Uitgaven van P NOORDHOFF te Groningen. Reinders, E. J. De Telefoon. Leesboek voor de hoogste klassen van Lagere Scholen , voor ambachtsscholen en andere inrichtingen met voortgezet onderwijs. Prijs ƒ 0,25. Chr School: nHalf leesleerbeek, half belletristiscli leesboek. Het bo vat in de prozalessen veel wetenswaardigs: veel natuurkennis, wat geschiedenis, een Rjjnreisje, zelfs wetkennis — alles heel nuttig, maar wat materialistisch." Seket, V. A. Cours de langue frangaise d'après la méthode intuitive. Exercices de langue et de conversation franraises. Avee gravures. •lre partie ƒ0,50. Vocabulaire de la lre partie ƒ0,10 2me et 3me partie & ƒ 0,50. Hierbij behoort een wandplaat in kleurendruk, voorstellende La Familie. Prijs ƒ0,75, opgeplakt ƒ1.—. De Portefeuille: »We wenschen den beer Seket en den uitgever veel succes op hun werk, ze hebben het beiden verdiend " Taco H. de Beer. Uildriks, F. J. van, Voor de Jongelui. Leesboek voor Kweek- en Normaalsch. en andere inrichtingen van voortgezet onderwijs. Prijs ƒ 0,50. Valkhoff, J. N. Practische en Theoretische Inleiding tot de Studie van 'tFransch. Twee stukjes k ƒ 0,90. VeenStra, 0. Het Duitsch voor Eerstbeginnenden. Taal- en Stijloefeningen ten gebruike bij het Onderwijs in de Duitsche Taal. Twee stukjes & 0,60. VeenStra, 0. Nieuw Duitsch Leesboek met oefeningen, voor Nederlandsche Scholen bewerkt. Twee stukjes a ƒ0,50. Vos, Jacs. NI. Twintig eeuwen. Beknopte Geschiedenis van ons Vaderland. s Prijs ƒ 0,35. Vries, L. de, Elk wat wils. Stijloefeningen voor de aanvangsklassen van Kweek-, Normaal- en Hoogere Burgerscholen. Prjjs ƒ0,60. Vries Jr., W. de, v eel in weinig. Beknopte Geschiedenis van het Vaderland en de koloniën. Repetitieboekje voor hen, die examen wenschen af te leggen voor Normaalscholen, Kweekscholen, H. B. Scholen, enz. Prjjs ƒ0,25. ïefrcrsiisli „ Rekenkundige Vraagstukken VOOR LEERLINGEN YAN 12-18 JAAR, DOOR D. DE BRUIN JR., Hoofd der School te Haltent, en gtirezen Onderwijzer in 't rekenen aan de Rijksnormaollesnen. EERSTE STUKJE. Met Antwoorden. PB 988 P. NOOKDHOFF. — 1»00. — GRONINGEN. e stukje f 0,25. 2e stukje / 0,25. Uitgaven van P. NOORDHOFF te Groningen. Aftton, D. Aardrijkskundig Leerboekje voor de hoogste klassen der Lagere School en voor Normaallessen. Met afbeeldingen en figuren. I. Nederland en Europa. Derde druk ƒ0,40. II. Ned. Koloniën en de vreemde werelddeelen. Tweede druk ƒ 0,40. Schoolblad: «Degene, die van een leerboekje bij zijn aardrijkskundig onderwijs houdt, vindt in de beide boekjes van den heer Aitton gepaste stof." Ankum, L. van, De leestoon. Leesboek voor de hoogste klassen der Lagere Scholen, Herhalingsscholen en Normaallessen. Prijs ƒ 0,30. Chr. Schoolbode: «Dit boek, samengesteld ter bevordering van goed lezen, bevat 47 doeltreffende /eesoefeningen. Het is een leerzaam, prettig en duidelijk leesboek." Bont, A. L. de, Geschiedkundige Schoolatlas van het Vaderland in 20 kaarten en bjjkaartjes. Prijs ƒ 0,50. Chr. Schoolbode: » Wij gelooven, dat deze atlas van groot nut kan zijn." Hofkamp, K. De Natuurkunde voor de lagere school en voor de laagste klassen der Burger Dag- en Avondscholen, Normaallessen en Meisjesscholen. Met 84 figuren. , Vijfde, vermeerderde druk. Prjjs ƒ0,90. De Toekomst: »De tekst is zeer verzorgd en het werkje laat ook ondei' wetenschappelijk opzioht niets te wenschen. De taal des schrjjvers is keurig, klaar en eenvoudig zonder stijfheid. Het boek verdient ten volle de gunst, die het bij het schoolsch publiek verworven heeft.'' Hliizinga, Prof. Dr. D. Handleiding bij het Eerste Onderwijs in Scheikunde aan burgerscholen. 2e druk. Prijs ƒ 0,75. Jespersen, Prof. Dr. Otto en Sarauw, Chr. Engelsch voor Eerstbeginnenden. Voor Nederland bewerkt door M. Meijboom. Met vele houtgravuren. Eerste deel ƒ1,00. Tweede deel ƒ 1,25. Kamp, Dr. H. V. d. Beknopt Leerboek der Planimetrie. Met 97 figuren, Prijs ƒ 0,75. Kors, Dr. J. Inleiding tot do Praktijk en de Theorie van het rekenen. Prjjs ƒ 0,50. Het Sohoolblad: «Een handig boekje." Rekenkundige Vraagstukken VOOR LEERLINGEN YAN 12-18 JAAR, DOOR D. DE BRUIN Jr, Hoofd der School te llattem, en gewezen Onderwijzer in V rekenen aan de Rijksnormaallessen. EERSTE STUKJE. 1'. X OOKDH O F F. — 190Ü. — GROXIXGEN'. li Uitgaven van P. NOORDHOFF te Groningen. AlHon, D. Aardrijkskundig Leerboekje yoor de hoogste klassen der Lagere School en voor Normaallessen. Met afbeeldingen en figuren. I. Nederland en Europa. Derde druk f 0,40. II. Ned. Koloniën en de vreemde werelddeelen. Tweede druk f 0,40. Sohoolblad: «Degene, die van een leerboekje bij zijn aardrijkskundig onderwijs houdt, vindt in de beide boekjes van den heer Aitton gepaste stof." Ankum, L. van, De leestoon. Leesboek voor de hoogste klassen der Lagere Scholen, Herhalingsscholen en Normaallessen. Prijs ƒ0,30. Chr. Schoolbode: «Dit boek, samengesteld ter bevordering van goed lezen, bevat 47 doeltreffende /eesoefeningen. Hét is een leerzaam, prettig en duidelijk leesboek." Bont, A. L. de, Geschiedkundige Schoolatlas van het Vaderland in 20 kaarten en bijkaartjes. Prijs f 0,50. Chr. Schoolbode: »Wij gelooven, dat deze atlas van groot nut kan zjjn." Hofkamp, K. J)e Natuurkunde voor de lagere school en voor de laagste klassen der Burger Dag- en Avondscholen, Normaallessen en Meisjesscholen. Met 84 figuren. . Vjjfde, vermeerderde druk. Pr ga f 0,90. De Toekomst: »De tekst is zeer verzorgd en bet werkje Iaat ook onder wetenschappelijk opzioht niets te wenschen. De taal des Bchrgvers is keurig, klaar en eenvoudig zonder stijfheid. Het boek verdient ten volle de gunst, die het bij het schoolsch publiek verworven heeft." Huizinga, Prof. Dr. D. Handleiding bij het Eerste Onderwijs in Scheikunde aan burgerscholen. i 2e druk. Prijs f 0,75. Jespersen, Prof. Dr. Otto en Sarauw, Chr. Engelsch voor Eerstbeginnenden. Voor Nederland bewerkt door M. Meijboom. Met vele houtgravuren. Eerste deel f 1,00. Tweede deel f 1,25. Kamp, Dr. H. V. d. Beknopt Leerboek der Planimetrie. Met 97 