweging te nemen, hoopte hij zich te versterken, doch hij verergerde daardoor zijn toestand. Den I2en Januari Ij 19 stierf bij te Wels in Opper-Oostenrijk. ZES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. De Nederlanden en Spanje. Aartshertog Philips de Schoone. Herroeping van de privilegiën der Hollanders. Philips huwelijk niet Johanna van Aragon. Opstand in Gelderland. Karei van Egmond, hertog van Gelre. Albrecht van Saksen en de Friezen. Opstand der Friezen. Hendrik van Saksen en de Friezen. De Geldersche krijg. Philips de Schoone in Spanje Verraad van hertog Karei van Gelre. Philips tweede verblijf in Spanje. Zijn dood. Aartshertog Karei. Regentschap van Maximiliaan. De regentes Margaretha Hertog Karei van Gelre en zijne bondgenooten. Lange Pier en zijne rooftochten. Wreede wijze van oorlogvoering George van Saksen en graaf Edzard van Oost-Friesland. De Zwarte bende. Karei van Gelre en de Friezen. Friesland met de Nederlanden vereenigd. Hervatting van den Gelderschen krijg. Holland op de vreeselijkste wijze verwoest. Zegepraal van den graaf van Nassau. Vrede. Aartshertog Karei wordt koning van Spanje Nationale haat tusschen Spanjaarden en Nederlanders. Ximenes' bewind in Spanje. Verdrag van Noyon. Koning Karei in Spanje. Zijne ondankbaarheid jegens Ximenes. Kareis bewind in Spanje. Begunstiging van de Nederlanders. Zijn uitzicht op de Duitsche keizerskroon. Eer wij voortgaan met het verhalen van Duitschlands geschiedenis, moeten wij een blik werpen op de Nederlanden en Spanje, de beide erflanden van Maximiliaans kleinzoon, den jongen koning Karei, die door zijn grootvader Philips de Schoone. Karei van Egmond, hertog van Gelre. bestemd was om eens de keizerskroon te dragen en die ook door een deel der rijksgrooten als de natuurlijke erfgenaam dier kroon beschouwd werd. Nadat Maximiliaan in het jaar 1493 zijn vader Frederik 111 als keizer van Duitscliland opgevolgd was, droeg hij reeds in het jaar 1494 deregeerin" over de Nederlanden aan zijn löjarigen zoon Philips op, dewijl hij niet°zonder grond meende, dat deze door de Staten der Nederlandsche gewesten zonder tegenstand als de wettige vorst erkend zou worden. Dit bleek ook werkelijk het geval te zijn; de jonge vorst kon het zelfs wagen, in de vergadering der Staten van Holland te Geertruidenberg, alle privilegiën, welke de Hollanders sinds den dood van Karei den Stouten hunnen vorsten afgedwongen hadden, te herroepen, zonder dat deze eigendunkelijke handeling het minste verzet uitlokte. Philips de Schoone — dezen naam ontving de jonge aartshertog wegens zijn schoon uiterlijk — scheen het volk recht te geven om blijde verwachtingen ten aanzien zijner regeering te koesteren. Met evenveel ijver als voorspoed bevorderde hij den bloei van den Nederlandschen handel: hiertoe droeg het sluiten van een voordeelig handelsverdrag met Engeland zeer veel bij! Ook zijn huwelijk met de Spaansche vorstin Johanna van Aragon was in dil opzicht van het grootste belang, daar het aanleiding gaf tot een levendi" handelsverkeer lusschen de Nederlanden en Spanje. De dood van Johanna's oudere zuster maakte haar tot de vermoedelijke eiigename van den Spaanschen troon. Ferdinand en Isabella wenschten daarom dringend, dat Philips zich naar Spanje begeven zou, om zich met het volk en zijne zeden bekend te maken; voorloopig kon Philips dezen wensch echter niet inwilligen, dewijl meer dan ééne belangrijke zaak zijne tegenwoordigheid in de Nederlanden noodzakelijk maakte. Hij meende namelijk eerst een in Gelderland uitgebroken opstand te moeten onderdrukken. Karei, de zoon van hertog Adolf van Gelre, was aan het hof van Maximiliaan opgevoed en door dezen zeer vriendelijk behandeld, ja zelfs in het jaar 1486 tot ridder geslagen. Doch in weerwil van dit alles kon de jonge vorst het maar niet vergeten, dat zijn vader en zijn grootvader eens regeerende hertogen geweest waren. Zoowel op de oude liefde der Gelderschen voor zijn stamhuis als op de hulp van Frankrijk steunend, was hij in het jaar 1494 in Gelderland verschenen, om zijne aanspraken op zijn erfgoed te doen gelden. Het was hem ook werkelijk gelukt, het volk in opstand te brengen, doch Albrecht van Saksen trok tegen hem op en ontrukte hem de behaalde voordeelen weder. In het jaar 1490 waagde Karei eene tweede poging, die nu met een gelukkiger uitslag bekroond werd. Het volk koos zijne zijde; de Oostenrijksche bezettingen werden uit de meeste steden verdreven en weldra za« Ivarel zich weder in het bezit van bijna geheel zijn hertogdom gesteld. Albrecht van Saksen stond niet tegenover hem, om hem zijne overwinningen te betwisten; de beroemde veldheer was door den keizer, tot belooning voor de groote diensten, door hem bewezen, met het erfstadhouderschap van Friesland bekleed, eene waardigheid, waarin hij zich echter niet zonder moeite en strijd kon handhaven. De West-Friezen hadden zich tol heden van alle vreemde overheersching vrij weten te houden, doch van luinne vrijheid een slecht gebruik gemaakt. Friesland was iu die dagen het tooneel van onafgebroken binnenlandsche oorlogen, die door de verschillende partijen van weerszijden met de grootste wreedheid gevoerd werden. Om aan dezen toestand een einde te maken, liet keizer Maximiliaan hun in het jaar 1494 door zijn gezant Otto van Langen aanzeggen, dat zij zich een potestaat moesten kiezen, opdat er eindelijk vrede in hun land heerschen mocht, dewijl hij zich anders genoodzaakt zou zien om een vreemdeling over hen tot heer aan te stellen. De Friezen en Albreeht van Saksen. Alle staten van Friesland werden uilgenoodigd om te verschijnen op eene vergadering, die te Sneek gehouden zou worden, doch slechts de leden van de eene partij verschenen daar; zij verkozen hun hoofd, een zekeren Juwe Dekama, lol potestaat, en besloten, dat men dezen den eed van trouw zou zweren in eene tweede vergadering, die te Bolsward bijeengeroepen werd. Doch de poging om door de verkiezing van een potestaat den vrede te herstellen, mislukte volkomen; de partijschap en verdeeldheid bleven even heftig als vroeger voortwoeden. De gezant van Maximiliaan, Otto van Langen, bemerkte dit maar al Ie duidelijk, toen hij Bolsward binnenrijdende door de straatjongens ontvangen werd met het zingen van het volgende rijmpje: Heer Otto van Langen Is nu hier gevangen Morgen zal hij hangen. Toen heer Otto van Langen deze woorden hoorde, scheen een langer verblijf in Friesland hem des te minder geraden, dewijl hij bovendien voile gelegenheid gehad had om op te merken, hoe verbitterd het volk tegen den op hoog bevel gekozen potestaat was. Hij verliet heimelijk de slad en trok zich naar Deventer terug. Hier waagde hij nog eene poging om de Friezen lol vrede en eendracht te bewegen, doch toen ook deze weder mislukte, gaf hij den moed op. 1 hans meende Maximiliaan met geweld aan dien ellendigen toestand een einde te moeten maken. Hij benoemde Albreeht van Saksen tot erfstadhouder van Friesland en deze maakte zich gereed om met 10,000 man in Friesland te vallen en Westergoo te bezetten. Nu waren de Friezen plotseling eensgezind. Ken vreemden heerscher wilden zij zich niet laten opdringen. Alle partijtwisten werden ter zijde gesteld, ja zelfs de burgers der stad Groningen, die anders legen de Friezen eene doodelijke vijandschap koesterden, vergaten hun ouden haal. Allen sloegen de handen ineen en zwoeren een duren eed, dal zij de Friesche vrijheid met goed en bloed zouden verdedigen. Albreeht was een te kundig staatsman om eene poging te wagen, het Friesche volk thans, nu het door vurige vaderlandsliefde één was, 'door kracht van wapenen te onderwerpen. Hij rekende er op, dat die vaderlandslievende stemming weldra verdwijnen en dan de oude partijschap opnieuw liet hoofd opsteken zou. Dit gebeurde ook inderdaad. De Friezen bleven eensgezind , zoolang zij een aanval van buiten duchtten ; toen deze echter uitbleef, ontstond er onder hen opnieuw verdeeldheid en strijd, waarvan Albreeht met de grootste sluwheid partij wist te trekken. Om de ééne partij le ondersteunen zag hij zich in de gelegenheid gesteld zijne troepen naar Friesland te zenden en hun aantal ongemerkt te vermeerderen. Kindel ijk, in hel jaar 1498, wist hij het zoover le brengen, dal de Friezen van Westergoo zelf hein vroegen, dé regeering te aanvaarden en thans gelukte liet hem, ook het overige Friesland aan zijne macht te onderwerpen. Het was er echter ver van af, dal hij zich in het rustig bezit der heerschappij zou mogen verblijden; want de Friezen vergaten niet licht liet "emis hunner vrijheid. Toen Albreeht naar Duitschland ging. om een rijksda" bij le wonen, brak tegen hem een algemeene opstand uit; de beweging werd echter spoedig onderdrukt, loen Albreeht terugkeerde en in vereenigin" met (■enige Duitsche vorsten — ook graaf Edzard van Oost-Friesland s?oo? zich bij hem aan — de opstandelingen aantastte. De Friezen werden geheel verslagen ; de aanvoerders moesten hunne poging om aan hun volk de vrijheid terug te geven, met den vreeselijksten dood boeten: zij werden gespietst. ^ Herlog Albreeht stierf spoedig na de behaalde overwinning en werd in Friesland door zijn zoon Hendrik opgevolgd, doch ook deze beleefde niet veel Philips de Schoone en Karei van Gelre. Trouweloosheid van Karei. vreugde van de verworven heerschappij. Reeds terstond nadat hij de regeering aanvaard had, wendden de onderdrukte Friezen zich heimelijk tot den aartshertog Philips den Sehoonen, die hij hen minder gehaat was dan de Sakser Hendrik, en boden hem de heerschappij aan; doch de onderhandelingen liepen Ie niet. ° Intusschen had in de Nederlanden de oorlog lusschen Philips den Sehoonen en Karei van Gelre, die door Frankrijks hulp versterkt was, onafgebroken voorlgeduurd. Philips was niet in staal den hertog weder uit Gelderland te verdrijven hij besloot derhalve, dewijl hij de reis naar Spanje als dringend noodzakelijk beschouwde, een wapenstilstand te sluiten en aanvaardde in liet jaar laOO dien tocht. Onze lezers zullen zich herinneren, dal deze reis, wel verre van eene goede verslandhouding tusschen Philips en zijn schoonvader teweeg Ie bren«en slechts strekte om beide vorsten van elkander te vervreemden, doch bovendien was zij oorzaak, dal de eerste kiem gelegd werd van een nationalen haat lusschen Spanjaarden en Nederlanders, die zich maar al te snel en al te krachtig ontwikkelen zou. Philips' ongedwongen en vroolijk, maar te gelijk lichtzinnig karakter 'ï n, T' aa" ',el Spaansche hof; evenmin vonden de Nederlandsclie edelen die Ibilips vergezelden, genade in de oogen der Spaansche grandes. Reeds in het jaar 1502 keerde Philips, die zijne ongelukkige gemalin Johanna voor wie hij niet de minste liefde koesterde, in Spanje liet, naaide Nederlanden terug. Hier had hij volop werk, want de Geldersche oorlo-» was opnieuw ontbrand. ° De dood van koningin Isabella, waardoor Philips' gemalin Johanna lot den troon van Kaslilië geroepen werd, maakte eene tweede teis naar Spanje noodzakelijk. Hij wilde die echter niet aanvaarden, voordat hij den oorlog in belderland ten einde had gebracht. Hij verzamelde een aanzienlijk leger en veroverde daarmede een groot deel van Gelderland. Hertog Karei, lot het uiterste gebracht, onderwierp zich. om niet alles te verliezen, aan den aartshertog, wien bij smeekend te voet viel. Philips was zwak genoeg, hem een tamelijk voordeeligen vrede toe te staan', hoewel hij, indien de oorlog was voortgezet, waarschijnlijk geheel Gelderland'zou veroverd hebben. J)oor uitstel van zijne reis vreesde hij evenwel, bij de bekende vijandige gezindheid van zijn schoonvader, in Spanje meer te zullen verliezen, dan Inj m Gelderland winnen kon. Daarom vertrouwde hij op de eeden van hertog Karei, die hem zelfs beloofde mede naar Spanje te zullen trekken, indien de reiskosten hem met 3000 goudstukken vergoed werden. Beiden kwamen overeen, dat hunne aanspraken op Gelderland binnen hoogstens twee laren aan eene scheidsrechterlijke uitspraak onderworpen zouden worden; tol dat tijdstip zou de hertog in het bezit blijven van dat gedeelte van Gelderland, hetwelk nog niet door de Oostenrijksche wapenen veroverd was. Na het sluiten van deze overeenkomst maakte Philips de noodige toebereidselen voor zijne inscheping. Ook hertog Karei kwam te Antwerpen, om den aartshertog op deze reis te vergezellen; hij nam liet beloofde reisgeld' in ontvangst, doch verliet vermomd de stad en reed zoo snel als zijn paard hem wilde dragen naar Gelderland terug. Philips zag wel in dat hij schandelijk bedrogen was, hij kon er wel niet aan twijfelen dat de Geldersche oorlog opnieuw beginnen zou. doch daar alles voor zijne reis in gereedheid was gebracht en zijne tegenwoordigheid in ppanje dringend noodig scheen, scheepte bij zich in Januari 1500 naar Spanje in. lu de Spaansche geschiedenis hebben wij reeds verhaald, dat hij reeds in hetzelfde jaar stierf en dat zijn kort verblijf aldaar alleen gestrekt bad om den nationalen haat lusschen Spanjaarden en Nederlanders nog meer aan te wakkeren. Karei, de oudste zoon van Philips, die zijn vader in de regeering opvolgde, Lange Pier. was een kind van nog geen zeven jaren; de Staten der Nederlandschegewesten richtten derhalve eenparig liet verzoek tot Keizer Maximiliaan, dat hij de voogdijschap aanvaarden zou. Maximiliaan deed dit. doch daar hij door de zor™ \ooi de belangen des rijks verhinderd was zich in de Nederlanden le vestigen, stelde hij zijne dochter Margarelha lot regentes aan, dewijl zij alseenice dochter van gravin Maria, wier nagedachtenis nog altijd door het volk in eere gehouden werd, lichtelijk op de toegenegenheid des volks zou kunnen rekenen. Hij bedioóg zich niet, want Margarelha, de weduwe van den hertog van Savoie was eene degelijke, verstandige vrouw, die zich weldra de algemeene achtin^ wist te verwerven. ° Tot opvoeders van den jongen aartshertog Karei werden de heeren van Lhievres en van Croy benoemd; de beroemde Utrechtsche geleerde Adriaan b loriszoon werd met het onderwijs van den knaap belast. De ooilog in Gelderland was intusschen weer uitgebroken en duurde met korte tusschenpoozen, jaren achtereen, dewijl hertog Karei in weerwii van zijne trouweloosheid en gewetenloosheid zich zóó bemind had weten te maken, dat de adel en de steden hem evenzeer aanhingen. Om de middelen tot voortzetting van den oorlog was de hertog nooit verlegen, hij nam die, waar hij ze maar vinden kon; desgelijks ontving hij ook met blijdschap eiken bondgenoot, zonder naar diens waardigheid te vragen. Len zijner bondgenooten was de geduchte Friesche zeeroover Lange Pier. ° Lange Pier was een Friesche boer, die zich aan het hoofd van een opstand tegen de gehate Saksische heerschappij geplaatst had. Van zijn moed en lichaamskrachten werden onder het volk de vreemdste zaken verhaald. Op zekeren dag was eene afdeeling soldaten uitgezonden, om hem gevangen te nemen. De aanvoerder vroeg aan een boer, die op het veld bezig was met ploegen, of hij hem ook zeggen kon, waar Lange Pier woonde. De boer ■ -l' ■ ,'T e Ploe8schaar uit den grond en riep. daarmede op een in de nabijheid liggend huis wijzende: «Daar woont Lange Pier en hier staat hij." Hierop sloeg hij met het ijzer zoo duchtig om zich heen, dat hij eenige soldaten doodde en de anderen op de vlucht jaagde. Nog grooter roem verwierf Lange Pier zich als zeeroover. Hij was gelijk het volk verhaalde, voor mensch noch duivel bang. Hij had eene banier laten maken, waarop eene galg en een rad afgebeeld waren, en aan deze zinnebeelden getrouw woedde hij tegen de Saksers en Hollanders, wier scheepvaart op de Zuiderzee hij bijna geheel vernietigde. Wanneer hij een Hollandsch schip, hetzij oorlogschip of koopvaarder nam, liet hij de geheele bemanning zonder genade 111 zee werpen, om hun, gelijk hij lachend zeide, de voeten te spoelen De roem van Langen Pier, voor wiens naam alleen de Hollanders sidderden, was spoedig zoo groot, dat de meest woeste avonturiers en zeeschuimers het zïch tot eene eer rekenden, onder hem le dienen. Zoo groeide zijne vloot dagelijks aan , totdat zij eindelijk uil 150 vaartuigen bestond, waarmede hij niet alleen de Zuiderzee beheerschte, maar ook tochten op de Noordzee ondernam. Dewijl de hertog Lange Pier tot zijn bondgenoot gemaakt had, bleef de ter, ie 00|,l0g. die van weerszijden met groote verbittering gevoerd werd onafgebroken voortduren. rerzelfder lijd was ook Friesland weer het tooneel van aanhoudende gevechten. George van Saksen, die zijn broeder Hendrik de aanspraken op friesland afgekocht had, kon maar niet in het rustig bezit van het land geraken, dewijl ook zijn bondgenoot graaf Edzard van Oost-Friesland hem eindelijk verried. In het jaar 1506 nam Edzard de stad Groningen voor zich zelf in bezit, maar van dezen lijd af had hij tegen hertog George en tegen den bisschop van utrecht te strijden, die insgelijks op Groningen aanspraak maakte. Hertog George versterkte zich met een aanzienlijk leger huurtroepen, die waarschijnlijk wegens hunne zwarte wapenrusting, den naam droegen van de Friesland aan Karei van Oostenrijk verkocht. «Zwarte Bende"; wegens hunne wreedheid en roofzucht waren die soldaten de schrik der noordelijke gewesten. Aan het hoofd der Zwarte Rende viel George in Oost-Friesland en nadat hij dit land geheel verwoest had. trok hij naar Groningen. Edzard, die zich te zwak gevoelde om den machtigen George hel hoofd te bieden, wendde zich op raad van de Groningsche burgers lol hertog Karei van Gelre, die hem ook bereidvaardig zijne hulp loezegde. doch deze niet verleende dan nadat hij door schandelijke kuiperijen de Groningers er toe gebracht had, dat zij hem zelf als heer der stad erkenden. Zoo zag graaf Edzard zich door Kareis trouwloosheid beroofd van de vrucht van hel verraad, dat hij zelf jegens George van Saksen had gepleegd. Karei van Gelre poogde na de verovering van Groningen ook Friesland te onderwerpen. Hij streed voorspoedig legen de Saksers, die zich in het land zoo doodelijk gehaat hadden gemaakt, dal de Friezen veel liever onder Geldersche. dan onder Saksische heerschappij wilden staan. Hertog George zag zijne macht meer en meer afnemen; ten einde althans iets uil die schipbreuk te redden, besloot hij Friesland voorde som van 350,000 Rijnsche guldens te verkoopen aan aartshertog Karei, den lajarigen, thans mondig verklaarden kleinzoon van Maximiliaan. Op deze wijze werd de grond gelegd voor de vereeniging van Friesland niet de overige Nederlandsche gewesten. Wel kon aartshertog Karei zich niet zonder slag of stool in hel bezit van liet land stellen, doch spoedig dwong hij de belangrijkste sleden hem Ie huldigen. Met den hertog van Gelre, die van plan was, Frans I van Frankrijk op zijn tochl naar Italië te vergezellen, slool hij een wapenstilstand. De wapenstilstand met Karei van Gelre was echter niet van langen duur. Nauwelijks was de ruslelooze hertog uit Italië teruggekeerd, of hij nam de »Zwarle Bende", in zijn dienst en liet haar een inval in Holland ondernemen. De bloeiendsle steden en dorpen werden verbrand en uitgeplunderd en zóó groot was de verwoesting, door bet woeste gespuis aangericht, dal. gelijk de kronieken van dien lijd zeggen, dertig jaren van vrede niet in staat waren de aangerichte schade Ie herstellen. Eindelijk gehikte het den graaf van Nassau, die door den jongen aartshertog Karei tot stadhouder over Holland was aangesteld, aan die strooptochten paal en perk te stellen. Met een uit alle sleden van Holland samengeraapt leger dreef hij den vijand weer naar Gelderland terug en dewijl terzelfder lijd ook Lange Pier op de Zuiderzee eene ernstige nederlaag leed en bijna zijne gansche vloot verloor, zag de hertog van Gelre zich genoodzaakt een verdrag te sluiten, waarbij hij, den 17en September 1517, zijne rechten op Friesland aan den aartshertog, thans koning Karei, afstond voor eene som van 175,000 gulden, en zich verbond om de «Zwarte Bende" te ontslaan *). Reeds vroeger had graaf Edzard van Oost-Friesland zich onderworpen; de vrede was dus volkomen hersteld. Kort vóór het bezweren van dit verdrag met Gelderland was de jonge koning Karei — deze titel had hij na den dood van zijn grootvader Ferdinand den Katholieken aangenomen — naar Spanje gereisd om zich in het bezit der hem nagelaten kroon Ie stellen. Onze lezers herinneren zich, dat in Kaslilië de waanzinnige koningin Johanna hare moeder lsabella was opgevolgd, dat koning Ferdinand de Katholieke voor zijne kranke dochter hel bewind had gevoerd en dat hij hiermede was voortgegaan ook nadat zijn kleinzoon Karei een leeftijd bereikt had, waarop hij reeds in staat was de regeering over de Nederlanden Ie aanvaarden. *) De ontslagen huurtroepen maakten nog een tijdlang het land onveilig, doch dewijl overal boeren en burgers op hen jacht maakten, ontvingen zij bijna allen de rechtmatige straf voor hunne misdaden. De beul had in die dagen in de Nederlanden de handen vol. Gelukkiger was de beruchte Lange Pier, die nog ter juister tijd zijn bloedig handwerk liet varen en in het jaar 1520 te Sneek rustig op zijn bed stierf. Streckhss. V. 17 Ximenes bestuur in Spanje. De ei ('opvolging \an den aartshertog Karei scheen in Spanje verre van zekei, een gioot deel des volks verklaarde zich onverholen legen hem en voor zijn jongeren broeder Ferdinand, die in Spanje opgevoed en de lievelin" zijns grootvaders geweest was. ° De nationale haat tusschen Spanjaarden en Nederlanders, waarvan Filips de Schoone, door de onverstandige wijze, waarop hij zijne Nederlandsche edelen begunstigde, de onzalige kiemen had gelegd, had reeds diepe wortelen gescholen. Ook de troonopvolger had hiervan den invloed ondervonden, daar luj door zijne tante Margaretha en zijne onderwijzers naar de zeden van het Fiansche hof opgevoed en daardoor in a! zijne gewoonten en begrippen aan de Spaansche zeden geheel vreemd was. Reeds voor den dood van koning Ferdinand den Katholieken verhaalde men, dat hij zijn jongsten kleinzoon Ferdinand, die door geboorte en opvoeding een echte Spanjaard was, bij zijn testament boven den oudsten zoon van I lnlips en Johanna voorgetrokken had. Indien dit inderdaad het geval was geweest, zou zich ongetwijfeld eene machtige partij voor Ferdinand gevormd hebben. Voordat de grijze koning de oogen sloot, had aartshertog Karei derhalve zijn voormaligen leermeester Adriaan van Utrecht, die intusschen tot kardinaal verheven was, naar Spanje gezonden, om op het beslissend tijdstip voor de rechten van zijn vroegeren leerling in de bres te springen en na 's konings dood als regent liet bewind te aanvaarden. Doch toen Ferdinand de Katholieke den Jti"1 Januari IjIG stierf, liet Adriaan, die met de Spaansche aangelegenlieden geheel onbekend was, zeer verstandig de regeering over aan den machtigen kardinaal Ximenes, die terstond de teugels van het bewind voor Karei in handen nam, terwijl Adriaan zich met den titel van reent tevreden stelde. ° Ximenes had eene moeilijke taak te vervullen, die niet weinilr verzwaard werd door hel onverstand van Kareis Nederlandsche raadslieden. "as het op zich zelf reeds niet gemakkelijk, den tol oproer geneigden adel van Kaslilië in toom te houden, dit werd nog veel moeilijker, toen Karei in strijd met de wet verlangde, dat men hem terstond als koning huldigen zou, terwijl toch de waanzinnige Johanna, de eenig wettige koningin, nog in leven was en Karei als haar erfgenaam alleen op het regentschap aanspraak kon maken. 1 Ximenes trachtte Karei wel van zijn plan af te brengen, doch toen deze op zijn stuk bleef staan, gaf hij eindelijk toe. Hij riep de prelaten en de ridderschap te Madrid samen en hoewel dezen weigerden Karei als kotiin» te erkennen, liet hij hem, in weerwil van hun protest, in de steden als konin™ uitroepen. Tot deze onwettige handeling durfde Ximenes alleen overgaan dewijl hij op de ondersteuning der burgerij kon rekenen. De meeste geschiedkundige werken vloeien over van den lof van Ximenes, uen wijzen, kort daarna, met den zwarlsten ondank beloonden staatsman. Waar is hel, dat de kardinaal den overmoed des adel gefnuikt heeft, dat onder zijn regentschap de geldmiddelen des lands niet alleen geregeld, maar in menig opzicht verbeterd zijn, en dat de sleden met het bestuur van den kardinaal zeer waren ingenomen. Doch aan den anderen kant mag niet verzwegen worden, dat Ximenes regeerde als een militair despoot, en dat zijn bewind niet hel recht, maar hel geweld tot grondslag had. Eens vroegen — naai ihcu verhaalt -- de ontevreden grandes van Kaslilië hein, met welk reclil hij toch in Kaslilië regeerde, dewijl zonder bewilliging der stenden geen stadhouder voor de zieke koningin Johanna benoemd mocht worden en derhalve het testament van koning Ferdinand ongeldig was. De kardinaal voerde de ontevreden grandes naar het venster en toonde hun zoowel de op i'ef plein voor het paleis geplaatste kanonnen als de talrijke, daar vereeni,rde krijgsmacht en sprak: »Op grond van deze macht zal ik regeeren, totdat koning Karei in persoon zijn rijk in bezit genomen heeft." Kareis komst en bestuur in Spanje. Al beltoon dit dikwerf betwijfelde verhaal ook lot het rijk der verdichting, toch is liet volkomen in overeenstemming met den geest, waarin Ximenes regeerde *). Zonder zich om de wel Ie bekommeren voerde hij hel bewind mei ijzeren hand en hel gelukte hem niet alleen, den adel in loom Ie houden, de financiën Ie regelen, een sterk leger onder de wapenen te houden en de schatkist van den staal te vullen, maar hij was zelfs in slaat aan den koning, die zich in de Nederlanden ophield, aanzienlijke sommen over Ie zenden. De jonge koning Karei had, zoolang hij door de vrees voor een oorlog met trans I van Frankrijk en door de Geldersche Iwisten in de Nederlanden teruggehouden werd, Ximenes in Spanje laten regeeren, hoewel zijne raadslieden, die gaarne zelf ook in Spanje geregeerd hadden, voortdurend de maatregelen van den stadhouder berispten. Toen eindelijk door het verdrag van Noyon althans voor den eersten lijd de vrede met Frankrijk verzekerd was en er insgelijks uitzicht bestond op een verdrag mei den hertog van Gelre, besloot Karei zijn erlland Ie bezoeken. In Seplember lol7 landde hij te Villa-Viciosa in Asturië. Hij betrad den Spaanschen grond, omringd door een zwerm Nederlandsche raadslieden en hovelingen; reeds hierdoor wekte hij hel misnoegen der Spanjaarden op, doch nog meer deed hij dit door de schandelijke ondankbaarheid. waarmede hij den kardinaal Ximenes behandelde. Ximenes wilde den koning te gemoel snellen, doch de tachtigjarige grijsaard kon de vermoeienissen der reis niet verdragen, en moest onderweg blijven. Terslond schreef hij een brief aan den koning, die voortreffelijke raadgevingen bevatte en bovenal met nadruk er op aandrong, dal de jonge vorst als Spanjaard onder zijn volk optreden, dat hij de regeering aan Spaansche raadslieden toevertrouwen en zijne Nederlandsche gunstelingen ontslaan zou. De grijsaard ontving een zeer troosteloos antwoord; hel bevatte in vleiende bewoordingen zijn ontslag. Alleen God, zoo heette het daarin, kon de onmetelijke verdiensten van Ximenes beloonen; dewijl de kardinaal aan den staal reeds zulke groote ollers had gebracht, mocht hij thans zijne dagen in rust ten einde brengen. Ximenes overleefde zijn ontslag niet lang, hij slierf den 12™ November 1517. Men zegt dal de ondankbaarheid des konings zijn hart gebroken heefl. Dil klinkt zeer dichterlijk en wordt dan ook door geschiedschrijvers, die gewoon zijn op het effect te werken, gretig naverteld. Geschiedkundig is dit echter zeker niet. Het hart des kardinaals was van eene Ie harde slof om door de ondankbaarheid eens konings gebroken Ie worden; bovendien heefl men zulk eene phantaslische uillegging niet noodig om den dood van een zieken, MOjarigen grijsaard Ie verklaren. Karei volgde den wijzen raad des kardinaals niel. Hij hield zijne Nederlandsche raadslieden bij zich, en vertrouwde hun de hoogste staatsambten toe. Hij schonk zelfs het door Ximenes' dood opengevallen aartsbisdom Toledo aan een neef van den heer van Chièvres; hij benoemde een Nederlander lot kanselier van Kaslilië en loen hij naar Aragon verlrok, verleende hij in den door hem aangeslelden raad van regentschap niel slechts aan de Ka^liliaansche grandes, maar ook aan meer dan één Nederlander zilling met eene beslissende slem. De haal der Spanjaarden legen de Nederlanders en tegen hun beschermer, den jongen koning, groeide met den dag aan. Voorloopig kwam hel echter niet tol eene uitbarsling, dewijl Karei in hel jaar 1518 Ie Valladolid den *) Gedurende het regentschap van Ximenes woedde de inquisitie op vreeselijke wijze; de kardinaal bezigde haar als een welkom middel tegen alle vijanden van den staat. Doch terwijl hij het bloedig werk der inquisitie bevorderde, gaf hij aan den anderen kant blijken van menschelijk gevoel, door zich tegen de invoering der negerslavernij in Amerika krachtig te verzetten. 17* Verkiezing van een Duitsch keizer. stenden al hunne rechten en vrijheden onder eede verzekerde en erkende, dat hij, hoewel hij den koninklijken titel voerde, slechts in naam zijner zieke moeder Johanna regeerde. Even als in Kastilië maakte Karei zich ook in Aragon gehaat. Hij bevond zich te Barcelona, loen hij de lijding ontving, dat hij door den dood van zijn grootvader, keizer Maximiliaan, erfgenaam van diens Duitsche landen geworden was en dat ook het uitzicht op de Duilschc keizerskroon zich voor hem opende. ZEVEN EN DERTIGSTE H O O F U S T U K. Duitschland en de heivorming. Mededingers naar de Duitsche keizerskroon. JJe verkiezing Keizer Karei V. Het verkiezingsverdrag. Ontbinding der Hansa. l)e kroning te Aken Het rijksbewind en het rijkskamergericht. Aartshertog Ferdinand. Hervatting van den strijd op godsdienstig gebied. Eik, Carlstadt en Luther bij het Leipziger dispuut. Luthers verdere stappen tot hervorming. De duisterliugen en de humanisten. Philippus Melauchthon Ulrich van Hutten. Luthers vijanden Hij wordt met den ban bedreigd. Luthers brief aan den paus. Luther verbrandt de pauselijke bul. De ban. Luthers reis naar Worms Luther op den rijksdag te Worms. Kavel V als tegenstander der hervorming. Luthers vertrek. Het Worinser edict. De vraag, welke vorst na den dood van Maximiliaan de Duitsche keizerskroon aanvaarden zou, hield in die dagen alle «emoederen in spanniii" Een machtig vorst moest het zijn, want alleen hem kon het gelukken, overeenkomstig den wensch van alle Duitsche stenden de rijkswetten krachli" Ie handhaven. Hoe noodzakelijk dit was, bleek uil de onbeschaamde wnze waarop de eeuwige landvrede geschonden werd; nog altijd duurde de strijd' lusschen den Zwabischen Bond en hertog Ulrich van Wurlembertr voorl welke met de verdrijving van den laatste eindigde, terwijl terzelfder lijd de twist om het sticht Hildesheim Duilschlands grond inel bloed drenkle. Het was dus eene ernstige vraag, wien men in zulk een lijd de Duitsche keizerskroon zou schenken. Drie vorsten, alle drie buitenlanders, don«en naar die eer: koning Karei van Spanje, de kleinzoon van Maximiliaan? konin» Frans van Frankrijk en koning Hendrik VIII van Engeland. Aan den laatste dachten echler sleclils weinige vorsten; hij zelf Hok zich ook spoedig leru» Lang weifelde men lusschen Karei van Spanje en Frans van Frankrijk Karei regeerde over een zeer uitgebreid rijk; men kon zeggen, dal in ziin gebied de zon mei onderging. Hij bezat de Oostenrijksche gewesten de Bourgondische erflanden in de .Nederlanden, hel vereenigde koninkrijk Spanje hel koninklijk Napels en Sicilië en bovendien de pas onldekte nieuwe wereld, de onmetelijke landstreken in Amerika, welke zijne veklheeren voor liem in bezil genomen hadden. Was koning Karei len gevolge van dit alles machtig genoeg, loch brachlen vele Duilsche vorsten niet len onrechte als bezwaar legen hem in dat hel zwaartepunt zijner macht builen het Duilsche rijk lag, dat hij aan den "eesl en liet karakter van liet Duilsche volk geheel vreemd was, dat liii niet eens vloeiend Duitsch spreken en alzoo voor Duilschland moeilijk warme belangstelling koesleren kon. ° Ook de pauselijke partij werkle hem heimelijk legen, daar de paus het uevaai i k aclittc. pnn» v... i ■ . Rnnmsrhp U,i,PralT™n " . I ''"U" ,U" ,,rW«' 0uk ..v/.uv.uuiwvil t.VU 11 ragen. Karjl van Oostenryk wordt Duitsch keizer. Togen Frans I van Frankrijk werd ingebracht, dal hij insgelijks een buitenlander was. Doch hij was althans een dapper vorst en hij vele vorsten strekte de ijver, waarmede de paus de verkiezing van den Franschen koning ondersteunde, hem lot aanbeveling. Buitendien wist Frans zich bemind te maken en trachtte hij door schitterende aanbiedingen zijne verkiezing te verzekeren. Hij wendde lol omkooping van de vorsten lol dusver ongehoorde middelen aan Aan elk der wereldlijke keurvorsten beloofde hij 200,000 gouden kronen als geschenk en 100,000 franken als jaarlijksch inkomen; aan ieder der geestelijke keurvorsten werd de helft dier sommen toegezegd. De agenten der beide koningen wedijverden in het doen van beloften en aanbiedingen. Doch ditmaal bleken die pogingen nutteloos, en de Duilsche keurvorsten besloten zelfs de keizerskroon aan Ie bieden aan een man, die haar zeker niet betalen kon, aan keurvorst Frederik den Wijzen van Saksen. Frederik stond een oogenblik in twijfel, of hij dal eervol aanbod aannemen zou, doch hij weifelde niel lang en besloot, de kroon te weigeren. Hij was bezadigd en voorzichtig; hij vreesde dal de macht van zijn huis niet groot genoeg was om de vorsten, die naar volkomen onafhankelijkheid streefden, te kunnen beheerschen. De glans der kroon, die bijna geheel verbleekt was, verlokte hem niet. Of spraken niel in die dagen ernstige staatslieden het met zoovele woorden uit, dat de keizerlijke waardigheid niets anders was dan de schaduw van een grooten boom ol een zonnestraal, die door hel venster in de kamer viel en hel huis verlichtte, doch dien men niet met de hand grijpen en vasthouden kon ? Frederik sloeg derhalve de hem aangeboden kroon af en wendde al zijn invloed aan om haar voor den kleinzoon van M iximiliaan, voor koning Karei van Spanje, le verwerven. Aoor dezen vorst verhieven zich nog andere invloedrijke stemmen, de machtige ridder Frans van Sickingen ijverde voor Kareis verkiezing en ook het volk was over hel geheel van dal denkbeeld niet alkeerig, daar de jonge vorst, hoewel in hel buitenland opgevoed, ten minste een Duitsch vorst en van vaderszijde uil Duitsch bloed gesproten was. De invloed van Frederik den Wijzen en de wensch van alle standen wogen ten slolle zwaarder dan alle bedenkingen, welke lot dusver legen Karei waren ingebracht; zelfs de ijverigste voorstander van den Franschen koning, de keurvorst van Trier, Richard van Greitl'enklau, liet diens candidaluur varen Toen het den 28™ Juni 4510 werkelijk lol eene verkiezing kwam, ontving Frans I, in weerwil van de ongehoorde sommen, door hem tot omkooping van de rijksvorsten besleed, geene enkele slem; aartshertog Karei van Oostenrijk, koning van Spanje, werd mei eenparige stemmen verkozen. Frederik de Wijze legde na de benoeming dezelfde onomkoopbaarheid aan den dag als voor dien lijd. Toen de Spaansche gezanten hem als blijk van erkentelijkheid huns meesters een geschenk aanboden van 30,000 goudguldens, wees hij niet alleen zelf dat geld af, maar verbood hij ook al zijne staatsbeambten en hofbedienden geschenken aan te nemen. Hij gevoelde zich hiertoe des te meer verplicht, dewijl hij voornemens was, door middel van een verkiezingsverdrag de rechten van Duitschland tegen elke machtsoverschrijding des konings te beveiligen. Op zijne aansporing besloten de vorsten, den koning de kroon slechts aan te bieden onder bepaalde voorwaarden welke hij vóór zijne kroning bezweren moest. De keurvorsten namen Frederiks voorstel aan en ontwierpen een verkiezingsverdrag. uit 34 artikelen bestaande, waarvan de hoofdinhoud hierop neerkwam,' dat de keizer zich verbond alle rijkswetten le handhaven, alle standen te laten in hel bezit hunner tegenwoordige rechten en vrijheden, zonder toestemming der rijksslenden geen oorlog te beginnen, geen vreemd krijgsvolk in het rijk le brengen en vooral geen rijksdag builen Duitschland te beleggen. Alle Duitsche rijks- en hofambten zouden voorts slechts aan \ erk 1 ezi ngs verdrag. Kareis karakter. Zijne kroning. Rijksdag te Worins. I i I .m , , i T',lun opdragen; de keizer moest zich eindelijk verf i" bondgenoolschappen des adels en der onderdanen legen de keuuo,slen vorsten en slenden te verbieden en in het hijzonder de aoole eieuiigmg der koopheden, die lot dusver door middel van haar goud «ere^eerd en eigendunkelijk gehandeld had, op Ie hellen ° c,ere0eeru De laatste bepaling had betrekking op de Hansa. De vorsten toch waren huln" , 8t lldlJVerl,g op ?' ."'achlig stedenverbond en wenschlen het met de riertTh e r;rlV°m- 1?i«e,1.l«k wa* l,et '»* noodig. «Ja' 4die verkeerde. "J S in een s,aal van onlbinding ■A,i inU(' oeesl• tlle ll(' Hansa bezielde, was geen geest van vrijheid, maar van artstocialische bevoorrechting, zelfzucht, heerschzuchl, willekeur en gouddorst belnuld "e.T zi w 'l i i '""l''re l,.ü voonle(,|,'n • door baar in den handel t. | zij weiden daardoor menigmaal in hevige twisten gewikkeld Twaalf belangrijke steden waren 111 hel jaar 1518 reeds óf vrijwilli" uit hel verbond gelreden óf daarvan uitgesloten. J ° 1111 llel Katels gezanten namen liet verkiezingsverdrag aan en onderteekenden hel; hiermede was het lol der Duilsche kroon beslist. teekenden onderricht wenï' li'Ti 'T ^?a"tschap van de op hem uitgebrachte keuze ontlerrclit werd, liet hij den njksstenden welen, dat hij de kroon aanvaardde en zich zoo spoedig mogelijk naar Duilschlaiid begeven zou, om zich le laleu kronen, llij hie d zijne helode en reisde, zoodra Idj de gewichtigstere-eerSS den Kinre"l,ii ™fgelin« van. ll0°P en bezorgdheid zag hel Duilsche volk op ! ' , r', h|j wa» nog zeer jong, eerst 20 jaar oud, men wist niet veel meer . dan dal h'J eene voortreffelijke opvoeding genoten had. dal hij «oed e paard zal. en eens te Valladolid. nauwelijks achttien jaar oud in°ïï ,i?I rid'1rrl,jk,U Wljze dne lansen gebroken had. Zijn schild droe« hij ees eNjke gelegenheid liet devies: nondum nog niet) en dil woord scheen mde. daad de kenspreuk des jongen konings le bevallen. Mei zijne heldere oogen de spiegels van een scherpzinnig versland, wiern "J ten onderzoekenden blik op alles wat hem omringde, llij sprak weini" aan ziineSl 7" Z'J" '''l"' gnTP.!'« "ooil zelfstandig in, maar hij liel dfe Dn , r ou'r' lloewe) hij alle regeeringszaken met ijver behartigde, in i i P ". des nieuwen keizers maakte op de Duitschers een gunsteen JSÜfi ÏÏ'£bX,iZif "er ,0C" m",illsSd' in itpi i'e| VICCT ' !'• ^arH ,le kll,Perljel'. door de pauselijke in z n he nn beliing der verkiezing van Frans I aangewend, al le trouw becliMe be.waren «n.die wenschle zich met hem le verzoenen, mini Lnn L P !:s jonf», keizers zijne goedkeuring; hij liel door zijne L p , , makt*'!- dal llij van ziju kanl den Hoomschen koning lol keizer benoemde, en een ieder gebood, hem dien titel te geven. aan.-. p g na kroning schreef Karei I zijn eersten rijksdag legen den den J uiinrf'l^? V'" L'n llij °Pende de vergadering le Worins ' lb* • Ue njksdag was zeer schillerend; de Duilsche slenden nf t ° 8 L , °PSek°men dan in langen lijd het geval was geweest. eeisle werkzaamheden golden staatszaken. Karei stond op aandringen der vors en hel oprichten van een rijksbewind toe, hetwelk in zijne alSgheid weei CinSl V3n "f,lan(l voeren zou- Ook ''et rijkskamergericht werd door hn. S ,Cn 6811 besl?1' Ullgevaardigd, dal de hulp der slenden in alle J{J 'S 'e ™eren oor|ogen nauwkeurig bepaalde. Er werd een nieuwe naamlijst vervaardigd en de sterkte van hel rijksleger werd op 1000 ruiters Eek, Carlstadt en Luther. en 20,000 man voetvolk bepaald. Vervolgens benoemde Karei zijn broeder Ferdinand lot zijn plaatsvervanger en stond hem zijne landen Oostenrijk, Stiermarken, Karinlhië en Krain af; later werden de overige bezittingen van bet Iniis Habsburg in Duitscbland bier bijgevoegd. Ook Wurtemberg vereenigde Karei op dien rijksdag met zijne erflanden; hij kocht dat land. hetwelk door den Zwabischen Bond aan hertog Ulrich ontnomen was. voor 22.000 gulden en vergoeding der oorlogskosten. De belangrijkste handeling van den rijksdag was intusschen niet de regeling van staatkundige kwesties, maar de beslechting van godsdienstige twisten. Wij moeten, eer wij zijne werkzaamheid in dit opzicht onzen lezers schetsen, op Luther terugkomen. Luther had den pauselijken kamerheer von Millitz beloofd te zullen zwijgen, maar hij had dit gedaan onder voorwaarde, dal ook zijnen legenstanders het stilzwijgen zou worden opgelegd. Onder dezen was de meest beroemde Dr. Johannes Eek, hoogleeraar en vice-kanselier van de hoogeschool te Ingolstadt, een geleerd scholasticus. De immer strijdvaardige kampioen der katholieke geloofsleer had met Luthers vriend, professor Andreas Bodenstein uit Wittenberg, die naar zijue geboorteplaats gewoonlijk Carlstadt genoemd werd, een dier openbare twistgesprekken bepaald, waarin geleerde vraagstukken in die dagen beslecht plachten te worden. Leipzig zou hel tooneel en de leer »van de genade en den vrijen wil" het voornaamste onderwerp van den redetwist zijn. Doctor Eek kon deze gunstige gelegenheid niet ongebruikt laten voorbijgaan, om in zijn baat legen Carlstadt ook zijn ouden vijand Lulher heftig aan Ie vallen. Vóór het dispuut zond bij 13 stellingen in bet licht, welke aan den redetwist te Leipzig tot grondslag moesten dienen; hierin richtte bij zijne wapenen niet alleen tegen de door Carlstadt, maar voornamelijk tegen de door Lulher verdedigde denkbeelden. Thans achtte Luther zich van zijn woord ontslagen, want niet bij, maar Dr. Eek bad den strijd herval; hij had besloten, dien aanval af te slaan; terstond antwoordde hij dan ook op Ecks beweringen, en bij maakte zich gereed om aan hel Leip/.iger dispuut in persoon deel te nemen. De kerkelijke overheid wilde aanvankelijk den geleerden strijd, die in hel openbaar over gewichtige geloofsartikelen gevoerd zou worden, niet toestaan, doch daar hertog George van Saksen, de beer der Saksische landen van de Albertinische lijn, waartoe ook Leipzig behoorde, een ijverig voorstander der streng kalholieke richting, zeer veel belang daarin stelde; dewijl de geestelijkheid bovendien bet vertrouwen koesterde, dat de beroemde doctor Eek de beide Wiltenberger hoogleeraars spoedig door de machl zijns woords verpletteren zou, gaf zij toe. Eek kwam te Leipzig aan en werd door de hoogleeraren der hoogeschool en door een deel der studeerende jongelingschap met groote vreugde ontvangen ; men vierde te zijner eer schitterende feesten. De strijdlustige theoloog verheugde zich reeds vooraf in hel vooruitzicht op de Ie behalen zegepraal en genool, gelijk uit zijne eigen brieven blijkt, gedurende eenige dagen volop het goede des levens. Den 2ien Juni 151!) trokken de Wittenbergers Leipzig binnen; de leeraars op open rolwagens gezeten, eerst Carlstadt, vervolgens Luther en Melanchlhon, de beide trouwe vrienden. Zij werden vergezeld door hertog Barnim van Pommeren, die toen Ie Wittenberg studeerde. Eene schaar van eenige honderden studenten Ie voel omringde, met hellebaarden, bijlen en spietsen gewapend, den wagen. De Leipzigers bewezen den Wittenbergers veel minder eer dan den beroemden Dr. Eek. De hoogeschool was in dien tijd over bel geheel nog niet hervormingsgezind en hel kwam ten gevolge daarvan tusschen Witlenberger en Leipziger studenten dikwijls tot hevige twisten, zoodat de waarden ■ Het Leipziger twistgesprek. in de herbergen gewoonlijk mei de hellebaarden aan de tafel moesten slaan om vrede te houden. Hertog George stelde een buitengemeen belang in den geestelijken strijd; hij had bepaald, dat de verschillende redevoeringen door notarissen opgeteekend moesten worden en dat de hoogescholeii van Parijs eu Erfurl ovei" den uitslag van den strijd hun oordeel /.ouden uitspreken. Voor het dispuut was op het slot Ple.szenbi.rg opzettelijk eene zaal ingericht, twee katheders stonden egenover elkander behangen met tapijten, waarop de heilige George en de heilige Maat ten afgebeeld waren; voor de notarissen stonden tafels eu voor de toehoorders een aantal banken gereed, want liet was te verwachten dat ue taatsten m grooten getale tegenwoordig zouden zijn ... 'I1'11 TVT beb'on (le s,,r'jd- Eck e" Cailstadt stonden tegenover elkandet. De hertog was met geheel ziju hof en met vele andere aanzienlijke personen aanwezig. Hy woonde de zitting gedurende 19 volle dagen, zoowel (les \oor- als des namiddags, getrouw en met gespannen aandacht bij en ^ m'77, VelL>" ll0™lin8fn.: llie anders wel gaarne de zaal zouden veilalen hebben, genoodzaakt ook te blijven. De hertog gaf menig magister der universiteit door zijne levendige deelneming een goed voorbeeld, want dezen, hoewel zij niet durfden wegblijven verzonken toch dikwijls gedurende den geleerden redetwist, waarvan zij niet veel begrepen, in een diepen slaap. Hel begin van het dispuut scheen voor de hervorming geen gunstigen slag Ie beloven; Eek en Carlsladt streden over het leerstuk der genade en over den vrijen wil. De eerste verdedigde de vrijheid van den wil, welke door den laatsten ontkend werd. Eek was een voortreflijk redenaar, bij sprak vrij, zonder ziel. aan boeken te notulen; l.arlsladt daarentegen bladerde meermalen in de werken, welke J.J In.ee brel)racht had, om daarin naar bewijsgronden te zoeken, eii werd door den beroemden doctor geweldig in de engte gedreven. Doch het blaadje werd omgekeerd, toen Lulher den 4™ Juli het spreekgestoelte betrad, fhans had Eek een hem waardige., tegenstander gevonden en een strijd begon die van grooten invloed op den verderen loop der gebeurtenissen zou zijn. F Twee boerenzonen - want ook Eek was, evenals Lulher. van boersche at komst — stonden tegenover elkander, de een als kampioen der pauselijke pai l.j, de ander als de grondlegger der hervorming. Mei nieuwsgierigen blik monsterde hertog George den nieuwen strijder en hij kon nauwelijks gelooven dat deze naar het uiterlijk zoo onaanzienlijke' monnik de man was wiens naam op de lippen van het beschaafde Europa zweefde, voor wien de katholieke geestelijkheid sidderde. Lulher was van middelbare gestalte, Inj was loen nog zeer mager en had niets in zijn uiterlijk dat den minsten indruk maakte; hem ontbrak de indrukwekkende stem' waarmede Eek zijne denkbeelden voordroeg, doch de zijne was welluidend en' duidelijk en de toehoorders werden er meer door getroflen dan door Ecks donderende laai, want elk woord van Luthers lippen droeg den slempel van rechtschapenheid en van eene innige overtuiging, welke ook uit zijne van geest Unielende oogen straalde. De strijd begon; hij bewoog zich aanvankelijk slechts om Luthers stelling dal niet de paus maar Christus het hoofd der kerk en dat derhalve hei pausdom geene goddelijke, maar eene menschelijke instelling was. Eek voerde vele geleerde bewijsgionden aan. Lulher daarentegen beriep zich slechts op den bijbel; doch hij volgde zijn tegenstander ook in de sclirilU'ii der oude kerkvaders en legde daarbij eene belezenheid aan den da" die meer dan eens Ecks hoogste verbazing wekte. In den loop van den levendigen redetwist ontwikkelde Luther zijne denkbeelden steeds duidelijker; door het bestrijden van bet gevoelen zijns tegen- Gevolgen van het Leipziger twistgesprek. standers werd hij er loe gebracht om de ééne sloute stelling op de andere te stapelen, om gevolgtrekkingen uil zijne eigen gevoelens Ie maken, waarvan hij aanvankelijk zich zelf niet bewust was geweest, doch welke hij in het vuur van den strijd niet schroomde uit te spreken en inel krachtige bewijsgronden te staven. Onder anderen waagde hij de voor dien lijd buitengewoon vermetele stelling te uiten, dat onder de gevoelens van Johannes Huss, die door bet concilie van Constanz veroordeeld waren, vele Christelijke en evangelische denkbeelden werden aangelrollen. Hertog George, die van zijne vroegste jeugd af in baat tegen bel Hussietendom was opgevoed, werd door dit woord van Luther zóó geërgerd, dat hij opsprong, de handen in de zijden zette en met eene stem, die door de geheele zaal weerklonk, hoofdschuddend uitriep: »Dal loopt door het dolle heen!" Luther bad zich, naar Eek meende, blootgegeven; hij had hel besluit van liet concilie van Constanz berispt en daardoor ingewikkeld te kennen gegeven, dat eene kerkvergadering dwalen kon. Eek viel hem derhalve terstond op dit punt aan, doch de stoutmoedige Luther schroomde niet, de logische gevolgtrekking voor zijne rekening Ie nemen. Hij riep uit, dat geen concilie een nieuw geloofsartikel maken kon en dat er geen bewijs voor de onfeilbaarheid eener kerkvergadering kon geleverd worden. «Eerwaardige vader!" hernam hierop Eek, «wanneer gij gelooft dat een wettig vergaderd concilie dwalen kan, dan zijt gij mij als een heiden en een tollenaar." Tot eene beslissende uitkomst kon een dergelijke redetwist niet leiden; twee tegenstanders, die van zulke geheel tegenovergestelde beginselen uilgingen als Luther en Eek, konden het nooit eens worden; doch het dispuut had een ander en hoogsl gewichtig gevolg: Luther zelf bad daardoor ver de grenzen overschreden, binnen welke bij aanvankelijk zijn strijd tegen bet pausdom had willen beperken. Hij had het gewaagd openlijk uil te spreken niet alleen, dat de paus, maar ook dat het concilie te Constanz aan dwaling onderhevig was geweest. Door deze uitspraak had bij liet beslissend gezag der hoogste kerkelijke overheid in godsdienstzaken ontkend, het godsdienstig geloof kon, nadat hij zoover gekomen was. door hem slechts aan ééne enkele bron ontleend worden, namelijk aan de heilige schrift. Hierdoor verkreeg het Leipziger dispuut eene allerbelangrijkste geschiedkundige beleekenis. Thans kon Luther niet langer wegkwijnen in de trage rust, waartoe bij zich zelf door zijne belofte aan den kamerheer von Millitz zou veroordeeld hebben, indien Eek den strijd niet opnieuw had aangebonden. De weder ontbrande strijd moest voortgezet worden en Luther bad thans den rechten weg gevonden, waarop bij zonder omzien voorwaarts zou gaan. Met woord en schrift was bij nu onafgebroken werkzaam; zijne grondige studiën voerden hem steeds verder. Het pausdom had in zijn oog allen goddelijken luister verloren; niet lang duurde bet, of hij verzette zich krachtig legen elk misbruik van macht, waaraan het hoofd der kerk zich schuldig maakte. De eene kerkelijke instelling na de andere bleek bij bet licht van zijn voortgezet onderzoek onhoudbaar; bel verbod van het huwelijk der priesters, bet recht tot verklaring der heilige schrift, alleen aan de priesters toegekend, de bedevaarten, de monniksgeloften, het gedwongen vasten op bepaalde dagen, bel onthouden van den kelk bij het avondmaal aan de leeken, — al deze kerkelijke inzettingen verloren in zijne schatting bare geldigheid, zij deden zich aan hem als misbruiken voor, die bij wel niet opeens, maar langzamerhand, in den loop der jaren krachtig bestreed. Luther was een man vol zedelijken moed en geestkracht, bezield met de reinste begeerte naar geestelijke vrijheid; geen uiterlijk kerkgezag hield hem langer in zijne kluisters geboeid, en zoodra hij een gebrek in de kerk Lnther en zijne vrienden. Melanchthon. ontdekte, kwam hij, zonder de gevolgen le schromen daarlegen in verzet. Hij deed dal in geschriften vol gloed en vuur, in eene algemeen verstaanbare taal, die het volk aantrok en boeide, wijl zij met den volksgeest volkomen in overeenstemming was. Door deze geschriften, die door honderdduizenden in geheel Duilschland gelezen werden, groeide Luthers aanhang met eiken dag aan. Doch hij vond zijne geestverwanten niet slechts onder het eigenlijke volk, maar ook onder de geleerden. De humanisten trokken zich Luther en zijne zaak meer en meer aan; zelfs de uiterst voorzichtige Erasmus liet zich in een brief aan den keurvorst van Saksen, op diens verzoek geschreven, vrij gunstig over Luther uit. De duisterlingen le Keulen daarentegen waren volstrekt niet blind voor het gevaar, dat hen door den Augustijner monnik bedreigde. Toen Erasinus zich gunstig over Luther uitgelaten had, riep Hoogstraten uil: «Erasinus heeft bet ei gelegd en Luther heeft het uitgebroed; de geheele ketterij koml \an de Grieksch-weters en redekunstenaartjes.' Zoo gaven de duisterlingen den humanistischen wetenschappen — eh niet geheel ten onrechte — de schuld van de bij hen zoo gehate hervorming. Hoe meer de duisterlingen woedden, des te nauwer sloten alle vrienden der vrijheid zich hij de hervorming aan. \ooral stond Philippus Melanchthon Luther als diens trouwste vriend en medehelper ter zijde. . Philippus Melanchthon — of Schwarzerd gelijk zijn naam eigenlijk luidde — was den lGen Februari I497 geboren. Hoewel bij dus nog zeer jong was, had hij zich door zijne groote geleerdheid reeds een beroemden naam verworven. Zijn bloedverwant Reuchlin had zijne studiën geleid en ook, volgens de gewoonte der geleerden in die dagen, zijn Duitschen naam in Melanchthon overgezet. Als een zeer grondig, zelfs door Erasinus boog geprezen beoefenaar der oude letterkunde, geschiedenis en wijsbegeerte, was hij door Reuchlin aau Frederik den Wijzen als hoogleeraar in de Grieksche taal aan de nieuwe hoogeschool le Witlenberg voorgedragen en derwaarts ook beroepen. Te Witlenberg leerde Melanchthon Luther kennen; weldra werd bij diens trouwe vriend en ondersteunde hem uil al zijne macht in zijne pogingen tol hervorming der kerk. Sinds bij, de beroemde geleerde, de hervormer op wetenschappelijk gebied, uil volle overtuiging voor Luther partij gekozen had, bleet deze ook in de oogen van de mannen der wetenschap niet langer de onbeduidende, tierende monnik, waarvoor velen hem aanvankelijk gehouden hadden. Zoo werd Melanchthon een der voornaamste medegrondleggers der hervorming. De vriendschap dezer beide voortreffelijke mannen was van het grootste belang voor de verdere ontwikkeling der hervorming; de een vulde als 't ware den ander aan. Luther was bij bet hervormingswerk de man van de daad. Vol geestkracht, heftig, soms al te ruw had hij behoefte aan een verzachtenden invloed en deze werd juist op hem uitgeoefend door den lijn beschaafden en zachtzinnigen, bijna schroomvalligen Melanchthon, den lalenlvollen en scherpzinnigen geleerde, die echter op zijne beurt dikwijls le zacht en niet zelfstandig genoeg was. Ook een derde trad lot het verbond Ier bestrijding van de duisterlingen toe, hoewel bij geen persoonlijken omgang met de beide bovengenoemde mannen hield, namelijk Ulrich van Hullen, de dappere ridder, de kampioen voor vrijheid, waarheid en recht, die even meesterlijk de pen als hel zwaard wist te banteeren. Toen Lullier het eerst met zijne stellingen optrad, beschouwde Hullen, evenals de paus, de geheele zaak als een ellendigen monnikenlwist en liet hij zich daarover zelfs minachtend uit. In een brief aan een zijner bekenden schreef hij: »Te Witlenberg in Saksen is eene partij legen de pauselijke maclil opgetreden, terwijl de andere partij den pauselijken aflaat verdedigt. Van Uhïcli van Hutten en Frans van Sickingen. De pauselijke banvloek. beide zijden neemt inen een geweldigen aanloop en spant men alle krachten in. Monniken staan aan liet hoofd der strijders. De aanvoerders zelf zijn overijld en heftig, vol warmte en vuur. Nu eens tieren en schreeuwen zij. dan jammeren zij en klagen zij hel noodlot aan. In den lautslen lijd hebben zij zich ook aan liet schrijven gezel. De boekdrukkers krijgen handen vol werks. Er worden stellingen en corrolariën, eonclusiën en (wat menigeen reeds slecht bekomen is) artikelen verkocht. Zoo, hoop ik, zullen zij elkander over en weer te gronde richten. Ik zelf heb onlangs een ordebroeder, die mij dit mededeelde, geantwoord, «vreet een van beiden op. opdat gij door elkander moogt worden opgevreten!" — Mijn wensch is namelijk, dat onze vijanden zooveel mogelijk in tweedracht leven en elkander hardnekkig verslinden mogen. Ja, gave God, dat allen te gronde gaan en uitsterven, die een hinderpaal zijn voor de ontkiemende beschaving, opdat de levende plant van de heerlijkste deugden, welke zij tot dusver vertreden hebben, eindelijk in veiligheid mogen bloeien." Hutten haatte de monniken en verheugde zich over hunne onderlinge twisteneerst toen Luther zich in zijn twistgesprek met Eek en in zijne menigvuldige geschriften steeds krachtiger en beslister uitsprak, werd ook Hullen voor hem gewonnen en van nu af bleef hij de trouwe vriend des hervormers en ondersteunde bij dezen met raad en daad. Ook Sylvester van Scliaumburg en Frans van Sickingen, twee machtige Duitsche ridders, stelden levendig belang in Luther. Sickingen schreef hem een brief waarin bij hem aanspoorde den strijd krachtig en zonder vrees voorl te zeilen mei de verzekering, dat hij, wanneer Witlenberg hem niet langer de noodige bescherming verleenen mocht, die op Sickingens burcht — den Ebernburg bij Kreuziiach — zou vinden, waar honderd ridders bereid waren hem te beschermen. Die deelneming schonk Luther moed en kracht om zonder omzien op den ingeslagen weg voort le gaan ; en hij had zulk eene aanmoediging wel noodig. want machtige vijanden stonden gereed hem ten val te brengen. Eek was naar Rome gereisd en had de gevaren, waarmede Luther de kerk bedreigde, den paus met zulke donkere kleuren afgeschilderd, dal Leo X den 1 Juni 1520 besloot, met kracht legen Luther te werk le gaan. Hij vaardigde eene bul uit, waarin een en veertig stellingen, uit Luthers geschriften getrokken, als kellersche dwalingen gebrandmerkt werden en waarin over allen, die ze aannemen of verbreiden zouden, de banvloek uitgesproken werd. Aan Luther zelf werd een termijn van 00 dagen toegestaan, om al zijne dwalingen volledig en gerechtelijk le herroepen en zijne boeken le verbranden of ter verbranding uil le leveren. Liet hij dien lijd ongebruikt voorbijgaan, dan zou hij na alloop daarvan als ketter veroordeeld en in den groolen ban gedaan worden. Deze bul zond Leo X door twee beambten van zijn hof, Caraccioli en Alexander, aan den aartsbisschop van Mainz, met den last voor de voltrekking van bet vonnis zorg le dragen. In weerwil hiervan beproefde de kamerheer von Miltitz nog eens den strijd bij te leggen en nog eens gelukte hel hem, Luther tot eene daad van verzoening over te halen, lot liet schrijven van een brief, die naar Luthers meening zeer vredelievend, doch inderdaad een krachtige aanval op het pausdom was. Luther gaf in dit merkwaardig schrijven le kennen, dal hij den diepslen eerbied voor Leo X koesterde, doch dal de Rooinsche Stoel zulk een voortreffelijken paus niet waardig was; hij geeselde de gebreken der kerk en de zonden der pausen in scherpe bewoordingen, doch aarzelde ten slotte niet. te beloven, dal hij den geheelen strijd zou laten rusten, wanneer ook aan zijn tegenstanders hel stilzwijgen werd opgelegd. Zelfs al had de paus deze voorwaarde willen aannemen, hij zou toch Erasmus oordeel omtrent Luther. "iel meer in slaat zijn geweest haar le vervullen. De strijd was reeds te ver gegaan, dan dat een pauselijk hevel daaraan een eind had kunnen maken. Luthers brief moest dus wel geheel zonder uitwerking zijn. lntusschen had Doctor Lek, uit Rome teruggekeerd, al zijne krachten ingespannen om de pauselijke bul ten uitvoer te doen leggen. Doch weldra bespeurde hij, dat zijne bemoeiingen voor hem zelf niet zonder gevaar waren, en dal Lulher een veel grooteren aanhang bezal, dan hij vermoed had; zelfs te Leipzig werd Lek door de studenten beschimpt en moest hij zich in een nabijgelegen klooster verbergen, om mishandelingen le onlgaan. Toen hij eindelijk de bul had aangeplakt, werd zij met slijk geworpen. Te Erfurt kon dit niet eens geschieden, daar een gewapende hoop studenten den wagen van Dr. Lek omsingelde, hem de afdrukken der banhul uit de hand rukte en die in het water wierp. Luther zelf bekommerde zich weinig om den ban. Dit bleek hel best uil de nieuwe, stoutmoedige schriften, welke hij in het licht zond, waarin hij nog krachtiger dan in zijne vroegere boeken de leerbegrippen en instellingeji dei kerk aantastte. In dezen hachelijken tijd hing alles af van de vraag, ol keurvorst Fre«lenk de Wijze de voltrekking van den ban zou dulden of niet. Werd Luther voor een geestelijke rechtbank gedaagd, dan was zijn lot beslist; den monnik wachtte niels anders dan de brandstapel en met zijn dood zou de reformatorische beweging waarschijnlijk voor langen tijd onderdrukt zijn, want wie zou den moed hebben bezeten nog weder zoo krachtig op te treden wanneer deze stoutmoedige monnik als olfer van de vervolgingen der geestelijkheid bezweken was? Van het hoogste belang voor den verderen loop van de geschiedenis der hervorming was dus het besluit van den keurvorst van Saksen. De pauselijke gezanten Alexander en Caraccioli begrepen dit zeer goed en wendden zich derhalve tot den keurvorst met den eisch, dal hij Luthers werken zou lalen verbranden en hem zelf óf straffen óf gevankelijk naar Home zenden. Frederik was hel tegenover de dringende beden der pauselijke gezanten niet geheel met zich zelf eens, wat hij doen zou. Hij besloot den beroemden Erasinus om raad Ie vragen, dewijl deze zeker wel volkomen in staal zou zijn le beoordeelen, of Luther inderdaad kettersche stellingen predikle. Erasmus antwoordde op de vraag van den keurvorst: «Luthers grootste misdaad bestaat hierin, dal hij de kroon der pausen en den buik der monniken heeft aangetast. Luther is nooit behoorlijk weerlegd en daarom wekt de gestrengheid der legen hem uitgevaardigde bul de verontwaardigiug van alle rechtschapen lieden op." Dit antwoord was zeer naar den smaak van den keurvorst; nu verklaarde hij den pauselijken legaten, dal hij, voordat Luthers zaak door billijke en geleerde scheidsrechters onderzocht was, noch het verbranden van zijne boeken inwilligen, noch toeslaan zou dal Luther in zijn land gevangengenomen werd. Zoo bleef Lulher dan in Willenberg, waar hij ongestoord zijn ondersvijs voortzette, hoewel de keizer zijne afkeuring over Luthers leer openlijk uitsprak door in zijne erflanden, overeenkomstig 's pausen bevel, Lulhers boeken te lalen verbranden, en eenige geestelijke vorsten en rijkssteden hel keizerlijk voorbeeld volgden. Lulher was over liet verbranden zijner geschriften lievig vertoornd, hij besloot den paus le doen gevoelen, hoe weinig hij zich in hel vervolg om zijn gezag bekommeren zou. Iu den morgen van den 10™ December verzamelden de studenten zich Ie VVitlenberg voor de universiteit en lazen op hel zwarte bord eene aankondiging. die hen met groote verbazing vervulde. Di. Maarten Lulher maakle daarin bekend, dal hij dienzelfden morgen te !• uur de pauselijke bul en decrelalen verbranden zou. Luther verbrandt de pauselijke bul. Zijne reis naar Worms. Dal was een nog nooit vertoond schouwspel. In diclile drommen verzamelden zich de aanhangers der hervorming en toen nu Luther verscheen, vergezelde een groot aantal magisters en studenten hem naar de Elsterpoort. Een der magisters richtte een brandstapel op; een weinig hout en de kanonieke wetboeken, de geschriften van Eek en anderen werden als brandstof gebezigd; vervolgens stak hij den mutsaard aan en toen nu de vlammen snel om zich grepen en lustig opflikkerden, wierp Luther met eigen hand de pauselijke bul in het vuur met de woorden: »>l)e\vijl gij den heilige des Heeren beroerd hebt. verlere U het eeuwige vuur!" Dit was Luthers antwoord op de banbul; in een geschrift, door hem in druk gegeven, rechtvaardigde hij zijne stoute daad; de toon, waarop hij sprak, was die van een strijdvaardig kampioen, die er in de verte niet aan dacht boete te doen, doch die bereid was den strijd op leven en dood ten einde toe voort Ie zetten. Door het verbranden van de pauselijke bul rukte Luther zich opeens en voorgoed van het pausdom los. Welk eene gewichtige verandering had er plaats gegrepen met den monnik, die nog voor korten lijd van eerbied voor den paus doordrongen was en die thans aan een vriend scheef: »Wij gelooven hier vast, dat het pausdom de ware en lichamelijke zetel van den Antichrist is, wij moeten om den wil van het heil der zielen al het mogelijke tegen zijne schelmerij en zijn bedrog doen. Wat mij betreft, ik beken, dat ik den paus geene gehoorzaamheid schuldig ben!" De aangevangen strijd moest of met de zegepraal der hervorming of met den ondergang des hervormers eindigen. De paus zag dit zeer goed in en wendde dus alle middelen aan. waarover de kerk beschikken kon, om Luther ten val te brengen. Den 3en Januari 1Ü2I verscheen op aandringen van den legaat Alexander eene tweede pauselijke hul. waarin de vloek over Luther en al zijne beschermers en aanhangers onvoorwaardelijk en in de sterkste uitdrukkingen herhaald werd. Keizer Karei \ had, eer hij lol hel houden van den rijksdag naar Worms ging. aan keurvorst Frederik den Wijzen geschreven, dat deze Luther op deu rijksdag zou medebrengen. De keizer wilde te Worms de kerkelijke twistvragen beslecht zien; de pauselijke legaal Alexander verklaarde daarentegen, dat eene wereldlijke vergadering over dergelijke kerkelijke vraagstukken geen oordeel mocht vellen, dal Luther met al zijne vrienden en beschermers door de kerk reeds als ketter veroordeeld was en dat de rijksdag aan een ketter geen gehoor mocht verleenen. Keizer Karei V zou zonder aarzelen bereid zijn geweest den wenseh des pausen, met wien hij gaarne op een goeden voel wilde staan, te vervullen, hij zou den oproerigen monnik zeker zonder omwegen aan den toorn der kerk hebben opgeotlerd. indien hij de Duilsche stenden niet had moeten ontzien. De stenden 1111 eischten. dat Luther van een behoorlijk vrijgeleide voorzien, te Worms verhoord zou worden. Onder de vorsten toch waren er velen, die zich openlijk vóór Luthers denkbeelden verklaard hadden en die dus moesten verwachten, dal ook zij, als beschermers van den hervormer, door den pauselijken ban zouden gelrollen worden. Karei moest zich naar den wenseh der vorsten schikken en zelf den vrijgeleidebrief voor Luther opstellen. Keurvorst Frederik de Wijze en zijn broeder Johan, de landgraaf Philips van Hessen en hertog George van Saksen stelden buitendien bijzondere geleide-brieven op, waarin zij Luther eene veilige reis waarborgden. Een keizerlijk heraut werd naar Witlenberg gezonden, om den hervormer naar Worms te geleiden. Luther was niet blind voor het gevaar, aan zulk eene reis voor hem verbonden; zelfs hield hij zich vast overtuigd, dat zijn vrijgeleide evenzeer Lutlier te Worms. De ryksdag. geschonden zou worden als vroeger dat van Joliannes IIuss, docli hij had evenals vroeger op de reis naar Augsburg, ook ditmaal besloten, als hel wezen moest, zijn leven voor zijne overtuiging ten oiler te brengen, en vertrok van \\ ïl ten berg. De reis was een ware zegetocht. Ieder was begeerig om den monnik te zien, die hel gewaagd had, den paus den oorlog te verklaren. Te Erfurt werd hij door de universiteit, den raad en de burgerij in plechtigen optocht ingehaald; overal waar hij verscheen, ontving bij openlijke gunst- en eerbewijzen. D Lutlier verheugde zich over de deelneming in zijn persoon en werk. Opgewekt, en moedig zette bij zijne reis voort en wanneer hij des avonds in eene herberg eens rustig alleen was, greep hij meermalen naar de luit, om een vroolijk lied te zingen, dat hem de zorg voor den aanstaanden rijksdas vergeten deed. ° Het boezemde hem geen bekommering in, dal bij overal op zijn weg besluiten zag aangeplakt, waarbij zijne geschriften veroordeeld werden. Toen lij op zijne laatste pleisterplaats, te Oppenheim, zelfs door een raadsheer van keurvorst trederik gewaarschuwd werd voor hel gevaar, dat hein bedreigde, gal bij ilit manlijk antwoord: «Welaan, dewijl ik opgeroepen en ontboden ben heb ik vast besloten naar Worms te trekken, in den naam van den lieer Jezus Christus, ook al wist ik, dal er zoovele duivels daar binnen waren als pannen op de daken." Den lf>'11 April I.j^l kwam Lutlier op den middag te Worms aan. De burgers zaten juist aan het middagmaal, doch toen de torenwachter van den dom op de trompet blies, verbreidde zich eensklaps het gerucht door de stad dal de \\ ït ten berger monnik was aangekomen. In een oogenblik waren dé straten bezaaid mei menschen, want iedereen wilde den stout moedigen en beroemden man zien; weldra werd het gedrang zóó groot, dat de open wagen waarop Lulher 111 zijne monnikspij was gezeten, slechts mei moeite voortrijden kon. Ook de vorsten en lieeren, die te Worms waren, legden de warmste belangstelling in den hervormer aan den dag. Tol diep in den nacht volgden de bezoekers elkander op in de kamer, waar hij zijn intrek had genomen, leder wilde hem zien en spreken. Den volgenden dag, 17 April, des namiddags te vier uur kwam de erfnjksmaarschalk van Pappenheim, om den monnik naar den rijksdag te geleiden, liet volk was op de straten te hoop geloopen; velen waren op de daken beklommen. om hem te zien, en het gedrang werd eindelijk zóó groot, dat I appenheim den monnik, die aan zijne bescherming was toevertrouwd, door eemge huizen en tuinen geleiden moest, om zijn weg Ie kunnen vervolgen. Toen Lulher op hel punl slond de vergaderzaal binnen Ie treden, klopte de beroemde veldheer George van Freundsberg hem op den schouder met de woorden: »Monnikje, monnikje; gij doet een zwaren gang zooals ik en vele krijgsoversten in den heetslen si rijd niet gedaan hebben; zijl gij echter op den rechten weg en zeker van uwe zaak, ga dan in Gods naam voort en wees goedsmoeds: God zal u niet verlaten!" Lulher trad nu de zaal binnen, waarin de vorsten, graven, vrijheerenen bisschoppen benevens al de afgevaardigden der steden vereenigd waren. De zaal was propvol, zoo verhaalt ons een ooggetuige. Ieder, die eenig recht had om daar te verschijnen, was gekomen om Ie zien en te liooren. Toen Lutlier al die aanzienlijke mannen, den keizer en de vorsten aanschouwde, en zich voor het eerst in zijn leven door zulk een praal en luister omringd zag, gevoelde hij zich een oogenblik beklemd en verbijsterd. Wie die hem dil ten kwade duiden zou? Op de vraag, of hij de onder zijn naam gedrukte geschriften, welker Lutlier op den ryksdag. titels voorgelezen werden, als de zijne erkende en ol' hij hun inhoud herroepen , ,dan wel daarbij volhardde, antwoordde hij met eene vrij zwakke slem dat hij de boeken voor de zijne erkende; doch (en aanzien van het tweede deel der vraag verzocht hij lijd (ol den volgenden dag om zich te bedenken: dat uiislel werd verleend en de monnik ontslagen. De indruk, door Lutlier op de vergadering gemaakt, was zeer verschillend. Vele ridders en heeren bewonderden hem; doch keizer Karei sprak op minachtenden toon: »Die man zal mij bezwaarlijk lot zijn geloof bekeeren." Den volgenden dag had Lutlier zijne gewone kalmte en geestkracht teruggekregen. Het was laat, toen men hem de vergadering binnen voerde; reeds was men bezig met de fakkels aan te steken, maar hun glans verblindde hem lieden niet; moedig sloeg hij de oogen in hel rond. als schepte hij behagen in de pracht, die hem omringde; geen spoacvan verlegenheid was er Ihans in zijne houding te ontdekken. De vraag, hem den vorigen dag gedaan, werd hèuTTjpmettw voorgelegd opdat hij die zonder omwegen zou beantwoorden. Mei manlijke, vasle stem deed hij het en zijn woord was de uitdrukking van blijmoedige kalmte. Hij verdeelde zijne schriften in drie soorten: in zulke, waarin hij de evangelische waarheid eenvoudig had uiteengezet, zonder twistpunten te behandelen: deze kon hij volstrekt niet herroepen; in zulke, welke de in de kerk ingeslopen misbruiken en de gebreken van het Roomsche hof betroffen : ook deze kon ,J. niet herroepen, indien hij niet oorzaak wilde zijn, dat de geestelijke dwingelandij, waaruit voor de Christenheid zoovele jammeren waren voortgekomen, door den rijksdag zelf bekrachtigd werd; eindelijk in strijdschriften, die legen bijzondere personen gericht waren. Wal deze laatslen aanging, beleed hg mei eenvoudige oprechtheid, dat hij in menige uitdrukking veel Ie scherp was geweest en hij smeekle zijnen hoorders hem uil de heilige schrift aan le wijzen, waarin hij gedwaald had; werd bij van dwaling overtuigd, dan zou inj mei alleen herroepen, maar met eigen hand zijne schriften in het vuur werpen. Lutlier had zijne rede iu de Duitsche taal gehouden, doch vertolkte die op verlangen des keizers aanslonds in hel Latijn. 1I.l0«dL,'d?lij.k 'iel antwoord °°k was geweesl. toch werd hel niel voldoende geacht. Men eischte eene onvoorwaardelijke herroeping of eene onvoorwaardelijke weigenng. Thans hief Lulher zich met fierheid in zijne volle lengle op; hij wieip een \lammenden blik op den keizer en sprak, terwijl zijne wangen door den blos der geesldrill werden gekleurd: «Dewijl dan Uwe Keizerlijke Majesteit en tveurvorslehjke Genaden een rond en eenvoudig antwoord van mij verlangen, zal ik er een geven, dal noch horens noch landen heeft. en wel dit: Tenzij i dooi getuigenissen der heilige schrift of door openbare duidelijke en Heldere bewijzen overwonnen en lol eene andere overtuiging gebracht worde, want aan den paus en de kerkvergaderingen sla ik alleen en op zich zelf geen geloof, daar liet zoo klaar als de dag is dat zij dikwijls gedwaald en zich ze tegengesproken hebben) zoo kan en wil ik niet herroepen, omdat het noch veilig noch raadzaam is, iels tegen hel geweien le doen. Hier sla ik; ik kan niet anders; God helpe mij! Amen!'* Deze stoute taal inaakle op de aanwezenden een diepen indruk, al trachtte . onannes van hek, de kanselier van den aartsbisschop van Trier, die uit naam der vergadering het woord lot Lulher had gevoerd, dit ook te verbergen uoor te zeggen. dal de hervormer zeer ongepast geantwoord had. Hertog Erik van urunswijk sprak onverholen zijne bewondering voor Lulher uit en zond Hem nog slaande de vergadering een dronk koel Eimbecker bier in eene zilveren kan. Frederik de Wijze was trolsch op zijn voorlrell'elijken hoogleeraar; toen hij fic 1 l'es avonds met zijn vertrouweling Spalalinus alleen in zijn slaapvertrek evond, nep luj uil: »0 hoe goed heeft Dr. Murlinus voor keizer en rijk Luthers vertrek uit Worms. Het Wormser edict. gesproken! Vooral verheugde hij zich, wijl Lulher zijne Duilscheredevoering in zulk goed Latijn had weten le vertalen. De vorsten zochten van nu af Luther meermalen in zijne woning op en de landgraaf Philips van Hessen, die sinds dezen gedenkwaardigen dag een beslist aanhanger der hervorming werd, riep hem bemoedigend toe: »Is hel recht aan uwe zijde, heer doctor, dan helpe U God!" Luthers onverschrokken antwoord had natuurlijk aan zijn verhoor een einde gemaakt. Den l!)en April richtte de keizer een brief aan de rijksstenden, waarin hij verklaarde, dat- hij als afstammeling van de Christelijke keizers der Duilsche natie, van de katholieke koningen van Spanje en van de hertogen van Oostenrijk en Bourgondië, die allen vurige verdedigers van het katholieke geloof geweest waren, het vaste voornemen koesterde dat geloof le beschermen; daarom had hij — zoo vervolgde de brief — onherroepelijk besloten, rijk en waardigheid, land, bloed en leven op het spel le zeilen, opdat Luthers goddelooxe gevoelens niet verder rondom zich grijpen en der Duilsche natie schade aanbrengen zouden. Ten gevolge hiervan gebood hij, dat Lulher terstond naar Witlenberg zou worden teruggebracht. Onder de vorsten ontstond er naar aanleiding van dit schrijven eene levendige gedachtenwisseliiig, waarbij zelfs de vraag opgeworpen werd, of men verplicht was het den ketter geschonken vrijgeleide Ie eerbiedigen eu of niet Lulher op dezelfde wijze moest worden behandeld als Huss te Constanz. Hierop gal de keizer — naar men verhaalt — dit schoone. waarlijk vorstelijke antwoord: «Wanneer er in de gansche wereld geene goede trouw meer mocht bestaan, dan moet zij nog bij een Duitschen keizer gevonden worden; ik wil niet gelijk mijn voorvader Sigismund blozen." Karei was nog jong; in zijn hart leefde nog een warm gevoel voor eer en recht, in later lijd heeft bij openlijk verklaard, dat hij over dal schoone woord berouw gevoelde; toen rekende bij liet zicli als zonde toe, dat bij Lulher niet le Worms had laten verbranden. rs'og eens werden van verschillende zijden pogingen aangewend om Lulher lot onderwerping aan het oordeel van den rijksdag of alhans aan dat eener kerkvergadering te bewegen, doch al deze pogingen leden schipbreuk op den onwrikbaren eisch des hervormers, dal bij dit oordeel alleen de heilige schrift als toetssteen dienen zou. Toen eindelijk de aartshertog van Trier mistroostig uitriep: «Geef ons zelf dan een middel aan!" antwoordde Luther: »lk weet geen anderen raad dan dien van Gamaliöl: Indien dit werk uit menschen is, dan zal liet verbroken worden; maar indien het uit God is, zoo kunt gij het niet breken." Den 2.iun April ontving Lulher bevel Worms te verlaten, het prediken onderweg werd hem verboden, daarentegen stond men hem een vrijgeleide van twintig dagen voor zijne terugreis toe. Onder de luide toejuichingen eener onafzienbare menigte vertrok Luther naar Witlenberg. Frederik de Wijze verliet Worms kort na Luther, hem volgden ook de vorsten, die gunstig jegens Lutlier gezind waren; slechts weinigen bleven achter. Deze weinigen, grootendeels vijanden van Luther, riep de keizer den 2l>™ April in zijne kamer bijeen. Hun legde bij een door den pauselijken legaat Alexander opgesteld edict voor, om daarop hunne goedkeuring te verwerven. Partijwoede en godsdiensthaat hadden dit besluit klaarblijkelijk ingegeven. Luther werd daarin niet alleen als een gevaarlijk ketteren volksverleider, maar als een gewetenloos, zedeloos, verdierlijkt mensch, als een duivel in menschengedaante, vermomd in het kleed van een geestelijke, afgeschilderd; hij werd genoemd: «een vreemd lid, verrot en afgesneden van het lichaam der heilige moederkerk", eu als zoodanig vogelvrij verklaard en in den rijksban gedaan. Ken verbod om zijne geschriften te lezen, een bevel tot verbranding Lnther op den Wart burg. van al zijne boeken en de instelling van eene censuur op de drukwerken, opdat in 't vervolg dergelijke kettersche gevoelens niet door den druk verbreid zouden worden, besloten het edict. Karei hechtte met de weinige toen aanwezige vorsten het zegel zijner goedkeuring aan dit besluit, hetwelk den 20™ Mei uitgevaardigd werd. A C H T E N D E R T I G S T E H O O F L) S T U K. Duitschland en de hervorming. Luther op den Wartbnrg. De bijbelvertaling. De godsdienstige beweging gedurende Luthers afzondering. Paus Adriaan VI. Zijne hervormingsplannen. De rijksdag te Neurenberg. De legaat Chieregati. Gevoelen van het rijksbewind omtrent de hervorming. Paus Clemens VII. De tweede rijksdag te Neurenberg. Ontvangst der hervorming bij het Duitsehe volk. Carlstadts hervormingswerk. De wederdoopers van Zwickau. Beeldenstorm te Wittenberg. Greuzenlooze verwarring. Luthers terugkomst van den Wartbnrg. De orde door Luther hersteld. Luthers verhouding tot de staatkundige beweging van zijn tijd. Huttens droomen over eene staatkundige hervorming Iluttens verbond met Frans van Sickingeu. De "herberg der gerechtigheid." Siekingen als kampioen voor de godsdienstige en staatkundige hervorming. Vergadering van den adel te Landau. De «broederlijke verstandhouding." Sickingeus strijd tegen den aartsbisschop van Trier. Sickingens ondergang. Dood van Ulrich van Hutten. Luther was, toen de rijksban over hem uitgesproken werd, door de zorg van keurvorst Frederik den Wijzen reeds lang naar een veilig toevluchtsoord gebracht. Frederik had zeer goed voorzien wat er gebeuren zou. Hij had den hervormer veel te lief. 0111 hem weerloos in de macht zijner vijanden te laten vallen, daar in dat geval de brandstapel hem wachtte. De keurvorst, een kalm, bezadigd en vredelievend man, wilde de zaken niet gaarne tot het uiterste laten komen; hij had volstrekt geen lust de voltrekking van het banvonnis gewapenderhand te verhinderen en zich daardoor in een strijd met keizer en rijk te wikkelen. In zijn oog was 't het eenvoudigst, Luther gedurende eenigen tijd te laten verdwijnen en hem naar eene plaats te brengen, waar hij in stille afzondering, beveiligd tegen de voltrekking van het kerkelijk banvonnis, leven kou. Luther was nog 's avonds voor zijn vertrek uit Worms heimelijk door de raden van den keurvorst onderricht, dat men ter wille zijner veiligheid hel noodig achtte, hem een tijdlang van zijne vrijheid te berooven, doch de wijze waarop dat geschieden zou, was voor hem nog een geheim. Op de reis van Worms naar Witlenberg nu werd de hervormer in den avond van den 4™ Mei lo2l in het Thuringer woud, tusschen Mohra en Wallershausen. door een vijftal vermomde ruiters overvallen. De voerman van den wagen, waarop Luther reed, werd evenals zijn vriend Amsdorf ter aarde geworpen. Luthers broeder Jacobus wist aan hunne handen te ontsnappen. De hervormer zelf werd uit den wagen gerukt, op een paard geworpen en zoo na een toch! van eenige uren naar den Wartburg hij Eisenach gevoerd. Hier leefde hij onder den naam van jonker George tien maanden lang in de stipste afzondering. "ij droeg eene ridderlijke kleeding, liet haren en baard groeien en was weldra geheel onkenbaar. Voor den levendigen geest van den werkzamen man was dit eenzaam Streckhss. V. |g Luthers bijbelvertaling. verblijf' op den Wartburg eene zware beproeving; zelfs de heerlijke aanblik van de woest-romantische, bergaclilige slreek was niet in slaal hem voor bet verlies van zijne vrijheid en den omgang met zijne geliefde YVittenbergsche vrienden schadeloos te stellen. Hij miste zijne gewone bezigheden en zijne gemoedsstemming werd ten gevolge hiervan spoedig zeer somber. Hij werd naar ziel en lichaam ziek. Zijn geprikkelde verbeelding deed hem aan persoonlijke verschijningen en aanvechtingen van den duivel gelooVen — nog toont men op den Wartburg een vlek op den muur, volgens de overlevering veroorzaakt door een inktkoker, welken de hervormer den Booze naar het hoofd zou hebben geworpen; — zijne brieven aan zijne vrienden dagteekende hij, toen hij verlof lol het houden van briefwisseling had bekomen, nu eens: »van mijn Palmos," dan weder: «uil het rijk der lucht en der vogelen." Toch was liet er ver af, dat Luther op den Wartburg zijn lijd in ledigheid zou hebben doorgebracht. Meermalen 's weeks predikte hij voor den slotvoogd en eene kleine schaar vertrouwde hoorders; hij oefende zich ijverig in het Hebreeuwsch en Grieksch en zond reeds in de maand Juni 1521 een boekje over de biecht in hel licht, dat hij aan den ridder Frans van Sickingen opdroeg. Over den aflaathandel, die te Halle weer onbeschaamd gedreven werd, schreef hij aan den aartsbisschop van Mainz een krachtigen brief en aan zijn vader richtte hij een opstel over hel ongehuwde leven en de kloostergelofte, waarin hij zijne geheel veranderde zienswijze op dit punt blootlegde. Doch dit alles verdwijnt, waar wij denken aan den reusachtigen arbeid, door hem gedurende zijn verblijf op den Wartburg ondernomen, namelijk de vertaling van den Bijbel, zoowel van de boeken van hel Oude als van hel Nieuwe Verbond, uil hel Hebreeuwsch en Grieksch in hel Duitsch, een werk, waardoor Luther, ook al had hij zijn leven lang niets anders verricht, zich eene onsterfelijke verdienste jegens zijn vaderland zou hebben verworven. Door deze bijbelvertaling heeft Luther de hoogduilsche taal lot de heerschende taal in Duitschland gemaakt. Het spreekt wel vanzelf, dat zulk een arbeid in zoo korten lijd niet geheel ten einde gebracht kon worden. Twaalf jaren verliepen er nog, eer hij geheel was voltooid; maar de overzetting van het Nieuwe Testament werd toch op den Wartburg door hem genoegzaam afgewerkt, zoodat hij die later met de hulp van zijne geleerde vrienden, als Melanclilhon, Cruciger e. a.. slechts te herzien en hier en daar Ie verbeteren had. Nadat Lulher bijna een jaar als Jonker George op den Wartburg in stille afzondering geleefd had, riepen gewichtige gebeurtenissen hem naar Wittenberg terug. De hervorming had, al was Luther tijdelijk van het tooneel van den strijd verwijderd, niet gesluimerd. Keizer Karei V kon zich na den rijksdag Ie Worms met die zoo gewichtige zaak niet veel meer inlaten, hij werd door staalkundige verwikkelingen, waarop wij later terugkomen, zoozeer bezig gehouden, dat hij daaraan al zijne aandacht en al zijne krachten wijden moest; bovendien verliet bij kort na het uitvaardigen van het Wormser edict Duitschland voor langen tijd. Het door hem achtergelaten rijksbewind was te zwak om krachtig te kunnen ingrijpen, dewijl daaraan de zenuw van alle macht, hel geld, ontbrak. Bovendien waren bijna alle leden van dat lichaam Lulher gunstig gezind, zij wenschlen dus volstrekt niet de hervormingsbeweging te onderdrukken. De keizerlijke stadhouder, aartshertog Ferdinand, kon evenmin doortasten; de achttienjarige jongeling, geheel vreemd aan de Duitsche toestanden, zelfs de Duitsche taal niet machtig, welke hij bij zijne opvoeding niet had kunnen leeren, kon zich geen invloed hoegenaamd verwerven. Hoe krachtig dus van Rome uit op de voltrekking van den rijksban tegen alle aanhangers van Lulher aangedrongen werd, toch geschiedde er weinig of niets in dien geest, zelfs de door het edict verordende censuur van alle drukwerken werd Paus Adriaan VI. Rijksdag te Neurenberg. De legaat Chieregati. niet ingevoerd. Hervormingsgezinde boeken en strijdschriften verschenen in menigte en werden ten getale van vele duizenden exemplaren onder het volk verspreid, zonder dat de stadhouder of het rijksbewind daartegen iels kon doen. Het besef van de noodzakelijkheid eener hervorming had in die dagen niet alleen in den boezem van hel Duitsche volk diepe wortelen gescholen, hel was doorgedrongen zoowel tol die vorsten, welke Luther vijandig gezind waren, als lol hen, die den hervormer begunstigden, en hel maakte zich eindelijk zelfs van den paus te Rome meester. Paus Leo X was den I™ December 1521 gestorven. Door lusschenkomsl en voorspraak des keizers werd diens voormalige leermeester, de geleerde kardinaal Adriaan Floriszoon van Ulrecht, die zich als paus Adriaan VI noemde, verkozen. Adriaan was een rechtschapen en nauwgezel man, die zich nicl ontveinsde, dat legen de misbruiken, die in de Roomsch-kalholieke kerk heerschlen, krachtige maatregelen moesten genomen worden. Aan hervorming was in zijn oog dringend behoefte; niet aan eene hervorming. zooals Lui lier die wenschte, die een geheelen ommekeer van alle beslaande verouderde kerkelijke loeslanden ten gevolge zou hebben, maar eene kalme, gematigde verbetering van de ergerlijkste misbruiken. Adriaan was daarom niet minder Luthers vijand dan de vroegere paus; doch hel was reeds een belangrijk feit, dal aan hel hoofd der kerk een man stond, die eene hervorming noodzakelijk achtte. Naar den rijksdag, door het rijksbewind den lon Seplember 1522 le Neurenberg bijeengeroepen, vaardigde Adriaan VI een nuntius, Chieregati, af en hij gaf dezen zulke aanwijzingen omtrent zijn le volgen gedragslijn als zeker nog nooit door het hoofd der katholieke kerk aan een nuntius waren meegedeeld. Chieregati ontving in lasl le verklaren, dat God de vervolging, waaraan zijne kerk bloot stond, over haar gebracht had wegens hare zonden, vooral die der priesters en prelaten, dal sinds jaren op den heiligen stoel zelf veel afkeurenswaardigs was geschied; dat hel bederf der kerk van hel hoofd tol de leden, van den paus lol den laagslen geestelijke was overgegaan, dal niemand rechtvaardig was, ook niet een! Daarom had de paus besloten, in de eerste plaats hel Roomsche hof te hervormen en alleen met dit doel had hij de pauselijke waardigheid aangenomen, doch de genezing van de wonden der kerk kon niet opeens lot stand komen, zij moest trapswijze geschieden. Op grond van dit alles verlangde de paus van de rijksslenden voorstellen omtrenl de beste wijze, waarop de voortgang der Lulhersche hervorming het best kon worden gestuit. Ook het antwoord der rijksslenden was zeer merkwaardig, het levert ons hel bewijs, hoe diep de noodzakelijkheid eener doorlastende hervorming door de Duitsche vorsten gevoeld werd. Hel rijksbewind verklaarde, dal bel vonnis legen Luther en zijne aanhangers niet voltrokken was, omdat men in Duitschland zoovele bezwaren tegen den pauselijken stoel had. waarvan men eerst door Luthers geschriften zich recht duidelijk bewust was geworden, en dat hel volk legen de overheid in opstand zou gekomen zijn, indien men aan de voltrekking van hel vonnis had willen denken. Hel rijksbewind eischte derhalve, terwijl hel den legaat een document overgaf, waarin niet minder dan honderd bezwaren der Duitsche natie legen den heiligen stoel waren vervat, dat de paus binnen den tijd van een jaar mei toestemming des keizers eene algemeene Christelijke kerkvergadering in eene aanzienlijke stad van Duitschland bijeenroepen zou, waarop de kerkelijke twistvragen beslecht zouden worden. Adriaans hervormingsplannen werden alzoo door hel Duitsche rijksbewind afgeslagen, hij had het ongeluk, dat zijne welgemeende pogingen om verbelering in den bestaanden toestand aan le brengen, nergens gewaardeerd werden. Hel Duitsche volk haatte hem als den opvolger dier zedelooze pausen, 18* Dood van Adriaan VI. Paus Cleraens VIL Voortgang der hervorming. die zoolang lot schade der Christenheid aan het hoofd tier kerk hadden «estaaii. In Italië was hij het voorwerp van de hittere vijandschap der Romeinen en der aanzienlijke Italiaansche prelaten, juist ter oorzaak van het hervormingswerk, dat hij beginnen wilde. . Adriaan torsie den zwaren last der pauselijke kroon niet lang; Inj sliert reeds den Kctt September 1523. Slechts enkelen stonden treurend bij zijne lijkbaar en lieten op zijn graf in de St. Pieterskerk de woorden plaatsen: „Hier ligt Adriaan VI, die hel voor het grootste ougeluk heeft gehouden, dat hij geregeerd heeft." Zijn opvolger was kardinaal Julius de Medici, die den naam LlemensVlI aannam, een scherpzinnig man, die volstrekt niet gezind was hel voorbeeld van zijn voorganger te volgen. Hij liet op den rijksdag te Neurenberg, inliet jaar 1524 door zijn legaat Campeggio op de uitvoering van het Wormser edict aandringen, doch ook hij kon van de stenden slechts de weinig beteekenende belofte verwerven, dat zij het edict zouden uitvoeren, zooveel dit mogelijk was. De hervormingsbeweging had intusschen in Duitschland groote vorderingen gemaakt; Luthers denkbeelden werden, terwijl de hervormer op den Wartburg was, meer en meer omhelsd en in toepassing gebracht en zelfs door vele katholieke geestelijken aangenomen. Een stadspastoor te Kemberg, Barlholomei'is Bernhardi, naar zijne geboorteplaats in Zwaben Feldkirch genaamd, was in het jaar 1521 de eerste die het waagde, het kerkgebod aangaande liet celibaat, dat de geestelijken tot den ongeliuwden slaat veroordeelde, te schenden en zich in den echt te begeven. Andere geestelijken volgden weldra het voorbeeld van den Kemberger pastoor en evenals zij hunne belofte omtrent het celibaat verbraken, aarzelden vele monniken niet hunne kloostergeloften ontrouw te worden en in de wereld terug te keeren. Luthers ordebroeders, de Augustijners te Wittenberg, gingen den overigen monniken met bun voorbeeld voor; een Augustijner, Gabriël Zwilling, hield vurige predikaties, waarin hij het geheele monnikenwezen aanviel en liet niet alleen geoorloofd, maar noodzakelijk noemde, dal de monniken zich daaraan onttrokken; «want" — zoo riep hij uit, — »in de pij kan men niet zalig worden." Dertien Augustijners verlieten te gelijk hun klooster te Wittenberg en namen hun intrek bij verschillende burgers der stad; een hunner verkreeg op zijn verzoek zelfs het burgerrecht, om als schrijnwerker zijn brood te kunnen verdienen. Carlsladt, Luthers oude vriend en medestrijder, was met rusteloozen, maar niet altijd even verstandigen ijver voor de hervorming werkzaam. In zijne onstuimige geestdrift ging bij dagelijks verder. Hij voerde bij de openbare godsdienstoefeningen eene Duitsche mis met geheel gewijzigden ritus in en zette dit alles door, in weerwil van een verbod van keurvorst Frederik, wien deze nieuwigheden te ver gingen. Doch ook hierover was Carlstadt niet tevreden; elke overwinning, door hem behaald, dreef hein aan tot nieuwe vermetele stappen, eindelijk sloot hij zich zelfs aan bij eene dweepzieke, voor korten tijd ontstane sekte, die der wederdoopers. Een lakenwever, Nicolaas Storch, had te Zwickau deze sekte rondom zich verzameld; Luther ging naar haar zin niet ver genoeg, en zette zijn werk in hare schatting niet krachtig en snel genoeg voort. Meer dan een zijner gevoelens, vooral zijne stelling dat de mensch alleen door hel geloof, niet door zijne werken zalig kan worden, was in strijd met hare overtuiging. De wederdoopers waanden zich zelf met goddelijke ingevingen begenadigd; hunne dweperij deed ben gelooven, dat God zelf op bovennatuurlijke wijze tot hen sprak en bun ingaf, wat zij doen en wat zij prediken moesten. Zij beschouwden hunne eigen phantastische droonien, de voortbrengselen van een Carlstadt en de wederdoopers van Zwickau te Wittenberg. overprikkeld gevoel en eene wild ontvlamde verbeeldingskracht, als werkingen van den heiligen geest, als goddelijke ingeving. Zij verwierpen den kinderdoop, dewijl er bij de kinderen van geloof geene sprake kon zijn en het sacrament zonder hel geloof niet de minste waarde bezat; op grond hiervan eischlen zij onvoorwaardelijk, dat de doop bij de volwassenen nog eens herhaald zou worden, vandaar hun naam »wederdoopers." Deze dwepers stelden zich niet alleen de verbetering van den godsdienst maar ook die van hel maatschappelijk en staatkundig leven ten doel. Ten gevolge van hunne werkzaamheid op laatstgenoemd gebied werden zij uit Zwickau verdreven. Door twaalf apostelen en twintig jongeren vergezeld kwam Storch te Wittenberg, om in deze stad zijn licht te laten schijnen. Melanchlhon, Luthers plaatsvervanger, die zoolang deze op den Wart burg verblijf hield, aan het hoofd der hervormingsbeweging te Wittenberg stond, nam tegenover de wederdoopers eene weifelende houding aan; hij kon het met zich zelf niet eens worden, of hunne leer op de heilige schrift gegrond was, of niet; in zijn oog was er zelfs veel, dal voor hunne denkbeelden pleitte en 'hij kon daarom niet besluiten, eene bepaald vijandige houding tegen hen aan te nemen. In zijne verlegenheid wendde bij zicli tot den keurvorst met het verzoek Luther te doen terugkeeren, dewijl deze alleen in slaat was den rechten weg in dezen aan te wijzen. Doch hiertoe was de keurvorst niet te bewegen. Carlstadt sloot zich — gelijk we reeds zeiden — bij de wederdoopers aan. Hij deelde hun gevoelen omtrent den doop niet, maar was liet wel volkomen eens met hunne stelling, dat hel rijk van Christus met geweld tot stand gebracht moest worden; dagelijks ging hij verder met het invoeren van allerlei veranderingen. Het misgewaad werd afgeschaft, de oorbiecht niet meer gevorderd, de vasten werden niet langer in acht genomen, ja. Carlstadt verklaarde zelfs.dat het verdienstelijk was, indien men op vastendagen vleesch at. Doch ook met deze veranderingen — waarvan vele verbeteringen mochten heeten — was Carlstadt niet tevreden. Met dweepzieken ijver verzette hij zich tegen de vereering van de beelden in de katholieke kerk en spoorde bij het volk aan om deze afgodsbeelden omver te halen en zelfs het kruisbeeld niet langer te dulden. De onstuimige leerlingen volgden zonder aarzelen de aansporing van hun dweepzieken leermeester, de beelden op de altaren werden omvergehaald en in bet openbaar verbrand. Eene woeste bende trok van de eene kerk naar de andere. Menig tooneel van wanorde en geweld viel in die dagen te Wittenberg voor. Niet alleen de profeten van Zwickau zelf — gelijk de wederdoopers zich bij voorkeur noemden — ook Carlstadt verklaarde zich op hun voorbeeld heftig tegen alle wetenschap en onderwijs. Hij noemde het eene groote dwaasheid, zich met geleerde studiën in te laten en ried zijnen toehoorders de hoogeschool vaarwel te zeggen en zich op den landbouw toe te leggen, want de mensch moest in het zweet van zijn aangezicht zijn brood verdienen. Ook een zijner aanhangers te Wittenberg, de onderwijzer aan de jongensschool, riep uil de vensters van het schoolgebouw zelf den burgers toe, dat zij hunne kinderen van de school moesten nemen. Treurig zag het er in die dagen te Wittenberg uit. Het was een hoogst gevaarlijke tijd voor de hervorming. Had Luther door zijne geestkracht, met groote matiging gepaard, zeer veel voor de verbreiding van zijne beginselen onder alle standen gedaan, thans boezemden de wederdoopers en beeldstormers, die zich insgelijks aanhangers der hervorming noemden, den rustigen Duitschen burgers een afkeer in van den nieuwen godsdienst, die al het bestaande dreigde omver te werpen. Een groot aantal hervormingsgezinder begonnen in hun gevoelen te wankelen; anderen trokken zich geheel terug, want onstuimige vernielingswoede ligt niet in het Duitsche volkskarakter. Luthers terugkomst. De rust te Wittenberg hersteld. Niemand was er in Wittenberg, die deze woeste afbrekers beteugelen kon. Melanchlhon was te jong en te onervaren, hij werd her- en derwaarts geslingerd en wist geen raad. Wel vaardigde keurvorst Frederik de Wijze meer dan één verbod tegen de beeldstormers uit, doch deze bevelen werden niet uitgevoerd, want ook Frederik was het met zich zelf niet eens. Hadden niet de wederdoopers en beeldstormers wellicht het recht aan hunne zijde? Die vraag, welke telkens bij hem oprees, wist hij evenmin te beantwoorden als Melanchlhon, en toen zijne raadslieden hem nu tot het nemen van afdoende maatregelen wilden overhalen, antwoordde hij, dat hij van de zaak niets begreep en dat hij. eer hij besloot tegen God Ie handelen, liever den staf in de hand nemen eu zijn land verlaten wilde. Slechts één man was er, die in slaat was orde le brengen in dezen chaos; die man was Luther. maar hij bevond zich op verren afstand, op den Warlburg. bedreigd door den rijksban, indien hij hel waagde zich weer in bet openbaar te vertoonen. De lijding van hetgeen te Wittenberg voorviel, drong lol de schuilplaats des hervormers door en nauwelijks had hij die vernomen, of hij nam het stout besluit leven en vrijheid ten offer te brengen, opdat zijn aangevangen werk niet in zijn voortgang gestuit, en misschien vernietigd zou worden. Wal bekommerde hij zich er om, dat hel keizerlijk vonnis hem als een zwaard boven het hoofd hing, wanneer hij naar zijne woonplaats terugkeerde? Hoe gaarne wilde hij voor zijne overtuiging alles ten ofler brengen! Tevergeefs ried de keurvorst bel hem af, tevergeefs verbood hij hem zelfs terug le keeren, omdal hij zich niet in staal achlle den vogelvrij verklaarde te beschermen, wanneer de keizer zijne uitlevering eischte. Luther stoorde zicli niet aan hel keurvorstelijk bevel, hij gevoelde, dat zijn plicht hem naar Wittenberg riep en zonder aarzelen volgde hij de slem van zijn geweien. Te paard en in riddergewaad verliet hij zijne schuilplaats, waar hij ruim tien maanden bad doorgebracht. Uit Borna schreef hij den keurvorst een brief, waarin hij vrijmoedig verklaarde, dat hij zich aan diens gebod niet had kunnen storen, dal hij hem door zijne komst niel in ongelegenheid wilde brengen, maar dal hij ook zijne bescherming niet verlangde, wijl hij onder machtiger bescherming, onder Gods hoede stond, en dat hij, die het meeste geloof bezat, ook hel best in slaat was anderen te beschermen. Den 7l,n Maart li>22 kwam Luther weer le Wittenberg aan. Al dadelijk spreidde hij eene bewonderenswaardige werkzaamheid ten loon; acht dagen lang predikte hij legen de nieuwigheidszoekers en beeldstormers en bij die gelegenheid sprak hij zijne vaste overtuiging uit, eene overtuiging, waaraan hij ook in hel vervolg steeds getrouw is gebleven, dat alle gewelddadige en overijlde middelen om verbetering in den godsdienst aan te brengen, in strijd zijn met het evangelie en met de Christelijke liefde, welke nooit met geweld, maar alleen door onderwijzing van de dwalenden eene verbetering in den kerkdijken toestand wil brengen. De rust was spoedig hersteld; de aanhang der wederdoopers en van Carlstadt verstrooide zich. Luthers krachtige taal had de rustverstoorders wegge.vaagd als kaf voor den wind. Eéne poging waagden de wederdoopers nog. Storch ging met eenige zijner vrienden tol Luther en droeg dezen in bezielde laai zijne denkbeelden voor. Nadenkend luisterde Luther eenige oogenblikken, doch eindelijk waarschuwde hij Storch, zich niet door begoochelingen van den satan te laten verblinden. Storch hield vol, dat Gods geest hem bezielde en verklaarde zich in staat daarvan een voldingend bewijs le leveren, door Luther le openbaren wat er op dat tijdstip in zijne ziel omging: »Gij begint er loe over te hellen mijne leer voor waarheid le houden!" — Doch Luther, die zich door dergelijke kunstgrepen niel verstrikken liet, antwoordde: »l)e Heer bestratlè IJ, Huttens idealen. Hutten en van Sickingen. salan!" De wederdoopers verlieten nog denzelfden dag de slad. ook Carlsladt zag zich genoodzaakt te zwijgen; de rust was geheel hersteld. Luther had gezegevierd, hij meende dat hij de woelgeesten volkomen verslagen had. en vermoedde in de verte niet, dat de beweging, waartoe hij den stoot gegeven had, hem over het hoofd zou groeien; hij. de monnik, die zich tot dusver met wereldsche zaken weinig of niet ingelaten had, achtte hel zeer goed mogelijk, eene hervorming op godsdienstig gebied lot stand te brengen, geheel en al buiten hel staalkundig leven om. Ilij _h
    23 als een lijd van onbeteugelde regeeringloosheid, als eene vrucht van bloeddorst en roofzucht af Ie malen: in vele overigens voortreffelijke werken wordt zelfs ontkend, dat eene ondragelijke verdrukking de boeren tot opstand gedwongen heeft. Doch wij behoeven slechts een blik te slaan in de jaarboeken en archieven van die dagen, om lol de overtuiging te komen, dat de toestand der landlieden hen onvermijdelijk moest drijven tol een opstand, die ongetwijfeld ook zonderde hervorming zou zijn uitgebarsten,— hadden niet in de jaren 1476, 1492, 1493 en 1512 in hel Wurzburgsche, in Kempenland, den Elzas en Lotharingen dergelijke verschijnselen zich voorgedaan als wij in de Nederlandsche geschiedenis in den opstand van hel kaasen broodvolk ontmoeten? — al is hij ook wellicht door de beweging op kerkelijk gebied verhaast. Wanneer wij uit de archieven van Frankfort zien. dal een heer van Eppstein een boer, die in eene dien heer loebehoorende beek eenige kreeften gevangen had, grijpen en onthoofden liet, hoewel de raad der stad Frankfort, van wien hij een scherprechter vorderde, uitdrukkelijk verklaarde dat zulk een gering misdrijf niel met den dood gestraft mocht worden; wanneer wij verder opmerken, dal in geheel Zuid-Duitschland de lijleigen boeren door de edellieden, de geestelijke en de wereldlijke vorsten naar willekeur van hunne vrijheid en hun leven beroofd werden, dal hunne bezittingen op de buitensporigsle wijze rnel tienden en heerendiensten bezwaard waren, dal zij op hunne vrije dagen,zelfs in den oogstlijd, gedwongen konden worden om voor hunne heeren slakken, paddestoelen en aardbeziën in de bosschen te gaan zoeken, terwijl hunne kindereu thuis gebrek leden; dat de jachtstoet der edelen over de akkers der boeren zijn weg nam, zonder zich om de schade, die hij aanrichtte, te bekommeren, De Evangelische broederschap. dat het den boeren op doodstraf verboden was, het vernielende wild van hunne velden te verjagen; — wanneer wij een blik in dien inderdaad vreeselijken toestand slaan, dan verwondert het ons waarlijk niet, dat in geheel ZuidDuitschland liet landvolk gereed stond om de eerste gelegenheid de beste aan te grijpen, ten einde dat gehate juk af' te schudden. Luthers denkbeelden hadden bij de boeren een goed onthaal gevonden; doch zij vatten ze anders op dan Luther zelf gedacht en bedoeld had; niet alleen de godsdienstige, ook de staatkundige vrijheid eischten de onderdrukten en in de eerste plaats de opheffing van de lijfeigenschap, die in hunne oogen met het zuivere Christendom in lijnrechten strijd was. Het eerst en hel duidelijkst openbaarde de wenscli naar eene staalkundige en maatschappelijke hervorming zich in die Zuidduitsche streken, waar reeds vroeger de boerenopstanden den meesten weerklank gevonden hadden, daar, waar het Schwarzwald de bronnen van den Donau van het Rijndal scheidt. De nabijheid van Zwitserland, waarmede de inwoners een levendig verkeer onderhielden, de groote gestrengheid, waarmede de Oostenrijksche regeering alle predikers en aanhangers van Luthers leer vervolgde, de verachting, waarmede de Zwabische edelen het landvolk behandelden, moest aan het zaad van den boerenopstand hier wel een bijzonder vruchtbaren grond verschaffen. Reeds in Augustus van hel jaar 1524 vertoonden zich hier de voorboden eener groote beweging. Rondom een bekwaam krijgsman, Muller van Bulgenbach, die den veldtocht legen Frans I van Frankrijk medegemaakt luid en door zijn uiterlijk, zijne natuurlijke welsprekendheid, zijne slimheid en zijne wereld- en menschenkennis zich boven de overige boeren onderscheidde, schaarden zich de misnoegden. Meer dan 1200 man trokken den 24™ Augustus onder Mullers aanvoering, onder voorwendsel dat zij eene kermis wilden bezoeken, naar Waldshut; aan het hoofd van den optocht woei een zwarl-rood-geel vaantje. Te Waldshut maakten de boeren en burgers gemeene zaak; zij vereenigden zich tot een genootschap, dat zich de Evangelische broederschap noemde, elk lid moest wekelijks eene kleine bijdrage betalen, waaruit geschikte boden zouden betaald worden, die verplicht waren heimelijk Duitschland door te reizen en brieven aan de inwoners der verschillende dorpen over te brengen, waarin dezen tot deelneming aan de Evangelische broederschap werden aangespoord. Dit geschiedde. De zendelingen togen op weg, verspreidden die brieven door geheel Duitschland en vonden overal eene goede ontvangst. Het aantal der bondgenooten groeide binnen korten tijd sterk aan. In Oclober hadden reeds 3500 zich onder de zwart-rood-gele banier geschaard. Wel was het nog eene ongeregelde bende, die sleehls met bijlen, messen, zeisen en andere landbouwwerktuigen gewapend was. doch in weerwil hiervan begonnen de heeren reeds angslig te worden, en te begrijpen, dat de beweging onder de boeren spoedig grootere afmetingen aannemen en gevaarlijk worden kon. Zij gevoelden zich Ie z\va"k om tegenstand Ie bieden en knoopten daarom onderhandelingen met de oproerige boeren aan. niet met het plan om inderdaad eenig bezwaar, hoe rechtmatig ook, weg te nemen, doch alleen om zich heimelijk ten strijde toe te rusten, terwijl zij schoone woorden in overvloed ten beste gaven. De boeren liepen in dien strik, zij begeerden zelf een vergelijk, zij eischten immers niets anders dan hun goed recht en wanneer zij dat zonder bloedvergieten konden verkrijgen, waren zij van heeler harte bereid vrede te sluiten. Toen hun door de edelen beloofd was, dat er een behoorlijke gerichtsdag zou gehouden worden, gingen zij uiteen; doch nauwelijks was dit geschied, of hunne heeren legden hun weder dezelfde harde heerendiensten en alle andere lasten op, welke de hoeren geweigerd hadden te dragen. Wel werden de onderhandelingen voortgezet, doch zij konden niet lot een gewenschten uitslag leiden, dewijl het gericht, hetwelk de klachten der boeren onderzoeken zou, Onderhandelingen tussehen de heeren en boeren. Cavlstadt, Thomas Munzer. uitsluitend uit edelen bestond. aan wier uitspraak de boeren zich niet wilden onderwerpen. Ten gevolge hiervan werden de onderhandelingen van den eenen dag tol den anderen gerekt en dezen lijd gebruikte de adel om zich ten strijde toe te rusten. Nauwelijks was men hiermede zoover gereed, dat men zich een goeden uitslag van den strijd mocht beloven, of de heeren begonnen een geheel anderen loon aan te slaan. Aartshertog Ferdinand, de broeder en plaalsbekleeder des keizers, verklaarde zich in hel midden van Januari openlijk tegen de boeren; hij deelde aan zijne commissarissen den schriftelijken last mede om de strengst mogelijke maalregelen legen de oproerlingen Ie nemen; bovenal moesten zij de raddraaiers scherp in hel oog houden en de plaatsen opsporen, waar de boeren samenkwamen, deze onverhoeds overvallen en indien iemand trachlle te ontvluchten, moest zijn huis en have zonder verschooning verbrand en vernield worden. Om aan zijne bevelen meer klem bij le zeiten, verzamelde hij eene sterke krijgsmachl en droeg hij de uitvoering van zijn besluit op aan den Iruchsess of opperhofmeester George van Waldburg, dien hij tol zijn bevelhebber benoemde. De aartshertog had in de keus der middelen om de beweging te onderdrukken grootelijks misgetast; maatregelen gelijk het verwoesten van boerenhofsleden, hel ter dood brengen van Evangelische predikers, enz. moesten den haat der boeren nog meer aanwakkeren. De grond was in bijna geheel Duitschland ondermijnd, eene drukkende zwoelte gelijk aan die, welke een onweder voorafgaat, heerschte er in den staatkundigen dampkring. Iedereen verwachtte het uitbarsten van eene bloedige beweging ouder het volk, in welks midden te dien dage het spreekwoord in omloop kwam: 'Wie in 't jaar 1523 niet sterft, In 1524 niet in 't water verderft, En in 1525 niet wordt verslagen, Die mag wel van een wonder gewagen." Wanneer onder hel volk zulk eene overtuiging leeft, dan is geen geweld in slaat de uitbarsting te verhinderen. De beweging moest komen, doch hoe en door welke aanleiding, dat was de vraag. Onder het volk telde men niet alleen vele stoutmoedige en bekwame mannen, uit den schoot van den boerenopstand voortgekomen, maar ook een groot aantal geleerden, die zich met gloeiende geestdrift bij de hervorming hadden aangesloten; bij dezen stond het besluit vast om zich aan hel hoofd des volks le plaatsen, zij predikten allerwege en bevalen thans niet langer alleen de godsdienstige, maar ook de staalkundige en maatschappelijke hervorming aan. In dezen geest was Carlstadt, maar bovenal een ander geestelijke, de jonge prediker Thomas Munzer werkzaam. De naam Munzer leeft nog in den mond des volks voort, doch ten gevolge van de partijdige beschrijving der geschiedenis van de laatste eeuwen is zijn karakter meeslal in een valsch licht geplaatst. De meeste geschiedschrijvers geven een misvormd beeld van den in vele opzichten voortreffelijke!) man, die eeuwenlang door den partijhaat werd verongelijkt. Eerst voor hel geschiedkundig onderzoek van den jongsten lijd en vooral voor den wakkeren geschiedschrijver van den Duitschen boerenkrijg Zimmermann bleef hel bewaard, den zwaar belasterden prediker gerechtigheid le doen Wedervaren. Als jongeling had Munzer zich bij de staatkundige beweging aangesloten; als jongeling — ternauwernood 27 jaar oud — onderging bij den marteldood. Zijn jeugdige opwondenheid, zijn gloeiende geestdrift voor de vrijheid waren oorzaak, dat hij menigmaal faalde in de keus der middelen, welke hij tol verwezenlijking van zijne idealen moest aangrijpen. Doch bij eene onpartijdige beschouwing van zijn persoon en karakter slaat dit ééne onomstooteiijk vast: Munzers denkbeelden. Luthers houding. zonder eenige zelfzuchtige bedoeling sloot Munzer zich bij de bewegiii" dier dagen aan; hij liet zich in al zijne handelingen besturen door eene oprechte overtuiging, totdat hij eindelijk om harentwil den dood vond. Munzer had de hervorming met levendige geestdrift begroet, nauwelijks 22 jaren oud was hij in het jaar 1520 als eerste evangelische prediker te Zwickau beroepen. Keeds toen was Munzer met Luthers houding niet meer tevreden; hij had meer gehoopt van dezen man, op wien hij grootsclie verwachtingen bouwde, namelijk eene herschepping van geheel het Christelijk leven. Luther was in zijn oog niet ijverig genoeg; dikwijls sprak hij in schier verachtelijke bewoordingen van den Wittenbergschen her vormer, dien hij »het zacht lijdende vleesch" of ook wel den »zachtganger" (leiselreler) noemde. Geen wonder derhalve, dat Munzer tol de nieuwe sekte der wederdoopers die juist toen te Zwickau optrad, zich sterk aangetrokken gevoelde en bij hen zich aansloot, hoewel hij hunne geloofsbelijdenis niet op alle punten aannam. Hij zelf was geen wederdooper, maar hij schaarde zich aan hunne zijde dewijl deze mannen krachtiger en doortastender schenen dan Luther en met grooter onstuimigheid voorwaarts streefden dan deze. De wederdoopers werden uit Zwickau verdreven, doch maatregelen van geweld konden Munzer slechts in zijn geloof versterken en toen lm na vele zwerftochten te Altstadl in Thuringen kwam en daar weder als prediker optrad was zijne overtuiging nog vaster geworden, en predikte hij met nog vuriger geestdrift. r ° Hij vorderde bevrijding ook van het juk der letterknechten!. hij dron« op eene zuiver geestelijke uitlegging en opvatting van de heilige schrift aair de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen, zonder de werken, verwierp hij als onchristelijk en ongerijmd. Onwaar noemde hij de leer, dat Christus aan Gods gerechtigheid voldaan en zoo de zonden der geheele menschheid verzoend had. Hij beweerde, dat God nog voortdurend, evenals voor duizenden jaren, zich openbaarde- hij ontkende hel bestaan van den duivel, die slechts in de booze begeerten'der menschen leefde; bij hield staande, dat elk mensch den heiligen geest bezat dewijl deze niels anders was dan de menschelijke rede en dal Christus niet God, maar een profeet en leeraar was. Was Munzer met zulke denkbeelden op godsdienstig gebied, die hij in zijne predikatiën met de begrippen van zijn lijd in overeenstemming moest brengen, alle overige predikers ver vooruit, evenzeer was dit het geval met ziine staatkundige beginselen. Zijn ideaal was eene algemeene vrijheid en hij verbond daarmede een aantal denkbeelden, die wij heden ten dage niet aarzelen zouden, met den naam communistisch te bestempelen. Het kon wel niet anders of Luther en Munzer moesten bij zooveel verschil van denkbeelden verbitterde vijanden worden. Munzer had besloten geen middel te ontzien, dat aan zijne beginselen de zegepraal kon verschaften; hij stichtte een geheim genootschap, dat boden uitzond, om overal, waar zij de kans daartoe gunstig achtten, liet volk tot opstand aan te sporen. Munzers geschriften droegen er niet weinig toe bii om de algemeene ontevredenheid nog te vermeerderen. Luther zag dit alles met groote bezorgdheid, ja met verontwaardiginghij wendde al zijn invloed bij de Saksische vorsten legen Munzer aan en liet' gevolg hiervan was, dat deze door hen als een gevaarlijke revolutionnair beschouwd werd. De aan allerlei vervolging blootgestelde man moest zijne schuilplaats Ie Allstadt verlaten; hij wendde zich naar Zuid-Duitschland, waar hij onder de boeren predikte. Zijne leer vond hier overal ingang, juist omdat Munzer niet alleen op godsdienstig, maar ook op staatkundig gebied wilde hervormen > ijl maanden lang was hij hier onder de boeren werkzaam. Ken «root De Twaalf Artikelen. getal volgelingen sloot zich bij hem aan en verbreidde zijne leer naar alle kanten. In alle richtingen trokken zij hel land door en de uitkomst hunner werkzaamheid was, dat de tot dusver onbestemde ontevredenheid met den bestaanden toestand overging in hel helder bewustzijn dat daarin alleen door geweld verbetering kon worden aangebracht. Dat de boeren kort daarop hunne eischen in de bekende Twaalf Artikelen konden uitdrukken, was de vrucht van Munzers werkzaamheid; misschien, waarschijnlijk zelfs, heeft hij in persoon aan de samenstelling van dal geschrift deel genomen. De Twaalf Artikelen zagen hel licht in de eerste maanden van liet jaar 1525 en werden met ongeloofelijke snelheid over geheel Duitschland verspreid. Weldra werden zij overal door de oproerige boeren als liet kort begrip hunner eischen beschouwd en verkondigd. Hoe rechtmatig de vaak scherp afgekeurde boerenopstand van het jaar 1525 was, welk eene gematigde houding de boeren in hel begin deibeweging aannamen, blijkt onweersprekelijk uit hunne eischen; wanneer in den loop van den krijg het karakter der beweging geheel veranderde, wanneer de oproerige boerenscharen later op hun weg de rookende puitihoopen van burchten en kloosters achterlieten en met het bloed van vele vermoorde edelen hun spoor leekenden, dan ligl de schuld daarvan niet bij de boeren, maar bij den adel zelf, die, gelijk wij terstond zien zullen, den oorlog op onmenschelijke wijze begon en het landvolk daardoor tot bloedige wraakneming aanspoorde. De twaalf artikelen der boeren ademden een milden en verzoenenden geest; zij eischten niets dat niet op het natuurlijk menschen- en burgerrecht gegrond was. Laat ons, om een billijk oordeel te vellen, de artikelen zelf raadplegen. De boeren eischten : I. Het recht, dat de gemeenten zelf hare Christelijke leeraars kiezen en de macht bezitten zouden om hen af te zetten, indien zij zich onbetamelijk gedroegen. II. Dat van de korentienden slechts zooveel voor den pastoor gegeven zou worden als voor diens onderhoud noodig was, doch dat het overige onder de armen van het dorp verdeeld of lot bestrijding van gemeenschappelijke behoeften besteed zou worden. III. Afschaffing van de lijfeigenschap: Christus had immers met zijn dierbaar bloed alle menschen verlost; dit wilde echter niet zeggen, dat er geene overheid zou zijn, want de schrift gebood, de overheid te gehoorzamen. IV. Aandeel in de jacht, de vogel- en vischvangst. Ook aan de schade, welke het wild aanrichtte, moet paal en perk worden gesteld; men mag van de boeren niet langer eischen, dal zij hun oogst door het wild laten opvreten. V. De bosschen, welke de geestelijke en wereldlijke heeren zich wederrechtelijk toegeëigend hadden, moesten aan de gemeenten worden teruggegeven. VI. VII, VIII. Cijnsen, pachtgelden, enz. mogen niet willekeurig verhoogd, maar moeten volgens rechl op den ouden voet teruggebracht worden. IX. Er moet een eerlijk gericht gehouden en niet naar haat of gunst gestraft worden. X. Alle akkers en weiden, den gemeenten wederrechtelijk ontnomen, moeten teruggegeven worden. XI. Het recht der heeren om zich na den dood van een op bun goederen gezeten boer een deel van diens nalatenschap toe Ie eigenen, waardoor de weduwen en weezen beroofd worden, moet worden afgeschaft. XII. De boeren boden aan, indien het eene of andere dezer artikelen niet met Gods Woord overeenkwam, daarvan af Ie zien. Zijn er gematigder eischen denkbaar dan die, in deze artikelen vervat? De boeren verlangden niets dan hun goed recht en zij waren vast overtuigd. dal alle vrienden der vrijheid noodwendig met hen moesten overeenstemmen; voornamelijk echter rekenden zij op de krachtige ondersteuning van Luther en de staatkundige beweging. den stoutmoediger! hervormer, die zoowel den machtigsten kerkvorsten als den keizer het hoofd had durven bieden, die de geloofsvrijheid met zulk een onbezweken moed legen den paus verdedigd had. Zij meenden het er voor te mogen houden, dat Luther zich hunne goede zaak aantrekken zou, zij wendden zich tot hem en deelden hem hunne eischen mede. Luther werd in niet geringe verlegenheid gebracht, toen men hem inden strijd tusschen de boeren en hunne heeren in zekeren zin als scheidsrechter inriep. Wij hebben reeds gezegd, dal hij voor de staatkundige ontwikkeling des volks oog noch hart had. Uit had hij bij de onderneming van Sic kingen reeds getoond, door zich in afkeurenden zin' uit te laten over elke poging om zich gewapender hand tegen de bestaande overheid te verzetten. Hij was zelfs niet vreemd aan het denkbeeld, dat hel Christendom in een vrijen staat niet recht tieren kon, dat goede Christenen, om het rechte, vaste geloof te bezitten, daarvoor lijden moesten. Hoewel hij zelf een door en door revolutionnair man was, betrof zijn hervormingsijver toch alleen de zaken des geloofs, ten aanzien van staatkundige en burgerlijke vrijheid was hij onverschillig. Het volk moest, naar zijne meening, in alle louter wereldsche zaken der door God gestelde overheid blindelings gehoorzamen. Geheel in overeenstemming met dit beginsel was dan ook hel antwoord, dat Luther den boeren gal. Hij deelde hun de harde vermaning mede: «Elke ziele zij der overheid onderdanig met vreezen en beven." Dat hij zelf intusschen voor de vorsten en heeren niet vreesde of beefde, toonde hij door in scherpe bewoordingen den edelen, vooral den bisschoppen, hun hoogmoed en de onderdrukking van den geringen man te verwijten, die tot eene ondragelijke hoogte geklommen was. Hij vermaande beide partijen tot vrede en verklaarde, dat aan heide zijden onrecht was; daarom zouden beiden in den strijd zich niets dan verderf bereiden. Wie in zulk een hachelijk tijdsgewricht zich tusschen de beide partijen in plaatst en weigert zich aan de eene of andere zijde te scharen, oefent zelden eenigen invloed uit. Luthers poging tot bemiddeling was dan ook vruchteloos, zijn woord werd door de vorsten met minachtenden spot beantwoord en op de boeren maakte het des te minder indruk, daar Luther zich in zijne vermaning zelfs tegen de opheffing van de lijfeigenschap verklaard had. De patriarchen — sprak hij — hebben immers lijfeigenen gehad en dus kan zulk een- instelling niet tegen hel Evangelie zijn. Luthers woorden werkten niets anders uit dan dat de invloed van Munzer, Carlstadt en andere predikers bij de boeren verhoogd werd, terwijl zijn eigen aanzien daalde; dat vele boeren hem voor een vleier der vorsten en een huichelaar hielden, hem van dubbelhartigheid, ja van het voornemen beschuldigden om een nieuw pausdom op te richten en des te sterker volhardden bij hun plan om hunne rechten met het zwaard in de vuist te verdedigen. Eer de onderhandelingen met Luther begonnen, waren de kleine afzonderlijke boerenoproeren reeds tot een openlijken opstand aangegroeid. De beweging barstte het eerst uit in de abdij Kempten in Opper-Zwaben in Januari 1525. De opstand in Kempten was het seiu voor dergelijke bewegingen in alle naburige streken; overal rotten de boeren samen; hel vuur der omwenteling flikkerde van dorp tot dorp en reeds na korten lijd zag men in verschillende deelen van Zuid-Duitschland zeven groote boerenlegers verzameld; vele duizenden strijders, gloeiend van de vurigste liefde voor de vrijheid] stonden onder de wapenen. Aanvankelijk legden de boeren eene bewonderenswaardige gematigdheid aan den dag; nog altijd wendde de eene bende na de andere zich tot de heeren en beproefde zij hen tot eene vreedzame schikking te bewegen. Eene commissie, uit drie groote benden gekozen, zond aan de te Ulm vergaderde raden van De boerenopstand en Ulrich van Wurtemberff. den Zwabischen Bond een schrijven, waarin zij smeekte, dal de Bond den boeren hunne vereeniging niet als eene strafwaardige handeling toerekenen zou, dewijl dezen niets dan het reine evangelie en het goddelijk recht begeerden. De Zwabische Bond, eene vereeniging van vorsten, graven en heeren, zag zeer goed het gevaar in, dat den edelen bedreigde; bij verkeerde in een des te hachelijker toestand, daar de boeren in den verdreven hertog Ulrich van Wurtemberg een machtigen en invloedrijken bondgenoot vonden. De hertog bad hel in zijn belang geacht, zich insgelijks bij de hervorming aan le sluiten; hij, die vroeger de ergste van alle dwingelanden geweest was, dien men in geheel Zuid-Üuitschland niet anders placht le noemen dan den Wurtembergschen Vilder, heulde thans met de boeren; hij deed zich als bun warmsten vriend voor en toen eenige edelen hem hiervan een verwijl maakten, antwoordde bij zonder schaamte: «Schoen of laars, als ik maar weer in bet land kom." De hondschoen en de adellijke laars waren hem even lief, wanneer het hem slechts gelukte, zijn doel te bereiken. Dij had in Zwitserland troepen aangeworven en achtte thans de gunstige gelegenheid gekomen om zijn land weer aan het huis van Oostenrijk te ontweldigen. Hij knoopte onderhandelingen met de boeren aan en hoewel dezen hem niet recht vertrouwden, hoewel ze zijn meineedig en trouwloos karakter kenden, sloot toch een deel hunner aanvoerders zich bij hem aan. De hertog trok aan het hoofd van ongeveer 10,000 man naar Wurlemberg op. om zijn hertogdom te heroveren. Het verbond Uisschen de Wurtembergsche boeren en den hertog was in het oog van den Zwabischen bond hoogst gevaarlijk; ook de vorsten en heeren begonnen opnieuw onderhandelingen aan te knoopen met de aanvoerders der boeren, volstrekt niet met bet plan bun woord te houden, maar alleen om lijd te winnen en elk der bondgenooten afzonderlijk te verslaan. De boeren lieten zich weder misleiden; eeu kostelijke tijd ging ongebruikt voorbij. Zij legden den vorsten hunne twaalf artikelen voor, in de hoop dat thans hunne billijke wenschen ingewilligd zouden worden, doch de onderhandelingen werden onophoudelijk gerekt: er kwam niets lol stand. Hertog Ulrich drong inmiddels tot in de nabijheid van Stuttgarl door, maar eensklaps riep de Zwitsersche bondsraad de in zijn dienst staande Zwitsersche huurlingen terug, daar de staatkundige gebeurtenissen in Dalië dien stap noodzakelijk maakten. De hertog zag zich plotseling van zijn leger beroofd; hij moest vreezen, door de troepen van den Zwabischen Bond, die onder aanvoering van George van Waldburg tegen hem in aantocht waren, geheel verslagen te zullen worden, en bij gaf daarom zijne onderneming op. Thans was de Zwabische Bond van zijne grootste zorg bevrijd en oogenhlikkelijk begonnen de adellijke heeren anders te spreken; wel werden de onderhandelingen nog slepende gehouden, doch verschillende leden van den bond verklaarden reeds openlijk en zonder de minste terughouding, dat zij zich door geen enkel besluit konden of wilden laten binden, dat alleen de wapenen moesten beslissen. George van Waldburg trok aanhoudend troepen bijeen en de boereu begrepen eindelijk, dat zij andermaal bedrogen waren: zij besloten dus den beslissenden strijd le wagen. Menig adellijk slot, menig klooster ging in die dagen, door de boeren overvallen, in vlammen op; ver in het rond waren die vuurzuilen zichtbaar; overal spoorden zij de landlieden tot den opstand aan. Mei eiken dag groeiden de benden der boeren aan. Te Seisbeuren werd eene groole vergadering van landlieden gehouden en van hieruit verbreidde het bericht, dat de opstand uitgebarsten was, zich met bliksemsnelheid door geheel Zuid- en Middel-Duitschland. Het landvolk was reeds sinds lang er op bedacht om in allen ernst hel bloedig spel der wapenen te beginnen en ten gevolge hiervan zien wij het Streckfuss. V. 19 Wreedheid van George van Waldburg. Dood van Jacob Wehe. volk in den loop van enkele dagen, klaarblijkelijk len gevolge eener geheime afspraak, lot den aanval overgaan. In meer dan 22 plaatsen, van de Zwilsersche grenzen tol Thuringen, kwamen de boeren op bijna één en denzelfden dag in opstand. De oorlogen werden in dien lijd — gelijk wij reeds meermalen gezien hebben — met groole onmenschelijkheid gevoerd; doelt de boeren onderscheidden zich bij hun opstand aanvankelijk zeer gunstig van de edellieden. Wel legden /.ij menigen burcht in de asch, wel plunderden zij menige abdij, maar over bet geheel gedroegen zij zich menschelijk; slechts daar, waar zij tegenstand ontmoetten, had het oorlogsrecht zijn loop. De steden, die zich aan hen overgaven, werden genadig behandeld; zelfs de ridders en heeren, die hen zoo geplaagd hadden, ondergingen geen erger lot dan eene dragelijke gevangenschap. Geheel anders dacht de adel. George van Waldburg meende door strenge straffen, op de aanvoerders der boeren toegepast, door afschrikwekkende voorbeelden den opstand te kunnen onderdrukken; een krijgsraad vonniste de gevangenen, die bijna zonder uitzondering ter dood werden gebracht. Waar Waldburg met zijne geoefende, aan lucht gewende troepen op de opstandelingen stiel, waren dezen slechts zelden in staat hem hel hoofd te bieden; doch nauwelijks waren zij geslagen, of zij vereenigden zich op eene andere plaats, om hun werk te hervallen. De strengheid, waarmede de truchsess de gevangenen behandelde, prikkelde de landlieden slechts tot nog grooler woede en toen hij, na Leipheim bijna zonder slag of stoot Ie hebben ingenomen, een algemeen geliefden boerenaanvoerder, den prediker Jacob Wehe met eenige anderen ter dood brengen liet, ging uit het midden der opstandelingen een kreet van woede en wraakzucht op. George van Waldburg had bloed gezaaid , bloed zou hij oogsten. Als antwoord op het doodvonnis, aan Jacob Wehe voltrokken, vermoordden de boeren van Weinsberg den graaf van Helfenstein. In een dal van hel Odenwald, den Schlupfergruud genaamd, bad eene schaar van eenige duizenden boeren zich verzameld. Zij kozen den herbergier George Melzler, een doortastend, stoutmoedig, wijd en zijd bekend en algemeen geliefd man, tol hun aanvoerder en toen bij een schoen op een slaak steken en voor de bende uitdragen liet, verzamelden zich vele duizenden boeren ver in bet rond oin deze zonderlinge vaan. Melzler toonde meer talent om orde en regelmaat in de bewegingen der boeren Ie brengen dan de overige aanvoerders; de door hem aangevoerde benden vormden inderdaad iels dat op een leger geleek. Wij moeten bierbij echter niet vergelen, dat de Frankische boeren veel gemakkelijker spel hadden dan de Zwabische, die het welgeoefende bondsheir van George van Waldburg tegenover zich hadden. Hun tocht was een ware zegetocht; de meeste steden gaven zich zonder slag of stoot over en meer dan een ridder sloot zich, hetzij vrijwillig, heizij gedwongen, bij hel boerenleger aan. Vrijwillig deed dit o. a. Florian Geijer van Geijersberg, een warm aanhanger van den overleden Hullen, een der edelste voorvechters van vrijheid en recht in die dagen. Florian Geijer, hoewel een edelman uit een beroemd geslacht, was toch diep doordrongen van hel rechtmatige der grieven, die de boeren de wapenen hadden doen opvallen, en bij aarzelde niet voor het recht dier onderdrukten legen zijne eigen slandgenooten het zwaard te trekken, slechts één stand moesl er, naar zijne zienswijze, voorlaan in Duitschland zijn, die der vrijen, waartoe zoowel de edelen, als de burgers en de boeren moesten behooren. Met zijne gansche ziel omhelsde Florian Geijer de zaak van den opstand en de door hem aangevoerde benden onderscheidden zich boven alle anderen door dapperheid en krijgstucht. George Metzier en zyne bende. Weinsberg door de boeren ingenomen. Evenals Florian Geijer schaarden ook andere ridders zich aan de zijde der boeren en reeds loen verklaarde de beroemde Götz van Berlichingen, dat hij niet ongezind was oin het opperbevel op zich te nemen. De vorsten, die niet vrijwillig kwamen, werden met geweld daartoe gedwongen. De trotsche graven van Hohenlohe moesten voor de boeren verschijnen en gedroegen zich zeer deemoedig. Den graaf van Löwenslein en anderen ging hel niel heler; zij werden zelfs genoodzaakt den opslandelingen wapens en geschut Ie leveren. De boeren drongen zegevierend voorwaarts, doch het versterkte stadje Weinsberg lag hun in den weg. Daar voerde graaf Lodewijk van Helfenslein het bevel, een schoon, jong ridder, de lieveling van den aartshertog Ferdinand, aan wien hij bovendien verwant was, dewijl zijne gemalin eeue natuurlijke dochter was van den overleden keizer Maximiliaan. De graaf had zich als een onverzoenlijk vijand der boeren doen kennen; eer nog de groote bende uit het Odenwald verscheen, had hij op zijn rit van Stutlgart naar Weinsberg alle boeren, die hij ontmoette, laten grijpen en gedeeltelijk nederhouwen. Den 1 icn April kwam het boerenleger in den omtrek van Weinsberg aan; de landlieden noodigden bij monde hunner boden, den graaf uit in hunne Christelijke broederschap te treden. Helfenslein gevoelde zich te zwak om lang tegenstand le kunnen bieden; hij zond daarom ijlboden naar Stutlgart, om van daar hulptroepen te ontbieden. Voor den schijn liet hij zich, om tijd le winnen, met onderhandelingen in, doch zelfs terwijl men aan het onderhandelen was, kon hij den lust, 0111 zijn vijand afbreuk te doen, geen weerstand bieden: hij deed een uitval en doodde velen van de achterhoede. Zulk een aanval, dien de boeren niet zonder reden als eene daad van trouweloosheid beschouwden, bracht onder hen eene algemeene verontwaardiging te weeg; menig hard woord weerklonk in het leger en vele dwepers zwoeren, dat zij den dood hunner broeders bloedig zouden wreken. De boeren hadden niet alleen aan den graaf, maar ook aan de burgers der stad onderhandelaars gezonden, bij de laatsten hadden zij een geopend oor ontmoet. Al had de graaf ook besloten, Weinsberg te verdedigen, de burgerij had even vast besloten, de stad over te geven en loen twee dagen later (Paaschzondag den l(iea April) de boeren storm liepen, verdedigden de burgers zich niel, maar openden zelf de poorten en trokken de bestormers over de muren naar binnen. I11 weerwil van den allerdapperslen tegenstand, door Helfenslein met zijne manschappen geboden, viel Weinsberg na een gevecht van één uur. Het was omstreeks tien uur in den voormiddag, loen de graaf gevangengenomen en Weinsberg door de boeren bezet werd. Florian Geijer en George Metzier, die in den waan verkeerden, dat de gevangenen in veiligheid gebracht waren, gaven zich na den strijd aan het genot der rust over. De boeren verspreidden zich door de stad, 0111 de huizen der geestelijkheid, van den schout en van den burgemeester, die zich warme vrienden van den adel betoond en zich tegen de overgave van de slad verzet hadden, le plunderen. Andere benden lagen in de herbergen en daar bevonden zich ook de meeste aanvoerders. Fenige hoofdlieden, de ruwsten en meestverbillerden van allen, waren in een inolen hijeen: onder hen bevond zich Jacklein Rohrbach, een waard uil de nabijheid van Heilbronn. die zich onder de boeren groolen invloed verworven had. Jacklein was een woeste knaap, die reeds vroeger, lang vóór den opstand, voor het gericht gedaagd was, beschuldigd van moord op een edelman gepleegd, doch die juist om zijn voor niets terugdeinzenden moed en zijn hartstochtelijk karakter op een groot gedeelte der boeren een overwegenden invloed uitoefende. Jacklein was sinds lang woedend over de verschooning, 19* De graaf van Helfenstein vermoord. waarmede de gevangen edelen en priesters door de overige aanvoerders behandeld werden Toen juist nu, voor enkele oogenblikken, de graaf van Helfenstein door Florian Geijer en George Metzier in veiligheid gebracht was, wendde Jacklein zich tot zijne vrienden en betoogde in gloeiende taal de noodzakelijkheid om wraak Ie nemen voor den dood van Jacob Wehe en voor de vrienden, die door Helfenstein zelf gedurende de onderhandeling gedood waren. Zijne woorden vonden een maar al le gunstig onthaal. Een kreet van wraak en woede ging uit het midden der boeren op. Zij veroordeelden den graaf Ier dood en gingen terstond tol de uitvoering van het vonnis over. Terwijl de overige aanvoerders, zonder iets van het plan van Jacklein Rohrbach te vermoeden, aan het ontbijt zalen, had deze den gevangene reeds naar eene buiten de stad gelegen weide laten voeren. Hier vormden de boeren een kring rondom den graaf, die met een aantal andere edelen en vele dienaren en knechten zijn doodvonnis aanhooren moest. In die dagen bestond er eene doodslraf, die alleen op eerloozen toegepast werd en waarbij de veroordeelde in de spietsen gejaagd werd. Dezen dood kondigde Jackel Rohrbach met lachenden mond den ongelukkigen graaf aan. De jonge en schoone echlgenoote van Helfenstein bevond zich in de nabijheid ; met haar tweejarig zoontje op den arm drong zij lot Rohrbach door, wierp zich voor hem op de knieën, hief het kind tot hem omhoog en smeekte hem onder heete tranen, het leven van haar echtgenoot te sparen en hel knaapje niet van zijn vader te berooven. Doch al haar smeeken was vruchleloos, het sleenen hart dier beulen liet zich niet vermurwen. Dorst naar wraak had de laatste vonk van menschelijk gevoel in hunne borst uitgebluschl. Mei schampere, hoonende taal beantwoordden de boeren de tranen en gebeden der rampzalige vrouw. Hoe menigmaal hadden zij zelf in vroegeren tijd, hoe dikwijls hadden hunne moeders en hunne zusters den onverbiddelijken edelen vruchleloos om kwijtschelding van slraf gesmeekt; thans konden zij zich wreken en niets ter wereld was in slaat hun besluit daartoe aan hel wankelen te brengen. Op ruwe wijze werd dn gravin afgewezen; een woeste knaap slak zelfs mei zijn spiels naar den tweejarigen knaap en verwondde hel kind in de armen zijner moeder. Tevergeefs trachtte Helfenstein de wraakzucht der hoeren door het aanbieden van schallen te bevredigen; hij bood 30.000 gulden voor zijn leven, maar hij ontving hel onverbiddelijk antwoord: »Gij moet sterven, al gaatt gij ons ook eene tonrie gouds!" De trom werd geroerd. De boeren vormden eene dubbele haag en slaken de spietsen vooruit, de graaf werd door twee boeren Ier dood gevoerd. Voor hen uit ging de fluitspeler van Ilsfeld, die vroeger in zijn gunst gestaan en menigmaal gedurende den maallijd voor hem gespeeld had. Deze rukle den graaf den met vederen versierden hoed van het hoofd en riep hem hoonend toe: »Heb ik menigmaal uwe maaltijden en uwe dansen met mijn spel begeleid, thans zal ik u den rechlen dans voorspelen." Hierop blies hij lustig zijn deuntje lol voor de haag en de graaf werd in de spietsen gestooten. Ook aan zijn lijk koelden de moordenaars hunne woede. Vele van des graven vrienden volgden hern in den dood. De gravin werd met woest gelier van daar verdreven. Men rukle haar de sieraden en de kleederen van hel lijf, zetle haar op een meslwagen en zond haar zoo mei haar kind naar Heilbronn. Spottend riepen de boeren haar toe: »Op een gouden wagen zijt gij Weinsberg binnengereden, op een mestwagen rijdt gij er uit!" De moord, op den graaf van Helfenstein gepleegd, wakkerde hel oorlogsvuur natuurlijk zeer aan. Na zulk eene daad viel er niet langer aan verzoening le denken. De vorsten en edelen in geheel Duitschland zagen in, dat hel hier een strijd gold op leven en dood. Ook de burgers der steden sidderden Luther bestrijdt Je boeren. voor de met bloed bevlekte boeren, tegen wie thans een nieuwe en geduchte vijand opstond, die zich tot dusver onzijdig gehouden had: de hervormer Luther. Na het moordtooneel Ie Weinsberg zag Luther in de boeren niets dan een hoop bloeddorstig gedierte, die alle goddelijke en menschelijke wetten met voeten trad en het op de verstoring der maatschappelijke orde had toegelegd. Met al de kracht en geestdrift, hem eigen, maar ook, met al de eenzijdigheid . waarvan karakters als hel zijne zich moeilijk weten vrij Ie houden, trok Lulher partij tegen de boeren; thans wilde hij niets meer welen van verschooning of verzoening; in een geschrift legen de roof/.ieke boeren drong hij er op aan, dat dezen tot den laatslen man uilgeroeid zouden worden. »In mijn vorig boekje," — zegt hij; — «durfde ik de boeren niet ootdeelen, dewijl zij zich bereid verklaarden om hunne zaak aan eene billijke uitspraak te onderwerpen en zich beier Ie laten onderrichten. Maar eer ik omzie, gaan ze voort, grijpen met de vuist er op in, vergelen hun aanbod, rooven en tieren en stellen zich aan als dolle bonden. Daaruit ziet men nu wel, wat zij in hun valschen zin gehad hebben en dat het louter gelogen dingen zijn geweest, die zij onder den naam van hel evangelie in de twaalf artikelen hebben voorgewend. Kortom, louler duivelswerk bedrijven ze en inzonderheid is hel de aartsduivel *), die te Muhlhausen regeert en niets dan roof, moord, bloedvergieten aanricht. Drieërlei gruwelijke zonden tegen God en menschen laden de boeren op zich, waarmede zij den dood hebben verdiend naar lichaam en ziel. In de eerste plaats, terwijl zij hunner overheid trouw en gehoorzaamheid gezworen hebben, schenden zij die gehoorzaamheid moedwillig en goddeloos, en daar zij zich tegen hunne heeren verzetten, hebben zij daarmee lichaam en ziel verbeurd, gelijk Irouwlooze, meineedige, leugenachtige, ongehoorzame boeven en booswichten plegen te doen. Ten anderen dat zij oproer stichten, op goddelooze wijze klooslers en burchten rooven en plunderen die hun niet toebehooren, daarom moet ieder, die maar kan, hen steenigen, worgen en doodsteken, heimelijk of openbaar, en bedenken, dat er niets giftiger, schadelijker en duivelscher zijn kan dan een oproerig mensch; evenals men een dollen hond moet doodslaan: slaat gij niet, dan vermoordt hij u en een geheel land met 11." Uit dit geschrift blijkt maar al Ie duidelijk dat Luther, de stoutmoedige hervormer, in vele opzichten nog een kind van zijn tijd was en dat hij in Christelijke menschenliefde op verre na niet zoo hoog stond als in zedelijken moed en in kracht van overtuiging. Het kon niet anders, of bij den grooten invloed, dien de hervormer onder alle klassen der maatschappij bezat, moest zijn geschrift vooral in NoordDuitschland eene krachtige uitwerking hebben; hel schonk den vijanden der boeren den moed terug om met kracht tegen hen te werk te gaan. Terwijl de boeren in Zuid-öuitschland na den dood van den graaf van Helfenstein aanvankelijk menig voordeel behaalden en zelfs in Götz van Berlichiugen, die zich half vrijwillig, half gedwongen, bij hen aansloot, een beroemd ridderlijk aanvoerder kregen, ging in Noord-Duilschland hunnegeluksster onder. Hier was de stad Muhlhausen in Thuringen het middelpunt van den opstand en hel hoofd der beweging Thomas Munzer. Munzer was door de gemeente te Muhlhausen lot prediker gekozen. Dewijl de raad der stad zich echter tegen deze keus aankantte, werd bij afgezet en door een zijner aanhangers vervangen. Toch bleef Munzer inderdaad het middelpunt en de ziel der gemeente, ja bij heerschte van den 17on Maart *) Thomas Munzer. Thomas Munzer en Pfeiffer te 51 uhlhausen. 152;i af binnen Mulilliausen met bijna onbeperkt gezag, daar hel volk hem als een profeel vereerde en al zijne bevelen geloovig gehoorzaamde. Het was een zonderling bewind, dat de nieuwe profeet voerde. Geene geschreven wetten, maar uitspraken des bijbels en de openbaringen, welke hij, naar hij waande, in zijne droornen dagelijks van God ontving, maakten voor hem den grondslag van alle recht uit. Men heeft menigmaal beweerd, dat Munzer met zijne openbaringen het geloovige volk bedrogen heeft, doch voor die bewering ontbreekt elk bewijs; integendeel blijkt uit Munzers geheele leven en werkzaamheid, dat hij zelf vast aan deze goddelijke openbaringen geloofde, en dat — zoo hier van bedrog sprake moet zijn — wij alleen aan zelfbedrog mogen denken. Naar hel voorbeeld der eerste Christenen predikte Munzer gemeenschap van goederen en hij zelf voegde de daad hij hel woord. Hoewel hij over de inkomsten der stad vrij beschikken kon, leefde hij toch even eenvoudig als ieder gewoon burger. Hij wees voor zich zelf alle voorrechten van de hand en juist daarom vereerde het volk hem met geloovigen eerbied. Het communisme, dal Munzer op grond zijner innigste overtuiging predikte, vond natuurlijk een weltoebereiden grond in hel gemoed van het onderdrukte landvolk in den omtrek van Muhlhausen; doch zulk een beperkt arbeidsveld bevredigde den jongen man niet; hij wilde zijne leer door geheel Duilschland verbreiden en een nieuwen communistischen staal scheppen. Niet alleen door middel van het woord, ook met het zwaard wilde hij hiertoe werkzaam zijn. Munzer verviel hierbij in de noodlottige dwaling waarin toen zoo vele anders uitstekende mannen deelden, dat het evangelie met geweld te vuur en te zwaard verbreid moest worden; hij was een dweper, in wiens schatting het onmogelijk was. dat zijne tegenstanders in een enkel opzichl de waarheid aan hunne zijde zouden hebben, die elk middel, dal tol verwezenlijking zijner droombeelden dienen kon, geoorloofd achtte. Hij spoorde het volk ver in het rond lot opstand aan; onder anderen richtte hij ook een schrijven aan de bergwerkers te Mansfeld. die hij tol bloedige wraak op hunne heeren en meesters aanvuurde. »Er op los, er op los, er op los, terwijl het vuur heet is! Laat uw zwaard niet koud worden van bloed; smeedt, pink, pank! op het aanbeeld. Nimrod, werpt den toren ter aarde. Hel is niet mogelijk, terwijl zij leven, dat gij van de vrees voor menschen ontslagen wordt, men kan lol u van God niet spreken, zoolang zij over u regeeren. Er op los, er op los, er op los, terwijl hel lijd is. God zelf gaal u voor. Volgt!" De brief was onderteekend: Munzer, een knecht Gods tegen de goddeloozen. Elders noemt hij zich: Munzer mei het zwaard Gideons. Duchtige toebereidselen tot den aanval werden op zijn bevel en onder zijn toezicht gemaakt. Te Muhlhausen werden kanonnen gegoten en wapens gesmeed. Hel landvolk stroomde in dichte drommen naar de stad, om zich bij de kampioenen voor de vrijheid aan te sluiten. Een gewezen monnik, Pfeilfer genaamd, stond dezen trouw ter zijde, en ging nog verder dan zijn leermeester, wiens denkbeelden hij met dweepzieken ijver omhelsd had; zelfs Munzer ging nog te langzaam en te voorzichtig naar zijn zin te werk. Pfeilfer stelde zich aan hel hoofd der onvergenoegde boeren en hoewel Munzer zich eerst legen die onderneming verzette, moest hij toch eindelijk toeslaan, dat zijn hulpprediker van Muhlhausen uit een krijgstocht tegen de naburige burchten en kloosters ondernam. Het woeste boerenleger trok uit; een aantal kerken en burchten werd in de asch gelegd. Mei rijken buit keerden de overwinnaars juichend naar Muhlhausen terug, zij achtten zich thans zeker van de zegepraal. De opstand breidde zich heinde en ver over Thuringen en de naburige landen uit. Munzer meende, aan het hoofd van zulk eene groote macht te staan, dat hij in staat was om den strijd tegen de Noord-duitsche vorsten te Verbond der Noord-duitsche vorsten tegen de boeren. aanvaarden. In liet begin van Mei rukte hij uit, om aan liet hoofd zijns legers een beslissenden slag te wagen. Iutusschen hadden de vorsten van hun kant niet stil gezeten, maar eene geduchte legermacht verzameld en tot Munzers ongeluk was de voortreffelijke keurvorst van Saksen, Frederik de Wijze, den acn Mei l>2'i gestorven. Frederik de Wijze had slechts noode er toe besloten, met kracht van wapenen legen de boeren te werk te gaan. Hij was voor zijn volk altijd een zacht en menschlievend vorst geweest en had steeds de strengheid en wreedheid afgekeurd, waarmede de adel de boeren behandelde. Nog op zijn sterfbed sprak bij in milden geest over den boerenopstand. «Indien God wil" — zeide hij — »dat de boeren zegepralen, dan zal hel in weerwil van alle krachtsinspanning geschieden: is hel echter Gods wil niet, dan zal die beweging vanzelf te niel loopen." Zooals hij geleefd had, stierf hij. Nog op zijn sterfbed liel hij zijne dienaars tot zich komen en zeide tot hen op vriendelijken loon: «Lieve kinderen, indien ik ooit één uwer beleedigd heb, zoo bid ik hem, het mij om Gods wil te vergeven. Wij vorsten doen u, armen lieden, vele dingen aan, die niet deugen." Frederik de Wijze was wellicht de eenige vorst in geheel Duitschland, die door zijne zachtmoedigheid in slaat geweesl was hel oproer te stillen. Hij werd opgevolgd door zijn broeder Jolian en deze, een van Luthers trouwste vrienden, volgde diens raad en had vast besloten ernstige maatregelen tegen de boeren te nemen. Hij verbond zich daartoe mei den landgraaf Philips van Hessen en met de hertogen George van Saksen en Hendrik van Brunswijk. De drie bondgenooten van den keurvorst stonden aan het hoofd van een klein leger van a a 6000 man; doch hunne manschappen waren voortreffelijk gewapend en niet alleen aan het krijgsgewoel, maar ook aan eene strenge tucht gewend. Munzers troepen daarentegen vormden niets dan eene woeste bende. die zonder de minste orde door elkander liep. Bij Frankenhausen kwam hel lot eeu treffen. Munzer had eene hoogte in de nabijheid dier plaals bezel; dooreen slecht gebouwden wagenburcht achtte hij zich tegen den aanval der vijandelijke ruiterij beveiligd. Doch hij was geen veldheer; alle maatregelen, door hem verordend, werden verkeerd uitgevoerd, hij had nog nooil een slag gezien, en had geen flauw begrip van de krijgskunst. Een deel der boeren verloor den moed, loen zij tegenover den vijand stonden. Onder hen bevonden zich verscheiden edelen, die genoodzaakt waren zich bij de bende aan te sluiten, en hen aanrieden vrede te sluiten. Op hunne aansporing werden onderhandelaars lot de vorsten gezonden en door dezen vriendelijk ontvangen. De vorsten beloofden den boeren vergiffenis en lijfsbehoud, indien zij zich op genade en ongenade overgeven en Munzer met zijne ijverigste aanhangers uilleveren wilden. Een jong ridder, Maternus van Gehofen, bracht mei eenige makkers de boodschap der vorsten naar hel kamp der boeren over. Toen Munzer hoorde, dat men aan bel onderhandelen was, trad hij nader. Nog eens schilderde hij hun in gloeiende taal de dwingelandij, waaronder zij lol dusver gezucht hadden; hij beloofde hun eene gewisse zegepraal en een zonderling natuurverschijnsel scheen zijne woorden le bevestigen. Want hoewel de hemel in het helderste blauw schitterde, vertoonde zich toch eensklaps op klaarlichten dag een schoone regenboog rondom de zon. Dal was een voorleeken van de zegepraal der boeren, die een regenboog in hun banier voerden. »Ziel," riep Munzer den zijnen toe, »God is op onze hand, want hij geeft ons thans een teeken aan den hemel. Ziel den regenboog daarboven, hij verkondigt ons, dal God ons, die den regenboog in onze banier voeren, helpen wil, hij bedreigt de bloeddorstige vorsten mei gericht en straf. Hij wil niel, dal gij vrede met de goddeloozen zult sluiten. Vecht onverschrokken, en sterkt u door het vertrouwen op Gods hulp!" Slag bij Frankenhausen. De gloeiende geestdrift der bende werd door Munzers taal opnieuw ontvonkt. In hunne woede eisclilen de boeren den dood van Maternus van Gehofen en Munzei moest, boewei legen zijn zin, aan den eisch der menigte geboor geven en den onscbuldigen afgezant der vorsten ter dood veroordeelen. Hij bad zelf zijne maclit over de opgeruide gemoederen verloren. Thans hieven de boeren een geestelijk lied aan en wachtten zoo in den wagenburg den aanval van het vorstelijk leger af. Indien Munzei eenige kennis van hel krijgswezen bezeten had, dan zou hij van den geestdrift der zijnen partij gelrokken, zich met zijne talrijke scharen op bel kleine leger der vorslen geworpen en wellicht door het onstuimige van den aanval de overwinning behaald hebben. Doch hij deed dit niet; bij bleet staan en toen nu de vorsten bet leeken tot den aanval gaven en de ruiterij kwam aanstormen, was er na de eerste oogenblikken geen sprake meer van een gevecht. De voorsten vielen; zij, die achler hen stonden, sloegen op de vlucht. De slechl gewapende boeren sloven bijna zonder tegenstand te bieden voor de geharnaste ruiters uil elkaar. Eene vreeselijke slachting begon, üe vorstelijke ruiters, die over den op den ridder van Gehofen gepleegden moord hevig verbitterd waren, hieuwen de vluchtelingen zonder genade neder. Meer dan 8000 boeren bedekten met hunne lijken hel slagveld. Doch zelfs dil bloedbad bevredigde de vorsten niet. Toen de vluchtelingen Frankenhausen bereikten, drongen de vervolgers te gelijk met hen de po°ort binnen. De slad was zonder slag of stoot ingenomen en in Frankenhausen zelf werden op dien dag 300 boeren zonder vorm van proces Ier dood gebracht Dit had den Iuen Mei 1525 plaats. Munzer was met de zijnen gevlucht, toen hij zag dat er aan hel voortzetten van den strijd niet Ie denken viel. Op den zolder van een huis had J Zlcl' verborgen, om zijne vervolgers te ontkomen, maar hij weid ontdekt en voor de vorsten gevoerd. Hij kende zijn lol. Had de trek lot leven, de hoop, dat hij nog elders voor zijne beginselen werkzaam zou kunnen zijn, hem tot de vlucht genoopt, 'hans ging hij den dood kalm Ie geinoet. Onverschrokken trad hij voor dé vorsten en verdedigde voor hen zijn goed recht om de groolen der wereld te straften, wijl zij tegen het evangelie gezondigd hadden. Dl' duimschroeven werden hem aangelegd. Toen hij onwillekeurig een kreet van smart uitte, riep hertog George hem schamper toe: «Thomas, dit doet pijn, maar de arme lieden, die gij in hel verderf hebt gestort, hebben nog veel grooter smart geleden." Nu verbeet hij zijne pijn en bracht hij bet zoover, dal hij onder de foltering lachle. Van Frankenhausen werd de gevangene op een wagen naar Heldringen gebracht: hier pijnigde men hem weer op de vreeselijkste wijze, om hem eindelijk naar Muhlhausen Ier strafplaats te voeren. Te Muhlhausen had gedurende Munzers afwezigheid Pleiller het bevel gevoerd; hij besloot de stad lol bel uiterste te verdedigen, doch de burgers stonden hein daarbij niet Ier zijde. Hun moed was verdwenen, toen zij hoorden, dat hun profeet overwonnen en gevangengenomen was. Op Hemelvaartsdag, den 25l'n Mei 1525, zonden zij 1200 hunner vrouwen met gescheurde kleederen, bloote voeten en loshangende haren, en 500 jonkvrouwen met kransen van alsembladeren op hel hoofd naar de legerplaats der vorslen, ten einde hen om genade te smeeken. De vorslen lielen zich vermurwen; zij schonken den smeekelingen hel leven, doch op zeer harde voorwaarden. In een plechtigen optocht moesten de burgers blootshoofds en barrevoets, met witte staven in de hand, in de legeiplaats verschijnen, zich voor de vorsten op de knieën werpen en hun de sleutels der slad overreiken. Zware oorlogsschattingen werden hun bovendien Overgave van Muhlhausen. Munzers dood. opgelegd en over allen, die als raddraaiers van den opstand bekend stonden, werd een streng gericht gebonden. De burgemeester der stad werd met vier andere burgers onthoofd, de verdedigingswerken weiden geslecht. PleiHer was, zoodra bij van het aanknoopen van onderhandelingen hoorde, met 400 zijner ijverigste aanhangers gevlucht. Rij Eisenach stiet de hem nagezonden ruiterbende op hel kleine hoopje. Zij greep hen terstond met groote woede aan en het gelukte haar, na een heiligen strijd, Pfeiffer met 92 deizijnen gevangen te nemen. De gevangenen werden naar de legerplaats voor Muhlhausen gevoerd en daar aan den beul overgeleverd. Zij werden tot den laatslen man toe Ietdood gebracht, alleen eenige jongelieden, niet veel meer dan kinderen, werden gespaard. Ook Munzer deelde in het lot zijner vrienden. Hij had de laatste dagen gebruikt om van Heldringen uit aan zijne aanhangers te schrijven en hen te smeeken, dat zij van allen tegenstand zouden afzien. Ilij wenschte alle nutteloos bloedvergieten te vermijden, want hij voelde, dat zijne zaak verloren was. In roerende taal beval hij zijne geliefde vrouw den burgers van Muhlhausen aan: een sprekend bewijs dat hij, wien de schatten der geheele stad ten dienste stonden, zich daarvan zelfs geen penning toegeëigend had. De vorsten maakten er zich een feest van, Munzers doodstrijd te aanschouwen ; zij liepen te hoop om de onthoofding van hun gevaarlijken tegenstander bij te wonen en bespotten den stervende nog in zijne jongste oogenblikken. Doch Munzer had den moed niet verloren, rustig zag hij den dood onder de oogen. In krachtige taal sprak hij de vorsten toe en vermaande ben om in bet vervolg niet zoo hard tegen hunne arme onderdanen te zijn, daar zij in de heilige schrift genoeg voorbeelden konden aan treilen van dwingelanden, die vroeger of later de welverdiende straf voor hunne onderdrukking hadden ontvangen. Het waren schoone, maar helaas! nuttelooze woorden, want geen der vorsten nam ze ter harte. Munzers hoofd viel. De romp werd gespietst en het hoofd in het vrije veld op een paal bevestigd, om den opstandelingen tot waarschuwing te dienen. Zoo stierf Thomas Munzer, een edel jongman, die met gloeiende geestdrift voor eene helaas! op een dwaalspoor geleide overtuiging streed. Zijne vijanden poogden nog na zijn dood zijn naam te bezwalken door bet gerucht te verbreiden, dat bij uil vrees voor den dood zijne stellingen herroepen en in zijne laatste oogenblikken blijken van kleinmoedigheid gegeven had; maar voor deze beweringen is men tot dusver elk bewijs schuldig gebleven. De vorsten hadden de overwinning behaald. Zij trokken van hunne zegepraal met onmenschelijke wreedheid partij, vooral onderscheidde hertog George van Saksen zich door grooten bloeddorst: Ie Salza liet bij 40, te Sangerhausen 12, te Leipzig 8 burgers ter dood brengen. Kort na Munzers nederlaag werden ook de Zuidduilsche boeren overwonnen door bet leger der vorsten, dat zijne vijanden niet in getalsterkte, maar in wapening en geoefendheid verre overtrof. De boeren verstonden de kunst niet om eenheid en regelmaat in hunne bewegingen Ie brengen. Zij trokken in afzonderlijke benden hel land door en verwoestten nu hier dan daar een burcht. Deze afzonderlijke legertjes werden door de vorsten zonder moeite verslagen, terwijl zij onoverwinnelijk zouden geweest zijn, indien zij zich lol één groot leger vereenigd hadden. De lijd van voorspoed was voor de boeren voorbij, de dagen van tegenspoed waren aangebroken. Overal behaalden de vorsten de zegepraal. Hertog Anton van Lotharingen rukte met de garnizoenen uit Champagne naar de Elzas; enkele verstrooide hoopen boeren vernietigde hij na een korten strijd en zoo rukte hij op naar Zabern, waar de hoofdmacht der oproerige Elzassers vereenigd was. De boeren hadden den moed reeds verloren; zij Vreeselijk bloedbad, onder de boeren aangericht. wanhoopten aan de overwinning en sloten mei hem een verdrag, waardoor zij althans hun leven hoopten te redden. Docli deze onderwerping haatte hun niets, op de verraderlijkste wijze werd de overeenkomst door de overwinnaars geschonden. Den 17en Mei openden de boeren de poorten der stad voor het vijandelijke leger. Overeenkomstig de bepalingen der capitulatie legden zij hunne wapenen af en trokken in lange rijen met witte staven de poort uil, om zich voor de stad op den zoogenaamden martelaarsberg te verzamelen; hunne bezittingen mochten zij medenemen. Dil laatste verdroot de vijandelijke lansknechten; een hunner greep een boer bij den arm' en wilde hem den zak, dien bijdroeg, afnemen. De boer bood tegenstand. Daarop hieven de lansknechten een groot geschreeuw aan, zij wierpen zich op de ongewapende boeren en moordden onder hen naar hartelust. Tevergeefs poogden de landlieden in de stad terug te keeren, de soldaten volgden hen op den voet en in de straten en op de markt werd thans een afzichtelijk bloedbad aangericht. Bijna zonder tegenstand te kunnen bieden vielen honderd-, ja duizendtallen. Tusschen 16 en 18,000 boeren werden op dien dag zonder genade vermoord; de stad werd geplunderd, al het goud en zilver weggevoerd en vele burgers, die gevangengenomen werden, vonden den dood door moordenaarshand. Onze pen weigert bel lot te beschrijven den vrouwen en dochters door de woeste lansknechten bereid. Op dezelfde wijze als de Lotharingsche lansknecblen in den Elzas, bielden de troepen van den truchsess van Waldburg in Wurtemberg huis. Deze had den 2cn Mei bij Sindelfingen eene bende hoeren ontmoet. Zijn geschut donderde en vol schrik sloegen de aan den krijg niet gewende boeren op de vlucht. De geharnaste ruiters hieuwen links en rechts onder de vluchtelingen. Nu trok de overwinnaar blakerend en plunderend van dorp tot dorp. Binnen korten lijd was Wurtemberg onderworpen. Van Stutlgarl wendde hij zich naar Weinsberg, om daar bloedige wraak te nemen voor den moord, op den Graaf van Ilelfenstein gepleegd. Toen hij onderweg de vesting Hohenasburg voorbij trok, gaf de voogd dier plaats hem twee gevangen boerenaanvoerders over. Eén daarvan was de onzen lezers reeds bekende jacklein Bohrbach. De truchsess sleepte de gevangenen een eind weegs mede en sprak toen het doodvonnis uit. Jacklein Bhorbach werd aan een ijzeren ketting gebonden. Bondorn hem stapelde men nu brandstollen op en slak die aan. zoodat hij langzaam, bij levenden lijve verbrandde en eerst na een afgrijselijken doodstrijd den laatsten adem uitblies. De onmenschelijke krijgers stonden met wellust het vreeselijk schouwspel aan te zien, trommels en tluileu weerklonken en luide juichtoonen beantwoordden eiken gil, eiken stervenskreet van den ongelukkige. Op dergelijke wijze was reeds vroeger de fluitspeler van Ilsfeldt, die bij het ter dood brengen van den graaf van Ilelfenstein op de fluit gespeeld had, levend gebraden. Met den afgrijselijken dood van Jacklein Bohrbach achtte de truchsses den op den graaf van Ilelfenstein gepleegdeu moord echter nog niet genoegzaam gewroken; hij gaf nu zijne hoofdlieden bevel de stad Weinsberg in brand te steken. De burgers waren reeds voor het grootste deel gevlucht, zij wisten, wat zij van de overwinnaars le wachten hadden. In de stad bevonden zich bijna alleen vrouwen en kinderen. Een bode van den bevelhebber kondigde hun aan, dal zij oogenblikkelijk hunne buizen moesten verlaten. Hierop werd het stadje op drie plaatsen in brand gesloken en menige zwakke en zieke, die zijn huis niet spoedig genoeg had kunnen verlaten, kwam in de vlammen om. De truchsess trok verder; hij vereenigde zich met de keurvorsten van Trier en van den Pa lts. Ileilbronn viel in de handen der overwinnaars; bij Pe boerenopstand gedempt. Königshofen en bij Engelstadt leden de boeren na een hardnekkigen strijd bloedige nederlagen. Alles was verloren. Florian Geijer stierf op het slagveld den heldendood; de overige adellijke aanvoerders, die zich bij den opsland hadden aangesloten, zoolang zij meenden, dat de boeren overwinnaars zouden blijven, lieten trouweloos hunne bondgenooten in den sleek en slolen zich in hunne sterke burchten op. Ook Götz van Berlichingen poogde zich door verraad te redden. Na de overwinning legden de Zuidduitsche vorsten een onlzettenden bloeddorst aan den dag, waardoor zij zelfs de wreedheid van hertog George van Saksen in de schaduw stelden. De truchsess trok roovend en plunderend rond; de dorpen, welke hij op zijn tocht ontmoetle, liet hij in brand steken. Steeds was hij vergezeld door zijn provoost, wiens naam — Berthold Aichelin — weldra eiken boer eene huivering aanjoeg. Met doodelijken haat vervolgde deze man eiken belijder van het evangelie, overal hing hij de hervormingsgezinde predikers, waar hij hen maar vangen kon, aan de boomen op. De truchsess noemde hem daarom »zijn lieven, bijzonderen" en begiftigde hem met rijke goederen. Ook de overige vorsten wedijverden in wreedheid met den truchsess. Bisschop Koenraad van Würzburg trok, door zijn scherprechter vergezeld, het hertogdom Frankenland rond, hij plunderde de dorpen en rooide alles wai eenige waarde had. Des avonds echter liet hij voor zijn vermaak zoovele oproerlingen ophangen en onthoofden als hij goed vond. Tweehonderd zes en vijftig doodvonnissen werden voor zijne oogen voltrokken en toen hij te Würzburg terug keerde, besloot hij zijn bloedig dagwerk door 13 slachtoffers ter dooiI te doen brengen. Met eene bijzonder verfijnde en lage wreedheid ging markgraaf Casimir van Brandenburg van de Frankische lijn Ie werk. Kitzingen had zich aan hem overgegeven, op voorwaarde dat hij de burgers niet met den dood straffen zou, doch nauwelijks was hij de stad binnen getrokken, of honderd mannen werden gevangengenomen. De markgraaf liet de gevangenen des nachts geboeid in een grooten kelder werpen en zoo dicht op elkander stapelen, dat velen den dood vonden door verslikking. Den volgenden dag liet de edele vorst hen, die nog leefden, te voorschijn halen, een deel hunner werden de vingers afgehouwen, den overigen, ten getale van 59, de oogen uilgestoken. Tevergeefs smeekten de gemartelden hem om den dood als om eene weldaad. «Gij hebt gezworen", riep Casimir hun toe, «dat gij mij niet meer wildet aanzien; daarom wil ik 11 voor meineed bewaren." Hij vaardigde een streng bevel uit, dat niemand de van het gezicht beroofden geleiden, niemand hen verplegen mocht, vervolgens werden zij op tien mijlen afslands van Kilzingen verbannen en velen hunner eindigden hun jammerlijk bestaan op de ellendigste wijze op den openbaren weg. En zoo ging bet overal. In geheel Zuid-Duitschland werd de zegepraal der vorsten mei de gruwelijkste wreedheden bezegeld. Alleen te Salzburg sloot de beroemde keizerlijke veldheer George van Freundsberg, die den aartsbisschop tegen de boeren ter hulp gesneld was, met dezen een vreedzaam vergelijk, dat intusschen later ook geschonden werd. Het aantal ongelukkige slachtoffers, die deels onder beulshanden, deels in de vlammen der dorpen, deels in den strijd gevallen waren, was onnoemlijk groot Sommige geschiedschrijvers spreken van meer dan 100,000, anderen van ruim 50,000 dooden. Zuid-Duitschland geleek in die dagen eene woestenij; overal lagen verwoeste, rookende dorpen, de velden waren plalgereden door de hoeven deipaarden en voor vele, vele jaren was de welvaart van bet land onherstelbaar vernietigd. Gisting in Spanje. De adellijke heeren, die zich heizij gedwongen, heizij vrijwillig met de boeren verbonden hadden, kwamen er heler af dan hunne bondgenoten• zii trokken zich op hunne burchten terug en men hoorde verder niels van hen Alleen Gotz van Berlichingen trof een harder lol, hoewel hij gepoogd had, door verraad de gunsl van den truchsess te verwerven. Hij werdeeni^e jaren le Augsburg in hechtenis gehouden en eindelijk lol levenslange gevangenschap op zijn eigen slot veroordeeld; onder eede inoesl hij beloven, dal"hij nooit de grenzen van zijn gebied overschrijden, nooit een nacht buiten zijn slot doorbrengen en nooit weder Ie paard stijgen zou. Elf jaren onderging hij deze straf; loen werd hij door den keizer begenadigd. VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Algemeene gisting iu Spanje. De Kastiliaansche sledenbond. Don Jiian Padilla. Opstand te Toledo Kareis vertrek naar Duitschland. Adriaan van Utrecht als regent. Alstemeene opstand der steden. Segovia De heilige junta. Hevige gevechten. Matiging van de zijde des keizers. Eisch der junta. De tegen-junta voor den vrede. Nederlaag der opstandelingen bij Villalar. De moedige donna Maria Pacheco. Padilla ter dood gebracht. De keizer keert naar Spanje terug. Zijne zachtmoedigheid. Verheffing van de koninklijke macht ten koste van de macht der Cortez. Wij hebben bij het verhalen van den godsdienstigen en staatkundigen stujd in Duitschland slechts zelden gelegenheid gehad den naam des Duilschen keizers Ie noemen, dewijl deze na den rijksdag le Worms Duitschland weer verlaten had. Al zijne aandacht moest hij wijden aan de zorg voor zijn er land Spanje en aan een twist lusschen hem en koning Frans I van Frankrijk. In Spanje was —- gelijk onze lezers zich herinneren, ten «evol^e van de gunsten, door Karei den Nederlanders bewezen door den o^ehoorden invloed dien hij hen op de regeering toestond, en door andere misslagen in liet staatsbestuur onder alle standen een innige afkeer van den jongen koniii" ontstaan l»e adel was hem vijandig, omdat de hoogste eereplaalsen door vreemdelingen bezet werden; de steden waren ontevreden, wijl het spaansche goud naar de Nederlanden vloeide, en de geestelijkheid kon het niet vergeven dal liet aartsbisdom Toledo niet aan een Spaanschen priester was geschonken' u. ..P?