^9^ VEREENIGING ÏOT BEOEFENING VAN OVERIJSSELSCH REUT EN GESCHIEDENIS. O HISTORIE VAN OVERIJSSEL DOOR W. N A G G E UITftRG F.VKN DOOR Mr. J. NANNINGA UITTERDIJK. TF. ZWOLLE, BIJ DE KR VEN J. .1. TI.IL 1915. HISTORIE YAN OVERIJSSEL. VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN OVERIJSSELSCH REGT EN GESCHIEDENIS. HISTORIE VAN OVERIJSSEL DOOR W. N A G G E UITGEGEVEN DOOR Mr. J. NANNINGA UITTERDIJK. EERSTE DEEL. DE IE ZWOLLE, ERVEN J. 1915. BIJ J. TIJL INLEIDING. Wanneer Mr. D. Dumbar in het le deel zijner Analecta seu vetera aliquot scripta inedita, in 1719 uitgeeft eene Historia Hollandica, loopende van 826— 1197, van de hand van W. Nagge, betreurt hij het, dat diens grooter werk betreffende de geschiedenis van Overijssel, niet werd uitgegeven: „Utinam et Historia Transisalaniae ab ipso patrio sermone scripta, hactenus suppressa, ut ex viris fide dignis, quibus eam videre contigit, auribus percepi, in aperto poneretur; procul dubio ex ea Res Transisalaniae multum lucis foenerarentur." Die wensch is ook later bij herhaling uitgesproken en reeds bij een resolutie van Ridderschap en Steden van Overijssel van 21 October 1769 werd besloten: „Zijnde ter vergadering geproponeerd of Ridderschap en Steden niet zouden kunnen goedvinden de Historie van deese Provincie door Nagge beschreeven waarvan het manuscript ter Griffie berustende is te doen drukken. Is na deliberatie goedgevonden de Heeren gecommitteerden tot de zaaken van financie te versoeken en te committeeren om voorscreven propositie nader te examineeren en Ridderschap en Steden daaromtrent te dienen van hunne consideratien en ad vijs." In het register: Zaken aan de Heeren Gecommit- teerden tot de Financien, commissoriaal gemaakt sedert 1737, 16 April 1737—31 Januari 1794, is die resolutie wel ingeschreven, doch niet doorgehaald, zooals met afgedane zaken gebruikelijk was. Van die uitgave is dus niets gekomen. Eindelijk gaf ze aanleiding aan de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, om tot de uitgave over te gaan. Toen tot de uitgave was besloten lag het voor de hand, dat men daarvoor tot grondslag legde de tekst van het oorspronkelijk handschrift van Nagge, dat in het Rijksarchief in Overijssel wordt bewaard. Dat handschrift is in folio formaat door den auteur geschreven op papier, dat op het eerste blad van het vel vertoont in watermerk het wapen van Amsterdam, gehouden door twee tenanten en gedekt door een fantasiekroon, het andere blad geeft in watermerk de letters M. P. B. in Romeinsche hoofdletters te lezen. Het handschrift is hoog 33 centimeter, breed 20 centimeter, en op de bladen is de beschreven spiegel omvat door een niet de pen getrokken vierkant, hoog 29y2 centimeter, breed 15l/s centimeter, terwijl aan de rechterzijde eene kolom is getrokken, even hoog als het vierkant en 3 centimeter breed, waarin de lemmata zijn geplaatst, een korte inhoud van den tekst aangevende. Beide deelen zijn doorloopend gepagineerd, terwijl eerst de hoofdstukken eene afzonderlijke pagineering hadden, en beide deelen zijn gebonden in oorspronkelijke perkamenten banden en dragen op den rug de oudtijds geschreven titel: Historie// van// Overijssel// T. 1 en T. 2. In de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage berust een afschrift van deze kroniek van Nagge. Yoor het eerste deel van het origineele handschrift van Nagge is een kwitantie gebonden van den volgenden inhoud: „Bekenne ick ondergess ontfangen te hebben van Mons. Antoni Myrloo op rekeninge vant gekofte boeck door mij gemaeckt ter somma van vierhondert en vyer en twintich gulden. Actum Deventer den 9 April 1678. Wilhelm Nagge Pr. totter Twello bekenne ontfangen te hebben als bovenn. Het komt mij voor, dat daaruit moet worden afgeleid, dat Nagge zijn werk aan van Mierlo heeft verkocht, misschien zelfs op instigatie van dezen het heeft geschreven, al schijnt ook het naschrift van Nagge aan het slot van het laatste deel, weer meer tot de Staten van Overijssel gericht. Antonie van Mierlo jonge man huwde 14 Sept. 1664 te Zwolle met Lutgert Keyninck jonge dochter, wonende met den griffier der Staten van Overijssel Roelinck. Hij hertrouwde als weduwnaar 25 Juli 1665 met Engeltien Mensinck j. d. In 1669 werd van Mierlo klerk der Provincie, in 1675 werd hij als zoodanig gecontinueerd en hij overleed in 1679. Hij was de auteur van de wapenkaart van de wapens der adelijke geslachten, die op de Landdagen en Claringen der Staten van Overijssel sedert 1460 waren gecompareerd, een uitstekende en zeer betrouwbare kaart, waarvoor hem in 1660 door Gedeputeerden een geschenk van 100 Car. gl. werd vereerd. In 1671 en 1672 raakte van Mierlo niet de Ridderschap en Steden overhoop, zóó zelfs dat hij op last der Staten werd in verzekerde bewaring gesteld, naar het schijnt tot Maart 1672, gedurende 271 dagen. De ware oorzaak van die detentie blijkt niet en ik ben niet zoo zeker of er niet eene persoonlijke wraakneming onder school, te meer daar van Mierlo in 1675 werd gecontinueerd en tot zijn dood in 1679 in functie bleef. In 1679, het jaar van zijn overlijden, droeg hij nog aan Ridderschap en Steden op, een Register van Ambtenaren en Officianten door hem samengesteld, en 't is zeker niet onaardig hier mede te deelen wat hij in de opdracht zegt: „Edele Mogende Heeren. Het spreckwoort segt: „de man doodt sijn dienst vergeeten" en „wanneer de podt gebroocken is, mackt men geen werck van de stucken." Ick ter contrarie hebbe de memorie gesocht te ververschen, een werck bij mijn niet alleen getrocken uijt U Edel Mog. Archieven, Registers etc., maer mede uijt andere Liggers, Brieven en Instructien, ter Secretarien en onder andere curieuse liefhebbers berustende; die sich met den snelpodt geneert, moet die op de regte zijde hangen. Die lesse hebbe gevolgt ende alles geannoteert dat seeckers hebben gevonden, zijnde nooijt diergelijcke annotatien ter Griffie geweest, dus hebbe mijn pligt g'oordeelt die aen U Ed. Mog. op te offeren, verhopende deesen arbeijt U Ed. Mog. aengenaem te sullen sijn, en dat die voor een gedurige memorie sal verstrecken en worden gehouden, tot welcken eijnde hierinne plaets hebbe gelaeten om sulcks successive te konnen vervolgen. Hoopende voor sooveel mij belangt het geluk te mogen hebben van sulcks lange te continueeren en dat in dien staet van die ben en sal sterven, Edele Mogende Heeren, U Edele Mog. onderdanigste en getrouwe dienaer A. van Mierloo. 1679." Zóó schrijft geen man tot de Staten, die door hen volgens van Doorninck als een schelm in 1672 zou zijn weggejaagd. l) Dit handschrift van van Mierlo berust thans op het archief der gemeente Kampen en werd verkregen uit den boedel Lemker. Zeer waarschijnlijk is uit den boedel van van Mierlo het handschrift van de kroniek van Nagge op de griffie van Overijssel overgegaan. Nu, wat het werk zelve van Nagge betreft. Het eerste boek loopt van 690 tot 1378. Hij schijnt deze compilatie eerst in een zekeren vorm afgewerkt te hebben, terwijl hij later uit allerlei schrijvers stukken heeft tusschengevoegd * tot aanvulling van zijn werk, b.v. uit Pontanus, Orosius, Tertullianus, Incertus auctor, Lindebom, Forbes, Chronicon Prumense, Historia Pontificum Roman., Heda, Aventinus, Winsemius, Brumanus, Petrus de Vineis, Slichtenhorst, Miraeus, Coccius en Emmius. Het tweede boek, loopende van 1378—1496, is op dezelfde wijze behandeld. Hier voegde hij stukken tusschen uit Chronicon Windesheimense, Paraleip. Usperg., Rivetus, Petrus a Soto, Instruct. Sacerdot., Lindanus, Forbesius, Revius, Heimer. Canonicus Daventriensis, Aeneas Silvius. Het derde boek loopt van 1496—1524. En nu is 1) Bijdragen tot de Geschied, van Overijssel, dl. II, 238. het merkwaardig, dat het eerste deel van de kroniek van toe Boecop, in 1860 uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht, eindigt met 1495. Wanneer men nu vergelijkt wat Nagge in zijn kroniek, blz. 818, vermeldt over Volcker Goosens van Deventer en wat in het uitgegeven le deel van de kroniek van toe Boecop, blz. 493, voorkomt, dan ziet men dat Nagge zoodra hij kan, toe Boecop gaat afschrijven. Als hij op blz. 826 de ontvangst van bisschop Frederik van Blankenheim te Kampen verhaalt, zet hij tusschen twee haakjes: „als Boecop verhaalt". Als hij op blz. 340 verhaalt hoe op Palmdag 1503 de boeren van het Kampereiland over 't ijs naar de stad waren gekomen om te zien: „die processie met den Esel, als in 't pausdoom gewoonlick", dan blijkt dat hij alles woordelijk van toe Boecop heeft overgenomen, en dat alleen: „als int pausdoom gewoonlick" van Nagge is. Uit alles blijkt dat we niet meer het werk van Nagge hebben, door hem ontworpen en later aangevuld, de aanvullingen ontbreken zoo goed als geheel. De Prior in Albergen, W. Heda, Forbes en Winsemius leveren nog een aanvulling, maar daarmee is het ook uit. Het is mijne vaste overtuiging, dat Nagge voor het tweede deel van zijne kroniek eigenlijk niets anders heeft geleverd dan het tweede, verloren gegane deel van de kroniek van toe Boecop. En het is merkwaardig, dat voor het tweede deel van de kroniek van Nagge met de hand van van Mierlo eene Waerschouwinge is geplaatst, waarin o. a. gezegd wordt: „Wat belanckt dese drie laeste boecken wert versocht, dat sich niemant aen de outheijt van eenige woorden, die nu niet int gebruijck sijn, offte aen quade t'samenvoeginge van eenige redenen fstote], alsoo deselve volgens het verhael van die oude aentekeningen van wijlen Hr. Arent toe Boekop en niet na de hedendaechsche phraseologie, door den pastor Nagge alleenlick sijn uijtgeschreven, om soo veel de materie ende den sin belanckt tot bequemer tijt en hedendaechsche manier van spreken, gedresseert te werden." Het geheele tweede deel omvattende het vierde boek loopende van de komst van bisschop Hendrik van Beieren 1524—1528, het vijfde boek bevattende het tijdvak van het bestuur van Karei V 1528—1558, en het zesde boek dat de geschiedenis levert onder Philips II 1558—1572, is naar mijne meening het werk van toe Boecop. Het verdient weer opmerking, dat toe Boecop in 't verloren gegane deel van zijn kroniek ook tot het jaar 1572 zal zijn gegaan. Immers met 1573 eindigen de uittreksels uit het dagboek van Arend toe Boecop, in 1862 door onze Vereeniging uitgegeven. En nu heeft Nagge wel, om een schijn van oorspronkelijkheid aan zijn werk te geven, aan het slot van het tweede deel gezegd: „Het vervolgh der geschiedenissen onder die regeronge van den stadtholder Hierges, Rennenberg ende die wijdtberoemden Princen van Orangien Marritio ende Frederico Henrico tot desen tegenwoordigen vredehandel, sullen wij, soo 't Godt belieft continueren, waertoe wij dan airede vele schriftelicke monumenten hebben te samen gebracht. Waertoe dan U WelEd.Mog. dienstlick worden angesocht, dat dieselve sich mogen laten bewegen soo ietwes tot het voorgaende als oock het volgende kan bijgevoegt worden hiertoe te imploieren", maar het is mij niet gebleken, dat Nagge van dat alles iets heeft geleverd. Het eenige wat hierop betrekking kan hebben is een bundel met afschriften van stukken, die bij de kroniek wordt hewaard. De gedachte is zelfs bij mij opgekomen: kan Nagge het tweede deel van de kroniek van toe Boecop ook hebben doen verdwijnen. Het is waar, daartegen pleit de mededeeling van Dumbar, in 1811 gedaan in de Verhandelingen van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden, II 2, blz. 180 —141, dat eenige jaren te voren de kroniek nog in haar geheel in vier of zes deelen in folio zou zijn aanwezig geweest bij den overste van Holte te Harderwijk, maar deze mededeeling komt mij niet erg aannemelijk voor. Het is reeds a priori onaannemelijk dat dit tweede deel een omvang van vier of zes folio deelen zou hebben gehad. Ik geloof eerder dat het de vier kwartijntjes met uittreksels zijn geweest, die thans in het Kamper archief berusten, en het kwartijntje, bevattende uittreksels uit het Dagboek van toe Boecop, ook met de bibliotheek van Mr. J. C. Bijsterbos verkocht. Als bron ter vergelijking van het werk van Nagge met het tweede deel van de kroniek van toe Boecop hebben mij goede diensten bewezen die zooeven genoemde extracten uit de twee deelen van toe Boecop's kroniek, loopende van 641—1522 en die zooals voor het eerste deel staat, zijn „gecopieert uijt de mit eijgen hant van Arent toe Bokop geschreven Chroniken". Deze extracten in vier kwartijntjes, met een hand uit het midden der achttiende eeuw geschreven en die vroeger aan den raadsheer Heerkens schijnen toebehoord te hebben, zijn in Maart 1890 bij den verkoop van de bibliotheek van den heer mr. J. C. Bijsterbos voor het archief der gemeente Kampen aangekocht. Het oordeel van den ouden van Doorninck, mr. J. van Doorninck, voor in het eerste deel geschreven, luidt: „Overigens kunnen deze excerpten niet uit het origineel, 't welk hier op 't stadhuis bewaard wordt, genomen zijn. Zij zeggen dan eens zooveel meer dan weer zooveel minder, dat men 2 originalia moet veronderstellen." De schrijver der kroniek, W. Nagge, was een zoon van W. Nagge, die in 1601 als proponent beroepen werd te Twello en aldaar overleed in 1637. Hij volgde in 1638 zijn vader als predikant te Twello op en huwde met Catalina, dochter van den schout van Holten en Bathmen, Willem Berdenis en Hilleken Oolbeke. Hij werd weduwnaar in 1650 en overleed in 1690. Den 18en April 1645 bood hij aan Ridderschap en Steden van Overijssel eenige historische aanteekeningen aan om gedrukt te worden. Dat is vrij zeker de Korte beschrijvinge van Overijssel, welke op folio bladen aan een kant bedrukt is en die gevoegd is bij de kaart van Overijssel door ten Have. Door de uitgave van deze kroniek en voornamelijk van het tweede deel, in 1908 bezorgd door den heer F. A. Hoefer. is een belangrijke bron voor de geschiedenis van Overijssel meer toegankelijk gemaakt. Ten slotte een woord van dank aan den Heer Rijks-Achivaris in Overijssel Dr. M. Schoengen voor de welwillende wijze, waarop hij de beschikbaarstelling van het handschrift voor deze uitgave bevorderde, en voor enkele inlichtingen, die hij mij uit zijn archief deed toekomen. Kampex, 9 December 1915. Mr. J. Nanxinga Uitterdijk. HET I BOECK der Historie van OVER -IJ SSEL van het jaar Christi 690 tot 1378. Die eerste bewoonders der Lantscnap van Overijssel, worden van die oude schrijvers Busactori, Tubantes, Salij, ende Sassen genoemt: want Claudius Ptolomaeus verhaelt in de beschrijvinge van Duitslant, dat beneden langs ende an den Rhijn de Sicambri^ offoTActeri. 6nde Klei"e Busactori> ende boven de Busactoren' de Vriesen ge woont hebben; Het selve schijnt Corn. Tacitus te bevestigen in sijn boeck van de zeden der Duitsche volckeren, als hij segt, dat de Bructeri van voren mit de Yriesen paelden. ende van achter met de Dulgibiner ende Chasvaren besloten waren. Doch de namen van dese, gelijck van andere natiën, sijn mit verloop des tijdts, ofte verplaetsinge van de ingesetenen, ofte onderdruckinge haerer vijanden meestendeel verdonckert: waerdoor een gehele vernietonge van veler volckeren kennisse ende geheugenisse geschiet is. Tnbantes Oock waren verscheiden kleine natiën soo gehecht over^ssei. en(je verbonden met andere die machtiger waren, dat hoewel ter eniger tijdt van haer gewach wort gemaeckt, de selve nochtans op andere plaetsen vergeten worden. Alsoo verhaelt Tacitus in sijn historische geschiedenissen van de Tubanten, welcker hij evenwel niet en gedenckt in sijn boeck van de zeden der Duitschen. Daer hij nochtans de Tenchteros, Usipios, Batavos, Bructeros ende veel andere beschrijft, waerom wij meinen dat de voorseide Tubanten onder den naem van een ander natie sijn begrepen geweest, en vermoedelick van deBructeren: want de selve Tubanten woonden tusschen Rhijn ende Emse, en overmits de Usipetes, Sicambri, en die kleine Bructeri de benedenste landen naest den Rhijustroom ende de Vriesen de zeekant tusschen de monden van den Rhijn ende Emse bewoonden, soo moeten dese Tubanten lantwaert in gelegen sijn geweest, alvvaer men oock noch vint gelijckheit tusschen den oude ende tegenwoordigen name van Twento, Tuente, ende Bentheim, als of men seide Tubante, en Bonthoim. eQ(je Tubantenheim: welcke lantschap van Twente is het tweede deel van Over-ijssel; doch Bentheim is een naburige Oraefschap, sijnde de ingesetene der selver landen in haer spraecke ende manieren seer gelijckformig. Die Roomsche Historiën vermelden in hare geschiedenissen enige daden van dese Bructeren, ende Tubanten: maer alsoo die oude ingesetenen van Duitslant voor een gewoonte hadden sicli altemet van plaetse te veranderen, ofte om datse van andere worden verdreven ofte om betere ende vettere landouwe soeckende, haer vorige woonsteden verlieten: daeromme kunnen wij niet voor seecker seggen dat de tegenwoordige inwoonders van Over-ijssel de voorseide tot voorvaders gehad hebben, soo sullen wij oock hare daden overslaen ende niet beschrijven; dit nochtans seggen, dat dese, gelijck andere volcken van Duitslant, grote oorlogen mit de Romeinen hebben gevoert, doch entlick sijn sij van haer vijanden verwonnen, en wanneer sij dat uitheemsche juck sochten af te werpen, sijn sij tot verscheiden malen wederom bedwongen, ende den Romeinen onderdanig gemaeckt, mit grote bloedtstortingen van wedersijden. Vrancken Maer ten lesten wanneer die ontsichtelicke macht tegen do ^ jjoomschen rijeks seer was geswackt, door die Romeinen. " lichtveerdigheit, en wreetheidt der Keiseren, ende onderlinge oneenigheiden der Romeinen, hebben vele overwonnen landen het hooft wederom beginnen op te heffen, ende haer heerschappije te versmaden. Onder andere de ingesetenen van Duitsland beneden Colen gelegenheit siende om hare vorige vrijheit wederomme te verkrijgen, hebben onder malckanderen verbintenissen gemaeckt, ende een ieder haer beste gedaen om de Romeinen te verdrijven: Ende is ditselve soo geluckelick uitgevallen, dat se oock de vruchten van haren arbeit hebben gesien. Gelijck Marcellinus, ende andere hebben angeteickent van de Sicambren, Chamaven, Bructeren, Attuarier, ende andere, waeronder oock Salij, ende Tubanten genoemt worden omtrent het jaer 300 na Chr. geboorte. Die naem van Salij was enen nieuwen naem, ende in dese landen Tacito, Dioni, ende Ptolomaeo onbekent: sijnde het selve volck geseten beneden ande hoornen des Rhijns, als Claudianus vermeit, welckers noordelickste stroom is die IJssale, die van een klein rievierken tot een schiprijck water is angewassen, nadien Drusus de Roomsche veltheer een gracht hadde gegraeven uit den Rhijn, van een plaetse die nu IJsselOort wort genoemt, tot Duisburg in de Oud IJssale, waer door den Rhijn die te voren tweehoornig van de poëten genoemt wort, oock sijn derde bekomen heeft, namelick den IJsselstroom. Van welcke riviere de Salij als daer langs wonende haren naem hebben bekomen, sijnde oock noch in Overijssel overig, ende voor vele hondert jaren bekent, de namen van Sallant, Sallick ende Olden-sael, als overblijfselen van dit volck, twelcke de Latinen Salios noemden. A° 276. Circa id fere tempus. Probus anno imperii primo ingenti cum exercitu Rhenum petiit, quem hinc Allemanni inde Franci occuparant ducibus Proeulo et Bonoso. Quorum Proculum fugatum usque ad ultimas terras, et cupientem in Francorum venire auxilium utpote a quibus ut refert Vopiscus, originem se trahere dicebat ipsis indicantibus Francis Coloniae Agrippinae vicit atque interemit. Circa id ipsum fere tempus paucorum ex iisdern Francis captivorum memoranda eluxit audacia. Nam post acceptas a Probo circa Propontidem sedes defectione facta, magnam naviurn praedatoriarum copiam usque a ponti faucibus corripuerunt quibus Oraeciae Asiaeque oras depopulati, Syracusas navalibus victoriis inclitas, magna clade edita ceperunt atque inde plerisque Libiae littoribus ac portibus non impune appulsi, tandemque rejecti a copiis quae Carthagine veniebant, Oaditani freli angustias perruperunt, ac sine ullo suorum detrimento in Franciam navibus reversi fuere. Pontanus p. 24. Alsoo nu de voorschr. volcken sich vrij gemaeckt hadden van de slavernije der Romeinen, ende wederom adem schepten in haerder voorvaderen vrijvrancken doom, hebben sij haer selven Vrancken genoemt ende vallen . Oaiii&m. sijn dagelicks in mennigte ende sterckte seer ange- groeijt, soo dat se sich niet tevreden hielden, die Romeinen uit haer eigen lant verdreven te hebben, maer vervolgden haer vijanden oock over den Rhijn, overvallende de Betuwe, ende andere landen die noch onder de Roomsche heerschappije waren, doende aldaer grote schade: maer sijn verscheiden reijsen mit groot verlies terugge geslagen, die vele van haer gedoot hebben, ende oock enige van haer Coningen van de wilde beesten deden verscheuren tot dat deze Yrancken ten lesten mit sulck gewelt in Galliam sijn ingebroken, ende aldaer sitplaetse hebben erholden, tentijde van haren Coninck Waramond, sijnde omtrent het jaer na Christi geboorte 400. Middelertijdt als de Yrancken nog besig waren de inwoonders van Gallia mit dagelickse excursien te Sassen verjagen plagen, ofte uit hare besittinge te verdrijven, sijn se die Saiios. gelfs oock van ^ie Sassen beoorlogt, ende ten dele verjaegt: Want Zozimus schrijft int derde boeck sijner historiën, dat de Salij de mede Yrancken waren uit hare landen sijn verdreven, die daeromme genootsaeckt waren andere woonplaetsen te soecken, ende sijn over den Rhijn in de Betuwe getrocken, daer sijn sich een wijltijds verhielden, tot dat se van de Quaden, die een gedeelte van de Sassen waren, ende uit Duitslant verbij die landen der andere Vrancken te schepe den Rhijn afquamen, wederom uit de Betuwe sijn verjaegt. De Salij aldus verdreven sijnde, ende geen hope siende in Duislant haer vorige woonstede te verkrijgen, de nu van de Sassen overweldigt waren, sijn over de Waal, ende Mase in Toxiandriam getogen, (daer Tessenderloo in die Luickse Kempen sijnen name van draegt,) ende sloegen sich aldaer neder in de lantpalen van Luick en Brabant. Die Keiser Julianus vernomen hebbende die overkornste van de Saliers dede sijn krijgsvolck versameien, ende heeft haer in haer nieuwe woonsteden overvallen, dan alsoo sij niet als vijanden, maer als verdreven van de Sassen, en Quaden in die Roomsche lantpalen overgekomen waren, heeft hij haer in genaden angenomen, ende vergunt dat se onverhindert in Galliam mochten overkomen, ende aldaer besittinge nemen. Dit geschiede omtrent het jaer Chr. 358. Sasson in Die Salij vertrocken sijnde uit haer vaderlant, door Overijssel. e 1 gewelt van die Sassen, die alsdoe begonden beroemt te worden, ende haer lantpalen te verbreijden: soo hebben voortaen de Sassen de verlatene landen der Saliers bewoont, ende is vermoedelick dat van dien tijdt af die ingesetenen van Over-IJssel Sassen zijn genoemt; sulx dat ten tijde als Lebuinus, ende Marcellinus het Evangelium aldaer gebracht hebben, die imvooners van Over-IJssel Sassen waren geheten, en mit namen de van Deventer, Marckelo, ende andere; welcke Sassen als Marcellinus verhaelt, onderscheiden waren in Edelingen, Freijlingen en Lassen. Hoewel soodanige totale veranderingen van ingesetenen seer anmerckelick sijn, soo en moet nochtans dit niemant vreemt geven, angesien die landen van Duitslant in, ende voor dese tijden seer woest, ende de inwoonders seer barbarisch waren, ende sich niet in steden ofte vestingen, maer hier ende daer in gehuchten ende dorpkens neergeslagen hadden, na dat een iegelick door de gelegenheit van een velt berg ofte fonteine genodigt worde, ende alsoo verstroeit wonende dies te lichter van een machtiger in Duitslant ^atie worden verdreven, ofte haer hutten verlieten gobouwt. om bequamer woonplaetsen te verkiesen. — Maer de tijdt, ende ervarenheit door die Roomsche overheerschinge die overall op die gelegenste oorden sterke vestingen maekten heeft allenxkens den Duitschen geleert vestongen ende steden te bouwen, om soo lichtelick uit haer vaderlant niet verstoten te worden, ende het gewelt haer der vijanden af te keren. Dit hebben oock de Sassen int werck gestelt die in den lande van Overijssel tot haer versekeringe ten tijde Lebuini een Borgt ofte Vestinge gehadt hebben, Deventre genoemt, gelegen op een heuvel an den IJssel, sijnde die selve van dien tijdt angewassen tot een grote ende machtige hooftstadt des selven landes. Doch niettegenstaende namaels grote oorlogen sijn voorgevallen, ende schadelicke verwoestinge door die Noormannen geschiet, soo is nochtans geen endlicke uitroeijnge ende verdrijven der ingesetenen in dese landen gebeurt. Daeromme sullen wij den anvanck onser Historie maecken vau de Sassen die ten tijde van Lebuinus, ende Marcellinus Over-IJssel besaten, als wanneer sij uit het heidendoom tot het Christendoom sijn gebracht. En tot meerder openinge van dien, sullen wij die bekeronge van ingesetenen deser Nederlanden ande noortsijde des Rhijns soo veel tot onser kennisse gekomen is, van beginsel an verhalen. Burgundiones quasi Burgicoonders erant praesidiarii Romanorum in Oermania qui capella ipsorum costodiebant, qui posten incursionibus Germanorum fatigati atque auxiliis Romanorum destituh, ac desperabundi magna multitndine cum uxoribus ac liberis Bwgas suas deseruerunt et in Galliam penetrarunt, ubi regionem quam nunc Burgundiam dicimus occuparunt. R Orosius. lib. 7. Vrancken tot K |iet Evangolium van Willibrordo, ende sijne Christ bekeert. ° metgeselIen, den Hollanders, Gelderschen, Vriesen, ende Over-I-Jsselschen is verkondigt, hadden al rede de Vrancken, die ten dele uit dese landen, in Galliam waren overgetrocken, het christelicke gelove angenomen als gesegt is en al lang te vooren tot Colen Luijck, Tongeren, ende andere plaetsen an die suitsijde des Rhijns worden het Evangelium gepredickt. 0°ck waren de Vriesen, ende Sassen, die Engelant ingenomen hadden, tot Christum bekeert; maer die noch in Duitslant waren bleven heidenen, tot dat sij van de Franschen sijn overwonnen, ende bij die gelegenheit de verkondinge des naemes Christi gehoort hebben. Beijde dese natiën Franschen, ende Engelschen sijn de eerste bekende grondtleggers van de Christelicke relligie bij onse Nederlanders geweest, uit de welcke sij oock ten dele voortgekomen waren: hoewel voor haer lieder tijdt gelijck verhaelt is, het Christendoom airede in Duitslant was geopenbaert. Videatur Tertullianus p. 122 adversus Judaeos. Loca Christo vero subdita simt, inter alia Sarmatarum et Dacorum, Germanorum et Schijtarum in quibiis omnibus locis Christi nomen qui jam venit regnat. Vranckontot Van de Franschen verhaelt Heda, dat sij het Chris- Christ. bekeert, j , . . __ J ten gelove tot Utrecht, ende naburige landen lange voor de tijden Willibrordi hebben geplant; vant beginsel aen dat de Coningen van Vranckrijck Christenen sijn geworden, welcker eerste was Clodoveus, de geleeft heeft omtrent het jaer onses Heren 485. Want dese coningen gelijck sij hare lantpalen dagelicks groter maeckten, alsoo hebben sij oock het Evangelium veerder doen Jopen, tot ütrecht, ende elders, soo veere haer ontsag ende authoriteit heeft mogen strecken. Staende doemaels de Kercke van Utrecht, ende de Christenen der omliggende landen, onder die opsicht des Bisschops van Colen, hebbende erven, goederen, ende privilegiën haer verleent van de Coningen Clotario ende Theodeberto de voorsaten van coninck Dagobert, de geleeft heeft int jaer 631. Dagobert Maer de selve Kercke worde merckelick ondervr&ncrijck. druckt van de naest gesetene heidenen, doch is nu ende dan wederom opgericht: want als Coninck Dagobert den Coninck der Sassen Beroald overwonnen hadde heeft hij tot Utrecht een Kercke gebouwt, ende de Christelicke relligie voor desen aldaer geplant, noch meerder bevestigt. Maer Ratbout een Coninck der Vriesen heeft Utrecht ingenomen, ende dese Kercke verwoest dan als de Franschen de Vriesen hadden overwonnen, ende Utrecht gerecupereert, hebben de Christenen aldaer sich wederom versamelt, ende een weinig adems geschept, door authoriteit ende hulpe van de Fransche Coningen. wiiiridus Angaende die Engelschen hebben oock haer beste ende "Wigbertus , . , , , , « j prediken gedaen tot bekeronge van de ongelovigen in dese tot utrecht. )an(jen want selfs een tijtlanck voor de overkompste van Willibrordus, ende sijn mitgesellen, hebben tot Utrecht het Evangelium gepredickt Wilfridus, ende na hem Wigbertus, beide uit Engelant geboortig. Ende als dese wederom na haer landt vertrocken waren, vertellende van die vrucht die in dese landen was te verhopen int verkondigen van de lere des Evangeliums, hebben Willebrordus, Wigbertus, Lebuinus, Marcellinus, ende andere, sich op de reise begeven int jaer onses Saligmakers 690 ende komende tot Pipinum den prince der Franschen sijn sij aldaer goetlick ontfangen: welcke haer voorts naer Utrecht heeft gesonden, uit welcke plaetse hij de Vriesen wederom hadde verdreven, mit haren ongelovigen Coninck Ratbout, alhier hebben sij een beginsel gemaeckt van haren dienst, grotelicks geholpen sijnde door de macht ende authoriteit van de Fransche Coningen: welcke tot meermalen de moetvville van de ongelovige Vriessen hebben gebreidelt ende entlicken oock gedempt, soo dat haer begonnen werck geluckelick voortginck, ende de gelovigen seer toenamen. WILLEBRORDUS Ie. Bisschop van Utrecht. wiiiebrordus Nadien YVillebrordus enen geruimen tijdt sich ge- van utrecht, trouwlick in sijnen dienst hadde gequeten, heeft Pipinus die Fransche prince, hem angesocht mit gedurige beden, ende oock van hem verkregen, dat hij na Romen tot den Paus Sergium solde reisen, om van hem die Bisschoppelicke waerdigheit te ontfangen, want dese landen hebben gestaen onder den Bisschop van Romen als Patriarch van het Westen, gelijck die Oostersche Kercken onder den Bisschop van Constantinopel, ende alsoo heeft Sergius Willebrordum tot eenen Bisschop van Utrecht gestelt, ende wederom na Vrieslant gesonden, twelck geschiede omtrent het jaer Christ. 696, alwaer hij mit groten ijver is voortgevaren in sijn bedieninge: ende sommige van sijne medeleeraers sijn door Yrieslant, ende Duitslant verreijst, opdat se oock op andere plaetsen de ongelovigen mochten bekeren, nametlick de beijde Euwolden, Willibaldus, Winibaldus, Swijbertus ende andere. Hierna is Willebrordus gestorven int jaer 736 als de meeste historieschrijvers vermelden, maar som- mige stellen sijn sterfdag wat later ende is tot Epternach (Echternach in 't Bisdom Trier in't Klooster bij hem zeiven gefundeert) int land van Lutzenburg begraven. Incertus autor. A° 715. Post rnortem Pipini Plectrudis ejus relicta vidtia incornparabili odio contra Carlum succensa custodia eum publica asservari jubel: unde ille divino auxiho liberatus, primo certamine contra Ratbodum regem Frisonum qui Coloniam usqne venerat, mense Martio pugnans dum fortiter dimicat, magnum exercitus sui damnum consequitur: Dagobartus lïex mortuus est, et Saxones devastaverunt terram Baxxoarionum. Regino lib. 1. ad A. 622. His etiam temporibus venerabilis vir Willibrordus cognomento Clemens de Britannia gentis Anglorum ob gratiam EuangelU in Galliam transiens a Sergio Papa Episcopus Frisonum consecratur atque in eandem gentem ad praedicandum dirigitur. (Met zwarte inkt: Errat in tempore, nam turn nullus fuit papa Sergius.) Incertus autor a° 737. Carlus Saxones tributarios facit. A° 740 pax et quies regno Francorum per Carlum redditur ad tempus Gotis superatis, Saxonibus et Frisonibus subactis, expulsis Sarracenis, Provincialibus receptis. Moritur a° 741. Carlemannus et Pipinus succedunt. WINFRIDUS anders genaemt BONIFACIUS Ile. Bisschop van Utrecht. De hoe Bonifacio videatur: Rivetus p. 395. Mornaeus p. 686 etc. et 677. et p. 222. 223. 224. 225. 226. et 573. et 574. et 580. et 571, 582. Arentinns. winfridus Die navolger Willibrordi was genaemt Winfridus doodtgeslagen A , ' totDockum. ende van degene die mit Willibrordus uit Engelant gekomen waren, hij wort anders genoemt Bonifacius; Dese hadde lange tot Ments, ende op andere plaetsen in Duitslant gepredickt: ende was dertijen jareu een medehulpe Willibrordi tot Utrecht geweest, een man, sijnde beroemt in sijne tijden. Die selve Winfridus begerig sijnde om het Evangelium veerder te prediken, is mit eenige andere Leeraers in Oost Vrieslant getrocken, om de ongelovigen tot kennisse Christi te brengen. Maar de afgodendienaers hebben hem mit twee en vijftig van de sijne tot Doccuin in Oostergoo doodt geslagen; als hij door dat woordt des Evangeliums de beelden der Afgoden wilde uitroeijen. Dit geschiede int jaer 752 den 5 Junij. Int selve jaer worde in een Hiidobert oploop binnen Gent Hildebert den Abt van Blandiin abt v. Blandtjn. , . t ,. J gedoodt, die welcke sich stelde tegen des Keisers anhanck, die de beelden der heiligen als instrumenten tot Afgoderije verworpen, doch van hem volgens des Paus believen voorgestaen worden, als die men eerbiedinge schuldig was, ende in die Kercken der Christenen behoorde te stellen. Sigebertus ad annum 754. S. Ronifacius Moguntiae Archiepiscopus cum sociis suis in Frisia ab inimicis fidei martixatur et in Fulda Caenobio quod ipse in Thuringia fundaverat honorifice sepelitur. Lamb. Simmalius (?) qui ad an 755. Sanctus Bonifacius martijrio coronatur. Pipinus a Bonifacio ungitur Re:t Francorum Hilderico repente remoto. GREGrORIUS Ille. Bisschop van Utrecht. Gregorius. Gregorius de derde Bisschop van Utrecht was afkomstig uit het landt van Trier: een geleert, ende welsprekende man. Wanneer hij sij gestorven is onseecker, hoewel sommige daervan den tijdt uitdrucken. Heda ende Beka vermelden dat dese Gregorius Lebuinum, ende Marcellinum na het landt van Overijssel heeft gesonden, tot Deventer, Oldensael ende de omliggende plaetsen. Lebuinus, ende Marcellinus waren mit Willebrordo uit Engelant gekomen, ende hadden langen tijdt tot Utrecht ende daeromtrent int gebiedt der Fransoisen gepredickt, maer Gregorius willende die palen sijner Kercke veerder uitbreiden, als der Franschen heerschappije streckten, heeft dese twee uitgesonden over die IJssel, tot de Sassen die aldaer woonden. Lebainustot Van Lebuino wordt onder anderen verhaelt, dat Deventer. j(y eergt tot wilpe in Veluwe tegenover Deventer heeft gepredickt, ende aldaer een capelleken heeft getimmert. Voortgaende over den IJsselstroom is in die borgt Deventer, (welcke zedert een stadt is geworden) bij den Sassen gekomen. "Van welcke hij er vele heeft bekeert, oock een Capelle ofte Kercke aldaer opgericht. Maar als sulcken voortganck des Christendooms den anderen ongelovigen mishaegde, sijn se onverwacht op de Christenen gevallen, die in haer Kercke vergadert waren, jaegden de selve daer uit, ende verbranden de Kercke, mit de celle Lebuini. Dit niettegenstaende hervatte hij het werck, ende ginck ijverig voort in sijnen dienst, leerende ende bekerende aldaer, tot Marckelo, ende elders vele menschen. Hierna is hij int jaer 760 andere seggen 766 gestorven, ende tot Deventer gebracht ende begraven. Ende is aldaer tot sijner gedachtenisse een Kercke opgericht, welcke oock noch Kercke Lebuini wordt genoemt. Lindebom verhaelt dat hij tot Deventer is gestorven a° 785 pridie idus Nouembris, pag. 53, mede dat sijn reliquien, oock des Mercellini ende Radbodi noch wel bewaert waeren a° 1270, pag. 59, Marcoiiinns Marcellinus heeft niet allene de van Deventer heitot Oldonseol. , , pen bekeren, maer is oock veerder in Twente, ende Drente getogen, predikende tot Oldensael, Coeverden, ende daeromtrent: alwaer hij dat meeste volck uit het heidendoom heeft getrocken, tam prospero eventu ut non solum Heemschae ad vidrum fluvium ab incolis sacellum extructum sit in quo sacra peragerentur, verum etiam Daventriae, Oldensaliae, Odemarssemi fana stnpcndi operis suis turribus coelo surgentia, Brumanus. A° 757. Pipmus in Saxoniam iter fecit, et in munitiones Saxonum per virtutem introivit, et in loco qui dicitur Sitina multae strages factae sunt de populo Saxonum; Et tune promiserunt se omnem voluntatem Regis facturos tributum etiam praestanJ dum equos scilicet trecentos per singulos annos. Regino. A° 768. Mortuus est Pipinus Rex. Regino. Ejusque filius Carolus M. successit. Ten lesten seer out geworden sijnde heeft hem Gregorius na Utrecht te rugge geroepen, om in ruste ende stilheit sijnen ouderdoom enigsins te verquicken; onder- tusschen hebben vele van de nieuw bekeerde Christenen dat gelove verlaten, ende sijn wederom afgevallen tot het heidendoom: waeromme degene die bestendig waren gebleven, haren ouden Leraer Marcellinum wederomme ontboden, tot oprichtinge van de gevallene, ende versterckinge van degene de bestendiglick het Christendoom noch anhongen. Marcellinus quam alsoo wederom tot Oldenseel, ende heeft mit hulpe van Gerhardus, Ovo, Adalgerus, ende andere medearbeiders de afgevallene bewogen op een nieuw dat heidendoom te versaecken. Cort hierna, int jaer Chr. 762, is Marcellinus tot Oldenseel gestorven, ende aldaer, (andere seggen tot Deventer) begraven; sijnde gekomen tot een seer hogen ouderdoom, gelijck men kan afnemen, soo de historischrijvers niet en feijlen in haer overkompste uit Engelant, ofte in haeren sterfdagh. Dit sijn de eerste beginselen des Christendooms in Over-IJssel geweest door directie van de Bisschoppen van Utrecht, onder welckers Kerckelick bedrijf voortaen de ingesetenen van Over-IJssel sijn gebleven. Maer namaels hebben oock de selve Bisschoppen de wereltlicke jurisdictie verkregen, van Keiseren, ende Coningen, welcke na het onderbrengen van de Sassen, Heren van dese landen geworden waren: waeruit gevolgt is dat de Kerckelicke Praelaten meer sich gemoeijt hebben met conquesten te doen in tijdelicke heerschappijen als geestelicke deugden, meer met oorlogen te voeren, als met Godes woordt te verkondigen. Pipijn Coninck v. Franckrijck Corolus M. Ludovicus et Lud. Zuentipoldus, Conradus K. hebben tot die K. van Utert gegeuen alle tijenden etc. ouer Duirstede, Thiel ende Deuenter gelegen etc. Vide diplomata I. Ilenrici, Ottonis jinpp. Kercke tot Deventer. ALBRICUS IVe. Bisschop van Utrecht. Gregorius overleden sijnde, is hem int Bisdoom gevolgt, Albricus dien Hacbaldus segt een neve Gregorij, ende Rixfridus een neve Suitberti geweest te sijn. De Auteur van de grote Chronijcke van Nederlant schrijft dat hij int jaar 779 is Bisschop geworden ende vier jaren geregeert heeft; andere seggen van meer jaren. Heda verhaelt dat hij tot omtrent het jaer 787 soude geleeft hebben, ende dat hij enen Ludgero soude bevolen hebben de opsoeckinge des lichaems Lebuini, de hetselve oock soude gevonden hebben ende hem ter eere binnen Deventer een Kercke getimmert hebben. Dese opsoeckinge des lichames Lebuini soude omtrent het jaer 787 geschiet sijn, in welcken jare oock Albricus soude zijn gestorven ende na het gemeine schrijven tot Utrecht in Salvators Kercke begraven. Over-IJssel onder Carolo Magno. THEÜDARDUS Ve. Bisschop van Utrecht. In plaetse Albrici is Theodardus Bisschop geworden, hij was uit Vrieslant geboren, ende een geleert ende welsprekende Leraer. Hoe lange hij geseten hebbe wort onseecker gemaeckt, doordien de historiën verscheidentlick daervan schrijven. Ten tijde van desen Bisschop heeft Carel de Grote Coninck van Vranckrijck die Sassen volkomentlick onder sijn gehoorsaemheit gebracht ende Witekindus haren Hartog worde gedoopt int jaer 785. Aldus sijn die Coningen van Vranckrijck overwonnen heb- bende die Vriesen, ende Sassen Heren van alle dese landen geworden, als Hollant, Gelderlant, Utrecht, Overijssel enz., ende hebben in alle de selve provinciën hare Amptluden ende bevelhebbers gestelt, tot dat se verscheiden van dese Landen en Graefschappen an bijsondere Heren vergunt hebben, ende oock naniaels de wereltlicke heerschappije van Over-IJssel, en Drente den Bisschop van Utrecht bij gifte hebben opgedragen. Carolus M. in Saxonia v. Westphalia gravissimos quosdam viros consituit judices penes quos foret arbytrium et potestas animadvertendi etiam indicta causa in pacis et fidei violatores, et religionis desertor es inde jus ut vocant Westopkalense derivatum taciturnitate et silentio sacrosanctum judices quos consctos appellant nescio quibus ceremoniis initiati se in vicem agnoscunt. Porro prophanis ritum prodere religio est et pro piaculo habetur etc. Cum parentum metnoria indemnatur quisvis necarent. Fredericus 3 imperator ad Carolinam normam voluit reducere. Videatur jus liberorum comitum inferius in Historia. HARMAKARUS Vle. Bisschop van Utrecht. Harmakarus de navolger Theodardi, heeft geregeert dertijen jaeren, doch sommige stellen een langer tijdt van sijne regeronge. Als Harmakarus den stoel van Utrecht beklede, hebben de Duitsche, Fransche, ende synode tot andere Bisschoppen cnder Carolo Magno a° 794, een Sijnodus tot Francfort ande Maijn geholden: in welcken Sijnodo een boeck is gemaeckt ende uitgegeven tegens 2 de ere der Beelden, hoewel de selve in het twede Concilio van Nicaeen voor goedt gekent was; waeruit men kan afnemen en verstaen dat de aanbiddonge en de eere der Beelden die nu ter tijdt in het Pausdoom wort geleert, van de eerste Christelicke Leeraers niet is toegestaen. Swibertus In het jaer 809 werden tot Keizersweert Swibergecnnomseort. ^ ^ eeQ me(jehelper van B. Willebrordo was geweest op een solemnele maniere van den Paus Leo int getal of register der Heiligen gestelt; ende was die eerste de van de Pausen is gecanoniseert, maer daer na is dese canonisatie seer gemeen geworden. Int jaer 814 storf Carolus Magnus, ende is tot Aken begraven. Zijn soone Lodewijck is Coninck ende Keiser in sijn plaetse geworden. Sub rege Oodefrido. A° 810. Normanni classe ducentarum navium Frisiam appulerunt. totasque Frisiaco littori adjacentes insulas vastarimt, et cum exercitu in continentem egressi, terna praelia cum Frisonibus commiserunt, illisque victis tributum imposuerunt. Vectigalis nomine centum libris argenti acceptis. Carolus M. cum exercitu contra Danos egressus ad conflictendos Alari et Visurgis stativa habens certior ibi foetus est classem in Daniam regressam, et Godefridum regem a quodam suo satellite interfectuin. Incertus autor. Ado episcopus Viannensis qm vixit post annum 880 ut ex fine Chronid ejus constat, hic in illo Chroiiico scribeiis de hac sinodo Franco forten si ait: Sed Pseudosynodus quam Septimam Graeci appellant pro adorandis imaginibus abdicata penitus. Item incertus autor. Et Regino abbas Prumiensis in Chronico a° Domini 794. Pseudosynodus Oraecorum quam pro adorandis imaginibus fecerant a Pontificibus rejecta est. A° 1189. Imperator Fredericus Anobarbarbus expeditionem suscepit in Orientem, de qua Nicetas Choniates lib. 2. de imp. Isaaci Angeli imp. Constant.: Apud Alemannos inquit et Armenios sacrarum imaginum Adoratio aeque interdicta est. Capta est Constantinopolis a Latinis a° 1204 quam historiam ille etiam refert. vid. Forbes p. 356. RIXFRIDUS Vlle Bisschop van Utrecht. Rixfridus. Nae Harmacari doodt is Rixfridus uit Vrieslant geboren Bisschop geworden. Hij was een soone van Cronovilla de dochter Adgilli des tweeden die een Coninck van Vrieslant is geweest als Hamconius schrijft. Int vijfde jaer van Coninck Lodewijck worde hij tot Bisschop gestelt, ende heeft van den gemelten Coninck vele vrijheiden, ende beneficien verkregen. Zes jaren beklede hij den Bisschopplicken stoelt, ende is in S. Salvator tot Utrecht begraven. FREDERICUS Yllle. Bisschop van Utrecht. Fredericus. Fredericus een Vriese van adelicken stamme een geleert ende ijverig man in sijnen dienst, is door Keiser Lodewijck tot het Bisdoom verheven. Den welcken hij daerna bestrafte, omdat hij Judith sijn nichte, Welphi des Hartogen van Beijeren dochter getrouwt hadde: waeromme de Bisschop door bestel- longe vande voorseide Judith binnen Utrecht vermoort is opte 15 Cal. Aug. int jaer 838. Noormannen Inde jaren 835 en 836 quamen de Noormannen %"c*lant mjt grote menigte in dese Nederlanden, verwoestende Duerstede, Antwerpen, ende veel andere plaetsen en dwongen de Vriesen datse an haer luden tribuit moesten betalen. A° 835. Normanni Antwerpiam civitatem ineendunt, similiter et Wittham emporium juxta ostium Mosae fluminis, et a Frisonibus tributum acceperunt. Incertus autor. A° 835. Normanni tributum exactantes in Walehram insulam pervenerunt, ibique Eggihardurn ejusdem loei Comitem, et Hemmingum Halpdani filium cum aliis multis X V. Cal. Julii occiderunt et Dorestadum vastaverunt, acceptoque a Frisionibus tributo reversi sunt. Idem. A° 837. Naves contra Normannos aedificabantur. Idem. A° 845. Normanni in Frisia tribus proeliis conflixerunt, in primo quidem victi, in secundis vero duobus superiores, magnam hominum multitudinem prostraverunt. Incertus autor. ALFRICUS IXe Bisschop van Utrecht. Onenigheit Als Bisschop Frederick dus jamerlick vant leven tot utrecht. wag js daer oneenigheit geresen int verkiesen van een nieuwen Bisschop, ende was soowel onder de Kerckelicke personen als onder het volck: want sommige verkoren den Proost van de grote Kercke tot Utrecht genoemt Craft, hoewel hij selven sulx weigerde: andere eligeerden Alphricum den broeder des overledenen, welcke oock door authoriteit van Odulph Canoniek van S. Salvator het Bisdoom heeft verkregen: ende twaelf jaren, doch andere seggen maer seven jaren, bedient. k. Lodewijck Int jaer 840 is Keiser Lodewijck gestorven, onder gestorven. wiens gebiedt Over-IJssel, Utrecht, ende andere van dese Nederlanden stonden. Als hij overleden was, is een grote oorlog geresen en de heerschappije tusschen sijne kinderen, Lotharium, Ludowicum, ende Carolum. Maer ten lesten na vele onheils sijn sij in Augusto des jaers 893 tot Verdun in Vrancrijck verdragen, ende overkomen, dat Lodewijck dat Oostersle deel des rijeks, Carolus dat westelickste, ende Lotharius dat middelste soude besitten, hetwelcke van hem Lotharingen is genaemt: ende sich doemaels seer vere heeft uitgestreckt, als begrijpende Lotharingen, Brabant ende andere landen an de zuytzijde des Rhijns: daer beneven an die noortsijde des selven strooms, de landen van Vrieslant, Utrecht, Overijssel ende meer andere. LÜDGERÜS Xe Bisschop van Utrecht. i udgerus ^Jijt seeckeren brief, waerin de Keiser Lotharius enige gerechtigheiden an de Kercke van Utrecht omtrent het jaer 846 verleent heeft, wordt bevonden dat tot Utrecht in dien tijd een Bisschop is geweest wiens name was Egihardus, doch dese wort van alle historischrijvers vergeten; enden aest den overledenen Alfricum stellen sij eenen Ludgerum als thijende B. van Utrecht, ende Over-IJssel. Heda schrijft dat de selve maer een jaer heeft geregeert, maer andere seggen van ses jaren. Aldus is bij den historischrijvers te sien een groot verschil angaende de regerongen dergener die de Kercke van Utrecht hebben bedient: twelck grote onseeckerheit veroorsaeckt, ende nochtans niet kan weggenomen worden, overmits van dese oude tijden weinig monumenten sijn te bekomen. Noormannen Int jaer 847 sijn de Noormannen al weder in dese vernielen Duerstede. landen gevallen, ende hebben Duerstede ten tweden mael overweldigt, niettegenstaende de selve stadt van haer eigen natie, doch Christen geworden sijnde, bewoont was. Benevens dit onheil der Noormannen, is oock sulcken hongersnoot over Duitslant gekomen, dat de ouders haer kinderen, ende die kinders hare ouderen uit gebreck van spijse hebben gegeten omtrent het jaer 850. [850]. Quo eodem anno Rome Normannus per ostia Reni fluminis venit Durostadum et occupavit eam et possedit, qui temporihus Ludovici imperatoris cum fratre Harialdo vicum illum jure beneficii possederai, sed post obititm imperatoris defuncto fratre apud Lotarium proditionis accusatus expnlaus fuerat. Cumque a Lotario sine periculo non posset expelli in fulem receptus est ea conditione ut tributis eaeterisque negotiis Regis fideliter inserviret et piraticis Danorum incursionibus resisteret. Incertus auctor. HUNGA RUS Xle Bisschop van Utrecht. Synchronus illius fuit Joh. 8. pontifex Romanus. Die navolger Lutgeri was eenen genaemt Hunga- rus uit Vrieslant geboortig, die in grote elendo sijn Bisdoom sooveel doenlick was heeft bedient, veroorsaeckt door de vervolginge vande Normannen, die overall die ingesetenen van dese Nederlanden seer geplaegt, ende die steden verwoest hebben. Lotharius nu moede geworden sijnde de wereltlicke regerouge, heeft int jaer 855 sijnen schepter verlaten, ende is in een clooster gegaen om een weinig ruste ende stilheit te genieten: sijn Coninckrijcke verdeelde hij onder sijne kinderen, makende Ludowicum Keiser ende Coninck van 1 taliën, Carolus Coninck van Provence, ende Lotharium Coninck van Lotharingen, daer Utrecht onder was gelegen. Noormannen Het volgende jaer sijn de Noormannen mit groot T" gewelt in Hollant gelandet, daer sij grote verwoestinge hebben angericht; van daer sijn sij op Utrecht angevallen, dat sij oock wonnen, sparende kleijn noch groot. Die Bisschop mit weinige van de sijne ist ontkomen, en dewijle die Noormannen voorts zijn hele Bisschopdoom vernielden, soodat hij nergens seecker konde verblijven, is hij gevlucht tot Lotharium den Coninck van Lotharingen welcke hem ende de sijne den Odilienberg bij Roermonde heeft verleent om aldaer te wonen. Hungerus uitlandig sijnde is int jaer 858 tot Tuil, ende int jaer 861 tot Aken op die Kerckelicke vergaderingen geweest, is daerna gestorven, maer waer hij begraven is wordt niet gevonden. Heda schrijft dat Hungerus Alfricus, ende Lutgerus te samen acht en twintig jaren geregeert hebben. 857. Ruerock Normannus qui praeerat Durostado cum consensu domini sui Lutarii regis classem duxit m fönes Danorum, et consentientc Horico Danorum rege partem regni quae est inter mare et Egidoram cinn sociis suis possedit. Incertus auctor. A° 863. In regno Lotarii pro eo qiiod dimissa uxore legitima alteram duxit, sijnodus in Mettis congregata est omnium episcoporum ejus praeter Hungarium Trajectensem, quem aegritudo detinuit. Idem. ODILBALDUS Xlle Bisschop van Utrecht. Vw' ' Odilbaldus een Vriese van geboorte is in plaetsé des afgestorvenen Bisschops van Utrecht in de regeronge der voorseider Kercke getreden. Den welcken Lodewicus, ende Swentipolthus Coningen van Lotharingen seer beminden: die oock sijn Kercke, nu door de oorlogen der Noormannen gantselick verarmt sijnde, mit verscheiden privilegien ende goederen verrijckt hebben. Lotharin». Lotharius de Coninck van Lotharingen storf tot 1 lacentia in Italien in het jaer 868 sonder wettelicke kinderen na te laten : ende niettegenstaende sijn broeder Ludowicus Con. van Italiën ende Keiser van Romen noch leefde, hebben de ooms des overledenen Carolus, ende Lodewicus sijn Coninckrijcke angetast, ende voor sich willen beholden. Waeromme sij selver oock sijn twistig geworden, welcke oneenigheit een wijltijdts heeft geduert. Maer in den jare 870 sijn Carolus, ende Lodewicus tot Maerssen op de Mase bij malckanderen gekomen, ende hebben sijn erffenisse gedeelt, in welcke delinge onder andere landen oock het sticht vfcn (Jtrecht (waeronder Over-IJssel is gehorende) Coninck Lodewijck is toegevallen. Niet lange daerna namentlick int jaer 872 heeft de voorseide Lodewijck tot Trente in Italien sijnde, sijn toegedeelde landen, sonder kennisse ofte toestemminge van de inwoonders derselver, overgegeven an Keiser Lodewijck des gedachten Lotharij broeder. En alsoo bequam dat sticht van Utrecht wederom eenen anderen Here, welcke aflijvig geworden sijnde in 't jaer 875 gingen dese landen wederom onder Coninck Lodewijck die ze hem eerst hadde overgegeven. Lodewijck. Deze Coninck Lodewijck storf int jaer 876 binnen Francfort, sijne kinderen hebben dat Coninckrijck gedeelt. Carolomannus worde Coninck van Beijeren, Oostenrijck etc. Carolus kreeg Alemannien, ende enige steden van Lotharingen. A° 873. Rex Ludovicus Aquisgrani consistens Roricum per obsides ad se veniejitem in suurn suscepit dominium. Incertus auctor. Eodem anno. Normanni diice Rudolpho comiiatum Abdogi ingressi a Frisionibus caesi sunt amisso duce atquc aliis octingentis, praedaque omni exuti ad naves reneare coacti. idem. A° 876. Frisiones qui vocantur occidentales cum Normannis dimicantes victores extiterunt, omnesque thesauros quos Normanni plurima loca spoliando eongregaverant ab.stulerunt atque inter se diviserunt. Incertus auctor. A° 881. Normanni rastarunt Cameraeium, Trajectum et totum pagum Hasburicum etc. etc. Incertus auctor. Ludowico viel te dele Vranckenlant, Turingen, Saxen, een gedeelte van Lotharingen, ende Vrieslant onder welcken name in die tijden naest alle de Nederlanden an de noortsijde des Rhijns begrepen waren. Coninck Lodewijck is aflijvig geworden int jaer 882, ende Carolus sijn broeder de om sijn swaerlijvigheit carolusCrassus. Crassus worde genoemt, is hem in sijnen Coninckrijcke gesuccedeert, die oock niet lange heeft geregeert, want int jaer 887 is hij van sijn Coninckrijcken ontset, vermits hij tot grote swackheit sijnes lichaams, ende verstandes vervallen was, stervende daerop int Arnuiphus. volgende jaer, ende Arnulphus sijns broeders Carolomanni soone is Coninck geworden in sijn Ooms landen ende heerlicheiden. Arnulphus heeft daerenboven den titel des Keiserdooms verkregen, ende int jaer 895 heeft hij tot Worms een Conventsdag gehouden waer sijne Rijksstenden mit welcker gemene toestemminge, hij sijnen bastert soone Suentiboldum tot Coninck van LothaSuentiboidus. ringen heeft verklaert. Die selve Suentiboldus heeft tot bevestinge sijnes Rijcks vele beneficien en goederen an Bisschoppen en Kercken verleent, die onder sijne heerschappije gelegen waren. Het Bisdom van Utrecht heeft mede de gunst van sijnen Koninck geproeft, want int jaer 896 heeft de gemelde Coninck, ter begeerte van den Bisschop Odilbaldus, de Kercke van Utrecht toegestaen ende vergunt: dat (gelijck sijn voorvaders Ludowicus, Carolus, ende Pipinus haer verleent hadden, dat tot Duerstede van des Conincks dienaers, van de schepen die aldaer anquamen geenen toll, conjectum, mansionaticum, ofte fredus soude geëischt worden) oock sulcks tot Deventer, ende Thijel niet soude gevordert worden: maer gaf dat selve tot gebruijcke, ende profijt der Kercke van Utrecht. EGILBOLDUS XHIe Bisschop van Utrecht. Egiiboidus. Odilboldus storf int jaer 900. Hem volgde int bisdoom Egilboldus, de oock welgelieft was van den Con. Swentiboldo, roaer regeerde slechts enen korten tijdt, soo dat hem oock sommige uit het getall der Bisschoppen vergeten. Int voorschr. jaer id Aug. is die Con. Swentiboldus omtrent de Mase van de Graven Steven, Gerhart, ende Matfrid doodtgeslagen, in een veltslag de hij tegens haer dede. Sijn broeder Lodewijck, echte soone van Keiser Arnulphus, heeft sijn Coninckrijcke ende nalatenschap bekomen. Gorebr. in Chron. ad antium 901. pontifices circiter quinquaginta a virtute majorum prorsus defecerunt Apostactici potius quam Apostolici. RA DBODUS XIVe Bisschop van Utrecht. Kadbodus woont Radbodus de viertijende Bisschop van Utrecht, tot Deventer. w£^ geboren van den geslachte des Conincks Radbouts in Yrieslant daer wij te voren van gemelt hebben. Hij wort gepresen van sijn geleertheid ende godtvruchtigheit. En om dat die Noormannen, terwijlen hij Bisschop was, die stadt Utrecht in haer gewelt hadden, doende overall ongelooflicke schade, heeft hij sijn woonplaetse tot Deventer int lant van Overijssel genomen. Int jaer Christ. 914 heeft Conradus die in stede Lodewici (welcke sonder kinderen storff a° 910) Coninck was geworden, Bisschop Radbout bevestiget alle privilegiën ende giften, de van sijn voorsaten en die Kercke van Utrecht waren gegeven. Int jaer 917 als de voorseide B. Radbout uit de Drente daer hij kranck gelegen hadde, tot Ootniarsem in Twente was gekomen, is hij aldaer gestorven, sterft ende binnen Deventer begraven. Sijn reliquien waren s m' noch in goet bewaer a° 1670. Lindebom pag. 59. BALDERICK XVe Bisschop van Utrecht. Lindebom pag. 184. Na het overlijden Radbodi is tot Bisschop gekozen Balderick, geboren uit de Graven van Cleve. Dese heeft sich oock veeltijdts int lant van Overijssel opgehouden, om de verwoestinge die van de Noormannen tot Utrecht, ende in andere plaatsen sijnes stichts gedaen worde. Waeromme Keiser Otto sijnen broeder Bruno mit een machtig heirleger heeft afgesonden, om Utrecht ende die omliggende landen vant gewelt ende rooverijende Noormannen te ontlasten. Welcke oorlog soo geluckelick is uitgevoert dat de voorseide Noormannen overall, ende oock uit Utrecht sijn verdreven ende de Bisschop is wederom in een vredig besit sijner stadt ende kercke van Utrecht herstelt, als Heda vermeit. Balderick aldus herstelt sijnde, heeft alle neerstigheit gedaen om hetgene van de Noormannen was vernielt te repareren, vermaeckende tot Utrecht de muren, toornen, en de kereken soo veel hem doenlick was, als blijekt uit seeckeren sijnen brief gegeven int jaer 934 in Julio. Noch heeft dese Bisschop de stadt Oldenseel be- Baldoricus in Overijssel. Noormannen uit Utrecht verjaegt. Oldenseel bevestigt. vestigt ofte bemuijert ende voorts sijn Bisdoom grotelicks verbetert, waer toe hem merckelick holp de gunste van de Keiseren Henrick de eerste, die int jaer 937 gestorven is, van Otto de eerste, ende Otto de tweede sijn navolger. Otto de eerste heeft hem bevestigt die vrijheit ofte gerechtigheit vanden toll te Deventer enz., de Swentiboldus ende Conradus an die Kercke van Utrecht hadden verleent, als boven is verhaelt. Hetselve hadde oock K. Henrick de Kercke van Utrecht ter bede van Bisschop Balderick bestedigt ende geconfirmeert. Die voorseide Keiser Otto heeft oock anden Bisschop van Utrecht gegeven dit navolgende privilegie inde wolden ende landt van Vollenho. Inden name der heiliger ende onverscheidentlicke voiienho an drievuldigheit Otto door Goddelicke genade Coninck, overjjssei. maken jj0ncit alle onsen getrouwen soo tegenwoordige als toekomende, dat wij verhorende den wille van den eerweerdigen Balderico, B. der Kercke van Utrecht, mit dit tegenwoordige privilegie onser authoriteit verbieden, dat gene Graven ofte andere int landt van de Wolden, twelck is de Graefschap Everhardi, harten, laren, Rheen, wilde vereken, noch oock de beesten, die op Duitscher sprake Elo ende Schelo genaemt worden, sonder toelatingen van den Bisschop des voorseiden stoels voorneme te jagen. Wij willen oock ende gebieden, met dit edickt onser Conincklicker mildadigheit, dat int selve landt, ofte int bosch twelck Fulanho genoemt wort ende alle einden van dien tot an de andere bijliggende landen der voorseider Kercke van Utrecht het woltrecht, gelijck als ons ende den onsen bewaert worde. Ende opdat het toestaen van dese onse gifte krachtiger sij inden name Godes, ende in verloop van volgende tijden waerachtiger gelooft ende ongeschent bewaert worde, ende altijdt onverderflick verblijve, hebben wij dit met onse hantschrift bevestigt ende mit onse opgedruckte segel bekrachtigt. Het teicken Ottonis des alderdoorluchtigsten Coninck, Bruno Cancellarius in stede Frederici des eersten Capellaens hebbe dit gerecognosseert. Gegeven 6. cal. Decemb. a° 943 indict. 1. a° Dom Otton. invict Eeg 7. Abjyo Int jaer 943 heeft Keizer Otto de tweede de Abdije van Eiten. van g|ten verrijckt mit verscheiden vrijheiden ende gerechtigheiden, onder anderen mit den toll van de visscherije int Dorp (pago) Salon, ende inden IJsselstroom, die men gemeenlick Caten toll noemt. Waerna int jaer 976 Bisschop Balderick is gestorven, als Heda schrijft: maer andere seggen, dat hij een jaer ofte twee laetter is overleden. A° 954 fundavit Aldensaliae collegium canonicorum etc. in honorem Dei et Plechelmi qui circa annum 753 ex Scotia etc. Lindebom p. 186. A° 970. Baldericus obtulit Martino Aldensalam. VOLCMARUS XYIe Bisschop van Utrecht. voimarus. Volcmarus heeft na het overlijden van B. Balderick twaelf jaer ende elf maenden den stoel van Utrecht bekleet, als int gemeen van die historischrijvers wort gemelt. Hij storf na het gemene schrijven int jaer 990. Heda segt 989 3 id. Decemb. ende is tot Utrecht begraven. BALDUINUS XVIIe Bisschop van Utrecht. BaMuinus. Yolcmaro succedeerde Balduinus, de soone van Sicco, ofte Sigfrid, die een broeder was van Diderick den Grave van Hollant. Hij regeerde niet lange, want int jaer 994 6 id. Maij is hij gestorven, als hij omtrent vierdehalf jaer was Bisschop geweest. ANSFRIDUS XVIIIe Bisschop van Utrecht. Ansfridus Ansfridus een man van treffelicke afkomste ende heerlickheiden, Grave van Bratuspantien, Hoeij, Dinant, ende Theisterbant (waer onder het meeste van de Nederbetuwe behoorden) moede sijnde den wereltlicken staet, heeft sich tot Kerkelicke bedienonge begeven, ende is na de doodt van B. Baldewijn Bisschop van Utrecht geraaeckt. Zijn huisvrouwe fundeerde dat voortreffelike vrouwenclooster der Benedictiner orde in het Graefschap van Hoorn, Thoorn genoemt, daer sij oock is begraven, ende haer beider dochter Benedicta is aldaer eerste Abdisse geweest. Hij selfs begaefde mit merckelicke goederen die kercken van Luijck ende Utrecht, timmerde oock dat vrouwenclooster bij Amersfort, twelck hij mit goederen ende inkomsten heeft versien, onder anderen verleende hij tot hetselve clooster, alles wat hem toequam in het dorp Thijel in de Graefschap Theisterbant, ende in Twente de helfte van den toll, munte, het Foreest in Riemelo, ende het vierendeel van het bosch Tugenhout. Dit geschiede int jaer 1006. Hier te voren ao. 996 confirmeerde Keiser Otto de derde ande Abdije van Elten, de Caten-Toll, bij tijde van desen Bisschop, welcke nadien bij het sticht vele goedts gedaen hadde van sijn eigen goederen ende ook van de Keiseren voor sijn Kercke verkregen hadde, als het recht van in Drente allene te jagen ende andere geregtigheiden, is gestorven int jaer 1008, andere seggen 1009 ende is int clooster bij Amersfoort begraven. Hadriamis papa praesente Carolo M. celebravit concilium 153 episcoporum, abbatum et praelatorum in quo Carolo dedit jus eligendi pontificem, et ordinandi sedem Apostolicam: insuper Archiepiscopos et Episcopos per singulas provincias ab eo investituram accipere definivit et nisi a Rege investiatur Episcopus, a nemine consecretur et quicunque contra hoe decretum fecerit anathematis vinculo innotavit, et nisi resipuerit bona ejus publicavit, Distinct. 163 cap. Hadrianus. Antonin. Polinus. Sigebertns. ADELBOLDÜS XXIXe Bisschop van Utrecht. Noormannen in Doe quam op den Bisschoplicken stoell AdelbolNederiand. duS) in bekers leven het voorseide sticht mit uitlandtse ende inlandsche oorlog is bedorven, want een weinig na het afsterven Ansfridi a° 1009 sijn die Noormannen wederomme in dese landen gevallen, verbrandende de stadt van Thiel, ende int volgende jaer vernieuwden sij haren invall veroverden ende verbranden Utrecht, doodtslaende vele minscheu. Angaende den inlantschen oorlog, die was tusschen den Bisschop ende Graef Diderick van Hollant, welcke de Bisschop mit groten ernst tegens de Hollanders heeft angenomen. maer js pin Selfs ongeluckig uitgevallen, want hij worde gevangeu van den Graeve van Hollant. Doch niet lange daerna js de Bisschop mit den Grave versoent u't s^n gevancknisse ontslagen. Hij verkreeg int jaer 1023 van Keiser Hendrick de Graefschap Drent^ hert) oock van Henrici navolger Conrado word® geconfirmeert int jaer 1025. Storf int jaer 10^8 Cal' Decemb- Ende is tot Utrecht begraven. Sigebeitm. ad cinm'"1 1024. Henrici imperatoris vitam Adelboldus ejjisc°PUs Trajectensis scribit. B ï;RUUlpHUS XX© Bissctl0p van Utrecht. Int verkiesen van een nieuwen Bisschop is een grote oneenigheit voorgeVaHen, waeromme Keiser Conraet in der haest seive binnen Utrecht is gekomen, Bomuiphus. om die twistige gemoederen te bevredigen, latende om geen tijdt te verliesen5 sijn huisvrouwe onderwegen tot Oosterbeeck ee° ure beneden Aernhem in Yelawen bij den I>astoor aldaer genaemt Bernulphus, waer sij verloste een Jotlgen sone. Berulphus spoede sich terstondt orn jese l>lijde bootschap den Keiser binnen Utrecht te breD^eQ. Alsnu Bernulphus den Keiser dese tijdige g0k*'acht hadde heeft hem de voors. Keiser tot Bisschop van Utrecht verkoren. Ende hiermede is a)le den twist die van de verkiesingen tusschen *ije Can°Qicken, ende het volck was geresen nedergeleit en begraven. Bernoldum al'°9iti justum et pium dignitate praesulatus sublitnans, et per annulum et baculum pastoralem juxta ritu>n n tempore Caroli Magni 3 sequentiumque imperatorum investiens, congaudetdi Clero ac populo universo exhibuit adorandum. Heda p. 118. Bernulphus Bisschop geworden sijnde, heeft binnen Deventer de grote Kercke die men gemeenlick S. Lebuini plach te noemen, restaureert, sijnde deselve Kercke een groot, ende heerlick gebouw, ende veel groter als de voorgaende, die van Lutgero aldaer was opgericht, als wij op het jaer 787 verhaelt hebben. Tot regeronge van dese Kercke heeft de Bisschop oock een deel Canonicken geordineert, die hij voor eerst heeft genomen uit S. Marien Kercke de nu S. Salvator tot Utrecht genoemt wort; haer toeleggende uit die goederen der voorseider Kercken, eerlicke inkomsten, om van te leven. Want onder de regeronge van Bernulpho sijn de goederen ende inkompsten des Bisdooms seer angewassen, diewijle hij verscheiden landen, heerlickheiden, ende gerechtigheiden van den Coninck Henrico 3 heeft verkregen alsoo dat hij merckelick kercken ende andere geestelicke gebouwen konde verbeteren ende die bedienaers daervan mit jaerlickse renten versien. Drente. Onder anderen verkreeg hij van Con. Hendrick de derde int jaer 1040 in de Graefschap Drente, die goederen üphelte, Witthelte, ende Pittelo mit alle haer gerehtigheiden, ende dependentien van dien: gelijck de selve te voren van enen Ulpho, ende sijn broeder beseten waren, doch omdat sij laden sich Umbaiaho. tegen den Keiser hadden vergrepen, sijn sij van dese goederen versteecken. Noch heeft hem de Keiser in Groningen, gelegen in die Graefschap Drente een treffelick goed vereert. Ende daerna int jaer 1042 die Graefschap Umbaiaho (Heda gist het selve Vol- lenho te sijn) welck lant te voren eenen Graef Eckehart plach te besitten. Deventer, als wij boven verhaelt hebben was airede eniger maten den Bisschoppen Ameiant en De-van Utrecht onderworpen, maer int jaer 1046 heeft :„erBS;ndie mildadige K. Henricus 3 alle sijne overige gerechtigheiden van munte, tollen, ende diergelijcke, mit de Graefschap Ameiant ande Kercke van Utrecht geschoncken, als blijckt uit den volgenden brief. In den name der H. ende onverscheidelicker drievuldigheit Henricus doer Godes genade Coninck, kennelick sij een ieder soo Christi als onse getrouwe, tegenwoordige ende toekomende, hoe dat wij om de liefde des almachtigen Gods, ende onses alderliefsten vaders Conradi imp Aug. ende doer intercessie onser beminde bedtgenoodt der Coninginne Agnetis: ende gestadigen dienst ons getrouwlick ende dickmael bewesen van Bernoldo eerweerdig Bisschop der Kercke van Utrecht, die gesticht is ter eren van S. Marten, overgegeven soodanigen eijgendoom als wij onder onse macht hebben in de plaetse Daventre genoemt, in munte, tollen, mit alle konincklicke district, ende alle nuttigheit van profijten, welcke enigsins daervan komen, mit de Graefschap in Amelande gelegen na die landtpalen, hier ondergeteickent van Batman tot Hunne, van Hunne tot Weggestapel, ende vandaer tot Westerfle, van Westerfle tot Agastaldaburg, tot Stevere doer het bosch; ende an die andere sijde der IJsselen van Lonen, tot Eertbeke, van Eertbeke tot Zuithempe, ende noch an die andere sijde der IJsselen tot Ascete in eijgendoom geven ende bevestigen in sulcken teneur, dat geen Richter oft Schuit eijscher groot ofte kleijn enige macht sullen hebben enig dinck aldaer te eijschen sonder toelaten van den Bisschop. Maer dat de voorseide Bisschop ende sijne navolgers van dese bovengenoemde Conincklicke gaven hierna sullen hebben vrije macht die te besitten, te verbuiten, te beden ofte wat hen sall gelieven, tot gebruick van de selve Kercke daermede te doen. Ende opdat de authoriteit van dese Conincklicke gifte vast ende onverbrekelick in toekomenden tijde verblijve, hebben wij desen brief met eigener hant bevestigt, als onder kan gesien worden, ende mit onse opgedruckte segel bevolen te besegelen: Het teijcken Henrici des derden des onverwinnelicksten Conincks Theodoricus Cancelier in plaetse Bardonis Archicans. recogn. gegeven 10 Cal. Septemb. a°. 