figuren, Prjjs f 0,75. Kors, Dr. J. Inleiding tot de Praktijk en de Theorie van het rekenen. Prjjs ƒ 0,50. Het Sohoolblad: «Een handig boekje." Rekenkundige Vraagstukken VOOR LEERLINGEN VAN 12-18 JAAR DOOR D. DE BRUIN Jr, Hoofd der School te Hattem, gewezen Onderwijzer in 't rekenen aan de Rijksnormaallessen. EERSTE STUKJE. P. NOORDHOFF. — 1900. — GRONINGEN. VOORBERICHT. Dit werkje in 4 stukjes, elk 200 vraagstukken bevattende, is, zooals tle titel aanduidt, bestemd voor vlugge leerlingen in de hoogste klasse der Lagere en der Herhalingsschool {le stukje) en voo) de leerlingen, die de Lagere School verlaten en dan op Hoogere-Burgerscholen, Gymnasiën en Instituten, Kweek- en Normaalscholen verder onderwijs ontvangen (le—4e stukje). Ook dr adspiranten, die examen zullen doen voor klerk enz. bij spoor, post en telegraphie, enz., kunnen er gebruik van maken. — Bij elk stukje zijn ..Antwoorden," die er gemakkelijk uitgenomen kunnen worden. Met het oog op een eventueelen herdruk houd ik mij voor open aanmerkingen zeer aanbevolen. D. DE BRUIN Jr. § 1. 1. Als 21 last koren ƒ 517,5 kost, hoeveel kost dan 3,4 last van dat koren? 2. Als een rechthoekige tuin 1,5 M breeder was, dan was hij 3,15 A groot. Hij is 22,5 M lang. Hoeveel M'2 is hij groot? 3. Iemand moet twee even groote rekeningen betalen. Op de eene kort hij 2 % en op de andere 2,5 %. Hij betaalt ze nu samen met ƒ 156,4. Hoe hoog waren ze elk ? 4. Hoeveel galden intrest brengt ƒ1350 op in 3y maand a 3i% 'sjaars? 5. Hoeveel is 12,75 — 8,25 X 0,64 meer of minder dan (12,75 — 8,25) X 0,64? 6. Een klompenmaker kocht 8 even dure wilgen en 5 even dure populieren, te zamen voor ƒ 130,95. Elke wilg was 1,8 maal zoo duur als elke populier. Hoeveel gld. kostte elke wilg meer dan elke populier? 7. Uit een bak met olie werd eerst het f deel geschept en toen het i deel van de rest. Er was toen nog 12,5 L in. Hoeveel L zou er nog in geweest zijn, als er eerst het f deel was uitgeschept en daarna het f deel der rest? ö. /es even dure kippen en één haan van ƒ1,20 kosten samen evenveel als 3 zulke hanen en 3 zulke kippen te zamen. Hoe duur is elke kip? 9. Jan mat de lengte van een tuinpad met een stok, die een oude el lang was. Toen mat hij het met een stok, die een Ned. el lang was. Hij moest den eersten stok 8 keer vaker neerleggen dan den tweeden, om de lengte van 't pad te meten. Hoeveel DM was dat pad lang? 10. Piet was li maal zoo oud als Jan, en Klaas li maal zoo oud als Piet. Zij telden met hun drieën samen 57 jaren. Hoeveel jaren was Klaas ouder dan Jan? § 2. 1. A kon een werk in 10, B in 15 dagen afmaken. Zij werkten er samen 3 dagen aan. Welk deel van 't werk hadden zij toen afgemaakt? 2. Tegen welk procent 's jaars moet f 1240 uitstaan, om in 3 maand ƒ7,44 intrest op te brengen? 3. De omtrek van een rechthoekigen tuin bedroeg 2f maal zijn lengte. Hij was 8 M breed. Hoeveel A was die tuin groot? 4. Een fruitvrouw kocht 3 HL peren en 2,5 HL appelen te zamen voor f 19,25. De peren waren per HL 55 cent duurder dan de appelen. Hoeveel kostten de 3 HL peren meer dan de 2,5 HL appelen? 5. Hoeveel dM3 is 3,5 dS meer dan 1250 cM3? 6. Het aantal knikkers van Jan stond tot dat van Piet als 2:3, en het aantal van Piet tot dat van Hein als 5:8. De drie jongens knikkerden nu samen. Bij 't eind van 't spel hadden zij ieder 49 knikkers. Hoeveel hadden zij er ieder vóór 't spel? 7. Yan twee knechts verdiende de eene in 3 dagen evenveel als de andere in 4 dagen. Zij verdienden samen per week f 30,625. Hoeveel gulden verdiende de een in een viereljaar meer dan de ander? 8. Een vrouw kocht eenige meters linnen a 80 cent en 2i maal zooveel meters katoen a 32 cent den M. Als zij i M linnen meer had gekocht, dan zou zij voor alles te zamen juist ƒ 10 hebben moeten betalen. Hoeveel M katoen kocht zij? 9. Hoeveel maand moet ƒ 720 op intrest staan tegen % 'sjaars, om ƒ12 intrest op te brengen? 10. Een fruithandelaar verkocht voor ƒ16 appelen. Hij kreeg hiervan 2 °/0 niet betaald en berekende nu, dat hij nog 12% won. Wat had hij voor de appelen betaald ? § 3. 1. Hoeveel is A maal het f deel van 0,644 X ƒ 7,52? 2. A, B en C moeten ƒ 117,375 zóó verdeelen, dat B ƒ 5 meer krijgt dan A, en Cf 2,5 minder dan B. Hoeveel gld. moet C van de som hebben ? 3. Als een rechthoek 23,5 M breeder was, dan was hij juist een vierkant en 2,88 maal zoo groot als nu. Hoeveel M2 is die rechthoek groot? 4. Een aardappelkoopman kocht 45 HL aardappels a ƒ1,80 den HL. Een paar maanden later, toen er 4 % van bedorven was, verkocht hij de nog goed gebleven aardappels a f 2 den HL. Hoeveel procent won hij? 5. Willem is 3 jaar jonger dan Cornelis. Over 3 jaar verhouden zich hun leeftijden als 5 : 6. Hoe oud zijn zij nu? 6. In een bak, diep 0,8 M en van binnen 1,2 M lang en 0,75 M breed, is 6,3 HL olie. Hoeveel dM staat de olie beneden den rand? 7. A verdient in 8 dagen evenveel als B in 5 dagen. In 2 dagen verdient A f 0,50 meer dan B in 1 dag. Hoeveel verdienen zij samen in een week? 8. Een balk, lang 4 M en breed 2 dM, heeft een op¬ pervlakte van 3,7 M2. Hoe dik is hij? 9. Een heer kocht een huis voor f 2400. Voor hoeveel gulden moet hij het per jaar verhuren, om, als hij wekelijks f 1 voor onderhoud enz. rekent, 4£ % 's jaars van zijn geld te trekken? 10. Welk kapitaal moet li maand k 3i% 's jaars uitstaan, om f 40,95 intrest op te brengen? § 4. 1. De knikkers van Hein stonden tot die van Klaas als 2 : 3. Klaas verloor er 5 aan Hein; nu hadden zij er evenveel. Hoeveel hadden zij ieder vóór 'tspel? 2. Als do inkoopsprijs in den verkoopsprijs IJ maal begrepen is en de som van beide prijzen f 8,4 bedraagt, hoeveel gulden is er dan gewonnen ? 3. Vul in: f x (3 DS -f 33 dS + 333 dM3) = . . . cM3. 4. Hoeveel KG zijn 64 guldens en 32 rijksdaalders te zamen lichter dan 32 guldens en 64 rijksdaalders samen? NB. 100 guldens wegen samen 1 KG; 40 rijksdaalders ook. 5. Jan spaarde 1 April 1 cent en eiken volgenden dag van die maand 1 cent meer dan den voorgaanden. Hoeveel gulden spaarde hij in die maand? 