™8 liet Ji,ar. !5M)- lerwÜI Karei zich in Aragon bevond, had in Kasli ie de algemeene gisting een dreigend karakter aangenomen. De rijkste sleden, met Toledo aan het hoofd, gaven leekenen van weerspannigheid, zij sloten zich bij elkander aan en vormden een sledenbond die openlijk tegen de regeering in opstand kwam. De bond eischic dat de koning in het land blijven, en slechts Spanjaarden in zijn raad opnemen zou; te gelijk spraken de steden hare ontevredenheid uit over de onrechtvaardige pnvilegien, welke de Spaansche adel genoot. Uil Toledo en Salamanca waren in Maart 1d20 afgevaardigden gezonden tot Karei, die zich loen te Valladolid ophield, om hem de wenschen der sleden mee le deelen; doch de konin" had nun in hel geheel geen gehoor verleend, maar hen naar zijn kanselier"verwezen en van dezen hadden zij een barscli weigerend anlwoord onlvan-en lJe ontevredenheid nam toe, en toen Karei den 1"» ApriH520 eene vergadering der corlez Ie St. Jago de Composlella opende eu geldelijken onderstand vroeg voor zijne reis naar Duilschland, welke hij als onvermijdelijk noodzakelijk voorstelde, verklaarden de afgevaardigden van Toledo, don Pedro Lasso en De Kastiliaansche Stedenbond. Don Juan Padilla. don Alfonso Suarez, dal zij dit verzoek niet konden toestaan, voordat de eisclien der steden ingewilligd waren. Ook de afgevaardigden van andere steden slolen zich bij dit protest aan. Met een weinig toegevendheid van 's konings zijde had men toen de afgevaardigden der steden kunnen bevredigen, doch Kareis Nederlandsche raden, bij wie zich eenige Spaansche edelen aansloten, rieden den koning den trots der steden te fnuiken en de weerspannige afgevaardigden wegens hun onbehoorlijk gedrag van het hof te verbannen. Dit geschiedde; Karei zond eene boodschap naar Toledo, waarin hij zijn misnoegen over het gebeurde op strengen toon te kennen gaf en eischte, dat de stad betere afgevaardigden zou kiezen. De koninklijke boodschap vermeerderde slechts het te Toledo heerschend misnoegen, vooral daar twee hoogaanzienlijke mannen, don Fernando Avalos en don Juan Padilla al hunne krachten inspanden om het vuur aan te stoken. Don Juan Padilla was de zoon van den groot-senechal van Kastilië; hoewel hij zelf uit eene hoog adellijke familie gesproten was, had hij toch de zijde der steden gekozen. Hij was gehuwd met Maria Pacheco, gravin van Tendilla, een zeer stoutmoedige en doortastende vrouw, die haar gemaal geroepen achtte om in Spanje eene groote rol te spelen, en hem ook steeds tot krachtig handelen aanspoorde. Padilla, die van geestdrift voor de vrijheid der steden gloeide, die de Nederlandsche gunstelingen haatte en zelf van begeerte brandde om hunne plaats in te nemen, liet zich zonder moeite overhalen om de burgerij van Toledo tot oproer aan te hitsen. Ilij en Avalos verwierven zich in die stad zulk een invloed, dat hun woord daar weldra wet was en dat Kareis gevolmachtigde Toledo verlaten moest. Karei ontbood de beide machtige mannen naar zijn hof te St. Jago. Avalos en Padilla durfden aan die oproeping geen gehoor geven, zij vreesden 's konings ongenade te zullen ondervinden. Evenmin durfden zij echter rechtstreeks gehoorzaamheid weigeren; zij zorgden derhalve er voor, dat hunne aanhangers tijdig vernamen, dat hun aan het hof van Karei een dreigend gevaar boven het hoofd hing. Den I7C" April li>20 lieten Avalos en Padilla hunne muildieren zadelen, aan hel hoofd van hun dienarenstoet trokken zij met veel beweging de stad uit, om zich, zooals zij althans voorgaven, naar den koning te begeven. Doch hunne aanhangers hadden hun werk goed verricht. Het volk liep te hoop en riep: «Leven Avalos en Padilla, de verdedigers van het vaderland! Weg met de Vlamingen!" Het dwong de beide heeren, die zich zeer gaarne lieten dwingen, iu hunne woning terug te keeren. Vervolgens werden de overheden der stad en de aanhangers der regeering de poort uitgejaagd. Toledo was eensklaps in vollen opstand. Het volk verkoos nieuwe overheden, die de regeering in naam des konings, der koningin Johanna en der gemeente aanvaardden. Want het koningschap had zulke diepe wortelen in den boezem des volks geschoten, dat een opstand daartegen eene onmogelijkheid zou zijn geweest. Met diepe verontwaardiging ontving Karei het bericht van den opstand der machtige stad. Hij zou wellicht gaarne den raad van eenige zijner staatslieden gevolgd hebben en naar Toledo gesneld zijn, om daar in persoon de rust en het koninklijk gezag te herstellen, en dit te meer, daar gelijktijdig ook te Valencia onlusten waren uitgebarsten, maar zijn vertrek naar Duitschland was in zijn oog dringend noodzakelijk. Hij liet derhalve de laak om Spanje tot rust te brengen over aan kardinaal Adriaan van Utrecht, dien hij aan hel hoofd der regeering plaatste, terwijl hij zelf zich over Engeland en de Nederlanden naar het Duitsche rijk begaf. Dat Karei de regeering aan een vreemdeling opdroeg was weer een nood- Opstand te Toledo. De heilige junta. lottige misslag, want alle Spanjaarden waren eenstemmig in den wensch, om de Nederlandsche gunstelingen des keizers uit het land te verdrijven, en het kon derhalve niet missen, of onmiddellijk na Kareis vertrek gaf de algemeene ontevredenheid zich op de meest verschillende plaatsen in daden van geweld en oproer lucht. In Mei en Juni 1520 braken te Madrid, Burgos, Segovia en elders onlusten uil. De gewichtigste gevolgen had de beweging Ie Segovia, waar meer dan een ambtenaar door het volk aan de beenen opgehangen werd en de afgevaardigde der stad naar de cortez hetzelfde lot onderging, omdat hij gestemd had vóór het verleenen van geldelijken onderstand aan den koning voor zijne reis naar Duitschland. Zijn huis werd geplunderd, zijne weduwe verjaagd en ten slotte verdreef het volk alle koninklijke beambten uit de stad. Kardinaal Adriaan meende zulke daden van opstand en geweld niet lijdelijk te mogen aanzien, maar door eene strenge straf, den opstandelingen van Segovia opgelegd, den overigen oproerigen steden schrik te moeten inboezemen. Hij il roeg de voltrekking van de straf op aan den voormaligen alcalde van Segovia, Ronquillo, die wegens zijn onverbiddelijke gestrengheid zeer gehaat was. Ronquillo trok naar Segovia. Dewijl de burgers hem den toegang weigerden, verbood hij op straffe des doods, levensmiddelen in de stad te brengen. Bovendien liet hij de burgers, die hem toevallig in handen vielen, ophangen en vierendeelen, nadat hij hen door middel der pijnbank tot de bekentenis gebracht had, dat zij medeplichtig geweest waren aan den opstand. Anderen werden de handen en voeten afgehouwen. Deze wreedheid stijfde de stad natuurlijk in haar tegenstand. Het volk verdreef alle koningsgezinden en plunderde hunne huizen; te gelijk wendde het zich tot Toledo en andere sleden met de bede om hulp. Den 2(1" Juli 1520 kwamen de afgevaardigden van vele ontevreden steden te Avito bijeen en sloten onder voorzitterschap van don Pedro Lasso een verbond, hetwelk zij de heilige junta noemden. Zij wijdden het in door in de kerk op plechtige wijze den zonderlingen eed af te leggen, »dat zij in den dienst des konings en ten nutte der gemeente wilden sterven." lloe de junta dezen eed en den dienst des konings opvatte, toonde hij door den afgezanten van kardinaal Adriaan gehoor te weigeren en daarentegen voor Segovia uit alle macht in de bres te springen. Ronquillo werd den 12en Augustus door hulptroepen der verbonden steden, die onder aanvoering van Padilla van Toledo en Salamanca toesnelden, verslagen en gedwongen het beleg van Segovia op te breken. Dit voordeel vuurde de bondgenooten lot nieuwe krachtsinspanning aan; nog sterker deed dit echter de wreedheid van den koninklijken bevelhebber van Kastilië, Anlonio de Fonseca, die den 2lcn Augustus de stad Medina del Campo in brand stak, wijl de burgers geweigerd hadden geschut voor de belegering van Segovia te leveren. Bijna alle steden van Kastilië sloten zich thans bij den opstand aan, en hoewel kardinaal Adriaan beweerde, dat Medina del Campo volstrekt niet op zijn bevel in de ascli was gelegd, hoewel hij zelfs Fonseca's manschappen uit den dienst ontsloeg, sloeg niemand geloof aan zijne woorden. Fonseca en Ronquillo moesten, vervolgd door den gloeienden haat des volks, naar Portugal en van daar naar Vlaanderen vluchten, wijl Adriaan niet bij machte was om hen te beschermen. Het vuur van den opstand greep steeds verder om zich heen; behalve Padilla, Avalos en Lasso sloten ook andere aanzienlijke heeren zich bij de beweging aan. Bovenal onderscheidde de bisschop van Zamora, Anlonio de Acuïia zich door de geestdrift, waarmee hij de zaak der oproerige steden omhelsde. Hij verklaarde zich niet alleen openlijk voor de heilige junta, maar Kareis gematigdheid. Eischen der heilige junta. wapende zelfs eene schaar van M)0 geestelijken, oin aan lnin hoofd in persoon voor haar te strijden. Het geluk was der junta gunstig. Den 21™ September wist Padilla, zich van de waanzinnige koningin Johanna meester te maken en hij plaatste haar in schijn aan liet hoofd der regeering; de opstandelingen beweerden thans, dat de koningin volstrekt niet ziek en dus de eenig wettige heerscherésse was. Padilla liet zich door haar tot veldmaarschalk des rijks benoemen. hij riep in haar naam de cortez te Tordesillas samen en zette het door Karei benoemde regentschap, dat trouwens van alle macht beroofd was, eenvoudig af. , . .... Kardinaal Adriaan gaf, vol vertwijfeling aan den keizer, die zich te Leuven in de Nederlanden bevond, bericht van hel gebeurde; hoe wanhopig hij was, blijkt uit de volgende woorden: »Op alle koninklijke inkomsten hebben de oproerlingen beslag gelegd; alle middelen om hun weerstand te bieden ontbreken mij. Terwijl niemand meer voor den keizer het zwaard trekken wil, groeit de macht, welke Padilla in naam der koningin uitoefent, dagelijks aan." Karei V bevond zich in de grootste verlegenheid. Terwijl Adriaan hem dringend aanspoorde om naar Spanje terug te keeren, scheen zijne tegenwoordigheid in Duitschland, waar bij de keizerskroon ontvangen zou, nog noodzakelijker. Hij besloot zoo spoedig mogelijk orde te stellen op de zaken in Duitschland en dan opnieuw zijne Spaansche erflanden te bezoeken. Intusschen stelde hij den kardinaal hoogaanzienlijke Spanjaarden, den connetable van Kastilië, don Ini'»o Femandez de Velasco, en den admiraal van Kastilië, don Frederique Enziquez, hertog van Medina de Rioseco, ter zijde. Terzelfder lijd liet hij openlijk bekend maken, dat geen vreemdeling in Spanje meer met een wereldlijk of geestelijk ambt bekleed zou worden en dat de steden, die tot gehoorzaamheid aan het koninklijk gezag terugkeerden, van de te St. Jago de Compostella vastgestelde geldelijke bijdrage ontslagen zouden zijn. Indien de keizer voor zijn vertrek naar Duitschland zulke blijken van inschikkelijkheid en toenadering gegeven had, dan zou de opstand nooit uitgebarsten zijn. Thans echter bleef dit alles zonder uitwerking. De zegevierende junta ging verder in hare eischen, welke zij den 20cn October 1521 in een brief aan den keizer blootlegde. Zij eischte, dat Karei naar Spanje zou terugkeeren, dat hij van hier uit zijne overige landen regeeren zou, dat de belastingen verminderd, de privilegiën van den adel afgeschaft, de afgevaardigden naar de cortez vrij gekozen en de cortez van alle belemmering in hunne beraadslagingen bevrijd zouden worden. Bovendien verlangde de junta eene nieuwe gemeentewet, vrije verkiezing van den magistraat, afschaffing van den vrijdom van belastingen voor den adel. en nog meer andere hervormingen. De eischen der junta, hoe rechtmatig zij over hel geheel ook mochten zijn en hoewel zij, zoo ze vervuld waren, voor Spanje ongetwijfeld een tijdperk van vrede en bloei zouden ontsloten hebben, deden loch, dewijl de natie nog volstrekt niet rijp was voor zulk een geweldigen ommekeer, eene stem van afkeuring uit het kamp der bondgenooten zelf opgaan. Tot dusver was de adel, hoewel hij zich nog niet openlijk voor de verheffing van de macht des volks uitgesproken had, daartegen toch niet vijandig gestemd geweest, thans echter, 1111 men zijne privilegiën, zijn vrijdom van belastingen aantastte, ging hij van de zijde des volks tol die des konings over. . . Ook in het oog van meer dan ééne stad gingen de eischen der junta te ver. Vele rustige burgers, die met schrik zagen, dat in de oproerige plaatsen een woest gepeupel ongestraft de schandelijkste misdaden bedreef, wenschten de strenge orde terug, die onder het koninklijk bewind geheerscht had. In Januari 1521 vereenigden een aantal sleden, Sevilla, Cordova, Granada, Cadix, Tegen-junta voor den vrede. Nederlaag der junta bij Villalar. Xeres en andere, zich mei elkaar, om eene tegen-junta vóór den vrede en den koning le vormen. Zelfs Burgos werd zijnen ouden bondgenoolen ontrouw. Slechts door standvastig en eendrachtig te handelen hadden de steden, die tot de heilige junta behoorden, haar doel kunnen bereiken. Doch juist op dit beslissend tijdstip bestoud er tusschen haar op meer dan één punt een kleingeestige naijver, welke zelfs oorzaak werd, dat niet Padilla, maar Don Pedro Giron, een edele, die inet den keizer in onmin leefde, lot opperbevelhebber van de troepen der junta benoemd werd. Padilla trok zich diep gekrenkt met velen zijner aanhangers terug. De gevolgen van deze treurige tweespalt kwamen oogenblikkelijk aan het licht. Don Pedro Giron was volstrekt niet berekend voor zijne taak. Hoewel zijn leger de koninklijke troepen in getalsterkte verre overtrof, trok hij van zijne overmacht geen partij. Den 5en December 1Ü20 gelukte hel den koningsgezinden, Tordesillas stormenderhand le bemachtigen en zich van de waanzinnige koningin meester te maken. Het volk schreeuwde luid verraad en beschuldigde Don Pedro Giron, dat hij in geheime verstandhouding met de koninklijken gehandeld had. Hetzij omdat Giron zich inderdaad schuldig gevoelde, hetzij omdat hij den opstand moede was, hij legde het opperbevel neder. In zijne plaats benoemde de junta don Pedro Lasso tot aanvoerder; doch de soldaten haalden Padilla in hun midden en plaatsten hem aan hel hoofd des legers. Het was te laat! Te vergeefs spanden Padilla en de bisschop van Zamora al hunne krachten in, om orde en eenheid onder de bondgenoolen le herstellen; zij waren er niet loe in staat. Toen de koninklijken den 23™ April la21 het leger dei' junta bij Villalar aangrepen, werd dit laatste in eene overijlde vlucht geheel ontbonden. Padilla, die lol hel laatste oogenblik met bewonderenswaardigen heldenmoed den strijd volgehouden had, moest eindelijk voor de overmacht zwichten. Hij werd op het slagveld gevangengenomen en reeds den volgenden dag mei eenige andere gevangenen ter dood gebracht. De dood van Padilla en de nederlaag bij Villalar beslisten het lol van den opstand. Wel verdedigde Padilla's moedige gemalin, donna Maria Pacheco de slad Toledo nog zes maanden lang legen de koninklijke troepen, doch ook zij moest eindelijk den strijd opgeven en met haar zoon naar Portugal vluchten, waar zij in ellende stierf. De overige steden gaven zich zonder slag of stoot over: de heilige junta was te niet. Terzelfder tijd werd ook de opstand te Valencia. welke met de Kastiliaansche beweging volstrekt niet in verband gestaan had, onderdrukt. Het lot der overwonnen opstandelingen was in vergelijking met de wreedheid, welke de overwinnaars in dien lijd gewoonlijk aan den dag legden, tamelijk zacht. De meeste sleden ontvingen zeer dragelijke vredesvoorwaarden; alleen de meest beruchte leiders van den opstand en zij, die zich aan het vermoorden van koninklijke beambten schuldig hadden gemaakt, werden ter dood gebracht. *) Nog bevonden velen der opstandelingen zich in de gevangenis, toen keizer Karei V den IGcn Juni 1522 in Spanje terugkeerde. Hij gedroeg zich boven aller verwachting zachtmoedig en vergevensgezind, en vaardigde eene algemeene amnestie uit, van welke slechts ongeveer 70 personen, die zich aan bijzondere misdaden schuldig hadden gemaakt, uitgesloten waren; alle gerechtelijke onderzoekingen werden geëindigd en ook van hen, die niet in de amnestie begrepen waren, begenadigde de keizer later nog verreweg het grootste deel. Toen een zijner dienaars hem verklapte, waar don Avalos, een der veroordeelden, zich verscholen had, antwoordde de keizer hem toornig: »Het *) De bisschop van Zamora, die op zijne vlucht naar Frankrijk gegrepen werd, moest jarenlang in deu kerker zuchten j eerst toen hij bij eene verijdelde poging om zich met geweld in vrijheid te stellen, een zijner wachters vermoord had, werd ook hij ter dood veroordeeld. Kareis zachtmoedigheid. was beier, dal gij hem riedl, hoe hij in veiligheid kan geraken, dan mij, hoe ik hem vangen kan!" Deze edele zachtmoedigheid droeg hare natuurlijke, dal is uitnemende vruchten. De rust werd geheel hersteld en het eenige gevolg van den op zulk eene grootsche schaal aangelegden opstand der steden was, dat de koninklijke macht in Spanje op veel hechter grondslagen rustte dan ooit te voren. De macht der stenden daarentegen zonk van nu af meer en meer. EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Karei V en Frans I. Verkwistende leefwijze van het Fransche hof. Oorlogszuchtig karakter van Frans I. Zijne krijgstoerustingen. Bemiddeling van Eugeland. Onderhandelingen tusschen Frans I en Leo X. Verdrae tusschen den keizer en den paus. Beifin van den oorlog tusschen Karei V en Frans I, in Italië. Paus Adriaan VI. De Franschen uit Italië verdreven. Semblant^av. Verbond tusschen den keizer en Hendrik VIII van Engeland. Inval der Engelschen in Picardié. Karei van Bourbon en zijn verraad. Nieuwe oorlog in Italië. Tegenspoed der Franschen. Dood van Bayard. Frans II Sforza te Milaan. Marseille door de keizerlijken belegerd. Voordeelen, door de Franschen in Italië behaald. Frans I voor Pavia. De slag bij Pavia. Frans I krijgsgevangen. De Frausche legers in Italië vernietigd. Door het verdrag van Noyon was tusschen Frans I van Frankrijk en Karei V een vrede gesloten, die — gelijk we reeds vroeger zeiden — de kiemen van toekomstige tweedracht in zich droeg; want de belangrijkste twistpunten tusschen de beide vorsten waren door dat verdrag niet beslecht, maar alleen verdaagd. Reeds het dingen van de beide koningen naar de keizerskroon moest tusschen hen wel tweedracht en ijverzucht wekken. Frans I, die zich na den slag bij Marignano schier onoverwinlijk waande, voelde zich in zijne ijdelheid diep gekrenkt, toen hij, in weerwil van zijne krachtige pogingen en van de aanzienlijke geldelijke otters, door hem gebracht, zich achteruit gezet zag tegenover een jongen vorst, die zoo weinig aanzien bezat, dat in zijne Spaansche erflanden de steden het met goed gevolg wagen konden tegen hem op Ie slaan. Dorst naar roem, ijdelheid en veroveringszucht waren de hartstochten, waardoor Frans zich liet beheerschen. Aan het welzijn van zijn volk dacht hij nooit. In zijne weelderige hol houding verkwistte hij met schandelijke lichtzinnigheid de gelden des lands. Alle verloogen, door zijn verstandigen en overigens door hem hooggeachlen minister van financiën Semblancay daartegen ingebracht, bleven zonder gevolg en dewijl de gewone inkomsten niet voldoende waren om de verkwistingen des konings en van zijne moeder te dekken, werden geestelijke en wereldlijke ambten op de meest schaamlelooze wijze verkocht. Bisdommen en abdijen waren voor den koning evengoed een handelsartikel als hel door hem nieuwgeschapen ambt van parlemenlsraad. Frans I bedacht niet, dat deze ondermijning der Fransche financiën noodzakelijk de weerbaarheid van zijn rijk verzwakken moest. Hij koesterde, reeds na het mislukken zijner pogingen om de keizerlijke kroon te verwerven, den vurigen wensch om zijn roem door een zegevierenden strijd legen zijn mededinger Karei V te verhoogen. Strückflrr. V. 20 Veroveringszucht van Frans I. Zijne krijgstoerustingen. Inderdaad scheen de kans van Frankrijk gunstig genoeg, want juist toen moest Karei V niets vuriger wenschen dan liet behoud van den vrede. De opstand der steden in Kaslilië en Valencia en de godsdiensttwisten in Duitschland maakten voor den keizer een oorlog met een machtigen buitenlandschen vijand lol eene zeer hachelijke zaak. Frans I brandde natuurlijk des te meer van begeerte om den oorlog te beginnen en terwijl hij in stilte zich daartoe uitrustte, vond hij'gelegenheid om reeds zijdelings den strijd te beginnen door Iwee tegenstanders van Karei V in hun verzet legen dezen te ondersteunen. Te gelijker lijd poogde hij koning Hendrik VIII van Engeland, wiens alvermogenden minister, den kardinaal Wolsey, hij met vleierijen overlaadde, tot een hondgenootschap over te halen; doch deze poging mislukte, dewijl het Karei reeds gelukt was, bij gelegenheid van een bezoek, door hem in Engeland afgelegd, zich van Hendriks vriendschap en Wolsey's goede diensten te verzekeren. I)e eerste aanleiding lol hel uilbarsten der vijandelijkheden gaf Robert de la Mare, heer van Sedan en herlog van Bouillon, die door den kanselier van Brabant in zijne souvereine rechten als heer van zijn landje gekrenkt was en wiens klachten bij den keizer geen gehoor hadden gevonden. Robert was hierover zóó vertoornd, dal hij door een heraut een open onlzegs- of veetebrief naar Worms aan Karei V zond. Hij durfde zulk een slap wagen, dewijl hij zich van Frankrijks ondersteuning zeker meende Ie mogen achten, want Frans had niet alleen de noodige gelden Ie zijner beschikking gesteld, maar hem bovendien vergund in Frankrijk troepen aan te werven en met deze krijgsmacht een inval te doen in hel Luxeniburgsche grondgebied. Onmiddellijke ondersteuning ontving Robert de la Mare van Frankrijk echter voorloopig niet, dewijl Hendrik VIII van Engeland hij Frans I er op aandrong, geen oorlog legen den keizer te beginnen. Ten einde den koning van Engeland, die zijne bemiddeling lol het sluiten van den vrede aanbood, en dien Frans nog altijd als bondgenoot hoopie te winnen, niet Ie vertoornen, liet hij Robert de la Mare aan zijn lol over. Een keizerlijk leger onder Hendrik van Nassau en Frans van Sickingen veroverde lb21) binnen korlen lijd hel geheele hertogdom Bouillon, op welks inwoners de keizerlijke troepen eene bloedige wraak namen voor den door den herlog moedwillig begonnen oorlog. Terwijl dit voorviel had Frans ook in hel zuiden reeds eene aanvallende beweging legen den keizer ondernomen. Hij stond in geheime verstandhouding mei de oproerige steden van Kaslilië. Van de binnenlandsche onlusten in Spanje wilde hij partij trekken om Karei V het kleine koninkrijk Navarra weer Ie ontweldigen en Hendrik d'Albret, die de oude aanspraken van zijn huis nooit had opgegeven, daarover als koning aan te stellen. Een Fransch leger rukte Navarra binnen, veroverde in li dagen dil geheele landje; het drong zelfs in Spanje door, doch werd daar — dewijl de oproerige steden zich intussclien onderworpen hadden — geslagen en zelfs genoodzaakt ook Navarra weer Ie ontruimen. De inval in Spanje noopte Karei V om Ihans ook van zijne zijdeden oorlog tegen Frankrijk te beginnen. Wel zond hij op uitnoodiging van Hendrik VIII, die door tusschenkomst van kardinaal Wolsey den vrede herstellen wilde, evenals Frans, gezanten naar Galais, doch hij maakte vooraf reeds eiken goeden uilslag der onderhandelingen onmogelijk, dewijl hij als vredesvoorwaarden niets minder eischle dan afstand van Bourgondië en opheffing van hel leenverband, waarin hij als lieer van Vlaanderen en Arlois lol de kroon van Frankrijk stond. De keizerlijke troepen rukten onder Hendrik van Nassau en Frans van Sickingen Frankrijk binnen, doch zij verwierven zich geene lauweren. Wel behaalden /.ij aanvankelijk eenige voordeelen, doch bij de belegering van Mezières, waar Bayard het bevel voerde, leden zij zware verliezen, en eindelijk De Franschen en Spanjaarden in Italië. Paus en keizer. moeslen zij terugtrekken, dewijl Frans I met een leger lot ontzet kwam aanrukken. Doch veel belangrijker dan déze krijgsbewegingen was de strijd, die in Italië gevoerd werd. Frans I had in het begin van het jaar 1521 ijverig onderhandelingen gevoerd met paus Leo X over een bondgenootschap lot gemeenschappelijke verovering van het koninklijk Napels; doch het verdrag was niel tol stand gekomen, dewijl paus en koning elkander wederkeerig wantrouwden. Dat Frans gegronde reden had om aan de goede trouw van den heiligen vader te twijfelen, bleek zonneklaar, toen Leo reeds den 8CU Mei een verdrag met keizer Karei V sloot, om de Franschen uit Italië te verdrijven. Paus en keizer verbonden zich wederkeerig om een bondsleger, uil Spanjaarden, Italianen en Zwitsersche huurtroepen bestaande, bijeen te brengen. De paus zou Parma en Piacenza terugkrijgen, Milaan aan Frans Sforza, den jongeren broeder van den onttroonden Maximiliaan Sforza, overdragen en ook Genua zou opnieuw in het bezit zijner onafhankelijkheid onder het bestuur van een doge worden gesteld. Het opperbevel over de vereenigde legers werd aan Kareis stadhouder in Napels, den ouden Prosper Colonna, opgedragen; de pauselijke troepen werden aangevoerd door Frederik Gonzaga van Mantua, de keizerlijken door den markies van Pescara, die als een bekwaam, voorzichtig veldheer bekend stond. In die dagen was Odel van Foix, heer van Lautrec, Fransch stadhouder te Milaan, die de gunst, waarin hij bij Frans I stond, aan zijne schoone zuster, de vrouwe van Chateaubriant, de geliefde des konings, dankte. Lautrec bevond zich, toen de oorlog dreigde uit te barsten, juist te Parijs. Hij verklaarde den koning, dal hij buiten staal was Milaan te verdedigen, daar hij geen geld had om Zwitsersche huurtroepen aan te werven, en eerst toen de koning, de koningin-moeder en ook de minister van financiën Semblangav hem beloofden, ja plechtig verzekerden, dat hij te Milaan iOO.OOO gouden kronen vinden zou, besloot hij naar zijn stadhouderschap terug te keeren, waarin de vijand inlusschen reeds belangrijke voordeelen behaald had. Toen Lautrec te Milaan aankwam, vond hij daar het beloofde geld niet; hij kou zijne troepen niet bezoldigen, en de Zwitsersche huurtroepen verlieten hem daarom voor het groolsle deel. De ééne stad na de andeie ging verloren. eindelijk viel ook Milaan den vijanden in handen, alleen de citadel bleef door de Franschen bezet. Tegen hel eind van het jaar 1521 bezaten dezen niets meer dan de genoemde citadel, Creinona en eeuige onbeduidende plaatsen. Bovendien hadden zij zich door de afpersingen, waartoe Lautrec zich len gevolge van zijn geldgebrek srenoodzaakt zag. in geheel Lombardiie doodelijk gehaat gemaakt. J In hel begin van liet jaar 1522 scheen liet geluk zich weer aan de zijde der Franschen te willen scharen. Paus Leo X was in December 1321 gestorven; door zijn dood was de betaling van den geldelijken onderstand uit de pauselijke schalkist opgehouden, zoodat de bevelhebbers een groot deel hunner troepen moeslen ontslaan. Ook wilde paus Adriaan VI, Leo's opvolger, zijne regeering niet met deelneming aan een oorlog beginnen. Doch even gunstig als die voorui'zichten waren, even spoedig verdwenen ze weer. Lautrec was niel in staat Frans Sforza, die door de Lombardijers met gejuich als hertog begroet werd, het hoofd te bieden; hij kon zich in Ilalië niel langer staande houden en moest het ellendig overschot van zijn leger naar Frankrijk terugvoeren. Ook de citadel van Milaan ging in bet voorjaar van 1523 verloren; fielzelfde was bel geval met Genua, en de Venelianen, die tot dusver bondgenooten der Franschen geweest waren, slolen vrede met den keizer en schaarden zich aan diens zijde. Lautrec moest, toen hij in Frankrijk terugkwam, van den koning scherpe verwijlen hooren over zijne ongelukkige wijze van oorlog voeren. Hij ver- 20* Verbond van Karei V met Hendrik VIII. Karei van Bourbon. ontschuliligde zich door (e wijzen op het geldgebrek, hetwelk hem belet had zijne troepen behoorlijk te betalen, zoodat hij dan ook door deze verlaten was. Op dit woord stoof de koning op fcn verklaarde, dat hij 400,000 gouden kronen voor de betaling der huurtroepen naar Milaan gezonden had, terwijl Lautree verzekerde, wel koninklijke brieven, maar geen geld Ie hebben ontvangen. Men deed hierop onderzoek bij den minister van financiën Semblancay, die mededeelde, dat hij het geld wel bijeengebracht, maar het aan de koninginmoeder. op haar verzoek, ter hand gesteld had. Deze verzekerde op haar beurt, dat het. van Semblancay ontvangen geld haar eigendom was geweest, hetwelk de minister van financiën haar slechts had teruggegeven. Frans gaf bevel tot het instellen van een onderzoek, omtrent welks uitslag niets bekend werd; dat daardoor Semhlancay's onschuld in hel licht gesteld werd. bleek uit de omstandigheid, dat bijzijn ambt bleef bekleeden. *) llad de schandelijke verkwisting van de landsgelden voor een deel het ongeluk der Fransche wapenen in Italië veroorzaakt, ook Frans 1 had daartoe bijgedragen door zijne eigenzinnigheid, welke hem gehoor deed weigeren aan de aansporingen van Hendrik VIII van Engeland om vrede te sluiten. Hendrik VIII bad zich. na de verwerping van zijne voorstellen tot verzoening steeds meer tot een bondgenootschap met den keizer geneigd geloond, wijl Karei V geene moeite ontzag om zijne vriendschap te verwerven. Reeds den 29en Mei 1522 was een Engelsch heraut aan het Fransche hof verschenen, om den koning van Frankrijk den oorlog Ie verklaren; daarop was een Engelsch-keizerlijk leger Picardië binnengedrongen. Hoewel deze krijgsmacht alleen hel land op de schandelijkste wijze verwoestte en weldra tot den terugtocht gedwongen werd. was Frans I door dezen inval toch verhinderd ter rechter tijd de noodige hulptroepen naar Italië te zenden. Hel aantal van Frankrijks vijanden groeide steeds aan, want Karei V trachtte onophoudelijk en met goed gevolg zich nieuwe bondgenooten Ie verwerven. Den 31™ Augustus 1523 werd te Rome tusschen den keizer, zijn broeder Ferdinand, koning Hendrik VIII van Engeland, paus Adriaan VI, den pasbenoemden herlog Frans Sforza en de republieken Genua, Florence, Lucca en Sienna een verbond gesloten. welkö doel de verdediging van Italië was. In weerwil hiervan wist koning Frans zijn dorst naar roem en zijn veroveringszucht niet te bedwingen. Hij wilde tot eiken prijs het verloren Milaan herwinnen. Zonder acht te geven op den treurigen financieelen toestand van Frankrijk, rustte hij een leger uit. De noodige gelden verschafte hij zich door den meest schaamteloozen handel in ambten en waardigheden en door hel opstapelen van een onnoemelijken schuldenlast. Doch zijn wensch om den oorlog in Italië zoo spoedig mogelijk Ie hervatten, werd door een nieuw ongeval verijdeld. Hertog Karei van Bourbon was de machtigste Fransche kroonvazal. de eerste prins van hel koninklijk huis. Wel had hij van zijn vader slechts Auvergne en Montpensier geërfd, doch door zijn huwelijk met Susanna, de dochter van den overleden Peter II van Bourbon, was hij in het bezil van dit hertogdom gekomen. Door dit huwelijk was een eind gemaakt aan een geschil over de erfenis tusschen Karei en Susanna en had elk der beide echlgenooten door een wederkeerig testament den anderen tol zijn erfgenaam verklaard. *) Semblawjay had door het onthullen van dc verduistering der gelden de koninginmoeder, l,ouise van Savoie, en wellicht ook den koning, die zeer aan zijne moeder gehecht was, teïeu zich in het harnas gejaagd. De straf ilaarvo r trof hem eenige jaren later Dc onverzoenlijke koningin wist te bewerkeD, dat er een onderzoek naar zijn financieel beheer werd ingesteld. Zyn doodvijand, de kardinaal Duprat, stelde de commisssie van onderzoek uit zijne eigen creaturen samen en dezen veroordeelden den minister ter dood. Krans I liet het vonnis voltrekken, hoewel men in geheel Frankrijk Semblanijtiy voor onschuldig hield. Afval van Karei van Bourbon. Sedert dien tijd bezat Karei van Bourbon eene inaclit en een grondgebied, welke hem hoog boven alle andere Franscbe grooten verhieven. Hij oefende op zijne goederen bijna de rechten van een souvereinen vorst uit, zijne schitterende hofhouding wedijverde met die des konings. • Deze dappere en uitstekende krijgsman had zijn arm trouw aan den dienst der Fransche kroon gewijd, zicli de waardigheid van connetable als eene hulde aan zijne verdiensten van des konings zijde verworven. doch tevens diens naijver opgewekt; Frans zag in den hertog een al te machtigen, een gevaarlijken vazal. Deze gezindheid legde de koning maar al te onverholen aan den dag door den hertog hel stadhouderschap van Milaan, dat hem korten tijd toevertrouwd was geweest, te ontnemen en hem voortaan geheel van de staatszaken uit te sluiten. Reeds bestond er eene gespannen verhouding tusschen Karei van Bourbon en den koning met diens gunstelingen, kardinaal üuprat en den admiraal Bonnivet, toen in April 1521 zijne gemalin Susanna kinderloos overleed. Overeenkomstig de gesloten overeenkomst aanvaardde hij stilzwijgend hare nalatenschap. Een jaar lang bleef hij in het ongestoorde bezit daarvan, toen de koninginne moeder, Louise van Savoie, hein eensklaps liet aankondigen, dat zij zelf aanspraak maakte op het erfdeel der overleden Susanna, dewijl deze niet gerechtigd was geweest om ten nadeele der wellige erfgenamen en ten gunste van haar gemaal over hare bezittingen te beschikken. De koningin liet den hertog inmiddels terzelfder tijd als haar gevoelen mededeelen, dat een huwelijk lusschen hen hel beste middel zou zijn om den twist over de erfenis te beslechten. Louise van Savoie was, hoewel zij haar 40° jaar reeds bereikt had en acht jaar ouder was dan de hertog, nog altijd eene schoone vrouw. Zij rekende er bepaald op, dal Karei van Bourbon de hem aangeboden hand zou aannemen; des ie grievender gevoelde zij zich derhalve gekrenkt, toen Karei haar aanbod niet alleen afsloeg, maar clil zelfs op eene hoogst beleedigende wijze deed, door zich op veraehtelijken loon over den aanstoolelijken levenswandel der koningin-weduwe uit te laten. Gloeiend van wraakzucht besloot Louise alle middelen, die het recht haar aanbood, te bezigen om Karei van Bourbon van zijn erfdeel te berooven. Zij vond maar al Ie bereidwillige helpers in de gunstelingen van haar zoon, den in kuiperijen volleerden kardinaal Duprat en den geslepen hoveling, admiraal Bonnivet. Ook koning Frans I schroomde niet de wraakzuchtige plannen zijner moeder te ondersteunen: hij stond niet alleen toe, dat zij het lechlsgeding tegen den hertog begon, maar hij kwam zelf met hoogst Isvijfelachlige aanspraken op diens erfgoederen voor den dag. Karei van Bourbon, die zich reeds lang gekrenkt en teruggezet gevoelde, zag zich thans ook in zijne bezittingen bedreigd, want het was licht te voorzien, dat ten gevolge van de machl des konings en de kuiperijen des kanseliers het recht ten voordeele der eischers verdraaid, ja verkracht zou worden. Woedend over de ondankbaarheid, waarmede zijne vroegere trouwe diensten beloond werden, trad hij in geheime verstandhouding met keizer Karei V en mei koning Hendrik VIII van Engeland. Een verdrag werd gesloten, volgens hetwelk de bondgenooten, zoodra Frans I zijn voorgenomen veldtocht naar Italië aanvaard had, van drie zijden te gelijk in Frankrijk zouden vallen. De hertog beloofde, met 1000 edellieden en 6000 man voetvolk de Alpenpassen te bezetten, ten einde Frans I den terugtocht naar Frankrijk af te snijden. Daarvoor werd hem het bezit van Provence en Dauphiné met den titel van onafhankelijk koning beloofd. Dergelijke onderhandelingen kunnen zelden stipt geheim worden gehouden, ook hier lekten zij uit. Bourbon gaat geheel tot den vijand over. Frans 1, die juist op hel punt slond naar Ilalië te vertrekken, hoorde van hel verdrag, doch geloofde volstrekt niet, dal zijn bloedverwant hem zon kunnen verraden. Ten einde zich zekerheid Ie verschaffen, zochl hij in persoon den hertog te Moulins op en ondervroeg hij hem open en rond omlrent den stand van zaken. Bourbon dankte den koning op huiehelachtigen loon voor dit eervol verlrouwen en verzekerde hem, dat de keizer hem wel voorslellen lol hel sluilen van een verdrag gedaan had, doch dal hij die van de hand had gewezen. "Laat ons hel rechtsgeding, dal ik niet sluiten kan, len einde brengen," antwoordde Frans I goedhartig: «wordt het ten uwen nadeele uilgewezen, dan zal ik u rijkelijk vergoeden wat u door de rechtbank zal worden ontze«d." Mei deze belofte meende Frans l den hertog, die zich zeer dankbaar beloonde geheel gerustgesteld te hebben. Hoewel Karei van Bonibon onder voorwendsel eener ongesteldheid weigerde mede naar Italië le trekken, reisde de koning toch zonder zorg voor de toekomst af. Doch hij bedro'o" zich deerlijk. Bourbon was volstrekt niet tevreden gesteld. Misnoegd zeide hij lol zijne vrienden: »Eén burcht, dien ik krachtens mijn eigen "recht bezit, is mij liever dan honderd uit genade. Indien de koning mij alles wilde wedergeven, zou hij mij ruslig in het bezit daarvan laten, ja hij zou zijne belofte niet eens kunnen houden, al wilde hij ook." Korl daarop beval het parlement, dal de betwiste goederen in besla" moesten genomen worden. Bourbon werd hierdoor nog meer vertoornd; hij zelle zijne onderhandelingen met den vijand voorl; doch buitendien kon hij'ook niet meer terug, want reeds verzamelden zich Duilsche troepen aan de Bourgondische grenzen; tevens vernam hij. dat brieven van zijne vertrouwelingen onderschept en den koning Ier hand gesteld waren. Hij vieesde, dal thans alles ontdekt was en dat hij gevaar liep we(rens hoogverraad gegrepen en Ier dood gebracht le worden Op genade had "hij . door den doodelijken haat der koninginne-moeder, niet le rekenen, daarom vluchtte hij. door eenige weinige getrouwen vergezeld, onder begunstiging van de nachtelijke duisternis naar Chambéry, waar hij na het doorstaan van groote gevaren aankwam. Koning Frans zond hem terstond renboden na. hij beloofde, al hel gebeurde le zullen vergeven en vergeten; hij smeekte Bourbon, dal liij terugkeeren zou, dan zou hij al zijne goederen terugontvangen en in al zijne vroegere ambten en waardigheden hersteld worden. Doch de hertog vertrouwde het woord des konings niet, hij beantwoordde die aanzoeken mei eene besliste weigering en liep tol den vijand over, dien hij thans wel niet met een leger versterken kon, doch wien hij evenwel 0111 zijn naam en zijne dapperheid hoogst welkom was. Thans liel de koning hel recht, ja den haat legen den afvallige den vrijen loop. Bourbon werd voor een landverrader verklaard; de rechtbanken namen zijne goederen in beslag en lieten de wapenborden voor zijne burchten, ten teeken van smaad, met saffraan bestrijken. Ook tegen zijne aanhangers werden rechtsgedingen ingesteld en straffen uitgesproken; de schuldigste hunner, Johan van Poiliers, heer van St. Vallier, werd zelfs Ier dood veroordeeld; de beeldschoone dochter des veroordeelden! de later zoo beroemd of liever berucht geworden Diana van Poiliers wist echter — wellicht ten koste harer eer — hel hart des konings le vermurwen en haren vader kwijtschelding van straf le verwerven. Door den afval van Bourbon werd Frans I teruggebracht van zijn voornemen om hel Fransche leger in persoon naar Italië te voeren; hij vertrouwde hel opperbevel loe aan zijn gunsteling Bonnivel, die een groot deel van het hertogdom Milaan heroverde. Bonnivel zou, indien hij een heler veldheer geweest was en beier partij had getrokken van zijne overwinning, nog grooler voordeelen behaald hebben, dewijl Frankrijks vijanden hunne krijgstoerustingen Dood van Bayard. Nederlagen der Fransehen in Italië. nog niet voltooid hadden en bovendien de dood van paus Adriaan VI September 1523) en van den bekwamen veldheer Prosper Colonna (December l;>23)de keizerlijken in hunne bewegingen belemmerden. In weerwil van Bonnivels weinige bekwaamheid bleef de krijgskans gedurende het jaar 1523 den t ranschen gunstig, terwijl de Engelschen. die in Picardië vielen, en de Spanjaarden, die in de Pyreneën streden, niet in slaat waren eenig voordeel te behalen. Des te ongelukkiger begon voor de Franschen de veldtocht van liet jaar 1524. De onderkoning van Napels. Karei van Lannoy, de markies van Pescara en Karei van Bourbon voerden in Italië de keizerlijke hoepen aan, deze mannen overtroffen in veldheerstalent den hoveling Bonnivet zoover, dat zij de Franschen op alle punten terugdrongen. Op den terugtocht werd Bonnivet in een treffen bij de Sesia gewond, hij gaf hel opperbevel over aan Bayard, den ridder zonder vrees ot blaam, doch ook deze werd weldra getroffen door een schot, dat hem den mggegraat verbrijzelde. . . . Hel sterven van den held was zijn leven waardig. Toen de zegevierende troepen hem voorbijtrokken en de hertog van Bourbon op hem toetrad, om hem eenige woorden van deelneming toe te spreken, antwoordde Bayard op ernstigen loon: «Niet ik ben te beklagen, want ik sterf in eeii eerlijken strijd voor mijn vaderland; maar gij zijt het. dewijl gij. een Fransche prins, de wapenen tegen uwe landslieden en uw koning voert! Beschaamd trad Bourbon terug. Pescara droeg zorg voor eene eervolle begrafenis van den dapperen man, die zich door zijn heldenmoed, door de ridderlijke bescherming, welke hij aan gevangenen en weerloozen verleende, en door zijne voorbeeldige belangeloosheid bij vriend en vijand den hoogsten roem verworven bad. Bonnivet was na den ongelukkigen slag aan de Sesia met langei in slaat den vijand het hoofd te bieden; hij voerde hel overschot van bet deerlijk geteisterde leger naar Frankrijk terug. Milaan was opnieuw voor de I1 ran?chen verloren. het werd aan hertog Frans II Sforza toegezegd, die den 3(K" < leiober oz ^ voor hem zelf en zijne wettige manlijke nakomelingen met hel herlogdom beleend werd. ... Doch met deze overwinningen i;i Italië vergenoegden de vijanden van Frankrijk zich niel. De hertog van Bourbon verlangde dal hel keizerlijke leger over de Alpen naar Lyon zou trekken, hij verzekerde dal hel geen noemenswaardiger! tegenstand ontmoeten zou en dal het van Lyon uil zonder moeite zijne hertogelijke bezittingen kon bereiken, waar bel met geestdrift zou worden ontvangen. . Bourbons plan werd niel goedgekeurd; daarenlegen beslool men, met ne keizerlijk leger Provence aan Ie taslen, dewijl men hoopte op die wijze ook van de Spaansche zijde ondersteund te zullen worden en door de veroveung van Marseille eene voortreffelijk gelegen haven aan de Middellandsche Zee in bezit Ie zullen krijgen. Hel keizerlijke leger vond in Frankrijk mei de vriendelijke ontvangst, welke Bourbon, vertrouwende op de ontevredenheid des volks met s konmgs regeering. zijnen vrienden voorgespiegeld had. Overal kwamen de Franschen legen de vreemde indringers iu verzei; Marseille, hoewel zwak bezet en slecht versterkt. werd met waren heldenmoed verdedigd. Toen een kanonskogel een man in de lenl van Pescara doodde, zure deze bi lier tol Bourbon: »Dat zijn de sleutels der stad, welke door de burgers vol blijdschap aan onze voelen gelegd worden! Veertig dagen lang belegerden de keizerlijken Marseille vruchteloos, eindelijk, den 29'» September 1524. moesten zij het beleg opbreken, dewijl hel leger door gevechlen, honger en ziekten zoo versmolten was, dal hel den aanval eener krijgsmachl, welke Frans I bij Avignon bijeenlrok, niel zou kunnen doorstaan. Pescara moest zijne ontinoedigdekrijgers naar Italië lei ugvoeren. Nieuwe strijd in Italië. Frans 1, die onder deze omstandigheden licht een voordeeligen vrede had kunnen sluiten, gaf de voorkeur aan het voortzetten van den oorlog. In blijde hoop op de overwinning trok hij met zijn leger over de Alpen en bijna zonder slag of stool nam hij het grootste deel van het hertogdom Milaan en ook de hoofdstad zelf in bezit. Indien hij het keizerlijke leger had vervolgd, zou hij het zonder moeite geheel uit elkander hebben gejaagd. Zijne bekwaamste veldheeren spoorden hem dan ook hiertoe aan; doch in plaats van dien raad te volgen, raadpleegde hij slechts hel gevoelen van den hoveling Bonnivet en zijn eigen lust, die hem aandreef om ook de vesting Pavia aan te tasten. Naar deze stad voerde hij zijne troepen, welke hij bovendien verzwakte door eene afdeeling naar Napels te zenden, ten einde ook dit. thans van troepen ontbloote koninkrijk als in 'I voorbijgaan te veroveren. Lannoy, de onderkoning van Napels, wilde met een deel van het toch reeds zoo verzwakte keizerlijke leger de Franschen naar Napels volgen, maar Pescara keurde dit af. »Bij Pavia" — zeide hij — «moet de strijd beslist worden! De winterveldtoeht verzwakt de macht der Franschen,terwijl wij hulp uit Duitschland kunnen ontbieden! De zege behoort ons!" Koning Frans sloeg voor Pavia zijne legerplaats op, waarin de Franschen een vroolijk leven leidden. Aanvallen op de vesting en ridderlijke oefeningen wisselden af met de uitspanningen van een weelderig hof. Voordeelen behaalden de belegeraars niet, want de bezetting verdedigde zich, onder aanvoering van den heldhafligen Antonio de Leyva, met de grootste dapperheid. Ook de burgers der stad namen aan de verdediging deel. Elke storm der Franschen werd afgeslagen. Terwijl de belegering gerekt werd, spanden de Üuitsche aanvoerders al hunne krachten in om zich hulp uil Duitschland te verschaffen. Tot aanwerving van eene bende Duilsche lansknechten verpandde Bourbon zijne juweelen en bracht Lannoy de inkomsten zijner provinciën ten oller. Op die wijze gelukte liet hun, de noodige gelden bijeen te brengen, waarmede Bourbon zich naar Duitschland begaf. Van hier voerde hij, ondersteund door s keizers broeder Ferdinand, een leger van 12,000 wel uitgeruste lansknechten naar Italië. Dit leger was bijeengebracht door den beroemden George van Freundslierg, wieng^zoon Caspar de aanvoerder der binnen Pavia ingesloten Duilsche huurtroepen was. Hierdoor werd het Duilsche leger, dat uit ongeveer 000 Spanjaarden en 3000 Italianen bestond, aanzienlijk versterkt, Frans I had voor Pavia 26.000 man voetvolk en 1300 ruiters vereenigd. ' Bij de overmacht der Franschen achten eenige bevelhebbers het eene al te gewaagde onderneming, Frans I voor Pavia aan te tasten, doch Pescare bleef bij zijn gevoelen, dal Pavia. het koslle wat het wilde, ontzet moest worden. Het was hoog tijd; wilde men de vesting nog redden, dan moest men zich haasten, reeds was er onder de belegerden groot gebrek ontstaan, reeds werd ook de trouw van vele lansknechten twijfelachtig, want er was niet alleen gebrek aan levensmiddelen, maar ook aan geld en beide artikelen ontbraken evenzeer in het keizerlijke leger, dal tot ontzet aanrukte. Alleen indien de beslissende strijd spoedig plaats had, bestond er nog hoop op de overwinning, want de lansknechten zouden zeker niet vechten, indien de soldij hun reeds lang onthouden was. Toen het Duitsche leger voor het Fransche kamp aankwam, waarin overvloed heerschte, begaf Pescara zich in het midden zijner Spanjaarden en zeide hun, dat er geen stuk brood voorhanden was, om hel leven lot den volgenden dag te rekken. «Maar vóór u," riep hij hun toe, »ligt het kamp, waar men volop brood en vleesch en wijn en visch uit het Gardameer heeft! Wij moeten het hebben, wij moeten den vijand uit zijne stelling verjagen!" Ook George van Freundsberg vuurde op dergelijke wijze den moed zijner Duitsche lansknechten aan. Dezen staken juichend de handen in de hoogte en zwoeren, dat ze zouden overwinnen of sterven. De Fransclien voor Pavia. Slag bij Pavia. Frans 1 gevangengenomen. Alles stond op ééne kaart, het was een hoogst gevaarlijk spel. Doch de aanvoerders van het Duitsche leger hadden besloten den strijd te wagen; zelfs de voorzichtige Pescara, die zich anders niet gaarne in zulk een hachelijken strijd inliet, zeide: »God geve mij honderd jaren oorlog en niet één veldslag, maar heden is er geen andere uitweg!" Aan den keizer schreef hij na den slag: »Of uwe majesteit moest de gewenschle overwinning behalen óf wij moesten onzen plicht om u te dienen met ons bloed bezegelen." Frans I had Pescara's plannen kunnen verijdelen door voor Pavia een slag te vermijden, en in het oog van 's konings voortreffelijkste veldheeren was dit ook het beste. Zij meenden dat, indien de oorlog gerekt werd, de Duitsche lansknechten, wien de soldij niet behoorlijk kon uitbetaald worden, den keizer verlaten zouden, terwijl Frans zelf versterkingen uit Frankrijk kon ontbieden. Ook de Italiaansche bondgenoolen des keizers zouden hem in dat geval ontrouw worden. Hadden niet bij de eersle voordeelen. door de Fransclien behaald, de paus en de republiek Florence zich onzijdig verklaard en waren de Yenelianen zelfs niet tot bel bondgenootschap met Frankrijk toegetreden? Voor deze verstandige raadgevingen was Frans I doof. bij meende, dal zijne eer gebood, den vijand af Ie wachten en luislerde dan ook alleen naar Bonnivel, die overeenkomstig zijne gewoonte alleen dal aanried wat de koning wenschle. Frans had gezworen, dat bij Pavia zou veroveren of sterven en zulk een eed — verklaarde de admiraal — kon een koning niet schenden. Het besluit 0111 het keizerlijke leger voor Pavia af te wachten werd door eene nieuwe en onvoorziene gebeurtenis noodlottig voor de Fransclien. Onder de huurtroepen bevonden zich aan beide zijden vele Zwitsers; dezen ontvingen plotseling uit bun vaderland het bevel, om niet tegen elkaar te strijden, maar zich van alle deelneming aan den oorlog te onthouden. De meeste Zwitsers verlieten terstond de Fransche legerplaats, de Zwitsers in het keizerlijke kamp daarentegen bleven, wijl de renboden, die bun bet bevel tot terugroeping moesten overbrengen, opgevangen werden. Zoo stonden de zaken, toen den 24en Februari 1525 de keizerlijken het Fransche leger voor Pavia aantastten. De strijd was hevig en bloedig. Frans I beloonde zich op dien dag de eerste ridder zijns legers, doch zijne onstuimige dapperheid was niet voldoende om hem de overwinning op de door Pescara en Freundsberg voortretlijk aangevoerde troepen Ie verschaffen. Nadat de Fransche troepen vreeselijke verliezen geleden hadden, nadat hunne voornaamste bevelhebbers, zooals de oude la Trémouille, de maarschalk la Palisse en de oorzaak van bet geheele ongeluk. Bonnivel, gesneuveld waren, werden zij totaal verslagen. Toen koning Frans, die tot het laatste oogenblik dapper gestreden bad, zag, dal alles reddeloos verloren was, wilde ook hij zich bij de algemeene vlucht aansluiten. Het was te laat! Zijn paard werd hem onder het lijf doodgeschoten, de vijanden omsingelden hem Een Spanjaard zette zijn zwaard tusschen de voegen van 's konings wapenrusting en dreigde hem te doorsteken. indien bij zich niet overgaf. »lk ben de koning!" riep Frans »en geef mij aan den keizer over." Terstond omringden hem vele Spanjaarden en twistten over de vraag, of hij werkelijk de koning was en of zij hem gevangennemen dan wel dooden zouden. De aankomst van een Fransch ridder, die den hertog van Bourbon op diens vlucht vergezeld had, maakte aan den twist een einde. Hij herkende den koning en redde hem liet leven. In weerwil hiervan wilde Frans den afvalligen Franschman zijn zwaard niet overgeven; hij eischle, dal de onderkoning Lannoy hiertoe geroepen zou worden. Tegenover den Franschen ridder behield hij zijn koninklijken trots, terwijl bij met de hem omringende Spaansche soldaten schertste en hun toestond, tot een aandenken aan dien merkwaardigen dag zijn vederbos te plunderen en zelfs stukken van zijn wapenrok af te snijden. Gevolgen van den slag bij Pavia. Toen Lannoy hoorde, dal de koning gevangen was en alleen aan hem zijn degen wilde overgeven, kwam hij in aller ijl aansnellen. Hij liet zich voor Frans op eene knie neder en gaf' den gevangene zijne wapens terug mei de woorden: »Het past niet; dal zoo groot een koning in tegenwoordigheid van een onderdaan des keizers ongewapend zou zijn!" Ook Peseara en de overige keizerlijke aanvoerders kwamen om den gevangene hunne achting te betuigen. Jegens allen gedroeg hij zich vriendelijk en hoffelijk. Alleen toen de hertog van Bourbon zijne hand wilde kussen, Irok hij die terug en sprak hij zuchtend: «Geduld, dewijl hel geluk mij vijandig is!" Peseara, die zag, hoe onaangenaam de tegenwoordigheid des herlogs den koninklijken gevangene was, gaf dezen een wenk om zich te verwijderen, en liet daarop den koning in veiligheid brengen. Veertien dagen na den ongelukkigen slag voor Pavia waren er in Italië nog slechts enkele verstrooide overblijfsels van bel vernietigde Fransche leger, want ook van de naar Napels gezonden afdeeling kwamen slechts weinigen behouden terug. TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Karei V en Frans 1. Gevolgen van den slag bij Pavia. Het bondgenootschap tegen Frankrijk ontbonden. Frans I in de gevangenschap. Vredesonderhandelingen. Het verdrag van Madrid. Trouweloosheid en woordbreuk van Frans I. De heilige ligue. Clemens Vit en zijn trouwelooze staatkunde. George van Freundsb^rg. Tocht van den connetable van Bourbon tegen Rome. Oproer der lansknechten. Dood van Bourbon. Plundering van Home. Keizer en paus. De keizer door Frans tot een tweegevecht uitgedaagd. De Franschen voor Napels. Doria De Kranschen opuieuw uit geheel Italië verdreven. De staatkundige aangelegenheden van Italië door den keizer geregeld. Genua. Milaan. Florence Alexander de Medici hertog van Florence Kroning van Karei V te Bologna. liet bericht van den slag bij Pavia en van de gevangenschap des konings verbreidde in Frankrijk eene naamlooze ontzetting. Men vreesde, dat de keizerlijken terstond van hunne zegepraal zouden partij trekken, en het koninkrijk binnen dringen, en rustte zich derhalve tot een wanhopigen legensland toe. Het Parijzer parlement beval, dal al de poorten der stad, op vijf na, loegemetseld zouden worden en dal alle burgers mei de leden van het parlement aan de verdediging zouden deelnemen. De koninginne-moeder, die gedurende 's konings afwezigheid regentes des rijks was, verzamelde de uil Italië lerugkeerende troepen en gaf bevel om de grenzen des lands mei kracht Ie verdedigen. Doch er volgde geen aanval. De keizerlijken waren te zwak om hunne zegepraal te vervolgen; dewijl hun bel noodige geld lol betaling van de soldij ontbrak, konden zij op de trouw der soldalen niet rekenen. De overwinning bij Pavia bleek len slolle minder voordeelig voor de keizerlijken Ie zijn dan men aanvankelijk gedacht had. Want den bondgenooten des keizers, die voor zijne snel aangroeiende macht beducht werden, sloeg de schrik om het hart. Zonder aarzelen gingen zij daarom tot de zijde der tegenpartij over. Hendrik VIII van Engeland spoorde den keizer wel aan om uil Spanje in Frankrijk door te dringen, terwijl hij zelf'een leger naar Parijs zou voeren, Ontbinding van het bondgenootschap tegen Frankrijk. doch daar hij voor zich zelf aanspraak maakte op de Fransche kroon, gaf Karei aan dien raad geen gehoor. Hendrik voelde zich door de verwerping van zijn aanbod zoo gekrenkl, dal hij mei Louise van Savoie een verbond tegen den keizer slool. Ook Kareis Italiaansche hondgenooten werden hem ontrouw. De Venetianen sloten met den paus en de republiek Florence een verdrag, waarbij de hondgenooten elkander wederzijdschen bijstand beloofden; zij hadden daaraan dringend behoefte, dewijl de keizerlijke troepen zich door hunne roofzucht en baldadigheid mei eiken dag meer gehaat maakten. Ook Frans Sforza, de hertog van Milaan, die zijne kroon uitsluitend aan den keizer dankte, deed stappen van toenadering lol de hondgenooten, dewijl hij vreesde, dat Karei V hem Ie gelegener tijd Milaan weer ontnemen zou; ja de in kuiperijen volleerde Milaneesche kanselier Morone smeedde zelfs het plan om den uilslekendsten keizerlijken veldheer, den markits van Pescara, lot verraad te verleiden, door hem als loon voor zijn afval het koninkrijk Napels te beloven. Ten einde den vijand in slaap te wiegen, nam Pescara schijnbaar dit voorstel met groote bereidwilligheid aan, ja hij noodigde den kanselier zelfs tot eene samenkomst uit. Morone kwam en zette zijne plannen uileen, maar tol zijn eigen ongeluk. Toen hij geëindigd had, trok Pescara een tapijt weg, achter hetwelk vele aanzienlijke mannen het geheele gesprek aangehoord hadden. De kanselier werd in hechtenis genomen en naar Pavia gevoerd. Hertog Frans Sforza werd thans genoodzaakt in al zijne aanzienlijkste steden keizerlijke troepen in te nemen. Pescara overleefde deze welgeslaagde list niet lang; hij stierf reeds in November 1523 en werd door hertog Karei van Bourbon in het opperbevel over de keizerlijke troepen opgevolgd. Terwijl in Italië de voormalige vijanden van Frankrijk de zijde des keizers verlieten, en heimelijk met Louise van Savoie onderhandelden, was Frans I een machteloos gevangene, die zijn treurig lot treffend beschreef' iu een woord aan zijne moeder: «Alles is verloren behalve hel leven en de eer!" Keizer Karei V ontving het bericht van de hij Pavia behaalde overwinning te Madrid. Hij stond in een der vertrekken van zijn paleis en sprak met groote bezorgdheid over den toestand van hel leger in Italië, welke iu zijn oog hoogst bedenkelijk was. Daar stormde eensklaps een koerier hel vertrek binnen, zonder zich Ie laten aandienen. »Sire!" riep hij uil, «bij Pavia is een slag geleverd, uwer majesleils troepen hebben de overwinning behaald, het Fransche leger is vernietigd en de koning gevangen, hij bevindt zich in de macht van uwe majesteit!" De verrassing was te groot. Karei werd doodsbleek, hij was in den beginne niet iu staal een woord Ie uiten. «De koning van Frankrijk", riep hij eindelijk uit, «is gevangen, de slag gewonnen?' Hij kon zijn geluk maar niet bevallen, en ook later nog schreef hij aan Lannoy: «Dewijl gij den koning van Frankrijk gevangen hebt genomen, zie ik dat ik nu alleen te strijden heb legen de ongeloovigen; ik heb daartoe altijd hel voornemen gehad en thans des Ie meer." Doch zoo gunstig stonden de zaken volstrekt niel, de keizer zou nog veel le doen hebben, eer de strijd geëindigd was; nog menige bloedige slag zou voor dien lijd geleverd worden. Karei V had besloten, behoorlijk gebruik le maken van den gelukkigen loon der gebeurtenissen, die zijn gevaarlijkslen vijand in zijne handen geleverd had. Hij liet den gevangene welen, dat hij hem de vrijheid wilde terugschenken, maar stelde daarbij zulke harde voorwaarden, dal Frans builen slaat was die aan le nemen. De Fransche koning, die meende, door eene persoonlijke onderhandeling mei den keizer betere voorwaarden le kunnen bedingen, gaf hel verlangen te Frans I in gevangenschap. Kareis vredesvoorwaarden. Frans I in vrijheid. kennen om naar Spanje gevoerd te worden. Zijn wensch werd vervuld, doch niet zijne hoop om Karei V door een vriendschappelijk gesprek tot grootere zachtmoedigheid te bewegen, want deze weigerde den gevangene Ie zien. Frans was en bleef gevangen. Met hoeveel onderscheiding hij ook behandeld werd, hoewel het hem veroorloofd was, op de jacht te gaan en zich alle mogelijke uitspanningen te verschaffen, altijd herinnerde het lastige toezicht, waaronder hij stond, dat hij zijne vrijheid miste en de onderhandelingen vorderden geen enkele schrede. Thans verloor de gevangen koning de blijmoedigheid, waarmede hij lot dusver zijn ongeluk gedragen had; hij begon te kwijnen en zijn toestand boezemde weldra groote bezorgdheid in. Thans meende de keizer den wensch van zijn gevangene te moeten vervullen; hij bezocht hem en behandelde hem zoo voorkomend, vriendelijk en welwillend, dat Frans nieuwe hoop op een goeden alloop der zaak begon te koesleren: doch zij werd spoedig opnieuw verijdeld, want de onderhandelingen vorderden niet en toen de gevangene onder de verpleging zijner zuster, de hertogin van Avignon. genezen was en men ontdekte, dat deze eene poging in het werk had gesteld om 's konings bewakers om te koopen, werd het toezicht nog strenger dan Ie voren. Nog eene laatste poging wendde Frans aan om op gunstige voorwaarden zijne vrijheid te verwerven. Hij deed voor de leus afstand van de regeering ten behoeve van zijn minderjarigen zoon; doch toen ook door dezen slap niets gewonnen werd, legde hij het hoofd in den schoot en nam hij het door den keizer voorgestelde vredesverdrag aan, doch met het heimelijke plan om het bij de eerste gelegenheid de beste te verbreken. De voornaamste bepalingen van hel verdrag waren: afstand van het hertogdom Bourgondië aan den keizer, van alle leenheerlijke rechten op Vlaanderen en Arlois en van alle aanspraken op Napels, Milaan en Genua; de belofte om Jean d Albret in zijne aanspraken op Navarra niet te ondersteunen en evenmin hertog Ulrich van Wurtemberg als Robert de la Mare in bescherming te nemen; herstelling van den hertog van Bourbon in het bezit zijner goederen en eindelijk het sluiten van een bondgenootschap, in geval de keizer weer in Italië oorlog mocht voeren. AU waarborg voor de getrouwe naleving van dit verdrag zou Frans des keizers zuster, de koninginweduwe Eleonora van Portugal, huwen en zijne beide oudste zonen als gijzelaars stellen. Hij beloofde eindelijk onder eede en op zijn eerewoord, dat hij dit verdrag dooide Fransche rijksstenden zou lalen bekrachtigen en dal hij — zoo hij builen staat was hel ten uitvoer te leggen — zich weder naar Spanje in gevangenschap zou begeven. Had Frans aan zijne moeder geschreven, dat alles verloren was behalve het leven en de eer, thans was ook de eer verloren, want hij had vast besloten zijn eed en zijn eerewoord te breken. Den I4en Januari 1526 zou het verdrag te Madrid onderteekend worden. Eer dit geschiedde, vereenigde Frans heimelijk zijne raadslieden rondom zich, hij deelde hun mede, dat hij tot het verdrag genoodzaakt was en dal derhalve noch zijn eed noch zijn onderteekening hem konden binden. Hij liet aangaande deze verklaring eene schriftelijke oorkonde opmaken, toen eerst legde hij den gevorderden eed af en onderleekende hij het verdrag, ja, hij ging nog verder in zijne schandelijke huichelarij. Toen het verdrag niet de noodige bekrachtiging uit Frankrijk te Madrid terugkwam en de keizer zijn gevangene vroeg, of deze nu ook oprecht voornemens was het te eerbiedigen, herhaalde Frans al zijne beloflen en voegde hij er bij: • Indien ik hel verdrag schend, moogl gij mij voor slecht en laaghartig houden." Frans had zijn doel bereikt. 11 ij was vrij. Van den keizer nam hij een vriendschappelijk afscheid, den 2™ Maart bereikte hij de Spaansche grenzen en de rivier Bidassoa, welke bij in eene schuil overstak. In het midden van den stroom ontmoette hij de boot, waarmede zijne beide zonen, die lot gijzelaars voor de naleving van hel verdrag zouden dienen, De heilige ligue. Trouweloosheid van Frans I en van Clemens VII. naar Spanje overgevoerd werden. Hij omarmde zijne kinderen en zette daarop zijne reis voort. Aan de overzijde stond een vurig ros op hem te wachten. Hij wierp zicli in den zadel, gaf het paard de sporen en riep met zijn hoed zwaaiend, juichend uil: »Nog ben ik koning!" Had hij wel oorzaak tol dien juichtoon' Wel had hij de vrijheid en zijne kroon herwonnen, maar zijne eer had hij voor goed verloren! Hoe weinig zijn woord en zijn eed bij hem wogen, toonde hij bijna onmiddellijk na zijne invrijheidstelling. Toen hij door afgevaardigden des keizers tot naleving van hel verdrag van Madrid aangespoord werd, antwoordde hij. dal het niet in zijne machl stond één enkel gewest van het Fransche rijk te scheiden zonder toestemming van dat landschap en van liet geheele rijk; te gelijk bood hij den keizer voor het hertogdom Bourgondië eene som gel s^n- weinig de despotieke vorst zich anders ook om den wensch der Staten bekommerde, thans verschool hij zich achter hunne goedkeuring als achter een welkom voorwendsel voor de schandelijkste woordbreuk, waarop hij bovendien de wijding der kerk wist te verkrijgen. De paus ontsloeg hein van zijn eed aan Karei V; daarentegen trad koning Frans den 22™ Mei 1526 bij het verdrag van Cognac zonder aarzelen tot een verbond toe, dat de heili|Te ligue genoemd werd. omdat de heilige vader aan het hoofd daarvan stond. "üe heilige ligue was gesloten tusschen paus Clemens VII, koning Frans, hertog Frans Sforza van Milaan en de republiek Venetië; ook de Zwitsers, de Florenlijnen en koning Hendrik VIII van Engeland sloten zich daarbij aan. De ligue stelde zich ten doel, den keizer over te halen de zonen des konings tegen een behoorlijk losgeld in vrijheid te stellen, den hertog van Milaan de vrije beschikking over zijn grondgebied te laten, en de overige Italiaansche staten te herstellen in den toestand, waarin zij zich voor het uitbarsten van den laatslen oorlog bevonden. Koning Frans, die volgens de bepalingen van dit verdrag van zijne eigen aanspraken op Milaan afstand moest doen. had zich hoofdzakelijk daarbij aangesloten om den keizer te bewegen, dat hij tegen eene geldelijke vergoeding van Bourgondië afzien en de Fransche prinsen in vrijheid stellen zou, niet om een nieuwen oorlog te beginnen, waartoe het Frankrijk op dit tijdstip zoowel aan troepen als aan geld ontbrak. Hij haastte zich dienvolgens ook volstrekt niet met zijne krijgstoerustingen, en had daarmede nauwelijks een begin gemaakt, toen de Italiaansche bondgenooten reeds te velde waren getrokken. De keizer, wel verre van zich door de bedreigingen der ligue vrees te laten aanjagen, rustte zich tot den oorlog toe en verklaarde den koning van Frankrijk openlijk voor een vorst zonder trouw en eer. Ook Karei V wenschle intusschen geene hervatting van den oorlog, hij wendde zich daarom met vredesvoorslagen tol den paus. Hij beloofde, zijne troepen uit Boven-Ilalië terug te zullen trekken, wanneer hun slechts een deel der achterstallige soldij uitbetaald werd. Doch Clemens MI sloeg dit aanbod al en eerst toen de keizerlijke gevolmachtigde don Ilugo de Moncada zich met de vijanden des pausen, de familie Colonna verbond en in vereeniging mei dezen een klein leger naar Rome voerde, moest de heilige vader in een wapenstilstand voor den tijd van vier maanden bewilligen. Hij beloofde, zijne troepen uil liet Milaneesche terug Ie zullen roepen en der familie Colonna volledige amnestie Ie verleenen. De heilige vader beloofde dit alles wel, maar was. evenmin als trans l, van plan zijn woord Ie houden. Nauwelijks zag hij zich weer van de vijandelijke krijgsmacht ontslagen, of hij wreekte zich op de Colonna's. Het hoofd deifamilie, kardinaal Pompeo Colonna, ontzette hij van zijne geestelijke waardigheden. De paleizen der Colonna's te Rome werden onder de voet gehaald en Bourbon als keizerlijk veldheer in Italië. Zijn marscli naar Rome. alle landgoederen der familie door pauselijke liuurbenden op de schandelijkste wijze vernield. Door zijne verfoeilijke woordbreuk haalde Clemens VII zich zeil eene rechtvaardige vergelding op den hals. In het Milaneesche hadden de keizerlijke troepen inlusschen op gruwelijke wijze huisgehouden, Dewijl zij niet geregeld hunne soldij ontvingen, moesten zij zich door rooverijen schadeloos stellen. Karei van Bourbon, die met het F™ i |WaS;' -e! he" l"m gang "aan; na den afval va" hertog Iians Moiza bevonden zij zich immers op vijandelijk grondgebied. De troepen de hgue waren te zwak om het ongelukkige land te beschermen. Zij moeste! het lijdelijk aanzien, dat Bourbon ook de stad en citadel van Milaan innam en dat hij der burgerij door brandschattingen en den rijken door de pijnbank aanzienlijke geldsommen afperste. Bourbon vroeg versterking, ten einde den oorlog krachtiger te kunnen tr i" i,''!! 'Tf61! ' er '!8"f «elleel ,e vernietigen; maar de keizer, de i nVer, ' ,l;l, aan 8eld om huurtroepen aan !e werven. Karets bloeder Ferdinand kon hein niet meer dan ruim /'fiO.OOO verschallen en met deze kleine som moest George van Freundsberg, de oude beroemde aanvoerder der Duitsche lansknechten, een leger werven en uitrusten. Alleen dooi zijne eigen bezittingen te verkoopen, de juweelen zijner vrouw te ver- nX an-rhl ip"ib?Pi V0,"11"'6" b.el1us,e" lansknechten de schatten der rijke taliaansche sleden te beloven, gelukte het hem 16,000 man onder zijne banier vin^RÜ'irt^n eti mif' • naar I,allê ,e lrekken. Hierdoor werd de macht Bonbon, den keizerlijken opperbevelhebber, aanzienlijk versterkt doch heb/urM van8 IJ '|IJ Z'J'U' geldverlegenheid toe, dewijl de middelen om de ï;,ve.le. s?lda!e,n le bevredigen, hein ten eenenmale ontbraken. lt_ e ,,eefs knevelde luj de Milaneezen op de schandelijkste wijze; hunne «eldmiddelen waren eindelijk geheel uitgeput. * Bourbon inoest vreezen, dat zijne legers zich verstrooien, ja wellicht li lt ZT, 'P'", '"' zelr keereu zouden, indien bij geen raad schafte. Hij «sloot dei halve hen naar Rome te voeren, om door een inval in den kei ke ijken slaat den paus voor zijne trouweloosheid te straffen. In de rijke pauselijke steden hoopte hij bovendien de middelen Ie vinden om zijne liuurtioepen tevreden te stellen. Ook wenschle hij wellicht door een aanval op Rome eene onderneming voor te bereiden, waartoe het besluit, indien wij sommigei belichten mogen gelooven, bij hem vastslond. Met den keizer stond Bourbon, sinds Karei de hand der koningin-weduwe Lleonora van Portugal, welke den hertog vroeger beloofd was, aan Frans I had !I86f!;n°P -le" p^P3"11^ voel: .«en zegl. dat hij het plan gevormd ü s ,e suci"en *» »»»«* De legers der ligue vyaren niet in staat den voortgang van Kareis troepen f "l'en; 'n weerwil hiervan zou de onderneming toch bijna mislukt zijn. eLchten onderweg onstuimig hun sinds lang achterstallige soldij Hi II\,,*wel Bombon de lieveling der woeste soldaten was, in wier gevaren hij deelde, die hij ook gaarne hun lust in roof en plundering liet bot vieren. vT i ■ i i n i° niel 111 slaa' ',ei1 lo' bedaren te brengen, toen zij in dè nabijheid van Bologna woedend hun loon eischlen. ,n |, ',e oude George van Freundsberg. diende Duitsche lansknechten den vee beteekenenden naam »Vader" gaven, beproefde te vergeefs de muiters tul jus le brengen; bij moest het beleven, dat de lansknechten hem gehoorzaamheid weigerden, ja dat zij zelfs hunne spietsen op hem richtlen. Deze beleedi- o"'H M-noivie nern zoo uien. dat hu Ier aarde znnk vi»r i.. — i.„i„ nemen kon he' '>fiVel °Ver Dui,8cl,e lansknechten "niet meer op zich Gelukkig school de lierlog van Ferrara den opperbevelhebber eene som Dood van Bourbon. Rome ingenomen en geplunderd. gelds voor, waarmede de eischen der huurtroepen althans voorloopig gestild werden, zoodat de marsch kon worden voortgezet. Doch eensklaps deed zich een andere hinderpaal voor. De paus had, verschrikt over het hem dreigend gevaar, zich tol den onderkoning van Napels, Lannoy, gewend en dezen door het aanbod eener aanzienlijke som tot het sluiten van een wapenstilstand voor den lijd van 8 maanden bewogen (10 Maart 1527). Lannoy begaf zich naar den opperbevelhebber. ten einde dezen te bewegen den terugtocht naar Lombardije aan Ie nemen; doch hij werd niet gehoorzaamd. Bourbon, die steeds een vijand van den onderkoning was geweest, erkende den wapenstilstand niet; hij weigerde terug te keeren en hij zou hiertoe, al had hij dit gewild, ook niet in staat zijn geweest; want zijne huurtroepen eischlen gebiedend, dat hij hen naar Rome zou voeren. In de rijke wereldstad hoopten zij eindelijk schadeloosstelling voor de ontberingen van den marsch en rijken buit te vinden. Lannoy moest in aller ijl de legerplaats verlalen en naar Napels terugkeeren, dewijl zijn leven door de woeste krijgers bedreigd werd. ,,,,,, Vooruit' naar Rome! klonk het uit hel midden der lansknechten, die grootendeels tot de aanhangers van Lutlier behoorden en juichten op liet denkbeeld, dal zij den paus in zijne eigen hoofdstad zouden aantasten. Doch ook de Spanjaarden en Italianen, goede katholieken, verheugden zich in het vooruitzicht op eene plundering van de heilige stad. Den Mei bij zonsondergang bereikte het leger de geestelijke hoofdstad der Christenheid; in den morgen van den 6™ Mei ging het reeds tot de bestorming over. De pauselijke soldaten, grootendeels Zwilsersche huurtroepen, verdedigden zich wakker, zij sloegen de aanvallers herhaalde malen terug. Reeds verloren de bestormers den moed, toen de hertog van Bourbon zich aan hun hoofd stelde en als een gewoon soldaat vocht, om den moed zijner manschappen aan Ie vuren. Uij was de eersle, die een der stormladders beklom. Een kogel trof hem in de borst en wondde hem doodelijk, zoodat hij na weinige minuten den geest gaf. De val van den geliefden aanvoerder, wel verre van de bestormers te ontmoedigen. deed hen in zulk eene woede ontvlammen, dal tegen hun onstuimigen aandrang niets meer bestand was. Zij beklommen de muren en drongen de eeuwige stad binnen. De woeste overwinnaars begonnen terstond de stad Ie plunderen op eene wijze zQoals men sinds de dagen der Vandalen niet beleefd had. Diiitschers. Italianen en Spanjaarden wedijverden in het verwoesten van de eerste stad van Europa. Kunne noch leeflijd, vriend noch vijand des keizers werd gespaard. In alle straten van Rome weerklonken de smartkreten der mishandelden, de wanhoopskreten der onteerde vrouwen en maagden, de stervenskreten der zieltogenden. Vijf duizend, ja. volgens andere mededeelingen zelfs 8000 weerlooze menschen weiden in die dagen binnen Rome op de meest barbaarsche wijze vermoord. De heerlijkste kunstgewrochten werden vernield en de archieven geplunderd. De pauselijke sacrisly werd lol een paardenstal gemaakt en daar men gebrek had aan slioo, haalden de lansknechten de akten uil de kanselarij en strooiden de aan stukken gescheurde papieren als stroo onder de paarden. De woeste soldaten drongen de kerken binnen en plunderden ze; zei Is de graven werden door hen niet geëerbiedigd, zij trokken o. a. het lijk van paus Julius II den ring van den vinger. Men verhaalt, dal de plunderaars in die dagen voor eene waarde van niet minder dan tien millioen gulden buil gemaakt hebben; zij baadden zich zoo in hel geld, dat zij niet langer om batzen. maar om goudstukken dobbelden. _ Gewoonlijk wordt verhaald dat de plundering van Rome hel gevolg was van den haat, welken de Duilsche lansknechten — die, gelijk we reeds Schandelijk gedrag der Duitsche lansknechten te Rome. opmerkten, voor een groot deel tot de aanhangers van Luther behoorden — den paus toedroegen. Doch dat deze bewering onjuist is, blijkt ten duidelijkste daaruit, dat de katholieke Spanjaarden en Italianen de Duilschers in ruwheid en wreedheid nog overtroffen, en dat juist voornamelijk de Spanjaarden zich aan het schenden van kerken en graven schuldig maakten. De Duitschers legden hun haat tegen den paus op eene andere, wel niet geheel onschuldige, maar toch minder wreede wijze aan den dag. Een ooggetuige, Freundsberg, verhaalt: «De lansknechten hebben de hoeden der kardinalen opgezet, de lange roode kleederen aangedaan, zijn op ezels de stad rondgereden en hebben op die wijze hunne kluchten en spotternijen vertoond. Willem van Sandizell is meer dan eens met zijn troep als Roomsche paus gekleed en met drie kronen op liet hoofd voor den Engelenburg verschenen; daarop hebben de andere knechten in de kardinaalsrokken hun paus eerbiedig begroet; zij hebben de lange rokken van voren met de handen opgetild, het achterste gedeelte over den grond laten slepen, het hoofd en de schouderen diep gebogen en knielende den gewaanden paus voeten en handen gekust. Vervolgens heeft deze met een glas wijn hel geven van den pauselijken zegen nagebootst en aan paus Clemens een dronk gebracht; de als kardinalen uitgedoste soldaten zijn op de knieën gevallen; zij hebben elk een glas wijn uitgedronken, den paus bescheid gedaan en geschreeuwd, dat zij thans een recht vromen paus en vrome kardinalen wilden maken, die den keizer gehoorzaam waren eu niet, evenals de vorigen, door hunne weerspannigheid aanleiding gaven lot krijg en bloedvergieten. Ten slotte hebben zij voor den Engelenburg luide geroepen: j>\vij willen Luther paus maken; wie dit goedkeurt, steke de hand op!" Hierop hebben zij allen hunne handen opgestoken en geschreeuwd: «Luther paus! — en vele dergelijke smaad- en spotredenen gehouden, enz." Het schandelijk gedrag der zegedronken en roofgierige soldaten duurde acht, volgens anderen, veertien dagen achtereen. Was Bourbon in liet even gebleven, *) dan zou hij wel vroeger aan dal alles een einde gemaakt hebben, maar hij was dood en geen andere bevelhebber kon zich door de plunderaars doen eerbiedigen. Lannoy begaf zich naar Rome, om in Bourbons plaats het opperbevel over te nemen, doch de soldaten weigerden hem op de onbeschaamdste wijze alle gehoorzaamheid en Philiberl van Oranje, die zich nu aan hun hoofd stelde, kon zich slechts met groote moeite eenigen invloed verschaffen. Ternauwernood gelukte hel hein, de ernstige oneenigheden, die er tusschen de Duilschers en Spanjaarden ontstonden, te beslechten. Terwijl de keizerlijke troepen binnen Rome woedden, bevond de paus zich in den sterken Engelenburg in veiligheid. Hij hoopte, dat de troepen der heilige ligue zouden aanrukken om hem te ontzetten, ook koning Frans I hem hulp zenden zou, doch zijne bondgenooten lieten hem schandelijk in den steek en reeds in Juni, toen de leeftocht op den Engelenburg verleerd was, moest hij onderhandelingen met de keizerlijke troepen aanknoopen. De uitslag dier onderhandeling was, dal hij beloofde, zich van het bondgenootschap legenden keizer los te zullen maken en geen nieuw verbond tegen hein aan te gaan. 400,000 dukaten voor het leger uit te betalen en mei zijne kardinalen gevangen te blijven, lotdat de bepalingen van dit verdrag volkomen uitgevoerd waren. Toen keizer Karei V de lijding van hel binnen Rome gebeurde ontving, was hij aan den éénen kant verblijd, aan den anderen kant bezorgd; hij verheugde zich wijl zijn vijand, de paus, overwonnen en gevangen was, doch ) Bourbon stierf wellicht te rechter tijd, zijn lot zou waarschijnlijk — was hij blijven leven alles behalve benijdenswaardig zijn geweest, dewijl hij om zijn verraad door de Spanjaarden, Duitschers en Italianen evenzeer veracht werd als door de Franschen. Alleen zijne soldaten hadden hem lief en slechts hierdoor was hij een man van eenige beteekenis. Pest te Rome. Voordeelen door de Franschen in Boven-Italië behaald. hij vreesde ook, dat de plundering van Rome een kreet van verontwaardiging uit den boezem van alle goede katholieken zou doen opgaan en hem menigen vijand verwekken zou. Hij sprak dan ook onverholen zijne diepe verontwaardiging over hel schandelijk gedrag zijner troepen uit; hij verklaarde niet alleen, dat de bestorming en plundering van Rome tegen zijn wil ondernomen was, maar ging zelfs zoover, dat hij in de kerken voor de bevrijding van den heiligen vader liet bidden; ook gaf hij voor de leus het bevel, den paus in vrijheid te stellen, zonder dat zijne droefheid over de gevangenschap des heiligen vaders hem inlusschen belette, zulke goede vruchten, als maar mogelijk was, van die gebeurtenis te plukken. Het keizerlijk bevel tot invrijheidstelling van den paus werd niet nagekomen. De soldaten stonden er op. hen gevangen te houden, loldat hij de beloofde 400,000 dukaten voor liet leger betaald hebben zou. Zij leidden Ie Rome een losbandig leven en hoewel toen in de eeuwige stad, gelijk in een groot deel van Italië eene pest heerschte, waaraan bijna de helft der soldaten stierf en ook de onderkoning Lannoy bezweek, weigerden toch de Duitsche lansknechten Rome te verlaten, voordat al hunne aanspraken op soldij bevredigd waren. Door Lannoy's opvolger Hugo de Moncada werden nieuwe onderhandelingen met den paus aangeknoopt. In een nieuw verdrag werd den paus de vrijheid toegezegd, doch deze wachtte de vervulling van die belofte niet af, maar vluchtte in den nacht, die aan den dag zijner invrijheidstelling voorafging, den 10en December, naar Ovieto. de legerplaats der heilige ligue. Intusschen was in Boven-Italië de oorlog voortgezet. Frans 1 had zich nauwer dan vroeger bij Hendrik VIII van Engeland aangesloten; hij had te Amiens met kardinaal Wolsey een onderhoud gehad en den kardinaal, alsof deze een regeerend vorst was. met de grootste eerbewijzen ontvangen. De geslepen staatsman sloot met den koning een voordeelig verbond, doch voor dat deze overeenkomst lot stand kwam, was reeds een Fransch leger onder aanvoering van den maarschalk Lautrec naar Italië op marsch gegaan. De Franschen maakten snelle vorderingen; zij bemachtigden Genua en andere gewichtige sleden, o. a. ook Pavia, waar zij vreeselijk huis hielden, doch voor de invrijheidstelling van den paus deden zij niets, wellicht omdat Lauii'ec niet naar Rume wilde trekken, waar de pest vreeselijk woedde. Frans I had dus den oorlog wel feitelijk begonnen, maar dien nog niet vormelijk aan den keizer verklaard. Eer hij daardoor openlijk zijn gegeven eerewoord schond, wilde hij zich door de toestemming der Fransche edelen voor mogelijke verwijlen beveiligen. Met dit doel riep hij in December 1527 eene vergadering van nolabelen Ie Parijs bijeen. Hij bereikte zijn doel volkomen; de vergadering, uil de aanzienlijkste edelen, geestelijken en parlementsleden beslaande, keurde de schennis van het verdrag van Madrid en van den algelegden eed goed en verklaarde, dat de koning niet verplicht was een eed Ie houden, dien bij als gevangene en dus gedwongen had afgelegd. Keizer Karei V was echter van een ander gevoelen. Wel wenschle hij den vrede en verklaarde hij aan Frans I, dal hij van Bourgondië afstand doen en voor de invrijheidstelling van des kouings zonen Hvee millioen goudguldens aannemen wilde, indien Frans zijn leger uit Italië terugriep, doch toen Frans dit voorstel niet aannam, maar den 22cu Januari 1528 gemeenschappelijk inet Hendrik VIII van Engeland door twee herauten te Burgos plechlig den oorlog liel verklaren, antwoordde de keizer den heraut, dat zijn koning laf en laaghartig gehandeld en zijn gegeven woord schandelijk gebroken had; indien Frans dit loochende, was de keizer bereid dit in persoon tegen hem vol te houden. Beeds vroeger had Karei V tegenover een Fransch gezant eene dergelijke beschuldiging uilgesproken, die toen den koning niel was overgebracht, doch de heraut voerde den hem opgedragen last mei de grootste nauwgezetheid uil. Frans I, die zich met fierheid den eerslen ridder van Frankrijk noemde, was woedend over zulk eene beleediging. Hij zond den keizer eene uitdaging Streckfuss. V. 21 Strijd om het bezit van Napels. lol een tweegevecht en beweerde, dal de keizer loog wanneer hij hem beschuldigde , iels gedaan Ie hebben, wal een op zijne eer gesteld ridder niet doen mocht; hij verlangde te gelijk, dat de keizer de kampplaats aanwijzen zon. Het zon zeker een zeldzaam schouwspel zijn geweest, indien twee vorsten, in plaats van hunne bezwalkle eer in het bloed hunner volken rein te wasschen, in persoon den strijd beslecht hadden! Jammer slechts, dat hiervan niets kwam! Karei V nam de uitdaging wel aan, maar Frans I had zich bedacht; hij wist onder allerlei voorwendsels den strijd te verschuiven, zoodat de geheele zaak afsprong. In Italië nam de oorlog inlusschen een sleeds ernstiger' karakter aan. De maarschalk Laulrec vereenigde zijn leger met dal der ligue en voerde hel naar hel zuiden, om hel koninkrijk Napels Ie veroveren. In den beginne ontmoette hij slechts een zwakken tegenstand, hoewel de keizerlijke huurtroepen, die door de pest lot 12,000 man versmolten waren, in Februari 1528 Rome verlieten en naar Napels trokken. Mei uitzondering van de hoofdstad en van eenige andere plaatsen werd bet geheele koninkrijk door de Franschen veroverd en toen Lautrec den 17™ April 1Ü28 Napels omsingelde, achtte hij zich zeker van eene gemakkelijke en snelle zegepraal, want zijn leger was veel sterker dan het keizerlijke, dal de stad verdedigde, en bovendien sneed eene Genueesche vloot onder Andreas Doria den Napolitanen allen loevoer ter zee af, zoodat weldra in de stad een nijpende hongersnood uitbrak. Doch de verwachte voordeelen bleven uit; de fortuin wendde den Franschen weder den rug toe en wel door de schuld van Imn lichlzinnigen koning. Frans I liet Laulrec zonder de minste ondersteuning. In plaats van hem geld toe Ie zenden, gelijk hij beloofd had, verkwistte hij dit op prachtige jachtpartijen en hoffeesten, bovendien maakte bij zich een veel vermogenden bondgenoot tol vijand door aanleiding te geven dal Andreas Doria de Fransche zijde verliet en lot de partij des keizers overging. Doria werd door de Franschen achteruit gezel; ook zijne klachten over meer dan ééne onbillijke behandeling, zijner vaderstad Genua aangedaan, vonden bij Frans I geen gehoor; deze ging zelfs zóóver, dat hij op raad van den kanselier Duprat bevel gaf »den onbeschaamden en hoogmoedigen Doria" van bel bevel over de vloot te ontzeilen en gevangen Ie nemen. Doria werd inlijds van dil bevel onderricht; hij slool terstond vrede met den keizer, die hem beloofde, Genua als onafhankelijken vrijstaat te erkennen, en hij bewees Karei V een belangrijken dienst, door voor de in hél nauwgebrachte hoofdstad Napels den toevoer opnieuw te ontsluiten. Thans veranderde de stand van zaken hier geheel; niet bij de belegerden, maar in hel Fransche kamp deed zich nu een nijpend gebrek aan levensmiddelen gevoelen. De ongewone bille en hel gebruik der verleidelijke vruchten van het zuiden deden eene pest ontslaan, die binnen korten tijd het grootste deel van hel Fransche leger wegmaaide, ook maarschalk Laulrec bezweek daaraan den 15™ Augustus, en reeds den 29™ derzelfde maand moest hel zwakke overschot van hel voor korten lijd nog zoo talrijke en prachtige belegeringscorps zich met achterlating van al zijn krijgsvoorraad terugtrekken. Op dien terugtocht vonden nog zooveel Franschen den dood, dal slechts weinigen hun vaderland wederzagen. Ook in Boven-Ilalië leden de Franschen kort daarop, in hel jaar 1529 zware verliezen, Anlonio de Leyva verjoeg hen uil hel Milaneesche. Geheel Italië ging weder voor den lichlzinnigen Frans I verloren; keizer Karei V was opnieuw heer van hel land. Na zoovele rampen moest koning Frans I wel den vurigen wensch koesteren naar een eervollen vrede, die ook, om later le vermelden redenen, den keizer zeer welkom was. Twee vrouwen van vorstelijken bloede, Kareis tante Margarelha, deland- Alexander de Medici. Karei V te Bologna gekroond. voogdes der Nederlanden, en de moeder van Frans I, Louise van Savoie, kwamen te Kamerijk bijeen. Zij brachten den 5™ Augustus 11)29 den vrede tot stand, die daarom in de geschiedenis de damesvrede (la paix des Dames) genoemd wordt. De keizer liet den koning Bourgondië behouden, zonder daarom van dit gewest geheel afstand te doen; daarentegen verbond Frans I zich om voor de invrijheidstelling van zijne zonen twee millioeu goudguldens te betalen, al zijne aanspraken op Italië en Vlaanderen op te geven, de aanhangers en bloedverwanten van Karei van Bourbon schadeloos te stellen en zich nooit in de zaken van Duitschland te mengen. Opnieuw werd afgesproken, dal de koning met 's keizers zuster Eleoriora in het huwelijk treden zou. Te gelijker tijd werd een vredesverdrag tusschen den keizer en Hendrik VIII van Engeland gesloten. Beeds vroeger, den 29en Juni 1529, had Karei V zich volkomen met den paus verzoend en hem beloofd, diens bloedverwanten, de Medici, te Florence in al hunne vroegere rechten te herstellen. Frans I legde bij hel sluiten van dezen vrede dezelfde trouweloosheid aan den dag, waarvan hij reeds vroeger blijken had gegeven. Hij liet niet alleen zijne voormalige bondgenooten en vooral de Florentijnen, die hem trouw ter zijde gestaan hadden, geheel aan de genade of ongenade des keizers over, doch ook tegenover dezen nam hij zich voor het verdrag later te schenden, zoodra de gelegenheid daartoe gunstig zou zijn. Heimelijk protesteerde hij tegen den afstand van Milaan en Genua, welken den keizer hem afgedwongen bad. Den I2en Augustus 1529 landde Karei V te Geuua. Omringd door een inderdaad keizerlijken luister en vergezeld door een sterk leger verscheen hij in Italië, om hier den nog altijd zeer verwarden staatkundigen toestand te regelen. "ij legde tegenover zijne voormalige vijanden, de leden der heilige ligue, eene zachtmoedigheid aan den dag, welke dezen niet verwacht hadden: met de Venelianen en hertog Frans Sforza van Milaan maakte hij legen betaling van aanzienlijke sommen vrede; alleen jegens de Florentijnen betoonde bij, ten einde zijne belofte aan den paus te vervullen, eene groolere gestrengheid. In September 1529 zond hij legen hen een leger af onder prins Philibert van Oranje, dat de stad drie maanden lang belegerde. De Florentijnen verdedigden zich dapper, Philibert van Oranje sneuvelde in den loop van het beleg, doch dil vluchtig voordeel was niet in staat de stad Ie redden. Zij moest den 12™ Augustus 1530 capituleeren en zich aan bet gezag des keizers onderwerpen. De oude democratische staatsregeling, welke de Florentijnen opnieuw ingevoerd hadden, werd vernietigd. Karei V benoemde Alexander de Medici lol erfelijk hertog van Florence. Gedurende de belegering van Florence had Karei V zich naar Bologna begeven, om in persoon den paus zijne eerbiedige hulde te brengen; naar oud gebruik kuste hij den heiligen vader den voet. Deze toonde zich bereid den keizer door eene plechtige kroning de kerkelijke wijding Ie schenken. Het was eene zonderlinge kroning, waarbij geene der aloude inzettingen in acht genomen werd. Was het reeds vreemd, dat zij niet binnen Bome plaats bad, ook bij de plechtigheid zelf ging alles anders toe dan vroeger. Slechts één Duitsch vorst, Philips van de Palts, was tegenwoordig, de Duilsche rijksinsigniën werden door Italiaansche en Spaanscbe hoeren gedragen. In alle opzichten week men van de oude zeden af, slechts ééne zaak bleef onveranderd: Karei legde den gebruikelijken eed af, dat hij de Boomsche kerk met hare bezittingen, privilegiën en rechten legen een iegelijk beschermen zou. _ . Het was de laatste kroning van een Duitsch keizer, welke in Italië plaats heeft gehad. Het volk meende dit reeds toen te kunnen voorzeggen; want onmiddellijk na den atloop der plechtigheid viel de houten gang, waardoor 21* Opstand der janitsaren na den dood van Mohammed II. het keizerlijk paleis mei de kerk verbonden was, achler den keizer en zijn hofstoet in; dit werd door het volk als een voorteeken in bovengemelden zin uitgelegd. Karei zelf keek lachend om, toen het houtwerk krakend instortte. Zijne redding uit dit gevaar bezielde hem met nieuwe hoop op zijn gelukkig gesternte, dat hem ook ditmaal voor zulk een noodlottig ongeval bewaard bad. DRIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Het Osmanische rijk. Opstand der janitsaren na den dood van Mohammed II. Bajazeth II. Opstand van Dschem. Zijne vlucht, gevangenschap en dood. Selim. De broeders en neven van den sultan vermoord. Oorlog tegen schach Ismaël van Persië. Egypte veroverd. Toebereidselen tot de verovering van Rhodus. Dood van Selim. Soliman I. Verdrag met de Venetianen. Hun strijd Verval der koninklijke macht. Lodewijk II. Bloedige gevechten met de Turken. Belgrado door de Turken veroverd. Verovering van Hhodus. De Johannieter ridders op Malta. Vriendschappelijke betrekking tusschen Soliman en Frans I. Luthers gevoelen over den Turkschen krijg. Slag bij Mohacs. Dood van Lodewijk II. Hongarije door de Turken verwoest. Twist om den troon tusschen koning Ferdinand en Zapolya. Ferdinands verkiezing in Boheme. Ferdinands overwinning op Zapolya. Onderhandelingen van Zapolya met Soiitnan door tusschenkomst van Laszky. Soliinans zegetocht door Hongarije. De Turken voor Weetien. Dappere verdediging van Weeuen. Terugtocht der Turken. Zapolya's regeering over Hongarije. Karei V had zich zoo bereidwillig getoond om vrede met Frans I te sluiten, vooreerst omdat de Turken het Duitsche rijk bedreigden en in de tweede plaats omdat de godsdiensttwisten in Duitschland al zijne opmerkzaamheid en de toewijding van al zijne krachten vorderden. Tot recht verstand van de gebeurtenissen, die wij nu gaan beschrijven, is het noodig, dat wij een blik achterwaarts werpen, op hetgeen er na den dood van Mohammed II in liet Turksche rijk had plaats gehad. Mohammed II liet bij zijn sterven in het jaar 1481 (zie Dl. IV blz. 623) twee zonen na, Bajazeth en Dschem, die beiden als stadhouders van provinciën over een deel van het leger bevel voerden. Mohammed was. naar men verhaalt, van plan zijn rijk niet aan zijn oudsten zoon Bajazeth, dien hij als een zwak en weinig beleekenend man beschouwde, maar aan zijn jongsten zoon Dschem na te laten, en was niet vreemd van het denkbeeld, Bajazeth door geweld uil den weg te ruimen, doch hij stierf eer hij dit plan, zoo hij bet althans gekoesterd heeft, uitvoeren en zelfs eer hij eenige bepalingen omtrent de erfopvolging maken kon. Mohammeds grootvizier zond terstond na den dood zijns heeren boden naar Dschem, dien hij gaarne op den troon wenschte te verheffen, en spoorde -hem aan zich ijlings naar Constantinopel te begeven, ten einde zich van het bewind meester te maken eer Bajazeth dit doen kon. Om zich echter in alle opzichten te dekken, deed hij ook Bajazeth het bericht van zijns vaders dood toekomen, terwijl hij het leger en het volk wijs maakte, dal Mohammed nog leefde, maar ernstig ziek was: hel lijk werd in een gesloten wagen naar Constantinopel gebracht. Dit plan mislukte. Het gerucht van Mohammeds dood verbreidde zich in weerwil van alle maatregelen. De janitsaren kwamen in opstand, zij Vluclit van Dscliem. Bajazeth II en paus Alexander VI. maakten zich stormenderhand van liet serail meesier en toen zij hiei het ontzielde lichaam van hun gebieder vonden, vermoordden zij den grootvizier mei den lijfarts van den overledene. Vervolgens trokken zij. de hoofden der vermoorden op pieken voor zich uitdragende, door de straten van Constantinopel waar zij de huizen der Joden en Christenen plunderden onder het aanheffen van de leus: -Sultan Bajazeth en verdubbeling van soldij. Baiazeth (1481—1512), die kort daarop te Constanlinopel kwam, werd door de janitsaren met groote blijdschap ontvangen, hij moest hun opstand verbeven en ook voor het vervolg hunne onderwerping aan zijne bevelendoor een" buitengewoon geschenk koopen, want reeds nu waren de janitsaren wel aan den eenen kant een krachtige steun van den troon, maar ook aan den anderen kant eene zeer lastige, gevaarlijke macht voor den vorst. Dschem "af, in weerwil van het voordeel, door zijn broeder behaald, de hoon om zich" van den troon meester te maken, niet op. Hij stelde zich aan het hoofd van zijn leger en het gelukte hem een klein corps janitsaren door Baiazeth tegen hem afgezonden, te verslaan. Trotsch op deze zegepraal zond hij gezanten tot zijn broeder met den eiscli, dat deze 'iet rijk met hem deelen zou. II ij verklaarde dat hij zich met het bewind over Afrika tevreden stellen en zijn broeder de Europeesche gewesten overlaten wilde. Baiazeth achtte zich te zeker in hel bezit zijner macht om zulk een verdeelingsplan aan te nemen; hij zette den strijd voort, versloeg zijn broeder in een beslissend treffen en noodzaakte hem naar Egypte e vluchten. Ook eene tweede poging tot opstand, door Dschem in het volgende jaar ondernomen. mislukte. Ue overweldiger, die opnieuw liet veld moes ruimen nam llians zijne toevlucht tot de ridders van Rhodus. Op dit eiland weid hij door de Johannieter ridders met de grootste onderscheiding ontvangen, dewijl de orde hoopte, hierdoor den sultan vrees aan te jagen- De edele ridders trokken van de omstandigheid dat Dschem tot hen gevlucht was, partij om een schaamleloozen handel te diijven; Wel weigerden zii in weerwil van de schitterende aanbiedingen, welke Bajazeth hun deed, om hen tot de uitlevering van zijn broeder te bewegen, de plichten der «astvriiheid op zulk eene schandelijke wijze te schenden, doch zij namen een aanzienlijk jaargeld aan en verbonden zich hiervoor om Dschem langen tijd in een hunner Fransche commanderijen gevangen te houden, terwijl zij hem in den beginne bescherming legen den sultan toegezegd en van hem een schriftelijk document ontvangen hadden, waarin hij der orde aanzienlijke bezittingen beloofde in geval het hem gelukte, den troon van het Osmanische rijk te l}LI" Jarenlang bleef Dschem de gevangene der Johannieters, die hun ambt van cipier zoozeer tot tevredenheid van sultan Bajazeth II uitoefenden, dat deze hun buiten hel beloofde jaargeld nog aanzienlijke geschenken zond, o. a. eene kostbare reliek, de rechterhand van den heiligen Johannes den Dooper. In het jaar 4489 moest de orde haren gevangene aan paus Innocentius V lil afslaan; zij ontving daarvoor groote voorrechten en gunsten. Dschem — vvien men hier meer vrijheid toestond dan in zijne vorige verblijfplaats— zag zich te Home op het Valicaan zijne woonplaats aangewezen, want de paus wilde hem steeds dij ue hand hebben, om vroeger of later sultan Bajazeth door zij n toedoen ten val te brengen. Hel lot van den ongelukkigen prins werd beslist onder de regeering van paus Alexander VI. die niet schroomde een gezant tol Bajazeth te zenden om met dezen over de uitlevering oi de vermoording van Dschem te onderhandelen. Een brief, dien Bajazeth bij deze gelegenheid aan den heihgen vader der Christenheid, het monster Alexander, richtle, werpt een le helder licht op dien lijd en op de handelende personen dier dagen, om dien onzen lezers niet mee le deelen. *) *) Ziukeiseu, gesch. van het Osmanische rijk in Luropa. Dschem vermoord. •Uw gezant." heel liet daarin, «heelt ons onder anderen meegedeeld dat de koning van Frankrijk van plan was, zich van onzen broeder Dschem, die thans in uwe macht is, meester Ie maken. Uil zou echter zeer te«en onzen zin zijn en zon uwe Heiligheid hel grootste nadeel en dergeheele Christenheid slechts schade aanbrengen. Daarom zijn we Ie gelijk met uwen genoemden gezant George op de gedachte gekomen, dal hel voor de rust. het nut en de eer uwer Heiligheid en niet minder tol mijne gerustslelling goed zou zijn wanneer gij mijn broeder Dschem. die loch aan de sterfelijkheid onderworpen is, liet ombrengen. Mij zou dit in de hoogste male aangenaam zijn. En indien uwe Heiligheid geneigd was hierin ons Ier wille Ie zijn. gelijk wij van uwe wijsheid met vertrouwen verwachten, dan moet gij genoemden Dschem zoo spoedig mogelijk op de in uw oog meest geschikte wijze uit de moeiten dezer wereld verlossen en zijne ziei in eene andere wereld overbrengen, waar zij eene betere rust smaken zal. Wanneer uwe Heiligheid hiertoe wil overgaan en ons zijn lichaam op de eene of andere plaatsaandeze zijde der zee toezendt, beloven wij. sultan Bajazeth, uwe Heiligheid op eene door haar te bepalen plaats .300,000 dukaten, om eene bezitting voor uwe zonen aan Ie koopen. Deze 300.000 dukaten zullen wij dengeen doen ter hand stellen, dien uwe Heiligheid lot het in ontvangst nemen van dat geld zal machtigen, zelfs voordat ons het lichaam uitgeleverd is. Bovendien beloven wij uwe Heiligheid, levenslang met u in "oede en innige vriendschap te blijven en u oprechtelijk alle mogelijke welwillendheid en dankbaarheid Ie bewijzen." Dat Alexander VI hel voordeelige aanbod van den sultan aannam, is meer dan waarschijnlijk. Wel leverde hij prins Dschem aan koning Karei VIII van Frankrijk uit, toen deze Rome binnentrok en den paus in het jaar 1495 tot den vrede noodzaakte, doch hij deed dit eerst, nadat hij hem — gelijk "eloofwaardige tijdgenoolen verhalen — een langzaam werkend vergif ingeven had, hetwelk kort daarop een eind aan 's prinsen leven maakte. Bajazeth II gevoelde zich. zoolang Dschem leefde, nooit geheel veilig op zijn troon, steeds vreesde hij dat zijn broeder, uit zijne gevangenschap ontkomen en, door zijne aanhangers ondersteund, met goed gevolg eene onwenteling tot stand brengen zou. De sultan, die noch een held. noch een staatsman was, en het liefst in rust en vrede zijn leven gewijd zou hebben aan kunst en wetenschap, welker beoefening hij steeds bevorderde, werd door de vrees voor een opstand van Dschem van groole krijgstochten teruggehouden. Ook na den dood zijns broeders ging hij daartoe niet over; hel Osmanische grondgebied werd onder zijne regeering bijna niet uitgebreid. Doch evenmin kon hij ongestoord in vrede leven. wijl de onrustige, roofgierige Turken het zwaard nooit lang in de schede konden laten rusten. Eene uitvoerige beschrijving van de herhaalde roof- en strooptochten, gedurende Baiazeths regeering door groole of kleine Turksche benden in de Donaulanden. Hongarije en zelfs in de oostelijke gewesten van Duitschland ondernomen, en van de oorlogen, welke de sultan met Polen, met de republiek Venetië en in Afrika voerde, zou niets belangwekkends hebben. Evenmin kunnen wij hier des sullans werkzaamheid als regent, hoe zegenrijk die ook voor zijn volk was, in bijzonderheden beschrijven. Slechts enkele woorden willen wij wijden aan het ongelukkig einde van zijne regeering. *) Bajazeth had een groot aantal zonen, die hij lot stadhouders over verschillende provinciën aangesteld had en die allen de hoop koesterden om na huns vaders dood den troon te beklimmen. De uitstekendsle van deze *) Onder Hajazeths regeering had, in September 1509, ,1e groole aardbeving plaats, die geheel oostelijk Europa en een deel vat, Azië trof, en waardoor Coustautiuopel schier in een puinhoop herschapen werd. Bajazeths dood. Selim. Selims broeders en neven vermoord. zonen was Selim, een grondig geleerde, een talentvol dichter eo te gelijk een dapper soldaat, maar die voor geen middel terugdeinsde, waar het de bevrediging van zijne eerzucht gold. .. . Selim was zoo wreed, zoo trouwloos en gewetenloos, dal hij in dit opzicht zijn grootvader Mohammed II nog overtrof. Hem beschouwden de janitsaren en eene groole partij in het rijk als den meest geschikter) opvolger van Bajazeth, terwijl deze van plan was aan een ouderen zoon Achmed ile regeering af te staan en zijne overige dagen in stille afzondering aan de beoefening van kunst en wetenschap te wijden. De overige zonen des sultans waren met dn aan hun broeder verleende voorrecht volstrekt niet ingenomen, liet allerminst was dit hel geval met Selim, die meer dan ééne poging waagde om zijns vaders plannen met hel j" de vuist Ie verijdelen; wel weid hij herhaaldelijk teruggeslagen, doch toen in het jaar 4512 de janitsaren Ie zijnen gunste in opstand kwamen, zag de zwakke Bajazeth zich den 5e" April 1512 genoodzaakt ten behoeve van Selim afstand te doen van den troon. Bajazeths wenscli om in zijne geboorteplaats Demotica een rusli0 leven te leiden werd niet vervuld. De ongelukkige vorst sliert reeds in de maand Mei. no" voordat hij Demotica bereikt had. Hij bezweek volgens hel eenparig "etuigenis zijner lijdgeiiooleu aan de werking van een vergif, dat zijn Joodsche liifarts hein op Selims bevel bad toegediend. ... ,. Selim (1512—1520) legde reeds bij het begin zijner regeering die; onve biddelijke wreedheid aan den dag, waardoor zijne korte. m'" re-eering zich kenmerkte. Nadat hij zijne broeders die hem den troon betwistten, onderworpen had. liet hij ben allen zonder uitzondering ter dood brengen Hiermede nog niet tevreden, vervolgde luj ook de zonen zijnet broeders, die ïiij op enkelen na, wien het gelukte naar Perzie te vluchten, voor zijne oogen liet vermoorden. Hij volgde het voorbeeld zijns groot vaders door geene bloedverwanten in het leven te lalen, die te eemger tijd aanspraak op den troon zouden kunnen maken. , _ . . ... , Selims levensdoel was de uitbreiding van liet Osmanische rijk dooi nieuwe veroveringen; in de eerste plaats vestigde hij het oog op Azie. en daarom gedroeg hij zich jegens zijne Europeesche naburen voorloopig tamelijk zachtmoedig en voorkomend. . , , ..i .. Zijn eerste aanval gold het Perzische rijk van den schacl Um.ul. die aan drie zonen van den vermoorden Achmed bescherming verleend bat en bovendien als hoofd der Schillen (Mohauimedaanscbe ketters) de natuurlijke vijand van den rechlzinnigen sultan was. . l ,,-«kt,..- Selim gaf aan den krijg legen Perzie van den beginne af liet karakter van een godsdienstoorlog tegen de Schillen, bij hel iloor zijn gebedeli jk alle Schiïten van 7 lot 70 jaar grijpen en hen ten getale \an *00.000 ter dood^hreugen-aar ^ ^ de ^ (e„en , , Perzische rjjk die na menige n slag inet de verovering van een groot deel van ^"leei.Hlipleen tot een nieuwen veroveringskrijg legen Egypte voerde. I < _ , ? • de heerschappij der Mammelukken; hij vereemgde Egypte met liet Ositianisc e ijk. Door deze gevechten in Azië en Afrika, waarbij Selim eene on.nenschehjke wreedheid aan den dag legde - hij liet b. v. te Kairo na de verovering der stad. 50.000 meiischen. zonder onderscheid van leeftijd of kunne, ombrengen was des sultans aandacht van de Europeesche grensstaten zijns ri ks alroi, eid Deze werden wel door de gewone slrooplochten der Turke. geleiste, doe zonder dat een ernstige aanval tegen hen ondernomen wax Sd m had Europa echter volstrekt niet vergelen en de Glu'istehjke vorsten vvisUm zeei goed, dat de geduchte veroveraar, nadat luj in Azie en Afuka 0eze0evierd . , ook teaen hen zijne wapenen zou keeren. , Paus Leo X spande daarom al zijne krachten in om een algemeen Selims dood. Soliman I. Zijne plannen. bond dei machtigste Christenvorsten tegen de ongeloovigen, een nieuwen kruistocht. tot stand te brengen. Ook keizer Maximiliaan poogde deDuitsche stenden voor dit plan te winnen. ,»?c!'..1al, 'Jeze, pogingen bleven vruchteloos! Zoolang liet gevaar niet onmiddellijk dreigde, waren de Christenvorsten niet tol een gemeenschappeliiken maatregel van tegenweer tegen den ouden gemeenschappeliiken vijand te bewegen. J J Dat Selim inderdaad van plan was. na de in Azië en Afrika gewonnen lauweren, ook 111 Europa hel Osmanische rijk uil te breiden, toonde hij door het ui rust'-n van eene talrijke vloot. Zijn eerste aanval zou het eiland Kliodus en de Johannieter orde gelden. Reeds lagen 200 schepen in de haven van Constantinopel en in de Dardanellen zeilree, reeds stond een wel uitgerust leger van meer dan 60.000 man aan de kusten van Klein-Azië gereed om ingescheept te worden, toen m den ,2|en September 1520 na eene ziekte van weinige dagen aan de pest bezweek. ° Selim had slechts acht jaren geregeerd. Hij wordt door de geleerden en dichters zijns volks, die hij op de edelmoedigste wijze beschermde en begunstigde als een der roemrijkste vorsten geprezen, zij kunnen geene woorden van lof genoeg vinden voor de dapperheid, waarmede hij het Osmanische rijk uitbreidde, en voor liet beleid waarmede hij de veroverde gewesten regeerde en door een' rechtvaardig bestuur aan bet rijk wist te hechten. Aan den anderen kant zijn zij echter niet in staat zijne afschuwelijke wreedheid te vergoelijken, die niet alleen zijne vijanden, maar ook dikwijls zijne trouwste dienaars tol hare otlers koos. Selims dood vervulde alle Europeesche vorsten met groote blijdschap. Men hoopte, dat het gevaar, waarmede de geduchte veroveraar de geheele Christenheid bedreigde voor langen tijd zou zijn afgewend, want Selims zoon en opvolger Soliman 1 (Suleiman 1520—1566) ging voor een weinig begaafd en vreedzaam vorst door »De leeuw", zeideinen. »is door het lam opgevolgd." j oliman had lot dusver als stadhouder van Magnesia een kalm leven geleid en nog niets gedaan om te toonen dat er gewichtige plannen of uitstekende begaafdheden m hem sluimerden. Doch nauwelijks had hij den troon neslegen, ot hij legde eene werkzaamheid en eene geestkracht aan den dag, welke allen, die hem omringden, met de grootste verbazing vervulden. Wel stond hij den janitsaren het gebruikelijk geschenk in geld en eene verhooging van soldij toe, doch tegenover eenige oproerlingen, die daarmede nog niet tevreden waren, legde hij eene onbuigzame gestrengheid aan den dag. Hetzelfde was het geval met een stadhouder in Syrië, die in opstand kwam, doch onderworpen en zonder genade ter dood gebracht werd. Soliman had besloten zijns vaders werk te voltooien en het Osmanische rijk door veroveringen in Europa uit te breiden, gelijk Selim dit in Azië had gedaan ln de eerste plaats moest de orde der Johannieters op Rhodus natuurlijk zijne aandacht lot zich trekken, dewijl reeds Selim tol een aanval op dil eiland de noodige toerustingen had gemaakt. De inlijving van Rhodus en van de overige aan de orde van St. Jan lelioorende kleine eilanden in het Osmanische rijk was in Solimans oor dringend noodzakelijk, dewijl de Johannieters niet alleen de scheepvaart der lurken onophoudelijk belemmerden maar ook de Osmanische kustlanden door Mei haalde invallen verontrustten, open steden en dorpen verbrandden en alles wat zij machtig konden worden, als welkome buil naar hun eiland sleepten \ele duizenden gevangen Turken zuchtten op Rhodus in de treurigste slavernij'. , wenschehjk voor Soliman de onderwerping der ridders van Rhodus en de verovering van dit eiland dus was, toch wachtte hij zich wel, de orde aan te tasten, eer hij zijne toerustingen voltooid had. Hij kende de dapperheid "dders van St. Jan en ging daarom met wijze voorzichtigheid te werk. Treurige toestand van Hongarije onder Lodewijk II. Met de Venetianen, die den Johannielers hunne aanzienlijke vloot ter hulp konden zenden; sloot hij een verdrag van vrede en vriendschap. Hij stond hun belangrijke handelsvoorrechten toe en beveiligde zich daardoor van deze zijde. Om ook van de vrees voor een aanval op de noordelijke grenzen zijns rijks ontslagen te zijn, keerde hij, eer hij den tocht legen Rhodus ondernam, zijne wapenen tegen het koninkrijk Hongarije, louter met het doel om zich door de verovering van Belgrado en de Donaulinie daar eene veilige grens te verzekeren. Solimans onderneming legen Hongarije werd zeer begunstigd door de regeeringloosheid, welke in dat land juist in die dagen heerschle. Onze lezers herinneren zich, dal koning Wladislaw de kronen van Boheme en Hongarije op zijn hoofd vereenigd had (zie Dl. IV blz. 644). Onder zijne zwakke regeering was de koninklijke macht in de beide landen in diep verval geraakt. Het bewind berustte eigenlijk bij de magnaten, die den koning en in macht èn in rijkdom ver overtroffen. De burger- en boerenstand werd zwaar verdrukt en de lagere adel moest den afstammelingen der magnaten, den grooten landeigenaren, slaafs gehoorzamen. Toen koning Wladislaw den 23cn Maart lol6 stierf en door zijn tienjarigen zoon Lodewijk II opgevolgd werd, nam de innerlijke tweespalt en het verval van Hongarije nog toe. Voor den onmondige» koning, die van zijn bloedverwant, den wellusligen markgraaf van Brandenburg, eene zeer gebrekkige opvoeding ontving, voerde de rijksraad hel bewind en wel op zulk eene treurige wijze, dat in het gansche land metterdaad de schromelijkste regeeringloosheid heerschle. De aanzienlijkste familiën voerden onderling een onverzoenlijken slnjd, alleen waren zij eensgezind in het verdrukken van burgers en boeren. De grensoorlog tegen de Turken duurde daarbij schier onafgebroken voorl en werd van beide zijden mei barbaarsche wreedheid gevoerd. De Turksche strooptochten werden door de Hongaren met invallen op hel Osmanische grondgebied beantwoord; zij gingen daarbij met niet minder moord- en roofzucht le werk dan hunne vijanden. Bij zulk een inval liet b. v. een Hongaarsch aanvoerder een deel der Turksche gevangenen bij een zwak vuur langzaam braden; anderen werden gevild, anderen aan molenraderen gebonden! Aan dezen grensoorlog wilde Soliman door eene krachtige daad een eind inaken. Terwijl de bevelhebbers der Turksche grensvestingen den oorlog reeds opnieuw begonnen hadden, zond Soliman gezanten tol koning Lodewijk II en liet hem een duur/amen vrede aanbieden, wanneer hij zich als schatplichlig vazal der Porte wilde beschouwen. Lodewijks antwoord op Solimans voorstel bestond hierin, dat hij des sullans gezanten eersl in de gevangenis sluiten, vervolgens verwurgen en hunne lijken in een vischvijver werpen liel. Zulk eene euveldaad spoorde Soliman lol onmiddellijke wraakoefening aan. Een sterk Osmanisch leger rukte in het voorjaar van 1521 naar den Donau op. Lodewijk kon slechts een gering aantal ongeregelde troepen daar tegenover slellen, want hij bezat geen geld, om huurbenden aan le werven, en de Hongaarsche magnaten gaven aan 's konings oproeping om met hunne onderhoorigen te velde le Irekken geen gehoor. In dezen wanhopigen toestand wendde Lodewijk zich met de dringendste bede om hulp tot den paus en de Europeesche vorsten, maar hij vond overal doove ooren. De uilslag van den krijg kon niet twijfelachtig zijn. De aangevallen Hongaarsche vestingen vielen de eene na de andere, deels na eene dappere verdediging, deels zonder slag of slool den vijand in handen. Ook Belgrado, de belangrijkste vesting, bezweek nadat de belegerden herhaaldelijk den storm der Turken hadden afgeslagen, den 29™ Augustus. Soliman had zonder moeite zijn veroveringstocht over geheel Hongarije Val van Rhodus. De Johannieters np Malta. kunnen uitstrekken; doch dit lag niet in zijn plan; hij wilde slechts eene vaste en veilige grens aan zijn rijk verschatten, dit doel had 1iij bereikt en daarom keerde hij. zonder verder in Hongarije door te dringen, iu Oclober met het grootste deel zijns legers naar Conslantinopel terug, om zich gedurende den winter tot den voorgenomen tocht tegen Rhodus toe te rusten. De grootmeester der orde van St. Jan, Philips Villiers de l'Isle Adam, kende het lot, dat hem boven hel hoofd hing. Hij wendde zich daarom tot alle Europeesche vorsten, om hun bijstand in te roepen, doch het ging hem daarbij niet beter dan den koning van Hongarije. De Christenvorsten hadden met hunne eigen zaken te veel te doen, dan dat zij in slaat zouden geweest zijn de Johannieters te ondersteunen; dezen moesten zich dus op hunne eigen krachten verlaten. In Juni 1522 verscheen de Turksche vloot, 300 zeilen sterk, voor het eiland Rhodus. Terzelfder tijd kwam Soliman langs de kust van Klein-Azië met een leger van meer dan 100,000 man aanrukken, dat hij naar het eiland liet overbrengen. De Johannieters verdedigden zich met zulk eene schitterende dapperheid, dal zij alle stormen der Turken afsloegen, en dat, volgens de ongetwijfeld overdreven berichten, ongeveer 100,000 Osmanen in deze gevechten den dood vonden. Eerst toen de bezetting van Rhodus al haar kruit verschoten en alle middelen tot tegenweer uitgeput had, capituleerde de dappere grootmeester den 25en December 1522. Rhodus en de acht daartoe behoorende kleine eilanden werden aan de Turken overgegeven. Soliman had den Johannieters hij de capitulatie vrijen aftocht toegestaan, en hij hield zijn woord. De ridders mochten zich naar Italië begeven. Later, in hel jaar 1526, ruimde keizer Karei V hun het eiland Malta in, onder voorwaarde, dal zij ook iu het vervolg den strijd legen de ongeloovigen en tegen de zeeroovers, die toen de Middellandsche zee onveilig maakten, zouden voorzetten. De val van het dapper verdedigde Rhodus, dat als het voornaamste bolwerk legen de aangroeiende macht der Osmanen beschouwd werd, bracht in Italië en Duitschland grooten schrik teweeg Paus Adriaan VI vaardigde een open brief aan de vorsten van Europa uit, waarin luj hen aanspoorde onderling vrede ot althans een wapenstilstand te sluiten, ten einde een gemeenschappelijke!! veldtocht legen de Turken te ondernemen. Doch zijn woord vond nergens gehoor. De beide verbitterde vijanden Karei V en Frans I dachten niet aan eene ernstige verzoening, en de moeder van Frans was met zulk een doodelijken haat tegen den keizer bezield, dat zij zelfs gezanten met geschenken tot sultan Soliman zond en dezen om bijstand voor haar zoon liet vragen. De brief der koningin kwam dan ook tijdig te Conslantinopel aan. doch niet het gezantschap, dat onderweg in Rosnië vermoord en van hel kostbare geschenk, dat het den sultan brengen moest, beroofd werd. Frans I volgde het voorbeeld zijner moeder; ook hij. de ridderlijke koning, spoorde schriftelijk den vijand der geheele Christenheid lot een veldtocht tegen Hongarije en Duitschland aan. Of zijn brief echter bijzonder veel invloed heeft uitgeoefend, mag terecht betwijfeld worden. Ook buitendien zou Soliman zeker het lang gekoesterde plan tot een strooptocht door Hongarije uitgevoerd hebben. Terstond na de verovering van Rhodus kon de sultan nog niet lol een aanval op Hongarije overgaan, dewijl bij al zijne aandacht aan Azië en Egypte wijden en in de eerste plaats zorg dragen moest voor de rusl in den boezem van zijn uitgestrekt rijk. De grensoorlog duurde derhalve nog eenige jaren voort. Nu eens behaalden de Turken, dan weer de Hongaren eenige weinig beteekenende voordeelen, eene belangrijker onderneming stelde Soliman lol gelegener tijd uit. Eerst in bel jaar 1524 liet hij koning Lodewijk aanzeggen, Aanval der Turken op Hongarije. Slag bij Mohaes. dat hij met een groot leger komen, zicb van de hoofdstad Buda (Ofen meester maken en van daar uit zijne heerschappij over geheel Europa uitbreiden zou. Koning Lodewijk van Hongarije kende het gevaar dat hem dreigde; hij had overvloedig tijd om zich voor den aanstaanden oorlog uil te rusten, want weder verliepen er vele maanden eer Soliman zijn plan werkelijk ten uitvoer bracht. doch de Hongaren lieten die gunstige gelegenheid ongebruikt voorbij gaan. De jonge koning bezat in hel geheel geene macht. Hij leefde slechts voor zijn genoegen en liet de magnaten, die elkander onderling bevochten, iu alles hun gang gaan. Hij vraagde wel hulp van de Duilsche vorsten en in de eerste plaats van zijn zwager Ferdinand van Oostenrijk, den broeder van keizer Karei V. doch ook van deze zijde bleef alle hulp uit. Duitschland werd zoo geheel door de godsdienstige verwikkelingen bezig gehouden, dat noch de vorsten noch het volk zich om den oorlog met de Turken bekommerden. Voor een deel droeg Luther hiervan de schuld, die eens hel onverstandige woord gesproken had: »De Turken te bestrijden is hetzelfde ais God te weerstreven, die met zulke roeden ons wegens onze zonden kastijdt." Den 23en April 1520 verliet Soliman eindelijk met een leger van 100,000 man en 30 kanonnen Conslantinopel, om tegen Hongarije op te trekken. Hij had bijna drie maanden noodig om Belgrado te bereiken en opnieuw ging deze lange en kostbare tijd voor Hongarije ongebruikt voorbij. Niet meer dan 20,000 man kon koning Lodewijk op de been brengen, toen Peterwardein viel en Solirnan onophoudelijk voorwaarts drong. De koning nam, in weerwil zijner geringe macht, het stoute besluit om bet Turksche leger te gemoet te trekken en slag te leveren. Deze had den 28en Augustus 1a2C> in de vlakte van Mohacs plaats. De Hongaren streden met eene schitterende, ja bewonderenswaardige dapperheid, doch zij waren niet in slaat aan de ontzettende overmacht bet hoofd Ie bieden, zij werden verslagen en vonden bijna allen op het slagveld den dood. Het ontzielde lichaam des jongen konings —Lodewijk had eerst zijn 20e jaar bereikt vond men met wonden overdekt later in een moeras terug. Mei den koning was de bloem van den Hongaarschen adel door de sabels der Turken weggemaaid. Ook vele prelaten, die op dien dag liet kruis met het zwaard verwisseld hadden, waren gesneuveld. Na deze overwinning belette niets den Turken hun tochl naar Ofen voort te zetten. Reeds den I0en September viel de hoofdstad van Hongarije, die kort daarop — naar men zegt legen den wil des sultans, — in vlammen opging. Soliman had bel doel van zijn veldtocht bereikt. Hij was niet van plan, Hongarije op den duur Ie onderwerpen. Hij verklaarde zelfs den magnaten, die hem Ie Pesth kwamen bezoeken, om hem hunne hulde Ie brengen, dat hij er niels legen had. indien zij Johannes Zapolya. den woiwode van Zevenbergen, tot hun koning verkozen en dal bij bereid was dezen in zijne waardigheid te erkennen en in zijne machtige bescherming le nemen. Slechts zeven dagen vertoefde Soliman binnen Pesth; vervolgens nam hij met zijn leger den terugtocht aan. Nergens liet bij in de veroverde sleden Turksche bezettingen achter, doch bij vergunde zijnen woesleu krijgers, hel land op de gruwelijkste wijze le verwoesten. Hongarije leverde dan ook na het vertrek der Turken hel treurigste tooneel van ellende op, dat men zich denken kan. Men zegt, dat in die dagen in Hongarije niet minder dan 200,000 menschen door de onmenschelijke vijanden óf vermoord óf als slaven weggesleept zijn. Solimans verklaring, dal hij bereid was Johannes Zapolya als koning van Hongarije te erkennen en le beschermen heeft waarschijnlijk een deel der magnaten bewogen om den troon van Hongarije aan den woiwode van Zevenbergen op te dragen, ten einde hierdoor bel land voor verdere strooptochten van de zijde der Turken te behoeden. Hierbij kwam, dal Zapolya in hun oog Zapolya en Ferdinand van Oostenrijk tot koning verheven. voor de koninklijke waardigheid zeer geschikt was; hij stond nu aan het hoofd van een leger, hetwelk hij oorspronkelijk verzameld had om koning Lodewijk ter hulp te snellen en hij was buitendien de rijkste grondeigenaar in hel geheee land; daar hij niet minder dan 72 kasteelen bezat. Zapolya s vrienden hielden te Stuhlweissenburg een rijksdag, waarop de woiwode den• 10- November lo2f> tol koning van Hongarije verkozen werd. legen deze keuze kwam eene andere parlij in verzet, aan wier hoofd de palatijii van Hongarije Stephanus Baltori en koningin Maria, de weduwe van den gesneuvelden Lodewijk, stonden. Dezen riepen een tweeden rijksdag te Presburg bijeen, waarop Zapolya's benoeming onwettig verklaard en Ferdinand van Oostenrijk, Maria s broeder, tot koning verkozen werd. Zoo had Hongarije dan twee koningen; bij het gevaar, dal het land van buiten, van de zijde der Turken bedreigde, kwam thans de ellende van een burgerkrijg, want Ferdinand moesl zijn koninkrijk, indien hij hel in bezil wilde nemen, eerst met geweld veroveren, dewijl Zapolya in helgrootste deel des lands als koning erkend werd. Koning Ferdinand grondde zijne aanspraken niet alleen op de keus van den Presburger rijksdag, maar ook op de i echten . welke hem volgens hel door keizer Maximiliaan en koning Wladislaw gesloten er verdrag toekwamen. Volgens dat verdrag was hij iu Boheme en Hongarije de wellige opvolger van Lodewijk, wiens recht door de keus der s enden bekrachligd was, daar hij zich ook in Boheme door eene wijze staatkunde hunne gunst verworven had. Ook de Beiersche hertogen dongen naar de Boheemsche kroon, doch de rijksgrooten koesterden voor deze vorsten geene genegenheid wegens hunne gehechtheid aan de katholieke kerk. De Oostenrijksche vorsten schenen hun indei streng kalholiek, want Karei V leefde immers in voortdurenden oorlog met den paus. ° i. , Jerw|J' ferdinand in Duitschland de hervorming uit alle macht onder(|rU i¥°' "J I"' taalkundige berekening den Bohemers, die nog altijd aan je ussielische leer gehechl waren, een groot denkbeeld van zijne vrijzinnigi 'f ceven: hij erkende het verkiezingsrecht der Boheemsche stenden <°i door sluwe onderhandelingen en schitterende beloften, die hij echter volstrekt niet van plan was te houden, trachtte hij de kiezers, ieder in het hijzonder, gunstig voor zich te stemmen en het gelukte hem zijn doel te bereiken. Ier wijl de Beiersche hertog reeds zeker op de Boheemsche kroon rekende, viel de keus den 23™ October 1526 op Ferdinand van Oostenrijk. Zoowel in Boheme als in Hongarije was Ferdinand dus tot koning verkozen In de eerste plaats verzekerde hij zich van het bezit der uobeeinsche kroon, door in Januari 1527 naar Boheme te reizen en zich .ar te laten kronen. Vervolgens rusde hij zich toe, om zich met hel zwaard in de vuist van de regeering over Hongarije meester te maken, dewijl eene poging van den koning van Polen om Zapolya tot het sluiten van den vrede te bewegen vruchteloos bleel en de laatste zich er zelfs niet om bekommerde, (lat paus Llemens VII hem den banbliksem naar het hoofd slingerde. In den zomer van het jaar 1527 trok koning Ferdinand een sterk leger pjeen• waarmede hij naar Hongarije oprukte. Casimir van Brandenburg, eoige van . aksen en Erik van Brunswijk hadden zich met aanzienlijke ruiterbenden en vele vendelen voetvolk bij hem aangesloten , om hem bij de verovering van tiet land te ondersteunen. De Duitschers zetten hun marscli krachtig (looi De Hongaren, door de gevechten met de Turken uilgeput, waren niet n staat aan de Duilsche wapenen het hoofd te bieden. Johannes Zapolva werd trouweloos door de zijnen iu den steek gelaten. Den 20''" Augustus rukte Ferdinand Ofen binnen; den 3™ November werd hij Ie Stuhlweissenburg gekroond, nadat Zapolya, die bij Tokay verslagen was, uit hel land had moeten vluchten. Doch hoewel verslagen en voortvluchtig gaf Zapolya de hoop niet op. Zapolya's onderhandelingen met de Porte. Hij herinnerde zich de woorden, eens door Soliitian le Pesth geuit en liij besloot, den machtigen sultan om hulp te vragen. Een Poolsch edelman, Hieronymus Laszky, die reeds vroeger te Constantiuopel was geweest, diende hier tot onderhandelaar. , Laszky trok naar Constantinopel, om in naam van koning Johannes — zoo noemde Zapolya zicli — een aanvallend en verdedigend verbond met de Porte le sluiten. Dit gelukte hem dan ook met de hulp van een sluwen Italiaan, Lui"i Gutti. die, door goud en beloften gewonnen, al zijn invloed op Ibrahim pacha, den° machtigen grootvizier van Soliman. ten gunste van Zapolya aanwendde. Juist waren de onderhandelingen van Laszky met een gelukkigen uitslag bekroond, juist had Soliman aan Zapolya zijne hulp en bescherming toegezegd, toen ook gezanten van koning Ferdinand te Constantinopel aankwamen. Dezen voerden eene geheel andere taal dan de deemoedig smeekende Laszky. Wel drongen ook zij op vrede en vriendschap bij den sultan aan, doch zij verklaarden te gelijk, dat een duurzame vrede alleen mogelijk was, wanneer Soliman alle plaatsen en vestingen, die de Turken nog in Hongarije bezet hielden, en in de eerste plaats Belgrado, teruggaf. . , , Op dezen (rotschen eisch gaf Ibrahim pacha op minachtenden toon hei volgende antwoord. „Ziet gij daar niet" hierbij opende hij het venster — »die zeven torens, die met schatten gevuld zijn? Wenscht uw heer vrede en goede nabuurschap, dan ken ik daartoe slechts één weg: hij onlruime Buda en Hongarije, dan willen wij verder met hem onderhandelen. Op die wijze konden de gezanten natuurlijk niels uitrichten, en na lange en vruchlelooze onderhandelingen gaf Soliman den gezanten bij een allerlaatst gehoor hel volgend dreigend bescheid: »Uw heer heeft lol dusver onze vriendschap en nabuurschap nog niel ondervonden, doch hij zal die weldra «evoelen, gij kunt hem onverholen zeggen, dat ik zelf met al mijne macht Tot hem zal komen, om hem in eigen persoon de vestingen terug te geven, die bij van mij verlangt. Spoor hem dus aan om alles goed in gereedheid te hebben, opdat hij mij op waardige wijze kunne ontvangen." De trolsche laai, door Ferdinands gezanten gevoerd, was weinig in overeenstemming met de middelen, welke de koning bezat om den oorlog tegen de vreeselijke Turken le voeren. Tol dusver had hij zich steeds vergeefs lol de Duitsche rijksvorsten, oin hulp gewend; beloften had hij wel ontvangen, maar geene werkelijke ondersteuning, dewijl de hesluiten van den Duitschen rijksdag slechls Iraag tot kwamen en nog trager uitgevoerd werden, indien liet zoover kwam. Ook van andere Europeesche vorsten had Ferdinand niels te hopen. Frans van Frankrijk slond zelfs heimelijk in verbintenis met Zapolya. die beloofd had, den troon van Hongarije, ingeval hij kinderloos kwam te sterven, aan een Franschen prins te zullen nalaten. Toen Ferdinand vernam, (lat Soliman zich krachtig ten strijde toerustte en wel dilmaal niel alleen om Hongarije te veroveren, maar zelfs om lot Weenen door te dringen, stelde hij alle middelen in het werk om eindelijk de Duitsche vorsten al hunne macht tot bestrijding van de ongeloovigen te doen aanwenden. Ditmaal bleven zijne pogingen niet geheel vruchteloos. Dewijl Duilschland rechtstreeks bedreigd werd, begrepen de vorsten, dat het lijd werd hunne lijdelijke houding te laten varen, en ook onder bet volk werd de geest van verzet tegen den gevaarlijken vijand wakker. Zelfs Lui her vatte thans de pen op om den oorlog tegen de lurken aan te prijzen. Hij voelde wel. dat hij vroeger te ver was gegaan en daardoor veel onheil gesticht had. Daarom gaf hij een geschrift in hellicht: «Over den oorlog legen de Turken," waarin hij liel volk aanspoorde om onder de baniei van keizer Karei of van een anderen vorsl, maar niel onder die der geeslelijkheid, inoedia en krachlis tecen de Turken le strijden. Ofen ingenomen. Weenen belegerd en dapper verdedigd. Een rijksleger begon zich Ie verzamelen; kleine troepenafdeelinsren trokken naar Weenen. doch ook nu ging alles onuitsprekelijk langzaam in zijn werk ^e"ch^eSSvoSdSan8 k°" W°rden UU8eriCht' "ad 8U"an S0H,nan Zijn In de lenle van 1529 brak Soliman met een leger van 300 000 man naar Hongarije op, waar hij schier geen tegenstand ontmoette. Op de velden van Mohacs verscheen Johannes Zapolya met een klein leger zijner aanhanaers om zich aan den sultan te onderwerpen; hij knielde neder, kuste Soliinans iechter hand en toen deze hem vroeg, wat hem bij het verschil van godsdienstigei belijdenis, dal hen scheidde, bewogen had tol hem le komen antwoordde de Hongaarsche magnaat: »De padisjah is de beheerscher der wereld, zijne dienaars zijn ontelbaar, zoowel Muzelmannen als ongeloovi^en Ook de aartsbisschop Paulus van Gran, dezelfde geestelijke, die Ferdinand tol ondprghff °°n i naderde deemoedig den sultan en kuste diens handen ""der het oorverdoovend vreugdegejuich der Turken, die den opperpriester der Christenheid — want daarvoor hielden zij den aartsbisschop — hun sultan zulk eene ootmoedige hulde zagen brengen. Het Turksche leger rukte rln"]6'1 V?ür.waa!'ls' heilige kroon, het grootste heiligdom der Hongaren, viel in de handen des sultans, en hierdoor verkreeg Johannes Zapolva slecht Mi 1' !lma.n® bescherming gesteld had, een groolen aanhang wani ecl ts hij, die 111 het bezit was van de heilige kroon, werd in Hongarije als de ware, wellige vorst beschouwd. non0arije Ofen werd verdedigd door ongeveer 700 lansknechlen onder den overste llesserer De Duilschers boden aanvankelijk aan hel ontzaglijke Turksche lej,ei mei goed gevolg tegenstand: zij sloegen meer dan één storm dapper af «och toen de stad was ingenomen, loen Soliman van een naburige? bei-' .t bezeltSg bel,eerschle- dezen L,'Jlla den giond liel schieten, capituleerde Ibrahim pacha beloofde den lansknechlen vrijen aflocht, doch hij verbrak | schar,de|Jjkste wijze zijn woord. Nauwelijks hadden de dapperen de esc .er.neiHle vesling verlaten, of zij werden lol den laatsten man voor de poorten van Ofen neergehouwen. Het Turksche leger zelle zijn marscli voorl; hel overschreed de Honi,,iarsche grenzen en drong Duilschland binnen. Den 2fi*« Seplember slond lUTT Wrr- r" Verwoe#l la"d ^ zich latend. Weenen was een nip J" Uh '",:n r' scl,iJJlbaar onoverwinlijke Turksche leger. Een oude ontbraken ïlf^l "ï }?uwvalli°Te muur om«ngde de stad; aan dezen muur ÏÏS " waarop men geschut had kunnen planlen, om de w beschieten; in de gracht was geen water en torli Imod Weenen tegenstand en redde de slecht bevesligde slad Duilschland van de »,fr r **>. — 4 «rt verdedigd dool eene ,n I die besloten had, zich lol den laatsten droppel bloeds ie verweren en door eene bezetting van ongeveer Ifi a 17.000 man Nicolaas «raaf van Salin was de opperbevelhebber, hij liet de zijnen een plecl.ligen eed zweren 'lal zij den strijd lol hel uiterste zouden volhouden en zij streden ook' ïw$"heT,fi. ™ «« »***• *> <">« * geschiedenis £ De paltsgraaf Philips kwam met 100 ruiters en H vendelen voetvolk juist nog ter recliler lijd, vóór de geheele insluiting van Weenen. in de slad aan ! ? Turken'lurhaaldeliik^T'fdewerken. Tevergeefs bestormden ut iurnen iieil aa delijk de muren; zij werden krachtig afgeslagen De wintPi Tnl'snh' T (.leklu '.'JP nu en dan den grond, en nog had hel machti-e u ksi.be leger niets uilgerichl dan dat het hier of daar een bres in den bouw iü&rsj&rsr- Nu begon Soliman aan de overwinning le wanhopen; hij had geen lusl Het beleg van Weenen opgebroken. om in Jen barren wintertijd door l.et verwoeste land terug te trekken, en ÜOk S EShasK wirbet^doch ook deze mislukte. Nu trok Soliman den 1 Cc'11 October af, na korten lijd gevolgd door Ibralum pacha. nadat bij den bevelhebbers van Weenen een brief gezonden had, wiwrin h ot ziine verontschuldiging aanvoerde, dal hij niet gekomen was om de sta l in teJ nemen maar .Wn om den aartshertog op te zoeken da deze zich echter niet had laten vinden, hoewel hij lang op hem gewacllithaiJ. 7nn was dan hel «*evaar afgewend, maar, ook volgens koninD Ferdinands» m JechTs''voor C. tifl. »«S m* ••• * volgende lepte «r»Kh... Iiii dal Soliman met vermeerderde strijdkrachten terug zou keuen. J' De sullTn stelde op zijn tocht door Hongarije de heilige kroon aan Zapolva ter hand en beval den rijksgrooten, hem te huldigen. Hierdoor \erhoo»de lui de macht en het aanzien van zijn beschermeling zoozeel, dat het Ferdinand niet gehikte, zijn tegenstander ten val te brengen, hoewe deze S als een dienaar del sullans door vele magnaten diep veracht en doodelijk gehaat werd. VIER EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland en de hervorming. Voortpang der hervorming. Luthers huwelijk. Luthers rustelooze werkzaamheid. De staat der Duitsche orde in Pruisen in eeu «ereldlyk hertogdom herschapen. Luthers onverdraagzaamheid. Zijn twist met Erasinus en Carlsta . Ue Avondmaalsleer. Zwingli en zijne denkbeelden Luther en Zwingli. Godsdienst«esnrek te Marburg. Verbintenissen der katholieke en der hervormingsgezinde vorsten. Het besluit van den rijksdag te Spier, OHo van Pack Protest der hervormingsgezinde vorsten. De protestanten. De rijksdag te Augsburg samengeroepen. Karei V te Augsburg. Johan de standvastige van Saksen. M-lanchthon en de Augsburgscl.e geloofsbelijdenis. I)e geloofsbelijdenis der vier steden. Het besluit van den rijksdag. Terwiil Keizer Karei V in zijne ertlanden vertoefde, had de hervorming in Duitschland groote vorderingen gemaakt. Lulher was de leider van die beweging gebleven en door den strijd zelf dien hij lol verdedigingvaiizijne denkbeelden Ie voeren had. ongemerkt al verder en j,™ iuaesla«en weg opgestuwd. Reeds tegen het einde van het jaai Ij2*bad hij de Augustijner pij en daarmede zijn karakter als monnik afgelegd. ij < 0 thans de gewone btirgerkleeding. een burger wilde hij zijn en als zodanig leven. Op dit besluit drukte hij het zegel door in hel huwelijk te , Velen zijner vrienden en aanhangers en daaronder ook Melanchlhon achtten zulk een slap bedenkelijk. zij vreesden hel moord- en brandgeschreeuw van de vii inden der hervorming. Doch Luther stoorde zich aan hunne waarschuwingen 17L»Xml Sl°V -ik wil *r wmU mém üni.,1 m,e poels spel™ doch mijn vader" — die het huwelijk wenschte — ..genoegen doen cn fatharina huwen." Hij deed het dan ook. hoewel reeds op het gerucht, dal liii de priestergelolle van het celibaat verbreken zou, zijne vijanden juichten, hoewel een ijverig katholiek rechtsgeleerde vol blijdschap uitriep: »Waunee deze man eene vrouw neemt, zal hij der geheele wereld en den duivel hel arootste genoegen doen en al zijn werk vernietigen. n Den 13" Juni 1325 verbond Lulher zich met eene voormalige 11011, Catharina van Dora, in den echt: hij werd een gelukkig echtgenoot en vadei. Luthers werkzaamheid tegenover geringen en aanzienlijken. Wat Luthers vrienden gevreesd hadden, gebeurde. De tegenstanders der hervorming trokken van het huwelijk van den gewezen monnik partij, om al hun gal op hem uit te spuwen, om hem te belasteren en verdacht te maken. Deze lasteringen worden nog heden ten dage door menig katholiek geschiedschrijver grelig herhaald. Zij verzekerden, dal Lulher Iwee wagens vol nonnen uit een klooster gehaald en de schoonste van alle, de abdis," tol zijne bijzit gekozen had. dat hij vervolgens met haar gehuwd was en reeds f.e^e..wee'1 daarna het doopfeest van zijn kind had gevierd. Anderen — no<* liefelijker! beweerden, dat Catharina van Bora twee jaren lans in een slecht huis Ie Wiltenberg gewoond bad en dat Lulher haar daar had leeren kennen. Zonder zich aan deze verdacht making te sloren, ging Lulher op den we" der hervorming voort. In vereeniging mei Melanchthon was hij rusteloos bn monde en geschrifte werkzaam. Met zijn vriend bezocht hij de steden en scholen van Saksen, overal nam hij maatregelen ter verbetering en daarbij schreef bij mei slalen vlijt. Zijne bijbelvertaling, zijn catechismus en een aantal andere geschriften getuigden van zijn onvermoeiden ijver. Zijne eigen aanhangers baarden hein de grootste zorgen. Hadden reeds de boeren, die zijne denkbeelden omhelsd hadden, tegen zijn wil de wapenen opgevat en hem gedwongen zich krachlig tegen hen te verzetten, thans noodzaakten ook de edelen en de vorsten hem heftige woorden lot hen te richten. Vele edelen en zelfs vele vorsten omhelsden de nieuwe leer met een inderdaad vurigen ijver, gedeeltelijk echter uit zeer onzuivere beweegredenen. De rijke prebenden, de abdijen en bisdommen, die opgeheven konden worden, vei lokten de vorstelijke en adellijke heeren, ze leverden voor eene verandering van geloofsbelijdenis een heerlijk loon op. Tiet opheffen van de kloosters en de vereeniging van de goederen dier instellingen met de adellijke of vorstelijke bezittingen was voor de groote heeren zeer aangenaam, doch zij wilden daarvan niet gaarne iets uitgeven en Joch was het noodig, aanzienlijke geldmiddelen te besleden om scholen te stichten, orde te stellen op de zaken der nieuwe kerk en hare predikers te bezoldigen. Tol deze gierige eu hebzuchtige grooten en vorsten richtte Luther hel woord op dezelfde krachtige, maar dikwijls ook scherpe wijze, waarop hij meer dan eens de boeren toegesproken had. Hij greep hen ernsli" 111 het geweien, hoewel hij hel niet altijd ongeoorloofd achlle, de zucht naar uitbreiding van grondgebied van enkele vorsten in de hand Ie werken, indien bij zich daarvan voor de hervorming eenig voordeel beloofde. Uil dit beginsel handelde hij althans, toen hij de horschepping van den geestelijken staat der Duitsche ridders in een wereldlijk hertogdom krachtig bevorderde. p p /'•' ',el,.iaar was markgraaf Albrecht van Brandenburg van de Frankische linie tot grootmeester der Duitsche orde in Pruisen verkozen. Hoewe Albrecht een neef van den Poolschen koning Sigismund was, waagde hii toch eene poging om den ridderslaat van de Poolsche opperheerschappij te ontdaan en opnieuw geheel onafhankelijk te maken. Doch deze poging mislukte en tevergeefs zag Albrecht in Duilschland naar hulp tot een oorlog legen Polen om. ° Dit alles sleepte voor de orde noodlottige gevolgen na zich. Albrecht had te \\ i Hen berg een onderhoud met Lulher en Melanchlhon: beiden rieden hem. den geestelijken staat der Duitsche orde in een wereldsch gebied te herscheppen. Deze raad vond gereeden weerklank in des grootmeesters ziel. Hij keerde naar I ruisen terug, knoopte onderhandelingen aan met zijn oom Sigismund van 1 olen en werd het met dezen spoedig eens, daar hij niet aarzelde een deel Het hertogdom Pruisen gesticht. van hel grondgebied der orde af te slaan, om liet overige als een wereldlijk hertogdom voor zich te behouden. In hel jaar 1525 verklaarde Albrecht zich voor de Luthersche leer en den 8en April ontving hij te Krakan zijn nieuw hertogdom als een erfelijk Poolsch rijksleen. Wel verhief zich meer dan eene stem tegen Albrecht. omdat hij. door eer- en hebzucht gedreven, den slaat der Duitsche orde geheel van het Duitsche rijk vervreemd en dat grondgebied tot zijn bijzonder eigendom gemaakt had, doch dewijl de ridders der orde zelf daarmede volkomen tevreden waren. ten einde ook op hunne beurt erfelijke leenen te ontvangen, en dewijl de aanhangers der hervorming, met Luther aan het hoofd, Albrechts daad van harte toejuichten, bleven alle protesten zonder uitwerking. Luther vond van jaar tot jaar meer aanhangers, maar ook het getal zijner vijanden groeide aan en wel voor een groot deel door zijne eigen schuld, want door zijn dweepzieken ijveren door de onverdraagzaamheid, waarmede hij zijne begrippen als de eenig ware Christelijke leer voorstelde, maakte bij zich tegenstanders ook onder de aanhangers der hervorming. Luther was een geboren kampioen: zachtmoedigheid en verdraagzaamheid waren hem bijna vreemd. Deze krachtige natuur stormde rusteloos voorwaarts, zij wierp alles ter neer wat haar in den weg stond, zonder iets of iemand te ontzien. Juist dewijl Luther vreemd bleef aan alles wal naar staatkunde zweemde, trok hij al zijne kracht op godsdienstig gebied samen, doch hier kon hij ook "een verschil van meening, geen heerscher naast zich dulden. Niel ten onrechte verwelen zoowel zijne voormalige vrienden als zijne vijanden hem. dal hij, die den strijd voor de geloofsvrijheid zoo moedig aanvaard had, nu in zaken des geloofs de ergste dwingeland was geworden, die andersdenkenden even er" verketterde als zelfs de ijverigste verdedigers van hel pausdom (hl deden. ° De geleerde Erasinus van Rotterdam, die vroeger zoo gunstig over Luther geoordeeld had, werd met hem in een hefligen penneslrijd gewikkeld over de leer van 's menschen vrijen wil, die door Luther met de grootste scherpteen hardnekkigheid bestreden werd. Carlsladl, Luthers oude vriend, werd door dezen met eene inderdaad dweepzieke woede vervolgd, dewijl hij de leer verkondigde.dal hel Avondmaal niets anders was dan een gedachlenismaallijd van Jezus dood. en dal mei hel woord: »Dit is mijn lichaam", bedoeld werd: »Dit beteekent mijn lichaam", terwijl Luther beweerde, dat niet, in en onder het brood en den wijn het lichaam en bloed van Christus werkelijk door den geloovige genoten werden. , , „ Verschil van gevoelen omtrent het Avondmaal veroorzaakte ook eene kloot tusschen Luther en den beroemden Zwitserschen hervormer Zwingli. Ulrich Zwingli (geb. 1 Januari IW4 te Wildhaus in bel graafschap Toggenburg) bad in Zwitserland, bijna gelijktijdig met Luthers optreden in Duitschland, den strijd tegen de misbruiken der katholieke kerk aangevangen dien kamp krachtig voortgezet en door zijne verdienstelijke werkzaamheid voor de zaak der hervorming zeer vele aanhangers gewonnen. Zwingli wenschte niets liever dan met Luther op een vriendschappelijken voet te staan, want bij begreep lerecht dat voor de voorstanders der gewetensvrijheid tegenover de talrijke en machtige vijanden der hervorming eendracht en aaneen sluiling eene dringende behoefte was. Hij deed dan ook meer dan ééne poging om met Luther eene vriendschappelijke betrekking aan Ie knoopen, doch weldra bleek het, dal deze daartoe niet gezind was, tenzij Zwingli zich geheel naar de inzichten der Wittenberger godgeleerden voegde. Inderdaad bestond er een groot onderscheid tusschen de beide hei\oimers. Zwingli zette hel werk der hervorming nog veel krachtiger en kloekei dooi dan Luther. Hij wenschte uit de katholieke kerk alles te verwijderen wal niet op ,, o •> Streckfiss. V. Strijd tusschen Luther en Zwingli over het Avondmaal. eent: uitspraak van Jezus of de Apostelen gegrond was, hij bestreed alle leerstukken, die niet uit den bijbel bewezen konden worden. Luther daarentegen bleef veel meer op den bodem der katholieke kerk slaan; hij poogde slechts hier en daar te zuiveren en te verbeteren en bleef vasthouden aan vele instellingen, die door de heilige schrift niet uitdrukkelijk veroordeeld werden. Zwingli was een tegenstander der katholieke ceremoniën en van de vereering der beelden; deze werden door zijn toedoen , evenals de altaren, uit de kerken verwijderd . opdat zij het volk geene aanleiding lot bijgeloovige vereering zouden geven. Het voornaamste punt van verschil tusschen Luther en Zwingli bestond intusschen in beider opvatting van de leer des Avondmaals, waarbij Zwingli zich aan de zijde van Carlstadl schaarde, en juist hierover ontstond tusschen de beide hervormers een heftige strijd bij monde en geschrifte. Luther schreef: »De duivel, die voortijds de eene ketterij na de andere uit de heilige schrift zelf heelt gehaald, heeft ook thans die nieuwe, grove, dolzinnige dwaling aangaande het sacrament in de wereld gebracht en is begonnen door de schandelijkste aller ketterijen Christus te vervolgen. Wie hierin onware dingen gelooven en leeren, zij zijn het, die God lasteren, den heiligen Geest logenstraften, Christus verraden en de wereld verleiden. Eén deel moet alzoo des duivels vriend en Gods vijand zijn, een middelweg is er niet." Zwingli antwoordde krachtig en op den loon eener besliste overtuiging, maar hij wachtte zich voor grofheid en onbeteugelde hartstochtelijkheid. De twist der beide hervormers leverde voor de aanhangers der hervormingsbeweging een weinig verkwikkelijk schouwspel op. Ook de vorsten, die de nieuwe leer omhelsd hadden, wenschten eene verzoening en de landgraaf Philips van Hessen spande al zijne krachten in om die tol stand te brengen door middel van een godsdienstgesprek tusschen Lulher en Zwingli. dal te Marburg gehouden werd. Doch ook deze samenkomst miste haar doel geheel. Lulher stond, gelijk gewoonlijk, onwrikbaar als een rots. ter verdediging van hetgeen hij eens als waarheid had leeren beschouwen. Tevergeefs voerde Zwingli hem legen, dat hel waarachtige lichaam van Christus toch niet te gelijker lijd op ontelbaar vele plaatsen tegenwoordig kon zijn, — hij predikte voor doove ooren. Luther had op de tafel, die voor hem stond, mei krijt deze woorden geschreven: Dit is mijn lichaam; — «is! is! is!" en daarbij bleef hij, wat ook van het standpunt van het gezond verstand daartegen ingebracht mocht worden. Ioen eindelijk bleek, dut zij hel niet eens konden worden en Zwingli hem met tranen in de oogen smeekte, de hand der verzoening aan te nemen, hernam Lulher: — «Gij hebt een anderen geest!" De landgraaf van Hessen kon inel zijne dringende toespraak niets anders van hem verkrijgen, dan dat hij verklaarde, hen die Zwingli's leer aannamen, niet Ie zullen beschouwen als uitgesloten van de Christelijke liefde. Ook deze verklaring gaf hij slechts dooi' den nood gedrongen en tegen zijn zin. Indien de hervorming in hel gemoed van het Duitsche volk niet reeds zeer diepe wortelen had geschoten, zou zij wellicht ten gevolge van dergelijke onzalige twisten te gronde zijn gegaan, dewijl juist in dien lijd de ijverige aanhangers der oude kerk te vuur en te zwaard tegen de belijders der nieuwe leer woedden. De katholieke vorsten poogden de aanhangers der hervorming door middel van galg ol brandstapel van dwaling te overtuigen. In Beieren werden zeer vele aanhangers van Luther verbrand of verdronken. Op dezelfde wijze ging het iu andere landen loe; doch niet alleen door vervolging en doodstraf legden de vorsten hun afkeer van de hervorming aan den dag. Zij hadden reeds te Leipzig eene samenkomst gehouden, ten einde Ie beraadslagen over de beste middelen om het doordringen van de nieuwe leer in hunne landen te verhinderen; zij hadden zich ook tot den keizer om bijstand gewend en deze was terstond bereid geweest om de hand te leenen tol de uitroeiing van de Luthersche sekte. Verbonden der katholieken en der protestanten. Eindelijk sloten eenige katholieke vorsten, o. a. de keurvorsten van Mainz en Brandenburg en de hertog van Wolfenbuttel een verdrag tegen de hervormingsgezinden. Daarentegen verbonden de keurvorst Johan van Saksen en de landgraaf van Hessen, beiden ijverige aanhangers der hervorming, zich den 4n Mei 1526 met elkaar om, ingeval zij door vijanden van het gezuiverde evangelie aangevallen werden, gezamenlijk goed, land en lieden er aan te wagen en elkaar onderling ter hulp te komen. Tol dit verbond traden kort daarna de vier hertogen van Brunswijk, hertog Hendrik van Mecklenburg, vorst Wolfgang van Anlialt, de beide «raven van Mansfeld, de stad Maagdenburg en later ook hertog Albrecht van Pruisen toe. Dit verbond der hervormingsgezinde vorsten ontmoette een krachtigen tegenstand niet alleen onder de katholieken, maar zonderling "enoe«' — ook bij hen, die zijne ijverigste voorstanders hadden moeten zijn. ° Luther en Melanchlbon verklaarden zich tegen den vorstenbond. De eerste sprak het openlijk uit, dat zijne leer niet door mensehen, maar door God beschermd moest worden, evenals het Christendom 111 de eerste eeuwen tegenover de hevigste vervolgingen door God zelf staande gehouden was. Elke verdediging door middel van slollelijke wapenen en menschelijke hulp was in zijn oog niets dan eene ontwijding van bet evangelisch geloof, dan een bewijs van wantrouwen legen God. , De vorstenbond was bovendien in zijne schatting eene daad van ops and tegen den keizer, de hoogste door God zelf ingestelde macht, waaraan ook de vorsten onderdanig moesten wezen. Luther bleef in dat alles, gelijk wij zien, trouw aan zijne vroeger in gesproken beginselen. Dezelfde gronden welke hij tegen den opstand des adels onder Sickingen en Hutten en later tegen den boerenopstand aangevoerd had, voerde hij thans tegen het verbond der vorsten aan. Eerst veel later zou hij tol de overtuiging komen, dal in zekere omstandigheden ook geweld van wapenen tot handhaving der hervorming noodzakelijk kon zijn. Doch Luthers gevoelen belette de vorsten niet, zich bij elkander aan te sluiten en zij hadden liet aan deze aaneensluiting en aan hun krachtig optreden te danken, dat op een rijksdag, onder aartshertog Ferdinand 111 t jaar luzb te Spiers gehouden een besluit werd genomen, volgens hetwelk de stenden des rijks ter zake van het Wormser edict tegenover hunne onderdanen zoo zouden handelen als een elk voor God en den keizer verantwoorden kon. De vrede scheen hierdoor althans eenigermate hersteld; wel bleven de katholieke vorsten op hun grondgebied de aanhangers der hervorming vervo|rren — een groot aantal der boven vermelde doodvonnissen werd juist m dien lijd uitgevoerd, — doch openlijke vijandelijkheden tusschen de katholieke en de hervormingsgezinde vorsten werden althans vermeden. Maar deze vrede bestond slechts in schijn; in stille werkte de gisting voort. Philips van Hessen ontving eensklaps van een raad van uen hertog George van Saksen, Olto van Pack, de tijding, dat de katholieke vorsten onder leiding van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk een aanvallend en verdedigend verbond tegen de Lutherschen wilden sluiten. Een atschntl van het bondsverdrag werd hem door van Pack voorgelegd, en hij achtte zich verplicht zich krachtig ten strijde toe te rusten, ten einde tegen den aanval van dit geheime verbond opgewassen te zijn. Een oorlog scheen onvermijdelijk en alleen aan de bezadigde tusschenkomst van keurvorst Johan van Saksen, die in het licht stelde, dat het door Otto van Pack aan den landgraaf verkochte geschrift vervalscht was, had inen het te danken, dat de vrede voorloopig nog bewaard bleet . «, De vraag, of hier inderdaad eene vervalsching had plaat» gehad, i. meermalen besproken. Hoogstwaarschijnlijk bestond het plan tot het vormen van een bondgenootschap der katholieke vorsten inderdaad, doch op dat tijdstip was het nog niet tot stand gekomen. Het gesehnf, OQ* Rijksdag te Spiers. De protestanten. Had deze gebeurtenis de kloof lusschen de beide partijen reeds wijder doen gapen, op een rijksdag in bet jaar 152!) te Spiers gebonden, werd zij nog dieper dan vroeger. Hier behandelden de katholieke vorsten de aanhangers der hervorming met groote minachting en de meerderheid der slenden besloot, dat hel Wormser edict van volle kracht zou blijven en dat de mis in stand gehouden moest worden. Waar de nieuwe leer ingang gevonden bad. moesten alle verdere nieuwigheden achterwege blijven; overigens mocht niemand eens anders onderdaan ter zake van het geloof tegen de overheid in bescherming nemen. De Lulhersche vorsten dienden tegen dit besluit een protest in en beriepen zich daarbij op hel besluit van den rijksdag van 152(>. Naar deze daad ontvingen zij voortaan den naam Protestanten. Dit protest werd onderteekend door de vorsten, die den Torgauer bond gesloten hadden, en bovendien door den markgraaf George van Brandenburg en door li sleden. De vorsten beriepen zich op den keizer, doch hunne gezanten vonden bij Karei V eene slechte ontvangst, zij moesten lang op antwoord wachten en werden eindelijk naar een nieuwen rijksdag verwezen. Van Bologna uit zond keizer Karei een schrijven aan de Duitsche rijksstenden, waarbij deze tegen den 8en April 1530 naar Augsburg tot het houden van een rijksdag werden samengeroepen. Hij liet zich in dit schrijven over de godsdienstige aangelegenheden in zulk een gematigden geest uit, dat de streng katholieke vorsten, keurvorst Joachim I van Brandenburg en de hertogen George van Saksen .en Willem van Beieren, hem, toen hij in Duitschland kwam, te gemoet reisden om hem tegen de protestanten in te nemen. Hel Duitsche volk koesterde van 's keizers komst grootsche en blijde verwachtingen. Karei V had zich door zijne zegevierende veldtochten in Dalië grooten roem verworven, zijn naam was alom geacht en geducht, hij stond aan het hoofd van zulk een reusachtig lijk als er sinds de dagen van Karei den Grooten in Europa niet bestaan had. Toen hij voor de eerste maal in Duitschland verscheen, was hij bijna nog een knaap; sinds dien tijd was bij een krachtig man, een voorzichtig regent, een machtig heerscher geworden, wien zelfs zijne vijanden hunne bewondering niet konden ontzeggen. Melanchthon, die in persoon bij den rijksdag te Augsburg tegenwoordig was, spreekt in een vertrouwelijken brief op de volgende wijze over hem: »Het merkwaardigste van dezen rijksdag is zonder twijfel de keizer zelf; zijn onafgebroken voorspoed zal zeker ook in uwe streken bewondering verwekt hebben, doch nog veel bewonderenswaardiger is het, dat bij bij zooveel geluk, terwijl alles hem naar wensch gaat. zulk eene groote gematigdheid bewaart, zoodat bij noch een overijld woord spreekt, noch eene ondoordachte daad verricht. Welken koning of keizer kunt gij mij in de geschiedenis aanwijzen. dien de voorspoed niet veranderd heeft ? Bij hem alleen heeft deze geene verandering in zijne gemoedsstemming kunnen teweegbrengen. Bij hem treft men geen zweem van drift, hoogmoed of wreedheid aan. Want. om nu van al bet overige te zwijgen, hoewel onze tegenstanders tot dusver alle mogelijke kunstgrepen aangewend hebben om hem in de zaak der godsdiensttwisten tegen ons op te zetten, heeft bij de onzen nochtans vriendelijk aangehoord. Zijn huiselijk leven is vol van de heerlijkste voorbeelden van eenvoud, matigheid en ingetogenheid. De huiselijke lucht, welke vroeger bij de Duitsche vorsten zeer streng was. wordt nu nog alleen in des keizers huis aangetrollen. Geen slechtaard gelukte bel ooit. zich in zijn gunst en hetwelk Pack den landgraaf ter hand stelde, was zonder twijfel vervalseht. Van Puck ondeririug een treurig lot. Philips van Hessen zag zich genoodzaakt hem aan zijne vijanden uit te leveren. Wel gelukte het hem te vluchten, maar nadat hij lang her- en derwaarts gezworven had, werd hij gevat en te Antwerpen onthoofd. I)e keizer te Augsburg. Johan de Standvastige. om"an" in le dringen, en lot vrienden beeft hij slechts de grootste manpea. 35 hu alleen om °hunne deugden kiest. - Ik meen zoo dikwijls ik hem zie een der meest beroemde helden te aanschouwen, die voor eeuwen naar men verhaalt onder de menschel, hebben omgewandeld. En w.en zou de vereeuiging der schoonste deugden vooral bij zulk een machtig vorst niet verheugen Den 15en Juni 1530 kwam de keizer in de nabijheid van Au0sburg aan. Een schitterende stoet van rijksvorsten schitterender dan Üui^hlandinlangen tiid aanschouwd had, wachtte hem reeds sinds eemge uren op. Zoodra Karei naderde stegen de vorsten allen van hunne paarden en gingen hein te Ook de keizer steeg af en reikte een ieder vriendelijk de hand; doch reeds bij deze gelegenheid bleek, dat de kiemen van latere oneenigheden aanwezig waren. Toen de pauselijke legaal, kardinaal Campeguis, te paaid gezeten, den vorslen. eer zij weder opstegen, den zegen gaf. vielu «*"»>• &*• ■■;< Jen ®rfe 7ne van Tetzel Wimpina. Tevergeefs poogden alle vrienden van den \ reüe tent scheuriii" te' voorkomen, tevergeefs was ook Melanchllion 111 dezen geesl wei kzaain zelfs schreef deze aan den pauselijken legaat, da. het slechlseen gering versop f de kerkeSe gebruiken was. liet welk ,1e protestanten van ^hol^ken scheidde een verschil, dat zelfs door de kerkelijke wetten rnHgewiaiU xxe . Docii deze pogingen tot verzoening bleven geheel vruchteloos daar noch de katholieken K°de proleslanlen" op een enkel pun. het geringste W,klHorSïn de katholieken en protestanten het ook eens .lp laatsten niet eens in sla.il waren de eendracht in ei0en noteer Tevergeefs S ,1e lessen nog i,n Jen .» se. J zijne krachten ingespannen om cene verzoening mei de /» I* * krt tamMe SSSkX is sar rthSrsa. ft «T,f%t protestanten aangesloten, maar eene afzonderlijke belijdenis ingediend die van de stad Augsburg; weldra werd hij door de overige prolestanlscht \or. ^"'tL Jolian ..n Saksen „n ,l«n kci.er £* rinlEeS;^ in Je M*» bewoordingen als ketterij veroordeeld, den ™rsl£" 'J® ',eIWlg r^ÜTXMUt. SSÏJSïs oorlogen, die jarenlang Duitschland teisteren zouden. Uil was het einde van den rijksdag te Augsburg. VIJF EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Oiiitschland en de hervorming. Ferdinand tot Roomsch koning verkozen. Het Smalkaldisch verbond. De Neurenberger godsdienstvrede. De rijksdag te Regensburg. Toerustingen tot den oorlog tegen de Turken. Solimans zegetocht door Hongarije. De Turkeu voor Guuz. Hun terugtocht. Hertog Ulrich van Wurtemberg in zijne waardigheid hersteld. Keizer Karei V was niet van plan zich voor goed in Duilschland le vestigen. Zijne er landen lagen hem veel nader aan hel hart dan liet Duitsclie rijk. Ten einde hier echter de keizerlijke waardigheid legen elke inbreuk te beveiligen. had hij behoefte aan een plaatsvervanger, die met grooter macht bekleed was dan het zwakke rijksbewiiul. Hij trachtte daarom de benoeming van zij ii hi ooi Ier Ferdinand tol Roomsch koning le bewerken. Indien Ferdinand den koninklijken titel voerde, kou deze een veel krachtiger plaatsbekleder zijns broeders zijn dan hij tol dusver geweest was en Karei mocht met reden verwachten, dat zijn broeder zijne belangen ij\eng bevorderen zou, dewijl deze zoowel iu godsdienstige als in staalkundige beginselen volkomen met hem overeenstemde. De verkiezing van Ferdinand lol Roomsch koning door le drijven was echtei geen gemakkelijke zaak. De protestantsche vorslen kenden 's keizers broeder; zij wisten dat hij een verbitterd vijand van hun geloof was, en , on.,1 de katholieke vorsten was er meer dan één, die de uitbreiding dei macht \au het Ooslenrijksche buis met leede oogen aanzag. Hertog Willem van Beieren had volstrekt niet vergelen, dal deze ferdinand zijn mededinger naar de Boheemsche kroon was geweest- hii koesterde zelf 111 stilte de hoop, ingeval Karei V vroegtijdig kwam le overlijden. den keizerstroon van Duitschland le zullen beklimmen en daarom kon hij niet besluiten, den aartshertog lol Roomsch koning, en dus lot toekomstig opvolger van den keizer le helpen verkiezen. Hij zeide dit ronduit tot lvarel \ 111 alles behalve vriendelijke bewoordingen: »Het is tegen de gewoonte en 111 strijd met de vrijheid des rijks, dal terzelfder tij.? twee mannen als keizer en als koning regeeren; gij zoudt terstond zien, dat de stenden den koning van Boheme niet zouden gehoorzamen en ik zelf ben oe eerste, die heiri de gehoorzaamheid weigeren zou." Ook de keurvorsten van Mainz en van de Palts verzetten zich aanvankelijk tegen s keizers wenschen, doch deze kende bet besle middel om deze heeren lot andere gedachten te brengen; bij kocht hen om met aanzienlijke geldsommen en door liet toestaan van belangrijke wereldlijke voordeelen. En zoo gelukte het hem eindelijk toch, zijn plan te verwezenlijken. Den 5C" Januari lodl weid Ferdinand door vijf keurvorsten tot Roomsch koning verkozen en den 11» Januari te Aken gekroond. De verkiezing van Ferdinand was eene ernstige bedreiging voor de protestantsche vorsten. Dezen besloten daarop zich nauwer aan elkaar te sluiten, om in geval van nood geweld met geweld te keeren en met hel zwaard in de vuist voor hun geloof in de bres le springen. Doch hel plan hiertoe stmtle weer af op het telkens uilgesproken gevoelen van Lulher, dat Luthers veranderd gevoelen. Het Smalkaldiscli Verbond." liet niet geoorloofd was der wereldlijke overheid, den keizer, Ie weerstaan, en deze meening had ook onder de vrome protestanten van Dmtschland vele aanhangers gevonden. . De vorsten wisten zich echter int die moeilijkheid te redden; zij riepen de rechtsgeleerden van Willenberg hijeen en dezen lieten hen niet verlegen. Volgens Duilsch recht verklaarden zij. dal elk heroep van eene uitspraak ten „evoh'e had, dat het vonnis geschorst werd. De evangehsclien hadden zich Ten aanzien van hel verhod hunner leer op eene algemeene kerkvergadering beroepen, en voor dal deze de zaak beslist had. mochten zij niet genoodzaakt worden afstand te doen van luin geloof. Geschiedde dit. dan mochten zij zich volgens wet en recht met het zwaard in de vuist verdedigen. Thans kon Luther geen bezwaar meer hebben legen het aanwenden van stoffelijk geweld, ingeval de protestanten in hun geloof werden aangetast. Wellicht was hel den hervormer niet ongevallig, dat hij eene achterdeur «evonden had, want hij moest uil den loop der gebeurtenissen toch genoeg °eleerd hebben om te begrijpen, dat hel zwaard den geloofsstrijd eindelijk lot beslissing brengen inoest! Hij gaf in die dagen een zijner heftigste «eschriften uil, onder den titel: «Waarschuwing aan mijne lieve Duitschers! waarin hij openlijk rekenschap gaf van de verandering zijner overtuiging omtrent bet gebruiken van stoffelijk geweld Ier verdediging van de vrijheid des gewetens. Hij verklaarde daarin o. a.: «Indien hel lot een oorlog komt (hetgeen God genadig verhoede!), dan wil ik hen, die zich tegen deze moorddadige en bloeddorstige papisten te weer stellen, niet voor oproerlingen uitgescholden hebben noch uitschelden laten, maar ik wil hel laleu gaan en geschieden, dat zij dit noodweer noemen, gelijk het dan ook wel zijn kan, en wil hen daarmede naar liet recht en naar de juristen verwijzen. Want in zulk een "eval wanneer die' moordenaars en dorstige bloedhonden oorlog voeren en moorden, branden en blakeren willen, is hel ook in waarheid geen oproer, weerstand le bieden en zich Ie verweren en alzoo geweld mei geweld Ie keeren en de arme en in 'I nauw gebrachte lieden uil hun gevaar le redden en zooveel mogelijk le beschermen. Men moei niet alles oproerig noemen wat de bloedhonden voor oproerig uitmaken, want daarmede willen zij (lei geheele wereld den mond snoeren en de handen binden. — Oproer is niet, wanneer iemand legen het recht handelt, want anders inoest elke overtreding van liet recht oproer lieelen, maar hij is een oproerling, die de overheid en het iecht niet heerschen laat, doch hen aangrijpt en tegen beu strijd voert, 0111 hen le onderdrukken en zelf den baas le spelen en de wel le stellen, gelijk I). v. Munzer die een rechte oproerling was. — De papisten staan veel dichter bij de ondeugd, die oproer heel. want zij hebben geen recht, noch goddelijk, noch inenschelijk, voor zich, maar handelen uil boosheid, in strijd met alle recht, gelijk de moordenaars, booswichten en meineedigen. — Reeds in December 1530 waren de protestanlsche vorsten te Smalkalden bijeengekomen, om over bet gemeenschappelijk tegenstand bieden aan de katholieken le beraadslagen, doch allen waren in dien tijd nog kleinmoedig en waagden hel niel, een vast bondgenootschap le sluiten. Eerst in eene tweede bijeenkomst le Smalkalden. den !27''n Februari 1531, kwam een verdedigend verbond voor den lijd van zes jaren tol stand. De leden van liet Smalkaldiscli verbond waren: keurvorst Johan van Saksen, de landgraaf Philips van Hessen, de hertogen Philips. Ernst en Frans van Brunswijk-Luneburg, de vorst van Anhalt, de graven van Mansfeld, de sleden Bremen, Maagdenburg. Lubeck. Straatsburg, Constanz. Lindau, Mummingen, ülm, Reulhngen. Biberach en Isnv. . Was dit reeds op zich zelf een krachtige bond, lnj ontving, vreemd genoeg, een krachtigen steun in een der heftigste tegenstanders van hel protestantisme, in den streng katholieken hertog van Beiereu, die zich den 24™ October 1531 met de protestanlsche vorsten verbond, dewijl hij Ferdinand Godsdienstvrede te Neurenberg. Rijksdag te Regensburg. niet als Roomsch koning wilde erkennen. De maclil der proleslanlen boezemde hierdoor hun tegenstanders werkelijk ontzag in, keizer Karei kon er niet aan denken, hen met geweld te bestrijden, en hij kon hiertoe des te minder overgaan, dewijl nieuwe onweerswolken uit het Oosten zich boven zijne Oostenrijksche erflanden begonnen samen te pakken. Opnieuw rustte sultan Soliman zich ten strijde, ten einde met al zijne macht den Duitschen keizer aan te vallen; aan het hoofd van een geducht leger trok hij door Hongarije naar Duitschland. doch te gelijker tijd wilde hij ook den Duitschen keizer in Italië met zijne vloot besloken. Hoe gehaat de aanhangers der nieuwe leer bij den keizer ook waren, toch moest hij met zachtheid tegen hen te werk gaan, want de protestantsche vorsten weigerden beslist, hem in den oorlog tegen de Turken te ondersteunen, eer hun volle godsdienstvrijheid toegestaan was. De nood drong; reeds naderden Solimans legerscharen plunderend en blakerend de Duitsche grenzen. Eindelijk kwam den 23 Juli 1532 te Neurenberg een godsdienstvrede tot stand, waarbij de keizer toestond, dat de voltrekking van het besluit van den Augsburgschen rijksdag tol eene algemeene kerkvergadering geschorst zou worden; in dien tusschentijd zou men tegen de protestanten noch langs den weg van rechten, noch met andere dwangmaatregelen iets mogen ondernemen. Deze vrede was volstrekt niet naar den zin van den onstuirnigen, op avonturen beluslen Philips van Hessen, die hel liefst gezien zou hebben, dut de protestanten in vereeniging met koning Frans I van Frankrijk tegen den keizer en de katholieken gestreden hadden. Een dergelijk, natuurlijk met de belangen van hun vaderland strijdig bondgenootschap was ook inderdaad reeds gesloten. Frans I, de heftige tegenstander van hel protestantisme, had niet geaarzeld zich met de gehate protestanten legen den nog meer gehaten keizer te verbinden. Dat in weerwil hiervan de Neurenberger godsdienstvrede tot stand kwam, had men aan Luther te danken; deze spoorde lot toegevendheid aan, ja hij trachtte de vorsten zelfs over te halen tot de belofte, dat zij geene nieuwe leden in den Smalkaldischen bond zouden opnemen. Hij gaf de voorkeur aan een vrede tot eiken prijs boven een burgeroorlog, waarin de Duitsche protestanten aan de zijde der Franschen tegen den keizer zouden vechten. Philips van Hessen kantte zich wel legen zulke overleggingen aan. hij liet zich scherp ove|' Luther en minachtend over Melanchlhon uit, doch hij moest toegeven, dewijl hij met zijn verzet alleen stond. De keizer, die gedurende deze onderhandelingen in de Nederlanden verblijf gehouden had, begaf zich thans naar Regensburg, om een rijksdag te houden, waarop hij de beste vruchten plukte van de door den godsdienstvrede herstelde eendracht. Spoediger dan ooit namen de rijksstenden hunne besluiten en wat nog meer beteekende. zij voerden die ook uit. Zij stonden den keizer van rijkswege hulp toe in den oorlog tegen de Turken; 24,000 man rijkstroepen trokken naar Weenen, om de Oosleurijksche hoofdstad legen de Turken Ie beschermen, en vereenigden zich daar met de Spaansche, Italiaansche en Nederlandsche troepen des keizers. Ook de Christelijke vorsten van Europa waren door den keizer tegen aller gemeenschappelijken vijand ter hulp geroepen, doch zij hadden niets dan woorden den keizer ten beste gegeven. Frans I had hem geantwoord, dat hij hem zijn leger niet Ier hulp wilde zenden, maar wel met 50,000 man Ilalië wilde beschermen, dal was, met andere woorden, dat hij met 50,000 man de Fransche heerschappij iu Italië herstellen wilde. Zulk een aanbod kon Karei V natuurlijk niet aannemen, hij moest zich dus op zijne eigen krijgsmacht en op de Duitsche rijkstroepen verlaten. Juist ter rechter lijd had de keizer vrede gesloten met de protestanlsche vorsten en zich hierdoor van hunne krachtige hulp verzekerd. Verdediging van Gunz. Weenen in staat van verdediging gesteld. Reeds Irok Soliman aan liet hoofd van een schitterend leger, welks sterkte op bijna 300,000 man begroot wordt, door Hongarije langs den Donau voort. Hij strafte de magnaten, die van Johan Zapolya afgevallen waren, verwoestte de steden, die Ferdinands zijde hielden en schonk aan allen, die hem "etrouw waren gebleven, rijke belooningen. Doch de zegetocht van dit talrijke leger werd eensklaps bijna 14 dagen lang opgehouden door eene kleine dapper verdedigde vesting. In het slot en stedeken Gunz in Neder-Hongarije voerde een keizerlijke hoofdman bevel over een hoopje van 30 ruiters. Juisl wilde hij liet onhoudbare slot verlaten, toen honderden landlieden, vluchtend voor de Turken, kwamen aansnellen en den slotvoogd smeekten, dat hij hen van een onvermijdelijken dood zou redden, door hen in de vesting op Ie nemen en deze tenen de moordzieke Turken te verdedigen. In de oogen van den dapperen man zou het eene eerlooze daad geweest zijn, den ongewapenden hoop aan den bloeddorst der Turken over te leveren; al was hij overtuigd dat hij zijne po-in" om eene onhoudbare plaats te verdedigen zelf met zijn leven zou moeten betalen, toch had hij besloten zijn plicht te doen. De landlieden stonden hem bij de verdediging naar vermogen bij. met de weinige wapenen, welke zij bijeen konden rapen. , . Het sterke Turksche leger omsingelde onder Ibrabim pacha de kleine stad. het beproefde den storm, maar deze werd met schitterende dapperheid afgeslagen. Wel waa"de Ibrahim een nieuwen storm, doch ook ditmaal moeslen de aanvallers met bebloede koppen afdeinzen en zoo ging het elfmaal achtereen. Gunz werd zóó dapper verdedigd, dal de belegeraar, zijne vruchlelooze pogingen moede, met zijne troepen aftrok, slechts eene kleine bende ach'erlalende. om een mogelijken uitval te verhinderen. Deze zegepraal, door een handvol dapperen op een schier ontelbaren vijand behaald, scheen bijna een wonderwerk; als zoodanig is het dan ook in de geschiedenis vermeld. De sage verhaalt namelijk, dat bij de laatste bestorming der°Turken, toen dezen reeds eene volkomen overwinning behaald hadden, eensklaps eene ridderlijke gedaante mei uitgetrokken zwaard in de lucht verscheen en hen bedreigde, en hun zulk een schrik aanjoeg, dat zij ui overijlde vlucht de door eene hoogere macht beschermde stad verlieten. De heldhaftige tegenstand, door het stadje Gunz geboden, was voor Karei V van hel grootste belang, dewijl hij hierdoor lijd won. In die veertien dawen kon hij zijn leger verzamelen en eene legerplaats voor Weenen betrekken, waarin hij besloot den vijand af te wachten. Hel leger des keizers was lal rijker en beier uitgerust dan een, dat de Duilschers sederl jaren bijeengebracht hadden De getalsterkte wordt door de lijdgenooten verschillend opgegeven. Sommigen spreken van 90,000 man voetvolk en 30,000 ruiters, doch Scharllin van Burlenbach, die als hoofdman der sleden Augsburg, Kempten en Donauwerlh in persoon den veldtocht heeft bijgewoond, verhaall ons, dal hel leger slechts uit 67,000 man voetvolk en 11,000 ruiters bestond. Soliman had niet gedacht, dal In-I door inwendige tweespall verscheurde Duitsche rijk in slaat zou zijn zulk een geducht leger in hel veld te brengen. Hij durfde thans niet meer legen Weenen oprukken, maar sloeg den weg naar Stiermarken in, terwijl hij legen Oostenrijk slechls eene afdeeling lichte ruiterij, 13,000 man sterk afzond, met den last hel land zooveel mogelijk Ie verwoesten. Karei V droeg de laak om de voorhoede van het Turksche leger Ie bestoken op aan den keurvorst Joachim van Brandenburg, aan den paltsgraaf Philips en aan Scharllin van Burlenbach, die zich daarvan op de roemrijkste wijze kweten. Zij wisten den vijand op het keizerlijke hoofdleger Ie werpen. waardoor hij geheel vernietigd werd. ... , .. .. . . Nu verloor Soliman den moed en, aarzelend den krijg voort te zetten, Irok hij zich terug. Ook zijne aanvallen op de Italiaansche gewesten mislukten; de zeeheld Doria versloeg en vervolgde de Turksche vloot. Aftocht der Turken. ITlrioh van Wurtemberg hersteld. Zoo was Duitschland van liel gevaar, waarmede de Turken hel bedreieden bevrijd en Karei weer in slaat al zijne aandacht aan de beslechting der in Duitschland lieerschende godsdienstige geschillen te wijden. Hij gin« naar Italië, om den paus lot het bijeenroepen van eene algemeene kerkvergadering te bewegen. Clemens VII toonde niet bijzonder veel lust om den wenscli des keizers te vervullen: lnj herinnerde zich maar al te goed. hoeveel onaangenaamheden de conciliën te Constanz en te Bazel zijnen voorgangers op den pauselijken stoel berokkend hadden; hij weigerde in eene Duitsche stad eene kerkvergadering te beleggen, dewijl hij vreesde daar een heiligen tegenstand te zullen ontmoeten. Wanneer de Duitsche vorsten goedvonden dat de vergatlering te Mantua, Piaeenza of Bologna bijeengeroepen werd, en wanneer Z1J., voora/ verbonden de besluiten van liet concilie aan le nemen dan wilde hij tot de samenroeping overgaan. Deze voorwaarden konden en mochten de protestantsche vorsten echter niet aannemen en ten gevolge hiervan sprongen de onderhandelingen af. r Met de door den Nenrenberger godsdienstvrede herstelde eendracht zag het er na den oorlog tegen de Turken over hei algemeen niet te best uit Aooura het gevaar geweken was. nam de overmoed der katholieken weer toe '! . ,er"Pr van d,! g^s'eUjke goederen. Met rijkskamergericht beslechtte deze brandende vraag ten nadeele der protestanten; dezen daarentegen zagen m dien eisch eene vredebreuk en zeiden derhalve bij monde van een gezantschap 111 het jaar 1534 het rijkskamergericht openlijk de gehoorzaamheid op. ° De steeds strijdvaardige landgraaf van Hessen ging nog verder; hij bracht het huis Oostenrijk een zwaren slag toe, door den verdreven hertog Ulrich van \\ urlemberg in diens gebied te herstellen. Ulrich die reeds van den boerenopstand partij getrokken had, versmaadde geen middel, dat hem lol zijn doel kon voeren. Hij was reeds sinds lang lot de Luthersche leer overgegaan; voor eene hertogskroon veranderde hu zonder aarzelen van geloof. Philips hoopte dan ook bij den aanstaanden strijd in hertog Ulrich een trouwen bondgenoot le zullen vinden. Door middel van geld, hetwelk koning Frans, die thans tol alle mogelijke daden van vijandschap iv8™,! " ,T lje,l,'ei*' JJ"™ die natuurlijk nog toe. De katholieke kantons sloten zich nauwei bij elk.indei aan; de protestantsche volgden dit voorbeeld en namen in hun verbom ook de steden Biel, St. Gallen. Bazel en Mieckhausen op. Reeds 'J''•'.j' een bloedige strijd Zwitserland verscheuren zou, toen nog eens, ïn btl jaai o30. de vrede hersteld en het besluit genomen werd, dat elk kanton ^ hebben in zaken van den godsdienst naar eigen inzicht en goedvinden k ' koiV 'na dit vergelijk ontstonden er reeds weer nieuwe twisten, de ri • i ci naiiön waar dp a\)\ verdreven was, den hervormden ^nncneis vueiucu ui ot. - - - - 5S,Erdoor geelden ,1e katholieken zich gekrenkt. De spanning .. I 1 * „ ml nn iwill I > 11 t( >1 11 mnn -.,„1 •• ... I . . . uc Iirersuuappij van net gepeupel, mede. Hierdoor is de opstand der wederdoopers een belangrijk oogenblik in de geschiedenis geworden. ° De dweepzieke sekte der wederdoopers, wier nederlaag wij reeds verhaald hebben, had zich na den dood van Thomas Munzer over geheel Duilschland en de aangrenzende landen verspreid, doch overal waar zij zich ophielden, ook waar zij vreedzaam wenschlen te leven, werden zij zoowel door protestanten als door katholieken met de grootste verbittering vervolgd. Vele wederdoopers vonden den dood op den brandstapel, doch in weerwil hiervan groeide hun aantal onophoudelijk aan, het scheen bijna, dat uit het bloed der martelaars telkens nieuwe aanhangers van de leer der wederdoopers ontstonden. v '"de Nelertanden, vooral in de noordelijke gewesten, zooals Friesland en JNoord-Holland. trof men een groot aantal wederdoopers aan; van hier zonden zy apostelen uit om hunne denkbeelden heinde en ver te verbreiden. De iNeilerlandsche wederdoopers begaven zich ook naar Duitschland, om hier hunne begrippen voort te planten. Een zeer vruchtbaar arbeidsveld vonden de wederdoopers in de rijke stad Munster, waar reeds sinds lang ontevredenheid over het bisschoppelijk bestuur heerschte. De burgers beklaagden zich bitter over het groot aantal klooster* waardoor zij in hunne tijdelijke welvaart benadeeld werden, want de nonnen beoetenden m de kloosters winstgevende bedrijven; zij weefden lakens en lijnwaad de monniken schreven boeken af en bonden die in, zij bereidden perkament' en hielden zich met andere dergelijke zaken bezig. Hiertegen kwamen de burgers in verzet. verheuedeU^l,ri„leade 7 i'""!, St'Üjd Z'Jn,haat ,e?en Zwi"?li opnieuw »•>» den dag Hij vei heugde zich m de nederlaag der hervormden en betreurde het, dat de katholieke kantons niet krachtiger van hunne overwinning partij hadden getrokken. ka"ton9 ",et Knipperdolling, Rottman en Jan Bockelszoon te Munster. Dezelfde bezwaren, die men lieden ten dage legen den.arbeid der gevangenen in de tuchthuizen aanvoert, werden in dien tijd tegen den arbeid der nonnen e" "ier\vHl''mengel\'vroeger beklaagd had. omdat de kloosterlingen in hunne gestichten een lui en lekker leven leidden, wilde men hun thans het recht ?0. het uitoefenen van eenig bedrijf ontzeggen. Aan het hoofd der ontevredenen in Munster stond een lakenhandelaar, Bernard Knipperdolling, een inan uit eene aanzienlijke burgerfamilie gesproten, die een grXtotaS op Je bevolking IM De ontevredenhe.d UI llllllp^"* • rv ...v ^ -j .1 .1 1 (Til U'.l.lvl tlmns bii in vroeaer aren een tegenstander van ue «™eiuuu|m5 , was hij met hen bevriend geworden. De apostelen dezer sekte waren u, de Nederlanden naar Munster gekomen en wisten Rottman te b«ke?^"; wendde thans al zijne welsprekendheid aan om de leer der wederdoopers aa te ljevelen en l'ij JVOnd onder de bevolking van Munster een.groot getal aan- hangu». 8|,|ilsle d(. protestantsche partij in deze stad zich in volgelingen der ï .übèrsch'e leer en In wederdoopers. De laatste se te nam ee«er™ ongelooflijke snelheid in macht en aantal tot' want uit alle str eken deslailil stroomden scharen van wederdoopers naar Munster, naar dt stad, welke zj het nieuwe Jeruzalem noemden. Onder deze nieiiw-aangekome^nen be^ zich twee mannen, die weldra eene groote rol zouden spelen, een . klet m. uit Leiden, Jan Bockelszoon genaamd, een phanlastisch mensch, Jan Matthijssen. De opgewondenheid der wederdoopers neemt toe. niet aan kennis ontbrak en die zich vooral eene groote belezenheid in de heilige schrift had verworven, een man van groole redenaarsgaven, wien het niet moeilijk viel, zich een overwegenden invloed op den onbeschaafden hoop te verwerven, en een bakker uil Haarlem, Jan Matthijssen. een man van onweerstaanbare geestkracht, die, diep doordrongen van de waarheid der door hem omhelsde leer, daarvoor met zijne gansche ziel streed, en zich ten gevolge van zijn doorzettend karakter spoedig overal or> den voorgrond wist te dringen. Deze beide mannen werden door de in Munster gevestigde vreemdelingen als profeten vereerd. In de stad hadden, behalve de lagere volksklasse, eenige aanzienlijke lieden zich bij de wederdoopers aangesloten, Knipperdolling was tot hen overgegaan, ook een der burgemeesters, Tilbeck genaamd, werd inet ben bevriend. De niemve leer verbreidde zich met groote snelheid; zij drong zelfs tot de nonnenkloosters door en werd hier met blijdschap omhelsd, zoodat vele nonnen bare gestichten verlieten, in de wereld terugkeerden en zich lieten herdoopen. Een groot deel van den raad en van de burgerij bleef daarentegen den wederdoopers vijandig gezind en poogde hunne leer te onderdrukken. De raad liet eindelijk, dewijl de wanorde in de nonnenkloosters te groot werd, drie predikers der wederdoopers de stad uitdrijven, doch het volk voerde hen onder een oorverdoovend gejubel de poorten weder binnen. Nu lrad de raad in onderhandeling met den bisschop en deze vaardigde den 23en Januari 4534 een besluit uit, waarbij Roltman en al zijne aanhangers in den ban gedaan werden. Dit was olie in het vuur! Eene onheilspellende opgewondenheid maakte zich van de wederdoopers meester; zij trokken door de straten, en eenigen hunner, door hun geestdrift medegesleepl, predikten in gloeiende taal. Jan van Leiden en Knipperdolling mengden zich onder de hunnen en spoorden hen aan om boete te doen, dewijl de dag des Heeren gekomen was. Een kleermaker snelde toe en riep met ten hemel opgeheven handen; «Ziet op, lieve mannen broeders! heft thans uwe hoofden op. Ik zie de heerlijkheid Gods in de wolken en Jezus, die de banier der overwinning in zijne rechterhand draagt. Wee u. goddeloozen. die u zoo hardnekkig in het kwade verhardt! Doet boete, doet boele! Want ik zie boven mij den Hemelschen Vader, door vele duizenden engelen omringd, ik zie. dat Hij u met den ondergang bedreigt. Wee ii. wee u, goddeloozen! Bekeert u, bekeert u! De groote en schriklijke dag des Heeren is gekomen! Doet boete, doet boete, gij die gelooft, dat Christus uit het vleesch en bloed der maagd Maria de menschelijke natuur aangenomen beeft. Anders wacht n eene eeuwige verdoemenis en eene eindelooze foliering. God wil thans zijn dorschvloer doorzuiveren en bet kaf met onuilbluschbaar vuur verbranden. Laat af van uwe booze wegen, wanneer gij de wraak Gods ontgaan wilt, en neemt het beste van onzen broeder aan!" \olgens een ooggetuige begeleidde bij deze woorden met half waanzinnige, onbeschrijfelijke gebaren; nu eens sprong hij op den steen, waarop bij stond, in het ronde, alsof hij vliegen wilde en sloeg daarbij de handen te zamen; dan weder draaide bij het hoofd van de eene naar de andere zijde; nu eens hief hij de oogen ten hemel, dan weder sloeg hij ze naar den grond; somtijds nam hij het uiterlijk van groote droefheid aan, wierp zich met uitgestrekte armen in den vorm van een kruis op den grond en wentelde zich in het slijk. Eene schaar van mannen en vrouwen volgde met uitroepen van aan waanzin grenzende geestdrift de profeten, die op de straten predikten. De aanvoerders der wederdoopers trokken van de algerrteene beweging partij om terstond maatregelen te nemen, die hen tot bebeerschers dergeheele stad maken moesten. Zij verzamelden de volksmenigte op de markt, rukten Des bisschops pogingen ter herovering van de stad mislukt. daarmede op liet raadhuis aan en veroverden uil in een ommezien; /.ij muien daarin een groolen voorraad wapenen. De tegenstanders der nieuwe leer moesten nu op maatregelen van tegenweer bedacht zijn. Zij sloten zich aaneen en verzamelden zich op een kerkhof in de stad. In getalsterkte overtroffen zij de tegenpartij en het gelukte hun dan ook, tneer dan één aanvoerder der vijanden en onder dezen ook Knipperdolling gevangen te nemen. Uit den omtrek der stad stroomden de boeren toe, om den raad hulp te verleenen. De bisschop van Munster zond den ambtsdrost van Mansfeld met eene aanzienlijke bende tol hunne ondersteuning at'. Indien bet lot een gevecht kwam. zouden de wederdoopers waarschijnlijk het onderspit delven; dezen zagen dit zeer goed in en zij trachtten daarom door middel van onderhandelingen vrede te maken. Met groote overredingskracht hielden zij den raad en de burgerij het gevaar voor oogen, hetwelk alle proteslantsche partijen bedreigen zou, indien de bisschop in het bezit zijner vroegere macht hersteld werd. Zij wisten zóó eenvoudig en zóó overtuigend te spreken, dat de raadsleden der stad zich bedachten en een verdrag sloten, waarbij aan alle godsdienstige partijen volle vrijheid toegezegd werd. De ambtsdrost was met al zijne welsprekendheid niet in staat iets tegen dit verbond le doen; schreiend van woede verliet hij met zijne manschappen de stad, terwijl hij den raad toeriep, dat uit die schijnbare eendracht bloedige vruchten zouden voortkomen. Ook de bisschop, die met zijne ruiters niet ver van de stad post gevat had, in de zekere verwachting, dat hij weldra als overwinnaar Munster binnenrijden zou, knarsetandde van woede toen men hem mededeelde, dal de burgers het eens waren geworden. De vrede in de stad was hersteld; de kanonnen, die naar de markt gesleept waren, en waarmede de burgers elkaar wederkeerig hadden willen verderven, werden in de lucht afgeschoten, zoodal de huizen in liet rond dreunden. De boeren keerden, nadat zij zich verkwikt hadden met bier, dat bun door de overheid in overvloed verstrekt werd , naar huis tot hunne vrou wen terug; algemeene vroolijkheid heerschte binnen Munster en gal zich bij de vrouwen der wederdoopers op eene zeer zonderlinge wijze lucht. Zij verzamelden zich op de markt, wierpen zich op de knieën, dankten God voor den herstelden vrede en baden. Anderen hieven de handen ten hemel en profeteerden, de eene vuurde de andere aan, de eene poogde de andere nog te overtreffen. Eenige vrouwen liepen met loshangende haren, andere met losse kleederen op de openbare straat rond, sommige wierpen zich met liet aangezicht op het plaveisel, andere weer stonden rechtop en sloegen de banden in elkaar. Hier wierp een schoon meisje zich op de knieën en zag met verrukten blik naar den hemel op; daar stond eene Megera, die zich op de borst sloeg, met de tanden knarste, zoodat het schuim haar op den mond kwam, en met eene rauwe, krijschende stem, halfwaanzinnig profetieën uitstiet. »God, de Vader, daalt van den hemel neder," schreeuwde de eene, »Hij zal de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, genadig beschermen." Weder andere vrouwen wezen vol geestdrift naar den hemel en beweerden, dat aan het uitspansel een geweldig vuur brandde, en dat boven dit vuur een man verschenen was op een wit paard , die hel zwaard trok legen de goddeloozen, die het woord Gods verachtten. De geestdrifl was algemeen; burgemeester Tilbeck, die tot dusver slechts in 't geheim een aanhanger der wederdoopers geweest was, liet zich ineleene groote schaar zijner volgelingen door Rottman doopen. Dagelijks trokken nu talrijke benden godsdienstige dwepers de poorten van Munster binnen, terwijl de katholieken en ook veïe protestanten, wien hel woelen en drijven der wederdoopers te erg werd, de stad verlieten. De macht der wederdoopers groeide met verrassende snelheid aan en toen den 21cn Februari StreckFL'SS» V. 2.^ De wederdoopers meester van de stad. Zedenbederf. eene nieuwe verkiezing van raadsleden plaats vond, werden alleen wederdoopers gekozen. Knipperdolling werd een der burgemeesters. Met eiken dag greep de beweging meer 0111 zich heen; de wederdoopers, bedwelmd door hunne zegepraal, verloren alle voorzichtigheid, alle matiging uil het oog; zij trokken naar de kerkgebouwen en vernielden daar alles; zij beroofden de heiligdommen van hunne versierselen en rukten de altaren omver. Heerlijke kunstgewrochten werden in die dagen door de vandaalsche woede des volks vernield. Ook de bisschoppelijke wapenschilden werden van de openbare gebouwen afgerukt en in het stof vertreden. Met dezen overmoed der wederdoopers ging het zedenbederf hand aan hand. Zinlijkheid en godsdienstige dweepzucht zijn — getuige de geschiedenis! — menigmaal nauw met elkaar verbonden. Hetzelfde verschijnsel, als bij de Koningsberger huichelaars, deed zich ook bij de wederdoopers voor. Jan Matlhijssen hield in het huis van Knipperdolling nachtelijke bijeenkomsten. In gloeiende taal predikte hij hier voor vrouwen en meisjes, mannen en knapen; hij verklaarde voor hen het boek Genesis en zoodra hij aan de woorden kwam: »Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u!" werden de lichten uitgebluscht. Wat dan in het duister geschiedde, wordt natuurlijk niet vermeld, doch de lijdgenoolen beweerden, dat de grofste onzedelijkheid gepleegd werd. Deze bijeenkomsten werden de vuurdoop genoemd en vooral de vrouwen namen daaraan met eene alles behalve reine geestdrift deel. Hoe duidelijker het karakter der beweging in Munster aan het lichl kwam, des te krachtiger traden ook hare tegenstanders legen haar op. De bisschop van Munster verzamelde een leger en sloot daarmede de stad in. Zijne soldaten beloofde hij. in plaats van soldij, de plundering deirijke oproerige stad, onder voorwaarde dat de helft van den gemaakten buit hem zou toebehooren. Ook wendde hij zich om hulp lot de naburige vorsten, die hem hun steun toezegden. De aartsbisschop van Keulen, de hertog van Cleef, de graven van Lippe en van Benlheim en een groot aantal andere vorsten, graven en rijkssteden zonden geschut en krijgsvoorraad naar des bisschops legerplaats. Van alle zijden werden kanonnen aangebracht, onder anderen zond de landgraaf van Hessen twee stukken, die reeds door hun naam schrik aanjoegen — want naar de gewoonte dier dagen werden aan de beroemde kanonnen steeds namen gegeven —; het ééne heette »de duivel", het andere «des duivels moer. Met die versterking meende de bisschop tegenover den vijand zonder bezwaar aanvallend te werk te kunnen gaan. Allen die onder verdenking lagen van aanhangers der wederdoopers te zijn, werden in de naburige steden en dorpen gevat en groolendeels ter dood gebracht. Vrouwen en kinderen werden verdronken of naar de brandstapels gevoerd; de huiten de stad gelegen goederen der Munstersche burgers werden zonder vorm van proces verbeurd verklaard ten voordeele van den bisschop. Zoo was Munster van alle zijden ingesloten. Jan Matlhijssen. de profeet, wiens aanhang met den dag aangroeide, kondigde op zekeren lijd eene predikatie aan, waartoe de bevolking der stad door een kanonschot opgeroepen werd. ..Het is de wil des Vaders!" zoo riep hij met woeste gebaren, «dat het nieuwe Jeruzalem en de tempel van alle onzuiverheid gereinigd worden! Alle papisten, alle Lutheranen, allen iu één woord, die zicli niet hij de wederdoopers hadden aangesloten, moesten sterven, opdat eene republiek ontstaan zou. die op Christus' wet gevestigd en gegrond zou wezen, gevormd uit die volken welke den hemelschen Vader ongestoord dienen konden. Geen enkele ongeloovige mocht blijven leven, allen moesten van de aarde verdelgd svoiden. Een donderende juichtoon begroette de rede van den profeet, reeds maakten de wederdoopers zich gereed 0111 alleu te vermoorden, die hunne loer niet omhelzen wilden, toen Knippeiilollinjz optrad en uitriep: »Het is Willekeurig bewind van den profeet Jan Matthijssen. meer clan barbaarsch, bel bloed le vergieten van menschen, die ons niet beleedigd hebben. Alle volken zouden opstaan en zich vereenigen om hel onschuldig vergoten bloed le wreken r Hij ried hun derhalve, van den beraamden moord af te zien, doch hen, die weigerden zich te laten doopen, de stad uil le jagen. Dil gevoelen vond bijval en reeds den volgenden dag werd het besluit ten uitvoer gebracht. Den 27™ Februari, onder zware sneeuw-en regenbuien en bijbel heerschen eener nijpende koude, kwamen de wederdoopers gewapend op de markt bijeen. Matthijssen vuurde hen nogmaals door eene toespraak aan, vervolgens verdeelden zijne aanhangers /.icii onder het aanbellen van een razend geschreeuw door de stralen der stad. Zij eischten, dal allen, die nog geen wederdoopers waren, zich terstond naar de markt zouden begeven, om zich door Roltman te lalen doopen. Vele burgers volgden die aansporing, doch vele anderen wilden liever hunne vaderstad verlaten dan hunne overtuiging verzaken. Dezen werden door de woedende wederdoopers onder allerlei mishandelingen de stad uilgedreven. Grijsaards, vrouwen, kinderen, zieken en gezonden moesten zonder onderscheid hun beschermend dak vaarwel zeggen; al hel geld. dat zij bij zich droegen, werd hun afgenomen, velen werden de kleederen zelfs van hel lijf gerukt. Meer dan één bleef, zoodra hij buiten de poort gekomen was, uitgeput in de sneeuw liggen, de overigen sleepten zich voort, tot zij in het bisschoppelijk kamp eene schuilplaats vonden. De wederdoopers voerden thans in de slad onbeperkl heerschappij. Zij lieten hun lijd niet nutteloos voorbijgaan; krachtig rustten zij zich toe. om aan de belegering het hoofd le kunnen bieden, alle daartoe strekkende maatregelen werden mei beleid en geestkracht genomen. Ieder burger was verplicht als soldaat te dienen en mannen en vrouwen spanden al hunne krachten in om aan den strijd deel le nemen en den verdedigers de behulpzame hand te bieden. De vrouwen kookten op de wallen olie en pek, zij vervaardigden kransen van hennep, die in brandend pek gedoopt werden, om die den aanstormenden vijanden over het hoofd le werpen. De belegerden deden van nu af herhaalde en meestal zegevierende uilvallen en zij legden daarbij eene geestdrift, een moed en een talent aan den dag, eene belere zaak waardig. Jan Maltbijssen, de Uaarlems'che profeet, verwierf zich door zijne onbesuisde dapperheid en zijne onbezweken geestkracht een overwegenden invloed in de stad. I'ij heerschle niet onbeperkte macht, hem werd door het volk de hoogste eer bewezen en men ondernam niels zonder hem eerst om raad gevraagd le hebben. Op zekeren dag predikte hij, dal hel de wil des hemelschen Vaders was, dat alle bezittingen der verdreven burgers onder de geringste gemeenteleden verdeeld zouden worden, doch zoo, dal ieder ze alleen overeenkomstig zijne behoeften gebruiken mocht. Vervolgens benoemde hij zeven mannen, die de goederen moesten beheeren; dezen gaf hij den titel van diakenen. Zij ontvingen in last, de goederen der verdreven burgers onder de armen le verdeelen. Maar niet zonder tegenstand le ontmoeten zou Matthijssen in Munster bevelen. Velen morden, dal een vreemdeling zoo willekeurig regeerde. Ondei hen bevond zich een smid, Willem Nuscher genaamd, die onder de burgers ontevredenheid legen den profeet trachtte le verwekken. Nauwelijks werd Matthijssen dit gewaar, of hij liet den smid door zijne trawanten grijpen en binden en vervolgens de geheele gemeente op het domplein bijeenroepen. Nadat hij in vurige laai de zijnen toegesproken had, greep hij een hellebaard en doorstak met eigen band zijn vijand. Deze zonk stuiptrekkend en onder bel slaken van een rauwen gil aan de voelen van den profeet neer; doch loen hij niet zoo spoedig den geest gaf als deze wel gewenscht had, rukle Matthijssen een der omstanders een musket uit de hand en maakte daarmee 23* Alle boeken verbrand. Dood van Jan Mattliyssen. Jan van Leiden. den ziellogenden man geheel af. De vergadering hief een lotlied ter eere Gods aan en ging daarop uileen. ... , De schrik, door deze daad ingeboezemd, hevesligde de macht van den profeet; alles, wat hij thans ook mocht bevelen, werd bereidwillig uitgevoerd; een ieder gehoorzaamde hem zonder tegenspraak; zelfs zijn bevel, dat al het goud en zilver, gemunt en ongemunt, nevens alle vrouwelijke sieraden op het raadhuis gebracht moest worden, werd uitgevoerd. De eene onzinnige maatregel van den profeet volgde op den anderen; hij "ebood, dat niemand in de slad een ander boek dan een bijbel bezitten, aanraken of lezen mochl, en dat alle andere boeken op het domplein gebracht moeslen worden. De bevolking gehoorzaamde; eene menigte koslbare boeken, ter waarde van meer dan 20^000 gulden, werd op het domplein samengebracht en verbrand. De geestdrijverij van dezen man was lot waanzin gestegen; somtijds is liet ons onmogelijk te denken, dat hij alles geloofd heeft wat hij predikte. Vaak komen wij in verzoeking hem voor een huichelaar Ie houden; doch zijn dood levert ons het bewijs, dat hij in zijn godsdiensligen waanzin het onmogelijke voor mogelijk hield, en zelf aan zijne goddelijke zending geloofde. Op den eersten Paaschdag riep hij opnieuw de bevolking samen; hij verhaalde haar in de meest opgewonden bewoordingen dat God, de Vader, hem verschenen was en hem bevolen had mei eene geringe krijgsmacht uit Ie rukken en den vijand op de vlucht te slaan. Hij greep een hellebaard en rukte, zeker van de overwinning, met slechts weinige aanhangers de poort uit en op den talrijken vijand los; hij deed dat met eene stoutmoedigheid, alsof hij zich aan het hoofd van een talrijk leger bevond. Zonder aarzelen tastte hij de bisschoppelijke soldalen aan, hij vocht met weergalooze dapperheid, doch reeds na enkele oogenblikken was hij mei de zijnen door vele duizenden omsingeld. Hij ontving eene doodelijke wond en stortte Ier aarde; de woedende soldaten scheurden zijn lijk in kleine slukken. Bijna al zijne makkers sneuvelden met hem; slechls enkelen gelukte het, vluchtend de slad Ie bereiken. De dood van den profeet smartle de wederdoopers te Munster diep, doch ontmoedigde hen niet. De gesneuvelde vond een opvolger in Jan Bockelszoon van Leiden; deze troostte het volk en spoorde het aan om zijne smart te bedwingen, dewijl Malthijssen overeenkomstig den rechtvaardigen wil tiods «esneuveld was. Wel had God hem bevolen met eene geringe macht hel vijandelijke leger op de vlucht Ie slaan, doch hij had slechts op God, niet op zijn ei "en kracht moeien vertrouwen. Dewijl hij in zijn trotschen waan zelf •ehandeld had, was hij omgekomen. Ter bevestiging zijner woorden deelde Bockelszoon mede, dal God hem acht dagen Ie voren door den heiligen geest den dood van Matlhijssen aangekondigd had. Knipperdolling verzekerde mede, dat Jan van Leiden reeds eenige dagen voor den dood van den profeet diens einde voorspeld had. Jan van Leiden trad dus in de plaats van den gesneuvelde en met eiken da" nam de beweging der wederdoopers binnen Munster thans in omvang en" beleekenis toe, want de nieuwe profeet was een man met eene nog veel "loeiender verbeeldingskracht dan de vorige. Jan van Leiden bezat eene sterke neiging tot alle mogelijke avontuurlijke ondernemingen, terwijl Jan Mailbussen slechts een dweper op hel gebied van den godsdienst was geweest. Knipperdolling stond den nieuwen profeet krachtig Ier zijde. Den 9en April riep deze eensklaps uit, dat al hel hooge vernederd, het nederige verhoogd moest worden en om aan dif bevel van den heiligen geest Ie voldoen ■ rebood hij. de kerken met den grond gelijk Ie maken. De bekwaamste bouwmeesters uit de stad werden bijeengeroepen en met eene ongehoorde krachtsinspanning, met aanwending van alle mogelijke middelen werden de torens der kerken omvergehaald. Opdat het bevel des heiligen geestes geheel uitgevoerd zou worden, gebood Een nieuwe regeeringsvorm ingevoerd. Communistische wetten. Jan van Leiden, dat Knipperdolling, die lol dusver als burgemeester aan hel hoofd der stad gestaan had, voortaan liet laagste en meest verachte ambt, dat van beul, zou bekleeden. Ouder den naam van zwaard voerder trok de voormalige burgemeester van riu af met vier trawanten als scherprechter door de stad en zijne nieuwe betrekking scheen hem niet onaangenaam te zijn. Jan van Leiden, die zijn volk zeer goed kende en wist dat bij het telkens nieuwe verrassingen bereiden moesl, indien hij zich op zijn standpunt wilde handhaven, besloot een geheel nieuwen regeeringsvorm in le voeren, die volkomen met de dweepzieke denkbeelden der wederdoopers in overeenstemming zou zijn. Op zekeren nacht stond hij op. liep naakt door de straten en riep: »Gij mannen Israëls, die in dit heilige Zion woont, vreest den hemelschen Vader, doel boete en bekeert u! De doorluchtige koning Jezus staat met vele duizenden engelen gereed om onder het geschal eener onvergelijkelijke bazuin op aarde neder te dalen en de vierschaar te spannen! Bakeerl u, bekeert u!" De geheele stad geraakte in rep en roer. De inwoners stormden uit de huizen en volgden den profeet, die naar zijne woning terugkeerde en daar eensklaps verstomde; drie dagen achtereen sprak hij geen woord, doch na verloop van dien lijd liet hij zijne volgelingen bijeenroepen. In dichte drommen stroomden de wederdoopers toe; niemand bleef weg en met gespannen aandacht luisterde hel volk naar de woorden van den profeet. Deze verklaarde, dat God hem geopenbaard had, dat in Israël eene nieuwe staatsregeling ingevoerd moest worden, nieuwe overheden en nieuwe wetten zouden voorlaan, overeenkomstig de goddelijke verordening, aangesteld en uitgevaardigd worden. Een nieuwe magislraat moest niet door menschen. maar door God zelf worden benoemd. Natuurlijk was Jan van Leiden de tolk der Godsstem; hij benoemde twaalf mannen om het goddelijk gemeenebest Munster te regeeren. Dezen noemde hij de oudsten der twaalf stammen Israëls en hun werd alle macht zoowel op wereldlijk als op geestelijk gebied toevertrouwd. In den nieuwen raad werden natuurlijk alleen zijne ijverigste aanhangers verkozen. Daarop vaardigde hij een wetboek uit, zoo barbaarsch streng, als zeker nooit in eenigen staat, boe ook genaamd, w;rd aangetroffen. Op elke overtreding van het goddelijk gebod stond de doodstraf. Het wetboek draagt op elke bladzijde den stempel van den phantastischen. dweepzieken geest, die geheel de beweging der wederdoopers in die dagen kenmerkte. Het is met bijbelteksten doorspekt en waar hier of daar in den bijbel eenige straf bedreigd wordl. daar veiordent hel wetboek den dood. Terzelfder tijd ook werd eene wet uitgevaardigd, regelende de inrichting van het wereldlijk bewind binnen Munster. Enkele plaatsen uit deze verordening willen wij aanhalen, om aan le toonen dat communisme en beperking van de nijverheid zeer goed hand aan hand kunnen gaan. Zij luiden aldus: 11. Niemand mag zich met de vischvangst ophouden, als onze meeslervisschers Christiaan Kercking en Herman Redecker, met hunne knechten, die de vissclien, wanneer het noodig is, ook aan kranken en zwangere vrouwen zullen verschaffen. 12. Niemand dan Bernard Böntrupp en Gerard Pruszen zullen verlof hebben om te slachten en vleesch le verkoopeu, opdat bet te bekwamer tijd niet aan versch vleesch onlbreke. 13. Herman Tornate en Johan Redecker met hunne zes knechten zullen voor het nieuwe Israël de schoenen maken. H. De smeden Johan Balk. Hendrik Slolte, Coenraad Polllioft, Herman Berninck en Arnold Roitlandt zullen voor iedereen arbeiden, maar Mollenheyke en Steinkemp zullen voor geen ander ijzerwerk vervaardigen dan voor den sledelijken raad. 15. Johan Coesfeld zal ijzeren sleutels vervaardigen. Gemeenschap van goederen. Hilla. Veelwijverij. 10. Berhard Van Moer, Blaudorp, Hendrik Edelbloit en Johan Northoll' /.uilen het snijdershandwerk uitoefenen en zorg dragen, dat geene nieuwe modes ten aanzien der kleeding ingevoerd worden. 