1096. indict 14. Alsoo is de stadt Deventer doer mildigheit der Roomscher Coningen onder den Bisschoppen van Utrecht gekomen. Soo vele nu de Graefschap Amelant angaet, daervan is de naem geheel verloren, maer wat die limiten der selver angaet sijn eendeels bekent, doch doer faute der schrijvers schijnt Bathman te onrechte voer Hunne gestelt te wesen, want van Hunne ofte Hunnep, tot Bathman, vandaer tot Weggestapel dat is Holten, van daer tot "Westerfle nu Westerflier, van daer tot Hadeberen, is de rechte landtscheidinge van Overijssel ende Zutphen, maer wat Stevere voer plaetse sij is ons onbekent. Ande ander sijde der IJsselen sijn Lonen, Eertbeke, ende Zuit-Empe genoegsaem bekent, doch behoren onder Gelderlandt. De voorseide K. Henrick heeft oock int selve jaer de Kercke van Utrecht gegeven de Graefschap Drente, mit haer gehele jurisdisdictie, welck lant, na het overlijden van Hartog Gozilo wederomme anden Keiser was vervallen. Godschaick Het stift van Utrecht is niet allene seer verrijckt 'Twente™ van Keiseren en Coningen, maer oock van enige andere rijcke ende voortreffelicke luden, gelijck onder anderen een treffelick man ende Ridder van die tijden heeft gedaen genaemt Adolph: want dese den Geestelicken staet annemende, beeft seeckere goederen ende erffenissen gelegen in de Graefschap van Twente, onder het gebiedt van Graef Goedschalck, overgegeven an de Kercke van Utrecht, mit toestaen van sijn erfgenaem Wiburg, Abdisse van Frickenhurst, door de hant van haer Advocaet Walo, mit alle hetgene wat tot de selve plaetse behoorde, ende allen ankleven van huisen, dienstluden, landen, weiden, bosschen, wateren, angewonnen, ende wat angewonnen konde worden: mitsgaders al hetgene sijn broeders Ludolph, ende Warner aldaer plachten te besitten, ende nu op hem verstorven was. Ende hier en tegens heeft hem B. Bernulphus enige beneficien in Twente ende Drente tot vergeldonge verleent. Dese overgifte geschiede bij Goor, int bijwessn van seer vele getuigen. Int jaer 1059 den 14 Aug. is B. Bernulphus gestorven, als hij zeven en twintig jaren het Bisdoom loffelick hadde geregeert, ende hetselve merkelick vermeerdert, doer die grote gunste, die hem de Coningen Conradus ende Henricus hebben toegedragen. WILLEM XXIe Bisschop van Utrecht. Vide Historiam pontificum Romanorum p. 158 etc. ubi multa de hoe Wilhelmo. Alsnu doer de gunste van verscheiden Keiseren, Coningen ende Prinsen die heerlickheit ende rijck- doornen van dat Bisdoom van Utrecht seer hadden toegenomen, gelijck wij verhaelt hebben: heeft een iegelick van die naestgeseten Princen ende Heren getracht sijne kinderen, bloedtverwanten ofte vrunden tot sulcken weerdigheit te verheffen, meer soekende haer eigen eergierigheit te voldoen, als wettelick haer Bisschoplickc ampt te bekleden. Aldus is Wilhelm' een broeder Wichardi des Voogden van Gelre tot eènen Bisschop geworden, hoewel een man meer bequaem om Caesars swaert te gebruijcken als Christi Evangelium te prediken, gelijck gebleecken heeft in dien groten ende bloedigen oorlogen, die hij tegen die Hollanders heeft gevoert, maeckende sich meester van die Graefschap van Hollant ende datselve lant te leene gevende an Godefrid den Hartogh van Lotheringen. Do Bisschop v. Hij moeijde sich vele mit den twist, die in dien Utrecht tegen ... den Paus. was geresen tusschen Keiser Henrick die 4 ende de Paus Hillebrant. Staende an de sijde des Keisers, heeft hij mit alle macht tegens den Paus gearbeit. Heeft oock in den Concilio tot Worms mit 25 andere Bisschoppen verklaert dat Hillebrandus behoorde van sijn Pausdoom afgeset te worden, beschuldigende hem van eergierige bekruipinge, ende van meneedigheit, ende klagende dat hij meest alle sijne dingen dede eergieriglicken ende hoveerdiglicken, waerommezij hem verwerpen ende vereijschen enen andere harder, want gelijck sij schrijven, de selve Hellebrandus was noch harder, noch vader, noch paus, maar een dief, wolf. moordenaar, ende een tyran welkcker afsettinge die Bisschoppen van Italiën oock in haer vergaderinge tot Pavia hebben bevestigt gelijck die van Duitslandt tot Worms gedecreteerd hadden. Dese Bisschop een vrunt des Keisers sijnde, verworf van Henrick de vierde voorseit, Confirmatie van alle de gerechtigheiden ende goederen die de voorgaende Keiseren ende Coningen die Kercke van Utrecht verleent hadden, onder andere van Deventer, Thiel ende Duerstadt, ende is na vele onruste moeijte, ende oorlog gestorven int jaer 1076 ende tot Utrecht begraven. Hij wort van sommige seer mispresen, omdat hij sich tegen Hillebrandum van den Keiser heeft laten gebruicken ende seer heftig den Paus bestreden heeft. CONRAEDT XXlle Bisschop van Utrecht. Vide Historiam Pontificum Romanornm pag. 194. Episcopus hic Conradus in conventu Garstengano. Item in alio conventu ubi papa Urbanus deponitur. Keiser Henrick hebbende vernomen die doodt van Bisschop Willem van Utrecht, heeft in zijn plaetse Oorlog met gestelt enen genaemt Conraedt, een Svvabe. Dese die Hollanders, ha(jde gelijck sijn voorsaat, vele oorlogs mit die Hollanders, doch ongeluckig, want als hij het Casteel tot IJsselmonde in Hollant, 't welck van Bisschop Willem was begonnen, voltrocken hadde, heeft Graef Diderick van Hollant hetselve belegert, ende als die Bisschop den sijnen wilde te hulpe komen ende ontsetten, is hij in een bloedigen veltslag van sijne vij anden verwonnen, in welcker neffens veel andere sijn verslagen Geerlach die grave van Zutphen, Lambert die Proost van Deventer. Hij selfs ontquam ende vluchte binnen IJsselmonde, twelck hij an de Grave van Hollant moeste overleveren, ende is alsoo wederom tot Utrecht gekomen. n°w«te^o. Deso BisschoP v«'gde mede de partije des Keisers tegen die onbillijke anslagen van die Pausen van Romen, tot vergeldinge van dien heeft hem de Keiser mit veel treffelicke goederen begiftigt, als namelick de Graefschappen Staveren, Oostergouw en Westergouw ende IJsselgouwe, twelck geschiede int jaer 1086 tot Regesburg. Vide Historiam Pontificum p. 162, 163 etc. Ende dese landen waren te voren onder het gebiedt van Marcgraef Egbert van Duringen, broeder van Mathilde, die in Italië getrouwt, ende in groot ansien was bij Hillebrant den Paus van Romen, waermede sij oock boeleerde, ende voor welcken sij oorlog voerde tegens den Keiser. Maer omdat de Marck-Graef voorgenoemt, gelijck sijn Suster, sich vijandt toonde van den Keiser, heeft hem deselve van dese voorseide landen, ende eintlick int jaer 1090 door sijn volck onverwacht van het leven berooft, in seecker molen bij het water Sclicha, alsoo hij doende was int vervolgen van de gehoorsame ondersaten des Keisers. Die Graefschappen Oostergouw ende Westergouw hiervoor genoemt sijn die twee voornaemste deelen van de provincie van Vrieslandt, maer IJsselgouw heeft sijnen name van den IJsselstroom bekomen, ende beteickent soo vele als IJssellandt, want Goo, Gouw, ende ouwe is te seggen een Landschap ofte Landtstreeck, waer vandaen gekomen sijn die namen van Rhijnkouw, Suntgauw, Brisgauw, ende in dese landen Betouw, Velouw, IJsselgouw, ende diergelijcke. Is derhal ven gants te vermoeden, dat als die Keiser in sijnen brief spreeckt van een Graefschap IJsselgouw, hij daermede verstaet IJssellant, nu gemeenlick Sallandt genoemt, sijnde het eerste ende voornaemste deel der Lant- schap van Over-IJssel. Bucchelius ad Hedam p. 140 dicit diploma de ckmatione IJsselgow esse in Archivis. Yoorts uit hetgene wij hierboven gesegt hebben, kan men sien, dat die landen van OverIJssel, Sallandt ofte IJssel-gouw, Twente, Drente, Vollenho, ende vele van die nabuirige landen, Graefschappen elck int bijsonder worden genoerat, mit welcken naem oorspronckelick verstaen sijn soodane landen en districten, die haren bijsondereu Greve ofte Richter hadden, want Greve is te seggen een Richter, als men noch sijen mach in die volgende namen van Dijckgreve, Wolt-Greve ende diergelijcke, waermede die Richters over dijcken en wolden beteickent worden. Want die voorseide Greven plachten als Stadtholders ende Ambtlieden doer beneficie ende uit name des Keisers het recht ende justitie te bedienen, welck Ampt namaels erflick an sommige is verleent, ende hebben mit verloop des tijdts absoluter macht ende jurisdictie sich selveu angetrocken, ofte doer vergunninge der Keiseren verkregen, beholdende den tijtel van Graven. Int jaer 1099, andere schrijven een jaer vroeger, is Bisschop Conraedt van een seecker Yriese vermoort, ende is binnen Utrecht inde Kercke van S. Maria begraven. Conradus Ultrajectensis Episcopiis feria quarta Passchae post missam a se celebratam a quodam suorum in domo sua perimitur. Sigebertus ad an 1098. Videatur Heda p. 143. Videatur Aventinus. BURCHARDT XXIIIe Bisschop van Utrecht. Burchart de navolger Conradi was een voorsichtig ende godtvruchtig man, van wat geslachte is onbekent. Heda schrijft, als wat sonderlicks van hem, dat hij mit sijn eigen handen Priesteren ende Diakonen wijede, twelck hoewel eigentlick een deel van sijn bedienonge was, nochtans was datselve een grote deugde ende nedrigheit van hem, ten opsichte van vele andere Bisschoppen, welcke tot sulcken grootheit gekomen waren, dat sij geen priesteren ofte ander kerckelicke personen en wijeden, gelijck of sulcks voor haer weerdigheit te geringe waer, waeromme Verdorvenheit tot sulcke saecken hadden haere Choor-Bisschoppen, korckeiicke die het Ampt van Bisschoppen ende sij den staet peraonen. wereltsch Vorste bekleden. Bernardus een treffelick ende geleert man van de selve tijden, als geleeft hebbende omtrent het jaer 1120 heeft in sijn schriften sulcken overdaet ende grootheit van de Bisschoppen, jae selfs van de Pausen merckelick bestraft. Hij schrijft in Cantica Sermone 33: Sij sijn dienaren Christi, ende sij dienen den Antichrist, sij gaen henen geëert van de goederen des Heren, die den Here geen ere betonen noch bewijsen: ende daer vandaen komt die hoerachtige optoeijinge ende oppronckinge die gij dagelicks siet, die lichtveerdige kamerspeelders kledinge, ende die Konincklicke toebereidinge, daer vandaen komt het gout an die peerden breijdels, ande sadels, ende sporen enz. Ende in sijn vierde boeck ad Eugenium: Dit sijn meer weiden der duivelen dan der schapen, ende trouwen, dede dan alsoo Petrus, speelde alsoo Paulus? gij sict dat den gehelen kerckelicken ijver heet is, alleen om die weerdigheit te beschermen ende voor te staen: die eere wort het geheel gegeven, die heiligheit niets ofte weinig; indien gij, wanneer het de saecke vereijscht, poogt een weinig nedriger te handelen of u selven wat gemeensamer te holden: dat sij vere, seggen sij, het en betaemt niet, het en komt niet overeen mitten tijdt, ten voegt voor de majesteit niet bemerckt toch, wat persone ghij draegt, etc. waeruit men kan bemercken, die grofheit, ende verbasteringe dergener die Harders ende Leraers in Godes Kercke souden wesen, ende hoevere sij luden van de deugde, sedigheit, ende ootmoedigheit der ouder Leraren waren afgeweecken. Ist vreemt dat ondertusschen, als die opsienders sliepen, het onkruijdt van velerhande superstitiën in den acker des Heren is gesaeit, gegroeijt, ende allengskens opgewasschen ? ende mit minschelicke insettingen, ende fabuleuse droomen vervult? Daeromme oock veel goede luden in Italien, Vranckrijck, Duitslant, Nederlant, ende andere landen, siende dat ergelicke leven van die Kerckelicke personen, ende het inkruipen van allerhande minschelicke leere, door onachtsaemheit van diegene die den naem van Leraers hadden, sich opentlick van sulcke Harders hebben onttrocken ende daertegen geleert, als gevonden hebbende die Christelicke Leere ende suijveren Godesdienst, niet uit die mondt van haer Bisschoppen ende praelaten die navolgers van Petro ende Paulo geacht waren, maer uit de Schriften die van Paulo, Petro ende andere van Godt verlichtede leeraers waren nagelaten, selfs doorsoeckende in derselver Schriften als een Testament van Godt opgericht ende haer toegeeijgent, na dat hemelsch erfdeel, dat Jesus Christus haer luden, mit sijn bloedt verkregen hadde. waidonson Haer wederpartije de Paus van Komen, mit sijnen ^ anhanck noemden haer Waidensen, Lionoisen, Petrobrusianen, hielden haer voor Ketters, omdat sij des Paus opperhoofdigheit, ere der beelden, anroepinge van Sancten en Sanctinnen, wijwater, ende veel andere Komsche lerongen niet voor goedt erkenden, maer verworpen. Sij en sijn niet eerst opgestaen int jaer 1125, maer sijn oock lange voer dien tijdt in verscheiden landen ende Coninckrijcken geweest, als Rainerius Godwei een Monnick ende haer tegenpartijder getuigt, seggende, onder alle secten die daer sijn ofte geweest zijn en is gene schadelicker voer die Kercke Godes, dan der Armen van Lions, om drie oorsaecken wille. Eerst, omdat se allerlanckst geduert heeft, want sommige seggen datse geduert heeft van die tijde Silvestri an, sommige seggen van die tijden der Apostelen af. Ten tweden omdat se allergemeenst is, want daer is naulicks enig lantschap, int welcke dese Secte niet woont en kruijpt. Ten derden omdat alle andere Secten mit de grouwelickheit haerder blasphemiën ende lasteringen tegens Godt, een ijsselicheit ende eenen schrick anbrengen, maer der Lionischen is hebbende een grote gedaente van godtsaligheit omdat se rechtveerdichlick voorde minschen leven, ende alles wel van Godt geloven, alsoock alle articulen die int Symbolum vervatet sijn; allene haten ende lasteren sij de Roomsche Kercke, die welcke die mennigte licht toevalt, om te geloven. Vervolging© Die Paus, ende andere Geestelicke Prelaten deden wlwèifson. ^aer uiterste beste dat sij dit volck mochten dempen, ende haer leronge uitroeijen, daeromme sij heijrlegers tegens haer opmaeckten, ende haer allenthalven vermoorden mit swaert, water, en vuijr; waermede sij meinden Gode enen dienst te doen. Doch niettegenstaende sulcken harden vervolginge, welcke ettelicke euwen geduert heeft, sijn sij dagelicks angewassen, ende verbreit in verscheiden landen, in Vranckrijck, Italiën, Duitslant, Engelant, Bohemen, Bulgariën, Dalmatiën ende andere landen. Ende sijn die voortspruitselen van de selve voertgeteelt tot die tijden van Luthero ende Calvino, in de welcke men genoegsame conformiteit van haer lader belijdenisse mit de Gereformeerde Kercke heeft gevonden, die sij oock voorts in Vranokrijck, Bohemen, ende elders sijn toegevallen. Ick hebbe dit selve hier int verbijgaen willen antrecken, opdat den leser moge verstaen, dat hoewel die uterlicke regeronge van dese Westersche Kercke, daer Rome het Patriarchaetschap van gehadt heeft, gepleegt worde van den Paus ende Bisschoppen anhangers sijner lere soo tot Utrecht als elders, dat nochtans alle onse voorouders niet die Pauselicke leere gevolgt en hebben voor die tijden Lutheri, ende Calvino, maer dat selfs van de Apostelen tijden af, vergaderingen ende Geraeinten, die hoewel onder Pauselicke Bisschoppen geseten een afkeer hadden van den Paus, anbiddongen van Beelden, Crucen, Heiligen, missebroot, wijwater, vagevier, bidden voor doden, echteloosheit der priesteren, bedevaerden, overtollige feesten, ende andere superstitiën des Pausdooms, noemende Roomen dat Apocalyptice Babijlon, moeder der hoererijen, ende grouwelicheiden der aerden. Gedrage mij voorts tot de Schriften ende boecken daervan sijnde. Maer om weder te komen tot onsen Bisschop hij heeft verscheiden goederen tot Kerckelicke diensten gegeven, ende is daerna gestorven int jaer 1112, en tot Utrecht begraven. &ODEBOLDT XXIVe Bisschop van Utrecht. Godeboidt. Godebolt als sommige schrijven, een Yriese van afkomst, is na den overledenen Bisschop op den stoel gekomen, worde gehouden voor een vroom ende relligieus man. Enige van sijne voorsaten hadden delKeiseren partije gevolgt tegens die oppermacht der Pausen int stellen van Bisschoppen ende andere prelaten, waeromme sij in ongunst bij de Pausen gekomen waren, ende daerom eenen langen tijdt herwaert mit den Bisschoplicken hoedt ofte mijter niet waren verciert, behelpende sich allene mit de Kerckelicke investiture. Maer dese Bisschop heeft wederom die gunste des Paus (doemaels Calixtus de twede) ende den Bisschoplicken mijter tot Rheems a°. 1120 in den Concilio bekomen, sonder twijvel tot groot misnoegen van K. Henrick de vijfde welcke int voorseide Concilium een vijandt der Kercke is verklaert. Anno circiter 1121. Imperator impar factioni Pontiftcum Romanorum, diffidens rebus suis atque eventu causae desperans cum Callisto in yratiutn redijt ex summaque discordia reconciliati su?it. Aventinus. Oock worden aldaer die investituren der Kercken die van die Keiseren gedaen waren als Simonie verordelt. Het houwelick een onreinigheit genoemt, ende den Priesteren, en Diaconen verboden, ende den Ban geschiede solemnelick met 427 angestekene keerschen tegen diegene soo tegen die Canones deses Concilium sich vergrepen, ofte schuldig worden. Soodanige decreten deses Conciliums waren niet min verworpelick als hatelick bij vele menschen soo Geestelicke, als wereltlicke, altoos die Keiser vant sich hierdoor ten hoogsten verongelijckt, ende vele Kerckelicke personen Tegenstant. dien het houwelick verboden worde, ende belast dat sij hare echte ende wettelicke huisvrouwen, ofte haer bedienonge moesten verlaten ten hoogsten verlegen, ende vele van deselve onwillig, omdat Godt den Kerckelicken nergens den echten staet verboden hadde, maer een iegelick toegelaten als een middel om hoererije te vermijden. In gevolg van welcke toelatinge vele dienaers der Kercken in Duitslant, Engelant, Noorwegen, IJsslaodt, ende vele andere landen tot de Bisschoppen toe getrouwt waren. Gelijck noch opten dagh van huden dat selve in Grieckenlant, Moscoviën, Asia, ende meer andere landen haerluden is geoorlooft. Oock was hetselve gebruickelick bij de Christenen die de Portugiesen a° 1504 in de ontdeckinge van Oost-indiën tot Cranganor achter Goa gevonden hebben, als Osorius Bisschop van Sijlvij verhaelt in sijn 3. boecken, welcke vrij heit om te trouwen, als oock het ontvangen des Avontmaels onder twee gedaenten sij seiden ontvangen te hebben van St. Thoinas den Apostel, die haren voorolderen sulcks geleert hadde. Waerbij deselve Christenen soo volstandig sijn gebleven, dat een Bisschop van deselve, hoewel tot Romen geweest sijnde, ende sich den Paus onderworpen hebbende, nochtans geen veranderinge daervan, ende van andere ceremonien heeft willen toestaen, ofte sich mit het Pausdooin in relligionsaken conformeren, hoewel tot een gemeen Conciliuni van den Aertsbisschop van Goa, ende de Bisschoppen van Cochijn, Malacca ende China, beroepen was binnen Goa, twelck geschiedt is omtrent het jaer Chr. 1581. als Linschoten verhaelt cap. 15. sijner Indischer historie, soodat bij vele natiën ende Volcken dese Pauselicke wet van ongetrouwt te blijven geen plaetse heeft kunnen vinden. Perversa equidem papalis theologia, permitt.ere meretricium mortale peccatum, ut evüentur majora peccata et prohibere matrimonium a deo institutum ad evitandum fornicationes aliasque libidines. Maer om verbij te gaen die costumen van vreemde volcken strijdende tegens sulcken Pauselicken decreet, self die Bisschoppen konden dit juck, dat sij een ander opleiden, niet dragen, getuigen daervan sijn soo veel Bastarden die sij hebben nagelaten; noch sij hebben dese wet doorgaens in haer eigen Bisdomme kunnen invoeren, dat is gebleeken in de pastoren Vrieseu, die hoewel sij stonden onder die Bisschoppen hebben'ochtor van Utrecht, nochtans datselve gebodt niet hebben ~ achtervolgt, want Aneas Sijlvius, die namaels Paus worde ende geleeft heeft a° 1460, verhaelt van die Vriesen, dat sij die onkuisheit der vrouwen swaerlick straften, wilden oock niet dat die Priesteren sonder behulp van een vrouwe sijn, om sich mit andere niet te besmetten, want sij achten, dat niemant hem konde onthouden. oproer Int jaer onses Heren 1123 omtrent den dagh der binnen Utrecht. ° geboorte Christi was Keiser Henrick binnen Utrecht, alwaer uit een geringe oorsaecke een groten twist ontstont tusschen het hofgesin van den Keiser ende die dienaers van den Bisschop van Utrecht, waerop een groten oploop is gevolgt, selfs van de burgeren der stadt, van welcke eenige sijn doodtge- slagen ende veel andere gevangen genomen. Die Bisschop selver worde oock gevangen, als schuldig van ontrouwe tegens den Keiser. Die Chronijcke van Hollant, doet hierbij, dat de Keiser tot versmadinge des Bisschops dat huijs te Schalenburg Schulenburg, gelegen tot Hellendoren in Sallant, heeft belegert, belegert. Waertegen Lotharius, (die namaels Keiser worde, ende een broeder was van Petronella Gravinne van Hollant) rait den Bisschop van Munster een machtig leger heeft te velde gebracht, om den Keiser van den Schulenburg te verdrijven waeromme sij haer leger dichte bij des Keisers leger hebben neergeslagen, maer om die broecken ende moerassen die tusschenbeiden lagen, konden beide partijen malckanderen niet antreffen. Hartogh Lotharius siende, dat hij aldaer Deventer niets konde uitrichten, heeft de Keiserlicke borgt belegert, belegert, om den Keiser door dit middel van den Schulenburg af te trecken. Des Bisschops ende Hartogs krijgslieden, bestormden die borgt, ende klommen vechtenderhant op die muiren, doch worden mannelick van des Keisers volck terugge gedreven. Die Keiser horende dat grote gewelt dat sijne vijanden op sijn slott deden, ende den noot waerin sijn volck geraeckte, heeft den Schulenburg verlaten, opdat hij haer mochte verlossen. Ondertussen Hartog Lotharius sulx verstaende is van Deventer opgebrocken, ende versach de Schulenburg mit alle nootdruft ende is alsoo mit sijn krijgsvolck vertrocken. Als nu dese partijen niet anders dan landtbederven hadden uitgericht, is endtlick dese twist neergeleit, ende door intercessie van vele Lantsheren ende voornamelick van Frederick den Bisschop van Colen, is die Bisschop van Utrecht, mits betalende 4 tot rantsoon een groote somme geldes, uit sijn gevanckenisse ontslagen. vnjheit Int voorseide jaer inde maent Augusto, heeft Kei- tot Deventer. tt • i u • * j • 1 •• 1 « ser ilennck enen brief gegeven, da erin hij den borgeren van Deventer quijtscheldet ende bevrijdet, dat se niet meer gehouden souden sijn den doop ende begravenisse der doden te redimeren, noch ook meer behoeven te betalen, Denarios Domorum; mits dat Deecken ende Capittel voortaen die Kercke tot Ra el te souden mogen vergeven. Hierna in den jare 11'25 is de Keiser binnen Utrecht gestorven. Hem is int Keiserijck gevolgt Lotharius; dese heeft de Graefschappen Oostergo, ende Westergo den Bisschoppen van Utrecht ontnomen, ende sijn suster kinderen den Graven van Hollant gegeven. In Novemb. des jares 1128 storf B. Godebolt, ende is int Clooster Oostbroeck bij Utrecht begraven, alwaer hij die orde Benedicti ende die professie des selven regels hadde angenomen. Sub hoe Episcopo fuit in Oermania celebrata synodus Fridslariae cui ipse interfuit. Vide Hedam p. 154. Anno circiter 1121. Imperator impar factioni pontificum Romanorum diffidens rebus suis atque eventu causae desperans cum Callisto in gratiam rediit ex summaque discordia principes Romani reconciliati sunt. Aventinus. ANDREAS VAN CUICK XXVe Bisschop van Utrecht. Godeboldi navolger was Andraeas, een soone van die Graven van Cuick, een vreedsaem ende voorsichtig man, int beginsel sijner regeronge a° 1138 verkreeg hij wederomme van Koninck Conradus die Henrick Graefschap Oostergo ende Westergo, inden brief daer Grave van .. . __ zutphon. van sijnde wort mentie gemaekt van Henrick een Grave van Zutphen. Int jaer 1134 bevestigde Coninck Lotharius die Toi tot caten. Abdisse van Elten den toll tot Caten, rait veel andere goederen, ende gerechtigheiden. Int jaer 1138 of als andere schrijven 1139 is B. Andraeas overleden ende is bij sijne voorsaten tot Utrecht begraven. A° 1135 sijn tot Trijer ende Utrecht enige van ketterije verbrant. Chron. Saxon. Vide Martijrol fo. 396. HERBERT TAN BIERUM XXVIe Bisschop van Utrecht. Oproor Dese B. Herbert was geboren van Bierum, een tr.t Groningen. yries]ant) ais Emmius schrijft lib. 6. rer Frisic. Het heeft sich toegedragen, als deselve om seeckere saecken na Romen gereist was, ende nu wederom tot Utrecht was gekomen heeft hij grote beroerten in Deventer gevonden, voornamelick door die van Groningen veroorsaeckt, want die borgers derselver stadt onderlinge tegens malckanderen streden ende hadden S. Walburgen Kercke bevestigt ende tot een blockhuis gemaeckt. Om dese onrust voor te komen quam de Bisschop haestelick tot Groningen ende heeft het daertoe gebracht, dat sij hem sweeren moesten, die voorseide kercke niet weder te sullen bevestigen, ofte die stadt mit muren te verstercken. Hero van Voorts alsoo hij twee broeders hadde, die hij wilde rijcke ende groot maecken, gaf hij den enen genaemt Lijfried dat Borggraefschap van Groningen voor hem ende sijne kinderen te leene ende den anderen, geheten Ludolph, gaf hij dat Ambtmanschap van Coeverden en Drente in manieren als boven: tot grote schade des Bisdooms, om die menigerhande onrust, die daeruit is ontstaen, ende die grote oorlogen, die daerna gevolgt sijn tusschen dese Heren van Coeverden en die Bisschoppen van Utrecht. De Grav. v. Oock was int afwesen des Bisschops Otto die here Bentheim beschadigt ofte Grave van Bentheim, susterman van Graef Di- Overijssel, (jerick van Hollant, jn Twente gevallen, hadde aldaer grote schade gedaen, die wijle daer niemant was die dat landt van Over-IJssel voorstont. Maer de Bisschop wederom te lande gekomen sijnde heeft terstont ruteren ende knegten angenomen, op ontbiedende die lantsaten van Over-IJssel, ende Hugo van Bottersloot uit den stam van Arckel, die sijn opperste velthere was, ende hem te hulpe quam mit een deel ruteren, om alsoo te wreken den geleden schade, ende sijne ondersaten van sulcken overlast te verlossen. Die Bisschop is mit all sijn volck in Twente gekomen ende heeft tot Ootmarsen, andere seggen Braamsche (Heemsche), den grave van Bentheim angetroffen, alwaer dapper is gevochten van wedersijden, ende vele, soo adel als onadel, verslagen bleven: doch die Bisschop behielt die victorie, Graef Otto met veel andere bleef aldaer gevangen, sijn huiper Otto die Graef van Biel of Bielke worde dootgeslagen, andere ontquament door bosschen ende struijcken. Die bisschop brachte den gevangen Grave binnen Utrecht. Als nu sulx den Grave van Hollant vernomen hadde, heeft hij terstont die stat van Utrecht seer vaste belegert mit een groot volck ende alsoo die Bisschop geen macht en hadde om den Grave te verdrijven ende sijne handen te ontgaen, daerom is hij mit sijn gantse Cleresije in haer geestlick gewaedt, mit cruicen en vanen uit de stadt getrocken tot den Grave, welcke siende dat de Bisschop ongewapent tot hem anquam, is hij mit alle ootmoedigheit den Bisschop tegemoete gegaen ende heeft sich in minne als mit sijnen geestelicken Vader verdragen. Die Grave van Bentheim worde van sijn gevanckenisse ontslagen, overgevende nochtans an die kercke van Utrecht sijn slott Benthem ende heeft datselve wederom te leene ontvangen, onder conditie dat die Bisschop eenen vrijen uit- ende inganck int selve casteel, ende een salet, ende bedeplaetse aldaer solde hebben tot sijnen vrijen gebruijcke. Dieselve Graef Otto is korts daerna doodgeslagen van Graef Harmen van Staelwijck ende Otto die soone van Gr. Diderick van Hollant is in sijn ooms plaetse Graeve tot Bentheim geworden. Conradus die derde Rooms Coninck gunstig sijnde de kercke van Utrecht, heeft in November des jaers Over-Usseische 1145 verscheiden privilegiën gegeven; ende oock Edelen' bevestigt die donatie der Graefschappen Oostergoo ende Westergoo, welcke brieven van vele voorname heeren sijn onderteijkent, waeronder oock enige uit Overijssel vernielt worden, als Bartolt van Aldenseel, Dirck ende Wermbolt van Buckhorst gebroeder, Willem de Grave van Goor en gelijck wij meinen Jordaen van Windeshem, Rudolph van Wijhe ende Hendrick van Boningen. In November des jares 1150 is B. Herbert gestorven, als hij twaelf jaren dat Bisdoom hadde bedient ende is tot Utrecht begraven. HARMAN VAN HOORN XXVIIe Bisschop van Utrecht. Bisschop Herbert overleden sijnde, is een grote scheuringe ende tweedracht onder die capittelheren ontstaen over die verkiesinge van een niuwen Bisschop, want die voornaemste princen van de kercke van Utrecht, als Diderick de Grave van Hollant, Hendrick de Gr. van Gelder ende Diderick die Gr. van Cleve, hebben tot eenen Bisschop begeert Harmen van Hoorn, Proost van S. Gereon tot Colen, waertegen de borgers van Utrecht ende Deventer mit Over-ijssei toestemminge van de andere steden ende eemeine beroept • , , 0 Fr. v. Houeitotlnwoonderen des Landes postuleerden Frederick van Bisschop. Hauvel, andere schrijven Hovel. Maer die mogentheit van die princen maeckte dat Heer Harmen sooveel stemmen kreeg als Heer Frederick. Ende door die macht des Graven van Hollant ende authoriteit des Keisers Frederick des eersten is hij tot Utrecht geintroniseert, tot groot misgenoegen van die van Utrecht ende Deventer, die nochtans genoeg gedwongen worden sulcks te lijden. En alsoo sij oock daernae den voorseiden H. Frederick genegen waren tegen Harmen van Hoorn, hebben sij daeromme een grote geltboete anden Keiser moeten betalen. Nae twee jaren quam een Pauselick Legaet binnen Luijck, die aldaer beijde Pllecten heeft ontboden ende dag geleijt, alwaer die voorseide Harmen dat Bisdoom is toegeleit, hoewel een man van kleijne bequaemheit. Dese Bisschop en regeerde niet lange, want int jaer 1156 in April is hij gestorven. Hij was sachtsinnig ende goedertieren, soodat selfs in sijne tegen woordigheit doodtslagen geschieden, oock niet machtig sijnde die borgers van binnen te dwingen, dat sij hem onderdanig wesen wouden. B. Godefroy GODEFRIDUS YAN RHENEN XXVIIIe Bisschop van Utrecht. Na die doodt van die voorseide Bisschop is all wederom enig verschil over die ceur van een nieuwen Bisschop gevallen, maer doer die toekompste van Keiser Frederick is sulx terstont nedergeleit ende alsoo is wettelick ende vredelick doert versoeck des Keisers tot Bisschop van Utrecht verkoren Godefroij van Rhenen, Domproost tot Utrecht, een eergierig ende grootmoedig man. Int jaer 1163 was dat groote verschil ende oorlog om de heerlicheit van Groningen, daer sich Graef Hendrick van Gelder mede mengde tegen den Bisschop, welcke endlick door Reinold de B. van Colen is verdragen, als wijder in die historie van Hollant, Utrecht ende Vrieslant is te lesen. In sekeren brief desselven Bisschops geschreven A° 1165, wort mentie gemaeckt van Derck ende Wermbolt van Buckhorst ende Evert van Almeloo. Hij timmerde dese volgende Castelen: die Horst tegen Gelderlant, Montfoort tegen Hollant, "Woerden tegen die ongehoorsaemheit van sijn eijgen stadt van Utrecht Bouwt ende dat huijs tot Vollenho in Overijssel tegen die Yriesen. Hij storf a° 1177, andere schrijven 78 in Junio. Vollenho. BALDE WIJN VAN HOLLANT XXIXe Bisschop van Utrecht. Baldewijn, een broeder van Graef Floris van Hollant, van Diderick de Domproost tot Utrecht ende °ock broeder van Otto die Grave van Bentheim, worde mit gemeene stemmen tot Bisschop verkoren. Hij was te voren Proost tot Oldenseel ende van S. Mariën t'ütrecht. Oorlog om de Terstont int beginsel sijner regeronge is een groot 'elUW°' oorlog geresen tusschen den Bisschop ende Gerhart den Grave van Gelder om oorsaecke, dat de voorseide Grave was int bezit gekomen van de Graefschap van Vel uwen, welcke die Hartog van Brabant vande Kercke van Utrecht plachte te leene te ontvangen: soo hadde die Hartog van Brabant datselve lant als een onderleen uitgedaen an sijnen broeder den Hartog van Buljon: doch die selve eer hij na Hierusalem trock, hadde de Vel uwe verkoft an den Grave van Gelder voorgemelt: dit alles buiten kennisse van den Bisschop van Utrecht, hoewel Opperleenhere van dien lande, waeromme die Bisschop seer verstoort sijnde, heeft hij uit alle sijne landen krijgsvolck te samen gebracht, ende heeft den Grave van Gelder mit sijnen anhanck uit de Veluwe verdreven, ende heeft enige welgelegen plaetsen aldaer mit sijn volck beset, voerwendende dat hetselve lant onwettelick op die van Gelder was getransporteert, alsoo het buiten sijn kennisse was geschiet. Die Graef van Doventer Gelder heeft oock terstont sijn volck versamelt, ende belegert. is daermede in Over-IJssel gevallen; heeft het plattelandt verwoest, ende Deventer die hooftstadt desseive landes belegert, ende haer alle toevoer afge- sneden den tijdt van vier dagen: soude oock niet lichtelick die stadt hebben verlaten, ofschoon die Bisschop sich mit alle macht daer tegen settede: ten waer geweest, dat Keiser Frederick aldaer was gekomen, ende den oorlog gedempt hadde, maeckende tusschen beide partijen enen treves van enige jaren, doch alsoo dat de Grave wederom int besit van de Veluwe gestelt soude worden. Daerna int jaer 1186, als graef Gerhart gestorven ende Otto in sijn plaetse Graef van Gelder was geworden, is die Bisschop wederom mit macht in Veluwe gevallen, heeft dat landt seer bedorven, is oock inde Graefschap Zutphen ingebroken, daer hij grote schade dede mit branden tot hulpers hebbende. Diderick de Grave van Cleve ende sijn broeder den Grave van Holland, die bijna alle beesten uit Veluwen gerooft ende binnen Deventer heeft gebracht. Die Grave van Gelder allene niet machtig sijnde alle dese vijanden te wederstaen, het tot sijn hulpe geroepen den Hertog van Brabant, die Bisschop van Collen ende Munster ende den Grave van den Berge mit 3000 soldaten, waermede hij 800 ruters van den Bisschop binnen de stadt Deventer heeft belegert den tijdt van drie weecken, alsoo dat die stadt perijckel liep van te sullen verloren gaen. Derhalve de Bisschop overleggende den noot van sijn stadt ende volck, heeft alle sijn macht ende het volck van die Graven van Hollant ende Cleve tesamen gevoert, om also de Geldersen mit gewelt van Deventer te verdrijven ende die stadt te ontsetten. Maer de voorseide Keiser Frederick in dese Nederlanden gekomen sijnde, heeft wederom den strijdt verhindert ende beijde partijen tot vrede be- wogen, op voorwaerde dat de Grave van Gelder in rustelick besit van de Veluwe verblijven soude, tot dat over dese questie entlick vande Princen des Rijcks gewesen soude sijn, gelijck oock namaels int jaer 1190 is geschiet: ende is voortaen de Veluwe onder die van Gelderlant gebleven. Als Bisschop Baldewijn mit ontsag ende in goeden Fions van vrede sijn landen van Drente ende Twente beheerde gobanncn. ende hem niemant moeijelick viel, is Otto de Grave van Bentheim, des B. broeder, hem dagelicks klachtig gevallen, omtrent het jaer 1196, hoe dat Floris de Castellein van Coeverden, sijne ondersaten mit tollen ende schatten grote schade dede, als sij mit haer wagens ende karren des weeghs passeerden. Die Bisschop heeft hem sulcks tot tweemael verboden, doch hij en achtede dat niet, waeromme hem die Bisschop excommuniceerde, maer hij verharde. Koeverden Daeromme hij een deel volcks heeft int velt gebracht, gewonnen. waermec|e huijs Coeverden heeft belegert, ende heeft hetselve mit verscheijden krijgsgereetschap soo angetast, dat Floris van Coeverden mit sijn stiefsoon Volcker dat selve mit alle sijnen toebehoren moesten overleveren an den Bisschop. Die Bisschop gaf dat selve te bewaeren een edelman uit Hollant genaemt Gijsbert Poskijn, die seer voorsichtelick Coeverden mit de Drente regeerde. Maer daerna tot sijn eigen ende des gemeinen landes ongeluck heeft hij den selve Poskijn afgeset, ende sijn broeder den Grave van Bentheim aldaer tot Castellein ende tot Richter van Drente gestelt, daer hij lange hadde na getracht, ende is aldaer met sijn gehele hofhoudinge gekomen voornemende sijn woonplaetse op dat huys te Coeverden te houden. Middelertijdt lach Volckervan Coeverden gevangen op het slott ter Horst alwaer hij trouwde een edele jonckvrouwe, door welckers vrunden hij soo veele van den Bisschop heeft verkregen, dat hij uit die gevanckenisse is ontslagen, ende een gedeelte van sijn vaderlicke goedt weder soude bekomen, des soo soude hij hem nummer meer tegen den Bisschop versetten. Maer niet nakomende sijn beloften, heeft hij sich met sijn vrunden ende bloedtverwanten verbonden, ende heeft alle de ingesetenen van Drente terstont tegen den Bisschop, ende den Grave van Bentheim doen rebelleren. Die van Groningen slogen eerst doodt haren Richter, ende bemuirde haer stadt tegens die gedane belofte: die van Drente roofden des Bisschops renten ende inkompsten, ende verbranden dat vleck ende voorburg van dat huis tot Coeverden. Die Bisschop hieromme ten hoogsten ontstelt sijnde, heeft een leger bij malckanderen gebracht, ende is daer Nionwe mede op de Drente getogen, wrake nemende over de oorlogen, schade die hem vande Drentekers was angedaen. Graef Otto van Bentheim quam van de andere sijden bij Steenwijck in Drente, ende deed des gelijcken. Graef Otto van Gelder (door welckers heimelicke ingeven als men seide, de Drentekers angehardet worden) quam bij den Bisschop, ende heeft hem vruntlick geraden dat vijere van Groningen ende twaalf mannen van Drente als gijselaers binnen Deventer souden komen, ende aldaer verblijven, tot dat sij hem van alle onwille ende schade souden voldaen hebben ende den vrede volckomentlick getroffen waer. Dit aldus overkomen sijnde, is die Graef van Gelder mit de voorseide gijselaers binnen Deventer gekomen, ende heeft mit den Bisschop beginnen te handelen, maer die Bisschop dede terstont de gijselaers gevangen setten, dat sich die Grave seer belgde, ende is oock terstont daeromme uit Deventer vertrocken. ^verloren" Ondertusschen Volcker van Coeverden merckende dat Graef Otto van Bentheim mit enige andere saecken des Bisschops onledig, ende dat het huys te Coeverden niet wel versien was, heeft mit enig krijgsvolck dat selve overvallen en gewonnen, ende die Gravinne mit all haer mobilen gevangen. Die Bisschop moeijelick sijnde over dit ongeval heeft de gijselaers tegen de gevangene Gravinne losgelaten, ende heeft opnieuw ruteren ende knegten angenomen, waermede hij een groot gedeelte vande Drente heeft verbrant, het huys, \rede. Coeverden belegert ende dagelicks besprongen. Als nu dese dingen alsoo geschieden sijn Philippus de Bisschop van Collen, ende Conradus de Bisschop van Ments tot Deventer gekomen, vresende dat terwijlen de Bisschop Coeverden hadde belegert, Floris van Coeverden, mit de Grave van Gelder Deventer mochten beleggen: dese hebben geordineert een onverbrekelicke soen ende vrede, op conditie dat die rechte Castellein Rudolph van Coeverden dat selve huys mit de Drente soude ontvangen, in aller manieren als die oude privilegiën daervan luden, ende voor de geledene schade soude de Bisschop in gereden gelde getelt worden duisent marck. Maer als die voorseide Bisschoppen vertrocken waren, woude die Grave van Bentheim dat verdrag niet onderholden, ende heeft Drentekers van de sijde sijnes Broeders een groten hoop volcks victorieus. . vergadert, waermede hij strijden wilden tegens den Here van Coeverden ende Drente. Als sij nu haer leger hadden neergeslagen, niet vere van die Drentekers, om des anderen daegs mit haer in een slach te treden ofte het lant te verwoesten: ende alst nu tegen den avondt ginck, begonnen enige vermetele jongelingen mit die van Drente te scharmutselen schietende seer feil op malckanderen, maer sij worden alsoo van de Drentekers onthaelt dat sij de vlucht mosten nemen, ende liepen alsoo seer, dat dat gantse heijer des Bisschops mede ant lopen geraeckte, verlatende haer tenten ende legerplaetse. Die Bisschop als een onversaegt man riep die vliedende te rugge ende bestont mit een kleine hoop de Drentekers te wederstaen, maer alsoo sijne vijanden alle ogenblick stercker worden, ende sijnen hoop allengskens verminderde, worde hij genootsaeckt selve die vlucht te nemen, ende is ternauwernoot uit die moerassen, ende broecklanden ontkomen. In desen slag verloor den Bisschop 300 mannen, ende daer worden gevangen 100 reisigers, ende veel vrome schutten. Bisschop Bal de wijn an die IJsselkant gekomen sijnde, vergaderde aldaer wederom een goedt deel volcks, en willende sijn geledene schade op den Graven van Gelder verhalen, is hij daermede inde Veluwe gevallen, en verbrande aldaer de naestgelegene dorpen. Daerentegen heeft de Grave van Gelder mit de Drentekers Ootmarsen vernielt, ende sommige huisen des Bisschops, doende grote schade in Over IJssel: Heeft oock de stadt van Deventer elf dagen lanck belegert, daer hij een nagel ende andere instrumenten voor gebruyckte, ende dede groot gewelt opte selvo stadt. Die Hartogh van Brabant wiens versuim wel de meeste oorsake was van dese tweedracht tusschen den Grave ende Bisschop, quam alsoo den Bisschop te hulpe mit een deel ruteren ende knegten, ende heeft tusschen beiden een stilstant van weinig dagen bearbeit, totdat Keiser Hendrick neder quam welcke door sijn Gulden bulle den twist angaende dat lant van Veluwen tusschen den Bisschop ende Grave voorsz. heeft weggenomen. Terstont als de Keiser vertrocken was, braken die Drentekers den vrede, toeleggende den Grave van Gelder voor sijn gedane onkosten alle des Bisschops opkomsten in Drente. Daeromme is de Bisschop door raedt van sijne prelaten na Ments getrocken, om den Keiser over dit nieuwe ongelijck te klagen: die sulcks verstaende seer over dese moetwille was verstoort, en beloofde den Bisschop als sijnde sijn bloedtverwant dadelicke hulpe, doch deselve is op ten 6 Maij kranck geworden ende is na vijf dagen tot Ments gestorven ende tot Utrecht begraven int jaer 1197 als Emmius verhaelt. Aldus bleef die saecke van Drente ende Coeverden ongedaen, waerop niet lange daerna namelick int jaer 1225 ende enige volgende jaren. Cuinder Die gemelte Emmius schrijft op het jaer 1196, dat Bisschoppen. te dier tijdt, die Cuinder sijn bijsondere Graven hadde, die oock mochten munten, welckers nakomelingen die eylanden Urck, ende Emeloert, den geslachte van Souwenbalg hebben nagelaten. Die selve hebben lange oorlog gevoert mit Bisschop Baldewijn van Utrecht, hoewel niet mit alle macht vanden Bisschop gedreven want sij te swack waren, om des Bisschops gewelt te vvederstaen: endtlick als de vande Cuiner in eenen veltslag waren verwonnen, waerin sij 500 mannen verloren, waren sij genootsaekt, op conditiën die haer voorgeschreven worden, te verdragen : onder anderen dat als haer geslachte sonder mansoir quam te versterven, het selve Graefschap vervallen soude an die Kercke van Utrecht. Vid. Winsemium p. 146. ARNOLD VAN ISENBURG XXXe Bisschop van Utrecht. Als nu die stoel van Utrecht door de doodt van Overijssel voor B. Baldewijn vaceerde, sijn mit groot gevolg binnen Usenburg. de gtad(. yan utrecht gekomen Diderick Grave van Hollant ende Otto die Grave van Gelder, die aldaer een grote tweedracht in de electie van een nieuwen Bisschop tusschen die leenmannen ende canonicken van de Kercke verwekt hebben, want sommige van die Capittel heren hebben verkoren Diderick die Domproost, broeder van Baldewino, mit welcke sich voegde die voorseide Grave van Hollant. Sommige van de Canonicken verkoren Arent van Isenburg, Proost van Deventer, ende mit hem sijn toegevallen die Grave van Gelder, mit het gehele lant van Overijssel. Keiser Hendrick als bloedtverwant van de van Hollant, heeft sijnen neve Diderick door staff ende ringerlinck die investiture des Bisdooms gegeven, ende die tijdelicke jurisdictie an den Grave van Hollant bevolen, ter tijdt die Prins uitsprake van dit verschil soude gedaen hebben. Hollanders val- Ofschoon dese sacke tot kennisse van recht geien in veiuwe. h0U(jen worde, is evenwel dese tweedracht tot een oorlog uitgeborsten, want die Grave van Hollant, omdat hij doer raedt van de Grave van Gelder niet uit Over-IJssel ontfonck, is met vele volcks in die Veiuwe gevallen, die hij beroofde ende verbrande. Otto de Grave van Gelder wapende sijn ondersaten en vervolgde de Hollanders tot an Heimansberg, alwaer hij mit haer in een bloedigen slach is getreden, doch hij hadde die nederlage ende ist ter nauwernoodt ontkomen (et ab hoshbus captus est. Brum) reconfirZrt. Die Electen van Utrecht hebben int jaer 1198 door definitive uitsprake van den Paus Innocentio de derde een einde van hare questie bekomen ende is Arnold van Isenburg, daer die van Over-IJssei mede gehouden hadden, tot Bisschop geconfirmeert, maer onlangs daer na in April, is hij binnen Romen gestorven en aldaer begraven. Terstont heeft die Paus dat Bisdoom gegeven an den Domproost Diderick voorseit, die hij confirmeerde tot Bisschop van Utrecht: maer als de selve van Romen na sijn Bisdoom wilde vertrecken, is hij onderwegen tot Pavia gestorven ende aldaer begraven. DIDERICK VAN DER ARE XXXIIe Bisschop van Utrecht. Na die selve is int Bisdoom gevolgt Diderick van der Are, die mit gemene toestemminge van de Grave van Hollant ende Gelder tot Bisschop is angenomen. Evenwel is dese Bisschop int jaer 1200 mit de voorseide Graven in oorlog geraeckt, om den twist welcke tusschen hem ende Willem den Grave van Vrieslant, sijnde broeder van Hollant ende dochterman van Gelder, was geresen, uit oorsaecke dat die Bisschop sich beswaert vindende mit vele schulden, in Vrieslant was gekomen om aldaer eenige praecarien te versameien, het welcke hem die Grave niet wilde Otto Gr. van toelaten. Otto die Grave van Gelder stont op dese verbonden'met seerwe' mit die ingesetenen van Over-IJssel, de Saiianders. insonderheit in Sallant, alsoo dat se sich mit hem Gehoel Over- ïJssci onder verbonden tegen den Bisschop verdreven siine Amüt- Gelderland. K lieden ende namen nieuwe officiers, die haer van de van Gelder worden geordineert, en geheel Overijssel geraeckt onder die van Gelder, die self die stadt van Deventer mit sijn eigen volck besette. An die ander sijde heeft de Grave van Hollant dat Nedersticht geplondert ende die stadt van Utrecht belegert. Graven v. Gel- Maer omtrent dieselve tijdt worde die Graef van dergeevangen.ant Gelder bedriegelick gevangen van Hartog Hendrick van Brabant, daer hij nochtans geleijde hadde van Coninck Otto ende Adolphus den Ceurvorst van Ceulen. Haraeus segt sulx geschiet te sijn a° 1202. Die Graef van Hollant dit verstaende heeft sijn beleg van Utrecht opgebroken ende is mit sijn krijgsvolck in Brabant gevallen, alwaer hij die stadt 's Hartogenbosch heeft ingenomen ende Willem den Here van Parwijs ende Henrick den Here van Cuijck, broeders van den Hartog voornoemt, gevangen bekomen. Die Hartog is terstont mit hulpe van die van Ceulen, Luijck, Limburg ende Vlaenderen te velde getogen, vervolgde de Hollanders, die hij tot Heusden antrof ende uit den velde sloeg, verloste sijn broeders ende nam den Grave van Hollant gevangen. Dio Bisschop Bisschop Diderick verblijt sijnde dat beijde sijne Tn"1 Deventer! vijanden gevangen waren, heeft mit geldt ende schoone beloften een schoone krijgsmacht bij malckanderen gebracht, waermede hij die Graefschap van Hollant heeft geplwndert ende aldaer grote schade gedaen. Voort daerna heeft hij mit raedt van sijne bevelhebbers, die ingesetenen van Veluwen besocht, verbrant ende jammerlick bedorven. Van daer trock hij over die IJssel in de Graefschap Zutphen, daer hij niet veel beter en huijsde, belegerde oock de stadt Zutphen, welcke hem na belegeronge van enige dagen worde opgegeven, want daer niemant en quam om 5 haer te ontsetten. Wanneer nu die Bisschop in deser manieren sijnen vijanden alle mogelicke afbreuck in haer eijgen landt gedaen hadde, heeft hij oock sijn eigen landt ende steden van deselve willen ontlasten, waeromme hij mit sijn heerleger in Over-IJssel is gekomen, heeft die stadt Deventer belegert ende oock bemachtigt, verkrijgende aldaer van die gene, die den Grave van Gelder gunstig waren geweest, een grote rijckdoom. Endlick als desen oorlog een jaer ofte twee gestaen hadde, is daer een vrede gesloten tussen beijde Graven ende den Hartogh van Brabant mit den Bisschop van Utrecht (inter alia et Ounerae comiti ablata restituerentur). Int jaer 1212 als Beka schrijft is de voornoemde Bisschop binnen Deventer gestorven ende tot Utrecht begraven. Sijn navolger was Otto van Gelder, een jonckman van achttijen jaren, welcke als hij na Romen otto v. oeider. trock ora dispensatie van sijn minderjarigheit bij den Paus te verwerven, is hij onderwegen overleden int jaer 1225 in April, soodat hij maer een weinig tijdts dat Bisdoom van Utrecht heeft beseten. OTTO VAN DER LIPPE XXXIVe Bisschop van Utrecht. Doer begeerte van Graef Gerhart van Gelder ende Graef "Willem van Hollant, hebben die Cauonicken Otto van der Lippe tot Bisschop geëligeert. Desen Bisschop trock mitten Keiser na Palestina tegen de Saracenen, latende in sijn afwesen de regeronge sijner landen an sijnen Broeder, (welcken hij daervan last ende bevel gegeven hadde) den Proost van Deventer, genaemt Diderick. Oorlog om Omtrent het jaer 1223 als de Bisschop wederom Sallant tegen # _ * Gelder. uit Palestina was tehuys gekomen, ende vredelick sijne landen besat, heeft hij sich in grote swarigheit ingewickelt, alsoo hij tegens Gerhart den Grave van Gelder die wapenen heeft angenomen, uit oorsaecke dat de Grave voorseit die ondersaten des Bisschops an den toll te Lobeck hadde laten arresteren, om redenen, dat die Amptlieden des Bisschops in Sallant, die vasallen eude leenmannen des Graven seer quelden mit schatten en scheren, waerdoor deselve seer verarmden; ende hoewel die Amptluden daeran seer qualicke deden, nochtans woude die Bisschop haer verdedigen ende voorstaen. Die van Sallant selven en konden sulx niet langer verdragen, waeromme sij, doer anleidinge van Gerrit den Here van Buckhorst welcke (Yoeght) Advocaetvan Sallant was, ende datselve recht verkofte ande Grave van Gelder, oock mit toedoen van Heer Harmen van Yoorst, sich verbonden mit den Grave voorsegt, ende hebben den selven tot eenen Here angenomen. Die Saiianders Die Bisschop om sijn vijanden voor te komen heeft geslagen, teistont mit hulpe van de Bisschoppen van Munster, ende Bremen, ende sijnes broeders des Graven van der Lippe, een heyrleger te samen gevoert, om die naeste dorpen van Gelderlant te verbranden, ende die inwoonders van Sallant te bedwingen. Daerentegen sijn die van Sallant mit enige hulpe van die Geldersen tot Arkelo opten IJseldijcke te samen gekomen, om den Bisschop te wederstaen: die welcke raedtsaem vont terstont die Saiianders te bestrijden, eer dat sij meer hulpe van de Gelderse mochten bekomen. Daer verhief sich een bitter gevecht, tusschen den Bisschop, ende de van Sallant, entlick worden die van Sallant opte vlucht gebracht, achterlatende veel doden ende gevangenen, waerop die Bisschop overwinner sijnde, dat huis ofte steen te Voorst heeft ingenomen ende vernielt: oock dat huys te Buchorst Buchorst bemachtigt, ende verbrant, behalve eene groten toorn, Geruineert. die w'j'e die Heren van de selve huysen die priucipaelste anleiders waren van die wederspannigheit der inwoonderen van Sallant waermede die van Sallant genoegsaem gedwongen waren den Bisschop wederom tot eene Here ante nemen, ende die van Buchorst ende Voorst was hare macht benomen om desen oorlog te vervolgen. Buchorstio suppetias ferebant Walravius Limburgensis dux Henricus, Com. Scinensis cum duobus armatorum millibus ipso Gelro militi legendo adhuc intento. Bram. Groto toerustin- Maer die Grave van Gelder tot bijstant van sijne ^oorlog.0" bontgenoten en vrunden, ende om niet verstoken te blijven vande Advocatie van Sallant, heeft hij Hartog Walraven van Limburg, ende Henrick den Grave van Seyme mit twee duisent soldaten te hulpe geroepen: als oock die jonge Graef Floris van Hollant sijn susters soone, die terstont mit veel schepen die Leek is opgeseilt, ende heeft dat dorp Gheijn mit des Bisschops huys aldaer in de assche geleit. Die Bisschop anmerekende die macht van sijne vijanden, heeft mit hulpe van sijn broeder Gerhart Bisschop van Bremen, ende van Diderick Bisschop tot Munster die sijn neve was, ende des Graven van der Lippe dusent kloecke soldaten bijeengebracht waermede hij meenden sijne vijanden te bevechten, 't Geviel dat als beijde partijen tegens malckanderen trocken ende men nu an- ders niet als een bloedigen slach vervvachtede, dat Conradus van Portua des tijtels S. Rufinae Bisschop ende Legaet des Pausen, aldaer is gekomen, die door sijn authoriteit dat bloedtvergieten heeft verhindert, ende heeft mit bewillinge van beijden sijden den vredehandel tussen den Grave ende Bisschop begonnen, compromis over Vooreerst hebben de Graef van Gelder, ende den d0 s^ant.van Bisschop haer questie ende schelinge in Compromis gestelt an acht voorneme Edelen, die daer van een uitsprake doen souden, als blijckt bij desen navolgende brief: Gerhart Grave van Gelder allen dengenen tot welcken dit schrift sall komen saligheit: wij betugen mit desen tegenwoordigen brief, ende en mogen in enig deel van nootwendigheit niet ontkennen, dat wij mit onsen eerweerdigen Here Otto Bisschop van Utrecht, opgegevenen gelove ende gedane eedt in sulcker forme van Compromis sijn overkomen; namelick dat die gehele actie die wij gehadt hebben tegen denselven Bisschop over de cometie vande Kercke van Sallant, volgens de questie die tot noch toe tusschen ons daer over geweest is: ende over dat recht dat gemeenlick cort gerechte wort genoemt, ende over datselve dat malegoet geheten is, ende over die nieuwe tijenden ende erfnissen den Heren Bisschop, Kercke ende dienstmannen der Kercke behorende: alsoock over die luiden des Heren Bisschops tusschen Maes en Wael, Tijier- ende Bommeler waerdt, oock in Betuwe sijnde, hebben wij an dedingsmannen gecompromitteert, soo vere onse hulpers daermede sullen tevreden sijn, ende dieselve dedingsmannen volgens hare eedt van de voorgemelte saecken sullen ordineren. Ende sullen dieselve ter goeder trouwe bearbeiden dat tussen den Here Bisschop ende ons vruntlick neergeleit worde na billicheit sijnde denselve geen maniere van verdrag vanden Here Bisschop ofte ons voorgestelt, waerbij datse souden begeren te staenmaer de dedincksmannen sullen bij sichselven ende volgens haer gewisen vrijelick int verdrag te maken voortvaren. Die dedincksmannen des H. Bisschops sijn H. Engelbert van Groningen, Giselbert van Amstel, Gerhart van Dolre ende Arent Louff. Van onser, sijde Hendrick vanden Berghe, Frederick van Rhede, Gerhart van Rothem ende Derck van Valckenborg, noch sij den voornoemden dedingsmannen toegevoegt de Edele Heer Harnien van der Lippe ende Berent van Horstmar, tot welcke wij ende de H. Bisschop bij gegevene gelove ende gedane eedt overkomen sijn, dat soo die voorseide acht mannen in eenig scriepel des verdrags niet konden accorderen sullen die twee die schelinge ondersoecken ende in der minne of na eijsch der gerechtigheit, als haer die suivere conscientie sall leren getrouwlick tussen ons ende den H. Bisschop verdragen: Ende de H. Bisschop ende wij sullen staen gelijck wij mit ede bekraftigt hebben, op haer gewijsde ende geordineerde. Soo oock enige van de dedincksmannen door krancheit ofte enige andere wettelicke oorsake verhindert die dedinghe niet konde bijwonen, sullen de andere dedingsmannen volgens haren eedt eenen anderen bequamen man tot voltreckinge des verdrags substitueren. Daer sijn oock andere oorsaecken van onenigheit tusschen den H. Bisschop ende ons als van tollen en exactien, welcke wij in die dedinge niet en compromitteren, maer hebben van deselve pure en simpliciter gerenuncieert. Die voorseide dedingsmannen sullen eedt doen datse niet en sullen scheiden uit de dedinge, tensij dat liet verdrag gantslick geeindigt ende voltrocken sij. Maer die questie vande borgtocht tusschen ons ende den Edelen man Harnien van der Lippe ende sommige anderen, is in de voorz. dedinge niet gecommitteert, maer tot die ordinantie van de H. Bisschop ende ons gereserveert. Die dagh als die dedingsmannen om het verdrag te maken sullen te samen komen is gestelt Allerheiligen vigilie avondt naestkomende. Gegeven in Crastino LucaeEuang. a°1225innodasuperrepamRheni. Door tusschenhandelinge vande Pauselicke Legaet ende die dedinge van de voorseide Compromissariën, verdrag die van is die vijantschap tusschen beide Prinsen neergeleit GclSaiiantteer ende alsoo verdragen, dat de Grave van Gelder alle leengerechtigheit, die hij hadde over dat Territorium van Buchorst ende over des Bisschops ondersaten in Sallant. soude verlaten ende daervoor ontfangen, onder swaren verbande ende op termijnen te betalen elfhondert ponden Utrechtse munte. Daerenboven zoude die Bisschop S. Odilienberg bij Roermonde ende dat allodiale Bisschoplicke goedt tot Eist ende den ankleven van dien, uitgenomen die proostije ende leenmannen an den van Gelder te leene geven. Die Grave van Hollant, die sich oock mit desen oorlog gemengt hadden, soude vrijlaten alle Leenmannen ofte Vasallen, die hij hadde in het Bisdoom van Utrecht, ende daervoor ontvangen achthondert ponden. Beijde verdragbreven soo mit Hollant als Gelderlant waren gegeven int jaer 1226 en onder andere -Heren en Edelen, die die onderteijckeninge daervan gedaen hebben sijn genoemt G de Grave van Goor en Alphert van IJsselmuthen, beijde uit Over-IJssel. gevS^étnvan Xadat dit verdrag, in manieren als verhaelt is, was Loonhorigheit. gesloten: die Bisschop bericht sijnde dat die Grave van Gelder de Graefschap van Sallant van den Hartog van Lotharingen hadde te leen ontvangen, besorgde hij sich daerdoor te sullen verkort worden, begeerde derhalve denselve Landschap sonder enige beswaernisse van sulcken Leenhorigheit te ontfangen. Die Legaet van Rome heeft oock de swarigheit nedergeleit ende soo wijt mitten Graven gehandelt, dat de Bisschop Sallant sonder den Hartog van Lotharingen als Leenheere te erkennen soude besitten, waertegens die grave alsulcke landen als hij van den Bisschop hadde ontvangen, van den Hartog voornoemt te leen Voogdyo. soude verheffen. Ende die Advocatie van Essende in Sallant die de gemelte Grave van Gerrit van Buchorst gekoft hadde, soude die voorseide Buchorst opdragen in handen van de Roomsche Coninck, ende deselve soude se den Bisschop wederom overgeven. Twelck alsoo is geschiet als men sien mach uit desen Keiserlicken brief gegeven tot Francfort ao. 1226 den Briefdef^i-10 Martij: Hendrick door Godes genaden Rooms sors angaendo Coninck altijdt vermeerder des rijcks, allen Christ Sa"ant' gelovigen die desen tegenwoordigen sullen sien, willen wij dat voor altijdt bekent sij, soo tegenwoordige als toekomende, dat die forme van verdrag ende vrede geordineert van de eerweerdige Heer Conraet van Portua, ende den titel S. Rufinae Bisschop, Legaet des Apostolischen stoels tussen onsen beminden Prince Voogdvje. Otto Bisschop tot Utrecht, ende Gerhart Grave van Gelder, seecker ende vast houdende wij ter begeerte des selven Legaets die Advocatie welcke Gerhart van Buchorst Ridder gehadt heeft in Sallant, ende den voorseiden Grave van Gelder van hem gekocht hadde, ia onse handen vrijelick van haer geresigneert sijnde ende ons vacerende, an den voorgemelten Bisschop, sijne navolgers, en de Kercke van Utrecht verleent hebben, om mit andere beneficiën ende leenen die hij van het Rijck behout allen tijdt te besitten. Daeromrae tot vestenisse van dese onse gifte, ende gedurigen schijn hebben wij desen brief mit onsen segel versien sijnde de Kercke ende Bisschoppen van Utrecht voor altijdt doen assigneren, bij verlos van onse genade soo enig mensche sich verstoute tegen dese donatie ietwes te begaen. Datum etc. Ter selver tijdt confirmeerde oock dit voorgaende, die gemelte Pauselicke Legaet binnen Francfort. En aldus is desen oorlog weggenomen. Angaende die beswaernisse van den toll te Lobeck, van deselve is terstont veelvoudige klachte gedaen an den Keiser om sulcks te remedieren, want die van Deventer, die den Rhijn van Duitslant mit hare goederen passeerden, wass dese toll seer nadeelig, weshalven die Keiser verbodt ende inhibitie van sulcke an den Grave van Gelder heeft gedaen, in manieren als volgt. Fredericus bij der gratiën Godes Rooms Keiser altijdt vermeerder des Rijcks, Coninck van Siciliën, sijnen getrouwen, Gerhart Grave van Gelder genade ende alle goedt. Wij hebben verstaen dat ghij na die inhibitie door onse mandaet tot Tol to Lobcth Francfoort gerichtelick ende in solemnele vergaderinge verboden. geschiet, den weerdigen Bisschop van Utrecht onse lieven neve ende Prince, ende sijn Kercke mit onschuldige exactien anden tol te Lobeth, ende andere beswaernisse veelvoudige beswaert, ende moeijelick valt. Jae dat swaerder is, van die luden sijner Borgt Deventer, ende sijnes landes van Sallant op het nieuwe toll afpersent tot sijneu ende der Kercken nadeel ende beswaernisse. Derhalve alsoo wij uit onse anbevolen regiment schuldig sijn die gerechtigheiden der Kercken te defenderen, ende te conserveren, soo bevelen wij U wel vastelick op behout van onse genade, dat gij van sulcke exactien tollen ende beswaernissen die gij denselven Bisschop tot noch toe hebt toegevoegt, ende oock noch niet en schroomt te doen, gantselick afstaet van dien toll, en voornameück dat tot beswaernisse des Bisschops ende de ingeseten sijnes landes door u nieuwlick ingestelt gantselick afdoet, sullende sonder twijfel weten, dat soo int uitvoeren van soodanigen mandaet nu ten tweede mael van ons gedaen gij u nalatig verhoudt, niet allene onse majesteit sult vertoorent hebben, maer gehelick van onze genade vervallen sijn. Datum Brachman 4 id. Januar. 9 indict. Gerhart die Grave van Gelder achtede seer weijnig soodanige bevelschriften vanden Keiser, ginck evenwel voort mit sijn voornemen, dachte nu daerenboven den Bisschop uit geheel Sallant te keren, alsoo sij hem toegevallen waren, ende opentlick sich opmaeckten tegen haren eigenen Here ende Bisschop. Nadien dese onheilen om het landt van Sallant nu geslist waren, is wederom een ander onweer opgestaen, Twist tot tot groot verderf ende nadeel van dat gehele stift van Utrecht: want int jaer 1225 is binnen Groningen enen borgerlicken twist ende oorlog geweest tussen hgbert den Amptman van Groningen, ende Rudolph die Castellein van Coeverden. Derhalven trock de Bisschop mit machtiger hant na Groningen, ende heeft haer beiden den vrede geboden, die sij moesten annemen, maer als die Bisschop wederom vandaer vertrokken was, quani Rudolph van Coeverden, ende vernielde dat Casteel bij den Dam, toebehorende den Amptman voorseit, trock vandaer binnen Groningen, ende dede den Amptman na Yrieslant vluchten: welcke als in Yrieslant eenig krijgsvolk versamelt hadden, quam hij weder ende verjoeg Rudolph naer Coeverden uit de voorseide stadt; die terstont mit sijnen anhanck ende die van Drente Groningen omsingelt ende seer nauwe belegert ende dede daerop verscheiden stormen, in menonge daervan niet te scheiden of hij solde de stadt gewonnen hebben, ende sich onderdanig gemaeckt. 0™t°tHdeir" Het gevaer ende noodt waerinne Groningen genaeckt Bisschops. was, verweckten den Bisschop dat hij dachte om middelen van ontset bij der hant te nemen, dies hij alle sijne krijgsmachte heeft bij malckanderen gebracht, ende verscheiden naburige Heren tot sijn hulpe beroepen, die hem oock die behulpsame hant geboden hebben. Gerhart die Grave van Gelder quam selfs persoonlick bij hem mit veel krijgsvolck. Die Graef van Hollant sont hem oock een goet antal volck te hulpe: soo deden oock die Bisschoppen van Ceulen, ende Munster, Graef üiderick van Cleve, ende Baldewijn de Grave van Bentheim. Alsoo dat de Bisschop een schoon ende machtig leger heeft bekomen, waermede hij selven is opgetrocken hent tot Eerde in Sallant, alwaer hij een nacht is gebleven, ende heeft mit die anwesende Heren goedt cijer gemaeckt. Des anderen daegs heeft hij die Heren ende crijgsoversten bij malckanderen geroepen, ende die gerichtsbancke doen spannen, ordel ende recht coeverden laten vragen: wat Roedolph van Coeverden daermede gecondemeert. verbreeckt hadde, dat hij den vrede waerin hij selfs bewilligde verbroken hadde, niettegenstaende de Bisschop haer geboden hadde dat sij die souden achtervolgen op verbeurte van lijf ende goedt: daerenboven des Borggraven huys bij den Dam hadden omgeworpen, ende binnen Groningen vijantlicker vvijse was gekomen, die borgers ende den Borggrave daeruit gejaegt, die mit groot gevaer uitten lande was gekomen, waerop voor recht erkent worde, dat Roedolph van Coeverden, mit all sijn hulpers lijf ende goedt verbeurt hadden. Sulcks gedaen sijnde heeft die Bisschop all sijn hulpers vollen aflaet gegeven, ende is mit all sijn macht opgebroken om Gooningen te ontsetten: twelck als Rudolph v. Coeverden heeft vernomen heeft hij X„W°tot ^et ^eleg van Groningen verlaten, nederslaende sijn Ano. leger dichter bij dat huijs te Coeverden om des Bisschops intocht in Drente te beletten, voorsiende dat die brete ende diepte van die moerasschen aldaer hem seer dienstig waren ende beswaerlick om door te komen mit sulcken grote leger als die Bisschop tegen hem iu de wapenen hadde. Die Bisschop gekomen sijnde ten Hardenberg in de Buurschap Ane mit sijn gehele macht, ruste aldaer om des anderen daegs de Drentekers te besoecken. Als nu des volgenden daegs die sonne begon te schijnen, is die Grave van Goor des stichts Banierdrager met geluit van trommel ende trompetten, ende een hoop uitgelesen soldaten, geleit van seeckeren konde of guide voor uitgetrocken om over het moer te geracken, en dat Bisschoppelicke Heijer is hem nagevolgt: als sij nu mit haer sware paerden ende harnassen op dat moer waren gekomen, sijn allengsken die eerste troupen in die moerasschen ingesoncken en verdroncken, want de grondt aldaer %renig ende moerassig, seer weeck ende waterig was, waerdoer dat gehele heirleger in disorde geraeckte ende niemant na behoren tegenweer konde bieden tegen die Drentekers, die nu soowel wijven als mannen op haer anvielen ende haer begonden doodt te slaen, en alsoo is entlick dat treffelicke ende machtige leger des Bisschops op die vlucht gebracht ende van een deel boeren overwonnen, niettegenstaende dit selve uit soo veel Heren Edelen ende kloecke soldaten was bestaende. Rudolph v. Coeverden mit een trop Ruiter vervolgde dat vliedende volck den gansen nacht, spolieerde haer leger, verkrijgende all haer tenten ende bagage, niet uitgesondert. Die Drentekers hebben niemant gespaert ende voornamelick tegens die Edele gewoedet, gevangen bekomende den Grave van Gelder, die seer gewont was, Gijselbert den Here van Ainstel, ende Diderick den Broeder des Bisschops, sijnde proost van Deventer, die den achtsten dagh daerna van sijn quetsure is gestorven, mit veel anderen. Die b. doodt Die Bisschop worde int moerasch gevangen ende posiagon. a|(jaer mjt verschrickelicke toermenten van die boeren doodt geslagen, die hem die cruine van sijn hoofdt mit vel en vleijsch hebben afgeschoren, na sijn doodtgeslagen en doorsteken, ende alsoo bloedig en mishandelt in een turfkuile weggeworpen, welkers lichaem daerna heimlick uit het moer gehaelt is ende tot Utrecht mit grote droefheit begraven. Oock sijn hier doodtgebleven de Here van Arkel mit sijn neve, ende Berent van Horstmar Ridder, een dapper ende beroemt soldaet, die sicli een tijdtlanck op sijn schildt bergde ende na dat hij sijn vijanden grote tegenweer ende afbreuck gedaen hadde verdrorcken is. Daar bleven noch vele meer andere Ridderen ende Edelen welcker getall in een geschreven Chronyck op 500 wort begroot. Beka schrijft van 400, maer Albertus Stadensis die omtrent dien tijd leefde, segt datter 200 ridders ofte ridders kinderen sijn verslagen: waervan ick sommige tot omtrent 150 in een geschreven Chronycksken mit namen ende toenamen angeteekent gevonden hebben, waeronder veel Over-IJsselse Edelen geweest sijn, om welcker wille wij dat gehele register hier sullen stellen, ende is als volgt. aZ'todt Ia desen strö'dt bleven 500 Kidders van name doodt, srebieven. daertoe menig edelman, ende na den Bisschop, ende sijnen broeder, ende Berent van Horstmar noemt hij Harmen van Voorst, Harmen van Woerden Sweer van Vlieten, Simon van Telingen, Henrick van Reedze, Dirck van Tingede, Dirck ende sijn soone Buchorst, Andrees van Wullen, Avent Lyoph ende sijn soone, Henrick Jutphaes, Henrick van Zaliant, Dirck van Nestvelt, Henrick van Botbergen, Godeken ende Willem Tange, Ciaes vanden Torene, Frederick, Otto, Reinolt, Werner ende Lambert van Oldenborg, Berent van Dalfsen, Steven van Maurick, Wijcher van Hegene, Jordan van Wije, Alber van Anede, Thibolt van Thije,' Willem van Albergen, Lubbert van Dolre, Rabbe ende Willem van Catene, Reiner die Leuwe, Gerlich ende Derck van Empne, Gosen van Watervorde, Steven de Splinter, Conraet van Steenwijck, Frederick van Anloe, Roelef van den Rathe, Dirck van Huessene, Albert van Retbeke, Al bert van Haren, Warner, Hasselt. Harmen ende Jan gebroeders van Hasselt, Geert van' der A, Geert Tacke, Willem, ende Derck van Roert(mo)nde, Evert van Montfoort, Geert van Altena, Derck van Wrochten, Hendrick van Harmalen, Jan van ' I JL, Oldendorp, Wijchart Coene, Delis sijn broeder, Wolter over de Vechte, Harmen van Malre, Rubert, Ridder, Geert Crancke, ende Henrick sijn soone, Geert Greve Rubert van Apeldoren, Eggert Donne, Geert ende Lambert vanden Rhijn, Goedert van Wijck, Roerick van Geesteren, Harmen, ende Splinter van Lonerslot, Geert Daleke, Goossen van Dune, Hendrick Ruest, Hendrick uit der Borg, Suete mit twee soons van Eisen. Sulfvvolde, Steven van Eisen, Jacob Lyoph, Franscke van Heussen, Evert van Ulft, Jan van Nede, Groosen van Roderlo, Albert ende Henrick van Dieze, Lulof van Sulfwolde, Rutger van Ulsen, Geert van Hune, Ludger van Ullenkote, Ulrich van Enschede, Goossen Laghe Ese. van Laghe, Rutger van der Eze, Conraet Schencke, Dirck van Bernekote, Arent van Zalland, Jan ende Lubbert van Hattum, Goossen van Oostewolde, Willem vanden Rhijne, Reinolt ende Jacob van Doornick, Arent van Mekelenhorst, Evert van Sutendorp, Roelof van Steenholt, Alef van Reckelinchusen, Stille Claes, Florens ende Florijn van Benthem, Harmen Boetzelaer, Conraet van Berentrop, Thomas van Hulschar, Reinolt van Holten, Alef Colde, ende sijn soone, Warner van Beerze, Lambert van Netelhorst, Hartger van Weerselo, Almerick van Avesate, Hendrick van Vlederinge, Conraet Arent ende Ludeken van Ootmarssen Conraet van Butele, Seino van Dalfsen, Wijc-hard Bensinck, usseimuiden. Ritbert van IJsselmuiden, Rolef van Uphente, Rijckwijn van Hasselt, Dirck van Keppel, Jan Paus, Elias van Elderick, Claes van Berckhusen, Engelbert Ridder des Heren van den Berghe, Jan van Palleweghe, Hendrick van Louhutn, Rutger van Doorn, Lindelof van Zulfwolde, Dirck van Witzade, Geert van Lingen, Hendrick Cnoop van Demersbach: dese mit meer anderen hebben haar levend in den voorseiden strijdt gelaten, beide inder zudden, ende mit den swaerde ende sijn van daer soo men op een plaetse beschreven vint gevoert ten Swarten water en aldaer mit jamer begraven, andere seggen dat sij te samen te Gramsbergen buiten op den kerckhof in Gode rusten ende daer verrijsen sullen, maer alleend waer de goede verrijst. Dus vere de voorseide Chronijcke. Dese nederlage van dat machtige heijr des Bisschops ende die doodt van soo veel edelen ende ander goede luden, is geschiet den vijfden August int jaer 1227 ende is een exempel, dat vele van weinige geoefende van ongeoefende soldaten kunnen verwonnen worden. Dat oock gelegenheit van plaetse ende voorall goede orde dienstig sijn om niet geslagen te worden. WILLEBRAND VAN PATERBORN XXXVe Bisschop van Utrecht. Nieuwe keur Die Graef van Gelder mit de Here van Amstel x. v iiiebrand. belofte van weer in te sullen komen als sij daertoe versocht worden, van Rudolph van Coeverden losgelaten, ende sijn alsoo noch verwont sijnde tot Utrecht gekomen, alwaer Capittel worde gehouden, des sij de Canonicken baden dat sij Willebrandt van Eerste prost Oldenburg den Bisschop van Paterborn wouden verv. zutfen. kiesen. Twelick alsoo oock geschiede. Maer want hij op dese tijdt in Italiën was om te verrichten enige saecke des Keisers, hebben sij tot hem in alder hast enige afgesonden, om haren geëligeerden Bisschop desen tijdonge te brengen ende die begeerte van de Kercke van Utrecht an den Paus bekent te maecken. Dienvolgens heeft Gregorius de negende de voorseide Electie geapprobeert ende gaf Willebrant sijnen segen om voortaen Bisschop van Utrecht te wesen. Als nu de Bisschop tot Utrecht gekomen was. ginck hij te rechte sitten, daer sijn hoge mannen des stichtes ordel ende recht verklaerden dat de Grave van Gelder mit alle die andere gevangene vrij ende loss souden sijn, ende Rodolph van Coeverden verordelde hij als een verbannen ende onwettigen man, omdat hij sijne wettelicken Lantshere soo jammerlicken hadde omt leven gebracht. Optocht togen Terstont hierna heeft de Bisschop door sijn macht .1,0 Dn ntckers. en(je ^ paus aflaet vele volcks in Vrieslant op die bene gebracht om de van Coeverden ende Drente te bestrijden, ende heeft sijn volck in ses troppen tegen sijn vijanden verdeelt alsoo deden oock de Drentekers, daeromtrent waer sij vermoeden des Bisschops volck te sullen ankomen tot bescherminge van liaer landt, soodat niemant sonder groot peryckel in het lant van Drente konde komen. Maer die Bisschop heeft haer soo dapperlicken van alle kanten angevallen dat se de vlucht namen en vervolgde de voortvluchtige den gehelen dagh totten avondt toe, verbrandende vele van haer dorpen. Des anderen daegs smorgens quamen die van Coeverden ende Drente soeckende des Bisschops genade hem stellende verscheiden gijselaers, welcke hij goedertierenlick ontfinck, ende ontbant haer vanden bant der Excommunicatie, op dese voorwaerde: dat Rolof van Coeverden hen wederom soude vrij overleveren dat Casteel te Coeverdon ende Lare, mit alle jurisdictie van Drente: dat hij, den Bisschop voor sijn schade 6 betalen soude 3000 tnarck: dat hij in Lijflant 100 gewapende mannen soude senden: dat hij oock een Nonne Clooster soude stichten van 25 prebenden van de orde Benedicti, dat nu Swartewater wort genoemt. Videatur instrumentum originale Fundationis Monasierii in Swartewater. A° 1230. Haeretici de Aqua Nigra dicti. Petrus de Vineis, lib. 1. Ep. 27. Huis te Lare Dit aldus geaccordeert sijnde dede de Bisschop dat vorme huis te Lare te gronde toe afwerpen, ende dat casteel te Coeverden dede hij te meer mit alle nootdruft versien, bedanckte sijn hulpers, ende vertrock aldus victorieus na Utrecht. Rodolph van Coeverden was seer bedroeft, dat hij Coeverden ende die Drente verloren hadde, bedacht derhalve hoe hij best dat huys wederom mochte bekomen, te dien einde huerde hij eenen man woonende aldaer, die hem datselve ter gelegender tijdt overleveren soude. Omlancks daerna gingen de meeste borgsaten int dorp van Coeverden mitten verrader Rodolph, die heimelick lach en schuilde bij het casteel, ginck binnen de uiterste poorte, versloeg enige wachKooverde» ters ende maeckte sich meister van dat huys, twelck «eer vorioren. seer we|| nij( sijnen anhanck besetle. Die Bisschop dit ongeval vernomen hebbende was seer gestoort over die ontrouwigheit van Rodolph voornoemt ende om Over-IJssel voor overval sijner vijanden te bevrijden, bevestigde hij dat casteel ten Hardenberg, daerenboven liet hij een gemene heyrvaert tegen Coeverden, ende die Drentekers verkondigen. Nieuwe tocht Int volgende jaer 1228 als des winters die venen naer Drente. en(je moerassen waermede die Drente van Overijssel is afgescheiden seer harde waren toegevroren, ende men nu overall een brugge vont om over te passeren trock de Bisschop ruit een groten hoop volcks na Drente, verhopende des volgende daegs die sterckten des huises te Coeverden mit verscheiden instrumenten onder die voeten te werpen. Maer sijn opset ginck te niete, want in deselve nacht is opgestaen sulcken windt ende regen die het is dede breken ende smelten dat all het volck genootsaeckt werde van Coeverden af te trecken, ende hebben sich terugge na die lJselkante begeven. Die Bisschop predickte op het nieuwe des Paus aflaet in Vrieslant, ende sont aldaer boden om bijstant te versoecken, maeckte alles veerdig om die Drentekers ten derden mael te bevechten. Coeverden daerover ontstelt sijnde heeft als die sommer anquam, enige handelinge gesocht mit den Bisschop, die hen 15 dagen bestants vergunde, want hij beloofde tot het seggen van drie Abten in Oostvrieslant dat te voltrecken, ende van alles dat tot dien dage geschiet was tegen den Bisschop satisfactie te geven. Binnen dit bestant quam Rodolph van Coeverden mit siju dienaer Hendrick van Gramsdorp opt Casteel ten Hardenberg, om mit den Bisschop te spreken van versoeninge; die seer was verwondert over sijne komste, ende hen vraegde hoe hij soo stout was dat hij self anderde dorste komen onder sijn meeste vijanden. Terstont quamen die van Hardenberg toe.gelopen, ende namen hem ende sijn dienaer uit de camer, tegen wille van den Bisschop, leiden hem Coeverden uit het casteel ende rabraeckten se beijde, leggende Harüen'borf. 