6. "V an 48 noten kreeg Frans er 12 meer dan F rits, terwijl Dirk er half zooveel kreeg als Frans en Frits te zamen. Hoeveel kregen Dirk en Frits er samen? 7. Als de som van in- en verkoop 25 maal zoo groot is als de winst, hoeveel procent bedraagt dan de winst? b. Een gang, 12 M lang en 2 M breed, moet bevloerd worden. Wat is nu goedkooper: daarvoor steenen te gebruiken, die 3 dM lang en 2 dM breed zijn en per stuk 7,5 cent kosten, of steenen, die 4 dM lang en 2,5 dM breed zijn en 12,5 cent per stuk kosten? 9. Als iemand per jaar 1,5 maal zooveel verdiende als nu en nog /"110 daarbij, dan verdiende hij per jaar juist f 2000. Hij verdiende 't vorige jaar 1,6 maal zooveel als nu. Hoeveel gulden verdiende hij in dat jaar? 10. A, die 3,25 KM per uur aflegde, ging om 12 min. vóór 8 's morgens op reis van M naar N , en op denzelfden tijd ging B, die 4,75 KM per uur vorderde, van N naar M. Die weg was 14 KM lang. Hoe laat was het, toen zij elkander ontmoetten? § 5. 1. In een doosje waren dubbeltjes en stuivertjes, samen 41 geldstukken, ter waarde van f 3,30. Hoeveel dubbeltjes en hoeveel stuivertjes waren er in? 2. Vul in: (12f : 3? + 3£) : 9f + 9i = . . . 3. A kan een werk in 18 en B in 24 dagen afmaken. Zij maken het samen af en verdienen er f 35 mee. Hoeveel gulden moest A hier meer van hebben dan B? 4. Rondom een vierkante weide was een sloot, die 2 M breed en 3,36 A groot was. Hoeveel A was de weide groot? 5. Als Jan lf maal zooveel geld had als nu, en dan nog f 2 er bij, dan had hij 2f maal zooveel als Piet, die f 2,25 heeft. Hoeveel gulden zou Jan hebben, als hij op f 0,25 na 1,5 maal zooveel geld had als nu? 6. Een korenkooper mengde 2i last koren van f 6 den HL met 1^ last van f 5 den HL. Voor hoeveel inoest hij het mengsel nu per last verkoopen, om 10 % te winnen ? 7. Een balk, lang 4 M, breed 4 dM en dik 2,5 dM, werd in de lengte middendoorgezaagd. Hoeveel M2 bedroeg nu de oppervlakte van elk stuk? 8. A en B kunnen een werk voltooien, als A 2 dagen en B I2i dag er aan werkt. Zij krijgen 't ook gereed als A er 4 dagen en B 10 dagen aan arbeidt. In hoeveel dagen kunnen zij het ieder voltooien? 9. Een land heeft een leger van 280 900 soldaten en geeft per dag voor eiken soldaat f 0,725 uit. Een ander land heeft een leger, dat 5100 soldaten minder telt; het geeft per dag voor eiken soldaat f 0,875 uit. Hoeveel gulden kost het eene leger meer dan het andere? 10. Vul in: 6,72 gouden tientje = ... rijksdaalders .. guldens + • • • dubbeltjes. § 6. 1. Hoeveel moet men betalen voor 4 effecten, elk groot f 1000 en 3 % rente gevende, als de koers 80 °0 is? 2. Hoeveel procent trekt iemand van zijn geld, als hij tegen dien koers 4 zulke effecten koopt? 3. Als 4000 korte en 2000 lange turven samen f 26 kosten en de 1000 lange f 0,25 meer kosten dan de 1000 korte, hoeveel kosten dan 2000 korte en 4000 lange turven samen? 4. Piet heeft 8 knikkers meer dan Jan, Klaas heeft er 8 meer dan Piet. Als Piet 3 maal zooveel knikkers had, als hij er nu heeft, dan had hij er 4 maal zooveel, als Jan er nu heeft. Hoeveel heeft Klaas er? 5. Een paardenhandelaar kocht 2 paarden voor evenveel geld. Hij verkocht het eene met 4 °/o winst en het andere met 4 % verlies en ontving voor beide samen f 1250. Hoeveel zou hij voor elk paard ontvangen hebben, als hij ze met 8 % winst verkocht had? 6. Een kamer, lang 5f M, breed 4£ M en hoog 4 M, en waarin een deur is, die met kozijn 1,2 M breed en 2 M hoog is, moet behangen worden. Hoeveel M2 behangselpapier is daar minstens voor noodig? 7. Zes en negentig geldstukken, bestaande uit rijksdaalders en guldens, wegen samen 1,44 KG. Hoeveel rijksdaalders en hoeveel guldens zijn er? (N.B. Zie No. 4 van § 4.) 8. Een knecht verdiende in 4 weken evenveel, als hij in 5 weken uitgaf. Hij hield elke week f 2,5 over. Hoeveel verdiende hij per week? 9. Een gewone breuk werd met ï8r vermenigvuldigd, het product werd door tV gedeeld, bij het quotiënt werd nu $ opgeteld en van de som werd H afgetrokken. Het verschil was nu Hè. Welke was die gewone breuk ? 10. Twee koopvrouwen verkochten samen 420 eieren, de eene verkocht de hare de 3 voor een dubbeltje, de andere de hare a 2i cent het stuk. Zij ontvingen er ieder evenveel geld voor. Hoeveel eieren verkocht ieder? § 7. 1. Langs beide kanten van een weg, die 6 HM lang en 4 M breed is, wordt een sloot gegraven van 2 M breedte en 0,75 M diepte. Met den uitgegraven grond wordt de weg opgehoogd. Hoeveel dM wordt de weg nu hooger? 2. Iemand spaarde in 1896 den 1 Januari 1 cent en eiken volgenden dag 1 cent meer dan den voorgaanden. Hoeveel gulden spaarde hij in dat jaar? 3. Vul in: (12,758 — 0,54 X 6,735 X 1,28 = 8,64. 4. Een \rouw kocht 30 L melk. Zij moest er 7,5 cent per L voor betalen. Maar er was 20 % water in de melk, t geen zij niet wist. Hoeveel had zij voor den L moeten betalen, om geen schade te lijden? 5. Twee wegen waren elk 1260 M lang. Langs beide kanten van den eersten weg werden boompjes geplant, die 5 M van elkaar stonden en f 1 per stuk kostten. Langs den anderen weg werden ook boompjes aan beide kanten geplant; ze kwamen 4 M van elkaar en kostten per stuk f 0,725. Hoeveel gulden kostten de gezamenlijke boompjes langs den eenen weg meer dan die langs den anderen? 6. Een winkelier mengde 60 KG koffie van ƒ1,20 met 40 KG van ƒ 1,325 de KG. Voor hoeveel moest hij de KG van 't mengsel verkoopen, om 10 % te verdienen ? 7. Als A per jaar 2? °/0 meer verdiende dan nu, dan zou hij juist f 900 per jaar verdienen. B verdient 4% minder dan A. Hoeveel verdient B jaarlijks? 8. A werkt aan een werk 10 dagen. Er blijft nu f deel van t werk over, dat A en B samen in 18 dagen afmaken. In hoeveel dagen had B het alleen kunnen voltooien ? 9. Iemand bracht een som in de Rijkspostspaarbank en ontving later aan kapitaal en 5 maand rente f 278,025 terug. Hoe groot was de som, die hij in de spaarbank bracht? N.B. De Rijkspostspaarbank geeft 2,64 % rente 's jaars. 