22. I)e looiers Andreas en Herman Kibbert zullen in de heilige stad hun vlijt aanwenden op het lederbereidcn en op alles wat tol hel schoenmakershandwerk vereischt wordt. Zoo ging Jan van Leiden slap voor stap verder; hoe avontuurlijker zijne plannen werden, met des te gloeiender geestdrift gehoorzaamden de aanhangers van den profeet aan diens geboden. Zij streden op de wallen met eene dapperheid, die met alle doodsgevaar spolle en ondernamen gelukkige uitvallen tegen de belegeraars. Ook de vrouwen deelden in de dweepzieke opgewondenheid der mannen. Een jong meisje, II i I la genaamd, hoorde op zekeren dag in eene openbare prediking de geschiedenis van Holofernes, wien door Judilli uit vaderlandsliefde het hoofd was afgehouwen. Terstond kwam de gedachte bij haar op, eene groote heldendaad Ie verrichten en de stad Munster van haar bilterslen vijand, den bisschop, te verlossen. Dag en nacht peinsde zij op middelen om zulk een plan ten uitvoer Ie leggen; zij geloofde eindelijk, oindal die gedachte haar zelfs in den droom bezig hield, dat God zelf haar bevolen had, den moord te begaan. Zij wendde zich derhalve lot den profeet en tot Knipperdolling en deze spoorden haar aan om de onderneming te beproeven. Hilla kleedde zich in haar prachtigst gewaad; was zij reeds zonder eenig tooisel schoon, thans geleek zij eene betooverende fee. Zoo uitgedosl verliet zij de slad; doch natuurlijk werd zij terstond door de soldaten gegrepen en gevankelijk naar de legerplaats gevoerd. Zij beweerde, dal hel haar gelukt was, uit de slad Ie vluchten; doch hare prachtige kleeding wekte achterdocht, men kon niet begrijpen, waarom zij als vluchteling zulke prachtige kleederen zou hebben aangetrokken. Men stond haar dan ook volstrekt niet toe, naar den bisschop te gaan en kort daarop verklapte een verrader haar plan, dal iu geheel Munster bekend was geworden. Men maakte in dien tijd niet veel plichtplegingen met de wederdoopers; het schoone meisje werd terstond aan den beul overgeleverd, die haar hel hoofd afhieuw. Volkomen gemeenschap van goederen was in Munster ingevoerd, een nieuw kerkelijk bewind was gevestigd en een nieuw welhoek afgekondigd; doch ook hiermede was Jan van Leiden niet tevreden, hij wist voortdurend iets nieuws uit Ie denken, zijn phanlastisch brein verzon eiken dag nieuwe en steeds zonderlinger plannen. In het begin der maand Juni 1534 kwam hij eensklaps voor den dag met hel voorstel, dal de geloovigen te Munster niet langer, gelijk tol dusver, ééne vrouw huwen, doch de veelwijverij invoeren zouden. Aanvankelijk vond hij bij Rotiman tegenstand, doch weldra nam deze genoegen met de plannen van den profeet, want ook Knipperdolling toonde zich daarmede ingenomen. De oude patriarchen en koning David hadden immers meer dan ééne vrouw gehad, waarom zouden de heiligen te Munster, die de heiligen van den ouden dag navolgden, ziel) met eene enkele echtgenoote tevreden stellen? Jan van Leiden en zijne aanhangers predikten van nu af de veelwijverij. Doch dit stuille zelfs inenigen ijverigen wederdooper legen de borst en er werd eene geheime samenzwering legen den profeet gesmeed. Het gelukte den saamgezworenen Jan van Leiden, Knipperdolling en Roltman gevangen Ie nemen; reeds achtten zij zich zeker van de overwinning, reeds wilden zij de slad aan den bisschop overgeven, toen eensklaps de alarmtrom door de straten weerklonk, en de aanhangers'van Bockelszoon te hoop liepen. Weldra bleek dat hun aantal dat der samenzweerders verre overtrof. Zij Een oproer door Jan van Leiden gedempt. Hij wordt koning van Zion. dreven dezen naar het raadhuis, en sloten hen daar in; de vrouwen sleepten de kanonnen naar het plein en stelden die daar op. De kanonnen werden op het raadhuis gericht en een woedende strijd hegon, de saamgezworenen gevoelden dat zij verloren waren. Zij gaven zich aan de genade van den profeet over, doch zouden weldra bemerken, wat die genade beteekende. Jan van Leiden moest, zou hij zijn gezag handhaven, eene bloedige wraak op zijne tegenstanders nemen, en hij deinsde daarvoor geen oogenblik terug. Eenigen hunner werden met een ring om den hals aan eene oude linde gebonden en met haakbussen doorschoten. De profeet woonde zelf de voltrekking van het vonnis bij en liep zijnen aanhangers toe: »Wie Gotle een dienst wil bewijzen, die doe het eerste schot!" Dewijl op deze wijze echter te veel kruit verschoten zou worden, werden de overgeblevenen aan Kuipperdolling overgegeven; deze hieuw hun naar willekeur het hoofd at of doodde hen met verfijnde wreedheid; eenigen werden midden doorgehouwen, anderen werden aan elkaar gebonden en op het marktplein mot pijlen doodgeschoten. De overwinnaars, die zich volkomen veilig achtten, voerden nu in allen ernst de veelwijverij binnen Munster in. Jan va 11 Leiden gaf zijne gemeente een goed voorbeeld; hij nam terstond drie vrouwen en onder dezen ook de schoone Divara, de jonge weduwe van den gesneuvelden Matthijssen. Zijne aanhangers volgden hem 11a en weldra had bijna elke wederdooper te Munster meer dan ééne vrouw. Kr waren immers te Munster vrouwen genoeg, daar juist dezen voor den aanvang der belegering in grooten getale naar de stad gestroomd waren. Het was 'een vroolijk leventje, dat in die dagen binnen Munster geleid werd. Zinlijke uitspattingen wisselden met gebeden, met psalmgezang en met dweepzieke godsdienstoefeningen af en zelfs de gevechten met de bisschoppelijken, zelfs de doodvonnissen, welke Kuipperdolling voltrok,dienden slechts orn aan die zinlijke uitspattingen een zekeren afgrijselijken prikkel bij te zetten. Het aanzien van den profeet, den schepper van dit aardsch paradijs, steeg bij den dag. Op St. Jansdag van het jaar 153i trad eensklaps op de markt een goudwerker uit Warendorf, Dus'enlschuer genaamd, die zich ook door zijne vroomheid sinds lang hel gezag van een profeet had welen te verschaffen, voor het volk op met eene prediking van ongeveer den volgenden inhoud: »De heilige Vader heeft mij geopenbaard en bevolen, u te verkondigen, dat Jan Bockelszoon uit Leiden, de heilige man en profeet Gods, tol koning over de geheele aarde moet gemaakt worden, en dat hij heerschen moet over alle keizers, koningen en geweldhebbers dezer wereld; hij moet de overste van alle overheden zijn en niemand zal boven hem slaan en hij zal den troon met den luister van zijn vader David bekleeden, lotdal God het rijk weer van hem terugeischen zal." Hierop eischte Dusentschuer van de oudsten Israëls, die hem omringden, het zwaard der gerechtigheid, hetwelk hij den nieuwen koning overreikte met hel woord: «Neem aan het zwaard der gerechtigheid en daarmede alle macht, opdat gij aan Christus, als hij ten gerichte komt, rekenschap moogt kunnen geven." "ij zalfde daarop Jan van Leiden met welriekende zalf en riep hem tot koning over hel nieuwe Zion uil. Zoo was dus de profeet koning geworden, de snijder droeg de kroon van Zion! In de geschiedenis heeft hij dienvolgens den naam van snijderkoning ontvangen, doch de bevolking van Munster beschouwde hem als een werkelijke koning. Hij handhaafde de koninklijke waardigheid door dezelfde middelen, welke voor en na hem zoo vele andere koningen gebezigd hebben. Hij schiep een nieuwen adel, wiens belang het meebracht den koning te steunen, dewijl zijn eigen luister met dien der koninklijke waardigheid steeg Jan van Leiden roept de hulp van Philips van Hessen in. of daalde; door prachtige optochten en schitterende feesten verblindde hij de oogen des volks, door liet aanwakkeren van godsdienstige dweepzucht wist hij als de uitverkorene des Ileeren over de menigte te heerschen, en door zijne wreedheid verbreidde hij schrik en ontzetting rondom zich en hield hij hen, die tegen hem wilden opslaan, daarvan terug. Hij verstond de kunst om te heerschen evengoed als de andere koningen en vorsten van zijn tijd. Hij benoemde de invloedrijkste volksleiders lot de hoogste waardigheidsbekleders in het nieuwe rijk. Rottman werd lot koninklijk woordvoerder, Knipperdolling tot zwaarddrager en Hendrik Krechting tot stadhouder des rijks benoemd. He overige predikers en volksleiders vormden den lioogen raad. Later benoemde hij hen zelfs tol hertogen van alle Duitsche landen, welke bij van plan was te veroveren. Hij noemde zich zelf den «koning der gerechtigheid in den nieuwen tempel" en in zijne verordening verkondigde hij, dat hij thans op den stoel van David zat en in den naam van Christus regeerde. Het teeken zijner koninklijke waardigheid droeg bij aan een gouden keten om den bals; liet bestond uil een gouden wereldkloot, waardoor een gouden en een zilveren zwaard kruisgewijze gestoken waren. Op de markt was een troon opgeslagen, hierop zelte Jan van Leiden zich neder, wanneer bij tot het volk sprak; een trede lager dan hij stond Knipperdolling met ontbloot zwaard. Menigmaal trok hij in plechligen optocht dooi de stad. Twee mannen gingen naast hem, de één met het Oude Testament, de ander met het onlbloote zwaard; elk die hem ontmoette moest op de knieën vallen, als 0111 hem te aanbidden. Zijn bof onderscheidde zich door pracht en weelde; hij hield een harem van zeventien vrouwen, die in weelde en overdaad met hem leefden en deelnamen aan zijne schitterende feesten, waarbij hij al zijne trouwe raadslieden en zijne bevoorrechte dienaars vereenigde. Ook bet zwaard wist hij te gebruiken, dikwijls zelfs met eigen hand. Meer dan één doodvonnis werd door hem in persoon voltrokken, doch nog vaker vielen de hoofden door de hand van den scherprechter Nieland, den opvolger van Knipperdolling. Het was een zonderling koninkrijk, waarin wellust, godsdienstige dweperij, staalkundige waanzin en onmenschelijke bloeddorst op eene waarlijk afschuwelijke wijze vereenigd waren. Hel zou ons te ver leiden, indien wij ons nog langer met de geschiedenis van dit wonderlijke koninkrijk wilden bezighouden, dat in weerwil van de wreedheid, waarmee het in stand gehouden werd, toch in de wederdoopers zulk een krachtigen steun vond, dal het arme verdwaasde volk daarvoor met de gloeiendsle geestdrift kampte *). Hoe dapper de wederdoopers de stad Munster ook verdedigden, toch meende de koning van Zion hulp van buiten te moeten inroepen. Van Munster uil zond bij boden het land in, die met bewonderenswaardige doodsverachting de stad verlieten, om daar builen de leer der wederdoopers te verbreiden, al wisten zij ook dat zij een bijna onvermijdelijken dood in de kaken liepen; slechts enkelen toch gelukte het zich door de legerplaats der vijanden been te slaan, de meesten werden gevangengenomen en gedood. De koning had al zijne hoop gevestigd op den landgraaf Philips van Hessen, den wakkeren voorstander der hervorming, den bitteren vijand der priesterheerschappij. Hij schreef dezen een zeer verlrouwelijken brief, waarin hij hem met «Lieve Philips" aansprak. Doch de landgraaf dacht er niet aan. *) Den wederdoopers in de Nederlanden gaf het voorbeeld van Munster moed tot eene poging om zich van de stad Amsterdam meester te maken. Het gelukte hun, bij nacht het raadhuis te overrompelen, doch hun aantal was te klein om het door hen behaalde voordeel te kunnen vervolgen. De opstandelingen werden geslagen en deels in den strijd gedood, deels daarna onder de vreeselijkste folteringen omgebracht. Hongersnood binnen Munster. Verraad. den snijderkoning ter hulp le komen, hij had zich integendeel hij het verdrag van Kadan reeds verhonden om den bisschop hij de herovering van Munster bij le staan en hij vervulde zijne belofte. Munster bleef dus ingesloten en wel zoo nauw. dat geene levensmiddelen meer in de stad gebracht konden worden en hoe ruim deze ook voorzien was, eindelijk geraakte haar schat toch uitgeput. De weelde ging in gebrek, het gebrek in hongersnood over. Een tijdlang kon men zich nog met allerlei onnatuurlijk voedsel behelpen. Katten en bonden, ratten en muizen zelfs werden gebraden en toen deze niet meer voorhanden waren nam men huiden, leer en lederen banden van de weinige nog overgebleven boeken en kookte ze. Men zegt, dat in die dagen zelfs menschenvleesch gegeten werd. De koning voelde van dien hongersnood niets; hij leidde met zijne vrouwen en hovelingen een lustig leventje, want hij had intijds er voor gezorgd, dat voor hem en voor zijne vrienden een genoegzame voorraad levensmiddelen voorhanden was. De toestand der burgerij werd weldra ondragelijk. Reeds begon bet volk te morren en drong bet op de overgave van de stad aan of eischte het althans verlof om die te verlaten. Eindelijk moest Jan van Leiden dezen laatsten wensch inwilligen. De poorten werden geopend voor hen, die den hongersnood wilden ontvluchten. In de eerste dagen van April 1535 trokken groote scharen halfverhongerde menschen de poorten van Munster uit; zij wisten wel. dat zij in hel bisschoppelijk kamp niet veel genade te wachten hadden, doch zij verkozen den (lood door het zwaard hoven het langzaam wegsterven onder de martelingen van den honger. Zij begaven zich rechtstreeks naar de vijandelijke legerplaats: een sioet afgrijselijk om le aanschouwen! Over het naakte gebeente lag de gerimpelde huid; de schrale hals was nauwelijks in slaat het hoofd le dragen, de spitse neus en de smalle doorschijnende wangen gaven den hongerenden meer de gedaante van spooksels dan van menschen. Doch de bisschop kende geen genade; alle mannen liet hij neerhouwen, de vrouwen, kinderen en van ouderdom bevende grijsaards, welke hel zwaard der krijgslieden spaarde, werden lusschen de slad en het kamp op het open veld bijeengedreven. Men wilde hen in de slad terugjagen; doch dit weigerden zij, ze wilden liever sterven dan naar Munster terugkeeren. Volle vier weken bleven zij dus op het open veld vertoeven, daar voedden zij zich met gras en kruiden en met den afval uit de bisschoppelijke legerplaats. Nu en dan slak een medelijdende lansknecht eener verhongerde vrouw een stukje brood toe door de palissaden, die het kamp omringden. Eindelijk ontfermden eenige aanvoerders, wier hart bij het aanschouwen van deze onbeschrijfelijke ellende geroerd werd. zich over de rampzaligen. Zij wisten den bisschop over le halen de ongelukkigen onder bedekking van ruiterij naar Dickhausen over te laten brengen. Hier werden allen, die bun geloof wilden verzaken en in den schoot der katholieke kerk terugkeeren, verpleegd, de overigen werden ter dood gebracht. Nog altijd werd de stad met eene bewonderenswaardige dapperheid verdedigd. Zeker zouden er nog weken vcrloopen zijn, eer het den belegeraars gehikt was, haar stormenderhand in te nemen, indien er geen verraad in het spel gekomen was. In den Sl. Jansnacht van h>\ jaar 1535 voerde een burger, die uil Munster gevlucht was en op e' e aanzienlijke belooning van den bisschop hoopte, 400 lansknechten naa jene zwakke plaats in de wallen, die hem, alleen bekend was. Het was een donkere nacht, zwarte onweerswolken bedekten den hemel Munster ingenomen. Vreeselijk lot der wederdoopers. de stormwind loeide over de velden, slechts nu en dan verspreidde eene flikkerende bliksemstraal eenig licht. Een zware plasregen, met hagel vermengd, maakte hel verblijf in de open lucht zoo onaangenaam, dat de schildwachten op de wallen, die in zulk een nacht geen aanval duchtten, in de schilderhuizen waren gekropen, om zich tegen het ruwe weer te beveiligen. De 400 lansknechten vonden ten gevolge van dat alles, toen zij de gracht overgestoken waren en den wal beklommen hadden, nergens tegenstand. De schildwachten werden, eer zij een kreet konden slaken, vermoord, en de kleine schaar drong over de wallen in de stad. De bisschoppelijken achtten zich zeker van de overwinning; juichend roerden zij de trom, doch nog stond hen een zware strijd te wachten. Het rumoer maakte de slapende wederdoopers wakker. Zij sprongen uit hun bed en stormden half naakt en ongewapend uil hunne huizen, doch nauwelijks zagen zij, dat er bisschoppelijke soldalen in de stad waren of zij wierpen zich op hen en slreden met al den moed der wanhoop om hun leven. Spoedig hadden zij zich van hel geschul meesier gemaakt, weldra drongen zij het kleine hoopje aanvallers terug, doch zij waren door honger en gebrek uitgeput, hunne krachten begaven hen en zij zagen zich eindelijk genoodzaakt een korten wapenstilstand Ie sluiten. Nu vatten de binnengedrongen soldaten nieuwen moed, zij ontvingen ondersleuning van builen, de strijd werd hervat en ontaardde in eene gruwelijke slachting. De stad was ingenomen; slechls eenige honderden wederdoopers boden nog tegenstand, dezen hadden zich bij de St. Michaëlskerk in een wagenburg teruggetrokken en streden met al den inoed der verlwijfeling. Veel bloed had er reeds gestroomd en nog zag men geen kans om de dwepers tot overgave te dwingen. Den eisch om zich op genade en ongenade over le geven, wezen zij op hoonenden loon af, want zij kenden de genade van den hoogwaardigen bisschop; eindelijk beloofden de bisschoppelijke aanvoerders hun, dat men hun het leven schenken en hen onder vrijgeleide uit de stad verwijderen zou, indien zij de wapenen wilden nederleggen. Op deze belofte gaven zij zich over; doch nauwelijks hadden zij den wagenburg verlaten, of de woedende soldalen wierpen zich op de weerloozen en vermoordden hen, zonder zich om het gegeven woord le bekommeren. De meeste aanvoerders der wederdoopers, o. a. ook Rottman, die dapper in de straten gestreden bad, waren reeds in den strijd gesneuveld. Alleen de koning zelf, zijn kanselier Krechting en Knipperdolling werden gevangengenomen. Men doodde hen niet, want de dood alleen was geen voldoende slraf voor zulke misdadigers. In de veroverde stad bielden de onmenschelijke overwinnaars acht dagen lang op de gruwelijkste wijze huis. Zij roofden en plunderden naar hartelust; zij doorzochten de afgelegensle hoeken der huizen en baalden uit de meest verborgen schuilplaatsen de wederdoopers met hunne vrouwen en dochters le voorschijn. Leeftijd noch kunne werd gespaard. Velen kwamen in die dagen om, die volstrekt niet lot de wederdoopers behoord hadden, alleen omdat men hen wegen: hunne bleeke gelaatskleur voor geloofsgenooten der overwonnenen aanzag. De schoone koningin Divara, de vrouw van Knipperdolling en vele andere vrouwen werden op de markl in hel openbaar onthoofd. De weinigen, wien het gelukt was, zich in ontoegankelijke schuilhoeken aan de eersle woede der soldalen te onttrekken, werden eindelijk begenadigd, doch ook zij werden uil de slad gejaagd en hunne bezittingen in beslag genomen. Zelfs zij, die vroeger uil de stad verdreven waren, grootendeels goede katholieken, moesten voor de misdaden hunner medeburgers boelen. De bisschop van Munster beroofde de stad van al hare vroegere voor- Dood van Jan van Leiden en de zijnen. rechten, de welvaart der voorheen zoo bloeiende plaats was voor langen tijd gefnuikt. Jan van Leiden, Rrechting en Knipperdolling wachtte een vreeselijk lot. De overwinnaars voerden hen het land rond en lieten hen hier en daar kijken. Eindelijk bracht men hen naar Munster terug en den 22en Januari 4536 had hunne terechtstelling plaats. Voor het raadhuis was op drie met sterke ijzeren platen bedekte wagens eene stellage opgericht; boven deze slaken palen uit, met beweegbare halsijzers voorzien; hieraan zou het doodvonnis worden voltrokken. Des morgens te 8 uur werden de stadspoorten gesloten en de gevangenen naar het marktplein gevoerd, eene groole menigte volks was uit den omtrek samengevloeid; de bisschop zelf was van uit een naburig huis ooggetuige van hel afgrijselijk looneel. Op de stellage slonden ijzeren pannen met brandende kolen gevuld, groole tangen lagen daarnaast, waarmede men den gevangenen het vleesch uit het lichaam nijpen zou. De beulsknechten slonden gereed; zij bliezen met blaasbalgen de kolen in gloed. Jan van Leiden werd op het schavot gevoerd; hij werd beschuldigd, legen God en de overheid gezondigd te hebben. Op trotschen toon antwoordde hij, dat hij wel de vorsten, maar niet God beleedigd had. dal bij voor God onschuldig was, omdat hij niets gedaan had dan heigeen Gods geest in hem gesproken had. In het aangezicht van den afgrijselijken dood, die hem wachtte, vond hij al zijn moed en zijne geestkracht terug en spreidde hij eene kalmte en eene waardigheid ten toon, welke eener betere zaak waardig zouden geweest zijn. Ook Krechling en Knipperdolling betuigden, evenals Jan van Leiden, hunne onschuld. Hel doodvonnis werd uilgesproken; de koning werd aan den paal gebonden, naast hem plaatste men Knipperdolling en vervolgens Krechting. De beulsknechten grepen de gloeiende tangen en nepen daarmee den Ier dood veroordeelden het vleesch uil de dikste plaatsen van het lichaam. Tevergeefs poogde Knipperdolling de marteling te onlgaan, door zich in het halsijzer te verhangen; de beulsknechten trokken hem omhoog en brachten een louw aan lusschen zijne landen, waarmede zij hem zóó stevig aan den paal vastbonden, dal hij zich niet verroeren kon. Eindelijk, na eene lange, onuitsprekelijk smartelijke foltering, rukte men den gemartelden niet gloeiende langen de long uit den mond en stiet men hun een gloeienden dolk in hel hart. De lijken werden in ijzeren kooien aan den Lam bert ustoren opgehangen: de koning in hel midden, zijne beide dienaars en vrienden aan weerszijden naast hem. Dit was het einde van den snijderkoning Jan van Leiden, het einde ook van het rijk der wederdoopers. ZEVEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland en de hervorming. Dood van paus Clemens VII. Paulus III. Pogingen tot verzoening met Lutber en de protestanteu. Aangroeiende macht der protestante 1. Vruchtelooze poging van Frans I om een bondgenootschap met de protestanten te sluiten. Verleuging van bet Smalkaldisch verbond. De Christelijke vereeuiging. Zegepraal van hst protestantisme in Saksen en in Brandenburg. Lutber en George Buchholzer. Dubbel huwelijk van Philips van Hessen. Afkeurenswaardige toegevendheid van Lutber en Melanchthon. De godsdienstgesprekken te Spiers, Hagenau en Worms Het Regensburger interim. Luthers standvastigheid. Vernieuwing van den Nenrenberger godsdienstvrede. lu den strijd tegen de wederdoopers hadden de katholieken en protestanten de handen ineen geslagen; na het ten onderbrengen van de gehate sekte werden vele pogingen gedaan om eene verzoening tusschen beide partijen lot stand te brengen. Paus Clemens VII was den 2cn September 1534 gestorven, zijn opvolger Alexander Farnese, die den naam Paulus III aannam, was den keizer zeer genegen en daar deze eene minlijke beslechting van de geschillen met de protestanten, eene hereeniging van dezen met de katholieke kerk vurig wenschte, legde ook de paus eene verzoenende gezindheid aan den dag. Wel dacht bij er niet aan, eenige toegevendheid te betoonen, maar om de gemoederen voor zich te winnen, verklaarde hij zelf dal de verbetering van vele kerkelijke misbruiken dringend noodzakelijk was. Tot beslechting van de godsdiensttwisten. besloot hij eene kerkvergadering te Mantua bijeen te roepen en noodigde hij ook de protestanten met aandrang lot deelneming daaraan uit. Een pauselijk gezant vertrok naar Duitschland en legde in zijne woorden de grootste zachtmoedigheid en vredelievendheid aan den dag; in een onderhoud, hetwelk hij met Lutber hield, wist hij dezen te bewegen tot de verklaring, dat hij het concilie, indien het lol stand kwam, bezoeken zou; doch dit was dan ook de eenige vrucht van bet gezantschap en van de met groot beleid gevoerde onderhandelingen. De protestantsche vorsten wilden niets welen van eene kerkvergadering, die builen Duitschland zou worden gehouden. Zij wezen alle deelneming daaraan van de hand en hoewel ook zij nu en dan van vrede en verzoening spraken, was het hun daarmede toch volstrekt geen ernst. Zij wenschten voor een deel wel naar eene verzoening met den keizer en in elk geval met den paus, maar volstrekt niet naar eene hereeniging met de moederkerk, waardoor zij genoodzaakt zouden worden om de verbeurdverklaarde goederen en de aanzienlijke landerijen der opgeheven kloosters terug le geven. Niet alle vorsten stonden uit zuiver godsdienstige overtuiging aan de zijde der protestanten, en zelfs bij hen, met wie dit wel het geval was. oefende hel tijdelijk belang wellicht toch eenigen invloed op hunne houding uit. Tot toegevendheid gevoelden de protestantsche vorsten zich des le minder geneigd, dewijl hun aanzien en hunne macht van jaar tol jaar klommen, en reeds zoo hoog geslegen waren, dat koning Frans I zijn uiterste best deed om hen tot een bondgenootschap tegen den keizer over te halen. Doch al De „Christelijke Vereeniging." Saksen voor de hervorming gewonnen. zijne pogingen bleven vruchteloos, hij had zich in zijn eigen land al# zulk een verbitterd vervolger van de hervorming doen kennen, geheel zijn vorig leven was buitendien door zoovele daden van trouwloosheid bezoedeld, dat de protestanten zich te recht wachtten voor een bondgenootschap met een vorst, van wien zij vast overtuigd waren, dal hij hen slechts als middel tot bereiking van zijn doel bezigen en hen zonder schroom aan de wraak des keizers opolleren zou, zoodra hij hen niet meer noodig had. De protestantsche vorsten moesten zich op hunne eigen krachten verlaten: hiertoe verlengden zij het Smalkaldische verbond voor tien volgende jaren en vele vorsten en steden, die zich daarvan tot dusver onthouden hadden, sloten zich thans (1536) daarbij aan. De bond besloot te eigen bescherming een leger van 10.000 man voetvolk en 2000 ruiters op de been te houden. De macht van het Smalkaldische verbond boezemde zulk een ontzag in. dat ook de katholieke vorsten van Duitschland op hunne veiligheid bedacht moesten zijn; op aansporing van den keizerlijken vicekanselier Held stichtten zij in 1338 te Neurenburg de «Christelijke vereeniging", waartoe koning Ferdinand, de aartsbisschoppen van Salzburgen Mainz, hertogen van Beieren, hertog George van Saksen en de hertogen Erik de Oude en Hendrik de Jonge van Brunswijk toetraden. Held verzekerde, dat ook de keizer zich bij de «Christelijke vereeniging" wilde aansluiten, doch Karei V was hiertoe volstrekt niet zoo genegen als zijn kanselier verzekerde. Hij moest vreezen, dal door de twee vorstenbonden, die strijdvaardig tegenover elkander stonden, de godsdienstoorlog in Duitschland uitbarsten zou en juist dit wenschte hij te verhoeden. dewijl hij de hulp van de protestantsche vorsten niet kon ontberen voor zijne buiten Duitschland te voeren oorlogen, waarover wij weldra zullen spreken. Karei talmde derhalve om de «Christelijke vereeniging" te bekrachtigen en ook nadat hij het gedaan had, liet hij toch aanhoudend de onderhandelingen met de leden van het Smalkaldisch verbond voortzetten; hij verwijderde zelfs zijn vicekanselier, dewijl deze krachtig tol den strijd tegen de protestanten opwekte, uit zijn dienst. De vredelievende gezindheid des keizers was oorzaak. dat in April 153(.) een voorloopig vredesverdrag voor 16 maanden lusschen de protestanten en katholieke vorsten gesloten werd. Intusschen hadden de protestanten in het rijk een aantal machtige bondgenooten verworven; zelfs drie bisschoppen, die van Lubeck. Schwerin en Camin, waren lot de nieuwe leer toegetreden en de oude keurvorst, aartsbisschop Herman van Keulen, scheen niet ongezind om hun voorbeeld te volgen. Hij. die vroeger brandstapels voor de protestanten had opgericht, noodigde thans Melanchthon uil om zich naar Keulen te begeven, ten einde hem bij eene hervorming der kerk in zijn diocese, welke hij voorgenomen had. met raad en daad bij te staan. Ook aartsbisschop Albrecht van Mainz stond den protestanten te Maagdenburg en Halberstadt vrijheid van godsdienstoefening toe, doch hij liet zich hiervoor aanzienlijke sommen betalen. Van groot belang voor de zaak der protestanten was het, dal in NoordDuitschland twee nieuwe landen voor de hervorming gewonnen werden, namelijk dat deel van Saksen, waarover tot dusver hertog George de Baardige, de verbitterde tegenstander van Lulher, geregeerd had, en de mark Brandenburg. Hertog George stierf in het jaar 1530. Zijn broeder en opvolger, Hendrik van Altenburg, hing met zijne gansche ziel de Lulhersche leer aan en thans bleek het, op welke zwakke grondslagen de macht der katholieke partij rustte. Nauwelijks had hertog George de oogen gesloten, of zijne hovelingen die tot dusver vervolgzieke katholieken waren geweest, werden in ijverige protestanten herschapen; met de overheden der steden Dresden en Leipzig was hetzelfde het geval en ook de universiteit van Leipzig volgde dit voorbeeld, nadat de streng-katholieke leeraars van hunne ambten ontzet waren. In de mark Brandenburg had keurvorst Joachim I, de broeder van den Brandenburg voor de hervorming gewonnen. aartsbisschop Albrecht van Mainz, de vriend en voormalige beschermer van Tetzel en zijn aflaathandel, het niet kunnen verhinderen, dal ook hier de nieuwe leer meer en meer veld won; zijne eigen gemalin Elisabeth had in het geheim de gevoelens van Lulher omhelsd; toen het verklapt werd, dat zij het avondmaal onder beiderlei gestalten genomen had, moest zij, om de woede van haar gestrengen gemaal te ontgaan, naar Saksen vluchten. Joachim I stierf in hel jaar 1535; hij werd opgevolgd door zijne heide zonen, die door hunne moeder voor hel protestantisme gewonnen waren, Jolian kreeg de Neuinark en Joachim II de Keurmark Brandenburg. Joachim II aarzelde lang. eer hij besloot openlijk de Lulhersche leer te omhelzen. Hij was een ijdel, prachtlievend vorst, zeer gehecht aan de schitterende plechtigheden van het katholicisme; hij bleef dan ook, nadat hij eindelijk den len November 1539 het avondmaal onder beiderlei gestalten uit de handen van den bisschop van Brandenburg ontvangen had, vele uiterlijke vormen der katholieke kerk behouden. "ij wekte hierdoor de verontwaardiging op van den vromen proost George Buchholzer, die in de katholieke vormen en ceremoniën een werk des satans zag en zich met zijne klachten hierover tol Luther wendde. Hel aulwoord des hervormers, die anders in geloofszaken waarlijk niet door verdraagzaamheid uitmuntte, — men denke aan zijn strijd metZwingli! — is karakteristiek. Het bewijst, dat Luther, waar de staatkunde bet gebood, nu en dan zeer toegevend was; dat hij dit zelfs ten kosle van zijn geweten doen kou, zullen wij aanstonds hebben te verhalen. Bij deze toegevendheid jegens keurvorst Joachim II was het slechts te doen om den vorm, dien Lulher, zonder ontrouw Ie worden aan zijne overtuiging, wel prijsgeven kon. Hij schreef aan George Buchholzer: «Wanneer uw heer, de keurvorst, u het evangelie van Christus zuiver, klaar en rein wil lalen prediken, zonder menschelijke loevoegselen, ga dan in Gods naam mede rond in processies en draag een zilveren ot' gouden krans en een koorkleed of koorkap van fluweel, zijde of lijnwaad, en heeft uw heer, de keurvorst, aan één koorkap of één koorkleed, die gij aantrekt, niet genoeg, zoo trek er drie aan. Heeft zijne keurvorstelijke genade niet genoeg aan ééne processie, die in het rond klinkt en zingt, ga dan zevenmaal mee rond gelijk Josua met de kinderen Israëls rondom Jericho ging, en. heeft uw heer er lust in, dat zijne keurvorstelijke genade hierbij springe en danse met harpen, pauken, cimbalen en schellen, gelijk David voor de arke des Heeren deed; ik ben daarmede zeer tevreden, want zulke dingen nemen van het evangelie niets af of voegen daaraan niets toe." Doch meer dan eene te rechtvaardigen toegevendheid ten aanzien van een vorm verlangde van Lulher Philips, de landgraaf van Hessen, de vurige, onstuimige verdediger der hervorming. Philips was sinds zestien jaren gehuwd met eene dochter van hertog George van Saksen, en vader van acht levende kinderen; doch zijn hartstochtelijk gestel was oorzaak, dat hij zijner gade al te dikwijls ontrouw werd en eindelijk een gloeienden hartstocht opvatte voor Margarelha van Saai, eene hofdame zijner zuster. Hij besloot, zijne geliefde te huwen, zonder zich van zijne eerste gemalin Ie lalen scheiden. Margarelha gaf hare toestemming, doch de geestelijkheid legde aan hel dolzinnige plan allerlei hinderpalen in den weg. Veelwijverij was bij een vorsl eene ongehoorde zonde legen de bestaande godsdienstige wetten. Wel had eens een graaf van Gleichen, die in het Oosten eene vrouw genomen had, omdat hij meende dal zijne eerste gemalin gestorven was, van den paus dispensatie ontvangen om met beide vrouwen te leven — zoo verhaalde althans de legende, — doch dat was in overouden tijd en onder de heerschappij van het gehate katholicisme geschied. Plan van Philips van Hessen tot een dubbel huwelijk doorgezet. Reeds liet plan van Philips om een dubbel huwelijk aan le gaan, joeg den theologen schrik aan, doch de landgraaf was er de man niet naar oin zich door moeilijkheden le laten afschrikken; nadat hij eens het onveranderlijk besluit tol dit huwelijk genomen had. wendde hij zich tot Lulheren Melanchthou, ten einde hunne toestemming le verwerven; doch ook zonder hunne goedkeuring zou hij zijn plan hebben doorgezet. "ij schreef aan de beide hervormers en beriep zich, evenals de wederdoopers, op het voorbeeld der aartsvaders. Hij bewees uil den bijbel, dat daarin nergens een vorst verboden werd, Iwee vrouwen le hebben. Hij besloot ziju brief met een zeer hotlijke bedreiging: dringend verzocht hij Luther en diens vriend, hem niet le noodzaken om daar hulp le zoeken, waar hij zelf ze niet gaarne zou vinden, dewijl hij zich duizendmaal liever van de toestemming der beide hervormers dan van die des keizers verzekeren of zich van menschelijk geweld bedienen zou. De hervormers verkeerden in de grootste verlegenheid. De afval van den landgraaf zou een onherstelbaar verlies voor het protestantisme zijn geweest en zij kenden den onstuimigen man genoeg om le welen dat deze, ingeval zijne liefste plannen werden verijdeld, licht van een vriend een vijand der hervorming worden kon. Tegen wil en dank namen zij de toevlucht tot een jezuletischen kunstgreep. Zij schreven den landgraaf een langen brief, waarin zij hem van zijn voornemen trachtten af le brengen, doch zij eindigden daarmede, dat, indien de vorst, in weerwil van dit alles, besloten had een tweede vrouw te nemen, dit heimelijk geschieden moest, en hiertoe verleenden zij hunne toestemming, dewijl heigeen in de wel van Mozes ten aanzien van het huwelijk toegestaan was, door het evangelie niet was herroepen of verboden! Dit was Philips van Hessen genoeg. Den 3''n Maart 1'iiO trad hij le Rodenburg aan de Fulda in tegenwoordigheid van Melanchthon en vele andere getuigen mei zijne geliefde in den echt. Hij leefde voortaan mei twee vrouwen, die beiden hem kinderen schonken; de zonen van Margaretha benoemde hij lol graven van Dietz. Itit dubbel huwelijk werd nog eens hel onderwerp van godgeleerde beraadslagingen. Luther en Melanchlon kwamen met een aantal Hessische geestelijken te Eisenach bijeen. Hier werd uitgemaakt. dal het dubbel huwelijk wel verboden was, doch dal men van dil verbod ontheven kon worden, indien hieitoe dringende noodzakelijkheid bestond. Treurige slotsom van hel onderzoek van beroemde theologen! Zoowel Luther als Melanchthon gevoelden, dal zij een onwaardigen slap gedaan hadden. Melanchthon verviel uit verdriel daarover iu eene zware ziekte en Luther liet zich slechts met moeite terughouden van de openlijke bekentenis, dal bij verkeerd gehandeld had. Deze Ireurige geschiedenis leer! ons, dat in dien lijd, iu weerwil van de heerschende godsdienstige geestdrift, in weerwil van het krachtig streven naar vrijheid toch nog een slaafsche geest tegenover de vorsten alle onderdanen bezielde en dal zelfs de hervormers zich daarboven niel wisten le verhellen. Doch tegenover den paus en den keizer legde Luther niet zulk eene toegevendheid aan den dag als hij tegenover Philips van Hessen beloond bad. Hoewel paus Paulus III door kardinaal Conlarini een der gewichtigste stellingen van Luther, dat uilsluitend hel geloof de zaligheid bewerken moest, als waarheid huldigen liet, hoewel keizer Karei Y door middel van meer dan één godsdienstgesprek, in den loop der jaren 1540 en lail le Spiers, Hagenau en Worms gehouden, de protestanten in den schoot der moederkerk trachtte terug te voeren, bleven Luther en zijne aanhangers standvastig. Drie maanden achtereen redetwislten de godgeleerden, inzonderheid Melanchthon en Dr. Eek, zonder eenige vrucht, lotdat de keizer eindelijk beval, het nuttelooze godsdienstgesprek le slaken, ojidat op een rijksdag le Het Regensburger interim. Regensburg, dien hij in persoon wilde bijwonen, de godsdiensttwist voorgoed beslecht zou worden. Op dezen rijksdag, die in April Iï»41 geopend werd, verscheen kardinaal Contarini; voor de protestanten trad Philippus Melanchthon op. Opnieuw werd een onvruchtbare woordenstrijd gevoerd. Keizer Karei, die lange redeneeringen moede, liet, om daaraan een eind te maken, een geschrift opstellen (het zoogenaamde Regensburger interim), dat tot een vergelijk der beide strijdende partijen dienen moest. De zachtmoedige en vredelievende Melanchthon was niet ongeneigd een vergelijk aan te gaan, en ook de katholieke godgeleerden waren vrij verzoeningsgezind. Van het grootste gewicht was de vraag, of het hoofd der protestantsche beweging, Maarten Lulher, aan de opgestelde geloofsbelijdenis zijne goedkeuring hechten zou; alleen wanneer dit het geval was, mocht de keizer hopen, dal de godsdienstvrede werkelijk van vasten en duurzamen aard zou zijn. Een gezantschap werd naar Wittenberg gezonden, aan welks hoofd de vorst van Anhalt stond; deze had in last den hervormer te bewegen, al zijn invloed tot het tot stand brengen van het vergelijk aan te wenden. Hoe waren de tijden veranderd! Lulher, de eenvoudige monnik, de man, op wien des keizers banvonnis rustte, die door de godgeleerden vervloekt en verketterd was, wiens werken men in het openbaar op de markt verbrand had, wiens aanhangers naar den mutsaard gesleurd waren, Lulher werd thans vereerd met een gezantschap, aan welks hoofd een Duitsch rijksvorst stond; men beschouwde hem als een tegenstander van den paus, die in macht mei dien kerkvorst gelijk stond. De voormalige monnik stond tegenover den keizer; op zijn woord kwam het aan, zijn woord zou beslissen of in het Duilsche rijk. of in de geheele wereld voortaan de godsdienstoorlog woeden dan wel de godsdienstvrede heerschen zou. Welk een gevoel van fierheid moest zich meester maken van den hervormer, toen hij dat aanzienlijke gezantschap ontving. Wellicht hadden de keizer en de legaat er op gerekend, dat Lulher zich door de hooge eer, hem wedervaren, door eene licht verschoonbare ijdelheid tot verloochening van zijne overtuiging en tot ontrouw aan zijne beginselen zou laten verleiden, doch indien zij zulk eene verwachting koesterden, hoezeer miskenden zij dan den moedigen en nauwgezetten man! Zelfs zulk een eerbewijs vermocht niets op hem en hij werd in zijne gevoelens versterkt door den keurvorst van Saksen, die van zulk een onchristelijk vergelijk — gelijk hij het noemde — niets wilde weten. Onverholen kwam Lulher er voor uit, dat het der katholieke kerk met hare voorstellen tot verzoening naar zijne meening geen ernst kon zijn, hij geloofde niet aan het bestaan eener ware vredelievende gezindheid en daarom kon en wilde hij ook van zijne leer niets terugnemen en zich niet in een onnatuurlijk bondgenootschap met het katholicisme inlaten. Wel was hij niet geheel onverzoenlijk, wel liet hij nog altijd de hoop doorschemeren, dat het eenmaal lot een vergelijk zou kunnen komen, maar hij betoonde zich niet zoo zachtmoedig en voorkomend als Melanchthon gedaan had. Ook paus Paulus III was volstrekt niet tevreden over de buitengewone toegevendheid van zijn legaat, kardinaal Contarini; evenmin was dit hel geval met de katholieke vors'en, die de opgestelde vier arlikelen van het vergelijk rondweg verwierpen. De paus ontzegde daaraan eindelijk zijne goedkeuring en weder was de hoop den vrede tusschen de katholieke en de protestantsche kerk le herstellen, in rook vervlogen. Xu Karei V zijne pogingen om de partijen met elkaar le verzoenen weer had zien mislukken, drongen de katholieke vorsten er bij hem op aan, dat hij nu eindelijk gestrenge maatregelen tegen de protestanten zou nemen, doch nog altijd deinsde hij er voor terug, Duilschland aan de verschrikkingen van een godsdienstoorlog prijs te geven. De Turken bedreigden het rijk opnieuw en Karei had ook voor andere oorlogsplannen de ondersteuning der protestantsche De Neurenberger godsdienstvrede vernieuwd. Kareis heerschappij in Italië. vorsten noodig, daarom betoonde hij zich ook ditmaal zeer vredelievend en zachtmoedig. In het afscheid van den rijksdag, den 29en Juli 1541, werd opnieuw gewezen op de noodzakelijkheid der bijeenroeping van eene algemeene kerkvergadering tot beslechting der geschillen; de Neurenberger vrede werd vernieuwd en te gelijk de schorsing van alle voor het kamergericht aanhangige rechtsgedingen legen de protestanten bevolen. De protestantsclie partij was ten gevolge van dit alles na den rijksdag van Regensburg nog sterker dan te voren. ACHT EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Karet V en Frans I. Des kei/era heerschappij in Italië. Alexander de Medici en zijn schandelijk bewind over Florence. Huwelijk tusschen Hendrik van Orleans en Catharina de Medici. Fransche kuiperijen binnen Milaan. Maravigtia Frans I en zijne verstandhouding met de Turken. Chaireddin Barbarossa te Tunis. Zeeroof door hem gepleegd. Kruistocht tegen Tunis; Frans I weigert daaraan deel te nemen. Schitterende overwinning des keizers. Verovering van Goleta en Tunis. Kareis roem. Zijne terugkomst. Feesten te Napels. Dood van Fraus II Sforza. Frans I eu zijne kuiperijen. Savoie door de Frauschen bezet. Onderhandelingen tnsschen Frans I en Karei V. Oorlog. Kareis ongelukkige tocht naar Marseille. Paus Paulus III als vredestichter. Tienjarig bestand. De samenkomst te Aigues Mortez. Schijnbare verzoening tusschen Karei en Frans. Opstand der Gentenaars. Kareis tocht door Frankrijk. Philips met Milaan beleend. De groole verdraagzaamheid, welke keizer Karei V. in weerwil van zijn afkeer van de hervorming, tocli jegens de protestanten aan den dag legde, vloeide niet voort uit den wensch om de ketters te sparen en hen door zachtheid in den school der alleen-zaligmakende kerk terug te voeren, maar was het gevolg van den drang der omstandigheden. Karei had de protestantsclie vorsten van Duitschland nog noodig. liij wilde hen niet door maatregelen van geweld nopen om een verbond niet den koning van Frankrijk aan Ie gaan en bij behoefde bovendien hunne hulp tegen de Turken. Ten gevolge hiervan gedroeg hij zich veel toegevender dan iemand verwacht bad. Hij behield het zich voor, later met hen af te rekenen, want hij beschouwde het als zijne levenstaak, het Lutheranisme uit te roeien. Dit bewijzen zijne voortdurende onderhandelingen inet den paus; doch voorshands moest nij den protestanten wel vrij spel laten, dewijl hij juist met het doel om later zijne volle kracht tegen hen aan te wenden, vooraf zijne keizerlijke macht :n aile richtingen bevestigen en uitbreiden wilde. Met Frans I leefde Karei V wel in vrede en zelfs op een schijnbaar vriendschappelijken voel, doch hij wist maar al Ie goed, dat de oude vijandschap binnen zeer korten lijd herleven zou; de geschiedenis van hel laalsle tiental jaren, waarop wij Ihans moeten terugkomen, leverde hem daarvan de incest overtuigende bewijzen. De twistappel, die de verbitterde vijandschap tusschen Karei \ en Frans I steeds opnieuw deed ontstaan, was de heerschappij over Italië, bovenal het bezit van het hertogdom Milaan. Karei V had de keizerlijke heerschappij in Italië tot zulk een hoogen trap verheven als geen enkele keizer voor Item. De Ilaliaansche vorsten en ook de meeste republieken — zooals Genua, Sienna en Lucca — gehoorzaamden hem, al geschiedde dit ook gedeeltelijk tegen hun zin, maar zij gehoorzaamden toch en Frans I kon alleen door geheime kuiperijen Stkeckfuss. V. 24 Alexander de Medici, j ^Huwelijk van Hendrik van Orleans. des keizers aanzien ondermijnen. Te Florence vond Frans bij dit werk steun bij paus Clemens VII, die als afstammeling van liet geslacht der Medici hier een machtigen invloed uitoefende. Karei had gepoogd hertog Alexander de Medici voor zich te winnen door de belofte, dat hij hem zijne natuurlijke dochter Margarelha lot vrouw zou geven, maar Clemens VII spoorde den hertog tot een geheim verbond met Frankrijk aan. Alexander weifelde in zijne keus tusschen de beide bondgenooten. Hij had behoefte aan een machtig beschermer, om zijne wankelende heerschappij te Florence te handhaven, dewijl hij door eene ongehoorde willekeur, door misdrijven van de afschuwelijkste soort zoowel de aanhangers van het huis Medici als de oude republikeinen van zich vervreemd had. Met de grootste schaamteloosheid bracht hij de eer van de vrouwen en dochters der aanzienlijkste huizen aan zijn wellust ten otler en wee den vermetele, die zich over hem durfde beklagen! Reeds op de verdenking, dat men een opstand wenschte, dreigde den Florentijnen de dood, deze trof zelfs eenige aanzienlijke mannen, wier eenig misdrijf hierin bestond, dat zij wapenen in hun huis bewaard hadden. Dewijl Alexander in den paus, zijn bloedverwant, den hechtsten steun zijner heerschappij zag, helde hij kennelijk tot het bondgenootschap met Frankrijk over. Om hem hierin te versterken trachtte Clemens VII eene huwelijksverbintenis tusschen een lid der hertogelijke familie en een spruit van het koninklijk huis van Frankrijk tot stand te brengen. In October 133.3 kwamen de paus en Frans I te Marseille bijeen. Hier verbond Clemens den lhjarigen tweeden zoon des konings, Hendrik van Orleans, na schitterende feesten, in den echt met Catharina de Medici, de 13jarige zuster van hertog Alexander. Dit was eene noodlottige echtverbintenis. Haar eerste vrucht was eene bloedige vervolging van de ketters in Frankrijk, die het voorspel der latere uitroeiing van de hervormden door Catharina de Medici vormde. Ook in Milaan poogde Frans I door geheime kuiperijen zich weder invloed te verschaffen. De keizer regeerde daar met bijna onbeperkt gezag^, en hield er zelfs een aantal versterkte steden bezet; de zwakke Frans II Sforza was niets dan een schijnregent. Om hem te bewerken, bediende Frans zich van een geheim agent, Maraviglia, een uitgeweken Milanees, die als stalmeester in Franschen dienst getreden was. De keizer, die van Maraviglia's geheime zending onderricht werd. beklaagde zich daarover terstond bij den hertog. Deze beloofde vol schrik, dat hij het bewijs zou leveren, hoe ongegrond des keizers vermoeden was. Toen Maraviglia kort daarna door een Milaneesch edelman aangevallen werd en bij zijne zelfverdediging dezen of doodde óf door zijn dienaar dooden liet, trok Frans Sforza van deze gunstige gelegenheid partij. De agent werd in hechtenis genomen en ter dood gebracht. Op de klacht van den Franschen koning, over deze daad van geweld bij den keizer ingediend, werd geen acht geslagen, zij bood den eerstgenoemde later een welkom voorwendsel tot daden van openbare vijandschap aan. Voorshands vergenoegde Frans I er zich mede. dat hij door middel van zijne door de geheele wereld uitgezonden agenten den keizer overal vijanden verwekte. Met de Hongaren en Polen, met Hendrik VIII van Engeland, met de protestantsche vorsten van Duitschland, met de Italiaansche grooten en met de burgers der Nederlandsche steden spande hij samen, ja zelfs met den erfvijand der Christenheid, met den Turkschen sultan, knoopte hij nauwe verbintenissen aan. Dit laatste strekte hem lot groot nadeel, dewijl hij zich daardoor bij de Europeesche vorsten en volken gehaat maakte, terwijl Karei V zich juist in dien tijd door een stoutmoedigen en gelukkigen strijd tegen de ongeloovigen grooten roem verwierf. Aan de noordkust van Afrika hadden twee gebroeders, de zonen van een Chaireddin Barbarossa te Tunis. Zeeroof door hem gepleegd. pollenbakker van Lesbos, Horuk en Chaireddin (Hairadin) Barbarossa, de Moorsche zeerooversstaten Algiers en Tunis lot een hoogen trap van inacht verheven. Horuk Barbarossa had den koning van Algiers, door wien hij gastvrij ontvangen was, laten vermoorden en zich van diens troon meester gemaakt. Na zijn dood (lol8) was hij door zijn broeder Chaireddin in de regeering opgevolgd. Deze had zich onder de bescherming van den Turkschen sultan gesteld en de opperheerschappij der Porie erkend. Ondersteund door 2000 man Turksche hulptroepen breidde hij zijn rijk over de geheele kusl van Orun lot Tunis uil. Ook de stad Tunis veroverde hij. In schijn trok hij partij voor den vorst van Tunis, die door zijn broeder Muley Hassan verdreven was. Hierdoor bewerkle hij. dal de inwoners, die mei Muley Hassans wreed bewind ontevreden waren, zeil' de poorten voor hem openden. Doch nadal dil geschied was, brak hij zijn woord en hield bij de slad in bezil. Van Tunis uil ondernam Chaireddin inet eene talrijke vloot avontuurlijke tochten en veronlruslte bij de kusten van Spanje en Italië; de handel op de Middellandsche Zee werd gestremd, wanl elk Christenschip, dat de Tunesische zeeroovers onlmoelten, werd aangevallen en geplunderd. De roovers sleepten de bemanning in slavernij weg en lieten de vaartuigen zinken. Schrik en ontzetting heerschlen aan alle zuidelijke kusten van Europa. Nergens achtten de bewoners zich meer van hun leven en hunne bezittingen zeker. Een kreet van angst weergalmde in liet rond, zoodra door de op de bergen geplaatste wachters het bericht verbreid werd: »üe Afrikaansche zeeroovers naderen!" Uil sleden en dorpen vluchtten de inwoners dan naaide nabijgelegen bergen en moerassen, derwaarts namen zij hunne kostbaarste have mee en aan tegenweer dacht niemand, want Chaireddin bad door zijne even onverwachte als vermetele aanvallen, waarbij hij eene voorbeeldelooze wreedheid en bloeddorst aan den dag legde, de vreesachtige gemoederen der kustbewoners met den giootsten angst vervuld. Reeds zuchtten vele duizenden Christenen Ie Algiers en te Tunis in slavernij en dagelijks groeide bel aantal dier ongelukkigen aan, dagelijks werd Chaireddin stouter, dagelijks werden zijne ondernemingen op groolscher schaal aangelegd. Nu besloot Karei V, als beschermer der Christenheid, den strijd legen de ongeloovigen te aanvaarden. Muley Hassan had zich voor de voelen des keizers geworpen en gesmeekt hem in zijne rechten op den troon le handhaven. Karei beloofde dit, hij beschouwde den strijd tegen de Afrikaansche zeeroovers als een kruistocht tegen de ongeloovigen en riep de Europeesche vorsten op om aan die Code welgevallige onderneming deel te nemen. Ook tot Frans I wendde bij zich, doch deze sloeg dat aanzoek af, hoewel een groot aantal Franschen als slaven in Tunis zuchtten. De Fransche koning verklaarde, dat bij met sultan Soliman en met Chaireddin Barbarossa in goede verstandhouding leefde, ja hij waarschuwde de laalslen zelfs voor de vijandelijke plannen des keizers. Een beter onthaal vond de oproeping des keizers in Portugal, Italië en Duits,hland. Maxiiniliaan van Eberstein wierf in den omtrek van Augsbtirg ongeveer 8000 Duitschers aan en voegde die aan hel keizerlijke leger toe. Op 500 schepen ging hel kruisleger onder bevel van den beroemden zeeheld Doria in den zomer van Iü3i> naar Tunis onder zeil. De vlag, die van het admiraalschip woei, droeg het beeld van den Gekruiste, en toen een der edelen den keizer vroeg, wie de bevelhebber in den slr ijd zou wezen, haalde Karei een kruisbeeld le voorschijn en riep uit: «Deze hier. en ik zal zijn vaandrig zijn!" Nog eens schenen de dagen der kruistochten teruggekeerd, nog eens de geestdrift voor den geloofsstrijd legen de Mohammedanen ontwaakt. Na een korten en voorspoedigen overtocht wierp de vloot voor Tunis '24* Verovering van het slot Goleta en van Tunis. Feesten te Napels liet anker uit. Chaireddin was op een aanval niet genoegzaam voorbereid; vandaar, dat het sterke slot Goleta, dat den ingang der liaven veidedigde, stormenderhand genomen kon worden. Het ontging des keizers aandacht niet, dal hij onder de kanonnen, waarmede Goleta verdedigd was, er vele vond, die met de Fransche lelie versierd waren; een bewijs, dal zijn rnstelooze en onverzoenlijke vijand, Frans I van Frankrijk, de bondgenoot der Afrikaansche zeeroovers was. Hel vervolg der krijgsgebeurtenissen beantwoordde aan dit gelukkig begin. Tunis zelf aan te tasten was geene gemakkelijke taak. Het leger des keizers bestond slechts uit 30,000 man, terwijl Chaireddin ten minste 50,000 man onder zijne bevelen had; de keizer zelf schat in een brief het aantal der Afrikanen op 100,000 man. Toch liet Karei den moed niet zinken; hij trok tegen de hoofdstad open kwam tegen den middag in haie nabijheid aan. Doch zijn leger versmachtte bijna van dorst en voor hem breidde de geduchte krijgsmacht des vijands zijne slagorde uil. . Reeds maakle moedeloosheid zich van meer dan een krijgsman in het Europeesche leger meester, reeds duchtten zij een ongelukkigen uitslag van den strijd, (oen opeens uit de stad Tunis zelf een oorverdoovend vreugdegejuich weerklonk. De Christenslaven daar gevangen, meer dan 20,000 m getal, die tot alle Europeesche natiën behoorden, hadden hunne boeien verbroken; zij namen het slol in en baanden den keizer en zijn leger den weg. Zonder slag of stoot trok Karei Tunis binnen. Yreeselijk was liet lot, dat de Mohammedaansche bevolking trof. Evenals vroeger de kruisvaarders in het Oosten, zoo wisselden ook nu Kareis soldaten het moorden met het bidden af. Zij drongen de huizen binnen en slachtten de ongeloovigen met onbewogen gemoed, vervolgens trokken zij naar de kerken, om de mis te vieren. Karei herstelde den verdreven Muley Hassau op den troon van lunis, doch verbood hem geslrengelijk hel rooven van Christenen; als waarborg voor de naleving dezer voorwaarden hield hij Golela met zijne troepen bezet. De keizer had in het verwijderde Afrika eene schitterende zegepraal behaald. Het was hem gelukt, mei eene betrekkelijk kleine krijgsmacht een sterk legei Ie overwinnen, en aan vele duizenden in slavernij zuchtende Christenen van alle natiën de vrijheid terug te schenken en hen aan hunne betrekkingen weer Ie geven. Duizenden echtgenoolen. zonen en broeders, die reeds jarenlang als dooden beweend waren, keerden in de armen hunner gelukkige vrouwen, ouders en broeders terug. Allen zagen zich uit de onuitsprekelijksle ellende verlost en verhieven den naam van den grooten keizer; zijn roem werd door alle landen verbreid. In November 1535 kwam de zegevierende keizer te Napels aan, waar hij den winter doorbracht. Het carnaval werd hier met schitterende feesten en tornooien gevierd. Karei V nam zelf in Moorsche kleeding aan de steekspelen deel. Omstreeks dezen lijd gaf hij zijne onechte dochter Margaretha aan Alexander de Medici tot vroinv. Hij hoopte te meer Alexander hierdoor nauw aan zich te verhinden, dewijl deze zijn beschermer, paus Clemens VII, door den dood verloren had. Wel smeekten de Florenlijnen, die zich bitter over Alexanders dwingelandij beklaagden, dringend, dat deze echtvereeniging niet plaats zou vinden, wel boden zij zelfs aanzienlijke sommen, indien hun wenscli vervuld en de republikeinsche regeeringsvorm hersteld werd. Maar de keizer vreesde, dat de republiek Florence zich bij Frankrijk aansluiten zou en daar hij bovendien een diepen afkeer van elke vrije staatsregeling had, weigerde hij de bede der Florenlijnen Ie vervullen, hoe goed hij de aangeboden som ook had kunnen gebruiken. Te midden van de feesten, die te Napels gevierd werden, pakten nieuwe onweerswolken zich te zamen. Hertog Frans II Sforza van Milaan was den Frans I rust zich weer ten oorlog toe. 2ien October 1533 gestorven, zijn land was als rijksleen weer aan den keizer vervallen. Dit sterfgeval verschafte koning Frans I opnieuw gelegenheid om zijne onrechtmatige aanspraken op Milaan te doen gelden. Frans I was zeer ijverzuchtig op den roem, dien Karei V door zijn krijgstocht naar Tunis had ingeoogst; de omstandigheid, dat een groot aantal Franschen uil de slavernij verlost en aan hun vaderland terug gegeven was, stemde hem niet zachter; integendeel, deze edelmoedige daad krenkte zijn trots en zijne ijdelheid en spoorde hein tot vijandige stappen tegen den gehaten keizer aan. Met de Turken had hij thans openlijk een aanvallend en verdedigend verbond gesloten. Den Duilschen protestanten verzekerde hij, dat hij de Augsburgsche geloofsbelijdenis nauwkeurig bestudeerd en daarin veel voortreffelijks gevonden bad. Te gelijk echter liet bij een groot aantal Fransche ketters in zijne tegenwoordigheid folteren en verbranden. Zijn gezant te Rome voerde bij den paus deze wreedheid aan als een bewijs van de trouw, waarmede zijn ridderlijke koning het oude geloof aanhing. Doch het gelukte Frans I door deze schandelijke dubbelhartigheid zoomin den paus als de Duitsche protestanten voor zich te winnen; in zijn strijd legen den keizer stond hij ook nu, gelijk vroeger, alleen. Ten einde Karei afbreuk te doen, kwam bij opnieuw met zijne aanspraken op Milaan voor den dag; bij beweerde, dat bij alleen ten behoeve van het buis Sforza daarvan afstand gedaan had en ook de klachten over den dood van Maraviglia werden na twee jaren weder als voorwendsel tol een oorlog gebezigd. Een aanval op het hertogdom Milaan werd voorbereid door een andere daad van geweld van Fransche zijde. Eensklaps eischte trans van den hertog van Savoie vrijen doortocht voor zijne legers en afstand van een groot deel zijns lands, waarop hij. evenals op Milaan, zeer onrechtmatige aanspraken deed gelden. De hertog, een zwager des keizers, had den wensch geuit dat scheidsrechters zouden worden aangesteld, doch Frans I, die zeer wel wist, dat eene scheidsrechterlijke uitspraak in zijn nadeel uitvallen zou, had dit voorstel van de hand gewezen en Savoie met zijne troepen overstroomd; liet had hem des Ie minder moeite gekost den hertog te verdrijven, dewijl deze ook met de Berners en Genèvers in strijd gewikkeld was *). Dat Frans 1 den oorlog met den keizer wilde, viel na al liet gebeurde niet langer te betwijfelen, bij toonde dal nog duidelijker door zelfs de billijkste vredesvoorslagen van den keizer — die den vrede wenschte, omdat hij op dit tijdstip niet voldoende ten oorlog voorbereid was — te verwerpen. Karei V bood den Franschen koning Milaan aan voor diens derden zoon, den hertog van Angoulême, doch Frans eischte het hertogdom voor zijn tweeden zoon. den hertog van Orleans, die met Catharina de Medici gehuwd was. De onderhandelingen duurden eenigen tijd voort, terwijl de beide partijen zich tot den oorlog toerustten. Karei V trok aan bel hoofd van een aanzienlijke krijgsmacht naar Rome. waar bij als gelukkig bestrijder van de ongeloovigen door den paus met de grootste eerbewijzen ontvangen werd. Den 17en April 1536 klaagde Karei V op eene geheime vergadering voor den paus en al de kardinalen den koning van Frankrijk van trouwlooze schennis van het vredesverdrag aan. Nog eens verklaarde hij zich bereid *) Willem Farel had de vroeger streng-katholieke stad voor de hervorming gewonnen. De bisschop en de hertog van Savoie, die den eerstgenoemde de wereldlijke heerschappij van Gencve afgekocht had, spanden tevergeefs hunne krachten in om de weerspannige stad met geweld tot onderwerping te brengen De Genèvers verbonden zich met de Berners, zij bleven der hervorming getrouw, en hunne stad werd, sinds de krachtige Cal v ij li zich daar een overwegenden invloed verworven had, het toevluchtsoord voor duizenden, die om den wil hunner overtuiging uit Frankrijk eu Italië moesten vluchten. Kareis ongelukkige tocht naar Marseille. om man legen man met Frans I Ie strijden, daar dit beier was dan een verwoestenden oorlog len nadeele der Christenheid en ten voordeele der ongeloovigen te voeren. Of het den keizer met zijn vernieuwd aanbod van een tweegevecht en met andere voorstellen tot vermijding van den oorlog volkomen ernst is geweest, mag betwijfeld worden. Hij kon welen, dat Frans 1 noch hel eene, noch hel andere voorstel aannemen kon of wilde, doch hij kende zijne tijdgenooten en wist, dat hij door dergelijke tooneelverlooningen de vorsten en den adel op zijne hand kreeg. Tol eene verzoening kwam het niet, hel zwaard moest andermaal beslissen. Karei V had zich intusschen krachlig len strijde toegerust. Hij besloot van drie zijden Ie gelijk Frankrijk aan te tasten. Twee legers zouden in Picardië en Champagne vallen en een derde leger, door hem zelf aangevoerd, zou uit het zuiden aanrukken. Dit laatste leger, dat reeds in Noord-Italië stond, telde ongeveer 50,000 man. Uil Savoie werden de Franschen zonder moeile verdreven, doch over het verdere plan van den veldtocht ontstond lusschen de voornaamste veldheeren groot verschil van gevoelen. De markies del Guaclo ried, dat men zich tot het bezetten van Piemont en de inneming van Turin zou bepalen, dewijl een inval in Frankrijk van de zuidzijde groole gevaren met zich sleepte. Anlonio de Leyva was daarentegen van oordeel, dat men den leeuw in zijn hol aangrijpen en uit het zuiden naar Parijs oprukken moest, om zich zoo met de beide andere legers Ie vereenigen. De Leyva's koene raad viel het meest in den smaak des keizers eu hij volgde dien ook op. nadat ook het leger, dut naar zijn gevoelen gevraagd was, zich juichend voor het binnenrukken in Frankrijk verklaard had. Den 25cn Juli 153G overschreed het leger de Fransche grenzen; lot den Franschen afgevaardigde La Roche zeide de keizer, dat Provence tot hel Üuitsche rijk behoorde. »Gij zuil daar niet vele gehoorzame onderdanen vinden," antwoordde La Roche waarschuwend, en toen Karei V hem vroeg, hoeveel dagen hij noodig zou hebben om Parijs Ie bereiken, hernam hij: »Ten minste een dozijn dagen, waarop slag geleverd moet worden, indien niet den aanvallers reeds op den eersten dag de kop verpletterd wordt." Karei V liet zich door deze dreigende taal niet afschrikken; hij rukte mol zijn leger verder en bijna scheen hel, dat hij in 'I geheel geen tegenstand ontmoeten zou. want geen leger stond tol verdediging van de Fransche grenzen gereed. Frans I, die nog altijd tevergeefs gehoopt had, de Duitsche protestanten tot zijne bondgenooten te zullen maken, was slechts zwak ter verdediging toegerust. IIÜ had den maarschalk van Montmorencv tot zijn luitenant-generaal in Provence benoemd en hem verlof verleend hel land te verwoesten, dewijl hij niet genoeg troepen bezat om het Ie verdedigen. Dal bevel had de maarschalk dan ook zeer slipt uitgevoerd. Het bloeiende Provence was in eene woestenij herschapen, afdeelingen Fransch krijgsvolk waren er doorgetrokken, zij hadden de levensmiddelen weggesleept of vernield, de landhoeven en molens verwoest, de bronnen verontreinigd. Dit alles was niet alleen in de dorpen, maar ook in de steden geschied, welke niet sterk genoeg bevestigd waren om verdedigd te worden. Zonder slag of sloot rukte de keizer voorwaarts, Montmorency trok zich lerug in eene versterkte legerplaats bij Avignon, terwijl Frans 1 met een tweede leger een dergelijk kamp bij Valence betrok. Geen van beiden liet zich lot een slag in het open veld verlokken. Den 25en Augustus 1530 kwam het keizerlijke leger voor Marseille aan; het maakte een aanvang met de belegering der stad, doch moest het beleg reeds den IOcn September weder opbreken, want de verwoesting van het land droeg thans zijne vruchten. De Paus Paulus III treedt als vredestichter op. levensmiddelen begonnen te ontbreken en dewijl de soldalen, om bun honger Ie stillen, zich aan hel gebruik van vijgen en druiven te buiten gingen, braken er onder de belegeraars weldra gevaarlijke ziekten uit, die door de hitte zeer bevorderd werden. Duizenden soldalen werden weggerukt en onder ben ook Antonio de Leyva. Karei V zag zich genoodzaakt naar Italië terug te keeren. Op dien terugtocht leed bij nog zware verliezen. De geheele weg, waarlangs bet leger trok, was bedekt met zieken en stervenden. Menschen, paarden en wapenen lagen daar in eene vreeselijke wanorde dooreen. Had Montmorency gebruik gemaakt van het rechte tijdstip om tot een aanval over te gaan, waarschijnlijk zou geen enkel gewapend man van het eens zoo sterke keizerlijke leger Italië weergezien hebben. Tot Kareis geluk wisten de Franschen zelf niet, hoe hel niet het keizerlijke leger gesteld was, en daardoor gelukte liet den Ireurigen overblijfselen dier krijgsmacht zich te redden; meer dan .30,000 man verloren in dien ongelukkigen veldtocht hel leven. Ook Karei zelf ontkwam, hoewel hij ernstig ziek werd; hij bereikte Genua en zeilde tegen bel eind van November naar Spanje. Even vruchteloos was de aanval op Picardië, ook hier werd het keizerlijke leger teruggedrongen en van den aanval op Champagne kwam in het geheel niets. Ueze voor den keizer zoo noodlottige alloop van den oorlog verwekte in Frans I natuurlijk de begeerle om den strijd voort te zetten en zich voor het verlies van Milaan door de verovering van Vlaanderen en Arlois schadeloos Ie stellen. Ter bereiking van dal doel en om Karei Y te vernederen en Ie krenken liel hij eene gerechtelijke klucht opvoeren. Hoewel Vlaanderen en Artois bij den vrede van Kamerijk onafhankelijk verklaard waren van de Fransche kroon, beschuldigde toch een koninklijk advocaat in eene plechtige vergadering van hel parlement »Karel van Oostenrijk", den vazal der kroon, van hoogverraad, wijl hij de wapenen tegen den koning, zijn wettigen heer, opgevat had. Karei werd voor hel parlement gedaagd, om zich Ie verantwoorden en, dewijl hij natuurlijk niet verscheen, van zijne leenen Vlaanderen en Arlois vervallen verklaard. Dit was — gelijk we reeds zeiden —- niets dan een gerechtelijk kluchtspel, doch Frans I wilde hel lot eene ernstige zaak maken, door met een leger in Artois te vallen. Hij behaalde echter niet hel minste voordeel en werd weldra den nutteloozen strijd moede. Reeds den 30™ Juli werd door zijne gemalin, de zuster van de keizerlijke landvoogdes der Nederlanden, koningin Maria van Hongarije, een wapenstilstand voor de Nederlandsche gewesten gesloten. Karei V en Frans 1 hadden beiden duchtige redenen om naar den vrede Ie wenschen. Karei V, omdat Soliman, als bondgenoot der Franschen. Napels mei eene vloot bedreigde en de Turken bij eene landing zelfs een kleine llaliaansche havenstad veroverd hadden. Frans I. omdat Frankrijk door de langdurige oorlogen zeer verzwakt was en buitendien liet bondgenootschap met de Turken in geheel Europa en niet het minst in Frankrijk zelf luide afgekeurd werd. Paus Paulus III wenschle insgelijks niets vuriger dan den vrede lusschen de beide grootste vorsten van Europa te herstellen, opdat deze hunne macht gemeenschappelijk tot bestrijding van de Turken en van de ketters zouden kunnen aanwenden. Hij trad dan ook als vredestichter op. In de lente van hel jaar 1538 begaf de 7"ijarige paus zich in persoon naar Nizza; hier noodigde hij de beide vijandige monarchen lot eene samenkomst uil. Beiden kwamen, doch hun haat scheen onuitroeibaar. De paus kon hen niet bewegen zich met elkander Ie verslaan. Zij wilden elkander niet eens zien en slechts met moeite gelukte het den bemiddelaar, den IHen Juni 1538 een lienjarigen wapenstilstand, geen vrede, lol sland te brengen. Na de groote verbittering, welke de beide monarchen gedurende de onder- Samenkomst te Aigues Mortes. handelingen inel den paus aan den dag gelegd hadden, was het een Ie vreemder verschijnsel, dal eensklaps eene schijnbare verzoening, ja eene hartelijke vriendschap tusschen hen lol stand kwam. De lijdgenoolen staarden vol verbazing dat wonder aan en schreven hel toe aan de grootheid van ziel der twee vroegere vijanden, die beiden het nutleloos bloedvergieten moede waren. In hetzelfde iicht wordt dit verschijnsel ook heden ten dage nog beschouwd door sommige geschiedschrijvers, die gaarne van de geschiedenis een sentimenleelen roman zouden maken. Twee edele vorsten, vroeger elkanders doodvijanden, die elkaar wederkeerig alle beleedigingen vergeven, elkaar vol liefde in de armen sluiten en wedijveren in edelmoedigheid, leveren ongetwijfeld een hartverheffend schouwspel op. Jammer maar, dat zoowel het karakter des keizers als dat des konings in onverzoenlijken strijd is met al die romantische voorstellingen van edelmoedigheid, oprechtheid, edele gastvrijheid, Christelijke vergevensgezindheid, enz. Karei en Frans waren zonder twijfel voorshands den strijd moede; daarom hadden zij dan ook den lienjarigen wapenstilstand gesloten, doch zonder hunne plannen en aanspraken te laten varen. Zij achtten het overeenkomstig de trouwlooze staatkunde dier dagen voordeelig, wederkeerig liefde en vriendschap te huichelen, elk hunner hoopte daardoor zijn tegenstander te bedriegen en van hem eenige voordeelen te verwerven. Met dit doel speelden zij eene komedie, waardoor men zich waarlijk niet om den tuin behoeft te laten leiden, indien men het karakter der beide spelers slechts eenigszins kent en die toch door een aantal geschiedschrijvers als volle ernst is opgeval. Toen Karei V Ie scheep van Genua naar Spanje wilde lerugkeeren, ontving hij eene uitnoodiging van den koning van Frankrijk lot het houden van eene persoonlijke samenkomst. Hij nam die uitnoodiging aan, ofnoodigde zelf — gelijk andere berichtgevers verhalen — toen hij te Aigues Mortes. bij het eiland Marguérite, het anker had uitgeworpen, Frans I lot een vriendschappelijk onderhoud over hunne ^uile twisten uit. De samenkomst had plaats. Frans 1 begaf zich den lien Juli 1538 met een klein gevolg aan boord van hel keizerlijk schip, terwijl Karei van zijn kanl hem den volgenden dag aan wal bezocht. Natuurlijk hadden de bij zulke vorstelijke samenkomsten gebruikelijke roerende omarmingen plaats, waarbij geen enkel oog der toeschouwers droog mocht blijven; men putte zich uit in vriendschapsbetuigingen voor de toekomst; men deed elkander wederkeerig beloften, die geen van beiden dacht te houden, en eindelijk schonk Frans den keizer bij het afscheid een prachtigen ring mei een diamant van groole waarde; binnen in den ring stonden in hel Latijn de woorden gegraveerd: »Een getuige en leeken der liefde." Inderdaad scheen het, dal alle twisl tusschen de beide voormalige vijanden vergelen was; Frans I gaf daarvan hel volgende jaar een schitterend bewijs. De stad Gent was in opsland gekomen wegens eene belasting, die in strijd met hare oude privilegiën ingevoerd was, en had afgevaardigden naar Frankiijk gezonden, met het aanbod der stad om zich aan de heerschappij van den Franschen koning te onderwerpen. Wal Frans I geantwoord zou hebben, indien geheel Vlaanderen in opstand gekomen was en de gelegenheid zich aan hem had voorgedaan om de belangrijke provincie te heroveren, welen wij niel. De koning kwam echter niet in verzoeking zulk een verleidelijk aanbod aan te nemen, daar Gent geheel op zich zelf stond en de overige sleden, wel verre van met de oproerige stad gemeene zaak te maken, de belasting aangenomen hadden. Aan deze omstandigheden was hel toe te schrijven, dal Frans niet alleen weigerde de opstandelingen te ondersteunen, maar dat hij den keizer zelfs zeer edelmoedig aanbood, zijn weg door Frankrijk te nemen, wanneer hij zich naar de Nederlanden wilde begeven, om de onlusten te onderdrukken. Des keizers raadslieden rieden hem, het aanbod niel aan Ie nemen, daar Kareis reis door Frankrijk naar Gent. hij zich niet aan de verraderlijke aanslagen van Frans I blootstellen mocht. Doch Karei V wist zeer goed. da! hij tegen zijn tegenstander volkomen opgewassen was in trouweloosheid en in de kunst oin iemand door halve beloften om den tuin te leiden; hij was dan ook niet beducht voor verraad en daar hij te land veel sneller en veel veiliger Vlaanderen bereiken kon dan over zee, narn hij hel voorstel van den Franschen koning aan. Op zijn geheelen tocht werd hij overal mei de schillerendste eerbewijzen ontvangen en met opletlendheden overladen. Te Fonlainebleau hield hel bof hem 14 dagen lang door de prachtigste feesten geboeid. Toch voelde Karei zich niel volkomen op zijn gemak, voortdurend was hij op zijne hoede en meermalen moest bij sluwe kunstgrepen aanwenden, om aanzoeken van staatkundigen aard, die hij niet toestaan wilde, van de hand te wijzen. Hoe hij dit o. a. te Parijs deed, waar hij den 1™ Januari! 5iO zijn luisterrijken intocht hield, verhaalt von Raumer ons op de volgende wijze. »Ilier stelde Frans zijne bijzit, de hertogin van Elampes, aan den keizer voor met de woorden: »»Deze schoone dame meent, dal ik u binnen Parijs in hechtenis moet houden, lotdat gij hel verdrag van Madrid opheft."" — «Indien de raad goed is," — antwoordde Karei kalm — «moet men dien opvolgen." Den volgenden dag echter liel hij een kostbaren ring met opzet zóó vallen, dat de herlogin hem oprapen moest; daarop verzocht bij haar zeer beleefd, dal ze dien lol een aandenken behouden zou. Triboulet, 's konings hofnar, bad Kareis naam in zijn narrenboek opgeschreven en als reden daarvoor aangegeven, dal bij door een land reisde, waar hij zoo bitter gehaat was. »»Maar wanneer ik hem nu ongehinderd reizen laat?"" vroeg Frans. «Dan schrap ik zijn naam uil," hernam Triboulet, «en zet den uwen in de plaats." De dauphin, de koning van Navarra en de hertog van Vendöme hadden in allen ernst het plan ontworpen om Karei Ie Chanlilly bij den connétable van Montmorency zoolang vast Ie houden, toldal bij hunne verschillende eischen ingewilligd bad, en zij lielen dil plan eerst varen op de verklaring van Montmorency, dal de koning bet nooit goedkeuren zou. Met den grootsten aandrang trachtte de connétable aan den anderen kant, op 's konings bevel, Karei V over Ie balen om Milaan aan Frankrijk af te slaan. In dezen vreemden en volstrekt niet benijdenswaardigen toestand liel Karei het waarschijnlijk niet aan hoffelijke woorden, aan slimme uitvluchten en aan onbepaalde toezeggingen ontbreken. Doch bij dal alles verklaarde hij steeds, dal hij. om zelfs den schijn Ie vermijden dal hem eenige dwang zou zijn aangedaan, niet over zaken kon handelen voordat bij. in zijn rijk teruggekeerd, met zijn broeder Ferdinand ruggespraak had gehouden. Door halve beloften stelde hij den koning tevreden en wendde bij het gevaar om in Frankrijk gevangen genomen te worden gelukkig af. Zonder eenige stoornis bereikte hij de Nederlanden. De stad Gent onderwierp zich. Karei ontnam haar al hare oude privilegiën en liet een twintigtal belhamels ter dood brengen. Tegenover Frans I voerde de keizer thans weder eene geheel andere taal dan in Frankrijk. Toen de Fransche gezant hem zijne halve beloften ten aanzien van Milaan herinnerde, antwoordde Karei, dal hij het hertogdom nooit aan den koning van Frankrijk zou afslaan, doch dal bij den herlog van Orleans *) zijne dochter lot vrouw en haar als bruidschat de Nederlanden geven wilde, wanneer Frans de verdragen van Madrid en Kamerijk opnieuw erkende en alle aanspraken op Savoie en Milaan opgaf. *) De dauphin Frans, 's konings oudste zoon, was reeds in het jaar 1536 onverwacht gestorven, waarschijnlijk ten gevolge van eene zware gevatte koude Doch zijn dood werd aan de werking van vergif toegeschreven. Het gerucht zeide, dat Catharina de Medici haar jeugdigen gemaal, den hertog van Orleans, tot het plegen van dien moord verleid had, om hem zoo den weg naar den troon te banen. Door dit sterfgeval werd de hertog van Orleans dauphin, terwijl de hertog van Angoulême van nu af den titel van hertog van Orleans voerde. Kareis zoon Philips met Milaan beleend. Frans wees dit van Je hand en daar de keizer den I!en October lüiO Milaan als een opengevallen rijksleen aan zijn zoon Philips opdroeg, ontstond er tusschen Karei V en Frans I opnieuw eene groote spanning, die vroeger of later tot eene uitbarsting leiden moest. Daar de keizer een nieuwen oorlog mei Frankrijk als zeer waarschijnlijk beschouwde en bovendien bel plan tot een tweeden veldtocht tegen de Mooren van Noord-Afrika koesterde, betoonde hij —gelijk we reeds verhaald hebben — zich veel zachtmoediger jegens de protestanten in Duitschland dan hij anders zon gedaan hebben. NEGEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK. Karei V en Frans I. De kruistocht tegen Algiers. Waarschuwing van Andreas Doria. De storm. Ongelukkige afloop van den kruistocht. Hongarije. Koning Ferdinand eu Johan Zapotya. Dood van Zapolya. Solimans overwinning op de Venetianen Ferdinands ongelukkige strijd tegen de Turken. De wapenstilstand van Nizza door Frans I verbroken. Willem van Cleef, de erfgenaam van Gelderland Zijn verbond met Frans I Verbond van Karei V met Hendrik VIII van Engeland en van Frans I met Barbarossa. AIcxaiuler de Medici vermoord. Cosmo I de Medici Wederzijdsche verbittering der katholieken en protestanten in Duitschland. Strijdschriften. De hertog van Brunswijk door de leden van het Smalkaldisch verbond verdreven Zegepraal van Karei V over den hertog van Cleef. Gehuichelde vriendelijkheid van Karei V tegenover de leden van het Smalkaldisch verbond, 's Keizers zegevierende krijgstocht tegen Frankrijk. Vrede van Crespy. Boulogne door de Engelschen veroverd. Dood van Frans I. Terugblik op zijne regeeriug Kunst en wetenschap in Frankrijk De invloed der koninklijke bijzitten Diana van Poitiers en Anna van Pisseleu. Haat van Frans I tegen de protestanten. De hervorming in Frankrijk. Bric;onnet. Farel. Vervolging en verbanning van de ketters. Calvijn. Bloedige vervolging van de Waldenzen Al had de verovering van Tunis den Moorschen zeeroovers een zwaren slag toegebracht, vernietigd waren ze niet. Algiers was (lians het middelpunt hunner macht, van hier uit maakten zij, even als vroeger, de Middellandsche Zee onveilig; met de giootste stoutmoedigheid waagden zij het zelfs meermalen op de llaliaansche en Spaansche kusten te landen. Karei V wilde aan die belemmering der scheepvaart en aan hel lijden der kustbewoners een einde maken. Hij meende, dat hij thans even gemakkelijk Algiers kon veroveren als hij eenmaal Tunis veroverd had en hij had reeds de noodige toebereidselen voor een veldtocht tegen Noord-Atrika gemaakt, toen hij van Regensburg naar Ralië reisde. Te Lucca had hij een onderhoud met den paus. Deze wist Frans I, die reeds nu niets liever gedaan zou hebben dan den keizer den oorlog verklaren, te bewegen voorloopig den vrede te bewaren, om de onderneming tegen de zeeroovers niet tegen te werken. Wel had de paus liever gezien, dat Karei V zijne wapenen onmiddellijk tegen Soliman gekeerd had. Dit ried hem ook de doge Andreas Doria, de ervaren zeeman, aan. Hij waarschuwde tegen een tocht naar Algiers in het ongunstig jaargetijde, waarin zware stormen te wachten stonden en verklaarde, dal hel gevaar, hetwelk van de zijde van Soliman en de Franschen dreigde, veel ernstiger was dan de schade welke de zeeroovers den handel van Ralië en Spanje konden toebrengen. Doch de Kareis mislukte tocht naar Algiers. keizer wilde niet naar dien raad luisleren. Hel plan tot den tochl naar Algiers stond nu eenmaal bij hem vast, alle maatregelen daartoe waren genomen en liet denkbeeld, dal deze nu nutteloos zouden worden, lachte liern volstrekt niet loe. De troepen werden naar Algiers ingescheept; hel was eene uilgelezen krijgsmacht van 22,000 man, waaronder zich honderd Maltezer ridders bevonden. Den 20™ October 1541 kwam de viool op de boogie van Algiers aan. Karei brandde van begeerte om den strijd Ie beginnen, hij liet de troepen ontschepen en deed hen, zonder den aanvoer van de noodige levensmiddelen en krijgsvoorraad af Ie wachten, op Algiers aanrukken. Hij hoopte, dal de stad zich overgeven zou, zoodra het sterke leger voor hare poorten verscheen, doch hij ontving op zijne opeisching eene trotsche weigering ten antwoord. De overhaaste marsch bleek volkomen nutteloos, want aan eene werkelijke belegering viel niet Ie denken, voordal de voorraad was aangevoerd, die zich nog op de schepen bevond. Alle plannen daartoe vielen in duigen, want thans ontving Karei de rechtmatige straf voor zijne dwaasheid, dat hij de verstandige en welgemeende raadgevingen van een ervaren zeeman als Andreas Doria zoo in den wind geslagen had. Tegen den avond stegen donkere onweerswolken aan den gezichteinder op en een vreeselijke storm brak los. Eer bel nog mogelijk was, het geschut en de voor het leger zoo dringend noodige levensmiddelen uit de schepen aan wal te brengen, werden de vaartuigen reeds door den storm aangegrepen, van hunne ankers geslagen en legen de kust Ie pletter geworpen. De Enropeesche krijgslieden werden overvallen door een plasregen zoo lievig dat zij zich daarvan vroeger geene voorstelling hadden kunnen vormen. Ijskoude hagelsteenen kletterden tusschen de regendroppels op hen neder. Zoo vreeselijk woedde het ouweder, dal de dappere soldalen des keizers, die voor een storm tol dusver evenmin vervaard waren als voor een gevecht, zich op de knieën wierpen en vurige gebeden om redding len hemel zonden. Den geheelen nacht moest het leger in de open lucht doorbrengen, terwijl het regenwater hun lot aan de enkels reikte. Sommigen werden door den wind Ier aarde geworpen en velen konden zich slechts staande houden door hunne lansen in den grond Ie steken en zich daaraan vast te houden. Het was een nacht vol angst en onlzetling en loen den volgenden morgen de zon weder opging, aanschouwde de keizer, tot zijne diepe smart, hel schoone leger, waarop hij zulke grootsche verwachtingen gebouwd had, in den jammerlijksten toestand. De kust was bedekt mei de wrakken der schepen en de lijken der bemanning; rondom hel leger, dat in de grootste wanorde verkeerde, zwierven vijandelijke benden, die door luide krelen hunne blijdschap Ie kennen gaven en reeds hier en daar lol den aanval overgingen. Zij. wien hel nog gelukte, de wrakken levend Ie verlalen en hel strand te bereiken, werden daar gevangengenomen of vermoord. Te gelijk rnklen uit de stad Algiers de Mooren naar buiten om het keizerlijke leger aan te lasten. In dit hachelijk uur legde Karei Y een bewonderenswaardiger! moed aan den dag. Waar hel gevaar het dreigends! was, daar vertoonde hij zich, en zoo dikwijls zijne raadslieden hem aanspoorden om zijn leven toch te ontzien, riep hij schertsend: »Nog nooit is een Roomsch keizer doodgeschoten!" Mei die woorden stelde hij zich telkens weer aan hel hoofd zijner krijgers, om de aanvallen des vijands af le slaan. Mei hel half vernietigd leger de onderneming door le zeilen, was onmogelijk. Karei durfde zelfs ternauwernood hopen, zijne soldalen van den schier onvermijdelijken dood le redden. Hij gedroeg zich in dien treurigen toestand waarlijk groot. Drie dagen lang trok hij. onder onophoudelijke gevechten legen de roofgierige en overmoedige vijanden, langs ongebaande wegen door poelen en moerassen lol aan de golf van Matafuz. Ferdinand en Johan Zapolya 111 Hongarye. Zijne soldaten hadden gedurende dezen lijd geen ander voedsel dan paardenvleesch en de wortels van palmslruiken, doch de keizer boezemde hun door zijn voorbeeld moed in, hij deelde in al hunne ontberingen, hij wilde in geen enkel opzicht boven den minste zijner soldaten bevoorrecht zijn. Bij de telkens herhaalde aanvallen des vijands was hij steeds de eerste in den strijd en zijne standvastigheid, zijne dapperheid en zijne vroolijkheid bezielden de ontmoedigde soldaten met nieuw leven. In de golf van Matafuz trof Karei een deel zijner verstrooide schepen aan; hij beval terstond tot de inscheping over te gaan, doch ook dit ging moeilijk genoeg, daar de Mooren het terugtrekkende leger onophoudelijk aanvielen. Het kostte nog een harden strijd, eer de soldaten de reddende schepen konden bereiken. Karei zelf was onder de laatsten, die de kust verlieten. Nog was hij niet in veiligheid. De storm verhief zich opnieuw met hevige woede en dreef de schepen uit elkaar, nog meer dan één vaartuig ging te gronde en slechts afzonderlijk liepen de overige schepen verschillende havens van Spanje en Italië binnen. Den 1™ December ging Karei te Carthagena aan land, doch in Europa werd het gerucht verbreid, dal hij in de golven den dood had gevonden. De ongelukkige afloop van den tocht naar Afrika bezielde 's keizers vijanden met des te meer moed. daar ook in bet Oosten de Turken weereene dreigende houding hadden aangenomen. In Hongarije hadden koning Ferdinand en de beschermeling der Turken, Johan Zapolya, elkander onophoudelijk beoorloogd, zonder dat een van beiden echter beslissende voordeelen behaald had. Zapolya werd den nutteloozen strijel moede; hij wenschte vrede met koning Ferdinand te sluiten, dewijl hij thans bevreesd begon te worden voor zijne beschermers, de Turken, en de afhankelijke betrekking, waarin hij tol hen stond, hem te lastig werd; bovendien had hij zich bij den sultan verdacht gemaakt en moest hij vreezen door zijne eigen beschermers onttroond Ie zullen worden. 111 het jaar 1538 was er dan ook een vredesverdrag tusschen Zapolya en koning Ferdinand tol stand gekomen, volgens hetwelk Zapolya zou hehomlen wal hij op dat tijdstip bezat, doch geheel Hongarije na zijn dood aan Ferdinand vervallen zou, zelfs wanneer Zapolya nog in het huwelijk trad en zijne vrouw hem een zoon schonk. Zapolya trad werkelijk, in weerwil van zijne 52 jaren, nog in den echt met eene Poolsche vorstin; 14 dagen na de geboorte van een zoon uit dit huwelijk stierf hij in de maand Juli 1540. De het huis Oostenrijk vijandig gezinde partij onder de Hongaarsche magnaten en de weduwe van Zapolya bekommerden zich niet om het gesloten verdrag: de jonge prins Johan Sigismund werd door hen lot koning verkozen. De Oostenrijksche partij daarentegen sprong voor koning Ferdinand in de bres. Van deze voor de Turken zoo voordeelige tweedracht trok sultan Soliman opnieuw partij om zijne heerschappij over Hongarije uit te breiden, nadat hij juist een voorspoedigen oorlog tegen de Venelianen gevoerd en hen gedwongen had hem de steden van den Peloponnesus, die zich nog in hunne macht bevonden, en al de eilanden van den Archipel af te staan. Toen de koningin zijne bescherming voor haar zoon inriep, zeide hij die terstond toe; zijne troepen dreven de Oostenrijkers terug en bezetten Ofen, doch nauwelijks was dit geschied, of de sultan wierp het masker af. Hij verklaarde, dat de onmondige prins niet in staat was over Hongarije te regeeren en dat het land tot diens meerderjarigheid onder Turksche voogdij moest staan; het werd dan ook van nu af door Soliman als een Turksch gewest behandeld. Tevergeefs poogde koning Ferdinand door kracht van wapenen Hongarije te heroveren, hij was niet in slaat iels van belang legen de Turken uit te richten en zelfs toen, na langdurige onderhandelingen met de Duitsche vorsten Frans I hervat den oorlog tegen Karei V. op den rijksdag le Spiers (Februari 1542) eindelijk eeu Duitsch rijksleger onder keurvorst Joachim II van Brandenburg hem te hulp kwam, werd tle stand van zaken niet verbeterd. De Duitschers verloren in een nutteloozen veldtocht 15,000 man en verspilden handen vol geld, oin eindelijk geheel verslagen huiswaarts te keeren. Reeds vóór dezen treurigen veldtocht had ook Frans I van Frankrijk zijn ouden strijd legen den keizer herval. De rampen, welke den keizer in Algiers en Ferdinand in Hongarije getrollen hadden, schonken hem hiertoe den moed en eene aanleiding was immers licht gevonden, ook al moest die op de meest lichtzinnige wijze gezocht worden. Twee avonturiers, die in Franschen dienst stonden, waren vermomd en zonder paspoort door liet Milaneesche gebied gelrokken. Zij wilden le Venetië en te Conslantinopel verbintenissen legen den keizer aanknoopen, doch werden aan den stadhouder, den markies del Guacto, verraden en op diens bevel gegrepen en van hunne papieren beroofd. De avonturiers stelden zich le weer en het kwam lot een gevecht, waarin beiden sneuvelden. Frans I beweerde nu, dat deze mannen werkelijk gezanten waren geweest. die in strijd met alle volkenrecht gedood waren. Dat deze bewering allen grond miste, dal de keizer verklaarde van de geheele zaak niels le weten, dat ook de stadhouder verzekerde, dat deze mannen legen zijn uitdrukkelijk bevel in een gevecht gedood waren, dit alles buutte niets. Frans I wilde de gunstige gelegenheid om onder zulk een voorwendsel den wapenstilstand van Nizza le verbreken, niet ongebruikt laten voorbijgaan. Tot bondgenoot had hij in dezen strijd hertog Willem van Cleef, die krachtens een verdrag, dat hij met hertog Karei van Gelder gesloten had. na diens dood in hel jaar 1538 ook erfgenaam van Gelderland geworden was. In de lente van 1542 begon Frans I den oorlog. Vijf legers rukten van verschillende zijden tegen de keizerlijken op, doch zij richtten weinig of niets uit. Dewijl Frans, om den keizer overal te gelijk aan le lasten, zijne macht versnipperd had. gelukte het hem niet, ergens eenig voordeel te behalen; zijn toestand werd zelfs bedenkelijk, toen koning Hendrik VIII van Engeland zich tegen hem met den keizer verbond. Thans aarzelde hij niet langer een slap le doen, die in de Christenwereld tot dusver ongehoord was; hij sloot openlijk een verbond met sultan Soliman. Op zijn verzoek verscheen Barbarossa met eene viool Turksche galeien aan de Italiaansche kusten, welke de oude zeeroover op zijne gewone wijze plunderde en verwoestte. Ilij nam 5000 Christenen gevangen eu daaronder 200 nonnen, die hij om hare schoonheid voor den harem des sultans bestemde. Voor Nizza vereenigde de Turksche vloot zich met de Fransche; le zamen verwoestten en plunderden zij de ongelukkige stad. De Turksche schepen vonden daarop in Fransche havens een veilig toevluchtsoord, toen zij door de Spaansch-Napolitaansche vloot des keizers vervolgd werden. In weerwil van dil openbaar bondgenoolschap met Soliman was Frans onbeschaamd genoeg om gezanten naar Duilschland le zenden, ten einde ook de proleslaiitsche vorsten voor zich te winnen, doch hij bereikte zijn doel niet. Zoo grool was de verontwaardiging, die in Duilschland tegen hem heerschte, dat zijne gezanten, hoewel zij met stalen voorhoofd verklaarden, dat hun koning nooit een bondgenootschap met de Turken gesloten had, door den rijksdag te Neurenberg (Maart 1543) als vijanden des rijks afgewezen werden. Omstreeks denzelfden lijd reisde keizer Karei V uit Spanje naar Italië, met het doel den paus lot een bondgenootschap tegen Frans I over te halen. Dil plan gelukte wel uiet, doch daarentegen wist hij zonder moeite hertog Cosmo I de Medici *) voor zich te winnen. *) Hertog Alexander de Medici was deu 8en Januari 1537 door ziju naasten bloedverwant en aangewezen opvolger, Lorenzino de Medici, op eene afschuwelijke wijze vermoord. Alexander Hendrik van Bronswijk verjaagd. Willem van Cleef overwonnen. Uil Italië trok de keizer naar Duitscliland, waar zijne tegenwoordigheid zoowel wegens den oorlog als lot regeling van de steeds meer gespannen verhouding lusschen de katholieken en protestanten dringend noodzakelijk was. De haat lusschen de protestantsche en katholieke vorsten van Duitschland was in den loop der jaren steeds aangegroeid, zij bestreden elkaar niet langer alleen bij monde en geschrifte, maar ook met het zwaard. Bijzonder gebaat was hij de leden van het Smalkaldisch verbond hertog Hendrik de jonge van Brunswijk-Wolfenbuttel, die. als vurig katholiek, steeds eene bittere vijandschap tegen hen aan den dag bad gelegd. Tusschen hein ter eene en den landgraaf van Hessen en den keurvorst van Saksen aan de andere zijde was een schriftelijke strijd ontbrand, die op de onwaardigste wijze gevoerd werd en waarin ook Luther op zijne gewone hartstochtelijke wijze partij koos. De geschriften van beide partijen waren even onbetamelijk, vol van de gemeenste, onzinnigste scheldwoorden. Vooral ging Luther zoover alle grenzen der betamelijkheid te buiten, dat zijne taal zelfs in een werk van geschiedkundigen aard niet herhaald kan worden. Men liet het echter niet bij woorden. Toen de hertog de steden Brunswijk en Goslar, die zich bij liet Smalkaldisch verbond aangesloten hadden, streng tuchtigde, grepen de leden van den bond naar de wapenen; zij vielen met een leger van 10,000 man in bet gebied van Brunswijk en verdreven in Juli 1542 den hertog, wiens land door de protestantsche vorsten in bezit genomen en overeenkomstig hunne denkbeelden hervormd werd. De klachten, door den voortvluchtigen vorst bij koning Ferdinand en bij bet rijkskamergericht ingediend, bleven, evenals de waarschuwing en indaging van laatstgenoemd lichaam, zonder eenige uitwerking op de protestantsche vorsten, die openlijk alle gehoorzaamheid weigerden. Ook de hoop des hertogs, dat de keizer zich zijne zaak aantrekken zou, werd verijdeld. Toen Ivarel V in Duitschland kwam, lag de oorlog tegen Frans I en den hertog van Cleef hem nader aan het hart dan de rechten van een enkel katholiek vorst. Hij wilde de protestanten niet in het harnas jagen, daar deze zeer licht geneigd konden zijn zich met den hertog van Cleef te verbinden. die een zwager van den keurvorst van Saksen was en reeds het avondmaal ouder beiderlei gestalten gebruikt had. Des keizers gematigdheid bleef niet zonder vrucht. Vele protestantsche stenden ondersteunden hem in zijn krijgstocht tegen de Nederlanden en hierdoor viel het hem niet moeilijk den hertog van Cleef te overwinnen. Deze moest zich onderwerpen en knielend om genade smeeken. Hij ontving die, maar onder zeer harde voorwaarden: hij moest alle aanspraken op Gelderland laten varen en zijne plannen lol hervorming op kerkelijk gebied opgeven. Bovendien moest hij beloven, dat hij zelf het katholiek geloof trouw blijven en zich nooit weer legen den keizer verbinden zou. Ook na deze overwinning ging Karei nog met de grootste verschooning tegen de protestantsche vorsten van Duitschland te werk. Hoewel ongetwijfeld en Lorenzino, die beiden eveu willekeurig, even wellustig, ja even nietswaardig waren, hadden tot dusver in de beste verstandhouding geleefd Lorenzino was zelfs de steed9 dienstvaardige koppelaar van Alexander geweest; iiij had een zijner paleizen geheel voor de bevrediging van Alexauders dierlijken lust laten inrichten, eu voerde hem daar de sciioone vrouwen eu dochters der Florentijnen toe. Wanneer de slachtoffers hem niet gewillig volgden, gebruikte hij menigmaal het meest onbeschaamde geweld. Kerst toen Alexander eischte, dat Lorenzino hem eene bloedverwante, de nog jonge en beeldschoone zuster zyner moeder, in de armen voeren zou, beloofde deze wel dien wensch te vervullen, maar bracht in plaats van de verwachte een bandiet in het afgelegen vertrek, waar Alexander stond te wachten. Na eene lange worsteling vond de hertog hier Jen dood. Lorenzino moest uit Florence vluchten. In zyue plaats werd een andere afstammeling van het geslacht der Medici, Cosmo, op den troon van Florence verheven en door den keizer in de hertogelijke waardigheid bevestigd. Cosmo liet later zijn bloedverwant, die hem nog altijd gevaarlyk kon worden, te Venetië door een bandiet vermoorden. Nieuwe oorlog tusscken Karei V en Frans I. Yrede van Crespy. reeds toen het besluit bij hem vast stond om ter gelegener tijd krachtig tegen hen te werk te gaan, verstond hij meesterlijk de kunst om zich te vermommen en zachtmoedigheid, ja zelfs vriendschap jegens de protestanten te huichelen. Den hertog van Brunswijk verwees hij met zijne klachten naar een rijksdag, die in Febr. 1544 te Spiets bijeenkwam, doch waarop «les herlogs zaak niet beslist werd. Deze bleef hangen, de proteslaiilsche vorsten stonden toe, dal Brunswijk vroeger of later door den keizer zelf gesequestreerd werd. Karei had hulp noodig. van welken kant die hem ook gewerd, llij behandelde daarom de leden van het Smalkaldisch verbond met de grootste vriendelijkheid en voorkomendheid. Den landgraaf Philips van Hessen, die in den strijd tegen den hertog van Brunswijk de voornaamste rol gespeeld had, vleide hij door zijn veldheerstalent te erkennen; hij zeide tot hem, dat hij hem in den aanstaanden oorlog tegen Frans I niet tol aanvoerder benoemen wilde, om hem niet in eene onverzoenlijke vijandschap met den Franschen koning te wikkelen, maar dal de landgraaf in den aanstaanden oorlog tegen de Turken zijn veldoverste zijn en in zijne plaats liet bevel voeren zou. Toen Philips bescheidenlijk antwoordde, dal hij voor zulk eene belangrijke onderneming niet berekend zou zijn. hernam de keizer vriendelijk: »IIebt gij lot dusver voor u zelf en anderen zoo gelukkig oorlog gevoerd, dan zult gij ook wel in staat zijn mij te dienen." Door deze vleierij had Karei den landgraaf geheel voor zich gewonnen en ook keurvorst Johan Frederik van Saksen wist hij door zijne goedheid geheel voor zich in te nemen: er was zelfs sprake van eeu huwelijk tusschen een zoon van Johan Frederik en eene nicht des keizers, de dochter van koning Ferdinand. De proteslantsche vorsten waren zóó tevreden over's keizers vriendelijkheid, dal zij hem krachtige hulp in den oorlog tegen de Osmanen en de Franschen toezegden. De katholieke stenden spraken wel luide hun misnoegen uil over de zachtheid, waarmee de proteslanlen behandeld werden en ook de paus zond hierover eeu scherpen brief aan Karei V, doch deze liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij kon de hulp der proteslantsche vorsten niet ontberen, ja had daaraan dringender behoefte dan ooil. daar de Franschen bij Cerisolles in Piemont den li™ April 1541 eene belangrijke overwinning behaald hadden. Terstond na het sluiten van den rijksdag rukle Karei aan het hoofd van een sterk leger naar Frankrijk op, terwijl zijn bondgenoot, koning Hendrik VIII van Frankrijk bij Calais landde en Boulogue belegerde. Het keizerlijke leger rukle zegevierend voorwaarts, en stond reeds in September 1541 niet meer dan twee dagmarschen van Parijs verwijderd. Te Parijs, dachten de juichende overwinnaars, kon men den koning van Frankrijk de wel voorschrijven, ja zijn land verdeelen en hem voor altijd onschadelijk maken. Zij waren derhalve niet weinig teleurgesteld en verontwaardigd toen zij vernamen, dat de keizer geneigd was vrede ie sluiten. Karei V liet zich door den voorspoed zijner wapenen niet verblinden. De herfst was in aanlochl, de belegering van de sterke en groole stad Parijs was eene gevaarlijke onderneming, die in elk geval een geruimen lijd vereischen zou. Hel keizerlijke leger had door de lot dus ver geleverde gevechlen reeds veel geleden en het scheen terecht hoogst bedenkelijk met die troepen een herfst- of— erger nog — een winterveldtocht le ondernemen. De keizer stelde op grond van dit alles, toen Frans I vredesvoorslagen deed. geene onaannemelijke voorwaarden. Men werd het spoedig eens en reeds den I8en September 1544 kwam de vrede te Crespy lot stand. Frans deed daarbij afstand van alle aanspraken op 's keizers bezittingen in Italië, en Karei liet zijne aaaspraken op Bourgondië varen, 's Konings tweede zoon Karei van Orleans zou óf Milaan óf de Nederlanden ontvangen, indien Laatste levensjaar en dood van Frans I. hij binnen den lijd van een jaar met eene dochter van Karei of van Ferdinand in den echt trad. Deze laatste voorwaarde werd echter niet vervuld, daar de hertog van Orleans reeds den 8en September laio stierf. Als eene der belangrijkste bepalingen van het vredesverdrag beschouwde. Karei V de afspraak inet den koning van Frankrijk om gezamenlijk de Turken te bestrijden en de ketterij te onderdrukken. Frans beloofde den keizer hulptroepen tegen de vijanden der Christenheid te leveren en met hem voor de herstelling van de eenheid der kerk en de bijeenroeping van eene algemeene kerkvergadering werkzaam te zijn. De laatste veldtocht was voor Frans I zóó ongunstig afgeloopen, dat de trots van den veroveringszuchtige!! koning gefnuikt was. Zijne macht en zijn staalkundige invloed waren geheel ondermijnd; hij had opgehouden een geducht tegenstander des keizers 'j zijn. Toen hij na den dood van den hertog van Orleans nog eene poging waagde om door middel van onderhandelingen op de eene of andere wijze het zoo vurig begeerde Milaan voor Frankrijk te verkrijgen, ontving hij van Karei V eene korte en koele weigering ten antwoord. De keizer verklaarde, dat hij niet van plan was Frankrijk aan te vallen, maar dat hij ook nooit eenige eischen tot vergrooting van Frankt ijks grondgebied inwilligen zou. Hiermede moest Frans I zich tevreden stellen. Ook in den oorlog met Engeland waren de Fransche wapenen uiel voorspoedig; het gelukte den koning niet liet door de Eugelschen veroverde Boulogne te herwinnen. Frankrijk was door de onafgebroken oorlogen, waarin de eerzucht en de dorst naar krijgsroem van den koning hel land gewikkeld hadden, geheel uitgeput. De van al hunne welvaart beroofde burgers waren nauwelijks meer in staat de drukkende belastingen te betalen; meer dan een gewest was in eene woestenij herschapen. Het land smachtte naar vrede en ook de koning was den nutleloozen krijg met Engeland eindelijk moede geworden. Hij moest den vrede, die den 17en Juni 1546 gesloten werd, met een zwaar offer koopen. Boulogne werd voor den tijd van acht jaren aan de Engelschen afgestaan met de belofte, dat hun na verloop van dien tijd voor de teruggave dier plaats de som van twee millioen kronen betaald zou worden. Frans I overleefde dien vernederenden vrede geen vol jaar. Hij stierf reeds den 31en Maart 1547 in den ouderdom van 53 jaren. De gevolgen van grove uitspattingen, die zijn vroeger zoo krachtig lichaam ondermijnd hadden, sleepten hem ten grave. Frans I wordt door de Fransche en ook door sommige Duitsche geschiedschrijvers met zekere vooringenomenheid als een der belangrijkste vorsten van zijn lijd voorgesteld, de onpartijdigen echter oordeelen anders over hem. Zij laten zich niet verblinden door den bedriegelijken glans, waarmede de schoone, prachtlievende, talentvolle en met een levendigen zin voor kunst en wetenschap begaafde vorst zijn troon heeft weten te omringen, al erkennen zij gaarne, dat Frans I zich ten aanzien der ontwikkeling van kunst en wetenschap jegens Frankrijk zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Leopold Ranke (*) geeft ons van Frans 1 de volgende schets: »Zijn hof was het middelpunt waar al hel beroemde, al bet schitterende, al hel verhevene, dat de natie opleverde, samenvloeide: steeds afwisselend en toch steeds hetzelfde. Frans I was er op gesteld dat er nooit gebrek was aan dames, zonder wie het hof in zijne schatting gelijk was aan eene weide zonder bloemen. Hierdoor werd hij geprikkeld om aan zijn uiterlijk groote zorg Ie besteden. Gaarne bewoog hij zich onder haar in zijn met goud doorstikt wambuis, door welks openingen hel fijnste linnen gluurde, en in zijn overkleed of bofmanlel met stikwerk en gouden tressen versierd. Hij wenschte door zijn *) Fransche Gesch. voornamelijk in de 16e en 17e eeuw door Leopold Ranke. Karakter van trans I. Zijne lichtzinnigheid. Zijne eerzucht. persoon een diepen .indruk Ie maken. Al is ook niet alles waar wat men van zijne zinnelijkheid verhaalt, al berust veel daarvan ten minste op een lossen grond, toch welen wij genoeg om le zeggen, dat hij, mei de wellen der zedelijkheid spoltend, aan tijdgenoot en nakomelingschap een slecht voorbeeld gegeven heeft. Hij leefde uitsluitend voor de lichamelijke oefeningen, welke het denkbeeld der herleefde ridderschap - waarmee Frans I. gelijk ons bekend is, dweepte — hem tot plicht maakte. In eene brandende hitte zag men hem met het wapenspel zich bezig houden; gaarne zocht hij den sterkslen tegenstander uit, ten einde zich met hem te melen, en hij wenschte niet alleen voor den schoonste, maar ook voor den sterkste en vlugste uil hel gezelschap door te gaan. Te Amboise liet hij eens een vierjarigen ever uil liet boscli in den slottuin brengen, om zijne hovelingen te vergasten op den aanblik der vruchtelooze woede van het monster. Doch de ever drong door eene slecht "esloten ueur hel slot binnen. Alles sloof uil elkaar, doch de koning ging het woedende dier te gemoet en bracht liet zulk een krachligen en juislen sloot toe, dal het na weinige oogenblikken in den slolluin doodbloedde. Hij zou niel geduld hebben dat een ander dit gevaarlijke avontuur had doorslaan. Hartstochtelijk beminde hij de genoegens van de jacht, meer dan eens liep zijn leven daarbij einstig gevaar, eens tilde een aangeschoten hert met zijn gewei hem uil den zadel, doch dit maakte op hem niet den minsten indruk. Om wind en weer bekommerde hij zich niet, geen hul was hem le slecht om den nacht er in door Ie brengen; toen hij ouder en zwaarlijviger werd, reed hij op een muildier ter jacht. Eens waarschuwde een Venetiaansch gezant hem. toen hij half ongesteld bij strenge koude op de jacht ging. »In trouwe" — antwoordde hij — »dat heeft mij gezond gemaakt." Ja, schoon en schitterend, een voorlrellijk en stoutmoedig jager, een geoefend ridder, een onoverwinnelijk kampioen in de tornooien, een lieveling der schoone vrouwen was Frans I, en daarom is hij dan ook beroemd geworden i ri'ansche volk, dal zoo vatbaar is voor den indruk van uilerlijken glans, lol dezen roem hebben ook de loftuitingen, waarmede zijne geleerde lijdgenoolen hun milden beschermer overlaadden, niel weinig bijgedragen Zij noemden hem — en niet geheel ten onrechte — »den vader der wetenschappen." Alle geleerden en kunstenaars van eenigen naam vonden aan het hof des konings eene vriendelijke en eervolle ontvangst. He beroemde Stepbanus (Robert Etienne werd iu 133!) koninklijk drukker en verspreidde Lalijnsche, Grieksche en Hebreeuwsche boeken door geheel .l<.'ankrijk. liet uit de studie der classieken geboren humanisme school thans hier wortel, hoewel het door de obscuranten niel minder heftis bestreden werd dan in Duitschland. Voor de kunsten en hare beoefenaars koesterde Frans I een diepen eerbied. Leonardo da Vinei, de beroemde Ilaliaansche schilder, stierf in zijne armen. Raphaël en Benvenuto Cellini waren er trotscli op, voor hem te mogen arbeiden. Onder zijne verdiensten rekent men hel ook, dat hij de eerste grondslagen van de later zoo beroemd geworden Lyonsche zijdefabrikage heeft gelegd, dat hij eene hansche vloot geschapen en in het krijgswezen, voornamelijk door de volmaking van het grove geschut, vele verbeteringen gebracht heeft. Doch al deze hooggeroemde verdiensten des konings wegen niel op tegen ue groole schade, welke zijne regeering op zedelijk gebied het Fransche volk nerokkend heen. Onder zijn bewind gewenden de Franschen zich meer en meer om uilerlijken glans en krijgsroem als het hoogste doel van hel streven eener natie te beschouwen. Met elk jaar nam de schandelijkste handel in staatsambten en de omkoopbaarheid der ambtenaren, zelfs der rechters toe s Konings zedelooze leefwijze met zijne maillessen werd niet alleen door den auel, maar zelfs door den burgerstand nagevolgd. Rondom Diana van Poitiers, de hertogin van Valenlinois, die van den Streckfvss. V. 25 De koninklijke bijzitten. Losbandig leven van Frans I. vader op diens otidslen zoon overging, en Anna van Pisseleu. de hertogin van Etampes, de beide invloedrijke koninklijke bijzitten, verdrongen de hovelingen elkander. Beiden vormden partijen. zij beloonden hare gunstelingen en vervolgden hare vijanden. Meer dan een tlink amblenaar werd in een schandelijk rechtsgeding gewikkeld en door omgekochte rechters veroordeeld, omdat eene der beide heerschende maitressen zijne vijandin was; zelfs de belangrijkste diensten, aan den slaat bewezen, konden dengerie niet beschermen, die zich de wraak der bijzitten op den hals had gehaald. Onder anderen werd de kanselier Poyel op de willekeurigste wijze aangeklaagd en veroordeeld, omdat de hertogin van Etampes hem den ondergang gezworen had; zelfs de connélable van Monlmorency werd het slachlotter van de vijandschap dezer schoone dame, hij verloor zijn invloed en moest zich van het hof terugtrekken. Behalve deze beide maitressen hield Frans 1 nog een groot aantal andere bij/.itlen. Door zulke uitspattingen verwoestte de koning niet alleen zijn huwelijksgeluk, maar was hij zelf eindelijk oorzaak van zijn vroegtijdigen dood. Bannier schildert ons het zedelooze leven van den beroemden vorst met de volgende treilende woorden: «Frans beminde zijne gemalin, Eleonora, 's keizers zuster, nooit en de achting, welke hij haar bewees, was niet voldoende om hem, bij eene vergelijking met haar eersten gemaal, koning Emanuel van Portugal, den voorrang te verschaffen. Ook met zijn oudsten zoon teelde Frans langen tijd in onmin. Eens had deze in een gezelschap, half in ernst, half in scherts gezegd, hoe hij zou regeeren, wie hij aanstellen, wie hij van het hof verwijderen zou. Nauwelijks was dit aan Frans overgebracht, of hij snelde met eenige wachters naar de kamer van den dauphin. De bedienden en pages, die hij, na hel vertrek der overigen, alleen nog daar vond. sprongen uit vrees voor de hellebaardiers uit de vensters. Bedden, tafels en stoelen werden hen nageworpen, kleederen. tapijten en.andere dingen aan stukken geslagen ol verscheurd. De dauphin verliet in allerijl het hof en de stad, en /.ij, die deel van het bovengenoemd gezelschap hadden uitgemaakt, werden met verbanning gestraft. Tot deze en andere treurige tooneelen gaven 's konings lichtzinnigheid en genotzucht, maar vooral de vrouwen en bijzitten aanleiding, door wie Frans zich op de onwaardigste wijze beheerschen liet. Daarom zegt dan ook de Veneliaansche gezant Marino: »Koning Frans eet en drinkt zeer goed, slaapt meer dan voortrellelijk en, wat nog belangrijker is. wil alleen leven in de grootste vreugde en vroolijkheid. Daarom schikt hij zich gaarne op met borduurwerk, goud en kostbaarheden, draagt prachtige kleederen, beslikte wambuizen of vesten, de schoonste hemden, die door de openingen van het wambuis worden heengetrokken, alle dingen op Fransche wijze, die lol een vroolijk en lang leven bijdragen." Hierop volgen andere berichten omtrent 's konings verkwisting en zijne onachtzaamheid in het behandelen van zaken, die wij overslaan om nog eenige getuigenissen van Franschen ten aanzien van zijn hartstocht voor vrouwen te vernemen. Dt! koning (zeggen zij) houdt bel roer slechls in zoover in handen als zijne gunstelingen en zijne lusten dit gedoogen. Voor deze heeft hij eene schier waanzinnige neiging, hij gaat daarin geheel onder. Hel helpt meer hel hof en de vrouwen (e kennen, dan verstand van de zaken van staal of van den oorlog te hebben. Alexander de Groote hield zich slechls met vrouwen op. wanneer hij geene zaken had; Frans zal zich om deze eerst bekommeren als er geene vrouwen meer zijn. "ij verhief lieden zonder verdienste, stelde hen aan het werk zonder oordeel en liet hun de beschikking over oorlog of vrede over. om slechts zijne lusten te kunnen inwilligen. De vrouwen-—voornamelijk de kleine kring der hertogin van Etampes — beheerschlen alles en stelden zelfs veldheeren en staatslieden aan; veel meer dan de hooge leeftijd sleepten de vrouwen hem in het graf. In hel jaar 1538 knoopte hij een minnehandel aan mei eene vrouw, die onder den naam van de schoone Féronière bekend is geworden. Uil naijver en wraakzucht haalde haar man zich zelf met opzet eene besmet- Brigonnet. Vervolging van de Fransche hervormden. lelijke ziekte op den hals; hij slak zijne vrouw en deze weer den konin<* aan De man genas, de vrouw stierf en Frans werd na dien lijd nooit weer volkomen gezond. Eene beschadiging van de huig belette hem in latere jaren duidelijk (e spreken; hooze zweren verleerden zijne krachten en zijne vroegere vroohjkheid verdween geheel. Met hel oog op dit alles zeggen ernsh> geschiedschrijvers; «Frans was de eerste, die liefdesgeschiedenissen uil liet geheimzinnig duister aan hel volle daglicht bracht, onkiiischheid beloonde en de hovelingen gewende, geene achting meer te hebben voor de zedelijkheid " , I , des kor""gs ontuchtige leefwijze nadeelig voor Frankrijk, omdat (Ie adel en zelfs de burgerstand zich tot navolging van het voorbeeld des konings helen verleiden, nog veel noodloltiger voor hel land was de haat dien b rans jegens elke hervorming op kerkelijk gebied koesterde. De hervorming vond in Frankrijk een wel toebereiden grond. Alleen in Italië was de geestelijkheid in hoofd en leden even onzedelijk, even verwilderd als m I'rankrijk. Zij ging gebukt onder eene algemeene en welverdiende verachting, wijl men wist, dal de meeste geestelijken, vooral die van hoo^eren rang, hunne ambten alleen dankten aan de hofgunst, aan omkoopin" ia menigmaal aan schandelijke diensten, welke zij den koniii" of diens creaturen bewezen hadden. Het leven der priesters was maar al le zeer in overeenstemming mei de middelen, waardoor zij hunne waardi-heid verkregen hadden. D Luthers optreden werd derhalve ook in Frankrijk door vele vrome en onbevooroordeelde mannen met ingenomenheid en blijdschap beroet De overtuiging dal eene hervorming van de kerk onvermijdelijk was, won in «ten kring der meest ontwikkelden binnen korlen lijd veld. w„KeVler weinige achtenswaardige prelaten, de bisschop van Meaux Willem Briconnet, sprak krachtig zijn wenscli naar hervorming uit. Hij rien een aantal geleerden naar Meaux, onder andereu ook den lateren hervormer van Geneve, Willem Farel. Rondom deze mannen verzamelde zich spoed i s eene kleine gemeente. »i'uem0 Des hisscbops houding deed onder de overige geestelijkheid natuurlijk eene hevige verontwaardiging ontslaan. Briconnet en door hem saamgeroenen leeraars werden aangeklaagd wegens ketterij en ze zouden zeker veroordeeld zijn geworden, indien zij zich niet meest allen door de vlucht gered haddenslechts enkelen lieten zich bewegen om le herroepen. De bisschop recht- "™üs *J""ijlro"we"'""-'»»» In weerwil van dit rechtsgeding verbreidde Luthers leer zich toch zoo "om ^rankrijk. dat de streng rechtzinnige Louise van Savove, die regentes was gedurende de gevangenschap des konings na den slag bij Pavia meende krachtige maatregelen le moeten nemen. Op baar aanzoek droeg de paus den 17™ Mei Ia2:> aan twee doctoren in de godgeleerdheid en aan twee rechters van het parlement de taak op om naar de Luthersche keilers een geloofsonderzoek in te stellen en. met terzijdestelling van alle anders gebruikelijke vormen, hen (e veroonleelen indien een^w". orn,reMl dfi schlllli van een aangeklaagde of verdachte Het eerste slachtoffer van deze gruwelijke ketterjacht was Jacob Pavannes oen der door Briconnet naar Meaux beroepen leeraars, die zich eerst door' vrees voor den dood tol hel afzweren van zijne gevoelens had laten verleiden < ocu daarna opnieuw als kampvechter voor Luthers leer opgetreden was' Als een ten tweeden male afvallige ketter werd hij in het jaar ie Parijs den doo'i re marlelaars voor hunne overtuiging volgden Pavannes in Frans I betoonde zich aanvankelijk, nadat hij uit de gevangenschap was leruggekeerd. niet zoo streng als zijne moeder. Meer dan een veroordeelde 25* Bloedige processie te Parijs. Johannes Calvijn. schonk hij genade, doch weldra maakle een bijzonder voorval zijn hevigsten loorn legen de keilers gaande. De Parijsche aanhangers van Lui her lielen, dewijl zij hun geloofsleer niet openlijk mochten prediken, een geschrift drukken, waarin zij zich op eene zeer heftige wijze, ja nu en dan op eén loon van onwaardige spotternij over vele katholieke leerstukken uitlieten. Dit geschrift werd onder het volk verspreid en aan de hoeken der straten van Parijs aangeplakt. Een stoutmoedig ketter ging zelfs zoover, dat hij het geschrift aan de deur des konings, die zich toen te Blois bevond (November 1534), vasthechtte. Frans geraakte in eene onbeschrijfelijke woede. Hij achtte zich persoonlijk beleedigd en zwoer, dat hij de verdoemde ketterij in Frankrijk met wortel ert tak uilroeien zou. Oogen blik kei ijk werden de gevangenissen van Parijs gevuld mei mannen en vrouwen uit alle standen, die vart ketterij verdacht waren. In de tweede helft der maand Januari 1535 werd te Parijs eene plechtige processie gehouden. De koning en zijne drie zonen namen te voet, blootshoofds ert met eene brandende waskaars in de hand, daaraan deel. Op de zes voornaamste pleinen der stad waren brandstapels opgericht; op elk daarvan werd, zoodra de processie voorbijkwam, een ketter verbrand. De veroordeelde was aan een balk gebonden; langen tijd werd bij boven de vlammen op en neer getrokken en eerst nadat hij langzaam half gebraden was, sneed de beul de touwen door en liet hij den ongelukkige in liet vuur vallen. Het was inderdaad een verhellénd, God verheerlijkend schouwspel, den vromen ridderlijken koning en zijnen edelen zonen ten volle waardig! Een paar dagen later verscheen een beslui!, waarbij een ieder met den dood bedreigd werd, die het waagde een keiler Ie verbergen en aan de verdiende straf Ie onttrekken; daarentegen werd hun, die leden der vervloekte sekte aanbrachten, het vierde deel van hel vermogen tier veroordeelden toegezegd. De vervolging der ketters zou in Frankrijk nog grooter uitbreiding verkregen hebben, indien niet staatkundige overwegingen Frans I genoopt hadden mei de Duitsche protestanten te heulen. Hij noodigde zelfs Melanchllron uit om hem te Parijs te bezoeken, doch deze huichelarij droeg — gelijk onze lezers zich herinneren — niet de minste vrucht. De Duitsche protestanten lielen zich door zulk een grove kunstgreep niet lot landverraad verlokken. Bloedige vervolgingen strekken meestal om de godsdienstige geestdrift te verhoogen. Ook Frans I zou dit ondervinden. Juist in die dagen, toen bij zoo hevig legen de keilers woedde, verbreidde een stoutmoedig man inet rusteloozen ijver de denkbeelden der hervormden. Johannes Calvijn (Jean Chauvin) was den 10™> Juli 1509 Ie Noyon in Picardië geboren. Hij had te Parijs, te Orleans en te Bourges in de rechtsgeleerdheid gestudeerd, doch was later tot de godgeleerdheid overgegaan en had met vurige geestdrift de beginselen der hervorming omhelsd, fiaumer schelst ons zijn persoon op de volgende wijze: «Hij was van middelbare grootte, mager en bleek. Een langwerpig gelaat, schitterende oogen, een gebogen neus en een zwarte baard varen de uiterlijke tolken van den ernst, die den grondtoon van zijne ziel uitmaakte. Zijn alkeer van opschik, genot en verstrooiing was de vrucht zijner innige overtuiging op godsdienstig gebied en zijn heftig karakter zou hem nog verder voortgedreven hebben, indien hij hel niet had weten te beheerschen. Eene zeldzame geleerdheid, een ongemeen sterk geheugen, eene bewonderenswaardige scherpzinnigheid en zeggingskracht en eene onwrikbare standvastigheid kunnen zelfs zijne vijanden hem niet ontzeggen. Zijn hoofdwerk, Instilulio religionis christianae, schonk den twijfelenden, wankelenden en verstrooiden een vast steun- en vereenigingspunt." In het jaar 1532 kwam Calvijn Ie Parijs; hier predikte hij in de geheime samenkomsten der ketters en zijne welsprekendheid won der nieuwe leer een groot aantal aanhangers. Wel moest hij, om de vervolging, waaraan hij ten Vervolging van de ketters te Jleanx en van de Waldenzen. doe stond, te ontgaan, uit Frankrijk vluchten, doch zijn woord bleef voortwerken en onophoudelijk groeide het getal der belijders van de hervormde leer aan Hoewel Frans I. die nu zeer goed inzag, dat hij de Duilsche protesanten toch niet voor zich zou kunnen winnen, met de grootste wreedheid legen de afvalligen woedde. Die afschuwelijke geloofsvervolging gold gedurende skonmgs laatste levensjaren de ongelukkige Waldenzen en de ketters van Meaux. Kaumers korte en levendige beschrijving luidt aldus: »Den 7en October 1546 werden veertien personen, die hun geloof niet M«a"x °l' veerlien i» ee" kring geplaatste brandstapels verbianu. Zij loofden God en troostten elkander tot hun laatslen ademtocht Velen der toeschouwers riepen, dal dergelijke offers heilzaam en Gode welgevallig waren. Den volgenden dag, terwijl de houtmijten nog brandden, pndikte een doctor der Sorbonne, Pieard genaamd, op dezelfde plaats onder een baldakyn van met goud doorstikte stof. en zeide o. a.: — om van andere hartstochtelijke gezegden te zwijgen — «God zon niet God zijn. indien hij de veroordeelden niet verdoemde. In den loop van hetzelfde jaar werden ongeveer zestig personen uit verschillende plaatsen op karren naar Parijs gevoerd en deels verbannen, dee s gegeeseld, deels verbrand. Nog algemeener en vreeseluker was de vervolging van de onschuldige en onschadelijke Waldenzen. Minier, die als president van hel parlement van Provence dubbel verplicht was om recht en gerechtigheid te handhaven, trok aan het hoofd eener afdeemg soldaten tegen hen op en beloofde den inwoners der stad Cabrières, dat bij hun geen leed zou doen, indien zij hem vrijwillig de poorten openden. Doch nauwelijks was dit geschied, of allen werden neergehouwen. zonder dal er op teeltijd kunne, godsdienstige belijdenis, stand of waardigheid achtgeslagen werd Ook de omtrek der stad werd te vuur en te zwaard verwoest. Om den onschuldigen bekentenissen af te persen, stak men hunne beenen in laarzen, die met kokende kalk gevuld waren. Minier liet veertig vrouwen in eene met slroo gevulde schuur opsluiten en hel slroo in brand steken. Toen alle pogingen om het vuur te blnsschen vruchteloos bleven, wilden de vrouwen uit een venster springen, doch zij werden door de soldaten mei lansen teru"gestoolen en kwamen in de vlammen om. Velen, die naar de wouden en de Dergen vluchtten, stierven van honger of werden door hunne vervolgers gedood hnif°V,nf n8en0Tn .e" naar lle galuien 8ez°nden. Toen de Zwitsersche en UuHsche hervormden hiertegen bezwaren inbrachten, antwoordde Frans I, dat nij dit a les om voldoende redenen alzoo verordend bad en dat zii zich niet moesten bemoeien met zaken, die hun niet aangingen, noch met de wijze, waarop hij goedvond misdadigers Ie straffen. Toch werd den 20™ April 1543 beL(l!ir,< VninB uilS?va.artli8tl' ,waarin t'Ü alle mogelijke zachtmoedigheid beloofde en bun vergiffenis toezegde, voor zoover zij binnen drie maanden hun fta,zwoeren- Toen dit niet geschiedde, werd de vervolging vernieuwd en daarbij kwamen ongeveer 4000 mensehen om hel leven." Deze afschuwelijke kettervervolgingen vormden het waardig besluit van een afin uiterlijken glans, aan valsche ridderlijkheid, aan veroveringszucht en zinlijke uitspattingen gewijd leven. Frans I. de ridderlijke koning, blies onmiddellijk daarna den laatslen adem uil. V IJ F T I G S T E HOOFDSTU K. Duitschland en de hervorming. Cematigdheid van Karei V. Aangroeiende macht der protestanten. Het concilie van Trente. Luthers dood. Overzicht van Luthers werkzaamheid. De rijksdag te Regensburg. Verbond tusschen den keizer en den paus tot onderdrukking van de protestanten. Maurits van Saksen. Zijn bondgenootschap niet den keizer. Krijgstoerustingen van Schiirtlin van Burtenbaeh. De oorlog barst uit. De keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen in den ban gedaan. Tegenspoed der protestanten. Oneenigheid tusschen de opperbevelhebbers. De kanonnade bij lngolstadt. De legerplaats bij Gieugen. Maurits van Saksen en het keurvorstendom Saksen. Het Smalkaldische leger ontbondeu. De vorsten hebben het ten allen tijde als een voorrecht van hun hoog verheven stand beschouwd, den godsdienst aan de bereiking van hunne oogmerken dienstbaar te maken. Indien nog lieden (en dage vorstendochters, hij hel sluiten van een huwelijk, van godsdienst als van een kleed verwisselen en zelden iemand daarin iels zondigs of zelfs onbetamelijks ziel. dan kan het ons geene verwondering baren, dat ook menig vorst der tfi« eeuw, die even vrome woorden in den mond nam als de vorsten van onze dagen, insgelijks de godsdienstige geloofsbelijdenis tot dekmantel van zijne staalkundige bedoelingen gebruikte ol althans daarvan partij trok om, steunend op de sympathie van hel eenvoudige vcü», ...jiie macht Ie handhaven of Ie verhoogen. De meeste protestantsche en katholieke vorsten van Duitschland gingen van dit toen algemeen geldend beginsel uil. Hunne godsdienstige geschillen hadden al Ie dikwijls eene staalkundige bedoeling len grondslag, menigmalen trokken zij van de godsdienstige twistvragen partij om het fanatisme der menigte ter bevordering van hunne belangen aan Ie wenden. Wij mogen hel er voor houden, dat ook Karei V geene uilzondering op dezen regel heeft gemaakt. Al was hij ook een gehoorzaam zoon der Roomsch-kalholieke kerk, toch was hij dit niet zoozeer, dat hij zijne staalkundige belangen aan den godsdiensl len offer heeft gebracht. Daarom gedroeg hij zich dan ook, in weerwil van alle vermaningen van den paus en van zijne dweepzieke Spaansche raadslieden, zachtmoedig en verdraagzaam jegens de Duitsche protestanten, zoolang hij dezen noodig had, doch zijn plan om de eenheid der kerk, desnoods door kracht van wapenen, Ie herstellen, verloor hij nooit uit het oog. De staatkunde van hel huis Oostenrijk maakte den keizer de onderdrukking der protestanten lol plicht. De groole meerderheid zijner erflanden was trouw aan het katholicisme gehecht, in hel katholicisme alzoo wortelde zijne macht en die zijner nakomelingen. De hervorming moest de macht van hel keizerlijk huis vroeger ol later in gevaar brengen, want het was Ie voorzien, dat de protestanten hunne steeds aangroeiende macht eens zouden aanwenden om aan een vorst van hunne geloofsbelijdenis de keizerlijke waardigheid te verschatten. Of en wanneer Karei V met geweld voor de eenheid der kerk in de bres zou springen hing uitsluitend van de tijdsomstandigheden af. Het ver- Kareis staatkunde tegenover de Duitsche protestanten. moeden is zeker niet ongegrond, dal de wensch om hiertoe spoedig over te gaan hem geneigd heeft gemaakt om de vredesvoorwaarden van Crespv aan te nemen, dewijl de tijd voor eene gewelddadige onderdrukking van hel protestantisme volstrekt met ongunstig scheen. De protestanten twistten onder elkander over hunne geloofsleer. De aaniwh6rS •Xan n r verketterden die van Zwingli op de oude hatelijke wijze. Doch niet alleen onder het volk heerschte tweespalt, ook de protestantsche vorsten waren alles behalve eensgezind. Niet allen waren tot het Smalkaldisch verbond toegetreden en zelfs de leden van dien bond legden weinig geest- ÏphÏ "rif" S" rpf.hadden ZÜ hel niel aangezien, dat hun geloofsgenoot, Willem van Cleef, was (en ondergebracht en gedwongen tol het oude kerkgeloof terug te keeren? Indien Karei V niet onmiddellijk na den vrede van Crespv de protestanten aantastte maar kalm naar de Nederlanden trok en daar den winter doorc' ,n,?, moel ,le oorzaak hiervan deels gezocht worden in eene ernstige ongesteldheid — hij leed zeer aan de jicht — deels in den wensch om zich ftftrsl krap Ilnr fnn cfi ii-h, i,™ .. .. r\ I I . .. . . : nL: ;I.,S i!1,.. ,e 1us.,e"- >">opte hij.dat gewelddadige ' ... •««»*/»•. wviv uuuptc Mij, Ufll UUWUIUUaUliie stappen van de zijde der leden van liet Smalkaldisch verbond en hun openbaar verzet Ipwn in «natallinnnr. .I«„ -KI... I i •• • . ) -T. - o -- — „ra iijks. iiem eene scnijnuaar reclitmalige aanleiding lol den oorlog zouden verschaften, zonder dat hij genoodzaakt zou zijn te bekennen, dat de godsdienstige twisten de eigenlijke oorzaak van den krijg waren. Alleen in dit seval mocht hii hnnun non ,ui ,1™ ■ l ^ I .. J vvii ucoi UUI ilUlWhlIIIM lIl' vorsten van hunne eigen partij af Ie trekken, hierdoor de macht der protestanten te versnipperen en de beide eigenlijke leiders der protestantsche beweging, den keurvorst van Saksen en den landgraaf van Hessen, ten onder te bren-en Hll mbanilu nn .1.. ..... i ir ■ O * ■'J ■, «iJ. <"»t oc guusuiensuge geschillen de katholieken van Uu 11 sc n la nu vaster aan hem zouden verbinden en hem in slaat zouden stellen zich krachtiger dan ooit te doen gelden. Hij bedroog zich in die verwachting niet. Reeds op een rijksdag te Worms in hel jaar 154a kwam de spanning usschen de godsdienstige partijen duidelijk aan het licht. De katholieken klaagden oter de verbeurdverklaring van geestelijke goederen in de Lulhersche landen. Zij eischten. dat liet njkskamergericht de vraag beslissen zou, of de vorsten al dan met gerechtigd waren zich deze goederen toe te eigenen. De protestanten daarentegen weigerden zich aan de uitspraak van het rijkskamergericnt te onderwerpen. Zij vertrouwden op hun eigen krachten en bewezen fjj rec,!!1 l!adden daarop Ie vertrouwen. Toen namelijk hertog Hendrik van Brunswijk in den herfst van la 4b zijn land heroverde met de hulp eener ®"de. lansknechten, die hij voor Frans I van Frankrijk aangeworven had, trokken Z1J 'Jhngs hunne troepen bijeen, met hel gevolg, dal zij den hertog overwonnen en gevankelijk wegvoerden. Het gevaar, dat de protestanten, die steeds stouter hel hoofd verhieven, weldra aan geheel Duilschland de wet zouden voorschrijven, werd met eiken dag dreigender. \an de wereldlijke keurvorsten behoorden er reeds drie lot de protestanten namelijk die van Saksen, van de Palts en van Brandenburg. Van de Keurvorsten neuie de oude aartsbisschop lierman van Keulen PM miukn litl /1n I 1 .1 ti« . 1 . .. .... inoer en meer lol de Lulhersche leer over. Indien ook hij openlijk lol het prolestanlisme overging dan zouden de tegenstanders van bet oude geloof de onhe- .n,n,r nict'iuerueiu in nei college der keurvorsten bezitten. t i i" i '3r gember was de op aansporing van den keizer te Trente iu ijloi Delegde kerkvergadering in naam van den paus geopend. Doch de protestanten ontzegden aan die vergadering het recht om in de hangende godsdienstige geschillen uitspraak Ie doen. Inderdaad voerden zij voor hunne weigering gewichtige redenen aan. Volgens hunne meening werd het concilie zoo dicht bij de grenzen van Italië gehouden, opdat de Ilaliaansche geestelijk- De kerkvergadering te Trente. Luthers laatste werkzaamheid. beid een overwegenden invloed op de beraadslagingen zon kunnen uitoefenen. Bovendien achtlen zij het onrechtmatig, dat het voorzitterschap op de vergadering en hel rechterambt over de proleslanlen bekleed zou worden door den paus, 'die ben leeds als keilers in den ban gedaan had en ben slechts als aangeklaagden behandelde. Alleen op een vrij concilie, waarop aan de protestanten volkomen gelijke rechlen mei de katholieken verzekerd waren, op een nationaal Duilsch concilie wilden zij verschijnen, alleen op zulk eene vergadering kon de stem van het Duilsche volk zich onbelemmerd doen hooien. Hel uitzicht op eene vreedzame beslechting van de godsdienstige geschillen . verdween mei eiken dag meer. De katholieken staken het hoofd slouler dan ooit op, want zij zagen den keizer omringd door de vurigste aanhangers der katholieke kerk. I)e hertog van Allta, de dweepzieke vijand der protestanten, was naar Duitschland lot den keizer gereisd, ook de rijkskanselier Granvelle betoonde zich een verbitterd tegenstander der Lutherschen. Beide partijen gevoelden, dat eene bloedige beslissing van den strijd niet uitblijven kon. Zij bestreden elkaar in hartstochtelijke geschriften en overstelpten elkander met smaad- en scheldwoorden. Onder anderen gaf Luther een boek uit, »tegen het pausdom", waarin men den paus, met ezelsooren versierd en door duivelen bediend, op eene zeug zag rijden. In dezen tijd van hooggeklommen spanning bereikte Luther het einde van zijne aardsche loopbaan. Wel bad bij slechts nauwelijks zijn drieënzestigsle levensjaar bereikt, maar zijne ruslelooze, ingespannen werkzaamheid had zijne krachten ondermijnd. Alleen zijne wetenschappelijke werken — om van zijn overigen arbeid Ie zwijgen — zijn zoo talrijk en van zulk een omvang dal zij reeds een geheel menschenleven kunnen vullen. Doch buitendien was Luther de volijverige zielverzorger zijns volks, de ijverigste leeraar aan de universiteit, de trouwste raadsman zijns vorsten geweest. Van eene werkzaamheid als die van Luther biedt de geschiedenis nauwelijks een tweede voorbeeld aan. In die lange reeks van jaren geschiedde in de prolestanlsche gewesten van Duitschland niets belangrijks zonder zijn raad. In alle omstandigheden werd zijn oordeel ingewonnen, bij alle onderhandelingen werd de beslissing aan hem overgelaten. Zelfs in het huiselijk leven, bij kleine familietwisten droeg tnen de beslechting aan hem op en waar ellende en jammer heerschlen, daar zochten de armen en ongelukkigen bij hem hulp, bescherming en troost. Duizenden en nog eens duizenden brieven beeft Luther in die jaren geschreven aan vorsten, graven en heeren, aan burgers en boeren. Niemand, die zich lol hem om raad of hulp wendde, zag zich teleurgesteld. De laatste jaren waren voor Luther niet vroolijk geweest. De strijd mei de aanhangers van Zwingli, die kort na het godsdienstgesprek te Marburg weer ontbrandde, benevelde zijne blijdschap over den gelukkigen voortgang van zijn hervormingswerk en eene oorzaak van diepe smart was het voor hem, dal hij in den laatsten tijd zijn liefsten en meest vertrouwden vriend Melanchlbon meer en meer tol de leer van Zwingli zag overhellen. Slechts een klein voorval verschafte hem in dien lijd nog eene reden tot vroolijkheid. In het jaar 1545 werd namelijk van Rome uit een ltaliaansch geschrift verbreid, waarin verhaald werd dal Dr. Maarten Luther gestorven was en dal de duivel zijn lichaam had weggehaald. Zeer stichtelijk eindigde hel geschrift met hel bericht, dat door hel vreeselijk einde van den rampzaligen keiler velen hun leven verbeterd hadden en tot de alleenzaligmakende kerk waren teruggekeerd. Lulher lachte hartelijk om dien onzin en vertaalde zelf hel geschrift in het Duitsch. Nog in zijne laalsle levensdagen was Lulher even ijverig werkzaam als vroeger; hoewel zijne gezondheid veel Ie wenschen overliet, verliet bij den Luthers dood en begrafenis. 23™ Januari loi-fi Wiltenberg oiri, op verzoek van de graven van Mausfeld eenige geschillen, welke in die familie waren ontstaan, uil den weg Ie ruimen. Op deze reis predikte hij nog den 2f>e» Januari te Halle; hoewel reeds ernstig ongesteld, wijdde hij zich nog onvermoeid aan zijn ambt. Tol viermaal toe predikte hij te Eisleben, terwijl hij de hoogst moeielijke taak van bemiddelaar tusschen de twistende gebroeders vervulde. Doch hij zag zijne pogingen dan ook mei den gewenschlen uilslag bekroond: de graven reikten elkaar in zijne tegenwoordigheid de hand der verzoening. Hel zou zijn laatste werk op aarde zijn. Den I7cn Februari werd zijn lijden zoo lievig en zijne zwakte zóó groot, dat hij zijn einde voelde naderen. Zijn trouwe vriend, Dr. Justus Jonas, stond mei Luthers zoon aan het bed van den zieke. Met volkomen helderheid van geesl sprak deze: «Hoe, indien ik hier te Eisleben, waar ik geboren en gedoopl ben. eens blijven moest!" Tevergeefs poogden twee geneesheeren, wier hulp men ingeroepen had, hem hoop op herstelling in Ie boezemen. Luther begreep maar al Ie goed, dat zijn dood nabij was en gaf zich van nu af slechts aan godsdienstige overdenkingen over. »In Uwe handen beveel ik mijn geest, Vader! Gij hebt mij verlost. God der waarheid!" riep hij uil. Hierop werd hij stil, zijn oog werd beneveld, hij was den dood nabij. Nog eens ontwaakte hij uit die verdooving; nu wendde Dr. Jonas zich lot hem met de vraag: «Eerwaardige vader, wilt gij op de leer, die gij gepredikt hebt vertrouwend sterven?" «Ja!' anlwoordde Luther nog eens met eene vaste en heldere stem, zoodat alle aanwezigen hel duidelijk konden hoorei). Daarop sluimerde hij in en weinige minuien later, hij het aanbreken van den dag, blies hij den laalslen adem uil. De groole man, de koene strijder was tot zijne ruste ingegaan. Dat was een ontzettende slag voor de proleslantsche parlij in Duitschland. Groot was dan ook de droefheid, door hel bericht van zijn sterven onder alle standen verwekt. De burgers van Eisleben stortten heele tranen, toen zij op hun dringend verzoek in het sterfhuis waren toegelaten, om nog een blik op bet lijk Ie werpen. Ook de vorst van Anbalt en vele graven en heeren vermengden hunne tranen met die der burgers en boeren. Hel stotlelijk overschot werd naar Witlenberg gebracht, want de diepbedroefde keurvorst van Saksen, Johan Frederik. wenschte. dat de groole man zijne laatste rustplaats zou vinden op dezelfde plaats, waar hij zoo krachtig en voortreffelijk gearbeid had. Toen Dr. Bugenhagen in de slot keek te Wiltenberg, in zijne lijkrede over Luther, weenend uilriep: »Wie is thans onze herder, onze vader? We zijn verlaten, verweesd!" — toen barstte de gansche talrijke vergadering in één smartkreet uit! Van droefheid overweldigd vielen allen, mannen en vrouwen, handenwringend op de knieën. Lulher is door tijdgenoot en nakomelingschap óf vergood óf met de hatelijkste lasteringen overstelpt. Doch zelfs zijne tegenstanders konden aan zijne geestkracht hunne hulde niet onthouden. O. a. zegt Palavicini, de geschiedschrijver van het Trentsche concilie, van hem: »Een vruchtbare geesl, doch die meer bittere dan rijpe vruchten opleverde, meer misgeboorten van een reus dan voldragen kinderen. Een sterke geesl, doch meer tol omverwerpen dan tol opbouwen geschikt. Zijne geleerdheid geleek op een vernielenden plasregen, niet op een vruchlbaarmakenden zomerregen. Zijne welsprekendheid was len aanzien der laai ruw en onvolkomen en, wat den inhoud aangaat, een slof verwekkende en de oogen verblindende storm. Hoewel hij stoutmoedig was in het begin van een twist, beloonde niemand zich vreesaehliger dan hij, wanneer hel gevaar naderde. Hij bezat hoogstens den moed van een lol vertwijfeling gebracht dier. Meer dan eens bood hij aan te zwijgen wanneer zijne tegenstanders zwegen; een bewijs, dal hij zich door Iiijksdag te Regensburg. Verbond tusschen den keizer en den paus. aardsche drijfveeren beslaren liet. Door de vorsten werd hij alleen uil begeerte naar de kerkelijke goederen beschermd, hij bracht de kerk ten val. meer tol illiid «lorb' mp'm t6!1 • zy" . eisen 8ewin- I" ile geschiedenis zal hij W insiok derTprl Z'J"e Scha.n,de da,n l°|. zlJne eer . genoemd worden en de vwjiustok der keik is nu gesnoeid, opdat luj meer vrucht drage, de getrouwen nam ril' i" 8^n «honderd. Tegenover hem slaat de meerderheid, namelijk alle edeler, geleerder, meer bezonnen en heiliger mannen!" '? "V °or(|eel der tegenstanders niel rechtvaardig, loch moei aan den anderen kant door Luthers vereerders zelf erkend worden, dal deze den haal ffmfl Pid^nS ,(I,IVVIJ . meei' da". ,1100,lig SePrikkeW heeft door de soms in otolheid ontaardende scherpte van uitdrukking waaraan hij zich tegenover vriend nlmJr 8 '.naakt-e- In,die" ,UJ b- v- Dr- Eck hij voorkeur Dreck (drek) oemde, wanneer luj zijne schriften met scheldwoorden vulde, die ons niets twoo ip6r }SeTe"' -an r'g(lü h,ij r-,arl" s'ec'''s de in zijn lijd heerschende „es oonIe. Doch door zijne hartstochtelijke natuur gedreven, overschreed lui de grenzen van heigeen zelfs in die dagen als geoorloofd werd beschouwd. i.,n , n,81,n8 dei' staalkundige gebeurtenissen in Duitschland oefende ... Vi' nr i01 T? merkbaren invloed uil. De strijd lusschen den keizer en de proleslantsche vorslen moest ontbranden; zelfs Luthers machtig woord ! !,';n slorm n,et langer kunnen bezweren. Indien Karei V nog eens beproefde op een rijksdag Ie Regensburg eene lijdelijke verzoening te bevwken, h! uu I ,"cnieM 'inr *; lllJt)|1 up een goede11 uilsla?- ,ni,ar al|een om de Itden \un hel Smalkaldisch verbond len loon Ie stellen als weerspannige stenden, die den njksvrede geschonden hadden, en oin door schitterende belotten eenige proleslantsche vorsten tot zijne zijde over Ie halen. Dal op geloofde niimand 8ensi>"rg een werkn aa i v.eldhee1r- den graaf van Buren, aanrukken. Het waarover Kamii'Je,. ve™eni8l'18 '«er hulptroepen met de geringe krijgsmacht, vaaio\ei Karei in d e dagen bevel voerde, te verhinderen en Schartlin rukte aT ipnrpn F ven en « stukken zwaarder en lichter geschut in aller gewolvei werden Z°n' ^ P ' tr°epen V°°r de" keizer aan" tern«hek^nWelSf-^T18eW®Men1keizer'ijke lilnsknechlen moesten zich spoedig rinm'1- wilde hen volgen, hij wilde ijlings naar Regensburg Z 'sbur"' hel iSi Tr Ze" üan !e laslen' ,oen h'J eensklaps van de stad hol p ° I ontving om onder geen voorwendsel, hoe ook genaamd iet Beiersche grondgebied te schenden, ten einde de Beiersche hertogen niet in nel Harnas te jagen. Hii tmk m,Sn?rTWarei S'ag V001' dfn veldheer, doch hij moest gehoorzamen, bruck L»nH« y' i e." ver?verde 1,et slot Eli ren berg, dat den naar InnsI , , ü dul l)as beheerschle, om daardoor den Italianen den weg naar l £ «versperren. Te gelijk wilde hij den op hel Trentsche concilie hem dnnr l« ,eCn Ze°r, °!nvelkom lj,i™ek brengen. Doch ook hier werd den riff!0*1™ van Augsburg eensklaps een hinderpaal in niet onenlnk u«tp„ ? ^roed«r| ^ keizers, koning Ferdinand, had zich nog KJir dal hÜ. '"'Hen al niet hun ?vpU i , i' " ? 'l!111 geheime vijand was en dat hij zich niet zou laten weerhouden zijn keizerlijken broeder bij te staan. niet siil m'ï '!°0fdel? d,T Pro'estantsche partij in Uuitschland hadden intnsschen ie hes Ln w' Z'J ? Ie" Zlcl' ac ''g 'oegerust om den beslissenden strijd hadrlpn /ii 'i U"" ,e prolestantsche vorsten onderling eensgezind geweest, !lan /on n!i('j,|,U' f,^'|C i'•me' dle va'! Jol,an F,ederik e«' van Philips vereenigd! waartegen k'frpii nnen zeer korlen "j<' een leger zijn samengebracht, ,Ten mnpV v . °PSewa?se" ZÜ" geweest. Doch de vorsten verloren S r I.ii f" i . ? ,UI'. ,vrees ,lat z'j 1,111(1 en volk zouden verliezen, 1! ,ÏV i f. bedreigde vorsten aansluiten, anderen werden door geheime beloften des keizers tot werkeloosheid genoopt. liiinii /' keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen waren dus aan ™7 • fï krachten overgelaten en konden alleen op de ondersteuning van de Zuidduitsche steden rekenen. Toch stonden zij nog aan het hoold oorlnn hH aanz|enl,jker krijgsmacht dan de keizer in het begin van den ooi log bijeenbrengen kon. Maa,I|k',n V° Jul'. f0"(|en zij een schrijven aan den keizer, waarin zij verï!n Lairn ^ Z1fh "let scll,,l(1|g kenden aan eenige ongehoorzaamheid, die wannlr • • g®Ven om "un den oorlog aan te doen; doch dat het X !,J remS .^''gr'JP begaan hadden, toch billijk was. dat zij vooraf VI ° ,DeW,jl d" nlel geschiedde, was liet duidelijk, dat Zijne Majesteit slechts den oorlog begon om, op aanhitsen van den Antichrist te natie ie mldeXikk'r'"'^" gel°°f " r°eiL'n 6,1 dC V'ijheid der Dui,sche Dit was een hard woord, dat, indien het geloof had gevonden, zeer Beschikt . pnZ1JVer,S' ,0ni .•?,"* de katl,olieke rijksvorsten tegen den keizer op te Kaiel l,ad- gelijk wij ons herinneren, bij zijne verkiezing moeten De keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen in den rijksban. beloven, dal hij de vrijheden des rijks nooit aanranden zoi\ Dachten de katholieke rijksvorsten thans, dat hij aan deze belofte ontrouw was geworden, dan zouden zij zich meer dan waarschijnlijk met de Smalkaldische vorsten verbinden. De keizer bevond zich, toen hij te Regensburg het schrijven van de beide vorsten ontving, in een zeer hachelijken toestand. De geheele krijgsmacht, die hij onder de wapenen had, bestond uit 3000 Spaansche, aOOO Duilsche voetknechten en 700 ruiters, en aan deze geringe macht ontbrak zelfs een veldheer, daar Karei zeil zóó door de jicht geplaagd werd, dat hij niet eeris te paard kon stijgen. Hoe gevaarlijker de toestand was, waarin de keizer zich bevond, des te krachtiger richtte zijn geest zich op, dés te moediger beloonde hij zich. Zijn antwoord op de aanklacht, die men tegen hem ingebracht had, was een besluit, waarbij de keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen, als eed- en plichlvergeten vazallen, als oproerige verraders en schenders van de keizerlijke majesteit, in den rijksban gedaan en al hunne onderdanen van den plicht der gehoorzaamheid ontslagen werden. Dit was weder een gewaagde stap, want de keizer had volgens de Duitsche rijkswetten geen recht oin eenig vazal in den rijksban te doen, zonder dat een vorstengericht gehoord was, en hij leverde door dit banvonnis in zekeren zin zelf het bewijs, dal hij zich in het vervolg niet meer aan het bezworen verkiezingsverdrag dacht Ie houden. Doch den sloulmoedigen lacht het geluk meestal toe. De in twist en tweedracht levende Duitsche vorsten vereenigden zich niet, om tegen deze inbreuk op hunne rechten te protesteeren. Nog eeu ander ernstig gevaar bedreigde in die dagen den keizer. Hij was, gelijk wij reeds verhaalden, er steeds op uil geweest het ware karakter van den oorlog te verbergen en den schijn aan te nemen alsof het hier volstrekt geen godsdienstoorlog gold. Doch dit plan des keizers was lijnrecht in strijd met de bedoelingen van den paus. Het opperhoofd der kerk hechtte er de grootste waarde aan, dat iedereen zou welen, dat de oorlog ter herstelling van de oude katholieke kerk gevoerd werd. De paus bekommerde zich weinig om des keizers plannen, hij maakte derhalve zijn met Karei gesloten verbond in eeu aan de Zwilserscheeedgenooten gericht schrijven openbaar en verklaarde ronduit, dat dil verbond lot verdediging van den waren godsdienst legen de goddelooze ketters van Duitschland gesloten was. Zoo was dus de godsdienstoorlog verklaard! Thans was geen langer dralen mogelijk. De keurvorst en de landgraaf trokken naar hel zuiden en vereenigden zich inet Scharllin van Burlenbach en met Heideck. Zij stonden aan het hoofd van eene aanzienlijke macht, want het vereenigde leger lelde meer dan 50,000 man uitgelezen troepen. Hadden zij slechts genoeg voortvarendheid en moed bezeten om hunne macht Ie gebruiken, dan had de keizer mei zijn weinig talrijk leger hun niet het hoofd kunnen bieden. Doch juist aan die voortvarendheid ontbrak het den beiden vorsten, want de keurvorst en de landgraaf waren mannen van zulk een verschillend karakter, dal zij er niet licht toe komen konden gemeenschappelijk Ie handelen. Jolian Frederik was langzaam van aard en kon niet gemakkelijk tot een doortastenden maatregel besluiten, hij hield veel van dralen en hoopte nog altijd op eene vreedzame beslechting van den strijd. Philips van Hessen daarentegen was bezield met eene gloeiende eerzucht; reeds sinds lang zou hij gaarne hebben toegeslagen, doch thans, nu het lol een werkelijken oorlog komen zou, bekroop hem locli de vrees, dat hij bij zijn opstand tegen den keizer wellicht land en volk verliezen zou. De beide opperbevelhebbers der legers waren hel niet eens en hierbij kwam nog, dat de derde opperbevelhebber, Schartling van Burlenbach, ten aanzien van de noodzakelijkste maatregelen van Philips van Hessen verschilde. Weifelende houding der protestantsche vorsten. 1 lulips was naijverig op tien ervaren krijgsman en vreesde, dal deze den meesten roem uil den strijd wegdragen zou. Zoo heerschten er bij hel opperbevel van het protestantsche leger steeds onzekerheid en weifeling- er was geen gemeenschappelijke aanvoerder en het was dan ook niet meer dan natuurlijk dat al de genomen maatregelen den stempel van onbepaaldheid en weiieling droegen. Tevergeefs hield Scharllin den vorsten voor oogen, dat hun belang dringend eischle, dal zij zich met hunne geheele krijgsmacht op den keizer wierpen eer dezei in slaat was de uit Italië, Hongarije en de Nederlanden ontboden legeraldeéling met zijne eigen troepen te vereenigen. In weerwil van dezen goeden raad bleven de vorsten dralen, zij hielden drie dagen te Donatiwerlh rust, in plaats van in aller ijl op Regensburg aan te rukken. Zij onderhandelden met den hertog van Beieren en zoo vervloog de kostbare lijd. Eindelijk besloten zij te handelen. Zij zonden door een edelknaap, dien een trom pel ter vergezelde, een aan een wil staafje gebonden ontzegsbrief aan den keizer. Doch Karei nam het schrijven zelfs niet aan. De hertog van Alba zijn vertrouweling, ontving de boden zeer onvriendelijk en zeide hun, dat zij in plaats van een gouden keten een strop verdiend hadden, wijl zij hel waa-den zu k eene oproerige boodschap naar de keizerlijke legerplaats over te brengen, en dal zij opgehangen zouden worden, indien zij nog eens iels dergelijks ondernamen. Ue boden ontvingen een afschrift van het banvonnis legen den keurvorst en den landgraaf, als antwoord op den overgebrachlen brief. Reeds waren 's keizers vooruitzichten veel verbeterd; hij was van Regensburg naar Landshut vertrokken. Aan de Ilaliaansche troepen was hel bevel toegezonden om hun marsch zooveel mogelijk te verhaasten en weldra kwamen I ),0<)() ma" v°e|v°!k met «>00 ruiters onder bevel van Otlavio Farnese en met hen (>000 Spanjaarden, die te Milaan in bezetting gelegen hadden, opdagen. Aan liet hoofd dezer krijgsmacht trok de keizer terug; den 20™ Augustus bereikte hij den omtrek van Ingolsladt. Zijne macht was hierdoor sterk aangegroeid; buitendien hadden vele Duitsche vorsten en zelfs eenige protestanten zich bij hem aangesloten. Aan liet hoofd van zulk een leger hoopte Karei den verbonden vorsten liet tioold te kunnen bieden. Die hoop was ook volstrekt niet vermetel, want de^ protestantsche vorsten legden eene groole mate van besluiteloosheid aan De keurvorst en de landgraaf trokken tusschen den Donaii en de Lech heen en weer; zij wisten niet, werwaarts zich te wenden. Hoe sterk Scharllin van burtenbach ook op het ondernemen van een krachligen aanval aandrong steeds werden hem allerlei hinderpalen in den weg gelegd. Vooral deed dit* IniUps van Hessen, van wien Scharllin in zijne eigen levensbeschrijving zegt: »ltij heelt den vos niet willen bijten; hem was elke voorde te diep en elk moeras te breed. 1 Eindelijk besloten de vorsten, den keizer naar Ingolsladt Ie volgen en t aar een aanval te wagen. Karei had op den linkeroever van den Üouau in ue namjheid der stad eene legerplaats betrokken; hij spande alle krachlen in om die te versterken, daar hij nier de komst der Nederlandsche troepen onder den graaf van Buren wilde afwachten. Het belang der bondgenooten bracht mede, terstond den keizer aan te [*"• ®charllm hield hun dil voor oogen en spoorde hen aan om oogentil ik kei ijk den storm te wagen, daar de verdedigingswerken van hel kamp met eiken dag sterker werden en men, indien men ooit een aanval wilde ondernemen, dil nu moest doen. Doch opnieuw werden tegen dil plan allerlei bezwaren geopperd. Een der vorsten zeide vreesachtig, »dat zulk een slap wel overdacht moest worden, daar land en volk er bij op het spel stonden Au riep Scharllin verontwaardigd uil: »En ik heb Burlenbach te verliezen, dat zegl evenveel!" De kanonnade bij Ingolstadt. De legerplaats bij Giengen. De eene dag voor, de andere na verliep onder deze angstvallige beraadslagingen; eindelijk, in den morgen van den 30™ Augustus, werd er lol den strijd besloten en opende men dien met eene hevige kanonnade. Niel minder dan 1700 kogels vielen in de keizerlijke legerplaats en deden daar eene vreeselijke uitwerking, want bij de opeengedrongen opslelling der troepen riclilte het geschut eene geduchte verwoesting aan. Doch de keizer licl zich "een schrik aanjagen; te midden van het hevigste geschulsvuur bleef hij kalm; Toen een kogel in zijne tent drong, waar de slerrenkundige Peler Apiani juist bezig was hem op eene hemelglobe den loop der planeten uit te leggen, verzocht lm dezen, rustig met zijne verklaring voort Ie gaan. Zulk eene onversloorbare kalmte moest op de verschrikte keizerlijke troepen wel een gunsligen invloed uitoefenen en toen Karei nu zelf door de legerplaats rondreed en zich overal in persoon aan het grootste gevaar blootstelde, gingen de soldalen, door het voorbeeld van hun keizer aangevuurd, onversaagd mei hel werken aan de verschansingen voort. Thans zou het in hel belang der bondgenoolen zijn geweest, een krachten storm te wagen, nog was de overmacht aan hunne zijde, nog konden zij bijna mei zekerheid op eene overwinning rekenen. Scharllin begreep dil zeer »oed. Reeds had hij het bevel lol den storm gegeven, toen hij opnieuw tegengeweiki werd door den landgraaf van Hessen, wien — naar hij beweerde — alleen hel recht toekwam om het bevel tol den aanval uil Ie vaardigen. l)e keurvorst van Saksen werd gehaald; op het open veld hield men een krijgsraad en deze verklaarde zich legen den aanval. Karei was zeer beduchl geweest, dat de vijand een slorm zou ondernemen Toen hij legen den middag bemerkte, dat de bondgenooten zich lol eene eenvoudige kanonnade bepaalden, sprak hij lachend lui de hem omrin-'eude bevelhebbers: »Het gevaar is voorbij, laai mijne (ent opknappen." Wal kon men van zulk eene wijze van oorlog voeren verwachten'' \an den éénen kant aanschouwde men onversaagden moed en onwrikbare "eeslkracl.l aan de andere zijde angstig dralen en jammerlijke besluiteloosheid. De uitslag van den strijd was m weerwil van de overmacht der bondgenooten licht Ie voorzien. Den graaf van Buren was het gelukt, bij Mainz den Rijn over te trekken. Nauwelijks was liet bericht dezer gebeurtenis in de Smalkaldische legerplaats voor Ingolstadt aangekomen, of de vorsten maakten zich zeer beangst en besloten den graaf van Buren te gemoet Ie trekken. De keizer kon zijne «ogen nauwelijks gelooven, toen hij hel geduchte leger onverrichter zake aftrekken zag; met den hertog van Alba reed hij in persoon liet kamp uit, om den aftocht gade te slaan, llians was hij zeker van de overwinning; weldra gelukte hel hem, zich met den graaf van Buren Ie vereenigen en daardoor zijn leger op eene slerkle van 30,000 man te brengen. Weken verliepen, zonder dal er iels voorviel * de beide partijen trokken nu eens aan den rechter, dan weer aan den linker Donauoever heen en weer zonder dal hel tol een belangrijk treffen kwam. Scharllin van Burtenhach verliet diep verontwaardigd de beide vorsten hij keerde terug naar Augsburg. werwaarls hij geroepen was om de bedreigd.' s ad te beschermen. Niels was hem aangenamer dan dal hij van Philips van Hessen scheiden kon. want hij had - gelijk hij zelf verklaarde - geen hart meer voor dezen oorlog waarmede liet in" zijn oog niel ernstig gemeend was. Lle bondgenooten betrokken eene legerplaats bij Giengen, de keizer stond bij Lauiugen en zonder dat er iels van belang voorviel, verliep de tijd. Doch gedurende deze dagen van werkeloosheid namen de strijdkrachten der bondgenooten af; hun geld verminderde slerk en de aangeworven lansknechten liepen bq geheele lioopen weg. omdat zij zonder soldij niel wilden vechten Dagelijks werd de loesland, waarin de landgraaf en de keurvorst verkeerden hachelijker, toen Jolian Fredenk eensklaps uil Saksen een bericht onlvin" Het Smalkaldische leger ontbonden. dat liem diep trof. Zijn eigen bloedverwant en geloofsgenoot, Maurils van Saksen, maakte aanstalten om liet keizerlijk banvonnis in zijn eigen voordeel te voltrekken. Reeds bad bij het keurvorstendom Saksen op enkele plaatsen na ingenomen, liij bad zijne stenden bijeengeroepen, om hunne toestemming tot die onderneming te verwerven, en hun voorgehouden, dat Saksen verloren was, indien hij zich niet met de voltrekking van hel keizerlijk vonnis belastte. Koning Ferdinand toch was aan het hoofd eener Hongaarsche legerbende van Boheme uit in het land gevallen en bedreigde het met eene vreeselijke verwoesting. Nu besloten de Saksers, zich aan hertog Maurils over Ie geven. Den 11111 November weerklonken in de keizerlijke legerplaats vreugdeschoten; men vierde de verovering van liet keurvorstendom Saksen door hertog Maurils. Even vroolijk als men te Lauingen gestemd was, even bekommerd was men in den vorstenraad te Giengen. De heerschende moedeloosheid nam hand over hand toe, reeds spraken de vorsten er van, dat zij beproeven wilden, vrede te sluiten. Inderdaad zonden zij een trompetter naar de keizerlijke legerplaats, om hun wenscli naar herstelling van de goede verstandhouding met den keizer te kennen te geven. Doch juist deze wenscli getuigde zoo luid voor de zwakheid van den vijand, dat Karei volstrekt niet geneigd was dien te vervullen. Het schrijven der bondgenooten werd voor liet front der troepen voorgelezen en de markgraaf Jolian van Brandenburg ontving in last, den vorsten aan te zeggen, dat bij geen anderen weg tot den vrede wist dan deze, dat de keurvorst en de landgraaf zich zelf met al hunne aanhangers, met hun gansche leger, met hun land en hunne onderdanen aan de genade en ongenade des keizers zouden overgeven. Dit was te veel! Op genade en ongenade konden de vorsten zich niet overgeven, bovendien hadden zij vernomen, dat de keizerlijke troepen in de laatste maanden veel geleden hadden. Het was een natte, koude herfst geweest, die onder de Italianen en Spanjaarden zware ziekten had doen ontslaan; de aan een zuidelijk klimaat gewende soldaten waren door den vroeg ingevallen winter lot op minder dan de helft gedund; zij waren deels door ziekte weggerukt , deels naar hun vaderland teruggekeerd. Toch durfden de vorsten den strijd niet voortzetten; zij besloten huiswaarts te keeren en den keizer het slagveld over te laten. Dit geschiedde. Den 23™ November verliet het Smalkaldische leger het kamp bij Giengen, de landgraaf en de keurvorst keerden naar hun land terug. Dat overigens de keurvorst niet aan vrede dacht, toonde hij op zijn terugtocht, door de katholieke sleden, waar hij langs trok, zonder genade te brandschatten; zij moesten hem de middelen tol het voortzetten van den oorlog leveren. EEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland eu de hervorming. Onderwerping van de Zuidduitsche vorsten cn steden. Augsburg getuchtigd. Be oorlog in Saksen. De overval van Rochlitz. Gisting in Boheme I)e slag bij Miihlberg. Keurvorst Johan Frederik gevangen. Schitterende zegepraal des keizers. Kareis onedele wraakoefening tegen Johan Frederik. De Wittenberger capitulatie De keurvorst van Saksen afgezet. Karei V bij het graf van Luther. Karei op hei toppunt van den voorspoed Onderwerping en diepe vernedering van den landgraaf van Hessen. Des keizers woordbreuk. Welk een zware slag de lafhartige terugtocht van Philips van Hessen en van den keurvorst van Saksen voor de leden van het Smalkaldisch verhond I — .uil iici i/wiid | l\U IU lel. Il VI3n)( OOk was. toon warpn '/P nmr mul vnr.lAn,.« • » , \ \ , " p 'ci.w.nu, iint'^uueei zij sionuen ook nu nog aan het hoofd eener aanzienlijker macht dan de keizer, wiens le^ei door ziekten zeer verzwakt was Indien de keurvorst Frederik van de Palts en I . I t I ' I „T . "vunwiiJl I itucim \ (I II (ju 1,11 hertou ÏJIrich van \\ nrtpmhorrr vinii mni .i,-. ~.. , i . r ,"■ t —o uc jjioiesiamscne rijkssteden ver- eemgd hadden, dan had de overwinning hun niet kunnen ontgaan- doch vorsten en steden hadden evenzeer den moed verloren De rijkssteden Bopfingen, Nördlingen, Dinkelsbuhl. Rothenburg aan de lauher, Heilbron en Hall gaven zich zonder slag of stoot over, dewijl zij nadat de machtige vorsten van allen tegenstand hadden afgezien, de voortzetting van den oorlog onmogelijk achtten. ° nit 1' i ,0n?MSa;ifet! moed- düor Seharlh'n aan den dag gelegd, woonde in , ',art- Alleen het voornaamste deel der burgerij, de oud-adellijke geslachten voor t! ^rliefV n'Zhn l™" ™ * ** P"'™'"1» koopliedei'w.ffwiSt i!r ' . . . . . • verraoSen- Z1J zonden derhalve het hoofd van een der njkste handelshuizen van Europa naar hel hoofdkwartier des keizers om met dezen over de onderwerping der stad te onderhandelen. • , c .'?e!'r e har(Je voorwaarden; hij eischle, dal de Au»sbursers hu» Zük1 , "i ! "r 8,3,1 verbannen' keizer knielend" om ° -enade smeeken en buitendien eene zware geldboete betalen zouden. Doch ook o°n deze Z1 inrum' ;» t "" lle gJslwl,,en lot onderwerping bereid vriiwill ■' de 1, v, Ir8" S'neeV';n "J Schartlin van Burtenbacb, dal hij vrijw ii„ de stad verlaten zou. opdat niet des keizers toorn alle burgers zou treilen en deze bede willigde de dappere ridder eindelijk in. ° Ihep verontwaardigd over de kleinmoedigheid der burgerij verliet hii de stad. om zich naar Zwitserland te begeven. J J l)e afgevaardigden van Augsburg vielen den keizer te Ulm te voet en toegSn.,Mne,T,en: ddarenle8e" werd ,len hurgers vrijheid van godsdienst li, m M.iait vierde de keizer te Ulm eene nieuwe zegepraal- liertop dewiil' t.iiVa,"i !eem'!g 0I" Se"ade smeeken- Hij leed zwaar aan de jicht en dewijl hij met loopen kon, werd hij, op een stoel gezeten, door vier minnen e audiennezaa des keizers binnengedragen. Hier moest hij lan- wachten Sal-/ondïrT'ti™ 1 «feeloopen was. Eindelijk verscheen Karei indé *•»' . ^suptsi: zïï/ Toen daarop de kanselier des keizers da. verzoek inwilligdebaïs.°e Ulrich van »Assa alïtsbiSo^^aIoT°vf Th" ^,'^lor Sn nieu we'n . Philins van ti.-- - i wachten, nog waren keurvorst Jolian Frederik en Bis Strnl ,001' "" ■»"»• "" k«™slen,lom in een verw'!,l''.LT™'!^ Ma"r"S !,J" guloofsgenool en bloed. "U'p" j»am tót kr(j8*™d" " Hoewel Elisahetl. met geestdrift de zaak der hervorming omhelsd had. Rochlitz overvallen. Gisting in Boheme. stond zij niet te goeder naam en faam: haar weinig ingetogen levenswandel was in geheel Duilschland bekend. Hertog Maurits had den markgraaf voor de prinses, zijne naaste bloedverwante, gewaarschuwd, doch in weerwil hiervan net de lichtzinnige, aan genot verslaafde vorst zich begoochelen, en gaf zich geheel over aan den betooverenden invloed, dien de vorstin op hem uitoefende. Door schuierende feesten, weeldrige dansen en woeste drinkgelagen werd . waakzaamheid van den markgraaf verschalkt; hij verloor alle voorzichtigheid uil liet oog en legde zelfs in het slot Rochlitz geene bezelting. Toen Albrecht op zekeren lijd na eene woeste slemppartij met zijne officieren in een diepen siaap gedompeld lag, zond de vorstin den keurvorst de boodschap, dat hij veilig de stad overvallen kon. i i.?6 1'ieuryors'e''jke troepen kwamen en overrompelden Rochlitz. Wel gerikte het den markgraaf in de eerste verwarring Ie ontvluchten, doch hij werd door de hem najagende ruiters gegrepen. Zijne troepen waren zonder aanvoerder aan de genade van den keurvorst prijsgegeven. ISa deze overwinning viel een groot deel van het hertogdom Saksen den keurvorst 111 handen. Hertog Maurits hield eindelijk van zijn geheele land niets over dan de steden Dresden, Pirna, Zwickau en Leipzig. Zijn eenige ïoop was gevestigd op den bijstand, welken de keizer hem beloofd had. I e macht van den keurvorst was door dit alles sterk toegenomen, en nij was een des te gevaarlijker vijand geworden, dewijl ook in Boheme velen e levendigste sympathie voor hem aan den dag legden. Hoe veel moeite koning rerdinand ook gedaan had om Boheemsche troepen tegen den keurvorst in het veld te brengen, al zijne pogingen hadden op den tegenstand van het öolieemsche volk zelf schipbreuk geleden. In Boheme heerschte eene zeer sleike gisting; het volk had de dagen der Hussieten nog niet vergeten. Luther was 111 veler schatting een waardig opvolger varr den geliefden Iltiss. Na eene stuimenns! van bijna eene eeuw scheen de oude geest opnieuw te ontwaken, le I raag werden in het openbaar vlugschriften en liederen verkocht, die ue bitterste spotternijen op den keizer, koning Ferdinand en den paus bevatten en liet volk aanspoorden den verdelger van de zuivere protestanlsche leer te weerstaan, liederen, waarin de keizer, de koning en de paus als draken en loot vogels, Huss en Luther daarentegen als de verkondigers van hemelsche zegeningen afgeschilderd werden. Juist in dezen tijd van spanning werd het ah" i • ^ R°cl»litz behaalde overwinning en der gevangenneming van Almecht in Boheme verbreid. Het werd met de grootste blijdschap ontvangen en had de keurvorst het toen gewaagd, met zijn leger in Boheme door le dringen en naar Praag le trekken, dan zou liet geheele land zijne zijde hebben r'i m"' ^aai,oe ontbrak echter Johan Frederik de moed, ja bij zag het J .'t'Jk aan. dat de keizer, na den oorlog tegen de Zuidduitsche sleden ten einde gebracht te hebben, naar hel noorden trok en zich te Ëger met koning ferdinand en hertog Maurits van Saksen vereenigde. „ Karei had in die dagen dringend behoefte aan rusl. De Smalkaldische krijg en de drukkende zorgen der regeering hadden zeer nadeelig op zijne gezondheid gewerkt. Zijn kastanjebruin haar was grijs geworden, de jicht verlamde zijne ledematen, zijne stem was zoo zacht, dat zij, die hem omringden, hem nauwelijks verslaan konden. Doch zijn krachtige, rustelooze geest beneerschle het zwakke lichaam. Onvermoeid en zonder zich om zijne ziekte e bekommeren, trok de keizer voorwaarts en ook le Eger bleef hij niet lang: juj vierde daar slechts met zijne vrienden het Paaschfeesl. Daarop trok hij in aller ijl op en voerde hij het leger naar Meiszen aan de Elbe, waar de Keurvorst met l.t.000 man eene legerplaats betrokken had. Heeds den 22en April kwam Karei in den omtrek van Meiszen aan, hij weid vergezeld door zijn broeder Ferdinand en door de beide hertogen Maurits en August van Saksen. Toen de keurvorst van de. nadering der keizerlijke troepen onderricht werd, gaf hij bevel om de brug bij Meiszen in brand te 26* Kareis overtocht over de Elbe bij Muhlberg. steken, len einde 's keizers overtocht over de Elbe Ie bemoeilijken Hij zelf marcheerde langs den rechteroever der Elbe inet het plan om bij de versterkte stad Wittenberg stelling te nemen. Met deze vesting in den rii" zou hij tegen liet keizerlijke leger meer dan opgewassen zijn geweest Het°plan was dus voortreffelijk, jammer maar, dat het te langzaam en te weifelend werd uitgevoerd. Den 23™ April hield de keurvorst bij Muhlberg rust. De keizer volgde het keurvorstehjk leger langs den linkeroever der Elbe, alles was er hem aan gelegen zoo spoedig mogelijk tot den aanval over te gaan. want zijne macht overtrof die zijns vijands. Zoodra hij vernomen had, dat Jolian Frederik bij Muhlberg stond, zocht hij naar eene doorwaadbare plaats om de Elbe over te trekken. In den morgen van den 24"» April hing over de geheele landstreek uren ver in het rond een dichte nevel, die alle bewegingen van liet keizerlijke leger belemmerde. Reeds beklaagde Karei zich over dezen tegenspoed , toen eensklaps tegen acht uur de nevel optrok en de stroom beider en schitterend voor s veld heers oogen lag. Het keurvorstelijke leger had eene zeer gunstige stelling ingenomen, het stond op den hoogste der beide Elbeoevers, zijne batterijen beheerschten den stroom, en het scheen bijna onmogelijk, in liet gezicht der troepen de Elbe over te trekken, indien men niet eene gemakkelijk te doorwaden plaats ontdekte. Koning Ferdinand en hertog Maurits reden langs het water, om zulk eene voorde op te zoeken, (oen zij den hertog van Alba ontmoetten met een molenaar, Strauch genaamd, die in een nabijgelegen dorp woonde en in zijne woede tegen de keurvorstelijke troepen, die hem twee paaiden ontroofd hadden aanbood hun een voortreffelijke plaats voor den overtocht aan te wijzen. Hoewel juist op deze plek aan den tegenoverliggenden oever eene talrijke vijandelijke afdeeling met een groot aantal stukken geschut stond, besloot de keizer toch, den overtocht te beproeven. Hij liet een hevig vuur op den vijand openenen toen nu zijne Spanjaarden Ie water gingen en met hunne haakbussen groote verwoes ingen onder de Saksers aanrichtten, trokken dezen zich terug. Eeni^e Spaansche musketiers ontkleedden zich nu snel en wierpen zich in den stroom met den sabel lusschen de landen. In weerwil van de vijandelijke kogels, die rondom hen in het water neervielen slaken zij den stroom over, sprongen hier in eenige booten doodden de manschappen, die daarin lagen, en brachten daarop de booten naar den anderen oever. Hierdoor was het bouwen van eene schipbrug mogelijk gemaakt. Thans begon de keizer met zijne ruiters den overtocht, terwijl het voetvolk de schipbrug poogde te slaan. Karei spoorde vol vuur de zijnen aan. Op zulk een dag voelde luj geene pijnen. Hij reed op een kastanjebruin Andalusisch paard met een karmozijnrood met gouden franjes afgezet lluweelen dekkleed. Over zijne vergulde wapenrusting droeg hij een rood zijden sjerp. Zijn hoofd werd door een Duitschen stormkap beschermd en in zijne hand zwaaide hij eene zware lans. J Zoo reed hij aan den oever op en neer, overal de zijnen aansporend om met den overtocht spoed te maken. Het waagstuk werd gelukkm volbracht. De overtocht gelukte. De ruiters zwommen de rivier over, de schipbrug werd gelegd en het voetvolk trok daarover naar den anderen oever. ° , Terwii' «Ü1 o''sclii,'dde. bevond de keurvorst Jolian Frederik zich in de kerk te Muhlberg, waar hij aandachtig naar de preek zat te luisleren Hii vermoedde 1.1 de verte niet, dat de vijand hem zoo dicht op het lijf was en zelfs toen men hem berichtte, dat de keizer begonnen was de rivier over te trekken, achtte hij dit onmogelijk; hij meende, dat hij ruslig ten einde toe naar de prediking kon luisteren. Doch al te spoedig werd hij van zijne Slag by Muhlberg. Johan Frederik gevangen. dwaling overtuigd; opnieuw kwam een bode ademloos aansnellen met het bericht, dat de keizer den overtocht volbracht had; nu moest hij het ongeloofeliike wel gelooven. In aller ijl brak bij op, om met zijn leger terug te trekken, maar dit was reeds onmogelijk. De keizerlijke ruiters wierpen zich met het woedende kiijgsgeschieeuw: »Ilispania, Hispania! op het Saksische voetvolk, en hoe dapper Johan Frederik ook streed, toch was alle tegenstand vruchteloos. De keurvorst werd eindelijk door de zijnen op een grooten Frieschen hengst gezet en in een overhaaste vlucht weggevoerd. Doch eene afdeeling Hongaarsche ruiters haalde hem in en thans moest hij voor zijn leven strijden Een Hongaar rende op hem los en bracht hem een sabelhouw aan het linker kakebeen toe. Dij zag zich omsingeld, doch hij wilde zich niet aan een vreemdeling overgeven. Opeens hoorde hij zich door een ridder van hertog Maurits van Saksen, Thilo van I rotha, toeroepen en dezen gaf hij zijn ring over ten teeken dat bij gevangen was, want alle verdere strijd zou nutteloos zijn geweest. De slag was ten gunste des keizers beslist; het Saksische leger was uit elkaar gejaagd, ja bijna geheel vernietigd. De ridder van Trolha had den keurvorst naar den hertog van Alba gevoerd en deze liet den keizer de gelukkige tijding van Johan Frederiks gevangenneming welen. De keizer beval, dat de gevangene voor hem gebracht zou worden. Hij stond met zijn broeder en omringd door de voornaamste legerhoofden onder eene groep boomen, toen de keurvorst, bleek en met stof en bloed bedekt, als een beklagenswaardig gevangene, voor zijne oogen trad. De keurvorst greep de hand des keizers om die te kussen. «Grootmachtigste, allergenadigste keizer!"... begon hij. doch Karei viel hem barsch in de rede met de hoonende vraag: »Ben ik nu uw keizer? Zoo hebt gij mij in lang niet genoemd." »Ik ben uwer Majesteits gevangene en smeek om eene vorstelijke gevan genschap!" antwoordde de keurvorst kalm. "Die zal u geworden," riep Karei, «gelijk gij die verdient." »Ik ben in uwe macht, doe met mij wat gij wilt," was des keurvorsten antwoord. De aanblik van den gevangene was eene bron van innig genot voor alle vijanden van het protestantisme; de broeder des keizers, koning Ferdinand nep den overwonnene spottend toe; »Gij hebt mij en mijne kinderen willen verjagen en uit het land zetten. Gij zijt me een fijn man!" De bisschop van Hildesheim, die in volle wapenrusting aan den strijd bad deelgenomen, verklaarde later dat hij niet voor een paar honderd dnkaten dat schouwspel had willen missen. De gevangen keurvorst werd met hertog Ernst van Brunswijk, die insgelijks gevangen was genomen, naar de legerplaats gevoerd en aan den hertog van Alba ter bewaking toevertrouwd. Karei, verheugd over de schitterende zegepraal, die hij behaald had — de keurvorstelijken hadden niet minder dan 2000 dooden, 800 gevangenen, al hun geschut, hunne vaandels en hunne gansche bagage verloren - riep zinspelend op C.esars woorden uit; »Ik kwam, ik zag — God overwon!" Thans kon er van het voortzetten van den strijd in Saksen bijna geene sprake meer zijn. Alleen de stad Wittenberg, de hoofdstad van het land, die door diepe, breede grachten, door hooge muren, door een burcht met vijf bastions en eene talrijke bezetting verdedigd werd, bood nog tegenstand en was volstrekt niet gezind zich over te geven, daar zij nog altijd hoopte, dat de landgraaf van Hessen tol haar ontzet aanrukken zou. De moed der burgerij en der bezetting werd door de tegenwoordigheid der keurvorstin Sibylla en van hare twee zoontjes niet weinig aangevuurd. Toen de keizer met zijn leger voor Wittenberg aankwam en de stad De keurvorst ter dood veroordeeld. De Wittenbersrer capitulatie opeisclite, ontving hij een weigerend antwoord. Nu wendde hij zich tol keurvorst Johan F redenk en gebood dezen, op stralle des doods, de zijnen tot de overgave aan te sporen. De keurvorst weigerde; hij prikkelde Karei daardoor tol eene onbeschrijfelijke woede, die nog aangehitst werd door alle den keurvorst vijandige raadslieden U6b Keizer^. . .Karel bes'00l1.- ,aan a,le ongehoorzamen in zijn rijk een afschrikwekkend voorbeeld te stellen: hij veroordeelde den keurvorst om onthoofd te worden. Johan Frederik zat juist met den hertog van Brunswijk aan het schaak- Pf • ?e", ,em °P 1d.®n1.10e" Mei het doodvonnis voorgelezen werd. Met kabne gelatenheid hoorde lnj die vreeselijke bedreiging aan. »De keizer zal genadiger mei mij handelen; kan het echter niet anders dan smeek ik, dal de dag mijns doods mij vooraf aangekondigd worde opdat ik aan mijne gemalin en mijne zonen de noodige mededeelingen kunne doen!'' — Met deze woorden legde hij het doodvonnis, dat men hem overgereikt had alsol het een gewoon papier was. naast zich neder, wendde zich weer tolden hertog van Brunswijk en zeide: «Neef, let op uw spel! Gij zijt mat'" Het doodvonnis, waarmee de keurvorst van Saksen bedreigd was maakte een diepen indruk op Joachim II, den keurvorst van Brandenburg. Nauwelijks had deze dit vernomen, of hij snelde naar de keizerlijke legerplaats en poogde in vereenïging met hertog Willem van Cleef, die in den laatsten tijd door een huwelijk aan het huis Oostenrijk verzwagerd was en thans bij den keizer in blakende gunst stond, dezen tot het verleenen van genade te bewegen, liet gelukte eindelijk den beiden bemiddelaars de uitvoering van het doodvonnis te voorkomen. Tusschen den keizer en den keurvorst werden onderhandelingen aangeknoopt, die den 18e" Mei tot de zoogenaamde Wiltenberger capitulatie voerde, welke den 19™ door beide partijen onderteekend werd. De voorwaarden der capitulatie waren voor den keurvorst zeer hardHij moest voor zich en zijne nakomelingen van de keurvorstelijke waardigheid en \an zijn land afstand doen; dit laatste viel aan hertog Maurits ten deel tot toon voor zijne trouweloosheid; slechts een klein gedeelte daarvan, enkele steden werd voor de zonen van den overwonnene bestemd. Johan Frederik zou des * gevangene blijven, zoolang het dezen behagen zou; daarentegen moest hertog Maurits zich verbinden om de inkomsten van eenige districten als de ambten hisenach. Gotha, Weimar, enz. voor het onderhoud van den keurvorst en zijn huis af te staan. ««uivum i i "00r. c'?z? CijP''|ilatie ging de keurvorstelijke waardigheid met het groolste deel van het land uit de Ernestinische in de Albertinrsche lijn over Al deze voorwaarden nam de keurvorst aan, doch toén men van hem verlangde, dat lnj zich ook len aanzien van zijn godsdienst toegevend zou betoonen, dat lnj beloven zou. alles aan Ie nemen, wat hel concilie van Tren e op dil gebied zou vaststellen, weigerde hij dit op hefligen toon en was uj door geene bedreiging, hoe ook genaamd, lot toegeven te bewegen De keizer moest eindelijk op dit punt zijne eischen laten varen en dit artikel der capitulatie met eigen hand doorhalen. foen de inhoud der capitulatie te Wittenberg bekend werd, besloten de burgers aanvankelijk zich tot den laatsten man te verdedigen en eerst toen zij op raad van den prediker Bugenhagen het gevoelen van den keurvorst inwonnen en deze zelf hun de overgave beval, terwijl hij hun verzekerde, dat de keizer beloold had, de vrije uitoefening van den prolestantschen godsdienst volgens hLlf r,8h'?e.8 r ?den,S s,aan en dal hiJ z,'k,'r zijn woord zou houden, dat hij bovendien toegezegd had slechts Duitsch krijgsvolk in de stad te doen rukken, gaven de dappere verdedigers toe. Den 23en Mei rukte de Saksische bezetting uit en trokken de keizerlijke troepen, uitsluitend Duitschers in hunne plaats Wittenberg binnen. De keurvorstin Sybilla verscheen in Onderwerping van Jen landgraaf Philips van Hessen. rouwkleederen met hare zonen voor den keizer, viel hem Ie voet en smeekte hem om genade voor haar echtgenoot. Karei hief haar minzaam op en trachtte haar in hare smart te troosten; hij beloofde haar, dat hij den keurvorst genadig zou behandelen en bewees hem dan ook voortaan als gevangene de meeste onderscheiding. Hij stond zells toe, dat Johan Frederik het Pinksterfeest in ongestoorde rust met de zijnen op bet slot te Willenberg doorbracht. üe keizer begaf zich in persoon naar Wiltenberg, om de keurvorstin te bezoeken; hier gedroeg hij zich zeer vriendelijk en beminnelijk. Vervol«en« bezocht Inj de slotkerk en ook liet gedenkteeken op Luthers graf. érnstig en nadenkend stond Karei V bij de rustplaats van den grooten hervormer. De hertog van Alba en de bisschop van Arras kwamen bij hem en spraken vol bitterheid over den overledene: «Met gebeente van dien aartsketter moet opgegraven en in het vuur geworpen worden." Uocli Karei hernam op ernstigen toon: «Laat hem met rust, hij heeft zijn rechter gevonden. Ik voer oorlog inel de levenden, niet met de dooden." Ilij gedroeg zich overigens zachtmoediger jegens de protestanten dan iemand vermoed had. loen bij boorde dal sinds den dag, waarop bet slot door zijne troepen bezet was, geene godsdienstoefening meer gehouden werd, nep hij toornig uit: «Wie heeft dal bevolen? Indien dal in onzen naam geschiedt' wordt ons daarmee waarlijk geen dienst gedaan; wij hebben in de andere Duitsche landen niels in den godsdienst veranderd. Waarom zouden wij bet hier doen.' Van dezen tijd af werd te Willenberg weer gepredikt en gezongen als te voren. ° Karei verkreeg door zijn verblijf in de prolestanlsche landen een ander denkbeeld van de Noord-Duilschers dan bij tot dusver bad gekoesterd. Eens sprak bij openlijk lot de hem omringende vorsten: »Alles is toch geheel anders in de prolestanlsche landen dan ik gedacht had." Gedroeg de keizer zich vriendelijk jegens de Wittenbergers, ook hertog Maurits, die den 4en Juni 15^7 lol keurvorst uilgeroepen was, gaf hun de verzekering, dat zij al hunne vrijheden zouden behouden. Hij prees beu ten zeerste oin de groole trouw, waarmede zij hun vroegeren lieer hadden aangehangen en zeide. dat bij daaraan steeds ten goede gedenken zou. 'i ■ F1' 'V'/el 'Iai' gevaarlijkslen tegenstander overwonnen, ook eenige Zuidduitsche sleden, die nog weerstand boden, werden lot onderwerping gebracht; aHeen Maagdenburg en Breinen volhardden in haar verzet. Karei V stond op bet toppunt van geluk. Zijn oude tegenstander Frans I van Frankrijk was den 31™ Maart 1547 gestorven, de protestanten waren overwonnen en ook de laatste vijand, de landgraaf Philips van Hessen, kwam eindelijk deemoedig zijne onderwerping aanbieden. Philips was in de laatste maanden, geheel in strijd met zijn karakter, kleinmoedig en versaagd geweest. Hij zag alleen heil in eene verzoening met den keizei en li achtte deze lot stand le brengen door lusschenkoifisl van zijn schoonzoon, den vroegeren hertog, thans keurvorst Maurils van Saksen, en van den keurvorst van Brandenburg. He beide keurvorsten sprongen met den meesten ijver voor den landgraal in de bres en Karei liet hun eindelijk door zijn kanselier zeggen, dat hij bereid was genade te verleenen, wanneer de landgraaf zelf lot hem kwam om zich op genade en ongenade over te geven eu alle voorwaarden le onderschrijven, die hem voorgelegd zouden worden. In dit geval zou de landgraal niet van zijn land beroofd, en noch aan het leven noch met eeuwige gevangenschap gestraft worden. Aan zulke bepalingen wilde de landgraaf zich niet onderwerpen. Nu zonden de bemiddelaars hem op eigen gezag een geschrift, waarin zij bun eerewoord voor zijne vrijheid verpandden. Iloe zij er toe kwamen, zonder eenig recht le bezitten zulk eeue belofte Kareis gestrengheid tegen Philips van Hessen. £ llph'S'r °!'s onbekend gebleven; wij stuiten hier op eene leemte in hLft t 1 gB(^SC cn; men weel niel of hier een misverstand geheerscht •nd n wel-,of Kar-els Spaansche raadslieden door sluwe kunslS? de Xr„'Ser„S„r° """"" *"> "" «—<•*> verhnn?! '?n.(lSraaf bouwde op de gewaande keizerlijke belofte; hij kwam en te lioliiitpn °,m Z1jksgroolen en door vele Spaansche vo. ' om W, i ,hert°8 "e,.ldnk van Brunswijk was daar tegen- te vergasten schouwspel der vernedering van zijn ouden vijand -g* tsüsrxe&'s ,k - -M-jssj? voor waS'de.Vdëel» 'aS, knielend hel weekschrift zijns meesters lijke'kanselier ?Hne«^l f'8|0n3 g°? .e Vr0e"' HieroP antwoordde de keizer- jr« s* as ïï«„X ban oiilheffe^e^herver^^e8tevenI8c^enken."er'eenei1, hCm de" ^ op Ie stTan ^wln^r'' Af keize,'' hem ",ans ee" leeken zou 8eTCn om o»Ki ÏÏL' verwijderen. landSraaf mops' ™h zonder zulk een genadebewijs en k^rrrkStii T hBrandenburS "oodigde hem uit om met hem Na l i J len he[,0« va" All)a den avondmaaltijd te gebruiken £ damspéï te vermaken! "" <*" anrslen zich gewillig naar zijne wenschen schikken en ihilips als toekomsligen keizer begroeten zouden, ja hij dacht er niet aan, dat hij ten aanzien van de verwezenlijking van dit plan niet alleen hij de Duitsche keurvorsten, maar ook bij zijn broeder Ferdinand op een krachligen tegenstand zou stuiten, dewijl deze na het overlijden van den wel niet bejaarden maar toch ziekelijken keizer zeker op de keizerskroon rekende. Koning Ferdinand vond bij al de rijksvorsten een krachtigen steun bij zijn verzet legen de verkiezing van Philips; want de jonge vorst was in het oog der Duilschers volkomen ongeschikt 0111 eens den keizerlijken troon te beklimmen. Was hel reeds op zich zelf bedenkelijk, opnieuw aan een vreemdeling de keizerlijke waardigheid op te dragen, dat bezwaar gold tegenover Philips nog meer dan tegenover een ander buitenland;cli vorst, want hij was een vijand van het Duitsche volkskarakter, een Spanjaard in mers en been In zijn ond ragelij ken Irots kwetste hij het eergevoel der Duitsche keurvorsten.' daar luj van hen als van zijne dienaars allerlei diensten vergde en hen daarvoor niet eens met een vriendelijk woord bedankte. Hij beschouwde de onafhankelijke Duitsche rijksvorsten als gelijk slaande mei zijne Spaansche grandes, die reeds sinds lang van alle vorstelijke recblen afstand hadden gedaan. Op onverbloemde wijze legde hij hij zekere gelegenheid zijn dwazen hoogmoed aan den dag. Toen zijn hofmeester een kardinaal, lieni op het voorbeeld zijns vaders wees en hem opmerkzaam maakte, hoe vriendelijk deze de Duitsche vorsten behandelde, antwoordde hij: «ïusschen mij en mijn vader bestaal een groot onderscheid, wanl ik ben eens keizers zoon en hij is slechts de zoon eens konings." Ook Philips dweepzieke gehechtheid aan het katholieke geloof, die hem aanspoorde de keilers overal te vuur en te zwaard Ie vervolgen, droeg er natuurlijk niet toe hij 0111 hem hij het Duitsche volk bemind te maken. Reeds vóór de opening der vergadering waren de Duitsche vorsten in stille mei elkander overeengekomen om zich legen des keizers plannen te verzetten en deze tegenstand werd gedurende de onderhandelingen te Augsburg zoo groot, dat Karei zijn lievelingswensch opgeven en Philips naar Spanje terugzenden moest. 