'laer lichamen op radstaken, want sij hielden Coeverden voor een geëxcommuniceerden, ende soodanigen die als onwettig, geen faveur van wetten ofte beloften begeerde te genieten. Middelertijdt begonden die van Utrecht tegen malckanderen oneens te worden, dat men van dage tot dage anders niet als rooff, raoort ende brandt beduchtede: daeromrae die Bisschop na Utrecht vertrock, ende heeft sich selven voor alle minschen onschuldigt van Coeverdens doodt, ende heeft int Nedersticht gekomen sijnde, mit hulpe van Graef Floris van Hollant sijne ondersaten bevredigt. Drentekers rïer(*e iaer na ^ese geschiedenissen, nanielick belegeren a° 1231 vergaderden die Urentekers mit grote mennigte ende belegerden die stadt Groningen: maer Egbert die Borggrave dede seer stereken uitvall op haer luden, datter vele van haer verslagen worden, en behielt haer proviande ende wagens mit ses hondert paerden. Des andereu daegs vervolgende sijn victorie verbrande hij vele dorpen op die Drente. Dit verblijde den Bisschop seer, ende om voorts de Drentekers te bedwingen, vergaderde hij mit des Paus aflaet in Vrieslant een groot heijr, daermede DiebeleTh0P in Drente is gevallen, ende dat dorp mit het coeverden. voorborg vant huijs te Coeverden verbrande, ende sijn krijgsluden bequamen aldaer een grote roof van paerden ende allerlij goet, ende spaerden niemant van die Drentekers, noch wijf nog kint, maer sloegen se alle doodt die sij konden bekomen; wanende dat sij door dit moorden het eewige leven ende dit pionderen die hemelsche goederen sooveel te lichter souden verkrijgen, als die doer des Paus Aflaet geroepen sijnde sich tegen die verbannenne, ende geëxcommuniceerde Drentekers lieten gebrucken. Als het avont was geworden vertrock die Bisschop over het broecklant na Ane, omdat hij daer seeckerder mit sijn leger konde leggen; ende des anderen daegs toog hij wederom op na Coeverden, om dat casteel te winnen, mit ontwonden banieren ande klinckende trompetten. Die selvo nacht waren die Drentekers mit vele volckes in Coeverden gekomen, ende die Yriesen uit het sticht van Munster stonden andie oversijde des moers om die Drentekers bijstant te doen. Daegs te voren hadden die Vriesen die mit den Bisschop gekomen waren, grooten afbreuk geleden, waeromme de Drentekers te stouter sijn geweest, ende waren tot Coeverden gekomen om den Bisschop slagh te leveren. Die Bisschop dan overleggende die macht van sijn vijanden, ende dat sijn proviande begon te minderen, toog wederom terugge opten Hardenberg, bedanckte ende casseerde sijn volck ende hulpers en besorgde sijne vestongen ende castelen mit alle nootwendigheiden tegen de van Drente. Nequc ab alia parte Drentiae bellum administrabatur. Conradus Sallandiae praefectus Stenovici aliquantum moratus Drentiam ingressus fuerat, is loco palustri ac deserio cui Backevene nomen cum omnibus copiis fere deletus est. Brum. Wij hebben desen oorlog tegen de Drentekers wat wijtlopiger verhaelt, eensdeels omdat derselver lant weleer een gedeelte des stichts van Over-IJssel geweest is, doch voornamelick omdat in alle dese Trouwheit van tochten des Bisschops getrouwe hulpers sijn geweest «tic van nje(- anene die Vriesen, maer oock die van Sallant, Ovor-IJssel. ^ . Twente en Vollenno, mit die borgeren der stadt Deventer, die mit grote vromheit ende getrouwheit haren Bisschop bijstant gedaen hebben, daer die vant Nedersticht als vreesachtige ende verwijfde uoch mit volck noch mit geldt haren Bisschop holpen, sonder alleen als B. Otto verslagen was, ende de Bisschop niet tegenwoordig was, hebben sij die van Groningen geholpen tegen de Drentekers. sudgemaockt" Die stadt Swolle, sijnde die derde hoofdtstadt des stichts van Over-IJssel, heeft in tijde van Bisschop Willibrant haren anvanck genomen in den jare 1233 na Christi geboorte. Arent te Bocop schrijft hiervan als volgt. Bisschop Willibrant hadde een stuck Erfs dat hem ende de Kercke van Utrecht toequam, genoemt Vollenho ende was gelegen in den kerspel van Swolle, in die buerschap Middelwijk, op welck erve rechtevoort staet dat clooster Bethlehem binnen de stadt Swolle, daer de gemelthe Bisschop lange kranck lach. Soo t nu plaetse geeft will ick hier verhalen hoe die stadt van Swolle haren anvanck heeft gekregen, ende van soo kleinen buerschap tot soo heerlicken stadt is angewassen, ende soo vele mij daervan bewust is verhalen. Dese buerschap Middelwijk was in dat jaer een kleine opene vlecke, ofte buerte, ende die iugesetenen worden seer van die omgesetenen beschadigt, ende voornanielick van de huisen Voorst, Rechteren, Rutenburg ende andere, diese doe roofhuisen noemden, waeruit niet allene die ingesetenen ende huisluden beschadigt worden, maer oock die vreemde ende ïeijsende man. Soo hebben die ingesetenen vandie Middelwijk den Bisschop van Utrecht, die daer kranck lach op sijn goedt Vollenho, gebeden, dat hij haer woude vergunnen, dat se die buerschap mit een plancken stakettinge mochten omtrecken ende bevestigen, op datse vrij van de roofhuisen mochten wesen, ende de reisende man onbeschadigt aldaer mochte benachten, oock haer Stadtrecht woude vergunnen. Die Bisschop van Utrecht heeft als Lantvorst, dese luden hare bede vergunt, ende heeft de buerschap Middelwijck Swolle genoemt. Sommige willen seggen dat Middelwijck daerom Swolle soude genoemt sijn, omdat op die plaetse daer dat stadts vleeshuis staet, schone kostelicke weijden plachten te wesen, waerop die ossen seer vett werden, ende seiden datse seer swollen waervan die stadt haren name soude gekregen hebben, maer ick wil dit hierbij laten, alsoo ick daervan geen seeckerheit kan schrijven. Sooals die Bisschop Middelwijck Swolle genoemt ende statrecht vergunt hadde, hebben die omgesetenen ende huisluden sich aldaer mitterwone begeven ende ene tuijn van plancken daeromme gemaeckt. Daerna sijn die ingesetenen bij malckanderen gekomen, ende hebben 12 schepenen van haer borgers gekoren ende alle die inwoonders worden borgers ende hebben die stadt ene borgerlicken eedt gedaen ende hebben mit malckanderen besproken dat de borgeren voor de Borgemeisters ende schepenen malckanderen mit recht souden bespreken ende den selven als goede borgers toestaet in alles gehoorsaem wesen. Hebben daertoe enen Richter gekoren die men nu Schulte noemt, die de saecken van des Heren wegen soude betreden, ende sijn gerichte over die vreemde man hebben. Dus vere die voorsijde Bocop. Bisschop Willebrant Swolle tot een stadt gemaeckt hebbende, is oock aldaer int selve jaer van sijn krankheit gestorven den 16 Jul. ende is tot Utrecht in S. Servaes begraven. Ex Hollandia Frisiaque Colonos accivit in loca ericetis paludibusque obsita, quorum praecipuum Campervena ejus industvia incoli caeptuin, quoque alacrius excolerent rusticis publicorum onerum immunitatem concessit. Brum. Videatur haec in vita Episcopi Viandensis. Inter hos motus struebatur monasterium Nobilium virginum ad vidrum ex instituto benedicti consecratumque est solenni pompa praecipuis ex Nobilitate ad speciaculum confluentibus quod ad id tempus in agro nulla caenobia erecta fuissent; adfuere: Balduitius et Eilardus Bentemii comités. Egbertus Oronebergius, Pellegremus et Wolterus Radien Vollenhoviani, Henricus Stenebrinck, Burchardus et Oerardus de Middelwijck, Assuerus Voorstanus Giselbertus Buchorstius, Alferus Isselmudanus Winemarus Hardenberg, Egbertus Harenus, Engelbertus et Henricus a Oarner, Remfridus a Junne, Assuerus a Genne, Harmannus a Vilsteren; Fanum dedicabat Episcopus Lealiensis Godefridus insulae Marianae coenobiarcha clerusque Trajectinus. Inserenda hic est Fundatio. Perperam Beka Wtllebrordum obiisse refert a" 1233 C Cal au9 ^ Fr: Coccius. Assignato Sigillo cui insculpta erat turris cum S. Michaele cuius exemplar in arca nostra habetur ad litteras scabinales appensum. Fr. Gerhardus Coccius ex mandato prioris sui Johannis Aldenseel in Bethlehem Swolle?isi monasterio A° lo20 scribit, Siuollam fuisse villam et parochiam li eet parvam a multis annis ante fundationem sui monasterii etc. A" 1235 vel circa Willibrandum Episcopum in villa Swollensi graviter infirmatum in curta sive curia Vollenho quae nunc est Bethlehem monasterium ibique incolis dedisse jus civit. Et non multis post diebus obiisse. Quo audito ex omnibus circumvicinis villagiis scilicet Asse?idorp, Ittersum, Z/utheni, Windesem, Herkelo, Oldeniel, Schelne, Spoelde, IFestenholte, Vekaten, Mastcbroeck, Langenholte, Genne, Haerst, Herfte, Berckrnede, Wijtmen etc. conglobati in Middelwijck, ubi major pars Swollae erat, oppidum effecerunt timore raptorum, m castris Voorst, Rechteren et Eerde morantes,' frequentes irruptiones in illos facientes, praeda agebant velut e speluncis latronum. Sufficitur interea in Willebrandi locum Otho Hollandiae com. frater qui cum Drentinis vicinisque Fivelgoniis decertavit, donec expeditio in Stedingios fitiita esset etc. Stedingiis devictis victores domum revertentes eum metu Drentinis incussere ut de pace legatos ad praesulem Covordii milterent imperata se facturos polliciti. In deditionem acccpti, quamdiu Florentius Holl. in vivis erat in fide permasere. Eo sublato arma corripiunt, Transisulanosque ut ante infestant. Tum Otto praesul collecto exercitu eos aggreditur, eaque ejus faelicitas fuit, ut victa Covordia Drentiam brevi in potestatem redegerit. Quamquarn non desint qui memorent Dren thtos belli tumultuumque pertaesos sponte se suaque Otoni permisisse, quod mihi a vero abhorrere videtur. In antiquum tarnen gratiae locum restituti Rudolphi posteri, praefecturam Drentiae tenuerunt, donec Blankenhemius antistes cum iis transegerit quietae exinde res in Transisalania etc. Bru. Otto een Graven soone van Hollant na Willibrant Bisschop gekoren sijnde terwijlen die saecken des stichts noch seer wanckelbaer stonden, heeft de landen veele goeds gedaen: want omdat het Bisdoom door den geduerige oorlog mit de Drentekers seer was verarmt, heeft hij all sijn patrimoniale goederen verkoft ende de landen van alle schulden en opgenomene pennongen bevrijet ende ontlast. Omtrent het jaer Ton te Caton. 1240 was die Abdisse van Elten in handelinge getreden mit de stadt Deventer wegen den Catertoll, die sij an die selve stadt over dede ad firmum et perpetuum pactum waeromme sij het voorseide jaer den lesten April an den Bisschop heeft geschreven, versoeckende dat hij die van Deventer wilde stellen ende houden in die possesie van denselve toll. Int selve jaer verbrande Lebuni Kercke tot Devenier v. pag. seq. Wij hebben voor desen vermeit dat in Twente besondere Graven sijn geweest, die int gemeen Graven van Goor plachten genoemt te worden, houdende haer Graefschap vanden Bisschop te lene, die selve hebben ten tijde van Bisschop Otto int jaer 1248 een einde genomen ende den Graeflicken titel verloren. Ende sulcks uit oorsaecke overmits die Grave van Goor die alsdoen regeerde, sijne naburen die ondersaten des landes van Over-IJssel seer beschadigde, ende in velen dingen verkortende: twelck hem de Bisschop schriftelick tot verscheiden reisen hadde doen verbieden, maer hij achtede sulcks niet, ende dede dat selve sooveel te meer, daerover die Bisschop seer gestoort is, en gedacht dese wederspannigheit van sijnen vasall te straffen. Het geschiede dat Graef Willem van Hollant, die tot een Roomschen Coninck was verkoren wesende des Bisschops broeders soone tot Utrecht quam: alwaer de Bisschop sijnen neve klagende te kennen gaff wat moedtwille ende schade de Grave van Goor sijne ondersaten gedaen hadde ende noch dede. Bie Roomsche Coninck dit ter harten nemende, heeft den Grave voornoemt op dese klachte een peremptoiren dagh voor sijn camer angestelt, om aldaer terechte te staen, maer hij paste niet veel op des conincks citatie, ende en wilde niet komen. Weshalven dieselve Coninck seer qualick is tevreden geweest, ende nam sulcks, alsof die Grave dat tot sijner verachtinge gedaen hadde: ginck tot Utrecht in den Bom, doet sijn Harnasch op S. Martensaltaer brengen, ende heeft het aldaer angetrocken ende sijn sweert omgegordt, gebiedende sijn dienaers ruteren ende knechten, dat se hem souden navolgen. Treckt terstont van Utrecht na die Twente in de Graefschap van Goor, ende heeft all die inwoonders daer uitgejaegt, haer goederen (,raof van Goor geplondert, ende nam den Grave selven gevangen, irovangon. Quam aisoo wederom tot Utrecht, daer hij den gevangenen Grave sijnen Oohm den Bisschop heeft overgelevert. Voorts heeft die Coninck des Graven saecke an sijn camer getrocken ende na rechte laten disputeren, om bij sententie daerin te kennen, wat daeran verbeurt hadde, dat hij boven verbot van sijnen Leenheer des selven ondersaten geweldt hadde gedaen, ende op die peremptoire citatie van de Roomsche Coninck niet was gecompareert, raaer hadde die conincklicke ladinge versmaet. Waerop die Conincklicke Raedt heeft erkant dat men den Grave van Goor soude ontgraven ende niet meer den titel van Grave soude geven: daerenboven alle sijne goederen confiskeren, welcke van de Roomsche Coninck des Bisschop sijn toegeleit. Kn alsoo hebben een einde genomen die Graven van Goor, ende hare landen, ende heirlicheiden sijn den Bisschoppen van Utrecht ende het lant van Overijssel ingelijft. Op het volgende jaer 1249 in April is gevolgt die doodt van de voorseide Bisschop, die het Bisdom van Utrecht als hij hetselve ontfinck seer arm hadde gevonden, maer hebbende datselve in sijn leven seer verbetert, in goeden vrede, rijckdom ende voorspoedt heeft verlaten. a». 1240. A° 1240. Ecclesia Lebuini Daventriensis tempore huius Ottonis flammis consumpta est, et liberalitate huius Episcopi aliorumque fidelium collationibus restituta est. (irüOSSEN VAN AMSTEL XXXVIIe Bisschop van Utrecht. Goossen van Goossen van Ainstel Bisschop geworden sijnde, besat mstc' het Bisdoom slechts een jaer, was een slecht ende onverstandig minsche, onbequaem tot de regeronge, waerdoor het sticht dat hij sonder schulden hadde gevonden, in korter tijdt mit veel schulden beswaert worde, tot groot misgenoegen van die van Utrecht ende Over-IJssel: die daeromme een Generael Capittel ofte Lantdag tot Utrecht gehouden hebben, in tegenwoordigheit van Coninck Willem, van Romen, van die Pauselicke Legaet Petrus Caputius, ende veel andere Heren, alwaer dese swarigheiden sijn overwogen, ende alsoo behartigt dat die voorseide Goossen van Amstel entlick moeste komen om sijn Bisdoom te resigneren ende te verlaten. HERDRIGK VAN VIJANDEN XXXVIIIe Bisschop van Utrecht. Als Amstel het Bisdoom geresigneert hadde, is tot Bisschop beroepen Hendrick van Vijanden, die int collegium tot jaer 1257, doch sommige schrijven 1262, tot Steenwijck een Collegium van twaelf Canonicken heeft gefondeert. Ende in welckers tijdt Irmgart een dochter van Graef Otto van Gelder ende huisvrouwe van Graef Diderick van Cleve, die Abdie ter Hunnep bij Deventer heeft opgericht ende mit die marckfelder goederen begiftet. Goossen van Amstel genoegsaem van sijn Bisdoom verstoten sijnde, soo hebben sijne vrunden die Heren van Amstel ende Woerden mit hulpe van Graef Otto oorlog tusschen van Gelder die wapenen angenomen tegen Bisschop mde Bisschop. Henrick ende sijne landen, doende aldaer grote schade gelijck oock die Geldersche in Over-IJssel gedaen hebben. Maer ten laetsten als die Bisschop in seeckeren veltslag die Heren van Amstel ende Woerden hadde gevangen bekomen en daerna die Veluwe geplondert, ende goedt getall Geldersche aldaer overwonnen, hebben die Bisschop ende Grave van Gelder sich mit malckanderen verdragen int jaer 1258 van alle twist ende schelonge die sij hadden: ende sijn overkomen, dat ten wedersijden restitutie van alle goedt, en vergoedinge van schade soude geschieden: dat oock die erffenissen die gemeinlick coermeden genoemt worden en in den lande van Veluwen eigen sijn an den Graef van Gelder en de oude besitters souden wederkomen. Die borgen deses verdrags sooveel de schade angaet die in Veluwen was gedaen waren Alard van Buren, Goossen van Rothem, Otto de Salem, Johan van Gronesbeke Ridder, ende Berent van Dolre, Gijsbert van Goijen, Hubert Schemcker ende Swedeer die Maerschalck. Ende wat schade die IJssel ende Over-lJssel was toegevoegt, daervoor hebben gelooft Evert van Heukelum, Valerius van Vreden, Agidius, ende Bartolt Bake Ridders, ende noch VTaU!r10 Harmen van Voorst, Henrik van Almelo, Harmen van Suterslo, Schulte van Drente, ende Henrick van Essen, Schulte van Sallant. Causamque suam associarunt Gorensis, Almelous et Voorstanus. Bru. Kukensis, Almelous et Voorstaiius intra biennium quae civibus Trajectinis debent persolvunto, Amstelius et Gorensis quingenti stipati clientibus lanei amicti, supplicum more Trajecti veniam peterent, conceptissimisque verbis jxirarent, se posthae Trajectinis bellu non illaturos. Bru. Int jaer 1260 heeft dese Bisschop die van Camperveen voor haer ende haren nakomelingen privilegie gegeven, datse voortaen geen schattinge ofte bede souden gelden noch gehouden wesen den Here vanden lande in enige tochten te volgen wijder dan op die bepalingen van haer eigen landen. Want ettelicke jaren tevoren waren dese luden uit Vrieslant in Overijssel gekomen daer sij een woest ende moerig land bij de stadt Campen nu Camperveen geheten, vant welcke niemant voordeel hadde, mit groten arbeit te lande maeckten ende sich aldaer seer armelick beholpen, Vryheit van gelijck het gemeinlick toegaet ruit diegene die woeste Campervoen. landen beginnen te cultiveren. Daerenboven hertimmerde desen Bisschop die Domkercke tot Utrecht ende nadat hij het sticht loffelick hadde geregeert, is hij int jaer 1267 in Junio gestorven, ende in die voorseide Dorakercke begraven. Episcopus Stenovici collegium extruxit canonicorum regularium, ac multis donis auxit caenobium Hunnepe prope Daventriam. Bru. Videatur Lindebomp. 241 etc. JOHAN VAN NASSAU XXXIXe Bisschop van Utrecht. .lohan van Nassau navolger des overledenen, heeft alle de castelen des stichts volgepropt gevonden van alle noodtdruftigheiden, die sijn voorsaet daermede voorsien hadde. Int begin sijner regeronge omtrent het jaer 68 sijn die Kennemaers in Hollant als Graef Floris van Hollant noch minderjarig, tegen hare overigheit opgestaen, hebben met haer hoofdtman, Gijsbert van Amstel, die stadt Utrecht ingenomen, die huisen Abcoude, Rijsenburg, ende Vianen gedestrueert ende Amersfoort verbont sich mit haer Kennomere soo datse meister worden vant gehele Nedersticht. oproerig. Dje Bjsschop nu uit sijn landt verdreven sijnde' vertrock na Deventer daervoor een tijdtlanck resideerde, ende verbondt sich mit den Grave van Gelder om sijne vijanden te beter wederstant te doen. Ende als hij uit Over-IJssel enig volck hadde te samen gebracht, heeft hij sich gevoegt mit den voorseiden Grave, ende hebben gelijckerhant die stadt Utrecht belegert, maer siende dat sij die niet machtig konden worden, belegerden sij Amersfoort, dat sij oock wonnen, vandaer keerde die Bisschop wederom tot Deventer totdat na twee jaren die dese oploopende oorlog omtrent duerde Sweder van Bosinchem die stadt Utrecht wederom ingenomen, ende voor den Bisschop heeft bemachtigt. Op Pontiani-avond des jaers 1272 heeft Bisschop Johan van Nassauw die Kercke tot Genemuden gewijet, ende dat vlecke stadtrecht verleent, om sulx Goncranijen. te gebruijcken als die van Deventer, Swolle, ende andere steden van Sallant; den brief des Bisschops was onderteikent van den Bisschop, die steden Deventer en Swolle, Frederick van Borkelo, Arent van Almelo, Wolter Coen, Hendrick, Roderick, Andries, ende Sweer van Voorst, ende Willem van Buckhorst. Die steden van Over-IJssel hebben mitdertijdt in neronge ende koophandel seer toegenomen, handelende op Hamborg, Noorwegen, Deneraarcken, ende andere landen. Het gebeurde dat die van Harderwijck questie kregen mit die stadt Hamborg, maer door intercessie vandie van Deventer, Campen, ende Swolle is die saecke bijgeleit int jaer 1280. In Drentowaldiis dein tumultuatum cui ipse autistes causam praebuit, diun ultra consuetum modum ab iis pecunias deposcit, quam ob iniquitatem pendere recusarunt. Antistes perinique ferens suum imperium contemni, Drentinos contra eos armavit qai ignem aditu regionis occupato, aliquot pagis injidunt. Sed occurrentes mox ejus viciniae homines armati et a proximis Frisiis sociis paene sine proelio Drentinos in fugam vertunt: viginti primo conflictu caesis, plures capti, centum Huneso amne submersi, cum summa ex desperatione audacia tranare conabant. Hinc in ipsis Drentinis aliud negotium praebuere praetoris Eeldeni filii et ex fratre nepotes, constructa valida arce vicinorum cervicibus graves metuebant, antistes cui ea res suspecta erat, per suos eatn everti curats operam suam praecipue commodantibus Pedesanis et Klingio, qnos non multo post procurata ab aemulis caedes ob eam causam sustulit. Bric. campen hoeft Daema geraeckten die van Campen in openbaren Hako.'co^ck oorlog met Haco die Coninck van Noorwegen, uit v. Noorwegen. wat oorsafce wort njet gevonden: waeromme sij hare gesanten Alexander Cuick, ende Geert Taalman, an den Coninck gesonden gebben, ende hebben mit hem vrede gemaeckt in den jare 1286. Arent te Bocop, in sijn leven Borgemeister tot Campen, verhaelt dat hij van de oorsaken deses oorlogs niet en heeft gevonden in de archijven der selver stadt, noch oock van enige andere oude dingen: als wanneer die stadt haer anvanck gehadt heeft, haer stadt recht ontfangen, wanneer die treffelicke oude mure mit haer schone torens langs die IJssule gemaeckt sij, dan hij vermoet dat die schiften daervan int jaer 1543 mit die Raedtkamer verbrant sijn, die rontsomme was beschoten mit sittingen die vol oude papieren lagen. Wijders schrijft de selve Bocop aldus: Daer is een Priester binnen Campen, H. HarBeginssei der men Wolfs, die soone van Wolf Poortsluter, die t^teuchtig" hadde een boeckjen laten uitgaen, waerin hij segt dat die stadt van twee Reusen soude gebouwt sijn, waervan die ene op den cruit-toren, die ander op den wiltvanck soude gewoont hebben, mit meer andere beuselingen daer niet en waer woordt an is, dan dese twee oude hoge vierkante toornen als oft Yriese Stinssen waren, en op elck einde vande stadt stonden, 7 sijn toornen van de oude stadtsmure geweest. Vinde oock gants niet wanneer die heerlicke oude stadtsmure die rontsom die stadt beneffens die Borghel plach te gaen is begonnen te timmeren, of dat men daer noch an arbeide, dan soude wel meinen dat het in een jaer niet voltimmert sij, ende wel sekerlick meinen dat die H. Geesten Kercke daer nu dat Bussenhuijs van gemaeckt is, dat outste van de stadt is, ende int begin van de stadt gebouwt sij. Soo sulcks oock wel schijnt ant getimmer, oock hebbe veel oude brieven gelesen inhoudende: Soo hebben de eersame Raedsmannen vande stadt Campen voor den ouden Heiligen Geest gekoft enz. De Bisschop Int jaer 1288 worde die voorseide Bisschop Jan «tftjeset van sijn Bisschoplicke regeronge afgeset, nadien hij als Elect sonder confirmatie des Paus van Romen, dat selve lange bedient hadde: ende is sulcks op begeerte der Kercke van Utrecht geschiet, die hem te laste leiden, dat door sijn versuim die stadt van dat Bisdoom seer was terugge geset, ende hem daervan an den Paus beschuldigden. Reinolt Grave van Gelder wort a° 1290 van K. Rudolph gemaeckt Heer van Oostvrieslant (Slichtenhorst p. 107). JOHAN VAN ZIJERICK XLe Bisschop van Utrecht. Gebor. uit een Volgens door bede van die Kercke van Utrecht geslachte^in heeft haer die Paus tot een Bisschop geconfirmeert Lotanngen. Johan van Zierick. Die welcke int jaer 1289 schrifDie van campen telick heeft geordineert, dat die capitulares, ende handelen int , , Noorden, andere hare geestelicke broeders, ende susters allene ende bijsonder, dat oock die leecken apart souden begraven worden. Omtrent dese tijdt hadden die van Campen grote neronge ende vele schepen op zee, waermede sij haer koopmanschap oost ende west dreven, oock in Noorwegen, ende Denemarck: alwaer die Coninck een gewoonte hadde, dat alles wat van enige schepen die in sijn Coninckrijcke stranden gebergt worde, beide schip ende goedt an sich te beholden, ende die schipper ofte coopman mochte daer niet eens na komen sien, ende noch daerboven verbeurde de schipper een grote geltboete anden Coninck. Die van Campen tot verbeteringe van haren coophandel ende welvaert haerder borgeren hebben sulcken privilegie van den Coninck int jaer 1290 verworven, dat soo enige borgers ofte inwoners der selver stadt aldaer schipbreucke leden, datse alle die goederen die sij enigsins konden bergen, overall onverhindert ende commervrij mochten antasten ende beholden. Wij hebben verhaelt dat in tijde van Bisschop Otto van Hollant, die Abdisse van Elten den Toll tot Caten hadde overgedaen an die stadt van Deventer; over het betalen vande selve toll is daerna questie geresen tusschen die van Harderwijck ende Deventer, waervan die Grave van Gelder int jaer 1292 fer. 6 post Pascha uitspraecke heeft gedaen, dat voortaen een ieder schip van Harderwijck groot of klein mit wat voor waren het geladen sij, den Tolner van Deventer int opvaren betalen soude twee deniers, mit een raaerken Deventerse munte alsdan ganckbaer, ende soo vele int afvaren. Ende dat allene van die goederen der ingesetenen van Harderwijck, ende Tol te caten. niet van die vreemden, van welcken den toll bij den schipper soude hetaelt worden, ofte hij soude sich mogen suveren mit ede dat die goederen hem toebehoorden. Alsoo is desen twist weggenomen waervan oock die van Deventer het jaer tevoren an die van Harderwijck schreven, dat sij wilden bemiddelen dat de verdragsbrief angaende die selve Toll van haren Bisschop soude besegeit worden. Hierna int jaer 1297 heeft die Paus Johan van Zierick van Utrecht verset, ende tot Bisschop van Tuil in Lotheringen gemaeckt. Nadat hij 8, sommige seggen 9 jaren, het Bisschopdoom bedient hadde. Sacri palaty WILLEM VAN MECCHELEN judex ordinarius XLIe Bisschop van Utrecht. broeder van Floris Berthout , Heer van iNaciat Johan van Zierck verset was, is Willem van De "^Bisschop in Mecchelen, een man van groten verstande ende ge- °Hl°fan"tet leertheit> Bisschop geworden. Vindende het bisdoom belast mit vele troublen ende beroerten, heeft oock terstont oorlog mit die Hollanders gekregen, die hij mit hulpe vande Westvriesen grote schade gedaen heeft. Maer de Westvriesen srjn opten 6 April des jares 1297 van Graef Jan van Hollant geslagen, waeromme sich de Bisschop begaf in Oostvrieslant, daer hij den inwoouder aflaet van sonden predickte soo sij hem bijstant souden doen; als hij door dit middel hulpe ende bijstandt hadde verkregen, is voorts mit de selve na Westvrieslant gevaren, om die Hollanders daer uit te verdrijven. Maer hij worde terugge gedreven, ende als hij nu vele volck verloren hadde, ontquam hij ternauwernoodt vluchtende over see na het lant van Over-IJssel. Alwaer hij den in- gesetenen privilegie vergunt heeft int jaer 1298, dat wie 30 jaren in eene stadt gewoont heeft ende voor vrij is geholden, naerder is mit sijn eene hant sijne vrijheit te verdedigen, als den ander hem eijgen te maecken. Tot utrecht Den oorlog tusschen den Bisschop en de Hollanders gevangen h duren(}e, js de Bisschop van sommige conspi- Sweer van > * , Montfoort, rateurs int jaer 1300 tot Utrecht gevangen, ende in vyanden" het huys van Jacob van Lichtenberg bijna een geheel Linschoten. jaer gevangen behouden, doch is eindlick door enige boeren verlost, maer evenwel van sijn Bisschoplicke stoel verstoten gebleven, waerover hij na Over-IJssel is geweken, die hem eerlick en behoorlick ontfingen. Kort hierna reisde hij na Rome totten Paus versoeckende van sijn Bisdoom ontslagen te worden, opdat sijn Stigt daermede tot ruste ende vrede mochte komen; maar die Paus wilde sulcks niet gehengen, en beval den Bisschop van Munster dat hij sijnen medebroeder tegen alle sijne vijanden soude helpen ende bijstaen. Die Bisschop wederom gekomen sijnde in de landen van Over-IJssel, heeft aldaer een goedt leger versamelt, daer toe die van Over-IJssel hem getrouwelick hebben geholpen, om int Nedersticht te trecken ende sijn stadt van Ltrecht te bemachtigen, over-ijssei Die van Over-IJssel mit haren Bisschop sijn tot bij helpt den die stadt Utrecht getogen, maer omdat zij buitenBisschop. gegloten worden hebben sij sich nedergeslagen op een vlack velt om haer vijanden uit te locken, ende een veltslag mit haer te houden. Als sij dan alhier haer tenten hadden opgericht om sich wat te rusten, quamen sommige Heren uit Hollant, als Dirck van "Wassenaer, Henrick die Castellein van Leiden, Philips van Duvenvoorde, Simon van Benthem ende Jacob van Woude, Ridders, die den Bisschop hateden om oude twisten, ende vrunden ware van Jacob van Lichtenberg, mit haer volck ende wapenen mit een groot gel uit, om den Bisschop te bevechten op Hogewoerdt ende die Over-IJsselsen te verdrijven. Hier en tegen heeft de Bisschop sijn volck in slachorde gestelt, die wel tweemael soo sterck waren als die vijanden, ende is daermede sijn wederpartije kloeckinoedig angevallen: sloog in den eersten anval enige Overijssel metlantluden de vlucht die van des vÜante armade den Bisschop wat waren verscheiden, wederstont die Hollanders ncsi ten. jcracj1t, soodat hij haest die overwinnonge soude hebben bekomen, ten ware Suedeer van Montfoort den vermoeijden Hollanders ten hulpe was gekomen mit een deel versch volck, waermede den strijdt geweldig is hervat, ende op een nieuw an wedersijden dapperlick gevochten. Die Bisschop heeft tot tweemael toe dat heijr sijner vijanden doorgereden, elck schromende hem te doden als sijnde haren geestelicken Yader, maer ten derden mael op haer anrijdende is hij van een seeckere boer jamerlick doodtgeslagen, die daer na lange penitentie hier over dede, ende op die P'aetse worde opgericht een stenen cruce tot gedachtenisse van dese deerlicke doodt: Daer bleven aen wedersijden seer vele verslagen, doch wel duisent van des Bisschops volck, die de nederlage hadden ende die vlucht moesten nemen. Dese nederlage vanden Bisschop en de Over-IJsselsen geschiede int jaer 1301 in Julio. 4. idus. Julij. Het doode lichaem des Bisschops bleef een wijltijdt op die walstadt liggen ende is van de Broeders van de orde van S. Jan v. Jerusalem in haer kereke vervoert, doch daerna in de grote kercke begraven. Ende niet lange hierna een soen gemaeckt tusschen die van sticht en Hollant daerin dit Grave segt geordoneert te sijn, dat hij voor hem ende sijnen gemeenen lande van Hollant maecken soude voor sijn siele twee Capelrijen euwelicke elck van 25 ponde swarter Tornoisen sjaers waer af hij die eene gemaeckt ende gedoteert hadde op seeckere renten in den dom t Utrecht ende de andere bewees hij die besettede te verdienen in St. Catrine Kercke tot Utrecht. GUI DO VAN HOLLANT 42e Bisschop van Utrecht. Johan die Grave van Hollant is terstont tot Utrecht gekomen, biddende de Kercke voor Guido sijnen broeder Thresorier van Luijck, waertoe alle die Canonicken niet wilden bewilligen, maer alleen sommige van die: andere daerentegen verkoren Adolph van Waldeck, Domproost der Kercke van Utrecht. Guido is terstont int regiment getreden soo door die authoriteit sijner broeders, als door die gunste van die vant Nedersticht. Johan Gr. v. Hollant en He?iegoutve, Burchart B. v. Mets, Johan B. v. Camerijck, Florentius Prinse van Achajen en Morea, en soo gement door sijner huisvrouwen recht te weten Isahella dochter van Willem Vilarduin, na getuigenisse Miraei. Ex Fr. Gerh. Coccio. A° 1308. Bernardus a Vollenho Decanus Daventriensis in proprio allodio sito Swollis in Middelwijck fundavit monasterium Bethlehem cum consensu huius episcopi Gnidonis. Hi autem fuerunt scabini circa, tempus fundationis nostrae domus. Similiter et judex ut patet ex litteris sequentibus. Nos Johanties Sei?ionis judex, Wolbertus frater ejusdem, Tf olterus de Langenholte, Borchardus dictus Bussekin, Gerardus dictus Toltiere, Hillebratidus de Dale, Johannes de Tijvcre, Wilhelmus Schrijver, Henricus Vrijlinck, Wolterus de Velde, Johannes Ludekini, Hermannus de Haersolte, et Bernardus de IJrte etc. 4° 1304. Tf as een smare oorloge tusschen Guido Gr. v. Vlanderen tegen die van Hollant, daerinne B. Guido gevangen ivorde; die Gr. v. Vlanderen sijn victorie vervolgende heeft Hollant meestendeel bemachtigt, ende die stadt Utrecht ingenomen: willende dat die ecclesie haren B. Guide souden verlaten ende verkiesen Willem v. Gulick. Praepositus S. Servatij Trajectensis ad Mosam, inde Electus Coloniensis Ep. J erum cum sago magis quam togae aptior esset relicto post pontificatu bello Flandrico a Francis occisus est. Vulgo dictus fuit Bello Clericus quod egregius esset bellator autem electio non successit nam Guido Flandrie Com. ad Zirixaeam ab Hollandis capto Guido Ep. relaxatus in Episcopatum suum restitutus est. Waldeck trock terstont na Overijssel, die noch afkerig waren van die Hollanders, van welcke sij soo onlancks mit haren Bisschop geslagen waren. Doch dese scheuringe duerde niet lange, want int selve jaer wort Adolph van Waldeck Bisschop tot Luick gemaeckt, in plaetse van Hugo de Canbilione. Ende Guido heeft voort dat gehele stift onder sijn regeronge bekomen, ende is in Over-IJssel als Bisschop ende Lanlshere angenomen. Alwaer hij int jaer 1308 dat Dijckrecht van Sallant bij kennisse van Ridderschap ende Steden heeft geordineert. Oock die stadt van Campen a° 1309 seeckere vrijheit ende privilegien verleent. Die Bisschoppen van Utrecht hadden veeltijds het oge op Yrieslant dat sij het selve onder haer heerschappije brengen mochten, als sijnde in voorgaende tijden van verscheiden Keiseren haer verleent. Bisschop Guido heeft tot dien einde voorgenomen in Stellinckwerf een sterck cassteel te bouwen, ende ondersocht daertoe enen vasten gront door enige timmermeisters int jaer 1311. Maer omdat hij van den Paus Clemens die vijfte op den Concilio te Vienne worde beroepen, moste hij opschorten de timmeringe vant voorseide casteel. Die Bisschop uitlandig sijnde, quam een geruchte dat hij was gestorven, De vriesen des die Yriesen in Stellinckwerf mit hare hulpers voienho" sijn opgetrocken ende hebben dat huijs tot Vollenho belegert, ende seer sterckelick bovochten. Maeralsoo diegene die dat huijs bewaerden sich mannelick weerden, ende haer wederom uit dat voorburg verdreven, maeckten sij een hoog werck van hout dat drie solderinge hadde om daeruit mit verscheiden wapenen te strijden, ende was van buiten behangen mit ossenhuiden opdat ment mit geen vuur soude mogen verbranden: dit werck brachten die Yriesen op vijf voeten nabij die muren vant huijs, ende arbeiden mit alle macht om den hoogsten toren neder te werpen, ende die schutters van die muren te verdrijven, werpende van boven met steenen, en vechtende uit het middelste mit geschut, ende uit de onderste solderinge mit axen en bijlen. Gerrit die Proost van Deventer verstaen hebbende den noodt daer Harman sijnen broeder die Castelein tot Vido catalou Yollenhove in geraeckte, was haestelick na Vranck- Prepisivorum ... . , i. l. abitum. riick gereist om den Bisschop sulcks te kennen te geven. Die terstont na Hollant vertrock en vergaderde schepen en volck om Vollenho te ontsetten, gelijck geschiede. Die soldaten op hetselve huijs die ankomste van haer ontsetters siende, bereiden een tonneke met werck, speek, swafel ende andere brandende materie, deden het binden mit ijseren banden, ontstakent mit vuir ende werpent stoutelick op dat werck waeruit haer die Yriesen bestreden, ende hierdoor worde dat gehele werck verbrant mit well vijftig Vriesen, die rest verlieten hetselve ende daeraf springende braken armen en benen. Die Castellein is oock terstont mit sijn volck uitgevallen en sloeg soo dapperlick op die Vriesen, datter wel 500 verslagen voiienho worden, ende quam alsoo wederom opt Casteel Dit ontset. . r verricht sijnde quamen die schepen bij lant, ende dat Hollantse heirleger trock te lande en voegde sich mit des Bisschops krijgsluden die aldaer waren; die Bisschop mit sijne oversten berade sich dagelicks hoe men de Vriesen best soude vervolgen ende bestrijden: besloten eindlick, dat sich elck soude om maecken om in Vrieslant te vallen ende aldaer enige dorpen te branden, doch dit voornemen ginck te niete, want dien selven nacht begon sulck een onweer van wint ende regen optestaen, dat die tenten scheurden, die soldaten seer vermoeit worden, ende die wegen niet te gebruicken waren; Daeromme die Bisschop mit sijne Heren Floris die Domproost, Johan Here van Arckel, raden vande Bisschop, Dirck van Brederode, ende Claes van Putten raedsaem vonden te vertrecken, gelijck geschiet is. Als des Bisschops volck nu te schepe was gekomen, ende naulicks van de rede, quamen die Vriesen tot Vollenho met enige gijselaers en versochten vrede, presenterende een grote amende, maer die gijselaers liet men gaen, daerover sij seer blijde waren, ende keerden alsoo weder na haer lant. s. Martens Omtrent het jaer 1312 was dat landt van Vollenho ïaiden tot noch veie venen ende wildernisse, ende niet overall (iictnoron. ' bewoont. Soo quam aldaer in den lande een versamelinge van menschen, men wiste niet van waer; die droegen crucen op hare klederen voor ende achter, ende op sommigo tijden sloegen se haerselven, ende songen Godes woordt. Op dit pass was tot Vollenho een castellein Wolter Snelle, broeder van den Domdeecken van Utrecht, dese was goedt arms, ende uit mededogenheit handelde hij mit dese arme luden in name des Bisschops, dat sij den eigendoom van sommige landen kregen, die doch wildernisse ende venen waren, waervoor sij den Bisschop jaerlicks seeckereu tribuit souden geven, ende sij maeckten sich voor haer ende hare erven den Bisschop van Utrecht eigen, waeromme sij oock S. Martens luden sijn genoemt, latende hare namen te dien einde opteikenen. Daer neven worden haer wetten ende ordinantiën gegeven, waerna sij sich in haer leven ende sterven reguleren souden, die noch hedensdaegs onderhouden worden. Dieselve landen, die haer van den Castellein worden toegestaen, sijn tot Ghiethoren gelegen, ende is dat gantse ampt. Sij waren goede luden, vrom van leven, ende van den Bisschop gelieft, sommige meenen dat sij die eerste sijn geweest die den torff gevonden hebben, want in haer luijder rechten ende historie wort verhaelt, dat sij in die wildernisse vonden mergel, dat swart was, daerse mit haren arbeijt goeden brant van maeckten, ende dat aertrijck begonden sij te bouwen, ende saeijden het mit koren, daer was oock gras, weijdelant enz. Hierna int jaer 1316. al. 1317. is Bisschop Guido gestorven in Junio. Hij hadde binnen sijn leven getimmert drie treffelicke Castelen, int Nedersticht Dullenborg ende Stoutenborg, ende in Twente dat Casteel te Goor, dat weleer sijn bijsondere Grave gehadt hadde, ende nu misschien vervallen was. Ten tijde van Bisschop Guido is jn Wije verdeelinge der landerijen gedaen ende den Bisschop toegedeelt tot een voorslach 25 morgen genaemt Wyer Marsche, dewelcke anno 1431 van Johan van Boitberch Erfmarschalck van Oelre en Willem van Bakenveerde aen Evert Krijt opgedragen sijnde, heeft het huis aldaer staende ende eerst genaemt Wyermarsch, mettertijt den naem (dien het tot desen dach behouden) gecregen van Krijtenbergh. Vide catalogum praepositorum in Lindebom ubi turn nullus Oerhardus. NB. Curn Frisiis pax Stellinckwerf. Vide diplomata. inferius. A° 1320. Cum Frisiis in Stellenwerf. Vide Historiam Pontificum p. 329. de hoe Johanne. 22. FREDERICK VAN SIERICK 43e Bisschop van Utrecht. Guidonem volgde int Bisdoom Frederick van Sierick, die tegens die heren van Linden in Betuwen oorlog heeft gevoert, ende haer huijs te Lienden verbrant. Reinalt die Grave van Gelder gelegenheit soeckende om Vrieslant te dwingen, twelck hem van den Keiser voiienho was gegeven, heeft dat Casteel te Vollenho van den erpant ant ° ° . * . . Geter. Bisschop die seer behoeftig was, int jaer lóéö in pantschap genomen, hem seer gelegen sijnde om de Vriesen te beoorlogen. Int selve jaer hebben Roderick ende Harman van Voorst haer slott ende vestonge in Rechteren den Bisschop van Utrecht overgegeven, ende van hem weder ontfangen, als een Conincklick Leen, ende gemaeckt tot een open huis des Bisschops tot vordeel van de Kercke van Utrecht, ende int jaer 1322 in Augusto is gevolgt de doodt des Bisschops als hij omtrent vijf jaren hadde geregeert. Kranck sijnde van podagra storf hij op 't huijs ter Horst ende is begraven tot Utrecht in Ecclesia majori. JACOB VAN OÜSTHOORN 44e Bisschop van Utrecht. Jacob van Ousthoorn worde tot Bisschop verkoren tegen Jacob van Zuden, ende is vanden Paus geconfirmeert; hy was een vroom ende relligieus man, maer eer hij noch een jaer hadde geseten is hij gestorven den 10 October. JAN VAN DIEST 45e Bisschop van Utrecht. Die Ecclesie van Utrecht heeft na het overlijden van Jacob van Ousthoorn, den Proost van S. Salvator vide "bist."tv Johan van Bronchorst mit gemeene stemmen geëliPontdic'hP 329 ®eert' terstont 'nde regeronge gestelt is. Maer Johanne 22. Paus van Rome, Johannes die twee en twintigste, die van sijnen tegen Paus Nicolao als een Ketter veroordeelt is, heeft Johan van Diest ten versoecke ende om die gunste te winnen, vanden Hartog van Brabant, ende die Graven van Gelder ende Hollant tot Bisschop geconfirmeert, niet sonder verongelijckinge van die Elect Johan van Bronchorst, die daeromme dat Bisdoom moeste verlaten. Bernart van Diepenheim, Here van thuijs, hadde veel questie mit desen Bisschop, ende voornamelick Bemart van mit die stadt Oldenseel, maer int jaer 1325 is hij p vruntlick mit den Bisschop van alle schelonge verdragen, ende heeft hem opgedragen den Egbertinckh°ff, gelegen in die buirschap Graves Kerspel Wessen in Munsterlant, ende heeft dat selve goedt wederom van den Bisschop in manschap ontfangen, belovende hem hulpe tegen alle vijanden uitgesondert tegen Reinolt den soone des Graven van Gelder, ende den Bisschop van Munster; dit geschiede tot Goor. Oock heeft die gehandelt mit Johan den Grave van Bentheim, ende mit Mechtelt, sijn gemael, dat sij hem voor een seeckere somme gelts hebben overgegeven int jaer 1328 soodane Leengerechtigheit als hij hadde over dese navolgende goederen in OverRutenberg. IJssel gelegen: het huijs te Rutenberg ende het lant genoemt Westerhof, een huijs tot Hesne, dat beseten hadde Alphert Kech, een huis tot Wilsne, drie huisen tot Stegen, twee huisen tot Beerze, een huis tot Anewede, een huis tot Ane, en noch dat huis Rederinck tot Laerwolde, die Haco van Rutenberg van hem te lene hielden ende een huis tot Dalwessen, Groten huis geheten, dat Godsschalck van Dalwashen van hem te lene hielt, mit vele meer andere, daer hij den Bisschop segel ende brieven van heeft gegeven. Privilegien Int selve jaer des Saterdaegs na Meijdag, heeft de ui Twonte. gisscjj0p sekere vrijheit verleent, an die burgers van Campen, Swolle, ende Hasselt in het lant van Twente. Wij Jan van Diest bij Godes genaden Bisschop tot Utrecht, maecken kont allen luden, dat wij gegeven hebben, onsen borgere van Campen, van Swolle, ende van Hasselt dat sij vrijelicken varen mogen mit haren goede door onse lant van Twente, ende door alle die stallen die daer sijn, sonder enigen toll ofte weggelt, tot onsen wederseggen: waerom wij ontbieden onsen Schulte van Twentelant, ende alle sijne boden, dat sij dese voorseide borgeren, hare boden mit haren goede door de stall te Rijsene ende anderswaer sonder enige aftreckinge afschattinge vrijelick ende sonder wederseggen laten rijden, ende laten varen, ende hen den boom openen soodat wij desgene meer klagen en horen. Gegeven tot Deventer, in dato als boven. Diepenheim Dat huis te Diepenheim gelegen in Twente, was a" Sr' voormaels toebehorende particuliere Edelen, door welckers versuim ofte moedtwille die naburige ondersaten des landes van Over-IJssel grote schade worde angedaen. Daeromme sijn die van Over-IJssel mit haren Bisschop te raden geworden dat selve te kopen, ende an Over-IJssel te hechten: Ende hebben soo wijdt mit vrouw Cunegunde ende Willem van Boxtel haren man gehandelt, dat sij die Heerlicheit ende dat slot te Diepenheim van haer gekoft hebben voor 11000 dusent sware tornoisen int jaer 1331, welcke pennongen den Bisschop op sekere termijnen, mit hulpe van die van Over-IJssel heeft betaelt, waertoe hij oock verschieden van sijner bisschoplicke goederen des jaers te voren sochte te verkopen om die kooppenningen te verwerven. Van dien tijdt is het huis te Diepenheim een Ampt hier van de Bisschoppen geworden. Angaende die oude Heren van Diepenheim hebbe daervan dit register gevonden: Die eerste die bekent is wort genoemt Bernart here tot Horen v»ri Diepenheim, dat hem van sijne ouderen was angeërft, Diepenheim. oock kere £0<. ^uis hem die Keiser hadde gegeven; hij hadde twee sonen, Wolbert ende Liefart die Here van Ahuis worde. Wolbert behielt Diepenheim ende trouwde die dochter des Graven van Goor, sijne soonen waren Liefert ende Franco, die sonder erven storven, ende drie dochters, welcker jonckste genaemt Requise hoewel sich eerst in een clooster begeven hadde, daerna trouwde mit Hendrick die Grave van Dalem, wan daer bij een soon genoemt Otto. Dese trouwde mit Rijksken een dochter des Graven van Alteua, sijn soonen waren Henrick, ende Everhart welcke Canoniek tot Deventer worde. Hendrick trouwde mit Bertha Baldewijn des Graven van Benthems dochter, sijn kinderen waren Otto, ende Catharina die gehijlickt was an Simon van Haerlem, na die doodt van Bertha trouwde hij Aleida van Boxtel, die sonder kinderen storf. Otto die soone Heuricks was getrouwt mit Cunne die dochter van den Here van Bronchorst, Willem, Henrick, Bertha die gehijlickt is an H. Steven van Anholt, daerna an Godefried van Borkelo, Ermgart getrouwt mit Harmen van Ludinchusen, Catharina huisvrouwe van Henrick van Gemen: Henrick voorsz. was Praest tot Deventer. Ende Willem trouwde Richarda die dochter van den Grave van Arensberg, sijn dochter was genaerat Cunegunde vrouw van Diepenhem ende Dalen getrouwt an Willem van Boxtel Ridder, die welcke Diepenhem anden Bisschop verkofte. Noch heeft de Bisschop gekoft in selve jaer van Graef Henrick van Solms Here van Ottenstein, alsulcken recht ende vervall als hij hadde an die stadt Enschede. Ende die buertschap Grafhorst stadtrecht verleent. Fr. Coccius. A° D. 1330 in nocte Oregorii papae irruperunt castrenses de Rechteren, et de Voorst incenderunt Ommen. Post M. post tria C ter et X nox Gregorijque Ommen ab kis castris Voorst, Rechteren flammat in Astris. (Op een los stukje papier) : Fr. Coccius. Anno Dei 1324 nocte Margaritae virginis. a° videlicet 16 post fundationem domus nostrae, incendio prriit Swolla inopinato, in tantum ut vix novem domus incombustae remanserint. periit etiam non minima pars structurae praeter oratorium nostrum: eo quod illo tem-pore totum opidum Swollense erat levis tecturae, hoe est arundinibus atque stramine tectnm. Ferebatur hoe incendium a castrensibus ex castro Voorst perpetratum, dolebant enim omnia vicina villagia conglobata eorum manibus ac rapinis effugisse. Et haec est prima et principalis causa ruinae ac 8 destructionis castri praefati qnae accidit anno domini 1362 ut suo loco dicemus. Fuit autem hoe incendium nocte Margaritae virginis inde versus: Post M. post tria C. post X. duo quatuor 1 que, Nox Margaritae tollis igni tu concite Sivollis. Oorlog omt Het Mastebroeck gelegen tusschen die stadt Swolle Mastebroeck. ^ t _ Geelmuden, Grafhorst, IJsselmuden, ende Wilssen was op dese tijdt noch onbedijekt ende onbeheert, en was een woeste gemeente, om de welcke dat voor het jaer 1330 een groot verschil ende oorlog is ontstaen tusschen den Bisschop ende sijne ondersaten die daernaest an geërft waren ende mit malckanderen ene alliantie tegens den Bisschop gemaeckt hebben, te weten die stadt Swolle, dat Kerspel van Hasselt, Genemuiden, Wilssen, IJselmuden, ende Dalfsen, ende Heer Roderick van Voorst, ende Swedeer van Rechteren gebroeders, mit hare vrunden ende hulpers, welcke Here van Voorst grote gerechtigheit int Mastebroeck hadden, gelijck oock die Bisschop, waeruit desen oorlog eerst ontstont: alsoo dat dese partijen malckanderen grote schade hebben gedaen mit vangen, doodtslaen, roven, en branden. Doch eindlick na vele schade ende onheils dat hier over geviel, worde die selve saecke in compromis gestelt ende verdragen int jaer 1330 gelijck men klaerlick kan sien uit dit navolgends schrijven. Dit sijn die vorwaerden ende dedinghe tusschen den eersamen Vader in Gode H. Jan Bisschop tot Utrecht ende sijn hulpen ande ene sijde ende Heren Roderick van Voorst ende sijne hulpers van de andere sijde, als van twist die gevoert is van Mastenbroecke in wat manieren dat die gevallen is ende van allen datter afkomen is. In den eersten soo sall Heer Swedeer Here van Apekoude, ende Heer Jacob van Mirlaer de Oude seggen dat die Bisschop van Utrecht voorseit beholden mach mit seven stoelen, dat die van gene sijde der IJsselen schuldig sijn te komen voor die ecclesie van Utrecht soo wanneer dat sij bekroont worden van den Bisschop om saecken die des Gestichtes erfenisse ende heerlicheit angaen alsoo vere als sij gedaegt worden van der ecclesie als recht is, ende daer toe komen, recht te nemen, ende te geven alst recht van der ecclesie wijset. Voort soo sullen sij seggen, dat die Bisschop van Utrecht voorseit blijven sall als van Masenbroecke in allen rechte dat sijne voorsaten heergebracht hebben; ende die Here van Voorst ende die welgeboren luden, die sijne hulpe geweest hebben die recht hebben in den Mastbroeck, sullen blijven in alle rechte als sij ende haer ouderen heergebracht hebben in den voorgenoemden Mastbroeck. Voort sall haer seggen wesen dat alle steden ende dorpen ende andere luden die hem rechts vermeten aen Mastbroeck, ende huiper geweest hebben des Heren van Voorst voorseit, blijven sullen ende wesen in alsulcken recht als die van Campen hebben ende haer brieven spreken daer sij mede van den Bisschop gescheiden sijn. Ende voort soo is de Bisschop van Utrecht ende Here van Voorst voorgenoemt gebleven van brande, van rove, van doodtslaen, van vanckenisse, van schaelinge, van banne, van beslage, ende van alle saecken die gekomen sijn van desen oorloge vant Mastebroeck, in wat manieren dat die gevallen sijn, tusschen die partijen voorseit, ende alle haer hulpe aen seggere, als aen eersame luden, H. Henrick van Lonerslot deken van S. Jan, ende H. Rutger vander Weerde, canoniek van Oudemunster j't Utrecht, H. Arnolt van IJsselstein, H. Steven van Sulen Ridders, Jan Heren Rocardes sone, ende Hendrick van Leeuwenberg borger 't Utrecht van die eenre sijde. H. Berent van Dorenweert ende H. Ocken van Haelt Ridders van der ander sijde, inder manieren dat sij van sondage die nu komt over acht dagen inkomen sullen tot Rhenen, ende daer sullen die partijen haer kroeninge beschreven brengen, ende de seggers voorseit mogen seggen ende die partijen scheiden alsoo vere als sij over een dragen: ende en dragen sij niet over ene soo sall die Here van Apkoude, ende H. Jacob van Mirlaer die oude seggen bij hare berneheit, ende die partijen scheiden alsoo vere als sij overeen dragen konnen# Ende waert dan saecke datse niet overeen en dragen als die partijen scheiden, soo sall die H. van IJssel- Here vmi stein een overman wesen in dusdaniger manieren, [Jssolstoin. . . . , . mit welcke van dese voorseide tween dat die Here van IJsselstein segget bij sijne berneheit, dat sall voortganck hebben, ende daermede sullen die voorseide partijen gescheiden wesen ende blijven, ende voldoen bij alsulcke peene alst verborgt is aen beiden sijden, ende dit seggen hebben die voorseide drie segger, als die H. van IJsselstein, die H. van Apkoude en die H. Jacob van Mirlaer, gesekert bij haer trouwe te seggen tusschen dit ende Pinxterdag naest komende sonder enige argelist, ende hiermede sullen alle dingen van kroeninge, van schelinge, van gevanckenisse, ende van alle saecken staen blijven als sij nu te hant staen op den dagh van huden tot ter tijdt dat dat seggen gesegget is. Ende soo wanneer dat men te dage komt, soo sullen die acht seggeren voorseit alle dingen verklaren die binnen vrede geschiet solden wesen, alsoo vere als sij overdragen mogen, ende mochten sij niet overdragen soo sullet die andere drie verklaren, alse voorseit is. Voort waert saecke dat enige van dese acht seggeren, van lijfsnoodt gehindert worde, dat sij ten segge niet komen en mochten, soo mochte die gene van wes partije dat hij weer enen goeden anderen gelijcken man in sijn stat setten. Waert oock dat des H. van Apkoude gebrake, soo solde de Bisschop enen anderen goeden man setten in sijn stat ende desgelijcke solde de Grave van Gelder doen of Here Jacob van Mirlaer gebrake: ende gebrake des Heren van IJsselstein soo solden dese twee segger ofte die in haer stat geset waren enen anderen overman kiesen, ende setten, die doen mocht gelijck die H. van IJsselstein. Ende hierop heeft die Bisschop te borge geset onder ene peene van 20000 pondt kleiner pennongen, deser seggen te houden, eersame luden Heer Ghijs van Everdingen, Domdeecken t Utrecht, H. Henrick de Deecken van S. Jan 't Utrecht, H. Arnolt Proost van Arnhem, H. Thomas van Diest, H. Arnolt sijn Broeder, H. Arnolt van IJsselstein, H. Jan van IJsselstein, H. Gerhart van Amerongen, Janne Heren Rocarts soone, Adam Souwenbalg borger van Utrecht, Diderick Reinerts soone, Gooswijn van Apeldoren borger tot Deventer, Diderick Borre, ende Wouter Gerraert. Ende die Here van Voorst heeft te borge geset den Here van Keppel, H. Bernart van Dorenweert, H. Godert Tengnagel, H. Everhart van Domine, H. Frederick vander Eze, Heer Wouter van Vossen, H. Jacob van Mirlaer die jonge, Everhart van Ulft, Diderick van Keppel, Willem van Ulft, Roebert van Appeltern, Diderick van Appelteren, Arnolt van Keppel, Borre Here Borre sone van Doornick, ende Claess Tengnagel, in dier manieren of enige van dese partijen deser segger seggen niet en hielde die hadde die pene voorseit verbeurt, ende sijne borger als die genandt worde soude inkomen ofte enig man voor hen senden, als se des Bisschops borgen tot Arnhem ende des Heren van Voorst tot Renen ende daer leisten 't ent der tijdt dat die peene betaelt weer, ende die ene helft van der peene sollen die segger hebben, ende die ander helfte die partije die 't seggen hielde: Dese vorwaerden worden gemaeekt a° 1330 op S. Georgiusdag te vespertijdt. Volgens de vorwaerden heeft de Here van Apkoude die uitsprake van dese questien gedaen, ende partijen gescheiden, als blijckt uit desen volgende brief. Artikuien Allen dengenen die desen brief sien sullen ende van verdrag. , . noren lesen doe ïck te verstaen Swedeer Here van Apkoude, want ick beladen ben met eene seggen tussen den eersamen vader in Gode mijnen lieve Here, H. Jan Bisschop van Utrecht, ende alle sijne hulpers van die eenre sijde: ende Heren Roderick, Here van Voorst ende alle sijn hulpers an die ander sijde, als vanden twist die geroert is vant Mastenbroeck in manieren dat die gevallen is, ende van alle datter afkomen is, op sulcker forme alsdat compromis houdet daer desen brief doorgesteken is, ende want H. Jacob van Mirlaer die oude Ridder ende ick van sommige puncten niet overeen gedragen en kunnen, soo is dat mijn seggen in aller manieren als hierna beschreven staet. Inden eersten segge ick etc. (verhaelt hetgene voor eerst moste gesegt ende uitgesproken worden, tot het einde van de woorden van den Bisschop gescheiden sijn.) Voort segge ick dat alle goedt dat geschat is ofte opgebeurt, ende ingemaent sedert der tijdt dat in der hant gegeven wert, dat was op St. Georgius dagh te vespertijdt, van beiden sijden weder geven sullen dengenen die 't afgenomen is, of daert op gebeurt is, tussen dit ende S. Jansdage te midde somer naest komende, elcke tot sijnen recht te Devender voor die schepen. Voort segge ick dat alle goedt dat geschat ofte genomen is binnen vredes, bij heuren ede wedergeven sullen van beiden sijden ter selver stede ende op den dag voorseit voor die schepenen voorseit, maer waer dat saecke dat enig goedt genomen of geschat waer buiten vrede, ende des dien dag buiten vrede gevallen waer ende voor S. Georgius dagh, daer segge ick dat die vrede niet angewanckt en is. Gevangen. Voort segge ick alle gevangen uit aen beiden sijden, mit redelicke kost ende mit vorrede die daertoe behoort. Voort segge ick dat die Here van Voorst een gelijcken man wederom geven sall voor die man die der dootbleef. Vnssujien. Voort segge ick dat alle mannen die hare Heren ontseit hebben van beiden zijden haer goedt soecken sullen of sij willen elck van sijnen here, ende die Here sallt hen verlijen in alle rechte alst te vore was; ende wie van die mannen sijn goedt niet en versochte tusschen hier ende S. Jansdage naest komende aen sijnen Here, waer hij binnenslants, of ter stede daer hij 't schuldig was te soecken: waer sijn Here niet binnenslants dat late ick tot sulcken recht als daertoe behoort. Voorsten Voort segge ick dat H. Roderick van Voorst ende Rechteren. 