10. Als 4 M linnen en 6 M katoen samen f 5, en 2 M van dat linnen en 2,5 M van dat katoen samen f 3,25 kost, hoeveel kost dan 1 M van dat linnen meer dan 1 M van dat katoen? § 8. 1. A, B en C handelden samen met f 3600. B kreeg £ van de winst meer dan A, en C J van de winst meer dan B. Hoeveel gulden had ieder in den handel ? 2. Rondom een rechthoekigen tuin, die 37,5 M lang en 12,5 M breed is, wordt een houten schutting gezet ter hoogte van 2 M. Een verver zal ze aan den binnen- en den buitenkant verven. Hij berekent voor het verven van eiken M2 7,5 cent. Hoeveel zal dan het verven van die schutting kosten ? 3. Hoeveel is 10,24 X 6,25 + 10,24 : 6,25 meer of minder dan 10,24 X (6,25 + 10,24) : 6,25? 4. Een vrouw kocht 40 M linnen a f 0,50 den M. Zij kreeg i % overmaat en 2i6ï % korting. Hoe duur kwam haar nu de M linnen? 5. A, die 3,6 KM per uur aflegde, vertrok om 8 uur 's morgens van M naar N. B, die 4,5 KM per uur vorderde, vertrok een kwartier later ook uit M naar N. Deze weg was 9 KM lang. Hoeveel minuten kwam de een eerder in N aan dan de ander, en wie was dat ? 6. Piet moest een getal door 0,75 deelen, maar hij vermenigvuldigde het er mee en nu kreeg hij een uitkomst, die 27,0865 te klein was. Welk getal moest hij tot uitkomst gekregen hebben? 7. Een heer liet door een makelaar, die 4% provisie kreeg, 8 effecten koopen elk groot ƒ1000. Hij betaalde er ƒ 5010 voor. Tegen welken koers kocht hij ze? 8. Een handelaar kocht steenkolen a 90 cent den HL. Als hij per HL ƒ0,025 minder had betaald, dan had de geheele partij hem ƒ 1 minder gekost. Hij verkocht de geheele partij voor ƒ 40. Hoeveel gld. won hij? 9. Hoeveel KG wegen de volgende hoeveelheden water te zamen: 0,625 DS + 0,625 dS + 0,625 DL + 0,625 dL ? 10. A, B en C moeten 53,9 rijksdaalder zóó verdeelen, dat A ƒ 2 krijgt tegen B ƒ 3 en B ƒ 5 tegen C ƒ 8.' Hoeveel gulden moet ieder van de som hebben? § 9- 1. Hoeveel intrest levert ƒ 2475 in 10 mnd. a 4£ % 's jaars meer op dan ƒ 1860 in 16 mnd. tegen 3| % 's jaars? 2. De som van 2 getallen is 384. Als men van het grootste 4 tienen afneemt en deze bij het kleinste voegt, dan is het kleinste het f deel van het grootste. Welke zijn die getallen? 3. Iemand verkoopt een waar, die hij a ƒ 1 de KG gekocht heeft, met 124% winst, doch hij krijgt voor 4 der partij geen betaling. Hoeveel procent ^int of verliest hij nu? 4. Een winkelier ontving 125 KG rijst a 18 cent de KG. Hij verkocht ze in 't klein è. 20 cent de KG, doch woog 4% in. Hoeveel procent verdiende hij? 5. Als iemand op een te betalen som 2 o korting geniet , moet hij ƒ 3,50 meer betalen, dan wanneer hij ƒ 21 kort. Hoe groot is de te betalen som? 6. De omtrek van een rechthoek is 34 maal zoo groot als zijn lengte. Zijn breedte bedraagt 9 dM. Hoeveel cA is die rechthoek groot? 7. A kan een werk in 20, B in 24 weken afmaken. A werkt er eerst 9 weken alleen aan, en dan voltooien zij het samen. Zij verdienen samen aan dit werk ƒ 480. Hoeveel moet ieder van deze som hebben? 8. Iemand kocht een haan en 6 kippen samen voor ƒ6. De kippen samen kostten hem 4 maal zooveel als de haan. Hoe duur was elke kip? 9. Yan een aftrekking is de aftrekker 14 kleiner dan het verschil. Als men het aftrektal met 2 vermenig vuldigt en den aftrekker met 47 vermeerdert, wordt het verschil 73 grooter. Welke aftrekking is dat? 10. Hoeveel gulden is een kapitaal groot, dat in 8 maan' den en 10 dagen a 52 % 's jaars 1H rijksdaalder rente opbrengt? § 10. 1. Willem en Frits hebben samen 56 noten Geeft Willem er 4 aan Frits, dan hebben zij evenveel. Willem geeft er echter 8 aan Frits. Hoe verhouden zich nu de aantallen hunner noten ? 2. Als iemand 3% wint, ontvangt hij f 116,4 meer dan wanneer hij 3 % verliest. Hij wint het 0,03 deel van den verkoop. Hoeveel gulden wint hij? 3. Als de dag het H deel is van den volgenden nacht hoeveel verschillen ze dan in duur? 4. Frans plaatste de getallen 2, 4, 6, 8 enz. tot 100 onder elkander en telde ze toen samen. Welke uitkomst moest hij verkrijgen? 5. Als A 8 uur per dag werkt, kan hij een werk in 16,5 dag afmaken. In hoeveel dagen kan B het afmaken, als deze 6 uur per dag en 1£ maal zoo vluowerkt als A? 6. Een kapitaal levert in 9 maanden a 4 % 's jaars f 54 intrest op. Hoeveel intrest levert een ander kapitaal op, dat } maal zoo groot is en gedurende 8 maanden a % 'sjaars uitstaat? 7. Frits moest een getal met 0,3 vermenigvuldigen en bij t produkt 2,5 optellen; maar hij deelde het door 0,3 en trok van 't quotiënt 2,5 af. Zijn uitkomst was nu 20,025 te groot. Welke was zijn uitkomst? 8. Op denzelfden tijd ging A uit M naar N en B uit N naar M, welke weg 12 KM lang was. Zij ontmoetten elkaar na li uur loopens. B had 1& maal zoo hard geloopen als A. Hoeveel HM legde B per uur meer af dan A? d. de bruin jr., Rekenkundige Vraagstukken. i. 2 9. A had ƒ30 meer dan B. Zij gaven ieder f 20 uit, en toen stond het geld van A tot dat van B als 5 : 2. Hoeveel gulden hadden zij ieder vóór dien tijd? 10. Een wijnhandelaar mengde 40 L wijn van 75 cent den L met een hoeveelheid van 60 cent den L. De L van 't mengsel was nu 66 cent waard. Hoeveel L van 60 cent was er in 't mengsel? § 11. 1. Yoor hoeveel moet een manufacturier den M linnen verkoopen, om, 4 % inmetende, evenveel te ontvangen, als wanneer hij den Maf 1,20 verkoopt en niets inmeet? 2. Om een rechthoekige weide, die 120 M lang en 50 M breed was, werd een sloot gemaakt door van de wei grond af te graven. Tevens werd midden door de weide in de lengte en ook in de breedte een pad gemaakt. De paden en de sloot waren elk 2 M breed. Hoeveel A was nu elk der stukken groot, waarin de wei door de paden verdeeld was? 3. Als de tarra 3| % bedraagt, welk deel is zij dan van het netto-gewicht? 4. Een winkelier ontving 160 KG rijst bruto met 2,5% tarra. Hij verkocht die rijst, terwijl hij 2,5 % inwoog, a f 0,30 de KG en won nu ƒ 6,63. Hoeveel had hij zelf voor de KG netto betaald ? 5. Welk getal moet hier op de plaats der stippen staan ? 