1 J Ook ten aanzien van liet godsdienstig vraagstuk vond de keizer bij de vorsten niet die bereidwillige voorkomendheid en medewerking, waaron hii gerekend had. 1 J De vorsten spraken opnieuw als hun gevoelen uil, dal de godsdiensttwisten Maurits van Saksen tegen Maagdenburg afgezonden. alleen door een vrij, algemeen Christelijk concilie beslecht konden worden. Sinds dertig jaren hadden zij onverdroten dien eisch gesteld en wederom herhaalden zij dien thans, terwijl zij daarbij te kennen gaven, dat het door den paus te Trente samengeroepen concilie niet aan de vereischten \an een kerkvergadering, zooals zij die wenschten, voldeed. Al beloofden ook de prolestantsche vorsten na langdurige onderhandelingen eindelijk, dat zij afgevaardigden naar het concilie zonden zenden, toch bestond er weinig uitzicht op eene voldoende regeling van de godsdienstige geschillen. Het was er verre van af, dat de stand van zaken in het Duitsche rijk naar Kareis wensch zou zijn. Nog altijd bood de stad Maagdenburg tegenstand en weigerde zij zich aan den keizerlijken wil te onderwerpen De opstand eener op zich zelf staande stad zou en moest gefnuikt worden, dit begrepen ook de rijksvorsten en zij gaven derhalve hunne toestemming tot het bijeenbrengen van een rijksleger, dat onder het opperbevel van keurvorst Maurits van baksen 8eP,ailfermede waren de gewichtigste aangelegenheden des rijks afgehandeld en de keizer begaf zich derhalve van Augsburg naar Innsbruck om dichter te zijn bij de stad Trente, waar het concilie den 31™ Augustus loMheropend werd. De keuze van den keurvorst van Saksen tot opperbevelhebber van het rijksleger zou voor den keizer noodlottig worden. Zeker kon men, alleen op den schijn afgaande, geen vorst vinden, die meer geschikt was om «at opperbevel te voeren, daar hij immers door banden der dankbaarheid aan den keizer verbonden was en alleen aan diens gunst de keurvorstehjke waardigheid benevens de uitbreiding van zijn grondgebied dankte en dewijl er tusschen hem en Karei Y eene schijnbaar onverbrekelijke vriendschap bestond. Maurits was inderdaad de lieveling des keizers, die hem zijn zoon noemde, terwijl deze zelts het recht had den reeds bejaarden man met den vadernaam aa" Ook"in^den strijd tegen de Maagdenburgers had Maurits bijzondere redenen om met kracht legen hen te werk te gaan, dewijl dezen zich juist tegen hem meer dan eens vergrepen hadden. De naar de weerspannige s ad gevluchte protestantsche godgeleerden hadden sinds lang geen middel ontzien om den naam van den keurvorst aan de algemeene verachting prijs te geven. Zij haatten hem bijna nog meer dan den keizer, deels om zijne trouweloosheid jegens Johan Frederik, deels om het Leipziger interim. ... , In November 1550 maakte Maurits met toestemming des keizers een begin met de belegering van Maagdenburg, doch terwijl hij dit deed stond het besluit reeds bij hem vast om de wapenen, welke de keizer hem tot bescherming van het rijk had toevertrouwd, tegen Karei V zelf te wenden. Eerzuchtige, maar uit een zedelijk oogpunt alles behalve loffelijke ontwerpen, hielden de ziel van den jongen vorst bezig. Evenals hij eens zijn bloedverwant, keurvorst Johan Frederik, verraden en bedrogen had. ten einde zeil de keurvorslelijke waardigheid te verwerven, wilde hn thans ook den keizer bedriegen en verraden, om zijne macht in Duitschland uit te breiden, zich een vroeger ongekenden invloed op de protestantsche vorsten te verzekeren, en zóó de eerste schrede te doen op den weg, door zijne onverzadehjke eerzucht hem afgebakend. ... ~ Yan welke plannen voor de toekomst Maurits van Saksen zwanger ging is bij het geheimzinnig stilzwijgen, hetwelk hij steeds in acht nam, en ten gevolge van zijn plots"lingen dood voor het nageslacht een geheim gebleven, doch uit geheel zijn karakter mogen wij met recht afleiden, dat luj reeds toen een goed ineensluitend en afgewerkt plan voor de toekomst ontworpen had. Dewijl Maurits van Saksen op den gang der geschiedenis van Duitschland een grooten invloed heeft uitgeoefend, achten wij het niet overbodig, hier met enkele trekken het karakter en de bekwaamheden van dezen merkwaardigen man te schetsen. Karakter en plannen van Maurits van Saksen. Maurits bezat vele schitterende gaven; vastberaden en vol geestkracht vereemgde hij alle voorrechten der jeugd met de scherpzinnigheid, de kalmte en het overleg van den rijperen leeftijd. Reeds door zijn uiterlijk blonk hij uit boven de overige vorsten en allen, die hem omringden. Zijn vurig, doordringend en levendig oog en zijn aangenaam gelaat namen ieder onweerstaanbaar voor hem in. Hoewel zelf alles behalve trouw, wist hij toch steeds vertrouwen in te boezemen; ofschoon een man zonder hart, verstond hij toch de kunst anderen aan zijn hart te doen gelooven. Hij vertrouwde niemand, doch hij eischte vertrouwen en ontving hel. Hij was een raadsel voor zijne tijdgenooten en is het gebleven ook voor ons. Zijne meest in het oogvallende neiging, waardoor al zijn doen en laten beheerscht werd, was eene brandende eerzucht. Terwijl hij in die dagen met de belegering van Maagdenburg een begin maakte, en op zijne verreikende plannen broedde, voelde hij den «rond onder zijne voeten wankelen. Door zijne trouwloosheid jegens Johan Frederik en door het aannemen van het Leipziger interim, had hij de liefde en het vertrouwen der protestantsche vorsten en van het Duitsche volk verspeeld En toch had hij daaraan de dringendste behoefte, want alleen door de hulp der protestanten kon hij zijne eerzuchtige bedoelingen bereiken. .. u! i er 'l;u' h'J "jet veel nieuwe eerbewijzen en voordeelen te verwachten; daarom aarzelde hij niet, zich aan de grootste ondankbaarheid tegen zijn weldoener schuldig te maken, tegen hem op te staan en het schandelijkst verraad te plegen. Indien — gelijk sommigen meenen — liefde ot het protestantisme onder de beweegredenen zijner handelwijze geteld moet worden, dan heeft hij toch vergeten, dat het beginsel „liet doel heiligt de middelen a lerminst op proteslantsch gebied thuis behoort. Het Duitsche volk zuchtte onder een zwaren druk. De keizer was nergens bemind en had meer dan eene gegronde aanleiding tot klachten over zijn bewind gegeven. Hij had immers zijn woord, dat hij bij zijne verkiezing tot keizer den keurvorsten verpand had, herhaaldelijk verbroken door, tegen alle recht en wet in, vreemde troepen naar Duilschland te voeren en de hoogste staatsambten aan Spanjaarden op Ie dragen. Bovendien zuchtte de landgraaf ïilips van Hessen, voor wiens vrijheid ook Maurits zich eens borg gesteld had, nog altijd m eene gevangenschap, die juist in den laatsten lijd veel strenger was geworden dan te voren. Niet als een vorst, als een misdadiger werd hij behandeld. Zijne Spaansche bewakers bespotten en hoonden hem. nadat li,Hips eens eene poging tot ontvluchting gewaagd had, waarbij hij trouwe helpers had gevonden, doch die door de voorbarige vrees van een ^neur, dienaars mislukt was, liet de keizer hem opsluiten in een vertrek, dat slechts 10 voet lang was en welks vensters van ijzeren tralies voorzien waren. Hel kon niet anders, of zulk eene hardheid tegenover een Duitsch vorst, die zich vrijwillig voor 's keizers vierschaar gesteld had, moest algemeen erontwaardiging wekken en eene belangrijke bijdrage tot de kennis van de stemming des volks vormt ongetwijfeld eene kennisgeving die, toen de keizer ït Augsburg naar Innsbruck vertrok, daar aangeplakt werd. Zij was van den volgenden inhoud: »De keizer begeert dat men de tranen, die wegens Y[ i„ ,e- rei oIJnfr Majesteit geslurl zijn, zorgvuldig zal verzamelen. Zijne stukken betalen geneesmiddel noodig en zal ze met Indische goud- Maynts had in dien tijd bovendien dit voordeel, dat hij, als beschermer van net bedreigde protestantisme optredend, reeds hierdoor van veler hulp 7a Jüfiw 8 ve™ke,'d, was- üil alles bliJkt> de omstandigheden voor n£'°8. Van Ma.ui'f!s Pannen zoo gunstig waren als deze slechts wenschen t>pt in™ i r Trdeeh? was liet voor 1,e,n' dal '"j tot opperbevelhebber van lege, benoemd was, hetwelk Maagdenburg tot onderwerping moest brengen. SfKECKFUSS. V. Maurits onderhandelt met Hendrik II van Frankrijk. Thans was hij ia staat naar goedvinden troepen aan te werven: dit geschiedde immers voor den keizer, hij kon verbintenissen met de overige vorsten aangaan, want ook deze werden voor den keizer gesloten. Maurits wachtte zich wel, den oorlog, die hem zoo uitmuntend gelegen kwam, spoedig ten einde te brengen; het was hem met de belegering volstrekt geen ernst; hoe langer hij die rekte, des te voordeeliger was het voor hem, des te beter was hij in staal aanzienlijke krijgsbenden aan te werven en zich loe te rusten tol den oorlog, dien hij tegen den keizer dacht te beginnen. Hij zetle daarom het beleg zoo langzaam voort, ja hij verliet zelfs voor eenigen lijd het leger, om den ridder van Heideck, die nog altijd onder den rijksban zuchtte, en den graaf van Mansfeld, die zich heimelijk uil Maagdenburg verwijderd bad, ten einde in andere steden hulptroepen aan te werven, te vervolgen. Beide mannen werden door hem overwonnen. Tot groole verwondering zoowel van Maurits' vrienden als van zijne vijanden, nam bij den vrijheer van Heideck. dien bij als vijand vervolgd had, met vier vendelen voetvolk in zijn dienst, hoewel deze zich nog niet met den keizer verslaan had en dus ook niet van bet banvonnis was ontslagen. Ook nadat Maurils van Saksen van dezen tocht was teruggekeerd, legde hij in het voortzetten van de belegering geen grooten ijver aan den dag. Wel belegerde hij de stad in naam, doch inderdaad hield hij haar ternauwernood ingesloten en bij ging daarbij zoo verschoonend te werk, dat bet den burgers mogelijk werd, de overgave tien maanden lang Ie weigeren. Dit tijdsverloop gebruikte Maurits om zich in alle opzichten Ie versterken. Zelfs schroomde hij niet, een verbond met Duilscblands erfvijand, met Frankrijk aan te gaan. Hij sloot namelijk een geheim verdrag met koning Hendrik II van Frankrijk, den zoon van Frans 1, hoewel deze vorst een nog meer verbitterd vijand van de protestanten was dan zijn vader vroeger geweest was, ja dan Karei V zelf. Hendrik II was alleszins bereid om een verbond met de Duilsche protestanten te sluiten. Hij zond den bisschop van Bayonne, Jan van Fresse, een geslepen staatsman, die de Duilsche laai machtig en daarom reeds meer dan eens door zijn koning tot eene zending naar Duilschland gebruikt was, naar Saksen, om in hel geheim met Maurits en met Willem van Hessen, den zoon van den gevangen landgraaf Philips, te onderhandelen. Van deze onderhandelingen bemerkten de raadslieden van den keurvorst niets, want een der geheimen van Maurits' staatkunde bestond in de kunst om zijne gedachten Ie verbergen. Indien hij eene enkele maal aan zijne woorden den vrijen loop liet, dan geschiedde dit meestal slechts om het tegenovergestelde te zeggen van hetgeen bij meende. De onderhandelingen werden mei goed gevolg gevoerd. Reeds den (5on October 1351, nog gedurende de belegering van Maagdenburg, kwam er tusschen den landgraaf Willem van Hessen, den keurvorst Maurits van Saksen en den Franschen afgevaardigde een verbond lot stand, hetwelk bestemd was om aan de Duilsche vorsten meegedeeld te worden en aan de verraderlijke plannen van den eerzuchligen keurvorst een schijn van recht Ie geven. De eerste reden, waarom Maurits zich met de Franschen verbond, was — naar luid van dat verdrag — deze, «dal de proleslantsche godsdienst door den keizer in gevaar was gebracht." Dewijl deze zaak — zoo heel het in die oorkonde — voornamelijk de eer van God belreft. zal Hij ook verder daarvoor zorgen, gelijk Hij dat tol dusver door Zijne goddelijke genade gedaan heeft en onderwerpen wij haar geheel aan Zijn wil en Zijn goddelijk raadsbesluit. Naast den godsdienst was echter de vrijheid der Duilsche vorsten en van het Duilsche volk de reden, waarom de keurvorst zich met den koning van Frankrijk verbond. Karei V had de oude Duilsche vrijheid door eene schandelijke onverdraagzaamheid en eene onafgebroken slavernij vervangen, gelijk hij dal in Spanje en op andere plaatsen gedaan had. Ook de gevangenschap van Verraad van Maurits tegen zijn vaderland. 419 "roote srhaml,. fn 1 xan den 'andgraaf lol eene oorzaak van schuldHn" voor i,h L™ f''01 verstrekIe, moest noodzakelijk eene verontverlra,l°vl1on verraad ;ian ^ hand doen; daarom - heel het in het lijkslen koning Hernhk"'il^van Franf'"ï OVe,'ee"koms1'. mel derl allerchrisleindien hel God beïa'-i f dienvolgens willen wij. schudden en ons geliefd\aderlmd eTl.Pi Jn . sc,ianaueriaiHl en hel Duitsche volk gewapenderhand in te ; tks, x ,t iïvrP jtsls.'ïï:' Sü,™^r toevertrouwd met ' . ,zou ''el opperbevel over hel gansche leger worden Uaare. Len /oT l,T 1Pe'^e •°lmachl ü"llr'!'" ^ wijze van oorlog voe en "" zl, J n,£ kr.""s Ti, ';r",knj,k ter«",id ** >™ ..LI.I-I,,., lel D„ it'ril. 1.7 gt'',1)k l,el ï'e,'J,''a8 >'»" - «el »«> gesproken wenï ,, l- rijk behoorden, ilocli waarin de Duilsche laai niet enz doel, hii m'ii, Kamer,nJ^ Toul in Lotharingen, Metz, Verdun, enz. behouden. ' '6 blec,llsi als v'carius van het heilige Roomsche rijk l)ehulpzaamle|e zijü^i'S ÏJU,'m. k*" Sakse" ,zich om liem mel alle macht den koning door den kp.ir 8.^™ van ,le voormallge erllamlen, welke Vlaanderen8 en Artois S'nln0'"™ I?.ïe"'-.n?me1™!1 Franche Cu,Illévan een keizer zich /n i. btloolde eindelijk hij de toekomstige verkiezing en aan niemand, dien°et een Iffi van® Fr""!8-?" Frankrijk 8uedvi„den zou Indien koniii" Hendrik /plfu i Frankiijk was, zijne stem legeven. dingen, dan zou hii hem liVvr i8°ed m Jl v".l('u"' "aar de keizerskroon te Kil ,r,l, iV 'pi• I ,llever dan lemand anders verkiezen. en den koniii" va, "Frankriib '"V^bandelijke.'u^schen Duitsche rijksvorsten gelegenheid Taa onenirp ^i i Plo'en verdraS- waardoor Frankrijk zich de streken aan ge°ne /iide van dén R"" lanSzamerl'a»d aantal Duilsche land- Een Duilsch kpnrvn"., " a'J" ,aan. T- grondgebied le hechten. Duitschen grond aan Fraiikriik< ip°v T 'i" sc,lalllJü"jk document om zich bij de verkiezing van o .ve.rratlen' hH'lng nog verder, hij beloofde, onderwerpen, ja zldfs hem dp kpi .L'r aa" de" wil d«* k«'«ings te zullen overeenkomst alleen is „1! °™ 'U ÏUJlen verachallen. Zulk eene '» eeuwigen ^ BJSTS tïïl """ »<""" "» S"k» werkzaamheidTn ZoSe^ïn ,Vader!an'1 en- al l,eeft Z'J,U! invloed od bel linli^i u • p der gebeurtenissen een belangrijken de zegepraal verse ift fa al r,ujr'Peoe^®l!M * »' heeft hij aan hel proteslau.Lne hetgeen Mauriïs ï..' i J ■ "Vk,'ü W'J "°8 llüden da°'e (k' vruchten van richtsnoer bij de beoordéeWn 61 l0C'' ma8Pde "',kouist "iet ons eenig l»et in de voorsthhI»in ■ n i ? "! pel'som'" en ft!lt,,n ZIJU' locb kunnen wijvan Saksen soiiiliids abJni PmTsla",lsme niel goedkeuren, dat zij Maurits best doen om zijn verraad L ! der hervorming voorstellen en dat zij hun neming te doen voorkomen. 8°elljken en ',el als eene lofwaardige onder- gesloten? ook^voor den kon'i^' d°°'i7»" een i; i • • . ' ^llj alles 3,111 hem dankte en dien hij zelfs niet in slaat achtte diepzinnige plannen op staalkundig gebied te smeden, want Maurits had met de grooLste sluwheid zorg gedragen, dat de keizer in hem slechts een jeu-di-en schijnbaar omTiT hlJ, aa",liel kt'"'erliikü hof vertoefde, bekommerde luj /Jch vvn!-?, ï - I ,. anders dan om genot; alleen bij lustige jachtpartijen bii » uinkgelagen en in de vertrekken der vrouwen scheen hij zich on'ziin anhvoordedfdezJen' ll°8" derhal.Ve ^ herl0Svai1 Alba de" keizer waarschuwde, antwoordde deze »De opgewonden en aan hel drinken verslaafde Duitschers e sbwe8ebLXn8van°A ^ ^ ?lreke"'" 's keizers kanselier, Lr ; ' , Vdl,1 Arrai' kon maar 11161 gelooven, dat een Üuitscher hen ooi list verschalken kon. En toch deed Maurits het; hij had alle maatregelen oenomen, om tot het laatste oogenblik den keizer en zijne raadslieden te zoo'Keel J M v:°01' Z1Cl' zel/ kwarlier bestellen te Innsbruck, dewijl hij.' zoo liet heette, zich m persoon derwaarts wilde begeven; te geliiker tiid zond neroemdt. Leipziger theologen zich op wegnaar Trenlezouden begeven om nn het daar vergaderde concilie deel te nemen. ue0even, om aan de leuslaÏÏ,,bevp[e.nr!,0d?! ^'r^' dal de k,eurvorsl hem slechts voor hijeensklansnnder'w i !v ?' "I1 !J w'?s l('n hoogste verwonderd, toen Zoo stelde Maurits alles in het werk om den keizer te bedriegen en dil aelnUtP k »ri« II „ïr1,"0® V,S' rep / ,n l " i Srenze11 Va," ZIJn pllcht le houden, trok Maurits iu Thurin-en Den 23-'"T ' ',na" V°?tVOlk en 5000 rui,ers - hijeen. Willem vin H.' 'p, vereenigde hij zich met den jongen landgraaf R.ln iT i 61 een we,n'g later met den markgraaf Albrecht van Brandenburg. De bondgenooten rukt-n tegen Augsburg op; zij vaardigden terstond manifesten aan de üuitsche vorsten uit, waarin zij verklaarden "dat zj niets anders begeerden dan een waar en Christelijk vergelijk iii de wisten over den godsdienst een vergelijk, dat de keizer wel meer dan eeris in vShpi?l!rii"001' l°' f"" «e.brachl had; in de tweede plaats wilden zij de onmoï 11 8 ib" lantlöraa.' Philips van Hessen bewerken, daar het ge va n °e n sc I rm I in" ^ ?^andellJke onbillijkheid als diens wederrechterlijke ?\IvfV P ,ger geduldig aan te zien. Ten derde was het — volgens dewii Vj"i'"g ~ T P 0U(le lü,re,ijke vrijheid der Duitscher te herstellen u ,1 n. genW|Tllgei |am,rerlijke ,oes,and dl'r Duitscl'e natie haar nhel* Eerste aanval der Franschen. Bijeenkomst te Linz. Met zulke verklaringen Iraden de verbonden vorsten voor de Duilsche rijksslenden en hel volk op; doch zij wisten zeer goed, dat niet hun woord, maar hun zwaard de schaal moest doen overslaan. Daarom rukten zij met groolen spoed voorwaarts; den len April 1552 stonden zij reeds voor Augsburg. Terzelfder tijd naderde ook de koning van Frankrijk aan het hoofd van zijn leger de Dnitscbe grenzen; ook hij vaardigde een huichelachtig schrijven aan de vorsten en stenden der Duilsche natie uil; op hel titelblad van dal geschrift was een hoed (het minnebeeld der vrijheid) tusschen twee dolken afgebeeld en daaronder een fladderend lint met hel woord: «Libertas!" (vrijheid). De Fransche koning noemde zich daarin »de wreker van de Duilsche vrijheid en van de gevangen vorsten;" alleen omdat hij door de Duitsche rijksvorsten geroepen was, rukte hij hun vaderland binnen. De wijze, waarop Hendrik den oorlog legen Duilschland voerde, is zoo merkwaardig, dat wij die niet niet stilzwijgen mogen voorbijgaan. Met een leger van 10,000 ruiters en 25 000 man voetvolk bezette hij de rijkssleden Toul en Verdun, en rukte vervolgens tegen de sterke stad Metzin Lotharingen op. Aan de belegering van deze veste zouden groole bezwaren verbonden zijn geweest; lisl en verraad konden hem spoediger en gemakkelijker tot zijn doel voeren. Hij zond eersl zelf, daarna door lusscbenkomst van den connétable van Montmorency een vriendelijk schrijven aan de stad Melz. waarin hij vrijen doortocht verzocht. Deze werd hem toegestaan, doch nauwelijks waren de Fransche troepen in de slad aangekomen, of zij maakten zich meester van de poorten. De koning verscheen, de burgerij werd ontwapend en moest den koning van Frankrijk huldigen. Ook Ie Straatsburg zou hetzelfde spel gespeeld worden, doch de burgers waren door het legen Metz gepleegd verraad gewaarschuwd en lielen zich niet in denzelfden strik vangen. Terwijl de onderhandelingen mei Straatsburg nog hangende waren, ontving de koning eensklaps lot zijne groole ergenis hel bericht, dal zijn bondgenoot, keurvorst Maurits, op hel punt stond om der geslolen overeenkomst ontrouw Ie worden en zich met den keizer Ie verzoenen. De oorlog tusschen de verbonden vorsten en Karei was binnen korten tijd beslist. Zelfs toen Karei de lijding ontving, dat Maurits de wapenen had opgeval, kon hij nog maar niel gelooven. dat deze in allen ernst een opstand wagen zou. Elke waarschuwing beantwoordde hij spottend met de woorden: »Ik voer een beer in mijn gevolg, dien ik slechts in vrijheid behoef te stellen, om Maurits op de vlucht Ie drijven." Hij meende daarmede den gevangen keurvorst Johan Frederik. Al Ie spoedig zou hij inzien, dal zijn beer locli niet voldoende w as om den stout moedigen keurvorst schrik aan Ie jagen. Ook liet door Maurits en zijne vrienden uitgevaardigd manifest, kwam ter kennis van den keizer en hij vernam levens, dal half Duilschland onder de wapenen stond. Het manifest bejegende hij met stille minachting; hij verklaarde, dal de beschuldigingen der vorsten zoo kinderachtig, zoo onbewezen en zoo ongerijmd waren, dat zij reeds vanzelfden schandelijken toeleg van hen, die ze verdicht hadden, aan hel licht brachten. Tegenover de wapenen der bondgenooten was echter zulk eene stille minachting niel voldoende, en niels was in gereedheid gebracht om krachtig handelend op Ie treden. Karei gaf derhalve zijn broeder, koning Ferdinand, gaarne verlof om zich naar Linz Ie begeven en eene poging tot hel aanknoopen van vredesonderhandelingen met den keurvorst Ie wagen. Ook Maurits aarzelde niet, Ie Linz te verschijnen, de keizerlijke »beer" beangstigde hem toch wel een weinig, al wilde hij hel ook niel bekennen. en daarom was hij niet geheel afkeerig van den vrede. Bij de algemeene achting en liefde, welke Johan Frederik genoot, was liet te voorzien, dat zich spoedig voor hem eene partij zou vormen, indien de keizer hem in vrijheid stelde. Doch al verklaarde Maurits zich ook bereid om vrede te sluiten, hij beweerde levens, dat hij daartoe niet kon overgaan, De Ehrenberger pas bezet. Vlucht van Karei V uit Innsbruck. voordat luj mei zijne wapenbroeders beraadslaagd had. In het «eheim had hij voor dat uitstel nog andere redenen; hij "hoopte door een 'of "„der schitterend wapenfeit den keizer gunstiger voorwaarden te kunnen afdwingen, 'in deze Ide meening waren ook zijne vrienden; zij hoopten dal de .u'flTn 111 lie,) verlrouwe" °P aangeknoopte onderhandelingen, er niet aan denken zou. dat de bondgenooten wel eens snel naar Innsbruck konden m-—*Ka""v - * ***%% In deze verwachting keurden zij wel de Ie Linz gemaakte afspraak ^eü. omtrent eene vorsten vergadering die den 26"» Mei 1552 le Passau zou in aÏÏr i,V °!.^r' r'h Z1J WB,8*pden w'n wapenstilstand te builen en trokken in aller ijl naai Reulle, om daar eene kleine aldeeling van hel keizerliike leger aan te lasten. Deze aanval had wel geen schilleren* gevolg niaar reeds den volgenden dag. den li)™ Mei, gelukte hel hertog George van Mecklenburc den Ehrenberger pas. die naar Tyrol voerde, te bezetten. Innsbruck lag niet verder dan Iwee dagreizen van den Ehreuberoer leePbeSn ^LnV'0' k?rVorsl Ma"ri's ,ne' versnelde marschen 111,.°shru,k i bereiken, den keizer daar te overvallen en hem gevangen te nemen dan hingen de vredesvoorwaarden geheel van den wil der "vorsten af voorval " ?°P °P ee", {5«ecJen uitslag, toen onverwacht een klein voorval tussclieubeiden kwam en den keizer redde. hompel' huurtroepen eischte voor de verovering van den Ehren- lp ' )slo'|mso|d|J. hoewel hel die niel verdiend had. Maurits weigerde den op gebiedenden loon uitgesproken eiscli der soldalen in le willigen en beval, de raddraaiers gevangen le nemen. Doch nu werd hij eensklaps dooide woedende bende omsingeld, en indien het hem niet gelukt was zich op zijn paard te werpen en in aller ijl te ontvluchten, dan zou hel met hem wilden -Tn 8«W ' 8ei' ee" ht'm na8ez°nden schot miste den in wilden galop wegrennenden vorst. Een gansche dag ging er voorbij, eer het geschil was bijgelegd; en deze lijd was voldoende om den keizer voor gevangenschap te bewaren. hereil p i „ f' omlrenl '"et oprukken van den keurvorst naar Innsbruck /no mpI m rf ' e"t f6 ,,,ïil001 nog 111 d,'n lale" avond van den IMei ioo »nel mogelijk op de vlucht le gaan. de iirh^ivii i'68"" ,l)ij, s,r?omen neerviel, gaf de keizer, die ernstig door de jicht gekweld werd, bevel om le vertrekken. Hij was niet in staal den weg >n een rijtuig of le paard af te leggen, en kon alleen in een draagstoel reizen, maar hel was geen tijdstip om aan de smart toe le geven. Koning rerdinand en zijn hofstoet vergezelden den keizer. Nauwelijks 'l^i lL l)e"lli br°eders de stad verlaten, of de bisschop van Arras begaf klit Ü'' i" 8®van.8e"„keurvorst Johau Frederik. deelde hem mee. dat hij op hem hl ï'ii T? Sfv?"i?ensehap ontslagen was, maar verlangde van vriKvillllr i li ''andslag beloven zou. den keizerlijken sloel lol nader orde vrijwillig le zullen volgen. ... ,?ei' WaS, t>el] 're,,en(l °°o«*nblik voor den keurvorst, toen de Spaansche waïi knn?J,fn 7r*e"zij" buis verliet en hij zich als vrij mali inden •3,1 m i , 0m kelzer 'e vo|gen. Doch deze was zoo snel vooruit- nVnï'k J 'em. ? m!'1 {l. groolste moeite inhalen kon. Schertsend nH m keui:7rsti|l!1,:I.:Ik wlde met gaarne het hof ontloopen. indien het hof "evinnpnp vv onllieP'. ' ontmoeting van den keizer met zijn voorinaligen , Z i- 't ' vne"del1^.-. Ki"'e! beloofde den keurvorst . dal bij voorlaan nnLhiül i keizer zijn en blijven zou. In aller ijl werd de vluclil nu langs ongebaande bergpaden voortgezet, meer dan een zijner hovelingen moest in IIet u'f" ■ m T ' beklinimeii, slechts enkelen hunner hadden paarden, tlel wa» een allermoeilijkste tocht. Op die wijze werden :37 mijlen tot Villach iu Karinthie afgelegd; alle Verdrag van Passau. bruggen moesten achter ile vluchtelingen worden afgebroken, om de vervolging van den kant des vijands te verhinderen. Op zijne vlucht riep Karei treurig uit: >Ik heb bet goed met Duilschland gemeend, maar noch bij de katholieken, noch bij de protestanten, dank geoogst." Door deze vlucht had de keizer alle macht, welke hij vroeger bezeten had, verloren. Eensklaps was hij van hel toppunt van luister neergestort en al zijne grootsche plannen lagen in duigen. Evenals de keizer gevlucht was, stoven ook de leden van de Trentsche kerkvergadering op de tijding van het aanrukken van het protestantsche leger uitéén; een panische schrik had zich van alle aanhangers des keizers meester gemaakt, geen enkel vorst durfde de partij van den vluchteling omhelzen. Karei zag zich verlaten door al de mannen, die hem vroeger zoo onderdanig naar de oogen hadden gezien, die ten dage des voorspoeds zijne dienstvaardige vrienden geweest waren. De verbonden vorsten hadden Innsbruck bezet. De achtergelaten bagage des keizers en van zijne hovelingen werd door de woeste soldaten geplunderd, doch daarmede was ook bet doel van den tocht bereikt. De keurvorst bad geen reden om verder door te dringen, want aan eene vervolging van den keizer viel niet meer te denken; hij liet derhalve zijne troepen den terugtocht aannemen, terwijl bij zelf zich naar de afgesproken vorstenvergadering te Passau begaf. Koning Ferdinand leidde daar de onderhandelingen. In Juli 1552 kwam het bekende verdrag van Passau lot stand, waarin bepaald werd, dat de landgraaf Philips van Hessen in vrijheid gesteld en vergiffenis geschonken zou worden aan allen, die ten gevolge van den Smalkaldischen oorlog nog onder den rijksban zuchtten. Voorts werd besloten, dat alle vragen ten aanzien van den godsdienst op een nieuwen rijksdag beslecht zouden worden, en dat tot dit tijdstip bel rijkskamergericht aan beide partijen gelijk recht zou doen weervaren. De gewichtigste bepaling van het verdrag, dat Karei in Augustus 1552 bekrachtigde, was deze, dat de gesloten vrede gehandhaafd zou blijven, ook indien er geen vergelijk ten aanzien van den godsdienst lol stand kwam. Hierdoor hadden de protestanten in Duilschland gelijke rechten met de katholieken verworven, terwijl deze hun tot dusver slechts voor een zekeren lijd en onder voorwaarde, dal men het in zake van den godsdienst eens worden zou, toegestaan waren. Deze gewenschte uitkomst, de vrucht van de trouweloosheid en van het verraad van Maurits van Saksen, heeft de protestanlen in Duilschland al te dikwijls doen voorbij zien, door welke middelen bet verdrag tot stand was gebrachl. De onpartijdige geschiedschrijver mag dit echter niet vergelen. Hij veroordeelt den ondankbaren verrader, zonder de vruchten van zijn verraad in aanmerking te nemen. VIER EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland en de hervorming. Bevrijding en verdere lotgevallen van Philips van Hessen en Johan Frederik van Saksen. Rooftochten van markgraaf Albrecht van Brandenburg. Kareis ongelukkige veldtocht tegen Frankrijk. Vrnchtelooze belegering van Metz. Oorlog tusschen Maurits van Saksen en Albrecht van Brandenburg-Culmbach. De slag bij Sievershausen. Dood van keurvorst Maurits. Vrnchtelooze pogingen om éénheid in zake van den godsdienst tot stand te brengen. Het "geestelijk voorbehoud." De Augshurzer godsdienstvrede, 's Keiiers levenszatheid. Dood van paus Julius III. Paulus IV. Karei V legt de regeering over de Nederlanden neder. Troonsafstand, laatste levensjaren en dood van Keizer Karei V. Hel Passauer verdrag ontsloeg eindelijk den landgraaf van Hessen uit zijne langdurige gevangenschap. Philips keerde naar zijn land terug en bleef daar voortaan wonen, zonder verder op de staalkundige gebeurtenissen van Luntschland eenigen invloed te willen uitoefenen. Men roemt in hem, dat hij aan de zaken der regeering, aan eene binnenlandsche hervorming, aan de zorg voor eene betere wetgeving al zijne krachten wijdde. Zijne lofredenaars nebben neni den naam »Philips de G rooi moedige' gegeven. Voor Philips vriend, den wettigen keurvorst van Saksen. Johan Frederik, nad liet I assauer verdrag niet zulke gelukkige gevolgen. Wel was hij geen gevangene meer maar nog altijd moest hij. aan zijn handslag getrouw, het keizeihjke hof volgen; doch eindelijk sloeg ook het uur zijner bevrijding. terwijl de keizer zich te Augsburg bevond, liet bij'door zijn kanselier den keurvorst twee verdragen voorleggen; bij hel eerste moest hij zich verbinden om alles goed Ie keuren wat in hel vervolg op eene kerkvergadering ot een rijksdag in zake den godsdienst besloten zou worden; in het tweede moest hij de met keurvorst Maurits omlrent de verdeeling van de Saksische tanden gesloten overeenkomst nog eenmaal bevestigen en bij zijn zoon er op aandringen, dat ook deze daaraan zijne goedkeuring hechten zou. Tot het tweede verklaarde Johan Frederik zich oogenblikkelijk bereid, doch het eerste weigerde hij standvastig. Zijne godsdienstige overtuiging stond onwankelbaar vast, tiaar wilde hij niet aan de beslissing van kerkvergadering of rijksdag onderwerpen. ° Eindelijk liet de keizer dezen eiscli varen en den 2™ September 1552 had eene volkomen verzoening tusschen hem en den keurvorst plaats. Op (tienzelfden dag verliet Johan Frederik Augsburg, om naar zijn vaderland terug te keeren. Overal werd bij bij zijne komst met vreugdegejuich ontvangen, te Neurenberg begroetten hem 40 afgevaardigden der stad te paard; het volk juichte hem vroolijk toe, de vrouwen klapten vol vreugde in de handen; overal, waar hij voorbijtrok, werd hij met tranen van blijdschap begroet. Het was de tocht van een geëerd en eerwaardig vorst door een dankbaar land! loen luj Loburg bereikte, waar zijn broeder hem ontving, stonden meisjes en knapen met bloemruikers versierd op de markt en hieven bij zijne nadering het kerklied: «Heere God, U loven wij, eene vertaling van liet aloude »Te Deum laudamus ) aan. Johan Frederik keert naar zijn land terug. Tegenspoed van Karei V. Zijne trouwe gade had gedurende zijne gevangenschap het rouwgewaad niet afgelegd; toen het bericht zijner terugkomst haar bereikte, tooide zij zich voor het eerst weer als vorstin, doch de vreugde des wederziens deed haar in onmacht vallen. Eene groote reden van blijdschap was hel voor den ouden keurvorst, toen hij te Jena kwam, daar weer studenten te zien. Zijne zonen hadden te Jena eene hoogeschool geslicht en de aanblik der studeerende jongelingschap bracht hem in eene recht blijde en dankbare stemming; bij gaf aan dit gevoel lucht tegenover zijn ouden, trouwen vriend, meester Lucas Cranach, die zijne gevangenschap gedeeld had en thans bij hem in den wagen zat. Het Passauer verdrag was voor den keizer niet onvoordeelig, hoewel het hem niet den vrede aanbracht. Wel ontsloeg keurvorst Maurits zijne keurbenden en trok bij zelfs met zijne Saksische troepen naar Hongarije, om koning Ferdinand tegen de Turken bij te slaan, maar zijne bondgenoolen, koning Hendrik II van Frankrijk en de markgraaf Albrecht van BrandenburgCuimbach, legden de wapenen niet neder. Zij waren diep verontwaardigd, wijl Maurits van Saksen, in strijd met zijne vroegere belofte, vrede met den keizer gesloten bad, zonder hen aan de onderhandelingen te doen deelnemen, en achtten zich derhalve door het verdrag ook niet gebonden. Albrecht zette tegen de keizerlijke slenden en steden aan Rijn en Moezel een roofkrijg voort, en Hendrik II behandelde het veroverde Lotharingen als Fransch grondgebied, hoewel hij het slechts als vicarius van hel Duitsche rijk in het bezit had genomen. Het verloren grondgebied aan het Duitsche rijk terug te schenken, was in Kareis oogen thans zijn duurste plicht. Hoewel hij hevig door de jicht gekweld werd, verzamelde hij toch een leger van «0,000 man, hetwelk hij, zonder acht te slaan op de bezwaren, die aan een herfst- en winterveldtochl verbonden waren, naar Lotharingen voerde. Den 20™ November sloeg hij voor Metz zijne legerplaats op. Hoewel de stad door een sterk leger onder hertog Frans van Cuise bezet was, meende Karei toch op de overwinning te mogen rekenen. »Ik wil óf de stad innemen, óf voor hare muren omkomen," riep hij uit, en met groote dapperheid werd de belegering begonnen. Doch bet geluk had hem den rug gekeerd. Een vreeselijk strenge winter viel in; zijne Spaansche en Italiaansche huurtroepen stierven en zelfs de Duitschers leden veel. Den 2en Januari zag de keizer, na bijna 30,000 man verloren te hebben, zich genoodzaakt het beleg op te breken. »Er zijne geene mannen meer!" riep hij vol ergernis uit, toen hij aftrok. En toen hij op zijn terugtocht weer zwaar door de jicht gekweld werd, sprak hij droevig: «Het geluk is als eene vrouw; toen ik jong was, bleef het mij gunstig, doch nu ik oud ben verlaat hel mij!" Spotliederen werden den keizer op zijn terugtocht achterna gezonden door hel volk, dat zich verheugde over de nederlaag van een vorst dien het nooit bemind had * . Slechts één voordeel had de keizer behaald en dit was niet eens van groote beleekenis. Het was hem gelukt, den markgraaf Albrecht van Brandenburg, die met Hendrik II over bet betalen van eene som gelds in twist geraakt was, lol zijne zijde over te halen. Doch bij was hierin slechts geslaagd door de harde verdragen, waartoe de markgraaf op zijn rooftocht de bisschoppen van Bamberg en Wurzhurg gedwongen had, met zijne keizerlijke goedkeuring te bekrachtigen. Deze toegevendheid tegenover den roofzieken markgraaf zette zoowel bij de protestanlsche als bij de katholieke vorsten van Duitschland veel kwaad bloed. *) Onder anderen zong men het volgende Duitsche liedje, dat voor geeue vertaling in het Nederlandsch vatbaar is: " L)ie Metz und die Magd Haben dem Kaiser den Tanz versagt." Kareis toegevendheid. Slag bij Sievershausen. De katholieken konden de krenking, hun bisschoppen aangedaan, niet vergelen. De protestanten, met Maurils van Saksen aan hel hoofd, zagen in die begunstiging van den markgraaf eene bedreiging legen den keurvorst; zij meenden, en wellicht niet ten onrechte, dat Karei V den krijgshaftigeii Albrechl, die thans de verbitterde vijand van zijn vroegeren bondgenoot was slechts voor zich had trachten Ie winnen, om zich later van hem Ie bedienen le>'en Maurils. wiens aangroeiende macht den keizer groote bezorgdheid inboezemde Ue vorsten bekommerden zich derhalve volstrekt niet om het verdra" dal Karei met den markgraaf gesloten had, en ook hel rijkskamergericht' Yï? i . weerwi1 daarvan een vonnis ten gunste van de bisschoppen uit. Albrechl daarentegen zette zijne rooflochlen op zijne gewone wijze leen de steden en bisdommen voort. ° De toestand werd eindelijk zóó onhoudbaar, dal koning Ferdinand zich den Ij™ April J553 met hertog Hendrik van Brunswijk. de heide bisschoppen en den inmiddels uit Hongarije teruggekeerden keurvorst Maurits van Saksen verbond om aan Albrechts geweld paal en perk te stellen. Weldra was een voortrellehjk leger uitgerust en aan het hoofd daarvan trok Maurits, versterkt door de troepen van den hertog van Brunswijk, tegen den markgraaf op, die zich naar JNeder-Saksen gewend had, om dal land te verwoesten. Eer Maurils den oorlog begon, vaardigde hij een manifest tegen Albrechl uit. Ue markgraaf bevond zich juist in zijne legerplaats, toen dat stuk hem overgegeven werd, hij riep zijne onderbevelhebbers bijeen, hield den keurvorstelijken brief in de hoogte, maakte hen met den inhoud bekend en vroeg hen«Wilt gij ook thans nog uw geluk met mij beproeven?" Een vroolijk »Ja!" was liet antwoord, want Albrechl werd aangebeden door zijne soldaten, met wie hij elk gevaar, iedere ontbering placht te deelen. De markgraaf was hel toonbeeld van een krijgsman uit die dagen; wanneer hij aan het hoofd zijner bende reed boezemde hij een huiveringwekkend ontzag in. Met een maliënkolder bekleed, met eene buks en een paar strijdkolven aan zijne zijde was hij geheel de aanvoerder eener bende huurlingen, zijn geheele uiterlijk was in overeenstemming met den roep van een woest krijgsman, die van hem uitging. Een roode haard bedekte zijn groot, door de zon verbrand en met sproeten bezaaid gelaat, zijn blond haar golfde wild om hel hoofd, zijne machtige slem klonk hoven den donder van hel geschut uit. Zulk een aanvoerder viel natuurlijk in den smaak der woeste huurtroepen, die vast besloten hadden, elk gevaar met hem Ie deelen, ja zelfs met hem 111 den dood Ie gaan. Nadat Albrechl hel »ja" zijner hooldliedeii vernomen had, iet hij den bode, die hem hel schrijven van den keurvorst had overgebracht lol zich roepen en zeide lot hem: »Uw heer heeft tegenover mij driemaa zijn woord en zijne trouw geschonden, hij heeft mij schandelijk behandeld. Thans pleegt hij zijne vierde slechte daad tegen mij, maar laat hem komen, ik zal zien, wat hij kan. Zeg hem dal van mijnentwege." Hij schonk luerop den bode een gulden als bodeloon en betuigde zijn leedwezen, dat hij op dit tijdstip hem niet meer kon geven. Den 9en Juli 1553 kwam het le Sievershausen tot een slag. Hel keurvorslelijk leger overtrof dat van den markgraaf verre in aantal, maar toch wist Maurits zeer goed. dal hem een heele slrijd te wachten stond, want hij kende zijn ouden dapperen wapenbroeder. Toen hij te paard steeg, om zich naar den slrijd le begeven, brak de riem van den stijgbeugel, zoodal deze op uen grond viel. Dat was een slechl voorleeken, hetwelk den soldaten grooten schrik aanjoeg. Reeds den vorigen nacht had bovendien een wervelwind de keurvorslelijke tent omver geworpen, terwijl alle overige tenten waren blijven staan. Men werd door een angstig voorgevoel gekweld en dilinaal werd dat voorgevoel bewaarheid. De strijd begon eu werd van weerszijden mei de grootste verbittering gevoerd. Ue krijgers van den markgraaf streden met eene bewonderenswaardige dapperheid, maar zij moesten eindelijk voor Zegepraal en dood van Maurits. Verdrag van Naumburg. de overmacht zwichten. Maurits behaalde de overwinning, doch ten koste van zware verliezen, want de heide zonen van den hertog van Brunswijk vielen in den slag en de keurvorst zelf werd door een kogel in den buik gelrollen. Men weet niet, door wien die afgeschoten was, of zij uit de gelederen des vijands kwam, dan wel of de hand van een verrader onder zijne eigen troepen hel vuurroer gevoerd had. Maurits werd van hel paard gelild en tegen een boom gelegd. Hertog Hendrik van Brunswijk naderde hem. Toen hij den zwaargewonde aanschouwde. vergal hij bijna den dood zijner eigen zonen, zulk eene vurige liefde, zulk een onbepaald vertrouwen koesterde hij jegens zijn vriend. Hij zwoer met de «rootsle verbittering, dal hij den markgraaf, wanneer deze in zijne handen viel, aan den eersten boom den beste zou laten ophangen. He gewonde werd naar de legerplaats gedragen; hij inoclil nog de blijdschap smaken zijne schitterende zegepraal aan den bisschop van Wurzburg mee te deelen. Hel was de laatste vreugd, die hij genieten zou. Weldra voelde hij den dood naderen; op den tweeden dag na zijne overwinning, den 1 len Juli 1553, stierf hij. eerst 32 jaar oud. Zijn lijk werd naar hel familiegraf te Freiburg gevoerd. Toen zijn oude vijand, keurvorst Jolian Frederik, den dood van zijn bloedverwant vernam, zeide hij zachtmoedig: «Maurits heeft mij veel leed gedaan, maar hij was een man van groote gaven." Ook keizer Karei, die door dit sterfgeval van eene drukkende zorg ontslagen werd. — hij vreesde namelijk, en niet zonder reden, dat de trouwelooze vorst hem nog menige biltere pil te slikken zou geven — kon zich daarover toch niet verblijden. Nog altijd dacht hij aan die vroegere dagen, waarin hij Maurits van Saksen zijn zoon genoemd had. Na een langdurig stilzwijgen barstte hij uit in de klacht: »0 Absalom, Absalom. mijn zoon, mijn zoon!" De kanselier Granvelle daarentegen gaf luide aan zijne blijdschap lucht, •lij richtte een feestmaal aan, om den dood van den gevaarlijken vijand te vieren. Jolian Frederik hoopte, dat hem na den dood van Maurils zijn land niet de keurvorstelijke waardigheid teruggegeven zou worden en bij eischte die van den broeder des overledenen, hertog August, terug. Lange onderhandelingen volgden, eindelijk kwam men le Naumburg tol een verdrag, waarbij de geschillen der beide Saksische huizen beslecht weiden. Be keurvorstelijke waardigheid bleef aan de jongere linie, de oudere ontving als schadevergoeding slechts Altenburg en eenige districten. Jolian Frederik overleefde het verdrag niet lang. Ben 3™ Maart 1554 volgde hij zijne trouwe gade, die den 21en Februari gestorven was, in het graf. Hij stierf even godvruchtig als hij geleefd had. Albrechl van Brandenburg zelte, in weerwil van zijne nederlaag bij Sievershausen, zijne strooptochten door Buitschland voort, zonder zich te bekommeren om den rijksban, dien het rijkskamergericht over hem uitgesproken had. «Acht en nog eens acht maakt zestien" *) riep hij lustig den zijnen toe, met wie hij aan een drinkgelag deelnam, toen de lijding van liet keizerlijke banvonnis hem gebracht werd, »wij willen de zestien met elkander verdrinken, hoe meer vijanden, hoe meer geluk!" Doch zijn lijd was voorbij; weldra werd hij door zijne vijanden zeer in hel nauw gebracht en eindelijk zóó in de engte gedreven, dat hij hij den koning van Frankrijk eene schuilplaats zoeken moest. Hendrik II ondersteunde hein met geld. Iu het jaar I55fi keerde hij nog eens naar Buitschland terug, om daar troepen aan te werven, doch reeds den 8"" Januari 1557 stierf hij aan de gevolgen van zijne ongeregelde levenswijze. *) Het woord rijksbun luidt in het Diitsch »Acht"; van daar de voor geene vertolking vatbare woordspeling. Godsdienstvrede van Augsburg. Kareis afkeer van het leven. Na den dood van keurvorst Maurits scheen hel twijfelachtig of de bij het verdrag van Passau gesloten godsdienstvrede wel tot stand zou komen. Kaïel V wenscnle dit wel, maar hij was aan den eenen kanl le ziek en werd aan den anderen kant door den oorlog met Frankrijk (die opnieuw uitgebarsten was, doch waarin door geene der partijen eenig noemenswaardig \ ooi deel behaald werd), te zeer bezig gehouden om in persoon de onderhandelingen hierover met de Duitsche vorsten te kunnen voeren. Hij droe" die derhalve aan zijn broeder, koning Ferdinand, op. ° Op een lijksdag, die in het jaar 1555 te Augsburg bijeenkwam, werd eene commissie van onderzoek naar de godsdiensttwisten benoemd Zwarigheden van allerlei aard deden zich op. Nu eens werden deze dooide pioteslanlen dan weer door de katholieken opgeworpen, doch Ferdinand wist alle moeilijkheden te boven te komen. Een punt was er vooral, dat tot hevige twisten aanleiding Kaf. De piotestanten vorderden, dat hel den aartsbisschoppen en bisschoppen geoorloofd zou zijn, met behoud van al hunne rechten en waardigheden tot de Au«sburgsche confessie over le gaan. Werd dit hun toegestaan, dan kon men berekenen, dat binnen zeer korten tijd alle kerkelijke goederen den protestanten in handen zouden vallen; want de verzoeking om van godsdienst te veranderen, verwerven*' Z'J" Wanneer z'c'' daardoor eea erfelijk vorstendom konden De strijd over het «geestelijk voorbehoud" — zoo heette de den prelaten op te eggen verplichting om op straffe van ontzetting uil hun ambt in hunne keik te blijven was hoogst gewichtig; hij kwam echter niet lot eene beslissing dewijl de partijen het op dit punt niet eens konden worden. Den 26™ September 1556 kwam de bekende godsdienstvrede van Augsbur" Dnitsch'land ™°l V JUren ee" eindB 'naakle i,a" lle o'odsdieiisttwisten in Bij dezen vrede werd den protestanten vrijheid van godsdienstoefening in Duitschland toegestaan; zij behielden de inkomsten der tol dusver opgeheven godsdienstige stichtingen. Een ieder mocht bij zijne godsdienstige belijdenis de inspraak van zijn geweten volgen. Üe landsheer had het recht Ie bepalen die /irhea',nertt h i-8 '6."51 -,1" zijn land zou zijn, en ieder onderdaan[ die zich aan die bepaling niel wilde onderwerpen, mocht het land verlaten. Bovendien , werd 00 ,lu protestanten de bevoegdheid toegekend om leden \an hel rijkskamergencht le worden. De overige bezwaren, welke de boudgenoolen van den keurvorst bii het uitbreken van den oorlog tegen den keizer ingebracht hadden, kwamen op den rijksdag niet ter sprake Üe njksstenden weigerden, een onderzoek naai de handelingen des keizers in le stellen. Door den godsdienstvrede le Augsburg was voor altijd hel groole werk \eiijdeld, dat Karei \ als zijne levenstaak beschouwd had. Hel «eluk was geheel van hem geweken, want ook met den oorlog legen Frankrijk «in» liet niet vooruit. Karei stond aan den eindpaal van ziju werkzaam leven ° Eene diepe zwaarmoedigheid had zich van zijne ziel meester gemaakt. De neiging tot eenzame, dweepzieke overpeinzingen, die hein reeds sinds lan" eigen was ge wees , werd van dag lot dag sterker. De keizer onttrok zich aan alle gezelschap, hij wilde niemand meer zien, dien hij niel uitdrukkelijk tol zich had geroepen. Zijne handen waren door de jicht krom getrokken; reeds het openen van een brief veroorzaakte hem pijn; dikwijls weigerde lui zelfs hem voorgelegde stukken le onderteekenen. Hij wilde met zich zelf alleen vertrek .lai13}82 walbr'len hem. Urenlang lag hij in een met zwart behangen ver rek, dat door zeven fakkels verlicht werd, op de knieën te bidden. Meermalen meende hy, dat zijne moeder, de overleden waanzinnige koningin Johanna, hein tot zich riep. ° *"i""0in Zijn afkeer van de regeeringszaken werd nog versterk! door de benoeming Karei V legt de regeering neder. Zijn verblijf te San Yuste. van oen hem vijandig gezinden paus. Julius III was den 23en Maart 1555 aan de waterzucht gestorven. Hij werd opgevolgd door kardinaal Caraffa. Deze nam den naam Paulus IV aan en maakte zich terstond gereed om den strijd tusschen de pauselijke en keizerlijke macht te hervallen. Reeds sinds vele jaren ging Karei zwanger van het plan om zich aan het openbare leven te onttrekken en toen nu een oud krijgsman, die hem lang trouw gediend had. om zijn ontslag verzocht en op de vraag naar de reden van zijn verzoek antwoordde, dal de mensch tusschen de wereld en den dood toch eenigen tijd tot zich zelf moest inkeeren, met het oog op zijne eeuwige zaligheid, — werd de uitvoering van 's keizers voornemen verhaast. Den 25en October 1555 gaf Karei in eene vergadering der Staten te Brussel de regeering der Nederlanden over aan zijn zoon Philips, dien hij korten tijd te voren met de Engelsche koningsdochter Maria in den echt had doen treden. Hij deed dit in dezelfde zaal, waar hij veertig jaren geleden mondig was verklaard. Karei stond met moeite van zijn zetel op, want hij was zeer lijdend. Op den schouder van Willem van Oranje leunend, trad hij eenige schreden naar voren en hield hij lot de talrijke en aanzienlijke vergadering zulk eene treilende redevoering, dat zelfs de oude krijgers bijna allen tot tranen geroerd werden. Hij schetste zijn lang-en werkzaam leven, zijne tochten en oorlogen, en voegde er toen bij, dal zijn verzwakt lichaam hem ernstig vermaande, om zich aan het gewoel der aardsche zaken te ontlrekken en den zwaren last der regeering op jeugdiger schouders te leggen. Hij smeekte allen, die hij gedurende zijne lange regeering ooil gekrenkt mocht hebben, van harte om vergeving; vervolgens nam hij afscheid van zijne oude vrienden en eindelijk vermaande hij zijn zoon, die knielend zijne hand kuste, met dringende, hartelijke bewoordingen tot eene rechtvaardige regeering. Bijna ademloos zonk hij eindelijk in zijn zetel terug. Hen 15cn Januari van bet volgende jaar (1556) stond hij te Brussel even plechtig de regeering over Spanje aan zijn zoon Philips af en in September droeg bij in een schrijven aan de keurvorsten, vorsten en stenden van het Duilsche rijk de keizerlijke waardigheid aan zijn broeder Ferdinand op. Uit schrijven werd met de rijkskroon en den rijksschepter door prins Willem van Oranje en den rijkskanselier Seld naar Duitschland overgebracht. Nog eenmaal hield hij met den kanselier een lang en gewichtig gesprek over staatszaken, dal lot laat in den nacht duurde. Toen hij hem ontsloeg, was alles in het paleis reeds ter rust gegaan, de lakeien sliepen, niemand was er, om den bezoeker uit te laten en door de lange gangen den weg te wijzen. Nu nam Karei zelf het licht op en ging daarmee den vertrekkende voor. «Dit zij u," sprak hij tot dezen bij het afscheid. »eene herinnering aan keizer Karei, dien gij zoo vele jaren trouw gediend hebt, dat hij ten slotte nog uw dienaar is geweest." Uil de Nederlanden begaf Karei zich naar Spanje, om daar zijne laatste jaren in rusl en vrede door te brengen. In Eslramadura, te midden van schoone bosschages, die door frissche, van het gebergte stroomende bronnen en beken verlevendigd worden, ligt het Hieronymitaner klooster San Yuste. Dit had Karei tot zijne verblijfplaats bestemd en derwaarts begaf hij zich dan ook terstond na zijne aankomst in Spanje. Als een welvarend burgerman leefde hij in een afzonderlijk gebouw, dat voor hem bij het klooster was aangebouwd. In den beginne hield hij zich met landelijken en werktuigkundigen arbeid onledig; hij bebouwde zijn tuin en vervaardigde uurwerken en andere dergelijke zaken. Men verhaalt, dat hij eens, toen hij tevergeefs gepoogd had, twee uurwerken volkomen gelijk te doen gaan, toen nu hel eene, dan het andere vóórliep, mistroostig sprak: »Niet eens twee uurwerken kan ik tot volkomen overeenstemming, lot gehoorzaamheid aan dezelfde wet brengen, hoewel zij toch hel werk mijner Uitvaart en dood van Karei V. handen zijn, en ik, dwaas, meende, dat ik zoo vele volken die on.ler geheel verschillende hemelstreken zulke verschillende talen spreken "elijk een uurwerk, regeeren kon!" 1 b J een De eenzaamheid maakte den keizer weldra nog somberder dan te voren. , J w'jude zich eindelijk bijna geheel aan strenge godsdienstige oefeningen en deed zich zelf bittere verwijten, wijl bij de hervorming niet krachtig "enoea onderdrukt bad Hij ontving geene bezoeken meer, en ontzegde zich allen lichamelijke,! arbeid; ten gevolge van dit alles namen zijne krachten allengs al. Toen zijne oudere zuster voor hem stierf, liet bij voor haar eene nlechtiae uitvaart vieren. Bij die gelegenheid kwam de gedachte bij hem op, dezelfde plechtigheid nog tijdens zijn leven te doen plaats hebben en bij bracht dit £"i.. uitvoer. In de geheel met zwart behangen en door ontelbare waskaarsen verlichte kapel, woonde luj. omringd door zijn hofgezin en met eene waskaars 111 de hand, zijne eigen uitvaart bij. * JNa deze plechtigheid werd hij door eene hevige koorts aangetast Toch nam hij geene rust, maar bleef zich nog steeds aan de strengste godsdienstig oefeningen wijden; dikwerf lag hij urenlang geknield voor liet kruisbeeld dat !"J onder bet storten van heete tranen oimaUe. ""uwutuu.uat Hij wees elke artsenij van de hand en verlangde alleen naar hel sacrament der stervenden, hetwelk den bisschop van Toledo hem eindelijk toediende. Den -1 September laaH stierf hij, ruim 58 jaar oud. Zijne laaMe woorden waren; «Heer, blijf gij in mij, opdat ik in U blijve!" V IJ F EN V IJ F T I G S T E HOOFDSTUK. UuiUcitand en de hervorming. Keizer Ferdinand I. Vruchtelooze tegenstand van paus 1 aulus tegen Ferdinands troonsbeklimming. •. Keizers verdraagzaamheid jegens de protestanten. W erkzaamheid en stuiting van het concilie van Trente. Dood van Ferdinand Sekteslnjd en ketterjacht in den boezem der protestantsehe kerk. De Heidelbergsche catechismus. Stichting van de orde der Jezuïeten. Ignatins van Lovola Zijn vroeger leven Inrichting en uitbreiding der orde. Lainez. Invloed der ord^ Verslapping op geestelijk gebied 111 Duitschland. * brak "pr ÏÏP®^ de" ?'rij- °P 3eesleliJk ^bied was voorbij, thans biak ei een tijd van verslapping aan, gelijk bijna altiid on /nik 00.1,= geweldige spanning pleegt te volgen. Duitschland had in de laaNte jaren ïa^lngtr1,,1Sen ,0eS,a,Ul Verkeerd: me* * "»« «oS ook de ont- hesin'S t kr®cl"i8e wijze, waarop Karei V de prolesla,itsche partij had bestreden, had deze tot nauwe aaneensluiting en lol de uiterste krachtsinspanning genoopt, doch zoodra de keizer zijn bewind neergelegd en Ferdinand "ad- 1,ield ^ S,riJd e" 'laarmede 1 -deling * ïï=;dvoS plaatsgehad keizerskroo« - wij! deze zonder zijne toestemming had waarin Karei Volgens den beroemden geschiedschrijver Prescott is het verhaal omtrent de doodkist c kcrk zou l'j" rondgedragen, een verdichtsel van latercn tijd. Sluiting van het Trentsche concilie. Ferdinands dood. Paulus IV, een heerschzuchtig, gevoelloos en lichtgeraakt priester, waagde nog eens eene poging om zich, evenals zijne voorgangers op den pauselijken stoel, de beschikking over de Duitsche keizerskroon aan te matigen. Hij beweerde dat Karei V niet het recht bezeten had om zonder zijne voorkennis van de keizerlijke waardigheid afstand te doen, en dal Ferdinand nog veel minder gerechtigd was om die aan te nemen. Hij liet derhalve den keizerlijken bode, die hem de troonsbestijging van Ferdinand mededeelen moest. niet eens ambtshalve tol zich toe, maar verleende hem slechts als bijzonder persoon gehoor en keurde bij dat gesprek de eigendunkelijke handelingen van Karei en Ferdinand scherp af. Doch de tijd was voorbij, waarin de paus met goed gevolg den strijd tegen het wereldlijk opperhoofd van üuitschland aanvangen kon. Zelfs de katholieken gevoelden zich door de aanmatiging des pausen gekrenkt en de keizerlijke kanselier Suld verklaarde openlijk, dat een pauselijke banvloek thans niet langer schrik- maar lachverwekkend was, hij ried den keizer, zich om het verzet van Paulus IV in hel geheel niet te bekommeren, maar onverwijld de keizerskroon te aanvaarden. Ferdinand volgde dezen raad. De opvolger van Paulus IV, Pius IV, bracht verder geene bezwaren in, hij erkende Ferdinands recht op den titel van Roomsch keizer, ten einde mei dezen weder op een beteren voet te komen. Ferdinand had uit het verleden voortreffelijke lessen getrokken en dientengevolge reeds lang de hoop opgegeven om de protestanten met kracht van wapenen te onderdrukken. Wat de machtige wit van Karei V niet had kunnen doorzetten, meende ook hij niet te kunnen bereiken. Hoewel hij een trouw vriend en aanhanger van de katholieke kerk bleef, hervatte hij toch den strijd tegen de protestanten niet', en hoeveel smart het hem ook veroorzaakte, toch moest hij het rustig aanzien, dat zelfs in zijne erllanden de groote meerderheid der inwoners, zoowel in de steden als op het platte land ja zelfs onder de ridderschap, de Luthersche leer omhelsden. Ferdinand wenschte, overeenkomstig het voorbeeld zijns broeders, den kerkelijken strijd op vreedzame wijze te beslechten en hij besloot daartoe althans eene poging aan te wenden. Hij hield de kerkvergadering, die in het jaar 1562 opnieuw te Trente bijeengekomen was, dringend de noodzakelijkheid eener hervorming van de kerk voor en, evenals hij reeds vroeger bij den paus op matiging van de strenge wetten der katholieke kerk bad aangedrongen, zoo eischte hij van het concilie verlof om het avondmaal onder beiderlei gestalte te gebruiken en opheffing van het verbod des huwelijks voor de priesters. Indien deze twee belangrijke punten ten gunsle der protestanten door het concilie beslist werden, hoopte Ferdinand nog altijd op eene verzoening der beide partijen. Doch al zijne bemoeiingen bleven vruchteloos. De bisschoppen der vreemde natiën, door wie het concilie hoofdzakelijk bijgewoond werd, weigerden 's keizers eischen in te willigen en de weinige Duitsche bisschoppen, die Ferdinands plannen ondersteunden, waren niet in staat hunne denkbeelden ingang te doen vinden. Zoo was dan de laatste poging om op de Trentsche kerkvergadering eene verzoening der kerkelijke partijen te bewerken, weer mislukt. Het concilie diende alleen om de katholieke kerk te versterken, daar het een aantal dogmatische bepalingen en belangrijke uitspraken ten aanzien van de Christelijke zedenleer vaststelde, welke nog heden den grondslag van het godsdienstonderwijs bij de katholieken uitmaken. Den i™ December 1563 werd het concilie gesloten. Een halfjaar later, den 25en Juli 1564, stierf Ferdinand in den ouderdom van 62 jaar. Als keizer had hij den ernstigen en lofwaardigen wensch aan den dag gelegd om de hatelijke en heillooze godsdiensttwisten te beslechten, doch hij had zijn wensch niet vervuld gezien. Juist de verdraagzaamheid, waarmede hij over hel geheel de protestanten behandelde, was oorzaak geweest dat de nieuwe Twisten in den boezem van het protestantisme. kerk, die llinns geen slrijd naar builen meer le voeren had. door inwendige twisten verscheurd werd. De oude slrijd tusschen de Gereformeerden en de Lulherschen, tusschen de aanhangers van Zwingli en Calvijn, die zich uit Zwitserland en Frankrijk o\er geheel Duitschland verbreid hadden, (er eene, en die van Lulher ter andere zijde, werd thans heftiger dan ooit hervat. Hij werd met meer haal en verbittering gevoerd dan de protestanten zelfs legen de katholieken aan den dag legden. En niet alleen de Calvinisten (zoo werden thans zonder onderscheid allen genoemd, die de denkbeelden der Zwitsers over hel Avondmaal omhelsd hadden) en de Lulherschen leefden in onophoudelijken twist met elkander, ook in den boezem der Luthersche gezindte ontstonden nieuwe sekten, die alle op hare beurl overtuigd waren het alleen zaligmakend geloof le bezitten. Lulhers onverdraagzaamheid was als eene noollollige nalatenschap op zijne aanhangers overgegaan; zijn zachtmoedige vriend Melanchlhon was met in slaat het twistvuur te dooven in den boezem der kerk. aan wier stichting hij zulk een belangrijk aandeel genomen had. Die twisten verbitterden zijne laatste levensdagen en toen hij den H)<™ April 1560 stierf, ging hij heen in de treurige overtuiging, dat zelfs zijn eigen naam door zijne voormalige aanhangers belasterd worden zou. Na zijn dood ontbrandde de strijd met verdubbelde kracht. De aanhangers van liet strenge Lutheranisme hielden met de grootste onverzettelijkheid aan eiken tittel en jota van Luthers leer en vooral aan de stelling vast, welke Lulher steeds als den grondslag der nieuwe kerk vooropgeplaatst had, namelijk dat goede werken niet liet middel tot 's menschen zaligheid kunnen zijn. Een leerling van Lulher, die steeds aan zijne denkbeelden de strengste uillegging had gegeven. Nicolaas Amsdorf. ging zelfs zoover, i .e<" 8esc'"ift liet drukken, waarin hij beweerde, dat goede werken schadelijk waren voor de zaligheid. De wederzijdsche haal der verschillende sekten en partijen onder de protestanten groeide in ongeloofelijke mate aan. De vervolgingen waren weldra evengoed aan de orde van den dag in de pioleslantsche als in de kal hol ieke landen, de kerkers werden door de aanhangers der eene sekle voor die der andere ontstolen en zelfs doodvonnissen werden uitgevoerd. De kampioenen voor de godsdienstvrijheid streden lhans voor den gewetensdwang. De proleslanlsche vorsten matigden zich hel recht lot beslissing in geloofszaken aan; zij beschouwden zich zelf als protestantsche pausen en in plaats van éen paus had Duitschland er nu ten minste een dozijn. Naar hun goedvinden moesten hunne onderdanen van godsdienst verwisselen, indien zij zich niet aan de wreedste vervolging wilden blootstellen. Wal de vorst voor waar hield moesten zijne onderdanen gelooven. .... Jn Je Palts voerde keurvorst Frederik III de Calvinistische leer in. Hij beval, dat men den Heidelbergschen catechismus, dien hij in het jaar 1503 door eenige Calvinistische godgeleerden had doen opstellen, als geïoolsregel zou beschouwen. Zijn opvolger daarentegen was weer Lulhersch en vervolgde de Gerelormeerden met groote verbittering. De Paltsers waren dus genoodzaakt meer dan eens van geloof te verwisselen. August van Saksen, een streng Lutheraan, vervolgde met ongeloolelijke hardheid alle Calvinisten en allen, die de Formula concordiae. een kort begrip der strengste Luthersche leerstellingen, niet wilden aannemen. »Vas liet wel wonder, dat de katholieken niets wilden weten van eene vrijere geloofsleer, die hun naar allen schijn een harderen dwang zou opleggen dan hel oude geloof.' Was het wel wonder, dal keizer Ferdinand in zijn testament zijnen zonen dringend op het hart drukte, bestendig en volhardend aan den ouden waren Chrislelijken godsdienst trouw te blijven? De redenen, welke hij aanvoerde, waren in veler oog zeker niet van grond ontbloot. Dewijl de protestanten niet eensgezind, maar integendeel oneenig en verdeeld waren, kon STB ickfü'ss. V. oo Ignatius van Loyola. hun geloof onmogelijk liel ware zijn, want er was slechts één waar geloof en daarom kon de God der waarheid niet met de protestanten zijn, want zij zelf konden niet ontkennen, dat bij hen de één dit, de ander dat geloofde. Zoolang de protestanten voor de godsdienstvrijheid streden, stroomden de verlichte katholieken hun toe. Doch zoodra seklestrijd en verdeeldheid onder hen begonnen te heerschen, gingen zelfs vele protestanten weder lol het kiifliolicisme over. De hoop, dal eindelijk geheel Duilschland door het protestantisme tot éénheid en rust zou komen, verdween meer en meer en de katholieke kerk zag hare macht weer aangroeien. Het was voor het protestantisme zeer noodlottig, dat juist in die dagen eene voor korten lijd geslichte geestelijke orde, die zich tot'taak gesteld had, de pauselijke macht met alle haar ten dienste slaande geestelijke en wereldlijke middelen Ie ondersteunen, zich met ongeloofelijke snelheid uitbreidde en weldra een invloed verwierf, waarvan wij ons nog heden ten dage niet licht eene overdreven voorstelling kunnen vormen. Hel was de orde van het gezelschap van Jezus (Societas Jesu), of deiJezuïeten, die bij hare stichting in het jaar 1540 slechts 40 leden lelde, doch zoo spoedig aangroeide, dal er in liet jaar lfi08 reeds 10,000 en eene eeuw later 20,000 Jezuïeten waren. De stichter der Jezuïetenorde was Ignatius of don Inigo van Loyola. een Spaansch edelman, uit de provincie Guipuzcoa. Hij stond als een dapper ridder te boek, toen hij op zijn 30' jaar (1521) in een gevecht zwaar gewond werd. Op zijn ziekbed poogde hij den lijd te korten door liet lezen van stichtelijke boeken. Vooral las hij ijverig de geschiedenissen der heiligen o. a. die van den h. Dominicus en den h. Franciscns van Assisi — en zijne verbeelding werd hierdoor zoo geprikkeld, dat hij besloot van nu af zijn geheele leven aan den geestelijken strijd voor den godsdienst te wijden. Nauwelijks was hij van zijne wond hersteld, of hij ondernam eene bedevaart naar Jeruzalem. Onderweg legde hij in de kapel der moeder Gods te Montserrat de gelofle van eeuwige kuischheid af. Voor het laatst deed bij dienst als ridder, door voor het beeld der heilige maagd de wacht te houden, vervolgens legde bij zijne ridderkleeding af en liet die in de kapel achter. Gehuld in een zak, die met een touw in plaats van een gordel om zijn lijf bevestigd was, zetle hij barrevoets zijne reis voort, levende van de gaven, hem door barmhartige menschen gereikt. Loyola hield zich overtuigd, dat bij door God bestemd was om groole dingen voor de heilige moederkerk tot stand te brengen. Zijne gloeiende phantasie, welke door zijne levenswijze en door de zwakheid van zijn zenuwgeslel nog meer verhit werd, spiegelde hem hemelsche verschijningen eu openbaringen voor, aan welke hij zelf vast geloofde; de waarheidsliefde, welke ten gevolge hiervan uit zijne woorden sprak, verschafte aau zijne wonderverhalen ingang bij bet volk. De voor het bovennatuurlijke zoo ontvankelijke menigte leende een gretig oor aan de bezielde woorden van den edelen, dapperen ridder, die zich van allen aan zijn stand eigen luister ontdaan had, om God te dienen, die als een arme bedelaar rondtrok en zich zelf met de grootste woede geeselde. Loyola's bedevaart naar Jeruzalem werd meer dan eens door ziekte afgebroken. Doch geene teleurstelling, geene hinderpaal was in staalden van geestdrift gloeienden man zijn plan te doen opgeven. Nauwelijks was hij van liet ziekbed verrezen, of bij zette zijne reis over Italië naar Palestina voort. Onderweg predikte hij overal, waar hij hiertoe gelegenheid kon vinden, en overal maakte hij zulk een indruk, dal men hem bereidwillig de middelen verschafte om verder te reizen en zoo Jeruzalem te bereiken. Op dezen avontuurlijken tocht kwam in Lovola's ziel het denkbeeld op om eene nieuwe geestelijke orde te stichten. Doch hij zag zeer goed De Jezuïetenorde. Hare inrichting. in, dat dit lieru slechts gelukken kon, wanneer hij de godgeleerden ziiner dagen niet alleen 111 heiligheid des levens, maar ook in wetenschappelijke kennis overtrof. Met eene inderdaad bewonderenswaardige volharding en een rusleloozen ijver wijdde de voormalige ridder zich van nu af aan godgeleerde Lsen1J!tm0nf!J l'"! T"'i Alca,a.e? Salamanca woonde hij «Ie academische iifnl -i- k • ,bedelen(l y°°rzag hlJ "i zijn levensonderhoud. Door den roep Z hei'ighe'd verzamelde hij loen reeds eenige aanhangers rondom zich fe vér aten "teïefn r6r r°°\ de. in(1uisi,ie onlzegd e" '>Ü besloot Spanje' te vermijden. erns,lge bo,sln8 mel de gevreesde geestelijke rechtbank ■ „r ^eKq/P,1|ljS zeU® h'j z'jne Studiën voort, hier verwierf hij in hel denkbeeld' om T hï Va" mag'-Sler dtl wijsbegeerte. Hier kwam hel aenkbeeld om de stichter eener nieuwe orde te worden in zijne ziel tol Frnnri PI> Y verz.arnelde fn kleinen kring van geestesverwanten — waaronder Franc scus Xaver.us en Jacob Laynez - rondom zich en verbond zich me hen door eene plechtige gelofte om óf in het Oosten de Muzelmannen te bekeeren of den heiligen Vader te Rome hunne diensten aan te bieden. na.ie d , me' werwaarts L°y°la z'cb mel üij'ie vrienden begaf, werd hij door paus Paulus III welwillend ontvangen. Nadat zijn plan tot bekeering van de tli. ^nv"? " sclul,breuk geleden bad, bereikte hij eindelijk het doel. waarnaar tember 1540 "ke.iHe1 ,ms,eloof krachtsinspanning gestreefd had; den 7™ Sep"oed Rit j,' ., V ;lme 0iu'erwijzers. welsprekende redenaars en beroemde staatslieden 'n T". Ul, orde voort, allen werkten gemeenschappelijk tot bereiking van LM) «loei; «le verheffing van de macht der orde en der katholieke kerk 28* Uitbreiding en invloed der Jezuïetenorde. Een beroemd Duitsch geschiedschrijver, Johannes van Muller, schelst de orde in deze weinige treffende en onpartijdige woorden: »Het eerste plan der Jezuïetenorde was eenvoudig, stichtelijk en onschuldig. Het werd na den dood des stichters uitgebreid, voornamelijk door Laynez, en na hem door Aquaviva, mannen, die met de grootste menschenkennis waren toegerust en het oo1' onwrikbaar op één doel gevestigd hielden. Zij waren de eigenlijke grondleggers van eene orde, die met de groolste scheppingen van de wetgevers der oudheid vergeleken mag worden. Zij beheerschte geheel den wil en al de gedachten van hare leden, verschafte hun buitengewone werkzaamheid en boezemde hun zulk eene slipte gehoorzaamheid in, dat tle geheele orde geleek op een gezond lichaam, door eene krachtige ziel bestuurd. Wie lot haar toetrad, deed afstand van geheel zijn persoonlijk karakter, om zich met lichaam en ziel aan den generaal te onderwerpen, alsof Christus zelf door dezen sprak. In de orde werd hij zoon en broeder; al de maatschappelijke betrekkingen, waarin hij vroeger gestaan had, waren afgebroken. Hij mocht wel ambten aannemen, maar niet zonder dé toestemming en leiding van den generaal, wiens eigen hem alleen hekend plan, ook al sprak hij het niet met zoo vele woorden uit, zijne eenige wel was. Onder het toezicht van den generaal stond de briefwisseling en de geleerde arbeid van de leden der orde. Het was niet geoorloofd, over zijne voorschriften, over iets, dat hij deed of doen zou, aanwijzingen, bedenkingen of gissingen te ^opperen. Allen waren Jezuïeten, niet langer Spanjaarden, Duitsehers of Franschen. Niemand mocht voor een vorst of voor een land eene partijdige voorliefde koesleren." Dat eene orde, die uit de uitstekendsle staatslieden beslond en bijna op mililaire leest geschoeid was, wier leden allen slechts één doel nastreefden en daarbij hel beginsel: «hel doel heiligt de middelen" onbeschroomd in toepassing brachlen, in die dagen van verwarring spoedig eene belangrijke staalkundige rol moest spelen, is duidelijk. De orde richtte in de eerste plaats bare opmerkzaamheid op Duitschland de bakermat der hervorming. Reeds in het jaar 1549 zien wij drie geleerde Jezuïeten als professoren aan de hoogeschool te Ingolstadt beroepen, kort daarop verrees in dezelfde stad een Jezuïetencollege, dat weldra dooreen tweede te Munchen gevolgd werd. Zoo verbreidde de orde zich met ongeloofelijke snelheid over bet Duitsche rijk. Na verloop van enkele jaren treilen wij reeds overal Jezuïeten aan als leeraars en kanselredenaars, als biechtvaders en raadslieden der vorslen, als opvoeders van vorstenzonen; in al deze betrekkingen waren zij werkzaam als de ijverigste, bekwaamste en sluwste teenstanders der hervorming. Terwijl de protestanlsche vorslen en hunne Iheologen zich in eindelooze twisten verdiepten en elkander wederkeerig bestreden en verketterden, wisten de Jezuïten meesterlijk van elke zwakke zijde van het protestantisme partij te Irekken en hel gelukle hun door hunne stelselmatige en onvermoeide werkzaamheid, meer dan één belijder van de Lulhersche en Calvinistische leer, die de godsdiensttwisten van harte moede was, tot de moederkerk teru» te voeren. Tot dezen goeden uilslag hunner pogingen droeg de geestelijke verslapping waarin een groot deel van het Duitsche volk na den zwaren geestelijken en stoflelijken strijd der laatste jaren verzonken was, niet weinig bij. Stilstand der godsdienstige beweging, ja achteruitgang op dit gebied was hiervan hel noodwendig en onvermijdelijk gevolg en ook in hel staatkundig leven openbaarde zich hetzelfde verval. Van het Duitsche volk valt uit die dagen weinig te verhalen; de macht der vorslen groeide meer en meer aan, de slenden des lauds, die lol dusver nog eene stem in hel bestuur gehad hadden, verloren al hun invloed De vorslen bekommerden zich niet meer om hen, en ook de keizerlijke macht, die Karei V voor korten lijd lot een ongekenden luister verheven had, verloor Geestelijke verslapping in Duitschland. weer veel van haar aanzien. Ook Ferdinand had vóór zijne troonsbeklimming een \erkiezingsverdrag moeien onderteekenen. ° In dien treurigen tijd werd een belangrijk deel van bet Duitsche «rondgebied afgescheurd. Lijfland, dat door de Duilsche orde veroverd was en lot dusver onder liet oppergezag van den Duitsclien keizer als leenheer gestaan had kwam aan Polen en de steden Melz. Toul en Verdun konden Frankrijk niet weer ontnomen worden. Daarbij stonden de Turken dreigend aan de grenzen van Hongarije, dal door binnenlandsche twisten verscheurd werd en niet langer als een bolwerk legen hunne aanvallen kon worden beschouwd Hoe spoedig was hel schoone, maar kortstondige tijdperk der krachtige \ ei helling van hel Duilsche volk voorbijgegaan. Een donkere nacht heerschle opnieuw! Ook de weienschappen en kunsten gingen achteruit, want 111 de heftige godsdiensttwisten verspilden de nitstekendste mannen hunne geestesgaven, die vroeger aan wetenschappelijk onderzoek gewijd waren. De humanistische studiën wekten geen geestdrift meer, ook dichtkunst, schilderkunst, beeldhouw- en bouwkunst ontaardden en slechts eene kunst bloeide, namelijk, het goudmaken, de sterrenwichelarij, de tooverii Wie kent niet den naam van Dr. Johan Fausl. wiens leven en hellevaart de sage ons beschreven heeft, wie niet den naam van den wonderdoctor tneophrastus Paracelsus, wie heeft niet gehoord van de adepten, die in eenvoud verkwistten? "Ua' den 'SteU" 'le' WijZL'n zocll,ei1 en L>Ü 'iel goudmaken Aan ieder hof brouwde een alchymist zijne wonderbare mengsels: hel den onderdanen afgeperste goud, waaraan hun zweel en bloed kleefden werd door den schoorsteen gejaagd, wijl de gouddorst der vorsten dit telkens weer in de handen der bedriegers voerde, en indien ook nu en dan een der alchvmislen door een teleurgesteld en wraakgierig vorst tot de galg verwezen werd, spoedig genoeg deden zich anderen op, om hetzelfde spel opnieuw te beginnen. De astrologen voorspelden de toekomst uit de sterren, en vonden overal geloof f® "'J de hoöSst geplaatsten. Zoo nam het bijgeloof toe en juist aan de l(lerPro,es,an,scliie vorsten vond het ingang en bescherming. Rookende «S i Taaro,P llüor l,et Sehee!e Duilsche land de heksen haar leven eindigden, legden daarvan een vreeselijk getuigenis af. l.iicTpiü,?f 1Sn- W'iar, dal.w'j no8 hfden ,en Jage de vruchten plukken van dat !lp «phpit 1 ™ n Jen steen der Wijzen breidde de kennis van de scheikunde zich uit, waarop het onderzoek van onzen tijd weer voortbouwt !Ln ™ g6n onldek.len den, lo°P «Ier sterren en riepen de astronomie in het en, maar vooi Duitschland was hel toen een in vele opzichten treurige tijd. ZES EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland Verdeeling van de Oostenrijksche erflanden. Philippine Welser. Keizer Maximiliaan II. Zijne verdraagzaamheid in zake van den godsdienst. De Grumbachsche twist. Wreede rechtspleging. De roofzieke lansknechten. Maximiliaans gestrengheid. Oorlog tegen de Turken. Solimans laatste krijgstocht tegen Hongarije. Zriny's heldendood voor Zigeth. Dood van Soliman. Vrede met SelimlI. Stephanus Bathori, woiwode van Zevenbergen. Dood der laatste Jagellonen. Maximiliaans strijd om de Poolsche kroon. Stephanus Bathori koning van Polen. Dood van Maximiliaan. Keizer Ferdinand I liet bij zijn dood in liet jaar 1504 drie zonen na. De oudste, Maximiliaan, was reeds in iaf>2 tot Boheemsch en in 1563 tot Roomsch koning gekroond en alzoo zijns vaders opvolger in de keizerlijke waardigheid. Ferdinand bad een noodlolligen misslag begaan door te bepalen, dal zijne erflanden onder zijne drie zonen verdeeld moesten worden. Hij beperkte daardoor de macht van zijn opvolger Maximiliaan zoozeer, dat deze nauwelijks in slaat was den Duitschen vorsten, die buitendien steeds geneigd waren zich zoo mogelijk onafhankelijk te maken, het noodige onlzag in te boezemen. Maximiliaans erfdeel bestond uit Boheme, Hongarije en Oostenrijk, een grondgebied, dat wel uitgestrekt genoeg was, maar dal de geheele werkzaamheid van den vorst in beslag nam, dewijl deze, evenals zijn vader vóór hem, onophoudelijk met de Turken 0111 Hongarije strijden moest. De tweede zoon van den overleden keizer, Ferdinand, ontving Tirol, de derde Stiermarken, Karinthië en Krain. Tirol verviel na Ferdinands dood weder aan de beide andere lakken van het huis Oostenrijk, dewijl hij stierf zonder kinderen na te laten, die lot de erfopvolging gerechtigd waren *). Maximiliaan II werd bij zijne troonsbestijging door de Duilsche protestanten met blijde hoop begroet. Men wist dat de keizer niet afkeeng was van de proteslantsche geloofsleer, dat hij met de Jezuïeten Roderich en Canisius, die in zijne vaderstad een overwegenden invloed bezaten, ernslige oneenigheden gehad en aan een evangelisch prediker zijn volle vertrouwen geschonken had en men hoople dus, dat hij lerslond nadat hij geheel onafhankelijk was geworden, openlijk lol het protestantisme overgaan zou. In deze verwachting zagen de protestanten zich echter teleurgesteld Maximiliaan bleef allhans voor het uiterlijk aan de moederkerk getrouw, misschien omdat de twisten in den boezem der proteslantsche kerk hem *) Ferdinand had tegen den wil zijns vaders de beehlschoone en begaafde Philippine Welser, de dochter van een Augsburgsch patriciër, gehuwd. Hoewel de vader later door de schoonheid en beminlijkheid zijner schoondochter met het ongelijke huwelijk verzoend werd, liet hij toch niet toe, dat Phiiippine's kinderen beschouwd zouden worden als gerechtigd tot de erfopvolging. Van de bekoorlijkheid der schoone Philippine verhalen de Tirolers nog heden groote wonderen. Hare huid — zoo verhaalt men o. a. — was zoo blank en doorschijnend dat men, wanneer zij dronk, de roode kleur van den Tiroler wijn door haar hals doorschemereu zag. Eerzucht van Johan Frederik van Saksen. Willem van Grurabach. legen de borst stuitten, misschien ook, omdal hij zijne strenggeloovige en door hem vurig beminde vrouw, eene dochter van Karei V, geen verdriet wilde aandoen, doch waarschijnlijk ook, en niet het minst, om staatkundige redenen. Dewijl hij in zeer nauwe betrekking stond tot zijn bloedverwant Philips II van Spanje en de hoop koesterde, dat zijn zoon eens tot den troon van Spanje zou worden geroepen, kon hij niet tot het nieuwe geloof overgaan, en liet hij zelfs zijn zoon Rudolf in Spanje geheel volgens de beginselen der Jezuïeten opvoeden. Zijne gunstige gezindheid jegens het protestantisme legde hij alleen aan den dag in eene godsdienstige verdraagzaamheid, die onze onverdeelde toejuiching verdient. Terwijl bijna in geheel Europa, zoowel in de protestantsche als in katholieke landen, de bloedigste vervolgingen van andersdenkenden plaats vonden, sprak Maximiliaan: «Over het geweien mijner onderdanen heb ik geene macht." Uit dil beginsel handelde hij gedurende zijne gansclie, helaas! al te korte regeering. Alle aansporingen van den paus en van koning Philips II van Spanje om de ketters te vervolgen, bleven vruchteloos; hij stond in zijne landen den evangelischen vrijheid van eeredienst toe en onderwierp die slechts aan weinig beteekenende beperkingen, en hij droeg zelfs aan een leerling van Melanchthon den last op om voor de Luthersche gemeenten in Oostenrijk eene Agende samen te stellen. Verder ging hel echter niet, en loen de Ooslenrijksche stenden op een landdag de verdrijving der Jezuïeten eischlen, wees hij dezen eisch van de hand. Maximiliaan was een hoogst begaafd, voortreflelijk vorst, die bezield was met de ernstige begeerte om altijd en tegenover allen de rechtvaardigheid te betrachten. Zeker zou hij groote dingen tol stand hebben gebracht, indien de tijdsomstandigheden niet zijne aandacht al te zeer op de instandhouding van de macht zijns huizes gevestigd hadden. Dal hel hem, in weerwil hiervan, noch aan kracht, noch aan goeden wil ontbrak om ook in üuitschland doortaslende maatregelen Ie nemen, indien dit noodig was, blijkt uit zijne houding tegenover herlog Johan Frederik van Saksen, den zoon van den van zijne waardigheid ontzetten keurvorst Johan Frederik van Saksen, in den zoogenaamden Grumbachschen Iwist, waarvan wij de eerste beginselen nog onder de regeering van keizer Ferdinand Ie zoeken hebben. De herlog had van zijn vader een aanzienlijken naam geërfd; hij werd door de meeste Lulherschen als het hoofd hunner partij beschouwd, hoewel zijn grondgebied, dat tot op het derde deel van het voormalige keurvorstendom Saksen was ingekrompen, hem geen recht op zulk een hoogen rang verleende. Johan Frederik was ijdel en eerzuchlig, de glans van zijn naam bevredigde hem niel, hij wilde zijn huis de ontnomen keurvorslelijke waardigheid terugschenken^ en hij werd in dat plan versterkt door zijn kanselier Christiaan Bruck. Zijne eerzuchlige wenschen reikten wellicht nog hooger dan naar den keurvorslelijken hoed: als het hoofd der prolestantsche partij hoopte hij de keizerskroon te kunnen verwerven. Maar die verwachting was niets dan een luchtkasteel, want Johan Frederik bezat noch de geestesgaven noch de kracht om zulk een plan ten uitvoer Ie brengen. Tol zijn ongeluk vond hij een vriend en bondgenoot in een aanzienlijk Frankisch ridder, Willem van Grumbach. Deze had onder den dapperen markgraaf Albrecht van Brandenburg gestreden en zich bij diens krijgstochten, geheel naar het voorbeeld van zijn vorstelijken vriend, in alle opzichten als een echt aanvoerder van eene bende huurtroepen gedragen. \ an dien lijd af beweerde hij eenige vorderingen op den bisschop Melchior van Wurzburg Ie hebben en hij geraakte daarover met den kerkvoogd in twist. De bisschop wreekte zich op den rijksridder, door diens in Wurzburg gelegen goederen in beslag te nemen, en bekommerde zich niet om de uitspraak, welke het rijkskamergericht in deze zaak ten gunste van Grumbach deed. Nu besloot de ridder zijn tegenstander door een gewelddadige handgreep tol Grumbach en Johan Frederik in den rijksban. toegevendheid Ie dwingen. Hij zond een aanlal zijner lieden uil, om den lioogen geestelijke op Ie lichten. Op een Aprildag begaf de bisschop zich op de jacht: eensklaps werd hij door de lieden van Grumbach uil eene hinderlaag overvallen, en één hunner, die den hoogwaardigen heer niet kende, stiel hein neder. Nu verbreidde zich hel gerucht, dat Willem van Grumbach met opzei moordenaars legen den bisschop uitgezonden had, een gerucht welks waarheid of onwaarheid nooil bewezen kon worden. Ook mei 's bisscliops opvolger duurde de strijd voort, en Grumbach poogde nu op eigen gezag, geheel volgens de regelen van het oude vuistrecht, met een aantal krijgsmakkers uit den Frankischen adel den bisschop te tuchtigen. De zaak werd in zijn oog eindelijk toch al te gevaarlijk en hij zag naar ondersteuning om. Het gelukte hem hertog Johan Frederik van Saksen en diens kanselier Rruck voor zich Ie winnen door de belofte, dal hij hun 1'ransche en Engelsche hulp verschatlen zou, indien de hertog eene poging wilde wagen om zich van liet keurvorstendom meester te maken. Ten einde zijn invloed op den hertog te verhoogen, bediende Grumbach zich niel van de lofwaardigste middelen. Hij kende het bekrompen verstand van den vorst en wist, dat deze in den hoogsten graad bijgeloovig was. Daarom trok hij partij van een aan het hof bekenden knaap, Tausendschön genaamd, die — naar hij zelf beweerde — de gave bezat om engelen te zien, die hem bezochten en hem de wonderbaarste dingen verhaalden. Alle mogelijke tooverstukjes werden voor den hertog vertoond. In een kristal liet men hem den keizerlijken schepter zien; de engelen spraken tot Tausendschön van groote schatten, die de toekomstige keurvorst eens zou bezitten, en de schitterendste verwachtingen werden in de borst van den ijdelen, eerzuchtigen, dwazen man gewekt. Willem van Grumbach zette intusschen zijn strijd met den bisschop zoo hardnekkig voort, dat keizer Ferdinand den roofzieken rijksridder eindelijk in den rijksban deed en hertog Johan Frederik, bij wien Grumbach bescherming gezocht had, beval, den gebannene niet verder te ondersteunen. Zoo stonden de zaken, toen keizer Ferdinand stierf en Maximiliaan II niet de keizerskroon ook de taak erfde om aan dezen hatelijken strijd een einde te maken. Johan Frederik had zich intusschen uit Weimar naar zijne sterk bevestigde stad Gotlia teruggetrokken; hier meende hij den keizer het hoofd te kunnen bieden. Zelfs toen in liet jaar 1566 hel over Grumbach uitgesproken banvonnis door een rijksdag te Augsburg nog eens herhaald was, toen de hertog meer dan eens vriendschappelijk was aangespoord om alle gemeenschap met Grumbach af te breken, met de bedreiging dat hij anders als diens medeplichtige behandeld zou worden, bleef Johan Frederik locli in zijn opzet volharden. "ij schreef een langen brief om zijn gedrag te verontschuldigen, noemde Grumbach een onschuldig vervolgde, lot wiens bescherming bij door zijne eer en zijn geweten verplicht was. Dat echter niet alleen de ondersteuning van den ridder de oorzaak van zijn verzet was, loonde hij duidelijk door zich «geboren keurvorst van Saksen" te noemen en het keurvorstelijke wapen weer aan te nemen. Het onvermijdelijke gevolg hiervan was, dat de rijksban nu ook ovei hem moest worden uitgesproken. De voltrekking van het vonnis werd aan zijn bittersten vijand, keurvorsl August van Saksen opgedragen, en de broeder van den veroordeelde, hertog Johan Willem, nam zelf aan die voltrekking deel. Maximiliaan deed den keurvorst het bevel toekomen om hel banvonnis onverwijld te voltrekken en reeds den 24"" December 1566 — den 12" dier inaand was het vonnis uitgesproken — omsingelde een keurvorstelijk leger de stad Gotlia. Maanden verliepen; de belegerden verweerden zich dapper, doch loen den hertog eindelijk het geld begon te ontbreken, zoodat hij zijne huurtroepen Gotha ingenomen. De hertog gevangen. niet langer betalen kon, brak onder deze een oproer uit, hetwelk de bevelhebber van Gotha. de overste van Brandenstein, tevergeefs trachtte te dempen. De muiters namen hun aanvoerder gevangen, stormden naar het slot en maakten zich hier van den kanselier Bruck en van Grumbach meester. Den 13™ April 1576 werd Gotha door de oproerlingen aan den keurvorst overgegeven; Johan Frederik werd des keizers gevangene op genade en ongenade, keurvorst August reed als overwinnaar naar het slot Gotha. Op het voorplein stond de hertog, de keurvorst reed hem voorbij, zonder den groet van den gevangene te beantwoorden; hij zond zijn ongelukkigen neef naar Uresden en vervolgens naar Weenen. Johan Frederik hield op een open wagen, met een stroohoed op het lioold, onder het gejuich, het gelacb en de spotternijen van bet gemeen zijn intocht in de keizerlijke hoofdstad. Tot straf voor zijn opstand te-en den keizer werd bij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Hoewel de aanzienlijkste rijksvorsten bij den keizer voor zijne begenadiging en invrijheidstelling in (le bres sprongen , bleel Maximiliaan dit volstandig weigeren. Bij ue \eio\ering van Gotha waren ook de papieren des hertogs in besla** genomen en daaruit waren zijne eerzuchtige en oproerige plannen aan het licht gekomen. De hei log zuchtte 20 jaren lang, tot aan zijn dood, in de gevangenschap. hen nog treuriger lot trof zijne vrienden en dienaars. Keurvorst August en hertog Johan Willem woonden met wreed vermaak de folteringen van Grumbach en van den kanselier Bruck bij. Op de pijnbank bekenden beiden, dat zij plan hadden gehad Johan Frederik niet alleen tot keurvorst van Saksen maar ook lol keizer van Duitschland le verheden. Twee dagen na hun verhoor werden zij veroordeeld om gevierendeeld le worden. Den I8e>> April werd eerst de hoogbejaarde ridder van Grumbach op een stoel, dewijl hij niet loopen kon, naar het schavot gedragen. Acht trompetters ontvingen hem met hoorngeschal; vervolgens werd hij, nadat hij zich ongeveer een kwartier met een geestelijke onderhouden had! dooi den beul aangegrepen en op de slachtbank vastgesnoerd. Nu sneed de scherpieehIer hem den buik open, haalde hem het hart uil hel lijf en wierp liet zijn stuiptrekkend slachtoffer in het gezicht, met de woorden: «Ziedaar uw valsch hart, Grumbach!" Vervolgens werd het lichaam in vier stukken gehouwen. Hetzelfde lot trof den ongelukkigen kanselier Bruck. Tevergeefs smeekte Inj, dat men hem vóór het vierendeelen het hoofd zou afbouwen. Een onlzettenden induik maakte het op de toeschouwers, toen de kanselier gedurende de afgrijselijke strafoefening met luider stemme uitriep: «Barmhartig God ontferm U mijner! Ook de overste van Brandenstein, die toch slechts zijn plicht jegens zijn landheer betracht had. werd onthoofd. Maximiliaan keurde zulk eene onmenschelijke strafoefening niet "oed, maar hij kon niets daartegen doen, want in »de Carolina", het door Karei V uitgevaardigde strafwetboek, waren deze en andere dergelijke strafoefeningen voorgeschreven. ° Het lot van Johan Frederik toonde duidelijk genoeg, dal Maximiliaan ook streng kon zijn. indien de noodzakelijkheid dit gebood, en hij was meer dan eens in de gelegenheid zijne rechtvaardigheid en gestrengheid aan den dag te eggen, want juist in die dagen werd Duitschland geteisterd door eene booze landplaag, namelijk door de ontslagen huurtroepen, die moordend en plunderend door de üuilsche gewesten rondzwierven. De _lansknechten, die van den oorlog een handwerk maakten, trokken V.'n Iw'1"; wer'* en monsterplaats naar de andere, om eene vaan te vinden die zij konden volgen: waren zij buiten dienst, dan rotten zij lol rooverbenden samen, die het land afliepen en menigmaal de schandelijkste misdaden bedreven. Oorlog met de Turken. Val van Zigeth. Zriny. De keizer zag de noodzakelijkheid om aan zulk een onhoudbaren toestand een einde te maken, zeer goed in. Hij strafte de misdadigers gestreng, hij stelde zelfs den Duitsehen stenden voor, alle wervingen voor buitenlandsche vorsten in Duilschland ten strengste te verineden. Doch tot znlk een stap kon hij de Duitsche grooten niet bewegen; van oudsher — antwoordden zij hem — was het recht en gewoonte, dat de Duilschers hun arm aan vreemde vorsten verkoopen mochten, ja het was juist de eer en de roem der Duilschers, dat zij ook in den vreemde de Duitsche natie door ridderlijke daden beroemd maakten. Indien dit gebruik afgeschaft werd, zou Duilschland zijn oorlogsroem geheel verliezen, en zelf, in lijd van nood, gebrek hebben aan de noodige strijders. Tegen zulk een verzet was Maximiliaan machteloos en hij was dus alleen in staat door slipte handhaving van de krijgstucht aan het schandelijk misbruik eenigszins paal en perk te stellen. Ook tegenover de Turken toonde Maximiliaan, dat hij wel zachtmoedig en vredelievend, maar volstrekt niet zwak was. Hij voerde den oorlog tegen hen — ook eene nalatenschap zijns vaders — met kracht en niet zonder goed gevolg. Keizer Ferdinand had van het jaar 1551 af bijna onophoudelijk de Turken moeten bestrijden. Hoewel de Christelijke wapenen in dezen oorlog niet zelden voorspoedig waren geweest, ging toch Zevenbergen voor den keizer verloren en toen eindelijk in het jaar 1562 een achtjarigen wapenstilstand gesloten werd, moest Ferdinand die ten koste van zware offers koopen. Hij moest Zevenbergen aan Johnn Sigismund Zapolya afstaan, jaarlijks eene schatting van 30,000 dukaten betalen en zich nog andere lastige bepalingen laten welgevallen. In weerwil hiervan hielden de rooftochten der Turken niet op en loon nu na Ferdinands dood Maximiliaan slechts een deel van het vaderlijke grondgebied erfde en derhalve nog minder dan Ferdinand tegen de aanvallen der Turken opgewassen scheen, zocht de grijze sultan Soliman weldra eene nieuwe aanleiding om den oorlog te hervatten. In het voorjaar van 1566 liet hij den oorlog tegen het Duitsche rijk en een strooptocht naar Hongarije afkondigen. Beide pariyen rustten zich krachtig ten strijde toe. Maximiliaan riep de stenden zijns rijks bijeen en hunne hulp legen de Turken in. De Duitsche vorsten stemden toe, dat een rijksleger onder de wapenen geroepen zou worden en ook uit Italië, uit Frankrijk en Engeland kwamen de ridders in grooten getale opdagen, om den keizer in den heiligen krijg tegen de ongeloovigen bij Ie staan. Een leger van 80,000 man trok over de Hongaarsche grenzen en verschanste zich bij Raai). Soliman drong aan hel hoofd van ontelbare scharen in Hongarije door. Van Peterwaradein wilde hij naar Erlau trekken, doch onderweg wierp hij zich met zijne geheele krijgsmacht op de kleine vesting Zigeth, in de nabijheid van Funfkirchen,die door Nicolaas Zriny verdedigd werd. De bezetting van Zigeth was niet sterk, maar zij was bezield met een onversaagden inoed en had het vaste besluit genomen, nooit de vesting ovei te geven. Meer dan eene maand lang boden de dappere verdedigers aan de ontelbare Turksche benden het hootd; doch eindelijk was de voorraad geheel uitgeput, de borstweringen waren weggeschoten, de bressen in den muur boden aan het Turksche leger een vrijen doortocht aan. Zriny zag in, dat hij de vesting geen uur langer kon houden, daar de Turken reeds meester van de gansche stad waren. De dappere veldheer besloot nog één uitval te doen, doch vooraf had hij den zijnen bevel gegeven om de vesting in de lucht te laten springen op hetzelfde oogenblik. dat de Turken zich van haar meester gemaakt hadden. Met de sabel in de vuist, zonder pantser of helm, wierp hij zich op zijn paard en drong hij met eene kleine bende koene ruiters tusschen de dichte drommen der Turken door. Vrede met Selim II. Strijd om den Poolschen troon. Maximiliaans dood. Zeshonderd dapperen volgden liem; de een na den ander viel, het eerst van allen Zriny zelf. Niet één der 600 bleef in 't leven, doch elk hunner verdedigde zich met leeuwenmoed tol zijn laatslen ademtocht. Juichend drongen de Turken den burcht binnen, reeds achtten zij zich zeker van de overwinning, toen opeens de vlammen uit den kruidoren sloegen De aarde beefde; overwinnaars en overwonnelingen werden onder hetzelfde puin verpletterd. Den 8,n September 1366 viel Zigeth. Sultan Soliman had echter die noodlottige zegepraal niet beleefd: twee dagen te voren was hij overleden, doch zijn dood was tot dat tijdstip geheim gebleven. Na de les, welke de Turken voor Zigeth ontvangen hadden, trokken zij terug. Sultan Selim II, de opvolger van Soliman, toonde zich bereid vrede te sluiten. Na langgerekte onderhandelingen, gedurende welke nog menig gevecht geleverd werd, kwam de vrede den 17,n Februari 1568 voor den tijd van acht jaren tot stand, dewijl de keizer zelfs niet voor aanzienlijke offers terugdeinsde, om aan den verderfelijken krijg een einde te maken. "Ü zegde Selim opnieuw de janrlijksche schatting van 30,000 dukaten toe en deed afstand van Zevenbergen. Daarvoor waarborgde Selim hem van zijn kant hel bezit van Hongarije. Dalmatië, Croatië en Slavonië. Johan Sigismund Zapolya. de woiwode van Zevenbergen, stierf in hel jaar 1571 kinderloos; maar Zevenbergen kwam ook nu niet aan Maximiliaan, de stenden verkozen Stephanus Bathori tol woiwode en de keizer moest dezen als zoodanig erkennen, dewijl de sultan hem zijne bescherming toezegde. Een jaar later stierf Sigismund August, de laatste koning van Polen uit den stam der Jagellonen. De keizer dong naar den opengevallen troon, doch te gelijk deden dit Stephanus Bathori en een Fransche prins, hertog Hendrik van Anjou. De laatste werd verkozen, maar ook even spoedig weer van den troon vervallen verklaard, dewijl hij heimelijk Polen verlaten had en naar Frankrijk teruggekeerd was. Ook ditmaal echter werd Maximiliaans wensch naar de Poolsche kroon niet vervuld. Thans werd Stephanus Bathori verkozen en den I™ Mei 1576 te Krakau gekroond. Dewijl Maximiliaan van den senaat eene dringende oproeping ontvangen had om naar Polen te komen, rustte hij zich ten strijde, om zijn tegenstander de kroon te betwisten. Doch eer hij dit plan ten uitvoer brengen kon, stierf hij den 13™ October 1576, eerst 49 jaar oud. Zijn dood werd diep betreurd door het Duilsche volk, hetwelk de begaafdheden, de beminlijkheid en verdraagzaamheid des keizers op hare juiste waarde schatte, en vooral door de protestanten in Oostenrijk, die thans de toekomsl met bange bezorgdheid te gemoet zagen. ZEVEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland. Keizer Rudolf II. Zijn karakter. Zijn ketterhaat. Scheuring onder de Duitsche protestanten. Huwelijk ea overgang tot het protestantisme van den keurvorst-aartsbisschop van Keulen. De keurvorst afgezet en verdreven. Aangroeiende macht der katholieken in Duitschland. Ferdinand van Stiermarken. De protestantsche Unie (1G08), Maximiliaan van Beieren en de heilige ligue. Twist over de erfopvolging in het hertogdom Gulik-Cleef. Verbond der unie met Hendrik IV van Frankrijk. Beslechting van den strijd (1614). Werkeloosheid des keizers. Regeeringloosheid in Hongarije. De Ilabsburger familieraad. Vrede van Zsitra-Torok. Rudolf II staat Oostenrijk en Hongarije aan Matthias af. Opstand in Boheme. De majesteitsbrief. Laatste vernedering en dood van keizer Rudolf II. Maximilaaan II had reeds een jaar vóór zijn dood er voor gezorgd, dat de keizerskroon in zijn geslacht blijven zou. De rijksvorsten hadden zijn wensch ingewilligd, door zijn zoon Rudolf tot Roomsch koning te verkiezen en te kronen. Na den dood zijns vaders werd Rudolf' II (1376—1612) dan ook zonder den minsten tegenstand als keizer erkend. Rudolf was in Spanje opgevoed en had daar een diepen afkeer van de protestanten ingezogen. Een zorgeloos, traag, onverschillig mensch, die zelden lust had om zelfstandig handelend op te treden, legde hij uitsluitend bij het bestrijden van het protestantisme en hij hel vervolgen van de ketters eenige veerkracht aan den dag. De bloei van hel Duitsche rijk ging hem volstrekt niet ter harte, om de regeering bekommerde hij zich weinig of niet, hij liet die geheel aan zijne raadslieden en gunstelingen over. In vadsige zorgeloosheid wijdde hij zich geheel aan zijne meest geliefkoosde bezigheden, die hem vrij wat nader aan het hart lagen dan de bedriegelijke glans der keizerlijke kroon. Zijne schoone paarden, hun wel en wee. boezemden hem veel meer belangstelling in dan tle lompe Duitschers; schilderijen, edelgesteenten, standbeelden en oudheden schenen hem eene veel grootere opmerkzaamheid waardig dan het ruwe, tot ketterij overhellende Duitsche volk. De studie der alchymie en der astrologie was in zijn oog veel belangrijker dan die van het beheer der geldmiddelen, die slechts in zoover in zijne schatting iets beleekenden als zij hem de groote sommen opleverden, welke hij voor het onderhoud van zijn laboratorium en zijner sterrewacht en lot aankoop van boeken, instrumenten en voorwerpen van kunst behoefde. Alleen wanneer het de onderdrukking van de ketterij gold, vertoonde Rudolf II nu en dan een zweem van zelfstandigheid en werkzaamheid. Hij beschermde de Jezuïeten, hij hief de godsdienstvrijheid, doorzijn vader in Oostenrijk ingevoerd, weder op en was altijd bereid om de katholieke partij in Duitschland uit alle macht te ondersteunen. Indien de protestantsche vorsten van Duitschland hun belang goed begrepen hadden, zouden zij, nu zij den keizer geheel aan de zijde der katholieken zagen staan, al hunne krachten hebben ingespannen om zich Huwelijk en overgang van den aartsbisschop van Keulen. nauw bij elkander aan te sluiten en elkander wederkeerig hulp te verleenen Dit geschiedde echter niet; de splitsing der protestanten in Gereformeerden (Calvinisten) en Lutherschen liet zulk eene vereeniging niet toe en de vorsten verzuimden in hunne kleingeestige twisten de gunstige gelegenheid, hun geboden, om de meerderheid in het college der keurvorslen te verkrijgen, daar zij er niet aan dachten, een hunner gelool'sgenoolen ter rechter tijd krachtig bij te slaan. ° Gebhard Truchsesz van Waldenburg was legen den zin des pausen en des keizers door den invloed van een protestantschgezinden graaf' Neuenahr tot aartsbisschop en keurvorst van Keulen verkozen en eindelijk ook als zoodanig dooi den paus bevestigd , nadat hij de op hel Trentsche concilie voorgeschreven geloofsbelijdenis als de zijne erkend had. Gebhard was nog een jong man, die een lustig leven leidde en vooral voor vrouwelijke schoonheid zeer gevoeli" was. Reeds in hel tweede jaar 11a zijne verkiezing aanschouwde liii bij gelegenheid eener processie aan hel venster van een huis te Keulen een' aanvallig meisje, welks aanblik hem in zulk eene verrukking bracht, dat hij zijn eed vergat en slechts één vurigen wensch koesterde, dien naar liet bezii der gehelde. Het jonge meisje was eene gravin van Mansfeld, eene dochter van den protestantscnen graal van Mansfeld te Eisleben, die aan hare le Keulen gehuwde zuster een bezoek bracht. De aartsbisschop had rust noch duur, eer hij met de lieftallige Agnes in kennis was gekomen. Hij bekende haar zijne liefde en vond bij haar een toegenegen oor. De graven van Mansfeld, de broeders van het jonge meisje, waren diep verontwaardigd, toen zij vernamen, dal huune zusler de bijzit vaneen priester vvas geworden. Spoorslags reden zij naar Bonn, waar de keurvorst zich met zijne gehelde op het slot ophield, verrasten hunne zuster in zijne armen en bedreigden den aartsbisschop met den dood, indien hij de onteerde niet door een huwelijk in hare eer herstelde. Met blijdschap beloolde de aartsbisschop hun eisch te vervullen; een huwelijk met Agnes was ook zijn vurigste wensch. Hij wilde van de aartsbisschoppelijke waardigheid afstand doen, maar de met hem bevriende protestantsche edelen haalden hem over om tot hun godsdienst over te gaan en zich niet langer om de bepalingen van het zoogenaamd «geestelijk voorbehoud" te bekommeren. Op de beden zijner geliefde, die de raadgevingen zijner vrienden ondersteunde, ging Gebhard tot de protestantsche kerk over. Indien het plan van den aartsbisschop gelukt was, indien hij na zijn overgang (och de keurvorstelijke waardigheid behouden had, dan zouden de protestanten eene beslissende zegepraal behaald hebben, dewijl dan de oude strijd over het geestelijk voorbehoud te hunnen gunste beslist ware geweest. De katholieke vorsten moesten derhalve alle krachten inspannen om dit opzet te verijdelen zij verleenden daarom aan den tegenstand van hel streng katholieke domkapittel te Keulen de krachtigste ondersteuning en liet gelukte hun, te bewerken dat bij den banvloek des pausen ook de rijksban over den aartsbisschop uitgesproken werd. Beiersche en Spaansche krijgsbenden kwamen prins Ernst van Beieren die door het domkapiltel tot opvolger van Gebhard benoemd vvas. Ier hulp. bebhard was niet in slaat aan de overmacht het hoofd te bieden. Hij vluchtte naai de Nederlanden; later ging hij naar Straatsburg, waar hij in liet jaar 1001 als domdeken stierf. Van de protestanlsche vorsten had alleen de paltsgraaf Jolian CasinoHen! Imlp verleend, de overigen hielden zich onzijdig, omdat Gebhard niet de Luthersche, maar de Calvinistische leer omhelsd had, In hun dwazen geestelijken trots, in hun kleingeestigen haat tegen de gereformeerden zagen zij vooibij, hoezeer hunne macht moest aangroeien, indien de belijders van De protestantsche unie en de heilige ligue. hel protestantisme, hetzij ze de leer van Luther of van Calvijn toegedaan waren, in het college der keurvorsten de meerderheid vormden. Even werkeloos bleven de protestantsche vorsten, toen in de stad Donauwerth godsdiensttwisten uitbarstten; zij duldden, dat de rijksban over deze vrije rijksstad werd uitgesproken en dat de hertog van Beieren haar veroverde, in bezit nam en lot eene Beiersche landstad maakte. Het katholicisme begon in Duitschland opnieuw te bloeien. Twee kweekehngen der Jezuïeten hadden vorstenzetels beklommen; Maximiliaan dien van Beieren, Ferdinand, de kleinzoon van keizer Ferdinand I, dien van Stiermarken Karinlhië en Krain. Beiden gedroegen zich. gelijk na hunne opvoeding wei niet anders te verwachten was, als biltere vijanden der protestanten. Ferdinand slaagde er zelfs in. de hervorming in zijn land geheel te onderdrukken, hoewel tweederden der bevolking prolestantsch was. Eindelijk gingen, nadat — gelijk we reeds verhaalden — Donauwerth gevallen was, den protestantschen vorsten de oogen open. Zij begonnen beducht Ie worden voor geheele onderdrukking van hun godsdienst, en besloten een vast verbond te sluiten, om aan alle aanvallen der katholieken het hoofd te bieden. Te Ahausen in Frankenland kwam in het jaar 1608 de protestantsche unie tot stand, waarbij van de zijde der gereformeerden de vorsten van de latts en van Hessen, van de zijde der Lutherschen die van Baden, Wnrtemberg, Anhalt en de markgraven van Brandenburg zich aansloten. Ook andere protestantsche vorsten betoonden zich niet ongezind om tot de unie toe te treden en gingen hiertoe dan ook later over. De keurvorst van Saksen echter die volgens de traditie van zijn huis aan het hoofd der unie had moeten staan, weigerde daaraan deel te nemen; zoo doodelijk was zijn haat te^en de Calvinisten, dat hij met dezen niets Ier wereld te inaken wilde hebben.0 Tegenover de unie werd eene katholieke vereeniging gevormd, de heilige hgue, aan wier hoofd Maximiliaan van Beieren zich plaatste. Den 10™ Juli 1609 kwamen vele Zuidduilsche bisschoppen en prelaten bijeen, om maatresten te beramen lot bescherming van de alleenzaligmakende kerk. De krachtige Maximiliaan was hun natuurlijk hoofd. Zoo stonden de beide kerkelijke partijen weder dreigend tegenover elkaar en het was te verwachten, dat binnen een niet al te ver verwijderd tijdstip het zwaard hare geschillen zou beslechten. Beeds toen scheen de oorlo» op liet punt van uit te barsten, daar een strijd over zekere erfopvolging? die een sterk godsdienstigen tint droeg, de Duitsche vorsten tegen elkaar in liet harnas joeg. Den '1 o™ Maart 1609 was hertog Jolian Willem van Gulick kinderloos gestorven. Op zijne rijke nalatenschap — de hertogdommen Gulick, Cleefen Berg, de graafschappen Mark en Ravensberg en de heerlijkheid Ravenstein — maakten vele Duitsche vorsten aanspraak, op grond van hunne verwantschap met den overleden hertog, üe keizer daarentegen achtte zich gerechtigd die landen als een opengevallen rijksleen aan zich te trekken. Twee der mededingers, keurvorst Johan Sigismund van Brandenburg en de paltsgraat Wolfgang Willem van Neuburg, waren meer bij de hand dan de overigen. Zij bezetten de betwiste landen en toen de keizer hun het bevel toezond om zich van alle daden van geweld te onthouden en ziine beslissing af te wachten, had dit geen ander gevolg, dan dat zij de handen in elkander sloegen (10 Juni 1609) en overeenkwamen om die landen gemeenschappelijk te besturen, totdat omtrent ieders rechten eene beslissinn zou genomen zijn, ° Aartshertog Leopold van Oostenrijk (van den Stiermarkschen lak' een bijzonder gunsteling van keizer Rudolf, verzamelde terstond eene krijgsmacht om. zoo noodig, de rechten des keizers met geweld le handhaven. Hij nam Gulick in; daarentegen stonden de vorsten der unie op, om hunne Hoofs- Strijd over de erfopvolging in Gulick en Cleef. genooten te beschermen, zij drongen den Elzas binnen, verdreven de Oostenrijkers en verwoestten de eigendommen der katholieke gestichten. Zulk eene handelwijze kon de katholieke ligue niet lijdelijk aanzien, zij rustte zich ten slrijde; de vorsten der unie sloten van hun kant een verbond met koning Hendrik IV van Frankrijk, die een sterk leger verzamelde. Het gevaar voor een Europeeschen oorlog was dreigender dan ooit, toen de op Hendrik IV gepleegde moord opeens een geheelen ommekeer teweegbracht. Wel veroverden de geünieerden met Nederlandsche en Fransche hulp Gulick. doch daar de ziel van hel verbond, koning Hendrik IV, ontbrak, begaf hen de lust om den oorlog verder voort te zetten. Zij kwamen met de ligue overeen, dat beide partijen de wapenen zouden nederleggen. Ook tusschen den keurvorst van Brandenburg en den paltsgraaf van Neuburg, die inlusschen heftig met elkander getwist hadden, kwam eindelijk (1614) eene overeenkomst lot stand, volgens welke zij de betwiste landen onder elkaar zouden verdeelen. *) Ook bij dezen belangrijken strijd was keizer Rudolf even werkeloos en zorgeloos gebleven als altijd. Hij liet zijn bloedverwant Leopold en zijne raadslieden voor de keizerlijke rechten in de bres springen, en deed zelf niets, maar gaf zich ongestoord aan zijne geliefkoosde bezigheden over, hoewel deze vadsige rust hem reeds op de geheele heerschappij over zijne erflanden te staan was gekomen, dewijl hij genoodzaakt was geweest die aan zijn broeder Malthias af te staan. Hongarije was ten gevolge van zijn zwak bewind aan eene vreeselijke regeeringloosheid ten prooi. Rudolf II bekommerde zich volstrekt niet om de regeering, hij kwam niet in persoon, gelijk de Hongaren wenschten, op de landdagen en zorgde evenmin dat zijne beambten hun plicht deden. Zijne nalatigheid ging zoover, dal hij niet eens alle opengevallen ambten bezette, dikwijls verliepen er maanden, eer een gestorven beambte een opvolger ontving,' alle klachten over zulk eene zorgeloosheid bleven zonder gevolg: de keizer "af zich meestal niet eens de moeite ze te lezen. Alleen wanneer het er op aankwam, de protestanten, wier getal in Hongarije met ongeloofelijke snelheid was aangegroeid, te vervolgen, legde Rudolf eenige bedrijvigheid aan den dag. Het land leed vreeselijk onder dit schandelijk wanbestuur. Het werd opnieuw geteisterd door de strooptochten der Turken, die den oorlog hervat hadden en dezen bijna twintig jaren achtereen onafgebroken voortzetten. Doch bijna even erg als de Turken hielden de keizerlijke troepen huis, die lot verdediging van Hongarije waren geroepen. Zij roofden en plunderden, alsof zij zich in 's vijands land bevonden, ongestraft pleegden zij de afschuwelijkste misdaden, en er was niets, dat de arme inwoners tegen hun willekeur beschermen kon. Algemeen was de ontevredenheid der Hongaren over zulk een zwak en schandelijk bestuur, en toen zelfs Stephas Bockskai, een der invloedrijkste edelen, die naar Praag gereisd was, om bij den keizer op ophefling van *) Keeds eenmaal had men zulk eene overeenkomst gesloten, en afgesproken, dat de paltsgraaf met de oudste dochter van Johau Sigismund in het huwelijk zou treden, en teven9 eene verdeeling van de erfenis vastgesteld Te Dusseldorf kwamen de beide vorsten bijeen en wijdden de nieuwe verbintenis met een feestmaal in Toen de bekers wat sneller begonneu rond te gaan. brak tusschen ben een kleine twist uit, die spoedig zeer ernstig werd. De opvliegende keurvorst liet zich door zijn hartstocht zoover meesleepen , dat hij zijn toekoinstigen schoonzoon een oorvijg gaf. Natuurlijk was het afbreken van de onderhandelingen en het hervatten van den strijd hiervan het gevolg. Van groote beteekenis voor de toekomst was het feit, waaruit wij het karakter der beide vorsten niet van eene al te gunstige zijde leeren kennen, dat zoowel de keurvorst als de paltsgaaaf van godsdienst veranderden, om bondgenooten aan te werven. De paltsgraaf werd katholiek ten einde zich van den bijstaud der ligue te verzekeren, de keurvorst ging van de Luthersche tot de gereformeerde kerk over, om zich de gunst van de inwoners van het nieuwe land en der Hollanders te verwerven. Majesteitsbrief van Rudolf II. Hij staat Boheme aan Matthias af. zoovele bezwaren aan te dringen, terugkeerde met liet bericht, dat hij den vorst Ie Praag niet eens had kunnen spreken, ja dat hij door de hovelingen gehoond was, kwam hel volk in het jaar 1604 overal met de grootste verbittering 111 opstand. Stephas Dockskai stond binnen korten tijd aan het hoofd van een leger; hij werd door het volk overal als redder begroet en de Turken erkenden hem als koning van Hongarije, hoewel hij zelf op dien titel geen aanspraak maakte. Rudoll II zag den opstand uit de verte rustig aan: hij liet de Hongaren hun gang gaan. Dewijl de keizer niet gehuwd was en zijne bezittingen dus na zijn dood op zijne broeders moesten overgaan, hadden dezen — en vooral de oudste hunner, Matthias — er liet grootste belang bij, dat Hongarije niet voor het Habsburgsche huis verloren ging. Rudolfs verwanten, zijne broeders en neven, hielden den 2.i™ April 1606 eene familieraad, waarin beslolen werd den keizer ongeschikt te verklaren voor de regeering. Matthias werd tot hoofd der keizerlijke familie verklaard en het gelukte hem reeds den 23en Juni met Bockskai een vrede te sluiten, waarbij hij dezen Zevenbergen afstond en, om het volk tevreden te stellen, den protestanten vrijheid van godsdienst verleende. Ook met de Turken bracht hij den II™ iNovember den vrede van Zsttva-lorok tot stand. In eene onbegrijpelijke verblinding weigerde keizer Rudolf de gesloten verdragen te bekrachtigen. Dit prikkelde aartshertog Matthias, die buitendien reeds op de heerschappij vlamde, tot verderen tegenstand. Aan het hoofd van 25,000 inan rukte hij Bohème binnen. Rudoll durfde den strijd om zijne kroon niet aanvaarden; vreezende dat luj ten slotte ook Boheme zou verliezen, stond hij zijn broeder den 2b" Juni 1608 Oostenrijk en Hongarije geheel af. In Oostenrijk moest Matthias den stenden, tol belooning voor de ondersteuning welke zij hem verleend hadden, den 21™ Februari 1609 vrije uitoefening van den protestantschen eeredienst toeslaan. Ilij deed dit tegen zijn zin en in zulke algemeene uitdrukkingen, dat hij in het vervolg aan zijne belofte zonder moeite de meest willekeurige uitlegging zou kunnen geven. Niet anders ging het keizer Rudolf in Boheme. De protestanten eischten ook luer onbeperkte godsdienstvrijheid, en toen de keizer hun dit weigerde, grepen zij naar de wapens. Den zwakken vorst werd hierdoor zulk een angst aangejaagd, dat iiij oogenblikkelijk zijne weigering introk. Den 11™ Juli 1609 vaardigde hij den zoogenaamdeu "Majesteitsbrief" uit, waarin hij alle eischen der protestanten inwilligde. De Bohemers en een weinig later de met hen verbonden Sileziërs ontvingen volle vrijheid van godsdienst, het recht om protestantsche kerken en scholen te bouwen en uit hun midden defensoren of geloofsverdedigers te verkiezen, wier benoeming door den keizer bekrachtigd moest worden. Rudoll meende zich op die wijze liet bezit van zijn laatst overgebleven and verzekerd te hebben. Hij wenschte het na zijn dood aan den eenigen bloedverwant na te laten, die hem trouw gebleven was, namelijk aan aartshertog Leopold. In geen geval wilde hij, dat zijn gehate broeder Matthias, wien hij het nooit vergeven kon, dat deze hem de kronen vau Hongarije en Oostenrijk ontroofd had, hem zou opvolgen. In liet jaar 1611 liet de keizer van Passau uit een leger van huurtroepen hel koninklijk binnenrukken. De Bohemers meenden, dat dit geschiedde ter onderdrukking van den protestantschen godsdienst — zij kenden immers den haat des keizers tegen het protestantisme — en daarom grepen de Boheemsche stenden naar de wapenen. Zij sloten den keizer op zijn burcht te Praag in en riepen Matthias ter hulp, die onder de toejuiching der bevolking Praa» binnentrok. 0 ° Matthias eischte. dat zijn broeder hem nu ook de kroon van Boheme Dood van Rudolf II. zou afstaan. Rudolf II was niet bij machte zicb daartegen te verzetten, zijne geestkracht was gefnuikt. Hij leende het oor aan de aansporingen en bedreigingen, die tot hem gericht werden, maar hij deed liet met een bezwaard gemoed en met verkropte woede. Toen hij gedurende de onderhandelingen in zijne kamer heen en weder liep, viel zijn oog eensklaps op de schoone stad, die zich aan den voet van den burcht uitbreidde. Hij trad naar het venster, stiet het open en riep toornig: «Praag, ondankbaar Praag, gij zijt door mij verhoogd en nu stoot gij uw weldoener van 11. Gods wraak zal u vervolgen, mijn vloek zal over u en over geheel Boheme komen." Hij had een profetisch woord gesproken. De opstand der Bohemers, die zich Matthias tot vorst verkozen hadden, zou zware rampen over het land brengen. Alle kronen der Habsburgsclie erflanden waren den zwakken man van het hoofd gerukt. Alleen de keizerskroon sierde hem nog en ook deze dreigde Matthias hem te ontrooven; reeds strekte de eerzuchtige man de hand daarnaar uit, en Rudolf zou niet in staat zijn geweest ernstig tegenstand te bieden, want van de Duitsche vorsten, die hem allen diep verachtten, zou zeker niet één hem trouw gebleven zijn. De dood bewaarde hem voor de schande eener geheele onttroning; hij zag dien met vreugde naderen, want het leven was hem tot een zwaren last geworden. Den 20'" Januari 1612 stierf Rudolf II op zijn slot te Praag in den ouderdom van 60 jaar, na eene ziekte van vier weken, die door zijne diepe smart over de gebeurtenissen der laatste dagen eene doodelijke wending genomen had. ACHT EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Duitschland. Klik op de zedelijke ontwikkeling des volks. De gevolgen der hervorming. Onderdrukking van de macht des adels. De Duitsche lansknechten. Wreede wijze van oorlog voeren. Zedelijke achteruitgang van het Duitsche volk. Vermeerdering van het aautal misdaden en doodstraffen. Losbandigheid der Duitschers. Hunne verslaafdheid aan den drank. W eeldewetten. Dwaze verkwisting aan de hoven der vorsten. Een schitterend feest en tornooi aan het Brandenburgsche hof. Beoefening van kunst en wetenschap in Duitschland. Een kerk- en schoolvisitatie in de 16' eeuw. De hoogcscholen. Copernicus. Tycho de Brahé en andere geleerden. Ontwikkeling vnn het Homeinsche recht I)e carolina. l)e kunst. Schilder- en dichtkunst. Het Duitsche proza. Met de schets der regeering van den zwakken keizer Rudolf II hebben wij een hoogst gewichtig tijdperk der geschiedenis van Duitschland ten einde gebracht. Onder de regeenng van Rudolfs opvolger Matthias begint reeds die \reeselijke dertigjarige oorlog, welks verhaal wij niet kunnen aanvangen, eer wij de geschiedenis der overige Europeesche staten in de zestiende eeuw nebben geschetst. Slechts een blik op de zedelijke ontwikkeling van tiet Duitsche volk gedurende de verloopen eeuw zij ons nog vergund. De hervorming had op den zedelijken toestand van het Duitsche volk in alle opzichten een veel minder weldadigen invloed uitgeoefend dan men — de beginselen waarvan zij uitging in aanmerking genomen — aanvankelijk had '"ogen verwachten. Hare zegenrijke gevolgen zouden eerst veel later aan tiet licht treden. De geestelijke strijd was zoo spoedig in een woedenden Streokfuss. V. 29 De Rnitsche adel gefnuikt. I)e lansknechten. godsdiensthaat, 111 wederzijdsche verkollering en vervolging der parlijen ontaard • de dnjfveeren waardoor de meesle vorsten en aanzienlijken, die zich aan de' her vo nri 1 ngs heweging aansloten, zich lol dien stap lieten bewe'en waren gioolendeels van zulk een lagen, zelfzuchligen aard, en ook het eigenlijke volk wist zich van den drang om zich van de geestelijke boeien van het kafholicisme te on slaan zoo weinig rekenschap Ie geven. .1.1 eene zuiver ze,lelijke verS n^de naUe voor hel oogenbhk nog met de vrucht der hervorming kon zijn. Slechts vooi een zeer korlen lijd ontvlamde eene edele geesldrift voor de waarheid e emoederen, doch spoedig onlaardde die in een afschuwelijk fanalisme en bev^rdïd wèVrd.e" ' ^ S,aa,kl,ndi8e bereke»i»8 ^ vorsten gevoed ai..,iMf"Sl 1,1 it Pro,es'anlscl,e la|ideii groeide ten gevolge der hervorming de absolute macht der vorsten, die de voormalige geestelijke goederen aan "zich sterk " i ge!f tel.'Jkhel(i (ler "!?"we k«k geheel van zich alhank.-lijk maakten v u! i r\'J ■ nJ ,V!'0Tr ;,l,1J(i meer 0|' minder afhankelijk waren geweesl van de w aardigheidbekleeders der katholieke kerk. Hierdoor waren zij ?n staal De ridder'ctlan w';" '°T ,ll0U«l.e" en dien lot een hofadel le vernederen. Ue ridderschap was geheel le niet gegaan. Een Frans van Sickinaen loch /ih, T °"-,rac ' denJageren adel legen de vorsten le vereenigen doch zijne onderneming was inislukl en ook de ridder van Grumbach die steunende op hel oude vuist- en veelerechl, nog eens het waagde op ei"en f/ch vooraan verZn"' I T V$n 8raf- De Dui,sche «leien moesten in den l .n , 'f^noegen mei den krijgsroem en de onderscheiding, die zij m den dienst hunner vorsten of - indien zij dil niet wilden — als aan\oerders van huurtroepen konden verwerven. Velen deden dil laatste want th!ïroXSrtsDUi'SChe r00fridt,erS WarCn ee" mste'oos' oorlog- üss--» trrf r"*;, ïr* 4" i beslisle, varen in de goheele wereld bekend en zoowel om hunne dapperheid vors. dil ph wreedhc!(l Sed"c "■ ZÜ verkoel,,e nne diensten aan eiken zaak waarvoor zfT. ZOmlel' Zich 0,11 hel recl" ^ onrecht der lanten warpn air^ .11 ' i beko!nmeren- Hoewel zij grootendeels protes- 1 e V van ka'ilS ^ . "T' \oor -0,'(l 8eld ''"nne wapenen aan den .. . .Vdn katholieke vorsten le verbinden. Meestal bleven zii hem aan wien soldT bJlaatïe"'dóch'm"; TTJ'm'""3,''^1,™1'W' >'« h,,n S^egeld hunne soldij lictaade.doch met de betaling hield ook hunne Irouw lerstond op. 's Vihml m | . r1'1'1','" voerden krijg op eene zeer wreede wijze. In der i,,won m' V;1'i r0"l ï,l!,n(Jenn8 ü" de vernietiging van de bezittingen der inwoners, dooi het verbranden van steden en dorpen als het eigenlijke Ö^mSJal^nièï0UTl1 Wi""' h,,i,sc!'.e '"«"knechten waren doorgelmkken . ,1' "" {|,in «ene woestenij achler. Men zegt, dat de woeste mark„iddl Albrecht van Brandenburg—Cnlmbach gedurende ziine loopbaan als krijgsmanen,el minder dan 3000 bewoonde plaa.sen in deasch heeftgïïgd *) szeArs r& doodgeschoten'en' zelTv'' «eWal)ende'hand 1""1 *riwUnd v™rWiS" JlirhlpïegÏen dH alle' -elan door ITa" rP, ^ ^e,,king omgebracht heeft! wanneer hnn dienstplicht te volbrengen " T"i t'j'1 'le uu,form aantrekken, om hunne ie,,Ll „f volb.engen, _ dan mng een geschiedschrijver die in den oorlog vergrijsde van veroordeeld, '1 ' 8cwe,,de lansknechten slechts dan uit een zedelijk' oogpunt het jaar 1870 Z" , 'J te f ^ bek,;"t- dat hiJ d« *#»• van oorlog voerTvau net jaar 1870 met minder verafschuwt dan die der zestiende eeuw. De ontslagen huurtroepen. Groot aantal misdaden en doodvonnissen. De lansknechten werden door de vorsten, wien het steeds aan geld ontbrak om hunne huurtroepen langen lijd achtereen te betalen, meestal slechts voor eenige maanden in dienst genomen. In den winter werd de oorlog bijna altijd gestaakt, dan trokken de huurtroepen naar huis ol zwierven voor eigen rekening roovend en plunderend hel land rond. Vele oude lansknechten, die een aardig sommetje bijeengeroofd hadden, hingen ook wel de wapenen aan den wand, om tot het burgerlijke leven terug te keeren. DjcIi de roofzucht, de verachting van recht en wet, de wreedheid en bloeddorst, welke hun ten gevolge van bet soldatenleven tol eene tweede natuur waren geworden, legden zij niet met den wapenrok of maliënkolder af, maar brachten zij in bet maatschappelijk leven over. Deze gewezen lansknechten waren een kanker voor de nalie, de oorzaak van vele misdaden, daar hun voorbeeld maar al le aanstekelijk werkte. Misdrijven van allerlei aard werden er gepleegd en zelfs de bloedige gestrengheid der wellen was niet in slaat aan de misdadige neigingen des volks paal en perk te stellen. Integendeel, zij bevorderde die veeleer, daar de minachting voor alle menschelijk lijden en voor bat menschelijke leven, die zich in de pijnigingen en in de dagelijks terugkeerende doodstraffen openbaarde, slechts diende om het volk meer en meer te demoraliseeren. Overal, in alle steden, in alle gewesten werden — gelijk de kronieken ons verhalen — om de geringste misdaden en overtredingen de mannen opgehangen, onthoofd en gevierendeeld, na vooraf met gloeiende tangen genepen te zijn. Sommigen hieuw men de handen al, anderen verminkte men op nog schandelijker wijze. De vrouwen werden verdronken, levend begraven of verbrand. In het kleine vorstendom Anspach, dat zeker niet meer dan 100,000 inwoners telde, werden van het jaar 1575 tot 1603 niet minder dan Uil menschen op de gruwelijkste wijze gefolterd. Vierhonderd vier en zeventig hunner werden door middel van bet zwaard, het rad, de galg, of den brandstapel ter dood gebracht. In dien tijd waren de heksenprocessen in vollen bloei. Hertog Julius van Brunswijk liet zoovelen dier ongelukkigen verbranden, dat de plek, waar zij ter dood gebracht waren, ten gevolge van het groot aantal palen, die na de voltrekking van bet vonnis waren blijven staan, bijna het aanzien bad van een afgebrand woud. De rechters oefenden hun vreeselijk ambt mei een waar genol uit; zij kruidden de folieringen, welke de rampzaligen op de pijnbank ondergingen' mei de wreedste scherts, die zelfs in de processtukken insloop, met vindingrijke wreedheid wisten zij bij de reeds beslaande folieringen nieuwe uil te denken. Voor Duilschland was de treurige.roem weggelegd, die afschuwelijke Italiaansche uitvinding tol den hoogsten trap van volkomenheid op le voeren. De pijnbank werd misbruikt om den beschuldigden zulke bekentenissen af le persen als men gaarne hooren wilde. Vooral bij staalkundige en godsdienstige rechtsgedingen werd zij dikwijls aangewend. Bracht eene staalkundige partij de andere ten val, — iels dat bij de herhaalde omwentelingen, die in de steden en op hel land voorkwamen, maar al le dikwijls geschiedde, — dan werden de overwonnen vijanden aan het gerecht overgeleverd, gepijnigd en onder den schijn van recht ter dood gebracht. Een ongelukkig hoofdman, Brabant genaamd, die le Brunswijk zonder genade Ier dood gebracht werd, had inderdaad afschuwelijke smarten en pijnigingen te verduren. Vele dagen folterde men hem eenige uren achtereen. Hij was met een gebroken been in de gevangenis geworpen en ook hieraan werden hem de schroeven aangebracht. Zoo vreeselijk rekte men zijn lichaam uil, dat men één arm uit het gewricht trok. Kleine wiggen van hard hout moesten hem onder de nagels der vingers ingedreven worden en de raad der stad liel deze foliering alleen na, omdat zelfs de beulsknechten daarvoor terughuiverden en weigerden zulk eene wreedheid te begaan, daar zij toch aan hunne eeuwige zaligheid moesten denken! 29* Losbandigheid der Duitschers. Weelde. Weeldewetten. Maaltijden. Toen Brabant ter dood gebracht werd, hieuw men hem eerst twee vingers der rechterhand af, vervolgens kneep men hein met gloeiende tangen °het vleesch uit arm en borst, daarna verminkte men hem op de schandelijkste wijze en verpletterde hem met een houten hamer langzaam het borstbeen eindelijk sneed men hem bet lijf open, rukte hem het hart met de ingewanden " it w,!e,r,p .het «kn stervende in het gelaat. Opdat hij echter onder die afgrijselijke folteringen niet te spoedig zou sterven, werd hem gedurende de strafoefening aanhoudend zoogenaamd krachtwater ingegeven dat de levensgeesten weder opwekken moest! Het aanschouwen van zulke wreede openbare strafoefeningen, die maar al te dikwijls onschuldigen of slachtoffers van godsdienstige of staatkundige partyschappen troffen, moest onvermijdelijk de gemoederen der menigte steeds meer verharden en haar bloeddorst prikkelen. Het natuurlijk gevolg hiervan was, dat de moordenaars zich vermenigvuldigden. De zuster der wreedheid, de wellust, behoorde niet minder dan de eerste tot de zwakheden van het Buitsche volk en zij werd door de aanhoudende oorlogen die gedurende dat tijdperk gevoerd werden, niet weinig bevorderd Ue uil den strijd teruggekeerde lansknechten gaven zich aan dezelfde uitspaltingen over, waaraan zij zich in Italië en Frankrijk gewend hadden. De onzedelijkheid drong tot alle standen door, zij heerschte zoowel aan de vorstenhoven als in de burgerhuizen en de hutten der landlieden. Eene afgrijselijke ziekte verbreidde zich zoo algemeen onder mannen en vrouwen van eiken stand, dat men haar zonder schroom of schaamte openlijk in de gezelschappen besprak.dat men bare talrijke slachtolïers slechts beklaagde niet veroordeelde, omdat men haar oorsprong hoogst natuurlijk vond. Zingenot van allerlei aard was in dit tijdperk het eenig doel van bet s reven der gansclie natie. Zwelgerij en dronkenschap heerschten alom De burgers wedijverden met de edelen, de vorsten met de hooge geestelijkheid. Bij alle huiselijke feesten werd eene ontelbare schaar van gasten genoodigd. De lateis bezweken schier onder de ongeloofelijke hoeveelheid spijzen en dranken en het slot van zulk een feest bestond altijd hierin dat de gasten 111 beestachtige dronkenschap over den grond tuimelden. Be Unitschers van die dagen stelden er eene eer in bij zulke gelegenheden smoordronken te worden. Be verachtelijke uitdrukking »een Buitsch zwijn" welke de Franschen — en niet zonder grond — omtrent hunne nationale vijanden bezigden, geeft ons een zeer juist denkbeeld van de Buitsche zeden in die dagen. Hoe ver de weelde bij zulke huiselijke feesten ging. blijkt zonneklaar uit de vele. overigens nooit opgevolgde weeldewetten, die bijna in alle Buitsche steden en staten uitgevaardigd werden, om althans aan dat misbruik eeni«ermate paal en perk te stellen. Wij willen hier slechts ééne dier verordeningen van het jaar 1551 als voorbeeld aanhalen, zij gold voor de mark Brandenburg, een land dat ten aanzien der weelde ver bij de Zuidduitscbe steden en stalen achterstond. Bij deze verordening werden voor alle onderdanen, zoowel aanzienlijken als geiingen, zoowel voor rijken als weinig bemiddelden, de grenzen vastgesteld welke bij bruiloften, doopmaleu en andere feesten, niet overschreden mochten' worden. Bij een bruiloft mocht men niet meer dan tien tafels voor gasten aanrichten; elke van die tafels was voor twaalf personen berekend Voor kinderen en voor bloedverwanten uil vreemde sleden mochten er no" drie tates worden bijgevoegd. Bekent men hierbij nog de zwermen van"taleldekkers. van noodigers tol de bruiloft, van bedienden, knechten, meiden en muzikanten, dan heelt men een aantal van veel meer dan 200 personen welke volgens de weeldewet aan de bruiloft mochten deelnemen. Het aantal gerechten, die den gasten voorgezet mochten worden, was tot vier beperkt; aan vreemde gasten mocht men nog een vijfde gerecht voor- Kleeding. De lange, wijde broeken (pluderhosen). zetten en buitendien aan alle gasten boter en kaas. Als drank was bier of witte en roode landwijn voorgeschreven, doch indien het bruidspaar fijnere wijn- of biersoorten ten geschenke had ontvangen, dan mocht het die opzetten. De bruiloft mocht voor de gasten, die daar thuis behoorden, niet langer dan drie dagen duren, alleen de vreemden mochten langer onthaald worden. Uit deze wet zelf kunnen onzen lezers opmaken, hoe groot de verkwisting in de burgerkringen was, wanneer zulk eene verordening daaraan paal en perk moest stellen. Ook bij openbare volksfeesten maakte een onmatig eten en drinken tegen het einde der lf>" eeuw ook het brandewijn drinken) het middelpunten de hoofdzaak der vermakelijkheid uit. Met de weelde in spijs en drank hield in den hoogeren burgerstand en bij den adel de weelde in de kleeding gelijken tred. Deze bereikte juist in de 1fic eeuw een vroeger ongekenden trap. Hel gevolg hiervan was, dat vorsten en geestelijken uit alle macht en dikwijls door zeer gewelddadige middelen die trachten te beteugelen. Ook in dit opzicht kon de mark Brandenburg en haar hoofdstad Berlijn op verre na niet met Zuid-üuitschland wedijveren; daarom zal het onzen lezers des te meer belangstelling inboezemen, te vernemen, hoe het in liet midden der 16c eeuw daar met de kleederdracht gestel ! was. * De kleederdracht, zoowel der mannen als der vrouwen, was zeer prachtig en men poogde haar luister door gouden sieradiën van allerlei aard nog te verhoogen. Bingen, kostbare gordels, degenscheden met edelgesleenten en paarlen bezet, werden door de mannen op alle feesten gedragen. De vrouwen tooiden zich mei gouden armbanden, met kostbare huiven, met gordels, die met edelgesteenten bezet waren, en met andere gouden versierselen van allerlei aard. Hel duurste en zonderlingste kleedingstuk, waardoor vele modepoppen dier dagen zich Ie gronde richtten, was voor de mannen de lange, wijde broek (de zoogenaamde pluderhosen), eene dracht, die in dwaasheid en leelijkheid zelfs niet door de voor korten tijd zoozeer in zwang zijnde crinolines onzer dames overtroffen werd. De mode dier wijde broeken was afkomstig uit de Nederlanden, waaruit in die dagen bijna geheel Europa alle fijne wollen stollen en de beste lakens trok. De Nederlanders wisten wel, waarom zij die mode, welke zich spoedig door geheel Europa verbreidde, uilgevonden hadden; zij konden nauwelijks een beter middel uitdenken om aan hunne lakenfabrieken vertier en aftrek Ie verzekeren, want voor die wijde broeken was eene ongeloofelijke hoeveelheid slof noodig. Zij reikten namelijk van den gordel tol aan de schoenen, men droeg ze zóó wijd mogelijk en hunne schoonheid bestond daarin, dal de snijder daarin eene zoo groot mogelijke hoeveelheid fijne en kostbare stoffen gebruikte. De broeken waren zoowel in de lengte als in de breedte opengesneden en door deze insnijdingen was eene voering heengetrokken van de fijnste stof. die bovendien zeer dicht geplooid was. Men had voor zulk eene broek, wanneer die aan de eischen der mode beantwoordde, tot 130 ellen slof noodig. In den beginne, toen de dracht nog nieuw was, werden de broeken van laken gemaakt en gebruikte men alleen voor de voering in de openingen zijde. Hoe verder de mode echter ging, des te grooter moest de omvang van de broek worden en men maakte die eindelijk, omdat laken Ie zwaar was, geheel van zijde. Bij de buitensporig hooge prijzen, welke in die dagen nog voor zijde betaald werden, kostte een broek gelijk we beschreven, dikwijls *) De volgende schets is ontleend aan het werk: »Van een visschersdorp tot eene wereldstad. Berliju sincU 500 jareu, door Adolf Streckfus9." Verzet der geestelijkheid tegen de wijde broeken. evenveel als een schoon landgoed en menig hoveling verkwistle zijn niet onaanzienlijk vermogen, dewijl hij door de pracht zijner wijde broeken allen overschaduwen wilde. De wijde bioeken maakten, gelijk voor korten lijd nog de crinolines, de ergernis van alle verstandige mannen gaande; men sprak daartegen men hespol Ie ze, en toch werden ze door de geheele wereld gedragen. Ook het anders zoo maclilige woord der geestelijkheid bleef zonder invloed tegenover de alvermogende mode. Toen de oberpfarrer Ie Frankfort aan den Odereens eene zeer stichtelijke preek had gehouden over liet onbetamelijke van die wijde broeken, hingen eenige moedwillige sludenten, om hem eene poels lespeten, den volgenden Zondag zulk eene broek juist tegenover den preekstoel in de kerk op. Dat was eene staatsmisdaad, dat was kerkschennis! De hoogwaardige generaal-supei inlendent Dr. Musculus, die wel de goede werken voor de zaligheid 0111heerlijk, maar de »pluderhosen" een werk des duivels achtte, trok zich de zaak aan. Hij schreef eene ernstige strafpredikatie over dit misbruik, welke hij onder den litel «Hosenleufel' drukken liet en waarin hij de pronkers mei Gods allerhoogsten loorn bedreigde, indien zij zich niel onthielden van die zondige dracht. Het zou geen wonder zijn — heet bel daarin o. a. — «indien de zon niel meer scheen, de aarde geene vruchten meer droeg en God haar weldra vernietigde, wegens die gruwelijke en onmenschelijkedracht, /ulk eene boosheid zal ongetwijfeld spoedig den jongsten dag doen aanbreken! Hij (Musculus) wilde Ihans als strijder Gods den »hosenteufel" (broekduivel) te lijf gaan, die in deze dagen en jaren voor het eerst de bel verlaten had en den jongen lieden in de broek gevaren was. Hij verwonderde zich, dat de aarde zich niel opende, om zulke menschen Ie verslinden, die tot 130 ellen slof voor ééne broek gebruikten, doch God zou hun dat zeker le«en den jongslen dag op hun kerfslok schrijven." Hoezeer deze preek in \eler smaak viel en hoe druk zij ook gekocht werd. loch droeg zij geene vruchl; de wijde broeken bleven. Eene tweede uitgave verscheen, waarvan hel titelblad. evenals bij de eerste uitgave met een fraai houtsneeprentje versierd was. hetwelk een man met eene wijde broek voorstelde, die door twee afgrijselijke duivels gekweld werd. Ook deze tweede uilgave werd veel gelezen, veel gekocht en eindelijk uitverkocht, doch de broeken bleven, ofschoon de predikers van den kansel verklaarden! dat de duivel zeil zich schaamde over zulk eene onbetamelijke dracht. Musculus vei haalde daarvan de volgende waarachtige geschiedenis: »Een vroom man kwam bij een schilder en bestelde bij hem een reehl ernstige en vreeselijke voorstelling van het laalsle oordeel. De schilder zelte zich met allen ijver aan het werk. en om de duivels recht afschuwelijk voor te stellen, trok hij hun op de schilderij wijde broeken aan. Doch dit was voor den duivel loch eene al te zware beleediging. Hij voer uil de hel omhoog en gaf den schilder een geduchten oorvijg, omdat hij hem zoo onjuist had voorgesteld. Zoo afgrijselijk als hij daar in die wijde broek was atgebeeld, was hij loch niet!" Indien zelfs de groole Musculus niets tegen de wijde broeken kon uitrichten, was hel niet meer dan natuurlijk, dat ook de strijd, door de burgerlijke wetgeving daartegen aangevangen, vruchteloos bleef. Aan dien slrijd sloot ook keurvorst Joachim II van Brandenburg zich aan. Hoe prachllievend Joachim anders ook was, hij verafschuwde de smakelooze wijde broeken; hij verbood ze, en loen zij. in strijd met dit verbod, loch door den adel en de rijke burgerlijke pronkers gedragen werden, nam hij de toevlucht lot gewelddadige middelen om zich te doen gehoorzamen. Drie rijke burgerzonen hadden zich wijde broeken van eene buitengewone pracht en schoonheid laten maken. Zij pronkten daarmede in de stralen van Berlijn en Cöln *) *) Een voormalig dorpje, dat later bij Berlijn getrokken en daarin geheel opgenomen is. Joachim II van Brandenburg en de wijde broeken. en lieten, om de aandacht des volks nog meer tot zich te trekken, twee vioolspelers voor zich uitgaan. Hun vvensch werd vervuld. Uit alle huizen keken de burgers met hunne vrouwen en dochters en staarden de gekken na, die v rooi ijk achter hunne speellieden voortstapten. Toen zij eindelijk op het slotplein kwamen, smaakten zij de zoete voldoening, dat ook in hel keurvorslelijk slot de vensters geopend werden, daar de jonge hovelingen met bewondering en nijd naar de fraaie wijde broeken keken. Trolsch en zegevierend trokken de bezitters van de prachtige broeken verder, doch weldra zagen zij zich op hun tocht gestuit; de keurvorslelijke lijfwachten omsingelden hen en voerden hen naar den Bernauschen bierkelder, bier werd het gekkenhuisje, waarin de beschonkenen bun roes plachten uit te slapen, voor hen geopend en de vriendelijke uitnoodiging lot hen gericht om daar binnen le gaan. Zóó werd hun triomftocht op eene alles behalve aangename wijze afgebroken. Tevergeefs verzekerden de drie burgerzonen, dal ze doodnuchteren waren, tevergeefs baden en smeekten zij. dat de lijfwachten hun de schande van een verblijf in hel gekkenhuisje zouden besparen, op al hunne beden ontvingen zij slechts dit ééne antwoord: «Keurvorstelijk bevel." De getraliede deur van bel gekkenhuis sloot zich achter hen, thans zaten zij in de kooi en moesten zij zich, als wilde dieren, door de van alle kanten samenstroomende menigte laten aangapen. De vioolspelers zaten voorde tralies, zij hadden van den keurvorst bevel ontvangen om een dag en een nacht onophoudelijk door le spelen, opdat het volk in des le grooler menigte toestroomen zou. Het kwam dan ook in dichte drommen opzetten! Waar bleef de bevolking van Berlijn ooit thuis, indien er een zeldzaam schouwspel le zien was? De straatjongens joelden rondom hel gekkenhuis; zij bewonderden de schoone wijde broeken der gevangenen, zij juichten, scholden en tierden. Men zegl zelfs, dat zij met rolle appels door de tralies geworpen en in de kostbare zijde meer dan eene leelijke vlek gemaakt hebben. Een vol etmaal bleven de drie modegekken aan de spotternijen des volks blootgesteld, toen eerst werden zij ontslagen. Of zij in bet gekkenhuis den smaak voor de wijde broeken verloren hebben, meldt ons de kroniek niet. «Een jong edelman, die met eene geweldig wijde broek op het slotplein voor den dom pronkte, kwam er bijna nog slechter af. De keurvorst zond hem de dom wachters na, met het bevel om hem den broeksband op verschillende plaatsen door le snijden, zoodat de geheele massa zijde ruischend op den grond viel en de jonge gek onder de lachende toeschouwers op de openbare straal in zijn hemd stond. Wel poogde bij de broek met de handen weer op le trekken, doch dit gelukte hem slechts gedeeltelijk en daar bij onder het gaan meermalen met zijne voelen in de neerhangende zijde verward raakte, kon hij slechts zeer langzaam naar huis gaan, terwijl de juichende straatjongens om hem heen dansten." Hoewel de Duitsche vorsten, gelijk wij zoo even uil het voorbeeld van keurvorst Joachim II gezien hebben, dikwijls aan de overmatige weelde der burgers en zelfs van den adel óf door willekeurige maatregelen óf door wetsbepalingen paal en perk poogden le stellen, gaven zij hun volk in dit opzicht toch geen goed voorbeeld. Integendeel, zij waren er steeds op uit om elkaar door de buitensporige pracht hunner hofhouding de loef af te steken. De gelden, waaraan het zweet der bevolking kleefde, werden vaak op de onzinnigste wijze verkwist. Ieder, ook de onbeduidendste vorst, hield een talloozen hofstoet van kamerheeren en jagermeesters, lakeien enz. Ook de dikwerf duur betaalde hofnarren mochten niet ontbreken; hunne taak was bel. door grove, dikwijls gemeene scherts hunne vorstelijke meesters le vermaken. Elke gebeurtenis in den boezem der vorstelijke familie bood de gelegenheid aan om zeer kostbare feesten te vieren. Groole jachtpartijen wisselden dan met maaltijden, vuurwerk en tornooien af. Tornooi te Berlijn. Het ringrijden. «Tornooien?" vragen onze lezers, te recht verbaasd, »de riddersclian was woïleïN"81 Pn I,3|g ver!lvven.en- ',oe konden er da" nog tornooien gehouden In i , 0C|' wepden /IJ 8ell0u de /"'"oodiging aangenomen, o.a. keurvorsta!£ Anhah en andéren Oe km P'Tden aa"meldde' vor!il Joacliim Ernst van hel feest ■ |,ii ifn keurvorst van Saksen was de voornaamste gast bij denni iiin' n.i ■ ?"!°m ,°? 'I10' bijzondere plechtigheid ontvangen. Eene ne £ '0kÏTdSre Tr-^T^ l.em°,e gemoet gezonden én * V1'" Sr f el houden .„ü"li; JZ. e voet houden zouden. De herauten waren zeer prachtig -ekleed On I é loofd droegen zij aschkleurige hoeden met vederen; hun wambuis broek en kousen waren van geel, de herautenrok was van rood atlas van véren en vergujden schepter. ZWar'en adelaa'' Ve'sierd- ln de l,and l,ielden "i "u lmm51at de. herauten uit het slot naar buiten waren gereden, bliezen de steeks il ,f Tnaa i: , °P, kond,8den de herauten de voorwaarden van het C Pf , do°r,hel carl«' - uitdaging tol een tweegevecht - voor te meniate van • -'Ji i™3 a""-(le slo,P001ï vasthechtten. Door eene ontelbare Cölnef en PindpH w" S,™a,J£n^ns gevolgd, reden de herauten nu naar het • i1 in.iiar Berhjner raadhuis, waar zij de aankondi"in« on n t caS wa aaïen e1 hel cai ,el aan d<*deur van het raadhuis tevèstigden^ „L i li' ^as - ()e r'"en de meeste ringen slak, zou den tornooiprijs ontvangen. Bij het sleekspel Ie voel moesten de Mantenatores met de andere ridders die zich aanmeldden, een gevecht mei spiels en zwaard bestaan. Elk strijder mocht drie sloolen met de spiels en vijf slagen met hel zwaard geven, die hij om beurten mei zijn tegenstander, toebrengen moest. Hel doel van dit gevechl was, zooveel spietsen en zwaarden (e breken als men maar kon; hiervoor waren dan ook verschillende prijzen vastgesteld. Slechts één prijs was \ooi hein bestemd, die in den sierlijksten dos in liet krijt verscheen, en één voor den dappersten en manlijkslen in het spiegelgevecht, waarmede na de afzonderlijke gevechten het tornooi besloten werd. Sinds jaren hadden de goede Berlijners bel schillerende schouwspel van een tornooi niet genoten; in grooten getale waren zij dan nu ook opgekomen, om getuigen van het feest Ie zijn. Het slotplein was met een dichten drom van toeschouwers bedekt, alle vensters van hel slot waren bezet door beambten van het hot en in de vensters van de naburige huizen, ja lot op de daken verdrongen de hoofden elkaar. Hel begin der feesten bestond des Maandagsmiddags in een plechli^en optocht der Manfenatores door het strijdperk. Drie aanzienlijke edelen openden als aanvoerders den sloet in de sierlijkste kleeding, dan volgden vier pa<»es vervolgens eereridders met bruine, gele en witte veldleekenen. Hierop kwamen de trompetters en paukenslagers, die alle krachten inspanden om zooveel geweld te maken als mogelijk was. daarna de beide herauten en achter hen weder zes eereridders, van welke drie de spietsen der Mantenatores droegen; op de eereridders volgden, met uitbundig gejuich door het volk begroet de drie Mantenatores zelf. Bidder Amadis werd door den markgraaf Johan rredenk, den laleren keurvorst, ridder Esplandian door vorst Joachim Ernst van Anhalt en ridder Florisell door den hofmaarschalk Kurt vanArnim, „een 111 alle ridderspelen onovertroffen en dapper held" — gelijk de kroniekschrijver Hatlilz zich uitdrukt — voorgesteld. Naast hen liep eene menigte sierlijk uitgedoste lakeien. Eenige pages sloten den sloet. De Mantenatores droegen eene bruine met goud afgezette kleeding en bruinzijden kousen, doch roode laarzen met een gouden boord. De overkleeden en het luig der paarden waren van rood fluweel, de slangen, de stijgbeugels, de sporen en hel overige metaal van het tuig waren rijk verguld. Nadat de Mantenatores bet perk rondgereden en in de voor hen bestemde tent plaats genomen hadden, volgden de deelnemers aan het tornooi, die al hunne krachten hadden ingespannen om elkander deels door eene prachtige, deels door eene zonderlinge, deels door eene sierlijke vermomming de loef af te steken. Het eerst kwam hertog Christiaan van Saksen-Al ten burg met zijne partij. De hertog noemde zich Scipio Africanus; hij werd vergezeld door graaf Burkhard van Barbi. als Fabius Maximus. en Nicolaas van Mililz als Cnejus Pompejus; zij droegen antieke met vergulde leeuwenkoppen versierde harnassen, docli deze waren niet van staal, maar van bordpapier. Voor hen uil werd door twee als Indiaansclie duiven verkleede dwergen een gebouw, dal den Venusberg voorstellen moest, in schijn aan een zwart en geel zijden koord voortgelrokken, doch inderdaad door mannen, die in het binnenste van het gevaarte verborgen waren, voortbewogen. Op den berg zat Cupido, een schoone, in vleeschkleurig tricot gekleede knaap, die zeer liefelijke liedjes zong en met zijn boog op de vrouwen en meisjes mikte, die zich aan de vensters vertoonden. Uit het binnenste van den Venusberg klonk schoone muziek en eensklaps kwam daaruit eene vlucht sneeuwwitte duiven te voorschijn, die verzilverde houten pijlen aan de borst en gele en zwarle linten aan de poolen droegen. Het steekspel. L)e duiven waren er op afgericht om zich door vrouwenhanden (e laten grijpen, doch slechts ééne liarer betrachtte haar plicht, door op de markgravin Sophia toe te vliegen; de andere fladderden, door liet gejuich van hef volk verschrikt, angstig in de lucht rond en vlogen daarop weg, ééne daarvan vergat zich zoover, dal zij het waagde zich op de allerhoogste hermelijnen muts van den keurvorst van Saksen neer te zetten. Nadat hertog Christiaan met zijne beide makkers binnengetreden was, reed hij even het strijdperk rond, om zich aan de dames te vertoonen; vervolgens begon het ringrijden, waarbij elk der Mantenatores met den hertog en zijne beide ridders de voorgeschreven ritten maakte. Zoo dikwijls een rin«' met groote behendigheid gestoken was, weerklonk uit den Venusberg eene schetterende muziek. bes Maandags en Dinsdags werd liet ringsteken onder groote toejuiching voortgezet. Telkens was daarbij iets nieuws te zien. Men bewonderde öf de behendigheid der deelnemers, óf men lachte om hunne vermomming. Onder anderen kwamen drie mannen, als bedelmonniken verkleed, met driekleurige kappen, op ezels gezeten het strijdperk binnenrijden.' Een grijze monnik ging voor hen uit en speelde op de viool. Eerst toen het tot het ringsteken kwam, verlieten zij hunne langoorige dieren en stegen zij te paard. Anderen hadden zich zelfs als nonnen verkleed en zij maakten inderdaad eene dwaze vertooning toen zij bij het ringsteken in vollen ren door het strijdperk vlogen, terwijl de lange, witte sluiers achter hen aan wapperden. Een, de heer Wolf Ernst van Wolframstaf, had zich „leeuwenkoning" genoemd en zich overeenkomstig zijn naam uitgedost. Met een leeuwenkop over liet gelaat en eene leeuwenhuid over de schouders reed hij het krijt binnen. Op het hoofd droeg hij eene kroon en in de hand, in plaats van een sehepter, een reebout. Voor hem uit reden twee jonge leeuwen, die op schalmeien bliezen, en naast hem hepen twee knapen met reebouten in de handen. Het steekspel te voet, op den derden dag, was niet minder luisterrijk dan liet ringrijden. Opnieuw werd het feest des middags geopend met den optocht der Mantenatores naar het strijdperk. Honderd schutters, door pijpers en trommelslagers voorafgegaan, openden den stoet, vervolgens kwamen de speellieden der Mantenatores, de eereridders en de in zwart fluweel gekleede. met gouden ketens versierde knapen, die de spietsen en helmen der Mantenatores droegen. Dezen reden het krijt binnen 111 geheel roode kleeding met witte laarzen, zij droegen aan den roodfluweelen gordel vergulde rapieren in roodfluweelen schede, en in de hand hielden zij rijk versierde gevederde spietsen. Naast hen gingen twaalf trawanten en dé stoet werd door een vendel schutters gesloten. Evenals op de vorige dagen, hielden ook vóór het feesttornooi de kampioenen hun plechligen intocht iu het strijdperk. Zij hadden hun uiterste best gedaan om nieuwe vermommingen uil te vinden. In de eerste plaats kwam weder hertog Christiaan van Saksen-Altenburg inet graaf Burkhard van Barhi, beiden in zwarte wapenrusting en met zwartzijden wijde broeken, uit wier groote insnijdingen de gele slof der voering te voorschijn kwam Zij zalen in een groot geel- en zwart geverfd schip, dal door mannen die daarin verborgen waren, zoo kunstig werd voortbewogen, alsof het zeilde. Een in zwart en geel gewaad gekleede dwerg met een grijzen baard en een spitsen hoed deed op liet schip als stuurman dienst. De met goud- en zilverstof bekleede mast en het groote zeil, dat uit dezelfde slof vervaardigd was, schitterden heerlijk in het zonlicht. Uit liet binnenste van liet schip knalden aanhoudend schoten en vlogen raketten omhoog. Een groot aantal vermomde bedienden, eenige pelotons gewapende knechten en tien speellieden met zeer zonderlinge instrumenten begeleidden het schip. ° Nadat 1111 ook de overige deelnemers aan den kampstrijd, die ieder op Volksbeschaving bij de Duitschers. zijne wijze zijn vernuft in het uitvinden van zinrijke vermommingen uitgeput had, liet strijdperk waren binnengetrokken, begon de kamp, gedurende welken het geschut onafgebroken donderde. Tot zes en zeventig maal toe stelden de Mantenatores zich tegenover de verschillende kampvechters, meer dan één schillerend feit werd in die verschillende ontmoetingen verricht. Joachim Frederik, markgraaf van Brandenburg, brak bij deze even bevallige als nuttige bezigheid niet minder dan 34 spietsen en 19 zwaarden. Voor alle in den loop van den strijd verrichte heldendaden werden door de eene of andere schoone hand de tornooi prijzen uitgereikt. De luimige vrouw Fortuna wilde — want aan partijdigheid zal zeker niemand hier denken, — dat tle grootste prijzen aan vorstelijkeheeren, aan hertog Christiaan, markgraaf Joachim Frederik en den vorst van Anhalt ten deel vielen. Hel prachtige feest werd des Donderdags avonds met een vuurwerk besloten. Hatlitz geeft ons daarvan de volgende beschrijving: «Donderdags daarop heeft men des avonds te 10 uur een schoon vuurwerk afgestoken, hetwelk ettelijke duizend scholen bevatte, in den vorm van eene vierhoekige vesting met soldalen bezet, die allen vele schoten loslen; en de busmeeslers hebben vele luslige vertooningen gedaan met steken en vechten in allerlei houdingen, die allen vol scholen waren, als waren het vurige mannen en paarden geweest. Ook lielen zij kogels uit het water opslijgen, die wanneer zij in de boogie kwamen, een vreeselijk vuur rondom zich wierpen, hetwelk alles bijna twee uur geduurd heeft." Den volgenden dag, nadat hel feest geheel was afgeloopen, verlieten de vreemde vorsten de residentie. Zij hadden vooraf nog een stevig ontbijt genomen, wat op de heeren en hun gevolg een zichtbaren invloed had geoefend. De keurvorst van Saksen werd door keurvorst Jolian George zelf tot builende poort begeleid. Het volk van Berlijn en Cöln stond hen in de straten aan te gapen en verheugde zich over de goede luim der Saksische heeren, die op hunne paarden nu voorover, dan achterover en dan weer zijwaarts slingerden en duidelijk loonden, dat de afscheidsdronk hun heerlijk gesmaakt had. Zij waren zóó beschonken, dat — gelijk Hatlilz zegl — velen van hunne paarden vielen en vanwege hun zuipen kort daarop den mond moesten toedoen." Na de beschrijving van die weinig belangrijke uitspanningen der vorsten en van hun hofstoet, vestigen wij onze aandacht opeen gewichtiger onderwerp, namelijk de ontwikkeling der Duilschers op hel gebied der weienschap en kunst gedurende de 1(V' eeuw. De hervorming en de door haar lewteg gebrachte geestelijke strijd was voor het ontwaken van een welenschappelijken zin in Duilschland van het hoogste gewicht. Dewijl het geheele volk in den godgeleerden strijd het grootste belang stelde, drongen de geschriften der hervormers en van hunne tegenstanders ook tot die klassen des volks door, welke tot dusver voor alle geschrijf ontoegankelijk waren geweest. De hervormers en de vorsten, die zich bij hen hadden aangesloten, werden door hun welbegrepen belang gedrongen om zich de beschaving van het volk aan Ie trekken, opdat dit ook in staal zou zijn zich mei de nieuwe leer grondig bekend te maken en die uit overtuiging te omhelzen. Dit was echter eene zeer zware laak, want met de volksbeschaving was het tot dusver allertreurigst gesteld. Hoe weinig zelfs in het midden der 16c eeuw de proteslantsche geestelijkheid dikwijls in staat en geneigd was haar Ie bevorderen en in welk een ellendigen toestand de scholen zich in het algemeen bevonden, blijkt uit eene kerk- en school visitatie, welke keurvorst Joachim II van Brandenburg in het jaar 1541 in zijn land door drie visitatoren houden liet. De slotsom van hel door deze mannen ingestelde onderzoek was niet in overeenstemming met de wenschen van den keurvorst. Het kwam aan den dag, dat door het geheele land noch de kerk noch de school ook maar in een dragelijken toestand verkeerden. Eene kerk- en schoolvisitatie te Brandenburg. m,i^et lliie,|W®eSln',lf ^|'",ersc',e gemeenten bevonden zich in de trenriirstp omstandigheden. Bij het heerschend gebrek aan "estudeerde nipdikprs h, h deze gemeenten niet geaarzeld, naar^nges.udeërdTlïedZWïta dfa* geestoefeningen zonden besturen. Zulken vond men dan ook wam in die dagen van godsdienstige opwekking hadden vele handwerkslieden lm» beroep vaarwel gezegd om zich geheel aan hel goddelijk ambt van ïsdie st prediker te wijden. Onder de nieuwe zielverzorgers waren de leln van ÏÏ sn.dersgid bijzonder talrijk. Wie de catechismus van buiten kende eenï iffi ÏÏSik." N , r en Cen Preek houde" k0»- ™ voorgèeslelifk ' Nal"urlljk-.daIt er een groot aantal predikers gevonden werd de zelf* aan de meest gematigde eischen niet voldeden; de onwetendsten van allen waren echter de voormalige monniken, die tot het protestantisme waren mededeelen'. 0nwelen,llieid (le2er "^en willen wij eene enkele proeve Hg .Ztrd'S: '1 ». tTCS f^^^SsSStSStS Christus als menscli geboren was?" zonder aarzelen: »Uil Ponlius°PilatiJ" üe commissie was over dit zonderlinge antwoord ten hoogste verbaasd zij meende eerst dat de goede monnik de vraag niet recht Saan had 1' RrnnT.nl6 P i' (locl' ?nlvinS hetzelfde antwoord. De bisschon'van J.. X p ïrttssïïtz Sr«i ra, «'lp & prys ms - hel •». ,la hg Je Griekse!» le.ters leerde. ,la„ „ kon hij lezen, dan was hij een wonderkind- verslond hii wit l.ii l-, ï « bovenmenselijk' »«„„.•• D,, SS m Je„ e "i in h™ ss Si5»?!F?»aS®!ffiSSS S E52- * -TSiS Liefde voor de wetenschap. Copernicus. Tycho de Brahé. Eindelijk kwam hij. doch sneller dan hij zelf verwacht had, want eeniae louwen van ue machines, waardoor hij zich langzaam neerlaten moest, waren gebroken; in zijn val wierp hij eenige planken van den hemel naar heneden deze vielen in den helschen poel en wakkerden den daar heerschenden gloed tol een laaien brand aan. De scholier, die voor God den Vader speelde en zich aan een vooruitstekenden balk vasthield, verkeerde in het dreigendsl gevaar, hij had kans om ot door de helsche vlammen verbrand te worden óf den nek Ie breken, wanneer hij naar beneden viel. Tevergeefs smeekte hij engelen en duivelen om hem te helpen, dezen duchtten den helschen poel niet minder dan hij en vluchtten van het looneel. L)e arme scholier zou onvermijdelijk verbrand zijn indien niet eenige moedige toeschouwers zich in de vlammen geworpen hadden, om het vuur te blusschen. Zulke vertooningen strekten natuurlijk om den geest, die onder de scholieren heerschte, nog meer te bederven en de visitatoren vonden derhalve zoowel te Berlijn als ook in alle overige steden overvloedig gelegenheid om voorstellen tot verbetering Ie doen. Gelijk in de mark Brandenburg zoo was het bijna in alle deelen van Duitschland gesteld en alleen in de rijke, vrije steden stond de volksbeschaving op een eenigszins hoogeren trap. Ue invloed der hervormers, die krachtig voor de oprichting van goede volksscholen ijverden, voerde haar echter weldra tol een hooger peil op. De eigenlijke geleerde scholen hadden reeds vroeger ten gevolge van den ontwaakten zin voor de humanistische studiën eene hoogere "vlucht genomen. Ook later verkeerden zij in een bloeienden toestand. Vele hervormers en inzonderheid Melanchthon stelden zich tol taak. de kennis va.i de oude klassieken door voorlezingen en geschriften te verbreiden, zelfs voor het volk maakten zij die door een groot aantal vertalingen toegankelijk. lel was niet meer dan natuurlijk, dal in een tijd van zulke verbitterde godsdiensttwisten, inzonderheid theologie en philosophie de geleerde wereld bezig hielden, doch ook de overige wetenschappen werden niet verwaarloosd. De universiteit te Praag onderscheidde zich voornamelijk door de bevordering van de physische weienschappen, de sterrenkunde en wiskunde, tot welker beoelening Burbach en Regiomonlanus den grond hadden geleed. De sterrenkunde werd in de 16' eeuw door het onderzoek der Duilschers op geheel nieuwe grondslagen gevestigd. De domheer Nicolaas Copernicus uil 1 Hom (147a 1d43) kwam door nauwkeurige astronomische berekeningen en waarnemingen tot de overtuiging dal, in tegenstelling met de lol dien tijd heerschende meening, de aarde zich in een kring rondom de zon bewoo" Hij maakte korl voor zijn dood zijne ontdekking bekend en bewerkte daardoor een geheelen ommekeer in de wetenschap. n I Tr iT°i 'n Rla,lt*• een Deens« h edelman, die aan liet hof van keizer Hudoll II teelde. en Jolian keppler droegen zeer veel tot den verderen bloei der nieuwe wetenschap bij, jammer maar, dat Tycho de Brahé en andere bekwame sterrenkundigen dier dagen nog altijd hel gewrocht eener ziekelijke verbeeldingskracht. de hersenschim der astrologie najoegen en die zelfs langs wetenschappeliiken weg verder trachtten Ie ontwikkelen. De rijke schat hunner kennis werd daardoor diens baar gemaakt aan de bevordering van hel bijgeloof, daar de overtuiging, dal de lotgevallen der mensehen uil den loop der sterren voorspeld kunnen worden, door hun gezag opnieuw bevestigd werd. De natuurwetenschappen werden door Koenraad Geszner (botanie) Geor"e Agncola (mineralogie) Theophraslus Paracelsus (scheikunde en geneeskunde en Lomanus (geneeskunde) eene goede schrede vooruit gebracht. Doch ook Zi" wr-' sj dienstbaar gemaakt aan het dwaze zoeken naar den Steen der VVijzen, naar de kunst om goud te maken, in één woord aan de Alchvmie. Ue beschrijving der geschiedenis in de Latijnsche taal vond in den Straatsburger rechtsgeleerde Johannes Sleidanus Philipson, van Sleida hij Keulen, Het Romeinsche recht. Schilder- en dichtkunst. Hans Sachs. die naar hel voorbeeld der ouden de geschiedenis der hervorming op voorIredelijke wijze beschreef, een waardig vertegenwoordiger. Daarentegen ging de rechtspleging sterk achteruit, ten gevolge van de ontwikkeling van het Romeinsche recht. De Oudduitsche gewoonte om alle rechtszaken in het openhaar en mondeling te behandelen werd door hel geheime en schriftelijke proces vervangen, in welks doolhof van ingewikkelde vormen alleen geleerde rechters en advocaten den weg konden vinden. De Carolina, het gestrenge wetboek van strafrecht door Karei V ingevoerd , zette de kroon op de heerschappij van hel Romeinsche recht. Zoo strekte de ontwikkeling der rechtsgeleerde wetenschap in de 16" eeuw om het Duilsche recht te vernietigen en daarmede aan het volk alle deelneming aan de wetgevende macht Ie ontnemen. Op den bloei der kunst in Duitscbland oefende de hervorming geen gunstigen invloed uit. Wij hebben uit de 16" eeuw slechts weinige kunstenaars van eenige beteekenis te noemen. Albrecht Durer, Lucas Cranach en Hans Holbein verwierven zich jegens de Duilsche schilderkunst dier dagen uitstekende verdiensten Een zeer eigenaardig voortbrengsel van de schilderkunst der 16" eeuw waren de zoogenaamde doodendansen. Zij stellen den dood onder de gedaante van een huiveringwekkend geraamte voor en doen zien, hoe hij alle toestanden des levens beheerscht, alle standen aan zijne macht onderwerpt, noch jeugd noch grijsheid spaart: de trek naar het afschrikwekkende, aan dat tijdperk zoo hijzonder eigen, komt in die voorstellingen zeer krachtig aan het licht. De gedichten der 16e eeuw ademen insgelijks geheel den geest des lijds. Hun dichterlijke inhoud is hoogst onbeduidend, terwijl zij zich meestal onderscheiden door scherpen spot, die dikwijls lot het platte en gemeene overslaat. Ihomas Murner (1476—1336) vroeger een vriend, later een verbitterd tegenstander der hervorming, overtrof de stoutste verbeelding in liet uitdenken van smaad- en scheldwoorden. Johan Fischart (omstreeks 1545—1589) munt uit door schitterend vernuft en door eene groole meesterschap over de taal. Zijn Latijnsche heldenroman Gargantua werd door zijne tijdgenooten veel gelezen. Dit was nog meer het geval met zijn «Flohatz, Weibertralz." In kluchtige verzen bezingt hij daarin de klachten der vlooien bij Jupiter over de vervolging, hun door de vrouwen aangedaan. Het geschriftje wemelt van puntige, maar soms ook zeer onbetamelijke kwinkslagen, doch juist de laatste waren naar den smaak der dames en heeren van dien tijd en verschaften den dichter een zeer dankbaar publiek. Dat Fischart ook zeer ernstig en gemoedelijk kon zijn, toonde hij in een ander geschrift, «Ehezuchtbüchlein" getiteld, waarin hij hel geluk van het vreedzame huiselijke leven schetst. In de tabel muntte George Rollenhagen uit; ook de belangrijke verzamelingen van Duilsche spreekwoorden door Johannes Agricola en Sebastiaan rrank bijeengebracht, verdienen hier vermelding. Doch verre boven alle Duilsche dichters der 16" eeuw munt de Neurenberger schoenmaker Hans Sachs (1494—1576) uil. Zonder eenigen twijfel is hij de vruchtbaarste en in alle opzichten meest ontwikkelde dichter van zijne dagen geweest. De zuivere beginselen en bet rechtschapen karakter van dezen man, gelijk die uit zijne werken spreken, geven hem aanspraak op onze onverdeelde achting. De eenvoudige schoenmaker onthield zich slipl van de onbeschaamde grofheid, die toen de werken der geleerde schrijvers en dichters ontsierde. Hoewel bij een vurig vereerder van Luther was. volgde hij dezen toch niet in hartslochtelijken ijver na, en hij keurde zelfs onverholen de schandelijke wijze van strijd voeren der godgeleerden af. Hij stelde zich «een ander doel voor oogen dan zijne stand- en tijdgenooten te verbeteren. Nooit heeft hij zijne dichterlijke gaven door lichtzinnigheid misbruikt. De hoogste verdiensten verwierf Hans Sachs zich door de verbetering van de Duilsche volkskomedie. Deze had zich lol dusver bepaald tot de reeds vermelde geestelijke vertooningen, zooals »>het jongste gericht", enz. Het Duitsche proza. Hans Sachs daarentegen ontleende de slof voor zijne dramatische werken aan de geschiedenis en aan het gewone, huiselijke leven, en al mogen zijne toneelspelen ook geene meesterstukken heeten, toch waren zij voor de ontwikkeling \an het Duitsche drama van het grootste belang. Het Duitsche proza werd in het tijdperk der hervorming geheel hervormd, ja we mogen zelfs zeggen, dat het (oen eerst geschapen werd. en wel in de eersle plaats door Luther zelf. Door zijne bijbelvertaling, die onder het geheele volk verbreid werd gelijk vroeger schier met geen enkel boek hel geval was geweest, heeft Luther zich rechtmatige aanspraak verworven op den naam «bchepper van liet nieuwe Duitsche proza". Ook Luthers overige geschriften, ze s zijne godgeleerde strijdschriften, werden door duizenden gelezen en werkten krachtig tot verdere ontwikkeling van het Hoogduitsch mede. Indien zij echter in dit opzicht der Duitsche letterkunde van nut waren, brachten zij aan den anderen kant door de ruwe en onbetamelijke scheldwoorden, waarvan de hartstochtelijke hervormer zich tegenover zijne vijanden steeds zoo gaarne bediende. e\en\eel schade aan. Zoowel Luthers aanhangers als zijne tegenstanders volgden zijn voorbeeld, ja zij zochten hem — wal inderdaad niet gemakkelijk waslij ruwe smaadredenen nog te overtreffen. Daardoor droegen de strijdschriften dier dagen, we ke een geheel afzonderlijken lak van letterkunde vormden, het karakter eener |ruwheid en onbeschaamdheid, welke zich ook in hel leven en den omgang overplantten en ongunstig op den volksgeest werkten. Al kan men er Luther ook geen verwijt van maken, dat hij een echt zoon van zijn ij was, en dat hij zich niet boven den geest en de begrippen zijner dagen kon verhellen, toch valt hel aan den anderen kanl niet te ontkennen, dat hij voor een groot deel de schuld droeg van de verbittering, waarmede de striidus ïge godgeleerden uit de dagen der hervorming hunne tegenstanders bekamnten en dat anderen b. v. Zwingli en zijne meeste vrienden, in dit opzicht boven hem stonden. Zeer verdienstelijk heeft Luther zich jegens de Duitsche letterkunde en het Duitsche volk gemaakt door zijne kerkliederen, die op eenvoudige zangwijzen gezet, spoedig ware volksliederen werden. . ,1lel d"or, Lllllier geschapen Duitsche proza vond weldra vele en warme vrienden. Vele schrijvers, vooral zulke, die hunne werken voor het geheele volk bestemden bedienden zich thans van hunne moedertaal, terwijl zij vroeger slechts Latijn hadden geschreven. Zelfs eenige geschiedkundige en wetenschappelijke werken *) verschenen reeds in het Duitsch, hoewel natuurlijk hel Laliju nog de eigenlijke taal der geleerden bleef. *) Wjj maken hier ia het voorbijgaan melding van de levensbeschrijving van den ridder bote an Berlichingen, door hem zelf vervaardigd. Dergelijke werken, hoe ruw van vorm zij ook mogen zyn, leveren onschatbare bijdragen tot recht verstand van een tijdperk NEGEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Frankrijk. Hendrik II. Schijnbare luister zijner regeering. Vrouwen-regeering. Diana van Poitiers. De connétable van Montmorency. De Chatillons en de Guisen. Willekeurig binnenlandseh bestuur. Verloving van deu dauphin met Maria Stuart. Oorlog met Engeland. Oorlog met Duitschland. Geldelijke nood. Oorlog met Philips II van Spanje Nederlaag der Fransehen bij St Quentin. Herovering van Calais. Nederlaag bij Grevelingen. Vrede van Cateau-Cambresis. Laatste tornooi van Hendrik II. Zijn dood Voortgang der hervorming in Frankrijk. Calvijn te Genève. Zijne verbanning en terugkomst. Calvijns invloed te Genève. De libertijnen Calvijns dweepzieke godsdienstijver. Servet verbrand. Vereeniging van de Zwinglianen en de Calvinisten tot de partij der Gereformeerden. Calvijns dood. De ketters door Hendrik II vervolgd. Invoering van de inquisitie ,n Frankrijk. De Bourbons en Chatillons aan de zijde der Calvinisten. Hendriks laatste parlementszitting. /,../7Koi]V,1.?.. Fra"s 1 was gestorven; zijn eeriig overgebleven zoon Hendrik II lojJj volgde hem op den troon. Frankrijk was getuige van eene m iVa1 Personen-.van den hoogslen tot den laagsten rang, 111 tiet staatsbestuur, doch het regeeringsstelsel bleef onveranderd, want Hendrik rVLiflh00. -POer18 m0gelijk Va" de oude raadslieden zijns vaders ontdeed, trad toch geheel in diens voetstappen. Evenals Frans I, stelde ook Hendrik zijne eer niet in liet bevorderen van i , °eluk ZIJ"S yolks- nlet 111 l'öt bewaren van een eervollen vrede met zijne nabmen, maar in eene bloedige veroveringsstaatkunde, welke hij in oorlogen Fvóni F UuHseliland en Spanje in toepassing poogde te brengen. Lvtnals Frans I was ook Hendrik II een verbitterd vijand der hervorming in zijn eigen land terwijl hij de Duitsche protestanten ondersteunde, om den ïi n vn'E !mof"J^edle11 te wikkelen- 0ük liieH.1 volgde hij het voorbeeld niprlipi lm "J -M repVJ.e, l.,.lJ5 grotendeels aan zijne bijzitten en gunstelingen . ' . rler, wl"e '".i Z1J" v0'k uitmergelde. Zoowel de regeering van (!es.1vaders ware,n. in ,]e" 8'0I1.1 der zaak zoo slecht mogelijk, J j naar builen een schitterenden maar bedriegelijken glans ten toon spreidden. ° Zelfs Brantome, de vereerder en bewonderaar van Hendrik II, wist niets Z "| ,le • Jan dat luj met de indrukwekkendste koninklijke \ aardigheid de beminhjksle vriendelijkheid en voorkomendheid vereenigde.dat tnrnnni w/ '"'k ruiler- ^ behendigste kampioen in het betoonde ' J ' PPLM' °0rl°g 0,1 in vredestijd zeer werkzaam vin f'f da"P,,il1 1,3(1 Hendrik II geheel en al onder den invloed gestaan van buuchte Diana van Poitiers, de weduwe van den Sénéchal van Brezé, /i ne ^m-,bif"8r ,i • !°8« ?"• Val.entinois volleven was. Hij beminde LhL Ip 1'i Cathanua de Medici, niet; voor de hertogin van Valentinois ' twintig jaar ouder was dan bij, koesterde hij eene vurige genegenheid. Diana van Poitiers. Montmorency. De Chatillons en de Guisen ierS,a'^!ü, e" lisli^ l™** beWrschle dun zwakken koning gentel en al, zij was meesteres van zijn hart. van zijn versland en van zijne /innen . . ™ wa? lle eigenlijke koningin van Frankrijk, Catharina de .Medici slechts koningin m naam. I)e bijzit werd door hel hof gevleid, voor haar kropen de aanzienlijke edelen 111 het slof. want hare hand deelde gunstbewijzen ambten en schatten uil. Terwijl zij mol onverzadelijke hebzucht zich zelf verrijkte' betoonde zij hare gunstelingen ten koste van liet ongelukkige Fransche volk! ,p. e l,?ar zwa.kken, zinlijken minnaar, zij wist, dat deze baar niet gel rouw blijven kon. zij bel derhalve toe, dal Hendrik nog meer bijzillen held doch zoodra ééne harer gevaarlijk begon te worden, wist zij lerrEr lijd hare mededingster Ie verwijderen. crpUofj" niededingsler van Diana, de hertogin van Elampes, de meest v,.ri u 'J/ V?n ns ' moesl onmiddellijk 11a 's konings dood hel hof was da™ Vh r0P T nel Va" ,ha,re bezi,,in8en- Een schandelijk proces was daarvan bel gevolg. De i/emaal der vroeger almachtige bijzit die thans verbo len°°rrec 1 meer , ve, vverv«n k°n, klaagde haar van oiilrouw en van verboden omgang met den overleden koning aan en Hendrik II trad in dit geuing als getuige op. iüb^V!!lal.S ,de ''frl0o'n van Ktainpes, werden ook bare vrienden, deaanzienj 1 » aatsbeamblen, van hel hof verdreven en van hunne ambten ontzet omdat zij groolendeels tegenstanders van Diana waren geweesl. Daarentegen [iep Hendrik II terstond den connétable van Monlmorency aan het hoflcru» iem droeg hij de leiding van de staatszaken op. en in bel jaar 1571 ^ e ,lern ze."s 'ft hertog. Onder Diana's bescherming oefende Monlmorencv bevend mm" j>e ,?n8riJk?n invloed ui,5 '»ij was een ernstig, spaarzaam. ordelievend man, indien hij zich mei soms al te inhalig en daarbij menigmaal hard en eigenzinnig had gedragen, zou zijn invloed zeer heilzaam zijn geweest. Aan de zijde van den connétable stonden de drie zonen zijner zuster de gebroeders Chadllon. Odel. de latere kardinaal, Frans Andelol. de bevel- admi!L|Var Fransche voelvolk' e" lle la'er *00 beroemde eu ongelukkige aumiiddl Lasper de Cohgny. • 1 N.aasl Monlmorency oefenden twee broeders, de Guisen, een machtigen invloed op «ten koning uit. Dezen waren aan Hendrik II verwant, daar zij va Ur ri i-ann8 la van (Je koninklijke familie waren gesproten. Hun leaen ft'Z C 1°°" ^ Rvné' die ",L" verbittering Err.fr" . " van Bomgondie gestreden had, was door Frans I lol neriog van uuise benoemd. De Guisen waren een machtig, tiotsch en eerzuchtig geslacht. Verwant knnin ? i"*?'6 ™rslenh"ifn vari E,"'°Pa — hunne zuster Maria was met kon nc Jacobus \ van Schotland gehuwd en hare dochter Maria Sluart was va,, Fr,T'f kon.,P8in1..van Schotland - stelden zij zich met den koning van fi ank rijk op éene lijn. Frans I had vóór zijn dood zijn zoon legen de eerzuchtige plannen der Guisen gewaarschuwd; doch Hendrik II sloeg die raadgeving 111 den wind, hij overlaadde de Guisen met gunstbewijzen en verleende hun een schier onbeperklen invloed. i4..rni"t' pegfc'ijkste der gebroeders Guise waren de beide vorsten Fransen de k.min "S W?S ee" ü" llaPPer krijgsman, die even oud was als ! o en diens volle vertrouwen genoot. Hij huwde in hel jaar 1548 van Es|e. de dochter van hertog Hendrik van Ferrara. De tweede iv.irei was aartsbisschop van Rheims. hij werd reeds iu 1547 kardinaal en' 1L°l r i naam va" kardinaal va" Lotharingen iu de geschiedenis bekend ue kardinaal was een man van groole geleerdheid, welsprekendheid en bekwaamheid in liet behandelen van staatszaken. Beide broeders onderscheidden zich' | °r hunne talenten, door hunne bekwaamheden als krijgsbevelhebbers en staatslieden als door hunne eerzucht, hunne hebzucht en hunne heerschzucht. needs hel begin van Hendriks regeering loonde, hoe weinig de koning SrRECKFU88. V. Oorlogen met Engeland en Duitschland. Geldelijke nood. gezind was de staalkundige rechten des volk te eerbiedigen; docli dewijl een algemeene volksramp tot- die inbreuk op hunne rechten aanleiding gaf, gevoelde het volk dit minder dan anders het geval zou geweest zijn. 1 en gevolge van de aanhoudende oorlogen heerschte in Frankrijk eene schier ondragelijke regeringloosheid. Op alle wegen zwierven afgedankte soldaten, hetzij alleen, hetzij tot benden vereenigd. rond; zij beroofden en vermoordden de reizigers, zij overvielen niet alleen afzonderlijk liggende woonhuizen, maar zelfs burchten en dorpen en plunderden ze uit. Wie zijn leven zeker wilde zijn, moest zich tot de tanden wapenen, aanzienlijke mannen gingen nooit uit, zonder zich door eene schaar gewapende dienaars te doen vergezellen. Meermalen kwam het zelfs iu de sleden lol gevechten op de openbare straal. Een koninklijk besluit, waarbij hel dragen van wapenen werd verboden, baatte niets, ja het strekte zelfs den roovers tot voordeel. De koning vaardigde derhalve eene verordening uil, waarbij hij zijn provoost machtigde om over alle op heelerdaad betrapte slraatroovers en moordenaars en desgelijks over alle overtreders van de koninklijke jachtwellan (deze bijeenvoeging is karakteristiek!) het doodvonnis uit Ie spreken en zonder hooger beroep te doen voltrekken, alleen moest hij zich bij zulk eene gelegenheid zeven rechters of advocaten toevoegen. Hel parlement bracht legen deze verordening in dat daardoor hel leven van eiken I* ranschnian in de hand van zeven op willekeurige wijze bijeengebracht rechters gelegd werd; doch op zijne slem werd geeu achl geslagen en bel moest de wet regislreeren mei het toevoegsel: »In aanmerking genomen Cala!S' ,e 0ntrukken ^ ® n u a r i i 558), doe li op FnckSk l 4S. J, ,T Slaa', ,le ze8ePraal aan zijne vanen te hechter.. versDilde a ivhiWn '; " ' "°dl 1manscl»appen; zelfs midden in den oorlog verspilde de lichtzinnige koning de voor het voortzetten van den krii" zoo i em8e!ieuwe s8o6mmenn't T°en1eene !e PariJs bijeengeroepen statenvergadering Sfr rtï'ï rss,? twz BUS r sirfrSrS re'eerendeS vï^le°°ï Ul?na, Va" Poil*ers zicl' daa"'oor verklaarde. De Ook Philips II was niet geneigd den oorlog voort tê zetten. In \nri v «i kwam dan ook de vrede te Cateau-Cambresis lot stand. Frankrijk behield de aan Duilschland ontnomen sleden Metz, Toul en Verdun benevens Cil . Hendrik II beloofde de laatstgenoemde stad binnen acht jaren wee^ air." 30* Vrede van Cateau-Cambresis. Hendriks laatste tornooi en dood. Engeland te zullen overgeven, doch hij vervulde die belofte niet. Beide oorlogvoerende partijen verbonden zich tot teruggave van de gemaakte veroveringen. Tot bevestiging van de herstelde verstandhouding werd bepaald, dat Philips II met Hendriks dochter Elizabeth in den echt treden zou. Hendrik II overleefde den vrede van Cateau-Cambresis niet lang. Bij een tornooi, dat bij gelegenheid der huwelijksfeesten gehouden werd, beval hij den graaf van Montmorency, den kapitein zijner lijfwacht, een lans met hem te breken. Beide lansen werden volgens de regelen der kunst gebroken, maar lid ongeluk wilde, dal daarbij een splinter van Montmorency'^ lans den koning dicht boven het rechter oog in het hoofd drongen de hersenen wondde *). De artsen gaven zich de uiterste moeite om den gewonde in hel leven te houden. Ten einde een juister inzicht in den aard der wond te verkrijgen en hierdoor hare genezing mogelijk te maken, liet men eenige misdadigers ter dood brengen: men stiel hun lanssplinters in het hoofd boven het rechteroog en onderzocht de wonden. Doch ook deze barbaarsche middelen bleven vruchteloos. Hendrik II stierf den lO"" Juli 155!) in den ouderdom van 40 jaar. Gedurende eene I2jarige regeering had deze koning Frankrijk met schulden overladen, hij had den nalionalen rijkdom bijna geheel vernietigd, de kracht des volks uitgeput, aan zijne eerzucht en zijn dorst naar overwinningen had hij, op liei voorbeeld zijns vaders, alles ten otfer gebracht, doch zonder, evenals Frans I. zorg te dragen dat door nijverheid, kunst en wetenschap hel verlorene hersteld kon worden. Hem ontbraken die goede hoedanigheden zijns vaders, welke ons weer eenigerniale met diens gebreken kunnen verzoenen; daarentegen had bij al diens gebreken geërfd en vooral ook zijne dweepzieke haat legen elke hervorming der kerk, waarlegen Hendrik II zich, evenals Frans I. uil alle macht verzetle. De vrijere richting op godsdienstig gebied had zich, in weerwil van alle vervolging, met kracht baan gebroken en met elk jaar nieuwe aanhangers in Frankrijk gevonden. Het aantal Fransche protestanten groeide met ongeloolèlijke snelheid aan. Uit Genève. waar Calvijn een veilig toevluchtsoord gevonden had, verbreidden zijne denkbeelden zich mei onweerstaanbare kracht door geheel Frankrijk. Wij willen, eer wij de lotgevallen der Fransche protestanten gaan verhalen, een blik werpen op het leven en het karakter van den man, die voor Frankrijk bijna geweest is wat Lulher voor Duilschland was. Calvijn was in het jaar 1530 Ie Genève ■(•) gekomen en door Farel overgehaald om daar Ie blijven en Ie prediken. Hij had een groolen toeloop, zijn invloed groeide mei den dag aan; zijne geschriften, die hij drukken liet, werden in groolen getale verspreid. Dewijl Calvijn mei groote gestrengheid het zedenbederf bestreed, dat in de weelderige stad vooral onder de aanzienlijke standen heerschte, dewijl luj niet alleen als godsdienstig, maar ook als maatschappelijk en staatkundig hervormer wilde optreden, maakte hij zich vele vijanden. Hij geraakte met den raad der stad in een ernstigen twist gewikkeld en hel gevolg hiervan was, dal hij in het jaar 1538 met Farel en een anderen prediker genoodzaakt werd Genève te verlaten. Hij ging eerst naar Bazel en vervolgens naar Straatsburg §), waar hij deels ais prediker, deels als leeraar aan de hoogeschool werkzaam was. *) Montmorency, die aan dit ongeluk geheel onschuldig was, vluchtte naar Engeland; maar in het jaar 1574 werd hij gevangen genomen en als hoogverrader ter doo l gebracht. f) De katholieke party te Genève hing den hertog van Savoye aan, de protestanten daarentegen wenschten zich bij het Zwitsersche eedgenootschap aan te sluiten. Zij werden dnnrom eidgenots genoemd; hieruit is — volgens de nieuwste verklaring — door verminking van dat woord de naam hu . " — .i""' ««»' ' " iiciiddin "ii L'eesi een zwakke, (,e regeenng volkomen ongeschikte knaap. Hel sprak vanzelf, dat voor was *I Duboureq werd later ter dood gebraeht. Hij had zich het ongenoegen van den uiTte laten over ha?°',1J J" h00"e..n!ntc ?P 'ie" hills Kel">»W 'ïoor zich in afkeurenden zin ' ' vervolgen van heden, die aan geen misdrijf schuldig stonden en nog „p uitspattiugelf ongestraft""Het.'"9 aa"nC|'en ' tCnV'jl men Wh,bre"k ™ ^handeljjkste Catharina de Medici Haar karakter. hem, terwijl hij in naam regeerde, een voogd hel bewind voeren moest, doch het was de vraag wie met de voogdijschap bekleed zon worden. r„,i • me®sle aanspraak had ongetwijfeld de moeder van den jongen koninsr. janna de Medici, die na den dood van haar gemaal voor het eerst het staalkundig tooneel betrad. • i Hen,lnk 11 had Catharina nooit bemind en haar ook nooit eenigen nvoed toegestaan. Wellicht zou hij zich zelfs van haar hebben laten scheiden, indien met Diana van loitiers zich hiertegen ernstig verzet had. De sluwe boe leer» ter vreesde, dat haar invloed misschien dalen zou, indien de koning eene jonge schoone, beminlijke prinses huwde. Zij droeg derhalve zorg. ,la° ni'fipr i .'n ' "let .verb,;oken werd, ja men zegt zelfs, dat zij den koning meer dan een» tot een bezoek aan zijne gemalin aangespoord heeft. Lat banna , die 111 het jaar 1559 den leeftijd van 40 jaar bereikt had, wa» nog altijd eene welgemaakte vrouw. Zij muntte niet alleen uit door een firn1;!?'111111!8 versla", ' 'n,aa,r ook mate van kennis. Aan de ita ti*i ïC ie""lg ■ f •? c,itr0"w • begunstigde zij kunstenaars en geleerden. , /A\ "are kinderen dikwijls hard en streng behandelde, dat zij eemeris* en heerschzuehlig was, wisten allen die haar omringden, doch het was hun onbekend, in welk eene mate zij dit was, en dat iu haar oog geen middel (e schandelijk rr-JTT' Zl-I<1la.i";(io?1' hare eerzucht kon bevredigen, ja dat zij zelfs den godsdienst als middel bezigde om aan hare heerschzuchl den teugel te vieren. Keeds toen verhaalde men intusschen van de koningin-weduwe, dal zij de schoonste vrouwen en meisjes met geen ander doel aan haar hof lokle, dan om door haar de mannen te verleiden, hunne geheimen uit te vorschen en zich aanhangers le verwerven. a||001Ca,h?ri,,laiduei Medi:\zo« wel gaarne haar zoon. den jongen koning, tin ? feeleul. 'lebben, doch de omstandigheid dat zij eene vreemdelinge was, tn i; cf J 111 den weg; ook koesterde Frans II voor haar meer vrees ' re lr0™ dml dl,s voo,'looP'g afstand van de alleenheer¬ schappij, maar verbond zich nog nauwer dan voorheen met de Guisen. den h»vv,-ii 6!1 d®" kartlinaal . om met hen gemeenschappelijk het bewind te voeren. JJewijl ,1e bekoorlijke jonge gemalin des konings. Maria Sluart, eene nicht knaap te eiei(leiiS' § ^ anno „ a,7 \ . ucl,un ahiuii, me (jooi zijn nuweniK met io a""a .Vdn AII,lIret- gellJk wij vroeger reeds zeiden, den titel koning van ,.oa ii 6g' ! was een g°e('hartig, beminnelijk man, van middelmatige oeestesgaven, een dapper soldaat, maar een slecht veldheer en volstrekt geen LuZ\iUll]' ^f^lmoedig en besluiteloos, liet hij zich door zijne gunstelingen Rmi,h^n 1* ? meer beteeken(le zijn broeder, de kardinaal Karei van bei Zn, 'a 'T F" •°Ve,r,lror (le i°ngs,e' prins Lodewijk van Condé, zijne beide oudere broeders m alle opzichten. S,'-"n°edig. dapper, scherpzinnig en welbespraakt, legde hij een niet "■ " ! S'oo'en aanleg als veldheer dan als staatsman aan den dag. Moor .nili.ii • 1 nam J IPlJer voor /lcl' i" en Zfikel Z011 hij spoedig een lnvloed yerworven hebben, indien hij rijk genoeg ware geweest om den ztdeloozen adel door geschenken aan zich le binden. Doch rijkdom, het toenmaals alvermogende middel om macht en aanzien te verwerven, ontbrak tien isourbons. lot dusver was deze met het koninklijke huis zoo nauw verwante familie i>pn hLtlrü ,;n 1 staatszaken uitgesloten geweest; thans scheen eindelijk tijd vooi haar aangebroken. De connétable van Montmorency spoorde De (ruisen aan het hoofd der regeeriiiy. hen aan om aan den grooten invloed der Guisen het hoofd te bieden, doch eer zij hiertoe de noodige stappen konden doen, had Catliarina de Medici in vereeniging met de Guisen zich reeds van de heerschappij meester gemaakt. De schoone koningin, Maria Stuart, wendde al haar invloed aan om haar gemaal gunstig voor hare bloedverwanten te stemmen, en zij bereikte haar doel. De connétable van Monlmorency werd in de hoffelijkste termen ter zijde gezel: het heette namelijk, dat de koning hem de noodige en welverdiende rust wilde gunnen. Hertog Frans van Guise werd met liet beheer der krijgszaken belast, den Jkardin.uu _.yan Lofliarmgea werd de leiding der staalkundige aangelegenheden toevertrouwd, doch ook aan de koningin-moeder Catliarina de Medici werd daarop een belangrijke invloed toegestaan. Het eersle gebruik, dat de Guisen van hunne macht maakten, bestond in het ontslaan van alle staatsbeambten, op wie zij zich niet geheel konden verlaten. Aan den haat der koningin brachten zij ook hunne vroegere trouwe bontgenoole. Diana van Poitiers, ten offer: de vroeger alvermogende vrouw werd van het hof verwijderd en van een deel harer goederen beroofd. De Guisen waren van oudsher verbitterde vijanden der protestanten geweest. De kardinaal van Lotharingen wendde zijne pas verkregen macht aan om de vervolging der ketters met vernieuwde gestrengheid door te zeilen. Bij besluit van li November lao!) werd den ketters hel houden van godsdienstige samenkomsten op straffe des doods verboden. Bij elk parlement richtte men eene bijzondere kamer ter vervolging der keilers (chambre ardente) op. Benden spionnen—-naar hun hoofd, den inquisitieraad Mouclii, Mouchards genaamd trokken het land door, om overal de hugenoten, zoo noemde men de protestanten, op Ie sporen en tegen belooning aan den vuurdood over Ie leveren. Priesters en monniken brachten de hartstochten der geloovige volksmenigte tegen de gehate ketters in beweging; van de kansels verkondigden en in allerlei geschriften predikten zij, dal de hugenoten bij hunne nachtelijke bijeenkomsten de schandelijkste uitspattingen bedreven. De aan de ketters voltrokken doodvonnissen vermenigvuldigden zich op eene ontzettende wijze, doch al deze vervolgingen waren niet in staat aan de uitbreiding der hervormde leer paal en perk le stellen, het aantal der keilers gloeide met ongeloofelijke snelheid aan en reeds vormden dezen een ontzagwekkend gedeelte van het Fransche volk. Dewijl de Guisen dweepzieke ketterjagers, de Bourbons daarentegen jegens de hervorming gunstig gestemd waren, ontstonden in het land natuurlijk twee parlijen. Alle hugenoten beschouwden de Bourbons als hunne natuurlijke beschermers, buitendien sloten ook vele katholieke vijanden der Guisen zich bij hen aan. Een groote steun der Bourbons waren de gebroeders Chatillon, de bloedverwanten van Monlmorency, de dappere d'Andelot en de admiraal Gohgny, een der beste veldheeren van Frankrijk. Het misnoegen over de macht der Guisen en de willekeurige wijze, waarop zij die gebruikten, gaf zich in de eerste plaats lucht in een aantal vlugschriften, die zoowel van katholieken als van protestanten uilgingen. Dewijl de Guisen niet van zuiver Franschen oorsprong waren, stelde men hun bewind als eene vreemde overheersching en als eene vernedering van Frankrijk voor. Men eischte eene hervorming van het staatsbestuur, het samenroepen van de stalen des lands, enz. en liel niet onduidelijk doorschemeren, dat in geval van nood het zwaard beslissen moest. De hugenoten wonnen Calvijns gevoelen in over de vraag, of zij hel recht hadden om zich mei het zwaard legen hunne vervolgers le verdedigen, dewijl alle smeekingen en klachten nutteloos waren, en hoewel Calvijn ben tot gehoorzaamheid jegens de overheid aanspoorde, gaven zij toch niet overal aan dien raad gehoor, maar gingen op vele plaatsen geweld met geweld te keer. Ook de prins van Condé had intusschen zijne aanhangers verzameld, om Samenzwering van Amboise. De hertog van Guise stadhouder-generaal. met hen te beraadslagen over de middelen, waardoor de Guisen ten val gebracht konden worden. Misschien zon hij niet ongaarne eene gewelddadige oplossing van het geschil gezien hebben, doch Coligny ried dit af. Hij verklaarde, dat men noch geld. noch vestingen. noch manschappen had en letterlijk niets kon uitrichten. Alleen wanneer men steun zocht bij de hugenoten, mocht men voor hel vervolg op een goeden uitslag hopen. Misschien zou het ook niet onmogelijk zijn, Catharina de Medici, die de heerschappij der Guisen moede was, te winnen. De vergadering ging uiteen, zonder dat bepaalde, ernstige maatregelen beraamd waren. De aangroeiende macht der Guisen en de steeds wreeder vervolging van de hugenoten gaven intusschen weldra aanleiding lot eene gewelddadige uitbarsting, die onder den naam van samenzwering van Amboise bekend is. Over deze zoogenaamde samenzwering zijn de 'meest tegenstrijdige berichten tot ons gekomen. Er rust daarop een ondoordringbare sluier. Waarschijnlijk *) heeft de zaak zich op de volgende wijze toegedragen. Godfried van Barri. heer van La Renaudie, een edelman uit een oud geslacht, doch die niet best Ier naam en faam stond. belegde den 1™ Februari 1560 te Nantes eene bijeenkomst, waartoe hij de ijverigste tegenstanders der Guisen, zoowel katholieken als protestanten, edellieden zoowel als burgersuilgenoodigd •had. Hij beschuldigde in deze geheime bijeenkomst de Guisen van hel smeden eener samenzwering tegen den staat en riep zijne vrienden in bezielde taal op. om Frankrijk van de tyrannie dezer gehate mannen Ie verlossen. Men moest hen gevangennemen en eene vergadering der stalen bijeenroepen, om hen Ie vonnissen. Vele aanwezigen waren verbitterde vijanden der Guisen, zij namen La Renaudie's voorstel dus bereidvaardig aan, doch verklaarden daarbij Iegelijk, dat zij in geen geval iets tegen den koning of de staatsregeling van Frankrijk zouden ondernemen. Nadat La Renaudie had meegedeeld, dal hij door den prins van Condé gemachtigd was en dat deze zich op het rechle lijdslip aan liet hoofd der onderneming zou plaatsen, werd besloten dat 500 edellieden zich naar Blois zouden begeven, waar hel hof zich bevond. Hun werd de uitvoering van den aanslag opgedragen, terwijl La Renaudie intusschen in de provinciën onrust verwekken zou, opdat aanhangers der Guisen verhinderd zouden worden dezen te bevrijden. Of' de prins van Condé inderdaad iets van het geheele plan geweten en of hij uitdrukkelijk zijne toestemming gegeven heeft, is niet uit te maken. De samenzweerders — zoo mag men hen wel noemen — gingen uiteen, om de uitvoering van het plan voor, te bereiden. La Renaudie ging naar Parijs, waar hij zijn intrek nam bij een hugenoot, den advocaat des Avenelles, dien hij in zijn geheim inwijdde. De advocaat verried het plan der samenzweerders aan den hertog van Guise. Hertog Frans vatte het stout besluit op om de samenzwering niet door de onverwachte inhechtenisneming van de voornaamste aanvoerders in de kiem te onderdrukken, maar haar tot uitbarsting Ie laten komen. Ilij bracht het hof naar het veilige Amboise, den koning joeg hij door de mededeeling van het dreigende gevaar zulk een angst aan, dat de zwakke jongeling hem zonder aarzelen lot stadhouder-generaal van het rijk mei onbeperkte volmacht benoemde, hoewel Catharina de Medici dit niet wenschte. Tegenover de saamgezworenen gedroeg Guise zich even stoutmoedig als sluw en gewetenloos. Volgens het Ie Nantes ontworpen plan zouden de samenzweerders zich ongewapend naar het bof begeven, ten einde om vrijheid van *) Het woord waarschijnlijk is hier wellicht niet juist gekozen, want ook voor de meening, door sommigen voorgestaan, dat de geheele samenzwering van Amboise óf een verdichtsel of het werk der Gnisen was, ten einde den koning schrik aan te jagen en hunne eigen heerschappij te bevestigen, kunnen goede gronden aangevoerd worden. Zij is geheel in overeenstemming met de arglistige staatkunde, waardoor de vorsten tot in den jongsten tijd hnnne vyanden trachtten ten val te brengen. De kanselier 1'Hopital. Vergadering van notabelen. oSiLrniyijrgssïiig gtss^L^ Op aansporing van Guise zond de koning den eersten IminnTn i^ ongewapend met het smeekschrift in mninpht JL , , ""genoten, die tsrxx1 tr r ars benden- isf'^sr^f wWr^srlT j^ssjs s„!hc£6. *-•«&%■ tó. zst w« sr t3xx*w i T m ? ,* '-■1 ™"'™ SSt *£J&&Sïl T ££"'?