0 bwedeer van Rechteren, mit hare hulpers Ommen vesten sullen, ende Relaer timmeren, bij heren berade, den Rentmeister ende Henricus van Oldmersoin, ende waert dat sij twee niet overeen en dragen, soo quamt an die segger ende dit sall men doen tusschen dit ende S. Laurens dage naestkomende. Voorts sege ick dat H. Roederick, ende Swedeer voorseit den Bisschop dienen sullen mit vijf rechte mannen, Ridderen ende knapen op haer selfs kost drie wecken lanck tegen alle man daer sij 't mit eren tegen doen mogen, uitgenomen den Grave van Hollant, ende den Grave van Gelre ende des sullen sij den Bisschop hare opene brieven geven tussen dit ende S. Jans dage naestkomende. Voort segge ick dat H. Roderick van Voorst, ende Swedeer van Rechteren mit hare frenden, die haer hulpers geweest hebben, ende die mannen sijn des gestichtes inrijden sullen te Deventer, totter tijdt toe dat ick hen oorlof geve ende dese inrijdinge sullen sij doen des sonnedaegs na Pinxteren naestkomende. Voort segge ick dat alle goedt dat op S. Georgiusdag te vespertijde doe 't seggen in handen gegeven was, hoe gedaen dattet was, dat doen onverteert ende onverdaen was, dat men dat van beiden sijden wedergeven sall dengenen die 't genomen was, iegeück bij sijnen ede tusschen dit ende S. Jansdage naestkomende. Voort segge ick dat die stadt van Swolle haeren openen brief den Bisschop voorseit geven sall mit haren stadt segel besegeit, in suiker forme sprekende, dat sij nimmermeer van desen dage voort meer, setten en sullen tegens den gestichte van Utrecht, noch tegen den Bisschop haren rechten Here, ende waert dat sij het immermeer deden, dat sij hen selven kenden trouwloos, ende ondadig, ende desen brief sullen sij den Bisschop geven tusschen dit ende S. Jansdage voorseit naestkomende, sprekende als voorseit is. Voort segge ick dat die stadt van Swolle, ende andere steden en dorpen die H. Rodericks hulpers als van den Mastebroeck ende datt daer af roert geweest hebben, gelden sullen ende den Bisschop van Utrecht geven, voor sulcke misdaet als sij tegen hem misdaen hebben seven duisent pondt swarte tornoisenj eenen grote conincks tornois voor sestien pondt gerekent, of payement dat daertegens beloope te betalen tot Utrecht, dat eerste derden deel op S. Martensdage in die winter naestkomende, dat ander derden deel tot S. Petersdag ad Cathedrana, daernae naestkomende ende dat leste derden deel des sonnedags na Pinxterdage daerna naestkomende. Ende dit geit sullen dese voorseide steden ende dorpen gelden aldus, alsse die stadt van Swolle 4000 pondt binnen hare vrijheit, voort dat Kerspel van Swolle buiten der vrijheit 1000 pont, voort de stadt ende dat kerspel van Wilssen 500 pont, voort dat kerspel van Dalvessen 400 pont, voort dat kerspel van IJsselmuden 400 pont, voort dat kerspel van Hasselt buten der stadt 400 pont, voort dat kerspel van Gennemuden buten der stadt 300 pont. Ende van dese voorseide gelden, en sall geen welgeboren man gelden die geen borger en is binnen Swolle. Ende hiermede segge ick bij mijne bernecheit een alinge soen tussen die partijen voorseit van allen twijfel die gevallen is tussen Heren, et sij geestelicke of wareltlicke, die gekomen sijn ende geroert vanden Mastbroecke op die peene die verborgt ende dat compromis holdet. In oorkonde des briefs besegeit mit mijnen segele. Ende want wij Gijselbert Heer van IJsselsteine beladen sijn ende angenomen hebben een overman te wesen, ende te seggen mit den Here van Apkoude, ofte H. Jacob van Mirlaer den ouden, welcker van dese twee ons redelickste bij onser bernecheit seggen dochte, ofsij niet over eene en droegen; ende want die Here van Apkoude, en die H. Jacob van Mirlaer voorseit, niet eendrachtelicken in desen seggen en sijn van sommige puncten, ende ons die Here van Apkoude redelickste dunckt te hebben gesegt, soo volgen wij den Here van Apkoude, ende seggen mit hem bij onser bernecheit: want alle voorseide twist roeret vanden Mastebroeck, want wij daeraf beladen sijn na den compromis. Ende hiermede willen wij Gijsbert van IJsselstein ende Swedeer H. van Apkoude onsen seggen geuitet hebben, ende onse seeckerheitgequijtet, dat wij gesekert hadden te seggen voor Pinxterdag naestkomende, in aller manieren als dit voorseide seggen hout. In oorkonde des briefs mit onsen segel besegelt. Gegeven ende gesegeit int jaer onses Heren 1330 des Dingsdaegs na onses Heren Hemelvaert die geheten is Ascensio. Den 18 Maij desjaers 1331 geschiede tot Deventer een groot ongeluck, want alsoo men doetertijdt aldaer noch geen brugge over die IJssel en hadde, ist gebeurt dat 36 melckmaegden als sij des avonts overscheepten om te melcken sijn verongeluckt ende mit malckanderen verdroncken. Buchel. ad Hedam pag. 241 item de Diepenhemo. Circa annum 1335 quo tempore Reitioldus Oelriae dux Daventriam et reliquam Transisalaniam sibi a Diestio oppignoratam possidebat ducis uxor Eleonora Anglicana fundavit Templum Fratrum Frandsci ibidem estque in eodem postmodum sepulta etc. N.B. quae post schedis notantur. Vide Lindebom p. 96. Vrieslant vanden Keiser an H. Reinolt van Gelre verpant etc. Slichtenhorst p. 127. Bisschop Jan hadde wel, gelijck wij verhaelt hebben doort ankopen van Diepenheim, Enschede, ende andere manieren het sticht seer verbetert, maer verliep daerna in soo vele schulden, dat hij genoodsaeckt worde int jaer 1336 dat gehele lant van Over-IJssel, over-iJssoi uitgesoudert die stadt van Campen, an Eeinolt den Geïderiant Grave van Gelder voor 60000 g.gl. te verpanden als wijder is te sien uit den pandtbrief daervan, sijnde die gegeven is tot Arnhem in latijnsche ende duitse sprake, ende onderteickent van Ridderschap ende steden van Over-IJssel. Als nu die Gelderschen dat lant van Over-IJssel besaten, liepen sij uit het huis te Yollenho roven ende stropen in Vrieslant, op welken lande die van Gelder pretensie hadde, als sijnde hem van den Keiser geschoncken. Die Vriesen den dagelicksen overlast niet kunnende verdragen, hebben haer lagen geleit, ende enige vande selve hier ende daer doodtgeslagen. Hebben oock die vlecke van Yollenho overvallen, ende aldaer tegen borgers ende soldaten haere wreetheit getoont, ende vele quaets Vriosen bedreven. Die Grave van Gelder sulcks verstaende t0gosiagonh° 'lee^ sijn krijgsvolck vergadert, begaf sich te velde, ende conjungeerde sich mit die van Overijssel. Ende is alsoo opgetrocken tegen die Vriesen, die hij tot Baerle-Sijle int lant van Yollenhove heeft angetroffen: alwaer dapperlick van wedersijden worden gevochten, maer die Vriesen worden uit den velde geslagen achterlatende 2000 doden: desen veltslag geschiede int beginsel van September des jaers 1336 on^alsoo moesten die Yriesen mit schade, en schande Overijssel verlaten. Wij Johan van Diest bij der genader Oodes Bisschop tot Utrecht maecken kundt allen luden dat wij onse guede luede van Grafhorst gegeven hebben met desen brieve vrijheit ende Stadt recht, te setten schepene ende met onsen Schutte recht te richten in alle maniere als onse stede van Swolle, Hasselt, ende Qennemuden hebben, ivelcke vrijheit wesen sall tusseti de Orde en Grafhorstwolde toe, beholtlick onse ende onser luede die daer hebben ende noch komen mogen onses dienstes die se ons van rechte schuldigh sijn gelijek de steden voors. Voortan sall ons stede van Grafhorst voors. jaerlick geven ses pondt sivarten torn. op S. Odulphus dagh in kennisse oers stadrecht. Hier waren aver doe dit geschiede die eersame luede, en bescheiden Heere Johan van Isselsteine Canoniek van H Marien 't Utrecht Thesaur. Heer Jacob cureit van IJselmtiden, Otto van IJsselstein de Olde, Erenst sijn soone, Alpher vander Schure, Geert Stellitick, Bartelt de Bowen, Erenst van Suerbeecke, ende veel guede lueden. In oorkonde briefs versegelt met onsen segel. gegeven in 't Jaer ons Heeren 1333 des Dinxdaegs na misericordia do mini. In Gotsnamen amen, wij Johan bij der genade Godts Biscop V Utrecht maken cotidt, en doen verstaen allen lueden die desen brief zeilen sien, of horen lesen, dat wi sculdich sijn eenen hoghe manne, ende Edelen, ende enen mechtige Here Heren Reijnaude Oreue van Ghelre, ende van Zutphen drie ende viertich duijsent pont xwerter tomoyse, enen goeden groten conincx tornoyschen vor sesthien pen. gereckent'die hij ons om so7iderlinghe gonst ende vrientscap geleent, getelt, ende ivale betaelt heeft ende wi van hem ontfangen hebben, gekeert, ende gheleeget hebben ter meester oirbaer in onse, ende onse gestichts scoutt, alse daer ivi onse gesticht meede gheloeft hebben, dat te male daer vor versett tvas, ende die wi sculdich waren, ende gemaect hadden, om onser kercken oirbaer, ende om nootxaecken ons gestichts alse om des coops wille des hu ijs, der stadt, en des lands van Deijpenem ende der Graeffschap van Dalem 'om grote oorloge, die onsen gestichte toequamen, ende wi bij node des gestichts verweren mosten. Ende om anders kennelijcke nootxaecken, en oirbaer ons gestichts ende die selue drie ende viertich dusent pont, hebben wi hem gelooft, ende geswooren ende geloven mit desen brieve mit goeden trouwen den Greue voorxeijt tot xijne ende sijnre erfgenamen behoef tvale te betalen, ende voor die meere seeckerhe jt die voor genoemde drie en viertich dusent pont, dien Greue ende sinen Erffnamen Greue tot Ghelren, weer dat zijns gebreeclce, dat God verbieden moete voll ende al betaelen. Soo hebben wi hem tot zijns ende harre behoef in die hant gesat ende gelevert tot eenen rechten onderpande o?ises ende ons gestichts huijse, lant ende goet alse dat huijs tot Vollenho, ende witten lande van Zallant; ende bider Vecht dat huijs tot Gore, mitten Lande van Twenthe, ende mit allen steden porten, kerspelen, ende dorpe die inden voorscreven Landen gelegen sijn, mit ambacten en allen weer- lijeken rechten, hoge en leeghe, cleijn ende groot, buten steeden en binnen steeden, twïÏ vervuil opcominghe, ende allen forfeijten in wat manieren si vervallen ende verscinen, ende die den Schout ambacht ende gerichten toebehooren, die vrielijck op te boeren, te besitten ende te berichten voor ons ende onse nacomelinghe Biscop ter tijt toe, dat xi ofte wi hem, of xijnen erfnamen Greue tot Ghelren vol ende al betaelt, en gequijt hebben die drie ende viertich dusent pont voorscreven mit cost, ende scade die hij, of xi daer op reeckenen mogen, in wat manieren als se hier na bescreven staet den eersten penninck mitten lesten. Voort soo gheven wi hem, tot zijns of xijnre erffnamen behoef voor ons ende onsen nacommelingen deese huijse, Lant, Steede ende ambachte gerichten ende alle goet die wi hem inde hant geset hebben, volcomen macht te berichten, alse hem, ende sinen erfnamen goet sal duncken. Ende daer in xoennen te maken Recht te doene, en te Richten ouer alle Inden indien Landen ende Steeden voorscreven in allen manieren, ende gelycke of wjt selver weren. Borchlude, Scoute, Richteren, ende alle weerlicke ambachtsluden, sonder die Rentmeestere te xetten en 'tontsetten na si/'nne, ende sijnre erfgenamen Greue tot Ghelren willen ende alsoo dicke alse hem goet sal duncken ende die ambachts lude te setten, mit sijnen of sijnre erfnamen brieue, ende te mechtighen elck in sijnen ambacht, gelijcke of wijt selue weer en, ende deden. Ende dat sij overmits xijnre, of xijnre erfnaemen brieven richten, ende recht doen mogen in allen manieren of wij die selve geset hadden, ende si haer macht ende brieven van ons daer op hedden. Voort soo gheuen wi hem, sjaers en tat elclcen termijnen voorscreuen, soo mochte lingen, die alinge vervalle, opcomingen ende forfijten, die versritmen sullen in den Landen, Steeden ende ambachten roorscreuen in ivat manieren dat xi ons, ende dien gerichte toebehooren ende in sinnen, ende haren oirbaer te keeren, na sinnen ende sijnre erfnamen vrien talie, ende op te boeren voor sinnen daegelixen cost en arbeijt. Ende dat sij niet gaen en sullen in minderinge of afcortinge dier scout roorscreuen in eenigerhande maniere. Voort sijnt voorwaerden dat wi ende onse nacommelingen, den Ghreue voorsereven ende sijnen erfnamen, totten veruallen ende forfeiten die van dien gherechten ende ambachten verscinen mogen, die ivi hem gegeven hebben, alse roorscreuen is, geven sullen jaerl. ende alle jaer, ende mtreijcken wt, onsen renthen voor dat huijs ende Scoutambacht, tot Vollenhoe te verwaeren vier hondert pont. Ende dien peijnder aldaer acht pont voor dat Scoutambacht van Zallant te verwaeren drie hondert pont, ende dim peijnder aldaer twintich pont. Voor dat huijs tot Oor eende dat scoutambacht van Twenthe te verwaeren drie hondert pont. Den torenmans ende dien portier van Vollenhoe, den ivachters, en den gardenners aldaer in roggen, in garsten, ende in boteren jaerlix te geven also vele alsmen altoos hem tot heer toe gegeven heeft, ende tot alxulcker tijl, alsmen hem dat geivoonlick is te geven. Ende die eenne helfte van dien gelde ran den huijsen, scoutambacht, ende landen te verwaren, alse voorscreven is en nader munten voorseijt, op sinte Martijns misse in den wijnter naestcomende, ofte binnen veerthien daghen daer naestcomende te betaelen en te geven. Ende die ander helfte op Paesschen. Ende waer ivi des niet en deden elcxs sjaers en tot elcken termijnen voorscreuen, soo mochte hi en sine erfnamen dat gelde wt peijnden in eennich van dien landen, wt onsen renthen, waert hem best doekte. Voort sijnt voorwaerden, were dat aen dien voorsejden huijsen ijet te maken ivare van ouden wereke ofte timmer, et were die huijsen te decken, die mueren, ende die graften in gerecke te houden, na den ouden wereke, en timmer emmer geen nije timmer te maken den weer bij onsen wille en consent den weer dat die mueren, of vanden toren yet verviel of die graven verdrogeden, die soude men op onsen cost weder nije timmeren en de graven na den ouden wereke maar niet meer, wijder of dijeper, sonder onse of onse nacomelinghe consent dat sal onse Rentmr. doen maken, ende verwaren binnen zes weecken daar nae, dat hem des Oreve, of sijnre nacomelingen amptluden, die op die huijse xitten sidlen laten weten, van onsen renten, of en deden sij des niet, soo mochten die ambachts luden voorxeijt, die huijse, mueren ende graven, doen maken om den minsten penninc sonder argelist, ende nemen dien cost daer af weder van onsen renten, ende daer uijt peijnden. Voort sijtit voorwaerden dat die Greve ende sine erfnamen en ghene oorloghe in gheenre maniere maken, noch leijden en solen buten raede, consent ende goetduncken ons ende onser nakommelinghen ende der ghemejnre ecclesiën van Utrecht, mer weer dat saeelce, dat hij oorloghe malcede of sinen nacomelingen, bij onse ofte onser nacomelingen, ofte onser ecclesien raden, ende leeden die Qreue ende sinnen erfgenamen daerbij cost ende scade, dien soude men hem gelden te goeder reeckeninge. Ende dien mogen sij slaen op die drie ende viertich dusent pont ende daervoor houden die onderpande voorsereven, in allen manieren alst voorzijet is, moer weer dat xake dat eennige Inden in den landen xaten, of die daer buten saten roofden, of bernden of eenich gewalt deden dat mach die Oratie of zine erfnamen keren, ende wreken bij sijns en haers selfs rade mitten aireminsten cost, scade en onraet, ende mitten meesten voraet, dat si mochten, sander argelist, in allen manieren, oft hem gesciet ware, in haers selues lande. Ende dien cost en scade die si daer in leden die sullen wi hem verzetten, en gelden rnit goeder reeckeninge. Ende dien sullen sij slaen op die drie ende viertich dusent pont, ende houden ane die onderpande voorscreven. Behoudelieken ons ende onsen tiacommelinghen, des, dat des Orauen erfnamen Greuen tot Qelren bouen thiendusent ponden, dien scade ende dien onraet, dien sij deeden, om geicelt, roof ende brant alse voorscreven is, te weren ofte te wreken nijet reeckenen noch eijschen en mogen, oock wat scade of coste, of hoe dicke, die si dien daeromme leden. Belwudelijcke des scaden dien hij off si leden in oorloghe die bestaen waren, bij ons, ofte onser nakomelingen, ende onser ecclesiêh raet ende consent, of dien die Qreue selve geleden hadde om gewelt, brant ende roof te weren, hi zi gereeekent of ongereeckent, die hi of sinnen nacomelinghen wittelijcken beivijsen mogen, maer der salinen ons ende onsen nacomelingen altoes reeckeninge of doen binnen viertien nachten nadien dat wijs, ofte sijs vernoemen, sonder alrehande archeijt alst voorscreuen is. Voort sijnt voorwaerden dat wi ende onse nacommelinghen Biscope t Utrecht vrielic ende altemale behouden sullen die alinge renten van dien voorseijden huijsen e?ide landen, alse tienden, corenguld, jaergulde, jaergelt, seeckeren pachtóllen, gruten, lentenbeede, herfstbeede 9 Pr de allen opcomingen, et si van irissel lants ofte Inde, van airmeden, van erfnisse, van erftaele, van goede ivinninge et si van ouden lande van merekewinninghe, die geslagen sijn oft men noch slaen sal, die ivinninge sullen wij oft onse nacomtnelinghen van boeten, van broocken die onse eijgen ofte Cormedes lude wastinsinge vri Inde, ofte horige lilde, mit rechte verliesen ofte verboeren mogen indien hoven, dair si in horen. Ende haer huijsgenoten over hem wisen sul en. Voor dat recht ende die brucke, die si verburen sulen, oft si onse oft onser nacommelinge camergewant hoeij, torf borninge, en ander dingen, niet en voerden, oft anderen dienst, ew.s niet en deeden, die si sculdich waren te doene of dat si iviueden, ofte manden buten recht, ofte anders dan an onse horige lude, ofte dat si haer goet spleiten buijten ons, ofte onser Rentemeijster, ofte dat sij haer goet buten echt brochten, et meeredeel of altemale. Ende alle die gerichten die in den honen horen, ende die hij en sprake op onsen huijse te Deventer ende alle beede die ons ende onsen nacomelinghen op onse horighe Inden setten willen. Voort alle gerichte en dinghtale, ende verualle van leengoeden ende van manscappen ende dat daer af roert en opcoemt. Ende alle deser puncten sullen wi ende onse nacommelingen vrielic gbruijcken soo datter hem die Oreue ende sine nacornelingen niet onderwinden en sullen uitgenomen dat, die geene verboeren die niet ghehoric en sijn na den goede. Ende die dat goet van onsen lilden nemen oft genomen hebben, et si deel oft altemale ende die beeteringe sal den Oreue ende sinen erfnamen die dair afcoemt toebehoor en, maer dat goet sulen sij weder aen ons ende onsen hoven brengen. Voort sullen wi ende onse officiael onses Qestichts gheesieliekes gerichts in allen dien landen, onder papen, ende leijen vrielic ende al gebruijcken, alse wi ende onsen voorsaten tot hiertoe gedaen hebben. Ende des en sal hem die Orave sinne erfnamen noch sine ambachtsluiden niet onderwinden, dan wanneer wi onse nacom metingen oft onse Officiael, der werliker hant behoeven, om dat geestelijeke recht te stereken, ende wijs ofte hij den Greue sinne erfnamen oft ambachtsluden vermaenden ofte verdochten ende dan sulen sij die weerlicke hant dan daer toe doen om dat geestelicke recht te stereken alsoo alsmen hem rermaennen xal, ende si vertnoogen. Voort sijnt voorwaerden dat si ons ende onser nacommelinghe Rentmeijster die wi ofte si setten suelen mechtighen sulen so dat si onse Renten ende haer recht, dat den Rentnieijsterscaph toegehoort, ende toe te gehooren pleegt, alse voorscreven is et si van leenrecht onder marine, ofte van Hofrecht onder horige lude, vrielic vorderen ende gebrucken mogen. Ende tlaerin mitter weerlicker hant ende macht te helpen comen. soo wanneer sijs van ons ofte van onsen Rentmeijsteven, vermaent teerden. Ende wt allen desen roorscreuen puncten hebben tvi Dijepenem, Campen, Vrijeslant, Covorden ende Drent aen ons gehouden. Ende deser hnijse sleede ende landt, en sal hem die Greue ende sine erfnamen niet onderwinden, tensij dat hijs van onser wegen versochte teerde, ende hjt, of si, om onsen wille doen willen, dat wtgenomen, dat die Greue Dyepenem huijs, stadt ende lant bescirmen sal gelicke den arderen landen voovscreuen, die wi hem 7 onderpande geset hebben. Ende leede hij daer cost ofte scade bi, dien soude hij reeckenen ende houden op dat goet, dat hij 't ondepatule van ons heeft, in allen mattieren alst roorscreuen is. Ende weert, dat die Greue ofte sinen erf namen, des huijs ofte stadt van Dijepenem ie doen hadden, die ander landen mede te bescirmen, so sonde men hem daermeede helpen, mer niet meer, en souden sijs hem onderwinden. Voort sijnt voorwaarden, dat hij die hujse, landt ende goet, na dien dat hem ende sinnen erfnamen betaelt is sulcke scout als men hem sculdieh is, na dien manieren die voor ende naebescreven staen, houden sal tot eenen onderpande, in manteren als voorscreuen is, tot Heren Thomas ons broeders behoef, voor seven dusent pont der munten voorscreuen, alse die Brieven oock spreecken, die hij Heren Thomas daer op gegeven heeft. Voort sijnt voor woerden, so wanneer wi ofte onse nacommelingen Biscop t Utrecht, of die Ecclesie t Utrecht huijse, lande, gerechte ende, anders alle goet dat ivi t onderpande den Oreve geset hebben voor drie en veertich dusent pont, ende voor Heer Thomas geit in manieren als voorscreven is, losen willm, dat sulen ivi oft onse naecommelinghen of die Ecclesie te weten doen den Greue, oft sinnen Erf namen, ende dan sal die Greue oft sinnen Erfnamen, ons ofte onsen nacommelingen, ofte der Ecclesien van Utrecht oft ons ofte onsen, oft haren gewaerden Bode mit hoeren gesinden, al sijn landt door gelei/den mit allent dat si bij hem hebben, op eenre tijt die uri, ofte si hem te iveten sulen doen, zoodat wi ofte sij commerloos mogen comen, ende keren tot Aernhem ofte Zutphen, in een van die tiveen steden die wi willen. Ende daer sulen wi ofte si den Greue ofte s jnen erfnaemen die drie ctide veertich dusetit ponden voorscreuen mit scade ende cost, die hij ofte sijtien erfnamen geleeden in oorloge hedde, ende die men hem schuldich were te betalen na dien voorwaerden die voorscreven syn, betaelen in goeden gheuen gelde, na der munte die voorscreven is. Ende van Heren Thomas gelde voorscreuen genoech gedaen weer in reeden gelde, oft sinne brieuen weder gelevert van Heren Thomas, die hij van hem daerop hadde, of mit goeden quitantie van Heren Thomas, oft sijnen erfnaemen, die men hem billic gelouen soude ende mochte. Ende dit sal die Greue oft sijnnen erfnaemen, sonder eenich wederseggen ontfaen, ende otis ende onsen nacommelinghe Biscop t Utrecht, of der Ecclesien voorseijt, die huijse, lande, ambachten ende alle onderbande voorseijt, tceder leueren vri ende los van ijmants aenclaegen ofte toeseggen oft oorloge dat van des Oreuen wegen roerde anders dan die versproken voorwaerden spreeclcen ende hij ofte sinen nacommelingen en sullen noch en mogen ons oft onsen nacommelingen oft der ecclesien van Utrecht, dier lossinge ende dier leueringe niet iceij'geren ofte ontseggen om eenigerhande twist, oorloge of scout, die comen ofte vallen mochten in eeniger manieren tusschen den Grene of ijmant aen die eene side oft ons, ofte ijmant aen die ander zide, of tusschen anders ijmant in ivat xaeckeu dattet weer, anders dan die voorwaerden houden, die voor ende nabescreuen staen. Oec sijnt voorwaerden, dat wi onse nacommelinghen, of die Ecclesie van Utrecht mogen betaelen in lossinge der huijse, lants ende alle goets voorscreuen wanneer ende alsoo dueke dae wi of xi willen in manieren ende stede als voorscreuen is, acht dusent pont ofte meer. Ende die xel die Greue oft sijnnen erfnamen ontfaen, ende daeraf sonder cost goede seeckerheijt van quitantiën tvedergheven, maer uri onse nacommelingen, ofte onse Ecclesie van Utrecht en mogen die huijse, lant ende goet voorseijt niet losen dan tot heter selfs behoef ende aen dat Gestichte ie bliuen. Oec sijnt voorwaerdenweer dat ons die Greue roorgenoemt of sinnen erf namen weigeringe derden aen dien huijse, steden, landen ende goeden voorscreuen, oft onsen nacommelingen of der Ecclesien te losen, ende niet vrij ende commerloos en letterden, alse xi gequijt waren soo vie/e die Greue ende sinen erf namen inden Ban, ende al sijn lant, ew, sijwre erf namen also verre alst binnen onsen Bisdom ende kersdom leghet weer beslagen, wileke Ban ende beslach tri in desen scrifte ende rn.it desen brieve, op dien Greue sjnen erfnaemen, ende sijn lant voorscreuen werpen ende leggen. Ende dat hebben wi gedaen, ende doen bi willecoort des Grenen voorscreven. Ende thiegens dien Ban ende interdict die wie om deese voors. xaecke geleeghet hebben, in desen brieue, of noch leggeti sullen, oft onse nacommelinghen alsoo verre alse sij dese voorwaerden, die voor ende na bescreuen staen ende wi vutten Greue voorscreven overdraghen zijn, houden uille den Greue oft sinnen erfnamen met beroepe, of mit anders eenige wederseghen, niet comen stielen; maer en ivoude wi ende onse nacommelinghen des niet houden, des niet wesen en sal, soo mach hem die Greue of zijn, Erfnamen mit beroepe, of mit wat andere xaecke die hij of xi willen, ende die hij ende xi vermoede, dat hem nutte ende oirbaerlic xi weren tertijt toe duimen hem ende sijnen erfnamen dese voorseijde puncten ende voorwaerden vol ende al houdt, ende hem ende zijnen erfnamen dien scade verset ter goeder rekeninge, die hij ofte si daeromme gedaen hadde. Ende dien mach die Greue oft sinen erfnamen reeckenen ende slaen op die summe voorscreuen. Ende daer voor oeck die onderpande houden in allen manieren als voorscreuen in. Voort sal die Graue die lande etide allet dat daerinne geleeghen is, honden in alle den landrecht daert tot hiertoe gebracht is, den tceer dat Ridder ofte knapen, mannen ende dienstmannen vanden landen, hem selven anders verwilcooren iconden. Behouden emmer den Greue ende sinnen nacommelingen, alre voorwaerden., die voor ofte nae besereuen sijn, in desen brieue, ende die wie hem gegeven hebben, ende die emmer onuermindert te bliven in alre manieren, alse sij voorscreuen sijn. Voort soo vertijen ende geuen over alle weerwoorde, daer wi dese voorscreuen voorwaerden den Greue, oft sijnen erfgen. meede crencken ofte verminderen mochten geheel of altemael of eenich van den puncten voorscreven dat soo cleijne is, et weer mit geesteliclcen of mit weerlicken rechten, of mit gewoenten, of mit privilegiën die wie impetriert hebben, of noch impetrieren mochten van Pauijsen of van Kaeijseren, of van anders ij mant, die ons helpen mochten. En den Greue of sijn erfnamen te hijnderen in desen voorscreven voorwaerden, of dat deese brief na dien stijl, forme ende manieren van onsen Houen niet gesereuen noch gedicht en ivaren of dat ons dat geit voorscreuen niet getelt en waren, of dat deese voorwaerden eiuie brieuen op eenen Heijlighen dach gemaekt waeren, of mit protestatien die whi gedaen hebben, of noch doen mochten in eenigerhande manieren. Ende alle deese voorscreuen puncten hebben ui gelooft ende gexwooren ten heijligen, ende gelooven, en siveeren in deesen brieue mit goeden trouwen, den Greue ende sijnen erfnamen voorscreuen vaste en stade te houden ende vol te doen. Ende daer tieghens nimmer meer te doen bij ons selven oft bij anders ijmant van onser weghen, dat dien Greue ofte sijnnen erfnaemen in desen voorscrene ■puncten of eenich van hem te hijnder of te deer comen mochte, sonder argelist. En in oirconde des, hebben wi deesen hief open besegeit mit onsen grooten uithangenden xegel. Ende omdat wi willen ende begeeren, dat alle dese voorscreuene voorwaerden den Greue ende sijnen erfnamen vaste ende stade bliuen, soo hebben wi Eersame Inden ende besceijden, als Heren Roederic Here van Voerst, heren Engelbrecht van Gerner, Heren Euerart van Bever vor de, Heren Goedaerl van Gore, Heren Johan van Ouy'nre, Heren Hendric van der Eese Ridders, Eghbrecht van Almelo, Harman van Laghe. Sweder van Rechter, die gemeijnne Borghlude tot Gore, Dijderic van Grimberch ende sijnnen Broeder Jhan van Tije, Goderts sone van Borclo, Jhan Redinc, Stenen van Rutenberch, Willam van Bochorst, Sweder van den Dam, Ger* Heijinc, Jhan van Oesteniroude, Gerart van Wenlo, Aernt de Wilde, Wijneken Putenpans knapen. Ende onse steeden, alse Deventer, Swolle, Hasselt, Geijnmuden, Ommen, Rijsen, Gore ende Oudenzeel, dat stj dien Greue ende sijnnen erfnamen inden lande voorscreuen houden willen ende helpen houden, thent ter tijdt datmen ende sijnnen erfnamen, die drije ende viertich dusent pont voorscreuen mit coste ende schade, ende Heer Thomaess gelde, na allen voorwaerden voorgen, ende in allen manieren alse voorscreuen is betaelt zijn, ende hem ende sijnen erfnamen daer of vol ende algenoech gedae>t is, van den eersten puncten mitten lesten. Ende wij Roederic Here van Voerst, Engbrecht van Gerner, Euerart van Bevervoerde, Henric van der Eese Ridders, Egbrecht van Almelo, Hermas van der Laghe. Sueder van Rechter, die (jemejne Borchlude van Gore, Dideric van Grimbergh, Egbrecht sijn Bruder, Jhan van Tije, Henric Goderts zone van Borclo, Jhan Redinc, Steuen van Rutenberch, Willam van Bochorst. Stveder van den Damme, Ger. Heijinc, Jhan Oestenwoude, Ger"1 m Wenlo, Aernt de Wilde, Wijneken, Putenpans, knapen, ende wij Borgemeijster, Scepene ende ghemeenne Raet van Deventer, van Suolle, ran Hasselt, Genemuijde, van Ommen, van Rijsem, mn Gore ende van Oudenzeel voorgen. bekennen mit desen brieue dat wi om beeden wille ons geestelicx Vaders in Gode, onsen lieuen Heer, Heren Jhans bij der gen. Godts Biscop t Utrecht voorseijt eenen hoghen Edelen, manne ende mechtigen Heren Reijnoude Greue van Gelre ende van Zutphen, ende zijnre erfnamen behoef\ gelooft hebben ende gelouen dat wi hem ende zijnen Erfnamen helpen, houden ende stereken sulen, nae alle onser macht soo dat gi en si, in dien huijsen, landen ende goede voorseit, die hem onderpande geset sijn, bliven sulen, ter tijt toe dat hem die drie ende viertich dusent pont mit scade ende coste ende van Heren Thomas gelde also voorscreuen is vol ende al betaell zijn. Ende in oircunde des, hebben wi desen brieue mit onsen lieuen Heere den Biscop van Utrecht bezeegelt mit onsen wtha?igenden zeghelen. Voort soo hebben wi gebeeden Eersamen lude onsen Praelaeten van onsen Ecclesièh van Utrecht, als Jhan Moliaert, Proost va?i Aernhem, Archydiaken inder meester kereken van Utrecht, Heeren Ricoude van Hezewijc, Proost tot sente Peter, Heer Jhan van Slewijc, deken tot sente Marien t Utrecht ende Heer Hendric Moliart, scolaster der voorseijder kereken van sente Peter t Utrecht. Ende Burgemevjster, Scepene ende gemeene Raet onser Stadt van Utrecht alsc van der Stadt wegen, dat sij desen brief meed# beseeghelen willen mit haren seghellen, als in oircunde alle deser voorwaerden voorscreuen. Ende wi Jhan Praest van Arnhem, Reijcout Proest van sinte Peter, Jhan deken van sente Marien, Henric scolaster tot sinte Peter der kijrcken van Utrecht voorseyt. Ende wi Borghemeijster, Scepene ende gemei) ure liaedt der Stadt van Utrecht voorxeijt om beeden wille ons lieuen Heren Heren Jiians Biscop t Utrecht voorscreuen, soo hebben ivi desen brief meede beseegelt mit onsen xeghellen. Ende wi Borghemeijster scepene, Raet ghemeijnne voorscreuen mit onser Stadt segel. Voort sijnt voorwaerden weert dat deesse brief niet vol besegeit en icorde, of als hij vol besegeit weere, dat daer ane eenich segel ombreke, of ontivee breeke, gequest ofte gemenct worde, daeromme en iceren die anderdie gheseghelt hadden niet die min verbonden, noch daer mede en mochten sij hem niet bescudden, si en souden en werden schuldich dese voorscreue?i voorwaerden also alse si ghelooft hadden, te houden ende te voldoen, na harre macht. Oegeuen int jaer ons Heren Busent drie hondert ses ende dertich. des Woensdaeghs na Palmedach. Vier jaren na desen strijdt, naraentlick int jaer 1340, storf de Bisschop van Utrecht voorseit, als hij 18 jaren hadde geregeert. A° 1334 altera Magdatenae Ecclesia Lebuini Dav. cum continente ecclesia B. V. gravem miseriam pertulit nam, cum duabus civitatis partibus ontnio exusta est, post incendium major et amplior surrerit, locum ex Episcopali Curia indulgente Frederico de Blanckenhem a° 1414 que adhuc superest Lindebom pag. 56. NICOLAUS DE CAPUTIO 46e Bisschop van Utrecht. Een deel van de Canonicken der Kercke van Utrecht verkoren Jan van Arckel tot Bisschop ter begeerte van die Grave van Hollant andere gaven haer stemmen an Johan van Bronchorst proost van S. Salvator. Maer die Paus beide dese voorbij siende, heeft Nicolaum de Caputio van anderen genoemt de Cappadosia, mit het Bisdoom versien: Doch als dese Nicolaus verstont dat het Bisdoom seer was beswaert, vele landen verpandet, ende dat die tijdelicke jurisdictie van hem niet mochte bedient worden of hij moeste selfs persoonlick in den lande wesen, resigneerde hij dat Bisdoom, ende tot sijn gedachtenisse l'arusinum fundeerde hij een prebende tot Perusa in Italiën, daer studium. Qp twee sj.acjenten genoegsaem in Grammaticis, geleert van Utrecht of Deventer of een ander benaBuree. buierige plaetse, den tijd van ses jaren in kost ende andere noodtdruften souden onderholden worden. JOHAN VAN ARCKEL 47e Bisschop van Utrecht. Als Nicolaus de Caputio het Bisdoom geresigneert hadde, heeft die Paus tot Bisschop van Utrecht geordineert Johan van Arckel, voorbijgaende Johan van Bronchorst, tot groot misgenoegen van die Hartogh van Gelder ende Gijsbert den Here van Bronchorst. Het huis te Laghe gelegen in Twente plach in voortijden een adelick geslachte te behoren, die ge- Hot HuisLagho die genoemt waren van Laghe (gelijck gemeenlick a" gIkof'j55e' den adel van die tijden na haer castelen plachten genoemt te sijn als die van Voorst, Buckhorst, Rechteren, Almelo, Coeverden, Rutenberg ende veel andere). In tijde van die Bisschop Johan van Arckel behoorde dat voorseide huis eenen Harmen van Laghe, die getrouwt was an Elisabeth van Diest, haer beider dochter was genoemt Jutte huisvrouwe van Elbert van Eijl, haer kinderen waren üiderick, Margriete, ende Lisabeth. Dese van Eijl mit sijn huisvrouw ende kinderen hebben int jaer 1340 haer gerechtigheit van den huise te Laghe verkoft anden Bisschop van Utrecht voor 1700 marck ende daerna int jaar 1346 heeft oock Harmen van Laghe mit sijn vrouwe dat selve huis verkoft ende int volgende jaer opgedragen anden Bisschop voor 5000 ponden, maer alsoo die pennongen niet ter rechter tijdt betaelt en worden, is daer over den Lande vele onheils toegekomen, overhel Dierwijle het lant van Over-IJssel meestendeels weder ingelost. verpandet anden Hartogh van Gelder, soo heeft die Bisschop grote neerstigheit angewent om dat selve wederom in te losschen: waer omme hij erenstlick anhielt bij Ridderschap ende steden van Over-IJssel om pennongen op te brengen tot lossche van den voorseiden lande als Sallant, het lant an die Vecht, Vollenhove, en Goor mit die gehele Twente. Die van Over-IJssel om niet langer onder die Geldersche heerschappije te verblijven, hebben haer uiterste beste daertoe gedaeiij ende haer gesanten mit des Bisschops gesanten nae Arnhem| tot Hartogh Reinaldt gesonden, mit welcken sij den 14 Febr. int jaer 1396 sijn verdragen, dat men hem tot lospennongen wederom soude betalen 49000 ponden oudes geldes, eenen ouden kleinen gulden van Florencen: Ende hiervan gaf die Hartogh den Bisschop sijn hant en segel. Die pennongen voornoemt hebben beijde gebroeders van Gelder Reijnald ende Eduart ontfangen, maer alsoo die somma seer groot was ende niet op ene tijt konde betaelt worden, daeromme sijn die voorseide H. van Gelder ingeruimt die huisen, Stortenburg ende ter Horst int Nedersticht, ter tijdt iiaer het selve geit ten vollen soude getelt sijn. Aldus is die Bisschop wederom Heer in Over-IJssel geworden, nadien dese Lantschap nu omtrent thijn jaren, onder die van Gelder gestaen hadde. Die Bisschop heeft voorts nieuwe amptluden in den lande gestelt, onder anderen in 't jaer 1347 Reinolt den Here van Coeverden tot Amptman in Twente geordineert, dien hij het huis te Goor heeft ingedaen, daer op hij dertig mannen te paerde soude onderholden tot bewaronge van de Twente. Voor hem ende neffens hem hebben gelooft Hendrick de Here van Borckelo, Johan van Kunre Ridders, ende Johan van Clooster, knape. Oorlog rait den In het volgende jaer heeft die Bisschop een swaren B^onchorst. oorlog mit Willem den Grave van Hollant gehadt; Ondertusschen ontseide Gijsbert den Here van Bronchorst den Bisschop ende is mit sijn volk in Twente gevallen, doende aldaer seer grote schade, heeft oock dat huis te Goor ingenomen en verbrant. Kort daernae is door die Hartogh van Limburg ende die Graven van Cleve ende Henegouw een stilstant gemaekt tusschen den Grave van Hollant ende den Bisschop van Utrecht, durende tot S. Marten in die winter. Als nu die Bisschop die handen loss hadde is hij mit sijn krijgsvolck in Over-IJssel gekomen, ende heeft sijn Ieet gewroken op den Here van Bronchorst want hij beroofde de heerlicheit Borckelo brande dat selve dorp mit enige bijlegene huise. Daer en boven verbranden hij oock dat huis te Nijenbeeck. n Eiiowart v. Reinolt ende Eduart Hartogen van Gelder als den Bisschop, bontgenoten van den Grave van Hollant ende voorstanders van den Here van Bronchorst hebben int selve jaer op Mariengeboorte den Bisschop den oorlog angesegt. Waer tegen die Bisschop sijn uiterste vlijt heeft angewent, ten eijnde hij alle dese vijanden genoegsame wederstant mochte doen, hoewel hem geltmiddelen, die de principale zenuwen des oorlogs sijn, niet wel konden volgen. Hij maekte Frederick vander Eze tot Stadholder in Sallant, Twente, ende Diepenhem, tot bescherminge des landes ende om den oerlog tegens die Geldersche ende den Here van Bronchorst te voeren; die Here van Voorst ende Cuinre hebben oock alle mogelicke bijstant als ondersaten van Over-IJssel den Bisschop gedaen. Vredo Over- Maer int volgende jaer 1349 als dese partijen Ussci verpant. raalckaiideren grote schade gedaen hadden, hebben sij wederom vrede gemaeckt ende die wapenen nedergeleit. Die onkoste deses oorlogs die de Bisschop gedaen hadde maeckten een merckelicke sorame: want Sweer van Voorst bracht den Bisschop in reeckeninge dat hij voor hem int beleg vant huis te Keppel 5000 olde schilden verschoten hadde; ende Heer Frederick vander Eze rekende dat hij int oorlog tegen die Gelderschen den Bisschop verlegt hadde 42200 old schilden, die welcke niet machtig sijnde all dit geit te betalen heeft Frederick vander Eze voorseit gelaten bij sijnen Ampte ende sloten. Munstorse jfet lant van Over-IJssel is niet alleene door desen Jonckeron vaiien in oorlog mit die Gelderschen seer beschadigt, maer "ver terstont daerop is oock gevolgt een groot verderf ende enen nieuwen oorlog mit verscheiden Heren uit den lande van Munster want int selve jaer hebben den Bisschop ontsegt, Johan de Here van Gemen, Johan de Here van Ahuis, die Here van Steenvorde, ende Heer Engebert Zobbe mit hare hulpers; die welcke veel ruters ende knegten hebben vergadert, waer mede sij in Over-IJssel sijn gevallen doende aldaer grote schade, ende oorlogden alsoo een tijd lanck tegens den Bisschop, doch om wat oorsaecke is mij onbekent. Deze vijantschap stont omtrent een jaer, andere schrijven tot het jaer 1352, ende wordege soent op die Octava Sacramenti. Alsoo heeft Frederick den Bisschop wederom in rekenonge gebracht 13000 olde schilden: voor welcke beide sommen die Bisschop hem moste laten ten onderpande dat gehele lant van Over-IJssel, behalve Vollenhove ende sijn toebehoren. Noch hadde die Bisschop een swaren oorlog mit die Hollanders waer door die selve tot ontallicke schulden verliep. Want Over-IJssel nu verpandet sijnde, ende als die van Utrecht mit de Hollanders stillestant gemaekt hadden quamen Heer Swedeer Uterloo, Jan van Culenborg, ende vier andere die in handen De b. in grote hadden alle sloten ende landen van het Nedersticht, schulden. . ' ende seiden dat sij des Bisschops schulden niet verholden konden: eijsten daeromme dat gehele Nedersticht, ende noch daerenboven Vollenho dertig jaren lanck mit sijn segel twelck haer die Bisschop ende die Kercke van Utrecht soude versegelen, des wilden sij den Bisschop jaerlicks uitreijcken 2000 ponden tot sijn taeffel. Die Bisschop hadde dit wel ange- nomen allene soo hij Yollenho mit zijn toebehoor en sijn segel, hadde mogen behouden, maer dat meeste deel des Capittels wolden daertoe niet verstaen: Die voorseide sesse vernemende haer opset hebben sij die borge doen leisten op het geit dat hij schuldig was van die Heerlickheit Laghe, daer sij 9000 ponden op verleisteden. De Ult In all dese schulden an beijden sijden der IJsselen verdwaelde die Bisschop soo seer, dat hij gants geen raedt en wiste om de selve af te leggen, jae verarmde soo gants dat hem niemant leenen ofte borgen wilde. Als hij nu sach dat die sesse daer hij voormaels sijn vertrouwen op gestelt hadde, hem immer woude verderven om selfs Heren te blijven, bevall hij H. Gerrit vander Veen sijn segel ende maeckte hem Vicarium des Bisdooms ende self seste reet uit den lande na Romen, latende die voorseide saecken vlotten en drijven soo alst wilde. Ondertussen verliep het bestant mit den Here van IJselstein, waerom die Maerschalek mit die borgers van Utrecht is uitgetogen, en bedwonck die van IJsselstein, soo dat se moesten beloven Stichtse luden te sullen blijven, twelck sij nochtans niet lange en bleven. Alsnu die sesse vermerckten dat die Bisschop in lange tijdt niet wederomme wilde keren in sijn Bisdoom, overdroegen sij mit die ecclesie van Utrecht dat men den Bisschop soude ontbieden, om wederom in sijn sticht te komen, gelijck geschiet is. En aldus quam hij weder op S. Aegidij dagh in 't jaer 1351, vindende noch hulpe noch troost binnen ofte buiten sijnen lande, maer eindlick eensdeels door onderhandelinge, ten dele mit geweldt heeft hij die sesse ingelost. vermeistert ende alle sijne andere wederpartijders int Nedersticht. Overijssel med» Daerna int jaer 1354 als die Bisschop die van Nedersticht hadde bedwongen, is hij oock in handelinge gekomen mit Frederick vander Eze, ende Sweer van Voorst over die onredelicke reeckeninge daer te voren van gesegt is, ende heeft mit de selve een redelick verdrag geholden, dat hij haer die verstreckte pennongen doch sonder interesse soude tellen: ende hiermede heeft hij all sijn landt, ampten ende sloten van Over-IJssel wederom in sijn gewelt bekomen. Hebbende oock all voor hen int jaer 1352 om te meer sijn tegenstanders te bedwingen een verbont gemaeckt met die steden Deventer, Campen en Swolle tot drie jaren durende, dat soo iemandt in Sallant enige vestongen soude timmeren willen, sij mit gemene macht sulx wilden verhinderen ende oock beletten dat niemant te nae op haer grensen enige vestonge soude maecken maer in dese voorwaerden waren die huisen Yoorst ende Rechteren niet begrepen. Ende voorts beloofdense malckanderen alle schade en verderf van die koopman ende ingesetenen te helpen keren. Omtrent drie Coningen des jaers 1355 is die Bisschop mit een deell krijgsvolck opgetogen tegen die inwoonders van IJsselham, omdat sij hem ongehoorsaem waren, ende die Vriesen waren toegevallen: Die van IJsselham niet machtig sijnde den Bisschop wederstant te doen, deden hem schriftelick belofte dat se voortaen hem ende sijne nakomelingen gehoorsaem soude blijven, als goede ondersaten toestaet. Na soo veel onheils heeft die Bisschop alle neerstigheit gedaen om sijn sticht, dat seer door den oorlog 10 IJsselham gedwongen. Hardenberg berauert. was bedorven weder omme te verbeteren: heeft tot dien einde dat stedeken Hardenberg doen bevestigen, alwaer hij een berghe dede slechten waarop, soo men seijde weleer een conincklick pallais plach te staen. Dit geschiede int jaer 1355 of soo andere schrijven 1358. Marveit Int voorseide jaer 1855 quam H. Harmen van PTwento.de Marveit wonende int sticht van Munster mit veel ruteren ende knegten in Over-IJssel, pionderde, roofde, en brande, en is alsoo mit groten buit ende veele gevangens wederom na sijn lant getrocken: die oorsaecke deser vijantschap wort niet vermeit. Die Bisschop verbittert sijnde over sulcken moetwille, heeft voorgenomen sulx te wreken, heeft uit Over-IJssel ende andere landen 2000 paerden versamelt, waermede hij in Munsterlant, hent tot Warthusen is getogen, verbrande dat huis te Marweit, die watermolen, bruggen ende vlecke ende alles wat hij daer vont, ende is alsoo mit groten rooff wederom na OverIJssel gekeert, dit geschiede omtrent Galli; hierna is dese vijantschap neergeleit. Den 27 April des jaers 1358 is binnen Deventer gestorven Elenora Hartoginne van Gelder, moeder van die Hartogen Reinalt ende Eduart, die aldaer een tijdlanck gewoont, ende dat Broeren Clooster getimmert hadde int welcke sij oock is begraven, voor het hoogaltaer, sij was die dochter van Eduart die tweede Conink van Engelant. Lindebom p. 96. Bisschop Jan van Arckel soeckende vrede en welstant sijner ondersaten in Over-IJssel, heeft int jaer 1360 tusschen Weggestapel ende Bathman in een groot woldt, een casteel van steen getimmert, dat hij eerst van hout aldaer gemaekt hadde, om daermede den reisenden man te bevrijden die van Deventer op Twente passeerden, ende van die straetschenders te beschermen: ende tegen die van Lochem als daer oorlog mochte vallen tegen die Gelderschen, gelijck mede om die inwoonders van Sallant in gehoorsaemheit te houden. Dit casteel is nae sijnen name Arkelstein genoemt, ende is een voorleden tijden van die Drosten van Sallant bewoont, maer is nu geraseert. Als die Bisschop dit casteel bouwde, heeft een edelman uit die Graefschap Zutphen geheten Gijsbert van Netelhorst den Bisschop ontsegt ende is voor den Arkelstein gekomen, daer hij gevangen van 23 mannen maer onlanx daerna accordeerde hij mit den Bisschop. Satersioo Het huis Satersloo in Twente gelegen was, doeontvostet. mae]s seer gterck, ende uit het selve geschieden vele roverije ende moetwille in Twente: twelck die Bisschop heeft gesocht af te schaffen, waertoe hij int voorseide jaer op Marijen Hemelvaert, een blockhuis daervoor hoeft doen opwerpen, om die op den huise daermede te dwingen, datse voortaen niemant overlast mochten doen. Die Here des selven huises geprangd sijnde door die wapenen des Bisschops, is mit den Bisschop in verdrag getreden ende overkomen dat beide dat nieuwe blockhuis ende dat huis Satersloo souden afgebroken ende nedergeworpen worden. Stoonwyckor- Des anderen daegs na drie Coningen int jaer 1361 «iTongen. °P een harden vorst, toog die Bisschop mit groter heirkragt tegen die van Steenwijckerwolt ende Stellincwerf, want sij hem in langen tijdt niet gehoorsaem waren geweest. Daer geviel op dien tijdt een swaren strijdt maer die Bisschop behielt die victorie ende dwonck haer luden tot een boete vau 10000 ponden. Maer als die Bisschop vertrocken was, sij n sij op een nieuw wederspannig geworden waeromme hij na Purificationis Marie sijn krijgsvolck wederom versamelde; quam int lant van Stellincwerf, verbrande Blesdyck, ende andere plaetsen die hem niet gehoorsaemden, waermede hij sijne rebellen alsoo bedwongen heeft, dat hij oock andere door sulck exempel leerde hem gehoorsaem te blijven. campon te?en Omtrent die selve tijdt hadde die stadt Campen Rronchorst! oorlog mit Heer Willem van Bronchorst, ende mit die stadt Zutphen, die welcke sustineerden dat die van Campen haer schuldig waren 1700 olde schilden. Die van Campen ontkendeu dese schuld ende stelden sich weigerig om te betalen, waerdoor sij tot oorlog verliepen, ende malckanderen grote schade deden. Doch dese questie is an beijder Lantvorsten als Hartog Eduart van Gelder ende den Bisschop van Utrecht gestelt, die daer van tot Apeldoorn in Yeluwen in 't jaer 1361 op S. Lucas dag uitspraeke hebben gedaen, alsdat alle nijdt ende schade die sij malckanderen gedaen hadden soude vergeven ende vergeten wesen, dat die van Campen die voorsz. 1700 olde schilden souden betalen, voor beholden dat Hartog Eduart van Gelder een moderatie na sijn goedtduncken daervan soude seggen, mit meer andere conditiën die wij om kortheits wille verbijgaen, sullende dese vrede soo lange duren totter tijdt sij die eene den anderen den vrede een half jaer tevoren souden opgesecht hebben. Voor al eer die van Campen geaccordeert waren mit den Here van Bronchorst, is ondertusschen een nieuwen oorlog angegroeit in den lande van Overijssel : waertoe oorsaecke gegeven heeft Swedeer van Voorst, omdat uit siinen huise tegen Keppel vele gewelt ende moetwille in Over-IJssel geschiede. Waeromme die Bisschop den selven Here heeft ontsegt int laetste van Augusto, om hem mit wapenen te dwingen: daertoe die van Swolle willig toe waren, maer die van Deventer en Campen vielen hierin seer traeg. doch die Bisschop heeft haer daertoe bewogen door 't verleenen van eenige privilegien, dat sij hem bijstant belooft hebben. Den 14 Ootob. nadien die Bisschop den Here van Voorst vijandt hadde verklaert, quaraen die vrunde des Heren van Voorst van den Rochteren. huise te Rechteren en verbranden die voorstadt van Swolle. Die borgers hebben haer beste tegen dese vijanden gedaen, ende sijn in goeden antall tegen haer uitgetogen, hebben een schermutsel geholden, maer verloren den strijdt, ende bleven omtrent 70 vandie beste gevangen. Hierna worde die Here van Voorst gevangen van des Bisschops volck, twelck den Bisschop ende den lande van Over-IJssel groot vordel dede, die anders buiten twijvel veel langer ende moeielicker oorlog mit hem souden gehadt hebben. Dat huis te Die Bisschop om een einde van desen krijgh te %oul8t' maecken, heeft voorgenomen dat huis te Voorst te overweldigen, twelck bij den Conijnenberg in Sallant, ongeveer een half ure gaens van Swolle gelegen was indie buerschap Voorst ende "Westenholte. Het behoorde op dien tijdt Swedeer van Voorst voorgenoemt, die seer rijcke was van landen ende goederen, ende int Kerspel van Swolle soo veel landes hadde, dat hem van Mastebroeck die vierde voet worde toegeslagen ende alle die voorlanden quamen hem toe, daer benevens veel andere goederen, leenen en thinssen. Het voorseide huis was wel het sterckste dat int gehele sticht gelegen was, hebbende dubbele wijde graften modderig ende weeck, en an beiden sijden mit steenen muren uit die gront opgemetselt, die rinckmuren waren boven 12 voetten dicke, ende 80 hoge, ende hadde noch buiten sijn graften een vierkant voorborg dat oock seer sterck was. Die deuren of poorten des selven huises waren van dick ijser gemaeckt: waervan noch eene binnen Campen op die Schepenkamer hangt daer die stadt kiste staet, welcke belette dat die stadtprivilegien ende silverBeiegort. werck int jaer 1543 niet en verbranden. Des Dingsdaegs na S. Jacob dagh heeft die Bisschop dat huis te Voorst belegert, mit hulpe van die van Deventer, Campen, en Swolle, ende andere sijne getrouwe ondersaten in Over-IJssel; oock hadde hij grote hulpe van Hartog Eduart van Gelder, ende sijn broeder Heer Otto van Arckel. Terstont dede hij daervoor oprichten drie grote instrumenten daer hij die op den huise waren seer mede quelde, gelijck hij oock dede mit bussen, bogen, en slingeren waermede hij haer dagelicks bevocht. Int laetste van Julio worde dat voorborg stormenderhant gewonnen, ende daerop mit blijden, ende drijvende wercken sulcken gewelt op den grootsten toorn gedaan, dat hij terneder viel, ende te gelijcke die grote sael die daer an was. Die soldaten opten huise hebben inder ijl die plaetse daer die tooren gestaen hadde wederom vaste gemaeckt, maeckten daer benevens een seecker instrument waermede sij des Bisschops wercken van oorlogen op de huise trocken, doende grote tegenweer, want sij van alles wel voorsien waren. Maer ten lesten als sij vijftien weecken lanck sich vromelick hadden geweert, ende sij geen ontset konden beOmgeworpen. komen, hadden sij dat huis opgegeven den 9 No- vember, behoudens lijff ende goedt ende sijia daer af getogen. Terstont heeft die Bisschop dit treffelick huis, twelck die stadt van Swolle seer nae gelegen, ende van oudts plachte te beschadigen, afgebroken ende ter aerde doen slechten, ende is alsoo victorieus na Utrecht vertrocken. Int volgende jaer des Dingsdaegs na S. Agncten storf Swedeer van "Voorst ende erfde dat oorlog op sijne kinderen Roderick ende Swedeer, doch opten sondag na S. Odulphi sijn sij binnen Rhenen mit den Bisschop in handelinge gekomen ende hebben sich daerniede in vrientschap verdragen. Swedeer die soone van die overledene trouwde an Johanna, erfdochter van den Here van Ahuis, liaer moeder was geboren uit den geslachte van Solms. Dese Swedeer hadde Bisschop Otto van Munster opentlick ontsegt, ende sijn sticht vele quades gedaen, maer int jaer 1398 nam hem die Bisschop gevangen, ende dwonck hem dat hij tot rantsoengeit moeste geven 30000 gl. waervan hij 18000 gl. in baerschap betaalde, ende voor die 12000 gl. heeft hij ende sijn vrouwe voorseit int jaer 1400 des Saterdaegs na S. Marten den Bisschop Ahuis mit sijn toebehoor verpandet, mit conditiën dat hij het selve binnen twee jaren in twee termijnen elck van 6000 gl. of in vierjaren in viertermijnen elck van 3000 gl. soude moeten lossen. Van die vrijheerschap Yide ad a° 1463 pr. m. 5. Fr. Goccius. Cum igitur insolentia caedes utque rapina similiter et incendia casirensium de Voorst in dies magis ac magis invalescerent, nee D. Episeopi admoniliones curarent, sed magis irridentes hunc quoque subsannarent, ipse Reverendiss. D. Johannes de Arkel Fr. D. et Episcopus ad illoriim refrenandam audaciam venit Swollam 1362. feria quinta post festiun Jacobi cum potestate maqna Baronum ac militum peditum stil. et equitum cum civibus Swollanis, obseditque confestim castrum de Voorst. Erat autem Voorst castrum adeo validum imo ex omni parte munitissimum prae omnibus castris hujus patriae scilicet inferioris Oermaniae. Fossata siquidem habebat duplicia et haec lata ac profunda, muris ex fundamentis utrinque altissimis, murus autem interior et principalis ipsius castri habebat in altitudine pedes octoginta, in latitudine duodecim; habuit insuper et antemurale ex fortalitium inexpugnabile. Cumque Dominus cum suis bombardis aique tormentis nihil proficeret, illi autem sermones nefandos jactarent voluit eos faetoribus lacessere, quos fortitudine superare nequibat; fecit igitur fabricari quatuor mackinas ingentes ligneas volubiles in Swollis loco qui ex effectu nomen sumpsit die Blijmerckt. Paratis instrumentis et machinis fecit illas equis attrahi usque ad fossata in quatuor lotis, impletis quoque cadaveribus ac stercoribus humanis, longa illa jactabantur ultra fossata, et trans murum, in tantum ut dies intra paucos muri quodammodo aequarentur stercoribus. Fuit ergo illic tantus faetor, quod omnes fere infirmarentur faetoribus, qui quotidic novis cadaveribus et humanis stercoribusque supervenientibus augebantur. Cumque nullum succursum sperare?it, necessitate coacti se siuique dedentes, ipsum castrum domino episcopo tradiderunt. Qui accitis universae regionis hujus Baronibus ipsum castrum deruit ac solo adaequavit. At lapides dono dedit Swollanis civibus, qui allatis iis ad. ecclesiae turrirn consummandam usi simt etc. Mastcbroock Wij hebben verhaelt op het jaer 1330 dat het ondo gcdoèit. Mastebroeck noch was onbedijckt ende onbeheert liggende voor een woeste gemeente, daer die naestgelande sonder toedeelonge haer voordeel af sochten soo veel een ieder doenlick. Maer Bisschop Jan van Arckel achtede dat hier van meer soude genoten worden, ende dat hetselve Broeck beter soude worden gecultiveert, wanneer een ieder die daer in was gerechtigt sijn eigen toeslag soude bekomen hebben^ Waeromme hij grote vlijt heeft angewent tqt bedijckinge vant selve lant, het welck voltrocken is int jaer 1363 ende int volgende jaer 1364 den 10 Martij een ieder het sijne beginnen toe te meten door een gesworen Lantmeter genoemt Frederick Stofken die elcke buerschap int kerspel van Zwolle den Bisschop sijn voorslag die stadt Swolle, Hasselt, Geelmuden, ende andere olthoevige landen, oock den weijl-Bisschop het sijne heeft toegemeten. Het Mastebroeck voorseit worde in alles groot bevonden 6927 mergen, 1 hont 14 roeden ende worde gemeten mit die Sallantse roede die groot is 16 voeten, elcken voet van elf duimen. Die stadt Campen heeft aldaer geen lant ontvangen dan in plaetse van die, 30 hoeven landes van die eilanden die hen aldernaest gelegen waren ende wat landt op een dagelicks water een halve voet boeven water was, mitsgaders de anwas van dien, ende dat kommervrij sonder eenige beswaernisse ofte onraedt: waerdoor die stadt Campen geprivilegeert is dat men uit Sallant nog Mastebroeck geen bijstere dijcken in die vrijheid van Campen mach geven. Nadat die landen bedijckt waren heeft die Abdesse van Ëssende alle hare toeslagh voor een seeckeren thinspenninck erflick bij secckere percelen uitgedaen, voor en al eer die landen mit enige dijcken beswaert waren, aisoo dat men oockdeselve thinsen in gene dijcken mach geven, ende is gewoonlick dat die sevene die thinsen in alle dijckgiftige excipieren. Eer die voorseide toemetinge geschiede heeft die Bisschop gehandelt mit het Capittel te Deventer int jaer 1364 den 1 Martij datse hem den halven thijnden vant Mastebroeck in erfpacht gedaen hebben voor acht waskeersen, elck van anderhalf pondt was, die men alle jaer op kers-avont opdat Hoge Altaer in Lebuini kercke binnen Deventer soude leveren: twelck die vant Capittel den Bisschop toestonden in vergeldonge van sijnen arbeit die hij doen soude dat het Mastebroeck soude toegeslagen worden. Als nu Bisschop Johan van Arckel in veele onruste ende oorlog, het Bisdoom van Utrecht omtrent vier en twiutig jaer beseten hadde, heeft hij het selve verlaten int jaer 1364 ende is wederom Bisschop van Luijck geworden, alwaer hij overleden is int jaer 1378 den 1 Jul. ende is vandaer tot Utrecht gebracht, ende begraven, JOHAN VAN VERNEBURG 48e Bisschop van Utrecht. Johan van Vierneburg sijnde Bisschop van Munster is naer Arckel Bisschop van Utrecht geworden, een vroom simpel man. Dese alineerde veel goederen sijnes stichts, en versette oock vele Bisschoplicke sloten: als dat huis Yredelant (dat Arckel van de V°enet° Grave van Hollant te voren ingelost hadde) Ter Horst, ende Vollenho an Gijsbert den Here van Yianen ende het huis ter Eem an Steven van Nijvelt. Daer eu boven heeft hij 42 hoeven int Mastbroeck behorende tot des Bisschops tafel en sommige van sijn hofgesin onder half pensioen overgegeven: om welcke saecken het Capittel van Utrecht tot een Protecteur des Bisdooms hebben verkoren Beinolt van Wendenberg Bisschop van Bremen. Ovoryssei Int beginsel van Yerneborgs regeronge, namelick beschadigt. . ... int jaer 1365, sijn enige Westphaelse edelen van die geslachten van Velen ende Broeckhuisen nae voorgaende anseggonge des oorlogs mit ruteren ende knechten in Over iJssel gevallen, alwaer sij grote schade gedaen ende uit verscheiden dorpen en vlecken een groten roof gehaelt hebben uit oorsacke van seeckere actie die sij op den Bisschop hadden. Die Bisschop vergaderde terstont 800 ruteren ende is daermede in Maio van Munsterlant gereden, blijvende aldaer drie dagen en nachten, verbrande die dorpen sijner vijanden, dede haer bomen versoren, ende dwong haer tot voldoeninge van de schade die sij luden in Over IJssel gedaen hadden. Omtrent het jaer 1367 hadde die stadt Campen questie ende oorlog mit den Coninck van Noorwegen, doch om wat oorsaecke is onbekent, en op wat conditiën sulcks bijgeleit worde, wordt oock niet gevonden. Privilegien Int volgende jaer 1368 heeft Albertus van Mekem s(honen. jen^urg jjg jnt jaer jggg Coninek van Gothen ende Sweden was geworden an die Stadt van Campen seecker privilegie verleent int lant van Schouen doemaels onder Sweden gehorende, alwaer die van Campen groten handel dreven, ende op die haringvanck plachten te varen: dat namelick die Stadt Campen aldaer een Voegt van hare borgeren mocht stellen waervoor die Burgers malckanderen mochten bespreecken, ende niemant mochte oock een borger der selver stadt elders bespreken als voor die Voegt voorgemelt, welcke macht hadde recht te wijsen in allerhande saecken, behalven over doodtslagen. Noch verkregen sij van die voorseide Coninck enige andere vrijheiden int selve landt, die sij noch hebben, maer gelijck Bocop schrijft, daer was te sijnen tijde niemant van Campen die aldaer resideerde, waeruit men kan afnemen, hoe dat die coophandel kan veranderen, ende van treffelicke koopstede vervreemt worden, vomeburg tot Den 27 October int selve jaer was die Bisschop c.oor gevangen. mjt gjjn hofgcsin tot Goor in Twente, alwaer hij onversiens overvallen worde van sijne vijanden die hij onlangs te voren hadde geproscribeert, als Jan ende Simon van Solms, Engbert van Salné, Otto van Kemmena, Hendrick Schume van Honderberg, Harmen van Twickelo ende meer andere, die des nachts als des Bisschops luden geen goede wacht en hielden Goor beklommen, ende veroverden, doodtslaende Hendrick van Entewich ende noch drie andere van des Bisschops dienaren, ende namen hem self mit noch twaelf anderen gevangen, ende voerden hem wegh, om hem te beter te bewaren. Die Bisschop aldus gevangen sijnde, heeft sich niet lange daerna vrijgekoft voor 16000 olde schilden, en alsoo hij dese grote somme niet gereet konde betalen, sijn daer voor borgen geworden Jacob Souwenbalg Abt van Oostbroeck, Gijsbert ende Sweer van Vijanen, Steven van Nijvelt, ende Gerrit Vrencke: an welcke hij wederom tot onderpande gestelt heeft alle sloten ende opkomsten van het Nedersticht, mit het huis te Vollenhove ende sijn toebehoren tertijdt die penongen ten vollen souden betaelt siju. Waerdoor het Bisdoom seer is verswackt, ende is hiertoe te referreren hetgene wij int beginsel van sijne regeronge gesegt hebben. Binnen Campen worden int naestvolgende jaer Kercken gelijcke angelegt beide Kercken van S. Niclaes ende tot Campen T „ . Ketimmcrt. onse L. Vrouwe van een Meister genoemt Rotger van Colen, ende sijn voort gelijcke voltimmert. Omtrent die selve tijdt was een groote onecnigheit haco k. v. tusschen die Hanse steden ende Haco die Coninck Noorwegen. _T . ' # van Noorwegen, maer int jaer 1370 is alle vijantschap neergeleit, ende vrede tusschen beiden gemaeckt, alsoo datse wederom vrijlick in sijne havens mochten komen ende verkeren, mits betalende behoorlicken toll. Die afgesanten die in name van alle steden deser landen over die vredehandelingen geweest sijn waren: Evert Bosen burgemeester tot Campen, ende Jan Meinartsen Burgem. tot Amsterdam. Den 23 Junij des jaers 1371 is seer haestelick Johan van Vierneburg gestorven, soo, dat men meinde dat hij vergeven was: ende is in den Dom tot Utrecht begraven, als hij omtrent seven jaren geregeert hadde. ARENT VAN HOORN 49e Bisschop van Utrecht. uterioo binnen Over die koor van een nieuwen Bisschop is een Deventer ,. # r tot b. verkoren, grote dissensie tusschen die Heren vant Capittel ontstaan want sommige uit voorwendinge van vrese van Utrecht vertrocken sijnde, hebben tot Deventer in S. Lebuini Kercke tot Bisschop verkoren Swedeer Uterioo uit Over-IJssel afkomstig, sijnde Domproost van Utrecht doch ongeleert, ende gants onwetende van relligie en kerckelicke discipline: welckers electie het Capittel tot Deventer oock heeft goedt gekent. Doch andere Canonicken hebben hem verworpen ende verkoren Arent van Hoorn, die vanden Paus tot Bisschop is bevestigt: alsoo dat Swedeer van Uterioo niet en konde tot het Bisdoom geraecken, maer moste sich allene mit sijne Proostije tevreden houden. Die voorseide Arent van Hoorn was een geleert verstandig jonckman, vant het Bisdoom mit vele schulden beswaert, ende sijne Ampthuisen verpandet, die hij wederom heeft ingelost, en daermede merckelick die Kercke van Utrecht verbetert. Heeft onder andere het huis te Vollenho verborgt ende ingelost, dat om die gevanckenisse van Johan van Verneburg was verpandet, en daermede Over-IJssel wederom geheelt, int jaer 1371. Oorlog ;n Het volgende jaer was in Gelderlant een grote Golderlant. • , , , onenigheit ende ïnlantsen oorlog tusschen die partije gemeenlick Bronchorsten, ende Hekeren, genoemt, welcke partijschap wederom, levendig was geworden door dien na het overlijden van Hartog Reinolt van Gelder die Bronchorsten tot Hartog hadden angenomen Hertog Willem van Gulick, waer tegen die Hekerens Vrouw Machtelt van Gelder die getrouwt was an Lodewijck den Grave van Blois tot Hartoginne hadden verklaert, met welcke die Bisschop van Utrecht alliantie gemaeckt heeft, waerdoor die Bronchorsten opden Bisschop verbittert sijnde, grote schade int Nedersticht gedaen hebben. Soodat oock die van Over-IJssel lichtelick met die Geldersen in oorlog souden sijn geraeckt, maer die Hartog van Gelder heeft haer vruntschap belooft ende toesagen gedaen dat sij van hem ofte van den sijnen niet souden beschadigt worden, als men sien mach uit desen navolgenden brief an die van Campen verleent. "Wij Willem oltste soone van Gulick bij der gratie Godes Hertog van Gelder en Grave van Zutphen bekennen wij den eersamen luden schepen ende Raedt in Campen, haer borger en ondersaten vruntschap beloven voor ons ende onsen ondersaten die wij machtig sijnnen, ende alle die gene die onsen wille doen ofte te laten willen ende sullen hen geen schade ofte hinder doen, of wij hen dat een maent te voren seggen, in kennisse deses hebben wij onse segel etc. Den voorseiden oorlog tusschen die Geldersen heeft sich die Bisschop sooseer ange nomen, dat hijself daerdoor tot sulcke schulden is verlopen, dat inplaetse hij sijn verpande Ampthuisen eerst hadde ingelost, hij nu dieselve wederom moeste verpanden om geit tot desen oorlog te bekomen. Dus worde Yollenhove wederom verset voor 2800 oude schilden, Stoutenburg voor 100, ende soovoort eenige andere die namaels Floris van Wevelinckhoven wederom heeft vrijgniaakt. Den tijdt vant eerste dingtal verlopen sijnde hebben die lantsate van Twente een tijdtlange uitgestelt wederom met de Geldersche te verdingen, voorname- lick die binnen landts woonden, uitgesondert eenige weinige bueren an die lantscheidinge want zij niet en geloofden dat die vijant haer gewapenderhant soude overvallen, te meer so men voorgaf dat het stichtse krijgsvolck dat nu Vrieslant gedwongen hadde voor de hant was hetwelcke te weerstaen dien vijant niet machts genoege en hadde. Soo dat die van Twente en Drent hierdoor ontmoedigt sijnde, nalieten wederom te verdingen. Dese saecke aldus staande is het Stichtse krijgsvolck onder Frederik van Twickelo tegen alle mans hope uit die palen van Swolle haestig opgebroken sonder ietxves omtrent Swolle uitgericht te hebben, niettegenstaende door het harde ijs well enigh voordeel hadden kunnen doen ende vertrocken na Groningen daer sij met roven en plunderen grote schade deden. Maer alsoo die Geldersche den Groningers te hulpe quamen, moste Tweckelo met sijn volck op Coeverden retireeren, latende sijn vijanden in Drente na haer welgevallen domineren en wederom in dingtall brengen. Die Geldersen met die van Swolle meenden voorts in Twente te vallen, maer sijn een tijdlanck verhindert geworden door het dooij weder, ende het stichtse volck dat tot Coeverden sich geset hadde om den post te bewaren, dan overmits dit volck door misbetalinge en armoede ten eenemale verliep, sijn die Geldersen voorts in Twente gevallen, brengende het lant in dingtal, setten sich tot Ootmarsum van daer trocken sij na Goor en daerna voor Deventer op S. Andries avont. Int begin van dese oorlogh hadde die Drost v. Twente uit last des Bisschops ende met rade der steden het huis te Diepenheim met krijgsvolck beset, tot defensie des gemeinen landes, maer alsoo door die swarigheit des oorlogs dit oock niet betaelt en werde ende daeromme de ingesetenen seer lastigh vielen is door raedt en goetvinden van eenige goede luden een stillesate beraemt tussen die van Diepenhem ende een gedeelte van het Scholtampt van Lochem. Hiervan brieven opgerecht sijnde, sijn die Stichtse soldaten uit Diepenhem gelicht ende opten Arckelstein ten deel in garnisoon geleit: niet lange daerna heeft die Greldersche vorst Diepenhem doen innemen en beset met soldaten onder den oversten Berent Hacfort tot grote schade van Over-IJssel. Middelertijdt dat in Gelderlant die voorseide factiën gedreven werden, gebeurdent int jaer 1373 dat Herbert de Here van Putten in Veluwen houdende enige leengoederen van den Bisschop, tot Swolle bij den Bisschop is gekomen, versoeckende van hem beleent te worden. Maer alsoo die Bisschop enige actie tegens hem hadde, seggende dat hij in seeckere saecken van den Here van Putten vernadeelt was, heeft hij hem de belenonge geweigert, willende dat hij eerst voldede hetgene hij op hem te seggen hadde. Op dieselve tijd waren binnen Swolle Gijsbert Lukenssoon ende Derck die Rode schepenen van Campen, bij de welcke die van Putten sich addresseerde haer klagende, dat de Bisschop hem sijne goederen uiet wilde belenen, daer hij nochtans, die selve ter goeder tijdt versocht hadde: waert evenwel dat hij den Bisschop in enigen dele verongelijkt hadde, dat wolde hy beteren en voldoen tot kennisse van die drie steden van Over-IJssel: Deventer, Campen, ende Swolle: begeerde van haer dat sij mit hem wilden gaen bij den Bisschop, twelck sij gdaen hebben en die van Putten hebben versocht avermaels van den Bis- 11 schop in tegenwoordigheit van die voorseide Burgemeisters dat hij beleent mochte worden. Die Bisschop gaf wederom tot antwoordt dat hij in sij 11 lant geweld hadde gedaen ende dat hij daervan behoorlijck beterschap soude doen. Die van Putten antwoorde dat soo vere hij in des Bisschops landen enig gewelt ofte den Bisschop te kort gedaen hadde, dat hij overbodig was tot kennisse van die drie hoofdsteden van Over-IJssel beternisse daervan te doen, raaer hiertoe wilde die Bisschop niet verstaen, ende woude dat die van Putten hem soude voldoen sooals hijselfs ordineren dat die van Putten hem soude verdoen zooals hijself ordineren sonde. Daerop vertrock die Here van Putten uit Swolle, sijnde seer toornig, oock waren die schepen van Campen seer misnoegt dat haren Bisschop die voorgemeld schelongen an die drie hooft steden niet wolde vertrouwen. Die voorseide Here van Putten hadde sijn principale woonplatse op dat huis Olde Putten gelegen bij die stadt Elburg, waertoe vele leenluide vrije, ende eijgen luden hehoorden, daer onder oock eenige van adel waren, maer daertoe hoorde geen heerlickneit van bodt ofte verbodt, hadden nochtans op een andere plaetse hoge heerlijkheid. Hij hadde binnen Elburg die Gruit accijns, insgelijcke int Oldebroeck ende Oostewolde, als Bocopius meent. Hij was van hoogen adel, soodat die Bisschop van Utrecht een verdrag makende tusschen desen Here van Putten ende die Stadt van Campen int jaer 1367, hem noemt sijnen lieven neve. Beneven dat huis Olde Putten hadde hij noch een vaste huis genoemt Puttenstein, gelegen int Oldebroeck bij Wesep, waertoe die dagelickse jurisdictie van Hollanderhuisen behoorde mit die visscherij in die Rijtte tot in de IJsselstroom, met nog veel andere grote goederen soodat hij grote rijckdommen hadde, waerop hij soo moedig ende moetwillig was, dat hij niet en wiste wat van dertelheit te willen doen, was oock sijn naburen die van Camperveen seer lastig, alwaer hij oock vele thinsen ende eigen luden hadde. Daerbij waren seine dinaers even moetwillig, en beschadigden die van Cumperveen gants seer, waervan die Bisschops actie van gewelt tegens den Here van Putten intenteerde. Die welcke om sich tegens die macht des Bisschops te stereken ende sijn saecke soo veel meer te rechtveerdigen, int jaer 1374 an die stadt Campen heeft geschreven, ende heeft haer te kennen gegeven, hoe hij mit den Bisschop tot Swolle was gevaren int bijwesen van hare gecommitteerden, ende heeft haer luden voorgedragen dat hem dochtte hoognodig te sijn een verbintenisse mit malckanderen op te richten om onderlinge vijantschap ende schade te vermijden, ende malckanderen niet te beschadigen, diewijle het seer wanckelbaer in sijne lande stont, waeromme hij sijn sloten ende sijn Dochter den Grave van Hollant Do v. campen hadde toegesegt. Die van Campen noch te onvreden ,0rHorbort met sÖn(^e haren Bisschop die gemelte questie haer v. Patten, ende sijn twee andere hooftsteden niet wilde toevertrouwen, hebben een bijeenkomst mit den Here van Putten gehouden ende sijn opten 4 Junij met hem verdragen, op conditiën ende beloften voor haer, ende haer borgeren, hulperen, en knegten, dat sij malckanderen an lijf ofte goedt geen schade souden doen, ten ware dat sij malckanderen tevoren daervan verwittige gedaen hadden. Als nu die Here van Putten sulcken verdrag mit die van Campen hadde opge- richt, paste hij niet vele op de belenonge van den Bisschop, hem overall verkortende in sijne heijrlicheit. Ende sijne dienaers voeren te meer voort int bedrijven van allerhande moetwille ende beswaernisse tegen die ingesetenen van Camperveen. Moetwiiie op "Volgens gebeurdent dat die selve op Camperveen Camperveen. , * r gekomen sijnde, aldaer die pijpen stelden gelijck sij gewoon waren, waeromme die schuiten van die plaetse met enige huisluden sijn op die beene gekomen, vragende wat sij sich tot die solve souden versien? antwoorden niet dan alle goedt, alsoo sij sich ant verdrag hielden dat die van Campen mit den here van Putten hadden gemaeckt, ende tot verseeckeringe van dien, en opdat die van Camperveen onbesorgt souden wesen, hebben sij haer wapenen afgeleijt. Sulcks niet tegenstaeude sijn die voorseide huisluden op haer angevallen, ende hebben negen dienaers van die van Putten doodtgeslagen. Twelck die selve seer oevel heeft opgenomen wijtende sulks die van Campen, hoewel sij van dit feit gants niet en wisten, noch raedt ofte daet daertoe hadden gegeven. Claegde terstont over die van Campen bij verscheiden Heren en Vorsten, ende andie Stadt Lubeck als overste der Hanse steden, dat sij sijne dienaers boven gemaeckte vrede hadden vermoord, mit begeerte dat sij die van Campen daertoe wouden holden, dat hen erstadinge daervan mochte geschieden daer sij nochtans hiervan niet en wisten, noch oock het selve feit in haer vrijheit was geschiet, üaerop heeft die stadt Campen schriftelijck die gebroederen van Putten campen ontsegt den oorlog angesegt, als blijckt uit desen navolgende v. Patten. , , . , 0 den brief. Wij Schepen, Raedt, ende gemene borgers der Stadt Campen, doen te weten Pelgrom van Putten, Derck van Putten ende uwe broeders, dat wij uwe vijanden willen wesen, om die ongerechtheit wille die gij onsen lieven Here gedaen hebben, ende doen in sijnen onderpande, ende willen u bij dien, ende alle die wij op U veden mogen onse eere daermede tegen U verantwoort hebben, gegeven onder onse Stadtsegel etc. Boven die voorgaende klachte die de Here van Putten gedaen hadde, heeft hij op een nieuw an sijne vrunden ende magen geklaegt, dat hen die van Campen vijantlick hadden ontsegt, waeromme hij begeerde datse hem bijstant in desen oorlog wilde doen. Waerop seer vele schriftelick die van Campen den oorlog hebben angeseit, alle mit kleine briefkens, ende vele onder segel van Herbert van Putten, meest sonder dato, ende rontsomme gesneden, waer van ick eene van die lancksten, ende oock eene van die kortsten will verhalen, sijnde anders het getal van die reste well over die vijftig, die noch segt Boecopius in bewaronge van die stadt Campen sijn. Alle vaste van ener menonge als volgt: vmndo dos Wetet Schepen ende Raedt dat gij vijanden sijt Heoren van Putten geworden des Heren Herberts van Putten Ridder, om °campen.n die van Camperveen daer gij hoofdt heren van sijnnen ende omdat onrechts wille dat gij hem doen, soo willen wij Heren hier na beschreven, sampt alle H. Gijsbert van Bronchorst, Ridder, Lodewich Here van Ripperscheit, Henrick van Hoemoet R. Heer van Salamander, Heer van Coedreckshove R. Arent Hoemen, Willem van Steenbergen, Willem van Baer, Henrick van Hunripel, Jan Molheller, Wolter van Dannen, Jan die Driever, Dirck Wittebolle, Goossen Keersensoome, Henrick Vogel, ende alle onse knegten, want wij liever hebben Herbert van Putten R. dan U, ende alle uwe borgeren, ende alle die wij op U veden kunnen: ende willen onse ere hier mede tegens U ende alle uwe borgers verwaert hebben onder dat segel Heren Herbert van Putten Ridder. Dese navolgende is ene van die kleinste ontseg briefkens. Wetet Borgemeister schepen ende raedt ende gemene borgeirs der stadt Campen, dat Steven van Brederode, Henrick die Quade, Jan ten Ham, liever hebben H. Herbert van Putten R. dan U, ende alle uwe borgeren, ende willen onse eere hier mede tegen U bewaert hebben, onder dat segel H. Herbert van Putten. Dese ende meer andere daer vele van hoogen adel onder waren, hebben die stadt Campen ende hare borgers grote schade ende den Bisschop van Utrecht groote hoemoet gedaen, als sijnde meest van die Bronchorster factie in Gelderlant, diemitHartog Willem van Gulick tegen den Grave van Blois ende den Bisschop van Utrecht airede in oorlog waren. Verdrag om Tot wederstant van desen vijant heeft die Bisschop Puttenstein to .. ° r boiogoren. mogelicke neerstigheit gedaen, schreef an die van Campen datse dat huis Puttenstein souden belegeren ende omwerpen alsoo haer en die van Camperveen die meeste schade daeruit geschiede, hij woude haer luden daer in een hoofdt wesen. Maer die van Campen woude daertoe niet verstaen nochte iet aangrijpen, voor ende aleer sij mit haren Bisschop alle dingen nodig tot sulcken werck rijpelicken overlegt hadden. Daeromme is die Bisschop int jaer 1375, binnen Campen gekomen om te beraden in wat manieren sij den Here van Putten souden beoorlogen, ende is besloten dat men dat huis Puttenstein op de navolgende conditiën, soude belegeren: Eerstelick, wanneer zij Puttenstein verovert hadden, soo soude men dat selve te gronde toe afbreken, ende raseren. Volgens soude die Bisschop den van Campen helpen datse haer landerijen, op het Camperveen daer sij recht toe hadden weder mochten bekomen, dat oock die Bisschop geen bestant soen ofte enig verdrag mit Herbert van Putten souden maecken, noch mit andere van sijne anhangers haer vijanden, buiten consent ende wille van die stadt Campen. Dat de Bisschop uit Campen niet soude vertrecken ter wijlen ende soolange tot sij Puttenstein gewonnen hadden, ende dat hij altoos haer hooft soude wesen, om haer te helpen in alle twist ende schelonge die haer daer van komen mochte, entlick soo die van Campen enige anspracke ofte oorlog worde opgeleit van den Here van Putten of van den sijnen, dat soude die Bisschop haer helpen uitvoeren met alle sijn macht. Puttenstein Hierna op Yictoris ende Modesii dagli hebben die i'tkLirt. Campen Puttenstein belegert, ende daervoor een groote blijde opgericht, waermede sij dat slot grote schade deden: waervan noch dat principael tot Campen in Heilige Geeste Kercke staet, ende wort aldus van A. to Bocop beschreven. Dese blijde was gemaeckt van drie lange sware balcken ongeveer 70 ofte 80 voeten lanck ende is ant swaerste ende omtrent