6. Men verdeelt een vierkant in 4 even groote vierkanten. De omtrek van 't groote vierkant is 27 dM grooter dan die van elk der kleine vierkanten. Hoeveel dM'2 is 't groote vierkant grooter dan een der kleine vierkanten? 7. Een heer zet f 3000 gedurende 11 maanden a 4 % sjaars op intrest en nog een kapitaal ook gedurende 11 maanden, doch tegen 4f % 'sjaars. Het tweede levert hem f 11 intrest minder op dan 't eerste. Hoe groot is het tweede? <*>. Een theehandelaar heeft 40 KG thee van f 1,60 de KG. Hoeveel KG van f 1,75 moet hij er bij mengen, om thee van 16J cent het ons te krijgen? 9. Een heer koopt 12 effecten, elk groot ƒ 1000, die 3°o rente geven, tegen den koers van 75%. Hoeveel procent trekt hij nu van zijn geld? 10. Als de tarra het aV deel is van het netto-gewicht, hoeveel procent bedraagt zij dan meer, dan wanneer zij het deel van 't netto-gewicht is ? § 12. 1. A kan iets in £ uur, B in f uur afmaken. Zij maken t echter samen af. In hoeveel tijd is 't dan klaar? 2. Welken hoek vormen de uur- en de minuutwijzer van een uurwerk, als het 24 minuten over 3 is? Welken als het li minuut over 3 is? 2* 3. Als men een bak, die van binnen 1,5 M lang en 0,8 M breed is, half vol olie doet, is er 3 HL in. Hoe ver zal de olie beneden den rand staan, als er maar 1,8 HL in is? 4. Yul in: 3A + 21 X i : 3 — = 10* : 3. 5. A en B hebben samen ƒ 85. Had A ƒ 5 meer en B ƒ10 minder, dan hadden zij evenveel geld. A geeft echter ƒ 5 uit en B ontvangt ƒ 10. Hoe verhouden zich nu de geldsommen, die zij bezitten? 6. Een grossier ontving eenige kisten suiker; hij genoot 4 % tarra en betaalde er, a ƒ 0,625 de KG netto, in 't geheel ƒ375 voor. Hoe zwaar waren ze bruto? 7. A kan een werk afmaken in 15 dagen, als hij 8 uur per dag werkt, en B in 16 dagen, als hij 7£ uur per dag arbeidt. In hoeveel dagen kunnen zij het samen afmaken, als zij ieder 9 uur per dag werken? 8. Een wijnhandelaar mengde 75 L wijn van 60 cent met eenige L van 75 cent den L, en nu verkocht hy den L van 't mengsel met 5 % winst voor ƒ0,945. Hoeveel L van 75 cent waren er in 't mengsel? 9. Iemand verkoopt 100 KG boter a ƒ 1,30 de KG. Als hij voor de KG 2i cent meer ontving, zou hij Ij maal zooveel winnen als nu. Hoeveel gulden bedroeg de inkoop ? 10. In hoeveel maand levert ƒ 1625 tegen 41% 'sjaars ƒ 2,50 rente minder op dan ƒ 1600 in 12i maand a 6% 'sjaars? § 13. 1. Een aannemer zet 75 man aan een werk, dat zij in 6 weken kunnen voltooien. Zij werken er 2 weken aan, maar nu komt er bevel, dat de rest in 3 weken gereed moet zijn. Hoeveel werklieden moet de aannemer er bij nemen ? 2. Een handelaar kocht 24 KG thee a f 2,25 de KG op 4 maanden crediet. Hij verkocht de thee terstond a ƒ2,50 de KG op 8 maanden crediet. Hoeveel procent 's jaars won hij? 3. Iemand kocht 2 partijen aardappels, te zamen 27 HL. Hij betaalde per HL voor de eene partij f 3, voor de andere f 2,40. De partijen kostten hem evenveel. Hoeveel betaalde hij voor de beide partijen samen? 4. Een houten bak, 4 dM diep en van buiten 1,2 M lang en 5 dM breed, wordt door een houten schot (evenwijdig met de breedte) in 2 even groote vakken verdeeld. Het hout is 2 cM dik. Hoeveel L kan elk vak bevatten? 5. Iemand loopt van M naar N, welke weg 27 KM lang is. Als hij 1,2 maal zoo snel liep als nu, zou hij den weg in 5 uur afleggen. Hoeveel HM is hij nu echter nog van N af, als hij 5 uur geloopen heeft? 6. Iemand heeft eenige gouden tientjes. Als hij er rijksdaalders voor wisselt, ontvangt hij 36 geldstukken minder dan wanneer hij er guldens voor wisselt. Hij wisselt er echter kwartjes en halve-guldens voor en heeft nu 0,7 maal zooveel halve guldens als kwartjes. Hoeveel geldstukken heeft hij van ieder? 7. Als men een getal met 3è vermenigvuldigt en het product door 2i deelt, is de uitkomst 96 grooter, dan wanneer men het met 2i vermenigvuldigt en dit product door deelt. Wat zal de uitkomst zijn, als men dat getal deelt door 2i X 3£ ? 8. Een koopman kocht een waar a f 1 de KG. Hij verkocht ze in 't klein a f 1,25 de KG en woog 4 % in. Hoeveel procent zou hij meer gewonnen hebben, als hij slechts 2 °/o had ingewogen ? 9. Een houten kubus, waarvan alle ribben samen 3 M lang zijn, wordt met carton bekleed, dat 2,5 mM dik is. Hoeveel dM'2 bedraagt de oppervlakte van den bekleeden kubus? 10. Vul in: V X (5 dagen +17 uur +13 minuten + 4 seconden) = ... . dagen + .. . . uur + . . .. minuten + .... seconden. § 14. 1. Als iemand 2 % korting geniet, moet hij ƒ2,75 meer betalen, dan wanneer de korting 3 % bedraagt. Hoeveel gulden bedraagt ze, wanneer hij op £ der som 2 % en op de rest 3 % kort ? 2. Hoeveel G weegt | X 6,25 dS water meer of minder dan £ X 6,25 dM3 water? 3. Een uurwerk, dat 1 Juli 's middags om 12 uur gelijk gezet wordt, loopt per uur 3 min. achter. Op welken datum zal het, geregeld doorloopende, weer den juisten tijd aanwijzen? 4. Als een vierkant stuk land 5 M langer en 5 M breeder was, dan was het 275 M2 grooter dan nu. Hoeveel cA is dat vierkant stuk land groot? 5. Een wijnhandelaar mengde 100 L wijn van ƒ0,75 den L met 200 L van ƒ 0,60 den L. Hij verkocht de helft van 't mengsel met 13J% en de rest met 26$ 0 o winst. Hoeveel ontving hij nu gemiddeld per L? 6. Een vrouw kocht li maal zooveel katoen als linnen. Het linnen was 1-J maal zoo duur als 't katoen. Zij betaalde in t geheel ƒ14,40. Een meter linnen en een meter katoen kostten samen juist ƒ 1. Hoeveel M linnen en hoeveel M katoen kocht zij? 7. A maakte J deel van een werk af, dat hij in 24 dagen kon voltooien. B, die li maal zoo vlug werktet maakte toen de rest af. In hoeveel dagen kwam 't werk nu klaar? 8. In een beurs waren 30 geldstukken, nl. rijksdaalders en guldens, samen ter waarde van ƒ 48. Hoeveel rijksdaalders en hoeveel guldens waren er in ? 9. Vul in: (12,75 + f X 18,6 — 67 : 16) : 3,125 = . . . 10. A ging 's morgens om 8 uur van M naar N, B i uur later van N naar M. A legde 5 en B 4 KM per uur af. Zij ontmoetten elkaar om half elf. Hoe lang was de weg? § 15. 