„ r& wft* *•£ ïïïsr - £# trss'ïss?^ val Ie brengen. ° u' ,c IUKRt" e" "e" dan ten ta.dsC, ÏUTeVd'e TJIP'^,""" ""'aW"" l>S™. die !'""' ,en gevolge dT^JS?'.?. ' «£«"•. '••" f'^."«X:T:s:TKds,;€ürS?« * '"""' «* "» «r »e™d eTl^lSr ™ ^lfdrJif^3omterlÖke ""Waar8ChÜnlljkheid in dit I0,,(lerlinge plan det ons ook daarom t) Het vermoeden, dat hel geheele verhn .1 ,i„.„„. „ onschuldige aftevaardigden voortgekomenfa Hgt voor7e haTI.TVu " fo,te™* Van immers onder hunne ondragelijke piinen wat men hun in H»„ i i i (Snotterden verklaarden gevolgde opstand was wellicht 'veroorzaakt door ,1e trn„ 1 m"n<| egde De daarop onmiddellijk behandeld weren. veroorzaakt door de trouweloos w,jZe, waarop ,1e afgevaardigden De Bourbons aan het hof. Condé ter dood veroordeeld. Montmorency versclieen. evenals de Chatillons, met zulk een groot gewapend gevolg, dat zij legen eiken verraderlijken aanslag beveiligd waren. ° In de vergadering der notabelen reikte de admiraal Coligny in Augustus loGO een smeekschrift der hugenoten uit Normandië over. waarin op godsdienstige verdraagzaamheid en op staking van de vervolgingen aangedrongen werd. Hij verzekerde, dat meer dan 50,000 menschen bereid waren dit smeekschrift te onderteekenen. Al klonken Coligny's woorden eenigszins dreigend, toch werkten ze niets uil. De koning nam het smeekschrift wel vriendelijk aan, maar de hertog van Guise eu de kardinaal van Lotharingen verklaarden zich heftig tegen alles wal naar zachtmoedigheid zweemde. Beter slaagden de bisschop van Valence en de aartsbisschop van Vienne, die op het bijeenroepen van de staten-generaal aandrongen. I)e notabelen verklaarden zich voor de inwilliging van dit verzoek en de Guiseri verzetten zich niet er tegen. Er werd besloten, dat de staten-generaal in December zouden bijeenkomen. De Guisen gevoelden zich na het uiteengaan van de vergadering der notabelen niet meer zeker van hunne macht. Hun werd medegedeeld, dat de koning van Navarre en de prins van Condé heimelijk met Montmorency, de Chatillons en andere gouverneurs van provinciën in verstandhouding stonden, dat zij zich ten strijde toerustten en zelfs op Engelsche hulp rekenden. Ditmaal besloten de Guisen. hunne vijanden te voorkomen: /.ij trokken sterke krijgsbenden samen en op hunne aansporing noodigde koning Frans II den koning van Navarre uit tol een bezoek aan hel hof, ten einde over de aanstaande vergadering der stalen met hem te beraadslagen: zijn broeder, den prins van Condé. moest hij medebrengen, opdat deze zich ten aanzien der tegen hem ingebrachte beschuldigingen zou kunnen rechtvaardigen. De Bourbons aarzelden, aan de uilnoodiging gevolg Ie geven, daar zij van meer dan één kant voor verraad van de zijde der Guisen gewaarschuwd waren. Doch loen eenigen hunner rneesl vertrouwde raadslieden, die zich aan de Guisen verkocht hadden, hun voorhielden, dat dezen het nooit wagen zouden, zich aan prinsen van den bloede te vergrijpen en dal daarentegen eene weigering om aan de koninklijke uilnoodiging gehoor Ie geven, gevaarlijk worden kon, dewijl daardoor de verdenking legen de Bourbons, welke bij den koning gewekl was, schijnbaar bevestigd werd, besloten zij naar Orleans te gaan, waar bet koninklijke hof, omringd door eene sterke lijfwacht zich ophield. Frans II ontving de Bourbons alles behalve vriendelijk. Reeds bij de eerste samenkomst verweel bij Condé, dat deze koning en rijk verraden had; vervolgens beval hij, den koning van Navarre in zijne woning door soldaten te doen bewaken. Condé in hechtenis Ie nemen en door eene afzonderlijke commissie wegens de beschuldiging van majesteitschennis te doen verhooren. Tevergeefs protesteerde Condé, tevergeefs beriep bij zich op zijn recht om. als prins van den bloede, slechts door den koning, de pairs en hel geheele parlement gevonnist te worden, en verklaarde hij, dat hij zich op deze zijne wettige rechters beriep. Frans II verwierp dat beroep en de commissie veroordeelde, overeenkomstig den wil der Guisen, den prins, als hoofd der samenzwering van Amboise en als aanhanger der kettersche leer, om onthoofd te worden. i Juist omstreeks dezen lijd werd de jonge koning eensklaps ziek; een gezwel aan het linkeroor breidde zich naar hel inwendige van hel hoofd uil en bedreigde zijn leven. In weerwil hiervan wilden de Guisen het doodvonnis laten voltrekken, doch zij waagden hel niet dil op hunne eigen verantwoording te doen. Catharina de Medici moest hare toestemming lol hel Ier dood brengen van een prins van den bloede geven en zij trachtten die door schitterende beloften Ie verkrijgen. Dood van Frans II. Karei IX. Catliarina heelt later hel bewijs geleverd, dat het hij haar niet op een mensclienleyen aankwam, wanneer de staatkunde haar gebood iemand uit den weg te ruimen Indien zij ditmaal aan den aandrang°der Guisen weërltand wvvot ze^er nie.1 1111 goedhartigheid o!' uit nauwgezetheid van geweten. Ilaar vertrouwde raadsman, de kanselier l'Hopital, die reeds als lid dei commissie zich tegen het doodvonnis aangekant had en slechts voor lehnVT'Ti «ezw'eh was hield haar voor, dat de Bourbons het grootste ' , c hadden hg den bloei des rijks en dat hunne talrijke partij der koningin zekei eens gevaarlijk zou worden, indien deze door de bekrachtiging van het doodvonnis de medeplichtige der Guisen werd. Op dezen grond en dewijl Catliarina de buitendien reeds te hoog geklommen macht der Guisen duchtte weigerde zij het tot haar gericht verzoek in te willigen. Doch zij trok van deze <*ele«en- onderwerpen.0ni zwakken konin8 van Navarre door vrees aan zich te Zij liet hem mededeelen dat ook zijn leven bedreigd werd en dat zii alleen in staa was hem te beschermen, wanneer hij zich aan haar wil nam!'vmi1'^ i'J m°eSt' i'" geva', de kumn° stiert'' lluar hel regentschap in naam van den troonsopvolger overlaten, zich met de waardigheid van luitenant- generaal des kon.ngs vergenoegen en zich bovendien met de Guisen verzoenen. De beangstigde koning van Navarre beloofde, om zijn leven te redden alles wat men maar verlangde. J reuuen, Nauwelijks was deze overeenkomst lot stand gebracht toen Frans If den 5» December 1500 stierf. Veel kwaads was%r onder zihi reS," Hij ™ r£i 8ïrd; ll0Cl' :!e ,ZWakke knaaP droeg daarvan de schuld „iet° "eU er, Si lihtü SP" * <**»«■ * EEN EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Karet IX. I)e voogdschap. Kuiperijen vau Catharina de .Medici. Catharina als regentes, ergadenng der staten liet driemanschap. Het edict van Fontainebleau. Godsdienstgesprek te Poissy. Theodorus iieza en .in ;! °üds''ieas! was 111 lje oogen der eergierige, heerschzuchtige en in k ipeiijeu volleerde vrouw slechts een middel om haar doel te bereiken fini? i daarom ook thans niet, zich de hugenoten aan te trekken, ten tè thnifu Tl !T !""!IJ °"der let ,V0lk lot l,are °ver te halen en haar e gebruiken tol bestrijding van de driemannen, die haar voorshands gevaar- tij kei voo i kwamen dan de Bourbons. Door een besluit, den I!)'" Vpril te Fontainebleau uitgevaardigd, werd aan allen, die ter zake van den godsdienst hechtenis genomen waren de vrijheid teruggeschonken en aan allen, die Z,ri e, n hel l;""1 yerla,en hadtlen- veiligheid van leven en bezittingen k holiVk,'.,, Sn1 a\ l,gkeeren e"..zo.nder ergernis te geven als goede In . n, !\ i , ,Ve'1: wam,eer ZIJ dit "iet wilden, werd hun toegestaan hunne goederen te verkoopen. ° wedredik^ili" '''' ,vols,!'ekl i'0? geene godsdienstige verdraagzaamheid v . r i- verwekte het onder de dweepzieke katholieken groote ergernis ooi namelijk te Parijs, waar het parlement op straffe des doods verboden ' ; °P hel gezag onderworpen grondgebied ongeoorloofde vergaderingen biiz nltV' bljhelS ?" a", ere 8eSC,iriften va" godsdienstigen inhoud zonder bijzondere vergunning te verkoopen of te drukken Een tweede edict, in Juli 1560 uitgevaardigd, was blijkbaar genomen 'am.. k m ? ü,) i i 'e8ensla"d der katholieken. Het verbood de godsdienstige samenkomsten der hugenoten, doch sIpMp ,i» ,i„,wi..i...,f i~ ?. 1 • , uuuuouai, wadi IIIUUU UW **"0 ^ ketters lot dusver bedreigd waren, verbanning in de plaats. ii,.:.i.. _ " o vonden Iipi i i )va"jn over (la' besluit even ontevreden. De katholieken t te zacllt' de protestanten daarentegen te hard, Catharina besloot Godsdienstgesprek te Poisy. Vergadering te Pontoise. nt hp i' ül- 8 ll1el1Parlemt'nt en den geheimen rand, als laalsle middel l,!„ï n"g T godsdienstige geschillen, een godsdienstgesprek te doen houden. De prolestantsche predikers zonden onder vrijgeleide toegan" hebben om daTr hnnn T n" Franscht' Pre,alen- (|ie te Poissy zo., gehouden worden. Seri™ geloofsbegrippen Ie rechtvaardigen. Te gelijk werd eene ver- 0adeiin„ van commissien uit de stalen Ie Pontoise bijeengeroepen ,1- rPi 'le, •vfr8ade1ri"gl ,e Po'ssy verschenen de uitstekendsle vertegenwoordigers der beide kerkelijke parlijen. Voor de hervormden voerde inzonderheid Theodorus Beza het woord; voor de katholieken (raden de kardinaal van Lotharingen en de beroemde Jezuïet Lainez op. in ?'°? en lnvloe(j da». le Poissy oefenden de hervormden uit op de ergddenng dei commissien uil de staten. Hier werd het zonder omwegen uitgesproken dal hel opbellen van alle geloofsvervolging en het samenroepen van een vrij nationaal concilie hel beste middel was om een ein.Me maken niet illeenhén"fn '^"'T P1' ,le !ler hel «aalsbesluur. maar ook i!Pi, .d i .. . geldelijke voorrechten en de macht der feestelijkheid De laa^srtm . ■ rl^e geestelijkheid belasten met de uildelging van alle staatsschulden en Inerloe de kerkelijke goederen gebruiken. meer dan "11 V°0rSl,el V°n(l velen een K°e(l onlhaa'- 1,1 Duilschland was ™"l , y.9.rst een vurig voorstander van de hervorming geworden omdat de geestelijke goederen de begeerlijke prijs voor eene veran.feriiv vin godsdienst waren; in Frankrijk zou wellicht hetzelfde hebben Es gevonden "dien niet de geestelijkheid met groote slimheid zich tegenover de kroon die "'JPendste geldgebrek verkeerde, zeer mild had betoond. Zij verbond zich om zes jaren lang eene bijdrage van twee millioen jaarlijks te betalen en wendde hierdoor het haar bedreigende gevaar af; dewijl zij zich tegelijk verklaarde legen de staalkundige hervormingen, welke der kroon natuurlijk alles behilve en de"Kees,ellikhei I bo»^enoo«sehap Instn L kroon ue gees lel ijk held krachl ïger dan ooil bevestigd. > oorioopig kwam dit echter nuil 11 n I...I I r' . I > mm arbiiP i.ot £ °V ",cl ,"cl "u,"> waiH i'auianna de Medici nn lnliJh Z lmgetlo|en te Vleien, ten einde zich de kans op een bondgenootschap met hen tegenover de driemannen niet af le snijden lil .Inmmri 4KA4 i* i .. •. >■ . J. „ , , ' '""r ' "J dige>aar(iig(ieii uii aue par emen en,den geheimen raad en vele aanzienlijke mannen le St. Germain 'bijeen. L'Hopital orlènde de vergadering met eene redevoering, waarin hij verklaarde, dat het de plicht tJTS WaS> ',1J de g0(Js,''enstlwislen zich niet aan de zijde vancVne P I J 'e schaien, maar zooveel mogelijk den vrede le herstellen. Stkeckfi'ss. V. 0 . «r o I Anton van Na var re keert tot de katholieke kerk terug. Door de bemoeiingen van den kanselier en van de koningin kwam een nieuw edict lol stand, hetwelk den 17cn Januari I!i(i2 uitgevaardigd werd. Hel verbood den hervormden op slrafïe des doods, katholieke kerken, beelden en crucifixen Ie vernielen en godsdienslige bijeenkomsten binnen de sleden te houden, doch stond hun die buiten de steden toe. De katholieken waren woedend over zulk eene verdraagzaamheid. Het dweepzieke parlement van Parijs weigerde, hel edict te regislreeren en deed hel eindelijk slechts gedwongen, toen Catharina de Medici liet binnenplein van liet parlementsgebouw door Iroepen bezetten liet. Doch ook de gereformeerden waren niet tevreden, zij verlangden onbepaalde gelijkstelling met de katholieken en meenden hiertoe Ie meer gerechtigd Ie zijn, dewijl hun zielental in den laalslen lijd met ongeloofelijke snelheid aangegroeid was. Vele leden van den lioogeren en de meerderheid van den lageren adel, (Ie meeste geleerden en bijna de geheele beschaafde burgerstand hadden zich bij de hervorming aangesloten, terwijl de boeren en de lagere burgerklasse voor verreweg het grootste deel aan de oude moederkerk getrouw waren gebleven; slechts in enkele streken behoorde de geheele bevolking lot de hugenoten, o. a. Ie La Roebelle, waar hel oude geloof' bijna geheel door de nieuwe leer verdrongen was. Tevergeefs poogde de katholieke geestelijkheid, geholpen door deJezuïten, de hervorming legen le gaan. Aanhoudend groeide hel getal der hugenoten aan. Steeds liooger steeg hun macht, steeds verder reikte hun invloed, toen plotseling en onverwacht een zware slag de hervormde partij trof. Zij verloor haai hoofd. Koning Anton van Navarre verliet trouweloos hare vanen en liep tot hel kamp der vijanden over. Koning Anton was even ijdel en eerzuchtig als zwak van karakter. Tol dusver had hij zich dooi zijn broeder en door de Chalillons laten leiden, hij was er trolsch op geweest, door de hugenoten als hun hoofd geëerd te worden, doch de Guisen hielden aan zijne ijdelheid en eerzucht, door tusschenkomst van den Spaanschen gezant, een nog verleidelijker lokaas voor. Men beloofde hem, (lal de koning van Spanje, indien hij lot het oude geloof terugkeerde, hein of liet geheele koninkrijk Navarre afslaan óf hem door middel van Sardinië schadeloos stellen zou. Bovendien hield men hem voor, dat hij door aan de zaak der hervorming getrouw le blijven, zijne uitzichten op den Franschen troon in gevaar bracht. De jonge koning Karei IX en zijn broeder konden sterven en dan was bij, Anton van Bourbon, de erfgenaam van den troon, dien echter een hugenoot nooit zou kunnen bestijgen. De koning van Navarre viel in den mei zooveel sluwheid gespannen strik; hij sloot zich bij de Guisen aan en zoo kwam de meest onnatuurlijke verhouding der beide partijen lol stand. Aan de ééne zijde stonden de Guisen wier bondgenooten waren koning Anton, het hoofd van hel huis Bourbon, en Monlmoreney, de bloedverwant der Chalillons; aan de andere zijde Coudé en de Chalillons met hun talrijken aanhang van bugenoten. Catharina de Medici, de oude vriendin der Guisen, was dezen ontrouw geworden, zij helde meer tot de zijde der hervormden over, hoewel zij niet rechtstreeks en openlijk voor hen partij trok. Hel onnatuurlijke van deze zonderlinge bondgenootschappen werd alleen overtroffen door den haat der partijen, die door de godsdienslige verbittering steeds aangevuurd werd. Eene toevallige gebeurtenis blies de vonk van dien baat lot eene laaie vlam aan. De hertog van Guise kwam op eene reis naar Parijs, waar hij eene bijeenkomst met den koning van Navarre wilde houden, op Zondag den 10"" Maart 1502. dooi het stadje Vassy in Champagne; hij was door ongeveer 200 gewapenden vergezeld Zijn gevolg hoorde, dat de hugenoten juist in eene schuur buiten de stad hunne godsdienstoefening hielden; het besloot — hetzij uil eigen beweging . heizij op bevel des hertogs, dil is nooit uitgemaakt — de keilers le Bloedbad te Yassy. Guise op het toppunt van macht. hoonen en hunne samenkomst Ie storen. Alleen staat vast, dat de ongewapende vreedzame hugenoten door de gewapende volgelingen van Guise beleedigd' VahiroL-|Cn i Tr", na ,eene ,,efli8e woordenwisseling handgemeen werd. olstiekt ongeloofehjk is liet wat van katholieke zijde verhaald werd. dal de ongewapende hervormden de eerste aanvallers zouden geweest zijn. ja dat zij ze s den hertog, die hen lot bedaren trachtte te brengen, dooreen steenworp aan den hals zonden gewond hebben. Veel waarschijnlijker is het verhaal der hugenoten volgens hetwelk de volgelingen der Guisen harde woorden met scherpe houwen beantwoord en eindelijk hun laaghartige,, bloeddorst door hel neersabelen van on0e\\apenden gestild hebben. Ongeveer GO hugenoten werden in de schuur < op do slraai gedood en bovendien werd een groot aantal hunner gewond. e . «slachling van Vassy," zoo noemde men het'schandelijke wapenfeit van ouise, verwekte onder de hugenoten eene diepe en rechtmatige veront- rptn'i I1"8-' I 1m?en ,n' ,,la' ,le hertog zij" gevolg tol het moorden had aan„evuuru, ja dat de geheele slachting van den beginne af door hem beraamd was, om de hugenoten lot een gewapenden tegenstand aan Ie drijven. Een wijs voor dal vermoeden heeft men wel nooit kunnen leveren, doch het «oii 1,1 onze schatting zeer waarschijnlijk, wanneer wij vernemen, dat de dweepzieke priesters in de katholieke kerken de verdienstelijke daad van den ïnln v'6? i o0" prezen; deze — zeiden zij — had slechts Gods gebod vervuld, u , gouden kalf aanbaden, moesten neergehouwen worden. Hel ver,noorden van ketters was de heiligste plicht van eiken katholiek. . / . , "ar'J® wer(l Glllf. toen hij daar den 10 " Maart aan bet hoofd van een.ge duizenden gewapende ruiters en reed, door de dweepzieke katholieke bevolking met uilbundig gejuich als de beschermer der kerk begroel. Men .nil!1. „8em0P' e" h''.n,,,c' hem in Z08epraal en mei zulke eerbewijzen in, andeis alleen aan een koning geschonken werden. onde bevond zich in de hoofdstad. Hij zou zijn vijand wel gaarne den Üie^ni5 ,, lsldoch hiJ .ko" zich niet ontveinzen, dal de macht hii,,.ii "ln °", a e' nauwelijks 300 edellieden, met een gelijk aantal lu iihngen niet ongeveer 400 studenten en een onaanzienlijk getal in den wapenhandel ongeoefende burgers, was de strij gen den tog te gewaagd. ook hH^mn i l'"i T" I n°-ofl1 een,,r aanzienlÜke krijgsmacht stond, maar ook het giootsle deel der bevolking op zijne hand had. ^ Nlüninr,n Catharina, die lol eiken prijs eene bloedige botsing wilde hii P w'i'i11" 'V ,uva .\ "aar.hof Ie Fontainebleau Ie begeven, verliet iriunp'n 1 aarze'de Zlc'' naar het hof te begeven, eerst wilde hij Se ZIT" p" ?.ch Jj°!d?.en(,e lL,n strij,l(i •oerusten: Guise handelde met vprvnl nn •' i,'?on ' J 'Ie' eene sterke bezetting binnen Parijs achter, tu.m f " J , J met e?n ?ro°l aan,al g«wapendeii naar Fontainebleau en dvvon in overleg mei den koning van Xavarre, Catharina de Medici hem met den longen koning Karei IX naar de hoofdstad te volgen. wezpiiliiUn' l 'Iel hool(l der. ka"'olieke partij, zonder dat bet lol een , ! gekomen was, zich van het hoogsle gezag in den slaat Jon°e ko"''>g was in zijne macht, in diens naam vaardigde ij i' ('ioi(leningen uil en Catharina moest daaraan wel hare goedkeuring Sem Jn"i;°! ,rJ T?S V,°°!' het oogenblik machteloos. Slechts in het reireion T Conde onderhandelen en hein verzekeren, dat alle maat- ° O , iPr6! door de Guisen tegen haar wil genomen werden. moedwil Ï!n ^e". ,z'j vierden thans binnen Parijs aan hun verhinderen°u ', ,ugeno'en den vrijen teugel; Guise deed niets om dit te >.w ,'i conn« ?ble van Monlmorency moedigde hen zelfs door zijn eigen voorbeeld aan Hij stelde zich namelijk aan het" hoofd der vervolgers nhinUiili g rp aatsen der hervormden bflinen en liet de predikstoelen ! ; f'! "" '^en e„ verbranden. Hij verwierf zich hierdoor den verachtelijke,i spotnaam «kapitein bankbreker." 31* De godsdienstoorlog breekt uit. Bondgenootschappen. Bloedige krijg. Condé, die mei zijne uitrusting te veel tijd verloren had en te laat te Fontainebleau gekomen was, om de wegvoering van den jongen koning te verhinderen, zag thans in, dal er geen ander middel overbleef om aan de macht der Guisen het hoofd te bieden dan de oorlog. "ij verzamelde zijne bloedverwanten en vrienden, allen hoofden van de partij der hugenoten, te Orleans; hier onderteekenden dezen den H™ April een verbond, waarin zij verklaarden dat zij zoolang strijden en goed en bloed ten offer brengen wilden, totdat zij den koning en de koningin uit hunne gevangenschap bevrijd en de uitvoering van de door deze uitgevaardigde besluiten bewerkt hadden. Tol hoofd van hun bondgenootschap benoemden zij Condé, die als prins van den bloede de geboren raadsman en beschermer der kroon was. In hunne proclamatie aan het Fransche volk verklaarden zij, dat zij trouwe dienaars des konings waren en alleen tot zijne bevrijding de wapenen hadden opgevat. Natuurlijk lieten zij, die te Parijs de macht in handen hadden, den koning daartegenover verklaren, dal hij volkomen vrij was en het bericht van zijne gevangenschap valsch en lasterlijk. ' De burgeroorlog was verklaard; hij moest thans niet langer de vraag beslissen of de Bourbons dan wel de Guisen de machtigste familie in den staat zou zijn, maar wel wie der beide godsdienstige partijen, de katholieke of de hervormde, in Frankrijk heerschen zou. Hiernaar regelden zich ook de verbintenissen met buitenlandsche vorsten, welke de hoofden der beide partijen trachtten te sluiten. De Guisen zochten hulp bij Spanje, bij de katholieke vorsten van Duitschland , die bun hulptroepen zonden, bij den hertog van Savoye, bij de katholieke eedgenooten van Lucern en bij de Woudsteden. Condé daarentegen wendde zich tot den landgraaf Philips van Hessen en tot Elisabeth van Engeland. Met de laatste sloot hij in September een verdrag, waarbij zij beloofde, hem met geld en manschappen te ondersteunen, daarvoor zou ïlav're de Grace haar worden ingeruimd. In het begin van den krijg moesten de hugenoten zich uitsluitend op hunne eigen hulpmiddelen verlaten, doch deze waren niet onaanzienlijk, want een groot deel der belangrijkste steden des iands verklaarde zich voor hen en ook de hervormde edelen grepen met geestdrift naar de wapenen, om voor hun geloof te strijden. Condé zou, indien hij den raad van Coligny gevolgd en den oorlog met alle kracht begonnen had, in staat geweest zijn aanzienlijke voordeelen te behalen; doch hij liet zich ophouden door onderhandelingen, die telkens afgebroken en telkens opnieuw begonnen werden. Hierdoor verschafte hij den vijand gelegenheid zijne macht te versterken en vele steden, die op de hand der hugenoten waren, te onderwerpen. De oorlog werd van weerszijden met onmensehelijke wreedheid gevoerd. Partijwoede en godsdiensthaat spoorden zoowel de katholieken als de hervormden lot gruwelijke wreedheid aan. Waar de hugenoten de overhand behielden, verwoestten zij kerken en altaren, verbrandden zij beelden en orgels. De kloosters werden geplunderd, de monniken en nonnen gedood. Vele katholieken moesten met den marteldood de vroegere vervolgingen der hugenoten boeten. Nog vreeselijker hielden de katholieken huis. Hel beginsel: »aan ketters behoeft men zijn woord niet te houden" werd door hen op de meest uitgebreide schaal toegepast, meermalen eischten zij door hugenoten bezette plaatsen op, onder belofte dat liet leven en de bezittingen der burgers gespaard zouden worden, doch nauwelijks waren de poorten voor hen geopend, of zij vermoordden de weerlooze hervormden zonder leeftijd of kunne te ontzien. Nooit is een oorlog op onmenschelijker wijze gevoerd. Hooien wij hoe de katholieken in Provence huis hielden. «Sommerive en zijne aanhangers hadden thans geheel Provence in hunne macht en het plai* lot uitroeiing van den hervormden godsdienst werd freurige toestand van Frankrijk. Tegenspoeden der hugenoten. Ihans met de onmenschelijkste wreedheid uitgevoerd. Hare belijders werden doodgeschoten, neergehouwen. opgehangen, van bruggen, uit vensters en van muren in de pieken der soldaten naar beneden geworpen; velen werden levend be^iaum of verbrand, anderen werden doodgeslagen, gesteenigd ot'door aderlating om liet leven gebracht. Aan levenden werden 'Ie ingewanden uitgerukt of de oogen uitgestoken of de ledematen één voor één afgehouwen. I) Pk wij Is werden de lijken nog verminkt en daarna den honden, voorgeworpen; lle afgehouwen hoofden werden door de moordenaars somtijds bij het balspel gebiuik . Een hunner wrong een dolk in de hand van een zoon en bracht daarmede den vader een doodelijken stoot in het hart toe. Een ander hieuw rr ,l0°rn,1"! f'V nik,e ,iaa!'. Iw,ee levende ki.uleren, die zij onder het hart droeg, uit liet lijl en wierp die den zwijnen voor; vrouwen en meisjes werden dikwijls eerst verkracht voordat zij omgebracht werden- zelfs priesters namen aan deze moorden deel en te Marseille sleepten kinderen in Sen brTnd'we'rd'' °° * d°°l1 me"Sch de poort uil' waar hij °ver- Caslelna.ii schetst ons op weemoedigen toon den toestand van het ongelukkige door den godsdienstoorlog geteisterde land aldus: 0eiuKKi0e • f,>D'; land,l:°"w- die anJers in Frankrijk, dezen lusthof der wereld, beter ted/n' p,iW°i e'genS iT' ,ls oelleel vernietigd; een onnoemlijk aantal steden en dorpen zijn geplunderd en verbrand. De arme, uit huis en hof hfnfï; °r een |le °nvei;schilli- van welken godsdienst, mishandelde landlieden zwerven als schuw gedierte rond, om niet meer in handen te vallen heden^verke, 'toch. m^ellJde"- noch genade kennen. Kooplieden en hand werksprtl ! ' denzel,den 'oestand, zij zijn genoodzaakt hun bedrijf te veriaten en de wapenen op te vatten. De adel is onderling verdeeld de geestelijkheid is onderdrukt en niemand is zijn leven zeker. Nergens worden recht en wet gehandhaafd en zoo wordt deze burgeroorlog eene onuitputtelijke bron van alle mogelijke boosheid, diefstal, moord, echtbreuk en alle slechts denkbai-e misdaden en ondeugden, die nergens beteugeld of gestraft worden. e wapenen die men, zoo het heel, tol verdediging van den godsdienst heeft opgeval, hebben allen godsdienst en vroomheid Ie gronde gericht en, evenals een bedorven en verrol lichaam, de pest en hel gif van een onnoemlijk aanta Üat verwnp3m S v00lt11 • Wat eeuwen van vlijt en orde hadden opgebouwd, dat verwoestten overmoed en bloeddorst in één dag." Het zwaarst leden in den vreeselijken godsdienstoorlog de hugenoten wier steden de eene voor, de andere na door den vijand ingenomen Werden.' want de fortuin lachte den katholieken hoe langer zoo meer loe. Ook was hel voor dezen geen zware ramp, dat een hunner aanvoerders, de koning van dat l em h!i T" ,N?Ve ^62 overleed ten gevolge van een musketschot, dal hem bij de belegering van Rouaan trof. De onstandvastige man was immers slechts een werktuig in de handen der Guisen geweest Tnon r '|M !el °,']fn ,\eld Vas de krijgskans den hugenoten niet gunstig. Toen Conde den 10™ December bij Dreux hel leger van den l.erto" van Guise ontmoette, dreef Coligny wel in den beginne de vijandelijke ruiters \m8'l T , i killls- Cont|é werd geslagen en gevangengenomen. De mwsrhï16^ 2" . ka'hoüefcen bij Dreux zware verliezen, ta hSZSe! huinwf S°eU,elde ™ Je C°""ilaÜle ™ viel naamIsLWe~ T deM, nederl?aSuen van d<' gevangenschap van hun voornaamslii aanvoerder verloren de hervormden den moed niet. Colignv verzamelde nieuwe krijgsbenden en nam op hel eenparig verlangen van het leger hel opperbevel op zich. Aan zijn broeder d'Andelot droeg hij de verdedigui" van de belangrijke stad Orleans op. welke in bet begin van Februari 1563 vnrï ri^i ejegerd werd. Hoe dapper d'Andelot zich ook verdedigde, toch voiderden de belegeraars snel met hunne werken. Reeds waren de buiten- Frans van Guise vermoord. Vrede tusschen de katholieken en hugenoten. werken genomen, reeds was de uilslag van een storm, dien Guise op den volgenden dag bepaald had, nauwelijks Iwijfelachlig. toen liet schot van een sluipmoordenaar eensklaps de hoop der katholieken op eene spoedige en beslissende zegepraal verijdelde. Jean Pollrol, lieer van Merey, een bloedverwant van den bekenden La Renaudie, had zich door een langdurig verblijf in Spanje de taal en het uiterlijk van een .Spanjaard eigen gemaakt. Hierdoor was hij in staal geweest herhaaldelijk als spion van Colignv in liet katholieke kamp door te dringen en aan liet leger der hugenoten belangrijke diensten te bewijzen. Als dweepziek Calvinist haatte bij de katholieken en bovenal den hertog van Guise, de ziel der katholieke partij, met geheel zijn hart. Wanneer deze gedood werd, had hij dikwijls gezegd , was Frankrijk gered. Het plan om zelf de redder van zijn geloot en van zijn vaderland te worden, ontkiemde en rijpte bij hem. llij sprak zijn plan om Guise Ie dooden meer dan eens, ook in bet bijzijn van Coligny uil; en ofschoon er geen bewijs voorhanden is, dal deze het goedkeurde, hij deed ook niels om den dweper van zijn bloedig voornemen af te houden. Pollrol ging opnieuw naar de katholieke legerplaats. Uit eene hinderlaag school hij, in den namiddag van den 18™ Februari I5(i3, drie kogels op den hertog van Guise af, dien hij zoo zwaar verwondde, dat deze zes dagen later aan de gevolgen bezweek. Üe moordenaar werd gevangengenomen. Op de pijnbank ontzonk hem zijne geestkracht. Hij verklaarde alles wat men wenschle Ie hooren, dat hij door Coligny lol den moord aangezet en door Beza in zijn voornemen versterkt was. Hoewel bij die verklaring herriep, zoodra hij buiten pijn en banden was, herhaalde hij die bij eene nieuwe pijniging. Coligny en Beza protesteerden legen de beschuldiging, dat zij den moordenaar aangemoedigd zouden hebben, doch de katholieken geloofden hen des Ie minder, omdat Coligny openlijk verklaarde dal hij Guise's dood als een groot geluk beschouwde en alle in den oorlog geoorloofde middelen gebezigd zou hebben om dien te bewerken, en omdat hij niet loochende dal Pollrol zich in zijn bijzijn over zijn plan uitgelaten had. In hel oog der katholieken was Coligny's verklaring, die hij op zijne eer en ziju geweien aflegde, dal hij aan zulk eene uiilaling niet hel minste gewicht had gehecht, een niets beleekenende uitvlucht. Koningin Calharina de Medici vond hel volstrekt niet onaangenaam, dat de verdenking van medeplichtigheid aan den moord op Coligny rusten bleef en zijn invloed verzwakte. Zij verleende dan ook geen gehoor aan zijn verzoek om den moordenaar lol het sluiten van den vrede in het leven te laten, opdal de zaak nog nauwkeuriger onderzocht zou kunnen worden. Pollrol werd door paarden van elkaar gescheurd, nadat hem eerst het vleesch met gloeiende langen uil hel lichaam was genepen. He sland van zaken was voor Calharina de Medici zoo gunstig mogelijk. He drie voornaamste hoofden van de partij der Guisen, Frans Guise, de koning van Navarre en de maarschalk St. André waren dood. Montmorency en van de andere zijde — Condé waren gevangen en smachtten naar den vrede, om hunne vrijheid terug le krijgen. Ook het uitgeputte land was den oorlog moede en hoewel Coligny deze gaarne wilde voortzetten, dewijl bij na den dood van Guise zich van de overwinning verzekerd hield, vond zijn denkbeeld slechts bijval bij de meest verbitterde edelen. Condé aarzelde niet, de wenscben der koningin le vervullen. Deze beloofde hem, indien hij zich voorshands met de handhaving van het Januari-edicl wilde tevreden stellen, later den hervormden groolere vrijheden te zullen toestaan en hem de waardigheid van luilenant-generaal te verleenen. Op deze belolle, welke Calharina nooii dacht te vervullen, sloot Condé met den connétable vrede (den li)'" Maart 1563). Lr werd bepaald, dat te Parijs en in eenige andere uitdrukkelijk genoemde steden en bovendien daar, waar hel hof zich ophield, geene hervormde godsdienstoefeningen gehouden mochten worden, doch wel Karei IX mondig verklaard. op de landgoederen van alle liooge leenheeren, in de huizen der edellieden en in de steden, waarin zij bij het uitbarsten van den oorlog reeds plaats vonden. Eene algemeene vergiffenis werd afgekondigd. Had alleen üatharina gewonnen bij dezen bloedigen oorlog, die de beide om de oppermacht kampende partijen zeer verzwakt had, zij alleen trok ook thans voordeel van den vrede. Hare macht was op nieuwe grondslagen gevestigd en zij versterkte haar invloed nog, daar het haar gelukte, Havre de Crace weer aan de Engelschen Ie ontnemen en koningin Elisabeth tot het sluiten van een voor Frankrijk voordeeligen vrede te bewegen. Dat liet niet mogelijk zou zijn de goede verstandhouding tusschen de twistende partijen lang Ie doen voortduren en het uitbarsten van een nieuwen en verbilterden strijd tusschen hen te voorkomen, was bij Calharina boven allen twijfel verheven; met den woedenden partij- en godsdiensthaat, die in weerwil van den vrede bleef heerschen, ja zelfs hier en daar tot bloedige bolsingen aanleiding gaf, was zij maar al te goed bekend. Om tegen alle onvoorziene moeilijkheden gewapend te zijn en aan haar gezag een welligen grondslag te verleenen, liet Calharina den thans veertienjarigen koning Karei IX, dien zij als moeder geheel en al beheerschle, door het pailement te Rouaan den 17"" Augustus Iafi3 meerderjarig verklaren, liet weerspannige parlement van Parijs bracht hiertegen wel bezwaren in, doch het werd neergezet met de terechtwijzing, dat het geene andere taak had dan 'echt en wet te beschermen, maar zich in de staatszaken niet mengen mocht. TWEE EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Catharina's bewind. Condé's leefwijze aan het zedelooze hof De jonge koning Karei IX. Zijn karakter. Gesprek te Bayonne. Kareis haat tegen de hugenoten. Dezen steken het hoofd op. \ lucht des konings naar Parijs. Godsdienstoorlog Dood van Montmorency. Hendrik van Anjou. De -hinkende vrede". L'Hopital afgezet. De oorlog hervat. Slag bij Jarnae. G'oudé vermoord. De admiraal Colignv en Hendrik van Hearn. De godsdieostvrede van St. Germain. Aan nu af regeerde Calharina in Frankrijk met onbeperkte machl. Het doel van haar streven was bereikl, doch thans kwam het er op aan, zich in het bezit der verworven macht Ie handhaven. Van de zijde der katholieke partij had de koningin voorloopig geen gevaar Ie duchten, daar deze van haar machtigsten aanvoerder beroofd was, en de drie zonen, die de hertog van Guise nagelaten had, Ie jong waren om haar eenige bezorgdheid te kunnen inboezemen. De connétable van Montmorency was, zoolang hij alleen stond, niet gevaarlijk en den kardinaal van Lotharingen had zij voor hare belangen welen Ie winnen. Minder zeker was de koningin van de hugenoten. Zij beschouwde thans Condé en de Chatillons als hare natuurlijke vijanden, die zij met geweld onschadelijk maken of door vriendelijkheid winnen moest. Voorshands beproefde zij het laatste middel, dewijl zij oprecht wenschle dooreen duurzamen vrede de wonden te heelen, welke de godsdienstoorlog het land geslagen had. Zij volgde den raad van 1'Hopital, die mei hare toestemming een aantal maatregelen nam, welke bestemd waren om eene heilzame hervorming in het staatsbestuur lol stand te brengen. Zij zelf trachtte Condé door de grootste vriendelijkheid voor zich te winnen. Zij lokte hem aan het hof en het ge- Catliarina s liof. Karakter van Karei IX. luk e haar, hein 111 de daar lieerschende weelderige leefwijze zoo zeer Ie verstrikken . dat luj gedurende een geruimen tijd de staatkunde schier vergat. . , ,sP''eidde ten gevolge van Catharina's bemoeiingen weldra weer zijn ouden luister ten toon. Uitstekende kunstenaars en geleerden werden door de kunstlievende koningin-moeder derwaarts gelokt en zij zetten aan de leesten welke deze gaf, eene groole bekoorlijkheid bij. Danspartijen, tooneel\ooi stellingen en steekspelen volgden elkaar in bonte afwisseling op. De jonge koning en zijn broeder Hendrik namen, evenals Condé. aan die feesten een levendig aandeel. De hugenoten, de strenge aanhangers van Calvijn, zagen met droefheid dat hun aanvoerder zich onbeteugeld aan zulke ijdele genietingen overgaf. Doch Ca banna trachtte hem al vaster en vaster aan zich te verbinden. Ilare bekoorlijke hofdames wisten den zinlijken vorst te boeien en hem ontrouw te maken aari zijne echtgenoote. Catliarina begunstigde een schandelijken minnetiandel, en eerst toen zij inzag, dat liet haar toch niet gelukte Condé geheel \an de hugenoten te scheiden, joeg zij de onleerde jonkvrouw met schande beladen van haar hof. Op haar zoon. den jongen koning, oefende Catliarina een onbeperkten invloed uil. 1 Karei IX was niet geheel van natuurlijken aanleg verstoken. Hij had een helder verstand en een gezonder oordeel dan men van zijne jaren had kunnen verwachten Wellicht zou hij een degelijk man zijn geworden, indien lij in een anderen kring had geleefd. Doch het voorbeeld van een bedorven zedeloos hof kon op hem niet zonder invloed blijven. Dewijl hij op veertienjarigen leeftijd reeds souverein vorst werd, die zich door de veile bent der io\dingen, van den hoogslen tol den laagslen rang, gevleid zag en in al zijn uoen en laten volkomen vrij was, indien hij slechts zijne moeder niet in hare eerzuchtige plannen dwarsboomde, kon het niet anders of zijne slechte eigenschappen, zijne ruwheid, zijne hardheid en zijne opvliegendheid, die hem dikwijls tot de grootste wreedheden verleidden, moesten zich op eene ontzettende wijze ontwikkelen. Raumer schetst ons zijn karakter volgens de woorden van een tijdgenoot op de volgende wijze: "Zijne lichaamsoefeningen bestonden in springen, bal slaan, paarden afrijden ot beslaan en in mennen, dat hij zelfs met vier paarden zeer goed verstond. Buitendien smeedde hij wapens, goot hij kanonnen, vischte en joeg hij. Vooral was hij van kindsbeen af tol razernij toe verzot op de jacht. Dit dage ijks vervolgen van de dieren maakte hem wreed tegen hen en niet minder tegen de menschen. Paarden doodde hij met eigen hand en wanneer uj ezels tegenkwam, sloeg hij dezen de hersens in en betaalde hij den koopprijs aan de eigenaars. Iu tegenwoordigheid zijner hovelingen slachtte hij zwijnen en woelde hij met bebloede handen in hunne ingewanden, als de gemeenste slachtersknecht. Als kind hield hij zich gaarne met wetenschappelijke »udicn, o. a. met de taalkunde onledig, doch zoodra hij koning werd, liet lij al deze studiën varen als iets, dat een vorst onwaardig was. Want volgens de meening der hovelingen is hel loffelijk onwetend te zijn " Om de regeering bekommerde Karei IX zich volstrekt niet, hij liet die geheel over aan zijne moeder, voor wie hij een naar vrees zweemend ontza" koesterde. ° Intusschen was Catliarina de Medici tot de overti iging gekomen, dat de staatkunde haar gebood zich aan te sluiten bij de katholieke partij, die wel verre van haar gevaarlijk te zijn, haar in het bewind schraagde. Zij luisterde niet langer naar den raad van haar kanselier I Hopital, die in de slipte uitvoering van het edict van Amboise en in eene versclioonende behandelin" van de hugenoten het eenige middel zag om den vrede te bewaren. Ken aantal maatregelen werd genomen op raad van den kardinaal van Lotharingen, e tlian» met de koningin op een zeer goeden voet stond, maatregelen, die Gesprek te Bayonne. Vergadering te Moulins. Ü 00g ,der, huJen?lenl rechl in slrijd waren met de hun toe»,-ze»,Ie vnrm i i r?6 . die zirh daden van geweld legen deTr- waren vruXÜs O.' " ^n™^ all° klachlen der '"'handelden PiK > *rucheloos- Op eene reis. welke Calharina in de jaren l.'.fii en den ionnpn i. .versc,llllü!H,e P'ovinciën van Frankrijk ondernam, ten einde Wn li kon'n8 aan ZIJne onderdanen te vertoonen. wist zij gelegenheid te Èir.1 TT im" ,je",', d.e gemalin \an den Spaanschen koning. De lierto» van Allia dP woedende vijand der ketters, bevond zicli daar insgelijks. ° Imiln I i- SC !eiuJe [eesten er ook gegeven werden, toch hielden die de u Ie voiMinnen niet uitsluitend bezig; van veel meer belang waren de onder- de ketterij" gemeenschiiPPellik le npmen maatregelen ter uitroeiing van "ekomLbeziinhlTnreTnep|tt lle" "iIS,ag di?r ontl('rhan^|ingen, welke lot ons o Komen zijn. spreken elkaar op meer dan een punt lijnrecht te»en Toch E^eTif^rrr8"' •el beSl,,i' 101 eene l,il™Wvan al de meer dan Wn L .' i J tf" nog met genomen is, al wordt dit ook van kanselier rif.,,in , 7, Cal.l,a1n"a w,'>ger,le zells, haar al te zacl.tmuedigen Kanselier l Hopital te ontslaan, i och waar«pi>iinini, . , en den hertoL- van Alt.:, afum.nm^. LTT , ,cc" .'"V "?,e .uuPler Ina van AIK, ™ 'cc'' '''J "'V' "«»« uocnier uai uien eiKaar wederkeena de hand reiken zou, om orde te sip Ipn nn ■ ,. . toen alihan. u« " gousuiensi. uat tatlianna v,. .,up „ic, duii udciu, ue Hugenoten ml te roeien en linnnp aanvoerders Ie vernietigen, blijkt uit hare houding op eene ver»aderin» van prelaten en edelheden, die in Febuari I5«C te Moulins plaats vónd r nu Jljtorste -W» l»»H I'S •!» kodw *r m,,,i rX,V - J gerecliliglieid oefenen en Colignv voor zijne medeplichtigheid aan den op den herto» aenleemlpn .. . T ou uis verzekerde de admiraal onder ™ plee ig d d y n die daad onschuldig was en de koning verklaar! i„.?„ *„i ' ,, J.. . . _ O ..X.,,. lUliiCllS Iici (_"l llldlli. Calli.-iriiia wis» 11> I ui vv . <•' , 1 ^ "V. HL I de kardinaal van Lotharingen haar •Üjüni , ïJ rc^uuyiieiu ueienen en iioiignv voor /nne schuldig was i van den geheii vel de herlnffin zeirel aan .Ip,p., i™ i ï • , , *«ruiuaai van Lotharingen haar AH pp n ï i i P es konIn8s hechtten en zich met Colignv verzoenden Alleen de oudste zoon van den vermoorde. .!.• »wi,' n.'ï , '' „,,0 tlI ut. Küm ..,y V(M>K . hum V/» i oordeel van den cebeimen raad nnBn .7 r.3 ,"c 'o dat ï.inuui ,i„ u„„. • A . , """"n- ^aiiimnid wisi ie oewerKen, ,zoowel .ue hertogin van Guise als de kardinaal van Iml,i,.,J zoon_ van den vermoorde, de zeslieniari™ Hpn.lrit v«n altijd voor'den 1 r I ,le'' Ve™eni'nT 'C r,eiken aa» ,l(1» "la" • die» ^ "ög uitspreken' '"oordenaar zijns vaders hield, al durfde hij dit ook niet "°,eWel Ka!'el IX, en Calharina door die vrijspraak van Colignv een zij' toch d^-elliks^diinpl '-'k66110!8!1 U" lll,,nn® lia"den gegeven hadden .loonden e betrunsliaen' vnma l Jkel ' f« ^j volstrekt niet geneigd waren de ketters ïT J0no'e koning sprak dikwijls openlijk zijne onlevreden°.ver de godsdiensttwisten en zijn afkeer van de ketters uit Toen Col 'm v "eweTd'^dSor'J1 Tan,nli!keid van 'ie.m eisch'e voor ee" aantal daden van P ' . "e katholieken op de hervormden gepleegd voedde Karei IX ï ra'Siiik^h.8,ea fu r-een het rgk pogen Ie verjagen! °"8 beZ,"en- Weldra 2ult «eheel ui, Cath^,aS^n|:^a'r^,de f!arlij,'n wer(J s,ee,ls en toen da FrankSk lirh .p„ , .hl1,"r1lroePe" ,lel aanwerven, onder het voorwendsel rr st' 7'^»™: rttü t tsz$r«x tonde die zich sinds lang weer van hel bof verwijderd had bewerkte 3e dat" he78hoVfnhïl hugenoten. Hij deelde zijnen vrienden •/oir r , i - besloten had de hervormden opnieuw te vervolgen Hii zelf, tonde, zou lot levenslange gevangenschap veroordeeld, Coligny zoi'i met Opstand der hugenoten. De koning vlucht uit Meaux. Slag bij St.Denis. andere aanvoerders der partij vermoord worden. Zijns inziens was het noodzakelijk dit plan door een algemeenen opstand der hugenoten te verijdelen. Of Condé's verhaal op waarheid was gegrond, of hij zelf misleid wasj dan wel anderen opzettelijk bedroog, kunnen wij niel heslissen, waarschijnlijk is het niel, dat Cathurina de Medici reeds toen zulke ver reikende plannen koesterde, al was zij ook voornemens den hugenoten langzamerhand de voorrechten, hun bij het edict van Amboise toegestaan, weer te ontnemen. Doch dil alles overwogen de opgeruide hervormden niet; zij geloofden aan de beraamde vervolging en hoezeer Coligny hen voor overhaasting waarschuwde, besloten zij toch den vijand te voorkomen en van hun kant den eersten slag Ie slaan. Op één en denzelfden dag moesten door hel geheele land de hugenoten opslaan, naar de wapenen grijpen, zich van de aanzienlijksle steden meester maken, de Zwitsersche soldaten neerhouwen en den kardinaal van Lotharingen, die thans de invloedrijkste aanvoerder der katholieke partij was gevangennemen. Thans verijdelde geen verrader de plannen der hugenoten, die reeds den 27"' September 1567 voor hel grootste deel in opstand kwamen en een aantal steden bemachtigden. Het hof bevond zich, loen de opslaml uitbrak, Ie Moueeaux, een kasteel bij Meaux. Acht mijlen van daar, te Rozoy, kwamen Condé, Coligny, d'Andelot en andere edelen samen, doch hun aantal was niel groot genoe" om een aanval op het slot te wagen eu terwijl zij versterking lielen aanrukken, wist Catharina GOGO Zwitsersche soldaten binnen Meaux te brengen. Onder bedekking van deze troepen brak hel hof naar Parijs op. Condé snelde met zijne ruiters toe, doch hij bemerkte, dat de bedekking der koningin Ie sterk was om haar met hoop op goeden uitslag Ie kunnen aantasten. Karei IX bereikte gelukkig Parijs; maar nooit kon hij vergeten dat bij voor de hugenolen had moeien vluchten, dal hij door hen vervolgd was. Van dezen dag af was hij in zijn hart hun onverzoenlijke vijand. Op dit tijdstip was in een groot deel van Frankrijk de overmacht aan de zijde der hugenoten. De koninklijke partij, thans één en dezelfde mei de katholieke, moest zich eerst ten strijde toerusten, want de uitbarsting van den opstand had haar geheel verrast. Om althans eenigen tijd te winnen" knoopte Catharina onderhandelingen aan, waarmede Condé zich dwaas genoeg inliet; uit naam zijner partij eischte hij slipte handhaving van het edict van Amboise; maar ook die gematigde eisch werd door den koning van de hand gewezen. Condé had zich naar St. Denis begeven, van hier uit trachtte hij Parijs nauw in te sluiten, ten einde de hoofdstad uit te hongeren. Hel gelukte hem ook inderdaad eene aanzienlijke troepenmacht met dit doel bijeen te brengen, doch ook de koninklijken verzamelden zich. De connétable van Montmorency kwam aan het hoofd van een aanzienlijk leger tot ontzet aanrukken. Den 10tn November 1567 tastte hij Condé bij St. Denis aan. De slag eindigde mei de zegepraal der koninklijken, want tonde moest terugtrekken, doch de veldheer, de 74-jarige connétable, werd doodelijk gewond, en stierf twee dagen later. Catharina betreurde den dood van Montmorency volstrekt niet, zij had hem nooit volkomen vertrouwd en thans was zij van hem ontslagen. Zij wist den koning over te halen om de waardigheid van connétable niet weder weg te schenken, maar het opperbevel over het leger op te dragen aan hertog Hendrik van Anjou. zijn eerst zestienjarigen broeder, den lieveling van Calharina° De onervaren jongeling was voor zulk een post volkomen ongeschikt. Hij kon geene zegepralen bevechten, hoewel de paus hem aanzienlijke versterkingen onder den hertog van Gonzaga toegezonden had. Ook Condé had intusschen zijn leger versterkt. Hij was naar Lotharingen getrokken en had zich bij Pont-a-Mousson vereenigd met de hulptroepen, hem door Jolian Casimir van de Palts loegezonden. Gemakkelijk was dit Hinkende vrede van Longjumeau. Nieuwe krijgstoerustingen. echter mei geweest, want de geldgierige Duitsche huurtroepen wilden niet voor hem vechten, voordat hij hun 100,000 goudstukken had uitbetaald en hq bezat er nauwelijks 2000. De voor geen offers terugdeinzende hugenoten hielpen hem uit den nood. Allen, zoowel edellieden als de gemeene soldaten, gaven wat zij aan geld en geldswaarde bezaten en brachten zoo 30,000 goudstukken bijeen. Hiermede stelden de Duitschers zich voorloopig tevreden. Thans wendde de krijgskans zich voor goed naar de zijde der hugenoten, tonde ontzette Orleans, dat dooi de katholieken belegerd werd, en kon zelfs op zijne beurt het beleg voor Chartres slaan. Catharina de Medici, die vreesde, dal nieuwe zegepralen de hugenoten licht te machtig zouden maken, besloot thans toegevend te zijn. Zij knoopte onderhandelingen met Condé aan en deze verklaarde zich bereid vrede te sluiten, hoewel Coligny hem voor de trouweloosheid der koningin-moeder waarschuwde. Condé vreesde, dat onder de Duitschers, die hij niet betalen kon, opnieuw muiterij ontslaan zou en bemerkte bovendien zeer goed, dat het grootste gedeelte zijner krijgers vurig verlangde naar huis Terug te keeren. c De vrede, die om zijn korten duur in de geschiedenis »de hinkende vrede genaamd wordt, werd te Longjumeau den 23'" Maart 1508 gesloten. De hugenoten wonnen daarbij niets dan eene vernieuwde bekrachtiging van het edict van Amboise. Zij beloofden, de wapenen neer te zullen leggen; de Duitsche huuitroepen, voor welke de koning aan Condé bereidvaardi,r de achterstallige soldij verstrekte, keerden naar hun vaderland terug. Noch Catharina noch Karei IX waren bij hel sluiten van den vrede van plan, de daarbij bedongen voorwaarden te vervullen. Karei IX kon den hugenoten hunne vervolging op zijn tocht van Meaux naar Parijs maar niet vergeven, hij dorstte naar wraak. Catharina daarentegen was ten gevolge van dezen opstand tot de overtuiging gekomen, dat Condé en Coligny niet zouden rusten, voordat zij aan hunne partij de heerschappij over Frankrijk verschaft hadden. Thans, nu de meeste vroegere aanvoerders der katholieke partij «evallen waren, had zij van dezen niets te duchten, alleen de hugenoten waren in haar oog zeer gevaarlijk en hunne verdelging moest derhalve voortaan het eenig doel van haar streven zijn. Zij gaf zich nauwelijks de moeite om hare plannen langer te verbergen. De koninklijke troepen werden vermeerderd en alles werd tot een nieuwen strijd voorbereid. Van de uitvoering der verordening van Amboise was zelfs in de verte geen sprake. Overal, waar de katholieken de overmacht hadden, verstoorden zij met geweld de godsdienstoefeningen der hervormden; hervormde beambten werden afgezet, daden van geweld, legen de ketters gepleegd, bleven ongestraft. Alle vertogen, alle beden der hugenoten om recht tegenover deze onderdrukkingen bleven onverhoord. In geheel Frankrijk rustten de katholieken zich toe tot den strijd. dien iedereen als onvermijdelijk en aanstaande beschouwde. Onder den naam «broederschap van den heiligen geest" vormden zich katholieke vereenigingen met het onverholen uitgesproken doel om geld en krijgsvolk lot verdelging van de hervormden bijeen te brengen. De priesters, voornamelijk de Jezuïeten, verkondigden van de kansels, dat men met de ketters geen vrede houden mocht, het verbitterde volk gehoorzaamde hun bereidvaardig, bet overviel de hugenoten in hunne godsdienstige bijeenkomsten, en menigmaal kwam het bij zulke gelegenheden tol bloedige gevechten. Men zegt, dat niet minder dan 10,000 menschen iu de maanden April, Mei en Juni 1508 gedood zijn. Catharina de Medici werd door de heerschende stemming des volks in haar voornemen versterkt. Haar plan was, de partij der hugenoten van hare beste aanvoerders te berooven en dan eerst den strijd te beginnen. Condé en Coligny moesten te Noyers in Bourgogne eensklaps overvallen en gevangen- Ontslag van 1'Hopital. Slag bij Jarnac. Dood van Condé. genomen worden ). Conde werd gewaarschuwd, ter rechler tijd onttrok hij zich met den admiraal aan het lot, dat hem boven het hoofd hing Hij snelde naar La Roebelle en nep in deze vesting zijne aanhangers bijeen die san alle zijden gewapend kwamen opdagen. Ook zijne schoonzuster, de koningin-weduwe van Navarre, eene vrouw die van geestdrift voor de hervorming blaakte, verscheen daar met haar zoon Hendnk van Bearn, aan liet hoofd van liet door haar verzamelde krijgsvolk. Nadat de hugenoten opnieuw de wapens hadden opgeval, besloot Catliarina de Medici hen zonder verschooning te behandelen. Twee koninklijke edicten e sdiemM, m September 1568. waarbij den hervormden alle voorrechten en vrijheden, hun lot dusver toegestaan, weer ontnomen werden en elke eeredienst behalve de katholieke op strafte des doods verboden werd. Alleen aan katholieken zou de bescherming der wet verleend worden. i..i ,,!llii°,pilal 'iai! zi(?h uit alle macht verzet tegen deze maatregelen en tegen L V.rï!' 0I|" "i ? opbrengst der met pauselijke goedkeuring verkochte kerkelijke goederen de koslen van den nieuwen godsdienstoorlog te bestrijden Uit vrees, dat deze waardige man zich eeu al te grooten invloed op den kouinzou verwerven, schaarde Catharina zich thans even onverstandig als onrecht? vaardig bij zijne katholieke tegenstanders, die hem beschuldigden, dat hij in liet geheim de protestanlsche gevoelens aankleefde en verklaarden, dat hij in den raad meer schade toebracht dan alle vijanden in het veld en zijne verwijdering volstrekt noodzakelijk was. Den 7™ Oclober 1568. weinige dasjen nadat den hervormden alle verdraagzaamheid ontzegd was, ontving l'Hopkal zijn ontslag. Met fiere openhartigheid sprak hij bij het afscheid nemen tot den kon ng en de koningin-weduwe: »Ik zie dat verderfelijke raadgevingen de bovenhand krijgen; doch ik smeek U, wanneer gij U inet het bloed Uwer onderdanen verzadigd zult hebben, den vrede althans Ie herstellen eer alles in volkomen ontbinding en omkeering geraakt." Zoo verliet de laatste rechtschapen man het ontaarde hof; later was hij zelf verwonderd, hoe hij het zoolang met zulke verachtelijke, nietswaardige menschen had kunnen uithouden In de mees eervo e rusi IaaA p hH ™ .. . . , , , —— ...j iwuaaii u i iicl iduu vuur ziine moed- |pn Pil VTI'lilIK hm iTê-\r\ •• -„I 1» i .1 .. V. .... . 'vvnuuu uci miiu >uui /a iie Dioea- \ei wanten en vrienden voor wetenschap en dichtkunst en alleen zijne rechtmatige droefheid over de jammeren dier dagen verstoorde den kalmen zielevrede van den gelukkigen wijze. Zoo beschrijft von Raumer ons het ontslag van den eenigen staatsman, die de katholieke partij tot dusver in loom had gehouden. Na zijn altreden werden de Seplember-edicten met gruwelijke gestrengheid ten uitvoer gelegd Vele hugenoten werden ter dood gebracht, wijl zij hervormde godsdienstoefeningen hadden bijgewoond, maar daar, waar zij de overmacht hadden, hieuwen zij op hunne beurt de katholieken met onmenschelijke wreedheid neder De oorlog ontbrandde met de verbittering, aan alle burger- en godsdienstoorlogen eigen. Beide partijen versterkten zich door buitenlandsche hulp Conde ontving geldelijke.; onderstand van de Engelsche koningin Elizabeth en ie! log Wolfgang van Tweehruggen voerde hem Duitsche huurtroepen toe terwijl Zwitsersche, Duitsche en pauselijke huurtroepen zich bij het koninklijke eger voegden, waarover opnieuw de hertog van Anjou, ditmaal echter onder de leiding van de bekwame generaals Sansac en Tavan nes, het opperbevel ontvin". i • i" i T1"".6 l,L;llil',l,len ('e hugenoten belangrijke voordeelen, doch (Fe krijg*kans keerde in den voor hen zoo ongelukkigen slag bij Jarnac aan de Charente, den 13» Mei 1569. Condé we?d gew'ond en%etangengenomen r".6 benchten, .Vlln Cathari"a's tijdgenooten omtrent hare plannen zijn met elkaar in aanvoerllr 9a h y"( " twijfel verheve[1 te ZÜ«. «lat zij van plan was de beste we" tl k tl rn T„ grange" !6 "emen , °nZekcr is het ^-tegen of de koningin aanklacht ter dood te ^oen brengen.3" gVerrB8d Wil<3t' be9chuWi<^ ™ »'» °P ^nd dier Coligny en Hendrik van Bt'arn. Slag bij Montcontour. Toen men hem naar het koninklijk hoofdkwartier wilde voeren, schoot de baron van xMontesquieu hem verraderlijk neer. De hertog van Aniou strafte den op een wterloozen gevangene gepleegden sluipmoord niet, maar keurde integendeel die schandelijke daad volkomen goed. i katho.!ieke" juichten. Na Condé's dood meenden zij gewonnen snel te hebben, zij geloofden, dat wanneer niet langer een prins van den bloede aan het hoofd der hugenoten stond, deze partij uit elkander spatten en weldra vernietigd wezen zou. r Deerlijk bedrogen zij zich. Nog leefde Coligny, die de eigenlijke ziel van de beweging was. Hij. de dappere veldheer, die doorzicht, kalmte en vastberadenheid ine stoutmoedigheid, standvastigheid en volharding vereenigde die dooi de reinheid van zijn karakter zich de liefde en achting van zijne partii m hooge mate verworven had, nam thans het opperbevel over. Geene eerzucht, maar eene ernstige en vaste overtuiging was de drijfveer van al zijne handelingen. Zonder aarzelen onderwierp hij zich aan de beschikkin« zijner geloofsgenooten, toen dezen in eene vergadering van de aanzienlijkste hugenoten, te Tonnay-Charente gehouden, den eerst zestienjarigen zoon dei koningin van Navarre, Hendrik van Béarn, tol hoofd der hervormden verklaarden en den oudsten zoon van Condé, prins Hendrik, die slechts een {aalouder was, aan diens zijde stelden. Coligny koesterde jegens de joiW boven hem geplaatste vorsten niet de minste afgunst. Inderdaad bleef echter zoowel het opperbevel als de leiding van de zaken der hugenoten bij hem berusten. Coligny s onwrikbare volharding kwam schitterend aan het licht bij de vele rampen, waarmee de hervormden in dezen oorlog te worstelen hadden. Zijn broeder dAndeot, tot dusver zijn krachligste steun, stierf aan de pestkort daarop overleed ook hertog Wolfgang van Tweebruggen, doch Colignv vei loor den moed niet. Hij liet zich evenmin vrees aanjagen , toen liet Parijschë parlement hem 111 September 1569 wegens hoogverraad Ier dood veroordeelde, zijne beeltenis aan de galg ophangen liel en een prijs van ongeveer /'90 000 van onze munt op zijn hoofd stelde. In., weerwil van zijne dapperheid en zijn beleid gelukte het Colignv niet het krijgsgeluk aan zijne vanen te kluisteren. De belegering van PÖiliers' welke hij tegen zijne overtuiging en alleen op aandrang van zijn krijgsraad ondernomen had, mislukte en kwam den hugenoten op zware verliezen te slaan Itpn 't°en8S l7an ^"behaald; hij vreesde, dat de gunst waarin deze bij het volk stond, hem schadelijk zou worden en neigde daarom tot den vrede die ook door Catharina gewenscht werd, dewijl zij zag dat de hugenoten zich' na elke nederlaag herstelden, terwijl hare eigen hulpmiddelen bij een laugeren duur des oorlogs meer en meer zouden worden uilgeput. De koninklijke inkomslen, waarvan een groot deel door het prachtige koninklijke hof verslonden werd, waren zoo ingekrompen, dat de soldij der troepen niet langer betaald kon worden, maar deze van moord en plundering moesten leven Van eene oprechte verzoening dacht Catharina volstrekt niet. maar zij we.ischte den vrede <->■" dien te verbreken, wanneer haar belang dit gebood. Uok Coligny wenschte naar hel einde van den burgeroorlog, die van de hugenoten bijna onnoemlijke offers vergde, en verklaarde zich bereid om vrede te sluiten, wanneer het edict van Amboise daaraan ten grondslag werd aele"d en wanneer hem een waarborg voor de naleving van het verdrag geschonken werd. Deze voorwaarden nam Catharina aan. «««-«oman Godsdienstvrede van St. Germain. (e St "cermiin en 1 nvpS|n^ a'gemeen begeerde derde godsdienstvreüe • " r.m'11fl en ^aye tot stand. De koning trok de teiTen de hervormden uitgevaardigde verordeningen in; hij bekrachtigde opnieuw hel edict van l, sr £Lir£ -ArtrjisttPsr iz- as z 2& ütez.* ™ FS aan den koning na verloop van dien termijn. genoemue steden drie kn zestigste hoofdstuk. t" Ze'fc and .1 li ■ uitsluitend in T.aSton d rZ' . " ,^e. va.n S«- G~'» bijna a«|K|l.W3Sas»» S3?.Stt 4WSB t Karei IX daarom ecu i, tl, moeder en tegen zijn broeder koesterde tenen de familie r,,?? 1 -8u «"gegrond wantrouwen, maar vooral ook hoolU .Hendrik van Guisè ***"! !? *Mn' e» ™r jeugdig beroemd h-'" vv ei ij k weruen reed wervva verdac V. r ; o * «"«ui «ci ccu lil ft'll (JIT lOlliT In weerwil hiervan vArcnrmJJa #;ni. .i~ u _ 1? ,1 . .... uiiuci uc iiuyenuieii spoecii" een gerucht halnT e .ens grooter beslistheid werd uitgesproken. Catharina, zoo verMPnen\f ko"mg'n 'aten vergiftigen, ten einde het huwelijk ledoen f n , f noemde een geleerden Milanees, die in Catharina's dienst stond, als den man die een lijn vergift bereid zou hebben, dat de ontleedkunde niet in het menschelijke lichaam ontdekken kon. en verzekerde dat de vergiftigd was. ^ d°°'' n,i,ldel van «*'' paar welriekende handschoenen Het wantrouwen der hugenoten was niet onverklaarbaar, al trof het de konmgnimoeder dan ook wellicht ten onrechte. Catharina voelde haar invloed Z nnl ,"T611 •" ?ag- °rook' ^orgdheid dien van Coligny aangroeien. fp l„ wog ,SPa"Je dreigde; reeds liet Karei IX toe, dal de oproerige en wa ip v . erlanders. door Fransche vnjscharen ondersteund werden. Het vas te voorzien, dat Coligny door zijn veldheerstalent de hoogsle plaats inden staal innemen zou. indien het hem werkelijk gelukte, den kon ng lo een" oorlogsveddarnig te bewegen. Van den beginne'af was CatharinaVopu"t oewees de verschillende partijen in het land in evenwicht te houden, en aan geene haier eenig overwicht loe te slaan, thans scheen dit in de handen der miS\L.r%hen "ïoesizij ,ius met ai de i,aar ,en (,ienste s,aa,uie W , 1 1' J , daarom liare vroeSere bondgenoolen weer op. 1: V'S" den VrmTden hert°8 Frans va" Guise' die lha"s met den Z ™JNemours.gehuwd was, doch hel aandenken aan haar eersten echtC m r r V .111 bewaarde en van begeerte brandde om diens ' r°P lj0,.g|iy• ,n gewaanden moordenaar, te wreken, en hertog Hendrik na." nf(lle ,°P ,de" koni"S ,van Navarre — dezen titel voerde Hendrik van van Maroiroih "'n'', Teder - zeer gebeten was, omdat deze hem de baud van Anin on roofd had waren met haar meest geliefden zoon. Hendrik Tprvviii' de1.nal.uurli1Jk.e bondgenoolen van Catharina tegen de hugenoten, noten Impp II 'ina ,lü'mellJk llare plannen tegen de aanvoerders der hugeKarJl IYn gelllksler s|eeds hooger te stijgen. Wel had troen' i ,lnnr r'r °pe'^k aa',' Sp,anje den oorlo8 verklaard, doch Fransche vnrm i '1 l i r'8l?.y heengebracht, streden onder aanvoering van een lierdal dit tpimn"' •^en le8e" Spanjaarden en hoewel de koning verklaarde toen rLl^ Hpn iien^ ..gfclnedde. verborg hij toch zijne teleurstelling niet, ls dcn 11 Jnl' ('oor de Spanjaarden bij Mons met groote overmacht Stbeckfuss. V. 22 Coligny te Parijs. Moordaanslag. aangevallen, verslagen en gevangengenomen werd. Hij liet een aanzienlijk leger aanwerven en beloofde beslissende stappen Ie zullen doen. wanneer eersl de bruilott van den koning van Navarre achter den rug was. Tol viering van die plechtigheid begaven in hel begin van Augustus de prinsen uit het huis Bourbon, Hendrik, koning van Navarre, en Hendrik van Londe zich met een talrijk gevolg van hervormde edelen naar Parijs. Ook Lolignj kwam 111 de hoofdstad aan, hij had alle waarschuwingen zijner vrienden voor een verraderlijken aanslag in den wind geslagen. Hij vertrouwde op hel woord en de trouw des konings, op den invloed dien hij meende verworven te hebben. Kaïel IX ontving den admiraal met de meeste onderscheiding. Om hem tegen de dweepzieke bevolking van Parijs te beveiligen, gaf hij hem eene lijfwacht van 400 man; hertog Hendrik van Guise dwong hij om zich—-althans voor liet oog — met zijn ouden vijand te verzoenen. Beiden moesten elkander de hand reiken en beloven, dat zij in bel vervolg vrienden zouden zijn Coligny stond op hel toppunt van zijn geluk. Hij was de vertrouwde raadsman des konings, die hem gaarne als een middel gebruikte om to! eene zelfstandige regeering te geraken en groote beloften ten aanzien van den oorlog legen Spanje deed. Doch hoe hooger hij bij Karei IX in gunst stond, des Ie gevaarlijker werd hij in de oogen van Calharina de Medici en hartvrienden. De koningin-weduwe bemerkte, dat haar zoon zich koeler en onvriendelijker legen haar gedroeg dan vroeger. Hij won haar raad niet langer 111, terwijl hij met Coligny langdurige en geheime beraadslagingen hield. Coligny moest ten val gebracht worden; alleen door den dood kon men hem onschadelijk maken, hierover waren Calharina de Medici, haar zoon Hendrik van Anjou, de hertogin van Nemours en Hendrik van Guise het eens. Doch omtrent hel plan lol den moord bestond er lusschen hen verschil van gevoelen. De onstuimige Guise eischte, dal zijne moeder den admiraal, wanneer Inj zich aan het hol in den kring van de dames der koningin bevond, ni( l eigen hand zou neerslooten, om haar vermoorden eersten gemaal te wreken. Doch dit plan werd door Calharina afgekeurd. Men besloot een gemeenen sluipmoordenaar, Maureverl genaamd, Ie huren en dit geschiedde. Den I*"» Augustus werd de bruiloft van Hendrik van Navarre en Alargarelha van Valois met glooien luister gevierd. Drie dagen lang gaf het bof zich aan de meest uitgelaten vreugde over. Het ééne prachtige feest volgde op hel andere. ° pen 22 " Augustus wilde Coligny van het Louvre naar zijne woning erugkeeren. Hij ging langzaam, een hem toevallig overgereikt geschrift lezende, de slraat langs, toen uit het getraliede vensier van een huis dal aan den voormahgen opvoeder van den hertog van Guise toebehoorde.' een schot viel. Twee kogels troffen den admiraal, de een nam den wijsvinger der rechterhand weg, de ander wondde hem in den linkerarm. Zij. die hem vergezelden, bestormden terstond de gesloten deur der woning, doch daar hel verbreken van de sterke bouten tijd vorderde, was het deu moordenaar reeds gelukt, op een gereed staand paard te ontvluchten. De adellijke hugenoten, die in groolen getale te Parijs bijeen waren, spraken, loen de moordaanslag ruchtbaar werd, onverholen hunne overtuiging uH dal de moordenaar door hel hof omgekocht was. Zij verlangden, dat Coligny, Hendrik van Navarre en Hendrik van Condé in aller ijl Parijs zouden verlaten, waar ook op hen ongetwijfeld sluipmoordenaars loerden. in Nle,L- mi,"tv ve™n,waar,M ,Jver deze laaghartige daad was of scheen althans Karei IX. .Zal ik dan nooit rust krijgenI" riep hij toornig uit. Hij bedreigde hen, die den moord beraamd hadden, mei eene voorbeeldige straf, en gat daarbij niet onduidelijk te kennen, dat de hertog van Guise bij hem onder zware verdenking lag. Den koning van Navarre en den prins van tonde gaf hij de plechtige verzekering, dat hun volkomen recht zou geschieden, Kareis bezoek bij Coligny. Geheime plannen van Catharina. ZTt Ver-ekfr^ °°k ÜHtharilla de Me^ci. De beide prinsen Helen zich - *■'™ « U neuron d1enzlfde!1 d?S vaardigde Karei IX eene proclamatie aan de «ouverhaven 1 J. Pr0vl"c,e" «»': hij beval hun. hel vredesedict streng le°handu'j ' e ke overtreding daarvan streng te straffen. Des namiddags bracht nj, vergezeld door zijne moeder, zijne broeders de hertogen van Aniou en Alencon en een groot deel van het bof. den admiraal een bezoek Met de bif herhaa dp'"'"8 t' hV 0nderi!0ek liaai' (>e» toestand van den gewonde en ÏIrtaKr2„ ™' n N, Seen koninklijk gebod Hendrik van Guise, de hertog van Aumale en de groot-prior der Maltezer r Un„v t", ^an Angoujeme, hadden zich belast met de afschuwelijke taak om wn f 'looden. Zij hieven op hel voorplein van het huis, terwijl de schildwachten. door den koning lol bescherming van den admiraal daar «eplaalst deuren openbraken en zich den weg naar zijn slaapvertrek baanden en snrelïïL ee"1008we"k. zij" ™ar blijft volkomen kalm wat mii htin■ Il ik wt?'''|U° ''' i °y.nenden- zoekl uw b«houd in de vlucht; at mij betreft, ik was lang bereid om te sterven en beveel mii Gods barmhartigheid aan Enkelen gelukte het aan de slachting te ontkomen doch de meesten werden in hel huis afgemaakt. ' Intusscheii waren de moordenaars iu de slaapkamer doorgedrongen Een hunner, een dienaar van Guise, Besme *) genaamd, wierp zich met getrokken degen_op den weerlooz.cn grijsaard, mei de vraag: »Zijt gij Coligny?""„Die ben . l' jbP,a de !ldnilr.ai'l — "jongeling! heb eerbied voor deze grijze haren bracht hn iV'?'001 8,161 Bfs1m,e l,em den deSen lichaam; vervolgens acht hij lem nog een aantal houwen over het hoofden het aangezicht toe Juichend deelden de moordenaars uit het venster aan hen die heneden wacht,en bet gelukken van den schandelijken aanslag mede fise antwooidde: »I)e graaf van Angoulème wil niet gelooven dat de admiraal stervend'? Tn J T T T' zij"e voelen iieL" De moordenaars namen den Co i«nv 7,VhP !" ,sleePl,e" ,iem naar ,M>t venster. In zijn doodstrijd klemde ipnj zich aan de pilaren vast, maar hij werd losgerukt en no« levend naar beneden geworpen De graaf van Angoulème boog zich over het" verpletterde haam en gat het. loen hij het I,erkend had' een schop mel dehToet Wi n naar men verhaalt, Guise met den uitroep: „Moed, soldaten' ij hebben een gelukkig begin gemaakt! Snelt naar de anderen «eliik de wrmink ipCye t De woedeïï!ie wierp zich juichend ophef Uk en verminkte liet op eene vreesehjke wijze, een der soldaten hieuw hel hoofd van den romp. Dezen het men aan hel volk over, dat hel lijk door de straten CoH«nVnamrVdl8ev,e: ÏVfc". 'T dR ga'B 0phing t> Na de" ,lüud van .i»Mfc"i nfc zpïSj? m" aa",ang ue m"rj «"«• #inni/De k1a,,'Ioliek®P '»adden voor hunne vensters fakkels aangestoken om de donkere stralen, die door middel van kellingen versperd waren, Ie verlichten vin,•l i' p n en aan d.e hoeken der straten stonden wachtposten die de vluchtelingen moesten tegenhouden en afmaken. De moordenaars, die aan hunne wille handen en aan de kruisen od hun «U-alen & kn^"' lro,k.ken onder.een ijzingwekkend geschreeuw door de , . . koinngs soldalen en de dweepzieke burgers wedijverden in «^ J e wrf.ed,1?id- Terwijl hel Louvre onder de oogen van Karei - de edellieden, die zich overeenkomstig den raad des konings rondom Hendrik van Navarre verzameld hadden, in koelen bloede werden afgemaakt drongen ui. het" bed1 en "stielen 'hen neder?"' herv0rmden woonden' sleurden hen nPa"^ wceigalmde weldra hel woedend geschreeuw der moordep ^ aan de jammerklachten van hen, die vruchteloos om genade van den «lTiraI!ellatdldygeLb™chthelle ^ * han"' Mammaan II me zijne ïléele ief t Hii t?ï daa,'eilleëe" 'le schandelijke handelwijze rni' . ; t i' , ,V ,1J eide even waar «Is treilend: «Hoewel de man mi er dochter Karei IX, minder deel neemt aan de regeerin" dan andere oningen, kan lnj (och wegens deze schanddaad nooit verontschuldigd worden " .1™ m°L TC "f'"'"" ETtaul * ««**• Kxcn. den mooul te kennen. Zn nam mei haar geheele hol den rouw aan en zeide lo den rranschen gezant Fenelon, dat zij verbaasd was, hoe eenevrouw van zooveel doorzicht en wereldkennis als Calharina de Medici op zulk eene licht f,!. P. le" liatl 101 maatregelen, die door geen gevaar en onder t^eene legeering ooit verontschuldigd konden worden. Pn.-ü i i i h.ad inll,sscllen zijne eerste bewering, dal het moordtooneel te Col ia nv lal én v* ^ was van «*» fa.nflietwlst InssZn Guise en gesteld £ht h f een'^'r r!"T .s?haan?lel1ooze «laarvoor in de plaats 26- Au-ushi in LT k,r k""J dank„feesl had '^gewoond, verscheen hi den -o Augustus n het parlement van Parijs. Hier verklaarde hii dat r,,l,\„,v /5^^,ilin"el|^e!!dlT'v^\Ü,,U', l,U,!de" ü,n de,8ehee,e k0,'inklijke familie! . „ • i ?p ,"««"* Nan Navarre, Ie vermoorden, dal het, ten einde /nik 'middelen'"ïfn te" w< v?orkome,|1 • '* konings plicht geweesl was. buitengewone l .i f! „ , wenden en dat dit ook geschied was. Hij beval te aeliik wordei "l! "'in"'"? °I /U( M1!ar 'I" verdichte samenzwering ingesteld zou' gouverneurs!^ leU»en Ver8Preldde Ka,d IX ^ »' «'«"> ^.rijven aan dë p°l,1",lere ru,m Papire Mawon by de 10,000 slachtoffers op ' ' Glimp, door Karei IX aan den moord gegeven. Hel parlement van Parijs, dal zich nooit zeer dienstvaardig beloond liad wanneer er eene verordening ten gunste der hugenoten Ie registreeren viel' leende zich er thans gewillig toe om aan de koninklijke leugen een schijn van waarheid hij Ie zetten. Het stelde een onderzoek in en hoewel natuurlijk alk, naspoi ingen omtrent eene samenzwering, die nooil bestaan had, vruchte- liemaldp inal v?r0ür.dflde heMoch Coligny wegens majesleilsschennis. Het bepaalde dat zijn lichaam, of — wanneer dil niet gevonden werd — een sioopop die Coligny voorstellen moest, door de stralen van Parijs gesleept vërhe dvPrlflSrPge ir8en Zü',1 lVTllenMdat zÜne bezittingen zouden worden vei beurdverklaard, dat zijn slot Chatillon omvergehaald zou worden en dat memand in liet vervolg zijn naam voeren mocht. Zijne kinderen werden onadellijk en onbevoegd verklaard om in Frankrijk eigendommen Ie bezitten of ambten te bekleeden. Hij hetzelfde parlementsbesluit werd verordend, dat in het vervolg jaarlijks op den Barlholomeüsdag in alle kerken I'nr,fTl., 'f Sleurde plechtig berdachl zou worden. Om aan de onrechtdezer ,loe"o". door partijschap ingegeven staatkunde de kroon ?\ i (2e,fn-.w«r(len 'wee hugenoten, die zich in een verborgen schuilhoek en de n ^luuilh;,(l unt'™kken hadden, een zeventigjarig edelman Briquemault en dt parlementsraad Cavagne. na eene langdurige foltering, als medeplichtigen aan de zoogenaamde samenzwering, ter dood veroordeeld. i- Ue "dvoering van dit parlementsbesluit had den 29-» October plaats. Mi r v 'i Z,1J"e m0e, -r- de pnnsen en het «eheele bof woonden de voltrekking van het vonnis bij. Ku,.|DeiY onlelbar^ ongBhoordo gruwelen droegen niet de vruchten, welke Nav- rJ\n ïïlnC ,t-.had' rWe' wf. het hem Sel,,k|. koning Hendrik van en. Hendrik van Conde althans voor den schijn tol terugkeer lot de ballen'hn.r l "fW* .doch verd?r had hlJ m"ls gewonnen. Beiden ,' . ' ^ geweigerd des konings wenscb Ie vervullen; eerst toen Karei IX hun de keus liet tusschen »de mis. de bastille of den dood," gaf in de eerste plaats Hendrik vanNavarre, ,1e minst slandvaslige der twee, toe; daarop In eindelijk ook Hendrik van Conde zich overhalen. Hendrik van Navarre pedioeg zich zoo gedwee, dat hij zelfs in zijn landje de uitoefening van den hei vormden eeredienst verbood; doch zijne onderdanen verklaarden, dal hun konin0 een gevangen man en alleen voor geweld gezwicht was. Zij bekommerden zich dan ook volstrekt niet om hel verbod. Be bekeering van Navarre en Condé was eene zeer schrale vrucht van V! Zl,|k ee"e ni'ool.. schaal, want Karei IX kon zeer goed berekenen, zij slechts zoolang duren zou als de vorsten daartoe met geweld gedwon-en werden. Ook bet eigenlijke doel van den aanslag, de uitroeiing van de hugenoten was niet bereikt; men had hun niet eens voor goed vrees kunnen aanjagen! In den beginne, terstond na de bloedbruiloft, had wel een onbeschrijfelijke SS m?v..Va1, r hu8en®'en meester gemaakt, alle wegen waren toen wel t , U h"'^' d'Vaar EnSelail(J- Zwitserland, ,1e Nederlandenen Ouitschlaiid trachtten te ontkomen, doch dit duurde niet lang. Weldra keerden in het hart der hervormden de moed en de begeerte terug om hun gelooi met liet zwaard m de vuist te verdedigen. Zij vluchtten niet langer naar het buitenland, maar naar La Roebelle, naar Montai naar Nimesen kafhnbplJp,?? plaatsen, met het besluit om die tot het uiterste tegen de Katholieken te verdedigen. wen|Lï,,W0ClrU<; was de sterkste vesting het l.echlste bolwerk der hugenoten; ■ , . er de tegenstand der hervormden gefnuikt, dan zou dit ongetwijfeld in het geheele land gelukken. Tegen La Roebelle zond Karei IX derhalve een Meik leger af onder het opperbevel van ziju broeder, hertog Hendrik van Anjou. Alle prinsen van het koninklijke buis en de invloedrijkste edelen des kinds voegden zich bij dit leger, o. a. de hertog van Alencon. de koning van Navarre, de prins van Condé eu de hertogen van Guise en Aumale. ° Belegering van La Rochelle. Hendrik van Anjou, koning van Polen. ,lnrhI'!i0F|brUari. 1573 ,Wrd, de b*?le8erinS mel K«>ote krachl aangevangen, doch de hugenoten verdedigden zich mei zulk eene schilferende dapperheid met zulk een wanhopigen moed,.dat het koninklijk leger niet in staal was eenig voordeel te behalen. Den belegerden kwam bovendien de oneenigheid ten goede, welke in het kamp onder de veldheeren heerschte. Alengou en Anjou, des koning bloeders, gloeiden van haat en afgunst tegen elkaar; Navarre en Condé wenschten hunnen vroegeren geloofsgenooten in stille de overwinning toe en Helen zich dikwijls heimelijk waarschuwen, wanneer er lol een uilval besloten was De belegering vorderde niet, het koninklijke leger leed in de aanhoudende gevechten aanzienlijke verhezen — ook de hertog van Aumale sneuvelde — besmettelijke ziekten braken uil; in één woord: de toestand van hel koninklijke leger begon zeer bedenkelijk Ie worden. J Dewijl ook in andere versterkte plaatsen de hugenoten aan de koninklijke troepen een dapperen tegenstand boden, dewijl tengevolge van den burgeroorlog de betaling van de belaslingen vertraagd werd en de koning geldgebrek ÏTgi. 7f I f Ix, we.' er.kennen- l,al lüJ niel zoo gemakkelijk als hij „edacht had, de laatste kracht zijner tegenstanders kon fnuiken. De hertog van Anjou, die inmiddels in Mei 1573 tot koning van Polen verkozen was, wenschte vurig naar liet einde «Ier vijandelijkheden. Ook Ulhauna deelde Hen wenscli. opdat haar lieveling niet langer verhinderd den slri'iJ°mo'Ie' 8slroon te beklimmen. Desgelijks was ook Karei IX Men begon met de dappere burgers van La Roebelle in onderhandeling te tl eden en deze leidden lot hel doel. De vrucht van den schitterenden tegenstand, door de verdedigers der vesting geboden, was een edict, dat de koning in Juli la/.J op liet slot Boulogne uitvaardigde. Eene algemeene amnestie werd daarin afgekondigd, en den hervormden opnieuw gewetensvrijheid toegezegd, doch hun alleen te La Roebelle, Monlauban en Nimes de openbare uitoefening van hun godsdienst veroorloofd. Deze drie steden werden .. ."n' ha,r Pr'*f.le8ien bevestigd en haar in het bijzonder verzekerd, uat zij altijd van koninklijke bezetting verschoond zouden blijven. Door tht Jiili-edict werden de hugenoten in de meeste streken van t" rank rijk tot onderwerping bewogen. Slechts eenige sleden zetten haar lekenstand voort, dewijl hare burgers hel zoo menigmaal verbroken woord des komngs niet vertrouwden. Onder anderen verdedigden de dappere hugenoten te ban eer re zich zoolang, totdat oen vreeselijke hongersnood hen lot de overgave noodzaakte Zij openden de poorten niet, voordat meer dan duizend menschen van honger gestorven en er volstrekt geene levensmiddelen meer voorhanden waren, ja zelfs al het lederwerk verteerd was. De moed der hugenoten was door de met gelukkigen uitslag bekroonde verdediging van La Kochelle nog aangevuurd. Spoedig kwam dit aan het licht bene vergadering van hervormden, die eerst te Milhaud bijeenkwam en daarop naar Montauban verlegd werd, besloot de geloofsgenooten in een vast aanvallend en verdedigend verbond te vereenigen. Afgevaardigden der hugenoten werden naar het hof gezonden met den eisch, dat hun tot verzekering van den vrede twee steden in elke provincie ingeruimd zouden worden dat hun overal vrije uitoefening van hun godsdienst zou worden toegestaan en dat allen, die in de moorden van het vorige jaar betrokken waren geweest gestraft zouden worden. 0 Catharina de Medici was stom van verbazing, toen zij deze eischen vernam. Verontwaardigd riep zij uit: «Indien de groole Condé nog leefde indien hij aan het hoofd van 70,000 man stond en half Frankrijk in zijné macht had, zou hij niet half zoo veel eischen." Dat-de koning zulke eischen, met name het strafïen van hen, die alleen op zijn bevel hadden gehandeld, niel inwilligen kon, spreekt van zelf; den Het Juli-edikt. De politieke». Samenzwering. Verraad. •18™ October zond hij het gezantschap met een ontwijkend antwoord en onbepaalde beloften weg. Het belangrijkste wat hij toestond was een wapenstilstand , die den geheelen winler duren zon. Reeds hierdoor werd echler de macht der hugenoten versterkt, thans staken zij in geheel Frankrijk het hoofd weer stoutmoedig op. Zeer gunstig werkte voor hen eene scheuring, die sinds het vertrek van Anjou naar Polen in de katholieke partij zelf ontstaan was. De slachting van den Barlholomeüsnacht had aan meer dan één gematigd man de oogen geopend ten aanzien van de vreeselijke gevolgen, welke zulk een regeenngsbeleid, tot in zijne uiterste consequentie toegepast, na zich sleepen moest. Deze gematigden sloten zich nauwer bij elkander aan; zij noemden zich politieken en hunne partij werd daarom die der politieken of misnoegden genaamd. Haar doel was den invloed van Guise te fnuiken en dien van Catharina de Medici te beperken. Aan het hoofd dezer partij stonden de maarschalk en hertog van Montmorency, aan wien zoowel zijne broeders, de maarschalk van Damville, Willem van Ihoré en Karei van Meru, als zijn neef, de jonge Hendrik de Latour. burggraaf van Turenne. en de maarschalk van Cossé zich aansloten. Natuurlijk deden dit ook koning Hendrik van Navarre en Hendrik van Condé. Eene gevaarlijke beteekenis kreeg de partij der politieken voor de kroon, toen zij den jongsten broeder des konings, den hertog van Alencon, voor zich wist te winnen. Frans van Alencon was eerst 19 jaar oud. Hij bezat geene uitstekende gaven, maar eene onbegrensde eerzucht. Zijne moeder beminde hij niet, dewijl deze steeds zijn broeder Hendrik van Anjou boven hem had begunstigd. Hij hoopte door middel van een verbond mei de politieken zich eens van den Franschen troon meester te zullen maken, daar Karei IX sinds de bloedbruiloft zoo ziek was, dat zijn dood binnen korten lijd verwacht mocht worden, fn dat geval zou het er op aankomen een stouten greep naar de kroon te doen en Hendrik, die in het verwijderde Polen de handen vol had, van de troonopvolging uit te sluiten. Op zich zeil zou de partij der politieken te zwak zijn geweest om zulke veelomvattende plannen uil te voeren, doch in vereeniging met de hugenoten konden zij over eene ontzagwekkende macht beschikken, en deze verbintenis kwam dan ook lot stand. Eene geheime samenzwering werd gesmeed. Men bepaalde, dat de hertog van Alencon en de koning van Navarre op vastendag van het jaar 1574 heimelijk het hof, dat zich te Sl. Germain ophield, zouden verlaten, terwijl te gelijk de hugenoten in geheel Frankrijk naar de wapenen zouden grijpen. Alles was geregeld; eenige honderden ruiters der hugenoten waren tot in de nabijheid van St. Germain doorgedrongen, om de vlucht van Alencon en Navarre te beveiligen, toen de jonge hertog op het beslissend tijdstip den moed verloor. Zijn vertrouweling La Mole, die tot dusver ijverig deelgenomen had aan de samenzwering, verried met toestemming des herlogs hel geheele plan aan Catharina de Medici. Catharina voerde den koning onmiddellijk naar Parijs terug. Navarre en Alencon volgden haar; de eerste verklaarde, dal hij vaneen tegen den koning gesmeed plan geheel onkundig was en zich alleen van het hof had willen verwijderen, dewijl men tegen hem een door niets gerechtvaardigd wantrouwen aan den dag legde. Catharina durfde tegen hem geene strenge maatregelen nemen, doch liet hem, evenals haai* zoon Prans, scherp bewaken. De hertog van Montmorency en de maarschalk Cossé werden in de baslille opgesloten, Condé, Tlioré en Turenne wisten te ontvluchten. Van de ondergeschikte deelnemers aan de samenzwering werden eenigen ter dood gebracht. Dit lot trof ook La Mole, die gehoopt had, door zijn verraad genade van Catharina te zullen verwerven. Door deze met de grootste vastberadenheid genomen en in aller ijl Zielsangst en ziekte van Karei IX. waarorSgd"erekem?ge£n| r"""6";!" h"ge,10teiï böroofd va» het bondgenootschap, waarop zij gerekend hadden. Hun opstand werd dan ook slechts in ppUpIp Provinciën met een goeden uitslag bekroond, en ook delor en LhÏÏlï a.» Sr»:aïL7n w*- ** **• jfts Karei IX U ) ,* 'T !MChl meer aangroeide. Hij werd iïï Piirijsche bloedbruiloft allen levenslust verloren, bekennen 2 L " gewetenswroeging en da, nog te meer> dewijl hij l i | V ' r/A z,J,ie ori,W(illjke misdaad hein geen enkele "oede vrucht üuStff-JT,,noej8r* lci,8'!ls - E«' SiiS! waarnrir'hii zoo vi.rfr, 'ff ? ,geen zwee,n van tle onafhankelijkheid, zich door eene LnlX^6!1 ? e" illJ gevoelde, dal de geestkracht om male ontbrak n!- ' va" 'aar overwichl te ontslaan, hem leneenen- om n.T zL broedt" Hp°, ^ Zlcl' aan alle "J'1"'1 door tegenstanders br0eileros .Hendrik en Frans stonden even vijandig tegenover H.1.Ï 52? a tf,* TT»-™" « * pri»<».nc3: Wist liii toch Z m I ont]e''dan,igste woorden als koning vereerden, de hiil lp maar i J ' l,ai,lIten'1Ja vellicht verachtten. Hem bewezen zij wei i ,1e PM t i /IJ"e mrt d? gehoorzaamheid, die een koning toekwam - sfe-a men h'J, eensklaps T"-» sSftt, K:s«rir 5 >£ zffS heKl, °m de kl'llm uit " "*«»• •>«< -oLen zij 5®35ëPPWB! S^^bksshs ontstond ^ rMcardië' waar''cl^'inwrin'''8' 'lle Z1C'' spoe' P°llhekpn ditmaal niet aan hunne zijde stonden 8 !"ïlcll,1-el' lju"dgenooten bezaten zij in des konings geldgebrek en iiii.ii nn Seheime vrees voor de ligue, wier macht door eene geheele verspoorde0 ook Catharinl1"^" u" • bede,lk,'lijke ''oogte stijgen zou. Daarom spoorde ook üatharina de Medici, m weerwil van de voordeelen door de konnilJijke vvape»en behaald, haar zoon lol het sluiten van den vrede aan Hendrik vl'i Xii kwamen gevolmachtigden van Hendrik III, van 7™ sLtel? „ nA" r I0'1 !L' gei'aC l)ije,'n' eü daar werd de» / september dan ook de vrede gesloten, die den ;j™ Oclober te Poilier* door een edict des konings bekrachtigd werd. Dit edict verleende den E notin bijna dezelfde rechten en vrijheden, welke zij vóór den oorlog be/elen . ,"^l|jk was daarf" al|een de bepaling, die aan alle Fransche ondei danen het sluiten van buitenlandsche verbintenissen teil strengste verbood. ZES EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. nzekere toestand des lands. Plannen van den hertog van Anjon (Alcnfon), om in de Nederlanden een njk te stichten Geheime ondersteuning, hem door den koning verleend. De hertog uit de Nederlanden verjaagd Zijn dood Twist over de toekomstige troonopvolging. De ligue hersteld Verbond der zestien" te Parijs. Loszinnige leefwijze des konings. Regeeringloosheid in de provinciën. Willekeur der gouverneurs. Hendrik van Guise. Zijn karakter Verbond der ligue met den kardinaal Karei van Bourbon en Philips II van Spanje Onderhandelingen van Hendrik III met Hendrik van A avarre en de Nederlanden. Weifelende staatkunde des konings. Opstand der ligue Verdrag van Nemours. I)e oorlog der drie Hendriken. Overwinning van Hendrik van Navarre bij Co,.tras Haat der ligue tegen den koning. Guise te Parijs. De arrikadendag. Vlucht des konings naar Chartres Het unie edict. Hendrik van Guise, de eigenlijke beheerscher van Frankrijk. De vergadering te Blois en te La Roebelle! Guise vermoord. Dood van Catharina de Medici. Opstand der ligue. Regeeringloosheid in 1 rank rijk. Verbond van Hendrik III met Hendrik van Navarre. Belegering van arijs. Jacques Clément. Hendrik III vermoord. Het huis Valois sterft uit. Ib.mlriL Vinle V?" ,Be,'gerac' ,loor 1,et edicl va» Poitiers bekrachtigd, dien Henduk III met zekere ingenomenheid zijn vrede placht te noemen en dien Anjou's plannen en dood. De heilige ligue hersteld. De „zestien." hij ook wenschle Ie handhaven, om in de hugenoten een tegenwicht tegen Guise en zijne aanhangers te bezitten. kon hel vuur van den godsdiensthaat der beide partijen niet uitblusschen. Hier en daar vielen rïog altijd oploopen, ja zelfs vrij belangrijke gevechten voor; in het jaar I580 hrak zelfs de oorlog opnieuw uit. Weldra werd de vrede weder gesloten, die echter, evenmin als de vorige, aan het land de gewenschte rust schonk. Een onzekere vrede en een onbesliste oorlog, zegt Sully, wisselden in de eerstvolgende jaren elkander af. De hertog van Alentjon — thans hertog van Anjou genaamd — deed al zijn best om den vrede in stand te houden; hij had daaraan behoefte lot verwezenlijking van zijne eigen plannen, want hij werd gedreven door eene eerzucht, die niet in verhouding stond lot zijne zeer middelmatige geestesgaven. Niels minder wenschle hij dan de hand van koningin Elisabeth van Engeland Ie verwerven en bovendien in de Nederlanden, die tegen Philips II van Spanje waren opgestaan, een zelfstandig rijk Ie stichten. Hij begunstigde daarom de hugenoten, op wier ondersleuning hij voornamelijk rekenen moesl. Hendrik III was niet afkeerig van de plannen zijns broeders, hij ondersteunde die heimelijk, doch zonder den moed Ie hebben om openlijk mei Philips II van Spanje Ie breken: een oorlog legen Spanje zou hem noodzaken om zich geheel bij de partij der hugenoten aan Ie sluiten en hiertoe was hij niet le bewegen. Hij liet toe. dat de hertog van Anjou met eene kleine legermacht den Nederlanders le hulp kwam, dat eenige Nederlandsche provinciën onder zekere bepalingen aan Anjou de heerschappij opdroegen en hem eindelijk huldigden; doch verder ging Hendrik III niet, hij weigerde de onderneming zijns broeders openlijk le ondersteunen. Frans van Anjou was le eerzuchtig, om zich tevreden le stellen met de zeer beperkte macht, welke de Nederlanders hem wilden toeslaan; weldra waagde hij eene poging (Januari 1583) om zijne heerschappij uil te breiden en zich van de aanzienlijkste Vlaamsche steden meester te maken. Doch deze poging mislukte. Evenzeer gehaat en veracht door de Nederlanders als door de Franschen moest Anjou naar Frankrijk terugkeeren, waar hij den li™ Juni 158i slierf. Hij had gedurende zijn leven nooit eene inderdaad belangrijke, met zijne ijdelheid en zijne eerzucht overeenstemmende rol kunnen spelen, doch zijn dood oefende op den loop der gebeurtenissen in Frankrijk een hoogst gewichligen invloed uil, en was oorzaak, dal de partijen opnieuw en inel verhoogde woede het hoofd opstaken. Hendrik III, de door uitspattingen verzwakte koning, was niet in slaat aan het rijk een troonopvolger te schenken; volgens het in Frankrijk geldend recht zou de kroon dus eenmaal aan den naasten manlijken bloedverwant des konings, aan Hendrik van Navarre ten deel vallen, en deze was een hugenoot. Een kreet van woede ging uil de gelederen der katholieke partij op, bij de gedachte, dal een keiter, een man die reeds tweemaal van geloof veranderd was, koning van Frankrijk zou worden. De onderdrukking van de katholieke kerk in frankrijk moesl, naar men meende, hel onvermijdelijk gevolg van zijne troonsbestijging zijn. Het eenige middel om Frankrijk voor zulk een ramp le bewaren, was een vast verbond van alle katholieken. De heilige ligue, die in de laatste jaren in verval geraakt was, word 1111 hersteld. Hertog Hendrik van Guise en zijn beide broeders, hertog Karei van Mayenne en de kardinaal Lodewijk van Guise, waren tol bereiking van dit doel werkzaam en zij vonden de krachtigste ondersleuning hij hunne bloedverwanten, de hertogen van Aumale. d'Elboeuf, Nemours en Mercoeur. Door het geheele land sloten de katholieke adel en de burgerij zich bij de ligue aan; le Parijs werd een afzonderlijk verbond gevormd, dal der «zestien" genaamd, dewijl in elk der lfi districten, waarin de stad verdeeld was, een afzonderlijk aanvoerder der vurige katholieken gekozen werd. Het viel den Guisen zeer gemakkelijk, de katholieke partij voor de herstelling van de ligue le winnen, dewijl Hendrik III sinds lang alle 33* Regeeringloosheid. Karakter van Hendrik van Guise. vertrouwen en alle acliling verloren had. Hij leefde in eene schier shafsrhp f" v»,»e n,, die b(j kos,e vri,eTta„atS l i de invloedrijkste ambten opdroeg; niet hen trok hii menii/maat .. l - i i . * "v" ^ kleeden, het selaat te° nmt .lUn0 ",' /T, ue. "■aK.?ers »> aakken te i « r, v.« wucii»3(iuiit'ii (inli ie nellen J)e nprtncKin van Joyeuse en Epernon vermochten alles bij hem; alleen naar hun raad ""Hft toR ï "l £« ie teg„Mfge"° z & ïssf- pi^SsfriS ïjkste regeermgloosheid heerschte, die den gouverneurs der provinciën «eieren ™ EL- °P * «i"-k™ri8..e wijze Sa bS , ,SrKS au Navarre in Guyenne, Damville, die door den dood van ziin onXren broeder hertog van Montmorency geworden was, in Snlele ^de ï r o" PiraS88\l" ampafernn' de her,08 va» Mayenne in Bourgondië.' Aumale in Pica.d e. Mercoeur in Bretagne regeerden bijna als onalhankeli ke vo sten Wanne^Vk ift^'r df.s. zvvakken k°n'ngs bekommerden. va» Ra"",er sc"t"""™d"k i.,n- ^ rWas 8'°ot en schoon, een meester in alle lichamelijke en kriias bif rnemen1"86"' i ?vc!'"'uf' in snelheid van bevatting, in wijsheid 'J. V . ?n,een bbslu"> 111 "ioed en beleid bij de uitvoering- ziin ernst verhelderd door eene onverstoorbare vroolijkheid, doch zijiie°vrooliikheitl Z 'i V , n , ■ en en.ün»'1" openbaarde zich overal liikhéid en wnS'i .!" vereeniging met zijne mildheid, vriendeJ en welsptekendheid — alle harten voor hem moest winnen Welk Smmürl»i '|J,h?ll.f!TSt' ï"lt'ISk" l,eS'"8*" l*mïi*kteii Sg siste: 0^7°»™"",'?'!,;!°''',' 'li'de"i ,"icle1 "" IrouXrliglJï overeen, waai\an hij steeds den mond vol had, en de iiver welken hii , iJ. U1' z»iyere of onzuivere beweegredenen, voor den godsdienst aan deii verdraaa/aambeid S"|ij(J i""'' ed,t chrisle,ijke zachtmoedigheid en ,l,u. nn1; V! , ,lL'S• vel'b°nden met, of liever nog voortspruitende uil eent onbeteugelde eerzucht en eene diepe verachting voor al zijne tegenstanders moest hem wel leiden op een weg, die hem over allerlei iinhoZen eén zijn eigen ondergang te gemoel voerde." puiunoopen neen mpJ!r' if°l i a" Guise'8 eerzucht was, zich eens van de Fransche kroon Vnnr!h i ™dken> ,maar ''ij was te slim om dit openlijk uit te spreken Voor-hands kwam het er slechts op aan, eerst den wettigen erfiierrnm Sn kVaH' |ane'n3" !Ju °Pvol«in« uil ,e sluiten en met°dit doel duidde hij den kardinaal van Bourbon, den oom van Navarre — daar deze als ketter "mM «lt* ^irrörHrj CLsr Si vas sr fittrfe :z Hendrik III onderhandelt met Navarre en de Nederlanders. welke Guise de machtigste bondgenooten won. Met Philips II van Spanje werd een bondsverdrag geslolen (31 Dec. 1584) waarbij de ligue en de Spaansche koning elkander wederkeerig hunne luilp voor de uitroeiing van de keilers in Frankrijk en de Nederlanden beloofden. Hendrik III zag mei groole onrust de snel aangroeiende macht van de partij der Guisen, hij gevoelde zich daardoor tot eene nauwere verbintenis met Hendrik van Navarre geneigd en zond den hertog van Epernon met een schitterend gevolg naar hem af, om hem te zeggen, dat hij hem als troonopvolger wilde erkennen, wanneer hij weder katholiek werd en aan het hof kwam. Men heelt Hendrik van Navarre meermalen als geloofsheld geprezen, wijl bij dit verleidelijk aanbod des konings van de hand wees. Ten onrechte, naar wij meenen: zoowel vroeger als later heeft hij getoond, dat hij voor eene verandering van kerkgenootschap niet terugdeinsde, wanneer zijn staatkundig belang hem dit aanried; doch bij deze gelegenheid zou een overgang tot het katholicisme eer na- dan voordeelig voor hem zijn geweest. Hij zou, om de zwakke en onzekere ondersteuning van den weifel moedigen en in zijn hart hem vijandigen koning te winnen, de sympathie zijner trouwe hugenoten verloren en daarmee de hechlste grondslagen zijner macht ondermijnd hebben. De ligue was zoo gehecht aan den hertog van Guise, dat hij haar door eene verandering van geloofsbelijdenis toch nooit voor zich winnen kon. Hij wees derhalve hel aanbod van Epernon van de hand. Kort daarna zag Hendrik 111 zich eene andere gelegenheid aangeboden om een machtigen bondgenoot tegen de Guisen en Philips II van Spanje te verwerven. In Januari 1383 kwamen gezanten der Nederlanders tot hem, om hem de heerschappij over hunne gewesten aan te bieden, doch hij waagde het nog niet, Spanje openlijk den handschoen toe te werpen, zijn afkeer van de hugenoten was grooter dan zijne vrees voor de ligue. Hij sloeg het aanbod der Nederlanders af en beloofde hun alleen in algemeene bewoordingen zijne hulp. Zulke halve, weifelende maatregelen moesten natuurlijk strekken lol versterking van de macht der ligue, aan wier hoofd thans de kardinaal van Bourbon stond. Den 23"" Maart 1583 vaardigde deze een manifest aan de Fransche natie uil, waarin hij zonder eenige terughouding verklaarde, dal nooit een ketter in Frankrijk koning worden mocht; dat hij. Karei van Bourbon, als eerste prins van den bloede, in overeenstemming met de prinsen, prelaten en aanzienlijkste edelen des lands daarom gezworen had, gewapenderhand er voor Ie zullen zorgen, dat de waardigheid der heilige kerk en de alleen ware katholieke godsdienst in den vorigen luister hersteld werden. levensverzekerde hij plechtig, dat hij de wapenen niet tegen den koning, maar uitsluitend tot heil van den staal zou opvatten. In welken zin dit manifest moest worden uitgelegd, toonde de hertog van Guise terstond, door zich van de steden Verdun, Toul en van andere versterkte plaatsen meester Ie maken. Hendrik III was door de vermetelheid van Guise en de ligue zóó terneergeslagen. dat hij geheel en al zijne bezinning verloor. Hij zocht raad hij zijne moeder en deze bewoog hem zich inel de ligue te verzoenen. Zij zelf belastte zich met de onderhandelingen en voerde die tot de gewenschte uitkomst. Te Nemours werd den 7cn Juli 1585 een verdrag gesloten, waarbij de koningalle stappen der ligue goedkeurde, haar een aantal vrije wijkplaatsen inruimde en te gelijk verklaarde, dat alle voorrechten, welke hij tot dusver den hervormden verleend bad. ingelrokken waren; in Frankrijk — zoo heette het verder in dit stuk — mocht voortaan geene andere dan de katholieke godsdienst uitgeoefend worden. Binnen zes maanden moesten alle hugenoten zich bekeeren of hel land verlaten; deden zij dit niet, dan hadden zij lijf en goed verbeurd. Deze termijn werd door een later edict tot 14 dagen verkort. Een den 18r" Juli door het Parijsche parlement geregistreerd edict des konings bief alle vroegere vredesedicten op en bekrachtigde de bepalingen der Oorlog der drie Hendriken. Slag bij Coutras. overeenkomst van iNemours. Korlen lijd daarna vaardigde ook mus Sivi.wV eene banbul uU legen Hendrik, voormalig koning va?Nav ,/ i \ verstoorders vod den vrede aan de l-nl- ini/i i i'i ü§uisten üls H&Sr3S -="jPsiS geloof' af (e zweren ° J Navarro bepaald weigerde zijn keltersch bJX^rïrss'tógj t£s <<*» « y&zjgz-& ÏA jsiff'is1 *tN »™ Zijne vijanden beweerden, dal bij Ien. "etrakk w L I "'B^rcte. vaandels neer Ie leggen aan de Voei,.n ^n.', °!i! 0,n..,le ™«>verde in plaats van voorwaarls Ie dringen, de Loire^ over "iVl lek ken '"j"1'11 rl' zijn neefCondé hem aanried, teAerêenWn TneUle ,ea, acb'«»^k i" aanloehl waren *). Of Hendrik v?n IWrf « .' «u^plroepen. die reden lernggelrokken is, dan wel. gelijk' va.Vee' e andere'/ i lT'' teging. waarvan Hendrik van Cuise de micl.ienVX™ «f-srïsjs? s?& - ra» t, rZü *32P?**«-«■s= Frankrijk Ier«„g.vj'rderd ,,„,d™ """ " ,r"'" "" *" k"ni"S "" gelegenbe.d opende om de afzonderlijke afdeelingeT'le verslaan.8 dt' *) Condé stierf reed.» den 5en Al nart 1R88 Hü «-.-ï . i.. , . looze gemalin vergiftigd. waarschijnlijk door zijne schaamte- De Dnitsche hulptroepen uit Frankrijk verdreven. Cruise te Parijs. Tevergeefs wachtten de Dtiitschers dal de koning van Na var re zich met hen vereenigen zou. Zij waren ontmoedigd door de geleden nederlagen en bovendien brak er een oproer onder de Zwitsers uit, die weigerden legen hunne in het koninklijke leger dienende landslieden te strijden. Zoowel door ziekten als door de in verschillende gevechten geleden verliezen, was het aantal der Duitschers zoo verminderd dat het niet moeilijk zou geweest zijn, hen geheel te vernietigen. Doch dit wilde Hendrik III niet, hij vreesde dat door zulk eene schitterende overwinning de roein van den hertog van Guise al te zeer stijgen zou; hij knoopte daarom met den vijand onderhandelingen aan en verleende den Duitschers vrijen aftocht, onder voorwaarde, dat zij nooit weer zonder zijne toestemming in Frankrijk zouden dienen. Hendrik III verbeeldde zich, dal hij een zeer slimmen zet op hel staatkundig schaakbord gedaan, en de dankbaarheid des lands voor de terugzending der Dnitsche troepen verdiend had. Vroolijk keerde hij naar Parijs terug, maar de koele, schier vijandige ontvangst, welke hem van de zijde des volks ten deel viel, toonde hem dat hij zich bitter bedrogen had. De «zestien" hadden, ondersteund door de geestelijkheid, krachtig voor den hertog van Guise gewerkt; zij verklaarden, dat deze de ziel van den oorlog tegen de hugenoten was; dat hij de ketters reeds lang overwonnen en uitgeroeid zou hebben, indien dit hem niet onophoudelijk door den koning en Epernon belet was; (lat Hendrik III in de grond zijns harten een vriend der ketters was, die heimelijk met Hendrik van Navarre onderhandelde en de Duitschers van een anders onvermijdelijken ondergang had gered. De haal en verachting van hel volk tegen den koning en diens gunsteling Epernon gaven zich dagelijks meer onverholen van de kansels, in openbare vergaderingen en in veelvuldig verkochte vlugschriften lucht, terwijl de dappere hertog van Guise als de vriend en beschermer van alle goede katholieken hemelhoog geprezen werd. Eindelijk noodigden de «zestien" hem uit om zich naar Parijs te begeven en zich aan het hoofd van het volk te stellen. Hendrik van Guise meende, dat thans eindelijk de lijd gekomen was, om zich van den persoon des konings meester te maken en den zwakken man geheel anti zijn w il te onderwerpen. Hij maakte daarom alle toebereidselen voor een opstand te Parijs. De burgers werden nog beter dan voorheen georganiseerd en vele bekwame onderbevelhebbers van Guise begaven zich op zijn bevel naar de hoofdstad, om zich, zoo noodig, aan hel hoofd der oproerige burgers te plaatsen. Den koning bleven deze maatregelen niet verborgen. Hij beval, dal iOOO Zwitsers naar Sl. Denis zouden oprukken, om in geval van nood bij de hand te zijn. Te gelijk zond hij aan Guise het bepaalde bevel om niet naar Parijs te komen, deze gaf echter een ontwijkend antwoord en reeds een paar dagen later, den 19'" Mei 1588, Irok hij met een klein gevolg de hoofdstad binnen. Eene ontelbare volksmenigte omringde hem terstond. Het gerucht, dat de geliefde hertog er was, verbreidde zich met ongeloofelijke snelheid en deed de burgerij uil alle deelen der stad toesnellen. Als een zegevierend veldheer trok Guise, door eene juichende menigte omstuwd, naar alle zijden vriendelijk groetend, door de stralen. Ilij begaf zich terstond naar Catharina de Medici, met wie hij sleeds in geheime verslandhouding gestaan had, dewijl zij den machtigen gunsteling des konings, den overmoedigen Epernon, even innig haatte als Guise zelf. Hendrik III sidderde, toen hij hoorde dat Guise, in strijd met zijn bevel, te Parijs verschenen was: terstond raadpleegde hij zijne gunstelingen over de stappen, die hem thans te doen stonden. Sommigen waren van oordeel, dat men den verrader Guise vermoorden moest; ook Hendrik III zou zich gaarne voor deze eenvoudige oplossing van alle moeilijkheden verklaard hebben, indien hij niet beducht ware geweest voor de wraak der Parijsche bevolking. Terwijl men nog beraadslaagde, verscheen Guise, door de koningin-moeder Spanning tusschen Guise en den koning. De barrikadendag te Parijs. konings niet ontvangen had en gekomen was om zi!h I i r" v- -S tegen lasterlijke aanklachten te rechtvaardigen J J"e Majestei1 ko„i's artr r:°i? ,hru ™» * koninklijken dienaar Bel „inleiden. J d?óve„fgZ kwam' S'l.t*ï ff nzs. "el Lou"re - ^."iSüsir!? aSeSgSPSaSffiSI siji wja ^ïiÖSïrSSSS'ï 3S33?' gereedheid had gehrael.l, gaf hevel, dal de WW Z^T'jklX'n ■" fSasa, si" da" Hrt sasms burgerij vermijden moesten. 8 ''' °"""""le" 611 «' ""W mei de 2>vak"l"iaie™.ef,T SSL *T krÖ8S""Cl" «" «• '« hebbers „ngevoS ,SeB5 , d fr" tl- !"* e. degen reeds lusschen .Ie 500,0(10 en 350000 Uwóner- ^"'Y 1" koning r„sV - iïsS xBF£k% er de kreet: l t^AHSl S's'"" " ™ "" •""* tótS-bJtï v'eE^n"0"^r.T'hibS; " rr*Zij sp»nje„ ,te grooi^ bovendien Erika™ Placl,ï le versperren en bouwden Daarom noemt men den I2e" Mei 1588 gev,llde vaten en zakken, di- dag nog menige?^Lrdkadendag^belS-^*rnkadendag. Parijs heeft sinds I. betolen. °j"». P"1. bel houwen van die barrikaden o|> de burgers Ie doen- zij moesten I er,ï I on,?ail8e"- 0,n geen aanval «" «ere,me en ,iafVSe£ï™ ^ S»'.',ï TT, 'I over de verschillende afdeelinjjen on zich ml! ï, » !;" l!('! I)evel tegen den hoon en de beleediginjjen des volks nie'i v i Zp 'nocfiten zich zelt's verloor een Zwitser het SS^n schot v.Vl èn ,\f E?delijk toch algemeen gevecht. 11 (l" was hel ,eeke|i tot een Guise had zijne maatregelen zeer goed genomen, de koninklijke troepen Vlucht van Hendrik III naar Cliartres. Guise meester van Parijs. ïiSff" ,waren. *>° slecht opgesteld, dat de uitslag van den strijd niet twijfelachtig kon zijn De laatste» stonden afgezonderd tegenover de overmacht altijd een tegen vijl ot meer burgers. Zij konden zich niet aaneensluiten. dewijl de straten door kettingen en barrikaden versperd waren. Verre we- ,|e meesten moesten zich overgeven, slechts enkelen sneuvelden. Na deze zonder moeite behaalde zegepraal reed Guise de stad door- hij werd met een oorverdoovend gejuich begroet en gedroeg ziel. bij uitstek vriTn'iTL e" bTlla,llg- 0ok voor den Seringsten burger had hij eenige l vv.°? !n over en zelfs jegens de gevangen koninklijke soldaten pedroeg hij zich zachtmoedig. Hij nam hen in bescherming tegen de verbittering des volks, ja hij liet bun zelfs de wapenen teruggeven en gaf bun verlof om de stad Ie verlaten. Een aanval op bel Louvre, waartoe het volk aanstalten maakte, wist hij te voorkomen, bij meende ook zonder zulk eene van geweld, die in de provinciën wellicht een slechten indruk maken zou den koning in zijne macht te hebben. Dit bleek uit de eischen, die bij s'ii™s r,?v° turva" *• "a« ca,"ariM * mi nnï h^ih "amelijk dal hi| 101 luitenant-generaal van hel koninkrijk en tot opperbevelhebber van het geheele koninklijke leger benoemd zou worden, dat eene statenvergadering te Parijs bijeen Ie roepen, deze benoeming bekrach,nn" v" kon'"g, van Navarre alle aanspraken op de erfopvolging onlzeggen zou. Voorts moes de oorlog tegen de hugenoten mei de meeste kracht worden doorgezet en eindelijk moesten de hertog van Epernon en andere gunstelingen des konings terstond van het hof verwijderd worden. Calharina keerde naar haar zoon terug, die op de hooghartige eischen van Guise een ontwijkend antwoord gaf. , ,'{e" volgenden morgen waagde Calharina nog eene poging om de onderin alle "S Vhnt''l'e Ze"en' n('nVIJ'.Zij Z'ch b'j Guise ')evond ■ verliet Hendrik III alle stilte liet Louvre en Parijs; het gelukte hem naar Cliartres te vluchten rmJlJ8 e", ""^Pgenaam de vlucht des konings voor den hertog van Guise ook was, toch liet hij zich daardoor van de verdere verwezenlijking zijner plannen met terughouden. Thans was bij meester van Parijs de mannpn "HlH? P,lirk!meri! gehoorzaamden hem; slechts enkele onafhankelijke mannen gelijk de president Harlay. waagden het. over al hel insheurde als ui slnjd met wet en recht, hunne afkeuring uil le spreken. Harlay zeidè dit me bewonderenswaardige onverschrokkenheid den machtigen hertog onverholen weg afbrengen 8 ZIC'' tlaar,loor niet van den eenmaal ingeslagen Calharina de Medici, die te Parijs was achtergebleven, kon als de naluurjke bemiddelaarster lusschen den hertog en den koning worden beschouwd; eendrarh! hiJ if ' i °° inderdaad, althans eene schijnbare herstelling der eendidcht lusschen beiden tot stand te brengen. Hendrik III verkeerde opnieuw in den pijnlijkslen toestand; hij moest kiezen lusschen de hugenoten en de ligue. Een half onzijdig standpunt innemen Was iTh zo° ■ dikwiJ^ 8estaan had. kon hij lhans niet meer' innemen. Was bet hem bij zijn ketterhaat werkelijk onmogelijk zich mei Hendrik van Navarre te verbinden? Hield bij dezen voor no«' Gevaarlijker dan Hendrik van Guise? Of bad hij toen reeds hel eenmaal verwómen venLTt Verge „ • . ««w. III IC ouidll. leil • . ,, . ■ "j "^"iwi cru uiiuueiwu!' in [c s aan Tpn dat' lïpniWk8 ®v J we8.!°l den lroon le versperren, verklaarde hij wel, vraa^ k lin'ni kün' d.oc.h hiJ liel het r v. . uu uuiur ui ueueis van uen overleden nrins van Conde, den prins van Condé en den graaf van Soissons, die beiden katholiek waren, onbeslist. Hierdoor blies hij het vuur van Guise's vijandschap aan die hem met een ondragehjken overmoed behandelde. Thans was er openlijk' sprake van, dat de koning ongeschikt was voor de regeering e„ dat het beste zou zijn, hem gevangen te nemen en naar Parijs te brengen. Guise's harlei', 7'08"1! Ga,lJ"rina yan Montpensier. zeide ho'onend, dat men met hare gouden schaar den zwakken vorst scheren, hem monnik maken en een waardiger vorst op den opengevallen troon plaatsen moest Van alle kanten, zelfs door Guise's broeder, den hertog van Mayenne, Hendrik III laat Guise vermoorden. werd Hendrik III voor het dreigend gevaar gewaarschuwd en hierdoor aangespoord lot de uitvoering van een besluit, waarvan hij ongetwijfeld reeds sinds geruimen tijd zwanger ging. Hij riep zijne getrouwste vrienden in eene geheime raadsvergadering bijeen en hield hun voor. welk een gevaar hein dreigde van de zijde van den overmachtigen lierlog, die met de vijanden des rijks in Spanje in verstandhouding stond. Allen waren het daarover eens. dal Guise ten val gebracht moest worden. 13e één ried, dat men den hertog voor het gerecht zou brengen, doch dit voorstel werd als onuitvoerbaar verworpen; een ander was van oordeel, dat er geen beter redmiddel bestond dan de dood van Guise en van zijn broeder, kaïdinaal Lodewijk • alleen op deze wijze konden het leven en de vrijheid des konings gered worden. ii i -1 iiii- ''ro'18 ten s'0,le aller goedkeuring weg, bovenal die van nenuriK 111, die van den beginne af niets anders wenschte. Alleen de uitvoering van het plan baarde hem nog zorg; hij wilde den dapperen Crillon. den hoofdman zijner lijfwacht daarmede belasten, doch deze antwoordde, dat luj gaarne met den hertog op leven en dood vechten wilde, maar dat hij' niet voor moordenaar of beul wilde spelen. Andereu waren minder nauwgezet* aclk edelheden van de koninklijke lijfwacht verklaarden zich bereid den moord te volbrengen. . , '[ue oeliei!n de koning zijne misdadige plannen ook hield, toch lekte iets daarvan uit; aan een hof hebben immers zelfs de wanden ooren. Gui«e werd gewaarschuwd, zijne vrienden rieden hem, het hof te verlaten ten einde zijn teven te beveiligen, maar in zijn overmoed wees hij allen goeden raad af ja toen Inj bij het middagmaal onder zijn bord een briefje vond waarop geschreven stond: »Oe koning wil u vermoorden," schreef hij daaronder: "Hij doet het nitt, en wierp het papier onder de lafel. Den 23 " December 1Ü88 woonde Guise des morgens eene zilling van den staatsraad bij. Gedurende de zitting werd hij bij den koning ontboden, loen hij in diens voorvertrek kwam, vond hij daar niet, gelijk gewoonlijk een aantal lieden die iets te vragen hadden, maar slechts acht edellieden der lijtwachl. Dewijl niemand de deur. die naar het kabinet des konings voerde voor hem opende, wilde hij dit zelf doen, doch in hetzelfdeoogenblik wierpen ue moordenaars zich op hem en doorboorden hem met hunne zwaarden en dotken. Ilij was niet meer in slaat liet zwaard Ie trekken, slechts met zijne vuisten en landen kon hij zich verdedigen. Doch alle tegenstand was vruchteloos; weldra zonk Inj onlzield ineen op dezelfde plaats, waar hij voor 16 jaren de eerste beraadslagingen over de bloedbruiloft bijgewoond en aan dat vreeselijke plan zijne slem gegeven had. Toen de moord volbracht was, trad Hendrik III uit zijn vertrek. Met voldoening staarde hij op liet lijk van zijn slachloller en het mei den voet stootend riep luj uit: «Hoe groot is hij! Hij schijnt dood nog grooter dan evend. Vervolgens liel hij een kleed over liet doode lichaam uitspreiden, terstondhierop liet hij Guise's broeder, kardinaal Lodewijk, en des hertogs oveuge bloedverwanten en aanzienlijkste vrienden gevangennemen. De kardinaal werd in de gevangenis vermoord. Den tweeden broeder van Guise, den hertog van Mayenne, die zich te Lyon bevond, gelukte het zich in veiligheid te stellen, anders zou ook hem hoogstwaarschijnlijk hel lot zijner broeders "etrollen hebben, hoewel bij veel zachtmoediger was dan dezen en hij zich menigmaal zeer vriendschappelijk jegens den koning gedragen had. Catharina de Medici lag ziek in hare kamer, die juist gelegen was onder het vertrek waarin 'de moord gepleegd werd; zij had wel eenig geraas gehoord maar niet te weten kunnen komen, wat het beleekende. Eindelijk verscheen de koning en vroeg haar, hoe zij zich bevond. Op haar ant woord: „beier," ging J y»?: "0°k ik bevind mij beter, want eerst heden morgen ben ik in waarheid koning van Frankrijk geworden. Ik heb den koning van Parijs laten dooden. J Dood van Catharina de Medici. Opstand der ligue. Regeeringloosheid. Catharina kromp van schrik ineen. Niet zoozeer het denkbeeld van den gepleegden moord zelfs beangstigde haar — zulk eene kleine misdaad bezwaarde haar geweten niet — maar zij vreesde voor de gevolgen der daad. Waarschuwend sprak zij: ,.Pas op dal gij niet een koning van niets geworden zijt. Moogt gij zoo goed in staat- zijn aan elkander te naaien als gij van één gescheurd hebt. Zie uit uwe oogen! Twee dingen zijn noodig: spoed en vastberadenheid." Het was de laatste raad, dien de moeder den harer waardigen zoon gat. Haar ziekle verergerde en toen de kardinaal van Bourbon, van wien zij troost verwachtte, haar in plaats daarvan harde woorden toevoegde en haar verweet: „Madame, gij hebt ons allen naar de slachtbank gevoerd," verviel zij in eene hevige koorts, die den 5en Januari 1589 een einde maakte aan haar zondig leven. "Spoed en vastberadenheid! had Catharina gezegd en juist dit laatste ontbrak den zwakken koning, die wel kon moorden maar niet van den moord partij wist te trekken. Hij meende zeer goed te bandelen door het lijk van den vermoorden Guise in eene met kalk gevulde groeve te doen werpen, het gebeente te verbranden en de ascli in den wind te laten strooien. Met het hoofd der ligue meende hij deze gedood te hebben; weldra zou hij bespeuren, boe deerlijk hij zich bedrogen had. Door geheel Frankrijk ging een kreet van woede uit de borst der katholieken op. Luider nog dan elders weerklonk die in Parijs. Het volk vergat den man niet, dien Hendrik III zelf den koning van Parijs genoemd had. De geestelijken predikten oproer tegen den moordenaar, de „zestien" wapenden het volk, dat den hertog van Aumale lot opperbevelhebber uitriep. Een en zeventig doctoren der Sorbonne verklaarden, dat Hendrik III een met den banvloek beladen ketter was, wien niemand gehoorzaamheid behoefde te bewijzen. Toen een brief van den koning te Parijs aankwam, werd bij ondei den voet getreden, de boden, die bet schrijven overgebracht hadden, ontsnapten ternauwernood aan den dood. , De „zestien" lieten den president Harlav en alle andere koningsgezinde parlementsleden gevangennemen en stelden in hunne plaats anderen aan. Het op die wijze hervormde parlement deed den koning in alle vormen een proces aan, en toen de hertog van Mayenne in de hoofdstad verscheen, benoemde het hem lol luitenant-generaal des rijks. „Spoed en vastberadenheid!" had Catharina op haar sterfbed gezegd. maar Hendrik was niet in slaat dien raad op te volgen. Hij was letterlijk radeloos. Tevergeefs zwoer hij, dat hij trouw vasthield aan bet katholiek geloof en aan de grondbeginselen der ligue, niemand geloofde hem Binnen weinige maanden had verreweg het grootste deel van Frankrijk zich aan zijn bewind onttrokken. Hij moest strijd voeren tegen de hugenoten, die nog altijd onder de wapens stonden, en Ie gelijk de in de katholieke gewesten heerschende regeeringloosheid bekampen. Hij deed Aumale, Mayenne en de overige hoofden der ligue in den rijksban, doch wie bekommerde zich daarom! Men lachte hem openlijk uit. Hij deed zijn uiterste best om bij den paus vergiffenis voor den op de Guisen gepleegden moord te verwerven; doch Sixlus V sloeg dat verzoek op barsche wijze af: de paus kon den op een kardinaal gepleegden moord niet vergeven. Even verbitterd en onverzoenlijk was de anders zoo zachtmoedige hertog van Mavenne. Hij achtle zich verplicht den dood zijner broeders Ie wreken: toen Hendrik III mei hem in onderhandeling wilde treden, wees bij ook de billijksle voorstellen lot verzoening af. Frankrijk was aan een wilden baaierd gelijk. Overal streden de verschillende partijen tegen elkander, sleden legen sleden, dorpen tegen dorpen. edelen tegen edelen. Alle verkeer was gestremd, niemand was zeker van zijn leven en zijne bezittingen. Te midden van deze grenzenlooze en verderfelijke verwarring was er één man, die het hoofd niet verloor: Koning Hendrik van Navarre. Met kalmen blik overzag hij den toestand, hij begreep dat de kans Moordaanslag van Jacques Clément. om zijn geluk te beproeven gunstiger stond dan ooit, en wist van liet rechte tijdstip partij te trekken. Den 4''" Maart 158!) vaardigde hij eene proclamatie aan de staten en aan het Fransche volk uil, waarin hij op welsprekende wijze tot vrede vermaande. Al hadden — zoo verklaarde hij — allen lot verderf des konings samengezworen, dan zou hij alleen als diens ware en trouwe dienaar hein beschermen en 's konings aanzien, voor zoover zijne macht reikte, doen eerbiedigen. Evenals hij niet geduld had, dal men zijn geweten geweld aandeed, zoo zou hij ook niet dulden dat ergens op de vrijheid des gewetens en van den eeredienst der katholieken inbreuk gemaakt werd. Ilij nam hunne personen en goederen en bovenal de katholieke geestelijkheid in zijne bescherming. Dat was het rechte woord ler rechter lijd! Vele rechtschapen katholieken, die den verderlelijken burgerkrijg diep betreurden, vestigden thans hunne hoop op den koning van Navarre. Ook Hendrik 111 begreep, dat alleen eene verbintenis met dezen hem redden kon. Iloe dikwijls Hendrik 111 ook voor de gedachte aan een bondgenootschap met de hugenoten teruggedeinsd was, thans moest hij daartoe wel hesluiten. Een verdrag kwam tot stand, waarbij Hendrik III en Hendrik van Navarre zich verbonden om in hunne landen aan katholieken en hervormden vrije uitoefening van godsdienst toe te staan. Den 30"' April 1589 hielden de beide vorsten in den tuin van Plessis-lesTours eene bijeenkomst. Het volk. dat in dichte drommen was toegevloeid, snikte luid, toen het de beide vroegere vijanden eindelijk als elkanders vrienden en bondgenooten aanschouwde. Thans scheen het geluk den koning opnieuw toe te lachen. Wel was het leger, hem door Hendrik van Navarre toegevoerd, niet zeer sterk — het bestond uit 5000 man gewoon voetvolk, 500 haakbusschieters en 500 ruiters — maar het was dapper en geoefend en muntte door een voorbeeldige krijgstucht uit. Ook deden zich thans nog andere bondgenooten op. De protestantsche kantons van Zwitserland zonden talrijke benden huurtroepen; ook de adel, voor zoover die lot de gematigd katholieke partij behoorde, vatte nieuwen moed, toen hij zag, dat de koning eenige voordeelen op de ligue behaalde, en sloot zich aan bij hel koninklijke leger, dal door den hertog van Epernon met eene tlinke krijgsbende versterkt werd. Reeds na korten lijd hadden de beide koningen een wèl uitgerust leger van 40,000 man onder de wapenen. Thans konden zij tegen Parijs optrekken, om de omwenteling in haar eigenlijk brandpunt aan te tasten. De aanhangers der ligue waren niet in staat de belegering van Parijs te verhinderen. De stemming der Parijsche bevolking was door de verbintenis van Hendrik III met Hendrik van Navarre nog vijandiger geworden dan vroeger. De priesters predikten onverholen van den kansel, dat de moord van den tyran en ketter een godgevallig werk was. Zij spoorden het volk zonder schroom tot koningsmoord aan. Hierdoor werd de verbeeldingskracht van een jongen, weinig ontwikkelden Dominikaner monnik, Jacques Clément, in zulk eene mate verhit, dat hij besloot door een stoulen slap de belooning des hemels te verdienen. Ilij deelde zijn prior mede, dal hij zich gedrongen voelde om den koning Ie vermoorden. De prior ried hem, ijverig tot God te bidden, om zich zelf Ie beproeven, ol het plan tot den moord al of niet eene ingeving van den Allerhoogste was. Toen gebed en zelfonderzoek de gewenschte vrucht opleverden, versterkte de prior den monnik in zijn moorddadig opzet. Ook de hertog van Aumale en de hertogin van Montpensier, de naar wraak dorstende zuslei van den vermoorden Guise, deden het hunne om den ijver van Clément aan te vuren. De hertogin zeide hem, dat hij, zoo hij de daad volbracht en leven bleef, kardinaal zou worden; stierf hij, dan werd hij onder de heiligen der kerk opgenomen. Clément bracht zijn plan met de grootste vastberadenheid ten uitvoer. Dood van Hendrik IIT. Het huis Valois sterft uit. Hendrik IV. Hij begaf zich naar do koninklijke legerplaats Ie St. Cloud. Hel kostle hein niet veel moeile, toegang tot Hendrik III te verkrijgen, daar hij beweerde, dat hij een brief van 's konings getrouwen aanhanger, den president Harlay, en berichten uit Parijs bracht. Zoodra hij in het bijzijn des konings was toegelaten, gaf hij dezen den voorgewenden brief van Harlay over, doch voegde er bij, dat hij hem zijne berichten uil Parijs alleen in het geheim mededeelen kon. De aanwezige heeren moesten eenige schreden achteruitgaan en van dit oogenblik maakte Clément gebruik: hij trok uit eene mouw zijner pij een mes te voorschijn en stiet het den koning tot tweemaal toe in het lichaam. Hij had goed getroffen. Wel bezat Hendrik III nog de kracht oin zelf het mes uit de wond te rukken en daarmee den moordenaar in het aangezicht te stoolen, maar hij was toch doodelijk gewond. Kalm wachtte Clément zijn lot af. Hij verdedigde zich niet, toen de aanwezigen zich op hem wierpenen hem neerstieten. Eenige edellieden, die op het gerucht uit een zijvertrek waren toegesneld, maakten een eind aan zijn leven en wierpen het lijk uit het raam. Hendrik III gevoelde, dat hij slechts korten tijd meer te leven had. Toen Hendrik van Navarre op het gerucht van het voorval naar zijn bed snelde, ontving hij dezen vriendelijk en verklaarde hem, in tegenwoordigheid der aanwezige raadslieden, voor zijn opvolger, doch te gelijk spoorde hij hem aan 0111 lot de katholieke kerk over te gaan, dewijl hij alleen onder die voorwaarde in rust en vrede over Frankrijk zou kunnen regeeren. De toestand van den gewonde verergerde zeer. Reeds den volgenden morgen, den Augustus 1589. overleed hij, nog geen 38 jaar oud. Met hem stierf het huis van Valois uil. Het bericht van zijn dood werd te Parijs en in eenige andere sleden des lands met uitbundige vreugde ontvangen. Men verhief den moordenaar hemelhoog en droeg zijne beeltenis in zegepraal rond, terwijl die van den vermoorde door het slijk gesleurd werd. Ook paus Sixtus V prees Clément openlijk en verklaarde, dat zijne daad met onmiddellijke hulp van God was verricht. ZEVEN EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Hendrik IV, de eerste Bourbon op den Fransehen troon. Zijn karakter. Begin zijner regeering. De hertog van Mayeiliie. De schijukoning Karei X. Bloedige strijd van Hendrik IV met de ligue. Zijne overwinning bij Ivry. Vruchtelooze belegering van Parijs. Regeeringloosheid in Frankrijk. Verschillende mededingers naar den troon. Standvastigheid van Hendrik IV. Hondgenootschappen met buitenlandsche machten. Verval der katholieke partij. Statenvergadering te Parijs. Hendriks overgang tot de katholieke kerk. Verraad van Brissac. 's Konings intocht in Parijs. Zijne ontvangst. De naam van Hendrik IV wordt nog heden door vele Fransehen met eerbied genoemd. De eerste Bourbon op den Fransehen troon wordt ons geschilderd als het toonbeeld van een vorst; een tal van anekdoten, waarin zijne geestigheid, zijne beminlijkheid, zijnu goeJharligheid en zijne inenschlievendheid aan het licht komen, worden van hem verhaald en zijn voor het grootste deel in geschiedkundige werken opgenomen. Zijn avontuurlijk leven en zijn tragische dood hebben den romanschrijvers van alle natiën stof voor hunne scheppingen verschaft, zijne liefde als jongeling voor eene schoone Karakter van Hendrik IV. tuinmansdochter. zijn strijd voor hel geloof, de bloedbruiloft, zijne verheffing op den troon, zijne veelvuldige liefdesavonturen eu zijn plotselinge dood, door poëtische toevoegselen rijkelijk opgesierd, vormen den inhoud van blij- en treurspelen, van gedichten en romans; ja, de zucht om koning Hendrik IV tol den held van zulke dichterlijke voortbrengselen te maken, heeft zich zelfs meegedeeld aan vele geschiedschrijvers, die in de beschrijving van zijne daden zich bijna even ver van de waarheid verwijderen als de dichters. Indien wij Hendrik IV met zijne voorgangers, de nietswaardige leden van het Iiuis Valois, vergelijken, dan gevoelen wij ons zonder twijfel geneigd hem de hulde onzer hoogste bewondering te brengen, doch deze wordt hij eene onbevangen waardeering van zijn karakter en zijne daden zeer getemperd. Hendrik IV (1589—1610) bad eene voortreffelijke opvoeding genoten. Zijne moeder, koningin Johanna, had voor bekwame leermeesters gezorgd en in persoon op hunne werkzaamheid hel oog gehouden. De hoogst eerbiedwaardige en begaafde vrouw moest op de ontwikkeling van den knaap en jongeling wel een sterken en heilzamen invloed uitoefenen. Hendrik bezat een helder en scherp versland. Al spelende leerde hij de moeilijkste zaken. Zijne beminlijke hoedanigheden maakten hem tol den lieveling van de adellijke hugenoten. Door zijne onversaagde dapperheid verwierf hij zich reeds als jongeling hunne achting. Dal hij bezield was met eene brandende eprzucht, dal zijne zinlijke natuur alle teugels verbrak en hem lot de meest ongebonden uitspattingen en de schandelijkste liefdesavonturen verleidde, vergaf men hem gaarne. Wie zou hem er een verwijl van maken, dal hij zijne gemalin Margaretha, die zelf een ergerlijk, zedeloos leven leidde, niet getrouw was, maar gelijk een vlinder van bloem tot bloem tladderde, daar alle vorsten en edelen van zijn tijd hetzelfde deden? Alleen hierin scheen bij te berispen, dat de liefde hem nu en dan tol lichtzinnigheid vervoerde, dal hij om den wil van schoone oogen de belangrijke plichten van een veldheer en vorst verwaarloosde. Doch dikwijls geschiedde dit niet; zijne eerzucht bewaarde hem voor een geheelen ondergang in zinlijke genietingen. Hendrik was heerschzuchtig. Deed zijne natuurlijke goedhartigheid hem aller harten winnen, zijne slimheid leerde hein. hoe voordeelig hel voor een vors! was, bemind te zijn. Had hij als jongeling, zonder daarnaar opzettelijk Ie streven, zich door zijne openhartige vriendelijkheid vele aanhangers verworven, als man wist hij die gelukkige natuurgaven met bewustheid Ie gebruiken,om zich de liefde en aanhankelijkheid der zijnen Ie verwerven, voormalige tegenstanders voor zich Ie winnen en de vriendschap van oude vrienden te versterken. Grondig leerde hij de kunst van veinzen, maar zijne huichelarij ontaardde toch nooit in arglist. In zijne schatting, evenals in die van de meeste vorsten van zijn tijd, was de groote, belasting betalende hoop eigenlijk niets dan een werktuig lot bevrediging van zijne eerzucht. Ilel hoogste doel van zijn streven was de vestiging van eene onbeperkte koninklijke macht. Voor de ware volksvrijheid had bij noch oog. noch hart. Doch hij was slim en te gelijk goedhartig genoeg om in Ie zien, dal die vorst zijne macht op de hechlsle grondslagen gevestigd ziel, wiens volk zich onder zijne regeering wel bevindt en hem liefheeft. Beter dan de meeste vorsten voor en na hem heeft bij de kunst verstaan om door gematigdheid, door vriendelijke, soms liefderijke voorkomendheid zich de liefde zijner onderdanen te verwerven en den schijn van grooteu eerbied voor de rechten des volks aan Ie nemen, terwijl bij toch inderdaad niets dan een onbeperkt gebieder was. De godsdienst was in zijn oog steeds een middel tol bereiking van zijne doeleinden. Als zoodanig wist bij hem dan ook meesterlijk te gebruiken. Wil dit zeggen, dat hij op godsdienstig gebied een volleerd huichelaar was? Wij zouden zoo iels niet durven beweren. De vrome opvoeding, welke hij van zijne moeder ontvangen had, maakt dit, zachtst gesproken, onwaarschijnlijk. Doch dal aan den anderen kant zijne godsdienstige belijdenis bij hem nooit De hertog van Mayenne. Hendrik IV en de ligue. hoofd- en levenszaak geweest is, dal er geen martelaarshioed door zijne aderen stroomde, heeft zijne herhaalde verandering van geloofsbelijdenis zonneklaar bewezen. Het was inderdaad een geluk voor Frankrijk dat een vorst van zulk een karakter en geen dweepziek katholiek of hugenoot de erfgenaam van den troon was. Alleen onder de regeering van een Hendrik IV kon de geloofsstrijd zonder de geheele uitroeiing van de eene of de andere partij ten einde gebracht worden en zelfs hem viel dat waarlijk niet licht. Nog zou er menig jaar van strijd moeten verloopen, eer bij het zoover gebracht had. Toen de nieuwe koning de kamer binnentrad, waar het lijk van Hendrik III lag, vond hij daar de trouwste aanhangers van den overledene bijeen. Zij bespraken de houding, door hen in bet vervolg aan te nemen. Eenigen verklaarden luid genoeg om door Hendrik verstaan te worden, dat ze liever met de ligue te Parijs een verdrag sluiten, dan een ketterschen koning huldigen wilden. Zijn toestand was hoogst gevaarlijk; bij zelf drukte dit treilend uit in de volgende woorden: »Ik ben een koning zonder kroon, een veldheer zonder geld en een echtgenoot zonder vrouw." Zijne vrienden rieden hem te vluchten, daar bij bij eene vereeniging van de kalholieken en hel leger met de ligue te Parijs reddeloos verloren zou zijn. Doch Hendrik IV verwierp dezen raad; hij nam tegenover de weifelenden zulk eene krachtige houding aan, dat hij velen voor zich won. Anderen verlieten het leger, maar zij sloten zich althans in den beginne niet bij de ligue aan, en met de achlerblijvenden sloot bij eene overeenkomst. Hij beloofde hun, den op zijn voorganger gepleegden moord Ie zullen straffen, de katholieken in het bezit van al hunne rechten en waardigheden Ie lalen, en ook zelf hunne kerkleer te onderzoeken, om, wanneer het hem mogelijk was, lot het oude geloof terug te keeren. In weerwil van deze belofle groeide het gelal der afvalligen met groote snelheid aan; het leger versmolt binnen weinige dagen lot op de helft. Het was een groot geluk voor Hendrik IV, dat de aanhangers der ligue zelf het volstrekt niet eens waren over de vraag, wie de opvolger van Hendrik III zou zijn. Hel eigenlijke hoofd der ligue was in die dagen de herlog van Mayenne; doch dezen ten troon te verheffen was in het oog zijner aanhangers niet raadzaam. Wel was bij een man van versland en moed, doch hij was alles behalve koen van raad of snel van daad. Zijn buitengewoon zwaar lichaam vereischte veel rust, een langen slaap en eene ongestoorde spijsvertering. Hij begreep zelf, dat hij in de gegeven omstandigheden geen geschikt kandidaat voor den Iroon was en hoewel bij de hoop om later eenmaal koning Ie worden, niet geheel opgaf, liet bij die eer voorloopig over aan een ander, namelijk aan den kardinaal van Bourbon, dien hij onder den naam van Karei X te Parijs lol koning uitriep. De herlog bleef luitenant-generaal des koninklijks en hoofd der ligue, dat wil zeggen de eigenlijke regent, dewijl de zoogenaamde Karei X, die zich in de maclil van zijn neef Hendrik IV bevond, niets dan een sehijnkoning kou zijn. Aan eene verzoening der partijen viel niet te denken; daarvoor was de ligue veel te verbitterd. Het parlement van Rouaan verklaarde alle aanhangers van Hendrik IV schuldig aan hoogverraad; te Parijs ruide een pauselijk legaal de bevolking onophoudelijk tegen den ketterschen koning op. Het zwaard moest beslissen, doch de eerstvolgende gevechten brachten aanvankelijk geen der partijen zulk een voordeel aan, dat men eenig uitzicht op het einde van den strijd mocht koesteren. Mayenne, die zoowel door Spaansche hulptroepen als door Duitsche huurlanden versterkt was, stond aan hel hoofd van een veel grooler leger dan Hendrik IV. Hij meende zijn vijand te kunnen verpletteren, doch deze bouwde op den uitmuntenden geest zijner troepen en op zijn veldheerstalent; den Slag bij Ivry. Belegering van Parijs. Parijs ontzet. Strijd om den troon. KtD Maart 1590 waagde liij hij Ivry een slag en hij behaalde eene schitterende overwinning. Het geheele leger der ligue werd ontbonden en verstrooid. Hendrik IV won zoowel door zijne dapperheid, als door dit behaalde voordeel en door de gematigdheid, waarmede hij de overwonnenen behandelde, vele aanhangers. In plaats van de gevangenen als landverraders ter dood te brengen — gelijk anders in burgeroorlogen de gewoonte was —, behandelde hij hen met de grootste zachtmoedigheid. Hij verwierf zich hierdoor ook vele vrienden, doch de hoofden der ligue en vooral de dweepzieke Zwitsers te Parijs lieten zich door zulke middelen niet tot vrede bewegen. Zij gedroegen zich even weerspannig als te voFen, ja bijna nog dweepzieker dan voorheen, dewijl Hendrik IV met zijn leger op de stad Parijs aanrukte, haar insloot en allen toevoer van buiten afsneed.-De Sorbonne verklaarde in overleg met de «zestien", dat zelfs wanneer Hendrik IV tot het katholicisme overging en de pauselijke vrijspraak verwierf, er toch geen vrede met hem gesloten mocht worden. Tevergeefs poogde Hendrik IV de halsstarrigheid der Parijzenaars te buigen. Hij stelde der belegerde stad, waarin reeds hongersnood heerschte, de gunstigste voorwaarden voor de overgave: de «zestien" hielden dit voor het volk verborgen en prikkelden het lot den heftigsten tegenstand door de verzekering, dat de koning overgave op genade en ongenade eischte en dat hij, na de inneming van Parijs, alle katholieken zou laten neerhouwen. De hongersnood klom. levensmiddelen waren zelfs voor de hoogste prijzen niet meer te verkrijgen. De armen moesten de toevlucht nemen tot de walgelijkste middelen, om slechts hun leven te rekken; men zegt, dat doodsbeenderen fijn gemalen en onder het brood gemengd, ja — dal zelfs kinderen geslacht en opgegeten werden. Binnen drie maanden bezweken 12:000 menschen van honger, doch in weerwil van dit alles werd de tegenstand der hoofdstad niet gefnuikt en hare moedige volharding werd ten slotte ook beloond De hertog van Mavenne was naar de Nederlanden gesneld, om daar hidp voor de ligue te vinden. Op bevel van Philips II kwam hertog Alexander van Parma met een Spaansch leger lot ontzet van Parijs aanrukken. Hendrik IV was volstrekt niet sterk genoeg om aan deze krijgsmacht het hoofd Ie bieden en te gelijk de belegering voort Ie zetten. Hij beproefde nog een storm, doch toen deze mislukte, trok hij den 30"' Augustus 1590 af. Hij had eene gevoelige nederlaag geleden, en moest, dewijl het hem aan geld ontbrak, het grootste deel van zijn buitendien reeds ontmoedigd leger afdanken. Intusschen was reeds den 8™ Mei 1590 de schijnkoning Karei X gestorven. Zijn dood oefende geen invloed op den loop des oorlogs uil, doch zij wierp bij de katholieke partij de twistvraag weder op, wie den Franschen troon zou erven. Mededingers waren er genoeg; alle met het koninklijke huis verwante vorsten vleiden zich met de schitterendste verwachtingen, dewijl de eenige wettige erfgenaam, Hendrik IV, door zijne godsdienstige belijdenis van den troon uitgesloten scheen; zelfs de vrouwelijke linie deed hare aanspraken gelden. Mei den grootsten ijver sprong Philips II van Spanje voor hare rechten in de bres. Zijn derde vrouw, Klisabeth, was de zuster van Hendrik III geweest: Philips wilde hare dochter op den Franschen troon verheffen. Hij gaf zijn voornemen te kennen om haar aan een Franschen prins uit te huwen en onderhandelde hierover met de ligue. die zijne hulp Ie zeer behoefde, om zijne eischen te kunnen afslaan. Philips' naam had bij de dweepzieke katholieken een goeden klank, zijne verdiensten ten aanzien van de bestrijding der ketterij werden door dezen volmondig erkend. Te Parijs vooral vond de Spaansche partij een geschikt tooneel voor hare werkzaamheid. Daarentegen wilde een ander deel der ligue niels van haar weten; zij hield haar oog op den hertog van Mayenne, als op haar toekomstigen koning gevestigd. De scheuring welke ten gevolge van dit alles onder de katholieken ontstond, bevorderde de buitendien reeds in Frankrijk heerschende regeeringloosheid. De stadhouders in de provinciën kwamen tot de overtuiging, dat eene verStreckfuss. V. 34 Regeeringloosheid. Hendrik IV verkrijgt buitenlandsche hulp. snippering van liet rijk. eene verdeeling tusschen de verschillende mededingers naar den troon het eigenlijk gevolg van deze oneenigheden zijn zou; zij deden hun best om in Iroebel waler le visschen en elk voor zich een grooter ol' kleiner aandeel in den huil te verwerven. Hadden zij lot dusver reeds onafhankelijker geregeerd dan hun ambt hun toeliet, thans meenden zij souvereine vorsten te kunnen worden; op de onbeschaamdste wijze toonde dit de hertog van Mercoeur, die in Bretagne te werk ging. alsof er volstrekt geen Fransch koninkrijk meer bestond. Natuurlijk ontbrak het niet aan vriendelijke naburen, die van de verdeeldheid in Frankrijk partij wilden trekken. De hertog van Savoye meende bij deze gelegenheid Provence aan zijn grondgebied te kunnen hechten. Het denkbeeld van de eenheid des rijks had sinds de dagen van Lodewijk XI in Frankrijk zulke diepe wortelen geschoten, dat het gevaar voor eene versnippering vele anders ijverige katholieken bevreesd deed worden en geneigd maakte om zich aan den wettigen koning Hendrik IV te onderwerpen. Alleen zijne ketterij hield hen daarvan nog terug. Hendrik IV werd derhalve door de gematigde katholieken, die reeds tot zijne partij overgegaan waren, meer dan eens aangespoord tot eene verandering van geloofsbelijdenis, welke hij immers bij het aanvaarden van de regeering half en half beloofd had; doch voorshands kwam zulk een stap hem ontijdig voor. Wal kon hij daar bij winnen, wat verliezen? De dweepzieke aanhangers der ligue hadden luide genoeg verklaard, dat zij hem nooit als koning zouden erkennen, zelfs al verwierf hij zich de pauselijke vrijspraak; zij zouden zijne vijanden blijven, totdat hij hen door kracht van wapenen tot onderwerping bracht. Alleen de gematigde katholieken, de zoogenaamde partij der politieken, kon hij door eene verandering van geloofsbelijdenis aan zich binden, doch aan den anderen kant zou hij daardoor ook de hugenoten, zijne trouwste vrienden, diep beleedigen en grieven. Om twijfelachtige aanhangers le winnen mocht hij geene. trouwe vrienden opgeven, althans niet voordat hij van een goeden uitslag van dien stap zeker was. De loop der gebeurtenissen was buitendien bevorderlijk aan zijne belangen. Hoe langer de oorlog duurde, hoe grooter de scheuring onder de katholieken werd, des le meer moest het gelal van hen aangroeien, die vurig naar de herstelling van de maatschappelijke orde, naar de regeering van een wettigen koning wenschten. Indien hij zich slechts in hel veld staande kon houden, dan was hij van den goeden uitslag zeker. Tot beieiking van dit doel was hij onvermoeid werkzaam, zijn moed kon door geene tegenspoeden gefnuikt worden, zijne onuitputtelijke vroolijkheid beurde ook de neerslachtigsten onder zijne eigen partij op en bezielde hen met nieuw vertrouwen. Terwijl de verdeeldheid onder zijne vijanden toenam en zelfs een zoon van den vermoorden Hendrik van Guise, Karei, eene afzonderlijke partij tegen die van Mayenne vormde, begaf de burggraaf Turenne zich naar Holland, Engeland en Duitschland, om geld en troepen tot ondersteuning van zijn koning te verkrijgen. Zoowel Engeland als Holland verschatten geld en in Duitschland bracht graaf Christiaan van Anlialt een leger van 12,000 lot Ki.000 man op de heen, dat in September 1591 de Fransche grenzen overschreed. Tol belooning van de gelukkig gevoerde onderhandelingen deed Hendrik IV den burggraaf huwen met Charlotte de la Mark. de erfgename van den hertog van Bouillon. Turenne vereenigde ten gevolge van dit huwelijk met zijne aanzienlijke bezittingen de hertogdommen Sedan en Bouillon, waarnaar hij zich van nu af noemde. Van nog meer belang dan de verwerving van buitenlandsche hulp was voor Hendrik IV de steeds aangroeiende oneenigheid der katholieke partij, die te Parijs tol eene bloedige revolulionnaire dvvinglandij voerde. De gematigden werden in de aan de Spaausche belangen verkochte hoofdstad met de grootste woede vervolgd; men hing eenige aanzienlijke mannen, zoo als Brisson, de president van het parlement en een paar leden, zonder plichtplegingen op. Slechts met moeite Hendrik IV gaat tot liet katholicisme over. kou Mayenue, die de stad voor eenigen tijd verlaten had, de rust door liet ter dood brengen van de ergste raddraaiers herstellen. In hel veld viel niets beslissends voor, slechts kleine voordeelen werden nu door de eene, dan door de andere partij behaald. De hertog begreep zeer goed, dat zijn toestand met den dag gevaarlijker, zijne hoop op de kroon steeds onzekerder werd, hoe meer de partij der politieken in sterkte won. Ilij hoopte door het bijeenroepen van eene statenvergadering zich een nieuwen steun te verschaffen. Den 26™ Januari 1593 opende hij die in de zaal van het Louvre met eene redevoering, waarin hij de rampen, die Frankrijk teisterden, en de gevaren, welke den godsdienst bedreigden, schilderde en de verkiezing van een echt katholieken koning het eenig redmiddel noemde. Indien Mayenne gehoopt had, dal de staten zich krachtig vóór hem en tegen Hendrik IV verklaren zouden, dan zag hij zich deerlijk teleurgesteld. De eisch van den pauselijken legaat, dat de steden zweren zouden, Hendrik van Navarre ook dan niet als koning te zullen erkennen , wanneer hij katholiek werd, vond een leventligen tegenstand, zelfs bij den bisschop van Lyon, en de gezant moest zijn eisch eindelijk intrekken. Evenmin slaagde de Spaansche partij, die eene opheffing van de wet, waarbij de erfopvolging in de vrouwelijke linie verboden was, (de Salische wel) verlangde, ten einde voor de dochter van Philips II der. weg tot den troon te banen. Den scherpen blik van Hendrik IV ontging deze gunstige wending der zaken niet. De groote meerderheid der gematigde katholieken was thans geneigd, len einde Frankrijk voor de heerschappij van een vreemd vorst te bewaren en eene versnippering van het rijk te voorkomen, zijne rechten te erkennen, zoodra hij tot bel katholicisme overging. Niet alleen de katholieken van Hendriks partij drongen hierop aan, ook vele aanzienlijke hervormden hielden zich overtuigd, dat de overgang des konings in hel belang van hunne eigen partij was. Zelfs Hendriks veelgeliefde en invloedrijke minnares, Gabriëlle d'Estrées, eene ijverige hugenole, die tol dusver al haar invloed tegen zulk een stap aangewend had, liet haar verzet daartegen varen, dewijl zij hoople, dat zij daardoor eene scheiding tusschen Hendrik en zijne gemalin Margaretha zou kunnen bewerken en zelf koningin worden. Hendrik IV kostte zulk een overgang niet veel moeite, dewijl hij daarin ternauwernood iels anders dan eene staatkundige vertooning zag: dit blijkt uil meer dan eene alles behalve ernstige uitdrukking, door hem dienaangaande gebezigd. Hij schreef b. v. aan Gabriëlle d'Estrées: »Van daag begin ik met de bisschoppen te spreken, Zondag zal ik den gevaarlijken sprong doen. Aan koningin Elisabeth liet bij later schertsend zeggen: «Parijs is toch wel eene mis waard." Nog eens, wal Hendrik IV ook mocht wezen, een geloofsheld was hij niet! Op Zondag den 2a™ Juli 1593 begaf Hendrik IV zich in gezelschap van vele prinsen en edellieden naar de kerk der abdij van St. Deiiis. Hier werd hij door den aartsbisschop van Bourges en vele bisschoppen en andere geestelijken ontvangen. Hendrik gaf zijn verlangen te kennen om in den schoot der katholieke kerk opgenomen te worden; geknield legde hij zijne geloofsbelijdenis en den eed af, dat bij in de katholieke kerk leven en sterven en haar met gevaar zijns levens beschermen en verdedigen wilde. Alle ketterij zwoer hij af. De aartsbisschop schonk hem vrijspraak en zegen, vervolgens woonde de koning, na gebiecht te hebben, de mis bij. Gezanten werden naar Rome gezonden, om van den paus de bekrachtiging der geschonken absolutie te vragen. De sluw berekende verlooning oefende den gewenschten invloed uit. Tevergeels raasden de aanhangers der Spaansche partij; vruchteloos zonden zij zelfs een moordenaar tegen Hendrik IV af. Hunne aanslagen werden verijdeld, 34* Verraad van Brissac. en de moordenaar werd, voordat hij eene poging tot uitvoering van de daad had kunnen wagen, gegrepen en ter dood gebracht. Hel Fransche volk, dat den oorlog van harte moede was, schaarde zich meer en meer aan de zijde des konings, die van een met Mayenne gesloten wapenstilstand partij trok, om zich overal door gematigdheid, vriendelijke voorkomendheid en vergevensgezindheid vrienden Ie maken. Zelfs te Parijs groeide 's konings partij dagelijks aan. Hendrik IV had zich den 27'" Februari 1594 Ie Chartres plechtig laten kronen; hij zag zich thans reeds in een groot deel van Frankrijk als koning erkend, alleen Parijs, de hoofdslad en het hart des lands, bood hem nog tegenstand. Hier heerschten nog de hertog van Mayenne, die zich niet onderwerpen wilde, en de Spaansche partij, doch zij achtten zich — en terecht — niet langer veilig. De grond waggelde onder de voelen der »zestien", zij bespeurden dat de gewone smaadredenen der geestelijkheid legen den «Béarner" niet langer de gewenschle uitwerking op het volk hadden, zij hoorden, dat onder de bevolking vele stemmen ten gunste van Hendrik IV opgingen en dat aanzienlijke mannen, zoo als L'Huillier, de prévót der kooplieden,openlijk verklaarden dal men de stad aan den koning overgeven moest. Zelfs de gouverneur van Parijs helde lol de koninklijke partij over en ook het parlement erkende den koning en verzocht den hertog van Mayenne, mei dezen over een vasten en duurzamen vrede te onderhandelen. De hertog was hiertoe echter nog volstrekt niet gezind; integendeel, hij hoopte nog altijd met de hulp van Spaansche troepen Hendrik IV te kunnen overwinnen. Den 7'" Maart 1594 verliet hij Parijs, om zich naar liet Spaansche leger te begeven, dat bij Soissons bijeengetrokken werd. Vóór zijn vertrek nam hij echter maatregelen om, naar hij hoopte, de hoofdstad te beveiligen. Hij ontzette den gouverneur van Parijs, markies van Belis, van zijn ambt, hoewel het parlement zich daartegen verzette, en droeg het opperbevel op aan een man, op wiens trouw en rechtschapenheid bij met volkomen zekerheid rekende, aan den graaf Brissac, die lot dusver een der krachtigste aanvoerders van de ligue was geweest, dezelfde, die op den barrikadendag liet volk had aangevoerd. Doelt de omstandigheden waren sinds dien dag zeer veranderd, de kansen der ligue stonden bijna hopeloos, die van Hendrik IV daarentegen beier dan ooit, en voor een eergierig en hebzuchtig partijganger was eene verwisseling van partij zeer voordeelig. Brissac bezweek voor die verzoeking. Terwijl bij den Spaanschen gezant, den herlog van Feria, den pauselijken legaal en de overige hoofden der ligue van zijne onwankelbare trouw jegens zijne partij verzekerde, had hij toch reeds verstandhouding met Le Maitre, den president van het parlement, met L'Huillier, den prévót der kooplieden, en mei meer royalistische burgers aangeknoopt en geheime onderhandelingen met Hendrik IV begonnen. De koning, wien er alles aan gelegen was, de hoofdstad zoo mogelijk zonder bloedvergieten lol onderwerping le brengen, willigde bereidvaardig alle eischen van Brissac in; hij beloofde dezen de waardigheid van maarschalk, eene aanzienlijke som gelds en een levenslang pensioen; den vrienden van Brissac zeide hij andere voordeelen, dei' stad Parijs eene slechts door enkele uitzonderingen beperkte ainneslie, liet bezit van al hare oude rechten en vrijheden en bovendien de handhaving van het vredesedict van 1577 toe, volgens hetwelk in de hoofdstad en in een omtrek van 70 mijlen geen andere dan de katholieke eeredienst geduld zou worden. Op deze voorwaarden beloofde Brissac, de stad in den nacht van den 21™ op den 22"' Maart te zullen overgeven, hij nam hiertoe alle maatregelen. In den avond van den 21'" Maart verzamelde bij een groot aantal koningsgezinde invloedrijke burgers; hij deelde hun zijn plan en de voorwaarden tol overgave mede, die door de vergadering met blijdschap goedgekeurd werden. In alle stilte liet Brissac drie poorten bezetten door burgers op wier trouw hij rekenen kon. Alles kwam er thans op aan, liet plan geheim Ie houden, want nog altijd bezaten de «zestien" eene groole macht, zij konden een aanzienlijk getal dweepzieke katholieken en trouwe vrienden der ligue onder de wapenen roepen en in vereeniging met de hinnen Parijs aanwezige Spaansche troepen zonder moeite hel kleine troepje royalisten overweldigen. Het ging goed, tot aan het invallen van den nacht. Toen ontving de Spaansche gezant, de hertog van Feria, bericht dat men tegen hem een s'erraderlijken aanslag smeedde. Hij noodzaakte Bi issac om met eenige Spaansche soldaten de ronde te doen. De Spanjaarden ontvingen in last om zoodra zij iets verdachts bespeurden den gouverneur neer te sloolen. Het geluk begunstigde Brissac. In den donkeren regenachligen nacht kon men niet ver van zich af zien. De Spanjaarden zagen niets van de troepen van Hendrik IV, die reeds dicht tot de stad genaderd waren, zij vonden de poorten en muren geregeld bewaakt en nergens ontdekten zij iels, dat reden lot ongerustheid kon geven. De hertog van Feria moest Brissac wel gelooven, toen deze, van de ronde teruggekeerd, al de verontrustende geruchten voor onnoozel wijvengeklap verklaarde. Hij ging gerusl naar bed en 00.5 de Spaansche soldalen zochten hun legerstede op, terwijl Brissac het paleis heimelijk omsingelen liet en bevel gaf, ieder, die het verlaten wilde, neer te stooten. Hendrik IV had intusschen de koninklijke bezettingen uit de verschillende naburige sleden bij St. Denis samengetrokken. Zij waren slechts 4009 a 5090 man sterk, maar hun aantal was voldoende, dewijl de koning op ondersteuning van de zijde der Parijzenaars hoopte. Omstreeks vier uur in den morgen werden de poorten in alle stille geopend; de troepen trokken de stad binnen en bezeilen terstond de voornaamste pleinen en stralen. Tegenstand ontmoetten zij bijna nergens, de liguislen waren zoo verrast, dat zij niet naar de wapens durfden grijpen; slechts eene bende Duitsche lansknechten, die zich verzameld had, moest met geweld ontwapend worden. Kort daarop verscheen ook Hendrik IV aan hel hoofd zijner ruiterij, omringd door zijne aanzienlijkste edelen. Brissac en L'Huillier reikten hem de sleutels der slad over. Aanvankelijk vreesde Hendrik IV nog wel, dat nog in hel laatste oogenblik door de liguislen een wanhopige strijd beproefd zou worden, doch hij slelde zich gerust, loen hij zag dat het volk, hetwelk zich in gioolen getale verzamelde, hem niet met vijandige kreten, maar met den juichtoon: «Leve de Koning!" begroette. Hij begaf zich terstond naar de kerk van Nolre Dame, om een bewijs van zijne trouw aan liet katholieke geloof te geven, en woonde hier eene mis en een Te Deum bij. Deze eerbied voor het katholicisme werkte zeer gunstig op liet volk en de goede stemming der burgerij werd nog verhoogd, toen Brissac, L'Huillier en andere aanzienlijke burgers gedurende de godsdienstoefening, door herauten en trompetters vergezeld, door de slad trokken en overal gedrukte proclamaties uildeelden, waarin de koning eene algemeene amnestie afkondigde. Deze amnestie en de gunstige vredesvoorwaarden verwekten zulk eene blijdschap, dat de koning, toen hij de kerk verliet, ontvangen werd met de juichtonen: »Leve de koning! Leve de vrede! Leve de vrijheid!" Hij trok naar hel Louvre, waar hij aan een open latei zijn maaltijd hield. Thans kon hij zich eindelijk in waarheid als koning van Frankrijk beschouwen, al had hij ook nog menigen strijd tot beveiliging van zijne kroon te voeren. Intocht van Hendrik IV in Parijs. ACHT EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Frankrijk. Hendrik IV. '9 Konings gematigdheid en zachtmoedigheid. Gelukkige strijd tegen de ligue. Moordaanslag van Jean Chastel. De Jezuieten gevangengenomen en uit het land verbannen. De oorlog aan Philijs II van Sj.anje verklaard. Hendrik IV door den paus vrijgesproken. Vernederende voorwaarden, aan de absolutie verbonden. Hendrik met den hertog van Mayenne verzoend. Vergadering der notabelen te Kouaan. Ongelukkige oorlog tegen Spanje. Verlies van Amiens. Amiens heroverd. Vrede te Vervins. Frankrijk na den oorlog. Hendriks werkzaamheid gedurende den vrede. Het edict van Nantes. Beheer van de geldmiddelen. Sully's verdiensten. Hendriks losbandig leven Gabriëlle d*Estrées. Henriette d'Entragues. Huwelijk van Hendrik IV met Maria de Medici. Ongelukkige echt. Léonore Galigai en Concini. Hendriks staatkundige eerzucht. De leer van het Europeesche evenwicht. De eeuwige vrede en de algeineene Christelijke republiek. Hendriks krijgstoerustingen. Zijn dood. Kavaillac en zijn proces. Na de inneming van Parijs legde Hendrik IV eene inderdaad bewonderenswaardige edelmoedigheid jegens zijne vijanden aan den dag. Al was deze gematigdheid niet alleen — gelijk 's konings vereerders beweren — de vrucht van zijn edel karakter, maar evenzeer van zijne fijne staatkundige berekening, van zijne staatsmanswijsheid, zij verdient toch onze ongeveinsde hulde. Zijne meest verbitterde vijandinnen, de hertoginnen van Nemours en Montpensier, zocht hij in persoon op, om haar van zijne bescherming te verzekeren. Al was hij ook niet bij machte om haar door zulk een edelmoedig gedrag in vriendinnen te herscheppen, toch verwierf hij zich de bewondering en de dankbaarheid van vele aanhangers der Guisen, die thans eerst aan zijne belofte van vergiffenis geloof hechtten, nu hij het beneden zich achtte, zich op de hertogin van Montpensier te wreken Ieder, die Parijs verlaten wilde, ontving daartoe van den koning zonder moeite verlof; den hertog van Feria en den Spanjaarden verleende hij vrijen aftocht, nadat zij beloofd hadden, niet weder tegen Frankrijk de wapenen te zullen voeren. Toen zij met den hertog hel Louvre voorbijtrokken, groette Hendrik hen met de volgende schertsende woorden: «Beveelt mij hij uw koning aan, maar komt nooit terug!" Hendriks edelmoedige zachtheid had het gewenschte gevolg. Met ongeloofelijke snelheid groeide het getal zijner aanhangers aan; de bastille werd hem overgegeven en het vroeger zoo vijandig parlement spreidde thans den grootst mogelijken ijver voor 's konings belangen ten toon. Het ontzette den hertog van Mayenne van zijn ambt als luitenant-generaal van Frankrijk, trok alle eenmaal tegen Hendrik uitgevaardigde wetten in en beval, op straffe van landverraad, allen Franschen van eiken stand, den koning te erkennen en hem te gehoorzamen. Ook de universiteit en de geestelijkheid erkenden den koning; alleen de Jezuïeten en de Capucijnen weigerden dit te doen, zoolang hij niet de pauselijke absolutie ontvangen had. Evenals te Parijs, ging het Hendrik in liet geheele land. "ij dankte dit Moordaanslag van Jean Chastel. Deze ter dood gebracht. aan eene voorkomendheid jegens vroegere vijanden, die voor zijne oude Irouwe strijdmakkers, de hugenoten, nu en dan zeer grievend was. Aan de katholieke steden, die zich aan hem onderwierpen, stond hij niet slechts volkomen amnestie en handhaving van al hunne rechten en vrijheden toe, maar hij ging zelfs zoover van om harentwil te bepalen, dat de hervormde eeredienst binnen hare muren niet geduld zou worden. Met eenig recht verklaarden de hugenoten, dat Hendrik IV, om slechts één vijand te winnen, niet schroomde een vriend te beleedigen, ja dal men, zoo men van hem gunstbewijzen verlangde, hem geen dienst bewijzen, maar hem bestrijden moest. Toch was iiet land niet geheel lot rust gebracht. Niet alleen Bretagne was nog in de macht van den hertog van Mercoeur. ook door hel geheele land bleven nog edelen en machtige sleden de zijde der ligue houden, wier hoofdplaatsen Laon en Soissons waren. Van hier uit onderhield de ligue verbintenissen met de Spaansche Nederlanden, werwaarls ook Mayenne zich begeven had, om Spaansche hulptroepen aan te werven. Hoe vurig Hendrik ook naar vrede verlangde, toch moest hij den oorlog voortzetten. Hij deed dit met gelukkig gevolg. Laon werd veroverd, andere sleden openden hem vrijwillig de poorten; meer en meer daalde de macht der ligue, wier meeste aanvoerders aan een goeden uitslag van den strijd wanhoopten en door eene tijdige onderwerping aan den koning diens vergiffenis en gunstige vredesvoorwaarden trachtten te verwerven. Dit deed ook de jonge hertog Karei van Guise, die de zijde van zijn oom, den herlog van Mayenne, verliet en met Hendrik IV vrede sloot. Reeds ademde het Fransche volk ruimer, want het einde van den burgeroorlog scheen nabij, toen de dweepzieke haat van een enkel man door één dolksteek zijne hoop op eene betere toekomst dreigde te vernietigen. Toen Hendrik IV den 27Fn December 1394 in eene zaal van het Louvre een aantal edellieden ontving, naderde hem onbemerkt een jongman, die het paleis was binnengeslopen. Juist bukte de koning, om een voor hem knielend edelman vriendelijk op te hellen, en deze beweging redde hem het leven, want de moordenaar, wiens stoot met het mes op den gorgel gericht was, trof 1111 slechts de lip en een tand, die door de kracht, waarmee de stoot was aangebracht, uit den mond gebroken werd. De sluipmoordenaar was niet in staat een tweeden stoot te doen: hij werd terstond gegrepen en ontwapend. Jean Chastel was de 19jarige zoon van een welvarend lakenhandelaar te Parijs. Hij had eene goede opvoeding genoten en twee jaren in hel Jezuïelencollegie gestudeerd. Hier. zoo verklaarde hij in zijn verhoor, had hij de overtuiging verkregen, dal hel een verdienstelijk werk was, een koning te dooden, die een vijand van den paus en den godsdienst en bovendien een dwingeland was. Hij' verzekerde, dal hij. evenals Clément, door dezen moord vergeving van zonden en de eeuwige zaligheid had willen verwerven, maar dal hij geene medeplichtigen had. Jean Chastel werd door het parlement Ier dood veroordeeld en reeds den 2!) December gevierendeeld. Hij verdroeg die vreeselijke straf, gelijk Ie voren de afgrijselijkste folieringen, mei eene kalmte en standvastigheid, eene betere zaak waardig. De Jezuïeten hadden reeds geruimen tijd aan hevige aanvallen van de zijde hunner tegenstanders blootgestaan. De universiteit had de beschuldiging tegen hen ingebracht, dat zij zich onbevoegd in staatszaken mensden, dal zij de jeugd verleidden, met de Spanjaarden in verbintenis stonden en koningsmoord predikten; slechts de godgeleerde faculteit had zich hunner aangetrokken en bewerkt, dat een tegen hen ingesteld proces gestuil werd. Na den aanslag van Chastel beval het parlement, dat alle Jezuïeten te Parijs gevangen en hunne papieren in beslag genomen zouden worden. Men vond bij deze gelegenheid meer dan één geschrift, door den overste van het college. Hendrik IV vernedert zich voor den paus. Zijne vrijspraak. Guignard, vervaardigd, waarin deze den op Hendrik III gepleegden moord hemelhoog verhief en verklaarde, dat men Hendrik IV zonder oorlog Ie voeren moest afzetten; gelukte dit niet, dan behoorde men oorlog legen hem te voeren en bereikte men ook hierdoor zijn doel niet, dan moest men hem vermoorden. Deze geschriften leverden het parlement eene voldoende reden op, niet alleen om Guignard ter dood Ie doen brengen, maar ook om de veroordeeling van de geheele Jezuïetenorde uil te spreken. Hel verbande haar uit hel land en een koninklijk edict bekrachtigde deze uitspraak. Dewijl echter de parlementen van Toulouse en Bordeaux, waar de Jezuïeten een grool aantal scholen en een machtigen invloed bezaten, zich tegen hel Parijsche parlement verzetten en Hendrik IV het niel geraden achtte, dwangmaatregelen tegen de parlementen aan te wenden, werd het banvonnis binnen de grenzen van hunne jurisdictie niet uitgevoerd. Chastels aanslag leverde het bewijs, dat liet Hendrik IV niet gelukt was, door zijne edelmoedigheid zijne verbitterde vijanden Ie verzoenen, hij betreurde het zeer, doch besloot toch, zonder omzien op den eenmaal ingeslagen weg voort te gaan en zijne vijanden door zachtheid te ontwapenen, voor zoover dit gaan zou. doch hen kraclilig Ie bestrijden, indien hij door edelmoedigheid zijn doel niet bereiken kon. In de eerste plaats scheen het noodig, ernstige maatregelen tegen Philips II van Spanje Ie nemen. Den Ui— Januari 1395 verklaarde Hendrik IV hem den oorlog. Indien ooit eene oorlogsverklaring gewettigd kan zijn, dan was het ongetwijfeld deze. Philips II werkte niet alleen door zijne kuiperijen aan het Roomsche hof de absolutie van Hendrik IV voortdurend tegen, maar hij ondersteunde ook den hertog van Mayenne en de weinige nog overgebleven aanvoerders der ligue: alleen zijne hulptroepen stelden dezen tot het voortzetten van den oorlog in slaat. Na, de oorlogsverklaring zond Philips wel eene grootere krijgsmacht naar rrankrijk, maar het gelukte Hendrik in meer dan een treilen belangrijke voordeden Ie behalen en zelfs den hertog van Mayenne, die erg in het nauw gebracht was, tot het sluiten van een wapenstilstand voor den tijd van drie maanden te noodzaken. Kene nieuwe proeve van gematigdheid, die menigmaal dicht aan verloochening van de koninklijke waardigheid grensde, gaf Hendrik IV in zijne verhouding tot den paus. Hij had reeds sinds lang door middel zijner gezanten den paus dringend om opheffing van den op hem rustenden banvloek verzocht, lot dusver waren alle beden vruchteloos geweest, doch dewijl Clemens VIII zag, dat het geluk Hendrik IV steeds meer toelachte en hij vreesde, dat de koning, zoo hij nog langer zijne wenschen gedwarsboomd zag, weder van de katholieke kerk afvallen en geheel Frankrijk aan de pauselijke heerschappij onttrekken zou, besloot hij eindelijk het banvonnis op te heffen. Hen I7rn September loDii nam de paus op een voor de Sl. Pieterskerk te Rome opgericht stellage op zijn prachtigen zelel plaats, omringd door zijne kardinalen en zijn geheelen hofstoet. De gevolmachtigden van Hendrik IV moesten in hel gewaad van boetelingen voor hem verschijnen, zijne voeten kussen, in naam huns konings alle keltersche dwalingen afzweren en onder eede beloven, dal Hendrik IV voortaan een trouw zoon der kerk blijven en de in een verdrag bepaalde voorwaarden naleven zou. Nadat dit geschied was, raakte de paus hen zachlkens mei eene roede aan, vervolgens onlhief bij den koning inel groole plechtigheid van den ban. Zag Hendrik IV aan den eenen kant zijn vurigsten wensch vervuld, de voorwaarden, welke hij had moeten aannemen, waren alles behalve licht. Hij moest zich niet alleen voor zijn persoon verbinden lot alle mogelijke stichtelijke oefeningen, maar ook in Béarn den katholieken godsdienst weder invoeren, kloosters stichten en zelfs beloven, dat de hugenoten in Frankrijk Vergadering van notabelen te Rouaan. van openbare eerambten uitgesloten zouden worden. *) Er lag iets vernederends in deze overdreven toegevendheid des konings. die opnieuw de belangen zijner oude getrouwe aanhangers ten offer bracht aan den wenschomde katholieken te verzoenen; zijn doel bereikte hij intusschen volkomen. De haat der ligue tegen Hendrik IV werd steeds minder, zijne macht in Frankrijk groeide met eiken dag aan en ook Moyenne besloot thans, de hem aangeboden buitengewoon gunstige vredesvoorwaarden aan te nemen. Den 31™ Januari begaf hij zich naar hel slot Monceaux, om zich geheel met zijn ouden vijand te verzoenen. "Zijl gij hel, mon cousin? Waak ik of droom ik?" riep Hendrik IV hem vroolijk toe, terwijl hij den vroegeren tegenstander bijzonder vriendelijk ontving. Beiden waren het spoedig eens. zij maakten te zamen eene wandeling door het park van het kasteel, waarbij de dikke, onbeholpene en bovendien aan heupjicht lijdende Mayenne uit beleefdheid al zijn best deed om met den krachtigen koning in den pas te blijven. Eindelijk moest hij, in zijn zweet badend, de wandeling opgeven. Hendrik IV sloeg hem lachend op den schouder met de woorden: «Dal is, bij God! het eenige onaangename, dat gij ooit van mij te verduren zult hebben." Alle rijksgrooten, met uitzondering van den hertog van Mercoeur, onderwierpen zich thans. Alleen de oorlog legen Spanje duurde nog voort en baarde den koning ernstige zorg. Hij werd door zulk een nijpend geldgebrek gekweld, dat hij eens aan zijn vriend Rosny schreef: »lk sta tegenover den vijand en heb nauwelijks een paard, waarop ik vechten, of eene volledige wapenrusting, die ik aantrekken kan. Mijne hemden zijn alle gescheurd, mijne kleederen hebben galen aan de ellebogen en ik eet nu bij dezen, dan bij genen, dewijl mijne hofmeesters sinds zes maanden geen geld ontvangen hebben en de tafel niet meer kunnen aanrichten.". liet natuurlijkste middel om een einde aan dat geldgebiek te maken, zou geweest zijn de slaten-generaal bijeen te roepen, doch hiertoe kon Hendrik IV niet besluiten. Hij. de veel geprezen vorst, was evenmin een vriend der volksvrijheid als een geloofsheld. Elke beperking der volstrekte koninklijke macht stuitte hem legen de borst. Hij vermeed dan ook de bijeenroeping van de staten, dewijl hij zeer goed voorzien kon, dat deze aan de bewilliging van gelden voorwaarden vaslknoopen en eene poging wagen zouden om hunne rechten te bevestigen, wellicht om die uit te breiden. Gemakkelijker zou het zijn, met eene vergadering van notabelen het eens Ie worden en zulk eene vergadering riep Hendrik IV dan ook in October 155)6 le Rouaan bijeen. Hij spreidde, naar gewoonte, tegenover de edelen eene buitengewone beminlijkheid ten toon. »lk heb u niet bijeengeroepen, om alleen uw raad le vernemen, maar om dien op le volgen en om mij aan uwe handen, aan uwe voogdijschap toe le vertrouwen." Kon een koning meer voorkomend, ja nederbuigend zijn? Wat deze schoone woorden beleekenden, bleek uil het antwoord hetwelk Hendrik IV aan zijne minnares Gabriëlle d'Eslrées gaf, toen deze, die achter een voorhangsel verborgen, zijne redevoering mede aangehoord had, hem verweet, dat hij zich onder de voogdijschap der nolabelen wilde stellen. Lachend antwoordde hij: «Dat heb ik wel gezegd, maar natuurlijk met het zwaard aan de zijde!" De notabelen gedroegen zich tegenover zulk een beminlijken en nederbuigenden koning dienstvaardig en volgzaam. Toch konden zij niet veel doen tol leniging van 's konings geldelijken nood; ten gevolge hiervan werd de oorlog tegen Spanje ook niet krachtig voortgezet, hoewel Hendrik IV reeds *) Waarschijnlijk maakte ook de terugroeping der Jezuïeten, die kort daarop plaats liad, deu inhoud eeuer geheime bepaling van het niet den paus gesloten verdrag uit. Verlies van Amiens. Amiens heroverd. Vrede te Vervins. vroeger met koningin Elisabelh van Engeland en mei de Nederlanden een verbond tegen Spanje gesloten had, en het gehikte den Spanjaarden zelfs, zich den 1 len Maart 15!>7 van de onneembaar geachte stad Ainiens meester te maken. Hendrik IV had in den afgeloopen winter niet zijne gewone werkzaamheid ten toon gespreid; hij had aan de zijde zijner geliefde Gabriëlle d'Estrées het leven met volle teugen genoten. Balletten, maskerades en andere feesten hadden elkaar aan het hof te Parijs onophoudelijk opgevolgd. Het verlies van Amiens schudde den koning op eene zeer onzachte wijze uil zijne zoete droomen wakker. Hel gevaar was dreigend, want niet alleen de Spanjaarden wonnen grond door het verlies der sterke stad, maar ook zijne oude, slechts half verzoende vijanden begonnen hel hoofd weder op te steken. De katholieken gaven luide lucht aan hunne ontevredenheid overeen vorst, die niet in staal was den buitenlandschen vijand uit hel land te verdrijven. en niet minder misnoegd waren de hugenoten, die onder Hendriks regeering nauwelijks één hunner rechtmatige wenschen vervuld zagen. Reeds hadden velen zijner oude krijgsmakkers, juist zijne meest beproefde hervormde aanvoerders, zich geheel en al van den krijgsdienst teruggetrokken, dewijl zij voor zulk een ondankbaren, van zijn geloof afvalligen vorst, niet langer het zwaard wilden voeren Het gevaar was groot. Doch juist in zulk een tijd toonde Hendrik IV wal hij vermocht. In dagen van voorspoed verzonk hij lichtelijk in eene weelderige en zinlijke leefwijze, doch zoodra het gevaar dreigde, spreidde hij de grootste geestkracht en werkzaamheid ten loon. Amiens moest heroverd worden. In weerwil van de ongunstige omstandigheden . waarin hij verkeerde, gelukte hel hem een leger bijeen te brengen, dat met een Engelsch korps hulptroepen van 4000 man ongeveer 28.000 man lelde. "ij belegerde Amiens en hoe dapper de vesting ook verdedigd werd, toch moest zij den 25™ September 1 at)7 zich overgeven. De oorlog, die met afwisselend geluk gevoerd werd. bracht noch Hendrik IV noch Philips II eenig voordeel aan; beide koningen wenschten den vrede, Hendrik, omdat hij aan zijn uitgeput land eindelijk de zoo hoog noodige rust moest gunnen, Philips, omdat hij inzag, dal de hoop. om een lid van zijn geslacht op den Franschen troon te plaatsen, voor altijd verijdeld was, en dewijl hij. de bejaarde man. aan zijn stervensure dacht en niet wenschen kon, zijn onbekwamen opvolger een bloedigen oorlog als erfenis na te laten. Onder zulke omstandigheden kostte het paus Clemens VIII niet veel moeite, den vrede lol stand le brengen. Deze werd dan ook den 2C" Mei 1b!)H te Vervins gesloten, hoewel de Engelsche en Nederlandsche gezanten al hun besl deden om dit le verhinderen. Daar hel den Franschen koning reeds gedurende de vredesonderhandelingen gelukt was, den hertog van Mercoeur te verzoenen en tot onderwerping te bewegen; dewijl de vrede van Vervins alle zaken terugbracht tot den slaat, waarin /.ij hij den vrede van Cateau Cambresis gekomen waren en eindelijk ook de hertog van Savoye, die tevergeefs gepoogd had. Provence en Dauphiné te bemachtigen, tot rust gebracht en tot vrede gedwongen werd,trad HendrikIV uil deze langdurige oorlogen te voorschijn als de gebieder over geheel Frankrijk, dat niet door den afstand van eenig grondgebied verzwakt was. In welken toestand bevond zich echter het groote en machtige rijk terstond na den burgeroorlog! Verarming en gebrek heerschten in de sleden en nog meer op het land. waar men een onnoemlijk aantal puinhoopen en ontvolkte of verwoeste landstreken aantrof. Hel land werd bewoond door eene zoowel ten gevolge van roof en plundering als van onophoudelijke belaslingen verarmde, en ten gronde gerichte bevolking, bij wie de wederzijdsche haat der godsdienstige partijen volstrekt nog niet uilgeroeid was, en bij wie eene door den krijg veroorzaakte verwildering en eene door den geloofshaat verhoogde onmenschelijke wreedheid hand aan hand gingen met wraakzucht. neiging Treurige toestand van Frankrijk. Het edict van Nantes. tol zinnelijke uitspattingen, onwetendheid, bijgeloof en verachting van wet en recht. De tijdgenoolen leveren ons eene inderdaad ontzettende beschrijving van Frankrijks toestand in die dagen, zij noemen, waar zij van het verlies aan menschenlevens in de burgeroorlogen spreken, schier ongeloofelijke cijfers. »Froumenteau" (Le secret des finances de France 1581 III 378 berekent het aantal van hen, die tol het einde van het jaar 1580 in de burgeroorlogen omgekomen waren, op 765,200; daaronder waren 8700 geestelijken en monniken, 32,950 in hun huis gedoode of in den oorlog gesneuvelde katholieke en hervormde edellieden. 