ses voeten breet, voren lopen alle drie balcken spits toe wesende omtrent vierkant ende omtrent anderhalf voet breedt, daervoor recht int midden een ijseren haeck an is, hebbende op elcke sijde hent op sijn kant, tot het derden deel vandie lengte twee sware ijseren veren: ende is van onderen op met ijseren banden ettelicke voeten van den anderen seer well rontsomme verbonden, ende mit nagelen wel sterckelick bewaert, van het benedenste einde omtrent ses of seven voetten is een vierkantt gatt een voett breet met swaeluven sterten, van ijzeren banden rontsomme versien, daer die asse in is geweest daer men dat instrument op gebruickte, (soo mij dunckt) maer hoe ofte in wat manieren is mij onbewust, dan men siet well dat men daer mede heeft geworpen : daer sijn oock noch grote ronde storm kloten soo groot als twee ofte drie tumelers kloten, dat blijnde stene genoemt worde, waervan in die versoeningen deser partije mentie wort gemaeckt. Herbert van Putten was in eigener personen op Puttenstein als dese belegeringe geschiede; ende om den selven uit dit perijckel te verlossen hebben sijn bontgenoten sich gesterckt om hem te ontsetten; als sulcks die Bisschop hadde vernomen heeft hij noch 200 ruiters, ende 200 voetknegten tot hulpe vandie belegers voor Puttenstein gesonden, waeromme die bontgenoten het Puttenstein ontset niet dorsten avontteuren. Als nu Herbert van vordrag. ^ utten noch proviande op den huise, noch ontset konde bekomen, heeft hij dat selve andie van Campen overgelevert, moeste haer gevangen blijven, ende is gevancklick binnen Campen gebracht. Int selve jaer des Vrijdaegs na S. Jans onthoofdinge heeft die Here van Putten sich mit den Bisschop ende die van Campen verdragen op volgende manieren. Eerstelick dat die Bisschop van Utrecht mit sijne hulpers ende hulpers hulpen ter ener met H. Herbert van Putten sijn hulpers ende hulpers hulpen ter ander sijden van dit oorlog souden versoent, ende die gevangen ten beijden sijden souden lose ende quit wesen, ende insgelijcken alle onbetaelde pennonge van dat oorlog henkomende. Voorts dat die Bisschop ende die van Campen, dat huis met dat voorgeborgte sullen mogen te gronde afbreecken, dan holt, steen, ende ijser soude H. Herbert holden, maer die van Campen souden haer blijnde steenen daer vandaen mogen halen. Dat H. Herbert op die hofstede geen veste soude timmeren, noch op een mijle weegs rontom die stadt Campen, dan soude die hofstede mit bouwhuisen mogen betimmeren, hetwelcke H. Herbert alles beloofde te willen nakomen gevende daervan sijne segel en brieven in dato als boven. Daerop hebben die van Campen Puttenstein met dat voorburg te gronde nedergeworpen, haer blijnde steenen na Campen gevoert, hout, steen, ende ijser den Here van Putten gelaten, na luit des verdrags. Hierna sijn oock vele van sijne bloedtverwanten, die neffens hem die van Campen ontsegt hadden, wederom mit die selve stadt geaccordeert, ende versoent waervan sij malckanderen segel ende brieven hebben gegeven. waidomar Op die selve tijdt storf Waldemaer die Coninck Denomarc^on. van Denemarcken; voor welckers doodt die Hanse steden een vergaderinge tot Straelsonde hebben gehouden, alwaer een vrede gemaeckt worde die van die selve Coninck worde geapprobeert; ende aldaer worden niet allene Deventer, Campen, en Swolle, maer oock Hasselt onder die Hanse steden getelt. Here van Omtrent het jaer 1376 waren die Here van die Hamborg. Cuiner in Over-IJssel, met sijn soone, ende ettelicke van sijne bloedtverwanten, buitenslants doodtgeslagen, ende men konde seeckerlick niet weten wie dat gedaen hadde. Maer sijn soone Harmen van die Cuinder die na sijns vaders doodt aldaer Here worde, heeft het daervoor geholden, dat die van Hamborg daer schuldig an waren: verbont sich derhalven mit sijne vrunden om sulcks te wreecken op die van Hamborg ende hare borgeren, te water ende te lande, waer sij het selve konden te wege brengen: twelcke haer menonge sij den van Hamborg hebben toegeschreven, oock terstont op haer toegepast, ende hare borgeren allent halven beschadigt. Waeromme die van Hamborg hare gesanten als Heer Georgen Holstein indertijdt borgemeester der selver stadt, ende H. Volcker Goldersson Raedtsman, in Over-IJssel hebben gesonden, ende van die steden Deventer, Campen en Swolle versocht, datse doch hare Gecommitteerden behulpelick wilden wesen, om tot verdrag mit den Here vande Cuiner te geraecken, alsoo sij geen verdrag, schuit tot sijns vaders doodt en hadden. Die steden voorseit willig sijnde het versoeck van die van Hamburg te voldoen, hebben haer gesanten anden selven Here gesonden, ende soo wijt tusschen beiden gehandelt, dat hij verstont die van Hamborg onschuldig te wesen, waerme hij oock die selve opten 7 Martij a° 1376 van die doodtslag sijnes vaders heeft verlaten ende quijt gescholden, insgelijcken sijne vrunden voor haer ende nakomelingen, waervan hij haer segel ende brieven heeft gegeven, die van dese vavolgende onderteekent waren. Heer Harmen van die Cuiner, Jan van de Cuiner, Rid. Henrick van Essen, die olde, Henrick van Esen die Jonge, Coop Wijnkens soone, Jan Hagen, ende Hugo vander Halle die jonge. Hoom na Luck Johan van Arckel die van Utrecht na Luijck verset rerpiaetst. wag) aidaer gestorven sijnde int jaer 1378 den 1 Julij is in sijn plaetse verkoren Arent van 't Hoorn, Bissohop van Utrecht, die sijn vertreck soo lange wiste opte schorten, dat hij die opkomsten des Bisdooms van Utrecht een geheel jaer lanck heeft genoten, ende te gelijcke die van Luijck waeruit men sien mach wie hij meer gemeent heeft sijne ondersaten ofte haer geit, als Heda van hem verhaelt. Om te weten wat adelicke personen ten tijde van dese voorgaende Bisschoppen van Utrecht in Overijssel geweest zijn, sall ick hier kortelick opt einde deses boecks die namen der selver hier bijvoegen, ende anteickenen op wat tijdt sij geleeft hebben soo veel ons tot kennisse is gekomen. Goodschalck, Grave van Goor, omtrent het jaer Chr. 1040. Ludolph van Koeverden, erfamptman van Drente, broeder van Bisschop Herberto int jaer 1143. Bartolt van Aldenseel, Willem Graef van Goor, Derck ende Wermbolt van Buckhorst, gebroeders Henrick van Boningen 1145. Evert van Almelo 1165. Floris, of Yolcker van Koeverden 1190. Graef van Kuinder 1190, G. Graef van Goor, Alphert van IJsselmuiden a° 1226. Gerrit van Buckhorst, Harmen van Yoorst 1123, Rudolph van Koeverden 1227. Derck van Buckhorst, Henrick van Sallant, Claes van den Torene, Berent van Dalfsen, Tijbolt van Tije, Willem van Albergen, Coenraet van Steenwijck, Warner van Hasselt, Steven van Eisen, Albert ende Henrick van Dieze, Ulrick van Enschede, Goossen van Lage, Rutger van der Ese, Arent van Sallant, Goossen van Oostewolde, Reinolt ende Jacob van Doorneck, Reinolt van Holten, Warner van Bierse, Hartger van Wiersselo, Henrick van Ylederinge, Coenraet van Ootmarsen, Seino van Dalfsen, Ritbert van IJsselmuden, Rijckwijn van Hasselt, Derck van Keppel, Rutger van Doorn, int jaer 1227. Agidius ende Valerius Bake Ridders. Harmen van Voorst, Henrick van Almelo, Harmen van Sa- terslo, Hendrick van Essen 1258. Arent van Almelo, Henrick, Roderick Andries, ende Sweer van Voorst, Willem van Buckhorst 1272. Roderick ende Harmen van Voorst 1320. Hako van Rutenberg 1328. Goodschalck van Dalweshem 1228. Bernart van Diepenhem, Swedeer van Voorst ende Regteren 1330. Harmen van Laghe 1340. Reinolt van Coeverden, Jan van Klooster 1347. Frederick van Ese 1348. Roederick v. Voorst 1361. Engbert van Salne, Harmen van Twickelo, Henrick Schume van Hondenberg 1368. Harmen van de Cuiner, Jan van de Cuinder, Ridder Henrick van Essen, Jan Haghen 1376. HET II BOECK der Historie van OVER-IJSSEL van het Jaer Christi 1378 tot 1496. FLORIS VAN WEVELINCHOVEN 50e Bisschop van Utrecht. Quondara Epis- Op S. Willebrordi dagh int jaer 1379 is Floris "storiensis48 vaQ Wevelinchoven als Bisschop van Utrecht geChron. introniseert ende is oock onlancks daerna indie Steden Wmsem. Claronge ende landen van Over-IJssel gehult ende angenomen tot Derenter. a|waer jgg s0IHjaegs na g Marten die van Over- IJssel beloofde, dat hij haer goedt Lantrecht soude laten wedervaren, ende dat hij alle jaer tweemael Claronge wilde houden eens bij gras, ende eens bij stroo ende die selve Claronge soude geschieden binnen Deventer bij viere van den Raedt aldaer, twee van Campen, ende twee van Swolle, dat voorts niemant in de Claronge soude sitten, hij ware dan beëedt, ende daer en boven man, ende borghman ofte dienstman des stichtes, binnen die landen van Zallant, Twente, ende Vollenhove woonachtig. Die van Deventer souden desen hogen Rechtdag rait klockludinge een dag te voren ende een dag daerna veligen, ende vrijgeleide an elck verleenen. Camer Claronge soude die Here vanden Lande oock op andere plaetse mogen doen. Hiervan ende van het Keiserlicke privilegium de non Evocando sijn expresse privilegia Wen- zeslai, Sigismundi, Maximiliani, ende Caroli in die Camer tot Deventer berustende, daer inne insonderheit die Claronge gebonden wort an die plaetse, te weten datse alleenlick binnen Deventer soude geschieden moeten. Daarenboven worde overgegeven dat die Drosten ofte Ambtluden an die drie hooftsteden Deventer, Campen, ende Swolle, souden beloven, ende sweeren dat sij een ieder goedt landrecht souden doen. Die wijle nu die Bisschop bevont dat vele van sijne Ampthusen verset ende verpandet waren, heeft hij mit hulpe van sijne ondersaten die selve wederom ingelost, als dat huis ter Eem, Yredelant, ende Stouenlie^heta tenburg' int Nedersticht, Yollenho, ende Diepenhem ingelost, in Over-IJssel welcke laetste verpandet was voor 2000 andere schrijven 2500 olde fransche schilden, an den Here van Brederode, die de steden Deventer, Campen, ende Swolle betaelden, mits datse die selve pennongen uit die eerste schattonge wederomme souden ontfangen, twelck haer die Bisschop beloofde, insgelijcken dat hij geen amptman ofte Castellein aldaer soude stellen, dan bij raedt vandie voorseide steden, an welcken oock die selve Ambtman eedt soude doen. Gelijck wij te voren verhaelt hebben, dat die van Over-IJssel seer beschadigt sijn van verscheiden particuliere Edelen in Gelderlant geseten, alsoo ist oock intijde van Bisschop Floris gebeurt, dat enige jonckeren self in Over-IJssel woonachtig, grote onruste ende verderf aldaer hebben aangericht; want sommige die stercke vestongen ende castelen hadden, ontsagen noch Bisschop noch lantschap, maer vernadeelden hare naburen na wille ende welgevallen, ende en schroomden niet, mit den Bisschop, ende gehele lantschap in oorlog te komen. Die eerste van vir^rdo" sulcke daer mentie van gemaeckt wordt, was Evert van Essen, die in Sallant int Kerspel van Ommen een sterck ende geweldig huis van swaren houte en steen hadde laten bouwen in meinonge sich daermede tegen alle gewelt van andere te beschermen: waerop sich verlatende heeft hij alle gemeenten daeromtrent gelegen tot sich getogen, ende voor hem willen verdedigen als sijn eigen goedt, welcke doch sijne naburen soo well toequamen als hem, dies sij daeromme seer te onvrede waren. Die van Campen aldaer niet gegoedet sijnde ende niet wetende die gelegenlieit van saecken, hebben op sijn versoeck seecker verdragh mit hem opgericht in manieren als volgt: Wij Borgemeisteren, Schepen, ende Raedt der stadt Campen doen kondt dat wij onse borgeren en knegten, Evert van Essen mitten sijnen ende sijnen goederen geen schade noch hinder enigsins sullen doen ofte laten doen ende wij hem dat een maent te voren sullen geseeckert hebben sonder argelist. in kennisse der waerheit hebben wij onse stadt secreet segel hierbeneven angehangen int jaer 1380 des Donderdaegs na mid vasten. Doet schado Na dit verdrag mit die stadt Campen, heeft Evert in overgssoi. van Essen sich noch meerder verstout, dagelicks van die gemeenten ende nabuurlanden an te slaen ende sich eigen te maecken: achte op niemant noch op all het kroenen van sijne naest geërfde, vaert evenwel voort in sijn voornemen. Sijn gebuiren die hiermede seer vernadeelt worden, hebben den Bisschop dat gewelt te kennen gegeven, ende sich daerover an die drie hoofdsteden hogeliek beklaegt, weshalve die van Campen die verbontenisse hebben opgeschreven, ende Evert van Essen openlick ontsegt. Toorts heeft die Bisschop met sijne steden besloten dat sij dat huis te Eerde wilden omverwerpen en raseren, ende hebben op Cruisdag dat selve belegert int jaer 1380, EcmdverWantrt hebbende in haer hu|pe die Heren van Egmont, IJsselstein, ende Arckel mit een schonen hoop volcks. Sij deden daervoor oprichten een groote blijnde die stenenen worp van 1300 ponden, doch konden dat slot daermede geen grote schade doen, alsoo dat vau sware balcken als molen standers dichte bij ende door malckander was gewrocht ende mit steenen gevult, waer van die steenen als kaatsballen terugge sprongen hoe heftig dieselve daerop geschoten worden. Maer dat steenen gebouw konde dat gewelt niet langer uitstaen, ende is entlick gebroken. Ende na dat die Bisschop dagh ende nacht vijf wecken lanck dat huis hadde beworpen ende beschoten, ende die daer op waren geen ontset van haren here bequamen, hebben sij dat selve behoudens lijf ende goedt opgegeven. Die Bisschop heeft dat huis terstont afgebroocken, maer dat houtwerck ende balcken waren soo vaste door ende in malckander gewrocht, dat het niet mogelick was om te breecken, waeromme hij den brand daer in stack, twelck om die grote mennigte ende dickte des houts een gantse maent lanck brande. Hier na heeft Evert van Essen na behoorlicke amende sich weder met de Bisschop ende drie steden versoent ende is van die Bisschop tot Castellein van Nederhorst gemaeckt. Egbert van Op die selve tijdt hadde ook Egbert van Sallene don B. oorlog mit den Bisschop ende die steden Deventer, ende Swolle, doch int voorseide jaer des saterdaegs na Sacramenti, heeft hij sich mit den Bisschop ende insonderheit mit die van Deventer ende dat gantse sticht van Utrecht versoent, alsoo dat hij nog sijne erven tegen den Bisschop of sijne nakomelingen ofte tegen het sticht iet vijantlicks soude voornemen: ten waer saecke dat hij denselven vrede die stadt Deventer, ofte Swolle te voren weder opschreve onder ' sijn segel, ende dat hij van sijn huis Laer, of van andere vesten die hij hadde, of enige andere huisen die hij op sijn grond timmeren mochte den Bisschop van Utrecht ende die Steden Deventer etc. niet misdoeu soude: Entlick dat hij dat huis te Laer in geen vreemde handen soude brengen. Ende dese voorwerden heeft hij geseeckert ende besworen. sweer van Sweer van Schulenburg woonachtig op den huise doet schad? Termolen tot Hellendoren in Sallant, heeft wederom in Overijssel. njeuwe onrust in Overijssel verweckt, want ter oorsaecke dat die Bisschop twee van sijne dienaers Jan ende Rotger de Vriese hadde doen ophangen, heeft hij daerover klachte gedaen an den Hartog van Gelder, die welcke den Bisschop van Utrecht met die sijne schriftelick heeft ontsegt; waeromme die Stadt Campen den voorseide Sweer van Schulenburg voor vijant hebben verklaert in manieren als volgt: Wetet Sweer van Schulenburg dat wij Schepen ende Raedt van die Stadt Campen, ende alle onse Gemeente liever hebben H. Floris van Wevelinchoven Bisschop van Utrecht onsen lieven Here, willen wij U vijanden weseu, ende alle die gene die op uwe huisen ende vesten Ter Molen sijn, ende vermenen alle die gene die wij op U veden mogen, ende willen hiermede onse eere verwaert hebben, gegeven onder onse stadtsegel in de jare 13S1 des Donderdaegs na onse 12 L. Vrouwen Annunciatio. ende alsoo uit dat voorseide huis Ter Molen, als oock uit Laghe ende Garner vele gewelts in Over-IJssel gedaen worde, soo heeft die Bisschop een verbont gemaeckt mit die steden Deventer, Campen en Swolle, dat soo ieraant enig gewelt van sijn huis ofte slot in Over-IJssel dede, hij dat selve niet de steden tot goedtduncken van die van Deventer soude belegeren, ende niet verlaten of het waer gewonnen, rnaer soo die van Campen nu ofte namaels daervan wilden afscheiden, dat hij nochtans in sulcken geval den beiden anderen steden dat selve voltrecken soude. Dit geschiede des Maendaegs post Remigij int beginsel van Octob. a° 1381 tot Swolle, op welcken tijdt oock die Bisschop den drien Steden schriftelick beloofde dat hij den Arckelstein bij rade sijner steden Ter Moien, en(*e vrunde wederom soude verwerven ende an den 'twne"''6 stichte bren£en, ende als sulcks soude geschiet sijn weer verwoest, eeuen Amptman daer opstellen die den steden voorseit beedigt soude wesen. Dit geschiet sijnde heeft die Bisschop mit hulpe vandie van Deventer, Campen ende Swolle dat huis Ter Molen belegert ende sonder daerop te stormen gewonnen; trock vandaer na Laghe twelck hem sonder belegeringe werde opgegeven. Heeft oock dat huis den Garner tot Dalfsen bemachtigt ende alle dese sloten heeft die Bisschop vernielt ende nedergeworpen, want uit deselve vele quaedt ende moetwille in Over IJssel was gepleegt. Die van Schulenburg waren hier over seer vergramt ende hebben den Bisschop van Utrecht met sijne hulpers den oorlog angeseit, als blijekt uit dese navolgende ontsegsbrieven die sij op Carsavent int selve jaer op den Arckelstein an die Bisschop hebben gesonden. In quadam decretali dieitur, (inquit Bonaventura) quod plus peccat malus saeerdos qui non conficit, et simulat se conficere quam ille qui conficit, pro eo quod facit populum idololatrare. Bonaventura in 3. sent. distinct. 9. art. 1. quaest. 6. De van Wetet Heer Floris van Wevelinchoven Bisschop Schulenburg TT , . . , T_ r>. ontseggen v»n Utrecht, dat ïck ïïenrick van Schulenburg, om den B des groten onbescheits wille, ende om die groote ongelove wille, dat gij ende die stede van Sallant an mij gekeert hebben, daeromme wil ik ü vijant wesen, ende alle uwe ondersaten daer ick des mede te doen hebbe mijn ere wel bewaert hebben, uitgesegt die Here van Abkoude en den sijnen, H. Frederick van der Eze en den sijnen der vijant willen wij ellick niet wesen, gegeven onder mijn segel hier beneden opgedruckt. Op die selve tijdt ontseide Willem van Schulenborg den Bisschop in manieren als volgt. Wetet Heer Floris van Wevelinchoven Bisschop tot Utrecht dat wij Willem van Schulenburg van Bossenrait, Dirck ende Mauritius van Solt gebroeders, Jan Bolt geheeten Busken, Jan die Gruter, ende onse knechten liever hebben Hendrick van Schulenburg ende sijne hulperen dan U, ende uwe hulperen, ende willen om sijnent wille veden die mij om sijnent wille op U veden kennen ende willen des tegen u ende tegen alle die gene daer wij mede te doen hebben onse ere wel bewaert hebben, geschreven onder dat segel Henrick van Schulenborg des wij samentlickgebruicken. Hoe nu dese oorlog is afgelopen, ende wat versoeninge entlick gemaeckt heb ick nergens gevonden. ciaronge Int jaer 1383, des Donderdaegs na S. Yalentijn eNuitP'. jieef£ Bisschop opten eedt, die die Schepenen van Deventer desvals gedaen hadden, mit gevolg van Ridderen en knapen sampt die twee andere steden verklaert, dat die Claronge allene binnen Deventer solde geholden worden. Int jaer 1384 des Dingsdaegs na Gregorij heeft die Bisschop die beurschap van die Diesse voor die stadt Swolle gelegen, in de vrijheit van die stadt gelegt. En omtrent dese tijdt hadde Bisschop Floris een wocihitchop' seecker Min"ebroeder tot Wijel-Bisschop, die sich daer te voren in sijn Clooster als Priester mit misse te doen, ende prediken gehouden hadde, doch niemant wiste dat hij geen Priester was gewijet. Ende bij tijde dat hij des Bisschops plaatse beklede mit wjjen ende anders wat daertoe staet, ist uitgekomen dat hij geen Priester was geordineert. Waeromme hem die Bisschop van sijne bedieninge heeft afgeset, ende hem verwesen levendig in heet water te verbranden. Maer als hij in die ketel geset worde riep hij soo jammerlijk dat die Bisschop sich sijner ontfermde, ende hem uit den ketel doen nemen, ende te laten onthalsen ende begraven. Ettelicke van die Priesters die hij gemaeckt hadde, hebben sich van een andere Bisschop wederom laten wijen, doch sommige van de selve verlieten haren dienst, ende namen echte vrouwen, ende alle die acten die hij als Wijelbisschop gedaen hadde worden geannulleert, ende wederom vernieuwt. A° 1387. 16 Novem. Hubertus Ippusensis Episcopus suffraganeus Ep. Traject, consecrat monasterium Windesemense, Vide Chronicon Windesemense p. 56. Diergelijke geschiedenisse vint men oock in andere historiën, als datter soodanige valsche Bisschoppen ende Priesters geweest zijn, die ais sij bekent worden, sijn afgeset ende all haer acteu vernietiget volgens haer wijen, ordineren, misse doen, en diergelijck© saecken onduchtig verklaert, overmits dieselve niet van rechte priesters geconsacreert en waren, ende volgens alsoo het volck oorsaecke gaven tot afgoderije, diewijle sij door bedrijf van sulcke een stuckjen broodts als Christum, hoewel onwetende anbaden: overmits die consecratie van die gene die geen priester en is, volgens die leere der Roomsche Kercke geen kracht en heeft tot haer vermeinde Transubstantiatie. ommen Noch heeft die Bisschop tot beteringe des stichts van ™bevestigt6^' Over-IJssel dat stedeken Ommen bevestigt: ende dat Casteel ten Hardenberg int jaer 1386 van steen getimmert, ende met eenen toren, slaepkamer ende stallinge van 200 paarden versien, ook het stedeken rontsomme bemuert, twelk van Bisschop Philip van Burgondiën Dat ci. wederomme is ontsettet int jaer 1518, des daegs na XtT S- Jacob. Int voorseide jaer 1386, worde in Sallant a° 1387 per gefundeert, dat Clooster Windeshem, daervan prinEpiscopum cipale fundateurs waren Floer Rada Rectoor van Yppusensum ,jje schole tot Deventer, Henrick van Winshem ende suffragatneum Episcop. Bertolt ten Hove: dese stichteden dat hoge altaer r crata e°stSa van hare goederen, ende hebben alle het hare daer- Ecciosia j gegeven. Aldus is dat treffelicke Clooster te W insemensis. o © Windeshem begonnen door vergunninge des Bisschops van Utrecht, die hij schriftelick op bede van die voorseide mannen haer verleende den 30 Julij int jaer voorsz. Omtrent dieselve tijdt heeft oock dat Berg Clooster sijnen anvanck genomen, door Gerrit die Grote van Deventer ende enige andere, die monicken desselven Cloosters waren met geen belofte van ongetrouwt te Dat Borgclooster gebouwt. moeten blijven verbonden, sij moesten alle arbeijden, die geleert waren schreven boecken, andere maeckten schoenen, andere smeden, andere deden landbouwerije, andere deden ander hantwerk, volgens den regel Pauli: Wie niet en arbeit dat hij oock niet eten en soude. A° 1412. dd. 8 April, consecrata est Ecclesia in monte St. Agnetis per Mathiam Episcopum Biduanensem suffraganeum Ep. Trajectensem; haec referatur ad tempora Episcopi Frederici. Dat huis Egbert Haco van den Rutenberg verkreeg int iaer Rutenberg. ioon i. i • ld89 toelatinge van den Bisschop ende die drie steden, dat hij sijn huis Rutenberg, gelegen tot Dalfsen, mochte optimmeren, onder belofte dat hij noch sijne erven ietwes tegen den Bisschop ofte die steden soude doen. Dat hij oock het selve huis met gene andere graften ofte bohverckeri dan het tegenwoordig hadde soude versien, ten ware bij consent van den Bisschop ende die steden. Dat hij die oude steen uit die grafte soude mogen ruimen ende voorts dat sijn erfgenamen ofte besitters des selven huises dat altijdt souden verseeckeren, als sij daertoe versocht worden. Acta sunt haec sub praesule Trajectensi Domino Florentio, ipso die St. Florentii Episcopi, per devotum patrem Dom. Florentium Radewini primum Rectorem Clericorum Congregationis Daventriensis. David regis vaticinium in fiorigeris ipsis nominibus apte figurantes, tanquam nihil futurum sit in Windeshem quod non germinet et floreat in vitam aeternam, cum hi qui ad aeternam vitam non simt praedestinati, finaliter in Windesemensi monasterio perseverare non desint. Omtrent dieselve tijdt heeft die Bisschop dat huis te Laghe wederomme ingelost mit alle sijnen toebehoor van Reiner van Coeverden, dat van Johan v. Arckel was verset voor 1706 oude Fransche schilden. Dycktrraof van Het Mastebroeck was wel in tijde van B. Johan Mastebroeck. Arckel bedijckt ende gedeelt, maer en hadde tot nochtoe geen bequame dijckrechten, soo heeft dese Bisschop met die steden Campen en Swolle, mitsgaders die gemene erfgenamen vant selve broeck, Dijckgreve, ende Heimraden seeckere Dijckrechten begrepen ende besloten, waernae sich die ingesetenen souden reguleren. Dit geschiede a° 1390. Hot huis Het huis te Buchorst gelegen tot Sallick seer Buchorst. geruineert sijnde, is wederom opgebouwt int jaer 1391 van Johan van Buchorst, waertoe hij consent verkreeg van den Bisschop ende die steden Deventer, Campen en Swolle, andie welcke hij moeste beloven, dat se daeruit niet en souden beschadigt worden, ende dat hij die mueren niet dicker dan twee steenen soude maken, dat hij oock dat selve buiten consent van die Bisschop ende die steden voorseit, niet en soude bevestigen. Dit sijn die effecten geweest van het privilegie twelck die Bisschop die drie steden verleende int jaer 1381, opdat alsoo die grote insolentie van sommige jonckeren mochte geweert worden, die sich vertrouwende op haer stercke castelen ende groten anhanck van vrienden, dickwijls hare nabuiren grote schade deden, ende sich niet en ontsagen haren lantshere den Bisschop ende sijnen lande ende steden te beoorlogen. Gelijck omtrent dese tijdt oock van verscheiden buitenlantse jonckeren is geschiet, die den Bisschop ende sijn gehele Lantschap vijantlick hebben ontsegt. Diknek Want ter oorsaecke dat die van Deventer een van der Marck tegen do v. dienaer ofte ondersaet van die Grave van der Marck Deventer. Qm sij.n mis(laedt: wj|)e gecjoodt hadden, soo hebben die gebroeders van der Marck die van Deventer beschuldigt als of sij haer dienaer te onrechte hadden vant leven gebracht. Waerop die Raedt van Deventer een mannelick antwoort schreven, dat sij denselven als een misdader met ordel ende recht hadden gedoodt ende verklaerden dat sij niet geholden waren sulcks bij die van der Marck te verantwoorden. Volgens geraeckten desen twist tot eenen openbaren oorlog tusschen den Bisschop mit de stadt Deventer tegen Heer Evert van Ulft Ridder, die geholpen worde van Diderick van der Marck ende sijn tot dien einde van die van Ulft ende sijnen anhanck seer spijtige ontsegbrieven an den Bisschop gesonden, waervan wij enige sullen verhalen, die eerste was van Diderick van der Marck, ende luit als volgt: Wetet Heer Floerken Bisschop van Utert, dat wij Dirck vander Marck liever hebben onsen lieven Dienaer Heren Evert van Ulft Ridder, dan U, ende willen om sijnent wille U vijant wesen, ende allen dengenen die wij op U veden mogen: ende willen des onse ere mit desen openen brieftegen U verantwoord hebben. Datum a° Dom 1391. nostro sub sigillo. Ontsegbrief. Weet Heer Floerken Bisschop tot Utrecht dat wij Jan van Honloe, Dirck vander Horst, Goossen Stucker Jan van Lantschap-brugge, Jan van Ravelde, Goossen ende Evert vande Recke, Jan vande Recke ende onse knechten liever hebben onsen lieven genedigen joncker Dirck vander Marck, dan U, ende willen om sijnent wille U vijanden sijn ende alle die gene die wij op U veden kunnen, ende willen des onse ere tegen U verantwoort hebben, wij gebruicken dat segel onses jonckeren voorseit dese gesamentlicken. Wetet H. Floris B. van Utrecht dat ick Harmen ten Bongaerde liever hebbe H. Evert van Ulft R. dan U, ende wil daeromme U vijandt worden ende alle diegene die ick op U veden mach ende wil des mijne eere hiermede verwaert hebben, gegeven onder segel H. Evert van Ulft Ridder. Die voorseide partijen hebben omtrent den tijdt van drie jaren lanck malckanderen grote schade met roven ende pionderen gedaen, totdat endlick desen twist ende oorlog is bijgel egt ende verdragen int jaer 1394. Saiiant in Den negende Augusti des volgende iares 1392 tweeën verpant ° an h. wiliem heeft die Bisschop dat landt van Sallant en Twente verpandet voor een seeckere somme van pennongen an Hartog Willem van Gelder. Waerop die selve Hartog die landen heeft in besitt genomen, ende die sloten ende ampten mit sijn eigen ondersaten versien. Dit niet tegenstaende sijn evenwijl die steden bij haer privilegien gebleven, dat namelick die Amptluden van Sallant ende van andere ampten, die doe schuiten genoemt worden, verseeckeringe an haer moesten doen, die Ambthusen trouwelick te bewaren, ende een ieder goedt lantrecht te laten wedervaren: welcke oock dat selve den steden Deventer, Campen en Swolle elcks bijsonder moesten beloven onder haer hant en segel. En alsoo heeft die Hartog van Gelder uit sijne name tot schultes van Sallant opten Arkelstein gestelt Harmen de Rode, die sijn eedt an die steden gedaen heeft op S. Laurens avont. Den welcken in die selve bedienonge is gevolgt Robrecht van Appelthorn, die int jaer 1393 op Hemelvaerts avont den selven eedt presteerde. ciaronge Int voorseide jaer 1393 des Sondaegs na qussi tot Deventer. modo^ hebben die drie steden van Sallant (nadien die van Campen en Swolle een tijdttanck in twijvel getrocken hadden, die gerechtigheit van die stadt Deventer dat aldaer allene Claronge gehouden solde worden) een accoort mit malckanderen ingegaen, dat sulck privilegie die stadt van Deventer op het seggen van twaelve uit den Raedt ende soo vele uit die gesworen gemeente soude beholden. Twelck ook geschiet is, want die selve mannen sijn eerst binnen Campen, daerna binnen Swolle inden vollen Raedt erschenen, alwaer sij sulks bij haren eedt hebben erholden. Accoort Het oorlog tusschen den Bisschop ende die Here v.tDovon"er onvan Ulft daer wij tevoren van gesproken hebben is Evert v. uift. jnf jaer 1394 nedergeleit op voorwaerden als volgt. Ten le dat alle twist, schelonge, ende onverstant, dat sij mit malckanderen gehadt hadden, soude gesoent ende vergeten wesen: ende alle bewijslicke schade, die de Bisschop van Utrecht ofte die stadt Deventer van dat huis Ulft, ofte H. Evert van Ulft geschiet, die soudemen tot tweemalen te kennen geven, hem ofte sijn erfgenamen en vervolgen, ende insgelijcken soude men an die ander sijde oock doen. Ten 2e Soo vere als dan sij niet tevreden waren gestelt, soo souden sij ten beiden sijden ellick twee goede mannen nemen, ende haer saecke daer an beloven, ende wat die viere daer van seiden dat souden sij ten beiden sijden onverbrekelick nakomen. Ten 3e Heer Evert van Ulft soude tegen den Bis- schop niet vijantlicks handelen, doch voor beholden, soo vere die Bisschop van Utrecht oorlog niet den Hartog van Gelder krege, soo soude Evert van Ulft den voorseiden Vorst van Gelder bijstan t mogen doen, en wanneer dat oorlog neer geleit ware, soude hij staen int selve verbont. Die familie van Meister Evert van Almelo hebben mit sijnen raedt int voorseide jaer omtrent Lichtmisse dat Clooster Vrendeswege prope Northorn be- vrondeswogo ginnen te betimmeren, ende sijn daerin gegaen waer- CL be»onnon- toe hen die Bisschop van Munster oorlof heeft gegeven. Accoort des Opten selven tijdt hadde Evert van Heeckeren, h bvttn°aimeio genaemt van der Eze, seeckeren twist ende schelonge met den Bisschop van Utrecht, om die Heerlijkheit Almelo gelegen in Twente: waer van sij geacoordeert ende verdragen sijn int voorseide jaer, den 19 Febr. Alsoo dat Heer Evert ende sijn huisvrouwe Bate van Almelo soude seeckeren ende beloven voor haer ende voor hare erfgenamen datse niet tegen den Bisschop of het stieht van Uirecht doen en souden, dan soo hem iemant tekort wilde doen, souden sij voor den Bisschop te rechte stellen ende dat selve wreecken tot soo lange die Bisschop hen tot haren rechte hulpe etc. Dat huis Almelo soude allentijdt een open huis voor den Bisschop wesen, ende hem altijdt bijstandig sijn, behalve daer hij sijn goederen van te leene hout ofte Leenman van is. Soo oock op dat huis te Almelo enige vijanden van dat sticht van Utrecht waren, souden sij die selve den Amptluden daer van overleveren. Oock soo gaven sij over dat sij int sticht van Utrecht, geen hoge Heerlicheit soudeu gebruijcken buiten consent van die Bisschop van Utrecht. Dat sij dat slot Almelo an niemant buiten believen des Bisschops souden vervreemden, noch met niemant buitenslandts oorlog annemen, sij en hebben dan sulcks eerst bij den Bisschop driemalen versocht, met nog verscheiden andere vorwaerden die sij met malckanderen hebben opgericht. Die welcke Evert van Hekeren van den Eze, met lijflicken eede heeft besworen, waertoe oock sijn huisvrouwe heeft bewilligt. Entlick is geaccordeert dat soo die Here van Almelo hier tegen dede, op vermaning des Bisschops dat hij alsdan persoonlick binnen ene van die drie hooftsteden soude komen ende daer niet vandaen vertrecken, hij hadde eerst dat gebroeckte afgedaen ende gebetert, sich anders erkennende trouwloos ende meneedig Actum &signatum to^artenbe^. a 1394 de" 19 Febr' Int Selv® jaer den 4 APril storf Floris die Bisschop van Utrecht binnen den Hardenberg in Over-IJssel: sijn lichaem worde vandaer na Utrecht gebracht ende aldaer in den dom begraven. Als hij op sijn doodtbedde lach begeerden sijne vrunden bloedtmagen, en de dienaren enige vereronge van hem, maar hij antwoorde dat hij haer voormaels gunste gedaen hadde, weigerende alsoo haer ietwes te geven, weess haer waer mede sij sijne schulden souden betalen: wat daer overschoot was het goedt der Kercken ende soude ook aan die selve verblijven, beslutende: hier mede legge ick mijn hoofdt te slapen. Daer beneven beval hij dat sijne vrunden ende dienaren die sloten des stichts souden verlaten, om voor te komen dat se niet enige onruste ende schade in den lande souden aanrechten, sendende Evert de Suire tot Yollenhove omdat te bewaren twelck hij in sijn leven seer verbetert hadde, gelijck hij oock alle sijne sloten in Over-IJssel seer wel verbetert ende van alles hadde versien. Anno D. 1393. in die S. Ambrosii Episcopi mortuus est Florentius postquam diocesim snam 12 annis et 5 mensibus laudabiliter et gloriose rexissit. Hujus corpus ad Ecclesiam. B. Martini in Trajecto est translatum, et super gradus sanctuarii in choro honorifice sepultum. Ubi et ardens ceremonium jugiter servatur in boni nominis memoriam utpote verae lucis aniator, patriaeque defensor. Chron. Windeshemense. Cereos de die accendere in sacris reprehendit Hieronijmus Contra vigilant. cap. 13. Cereos autem non clara luce accendirnns, ut frustra calumniaris, sed ut noctis tenebras hoe solatio temperemus et vigilemus ad lumen, ne caeci dormiamus in tenebris. Et Tertulliamis. Apol. cap. 35. die lato lucernis diem non infringimus et Lactantius lib. 6. cap. 66 mentis suae compos pit tandus non est qui antori ac actori luminis, candalarnm ac cereorum lumen offert pro munere. Ejus suffraganeus praedictus Hubertus. Chron icon Windeshemense. Post illum. Ejus suffraganeus fuit Mathias Episcopus Biduanensis Simoniacus. Chronicon Windeshemense. Biduanus Episcopatus est in Dalmatia sub archiepiscopo Ragusano. FREDERICK VAN BLANCKENHEIM 51e Bisschop van Utrecht. Frederick van Blanckenheim voor desen Bisschop tot Straesburg worde tot Bisschop van Utrecht verkoren door begeerte van Hartog Willem van Gelder, mit 55 stemmen van de Capittelheeren; maer het minste deel 27 in getale eligeerde Rogier van Bronchorst, canoniek tot Colen, door bede van Albracht van Beijeren, doemaels Grave van Hollant, dan Bonifacius, die Paus van Romen, heeft den voornoemden Frederick tot het Bisdoom verheven, den welcken oock die gehele gemeente van Deventer mitsgaeders die gehele Raedt gepostileert hadden. Kort daerna als Frederick van Blanckenheim Bisschop van Utrecht was geworden, heeft Johan jan van van Raesvelt, soone van Bitter van Raesevelt, wo- vyant des nende in Munsterlant, met verscheiden andere jonBisschops. ckeren hem ontsegt ende vijant verklaert, gelijck men sien kan uit desen brief. Wetet Heer Frederick van Blanckenheim B. tot Utrecht, dat wij Harmen die Bosse, Timen van den Berge, Dirck van Selle, Wicher Sunderlant, Bartelt van Heijde, Geert van der Lippe, Jan van Gosselre, Hondrick Wessel van Burriggaerde, Warner van Clossenhove, Hugo van Ketwich, Jan van Darele, ende alle onse knegten liever hebben Jan van Raesvelt dan u, of u volck, des wij uwe vijanden wesen willen, ende uw hulpers hulpen, ende alle die gene die wij op u ende u hulpers veden mogen, uitgesegt Heei Derck van Rhede Ridder ende alle die gene die om sijnent wille ontsegt hebben. Gegeven onder dat segel van Jan van Raesvelt des wij samentlick gebruijcken. Terstont als desen brief was overgelevert, is Jan van Raesvelt met ruteren en voetknegten int lant van Over-IJssel gevallen onde heeft aldaer met roven, branden, vangen, schatten ende doodtslaen grote schade gedaen. Ende als hij vele quaedts bedreven hadde, is hij met den buijt wederom vertrocken. Soodanige overlast hadden oock die van Over-IJssel all geleden van Bitter van Raesvelt, ten tijden Bisschop Floris van Wevelinchoven noch regeerde. Om sulcke schade te wreecken, ende in volgende tijden voor te komen, heeft sich die Bisschop gesterckt met sijne Amptluden, ende is met enig krijgsvolck in die maent Augusto door Munsterlant, hent tot Oostendorp Oostendorp an die Lippe getogen, alwaer Ritter van vermeit. RaesVeIt woonde, ende sijne heerlicheit hadde. Heeft die ondersaten als oock alle goederen der selver prijs gegeven, berooft ende verdorven, watermolen en huisen verbrant selfs over die Lippe, ende alles vernielt wat Bitter ende Johan van Raesvelt toequam. Ende is alsoo met groten roof wederom na OverIJssel gekeert. Hierna int jaer 1395 als die Bisschop die oude schrifte ende brieven sijnes Bisdooms hadde doorgecoeverden sien heeft hij vernomen dat die Graefschap van pantschap. i)rente met ja(. jlujs ende Heerlickheit Coeverden van Guts den Bisschop van Utrecht plachte toe te horen ende dat diegene die het besaten allene die pantschap daer an hadden voor een seeckere somme geldes, ende dat sij daer van Heren souden sijn tertijdt sij haer pennonge wederom hadden ontfangen. Dat die Bisschop, dan wesende, Coeverden mochte inlossen, waertoe sij souder enige tegensprake allen tijdt willig souden sijn. Doemaels was Here tot Coe- verden en Drente Reinolt van Coeverden, die dat voorseide huis ende Lantschap besat als sijn eigen domelicke goedt, niet als pantschap. Wanneer nu die Bisschop hem die pantpennongen presenteerde, woude hij niet tot losse verstaen, seggende dat hem die selve heerlickheit euwiglick ende erflick toequam. Maer als die Bisschop sach dat hij met vruntschap niet en konde uitrichten, heeft hij Coeverden te vuer ende te swaerde ontsegt twelck oock die steden van Over IJssel gedaen hebben. Die van Campen ontseiden hem met desen navolgenden brief. Reinoit Wetet Reinolt van Coeverden want onse lieve Here van Utrecht staet na sijn huis ende borgt Coeverden met sijnen toebehoren, dat te lossen ende in te winnen, ende hem dat van uwent wegen ontholde wort. Ende wij onse lieve Here van Utrecht liever hebben dan U, soo willen wij Burgemeisteren Schepen ende Raedt, ende gemene borgeren der Stadt Campen, ende alle onse ondersaten ende knechten om synent wille uwe vijanden wesen ende alle diegene die hem dat huis ende borgh Coeverden ouderwinden te holden tegen onsen Here, ende dengene die wij met recht op U veden mogen. Ende willen des onse ere tegen U wel bewaert hebben. In kennisse hebben wij onse secreet hier benevens opgedrukt a° 1395. De b. belegert Die Bisschop van Utrecht met hulpe van sijn Koeverden. ondersaten heeft alle sijn macht vergadert hebbende tot hulpers Willem van Abcoude Heer tot Duerstede, Jan Here van Brederode des voornoemden Swager, Henrick Here van Vijanen, Jan van Renesse, ende weer andere Heren en Ridderen, ende is daermede voor Coeverden gekomen, dat hij seer nauwe belegerde. Op den huise was Jan van Honderberg, die het selve voor Reinolt van Coeverde bewaerde, die ondertussen alle sijne bloedverwanten en vrunden te hulp riep, namentlick Gijsbert Heer van Bronchorst en Borkulo, Frederick van Bronchorst, Gijsbert des Heren van Batenburges outste soone, Jan van Hoemoet ende Derck van Wisch ende meer andere die den Bisschop den oorlog anseiden. Versocht mede Hertogh Willem van Gelder dat hij hem bijstant woude doen, die geerne gesien hadde dat die Bisschop met Reinolt van Coeverden soude geaccordeerd hebben, maer om dat die Bisschop daer toe niet verstaen woude, ende ondertussen Coeverden sochte te dwingen dat hem met recht toequam, is die Hartogh van Gelder oock toornig geworden, heeft den Bisschop doen opseggen sijn leenmanschap, en vruntschap die sij onderlinge hadden. Meenden alsoo den Bisschop vervaert te maecken, in menonge dat hij haer niet soude dorven verwachten, het selve gaf int eerste grote hope an die van Coeverden, dat sij van die Gelderschen ontset souden worden. Ongeacht dat dreijgen van den Hartogh van Gelder, ende die adhaerenten van Coeverden is evenwel die Bisschop met die belegeringe voortgevaren, bij raedt van die Heren van Montfoort, Vijanen, Brederode, Abkouwe ende andere, die te samen geresolveert waren die Geldersche te verwachten. Waer 't oock gevallen dat die Hartogh getracht hadde Coeverden te ontsetten soo was geordineert dat die van Utrecht ende Amersfoort in Veluwen een invall gedaen, ende dat selve lant geplondert en verbrandt hebben. Aldus bleef die Bisschop voor Coeverden een langen tijdt liggen, eintlick hebben die gene die daer op lagen een verdragh met den 13 Diedaerop Bisschop gemaeckt ladende als volgt. Ten 1® dat een lagen . , ° accordeerden, ieder op SLjn lenen sal besoent wesen ende op sijn goedt, daer die Bisschop van Utert haer mede sall belenen, uitgesegt soo vele die van Sellewert angaet, ende voort dat een iegelick sijn soude gebruijcken als hij tevoren gedaen hadde. Dat alle diegene die binnen Coeverden waren mede souden besoent wesen ende alle diegene die niet mede besoent begeerden te wesen, die soude den Bisschop hent tot Schuttorp geleiden of tot Borkulo tot haer keur: dan die sullen niet doen tegen den Bisschop voor den tijdt der uitsettonge ende in middeler tijdt sullen sij oock velig van den Bisschop ende sijne luden wesen, dan sij sullen buiten des Bisschops lant blijven, ende die niet willen besoent wesen, sall men den Bisschop op geschrifte geven. En die van Coeverden sullen op haer goedt ende oldo gerechtigheit besoent wesen. Al soo die van Drente vijanden van die van Groningen sijn, ende haer tegen die van Groningen niet kan helpen, soo sall nochtans die Bisschop den van Drente alles vergunnen, wat hij des halven mach doen. Honderberg soude den Bisschop van Utrecht Coeverden op den eersten Donderdag na Mariën Hemelvaert naest komende bij schijnender sonnen overgeven ten ware dat hij binnen dien tijdt worde ontset. Entlick of nu dat ontset quam, soo soude men van dat huis den Bisschop geen schade doen, ende die van Honderberg soude van Coeverden laten volgen, all dat hij daer op hadde; alle gevangen ten beiden zijden soude loss wesen. Oock worden ten beiden zijden besoent, Evert van der Eze, Evert van Hest, Hendrick van Hondenberg, ende Hendrick van Zelie mit hare hulpers. Als nu die op het huis te Coeverden waren te vergeefs op ontset wachteden, hebben die Wijsheit ende Geswoorne van Drente (alsoo plachten die Staten van Drente genoemt te worden) op avont Mariae den Bisschop van Utrecht voor hem ende sijn nakomelingen Bisschoppen van Utrecht tot Here angenomen, doende hem hulde ende eedt. Ende Jan van Hoenderberg heeft den Bisschop dat huis te Coeverden overgegeven, opten selven tijdt als hij met den Bisschop verdongen hadde. Door desen oorlog hadde die Lantschap Drente merckelick schade geleden, derhalven beloofde haer die Bisschop op Marijen dagh, dat hij dat huis te Coeverden an sich woude lossen, opdat sij voortaen van diergelijcke gevaer met de Drente ende overlast mochten bevrijdt worden, dat hij haer woude laten in alle haer lantrechten, vrijheiden, ende gewoonten dat hij in Drente eene Wijel Bisschop woude senden, die de Kercken aldaer alle jaer soude wijen voor behoorlick loon. Woude daer beneven den Deken van Drente macht geven dat hij in tijdt van noodt in sijn plaetse soude mogen absolveren. Dat men niemant buiten Drente te rechte soude mogen roepen ofte dagen, ende soo enige citatien in Drente quamen, souden van gener weerden sijn. Dat oock alle ingesetenen van Drente tol 1 vrij door dat gantse Sticht van Utrecht souden mogen reisen. Dat hij tot Coeverden en Drente geen Amptman noch Schulte sonder raedt vandie steden Deventer, Campen, ende Swolle soude stellen. Dat men in het landt geen sloten ofte vesten soude hebben als allene Coeverden, ende alle die brieven die sij hadden souden in haer volle waerde blijven. Hiervan siju den ingesetenen besegelde brieven verleent, die van den Bisschop, die vijf Capittelen van Utrecht, ende van die Steden Deventer Campen, en Swolle sijn onderteijkent int jaer 1395 op Marien Hemelvaert. 1396. Int volgende jaer hebben die van Deventer hoewel GeeTmien0t bUÜ6n oorloS' e,li£e borgers van Zutphen gevangen, maer als sij die saecke beter insagen, hebben sij die selve wederom losgelaten. Omtrent die selve tijdt sijn enige seerovers met een koopvaerdijschip tot Harderwijck gekomen dat sij genomen hadden als het selve van Roan op Vlanderen voer. Sommige van dese seerovers sijn van Harderwijck tot Campen ende Geelmuden met het voorseide schip angekomen: al waer ettelicke van dese gasten sijn geapprehendeert, want die van Vlanderen restitutie versochten. Die tot Geelmuden gevangen waren hadde den Bisschop in den toorn ende op het Kerckhof verseekert: maer een grote menigte van menschen, van Harderwijck ende Enckhuisen aldaer anlandende, heeft die Kercke opgebroken ende die gevangens verlost. Ende hoewel die Bisschop daeromme schreef anden Hartog van Gelder, dat die gevangens volgens het recht aller volcken in haer vorige gevanckenisse souden gestelt worden, daeruit sij met gewelt van sijne ondersaten vervoert waren, maer wat daer op gevolgt is hebbe ick niet gevonden. A°. 1396 vid. Winsh. p. 214 en 215. Ter wijlen desen oorlog noch duerde tusschen den Bisschop ende Reinolt van Coeverden, is Johan van Rhjjnenstein. Rhijnestein. een huiper vandie van Coeverden, met een stereken hoop volcks die hij uit Gelderlant, Brabant ende Luijck vergadert hadde, op sijn huijs te Rhijnenstein gekomen, gelegen tegenover Zutphen, ende heeft den Here van Yijanen, die mede int belegh van Coeverden was geweest, den oorlog angesegt. Als die van Utrecht dit verstonden, hebben sij in der haest enig volck na Yianen gesonden, die onder wegens bevochten worden vandie van Rhijnenstein, die nochtans met verlies van enig volck op sijn slott moeste wijeken. Die van Utrecht hebben 't selve terstont belegert, gebruickten daervoor velerhande krijgsinstrumenten. Die Bisschop quam terstont uit Over-IJssel sijn ondersaten te hulpe, met die Here van Abkouwe, Montfoort, Yianen, Nijvelt, en Renesse. Tenlesten sijn die van Rhijnenstein gedwongen sich overtegeven in handen en gevanckenisse vanden Bisschop, sterek sijnde 300 mannen, waeronder vele voornamen edelen waren, als Jan van Rhijnenstein selve, Godart van Elderen, Gijsbert van Batenburg, Gijsbert van Bronchorst, ende meer andere die groote rantsoen moesten geven, om wederom loss te komen. Als die Bisschop haer luden sach, lachte hij, seggende, ick hebbe nooijt in ene valle sooveel muisen gevangen gesien. Den 26 December int selve jaer gaf die Bisschop dit volgende privilegie an die steden Deventer, Campen en Swolle, omdat sij hem met alle haer macht hadden bijgestaen om thuis te Coeverden te winnen. Wij Frederick van Blanckenheim bij der genaden Godes Bisschop tot Utrecht, doen kondt allen luden want onse huis borgh ende stadt toe Coeverden met sijnen toebehoren, ende onse lant van Drente langen tijdt van onsen gestichte vervreemt geweest heeft, dat wij vander genaden Godes ende bij rade ende hulpe onser vrunden weder an onsen gestichte gebracht ende geheelt hebben, ende want onse lieve getrouwe luden borgemeisteren Schepen ende Raedl ende onse borgers onser steden Deventer, Campen ende Swolle, ons daer toe gunstlick ende getrouwlick behulpelick ende bijstandig geweest hebben, ende grote sware kosten daertoe gedaen ende guetlick uitgelegt hebben, dat voorseide onse huis, borgh ende stadt toe Coeverden, met alle hare toebehoren, ende onse landt van Drente met macht te bekrachtigen in te winnen ende te werven weder an onsen gestichte. Ende om sulck groot onrecht ende gewelt, als onse lande ende gestichte geschiet is, vermits die versettonge doe dat voorseide huis ende borgh verset was, van onsen gestichte meer te verhoeden, soo hebben wij gelovet ende loven vastelick met desen brievé, voor onse ende onse nakomelingen Bisschop tot Utrecht, dat wij onse voorseide huis, borgh ende stadt toe Coeverden ende lant van Drente bij rade onser steden voorseit ende der wijsheit slandes van Drente, setten ende verseeckeren sullen met goeder hoede ende bewaringe des Amptraans uit den lande van Drente, of uit onsen lande van Sallant, gelijck wij dat oock den Drenters gelavet hebben, sonder enigerhande opslach ofte goedt op te lenen, die dit voorseide huis, borg, stadt ende landt trouw lick als een goedt Ambtman ende Castellein holden, hueden, ende waren sall, bij rade ende consent ons ende onser steden voorseit met sulcke verseckernisse als ons ende onse steden voorseit, sall duncken dat bescheidentlick is. Voort soo sall' diesel ve Amptman helpen beschutten ende beschermen onse landt van Sallant voor roof, voor brant ende voor alle geweltlicke saecken, met dengene die hij daerbij bidden ende baden mach na sijner macht. Ende waert dat wij aflijvig ofte transferiert worden in een ander gestichte, soo sall die Amptman dat huis, borg ende stadt te Coeverden voorseit, in nieroants handen brengen, dan bij rade ende gehiete onser steden voorseit, tot behoef onses gestichtes van Utert, bent ter tijd toe, dat onse nakomelingen Bisschoppen tütert denselven steden brieven gegeven hebben ende besegeit hadden, van alle den puncten, ende in derselver forinen als desen brief begrepen heeft. Ende wanneer dat geschiet is, soo sall die Amptman onsen nakomelingen dat huis, borg ende stadt toe Coeverden overleveren met haren toebehoren, daer mede voort omme te gaen als voorseit is. Ende alle dese voorseide puncten sall die Amptman sekeren ende sweren anden heiligen met opgerichtede vingeren gestavedes edes, ende des sijne opene brieven ons ende onsen steden voorseit daerop geven, met der versekernisse die hij daerop doen sall, ende vast ende onverbreeckelick te holden ende te doen. Voorts soo mogen wij ende onse nakomelingen Bisschoppe t Utert den Amptman voorseit setten ende versetten, alsoo vake als ons des gadet ende noodt is, bij rade onser stede voorseit ende der wijsheit van Drente. Ende die sall sweren ende seeckeringe doen ende sijne opene brieven daerop geven onss ende onsen steden voorseit in aller formen als voorseit is. Voort soo sullen gemeinlick onse lieve borgeren van Deventer, Campen ende Swolle met haren goede tollvrij varen en komen te water en te lande, ende des onraets van tolle ende weggelden ontslagen wesen, in onsen lande van Drente ende van Coeverden, want sij binnen onsen gestichte gene tollen schuldig en sijn. Sonder argelist, in oorkonde deses, soo hebben wij onse segel an dese brief doen hangen. Gegeven int jaer onses Heren 1396 den 26 December. Nadien Reinolt van Coeverden ende den Bisschop van Utrecht aldus een tijdtlanck malckanderen beVerdraghmet oorlogt, ende veele schaden hadden toegevoeet soo Reinolt v. .. Coeverden. nochtans dat Coeverden ende sijnen anhangeren dat meeste ongeluck trof, ende niet langer den Bisschop wederstaen konde, ofte het verlorene recupereren maer in die uterste noodt geraeckten, soodat hem te besorgen stont dat hij oock alie sijne patrimoniale goederen verliesen soude; daeromme heeft hij ten lesten door tusschenspreecken van sijne vrunden ende voornamelick Heer Hartog Willem van Gelder, van onderhandelinge beginnen te spreecken, ende heeft een verdrag met den Bisschop gemaeckt op volgende vorwaerden. In den 1, dat alremallich huiper, ende hulpere hulper ende alle diegene aen beiden zijden ontsegt hebben omder saecke wille van Coeverden, besoent sullen wesen op haer leen ende goedt, ende met namen Reinolt van Coeverden besoent wesen, alsoo dat hij beholden sall alle sijn erftale soo waer die gelegen is, ende die sijne alderen gekocht hebben, ende niet en behoren tot die Heerschap van Coevorden, ende die met sine moeder medegave gekocht. 2. Sullen Arent van Gutterswijck mitten sijnen, die int nederleggen van Harmen van Schonebeke, Berent van Rhede, Willem van Rode, Harmen van Heerstal], Robert, ende andere die van vehde wege Bisschops van Utrecht gevangen sijn, aen Gijsberts hant van Borkulo staen als men die beschreven geven sall quit wesen, beholtelick dat sij redelicke oorvede doen sullen. 3. Soo sullen Gijsbert van Batenburg, Gerrit van der Sande, Reinken ende Derck van Bele, Arent van Zeiler, Geert van Oije, Henrick van Beile, ende andere die Gijsbert van Borkulo den Bisschop heeft afgevangen, quit wesen. Ende die opRhijnenstein gevangen waren van Gijsberts van Borckulo gesellen, met namen Gijsbert van Batenburg sullen tamelicke oorvede doen, aen den Bisschop, sijn Gestichte ende Stadt etc. 4. Yoort sullen Hendrick van Dodingweerde, ende Harmen Knijf, Jan Vierdagh, Lambert vander Hove, ende andere Gijsberts gesellen van Borkulo, die op die reise van Borkulo gevangen worden, quit wesen mits doende oorvede. 5. Alle rantsoon dat niet betaelt is ofte verborgt quijt sijn, doden tegen doden, roof tegen roof, brant tegen brant, quijt sijn. 6. Die Bisschop sall Reinout van Coeverden verseeckeren 12000 olde Yranckrijckse schilden ende daartoe vijf jaren lanck 600 olde schilden van hantgelt, makende tesamen 15000 olde schilden, die men hem betalen sall na vijf jaren na datum deses briefs, overmits hij sijn beraedt hebben sall om die vertichte wisse te doen, dat hij den lesten jare doen sall. Daermede voor hem ende sijne nakomelingen vant huis ende heerschappije van Coeverden, met allen toebehoren renuntierende, ende sall daervan geven sijne brieve besegeit bij 10 ofte 12 sijner bester magen. Ende wolde Reinolt den vertichte niet doen, soo en sall men hem des geldes niet geven, maer hij sall staen op sijn voorgaende recht, als oock den Bisschop etc. Gedaen int jaer onses Heren 1397 den eersten manedage na den sonnedage Jubilate, dat is den 14 Maij, op Yeluwen in onsen lande ander IJsselen tegens Deventer. Do Cuindor Int selve jaer des daegs na Meiidag kofte die an Over-IJssel D. gokoft. Bisschop dat huijs ende heerlicheit Cuinre van Harmen van die Cuiner den ouden, ende Harmen ende Henriek sijne soonen, diewijle hij vreesde dat het selve huis in vreemde handen sonde gekomen sijn ende heeft daermede die palen van Over-IJssel willen versekeren: waertoe hem seer behulpelick waren die Steden Deventer, Campen en Swolle. Eerst hadde hij met die van Cuinre geaccordeert, dat hij haer jaerlicks daervoor soude betalen 400 olde schilden, welcke pennongen men alle jaer op Petri dagh ad Cathedram binnen Swolle op S. Michiels altaer euwiglicken betalen soude ende voor soodane betalonge waren die voorseide steden borge, waertoe sij oock 100 schilden beloofden te betalen, maer int selve jaer heeft Harmen van die Cuinre met sijne soonen, den Bisschop ende steden die losse ofte wederkoop van die voorseide 400 olde schilden vergunt voor een somme van 6200 olde schilden, welcke pennongen men haer kommervrij binnen Campen ofte Vollenhove souden leveren op haer eerste anschrijven. Die wijle die voorseide steden tot ankopinge van dese Heerlicheit geholpen hadden, daeromme heeft die Bisschop hierna int jaer 1407 op S. Cosmas dagh dit privilegie den steden verleent, dat die Amptman die hij aldaer stelde soude uit Sallant ofte Vollenho wesen, ende an haer eedt doen van getrouwigheit haer te water ende te lande te beschutten, ende voorts in gelijcker forme als het privilegie angaende het Amptmanschap van Coeverden is houdende. Die opdracht hier van geschiede int jaer 1407 waerin genoemt sijn Jan van Voorst, Jan van Buckhorst, Jan vande Clooster, Dirck de Sure, Henrick vander Eese, Swedeer vander Eese, Hendrick ende Harmen van Haersolte. Gijsbert van Bronchorst Here tot Borculo is int voornoemde jaer 1397 den 17 October vanden Bisschop gemaeckt tot Amptman van Twente, genietende, die twee derde delen van des Bisschops dominien ende wereltlicke breucken. Waeruit men kan sieu dat na dit voorgaendt verdrag, die van Bronchorst ten volle met den Bisschop versoent waren ende sich nu vreedsamig tegen die van Over-IJssel droegen. Huis to Holton. Onder die gene die int jaer 1227 in den slach van Mommenrijte bij Coeverden doodtbleven, sijn vele edele luden soo uit Sallant als Twente verhaelt, die haer namen hadden van dorpen, ofte particuliere buerschappen, welcke nu meesten deel sijn verstorven; van die selve was eenen Reinolt van Holten, die sonder twijfel vant dorp Holten sijnen name droeg, alwaer in voortijden een treffelick huis plachte liggen, Waerdenburg ofte gemeinlick dat huis te Holten genoemt, waervan nog huden enige lijckteickenen sijn van graften en hoogten. Maer hetsij bij versterf ofte anders is eigenaer vant voorseide huis geworden die Bisschop van Utrecht, die int jaer 1401 den 6 Februarij eerstemael verpacht heeft an Gerrit Borrhe dat huis te Holten, met het weggelt, ende het erve Sibertinck 32 jaren lanck, jaerlicks voor 75 ponden: daerbij soude hij oock hebben dat Richterampt van Holten met den bescheide, dat hij alle breucken en keuren, die boven drie ponden waren, den Rentmeister overleveren soude. Verdacht te xijn dat ter Bruggen ook Casteleijn tot Holten en dese goederen in pantschap heeft gchadt, doch sijn ingelost. Het weggelt heeft nu de Magistraet van Deventer. Den 6 April int jaer 1402 sijn tot Coeverden voor 0cwehrieT het gerichte gekomen die Bisschop van Utrecht, Har ra en van Lochorst deken van Utrecht, ende meei Canonicken, als oock die Gresanten van die steden Utrecht, Deventer, Campen, Swolle ende Amersfoort van die ene sijde: ende Reinolt van Coeverden, met sijne vrunden ende magen van die andere sijde, voor den Droste van Coeverden en Drente Sweer van Heeckeren genaemt Rechteren, ende Schepenen ende gerichtsluden van Coeverden in eenen gehegeden gerichte. Alwaer die voorseide Reinolt van Coeverden met sijnen vrijen wille ende voorbedacht moede (soo hij seide) gerichtelick ende openbaer bekent heeft, dat hij alle hoge gerechtigheit, banne, gebodt, insgelijcke allen eigendoom, woe ende hoedanig die wesen mochten, in die stadt, slot, gerechtigheit ende jurisdictie van Coeverden ende Drente, directelick ende indirectelick hem toekomende, Heren Frederick Bisschop van Utrecht bij koop hem ende sijn nakomelingen gants ende all tot den Cathedralen Stoel van Utrecht voor die somme van 15000 olde Fransche schilden geresigneert ende overgegeven, alsoo dat hij daeran voor hen ende sijnen erfgenamen geen recht ofte eigendoom behielt, bekende dat hem die voorseide somme was voldaen. Heeft daer en boven all sijn eigendoom en recht vertegen ende opgedragen an die Bisschop met stocklegginge, welcke maniere van opdracht wij alhier sullen verhalen. Hij hadde in sijn hant een stock, die hij den Ambtman HeStocklegginge. keren overlangde, die denselve terstont den Bisschop heeft overgelevert, tot een teijcken dat hij daermede in die possessie worde gestelt ende den eigendoom ontfonck, waerop die Droste ende Schepenen vandie stadt ende lande erkenden, dat die vertichtenisse na lantrechte gerechtelick ende wel was gedaeu, hebben dieselve bestedigt ende gepresen. Erkenden oock dat die voornoemde Heerlicheit met alle haer toebehoren door die overdracht ende vertichtenisse, gants ende all den Bisschop van Utrecht ende Kercke gerichtelicken toequam: dat Reinolt van Coeverden voor hem ende sijn erfgenamen euwiglick daervan onterft waren, voorbeholden ettelicke goederen, die Reinolt van Coeverden privaet toequamen binnen Coeverden ende Drente gelegen, die Heerlicheit niet toegehorig, die hij van sijn moeder ontvangen hadde, volgens die uitspraecke die Hartogh Willem van Gelder daerover tot versoeninge gedaen hadde, luit segel ende breven daervan sijnde. Dit voorgaende is geschiet binnen die stadt Coeverden int gerichte int bijwesen van Derck van Wisch, Egbert van Gramsbergen, Berent Proijs Schulte, Isbrant van der A, Jan Coninck Schepen van Utrecht, loofweerdige mannen, die omdat selve te sien ende te horen gebeden waren. Hierna op den selven dagh is die Bisschop met Harmen die Domdeecken, ende andere van hare sijde met Reinolt van Coeverden ende Sweer van Heeckeren Drente wederom buiten die stadt in die Capelle van Istrio gegaen geontset b. legen Coeverden indie heerlicheit van Drente. Alwaer Reinolt van Coeverden in tegenwoordigheit van den Richter van Drente ende die Schepenen die Etten genoemt worden, ende die Gemeente vant gantse lant van Drente bekende dat hij die gantse Heerlickheit van Drente, jurisdictie, eigendoom, actiën beden, ende alles wat hij heeft ofte gehadt heeft ofte hebben mochte, vertijet, ende die selve met stocklegginge den Bisschop van Utrecht hadde opgedragen ende gelevert, bekende geen recht eigendoom of bede meer int selve lant te hebben, voor hem ofte sijn erfgenamen in eniger manieren, door dat verdragh ordinantie ende uitsprake van den Hartog van Gelder ende die voorseide Coeverden sonde in all sijn macht onverkrenckt blijven. Dit geschiet sijnde heeft die Bisschop een vermaninge an die inwoonders van Drente gedaen, dat sij met alle trouw ende onderdanigheit, die Bisschoppen van Utrecht als hare wettelicke overheren, dien sij oock hulde ende eedt gedaen hadden, souden gehoorsaem blijven. Daerna vereerde hij haer 12 tonne bier, daermede sij sich vrolick maeckten. Aldus is entlick dat huis te Coeverden, ende het lant van Drente weder onder die Kercke van Utrecht gekomen, als het selve omtrent twee hondert en vijftig jaren van het geslachte van Coeverden, dat noch in Over IJssel overig, beseten was ende is het vierde deel van die Lantschap van Over-IJssel geworden. Den 3 Martij, des jares 1403 heeft Pelgrum Morre dat melatenhuis bij Campen S. Catrijnen gasthuis genoemd, gesticht ende begonnen te timmeren met die capelle twelck inde Nederlantse beroerten ende oorlogen wederom is omgeworpen. Tot verbeteringe vandie Stadt Swolle heeft die Bisschop int jaer 1404 andie selve stadt erfiick verpachtet den toll voor 50 ft ende die grute dat nu die bier-accijs is, voor 100 ffi oock haer vergunt dat sij hoppe mochten brouwen. Oock haer privilegium gegeven dat sij met haer potten ende goederen mochten varen door die Yecht in Sallant ende Twente sonder enige toll te betalen. 140F- Omtrent dese tijdt wass daer oneenigheit geresen Groningen tegen den Bisschop, tusscnen de Bisschop ende die Stadt van Groningen, die hem ongehoorsaem waren; daerom is die Bisschop int jaer 1405 met hulpe vandie van Over-IJssel ende andere sijne ondersaten, omtrent S. Jacobs dagh voor die selve stadt gekomen, maeckte sijn leger andie suit-sijde, ende lach daer voor 8 weecken lanck. Hierdoor sijn die van Groningen gedwongen te accorderen op seeckere voorwaerden ende articulen die wij hier niet sullen verhalen omdatse eigentlick die van Groningen ende niet Over-IJssel angaen. Van des Bisschops wegen waren als dedingsluden Henricus uitten Holte, Priester, Herbert van den Bussche, Rentmeister van Zallant, ende Frederick van der Eze; vanwegen Groningen Evert Sickinga, Swedeer van der Winde ende Alef Schelge. 140G. Arent te Boeckop verhaelt dat int jaer 1406 die Hollanders den borgers van Campen an iierinck campen ïyt hebben genomen die waerde van 25000 engelse no- schade op zee. , , . e i. beien, waeruit men kan afnemen die grote zevaert, die die van Campen te dier tijdt pleegden, ende datter geen goede vrentschap tusschen die van Hollant ende die van Over-IJssel, hetsij om die neronge, ofte andere aorsaecken geweest is. Ter selver tijdt worde dat klooster Sibbekelo begonnen van eenen genaemt Clemens, die tot een metgeselle hadde die Coster van die Bergkercke tot Deventer. 1107 Die Gelderschen hebben int volgende jaer den ussoidstr™ras.S IJssel-stroom sich willen approprieren, alsoo dat gene koopluden den IJssel op ofte af mocht evaren, dan met convoeij, ende sulcks bij ordinantie des Bisschops, die onder anderen an die van Deventer ende Swolle heeft geschreven, niet van meinonge te wesen op twijvel van die vrijheit des strooms, enige dagvaerden buiten die steden te houden. Kort daerna als die Bisschop sijne Raden op Aernhem schickte onder goedt geleide, waerschuwde hij die van Deventer, dat sij daer niet souden komen, want die Hartog van Gelder geen geleide woude geven an die gene die de koopluden voorbij Hattum geveligt hadden. Diepenveen Enige Cloosterluden uit dat Clooster van Gerrit Klooster, die Grote binnen Deventer, begonnen int jaer 1408 dat Nonnen Clooster Diepenveen, die selve konnen sijn van den Prior van Windesheim, Jan Husden, ende den Prior vanden Berge eerste mael gekledet. St. Jans Camp gefundeert. Lindeb. p. 50. "sanlt" Die voorgaende Bisschoppen van Utrecht hadde enige hoeijlanden gelegen tot IJsselham ande Vriesen van Stellinckwerf en Oosterze voor seeckere pennonge verpachtet, die sij niet wilden betaelen; over welcke twist uitsprake is gedaen ten overstaen van die van Deventer, Campen, en Swolle, ende andere goede luden, ende verklaert, hoe vele sij den Bisschop voor ieder mergen soude betalen. Doch alsoo die Vriesen evenwel niet en betaelden, is daer ten lesten oorlog uit geresen. Int jaer 1410 is dat Clooster Bronnep begonnen bij Campen, door die nonnen en weduwen die met malckanderen op den Borgel binnen Campen in die stege van die korte Hofstrate bij S. Niclaes kerckhof woonden. ^ïianMot Tot £eclachtenisse verscheiden oude adelicke oist. geslachten in Sallant die nu ten dele verstorven sijn, sall ick hier verhalen hetgene Arent to Bocop op het jaer 1411 vermeit, hoe de selve geheten, ende waer sij gewoont hebben. oist. Int gerichte van Olst buirschap Heinwerden, Frederick ende Derck van den Ham, in die buerschap Olst, Willem ter Rijt, Derck Greve Hermsoon, Frederick van Honlo, Dirck toe Hamme. wyhe. Int Kerspel van Wije buirschap Wengelo, Willem van Zijnderen, in Hengevelde, Frederick van Bakerweert, Vrerick van Baeck, Albert van Emme, Derck Bleke, Engelken ten Voorde ende sijn moeder, Frederick die Quade, in Wijnverden en Merghen Willem van Dorsten, in Herpen Hendrick van Essen. swoiie. Int kerspel van Swolle buerschap Zuthem, Alef van Zuthem. In Bermermede, Hendrick van Haersolte. In Langenholte Willem Tijaersen, tot Zallick Jan van Buckhorst, Dirck van Rutenborg, Willems wijf van Buckhorst. In Mastebroeck dat onder IJsselmuden behoort Erenst van IJsselmuden, jonge Derck die Sure, Egbert van Holtzende, Egbert Stellinck, in Oosterholt Derck van Sallene. Dalfsen. Tot Dalfsen indie Buerschap Ancken Hako van den Rutenberg, Willem ten Velde, Geert van Millingen. Inde Buerschap Millingen ende Rechteren, Frederick van Rechteren, Rolof van Rutenborg, Jan van Millingen, Hendrick Briel. Inde Buerschap Lente Bartolt van Kijverkamp. Ommen. Int Ommen buerschap Ergem, Wijger de Homisle, Rembolt van Steigeren, Rembolt Vijfvare, Bartelt ter Beke, Arewe Versonne, Rolof Meijeren, in Gemme Hendrick van den Harn. Tot Hellendoren, Hendrick Schaap, Johan Slusseken. In den Ham, Jan van Voorst, die Jonckvrouwe van Rechteren, Alphert Schelink. 