1. A, B en C handelden samen. A legde ƒ 1200, B ƒ 1500 in den handel, en C zooveel, dat hij van de winst minder kreeg dan A en B samen. Hoeveel gld. legden ze samen in den handel? 2. Een manufacturier koopt 2 soorten bukskin, te zamen voor ƒ 300, van elke soort evenveel M. De prijzen per M verhouden zich als 9 : 11. Hoeveel betaalt hij voor de eene partij meer dan voor de andere? 3. Een kruidenier ontving een baal meel a ƒ0,16 de KG. Hij verkocht het meel a ƒ 0,20 de KG, maar woog 2% in. Nu ontving hij voor de baal ƒ15,68. Hoeveel gulden won hij? 4. Tegen 4i % 's jaars levert ƒ 2400 in een zeker aantal maanden ƒ 84 intrest op. Een ander kapitaal staat 2 maanden langer uit en brengt a 4 % 's jaars ƒ 36 rente meer op. Hoe groot is dit kapitaal? 5. Een kamer, lang 6 M, breed 5 M en hoog 4 M en waarin 2 ramen zijn, elk 1,75 M hoog en 1,2 M breed , benevens een deur, die 2 M hoog en 0,9 M breed is, wordt behangen. Hoeveel M2 behangselpapier is daar minstens voor noodig? 6. Als Jan H X zooveel knikkers had, als hij nu hoeft, dan had hij er evenveel als Piet. Jan verliest 5 aan Piet en heeft er nu 20 minder dan Piet. Hoeveel knikkers had ieder vóór het spel? 7. Een manufacturier kocht 40 M laken a ƒ 5,625 den M op 3 maanden crediet. Hij verkocht dat laken terstond aan een anderen manufacturier op 6 maanden crediet en won nu 13J°o 's jaars. Hoeveel ontving hij per M? 8. Een heer liet door een makelaar, die i % provisie genoot, 6 effecten koopen, elk van f 1000; ze kwamen hem op f 4350. Hoeveel hadden ze hem gekost, als de koers 2f % lager was geweest ? 9. Jan is li maal zoo oud als Piet. Als Jan 3 jaar ouder was, dan was hij 2 maal zoo oud als Piet. Hoe verhouden zich hun leeftijden over 3 jaar? 10. Als een vierkant stuk land 2 M langer en ook 2 M breeder was, dan was het 2 A grooter. Hoeveel HA zou 't groot zijn, als 't 2 M smaller en 2 M korter was? § 16. 1. Een kleermaker kocht eenige M laken voor f 51. Door 't krimpen werd het laken tV korter, en nu kwam hem de M op f 6,375. Hoeveel M laken kocht hij? 2. Tegen welk procent 'sjaars moet ƒ 6250 gedurende 18 maanden uitgezet worden, om in dien tijd het deel van 't kapitaal aan intrest op te brengen ? 3. De som van 2 getallen is 60. Vermenigvuldigt men het eerste met 2 en deelt men het tweede door 2, dan is de som dezer uitkomsten ook 60. Wat is de som der uitkomsten, die men verkrijgt, als men het eerste door 2 deelt en het tweede met 2 vermenigvuldigt? 4. Vul in: 64 X (6,25 HA + 6,25 A + 6,25 cA) =. . . DMa. 5. Over 12 jaar staan de ouderdom men van A en B tot elkander als 5:9; thans verhouden ze zich als 2 : 3. Hoe oud zijn A en B nu? 6. Een koopman verloor, doordat hij voor £ zijner waar geen betaling kreeg, 4M %. Hoeveel procent zou hij gewonnen hebben, als hij de geheele verkoopsom ontvangen had? 7. Een heer moet den 28 Mei ƒ3000 betalen, doch hij kan die som, na aftrekking van korting, reeds den 8 April voldoen met ƒ 2981,25. Naar hoeveel procent 'sjaars wordt dan de korting berekent? 8. Vul in met een tiendeelige breuk: (3* + f X ) X 6t : M = 589,84375. 9. Van een rechthoekig stuk papier, dat 7 cM breed is, wordt het grootst mogelijke vierkant afgeknipt volgens een lijn evenwijdig met de breedte. Daarna knipt men 't overblijvende stuk, waarvan de omtrek 3,4 dM bedraagt, in 2 gelijke rechthoeken. Hoeveel dM is de omtrek van elk dezer rechthoeken minder dan die van den eersten? 10. A en B konden samen een werk in 32 dagen afmaken, B kon 't alleen in 56 dagen. A werkte eerst 16 dagen alleen, toen deed B de rest. Hoeveel dagen moest B nog werken , toen hij ï der rest had afgemaakt? § 17. 1. 's Morgens om kwart voor 7 was het & deel van den dag om. Hoe laat ging op dien dag de zon onder? 2 Vul in met een tiendeelige breuk: 5 weken -f- 3 dagen + 8 uren + 38 minuten + 24 seconden = . . . . weken. 3. Een winkelier mengde bij 120 KG suiker van ƒ0,80 de KG een hoeveelheid van ƒ 0,60 de KG. Hij verkocht het mengsel met 4i % winst a ƒ 0,75 de KG. Hoeveel KG van ƒ0,60 was er in 't mengsel? 4. Iemand koopt een paard. Hij verkoopt het met ƒ24 verlies. Als hij er 5 °0 meer voor ontvangen had, dan zou hij 0,8 % gewonnen hebben. Voor welken prijs kocht hij het? 5. Een wandelaar legde, zonder te rusten, per uur 4 KM af. Eens vertrok hij 's morgens om 12 minuten over 8 uit M naar N, welke plaatsen 15 KM van elkaar liggen; hij rustte toen na elk kwartier loopens 10 minuten. Hoe laat kwam hij in N aan? 6. A, B en C handelden samen. De gezamenlijke inleg van A en B bedroeg ƒ 1800, die van B en C ƒ 1400 en die van A en C ƒ 1600. Zij verloren 4£ %. Hoeveel gulden verloor ieder? 7. Een heer moest betalen ƒ 2000 over 8 maanden; ƒ 2500 over 6 maanden en ƒ 3000 over 3 maanden. Over hoeveel maanden kon hij zonder renteverlies al die sommen tegelijk afdoen? 8. Een aannemer moet een werk voltooien. Als hij 60 man aan 't werk zet, komt het in 12 weken klaar. In hoeveel tijd komt het gereed, als hij 12 man meer aan 't werk zet? 9. Vul in met een tiendeelige breuk: {14,08 : (1,36 + 2) - 6,75} XA = .... 10. Uit een vat wijn werd eerst het £ deel en 5 L en daarna het & deel van de rest en nog 4 L getapt; 't was toen nog half vol. Hoeveel L was er in na de eerste aftapping? § 18. 1. Een handelaar ontving eenige balen koffie, wegende samen bruto 720 KG, tegen ƒ1,20 de KG netto. Hij moest er, terwijl hij 5% korting genoot, ƒ800,28 voor betalen. Hoeveel procent bedroeg de tarra? 2. Een horloge, dat achterliep, werd 1 April om 12 uur 's middags gelijkgezet, 't Liep geregeld door en was 13 April s middags om 12 uur weer gelijk met den juisten tijd. Hoeveel minuten liep het per uur achter? 3. Men verdeelt een kubus, die 1,6275 dM lang is, in 8 gelijke kuben. Hoe vaak is de oppervlakte van een dezer kuben in die van den grooten kubus begrepen? 4. A won ?%, B van den verkoopprijs. Hoeveel procent won de een meer dan de ander? 5. Een houten bak, van buiten gemeten 1,6 M hoog, 1 M lang en 1 M breed, terwijl 't hout 2 cM dik is, is gedeeltelijk gevuld met raapolie. Deze olie werd a ƒ0,375 den L verkocht voor ƒ314,28. Welk deel van den bak was gevuld? 