050,000 Fransche en 32,000 builenlandsche soldaten, 30,300 neergehouwen mannen en 1235 doorstoken, verdronken en geworgde nonnen en meisjes. Het aantal der vrouwen en meisjes, op wie geweld gepleegd was, schat hij op 12,300 en hij deelt mede dat 9 steden, 202 dorpen en buitendien i250 huizen verbrand en 124.000 andere huizen door hunne bewoners verlaten en ingevallen zijn". In zulk een verwoest land orde en wet te herstellen en liet Fransche volk weder tot een redelijken trap van welvaart te verhellen, was eene ontzettend zware laak! De dankbareFranschen hebben hel nooit vergelen, dal de regeering van Hendrik IV de wonden, door den burgeroorlog geslagen, spoediger geheeld heefl dan iemand bad durven hopen. Zijn woord: «Wanneer ik lang genoeg leef, moet elke boer ten minste des Zondags een hoen in den pot hebben," is historisch geworden, en men heefl ook in dil opzicht Hendriks verdiensten menigmaal veel te boog geschal. Eéne groote verdienste echter kan hem door niemand, zelfs niel door zijne vijanden ontzegd worden, namelijk dat hij meesterlijk de kunst verstond oin bekwame mannen tot zijne dienaren te kiezen en hen op de rechte plaats te stellen en dal hij hunne werkzaamheid nooit door ontijdige inmenging in hunne zaken stremde, maar hun de noodige vrijheid van handelen liet. De heiligste, maar moeilijkste laak. welke op Hendriks schouderen rustte, was ongetwijfeld de godsdiensttwisten voor goed te beslechten en den hugenoten de lang gewenschle geloofsvrijheid le verleenen, want de vrienden van voorheen begonnen zeer ongeduldig en ontevreden te worden. Reeds in Mei 1594 hadden zij onderling een nieuwen bond gesloten; hunne afgevaardigden klaagden luide, dat de beloflen, hun vroeger gedaan, niet nagekomen waren, en zij lieten niel onduidelijk doorschemeren, dat zij van vrienden lichtelijk vijanden van den tot de katholieke kerk teruggekeerden koning konden worden. Buitendien waren vele hugenolen, ten gevolge van hunne betrekkingen lol Zwilsersche en Nederlandsche hervormden, zeer gunstig voor den republikeinschen regeeringsvorm gestemd. Er moest iels geschieden om hen tevreden te stellen, al was hel in Hendriks oog bedenkelijk, hun al te groole vrijheden te verleenen. Hij wilde noch den republikeinschgezinden eene al te groole macht schenken noch den vurigen katholieken opnieuw aanleiding geven lot de bewering dat bij in zijn hart nog hugenoot was. De vrucht van deze overleggingen was hel zoo beroemd geworden edict van Nantes, dal Hendrik IV den 15c" April 1598, en dus kort voor den vrede van Vervins, uilvaardigde. Daarbij werd den hugenoten nauwelijks meer toegestaan dan hun in de verschillende reeds vroeger le hunnen gunste uitgevaardigde, maar telkens weer ingetrokken besluiten verleend was, namelijk: gewetensvrijheid, toelating tol staatsambten en waardigheden, bescherming voor het gerecht door de oprichting van rechtbanken, die voor de ééne lieltlf uit hervormden en voor de andere uit katholieken zouden bestaan, enz. Maar de bepaling dal zij le Parijs en overal, waar het hof verblijf hield, gelijk in vele andere sleden geene godsdienstoefening mochten houden en dal zij verplicht waren om aan de katholieke geestelijkheid lienden te betalen bleef van kracht. Hel edict van Nantes verleende den hervormden volstrekt geene gelijke rechten met de katholieken; het moest dus hen die zich op hunne vroeger Drukkende belastingen. Des konings verkwistingen. bewezen diensten beriepen en veel meer van den zoon van Jeanne d'Albret verwacht hadden, evenzeer tegenvallen als hel een doorn in hel oog moest zijn van de vurige katholieken, die de kelterij in Frankrijk geheel uitgeroeid wilden zien. Het hoogste belang stelde Hendrik IV te rechl in de regeling van het beheer der geldmiddelen, want de bestaande belaslingen brachten, hoe drukkend zij ook voor hel volk waren, toch nooit zooveel op, dat hof en leger daarvan onderhouden konden worden. Het geldgebrek had den koning dikwijls zwaar genoeg gedrukt en was oorzaak geweest, dal aan de burgeroorlogen niet reeds vroeger een eind gemaakt kon worden. Indien binnen weinige jaren het geldelijk beheer op een geregelden voet gebracht werd, dan komt de verdienste hiervan slechts in zoover aan Hendrik IV toe, omdat hij hierin den voorlreflijken Sully de handen vrij liet. Hij zelf droeg door zijn ongeregeld leven niet weinig er'toe bij, dat de harde druk der belaslingen tegen Sully s wensch op zijne onderdanen bleef rusten. Sully s spaarzaamheid werd menigmaal door 's konings verkwisting, door diens heilloozen hartstocht voor het spel en den daaruit voortvloeienden, weinig vorstelijken gelddorst tegengewerkt, ja machteloos gemaakt. De minnaressen en haar nasleep verslonden reusachtige sommen; desgelijks waren de prachtige gebouwen, welke Hendrik IV zoowel te Parijs, te Fonlainebleau, en te Sl. Germain als op zijne bijzondere landgoederen verrijzen liet, zeer kostbaar. Des te bewonderenswaardiger zijn de rustelooze werkzaamheid, de rechtschapenheid en de juiste financiëele blik, welke Sully in staal stelden om, in weerwil van des konings verkwisting, toch den geldeïijken toestand van het land niet alleen op een geregelden voet te brengen, maar zelfs gelden le besparen, een oorlogskas te scheppen met het oog op onvoorziene verwikkelingen met het buitenland, en de staatsschuld te delgen. Wanneer buitendien niet meer geschiedde om de lasten des volks le verlichten, wanneer de belastingen niet verminderd werden en niet elke boer des Zondags zijn hoen in den pot had, dan lag de schuld daarvan niet bij Sully, maar bij den koning. Nadat de eerste een streng toezicht op de beambten ingesteld had, hetwelk hij met onomkoopbare gestrengheid toepaste, nadat hij alle bedriegerij, alle verduistering van gelden zooveel mogelijk voorkomen en in het geldelijk beheer eene slipte orde ingevoerd had, drong hij herhaaldelijk op verlaging van de belastingen aan. Doch Hendrik H meende.dat hij genoeg deed wanneer bij de belastingen niet verhoogde. Hij had geld, veel geld noodig, deels voor het onderhoud van zijn weelderig hof, deels lot verwezenlijking van zijne grootsche staatkundige plannen. Daarom liet hij Sully wel zijn gang gaan, wanneer deze door zijne financiëele maatregelen en door de bevordering van handel en nijverheid de inkomsten van den staal verhoogde, doch lot eene vermindering van de belastingen gaf hij zijne toestemming niet, hoewel hij zeer goed wist, hoe zwaar die op de arme bevolking drukten, en welk een misnoegen zij verwekten. «Het hoen in den pot" was, evenals menig ander gezegde van Hendrik IV, een fraai, door zijne vereerders hemelhoog geprezen woord, doch dat door zijne daden al te dikwijls gelogenstraft werd. Zijne verdiensten ten aanzien van de regeling der financiën beslaan alleen daarin, dal hij de onschatbare diensten door Sully bewezen, waardeerde en dat hij zich noch door diens vijanden, noch door zijne minnares, die allen des konings getrouwen raadsman met hunne gansche ziel haalten . bewegen liet om zijn beproefden vriend te wantrouwen. Maximiliaan van Belluine, markies van Rosny en later (sedert Juni 1606) hertog van Sully, was reeds vroeg in 's konings dienst gelreden en sinds zijn 16" jaar diens onafscheidelijke wapenbroeder en de eenige vriend voor wien Hendrik IV nooit een geheim had. Hij was een dapper en verdienstelijk soldaat. Zijn trots en hardheid , gepaard aan eene groole male van scherpzinnigheid, maakten hem onbemind. Door deze hoedanigheden was hij ook voor den koning dikwijls laslig, doch deze zag om de ruwe schaal den voortredelijken kern niet voorbij. Terwijl Hendrik IV anders een inensch niet Sully's karakter en financieel beheer. Hendrik IV en zijne minnaressen. spoedig onbepaald vertrouwde, liet hij het geldelijk beheer geheel aan Sully over. Dal hij dit deed, strekte hem en zijn land lot zegen. Sully vereenigde mei een buitengewoon scherpzinnig versland een geest van de sliplste orde, van eerlijkheid en belangloosheid. Zijne degelijke, veelzijdige kennis stelde hem in staat een uitstekend staatsman te worden, terwijl hij tot dusver slechts een goed soldaat was geweest. Allen, die lot nu toe van de wanorde in het geldelijk beheer en van de verkwisting der koninklijke inkomsten in hun eigen belang partij getrokken hadden, en zich dus ten koste van het land en van den koning ongestraft verrijkt hadden, het gansche heirleger van omkoopbare, diefachtige beambten tot in de hoogste rangen toe, de losbandige hovelingen en hebzuchtige minaressen des konings weiden natuurlijk de verbitterde vijanden van een man. die als opperste beheerder der geldmiddelen, evenmin voor zich zelf voordeel poogde te behalen als toeliet dat anderen dit deden. Van alle zijden werd Sully Liij Hendrik IV belasterd, nu eens geschiedde dit mondeling, dan weer schriftelijk, doch al de moeite dier lasteraars was vruchteloos. De koning liet zijn vriend niet varen, ternauwernood wankelde hij voor een enkel oogenblik in zijn vertrouwen jegens hem. Het loon voor deze standvastige vriendschapstrouw heeft Hendrik IV in rijke mate ontvangen. Indien Sully liem niet ter zijde had gestaan, zou zijn naam nooit zoo eervol in de wereldgeschiedenis vermeld zijn geworden als thans te recht geschiedt; te recht, want een koning, die zich niet dooiden glans der kroon laat verblinden, die niet naar de woorden van kruipende hovelingen maar naar den eerlijken raad van een trouwen maar ruwen vriend luistert, heeft billijke aanspraak op onzen lof. Hendrik IV bad behoefte aan een vriend, gelijk Sully was. Zijne lichtzinnigheid, zijne zinnelijke natuur, zijne neiging lot een lustig, losbandig leven lokten hem voortdurend op gevaarlijke wegen. Van zijne schoone en talentvolle, maar zeer zedelooze gemalin MargareMia van Valois leefde hij sedert lang gescheiden, al had er ook geene vormelijke echtscheiding plaats gehad, aau eene verzoening der echtgenooten viel niet te denken. Hendrik wenschle die ook niet, dewijl hij zich door die feitelijke scheiding gerechtigd achtte om ongestoord de eene minnarij na de andere aan te knoopen. Van zijne vele minnaressen was Gabriëlle d'Estrées de meest geliefde en de invloedrijkste. Dij verhief haar tot hertogin van Beaufort. Zij was hoogst eerzuchtig en wenschle niets minder dan koningin te worden; doch Margaretha van Valois verklaarde, dat zij bereid was om zich van den koning te laten scheiden, indien deze zich verbond om eene gemalin uit zijn stand te nemen, opdat. Frankrijk een wettigen erfgenaam der kroon verkrijgen zou; voor eene boeleerster echter wilde zij nooit wijken. Om de liefde, welke Hendrik IV aan Gabriëlle toedroeg, zou hij wellicht niet veel acht op Margaretha's weigering geslagen hebben, indien niet Sully zich heslist aan de zijde der koningin geschaard had. Van nu af haatte Gabriëlle dezen doodelijk. Toen de koninklijke bijzit eens bevallen was, (zij schonk haar geliefde drie kinderen, welke door hem ook erkend werden), liet zij den knaap als een prins doopen, en verlangde zij van Sully, dat deze hem de gelden geven zou. welke aan een «Kind van Frankrijk" toekwamen: Sully weigerde en de koning stelde hem in het gelijk. Hierover was Gabriëlle zoo diep verontwaardigd. dat zij in tegenwoordigheid van haar vijand woedend uitriep: »Ik wil mij om hel leven brengen, omdat ik om den wil van een bediende zoo achteruitgezet word!" Hendrik IV trachtte haar tot bedaren te brengen,doch toen zij voortging te weenen en te jammeren, verklaarde hij toornig, dat hij, wanneer hij in de noodzakelijkheid gesteld werd om tusschen haar en Sully le kiezen, aan dezen den voorkeur geven moest, dewijl hij eer tien maitressen dan één Sully kou vinden. Het staal echter te bezien, of Gabriëlle in weerwil van dit alles niet Huwelijk van Hendrik IY met Maria de Medici. eindelijk haar doel bereikt zou hebben. Hendrik IV beminde haar vurig en in een zwak oogenblik zou hij wellicht hare begeerte ingewilligd hebben. Tot Sullv's geluk stierf de gevaarlijke vrouw plotseling, men zegt ten gevolge van vergif; zeker is hel, dat haar dood aan vele harer vijanden zeer welkom was. De koning kon niet lang zonder eene begunstigde minnares leven. "ij was doodelijk verliefd op de schoone Henriette d'Entragues, doch deze koesterde dezelfde eerzucht als Gabriëlle d'Estrées: ook zij wilde koningin van Frankrijk worden en voor haar was de weg geëffend, daar Margaretha van Valois, na den dood van Gabriëlle, in eene scheiding bewilligd had en deze ook door den paus wegens te nauwe bloedverwantschap der echtgenooten uilgesproken was. Henriette, eene sluwe, eerzuchtige, in kuiperijen volleerde vrouw, wist den zwakken koning over te halen om haar eene schriftelijke trouwbelofte te geven; alleen op die voorwaarde werd ze zijne minnares. *) Weer was het Sully, die niet aarzelde, de eerzuchtige plannen der bijzit tegen te werken. Toen Hendrik IV hem het geschrift liet zien en naar zijn gevoelen vroeg, nam hij het en scheurde het in stukken. »Ik geloof dat gij dol zijl!" riep de koning toornig uit. »Ja, Sire!" — hernam Sully — »ik ben een gek en een dwaas en ik wenschte het in zulk eene mate te zijn, dat niemand anders in Frankrijk het was." Dit stoutmoedige woord bracht den koning tot bezinning, hij luisterde naar Sullv's bewijsgronden. Henriette d'Entragues verhief hij wel tot markiezin van Verneuil, maar hij huwde haar niet, terwijl hij haar, om haar te misleiden, eene soort van trouwbelofte gaf. De vader der maitresse gaf den koning het papier, dat niet de minste waarde had, later voor eene aanzienlijke som terug. Ten einde aan het land een wettigen troonopvolger te schenken, besloot Hendrik IV tol een huwelijk overeenkomstig zijne waardigheid. Hij koos tot zijne echtgenoot Maria de Medici, de dochter van den groothertog Frans van Toscane. Het huwelijk had den 9e" December 1600 Ie Lyon plaats. Het zal onzen lezers zeker niet ongevallig zijn, eene beschrijving van de op hel huwelijk gevolgde feesten te ontvangen, waaruit wij den geest dier dagen nauwkeurig kunnen leeren kennen. Wij ontleenen haar aan von Raumers voortreffelijke geschiedenis van Europa. »Op de huwelijksplechtigheid volgde een groot feest in de zaal van hel aartsbisschoppelijk paleis. Behalve de groote maar niet rijk versierde tafel in het midden, stonden andere tafels langs de wanden. Hoewel de ingangen ^terk bezet waren, was reeds voor de aankomst des konings een groot aantal menschen daar samengestroomd, en toen eindelijk de deuren geopend werden drongen zoovelen in de zaal, dat zij geheel gevuld werd en men ternauwernood kon adem halen. Ofschoon de wachters zonder aanzien des persoons er op los sloegen, moesten de hooge gasten toch lang wachten, eer zij hunne plaats aan de talels bereiken konden. Vooral moest de legaat, (die het laatst de kerk verlaten had, gelijk hij die ook het laatst was binnengetreden), een goed kwartier in het gedrang wachten, eer hel gelukte, hem plaats te verschaffen. De dames, die aan de middelste tafel zaten, bereikten nog het eerst hare plaatsen, de heeren daarentegen bleven slaan, totdat de gerechten opgebracht werden, en dit duurde, dewijl men zich slechts met de grootste moeile door het gedrang kon heen worstelen, een goed half uur. Eindelijk verschenen vier trommelslagers, acht trompetiers, en vervolgens tien hofmeesters mei groote gele stokken, welker knoppen van verguld zilver vervaardigd, met de koninklijke kroon versierd en schoon bewerkt waren. Nu kwam de graaf van St. Paul, die den afwezigen opperhofmeester, dan graaf van Soissons, verving; hij hield' *) De zedeloosheid was in het geslacht van Henriette ook in de vrouwelijke linie erfelijk. Hare moeder, Maria Touchet, was vroeger de minnares van koning Karei IX geweest, wien zg een zoon, den graaf van Auvergne , geschonken had. Feest ter eere van het huwelijk. in de hand een sierlijk Indisch riel, door gouden wijngaardranken omslingerd en door eene kroon met de lelie gedekt. Eindelijk verschenen de spijzen. De eerste voor den koning en de koningin bestemde gerechten werden gedragen door den prins van Condé en den hertog van Nevers; daarop volgden steeds personen van minderen rang en ten slotte de kok zelf. Nadat de hofmeesters nader getreden waren en eene diepe buiging gemaakt hadden, gingen zij ter zijde; doch de tafel, die aanvankelijk geheel ledig was, werd op deze wijze viermaal achtereen bezet. Doven het midden van den disch hing een haldequin van rood fluweel niet gouden franjes; hieronder zat de koning, inet de koningin aan zijne rechter-, den legaat aan zijne linkerhand. Vervolgens zaten rechts, doch op eenigen afstand, de hertoginnen van Nevers en Guise enz. enz. De aanzienlijkste heeren vervulden de betrekking van schenker, kamerheer enz. De spijzen waren volgens ons oordeel (dat der Italianen) en zelfs volgens dat der Franschen van eene zeer grove eu gewone soort en wanneer wij de sieraden en eenige weinige lekkernijen uitzonderen, was er niets bijzonders: groole stukken vleescb, eenige met groenten toegedekte gerechten, weinig orde! Het begin werd gevormd door een grooten zwijnskop eu eenige groote visschen, wellicht het beste van alles; ten slotte bad men geene spijzen, maar alleen perziken en enkele andere vruchten. Aan drank had men zeer groot gebrek, dewijl vanwege het gedrang niemand tot de schenktafel kon doordringen, behalve de schenkers des konings, wien bet gelukte, onder bedekking van boogschutters wijn voor hem Ie halen. Alle anderen zalen met ledige bekers, en begonnen zeer te klagen, tot dat eenigen een leeglooper, die met een tlesch in de banden stond, tot zich riepen en zich wat inschonken. Andere heeren stonden zelf op, wisten wijn te krijgen en gingen rond, hier en daar hunne vrienden ruim bedienende, ook onze kardinaal kreeg, nadat bij lang gewacht had, op deze wijze wat te drinken, aan de tafel der dames moesten velen zich met een glas wijn vergenoegen. Het was een allervermakelijkst schouwspel, de uitgehongerde heeren en dames naar de schotels te zien tasten, om (daar meer dan een gerecht uitbleef of niet voor allen toereikend was) toch iets te krijgen. Ten slotte droeg een goed zangkoor dankliederen voor; daarna verschenen de muzikanten, om hel bal te beginnen. Hel is hier de plaats om iels over de kleederdracht te zeggen. Des morgens in de kerk was de koningin in koninklijk gewaad gekleed mei mantel en kroon, de laatste was klein, zij bedekte slechts het uiterste gedeelte van het kapsel en was rijkelijk met edelgesteenten versierd, op. den top droeg zij eene gouden lelie en daarenboven een diamant Ier waarde van meer dan 400,000 francs. Toen de kroon wegens hare zwaarte der koningin lastig werd, en men van de waarde der steenen sprak, zeide de koning, dat hij den legaal, wanneer deze den vrede tol stand bracht, den diamant len geschenke wilde geven eu dat hij anders voor den prijs buskruit koopen zou. Buitendien droeg de koningin armbanden van diamanten met paarlen bezet, zoodat in het midden van elke roos een groole sleen en daar rondom kleinen gezet waren. Ook op andere plaatsen der kleeding en vooral tot bevestiging van den mantel waren diamanten aangebracht. Deze mantel was van Spaansch fluweel, inel gouden leliën bezaaid, met hermelijn gevoerd en met een zoo langen en zwaren sleep voorzien, dat twee personen tiaar dien slechts met moeite konden nadragen. De koningin was met toestemming des konings op Italiaansche wijze gekleed en met gouden leliën, edelgesteenten en paarlen bedekt. Alles stond haar buitengewoon goed, ook spreidde zij zooveel bevalligheid en majesteit ten toon, dal zij althans door de Italianen voor de «'hoonste der aanwezige vrouwen gehouden werd, want de gravin van Auvergne, de hertogin van Ventadour en mademoiselle Guise, zonder tegenspraak de schoonste dames van het hof, konden op verre na niet met haar op eene lijn gesteld worden. De kleeding der vorstinnen en andere dames was zeer rijk, maar alles behalve bevallig. Eenige b. v. droegen rokken van een onzinnigen Het bal. omvang en volstrekt niel in eenige overeenstemining met het dunne lijf. De kleederen waren van verschillende kleur en veelvuldig geborduurd, maar al te bont en zonder schoone teekening. De nieuwste mode van hoofdversiersel is niet onbevallig en gelijkt op de Italiaansche. Diamanten en paarlen worden niet gespaard, maar zonder regel of' smaak op armen, schouders en hoofd opeengehoopt, terwijl de Italiaansche vrouwen door eene smaakvolle verdeeling met minder praal een beteren indruk maken. De mannen kleeden zich over het geheel veel beter dan de vrouwen, en wel grootendeels op Spaansche of Italiaansche wijze. Het menigvuldige, rijke en met groote zorg bewerkte borduursel lijdt insgelijks aan de bovengemelde gebreken. De teekening is gebrekkig en alles zóó klein, zoo overladen en verward, dat niets duidelijk uitkomt en men den grond van het kleed niet onderscheiden kan. In Italië werkt men zelden zoo nauwkeurig, doch daar spreidt men met de halve kosten een veel grootere praal len toon. De koning droeg eene witte broek zonder insnijdingen en zonder goud, een lederen kolder met zwarte bloemen op Spaansche wijze bezet, een baret met reigervederen, parelsnoeren en diamanten rozet, en op zijn kleed het teeken van de orde des heiligen geestes. De Zwitsers en pages waren gekleed in bruin fluweel; aan de liverei der overige heeren bemerkte ik niets bijzonders. Voor het bal maakte men in de zaal ruimte, zoo goed als mogelijk was. De koning begon met de koningin eene soort van rondedans, dien zij hier den grooten dans noemen en die een geruirnen tijd duurde. Hierop volgde eene gaillarde. Hierbij houden de heeren en dames elkander wederkeerig vast en beginnen met het vormen van een grooten kring. Vervolgens stelt zich iemand aan het hoofd en voert de anderen op zijne wijze rond, totdat die afdeeling van de muziek uit en hij aan het achterste einde gekomen is. iNu volgt de tweede, de derde, enz. totdat alle heeren de rij aangevoerd hebben. Daarop kwam eene courante, waarbij de heer zijne dame bijna loopend in een kring roudvoert en naar de plaats brengt, die hij voor haar bestemd heeft. Hier grijpt hij baar aan, beft haar een weinig in de hoogte en in het oogenblik dat zij weder op hare voelen slaat, wordt zij door een tweeden heer tot een dergelijken loop in beweging gezet. Ten slotte nemen de heeren hunne dames onder den arm, draaien met haar in enge kringen rond en hellen haar van tijd tot tijd op de maat in de hoogte. Wie hierbij niet zeer vlug en aan de beweging gewoon is, loopt gevaar te vallen of duizelig te worden. Alle dansen zijn overigens vroolijk en vlug, overeenkomstig het karakter van het volk; de heeren leggen bij hel dansen hunne wapens en mutsen af, en dragen, evenals de dames, fijne, \vitte schoenen. De koning nam alleen aan den eersten dans deel, gaande en dansende en de muziek met zijne houding en gebaren begeleidend. Bij dit feest waren ook lieden tegenwoordig. die met zulk eene behendigheid mantels en hoeden stalen en die van de ééne hand in de andere overreikten, dat men de daders aanvankelijk niet ontdekken kon. Eenige Lyonneezen namen de zaak echter zóó kwalijk, dat zij op allen, die zij aantroffen, duchtig lossloegen, waarbij velen gewond en eenigen zelfs gedood werden." In den beginne beviel Maria haar echtgenoot zeer goed, maar deze vreugde duurde 'niet lang. Ook aan deze jonge gade bleef hij niet getrouw. Hij behield niet alleen zijne minnares, de markiezin de Verneuil, maar gal' deze zelfs eene woning in het Louvre en eischte, dal zij met alle mogelijke eerbewijzen in hel gezelschap der koningin ontvangen zou worden. Dewijl hij buitendien nog andere schandelijke minnarijen had en de markiezin de Verneuil zich aanmatigend legen de koningin gedroeg, kon het niet missen of de koninklijke echt moest van den beginne af ongelukkig zijn. De geboorte van een zoon, den tateren koning Lodewijk XIII (27 September 1601) bracht niet de minste verandering teweeg. Hendrik IV leefde evenals te voren met zijne maitressen; Maria de Medici gedroeg zich jegens hem knorrig, koel en terugstootend; zij schonk haar geheele vertrouwen aan twee personen, die bij den koning zeer gehaat waren, nl. aan hare kamervrouw Leonore Galigai en dezer echtgenoot, den stalmeester Concini. Sully's pogingen om eene betere verhouding teweeg te brengen, bleven vruchteloos; tusschen de beide koninklijke echtgenooten heerschte eene koelheid, die in den loop der jaren lot een onverholen afkeer klom. Tervyijl Hendrik IV bij vroolijke feesten, bij het spel en in de armen zijner minnaressen hel leven genoot, sluimerde toch zijne eerzucht niet in. Deze spoorde hem niet aan om zijn volk door eene hervorming van de wetgeving gelukkig te maken, gelijk meer dan één schoon gezegde, dat ons van hem bewaard gebleven is, schijnt aan te duiden, — alles wat hij in dit opzicht deed, bestond in de bekrachtiging van reeds vroeger uitgevaardigde, halt of geheel vergeten wetten — evenmin om de Franschen voor de vrijheid' op te voeden; want tegen elke poging tol beperking van de koninklijke macht, van welke zijde zij ook komen mocht, verzette hij zich zoo krachtig mogelijk. Zijn doel was de vestiging van een Europeesch statenslelsel, waarin Frankrijk de eerste en voornaamste plaats innemen zou. Hij is de schepper der leer van het Europeesche evenwicht, welke later Europa op zooveel stroomen bloeds Ie slaan zou komen. Hendrik IV was de held der schoone, welluidende, afgeronde phrase; ook zijne eerzuchtige plannen wist hij daarin te kleeden, en in zijne onderhandelingen met andere vorsten van Europa zich voor Ie doen, alsof de verwezenlijking van een heerlijk ideaal hem als eenig doelwit voor oogen zweefde. De Christenen der drie voornaamste geloofsbelijdenissen moesten — zoo verklaarde hij — tot een enkel kerkgenootschap samen gesmolten worden en. indien dit niet gelukte, dan moesten- alle Christenen elkander dulden «olijk God hen duldde. ° J Alle stalen van Europa (Rusland en Turkije uitgezonderd) moesten als eene Christelijke republiek met elkander in eeuwigen vrede leven en opdat dit mogelijk zou zijn, moest een algemeen evenwicht tot stand gebracht worden, dan kon de eene slaat den anderen niet overweldigen; in plaats van door middel van den oorlog zou voortaan elk geschil der staten onderling dooreen slatengerechtshof beslecht worden. Het was een uitstekend denkbeeld, en was het Hendrik IV daarmede ernst geweest, dan verdiende hij, als de eerste vorst, die de gedachte van een eeuwigen vrede onder de menschen in woorden gebracht heeft, een onvergankelijke!! roem. Doch het plan zelf was in strijd met het voorgespiegelde ideaal; hel had ten doel. Frankrijk vooral ten koste van Duitschland te vergrooten, de macht van het Habsburgsche huis Ie fnuiken en een aantal even machtige of liever even onmachtige staten in Europa te stichten, om daardoor Frankrijk tot de eerste heerschende macht in het Europeesche statenslelsel te verheffen. Ten einde al deze plannen Ie verwezenlijken moest in de eerste plaats een algemeene oorlog gevoerd worden, want alleen daardoor kon het huis Habsburg worden vernederd. Door sluwe, geheime onderhandelingen had Hendrik IV vele vorsten en republieken, als Venetië, de Nederlanden, den hertog van Savoye, een aantal Duitsche vorsten en zelfs den paus weten te winnen. Ilij zelf had zich krachtig ten strijde toegerust. Dank zij Sully's voortreffelijk beheer was het hem mogelijk geweest de magazijnen te vullen, een krijgskas bijeen te brengen en een leger ouder de wapenen Ie roepen. De in Duitschland heerschende twist over de Gulik-Cleefsche erfopvolging schonk hein eene bijzonder gunstige gelegenheid om, in schijn lot de bescherming der protestanten *) het Fransche leger over de Duitsche grenzen te voeren. *) Behalve staatkundige beweegredenen dreef ook nog een schandelijke hartstocht den reeds Sfijarigen koning tot een oorlog met Spanje aan. Hendrik IV wa9 opnieuw smoorlijk verliefd geworden en wel op de jonge en schoone gemalin vau den prins van Condé, eene Streckflss. V. 35 Ongelukkig huwelijk. Eerzuchtige plannen. Kroning van de regentes. Aanslag van Ravaillac. Dood van Hendrik IV. Alles was mei de grootste zorg voorbereid. Hendrik IV wilde den reuzenstrijd beginnen, toen de hand van een onbeduidend mensch eensklaps in hel raderwerk der geschiedenis ingreep en bet stuitte in zijn loop. De koning stond op het punt om naar helleger te vertrekken. toen zijne gemalin, die gedurende zijne afwezigheid als regentes zou optreden, hem verzocht baar voor zijn vertrek te doen zalven en kronen, opdat hierdoor baar aanzien in den lande verhoogd en aan haar regentschap meer luister en waardigheid in de oogen des volks bijgezet zou worden. Men zegt, dat Hendrik IV een bijzonderen tegenzin tegen de vervulling van den wensch zijner gemalin heeft gekoesterd. Hij verschool zich, om een grond lot afwijzing van het verzoek te vinden, achter de kosten van het kroningsfeest en achter de vertraging van zijn vertrek, die daardoor teweeg gebracht worden zou, doch inderdaad werd hij daarbij gedreven door eene onbepaalde vrees voor een dreigend gevaar. Men zegt, dat hem voorspeld was, dat hij bij het eerste feest op groote schaal, dat te Parijs gevierd zou worden, door de hand eens moordenaars vallen zou. De koningin liet zich door zulke nietige gronden niet van haar verzoek afbrengen, en haar wensch moest eindelijk worden vervuld. Den 13e" Mei 1610 had te St. Denis de plechtige kroning plaats, den 10"" Mei zou de gekroonde haar pleehtigen intocht in Parijs houden. In den namiddag van den 1V'" Mei wilde Hendrik I\ van het Louvre naar het arsenaal rijden, om den zieken Sully, die daar woonde, te bezoeken. Hij bediende zich van een dier groote, zware wagens, welke in dien lijd in de mode waren. De hertogen van Epernon en Montbazon en acht andere edellieden zaten bij hem in den wagen, die door eenige edellieden te paard en eenige dienaren te voet gevolgd werd. De lederen gordijnen, waarmede men de koetsen placht te sluiten, waren aan beide zijden geopend, dewijl het weder schoon was en de koning de in de straten gemaakte toebereidselen voor den feestelijken intocht wilde zien. De weg voerde door de straat la Ferronnerie; deze was zeer vernauwd door de winkels, die tegen den muur van hel daarnaast liggend kerkhof gebouwd waren, en werd op dat tijdstip geheel versperd door twee wagens, de een met hooi, de ander met wijn beladen. De koninklijke koets kon er niet voorbij, zij moest stilhouden. Een der dienaars sprong naar voren, om den weg vrij te maken, de anderen gingen over het kerkhof; zij wilden zich later weer bij het gevolg aansluiten. De koninklijke wagen was daardoor zonder eenige bewaking. In dit oogenblik sprong een man op het achterste wiel, hij boog zich in den wagen en stiet den koning, die opmerkzaam luisterde naar een brief, welken de hertog van Epernon voorlas, een mes in de borst. »Mijn God, ik ben gewond!" riep Hendrik IV. Terstond Irof een tweede stoot zijne borst; het hart was geraakt, hij blies oogen hl i k kei ij k den laatsten adem uit. Eerst de uitroep des konings maakte zijne geleiders opmerkzaam op hetgeen er voorviel. Hunne blikken waren tot dusver op de straat gericht geweest. Thans eerst zagen zij, dat de moordenaar nog een derden sloot waagde, die echter miste, vervolgens van het wiel afsprong en met het bebloede mes in de hand kalm staan bleef, zonder zelfs eene poging te wagen om te vluchten, hoewel dit hem zeer gemakkelijk had kunnen gelukken. Hel gevolg dochter van deu connetable van Montmoreney. Condé had zich, ten einde zijne schoone vrouw aan de onbetamelijke oplettendheden des konings te onttrekken, naar zijne bezittingen in Picardië begeven, doch Hendrik IV was hem gevolgd en had eene poging aangewend om vermomd tot het voorwerp van zijn hartstocht door te dringen. Het zou ons te ver leiden, indien wij deze schandelijke liefdesgeschiedenis tot iu de kleinste bijzonderheden wilden verhalen, wij decleu daarom alleen mede, dat Coudé met zijne gemalin naar Brussel vluchtte ea dat de eervolle ontvangst, welke hij hier vond, den koning zoozeer verbitterde, dat zijn besluit om Spanje te beoorlogen versterkt en de uitvoering daarvan bespoedigd werd. Karakter der moordenaars. Geruchten omtrent Ravaillacs medeplichtigen. des kouiiiys beschermde hem slechls mei moeile tegen eenige lieden, die naar men verhaalt, onder het voorwendsel dat de moordenaar sterven en de koning gewroken worden moest, met uitgetogen zwaard op hem indrongen, doch zich snel terugtrokken en onder de inmiddels samengestroomde volksmenigte verdwenen, toen zij hun voornemen verijdeld zagen. \\ ie was de moordenaar en welke beweegredenen hadden hem lot het bedrijven van deze vreeselijke daad aangespoord? Hij noemde zich Frans navaillac; hij had le Angoulème eene druk bezochte school gehouden, was tegen liet einde van het jaar 1600 in de orde der Feuillanls getreden, doch leeds na verloop van zes weken daaruit verwijderd, wijl hij verklaarde, allerlei visioenen te hebben. Frans Ravaillac was een onbeduidend menscli van ongeveer een en dertig jaai, dm noch door een scherp versland, noch door eenig bijzonder lalenl uitmuntte. Men wist niets anders dan dal hij een vurig katholiek was. Hij verklaarde alleen en zonder medeplichtigen den moord le hebben begaan. Bovendien verzekerde hij, dat hij de daad met voorbedachten rade gepleegd had, omdat Hendrik IV zijne belofte, dat hij de hugenoten tot de ware kerk zou voeren, niet vervuld had, en — naar Ravaillac vernomen had — legen den paus, dat is legen God zelf, oorlog wilde gaan voeren. Volgens zijne opgave had niemand hem lot die daad aangespoord, noch iemand iels van zijn plan vernomen. Bij deze beweringen bleef hij gedurende elk verhoor, zelfs op de pijnbank vo harden; ook maakle hij geen gebruik van de gelegenheid, die hem — althans naar men verzekert — aangeboden werd, om uit de gevangenis le ontsnappen; hij werd Ier dood veroordeeld en onderging reeds den 27°° Mei de atgnjsehjke straf. De heulen nepen hem met gloeiende langen en goten gesmolten lood en zwavel in de wonden; eindelijk spanden zij vier zwakke paarden aan zijne armen en beenen. Het duurde ruim een uur, eer de ongelukkige van elkaar gescheurd was. Had Ravaillac de waarheid gezegd? Was hij werkelijk de eenige aanlegger van den moord, ol was hij slechls het dienstvaardig werktuig in eene machliger hand geweest? Reeds zijne tijdgenooten stelden zich die vraag, doch zonder haar le kunnen beantwoorden. Het werd bekend, dal hel proces in den beginne zeer Hauw gevoerd was, dal liet Ravaillac niet ontbroken had aan de gelegenheid om le ontvluchten, dat een priester hem in de gevangenis vermaand had anderen niet in zijn ongeluk mee te sleepen. De processtukken werden zorgvuldig geheim gehouden. Uit dit alles meende men lol de medeplichtigheid van aanzienlijke personen le mogen besluiten; men bracht hiermede ook de poging van een onbekende in verband, om den moordenaar onmiddellijk na het volbrengen van de daad le dooden, eer hij eenige mededeeling kon doen. Men duisterde, dat Jezuïeten in het belang van Spanje den dweepzieken man tot den moord aangespoord hadden door hem voor te spiegelen, dat hij zich daardoor denzelfden roem als Jacques Clement en de eeuwige zaligheid verwerven zou. Anderen beweerden, dat de koningin zich van haar gehaten gemaal ontdaan had, om regentes te worden. Weder anderen hielden den hertog van Epernon en eenige ontevreden edelen verdacht, doch niemand was in staat een bewijs te leveren, dat Ravaillac medeplichtigen gehad had. 1 ° Op stelliger toon dan iemand anders liet zich eene jonkvrouw van Escoman uit. Deze dame verzekerde, dat zij Ravaillac bij de markiezin van Verneuil, de den koning thans zeer vijandig gezinde maitres, gezien en van hem reeds in liet jaar 160!) de mededeeling van zijne misdadige plannen ontvangen had; dal zy dit terstond Ier kennis van den procurator der Jezuïeten had gebracht, opdat deze den koning door middel van zijn biechtvader zou waarschuwen. doch dat dit niet geschied was. Een bewijs voor hare beweringen kon de jonkvrouw niet leveren; zij werd derhalve op bevel der kóningin in 35* Hendrik VII van Engeland. slaat van beschuldiging gesteld en door het parlement wegens laster tot levenslange gevangenschap veroordeeld. Men verhaalt dat de dood des konings in geheel Frankrijk niet alleen schrik, verslagenheid en ernstige bezorgdheid voor liet uitbarsten van nieuwe burgeroorlogen, maar ook eene diep gevoelde smart over het verlies van den meest geliefden aller koningen veroorzaakte. Doch met dit verhaal zijn andere onwraakbare mededeelingen in strijd. In het jaar 1609, dus een jaar voor 's konings dood, had de maarschalk van Ornanos, de gouverneur van Guienne, hem vrijmoedig verklaard, dal hij door het onder zijne Tasten schier bezwijkende volk bijna nog meer gehaat werd dan eenmaal Hendrik III en dat men van den laatste nooit zoo veel slechts en laags verhaald had. In het jaar 1610 zeide Groulard. de president van het parlement van Normandië, dat hel verkeer gestremd was door de ontzettende belastingen en dat in geheel Frankrijk nood en ellende heerschten. Zulke getuigenissen spreken luider dan de opgewonden loftuitingen van partijdige geschiedschrijvers, die Hendrik IV lol een beschermer van de godsdienstvrijheid en lot hel ideaal van een alom beminden koning maken. Hel laatste was hij zeker niet, maar wel een man van groole beteekenis, die ver boven zijne lijdgenooten uitmuntte, tegenover wiens gebreken groote gaven stonden, wiens hart ook op den troon warm voor zijne vrienden bleef kloppen, die aan de stem der menschelijkheid gehoor gaf. waar andere vorsten in bloed baadden en die zich bovenal verdienstelijk maakle door bekwame mannen aan hel hoold der regeering te plaatsen en hun de handen vrij Ie laten. Zijne uitstekende hoedanigheden behooren hem, zijne gebreken zijn tijd toe, heelt een beroemd geschiedschrijver naar waarheid gezegd. NEGEN EN ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Engeland. Hendrik VII. Zijn recht op den troon door het parlement en den paus erkend. Gematigdheid des konings. De valsche Wanvick. De sterrenkamer opgericht. Kuiperijen van hertogin Margaretha van lionrgondië. Perkin Warbeck, de valsche Richard. Hanley ter dood gebracht. Perkin en Jacobus IV van Schotland. Vrede met Schotland, Gevangenschap en dood van Perkin M arbeek en den graaf van Wanvick. De drie magiërs. Karakter en regeering van Hendrik VII. Des konings vredelievende gezindheid. Familieverbintenis met koning Jacobus IV van Schotland en met Ferdinand den Katholieken. Trouwelooze staatkunde bij de verloving van den prins van Wales met Catharina. Binnenlandsch bestuur. Ouvoordeelige ontdekkingstochten. Hebzucht. De benevolentiën. De geldboeten. De bloedzuigers. Dudley en Empson. Dood van Hendrik VII. Op het slagveld van Bosworth *) had Richard III hel leven verloren en Hendrik Tudor, graaf van Richmond, die zich van nu af Hendrik VII (1485—1501)) noemde, de kroon van Engeland verworven door het zwaard, door het recht van omwenteling en verovering. Doch hiermede was hij niel tevreden en hij wenschte zijne macht ook op het recht van erfopvolging te gronden. Vóór zijn tocht naar Engeland had hij zijnen vrienden moeten beloven, dat hij Elisabeth, de oudste dochter van Eduard VII, die door de aanhangers *> Zie Dl. IV. bl. 408. Hendriks rechten erkend. Zijn huwelijk. van liet huis York als de wettige erfgename der kroon beschouwd werd, huwen zou. Als echtgenoot van Elisaheth zou Hendrik VII de aanspraken van het huis York met zijne eigen rechten vereenigen, doch hij zou in dat geval slechts op grond van een huwelijk, als gemaal der koningin, koning van Engeland geworden zijn en daarom maakte hij niet als toekomstig gemaal van Elisaheth, maar als erfgenaam van het huis Lancaster aanspraak op de kroon, hoewel zijne afstamming uit dit huis en zijne daaruit voortvloeiende rechten meer dan twijfelachtig waren. Zijne moeder, gravin Margaretha, was wel eene achterkleindochter van Jan van Gent en Catharina Swijnford ; op de nakomelingen dezer lieden rustte wel niet de smet eener onwettige geboorte, doch nooit was hun eenig recht op de troonopvolging toegekend. En zelfs, wanneer dit het geval was geweest, dan had niet Hendrik VII, maar zijne moeder den troon moeten beklimmen, dewijl Margaretha nog in leven was. Hoe twijfelachtig dus zijn recht als afstammeling van bet huis Lancaster ook was, toch wilde Hendrik YII zijne aanspraken liever daarop, dan op het recht van Elisaheth gronden. Hij beschouwde de leden van het geslacht York als overweldigers en zonder zijne verloofde, prinses Elisaheth, ook met een enkel woord te gedenken, nam hij op den dag van den slag bij Bosworth den koninklijken titel aan. Welke houding hij tegenover de Yorks dacht aan te nemen, toonde hij ogenblikkelijk. Eene zijner eerste daden als koning was bet bevel den manlijken vertegenwoordiger van bet huis York, Eduard Plantagenet, graaf van Warwick, de lajarige zoon en erfgenaam van den ongelukkigen hertog van Clarence *) gevankelijk naar den Tower Ie brengen. Van Bosworth trok Hendrik VII langzaam naar Londen. Het volk juichte hem onderweg toe als zijn redder uit den langdurigen burgeroorlog; het hoopte, dat door zijn huwelijk met Elisaheth de strijd tusschen de huizen York en Lancaster voor goed geëindigd zou zijn. Hij hield niet, gelijk veroveraars anders plegen, een plechligen intocht in Londen, maar reed de hoofdstad in een gesloten wagen binnen. Zijne eerste zorg was zijn erfrecht als vertegenwoordiger van het huis Lancaster te doen bevestigen. Hij riep bet parlement bijeen en nadat hij zich den 30!" October li-85 had laten kronen, opende hij hel den 7°n November. Het parlement herriep alle vroeger tegen hel buis Lancaster uitgevaardigde verbanningsbesluiten, doch onthield zich van een onderzoek naar de geldigheid van Hendriks aanspraken; deze moest zich vergenoegen met hel besluit, hetwelk ook door de aanhangers van bet huis York bereidvaardig genomen werd, dat aan hem en aan zijne wettige erfgenamen de kroon zou toebehooren. Door dit besluit bracht het parlement een schikking tusschen de beide huizen tol stand, dewijl immers Elisaheth, de erfgename van het huis York, koningin van Engeland worden zou. Ook van den paus wist Hendrik eene onvoorwaardelijke erkenning van zijne rechten te verkrijgen. Innocentius VII verklaarde, dat Hendrik VII de kroon van Engeland droeg op grond van zijne overwinning, zijn erfrecht en van een eenparig parlementsbesluit, dat zijn recht alzoo op een drievoudigen grond rustte, dat het uitsluitend aan den persoon des konings verbonden was en op zijne wettige kinderen moest overgaan, ook indien die hem door eene andere vrouw dan Elisaheth geschonken werden. De paus bedreigde een elk die den koning zijne rechten betwistte, mei de strengste straffen der kerk; ook de dispensatie, die voor hel voorgenomen huwelijk van Hendrik met Elisaheth, al was het ook wegens een tamelijk verren graad van bloedverwantschap, noodig was, werd met de grootste bereidwilligheid verleend en den 18e" Januari had, I tot groote blijdschap der geheele partij van het huis York. de plechtige *) Zie Dl. IV. blz. 397. Hendriks karakter. De valsche Warwick. huwelijksvoltrekking plaats. Hendrik Vil trok van zijne overwinning met eene voorbeeldige gematigdheid partij. Hij was van nature noch wreed noch wraakzuchtig. Wel schroomde hij niet, menschenlevens op te otteren en doodvonnissen uit te spreken, wanneer hij dit tot bereiking van zijne staatkundige doeleinden noodig achtte, doch wanneer bij kon, deed hij liever genade dan recht gelden, vooral wanneer hij daarbij zijn overheerscbenden hartstocht, zijne hebzucht, bevredigen kon. Slechts enkele aanhangers van het huis York werden in den rijksban gedaan, en ook bun werd bet uitzicht op vernietiging van dat vonnis geschonken, indien zij den eed van trouw wilden zweren. Ook bij enkele kleine oproeren, die bier en daar uitbarstten, doch die zonder veel moeite onderdrukt werden, liet Hendrik VII slechts de voornaamste belhamels ter dood brengen, den overigen verleende hij genade. Dewijl hij echter, om zijn schatkist te vullen, de vroegere schenkingen van kroongoederen, die groolendeels ten behoeve van aanhangers der Witte roos geschied waren, nietig verklaarde en bovendien de leden der partij van York in meer dan een opzicht achteruit zette, haatte deze hem doodelijk. en zon zij op middelen om hem ten val te brengen. Zij bediende zich, om haar doel te bereiken, van een middel, dat in dien tijd in verschillende landen door de staatkundige partijen gebezigd werd, zij deeil namelijk een gewaanden mededinger naar den troon optreden. De aanhangers der W'itle roos verspreidden reeds sinds eenigen tijd hatelijke geruchten omtrent den koning. Men verhaalde, dat hij. ten einde zijn pasgeboren zoon, den prins van Wales, den troon te verzekeren, den laatslen manlijken afstammeling van het huis \ork, den jongen graal van Warwick, in den Tower had doen vermoorden. Daarentegen vertelden anderen, dat de graaf met groole moeite aan een moordaanslag ontsnapt en zijne gevangenis ontvlucht was. Van deze geruchten trok een sluw priester te Oxford. Richard Simons genaamd, partij tot het plegen van een vermetel bedrog. Hij kende een scboonen, verstandigen knaap, met fijne, voorname trekken, die eene zekere gelijkenis met de Plantagenets vertoonde. De knaap, Lambert Simnel, wras de zoon van een schrijnwerker, of — gelijk Baco verhaalt — van een bakker; bij leerde zonder moeite de rol. door den priester hem toegedacht en weldra speelde hij prachtig voor prins. Het huis York telde zijne trouwste aanhangers in Ierland. De onderkoning van dit eiland, de graaf van Kildare, en zijn broeder Thomas Fitz-Gerald, de kanselier van Ierland, waren verbitterde vijanden van het huis Lancaster en te meer geneigd zich met eene poging tot opstand in te laten, omdat Kildare juist weinig lijds geleden het bevel tot zijne terugroeping uit Engeland ontvangen bad. Richard Simons was met deze omstandigheden bekend en besloot zijn beschermeling naar Ierland te voeren en hem daar aan Kildare als den ontsnapten Eduard Plantagenet, graaf van Warwick, voor te stellen. Was Kildare dwaas genoeg om aan het verhaal des priesters geloof te slaan? of maakte hij willens en wetens gemeene zaak met den bedrieger? Zeker is hel, dat hij geen onderzoek noodig keurde, maar den knaap als den echten Plantagenet ontving en hem als den erfgenaam van het geliefde huis York aan de lersche edelen voorstelde. Groot was de blijdschap te Dublin. De vurige lersche edelen grepen vol geestdrift naar de wapenen en riepen Lambert Simnel onder den naam Eduard VI tot koning uit. Hendrik VII vernam met niet geringe verbazing hel gebeurde, terstond nam bij de meest geschikte maatregelen om de verdere uitbreiding van den opstand te voorkomen. In de eerste plaats kondigde hij opnieuw eene algemeene amnestie af, daar hij wel wist dat hij meer door zachtheid dan door wreede gestrengheid zou kunnen uitrichten. Vervolgens gaf bij bevel om den De valsche Warwick verslagen. Kroning van Elisabeth. wezenlijken graat' Warwick, die in den Tower gevangen zat, naar de Sl. Paulskerk en van daar naar zijn hof te brengen, opdat burgerij en adel zich zouden kunnen overtuigen dat hij nog in leven was. Eindelijk liet hij, volgens een besluit van den staatsraad, de koningin-weduwe in een nonnenklooster opsluiten, omdat zij, naar men verhaalde, in vereeniging met hertogin Margaretha van Bourgondië, Hendriks meest verbitterde vijandin, den opstand te Dublin begunstigd had, ten einde zich zoo doende Ie wreken op den koning, die hare dochter geene eer genoeg bewees en haar niet als de eigenlijke regeerende koningin van Engeland behandelde. Hoewel Hendrik VII door hel vertoonen van den echten Warwick het te Dublin gepleegde bedrog duidelijk aan het licht gebracht had. vond de gewaande Eduard VI toch een groot aantal aanhangers, lol zelfs in Engeland toe. John de la Pole, graaf van Lincoln, een aanverwant van hel huis York, verliet het hof, erkende den valschen Eduard en liel hem mei grooten luister in de hoofdkerk van Dublin kronen. Hertogin Margaretha van Bourgondië zond hem 2000 man Duitsche huurtroepen en stelde hein daardoor in slaat naar Engeland over te steken en gewapenderhand legen Hendrik VII op le treden. De opstand breidde zich meer uit dan de koning gedacht had; hij moest met kracht onderdrukt worden. In aller ij! werd een leger samengetrokken, waarmede Hendrik tegen de opstandelingen oplrok. Bij Stoke, in het graafschap Nottingham, had den I fle" Juni 1487 het beslissend treilen plaats. De Ieren werden geslagen, de meesten hunner aanvoerders sneuvelden, Lamber! Simnel werd gevangengenomen, hij had zijn rol als koning uitgespeeld. Hendrik \ II bewees na deze overwinning opnieuw, dat hij niet wreed was. De hoofden van den opstand werden wel verbannen en van hunne bezittingen beroofd, doch hij liet hun het leven. Zelfs den gewaanden Eduard spaarde hij. Deze moest van den koninklijken Iroon, waarop hij zich wederrechtelijk geplaatst had, inde koninklijke keuken afdalen en daar als koksjongen het spil draaien. Later werd hij onder de koninklijke valkeniers opgenomen. Eéne les had de verstandige koning uit den zonderlingen opstand getrokken; hij zag in. dal het huis York bij het volk nog zeer geliefd was en dat hij diens aanhangers niet, gelijk hij tot dusver gedaan had. met minachting behandelen kon; o. a. had hij vernomen, dal men het hem tol een zwaar verwijt rekende, dat hij zijne gemalin Elisabeth nog altijd niet als koningin had laten kronen. Thans herstelde hij dat verzuim. De aanhangers van het huis York smaakten het genoegen, hunne koningin in hermelijn gekleed, met diamanten in hare gouden lokken en met een diadeem gelooid, in een draagstoel van den Tower naar Westminster le zien brengen. Zondag den 25c" November werd zij in de abdij met de gebruikelijke plechtigheid gekroond. Al had de kroning van Elisabeth de aanhangers der Witte roos eenigszins bevredigd, toch zag Hendrik VII niet voorbij, dal hem van de kant dezer partij nog ernstig gevaar dreigde, zoolang het eiken aanzienlijken edelman mogelijk was een groot aanlal dienstmannen le houden, en dus elk oogenblik een klein leger onder de wapenen te brengen. Deze dienstmannen droegen de kleuren van hun heer, zij werden door hem onderhouden en waren steeds bereid om voor hem le slrijden. Hendrik VII vernieuwde de wetten, die reeds vroeger tegen dit houden van gevolg waren uitgevaardigd; hij handhaafde ze met de groolsle geestkracht, zelfs tegenover zijne trouwste aanhangers. Hun die in strijd met zijn verbod handelden, legde hij onverbiddelijk zware geldboeten op. Was reeds hierdoor de macht der aanzienlijke edelen gefnuikt, om dit nog zekerder te doen, richtte Hendrik VII een gerechtshof op, later de sterrenkamer genoemd, lot beoordeeling van alle legen den slaat gepleegde misdrijven. Hij maakte dit gerechtshof geheel los van de nationale instelling der gezworenen en verleende daaraan zooveel macht, dat de sterrenkamer later eene bron van de gruwelijkste dwingelandij is geworden. Perkiu Warbeck, de valsche Kichard. In weerwil van alle moeite gelukte het Hendrik VII niet, den aanhangers van de Witte roos alle verdere pogingen tot opstand onmogelijk te maken. Hij moest nog een zwaren strijd voeren en wel opnieuw tegen een mededinger naar de kroon, die door zijne onverzoenlijke vijandin, Margaretha van Bourgondië, ondersteund werd. Margaretha, de zuster van koning Eduard IV, kon Hendrik VII des te minder vergeven, dat hij het huis York ten val had gebracht, wijl hij zijne gemalin, hare nicht, niet met de aan hare afkomst passende onderscheiding behandelde en zijn recht op den troon niet op zijn huwelijk met Elisabelh, maar op zijne twijfelachtige afstamming van het huis Lancaster en op verovering bouwde. Zij beschouwde Hendrik VII als een overweldiger, dien zij, het kostte wat hel wilde, ten val zou brengen. Aan haar hof vonden al zijne vijanden eene gastvrije en eervolle ontvangst. Alle voortvluchtige edellieden van de partij van York werden in Vlaanderen met open armen ontvangen. Hier was het brandpunt van alle legen Hendrik VII gesmede aanslagen. Van Vlaanderen uit verbreidde zich door Engeland hel gerucht, dat niet de beide zonen van Eduard VI in den Tower op bevel van hun wreeden oom vermoord waren, maar dal hel den jongste, hertog Richard van York,gelukt was, op eene-avontuurlijke wijze aan den kerker te ontsnappen, dat deze nog in de diepste afzondering leefde, om zich legen de moorddadige aanslagen van Hendrik VII Ie beveiligen, doch dal hij Ier rechter lijd zou optreden, omzijn recht op den Engelschen troon Ie handhaven. Dij de geheimzinnigheid, waarmede de op de zonen van Eduard gepleegde moord volvoerd was, vond dil gerucht lichtelijk geloof en de nog allijd verbitterde aanhangers der Witte roos verbeidden met brandend verlangen het optreden van hun wettigen koning. Een schoone knaap, de zoon van den stedevoogd van Doornik, Johan Osbeck, was der herlogin van Dourgondië in hel oog gevallen wegens de groote overeenkomst zijner trekken met die van haar broeder Eduard: zij besloot hem als mededinger naar de kroon tegen Hendrik VII Ie doen optreden, zelf hem zijne rol Ie leeren, hem in eene ridderlijke houdingen in de gewoonten van het hof te oefenen en hem zoovele bijzonderheden omtrent de koninklijke familie van Engeland mede te deelen als. naar ieders meening, slechts aan een afstammeling van bet koninklijke huis York bekend konden zijn. *) Perkin Warbeck, — dezen naam hebben de Engelschen den knaap gegeven — ontving eene zorgvuldige opvoeding; nadat bij genoegzaam voorbereid was om de rol van prins te spelen, zond men hem naar Ierland, in de hoop, dat de licht opgewonden Iersche aanhangers van hel huis York, die een Simnel toegejuicht hadden, hem als den echten Richard van York *) Bij de elkaar weersprekende berichten, welke zoowel door oudere als door nieuwere geschiedschrijvers over den valschen Richard en de deelneming van hertogin Margaretha aan het bedrog, worden medegedeeld, is het niet mogelijk, met onbedriegelijke zekerheid het ware van het onware te schiften. Het heeft zelfs niet aan waarheidlievende geschiedvorschers ontbroken, die volstrekt niets weten willen van eenig bedrog, maar beweren, dat de ware Kichard inderdaad gered was en zijn wettig recht op den troon deed gelden Men kent niet eens met volkomen zekerheid den naam van den bedrieger, hij zelf heeft zich later bij zijne bekentenis Pieter Osbeck genoemd en er bestaat geene enkele reden om aan de juistheid dezer opgave te twijfelen, indien men althans uitgaat van de meening, dat hier bedrog gepleegd is. De Engelschen hebben hein later, om voor ons onbekende redenen, Perkin (Pietertje) Warbeck genoemd, zij beweerden dat zijn voorgewende vader een gedoopte Jood, doch zijn ware vader koning Eduard VI was geweest en dat hii door de^en buiten huwelyk verwekt was. Voor al deze beweringen is geen enkel bewijs voorhanden, het kan niet eens met volstrekte zekerheid aangetoond worden, dat de ware Richard van York werkelijk vermoord i9, hoe waarschijnlijk dit ook moge ziju. Wij moeten ons er dus toe bepalen uit het groot aantal berichten het minst onwaarschijnlijke verhaal samen te stellen, zonder echter, bij het behandelen van dit merkwaardig tijdsgewricht der EngeUche geschiedenis , op onfeilbaarheid aanspraak te maken. Tooneelvertooning aan Margaretha's hof. Geestkracht van Hendrik VII. zouden erkennen. Men bedroog zich niet: de valsclie Riehard vond lal van aanhangers onder den adel eu de burgerij. Nauwelijks was zijne aankomst in Ierland bekend, ot' alle vijanden van Hendrik VII richtten op hem hunne blikken; koning Karei VIII van Frankrijk zond boden naar Ierland, bij noodigde Perkin Warbeck uit om aan zijn hof te komen. Voor Karei, die juist met Engeland in oorlog was. kon niets meer gewenseht zijn dan het optreden van een mededinger naar den troon tegenover Hendrik VII, waardoor diens macht natuurlijk zeer verzwakt moest worden. Perkin nam de uitnoodiging aan; hij ging naar Parijs, waar hij als de Engelsche troonopvolger erkend en met al de aan zulk een rang verschuldigde eerbewijzen ontvangen werd; dit kluchtspel was echter niet van langen duur, daar spoedig tusscheii Karei VIII en Hendrik VII de vrede van Boulogne tot stand kwam. Perkin moest in aller ijl Frankrijk verlaten. hetzij omdat hij vreesde, uitgeleverd te zullen worden, hetzij dewijl hem het verblijf in Frankrijk ontzegd werd; want na bel sluiten van den vrede had Karei er geen belang meer bij, den gewaanden troonopvolger te beschermen. Perkin zocht weer zijne toevlucht hij de hertogin-weduwe van Bourgondië, zijne oude bescbermslei. Een sluw uitgedacht en voortreffelijk gespeeld tooneelspel werd Ihans aan het Bourgondische hof opgevoerd. Perkin werd door hertogin Margaretha niet zonder omwegen als Riehard van York erkend, maar eerst in tegenwoordigheid van onverdachte getuigen verhoord. Hij moest de geschiedenis van zijne avontuurlijke vlucht uil den Tower en van zijn verderen levensloop verhalen; de hertogin scheen hem niet te gelooven, zij gaf omtrent meer dan ééne opgave baar twijfel te kennen en eerst toen hij haar voldoende bewijzen leverde, dat zijn verhaal overeenkomstig de waarheid was. toen hij haar zaken mededeelde, die alleen aan den waren Riehard van York bekend konden zijn, gaf zij zich gewonnen. Zij omarmde hem, en begroette hem als haar neef en als zoodanig werd bij voorlaan aan haar hof geëerd. Hij ontving den titel van prins van Engeland en eene lijfwacht, de hovelingen verdrongen elkaar rondom hem eu noemden hem slechts de Wille roos van York. In Engeland verwekte de erkenning van Perkin door herlogin Margaretha rechlmalige verbazing. Indien zijne eigen lanle hem erkende, dan moesten zijne aanspraken wel gegrond zijn. Al de misnoegde aanhangers van hel buis York slaken de hoofden bijeen, zij hadden op nieuw een anker hunner hoop gevonden. Vele aanzienlijke edelen reisden naar Vlaanderen, sommigen met hel doel om een zelfstandig onderzoek in Ie slellen, anderen, om den prins, aan wiens recht zij niet langer twijfelden, hunne hulde te brengen; maar ook zij. die aanvankelijk nog twijfelden, lieten zich spoedig overtuigen: zij werden door de beminlijke hoedanigheden en de vorstelijke waardigheid van den jongen man zoo betooverd, dal zij vol blijdschap naar huis schreven: • Er is geen twijfel meer mogelijk, de echte Riehard van York leeft!" Voor den scherpzinnigen koning Hendrik VII konden de aanslagen, die in Vlaanderen legen hem gesmeed werden, niet lang verborgen blijven. Hij draalde niet met liet aanleggen van zijne tegenmijnen. Eenige vertrouwde spionnen werden naar Vlaanderen gezonden; zij gaven zich voor ijverige aanhangers van hel huis York uit. wislen zich hij herlogin Margaretha en de baren in Ie dringen en weldra gelukte bet bun. zich van de ware afkomst des bedriegers en van de namen der edellieden Ie vergewissen, die in Engeland slechls op de aankomst van Perkin wachtten, om de vaan des opslands voor hem Ie ontrollen. Hendrik VII handelde terstond met zijne gewone vastberadenheid en geestkracht. Terwijl bij de ontvangen mededeelingen openbaar maakte, bracht hij zijnen vijanden met vasle band den eersten slag loe. Eensklaps werden eenige aanzienlijke edelen gevangengenomen en in staal van beschuldiging gesteld. Hendrik VII liet hen na hunne veroordeeling zonder genade Ier dood brengen; bij spaarde zelfs een man niet. mei wien hij tot dusver in nauwe Perkin Warbecks aanslagen. betrekking had geslaan en wien hij zelfs voor een deel zijne verheffing op den Engelschen troon dankte. Sir William Stanley was een broeder van den inmiddels tot graaf van Derby verheven stiefvader des konings; hij bekleedde als opperkamerheer eene zeer invloedrijke plaats in den geheimen raad en genoot hel onbepaalde vertrouwen des konings. Thans werd ook hij plotseling gevangengenomen, van verstandhouding met Perkin Warbeck overtuigd, ter dood veroordeeld en omgebracht. Welk hoofd was in Engeland nog veilig, wanneer dat van een Stanley viel? Diepe verslagenheid maakte zich van de aanhangers van het huis York meester, zij durfden voorshands geen opstand beginnen en een paar jaren verliepen, alvorens Perkin Warbeck eene poging wagen kon om zich van den Engelschen troon meester le maken. Kerst in Juni 1495 zeilde hij met eenige schepen naai' de kust van Kent. Een deel zijner manschappen landde, doch werd teruggeslagen; 160 man werden gevangengenomen en zonder plichtpleging ter dood gebracht. Perkin moest zich gelukkig achten, dat hij er in slaagde, spoedig weder zee le kiezen. Hij zeilde naar Ierland, doch ook hier kon bij niets uitrichten; zijne geheele onderneming mislukte op de jammerlijkste wijze. Perkin Warbeck gaf in weerwil van deze eerste teleurstelling zijne hoop niet op; hij wist, dat alle vijanden van Hendrik VII zijne natuurlijke bondgenooten waren en daarom begaf hij zich naar Schotland, waar de jonge, vurige koning Jakobus IV hem met open armen ontving; Jakobus noemde hem zijn lieven neef, hertog Richard van York, en bewees hem alle mogelijke vorstelijke eer. Hij deed hem zelfs in den echt treden met eene verre bloedverwante van het koninklijke huis van Schotland, de dochter van graaf Alexander Huntley, die in de hooglanden eene groote inacht bezat, de beeldschoone lady Calharina Gordon. De gelukster van den fortuinzoeker rees voor een korten tijd al hooger en hooger. Jakobus IV ondersteunde hem met den grootsten ijver, hij verzamelde een leger, waarbij ook vele Engelsche aanhangers van het huis York zich aansloten, en dat in September 1496 de Engelsche grenzen overtrok. Perkin vaardigde thans eene proclamatie aan bet Engelsche volk uil, waarin hij zich Richard IV, koning van Engeland en Frankrijk, heer van Ierland en prins van Wales noemde. Na zijne avontuurlijke lotgevallen meegedeeld te hebben, beloofde hij al zijnen getrouwen onderdanen plechtig, dat hij hunne rechten en vrijheden stipt eerbiedigen zou; ten slotte zette hij een prijs van 1000 pond op hel hoofd van den valschen Tudor. Indien Perkin gehoopt had. dat de ontevreden Engelsche edelen als één man naar de wapenen grijpen zouden, dan zag hij zich jammerlijk teleurgesteld; de Engelschen wilden niets van den pretendent welen, dewijl deze in verbintenis stond met de gehate Schotten, die ineedoogenloos het land plunderden. In denzelfden geest handelde ook het parlement, dat in Januari 1497 door Hendrik VII te Westrninster bijeengeroepen werd: zonder aarzelen stond het eene belasting tot bestrijding der oorlogskosten toe. Alleen in het verre zuidwesten van Engeland, in het graafschap Cornwallis, kwam het volk in opstand, doch deze beweging werd door den koning snel en krachtig onderdrukt. Koning Jacobus IV, een wispelturig vorst, was intusschen het bondgenootschap met den fortuinzoeker reeds moede geworden; dewijl zijne krijgskas zich niet in den besten toestand bevond, wenschte hij vrede te sluiten en hoewel hij er niet toe komen kon, zijn beschermeling geheel aan diens lol over te laten, veel minder hem aan Hendrik VII uit te leveren, schonk hij hem toch slechts een paar schepen met eene geringe bemanning, om naar Ierland te zeilen. "ij zelf trok zich echter terug, nadat hij vrij voordeelige vredesvoorwaarden bedongen had. In Ierland vond Perkin Warbeck evenmin eene bijzonder vriendelijke ontvangst; doch hier vernam hij, dat het volk van Cornwallis, schoon voor korten tijd onderworpen, van begeerte brandde om opnieuw de wapenen Perkin "Warbeck geslagen en gevangengenomen. Zijn (lood. tegen Hendrik VII op te vatten; derwaarts wendde hij dan ook den steven en nauwelijks was hij geland, ot' inderdaad schaarde een niet onbeduidend leger zich rondom hem. Ten einde eene versterkte stad als steunpunt zijner inacht te bezitten, rukte Perkin aan het hoofd van meer dan 60Ö0 man tegen Exeter op. Hij werd teruggeslagen en toen hij vernam dat Hendrik VII inel een sterk leger in aantocht was, wanhoopte hij aan de zegepraal; hij durfde niet eens voor zijn zoogenaamd recht strijden. Met ongeveer 60 makkers vluchtte hij naar de kust en dewijl hij meende, den hem vervolgenden ruiters niet te kunnen ontsnappen, nam hij, om zijn leven te redden, de toevlucht tot eene vrijplaats. Zijne aanhangers verstrooiden zich, diep verontwaardigd over de lafhartige vlucht van hun aanvoerder, en toen Hendrik VII den V" October 1497 te Tauuton aankwam, vond hij geen vijandelijk leger meer: hij behoefde niet eens voor het behoud van zijn troon te strijden, maar had slechts de oproerlingen te straffen. Hij gedroeg zich zachtmoediger dan iemand verwacht had. Slechts enkele raddraaiers werden gestraft, den overigen schonk hij vergiffenis of legde hij slechts eene geldboete op. Der schoone Lady Catharina Gordon, Perkins gemalin, die als gevangene voor hem gebracht werd, viel eene ridderlijke ontvangst te beurt: zij werd onder de hofdames der koningin opgenomen. Perkin zelf ontving genade. Hij had zijne kerkelijke vrijplaats verlaten onder voorwaarde, dal zijn leven gespaard zou worden, en dit geschiedde. Hendrik VII nam hem mede naar Londen, waar hij wel bewaakt, maar niet als gevangene behandeld werd; alleen moest hij meer dan één verhoor ondergaan. De bekentenis, welke hij aangaande zijne vroegere lotgevallen aflegde, liet Hendrik VII drukken en verspreiden. Indien Perkin Warbeck zich in zijn lot geschikt had. dan zou de koning hem waarschijnlijk volkomen genade geschonken hebben. Doch dewijl hij eene oging waagde om ie ontvluchten en het hem werkelijk gelukte de kust te ereiken. beschouwde men het in dien liiil als ppnp liii/nmloru ,ini " "J •J'JI.V/IIUVI v> pUII.Il , UUl Hendrik VII zijnen tegenstander, nadat deze opnieuw gevangen was genomen, het leven liet en hem alleen, om hem onschadelijk Ie maken, naar den Tower zond. Deze zachtmoedigheid is het krachtigst bewijs voor de stelling dat Perkin niet de echte Richard van York was; dezen zou de koning zeker niet gespaard hebben. Een rechtmatig mededinger naar den troon kon alleen door den dood onschadelijk gemaakt worden. Perkin vond in den Tower een lotgenoot in graaf Eduard Warwick, den echten vertegenwoordiger van het huis York, die nog altijd in gevangenschap zuchtte. De jonge graaf had van kindsbeen af een zeer treurig leven geleid. Zonder iets misdreven Ie hebben, was hij een gevangene, omdat zijne aanspraken op den troon zijne gevangenschap noodzakelijk maakten. Hoewel hij zwak naar lichaam en geesl, ja bijna stompzinnig was, maakte toch zijne geboorte alleen hem voor den koning steeds tol een gevaarlijk tegenstander, dewijl de aanhangers van het buis York zijn naam als leus voor hunne oproerige plannen konden gebruiken. Waarschijnlijk vond Hendrik VII hel volstrekt niet onaangenaam, dat de zwakke graaf Warwick, die voor zijne daden bijna niet verantwoordelijk gesteld kon worden, zich door den roekeloozen Perkin Warbeck liet overhalen om eene poging lot ontvluchting te beproeven. Een groot aantal beambten werd met dit doel omgekocht , doch de aanslag lekle uit en thans zag de koning zich de gewenschte gelegenheid geschonken om niet alleen tegen Perkin, maar ook tegen graaf Warwick een proces te beginnen, dal met beider ter dood veroordeeling eindigde. Den 23'" November 1498 werd Perkin Warbeck te Tyhurn opgehangen, weinige dagen laler, den 2KC" November, viel het hoold van den ongelukkigen Warwick, den echten Plantagenet, op het schavot. Hendrik VII was vaneen gevaarlijken mededinger ontslagen; bij zat eindelijk vast op den troon en kon thans regeeren zooals hij goedvond. Zijne staatkunde kunnen wij met de Staatkunde van Hendrik VII. volgende woorden omschrijven: met liet buitenland trachtte hij den vrede te bewaren, tegenover zijne onderdanen streefde hij naar versterking en uitbreiding van de koninklijke macht, boven alles legde hij zich toe op regeling van hel geldelijk beheer. Hendrik VII was een der merkwaardigste vorsten van zijn tijd. Baco stelt hem, met al zijne deugden en gebreken, op ééne lijn met Lodewijk XI en Ferd'inand den Katholieken en noemt dit drietal de drie Wijzen dier dagen. Ook de «Salomo van Engeland" is hij wegens zijne wijsheid genoemd, en te recht volgens Baco's meening, daar ook Salomo zijn volk onderdrukte. Het doel van zijn streven was niet. zich bij liet Engelsche volk bemind te maken, hij was tevreden, indien hij maar niet al te zeer gehaat werd, indien adel en burgers hem achting betoonden en het niet waagden, zich tegen zijn bewind te verzetten. Hij was niet wraakzuchtig, niet wreed, niet boosaardig. Hoewel hij nooit schroomde een doodvonnis uit te spreken, waar zijne staatkunde dit eischte, was bij toch steeds tot zachtheid geneigd en waar zijne genade ingeroepen werd, schonk bij gaarne vergiffenis. . , Ranke schetst ons den merkwaardigen man op treilende wijze in ae volgende woorden: . , «Een mager man van eene tamelijk lange gestalte, met blonde dunne haren, wiens aangezicht de sporen vertoonde der stormen, die over hem waren heengegaan; zijn uiterlijk deed meer aan een hoogen geestelijke dan aan een ridderlijken koning denken. Gelijk in alle opzichten, was hij ook hierin volkomen liet tegenbeeld van Eduard IV. Ook hij legde wel openbare vermakelijkheden aan en spaarde geen geld, om daaraan praal en luister bij te zetten, omdat zijne waardigheid dit vorderde, doch geene vermakelijkheden waren in staat hem aan ernstiger bezigheden te onttrekken. In zijn raad zalen uitstekende mannen, geleerde bisschoppen, beproefde veldlieeren en ervaren staatslieden; bij achtte het zijn plicht en zijn belang, hun raad in te winnen. Die raadslieden waren meestal niet zonder invloed, meer dan een hunner werd door hel volk beschouwd als de man. die aan des konings zeltzuchtigen wil paal en perk wist te stellen. Doch de algemeene leiding der zaken bleet in zijne handen berusten. Alles wat hij ondernam bereidde hij op de voorzichtigste wijze voor en wist hij in den regel ook door te zetten. De vreemdelingen hielden hem voor sluw en arglistig, in liet oog zijner onderdanen lag er iets bovenmenschelijks in een beleid, dat hem immers tot zijn doel voerde. Indien hij bijzondere hartstochten bezat, dan wist hij die te onderdrukken, altijd vertoonde hij zich kalm en ellen van gemoed, karig met woorden, maar loch opgeruimd. Het voornaamste doel zijner werkzaamheid was allen invloed van buiten op zijn welingericht rijk af te weren. Hij was niet oorlogzuchtig: wanneer de krijg onvermijdelijk was, ging hij er toe over, maar liever trachtte hij zijn doel door staalkundige onderhandelingen, door verdragen en familieverbintenissen te bereiken. Op die wijze wist hij den vrede met Frankrijk. Schotland en Spanje Ie herstellen. Aan koning .lacobus IV verloofde hij zijne dochter Margaretha en met Spanje sloot hij een nog inniger verbond, daar hij zijn oudslen zoon Arlhur met de infante; Calharina, de dochter van Ferdinand den Katholieken, in hel huwelijk deed treden, hoewel Arlhur eersl 46 jaar oud was. Toen de jonge echtgenoot kort na het huwelijk stierf, werd diens broeder Hendrik met Catharina verlootd. De sluwe en trouwlooze staatkunde, door Hendrik \ II bij deze gelegenheid gevolgd, werpt een helder licht op zijn karakter. Alles was hem er aan gelegen, dit huwelijk tot stand te brengen, ten einde Catharina's bruidschat niet te verliezen en hel bondgenootschap met Spanje te bevestigen, doch te gelijk wenschte hij een middel te bezilten om de vereeniging elk oogenblik weer te kunnen ontbinden, indien hij voor zijn nog zeer jongen zoon wellicht een nog voordeeliger huwelijk kon sluiten. Met dit doel deed hij aan den eenen kant wel moeite om de pauselijke dispensatie, welke de jonge Hendrik voor een huwelijk met zijns broeders Hebzucht van Hendrik VII. Zijn dood. weduwe behoefde, te verwerven, maai' liet hij aan den anderen kant zijn zoon daags voor liet intreden van zijn 15"' jaar in een protocol verklaren, dal hij niet van plan was, de gedurende zijne minderjarigheid gesloten verloving te erkennen. Zoo bleef' de geheele zaak onbeslist; de Spaansche bruidschat bleef in hel land, hel Spaansche bondgenootschap werd in sland gehouden en locli had Hendrik VII voor de toekomst de handen vrij. In zijn binnenlandsch bestuur legde Hendrik VII eene lofwaardige zucht aan den dag om orde en recht te handhaven en handel en nijverheid op te beuren. Hij zou zich hierdoor ongetwijfeld den dank der natie verworven hebben, indien hij niet te gelijker tijd een hebzuchtig dwingeland wasgeweesl, wien elk middel welkom was om de wettige vrijheid van zijn volk Ie onderdrukken en zijne schatkist Ie vullen. Het parlement riep hij in de laatste dertien jaren zijner regeering volstrekt niet meer bijeen; daar hij zonder de toeslemming van dat lichaam geene nieuwe belastingen hellen kon, nam hij de toevlucht tot andere middelen. Hij trachtte, evenals de Spanjaarden en Porlugeezen, door ontdekkingstochten goud naar bet land te doen vloeien. Dewijl dit echter niet gelukte daar de kusten van Noord-Amerika noch goud, zilver of edelgesteenten, noch kostbare specerijen, maar alleen woeste, maagdelijke bosschen. vruchtbare akkers en viscbrijke zeeën opleverden, waaruil in die dagen geen geldelijk voordeel getrokken kon worden, — in Engeland toch lag nog land genoeg braak en de nabijgelegen zeeën boden den visschers meer dan voldoende gelegenheid tot uiloefening van hun bedrijf aan — bleven verdere onvruchtbare ontdekkingstochten voorshands achterwege. Geld wilde de koning zich verschaffen, zonder nieuwe belastingen te hellen, en hij nam zijne toevlucht tol het oude, treurige middel der benevolentiën, der vrijwillige geschenken, waartoe de rijken door bedreigingen en andere schandelijke middelen gedwongen werden. Had iemand eens zulk een geschenk beloofd, dan werd hij met de grootste gestrengheid tot de vervulling van die belofte gedwongen. Werd reeds hierdoor groole ontevredenheid verwekt, die ontevredenheid nam nog toe ten gevolge van de onbarmhartige wijze, waarop geldboeten gevorderd werden voor de overtreding van oude, sinds lang vergelen en in onbruik geraakle wellen. Een geheel leger van spionnen en valsche getuigen, dal door twee beambten der schatkist, Edmund Diulley en Richard Einpsou, aangevoerd werd, stond in des konings dienst. Deze bende koos alle rijke lieden tot hare slachtoffers, ongetwijfeld hadden dezen vroeger of later de eene of andere in vergetelheid geraakte wet overtreden en was dit niet hel geval, dan werden zij door valsche getuigen van zulk een misdrijf beschuldigd. Om de gevangenschap, wellicht zelfs de verbanning Ie ontgaan, moesten zij een aanzienlijk deel van hun vermogen ten offer brengen. Den weerspannigen werden, in het gunstigsle geval door omgekochte gezworenen of door de commissie voor de wetsovertredingen, nog zwaardere geldboeten dan hun vrijwillig oller bedragen zou hebben, opgelegd. Zulke maatregelen, die tegen het einde van Hendriks regeering mei nog grooler gestrengheid dan vroeger werden toegepast, moesten den koning zeer gebaat maken, doch tot onze verbazing zien wij, dat de volkshaat minder nog den koning dan diens beambten Dudley en Empson trof. Hendrik VII had op het einde zijns levens zelf berouw van zijne hebzucht. Toen bij den dood voelde naderen . liel hij eene algemeene amnestie afkondigen met de verzekering dal allen, die door de ambtenaren der kroon op onrechtmalige wijze van hunne bezittingen waren beroofd, volkomen schadeloos gesteld zouden worden. Weinige dagen daarna, den 21™ April 1509, bezweek de koning te Richmond aan eene uitterende ziekte; bij slierf, eerst 53 jaar oud, in hel 24" jaar zijner regeering. ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Engeland. Hendrik VIII. Zijne opvoeding. Zijn karakter. Begin zijner regeering. De bloedzuigers ter dood gebracht. Zijn huwelijk met Catharina van Aragon. Zijne verkwisting. Oorlogen, door hem gevoerd. Thomas Wolsey; zijn invloed; zijne verdiensten. Haat des volks tegen hem. Hendrik VIII als ijverig katholiek en "verdediger des geloofs." Onderhandelingen met den paus over de ontbinding van des konings huwelijk. Hendriks liefde voor Anna Boleyn. Proces tegen koningin Catharina. Val van Wolsey. Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterburv. Huwelijk van Hendrik VIII met Anna Boleyn. Geboorte van Elizabeth. Hendriks twist met den paus. Hendrik VIII in den ban. De ketters in Engeland door Johan Fisher en Thomas Moore vervolgd. De inrichting der Engelsche kerk door koning en parlement veranderd. Hendriks wreedheid tegen de katholieken. Fisher en Moore ter dood gebracht. De kloosters onderzocht en opgeheven. Verkwisting van de kloostergoederen. Godsdienstige onverdraagzaamheid des konings. L&mbert verbrand. De pauselijke banvloek vernieuwd. De zes artikelen. Hendriks dwingelandij. Lafhartigheid van het parlement. Anna Boleyn ter dood gebracht. Hendriks huwelijk met Johanna Seyrnour. Geboorte van Eduard. 's Konings huwelijk met Anna van Cleef. Cromwell ter dood gebracht. Hendriks echtscheiding en huwelijk met Catharina Howard. Catharina wegens onkuischheid ter dood gebracht. Hendriks zesde huwelijk met Catharina Parr. De schrandere koningin. Surrey ter dood gebracht. Dood van Hendrik VIII. Hoe krachtig Hendrik VII had geregeerd, met welk een beleid en op welke vaste grondslagen hij zijne heerschappij gevestigd had, bleek terstond na zijn dood, toen zijn zoon Hendrik VIII. een jongeling van nog geene 18 jaar, hem opvolgde, zonder dat een ander mededinger het waagde, eenige aanspraak op den troon te doen gelden. De Engelschen juichten den schoonen jongeling, die voortaan hun koning zijn zou, vol geestdrift toe, daar alles wat zij tot dusver van hem gehoord hadden, scheen te voorspellen, dat hij een goed vorst wezen zou. Hij had eene voortreftelijke opvoeding genoten en zijnen leermeesters eere aangedaan. Men wist. dat hij bijna een geleerde mocht heeten: hij verslond niet alleen Latijn, maar was zelfs diep doorgedrongen in de afgetrokken leerstellingen der scholastieke theologie. Doch niet alleen een geleerde, ook een kunstenaar was hij, namelijk een grondig kenner van de muziek, die zelf componeerde. De beoefening van kunst en wetenschap had hem echter niet geheel aan de ridderlijke oefeningen van zijn tijd onttrokken; hij ging door voor een ridderlijk vorst, met lof sprak men van zijne edelmoedigheid en mildheid. Wel had hij zich meermalen luimig, heerschzuchtig en hartstochtelijk betoond, doch men schreef deze gebreken aan zijne jeugd toe en meende, dat die met de jaren wel zouden verbeteren. Verwachtten de Engelschen veel van hun koning, Hendrik VIII heeft ook inderdaad veel gedaan, maar niet zoo als zijne onderdanen dit verwacht hadden: hij heeft de geschiedenis zijner regeering met bloed geschreven en zijn naam onsterfelijk berucht gemaakt. Nu eens met verbazing, dan weer Begin der regeering van Hendrik VIII. mei afschuw en walging lezen wij de uitvoerige berichten zijner daüen. Weinige vorsten slechts zijn er, wier nagedachtenis ons met zooveel afgrijzen vervult als die van Hendrik VIII en wij vragen ons af wie meer afschuw en walging inboezemen. de gekroonde booswicht dan wel het ontzenuwde, kruipende, aan elke daad van willekeur zich slaafs onderwerpende parlement en de lage adel van dien tijd. Hendrik VIII (150!)—1547) aanvaardde de regeering met al den levenslust der jonkheid. De zorgen, aan zijne waardigheid verbonden, liet hij aan de oude, beproefde raadslieden zijns vaders over, hij zelf bekommerde zich in den beginne weinig om de staatszaken. Hij liet de oude dienaren van Hendrik VII hunne ambten behouden, alleen de beide gehate bloedzuigers, Dudley en Empson, werden afgezet. Hendrik VIII liet hen, om den haal des volks te bevredigen, voor het gericht dagen en, nadat zij door gedienstige gezworenen veroordeeld waren, ter dood brengen. Toen de groote hoop op deze wijze tevreden gesteld was. achtte de koning het niet noodig, verder terug te komen op zijns vaders testament en op diens belofte, dat allen, die wederrechtelijk van hunne bezittingen waren beroofd, schadeloosstelling zouden ontvangen. Hij kon den aanzienlijken schat, hem door Hendrik VII nagelaten — eene som van 1.800,000 pond aan klinkende munt — beter besteden dan tot schadeloosstelling van beroofden. Kort na den dood zijns vaders volgde Hendrik VIII den raad zijner ministers: hij trad in het huwelijk met de weduwe zijns broeders, Catharina van Aragon, de dochter van Ferdinand den Katholieken. Nadat de pauselijke dispensatie ontvangen was, liet hij zich den 7en Juni 1509 met Catharina in den echt verbinden, hoewel hij zich tot zijne bruid, die veel ouder was dan hij; niet sterk voelde aangetrokken. De bruiloft werd gevolgd door vroolijke feesten van allerlei aard, door jachtpartijen, ridderspelen en maskeraden. Met eene ongeloofelijke lichtzinnigheid verkwistte Hendrik VIII de schatten zijns vaders, die des te sneller versmolten, daar de jonge koning ook al te spoedig de vredelievende staatkunde van zijn wijzen voorganger vaarwel zeide en zelf krachtig in de Europeesche verwikkelingen van zijn lijd trachtte in te grijpen. Hij voerde meer clan een oorlog, die het land zware offers aan geld en menschenlevens kostte, zonder het eenig voordeel aan te brengen. De weinig roemrijke oorlogen van Hendrik VIII hier uitvoerig te beschrijven, zou een nutteloos werk zijn, bovendien is de uitslag ons grootendeels reeds uit de geschiedenis van andere landen bekend. Het streelde de ijdelheid des konings, dat zijne hulp door de voornaamste vorsten van Europa ingeroepen werd en alleen deze ijdelheid dreef hem aan om eerst in het belang van zijn schoonvader Ferdinand, vervolgens in vereeniging met keizer Karei V te velde te trekken, doch daarna van partij te veranderen en zich met FransI te verbinden, om ten slotte weer Karei V bij te staan. Eu meer dan één oorlog met Schotland bracht aan het Engelsche volk niet eens hel voordeel aan dat de grensdistricten volkomen beveiligd werden. Van meer belang dan de door Hendrik VIII gevoerde oorlogen is zijn binnenlandsch bestuur en bovenal zijn twist met de kerk, die den koning er toe dreef om als de hervormer van Engeland op te treden. Hendrik VIII was — even als zijn vader — een dwingeland, die er steeds op uit was, de rechten van het volk te beperken en de koninklijke macht van eiken breidel te ontslaan; doch hij bezat niet de kalmte en gematigdheid zijns vaders, hij nam nog meer dan deze de toevlucht tot openlijk en onbeschaamd geweld en dewijl hij ten gevolge van zijne verkwisting steeds geld noodig had, knevelde hij zijne onderdaden nog meer dan deze door gedwongen leeningen en zoogenaamde vrijwillige geschenken gedaan had. Bij zijne willekeurige maatregelen vond de koning een krachtigen steun in een hoogst bekwaam staatsman, dien hij geruimen tijd bijna geheel onafhankelijk regeeren liet. Thomas Wolsey. Hendriks plan tot echtscheiding. .Is kapelaan i»°'2„ATVir vft™ ^ 'P™^. 'taTwi SE; - 9= l»".'iuï tem.E 'ï/dT.V'l'ijT, "°T? T ,üe™i''l^'°"8™kS8ón«! pssJ^asnx sH;S ' "F s'« f£ ™ f «"> "s i»«orS7Jere7eteLïï^T', """■™"sdl "ellJlik nn. "Ij 5? ir «*^T£ZxsL& "alrijk,1'»,?■ róók l™,n ,L„ Ï'T ''" """""f5, &S«land ier klMwX,niïisr niet; "», •> *» blijken ,an »ija,icl,ap vols.rekl ss?5sfe#fe«ass sf^JSï^i&SSmE Frankrijk en En-eland lot s!n,l Tf i 66116 !""'"e verbin|enis tusschen k»,i,J„ XtZLSX.ÏtSSZd"door - "™döt te ouder dan hij ' n ™, * »»■.**■ ?» Aragon,die „e, S"«S2£- ufmSte'S'dJ'ï'"''' "•l'l'*!fl,' xöt^'n.1^'" een nieuw huwelijk le kunnen i •lllln^Jn 8®sc'le!l'en 'e worden; doch om scheiding, wï £J ZLhri„"fad "J "'f? al,een eenvoudige die dan ook van den pins Ie /iillen echt\erbnilenis noodig; hij hoople - *t^~P^Sn^ZSaS ;le" «e '™' ^ kerk, een bijzonder'3ijvert' Hihnh"!™' ee" onbfrisPe,|jk getrouw zoon der keilers beloond , In as z s h ,ü««nslander van de gel reden en had zijn boek ove, ?! «o^efeerd schrijver tegen Lulher oplol belooning hiervoor wis hem l ' 'i' sac™tnenlen aan den paus opgedragen; christelijk geloór "e c i f v i° ? fel lel „verdediger van°hel ook de strenge m iaIre ,lü" konin3 1,3,1 Wolsev dan genomen 8 maa,reg«|en tegen de verbreid.ng van ,1e kelterij in Engeland Anna Bolevn. Proces tegen Catharina. £ulk een geloolsheld had wel liet reclil om van liet lioold iler kerk zulk eene kleine beleefdheid als de ontbinding van een huwelijk te vragen, ook zou paus Clemens VII dit zeker zonder aarzelen gedaan hebben, indien hij niel juist loen genoodzaakt was geweest om keizer Karei V, den neef van Catharina, te vriend te houden en de keizer had verklaard, dat dil huwelijk, waarvoor vroeger de pauselijke dispensatie verleend was, toch moeielijk tegen Gods wet indruischen kon. Clemens VII redde zich door een tamelijk dubbelzinnig middel uit de verlegenheid. Hij droeg het onderzoek van de zaak aan den kardinaal Wolsey op, wien hij later nog kardinaal Campeggio toevoegde; Ie gelijk liet hij den koning heimelijk zeggen, dal bel voor den paus gemakkelijker zou zijn, len aanzien van een tweede huwelijk hel eenmaal gebeurde goed Ie keuren en Ie bekrachtigen dan daartoe vooraf verlof te geven. "ij spoorde alzoo Hendrik VIII in zekeren zin aan om zijn echt met Catharina te ontbinden en een Iweede huwelijk aan Ie gaan, zonder het pauselijk verlof, dat dan later wel komen zou, af te wachten. Hendrik VIII wenschle vuriger dan ooit naar ontbinding van het lastige huwelijk. Hij beminde eene schoone hofdame zijner gemalin. Anna Bolevn, met een gloeienden hartstocht. Anna had aan al zijne verleidelijke kunstgrepen weerstand geboden; zij was hierdoor den koning des Ie dierbaarder geworden en hij had besloten, haar lot zijne gemalin te verheffen; doch ondanks's pausen geheimen raad aarzelde hij toch door te lasten , wijl hij vreesde, dat Clemens VII door den keizer verhinderd zou kunnen worden zijne belofte te vervullen. Hij zond een nieuw gezantschap naar den paus. hetwelk echler niets anders uitrichtte, dan dat de pauselijke legaten Wolsey en Campeggio bevel ontvingen het onderzoek Ie bespoedigen. De legaten deden hun best om koningin Catharina tot het vrijwillig aannemen van den sluier Ie bewegen, doch toen deze poging mislukte, moesten zij- eindelijk een vormelijk rechtsgeding aanvangen: zij daagden de koningin voor hun rechterstoel. Catharina gaf aan die oproeping gehoor. Zij wierp zich in tegenwoordigheid der rechters haar gemaal te voet en smeekle hem. zijn schandelijk voornemen te laten vare'n; zij herinnerde hem, dat zij de moeder van zijn kind was, dal zij twintig jaren lang zijne trouwe, gehoorzame gade was geweest, en dat niemand haar het geringste misdrijf verwijten kon. Eindelijk verklaarde zij, dat zij zich, indien deze partijdige rechtbank haar in weerwil van dil alles veroordeelde, op den heiligen vader Ie Rome beriep. Catharina's woorden maakten een diepen indruk op alle aanwezigen, die ook niel verzwakt werd, toen Hendrik VIII vol geveinsdheid verklaarde, dat hij slechts bevestigen kon, dat zij eene voortreffelijke gade was geweest, maar dat zijn geweten hem toch gebood wegens al te nauwe bloedverwantschap het huwelijk te ontbinden. Niemand sloeg aan deze woorden geloof: allen wisten zeer goed, dat niet de teerheid van een geweten, dat twintig jaren lang gesluimerd had, maar alleen eene gloeiende zinlijke liefde voor Anna Boleyn den wellustigen koning lot zijn misdrijf aanspoorde. Campeggio verklaarde, dal hij na Catharina's beroep op den paus geen vonnis vellen kon, eer hij bericht naar Rome had gezonden; op dit bericht trok de paus de volmacht van zijn legaat in en besloot, dat deze zaak verder te Rome behandeld en beslist zou worden. W as Wolsey bij deze geheele onderhandeling oprecht geweest of had hij bij deze vertraging der zaak wellicht de hand in het spel? In den beginne had hij ongetwijfeld de scheiding des konings dringend gewenscht, len einde de nauwere vereeniging met Frankrijk lot stand te brengen; of hij die echter thans nog wenschte, waar het de echtverbintenis van Hendrik met Anna Boleyn gold, was meer dan twijfelachtig. De schoone Anna was bijna eene keltersche. Zij stelde veel belang in Streckiuss. V. 36 Wolsey's val. Zijn dood. Thomas Cranmer. de leer der Duitsche hervormers en de kardinaal had eens bij eene harer kamerjuffers kellersche boeken in beslag genomen; sinds dien dag was Anna zijne verklaarde vijandin geworden en thans vreesde zij, dal hij baar heimelijk bij den paus legen werken zou, en zij wist ook haren geliefde, den koning, dezelfde vrees in Ie boezemen. Hendrik VIII was hevig vertoornd. Zonder te denken aan Wolsey's trouwe diensten, en zonder hem aan Ie hooren, veroordeelde bij hem. Toen de kardinaal zich den 18™ Oclober 1529 naar de kanselarij begaf, werden hem eensklaps de staalszegels afgeëischt. Te gelijk beval de koning, dat zijne goederen zouden worden verbeurd verklaard en dal hij bij hel parlement aangeklaagd zou worden. De punten van beschuldiging, welke men legen hem inbracht, waren zóó nietig en ijdel, en de geheimschrijver Thomas Cromwell, de vriend van Wolsey, verdedigde dezen met zulk eene schitterende welsprekendheid, dal niet alleen de aanklacht opgeheven, maar ook de koning weer half verzoend werd. Hij bevestigde Wolsey in zijn aartsbisdom York. De kardinaal zou wellicht in zijne oude waardigheid hersteld zijn, indien hij niet in zijn beleedigden trots geweigerd had, de echtscheiding des konings onbepaald goed te keuren. Deze weigering maakte opnieuw de woede van den despoot gaande. Hij liet door den graaf van Northumberland eene aanklacht wegens hoogverraad tegen Wolsey indienen: deze werd in hechtenis genomen en zou als gevangene naar Londen gebracht worden. Deze nieuwe slag knakte den buitendien reeds zieken man voor goed. Onderweg verergerde zijne ziekte zoo zeer, dal bij in het klooster van Leicester blijven moest. Hier stierf hij den 30™ November 1530. Met het scheidingsproces maakte men intusscben Ie Rome weinig of geen voortgang, want paus Clemens, die zich met den keizer verzoend had, legde zulk een at keer van die zaak aan den dag, dal Hendrik vreezen moest, dat de uitspraak ten slotte in zijn nadeel zou uitvallen. In deze verlegenheid ontving de koning van j;en tot dusver onbekend geestelijke een goeden raad, dien bij vol blijdschap opvolgde. Hij moest namelijk een groot aantal geleerden en bisschoppen en vooral de meestberoemde boogescholen van Europa uitnoodigen om hem hun gevoelen over de wettigheid van zijn eersle huwelijk mede te deelen en dit gevoelen, dat ongetwijfeld gunstig voor hem luiden zou, aan den paus overzenden, die dan bijna genoodzaakt zou zijn om insgelijks ten gunste des konings te beslissen. De ontwerper van dit weloverlegde plan was de doclor in de godgeleerdheid Thomas Cranmer, een geleerd geestelijke, die in Duitschland gestudeerd en hier de beginselen der hervormers in zich opgenomen bad. In bel belang van de invoering der hervorming in Engeland wenschte Cramner vurig de scheiding des konings en zijn huwelijk met Anna Boleyn; hij hoopte den koning, die door zijn twist met den paus reeds op dezen vertoornd was, nog lichter op den weg der hervorming te zullen leiden, wanneer Anna Boleyn, een vurige voorstandster van de Duitsche hervorming, lot koningin vei heven werd. Cranmer moesl bij hel uitvoeren van zijne plannen met groote vooizichtigheid te werk gaan; hij kon niet openlijk als vriend der hervorming optreden: bierdoor zou hij terstond al zijn invloed verspeeld hebben, daar Hendrik VIII nog bijna aan alle leerslukken der kerk vasthield en alleen op den paus zelf verbitterd was. Indien Hendrik VIII bespeurd bad, dat Cranmer heimelijk met eene nicht van den Duitschen hervormer Osiander gehuwd was, dan zou bij, een fel tegenstander van het huwelijk der priesters, zich ongetwijfeld met afkeer van hem afgewend hebben, terwijl bij hem nu uil dankbaarheid voor den ontvangen goeden raad, tot aartsbisschop van Canlerbury verhief. Cranmer wist zelfs voor den paus zijne gevoelens te verbergen en van hem de goedkeuring zijner benoeming Ie verwerven. Intussehen waren de beslissingen der meeste universiteiten zoo gunstig, Hendriks huwelyk met Anna Boleyn. Anna's kroning. als men slechts liad kunnen verwachten O. a. verklaarde de universiteit van Bologna, dat Hendriks huwelijk met Catharina verschikkelijk, afschuwelijk, vloekwaardig en voor eiken christen, ja zelfs voor eiken heiden volstrekt verwerpelijk was. Hetzelfde oordeel spraken, in overeenstemming met den geest des tijcis en de oude kerkelijke wetten, bijna alle overige universiteiten en de meeste godgeleerden van naam uit; doch in weerwil hiervan ontbond de paus het huwelijk niet, hij daagde den koning in persoon voor zijn rechterstoel te Rome, om een eind aan liet rechtsgeding te maken. Hendrik VIII, die van begeerte brandde om eindelijk zijne geliefde als zijne wettige vrouw te omarmen, verloor thans zijn geduld. Zonder langer op de scheiding te wachten, huwde bij den li'" November 1532 Anna Boleyn en eerst nadat dit geschied was, liet hij door Cranmer op eigen gezag het scheidingsproces beginnen. Catharina, die de aangestelde rechtbank niet erkende en op hare indaging niet verscheen, werd schuldig en hel huwelijk den 23" Mei 1533 nietig verklaard. Ook aan deze uitspraak weigerde Catharina zich te onderwerpen; zij beschouwde zich zelf tot haar dood toe als de eenige wettige koningin van Engeland, zonder dat zij intusschen hare rechtmatige aanspraken kon doen gelden. Weinige dagen na bet onrechtvaardige vonnis, den 17™ Juni, liet Hendrik VIII zijne tweede gemalin, Anna Boleyn als koningin kronen. Ranke beschrijft ons die plechtigheid aldus: «Terstond nadat hel vonnis over Catharina uitgesproken was, ging men over tot de kroning van Anna, die met des te stipter inachtneming van de aloude ceremoniën plaats had, omdat zij geene geboren vorstin was. Op Donderdag voor Pinksteren werd zij door den mayor en de gilden van Londen in prachtig versierde barken en onder het spel van muziekinstrumenten van Greenwich afgehaald, totdat zij door de kanonnen van den Tower begroet werd. Des Zaterdags daarop hield zij haar tocht door de City naar Westminster. De koning had 18 edelen lot ridders van de Bulliorde verheven; dezen, in hun nieuw pronkgewaad en een groot deel van den adel. die in Anna's verheffing zich zelf vereerd gevoelde, begeleidden haar. Zij zat op een prachtig rustbed, dat door paarden gedragen werd, onder een baldakijn, dien de baronnen der vijf havensteden droegen, met ongedeklen hoofde, bevallig als altijd en, naar bel schijnt, met de uitdrukking van een onuitsprekelijk gelukkig gevoel op het gelaal. Des Zondags werd zij door den aartsbischop van Canlerbury, zes bisschoppen, den abt van Westminster en twaalf andere abten in hun ambtsgewaad naar de kerk geleid; zij was in het purper, bare dames waren in het scharlaken gekleed, want zoo gebood liet de aloude gewoonte. De hertog van Sulïolk droeg de kroon voor haar uit, welke haar vervolgens door den aartsbisschop op het hoofd gezel werd. Edellieden en burgers wedijverden in geestdrift om haar te huldigen en de geestelijken sloten zich bij ben aan: allen verwachtten van haar een erfgenaam van den Engelschen troon. Doch niet een zoon, maar hare dochter Elisabeth droeg zij toen reeds onder het hart." Den 7"° September kwam hel kind, de latere koningin Elisabeth, ter wereld. Anna Boleyn werd in die dagen door het Engelsche volk zeer geprezen, wijl zij lot aan baar huwelijk kuisch en eerbaar gebleven was. Het bericht van hetgeen er in Engeland had plaats gevonden, bracht te Rome eene heftige verbittering teweeg, die nog verhoogd werd, toen de paus vernam, dat de koning schotschriften tegen de kerk ongestoord in het land liet verbreiden, dat hij zelf aan een boek tegen het pausdom werkte en weigerde de zaak zijner echtscheiding door het pauselijk consistorie te laten beoordeelen. Clemens luisterde naar de inblazingen van zijn eigen toorn en naar den raad zijner kardinalen: den 23"" Maart 1534, sprak bij den ban over Hendrik VIII uit, voor zoover deze zijn huwelijk met Catharina niet voor wettig erkende. Het uitspreken van den banvloek over den koning was voor de Room- 36* Hendrik VIII in den ban. Dood van Fisher en Thomas Moore. sche kerk een noodlottige slap; zij sneed hierdoor een liarer voornaamste leden me^ ej en jia^ad ^ hervorrnjn„ gedurende het laatste tiental jaren zeer diepe wortelen geschoten, doch tot dusver had llendr.k \ II haar met wreede gestrengheid m haar voortgang gestuit. Zelfs nog tijdens het scheid.ngsproces had liii elke afwijking van de overgeleverde kerkleer zonder genade laten straften. Wereldlijke en geestelijke rechtbanken veroordeelden om strijd de ketters 0111 "ebrandmerkt, of om levend verbrand te worden De bisschop Johan Fislier vin Rochesler en de kanselier Thoirs Moore (Thomas Morus) spoorden den k'onin" lot die vervolging aan door hem voor te houden, dat hij door trouw aan de oude kerkleer en door uitroeiing van de ketterij een gunstiger vonnis van den paus in de zaak der echtscheiding zou verwerven; deze beide, later als imrletrirs beroemd geworden mannen, onderscheidden zich door eene gruw- » -4 >«"■•»«»r* .a,n*' to"",erbn,nden-omJ" vii TimhU hiibelverlaling hezaten ot gelezen hauuen. Eerst toen het proces eindeloos gerekt werd, begon Hendrik VIII in het iaar 1532 eene beslist vijandige houding tegenover den paus aan te nemen, door in overleg met het gedienstige parlement elk beroep op den paus te verbieden en eenige andere maatregelen van denzelfden aard te verordenen, welke de kanselier Thomas Moore. zoo slerk afkeurde, dat hij zijn ambt nederlegde. Nadat de paus den ban over Hendrik VIII uitgesproken bad, was voor den laatste alle reden om met verschooning te werk te gaan, vervalen; hij "in" nu zonder omzien voort op den eenmaal ingeslagen weg en werd daarbij dooi- liet parlement krachtig ondersteund. In Februari lu3o werd in aller ijl eene wet driemaal door de beide huizen gelezen en dus aangenomen we ke de ueheele kerkorde in Engeland omverstiet. Die wet verklaarde, dat de konin0 het hoofd der Engelsche kerk was. dat hij als zoodanig bet recht had om alle kerkelijke waardigheden weg te schenken, over de kerkelijke inkomsten te beschikken de kerkleer vast te stellen, de ketters te vonnissen, alle dwalingen uit te roeien en de geestelijke macht in al haar omvang uit te oetenen; mi.t andere woorden: Hendrik VIII en zijne opvolgers werden tot eene soort van onteilbare Engelsche pausen verheven en liet parlement deed afstand van het recht om tegen hunne beslissing in godsdienstzaken op te komen. |evens verklaarde het, dat zijn eerste huwelijk melig was, dal Calharina s dochtei M ,ri i "een recht op den troon bad en Anna s dochter Elisabeth de weltige iroónoDVolKsler was. Elk ambtenaar was verplicht om door den supre.natieeed des ko°nings waardigheid als hootd der kerk en door den erfopvolgiiigs-eed de rechten van Elisabeth te erkennen. Tegen een .eder. die weigerde deze eeden af te leggen, werd eene vervolging ingesteld, waarbij Hendrik \ III eene afschuwelijke wreedheid aan den dag legde. ... i* rn \i Bisschop Fisher van Rochesler en de voormalige kanselier Thomas Mooie, die de voorgeschreven eeden niet wilden afleggen werden in hechtenis genome" eu ïls landverraders Ier dood gebracht! 1 oen de paus, om Fishei te redden, hem den kardinaalshoed schonk, zeide Hendrik VIII met boosaardigen spot: Den hoed heelt hij, maar ik zal er voor zorgen, dat hij geen hoofd heeft, om hem op te zetten". Hij zorgde er dan ook voor, daar hij den 'Jjangen "riisaard onthoofden en het hoofd op de London-bndge op een paal zetten iet. Veertien dagen later werd ook Thomas Moore Ier dood gebracht. Aele andere geestelijken van hoogeren en lageren rang deelden m dit lot. De rouwe aanban"ers der katholieke kerk beschouwden deze mannen, en vooial Fishei en Moore als martelaars. Aan de wreedheden, door hen vroeger legen de ketters geptwgd, njeS konin.s 0p den weg der hervorming bestond ineen niaatri 't'l legen de kloosters, die in Engeland m grooten geiale werden aan"elrotten. De aartsbisschop Cranmer en de staatssecrelaris Cromwell, twee yveri"e voorstanders der hervorming, die thans in des konmgs raad een over- Opheffing van de kloosters. De ketters door Hendrik VIII vervolgd. wegenden invloed uitoefenden, bewerkten dat eene algemeene kloostervisitalie werd ingesteld, die inderdaad hoogst belangrijke uitkomsten opleverde. In de meeste kloosters heerscliten ongebondenheid en zedeloosheid. Monniken en nonnen wedijverden in schaamtelooze onkuischheid, hun invloed op de bijgeloovige menigte wisten zij te handhaven door bedriegelijke goochelkunsten, waardoor zij schijnbare wonderwerken verrichtten: o. a. vond men Mariabeelden, die, door middel van raderen en springveeren in beweging gebracht of althans in staat gesteld werden om de oogen te sluiten en te openen. Even bedriegelijk waren de relieken, die door pauselijke getuigschriften als echt gewaarborgd waren; het hoold der heilige Ursula was tweemaal, de gordel deiheilige maagd Maria elfmaal in verschillende kloosters voorhanden. Steunende op de uitkomsten van dit onderzoek, gaf Hendrik VIII in het jaar 1536 bevel tot de opheffing van 376 kleine kloosters, waarin de zedelijkheid lot het laagst mogelijke peil gedaald was. Monniken en nonnen werden zonder genade verjaagd en aan de bitterste armoede prijsgegeven, daar slechts enkelen een klein jaargeld ontvingen, dat niet eens voldoende was om hen voor den hongerdood te bewaren. Om hun leven te rekken, moesten zij bedelend door het land zwerven. Op meer dan eene plaats kwam hel volk in opstand om de kloosters te beschermen, maar het werd spoedig tot onderwerping gebracht en een groot aantal doodvonnissen schrikte hel van vernieuwde pogingen lot opstand af. Een oud spreekwoord zegt: „De eetlust komt onder het eten"; zooging het den koning ook. Op de kleine kloosters volgden de groote en in den loop van 2 tot 3 jaren werden alle groote kloosters, stillen, colleges en geestelijke stichtingen opgeheven. Men ging daarbij met eene schandelijke barbaarschheid Ie werk. Yele der schoonste kerken werden in puinhoopen herschapen, prachtige kunstwerken en rijke boekverzamelingen werden deels vernield, deels voor spotprijzen aan den man gebracht. In weerwil hiervan was de buit, welke de opheffing van de kloosters den koning verschaft had. onnoemelijk groot. Hendrik VIII had beloofd, de bezittingen der voormalige geestelijke gestichten ten algemeenen nutte te zullen aanwenden, door scholen, armhuizen en ziekenhuizen le slichten. Toen Cranmer dit llians den koning herinnerde ontving hij een weigerend antwoord. Hendrik AIII had dat geld noodig voor zijn kostbaar hof, hij verkwistte het op eene werkelijk ongehoorde wijze. Ten einde zich den naam van een edelmoedig vorst le verwerven, gaf hij de onzinnigste geschenken. Zoo beloonde hij b. v. eene vrouw, die een goeden pudding voor hem gebakken had, door haar — een klooster te geven! Bij zulk een dolzinnig geldelijk beheer waren de rijke kloosterschatten natuurlijk spoedig verkwist. De krachtige wijze, waarop Hendrik VIII bij de opheffing van de kloosters te werk ging en de vijandige houding, door hem tegenover den paus aangenomen, deed de aanhangers der Luthersche leer in Engeland verwachten, dat hij zich geheel in de armen der hervorming werpen zou; doch dit gebeurde volstrekt niet. Hendrik bleef, evenals vroeger, een verbitterd vijand van het Lutheranisme. Het liefst zou hij de eigenlijke katholieke leer geheel onveranderd gelaten en de oude kerkinrichting slechts in zoover gewijzigd hebben als met zijn belang overeenkwam. De aartsbisschop Cranmer en Gromwell, die aan hel hoofd der hervormingsgezinde parlij van het hof stonden, moesten derhalve buitengewoon omzichtig te werk gaan, om slechts enkele hunner wenschen ingewilligd te zien, zooals het verlof, dat iedereen den bijbel mocht lezen, verbetering van de prediking, enz. Tegen alle hervormingen van meer omvattende strekking kwam Hendrik VIII in verzet en hij poogde door eene bloedige vervolging van de ketters zijne rechtzinnigheid te bewijzen. Eene dier vervolgingen, waaraan Hendrik VIII een bijzonder werkzaam deel nam, werpt een helder licht op des kouings denkbeelden en beginselen op godsdienslig gebied. Een zekere Lambert had ontkend, dal Christus in het avondmaal lichame- De zes artikelen. lijk tegenwoordig was; hij was daarom bij den aartsbisschop Cranmer wegens ketterij aangeklaagd en beriep zich nu op de persoonlijke uitspraak van het hoold der Engelsche kerk, den koning. Hendrik VIII riep eene vergadering van geleerde theologen bijeen, voor wie Lamberl zijne denkbeelden moest verdedigen. Hij deed het met evenveel vrijmoedigheid als scherpzinnigheid doch werd natuurlijk, althans naar des konings meening, door de geleerde theologen verslagen. Dewijl hij weigerde te herroepen, vroeg Hendrik VIII hem, welke straf hij wel verdiende. »Ik beveel mij aan de genade van Uwe Majesteit aan," antwoordde Lamberl ootmoedig. »Ik wil geen beschermer van ketters zijn." luidde het antwoord: Lamberl werd lot den vuurdood veroordeeld en den 20"' November 1538 met een aantal wederdoopers verbrand. Zijn afgrijselijk einde beschrijft von Raumer ons aldus: "Hij leed daarbij onuitsprekelijk, want het vuur tastte slechts de uiterste deelen zijns lichaams aan en begon uit te dooven, eer hij dood was. Hierop stieten twee gerechtsdienaars uit medelijden hunne hellebaarden in het verminkte lijf, hieven hem uit de kelen, waarin hij boven hel vuur zweefde, en wierpen hem, terwijl hij luide uitriep «Niemand dan Christus!" in den gloed." Hoewel Hendrik VIII dergelijke gruweldaden ter verheerlijking van de oude katholieke leerstukken pleegde, kon de paus hem toch zijn afval van de kerk niet vergeven. Al volgde de eene paus den anderen op den stoel van Petrus, de hoogste waardigheidsbekleders der kerk waren toch op dit punt allen van één gevoelen; zij beschouwden den koning van Engeland als een vloekwaardigen keiler, die een der edelste kinderen der moederkerk van haar boezem had afgescheurd. Paus Paulus III slingerde Hendrik VIII in December 1538 opnieuw den banvloek naar het hoofd, ja hij verklaarde dezen van den Engelschen troon vervallen en droeg aan den koning van Schotland de taak op om dit vonnis uil te voeren en bezit te nemen van het opengevallen rijk. Het pauselijk banvonnis diende natuurlijk slechts om Hendrik VIII op den eenmaal ingeslagen weg nog verder voort te stuwen. Hij deed zich krachtiger dan ooil als hel opperhoofd der Engelsche kerk gelden; hij woedde even grimmig legen de trouwe aanhangers van den paus als legen de ketters, en als zoodanig beschouwde hij allen, wier godsdienstige begrippen van de zijne afweken. Om opnieuw een bewijs zijner rechtzinnigheid Ie leveren, liet hij aan hel parlement zes artikelen over de geloofsleer ter goedkeuring vooi leggen. Von Raumer zegt: «Daarin heel het: Om de zoo heilzame eenheid Ie bewaren, moet een ieder gelooven aan de verandering van hel brood in het lichaam van Christus, aan de uildeeling van het avondmaal onder ééne geslalte, aan de onverbreekbaarheid der gelofle van kuischheid, aan de nuttigheid der bijzondere missen, aan de noodzakelijkheid van den ongehuwden slaat der geestelijken en van de oorbiecht. De geringste straf voor ontkenning, twijfel, tegenspraak en overtreding is verlies van goederen en willekeurige gevangenschap, bij herhaalde overtreding de dood. Ja, reeds de eerste overtreding ten aanzien van het eerste artikel (de verandering van het avondmaalsbrood) wordt, zonder dat het vrijstaat te herroepen, met den vuurdood gestraft. Cranmer en eenige andere hervormingsgezinde geestelijken bestreden dit wetsontwerp in het parlement en bewezen op onweerlegbare gronden, dal hel legen alle recht, waarheid en gezond versland indruischte. Doch de koning verscheen zelf in het parlement dat hem immers reeds vroeger de geheele kerkelijke wetgeving opgedragen had, en gaf zeer bepaald zijn wil Ie kennen. Weinige dagen nadat het bezit van alle kloosters en stichtingen hem verzekerd was. den 7'" Juni 1540, werd die door den lord kanselier ingediende bill voor de eersle maal, den 8tn voor de tweede maal en den 9'" voor de derde maal in hel Hoogerhuis gelezen, den 16en was zij reeds door de beide huizen aangenomen en den 23™ ontving zij Het slaafsche parlement. Anna Boleyn valschelijk beticht. de koninklijke bekrachtiging. In elk graafschap werden lieden aangesteld, die alle woorden, daden en geschriften, welke op de zes artikelen betrekking hadden, moesten aanbrengen en die weldra eene vreeslijke ook op andere zaken gerichte inquisitie vormden. Binnen li dagen had men te Londen alleen dOO personen in hechtenis genomen. De verklaring van twee getuigen was voldoende om iemand ter dood te doen brengen, hoe krachtig hij hunne verklaringen ook ontzenuwde of betuigde, dat zijne gevoelens volkomen aan de eischen der wel beantwoordden. Protestanten en katholieken werden zonder onderscheid op denzelfden dag onthoofd, opgehangen of gevierendeeld; zelfs vijftienjarige knapen werden verbrand, omdat zij zich over het avondmaal anders uitlieten dan de tyrannieke koning en het lafhartige Parlement voorgeschreven hadden. Eerst later, toen de vervolging al verder en verder om zich greep, wist Cranmer met groote moeite te bewerken, dat er strengere wettelijke bewijzen werden gevorderd, dat de wet alleen op geestelijken toegepast en de straf eerst bij de derde overtreding voltrokken werd, voor zoover deze niet langer dan een jaar geleden was. In den hem eigen slaafschen geest verklaarde het parlement voorts: wat de koning en de door hem gevolmachtigden over het geloof en de kerkelijke instellingen nog zullen bepalen, moet ieder aannemen en opvolgen; koninklijke proclamaties, die door de meerderheid van den geheimen raad goedgekeurd zijn, hebben de kracht van rijkswetten; alleen mag daarbij geen inbreuk gemaakt worden op iemands leven, vrijheid en bezittingen. Dit laatste toevoegsel werd later echter geheel krachteloos, èn dewijl het niet in acht werd genomen èn omdat de koning ook het recht bezat om iemand van het naleven der wetten te ontslaan. Nadat de godsdienstige en burgerlijke vrijheid zoo geheel prijsgegeven was, behoeft het wel nauwelijks gezegd te worden, dat velen aangeklaagd en door het parlement zonder verboor en bewijs veroordeeld werden." Niet alleen als kerkelijk hervormer, in alle opzichten betoonde Hendrik VIII zich een wreed dwingeland, zelfs zijn eigen huiselijk leven getuigt daarvan op eene ontroerende wijze. Door het laaghartige, steeds volgzame parlement werd hij daarbij trouw ondersteund. De Gemeenten in bet Lagerhuis wedijverden met de aanzienlijke pairs in het Hoogerhuis om elke luim van den willekeurigen koning in te willigen en allen, van wie bij zich ontslaan wilde, door partijdige en onrechtvaardige doodvonnissen uit den weg te ruimen. Hendriks liefde voor de schoone Anna Boleyn verkoelde, zoodra zijn lage zinlijke hartstocht bevredigd was. Anna was in Frankrijk opgevoed, zij had den luchthartigen Franschen toon aan het Engelsche bof medegebracht; dit mishaagde den koning, bel maakte zijn ijverzucht gaande, bovendien gevoelde hij zich menigmaal gekrenkt door de neiging, welke zijne gemalin voor de vrije gevoelens der Duitsche hervormers aan den dag legde. De verhouding tusschen de koninklijke echtgenooten werd al koeler en koeler, vooral sinds Hendrik VIII op eene hofdame der koningin, Jobanna Seymour, verliefd was geworden. Hij bewees deze zelfs in tegenwoordigheid zijner gemalin oplettendheden, die niet altijd van onschuldigen aard waren. Anna had vele vijanden. De geheime aanhangers van het pausdom vervolgden baar met een bitteren haat. Zij zagen met kwalijk verholen vreugde, hoe de koning haar zijne genegenheid onttrok, om die aan eene andere te schenken. Ten einde de breuk onherstelbaar te maken, boezemden zij den wantrouwenden en achterdochtigen man twijfel aangaande de trouw zijner gade in; zij betichtten baar van verboden omgang met meer dan één minnaar, zelfs met baar eigen broeder, den graaf van Bocheford, wiens gemalin, eene onverzoenlijke vijandin van Anna, ook tot haar ondergang samenspande en valsche getuigenis tegen haar atlegde. In Januari 1536 bracht Anna een dooden zoon ter wereld. Alleen de hoop, dat Anna Hendriks hoogsten wensch vervullen en hem een zoon Anna Boleyn onthoofd. Hendrik VIII limVt Johanna Seymour. schenken zou, had dezen nog van beslissende stappen teruggehouden. Thans was deze hoop verijdeld en de koning aarzelde niet langer, zich te ontdoen van eene echtgenoole, die hij sinds lang moede was. Zij moest sterven, opdat hij met Johanna Seymour in den echt zou kunnen treden. Anna werd in hechtenis genomen, naar den Tower gesleept en in een allerschandelijkst proces gewikkeld. Een gerechtshof van 20 lords, aan welks hoold Anna's doodvijand, de hertog van Norfolk, stond, ontving in last het onderzoek te leiden en hel vonnis uil te spreken. Uit lage vrees voor den koning .en uil verachtelijke zucht om hem te behagen, verklaarden de lords zonder een zweem van bewijs — want de door doodsangst afgeperste verklaringen van den muzikant Sinelon konden volstrekt niel als zoodanig gelden — de koningin schuldig aan echtbreuk; zij veroordeelden haar ter dood door het vuur of het zwaard. Hendrik VIII beloonde zich zeer zachlinoedig en genadig; hij koos het zwaard! Nadat hare gewaande minnaars en ook haar broeder, lord Rocheford, ter dood gebracht waren, werd Anna Boleyn den l!)c" Mei 1530 onthoofd. Zij stierf kalm en waardig en met de beluiging van hare onschuld op de lippen. Kort voor liair sterven liet zij den koning zeggen: »Gij hebt mij eens lol markiezin en daarna tol koningin verheven; dewijl geene verheffing lol een hoogeren aardschen rang voor mij meer mogelijk is, kroont gij mijne onschuld met de marlelaarskroon." Den 19'" Mei werd Anna onschuldig vermoord en reeds den 20cn huwde Hendrik VIII Johanna Seymour; een duidelijker bewijs voor de onschuld der vermoorde kon hij zeker niel geven! Vervullen de wreedheid, de geveinsdheid en de onbeschaamdheid van den koninklijken booswicht ons mei afgrijzen, die afkeer wordt nog verhoogd door den schandelijken oogendienst van het kruipende parlement. Hooren wij von Raumers verhaal: »Aan hel eerstvolgende parlement deelde Hendrik mede, dat hij, in weerwil van de treurige uitkomst zijner beide eerste echtverbintenissen, lot heil des volks eene derde vrouw genomen had. De kanselier verzekerde, dal de koning niet uit vleeschelijken lust of zinlijke genegenheid, maar alleen op de deemoedige bede des adels lot dezen slap overgegaan was. In zijn antwoord prees de voorzitter (speaker) van het Lagerhuis des konings gaven der naluur en dei genade; hij noemde hem een Salomo in wijsheid, een Simson in kracht, een Absalom in schoonheid! Door zijn toorn verblind verklaarde de koning zijn huwelijk met Anna nietig (dewijl zij voor hare echtverbintenis eens er aan gedacht had, een ander le huwen!) en noemde hij zijne dochter Elisabeth onwettig. En toch hield hij vol, dal Anna zich aan echtbreuk schuldig had gemaakt! Hel parlement bekrachtigde slaafs deze uilspraak van den nieuwen Salomo en beval koningin Johanna aan wegens haar geschiklen leeftijd, bare groote schoonheid en hare reinheid van vleesch en bloed. Hare kinderen zouden den troon erven en ingeval zij er geene Ier wereld bracht mocht de koning naar willekeur over de troonopvolging beschikken." Het schijnt ons bijna eene onrechtvaardigheid van hel lot, dat de vurige wensch van den verachlelijken koning vervuld werd, dal de op Anna gepleegde moord de gehoopte vruchten droeg. Den 12cn October 1537 schonk Johanna Seymour hem een zoon, den lateren koning Eduard. Kort daarop stierf zij in het kraambed. Niet lang na den dood zijner derde gemalin voelde Hendrik VIII behoefte aan een nieuw huwelijk, doch het werd voor hem niel gemakkelijk eene vrouw le vinden. Meer dan ééne vorslin sloeg hel aanzoek af van een man, die reeds twee echtverbintenissen mei geweld ontbonden bad. Der hervormingsgezinde partij aan hel hof was er alles aan gelegen, dat geene streng katholieke prinses den Engelschen troon zou beklimmen; zij vreesde, dat Hendrik VIII zich onder haar invloed te eerder met den paus verzoenen zou, Hendrik VIII huwt Anna van Cleef. Daarna Catliarina Howard. daar hij buitendien op alle punten streng katholiek was. Ook Thomas Cromwell, liet hoofd der hervormingspartij, de thans zeer invloedrijke minister van Hendrik VIII, deed zijn uiterste best om den koning voor eene echt- verbintenis met eene protestantsche vorstendochter te winnen. Hij stelde hem Anna van Cleef, de zuster van hertog Willem van Cleef voor, wier zuster mei keurvorst Johan Frederik van Saksen gehuwd was. Hij roemde Atina's schoonheid, en zijne woorden werden zoowel door de berichten van ooggetuigen als door het bekoorlijke portret van den beroemden schilder Ilolbein bevestigd. Hendrik volgde den raad zijns dienaars; hij verwierf de hand van Anna en het huwelijk werd op de gebruikelijke wijze bij volmacht gesloten. Anna kwam in Engeland aan. Brandend van ongeduld om zijne jonge schoone gemalin te zien, reisde Hendrik haar vermomd tot Rochester te gemoet. Doch hij zag zich deerlijk teleurgesteld, want noch de berichten van zijn minister noch het portret van Holbein waren in overeenstemming met de werkelijkheid. Anna had een grof. volstrekt onschoon gelaat; zij mismaakte zich bovendien door eene overladen, met den Engelschen smaak strijdige kleeding van zeer vreemde snede. Ook vond de koning haar onderhoud alles behalve geestig, terwijl het gesprek door verschil van taal telkens steken bleef. In de muziek, 's konings lievelingskunst, stelde zij volstrekt geen belang. Hendrik was woedend: hij gevoelde den grootsten lust om de leelijke gemalin zonder plichtplegingen terug te zenden, doch hij liet zich door staatkundige beweegredenen overhalen om den fien Januari loift de bruiloft te vieren. Zyn afkeer van de leelijke koningin werd daardoor echter niet verminderd, hij liet zich verachtelijk over haar uil. O. a. zcide hij. dat zij eene dikke Vlaamsche merrie was en ternauwernood eene jonkvrouw mocht heeten. De verwijdering tusschen de koninklijke echlgenoolen nam nog te meer toe, daar Hendrik opnieuw zijn hart had weggeschonken. Lady Catharina Howard, de nicht van den hertog van Norfolk, had hem minder door hare schoonheid dan wel door haar liefelijk, innemend uiterlijk aangetrokken. Door haar verwierven zich de hertog van Norfolk en de katholieke partij, aan wier hoofd hij stond, grooten invloed. De katholieke partij droeg Thomas Cromwell, den in den laatsten lijd schier almachtigen minister, een doodelijkeri haat toe. Dezen ten val Ie brengen was het doel van haar onvermoeid streven en dit gelukte haar zonder moeite, daar Hendrik VIII liet zijn minister niet vergeven kon, dal hij hem lot een huwelijk met de leelijke Anna van Cleef overgehaald had. Cromwell werd wegens hoogverraad aangeklaagd. Hij was 's konings trouwste dienaar geweest en door dezen tot dusver met gunstbewijzen overladen. Hij had geen misdrijf gepleegd en er werd ook geen rechterlijk onderzoek tegen hem ingesteld, maar het slaafsche parlement verklaarde hem. overeenkomstig des konings wil, schuldig aan hoogverraad (29 Juni 1540)en Hendrik VIII beval, dat het doodvonnis voltrokken worden zou, hoe dringend de aartsbisschop Cranmer ook om het leven van den trouwen dienaar smeekte. Alleen het bloed van Cromwell kon de wraakzucht van den koning en van de partij der Howards bevredigen. Terzelfder tijd ontbond Hendrik zijn huwelijk met Anna van Cleef. Weer sprak het parlement op zijn hevel gehoorzaam de echtscheiding uit, waartoe Anna trouwens, zeer verstandig, zonder aarzelen hare toestemming gaf. Zij verzekerde zich hierdoor niet alleen leven en vrijheid, maar ontving ook eene behoorlijke schadeloosstelling. Zij bleef in Engeland en leefde hier in het genot van haar aanzienlijk jaargeld. Weinige weken na deze scheiding voerde de koning Catharina Howard als zijne vijfde vrouw naar het altaar. Men zegt, dat bij haar meer beminde dan eene zijner vroegere echtgenooten. Voor de protestantsche partij was de invloed, welken de Howards en met hen de katholieke partij verworven hadden, hoogst gevaarlijk. Elk middel om die te fnuiken was hun welkom en Dood van Catharina Howard. Catharina Parr, zijne zesde gemalin. zelfs een man als de aartsbisschop Cranmer leende zich er toe om een schandelijk inlriguenspel te bevorderen. Catharina Howard had vóór baar huwelijk een zeer losbandig leven geleid, zij was uil de armen van den eenen minnaar in die des anderen gevlogen! Cranmer wist hiervoor onweerlegbare bewijzen in handen Ie krijgen; hij verzamelde die en deelde ze den koning mee. Hendrik was builen zich zeil' van woede en smart; hij schreide heele lianen. Zijne wraakzucht kende geene grenzen en kou alleen door den dood van de ongelukkige vrouw en van hare minnaars worden gestild. Een nieuw, aan allerlei schandalen rijk proces werd begonnen. el kon men niet bewijzen, dat Catharina ontrouw was geweest aan haar echtgenoot, maar duidelijk bleek bet, dat haar leven vóór haar huwelijk alles behalve kuisch en eerbaar geweest was. Dit bekende zij zelf en reeds hiervoor werd zij ter dood veroordeeld en den I2C" Februari 1542 te recht gesteld. Een groot aantal aanzienlijke mannen en vrouwen, hare vroegere minnaars en die dames, die van hare minnarijen geweien en den koning niet gewaarschuwd hadden, deelden in haar lot. Ook de gravin van Rocheford, die eens haar onschuldigen echtgenoot en diens zusier Anna Bolevn op het schavot gebracht had, ontving daarvoor thans de rechtmatige straf. Zij behoorde tot de dames, die beschuldigd werden, Calharina's zedelooze leefwijze bevorderd te hebben, en ook zij stierf onder beulshanden. Het parlement verklaarde ten gevalle des konings. dat iedere dame aan hoogverraad en dus des doods schuldig was, die den koning hare band reikte en hem ten aanzien van hare vroegere kuischheid bedroog, ja, dat een ieder, die iels daarvan wist en den koning hiervan niet onderrichtte, hetzelfde misdrijf pleegde. Nadat zulk eene wet uitgevaardigd was, zou Hendrik VIII zeker niet licht eene jonkvrouw gevonden hebben, die zijne gade wilde worden, daar zelfs het eerbaarste meisje gevaar liep, evenals Anna Boleyn onschuldig aangeklaagd en veroordeeld te worden. Dewijl des konings grof-ziulijke natuur hem lol hel sluiten van een zesde huwelijk drong, koos hij de schoone weduwe van lord Latiiner, Calharina Parr, in het jaar 1543 tot gemalin; te gelijk verklaarde hij zijne beide dochters Maria en Elisabeth in haar erfrecht hersteld, doch zonder de besluiten aangaande hare onwetlige geboorte in Ie trekken. Zoolang Hendrik VIII regeerde, werd het voorlaan in Engeland als hoogverraad beschouwd, des konings huwelijk met Catharina van Aragon en met Anna Boleyn voor wettig of de daaruit gesproten kinderen voor onwettig te houden! In Engeland toch moest ieder denken en spreken zooals de luim van den dwingeland dat voorschreef. Een ondoordacht, onvoorzichtig woord was voldoende om iemand Ier dood Ie doen veroordeelen. Van jaar lot jaar was Hendrik VIII despotischer geworden; niet alleen de gebreken van den ouderdom, ook allerlei ziekten kwelden hem, hij was zóó dik, dat hij geene trappen meer bestijgen en zich slechls mei moeite door de deur van zijn slaapvertrek wringen kon. Zijn wantrouwen en zijne vervolgingszucht groeiden met zijne kwalen aan en ieder, die in zijne nabijheid leefde, verkeerde onophoudelijk in gevaar, dewijl ééne luim van den lyran den weg naar het schavot voor hem kon banen. Zijne zesde gemalin, eene talentvolle, beminlijke vrouw, verpleegde den zieke met zelfopofferende teederheid. Zij trachtte hem door hare gesprekken af te leiden en in eene zaclile stemming Ie brengen. Dikwijls gelukte haar dil, want Hendrik VIII beminde haar op zijne eigenaardige, egoïstische manier, doch in weerwil hiervan was ook zij tegen zijne zwartgallige luimen niet beveiligd, en zij dankte het slechts aan een gelukkig toeval en aan de tegenwoordigheid van geest, waarmede zij daarvan partij trok. dat ook niet baaileven in den kerker of op het schavot eindigde. Catharina was eene ijverige protestantsche en leefde dienvolgens in vijandschap met bisschop Gardiner en den kanselier Wriothesley, de beide hoofden Dood van Hendrik VIII. Zijn karakter. 571 der katholieke partij aan liet hof. Vertrouwende op de liefde des konings en den grooten invloed, dien zij zich op hem verworven had, waagde zij het, hare denkbeelden over godsdienstige vraagstukken tegenover haar gemaal vrijelijk uit te spreken. Zij maakte hierdoor zijn toorn gaande en gaf haar vijanden een machtig wapen in de hand. Gardiner en Wriothesley stelden eene reeks van punten van beschuldiging op godsdienstig gebied tegen haar op en overreedden den koning om die te onderteekenen. Reeds had men tot de inhechtenisneming besloten, toen de kanselier gelukkig het noodlottige papier verloor. Een vriend van Catharina vond hel en onderrichtte haar van hel gevaar.dat haar boven het hoofd hing. Catharina was zeer verschrikt, maar zij verloor den moed niet. Onmiddellijk begaf zij zich naar den koning, die terstond weer met haar een gesprek over godgeleerde onderwerpen aanknoopte. Zij verklaarde daarbij lachend, dat zulke geleerde zaken de bevatting van eene vrouw le boven gingen, dat deze haar echtgenoot gehoorzamen eu diens denkbeelden tol de hare maken moest, vooral indien zij hel geluk had een gemaal le bezitten, die zóó scherpzinnig, geleerd en wijs was, dat hij hel recht had om de belangrijkste godsdienstige vraagstukken voor de geheele wereld le beslissen en dat dus zijn geloof het hare was. Toen Hendrik, over dit anlwoord verbaasd, haar zeide, dat zij locli vroeger hem wel tegengesproken, en zich meer dan ééne zeer vrije uitlating veroorloofd had, hernam zij, dat zij dit alleen gedaan had om het gesprek door tegenspraak levendig te houden en aan zijne scherpzinnigheid de gelegenheid te verschaffen om haar te weerleggen en te onderrichten. Verrukt over de hulde, aan zijne wijsheid gebracht, omarmde de ijdele koning de slimme vrouw, die den bijnaam van «wijze koningin", haar door hel volk gegeven, ten volle verdiende. Toen de kanselier kwam, om het bevel lol inhechtenisneming uit le voeren en haar naar den Tower le brengen, Irof hij haar in de beste verstandhouding met Hendrik aan. Deze noemde zijn dienaar een gek en een beest; Wriothesley mocht blij zijn, dat niet hel der t koningin toegedachte lol hem zelf trof. Nog zijne laatste dagen kenmerkte Hendrik VIII door doodvonnissen. De hertog van Norfolk, de eerste pair des rijks, en diens zoon, de graaf van Surrey, maakten zijne achterdocht gaande. Wellicht vreesde hij. dal de hertog, als bloedverwant van Anna Boleyn en Catharina Howard, voor zijn zoon Eduard gevaarlijk zou kunnen worden. Zijn haat werd door de bloedverwanten van Johanna Seymour nog aangewakkerd. De hertog van Norfolk had den koning steeds Irouw gediend, doch dit beveiligde noch hein, noch zijn zoon legen de aanklacht van hoogverraad. Onder het nietigste voorwendsel werden beiden in hechtenis genomen en door het slaafsche parltment Ier dood veroordeeld. Tevergeefs spande Cranmer al zijne krachten in om voor hen genade te verwerven, tevergeefs riep bij Norfolks trouwe diensten in het geheugen des konings terug. Hendrik VIII bleef onverbiddelijk; de graaf van Surrey werd den 17cn Januari 1547 ter dood gebracht en hetzelfde lot zou ook den hertog van Norfolk getroffen hebben, indien Hendrik VIII niet lol geluk van den aangeklaagde in den nacht vóór den tot zijne terechtstelling bestemden dag, den 28"'" Januari 1547, gestorven was. Ranke's oordeel over den merkwaardigen man luidt aldus: »Het karakter dezer regeering bestaat in de vermenging van geestelijke en wereldlijke belangen, in de vereeniging van geweld en voorzorg. De genealogische twisten, die Hendrik VII te bestrijden had, werden onder Hendrik VIII — b. v. in zijn strijd met Sullolk — inet geschillen op godsdienstig gebeid vermengd: gelijk Willem Stanley onder den vader, zoo moesten Fisher en Moore onder den zoon sterven, dewijl zij de grondslagen van het onlangs vastgestelde recht en nog meer dat recht zelf in twijfel trokken. Een kreet van ontzetting ging er op, loen men zag, hoe onder Hendrik VIII Eduard VI. Zijne minderjarigheid. papisten en protestanten aan elkander gebonden naar de gerichtsplaats gesleept werden, wijl beiden de wetten geschonden hadden. Wie had in die dagen zoo iets niet bijgewoond, wie gevoelde zich niet ter neergedrukt en bedreigd? In weerwil hiervan stonden bij de opening der parlementszilting van 15W, nadat de kanselier de verdiensten des konings, die op zijn troon plaats had genomen , breed uitgemeten had. de lords en gemeenten van hunne zitplaatsen op en bogen zij diep voor bun vorst, ten teeken van hunne buide en dankbaarheid. In de zitting van 154-5 nam Hendrik nog eens zelf bet woord. Hij vermaande de beide godsdienstige partijen met de uitdrukkingen van een vader tol vrede; een voorgevoel maakte zicli van de vergadering meester, dat deze toespraak de laatste zou zijn, die men van hem liooren zou: en velen barstten in tranen uit. Want dat was de geweldige kracht, welke de gistende elementen in bedwang hield en hun eene onverbrekelijke wet oplegde. Op hunne onderlinge veeten, op de begunstiging van het eene en de beteugeling van het andere element, vestigde hij het krachtige stelsel der openbare orde. In Hendrik VIII bespeurt men geene vrije toewijding, geen geestdrift voor eenige zaak. geene werkelijke deelneming in het lot van een ander mensch op — de menschen zijn in zijne schatting allen slechts werktuigen, die hij gebruikt en weer verbreekt — maar hij bezit een weergaloos practisch gezond verstand, eene krachtige werkzaamheid voor de algemeene belangen; hij vereenigt veranderlijkheid in zijne plannen en bedoelingen met een altijd even vasten wil. Men volgt den loop zijner regeering met afschuw en bewondering beide." Het oordeel van den beroemden geschiedschrijver is bijna te zacht om rechtvaardig te kunnen zijn; wij deelen zijn afschuw, maar niet zijne bewondering voor een vorst, die vreemd aan elke edele aandoening, zijne talenten en zijne geestkracht slechts gebruikte om zijne teugellooze zinlijkheid, zijne onbegrensde heerschzucht en zijne roofzucht bot te vieren. De hervormingsgezinde vorsten van Duitschland, die de vrije beweging op godsdienstig gebied misbruikten om zich op kosten der kerk te verrijken, schijnen ons idealen van vroomheid, vergeleken met den hervormer op den # Engelschen troon, wiens verzet legen hel pausdom uit geen enkel zuiver beginsel, inaar alleen uit zijne zinlijkheid en zijne heerschzucht voortvloeide. Indien ook in Engeland uit bet zaad, door hem gestrooid, ten langen leste de gewetensvrijheid voortgekomen is, behoeft toch het nageslacht hem niet te danken voor hetgeen hij zelf niet heeft gewild. EEN EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Eduard VI. Minderjarigheid des konings. Sommerset, protector des rijks. Vestiging der hervorming door Cranmer. Onverdraagzaamheid. De katholieken vervolgd Mislukte poging om Schotland met Engeland te vereenigen. Binnenlandsche twisten. Lord Thomas Scvmom' ter dood gebracht. Graaf Warwick, hertog van Northnmherland. Zijn hewind. Sommersets dood. Verandering van het recht van erfopvolging. Stamboom Dood van Eduard VI. Reeds in de laatste dagen van Hendrik VIII, toen men zijn dood binnen kort verwachtte, hadden de partijen aan het hof weer krachtig het hoofd opgestoken. De opvolger des konings, zijn zoon Eduard, was een negenjarige knaap, voor wien een regentschap ingesteld moest worden. Elke der beide parlijen, de katholieke en de protestantsche, wenschten zich van de De hervorming in Engeland krachtig ingevoerd. De katholieken vervolgd. heerschappij Ic verzekeren, dewijl Hendrik VIII trachtte door hel benoemen van een uit leden van beide partijen beslaanden raad van regentschap liet evenwicht te bewaren. Doch zijne voorzorgen waren nutteloos. Zijn krachtige wil kon wel de partijen in toom houden, zoolang deze de wreede gestrengheid des konings vreesden, maar zijn arm reikte niet over bet graf. De Engelscben waren zoozeer aan eene eenhoofdige regeering gewoon, dat de heerschappij van een veelhoofdigen regentschapsraad nergens sympathie vond en bet allerminst bij dien raad zelf. Nauwelijks bad de koning de oogen gesloten, of de doorhem gemaakte bepalingen werden reeds met voelen getreden. Hendriks zoon, Eduard VI (1547—Io53), volgde wel zijn vader op zonder eenigen tegenstand te ontmoeten, doelt in den regentschapsraad verkreeg de proteslantsche partij terstond het overwicht en haar vertegenwoordiger, de oom des jongen konings, Eduard Seymour, graaf van Hertford, nam melden titel van hertog van Sommerset als protector de teugels van hel bewind met schier onbeperkte koninklijke macht in handen, hoewel de kanselier Wriothesley, dien men. om hem tevreden te stellen, lot graaf van Southampton verhief, tegen de schennis van Hendriks bepalingen protesteerde. Sommerset trok van de door hem verworven macht partij om, ondersteund door den aartsbisschop Cranmer. de hervorming in Engeland op hechte grondslagen te vestigen. Zonder acht te slaan op de sympathie voor de oud-katholieke leerstukken, die nog bij een groot deel der natie bestond, voerde Cranmer een aantal hervormingen in protestantschen geest in, waarvoor hij de toestemming van het altijd dienstwillige parlement verwierf. Dit hief thans de beruchte zes artikelen van Hendrik VIII weer op, die het vroeger aangenomen had. De bediening van het avondmaal onder beiderlei gestalten werd toegestaan, zoowel hel celibaat en het gebruik der Latijnsche taal bij de mis als een aantal katholieke feestdagen werden afgeschaft, eene nieuwe liturgie werd ingevoerd, in één woord, het hervormingswerk op het voetspoor der Duilsche en Zwitsersche hervormers krachtig bevorderd. De uil de rijken van bet vaste land gevluchte protestanten, die daar om hunne godsdienstige overtuiging vervolgd werden, vonden in Engeland eene gastvrije ontvangst. Cranmer verleende hun eene veilige wijkplaats en lokte daardoor vele beroemde geleerden naar het eiland. Verwierf Cranmer zich in dit opzicht groole verdiensten, aan den anderen kant volgde bij, helaas! het voorbeeld der Duilsche en Zwitsersche hervormers in wreede onverdraagzaamheid na. Ook bij bezoeldelde zijn naam door bet vervolgen van andersdenkenden, door het terdoodbrengen van ketters. O. a. werd met zijne toestemming eene vrouw veroordeeld om verbrand te worden, dewijl zij geloochend had, dat Christus in den moederschoot het vleesch van Maria had aangenomen. Het doodvonnis werd voltrokken, hoewel de jonge koning langen tijd weigerde, het te onderteekenen. Ook tegenover de katholieken gedroegen Cranmer en de overige aanvoerders der hervormingsgezinde partij zich streng en onverdraagzaam. Aan de oudste dochter van Hendrik VIII, Maria, die door hare moeder in den diepsten eerbied voor de katholieke kerk was opgevoed, werd de vrije uiloefening van haar eeredienst verboden. Vele geestelijken, vele bisschoppen zelfs, die van gehechtheid aan het katholicisme verdacht of overtuigd waren, werden afgezet. O. a. was dil het geval met de bisschoppen Gardiner van Winchester en Bonner van Londen. Sommerset. de met koninklijke macht regeerende protector, liet Cranmer bij zijne werkzaamheid als hervormer niet alleen de handen volkomen vrij, maar ondersteunde hem ook, hoewel reeds kort 11a hel begin zijner regeering zijne opmerkzaamheid hoofdzakelijk bij de staatkundige zaken bepaald werd. Met inspanning van al zijne krachten trachtte hij een plan te verwezenlijken, hetwelk reeds Hendrik VIII gevormd had, namelijk om Engeland en Schotland tot één groot rijk te vereenigen. Sommersets veldtocht tegen Schotland. Thomas Seymour onthoofd. Koning Jacobtis V van Schotland was in liet jaar 1342 gestorven en voor zijne minderjarige dochter Maria Stuart was een regentschap aangesteld. Dit had natuurlijk lot ernstige binnenlandsche geschillen aanleiding gegeven, dewijl ook in Schotland de partijen elkaar de heerschappij betwistten. Hendrik VIII had met de hoofden der eene partij het plan opgevat om de jonge koningin naar Engeland te brengen, opdat zij daar hare opvoeding ontvangen en later mei Eduard VI in het huwelijk treden zou; op die wijze hoopte men de vereeniging van de beide koninkrijken lot stand te brengen. De protestanten, die in Schotland reeds zeer talrijk waren, begunstigden dit plan, doch de meerderheid des volks was er legen, deels wijl zij nog trouw aan de R. K. kerk gehecht was, deels uit nationalen haat tegen de Engelschen. Noch de gevoerde onderhandelingen, noch Hendriks poging om zijn doel door geweld van wapenen te bereiken, gelukten. De katholieke parlij in Schotland had zich nauwer dan ooit hij Frankrijk aangesloten en Hendrik VIII was gestorven zonder zijn wensch vervuld te zien. Sommerset vatte dit plan weder op, toen de ontevreden proteslantsche parlij in Schotland zijne hulp inriep. Hij rukte naar Schotland op, versloeg het leger den 10en September 1547 in een bloedig treffen bij Pincencleugh. doch wist geen partij te trekken van zijne zegepraal. Was hij terstond naden slag naar Stilling opgerukt, waar de jonge koningin verblijf hield, dan zou hij haar hoogst waarschijnlijk in handen gekregen hebben. Hij deed het niet, ja durfde zelfs in het algemeen niets belangrijks ondernemen; daarom bleef zijne overwinning zonder gevolg, en droeg er nog toe bij om den haat der Schotten tegen de Engelschen te doen aangroeien. Sommerset moest, dewijl binnenlandsche onlusten hem naar Engeland terugriepen, het plan tot vereeniging van de beide rijken opgeven en de Fransche parlij, aan wier hoofd de koningin-moeder — eene zuster van den hertog van Guise — stond, verwierf in Schotland zich zulk een overwicht, dat zij een jaar later de jonge koningin Maria Stuart naar Frankrijk zenden kon, om daar opgevoed te worden en later den dauphin hare hand te reiken. De protector Sommerset werd naar Engeland teruggeroepen, niet alleen door een wel ernstig geineenden, doch spoedig onderdrukten opstand van het katholieke landvolk in Cornwallis tegen den adel en de regeering, maar vooral door de vrees, dat zijne macht in den staat door een mededinger, zijn eigen broeder, ondermijnd zou worden. De grootadmiraal van Engeland, lord Thomas Seymour, die kort na den dood van Hendrik VIII diens weduwe Catharina Parr gehuwd had, was naijverig op de macht zijns broeders. Hij had eerzuchtige plannen. Bij den jongen koning Eduard wist hij zich bemind te maken, hij haalde vele aanzienlijke edelen, die Sommerset zijne macht benijdden, tot zijne zijde over. Openlijk berispte hij de regeeringsdaden zijns broeders. Sommerset poogde vruchteloos zijn broeder door beden en redeneeringen voor zich te winnen. Lotd Seymour liet blijken, dat hij de eerzuchtigste plannen koesterde. Hij dong, toen zijne gemalin in het kraambed overleden was, naar de hand van Elisabelh, de dochter van Anna Boleyn, en nog vijandiger dan vroeger trad hij legen den protector op. Sommerset aarzelde niet, zijn broeder op te oileren. Lord Thomas Seymour werd gevangengenomen en door het gehoorzame parlement ter dood veroordeeld. De aanzienlijkste mannen smeekten den protector, hel doodvonnis niet ten uitvoer te leggen; daarentegen waarschuwde Dudley, graaf van Warwick, hem voor eene dwaze goedertierenheid, die hem zelf iu liet verderf zou storten. Sommerset volgde den bedriegelijken raad van dezen man, die in zijn hart zijn felste tegenstander was en niets anders bedoelde dan op de puinhoopen van de macht der beide broeders liet gebouw zijner eigen grootheid op trekken. Lord Thomas Seymour werd den 20'" Maart 1519 Ier dood gebracht; zijn dood haalde den prolector, die buitendien reeds bij den adel en bij de Warwick, hertog van Northumberland. Sommersets dood. nog allijd in Engeland zeer talrijke katholieke partij gehaat was, vele nieuwe vijanden op den hals. Met. recht verweet men hem. dal hij lord Seymour niet aan het belang van den staat, maar aan zijne eigen eerzucht opgeofferd had. Graaf Warwick, een talentvol, maar slecht mensch. stookte het vuur aan; Sommersets vruchtelooze veldtocht tegen Schotland en Frankrijk en meer dan een verkeerde slap, door hem ten aanzien van het beheer der geldmiddelen gedaan, gaven hem genoeg voorwendsels aan de hand om den protector van onbekwaamheid te beschuldigen. Warwick ging met zóóveel beleid te werk, dat Sommerset zich eensklaps van al zijne vrienden verlaten zag; zelfs zijn neef, de koning, was door den graaf, die zoo aardig wist te vleien, geheel gewonnen. Vreezende, dat hij bij eene mogelijke botsing met Warwick niet alleen de heerschappij, maar ook goed en leven verbeuren zou, deed de prolector den li™ Oclober 1549 vrijwillig afstand van het regentschap; maar hij werd toch in hechtenis genomen, in slaat van beschuldiging gesteld en door de lords lot verlies van zijne bezittingen en ambten veroordeeld. Warwick trad in zijne plaats; hij liet zich tol hertog van Northumberland verheffen en beheerschte van nu af den koning en het parlement met onbeperkt gezag. De katholieke partij had op de verheffing van Warwick groolsclie verwachtingen gebouwd, doch zij zag zich deerlijk teleurgesteld. Deze werkte in vereeniging met Cranmer nog krachtiger dan Sommerset de vestiging en uitbreiding der hervorming in de hand. Alleen hierdoor kon hij zijn invloed op den jongen koning, die een vurig protestant was, behouden en versterken. Op den wenscli van Eduard en Cranmer verzoende hij zich ook met Sommerset, dien hij niet alleen in vrijheid stelde, maar zelfs weder in den geheimen raad toeliet. Ook ten aanzien der buitenlandsche staatkunde werd dezelfde gedragslijn gevolgd als vroeger; de oorlog tegen Schotland en Frankrijk leverde geene betere uitkomst op dan voorheen, ja bij den vrede, die in 1550 gesloten werd, moest Northumberland zelfs Boulogne voor eene som gelds aan de Franschen afstaan. Natuurlijk kreeg ook de nieuwe heerscher vele vijanden, die het oog vestigden op Sommerset en hem in zijne vroegere waardigheid wenschlen te herstellen; de invloed van den afgezetten protector klom van dag tot dag en begon gevaarlijk te worden. Northumberland bemerkte dit en aarzelde niet tot een uilersten maatregel over te gaan. Sommerset en zijne invloedrijkste vrienden werden gevangengenomen, zonder eenigen grond van hoogverraad beschuldigd en door 27 dienstwillige lords ter dood veroordeeld. Den 22™ Januari 1552 vielen de hoofden van Sommerset en vier zijner vrienden. Dit boezemde den hovelingen een heilzamen schrik in, zij durfden zich tegen den krachtig doortastenden protector niet langer verzeilen. Ook het parlement stond geheel onder Northumberlands invloed; hiertoe had hij een middel aangewend, waarvan ook in onze dagen menige regeering zich gaarne pleegt te bedienen. De sheriffs (in onze dagen gebruikt men landraden of prefecten) ontvingen bevel om te zorgen, dal slechts volgzame mannen, zoo mogelijk de door den geheimen raad zelf aangewezen candidaten verkozen werden; en de sheriffs deden hun plicht. Slechts blinde werktuigen der regeering werden naar het parlement gezonden. Norlhumberland zag zijne heerschappij op hechte grondslagen gevestigd. Zoowel de adel als het volk vreesden hein. het parlement zag hem naar de oogen en de jonge koning Eduard VI beminde, en vereerde hem. Toch voelde de hertog, dal hel zwaard van Damocles hem boven het hoofd zweefde. Met schrik zag hij, dat Eduard VI ziekelijk werd en slechts nog korten lijd te leven had. Stierf Eduard, dan was de streng katholieke Maria zijne opvolgster, Stamboom. De erfopvolging veranderd. Dood van Eduard VI. en zou de kalholieke partij, die den tegenwoordige!) regent doodelijk haatte aan liet roer komen. De regent wendde derhalve al zijn invloed aan om Eduard tot eene wijziging der erfopvolging te bewegen. Hij hield hem voor, dat zijne beide zusters gesproten waren uit huwelijken, die door het parlement onwettig verklaard waren, en daarom als bastaardkinderen moesten worden beschouwd, die nooit den Engelschen troon mochten bestijgen; dat noch Maria, de dochter van Catharina van Aragon, noch Elisabeth, de dochter van Anna Bolevn daartoe gerechtigd waren en dat de bepaling van koning Hendrik VIII, waarbij haar hel erfrecht was toegekend, alle rechtsgeldigheid miste en ook door het Engelsche volk nooit geëerbiedigd zou worden. Volgens deze zienswijze kwam, ingeval Eduard VI kinderloos stierf het recht van erfopvolging aan de kinderen der zusters van Hendrik VIII toe. We zou eigenlijk Maria Stuart, de koningin van Schotland, als de kleindochter der oudste zuster van Hendrik VIII. de eerste aanspraak bezitten, maar dewijl Hendrik \ III in zijn testament de afstammelingen zijner oudste zuster Margaretha voorbijgegaan was, doch daarentegen het recht der nakomelingen zijner jongste zuster Maria erkend had, was lady Johanna Grey, de oudste kleindochter van Maria, de wettige erfgename der kroon *) en als zoodanig moest zij, volgens Norlhumberlands meening, door Eduard VI in eene wel tot regeling van de erfopvolging ook erkend worden. Northuinberland had voor de erkenning van de rechten van Johanna Grey goede redenen; tegenover den koning voornamelijk deze, dat zoowel diens zuster Maria als Maria Stuart ijverige katholieken waren, die de hervorming in Engeland in gevaar zouden brengen. Wat hem zelf betrof, werd hij bestuurd door den wensch om de kroon van Engeland in zijn eigen geslacht te brengen, daar hij Johanna Grey aan zijn vierden zoon Guilford Dudley uitgehuwelijkt had. Als schoonvader van Engelands koningin hoopte hij, gelijk voorheen, de eigenlijke regent des lands te zullen blijven. Eduard VI wenschte zoo vurig het werk der hervorming in Engeland in stand te houden en te bevorderen, dat hij zich bewegen liet om het recht van erfopvolging van Johanna Grey in eene oorkonde te erkennen. De geheime raad en de opperrechters van Engeland lieten zich echter slechts met groote moeite overhalen om de verordening op dit punt te eerbiedigen. Een der oppertechters, Hales van Kent, weigerde zelfs standvastig, hel recht der wettige erfgename, prinses Maria, te verkrachten. Korten tijd na de verandering van de troonopvolging stierf Eduard VI. den (itn Juli 1553 aan de tering. Zijn dood werd door de protestanlsche partij in Engeland diep betreurd. De voortreffelijke aanleg, de zuivere beginselen en hel goede hart van den jongeling hadden het Engelsche volk te recht met de schoonste verwachtingen bezield, terwijl het thans en niet zonder reden met bange bezorgdheid de toekomst te gemoet zag. *) Stamboom. Hendrik VIII. Maria. Elisabeth. Eduard VI. Hendrik VII. Tïargarï-ilia ïvfgohuwd met Ja* cobus IV, koning van Schotland. I Jacobus V, gehuwd met Maria van Guise, I Maria Stuart. Maria, eerst gehuwd met koniug Lodewijk XII van Frankrijk, daarna niet Karei Brundon, hertog van Suitolk. Frauciska, gehuwd met graaf Grey, hertog van Sutt'olk. I Johanna Grey, Cathariua, Maria. TWEE EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Johanna Grey. Hare korte regeering. Maria rust zich ten strijde toe. Trouw van Elisabeth. Troonsbestijging van Maria. De /bloedige koningin/' Hare jeugd. Dood van Northumberland. Ondankbaarheid van Maria. De wetten tot bescherming van de hervorming ingetrokken. Het slaafsche parlement. Herstelling van de katholieke kerk. Samenzwering. Ontijdige uitbarsting en onderdrukking van den opstand. Doodvonnissen. Dood van Johanna Grey. Elisabeth op voorspraak van Philips II gespaard. Maria's huwelijk met Philips van Spanje. Bloedige vervolging van de ketters. Cranmer verbrand. Maria's dood. Johanna Grey, de door het testament van Ednard VI tot den troon geroepen koningin, had eerst den leeftijd van 16 jaar bereikt. Alle geschiedschrijvers van dien tijd schilderen ons haar als een bekoorlijk schepseltje, dat de voortreffelijkste gaven van verstand en hart in zich vereenigde. Zij was even beminlijk als deugdzaam. Hoewel zij zulk eene grondige wetenschappelijke kennis bezat, dat zij Plato in de oorspronkelijke taal las. blonk zij toch uit door eene echt vrouwelijke bescheidenheid. Johanna vermoedde niets van de eerzuchtige plannen baars schoonvaders. Toen deze haar na Eduards dood verklaarde, dat zij krachlens 's k'onings testament koningin van Engeland was, toen haar vader.de hertog van Suiïolk, dit bevestigde, (oen de groolwaardigheidsbekleders der kroon haar knielend als vorslin begroetten, huiverde zij terug voor de zware taak, die men op hare jeugdige schouders wilde leggen. Zij verklaarde, dal zij niet waardig en niet in slaat was een land te regeeren, en dat zij zich nooit een recht zou aanmatigen, dal haar niet toekwam. Eerst toen hare ouders en bloedverwanten onophoudelijk bij haar aandrongen, toen zelfs de opperrechters van Engeland baar verzekerden, dat zij in het belang der gezuiverde kerkleer verplicht was de kroon aan te nemen, gaf zij aarzelend toe. Den 9™ Juli 1553 zwoeren de lijfwacht en de beambten haar den eed van trouw; den 40™ werd bare troonsbeklimming te Londen geproclameerd. De bevolking van Londen, in wier oog de door koning Hendrik VIII vastgestelde verordening op de erfopvolging eene onomslootelijke wet was, vernam met verbazing dal die als van nul en geener waarde beschouwd moest worden. Wellicht zou zij Johanna Grey, de schoone jonge koningin, met blijdschap gehuldigd hebben, indien deze niet de schoondochter van Northumberland was geweest, doch de haat, waarvan deze het voorwerp was, ging natuurlijk op de door hem ten troon verheven, bij het volk schier geheel onbekende koningin over. Geen enkele vreugdekreet werd er vernomen, toen Johanna Grey tot koningin uilgeroepen werd; enkelen durfden zelfs hun ongenoegen te kennen geven en de stemming verbeterde niet, toen Northumberland een der legenpruttelaars grijpen en met afgesneden ooren Ie pronk stellen liet. Eene sombere ontevredenheid, die slechts op eene aanleiding wachtte, om zich in daden lucht te geven, verbreidde zich door de stad. SÏEÏCKÏOSS. V. 37 Maria's troonsbestijging. Hare jeugd. Dood van Nortliumberland. Maria, de zoowel volgens liet teslament van Hendrik VIII als door hare geboorte weltige koningin, had inlusschen vroeger dan Nortliumberland meende den voor haar geheim gehouden dood van Eduard VI vernomen. Zij was naar Suflblk gesneld, had daar eene verklaring uitgevaardigd.dat zij in de beslaande kerkelijke zaken geene verandering zou brengen, en terstond verklaarden adel en volk zich voor haar en haar recht. Ook prinses Elisabelh, de dochter van Anna Bolevn, na Maria de naaste erfgename van den troon, spron" voor hel reehl harer halfzuster in de bres, zij spoorde hare talrijke aanhangers aan om deze Ie huldigen. Van alle zijden stroomden de Engelscbe edelen toe om Maria des noods mei bet zwaard in de vuist ten troon Ie verheffen. Nortliumberland meende zijne schoondochter door geweld van wapenen op den troon te kunnen handhaven. In aller ijl trok hij 6000 man voetvolk bijeen. Op raad van den graaf Arundel, een heimelijk katholiek en aanhanger van Maria, droeg bij hel opperbevel niet. gelijk hij oorspronkelijk van pfan was geweest, aan den hertog van Suffolk op, maar nam hij zelf dat op zich Hij Irok Maria Ie gemoet; bij Cambridge betrok hij eene legerplaats. Nauwelijks had Nortliumberland Londen verlaten, of Arundel wierp bel masker af. Op zijne aansporing verklaarde de geheime raad. die kort le voren nog Johaiina Grey als koningin begroel had, zich voor Maria en het volk begroeUe deze proclamatie met luide toejuichingen. Met de grootste bereidwilligheid gat Johanna Grey gehoor aan den eisch van den geheimen raad, om de kroon, die baar slechls een last was, neer te leggen; zij deed afstand van een bewind, dat zij slechts tien dagen had gevoerd. Nortliumberland zag zich eensklaps van al zijne vrienden en aanhangers verlaten hij begreep, dal het uil was met zijne macht. Ten einde zijn teven te redden, nep bij zelf te Cambridge Maria als koningin van Engeland uit doch deze schandelijke verloochening van zijne schoondochter die hij zelf eerst op den troon verheven had, baatte hem niets. Toen hij op Maria's bevel door den graaf Arundel gevangengenomen werd, viel bij dezen le voet en smeekle hem om genade, althans om lijfsbehoud. Maria (1553 1558) deed onder de luide toejuichingen des volks als koningin haar intocht in Londen. Maria had eene vreugdelooze jeugd doorleefd. Door liaie moeder als strenge katholieke opgevoed, had zij van kindsbeen af zoowel hel keltersche Lngelsche volk als haar vader, den koning, die een vijand der kerk was en hare moeder onrechtvaardig van den Iroon gestoolen had. leeren baten Door de atere gemalinnen van Hendrik VIII verwaarloosd, ja dikwijls vervolgd . had zij in haar hart eene lievige verbittering legen alle aanhangers des konings aangekweekt. Dorst naar wraak voor geleden onrecht vervulde haar voor dankbaarheid was haar gemoed niet toegankelijk. Niets wenschte zii vuriger dan de ketterij met worlel en lak uil te roeien. Alleen om zich van den Iroon meester Ie maken, had zij beloofd, dal zij in de kerkelijke toestanden niets veranderen zou, zij wist. dat zij door die belofte volstrekt niet gebonden was, wanl aan een keiler behoefde men immers zijn woord niet te houden. J Maria heeft zich in de geschiedenis den treurigen bijnaam »lhe bloodv queen de bloedige koningin) verworven; reeds bet begin harer reseerin» ken merk Ie zij door hel vollrekken van doodvonnissen. an Nor I humherland werd met zijn oudsten zoon en vier vrienden den 2'2"" A,'guslus 1553 ter dood gebracht. Dij had vruchteloos om genade gesmeekt en zelfs, ten einde hel hart der koningin le roeren, zijne onwankelbare Irouw aan de katholieke kerk betuigd. Ook Johanna Grey, haar ieusdige. zeventienjarige echtgenoot en haar vader, de hertog van Suffolk werden in hechtenis genomen en Ier dood veroordeeld door dezelfde mannen,'die nos kor! te voren verzekerd hadden, dat liet Johanna's plicht was, de kroon te aanvaarden. Maria schonk hun het leven, ten einde een blijk van zacht- Maria's poging tot herstelling van de katholieke kerk in Engeland. moedigheid le geven; veel beleekende deze stap echter niet, daar de gevangenen bij de heerschende stemming des volks toch niet gevaarlijk meer schenen. Dat Maria zich zachtmoedig betoonde, dal zij zelfs den 18c" Augustus eene verklaring uitvaardigde, volgens welke op niemand in zake van den godsdienst eenige dwang uitgeoefend mocht worden, dankten de Engelschen aan keizer Karei V, lot wien de koningin zich om raad gewend had. Karei V had haar geantwoord, dat zij bij het herstellen van den ouden godsdienst mei de grootste voorzichtigheid le werk moest gaan. indien zij haar doel wilde bereiken, en dezen raad volgde Maria althans aanvankelijk op. Dal zij de onder de vorige regeering gevangengenomen katholieke bisschoppen Gardiner, Bonner en andere geestelijken bevrijdde en in haar raad opnam, werd slechts als eenc eenvoudige daad van rechtvaardigheid beschouwd. Doch bedenkelijker was het, dal zij alle drukwerken onder de strengste censuur stelde, het prediken zonder de koninklijke toestemming verbood, bet parlement met eene latijnsche mis openen liet, en dal zij zich ook jegens hare zuster Elisabelh hard en ondankbaar gedroeg. Hoewel zij deze grootendeels haar snelle zegepraal dankte, verklaarde zij toch, dal Elisabelh slechls op den rang van gravin aanspraak kon maken, dewijl zij niet uil eene koninklijke moeder geboren was. en als zoodanig werd de prinses dan ook behandeld. Hel parlement was weer even slaafsch en kruipend als voorheen. Op Maria s wensch werden alle wellen, die onder Eduards regeeriug ten gunste der protestanten waren uitgevaardigd, weer ingetrokken. Alleen in één opzicht gaf het parlement aan den wensch der koningin geen gehoor. Maria had, hoewel zij reeds 37 jaar oud was, besloten in bet huwelijk le treden; zij bad onderhandelingen aangeknoopt met keizer Karei V overeen huwelijk met diens zoon Philips II. Zulk eene echtverbintenis was echter zoowel in het oog der gemeenten als van een groot deel des adels hoogst bedenkelijk, zij wenschleu dat de koningin mei een der Engelsche edelen huwen zou, en eene deputatie van bel parlement droeg baar dezen wensch voor. Maria antwoordde beleedigd, dat het eene ongehoorde aanmatiging van het parlement was, haar in deze zaak, die haar alleen aanging, raad le willen geven, dal een huwelijk met een harer onderdanen baar geen eer aanbrengen kon. Alleen met God, — zoo eindigde zij — van wien ik mijne kroon ontvangen heb, zal ik over deze vraag raadplegen. Toen het parlement in weerwil van deze scherpe terechtwijzing zich gereed maakte om opnieuw zijn gevoelen over deze zaak uil le spreken, werd het ontbonden. Thans vaardigde Maria op eigen gezag een aantal bevelen tol herstelling van de oude kerk uit. Het gebruik van de Engelsche taal bij de godsdienstoefeningen werd verboden; alle gehuwde priesters werden van hunne bediening ontzet en met vrouw en kind de wijde wereld ingejaagd. Aartsbisschop Cranmer, die zich tegen deze maatregelen verzette, werd in de gevangenis geworpen. Gardiner zag zich in zijne plaats met de leiding van de kerkelijke zaken belast. Maria ging in baar ijver voor de herstelling van de katholieke kerk met zooveel spoed en kracht te werk, dat niet alleen keizer Karei V, maar zelfs paus Julius III haar voor overdrijving waarschuwde. Deze maatregelen op kerkelijk gebied verwekten onder het volk een hevig misnoegen, hetwelk nog vermeerderd werd, toen het gerucht zich verbreidde, dat Maria met Philips II van Spanje in het huwelijk wilde treden. De vrees, dat bij eene geheele herstelling van de katholieke kerk de voormalige klooster- en kerkegoederen aan hunne tegenwoordige bezitters ontnomen en aan de kerk teruggegeven zouden worden, vermeerderde bel aantal van Maria's tegenstanders en was oorzaak, dat eene in bet diepst geheim gesmede samenzwering groole deelneming vond. Vele leden van den Engelschen adel hielden op Kerstmis 1553 eene samenkomst, waarin zij afspraken dat op den eerstvolgenden Palmzondag, den 18"" Maart, een algerueene opstand uitbreken zou. In Cornwallis zou 37* Mislukte samenzwering. Dood van Johanna Grey. Elisabeth gespaard. n!lCiwW; in|de miï!d.elue Sraafscll?ppen cle hertog van Suflolk, in Kent Thomas Wyat zich aan hel hoofd van den opstand plaatsen. Men stelde zich ten doel de koningin te noodzaken hare katholieke raadslieden te ontslaan en an het Spaansclie huwelijk af te zien; weigerde zij dezeeischen in te willigen dan zou ze van den troon vervallen verklaard en door Elizabelh vervangen worden. De samenzweerders hoopten hij de uitvoering van hunne plannen op Fransche hulp, dewijl het voorgenomen huwelijk van Maria met Philips eene ernstige bedreiging voor Frankrijk was. l)u samenzwering werd ontdekt, de opstand brak ontijdig uit. Men was nog niet gereed met alle voorbereidend!! maatregelen en derhalve gelukte liet der regeering zonder moeite, op de meeste punten den opstand Ie onderdrukken. Carew vluchtte naar Frankrijk, Sullblk werd gevangengenomen, alleen Wval bracht in Kent eenige duizenden manschappen op de been, met wie hij eene afdeeling regeeringstroepen versloeg en naar Londen oprukte. Gedurende eenioe 5™*," Maria s regeering ernstig in gevaar gebracht; indien de hoofdstad toen van de koningin was afgevallen, zou de opstand hebben gezegevierd. Wvï VST ,l,leV('"1{ou^ ™ vatten voor de koningin de wapenen op. " v i . i.n'J Iroepen geslagen en gevangengenomen. , , .h.el onderdrukken van den opstand was Maria volkomen in de gelegenheid om die hoedanigheden len toon le spreiden, waardoor zij zich den naam van -bloedige koningin verworven heeft. Alle medeplichtigen aan den opstand werden zonder genade Ier dood gebracht, doch hiermee was de koningin niet voldaan; zij strekte hare vervolging ook uil lot onsclmldigen. die haar eens gevaarlijk konden worden. Dal Wyat de hertog van Sullolk en andere ondergeschikte deelnemers aan den opstand er dood veroordeeld werden, - in twee dagen tijds werden alleen Ie Londen j() rebellen opgehangen — was naar de zeden van dien lijd wellicht te verontschuldigen, doch dat zij deze gelegenheid aangreep om zich vani de onschuldige Johanna Grey en hare vrienden te ontslaan, mag met recht onvergeellijk heeten. 0 Johanna Grey en haar jeugdige gemaal werden den 12"' Februrai IS54 ttLrTr! f !|iai'!*'. ^ !m'' e?.ne waarlijk heldhaftige standvasligheid. Iiagisch lol heeft den Lngelschen dichters en romanschrijvers slof geleverd voor meer dan een gewrocht van hun talent. Maria zou ook hare halfzuster, prinses Elizabelh. gaarne Ier dood verooideeld hebben, dewijl zij meende, dal de hervormingsgezinde partij zich bij een nieuwen opstand rondom deze rijk begaafde vorstin scharen zou; dal de koningin aan de medewerking van haar zuster inderdaad voor een «root deel e, kroon dankte en dat Elizabelh aan den laalslen opstand volkomen onschuldig was, zou deze weinig of niets gebaat hebben. Dewijl vele harer vertrouwelingen onder de samenzweerders werden aangelrofïen, zouden Maria's creaturen hieruit ongetwijfeld aanleiding genomen hebben om een doodvonnis te vellen, gelijk deze omstandigheid thans reeds voldoende was geweest om Elizabelh in den Tower Ie doen werpen en haar mei de grootste hardheid Ie van Phft!n« ^ v ld.ank,el hnar leven i,a" de machtige voorspraak van Philips van Spanje. Viel haar hoofd onder de bijl van den scherprechter dan was koningin Maria Sliiart van Schotland zonder eenigen twijfel de naaste ei f ge na me van den Engelschen troon, ingeval de reeds tamelijk bejaarde koningin Maria uit liet ontworpen huwelijk met Philips geene kinderen naliet. Frankrijks macht zou dus op onrustbarende wijze aangroeien wanneer Maria Sluart koningin van Engeland werd. Op grond van deze staalkundige berekeningen ■i°pr 1 .i Wy „wensclien (l[' ,er eere der menschelijkheid aan te nemen — W ofn m VOlïtTn °"SC(!,,1r ingenomen was met de schitterende plechtigheden van den katholieken eeredienst. Het zou wellicht den paus niet moeilijk gevallen zijn, door eenige toegevendheid en voorkomendheid van zijne zijde Elisabeth geheel voor bet katholicisme te winnen. Tot geluk voor de ontwikkeling der vrije godsdienstige richting in Engeland versmaadde paus Paulus IV de raadgevingen der wereldwijsheid. Toen de Engelsche gezant hem zeer hollelijk bet bericht van Elisabeths troonsbeklimming overbracht, verklaarde hij, dal zij geene wettige dochter van Hendrik VIII was en dat Maria Sluart dus de wettige erfgename der kroon was, doch dat hij bereid was als scheidsrechter de aanspraken der beide vorstinnen te beslissen en daarbij de grootste billijkheid in acht te nemen. Door deze aanmatigende uitspraak van den paus werd Elisabeth der hervorming in de armen gedreven. Haar vertrouwde minister, Sir William Cecil — later lord Burleigh — een ijverig aanhanger der hervorming, had thans gemakkelijk spel. Het kostte hem weinig moeite, haar te overtuigen, dat zij zich aan het hoofd der hervormingsbeweging plaatsen moest, dewijl zij alleen daardoor hare rechten op den troon kon beveiligen, dat zij van de katholieken, die door de pauselijke uitspraak voor Maria Sluart gewonnen waren, niets te wachten had en alleen op de protestanten moest steunen. Nog één uitweg bleef er voor Elisabeth over, wanneer zij aan het katholicisme trouw wilde blijven. Koning Philips II bood haar onmiddellijk na Maria's dood zijne hand en daarmede hel zekere uitzicht op de erkenning van hare rechten door den paus aan. Tevens sloeg hij haar een bondgenootschap in den nog altijd voortdurenden oorlog tegen Frankrijk voor. Doch Philips II was bij het Engelsche volk doodelijk gehaat en naar zijn geheele karakter zeker geen echlgenoot, aan wiens zijde Elisabeth hopen kon eenig levensgeluk te zullen vinden. Zij gal een hoffelijk ontwijkend antwoord. Hierdoor had zij zich bijna de mogelijkheid afgesneden om de katholieke richting van bare voorgangster te volgen. De weg, door Sir William Cecil haar aangewezen, was de eenige dien zij veilig bewandelen kon. Met kalme beradenheid ging zij daarop van nu af ook voort. Den 25e" Januari 1359 kwam het nieuwe parlement bijeen. Het bekrachtigde plechtig Elisabeths recht op de erfopvolging en ging daarna terstond lot de De „maagdelijke koningin". De 39 artikelen. De Episcopale kerk. regeling van de godsdienstige aangelegenheden over. In liet parlement zaten vele mannen, die onder koningin Maria den grootsten ijver voor het katholicisme aan den dag hadden gelegd, doch die thans met de gewone beginselloosheid van zulke lieden opnieuw van partij verwisselden en voor de herstelling der wetten van Eduard VI eene lans braken. Al de besluiten in katholieken geest, door Maria uitgevaardigd, werden weer ingetrokken. De koningin werd tot het hoofd der Engelsche kerk verklaard, de proleslantsche vorm van eeredienst hersteld en elke andere vorm van godsvereering verboden. De groote meerderheid der geestelijken schikte zich naar deze nieuwe orde van zaken, van 9400 geestelijken legden slechts 14 bisschoppen en ongeveer 150 andere priesters van minderen rang hunne ambten neder, om aan hun geloof trouw te blijven. Onder alle standen verwisselde men toen zonder aarzelen van geloofsbelijdenis, naarmate der menschen stoffelijk voordeel dit gebood. Tusschen de koningin en het parlement heerschte de beste verstandhouding. Het parlement stond bereidwillig het invoeren van eene nieuwe belasting toe, doch het sprak van den anderen kant ook den wensch uil, dal Elisabelh, ten einde aan hel land een wettigen erfgenaam der kroon te schenken. zich een echtgenoot kiezen zou. Elisabeth gaf daarop een ontwijkend antwoord. »Ik ben met Engeland gehuwd, mijn volk is mijn huisgezin en mijn vurigste wensch is deze, dat men eens op mijn graf moge schrijven: "Elisabeth leefde en «tierf als maagdelijke koningin."" Dit antwoord bracht het volk in verrukking, dat zijne maagdelijke koningin met vurige geestdrift aanhing en zich des te meer over de nieuwe regeering verheugde, dewijl zij ook den vrede met Frankrijk aanbracht. Reeds in April 1559 werd deze gesloten. Slechts de uiterste godsdienstige partijen waren ontevreden; de strenge katholieken, dewijl hunne hoop op de zegepraal der katholieke kerk niet vervuld werd.de dweepzieke protestanten, omdat Elisabelh veel Ie langzaam naar hun zin voortging en bij hare hervormingsmaatregelen er zelfs op uil was om bij den eeredienst van de in hun oog afgodische vormen zoo veel mogelijk Ie redden. Wij willen hier de geschiedenis een weinig vooruitloopen en kortelijk mededeelen wat Elisabelh lol hervorming van de kerk heeft verricht. In het jaar 1562 riep zij een soort van geestelijk parlement samen, de Convocatie, waaraan zij eene nieuwe kerkelijke welgeving, in 39 artikelen vervat, voorlegde. De Convocatie nam deze 39 arlikelen, nog heden de wel der Engelsche hoogkerk, aan. Hierin werden de wetten van Eduard VI vernieuwd, maar dewijl het bisschoppelijk bestuur en een aanlal andere kerkelijke vormen behouden waren, ontstond daartegen onder de strenge aanhangers van Calvijn, die uit Zwitserland naar Engeland waren teruggekeerd, een even groote tegenstand als onder de katholieken. Een groot aantal proleslantsche sekten ontstond er onder verschillende namen, als dissenters, nonconformisten, puriteinen, presbyterianen, enz. Allen bestreden de nieuwe kerk met de grootste verbittering. In Schotland waren de verwikkelingen intusschen meer en meer toegenomen; tusschen de koningin-regentes Maria van Guise en de talrijke protestanlsche partij was een openlijke strijd uitgebarsten. De regentes voerde het bewind volgens de wenken, die zij uit Frankrijk van hare broeders, de Guisen, ontving. Tegen beter weten in, hoewel zijzelf overtuigd was, dat strenge maatregelen tegen de hervormden lot gevaarlijke oproeren zouden leiden, zwichtte zij voor den aandrang liarer broeders. Zij verbrak hare den protestanten gegeven beloften en verklaarde op de klachten, die men hierover bij baar inbracht, zeer overijld, dal vorsten niet verplicht waren lol het houden van zulke beloften, die zij slechts met staalkundige bedoelingen gegeven hadden; zij daagde de geheele hervormde geestelijkheid Ie Slirling voor hel gericht en liet opnieuw vervolgingen tegen de ongehoorzamen instellen. John Knox. Beeldstorm in Schotland. De gisting onder de proteslanlsche partij nam met den dag toe en zij werd voor de regentes des te gevaarlijker, dewijl thans aan het hoofd der hervormden een man van overwegenden invloed stond. John Knox was in het jaar 1505 geboren; hij had zich met ijver op de beoefening der godgeleerdheid toegelegd en was eerst op rijpen mannelijken leeftijd, in 4542, overgegaan tot het protestantisme, dat hij van nu af met gloeienden ijver voorstond. Bezield met den grootsten zedelijken moed en onwankelbaar getrouw aan zijne overtuiging gehecht, werkte en streed hij met ijver en met zeldzame geestkracht onvermoeid voor de verbreiding van de proteslanlsche leer. Hij behoorde tot bet getal van die strenge, voor niets terugdeinzende hervormers, die niet schroomden ook de uiterste maatregelen lot bereiking van hunne grootsche doeleinden aan te wenden. Zoo had hij den op kardinaal Beaton gepleegden moord goedgekeurd en steeds was hij bereid om bij het verdedigen van de ware leer geweld met geweld te keeren. Dewijl Knox boven elke verdenking van baatzucht verheven was, dewijl hij met de godsdienstige ook de staatkundige hervorming tot stand poogde te brengen en met onverdroten ijver voor de rechten van de onderdrukte lagere volksklasse in de bres sprong; dewijl hij bovendien nooit aarzelde, zich aan de grootste gevaren bloot te stellen, bezat hij onder de mindere klasse in Schotland een groot getal aanhangers en vergaf men hem gaarne de onverdraagzaamheid, waarmede hij andersdenkenden behandelde. Wel moest bij eindelijk Schotland verlaten, om de vervolging waaraan bij blootstond, te ontgaan, maar uit Engeland en later uit Genève, waar hij een toevluchtsoord gevonden had, zette hij zijn werk onder zijne Schotsche geloofsgenooten door middel van eene levendige briefwisseling voort. Eene eerste poging om naar Schotland terug te keeren, mislukte. Hij werd opnieuw vervolgd, moest vluchten en werd bij verstek als ketter veroordeeld. Zijne beeltenis werd te Edinburg verbrand. Dit alles belette hem echter niet, in Mei 1559 ten tweeden male naar Schotland terug te keeren en aan elk gevaar stoutmoedig bet liootd te bieden, daar waar hij geloofde zijne partij van dienst te kunnen zijn. Den HMei 1559 trad hij te Perth op; bij predikte daar met zijn gewone, de gemoederen ontvlammende geestdrift tegen de mis, de vereering van beelden en de paapsche afgoderij. De gisting, die, tengevolge van deze vurige prediking, onder de volksmenigte te Perth ontstaan was, gaf zich op eene gewelddadigde wijze lucht, toen een priester het onvoorzichtig waagde, onmiddellijk daarna de mis te lezen. Een steen, die den priester naar het hoofd geslingerd werd, verbrijzelde een kerkbeeld, en dit was bet sein tot een algemeenen beeldstorm, die zich van Perth uil over geheel Schotland verspreidde. Overal kwam de protestantsche bevolking in opstand en bij een beeldstorm alleen bleef het niet. De woedende menigte overviel kerken en kloosters en verwoestte ze: de gewijde voorwerpen werden geroofd, kostbare kunstschatten en groote boekverzamelingen vernietigd. Knox trachtte niet, gelijk Luther bij den boerenkrijg in Duitschland gedaan had, aan de verwarring paal en perk te stellen; hij liet zijne aanhangers begaan, en keurde bun ijver goed, „want" — zeide hij — „wanneer de nesten verstoord worden, komen de kraaien niet terug." De gisting onder het volk bleek zoo gevaarlijk, dat Maria van Guise hel niet waagde, den storm met geweld te onderdrukken. Zij achtte het beter, dien dooi' zachtheid tot bedaren te brengen en door een verdrag de gematigden onder de hervormden voor zich te winnen. Zij beloofde dat zij bet gebeurde vergeten, de hervormden niet vervolgen en bun te Edinburg volle gewetensvrijheid verleenen zou, en dat zij ook in de stad Perth, wanneer deze haar overgegeven werd, geene vreemde huurtroepen zou leggen. Doch nauwelijks waren ten gevolge van deze belofte de oproerlingen verstrooid of Maria van Guise brak haar woord, in de hoop op Fransche hulp. Bondgenootschap met Engeland. Dood van Maria van Guise. De opstand brak opnieuw uit. de beeldstorm werd herval en toen Maria van Guise nu werkelijk hulptroepen uit Frankrijk ontving en door kracht van wapenen den opstand trachtte te onderdrukken, kozen vele aanzienlijke edelen, die naijverig waren op den invloed der Franschen, ja zelfs vele katholieken de zijde der opstandelingen. De vroegere regent graaf van Arran, die intussclien tot heitog van Chalellerault verheven was, en een halfbroeder van Maria Stuart, een natuurlijke zoon van Jacohus V, Jacob, Prior van St. Andrews, een man van schitterende dapperheid, onvermoeiden ijver, groote scherpzinnigheid en onbeteugelde eerzucht, stelden zich aan het hoofd van den opstand. Zij riepen de baronnen, vele geestelijken en afgevaardigden der steden tot eene vergadering bijeen, en den 23"' October 1559 werd het besluit genomen om de regentes van haar ambt te ontzetten. De verbondenen, die aan hunne vereeniging den naam Congregatio Christi gaven, namen de Engelsche liturgie aan en wendden zich tot koningin Elisabeth van Engeland om hulp. Elisabeth zou zich wegens hare liefde voor de onbeperkte koninklijke macht en terwijl bovendien de uitspattingen der Scliotsche protestanten en de eer van Knox haar alles behalve gunstig stemden, zeker niet bereid geloond hebben om de opstandelingen te ondersteunen, indien niet de aangroeiende macht van hare mededingster Maria Stuart haar ernstige bezorgdheid ingeboezemd had. De gemaal van Maria Stuart, de dauphin, had intussclien als koning Frans II den Franschen troon beklommen. De aanspraken, welke de nieuwe koningin van Frankrijk nog altijd op den troon van Engeland maakte, verkregen eene veel gevaarlijker beteekenis dan vroeger, door de krijgstoerustingen, welke in alle Fransche havens gemaakt werden. Gelukte het Maria Stuart den opstand in Schotland te onderdrukken en daar eene streng katholieke regeering in te voeren, dan zou zij zich daardoor de achting en liefde der altijd nog zeer talrijke Engelsche katholieken verwerven en bij hare aanspraken op den Engelsehen troon een nieuwen steun verkrijgen. Hoewel met tegenzin, gaf Elisabeth den raad harer vrienden gehoor, oferde haar persoonlijken weerzin aan de staatkundige beweegredenen op en zond uen opstandelingen eene vloot en een leger ter ondersteuning. In hel verdrag, dat zij te Berwick met de Schotten sloot, liet zij de rechten van koning Frans en van Maria Stuart op den Schotschen troon uitdrukkelijk erkennen. De macht der regentes was te gering en hel aantal der Fransche hulptroepen Ie onbeduidend dan dat liet haar mogelijk zou zijn geweest den door de hulp der Engelschen ondersteunden opstand te onderdrukken; doch nog bedenkelijker werd de toestand, toen Maria van Guise den lle" Juni 1560 stierf. Het gevaar, dat de Schotten hunne afwezige koningin van den troon uitsluiten en zich geheel in de armen van Engeland werpen zouden, was zeer dreigend. Frans II en Maria Stuart trachtten derhalve vrede te sluiten en zonden met dit doel gezanten met onbeperkte volmacht naar Schotland. Een verdrag kwam in Juli 1560 te Edinburg lot sland, waarbij bepaald werd. dat de Fransche troepen Schotland zouden verlaten, dat voortaan alle vreemdelingen van de openbare ambten uitgesloten zouden zijn, en dat een parlement zou worden bijeengeroepen, om over de godsdienstzaken te beraadslagen en besluiten te nemen. Bovendien zouden Frans II en Maria Stuart Elisabeths recht op den Engelschen troon erkennen eu zoowel van den koninklijken titel als van het wapen van dat rijk afstand doen. Binnen 60 dagen zouden beide partijen de bepalingen van het verdrag voltrekken. Elisabeth onderteekende het verdrag den 2l'° September. Doch van de zijde van Frans II en Maria Stuart gebeurde dit niet, hoewel beiden den gezant die het verdrag gesloten had, hiertoe onbeperkte volmacht hadden gegeven. De slappen, door het inmiddels bijeengeroepen Schotsche parlement in het belang der hervorming gedaan, waren oorzaak van deze vertraging. Hel parlement had den tcn Augustus zijne werkzaamheden begonnen, zonder Verdrag van Edinburg. Maria Stuart vertrekt naar Schotland. de aankomst der koninklijke gevolmachtigden al' te wachten. Het had terstond de kerkelijke hervorming niet alleen krachtig aangeval, maar het was daarbij te werk gegaan met die dweepzieke onverdraagzaamheid, welke zoozeer in den geest viel van Knox en diens aanhangers. De vroeger vervolgde protestanten werden op hunne beurt vervolgers: het hooren en lezen van de mis werd verboden; de eerste overtreding van dit verbod werd met verlies van bezittingen, de tweede mei lichamelijke tuchtiging, de derde met den dood gestraft. De wetten betretlende de kerkinrichting en den eeredienst waren in overeenstemming met Calvijns democratische beginselen: eene strenge kerkelijke tucht werd ingevoerd en de verwoesting van de kloosters, kloosterkerken en kloosterbibliotheken, kortom van alle zetels der goddeloosheid en afgoderij — gelijk Knox ze noemde — thans bij de wet bevolen. Zulke wetten maakten natuurlijk de verontwaardiging van het streng katholieke koninklijke echtpaar gaande. Maria Stuart sprak het openlijk uit. dat zij koningin van Schotland was en op haar lijd den Schotten hunne plichten wel zou leeren. Doch bij deze dreigende woorden moest zij het laten, dewijl haar de middelen ontbraken om daaraan door daden klein bij te zetten. Maria Stuarts macht werd kort daarna op eene vreeselijke wijze geknakt: koning Frans II stierf in December 1560 en zijne weduwe kon in Frankrijk niet langer eenigen invloed uitoefenen. Zij werd door Catharina de Medici onderdrukt en achteruit gezet; het koninklijk hof, waar zij vroeger gevierd en gevleid werd, bood haar thans geene genoegens meer aan. Maria's halfbroeder Jacob zocht haar in Frankrijk op; hij hield haar voor, dat hare tegenwoordigheid in Schotland tot handhaving van hare macht onvermijdelijk noodzakelijk was; ook de Guisen, hare ooms, waren van dit gevoelen, en drongen er bij haar op aan, dat ze naar Schotland terug zou keeren; alleen wanneer ze daar in persoon tegenwoordig was, kon zij aan de ketterij paal en perk stellen en haar land in den schoot der alleenzaligmakende kerk terugvoeren. Het kostte Maria een zwaren strijd, het geliefde Frankrijk, waar zij den gelukkigsten tijd harer jeugd had doorgebracht, te verlaten. Toch zwichtte zij voor den aandrang harer bloedverwanten. Zij schreef aan koningin Elisabeth van Engeland en verzocht haar om een vrijgeleide naar Schotland. Het antwoord bestond in een hotlelijken brief, waarin Elisabeth haar niet alleen vrijgeleide, maar zelfs de vriendelijkste ontvangst en een bondgenootschap aanbood indien Maria Stuart eindelijk het Edinburger verdrag wilde bekrachtigen en alzoo van hare aanspraken op den Engelschen troon afstand doen. Hoe billijk deze eisch ook was, toch wees Maria Stuart dien toornig van de hand. Zij verklaarde tegenover den Engelschen gezant, dat zij eene koningin was, evengoed als Elisabeth, en zich dus geene voorschriften zou laten geven; dat zij zich niet in de binnenlandsche aangelegenheden van Engeland mengen zou, maar zeer goed wist, dat er daar genoeg ontevredenen waren, en dat zij ook zonder Elisabeths vrijgeleide wel naar Schotland zou weten te komen. Deze dwaze bedreiging zou later bittere vruchten dragen; licht had zij die reeds terstond kunnen voortbrengen, want Elisabeth liet een eskader uitrusten, waarschijnlijk met het doel om het schip, waarop Maria Stuart zich naar baaikoninkrijk wilde begeven, op te vangen en de koningin van Schotland als gevangene naar Engeland te voeren. Doch dit plan werd verijdeld: Maria Stuart landde den I9C" Augustus ltiGl gelukkig aan de Schotsche kust. STRECKFU8R. V. 38 VIER EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Engeland en Schotland. Maria Staart. Hare jeugd; haar karakter. Vergelijking tusschen Maria Stuart en Elisabeth. Maria's eerste regeringsmaatregelen. Oproer te Edinburg. Iroces en vrijspraak van Knox Onderhandelingen met Elisabeth over Maria's recht van erfopvolging. Huwelijksplannen. Elisabeth en Leieester. Maria Stuart en Darnley Haar huwelijk met Darnley. Opstand. Vlucht van Murray. Ongelukkige echt van' Maria Stuart. Kizio vermoord. Wraak van Maria Stuart. Bothwell. Darnley vermoord. Maria s lichtz.nn.ge verkrachting van de wet Maria Stuart door Bothwell geschaakt. Haar huwelijk met Bothwell. Opstand van den adel. Vlucht, latere lotgevallen en dood van Bothwell. Mana s gevangenschap te Lochlevin, haar afstand van den troon. Jacobus IV koning Murray regent van Schotland. Maria's vlucht. Slag bij Langside. Maria's neaeriaag. teru"keerdPS,UpprVi S.c(l,l0"Hn,ls jonge koningin. was, loer. zij in baar vaderland FranS' hof El ■•Jiar, i 0P8evoed aan hel zedelooze en losbandige h°'; 'a' /JJ lle (|aar heerschende denkbeelden en gewoonten maar al le zeer lol de bare gemaakt. Vergood door den Franschen adel waT de «evvees^ iTTie/le '"fr,jk hel ml(l,l,,'l,m|l der scl.illerende hofkringen Frans II InlKv. f" 7?'' i'0' f" ,len ,,00,1 van haai' gemaal koning n •■00r lu,sler'Üke feesten, door zin bedwelmende è Iw ï 1 ar i"!' ZWa-e vei,1n'woordelijkheid, verbonden aan beerscble als fn Sr ,, l™TTi 'n,een l;md' «aar zoo groole verwarring He 01II rik hal0' de ™" *» kali,olieken eerallensi M m«?tatroSllrmThC™ Vtm K"°! k0m" «• isriif^-s- *ts sfe ^ rF•$«? vertoornde; ook in zijne nreeken iiïw,l» VJ >?mr'8"> hevig der proteslanten te'vSïïïïlï, 1 .riiL ' ™r?8'len- lie"'oola Het "eluklp M-iri-i »»»nl,„ i i ,. tnans nog doodelyker haatten. vervulde Elisabetli nfet. zij verklaarde ,h» Jii »T T M • 'Jeze.n wensch bezat, dit niet beknibbelen wilde, doch dat zij volstrekT'niï ™iT8 iSue'^Mgin^'^'^U^ecï:,nab[mr 4^0^ safis-ftsr* ka"",iieken i,: ^»»" w~e:! s openlijLkvrSbreuk "üiiiTQS '?!,1™"" £-7^ s? sS,SS^HSlïS-=« Üf zelde1. dat z!j dü Ted^oZh? ErïeS alW¥-en<1 «"^voord.'^ z"j beweerden echter, dat /ij eene vuri-'e l^fit v, !r 8h W,i,s:, hare v'j;in(len - "S^Tm'1 w. -.|r »fc«. -*—• S'L t'te T" ™' eerbewijzen en onderscheidin-eu overladen"- lm u-i ,! benoemi1 en met .i. keU8 i,ij„„ SAwwas -x irÏS^S Maria Stuart en Darnley. dien had Elisabeth verklaard, dat Maria alleen op gunstige bepalingen ten aanzien der erfopvolging in Engeland kon rekenen, wanneer zij met hare toestemming in het huwelijk trad. Waarschijnlijk wenschte Elisabeth elk huwelijk van haar gehate mededingster te verijdelen; moeilijk kan men althans hare vele kuiperijen in deze zaak aan andere beweegredenen toeschrijven. Nadat meer dan één huwelijksplan van Maria op Elisabeths tegenstand afgestuit was, stelde deze haar gunsteling, den graaf van Leicester, als gemaal aan de koningin van Schotland voor; Maria sloeg die echtverbintenis aanvankelijk op hoogen loon af; later, toen zij zich bereid verklaarde daartoe over te gaan, indien Elisabeth haar erfrecht op den Engelsclien troon erkende, trok deze hare toestemming in. Een ander voorstel strekte om Maria aan haar neef, lord Darnley, uit te huwen. Ook deze vereeniging werd door Elisabeth eerst goedgekeurd, doch later heftig bestreden. Darnley was zoowel aan het Schotsche als aan het Engelsche koningshuis verwant; hij bezat zelfs aanspraken op den Engelsclien troon, die niet waren weg te cijferen, want zijne grootmoeder was dezelfde zuster van Hendrik VIII, Margaretha, die ook de grootmoeder van Maria Stuart was. Zijn vader, graaf Lenox, bezat uitgestrekte goederen in Engeland *). Darnley was een schoon, beminlijk jongeling van twintig jaar, die der zinlijke koningin van Schotland zeer goed beviel. Hij achtte het niet beneden zich, lot zeer afkeurenswaardige middelen de toevlucht te nemen om bij Maria Stuart op goeden voet te komen en zich van de Schotsche kroon meester te maken. O. a. riep hij de hulp in van een Italiaan, die bij de koningin in blakende gunst stond, van den beruchten David Rizio. Ook beloofde hij, dat hij overgaan zou tot den katholieken godsdienst, waartoe hij trouwens reeds vroeger eenige neiging had betoond. Zoodra Elisabeth bemerkte, dat Maria Stuart inderdaad van plan was Darnley te huwen, verklaarde zij zich in overeenstemming met den Engelschen staatsraad tegen deze echtverbintenis; zij wilde niet dulden, dat Maria door een huwelijk met den katholieken kleinzoon van Margaretha Tudor hare aanspraken op den Engelschen troon zou versterken. Darnley's moeder en broeder werden in Engeland gevangengenomen, hij zelf en zijn" vader, de graaf van Lenox, ontvingen bevel om terstond uit Schotland naar Engeland terug te keeren, dewijl geen leenman zonder toestemming der koningin het land verlaten of een huwelijk sluiten mocht; maar dit bevel werd niet gehoorzaamd. Ook hel Schotsche volk wilde van een huwelijk zijner koningin met Darnley niets weten; het was beducht voor diens katholieke neigingen; bovendien voelden de Schotsche edelen zich beleedigd door de gedachte, dat een Engelsch edelman — als zoodanig beschouwden zij Darnley, in weerwil van zijne verwantschap met het huis Stuart — over hen heerschen zou. Zoolang het hart van Maria Stuart vrij geweest was, had zij uit staatkundige berekening zoowel op het goedvinden van Elisabeth als op den wensch harer edelen en van haar volk acht geslagen. Thans echter wilde zij het natuurlijk recht van iedere vrouw, om zelfstandig een echtgenoot te kiezen, handhaven. Zij beminde den schoonen jongeling, die in het bezit was van- alle uiterlijke voorrechten, welke een vrouwenhart kunnen winnen, en *) Stamboom: Margaretha, zuster van Hendrik VIII, eerst gehuwd met koning Jacobus IV vau voor de tweede maal gehuwd met graaf •Schotland. Angus. Koning Jacobus I' van Schotland. Margaretha, gehuwd met Lenox, graaf Stuart. Maria Stuart. Darnley. Huwelijk van Maria Stuart en Darnley. David Rizio. Iiare liefde verbrak alle slagboomen, door de staatkunde haar in den weg gesteld. Zoodra uit Rome de wegens den nauwen graad van bloedverwantschap noodige toestemming was aangekomen, liet Maria zich den 291" Juli 156a volgens den katholieken ritus met haar neet' in den echt verbinden en zonder een besluit van het parlement af te wachten, verklaarde zij hem tot koning en mederegent. De gisting, door deze echtverbintenis in Schotland teweeg gebracht, werd nog grooter, toen Darnley openlijk tot de katholieke kerk overging. Vele edelen, en onder hen ook Maria's halfbroeder, de graaf van Murray, stonden tegen de koningin en haar gemaal op; het kwam tot eene openlijke veete, die echter door Maria krachtig onderdrukt werd. Murray en zijne medeplichtigen moesten naar Engeland vluchten, waar zij bij Elisabetli eene gastvrije ontvangst vonden, hoewel deze den Spaanschen en Franschen gezanten verzekerde, dat zij in weerwil van Maria's huwelijk den vrede met Schotland wenschte te bewaren en dien niet verbreken zou, voordat zij zelf aangevallen werd. Had Maria Stuart haar wil doorgezet, al te spoedig zou zij inzien, dat zij hierin tot haar ongeluk geslaagd was. De beminlijke hoveling Darnley bleek een zeer onbeminlijk man te zijn. Hij was ruw, trotsch en aanmatigend, onbekwaam om de staatszaken te leiden, een dronkaard, die zich aan de laagste uitspattingen overgaf en daarbij zijne gemalin met eene waarschijnlijk niet ongegronde ijverzucht vervolgde. Het voorwerp van 's konings ijverzucht was David Rizio of Riccio, de Italiaan, die zoo krachtig voor het tot stand komen van Maria's huwelijk geijverd had. Rizio, die vroeger geheimschrijver van den Savooischen gezant in Schotland was geweest, had door zijne schoone slem de opmerkzaamheid van koningin Maria getrokken. Hij was onder de leden van hare huiskapel opgenomen en had zich spoedig bij de koningin zoo bemind weten te maken, dat zij hem haar volste vertrouwen schonk. Of hij haar minnaar was kunnen we niet beslissen. Maria's vijanden beweren bet, zij verhalen zelfs, dal Darnley den Italiaan eens ongekleed in bet slaapvertrek zijner gemalin heeft aangetroffen. Hare vrienden daarentegen verzekeren, dat de volstrekt niet schoone man in eene volkomen reine betrekking tot zijne meesteres gestaan en hare gunst alleen door zijne muzikale talenten en door zijne bekwaamheid in het leiden van de staatszaken verworven heeft. Hoe dit zij, Rizio misbruikte den invloed, dien hij op de koningin verworven had; bij was geldgierig, heerschzuchtig en trotsch tegenover de aanzienlijke edelen en zelfs tegenover Darnley, die aan zijne voorspraak de Schotsclie kroon bad te danken. Het Schotsche volk baatte hem; het wist, dat bij in verstandhouding stond met den paus, die door zijne lusschenkomst briefwisseling hield met Maria Stuart. Aan Rizio's invloed schreef het een aantal maatregelen toe, welke Maria Stuart nam om eindelijk haar lievelingsdenkbeeld, de herstelling van de katholieke kerk in Schotland, te verwezenlijken, namelijk de benoeming van ijverige katholieken tol invloedrijke staatsambten, de herstelling van den katholieken eeredienst en zelfs de instelling van een gerechtelijk onderzoek tegen de ketters, waarvan de leiding aan den katholieken aartsbisschop van St. Andrews opgedragen was. Darnley was Rizio's verbitterde vijand geworden, waarschijnlijk niet alleen uit ijverzucht, maar voornamelijk omdat hij niet alleen den koninklijken litel voeren, maar in waarheid als koning regeeren wilde, waarbij de Italiaan hem in den weg stond. Ten einde den gehaten vertrouweling van Maria ten val te brengen, zocht Darnley bet bondgenootschap der protestantsche edelen, met wie bij tot dusver in bittere vijandschap geleefd bad. Het gelukte hem zich met hen te verzoenen door de belofte, dat bij in den strijd tegen de herstelling van de katho- Rizio vermoord. Wraakplannen van Maria Stuart lieke kerk, waartoe de koningin alle krachten inspande, aan hunne zijde zou staan. Rizio's dood werd besloten, en de eerste edellieden van Schotland verklaarden zich bereid de rol van gemeene sluipmoordenaars te vervullen. Mannen als Ruthven, Morton, Douglas en anderen sloten hiertoe met Darnley hel schandelijkst verdrag. In het sombere koninklijke paleis llolyroodhouse bevindt zich eene kleine kamer, waarin de koningin zich placht terug te trekken, wanneer zij met eenige gunstelingen vertrouwelijk wilde praten; deze kamer stond doormiddel van een verborgen trap met de vertrekken van koning Darnley in verband. In den avond van den 9UU Mei 1366 zat Maria Stuart met een klein gezelschap in dat vertrek aan den avondmaaltijd. Hare natuurlijke zuster, de gravin van Argyl, een harer natuurlijke broeders, de laird of Creich, Rizio en eenige hofbeambten vormden den kleinen vertrouwelijken kring. Onder het eten kwam Darnley in de kamer, hij zette zich naast zijne gemalin neder en kuste haar met gehuichelde teerderheid. Oogenblikkelijk werd hij door een aantal gewapenden gevolgd, met lord Ruthven aan het hoofd. Verschrikt vroeg Maria Stuart dezen, wat hem op dat ongewone uur tot haar voerde. Ruthven antwoordde heftig: »Ik zie hier een mensch, die eene plaats inneemt, welke hem niet toekomt. Door een vreemden bedrieger willen wij Schotten ons niet laten regeeren: Rizio moet sterven!" De Italiaan wierp zich aan de voeten der koningin, hij smeekte haar om bescherming en de moordenaars om zijn leven, doch het gelukte hem niet. de steenen harten zijner vijanden te vermurven. Hoewel Maria beurtelings dreigde en smeekte, hoewel zij beloofde, dat Rizio voor eene rechtbank gebracht jzou worden, lieten de saamgezworenen hun plan niet varen. Eén van hen sliet over den schouder der koningin heen den om genade smeekende zijn dolk in den rug; de tafel, waaraan Maria gezeten had, werd omgestooten; de woedende edelen grepen den weerloozen, reeds zwaar gewonden man aan, sleepten hem naar een aangrenzend vertrek en brachten hem daar door 56 dolksteken om. Maria Stuart was buiten zich zelf van smart en woede, zij zwoer den moordenaars bloedige wraak en zij hield trouw haar woord; voorshands echter was zij machteloos, zij moest voor het geweld harer vijanden bukken en tot huichelarij de toevlucht nemen, ten einde hare macht te herwinnen en zoo de voorgenomen wraakoefening voor te bereiden. Darnley maakte het volk, dat zich toch niet stoorde aan den moord op een katholiek gepleegd, bekend, dat de daad op zijn bevel verricht was. Hij liet de lords, die na den laalsten opstand naar Engeland gevlucht waren, terugroepen en behandelde de koningin bijna als eene gevangene. Thans loonde Maria, dat zij in staat was zich zelf te beheerschen. wanneer zij dat slechts goed vond. Zij was zoo beminlijk voor Darnley, dat zij den zwakken man geheel voor zich won en hem bewoog zijne bondgenooten in den sleek te laten. Dij verschafte haar de gelegenheid om naar Dumbar te vluchten en vergezelde haar zelf. In het sterke slot aldaar verzamelde Maria Stuart hare trouwe aanhangers; aan hun hoofd trok zij naar Edinburg en zonder moeite gelukte het haar, zich weder van het gezag meester te maken, daar ook haar halfbroeder, de graaf van Murray, zich met haar verzoende. Thans wierp zij het masker af. Zij behandelde Darnley met de grootste minachting, hij durfde niet eens den doop van een zoon, wien Maria den 19™ Juni 1566 het leven schonk—den lateien koning Jacobus VI — bywonen. Darnley moest zich zulk eene behandeling wel getroosten, want alle partijen verlieten hem, nadat hij zijne medeplichtigen aan den moord van Rizio trouweloos aan de wraak der koningin had opgeofferd. Van de moordenaars werden eenigen gegrepen en ter dood gebracht, de meesten echter vluchtten naar Engeland. Wel keurde Klisabeth hunne daad openlijk af, doch heimelijk stond zij hun een veilig verblijf in haar land toe; het is zelfs niet geheel Bothwell. Darnley's ziekte. Darnley verinoord. onwaarschijnlijk, dal zij vooral' van de samenzwering geweien en die begunstigd heeft. ° ° Door de geboorte van een troonopvolger was Maria Stuarts heerschappij over Schotland opnieuw bevestigd. Nooit zou men in slaat zijn geweest haar die e ontrukken indien zij zelfbeheersching genoeg bezeten had om haar zinlijken hartstocht in toom Ie houden en zich vertrouwd te maken met de ze en \,in haar volk. Doch dit kon ze niet, zij kon den zwakken echtgenoot, dien zij haatte en verachtte, met getrouw blijven, reeds had zij een anderen minnaar gevonden. Jacob. graaf van Bothwell, was een der machtigste edelen des lands, hij had zich m tijd van nood als een der trouwste aanhangers der koningin doen kennen, hem dankte zij voor een deel de spoedige herstelling harer macht. Hij was een jong, rijzig, krachtig en dapper man, die zich door meer dan eene heldendaad onderscheiden en Maria's belangstelling gewonnen had Zij ontbrandde voor hem in eene gloeiende liefde, de brieven en liederen van hare hand die nog voor ons bewaard zijn, leveren daarvan onomstootelijke bewijzen. nol li wel I werd door de koningin met eerbewijzen en waardigheden overladen Maar noch de liefde der schoone vrouw, noch liet bezit der hoogste eerambten bevredigde hem, hij streefde naar niets minder dan naar het bezit der hoogste, onbeperkte macht, die hij slechts door een huwelijk met Maria Stuail \eikrijgen kon. Dat hij zelf, evenals de koningin, gehuwd was, was voor hem geen bezwaar: zijne teugelluoze en beginsellooze eerzucht wist wel middelen te vinden om dergelijke hinderpalen uit den weg te ruimen. Uok Maria s vurigste wensch was een huwelijk met den geliefde. Eene scheiding van Darnley zou haar niet gebaat hebben, zij kon immers volgens de wet en der katholieke kerk geen nieuw huwelijk sluiten, zoolang haar gescheiden echtgenoot leefde. Dit zou alleen mogelijk zijn, wanneer haar eerste huwelijk wegens al te nauwe verwantschap der echlgenooten onwellis verklaard werd. Doch in dal geval zou haar zoon Jacobus, als builen wellis huwelijk geboren, zijn erfrecht verliezen. Alleen Darnley's dood kon al deze bezwaren oplossen. begin van Januari 1;if>7 werd Darnley Ie Glasgow hevig ziek. Volgens sommigen was hij aangetast door de pokken, volgens anderen leed hij aan de gevolgen van een vergif, dal hem op bevel der koningin was toegediend. In de eerste dagen bekommerde Maria Stuart zich volstrekl niet om haar gemaal, doch toen Inj spoedig begon te herstellen, legde zij eensklaps voor den zoo langen lijd verwaarloosden man eene buitengewone belansrêlellinu en teederheid aan den dag. Zij zond hem niet alleen haar arls, maar reisde zen naar hem toe en bewoog hem om haar naar Edinburg te vergezellen waar zij hem beier kon verplegen. Ten einde hem de noodige rustte verschalen bracht zij hem niet naar de stad, maar naar een huis in de nabijheid, dat zij voor korten lijd aan een dienaar van Bothwell, Roberl Balfour geschonken had. ' Acht dagen lang beloonde Maria Stuart zich de zorgvuldigste aade; zij verpleegde Darnley met voorbeeldige zorgvuldigheid, zelfs de nachten sleet zij in dat eenzaam gelegen huis, in eene kamer onder het vertrek gelegen, waarin de zieke zich bevond. Den 9»» Februari liet zij haar prachtig ledikant, waarin zij bijzonder gaarne sliep, uit liet landhuis naar Edinburg brengen en dooi een ander, minder fraai vervangen. Den 10" Februari, des avonds Ie 10 uren verliet zij het landhuis, nadat zij van Darnley afscheid genomen had; zij wildé den nacht 111 de stad doorbrengen om de bruiloft van eene liarer hofdames bij te wonen; in den zelfden nacht, te Iwee ure, sprong hel landhuis door eene vreeselijke buskruitontplofïing m de lucht. Vier lijken vond men later verpletterd onder hel puin van het gebouw terug, die van den koning en van een pa»e agen onverminkt en zonder brandwonden op hel veld iu de nabijheid van Bothwell verdacht. Toen Maria Stuart de lijding van deze ontzettende gebeurtenis ontving, huichelde zij de grootste droefheid. Zij schreef' den I lcn Februari in een brief aan haar gezant in Frankrijk, dat de moordenaars, aan wier aanslagen zijzelf slechts door eene bijzondere genade Gods ontkomen was, vervolgd en vreeselijk gestraft zouden worden. Den 12"' Februari loofde zij in eene proclamatie een prijs voor de ontdekking van de daders uit, doch niemand sloeg hieraan geloof, waar de feiten zoo luide voorde medeplichtigheid der koningin getuigden. Darnley was — zoo verhaalde men, en zoo heeft de vreeselijke gebeurtenis zich waarschijnlijk ook toegedragen — door moordenaars, die Bothwell hiertoe omgekocht had, in het landhuis overvallen; dezen hadden de vooraf aangelegde mijn ontstoken, om den koning met hel huis in de lucht te laten springen. Door hel gedruisch gewekt , hadden Darnley en zijn page getracht zich te redden, doch zij waren, zoodra zij het huis verlaten, hadden, door de daar buiten loerende moordenaars geworgd. In aanplakbiljetten, die gedurende den nacht aan de hoeken der straten van Edinburg werden gehecht, werden de graaf van Bothwell en drie zijner dienaars als de koningsmoordenaars aangewezen en werd niet alleen op hunne inhechtenisneming aangedrongen, maar levens duidelijk genoeg op Maria's medeplichtigheid gezinspeeld. Deze bekommerde zich daarover volstrekt niet, zij ging voort Bothwell met eerbewijzen te overladen en schonk hem zulk eene uitgebreide macht, dat de geheele adel, zoowel de protestantsche als de katholieke, daarover verontwaardigd was. Graaf Lenox, de vader van den vermoorde, eischte een streng onderzoek, doch geen enkele stap hiertoe werd door de koningin gedaan. Van het Fransche hof ontving Maria Stuart ernstige vermaningen, doch zij was daarvoor even doof als voor de taal van koningin Elisabeth van Engeland, die haar schreef: »0m Gods wil, mevrouw! ga in deze u van zoo nabij betreffende zaak met zulk eene oprechtheid en wijsheid te werk, dat de geheele wereld reden hebbe om 11 van zulk eene ongehoorde misdaad vrij te'spreken. Want indien dit niet geschiedde, zoudt gij met recht uit de rij der vorstinnen uilgewischt (esbloyé) en door de geheele wereld met smaad overstelpt worden. En liever dan dat zoo iels, als een bevlekt leven, u wedervoer, zou ik u een eervol graf toewenschen." Wel werd op dringend verlangen van graaf Lenox eindelijk den 12'" April eene gerechtszitting tol onderzoek van de zaak vastgesteld, doch al wat er geschiedde, was slechts een ellendig spel mei recht en wet. Bothwell bleet in vrijheid, hoewel Lenox hem openlijk van den moord beschuldigd had, hij behield al zijne ambtenen stond aan het hoofd van zulk eene krijgsmacht,dat Lenox bet niet wagen kon, tegen zijn gewetenloozen vijand in persoon als aanklager op te treden. Dit was wat Bothwell wenschte. Dewijl de aanklager in de terechtzitting niet verscheen, verklaarden de 15 bijzitters van het gerechtshof, allen aanhangers van Maria en Bothwell, den aangeklaagde onschuldig, en het aanbrengen van verdere bewijzen voor bet vervolg ongeoorloofd. Een erger hoon, der gerechtigheid aangedaan, een schaamteloozer spotten met de wet was nauwelijks denkbaar! Ten einde de woede des volks te stillen, vaardigde Maria eenige den hervormden gunstige verordeningen uil. Zij bewerkte hierdoor inderdaad, dat het parlement meer dan één koninklijk gunstbewijs, aan Bothwell verleend, bekrachtigde en dat een groot aantal parlementsleden na het sluiten der zitting een schandelijk verzoekschrift ondei teekenden, waarin Bolhwells onschuld erkend en hij der koningin als toekomslig echtgenoot aanbevolen werd. Velen van Maria's oudste en trouwste dienaars waarschuwden haar met tranen in de oogen voor een huwelijk met den moordenaar van Darnley, doch de door zinlijken hartstocht verblinde vrouw luisterde niet naar die waarschuwende stemmen, zij had vast besloten den wensch van haar hart te Marijs schaking. Haar huwelijk met Bothwell. Opstand des adels. 'e Verbeteren' VOm,e haalde Bolh well° met "d 0'^,£^1™ Kin kTk' ^ Slirling* 0nvermeerderde daardoor no« de gelijk voorheen, ontvangen door bel bliide'vmi.r to " \Wf Zl* niel lan8er, een ijskoud stilzwijgen of zelfs door een nn ^h n'"0! Volks' maar door diep griefde. Dikfll, weende^ ole L° v "Sv^'1 .