14 Dit sijnse die op dese tijdt riddermatige edelen in in dc Grefie is Sallant waren, doch wie in Twente, en Yollenhove "anA»i394 ensijn geweest is onbekent, overmits in Over-IJssel daeromtrent geen judiciale registeren voor B. David van Bur- waerin vele Edoie staen. gundiën gevonden worden. Die Bisschop van Utrecht is int jaer 1413 in oorlog geraeckt met de Vriesen die daer grensden met die Oorlog met aio Lantschap van Over-IJssel, uit oorsaecke dat die selve v. Stellincwerf. van hem in pacht hadden vele hooijlanden die onder IJsselham gehoorden. Doch sij waren ofte suimachtig ofte onwillig om hare pachtpennongen te betalen. Waerdoor die Bisschop siende dat hij met goedtheit niet konde tot voldoeninge raecken, heeft hij die wapenen angenomen om haer met gewelt te dwingen. Is dien volgens met sijn krijgsvolck opgetrocken ende is tot tweemael over de Linde in Vrieslant gevallen omtrent int beginsel van Junio: heeft aldaer Berkoop Berkoop. gedestrueert liggende in Stellinckwerf Oosteinde. Heeft oock Schoterlant geplondert ende daer omtrent meer als duisent huisen verbrant. Tot Peperga in Stellinckwerf Westeinde, hadden sich die Vriesen in groten antall versamelt, om den Bisschop tegenstant te doen, Vriesen maer hij is haer met sijn volck soo kloeckmoedig gesiagon. angevaiieil) dat sjj 0p jjg geraeckten, van die- selve sijnder vele doodt gebleven ende gevangen. Daerop heeft het Bisschops volck geheel Stellincwerf geplondert en verbrant ende een schoon casteel tot Spangen, worden oock vele Vriesen verslagen. Na dese victorien is die Bisschop niet grote roof ende veel gevangen wederomme in Over-IJssel gekeert. Door dese nederlagen en schade die de Vriesen geleden hadden, sijn sij gedwongen met den Bisschop te verdragen, waertoe een vergaderinge tot Vollen- hove is geholden, alwaer van beiden zijden enige sijn vergadert, die een versoeninge tussen partijen hebben gemaeckt, als van Deventer Lubbert Johans en Coenraedt ten Dune, van Campen Frederick Rhijnvisch, Jacob Riet, van Swolle Gerrit Thomas, Albert Snavel, Johannes Deken, ende persoonre tot Kerckgeest Jacob Stellinge, Hero Aukinga, Doko Uffenga, Hiddo Heslinga, ende Jacob Lange Simonsoon vanwegen Oostergo, Westergo, Groningen, Staveren, en Donijewarstall. Die articulen vant verdrag luden als volgt. Dat die Vriesen van Stellincwerf, Schoterlant, ende vordragh. Westzemgerlant voor versuimde termijnen van pachte souden eens voor all anden Bisschop betalen twee dusënt ses hondert golden schilden, ende vier Vlaemsche pennongen uit elck huis. Bij faulte vandien dat soo sij ten bestemden dage sulcks niet en deden, dat die somma daegs daerna soude verdubbelt worden: ende den Bisschop soude mogen pant eijschen, ofte na het geschrevene accoort eijschen sijne gerechtigheit. Ten tweden dat die Bisschop uit dengenen, welcke omtrent die landen woonachtig waren soude kiesen twaelf personen, die bequamelicken als hebbende kennisse van den lande, die selve souden afmeten ende bij parcelen verpachten aen den Vriesen; die welcke gehouden sijn souden, 's jaerlicks vier penningen steeriings van ieder morgen den Bisschop te brengen : indien sij sulks niet en deden wierde die schuit soo lange verdubbelt en verhoogt, totdat sij eindlick van 't recht hares pachtes souden vervallen. Die Bisschop soude haer een bequaem man stellen die den Vriesen soude aengenaem sijn, ende haer vrijheit ende gerechtigheit niet verkorten soude, die sij van outs Vid. Wintem. , , , , , , , , p. 230 & 231. gehadt ende bekomen hadden. Aan beide sijden soude vrede, alliantie vruntschap, ende gemeenschap gehouden worden, latende een iegelick het sijne int geheel, ende onbeschadigt, volgens die voorseide verbontenissen en accoorden in voortijden geraaecbt. zutphen kiae?t Die van Zutphen, nabuiren van Over-IJssel sijn int over Deventer. . , ., _ , . J' jaer 1415 klagtig gevallen an Hartogh Reinolt van Gelder, hoe dat die van Deventer, Campen, en Swolle voorbij die tollen van Gelderland en Zutphen passeerden, sonder dat sij haren behoorlicken toll betaelden. Dat oock die van Deventer die weerden, gelegen in den IJssel tusschen Deventer en Zutphen, sich met onrecht an matigden, vvaervan die eene Bruggeweert genoemt worde. Voorts dat die van Deventer binnen Zutphen verachtende die Magistraet, a'daer eenen Coenraet Hoefs sijnde een onderdaen des vorsten ende der stadt Zutphen gewapender hant uit die stadt hadden weggevoerd, entlick dat sij ettelicke op dat huis te Voorst hadden gewelt gedaen. Die Hartogh van Gelder heeft over dese klachten die van Over-IJssel en voornamelick die van Deventer door gesanten ende brieven vermaent: ende is eindlick die saecke tusschen partijen soo vere gebracht, dat die van Deventer toestonden dat dese questie voor Keiser Sigismundus doemaels sijnde tot Constans, te rechte gebracht soude worden. Hartog Reinolt heeft volgens die van Deventer verwittigt dat sy aldaer voor den keiser souden komen met haer tegenbericht. Het welck sij oock beloofden te willen doen tegen den eersten Maij. Wat uitkompste dese saecke gehadt heeft en heb ick niet gevonden, maer het schijnt dat sij all wat lange duerde eer sij ten einde gebracht worde ofte neergeleit. Weistant ™i Anders waren die steden van Over-IJssel in goeden choryssei. vrec|e en(je welvaren ende voll van inwoonders om die koophandel die sij dreven, want int jaer 1416 binnen Deventer waren 7000 comniunicaten, tot Campen 8000 ende in die Stadt ende kerspel van Swolle 7000, als Bocop verhaelt, diet selve in seecker schrift indie secretarije van Campen gevonden hadde. Oock hebben die van Campen gene onkosten gespaert om neringe in haer stadt te brengen, waaromme sij voor hare borgers vrijheit van tollen in andere landen sochten; allene die privilegien die sij in Hollant verworven kosten haer 25000 Engelsche nobelen. Op Pontiani avont hebben die van Deventer, Campen, ende Swolle vrede gemaeckt met Helmich van Laer, daermede sij oorlog hadden, maer om wat oorsaecke vinde ick niet, allene dat die soenbrieve melden dat sulcken oorlog als sij met malckanderen gehadt hadde, was om den Droste Willem Janssen van Wissinge. Chronicon Windeshemense. Anno domini 1414. Concilium generale et oeeumenicum inchoatum est in civitate Constantiensi etc. etc. Paraleipom. Ursperg. Cui interfuerunt 60 millia, et quingenta extere personae, et mter eas 346 Arckiepiscopi et Episcopi, 564 Abbates et Doctores, item principes, duces, comités, milites armigeri 17 millia, mulieres etiam publicae 450, insuper barbitonsores 600, joculatores, fistulatores etc. 320 etc. Ibi Hus, et Praga contra datam fidem comburuntur. Calix adimitur laicis. Et decretum est factum Hereticis non esse fidem servandam. Contra Canonem hitjus concilii de Commun. sub utraque. specie videatur Rivet. trad. 3 p. 194 et 195. Item Ames. torn. 2. 434 etc. Petrus a Soto. instruct. Sacerdot. lect. 10. Non est ait consultum ut conemur probare. Lindanus in Panopl. lib. 4. cap. 25. Quod per occidentem fuerit populo utraque administrata species, in proximuvi fere Constantiensis Sijnodi saeculum haud prolixa opus habet demonstratione. Tweedracht Binnen Swolle is int jaer 1416 een groten twist binnon Swollo. , ooi- ende misverstant geresen tusschen den Raedt ende die Gildemeisters, waeronder sich vele voorname en ansienlicke borgers mengden, waeruit een groot onheil is gevolgt. Terselver tijdt waren aldaer dese navolgende in de Raedt: Rolof van Ittersum, Albert Snavel, Jacob ende Arent vande Water, Claes vanden Brincke, Harmen van Wirman, Lambert van Spade, Willem van Coten, Jan ten Torene, Egbert Degen, Jan Cockman, Timen Egberts, Wolter Hollicke, Arent Rulissen, Jan ten Bussche. Die Gildemeisters met haren anhanck vergaderden dagelicks, op dat Gildehuis daer sij met malckanderen raedtslaegden, ende goedt cijer maeckten, pasten niet opten Raedt, wouden alle dingen na haer eigen goedtduncken gestelt hebben. Dit Gildehuis stont dwers an S. Michiels Kerckhof op den hoeck van die strate, daer men vant Kerckhof op het Blijmackt gaat, van waar sij konden sien ende horen wat die Raedt vandie Loijve des Raedttorens dede publiceren, soo haer 't selfde niet en behaegde, riepen sij vant Gildehuis: Dat en willen wij niet achtervolgen, maer wij willent soo ofte soo hebben. Alsoo dat binnen Swolle sulcken partijschap was, niet allene tussen die gemene man ende vremden, maer oock tussen die voomaemste vandie stadt, jae selfs tussen broeders ende bloedtverwanten, soo dat een ieder bevreest was van die ander tesullen overvallen worden; om sulcks voortekomen sijn beide op het Stadthuis vergadert, daer sij ten beiden sijden sich verbonden met eede, dat sij buten die stadt met niemant enige verbintenisse soude maecken: ende of sulcks mochte gebeuren dat iemant van die Burgemeisteren of van die hare, ofte iemant van die andere partije, enige tractateu ofte verbontenisse met die gene die in andere plaetsen woonachtig waren maeckte ofte gemaeckt hadde, het waer dan met wat personen inwoonders of vreemden self oock sonder achterdeel van iemant, soo iemant daervan voor quame, dat souden sij malckanderen ontdecken, ende onderdrucken, ende een ieder voor sich selven wederstaen, onderhoudende ende sterckende die vrede ende eenigheit van haer stadt. Groote Alsnu die Gildemeisters, Oldermans, ende haren mootwiiio. anhanck dit verbont gemaeckt hadden met den Raedt, sijn sij van dage te dage moedtwilliger geworden : alsoo dat niemant binnen Swolle sijn lijf ofte leven seecker was. Derhalven heeft die Raedt dat selve an den Bisschop met die Ridderschap ende steden van Over-IJseel te kennen gegeven, die raedtsaem erkenden dat men alsulcke moijterijen ende gewelt in een stadt van rechte niet en behoorde te dulden maer te straffen, en omdat die Raedt niet machtig en was om het selve te volbrengen, besloten sij tot haer hulpe enig volck daer binnen bestellen, gelijck sij ook bij dage ende nachte op wagens onder stroo ende anders bij twee, drie, ende meer heimelick gedaen hebben. Oock dede de Raedt des nachts heimelick een poorte open, latende enig volck binnen- komen, die hier ende daer in kelders en andere verborgene plaetse bij die gene die den Raedt gunstig waren verholden bleven, ter tijdt den Raedt soude goedtduncken om haer hulpe tegens haer partije te gebruijcken. Hierna als die Gildemeisters met haren anhanck op ene Sonnedag na haer gewoonte opt Gildehuis vergadert waren, ende goedt cijer maeckten, sijnde op geen swarigheit verdacht, die Raedt om haer we moetwillige voornemen te effectueren hadde geordineert dat hare gestraft. , , . , ° ' nulpers sich veerdig soude maecken, ende met haer geweer op het Merkt komen, als die Kloeke 100 sloeg. Alsnu een weinig te voren die kloeke twaelf uren des nachts geslagen hadde, heeft sij daerop 100 mael geslagen; terstont quam een ieder die den Raedt toestendig waren op het merkt, stelden sich a'daer in orde en besetten die selve, trocken alsoo met groot rumoer ende vele trommen voor het Gildehuis, dat sij besetten, gevangen nemende alle die er op waren, brachtense soo voort op het merekt sonder enige maniere van gerichtelicke procedure, daer die beul met den Biechtvader bereit stonden, die sijn sonden woude biechten die mocht het doen, die niet en woude mocht het na laten, moest evenwell nederknielen, ende sich dat hooft laten afhouwen. Die wijle het spade was waren der vele na huis gegaen, waervan all enige te bedde waren voll van wijn en bier: trecken met vliegende vaendels ende een groot geruchte na haer huisen, namen se gevangen, en brachten haer op dat Merekt van S. Michiels Kerckhof en tracteerden haer als die eerste. Alsoo dat in dien nacht ende morgenstont drie of viere over die hondert afgehouwen wierden, welcker doode lichamen met die hoofden in een gat int portael van S. Michiels Kercke tusschen beide doren geworpen worden ende aldaer begraven. Gevangen. Vele borgers sijn in dit remoor van vangen spannen, en koppen over die stadtmuren gevallen, ende door die graften ontkomen, maer sommige die den naest volgende dagh noch achterhaelt worden, sijn oock onthooft. Voort daerna heeft die Raedt grote neerstigheit gedaen met soecken of sij enige meer van die selve konden bekomen die sich verborgen haeden, waervan sij oock nog eenige bequamen die sij gevangen setteden, ende seer wel tracteerden: maer hebben daerna niemant meer laten richten, dan hebben den gevangenen, ende alle dengenen die gerichtet, ofte ontkomen waren, hare goederen genomen en geconfiskeert. Noch hebben sij op Lucijendagh een statuit ofte willekeur gemaeckt van dit jaer 1416, welck statuit alle die borgers edel ende onedel besworen hebben ende geordineert dat het selve voortaen alle toekomende borgeren als sij tot haer jaren gekomen waren oock souden besweren, ende staet int eerste stadtboeck van Swolle int 19 artieul aldus luidende. Elck man of vrouwe, borger ofte gast, of vreemde van harent wegen die enige overdracht rnaeckt bij hem selven, ofte met andere luden heimelick luisterende ofte openbaer, dat were niet omme ofte met rade tegen eendrachtigheit Schepen ende Rades der meente, ofte iemants nu in dese jare 1416 op S. Luciendagh, ofte hierna van buten Swolle binnen Swolle gekomen sijnt, om Schepen ende Raedt, ende die Gemeente in hare saecken, die sij nu tot haer stadt behoef te doen hadden ofte noch te doene mochten krijgen, te helpen, te stereken, ede te vorderen, ende die daermede te overvallen ofte doodt te slaen ofte uit die stadt te slaen: ofte ietwes te misdoen, ofte die stadt van Sxvolle te brengen in ander Regiment dan an Schepen ende Raedt ende Gemeente, als dat van olts onse voorvaders geregeert hebben, die hadden verbeurt haer lijf ende al haer goedt binnen der Stadt vrijheit tot behoef der Stadt Swolle: ende buten der stadt Swolle tot behoef onsen Here van Utrecht, ende alle die gene die daer toe helpen, met rade ofte met dade, dat ware om haer lijf ende haer goedt ais voorseit es, mocht mense niet verwinnen, soo solden se hen ontschuldig maken met hen twaelven. Ende waert saecke dat Schepen ende Raedt ende die gemene meente der Stadt Swolle, enigen last ofte hinder kregen van dese saecken of van andere saecken van iemant, hij ware van binnen ofte van buiten, die solden wij hem helpen uitdragen gelijck ons selfs saecken ende waert oock saecke dat iemant van dese saecke verneme, die solde dat melden op sijn lijf ende sijn goedt, ende wel dat dan meldet die sall hebben vandie stadt 25 Rhijnse gl. Ende van wel «ebannon. dat schepen ende Raedt voorseit brieven willen hebben die sullen die geven, die sall men dan leggen in des Lantskiste toe Deventer. Nadien die gevangene borgers een tijdtlanck in die gevancknisse gelegen hadden, heeft die Raedt haer uit die stadt ende vrijheit van Swolle gebannen, op een ander plaetse daer sij bodt noch verboth en hadden, hielden en dwongen haer daertoe dat sij lijflick ten heiligen moesten sweren dat sij tot die plaetse die haer den Raedt gewesen hadden, van stonden an souden reijsen, ende vandaer niet vertrecken, eer haer 't selve van den Raedt geboden worde, daer en boven moesten sij niemant te kennen geven desen last die haer opgeleit worde, welcke gedane eedt sij in geschrifte moeste overgeven ende met haer hant ende segel onderteickenen. Waerop haer geboden is bij schijnende sonne uit die Stadt Swolle ende haer Vrijheit te vertrecken, bij verlies van haer lijf ende goedt.. Dese eedt worde haer soo scherpelick voorgeholden dat soo iemant onder haer den selve niet en wilde doen, die soude den selven ganck gaen als sijn metgesellen gedaen hadden. Aldus moesten sij van haer wijf ende kinderen in een ellendige ballinckschap vertrecken, te meer beswaerde haert selve alsoo die stadt hare goederen, die binnen die stadt vrijheit ende den Bisschop die buten lagen confiskeerden. Dio gebannen gebannen borgers van Swolle in ballinckschap borgers Magen sijn()e dorste niemant hare saecken te kennen geven den Paus J ' ° Martinus. om den eedt die sij gedaen hadden. Doch sommige van haer hebben sij anden Paus gesonden ende die selven den gehelen handel geopenbaert van beginsel an, ende baden hem dat hij haer vanden gedane eedt wel woude absolveren; twelck haer die paus heeft toegestaen ende vergunde haer dat sij sich met rechte mochten verdedigen. Waertoe hij den Bisschop van Munster ordineerde om die saecke te verhoren ende daer over executie te doen. Tot welcken einde oock die Paus een bulle heeft uitgegeven int jaer 1447 den 4 Julij, in welcke die gehelen handel van beginsel an op die anklachte vandie borgeren van Swolle verhaelt wort. Anklagers waren Jan Kijver, Seino vandie Water de olde ende Seino vande Water die jonge, Henrick ter Hantwisschen, Johan Lulofs, Harmen Selle, Jan van Lubeck, Reiner Jansen, Jan ter Bruggen, Andries Linstermaker, Dirck Sokre, Jan de Wever die jonge, Willem Potgieter, Jan van Hasselt ende Jan Janssen borgers ende inwoonders Tevergeefs, vandie Stadt Swolle. Wat nu voorts sich in dese saecke heeft toegedragen, segt Bocop, end kan ick voor seecker niet schrijven, die wijle ick daer niet meer van gevonden hebbe dan mij dunckt nochtans niet dat die gebannen borgers met des Paus bulle tot haer wille sijn gekomen: Alsoo Dirck die Sure Amptman van Sallant noch int jaer 1422 den 20 Junij die boeten ende anders vervallen sijnde vandie gebannen borgers van Swolle van den Bisschop kofte. Doch ick mene dat als sij nu een wijl tijdts met die Stadt int haer gelegen hadden, dat sij door tussenspreecken van goede luden ten lesten sijn versoent, want ick vele versegelde oorveden van de selve tot Deventer in des Lantskiste van Over-IJssel hebbe gesien, ende die originael bulle des Paus, dat die in handen van de Stadt Campen als neutrael gestelt was, die ick aldaer hebbe gevonden, maer geen ander schrifte daerbij, dies will ick dit hierbij laten. Int selve jaer 1417 of als andere seggen 1418 is or. v. Benthem Everwijn van Gutterswijck Grave van Benthem op ^"wen'e6 Andriesdagh met ruteren en knechten in Twente gevallen ende haelde daeruit enen grote roof ende veel gevangens, als hij aldaer grote schade met pionderen ende brande gedaen hadde. Die Bisschop om dit ongelijck te wreeken, heeft sich beraden met Ridderschap ende Steden van Overijssel, ende besloten met malckanderen dat sij die stadt ende dat Ngenhais slot Nijenhuis wouden belegeren. Sij brachten haer belegert. voick tesamen uit het lant ende steden, beleggen Nijenhuis, laten haer sware geschut uit die steden Deventer, Carapen en Swolle daer voor brengen, waermede sij 'tselve seer beangstigden. Die Graef van Benthem niet machtig sijnde sijn stadt te ontsetten, sont an den Bisschop om van accoort te spreken, twelck oock ten lesten is gevonden op navolgende wijse. Dat die Grave van Benthem den Bisschop van Utrecht voor sijn gedane onkosten 8000 rijnsche gl. soude betalen, waervoor die Bisschop dat slot ende stadt Nijenhuis tot onderpant soude houden, insgelijcken dat kerspel van Ulsen met hoge middel ende lege jurisdictie aldaer, met die bier ende andere accijsen, met alle sijn toebehoren en heerlickheit, gene van allen uitgesondert. Dat die Grave den Bisschop die voorseide plaetse soude inruimen, doch wederom gelevert worden als hij die voorseide 8000 gl. betaelde, maer die lossche soude niet mogen geschieden binnen vijf jaren. Noch was bedongen dat die Bisschop binnen denselven tijdt 1000 gl. soude mogen vertimmeren, welcke hem boven die 8000 wederom soude getelt worden. Entlick dese lospennongen souden alsoo verdeelt worden, dat daervan die Twente 2000 ende dat gemene lant van Over-IJssel 6000 soude ontfangen voor die onkosten die sij int belegh gedaen hadden. Hierneven heeft die Grave voor hem ende sijnen nakomelingen belooft, dat wanneer hij Nijenhuis wederom ingelost hadde, dat hij alsdan, wanneer hem die Bisschop ant huis te Benthem bootschapten, dat hij in Over-IJssel was gekomen, hij in Over-IJssel binnen 14 dagen soude komen ende Nijenhuis vanden Bisschop te leene ontfangen binnen Deventer int bijwesen van die steden Deventer, Campen en Swolle. Aldus is Nijenhuis voor een tijdtlanck an Overijssel gehegt, maer is nu weder Benthems ende wort hetselve huis noch hudigesdaegs den Bisschop van Utrecht in sijn overkomste voor een open huis gehouden. uw. Die van Groningen sijn int jaer 1419 op seeckere conditiën wederom onder die gehoorsaemheit des Bisschops gekomen, hebben hem wederom gehult ende tot Lanthere ontfangen, nadat sij hem voor een tijdtlanck niet hadden willen kennen. utreitftegen . 0p d®Se tijdt sijn die van Utrecht en Amersfoort Hoiiant. in oorlog geraeckt met Hartog Jan van Beijeren, Ruwaert van Hollant, omdat hare schepen van sijne ondersaten berooft werden, tegen opgerichte accoorden die sij met malkanderen gemaeckt hadden. Die van Utrecht klaegden dit ongelijck an die steden van Overijssel, maer die selve hebben geraden dat men erenstlicker soude an houden om tot vergoedinge van de geledenen schade te komen. Maer als die van Utrecht sulcks tevergeefs poogden, is te lesten dit verschil tot ene openbare oorlog uitgeborsten. Die Graef van Hollant bequam tot huiper Hartog Keinolt van Gelder, ende die wederom andere tegen die vau Utrecht, ende is van wederzijden den oorlog begonnen ende een tijdtlanck gedreven, sonder dat die van Over-IJssel sich daermede mengden. Die van Utrecht ende Amersfoort hebben daerom an haren Bisschop ende die drie hooftsteden geschreven, begerende hulpe ende bijstant tegen beide vorsten.' Die Bisschop met die steden Deventer, Campen en Swolle berieden sich op dese saecke, ondervonden dat die van Hollant dag op dag boven recht haer beswaerden, sloten met malckanderen, datse liever tegen den Hollanders oorlog wouden annemen, dan lijden dat haer mede lantsaten ende steden alsoo langer souden beswaert worden. Daerop heeft sich die Bisschop ende die steden Utrecht, Deventer, Campen, Swolle ende Amersfoort met dese navolgende Heren verbonden, als Willem van Brederode, Philips borggrave van Leiden met de stadt Leijden, Jan borggrave van Montfoort, Jan van Heemstede, Berent van Heemstede, ende voort met alle andere van die Cabbeljauwse partije die uit Hollant verdreven waren, tegen de Voegt van Hollant, denwelcke sij ontseiden met alle sijne hulpers. Trocken voorts met ruteren en knechten int lant van Woerden, daer sij vele huisen omworpen en vernielden. Die van Campen hebben een deel schepen ende roeijbuissen ten oorloge toegemaeckt ende met volck versien: waermede sij over die Sudersee sijn gevaren campon tot het eijlandeken genaenit Mercken bij Monnickenr^ST dam, daer sij dat dorp in brant staecken. Die Hollanders en de Waterlanders siende desen brant, sijn met schepen ende schuiten daer na toe gevaren, ende sijn in sulcken menigte uitgekomen, dat die van Campen met grote inoeijte na haer schepen moesten wijeken ende daermede die vlucht nemen, die Hollanders hebben haer enige schepen genomen ende alle die daer op waren in see geworpen. Dit oorlog is van dage te dage swaerder geworden, die h. v. boyeren Hartog van Beijeren heeft Leiden ingenomen: die \nierafoort Hartogh van Gelder quam met sijn leger voor Amersfoort, maer trock daer wederom af sonder iet uit te richten. Daerentegen heeft die Bisschop met die van Utrecht ende Over-IJssel die Yeluwe met dagelickse excursien ende plonderingen bedorven. Die Hartog van Beijeren quam int selve jaer met 200 schepen op die Sudersee met vele krijgsluden, Tegen die ende is daermede in Over-IJssel gevallen; een deel van Over-IJssol .. . op zee. sijn volck is int lant van Vollenho te lande ge- treden, daer sij vele huisen verbranden. Des anderen daegs quam dieselve vlote in die Reve voor Campen daer die IJssel sich uitstort in die Suidersee. Op die mont vande Reve waerdoor men uit de See na Campen voorbij die Cellebroeders door Dronten ende die Camperbroecken vaert, hadden die van Campen een boom liggen die men sloot, opdat men uit die See in Dronten anden Swartendijck ende die stadt vrijheit niet soude komen ende den huisman aldaer beschadigen. Desen boom meenden die Hollanders met ene van haer schepen an stucke te seilen, maer het schip bleef boven op die boom sitten: tegenover de boom hadden die van Campen een blockhuis liggen, dat met soldaten was beset, vanwaer sij de Hollanders grote schade deden. Sommige Hollanders gingen in Dronten te lande om die ingesetenen van die vrijheit te beschadigen, maer als die borgers 't selve verstonden, sijn sij uit de Hagenpoort na den Swartendijck gelopen. Die Hollanders dit merckende, sijn wederom na haer schepen geweecken omdat sij niet alle te lande dorsten komen, ende sijn alsoo wederom met haer vloote onverrichter saecken na Hollant vertrocken. Almelo. Op Gregorijdagh heeft Egbert, joncker tot Almelo ende Elizabet van Voorst sijn huisvrouwe tot verbeteringe vant Vrieseveen ende van diegene die daer op woonden, haer een brief verleent, waerinne hare lantrechte verhaelt worden, ende voort hoe vele ieder huisman van sijn stucke landes jaerlicks soude betalen. Hieran ende over sijn geweest Heer Harmen van Keppel, H. Jan Meijerlinck, indertijd kerckhere tot Wirden, H. Jan Hillenbrinck, kerckhere te Caten, H. Rolef Beger, kerckhere op dat Veen, Berent van Renes ende meer andere. Stichtson Int beginsel des jares 1421 sijn die Stichtsen in P'Vela™".d° die Veluwe gevallen hebben Barnevelt, Putten, Nijkerk, Yoorthusen, Ermel, ende andere dorpen verbrant, oock Erler een slotken in die Arkemeen, ende Ede in kolen geset, maer en sijn niet voorder getrocken omdat die Hartog van Gelder op Rosendael was met 400 paerden. Oock hebben die van Utrecht een groot klockhuis op die mont van die Eme an die Sudersee gelegt, om daermede des vijants schepen uit te sluten die op die see voeren, waermede sij die Hollanders grote schade deden. Die van Over-IJssel voeren die Eme op met een voorwint ende hebben in weerwille van die Hollanders allerhande nooddruft na Amersfoort ende Utrecht gebracht. 1422. Ten eijnde des oogstes des jaers 1422 sijn die veiurcf0 Stichtsen met haren Bisschop met 600 voetknechten, ende 500 paerden wederom in Veluwen gevallen, ende maeckten haer leger tot Rennekum; van daer voort gaende hebben Rosendael ende Velp verbrant, ende ais sij na huis keerden oock het dorp Rennekum. Om dit te wreecken sijn die Gelderschen in Over-IJssel gevallen, vernielden aldaer ettelicke huisen en castelen, niet sonder opspraecke van krijgsquartier gebroken te hebben, want die selve met den Here van Gaasbeke verdongen waren, sijn, als sij dit verricht hadden, kort daerna vertrocken. i>icGoidorschen Noch sijn die Geldersche int Nedersticht gevallen ""stKl"- met die Heren van Egmont, Abkoude, ende Cuien- 15 borg, dat sij bijna gants verbranden waertegen die van Utrecht Wageningen met verrasschen innamen daer sij Hendrick Here vjn Hoemoet gevangen kregen met 800 mannen, Heda zegt 80, twelck gelooflicker is, hebben voorts die stadt geplondert, verbrant ende verlaten, dit geschiede op S. Marten. vrede. Als nu dit jaer ten einde liep, ende dese partijen malckanderen grote schade hadden angedaen, ende beider sijts den oorlog moede worden, hebben sij met malckanderen een verdrag gemaeckt, ende die wapenen neergeleit op conditiën als volgt. Dat die van Utrecht beide Vorsten van Gelder ende Beijeren seeckere pennongen souden geven voor den schade die sij haer hadden gedaen: welcke pennongen die steden Utrecht ende Amersfoort beloofden te betalen; bij dit accoort waren oock die gesanten van die van Deventer, Campen, en Swolle, als die sich oock met den Bisschop tegen den Gelderschen en Hollanders int oorlog hadden gesteecken. Dit voorseide geit heeft Hartog Jan van Beijeren ontfangen, maer die Hartog van Gelder storf onverhoets eer hij betalinge daer van kreeg. 1423. Niet lange daerna dat desen vrede was gemaeckt, met'd'ie'van 'nt iaer *423 des Woensdags na beloken paesschen, Bronchoret. js den Bisschop ende sijn gehele sticht wederom oorlog angeseit van wegen Diderick van Bronchorst soone tot Batenburg met welcken sich vele andere edelen hebben gevoegt om gelijckerhant den Bisschop te bestrijden als men wijders uit haren brief kan vernemen die ick selfs gesien hebbe ende is van desen inholt. Wetet H. Frederick van Blankenheim Bisschop tot Utrecht, dat wij Berent Vierdag, Hendrick ten Passche, Johan van Nijenhuis, Dirck Lan. genbroeck, Gerrit ter Holtstede, Lambert ter Horst, Reiner van der IJssele, Gerrit Kelreman, Willem Wolfert, Zebert van Johan van Anholt, Johan van Hekeren, ende alle onse knechten liever hebben onsen lieven Joncker Dirck van Bronchorst sone tot Batenburg ende Anholt, dan U ende willen om sijnent wille U vijant wesen en uwes gestichtes uwer landen, steden, luden en ondersaten, ende alle der gener die wij ende onse knechten op U, ende uwe gestichte steden Oude ende ondersaten veden mogen, ende wij ontseggen U alle mits desen brieve, ende willen onse eere voll ende tegen U allen verwaert hebben. Gegeven onder segel onses Jonckeren Dirck van Bronchorst sone tot Batenburg ende Anholt voorseit, des wij samentlick gebruicken tot deser tijdt, int jaer onses Heren 1423 des goedes daegs na beloken Paesgen. Uit wat oorsaecke dese oorlog sij ontstaen, ofte wat einde de selve gehadt heeft, hebbe ick nergens gevonden. Int naestvolgende jaer 1424 in October is die Bisschop Frederick van Blanckenheim tot Vollenhove andere seggen, ter Horst gestorven, ende is van sijn Edelluden op een wagen na Utrecht gebracht, daar hem die geestelicke voor die poorte waernamen, ende hebben hem in den Dom begraven. In een oud schrift hebbe ick een Epithium van hem gevonden, luidende als volgt: Presul magnificus Trajectensis Fredericus, Nobili ex genere, conditur hoe opere. Covort ablatum revocans vi (hostibus) Reddidit Ecclesie, junxerat et patriae. Groningen, pridem refugam constrinxit, et idem Hollant, sed Cuinre duxit ad Ecclesiam. Terram Stellinckwerf domuit cremando Schoterwerf, Sic nocuit nocuis, profuit innocuis. Fregit Rhijnenstein, post demolitur Everstein; Annis ter decem rexit hic ante necem. Decem bis quoque quater dura scribitur item, Octobris nono cessit agone bono. Tu Rex alme poli caelum sibi claudere noli. Telos. Sanctissimus et beatissimus qui habet caeleste arbitrium, qui est Dominus in terris, Successor Petri, Christus Dornini, Dominus universi, Regum pater, orbis lumen summus Pontifex Martinus etc. Concil. Senense impress. Parisiis a° 1612. Mol. p. 134. RUDOLPH VAN DIEPHOLT 52e Bisschop van Utrecht. Nieuwe keur. Frederick van Blanckenheim overleden sijnde, quamen binnen Utrecht verscheiden Lantsheeren, als oock die gesanten van sommige, om elck voor hare vrunden te solliciteren om tot het Bisdoom gepromoveert te worden welvaren. Diderick van Moers Aertsbisschop van Ceulen badt voor sijn broeder Roedolph van Moers. Jan van Hinsbergen Bisschop van Luiick voor Jan van Buren Proost tot Aken, die namaels tot Culenburg doodtgeslagen worde. Die Bisschop van Munster voor sijnen neve Albert vander Hooij, Hartog Al bert van den Berge voor Gerrit van Cleve. Hierna sijn oock die gesanten van andere Heren tot Utrecht gekomen, ende hadden iu haer geselschap Rudolph van Diepholt Proost van Osenbrugge ende Dom Canoniek tot Ceulen. (Heda verhaelt dat de Hartogh van Cleve voor hem soliciteerde) ende andere Heren. Oock baden voor hem die Staten vant Over ende Nedersticht, alsoo sij heimelick na het leven ende manieren en bequaemheit om te regeren van die andere voorgestelde Heren vernomen hadden. Die steden Deventer, Campen, ende Swolle hebben oock den voornoemden Diepholt voor de bequaemste geholden, en versochten dat die Canonieke hem tot Bisschop souden verheffen. Des daegs na S. Marten hebben die Canonicken sich int Capittelhuis begeven om den keur te doen, als sij nu vergadert waren is Proijs Borgemeister der stadt Utrecht gekomen kloppende voor die deure, ende seide tegen den Deken van S Peter sijne ueve, dat men hem sonde doodtslaen ten sij dat hij Diepholt sijn stemme gaf, waerdoor het Collegium van de Dom is bewogen op te staen, ende geweigert heeft tot die keur te treden: maer die vier andere Collegien sijn voortgevaren om die keur te doen, ende door contentie vielen haer stemmen op drie verscheiden, want sommige verkoren Walraven van Meurs, enige Swedeer van Culenburg, andere Rudolph van Diepholt. Culenburg siende dat hij vere wegh die minste stemmen hadde, heeft die sijne overgedaen an Diepholt, in conscientie verklarende dat hij geen bequamer en wiste. Ende hier Roedoip mede hadde Diepholt die meeste stemmen, hij was Torkóren01' ooc's: °P se've tiidt aldaer binnen Utrecht ende die Hartogh van Cleve met hem. Hier op worde hij terstont vant oxael in den Dom als Bisschop afgeroepen, ende die prelaten van die geestelicheit hebben hem met alle gewoontlicke ceremonien in den Bisschoplicke stoel gestelt, ende te Deum Laudamus gesongen tot groot genoegen van die van Over-IJssel, want s\j hem seer gunstig waeren. Des volgenden daegs zijn die Heren ende Canonicken wederom int Capittel huis vergadert, schreven an den Paus Martinus, die vijfte (insgelijcke deden die wereltlicke staten) bidden dat hij Diepholt tot Bisschop van Utrecht woude bevestigen, den welcken zij daër toe verkoren hadden. Die Paus examineerde deze electie wel scherpelick, ende bevont dat sij verkoren hadden, enen ongeleerden puren leecke, ende wereltlicken man, die niet een woort Latijn of spreken ofte verstaen konde: waeromme hij in die keur niet woude bewilligen, ende heeft die selve te niete gedaen, belastende die Canonicken van den Dom ende Oude munster dat zij een nieuwe keur souden doen waertoe zij niet verstaen wouden. Hier tegen heeft die Paus den Bisschop van Spier tot Bisschop van Utrecht gemaeckt; waer van Diepholt protesteerde, Br. Rabanum alsoo die tijdt van de keur was verlopen. Waer bii Halmstadt. r J quam dat die Bisschop van Spier, die wijle hij vernomen hadde dat die Steden ende landen des stichts Diepholt begeerden tot Bisschop te hebben, ofte ten minsten voor Postulaet te houden ende hij die vestongen in sijn gewelt hadde, woude sich in die moeite niet steecken. En alsoo Culenburg doort anraden van sijne vrienden nu erenstelick sochte dat Bisdoom te verkrijgen, heeft die Bisschop van Spier een buitenschap met hem gedaen, gevende Culenburg het Bisdom, des soude hij wederom die Proostije ende andere goederen daer voor genieten, daer bij hem belovende dat hij hem die confirmatie van den Paus soude verwerven. Het selve is oock geschiet, ende die Paus heeft schriftelicken die ingesetenen van 't sticht van Utrecht geboden, dat sij Culemburg tot Bisschop soude annemen ende daervoor erkennen. Culenburg Culenburg quam met des Paus bullen ende ander gJcoLmeert. bescheit binnen Utrecht, daer hij Capittel dede leggen, sijne brieven geopent ende doen voorlesen, begerende op dat Pauselicke bevel in die possessie gestelt te worden. Maer Diepholt appelleerde daervan an den stoel van Romen. Hierna is Culenburg in Overijssel gereist om die staten aldaer sijn bescheit te toonen, begerende van Ridderschap en steden dat zij hem tot Bisschop wouden annemen, ende als hare Lantshere hulden. Doch die van Over-IJssel weigerden sulcks te doen. Dese voorgaende dingen sijn ten dele int jaer 1424 en ten dele in 't jaer 1425 geschiet. Ende was die saecke van Culenburg soo veel te meer in schijn van billickheit gefundeert omdat hem die Paus tot Bisschop hadde geconfirmeert: tot steunsel ende bijstaat was hem die jonge Hartogh van Gelder Arent van Egmont die hem hielp soo veel hij ummer konde. Die van Campen Diepholt toegedaen sijnde, besorgden sich dat sij met den Hartog van Gelder in swarigheit mochten raecken, en alsoo sij met die van Zutphen vrede hadden gemaeckt, die duiren soude tot tijdt sij malckanderen of die ene den andere sulcks een seekeren tijdt te voren opschreven, hebben zij den voorseiden vrede in manieren als volgt opgesegt. Goede vrunden wij laten U vrientlick weten want wij met U in goede naberschap, ende vrentlick gelove gestaen hebben, soo laten wij U weten, want die Hartogh van Gelder ende van Gulick, ende Grave van Zutphen onse vijant worde, dat wij U dan mitsdien ontseggen die Hartog ons ofte wij hem deden, dat wij dan ons tegen U willen verantwoort hebben. Godt sij met U en int jaer onses Heren 1424 den 8 April. Int selve jaer is die tweedracht die nu enige jaren tusschen die van Deventer ende Zutphen gehangen hadde neergeleit, ofte ten minste voorbereidinge daer toe gemaeckt. Die v. over Ridderschap ende Steden van Over-IJssel waren Culenburg. gesloten (uitgeseit Wolter van Coeverden) die Culenburg was toegedaen) bij Diepholt te blijven ende die appellatie te vervolgen, ende beloofden hem bijstant te doen tot den einde ter tijdt hij met recht daer uit geset worde. Maer also die van Culenburg ondertussen anhielt bij die Capittelen tot Utrecht en versochte dat sij des Paus bevel soude achtervolgen ende hem die possesie vergunnen, sijn sij eindlick bewogen den Paus te gehoorsamen, ende hebben Culenburg tot Bisschop angenomen ende Diepholt verlaten, ende maeckten alle dingen veerdig om hem in des Bisschops stoel te stellen, ende hem hulde ende eedt te doen. Eer nu dese huldinge binnen ütrechl geschiede sijn binnen Deventer Ridderschap ende steden van Over-IJssel vergadert om zich met malckanderen rijpelicken te beraden, of zij Diepholt souden verlaten, ende Culenburg annemen, als die vant nedersticht over ïtissci besloten hadden. Na sorgvuldige deliberatie hebben met Diepholt. .. , . zij besloten Diepholt voor haer Postulaat ende Here te houden, ende Culenburg in gene preeminentie te willen kennen, dat oock niemant in Over-IJssel hij ware dan van wat qualiteit ofte stande hij wesen mochte, uit die landen van Sallant, Twente, Vollenhove, en Drente, noch uit die steden Deventer, Campen, Swolle, ende Oldenseel, die enige leenen van den Bisschop van Utrecht te lene hielt, die niet van Culenburg maer van Diepholt te leenesoude versoecken: noch den voorseiden Culenburg enigen dienst doen van wegen die Kercke van Utrecht, want sij Diepholt voor haren Lantshere erkenden. Ende soo iemant hier tegen dede soude terstont de facto van sijn leen vervallen wesen. Voorts verbonden sij sich met malckanderen of het geviel, dat sij van die Kercke van Utrecht ofte van enige andere om dese saecke in oorlog ende swarigheit geraeckten, dat souden sij malckanderen uit helpen dragen. Noch Ridderschap noch steden souden int bijsonder iemant anders als den Postulaet annemen. Dat sij oock in genen tijden een Bisschop souden annemen, ten ware hij eersten een ieder met alle sijn leengoederen beleent, ende van alle lasten gequijttet hadde. Hiervan sijn versegelde brieven gemaeckt op den 7 Aug. a° 1425 ende waren van dese navolgende onderteijkent. Hekeren genaemt van Rechteren, Johan van Voorst, Rolef van Rutenborg, Seino van Schulenburg, Hendrick van Essen van Vollenhove, Harmen Stellinck, Harmen vande Cuiner, Geert van Buchorst, Alphert Isselmuden, Sonderkercke van Twenthe, Egbert van Almelo, Geert van Tije, Jan van Welevelde, Jan van Bevervoorde. Van Drente: Jan vande Clooster, Arent van Steenwijck, Berent van Munster, Jan Klencke. Schepenen ende Raedt van Deventer, Campen, Swolle ende Oldenseel. Daerna opten 14 Aug. is Culenburg met een heerlicken staet binnen Utrecht gekomen ende is aldaer Culenburg tot gehult tot 52e Bisschop van Utrecht. Maer alsoo op itrocht gohuit. ^ seive (jag}j sjjner inkomste door een oploop die Borgemeister Berent Proost op sijn bedde leggende doodtgeslagen worden, ende die Bisschop sijn genade ende authoriteit woude vertonen vergaf hij den doodtslach, ende namt feit op sich, soo hebben vele voorname vrome borgers, ende die bloedtverwanten van den Borgemeister die stadt verlaten. Oock verweckte dese saecke een groote vervreemdinge van die ingesetenen tegen die van Culenburg, dien sij doch anders niet seer genegen waren, want dese anneminge quam principael van die Capittelen der stadt die den Paus niet en dorsten vertoornen. Ren oase Jan van Renesse van Renouwen sijnde van die utrecht*voor uitgeweeckene begaf sich an die sijde van Diepholt, Diepholt. ende is int jaer 1426 op pintxeren binnen Utrecht op het merckt met 19 paerden gekomen, hebbende hier van sijn partije te voren verwittigt, die hem terstont met der stats baniere toevielen, ende heeft alsoo die voorseide stadt voor Diepholt verseeckert. Ondertussen was Culenburg door Raedt van ontrouwe Raetsheren buiten Utrecht, om die van Amersfoort, Renen, ende 't huis ter Horst te verseeckeren. Als hij nu dese tijdonge vernam trock hij terstont na Utrecht maer worde buiten gesloten, vandaer wederom na Amersfoort gaende, is ter nauwernoodt binnen gelaten die hem huldigen moesten, als oock die van Rhenen, ende door behulp van sijn vrunden is hij meister vant huis Nederhorst geworden, heeft voorts seer heftig an die van Over-IJssel angeholden dat sij hem tot Bisschop ende Here souden annemen, dat sij weigerden ende bleven bestendig voor Diepholt. Ende is hier uit eindlick een openbaren oorlog geworden tusschen die van Culenburg ende Diepholt, waerop die vrunden van Culenburg an Diepholt ende het Lant van Over-IJssel desen navolgenden ontsegbrief hebben gesonden: Sommigen ont- Wetet H. Rudolph van Diepholt Prootst tot OsensepgenDiephoit. jjrugge_ en(je gjj gemene Ridderen en knechten, unde stedeborger, ende ondersaten der landen van Sallant, Twente, ende Vollenho, dat wij Gerrit die Gruter Derck soon, Wouter die Bruin, Jacob van der A, Jan van Meerthen, Henrick van Heteren, Jan van Dolre, Hendrick Doijs, Arent Authase, ende alle onse knechten om gebodt der H. Kercken ende om den Kersten gelove te stereken, ende om des kenlicken gewelts, ende onrechts wille die gij tegen Godt, tegen Recht, ende onsen H. Vader den Paus den eerweerdigen vader in Gode H. Swedeer bij der genaden Godes Bisschop tot Utrecht onsen genadigen Here langen tijd gedaen hebt, ende noch dagelicks doet, uwe vijanden wesen willen, ende willen dus tegen u ende tegen alle die gene die wij op u veden mogen onse ere bewaert hebben. Gegeven onder segel onses genadigsten Heren van Utrecht voorseit, des wij op dese tijdt samentlick gebruijeken in het jaer onses Heren 1426 den 10 Junij. Het schijnt dat die bode die den brief soude overbrengen, in handen van die van Over-IJssel niet en dorste leveren: want op die rugge van desen brief was met een oude letter geschreven. Desen brief vont men op S. Odulphus avont, op een stock steecken, bij den vonder avert water. Behalve dese en de meer Hartog andere heeft sich Hartog Arent van Gelder met V' Cuienburg001- Culenborg verbonden, met belofte dat hij soo vere die van Utrecht ende Overijssel haren Bisschop souden ongehoorsaem blijven, ofte hem ofte sijne landen van ter sijden enige schade deden, dat hij alsdan den oorlog openbaer tegen haer soude annemen, want alsoo Culenburg die stadt Amersfoort noch in sijn gewelt hadde met besettonge van een deel Geldersche soldaten, soo geschieden van wedersijden vele roven en stropen, dat eindtlick tot een bloedige oorlog is uitgeborsten. Cuiontmrg wort Intselve jaer den achten October hebben die staten «Un Bisdoem vant Nedersticht in een generael Capittel ofte Lantsvervaiien. vergaderinge erkent dat Culenburg van alle sijn jurisdictie geestelick ende wereltlick was vervallen, omdat hij sich qualicke in die regeronge droeg, ende geciteert sijnde niet en compareerde. Oock hebben sij doemaels seker verdragh gemaeckt met die van Over-IJssel, dat sij Heer Rudolph voor een Ruwaert ende beschermer van die Kercke van Utrecht annamen, ende alle die sloten vant Nedersticht hem oock souden inruijmen, als die van Over-IJssel gedaen hadden, ende hem in alles souden bijstaen, als een Postulaet heut het Concilium toe. Ende ofdieLantschap daeromme enige last ter beiden sijden overquame, dat souden sij malckanderen helpen uitdragen. Dat sij ofte iemant van haer daer in niemant enig verdrag souden maken, dan bij haer aller consent, noch oock anders enigen vrede, met meer andere articulen, van dese navolgende onderteikent en besegeit: vanwegen die Ridderschap vant Nedersticht H. Jan Burggrave van Montfoort, Willem van Montfoort Here van .. . Jan van Renesse van Rijnouwen, Derck van Zulen, Willem van Montfoort die Rover, Frederick uit den Ham, Ridders, Gijsbert van Yianen, Harmen van den Steene, Knapen. Die stadt Utrecht van wegen Over-IJssel, Frederick van Hekeren genaemt van Rechteren, Seino van den Schulenburg, Frederick van Rutenburg, Harmen van de Cuinre, Gerbrandt van Buckhorst, Alfert van IJsselmuiden, Egbert van Almelo, Jan van Welevelt, Arent van Steenwijck, Jan van de Clooster, ende die steden Deventer, Carapen, Swolle, ende Oldenseel. Diephoit wint Wij hebben verhaelt dat Culenburg binnen AmersAmorafoort. {oort eeu deel Geldersche soldaten in garnisoen gelegt hadde, maer om dat die selve niet sterck genoeg en waren om die selve stadt te dwingen tot meerdere gehoorsaemheit onder den Hartogh van Gelder, heeft hij aldaer twee blockhuisen doen maeken omt selve te wege te te brengen. Kort daerna is Diephoit met hulpe van die van Utrecht als oock selfs van de Borgers van Amersfoort, binnen de selve stadt gekomen, ende heeft die blockhuisen daer in die Gelderschen waren met gewelt ingenomen, ende aldaer gevangen Peter van Culenburg des Bisschops broeder. Jan van Amerongen, Goossen Pieck, Derck van Wije met meer andere tot 200 toe, waeronder oock enige Canonicken waren die met den Bisschop uit Utrecht vertrocken waren, welckers prebenden die Postulaet an andere heeft verleent, ende daer van die possessie gegeven. Heeft oock datelick desen navolgende brief anden Hartogh van Gelder gesonden. Wij Rudolph van Diephoit Postulaet van Utrecht alsoo wij U Aert Schrijft anden Hartogh van Gelder niet een mael alleen door brieven furtog vermaent hebben, ende vergoeding der schaden v. Gelder ' begeert hebben, die gij ons ende onse steden, landen ende ondersaten in Over-IJssel gelegen mennigmalen door U ende andersins in uwe landen hebt gedaen, als uitgedruckt sijn indie brieven an U gedaen. Ende nochtans tot noch toe geen antwoort daer op hebben bekomen kunnen, twelck ons ende onsen vrunden seer verdacht is, ende geordelt wort alsoo niet te betamen, want wij ons hoopten soodanige te sijn, die ten weinigsten enige antwoort weerdig waeren. Oock noch onse luden van die uwe daerna in uwe landen menniginael schade hebben geleden; ende nu onlancks uwe ondersaten ende andere in grote getale in onsen naem in onse stadt Amersfoort sijn gevallen, aldaer grasserende met moorden, roven, branden ende opbreecken van huisen, daer oock leggende Castelen, uit welcke vele schade soo well onse Cleresie als andere hebben geleden. Daeromme eijschen wij van IJ, dat ons ende den onsen van dit alle ende een ieder besonder voldoeninge geschiede. Soo averst dat wij niet en meinen wij noch onse luden sulcks kunnen verkrijgen, sullen wij gedwongen sijn onse recht te vervolgen, daert geordelt sall worden behoorlick te siju. Op dese dingen versoecken wij dat ons schriftelick worde geantwoort met desen bode. Gegeven in onse stadt Amersfoort, onder onse segel a° Dom. 1426 den 6 Novemb. JteCZ Die van 0ver"IJssel gesint sijnde een entlick ende vast verdrag met Diephoit te maken sijn op den 21 November tot Deventer vergadert, waervan sij hem dan ook verwittigden, om sich aldaer te laten vinden. Die Postulaet quam aldaer met Hartog Adolph van Cleve, den Grave vander Marck, Everwijn van Gutterswijck Grave van Benthem. en Steinvorden, Coenraedt Here tot Diephoit. Na vele communicatie die de voorseide Heren met die van Over-IJssel hadden sijn sij met malckanderen verdragen, dat Ridderschap en Steden van Over-IJssel, Diephoit souden annemen voor Postulaet, soo sij hem tot Bisschop niet konden verwerven, ende daerom hem alle sloten ende vestongen der selver landen souden inruimen,dessoude hij belofte doen, waer voor die anwesende Heren borge souden worden, dat, bij soo vere dattet sich begaf dat int eerste Concilium Diepliolt tot het Bisdoom niet toegelaten worde, dat hij alsdan alle die sloten huisen, ende vesten wederom in handen van die van Over-IJssel overleveren soude, gelijck hij die nu soude ontfangen. Daer en boven of die Lantschap van Over-IJssel daeromme van enige Heren Geestelick ofte wereltlick worde aaugevallen, ende beoorlogt of met andere manieren angetast worde, dat die voorseide Heren alle, dat lant van OverIJssel met alle haer macht souden bijstaen, ende uithelpen dragen, twelck sij alle hebben angenomen te doen, ende hetselve schriftelick belooft den 21 November a° 1426 waerop sij hem alle vestongen van Over-IJssel inruimden, ende in possessie van die landen als hare Postulaet tot Heerlicheit des landes gestelt hebben. Dit verdroot Culenburg bovenmate seer, ende socht well met alle middelen enige steden in Over-IJssel an sich te trecken, maer dat woude niet lucken; want die steden om 't selve te verhinderen, hebben in haren jaerlicksen eedt als die magistraet verkoren wordt gestelt als volgt, lek svvere dat ik dese tijdt voortan hent op een ander jaer hent men Schepen ende Raedt wederom verniuwt, den edelen Heren Rudolph van Diepholt als Rouwaert, ende beschermhere der Kercke, Stadt ende steden des landes van Utrecht, holt ende trouwe sall wesen, tot hij tot sijnen rechte komen sall, als ick daer toe geëijscht sall worden van hem van sijnen gewoonlicken bode, daer recht ordeel wijsen ende rechte kennisse dragen sall, tusschen twee mannentale, nadat ick des vroet ben, ofte geworden ben. bij mijnen vijf sinnen, dat en sall ick niet laten om lief of lede, ofte om enige maegschap, ofte om angest van mijnen lijve dat mij Godt helpe, ende sijn heilig Evangelium. Cuionburtr Culenburg siende dat hij gants buiten die possessie excommuniceert ^ r T , die van van O ver-IJsselj Utrecht, end© Amersfoort gesloten Overijssel. wordei heflft Fjm den paHS Martin us authoriteit ende toelatinge verworven dat hij Diepholt in den ban mochte doen, twelck hij oock dede. Als nu den Postulaet gesegt worde dat hem Culenburg geexcommuniceert hadde, vraegde hij wat dat was excommuniceren want hij geen latijn verstont, ende als hem worde geantwoort hij heeft ü in den ban gedaen, doe stack hij sijn vuist voorwaert en seide daer mede will ick hem bannen en seeckerlicken desen banne was krachtiger als die gene daer sich Culenburg mede vvoude behelpen. Doch van desen Pauselicken ban heeft Diepholt ant Concilium geappelleert. Transisulani hic secundum statuta concilii constanter appellarunt in quo declaratum Papam teneri obedire concilio etc. Fide Forbes. A Pontificis excommunicatione Transisulani appellant ad Concilium proximum. Hinc patet, nonduin illis temporibus papae Romani autoritatem supra concilium fuisse. At vero suam ut Papae potestatem supra concilium afferrent, posteriores ut Pius 2 et Julius 2 in extravaganti Julij 2 suscepti reginiinis, ubipraecipitur sub excommunicationis latae sententiae, et interdicti poenis nequa persona cujuscumque dignitatis sive etiam universitatis aut collegium quovis quaesito colore ab ordinaticmibus, sententiis, seu mandatis quibuscumque suis et successorum suorum appellationem hujusmodi interponere audeant: Et contra facientes una ctim fautoribus suis, et consilium auxi- liumque praestantibus sive tabelliones sint sive testes, sive advocati, sive alii quicumque nod solum poenis praedictis, et censuris sed etiam his quae laesae majestatis, et hereticae pravitatis reis imponuntur obnoxios esse statuit. Et infra. Dictasque poenas et earum quamlibet omnes illos ipso facto incurrere volumus cujuscunqne conditionis existant, ei gradus praerogativa praefulgeant, qui in senatu, conciliis, parlamentis, cowgregationibus etiam sijnodalibus et provincialibus vel alias quomodolibet, tacite vel expresse, voce, re/ scripto, per se vel per alium cuiuscunque timoris, vel reverentiae velamine vel pretensa excusatione et superioris mandato non ohstante decreverint, consuluerint seu deliberaverint vel aliorutn dieta approbaverint, consilium aut vocem dederint, ut ad futurum universale noncilium a nobis vel successoribus nostris Romanis Pontificibus contra praedictam constitutionem appellare liceat, possit vel debeat. etc. Videatur Forbesius lib. 16. cap. 4. § 2. 3. 4. 5. 6. Noch heeft Culenburg allen inwoonders van Overijssel edel en onedel, geestelick ende wereldlick geexcommuniceert, ende voorts uit absolute macht van wegen den Paus alle geestelicken verboden enigen Godes ofte Kerckendienst te doen in die steden ofte lauden van Over-IJssel, soo lange sij Diepholt voor haer Ruwaert hielden. Doch hier van appelleerden oock die Staten van Over-IJssel anden Stoel van Rome, insgelijcken oock die Pastoor van Campen, ende andere private personen. Den voorseide bann worde van Culenburg verdubbelt ende verswaert, maer daer worde niet na geluistert, soo dat Heda segt, dat die van Over-IJssel na haer angeboorne 16 barbarische hardigheit, niet en achteden op die blixeme van Jupiter, noch die wapenen van Mars, waer mede hij den ban des Paus ende die wapenen van den Hartogh van Gelder ende Culenburg wilde beduiden. Die partijschap ende verbitteringe tussen Culenburg ende Diepholt, ende hare adhaerenten was soo groot als Buchelius schrijft in annot. ad Hedam, dat schandelick is om te seggen, segt hij, bij mij sijn die strijtschriften van den selven tijdt uit welcken blijckt, dat sommige vandie predickstoelen in die Kercken sooseer op de verbannene Over-IJsselsen, ende andere hulpers des Postulaets gedebaucheert hebben, daer sij doch anders van een relligie waren, dat sij sich niet schroemden opebaerlick te seggen, dat wie een verbannene doodtsloeg, daervoor beloninge van Godt soude ontfangen; ende dat die Eucharestie ofte missebroot van die selve geconsacreert, int minste niet en was een geheiligde saecke, maer veel eer een padde ofte ander venijnig gedierte. Hoe nu die Staten van den lande hare saecke tot Romen door haren volmachtiger Johan Helm hebben gedreven, ende die Pauws daer toe een Cardinael gestelt, will ick altemael om kortheits wille verbijgaen. Voorts hebben die Staten van Over-IJssel, niemant in haer lant ofte steden willen lijden, die den Postelaet niet voor een Ruwaert woude erkennen ende annemen. Doch vele van die Geestelickheit die niet gesint waren tegent bevel des Paus te doen, hebben Cloosterluden Culenburg gehoorsaemt, ende met alle kerckediensten Over-iJssei' opgehouden: sijn oock daer omme uit die landen ende steden vertogen, verlatende haer beneficien. Onder anderen die Prior ende Conventualen van Windeshem, S. Agnetenberg, ende oock die van Bethlehem binnen Swolle, ende sijn in andere heren landen vertrocken. Die oversten van die Gaudenten binnen Campen, wilden oock hare kerckedienst niet doen, ende sijn oock uit de stadt vertrocken met sich nemende alles wat sij konden, maer vele van die gemene broeders sijn int Clooster gebleren die sij oock geerne in haer geselschap gehadt hadden, maer sij bleven aldaer, ende deden als sij gewoon waren te doen. Als die geeslelicke luden verhuist waren hebben terstont die Regeerders van het lant, hare prebende beneficien ende vicarien aen andere vergeven, ende in volle possessie van de selve gestelt; die monnicken die tot Campen gebleven waren beloofden an Schepen ende Raedt dat gene broeders van haer orde wederom binnen Campen souden komen, sij souden dan die appellatie mede annemen, ende die Minister ofte andere, souden hem daeromme niet mijsdoen, ende hier van gaven sij haer acte. Oelder en Hartogh Arent van Gelder, voorstander van CulentegenTiep'hoit. bur&> ende Hartogh Philips van Burgondiën, maeckten met maickanderen een verbont tegen den Postulaet om hem te beoorlogen. Sulcks gemaeckt sijnde heeft die Hartog van Burgondiën int jaer 1427 die stadt Amersfoort belegert, daer die Postulaet selven binnen was ende heftig bestormt, maer heeft die selve stadt moeten verlaten met verlies van 500 mannen. Bocop verhaelt dit op het jaer 1428. Voorts hebben dese partijen allenthalve vele schade gedaen. Die Postulaet den Hartogh van Gelder ontsegt hebbende te vuur en te swaerde, ende is terstont des anderen daegs sijnde S. Geertruit in die Veluwe gevallen, met die Die stichtseh» van Over-IJssel, Deventer, Campen, en Swolle als veiuwe." oock den Grave van der Hoey, verwoeste dat landt uitermate seer, spaerde kercken noch kloosteren, ende trock alsoo hent tot Ermel bij Harderwijck; alwaer die van Utrecht bij hem quamen die van die andere sijde die Veiuwe verbranden. In desen invall sijn well 18 dorpen verbrant, ende is den Gelderschen grote schade gedaen, ende vele goedts genomen. Die Hartogh van Gelder om sijn leet te wreecken is den 4 April int Nedersticht gevallen met een uitgelesen hoop volck, verbrande Amerongen, Woudenberg, en Spakenburg. Overviel daerna die van Overijssel en Drente, welke landen hij jammerPionderen lick verdorf ende verwoeste. Waertegen die Postude Betuwe. |aet ejn(je van juni0) met enige duisent mannen, waeronder behalven Overijsselsche en Drentekers vele Hollandei's waren, die vrouw Jacoba de Gravinne van Hollant volgden, tot Rhenen over den Rijn in die Betuwe gekomen: daer sij die naeste Dorpen, als Hoesden, Kesteren, Linden, Ommeren, Ingen, Eek, Maurick, hent tot Raveswaeij pionderden, en verbranden. Ondertussen als die Gelderschen dit hadden vernomen, sijn sij te samen opgeruckt uit Niumegen, Tiel, Bommel, ende die landen daer rontomme, ende siaen de hebbent 't leger des Postulaets tusschen Rijswijck, Geidersche. en(je jjaurjjc]£ angetroffen, ende sijn daer met in een veltslach getreden, maer des Postulaets volck verkrege die onverwinnenge, sloegen doot vele van die Gelderschen waer onder Peter Lauwert van Niumegen een vroom soldaet, ende vele edelen, ende bequamen daer en boven noch 500 gevangens. Alsoo is des Postulaets leger met hare buit tot het Clooster Marienweert getogen, dat sij met gewell wonnen, omdat die vant Clooster haer niet wouden binnen laten, en verbrandent selve omdat die Abt daer van den genen die mit Diepholt hielden uit Authoriteit des Paus hadde in den banne gedaen, alsoo segt Arent te Bocop, maer Pontanus, in sijn Geldersche Historie schrijft, dat het voorseide Clooster den 5 September is verbrant van die Stichtse, met die van Buren nadien hare anslag op Tiel misluckt was. Binnen Groningen was te deser tijdt wederom een groote partijschap, soo dat het aldaer seer qualicke toeginck, om sulcks voortekomen hebben die steden van Over-IJssel, aldaer hare Gesanten gesonden van Deventer: Coert v. Danne, Herbert Splijthof, van Campen: Arent vande Sonneberg, Jacob die Witte; van Swolle: Egbert Degen, ende Jan vande Bossche die welcke een goedt accoort tusschen beijde hebben gemaeckt ende versegelt a° 1427—Crucis. 1429. Als nu dese vijantschap tusschen die Landen van Gelderlant, Utrecht ende Over IJssel een wijle tijds hadde geduirt, ende malckanderen in groot verderf gebracht hadden, sonder dat sij malckanderen konden overwinnen, soo is die Hartog van Gelder dese oorlog verdrietig geworden, ende heeft op den 8 Junij int jaer 1429 vrede gemaeckt: ende onder andere puncte die in die Geldersche historie sijn te vinden, beloofde hij an Diepholt, dat hij die saecke van Culenburg woude verlaten. Dat hij oock die beesten, die den van Swolle boven gegevene paspoort waren ontnomen, wederom vergoeden soude, vant gene dat hem die van Utrecht om seeckere redenen schuldig waeren. Noch beloofde hij dat de van Utrecht ende Over-IJssel gene schade van sijn volck soude ge- schieden, ende soo 't contrarie geviel, dat sij 't selve op sijne ondersaten souden mogen verhalen. Graef Everwijn van Benthem beloofde int selve jaer, dat hij volgents het opgerichte tractaat Nijenhuis te leene ontfangen ende tot een open huis des Postulaets als Bisschop van Utrecht soude houden, lm Nadien die Hartogh van Gelder vrede met Diepholt hadde gemaeckt, heeft oock die Hartogh van Tussen Burgundien 't selve gedaen int jaer 1430 den 20 Burgondio" Januari. Waerdoor Culenburg van sijn sterekste hulpers ontbloot sijnde, sooveel te lichter van Diepholt is verdreven, want oock die Geestelickheit ende Staten van Utrecht seer heftig tegen hem procedeerden, sustinerende dat hij die privilegien die hij besworen hadde, niet onderhouden hadde, met meer andere stucken die sij hem opleiden. i43i. Int jaer 1431 des Vrijdaegs na Mauritii, als Heer Windeshem, T j' l t» • , J Borg, BetbJem "an die Grote rriester was volmacht gemaeckt van Cloosteron. wegen het Capittel tot Utrecht, om te bewaren die goederen van die Cloosteren Windeshem, Agnetenberg, ende Betlehem waer uit de monicken vetrocken waren, ende deselve voort bevolen hadde te bewaren Otto van Vilsteren, ende Johan van Meertenhem, soo hebben die steden Deventer, Campen, ende Swolle, die voorseide Vilsteren ende Meertenhem daertoe geautoriseert, met den bescheide dat sij die goederen trouwlick bewaren, manen, beuren, ende overleveren souden in handen van die drie steden bij haren eedt; des beloofden haer die steden schadeloos te sullen houden, en dat sij elcke stadt een derde deel vant gene sij beurden souden uitkeren. Die Postulaet bevestigde in 't selve jaer die dijekrechte van Sallick, hier te lang om te verhalen. Die van Deventer verhinderden enige schepen van borgers van Zutphen ende andere koopluden an seeckere plaatse daer sij een cruce opgericht hadden, dat sij den IJssel niet mochten varen, hierover klaegden die van Zutphen an Haren Hartogh den 19 Aug. als over een ongewone sake, waertegen dan die Hartog haer vergunde, dat soo die van Deventer haer voornemen volgden, dat sij alle schepen die den IJssel op ofte afvoeren souden anholden, tot repressalie vant gene haer van die van Deventer angedaen worde. 1431. Int jaer 1431 is gestorven Martinus die Paus die Culenburg tot Bisschop van Utrecht hadde gemaeckt, vvaerdoor sijn saecke te meer verviel, want alsoo voor den navolgenden Pauws Eugenius die van Utrecht, Culenburg afge-ende Over-IJssel hare klacht tegen Culenburg verset van do vor(jer(ien heeft die voornoemde Eugenius Culemburg P. fciugenius. ' 1432. vant Bisdoom van Utrecht ontset, int jaer 1432 ende tot Bisschop van Caesarien gemaeckt, ende confirmeerde Diepholt tot Bisschop van Utrecht. Culenburg appelleerde terstont van dese sententie ant Concilium van Basel. Privilegium a concilio Basiliensi datum capitulo savent. apud Doisium. Omtrent drie Coningen int jaer 1433 heeft die Pauws Eugenius afgesonden Johannem Bisschop van Matiscona met volkomene macht ende anthoriteit om all diegene die van Culenburg gebannen waren, wederom te absolveren. ouienburgsterft Culenburg opt Concilium tot Basel gekomen sijnde en Diepholt stor{ aidaer, ende na sijn doodt is Diepholt als wort Bisschop gemaeckt. Bisschop in den Stoel van Utrecht gestelt, ende tot Vollenho opt slot geweijt van die Bisschoppen van Osenbrugge, Minden, ende nog een ander Wijel-bisschop, twelk geschiede met groter eren, ende solemniteiten. Alle diegene die van den Postulaet Diep- holt in die regeronge van landen, steden, Canonickesijen, ende prebenden gestelt waren, behielden die selve, haer leven lanck; ende die uit ijver om den Paus, ende Culenburg te gehoorsamen, hare prebenden hadden verlaten, sijn haer leven lanck daeruit gebleven. Van dese was Heer Peter Pansser, ende twaalf andere Canonicken, die op het mandament van den Pauws Martino Diepholt hadden tegengestaen, walraven v. die selve verkoren inplaets van Culenburg tot BisbisschopTn schop van Utrecht Walraven van Moers, die welcke Hoiiant. tot Aernem, ende oock tot Dordrecht sijnen Bisschoplicken Stoell gestelt heeft: ende alsoo int Concilium te Basel Eugenius als eene meinedigen, schandaleusen, scheurmaecker, ende hartneckige mensche werd afgset, ende in sijn plaetse verkoren Felix Hartogh van Savoien, soo heeft die voornoemde Felix Walraven van Moers die Confirmatie gegeven, en die selve is van die van Gelderlant, Hollant, Zeelant en Westvrieslant als wettelicke Bisschop erkent ende een lange tijdt daervoor gehouden. Plegende in die selve landen alle acten van Bisschop, met wijen, ende Priesteren te maecken, gelijck als Diepholt int sticht van Utrecht en Over-IJssel dede, sijnde die ene een creature van Eugenius, die andere van Felix, Pauwsen die malckanderen verdoemden ende als onwettelicke verworpen: waer van die ene nootsaeckelick moeste onwettelick wesen, ende volgens dien ofte Diepholt, ofte Moers geen rechte Bisschop van Utrecht, ende all haer aclen consacreren van priesteren ende wederom derselver consecratien van die Hostie in die misse null ende van gener weerden geweest sijn: soo dat nootsaeckelijken of die arme gemeente van Hollant, ofte die van Utrecht afgod rijen moeten gedaen hebben, in die anbiddonge vant missebrood, welckers consecratie, als van diegene die geen wettelicke priesters en waren gedaen sijnde, niet en konde volstaen. Diepholt tot Bisschop geconfirmeert sijnde heeft den steden privilegiën verleent, dat men geen borgers in den lande mochte besetten ofte beletten, heeft oock met die Staten van Neder ende Oversticht bewilligt, dat alle die monnicken wederom in hare kloosteren mochten komen behalven enige die daer buiten bescheiden waren. Rute onder Int jaer 1434 gaf Bisschop Rudolph van Diepholt swoiio. jjg gta(jt yan gwo|[e on(jer haer scholt-Ampt dat veen die Rute, met den groten Hermale dat doemaels onder Dalfsen behoorde, ende leeg woest, onbewoont lant was op dat het beter mocht bewoont worden. 1435. Allengskens is die verbitteringe die daer was geweest tussen die van Hollant ende Over-IJssel verversacht, want int jaer 1435 hebben die van Campen met den Hartogh van Gelder een vriendelick verdragh ende stillesate gemaeckt, ende oock van wegen hare borgeren, ende ingesetenen van Sallick ende Camperveen die op die sijde vant lant van Gelder gelegen waren, verdragen, dat sij vrij ende velig int Gelderlant souden mogen verkeren ende haere goederen aldaer gelegen gebruicken, met meer andere articulen. 1437. Int jaer 1437 kofste Johan van Buckhorst van HenBuckhoret. rick van Laer (lat veerschip te Caten, met consent des Bisschops onder conditie dat hij 't selve niet soude brengen in handen van die Geldersen, bij verlies des selven schips. 1439 Des Vrijdaegs na Gregorij int jaer 1439 worde binnen Deventer dat Man-huis gefundeert, van die huisvrouwe van Rijckwijn Ploeg genaemt Lumrae. Ter selver tijdt klaegden die van Hattum, Elburg, ende Venlo an haren Hartogh, over die van Deventer en Swolle, omdat sij van die selve vele ongelijcks hadden geleden, soo op die jaermerckte als op andere tijden. Waeruit men kan sien dat die vruntschap tussen die van Gelderlant ende Over-IJssel noch seer sober was. Maer van dit voorseide jaer tot het jaer 1447 heeft het lant van Over-IJssel redelick stille geseten, ende middeler tijdt heeft die Bisschop dat huis te Laghe ende andere huisen wederom op gebouwt, ende die saecken sijnes stichts seer gevordert, verbeterde oock dat huis tot Vollenho. 1441. Evenwel int jaer 1441 alsoo die Hollanders int Over-IJsselsen , . «r . , , , , .. beschadigt, oorlog waren met die Hanse steden, leden oock die van Deventer, Campen, en Swolle merckelick schade van die Hollanders, waeromme sij hare gesanten an Hartog Fhilips van Burgundiën, ende die Staten van Hollant sonden, ende verdroegen met de voorseide Hartog ende die Hollanders dat sij in Zelant, Engelant, Noorwegen, Sweden, ende Oostwaert mochten onverhindert drijven. Waerop sich verlatende maeckten sij hare schepen veerdig, ende begaven sich derwaerts als sij gewoontlick waren. 