6. In 8 maanden levert ƒ 800 ƒ 28 intrest op. Hoeveel intrest levert ƒ 1200 op in 10 maanden, als dit kapitaal 1% 'sjaars meer opbrengt dan het eerste? 7. Hoe zult ge 3784 met 56142 en hoe 80765 met 105535 vermenigvuldigen zóó, dat ge in elk dezer gevallen maar 3 gedeeltelijke producten behoeft op te tellen? 8. De wekelijksche verdiensten van 2 knechts verhouden zich als J : |. Zij verdienen samen per week ƒ 14,875. Per dag geven zij ieder ƒ 0,95 uit. Hoeveel houdt de een in een viereljaar meer over dan de ander? 9. A en B kunnen samen een werk voltooien in 24 dagen. Het komt ook gereed, als A 8 dagen en dan B 36 dagen er aan werkt. Welk deel van 't werk doen zij ieder per dag? 10. 's Morgens om kwart voor 7 was het deel van den dag voorbij. Welk deel van den dag moest er nog komen, toen het 10 minuten vóór 4 in den namiddag was? § 19- 1. Jan heeft ƒ7,95 en Piet ƒ4,75. Piet spaart nu elke week een kwartje, doch Jan maar ƒ0,15. Over hoeveel weken zal Piet evenveel geld hebben als Jan ? 2. Iemand koopt een huis voor ƒ 4000 en heeft daarbij 10% onkosten. Voor hoeveel moet hij het verhuren, om, als hij rekent op ƒ 80 voor onderhoud enz. jaarlijks, 5% van zijn geld te trekken? 3. Welk getal moet men bij den teller en ook bij den noemer der breuk f j optellen, opdat zij de waarde van £ verkrijgt? 4. Een heer laat tegen den koers van 74f% door een makelaar, die i % provisie geniet, 8 effecten van ƒ 1000 koopen, die 4 % rente geven. Hoeveel procent trekt hij van zijn geld? 5. Van een rechthoekig stuk land, dat 30 M lang en 12,5 M breed is, wordt een laag aarde, overal 2,4 dM dik, afgenomen en gebracht op een ander rechthoekig stuk land, dat 25 M lang en 12 M breed is. Hoe dik komt de laag hierop? 6. A en B handelden samen. A legde ƒ 1000 minder in dan B en kreeg op ƒ 25 na de helft van de winst. B kreeg l van de winst meer dan A. Hoeveel gld. staken zij ieder in den handel? 7. Vul in met een gewone breuk: {(12* — 7,3) — 0,09375} : 15f = 0,01. 8. Iemand zet een kapitaal op intrest tegen 4% 'sjaars en ontvangt na 3 maanden aan kapitaal en intrest ƒ1212 terug. Hoeveel intrest zou dat kapitaal in dien tijd opgebracht hebben, als het tegen 5 % 's jaars had uitgestaan? 9. Een koopvrouw' kocht eieren, de 4 voor een dubbeltje. Zij verkocht ze, nadat er 12 gebroken waren, de 3 voor een dubbeltje en won ƒ 4,60. Hoeveel procent won ze? 10. Iemand kocht 6 M kleedingstof. Het kromp 5% en hierdoor kwam hem de M ƒ 0,25 duurder. Hoeveel kostte de M vóór 't krimpen? § 20. 1. 's Morgens om uur was er f van den dag minder verstreken, dan er nog komen moest. Hoe laat was de zon dien dag opgegaan? 2. Vul in: (24dS+24DS+24M3+24cM3)—24,242424S = ...dM3. 3. Onder A, B, C en D moet ƒ 3400 zóó verdeeld worden, dat B 20% meer dan A, en C 20 % meer dan B ontvangt, terwijl D ƒ 98 meer ontvangt dan C. Hoeveel moet ieder van de som hebben? 4. Een rechthoekig stuk land, 4 DM breed en 24 A groot, is beplant met boomen. Ze zijn 4 M van elkaar verwijderd en staan 2 M van de langste en 4 M van dekortste zijden van den rechthoek af. Hoeveel staan er? 5. Een jongen moest 3070200 deelen door zeker getal, doch hij liet uit het deeltal alle nullen weg en nu werd zijn quotiënt 255819 te klein. Welk deel was het ware quotiënt van het deeltal? 6. Een juffrouw kocht linnen a ƒ0,80 en katoen a ƒ 0,25 de el, te zamen 36 el voor ƒ 15,60. Zij kocht ook baai a ƒ 1,20 de el, en wel half zooveel ellen baai als linnen. Wat moest zij voor 't baai betalen? 7. Een koopman handelde 9 maanden met ƒ 2400 en won 21 % 's jaars. Hoeveel procent 's jaars zou hij ge- daTnT?^611' WanneeP Zij" wi"8t f 81 &«*>ter was 8. De oppervlakte van een balkje, dat 1 M lang en 1,5 dM breed is, bedraagt 57,6 dM2. Hoe groot zou zijn oppervlakte zijn, als elke ribbe * dM korter was? 9. Een korenkooper verkoopt een partij graan voor ƒ400 Als hy er f 100 meer voor ontvangen had, dan zou * m*al zoov««l gewonnen hebben, als hij nu verliest. Hoeveel procent verliest hij? 1°. De weekloon,,» van 3 knecht, verhouden ziel, als • ■ 12 16 In een viereljaar verdienen de twee eersten samen f 86,45 minder dan de twee laatsten samen. Hoeveel weken moeten de 3 knechts werken, opdat ittrirrsam™/i9 ,neer ,erdieMn * A NTWOO R D EN bij het le stukje van de REKENKUNDIGE VRAAGSTUKKEN, DOOR D. DE BRUIN Jr. § '• 9. 7,5 maand. 10. f 14. 1. f 612. 2. 281-1 M-. § 3 3. ƒ 80. 4- f *2,5. 1. ƒ 0,605. 5. 4,59 meer. 2. ƒ 39,125. 6- /"M- 3. 450 M2. 7. Ook 12,5 L. 4. 6| %. 8. ƒ0,80. 5_ p2 en 15 jaar. 9- DM. 6. 0,125 dM. 10- 15 jaar. 7. ƒ19,50. 8. 2,5 dM. § 2. 9. ƒ 160. 10. ƒ 1872. 1. De helft. 2- 2* o/o. 4 3. 1,92 A. A3>25. 1. Hein 20, Klaas 30. 5. 348,75 dM:i. 2. ƒ 1,2. 6. Jan 30, Piet 45, Hein 72. 3. 21 020 625 cMs. '• f8> 125. 4. 0,48 KG. 8- 15 M. 5. f 4 Q5 6. 26. 7. SJ %. 8. even duur. 9. ƒ2016. 10. 27 min. vóór 10. § 5. 1. 25 dubb. en 16 stuivertjes. 2. 10. 3. ƒ4,95. 4. 16 A. 5. ƒ 2,75. 6. ƒ 173,25. 7. 3,7 M2 of 4,3 M2. 8. A in 12, B in 15 dagen. 9. ƒ 37672,5. 10. 26 rd. + 2 gld. -f 2 dubb. § 6. 1. ƒ3200. 2. 3f o/0. 3. ƒ26,50. 4. 40 kn. 5. ƒ675. 6. 94,2 M2. 7. 32 rd. en 64 gld. 8. ƒ12,5. 9. T\. 10. 180 en 240 eieren. 4. 6 cent. 5. ƒ 23,9. 6. ƒ1,35 7. ƒ840. 8. 50 dagen. 9. ƒ275. 10. 50 cent. § 8. 1. A ƒ800, B ƒ 1200, C ƒ 1600. 2. ƒ30. 3. 38,56624 meer. 4. ƒ 0,475. 5. B 15 min. eerder. 6. 61,912. 7. 62,5%. 8. ƒ4. 9. 6318,8125 KG. 10. A ƒ27,5; B ƒ41,25; C ƒ66. § 9. 1. ƒ6. 2. 120 en 264. 3. 10% verlies. 4. 6|% winst. 5. ƒ 875. 6. 1,35 cA. 7. A ƒ360, B ƒ120. 8. ƒ0,80. 9. 120 — 53 = 67. 10. ƒ 750. § 7. § 10. 1. 7,5 dM. 2. ƒ671,61. 4 : 33.2,3711. 2. ƒ60. 3. 3 uur en 12 min. 4. 2550. 5. 12 dagen. 6. ƒ 36. 7. 0,825. 8. 5 HM. 9. A ƒ70, B ƒ 40. 10. 60 L. § 11- 1. ƒ 1,25. 2. 12,72 (6875) A. 3. het deel. 4. ƒ 0,25. 5. 2. 6. 136,6875 dM*. 7. ƒ2250. 8. 20 KG. 9. 4% 'sjaars. 10. i%. § 12. 1. 14g minuut. 2. 42°; 48J°. 3. 3,5 dM. sV 5. 1 : 2. 6. 625 KG. 7. 6f dag. 8. 60 L. 9. ƒ 120. 10. 