^rda' l,aar en over de slechte behandeling, welke zij ondervnn?! ! 6 haars volks zelfs dat rpnh,„rnhreeddfomZ,LkeWS «IrhaT^V"^ = "* 5V35 zij. dal deze echlverbinlenis even nieli" was ils n.iV T' f'"'!' verklaarden eerste vrouw en als het vonnis wairh fl.K L Bo,llvvells scheiding van zijne dal hij de koningin tol een huwelijk ^^won-enTa^1"001"!1vrji8esproken. adels was, haar en haar zoon uit de macht van dï en ' d" ,aak des Maria protesteerde tegen zulke verkhriimpn geweldenaar Ie verlossen. zich daaraan niel. Bothwell In-reen dal f al'lppn i b(?(ulSfnoo|en sloorden den steeds verder om zich grijpenden od tan I ! n i °°r V'aC " van wapenen worden kon; hij trok troepen'bijeen,^Ztït,Wf,|df,n^l,n9ster manschappen liepen van hem weg hii durfde wn ^i Zijne eigen moest vreezen door de zijnen sevan-'enoennn.pn 1i ü'J ,wa8en- want hij uitgeleverd te zullen worden, van° wien|iij°zeker ver,»ondeiien edelen Hij verloor den moed tol verderen tegensland "ïpii of"i /f wach,en had. I. «1.1», vluchUe l.ij mar de Orkn.% den, Bothwells vlucht en dood. Maria Stuart te Lochlevin. 603 de Noorsche kusten onveilig maakte. Hij geraakte in Deensche gevangenschap. Tien jaren zuchtte hij in den kerker, waarin hij tot waanzin verviel, totdat eindelijk de dood hem verloste. Verlaten door haar onwaardigen gemaal, zag Maria Stuart zich uiet langer in staat aan de verbondenen het hoofd te bieden. Dezen hadden voor haar en haar zoon de wapenen opgevat, aan hen meende zij zich na Bothwells vlucht te kunnen overgeven. Wellicht had zij door zachtmoedigheid en vergevensgezindheid den adel voor zich kunnen winnen, doch dit duldde baar koninklijke trots niet. Openlijk sprak zij haar ongenoegen over den opstand uit en dreigde zij zich te wreken op hen, die hare koninklijke rechten aangerand hadden. De oproerige edelen waren door Maria's onverstand genoodzaakt tot redding van hun eigen leven de koningin met de grootste gestrengheid te behandelen. Zij voerden haar naar Edinburg, bet volk overlaadde haar op dien tocht met blijken van verachting, noemde haar eene echtbreekster en afgodendienares en droeg een vlag voor haar uit. waarop zoowel het lijk van Darnley als de beeltenis van haar zoon afgeschilderd waren, de laatste knielend en biddend: »Heer, richt gij mijne zaak en wreek mij!" Maria Stuart zag te laat in, dat zij, vervolgd door den haat en de verachting des volks, machteloos tegenover den adel stond. Thans trachtte zij door smeekingen en door betuigingen van hare onschuld de harten te roeren, maar niemand geloofde haar. Doch wat moest er met de gevangen koningin geschieden? Over die vraag waren de verbondenen het niet eens. De dweepzieke protestanten eischten, dat de echtbreekster en moordenares ter dood veroordeeld zou worden, dewijl zelfs de koninklijke kroon de misdadigster niet tegen de rechtmatige straf beschermen mocht. Dit gevoelen vond intusschen geen weerklank. De meer gematigden vreesden de wraak der overige vorsten; ja zelfs Elisabeth van Engeland, Maria's biltere vijandin, verklaarde zich tegen den opstand en drong op de invrijheidstelling van de gevangen koningin aan. Zóó geheel Elisabeths wenschen in te willigen, was in bet oog der verbondenen onmogelijk. Beeds hunne zucht tot zelfbehoud verbood hun, Maria Stuart ooit weder in het bezit van de koninklijke macht te stellen. Zij brachten haar naar bet slol Lochlevin en hielden haar hier onder strenge bewaking; door bedreiging persten zij haar de onderteekening van eene oorkonde af, waarbij zij afstand deed van de regeering en baar hallbroeder, graaf Murray, lot voogd van haar eenjarigen zoon en tot regent van Schotland benoemde. Den 29en Juli 1 ')07 werd de kleine knaap onder den naam van Jacobus VI tot koning gekroond. Graaf Murray, die zich in Frankrijk bevond, keerde naar Schotland terug, hij nam de teugels van het bewind in handen en voerde die met ernst en kracht. Hij maakte een eind aan de wanorde, waaraan het land ten prooi was, beteugelde de aanmatiging van den bandeloozen adel door gestrenge handhaving van de wetten en betoonde zich in alle opzichten een bekwaam regent. Het parlement, hetwelk hij in December 1567 bijeenriep, bekrachtigde alles wat geschied was; het verklaarde, na een grondig onderzoek, Maria medeplichtig aan Darnley's dood en vervallen van den troon. Maria doorleefde, terwijl dit alles plaats had, treurige dagen op het slot Lochlevin. Zij was volkomen afgesloten van de buitenwereld en werd door lord Douglas, een jongeren halfbroeder van graaf Murray, streng bewaakt. Doch zij was nog altijd eene schoone vrouw en kon, wanneer zij dit wilde, eene betooverende beminlijkheid aan den dag leggen. Op het slot Lochlevin speelde zij de rol van ongelukkige, vervolgde lijderes en hel gelukte haar hierdoor, lord Douglas geheel in hare strikken te vangen. Met zijne hulp ontvluchtte zij den 21'" Mei 4568. Nog waren er in Schotland ook onder den adel vele ijverige katholieken, die slechts voor de overmacht gezwicht waren en die, naijverig op de macht Slag bij Langside. Maria vlucht naar Engeland. van Murray, en verontwaardigd over de rechten, welke den protestanten verleend waren, niel aarzelden zich aan te sluiten bij de koningin, van wie zij de herstelling der katholieke kerk in Schotland verwachtten. Weldra stond Maria Stuarl weer aan het hoofd van een niet onaanzienlijk leger. Doch ook Murray had niet stil gezeten; hij had troepen bijeengetrokken en den 13*" Mei 156S kwam het bij Langside tot een beslissenden strijd, waarin Maria's aanhangers geheel verstrooid werden. Maria zelf redde zich door de vlucht; dewijl de weg naar Frankrijk haar afgesneden was, bleef haar niets anders over dan in Engeland bij hare oude vijandin Elisabeth bescherming en hulp te zoeken. Zij hoopte die te vinden, dewijl Elisabeth onverholen haar misnoegen over de gebeurtenissen in Schotland en over den opstand des adels tegen de van God gezalfde koningin uitgesproken had. VIJF EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Engeland en Schotland. Maria Stuart in Engeland. Elisabeth als scheidsrechter. De commissi van onderzoek. Maria's weigering om zich te verdedigen. Hare kuiperijen met den hertog van Norfolk. Opstand der katholieken ter bevrijding van Maria. Voortdurende beweging onder hen ten gunste van Maria. Schotland. Murray vermoord. Inval in Engeland. Graaf Lenox stadhouder. Onderhandelingen tusschen Elisabeth en Maria Stuart. Maria's kuiperijen. Norfolk ter dood gebracht. Lenox in Schotland. Mortons regentschap. Val en dood van Morton. De Engelsche katholieken. Jezuïeteuseminariën in het buitenland. Ue puriteinen. Vervolgingen om het geloof. Walsingham en zijne werkzaamheid. Vereeniging tot beschermiug van koningin Elisabeth. Wetten van het parlement tegen Maria Stuart. Bubingtons samenzwering. Medeplichtigheid van Maria Stuart. Haar rechtsgeding. Haar doodvonnis door het parlement bekrachtigd. Elisabeths weifeling. Vertoogen der mogendheden. Nieuwe samenzweringen. Het doodvonnis onderteekend. Davisons noodlottige dienstijver. Maria Stuart ter dood gebracht. Elisabeths wanhoop over de voltrekking van het vonnis. Elisabeth bevond zich in de grootste verlegenheid, toen zij van Maria Stuart, die naar Carlisle gevlucht was, een brief ontving, waarin deze hare hulp inriep. Diep doordrongen van den trots der koningin door Gods genade, beschouwde Elisabeth het als haren koninklijken plicht Maria, de voor rebellen vluchtende koningin, haar bijstand te verleenen lot herovering van haar troon. Van dezelfde meening was ook haar gunsteling Leicester, terwijl Cecil, lord Burleigh, de wijze staatsman, voor zulk eene dwaze zachtmoedigheid ernstig waarschuwde. De opstandelingen, verklaarde hij, waren de voorvechters der hervorming, oude vrienden en aanhangers van Elisabeth en de wrekers van den schandelijk vermoorden koning, de voortvluchtige Maria Stuarl daarentegen was eene echtbreekster en moordenares, de doodvijandin der protestantsche koningin en der hervorming, de bondgenoote van Frankrijk en Spanje, die haar erfrecht op Engeland nog nooit opgegeven had en het zeker zou doen gelden, zoodra ze daartoe slechts de macht bezitten zou. Haar behulpzaam te zijn tot herovering van hare macht was zoowel eene misdaad tegen de wet der zedelijkheid, als het Scholsche volk een ondragelijk juk der dwingelandij op de schouders leggen en aan de zaak der hervorming eene doodelijke wond toebrengen. Burleighs woorden vonden in den staatsraad algemeen weerklank. Ook Elisabeth moest de juistheid dezer redeneering toegeven. Toch kon zij De commissie van onderzoek. , Maria weigert zich te verdedigen. 605 den raad harer vrienden om Maria Sluart gevangen te nemen en aan de Schotten uit te leveren niet volgen, zij trachtte een middelweg in te slaan. Zij antwoordde Maria hoffelijk. doch stelde de door deze gewenschte persoonlijke samenkomst uit tot tijd en wijle Maria zich van de zware beschuldiging, dat zij de moordenares van haar echtgenoot was, gezuiverd zou hebben: indien zij hiertoe in staat was — verzekerde Elisabeth baar in dat schrijven dan zou zij door Engelsche hulp weder op den Schotsclien troon geplaatst worden. Bij dit antwoord bleef Elisabeth. zelfs toen Maria Stuart in een tweeden brief haar nogmaals om hulp tegen de rebellen smeekteen haar daarvoor onbegrensde dankbaarheid beloofde. Tegenover den Schotschen regent, graaf Murray. verklaarde Elisabeth zich bereid het ambt van scheidsrechter in den twist tusschen de Schotten en hunne koningin te bekleeden; zij benoemde eene afzonderlijke commissie tot onderzoek van deze geheele zaak, aan wier hoofd zij den lierlog van Norfolk plaatste, een man, die in Engeland in het hoogste aanzien stond. Maria Stuart werd naar het slot Bolton in Yorkshire gebracht, om haar den terugkeer naar Schotland te bemoeilijken. Graaf Murray aarzelde in den beginne, Elisabeth als scheidsrechter te erkennen, doch nadat zij op zijne aanvrage verklaard had, dat Maria Stuart, wanneer hare schuld bewezen werd, de kroon onwaardig was en aan de Schotsche regeering uitgeleverd worden of in Engeland gevangen blijven zou, verscheen hij in persoon voor de door Elisabeth aangestelde commissie en legde haar een groot aantal brieven van Maria Sluart, gedichten die zij aan Bothwell gericht had en andere stukken voor, om te bewijzen dat de beschuldiging van medeplichtigheid aan den op Darnley gepleegden moord inderdaad gegrond was. . . Maria Stuart, die zich in den beginne geneigd had betoond om zich aan Elisabeths oordeel te onderwerpen en die gevolmachtigden tol de commissie "ezonden had, veranderde thans plotseling van houding. Hare gevolmachtigden deden "eene enkele poging om haar te verdedigen, maar verklaarden, dat eene konin"in eene aanklacht harer onderdanen aueen mei een veracmeujK suizwygen beantwoorden kon. Alleen lot onderhandelingen met Murray verklaarden de gevolmachtigden zich bereid, niet tol het bewijzen van de onschuld hunnei vorstin; dit was beueden hare waardigheid. En bij deze verklaring bleven zij, hoewel'de commissie Maria Stuart opmerkzaam maakte, dal daarin eene bekentenis van schuld opgesloten lag," hoewel Elisabeth andermaal Maria's verzoek om een onderhoud van de hand wees en ook weigerde eenigen stap. hoe ook genaamd, tegen Murray te doen, die thans door Maria Sluart zonder eenig bewijs beschuldigd werd, in vereeniging met zijne vrienden den moord op Darnley gepleegd te hebben. Maria Stuart had voor hare weigering om zich tegen hare aanklagers te verdedigen ongetwijfeld goede gronden. Be overtuigende bewijzen *) van Murray te ontzenuwen, was haar waarschijnlijk onmogelijk; het scheidsrechterlijk vonnis moest dus wel in haar nadeel uitvallen. Dit kon zij alleen voorkomen door de aanklacht volstrekt niet te beantwoorden en dus elk *) Maria's schuld wordt nog zelfs heden door vele geschiedschrijvers van naam ontkend: de napieren, waardoor deze bewezen werd , worden 8f> naar Fotheringhay in hel graafschap Norlhamplon, werwaarls Maria Sluart overgebracht was; zij deelden der gevangene de hun opgedragen taak mede, doch ontvingen van haar len antwoord, dat zij als koningin geen verantwoording schuldig was aan onderdanen en zich niet voor eenig gericht wilde stellen. De rechters werden door deze weigering iu een moeilijken toestand gebracht. Volgens de denkbeelden van dien lijd scheen het bedenkelijk, de koningin van een vreemd land voor eene rechtbank Ie stellen en wellicht Ie veroordeelen. wanneer zij de bevoegdheid dier rechtbank ontkende; zoowel de commissie als de raadslieden van Elisabelh namen, om deze moeilijkheid uit den weg Ie ruimen, de toevlucht tot middelen, die ongetwijfeld uit een zedelijk oogpunt zeer afkeurenswaardig zijn. Zij hielden de gevangene voor, dal Elisabelh niets vuriger wenschle, dan eene wederlegging van de legen Maria ingebrachte beschuldigingen; dat dit echter onmogelijk was, wanneer Maria weigerde baren rechters te woord te staan, dal zij door Ie zwijgen aan de legen baar ingebrachte bewijzen eene dubbele kracht bijzetten en de koningin beletten zou om overeenkomstig baar wensch zachtmoedig te zijn. Maria Stuarts wilskracht was door de langdurige gevangenschap gebroken, zij zwichtte voor dien aandrang. Hel proces begon| en werd door de commissie ongetwijfeld gevoerd mei partijdigheid en mei den wensch om de aangeklaagde schuldig te zien. De geschiedenis van dien lijd heeft ons geleerd, dat de rechters dier dagen steeds bereid waren om een vonnis uil Ie spreken zoo als hunnen gebieders aangenaam was. Die commissie was samengeroepen om Maria Stuarl le veroordeelen, en — zij deed hel. Zij zou het zeker ook gedaan hebben, indien de aangeklaagde onschuldig was geweest, zij kon het nu des te gemakkelijker doen, daar de onomsloolelijke bewijzen voor Maria's schuld voorbanden waren. Maria Sluart bekende, dal zij, om hare vrijheid te herkrijgen, verbintenissen met vreemde mogendheden aangeknoopt bad, maar zij ontkende, ooit blieven van Babington ontvangen en aan hem geschreven of zich met een complot tegen hel leven van koningin Elisabelh ingelaten le hebben, zij verlangde verhoord le worden tegenover bare beide schrijvers, die hel tegendeel beweerden. De commissie weigerde dil echter, onder voorwendsel dat dil in strijd was met de gewone procesorde, doch dal dit bovendien niet noodig was. daar het ondenkbaar mocht heeten, dal Maria de rebellie — volgens bare eigen bekentenis— begunstigd had, zonder de regeering en hel leven van Elisabelh in gevaar te brengen. De commissie verklaarde Maria Sluart eenparig schuldig en sprak hel doodvonnis over haar uil; vier dagen later, den 27™ October 1586, werd dat vonnis door bet parlement bekrachtigd. Merkwaardige onderhandelingen werden er thans door het parlement en koningin Elisabelh geopend. Deze drong er op aan, dat het parlement een anderen uitweg bedenken zou, waardoor de slaat legen alle gevaar beveiligd zou worden, daar zij niet besluiten kon, hare toestemming lot den dood der gevangen koningin te geven. Doch eenstemmig anlwoordden bel Hooger- en hel Lagerhuis, dat hiertoe geen ander middel bestond dan de dood der misdadigster. 39» Elisabeths weifeling. Pogingen van Maria's vrienden te karen gnnste. Elisabetli moest eene vreeselijke keuze doen. Zij was niet weekhartig en hoewel volstrekt niet wreed, schroomde zij toch niet bloed te vergieten, wanneer zij dit in het belang van den slaat noodig achtte; doch hier moest eene gekroonde vorstin vallen ten gevolge van een vonnis, door onderdanen geveld, en die vorstin was hare bloedverwante, de wettige erfgename der Engelsche kroon. Niet alleen Elisabeths gevoel kwam hiertegen op, maar vooral hare diepe overtuiging omtrent het goddelijk recht der koningen, dat de vorsten boven de wetten plaatste en van alle verantwoordelijkheid tegenover hunne onderdanen ontsloeg. Een vorstenmoord mocht vergeven worden, niet alzoo een gerechtelijk doodvonnis, waardoor op de gemeenschappelijke rechten der gekroonde hoofden inbreuk zou worden gemaakt. Elisabelh zag vooruit, dat de bekrachtiging van het doodvonnis voor altijd haar naam in de geschiedenis bezoedelen zou; doch in weerwil hiervan waagde zij het niet, den aandrang van hare raadslieden, van het parlement en van hel volk weerstand te bieden, zij begreep ook hoe noodzakelijk voor hare veiligheid en die van den slaat de dood was eener vrouw, die tot elke samenwering, tot elke misdaad in staat was. Zij kon maar niet tot een besluit komen. Van hare weifeling en haar tweestrijd levert het antwoord, dat zij aan het parlement op zijn aandringen gaf, ons een duidelijk bewijs: «Nooit in mijn leven heb ik meer geweifeld en gewankeld, of ik spreken dan wel zwijgen zou dan op dezen dag. Spreek ik zonder te klagen, dan heet dit huichelarij; zwijg ik, dan wordt dit als minachting van uwe liefde en zorgvuldigheid beschouwd. Meent iemand, dat ik de zaak slechts op de lange baan schuiven wil, om den schijn van edelmoedigheid en zachtheid te verwekken, of dat de ter beraadslaging bijeengeroepen lords het niet waagden, uit vrees voor mijn misnoegen, hun gevoelen vrij uil te spreken: bij God, die doet mij en ook hun groot onrecht! Gij zegt: alleen de dood mijner vervolgster kan mijn leven beveiligen; maar waarlijk, niets ter wereld zou mij aangenamer geweest zijn dan dat men andere middelen gevonden had. Ik misken evenmin hel gevaar, als uwe gronden en uwe liefde, ik keur uw vonnis niet af, doch verontschuldigt mijn weifelen en stelt u tevreden met een antwoord, dat er geen is. Indien ik zeide: »Ik zal uw verzoek niet inwilligen," dan zou ik wellicht meer zeggen dan ik denk. Indien ik zeide: »Ik zal hel doen," dan zou dit wellicht (gelijk gij bij de beschouwing van plaats, lijd en omstandigheden zult inzien) mij eer in gevaar brengen dan tot mijne veiligheid dienen." Ten eindt; hel vo>lk althans eenigszins te bevredigen en op eene mogelijke voltrekking van het doodvonnis voor te bereiden, liet Elisabelh bekend inaken, dat Maria Sluart door de aangestelde commissie eenparig ter dood veroordeeld was, en dat de beide huizen van hel parlement even eenparig dat vonnis bekrachtigd hadden. Van hare eigen voornemens le dezen aanzien zeide zij niets, dewijl zij nog altijd niet tol een besluit was gekomen. Het volk begreep, dat dit vanzelf sprak en begroette de koninklijke proclamatie met uitbundig vreugdegejuich. Vreugdevuren werden op de stralen gebrand, de klokken geluid eii psalmen gezongen. Als een vreugdefeest vierde hel volk de aankondiging van hel doodvonnis. Een geheel anderen indruk maakte de proclamatie op de vreemde mogendheden. Koning Hendrik III van Frankrijk zond in weerwil van zijne vijandige gezindheid jegens de Guisen, Maria's bloedverwanten, een bijzonderen gezanl naar Engeland, die voor hel onaantastbaar recht der gekroonde koningin in de bres springen en de voltrekking van het doodvonnis door dringende beden, des noods door bedreigingen verhinderen moest. Koning Jacobus VI van Schotland trachtte het leven zijner moeder le redden en koning Philips II van Spanje ruslle zich krachtig ten strijde toe. Hel was volstrekt geen geheim, dat de Spaansche legers een inval in Engeland beoogden, om Maria Stuart te redden of — wanneer zij hiertoe le laai kwamen — haar dood te wreken. De katholieke vrienden der gevangene onder den adel en hel volk zaten evenmin Davisons dienstijver. Dood van Maria Stnart. Elisabeths wanhoop. stil. Nieuwe samenzweringen Ie haren gunste werden gesmeed met medeweten van den Franschen gezant Aubespine, wien een aanhanger van Maria aanbood, Elisabeth Ie vermoorden. Walsinghams ijverige waakzaamheid deed ecliler al deze samenzweringen mislukken; zij dienden slechts om Elisabelh Ie versterken in de overtuiging, dat alleen de dood van Maria Stuarl haar eigen leven redden kon. Waarschijnlijk heeft zij in die dagen tot hen, die haar omringden, wel eens den wensch uitgesproken, dat hare vijandin door een natuurlijken dood mocht worden weggenomen, zonder dal de voltrekking van het doodvonnis noodig was. Daaruit hebben hare vijanden de beschuldiging gesmeed, dal zij Maria's bewaker, Sir Amyas Paillet, bevolen heeft, zijne gevangene door vergif uit den weg te ruimen, doch dat zij van den rechtschapen puritein een scherp afwijzend antwoord heeft ontvangen. Raumer bewijst op onweerlegbare gronden, dal deze beschuldiging uit de lucht gegrepen is. Met eiken dag drongen Elisabeths raadslieden ernstiger op het nemen van eene beslissing aan; juist de toerustingen van Philips II maakten een eind aan de aarzeling der koningin. Elisabeth onderteekende de volmacht tol uitvoering van het doodvonnis, doch zij gaf haar geheimschrijver Davison last, het papier le bewaren; alleen in geval van oproer of van de landing eener vijandelijke krijgsmacht op de Engelsche kust. moest het ter uitvoering gereed liggen. Davison behoorde tot de overdreven ijverige koningsdienaars; hij meende Elisabelh een dienst te bewijzen door haar bevel te overtreden. Zeker was het, dat de koningin den dood van hare vijandin wenschte, al kon zij ook niet besluiten, daartoe rechtstreeks het bevel le geven. Ten einde zelf van de verantwoordelijkheid ontslagen te zijn, overhandigde Davison de hem toevertrouwde volmacht aan lord Burleigh en den 3'" Februari 1587 besloten Elisabeths raadslieden, het doodvonnis op hunne eigen verantwoording te doen voltrekken; zij gaven de volmacht over aan de graven van Shrewsbury, Kent, Derby en Gumberland, met het bevel lot de voltrekking van het doodvonnis over le gaan. In den avond van den 7'" Februari 1587 ontving Maria Sluart liet bericht, dal zij den volgenden dag sterven moest. Zij legde eene bewonderenswaardige gelatenheid aan den dag. Sinds lang was zij op den dood voorbereid en zij had besloten, als koningin te sterven. De enkele uren levens, die haar nog restten, besteedde zij om haar vermogen onder hare trouwe dienaars te verdeden en afscheid van hen le nemen. In koninklijken dos, met de rozenkrans in de hand en het crucifix op hare borst trad zij de groote zaal te Fotheringhay binnen. waar eens de vierschaar over haar gespannen was en waar zij thans sterven moest. De bijstand van een katholieken priester was haar wreedelijk geweigerd; dien van een protestantsch geestelijke, welken men haar wilde opdringen, wees zij van de hand. Haar laatste woord, toen zij het hoofd op het blok legde, was: »In uwe handen beveel ik mijn geest!" «Zoo mogen alle vijanden van Elisabelh sterven!" riep, toen na herhaalde slagen hel hoofd van Maria Sluarl viel. de dweepzieke proteslantscbe geestelijke, Flelcher, uil en de graaf van Kent stemde met dien uitroep in. Doch de overige getuigen van liet treurige schouwspel zwegen ontzei stil. Niet alleen de trouwe dienaars der overledene weenden, ook in het oog van vele anderen blonken tranen. De dood had als het ware de zonden der koninklijke zondares verzoend en hare standvastigheid te midden der grootste rampen roerde zelfs bare bitterste vijanden; alleen het hart van den deken werd daardoor niet verleederd. Toen Elisabelh vernam wal er te Fotheringhay was voorgevallen, was zij builen zich zelf van schrik en verontwaardiging. Zij weende en klaagde luid. Nooit — verklaarde zij — zou zij hare toestemming tot de voltrekking van het doodvonnis gegeven hebben, alleen een inval van Spaansche troepen in Engeland ot een opstand zou haar die hebben afgedwongen. Deze verklaring Elisabeth van huichelarij beschuldigd. legde zij ook aa:i den Fransclien gezant af en aan Jacobus VI van Schotland schreef zij een brief, die van de diepste zielesmart geluigde. Elisahelhs raadslieden, zelfs de trouwe eu onmisbare Burleigh,doorleefden bange dagen; zij dreigde hun, dat zij hen wegens hunne eigendunkelijke handelwijze liet hoofd voor de voeten zou laten leggen en slechts met moeite konden zij hunne gebiedster weer lot kalmte brengen. Doch Davison moest het volle gewicht van haar toorn ondervinden; hij werd in hechtenis genomen en veroordeeld tot eene geldboete, die hem tot den bedelstaf bracht. Elisahelhs vijanden noemen ook hare smart en haar toorn over Maria Stuarts dood vertooning en huichelarij. Zonder twijfel is die beschuldiging valsch. Elisahelhs voortdurende weifeling leert ons klaar als de dag, hoe weinig zij geneigd was het doodvonnis te doen voltrekken. Zij wierp een profetischen blik in de toekomst; zij wist maar al te goed, dal de dood van Maria Stuart eene onuitwischbare smet op hare regeering werpen zou. En zoo is het ook geschied ! Tol op dezen dag is de groole meerderheid der geschiedschrijvers van alle volken nog doordrongen van de overtuiging, dat eene koningin niet terechtgesteld mag worden, gelijk andere mensclienkinderen. De overspeelster Maria Sluart, de moordenares van haar echtgenoot, de medeplichtige aan een groot aantal samenzweringen en oproeren heeft hare vurige verdedigers gevonden. Zelfs velen van hen, die geloof slaan aan hare schuld, brandmerken Elisabelh wegens dit doodvonnis. Maar indien ooit de voltrekking van een doodvonnis — den geest dier tijden, waarin niemand nog aan de afschaffing van de doodstraf dacht, in aanmerking genomen — gerechtvaardigd worden kan, dan is het zeker deze. Geen der andere doodvonnissen, welke Elisabeth aan hare onderdanen óf wegens hoogverraad óf wegens hunne godsdienstige overtuiging voltrekken liet, was zoo rechtvaardig als dit van Maria Stuart en toch wordt der Engelsche koningin juist deze uitoefening van hare rechten als het grootste misdrijf voor de voeten geworpen, hoewel het buiten haar weten en tegen haar wil plaats had. Friedrich von Raumer besluit zijn meesterlijke schildering van het proces en van de terechtstelling met de volgende woorden: »Voor de meening, dat Elisabelh jarenlang een onwrikbaar volgehouden stelsel van huichelarij tegenover Maria Sluart in toepassing gebracht zou hebben, dat bovenal ten slolle hare verbazing en hare smart slechts gelogen zouden zijn geweest,'vinden wij noch gronden noch bewijzen. Steeds noemde zij Maria hare vijandin, en trachtte zij de veiligheid van haar persoon en van haar rijk zooveel mogelijk Ie verzekeren. Eene ernstige aanklacht Ie gronden op de omstandigheid, dat Elisabeth in meer dan een brief Maria hare «lieve zuster noemt, is even dwaas als wanneer men oorlogvoerende koningen, die elkaar in den kanselarijstijl toch «broeders" noemen, van huichelarij beschuldigen wilde. Vooral schijnt het ons zeer natuurlijk, dat Elisabeth bij de beslissende vraag over hel leven en den dood van Maria weifelde, dat zij wilde en niet wilde, wenschte en terugdeinsde, dat zij vóór de uitvoering van het doodvonnis bezorgdheid en afkeer van Maria koesterde, na baardood smart en ontzetting gevoelde. Om een tegenovergesteld gedrag Ie verklaren, zou men bij Elisabelh niet slechts een volslagen gebrek aan gevoel, maar ook aan verstand en oordeel moeten onderstellen. Onbillijk is het voorts, wanneer bijna altijd alle schuld op Elisabelh geworpen wordt, terwijl men geen gewag maakt van de dagelijks aangroeiende gevaren waarin Maria Elisabeth bracht en bijna verzwijgt, dat het parlement meer dan eens eenparig en dringend het ter dood brengen van Maria Sluart geëischl had. Spreekt uit deze houding van hel parlement ook eene groole hartstochtelijkheid, wij mogen niet vergeten, dat zij veroorzaakt was door hen, die het vermoorden van Elisabeth voor een verdienstelijk werk verklaarden. Ongetwijfeld is deze, van welken kant men de zaken ook beschouwe, veel minder Oordeel va» Friedrich von Raumer. schuldig dan Karei IX, Hendrik III, Catliarina de Medici, Philips II en andere vorsten, die in veel minder hachelijke omstandigheden verkeerden; om van Hendrik VIII en van den dood der onschuldige Anna Boleyn ol van hel aan Johanna Grey voltrokken doodvonnis niet eens te spreken. In weerwil van al deze gronden en zelfs met de levendige herinnering aan alle schuld van Maria Stuart, heeft toch, en met recht, sinds eeuwen geen mensch haar zijne innige deelneming kunnen onthouden. Door een twintigjarig lijden schenen hare vroegere misdaden gehoet en hare latere veroorzaakt en verontschuldigd. De standvastigheid en zachtmoedigheid, waarmee zij den dood onderging, verzoende zelfs hare bitterste tegenstanders en slechts enkelen berispten baar, wijl zij met hoogmoedige aanspraken op het .martelaarschap en niet met bet berouw eener zondares gestorven is. En boe de letter van bet geschreven recht ook luidde, boe de nood ook dringen mocht, hel hart komt in opstand tegen de gedachte, dal de ééne koningin door de andere aan den beul overgeleverd wordt. Doch daarin ligt juist bet boeiende en aangrijpende dezer geschiedenis, dat Maria, in weerwil van hare boete, bet zwaard des gerichls toch niet ontgaat; dat Elisabeth van dag tol dag meer builen staal gesteld wordt om bet misverstand met hare mededingster op minlijke wijze op Ie lossen; dat, terwijl zij meent, nog alles in hare macht Ie hebben en — we zouden bijna zeggen — overmoedig met leven en dood speelt, de beslissing aan hare handen ontglipt, de slag buiten haar weten valt en dal zij zelf de smet niet uitwisschen kan eu bet nageslacht die niet uitwisschen wil, welke hierdoor op hare overigens zoo luisterrijke regeering geworpen wordt." ZES EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Eugeland. Elizabeths binnenlandsch bestuur. Ondersteuning van de protestanten in Frankrijk en de Nederlanden. Botsing met Spanje. Engeland» zeeroof op de Spanjaarden gepleegd. Keizen rondom de wereld. Drake. Cavendish. Italeigh. Drake verrast de handelsvloot. Uitrusting van de armada. Verdrag van Philips II met paus Sixtus V. L)e vloot loopt uit. Stormen. Toerustingen in Engeland en Schotland tegen Spanje. Medina Sidonia. Toerustingen in de Nederlanden. Vlucht der armada naar Calais. Vernietiging van de armada. Hervatting van den zeerooversoorlo«r. Vergeefsehe poging om Portugal te veroveren. Verovering van Cadix. Dood van Burleigh. Kobert Cecil, graaf Essex. Opstand in Ierland. Tyrone. Essex' vruchtelooze strijd tegen de leren. Hoogverraad, proces en dood van graaf Essex. Droefheid van Elisiheth over E*sex' dooil. liet sprookje van den ring der koningin. Dood van Elisabeth. Liefde de» volks tot haar. Elisabeth en het parlement. Hare spaarzaamheid en mildheid. Geldmiddelen. Geschenken llandelsinonopoliën De Oost-Indische compagiie. De letterkunde. Edtnuud Spenser. Shakesj eare. Fletcher. Ben Jonson. Het tragisch lot van Maria Stuart heeft onze aandacht iu zulk eene male geboeid, dat wij over Elisabeths regee'ïng gedurende baar twist met de Scbolscbe koningin al te vluchtig zijn heengeloopen. Wij moeten daarom nog een blik werpen op betgeen er gedurende dat tijdperk iu Engeland voorviel. Elisabeth wijdde bare krachten onafgebroken aan de bereiking van een tweeledig doel: zi.j wilde de macht der kroon tegenover hare onderdanen versterken en hare onafhankelijkheid tegenover de buitenlandsche mogendheden Elisabeths binnenlamlsoh bestuur. AlleelTdoor 'bet Si?"81 b°020 viel een Deensch leger onder aanvoering van den veldheer Olto Krumpe in Zweden. Slen Sture trok den vijand Ie gemoet, maar hij werd geslagen en in het gevecht zwaar gewond. Iu weerwil hiervan begaf hij zich in eene slede naar Stokholm, ten einde die stad te verdedigen, doch deze reis werd de oorzaak van zijn dood: gedurende .den tocht over het bevroren Malermeer stierf hij den 3'" Februari 1520. Met den dood van dezen bekwamen en Hinken man was Zweden eensklaps van alle geregeld bestuur beroofd, wan! geen der grooten had macht en invloed genoeg om de edelen aan zijn gezag Ie onderwerpen. Wel boden de boeren nog tegenstand, maar hunne ongeordende benden werden door de geoefende Deensche Iroepen zonder moeite uit elkaar gejaagd. Zegevierend rukte het Deensche leger op Stokholm aan; doch hier onlmoelte het eeu krachligen tegenstand: Ghristina Gvllenstjerna, Sten Sture's weduwe verdedigde de stad met de grootste dapperheid. Inliisschen waren de stenden te Upsala bijeengekomen. Hier verscheen Gustaaf Trol je om lol vrede met Denemarken aan Ie sporen; de koning — verzekerde hij — zou hun die gaarne toeslaan, wanneer hij volgens de bepalingen der unie van Calinar als koning van Zweden erkend werd. Dit geschiedde; de Deensche veldheer sloot met de Zweedsche edelen den 7c,,Maart 1520 een verdrag, waarbij den Zweden volkomen vergiffenis van al het gebeurde en de handhaving van hunne wetten en voorrechten verzekerd werd. Christiaan II bekrachtigde deze overeenkomst den 30-" Maart. Nog altijd verdedigde Slen Sture's moedige weduwe de hoofdstad met onwrikbare standvastigheid. Doch toen zelfs Ilemming Gadd, de oude verbitterde vijand der Denen, haar tot de overgave aanspoorde en op de belofte van koning Christiaan wees, liet zij zich overhalen. Stokholm werd overgegeven aan den Deenschen koning, die zich in persoon derwaarts begeven had; de unie van Calmar was hiermede hersteld. Slagluiks raad. 1» den herfst van hel jaar liiïJU verscheen Chrisliaan voor de tweede maal binnen Stokliolm, om zich daar te laten kronen. Hij betoonde zich zeer genadig en vervulde al zijne vroegere beloften; niemand mocht wegens zijne vijandschap tegen den aartsbisschop en de Denen bemoeilijkt worden. Hij de feesten, die er plaats hadden was hij zeer vroolijk. Ilij omarmde vele zijner voormalige vijanden, die thans een onbepaald vertrouwen in hem stelden. Doch in hetzelfde oogenblik, dat Chrisliaan zich zoo vriendelijk en beminlijk voordeed, had hij reeds een arglistig en wreed plan opgevat. Hij achtte zich van den Zsveedschen troon niet zeker, zoolang er in hel land een groot aantal edelen en prelaten den Denen vijandig gezind was. Hij hield zich overtuigd, dat onder heil spoedig weer een mededinger naar de kroon zou opstaan, dat hunne onderwerping slechts zoolang duren zou als zij door de üeensche krijgsmacht in bedwang werden gehouden en onderling oneenig waren. Hij kon dus, naar hij meende, zijn gezag alleen bevestigen door de Zweedsche grooten uil te roeien. Had niet in Noorwegen hetzelfde middel hem tot zijn doel gevoerd? Toen hij met zijne trouwe raadslieden overlegde, op welke wijze hij den Zweedschen adel hel best zou kunnen verdelgen, deed Diederik Slaghök hem een plan aan de hand, dat zoo iemand, dan zeker den biechtvader eens kouings ten eenenmale onwaardig was. Naar zijne meening moest Chrisliaan als koning alles houden wat hij beloofd had, maar tevens als gevolmachtigde van den paus en als uitvoerder van diens banvonnis de afschuwelijke keilers inel onverbiddelijke gestrengheid vervolgen; ketters nu waren allen, die den aartsbisschop Trolle in diens rechten verkort en den paus de gehoorzaamheid opgezegd hadden, en dus, in één woord, alle machtige edelen en prelaten, alle vijanden van Denemarken. Volgens dit plan ging Chrisliaan II te werk. Op den derden dag van het vroolijke kroningsfeest werden eensklaps de poorten van het slot te Slokholm versperd. Op een hem vooraf gegeven wenk trad Gustaaf Trolle voor den koninklijken troon (den 7cn November 1320) en klaagde allen aan, die hem eens uit zijn bisdom verdreven hadden. Welke gevolgen zijne aanklacht na zich sleepen zou, vermoedde hij zelf in de verte niet. Geijer *) deelt ons omtrent deze merkwaardige gebeurtenis hel volgende mede. «Terwijl de bezwaren van den prelaat eigenlijk Sten Sture golden, stoud Chrisliaan Gyllenstjerna op en wees op het besluit der stenden, waarbij Gustaaf Trolle eenstemmig van zijne waardigheid ontzet was, en dat door de voornaamste geestelijke en wereldlijke heeren onder uitdrukkelijke verplichting tot gemeenschappelijke verantwoordelijkheid onderteekend was. Diegenen hunner, die daar juist tegenwoordig waren, en onder hen twee bisschoppen, werden terstond gegrepen en in den kerker geworpen. De overigen werden op het slot, de geestelijken in eene bijzondere kamer, gedurende den nacht opgesloten. Den volgenden dag werd hun de vraag voorgelegd, of liet geene ketterij was. tegen den heiligen Roomsclien Stoel samen te zweren, eene vraag, die zij natuurlijk met »ja" moesten beantwoorden. Hierdoor achtte men hun vonnis geveld. Dienzelfdeu morgen werd openlijk bekend gemaakt, dat de inwoners van Stokliolm hunne huizen niet mochten verlaten, voordat een tweede teeken gegeven was. Het was de November Ia20. Tegen den middag werden de burgers op de groote markt bescheiden. Derwaarts was thans de in hechtenis genomen bisschop Mallhias uit Strengnas gevoerd, die meer dan iemand anders in Zweden de zaak van koning Chrisliaan bevorderd had. voorts bisschop Vincenlius uit Skara, twaalf wereldlijke heeren, groolendeels rijksraden, en eindelijk de burgemeester en de raadsheeren van Stokliolm met vele burgers, Een Deensch ridder, Niels Lücke, sprak het volk toe en vermaande liet om niet le schrikken van hetgeen geschieden zou; de aartsbisschop Gustaaf Trolle had, namelijk, op zijne knieën den koning driemaal bezworen de straf aan de *) Geschiedenis van Zweden door Erik Gustaaf Geijer. Bloedbad te Stokholm. Christiaans verdere wreedheden. schuldigen Ie voltrekken. Hierop verhief bisschop Vincenlius zijne steminj riep uil. dal hiervan geen woord waar was en dat de konin» jegens dé hip? Ini |Verra; P fe8'le' ,0ok a,ndere gevangenen begonnen op dezelfde wijze nulMinde' slem Ie spreken, doch zij weiden door de beulen spoedig tot I lg Pa! n Zij werden allen onthoofd. Men weigerde hun den bijstand . ^n geestelijke. Werklieden sleepte men uit hunne werkplaats wea, om het doodvonnis Ie voltrekken. Sommige toeschouwers zelfs werden door de beulen aangegrepen in den kring der slachtoffers gelrokken en gedood, omdat ze lianen van mede hjden gestori hadden. De gebroeders Olaüs en Laurenlius i on gmgen dit lot slechts daardoor, dat een Duitscher, die hen te Wiltenber" gekend had, verzekerde, dal ze geene Zweden waren. °'aus Ma.?"us vier en negentig personen onthoofden; anderen werden °P (l'' vreeset ijksle wijze omgebracht. Des nachts werden de linzen dei vermoorden uitgeplunderd en hunne vrouwelijke bloedverwanten verkracht, liet moorden werd den derden en vierden dag voortgezet, nadat eene openlijke bekendmaking, waarbij vrede en veiligheid toegezegd werden ,n6 . AelS ha(| ^ voorschijn gelokl. De lijken lagen drie dagen op ll , H? ' voordal zij uit de slad gesleept en op Südermahn verbrand werden. Hel lijk van Slen Sture en dal van zijn kind haalde men uil liet gral en wierp hel op den brandstapel. Gedurende hel bloedbad liel de koninc oneven door hel land verspreiden van den volgenden inhoud: »De konin° had Slen S ure s voornaamste medeplichtigen, als door den banvloek getroffen Keilers, volgens het vonnis der bisschoppen, prelaten en wijsle mannen van Zweden, laten straffen. doch wilde voortaan hel Zweedsche rijk volgens dë Uien van den heiligen Erik 111 vrede besturen." Intusschen breidde het bloedbad zich overeenkomstig s konings bevel, ook over Finland uit, waarde laüitig'.inge Hemming Gadd, m weerwil van zijn afval, ook het hoofd op Ipoloni I0ei 1 Sb'en- Ü(' geheele we8 des konings uil Slokholm werd geeekend door daden van wreedheid, die zelfs niet de onschuld van den kinderlijken leeltijd spaarde. andpr°7eLad|e iWi,ize' ,wa;lroP Chrisliaan op zijn terugreis huis hield, deelt een anuer /.weedsch geschiedschrijver ons het volgende mede: "Ie Jonköping liel hij de beide zonen van zekeren Lindom Ribbin" ter dood brengen, van welke de één achl, de ander zes jaar oud was. Men vlocht het lange haar der beide knapen in tressen, slak daar een stuk hout door hiet op deze wijze den oudsten van den grond en hieuw hem het hoofd I': "e jongste het bloed zijns broeders slroomen zag, wendde hij zich l.lL'l li i"1^ . e" ZeuJe: "Goede man! besPal niijn hemd niet zoo met , ' s , Jl,rot'r' vvant dan krijg ik knorren van moeder." De heulsknecht, getroffen door de onschuld van het kind, wierp hel zwaard wejr met ie woorden: «Liever wil ik. dat mijn eigen hemd mei bloed bevlekt worde aan rlat ik hel uwe verontreinigen zou." Doch de koning, die zelf daarbii tegenwoordig was, riep een anderen beulsknecht, die eerst het kind en vervolgens zijn medehjdenden ambtgenoot het hoofd afsloeg." hei ''i-)"7 ''"'1 ,UJ0fl'f" waren geva 11 en, eer Christiaan in hel begin van jaai i,j22 Zweden verliet, waar hij een regentschap had aangesteld. nni„„ li" ,Zweden wilde hij zich thans ook in Denemarken tot ra ï f f verheffen. Hiertoe moest hij de macht der geestelijkeid en deb adels fnuiken. Door de hervorming te bevorderen en een aantal voor Ie bereiken* e" e" gunstige wellen uil te vaardigen, trachtle hij dit doel Kezellde koning die hij de voltrekking van hel pauselijk banvonnis een Woedbad binnen Stokholm had aangericht, die de Zweedsche bisschoppen en edelen als keilers ter dood had lalen brengen, noodigde Lulher uit om in zijn rijk te komen; lm bood den Duitschen hervormer bescherming en volkomen njheid van werkzaamheid aan. Toen Lutlier weigerde zijn vaderland te Opstand in Zweden. verlaten, ontving Christiaan II Carlstadl bij zich, deze vertoefde en predikte in het jaar 1521 vele maanden in Denemarken. Vele kerkelijke misbruiken werden afgeschaft, de scholen werden verbeterd en een aantal goede wetten tot hervorming van de kerk uitgevaardigd. Ten einde de geestelijken van hunne macht en hun rijkdom te berooven, verbood de koning hun, handel te drijven, dwong hij hen om voor hel wereldlijke gericht te verschijnen en stond hij alleen aan gehuwde geestelijken het bezit van landerijen toe. Dat de koning door zulke weiten de geestelijkheid des lands en den paus tol zijne onverzoenlijke vijanden maakte, spreekt vanzelf; des te dwazer was het daarom van hem. dal hij niet op den ingeslagen weg bleef voortgaan, maar pogingen aanwendde om zich weer met den paus te verzoenen. Toen deze hem met de zwaarste kerkelijke straffen liel bedreigen, omdat hij bij de voltrekking van het banvonnis binnen Stokliolm zijne volmacht verre overschreden had en onschuldige bisschoppen ter dood had laten brengen, schoof hij eensklaps alle schuld van het Slokholmsche bloedbad op zijn raadsman Slaghök. Christiaan had Slaghök mei gunst- en eerbewijzen overladen, en hem zelfs eigendunkelijk, zonder voorkennis der stiftsheeren , tot aartsbisschop van Lund verheven; thans liet bij hem, in Januari 1522, wegens hel bloedbad Ie Slokholm van halsmisdaad aanklagen, ter dood veroordeelen en in tegenwoordigheid van den pauselijken gevolmachtigde verbranden. Bovendien trok hij meer dan eene wet, ten gunste der hervorming uitgevaardigd, weder in, zonder dat hij hierdoor echler paus Adriaan VI verzoenen kou. Even wispelturig en onverstandig gedroeg Christiaan II zich ten aanzien der burgerlijke wetgeving. Op raad van Siegbril poogde hij den burger- en boerenstand op te bellen. Hij beperkte de rechten des adels tegenover de boeren, wier drukkende lijfeigenschap hij verlichtte, den welstand der burgers poogde hij te vermeerderen door den landeigenaars en handwerkslieden te verbieden, hunne waren en voortbrengselen aan vreemde handelaars te verkoopen; hierdoor wilde hij den bloei van Denemarkens handel bevorderen! Met hetzelfde doel — beperking van de macht des adels en verbetering van het lot der andere volksklassen — vaardigde hij nog een aantal wetten uit, waarvan sommige zeer wel gemeend en enkele zelfs zeer doeltreffend waren, doch die over het geheel, dewijl daarbij geen acht geslagen werd op de heerschende zeden en op eeuwenoude rechten, bij den in zijne voorrechten gekrenklen adel de grootste verbittering verwekten, zonder aan den anderen kant de burgers en boeren volkomen Ie bevredigen, dewijl de nieuwe rechten, hun verleend. gepaard gingen met een aantal beperkingen van eigendom en verkeer. Ook de hansesteden werden door Christiaans wetten slerk benadeeld; bovenal was dit het geval met Lubeck. daar de koning in stilte het plan koesterde, om deze stad met de hulp des keizers van Denemarken afhankelijk te maken. Den ergsten en gevaarlijkslen vijand haalde Christiaan zich eindelijk op den hals door zijne houding tegenover zijn eigen oom, hertog Frederik van Holstein, wien de hertogdommen Holslein en Sleeswijk volgens het testament van Christiaan I waren ten deel gevallen. De Deensche koning wist namelijk van zijn zwager Karei V. dien hij in 1521 in de Nederlanden bezocht, de leenheerlijke rechten over Holslein Ie verkrijgen. Hertog Frederik meende — en zeker niet ten onrechte — dat zijn neef van plan was, Holstein geheel met Denemarken te vereenigen, bij duchtte het verlies van zijn hertogdom eu was van nu af tot eiken vijandelijken slap tegen Christiaan bereid. Zoo had de koning in den loop van enkele jaren het aantal zijner vijanden op eene schier ongeloofelijke wijze doen aangroeien: zijne macht rustte slechts op zeer wankele grondslagen. Het eerst verloor hij Zweden, waar een opstand tegen hem uitbrak, die ons weldra zal bezig houden. Tot onderdrukking van den opstand in Zweden behoefde Christiaan II Frederik van Holstein tot Deensch koning verkozen. den krachligen bijstand van liel geheele Deensche volk, wanl de Zweden, die door de hanse ondersteund werden, beschikten over eene aanzienlijke macht. De koning riep de stenden van Jutland hijeen, om van hen geld en troepen lot bestrijding van de Zweden te vragen. Doch in plaats van op den rijksdag te verschijnen, verklaarden dezen, dat Chrisliaan van plan was om hen. gelijk hij eens met den Zweedschen adel gedaan had, aan den beulover te leveren. Vele prelaten en baronnen, die reeds lang in geheime verstandhouding met hertog Frederik van Holstein hadden gestaan, sloegen thans de handen ineen, zij zonden gemeenschappelijk een ontzegsbrief aan den koning en boden de kroon van Denemarken aan hertog Frederik aan, die zich bereid verklaarde haar aan te nemen. Den 23™ Maart la23 werd tusschen de Deensche grooten en hertog Frederik een verkiezingsverdrag gesloten, waarbij den adel de meest uitgebreide voorrechten werden toegestaan en de koning bijna afhankelijk gemaakt werd van den rijksraad, die uit 23 adellijke leden bestond. Ook den Noren stond l1 rederik aanzienlijke voorrechten toe, ten einde door hunne stenden als koning erkend te worden en hij bereikte zijn doel. Met de stad Lubeck sloot hij insgelijks een verbond tegen Chrisliaan. Deze zag zich eensklaps van alle zijden aangevallen. Overal vatten zijne vijanden de wapenen op; alleen op Seeland, runen en Schonen bleef het volk hem getrouw, van hieruit was het hem dus wellicht mogelijk, zijn rijk te veroveren. Doch alle moed, alle zelfvertrouwen waren hem ontzonken. In plaats van zijne aanhangers ten strijde te roepen, wendde hij zich met smeekbeden tot de opstandelingen, wien.hij de verzekering gaf van zijn diep berouw over het Stokholmsche bloedbad! Hij beloofde, dat hij zich zoude verbeteren, dat hij den paus gehoorzamen, kerken en kloosters stichten, den adel in diens voorrechten herstellen en nooit wraak over het gebeurde nemen zou. Deze kleinmoedige beloften, waaraan niemand geloof sloeg — zoo dwaas om den trouweloozen tyran te vertrouwen was de Deensche adel niet — werkten niets anders uil, dan dat de opstandelingen hem nu niet alleen haatten, maar ook verachtten; het kleine hoopje van Christiaans aanhangers kromp meer en meer in. De kracht van den vroeger zoo trotschen koning was geheel gebroken, hij durfde geen strijd wagen In aller ijl bracht hij 20 schepen hijeen. Hierop het hij alle oorkonden van waarde, zijne schatten en de kleinoodiën van het rijk inschepen, zijne trouwe raadsvrouw Siegbrit werd, in eene kist verstopt, aan boord gebracht, ten einde haar tegen de woede des volks te beveiligen. Chrisliaan volgde haar met zijne gemalin en zijne kinderen. In April 1523 verliet hij met zijne vloot Kopenhagen, om naar de Nederlanden te vluchten. Hertog Frederik van Holstein werd thans ook door de slenden van Seeland, Funen en Schonen als koning Frederik I erkend. ACHT EN ZEVENTIGSTE HOOFDSTUK. Denemarken. Frederik I. Onderwerping van het land. Omzichtige bevordering van de hervorming. Christiaan II als ijverig protestant. Zijne plotselinge verandering vpii geloofsbelijdenis. Christiaans inval in Noorwegen. Aanvankelijke voordeelen, door hem behaald. Ongelukkige oorlog. Christiaan geeft zich over, onder voorwaarde van vrijgeleide. Woordbreuk van Frederik I. Dood van Frederik I. Twist over de verkiezing van een koning. George Wollenweber en Marcus Meier te Lubeck. Wollenwebers vruchtelooze onderhandelingen met Christiaan III. Oorlog van Lubeck tegen Denemarken. Zegepraal van den aanvoerder der hansesteden, graaf Christoflel van Oldenburg. Lubeck door Christiaan III belegerd. Hij wordt tot koning van Denemarken gekozen. De vrede van Hamburg. Wollenweber en Meier ter dood gebracht. Noorwegen onderworpen. De hervorming met geweld in Denemarken ingevoerd. De macht der geestelijken vernietigd en die des adels verhoogd. Oorlog tegen keizer Karei V. Vrede te Spiers. De laatste levensjaren van Christiaan II. Dood van Christiaan III. Frederik II. Oorlog tegen de Dithmarschen. Het vrije boerenvolk onderworpeu. Zevenjarige oorlog met Zweden. Vreie te Stettin. Peter Oxe. Frederiks binnenlandsch bestuur. Zijn dood. Christiaan IV. Zijn karakter. Zijue regeering. Oorlog met Zweden. De vrede van Siürod. Een staand leger ingevoerd. Binnenlandsch bestuur. Het hof. Wetgeving. Handhaving van het Lutheranisme Vervolging van de katholieken. Al had Frederik I door zijne toegevendheid eene partij des adels voor zich gewonnen, toch verzette nog een deel der burgers en hoeren zich tegen zijne heerschapij. De stad Kopenhagen moest belegerd worden; |de burgers verdedigden zich tot in December; eerst toen zij zagen, dat zij niet op ontzei hadden Ie hopen, besloten zij, hoe ongaarne ook, tol de overgave. Zij hadden ongetwijfeld alle reden om Christiaan II trouw te blijven, want eerst door de begunstiging, welke hij hunne stad verleend had, was deze tot eene der aanzienlijkste handelssteden verheven. Ook Malmoe, dat lang weerstand geboden had, capituleerde: de bevolking van Schonen, die liet langst den verdreven koning trouw gebleven was, moest zich onderwerpen. Hiermede was nu wel de openlijke strijd genoegzaam geëindigd, maar nog volstrekt niet alle gevaar voor Frederik I geweken, om zijn nauwelijks verworven koninkrijk weer te verliezen, want Chrisliaan II spande alle krachten in om zich bij verwante of bevriende vorsten hulp tot de herovering van Denemarken te verschatten; bovendien waren de Denen en Noren op dat tijdstip geene onderdanen, op wier trouw Frederik rekenen kon. Ook op de heerschappij over Zweden had Frederik I aanvankelijk aanspraak gemaakt, doch spoedig begreep hij, dal de onderwerping van dil land zijne krachten, die hij voor de handhaving van zijn gezag over Denemarken noodig had, verre te boven ging: hij sloot met de Zweden een verdrag. Op den adel meende Frederik I te kunnen bouwen. Daarentegen beschouwde hij voortdurend de burgers en boeren als zijue vijanden; velen hunner wenschten dan ook ongetwijfeld de regeering van Christiaan II, die Begunstiging der hervorming. Christiaan II valt in Noorwegen. 1 r/.Vh LnmSr gU"sle" ove,'lad«n .had, vurig terug. Met groote liefde hadden ' „ 1 aangesloten aan de hervorming, die in Denemarken binnen ongeloofelijk iWpL , verbr.md. was' Ten einde hen te winnen, omhelsde Frederik I insgelijks de zaak der hervorming, doch hij ging, gelijk zijn karakter dit medebracht, daarbij zeer bedachtzaam en voorzichtig te werk. Op een rijksen8^ u v r[klaar^ h,ij' (lal hel noodzakelijk was, den protestanten HpIp'Ü' ni" g !J vrlljheid.toe ,e kennen. De katholieke geestelijken lieten zich dit, schoon tegen hun zin, welgevallen, dewijl zij vreesden dal hun tegenstandI den geheten Christiaan II in staat zou stellen terig te keeren, ook £,nn! ,n i me f ?"de.rsteumng van de hervorming zeer tevreden; /.ij 3,1 r Pi verbeurdverklaring van de kerkelijke goederen, waarbij voor de machtige heeren zeker menig vet kluitje overschieten zou en ,IT L!! Ti' .dle verbenrtlvtirklaringen ging Frederik I weder zeer omzichtig mnnnitpnl ' ,e.we,'.k- Dew'J' ve'e kloosters verlaten werden door de 2 ï „„ I nonnen, ,lle Zlch van Jiuiine gelofte ontslagen rekenden, herschiep de koning deze in leenen, van welke hij sommige aan prelaten, andere aan aanzienlijke edelen schonk en voorshands slechts weinige voor zich zelf behield. !,VI. Li ilU|',8f aanlian8ers der hervorming, die, evenals in andere landen. 1,11 F .i a fï"".?'1 a""'n; daden van geweld wilden schuldig maken, inetd frederik I krachtig in bedwang. tanuSe'ïri " bMl in'usschen "iet slil 8ezeten- einde de protesianhan , V'" Dui,scjlland voor zich te winnen, was hij een ijverig kom sten frphniH1 ba<1 met Luther en Melanchtoi, samen¬ komsten gehouden en gedroeg zich als een vurig protestant. Doch al zijne vv.intn Wa? vruchteloos, ja bracht hein zelf schade aan, want keizer Karei V TnPn hpi ri,r; r hervo»™ngsgezinden zwager en ondersteunde hem niet. van Brandpnh r eind?hJk geluk' was • met de hulp van den keurvorst wervpn ,p„ S1 \en ,le," herlog van Brunsw(jk een huurleger aan te b, i ne 1,laa1rm«de een aanval °p Holstein te wagen. was hij niet te hebben uit^edchl 8" Z'J"e S°l(la,en verslrooi,Jen zich, zonder iets al de bisschoppen gevangennemen. Hij hield hen zoolang in hechtenis, toldat ze schriftelijk beloofden van hunne waardigheid afstand te zullen doen, aan de verbetering der kerk geen tegenstand te bieden en koning en rijk onbepaald te gehoorzamen. Bijna allen willigden dien koninklijken eisch in; slechts één hunner bleef standvastig. Hij verklaarde, dat bij noch de rechten der kerk in eenig *) Omtrent het einde dezer beide merkwaardige mannen zegt von Ranmer: "Mftrcns Meier viel den Zweden en Denen, Wollenweber hertog Hendrik van Brnnswyk in handen. Beiden werden in strijd met recht en wet gefolterd en op zeer losse beschuldigingen en afgeperste bekentenissen eerst onthoofd en daarna gevierendeeld. Zij hadden zicli aan «jeen enkele misdaad schuldig yemaakt en hnnne plannen waren wel koen, maar noch zoo onrechtvaardig noch zoo onuitvoerbaar als vele andere, waarover bij eene gunstige wending der zaak de loftrompet gestoken wordt. Wanneer de hanse, die na den dood dezer mannen steeds dieper zonk, door hnnne stoutmoedigheid met nieuwe levenskracht bezield was, wanneer in plaats van de zegevierende vorsten, vrije handelsstaten de meesters van alle Noorsche rijken waren geworden, dan zonden de meeste schrijvers, die Wollenweber nn smaden, hem op even overdrevene wijze geprezen en — gelijk thans over elke lichtzijde — dan over elke schaduwzijde zijner onderneming een sluier geworpen hebben." Vrede te Spiers. Dood van Christiaan II en Christiaan III. ZpiJii' i' 8. Jne overtl,,g'»g handelen wilde. Tol belooniii" voor dit eerbiedwaardig gedrag bleef hij lol zijn dood in den kerker terwijl de andere bisschoppen ontslagen werden. J In Oelober 1530 riep Christiaan III een rijksdag bijeen, van welken echter de geestelijkheid uitgesloten was. Op deze vergadering werd besloten dat alle goederen, die de kerk missen kon, tot dek kin- van de slaaSnld welke' |IerminMTh •?" (le belasli"8en besteed zouden°worden. De macht welke de geestelijkheid vroeger bezeten had. ging op de wereldlijke stenden tri- verkr«eS daardoor zulk eene macht, dat hij voortaan de geestelijken bijna als zijne lijfeigenen beschouwde. In het jaar 1551 moest Chris,laan III eene wet uitvaardigen, waarbij de kinderen van geestelijke?en kosleis van de werkelijke lijfeigenschap werden vrijgesteld. Nog in het jaar doen brengend" ' g® Lykku' llet wa&en een P™»»» 'er dood te In het jaar 1537 liet Christiaan III door Luthers vriend loban Rn.re,, goed gekeurd wa^ln Den^'^ic '''e' ^ d°°r Lu"'er e" Me|anchton goeu0ekuird was, in Denemarken werd ingevoerd. Hiermede was de hervorming tot stand gebracht en ook in Noorwegen werd zij ingevoerd Uiristiaans verdere regeering was tamelijk rustig; kleine oneenisheden dfLn werde" Ult dei1 weS geruimd, alleen met keizer Karei V die ondersteunde" bral pallS8raaf lF"'lll'nk' ,l,!" schoonzoon van Christiaan II. iaar Si mi, i 8 eT', 00IU?8. "ï1* waaraan de vrede te Spiers. in liet Christin II iin . maakle' Cl"',stl?an 111 S|0I1(I aan de dochters van konin.' voor yfrh ,ir haai:. ranS passend jaargeld toe en nadat de onttroonde króón0 af tan,I T T ZIJI"' e1rfo<-namen van de Deensche en de Zweedsche werd naar i, I i . fdaan0n(lerv0ll0, ontsliep hij in het 37e jaar zijner regeering. EEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Zweden. Erich XIV. Gelukkige toestand van Zweden bij zijne komst op den troon. Erirhs karakter. Het testament van Gustaaf Wasa. Verdeeling van het rijk. Rijksdag te Arboga. Goed begin van Erichs regeering. Göran Persson. Carina Mans. Huwelijksplannen. Oorlog tegen Frederik II van Denemarken. Poolsche oorlog. Verbond met Rusland. Huwelijk van Johan met Catharina van Polen. Strijd van Erich tegen zijn broeder Johan. Johans gevangenschap. Erichs vijandige gezindheid jegens deu adel. Groot aantal doodvonnissen. Erichs onrechtvaardigheid jegens Niels Sture. l)e zoogcmaamde samenzwering van Sture. Inhechtenisneming vau de gewaande samenzweerders. De rijksdag te Upsala. Erichs wreedheid. Zijn waanzin. Bevrijding van hertog Johan. 's Konings huwelijk met Carina Mans. Opstand der hertogen Johan en Karei. Belegering vau Stokholm. Opstand in Stokholm. Gevangenschap en dood van Göran Persson. Erich XIV afgezet, gevangengenomen en vergiftigd. Erich XIV, de oudste zoon van Gustaaf Wasa uit diens eerste huwelijk, volgde zijn vader zonder eenigen tegensland te ontmoeten in de regeering op. Hij vond een land, dat in vrede levend met zijne naburen zich van de vroegere oorlogsstormen hersteld had en in een toestand van voorspoed en welvaart verkeerde, zooals tot dusver den Zweden onbekend was geweest. Erich was een jonkman — hij telde nog geen 27 jaar — van den heerlijksten aanleg. Schoon, bedreven in alle ridderlijke oefeningen, welbespraakt, geestig en zeer ontwikkeld, — hij kende onderscheiden talen, was dichter, Streckfuss. V. 42 Gnstaats testament. Begin vnn F.rirhs re<*eering. toonkunstenaar en schilder en was niet onbedreven in de sterrenkunde en in de toen daarmee vereenigde astrologie — scheen hij bestemd om een waarlijk groot vorst te worden. Doch helaas! tegenover die goede hoedanigheden stonden ook zeer slechte; hij was wispelturig, wantrouwend, verkwistend en — wat het ergste was — zoo hartstochtelijk driftig, dat de toorn hem menigmaal aan de grenzen van den waanzin bracht. Reeds als troonopvolger had hij een ruw en losbandig leven geleid en zich omringd met menschen, die zijne hartstochten vleiden; zijn meest vertrouwde raadsman was een zekere Göran Persson, een gewetenloos mensch, bovendien hadden eenige Franschen, vooral zijn vroegere leermeester, Denis Burrev (gewoonlijk Dionysius Burreüs genaamd), een grooten invloed op hem. Gustaaf Wasa meende, dal Erich nog bij zijn leven begeerige blikken op de kroon wierp en weifelde — naar inen zegt — langen lijd, of hij hem niet gevangennemen en voor het gericht stellen moest. Dit gebeurde wel niet, maar een onverzoenlijk wantrouwen legen zijn oudsten zoon had in de ziel van Gustaaf Wasa post gevat; hij vreesde, dat Erich zich door een slecht bestuur gehaat zou maken en zelf den Zweedschen grooten. die nog altijd naijverig waren op de koninklijke macht, de wapenen verschatten zou om hem van den troon Ie stoolen. Ten einde deze allhans voor zijn geslacht te behouden, maakte Gustaaf Wasa in zijn testament noodlottige bepalingen, die ten doel hadden om zijn overigen zonen eene plaats in het rijk Ie verschaffen, welke hen ver boven den overigen adel verhief. Hij schonk hun erfelijke hertogdommen. die zij in afhankelijkheid van hun oudsten broeder als leenheer, doch overigens met schier onbeperkte hertogelijke macht zouden besturen. Johan kreeg Finland, Magnus Oostgothland, Karei Südermannland. Door die verdeeling legde hij de kiemen van een ongelukkigen broederoorlog. Nauwelijks had Erich de regeering aanvaard, of hij begreep reeds dat zijne verhouding tegenover zijne broeders niet met de waardigheid eens konings overeen Ie brengen was. Dit zagen ook de slenden des rijks in, die hij den la1'" April 1561 te Arboga bijeenriep; zij maakten bepalingen om de macht der hertogen le beperken en de broeders moesten zich onderwerpen. Het begin van Erichs regeering wekle bij zijne onderdanen de schoonste verwachtingen op. Hij was zeer werkzaam en trachtte zich door eigen onderzoek grondig van den toestand des rijks le vergewissen. Eene reeks van goede verordeningen, grootendeels ten gunste van de burgers en hoeren, werd uitgevaardigd, ook de protestanten vonden bij den koning krachlige bescherming. Hij liet bekend maken, dat zijn rijk een toevluchtsoord zou zijn voor allen, die ter wille van den godsdienst vervolgd werden. Vele Fransche Calvinisten begaven zich derhalve op de roepslem van hun landgenoot Diouvsius Burreüs naar Zweden en vonden hier bescherming. Hoewel de voor den burger- en boerenstand zoo gunstige verordeningen van Erich den edelen zeer mishaagden, hoewel dezen het zeer ongaarne zagen, dal de beruchte vijand des adels, Göran Persson, nog altijd 's konings eerste raadsman was, lieten zij zich toch door eenige maatregelen, in hun belang genomen, weer tevreden ' stellen. Vele aanzienlijke edelen werden lot graven en vrijheeren benoemd en anderen tot ridders geslagen. De luisler, aan hun nieuwen rang verbonden, en het leven aan hel schitterende, verkwistende hof verzoende hen met den voor de burgers zoo vriendelijken koning, die den adel ook daardoor voor zich wist te winnen, dat hij hun de goederen teruggaf, welke hun onder zijns vaders regeering wederrechtelijk waren ontnomen. Erichs wispelturigheid kwam eerst recht aan het licht bij zijne pogingen om een huwelijk overeenkomstig zijn stand te sluiten. Hoewel hij een schoon en beminlijk meisje uit een lageren stand, Catharina of — gelijk ze gewoonlijk genoemd werd — Carina Mans, innig liefhad, zag hij toch onder de Europeesche vorstinnen naar een gemalin om. Hij dong le gelijker tijd naar de hand van Elisabeth van Engeland, van Maria Stuart van Schotland, van Renala van Opstand en gevangenschap van hertog Johan Lotharingen, die als kleindochter van Christiaan II van Denemarken diens aanspraken op de Noorsche rijken geërfd had, en eindelijk naar die van Christina van Hessen. Voor al deze aanzoeken, die geheel vruchteloos bleven, verkwistte Erich fabelachtige sommen, dewijl hij hiertoe bel ééne schitterende gezantschap na het andere afvaardigde. Zwaarder otters werden aan het land opgelegd door twee oorlogen, een met Polen en een met Denemarken, welke Erich voerde. De Deensclie oorlog werd, gelijk onze lezers zich herinneren, veroorzaakt dooi de aanspraken. welke Frederik II van Denemarken op den ZweeJschen troon deed gelden, waarbij hij zelfs bet Zweedsche wapen weder aannam. De aanleiding lol den oorlog met Polen lag in geschillen over bezittingen in Lijtland en hslbtand. De Russische Czaar Iwan II Wasiliewitsch voerde oorlog met de ridders der Duitscbe orde in Lijtland. De grootmeester Keltler zoclil hulp bij 1 olen, Denemarken en Zweden. De stad Reval stelde zich vrijwillig onder bescherming van Ericli en nam Zweedsche bezetting in. Het grootste deel van Eslhland volgde dit voorbeeld. Hiertegen brachten Polen en Denemarken bezwaren in; het kwam tot een oorlog, waarbij Rusland en Zweden gemeenschappelijk tegen de Denen. Polen en banseaten streden. De verschillende veldslagen in deze oorlogen boezemen ons geene belangstelling in; wij merken alleen op. dat Erich in den strijd tegen de Denen zich niet door veldheerstalenten, maar wel door eene onmenschelijke wreedheid onderscheidde. . , De I'oolsche oorlog zou voor Erich noodlottig worden, wijl hij aanleiding gaf lot groote oneenigheid tusschen hem en zijn broeder Johan. De beide broeders hadden nooit in eene recht vriendschappelijke betrekking tot elkander gestaan; de onnatuurlijke verhouding, waarin Johan door het testament zijns vaders geplaatst was, bevorderde natuurlijk zijne buitendien reeds sterke neiging om zich geheel onafhankelijk Ie maken. De vijanden van zijn koninklijken broeder beschouwde hij als zijne natuurlijke vilenden en tegen Erichs wil was hij den V" October Iofi2 met Cathanna, de dochter van koning Sigismund van Polen, iu den echt gelreden. Johan stond in openlijke verbintenis met de vijanden des lands; hij ontving daarom in last zich naar Slokholm te begeven, ten einde zich te verantwoorden. Doch iu plaats van te igehoorzamen, liel hij de afgevaardigden des konings gevangennemen. Te gelijker tijd riep hij de Finnen tol verdediging van bet land op en zocht hij hulp bij de Polen. Mei het volste recht, werd hij overeenkomstig de Zweedsche wetten dooi de stenden te Stokholm ter dood veroordeeld, tenzij de koning genade sooi recht wilde laten gelden. ..... • . . i Wel riep Johan zijne vazallen ten strijde, doch hij was niet sterk genoeg om den koning lang het hoofd te bieden; den 12"" Augustus !.)(>•) moest hij zich gevangen geven; hij werd naar Gripsholm gevoerd en daar ingekerkerd. Zijne gemalin volgde hem derwaarts, hoewel Göran Persson haar een koninklijk slot lol verblijfplaats aanbood; tol eenig antwoord wees zij hem op het opschrift van haar trouwring: «Geen dan de dood.' Erich liet tegenover zijn broeder genade voor recht gelden, en liet hem in de gevangenis niet onvriendelijk behandelen. Persson waarschuwde den koning voor de wraak zijns broeders; alleen wanneer het gevelde doodvonnis aan dezen voltrokken werd. meende hij. was er van die zijde geen gevaar te duchten. Doch Erich durfde dien raad niet opvolgen. Hij vreesde zijn broeder wel, doch kon niet besluiten, diens bloed te vergieten. Hij werd geslingerd tusschen het opzien tegen een broedermoord en de vrees voor de gevolgen zijner zachtmoedigheid. . Van Johans inhechtenisneming dagteekenl een geheele ommekeer in Erichs leven. Toen hij zag. dat zijn broeder onder den adel vele vrienden telde, werd zijne ziel met een diep geworteld wantrouwen jegens die vrienden Erichs achterdocht en wreedheid. Niels Sture. vervuld en gedroeg hij zich legen den adel zeer vijandig. Somtijds schreef hij een rijksdag uit. zonder de edelen op Ie roepen, en hij omringde zich met nietswaardige gunstelingen. Göran Persson werd hijna alvermogend. Erich werd gekweld door eene ziekelijke, schier waanzinnige vrees voor verraad. Openlijk spoorde hij zijne onderdanen lol hel indienen van aanklachten aan; in het geheele land onderhield hij spionnen, die op hoogverraders loerden. Aan hun hoofJ stond Göran Persson. Ken afzonderlijk gerechtshof werd opgericht, waarbij Göran Persson als aanklager optrad en Tegen de vrienden en dienaren van Johan wegens geringe vergrijpen een aantal doodvonnissen uitlokte. 's Konings stemming werd steeds somberder en woester, hoe meer bloed hij vergoot, en zijn wantrouwen groeide met den dag aan. Nadat eerst alleen de ondergeschikte dienaren zijns broeders ter dood veroordeeld waren, keerde zijne woede zich ook legen de aanzienlijkste edelen, inzonderheid legen Niels Sture. den zoon van graaf Svante Sture. Erich meende bij zijne astrologische waarnemingen in de sterren gelezen te hebben, dat een man met blonde baren hem de kroon ontrukken zou. Dit kenteeken, dat zoowel hertog Johan als Niels Sture gelden kon, was voldoende om zijne achlerdocht jegens Niets, zijn voormaligen gunsteling, gaande te maken. Onder voorwendsel, dat Niels Sture in den oorlog een bevel van den koning niet stipt had opgevolgd, werd hij door Göran Persson aangeklaagd en door het gerechtshof, dat steeds overeenkomstig 's konings wil vonniste, ter dood veroordeeld. Krielt schold hem wel de doodstraf kwijt, maar zijne genade was bijna nog erger dan de straf. Geijer schetst ons bet lot van Niels Sture: »Op een ellendig paard en met een met leer hestreken strookrans op het hoofd voerde men hem door de straten van Stokholm. terwijl men voor hem uitriep : »Hier ziet men een verrader van het rijk !" De soldaten gaven luide hun misnoegen te kennen en riepen, dal hij zich tegenover den vijand als een tlink Zweed gedragen bad. In een aanval van angst schonk de koning hem vervolgens zijne gunst terug, hij verbood op slralle des doods van bel gebeurde verder melding Ie maken en zond hem in aller ijl bet land uil als gezant aan prinses Renata van Lotharingen. Over den smaad, hem aangedaan, schreef Niels Sture aan zijne ouders: »Ik dronk in Stokholm eene teug. die mijne zinnen, mijne vreugde en al mijn geluk in deze wereld verstoord heeft," en over de herstelling zijner eer: »Ik hoop mij eenmaal met iets anders dan met brief en zegel Ie kunnen verdedigen." Of Niels Sture inderdaad het plan heeft gekoesterd om zich te wreken, welen we niet met zekerheid; alleen dit slaat vast. dat de koning, die steeds tusschen lafhartige vrees en bloeddorstige woede, geslingerd werd, hem dit voornemen toeschreef en niet slechts aan hem maar aan al zijne bloedverwanten en vrienden. Thans woedde bij legen de dienaren van liet buis Sture, gelijk vroeger legen die van hertog Johan. Ouder anderen werd in Januari 1507 een ongelukkige dienstman van Svante Sture veroordeeld en ter dood gebracht, alleen omdat hij met een vuurroer in de hand den koning op straal was tegengekomen. Erich hield zich overtuigd, dat de Stures aan het hoofd stonden van eene legen zijn leven gesmede samenzwering en hij besloot hen te voorkomen. Met dat doel riep bij een rijksdag le Stokholm bijeen en noodigde die heeren. op wie in zijn oog de zwaarste verdenking rustte, door bijzonder genadige brieven uil om hem op Svarlsjö, waar bij zich ophield, een bezoek te brengen. De ineesten verschenen en onder dezen ook Svante Sture en zijn zoon Erich. Niels Sture was nog niel van zijne reis teruggekeerd. De gewaande samenzweerders werden gevangengenomen en voor het gerecht gelrokken, terwijl Erich iu Stokholm bij trommelslag bekend liel maken, dal ten gevolge van de ontdekking van verraderlijke aanslagen de Rechtsgeding van de Stures en hunne vrienden. Niels Sture vermoord. rijksdag naar Upsala verlegd werd, waar hij den 18" Mei lh(>7 bijeen- k0m^3ver°het rechtsgeding van de Stures en hunne vrienden ligt een ondoordringbare sluier. Dat Erichs slaafsche rechters de Stures veroordeelden, bewust niets. Het proces was nog hangende en niet meer dan twee aangeklaagden. maar niet de Stures zelf veroordeed toen Erich beval, de gevangenen naar Upsala te brengen, werwaarts ook hij zich tot het bijwonen van dt?n rijksdag l)623f. « De koning verkeerde in zulk een geprikkelden en overspannen toestand, dat hij tegenover de stenden zijne gewone welbespraaktheid verloor. Toen hij hun liet vermeende verraad van Niels Sture en zijne vrienden wilde mededeelen, bleef hij steken en toen zich nu in de vergadering een duidelijk verstaanbaar gemompel van misnoegen deed liooren, en daar zelfs een onïiei\spellend geraas ontstond, verwijderde hij zich in aller ijl. Hij liet aan zijn net rouwen Göran Persson en aan Dionysius Burreus de verdere behandeling van de zaak over, dewijl hij thans vreesde, dat ook de aanwezige leden van den rijksdag in de samenzwering betrokken waren. Zijne vrees nam toe, toen Niels Sture den 21- Mei van zijne reis terugkwam. Dat dit een bewijs voor de onschuld van den verdachte was, kwam niet bij Erich op. Zelfs toen Niels Sture zich zonder hel minste verzet naar de gevangenis begaf, verdween 's konings somber wantrouwen met. Deze overspannen toestand verergerde met den dag, en klom tot waanzin, toen eensklaps aan den avond van den 24- Mei het gerucht verbreid werd, dat hertog Jolian uit zijne gevangenis ontsnapt was en zich aan he hookt van al des konings vijanden zou stellen. Hierover geraakte Encli, vooral ten gevolge van Perssons aanhitsing, in zulk eenedrifl.dat hij slechts door enkele dienaren vergezeld, naar de gevangenis van den jongen Niels Sture snelde-, hem een verrader schold, en hem zonder acht te slaan op de deemoedige beden, welke Niels op zijne knieën tol hem richtte, met een dolk door den arm stak Oogenblikkelijk trok Sture den dolk uit de wond. wischte het bloed van het wapen af, kuste het en reikte hel den koning over, terwijl Inj te gelijk om een Gerechtelijk verhoor en om tijd voor zijne verdediging smeekte. Zonder door dit edel en zachtmoedig gedrag in liet minst gel rotten te zijn, bracht Erich den gevangene eene tweede wond toe en liet luj hem vervolpens een der manschappen zijner lijfwacht, Pehr Wiljumson, dooden. Nauwelijks was dit geschied, of de koning werd zoozeer dooi berouw en wanhoop over die daad aangegrepen, «lat hij naar den vader van den vermoorde, den ouden «raaf Svante Sture, snelde, zich voor hem op de knieën wierp en hem om Gods wil smeekte, »hem het onrecht te vergeven, waarvan hij nog niets wjst." _ „Genadigste heer", antwoordde Sture, bitter schreiend, «gaaine wil ik u alles vergeven, mits mijn zoon slechts in hel leven gespaard worde, want hiervoor zoudt gij mij voor God rekenschap moeten geven Zoo afgewezen snelde de koning verder, hij ontmoette den stadhouder (Jin^tiaan Pederson en den bisschop van Calmar en verhaalde hun wat hij gedaan had. „Heer" — zeide de eerste - «deze daad zal men nooit u vergeven of vergeten: evengoed hadt gij allen kunnen ombrengen. — «Dat is ook beter, antwoordde de koning, «dan zich op valsche mannen te verlaten. Luie gans snatert niet meer. wanneer de kop er af is. Zoo verhaalt. Raumer ons de geschiedenis van den schandelijken moord. Erich snelde, slechts door eenige trawanten vergezeld, in blinde razernij de stad uit. Onderweg zond hij een zijner volgelingen terug met liet bevel, dal de provoost Peter Gadd alle gevangenen, met uitzondering van heei Sten Sture, moest laten ter dood brengen. Dewijl er onder de g«v»npii ï waren, die den naa.n Sten Sture droegen liet de provoost .^ïden in liet leveu. De overige vier gevangenen: Svante Sture, zijn zoon Euch, Abiaham Stenbock en Iwar Iwarsson, werden omgebracht. Erichs waanzin. Hertog Johan in vrijheid. Broederkrijg. Ten einde aan den moord allhans een schijn van wettigheid le geven, eischle Göran Persson van de stenden de goedkeuring van het doodvonnis. Het ongeloofelijke geschiedde, de stenden lieten zich door dwang en bedreiging overhalen om hunne goedkeuring te verleenen. Inlusschen vlood de koning als een waanzinnige door bosch en veld. Zijn leermeester en vriend Dionysius Burreüs snelde hem na, om hem tot bedaren le brengen, doch hij moest deze. poging met den dood bekoopen. Op Erichs bevel werd hij door een van diens trawanten neergestooten. Eindelijk liet de waanzinnige ook zijn laatsten volgeling achter: alleen zwierf hij rond. Den derden dag na den moord trollen eenige boeren hem in een dorpje aan; zij herkenden hem en riepen de lieden van zijn gevolg. In zijn waanzin zeide hij, dat hij geen koning was, dal hij, evenals Nero, zijn leermeester vermoord had en dat Niels Sture rijksbestuurder was. Hij was niet te bewegen om iets te elen noch om rust le nemen; eerst toen zijne geliefde Carina Mans bij hem kwam, werd hij kalmer. Hare liefkoozingen brachten hem lot bedaren, hij liet zich eerst naar Upsala en vervolgens naar Stokholm brengen. In de eerstvolgende maanden liet Erich de regeering geheel aan de rijksraden over, daar heldere oogenblikken bij hem afwisselden met uitbarstingen van waanzin. In dien laatsten toestand wilde hij niet gelooven, dat hij nog koning was. Wanneer zijn versland terugkeerde, onderteekende hij alles wat men hem voorlegde. Hij stond toe. dat het vonnis, over de ter dood gebrachten geveld, herroepen werd en dat men den lijken eene eervolle begrafenis schonk. Göran Persson werd aan hel gerecht overgeleverd en ter dood veroordeeld, hoewel hij het bewijs leverde, dat hij altijd uitsluitend op bevel des konings gehandeld had; aan de bloedverwanten der vermoorden en aan de aanzienlijkste leden der stenden werden groote geldsommen uitgedeeld, hertog Jolian herkreeg zijne vrijheid, nadat bij zich onder eede had verbonden om den koning in alles trouw le zijn. Doch niet lang duurde die toestand; langzamerhand keerde Erichs gezondheid terug en nu nam hij al zijne oude gewoonten weder aan. Aan Perssons doodvonnis onthield hij zijne bekrachtiging, en hij herstelde zijn dienaar weer geheel in zijne gunst. Meer dan één maatregel, in de dagen zijner ziekte genomen, verklaarde hij voor niet geldig, meer dan ééne schenking in geld trok hij in. Den 4cn Juli 1568 huwde hij zijne geliefde Carina Mans en liet baar binnen Stokholm als koningin kronen. Hierdoor beleedigde hij zijn broeder Johan, die zijn opvolger hoopte te worden, doodelijk, en ook zijn jongste broeder Karei, de hertog van Südermannland, sloot zich Ihans bij Johan aan. De beide broeders vatten de wapenen op tegen hel «tyranniek bestuur van koning Erich en Göran Persson." Zij riepen hunne aanhangers op en nu bleek, dal bijna de geheele adel de regeering van Erich moede was. Weldra stonden zij aan het hoofd eener indrukwekkende macht; de koninklijke troepen, die hun te gemoet waren gezonden, werden verslagen of liepen tot lien over. Toen Erich het eerste bericht van den opstand zijner broeders ontving, werd hij wanhopig; slechts mei moeite konden zij, die hem omringden, hem van een zelfmoord terughouden; hij wilde zich om het leven brengen door zijne aderen le openen. Eerst trachtte hij den weg van vreedzame onderhandelingen in te slaan, doch zij werden van de hand gewezen, omdat men zijn woord niet vertrouwen kon; hierop daagde hij zijn broeder Karei tol een tweegevecht uil, natuurlijk zonder gevolg; eindelijk plaatste hij zich aan het hoofd van zijne trouwgebleven manschappen, om voor zijne kroon te strijden. Den 17" September 1568 verschenen de opstandelingen voor Stokholm en legerden zich op de Rörslrandsweide. Toen Göran Persson van het slot hunne vanen zag wapperen, zeide hij tol den koning: «Indien gij vroeger mijn raad hadt opgevolgd, genadige heer, en hertog Johan naar luid van het Dood van Giïran Persson. Erich afgezet en vergiftigd. over hem gevelde vonnis liet hool'd voor de voeten liadt laten leggen, dan Z°U Erich'^zag0llia^in, dalmijn gunsteling gelijk had, maar het was le taal. Zijn lot zou spoedig beslist zijn. Ook Ie Stok hol m was hij niet langer veilig. De burgerij kwam in opstand legen den gehaten Goran Persson zij diens huis en wilde daar met geweld binnendringen Erich snelde l em Ier hul en verzekerde der oproerige menigte, dat Göran Persson onschuldig wa0 tn steeds op des konings bevel had gehandeld, en hij eischte van het volk. dat het zijn vorst trouw zou zijn, maar zijne woorden vonden geen ingang, hij moest in hel slot terugkeeren. „n,,lnb, Pn .nel 7Üne Göran Persson, die zich verborgen had, weid ontdekt ui me zjne moeder aan de hertogen uitgeleverd. Dezen namen op hem eene schandelijke wraak zij lieten hem eerst eenigen lijd folteren en vervolgens op eene afschuwelijk langzame wijze ter dood brengen. Zijn lijk werd ondei de muren van den koninklijken burg op het rad gelegd, opdat Erich het steeds onder dB ^"mTde^S' Göran Persson, die Ie paard de s^ve^smarten van haar zoon had moeien aanschouwen, bracht zich zelf om het leven. Mei stiet een paal door haar lichaam en wierp haar vervolgens in een moeras. AUes waïverloren! Erich kon zich dit niet langer ontveinzen nadat hij een tijdlang een dapperen tegenstand geboden had. Eindelijk gat Inj zich aan ziin broeder Karei, op belofte van lijfsbehoud, o\er. De hertogen stelden den gevangen koning in den aanvang van hel I jaar . P _i_. \fui iTrnnit» wp.lhpsnraaktheid droes hrïcn intiU voor nei gereciu uei muuucu. , zjine verdediging voor, die te gelijk eene heftige aanklacht tegen hertog Johan ffelsde Toen° deze hem met den uitroep: »Gij zijl krankzinnig! in de rede viei, antwoordde hij scherp: »Ja, ik was het eens, op den dag namelijk, waaron ik u uil de gevangenschap ontsloeg. , . . „ Erich had zich al te gehaat gemaakt, om door zijne welsprekende woorden no" eenigen gnnstigen invloed op de beslissing van zijn lol te kunnen uitoefenen °De stenden bekrachtigden zijne afzetting, sloten zijne kindeien van de troonopvolging uit en veroordeelden hem lot eene levenslange, maar vorstelijke gevlngenschap, dewijl hij als een trouwloos dwingeland naar het leven en de bezittingen van onschuldigen gestaan, dezen zonder genai L moord, de Zweedsche wetten geschonden vorstelijke en adel\^e l n gekrenkt, de uitroeiing van den Zweedschen adel beoogd en dooreen onwaardia huwelijk zijne vorstelijke afkomst geschandvlekt had. De Zie koning werd in de gevangenis geworpen en daar met de schandelijkste wreedheid behandeld. Hij mocht zijne geliefde gemalin in den beginne slechts zelden, later zelfs in het geheel niet. meer zien; ,men sl«pte hem van slot tot slol, wijl zijn achterdochtige broeder vieesde, dat hij door züne aanhangers met geweld bevrijd worden zou. Van een,ge bisschoppen «i rijksraden wist Johan eene oorkonde te verkrijgen welke onder anderen door den grijzen aartsbisschop Laurenlius Petn werd onderleekend waarin bepaald werd, dat in geval van oproer of samenzwering Erichs verder gespaard, maar hij naar verdienste gestraft moesLwwden. Aan oproeren en samenzweringen was er na Erichs afzetting in ^weueu aeen gebrek. De rijksraad herhaalde daarom den 10"" Maart la7o ll0See"® £ besluit doch in weerwil hiervan verliepen er nog twee jaren, eer het uitgevoerd werd. Men diende Erich eindelijk in eene erwtensoep se.gif to , waaraan hij in den nacht van den 26- Februari 1577 sliert. TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK Zweden. Johau III. Zijn karakter. Begunstiging van den adel. Slechte regeering. Oproeren. Johans neiging tot het katholicisme. Sigismunds opvoeding. Sigusmund tot koning van Polen verkozen. Oorlog met Rusland Treurige toestand van Zweden. Dood van Johan III. Koning Sigismund. Zijn karakter. Karei van Südermannland rijksbestuurder. De kerkvergadering te Upsala. Sigismund in Zweden. Oneenigheden tusschen den rijksbestuurder, den rijksraad en den koning. Rijksdag te Süderköpiug. Pogingen tot uitroeiing van het katholicisme. Karei doet afstand van zijne waardigheid. Kijksdag te Arboga. Slag bij het Stangebro. Verdrag van Liuköping. Woordbreuk en vlucht des koniugs naar Polen. W n'edheid van hertog Karei. Proces der rijksraden. Erich Goransson Tegel. Sigismund afgezet en Karei verkozen. Karei IX en het verdrag van Norköping. Oorlogen met Polen, Ruslaud en Denemarken. Voorspoedige regeeriug va . Kare). De boerenkrijg. Dood van Karei IX. De beide broeders Johan en Karei hadden zich gedurende den opstand legen koning Erich gemeenschappelijk laten huldigen. De derde broeder, hertog Magnus, kwam niet in aanmerking, dewijl hij reeds gedurende Erichs regeering krankzinnig geworden was. Na Erichs onttroning begeerde het volk, dat de koninklijke macht weer in ééne hand vereen igd zou worden; de rijksraad droeg haar op aan Johan, de stenden bekrachtigden dat besluit en Karei, hoewel ontevreden, wijl zijn broeder de vruchten van den opstand alleen inoogstte, moest het zich wel laten welgevallen, dat Johan koning werd; iulusschen genoot hij in zijn hertogdom eene grooter male van onafhankelijkheid dan vroeger. Johan III onderscheidde zich niet door uitstekende geestesgaven. Hij had wel \eel geleerd — Inj sprak Duitsch, Engelsch, Ilahaansch. Poolsch en Latijn en was niet onervaren in hel Fransch en het Grieksch — maar zijne kennis miste alle mogelijke orde en grondigheid. Hij wilde gaarne voor een krachtig vorst doorgaan, maar was niets anders dan eigenzinnig en heftig. Tegenover Erich legde hij dikwijls eene groote mate van wantrouwen en willekeur aan den dag, hoewel hij niet zoo wreed was als zijn halfwaanzinnige broeder. Met de hulp der edelen had hij Erich van den troon gestooten. De hoeren en burgers dachten voor een deel nog met ingenomenheid aan dezen vorst, dien zij den vijand des adels noemden; daarom moest Johan. althans zoolang Erich leefde, steun zoeken bij de edelen, om zijne macht te versterken. Hij breidde hel aantal graven en vrijheeren uil en schonk den adel belangrijke voorrechten. Wekte hij reeds hierdoor het misnoegen der boeren en burgers op, dit misnoegen werd nog verhoogd door vele andere slechte regeeringsmaatregelen, door zijne kostbare bouwwerken, waaraan hij groote schatten verkwistte, door de invoering van eene slechte munt, door wanorde in het bestuur en door vele willekeurige verordeningen, die het volk een zwaren last oplegden. Doch het meest maakte hij zich bij zijne onderdanen, in wier gemoed de hervorming Slecht bestuur van Johan III. Zijn overgang tot liet katholicisme. reeds diepe wortelen gescholen had, gehaat door zijne overhelling lot het katholicisme. _ , , . ,. . Deze weinige ingenomenheid des volks met Johan deed een aantal kleine oproeren en samenzweringen ontslaan, die wel spoedig onderdrukt werden, doch de vergiftiging van Erich len gevolge hadden. Johan liet zich door den tegenstand, welken zijne godsdienstige richting in het land ontmoette, niet van den ingeslagen weg afbrengen. Zijn zoon Siuismund, dien hij eens den troon van Polen hoopte te zien beklimmen, "af hij reeds daarom eene geheel katholieke opvoeding. Al ging hij ook niet openlijk tot het katholicisme over, toch begunstigde hij hel in alle opzichten. Hij liet toe, dat zich in Zweden Jezuïeten vestigden, die deels als Lutliersche predikers vermomd den Lutherschen godsdienst trachtten te ondermijnen, deels met invloedrijke ambten bekleed werden. Een geheel katholieke liturgie werd ingevoerd en alle predikers, die zich aan het koninklijk bevel niet wilden onderwerpen werden óf door zware straffen daartoe genoodzaakt öt afgezet. De Jezuïet Possevin, die onder den titel van keizerlijk gezant 111 Zweden optrad maar inderdaad een gezant des pausen was, wist het zoover te brengen, dat Johan den 16"° Mei 1578 openlijk de Lutliersche leer afzwoer en de katholieke geloofsbelijdenis omhelsde. , Groot was het gevaar, dat het protestantisme in Zweden bedreigde. Reeds vreesde het volk, dat de koning nog doortastender maatregelen ten gunste van het katholicisme nemen, ja zelfs tot hel vervolgen van de ketters overgaan zou Alleen op hertog Karei van Südermannland, den machtigen broeder van Johan, die als verdediger van het Lutheranisme opgetreden was, had liet volk al zijne hoop gevestigd; maar toch kwam de redding uit dien nood van eene andere zijde. _ .. . . . In het jaar 1583 stierf Johans gemalin, koningin Catharina; zij had de katholieke neigingen van haar gemaal krachtig gevoed; na haar dood begon zijn ijver op dit punt reeds te verslappen en toen bij in Februari 4585 met Gunnilla Bjelke, de 16jarige dochter van den rijksraad Johan Bjelke, in den echt trad. nam hij op aansporing van de jonge koningin, die eene vurige protestante was, tegenover de katholieken zelfs eene vijandige houding aan. Wel handhaafde hij de eenmaal ingevoerde liturgie, soms zelfs met geweld, maar den Jezuïeten werd het verblijf in het land ontzegd en meer dan één prediker, die openlijk tot het katholicisme was overgegaan, moest zijn ambt neerleggen. Een lievelingsplan des konings, door hein van het begin zijner regeering af "ekoesterd, was de verheffing van zijn zoon Sigismund op den Poolschen troon Toen in het jaar 1586 door den dood van koning Stephanus Bathory deze troon ledig stond, zag hij zich de gelegenheid tot vervulling van dien wensch aangeboden. Stephanus' weduwe, koningin Anna, was eene zuster van de overleden Catharina, de moeder van Sigismund. Zij bevorderde krachtig de belangen van haar neef en toen de Zweedsche gezanten, Erich Sparreen Erich Brahe, hunne volmacht overschrijdende, den afstand van Lijfland aan Polen toezegden, kreeg de verkiezing van Sigismund haar beslag. De vereeniging van de beide koninkrijken Zweden en Polen, door middel van eene persoonlijke unie scheen door de verkiezing van den Zvveedschen troonopvolger tot koning van Polen verzekerd. De op zich zelf reeds weinig zegenrijke regeering van Johan III werd voor het Zweedsche volk nog verderfelijker door de aanhoudende buitenlandsche oorlogen. Wel maakte de vrede van Steltin in het jaar la70 op eene voor Zweden niet onvoordeelige wijze een einde aan den oorlog met Denemarken, doch aan den anderen kant brak een veeljarige krijg over de Oostzee-provinciën met Rusland uit. In het begin waren de Zweden zoo ongelukkig, dat in het jaar 157!? Reval de eenige stad was, welke zij nog bezet hielden en de Russen zelfs diep in Finland doordrongen en dat gewest te vuur en te zwaard ver- Dood van Johan III. Koning Sigismnnd. Hertog Karei rijksbestuurder. woesllen. Doch daarna keerde de krijgskrans; de Zweden behaalden onder de la Gardië de eene overwinning na de andere, zij heroverden alles wat zij in Lijlland verloren hadden, overschreden de Russische grenzen, namen Narva stormenderhand in en veroverden Irtgermannland met zijne vestingen. Met afwisselend geluk werd de strijd voortgezet; meer dan eens zag Johan zich de gelegenheid aangeboden om een voordeeligen vrede te sluiten, waarnaar het geheele Zweedsche volk vurig verlangde, doch zijne eerzucht spoorde hem tot voortzetting van den strijd aan. Welke wrange vruchten de oorlog den Zweden opleverde en hoe vurig dezen naar den vrede verlangden, blijkt uit een vertoog, dat de rijksraad in het jaar 1589 bij den koning indiende. Daarin werd gewezen op de drukkende belastingen, gedurende den 28jarigen oorlog door het volk in steeds klimmende mate en onder allerlei vormen, dikwijls op bevel van kamerdienaars en keukenschrijvers opgebracht. Gedurende de laatste drie rampspoedige jaren — zoo heette het verder in dat stuk — waren de paarden en runderen van vele lieden van honger omgekomen; meer dan één gezin had door de jaarlijks terugkeerende lichtingen drie, ja vier zonen verloren. Wel was meer dan eens verlichting van lasten toegezegd, maar die belofte was nooit gehouden. De slechte en verkwistende wijze, waarop de belastingen door liet hof besteed werden, zonder eenige orde of eerlijkheid, en de groote bouwkundige ondernemingen (het bouwen van burchten en kerken) vermeerderden de armoede des volks zóó, dat waar vroeger weiden en akkers waren, thans groote bosschen groeiden, en vele vroeger welvarende boeren thans met staf en bedelzak rondliepen. Van de steden lag het derde deel woest, onder de geestelijkheid heerschte tweespalt ter zake van de liturgie, het leger, zonder soldij in een vreemd land aan honger en naaktheid prijsgegeven, was den oorlog moede. Vrede was de eerste en dringendste behoefte van het rijk, weshalve deze thans met Rusland gesloten moest worden, nu de vijand daartoe geneigd was. Johan was voor dit, evenals voor elk verstandig vertoog ontoegankelijk: de oorlog werd voortgezet. Johans ellendige regeering eindigde in het jaar 1592. Hij overleed den 17en November van dat jaar na eene langdurige ziekte op zijn slot te Stokholm. Zijn dood werd door de Zweden niet betreurd, hoewel zij niet veel hoop konden koesteren, dat onder zijn opvolger een betere tijd aanbreken zou. Sigismund, de koning van Polen, Johans oudste zoon, was een vurig katholiek, een kweekeling der Jezuïeten, die brandde van ijver om het katholieke geloof overal te herstellen, waar het door de Luthersche ketterij ondermijnd was. Dit had hij reeds in Polen bewezen. Het stond te vreezen, dat hij tegenover de Zweedsche protestanten eene even vijandige houding zou aannemen als hij tegenover de Poolsche gedaan had. Bovendien was het algemeen bekend, dat hij een besluiteloos en zwak man was, die zich door zijne raadslieden, de Jezuïeten, als speelbal liet gebruiken. Het erfelijk koningschap had echter in Zweden reeds zoovele aanhangers gevonden, dat Sigisinunds troonsbestijging geen tegenstand ontmoette; de oom des konings, hertog Karei van Südermannland, plaatste zich overeenkomstig vroegere rijksdagsbesluilen, aan bet hoofd der regeering, om voorloopig voor zijn neef liet bewind te voeren. Karei, de jongste der zonen van Gustaaf Wasa, was een krachtig, vastberaden en eerzuchtig man, die het meest van den geest en het karakter zijns vaders geërfd had. Of hij reeds toen het plan had om zich van de kroon meester te maken, kan niet met zekerheid gezegd worden, doch ongetwijfeld waren al zijne handelingen zeer geschikt om zulk eene verdenking op hem te werpen. Reeds zijne eerste regeeringsdaden waren er op aangelegd om zich eene partij te vormen en den koning in verlegenheid te brengen. Hij schreef aan Sigismund, dat de Polen zeker wel Zweedsch Lijlland voor zich eischen zouden, doch dat de daar bevelvoerende Zweden in last ontvangen hadden, Twisten tusschen Sigismund, Karei en den rijksraad. •Teen aanbod van Poolsche zijde zonder toestemming van den rijksraad aan te nemen- hij drong sterk aan op liet ten einde brengen van den oorlog met Rusland en schonk te gelijk aan allen, die door Johan ter oorzake van de liturgie of om staatkundige redenen gevangen gezet waren, de vrijheid terug. Ten einde orde te stellen op de godsdienstzaken, schreef hij, zonder Sigismunds toestemming af te wachten, in Februari 1593 eene kerkvergadering, waaraan ook vele leeken deelnamen, naar Upsala uit. , , De besluiten dezer vergadering stemden volkomen met Kareis wenscnen overeen. Zij nam de Augsburgsche geloofsbelijdenis aan, schatte de door koning Johan ingevoerde liturgie en vele tol dusver gehandhaafde katholieke vormen van eeredienst af en verklaarde, dal voortaan alleen de Luthersche godsdienst in Zweden geduld zou worden. Een ijverig protestant, Abraham Angermann, werd lot aartsbisschop benoemd. , . . ... , De besluiten der kerkvergadering werden door Karei, door den rijksraad en door de stenden erkend. . Konin" Sigismund was diep verontwaardigd, toen hij hel bericht van het voorgevallene ontving, hij reisde in aller ijl naar Zweden, omi zoo mogelijk gestrenge maatregelen legen de nieuwigheidzoekers te nemen. Den .30 September 1593 kwam hij te Stokholm aan. Karei ontving hem doch keerde terstond daarop naar zijn hertogdom terug, hij liet den koning alleen me den rijksraad onderhandelen, want hij wist maar al te goed, dat de streng katholieke vorst zich spoedig zeer gehaat maken zou. Dit was dan ook het geval. Sigismund weigerde de besluiten dei kei kver«aderin<' van Upsala en de benoeming van den nieuwen aartsbisschop te bekrachtigen en de afgevaardigden der Zweedsche geestelijkheid te ontvangen. Slechts aan katholieken schonk hij gunstbewijzen; alleen met den pausel.jken [e«aat met zijn Poolsch gevolg en mei eenige Zweedsche katlioheken hield Inj omsan» Met geweld liet hij in een voormalig Franciskanerklooster, dat hij opnieuw in eene katholieke kerk herscheppen wilde, eene begrafenisplechtigheid volgens de regelen van den katholieken eeredienst vieren. Hierbij kwam het tusschen eenige Polen en Zweden tot ernstige geschillen, waarbij zelfs bloed Ver%ee" rhksraad daarentegen eischle de erkenning van de besluiten van Upsala en stelde daarvan de kroning van Sigismund afhankelijk. Hij liet zich van dien eisch niet afbrengen door 's konings verklaring, dat Zweden een erfrijk en "een kiesriik was en dat hij alzoo onvoorwaardelijk op de kroning recht had. "Deze oneenigheden maakten op hel Zweedsche volk een zeer ongunstigen indruk Toen nu Sigismund een rijksdag te Upsala bijeenriep, toen ook heitog Karei daar met een gevolg van 3000 man verscheen, toen ook hij verklaarde dat SHsmund den wensch des lands vervullen moest, bood de boerenstand den hertog de kroon aan. Doch Karei handelde volgens het beginsel zijn vaders: den boom niet Ie schudden, voordat de vrucht rijp was; hij legde den boeren ',et STeveSs°poogde Sigismund zich aanhangers onder de slenden te verwerven- dezen bleven vast aaneengesloten; zij handhaafden de besluiten der kerkvergadering en bepaalden, dat alleen in de kapel des konings, maar anders nergens in Zweden, de katholieke eeredienst uitgeoefend mocht worden en dat "een katholiek een staatsambt bekleeden mocht. ° Toen Sigismund zag, dat hij geheel alleen stond besloot hij toe te geven. Hij werd den Ut"' Februari 1594 te Upsala gekroond, ook Karei zwoer hem den huldigingseed en werd in zijne hertogelijke rechten bevestigd. Deze toegevendheid, die reeds te laat kwam en bovendien me euljk gemeend was. bracht Sigismund niet hel minste voordeel aan vooral omda hij zijn woord niet hield, maar aan katholieken hooge ambten opdroeg. Terwijl Karei dagelijks hooger in de gunst des volks steeg, werd Sigismund meer en meer gehaat. Het verblijf in Zweden begon hem te verdrieten; m Juli 1594 Rijksdag te Siiderköpin<*. verliet hij Slokholm, om naar Polen terug Ie keeren. Hij hoopte, dat hertog Karei in zijne afwezigheid de liefde des volks verliezen en zich de aanzienlijkste Zweedsche edelen tot vijanden maken zou. Met dit doel vaardigde hij na zijne terugkomst in Polen een aantal sluw berekende verordeningen uit. De regeering droeg hij op aan den hertog in vereeniging met den rijksraad; maar dezen werd het jecht ontzegd om zonder s konings toestemming wetten uit te vaardigen of een rijksdag hijeen te roepen. In de provinciën werden de aanzienlijkste Zweedsche edelen tot stadhouders aangesteld. Zij waren geheel onafhankelijk van Karei en moesten alleen de onmiddellijke bevelen des konings opvolgen. Voeger of later moest het lot oneenigheden lussclien hertog Karei, den rijksdag en de stadhouders komen; dat voorzag Sigismund zeer goed. Maar ook de hertog begreep dit terstond en hij was volstrek! niet geneigd om zich aan den wil van zijn neef te onderwerpen. Nadat hij met Rusland een niet onvoordeeligen vrede gesloten en zich daardoor nieuwe aanspraken op de liefde des volks verworven had. verklaarde hij, dat Sigismunds voorschriften omtrent den regeeringsvorm onuitvoerbaar waren en dat er een rijksdag moest worden samengeroepen, om in het regeeringsbeleid op doeltreffende wijze te voorzien. Hiertegen verzette zich de rijksraad, die, beducht voor zijne eigen macht, zich thans aan de zijde des konings schaarde; zijne leden weigerden de oproepingsbrieven te onderteekenen. Doch Karei voerde den rijksraden te gemoet: »Gij moet onderteekenen en zelf mede naar den rijksdag trekken; indien gij het niet goedschiks wilt doen, zal ik u gebonden daar heen laten brengen !" Nu onderteekenden de rijksraden de oproepingsbrieven. Den 20'" Oclober verscheen Karei voor de te Suderköping bijeen¬ geroepen stenden. Hij verklaarde, dat hij niet langer het bewind wilde voeren, indien hij niet met den titel ook de macht van een rijksbestuurder ontving. In de eerste plaats wendde hij zich met zijne toespraak lot de lagere volksklasse en toen deze zijne woorden met gejuich begroette, tot den adel, de geestelijkheid en de leden van den rijksraad. Allen moesten hem gehoorzaamheid zweren. De rijksdag bekrachtigde de vroegere wetten omtrent den godsdienst en versterkte die nog door de bepaling, dat alle katholieken binnen zes weken Zweden moesten verlaten. Elk beroep op den koning van Polen werd verboden, geen koninklijk bevel mocht afgekondigd worden, voordat het door den hertog bekrachtigd was. Ten gevolge van het besluit van den rijksdag werd een algemeen gerechtelijk onderzoek in geheel Zweden bevolen, ten einde de overblijfsels van het pausdom uit te roeien. Dit leidde tol merkwaardige uitkomsten; het bleek, dal onder hel volk nog eene hoogst treurige ruwheid van zeden heerschte, dal het voor een deel zelfs nog oude heidensche goden aanhing: Odin werd nog in menig dorp vereerd. Bijzonder treurig was het met de scholen en met den eeredienst in vele afgelegen streken gesteld; doch dit was niet meer dan natuurlijk, daar de meest zedelooze personen geestelijke ambten bekleedden. Van één hunner werd bewezen, dat hij een aantal moorden en andere misdaden bedreven had en, hoewel dit aan de gemeente bekend was, bleef hij toch zijn ambt bekleeden. De aartsbisschop Abraham Angermann wendde krachtige middelen aan om eene betere kerkelijke tucht in te voeren. Hij liet afgodendienaars, geheime katholieken en weerspannige geestelijken met roeden geeselen, met ijskoud water overgieten en op water en brood gevangen zetlen. Ot deze bekeeringsmiddelen eene krachtige uitwerking gehad hebben, welen wij niet. Zeker is hel, dat de aartsbisschop daardoor grooteontevredenheid verwekte. Zelfs de strenge hertog Karei, die anders niet voor geweldige maatregelen terugdeinsde, sprak zijne afkeuring daarover uil en zeide, dat Abraham Angermann bij zijne zoogenaamde kerkhervorming als een beul, niet als een aartsbisschop te werk ging en daardoor veel onrust in hel land verwekte. Rijksdag te Arboga. Slag bij Stangebro. SWsmund protesteerde natuurlijk tegen de besluiten van den rijksdag te Süderköping als op wederrechtelijke wijze genomen; hij vond steun bij den rijksraad, bij enkele edelen eu bij de stadhouders. In Finland kwam liet lot een openlijken strijd lusschen den stadhouder en de boeren en eene koortsachtig spanning maakte zich van geheel het volk meester. De burgers en boeren met een groot deel van den adel eu de geestelijkheid trokken voor hertog Karei partij, terwijl de rijksraad de zijde des konings koos en den hertog allerlei moeilijkheden in den weg legde. Karei had van zijn vader geleerd, hoe hij in zulke omstandigheden te werk moest gaan. Den 2C" November lii95 verklaarde hij den rijksraad, dal liii onder zulke omstandigheden het bewind niet kon voeren en dit zou neerleggen in handen van de stenden, die hij tegen Februari van liet volgende jaar te Arboga bijeengeroepen had. De lagere volksklasse in Zweden was hiermede alles behalve ingenomen, maar de koning nam Kareis afstand van zijne waardigheid aan. Hij vernietigde tevens het besluit tol eene bijeenroeping van den rijksdag en droeg de geheele macht aan den rijksraad op. liet verbod des konings en het protest van den rijksraad trotseerende, kwamen de stenden op den bepaalden lijd te Arboga bijeen. Wel bleef de hoo»e adel van den rijksdag weg en verscheen uil den rijksraad slechts een enkel lid, maar zij, die bijeengekomen waren, sprongen des te krachtiger vooi Karei in de bres. Zij bekrachtigden de besluiten van den rijksdag van Süderköping en drongen bij Karei er op aan, dat hij het bewind zou bhjven voeren. Even beslist kozen twee later gehouden rijksdagen zijne zijde. 1 hans vluchtten de meeste leden van den rijksraad uit Zweden, zoodat Karei teitelijk alle macht in handen had. , . . Sigismund beproefde eerst met de stenden te onderhandelen, doch daai deze poging schipbreuk leed, zeilde hij met 5000 man Poolsche troepen naar Zweden? om hier de rust Ie herstellen. Den 30" Juli 1398 landde luj bij Cal mar. No" altijd lelde de koning onder den Zweedschen adel vele aanhangers, terwijl Kareis macht voornamelijk op de ondersteuning der boeren en burgers ge"rond was. Had Sigismund terstond krachtige maatregelen legen den herto" genomen, dan zou hij waarschijnlijk overwinnaar gebleven zijn, doch hij knoopte onderhandelingen met zijn oom aan en schonk dezen daardoor den noodigen tijd om zich ten strijde toe te rusten. Dewijl alle pogingen tot eene vreedzame beslechting van het gescnii tusschen den koning en den hertog vruchteloos bleven, moesten eindelijk de wapenen beslissen. De beide vijandelijke legers sloegen zich in September 1d98 aan weerszijden van de rivier de Stange, bij Linköping, neer Aan deStangebru" (Stangebro) kwam het tot een gevecht, waarin hel koninklijke leger totaal werd verslagen. Thans moest Sigismund zelf om hervatting van de onderhandelingen vragen, waartoe Karei zich eerst geneigd betoonde, nadat de koning hem de uillevering beloofd had van de vijf leden van den rijksraad, die de koninklijke zaak het trouwst gediend hadden. Den 28cn September kwam hel le Linköping tot een verdrag, dat na het verlies van den slag voor den koning waarlijk vrij voordeelig was. Karei en zijne aanhangers erkenden Sigismund als koning en verbonden zich om hem trouw le zweren. Daarentegen moest hij onder eede beloven, dat luj overeenkomstig de wetten regeeren en aan allen tegenstanders volle vergitienis schenken zou. Alle huurtroepen zouden van weerszijden ontslagen en alle sloten den koning overgegeven worden. Binnen vier maanden zou een rijksdag bijeenkomen. welks besluiten voor beide partijen verbindend zouden zijn. Tot zoolang moesten de door deu hertog aangestelde beambten hunne waardigheden behouden. De vijf aangeklaagde raadsheeren, Gustaat en Sten Haner. Erich Sparre. Tluirere ISjelke en Göran Posse, die tot de aanzienlijkste geslachten van Zweden behoorden, zouden door den hertog voor eene onpartijdige rechtbank gesteld worden. Verdrag van Linköping. Sigismunds vlucht. Toen Sigismund dit schijnbaar zoo voordeelige verdrag sloot, zwiclille liij slechts voor den drang der omstandigheden. Hij wist zeer goed dal hij. als hij zijne Poolsehe troepen ontslagen zou hebben, weerloos tegenover den hertog zou zijn en dat de rijksdag niet in zijn voordeel, maar in dat van zijn oom zou beslissen. Hij wachtte dit alles niet af. In plaats van zich naar Stokholm te begeven, gelijk hij beloofd had, ging hij scheep. Van Calmar, waar bij eene Poolsehe bezetting achterliet, zeilde hij naar Danzig. De koning bad door zijne vlucht het verdrag van 28 September verbroken. Een rijksdag, die in Februari 1599 te Linköping bijeenkwam, was althans van dit gevoelen en eischte van den koning, dal hij naar Zweden terugkeeren en de Poolsehe huurtroepen te Calmar ontslaan zou. Een tweede rijksda™ ging in Juli 1599 nog verder; bij zegde den koning de gehoorzaamheid op^ doch verklaarde te gelijk, dat Sigismunds zoon Wladislaus de erfgenaam der kroon blijven zou, indien de koning hem binnen een jaar naar Zweden zond, hem de rijkswetten als geldig erkennen en protestant worden liet. Geschiedde dit niet, dan zouden vader en zoon, ja alle erfgenamen van Sigismund alle aanspraak op den Zweedscben troon verliezen. Hertog Karei werd dan tot regeerend erfelijk vorst van Zweden benoemd. Sigismund protesteerde natuurlijk tegen dergelijke besluiten en tegen de eigendunkelijke handelwijze van zijn oom. Hij beval aan Johan Sparre, den bevelhebber der door hem binnen Calmar achtergelaten troepen, de stad tol het uiterste te verdedigen. In Finland, waar bij de macht in handen had, vervolgde bij de aanhangers van hertog Karei. Doch al die maatregelen waren zoo weinig beteekenend, dat zij hem tegenover zijn doortastenden oom niets baatten. Ook een zeetocht, dien de koning van Danzig uit legen Elfsburg ondernam, wijl bij op een opstand te zijnen gunste rekende, liep geheel te niet. Evenmin gelukte het aan afgezanten des konings, in Üalecarlië een opstand tegen Karei Ie verwekken. De boeren stonden integendeel tegen hen op en vermoordden met verfijnde wreedheid alle aanhangers van Sigismund. Intusschen zal hertog Karei niet stil. Alle aanhangers van zijn neef behandelde hij als landverraders: bij vervolgde hen met on menschel ij ke en meedoogenlooze wreedheid. Dood of gevangenschap was bun lot. en gelukkig mochten zij zich achtten, die voor hunne trouw aan den afwezigen koning slechts met verbanningen verbeurdverklaring van hunne goederen gestraft werden. Na de verovering van Calmar stelde Karei Johan Sparre en vele andere bevelhebbers van lageren rang voor het gricht. Zij werden ter dood veroordeeld en hunne hoofden werden boven de poorten van Calmar op palen gestoken. Even wreed ging de hertog in Finland te werk. waarheen bij zich reeds in bet jaar 1599 met eene vloot en een leger begaf. Door een groot aantal doodvonnissen joeg hij Sigismunds aanhangers vrees aan. Het lot der gevangen rijksraden werd op den rijksdag van Linköping in het jaar 1600 beslist. Voor eene rechtbank van 155 personen, uil alle standen, behalve de geestelijkheid, gekozen, werd het rechtsgeding van acht hoeren van den rijksraad en vijf andere edellieden gevoerd. Karei, die de rechters van den hem gezworen eed ontsloeg, trad zelf als aanklager op. De punten van beschuldiging werden voorgelezen door Erich Göransson Tegel, den zoon van den berucblen Göran Persson, die in zedelijk opzicht niet ver boven zijn vader stond, doch zich laler door zijne geschiedkundige werken over Guslaaf I en Erich XIV beroemd gemaakt heeft. Op een rechtvaardig vonnis hadden de aangeklaagden bij de hartstochtelijke partijschap, die in het land heerschte, niet te hopen. Zij wisten, dat hun dood onvermijdelijk zeker was. Eenigen gaven blijk van groote zwakheid; zij vielen op hunne knieën, erkenden zich schuldig en smeekten om genade. Dezen werden gespaard, doch zij, die tegen de onrechtvaardige behandeling, bun aangedaan, protesteerden, werden ter dood veroordeeld en omgebracht. Noch de voorspraak der bisschoppen, noch de voetval, de tranen en de gebeden Karei IX koning van Zweden. Zijne oorlogen en binnenlandsch bestuur. van de vrouwen en kinderen der veroordeelden waren in staat Kareis steenen 'iarl Me^dTproce" was de vervolging van Kareis vijanden nog niet ten einde. No» vele aanzienlijke edelen moesten in de eerstvolgende dagen hun hoofd op het" blok le"»en, vele anderen werden genoodzaakt als vluchtelingen buiten hun vaderland rond te zwerven. De rijksdag leende zich er toe om in het iaar 16(H aan Kareis vervolgingszucht door het uitvaardigen van eene wet een Sn van wettigheid te geven. Hij verklaarde namelijk, dat de bezittingen der uilaewekenen aan de kroon waren vervallen en dal geen der zonen van de veroordeelden in het vervolg in den rijksraad zitting nemen of eenig staatsambt ^'RSs'inllet jaar 1600 boden de stenden, die niet lol den adel behoorden on den rijksdag te Linköping den hertog de koningskroon aan, doch Karei aclitle het nog niet geraden, die aan te nemen. Hij ging voort, als rijksbestuurder. maar met volle koninklijke macht, hel bewind te voeren. Eerst in het jaar 1604 liet hij zich, het voorbeeld van zijn vader GustaafWasa volgend door de aanhoudende beden der stenden overhalen om den koninklijken lite aan te nemen, nadat hertog Johan, Sigismunds jongere broeder daarvan afstand had gedaan. Johan was door zijn oom sleeds met groote welwillendheid behandeld Hii liet zich zonder moeite overhalen om van zijne rechten op den troon afstand te doen. dewijl bij wel begreep, dat luj die tegenover zijn doorzettenden ouderen bloedverwant toch niet handhaven kon en met dezen liever in vrede dan in biltere vijandschap wilde leven. Bij liet ertverdrag van Norköping werd Karei als koning, zijn oudstezoon Gustaaf Afdolf als kroonprins en zijn tweede zoon Karei 1 Inlips als erfprins llarel IX zoo noemde de nieuwe koning zich, mocht zich echter gedurende zijne gansche regeering nooit in het ruslig bezit der heerschappij verheugen; lot ziin dood toe had bij zware oorlogen le voeren. De ooilo» met Polen om het bezit van Lijlland en Esthland duurde van iaar tot iaar voort; ook met Rusland ontbrandde de strijd opnieuw, dewijl Karei IX zich in de geschillen over den Russisclien troon mengde, ten einde den invloed van Polen legen le werken. Een derde oorlog, waarvan wij reeds in .Ie Deensche geschiedenis melding gemaakt hebben, ontstond opnieuw lusschen Zweden en Denemarken wegens den ouden twist over de drie kronen en andere aanspraken van de zijde der Deensche vorsten. In dezen oorlog daagde Karei IX koning Chrisliaan IV tot een tweegevecht uit en ontvin„ hij het onzen lezers reeds bekende antwoord. De met afwisselend geluk gevoerde veldslagen zijn weinig belanDrj , daarom werpen wij alleen nog een vluchtige.! bhk op Kareis bestuur waarin de koning evenmin zeer voorspoedig was. Dewijl hij zeer ingenomen was met de denkbeelden van Calvijn, poogde hij eene vereeniging van d" Lutheranen en Calvinisten tol stand te brengen; hierdoor verwekte hij eene groote verbittering bij de dweepzieke Lulherscbe geestelijkheid, die bi] door geweldige maatregelen niet vermocht te onderdrukken. Ook de adtl haatte den koning, die hem krachtig in toom Ineld, en zelfs aan den rijksdag een wetsvoorstel deed van dezen inhoud, (dat echter niet aangenomen werd). «ieder edelman, die zijnen zonen niet eene opvoeding geeft, waardoor zij wetenschappelijke kennis of geschiktheid voor den krijgsdienst verwerven kunnen, /"'1 'ï)it voorstel doet^ons''s kouings verhouding tot den adel zeer juist inzien. Hij wilde de voorrechten der edelen slechts in zoover eerbiedigen als zij aan hun vaderland iioede diensten bewezen. , .. Zeer verdienstelijk jegens zijn vaderland maakte Karei zich door zijn rusteloos streven om zijn volk lot een hoogeren trap van beschaving le verheffen, het goede wetten te geven en de rechtspleging zoo le regelen, dal a e Kareis dood. Zijn karakter. verkrachling van recht en wet voorkomen werd. Hij zorgde voor de aanstelling van uitstekende leeraars aan de inrichtingen van hooger onderwijs, voornamelijk aan de hoogeschool te Upsala, en schonk aan Zweden een grondig bewerkt, met de tijdsomstandigheden volkomen overeenstemmend wetboek tot regeling van de rechtsgedingen. Ook aan de bevordering van de nijverheid schonk hij zijne aandacht; de Zweedsche mijnwerken bereikten onder hem een hoogen trap van bloei. De lagere volksklasse erkende dankbaar al het goede, door Karei IX gewrocht. De titel «boerenkoning," door den adel als een spotnaam, door liet volk als een eernaam hem gegeven, verzoent ons met menige daad van geweld, door hem gepleegd, met vele gebreken, die den lijk begaafden vorst ontsieren. Karei IX stierf te Nijköping den 30cn Octoher 1611, in den ouderdom van zestig jaar. Geijer wijdt aan zijne nagedachtenis de volgende beschouwing: »Het lag in zijn karakter, hij al zijne handelingen steeds alle mogelijke grenzen te overschrijden en. zoodra hij een doel bereikt had, weer een ander in het oog te vatten. Hij maakte zich door geweld van eene kroon meester. Een ander ware hier, als aan den eindpaal zijner vvenschen, blijven stilstaan. Bij hem was dit op verre na het grootst, het éénig doelwit van zijn streven niet. Vandaar, dat hij veel minder bepaald te werk ging dan hem mogelijk zou zijn geweest. Integendeel, hij verplaatste den strijd, welken hij bij Sigismimds traagheid en besluiteloosheid althans gedurende langen tijd doormiddel van woorden en manifesten had kunnen voeren, terstond uit Zweden naar Lijfland, Polen en Rusland. De oorlog tegen Denemarken belette hem niet, als 'I ware met zijne laatste blikken de leden van een nieuw bondgenootschap tegen het pausdom en hel huis Habsburg te monsteren, gelijk hij ook in zijn testament zijnen kinderen eene vriendschappelijke verhouding lot Duitschlands evangelische vorsten aanbeval. Zoo heeft in Kareis ziel, wellicht meer dan in die van één zijner lijdgenoolen het vuur gesmeuld, dat inden derligjarigen oorlog in lichtelaaie zou uitslaan, en niet zonder beteekenis placht hij met de hand op het hoofd van den jongen Gustaaf Adolf, te zeggen: »Ille faciet" hij zal het doen ! Zulke mannen nu. die de toekomst in hun binnenste dragen, zijn hel. die hetzij met. heizij builen hun wil. onwillekeurig of opzettelijk de volken medesleepen. Behalve zijn vader heeft geen man vóór hem op het Zweedsche volk zulk een invloed uitgeoefend, maar ook honderd jaren later ging wederom van den Zweedschen troon zulk een persoonlijke invloed op het volk uit. De natie, op zich zelf moeilijk in beweging te brengen, is tegen haar wil en toch vol van bewondering, zich tegen den haar overweldigenden invloed aankantend en toch door liefde voor bare vorsten als met geweld meegesleept, zijne Gustaafs en Kareis op den weg van roem en zegepraal, maar ook lol aan den rand van haar ondergang gevolgd. Wij willen hiermede noch lof noch berisping uitspreken. Wij vermelden alleen een feit. En dewijl ik de geschiedenis van het Zweedsche volk schrijf, gevoel ik beter dan iemand dal zij die zijner koningen is." Helaas! het woord van den beroemden geschiedschrijver geldt niet alleen zijn vaderland Zweden. Meestal is het de treurige taak van eiken geschiedschrijver, niet de geschiedenis van het lijdende en zwijgende volk, maar die der handelende koningen te boek te stellen. Zal dit altijd zoo blijven? Uit volle overtuiging beantwoorden wij die vraag met een beslist: neen ! DRIE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Verkiezing van een koning op den rijksdag te Nyköping. Gustaaf II Adolf. Zijne opvoeding, zijn uiterlijk, zijn karakter. Wijze binnenlantkche staatkunde des jongen kou inga. Axel Oxenstjerna. Uitbreiding van de voorrechten des adels. Het ridderhuis. Stichting van nieuwe steden. Oorlog met Deüemarken. Vrede van Siöröd. De Russische oorlog. Jacob de la Gardie. Rusland van de Oostzee afgesloten. Vrede van Stolbowa. Ebba Brahe. Gustaaf Adolfs huwelijk met Eleonora van Brandenburg. De Poolsche oorlog. Verovering van Lijfland en Koerland en inneming van Pillau door Gustaaf Adolf. De oorlog in Pruisen. Strijd tegen de Brandenburgers. De keizerlijke veldheer Arnim. Gevecht bij Stuhm. Tusschenkomst der Franschen. Zesjarige wapenstilstand (1 (>29). Karei IX had, ook nadat hij koning geworden was, nooit geaarzeld Ie verklaren, dal zijn neef, hertog Johan, de jongere broeder van koning Sigismund, meer recht op den Zweedschen troon bezat dan hij zelf of zijne zonen. Hoewel Gustaaf. Adolf, Kareis oudste zoon. bij het erfverdrag van Norköping als kroonprins erkend was, droeg 's konings testament toch den stenden de beslissing op der vraag ol Gustaaf Adolf dan wel hertog Johan zijn opvolger zou wezen. Twee maanden na Kareis «lood bleef Zweden zonder koning. Hertog Johan voerde met zes raden voorloopig het bewind, totdat een rijksdag, door hem in gemeenschap met de koningin-weduwe te Nyköping bijeen geroepen, eene beslissing omtrent de troonopvolging zou genomen hebben. De stenden verklaarden, dat zij zich aan bet erfverdrag van Norköping wilden houden. Hertog Johan bewilligde terstond hierin en stelde zich tevreden met de uitgebreide macht, welke hem in zijn hertogdom *), evenals aan 'skonings jongeren broeder in het zijne, verleend werd. Hiervoor deed hij gaarne afstand van zijne gevaarlijke aanspraken op den troon, llij legde zelfs de voogdijschap over den eerst zeventienjarigen Gustaaf Adolf neder en deze aanvaardde terstond zelf de regeering. Gustaaf II Adolf, door de Zweden Gustaaf de Groote genoemd, had eene voortrelïelijke opvoeding genoten. Zijne bekwame leermeesters, Johan Skytle en Otto van Mörner hadden hem tot onafgebroken arbeid aangespoord en in hein een leergierig discipel gevonden. Hij sprak üuilsch, Hollandsch, Fransch en Italiaansch even zuiver als een inwoner van die landen. Ook het Latijn sprak hij vloeiend. Met de geschiedenis en de wetten van Zweden was hij grondig bekend. Reeds als knaap was hij door zijn ernstigen vader tot deelneming aan de behandeling der staatszaken aangespoord. Ook had hij reeds onder Kareis leiding in den veldtocht tegen Denemarken de eerste proeven van zijne krijgskundige talenten afgelegd. *) Johan en Karei Philips, Gustaaf Adolfs jongere broeder, stierven vroeg. Hunne hertogdommen vervielen weder aan de kroon en van nu af wer,l het een beginsel, zulke onafhankelijke leenen, welke de koninklijke macht beperkten, nooit meer aau jongere prinsen van deu bloede te schenken. Koningin Christina noemde dit beginsel later «het geheim van haai koninklijk huis." Streckfuss V. ^ Grustaaf Adolfs opvoeding, uiterlijk en karakter. Zijn binnenlandscli bestuur. Gustaaf Adolf wordt ons beschreven als een schoon jongeling met uitstekende gaven van hoofd en hart. De schitterende eigenschappen, waardoor hij zich als man beroemd heeft gemaakt, legde hij reeds aan den dag, toen hij op zijn zeventiende jaar den troon van Zweden beklom. Stoutmoedig, vastberaden, doortastend en volhardend, was hij noch eigenzinnig noch heerschzuchlig. Hoewel zijne eerzucht hem aanspoorde om de koninklijke macht uit te breiden, droeg hij sleeds zorg dat zij nooit in eene hatelijke tyrannie ontaardde. IIij kon wel slreng zijn, maar had een afkeer van wreedheid. Hij brandde van begeerte naar krijgsroem en liet zich door dezen hartstocht dikwerf verder voeren dan hij verantwoorden kon, maar nooil verloor hij daarvoor zijne plichten als regent uit het oog. Kik oogenblik van verademing van den strijd wijdde hij aan krachligen arbeid tot heil zijns volks. Zelfs terwijl hij ver van zijn vaderland in het veld lag, was hij bedacht op eene hervorming van de wetgeving, ten efnde het geluk van Zweden Ie verhoogen. Zijn altijd heldere geest verdiepte zich in de geheimenissen der bedriegelijke staatkunde, welke in die dagen alle Eijropeesche hoven beheerschte. Ook hij kan niet geheel vrijgesproken worden van de aan arglist grenzende onoprechtheid, waardoor in die dagen alle vorsten van Europa zich onderscheidden ; doch waar hij zich daaraan schuldig maakte, volgde hij niet de inspraak van zijn gemoed, maar zwichtte hij voor de eischen der staatkunde, aan wier kuiperijen hij zich niet geheel onttrekken kon. Zijne vroomheid, zijn echte godsdienstzin wordt door sommigen hoog geprezen, door anderen een masker genoemd, waarachter hij zijne gloeiende eerzucht verborg. Voor de laatste beschuldiging, die tegen geen enkel mensch zonder onomstootelijke bewijzen aangevoerd mag worden, levert zijne levensgeschiedenis «ns geen enkelen grond op. Zijne eerzucht was het, als beschermer en.redder van dien godsdienst op te treden, dien hij zelf met hart en ziel aanhing. Dat hij als kampioen der hervorming, ten gevolge van de door hem behaalde zegepralen, zijn eigen macht en die zijns rijks aanmerkelijk uitbreidde, was het gevolg, niet het doel zijner handelingen. Zoo staat Gustaaf Adolf ons niet alleen in de volle kracht van den manlijken leeftijd voor oogen, maar zoo vertoont hij zich reeds aan ons als zeventienjarig jongeling, waar hij onder de moeilijkste omstandigheden den Zweedschen troon beklom, aan alle gevaren van buiten gelukkig het hoofd bood en zich in den boezem zijns rijks eene macht wist te verwerven, zooals geen zijner voorvaderen ooit bezeten had, en dal zonder de toevlucht te nemen lot de maatregelen van geweld, waardoor zij hunne regeering en hun naam bezoedeld hadden. Zweden was, toen Guslaaf Adolf den troon beklom, in oorlog gewikkeld met Denemarken, Polen en met Rusland. Hel niet rijke land was niet in slaat de daaraan verbonden laslen te dragen; alle standen werden zwaar gedrukt, allen wendden zich reeds op den rijksdag te Nyköping, in December 1(111, tot den jongen koning met klachten en met eischen, welke zij bij hem gemakkelijker hoopten door te zetten dan bij den overleden strengen koning Karei IX. De adel verlangde de meest uitgebreide voorrechten: vrijheid van belasting voor zich zelf en zijne boeren; vrijdom van tol voor de voortbrengselen zijner landgoederen, het uitsluitend recht om alle ambten in het rijk te bekleeden en daarbij vrijstelling van den krijgsdienst. Hij wilde rechten bezitten zonder plichten te vervullen. De geestelijkheid van haar kant eischte strenge maatregelen tegen de Calvinisten; de burgerstand vroeg beperking van de vrijheid der buitenlandsche kooplieden en ontheffing der steden van de lastige bezetting; de boeren drongen op verlichting van den druk der belastingen en van den dienstplicht aan, enz. De jonge koning beantwoordde deze klachten en eischen op eene hoogst verstandige wijze, hij legde zulk eene welwillendheid aan den dag, dat bij Axel Oxenstjerna. Oorlogen met Denemarken en Rusland. zijne onderdanen de schoonste verwachtingen deed opvallen. Terwijl hij vrijwillig een deel der koninklijke macht ten otler bracht en deze naar de letter der bepalingen beperkte, wist hij die toch feitelijk te handhaven en verder uit te breiden dan een zijner voorgangers. Hij bekrachtigde de voorrechten der edelen, doch hij verbond aan de vrijstelling van belasting voor hunne landgoederen de voorwaarde, dal zij bij de ruiterij van hel leger zouden dienen. De geestelijkheid, de burgers en de boeren stelde hij door vriendelijke beloften gerust. Op dien weg schreed hij steeds voort. Zijne werkzaamheid op het oorlogsveld, waarvan wij spoedig zullen spreken, belette hem nooit, aan hel binnenlandsch bestuur zijne onverdeelde aandacht Ie wijden; zijn kanselier, de beroemde Axel Oxenstjerna, stond hem daarbij trouw ter zijde. Terwijl hij aan den éénen kant den adel begunstigde door de bevoegdheid van den rijksraad uit te breiden en door de oprichting van een ridderhuis *) te Stokholm (0 Juni 1626), droeg hij aan den anderen kant door eene verordening voor den rijksdag zorg, dat de koninklijke macht niet door de aanmatigingen van den adel beperkt werd. De burgerij maakte de koning zich te vriend door begunstiging van de stedelijke nijverheid. Welk een hoogen trap van bloei deze bereikte in weerwil van de onophoudelijke oorlogen, die onder Gustaaf Aclolfs regeering door Zweden gevoerd moesten worden, blijkt uil het ontstaan van 17 nieuwe sleden gedurende dit tijdperk, 's Vorsten pogingen tot verbetering van liet rechtswezen, het instellen van een hofgericht, het aanleggen van goede wegen, hel verbeteren van de bergwerken, zijne zorg voor de wetenschappelijke ontwikkeling des volks, door liet oprichten van gymnasiën en andere verdienstelijke instellingen, welke de koning tot stand bracht, dat alles kwam zoowel den burgers als den overigen standen ten goede. Het zwaarst werden door de aanhoudende oorlogen de landlieden gedrukt. Niet alleen gingen zij het diepst onder den druk der belastingen gebogen, maar zij werden daarenboven meer dan anderen door de lichting voor den krijgsdienst geleislerd. Vandaar dan ook, dat er onder Gustaaf Adolfs regeering meer dan eens oproerige tooneelen voorvielen, die echter alle met kracht onderdrukt werden. De koning vaardigde eene wel uil, waarbij die lichtingen voorgoed geregeld en de inwoners tegen alle willekeur in deze beschermd werden. Hierdoor werd de krijgsdienst althans iets minder drukkend dan voorheen. Hoe belangrijk en verdienstelijk Gustaaf Adolfs werkzaamheid ten aanzien der regeering was, wordt ons eerst duidelijk, wanneer wij een blik werpen op zijne loopbaan als krijgsman, wanneer wij hem schier onophoudelijk in het veld zien en daarbij bedenken, hoe zwaar het hem vallen moest, te midden der inspanningen en gevaren, aan het krijgsmansleven verbonden, zijne kalmte en helderheid van geest Ie bewaren. Drie oorlogen had Gustaaf Adolf van zijn vader geërfd; de Zweden streden te gelijker lijd legen Denemarken, Rusland en Polen, en alzoo tegen al de naburen des rijks. In den strijd legen de Denen had koning Karei IX geene lauweren geplukt. Calmar was door hem veroverd of liever was hem door verraad in handen gespeeld. Gustaaf Adolf was volstrekt niet in staat eenig voordeel op hen te behalen. In liet jaar 1612 veroverden de Denen zelfs Elfsburg en het eiland Oeland. Guslaaf Adolf begreep zeer goed, dal liet voeren van drie oorlogen te gelijk de krachten van Zweden te boven ging; hij was derhalve geneigd vrede *) Het ridderhuis moest dienen om de privilegiën van den adel te beschermen, bijeenkomsten en leesten van den adel te honden, eene adellijke school op te richten, de ridderschap op rijksdagen te vereenigen, enz. 43* Vrede van Siöröd en van Stolbowa. Vrede met Rusland. te sluiten. Ook de Denen waren den strijd moede, en zoo gelukte liet den kanselier Axel Oxensljerna dan ook, door bemiddeling van Engeland, na eene onderhandeling van iwee maanden, in het jaar 1613 den vrede van Siöröd tot stand te brengen, die wel, gelijk men weet, niet voordeelig voor Zweden, maar toch hoven liet voortzetten van den oorlog te verkiezen was. Gelukkiger hadden de Zweden onder aanvoering, van den zegevierenden veldheer Jacob de la Gardie tegen Rusland gestreden; zij hadden Nowgorod veroverd en zich zóó geducht gemaakt, dal er zelfs in Rusland eene partij opstond, die den wensch koesterde oin op den Russischen troon, de oorzaak van zooveel twisten, een Zweedschen prins te plaatsen. Het was omstreeks den dood van Karei IX, dat een Russisch gezantschap te Stokholm aankwam, otn dezen wensch uit te spreken en de kroon óf aan Gustaaf Adolf óf' aan zijn broeder Karei Philips aan te bieden. Gustaaf Adolf gevoelde weinig lust om de altijd onzekere heerschappij over een barbaarsch rijk te aanvaarden; evenmin was hij geneigd om die aan zijn hroeder Ie verschaften en hij rekte daarom de onderhandelingen zoolang, tol de Russen eene andere keuze deden. De strijd ontbrandde daarop opnieuw. Gustaaf Adolf hegaf zich in persoon naar het • oorlogslooneel; hij behaalde meer dan eene overwinning, die hem echter weinig of geen voordeel opleverden. 's Konings doel was. Rusland geheel van de Oostzee af te sluiten; dewijl hij dit doel nu bereikt had, betoonde hij zich bereid om een einde aan den krijg te maken. Na langdurige onderhandelingen werd in het jaar 1617 door bemiddeling van Engeland de vrede van Stolbowa gesloten. Zweden behield Karelië en Ingermannland, doch gaf Nowgorod en de andere veroveringen terug. Openlijk sprak de koning het uit, hoe belangrijk en voordeelig deze vrede in zijne schatting was: »Het is," zeide Gustaa! Adolf in zijne toespraak tot de stenden. na het sluiten van den vrede, «niet de minste onder de weldaden, die God aan Zweden bewezen heeft, dat de Rus, met wien wij van oudsher op een onzekeren voet stonden en van wiens zijde ons allijd gevaar bedreigde, nu voor eeuwig het roofnest moet laten varen, waaruit hij vroeger ons zoo menigmaal verontrust heeft. Hij is een gevaarlijk nabuur; zijne grenzen strekken zich tot de Noordzee en de Kaspische zee uit en reiken tot dicht bij de Zwarte zee. Hij heeft een machtigen adel, duizenden boeren en volkrijke steden en kan gróote legers in hel veld brengen. Nu kan deze vijand tegen onzen wil zelfs met geene enkele boot in de Oostzee komen. De groote meren Ladoga en Peipus, de baai van Narva, moerassen ter lengle van dertig mijlen en sterke vestingen scheiden ons van hem: Rusland is van de Oostzee afgesloten en vertrouwende op Gods hulp. hoop ik" — voegde hij er bij — »dat het den Russen van nu af zwaar vallen zal, over deze beek te springen." De grond, waarop Sl. Petersburg nu staat, was toen Zweedsch. Op de grenzen stond een steen met de drie kronen van Zweden en het volgende Latijnsche opschrift: «Hier heeft de koning van Zweden, Gustaaf Adolf. de grenzen des rijks gesteld. Moge zijn werk onder Gods zegen duurzaam zijn!" Na het sluiten van den vrede met Rusland huwde de verdienstelijke veldheer Jacob de la Gardie Ebba Brahe, de dochter van den rijksvorst, graaf Magnus Brahe; dit huwelijk zou in zijne gevolgen voor Zweden hoogst belangrijk worden. Gustaaf Adolf had de schoone Ebba Brahe teeder bemind en hel plan gekoesterd om haar naast zich op den Zweedschen troon Ie plaatsen; alleen op den dringenden wensch zijner moeder had hij de uitvoering van dit plan verschoven. Nadat Ebba gehuwd was, zag ook Gustaaf Adolf naar eene aan zijn rang passende gemalin om; hij hoorde van de schoonheid van prinses Maria Eleonora van Brandenburg. Tweemaal reisde hij incognito naar Berlijn. Huwelijk van Gustaaf Adolf. Oorlog met Polen. Inneming van Pillau. om zelf naar hare hand Ie dingen, Axel Oxensljerna haalde eindelijk de bruid voor hem af. Den 28"" November 1620 werd de bruiloft le Slokholm gevierd. De oorlog met Polen, die meer dan eens door een wapenstilstand afgebroken was, barstte in het jaar 1621 op nieuw uit. Gustaaf Adolf stelde zich in persoon aan het hoofd van het leger en begon zijne krijgsbedrijven met de belegering van Riga. Nadal hij zes weken voor deze belangrijke stad gelegen had, trok hij haar den 16en September als overwinnaar binnen. De mensenlieveudheid en zachtmoedigheid, welke hij na de inneming aan den dag legde, verwierven hem evenveel bewondering als de dapperheid, welke hij voor dien tijd betoond had. Menigmaal was hij zelf met de spade in de hand in een loopgraaf werkzaam geweest, aan alle mogelijke gevaren had hij zich blootgesteld, en nooit er aan gedacht, zijn leven te ontzien. Vele personen weiden onmiddellijk naast hem doodgeschoten, zoodat het bloed der gesneuvelden zijne kleederen bespatle. Van Riga trok Gustaaf Adolf naar Koerland. Een der hertogen van dit gewest had zijne hulp ingeroepen, terwijl de overigen den Polen trouw waren gebleven. Koerland en geheel Lijfland werden veroverd; Gustaat Adolf drong tol in Lithauen door. Na deze verovering ging de koning van nog stouter plannen zwanger; reeds wendde hij zijne blikken naar Duitschland, waar zoowel staatkundige als godsdienstige belangen hem trokken. Hel Habsbiirgsche huis was door godsdienst en bloedverwantschap nauw met Gustaat Adolfs vijand, koning Sigismund van Polen, verbonden. Sigismund was een zwager vau Philips III van Spanje en vin keizer Ferdinand II. De katholieke keizer was dus natuurlijk de vijand van Gustaaf Adolf. terwijl deze zoowel door overeenstemming in godsdienstige gevoelens als door bloedverwantschap aan de protestantsche vorsten van Duitschland gehecht was. Ten einde dichter bij Duitschland te zijn, besloot Gustaaf Adolf den oorlog tegen de Polen naar den Weichsel te verplaatsen; daartoe had hij eene haven aan de Oostzee noodig, om zijne vloot in veiligheid te brengen en zijn leger te kunnen ontschepen. Tegen de inneming van een Oostpruisische haven dooi de Zweden verhieven zich echter gewichtige staatkundige bezwaren, hij moest daartoe oorlog voeren legen zijn eigen zwager, met wien hij in vollen vrede leefde, dewijl Oost-Pruisen onder het opperleenheerschap van den koning van Polen aan den keurvorst van Brandenburg behoorde. Dat Gustaaf Adolf zich door dit bezwaar niet liet afschrikken, getuigt niet voor zijne hooggeroemde rechtvaardigheid, — een vijandelijke inval in een bevriend land was ongetwijfeld eene grove rechtsverkrachting maar wel voor zijne voor niets terugdeinzende stoutmoedigheid. Met eene vloot van 150 schepen en een leger van 13 regimenten voetvolk en 9 compagnieën ruiters, verscheen Gustaaf Adolf den 26"' Juni 1626 voor Pillau. De Brandenburgsche bezetting, slechts 300 mail sterk, was niet in staat tegenstand te bieden. Aan zijn zwager verklaarde de koning, dat hij tegen hem geen oorlog kwam voeren, maar dat hij de haven van 1 ïllau had moeten nemen, dewijl anders de Poolsche koning die wellicht zou bezet hebben, en dat het voor den keurvorst het best zou zijn, indien bij, als leenman van Polen, zich in deze geheele zaak niet mengde. Van Pillau rukte Gustaaf Adolf eerst tegen Braunsberg en vervolgens tegen Elbing en Mariënburg op. In een ommezien veroverde hij alle groote en kleine steden en breidde hij zijne veroveringen tot aan de Poolsche grenzen uit. Op dezen tocht handhaafde Gustaaf Adolf eene voorbeeldige krijgstucht. Lik soldaat, die het waagde op eigen gezag le plunderen, werd zonder genade ter dood gebracht. De protestantsche inwoners, die zich aan de Zweden onderwierpen, werden krachtig beschermd; daarentegen nam de koning de goederen der geestelijkheid, der Jezuïeten en van den Poolschen adel in beslag. Toen de Pruissische stenden, die zich uit vrees voor Polen niet voor De keizerlijke veldheer Arnim. Slag bij Stuhm. Zesjarig bestand. Guslaaf Adolf durfden verklaren, maar eene soort van onzijdigheid in acht wilden nemen, voor den koning verschenen, sprak deze hen op barsehen toon toe. Hij zeide: »lk bemerk het wel, gij wilt den middelweg bewandelen; maar die middelweg zal u den hals breken. Ik zeg u: Vinco aut vincor. vos maculabimini Gij moet hel met mij houden of met de kroon van Polen. Ik ben de beschermer van uw godsdienst, ik heb eene jonkvrouw uit Pruisen lot gemalin; ik wil voo' 11 strijden en uwe sleden versterken; ik heb goede ingenieurs bij mij. en versta ook zeil iets er van en wil dan tegen de kroon van Polen en den duivel zelf u verdedigen." Ook in de eerstvolgende jaren werd de oorlog in Lithauen onder Jacob de la Gardie en in Pruisen onder Guslaaf Adolf zelf door de Zweden zeevierend voortgezet. Keurvorst George Wilhelm van Brandenburg, die mei uOOO man Pillau wilde heroveren, kon niets uitrichten en moest, nadal hij 2000 man verloren had, besluiten zich onzijdig te verklaren. Eerst toen een keizei lijk leger zich onder den veldmaarschalk Arniin met de Polen vereeni'rde werd de toestand der Zweden gevaarlijk. Den 27"' Juni 1029 kwam hel bij Stuhm lot een hevig gevecht, waarin Gustaaf Adolf meer dan eens in groot gevaar verkeerde gedood of gevangengenomen te worden. De Polen schreven zich de overwinning toe en ongetwijfeld was het voordeel aan hunne zijde, daar Gustaaf Adolf zich in eene verschansle legerplaats onder de muren van Mariënburg terugtrok, waar zijne troepen door eene pestaardige ziekte zwaar geteisterd werden. Dewijl echter Jacob de la Gardie den koning versterking uit Zweden toevoerde, had het gevecht bij Stuhm geene belangrijke gevolgen. De Poolsche koning had gebrek aan geld en kon de soldij der keizerlijke troepen niet betalen; bovendien bleek de stemming des volks in Pruisen hem zoo vijandig en gevaarlijk, dat hij gaarne hel oor leende aan een Fransch gezant, die zijne bemiddeling aanbood, om den vrede of althans eene lan«durige wapenschorsing tot stand te brengen. Ook aan Guslaaf Adolf was deze bemiddeling niet onwelkom. Het beslechten van de geschillen der beide vorsten was eene zeer moeilijke taak; de onderhandelingen duurden lang, eens werden zij zelfs afgebroken, dodj kort daarop hervat. Eindelijk werd den 16"° September 1629 te Altmark bij Sluhm een zesjarig bestand gesloten. Gustaaf Adolf behield alleen Llbing, Braunsberg, Pillau en Memel. Zijne andere veroveringen in Pruisen liet bij varen. Aan katholieken en protestanten beiden werd vrijheid van godsdienst verleend en de vrijheid van handel tusschen Zweedsche en Poolsche onderdanen door de beide koningen gewaarborgd. Hoe Gustaaf Adolt, nu hij de handen vrij had, weldra op een ander oor ogstooneel optrad, zullen wij in de geschiedenis van den derliajariaen oorlog verhalen. ° VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Polen. Macht van den aitel. De rijksdag en de senaat. Geringe macht der koningen. Onbeduidendheid der steden. Voortdurende oorlogen. De laatste Jagellonen. Sigismund I, de Oude. Pruisen een wereldlijk hertogdom onder opperheerschappij van Polen, \erdrag van Krakau. Sigisiuuuds godsdienstige verdraagzaamheid. Koningin Bona. Sigismund II Augustus. Boua's kuiperijen. Oorlogen inet Rusland eu Zweden. Barbara Gizanka. Edict ten aanzien der godsdienstvrijheid. Twisten der godsdienstige sekten. Gevolgen der hervorming in Polen. Dooil des kouings. De stam der Jagellonen sterft uit. Onder de heerschappij der vorsten uil het stamhuis der Jagellonen breidde het Poolsche rijk zijne grenzen ver naar hel noorden en het oosten uit. Door de aanhechting van Lithauen en het veroveren van de leenheerlijke rechten over den staat der Duitsche orde namen de uiterlijke macht en de luister van het rijk zeer toe, doch inwendig leed het aan meer dan ééne bedenkelijke kwaal; reeds toen droeg het de kiemen van zijn later verval in zich. De kanker, die hel Poolsche rijk verleerde, was de hoog geklommen macht van den adel, die noch een krachtig koninklijk bewind naast zich, veel minder boven zich duldde, noch aan de burgerij genoeg speelruimte tot eene vrije ontwikkeling van hare krachten verleende. Na de zegepraal over de Duitsche orde en den vrede van Thorn (zie Dl. IV' blz. hut) groeide de macht des adels nog meer aan en langzamerhand werd Polen eene adellijke republiek, waarin wel de monarchale vormen bewaard bleven, dewijl het hoofd van den staat den koninklijken titel droeg, doch die feitelijk van de monarchie niets dan den schijn behouden had. De adel alleen bezat in Polen staalkundige rechten, zijne leden alleen bezaten het recht om te verschijnen op de rijksdagen, waar het menigmaal zeer ruw en woest toeging. De uitgebreidheid van het rijk maakte het den edelen dikwijls zeer moeilijk, soms bijna onmogelijk, in persoon de rijksdagen te bezoeken en het natuurlijk gevolg hiervan was, dat er een stelsel van vertegenwoordiging ontstond. In de afzonderlijke provinciën (woiwoodschappen) werden provinciale landdagen gehouden, die de afgevaardigden voor de algemeene rijksdagen verkozen. De macht der koningen was door den rijksdag en den senaat derwijze beperkt, dat hel slechts enkelen, door bijzondere geestesgaven uitmuntende vorsten, mogelijk was, zich aanzien en invloed te verwerven. De overigen moesten zich tevreden stellen met den uiterlijken luister der kroon, dien de Jagellonen door de meest teugellooze verkwisting trachtten op te houden, en met de eer van den koninklijken titel, daar de geheele wetgevende en uitvoerende macht bij den rijksdag en den senaat berustte. De laatste bestond uit de hooge geestelijken, de woiwoden en de koninklijke ministers. Gelukte het den koningen in andere landen, de macht des adels langzamerhand te fnuiken, door steun te zoeken bij de burgerij der steden, in Polen was dit onmogelijk, dewijl er slechts weinige steden waren en deze geene staatkundige beteekeiiis hadden. De burgers bezaten bijna even weinig Sigismund I, de Oude. Verdrag van Krakau. rechten als de boeren, bij hen kon dus ook geene sprake van eene krachtige, gezonde ontwikkeling zijn. Het Poolsche rijk miste dientengevolge alle mogelijke voorwaarden en bestanddeelen voor waarachtige welvaart en bloei. De Polen, door machtige vijanden omringd, hadden onophoudelijk oorlog te voeren, nu eens met de Russen, dan weer met de Turken, een andermaal met de Tataren. Dikwijls drongen Tataarsche roofhorden tot in het hart des lands door. Zij plunderden, blakerden en moordden en voerden duizenden gevangenen als slaven weg. Dan trok de Poolsche adel op de roepstem des konings wel te velde, en streed hij wel dapper, — moedig, zelfs overmoedig zijn de Polen toch ten allen lijde geweest — dan dreef hij den barbaarschen vijand wel over de grenzen terug, maar nadat dit geschied was, gaf hij zich weder aan zijne vroegere zorgelooze leefwijze over. Was het gevaar nog niet dreigend. dan gaf men aan 's konings roepstem dikwijls geen gehoor. Alleen de omstandigheid dat de barbaarsche naburige volken in eigen boezem de handen te vol hadden om eene duurzame verovering te wenschen, bewaarde het rijk voor zware verliezen en gaf zelfs den koningen uit den stam der Jagellonen de gelegenheid om de Poolsche grenzen uit te zetten. De geschiedenis der verschillende gevechten tusschen Polen, Russen, Turken en Tataren is even onbelangrijk als de regeeringsdaden der koningen uit den stam van Jagello. Wij werpen daarom slechts een blik op de werkzaamheid der beide laatste vorsten uit dat huis. In het jaar 1506 volgde Sigismund I. de Oude bijgenaamd, zijn overleden ouderen broeder, Alexander, als grootvorst van Lithauen en koning van Polen op. Hij werd, evenals zijne voorgangers, door den adel verkozen, doch deze verkiezing was ten tijde dei' Jagellonen niets dan een vorm, dewijl Polen feitelijk een erfrijk geworden was. Sigismund I (1506—1548) behoort lot de merkwaardigste vorsten van zijn stam. Hij wist zich, al was liet ook eerst na langdurige binnenlandsche twisten, achting bij den adel te verwerven. In de oorlogen, die hij met de Russen en de Tataren te voeren had, legde hij veel moed en geestkracht aan den dag, en de overwinning was meestal aan de zijde der Polen. Doch van veel grooter belang nog is Sigismunds regeering voor de wereldgeschiedenis geworden door de regeling van de Pruisische aangelegenheden. De grootmeester der Duitsche orde, Albrecht van Brandenburg, had de Augsburgsche geloofsbelijdenis aangenomen, en was in hel jaar 1524 in hel huwelijk getreden. Een bloedige oorlog scheen ophanden, doch werd door Sigismunds gematigdheid nog gelukkig afgewend. In het jaar 1525 kwam het verdrag van Krakau lot stand, waarbij een groot deel van Pruisen door den koning als cijnsbaar hertogdom en Albrecht van Brandenburg als erfhertog erkend werd. Zijne Frankische neven werden in de beleening begrepen. De hertog moest 100 ruiters ter beschikking van den troon stellen, doch ontving daarvoor ook de eerste plaats in den Poolschen senaat. De door hel verdrag van Krakau lot stand gebrachte vrede met Pruisen was voor Polen van grooter beteekenis dan de vergrooting van het rijk door de aanhechting van Masovië, waar de stam der hertogen uit het huis der Piaslen in hel jaar 1526 uitstierf. Sigismund wordt ons geschilderd als een doorzettend maar tevens gematigd man. Hij greep ongaarne naar de wapenen, doch werd bij daartoe genoodzaakt, dan voerde hij die met evenveel dapperheid als beleid. Ook in het binnenlandsch bestuur trachtte hij. voor zoover de tegenstand des adels hem dit toeliet, het welzijn zijner onderdanen te verhoogen. Door uitroeiing van uitgestrekte wouden bevorderde hij den landbouw; hij begunstigde den aanleg van nieuwe dorpen en de vestiging van nieuwe inwoners in de steden, bij lokte kunstenaars uit Italië naar Polen en beschermde ook de beoefenaars van de wetenschap. In die dagen van algemeene vervolgingszucht op godsdienstig gebied Sigismunds goede hoedanigheden. Sigismund II Augustus. Koningin Bona. beloonde Sigismund zich vrij verdraagzaam. Wel verbood hij, ten einde de uitbreiding der hervorming legen Ie gaan, de Poolsche jongelingschap naar Duilsche scholen te zenden, doch toen de beruchte Dr. Eek hem lol eene krachti,re vervolging van de protestanten aanspoorde, weigerde hij (hl, met de woo°rden: «Hendrik VIII van Engeland moge de pen tegen Lulher voeren, wij laten dit aan u en aan Krzycki (den bisschop van Przemysl) over en wenschen, dat gij beiden dit op een krachtige en waardige wijze ten uitvoer brengen moogt. Laat ons koning zijn over schapen en bokken!" Men zegt, dat koning Sigismund het bij deze verdraagzaamheid jegens de hervorming, welke hij heimelijk toegedaan was, niet zou gelaten hebben, indien hij niet gezwicht was voor den aandrang zijner gemalin. Bona Sforza, Sigismunds tweede gemalin, was eene dochter van hertog Johannes Galeazzo van Milaan. Als verbitterde vijandin der protestanten, drong zij op de invoering der inquisitie in Polen aan; de koning, die tegenover haar meermalen zwak was, gaf haar wensch wel gehoor, doch slechts zelden duldde hij een streng vonnis. Koningin Bona wordt ons door de Poolsche geschiedschrijvers als eene tweede Catharina de Medici afgeschilderd; men verwijt haar een aantal moorden die zij naar men zegt — tot bereiking van duistere oogmerken door middel van dolk en vergif had laten plegen. Dewijl Sigismund zich meer dan eens aan haar invloed onderwierp, verloor hij in de laatste jaren zijns levens veel van de achting en liefde, welke hij zich bij het Poolsche volk verworven had. Hij stierf den lc° April 1548 te Krakau, 82 jaar oud. Sigismund II Augustus (1548—1572) die reeds op den leeftijd van 10 jaar door den rijksdag als troonopvolger erkend was. volgde zijn vader in de regeering op. Hij was, tegen den wil zijner moeder Bona, heimelijk met Barbara van Badziwill, de dochter van Iruchsess George, vorst van Badziwill, gehuwd. Korl na zijne troonsbeklimming wilde bij Barbara als koningin laten kronen, doch hij ontmoette niet slechts bij zijne moeder, maar ook bij de rijksgrooten een heftigen tegenstand. Bona had hare aanhangers tot een protest tegen dit huwelijk beneden des konings stand overgehaald en het zoover gebracht, dal de slenden van den koning eischten, dat hij zich van zijne gemalin zou laten scheiden. Si"ismund Augustus antwoordde den stenden vastberaden en ernstig: ..Wat geschied is, kan niet ongedaan gemaakt worden. Het zou u veeleer passen, mij te smeeken. om tegenover iedereen mijn woord te houden, dan dit Ie schenden. Ik heb mijne gemalin trouw gezworen en zal haar niet verlaten. zoolang God mij in het leven laai. Want ik schal mijn eens gegeven woord hooger dan alle koninkrijken der wereld." Be Poolsche adel was over 's konings tegenstand hevig verbitterd. Bona vuurde die verbittering uit alle macht aan, en er ontstond in liet geheele land eene sterke gisting. Men sprak reeds van de afzetting van Sigismund II en op een rijksdag durfde de jongste der senatoren, de woiwode van Belzk, Raphaël Leszczynski, den koning rechtstreeks aansporen om afstand te doen van den troon, indien hij de voorwaarden, waaronder hij dien beklommen had, niet wilde vervullen. . . 's Konings aanzien was zoo sterk geschokt, ja Sigismunds kroon zoo ernsli" in gevaar gebracht, dal Bona thans beducht werd. dat de gisting, die zij zelf veroorzaakt had, haar zoon den troon zou kosten, zonder hem totontbindihg van hel in haar oog zoo gehate huwelijk te bewegen. Zij poogde daarom weer den toorn harer aanhangers te stillen en dit gelukte haar. Zij drong niet langer op de echtscheiding aan, maar ontving zelfs koningin Barbara, die in het jaar 1550 gekroond werd, met alle uiterlijke teekenen van vriendschap. .>Waarschijnlijk" — zegt een Poolsch geschiedschrijver — «nam de Milaneesche hare toevlucht tot zekerder en minder geruchtmakende middelen om haar gehate schoondochter uil den weg te ruimen. Barbara stierf kort Begunstiging van de protestanten. Dood van Sigismund Augustus. na hare kroning, in liel jaar 1551. In die dagen werd eene giftmengster als tooveres ter dood gebracht, wier laatste bekentenissen eene zware verdenking op koningin Bona laadden. Bovendien verdween Bona s lijfarts, de Italiaan Lionardo Monti, korten tijd na den dood van Barbara, aan wie hij in hare laatste ziekte eene bijzonder in het oog vallende zorg gewijd had. Sigismund Augustus was een krijgshaftig vorst. Tuk op genot en tot verkwisting geneigd, gelijk alle Jagellonen, zou hij zich gaarne in vrede aan de genoegens van het holleven hebben overgegeven. Doch hij zag zich genoodzaakt vele oorlogen te voeren, van welke wij die inet Rusland en Zweden reeds in de Zweedsche geschiedenis vermeld hebben. Boze krijg ontstond daardoor, dat hel hoofd van de orde der zwaardbroeders, Gotlhard Kettler, het voorbeeld van hertog Albrechl van Pruisen volgend, een wereldlijk hertogdom stichten wilde. Ten einde als leenman van de Poolsche kroon erfelijk hertog van Koerland te worden, liel hij Lijfland aan den koning van Polen over (15G1). De uitslag van den met afwisselend geluk gevoerden strijd was, dat Estbland aan Zweden, het eiland Oesel aan Denemarken kwam en dat Lijfland voortdurend een twistappel tusschen Zweden en Polen werd. Van meer beteekeuis voor de wereldhistorie dan Sigismunds krijgsdaden was zijne godsdienstige richting. Sigismund was, na Barbara's dood, uit staatkundige beweegredenen, in bet jaar 1553 in den echt getreden met Catharina van Oostenrijk, de weduwe van Frans Gonzaga, hertog van Mantua. Dat huwelijk was verre van gelukkig. Catharina's lichamelijke en geestelijke eigenschappen trokken hem beide even weinig aan, en bij koesterde van zijne gemalin, die aan vallende ziekte leed, een althans verschoonbaren afkeer. In de armen van de schoone protestantsche Barbara Gizanka, stelde de hartstochtelijke en naar liefde smachtende vorst zich voor het gemis van huwelijksheil schadeloos, en hij was wellicht den protestanten zoo gunstig gezind, wijl Barbara hunne geloofsovertuiging deelde, terwijl Catharina eene ijverige katholieke was. Wel bood hij weerstand aan den aandrang van Barbara om zelf tot het protestantisme over te gaan, maar in het jaar 1563 vaardigde •»ij een edict uit, waarbij aan al zijne onderdanen volkomen vrijheid van belijdenis werd toegestaan. Kort voor zijn dood, in het jaar 1572, werd dit edict nog eenmaal vernieuwd. Tengevolge van Sigismund Augustus' verdraagzaamheid werd Polen het toevluchtsoord van alle protestantsche sekten, die in de overige Europeesche landen ten bloede toe werden vervolgd, doch die de haar verleende vrijheid misbruikten om elkaar onderling met de grootste verbittering te bestrijden. Allen te samen keerden zij bare woede tegen de socinianen, die de leer derDrieëenheid en van de Godheid van Christus verwierpen, en tegen de papisten; maar alleen in hun haat legen deze vijanden waren zij eensgezind, overigens leefden zij onderling in een onafgebroken strijd. Dewijl bij de snelle uitbreiding der hervorming in Polen — reeds in het jaar 1567 hadden de protestanten de meerderheid in den senaat —- de nieuwbekeerden gedeeltelijk tot deze, gedeeltelijk tot gene sekte loetraden, was het protestantisme oorzaak, dat het altijd smeulende vuur der oneenigheid onder de Poolsche edelen feller dan ooit opvlamde. Op de landdagen kwam het tot de grofste twisten en de verwarring in het Poolsche rijk werd dagelijks grooter. Sigismund Augustus had zijn 72' levensjaar bereikt, toen hij den 7e" Juli 1572 stierf. Zijn dood was de vervulling van de voorzegging der astrologen, die beweerden reeds sinds lang zijn sterfjaar en bet uitsterven van den stam der Jagellonen in de sterren gelezen te hebben. Zoo werkte zijn dood krachtig mede om bet bijgeloovig hechten aan de uitspraken der slerrenwiehelaren te versterken. VIJF EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Uitgestrektheid van Polen. Mededingers naar de kroon. Aartshertog Ernst. Hendrik van Anjou. Johan III. Verkiezingsstrijd. Kuiperijen van den bisschop van Valence. De koningskeuze op het veld van Praga. Nieuwe beperkingen van de koninklijke macht. Hendrik van Anjou. Zijne ydele beloften. Zijne vlucht en afzetting. Verkiezing van Stephanus Bathory. De kozakken van den Dnieper. Oorlog met Rusland. Stephanus' weldadige regeering. Zijn dood. Nieuwe twisten om den troon. Verkiezing van Sigismund III. Wasa en Maximiliaan. Maximiliaan verdreven. Sigismund gekroond. Zijn karakter. Oorlog met de Zweden en de Tataren. Zamoyski. Sigismunds verbintenis met het huis Habsburg. Oproeren. Vergeefsclie poging om de Russische kroon te verwerven. Strijd tegen de Osmanen en de Tataren. Dood van Sigismund. Pruisen. De onnoozele hertog AUjrecht Frederik. De regenten. Keurvorst Johan Sigismund, hertog van Pruisen. De hervorming in Pruisen. De steden De wetenschap. Coperuicus. De Poolsche koningstroon stond na den dood van den laatsten der Jagellonen ledig. Vele vorsten sloegen daarop een begeerig oog en boelden tol bereiking van dit doel om de gunst des adels. Zij werden verlokt door den uiterlijkJn glans der kroon, en bedachten niet, d;-t daarmede eene zeer twijfelachtige macht en geen gering gevaar was verbonden. Het was voor menig vorst dan ook een al te verleidelijk denkbeeld, de heerschappij over het machtige en uitgestrekte Poolsche rijk te aanvaarden. Welke uitgestrekte landstreken omvatte Polen in dien tijd! Hel eigenlijke Polen Lithauen, Volhynië, Podolië, de Ukraine, groote streken lands aan de overzijde van den Dnieper, Rood-Ruslaud tot in de nabijheid van de Zwarte Zee een zeer groot deel van Pruisen en dus het land tusschen de Oostzee en de Zwarte Zee vormden het koninkrijk Polen, welks vorst tevens opperleenheer van de hertogdommen Pruisen, Lijfland, Koerland, en van een deel van Walachije was. ,v Keizer Maximiliaan II begeerde de kroon voor zijn zoon Ernst, Karet IX van Frankrijk voor zijn broeder Hendrik, den hertog van Anjou, Johan 111 van Zweden voor zich zelf of voor zijn toen eerst zesjarigen zoon Sigismund, en ook andere vorsten van minder beteekenis, zooals de keurvorst van baksen, de markgraaf van Anspach, enz., traden als mededingers op. De adel splitste zich in twee partijen. Vele Lithausche edelen meenden, dat men den Kussischen czaar moest kiezen, 0111 voorgoed een einde Ie maken aan den oorlog tecen Rusland, anderen, dat men de rechten van de vrouwelijke linie der Ja"ellonen niet uit hel oog verliezen mocht, weder anderen wilden een Poolsch edelman op den troon plaatsen, en wendden hunne blikken naar den woiwode van Krakau, Johannes Firley, het hoofd der Calvinisten. Doch hiertegen verzetten zich eenparig alle Lutheranen, die liever een katholiek dan een gereformeerde wilden gehoorzamen. Van deze partijtwisten trokken de gezanten der vreemde vorsten partij, om elk voor zijn heer een aanhang te winnen. Zij wedijverden met elkaar in het doen van de schitterendste beloften. De slimsle van al deze onderhandelaars was de Fransche gezant, Jean de Montluc, bisschop van valence. Strijd om den troon. De bisschop van Yalence. Het veld van Praga. Met eiken dag groeide de invloed der Fransche partij aan. Reeds waande de bisschop van Valence zich zeker van de overwinning, toen eensklaps het bericht van het gebeurde in den Barlholomeüs-nachl uit Parijs (e Krakau aankwam en bij alle protestanten de grootste verbittering tegen de aanleggers van den moord verwekte. De Fransche candidaat scheen alle kans verloren te hebben, maar de bisschop van Valence wist raad. Eerst loochende hij de geheele geschiedenis van den Barlholomeüs-nacht; daarop, toen dit niet langer mogelijk was, verzekerde hij in een aantal vlugschriften, die hij verbreiden liet, dat hel gerucht de zaak overdreven had, en dat buitendien Hendrik van Anjou, die in godsdienstige verdraagzaamheid zelfs keizer Maximiliaan II overtrof, aan den moord volkomen onschuldig was. "ij wist het zoover te brengen, dat de Lutherschen reeds daarom de zijde van den Franschen prins kozen, dewijl de Calvinisten hem als den moordenaar van hunne geloofsgenoolen haatten. De streng katholieken waren buitendien reeds gunstig jegens hem gezind. Eindelijk moest er eene keuze gedaan worden. De adel be«loot, op het veld in de nabijheid van Praga bij Warschau een grooten rijksdag te houden. Deze werd dan ook den Sc" April 1573 geopend. Het was een ware Poolsche rijksdag; zoo roerig ging het er toe, dat men meermalen vreezen moest, dat de verschillende partijen elkander met den sabel in de vuist te lijf zouden gaan. Slechts met groole moeite werd de orde althans eenigermate gehandhaafd. De verschillende gezanten traden op. om in lange redevoeringen de voortretlelijke hoedanigheden hunner candidaten op te vijzelen; met hel meeste beleid ging ook hier weer de bisschop van Valence Ie werk, die een uitstekend redenaar was en zijn Hendrik van Anjou niet genoeg wist te roemen. Hij overtrof alle overige gezanten in schitterende beloften, waaromtrent hij zelf overtuigd moest zijn, dat ze nooit vervuld konden worden. Maar hij bereikte zijn doel; aan zijne redevoering viel eene waarlijk onstuimige toejuiching ten deel. Nog eens werd hel voorstel gedaan om een geboren Pool van aanzienlijken huize op den troon te plaatsen, doelt terstond gingen daartegen krachtige stemmen op. Door zulk eene keus — meenden velen — zou het geslacht van den nieuwen koning boven de andere adellijke geslachten verheven en de onderlinge gelijkheid van den adel verbroken worden. Dewijl geen der edelen een ander de kroon gunde, wilde elk hunner liever een onbekenden vreemden prins zonder de minste verdienste dan een verdienstelijken Pool op den troon plaatsen. De onderhandelingen werden gerekt; de senatoren kwamen in eene voor hen opgerichte houten loods bijeen om te beraadslagen. In plaats van zich echter met elkander Ie verstaan over den persoon van den te benoemen koning, stelden zij onderling de voorwaarden vast, waarop de nieuwe vorst benoemd zou worden, en ook hierover konden zij hel niet gemakkelijk eens worden. Handhaving van de vrijheid der koningskeuze — de vorsl zou niet eens het recht hebben om zijn opvolger voor te dragen - en beperking van de koninklijke machl waren de voornaamste liepalingen, waarop algemeen werd aangedrongen. Men kwam overeen, dal de nieuwe koning steeds door 16 senatoren omringd zou zijn, dat hij zonder hunne toeslemming niets mocht doen, dal hij ook de ridderschap alleen met toestemming der stenden ouder de wapens roepen mocht, dal het hem verboden was, ambten en waardigheden weg te schenken of zonder toestemming van den senaat en de ridderschap in het huwelijk te treden. Den bisschop van Valence duurde deze beraadslaging te lang; hij bewerkte, dat de Masovische adel de loods van den senaat omsingelde en onder luid geschreeuw eischle, dal men lot de verkiezing zou overgaan. Hierop besloot de senaat, dat de gezamenlijke ridderschap zich naar hare kwartieren begeven en, na beraadslaging met de bisschoppen en de woiwoden, schriftelijk hare stemmen inleveren zou. Hendrik van Anjou, koning van Polen. Zijn vlucht. Op den dag dezer beraadslaging werd de verkiezing door een algemeenen bedestond ingeleid. De geheele adel viel op de knieën en smeekte den Heiligen "eest dat hij de keuze besturen mocht. Een uur later werden de stembriefjes ingeleverd; bij opening bleek het, dat ze bijna zonder uitzondering den naam van Hendrik van Anjou droegen. De bisschop van Valence zegevierde, doch lnj had nog een moeilijk uui te doorleven, hij moest thans, naar luid der beloften, waarmede hij voor de verkiezin" zoo mild was geweest, een verdrag onderteekenen, hetwelk de volgende bepalingen inhield: Frankrijk verhoud zich om eene vloot uit te rusten ten einde aan Polen de heerschappij over de Oostzee te verzekeren, bovendien zouden W)00 man Fransche hulptroepen naar Polen worden gezonden om in den oorlog tegen Rusland te dienen en zou Frankrijk de 1 oolsehe natie voortdurend geldelijken onderstand verleenen. Hendrik van Anjou zou bovendien jaarlijks ten minste /' 450.000 uit eigen middelen aanbrengen, om dat geld in Polen en ten nutte des lands te besteden, en bovendien de schulden van den overleden koning betalen. Eindelijk zou bij den protestanten gelijke rechten met de katholieken toestaan en aan geen vreemdeling eenig ambt wegschenken. ... De bisschop van Valence nam al deze en andere voorwaarden aan; hij beloofde en bezwoer alles wat men maar van hem verlangde, terwijl hij het aan den hertog van Anjou overliet, daarvan te houden wat hij goed vond. Een met den grootsten luister uitgerust gezantschap begaf zich nu terstond naar Parijs, om den verkozen koning te begroeten en van hem zelf de bekrachtiging van het door den bisschop van Valence bezworen verdrag te verwerven Hendrik van Anjou nam alle voorwaarden aan, alleen aarzelde lui de bepalingen, welke ten gunste der protestanten gemaakt waren, goed te keuren; hij deed dit eerst, toen een der gezanten droogjes, maar beslist verklaarde, dat hij er niet aan denken moest, koning van Polen te worden, indien hij ook maar aan ééne der voorwaarden zijne toestemming onthield. Den la'" Januari 1574 bereikte koning Hendrik de grenzen van zijn nieuw rijk ; den 21™ Februari werd hij te Krakau gekroond. Toen hij bij deze gelegenheid nogmaals al zijne beloften met een eed bevestigen zou, aarzelde hij een oogenblik ; eerst toen de groolmaarschalk Johannes r irley dreigde de kerk te verlaten en de kroon mede te nemen, legde hij den eed af. dien hij van plan was zoo spoedig mogelijk te schenden. Hendrik beantwoordde in geen enkel opzicht aan de verwachtingen üer Polen Hij deed zich weldra kennen als een losbandig, karakterloos vorst, die dan ook spoedig door den Poolschen adel evenzeer veracht als gehaat werd. Hij voelde zich ongelukkig in zijn nieuw rijk en toen de tijding van den dood zijns broeders, den koning van Frankrijk, tol hein kwam, besloot hij Polen te verlaten en zijne Fransche erfenis te aanvaarden. Hij vluchtte, «elijk wij in de geschiedenis van Frankrijk reeds verhaald hebben, (zie blz. 509) en het gelukte hem eerst na vele avonturen, den hem vervolgenden Polen te ontkomen. . ,, In de hoofdstad Krakau brak onmiddellijk na s konings vlucht een opstand uit. Hoe diep de Polen den nietswaardigen vorst ook haatten, toch waren zij woedend over zijne vlucht. De adel eischte, dat de troon ledig verklaard zou worden. Een deel der edelen wilde, dat de kroon aan keizer Maximiliaan II zou worden opgedragen, een ander deel wenschte haar aan een uitstekend krijgsman, Stephanus Bathory van Zevenbergen, aangeboden te zien Slechts zeer weinigen bleven Hendrik van Frankrijk getrouw, daar deze op den eiscli van den senaat, dat hij naar Polen zou terugkeereu, een ontwijkend, onbevredigend antwoord gaf. .. De partij van Stephanus Bathory groeide met den dag aan en dewijl hij zich bereid verklaarde om Anna, 'de 52jarige weduwe van Sigismund II Augustus te huwen, en dergelijke voorwaarden aan te nemen als die. waar- Stephanus Bathory, koning van Polen. Zijn dood. onder Hendrik de kroon aanvaard had, werd den le° Juli 1575 de Poolsche troon vacant verklaard. Den 22'n April I57G kwam Stephanus Bathory te Krakau aan, den 1™ Mei werd hij als koning gekroond. Den volgenden dag huwde de V2jarige koning Anna, de erfgename der Jagellonen, die 10 jaar ouder was dan hij. Stephanus was een kundig en degelijk man. Hij verstond heler dan zijne voorgangers de kunst om mei den Poolschen adel om te gaan, wiens zeden en gewoonten veel meer overeenkomst hadden met die der Zevenhergsche en Hongaarsche edelen dan de overbeschaving der Franschen. Hij wist allen ontzag in te boezemen en met kracht de provinciën, die hem legensland wilden bieden, lol onderwerping te dwingen. De oorlog werd aan alle zijden krachtig voortgezet. Ten einde zich legen de roofzieke Tataren Ie beveiligen, vormde Stephanus uit de kozakken een krijgshaftige grensmilitie, hij gaf hun aanvoerders, die den naam van helman droegen, en bouwde voor hen aan den Dnieper eene hoofdstad Baturin ; uil dankbaarheid hiervoor moesten zij zich verbinden len allen tijde 6000 man voor de kroon beschikbaar te stellen. Voor den oorlog met Rusland wierf hij in Hongarije en Ouilschland troepen aan, met deze drong hij zegevierend in het Russische rijk door en hij noodzaakte den czaar den I5l'° Januari 1582 tot hel sluiten van een lienjarigen wapenstilstand; de veroveringen der Russen in Lijfland werden uitgewisseld legen die streken, welke de Polen in Rusland bezet hielden. Ook tegen de Zweden rustte Stephanus zich len strijde toe, hij wenschte hun Esthland weer te ontnemen, toen hij, te vroeg voor Polen, door eene hevige Koorts werd weggerukt. Te vroeg voor Polen, want nog van meer belang dan zijne krijgsbedrijven was zijne vreedzame werkzaamheid als regent. Als vriend en beschermer van de wetenschappen had hij gedurende den Russischen oorlog de hoogeschool van Wilna geslicht, ook had hij al zijne krachten ingespannen om de godsdiensttwisten, waardoor het volk in een aantal partijen verdeeld werd, te beslechten. Hoewel hij zelf een trouw aanhanger der katholieke kerk was, duldde hij toch geene vervolging van andersdenkenden. Hij zeide menigmaal: «Drie zaken heeft God zich zelf voorbehouden: uit niets iets voort Ie brengen, de toekomst te kennen en over hel geweien Ie gebieden." De aanmatigingen der edelen beteugelde hij met kracht; op een rijksdag verklaarde hij, dal hij noch een geschilderde noch een aarden koning wilde zijn. Men zegt, dal hij het plan gekoesterd heeft om Polen weer lot een erfrijk Ie maken, doch eer hij dit plan lol uitvoering brengen kon, stierf hij den 12''" December 1586 Ie Grodno, diep betreurd door al de Polen, wien bet welzijn van hun vaderland Ier harte ging. Weder stond de Iroon ledig en was aan den slrijd der parlijen een ruim veld geopend. Een deel van den adel wilde, dat de kroon in het geslacht van Balhory blijven zou, anderen vallen weder het plan op om haar den Russischen czaar aan te bieden, len einde hierdoor den vrede met Rusland te bevestigen; eene derde, zeer (alrijke partij stond de candidatuur van aartshertog Maximiliaan, den broeder van keizer Rudolf 11, voor; de koningin-weduwe Anna eindelijk beval den zoon harer zuster Calharina en van Johannes III van Zweden aan. als den naasten afstammeling van het buis der Jagellonen in de vrouwelijke lijn. De aanhangers van Oostenrijk hadden besloten hun candidaat door kracht van wapenen op den Iroon te plaalsen. Ooslenrijksch geld stelde hen in slaat mei 20,000 man Ie verschijnen op het veld, waar de verkiezing plaats hebben zou, maar de senaat vaardigde in overleg met geheel den overigen adel het bevel uil, dal niemand met gewapend krijgsvolk het veld, waar de koningskeuze plaats hebben zou, naderen mocht. Juist de maatregelen van geweld door de aanhangers van Oostenrijk beraamd, vermeerderden het aantal van Sigismunds vrienden: den I!) Au- Sigismund III Wasa. Johannes Zamoyski. Sigismunds karakter. .'ustus 1387 werd deze (ol koning van Polen verkozen, zijne tegenstanders riepen op liunne beurt drie dagen later aartshertog Maximiliaan tot koning uit. De voorwaarden, waarop de kroon aan Sigismund werd opgedragen, waren zeer hard. Hij mocht zonder verlof der stenden nooit naar Zweden reizen, hij moe«t Rslhland met de kroon van Polen vereenigen en zich verhinden om zoowel den vrede onder de verschillende kerkelijke partijen te handhaven ■ïls alle rechten en vrijheden des adels stipt te eerbiedigen. Al deze punten willigde Johan III voor zijnen zoon in, alleen van den afstand van hsthland aan °Polen wilde hij niets weten. Rij 11a waren de onderhandelingen wedei afgesprongen. indien niet de koningin-weduwe Anna zich met al hare bezittingen voor de vervulling van dezen eisch borg gesteld had. ° Ken 28™ September 1387 verscheen de 20jange koning Sigismund III Wasa met eone vloot hij Hela. den 7"" October landde lm in den omtrek van Danzi" In het klooster Oliva legde hij den voorgeschreven eed at, ook den godsdienstvrede bezwoer hij, maar onder voorbehoud der koninklijke reCh'ïntusschen was aartshertog Maximiliaan, ten einde zijne vermeende rechten op den Poolschen troon te verdedigen, met een Duilsch-Poolsch legei voor Krakau verschenen, doch hij werd afgeslagen en den 28™ December 0vei ,t,. Pnolsche arenzen teruggedreven. Twee dagen later bad te Krakau de No- altijd telde de aartshertog echler een groot getal aanhangers 111 het iiik en stond bij aan liet hoofd van een leger, gereed oin zich zoo mogelijk met' "eweld van de kroon meester te maken. De afwending van dit gevaar dankte SHsmund aan den veldheer der kroon Johannes Zamoyski, die den aartslierlo" tot in Silezië vervolgde, zijn leger versloeg en hem zelf gevangen „ani Ten einde zijne vrijheid te herkrijgen, deed de aartshertog na verloop van een jaar afstand van al zijne aanspraken en ook het hof van Weenen erkende Sigismund den 9™ Maart lb89 als koning van Polen. Zamoyski oogstte voor de door hem bewezen diensten weinig dank. Hij verstond de kunst niet om te vleien als een hoveling en werd daarom aLh ei„ilgezet. ja. dewijl hij luide zijne afkeuring over meer dan een maatregel van SHsmund uitsprak, beschouwde deze hem bijna als zijn vijand. r' De jonge koning toonde reeds kort 11a zijne troonsbestijging, dat In volstrekt niet berekend was voor de moeilijke laak. een Poolsch koning in die da'e nop gelegd Bezield met de vurige begeerte naar het bezit eener onbeperkte heerschappij, bezat hij noch talent noch geestkrach genoeg om den overmoedigen adel in toom te houden. Hij was heersclizuchtig en < aa b j onbekwaam • hij wilde heer en meester zijn over allen en het zich daarbij toch beheerschen door hen. die zijne ijdelheid wisten te streelen.«'J1001 f nriesters die op zijne godsdienstige dweepzucht werkten. Ie trotx li om di Poolsche zeden over te nemen, trachtte hij Duitsehe gebruiken aan /.ïjn hol in te voeren Hierdoor beleedigde hij den volkstrots van den Poolschen adel, •ils slreiv katholiek wenschte hij aan zijne kerk opnieuw de alleenheerschappij in Polen"te verschallen; wel durfde hij de protestanten nietopenlijkvervo „en. doch hij liet toe dat katholieke dwepers te Wilna en Krakau protestantsche kerken verwoestten, zonder hun daarvoor eenige straf op te leggen Ook in een ander opzicht schond hij zijn kroningseed en wel g wii/e door tegen den wenscli der stenden den .?•» Mei Ij.»2 met Anna ue dóchter van Sshertog Karei, de zuster van den lateren keizer Ferd.nand II. 