1442. Int volgende jaer beloofde Frederick van Rutenburg schriftelick dat hij sijn huis te Rutenburg niet meer soude bevestigen ofte daervan schade doen tegen den Bisschop of het Sticht van Utrecht. A° 1443, Episcopi suffraganeus fuit Johannes Corcagensis Episcopus ordinis benedictorum. Chronicon Windeshemen se. 1443. Die Hollanders insonderheit die van Noort-Hollant togeiTHoHant. ende Waterlant, niet tegeustaende dat gemaeckte ver- drag, deden die borgers van Campen grote schade. Die van Deventer ordineerden dat die Hollanders die in hare stadt woonden, den halven toll souden betalen, dat van die dage voortaen geen Hollanders meer soude toegelaten worden binnen Deventer te komen wonen: dat oock geen Hollander an ofte op die mure soude woonen. Die van Campen beklaegden sich over all ende an den Bisschop, hoe dat haer die Hollanders boven alle reden, ende opgerichte tractaten vier grote schepen die met haer last uitter see quamen ende well voor 10000 gl. an goedt geladen hadden, met noch veel andere goederen op die see hadden genomen. En hoewel die Bisschop het selve den Hartogh van Burgondiën klaegde, nochtans konden die van Campen tot geen restitutie geraecken, waeromme die van Campen met die van Deventer ende Swolle besloten, dat sij uit die steden ofte daer voorbij, gene goederen na Hollant wouden laten passeren. Begeerden mede vanden Bisschop dat hij haer woude vergunnen dat sij overal in OverIJssel die Hollantse goederen mochten inhouden; maer die Bisschop antwoorde dat hij 't selve in sijn macht niet en hadde buiten Consent van Ridderschap ende Steden, dan mocht het selve well lijden voor soo vele hij daer toe macht hadde. Schopon i» Die van Campen rusten twee schepen ten oorloge, swartewatcr. jjg gy jej(jen Swartewater, waer mede sij die Hollantse goederen wouden anholden, doch sulcks behaegde die Ridderschap, ende den van Deventer, ende Swolle gants niet, om dat hier mede die negotie ofte koophandel soude verloren gaen. Des Don derdaegs na S. Mathijs verschreef die Bisschop Ridderschap ende Steden groot ende kleijn: als sij vergadert waren vernieuwden die van Campen hare klachte tegen die Hollanders. Waerop Ridderschap en steden int afwesen van die van Campen sich berieden, ende na geschepte resolutie boven doen komen. Als doen hebben Ridderschap ende steden Frederick van Rechteren ende Adolph van Twickelo anden Bisschop gesonden, ende van hem als haren Lantvoogt versocht, dat hij stromen ende straten van Over-JJssel wederom woude openen, op dat een ieder varen ende komen ende sijn koopmanschap mochte drijven waer 't hem geliefde, ende dat die twee schepen uit het Swartewater souden weggenomen worden, want soo sulks niet en geschiede wouden sij 't selver doen, ende soo daer iemants questen woude sij tegen den Bisschop schadeloos doen. Dese meinonge waren die van Deventer en Swolle met alle die kleine steden (behalven die van Hasselt, ende begeerden vanden Bisschop dat sij sich daer op mochten beraden.) Hier op hebben die van Campen die twee oorlogschepen wederom uit het Swartewater genomen ende den stroom wederom geopent. Hartog Arent van Gelder vergunde an die Stadt Swolle, ende Johan van Buckhorst, dat het veer te Caten dichte onder Hattem soude geleit worden, ende dat anders gene veerschepen als van Swolle aldaer souden gebruijckt worden, die altijdt moesten gereet wesen; die borgers van Hattem souden vrij sijn van veergelt als sij geen sware vracht en hadden volgens ouder gewoonte. onwoder Den 17 April, int jaer 1446, was een groot onweder van blixem ende wint, in Hollant, Zelant, Gelderlant, Over-IJssel, ende andere landen, soodat die Mastebroecker Dijck tussen Campen ende Wilsem doorbrack, die toren van Zutphen woeij af, en verbrande, tot Swolle raeckten die vensteren van die Kercke in brant op Palmdag, als de lilden in die Kercke waren. Eerste brugge Int 't jaer 1448 heeft die stadt Campen eerstmael t0t i448.I>C" hare brugge over die IJssele doen timmeren, waer mede andere steden niet wel tevreden waren voornamelick die van Deventer, die vele tot verhinderinge gedaen hebben, waeromme sij sulcks den Bisschop klaegden, versoeckende dat hij die van Campen soude verbieden dat sij den Keiserlick vrijen stroom niet souden belemmeren. Het selve versochten sij van die naburige Heren en steden, als van den Bisschop ende stadt van Munster, remonstrerende 't selve op een generale vergaderinge tot Munster. Die oock seer erenstlicke an die van Campen schreven dat sij van haer voornemen souden afstaen, om wijdere last ende schade te verhoeden. Diergelijck versochten sij oock van die van Lubeck, als overste der Hansesteden, die oock daeromme an die stadt Campen schreven. Doch dit alles niettegenstaende, voeren die van Campen met haar timmeringc voort. Op den 18 April begonden sij die palen te heijen, dat sij des Maendags na S. Jacob geset waren; ende voorts geplancket dat men daer over konde gaen des Maendaegs na S. Jans onthoofdinge; koste in alles 13075 gulden. Dat block daer die palen mede geheijet worden woeg 800 pont, min 10. U49. Int volgende jaer 1449 op die nacht van Pauli bekeronge in die winter, is dat tweede deel van die voornoemde brugge te weten 13 jucken weggespoelt; maer den somer daerna iss sij wederom opgebouwt, ïtóo. op welcken tijdt oock die van Swolle die Brugge tot Birckman over die Vecht gemaeckt hebben. Ad annum 1451 inserenda Legatio Nicolai de Cusa per Oermaniam & Transisulaniam. vide ckron. Winss. p. 149 & Revium. Tweedracht Int Jaer 1452 ontstont tot Munster een grote tweetot Munster dracht over die keur van enen nieuwen Bisschop, tusschen Erick van der Hoija, die geholpen worde van sijnen Broeder Graef vander Hoija, ende vande Hartog van Cleve: ende Walraven van Meurs die tot hulpers hadde sijnen broeder, den Bisschop van Ceulen, den Hartog van Gelder, ende den Bisschop van Utrecht. Beide dese, Erick vander Hoeij, ende Meurs hadden vast gelijcke stemmen ende scheen die saecke, tot groten twist te sullen komen. Middeler tijdt handelde die Bisschop van Utrecht met Walraven van Meurs, voor sijnen broeder Conraet van Diepholt, die doemaels proost tot Osenbrugge, ende Deventer was, dat die selve anden voornoemde proost met consent des Pauwselicken Legaets sijn recht ant sticht van Munster over gaff, des beloofde die Bisschop van Utrecht an Walraven van Meurs jaerlicks een grote penninck uit sijn eigen bisdoom, waer an die Staten des stichts niet well en genoegden. Voorts heeft sich die Bisschop dit oorlogh voor sijn broeder sooseer angenomen, dat hij seer verarmde, want die van Over IJssel wouden sich dese saecke niet annemen, ofte met dien oorlog bemoeijen, soo eijschte hij den 10 penninck van alle precariën, twelck hem die Geestelicheit weigerde ende appelleerden daer van: doch hij achte sulcks niet, ende woude sijne eijsch met gewelt hebben, dan te vergeefs waer uit een grote tweedracht tussen hem ende het lant van Over-IJssel is ontstaen: Die drie steden verbonden sich dat, soo die Bisschop ende sijne Amptluden versuimden een ieder goedt lantrecht te laten wedervaren, dat sij dant selve souden beletten: dat sij oock met des Bisschops oorlog tussen die Munstersche niet wouden te doen hebben; raaer als dese verbintenisse gemaeckt was is Swolle afgevallen, ongekrenckt die voorgaende verbintenisse. Int voorseide jaer des Donderdaegs na beloken Paesschen gaf die Bisschop die Ridderschap, en Bianckentmrg Stede van Twente dit privilegie, dat het huis ende an t'ekoft'SSeI Heerlicheit Blanckenborg, erflick ende altijdt bij 't Lant van Twente soude blijven, ende bewaert worden met een Amptman uit Twente geboren. Dese Heerlicheit Blanckenberg, waeronder Haexbergen behoort, is gelegen op die grensen van Twente, tot welckers verseeckeringe hij 't selve huis gekoft hadde van Reinolt van die Roer, waertoe die van Twente hem behulplick geweest waren. i4öi. Hollant, Zelant, ende west Frieslant als wij geseit hebben, hadden tot Bisschop angenomen Walraven van Meurs die tot Dordrecht siju residentie was houdende: maer int jaer 1451 hebben die selve landen uit bevel des Hartogen van Burgundië de voornoemde Meurs verlaten, ende Rodolph van Diepholt oock tot haren Bisschop angenomen andere refereren 't selve tot het jaer 1441. Nadien die Bisschop van Utrecht Rudolph van Diepholt sich vele met den Munstersche oorlog hadde bemoeijt, ende daerdoor niet allene seer verarmt, maer oock bij sijn eigen ondersaten in kleinachtinge, ende ongunste geraeckt was, is hij int jaer 1455 in Martio tot Vollenho gestorven, ende over Campen na Utrecht gebracht ende aldaer begraven. Inclvjta Traject. Ecclesia pastoris solatio riduater cujus funus non toni amarè quamvis non sine celebri nomine decessisset defletur. Hcimericus Can. Davent. in M.S. A° D. 1455. Suffraganeus Trajectensis fuit quidam Judocus S. Tkeol. doet. ordinis praedicatorum ex speeiali Commissione Capituli Generalis Trajectensis iste a° ut supra consecrauit 4 altaria in Bergkloster. Eodem A° 1455 10 Cal Maij in profesto Oeorgij marlijris obijt Eleonora ducissa Oelriae Daventriae sepulta vid. Rev. p. 109. DAVID VAN BURGUNDIËN 54e Bisschop van Utrecht. Verscheiden van die naestgesetene princen hebben terstont gearbeit dat sij haer vrienden op den stoei van Utrecht mochten brengen. Hartog Philips van Burgundiën versocht van die Canonicken van den Dom ende Oudemunster dat sij sijnen natuurlicken soone David van Burgundiën, sijnde Bisschop van Teroane souden verkiesen. Hartog Arent van Gelder quam selfs binnen Utrecht, ende solliciteerde voor Hartog Steven van Beijeren. Maer als die Heren van den Dom ende Oudemunster den 6 April tot die Keur vergadert waren, gingen sij te samen David van Burgundiën voorbij, ende verkoren Gijsbert van Brederode Domproost tot Utrecht tot haren Bisschop; allene twee gaven hare stemmen an Steven van Beijeren. Quatuor tantum voces in se fusas accepit Bavarus. Heimer. Can. Dav. in M.S. Brederode tot Den 7 April is Brederode als Bisschop van Utrecht afgeroepen: hij besat dat Bisdoom een jaer ende vier maenden. Op dese tijdt hadde dat gemene volck van Utrecht den Here van Brederode, Jacob van Gaasbeke, de Domproost, Jan van Renesse, ende veel meer andere edelluden, ende voorname borgeren uit die stadt verdreven, behoudende die gemene man dat regiment der voorseider stadt, waermede di nieuwgekoorne Bisschop soo wijt heeft gehandelt, dat sij bewilligden dat die ballingen wederom binnen mochten komen. Hierna heeft hij alle ballingen die nu binnen waren gekomen, met die Regenten van die stadt te gaste genodiget, als sij nu over tafel saten vermaende haer die Bisschop, dat sij doch vruntlick met malckanderen souden verkeren, twelck sij malckanderen beloofden, trouwlick te sullen doen. Kort na dese versoeninge quamen alle die verdrevene wederom in haer vorige digniteit, ende die vant gemene volck raeckten vant kussen, en alsoo sij dese herstelde regenten niet en vertrouwden, weecken sij uit die stadt Utrecht, na Amersfoort. Arnoldus Heimericits canonicus Daventriensis et Decanus \antensis. Allatum summae sedi hujnscemodi Electionis negotium duobus cardinalibus viris cum sim virtute praestantissimis, turn Papali autoritate fulcitis commissum est. Neque ostitare Dux Stephanus visus est, subarratisque illic causarum actoribus ut suum exhibere interesse jusque defendere, modo pro aequitate, modo ex favore, modo pro sui commiseratione, modo per nobilitatis merita maximopere adorsns est. Hinc coeptum est acri contentione litigium. Giselberti Legatto et Canonicam electionis formam; idone- 17 amque personam probare. Factores a Stephani, illas improbare, potioraque merita ostendere nihil dubitarunt utrinque igitur intentata ex more scripture admittuntur. Ventum est ad articulos et libellus. Exercetur industria labor ingeritur: tongum perpetuo teritur consilio tempus. Nidla interdum cessatio, vixque nocti parsum est. Electo enim. suo tot merita legati asscribunt quot tam nimis copwsa, quam minus cuipiam alteri homini indita multis viderentur. Inter prima virum testantur cui comparari alter eam per Regionem nequiret: praeeipua corporis majestate, decorum, genere ac moribus illustrem: ingenio promptum, lingua suavem disertumque: ritae cultu conspicuum, fama tota provineia clarum, rebusqne gerendis efficacem. Cui tantum honesta altaque in animo semper sederint, adeoque de Ecclesia ac patria meritum, quasi nulli alteri primus deberetur in ea locus. Quibus ex rebus et ipsi ad Electum hand injuria confirmandum, et itidem Electionem quatenus illa octuoginta vocibus vel amplius unanimiter acta constaret rite laudandam Pontificis animum adducere contendunt. E diverso Stephani dotes e re describunlur qui vir extaret Bavariae Palatinae Ckiesareoque sanguine, factisque et fide tota Oermania serenissimus : animi magnitudine et corporis mediocritate excellens: ingenio solers sagaxque ac tam moribus gravis, quam verbis temperans; recti percupidus, etjusti observans, S. Ecclesiae Coloniensis ferme tolius singulare decus inibique tum dignitate turn autoritate valens praecipuumque specimen. Longe praeterea his majora miracula suis dommis causidici hinc inde adjicientes infestissimos transigunt plures dies et menses, noctesque totidem insomnes; tali quidem solUcitudine aut magis furia, ne vel sola hora vel unum momentum ocio dari videretur quamquam non tam pingue stipendium quam ingens utrinque labor, fidelitasque fuit. ut saepe magni domini solent major em euiuspiam fatigam, fidemque minorem estimare quam minimam quidem, quae res ut ajunt perraro non docuit Cabbasiare Cortisanos id provfrbium usurpantes. Malle Pontifices suae creationis igiiaro.s salutare quam gnaros. Sed veri periculum ad eosdem remittimus. etc. Ad extremum vero cum Stephani curatores suam Electionem quasi paucissimis votis altera infirmiorem inferioremque ex adverso cavillatam fuisse animadverhssent: boni amici ut usuvenire plerumque solet jacturam quamvis propriam faeere bonum factwn putantes inveteratam diuque intermissam excommunicationis sententiam autoritate Apostolica dudum adversis Trajectensem Ecclesiam emissam in sui juris restaurationem proque talione reproducunt. Tum alteram partem reperiundae absolutionis fere spes deficit, nee tarnen defuere qui variis argumentis ipsam irritare sententiam conarentur. Erat ante id tempus Atrebatensis Episcopus in Curia Romana; is Philippi Burgundiae autoritate fultus, voluntatemque sequutus, totius controversiae curriculum diu callide considerans, Davidis nostri qui tum Morinensi Ecclesiae feliciter praesidebat, sublimes interea virtutes ac merita non minus clam contendenhbus, quam palam pontifice enumeravit deduxit declarat. Pontifex examen veritatis clanculum interponit. Rebusque singulis in consistorio pontifieis secreto graviter persaepe priusque pertractatis demumque sapienter digestis Trajectensis Ecclesiae infula ipsis insciis Litigatoribus Davidi tanquam summe merito concinna sedis Apostolicae benedictxone transmittitur. etc. Brederodij Legati tarn diu Roma morati sunt donec David cnm Burgundo diocaesim Trajectensem armis i?igressi fuissent. Cumque sibi frtisira omnia cessisse cognovissent, praecipiti fuga loctim solrentes, in patnam sese receperunt. Sed Stephani oralores cum Curiam incolerent . . . pro domino suo alteram collitigantis praeposituram Philippus igitur proposito longe pertinacius incumbens, quietisque magis ac magis impatiens quo milites transitu per flumen oppidi muris advolare possent, ex narium classe non excogitavit niodo, vertim atque efficere oportune cepit. Da ventri ci vero excubitores cum inceptum prospicerent trajectum, seque aut viribus Philippi aequan aut tandem resister e nequaquam posse. Nee ulla quam inundantis fluminis major eis spes praesens esset, cum toto obsidionis tempore fluvius ipse limites suos inaudita a multis saecidis inundatione extulisset, tantaque vis pluviae castra usque adeo mersisset, ut int bi delitere vix qnispiam permitteretur, utnnque sibi persuasum putabant, datumque pugne finem. Quia igitnr e latebra emerserunt duo fratres quos S. Francisci observantes appellant, sivi illi prius menlem Philippi cognoverint, sive a Daventriensibus clandestine instructi fuerint tractandae pacis gratia sese tnterponentes apud Daventricos subito exaudiU, Philippum secundo loco adeunt, nee ipse admodum diu cum esset natura imprimis clemens sive pietate sive temporis iniquitate permotus a pace oppido reddenda animum abalienavit, postquam sex hebdomadas frustra obsedisset. Sent anden Brederode tot Bisschop verkoren sijnde sant sijne iauns. gesanten Willem Padijs, Alfert van Montfoort, Evert Souwenbalg, Harmen van Rhiju ende Ludolph van Horen tot Romen an den Pauws Calixtum 3 om die confirmatie vaut Bisdoom te verkrijgen, presenteerde daer voor 4000 ducaten die daerop na ouder gewoonte stonden. Heimericus Can. Dav. nominat legatos Everardum Soudenbalch, Ludolphum Hornensem, T/ieodarum Utenoeic et Hermannum Rhenensem. Die Pauws ontfonck die penongen. Die Confirmatie heeft hij hem niet gegeven om redenen die wij hier na sullen verhalen. Insgelijcken sant Brederode sijne gesanten an Keiser Frederick, om van hen sijne beleninge, ende regalia te ontfangen soovele die wereltlicke jurisdictie angaet, welcke hij verkreeg. Maer die Hollanders ende insonderheit die van de CabbelHoiianders jauwse partij waren met die Keur van Brederode '"^BrodOTcxio" n*et we'^ vernoegt, sonden derhalven hare Legaten tot Brussel an Hartogh Philips van Burgundiën, begerende van hem, dat hij woude verhinderen dat Brederode niet geconfirmeert en worde, want hem ende sijne landen daer grotelicks was angelegen, want soo Brederode een geweldig Bisschop van Utrecht worde, mochte daeruit het verlies van Hollant volgen, om redenen dat die Heren van Brederode enige actie op die Graefschap van Hollant hadden, omdat sij van die oude Graven van Hollant geboren waren. Die Hartog van Burgundiën andersins genegen sijnde om sijnen soone tot Bisschop te maeken, nu angeprickelt sijnde door dese reden, heeft den Bisschop van Atrecht an den Pauws gesonden, om die confirmatie van Brederode te beletten, versoeckende dat die pauws bij provisie soude ophouden, om sijne soone daermede te versien, voor den welcken oock Alphonsus, die Coninck van Arragon bij hem intercedeerde. Noch gaven die Burgonsche gesanten voor, dat Brederode niet en gequalificeert en was om Bisschop te wesen, want hij seer bloedtgierig, ende een ongeleert mensch was: dat hij mede binnen die stadt van Gent ende voort huijs te Coverden was geweest, daer lij nochtans den Hartog van Burgundië bijstand dede waeromme hem die Pauws die confirmatie niet en behoorde te geven. Die Pauws vatte dit terstont, ende siende op die hoogheit vanthuis van Burgundiën, heeft die saecke opgehouden, ende die Gesanten van Brederode bleven een lange tijdt binnen Eomen, menende van daghe tot dage haer afscheit te sullen bekomen want die Pauws alle die confirmatiepennongen ontvangen hadde. Ondertussen gaf die Pauws, die Confirmatie vant Bisdoom an David van Burgundiën, of omdat sijn ducaten meer woegen, of omdat hij die van Burgundiën niet en dorst weigeren, en leverde an Burgundiën, dat Brederode betaelt hadde. Dit ophouden waermede Brederoden gesanten van dage tot dage opgehouden worden, verweckte in haer een quaedt vermoeden van den Pauws, te meer alsoo int hof van Romen die mompelinge ginck, dat hij airede David van Burgundiën geconfirmeert hadde. Sijn derhalve alle gelijcke tot hem gegaen ende hebben hem door Mr. Ludolph van Horen alsoo angesproocken. Alderheiligste Yader, wij hebben op ü Heiligheit groot betrouwen gehadt dat wij tot onse meinonge souden gekomen hebben, ende dat op die vruntlicke vertroostinge die wij selven uit die mont van U Heiligheit persoonlick gehoort hebben, seggende: Dat U Heiligheit den Here van Burgundiën Heer David Bisschop van Teroane met die Kercke van Utrecht niet wouden versien, noch dachten ofte gesint waren hem die te geven, ten ware dat sulcks met vrede ende enigheit sonder enige schande konde geschieden, op welcke belofte wij die confirmatie voor H. Gijsbert van Brederode tot noch toe hebben vervolgt: dan soo nu die gemeine fame door dat gantse hof van Romen gaet dat U Heiligheit Here David met die provisie van dat Bisdoom van Utrecht hebt voorsien, ende hem daer van segel ende brieven gegeven, die all in die Nederlanden souden gesonden sijn, waeromnie wij Alderheiligste Vader ootmoedelick ende onderdaniglick bidden, dat U Heiligheit die waerheit daer van wilt te kennen geven op dat wij niet langer behoeven te twijfelen. vaischheid Als nu Mr. Ludolpn sijne reden dus vere gebracht des Pauws. jia(j(je^ eQ(je daerin Woude concluderen, soo heeft die pauws daerin gesproken, ende opentlick met goeden voorbedachten woorde gesegt int anhoren van alle die gesanten van Brederode ende vele Cardinalen, Aertsbisschoppen, Protonotariën, ende selfs die Gesanten van Burgundiën, ende meer andere geestelicke ende wereltlicke personen: lek belijde ende bekenne, dat ick soodanige redenen gesproken hebbe, ick sall die selve oock niet veranderen maer mij verwondert dat gij den gemenen man meer dan mij geloven, ick hebbe u altijdt gesegt als ick oock noch segge, dat ick die Kercke van Utrecht nimmermeer versien sall dan bij vrede, ende sonder schande, ende voort soo gij verhalen, dat ick soude gesegt hebben, dat ick in korte dagen U luden seer vvell getroost woude na huis laten reijsen, dat segge ick noch, ende gelooft mijne woorden. Doe begeerden die Gesanten eenen seeckeren tijdt te weten, wanneer sij 't selve antwoort soude bekomen, ende haer oorlof verkrijgen om na huis te t.recken, seggende: Heilige Vader wij kunnen niet onderlaten U Heiligheit te kennen te geven, dat wij in bevel hebben om wederomme na huis te reisen soo vere U Heili»- O heit H. David van Burgundiën die provisie hebtgesonden, ende woe sulcks geschiet is, soude ü Heiligheit die niet willen wederroepen ende wij begeren te verreijsen. Waerop die Pauws antwoorde: Wilt van hier niet vertrecken, ende blijft hier, want ick sall ü op een kort expeditie geven, ende blijdelick ende volgetroost weder na huis senden, ende ick sall mijne woorden niet weder komen noch misvallen. Hier op hebben die Gesanten van wegent Capittel, Stadt, Steden, ende landen van Utrecht, een ootmoedige supplicatie an den Pauws overgelangt biddende dat die hlectie van Brederode hare voortganck mocht winnen. Die voorseide supplicatie langde die Pauws, an eene van sijn Cardinalen. Ondertusschen verheugde sich David van Burgundiën met die confirmatie des Bisdooms, ende na een ijdele hope moesten die Gesanten van Brederode vertrecken, genoegsaem van den Pauws berooft ende bedrogen. Die van Burgundiën sochten met allerhande middelen die van Brederode te verdrijven, vervolgden oock des Bisschops broeder Heer Reiner van Brederode met listige practijcken; die van Utrecht niet gesint sijnde David van Burgondiën an te nemen, maeckten vast allerhande preparatiën om hem tegen te staen. Nochtans heeft die Hartog van Burgundiën die Confirmatie sijnes soons willen doordringen, ende is met hem in den Hage gekomen, alwaer die ballingen van Utrecht die binnen Amersfoort geweken waren bij hem quamen, ende sich met hem verbonden. Daerna heeft David van Burgundiën met wille sijns Vaders Adriaen van Borselen Here van Peggedam, met krijgsvolck int sticht van Utrecht gesonden die de steden Amersfoort, en'de Renen hebben ingenomen. Die voornoemde Adriaen hadde tot een huisvrouw Anna des Hartogen van Burgundiëns Bastart dochter. Hartog Jan van Cleve quam bij sijn Oom den Hartogh van Burgudiën om tussen hem ende BredeBisschop v. r°de vrede te maecken. Middeler tijdt quam die Luick afgoset. Bjssch0p van Luick Jan van Hensbergen binnen Utrecht bij Brederode, ende beloofde hem dat hij tusschen hem ende den Hartogh vrede woude maecken, ende soo den Hartogh daertoe woude verstaen, beloofde hij hem dat hij tot sijnen profijte op sijn eigen kosten 1000 paerden tegen den Hartogh van Burgundiën woude int velt brengen. Die voornoemde Bisschop was een van des Hartogs Raden, ende heeft seer erenstlicken bij hem angeholden, dat hij doch met den Bisschop van Utrecht vrede soude maecken. Ondertusschen worde den Hartogh heimelick ontdeckt, dat hij voor Brederode 1000 paerden woude te velde brengen, twelck die Hartogh seer qualick nam, ende dwonck den Bisschop van Luijck daertoe met toedoen des Pauws, dat hij sijn Bisdoom moeste resigneren ende verlaten, twelck hij gaf Lodewijck van Bourbon die soone van Hartog Carel van Bourbon genoegsaem tot misnoegen van die van Luijck maer met wille van den Pauws, die den Burgundset in allen, het was recht ofte onrecht, geriefde, en geliefde. Over-ijssei Die van 0ver-IJssel waren oock gants niet eesint tegen n -j n ... Burgondien. JJavid van Burgundiën tot haren Bisschop an te nemen, soo omdat hij een bastaert was, als omdat hij sonder wettelicke Keur ja sonder enige Keur haer door gewelt van die Burgondsche macht gestijft door die authoriteit des Pauws soude opgedrongen worden, ende dat selve met verwerpinge van Brederode die wettelick met gemene stemmen tot Bisschop was verkoren. Hebben sich derhalve met het Nedersticht verbonden om geen ander als Brederode voor Bisschop te erkennen, ende vresende dat die Hartogh van Burgundiën met gewelt sijnen soone soude invoeren, versochten sij die van Utrecht een vaendel soldaten, twelk sij deden sendenden ses schepen met soldaten na Campen die op Sonnedach na vincula Petri, daer sijn angekomen. Die Raedt vergadert sijnde, ende die Gemeente hiervan niet wetende, meenden dat het Hollanders waren, wouden die kloeke slaen, als die Raedt dat rumoer vernamen gingen sij tot die borgers ende onderichten haer van die saecke, waermede sij tevreden gesteld worden: van dit volck bleven 150 binnen Campen, die andere trocken na Deventer. Amersfoort, Amersfoort ende Rhenen Burgondsch siinde, heeft Rhenen, i. n i n • * . ter Horst die Oastellein op t huis ter Horst den Heer van Burgondsch. peggedam ontboden, ende hem voorgedragen dat soo hen wederom verstreckt worden 7000 gld. die hij opt selve huis hadde liggen, dat hij 't woude overleveren. Die voorseide Here gaf hem die pennongen, ende worde alsoo meister van voornoemde huis. Daarna quam David van Burgundiën met veel krijgsvolck binnen Gorkum, van daer op Tiel, ende soo tot Rhenen, ende voort tot Amersfoort in welcke twee laatste plaetsen hij gehuldigt worde. Hierna heeft die Hartogh een gemeene heervaert door sijne lande laten uitroepen om sijnen soone met gewelt int Bisdoom van Utrecht te brengen, waerdoor vele borgers uit het neder, ende oversticht sijn vertrocken, vrese in die dat gewelt van den Hartog niet en dorsten ver- oror Jssoi. wacjjteQ. Waertegen die van Campen met klockluidinge geboden: dat soo iemand van haer borgers ofte inwoonders uit die stadt ende haer vrijheit vertrocken, ende op een andere plaatse vuir ende roock hielden, die tot behoef van die stadt verbreucken alle datgene hij binnen die vrijheit der selve stadt hadde, ende soude tot gener tijdt, daer wederom mogen inkomen, oock dat niemant den anderen van eenige saeckeu swarigheit soude maecken, ende soo men vernam dat sulcks iemant dede die soude men als een moijtemaecker straffen: ende soo iemant van haer borgers soo wel die minste als die meeste iets overquam, de selven soude men beschermen, ende met lijf ende goedt bijstaen. Op Mariae Magdalenen dach quam die Hartog van Burgundiën met sijn krijgsvolck tot Leiden, waer onder veel grote Heren ende Edelen waren om Bre- Acooord mot derode met gewelt uit het Bisdoom te verdrijven, Brodorodc. van(jaer IJsselstein die hoofden van die wederwillige wetende die veranderlicheit van de gemeente, hielden die bedrieglick soolange an de hant tertijdt sij haer heimlick hadden versoqnt. en besorgt, maer door tusschenspreken van die Hartogh van Cleve isser een accoort gemaeckt tussen den Hartogh ende Brederode die wel sach dat hij niet machtig en was sijnen vijant te wederstaen, op seeckere conditiën ende voorwaerden, die van die Historiën van Hollant ende Utrecht vermeit worden: alsoo dat Brederode afstant vant Bisdoom soude doen. Waerop die Hartogh van Burgundiën selfs binnen Utrecht met sijn leger is gekomen, ende heeft aldaer sijnen soone David met groote solemniteit ende pracht laten hulden: Brederode selfs geleide hem bij der Jiant en stelde hem in den Bisschoppelicken stoel. Hoewel die vant Nedersticht David van Burgundiën tot Bisschop hadden angenomen, soo waren nochtans die van Over-IJssel onwillig omt selve te doen. Hartogh Philips vermaende haer met sijne brieven, dat sij sich souden bereit maeken om haren Bisschop te ontvangen. Sij antwoorden door andrijven van die van Deventer, dat sij daer toe bereit waren mits dat sij Heer Adolph die soone van Hartogh Arent van Gelder tot Ruwaert ofte beschermer mochten hebben den tijdt van 12 achtereenvolgende jaren. do h. v. Hiertoe woude die Hartogh van Burgundiën niet gertDeventer." verstaen, ende is met all sijn macht door Gelderlant na Over-IJssel getrocken ende heeft op Vrijdagh na Laurentij int jaer 1456, die stadt door een heralt opgeëijst, ende belegert, gelijck oock die Hartog van Cleve des anderen daegs heeft gedaen. Die Hartogh selfs met een gedeelte vant leger hadde zijn quartier tot Wilpe genomen: die Hollanders ende Zeianders lagen andie Zuitsijde vandie stadt op een eilant in der IJssel dat Yeenoort wort genoemt. David van Burgundiën lach an die Westijde. Die van Deventer hadden 't Coerhuis sijnde een ronden toren die tot hoede voor die beesten die op haer stadtwijde gaen getimmert, was rontomme met een wall ende grafte (Heimericus: hoewel niet seer vaste) ende voorts met geschut ende goede besettinge versien, die haer beste deden oin die Burgundischen van die stadt tekeeren; maer alsoo die Bisschop met die Hollanders het selve huijs soo geweldig beshoten dat die muren van alle kauten begonden te vallen, hebbende die van Deventer het selve verlaten en in brantgesteeken, opdat die van binnen geen schade daervan soude lijden, ende quamen onbeschadigt binnen Deventer, 't Verlatene ende half verbrande Courhuis hebben terstont een deel Burgonschen ingenomen maer die van Deventer schoten soo geweldigh daerin met slangen datter oock doet bleven en verwont werden ende die andere 't weer moesten ruimen. Ondertussen hadden die Burgonschen voor met scheepsbruggen die stadt te bespringen. Die Hartogh met die Hollanders beschoten die stadt sonder ophouden destruerende seer die poorten en toornen, waerdoor oock vele burgers verwont worden, maer die van Deventer waren alle dien tijdt welgemoet, ende weerden sich mannelick, oock was het den meesten tijdt deser belegeringe regenachtig ende windig weder, waerdoor die Hartog met sijn schieten niet veel uitrichtte, ende verloor vele van sijn volck. Doe heeft die Hartogh van Cleve tusschen den Hartog van Burgundiën ende die Ridderschap en Steden van Over-IJssel onderstaen te handelen, waerop eerst een stillestant is gemaeckt, die in Overijssel worde afgekundigt, ende verbodt gedaen dat niemant op die Hollanders soude toetasten, omdat sij met den Hartog van Burgundiën in handelinge waren. Heimericus. Cum secum Conradus Diepholdius Episcopus Osnabrugensis Daventriensis praeposilus adesset compluribus stipatis miliiibus et equestris pedestrisque ordinis asperrimis gestis tota Westphalia claris. Over-ussei Door onderhandelinge van den Hartog van Cleve noemt David v. . , ° ' Burgundio tot ls dese saeke een verhoorsdag binnen Campen Bisschop angestelt, tegen den maendag na S. Lambert des avonts aldaer in die herberge te wesen en dat des anderen daegs met malckanderen te verdragen, gelijck oock 't selve geschiet ende voltrocken is ten selven dage. Ende hebben die van Overijssel daerin verwilligt om H. David van Burgundiën tot Bisschop ende Lantshere an te nemen, mits dat die van Deventer ende sij alle souden blijven bij alle haer vrijheiden ende oude privilegiën, dat oock die van Deventer niet souden gehouden sijn die van Amersfoort haer schade te vergoeden, die sij haer gedaen hadden. Tot verseekeringe van dit accoort gaf die Hartogh van Burgundiën dese volgenden brief: Philips bij der gratiën Godes Hartogh van Burgundiën, Palatijn van Hennegouw, van Hollant, Zelant, ende Namen, Marckgrave des H. Rijks, Here van Yreeslant, Salines, ende van Mechelen, doen kondt allen luden, dat die vede ende oorloge wesende tusschen ons, ende die van onsen geselschappen op die ene sijde ende die stadt van Deventer, ende die andere steden van den Overstichte van Utrecht, op die ander sijde, uittwisten ende reden wille van den geschille dat geweest is aangaende die ontfange ende gehoorsaemheit van den eerweerdigen vader in Gode, onsen lieven getrouwen Raedt Here David van Burgundiën Bisschop toe Utrecht, die welcke ontfang ende gehoorsaemheid sij tegenwoordelick gedaen hebben, wij ter begeerte ende versoecke van die voorseide Bis- schop hebben gelooft geweert ende afgedaen, ende bij dese tegenwoordige brieve weeren ende gehelicken ende all afdoen voor ons ende die onse: belovende eenpaerlick weder nummer meer hierna om dese saecken wille enige vede ofte oorloge bij ons noch den onsen te beginnen, noch an te gaen tegen henluden noch haren hulperen. In oorkonde dese brief, ende onse segel daeran gehangen gegeven in onsen Heijre tot Willip int jaer onses Heren 1456, den 17 Septembris. Na dit verdragh is David van Burgundiën binnen Deventer gehult ende is des Donderdags na S. Victor met 2 Rhijnschepen na Campen gevaren, ende is voor die Korenmercktspoorte op lant getreden, daer hem die Raedt op die welle waernam. Die geestelicheit ende borgers bleven binnen die stadt an die poorte. Als hij an lant tradt, worde die poorten gesloten, tot soolange die Bisschop alle die privilegiën der stadt hadde bestedigt ende versegelt, daerna worden die poorten wederom geopent, ende is die Bisschop met processie in S. Niclaes Kercke gebracht daer men te Deum laudamus, song, daerna brachten sij hem op het Raedthuis alvvaer hij na ouder gewoonten gehuldigt worde. Doe ginck hij vant Raedthuis in de wijnkelder daer hij met die Raedt ende borgeren teerde, 'twelck die stadt Campen betaalde. Daerna is hij tot Swolle, ende van die Ridderschap ende kleine steden op Spoelderberg ende in Drente op Bisschops berg angenomen ende gehuldet. VoieHollanders Die Hartog van Burgundiën is van Deventer na „evangen. j3rabant vertrocken. die Hollanders trocken een deel die Issel neder een deel opwaerts wederom na Hollant. Een deel Jonckeren uit Gelderiant ende Over- IJssel die haer huisen ofte erven omtrent Deventer hadden ende door die belegeringe seer beschadigt waren, ende in dienst van lant geweest waren, met haer hulpers hebben op den wegh vele van die Hollanders gevangen genomen, ende rantsoonden die selve voor een grote penninck: die voorseide gasten hielden sich een tijdtlanck bij malckander ende worden int gemeen Snaphanen genoemt. Om dese oorsaecke is daer na wederom nieuwe onenigheit tusschen die Hollanders ende Over-IJsselsen ontstaen: 1460. Int jaer 1460 is den bagijnen van die derde regel Francisci die tot IJsselmuden, daer dat Cathuser Clooster plach te staen in Mastebroek, van die stadt Campen vergunt, dat sij in haer vrijheit op den Vloetdijck souden mogen timmeren, doch haer worde opgeleit dat sij haer orde moesten verlaten, annemende die orde Augustini. Int selve jaer heeft die Bisschop sijn eerste Claronge gehouden mit Ridderschap en Steden, ende van die tijdt an sijn noch in verwaer die registeren van alle Riddermatige personen, ende anderen die op die Clarongen ende lantdagen verschenen die voorgaende sijn verloren. N. B. doch soude nog naderhant gevonden sijn een Register van 1346 en daer omtrent. Aeneas Silvius in de Frisiis. Vide Winsemium p. 270. de coelibatu Frisorium etc. etc. H6i. Tot Deventer verrees int jaer 1461 een twist tusschen den Raedt en de gesworen Gemeente over die Keur des Raeds, ende het angraven van der Stadtmarkt die welke gelegt worde in profesto Petri ad vincula. Binnen Campen ordineerde die Raedt en Gesworen gemeente dat gene ambachtslieden in den Hagen hare ambachten mochten doen, doch wordeu van die stadt te vreden gestelt voor zoo vele hare huisen op paesschen minder te huire deden. Jeventer. Int jaer 1462 hebben die van Deventer, Campen ampen en 0 . ' ^ swoiie. en bwolle, als Compromissariën neergelegt ende verdragen tusschen die van Utrecht, ende Amersfoort over seeker doodslaen dat die van Utrecht an enige borgers van Amersfoort begaen hadden. Rolef van Laer ontseide int voorseide jaer die steden Deventer ende Campen om dat zij an den Bisschop van Osenbrugge geschreven hadden dat hij twee van haer borgers gevangen hielt, twelck hij erkende. Int jaer 1463 maeckten die van Naerden in Hollant sich weigerig om den Catentoll te betalen als wesende stichtsgenoten van Elten, waer toe sij oock schrijven uijtbrachten an die Abdisse van Elten, van den Stadtholder van Hollant Here van Charlois. Maer die van Deventer bewesen an die voorseide Abdisse dat die van Naerden alleDtijdt betaelt hadden. Eene genoemt, Berent Hasse beklaegden an Jan Koninck Yrijgrave des Vorstendooms Gelre des Yrijen stoels Wolmer te Sleden, Rolof Witte, ende Frederick van Uterwijck beide burgemeistern der stadt Campen, ende over Rorick Kannicken, als dat sij hem hadden overvallen, twelck hij om 3000 oude schilden niet woude hebben geleden. Waer op die Yrijgrave die voorseide Witte, Uterwijck ende Kaniken citeerde voor den Vrijen stoel te Sleden: die daer medeseer verlegen waren niet wetende hoe sij sich in dese saeke zouden dragen selfs oock die Raedt van Campen was hier over bekommert, hoewel sij goede privilegiën hadden, dat men hare borgers anders nergens als binnen haer stadt met recht mochte anspreecken, ende dat van die sententie geen appel en viel. Soo 18 vele die voornoemde Vrijgraven belangt, die selve hadden te deser tijdt groote macht, ende voeren rigoreuslick met hare ordelen voort, niet achtende op enige privilegiën van Keiseren of Koningen verleent, ofte op enige gewoonten, van andere Landen of steden. Jae van haer wordt vermeit dat sij die gene die voor haer beklaegt waren sonder enig behoorlick ondersoeck plachten te richten en te hangen: daer na worde ondersoeck gedaen ende die saecke gedisputeert, soo dan bevonden worde dat die gehangene onschuldig was, worde hij afgenomen ende begraven, soo niet bleef hij hangen. Dese Vrijgaven waren een nalaetsel van die Richters die Carolus Magnus instelde in Wesphalen, ende Saxen om die ongelovigen, ende afvalligen te straffen. Die Bisschop van Utrecht hoewel hij alle regalia ende vorstelicke praeëminentiën hadde, verkreeg eerst die voorseide digniteit van Vrij-Greefschap int Jaer 1361 van Carel die vierde Roomsch Keiser als wij aldaer verhaelt hebben. Die van Campen beswaert sijnde over die citatie des Yrijgraven hebben 't selve haren Bisschop te kennen gegeven, ende versochten van hem alsoo hij oock een Vrijgrave was, ende een Vrijen stoel hadde, dat hij die selve woude afschrijven ende verborgen: en alsoo sij wisten dat het gevaerlick was daer iet tegen tedoen, waer door hij in schade mochte verlopen sonden zij hem enen brief waer in zij hem beloofden schadeloos te sullen houden. Die Bisschop overleggende dese saecke, quam selfs in Over-IJssel, ende verschreef die Ridderschap en steden op Spoelderberg alwaer dese saecke verhandelt worde, ende met gemene stemmen besloten, datzij zoodanige citatiën van die Vrijgraven in haer lantschap ende steden niet wouden toelaten, willende blijven bij haer oude privilegiën ende wel heer gebrachte gewoonten, dat een ieder van haer ondersaten voor sijnen behoorlicken Richter soude besproken werden. Verboden oock bij grote pene dat geen Vrijgrave het tegendeel soude onderstaen; verbonden sich oock die voorseide saecke malckpnderen te helpen uitdragen. Volgens schreef die Bisschop an den Vrijgrave op avont Catherina virginis int Jaer 1463 wel erenstlicken geschreven, dat hij die ingesetenen van Over-IJssel met sulcke heimelicke rechten niet en bemoeijen, want in gevalle hij hier tegen dede, gedachte hij sijn schade op hem te verhalen. Doch die vrijgrave achte niet vele des Bisschops bevel, ofte ordinantie die de van Over-IJssel gemaeckt hadden, ginck evenwel met die citatie voort uit Keiserlicke macht, waeromme die van Campen t uterste niet dorsten afwachten, wouden evenwel ongeerne onder hem te rechte gaen, derhalven heeft die Bisschop met den voornoemden Berent Hasse gehandelt, dat hij die van Campen voor hen selfs alsoo hij oock een Vrijgrave was luit het privilegie van Carel die Vierde, te rechte soude beroepen, hij woude hen goedt recht laten weder varen, ende wat daer voor recht worde erkent soude men nakomen: waer toe partijen bewilligt hebben, soo dat hier mede die rechtvorderinge voor den Vrijgrave worde ont- ontiastinge van weecken. Maer om die selve swarigheit in volgende de Vrijgraven. ...j . , , , , tijden voor te komen hebben die steden van Overijssel, Deventer, Campen, Swolle, ende Groningen gesocht van dese Vrijgraven gehelick ontslagen te worden, versoeckende den Legaet die de Paus. Pius 2. op dese tijdt in dese Nederlanden hadde, dat hij 't selve recht soude te niete doen, twelck hij haer beloofde, na luit der Bulle die hij daer van gaf, tselve bevestigde oock die Paus selver, met een uitgegeven Bulle, te niete maekende alle citatiën der Vrijgraven, en gebiedende dat een ieder voor sijnen behoorlicken richter soude besproken worden, welcke Bulle hij den voorseiden Heren heeft toegesonden. Een tijdlanck daer na, als int jaer 1506 verbonden sich die steden Deventer, Campen, en Swolle dat sij sich na die voorseide Bulle des Paus wouden richten, waer mede die rechtsvorderinge van die Vrijgraven ende Yrijschepenen geheel in Over-IJssel sijn te niete gelopen. Int jaer 1464 ontstont seeckeren twist tusschen die van Deventer ende Hollant van wegen die bottervaten, soo dat in Hollant worde verboden, dat niemant met die van Deventer handelen ofte wandelen soude, raaer die voorseide questie worde bij submissie van den Bisschop nedergeleit, des vrijdaegs na Quasi modo. In dese tijdt waren overall in Gelderland ende Over-IJssel die wegen seer onveilig, daer geschieden vele straetschenderiën ende moorden, die soo wel van adelicke personen als onadelicke bedreven worden. Tot Swolle storff omtrent die selve tijdt Jan van Ittersum Licentiaet in de rechten, borgemeister aldaer, een ervaren, ende verstandig man, die ook 't stadtboeck Jan T. aldaer principalick heeft gemaeckt. Hij was seer rijcke ittersum. en(je heeft 0p ene ty(jt angeleit en getimmert Ittersum huisinge binnen Swolle, dat huis te Werckeren, dat huis Voorst tot Westenholte, ende die Capelle van den Ermen met Gasthuis daertegenover binnen Swolle. Sijn erfgenamen waren Wolf van Ittersum, ende een dochter die getrouwt was an Wolter van Keppel toe Verwoolde; tusschen dese ontstont questie over eene tijnde tot Dalfsen, die Wolf van Ittersum als leengoedt voor sich woude behouden. Tot Deventer is over dese saecke een tesamenkompste gehouden, raaer te vergeefs, gelijck oock tot andere tijden. Keppel willende sijn eigen recht spreeken heeft Ittersum als hij met goedt geleide van Swolle op Deventer reisde, onder wegen tot Olst gevangen genomen, ende op Verwoolde gebracht. Die steden van Over-IJssel klaegden over dese moedtwille an Hartog Adolph van Gelder, ende na lange onderhandelinge verworven van hem dat hij Keppel belaste Ittersum loss te laten, die sulcks eintlick toeliet, nochtans hem dringende tot oorvede, dat hij op sijn eerste schrijvens wederom soude sijn gevangen worde. Tttersum tot Deventer sijnde is van die van Swolle uit het Minner-broeder klooster gehaelt int jaar 1466, ende tot Swolle in een heusse gevanckenissegestelt, daer hij lange jaren met sijn vrouwe woonden ende kinderen teelden, opdat hij niet gehouden waer volgens sijne oorvede een gevangen van Keppel te worden, terwijlen hij door dese gevanckenisse verhindert was; soo vele heeft bij sommige belofte ende eedt gegolden, die sij aan anderen, hoewel gedwongen, selfs an haer vijanden gedaen hadden. Diergelijcken verhaelt Bunhanasius in sijn historie van Schotlant, dat als in enige veltslach iemant overmant ende gevangen worde, hij an sijn verwinner belofte dede van wederom op bestemde tijdt en plaetse sich als gevangen in te stellen, doch voor dese reise lossgelaten. 1465. Die van Campen hebben int jaer 1465 hare stadt Gampen vergroot, beginnen te vergroten, ende hebben die Broeren poorte met die Stadtmure langs dat Broeck angelegt en beginnen te metselen en int volgende jaer die Cellebroederspoorte. Binnen Swolle worde dat Preeckheren Clooster gefundeert. Gijsbert die Here van Bronchorst ontfinck van ieder hooftstadt van Overijssel 100 postulaetsgl. mits belofte dat hij ofte sijne erven die van Over-IJssel niet souden beschadigen in eniger manieren, ten ware dat hij elcke stadt op haer Raedthuis soodanige 100 gl. wederom betaelt hadde. 1465. Den 27 Mei/. Joan van Munster tegens de geleekte Rujjnon. vrede, nam Joan Grave van Hoija tot Ruijnen gevangen (om wat oersacke, icert niet gevonden), waerom Bisschop Davidt de heerlijckheijt Ruijnen als een Overijsselsch leen sijnde, aen sijn tafel heeft getrocken, doch naderhant in desen jaere heeft denselven bij compositie daer weder mede beleent Joanna van Ruijnen, huysvrouioe van Roeloff van Laer. 1467. Op Gregorij avont int jaer 1467, is die Kercke vant Winsemer Clooster begonnen en in den jare 1472 verbrande binnen Campen dat Gaudenten Klooster. Ende die grote vijantschap die een tijdlanck tusschen die van Deventer ende die Hollanders was geweest is een weinig gematigt, want sij met malckanderen seeckere capitulatien angaende die koopmanschap gemaeckt, hebben, daer inne onder anderen mede is geaccordeert, dat die Hollanders sonder breuke te geven binnen Deventer souden mogen trouwen, ende dat men haer hun wijf ende goedt soude laten volgen, waeruit blijekt dat aldaer te voren was verboden, au die Hollanders te trouwen. 1469. Fundata est Bursa Cusana Revins p. 119. Als Hartog Carel van Burgundiën int jaer 1473 hts. dat Hartogdoom van Gelder hadde ingenomen, ende tot Zutphen gehuldigt worde, sijn oock die gesanten van Deventer, Campen en Swolle gekomen, ende hebben een verdrag ende versoeninge met hem gemaeckt, want hij oock op haer vertorent was, omdat sij sich met die Gelderschen verbonden hadden. Die voorseide Hartogh was die gene die eerstmael in Gelderlant tot Arnhem dat Provinciale hoff van Justitie heeft ingestelt. 1174. Diergelijcke Hof van Justitie heeft oock die Bisopgoricht'int schop van Utrecht in sijn Bisdoom willen invoeren sticht. jnj. jaer an 't Welck men nu alle saecken soude appelleren soo wel geestelicke als wereltlicke, ende van alle gerechten soo well in Over-IJssel als het Nedersticht, oock van alle soo grote als kleine steden. Nu opdat sulks een goede voortganck soude winnen verworf hij confirmatie vant selve van den Keiser. Dit voorseide hoff soude binnen die stadt Utrecht resideren, ende die Schijve genoemt worden, ende sijn daertoe van den Bisschop als Raedsheren geordineert, tot president: Ludolf vande Venne, Domdeken van Utrecht, Lecentiaet in beide Rechten, Jan Mulikom Proost tot Arnhem Dot- in die Keiserlicke rechten, Dirck Wichman Proost tot Leiden, Canoniek tot Utrecht Dot- in die geestelicke R., Jan Carwijn Dot- in beide R., Jan van Benhout Lic. U J. Jan van Renesse Janssoone, Rolef van Bevervoorde des Bisschops hofmeister, Philips Deutelinck Rentmeister vant lant van Utrecht, Geert van Rhijn Schulte van Utrecht, ende Derck van Gent tot Raedtsheren. An die welcke den Bisschop soodanige commissie gaf als hem bij des Keisers bulle was toegestaen. Beval mede an alle Officieren. Richters, ende andere dat sij 't selve hof souden gehoorsaem wesen ende hare ordelen tot behoorlicke executie brengen. Maer alsoo t selve recht van de Schijve tot inbreuke van die privilegiën, rechten ende gewoonten der landen van Utrecht ende Over-IJssel was, soowel geestelicke als wereltlicke gerichten, schepten sij een grote haet °stoit"ch' tegen den BisschoP' van den Venne, ende andere daer togoa. die dat nieuwe recht opt heftigste dreven. Dit onangesien woude die Bisschop dat het soude voortgaen, ende dede diegene die daer appelleerde groten dienst int beneerstigen van haer saecke opdat hij sooveel te lichter in possessie soude komen. Als dan sommigen enige sententie na haer wille niet was gewesen, ende evenwel om oorsaecken niet en dorsten appelleren, gaven sijt selve an bij suplicatie in de Schijve, opdat men haer na der stadt willekeuren niet en soude straffen, waerop die Raetsheren van de Schijve an den Droste van Sallant, ofte andere Amptsluden schreven, dat die voorseide steden groot of klein, die acten van die partijen souden an haer oversenden op grote pene, opdat sij na rechte daer in souden kennen gelijck dan geschiet is in sententien tot Deventer, ende Swolle gewesen, als oock int gerichte van Sallick in seecker processe tussen Gerrit van Welevelt, ende Berent Morre van twelcke na des Lants privilegiën in claronge moste geappelleert worden. Die van t Nedersticht waren immer soo seer met dese Schijve beswaert, want geesteliek ende wereltlick, edel ende onedel tegen hare privilegien ende gewoonten daer toe worden beroepen. Waervan sij dickwijls protesteerden en versochten dat men na des lants privilegiën en gewoonten soude voortvaren. Maer dit mochte niet helpen, soo dat een ieder sich na den wille van die voorseide Schijve moest dra- gen en bewegen, of hij liep gevaer van sijn lijf ende goedt. Boven dit alles beswaerde die Bisschop sijne ondersaten op verscheiden manieren, sach niemant an, nam gevangen diet hem luste, sonder maniere van rechte, selfs oock als sij over lantssaecken vergadert waren, ende nam heur haere goederen tegen Lantrecht. Hij beswaerde sijne vasallen met onbehoorlicke herengewaden, ende hoger als daer toe stonden, met meer andere beswaernissen tegens wet ende belofte die hij op sijne huldinge gedaen hadde. Oock dio van Om dese dingen worden die Landen seer afkerig t Nedorsticht. yfln deQ Bjsschop) en a]g00 veJe ujtheemsche in sijnen Raedt ende hoff hadde, meenden die staten vant sticht hem daer toe te bewegen, dat hij die selve soude afstellen. Dienvolgens hebben sij een vergaderinge gehouden, brachten die beswaernissen opt papier, ende versochten dat die Bisschop daer in wonde versien: daer op hij antwoorde dat hij 't selve niet woude doen. Waeromme die van Utrecht Jan den Burggrave van Montfoort tot haer Capitein gemaeckt hebben, ende alle uitheemse officianten afgeset, ende andere na ouder gewoonten in haer plaetse gestelt hebben. Die Bisschop nam dit seer qualick en vertrock met sijne Raedtsheren van Utrecht na Wijck te Duirstede, ende heeft grote neerstigheit gedaen om een oproer binnen die stadt te verwecken, waerop gevolgt is dat die van Utrecht een geestelick man die 't selve onderstont, uit dier stadt wesen; hier over was die Bisschop soo gestoort dat hij die van Utrecht excommuniceerde, twelck sij niet en achteden, ende voeren evenwel voort met haer Kerckelicke diensten, derhalve verklaegde hij haer an den Paus Sixtum die vierde; alwaer die saecke van beider sijts volmachte gepleit, ende eintlick des Bisschops ban vnor nul! verklaert ende die van Utrecht geabsolveert. 1475. Tot Campen heeft Geerlof van den Venne int jaer 1475 dat Cellebroeders Clooster begonnen. Aldaer is oock op Sacramentsdag, den IJssel afgekomen die Coninck van Denemarcken, Christiernus die aldaer acht dagen verbleef, ende wat hij verteerde betaelde die stadt, hem daer toe leenende 1200 gulden; voor welcke vruntschap hij haer meer privilegiën in die Sont verleende. 1476. Int jaer 1476 verboden die van Deventer, dat die Kloosterluden geen meer huisen in haer stadt mochten ankopen. 1477. Die voornoemde questie tusschen den Bisschop ende sijne ondersaten is alsoo blijven hangen tot het jaer 1477, doende malckanderen onderlinge schade ende moyte. Die articulen die de Staten vant Nedersticht hadden ingebracht, worden van den Bisschop beantwoort, waerop sij wederom repliceerden. Die van Deventer, Campen, Swolle, ende Groningen, hebben alle middelen angewent om den Bisschop met die vant Nedersticht te verdragen, ende sonden tot dien einde na Utrecht Brun Andriesen, ende Jan Borrhe uijt Deventer; Lubbert Petersen, Goossen Klinckenberg, uijt Campen; Evert Vriese, Lubbert Tiassen van Lichte; uit Zwol, Jacob Govers, ende Henrick Schaffer, burgemeisteren van Groningen van die voorseide steden. Door tusschen spreecken van die selve is die Bisschop met die van Utrecht geaccordeert, op seeckere conditiën die van Bocop mede verhaelt worden, ende ist selve verdrag onderteickent van de Bisschop, die vijf Capittelen van Utrecht, den Burggrave van Montfoort, Sweer van Montfoort, Jan van Renesse, ende Frederick uit den Ham ende die steden Utrecht ende Amersfoort, int jaer 1477, den 28 Julij. Volgents is oock die Bisschop met die Gesanten na Over-IJssel getrocken ende beloofde Ridderschap Dio schgvo ende Steden, te willen laten ende hanthaven in haer in Over-IJssel , , , afgeschaft, oude lantrechten ende gewoonten, ende den Amptluden daer toe te holden dat sij een iegelick onverlegen recht souden geven. Dit was seer noodig want des Bisschops ambtluden op die platte landen ende kleine steden die ingesetenen seer beswaerden, met diensten, ende breucken tegen lantrecht, die wijle sij op het lant die meester speelden, ende die steden niet en achteden, ende haer all haer hoogheit meenden te benemen, met dat recht van die Schijve binnen Utrecht, willende dat alle appel daer soude gebracht worden, sijnde, 't eens mit die Raetsheren des Bisschops, welcke Schijve nu was te niete gedaen, ende in die articulen daer van bereamt, was besloten, dat all die gene die daer bij verkortet waren dat ze hare schade soude vervolgen, na uitwijsinge van de Lantbrief. Soo klaegden die beschadigde huisluiden ende borgers van die kleine steden an den Bisschop Klachten ovor over sijne Amptluden, insonderheit over Roelef van die Amptludon n , _ in Over-IJssel. bevervoorde Droste van Twente, des Bisschops Raedt, ende Hofmeester, ende den Schulte van Hasselt, ende meer andere die sij met recht bespraecken en om dat die klachten menigvuldig waren, ende te decideren lange soude andragen, soo heeft die Bisschop met believen van de Landschap, om die minste kosten willen, daartoe uit die Ridderschap ende die drie steden enige verordent, die die saecke souden verhoren ende daer in doen na lantrechte gelijck dat tot Swolle op S. Gall daer over dese gecommitteerde sijn vergadert, alwaer verscheiden amptluden een grote penninck, doch die ene min die andere meer wederomme moesten uitkeren an die gene die sij 't met onrecht hadden afgenomen. Hierna beval die Bisschop denselven Gedeputeerden dat sij die articulen waer in gebrek was opt papier souden brengen, om daer van een enig Lanlrecht te maecken, doch op sijn behagh, van saecken die meest nodig waren. Het selve is van die Gedeputeerden gedaen, en die articulen begrepen waer toe die Bisschop ende Bidderschap en Steden van Overijssel bewilligt hebben: ende is genoemt Bisschop Davids anderde Lantbrief. 1478. Int jaer 1478 op het anhouden van die stadt van Monmcken. n , Lampen heeft die Pauws Steplianus die seste die Gaudenten tot Campen gereformeert, ende uit haer Clooster geset in haer plaetse quamen Observanten. Die Cloosterluden plachten in dese tijden soo wel haere vrolicke jaertijden op St. Marten, middenwinter ende andere te onderhouden, als die wereltlicke die men soo noemt, oock soo rijckelick dat daer door enig ongerijf voor die andere voor viel. Die Raedt van Deventer, om dit voor te komen, ordineerde dat men die Bagijnen, ende Kloosteren geen grote kruicken ofte vaetjes soude vullen, ende dat men die borgers als dan gelijck als op St. Marten, goed gerijf van wijn soude doen. Haven tot Die van Deventer hebben int volgende iaer hare Deventer. . .. haven die seer vervallen ende toegelant was wederom opgeruimt, ende geordineert dat alles wat daer in gevonden worde, vervallen soude sijn, half voor die Kercke half voor de meister die dit werck hadde angenomen. Int selve jaer verdroegen die van Campen, Deventer, en Groningen met beleven van die van Swolle, om te samen te munten. Alsoo Hartog Maximiliaen van Oostenrijck om 't land van Gelder, tegen die Gelderschen oorlogh hadde, hebben sich die van Harderwijck, Hattem ende Elburg door intercessie vande Stedeu van Overijssel met hem verdragen. Maer die Bisschop van Munster als voegt van Gelderlant, heeft een deel ruteren en soldaten van Zutphen na Elburg gesonden, die 't selve stedeke ondert beleit van Liutelo, ende die Vossen v. Putten wederomme overvielen, ende pionderden, des daegs na Marien annuntiatie. Dit krijgsvolck bleef binnen Elburg, doende daer uit grote schade an die koopman, en hoewel die van Campen erentstlick anhielden, ende met verscheiden manieren versochten dat zij sich daer af souden ontholden, en hoewel zij 't selve oock beloofden, zoo wast maer een krijgsbelofte, die daer beloven om wat te krijgen, niet houden, wat zij beloven. Coninksgeit Tot Campen was op dese tijdt seekere swarigheid tot campen. 0pgesteit ^ie Coninckgelt ende paalgelt worden genoemt, waermede die van Deventer vernadeelt waren, waeromme sij int voorseide jaer besloten dat die selve swarigheden souden afgestelt worden. Beraemden mede dat men met die van Nuis vrede soude maecken, ende voor die van Zutphen den stroom te openen, ende tot dien einde an die Rije bij Deventer een bijkompste te houden. Int selve jaer onderstonden die van Swolle een graven van haer stad na die IJssele te graven, waerdoor sij meenden tusschen Schelle en Spoelde mit een v. swTinde sp0eiie doer den di->ck mit schePen inder IJsselen Ussoi. te varen in menonge alsoo hare waren ende koopmanschap uit haer stad in die IJssel-stroom te brengen, ende wederom vandaer in de stad, waer sich de stad Campen mit den eersten allene heeft geopponeert, seggende dat die van Swolle alsulcke grafte te graven, na rechte niet was geoorloft: hijer op seiden de van Swolle dat sij sulcks wel mochten doen, alsoo sij daervan Privilegien hadden. Waer door een groot onverstand tusschen die drie Steden Deventer, Campen, en Swolle is erresen. Ondertusschen voeren die van Swolle mit haer graven voort, ende menen haer begonnen werck te voleinden. Die van Deventer ende Campen sendon haer gesanten, daer die van Swolle graven, en verbieden die gravers Coram Notario & testibus dat graven ende nijuwe werck, waerbij als getuigen waren Arent van Broechuisen, Brant, ende Claes van Delen. Nadat verbot hebben de gravers dat graven laten staen. Maer die van Swolle hebben op don selven avond die gravers nut haer Schulte daer in de begonnen grafte wedergebracht, om voort te graven. Soo heeft de Bisschop den van Swolle geschreven ende bevolen, dat sij mit dat graven solden opholden ses weecken,' waer in sij hebben geobedieert. Die van Deventer en Campen quamen in ervaren dat de van Swolle der menonge waren, dat sij haer begonnen werck entelick wolden voltrecken, waer bij de beide steden seer solden verkortet sijn, an hare tollen ende negotiatie. Waeromme de beide steden sich mit malckandëren hebben verbonden, dat sij nu noch ummer meer solden gehengen ofte toelaten, dat die van Swolle die grafte volmaekten, haer mochte daeromme overkomen wat het oock ware, dat wolden sij malckanderen helpen uitdragen. Daerna hebben die van Swolle sich erboden die sake in compromis an den Bisschop ende die Stad van Utrecht te stellen, die daervan een uitsprake solden doen; die van Campen wolden dat die van Deventer mede tot arbiters solden gestelt worden, daer wolden de van Swolle niet toe verstaen, alsoo die van Deventer mede saeckwolders waren, ende haer dat nieuwe werck mede hadden helpen verbieden. Hierop seiden die van Campen, dat sij soo lange mit het graven an dat nieuwe werck solden opholden ter tijdt ende soo lange na recht in die saecke gekant ware, die sij tot achterdeel van beijde steden begonnen hadden; ende alsoo hebben die van Swolle dit jaer mit haer graven opgeholden. Twist daorom Int volgende jaer hebben die van Swolle haer Doventolken werck wederomme hervattet. Het welcke de van campen. Deventer en Campen den Bisschop te kennen gaven, op dat hij haer dat selve wilde laten verbieden. Die Bisschop geboot den van Swolle, een ieder onverkortet zijns rechtes, zes weken met dat graven op te holden wolde in middeler tijd in Over-IJssel komen. Die van Swolle sonden haer gesanten an den Bisschop binnen Utrecht, begerende dat hij die van Deventer en Campen daer wolde verschrijven, om te sien of sij zich met malckanderen konden vergelijcken, waer op de Bisschop die beide Steden verschreef tegen den 10 Maij binnen Utrecht. Die beide steden sonden aldaer haer gesanten waer sij ten beijden sijden haer recht van de saecke hebben ge- disputeert. Die van Swolle seijden dat sij alsulcke grafte mochten maecken uit kracht eenes privilegiums ende verdrag weleer tusschen Bisschop Jan van Arckel ende Rorick en de Wolter Heren van Voorst int jaer 1363 opgerichtet: welck privilegium ende verdrag tot Deventer in de Landkist solde liggen: dat worde opgesocht gevonden en, vernielde aldus. „Voort sall de stad van Swolle beholden den „Graven, die sij van der stad doer die Leure in der „IJsselen gegraven hebben, beholtelick dat zij daer „een brugge over holden, ende Rorick, ende sijn „erfgenamen een onbespijerden weg daer over holden, „want sij Rorick eenig land afgegraven hadden dat „solden sij hem gelden tot seggen des Bisschops al„soo het redelick ware enz." Verdragh. Waer op de van Campen seiden, dat hen de brief niet en roerde noch hinderlick was noch den van Swolle vordelick in dese saeke, ende sterckten dat met vele reden. Na lange disputeren over ende weder over, is ten lesten die sake alsoo verdragen, dat de van Deventer, ende Campen solden gunnen ter vruntlicheit, dat sij voort hent in de twee Campen, ende niet vorder solden graven, waermede de Gesanten weder int land van Over-IJssel sijn gereisd. Bocop. In dit jaer is de dijck achter den Grent doir gebroken, welcke de Stad van Campen weder heeft laten opmaecken mit grote kosten. Het welcke de stad daeromme dede, dat sij die IJssele doir dat Noorderdiep wolden dringen, wair doir men doe ter tijd in de see voer, woe gesegt. Bocop. Het heeft oock begeven in 't selve jaer, dat een avonturer, mit namen Jan van Paeslo binnen Campen 'pVeig™m8,00iS eekomen> die tot «omen, ende over all hadde geonth&iit. lopen: ende hadde twee bullen van twee diverse Pausen (soo hij seide) gegeven, dan sij waren vals, die eene van Pio de 2, die ander van Sixto 4, die doe tegenwoordig Paus was, welcke Bulle in hielden, dat de voorseide Pausen hem uit Pauselicke macht solden vergunt hebben, dat hij in alle Cloosterkercken mocht geven ende gunnen dat men daer aflaet van alle sonden mocht verdienen. Daer benevens vermelden die selve brieven dat het stucke holtes dat hij hadde, dat dat waerachtelick sonder allen twijfel van het cruce onses Heren was. Noch hadde die voirseijde Paeslo een valschen brief van Bisschop David, daer in hij hem vergoude dat aflaet in sijn Bisdoora uit te delen. Desen bedrieger heeft in Holland ende tot Campen an vele verscheiden geestelicke luden van dit holt verkoft, ende als hij dat over leverde ende antaste, dede hij dat Holt grote eere an; oock heeft hij mit die Bagijnen op den Oort voor Campen gehandelt, om in haer kercke aflaet van alle sonden solde mogen verdienen heeft vergunt; waer van die voirsz. Bagijnen hem 7 ggl. gaven. Die Raed van Campen laet desen Jan van Paeslo bij de kop vatten, bevinden dat de brieven soo van de Bisschop, als die Paussen vals zijn, stellen hem ter pijne, hij bekent, dat dat stucke holts twelck hij seide van het cruce te wesen, holt van Aloë was, dat hij in die Apotheke hadde gekoft, ende daervan in Hollant 35 gl. hadde genoten. Die copijen van de valsche brieven binnen Campen hadde laten schrijven, ende mit valsche notarien handen hadde laten onderteijkenen, bekande mede dat hij vake soo binnen Campen als Romen was gewaerschouwt. Om dese 19 bedriegerije is hem binnen Campen op den 7 Maij in 't jaer 1481 den kop afgehouwen. Bocop. Op dese tijd was groote duurte int koren, soo hebben Raed ende Meente van Deventer angenomen provisie voir haer stadt te doen, ende gingen, omme de solders besichtigen: oock worde de Gilden belast pennongen op te nemen tot onderholt van die huisarmen, twelck sij gedaen hebben. Ms. Daventr. Aa 1482, 22 Maij obiit Conradus a Diepholt Episcopus Ostiabrugensis, praepositus Daventriensis per annos 51. Ei successit D. Nicolaus Ruiter Praepositus Walburgae in Arnem eodem a°. etc. Revius p. 129. Eerste Brugge Wij hebben voor desen verhaelt hoe dat de van voor Deventer ri -r» , T T over do ijssei. Campen een Brugge over den IJssel gemaeckt hebben voor haer stad. Het selve hebben die van Deventer mede voorgenomen int jaer 1481 op Valentini ende des halven besloten het selve van den Here van den lande te versoecken dat sij een Brugge over die IJssel mochten hebben. Dit versoeck heeft haer die Bisschop toe gestaen, ende alsoo hebben die van Deventer met believen van haer Bisschop haer eerste brugge over die IJssel gemaeckt. Ms. Daventr. A# 1482 den 26 Augustij heeft Bisschop David het veerstall der stad verpandet voer 2000 Overlandsche Rijnsche gl. op conditie dat soo wanneer de Here van den lande den van Deventer die voirs. 2000 ggl. mit het gene de eerste Brugge gekost heeft gerestitueert sall hebben, het selve veerstal wederom sall mogen anvaerden. Ms. Daventr. 1482. Op St. Peter ad rincula wierd de eerste pael van de Brugge voor de Stadt Deventer geheijt, welcke soodanig vervolgt iviert, dat men den 16 Martij 1483 daer over kon de rijden ende gaen, hebbende de selre doenmaels gecost 6080 golden rinsche guldens. Twist tusschen Omtrent dese tijd was tusschen de van Utrecht den B. ende j j i de v. utrecht, ende den bisschop grote tweedragt: die van Utrecht hadden tot Ruwaert angenomen Jr. Engbert van Cleve, ende de staten van het Nedersticht hadden geerne gesien dat de van Over-IJssel den Bisschop oock solden verlaten hebben, ende Heer Englfert van Cleve oock anneemen; Ende alsoo op dese tijd de stad van Campen seer beschadigt worde van de van Patten, soo heeft H. Engbert v. Cleve, an de steden Deventer, Campen ende Swolle geschreven dat hem de van Utrecht voer haer Beschermhere hadden angenomen, ende overmits hij wel hadde verstaen dat die straten op de Veluwe van de huisen Rosendael en Patten seer onvelig worden gemaeckt, wolde hij daer in wel versien, soo sij het van hem begeerden, ende haer helpen raden en daden &c., en desen brief was gedateert binnen Amersfoort a° 1482, des Sondaegs na Pinxteren. Die steden Deventer, Campen ende Swolle hebben haer gesanten an den Bisschop gesonden, om tusschen hem ende de van Utrecht, Amersfoort ende sijne landen vrede te maken: slaen den Bisschop vele wegen en middelen van vrede voer, maer de Bisschop wolde nergent van horen; soo sijn sij weder na Over-IJssel gereist, sonder iet uit te richten. A° 1483 Hartog Jan van Cleve heeft de Ridderschap eude die drie hooftsteden van Over-IJssel geutrecht schreven hoe dat Hartog Maximiliaen van Oostenrijck belegert 1. , j rT v. d. Keiser. d'6 stad Utrecht hadde belegert mit groot geweld, ende dat sij daeromme wolden betrachten, wat dat sticht van Utrecht an die stad waer gelegen, dat daeromme hoog nodig waer dat men raed vonde om de stad te ontsetten: ende soo sij sulcks waren gesind te doen, wolde hij de hand daeran holden. Hijerop schreven de van Over-IJssel tot antwoord an den Vorst van Cleve, dat sij vake de sake hadden besonden om te sien dat men haer ten beiden sijden hadde mogen verdragen; hetwelcke sij oock noch geerne wolden doen ende daeran geen moeite ende arbeid en kosten spaerden enz. Maer hijervan is of niet gevallen of doir haer intercessie niet verrichtet, ende de stad van Utrecht is na een harde belegeronge in handen van den Eersthartog gevallen: daer terstond de Bisschop vele van de principaelen liet gevangen nemen, die sich mit groot geld mosten loss kopen, andere liet hij haer goederen confiskeren, haer huisen in de grond afbreken, alsoo dat vele goede luiden om des Bisschops tirannije uit de stad vertogen. Over-ijssei Int selve jaer heeft Gert Roemer soone van de omsegt. Amptman Geert van Brunsvelt twist mit Johan Mulert die Rentmeister van Salland gehadt, omdat hij ettelicke pennongen bij hem ten achter was, daervan hij goede verschrijvinge hadde, maer en konde geen geld van hem bekomen; soo heeft hij in dit jaer des Dingsdaegs na Letare, vijandlick B. David mit de Ridderschap ende steden van het land van OverIJssel ontsegt, met sijn vrunden, magen en anhangers, nadat hij vele vervolgens an de Bisschop ende Ridderschap en Steden van Over-IJssel daerom gedaen hadde, ende nochtans niet geholpen was. Hijeromme sijn vele dagvaerden soo binnen Zutphen, Deventer ende achter de Rije tusschen Deventer en Zutphen geholden. Doch ten lesten is het alsoo verdragen, mits dat hij betaelt worde. A° 1484 Heeft Bisschop David in Over-IJssel een Leendag geholden opten 8 Jun. daer dese navolgende mannen van Leen tegenwoordig waren. Rodolph van Bevervoorde, Gerrit van Roeije, Steven Campherbeke, Dirck van Schulenburg, Gerrit van Weleveld, Harmen van IJsselmuden, Willem van Over-Enck, Arent van Bevervoorde, Tijmen ten Bussche, Dirck Holtwijck, Harmen van Witman, Evert Stucker, Lubbert Tonis van Langenholt, Geert Vrese, Jan van Bevervoorde. Opten 9 Jul. heeft de Bisschop binnen Deventer sijn Camerclarouge geholden mit dese nabeschrevene vande Ridderschap: Frederick van Beveren Com. tot Ootmersen, H. Willem v. Buchorst Rid., Hako van Millingen, Rodolph van Bevervoorde, Rodolph v. Blanckefort, Frederick v. Rechteren, Hendrick Mulert, Geert v. Rhede, Dirck van Schulenburg, Dirck van Voorst, Geert van Weleveld, Jan Stucker, Arent van Bevervoorde, Wolter van Coeverden, Jan van Bevervoorde, Steven van Campherbeke R. v. Sallant, Wasbot Warmelo, Jan Ittersum, Geerlof Bloemendal; van Deventer: Willem van OverEnck, Cornelis van Aller, Willem v. Sweten, Jan van Graes; van Campen: Bartold van Wilssem, Hendrick Cundertorf; van Swolle: Erenst Stucker, Hendr. v. IJrte. Clarongen Noch heeft de Bisschop opten 10 Jul. sijn grote Deventer. Claronge geholden mit dese navolgende vande Ridderschap binnen Deventer: H. Vincentius van Buren, Rid. Jacob de Hake, H. Berend Frederick v. Bevervoorde Com. tot Ootmarsen, Sweer v. Bermentlo, Mr. Jan van Diepholt Dr. Can. en Scholaster tot Deventer, Jan v. Bermentlo, Rolof Blanckefort, Mr. Simon van de Schulenborg, Dr. Harmen v. Isselmudeu, Geert Mulert Rentm. v. Salland, Jan de Rode, Rolef v. Bevervoorde Scholte tot Vollenhove, Albert v. Heerde, Jacob v. Ittersum, Seger v. Voorst Drost v. Salland, Peter v. Uterwijck, Geert v. Weleveld dr. v. Twente, Jan van Thije, Cornelis v. Schulenburg Dr. toe Lage; van Deventer: Willem v. Over Enck, Jan Stucker Dr. toe Blanckenborg, Jan van Graes, Jan v. Bevervoorde, Dr. v. Diepenheim, Dirck v. Voorst huismaarschalck' van de Bisschop, Gosen van Rhede, Wolter van Coeverden, Arent van Campherbeke Rentm. v. Sa)., Geerlof v. Bloemendael; van Deventer: Willem v.' Over-Enck, Cornelis van Aller, Willem v. Sweten; van Campen: Bartold v. Wilsem, Hendrik Cundertorf;' van Swolle: Evert Stucker, Hendrik v. IJrte. Noch heeft de Bisschop op den 19 Jul. sijn camerclaronge geholden van sijn hofhorige ende tafelgoederen, mit sijn Raden onde goede mannen, insgelijcken op den 21 Jul. weder Camerclaronge, daer onder andere genoemt worden Harmen van OverHagen, Albert v. Steenwijck, Jan Boelman. Noch tot Campen Claronge geholden, daer onder andere genoemt worden: Harmen van Over-Hagen, Comm. der Duitsche Orde, Rodolph van Overhagen, Albert van Steenwijck, Jan Boelman. Nog tot Campen Claronge geholden, daer onder andere sijn geweest: Jan Westervorde, Rolef van Langen etc. Wij hebben hier boven gesegt dat om den wreedheid van de Bisschop vele borgers uit de stad Utrecht va^6utrecht en Amerafoort vertrocken: Hiervan sijn vele tot Campen. binnen Campen gekomen, waeromme H. Frederick van IJsselstein uit bevel des Bisschops an de van Campen heeft geschreven, dat sij die voirsz. borgers soldon gebieden te vertrecken. Maer de van Campen schreven tot antwoort, dat sij sich den gantsen tijd van de vede neutrael hadden geholden, soo wolden sij noch doen, ende dese ballingen te verdrijven was haer niet gelegen, naedien haer stad een vrije opene a° 1485. stad was, soo gunden sij een ieder om sijn geld tot vordel van haer borgers aldaar te teren. Bocop. Opten 10 Septemb. heeft de Bisschop op dat huis Yollenhove sijn camerclaronge geholden daer dese nabeschreven tegenwoordig waren: H. Vincent van Buren Rid., Geert van Weleveld Dr. in Twente, H. Willem v. Buchorst R., Rolof v. d. Clooster, Seger v. Rechteren v. Voorst Dr. van Salland, Jan v. Bevervoorde Dr. te Diepenem, Hendrik Mulert Scholte van Hasselt, Rolef v. Bevervoorde Scholte v. Vollenhove^ Geert Mulert Rentm. van Salland, Jan van [Jsselmuden, Peter van Uterwijck Castel. v. d. Cuinre, Rolef Honderberg, Werboldt van Wermelo, Frederick van Rechteren, Jacob van Ittersum, Jan van Ittersum. Geerlof Bloemendael; van Deventer: Cornelis v. Aller, Willem v. IJrte; van Campen: Bartold van Wilsem, Gosen Klinckenberg: van Swolle: Evert Stucker, Lubbert Hassen. claronge. Noch heeft de Bisschop Claronge geholden van Tafelgoederen mit dese navolgende: Mr. Ludolph v. d. Venne Dom. Deken, Jan v. Bevervoorde, Dr. v. Diepenhem, H. Vincent van Buren R., Dirck v. Voorst Huismarschalck, H. Willem v. Buchorst R., Rolof Hondenberg, Mr. Arent Mulert, Rolef van de Clooster, Seger v. Voorst Dr. van Salland, Cornelis van Aller, Rolef v. Bevervoorde Schulte v. Vollenho, Otto v. Rutenberg, Dirck v. Schulenburg Dr. toe Lage, Willem v. Sweten, Geert v. Welefelde Dr. v. Twente, Joh. v. IJsselmuden. Noch opten 15 Sept. Claronge van sijn huijsgoederen mit sijn Raden ende mannen geholden. Mr. Ludolph van den Yenne Dom. Deken, Hendrik Mulert, Mr. Arent Mulert, Jan van IJsselmuden Mr. Seino van Schulenburg, Rolef van Langen, Rolef van Bevervoorde, Evert Stucker, Seger van Voorst Rolef Bloemendael, Geert v. Weleveld, Jan van Graes' Hendrick Persijn. ' . lDt voorseide J»er des dingsdaegs na Bonifacijdag Hercaio. oegan men de kercke tot Winssem te welven, ende dat gewelfte was rede op S. Michiel ende'koste 376 g.gl. en 8 st. Bocopius verhaelt, dat hij menigraael heeft horen seggen dat sij uit den hanck tot Arckelo tusschen den dijck ende Winsemer weerd gelegen nut eenen toge soo vele visch vongen, daer soo veele gelds van gemaeckt worde als dat gewelfte gekost hadde. Daer was soo vele visch in de segen geweest, dat die daer ses weecken hadde gelegen eer men se toe lande bracht, ende eer men de visch daer uit hadde konnen vervoeren. Dit solde Adolph van Rutenbergs oldevader gehoegt hebben. Doch ick wil het daer bij laten. Bocop. v^Teere n HeI ^ ^ beSeven in dat oorlog tusschen den r. Putten. blsschoP van Utrecht, den Eerst Hartog Maximiliaen mit de Hollanders, dat sij tegen de stad van Utrecht hadden, dat de Hartog seer hogelick hadde verboden, datmen den van Utrecht geen toevoer solde doen. Soo heeft Pelgrom de Voss van Steenwijck here tot Putten, die een olden haet op den van Campen hadde, den Hartog te kennen gaf, dat de stad van Utrecht uit Over-IJssel, ende bijsonder uit de stad Campen worde gespijsiget, ende soo men datselve wilde behinderen, konde men seer wel uit sijn huis Putten doen omdat hetselve op die frontiren van dat land van Over-IJssel in Gelderland was gelegen, ende beloofde dat hij hem daertoe oock alle behulp wolde doen: die Hartog heeft hem ettelicke ruteren ende knegten op sijn huis toe Putten gedaen. De Here Pelgrom de Voss en sijn broeders gesterkt sijnde beschadigt de mit dese ruteren en knegten, heeft overall toegetast, v. Campen. njet ansjende 0f dat ondersaten van het land van Gelder, of Over-IJssel, of uter hansse waren, of anderst waer te huis hoorden, dan boven all ende insonderheit beschadigde hij den borgers van Campen seer, ende oock sijn nabursteden Elburg, Harderwijck, Hattem ende anderen. De Geldersche steden Harderwijck, Hattem ende Elburg hebben hetselve tot meermalen Maximiliaen geklaegt, dan soo hij ende sijn soone Philips seer mit dat oorlog van de Coning van Yranckrijck waren beswaert, hebben sij de saecke niet konnen achten, ende remedieren: nu vele steden van Gelderland waren alsdoe dat huijs van Burgondiën weder afgevallen, maer Harderwijck, Hattum en Elburg waren noch onder dat huijs van Burgondiën; ende die Hartog hadde die stad van Campen geschreven, of den voorseijden steden iet overquame, dat sij dieselve op haer begeren wolden behulpelick ende bijstandig wesen, oock waren de Vossen van de Gelderschen, ende de Over-IJsselschen seer vaecke soo vrundlick als anders vermaent, dat sij sich van sulcken gewaltlicken handel solden ontholden, ende soo niet, solden sij anders daerin moeten versien, maer sij achten sulcks alles niet ende voeren voort mit haren gewaltlicken handel. Juiltt. HijCTOmme hebben de st^en Harderwijck, Hattom ende Elburg begeert van den Droste van Veluwen, dat hij doch mit alle sijn schuiten ende boeren vande Veluwe wolde komen ende beleggen dat huijs te Putten. Die Drost mit de voorseide steden hebben het huis belegert, ende schreven uit het leger ande van Campen, versoeckende dat sij haer wolden te hulpe komen. Die van Campen sonden 300 mannen mit ettelick geschut voer Putten, benauwen datselve huis alsoo, dat sij haer dat mosten opgeven, mit conditie dat sij alle gevanglick solden afgaen, waervan daer vele binnen Campen sijn gebracht. Daerna worde dat huis geplondert, omme geworpen, die wallen geslecht, die graften gevult, beesten ende alles wat daer was worde er weg gebracht. Pelgrom de Voss heeft sijn schade ende hoemoed seer gedaen, ende dat selve principalick den van Campen geweten, ende sich voirgenomen datselve op den van Campen te wreken, ende te verhalen; alsoo die van Putten een olden haet op de van Campen hadden, omdat sij weleer bij tijden van Bisschop Arent van Hoorn haer huis Puttenstein hadden omgeworpen, dat wel was versoent als voren verhaelt. Soo heeft het sich in dit jaer 1485 begeven, dat de borgers van Campen mit haer vette ossen na de inerckten solden drijven, maer sich bevresende voir de Vossen hebben daeromme van den Grave van Nassouwe, als stadtholder in Gelderland van Hartog Maximiliaen, paspoorten ende vrijgeleide verworven, dat sij vrij ende velig mit haer ossen have ende goed solden mogen drijven doir de landen van Gelder. Die borgeren van Campen komen mit 199 vette ossen ter Schuer op de Veluwe, Pelgrom van Putten laet de ossen besetten ende is daer mede weggedreven, doch heeft die ten lesten om 2000 ggl. laten verborgen om recht mit de borgers van Campen te plegen. Sij komen tot Barneveld voir dat Gerichte op Veluwen, Pelgrom maeckt sijn ansprake: Naedien hij uit bevel van de Eersthartog van Oostenrijck hadde helpen keren dat de van Campen ende andere den van Utrecht ende Amersfoort niet solden spijsegen, dat daeromme die van Campen mit den haren sijn huis Putten in de grond hadden omgeworpen ende vernielt, dat hij rechtes hoir stoel niet om 2000 gg. ende schaden om 4000 g.g. niet wolde geleden hebben. Die van Campen gaven tot antwoord, dat sij niet rades, dadeswege, veldes hadden geweest, daeromme niet geholden daer iet orame te gelden. Die Drost van Veluwen heeft dat ordeel bestaet, ende de van Campen worden veilig gewesen der ansprake; maer sij appelleren an Engelanderholt, van de sententie. De Heer Pelgrom ende Dirck de Voss, soo sij door dese kiaelrtande aPPe"at'e worden verhindert, dat sij mit de van Aortshartog. Campen niet tot haer wille kosten komen, soo hebben sij an den Eerst Hartog een supplicatie overgegeven, hoe dat sij na behoor ende uit bevel, uit haer huise ende slott Putten behindert hadden dat die victualie uit de landen van Over-IJssel binnen Utrecht tot sijne vijanden niet solde gevordert worden, dat daer over de van Campen mit gewapenderhand waren gekomen, dat slot ende burgt ingenomen, geplondert, omgeworpen en vernielt, gold, silver, gemunt en ongemunt genomen, haer eijckenholt afgehouen ende drie bongaerds hadden vernielt, mit dat sij haer hadden afgeschattet dat sij te samen estimeerden op 300000 g.g. ende dat sij mit gene manijere van regte tot betalinge van haer schade kosten komen, hem daeromme biddende, dat hij haer brieven van mercke wolde vergunnen, waermede sij den van Campen tot restitutie van haer geleden schade mochten brengen. Die Eerst-Hartog heeft dese suplicatie anden Bisschop van Utrecht gesonden, ende hem bevolen dat hij de van Campen daertoe solde holden, dat sij dat huis toe Putten weder op solden timmeren, ende die Vossen haren geleden schade betalen, ende soo daeromme eenige questie ofte dispuit viel, soo solde hij haer onvertogen recht laten wedervaren, ende selve daer alsoo in handelen dat hem daervan geen klachte meer en quame, opdat hij daerin niet wijders behoefde te versien; gelijcke brieven hebben de Vossen oock van Hartog Philips van Burgondiën verkregen. Voortjjanek. A« 1486. Pelgrom de Vos heeft dese brieven den Bisschop overgelevert, waerop de Bisschop den EerstHartog Maximiliaen ende sijn soone Philips grontelick van de gelegenheid der saecke heeft berichtet daerbij schrijvende woe hij den van Campen hadde' bevolen als sij van de van Harderwijck, Elburg en Hattum daertoe worden versocht, dat sij deselve alsdan daer toe hulpe ende bijstand solden doen: ende alle dat de van Campen hadden gedaen dat was uit begeerte van de gemelte steden geschiet, waerop de Eerst-Hartog in dit jaer den 16 van de Loumaend heeft geboden, dat men int land van Gelderen ende overall de borgers van Campen ende hare goederen niet besetten ende arresteren solde vanwegen de Vossen van Putten. Casserende alle bevelschrifte ende andere mandamenten daertoe gegeven. Die van Campen hebben dese bevelschriften van H. Maximiliaen an den Droste van Veluwen ende andere Richters int land van Gelder bestelt ende hebben de borghen van de vette ossen de den borgers van Campen toequamen van haer borgtall ontslagen. Op het lesten van Junio heeft de Bisschop binnen Deventer sijn hoge rechtdag ende claronge geholden, daer tegenwoordig waren: H. Frederick van Bevere Comm. tot Ootmarsen, Rolef van Coevorden, Peter van Uterwijck, H. Willem van Buchorst Ridder, Alphert v. Heiden, Seger v. Voorst v. Rechteren Dr. van Salland, Geerlof Bloemendael, Frederick van Rechteren ür. v. Salland, Geert Mulert, Rolef van Bevervoorde, Willem v. Over-Enck, Dirk van Schulenburg, Cornelis van Aller, Dirck van Voorst, Willem van Sweten, Mr. Seino van Schalenburg, Jan van (Jraes, Geert v. Welevelde Dr. v. Twente, Jan Stucker Amptm. v. Blankenborg, Hendrick Mulert Schulte v. Hasselt, Jacob van Ittersum, Wolter van Coeverden; van Campen- Mr. Goossen Klinckenberg, Mr. Goossen van Hattom; van Swolle: Mr. Evert Stucker, Hendrick v. IJrte. 