16 mnd. § 13. 1. 25 werkl. 2. 33$% 'sjaars. 3. ƒ 72. 4. 104,88 L. 5. 4,5 KM. 6. 100 kw., 70 halve gids. 7. 16. 8- 2,5 °/0. 9. 39,015 dM2. 10. 24 d. -f 7 u. -f 10 m. -f 32 s. § 14. 1. ƒ7,15. 2. 463281,25 G meer. 2. Op 11 Juli om 12 uur 's middags. 4. 625 cA. 5. 78 cent. 6. 12 M linnen, 18 M katoen. 7. 22 dagen. 8. 18 gids., 12 rijksds. 9. 4,228. 10. 20,5 KM. § 15. 1. ƒ4800. 2. ƒ30. 3. ƒ2,88. 4. ƒ3000. 5. 82 M2. L _ 6. Jan 20, Piet 30. 7. ƒ 5,81. 8. ƒ4207,50. 9. 4 : 3. 10. 0,2209 HA. § 16. 1. 8i M. 2. 4£% 'sjaars. 3. 90. 4. 40404 DM2. 5. A 8, B 24 jaar. 6- 7f%. 7. 4,5% 'sjaars. 8. 1,625. 9. 4,1 dM of 4,4 dM. 10. dag. § 17- 1. 3 min. over 8. 2. 5,48 week. 3. 80 KG. 4. ƒ600. 5. Om 17 min. over 2. 6. A ƒ45, B ƒ36, C ƒ27. 7. 5 mnd. 8. 10 weken. 9. 0,234375. 10. 25 L. § 18. 1. 2,5 % tarra. 2. 2,5 min. 3. 4 maal. 4 4 0 ■*. * IQ. 5. | deel. 6. ƒ 55. 7. 8. ƒ11,375. 9. A ÏV. B 4lï deel. 10. f deel. § 19. 1. 32 weken. 2. ƒ300 per jaar. 3. 21. 4. 5J%. 5. 3 dM. 6. A ƒ1500, B ƒ2500. 7. 21,1. 8. ƒ 15. 9. 30|%. 10. ƒ 4,75. § 20. 1. kwart over 3. 2. 242157,6 dM3. 3. A ƒ650, B ƒ780, C ƒ936, D ƒ 1034. 4. 140 boomen. 5. A deel. 6. ƒ7,20. 7. 6| % 's jaars. 8. 43,275 dM2. 9. -li?%- 10. 4 weken. Uitgaven yan P. NOORDHOFP te Groningen. Kuyper, Th. Nederlandsche Taaloefeningen in zinnen, vragen en opgaven. Ie deeltje:'Regels en voorbeelden. 2e deeltje: Oefeningen. Noord en Zuid: #'tls een keurige verzameling, die zeer veel nut kan stichten.'' Meerkerk, J. B. Een boek met verzen. 50 lessen in het Nederlandsch naar aanleiding van gedichten van De Genestet, Staring, Potgieter, Beets, Hooft, Vondel, Huygens, Ten Kate, Kloos, Van Eeden, Gorter, Da Co sta enz., voor Gymnasia, Hoogere Burger, Kweek- en Normaalscholen. Prijs ƒ 0,75. De Courant: #De heer Meerkerk heeft een goed werk verrioht, niet alleen in het belang der jongelui, die uit dit boekje veel kennis zullen putten, doch ook in het belang van het land." Meerkerk, J. B. Leiddraad bij het onderwijs in de Neder landsöhe Spraakkunst. Prijs ƒ0,65. Molken boer, W. B. 6. Oefeningen in Lijn en Kleur, ten dienste van ' het Eerste Teekenonder wijs. 12 oahiers, in zwart en kleurendruk & ƒ0,35. * Sohetsboeken a ƒ0,30. Ons Recht: »Tien heften liggen voor mij: ik kan er slechts één ding van zeggen, dat ze prachtig zijn van binnen en van buiten en ik er trots op ga, dat in ons land eene uitgave mogelijk is, die gelegd mag worden naast de beste van dien aard in het buitenland." Pluim, T. Kern der Vaderlandsche Geschiedenis ten dienste van het M. U L. O. en inzonderheid van hen, die het toelatingsexamen wenschen af te leggen voor Normaalscholen, Kweekscholen, Hoogere Burgerscholen, enz. Met tal van lesvragen en vele opgaven voor opstellen. Prijs ƒ0,50. Het Schoolblad: »De frissohe, logge stjjl waardoor de andere boekjeg zioh onderscheiden, vinden we ook hier terug. De onderwijzer zal zich dan ook niet beklagen, als hij zijn leerlingen dit boekje geeft." J. Branbergen. Pluim, T. Kern der Aardrijkskunde van Nederland, voor de laagste klassen van Kweek-, Normaal- en Hoogere Burgerscholen en voor inrichtingen van M. (J. L. O. Met tal van Lesvragen, Opgaven voor Opstellen, Houtgravuren en Schetskaartjes. Pqjs ƒ1.00 6. Jan '20, Piet 30. 7. fa,Hl. 8. ƒ 4207,50. 9. 4 : 3. 10. 0,2209 HA. 8 16. 1. 8.L M. '2. 4£°/0 'sjaars. 3. 90. 4. 40404 DM2. 5. A 8, B '24 jaar. 'f°o- 7. 4,5°,0 "sjaars. 8. 1,625. 9. 4,1 dM of 4,4 <1M. 10. 5£ dag. § 17. 1. 3 min. over 8. •2. 5,48 week. 3. 80 KG. 4. /' 600. 5. Om 17 min. over "2. 6. A ƒ 45, B ƒ 36, C ƒ27. 7. 5 mnd. 8. 10 weken. 9. 0,234375. 10. 25 L. § 18. 1. 2,5 % tarra. 2. 2,5 min. 3. 4 maal. 4. 4%. 5. 2 deel. 6. ƒ 55. 7. 8. ƒ 11,375. 9- A B -A deel. 10. \ deel. S 19. 1. 32 weken. 2. ƒ 300 per jaar. 3. 21. 4. 5J%. 5. 3 dM. 6. A f 1500, B f 2Ó00. 7. 21,1. 8. f 15. 9. 80|°/o. 10. f 4,75. § 20. 1. kwart over 3. 2. 242157,6 dM3. 3. A f 650, B f 780, C ƒ036, D ƒ1034. 4. 140 boomen. 5. Ai deel. (i. ƒ 7,20. 7. 6|°0 'sjaars. s. 43,275 dM2. q _Llfi 0 2 1 0* 10. 4 weken. / Uitgaven van P. NOORDHOFF te Groningen. Kuyper, Th. Nederlandsche Taaloefeningen in zinnen, vragen en opgaven. Ie deeltje: Regels en voorbeelden. '2e deeltje: Oefeningen. Noord en Zuid: »'tIs een keurige verzameling, die zeer veel nut kan stichten.'' Meerkerk, J. B. Een boek met verzen. 50 lessen in het Nederlandsch naar aanleiding van gedichten van De Genestet, Staring, Potgieter, Heets, Hooft, Vondel, Huygens, Ten Kate, Kloog, Van Eeden, Gorter, Da Costa enz., voor Gymnasia, Hoogere Burger, Kweek- en Normaalscholen. Prijs f 0,75. De Courant: «De heer Meerkerk heeft een goed werk verricht, niet alleen in het belang der jongelui, die uit dit boekje veel kennis zullen putten, doch ook in het belang van het land." Meerkerk, J. B. Leiddraad bij het onderwijs in de Nederlandsche Spraakkunst. Prijs f 0,65. Molkenboer, W. B. G. Oefeningen in Lijn en Kleur, ten dienste van het Eerste Teekenonderwijs. 12 cahiers, in zwart en kleurendruk k f 0,35. * Sohetsboeken a /'0,30. Ons Recht: «Tien heften liggen voor mij: ik kan er slechts één ding van zeggen, dat ze prachtig zijn van binnen en van buiten en ik er trots op ga, dat in ons land eene uitgave mogelijk is, die gelegd raag worden naast de beste van dien aard in het buitenland." Pluim, T. Kern der Vaderlandsche Geschiedenis ten dienste van het M. U L. O. en inzonderheid van hen, die het toelatingsexamen wenschen af te leggen voor Normaalscholen, Kweekscholen, Hoogere Burgerscholen, enz. Met tal van lesvragen en vele opgaven voor opstellen. Prijs f 0,50. Het Schoolblad: »De frissohe, losse stijl waardoor de andere boekjes zioh onderscheiden, vinden we ook hier terug. De onderwijzer zal zich dan ook niet beklagen, als hjj zijn leerlingen dit boekje geeft." J. Braxbergen. Pluim, T. Kern der Aardrijkskunde van Nederland, voor de laagste klassen van Kweek-, Normaal- en Hoogere Burgerscholen en voor inrichtingen van M. U. L. O. Met tal van Lesvragen, Opgaven voor Opstellen, Houtgravuren en Schetskaartjes. Prijs f 1.00