'Vieze ''verbintenis des konings met eene vorstin uit het strengkalholieke Habsbursische huis maakte de protestanten nog meer dan vroeger voor hunne vel li "hei d bed ucl 11. Zij vreesden, dat de koning lot hel vervolgen van de keilers zou overgaan, waartoe de groole partij der katholieken 111 den lande maar al Ie zeer geneigd was. Oorlog met de Tataren. Zamoyski's dood. Opstand. De ontevredenheid met het bewind van Sigismund was algemeen; geene enkele partij achtte of beminde hem; daarom werd hij dan ook, toen zijn vader, koning Johan III van Zweden, gestorven was, door de Polen slechts zwak ondersteund in zijne poging om zich van het bezit der Zweedsche kroon te verzekeren, hoewel zijn recht daarop inderdaad een der meest overwegende drangredenen voor zijne verkiezing tot Poolsch koning was geweest. Uit den twist om de Zweedsche kroon, waarin Sigismund spoedig het onderspit moest delven, ontwikkelde zich de onzen lezers reeds bekende langdurige, door herhaalde wapenschorsingen afgebroken Zweedsch-Poolsche oorlog, die grootendeels in Lijfland gevoerd werd en beiden landen zware offers kostte. Op Polen drukte die krijg des te zwaarder, daar dit rijk ook in andere richtingen bloedige oorlogen te voeren had. De Tataren trokken plunderend en blakerend door Rood-Rusland en Podolië. Slechts door de dapperheid van Zamoyski, die voor geen gevaar en voor geen offer terugdeinsde — hij voerde een op eigen kosten uitgerust leger tegen den barbaarschen vijand aan — werden zij in hunne strooptochten gestuit. Zamoyski, die nooit moede werd voor zijn vaderland de zwaarste offers te brengen, — hij betaalde b. v. ook in Lijfland het leger uit zijne eigen middelen, toen de soldaten, vertoornd wijl hun de soldij niet uitbetaald werd, hunne vanen dreigden te verlaten — had zich zulk een aanzien bij zijne landgenooten verworven, dat het hem weinig moeite gekost zou hebben, den onbemiuden koning, die hem zoo ondankbaar behandeld had, van den troon te stooten. Op een rijksdag was hij hiertoe door zijne vrienden onverholen aangespoord, maar hij had hun toornig den rug toegekeerd. Het was voor Sigismund III eene groote ramp, dat Zamoyski in het jaar 1(508 stierf; hij verloor hierdoor zijn hechtslen steun en toen hij kort daarop de zuster zijner eerste gemalin — koningin Anna was in het jaar 4598 gestorven —- ten huwelijk nam, ontstond over deze nieuwe verbintenis met Oostenrijk zulk eene ontevredenheid in het land, dat het tot een opstand kwam, aan welks hoofd vorst Johan Radziwill zich plaatste. De oproerlingen zonden een gezantschap tot den koning met den eisch, dat hij zijn regeeringsbeleid veranderen, de bezworen verdragen eerbiedigen en openlijk om vergiffenis vragen zou, wijl dit tol dusver niet geschied was. Dewijl Sigismund zulk een eisch natuurlijk niet inwilligde, wilden de opstandelingen hem afzetten en vorst Gabriël Bathory van Zevenbergen tot koning uitroepen. Het gevaar was groot, doch het geluk begunstigde Sigismund meer dan hij verdiende. Nadat de opstandelingen eene zware nederlaag geleden hadden, legden ze hel hoofd in den schoot en kondigde Sigismund in het jaar 1608 eene algemeene amnestie af. Hoewel Sigismunds heerschappij in Polen op zulke zwakke grondslagen rustte, dat een tweede, voorspoediger opstand die gemakkelijk had kunnen omverwerpen, spoorde toch de eerzucht den ijdelen vorst aan om nog naar eene tweede of liever naar eene derde kroon te dingen, want nog altijd noemde hij zich koning van Zweden, hoewel hij van deze waardigheid niets meer dan den titel bezat. In Rusland heerschte destijds de grootste regeeringloosheid. Twisten om den troon waren oorzaak van een bloedigen strijd tusschen de verschillende partijen. Sigismund besloot daarvan partij te trekken: hij verklaarde Rusland den oorlog, dewijl hij voor zich zelf een begeerig oog op den Russischen troon geslagen had. Hij koesterde de stoute verwachting, dat hij zich hierdoor ook verdienstelijk maken zou omtrent de heilige alleenzaligmakende kerk: als czaar van Rusland wilde hij de Grieksch-katholieke bevolking in de armen der Roomsche kerk terugvoeren. Dewijl het Poolsche leger zegevierend in Rusland doordrong, meenden de Russische edelen het eerst een eind aan den oorlog te zullen maken, Oorlog met' Rusland en de Osmanen. Dood van Sigismnnd. indien zij aan Sigismunds zoon Wladislaw de kroon aanboden. Doeti Sigismund weigerde en zetle den oorlog voorl. De strijd legen Rusland werd door de Polen over liet algemeen met een gelukkigen uitslag gevoerd. Het gelukte hun, tol in liet hart des lands door te dringen en Moskou Ie veroveren ; doch zij waren niet hij machte zich hier staande te houden. De Poolsche legerhoofden hadden zich door hunne wreedheid zoo gehaat gemaakt, dat zelfs de Russen, die hun vroeger gunstig gezind waren geweest, voor het grootste deel van hen afvielen. Dewijl het volk Michaël Feodorowitsch Romanovv, die met het geslacht van Rurik verwant was. tot czaar verkoos (1013) en de poging om den Russen thans den vroeger verkozenen Wladislaw als vorst op te dringen, in het jaar 1617, ten gevolge van's konings werkeloosheid, van de twisten der Poolsche aanvoerders en de bandeloosheid der Poolsche soldaten mislukte, gaf Sigismund zijn plan op. Iu hel jaar 1619 sloot hij met de Russen een lijarigen wapenstilstand. Tot belooning voor de erkenning van Michaël als czaar verkreeg Sigismund de Russische provinciën Smolensko, Severië en Tschernigow voor de Poolsche kroon. De eenige vrucht van den langen, Moedigen strijd was, dal de huilendien reeds al te uitgestrekte grenzen van Polen nog verder werden uitgebreid en dat Polen in het zeer betwistbaar bezit geraakte van eenige provinciën, ten gevolge waarvan hel reeds na korten lijd andere gewesten verloor. De Polen zouden onder Sigismunds regeering niet tot rust komen. Nog gedurende den Russischen oorlog hadden zij ook tegen de Osmanen moeten vechlen en deze krijg duurde steeds voort. Polen was dooi de langdurige veldtochten verzwakt; van het buitenland ontving hel geene hulp, iu weerwil der dringende beden, welke Sigismund tot keizer Ferdinand II richtte. Hel was dus niet te verwonderen, dat de Tataren opnieuw verwoestende sirooptochten door het rijk ondernamen, dat Sigismund ook in den strijd tegen Gustaaf Adolf van Zweden, welks uitslag wij reeds in de Zweedsche geschiedenis verhaald hebben, geene lauweren plukte, maar dat Lijfland \oot hel Poolsche rijk verloren ging. De langdurige regeering van Sigismund III hij sliert eerst uen 30™ April 1632 — droeg er niel weinig toe bij, om de zware stormen te doen opsteken, die weldra over het Poolsche rijk zouden losbarsten. De maatschappelijke orde, door Slephanus Bathory tnet zooveel moeite gevestigd, was weer geheel verstoord ; de adel was overmoediger en onbeschaamder dan ooit, het aanzien des konings schier geheel verdwenen. De godsdienstige sekten bestreden elkaar met de grootste woede; het katholicisme had, ten gevolge van de twisten, die onder de protestanten heerschten, opnieuw in kracht gewonnen en het was den voor zijn kerkgeloof ijverenden koning mogelijk geweest, de protestanten althans van de staatsambten uit te sluiten en hun vele hunner kerken te ontnemen. Alleen in Pruisen had Luthers leer diepe wortelen geschoten, hier heerschten orde en wet, hoewel ook hier de hertogelijke macht zeer beperkt was, dewijl de rijke adel zich bijna van alle macht meester had gemaakt. De tweede hertog van Pruisen, Albrecht Frederik (1568—1618) wasonnoozel. De aristocratie trok van zijne zwakheid partij om zich bijna geheel onal- hankelijk te maken. . Wel werd het regentschap voor den onnoozeleu vorst door de 1 ootsclie kroon aan den naasten bloedverwant, markgraat George I'redelik van Ansspacli. opgedragen (1577); doch ook deze kon niets tegen den machtigen adel uitrichten, dewijl hij liever in zijn eigen land dan in hel verwijderde, ongastvrije Pruisen verblijf hield. Toen George Frederik in liet jaar 1603 stierf, ging het regentschap op keurvorst Joachim Frederik van Brandenburg over en daar Albrecht Fiederik in het iaar 1618 stierf, werd keurvorst Jolian Sigismund hertog van Pruisen A 4 Stkeckfiss V. Pruisen. Regentschap. Copernicus.' onder hel opperleenheerschap van Polen. Den 2en Januari 1620 stierf hij en werd als keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen door zijn zoon George Wilhelm opgevolgd. In Pruisen, zoowel in het koninklijke, d. i. Poolsehe, als in hel hertogelijke deel des lands breidde zich gedurende dit tijdperk de Luthersche leer meer en meer uit. Deze provincie overtrof de overige Poolsehe landen in snelle ontwikkeling van handel en nijverheid, een gevolg van den krachtigen bloei harer sleden. Aan de hoogeschool te Koningsbergen, in 1546 geslicht, en op de in grooten getale opgerichte scholen werd de wetenschap met den meesten ijver en met het beste gevolg beoefend. Juist in dien lijd verwierf een Pruis zich onsterfelijke verdiensten ten aanzien der wetenschap. Nicolaas Copernicus (geboren 1473, gestorven 1543) uil Thorn, kanunnik van de domkerk te Frauenburg, bracht eene geheele herschepping van de sterrenkunde te weeg, door op wetenschappelijke gronden te bewijzen, dat de zon, alleen om hare eigen as draaiend, het middelpunt van het planeienstelsel vormt. ZES EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Rusland. Wasil IV Iwanowitsch. Herstelling van de éénheid van den staat. l)e titel czaar. Wasils huwelijk met Helena Giinski. Iwan IV Wasiliewitsch, de Vreeselijke. l)e regentes Heleua. Hare wreedheid. Menigvuldige doodvonnissen. De Bjelski's en de Schuiski's. lwans opvoeding De Schuiski's ten val gebracht. Heerschappij der Gliuski's. Iwans kroning. Zijn huwelijk met Anastasia Romanowna. De groote brand van Moskou. Opstand tegen de Gliuski's. Svlvester en Alexei Adaschew. Hun zegenrijk bewind. Het corps der strelitzen opgericht. Kasan en Astrakan onderworpen. De Donsche kozakken. De hngelscheu iu de Witte /ee. Oorlog met Noorwegen. Plotselinge ommekeer in Iwans karakter en regeering. Dood van keizerin Anastasia. Sylvester en Adaschew ten val gebracht De opritschniks. Onmenschelijke wreedheid van Iwan den Vreeselijken. Slaafsche onderwerping der Russen. Begin der verovering van Siberië. Ongelukkige oorlogen met de Tataren en Polen. Dooit van Iwan IV. Iwan III Wasiliewitsch, de groote herschepper van Rusland, was in het jaar ® n^lorven (zie Dl. IV blz. 564). Zijn zoon Wasily (Wasil) IV Iwanowitsch (1506—1535) volgde hem in de regeering op. Deze spande zijne beste krachten in om op den weg, door zijn vader hem gebaand, verder voort Ie gaan. Ook zijn doel, gelijk dat van Isvan III, was hel gansche uitgestrekte Russische rijk tot een geheel te maken en le gelijk door vermeerdering van de volksbeschaving zijn volk eene plaats le doen innemen onder de beschaafde natiën van Europa. Tot bereiking van eerstgenoemd doel beroofde hij de laatste der kleine vorsten van hunne heerschappij, en maakte hij een einde aan de repuhlikeinsche vrijheid van den kleinen vrijstaat Pleskow, die zich naast Nowgorod dooreen bloeiende» handel onderscheiden had en thans, evenals de zusler-republiek onderging. r Tegen de naburige Polen en Lithauers slreed Wasil IV niet altijd voorspoedig evenmin als legen de Tataren, die hunne vernielende strooptochten tol Moskou uitstrekten. Hij moest zelfs de belegering van Moskou voor eene som gelds van hen afkoopen. Wasil IV. Zyn huwelijk, echtscheiding en dood. ln weerwil van de vele oorlogen, door liein gevoerd, slelde Wasil IV een levendig belang in den bloei van Ruslands nijverheid. Hij begunstigde vreemde handwerkslieden, kooplieden en kunstenaars, die zich in zijn rijk wilden nederzelten en voor de ruwe Russen de leermeesters der beschaving moesten worden. Met buitenlandsche vorsten, vooral met keizer Karei V, trad Wasil IV menigmaal in onderhandeling. Karei V wist zich de beide Slavische mogendheden, Polen en Rusland, welke hij als een voormuur tegen de verdere veroveringen der Osmanen beschouwde, tot vrienden le maken. Bij deze onderhandelingen schonk men aan Wasil IV den titel czaar (zar. zaar. hetzelfde als caesar of keizer), welke in die dagen minder in het land zelf dan wel in betrekking tot het buitenland gebruikt, doch later de algemeene titel der Russische heerschers werd. Wasil IV was gehuwd met Salomeh. de dochter van een gewoon Russisch edelman; zijn echt was 22 jaren lang kinderloos gebleven. Toen de czaar zijn leedwezen hierover aan zijne bojaren te kennen gaf, daar hij vreesde, dat zijne broeders na zijn dood onderling in twist zouden geraken over de troonopvolging, antwoordden de bojaren hem: »Een onvruchtbaren vijgeboom houwt men af en werpt men buiten den hof." Wasil besloot dezen wenk op te volgen. Hoewel twee aanzienlijke monniken Bassianus en Macimus, zich krachtig verzetten tegen eene echtscheiding, die met den godsdienst in strijd was. en hoewel ook de grootvorstin Salomeh weigerde in een klooster te gaan, werden haar toch met geweld de haren afgesneden en werd de nonnenkap haar opgezet. Hare verdedigers ondergingen barbaarsche stratfen. Volgens de wetten der Grieksche kerk moest ook de man de tonsuur aannemen, wanneer hij zijne vrouw in een klooster deed treden, doch van deze verplichting werd de grootvorst door de slaafsche geestelijkheid ontslagen; hij huwde Helena, de nicht van den Lithauschen vorst Michaël Glinski. De grootvorstin Helena onderscheidde zich zoowel door hare schoonheid als door hare Duilsche beschaving. Doch ook zij scheen gedurende vele jaren de hoop van haar gemaal op kroost niet te zullen verwezenlijken. Eindelijk, eerst in hel vijfde jaar na hun huwelijk, den 25™ Augustus 1530, bracht zij haar eersten zoon ter wereld, die den naam Iwan ontving. Wasil IV was buiten zich zelf van blijdschap en vaardigde eene algemeene amnestie uit. Hij bekommerde er zich weinig om, dal de bojaren wantrouwend iiet hoofd schudden en elkander toelluisterden, dat de schoone hoveling Telepnew de ware vader van den knaap was, ja, hij bevorderde zelfs dezen gunsteling van Helena tol de hoogste waardigheden en overlaadde hem met gunstbewijzen. Zijne schoone en talentvolle gemalin oefende van nu af nog sterker invloed op hem uil dan vroeger. Een krachtig bewijs van zijne hoogachting en liefde schonk hij haar in de bepaling van zijn testament, waarbij hij haar tot voogdes van zijn zoon en tot regentes des rijks benoemde, nadat hij zijn jongeren broeders had laten zweren, dat zij geen aanspraak zouden maken op de kroon, maar hun neef Iwan als troonopvolger erkennen zouden. Korl daarop stierf Wasil IV. den 3e" December 1533. Ten einde nog in de allerlaatste ure van zijn leven de door hem overtreden wet der kerk le gehoorzamen, nam hij op zijn sterfbed de monnikspij aan. Iwan IV Wasiliewitsch, die zich later den afschuwelijken bijnaam »de Wreede" of »de Vreeselijke" verworven heeft (1533—1584) was bij den dood zijns vaders eerst drie jaar oud. Toch ontmoette zijne troonsbestijging niet den minsten tegenstand. Overeenkomstig het testament van Wasil IV aanvaardde de grootvorstin Helena het regentschap. Een raad V&n 20 bojaren stond haar ter zijde, doch zij bekommerde zich om hen weinig of niet. Haar gunsteling Telepnew, 44* De rewntes Heletia. Hare, wreedheid. Iwan IV de Yreeselijke. met wien zij thans openlijk eene liefdesbetrekking had aangeknoopt, oefende op haar een heilloozen invloed uil. De broeders van den overleden grootvorst en vorst Glinski, Heiena's oom, verwelen haar dezen ergerlijken omgang met Telepnew; het eeniggevolg hiervan was, dat zij hen met den doodelijksten haat vervolgde. Glinski werd in de gevangenis geworpen en Ier dood gebracht. Hetzelfde lot onderging Jurii Iwanovvitsch. haar oudste zwager, legen wien de beschuldiging werd ingebracht, dal hij naar de heerschappij gestaan had. Heleua liet hem in de gevangenis van honger omkomen en vervolgde ook al zijne vrienden cn aanhangers. Andreas, Wasils jongste broeder, ontvlood het hof; ten einde een dergelijk lol te ontgaan, moest hij Heleria ten val brengen. Hij spoorde de Russische grooten tot opstand aan en velen volgden zijne roepstem, maar hij was toch te zwak om den strijd met de grootvorstin Ie kunnen aanvaarden, en toen nu Telepnew inet een leger kwam aanrukken, bood hij aan zich te onderwerpen, indien hem genade beloofd werd. Dit geschiedde Telepnew zwoer, dat Helena geene wraak oefenen zou, doch nauwelijks had Andreas zich overgegeven, of de regentes liet hem in boeien slaan en in den kerker werpen. Al zijne dienaren en vrienden werden Ihans op de vreeselijksle wijze vervolgd. Helena stoorde zich aan rang noch stand. Vele vorsten werden eerst gepijnigd en vervolgens op de markt in het openbaar op de wreedste wijze ter dood gebracht. Dertig zonen van bojaren werden in de straten van Nowgorod met lange tusschenpoozen opgehangen, tot een waarschuwend voorbeeld voor alle oproermakers. Na zes maanden in den kerker gezucht te hebben, werd ook Andreas vermoord. Door hare afschuwelijke wreedheid maakte de grootvorstin zich algemeen gehaat. Noch den ijver, dien zij in de bevordering van de volksbeschaving aan den dag legde, noch haar vertoon van uiterlijke vroomheid waren in staal de Russen met haar bloeddorst te verzoenen. Het doodelijkst haatten haaide bojaren, die door haar geheel van macht en invloed beroofd waren. Haar gunsteling Telepnew was alvermogend. Een dergelijk bewind kon slechts van korten duur zijn. Helena stierf plotseling in het jaar I53N. volgens het algemeen gevoelen aan vergif. Zeven dagen na haar dood werd Telepnew op bevel van den bojarenraad geboeid en in den kerker geworpen; hier liet men hem verhongeren. Voor het volk bracht de dood van Helena en van haar gunsteling niet het minste voordeel aan. Integendeel het werd nog erger gekweld dan vroeger, want Ihans betwistten twee machtige vorstengeslachten, de Rjelki's en de Schuiski's, elkaar de heerschappij. Zij regeerden bij afwisseling in naam van den jongen grootvorst. Reiden wedijverden in daden van wreedheid en afpersing. Ten einde Iwan IV aan zich te boeien, lieten zij den knaap diens tyrannieken wil vrij den teugel vieren, ja zij bevorderden zelfs zijne zucht naar zingenot en zijne neiging lot wreedheid. Dagelijks was Iwan getuige van de afgrijselijkste looneelen. Meer dan eens stroomde het bloed binnen de muren van zijn paleis. Iwans beide ooms van moederszijde, de vorsten Glinski, drongen er eindelijk in het jaar 1543 bij hun neef op aan, dat hij de Schuiski's, die juist op hoogst willekeurige wijze regeerden, ten val zou brengen. Iwan was toevallig op dezer, zeer verstoord, dewijl zij een zijner gunstelingen, dien zij voor hun vijand hielden, van hein weggerukt en verbannen hadden; hij aarzelde dan ook niet het verzoek zijner bloedverwanten in te willigen. Den 29™ December 1543 riep hij eensklaps de bojaren bijeen; op strengen toon voegde hij hun toe, dal zij misbruik gemaakt hadden van zijne jeugd, het land uitgeplunderd en vele onschuldigen Ier dood gebracht hadden. Daardoor waren velen van hen strafbaar, maar slechts de schuldigste van allen, vorst Andreas Schuiski, zou gestraft worden. De Schuiski's en hunne vrienden waren verstomd van schrik; zij De Schuiski's en de Glinski's. Brand te Moskou. Val der Glinski's. durfden geen weerstand bieden, loen lwan IV Andreas Schuiski grijpen liet en aan de hondenslagers overgaf, die hem op de straal onder de toejuichingen des volks doodden. . De Glinski's, die na den val der Schuiski s hunne plaats innamen regeerden in naam van hun neef niet minder wreed en willekeurig en ook lwan zelf legde reeds toen een groote wreedheid en een afschuwelijken bloeddorst aan den dag. Zijne ooms lieten hem zijn gang gaan, wanneer de knaap er vermaak in schepte, met zijn paard in het midden van een volkshoop te springen, grijsaards, vrouwen en kinderen te overrijden of dienaars, uie zien zijn misnoegen op den hals gehaald hadden, te doen folteren. Somtijds deed hij dit laatlte zelfs zonder eenige aanleiding, louter voor zijn genoegen. Inwan stond uit dankbaarheid hiervoor den Glinski s het recht toe om in zijn naam alles te doen wat zij wilden; elke klacht wees hij niet alleen af, maar hij gaf de klagers aan de wraak zijner ooms over ot strafte hen nu en dan in persoon. .. . .. . . Den 16"" Januari 1547 liet lwan IV. die thans zijn 17» jaar bereikt had, zich plechtig als czaar kronen. Weinige weken later huwde hij Anastasia Romanowna, doch ook nadat hij thans zelf de regeering aanvaard had, bleet aanvankelijk alles bij het oude. De Glinski's behielden hunne macht en misbruikten die op dezelfde onbeschaamde wijze als vroeger. Het Russische volk wanhoopte er aan, dat er ooit in zijn treurig lotverandering zou komen, toen eensklaps eene vreeselijke ramp de bron werd van een groot, helaas! al te kortstondig geluk. Reeds meermalen bad een brand in Moskou de houten huizen van verschillende stadswijken in de asch gelegd, doch zóó vreeselijk als in April 1547 was nog nooit een brand geweest. Bijna alle straten der uitgestrekte stad werden door de vlammen aangetast; geheel Moskou geleek eene reusachtige, gloeiende, door dikke rookwolken omhulde houtmijt. ° De houten huizen verdwenen in een oogenblik, de steenen gebouwen stortten in. Bijna alle staatsgebouwen, ook het slot der czaren met zijne schatten, werden een prooi der vlammen, en 1700 mannen en vrouwen en een onnoemlijk aantal kinderen vonden er den dood. . De ellende der overblijvende, van huis en have, ja van alle levensbehoeften beroofde bevolking ging alle beschrijving te boven. De overmaat van ellende bezielde liet volk met den moed der vertwijfeling, die weldra tot razernij klom. De gehate Glinski's, schreeuwden de wanhopigen, droegen de schuld van de ontzettende ramp. . _.. . Ook onder hen, die den jongen czaar omringden, telden de Glinski s vele vijanden, tot wie o. a. ook Iwans biechtvader behoorde. Deze verklaarde, da de toovei'ij van eenige aanzienlijke booswichten de oorzaak van den brand van Moskou was. . . . . De verbaasde czaar beval den raad der bojaren een grondig onderzoek in te stellen. Twee dagen later riep de raad de burgers van Moskou bijeen en vroeg hun, wie de stad in brand had gestoken. »De Glinski s, de Glinski s was het antwoord en de burgers verhaalden nu, dat vorstin Anna, de moeder van de overleden grootvorstin Helena, der doode het hart uit het lijf gereten, dit in het water gelegd en daarmee de straten van Moskou besprenkeld had en dat daarom de stad door het vuur geteisterd was. Vorst Jurii Glinski stond in den kring der bojaren, luj hoorde de wanzinnige beschuldiging en werd door een hevigen schrik aangegrepen. Ten einde zich tegen de woede des volks te beveiligen, zocht hij bescherming in eene kerk doch de woeste menigte stormde hem na en vermoordde hem, daarop wierp zij zich ook op zijne aanhangers en velen van hen deelden zijn lot. De oproerlingen trokken eindelijk zelfs naar den czaar en eischten \an hem. dat hij hun vorstin Anna. zijne grootmoeder, en Michaël Glinski, zijn oom. die hij verborgen had, zou uitleveren. ... lwan IV liet wel de oproerige menigte uil elkaar drijven en de raddraaiers Sylvester en Adaschew. Iwans bekeering. Kasan en Astrakan veroverd. se wankelen en vluchtte naar Lithauen. J van de vJlaf' wie^Z i"'" val.gebrach,l; "««lis hing Ruslands toekomst af' van ie \raag, wie dei bojaren hunne plaats innemen en on den rmr die n°8 On''zekerei]6 i'iid ver "r! lei(li"8-e.p" vloed uitoefeneu'zou. *>p zekeren lijd verscheen aan het hof een man van een hoo«st zonderling Hif i'. -Ti" rn?,k',met namc Sy|vest('r- di« Uil N o wgo rod geboortig was! Hj \eihaalde den bijgeloovigen czaar van bovennatuurlijke verschijningen, die hij gehad had. en bezwoer iiem, met het oog op de strafgerichten Gods 'een nieuw leven te beginnen en zijn volk zacht,"rechtvaardig en wijs te re-e'eren i werd 'ol tr?nen geroerd; hij omarmde den bezielden spreker en hTd te bewTndeTeï. nan Z'Jn °P deD moeiliiken we8- '"Ü als vorst ov|vJ!'"nS Srak T i"derda?d eene gelukkige lijd voor het Russische rijk aan nom n onbaatzuchtig genoeg was om geen staatsambt te willen aan¬ nemen. maar slechts een eenvoudig priester bleef, werd de invloedrijkste wpr i n' V|a" , |0|"gen Czaar: aa" zijne zijde stond Alexei Adaschew en heiden Iwans jonge gemalin! mC ondersteund d°0' Anastasia Romanowna. klan Inin'ahlfVhaon,Willeke.Ur' afPsrein81.en dwingelandij heerschten thans eensklaps in hel bestuur orde. rechtvaardigheid en krachtige handhaviiv van de wetten Eene strafwetgeving werd uitgevaardigd, eene kerkorde vastgesteld, en Ie bevoegdheid der politie dooi' wettelijke bepalingen geregeld. Door het geheele land werden scholen gesticht; handwerkslieden, kunstenaars, artsen apo bekers en boekdrukkers werden uit het buitenland, vooral uit Duilschland. naar het Russische rijk gelokt. In het jaar 1553 zag Moskou binnen zijne muren de eerste drukkerij verrijzen. hPn,tpHe!1AUo,SCheile8er ,was n,iel la"ger. gelijk voorheen, eene ordelooze bende, doch er werd een staand legercorps, met musketten gewapend, in dienst genomen Men noemde dit het corps der strelitzen (streltsy scherpschutter" ) zij vormden voortaan de kern van het Russische voetvolk Ook tegenover bet buitenland waren de eerste 13 jaren van Iwans regeerina t °P ?" i !?" Mosk°u volgden' belangrijk en voorspoedig. In het jaar 1553 veroverde de czaar Kasan. hij maakte dat land tot eene Russische provincie. Door het onderdrukken van den islam en het invoeren van het Christendom bevestigde hij hier de Russische heerschappij Astrakan onderging in het jaar 1554 hetzelfde lot, buitendien won Iwan IV voor Rusland in de kozakken eene zekere beschutting tegen de invallen der rekenen ^ Wel '"J "'et a"ij(l °P hunne lrouw even vusl kon De kozakken bestonden uit de overblijfselen van vroeger door de Mongolen onderworpen volksstammen; zij waren deels van Tataarsche. deels van Tscl.erkessische, deels van Cirkassische afkomst. Zij hadden zich in twee groote ÏÏuin8fnff8Sp kofakken van den Don en van den Dnieper. De laatsten leefden, gelijk onze lezers zich herinneren, onder Poolsche opperheerschappij. De kozakken van den Don daarentegen stelden zich onder bescherming van Iwan IV maar behielden eene groote male van vrijheid, b. v. ook liet recht om zelf hun aanvoerder, den ataman (in het Poolsch betman), te kiezen Ook naar het noorden wendde Iwan zijne blikken. In het jaar 1558 verschenen Engelschen in de Witte Zee, om bier een weg naar China en Indië e vinden. Iwan ontving hen vriendelijk; hij wenschterechtstreekschehandelsbetrekkingen met het westen van Europa aan te knoopen en daartoe achtte hij in de eerste plaats het bezit van havenplaatsen aan de Oostzee noodie Onze lezers herinneren zich den Noorschen oorlog, waarin Iwan door den wensch naar het bezit van Lijfland gewikkeld werd; zij weten ook, hoe Iwans tweede ommekeer. Zijne ziekte. ongelukkig ilie strijd, die in den beginne een goeden uitslag beloofde, voor de Russen alliep. , „ . , In dit tijdperk van den Noorsehen oorlog vond er zulk een plotselinge en geheele ommekeer in liet karakter en regelingsbeleid van Iwan plaats, t al men bijna geneigd zou zijn om geloot' te slaan aan de sage, volgens welke hij vergiftigd en ten gevolge daarvan half waanzinnig geworden zou zijn, indien het zich niet zeer goed liet verklaren, dat een vorst, die van nature tot oninenschelijke wreedheid geneigd, maar door bijgeloof tot eene rechtvaardige regeering gedrongen was, weder in zijne oude gebreken vervalt, zoodra liet bijgeloof zijne macht over hem verloren heeft. , , „Iwan 1Y werd niet, gelijk Karamsin beweert, door den verpletterenden invloed van den brand van Moskou in een toonbeeld van deugd herschapen; evenmin mag men in den physischen invloed van eene ziekte, die zijn teven in "evaar bracht, de eerste oorzaak van zijn teugelloos gedrag en van zijne voor de menschelijke natuur onteerende uitspattingen zoeken, want hij onderscheidde zich zoowel 11a als voor dien tijd door een bijzonder scherpzinnig verstand. Ue zucht om eigen wil tol aller wet te verbetten, is de wortel van alle dwingelandij en verleidt een hartstochtelijk karakter, dat niet 111 slaat is zich zelf te beheerschen en met verachting vervuld is jegens alles wat hem omringt, om alle perken te buiten te gaan. . Niet ten gevolge van Iwans godsvrucht, maar van zijn bijgeloof was het een rechtschapen priester gelukt hem op den rechten weg le brengen en hein het besluit tot verbetering te doen nemen. Hij vertrouwde zich aan dezen en aan den jongen Adaschew toe in alle zaken, die den staat de kerk en het huisgezin betrotlen. en dat vertrouwen, door hem aan deze beide weldenkende en bekwame mannen geschonken, moet men hem ongetwijfeld als verdienste toerekenen. Hierdoor werden dertien jaren lang de zaken des rijks op een beteren voet gebracht, Kasan en Astrakan veroverd, voor eene betere rechtspleging en eene nauwgezette uitoefening van den Griekse hen eeredienst de noodige voorschriften uitgevaardigd en iu het krijgswezen vele misbruiken, dudoor het bevoorrechten van eenige geslachten sinds eeuwen mgeworU^l wa en, zoo al niet geheel afgeschaft, dan toch beperkt. Wij kunnen me loochenen dat Iwan een open oog had voor groote maatregelen, die de verhoogn g van de macht zijns rijks ten doel hadden, en dat hij hierin zich ^If se^ volkomen gelijk bleef. Doch aan den anderen kant valt evenmin e betwijfelen, dal van eene innerlijke verbetering van zijn zedelijk leven uit den gronJ'W® harten, bij hem volstrekt geene sprake is geweest. Dit zal «^ 'luideijk blijken uit' de verwijten, waarmede hij zijne zedemeesters Sylvester en Adaschew overlaadde, die hij van zich verwijderde, omdat zij hem lastig werden, aan wilde hij slechts aan zijne eigen luimen den teuge vieren Zijn hartstochtelijk gemoed gaf zich aan alle denkbare zinlijke sten over en deinsde voor geene middelen, zelfs niet voor de onmenschelijkste wreedheid terug". , ,, .... t. ,i„ Zoo verkfaart Dr. Ernst Hermann, aan wiens voortre lelijk werk. de geschiedenis van den Russischen slaat, wij eenige bijzonder beiang wek kende gedeelten ontleenen. den merkwaardigen dubbelen ommekeei 111 hel kaï. van Iwan den Vreeselijken. ... .• i,,,.],.,. Reeds in het jaar 1553 vertoonden zich de eerste sporen diei verandeii%. Iwan IV werd ziek; hij meende dal hij moest sterven. Nu riep hij de ijksgrooten aan zijn ziekbed bijeen en eischte van hen, dat zij zijn halfiarigen zoon als czaar zouden erkennen. Tot zijne smart en \ei bazii ig ontmoette dal verzoek een heiligen tegenstand. Üe bojaren der neer een knaap van een half jaar de kroon erfde, de ongelukkige daBen( ue Schuiski's en Glinski's zouden terugkeeren. dat dan de verwanten der keizerin, aan hel bewind komen en dit op hoogst willekeurige wijze voeren zouden: daarom wenschten zij dat een krachtig man, een S\ lvester en Adaschew in ongenade. Iwans onmensehelijke wreedheid. VAlLi7,iV ,Wladi1mir1 Andrejewitsch, den troon beklimmen mocht. Zelf. pn Tr i )V ''n(l1' met dien wensch in, eerst toen Iwan tot gewelddadige in den schoot* 8 e" ,oevlucllt nam' le8den de weerspannige.! het hoofd Iwans ziekte nam niet de gevreesde wending; hij herstelde Na ziine hemZ,"ehil!i °n| I J Z'Ch Wei' ®enadi8; hiJ scheen ,le" tegenstand, dien men hem geboden had. vergeten te hebben, doch inderdaad herinnerde hij Sch hot gebeurde maar n t» irA.i.r \t_. 1...1 1 •: * . , .. . niJ iltn umüll(n, imu hij aaascnew noodig, (Jaar deze hem wel somtijds lastiii. maar vnnplnnni'rr nnAntKnn»inU tvt_ . • 1 •• , ' . ™ uiiuuiucci«ijix >vds. ïioir mem" ïaar val hJJi 1S ra- ,f Vlngeun en (,ie van Svkester, maar reeds ging hij zwanger van het plan om zich van hunne lastige voogdijschap te ontslaan.8 ° o__i J,'ar 15,'0 stierf keizerin Anastasia; hare bloedverwanten de , W?ren | verljlll|erj beschuldigden dezen, dal zij de keizerin door tooverij om het leven "ebracht hadden Iwan belegde terstond eene vergadering van den raad der Eren n ■\an de geestelijkheid en in deze bijeenkomst werden Svlvesteren Adaschew on0eh°ord veroordeeld. Sylvester werd naar een klooster'op een woest eiland daarna. verbannen. Adaschew werd gevangengenomen en stierf kort Nadat Iwan IV zich zelf van zijne beste raadslieden beroofd had omrin-'de . . „ "°r,,lage vlei.ers e" nietswaardige gunstelingen. Thans vierde^ ...J — uuu, ,„f.e Vleiers en nietswaardige gunstelingen. Thans vierde hii opnieuw aan zijne aangeboren woestheid den vollen teugel. Zijn vol-end leven IS n ets (lilll PPI1P aanflflnB(.hnli,lïn„ J VUIPG,1U »e\eil •. ... «ov.i,.>du aiscmiwiiiKe wreedheden schnm eliikp uitspattingen en huichelachtige godsdienstoefeningen: zonder om.ÏÏien of aane en ruimde hij in de eerste plaats alle vrienden en aLhan^rs zHner Bevallen gunstelingen, allen van wie hij vreezen kon. dat zij wraak on hem l u,,nen nemen „it den weg. Doch ook dit 'bevredigde hm, weï l'lad hii Jri w'rvol"rul^7,l,'hl koos hare slachtoffersin steeds wijder kring than« wilde hii *1 pt lln", | ,eTn °»der de" invloed van anderen gestaan, vii'n „.li 1 u. genot der onbeperkte heerschappij met volle teugen smaken • zijn weldoordacht plan kwam hierop neer: hij wilde alle aanzieSen uit den adeNnkë'™rnndh«h|ZIJ"e 'I1'"°°k maar eeniPszins konden beperken, en de j grondbezitters, de vorsten en bojaren uitroeien, ten einde zich tot le naken; alle schatten des rijks moesten zijn eigendom worden lijkt' °bloeild( m'*'11^gev?lle[1 kl)" beschikken. Alleen wanneer zijn onmensche- »nn ,'»n" „e''."'e le°f" de W|,aak des adels beveiligd te zijn, trok hij zich in teru"• hie^H'omrin'ltp1 i^f" • ^osko,11 plegen paleis. Slobode Alexandrowskaja 1; T:' omrnipde hij zich met eene afzonderlijke garde, de onritschniks ir ^Chenke" °vei'|aad(le en wien hij bijzondere voorrechte s nk' er nnrli «^!? m°cl>ten ongestraft rooven en moorden; voor hen besSen den dingeland uUvïerde'JT' *Ö ^ aaraïlen e,k ,noo,d^v«' van pn JS |l>,lle,s Slobode was met wallen en grachten omringd; de hovelingen zelfs irun^TigeTstna! Op l'"""6 af^ndei1lijke huizen- de opritschniks .n».. 1 I. P straat. Dl poorten van Slobode waren altijd gesloten nie- d„ïtei p aals zo.nder hyans "ihlrukkelijk verlof betreden of verlaten. au 11 s tel in "e n ónhpi "ï'1 Veill«.' ',ier ^ hiJ zich mel ZIJ"" schaaintelooze fforï'dilnJ?» °nbekommerd aan zijne schandelijke uitspattingen, aan ijdele gien;'f verrichtingen en aan zijne afgrijselijke wreedheid over Hier I,-', J, eene geestelijke broederschap, waarvan hij zelf abt werd- zijne Dei morgens" fe'T mf" ?j"e 0Pri,sc,iniks benoemde hij tot monniken. Iim M - fe 1 1 moes,en de monniken in de kerk ziin. Iwin 'l! ,®' . klok. die hen tot de godsdienstoefening opriep; hij zon«, las <• met hen. Ook aan tafel sprak hij gaarne over godsdienstige oiider- Slachting, onder de aanzienlijkste Russische edelen aangericht. werpen, om zijne belezenheid en bijbel vastheid aan den dag te leggen. Na tafel begaf hij zich naar den zoogenaamden pijnhof, waar steeds honderden gevangenen hun vonnis zalen af te wachten. Hij liet hen naar hartelust folteren en ter dood brengen, zijne broeders, de monniken, leenden hem bereidwillig hunne diensten als beulen; elk hunner droeg, evenals de czaar zelf, boven zijn kleed een scherp, sterk mes ter lengte van eene el, hetwelk als beulszwaard gebruikt kon worden, en een langen, van eene ijzeren punt voorzienen monniksstaf. die sterk genoeg was, om — gelijk een kroniekschrijverzeide — een boer dood te slaan. De gunstelingen en opritschniks beschouwden het als eene bijzondere onderscheiding, wanneer het ambt van beul hun door den czaar opgedragen werd; dikwijls bekleedde Iwan het voor zijn vermaak zelf. Nooit was hij vroolijker gestemd, dan wanneer hij uit den pijnhof terugkeerde; dan legde hij zich opnieuw op godsdienstige oefeningen toe. Geene den czaar of den staat bewezen diensten, hoe groot ook, beschermden iemand legen Iwans wreedheid. Juist die edelen, die zich in het staatsbestuur en in den oorlog het meest onderscheiden hadden, verkeerden het meest in gevaar, want de czaar kende geene dankbaarheid. Hij was bevreesd voor machtige, onafhankelijke en uitstekende mannen, die zijne macht ondermijnen konden, wanneer ze tegen hem partij kozen; waren zij bovendien rijk, dan waren zij des te zekerder verloren, dewijl hun vermogen ten behoeve van den moordenaar verbeurdverklaard werd. Hermann deelt ons daarvan een aantal voorbeelden mede, waarvan wij er hier tot kenschetsing van Iwans karakter, enkele meedeelen. »De beroemde woiwode knas Alexander Gorbatyi-Schuiski, een afstammeling van den heiligen Wladimir, van Wsewolod den Grooten en der oude vorsten van Ssusdal, een der voornaamste deelnemers aan de verovering van Kasan, een man die zijne edele gezindheid metterdaad bewezen had, werd te gelijk met zijn zeventienjarigen zoon ter dood veroordeeld. Beiden gingen rustig en onbevreesd arm in arm naar de gerichlsplaals. Ook de zwager van Gorbatyi, Peter Chowrin (een Griek van geboorte),deokolnitschiGolowin, de truchsess knas Peter Iwan Gorentski, de knasen Jurii en Iwan Kaschin werden omgebracht en de knas Dimitri Schowiren werd levend gespietst. Hij stierf met een lofzang aan Christus en de moeder Gods op de lippen. Jurii Kaschin. zijn bloedverwant, werd omgebracht, toen hij zich naar de kerk begaf om zijn morgengebed Ie doen. In denzelfden nacht trol den bojaar en knas Michaël Repnin hetzelfde lol. Hij was eenige dagen te voren toeschouwer geweest bij een narrenspel, waarin de czaar gemaskerd en dronken van mede met zijne gunstelingen danste. Michaël weende hij dat schouwspel van droefheid en verontwaardiging. Doch toen Iwan ook hem een masker wilde voorbinden, trad hij dit met voeten en zeide: «Verre zij het van mij, mijn ambt en mijner waardigheid deze schande aan te doen!" De czaar joeg hem woedend weg en besloot zich te wreken. Hij liet hem na eenige dagen niet ver van het altaar, waar hij bad, vermooiden (IS65). De door zijne zegepralen op de Tataren van de Krim beroemde woiwode en bojaar Iwan Scheremetew werd in een dompigen kerker geworpen, welks vloer met ijzeren punten voorzien was. Hier legde men hem zware ketens om den hals, de handen en de voelen; om zijn lendenen sloot men een dikken ijzeren ring, waaraan 10 pud (400 pond) ijzer bevestigd werd. In dezen toestand moest de gefolterde een geheelen dag en een nacht doorbrengen; toen kwam de czaar bij hem in de gevangenis en sprak tol hem: »Ik weel, dat gij zeer rijk zijl. waar zijn uwe schatten?" — «lieer!" antwoordde Scheremetew. »ik heb ze door de banden der armen aan Christus, mijn Heiland, gezonden." Uit barmhartigheid veroorloofde de czaar hem, zich in het klooster Ie Beeloosero lebegeven. Daar leefde hij met een ziek lichaam nog een aantal jaren. Zijn broeder Nikila echter, insgelijks bojaar en woiwode. werd geworgd (I5f>5). Valsche brieven. Dood van den stalmeester Fedorow. De mannen, die zicli ten lijde van Sylvester en Adaschew door hunne trouw onderscheiden hadden, zagen zich zoo ernstig bedreigd, dat velen hunner liet smartelijk besluit namen oin hun vaderland le ontvluchten ten einde hun leven te redden. Dit deed ook de vorst Andreas Kurbski, *) aan wiens heldenmoed en veldheerstalent Iwan meer dan eene overwinning dankte. Deze vluchtte naar Lithauen en van hier schreef hij een brief aan den czaar, waarin onder anderen de volgende veelbeteekenende woorden voorkwamen: »Aan den eens heerlijken, door Gods genade hoogberoemden czaar, — den nu lol straf voor onze zonden door helsche boosheid in het hart verduisterden, naar het geweien melaatsehen dwingeland, wiens gelijke zelfs onder de heidensche vorsten der aarde niet gevonden wordt: Verneem! In de bekommering mijns harten zal ik niet veel. maar ten minste de waarheid zeggen. Waarom hebt gij de sterken in Israël, de uitstekendste legerhoofden, die u door den Albehoeder gegeven waren, onder veelvuldige folteringen ter dood gebracht en hun heilig, zegevierend bloed in Gods tempelen vergoten? Gloeiden zij dan niet van trouw en ijver voor den czaar en het vaderland? Lasteringen uitdenkend noemt gij de trouwen — verraders. Christenen — toovenaars, licht — duisternis, zoel — bitier. Waardoor hebben deze voorvechters van het vaderland u vertoornd? Zijn niet door hen de rijken van Batoe vernietigd, waar onze voorvaderen in smadelijke slavernij zuchtten? Zijn niet door hen de Duitsehe burchten ter eere uws naams veroverd? Wal is hel loon dat ons, beklagenswaardigen, wacht? Ondergang! Zijl gij dan onsterfelijk? Is er dan geen God en geen hoogste rechter voor den czaar? Tel mijne wonden! Ik roem er niet 0|\ maar aan God is alles bekend. Hem geef ik mij over, in hel vertrouwen op de voorbede der heiligen en van mijn stamvader, den vorst Jaroslawi. Wij zijn voor eeuwig gescheiden; gij zult mijn aangezicht niet weerzien vóór den oordeelsdag; maar de tranen der onschuldige slachtoffers bereiden den dwingeland zijne straf. Vrees ook de dooden! De door u verslagenen staan levend voor den Allerhoogste. Voor zijn troon roepen zij om wraak. Uwe legerbenden kunnen u niet redden! Uwe vleiers ue onwaardige bojaren, de deelgenooten uwer zwelgerijen en van uw wellust, de bedervers van uwe ziel, die u hunne kinderen len otter brengen, maken u niet onsterfelijk!" Zulke vermaningen baatten niets, de czaar werd met elk jaar wreeder. Aan de eerste Moskovische bojaren, den knasen Beelski, Mstislawski, Worolynski en den stalmeester Iwan P. Fedorow, waren geheime brieven overhandigd, onderteekend door Sigismund II Augustus en door den Lithauschen helman Chotkewicz, waarin zij uitgenoodigd werden om naar zijn land de wijk te nemen. Zij leverden deze brieven uit aan Iwan, die ze waarschijnlijk, om hunne trouw op de proef te stellen, zelf ondergeschoven had. De drieeerslgenoemden werden wel voorshands gespaard, maar des te uitgezochter was de straf, waartoe Iwan den grijzen Fedorow veroordeelde, die 1!) jaren achtereen zijn vorst in de hooge waardigheid van stalmeester trouw gediend had en opzichter van de schatkamer was geweest. Men beschuldigde hem, dat hij den czaar van den troon had willen stooten, om in zijne plaats over Rusland le regeeren. Iwan zelf voltrok het vonnis. In tegenwoordigheid van het gansche hol' bekleedde bij Fedorow met het keizerlijk gewaad, zette hem de kroon op het hoofd, plaatste hem op den troon, nam de muls voor hem af, boog zich diep en sprak: «Heil u, groole czaar van het Russische land; zie, de gewenschte eer is u geworden. Daar ik echter de macht heb om 11 tot czaar le verheffen, heb ik ook de macht om u varr den troon le stooten!" Met deze woorden sliet hij hem het mes in het hart. Ontelbare onschuldige slachlotlers vielen, zoowel uil den hoogslen als uit den laagsten stand. Deopritschniks, met lange messen en strijdbijlen gewapend, liepen bij troepen door de *) Kurbski, een zeer besrhanfd en talentvol man, heeft gedenkschriften nagelaten, die zeer belangrijk zjjn voor de geschiedenis van Iwan en zijn tijd. VreeRelijk bloedbad. stad, om hun moordlust bot te vieren. Tien lot twintig ongelukkigen vielen vaak op één dag. De lijken lagen in de straten en op de pleinen. Niemand waagde het, ze te begraven. De burgers schroomden, hunne huizen te verlaten. Op de landgoederen en landhoeven der aanzienlijke geslachten moesten eenige opritschniks, soms tol zestig man toe, onder hel een of ander voorwendsel zich als bezetting zoolang inlegeren, totdat zij van den czaar bevel ontvingen om de eigenaars dier goederen uit den weg le ruimen. Zelfs Iwans gunstelingen, de deelgenooten zijner drinkgelagen, zijne getrouwe monniken van Slobode, de uitvoerders van zijne doodvonnissen, waren eindelijk niet langer tegen zijn bloeddorst beveiligd. Hoe meer bet getal zijner slachtotfers aangroeide, des te meer vreesde de czaar ook de wraak van de betiekkingen en vrienden der vermoorden. Overal zag hij verraad en samenzweringen; de geringste verdenking was hem genoeg om ook zijne meest geliefde gunstelingen ter dood te doen brengen. Onder anderen liet hij in bet jaar 1570 een vreeselijk bloedbad onder zijne aanzienlijkste hovelingen aanrichten, omdat hem medegedeeld was, dat zij tegen hem hadden samengezworen. Den 25 Juli (1570) werden midden op de markt te Kitaigorod 18 galgen opgericht, een aantal folterwerktuigen opgesteld, een hooge brandstapel ontstoken en daarboven een reusachtige ketel met water opgehangen. De geheele bevolking vermeed uit afgrijzen en uit vrees voor de opritschniks de nabijheid van bel bloedig schouwspel. Te midden der doodsche slilte weerklonk opeens het geluid der bekkens. De czaar verscheen te paard, vergezeld doorzijn geliefden oudsten zoon, zijne bojaren en knasen en den Iroep zijner kromeeschniks. Achter hem kwamen, aan wandelende lijken gelijk, de veroordeelden, die uil een aantal wonden bloedden en zich van vermoeidheid bijna niet langer konden voortsleepen, ten getale van 320. Iwan hield bij eene galg balt, zag rondom zich en beval, dewijl hij niemand aanschouwde, den opritschniks hel volk samen te brengen en naar de marktplaats te drijven. Door ongeduld geprikkeld, reed hij zelf hen achterna, hij riep de Moskoviten uit hunne huizen, om getuigen van zijne strafoefening le zijn, en zegde hun veiligheid en lijfsbehoud toe. Zij kropen sidderend uit kelders en holen te voorschijn. Het geheele plein werd bezet, op den muur, tol op de daken stonden toeschouwers. Nu sprak Iwan met verheffing van stem: «Volk, gij zult van folteringen en dooden getuige zijn, maar ik straf alleen verraders. Antwoord, is mijne strafoefening onrechtvaardig?" Allen riepen eenparig: «Lange leve de groole czaar, dood aan de verraders! De czaar liet 180 inenschen uit den hoop der veroordeelden voorwaarts treden en schonk hun, als minder schuldig, hel leven. Hierop las de raadsdiiik de namen der slachtotl'ers voor. Hij riep Wiskowatyi op en las als volgt: Iwan Michailow, gewezen geheimraad van den vorst! Gij zijt een verrader van zijne majesteit den czaar geworden. Gij hebt Nowgorod aan koning Sigismund willen overgeven, gij hebt aan den Turkschen sultan geschreven, dat hij Astrakan en Kasan in bezit nemen moest, "ij hebt den klian van de Krim aangespoord om Rusland te verwoesten! Met déze woorden sloeg de diak Wiskowatyi in het aangezicht. Deze antwoordde: «De aardsche rechter wil de waarheid niet hooren; ik roep God lot getuige mijner onschuld aan!" Maljuta Skuratow steeg van het paard en sneed den veroordeelde een oor af. De kromeeschniks sloten hem tle lippen, hingen hem aan de beenen op, ontkleedden hem en hieuwen hem in stukken. Het tweede slachtoffer was de schatmeester Funikow. Wiskowatyi's vriend; men overgooi den ongelukkige beurtelings met kokend en met ijskoud water. De overigen werden gespietst, opgehangen ot in stukken gehouwen. Iwan zelf doorstak van zijn paard een oud man met zijne lans. In twee uren tijds werden ongeveer 200 menschen geslacht! Hierop begaf de czaar zich naar Funikows gemalin, eene beschaafde, waardige vrouw, die hij zoo gruwelijk liet mishandelen, dat zelfs zijn zoon, de czarowilsch Iwan, hem smeeken moest, zich althans over hare teedere vijftienjarige dochter te ontfermen en deze zulk een schouwspel Nieuwe wreedheden van Iwan den Vreeselijken. te besparen. Tijdgenooten verhalen, dat Iwan den jongen Feodor Basmanow tot een vadermoord en vorst Nikita Prosorowski'tot een broedermoord gedwongen heeft. Het vermogen der veroordeelden verviel aan den czaar. Vele aanzienlijken werden naar Beeloosero gezonden, de afgezette aartsbisschop Pimen werd in hel Sl. .Nicolaïklooster te Tula gestopt. Tachtig vrouwen van vermoorde edellieden verdronk men. Slechts drie dagen slaakte Iwan het moorden; toen werd opnieuw een aantal dappere woiwoden en aanzienlijke beambten ter dood gebracht. De ongenade van den woesteling trof' geheele geslachten. Hij vermoordde niet alleen kinderen met hunne vaders, vrouwen met hare echlgenooten. maar ook alle bloedverwanten der veroordeelden als vermeende misdadigers. Zoo kwamen behalve de Kolitschevvs een aantal vorsten van Jaroslawl om. van wie de czaar één, den knas J. Schachowskoi eigenhandig met de knots doodsloeg. Als follerwerkluigen gebruikte men braadpannen, ovens, ijzeren nijptangen, spitse spijkers en lange priemen. Met hakle menschen volgens de verbindingen der ledematen in stukken, men zaagde hen met dunne koorden midden door. men stroopte hun de huid af en sneed hun riemen uit den rug. Terwijl geheel Rusland versteend was van ontzetting, verschafte de czaar zich met zijne beulsknechten in zijn paleis nog een ander tijdverdrijf met de potsenmakers en de beren, die hem uit Nowgorod toegezonden werden. De laatslen hitste hij, hetzij in toorn of uit scherts, op menschen aan. Wanneer hij in de nabijheid van het paleis toevallig een hoop menschen bijeen zag. liet hij twee of drie beren op hen los en schaterde van hel lachen om het geschreeuw der beangstigde, vervolgde en gewonde lieden. Vervolgens schonk hij hun, die niet heelshuids van de grap waren afgekomen, een paar goudstukken. Een bijzonder vermaak schepte hij in de hofnarren, die hem voor of na de moorden aan het lachen moesten maken, doch die ook niet zelden een geestigen zet met den dood bekochten. Het meest beviel hem onder dezen de knas Gwosdow, die een aanzienlijk ambt aan het hof bekleedde. Toen de czaar echter, ontevreden over de eene of andere scherts, eens eene nap vol heele soep over hem uitgoot, begon de arme potsenmaker Ie huilen en wilde wegloopen. Iwan slak met zijn mes naar hem en — in zijn bloed badend stortte Gwosdow bewusteloos ter aarde. Men riep docter Arnolph. «Genees mij een braven dienaar," zeide de czaar, »ik heb onvoorzichtig met hem geschertst." — »Zoo onvoorzichtig," antwoordde Arnolph, »da! alleen God of uwe keizerlijke majesteit hem weder opwekken kan; de adem is er uit!" Een andermaal kwam, terwijl hij aan tafel zat. Titow. de woiwode van Staritza, tot hem, boog zich ter aarde en begroette hem met de gewone plichtplegingen. De czaar antwoordde hem: «Wees gezond, mijn lieve woiwoide! Gij zijt onze genade waardig!" — en sneed hem met zijn mes het oor af. Zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken dankte Titow hem voor de genadige scherts en wenschte hem eene gelukkige regeering. Niet alleen des keizers gunstelingen, ook zijn eigen zoon had onder de woede van den dwingeland te lijden; met eigen hand doodde hij in zijn toorn den erfgenaam zijner kroon, Iwan, die in karakter volkomen op hem geleek en daarom zijn lieveling was. Met de ijzeren punt van zijn monniksstaf stiet hij den czarewitsch neder, die na vijf dagen aan de ontvanaen wond stierf. * Langen tijd bedreigde de woede van Iwan den Vreeselijken alleen de aanzienlijken des rijks, doch eindelijk keerde zij zich ook legen geheele steilen, van welke hij vreesde, dat zij van hem zouden afvallen. Het meest trof zij de vroeger zoo machtige stad Nowgorod. tegen welke de valsche aanklacht werd ingebracht, dat zij zich aan Polen had willen verkoopen. Iwan IV trok tegen de ongelukkige stad op en gaf haar maandenlang aan zijne woeste benden ter plundering over. Zoowel aanzienlijke als geringe burgers werden dagelijks met vrouwen en kinderen bij geheele hoopen ter dood gebracht. Slaafsche onderwerping der Russen. Iwans dood. Teil aanzien van liet getal der slachtoffers zijn de opgaven verschillend, ben kroniekschrijver spreekt van 60,000 dooden ; anderen noemen kleinere getallen Hoe kon een"volk zulk eene heerschappij vele jaren achtereen verdragen. Zoo vragen wij met verbazing en verontwaardiging, doch zonder dal wij in staal zijn die vraag te beantwoorden. Wij kunnen onze oogen nauwelijks «elooven, wanneer wij in de kronieken lezen, dal het Russische volk zich sidderend voor den tvran boog, hem toejuichte, wanneer hij 111 liet openbaar verscheen, ja. dal zelfs zijne slachtoffers vóór hun dood meermalen hunne onbepaalde onderwerping aan zijn wil betuigden. Het schijnt bijna, dat die slaafsche onderdanigheid een ouuitroeibaie karaktertrek der Kussen is; dat bewijzen ook de woorden, welke Karamsin, de verdienstelijke Russische geschiedschrijver, aan zijne beschrijving van de wreedheid van Iwan IV toevoegt: ..Zóó was de czaar, zoo waren zijne onderdanen! Hun geduld was onuitputtelijk, want zij zagen in de heerschappij van den czaar de heerschappij Gods en beschouwden elk verzet als overtreding van de wet; zij gingen te «ronde, maar zij redden voor ons (de nu levende Russen) de macht van Rusland. Want in de onwankelbare gehoorzaamheid des volks bestaat de kracht des rijks." . . j »l u In de gehoorzaamheid des volks, niet in de liefde lot de vrijheid en rechtvaardigheid, zoekt Karamsin — gelijk men ziet — het grootste sieraad eener natie! . , .. . , Deze slaafsche onderwerping, waarmede het Russische volk, zoowei ue adel als de burgers en boeren, zich voor den bloeddorstigen dwingeland boog. wekt te meer onze verbazing, daar Iwan IV na den val van Adaschew wel le«en zijne weerlooze onderdanen, maar niet legen de buitenlandsche vijanden des rijks krachtig optrad. Dat een voortvluchtig ataman der Kozakken met zijne horden een begin maakte met de verovering van Siberie, kan Iwan niet als verdienste toegerekend worden; maar wel was het zijne schud, dal luj de zuidelijke grenzen niet genoeg beveiligde, zoodat ten gevolge daarvan de Tataren uit de Krim hunne strooptochten tot Moskou uitstrekten en deze stad, die zich ternauwernood hersteld had van de slagen, door den grooten bran'd en door eene vreeselijke pest haar toegebracht, aan de vlammen konden prijsgeven. r. . 1 Ook tegen de Polen streden Iwans legers ongelukkig. Dat de zegevierende Stephanus Ralhory zich in het jaar 1582 liet overhalen tot hel sluiten van een tienjarigen wapenstilstand, dankte de czaar alleen aan de tusschenkomst van paus Gregorius Xlll, dien hij vleide met de bednegehjke hoop dat hij zijn volk in den schoot der katholieke kerk terugvoeren zou. Iwan IV was eerst 54 jaar oud, toen in het jaar 1584 hem eensklaps eene kwaadaardige rotkoorts overviel, die hein den 17™ Mei wegrukte, juist toen hij op het punt stond, zich van zijne zevende gemalin te doen scheiden, om een huwelijk met eene Engelsche te kunnen aangaan. ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK. Rusland. Feodor I Iwanowitsch. Ziju karakter. Boris Godunow en zijn bestuur Zijne wreedheid. Siberië veroverd. Oorlogen tegen de Zweden en Tataren. De lijfeigenschap ingevoerd. Instelling van het patriarchaat. De erfgenaam der kroon. Demetrius vermoord. Dood van Feodor Keizerin Irene. De rijksvergadering. Boris Goduuow tot czaar verkozen. Zijne voorspoedige regeering. De zoogenaamde valsche Demetrius door Sigismund vau Polen en de Jezuïeten ondersteund. Demetrius in Rusland. Opstand. Dood van Boris. Korte regeering van Feodor Borisowitsch. Feodor van den troon gestooten en Demetrius tot czaar verheven. Zijne regeering. Opstand van Wasil Schuiski. Demetrius vermoord. Wasil V Iwanowitsch wordt czaar. Regeeriugloosheid Oproer. Ongelukkige oorlogen tegen de Tataren, Polen en Zweden. Wasil vau den troon gestooten. De Pool Wladislaw tot czaar verkozen. Kosma Minin en de Russische volksopstand. Overwinning op de Polen. Michaël Feodorowitsch Romanow tot czaar verkozen. Zijne regeering en dood. ,K«/Iwa«"■olV nerd °P8evol8tl «loor fijn oudsten zoon Feodor I Iwanowitsch ^loöt- 1jJ8. Hij was een goedaardig, doch naar lichaam en geest zwak man die in de regeermgszaken niet het minste belang stelde. Het «roolsle gedeelte van zijn lijd besteedde hij aan godsdienstige oefeningen, terwijl hij om zich daarna Ie ontspannen, door zijne dwergen en narren allerlei laffe potsen verloonen liet De regeering liet hij geheel en al over aan zijn zwager tiori» Godunow. den broeder van zijne gemalin Irene. Bot is regeerde, zoolang Feodor I leefde, bijna onafhankelijk. Hij was een scherpzinnig en verstandig man; met groot beleid wist hij zich in het bezit van eene onbeperkte macht te stellen en zich daarin ook door misdadige middelen te handhaven. iivuwv TSlC 1 eoet!nngsm aalregeI gold de onwaardige gunstelingen van fY.' 'HJ verbande hen en beroofde hen van hunne op de schandelijkste wijze bijeengebrachte schatten. Ook de weduwe van den overleden czaar zijne zevende gemalin, verbande hij met haar zoon Demetrius (Dimitri) naar Ughlsch, waar zij een afzonderlijk hof moest houden. Tegenover zijne vijanden gedroeg Boris zich hard, ja zelfs wreed hii aarzelde nooit, hen, indien zij hem gevaarlijk werden, op allerlei wijzen uit m" I,! ? I(! rmmei1- Rechtsgedingen, die op grond van eene valsche aanklacht begonnen werden en op een doodvonnis uitliepen, waren hem even velkom als vergif en dolk, wanneer deze hem spoediger en gemakkelijke" tot zijn doel konden voeren. b «mvuijku Als regent legde Boris evenveel geestkracht als beleid aan den da" hii ze e de verovering van Siberië voort, hij beteugelde en onderwierp de Tataren van den vrpdp°0|pi H v behaalde hij voordeelen. die tot het sluiten hii vppI 'ele.leidden- Voor Je opbeuring van nijverheid en handel deed !t .p 1'v . Term[ !"ervan l,eeft Z'J" besluur voor Rusland de nadee- gste gevolgen gehad, want hij was het, die de lijfeigenschap, den kanker die lot in den jongsten tijd Ruslands welvaart verteerd heeft, invoerde en uitbreidde. Boris Godunow en zijn bestuur. Demetrius vermoord. Tot dusver waren de Russische boeren, hoewel zij in de diepste ellende leefden, «een eigendom mochten bezitten en heerendiensten moesten verrichten, toch vrije mannen geweesi. Wel hadden zij nu en dan voor een bepaalden lijd hunne vrijheid verkocht, maar na atloop van dien tijd hadden zij de vrije beschikking over hunne personen teruggekregen en bet recht bezeten óm van het eene dorp naar het andere te trekken. Boris ontnam hun dit recht. Bij ukasen van de jaren ib92 en loJd, welke Feodor op zijn raad uitvaardigde, weiden de boeren aan hunne woonplaatsen gekluisterd. Van dien lijd af bestonden er in Rusland millioenen lijfeigenen van de kroon en van bijzondere personen Ook door eene andere regeeringsdaad schiep Boris eene bron van binnenlandsche twisten voor volgende lijden. Dewijl de ondersteuning der Russische geestelijkheid in zijn oog de grootste waarde had, trachtte bij de Russische kerk van den patriarch van Conslanlinopel onafhankelijk te maken. Hij bewerkte daarom, dat er een afzonderlijke patriarch van Rusland aangesteld werd aan wien de geheele Russische geestelijkheid ondergeschikt was. Aan de/e waardigheid werden hooge titels en eerbewijzen verbonden en den patriarch vielen voorrechten ten deel, welke tol dusver de czaar alleen genoten had. Boris bedacht niet, dat hij door een geestelijke zulk eene hooge plaats in den staal te verleenen, den grond legde voor toekomstige tweespalt tusschen de wereldlijke en de geestelijke maclil. Hoe "rooter de invloed was. welken Bons op den zwakken Feodor uitoefende, des te vuriger werd zijn wenscli om zich in bel bezil dier macht Ie handhaven. Feodor was ziekelijk, een lang leven kon men hem niet toeschrijven. Na zijn dood moest, dewijl hij kinderloos was, zijn hall broeder Demetrius, de zoon van Maria Nago'i, de zevende gemalin van Iwan den Vreeselijken, hem opvolgen. , . . Maria Nagoï was de verbitterde vijandin van den minister, wien zij hare verbanning naar Uglitsch Ie danken had. Zij bad haar zoon in vijandschap tegen haar vijand opgevoed en Demetrius legde die gezindheid met kinderlijke oprechtheid aan den dag; eigenhandig maakte hij sneeuwmannen, we ke hij Boris Godunow doopte, hieuw hun den kop af en verzekerde, dat hij zoo ook eens met den werkelijken Boris doen zou. Met den dood van Feodor zou het gansche gebouw der macht van den thans alvermogenden man in puin storten, en wanneer Demetrius ooit den troon beklom, werd hij niet alleen met afzetting, maar zelfs met een bijna onvermijdelijken dood bedreigd. Hij aarzelde niet eene misdaad Ie begaan, om zich tegen dit gevaar Ie beveiligen. De voedster van Demetrius cn haar zoon die van denzelfden leeftijd was als de prins, werden voor den moordaanslag gewonnen, dien zij, naar men verhaalt, ondersteund door twee handlangers, hun door Boris ter hulp gezonden,den 15l" Mei IhiM volvoerd hebben. Volgens een ander bericht, hetwelk de Pransche hoofdman Maigeiot, die in dienst van den czaar stond, als juisl verklaart, werd Demetrius nog tijdig gewaarschuwd; hel gelukte hem te ontvluchten en een andere Knaap werd in zijne plaats vermoord. i„,,.ii. Het lijk van den vermoorde werd met vorstelijke pracht ter aarde besteld, Boris verklaarde, dat de prins, die aan vallende ziekte leed, de handen aan zich zelf geslagen had; doch dit verhaal werd gelogenstraft door de gapende wond in den hals van hel lijk. welke een knaap zich onmogelijk had kunnen toebrengen. Hoewel ook vorst Wasil Schuiski, dien Bons aan hel hoofd der commissie van onderzoek naar Uglitsch zond, in lage onderdanigheid den zelfmoord van den prins bevestigde, geloofde toch niemand daaraan, en dit te minder, toen men vernam, hoe eenige lieden, op wie de verdenking van den moord rustte, door Boris rijkelijk beloond werden, terwijl anderen vielen als slachtoffers van de woede, die zich ten gevolge van dezen moord van het volk meester maakte. Dood van Feodor. Keizerin Irene. Boris Godunow czaar van Rusland. na eennbraTideP ,lieJ^f M?ld(,elel1 T" °I," -,llel '"'^"oe-en ,les volks te slillen : na een tirand, die te Moskou veel onheil aanrichtte, sedroe« liii /irh menschhev^id en milddadig, zoo ijverig en hulpvaardig, dat hij°de akemeene ' i ' , .r M°skoviten won. Aan den anderen kant boezemde hij zijnen vijanden sch k „ door een aantal doodvonnissen; de keizerin-weduwe mIuÏ'n"^ N-idït ,l,aar onschadelijk te maken, in een afgelegen klooster opgesloten' JN.idat Dtmelrius uit den weg geruimd was, stelde Boris al hel mogelijke het weik, om zich zelt de troonopvolging te verzekeren - na Feodors° dood toch moest, dewijl deze de laatste afstammeling van Rui'iks «eslacht in de den map ie J ^"T °Ver 'le lroonopvolging '««list worden. Hij wist Bori /il t r I 8e" eC>" ,es,i""ü"1 ,e maken. wa»nn aan zijne gemalin Irene Boris zuster, de regeeriug opgedragen werd. Den 7™ Januari 1598 stierf Feodor; onmiddellijk na zijn dood riep Bons den raad der bojaren hijeen en eischte van hen, dat zij de keizerin volgens de bepaling van het testament, zouden huldigen. Allen onderwierpen zich zonder aarzelen aan zijn bevel, zij kusten het kruis, hetwelk de patriarch hun voorhield, en legden den eed van gehoorzaamheid af. Irene wegerde heerschappij te aanvaarden, zij verklaarde, dat /.ij in een k looster "wildé gaan en dat haar besluit hiertoe onherroepelijk was. De raad der bojaren e^n riiJda-"neen anr Verla"ge": met,de rp8eering belast worden, totdat door een rijksda0 een nieuwe vorst verkozen zou zijn. Het volk dat door de kièzin-11 we^n m'T behrrlijk l,eWerk,' Was' wilde ^ets van eene ver£ T i • 1 ."L!i.ve onze vader Boris, hij zal de opvol-er van /iel!' rlR,' de , jf""; /'j"! Door ,lt!n patriarch aangevoerd, wendde liet zélf hl hif , i °°,k d?Ze wees de keize,'lijke waardigheid af. bij zwoer elfs dat hij nooit de hand naar den schepter zou uitstrekken Hij wist immers, dat deze schijnbaar zoo krachtige weigering hem des te zekerder "0,°n ',a"e." /0U' llaar z'j|le aanhangers in het geheele uil»estrekte Russische rijk voor hem werkzaam waren. ' 0 . I7<5°. fL'l)luari 1508 kwam de groote rijksvergadering bijeen- de van'^ihi/wfr •'" m en spoorde haar aan 0111 Hoi is Godunow''in weerwil J weigeung tot czaar te verkiezen; de geheele vergaderin" volgde die aansporing, maar nog altijd bleef Boris bij zyne weigering vdharden Nu • - * ««-li-1. -4» E%ï£ t r'V r, W1",en Zijn' Uocl' e,ba™' 'rij iich niet, da', doen Wi l^n tn den kerkehjken ban. verlaten de wonderdadige beelden der heiligen verbieden alle godsdienstoefening en alle gezang in de heilige tempels en geven het volk mag ETïfftd f v^Vf" Ve,derf el> de °°™ak die ellende Rii ? 1 g ,',et J0"8ste 8ericht voor God verantwoorden." het KremHi! „ii"! h van. den dag zetten de inwoners der hoofdstad zich van met liet Mdriabepl I ra^'wi r™™" SinSe" de Pa«riarch en de bisschoppen rn l ' v!. r Wladimir; op de geestelijkheid volgde de bojaren- di"dén Hpp f l,'WOürdlgr!'s d1eI' k''J«s|ieden, de rechterlijke macht en de afgevaardigden dei steden. Achter hen stroomde de bevolking van Moskou buraers en gemeen vrouwen en kinderen, naar het klooster van Nowodewischi nomen oi^Tlii TM1°' n !ucl" lieett de moeder Gods ondernomen, opd.it gij u schamen zoudt. H.j het de heilige beelden en kruisen het hoolriiM F'!1 vervol8?"s.b°og hij met alle bisschoppen en alle grooten ,1,, ... Ier aarde — en in hetzelfde oogenblik viel op een gegeven teeken de I Injke volksmenigte n de cellen, binnen «le ringmuren^n buiten het klooste onder een oorverdoovend geschreeuw op de knieën. Allen verlangden Bons tot czaar. tot vader, en in eene Russische kroniek heet hel, dat "Sen vreesden geene tranen le kunnen vergieten, hunne oogen met speeksel' De valsche Demetrius. Zijn inval in Rusland. bestreken. Nu iiel Boris zich vermurwen en riep uit: «lieer! geheiligd zij Uw wil! Leid mij in het rechte spoor en treed met Uwen knecht niet in ' I "ericlil! Zoo verhaalt Hermann ons den atloop der voortreffelijk uitgedachte en «oed afgespeelde tooneelvertooning. Had Boris zich door eene misdaad den weg tot den troon gebaand, thans trachtte hij door een even krachtig als wijs bestuur zijn verleden uit te wisschen. De beide eerste jaren zijner regeering waren naar Karamsins oor. eet de gelukkigste, welke het Russische volk sinds langen lijd beleetd had. Aan het°buitenland wist hij weer eerbied voor den Russischen naam at te dwingen en zonder den oorlog te schromen zocht hij den vrede. 11ij wist een langdurigen wapenstilstand met Polen te sluiten, en ook de Tataren van de Kmn tot rust te brengen. Hij bevorderde den bloei van kunst en wetenschap en beschermde het recht; tegenover de willekeur en den overmoed der edelen le"de hij eene groote mate van gestrengheid aan den dag, ook trachtte hij de ruwe zeden des volks door wetten tegen dronkenschap en zwelgerij te verzachten. Bemind was Boris evenwel niet. De adel haatte hem als een avonturier, die van niet tot iet gekomen was, het volk wegens de gestrengheid, waarmede hij zijne hervormingen invoerde. De wreedheid van Iwan den Vreeselijken had het zonder morren verdragen, dewijl lint den czaar, op grond van diens afstamming uit hel oude vorstengeslacht van Ru rik, als Gods stedehouder op aarde beschouwde, doch de weldadige gestrengheid van Bons vervulde het met verbittering. Een hongersnood, ilie een aantal mensclien wegiukle, uioeg, hoewel Boris rusteloos al zijne krachten inspande om de ramp te lenigen, er veel toe bij om het algemeene misnoegen te verhoogen en een avonturier den weg lot den troon te banen. . In dienst van den Lithauschen vorst Wiszmewecki leefde een jonge monnik, die onder den naam Grischka Otrepiew bekend was; hij verhaalde den vorst, dat lui de wettige czaar van Rusland, de doodgewaande Demetrius was en hij wist het verhaal van zijne avontuurlijke redding en van zijne vlucht zoo waarschijnlijk voor te dragen, dal Wiszniewecki zijn voormahgen dienaar thans vorstelijke eer bewees; ook de schoonvader des vorsten, Muischek, de woivvode van Sendomir, huldigde den jongen Demetrius en verlooide hein met zijne beeldschoone dochter Marina. , Door de meeste geschiedschrijvers wordt Demetrius afgeschilderd als een bedrieger; doch er spreken even gewichtige getuigenissen voor als tegen hein en hel mag heden ten dage wel onmogelijk geacht worden ovei die zaak een beslissend oordeel Ie vellen. . . ... Muischek steldé zijn loekomstigen schoonzoon aan koning Sigismuud lil van Polen voor, die hem vriendelijk en met vorstelijke eerbewijzen ontving. Al Beloofde Sigismund wellicht niet aan de afkomst van den jongen man, toch kon het hem niet dan aangenaam zijn, indien een mededinger naar den troon in Rusland opstond en daar een burgeroorlog deed ontbranden. Demetiius was den koning des te meer welkom, daar hij zich bereid betoonde om tol de katholieke kerk over te gaan en beloofde, ook zijne toekomstige onderdanen lot dil geloof te zullen bekeeren. Om diezelfden reden vond de jonge \oi> ook een krachtigen steun in de Jezuïeten. Sigismund III had eerst voor korten lijd een wapenstilstand vooi vel jaren met Roris gesloten. Hij schroomde dezen te verbreken en bepaalde zich lot hel verleenen van de vergunning aan den Poolschen adel om op ci„en "ezair en eigen verantwoording Demelrius naar Rusland te vergezellen. ° Veldra stond Demetrius aan het hoofd va.» een leger van uOOÜ man. hiermede rukte hij het Russische grondgebied binnen, waar terstond eenige ontevreden regimenten Donsche kozakken zich met hem vereenigden. De tijding, dat Demetrius, de laatste afstammeling van het oude vereerd, vorstengeslacht, de wettige czaar, leefde en in aantocht was om den lioon SrULCKFUSS. V. Dood van Boris. Feodor Borisowitsch. Demetrins wordt czaar. zijner vaderen te veroveren, maakle in geheel Rusland een diepen indruk De ontevredenen ju.chlen; zij geloofden dat bericht. omdTzn" iff Sven wilden, en alle pogingen van den czaar om Demelrins als een vermetel bedrieger le brandmerken, mislukten. Vele aanzienlijken sloten zich vd geeS M enTu^'deTeLnèn vaJ'h, üf?,,|nden|hem h.ar,i P00rlen en zonden*hem brood tn zout, de teekenen van bereidvaardige onderwerping, le gemoel- eene le«er- afdeelmg die den marsch van den jongen vorst tegenhouden moest, werd gesla«en iiv? „eloold had, dal zulk eene vermetele poging om zich van den rvsg ie ss&sr- -• - - !!.o1rkonl™IU.™tiTidalkS onderneming met een gunsligen uilslag bekroond zou worden Hij' zou naar Polen teruggekeerd zijn, indien de meUiem verbonden edelen hen iniet « gehouden hadden Baar zij wislen dal zij hun leven, helwelkzij door dezen opsland virbeuid hadden, alleen konden redden, wanneer zij overwonnen duldden zij niet dat Demelrius vluchtte. J overwonnen- Op hetzelfde lijdslip waarop alles voor Demelrius verloren scheen keerde *001 hem eensklaps de fortuin. Den 13™ April 1005 stierf Boris Godunow vai It-reThetwel^f' 'f ZIJ"i V0'gens eenioe geschiedschrijvers ten gevolge an vtrgif. ht welk hij uit wanhoop ingenomen had; doch waarschijnlijk is n"' ««« Nog was het aanzien van den czaar zoo weinig geschokt dal de boiaren ook heTbwT" Z'J" l6Jarl8en zou" fe°dor Borisowilsch huldigde en dat ook he lege den jongen czaar trouw zwoer. Basmanen*, een bekwaam legerhoo d belastte zich met hel opperbevel. »Dien mij. gelijk gij mijn vader «ediend heb ze,de de jonge czaar vol vertrouwen lol |,em° BafmanowbeKe dit /i , ï it i , "auwelljks stond hij aan het hoofd der Iroepen, of hij schond 'het gehee I e leger gevo 1 gil^ Z,J"e ^ ™ ^ voorbeeld werd door Te Moskou kwam liet volk in opstand; de vijanden van den overleden czaai nepen, dal de plotselinge dood van Boris eene sl ra He Gods was- de pal ïarch die zich den jongen Feodor aantrok, werd afgezel en in een klooster geslopl Feodor zijne moeder en zuster, werden uit hel paleis gesleept bel volk en ook de bojarenraad erkenden Demelrius als den welligen czaar' te makem " " °P l),Mnelri,ls' bewl l'en onschadelijk Demelrius trok, door het volk met luid gejuich begroet, als czaar Moskou binnen; doch zijne vreugde was van korten duur. moskou Dewijl de nieuwe czaar in zijne pogingen om het Russische volk te beschaven nog veel krachtiger le werk ging dan Roris gedaan had- dewijl hii buitenlanders naar zijn rijk lokte en den Polen, die hem op den Iroön geholpen hadden, groole voorred verleende, verloor hij de liefde des volks even spoedig als hg die verworven had. Hij kon niet de echle zoon van Iwan zijii, ja hij was niet eens een Rus, maar een Pool. zeiden zijne tegenstanders en zij vonden weldra algemeen geloof, dewijl ook de geestelijkheid legen hem HovSyJau™8 CZae gevangenschap was teruggekeerd met hem ot liever voor hem regeerde. Aan den burgeroorlog werd een einde gemaakt door het verslaan der rebellen die op gestrenge, ja wreede w, ze gestraft werden. Met Zweden werd in het aaV 161/ de vrede van Stolbowa gesloten, die evenwel aan Rusland zware olfers kóstte en dat rijk van de Oostzee afsloot. De oorlog met Polen .hiurde Erenle'èn va°n -root' bdan^wa*1 'f18-?". waPens,ll.slaful floten werd, die voor Michaël p i belang was, dewijl daardoor zijn vader Philaretus, die langen tij,1 in Poolsche gevangenschap gezucht had, in vrijheid werd gesteld. In het laar 1032 iïakf Z rë r Püle" 0pni,eUW: in ,ie' J'aar 1634 werd daaraan een -nul „emaakt door den zoogenaamden eeuwigen vrede die aan de Wia«m-> HjkeiiTileL » **" ** t-H 3*5 »™, t, k&e" i ,ï?ada.' met kracht,ge hand hel recht ook van den geringste handhaafde ' ^ v i durende geen ander tijdperk bracht het Turksche rijk zóóvele aroote vedheeren, wijze staatsmannen, geleerde geschiedschrijvers! geniale bouw! meesters en beroemde dichters voort als onder de regeering van Soliman Met rechtmatigen trots staarden de Osmanen op den «educhten vorst dien zij bewonderden en die deze bewondering ten volle verdiende Hii jrrfj"" -0*- "d"ins»*• ««r AsfSïJSi Soliman wordt ons geschilderd als een slank man van eene liooae zijne aroote ^zwartn f'J"e i* scl,erP8eleekende maar regelmatige trekken'. ïn ziine baisiP tï; "" f ,°u-e" ware" v,a" eene volmaakte schoonheid. 7,, e.J^en sl"'eidde lnj eene meer dan vorstelijke pracht ten toon z onZLmet •?"' i"snrie,K-"p * Aii£5rii,ïïi sferd nPh t pn ,De dekken Zljner Paarden waren met robijnen ver- diamanten In dpnJïnrlf Waren ?" 600,1' aan 'oom hingen twee aiamanten. in den ooi log was zijne legertent met goudstof afaezel • "dp Un«*. h»« "• f53SÏÏ "SÏSUS 13T5-* i».«" woectaulen stSssrir --f JSr fiS.T: s £ « ?rir HSrSrSter veraell. «cl, Je ~n,eh ,1» seheele ml», cta ,n den >*r- «ar «w tór r.— r~w=;,,s st£;itiK\rSï s ss LS »»» dt »lfe ta Xns lUSler gel.nwd en »«h »»n taf I 11; 'imiiw «ediend had werd door toedoen van Roxelane eensklaps beschukH.ul SVriS» v!n8 de alleenheerschappij wilde meester maken, besciiuwio . •! onae„ronj ook — stond niet een doodvonnis gelijk. Od Solinwns bevel werd Khirn in zijn bed geworgd een van Roxelane s daluren nam zijne plaats als grootvizier in. namelijk Rustem pacha dien zij geheel aan haar invloed onderworpen had. door hem eene harer dochter l°' VCVelane&eneRustem pacha, die zich spoedig een groot overwicht op liet .' i ctiiians wist te verwerven, trachtten onophoudelijk Solimans ziel door achterdocht te vergiftigen. Zij deden hem geiooven. dat jn zoon Mnstanln hceeriiïe blikken op zijns vaders scheptei wierp, dat tnj in eeut ^rraderhike verstandliouding met Perzië stond, dat hij de jan,tsaren omgekocht liad en de eerste "unstige gelegenheid de beste tol een opstand aangrijpen . . l"„i?Lnïfe geloSf aan °»lke inlfaingen, hij .«JÜ. Ito». JOU se zoon des te meer, nu hij zag, dat de gunst, waar,,;, dezen het « Perzië te ondernemen; hij sloeg in de maand Oclober z.jnelegerplaats bij Eregli in Karamanië op en ontbood zijn oudsten zoon J,e|Wa®rlso , . Miwt-inha was door eenige vrienden aan zijns vadei& hot onilern de laaen welke Roxelane en Ituslem pacha hem gelegd hadden; hij wist,dal hij zfn leven in de waagschaal stelde, wanneer hij het bevel zijns v .dm opvolgde; toch deed hij het, hoewel zijne ontroostbare moeder hem dring SmetooVtn,lS,erend gevolg omringd reisde hij viin« vuIpi's leerplaats sloeg ,,| zijne tenten op. Nog b,j zijne aankomst ontving tdj eene Waarschuwing. Een pijl viel voor zijne voeten neder welk schaclU een brief verborgen hield, waarin een trouw vriendl vau Must, 1 hem dringend smeekte zich door de vlucht te redden, daar zijn dood 01 Ontmoeting van Soli.nan en Mustapha Mi Ere.li. « 13 UVUUi doel, {lij lT,l«"i'',ói"vri'k l,n "r ""O'1" Tk'hJh"r»l.™"den rsri-tt. totó-ïr w »emcn. 0„ge„apS„fe„ "V" rec'ï 0,n '« ™« » <» %?, Ite* 8S,oomMe 'T * "«■•• """ mU'" ,aücrs door de janitsaren 'met !ln f 1 10 '"f leSerPlaats aankwam, werd hij daardoor K ' n zL gejuid' be«roeL «oliman weS *• «jon. op een « «ij ontving Mustapha, die Seïig nadïtrS "'8»!° ^ 'ho"d!" ^ndert hij kamerhee"'en'"drfeltommel"Jich^Sp"? ^ '''^V V™" stormen"de^pjer! en willen ,M!m °P den ^ hunne handen, mei al de kracht der wanh« ]"J onlworslelt zich aan tweemaal toe ontrukt hij /ijnen tanvallfr i T ver(.lledl?' '"J ZIJn leven, lol vader!" roept hij smeekend- maar hitÏE noodlottige koord. «Vader! koud als marmer. Hij beveelt den ' ® ƒ.ZlJns va.ders Is doof- ziJn hart is Mustapha bezwijkt eindelijk voor de . Wf'rk ,e voltooien, woordigheid geworgd. ei macht; hij wordt 111 Solimans tegen- zich door de''legerphmts ^ de^!adïsarenllk'apha in. gevaar verkeerde, verbreidde zij den geliefden prins te zien Soliman^lieTh, opsland,1 ons,uim'g eischlen nutteloos was. daar zij dén doode niet i,i Z"?fe?n' ,dat al hunne w°erf *!"! o6',1- Vader als van den zoon schijn van recht lot het plegen van du^mn t ,man ook zelfs 'naar een is waarlijk niel noodi" moorden bezeten zou hebben. Het kundige werken plaats vindt on le'sier 'leden>s. gelijk in vele geschiedonhoudbaar gebleken zijn ten einde ham W Sp^°i J?i' (l"' reeds sinds lang een sprookje is onder Aderen l ^ Zulk zoon van Soliman en Roxelane ,I.V Ino Jongs 6 en meest geliefde koesterde, zich boven het lijk £ ^"13 Prins Bajazeth, zijn opstand en dood. Soliraans dood. gesloken, met den uitroep: «Onnatuurlijke vader! In plaats van één grat zult gij twee graven vullen." Het is geschiedkundig bewezen , dat Roxelane's jongste zoon twee maanden na Mustapha's dood aan eene ongeneeselijke ziekte te Aleppo gestorven is; maar het is toch niet onwaarschijnlijk, dat zijn stervensuur door verdriet over den dood van zijn geliefden broeder inderdaad is verhaast. Voor Soliman, den gewelenloozen dwingeland, die aan zijne lafhartige vrees zijn onschuldigen zoon en kleinzoon opgeotl'erd had, werd de dubbele moord eene bron van allerlei verdriet. Een valsche Muslapha, een bedrieger, verwekte een opstand. Wel vond hij aanvankelijk eenige ondersteuning, maar hij werd toch spoedig overwonnen en ter dood gebracht. Nauwelijks was dit gevaar afgewend, of nieuwe onweerswolken vertoonden zich aan den gezichteinder. Bajazeth (Bajesid), Roxelane's tweede zoon, leefde met zijn oudsten broeder Selim, den toekomsteen troonopvolger, in biltere vijandschap. Selims vrienden beweerden, dal Bajazeth vroeger van plan was geweest aan den opstand van den waren Mustapha deel te nemen, dat bij later den valschen Muslapha met geld ondersteund had en thans zijn ouderen broeder van diens erfenis trachtte te berooven. De haal der beide broeders groeide door boosaardige inblazingen van wangunstige twislstokers zoozeer aan, dat Bajazeth zich eindelijk werkelijk liet overhalen om de wapenen legen zijn ouderen broeder op te vatten en zich te verzetten tegen het bepaalde bevel zijns vaders, die hem als stadhouder naar het verwijderde Amasia wilde zenden. Soliman duldde zulk een verzet niet; hij zond een leger legen zijn zoon af; deze leed in de vlakte van Konia in een tweedaagschen veldslag, den 29e" en 30tn Mei 1559, eene gevoelige nederlaag en werd genoodzaakt om naar het Perzische rijk. tot den schah Thamasp, den verbitterden vijand der Osmanen, te vluchten. Niet lang was hij hier veilig, hoewel hij aanvankelijk eene vriendelijke ontvangst gevonden had. De schah, .die lot zijn nadeel mei Solimans macht kennis gemaakt had, durfde de uitlevering van Bajazeth, waarop Soliman aandrong, niet afslaan. Een Osmanisch gezantschap verscheen in den zomer van 1502 Ie Kaswin; Bajazeth werd met zijne drie zonen, die hem op de vlucht vergezeld hadden, daaraan uitgeleverd en op staanden voet werden al de gevangenen overeenkomstig hel bevel van den sultan verworgd. Hetzelfde lot trof ook den laalsten zoon van Bajazeth, een knaap van 6 jaar, die te Biussa achtergebleven was. Soliman bad na den dood van zijne zonen en kleinzonen allen levenslust verloren. Zoowel berouw over zijne handelwijze als vrees voor hare gevolgen verbitterden zijn leven. In zijne verbeelding zag bij zich door verraders omringd; dagelijks werd hij meer teruggetrokken en wantrouwender, hij meende in godsdienstige oefeningen troost te zullen vinden en verviel hoe langer hoe meer lot een somber bijgeloof. Zijne liefde lol de kunst werd uilgebluscht en terwijl hij vroeger het grootste genot geschept had in de tonen eener schoone muziek, beval hij llians de snareninstrumenten te verbrijzelen en de kunstenaars weg te jagen. De weelde, waarmee Soliman de Prachtlievende zich vroeger omringd had, verdween; aarden tafelgereedschap zonder schoonheid of waarde, nam de plaats van hel vroegere gouden en zilveren vaatwerk in. Steeds somberder werd zijne stemming, steeds dieper werd hij in de strikken van het treurigste bijgeloof verward. Soliman de Prachtlievende werd een sombere, menschenhatende dwingeland. In weerwil hiervan gaf bijechter zijne grootsche plannen voor de toekomst niet op. Gebogen onder den last van 72 jaren, verzwakt door een langdurig jiclillijden dat hem hel paardrijden onmogelijk maakte, trok hij locli in het jaar 1566 naar Hongarije, waar hij, gelijk onze lezers zich herinneren, bij de belegering van Zigeth den dood vond. Selim II. Mohammed Sokolli. Zijn karakter. Mohammed Sokolli, Sohmaus laatste groo4mier, durfde zijn dood niet aan hel leger bekend maken. Hij wist zeer goed, welk een afkeer de ianilsaren van den troonopvolger koesterden en vreesde te recht, dat het tot een gevaarlijken opstand zou kunnen komen. Het gelukte hem, den dood van Soliman geheim te honden totdat Selim, die in allerijl hiervan onderricht vva», m de legerplaats aankwam en eischte dat het leger hem zijne hulde brengen zou. Dewijl er geen ander erfgenaam bestond, legden de janitsaren het hoofd 111 den schoot, doch zij deden dit niet, voordat zij door woeste afgepers"^hadden" ^ ™ 0n8ehoord Sroot geschenk in geld nn(<,S;'im 11 (^66-1074) geleek in geen enkel opzicht, noch in lichamelijke, noch in geestelijke hoedanigheden op zijn vader. Hij had als jongeling en i t" Jm' J T° tro°nsbest'Jgi»S 33 jaar - zijne kracht in schandelijke uitspattingen verkwist. Aan het den Mohammedanen verboden genot van den wijn gaf luj zich met de grootste onmatigheid over; door dronkenschap had hij zijne kracht naar geesten lichaam ondermijnd. Voor wetenschap en kunst was hij geheel onverschillig, van de regeringszaken walgde hij; deze HU hg aan zijn grootvizier over. De jacht, kinderachtige scherts van dwei-en en potsenmakers en bovenal onmatig eten en drinken maakten zijne bezigheden uit. Een Portugeesche Jood, zekere Jozef Nasi. ook wel Dom Miguël genaamd stond dan ook bij hem in blakende gunst, wijl hij de kunst verslond, 8.TVen V;°/Sl 'lH machl va" het Osmanische rijk no"°allijd in stand bleet, dat zij zelts schijnbaar door veroveringen iu Azië "no<°verhnmni waien dan dat zij /ouden hebben kunnen besluiten om zich lot een «emeen van fe J .danval. V' vereeill«en, zoodat juist in die dagen in weerwil v ll,eVeu l J1 ,'le krÜ8sroem der Turken zóó luide door de wereld weerklonk, dat reeds hun naam genoeg was om hunnen viiamlen stluik in te boezemen. Moerad nam aan de menigvuldige oorlogen die gedurende zijne regeering gevoerd weiden, niet in persoon deel liiMiet dit onderscheidde. Vel,ll,eeren' OI,der wie voornamelijk Osman pacha zich in Perzië In de laatste jaren zijns levens was Moerad door zijne uitspattingen naar lichaam en geest geheel verzwakt. Zijn lichaam was zóó gezwollen dat ziine inderdaad afzichtelijk geworden was; hij leed aan vallende ziekte en aan andere kwalen. Gedurende zijne slapelooze nachten werd de lafhartig dwingeland getollerd door de vrees, dat zijn oudste zoon Mohammed hem ombiengen zou om des te vroeger den troon Ie kunnen beklimmen Eindelijk Van Ie it/^ de" JanUari 1595 een aa" ZÜ" Sloos leven liem » p^,«'±reen,; JS pT„e*!f"en geSCl,0"ken ll"d'fc"' Mohammed III 1505—1603) Moerads opvolger, was de waardige /min zijne 19 biroede™"'Ook^ve^T zij™ ^«""8 met hel vennoorden'van eworden He hii lnl? slavinnen.> dlf °P hel punt stonden van moeder it woruen, net hij zonder omwegen in de zee werpen, dewijl hel immer* mogelijk was. dal zij een prins ter wereld zouden brengen. Evenals zijn onderscheidde. «..cm* usman pacna zich in Perzië Tegenspoed. De sultane Walide. Slag bij de Keresztes. vader, gaf ook Mohammed III zich geheel aan de weelden van het serail over en verspilde hij daardoor zijne krachten van geest en lichaam beide. Toen Mohammed den troon beklom, had de oorlog in Hongarije eene voor de Osmanen ongelukkige wending genomen. De Duitsch-Hongaarsche legers behaalden in het jaar 1595 meer dan ééne overwinning. Zij ontnamen den Turken belangrijke plaatsen, o. a. Gran, Wissegrad en Bucharest. Het bericht van de voordeelen door de Christenen behaald, verbreidde in Constantinopel groote ontsteltenis, en daar te gelijker tijd eene aardbeving vreeselijke verwoestingen aanrichtte en de pest een groot aantal slachtoflers wegrukte, kwam het bijgeloovige volk in opstand. Het eischte, dat alle Christenen in de voorsteden Pera en Galata vermoord zouden worden en dal de sultan zelf zich aan het hoofd des legers stellen zou om de nederlagen der geloovigen te wreken. Mohamineds moeder, de sullane Walide, eene Ilaliaansche van atkomsl, die, sinds zij hel Christelijk geloof afgezworen had, eene bittere vijandin deiChristenen was geworden, ondersteunde dien volkswensch. Zij drong op eene geheele uitroeiing van de Christenen in het Osmanische rijk aan en verzekerde, dal Gods toorn alleen door een algemeen bloedbad onder de ongeloovigen gestild kon worden. Waarschijnlijk zou zij haar wil hebben doorgezet, indien niet, tot der Christenen geluk, de lafhartige sultan nog meer vrees voor de wraak van een machtig Christenvorst dan voor den vermeenden toorn Gods bad gekoesterd. , Toen de Fransche gezant dreigde, dat zijn heer, konmg Hendrik IN,elke mishandeling, den Christenen door de Muzelmannen aangedaan, streng zou weten te slraiTen, liet de sultan het plan tot den Cliristenmoord varen en herschiep men slechts eenige hunner kerken in moskeeën. Ten einde het bijgeloovige volk althans eeuigermate te bevredigen, liet bij de wellen tegen hel gebruik van wijn verscherpen, kroegen en slechte huizen sluiten en eenige vrouwspersonen, die een liederlijk levensgedrag leidden, verdrinken. Aan den eisch des volks, dat Mohammed III zich aan bet hoofd des legers stellen zou, kon deze zich thans niet langer onttrekken, dewijl ook de janitsaren verklaarden, dal zij zonder hem niet vechten wilden. In Juli 159(1 Irok hij met een leger van 200,000 man naar Hongarije; in zijn gevolg bevond zich, behalve de veldheer en grootvizier Ibrahim pacha, ook zijn leermeester, de beroemde geschiedschrijver Seadeddin. liet eerste wapenfeil der Turken bestond in de belegering van Erlau. De stad was niet in staat lang legenstand te bieden. Reeds na acht dagen capituleerde zij, nadat der bezetting vrije aftocht was toegestaan. Doch nauwelijks waren de verdedigers, ongeveer 5000 man sterk, buiten de poorten van Erlau of de janitsaren wierpen zich op hen en brachten hen lot den laatsten man om. In de slad zelf werden hierop de gruwelen van Cyprus herhaald. Mohammed verontschuldigde zijne trouwbreuk met de bewering, dat de slachting Ie Erlau slechts eene rechtvaardige vergelding was voor het bloedbad, dat de Christenen voor korten lijd onder de Turksche bezetting van Hatvan hadden aangericht. Indien de slad Erlau zich slechts een weinig langer verdedigd had, zou dit treurig lot haar wellicht bespaard zijn geworden, want thans — belaas, een weinig te laat! — snelde aartshertog Maximiliaan met den vorst van Zevenbergen loe, om de vesting te heroveren. In de vlakte van de rivier Keresztes, niet ver van Erlau, stieten de vijandelijke legers op elkander, hier leverden zij een driedaagschen bloedigen slag (23—2f> Oclober 15915). Langen tijd wisselde de kans, den eersten dag scheen de overwinning bepaald aan de zijde der Christenen te zijn. Reeds sidderde Mohammed voor zijn leven, hij wilde naar Stamboul vluchten. Alleen de ernstige vermaning van Seadeddin, die hem toeriep: »Een sultan der Osmanen keert nooit den vijand deu rug toe!" hield hem daarvan terug. Ook den volgenden dag bleef de overwinning den Christenen trouw, reeds hadden Vredesonderhandelingen. Dood van Mohammed III. Achmed I. zij den vijand geslagen, reeds vluchtlen de Turken, toen de overwinnaars zich in weerwil van het verbod des aarlshertogs. in de vijandelijke e^én aats aan hun zucht lol plunderen overgaven. J o P ddn ^pIfbeS'iSSeiUl °°6enblik kwam CicaU pacha. een Genuees. die zijn ge ooi had afgezworen en 111 dienst van den sultan overgedaan was eensklans uit eene hinderlaag te voorschijn. Met zijne ruiterij deed hij een'verwoeden nanlscb °P i k"1""' be.lusle e" allerwege verstrooide overwinnaars. Ëeu panische schuk maakte zich van de Christenen meester. Zij wierpen hunne wapenen weg en sloegen op de vlucht; meer dan 50,000 hunner sneuvelden. Mohammed III meende na deze overwinning, die hij niet aan zijne dapperïeid en talenten, maar alleen aan den loop der omstandigheden te danken had, genoeg gedaan te hebben. Hij keerde naar Constantinopel terug en liet zich hier door he juichend volk als den groolsten veldheer huldigen. Alleen wijze Seadeddin stemde niet in inet het algemeene vreugdegejuich- liii (God is ^'rootj'r' dWaZen /',i" ,0C|' dL' menscllenl Allah Kerim Na de vermoeienissen van den oorlog gaf Mohammed III zich weer "eheel aan de genietingen van het serail over, die°slechts nu en dan door een dood JiZi'." VehSlezwaion vei droeg hij als een oud soldaat, bovendien legde hij eene ongewone werkzaamheid aan den dag, ternauwernood gunde hij zich de noodige nachtrust Dat Inj e gelijk met onverbiddelijke wreedheid alle gevangenen liet neerhouwen verhoogde slechts zijn aanzien bij het leger. Indien hij bij dit alles een ervaren veldheer was geweest, dan zou hij zeker door een paar overwinningen de vijandige gezindheid zijner troepen in ingenomenheid veranderd hebben Maar zijn gebrek aan ondervinding kon door zijn moed en zijn strijdlust me! vergoed worden Hij vocht niet gelukkig. Een aanval, door hem op eene \en>ch.inste Poolsche legerplaats aan den Dnieper ondernomen, kostte groole ollers en imslukle toch. Osman, die in persoon eene stormkolonne aanvoerde, werd teruggeslagen. Aan dezen tegenspoed paarden zich de nadeelen van een ongunstig jaarge,ijde. De Poolsche winter viel spoedig in met zijne slormen! zijne onafgebroken plasregens en vervolgens met zijne sneeuw en koude. Ziekle en gebrek sleepten vele mensehen ten grave. Eene diepe moedeloosheid maakte zich van het leger meester en Osman moest tot zijne smart bekennen dal liii met een opstand zijner troepen bedreigd werd, indien hij niet besloot vrede te maken. De vrede kwam dan ook lol stand. Het Osmanische rijk won daarbij whwwJ g'T ,de. ""J'dooze krijg had ongeveer 80,000 menscl.en en 100,000 paarden gekost. De soldaten wisten dit zeer goed en zij beschouwden liet als eene wreede spotternij, dat Osman den 30™" December 1621 als overwinnaar zijn intocht in Conslantinopel hield, en zijne wapenfeiten door de schitterendste feesten verheerlijkte. Osman begon zoodra hij Ie Conslantinopel teruggekeerd was. wederznne nachtelijke wandelingen. Bij voorkeur zocht hij de herbergen op, waar de Plan tot uitroeiing van de janitsaren en hun opstand. misnoegde janilsaren en sipahis zich ophielden; hij verbood, dat hun wijn en lahak verkocht zouden worden en bedreigde de overtreders zijner geboden met de strengste straffen. De janitsaren morden luid en ook het volk was ontevreden, daar het eene duurte van alle levensmiddelen, waaronder het toen juist gebukt ging, aan de regeeringsmaatregelen des sultans toeschreef. Osman maakte inlusschen reeds weder groote oorlogsplannen voor bel volgende jaar; hij wilde óf den keizer, die de Polen met hulptroepen ondersteund had, in Hongarije beoorlogen óf zelf naar Syrië trekken, om daar een opgestanen emir tot onderwerping te brengen. Toen deze plannen bekend werden, verwekten zij nieuw misnoegen onder de janitsaren; openlijk verklaarden zij den sultan, waarheen hij ook trekken mocht, niet te willen volgen. Osman geraakte wegens hunne weerspannigheid buiten zich zelf van woede. »Hij is geen koning meer," — riep bij uil — »die de aanmatigingen van zijne eigen slaven verdragen moet, wien bij schatten weggeschonken heeft, en die toch evenmin in den oorlog vechten als in vredestijd gehoorzamen willen." Hij besloot bet geheele corps janitsaren uit te roeien, en dit plan vond krachtige ondersteuning bij den grootvizier Dilawer pacha, een man van een scherpzinnig verstand en zeldzame vastberadenheid. Uit de Kurden in de nabijheid van üamascus werden 40.001) man te zamen geroepen; zij zouden in 't vervolg de lijfwacht des sultans uitmaken. Volgens hel plan van Dilawer pacha zou Osman zich naar Damascus begeven, daar een jaar verblijf houden en dan, omringd door zijne lijfwacht en door een nieuw leger naar Constantinopel terugkeeren, om al de janitsaren te verdelgen en uit te roeien. Eene bedevaart des sultans naar Mekka zou tot dekmantel voor de uitvoering van dit plan dienen. Indien Osman over zijne plannen had kunnen zwijgen, dan zou het hem wellicht gelukt zijn, ze te verwezenlijken; inaar hij was te onbedachtzaam. Dewijl hij zich van den goeden uitslag zeker waande, verried hij zich door onvoorzichtige uitlatingen. De janitsaren bemerkten, welk lot hun boven bel hoofd hing. Den 48p" Mei 1(>22 rotten zij in hunne kazernen simen; zij trokken naar de vleeschmarkt in de wijk Kardaman, ten einde hier met de sipahis over gemeenschappelijk te ondernemen stappen te beraadslagen. De aga der janitsaren trachtte hen tot rust te brengen, doch zij wezen hem op smadelijke wijze af. Vervolgens trokken zij naar den mufti en legden hem de vraag voor, of de wet veroorloofde diegenen te dooden, die den padisjah tol nieuwigheden verleid en het vermogen der Muzelmannen verkwist hadden. De mufti durfde niet neen zeggen. Op zijn bevestigend antwoord stormde de bende naar het paleis van den grootvizier, doch vond dezen niet, daar hij zich door de vlucht gered had. Zijn paleis werd verwoest. Inlusschen was de nacht gevallen en de rebellen verstrooiden zich. Osman zou thans ook gelegenheid gehad hebben om zich. gelijk de grootvizier hem ried, door de vlucht te redden, doch hij sloeg dil voorstel op trotschen toon af, hij zou, naar hij meende, spoedig de oproerlingen meesier worden en hen vreeselijk slratlen. Den volgenden morgen liepen de janitsaren andermaal te hoop; thans stonden zij niet meer alleen; de sipahis, een groot deel der ontevreden bevolking en zelfs de ulema's, het lichaam der priesters en wetgeleerden, sloten zich bij hen aan. De ulema's werden naar den sultan gezonden, om van hem Ie eischen, dat bij de voorgenomen reis naar Mekka opgeven en den grootvizier Dilawer pacha, met vijl' anderen zijner voornaamste raadslieden, die men voor de ontwerpers dier nieuwigheden hield, aan de woede der janitsaren prijsgeven zou. Osman verklaarde zich bereid om van de reis naar Mekka af te zien . doch weigerde hun zijne trouwste dienaars op te offeren. 4ü* De onnoozele Mustapha ten troon verheven. De sultane Walide. Osmans dood. Toen de janilsaren dit bericht ontvingen, steeg hunne woede ten top Tot dusver hadden zij met hun opstand niets anders bedoeld dan den sultan vrees aan te jagen en den gehaten grootvizier ten val te brengen, doch thans ging van alle zijden het geroep op, dat Mustapha de Onnoozele, de in den kerker zuchtende afgezette sultan, weder ten troon verheven moest worden. »Leve Mustapha. met dien kreet stormen de oproerlingen naar den toren van het serail, waar de onnoozele gevangen zat. In de spanning der laatste dagen hadden de bewakers hun gevangene vergeten. Twee dagen was hij reeds zonder voedsel gebleven. Toen thans eensklaps de deuren van zijn kerker opengingen, toen de woeste soldaten bij hem binnendrongen, meende hij, dat men hem wilde vermoorden. Hij viel op de knieen en smeekte onder een vloed van tranen, dal men hem ten minste tijd zou alen om te bidden. Ook toen de janitsaren hem te voet vielen, zijne handen kusten en hem den beheerscher der geloovigen noemden begreep hij hen niet. Jammerend riep hij uit: »Ik heb dorst, ik heb dorst water, water! De jammerlijke bleeke gedaante werd naar de troonzaal gevoerd en daar door de oproerlingen gehuldigd, terwijl hij nu eens om zijn leven, dan weder om water smeekte. .... had Osman toch niet verwacht, thans was zijne geestkracht gefnuikt. Hij verklaarde zich bereid om den grootvizier op te otteren, deze en een andere hooge staatsbeambte werden uit den harem verdreven en terstond dooide janilsaren vermoord; doch het was te laat, deze laaghartige toegevendheid baat e Osman me s en toen hij eindelijk ernstig op de vlucht naar Azië bedacht weid, kon Inj dat plan niet meer volvoeren. Hij moest zich in het paleis van den aga uer janilsaren aan de woede der oproerlingen onttrekken. De sultane Walide, Mustapha's moeder, had intusschen voor haar krankzinnigen zoon gehandeld. Zij had haar schoonzoon, een Bosniër, Daud paclia, tot groo vizier benoemd en alle overige hooge eereambten van het rijk aan de aanvoerders van den opstand en hunne aanhangers geschonken. Alles was er haar natuurlijk aan gelegen, zich van Osman te ontslaan, want zoolang deze leefde, werd hare macht ernstig bedreigd Walide vond - vreemd genoeg! - toen zij haar wensch naar Osmans dood openbaarde, tegenstand bij de janitsaren. «Wij willen Osman niet lol keizer hebben maar wij willen ook onze handen niet in zijn bloed doopen'" verklaarden de anders zoo bloeddorstige krijgers, die Osmans gunstelingen ,^e mef uitgezochte martelingen Ier dood brachten, maar schroomden een sultan uit het hooggeeerde vorstengeslacht te dooden. ij sleurden Osman uit het paleis van den aga te voorschijn, sleepten hem half naakt over de vischmarkt, voerden hen. vervolgens op een oud paard de stad door en zeilen hem eindelijk op het slot der zeven torens gevangen Daud paclia had reeds in het paleis van den aga der janilsaren gepoogd. Osman met het noodlottige koord te verworgen, maar de jonge en kracht?ge vorst had zich zelf gered, door den beul het koord te onirukken en zich "e verdedigen, totdat eenige janitsaren hem ter hulp kwamen. In het slot der zeven torens moest Daud paclia op Walide's bevel de poging herhalen. »Neem u in acht! bad de sullane tol haar schoonzoon gezegd — -Osman is een slang, die, wanneer hij ons ontglipt, ons allen verslinden zal." Daud paclia wachtte het invallen van den nacht af. Toen de janitsaren zich in hunne kazernen hadden teruggetrokken en geheel Conslanlinopel in de diepste rust gedompeld lag, drong hij met eenige trouwe aanhangers Osmans slaapvertrek binnen. ° • i ^?nkre vcllst verdedigde zich met de kracht der wanhoop, doch werd eindelijk ter aarde geworpen en vermoord. Daud paclia sneed hel lijk een oor ai en zond liet aan Walide met de boodschap: »De slang is niet meer Ie vreezen. Maar zij was het nog wel, althans voor de moordenaars Mustapha de Onnoozele wordt weder afgezet. Toen de janitsaren den volgenden morgen het gebeurde vernamen, maak e eene onbeschrijfelijke woede zich van hen meesier. Zij bestormden hel paleis van den grootvizier, overweldigden hem en sleepten hem naar de gevangenis der zeven torens. In hetzelfde vertrek, waar Osman vermoord was, werd hij in sl^^enw0a^j"s "heerschappij Was niet van langen duur. zij was gebouwd op die van haar onnoozelen zoon Mustapha en deze was niet bij machte om zich daarin op den duur te handhaven. Onder zijne korte schijn-regeenng was het Osmanische rijk aan allerlei rampen ter prooi. In de hoofdstad heerschlen de oproerige janitsaren, die voor zich de schatten des lands eischten. In het paleis betwistten de partijen elkander het regentschap; elk hoog staatsbeambte, die gedurende enkele dagen eenig overwicht™ gebruikte dien invloed om zich door afpersing te verrijken. In de provinciën volgde het eene oproer op het andere. Van dezen treurigen toestand van het vroeger zoo machtige rijk Hokken de buitenlandsche vijanden partij. De Perzen bemachtigden opnieuw de dooi Selim en Soliman veroverde streken, hel rijk scheen geheel te vervallen. Terwijl het bij den dood van Soliman den Prachtlievenden 180.000 sleden en dorpen lelde, was dat getal na den op Osman II gepleegden moord tol De^eenige merkwaardige gebeurtenis onder Mustapha s regeering was de vrede, door hem mei Polen gesloten. , Zoo treurig was de toestand des rijks, dat verandering in de regeenn0 onvermijdelijk was geworden. De grootvizier Ali pacha riep de groolwaar.hgheidsbekleeders tol een divan bijeen; en stelde voor. den onbekwamen Mustapha Ie onttronen, deze verklaarde zich volkomen bereid atstand te doen van de regeering; hij keerde naar zijne oude gevangenis terug, waar hij nog lfi treuriiie jaren doorbracht. . Een ion "ere broeder van Osman, Moerad, een veelbelovende knaap, werd tot sultan uitgeroepen, en den 30™ Augustus 1623 onder de luide toejuichingen des volks, door de rijksbeambten en den hofstoet als zoodanig gehuldigd. Met zijne troonsbestijging begint voor liet Osmanische rijk een nieuw tijdperk van bloei. NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Venetië. Verval der Republiek. Genua. Samenzwering van Fiesco. Twisten over de staatsregeling. De nieuwe Genueesehe staatsregeling vastgesteld. Savoie. Het groothertogdom Toscane. De pausen. Gregorius XIII. Zijne strenge richting. De Gregoriaansche kalender. Verpanding van de gelden der kerk. Intrekking van de leengoederen. Hernieuwing van de partijtwisten. Toenemende stoutheid der bandieten. Grove onzedelijkheid te Kome. Zwakheid van Gregorius XIII. Zijn dood. De geschiedenis van Italië is gedurende den hardnekkigen strijdI van Karei V met Frans I nauw met de geschiedenis dezer oorlogen samengevlochten. De vrede van Cateau Cambresis (1559) die daaraan een eind maakte, had aan Spanje op het schiereiland een onbepaald overwicht geschonken; die macht was, door de onderwerping van Milaan, Napels, Sicilië en Sardinië zoo hoog geklommen, dat de kleine Italiaansche stalen het niet waagden, eene zeltstandige, aan de Spaansche vijandige staatkunde te volgen. Als slippendragers Genua. Samenzwering van Fiesco. ef iïinrï/Lrr "v*?* lotgevallen bezig (e houden. J ' "lel hunne blJ«>ndere V™«S'lee„-G™url;aUn'Kêmm?M''!i'1 ld,i"IJr» >led"a J" «publiek.» i s* lielinürijk.n invloed uilgeoef, heel) elel,l8eb«niM!n «en meer of min * ttA, Vzó&zrr *• i™8m*•*«* 23» M eenmaal scheen ,1e hoop der republie°k door den *17 T"8' 8 ™ Jïï£\,S' „"jSTfflf '"'""i .™S«k'«PVenetó een IZ'ïSXZJ&JSÏ*' i"* ™ J« '"^««idlieid der Ve„eCi»„e„, «®mSie'™«ïiS\™iiïï'l'!' "ier '""sm ™"™" ='r,;8;ss.zStó:UVitei s SJX zfgz&^* &**&£ sus" r lps,s.sas"si„i,c™1 ,u"'"'• «sw ™ik '■» - >■"' «»w^süs.ïï!3S s^*pisSil selj;ififlij I, Mirhiin ' 10 G'""a »n.tlii„kel(ke l,eer- Hnl.p> II van Spanje strookte. verbood hij zijn bloedverwant den oude! Italië. Florence. De pausen. Gregorius XIII. Genueeschen adel (e ondersteunen, en verklaarde hij zich zei Is bereid om met den paus en den keizer lusschenbeide Ie komen, len einde door hunne gtzamelijke bemiddeling een eind le maken aan de twisten over de Genueesche SUatSIn"het°'iaar 1570 kwam de nieuwe staatsregeling voor de republiek tot stand; zij schonk liet volk slechts enkele ondergeschikte plaatsen in het staatsbewind; den nieuwen adel daarentegen stelde zij volkomen met den tot< iisser oppermachtigen ouden adel gelijk. Vierhonderd senatoren die uit den s^eelen adel verkozen werden, mochten alle staatsambten bezetten. Dl edellieden behielden de machtiging tot het drijven van groothandel, doch zij mochten geen winkel houden noch eenig handwerk uitoefenen. Met deze geringe voorrechten stelde hel volk zich tevreden: Uuua bleet Bij' den vrede van Cateau Cambresis werd ook de hertog van Savoie, Emanu'ël Philibert (1533—1380), hersteld in liet bezit van die landstreken, welke door de Spanjaarden veroverd waren, later werden ook de dooi de Franschen bezette distiicten hem weer ingeruimd. Hij ontving daanlooi lene niet onaanzienlijke macht, die hem en zijn zoon Karei Lmanuel in staat steldi op de godsdienstoorlogen, welke Frankrijk teisterden, een vrij sterken invloed ,Ut 'Xe^Fl'cuence heerschte het geslacht der Medici: de vrijheid der oude republiek was geheel door de hertogelijke macht vernietigd en zelfs .Ie glans van den naam van het oude Floience verbleekte, toen Cosmo de Medici I et jaar 1559 door den paus tot groothertog van Toscane werd verheven. He eenige wal aan de vervlogen dagen denken deed. waren de bemoeiingen dei groothertogen, die in den geest der vroegere Medici met alleeni^.wmde aan den handel hunne grootste zorg te wijden, maar zeil handel drev<_n ene verworven schatten besteedden om Florence op den duur lot een schitterende kweekplaats van wetenschap en kunst te maken. . , unllll. De geschiedenis der overige kleine Italiaansche stalen in de 1(> eeuw gaan wij stilzwijgend voorbij. Ook ligt hel niet in ons p an, de regeling der verschillende pausen in hare bijzonderheden te schetsen, te mindei daar onzi lezers bij de geschiedenis der hervorming en van de Spaansch-Fran&che oorlogen in Italië reeds met de belangrijkste feiten bekend zijn gewoiden. All en met de daden van twee pausen, die hunne namen zeer beroemd hebben gemaakt, moeten wij ons een weinig langer bezighouden. Den 13en Maart 1572 volgde Hugo Biioncompagno onder den naam van Gregorius XIII (1572—1585) paus Pius V op. Hij was een opgeruimd man. wiens leus was, leven en laten leven, die zich als rechtsgeleerde ui de wereldlijke geschillen een grooten naam gemaakt en alle daden van .mverdiaagz.i m rechtzinnigheid afgekeurd had. Van hem mocht men verwachten, dat ijzich als paus jegens de protestanten verdraagzaam betoonen zou en dat hij /.icn in zijne verhouding tot de hervormingsgezinde vorsten door staalkundige redenen zou laten besturen. Doch nauwelijks had Gregorius XIII den pau»e lijken stoel beklommen, of hij leverde het bewijs, weke zonde:Imge suan ringen de verheffing tot de hoogste geestelijke waardigheid teweeg kan bieiV". Hij werd de ijverigste begunstiger der Jezuïeten, de beschermer 'l'ir sti ig reehlzinnigen. de meest verbitterde tegenstander der oiigeloovigen en protestanten. Gregorius XIII poogde zijn voorganger Pius V, die zich door zijne \ roomheid den roem van een heilige verworven had, in nauwgezetheid ten aan/.ien van godsdienstige oefeningen nog le overtreden. Viermaal s weeks las luj m persoon de mis, zijn levenswandel, die vroeger tamelijk los gewees ..witlij bad een erkenden onechlen zoon — werd niet alleen onberispelijk, inaai zelfs stichtelijk. Hij de verheffing van geestelijken tol hoogere ambteni < hij zeer scherp op hunne streng kerkelijke richting en op de reinheid hui ner zeden. Alle instellingen van godsdienst-onderwijs en tot vorming van oi ion. De Gregoriaansclie kalender. WBEmSSSE».1'* """ * milJI,eiJ: ^«nal begunstigde »elk,Mlm^C&,r„'' C"'80,™! Xl" "asook ^"iMdinoverMnsHmmi™ a^JWS HH5- «p&af^üSSsükS^^ £3ï£rraHWi».«^S vielen in hel iaar V»i«i 1 i IU(1 rekenmg weer in orde le brengen, ce|l| " , , ;'f, 1,82 (le ?«8en van den 5" lol en mei den li» Oclober Jaar ■<»»> hjlïïnVhrik .11,7 rnv'Vm Stm''" ™" *! "" pn 9ünn •*.»! ... « * ., , ■*c,jdd| • i/uu, ïouu en lyuo zijn uewonp ïarpn een "groolé voomiWTlhet Ti' D| ve.rbel.erin« van den kalender was de loenimli.m ,i n' a,ere berekeningen ook aangetoond, dat (l ° t |'l et volkomen juist waren, tooi. zal die fuut eerst in het jaa F " ,1 8 i rat,Tn, e" ka" dan gemakkelijk verbeterd worden. J redPHP, in . f .verbelenn8 van ^n kalender door godsdienstige beween- SSEHs^ w *P' %> tósiSSs = :p£H:iËS? r.nli'T.te1:1' *•op!'™"- ^ »«»"»«4™ izlï';:L ?an l»l'°lin«'rkSrgnfU' Ml" 8eUmiJJe|M1 '»« '« eene verlioogi'ng «ara ,an Mlke «oederen. wier bezillere hunne plicl.llii al» leenmannen De bandieten. Dood van Gregorius XIII. niet slipt vervuld hadden, hoewel de bepalingen daaromtrent reeds lang vergeten of als verjaard beschouwd waren. Zoowel aanzienlijke geslachlen als edelen van lageren rang zagen zich verdreven of met ontzetting bedreigd van de bezittingen, die zij meenden op rechtmatige wijze verkregen te hebben. Vele koopers van leengoederen werden geruïneerd, want Gregorius XIII bekommerde zich er niet om. ot de bezitting door erfenis dan wel door aankoop verkregen was. Niemand achtte zich langer tegen inbreuk op zijne rechten veilig. Eene algemeene gisting heerschte in den kerkelijken staat; de boeren trokken partij voor hunne landeigenaars en zelfs de steden legden eene vijandige stemming aan den dag. Al kwam het ook niet tot eene eigenlijke omwenteling, toch stonden op meer dan ééne plaats de in hunne rechten gekrenkte leenmannen tegen de pauselijke commissarissen op en dikwijls verdedigden zij hunne bezittingen gewapenderhand. De oude, ternauwernood ingesluimerde partijtwisten herleefden, men hoorde niet alleen weder de halfvergeten partijnamen van de Guelfen en Ghibellijnen, ook de bloedige botsingen dier partijen keerden terug. Hier werd eene gevangenis bestormd, om de gevangenen eener partij te verlossen, daar, om die der tegenpartij in den kerker te vermoorden en hunne hoofden als zegeteekenen op de muren te plaatsen. Doch hierbij bleef het niet. Reeds sinds geruimen tijd liet de openbare veiligheid in den kerkelijken slaat zeer veel te wenschen over. De vroegere huurtroepen, die sinds hel sluiten van den vrede niets Ie doen hadden, trachtten als roovers en bandieten in hun onderhond te voorzien. In grooter of kleiner benden vereenigd trokken zij roovend en plunderend het land door. Onder Gregorius XIII nu sloten de uit hunne bezittingen verdreven edelen zich bij die roovers aan, zij werden hunne aanvoerders; andere edelen wierven eene bandietenbende aan, om deze in den strijd der partijen te gebruiken. De afstammelingen der aanzienlijkste geslachlen, een Alfonso Piccolomini, een Roberto Malatesta, werden rooverhoofdlieden. Piccolomini trok eens met zijne bandieten naar hel stadhuis van Monteabbaddo. Terwijl zijn gevolg op de markt danste, liel hij al de vijanden zijner partij in de slad opzoeken en voor de oogen hunner vrouwen en zusiers, die mei de roovers dansen moesten, ter dood brengen. Gregorius XIII spande tevergeefs al zijne krachten in om aan dien onhoudbaren toestand door gestrenge maatregelen een einde Ie maken, doch wanneer hij de ééne provincie voor korlen lijd van de bandieten zuiverde, slaken zij in de andere hel hoofd weder op, om kort daarna weer naar hunne oude schuilhoeken terug te keeren. Piccolomini was zelfs vermetel genoeg om te Rome te verschijnen, den paus eene lange lijst zijner moorden voor te leggen en om absolutie Ie vragen. Gregorius XIII durfde dit verzoek niet afslaan uit vrees voor de wraak van den geduehlen man. Zuchtend onderleekende hij den aflaatbrief. Zwak en levensmoede stierf Gregorius XIII den 1(V'" April 1575 in den ouderdom van 83 jaar. Het was hoog lijd; het schandelijke bandielenwezen had zulk eene vreeselijke uitbreiding verkregen, dal niemand meer van zijn leven en zijne bezillingen zeker was en dat zelfs de burgers in de vestingen zich niel tegen de rooverbenden konden beveiligen. Overal hadden de bandieten hunne vrienden, handlangers en helers, onder alle standen der maatschappij trof men hunne medeplichligen aan. Onbeschaamd stak de misdaad het hoofd op en hel onbeschaamds! van allen in de geestelijke hoofdstad der Christenheid, te Rome zelf. Hier wedijverden aanzienlijken en geringen in schaamlelooze zedeloosheid. De moeders verkochten hare dochters, de mannen hunne vrouwen,de beambten deden niet de minste moeite om hunne omkoopbaarheid Ie verbergen. Dieven en moordenaars vonden bescherming bij de rechters, indien zij slechts geld Sixtns V. Zijne jeugd. genoeg bezaten om een gunstig vonnis (e koopen. Ongestraft werden op klaar lichten dag in de levendigste stralen van Rome doodslag en roof geplee-d Het wa» dus hoog lijd, dat de zwakke, levensmoede Gregorius stierf om zijne plaats aan een krachtiger man in te ruimen. EEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Sixtus V. Zijne jeugd. Kardinaal Montalco. Overlevering aangaande de kuiperijen van den kardinaal Montalto. Tegenstelling tusschen Sixtus V en Gregorius XIII. Het begin van Sixtus' regeering. Vervolging van de bandieten. Wreede maatregelen tot herstellmg van de veiligheid in den kerkelijken staat. Bevordering van landbouw en nijverheid, üe schatkist. Verkoop van ambten en verhooging van de belastingen, 's Pausen bekrompen haat tegen de antieken. Oprichting van den grooten obelisk. Voltooiing van den koepel der St. Pieterskerk, üe waterleiding, 's Pausen werkzaamheid op godsdienstig en staatkundig gebied. Haat des volks te«n Sixtus V. Zijn dood. Sixtus \ (1585 1590), tol dusver kardinaal Montalto, volgde Gre"orius XIII op. Slechts eene vijfjarige regeering was hem beschoren, maar in dien korten J. "d., '"J bewonderenswaardige dingen lol sland gebracht. Evenals om iet hoofd van alle groole mannen, zoo heeft de overlevering ook om dat van Sixtus ^ een krans van legenden gevlochten, waardoor de waarheid memgmaa zoo zeer verduisterd wordt, dat zij te midden van dat groot aantal verdichtselen of niet ot nauwelijks opgespoord kan worden. Voornamelijk is dit het geval ten aanzien der verheffing van kardinaal Montalto op den pauselijken troon. Omtient de jeugd van den beroemden man deelt Ranke ons het volgende mede: »Hij de eerste veroveringen der Osmanen in Illvrië en Dalmatië vluchtten iele inwoners dier streken naar Italië. Men zag hen aankomen, in groepen geschaald aan het strand zitlen en de handen in radeloosheid ten hemel hellen Met een troep van zulke vluchtelingen is waarschijnlijk ook de Slavische stamladei \an Sixtus \. Janetto Perelti, overgekomen. Doch gelijk hel met \luchlehngeii gaal, noch hij, noch zijne nakomelingen, die zich te Montalto hadden neergezel, genoten ui hun nieuw vaderland grooten voorspoed. Peretto eretti, Sixtus vader , moest zelfs om schulden deze stad verlaten. Eerst door een huwelijk werd hij 111 slaat gesteld een tuin Ie Grotte a Mare bii Termo te pachten. Dit was eene merkwaardige plaats. Tusschen de gewassen van den tuin ontdekte men de bouwvallen van een tempel der Elruscische Junomen had er overvloed van de schoonste zuidelijke vruchten gelijk te Termo' over liet geheel eene veel zachtere luchtgesteldheid heerscht dan in het overige gedeelte der Marken. Hier werd Peretli den 10'" December 1521 een zoon geboren. Kort le voren had hij gedroomd, dat hij. terwijl hij zich over zijne veelvuldige wederwaardigheden beklaagde, door eene heilige stem getroost werd met de verzekering, dat hij een zoon krijgen zou, die zijn huisgelukki» zou maken Met al de levendigheid van een gemoed, dat zich gaarne in dergelijke idealen verdiepte en dit llians te midden zijner ellende nog des le liever deed. gaf jerelti zich aan die zoele hoop over: hij noemde zijn zoon Felix In welk een loesland de familie verkeerde, blijkt ons duidelijk uil de volgende bijzonderheden: eens viel Felix in een vijver en werd daaruit aered door zijne tante, die aan den oever bezig was met wasschen; de knaap moest 00,1 ljewaken en de zwijnen hoeden; de letters leerde hij uil de abéboeken Kardinaal Montalto. welke andere kinderen, die over het veld naar de school gingen en van daar terugkwamen, bij hem lieten liggen; zijn vader kon niet eens de vijf bajocchi missen, welke de naastbij wonende schoolmeester vorderde. Gelukkig echter bezat de familie een lid, dat tot den geestelijken sland behoorde, den Franciscaan Fra Salvatore, en deze liet zich eindelijk vermurwen om het schoolgeld te betalen. Nu ging ook de jonge Felix met de overigen naar school; hij kreeg een sluk brood mede en placht dit des middags, bij de bron gezeten, te nuttigen; de bron leverde hem daarbij den noodigen drank. In weerwil van deze kommervolle omstandigheden waren toch de hooggespannen verwachtingen des vaders reeds vroeg op den zoon overgegaan. Toen deze zeer vroeg, op zijn twaalfde jaar, — want nog verbood geen Treritsch concilie het afleggen van de gelofte op zoo jeugdigen leeftijd — zich in de orde der Franciscanen liet opnemen, behield hij den naam Felix. Fra Salvatore behandelde hem streng; hij oefende hel gezag van een oom uit, die de plaats van den vader vervulde, doch hij liet hem levens onderwijs genieten. Dikwijls studeerde Felix, zonder des avonds gegeten te hebben, bij het schijnsel eener lantaarn, die in den kruisgang hing. of, wanneer deze uitging, bij liet licht der lamp, die iu de kerk voor de hostie brandde. Wij treilen nergens eenig blijk van eene eigenaardige, oorspronkelijke richting in hem aan. Wij vernemen alleen, dal hij snelle vorderingen maakte, zoowel op de school Ie Termo als later op de scholen en universiteiten van Ferrara en Bologna: met veel lof verwierf hij zich de academische graden. Met rustelooze vlijt trachtte de eerzuchtige monnik zijn lot Ie verbeteren. Hij wist zich bij de verschillende pausen nuttig te maken en hun vertrouwen te winnen en zoo klom hij al hooger en liooger op. Door zijne streng katholieke richting en door de krachtige wijze, waarop hij de lauwheid zijner ordebroeders, de Franciscanen, bestreed, verwierf hij zich in hooge male de achting van den vromen paus Pius V. die hem lot vicaris-generaal van de Franciscaner orde benoemde, en wel met het bepaalde doel om door hem eene hervorming van de orde lot stand te brengen. Peretli bedroog des pausen verwachting niet, zijne gestrengheid, die soms tot maatregelen van geweld de toevlucht nam, liet niets te wenschen over. Hij herstelde de vroegere rechten der orde en door herhaalde kloostervisitaties roeide hij de onder de Franciscanen heerschende losbandigheid met wortel en tak uil. Uit erkentenis hiervoor benoemde Pius V hem eerst lot bisschop van St. Agalha en vervolgens, in hel jaar 1Ü70, lol kardinaal; als zoodanig nam Perelli den naam Montalto aan. Doch ook door deze benoeming was de eerzucht van den voormaligen zwijnenhoeder niet bevredigd. Hij streefde naar de hoogste kerkelijke waardigheid. naar de driedubbele kroon, en om deze Ie verwerven, hield hij zich— naar luid der legende — alsof hij volkomen tevreden was niet de eer, hem te beurt gevallen. Hij was de bescheidenheid en tevredenheid zelf; jegens de overige kardinalen gedroeg hij zich gedienstig en hulpvaardig, jegens den hoogeren adel zachtmoedig en vredelievend. Toen zijn neef, de gemaal der beroemde Viltoria Accorambuona, waarschijnlijk door toedoen van den hertog van Orsini op de openbare slraat vermoord was. wilde hij niets van wraakoefening welen, maar smeekte hij zelf den pans, liet onderzoek te schorsen. Ten einde niet den schijn van groote eerzucht op zich te laden, trachtte hij zich nooit in de regeeringszaken te mengen. Op een stil landhuis Ie Santa Maria Maggiore, dat nog heden ten dage den vreemdelingen getoond wordt, wijdde iiij zich aan landelijke bezigheden en aan ernstige studiën. Hij plantte wijnstokken en vruelilboomen of hij bestudeerde de werken van Ambrosius, die hij in hel jaar 1580 uitgaf. Wanneer hij te Rome kwam. geleek hij een zwakken ziekelijken grijsaard, die aan een zwaren hoest leed en gaarne over zijn nabijzijnden dood sprak. Hij wilde, naar men verhaalt, daardooi de kardinalen bewegen hem bij de volgende verkiezing van een paus hunne Montalto tot paus verkozen. Zijne gestrengheid. stemmen te geven, dewijl ze door een afgeleefden grijsaard te kiezen, hunne eigen kans op den heiligen stoel vermeerderden. Tol zoover de overlevering, die in de meeste geschiedkundige werken overgenomen is. Doch Ranke zegt zeer juist: «Niet op die wijze werd de hoogste waardigheid verworven, en allerminst kou dal geschieden in een tijd. toen ook de kardinalen behoefte gevoelden aan eene krachtige regeering." Gelijk bijna altijd bij de verkiezing van een paus plaats had, zoo vormden zich ook na < en dood van Gregorius XIII in het conclave verschillende partijen die het over de benoeming niet eens konden worden; dewijl bet geen der uit een vorstelijk of adellijk geslacht afkomstige kardinalen gelukte, de meerderheid van stemmen te verkrijgen, werd den 24" April 1583 kardinaal Montalto, de vooimalige zwijnenhoeder, gekozen. Hij nam den naam Sixtus V aan. IJi! legende verhaalt verder, dal Si.xtus V, die op een krukje leunend, in diep gebogen houding in het conclave verschenen was, zoodra hij zijn wensch vervuld zag, de kruk wegwierp en het hoofd fier ophief. »Als kardinaal, antwoordde hij iemand, die hem zijne verbazing over die veranderin" te kennen gat «zocht ik met gebogen hoofd de sleutelen des hemels op aarde. I hans heb ik ze gevonden en nu ik op aarde niets meer noodig heb zie ik ten hemel op." Al is ook dit geheele verhaal verdicht, toch is het zeker, dal Sixtus V van het eerste oogenblik af. waarin hij de regeering aanvaardde, het hoofd tier hield opgeheven, dat hij niet aarzelde, zich terstond als heer en meester < gedragen, die geen raad noodig had, maar in zich zelf de noodige middelen vond om te regeeren. Sixtus \ vormde door zijn karakter en al zijne hoedanigheden eene scherpe tegenstelling met Gregorius XIII. zijn voorganger. Hij voedde jegens dezen een zekeren afkeer en hieruit ontstond bij hem de begeerte om de door tiregorius XIII genomen maatregelen af te schallen en bij elke gelegenheid een anderen weg te gaan als deze bewandeld had. Terwijl Giegorius XIII lot uitroeiing van de bandieten troepen aangeworven en eene tallooze schaar van sbirren bezoldigd had, ontsloeg Sixtus V het grootste deel der troepen en bijna de helft der sbirren. hoewel hij vast besloten had. alle misdadigers zonder aanzien des persoons te straffen en de roovers geheel uit te roeien. Tot dusver was hel de gewoonte geweest, dat alle misdadigers, die bij het aanvaarden der regeering door een nieuwen paus in de gevangenis zalen, op den dag der huldiging in vrijheid gesteld werden. Urn deze gunst deelachtig te worden, lieten dikwijls de schuldigen zich op den dag, waarop een paus gestorven was, gevangenzetten. Zij wisten immers, dat zij spoedig ontslagen zouden worden. Sixlus V daarentegen verklaarde, da li ij nooit lot het plegen van zulk een onrechl de band leenen zou. »Is liet niet erg genoeg, riep hij uit, «dat gedurende de regeering van mijn voorganger de rechters dertien jaren lang geluierd hebben ? Niet aan genade aan gerechtigheid is er behoefte. De goeden moeten beloond, de misdadigers daarentegen gestraft worden; en daarom wil ik, dat op mijn kroningsdag viei der slrafwaardigslen ter dood gebracht zullen worden!" Dit geschiedde. Doch wie waren die vier slrafwaardigslen? Vier jonge lieden uil Cora. die niets anders gedaan hadden dan dat zij betrapt waren op net dragen van korte buksen, welker gebruik streng verboden was. Op den kroningsdag werden zij alle vier aan dezelfde galg bij den Engelenburg opgeknoopt. ° B Sixlus V kende geene genade. Volgens zijne overtuiging waren rechtvaardigheid en wreede gestrengheid woorden van dezelfde beteekenis. Toen eens een jong Trasteverijner ter dood veroordeeld werd. omdat hij zich verzet nad tegen de sbirren, die hem een ezel ontvoeren wilden, verwekte de gestrenge straf het algemeene medelijden der bevolking. Men smeekte den paus om genade, men hield hem voor, dat de knaap toch slechts een gering De bandieten uitgeroeid. Zedeloosheid gestraft. misdrijf begaan had en dat zijne jeugd hem aanspraak gaf op verschooning. Op minachtenden toon antwoordde Sixtus: »Ik wil van mijne jaren een paar aan de zijne toevoegen," en liet liet vonnis voltrekken. Zoo begon Sixtus V zijne regeering en reeds deze zijne eerste daden wekten onder liet volk groote verslagenheid. Zij zetten reeds vooraf aan de wetten, welke de nieuwe paus uitvaardfgde, een bijzonderen nadruk bij. Hij beval, dat alle baronnen en gemeenten hunne sloten en bun grondgebied zelfvan bandieten zouden zuiveren en dat elke schade, door de roovers aangericht, vergoed zou worden door den baron of de gemeente, op wier grondgebied de daad gepleegd was. Hij stelde prijzen op bet hoofd der bandieten en bepaalde, dat die door de bloedverwanten der roovers of, indien dezen te arm waren, door de gemeente, waaruit de bandieten afkomstig waren, betaald zouden worden. De roovers zelf trachtte hij tot verraad te verlokken, door een ieder, die een zijner makkers dood of levend uitleverde. volle kwijtschelding van straf en bovendien eeue rijke belooning toe 10 ze7cn Augustus 1590. Bij zijn sterven brak over hel Quirinaal een hevig onweder los. De Romeinen riepen, dal de paus een verdrag geslolen had met den duivel, dat hij door diens hulp van trap tol trap tot de hoogste waardigheid in de Christelijke kerk gestegen was, doch dat de duivel thans na het verstrijken van den bepaalden lijd zijne ziel iu den storm kwam weghalen. Hel over de vele nieuwe belastingen verbitterde volk haalde het standbeeld, dat vroeger voor hem opgerichl was, omver en op het Capitool werd het besluit genomen, dat nooit meer voor een paus gedurende zijn leven een standbeeld opgericht zou worden. TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Italië. Kunst en wetenschap in fle 16" eeuw. Bouwkunst. Bramante. Michaël Angelo Buonarotti, de meester in de drie kunsten: bouwkunst, beeldhouwkunst ei» schilderkunst. Bernini. Palladio. Beeldhouwkunst. Michel Angelo. Benvenuto Cellini. Bandinelli. Schilderkunst. De Florentijnsche school. Audrea del Sarto. Michel Angelo. De Romeinsche school. Raphaël Sanzio, de Goddelijke. Fra Bartolomeo. Giulio Romnno. De Venetiaansche school. Tiziano Vecelli. Paul Veronese. Tintoretto. De Lombardische school. Leonardo da Vinei. Andrea Verrocchio. Antonio Allegri, bijgenaamd Correggio. De Bologneesche school. De drie Caracci. Domenichino Gueccino. Guido Reni. Muziek. Kerkgezang. Palestrina. Dichtkunst. Pietro van Arezzo en Nicolo Franco. Ludovico Ariosto. Torquato Tasso. Guarini. Mazzini. Novellen. Geschiedenis. Nicolo Macchiavelli. Francesco Guicciardini. Arrigo Caterino Davila. Natuur- en sterrenkunde. Galileo Galileï. In de eerste helft der 16° eeuw bereikten kunst en wetenschap in Italië het toppunt van hun bloei. Terwijl Italië hel looneel was van onafgebroken, verwoestende oorlogen en van eindelooze staalkundige twisten, kwam daar de kunst lot eene hoogere onlwikkeling. dan waartoe zij zich na dien tijd ooit weder verheven heeft en die reeds begon Ie verminderen na den vrede van Cateau Cambresis, toen vooral onder de aanzienlijkste standen eene weelderige verwijfdheid op de hoogste krachtsinspanning volgde. De kunstgewrochten, die in de eerste helft der 16" eeuw in Italië zijn ontstaan, zijn meesterstukken, waarnaar alle kunstenaars van lateren tijd zich gevormd hebben. Nog heden ten dage ondernemen alle kunstenaars, die daartoe in staat zijn, eene bedevaart naar den klassieken grond van Italië, om door het aanschouwen van die heerlijke gewrochten hunne geestdrift Ie ontvonken en hun talent te ontwikkelen. In den aanvang van den nieuweren lijd deden zich verschijnselen voor, die geheel verschillen van alles wat men in de middeleeuwen had waargenomen. Toen waren alle kunsten aan de bouw- Streckfvss. V. 47 Bouwkunst. Bramante. Michaël Angelo Buonarotti. kunst ondergeschikt, zij dienden uitsluitend orn de kerkgebouwen te versieren. Met den aanvang van het nieuwe tijdperk daarentegen schudden zij dien slavenkluister af en traden zij geheel onafhankelijk op. De schilder- en beeldhouwkunst ontwikkelden zich onafhankelijk van de bouwkunst. Daardoor werd elk dezer kunstvakken lot een hoogeren trap van volmaking opgevoerd. Aan den anderen kant kan men echter niet ontkennen, dat menigmaal het grootsche plan eener bouwkundige onderneming onder deze versnippering leed. In de bouwkunst deed de invloed van het humanisme, dat (oen in Italië krachtig veld won, zich duidelijk gevoelen. De bouwmeesters der 16" eeuw bootsten zoo nauwkeurig mogelijk de gedenkteekenen der oudheid na. De regels en voorschriften door den Romeinschen schrijver Vitruvius ten aanzien der bouwkunst gegeven, werden door hen als eene onverbrekelijke wel geëerbiedigd. Meer dan eens leed daaronder de vrije dichterlijke bezieling der kunstenaars. In weerwil hiervan echter had men aan die navolging der ouden heerlijke gewrochten te danken. Rome was in die dagen het vereenigingspunt der bekwaamste bouwmeesters. Zeer beroemd maakte zich Bramante (liili), van wien niet alleen vele bijzondere huizen en paleizen afkomstig zijn, maar die ook de grondslagen voor de St. Pieterskerk gelegd heeft. Op hem volgde Michaël Angelo Buonarotti, gewoonlijk slechts Michel Angelo genaamd, de meester in de drie kunsten. Zijn voornaamste werk zijn de trappen en paleizen van het Capitool. Hij heelt den bouw der Sint Pieterskerk voortgezet; ten laatste is zij door Bernini met kolonnades omringd en niet decoraties versierd. Ook iu andere Italiaansche steden zijn in de 16c eeuw omvangrijke en schoone bouwwerken ontstaan. De meeste paleizen van Venetië en Verona zijn ouder toezicht van den in vele opzichten uitmuntenden Palladio van Yicenza gesticht. Naar Michel Angelo en Palladio hebben de bouwmeesters van het eerstvolgende tijdperk iu Italië zich gevormd. Het is hun echter niet gelukt, hunne meesters op zijde te streven. Ltoor Michel Angelo's stoute, geweldige scheppingen zijn velen zijner leerlingen verleid lol een zonderlingen, voor de schoonheid schadelijken stijl, terwijl de sierlijkheid van Palladio's werken bij zijne navolgers iu overlading en gemaaktheid ontaard is. De humanistische neiging tot navolging van de ouden openbaarde zich liet sterkst in de beeldhouwkunst. Hier dienden de onberispelijke vormen der antieke meesterstukken den kunstenaars tot voorbeeld. Zij wisten daarvan overeenkomstig den geest des tijds parlij te trekken, ten einde in hunne kunstgewrochten, die meestal aan eene godsdienstige gedachte het aanzijn dankten, de uiterlijke vormen der antieken met de nieuwere idee te verbinden. Den krachtigsten en heilzaamsten invloed op de Italiaansche beeldhouwkunst heeft wederom Michel Angelo uitgeoefend. Michaël Angelo Buonarotti was op een burcht in hel Florentijnsche in het jaar 1474 uil eene aanzienlijke familie geboren. Reeds van zijne vroegste kindsheid af openbaarde hij eene onweerstaanbare neiging voor de kunst, waaraan zijn boven vooroordeelen verheven vader geen hinderpaal in den weg stelde. Rij een schilder te Florence werd hij als leerling aangenomen. Ilier wijdde Michel Angelo zich niet alleen aan de schilder-, maar ook aan de beeldhouwkunst en reeds als vijftienjarige knaap schiep hij werken, die verre van onbeduidend waren. Eenige jaren later bewerkte hij een slapenden minnegod in marmer. Hij liet hel beeld, waarvan hij een arm afsloeg, heimelijk te Rome in den grond begraven. Kort daarna werd het gevonden, men hield hel voor een voortreffelijk voortbrengsel van oude kunst en nu eerst deed Michel Angelo zich als den maker kennen. Door den afgebroken arm bewees hij, dat het beeld zijn werk was. Van nu af was zijn roem gevestigd. Hij arbeidde achtereenvolgens te Rome, te Napels, te Florence, te Venetië, te Milaan en te Ferrara. Door zeven pausen en twee keizers, Benvenuto Cellini. De Florentijnsche en Romeinsche schilderschool. onder wier regeering hij leefde, werd hij met geld en eerbewijzen overladen. In hel jaar 4564 stierf hij te Rome. Evenals in zijne bouwwerken streefde Michel Angelo ook in zijne beelden naar het geweldige. Stoutheid en kracht zijn het kenmerk van al zijne scheppingen. Somtijds lijdt echter de schoonheid daaronder. Een zijner nilstekendsle werken is het beeld van Mozes op het groole gedenkteeken van Julius II Ie Rome. Onder zijne leerlingen onderscheidde zich voornamelijk de Florentijnsche goudwerker Benvenuto Cellini (f 1572). Ook Michel Angelo's mededinger Bandinelli moet met eere genoemd worden. Op den hoogsten trap van bloei stond in het begin der 46e eeuw de schilderkunst. Volgens den kring van werkzaamheid der voornaamste kunstenaars onderscheidt men in de geschiedenis der kunst de Florenlijnsche, Romeinsche, Venetiaansche. Lombardische en Bologneesche scholen. 1. Florence was onder de Medici het middelpunt van alle geestelijk leven, de bakermat van kunst en wetenschap. Hier nam ook de schilderkunst het eerst eene vrije, verheven richting. Wij noemen van de kunstenaars der Florenlijnsche school in de eerste plaats Andrea del Sai'to (■(■ 11)30) . doch na hem weder Michel Angelo, den veelzijdig ontwikkelden meesier. Hij werkte aanvankelijk te Florence, tot dal bij naar Rome geroepen werd , waar hij zijne belangrijkste werken uitvoerde. Als schilder heeft hij zich in de al fresco schilderkunst (het schilderen op natie kalk) onderscheiden. Het jongste gericht naar Danle, in de Sixtijnsche kapel, is van hem. Aan zijne beelden ontbreken alle zachtheid en liefelijkheid, dewijl hij ook in de schilderkunst naar kracht en stoutheid streefde. Zijne leerlingen, die hem navolgden, zijn ten gevolge daarvan dikwijls tot overdrijving en onnatuurlijkheid vervallen. 2. De Romeinsche school dankt haar oorsprong aan den voornaamsten en meest beroemden der Romeinsche schilders, dien de Italianen in hunne dankbare vereering den «Goddelijke" noemen. Raphaël Sanzio was op Goeden Vrijdag van het jaar 1483 te Urbino geboren; zijn vader was een bekwaam schilder, die den talentvollen knaap in zijn eigen vak opleidde. Na zijns vaders dood begaf Raphaël zich naar Perugia. lot den schilder Pielro Pugimo. Hier onderscheidde hij zich als leerling zoozeer, dat men weldra de kopieën van Raphaël niet meer van de oorspronkelijke stukken des meesters onderscheiden kon. De roem van den jongen meesier groeide met ongeloofelijke snelheid aan. Doch deze gevoelde zelf, dat hij nog geen meester was; hij ging naar Florence, om daar de beroemde werken van een Leonardo da Vinei en een Michel Angelo te zien. Hier won hij de vriendschap van een bekwaam schilder, Fra Bartolomeo di San Marco. Van Florence werd hij naar Rome geroepen, waar zijn bloedverwant, de beroemde Bramante, bouwmeester van de Sint Pieterskerk was. Paus Julius II bezigde hem tot het voltooien van de muurschilderingen van liet Valicaan. Ook Leo X werd later zijn beschermer. Te Rome heef! Raphaël zijne meesierstukken vervaardigd. Door zijne bescheidenheid en beminlijkheid maakte hij zich zoo algemeen bemind, dat, toen hij den 7cn April 1320 in den bloei des levens stierf, zijne begrafenis onder den toevloed van geheel Rome plaats had. De geheele adel en alle kunstenaars sloten zich treurend bij zijn lijkstoet aan. Raphaël heeft tal van leerlingen gevormd. De voornaamste van hen is Giselio Romano f 4846). . 3. De Venetiaansche school bereikte haar hoogsten bloei onder Tiziano Vecelli (4477—1576). Zijne menigvuldige werken, voornamelijk portretten, onderscheiden zich door de betoovering van hun koloriet, welke hel eigenaardig karakter der Venetiaansche school uitmaakt; ook Paul Veronese (f 1588) muntte door zijn volmaakt koloriet uit, terwijl de krachtige en hartstochtelijke Tintorelto (f 4594) reeds andere wegen insloeg. 4. De Lombardische school is gesticht door den ouderen tijdgenoot van 47* Lombardische en Bologneesche scholen. Aretinus. Franco. Rapliaël, Leonardo du Vinei uil Florence. Deze was in liel jaar 1452 geboren. Hij dankte zijne eerste vorming als kunstenaar aan Andrea Verrocchio, die niet alleen schilder, beeldhouwer en bouwmeester, maar ook wiskunstenaar en musicus was; evenals deze meester wijdde Leonardo zich met waarlijk onvermoeide vlijt aan alle studiën, die den grondslag zijner kunst moesten vormen. Ten einde den bouw van menschen en dieren grondig te leeren kennen, beoefende hij met vlijt de ontleedkunde. Hij heeft zelfs werken over dat vak nagelaten. Dewijl hij een bekwaam bouwmeester wenschle te worden, legde hij zich drie jaren lang op de geometrie, de werktuigkunde en de waterbouwkunde toe, eu hij bracht het zoover, dat de hertog van Milaan hem den bouw van kanalen, bruggen, dijken eu waterleidingen opdroeg. Zijn eigenlijk arbeidsveld was echter niet de werktuig-en bouwkunde, maar de schilderkunst, waarin hij zijn hoogsten roem verworven heeft. Zoolang Ludovico Moro zich te Milaan staande hield, bleef Leonardo in zijn dienst. Hij stond aan het hoofd der hertogelijke academie van toon- en schilderkunst. In het jaar 1499 werd hij met Michel Angelo naar Florence geroepen. Doch hier zag hij het geluk, dat hij tot dusver genoten had. beneveld door den naijver, die tusschen hein en Michel Angelo ontstond. Ook te Kome, wervvaarts hij zich begaf, kon hij de mededinging met Michel Angelo en Raphaël niet volhouden. Hij nam derhalve de uitnoodiging van den Frunschen koning Frans I aan en ging in het jaar 1515 naar Frankrijk. De vriendschap, hem door Frans I bewezen, wordt zeer geroemd. Nog op zijn ziekbed ontving hij een bezoek van den koning. Hij stierf in het jaar lol!) te Fontainebleau. Hel voornaamste werk van den veelzijdig ontwikkelden kunstenaar is zijne voorstelling van het laatste avondmaal, dal hij in olieverf op een kloostermuur te Milaan geschilderd heeft. Naast Leonardo da Vinei hebben wij uit de Lombardische school nog Anlonio Allegri, bijgenaamd Correggio (1494—1534), te vermelden. Zijne werken onderscheiden zich door zachtheid en gevoel. Zijne opvolgers thebben tevergeefs gepoogd, hem op zijde te streven, hunne werken lijden grooendeels aan overdreven gevoel, bij hen ontaardde zachtheid in weekelijkheid. 5. De Bologneesche school is gesticht door de drie Caracci, van wie Annibale Caracci (1560—1(10!)) de meest beroemde is. Behalve hem noemen wij nog Domenichino Gueccino en bovenal Guido Reni (-|- 1642). De Italiaansche muziek bleef in de 16" eeuw der kerk nog steeds getrouw. Tol den hoogsten trap van volmaking klom het kerkgezang door Palestrina (1524—1594), wiens onsterfelijke werken voor het koorgezang een nieuw tijdperk hebben geopend. Ook voor de Italiaansche poëzie was de 16° eeuw een tijd van herleving, doch ook aan den anderen kant eeu tijd van diep bederf. Niet alle dichters wisten zich te verhellen boven de onzedelijkheid, die eene algemeene, tot alle standen doorgedrongen ziekte geworden was. Velen schikten zich naar de heerschende zeden; vooral deed dit Pietro van Arrezzo, gewoonlijk Petrus Aretinus genaamd, die door zijne onkiesche satyren grooten naam maakte. Eerst in innige vriendschap, daarna in doodelijke vijandschap met Aretinus leefde Nicolo Franco, die tegen zijn voormaligen vriend 21» satvren schreef, welke in cynische laagheid door niets Ier wereld overtroffen worden. Indien zulk een boek in de jaren 1543—1548 drie uitgaven beleefde, indien een Nicolo Franco, dien paus Pius V ten slotte in het jaar 1569 liel ophangen, 25 jaren lang te Rome in groot aanzien staan kon, indien een Petrus Aretinus door paus Leo X, keizer Karei V en vele andere vorsten en steden hoog geëerd werd en met zeker recht van zich zelf zeggen kon: »Ik beu in de geheele wereld bekend, mijn roem overschaduwt die van allen", dan werpt dil een hoogst ongunstig licht op den smaak en de zedelijke beginselen der voornaamste standen in een lijd, waarin toch aan den anderen kant alle kunsten een vroeger ongekenden trap van bloei bereikt hadden. Wij kunnen ternauwernood begrijpen, hoe dezelfde menschen. die Petrus Ariosto. Tasso. Het herdersdicht. Macchiavelli. Arelinus ten hemel toe verhieven, te gelijk den waarlijk grooten dichters van hun tijd den tol hunner bewondering konden betalen, en toch geschiedde dit. De ..Orlando furioso, de razende Roland van Ludovico Ariosto (1 *7a- Idoo,, een uit 46 gezangen bestaand heldendicht, hetwelk de sagen \an Kaïel den Grooten en Roland in dichterlijke, met bekoorlijke beelden en tafereelen versierde verbalen kleedt, vond in Italië zulk een algemeenen en overdeelden biival dat in de 16" eeuw niet minder dan tachtig uitgaven van het prachtig „edicht verschenen. Ook Torquato Tasso (1544-1595) verwierf zich een onsterfelijken roem door zijn »Verlost Jeruzalem", waarin lnj met vrome geestdrift de daden der eerste kruisvaarders verheerlijkte. Van minder beteekenis was zijn herdersdicht »Amanta". In dit vak werd hij overlrollen door zijn mededinger Guarini (1537—1012), die evenals Tasso aan het schitterende hof van Ferrara leefde en wiens -Pastor fido" (getrouwe herder) in geheel Europa gelezen en bewonderd werd. . Ril herdersdicht met zijne valsche, onnatuurlijke gevoeligheid, vond zijne krachtigste uitdrukking in de werken van den Napolitaan Marini (1569 l"2ö) wiens reusachtig gedicht ..Adonis", dat half tot de klasse van het herdersdicht, half tot die van het mythologisch heldendicht behoort, veel opgang maakte en vele dichters tot navolging uitlokte. De laatsten vervielen meer en ineer lot eene ongezonde overgevoeligheid, tot woordspelingen en kunstenarijen. Daarom moet Marini als de laatste heldendichter van Italië beschouwd worden. In het proza wijdden in de KV' eeuw velen hunne krachten aan de novelle, die vooral door de Italianen met graagte gelezen werd. Doch opmerkelijk is het. dat de novellenschrijvers hunne onderwerpen niet zochten op Italiaanschen bodem, die hun toch overvloed van stof zou hebben opgeleverd, zij brachten meestal Ooslersche verhalen in het Italiaansch over, veianderden daarbij alleen de namen van personen en plaatsen en voegden er hier en daar het een en ander bij. Door avontuurlijke en weelderige verbalen wisten de novellendichters hunne lezers te boeien. Van het groot-te gewicht was de geschiedkundige arbeid der Italianen in de 16° eeuw. Wij moeten hier in de allereerste plaats den grootsten staatsman en geschiedschrijver van zijn tijd, den Florentijn Nicolo Macchiavelh (1469—1527) noemen. Macchiavelli was staatssecretaris der Florentijnscbe republiek, door welke hij als gezant meermalen naar buitenlandsche hoven gezonden werd; bij deze "ele^enheid sloot hij eene nauwe vriendschapsbetrekking met den beruchten Cesar Rorgia. Als vurig voorstander van de aristocratische republiek was Macchiavelli een vijand der Medici. In het jaar 1512 werd hij in een proces gewikkeld wegens eene tegen de Medici gerichte samenzwering en op de pijnbank gelegd. Van 1513—1519 bleef hij van alle staatszaken uitgesloten, totdat hij zich eindelijk met de Medici verzoende. Gedurende dat ambteloos leven wijdde hij zijne uren nog ijveriger dan vroeger aan wetenschappelijken arbeid. De werken van Macchiavelli moeten wij rangschikken volgens de verschillende tijdperken van zijn staatkundig leven. Sommige schreef hij als aanhanger der aristocratische republiek en lot hare verdediging, andere gedurende zijne diplomatische loopbaan. Van de eerste zijn liet meest beroemd zijne beschouwingen over Titus Livius, waarin hij getracht heeft te bewijzen, dat de staatsregeling der oude Romeinsche republiek alle latere in wijsheid envoortretlelijkheid te boven gaat. Macchiavelli gloeide van geestdrift voor den bloei en de grootheid van Italië, dat hij van den invloed der vreemdelingen bevrijd wenschte te zien. Diezelfde geestdrift trachtte hij ook bij de Italianen op te wekken en hiertoe schreef hij zoowel zijne beschouwing over Titus Livius als zijne Florentijnscne geschiedenis, die tot het jaar 1494 reikt en waarin hij den strijd over de staatsregeling der kleine republiek op meesterlijke wijze schildert, door daaraan eene groote beteekenis voor de wereldgeschiedenis bij te zetten. Guicciardini. Davila. Galileo Galileï. Van Macchiavelli's staalkundige geschriften is hel ineesl beroemd zijn werk »de Vorst", dat hij voor Lorenzo de Medici schreef. In dit boek schelst hij het beeld van een vorst, die door beleid en volharding zich van de alleenheerschappij meester te maken en zich daarin te handhaven weet. Cesar Borgia strekte hem hij deze schildering tot model. Als de onmisbare hoedanigheden van zulk een vorst noemde hij slechts beleid en geestkracht. Alle zedelijke strekking ontbreekt in dit boek, dat daarom in latere tijden meermalen scherp veroordeeld is. Macchiavellis vrienden daarentegen beweren, dat hij als een goed republikein zijn werk juist geschreven had, om het volk te doen zien, hoe geducht de vorstenmacht is en hoeveel partij een slim, gewetenloos man daarvan kan trekken. Naast Macchiavelli schreef de Florentiju Francesco Guicciardini (1482—1540) eene uitstekende, op eene diepe kennis van menschen en toestanden gebouwde geschiedenis van Italië, van het jaar 1494 tot den slag bij Pavia. Niet minder belangrijk is de geschiedenis van den Franschen burgeroorlog van 1559—1598, welke de Venetiaan Arrigo Caterino Davila vervaardigd heelt (f 1631). Zij onderscheidde zich zoo wel door een sierlijken stijl en eene zuivere taal als door eene scherpe karaktertekening. Dewijl Davila langen lijd in Frankrijk gewoond had, was hij niet alleen met de zeden van het hof en van het volk, maar ook met de hoofdpersonen der door hem beschreven gebeurtenissen van nabij bekend; dienvolgens zijn ook zijne schilderingen even waar als boeiend. De vorderingen, welke de Italianen in den loop der 16" en in de eerste helft der 17' eeuw in de overige wetenschappen maakten, in bijzonderheden te beschrijven, zou ons te wijdloopig doen worden. Wij willen ons hier alleen bezighouden met een man, wiens langdurige en onvermoeide werkzaamheid op wetenschappelijk gebied ook voor ons zoo vruchtbaar is geweest, dat het dankbare nageslacht hein den naam «Vader der nieuwere natuurkunde", gegeven heeft, namelijk Galileo Galileï (1564—1642). Reeds op den leeftijd van 19 jaren maakte Galileï de gewichtige onldekking van de wetten van den slinger en van hare toepassing op het meten van den tijd. Het heen en weer slingeren van eene lamp. die aan het gewelf van den dom Ie Pisa hing, bracht hem op deze gelukkige gedachte. Zijn roem verbreidde zich met groote snelheid. Reeds op zijn 25° jaar werd hij hoogleeraar in de wiskunde Ie Pisa. Onvermoeid zette hij zijn onderzoek voort en weldra gelukte het hem, nieuwe natuurwetten van de grootste beleekenis te ontdekken. De hooge toren der domkerk bood hem de gelegenheid aan om de wet der snelheid bij vallende lichamen waar te nemen. Dewijl zijne ontdekkingen lot geheel nieuwe, van de vroegere denkbeelden verre afwijkende voorstellingen voerden, werd hij door de overige geleerden als een ketter op het gebied der wetenschap beschouwd. Weldra werd de vijandschap tegen hem zóó groot, dat hij Pisa verlaten moest. Te Padua vond hij een nieuw veld voor zijn werkzaamheid. Hier deed hij weder een aantal belangrijke ontdekkingen. Eene der gewichtigste was de aanwending bij sterrenkundige onderzoekingen, van den door een Hollander uitgevonden verrekijker, die hem aan den sterrenhemel een onafzienbaar, tol dusver ontoegankelijk veld van waarnemingen opende. Hij ontdekte het eerst de gesteldheid van de oppervlakte der maan; hij mat de hoogte der maanbergen naar hun schaduw; een aantal sterren, die nog door geen sterfelijk oog bespied waren, ontdekte hij met behulp van den verrekijker, en hoewel zijne werkluigen nog te zwak waren om de sterrenzee van den melkweg te onderscheiden, vermoedde hij toch reeds, dal eene reusachtige verzameling van sterren de oorzaak van dien lichtglans aan den hemel was. In het jaar 1610 ging Galileï naar Florence wonen, waar hij in Cosmo II de Medici een beschermer vond, die voor zijne wetenschap de warmste belangstelling koesterde. Zulk een talentvol en onbevooroordeeld sterrenkundige Gralileï veroordeeld. Spanje. Philips II. als Galile'i moest de denkbeelden van Copernicus omtrent de samenstelling des heelals wel als de eenig juiste erkennen. Wel waagde hij het nog niet openlijk daarvoor uit te komen, dewijl liet stelsel van Ptolemaeiis volgens hetwelk de aarde hel middelpunt des heelals uitmaakt, waar alle sterren om draaien ■ door de heilige moederkerk als het eenig ware en juiste, met de uitspieken des bijbels overeenstemmende erkend werd; doch in het jaar 1032 gallig eene samenspraak tusschen een zekeren Salviati en een zekeren Simplicio uit, waarin Salviati voor het Copernicaansche eu Simplicio voor het I tolemaeische stelsel in de bres springt. Natuurlijk verdedigde Salviati zijne vooi stelling daarin met zegevierende welsprekendheid. , Door dit geschrift had Galile'i alle kerkelijke geleerden lol zijne verbitterde vijanden gemaakt. De Jezuïeten, uit wier midden de meeste leeiaais 111 de natuur- en sterrenkunde aan de scholen en universiteiten voortgekomen waien, klaagden hem als ketter aan. Zij wisten paus Urbanus III te doen gelooven dat hij zelf onder den naam Simplicio door Galile'i aangeduid was, en bewerkten dat er, om zijn werk te onderzoeken, een rechtbank bijeengeroepen werd uit kardinalen, monniken en wiskunstenaars, die allen Galilei s vijanden waren. Natuurlijk werd het veroordeeld en Galilei zeil te Rome vooi de inquisitie gedaagd. Hij gaf aan die oproeping gehoor en werd veroordeeld om op zijne knieën, met de hand op het evangelie, zijne dwaalleer Ie herroepen. Hij was zwak genoeg om dit, in strijd met zijne overtuiging, te doen; maar nauwelijks had hij de afzweringsformule uitgesproken ot hij stampte - naar men veihaalt — met den voet op den grond en mompelde voor zich heen: »1 och beweegt zij zich!" Tot straf voor zijne ketterij werd Galilei eenigen lijd in den kerker geworpen. Zijn boek werd verboden en zijn slel>el nis stujdig met bijbel en Christendom veroordeeld. .. , . Galile'i bracht den laatslen tijd zijns levens in treurige omstandigheden door: hij was ziek. blind en doof. Toch was hij onophoudelijk mei nieuwe nasporingen bezig. In zijn 75" jaar stierf hij in de armen van zijn meest geliefden leerling Viucenzo Viviano. DRIE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje. Philips II eu zijn rijk. Zijne jeugd. Zijne opvoeding. Zijn karakter. \ergelijking tusschen Karei V en Philips II. Alva en Ruy Gomez. Oorlog met den paus en Frankrijk. Vrede van Cateau Cambresis. Stormachtige zeereis naar Spanje. De offers der inquisitie. Philips huwelijk met Isabella van Frankrijk. Don Carlos en zijne lotgevallen. Sage en geschiedenis. Tegenstrijdige geschiedkundige berichten aangaande zijn dood. 1 Philips II, de oudste zoon van keizer Karei was door den troonsafstand en den kort daarop gevolgden dood zijns vaders de beheerscher van een rijk geworden, waarin — gelijk de Spanjaarden met fierheid zeiden de zon nooit onderging. In Europa waren de rijke, bloeiende Nederlanden, een groot deel van Italië, het hertogdom Milaan en liet koninkrijk Napels, om van geheel Spanje niet Ie spreken, aan zijn schepteronderworpen. Bovendien kon hij als gemaal van koningin Maria van Engeland ook op de ondersteuning van dit rijk rekenen. In Azië, Afrika en vooral in Amerika stonden uitgestrekte landstreken onder zijn gebied. Alleen de keizerskroon ontging Philips II, daar zijn broeder Ferdinand deze erfde. Hoe was de nog jeugdige vorst — hij telde, toen zijn vader hem de Jeugd, opvoeding en karakter van Philips II. regeering! over de Nederlanden afstond fzie blz. 430) eerst 28 jaren — voorbereid om de heerschappij over een zóó uitgestrekt rijk als hij erven zou PPfhHre" u- • PS WHS 111 Mei van het Jaar 1527 geuren en op den lotendeLr yt»nlWi Z1J?e1mcht1Maria van P°r,uSa' gehuwd. Reeds in het ö'gende jaar, werd hij vader: de ongelukkige en bekende prins don nnrh hiinT,8 g?nhle,,leïls °n? JvLeldra bezi8 hoU(k'n zal- w,'r gehouden. Zoo luidt ongeveer hel verhaal van de Thou, die hel uit de berichten van den ingenieur Louis de Foise geput had. Deze berichten echter zijn wellicht geloofwaardig voor zoover zij op de eigen waarnemingen van den ingenieur beruslen, doch voor hel overige steunen zij natuurlijk alleen op hetgeen de Foise gehoord had en hebben zij dus niet meer waarde dan alle andere onzekere en zich zelf tegensprekende mededeelingen, die over den raadselachtigen dood van den prins tol ons gekomen zijn. Het is bewezen, dat van de zijde der inquisitie geen vonnis over don'* Carlos is geveld, maar dat Philips II lol het onderzoek van de zaak zijns zoons eene afzonderlijke commissie benoemd heeft, waarin de beide bitterste vijanden des prinsen, Ruy Gomez en Spinosa, eene eereplaats bekleedden. De bijzonderheden van het rechtsgeding zijn geheim gehouden; men weel zelfs niet, of er wel een vonnis is geveld. Indien het waar is — en op dit Von Raumers oordeel. punt slemmen alle getuigenissen overeen — dal Carlos met opzet zijne gezondheid ondermijnd heeft, dan bestaat er geen redelijke grond om te meenen, dat Philips II tot een volkomen overtolligen moord de toevlucht zou genomen hebben. De dood van den half waanzinnigen prins wordt dan volkomen verklaarbaar; Philips behoefde hem slechts zijn gang te laten gaan en dit schijnt dan ook het geval te zijn geweest. De verdenking, dat Philips de moordenaar van zijn zoon was, ontsproot uit de overtuiging dal de koning tot zulk eene daad zeer goed in staat zou geweest zijn, omdat de dood zijns zoons hem zeer welkom was en hij bij andere gelegenheden getoond had, voor dergelijke daden niet terug te deinzen. Men verhaalt ook, dat Philips zijne gemalin, die drie maanden na don Carlos' dood in het kraambed stierf, heeft laten vergiftigen; doch ook voor deze bewering bezit men niet hel minste bewijs. Von Raumer vat zijne beschouwing van de geschiedenis en den dood van don Carlos in de volgende woorden samen : 1. «Carlos was van den beginne aan zwak van lichaam en boosaardig van karakler. Het laatste kwaad klom door zijne drift soms tot waanzin, hoewel hij ook nu en dan heldere en berouwvolle oogenblikken had. 2. In zulke tijdperken van de grootste hartstochtelijkheid kan de haat, dien hij onloochenbaar tegen zijn vader koesterde, hem gedachten en woorden hebbên ingegeven, welke op diens dood doelden. Doch het is onmogelijk te zeggen, in hoever hier van eigenlijk opzet en beraad, ja van toerekenbaarheid sprake kan zijn. 3. Zeker is hel, dat Carlos volkomen ongeschikt was om te regeeren en dat er reden bestond om hem onder een gestreng toezicht te stellen. Mij zoowel als de koningin zijn een natuurlijken dood gestorven en nooit heeft er tusschen hen ook maar de geringste liefdesbetrekking bestaan." Van een tegenovergesteld gevoelen zijn vele andere beroemde geschiedschrijvers, o. a. ook Motley, die zeer geneigd is om te gelooven dat Philips II. die zich verwonderlijk goed op geheime en nachtelijke moordaanslagen verstond, met de uiterste zorg gepoogd heeft, den dood zijns zoons als natuurlijk te doen voorkomen, terwijl don Carlos inderdaad op zijn bevel vermoord is. VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Spanje. Vervolging van de ketters in de ltaliaan£che gewesten. De Morisco's. Kardinaal Spinosa. Wreede oorlog. Don Juan d'Austria. Zijne geboorte en opvoeding. Onderdanigheid van don Juan tegenover Philips II. Vijandschap tusschen don Juan en don Carlos. Don Juan in den oorlog tegen de Morisco's. Zijne eerste lauweren. Don Juans zegepraal bij Lepanto. Verovering van Tunis. l)ou Juans eerzuchtige plannen. Don Juan als stadhouder der Nederlanden. Escovedo en Autonio Perez. Escovedo vermoord. Don Juans dood. Vermoeden van vergiftiging. Oordeel over don Juan d'Austria. Proces tegen Perez. Zijne lotgevallen. De vrijheid van Aragon voor goed onderdrukt. Het hoogste doel van Philips' eerzucht was, al zijne onderdanen in den schoot der alleenzaligmakende kerk terug te voeren. Hoe hij den aanvang zijner regeering over Spanje door het verbranden van ketters opluisterde, hebben wij gezien Ook in Italië beproefde hij de inquisitie, naar Spaansch model, in te voeren, doch bij ontmoette zoowel in Napels als in Milaan zulk Vervolging van de Morisco's. een hefligen tegenstand, dat hij voor een algeineenen volksopstand in de buitendien van de Spaansche heerschappij afkeerige gewesten vreezen moest. Hij besloot daarom eene zekere mate van toegevendheid te oefenen en verzekerde den Napelschen en Milaneeschen afgevaardigden, dat er geene Spaansche inquisitie in hunne landen ingevoerd zou worden, maar dal men slechts, gelijk tot dusver, langs den weg van rechle de ketterij bestrijden zou. Dit geschiedde dan ook. De ketters werden met toeslemming van de wereldlijke overheid aan de Roomsche inquisitie overgegeven en door deze verbrand. Het volk smaakte althans de voldoening, nationale brandstapels te zien rooken! Zooveel toegevendheid, als jegens de Italianen, oefende Philips II niet jegens de Morisco's, de afstammelingen der Mooren, die in Spanje met geweld tot het Christendom bekeerd waren. Deze Morisco's hadden nog altijd hunne oude taal, zeden en kleeding bewaard, zij lagen onder de verdenking, dat zij slechts voor bet uiterlijke tot hel Christendom overgegaan, maar inderdaad Mohammedanen gebleven waren en dat zij in geheime verstandhouding stonden met de Mooren van Afrika, tot zelfs met den sultan van Constanlinopel. Reeds in de jaren 1562 en 1563 werden de Morisco's uit vrees vooreen opstand ontwapend, zij lieten zich dit welgevallen, in het stadhouderschap over de oproerige Nederlanden op. Over Juans werkzaamheid in die betrekking zullen wij later uitvoerig spreken. Don Juan aanvaardde het hem opgedragen ambt met blijdschap; van de Nederlanden uil hoopte hij zijne plannen tegen Elisabeth van Engeland gemakkelijker ten uitvoer te kunnen leggen. Tol bereiking van dat doel was Escovedo onafgebroken werkzaam. Hoe moeilijk het ook wezen mocht, koning Philips voor don Juans plannen te winnen, toch moest dit beproefd worden. Escovedo meende hulp te zullen vinden bij een man, dien bij voor zijn trouwsten vriend hield, bij den staatssecretaris Antonio Perez, die toen bij Philips in blakende gunst stond. Anlonio Perez was een gewetenloos intrigant, die bij alles slechts één doel voor oogen hield, namelijk zich in de gunst des konings te handhaven en daardoor zijne machl te bevestigen. Hij diende zijn heer tot koppelaar bij de schoone prinses Artna Eboli, de gade van Ruy Gomez, die zelf de liefdesbetrekking des konings tot zijne vrouw in de hand gewerkt had. Perez liet zich intusschen door zijne dienstvaardigheid jegens zijn vorst niet afschrikken om te gelijk diens mededinger bij de schoone Anna te worden; natuurlijk trachtte hij deze betrekking met den sluier van hel diepste geheim te bedekken. Geen beter middel bestond er om 's konings gunst te verwerven, dan zijn nimmer sluimerenden argwaan telkens nieuw voedsel te geven. Dil deed ook Perez; terwijl hij zich schijnbaar onverdeeld aan de belangen van Escovedo en van don Juan wijdde, deelde hij den koning mede, dat zijn stiefbroeder eerzuchtige plannen had en brandde van begeerte om zich van de Spaansche kroon meester te maken of ten minste koning der Nederlanden te worden. Hij voegde er bij, dat die plannen van den prins eigenlijk in het brein van Escovedo waren uitgebroed. Op last des konings speelde Perez zijne rol als vriend van Escovedo voort, alleen daardoor immers kon hij onwraakbare bewijzen voor ieder bedreven verraad in handen krijgen. Alle vertrouwelijke brieven, die uil de Nederlanden aan Perez gezonden werden, kwamen onder des konings oogen. Alle brieven, die Perez zelf schreef, zag Philips, eer ze verzonden werden. Hij duldde niet alleen, maar werkte bel zelfs in de band, dal Perez daarin ongunstige berichten omtrent den koning zelf opnam, ja hij verbeterde nu en dan de brieven en voegde zelf een volzin, die op hem betrekking had, daaraan toe. Op die wijze kreeg Philips wel niet kennis van don Juans plan om koning der Nederlanden of zelfs koning van Spanje te worden, — want zulk een plan bestond niet — doch wel de overtuiging, dal zijn broeder ontevreden over hem was. Dewijl de briefwisseling met Perez geen doel trof, zond don Juan zijn raadsman Escovedo naar Spanje, deels om aan het hof beter in zijn belang te kunnen werken, deels om krachtiger ondersteuning in den oorlog legen de Nederlanden te verwerven. Escovedo werd door den koning koel ontvangen. Deze was door de inblazingen van Perez van hel verraad zijns broeders overtuigd en hij werd hel nog meer, toen don Juan kort daarop herhaaldelijk den' wensch uitsprak, dal men hem Escovedo terugzenden en dezen geld, veel geld meegeven zou, dewijl hij anders in de Nederlanden niels kon uitrichten. Deze zeer natuurlijke begeerte schreef Philips II toe aan den wensch zijns broeders om de middelen lot een verraderlijke onderneming te verkrijgen. Dewijl hij Escovedo als den man beschouwde, bij wien die plannen het eerst Escovedo vermoord. Don Jnans dood. opgekomen waren, beval hij Perez, den verrader heimelijk (e doen vermoorden, zoo mogelijk door middel van vergif. Perez nam dezen last bereidvaardig op zich. want ook voor hem was de dood van Escovedo eene noodzakelijkheid geworden. Deze had namelijk, korl na zijne aankomst in Spanje, den verlrouwelijken omgang, die er tusschen Perez en prinses Eboli beslond, ontdekt en verklaard, dat hij het zijn plicht achtte den koning van het verraad, hetwelk jegens hem gepleegd werd, te onderrichten. Anna Eboli en Perez hadden besloten zich van den gevaarlijken man te ontslaan; met blijdschap ontving Perez daarom het bevel om Escovedo uit den weg te ruimen. De misdaad zou gepleegd worden onder voorwendsel, dat Escovedo een verrader was, terwijl de ware drijfveer van Anna Eboli en haar minnaar in vrees voor de wraak des konings bestond. Perez wendde verscheiden pogingen aan om Escovedo Ie vergiftigen, doch zij mislukten; bij de derde poging ontstond er bij Escovedo zelfs eenig kwaad vermoeden. Om hem in slaap te wiegen, liet Perez eene dienstmaagd uit het huis van Escovedo aanklagen en ter dood brengen, wijl zij, zoo het heette, een aanslag op het leven van haar heer gepleegd had. Dewijl de pogingen tot vergiftiging niet geslaagd waren, nam Perez de toevlucht tot een gewelddadiger middel. Hij wierf zes sluipmoordenaars aan, die den 31" Maart 1578 bij liet vallen van den nacht Escovedo in de straten van Madrid vermoordden. De moordenaars vluchtten, doch ontvingen later van den koning eene rijke belooning. Van den dag af, waarop don Juan de tijding van den dood van zijn getrouwen raadsman ontving, achtte hij zich zelf niet meer veilig; zijne hoop, dat hij zich in de Nederlanden evenveel roem verwerven zou, als in den oorlog tegen de Turken, was verijdeld, en zijn stout en eerzuchtig plan, om een onafhankelijk koninkrijk Ie stichten, lag in duigen. Hij zag zich gehaat door de Nederlanders, met argwaan bejegend door zijn broeder, en bovenal zijn roem zeer getaand. Een diepe afkeer van het leven maakte zich van hem meester, hij zocht naar rust tot eiken prijs en kon haar toch niet vinden. Deze zielesmart werkte nadeelig op zijn anders krachtig lichaam; eene koorts tastte hem aan. Zes maanden na Escovedo's dood stierf hij in de legerplaats voor Namen. Terstond na zijn dood verbreidde zich het gerucht, dat hij vergiftigd was; een gerucht dat nooit geheel weerlegd, maar ook nooit bevestigd is. Twee Engelschen werden gevangengenomen op de beschuldiging, dal zij don Juan vergiftigd hadden. Philips' vijanden beweren, dal hij deze mannen onschuldig had lalcn aanklagen en Ier dood brengen, om de verdenking van zich zelf af Ie weren. Toen het lichaam des overledenen geopend werd, meenden de arlsen onbedriegelijke sporen van vergif te ontdekken. Het hart zag er als 'l ware verdroogd uit; de kleur der inwendige deelen was zwartachtig bruin. Hierdoor kreeg de verdenking, die op den koning ruslle, nieuw voedsel, en dewijl don Juans dood hem zeker niet ongevallig kon zijn, bleef zij beslaan. Hel is echter waarschijnlijk, dal Philips II aan dit misdrijf onschuldig was en dal de in de legerplaats heerschende pest, die in den loop van enkele dagen ongeveer duizend soldalen wegrukte, hem van zijn gevaarlijken stiefbroeder verlost heeft. Don Juan d Austria was, toen hij öf aan de pest óf aan vergif bezweek, eerst 33 jaar oud, en toch stierf hij le laai voor zijn roem: de overwinnaar van Lepanto had in de Nederlanden de verwachtingen niet vervuld, welke men op grond van zijn verleden omtrent hem gekoesterd had. Doch daarvan droeg zijn bijzondere levensloop de schuld, die hem reeds als jongeling de gelegenheid aanbood om zich te onderscheiden door schitterende daden, waardoor hij, zonder het le willen, de wereld len aanzien van zijne werkelijke bekwaamheden misleid had. Bekwaamheden en karakter van don Juan. Vervolging tegen Perez ingesteld. Hij was een llink soldaat, maar ook niets meer; volstrekt geen staatsman, niet eens een bekwaam veldheer. Door zijne schoonheid en beininlijkheid won hij de harten, de mannen bewonderden, de vrouwen beminden hem. Hij was iemand van veel beschaving; Italiaansch, Duilsch, Fransch en Spaansch sprak hij vloeiend, maar grondiger kennis ontbrak hem; docli dit bemerkten alleen zijne vertrouwelingen, dewijl hij uitnemend de kunst verstond, in het levendig gesprek de leemten zijner kennis te bedekken. Zijn uiterlijk verblindde een ieder, die met hem in aanraking kwam; door bel zelfvertrouwen, waarmede hij optrad, en door zijne vroeger behaalde lauweren bracht bij de openbare meening ten aanzien van zijn persoon op een dwaalspoor. Edele, verheven bedoelingen kende hij niet; hij was niets anders dan een avontuurlijk soldaat der fortuin, die door eene rustelooze eerzucht voortgedreven werd. "ij d roomde van kronen, die hij veroveren wilde; waar zijne toekomstige rijken mochten liggen, daarom bekommerde hij zich weinig. Hel zou hem tamelijk onverschillig zijn geweest, of hij in het Oosten dan wel aan de Afrikaansche kust, in Genua of in Engeland, in Frankrijk of in Schotland geregeerd had, indien het hem maar gelukt was zich eene koninklijke heerschappij te verwerven. Doch al zijne plannen mislukten. Dewijl hij nooit naar een edeler, grootschei doel gestreefd had, dewijl zijne gansche werkzaamheid alleen aan zijne avontuurlijke plannen dienstbaar was geweest, bleef na zijn dood daarvan ook geen spoor over. Molley noeint hem veelbeleekenend: den held van zijn eigen roman, en inderdaad, op een roman gelijkt zijn avontuurlijk leven, van zijne kindsheid tol zijn dood, op een belangwek kenden, boeienden roman, maar zonder ernsligen en degel ijken inhoud. Als een luchtverschijnsel schitterde en — verdween hij. Antonio Perez, de moordenaar van Escovedo, zou van zijne schandelijke daad get;ne vruchten plukken. Wij zouden ons met het lol van dien nietswaardigen hoveling niet verder bezighouden, indien daarmede niet hel lol van een volk verbonden was, dat de laatste overblijfsels zijner vrijheid verloor, dewijl het Antonio Perez trachtle le beschermen. Escovedo's bloedverwanten, zijne weduwe en zijn zoon, dienden na den moord eene aanklacht legen Perez in. Goedschiks of kwaadschiks moest Philips II, 0111 den schijn van medeplichtigheid te vermijden, een gericht over zijn gunsteling laten houden. Doch dewijl de voorzitter der rechtbank, op een geheimen wenk van hel hof, verklaarde, dat Perez en Anna Eboli onschuldig waren aan den dood van den vermoorde, zag de jonge Escovedo van zijn proces af. Niet lang zou Perez met rust gelaten worden. Weder slaken de vrienden en bloedverwanten van Escovedo hel hoofd op; zij drongen in het jaar 1379 op een ernstig onderzoek en op bestraffing van de moordenaars aan. Philips moest het rechtsgeding wel laten beginnen, indien hij niet wilde, dat de verdenking op hem zelf rusten zou, doch hij troostte inmiddels zijn gunsteling en gaf hem de verzekering zijner gunst. Hel proces duurde lang; eerst in het jaar 1585 werd het vonnis gewezen: het veroordeelde Perez lot eene tweejarige gevangenisstraf, eene zware geldboete en eene achtjarige ballingschap. De veroordeelde bouwde al zijne hoop op des kouings genade, doch deze verklaarde, dat hij dau alleen op zijne genade rekenen kon, wanneer hij de papieren uitleverde, waaruit de medeplichtigheid van zijn heer bewezen kon worden. Perez deed het, doch hij gaf niet alle papieren over; een deel daarvan, en wel hel belangrijkste, behield hij onder zich. Op aansporing van Philips II, die den jongen Escovedo 20,000 dukaten betaalde, verzoende deze zich met Perez en de geheele zaak scheen thans gelukkig uit den weg geruimd. Doch de koning bedroog zich; nog eens kwam zij opnieuw te berde. Een bloedverwant van Escovedo, de geheimschrijver Vasquez, diende in het jaar 1591 weder eene aanklacht tegen Perez in. Philips, die zich thans veilig waande, liet toe, dat Perez op de pijnbank gelegd werd. Deze bekende onder de smarten der pijniging niet alleen zijn Perez vlucht naar Aragon. De vrijheid van Aragon vernietigd. aandeel aan den moord, maar ook de medeplichtigheid des konings. Wel trachtte hij Philips II zooveel mogelijk vrij te pleiten, maar wat de hoofdzaak betrof, gelukte dit hem toch niet. De koning was buiten zich zelf van woede. Perez gevoelde, dat hij na het gebeurde een kind des doods was. Toen hij de kans om uit de gevangenis te ontvluchten schoon zag, maakte hij daarvan gebruik, en het gelukte hem Aragon te bereiken. Te Saragossa riep hij de bescherming van de rechtbank in. Hij legde den rechters de oorkonden voor, waaruit bleek, dat hij niet uil vrije beweging, maar op bevel des konings Escovedo gedood had. De rechtbanken begonnen het proces opnieuw; zij weigerden Perez, die intusschen te Madrid ter dood veroordeeld was, uit te leveren en beriepen zich daarbij op de oude rechten en vrijheden van Aragon. Philips daarentegen hield staande, dat hij recht had om zijn trouwloozen dienaar in zijn geheele rijk ter verantwoording te roepen. Hij zond zijne handhangers op Perez af en deze werd uit de kerk. waarin hij gevlucht was, te voorschijn gesleept en aan de inquisitie overgegeven. Nu liep het volk te hoop en stelde hem in vrijheid. In November 1591 zond Philips een leger naar Saragossa, om zijn wil door te zeiten. De justicia protesteerde daartegen, dewijl volgens de staatsregeling van Aragon geene vreemde troepen in dat gewest gebracht mochten worden, en zij beval zelfs het volk. de wapenen op te vatten. Perez, die wel begreep, dat de Aragoneezen niet tegen de macht van den Spaanschen koning opgewassen zouden zijn, zocht zijn heil in de vlucht. Hij ontkwam; terwijl hij door de inquisitie ter dood veroordeeld was, leefde hij in veiligheid in Frankrijk en Engeland; eindelijk stierf hij in het jaar 1611 te Parijs iu behoeftige omstandigheden. Inmiddels waren de Spaansche troepen Aragon binnengerukt; de justicia en allen, die zich legen den wil des konings verzet hadden, aanzienlijken en geringen, zelfs vele geestelijken en inquisiteurs, werden gevangengenomen en ter dood gebracht. Philips trok van deze gunstige gelegenheid partij om de vrijheid, welke de Aragoneezen tot dusver nog genoten hadden, voorgoed te vernietigen. Door den schrik, welken zijne heerschappij inboezemde, dwong hij de stenden op een rijksdag in het jaar 1593 eene wet te bekrachtigen, volgens welke een ieder, die het wagen zou, op vrijheid aan te dringen, van welken stand hij ook wezen mocht, met den dood gestraft zou worden. Yan dit tijdstip af was de Aragoneesche staatsregeling niets meer dan een ijdele vorm. VIJF EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK. Portugal. Johan III. Verval des rijks. Ontzenuwing des volks. Portugals grootste dichter. De universiteit te'Toimbra gesticht. Invoering van de inquisitie. De Jezuïeten in het land geroepen. Dood van Johan III. Sebastiaan. Voogdij van koningin Catharina en van den kardinaal Hendrik. Jezoïetische opvoeding van den koning. Zijn tocht naar Afrika. l)e ongelukkige slag bij Alcassar. Nederlaag en dood van Sebastiaan. Koning Hendrik. De mededinging naar den troon. Antonio, prior van Crato. Philips II en de hertogin van Braganza. Dood van koning Hendrik. Twisten om den troon. Antonio tot koning uitgeroepen. Portugal door den hertog van Alva veroverd. Philips' willekeurig bewind. Antonio's laatste poging om den troon te heroveren. De gewaande Sebastiaans. Koning Emanuël van Portugal slierf den 13™ December 1521 (zie blz. 162); met zijn dood eindigt het tijdperk van voorspoed en luister voor hel kleine rijk, dal door zijne veroveringen in Indië tot een wereldrijk geworden was. Reeds in de dagen der roemrijke regeering van Emanuël hadden de kiemen van verval zich vertoond; onder de regeering van zijn zoon en opvolger Johan III (Joao III 1521 —1557) ontwikkelden zij zich met eene vreeselijke snelheid. Naar hel uitwendige was Portugal wel nog allijd een machtige, door zijn handel, zijne uitgestrekte koloniën en zijn onnoemlijken rijkdom veelbeteekenenden slaal, maar hel geestesleven kwijnde, het volk was ontzenuwd en onzedelijk geworden, hel verloor de geestelijke veerkracht, welke het lot groote daden in staat had gesteld. De rijkdommen, die uit Indië naar Lissabon waren gevloeid, waren daar de bron geworden van eene ongehoorde weelde. De begeerte om in de overzeesche gewesten schatten te verzamelen, dreef de werkzaamste en ondernemendste mannen bet land uil. Weldra bad men gebrek aan handen voor den handel en de nijverheid. Enkelen stapelden een reusachtig vermogen opeen, maar de groote menigte verzonk des te dieper in armoede en ellende, dewijl door bet toevloeien van hel geld naar zulk een kleinen staal de prijs der eerste levensbehoeften klom. Opmerkelijk is bel, dat juist in deze dagen van hand over hand toenemende verslapping des volks, Portugals grootste dichter, Louis de Camoëns (f 1579) zijne onsterfelijke werken schreef. In zijn grootsch heldendicht, de Lusiade, bezong hij de ontdekking van Indië door Vasco di Gama en de heldendaden zijner landgenooten in verwijderde oorden. Voor het uitwendige — zeiden wij — taande de luister van den Portugeeschen staat niet, schijnbaar straalde hij onder de regeering van Johan III nog hooger dan vroeger, want de Porlugeesche bezittingen breidden zich in Indië en Brazilië nog verder uil dan voorheen en de koning trof een vergelijk met keizer Karei V over het bezit van de Moluksche eilanden, door de Spanjaarden met eene som van 350.000 dukaten ineens tevreden te stellen. Ook de stichting van de universiteit te Coimbra, de vereeniging van het grootmeesterschap aller ridderorden met de kroon, de invoering van de rijks- Koning Sebastiaan. Kardinaal Hendrik. Sebastiaans avontuurlijke plannen. gerichten en menige andere, door Johati III lol stand gebrachte verbetering zouden ons licht in den waan brengen, dat Portugals inwendige toestand onder Johans regeering zeer voldoende was. Doch dit was niet het geval, want Johan III voerde twee nieuwe instellingen in, die zoowel zijn land als zijner dynastie lol verderf zouden strekken. Johan was een ijverig katholiek, zelfs onverdraagzamer dan de paus en bereid om eiken afvalligen Christen te vuur en te zwaard te vervolgen. Zijn geloofshaat trof voornamelijk de zoogenaamde Joden-christenen, dal wil zeggen, zulke Joden, die, om de vervolgingen te ontgaan, tol het Christendom overgegaan waren en aan wier rechtzinnigheid de koning niet geloofde. Hij beschouwde hen nog als geheime Joden en achtte hen daarom strafbaar. "Ü verzocht van paus Clemens VIII de invoering van de inquisitie in Portugal. Doch de paus weigerde dit; hij trok zich zelfs de Joden-christenen aan en zijn opvolger Paulus III ging nog verder: hij verbood bij eene bul van 12 October 1533 elk onderzoek naar het geloof der nieuwbekeerde Christenen. Slechls met groole moeite wist Johan III eindelijk den tegenstand van den paus te overwinnen en te bewerken, dal deze de invoering van de , inquisitie in Portugal toestond. De broeder des konings, kardinaal Hendrik j werd weldra tol grootinquisiteur benoemd. Voortaan rookten ook in Portugal en in Portugeesch-Indië tal van brandstapels ter eere Gods, en het juk der priesterheerschappij woog zwaar op het reeds ontzenuwde volk. Nog nadeeliger voor het land en nog noodlottige!' voor Johans dynastie was de vestiging der Jezuïeten in Portugal, welke de streng katholieke koning insgelijks bewerkte, dewijl deze met den meesten ijver aan de bekeering van de Aziatische, Afrikaansche en Amerikaansche heidenen werklen. De Jezuïeten verwierven binnen korlen lijd een onbeperkten invloed aan het hof en in het land; zij maakten zich van de opvoeding en liet onderricht meester. Koning Johan III stierf den 11'" Januari 1557. Al zijne kinderen waren vóór hem gestorven, hij liet slechls een driejarigen kleinzoon, Sebastiaan (1557—1578), na. In zijn testament bad hij zijne gemalin Calharina, de grootmoeder van den knaap, tot voogdes aangesteld; de geheime raad schonk hieraan zijne goedkeuring. De koningin zwoer, dat zij rechtvaardig regeeren en zoowel alle voorrechten des adels en des volks als de oude gewoonten handhaven en beschermen zou. Met dit ernstig voornemen aanvaardde zij dan ook het regentschap, maar zij zag zich in hare pogingen overal gedwarsboomd door de Jezuïeten, die, daar zij door den kardinaal Hendrik krachtig ondersteund werden, zich van de opvoeding des jongen konings meester maakten en de koningin lellerlijk builen staal stelden verder te regeeren. Ouder voorwendsel, dat haar leeftijd haar niet langer veroorloofde, het bewind te voeren, legde Calharina in het jaar 1502 hel regentschap neer, in hare plaats trad de ooin van den knaap, kardinaal Hendrik. Deze gebruikte de hem verleende machl om den invloed der Jezuïeten nog te vermeerderen, hij liet hun de opvoeding van Sebastiaan geheel over. De jonge koning was een knaap van een gelukkigen aanleg, doch door zijne opvoeding werd hij bedorven. Twee beginselen prenlte zijn biechtvader hem in. als de hoogste wel, waaraan hij zijn leven lang gehoorzamen moest: onbepaalde onderwerping aan den paus en haat tegen de ongeloovigen, die hij als koning bestrijden moest. Toen Sebastiaan in hel jaar I5t>8, op den leeftijd van li jaar, zelf de regeering aanvaardde, was hij zóó diep doordrongen van het besef dezer verplichting, dat hij zijn voornemen uitsprak om een krijgstocht naar Iudië tot bestrijding van de heidenen te ondernemen. Slechts met moeite liet hij Slag bij Alcassar. Sebastiaan sneuvelt. zich overreden, om zich voorloopig met een kleinen slrooplocht naar Afrika tevreden te stellen. Na afloop hiervan bereidde hij opnieuw eene groolere onderneming voor. Tevergeefs smeekten zijn oom, de kardinaal Hendrik, en zijne grootmoeder Catharina hem, zijn voor zijn rijk zoo kostbaar leven niet zonder noodzakelijkheid in gevaar te stellen. Zelfs Philips II van Spanje ried hem een oorlog tegen de Mooren in Afrika, waardoor hij de Turken beleedigen en zich te vijand maken zou, ernstig af. Doch Sebastiaan luisterde niet naar raad, zelfs al kwam die van zijne beste vrienden. Hij was immers koning, hij mocht immers zijne koninklijke macht naar eigen goeddunken gebruiken. Slechts naar één raad luisterde hij. naar dien van zijn Jezuïetischen biechtvader. Tevergeefs ook smeekten de grooten des rijks hem, dal hij den vurigen wensch des volks vervullen en in het huwelijk treden zou; bij weigerde dit bepaald. Gedreven dooreen bekrompen geloofsijver, had hij de gelofte afgelegd, zijn leven lang kuisch te blijven en besloten, die gelofte te vervullen. Jaren achtereen vergunden de omstandigheden hem niet, gehoor te geven aan zijn dringenden wensch, om den strijd tegen de ongeloovigen te hervallen. Eindelijk toch vond hij eene. naar zijne meening, gunstige gelegenheid. De wettige sultan van Fez en Marocco, Mulei Mohammed, was dooreen zijner bloedverwanten. Mulei Moluch, van den troon verdrongen; hij wendde zich 0111 hulp tol den koning van Portugal: Sebastiaan beloofde die, hoewel zijne raadslieden hem ook thans dringend smeekten, zich met zulk eene onderneming niet in te laten, hoewel ook Philips II van Spanje hem ried, althans te wachlen totdat hij zelf in slaat zou zijn hem krachtig ie ondersteunen. Sebastiaan bleef doof voor alle waarschuwingen. Hij rustte een leger uit en bij deze gelegenheid bleek het voor het eerst, hoe zwak reeds nu het schijnbaar zoo machtige Portugal was. Sebastiaan had een geruimen tijd noodig om 9000 ongeoefende en onervaren lieden, die door onbekwame bevelhebbers aangevoerd werden, bijeen te brengen. Hij had gebrek aan ruiterij, daarom wilde hij des te meer voetvolk aanwerven. Enkele afzonderlijke ruiters konden hem weinig balen; bij beval derhalve, dat de edelen niet Ie paard mochten verschijnen. Nu verschenen zij in praciiligen dos, in zijde met goud doorstikt; de schepen, waarop zij naar Afrika wilden oversteken, belaadden zij met fijne spijzen, met zilveren vaatwerk, met een ontelbaar aantal lenlen van zijde en met gewerkte tapijten. Elk edelman verzorgde zich als een koning, doch voor de gemeene soldaten werd niets gedaan; die mochten hunnentwege van honger sterven. Bovendien heerschte in hel langzaam samengebrachte leger overal eene onbegrensde verwarring. Eindelijk, den 25''" Juni 1578, was de inscheping van de troepen volbracht; de viool verliet de haven van Lissabon, zij telde 50 oorlogsschepen, 5 galeien en een groot aantal transportschepen, te zamen ongeveer 1000 zeilen. Het leger bestond uil 9000 Porlugeezen, ongeveer 1000 Kaslilianen, 3000 aangeworven Duilschers en 700 Italianen; daarbij kwamen nog ongeveer vijftienhonderd vrijwilligers, waaronder 1000 ruiters. Hel was op een gloeiend heeten dag, den 4"n Augustus lo7». dat in de vlakte van Alcassar het leger van Sebastiaan met dal van Mulei Moluch slaags raakte. Thans zag Sebastiaan zijne onvoorzichtigheid in; want hij slond voor een vier maal slerker leger, dat het zijne weldra in den vorm van eene halve maan omringde. De slag ving aan; het kleine Christenheer bezweek voor de overmacht; het werd geheel verslagen en bijna vernietigd. Ternauwernood gelukte het aan duizend man, zich door de vlucht te redden. Sebastiaan zelf streed met schitlerende dapperheid; drie paarden werden onder hem doodgeschoten. Hij was aan den arm gewond en toch voerde hij nog altijd het zwaard. Doch nu omringden hem de vijanden, hij werd overweldigd en ter aarde geworpen. Twee Mooren, die hem gevangengenomen en ontwapend hadden, twistten om den rijken buil. Hun twist werd door een Moorschen hoofdeling beslecht, Koning Hendrik. deze bracht den gevangene een doodelijken houw op hel hootd toe. De eenige geinige van deze daad was een Portugees, die in de nabijheid des konings gebleven was, terwijl zijn gansche gevolg reeds vroeger was gesneuveld. De Mooren hadden eene schitterende overwinning behaald. doch levens een zwaar verlies geleden, want ook Mulei Moluch was gevallen. Hij werd opgevolgd door Mulei Hamet en in diens tent brachten de Mooren het lijk van den gesneuvelden Porlugeeschen koning; hier werd het, hoe verminkt ook door een groot aantal wonden, welke den doode waarschijnlijk nog na zijn sneuvelen waren toegebracht, door een groot aantal Porlugeesche gevangenen herkend. Mulei Hamet liet het lijk naar Ceula brengen en aan den daar gevesligden Porlugeeschen bevelhebber uitleveren. Later werd hel in het graf der Porlugeesche koningen bijgezet. Toen liet bericht van den ongelukkigen slag te Lissabon aankwam, was de droefheid der bevolking onbeschrijfelijk. Bijna alle aanzienlijke geslachten des lands hadden dierbare betrekkingen ouder de gesneuvelden of gevangenen: van den dood des konings droeg men nog geen kennis, hij werd geheim gehouden, totdat de kardinaal Hendrik in de hoofdstad zou verschenen zijn. Toen eerst maakte men zijn sterven onder de gebruikelijke plechtigheden openbaar. Van het huis van den stedelijken raad reed een burger in rouwgewaad, op een met zwart laken bedekt paard en met eene groote zwarte vaan in de hand, welker uiteinde over zijne schouders tol op den grond afhing, door de straten van Lissabon. Achter hem gingen drie oude raadsheeren te voet, insgelijks in rouwgewaad, ieder met een zwart schild in de hoog opgeheven hand. Op hen volgden eenige andere raadsheeren van minderen rang en eindelijk eene dichte volksmenigte. Aan de trappen der hoofdkerk, niet ver van bet stadhuis, aangekomen, beklommen de schilddragers eenige lreden; één hunner hief het schild hoog op en riep met luider stem : «Burgers van Lissabon! beweent onzen koning Sebastiaan, die gestorven is!" Na liet uitspreken van deze woorden verbrak hij hel schild, door liet op den grond te stooten, en de gansche volksmenigte brak hierop in jammerklachten uit. Hierop vervolgden zij hun weg lol aan de zoogenaamde Sleenen Straat, waar de Iweede schilddrager op de Irappen der kleine kerk Nossa Senhora de Oliveira dezelfde woorden sprak en zijn schild verbrijzelde. Hetzelfde geschiedde op de trappen van hel hospitaal, waarna de stoet terugkeerde naar de plaats, van waar hij uitgegaan was. De naaste erfgenaam der kroon was de vriend der Jezuïeten, de voor-1 malige grootinquisiteur, koning Emanuëls derde zoon, de 67jarige kardinaal) Hendrik. Als koning Hendrik (1578—1580) beklom hij den troon. Zijne | raadslieden smeeklen hem, in weerwil van zijn hoogen leeftijd, nog in het huwelijk te treden ; doch hiertoe had hij als priester de pauselijke dispensatie noodig, die hem geweigerd werd. Den korten tijd zijner regeering wijdde hij geheel aan geestelijke oefeningen. Ook als koning las hij nog de mis, en gedroeg hij zich geheel als een katholiek priester. Dewijl Sebastiaan geene manlijke nakomelingen nagelaten had en Hendrik die evenmin nalaten zou, werden èn volk èn koning in die dagen voornamelijk bezig gehouden door de vraag, wie eens de erfgenaam der kroon zou worden. Verscheiden vorsten dongen naar de Porlugeesche kroon. Philips II, koning van Spanje, Calharina. gemalin van den hertog van Braganza, Einanuël Philibert, hertog van Savoie, Ranuccio Farnese, hertog van Parma en Antonio, prior van Crato. Allen grondden hunne aanspraken op hunne afstamming van koning Emanuël. De mededinger, die de meeste aanspraken kon doen gelden, zou Antonio, prior van Crato, zijn geweest, als de zoon van hertog Lodewijk van Beja. den tweeden zoon van Emanuël, indien hij slechts zijne wettige afkomst had kunnen bewijzen. Doch dit kon hij niet, hoezeer hij het ook beproefde. De door hem aangebrachte getuigen bleken omgekocht Dood van koning Hendrik. Antonio, prior van Crato. te zijn. Zijn vader zeil had hem steeds als een bastaard beschouwd ; doch in weerwil van dit alles bezat Antonio een niet onbeduidenden aanhang. Na hem hadden het meeste recht op den troon Philips II, als zoon van Emanuëls oudste dochter, en de hertogin van Braganza. die van Emanuels jongsten zoon afstamde. De overige mededingers kwamen niet in aanmerking. Tegen Philips II spraken diens Spaansche geboorte en de baat der Portugeezen tegen de Spanjaarden; tegen de hertogin van Braganza had men bezwaar, omdat zij eene vrouw was. Philips II, die in bet algemeen weinig van oorlogvoeren hield, wenschte zich langs vredelievenden weg van de kroon van Portugal meester te maken. Het was hem niet onbekend, welk een afkeer de Portugeezen koesterden van alles wat Spaansch was. Hij gedroeg zich daarom buitengewoon vriendelijk en voorkomend; aan alle aanzienlijke steden van Portugal richtte hij brieven; hij zette daarin zijn recht op den troon uiteen en beloofde, de rechten en vrijheden der steden niet alleen te bevestigen, maar zelfs te vermeerderen. De aanzienlijke Portugeezen behandelde bij zeer welwillend; hij vloeide over van beloften van allerlei aard. Koning Hendrik wenschte vóór zijn dood de erfopvolging te regelen. Den bastaard Antonio baatte hij, het meest helde hij lot de zijde van Philips over; openlijk liet hij verklaren, dat Antonio een bastaard was, die volstrekt geen recht op de kroon bezat, en hij ging zoo ver, dal hij een edict uitvaardigde, waarbij bij den prior uit het koninkrijk verbande, hem van alle eerambten en waardigheden, van alle voorrechten en vrijheden vervallen verklaarde, hem zelfs de rechten van een geboren Portugees ontnam en al zijnen onderdanen verbood hem te ondersteunen, te beschermen of zelfs hem onder hun dak op te nemen. Antonio moest Portugal verlaten, maar slechts twee dagen bleef bij builen het rijk; toen gelukte het hem, onbemerkt lerug te keeren. Dewijl hij een groot getal aanhangers bezat, slaagde bij er in zich te verbergen. Eer koning Hendrik orde bad kunnen stellen op de erfopvolging, stierf , hij den 3len Januari 1580. Met zijn dood brak er voor Portugal een tijdperk \ van bt'illooze verwarring aan. Het volk, dat de Spanjaarden volkomen haatte, bekommerde zich weinig om de netelige rechtskwestie, of Antonio al dan niet een bastaard was: bel verklaarde zich op meer dan ééne plaats vóór hem. Te Santander werd bij tot koning uitgeroepen en ook te Lissabon, hoewel na eenigen tegenstand, als zoodanig ontvangen. Philips II had reeds gedurende den laatsten tijd van Hendriks regeering ingezien, dal hij met zijne rechtstitels alleen niets kon uitrichten, wanneer hij niet door kracht van wapenen aan zijne aanspraken klem bijzette. Hij zond een leger onder bevel van den hertog van Alva naar Portugal, en hierdoor bewees hij den Portugeezen metterdaad de rechtmatigheid zijner aanspraken ! De hertog van Braganza verklaarde zich bereid van de aanspraken zijner gemalin afstand te doen, wanneer men hem die afkoopen wilde. Eenig uitzicht om hare rechten te doen gelden, had hij toch niet. Niet zoo gedwee betoonde zich Antonio; hij meende zijne rechten met geweld te kunnen handhaven. Van de koninklijke macht had hij zich meester gemaakt, maar hij gebruikte die zoo willekeurig, dat hij spoedig een grool ~~ deel zijner aanhangers verloor. Het kleine aantal van hen, die hem getrouw bleven, had volstrekt geen lust om voor hem te strijden, en slechts bewogen door vrees voor zijne gestrengheid, rustten de inwoners van Lissabon zich bij de nadering van Philips' leger ten strijde toe. Het was geen leger, maar eene ordelooze, saarngeraapte bende, waarmee Antonio den Spaanschen troepen te gemoet trok. Hij werd natuurlijk na een korten tegenstand verslagen, want zijne onwillige soldaten wierpen hunne wapens weg en vluchtten, in plaats van te vechten (25 Augustus 1580). Alva verovert Portugal voor Philips II. Lissabon gut zich over op de belofte van genade, die wel gegeven, maar niet gehouden werd. De Spaansche soldaten plunderden de rijke voorsleden en niel alleen vele huizen binnen de stad, maar ook de met schatten beladen schepen in de haven. . . In "eheel Portugal zegevierden de Spanjaarden, Antomo moest tiet tand verlaten, en hij mocht zich nog gelukkig achten, dat geen verrader den op zijn hoofd gestelden prijs verdiende en het hem gelukte te vluchten. In liet jaar 11)81 kwam Philips II zelf in het land, om zich door zijne nieuwe onderdanen als vorst te laten huldigen. Hij deed al zijn best om vriendelijk en genadig te zijn, voor zoover zijn norscli karakter dit toeliet en kondigde zelfs eens algemeene amnestie af, met wier algemeenheid hel echter niet al te ernstig gemeend was. Niet minder dan 52 personen werden van die vergiffenis uitgesloten en ter dood gebracht, allen zeer invloedrijke aanhangers van Antonio. . , „ , Buitendien werd aan alle beambten, die Antonio ooit den eenen ot anderen dienst bewezen hadden, het recht ontnomen om in t vervolg eenig ambt te bekleeden. Zulke maatregelen waren natuurlijk niel geschikt om den haat der , Portugeezen te doen bekoelen. Weldra achtte hij het ook niet meer de moeite waard, zich daarom te bekommeren: zijne regeermg in Portugal kenmerkte zich door willekeur en roofzucht. \ntonio had de hoop op den Porlugeeschen troon niel laten varen, llij wendde zich tot Frankrijk en Engeland om hulp en vond in beide rijken werkelijk ondersteuning. Eene Fransche vloot werd tot zijne beschikking gesteld, doch in het jaar 1582 in de nabijheid der Azonsche eilanden verslagen. Ook den Engelschen, die in hel jaar 1589 Lissabon trachtten te veroveren, gelukte deze poging niet; zij moesten zich onverrichter zake terugtiekken. Daarmede svas Antonio's laatste hoop in rook vervlogen; in het jaar loJo stier! hij Ie Parijs. . . , _ . . .. De Portugeezen torsten zeer onwillig het juk der Spaansche overheerscbing, doch zij hadden alle kracht tot weerstand verloren. Hier en daar flikkerde hel vuur van den opstand wel voor een oogenblik op, doch het werd altijd spoedig gedempt. , . , c , Eenige avonturiers meenden van den haat der natie tegen den Spaansehen koning partij te kunnen trekken. Zij bouwden hunne plannen op een onbepaald gerucht, hetwelk onder het volk verbreid was, dal koning Sebasliaan in den strijd tegen de Turken niet gedood, maar alleen gevangengenomen was en nog in Moorsche gevangenschap leefde. Drie gelukzoekers, die eenigszins op Sebasliaan geleken, stonden achtereenvolgens op en gaven zich voor den aan de gevangenschap ontsnapten en lot zijn volk teruggekeerden koning uit. De eerste gewaande Sebasliaan, die in het jaar 1583 eene poging deed om zich als koning van Portugal Ie doen erkennen, was de zoon van een leidekker. Hij werd spoedig onschadelijk gemaakt, met zweepslagen door de straten van Lissabon gejaagd en levenslang aan eene galei gekluisterd. Kort daarna trad een andere gewaande Sebasliaan, de zoon \an een steenbouwer, op. llij geleek inderdaad zoo sterk op den gesneuvelden koning, dat hij een veel grooteren aanhang vond. Reeds had hij een legertje aangeworven en een paar edelen lot graven verheven, reeds beeldde Inj zich in, dat het volk hem koninklijke eer bewees, dat hij werkelijk den troon zou beklimmen, toen hij in een gevechl door de Spanjaarden overwonnen, gevangennomen en opgehangen werd. , , , , . . . In het jaar 1595 beproefde een suikerbakker dezelfde rol te spelen, doch ook hem trof hel lol zijner voorgangers. .. . Was hel bedrog dezer drie gewaande Sebastiaans zoo klaar als de uag VX geweest, in hel jaar°1598 Irad te Venetië een vierde man op, die door zijné bewering, dat hij koning Sebasliaan was, groot opzien wekte. Hij wist zooveel feilen uit het leven van den gesneuvelden vorst te verhalen en wel zaken, De gewaande Sebastiaan. die ternauwernood iemand anders dan de koning welen kon. dal de raad van Venetië niel durfde beslissen, of men al dan niet met een bedrieger te doen had. Drie jaren lang hield de republiek hem Ie Venetië terug. Vele Portugeezen erkenden hem als koning en drongen op zijne invrijheidstelling aan; ook koning Hendrik IV van Frankrijk zond een verzoek daartoe aan den raad der republiek; tengevolge van dit alles besloten de Venelianen eindelijk den gevangene de vrijheid terug te geven. Op weg naar Portugal werd de zoogenaamde Sebastiaan gevangengenomen, te Napels uitgeleverd en van daar naar Spanje gevoerd. Ook in zijne nieuwe gevangenschap heeft hij, naar men verhaalt. zeer verrassende inlichtingen gegeven omtrent zaken, die alleen koning Sebastiaan bekend konden zijn. Of Philips II hem voor een bedrieger dan wel voor den echten Sebastiaan gehouden heeft, weet men niel; dit alleen slaat vast, dat de gevangene naar hel hart van Kastilië gevoerd en ver- I WnnnnA^nnliilr luw.l'l Dllililia II llOITI 111 I flail \VP(T IlllPIl rilimfMI (IWliIJtMI IS. TT ddl dl/11 IJ III IJ |\ HWll 1 llllipo 1* mi VJVyn " v-q dewijl hij in hem een gevaarlijk mededinger zag. Op de vraag, of bij een bedrieger dan wel de ware Sebastiaan is geweest, moet de geschiedenis het antwoord schuldig blijven. I IMIK VAN HET EEKSTE lil.KI. IIKIS NIKCWE GESCHIEDENIS. NIEUWE GESCHIEDENIS. INHOUD VAN HET EEKSTE DEEL. I. De ontdekkingsreizen en de veroveringen in Amerika. Bladz. HOOFDSTUK I. Zeereizen der Portugezen tol aan de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop | 2. Uiristophorus l.oliimluis. Zijne jeugd en lotgevallen tot zijn eersten tocht H 3. (.oliimlms eerste reis en ontdekkingen. Zijn triuint- toclit in Spanje 4. Golumlius' tweede reis en toerustingen voor den der¬ den tocht 21 " Golumlius' derde reis 28 » . Reizen van Seliastiaan Ca hot, Anierigo Vespucei e. a. \asco de Gama vindt den zeeweg naar Indië . . 34 /. Golumlius vierde reis; zijn laatste levensjaren; zijn dood " *• De Spaansche kolonie St. Domingo tij " Pogingen tot kolonisatie op het vaste land van Amerika. De Stille Zuidzee ontdekt 10. Ontdekkingen in Middel-A inerika. De aarde voor de eerste maal omgezeild ;j7 11. Vestiging der Portugeezen in Indié f,3 " Verovering van Mexico door Cortez 73 " '3. Verovering van Mexico vervolg *2 li. herovering van Mexico vervolg ;hi " I Verovering van Mexico vervolg «dl I N II O U h. BI ad z. HOOFDSTUK IC». Verovering van Mexico vervolg lOfi » 17. Verovering van Peru door Pizarro 120 i) 18. Verovering van Peru vervolg 125 » 19. Verovering van Peru vervolg 132 » 20. Verovering van Peru vervolg lil » 21. De Spaansche heerschappij over Peru bevestigd . .148 II. Zuid- en Middel-Europa vóór de kerkhervorming. HOOFDSTUK 22. Portugal onder de regeering van Jolian II en Kinanuël den Grooten '37 » 23. Spanje onder de regeering van Ferdinand en Isahella. 162 „ Vernietiging van de heerschappij der Mooren in Spanje 169 » 2'i. Spanje onder de regeering van Ferdinand en Isahella tot den dood van Isahella 174 » 26. Spanje onder de regeering van Ferdinand na Isahella's dood » 27. Frankrijk van de regeering van Karei Mll tot den dood van Lodewijk XII '^6 » 28. Milaan, Florence en Napels op het einde der 1 •>'' en in 't hegin der Iti'' eeuw 196 » 29. Paus Alexander VI. Girolamo Savonarola te Florence 204 » 30. Maxitniliaan in Italië. Strijd der Franschen en Spanjaarden om het koninkrijk Napels 209 » 31. Italië gedurende de regeering van paus Julius II . . 21fi 32. Frankrijk hij 't hegin der regeering van Frans I . . 223 III. Van de kerkhervorming tot den dertigjarigen oorlog. HOOFDSTUK 33. Duitschland onder Maxitniliaan I 228 „ 34. Duitschland onder den invloed van het humanisme. Begin der kerkhervorming 236 » 33. Duitschland en de hervorming. Keizer Maxitniliaan en de hervorming 245 » 36. De Nederlanden en Spanje onder Philips den Schoonen en Karei II ^;>2 » 37. Duitschland en de hervorming. Keizer Karei V . . 260 »> 38. Duitschland en de hervorming tot den dood van Sic- kingen en Hutten 273 » 39. Duitschland en de hervorming. De lioerenkrijg . . 283 » 40. Spanje onder Karei \ dOO » 41. Karei V en Frans I •'();> ,, 42. Karei V en Frans I vervolg » 43. liet Osman isehe tijk van Hajazeth II tot Soliman I . 324 » 44. Duitschland en de hervorming tot den rijksdag te Augslmrg I\ll(l I' II. Blatlz. IIOOFDSTI'K 43. Duitschlaiid en de hervorming. liet Sinalkaldisch verbond; di' Neurenlierger godsdienstvrede .... 344 ,> 4(i. Zwitserland en de hervorming. Dood van Zwingli. Mc Wederdoo^iers 34!) » 47. Duitschland en de hervorming tot de vernieuwing van den Neurenberger godsdienstvrede -» » 48. Karei V en Frans I. Opstand der Gentenaars. . . 3!) i> 49. Karei V en Frans I tot den dood van Krans I. De hervorming in Frankrijk 378 » 30. Duitschland en de hervorming. De Smalkaldische krijg 31)0 ,) 31. Duitschland en de hervorming. Kareis overwinning. 401 .> ;i2. Duitschland en de hervorming. Hel Leipziger interim. 40'.) » 33. Duitschland en de hervorming tot hel verdrag van Passau 414 » 54. Duitschland en de hervorming tot den troonsafstand van Karei V 423 ■> 33. Duitschland en de hervorming. Keizer Ferdinand I. Stichting der Jezuïetenorde 4.'tl » 3. Duitschland onder Maximiliaan II 438 » 37. Duitschland onder Kudolf II 444 •> 38. Duitschlands beschaving gedurende dat tijdperk . . 441) » 31). Frankrijk onder Hendrik II. (lalvijn 4• (ia. Frankrijk onder Hendrik III tot het edict van Poiliers 30!) » (!. Frankrijk tot den dood van Hendrik III 314 » (»7. Frankrijk onder Hendrik IV tot 's konings intocht in Parijs 321» » (>8. Frankrijk tot den dood van Hendrik IV 334 >» til). Engeland onder Hendrik VII 348 » 70. Kngeland onder Hendrik VIII 338 » 71. Kngeland onder Edtiard VI 37i » li. Kngeland onder de «bloedige Maria". Johanna <«rey . 377 » 73. Kngeland en Schotland. Maria Sluart 384 » 74. Kngeland en Schotland tot Maria's nederlaag bij Lang- side. Koningin Klisalieth van Kngeland .... 31)4 » 73. Kngeland en Schotland. Maria Stuart en Klisalieth. Maria's dood ti(K » 7(i. Kngeland tot deu dood van Klisalieth (113 » 77. De scaudinavische rijken, van het reces van (lalinar tot de vlucht van Christiaau II van Denemarken . (i2ti i N ii Ü r i». i . Bladz. HOOFDSTUK 7X. Denemarken van Frederik I tot (ihristiaan IV . . 633 7'.(. Zweden tot de troonsbestijging van (instaat' I Wasa . 4,'{ " Zweden tot den dood van (instaat' I Wasa .... (>;j| » M|. Zweden onder Erich XIV ggy K2. Zweden onder Johari III, Sigisinund en Karei IX. (i(i4 H.'J. Zweden onder (instaat' II Adolf tot het gevecht hij St,,ll,n (>7.'$ Polen onder de laatste Jagellonen c»7«l Kii. Polen onder Hendrik van Anjon, Stephamis Bathory en Sigismund III. Het hertogdom Pruisen . . (in.'t M(i. Kusland onder VVasil IV en Iwan IV 0110 H7. Rusland tot den dood van Michaël Feodorow itsch . 702 HH- De Osmanen onder Soliinan deri Praehtlievenden en Selirr> II «!t. De Osmanen van de regeering van Moerad III tot den dood van Osman II 7|<; Italië, \enetie. (>enna. Toscane. De pausen lot den dood van (iregorius XIII 7^ 91. Italië. Kegeering van paus Sixtus V 7:50 " Italië. Kunst en wetenschap in de KV' eeuw . . . 737 9-1 Spanje onder Philips II. Don Carlos 743 94. Spanje onder Philips II. Don .luan d'Austria . . . T.i*2 !>."). Portugal van de regeering van Johan III tot de verovering door de Spanjaarden 7(;|