1487. 11 Aprilis jacta Daventriae fandamenta turris Norimbergicae. De v. campen A-# 1487. Als de questie tusschen de van Campen oP de veiuwen en(je jg jjeren van Putten aldus stonden, hebben vervolgt. 7 oock andere Edelen de borgers van Campen seer beschadigt als sij doer de Veluwe ende Graefschap Zutphen trocken: onder welcke de voornaemste waren: Ketel, Gerrit Weideman, daer sich bijgevoegt hadden Berend ende Joost van Wese, Steven van der Capelle, ende die broeders van Putten. Hierover hebben de van Campen schriftelick an die van Arnhem geklaegt, dat haer sulcken ongelijck geschiede, hoewel haer questie an Engelanderhoit noch ongedecideert hing, ende haer de Droste van Veluwen Tileman van den Broeke vrijgeleide gegeven hadde. er Coning Maximiliaen of hij schoon hiervan doir den Bisschop van (Jtrecht was verwittiget en konde evenwel om de oplopen in Vlanderen, dese saken in Gelderland niet remedieren. Pontanus. Hierentegen heeft Pelgrom de Vos mit die sijne an die Roomsche Coninck gansch angeholden, dat hij hem wolde vergunnen, dat hij den Bisschop van Utrecht ende de stad van Campen, voor Canceler ende Raden binnen Arnhem mit recht mochte bespreken. Die Roomsche Coning vergunt hem sulx, ende heeft den Bisschop van Utrecht op den 28 April doir den deurwaerder Evert van Hekeren binnen Wijck te Duirstede (aiwaer de van Campen bij hem waren) bij eene peene van 60000 gl., insgel'ijcken die van Campen voor Canceler ende Raden binnen Aernhem geciteert, ende toe rechte geladen. Die van Campen hebben sich seer anden Roomschen Coninck ende sijn soone Hartog Philips beklaegt, dat sij seer in haer hebbende privilegien worden verkortet ende vernadeelt, dat sij voir een uitlandschen rechter recht solden moeten plegen, alsoo de Bisschop van Utrecht sampt Ridderschap en Steden van Over-IJssel haer ordinarische Richters waren, mit begeren dat sij Pelgrom de Vosse solden wijsen, dat hij se aldaer solde bespreken, insgelijcken heeft de Bisschop van Utrecht den Roomschen Coning gebeden, mit de toesage, dat men hem goed onverkort recht solde laten wedervaren. Terwijlen nu de gesanten van Campen in Braband bij den Roomschen Coning ende Hartog Philips sijn, om dat voorseide mandament af te bidden, heeft Nieuwe schade. Pelgrom de Yoss op dat nieuwe den borgere van Campen 200 vette ossen genomen, ende heeft de mit gewapender hand weg laten drijven. Doch de Bisschop heeft den Here van Putten mit hulpe van den Grave van Nassau, stadholder van het land van Gelder, soo veere gebracht dat hij die selve ossen op 27 stucke na moste betalen. Daerna hebben sich de van Putten grotelicks beklaegt an den Roomschen Coning ende Hartog Philips hoe dat de van Campen tegen hare mandamenten ende bevel niet voer Canceler ende Raden van Gelderland wolden te rechte staen, begeerden daeromme dat hij haer breven van mercke wolde vergunnen. Waerop de Roomsche Coning mitten deurwaerder Evert van Hekeren schreef ende dede den Bisschop van Utrecht bevelen dat hij den van Campen daertoe solde holden, dat sij dat slott Putten weder op solden timmeren ende maken als het voir desen was geweest, ende haer restitueren ende weder geven alle dat haer eenigsins was genomen, of in plaetsen van die 300000 gl. Ende soo de van Campen meenden daertoe niet geholden te sijn, solde hij init degene die daertoe waeren gerechtigt binnen een maend daer inne na rechte kennen, ende soo sij sulcks niet en dede, wolde hij die van Putten brieven van mercke ende repressalien vergonnen, waermede sij alle haer geleden schade solden nakomen en vorderen doer alle hare landen, dat geschach opten 10 Jun. a° 1487. Die Bisschop heeft den Here van Putten als anlegger, ende die van Campen als verweerders met besloten brieven voir hem ende Ridderschap en Steden van Over-IJssel eenen stemmigen Rechtdag wegens^Canfpen ^ ^ ^ ende Here van Putten heeft int lange sijn anspracke Putten. gedaen? en de van Qampen hebben, na de OverIJsselsche landrechten, ettelicke dagen om daerop te antwoorden haer beraet genomen. Eer nu dese angestelde rechtdag als die van Campen haer antwoord solden doen, ende eer de Ridderschap verschreven worde, anquam: soo is de tijd van de Roomsche Coninck angestelt waer en tusschen men die sententie solde spreken, verstreken. Soo heeft die Here van Putten sich weder anden Roomschen Coninck beklaegt ende onderdaniglick gebeden dat hij hem brieven van mercke wolde vergunnen. Als nu de sake aldus mit de van Putten stond, mosten de borgers van Campen paspoorten vande' Roomsche Coning ende sijn stadholder in Gelderland hebben, solden sij haer koophandel vrij doen mogen. Erat hoe saeculo (1400) Johannes Wesselus cognomento Gansfortius Groningensis Frisius, ob singularem eruditionem Lux Mundi vulgo dictiis; hic in disputatiombus Coloniae, Heidelbergae, et Lutetiae Parisiorum Theologicis, magnos titulos doctorum contemnens solis divinis litteris firmiter adhaerebat: Eoque nomine concitavit adrersus se Praedicatoris ordinis Fratres haereticae pravitatis inquisilores : qui eo ipso tempore adversus Johannem de Wesolia sive Vesaliensem Theologum et insignem concionatorem Wormatiensem, tijrannidem suam exercuerant, et Moguntiae ipsum capitis damnaverant. Quo minus autem palam. Wesselum persecuti fuerint, in causa erat David a Burgundia Ultrajectinus Episcopns, cuius tum medicus erat. Dr. Wesselits a Groningen floret ejus adrersus papam doctrina, ac praedictio de Reformatione relligionis facta Johanni Oostendorpio tum juveni, post canonico Daventriensi. Obiit placide in domino Groningae a" 1489. 4 Octobris aet 70. Erat medicus Davidis Episcopi. A° 1488 sijn in de landen van Gelder, Zutphen, Munster ende Over-IJsse! bijsonder op de frontijeren vele quade ende moetwillige feiten bedreven, waerdoir de ingesetenen seer werden beschadigt ende bedorven, deshal ven hebben de gesanten van de Roomsche Coninck, Bannerheren, Ridderschap ende Steden van Gelderland, ende die drie Over-IJsselsche steden mitten anderen verdrag gemaeckt: dat, soo eenige van de quaed-doenders uit des eener Heren land in des anderen land weke, den selven solde men evenwel! vervolgen, vangen ende straffen na behoor. Noch dat men niet solde gehengen dat men eenige moortbranders breven of dergelijke solde schrijven, ende wel daerop worde gevonden solde men na behoor straffen. A° 1489 Hebben Jan van Worckem Rentm. van Veluwen, ende Arent van Honsselaer die goederen van de Camper borgers laten toeslaen overall in Veluwe, ende dit vanwegen die van Putten, maer de steden van Over-IJssel hebben de saecke alsoo bij de Gelderschen bearbeit, dat dit arrest is afgedaen, ende die van Campen haer goederen vrijelick mochten gebruicken. Die Here van Putten aldus in sijn menonge bedrogen sijnde, heeft hijerna ettelicke soldaten bij sich gekregen, om de van Campen ende 20 haer goederen waer hij de konde bekomen te beschadigen: gelijck hij oock heeft gedaen, want int selve jaer op 11000 maegdendag heeft hij den borgers van Campen 150 vette ossen genomen (ende na Braband laten drijven), boven de geleijds brieven van Coninck Maximiliaen, ende des Stadholders van Gelderland. Die borgers hebben dat selve den Stadholder ende regeronge van Gelderland geklaegt. Die van Gelderland schreven an die stad Campen, dat haer het selve van harten leet was, ende wolden sonder allen twijvel daer in versien. Die van Campen hebben het selve opten 25 October den Bisschop oock geschreven, mit begeerte dat hij daerin na behoren wolde versien. Hijer neffens heeft de stad an die vijf Godshuisen binnen Utrecht geschreven, begerende van haer, dat sij alsoo mit den Hartog van Saxen, wolden spreken, dat hij die van Putten, daer toe wolde holden, dat hare borgers haer ossen weder mochten bekomen, die hij haer hadde genomen, ende in Brabant om te verkopen hadde laten drijven. Hijerna hebben de van Campen van den Stadholder, Bannerheren, Ridderschap ende Steden van Gelderland verworven, dat sij die goederen van de van Dio v. Patten Putten mochten toeslaen, waer an sij haren geledenen U g^reten.ant schade solden mogen verhalen. Het selve sijn de van Campen alsoo na gekomen; noch hebben de Staten van Gelderland de Vossen van Putten dat land van Gelder verboden, tertijd ende soo lange sij den van Campen van de genomen ossen te vreden ende klageloos gestelt hadden. Op dit gebot mosten die Vossen uit Gelderland, ende de Graefschap Zutphen vertrecken, ende sijn vandaer in Holland getogen, ende hebben sich bij Alffen ontholden: waer sij sich mit ettelicke hebben verbonden, om op de van Campen toe te tasten: ende hebben op de Zuiderzee een schip den van Campen mit goederen ende borgers genomen. Die van Campen camper schip hebben opten 29 October dit selve mit alle den handel genomen, tusschen haer ende de Vossen, den steden van Holland, Leiden, Haerlem, Delft, der Goude ende andere geschreven ende van de selve erenstelick versocht, dat sij die saecke soo wolden insien dat hare borgers sonder eenige ontgeltenisse restitutie van het hare mocht bekomen, ende soo haer daer en boven anders geschage, dochten sij an den haren te verhalen. Doe hebben de Hollandse steden alle tnoeijte angewent anden Raed van Holland, dat de Vossen mit haer voirnemen niet mochten voortvaren, ende hebben alsoo die sake beneerstigt, dat de Here van Putten de Burgers ende goederen van Campen moste loss laten. Hoe well nu de Here van Putten mit sijn saecke niet voort en konde, heeft hij de nochtans niet willen verlaten, dan is even trots daer bij gebleven, ende mit sijn menonge voortgevaren, en alsoo sijn sijn goederen in Gelderland toe geslagen dat de van Campen haer schade daer an mochten verhalen. a° i49o. Na desen is die Here van Putten mit vijf gewapende te peerde int Oldebroeck gekomen, daer hij twee borgers van Campen, sijnde gebroeders, gevangen nam, op Meijavond, ende soo men seide na den Rosendael gebracht heeft. Die van Campen begeerden schriftelick vande van Harderwijck, Elburg, en Hattom, dat sij doch dieselve alsoo wolden ter harten nemen dat haer borgeren niet vervoert mochten worden, alsoo dat fundament van alle dese moeijte was geweest, omdat sij die voorseide steden op haer begeren in haer noot waren te hulpe gekomen. Oock gaven sij dit haren Bisschop te kennen, mit begeerte dat hij den Domdeken van Utrecht an den Hartog van Sassen ende sijne Raden wolde senden, opdat hare gevangen borgers mochten loss gelaten worden, anders solden hare borgers wederom inde Vel uwe toetasten en insgelijcke schreef de stad Campen anden Hartog van Sassen selver, ende an den Here van Gemme mg, verhalende hem de gantse sacke, ten einde dat haer borgers mochten lossgelaten worden. Die Bisschop heeft den Domdeken an den Hartog van Sassen gesonden, die ten lesten na lange moeite ende als de Loseroiaton. borgers lange hadden gevangen geseten, de ontlastinge van de gevangens heeft verworven, want de selve Hartog belaste wel scherpelick an den Heer van Putten dat hij se moste loss laten, maer eer de selve haer loss liet mosten sij hem eenen eed sweeren dat wanneer ende te wat tijde hij se weder ineischede, dat sij alsdan weder in solden komen. Ditselve gaf die stad Campen den Bisschop te kennen, de welck voirt hij den Hartog van Sassen bearbeijde, dat de Here van Putten die borgers van Campen van haer gedwongen eed quiteerde. Om dit getijde ende ettelicke jaren te voren is dat sticht van Utrecht an beijden sijden der IJssele seer van die gaerdende knegten bedorven, oock van die gene die van eenige heren bestellinge hadden, weshalve de Roomsche Coninck, ende die Bisschop doer alle hare landen salvegaerden hebben op laten slaen, daer dat selve in worde verboden, maer dit en heeft den huisluden niet geholpen, omdat daer ettelicke Heren ende oock private personen mede waren, die eenige actie ofte opspracke op Heren of steden meenden te hebben, ende hebben den selven ontsegbrieven gesonden, ende sijn voort mit de heerlose knegten den selven int land gevallen, de selve vijantlick overtogen, ende de huisluden ten gronde bedorven. Soo heeft het sich begeven, dat Hendrick de soone van Jan Here tot Wisch van den Bisschop van Utrecht, ende die steden van Over-IJssel Deventer, Hendrik Campen en Swolle ettelicke pennongen heeft laten Tover-HsseT11 vorderen, die hij seide dat Bisschop Rudolph van Diepholt, sijn vader solde schuldig wesen gebleven, die sijn vader hem hadde gegeven: daerbij schreef hij, dat ingevalle sij hem niet en betaelden, wat hij dan dede, wolde hij sijn eere mit dit sijn schrijvens genoegsaem bewaert hebben. Ridderschap ende steden van Over-IJssel konden sich niet genoeg des schrijvens van Hendrick van Wisch verwonderen, soo sij hem helder noch penninck schuldig kanden te wesen, oock nooit daer van hadden gehoort. Voorts hebben sij an Hartog Albert van Sassen, Stadholder Generael van de Roomsche Coninck in dese Nederlanden, dit schrijven van de sone van Wisch te kennen gegeven, mit begeren dat hij de van Wisch alsoo wolde onderwijsen, dat hij van sulck voornemen afstonde; meende hij eenige saecke of actie op haer te hebben, hij solde mit recht spreken, sij erboden sich toe rechte soo geestelick als wereldlick; ende soo hij daerenboven mit roof, brand of moort wolde overtrecken, mosten sij sich mit nootwere verweren; insgelijcken hebben sij oock an Banner heeren, Ridderschap en Steden in Gelderland geschreven. Die Hartog van Saxen heeft de van Over-IJssel op haer schrijven geantwoord, dat hij den Grave van Nassauw, Stadholder van Gelderland, hadde bevolen, dat hij in de saecke van den van Wisch alsoo solde' versien, dat daer geen wijder verloop uit en quame. Insgelijcken heeft de stadholder van Gelderland, ande van Deventer, Campen en Swolle geschreven, dat hij m de saecke ran de van Wisch alsoo hadde versien, dat de Bisschop van Utrecht ende sijne landen daer van well ongemolesteert solden blijven. HOr"tVtZiACb . In dit.jaer is Hcndrick van Wisch, des Sonnedaegs Nodereticht. iudica uit de Graefschap Zutphen over de Veluwe hent int Nedersticht van Utrecht getogen hent tot Wouwenberg, daer sij ettelicke huisluden hebben gevangen, twee huisen gebrand, ende dat ander land in brandschat gebracht, ende haelden daer groten roof. Dit selve heeft de Bisschop van Utrecht mit sijn staten den Hartog van Saxen te kennen gegeven ende hebben van hem begeert dat hij als stadholder Generael Hendrick van Wisch binnen Rhenen tegen den 4 Maij wolde verschrijven, na den verdrag tusschen dat land van Gelder, ende het sticht van Utrecht opgerichtet, om die schade te grootten, die hij dat Sticht hadde toe gevoegt, om daer voort in te laten geschieden, als na den selven tractaet behoort. Soo heeft de Hartog van Saxen, eenen dag van de selve saecke binnen de stad van der Goude angestelt, daer hij oock den stadholder van Gelderland, sijne Raden, den soone van Wisch, den Bisschop van' Utrecht, ende de drie steden van Over-IJssel heeft verschreven. Maer alsoo op dese tijd dat land van Over-IJssel voll gaerdende knechten lag, waermede de soone van Wisch verstand hadde, ende de plaetse mitten tractaet niet over een quam, soo hebben sij den Bisschop den dag afgeschreven. Dngh Daeromme heeft de Hartog voirseit, en Bisschop to Rhonon. [javj({ (jen beiden partijen den dag tegen den 4. Maij binnen Rhenen angestelt. A.ls nu de van Wisch vermerckte, dat de Bisschop ende de drie steden voorseit, enkelick der meninge waren dat sij haer schade wolden betaelt hebben, soo heeft hij die gesanten van die steden lagen geleit, om de selve te vangen, waeromme de steden den dag oock afschreven, omdat sij daer niet dorsten reisen. Opten angestelden dag sijn de gesanten van den Hartog van Saxen van den Bisschop, die Grave van Nassouw, ende de gesanten van dat Nedersticht erschenen. Die Bisschop klaegdet over dat geweld, en de schade die hem Hendrick van Wisch hadde gedaen; hetwelcke alles contrarie was van die soenbrief tusschen den Bisschop ende Hartog Arent van Gelder opgerichtet. Waerop de van Wisch antwoorde, dat all dat hij gedaen hadde, hij noodswegen gedaen hadde, soo hij vake ende mennigmael soo van den Bisschop, als Landschap en Steden hadde gevordert dat geldt dat sijn vader de Here van Wisch mit sijn lijf hadde verdient, dan all te vergeefs, want sij hem niet wolden betalen: Ende sijn Vader hadde hem de selve schuit gegeven, om sich daermede te onderholden; hadde haer oock angeschreven, dat sij hem solden betalen, solde anders moeten doen dat hij niet geerne solde doen. Die Heren gesanten hadden geerne die partijen verdragen, doch konden niet soo dat daer niet vruchtbaeres worde uitgericht. Bocop. Allene schrijft Pontanus dat op dese vergaderinge worde besloten dat partijen sich een rond jaer van de wapenen solden ontholden, om ondertusschen vrede ende versoeninge te maeken, waermede alsoo de van Wisch niet tevreden was, hebben zij mit opgerichte breven sich mit de van Utrecht verbonden om de van Wisch te bedwingen, ende om te verhinderen, alles wat van haren anhanck worde voirgenomen, tot nadeel van iemand. Dit verbond hadden onderteickent Hendrick Here van Gomen en Wevelinchoven Drost van de Gr. Zutphen, Ooswald Grave van den Berge, Prederick Here van Bronchorst, ende Borckulo, Jan Here van Voorst en Keppel, Warner ende Wolter van Keppel tot Verwoolde, Derck van Dort, Jan Mom van Hel ende übbergen, uit de steden Zutphen, Doesburg, Dotekom, Grolle ende Locchum. Hijerna heeft sich de van Wisch oock mit Pelgrom de Voss verbonden, ende alsoo sijn dese beide vijanden van den Bisschop ende sijne landen an beiden sijden Do v. wisch der IJsselen, den Bisschop ende sijne landen op S. mit vele andoro u il« j l • i • ^ ^ _ . , r • Edoion Mathijsdach int jaer 1490 mit haeren anhang ontsegt. Oror-ijssoi. Als Hendrick soone toe Wisch, Dirck Keteler Goedertssoone, Dirck van de Recke, ende Goert van de Recke gebroeders, Arent van der Heijde te Hagebelt, Jasper Westphalen, Willem Voegt Weilippen Dorp, Jan van Bunuichusen, Geert van Bunninchusen gebroeders, Lulof van der Borg, Jan Vrijdag, Seger van Westenvelde, Rolef van Westenvelde gebroeders, Jan van Halmer, Albert Siggel, Huwalt Romp, Simon Schade, Harmen van Schuttorp, Johan van Passensünk, Harmen van Velen, Hendrick ende Govert van Ensse gebroeders genoemt Snewint, Clissener Jorgen van Westhaven, Jan van Haseveld Diepenbroeck, Reiner van der Winden, Jan van Isendoorn, Sobbe van Enghenborg, Mechielen Geert van Doornickhagen, Steijn Wineler, Jan Vincke Winckelhusen, Dirck van Scherpenseel, Hendrick van Vecht, Dirck van Munster, Albert van Heerde, Dirck van Limborg Landbederver, Frans van Munghen, Hendrick Coperende. Do h. v. wisch Opten selven dag als dese den Bisschop ende sijne ovoMjssei. ondersaten hadden ontsegt namentlick den 20 September, sijn sij mit ruteren en knegten in 't land van Over-IJssel gevallen, aldaer gemoort, gebrant, gebrantschat, ende dat gantse land verwoest ende geplondert, beesten ende alles wat sij bekomen konden dat hebben sij mitgenomen, ende al degene die sij niet dood en sloegen hebben sij gevanglick uit den lande gevoert. Bisschop David verschreef in aller ijl Ridderschap en Steden tot Nijerbrugge, ende hebben aldaer opten 13 December int jaer 1490 mit malckanderen gesloten, hoe sij in de saecke wolden doen, waor van sij dese navolgende Acte maeckten. Soo seeckere twist ende schelinge verresen sint tusschen onsen genedige Here van Utrecht, ende sijn Gestichte, boven ende beneden, an die eene, joncker Jan Here toe Wisch ende sijn soone an die ander sijde ende daer na vele vertreckelicke verfolliges ende schriften daeromme geschiet van de sone van Wisch sekerlicken jammerlicken angrepen, vermits, brand, roof, ende doodslaen ende anders in den Gestichte geschiet, daer bij dat gemene land, in lanckheiden van tijden woe langer, woe meer inredig, ende verderflick sall worden, ten ware anders daerop niet mit behoorlicke wederstand versien worde. Ende omrae dan wes goedes daer in te vinden, heeft onse Gen. Here, sijn plichtige H. raden over gesonden, daer de gemene Ridderschap bij geschickt, hebben, ende de steden kleijn ende groot des Overstichtes oock voirs. ende oock haer vrunden bij geschickt hebben, ende te samen mit malckanderen samentlick ende eendrachte- Krigsvoik lick gesloten, ende overkomen, dat men mit den angonomon , « togon do eersten sonder vertoog, sall 100 gewapende peerden v. wisch. en(ie 300 voetknegten sall annemen, ende leggen die tot des gemenen lands beste, daer nutst ende bequaemst sal sijn, ende daer toe sall onse G. H. 1000 gg. ende die drie steden Deventer, Campen en Swolle 1000 gl. opbrengen dan men daer mede beginnen sall. Ende want men die Ridderschap, ende dat gemene land soo mit der haest niet bij den andere brengen kan; om raed toe holden wes in de saecke nutst gedaen sall wesen, oock mit malckanderen heimelick te sluten, sullen de landen van Salland, Twente ende Vollenho een iegelick van haer landsate ende Ridderschap twee ofte drie voegen ofte schicken, daer mede men spreken ende overkomen sall mogen, wanneer wij onse vijanden versoecken sullen mogen, die maniere daer van, tijd ende stonde, woe men dat anheven sall: oock sullen deselve gedeputeerde volkomen macht hebben te helpen ordineren ene uitsettinge over dat gemene land, daer mede men sall mogen tot verholdinge ende betalinge der voorseide pennongen een of moer na der saecken gelegenheid. Ende waer dat saecke dat iemand van de vrunden nederlage ofte gevangen worde vermits na iachtrecht dat God verhoeden wil, des sall onse G. H. ende dat gemene land enen hoofschen Here wesen. Mede is overkomen, waert sake dat tot anderen tijden na eenige hoecken wederomme lede verrese, ende desgelijcke angrepen geschieden, sullen die eene den andere des gelijckelick behulpelick, ende gelijck fromelick bijstendig wesen. Actum opten Hilligen Cruis avond Exaltationis ter Nijer brugge A° 1490. Doe dit verdrag ende overkomste worde gemaeckt waren daer bij van des Bisschop, Raden Mr. Ludolph van den Venne, Dom Deken, Rolof die Voss Marschalck, Joan Veggeri, Rentm. van wegen de Ridderschap van Over-IJssel, die Here van Buren, H. Willem van Buchorst, Jan van Rechteren, ende voert de alenge Ridderschap: ende de Gedeputeerde van de Steden Deventer, Campen, Swolle ende Oldenseel, ende voort de andere gemene kleine steden. Ende die gemene landschap hebben uit hare middel tot dese saecke gedeputeert uit Salland: de Here van Buren, Jan van Rechteren, Jacob van Ittersum; uit de Twente Jan van Twickelo, Goert van Rhede, Roluf van Coeverden; uit Vollenhove Jan van Isselmuden, Bartold van der Eesse, Harmen van Isselmuden. Aldus hebben sich die van Over-IJssel ter were gestelt tegen Hendrick van Wisch, welcke als hij nu Over-IJssel seer beschadigt hadde, is hij mit sijn volck in de Graefschap Zutphen getrocken, maeckte het daer soo qualick als hij in Over-IJssel gedaen hadde, mit alle moetwille, ende spaert aldaer oock niemand. Die landschap van Over-IJssel mit toedoen van Aceoort van do haren Bisschop, ende die Graefschap Zutphen mit v. over-iJssoi t0ed0en van haren Landdrost Henrick Here van mit de or. Zutphen. Gemen hebben sich mit malckanderen verdragen; ende sijn overkomen dat die van Zutphen dat huis ter Borg, ende die van Over-IJssel die Wildenburg solden belegeren, om alsoo die van Wisch te bedwingen, dit. waren beide huisen den van Wisch toebehorende, het eerste was gelegen een boven Dotekom an de olde IJssel, het ander omtrent Tor Borgh ende een an de Suidsijde van Locchum. Die van ' boiut'ort'UrL de Graefschap Zutphen hebben eenig volck bij mal- ckauderen gebracht, ende dat huis ter Borgh daermede belegert. Die van Over-IJssel, ende insonderheid de van Deventer hebben den Wildenburg belegert, doende den van Wisch seer grote schade, verdervende sijc bosschen en wolden. Als dese belegerongen geschieden, heeft Graef Adolph van Nassouw die stadholder van Gelderland den beiden landschappen van Zutphen ende OverIJssel, mit den Here van Wisch eenen verhoorsdag binnen Doesburg angestelt op Allerheiligendag a° 1490, daer sij ten beiden sijden haer gesanten hebben gesonden, ende de Stadholder heeft op volgende conditiën den vrede gemaeckt, ende die partijen verdragen. Accoort mit Ten 1. solde alle twist ende vede versoent wesen don v. Wissen. „ . ,, , , , ' ende alle saecken solden vergeven ende vergeten wesen an allen tsijden. Ten 2. Alle gevangen solden loss ende quijt wesen ten beiden sijden; dan of eenige gevangen van de stichtse sint vervoert, daer sall de van Wisch alle sijn neerstigheid an keren, dat sij weder in sijn handen mochten komen, die sullen dan oock in gelijcker mate quijt wesen. Ende soo sulx in sijn macht niet en waer, sall daeromme de vrede niet gebroken wesen. Ten 3. Die op de huisen ter Borg ende ter Wildenburg sijn, sullen beholden haer lijf ende goed, op een olde oorvede, dat sij om de saecke niemand wat willen misdoen en daer af gaen. Ten 4. Alsulcke schuit als de soone van Wisch van den Bisschop van Utrecht ende sijn land vordert, waerdurg den oorlog is gekomen, sall oock dood ende te niette wesen. Ten 5. Soo vele de Graefschap angaet, sullen haer schade grootten, daer men in sall handelen. Ten 6. Soo vele de van Groningen angaet sullen deselve liaer coer hebben of sij dese vrede mede willen ingaen of niet, Avoe niet, mogen sij buiten dat verdrag blijven etc. Aldus is desen oorlog voir een tijd lanck nedergeleit ende versoent, heel tegens meinonge van de van Wisch. A° 1491. Als nu dit oorlog tusschen de van Overh. v. Putton. IJssel ende die van Wisch was geblust, soo bleef evenwel die questie tusschen de van Campen ende Pelgrom de Yoss. Die van Campen hielden hard an tot restitutie van de 150 ossen, die hij haer genomen hadde; hij daer en tegen hadde na gedurige instantie van de Roomsche Coninck ende Hartog Philips brieven van repressalien bekomen, den 6 Mart 1490 waer neffens alle amptluden ende Richters erenstlicke worde geboden, dat sij Pelgrom de Vos, schiltknape, op alle besate van de Borgeren en inwoonders van Campen ende haer have ende goederen mit recht ende executie solden voirtvaren, niettegenstaende eenige brieven de sij ofte anderen ter contrarie mochten hebben, (waermede sij sich te voren overall beholpen), die sij mitsdien casseerden ende te niete deden. Hierop heeft Pelgrom de Yoss een Camper schip in Zeeland mit koopmansgoed beset, mit een deurwaerder vant Hoff in dese den Hage, na vele moeite die de stad van Campen daeromme dede is dese campers ter seo saecke van het hoff uit den Hage na het hoge Hoff beschadigt. vafi jicchelen, daer de saecke gepleit worde, ende hangen bleef hent int jaer 1499, doe hebben sij in de saecke gekent, ende was int jaer 1501 eer de van Campen haer goederen weder uit het arrest kregen. Soo wil ick allene hier cortelick verhalen hoe de van Campen mit de Vossen sijn gevaren, terwijle die sake bepleit worde. Want niettegenstaende die saecke voer recht was, heeft Pelgrom de Voss evenwel de van Campen en haer goederen overal vervolgt, self op die zee, ende heeft eenige schepen ten oorloge toegerust, waermede hij den van Campen vele rogge, teer, assche ende andere oostersche koopmenschap heeft genomen ende grote schade gedaen. A° 1492. Hiertegen hebben de van Campen oock eenige schepen van oorloge toegemaeckt, die opten 8 Martij in see liepen, die haer schepen door de Zuiderzee geleiden, hetwelcke de stad Campen een groote koste: ende de Here van Putten hadde hTv putten mve,al1 Sij" verspieders' die de Camper borgers verklickten: onder anderen sant hij ene binnen Campen genaemt Volcker Goosens van Deventer (welcken hij oock an den Graef van Tecklenburg gesonden hadde, begerende dat hem vergunt mochte worden aldaer die van Campen an te tasten, hetwelcke de Grave hem weigerde). Dese Volcker worde tot Campen geapprehendeert ende verwesen, dat hem sijn beide oogen solden uitgestoken worden, twelck geschiede, ende is alsoo uit de stad geleit. Dese minsche is daerna weder siende geworden mit beide sijn ogen, dan of de beull eenige boeverij of anders gedaen hadde dan hij behoorde kan ick niet schrijven: dan hij seide dat hij daer geen schuld an en hadde, ende dat hem God ende Maria sijn gesicht miraculeus hadden weder gegeven, en dat hij sonder recht dae^ mede was beswaert, waervoor hij oock verset begeerde. De Heer Entlick op het anholden van de van Campen is 1 Gehelen°' van den R»ed van Mechelen gewesen ende sententie gocondemneert. uitgesproken ende hebben de Vossen gecondemneert tot erstadinge van alle schade an de van Campen gedaeu, ende niet ontfancklick in haer anspraecke, ende oock in de kosten van het proces, doende de brieven van Repressaliën te niete, A° 1499, den 26 April. Hoewel nu de Vossen bij den Hogen Raed waren gecondemneert, soo heeft evenwel Pelgrom die Vosse over de van Campen geklaegt, ende haer evenseer vervolgt. Waeromme op den 5 Aug A° 1500 de van Campen publikelick verklaert hebben, dat soo iemand eenige gebroeders van de Vossen konde doodslaen die selve vereert worde mit 100 golde schilden. Nochtans hebben de Vossen den van Campen groote schade gedaen, soolang sij leefden mit vijand- * schap tegen de van Campen sijnde ingenomen. Over-JJssel Omtrent die jaren van 1491 —1492 stond het seer Bur^onsche se'saem int land, van Gelder, ende dat oorlog tusschen vokk de Q-elderschen ende Burgondischen sich seer ver- beschadigt. ° hefte ende an beiden sijde sich seer vreemd liet ansien, ende de soldaten dagelix de van Over-IJssel beschadigden, die int land van Gelder vanwege de Borgondsche lagen. Soo hebben de van Campen an heer Philips van Cleve, Here van der Merck, ende Wijnendael, geschreven, wat sij sich tot hen solden hebben te versien, of haer borgers in Braband, Holland ende Zeeland vrij solden mogen reisen ende haer koopmanschap doen, waerop de voirseijde Here antwoorde den 28 Febr. a° 1491, dat hij tot de van Campen ende dat gantsche sticht van Utrecht goede gunste toedroeg ende dat sij hare koopmanschap in de voirseide landen sonder enig beletten solden mogen drijven. Int voirsz. jaer van 1492 heeft de Bisschop van Camerciarongo. Utrecht opten 29 Jul. sijn Camerclaronge geholden mit dese navolgende. H. Willem van Buchorst Ridder, H. Frederick Berent v. Beveren Comm. tot Ootmarsum, Seger v. Voorst Drost v. Sallant, Geert v. Weleveld Dr. v. Twente, Jan v. Ittersum Dr. v. Isselmuden, Jan v. Rechteren, Geert Mulert Rentm. v. Salland, Harmen Cruse Schulte v. Yollenh., Jan v. Buchorst Ridder, Rolef de Vos v. Steenwijck Huismarschalk, Jan van Twickelo, Bartold van der Eze, Harmen v. Isselmuden, Hendrick Persijn, Jan van Buchorst Willemssoon Rid., JanBoelman Casteleijn v. d. Cuiner, Hendrick Mulert Schulte te Hasselt, Jan v. Isselmuden, Allert v. Heiden, Jan v. Laer, Rolef v. Langen, Rolof v. Bloemendael; van Deventer: Cornelis v. Aller, Willem v. Sweten; van Campen: Lubbert Peters, Jan van den Venne; van Swolle: Evert Vrese, Willem Gerbrant ten Bussche. Noch heeft de Bisschop opten 20 Aug. ende 22 weder geklaert, daer onder andere genoemt worden: Otto van Rutenborg, Berent van Bevervoorde Ampt. v. Blanckenborg, Volcker Sloot, Ludolph van den Venne Domdeken, Mr. Jan Commendis, Jan van Harwerden Hovemeister, Mr. Evert van Ens. A° 1493. Opten 4 April heeft Jan van Ens, die een opmaecker was ende daeromme ten overstaen van de Stad Campen van sijn vrouwen moeders goed onterft was, an de van Campen geschreven, sich beklagende dat die Raed van Campen hem sijns wijfs moeders goed niet lieten toekomen, ende heeft oock geleide binnen de stad versocht: ende soo suleks hem geweigert worde, verstond hij dat sij hem voor een openbaer vijand hielden dat hem leed was ende God mochte beteren, doch wilde God, Maria ende die Moeder S. Anna te hulpe nemen, besluitende mit vele dreigementen. Die van Campen hebben sijnen brief niet beantwoordt. Soo heeft Jan van Ens die borgers overal beschadigt ende de Stad van Campen bij alle heren en Vorsten mit alle quaed belogen, waeromme Schepen ende Raed bij publicatie hebben verkondigt, dat wie Jan van Ens levendig konde leveren 100 g.gl. ende wel hem dood konde leveren 50 g.gl. solde genieten; dit geschach A° 1493 op Petri ad vincula. Op Sonnedag na Marien Hemelvaert int selve jaer, is dese Jan van Ens met 14 schepen in de Zuderzee gevaren in menonge de stad Campen te overvallen. Op dese schepen hadde Jan van Ens bij sich dese borgers van Campen Christoffer van Rensborg de overlander, Peter van Licht, Jan v. Lier, ende Quirijn Merssen, ende 1000 soldaten, die sij van de grote gaerde hadden gekregen, met conditie dat hij haer an de stadt Campen ansolde voeren, ende de selve overvallen, en pionderen, daer sij alle solden rijeke worden; persuadeerde haer dat sij sulx seer wel ende sonder perijckel konden doen, alsoo de stadmuren noch niet volmaeckt en waren, maer een groot einde van de stad lach open sonder wall ofte muren. Op dese voet jan v. Ensen sijn sij te schepen gegaen, mit voorwenden dat sij opdampen. na Vnes'and wilden alsoo de van Groningen oorlog hadden mit die Vriesen. Als nu Jan van Ens mit dese soldaten in de Reve voir Campen quamen op de Zuderzee, ende de soldaten de stad sagen soo 21 lanck ende schone voir haer leggen, meinen sij dat Caropen all veel groter was, als het was, alsoo niemand van al de soldaten de stad te voren hadde gesien, daerom meijnden sij niet sterck genoeg te sijn sulcken stad te overvallen, wolden niet uit die schepen op het land, niettegenstaende Jan van Ens haer seide hetselve sonder perikul te wesen, die stad waer haer. Maer sij wilden daertoe niet verstaen, ende wenden haer schepen weder te zeewaarts. Dan sonder allen twijfel hadden sij de stad soo onversiens angevallen die een groot stucke weegs open lag, ende de borgeren niet in de were waren, sij solden de stad hebben ingenomen, ende aldaer een groote moert ende elende bedreven hebben. Daerna toeg Jan van Ens in Vriesland, daer hij vriendschap kreeg mit Hartog Albert van Saxen, maer komt daerna weder in ongenade bij denselven, vertreckt ende wil sich in een clooster begeven, maer als hij overall een weinig tijds hadde geweest begeerden sij hem weder quijt te wesen. Ende int selve jaer als Jan van Ens voir Campen was geweest, worde die nieuwe mure van de stad voltrocken, tot meerder verseeckeronge van haer stadt. Is oock een statuë van dese Ens tot gedachtenisse van sijn bose voornemen binnen Campen opgerichtet. A° 1494 opten 17 Jun. heeft de Bisschop sijn Camerclaronge. canierklaronge geholden op dat huis te Vollenhove, van sijn tafelgoederen ende sijn eigen luden, mit dese: H. Jan Borggrave toe Montfoort, Mr. Ludolph van den Venne Dom-Deken, H. Willem v. Buchorst Ridder, Mr. Arent Mulert, Mr. Jan van Diepholt Can. Schol. Dav., Jan Kijel Medicus, Evert van Ensse, Seger van Voorst Amptm. v. Salland, Geert Mulert Rentm. van Salland, Jan Stellinck Drost van Drente, Harmen Cruse Schulte v. Yollenho. Groningen. A° 1495. Als de van Groningen een Rijckstad wilden wesen, ende daeromrae eed wilden doen, soo heeft de Bisschop na Groningen uit de OverIJsselsche Ridderschap gesonden: Harmen Cruse Scholte van Yollenho mit noch eene, die aldaer wel onthaelt worden, ende haer sulcks mit vele redenen afgeraden hebben: maer de van Groningen hebben evenwel den eed atiden Keiser gedaen. Opten 24 Septemb. in dit voorseide jaer heeft de Hoge Rechtdag Bisschop sijn hoge rechtdag op dat slot Vollenhove tut o en o. encje heeft tot coernoten van de Ridder¬ schap van Over-IJssel gehadt Bartold van der Eze, ende Hendrick Mulert, Geert Mulert Rentm. van Salland was Dingwaerder, ende settede dat recht uit hent des namiddaegs, ende na den eeten heeft hij voort recht geholden, ende hadde doe tot coernoten Jan van Bevervoorde Amptman toe Diepenhem, ende Harmen Cruse, ende voort in September heeft de Bisschop aldaer claronge geholden mit: Seger van Voorst Amptman v. Sallant, Jan van Twickelo Ainptm. van Twente, Hendrick Mulert Schulte van Hasselt, Goert van Rhede, Jan van Bevervoorde Amptm. v. Diepenhem, Jacob v. Ittersum Castel. toe Lage en Rentm. v. Twente, Jan van Ittersum, Geert Mulert Rentmeester v. Salland, Jan van Isselmuden, Harmen van Isselmuden, Rolef van Coeverden, Jan van Coeverden, Harmen Cruse Schulte v. Vollenho; van Deventer: Cornelis v. Aller, Mr. Harmen Lulofs Petersoon; van Campen: Peter Lubberts, Goossen Klinckenberg; van Swolle: Gerbrant ten Bussche. n. n.iviu A° 1496 den 16 April des avonds tusschen 9 ende festorvon. A T» • i ^-v 1U uren is Bisschop David van Burgondiën op dat slott Duurstede gestorven, als hij dat bisdoom 40 jaren hadde geregeert, ende worde in de burrigkercke op dat choor voir dat hoge altaer begraven. Des Vrijdaegs na sijn dood hebben die drie hoofdsteden van Over-IJssel: Deventer, Campen ende Swolle den Bisschop elck in haer stad heerlick laten begaen; die Burgemeijsters indertijd setten die nacht lichten, ende doe over hem inde requiems misse worde geoffert, gingen deselve Borgemeisters inder tijd voer, haer volgden de van den Raed, daerna de Priesters, daerna de ansienlickste borgers ende alle de gemene borgers, ende de scholte van de stad volgde de Priesters. Int selve jaer den 5 December heeft Keiser Frederick de stadt van Deventer, die voor hen silveren munte geslagen hadde, oock gulden munte toegestaen. HET III BOECK der Historie van OVER-IJSSEL van het Jaer Christi 1496 tot 1524. FREDERICK VAN BADEN 56e Bisschop van Utrecht. Als David van Burgundien gestorven was, is met eendrachtige stemmen van die canonicken verkoren Froderick Frederick van Baden den 13 Maij iut jaer 1496. baden b. was Breda als hem die bootschap sijner verkiesinge gebracht worde. Twee dagen na die coer hebben die van Utrecht die Ridderschap ende die drie steden van Over-IJssel hiervan verwittigt, hoe dat sij Frederick van Baden tot Bisschop hadden verkoren. Hierna den 25 Aug. heeft die Bisschop Ridderschap en Steden van Over-IJssel te weten gedaen, dat hij op den 30 Aug. binnen Utrecht wilde komen, ende begeerde vrundelick van haer datse op sijn intrede wilden komen, ende daertoe hare gesanten senden, een dach of twee te voren. Waerop die van Over-IJssel sich berieden, ende raedtsaem vonden, niemant van haer aldaer te senden. Maer die steden hebben elck aldaer een secretaris gesonden, om alles door te sien. Ende of wel den 30 Aug. sijn intrede was angeschreven, is nochtans die selve verwijlt tot den 18 September, op welcken dag des namiddags omtrent 4 uren die Bisschop binnen Utrecht quam, sijnde schoon ende angenaem weder. Bij hem waren die Eerst-bisschop van Trijer sijn oohm, die Marckgrave van Baden sijn broeder, met veel meer andere heren en edelen, en wel 500 paerden. Hij reedt op enen schonen hengst in sijn volle couras tusschen sijnen Oom ende Broeder voerseit. Die van Utrecht hebben hem met aller ere ontfangen ende met gewoonlicke ceremoniën in de stoel geset, tot welcke einde hij den gewoontlicke eedt andie Kercke ende dat sticht van Utrecht heeft gedaen. Ende kort hierna opten 22 September ontfing hij die tijdonge dat die Paus sijn electie hadde geconfirmeert. Gehuidigt Nadien Heer Frederick tot Utrecht was aneekomen in Over-IJssel. _ „ . ° ende gehult, is hij oock na Over-IJssel getrocken om aldaer gehult te worden. Alwaer hij op den 29 Novemb. op een Donderdag eerst binnen Deventer is beëedigt ende met groter eren als Bisschop ontvangen. Volgens den 28 November binnen Campen ontvangen, maer hij mochte eerst niet binnen die stadt komen voor al eer hij eedt gedaen hadde der stadt privilegiën en rechten te sullen mainteneren. Daerna worde hij met grote eerbiedigheit ingehaelt, ende oock verscheiden malen treffelick vergastet.' Hij self vergaste mede op een avont jufferen en vrouwen derselver stadt ende ginck met haer na die maeltijdt op dat danshuis, dat is die sael vant Raedt- X ^ hms (als Bocop verhaelt), daer sij danste ende hoeveerden tot middernacht. Vandaer trock hij op Swolle daer hij insgelijcks gehuidigt worde. ooriogsstuor Die Roomsche Coninck Maximiliaen hadde od voor de Keiscr. , ... , "F dese tijdt een groten oorlog tegen die Coninck van Vranckrijck. waer toe hij van alle steden des Duitschen Rijcks hulpe versocht heeft, weshalve hij sijn gesanten oock an die steden van Over-IJssel heeft gesouden ende schriftelick begeert, dat se tot bijstandt des Rijcks geen bijstandt souden weigeren, gelijck sij wijder uit sijn gesanten souden verstaen, ende datse hare gecommitteerden op den angestelden Rijcksdag souden senden. Die brief was gegeven a" 1496, den 25 Aug. Die afgesanten des Keisers sijn binnen Swolle bij die Gecommitteerde der vier hooftsteden Deventer, Campen, Swolle ende Groningen gekomen, hebben haer deu credentsbrief ende instructie van wegen den Keiser overgelevert, waerin die questie tusschen hem ende die Coninck van Yranckrijck wijtlopig worde verhaelt, waertoe hij oock wegent Rijck vele geit verspilt ende noch van noden hadde des hij van die voorseide steden tot stuer van desen oorlog versochte 3000 gl., welcke hem die steden tot groot genoegen hebben toegestaen ende overgetelt: waervoer die gesanten des Keisers haer luden vanwegen des Keiser hogelick bedanckten. Hardonberg Int jaer 1497 op Sondag Laetare te elf uren des vorbrant. nachts verbrande den Hardenberg ende int selve jaer den 21 Junij heeft die Bisschop sijn eerste rechtsdag binnen Vollenhove met Ridderschap ende Steden gehouden. lot Huys tot Het volgende jaer 1498 den 25 April heeft Hartog Oöüen. Qarel van Gelder dat slot te Ooijen, op die Mase an die Brabantse kante gelegen, overgelevert in handen van den Bisschop, op conditie dat hij dat selve slott hem wederom soude leveren als hij wederom in oorlog met die van Burgondiën mochte geraecken, ende ondertussen dat selve getrouwelick bewaren. Waeruit namaels een grote twist tussen den Bisschop ende Hartog is ontstaen, alsoo dat huis voorseit den Burgonschen worde overgelevert. Hendrick die soone van Jan Here van Wisch, Bannerhere des Vorstendooms Gelder, ende die Vossen van Putten, hebben sich int selve jaer verbonden met die gaerdende knechten, sijnde omtrent 4000 soldaten, die verscheiden Heren gedient hadden ende nu gelicentieert waren, plagende overall de huisman te platten lande: Ende sijn met dese landtbedervers in Over-IJssel gevallen. Die van Putten inaeckten noch actie op die van Campen om het nederwerpen van hare castelen, hoewel dese questie was neergeleit, ofte gerichtelick daerover gewesen. Die van Wisch hernieuwde sijn pretensie tegen die van Over-IJssel, (waervan sij oock te voren versoent waren:) ende heeft desen volgenden briefan die van Over-IJssel gesonden. Hondrik v. Henrick soone van Wisch &c. late u Borgemeis- Ovor-ij'sse" teren, Schepenen ende Raedt, meente, borgeren ende ingesetener. der steden Deventer, Campen, Swolle ende der kleine steden des Overstichtes van Utert, voort ondersaten des landes van Twente, Drente ende Sallant weten, alsoo eermaels vele vervolgens an u voervaderen, vanden edelen mijnen voorolderen, van mijn joncker en vader, ende nae van mij geschiet is, vermits soodane schulden heer komende van Bisschop Rolef milder gedachtenisse uwen voorheren, daermede mijn lieve joncker en vader, dat wij doe ter tijdt niet versien hadden, des groten verderflicken schade gekomen is, indertijdt mijnes vervolgens noch van u tot groter verderf ende bedwanck quam: alsoo haddent niet sommige vrunden gedaen, wolde gij ons geerne ons lijf, goedt, huijs en hoff gebracht hebben, dat sich billick alsoo niet en behoorde, angemerckt de pennongen goedtlick voor uwen Here uitgelecht ende betaelt worden, die men moest met grote schaden verheffen ende opbrengen, daer huden ten dage erflicke goederen voor staen: soo iss het dat ick alle dage behoeve, ende mijn joncker en will mij sunst niet geven, dan weet mij voor te holden, hij hadde mij eens versien, ende konde des alle dage niet doen, die wijle dan gij in mij allentijdt die soene daertoe ick van u gedrongen worde in vele puncte gebroocken hebt, soo is mijn meinonge U deshalven van stonden an met mij te verdragen ende te slichten, ader van dese stondt niet en geschage, dencke ick te onderstaeu sulcks te nemen, met vaste vervolgens, als ick sall voor kunnen nemen: des ick lange genoeg verbij gegaen ende liever verlaten geweest ware. Ende wat schade ick dan U met mijn hulpers, ende hulpers hulperen doen worde will ick mij ende oir als des vermits desen mijnen openen brieve onse ere genoegsaem gedaen ende mij tegens U verwaert hebben en verwittigt, daer gij op verdacht mogen wesen, oorkonde mijn segel hieronder opgedruckt op Dingsdag na Lebuini a° 1498. Terstont na het senden deses briefs is Henrick wisch plundert van Wisch met het voorseide krijgsvolck in Twente ïeJ^htivt gevallen, alwaer sij Goor hebben ingenomen, daer G°°r. sy overgrote moetwille bedreven, gelijck oock in die gehele Twente, met roven, moorden en branden. Ende tot verachtinge des Bisschops maeckten sij binnen Goor een houten man, die sij als eenen Bisschop kleden, ende bij liaer stelden daerse droncken ende vant geroofde vrolick waren, drijvende daermede vele apenspuls, seggende Hier sit onse Genadige Here, sijn genade wil ons uit den lande jagen; begoten oock hetselve beelt met bier, voorts brantschatteden sij die gehele Twente. Die grote en kleine steden van Over-IJssel hebben haer gesanten an den Bisschop afgeveerdigt, ende hem te kennen gegeven, dat die van Wisch boven het verdragh int jaer 1492 mit hem gemaeckt suleken vijantschap in Over-IJssel bedreef ende dat die Bisschop daerin een voorvanck moeste doen, anders soude dat gehele lant bedorven ende verloren worden. Waerop die Bisschop terstont enige an den Hartog van Gelder afsant, ende hem die gantse saecke laten ontdecken, begerende van hem dat hij hem hulpe ende bijstant wilde doen om die heerlose knechten te slaen ende te verdrijven: want soo sij alsoo mochten voortvaren souden sij alle andere heren landen onderstaen te brantschatten ende te verderven. Hartog Carel van Gelder heeft met den Bisschop in geen verbont willen treden, vooral eer hij den Here van Wisch hiervan verwittigt hadde, ende wat antwoordt hij van den Here van Wisch bequam, woude hij den Bisschop laten weten. Heer Jan van Wisch bekomen hebbende dat schrijven van sijnen Hartogh heeft hem geantwoort a° 1498 des Vrijdaegs nae S. Jacob. sich beklagende over die schade die hem die van Deventer an sijn huis, goederen ende ondersaten gedaen hadden, waeromme hij bescherminge van sijnen Landtvorst versochte: dat die van Deventer hem den Hunnepertol, die hij van den Hartog in pantschap hadde, te niete maeckten: datse lester daegs in sijn heerlicheit gevallen waren ende aldaer noch kereken, noch craemvrouwen, krancken ende weduwen niet verschoent, dan ge- schent, berooft ende gevangen hadden, het welcke hij seide hem ende sijnen sonder recht ende reden angedaen te sijn, angesien hij des handels sijnes ongehoorsaraen soons onschuldig was, alsoo hij noch raedt noch daet noch consent daertoe gegeven hadde, des hij die behulpsame hant van sijnen Lantshere begeerde, opdat hij ende sijn ondersaten haren schade mochte vergoet worden. Dit antwoort van den Here van Wisch heeft die Hartog den Bisschop overgeschreven des Saterdaegs na S. Jacob, mits verhalende dat hij avermaels an die Here van Wisch hadde geschreven, dat hij een entlick antwoord op het schrijven des Bisschops soude senden: het antwoort dat hij daerop krege wolde hij den Bisschop oock mededeelen. Die Bisschop tot meerder bevorderinge van tegenstant is selfs bij den Hartog tot Arnhem gekomen, ende heeft een verbondt met hem opgericht, twelck oock die hooftsteden van Gelderland Niumegen, Zutphen en Arnhem bestedigt hebben, waervan die Vorst sijne brieven an den Bisschop ende die steden van Over-IJssel heeft gegeven: in gelijcker manieren als die Bisschop met sijne steden binnen Deventer den 8 Julij beraemt ende besloten hadden ludende als volgt: Wij Frederick van Godes genade Bisschop van Utrecht, geboren Marckgrave van Baden, wij Burgemeisteren ende Raedt, gemene borgeren ende inwoonders der steden Deventer, Campen en Swolle doen kont: alsoo dagelijcks geboert, dat grote mennichte van knechten sich bijden anderen versameien ende enen capitein bij sich selven opwerpen, ende daermede vallen in landen, steden overtrecken ende beschadigen, gelijck Henrick die sone van Wisch nu met grote mennichte van knechten in onses genadigen Heren landen an dese sijde der IJsselen daer Deventer licht. Om sulcks ende diergelijcke, nu, ende in toekomende tijden te wederstaen en te behinderen, sijn wij met den hooggeboren Torsten Heren Carel van Gelre, Gulick ende Grave van Zutphen onsen lieven oom, ende genadigen Heren, ende sijner lieften ende genaden hooftsteden Niumegen, Zutphen ende Aernhem overkomen na luit deser notule van woorde te woorde hier na volgende. Inden 1. sall mijn Gen. lieve Here Hartog van Gelder etc. alle sijn hulpe ende bijstant doen mijn Gen. Here die Bisschop van Utrecht, die sijn genade mogelick, om die knechten itsons in dit stichte van Utrecht liggende te helpen slaen: desgelijcks sullen haer beide Genaden, ende haer beider Gen. lantschappen tot andere tijden als des van noden sall sijn, ende haer enige Lantschap met getoch van knechten overvallen worde, malckanderen bijstant ende hulpe doen met all haer macht. Voort waert oock sake dat om sulcke slachtinge, ende bijstants wille, woe het ginge, van ene haer beide vorsten ende lantschappen 't samenderhant malckanderen helpen uitdragen, ende elck met haer macht nu eens met haer einden; soo kenne wij samentlick dat wij dese selve notele ende alle puncten daerin begrepen geseeckert ende gelooft hebben sekeren ende loven mits desen met onsen apenen brief. Tot oorkende der waerheit ende der gantser veste hebben wij Frederick Bisschop tot Utrecht onse, ende wij Borgemeisteren Schepen ende Raedt gemene borgeren ende ingesetenen der steden Deventer, Campen ende Swolle onse secreetsegel an desen brief doen hangen. Ge- geven tot Deventer int jaer onses Heren 1498 den 8 Julij. Tegonstant Ondertusschen dat die Bisschop sich niet den " " w 'sth' Hartog van Gelder verbont, heeft Hendrick van Wisch met sijn krijgsvolck omtrent Deventer begeven, doende overall met branden en roven grote schade, waertegen sich die Bisschop sterckte soo veel hem mogelick was met sijn eigen ondersaten, ende heeft den Hartog van Gelder enen dag angestemt om tegen denselven tijdt soude bereit maecken na luit des verdrags, om alsdan die van Wisch met sijnen anhanck te verjagen, hetwelcke den Hartog van Gelder den Bisschop beloofde te sullen doen. Het Nedersticht sont oock tot des Bisschops hulpe den Here van Montfoort, Jan van Nijvelt ende Henrick van Gent met vijfhondert soldaten. Middeler tijdt dat die Bisschop ende den Hartog haer volck versameiden, is Hans van Ballingen, Brantmeister der vijanden, met enige van sijn volck voor Deventer gekomen om enige borgers te verrasschen. Binnen Deventer was toe ter tijdt een Gelders hooftman, genoemt Bell, die een groot vijant was van desen heerlosen hoop, dese is met sestig van sijn soldaten uitgevallen, ende heeft een harde Hans schermutsel met Hans van Ballingen gehouden, enige gevangen0" van sija volck doodtgeslagen, hem selven met 150 mannen gevangen. Hierna op dag van der Apostelen scheidinge sijn die Bisschop van Utrecht met den Hartog van Gelder ende haer volck te samen gekomen binnen Deventer, ne Bisschop Ende is in sijn volle curas ofte wapen sittende op vcrsiaet het een schoonen hengst, uit Deventer gereden tegen iger van Wisch ° ' o . o hg Deventer, den vijant, met alle sijne hulpers. Maer als men nu hantgemeen soude worden, was het voetvolck des Bisschops onwillig om te vechten, voorwerpende dat die voorseide 150 gevangens souden losgelaten worden, betalende behoorlick rantsoen: als die Hartog van Gelder dat verstont animeerde hij den Bisschop dat men allene met die ruterije den vijant soude an vallen; twelck geschiet is, ende oock wel geluckte, want als sij een tijdlanck dapper met malckanderen hadden gevochten, maer ten lesten is die slachtorde der vijanden, die slechts voetknechten waren, door die mennigte ende hart indringen van des Bisschops ende Hartogs ruteren gebroken, vele van haer sijn daer doodtgebleven, andere worden gevangen, die reste verliep nae het landt van Munster, Collen, Gelder ende Cleve, ende tot Cleve toe hebben haer die overwinners vervolgt, vele van haer die haer geweer hadden weggeworpen om te beter te ontkomen sijn hier en daer van die boeren doodtgeslagen, die wredelick genoeg sich van dese landbedervers hebben gewroocken ende alle sonder iemant te sparen hebben doodtgeslagen, haer verwijtelick toeroepende, dat sulcks geschiede voor haer geit, paerden, coeijen ende alles wat sij haer genomen hadden. Een groot deel van de verstrooijde sijn in verscheiden Here landen gevangen, die totLimborg, Ordingen, Nuis, Colen ende sons gevanckelick sijn gebracht; maer als die Bisschop van Colen wederom te huis quam, heeft hij se alle lossgelaten ende uit sijn landt gebannen. Als sij geslagen worden hadden sij vele gevangens in haer leger, die welcke door dese victorie geluckelick sijn vrijgekomen. Diegene die in die slach ende oock daernae van die vijanden gevangen waren, sijn binnen Deventer gebracht, daer oock die Bisschop seer heerlick is binnen gekomen, ende heeft met die anwesende Heren ende die Gesanten van Deventer, Campen en Swolle sich beraden hoe men het met die gevangens soude maecken, ende oock met die gene die hierna mochten gevangen worden: waerop geresolveert is, dat mense alle soude ontDe gevangen hoofden, haer lichamen op raden leggen en haer hoofden op staecken setten. AIsoo sijn des Vrijdaegs voor S. Peters in vinculis omtrent Deventer over die hondert afgehouwen ende aen een ronden rinck op Raden geset: ende Hans van Ballingen int midden van haer allen. Onder dese hoop was een jonck geselle, die daer niet lange was bij geweest, ende van Hans van Ballingen dair toe beredet was, dese konde sich niet well tot sterven begeven, ende als hij nu op het radt sat ende vande beul daer op gebonden worde, siende Hans van Ballingen, seide tot hem: O Hans, Hans! waertoe hebt gij mij gebracht? Waerop die selve antwoorde: Spinne ick daer sijde bjj, waer van dat spreuckwoort is gekomen, ende lange in Over-IJssel bekent, Spinne ick daer sijde bij, seide Hans van Ballingen. Vijf en twintig van dese gasten sijn tot Campen afgehouwen ende langs de weert bij langes die IJssule op raden geset, die sich alle beklaegden dat sij van den soone van Wisch daer bij gebracht waren: tot Swolle ende voort overall sijnder mennigte afgehouwen ende gerichtet, soo dat het lant van Over-IJssel bijnae soo voll radtstaecken geraeckte als het te vooren voll schelmen en lantbedervers waren geweest, tot een schrick van diegene die sulcke moetwille wederom souden willen oestaen. Die B. sijn krijgsvolck betaalt hebbende heeftse gelicentieert. Het land van Over-IJssel nu verlost sijnde van dese lant bedervers, is op het volgende jaer diergelijcke onheil die van het Nedersticht overkomen, want alsoo Hartog Jan van Cleve die stadt van Utrecht een somme van pennonge hadde verschoten, int oorlog dat dieselve stadt mit Bisschop David ende Hartog Maximiliaen van Burgondien hadde, als sij sijn broeder Joncker Engbert van Cleve tot haren Ruwaert hadden verkoren, en konde hij niet wel tot sijn betalinge geraecken, hoewel hij tot meermalen in vrundtschap die van Utrecht daerover angesocht hadde. Waerom hij een deel heerlose soldaten heimelick heeft angenomen, met bevel, datse met all haer macht int sticht ende voor die stadt Utrecht souden trecken ende aldaer als vijanden handelen: dan souden sich laten verluiden, dat alles watse deden sij op haer eigen avontuer anvongen. Rhenen Ben 18 Junij hebben dese knechten die stadt Renen met den derden storm ingenomen, doodtslagen ende vangen aldaer vele menschen, van daer voorttreckende quamen sij voor Utrecht, verbranden die Weert ende vernielden veler Edelen huisen: branden ende brantschatten jamerlick, ende keerden alsoo wederom binnen Rhenen. Die Bisschop wel wetende van wien hem dit quaed geschiede, sant sijne gesanten binnen Rhenen, ende vernam van die Oversten, of sij den Hartog van Cleve wilden verlaten ende hem dienen, hij wilde haer int landt van Cleve voeren: waernae dit krijgsvolck begon te luisteren, alsoo sij doch anders niet en sochten als roven en pionderen. Terstont sant hij sijnen Raedt Evert van Ens, doctor, na Over-IJssel ende heeft haer van alles onderrichtinge gedaen en hoe dat die Hartogh van Cleve sijnen ondersaten aldus beschadigt hadde, oock sonder bewaerder eere. Begeerde daeromme datselve te wreecken tegen die van Cleve ende sulcks te straffen: en alsoo hij in handelinge was met die knechten oni in sijnen dienst te trecken, soo versocht hij, dat die van Over-IJssel 3000 ofte 4000 gl. souden opbrengen om dieselve op hant te geven, als die vant Nedersticht oock wilden doen: begeerde voorts, dat se vier cartouwen acht slangen sestien steenbussen met haer toebehoor tot desen tocht wilden senden, diewijle sij beter als die vant Nedersticht, inet sulcke krijgsinstrumenten versien waren: daerenboven versocht hij van haer datse 300 ruteren metten eersten souden opbrengen; angaende die onkosten daertoe souden half van Over-IJssel ende half vant Nedersticht gedaen worden, den brief des Bisschops was gedateert a° 1499, den 23 Jul. Ridderschap en Steden van Overijssel hebben terstont het versoeck des Bisschops ingewilligt ende een generale schattinge over dat gantse land uitgeset, niet allene op wereltlicke maer oock op geestelicke goederen. En alsoo sij sich besorgden dat die geestelicheit sich hier tegen soude stellen, waeromme sij hetselve den Bisschop overschreven, begerende daertoe sijn consent. Die Bisschop heeft hierop schriftelick geantwoord ende bevolen, dat die van Over-IJssel die uitgesette pennongen van die cloosteren ende capittelen na luit der cedulen, ende van die pastorijen ende vicarijen vermogen die uitsettonge souden vorderen ende dat men die onwilligen op- 22 teickenen sonde, ende hem oversenden, wolde daertegen behoorlicke provisie doen. Aldus is die uitsettonge voortgegaen, twelck Evert van Ens terstont den Bisschop overschreef, die daerop antwoorde, bedanckende die van Over-IJssel voor haer goedwilligheit. Dienvolgens hebben die van Over-IJssel het voorseide geschut, neffens 300 ruters na het Nedersticht gesonden ende belooft de helfte van 500 paerden ende 600 te voete te besolden. Die Bisschop Met het voorseide krijgsvolck ende dat krijgsvolck van cieve! die Rhenen hadden ingenomen ende sich nn in des Bisschops dienst hadden begeven, is de Bisschop int lant van Cleve getrocken, daer sij alles watse bekomen konden branden en pionderden ende veel menschen hebben gevangen en doodtgeslagen, vele huisen ende vesten stormenderhant ingenomen ende neergeworpen, huisden aldaer met die Cleefschen ummer soo qualick als te voren int sticht van Utrecht was geschiet. Als dese vorsten malckanderen dus jammerlick hadden bedorven, hebbense haer saecken in compromis gestelt an Hartog Willem van Gulick ende Marckgrave Christoffel van Baden, voor welcker Raden haer verschil worde geventileert, ende grote eijschen van vergoedinge van beiden sijden geschieden: maer die het sijne genomen was die bequamt niet weder, twelck gemeenlick krijgsgebruick is: doch entlick is de vijantschap neergelegt ende den vrede tusschen beide vorsten getroffen. Die stadt Campen heeft die gerechtigheit, dat haer alle die wateren toekomen op die Camper sanden campon togen van den Sinnick af hent in die Sudersee, tot op vier Enieioeit. (je|ia|ve voet waterSj met die visscherijen aldaer, ende tot soo vere gaet oock der stadt vrijheit. Die van Eraeloert bevisten dese wateren met haer fuicken, waeromme die van Campen haer stadtdienaers uitsonden, om die fuicken op te halen, die haer te na waren. Maer die van Emeloert dit siende sijn in haer schuten gelopen, overvallen die stadtsdienaers ende verwonden haer deerlick: twelck die van Campen seer qualick hebben opgenomen ende gedachten dit gewelt haer in haer eigen heerlicheit gedaen an die van Emeloert te wreecken. Dese sulcks verstaende hebben grote moijte angewent om met die van Campen te vergelijcken, die welcke daertoe niet wouden verstaen, des sij haren Here Evert van Souwenbalg (die oock here van Urck was) versochten, om voor haer met die van Campen te handelen, gelijck geschiede; want binnen Campen gekomen sijude met enige andere is hij met de Raedt derselver stadt in handelinge gecomen ende geaccordeert, dat die van Emeloert tot een boete souden betalen 260 olde schilden ende is hiermede die voorseide questie verdragen, int jaer 1499 op S. Odulph. Int jaer 1500 hadden die van Campen vijantschap met die Spanjaerts, uit wat oorsaecke is onbekent, maer des Sonnedaegs na Michaelis int selve jaer is tot Campen afgelesen en bekent gemaeckt, dat se een bestant met die gantse Spaensche natie hadden opgericht. Op dese tijdt voerde Hartog Albrecht van Saxen, die sich geheel Vrieslant onderworpen hadde, oorlog tegen die stadt Groningen om sich oock dieselve onderdanig te maecken. En alsoo dese stadt mede onder dat Sticht van Utrecht gehoorde, heeft die Bisschop daeromme een gemene Landag van die Staten van Over-IJssel ende het Nedersticht angeschreven binnen Utrecht int grote Capittel-huis van den Dom. tegen Donderdag Misericordia Domini int jaer 1501, waertoe hij versocht was vandie van Groningen selven, die sich bekiaegden, dat se seer van den Hartog van Saxen ende den Grave van Emden besvvaert worden. Die Staten voorsegt hebben op die angestelde vergaderinge niet grote swarigheit die saecke van Groningen overwogen: diewijle sij niet geerne die stadt wilden verlaten ende oock ongeerne tot oorlog wolden treden. Waeromme voor raetsaem gevonden, om enige middelen tot vrede te vindeu, waerdoor sij die stadt niet die van Saxen mochten verdragen. Over dese saecke sijn verscheiden daghvaerden gehouden, waervan ick ettelicke op liaer plaetse sall verhalen, andere 0111 kortheit wille verbijgaen. Int laetste des jaers 1502 was een tamelicke koude, ende duerde soo tot het leste van Februario 1503, maer omtrent S. Peter begon hot soo te vriesen, dat men met wagenen en paerden over die IJssel ende andere stromen konde varen, ende duerde drie weecken, datmen met sleden over die zee voer. Die Kon,Ie winter, koude was soo hart, dat die oeijvaers, die wederom op liaer nesten gekomen waren, daer afvielen ende van koude doodt bleven, die wilde endtvogels waren alsoo verkout, dat mense met die handen konde vangen. Op Palmdag waren die huisluiden van die Campereilanden over die IJssele in die stadt gekomen, om die processie met den Esel, als int pausdoom gewoonlick, te helpen doen. Maer als dese processie was gedaen ende die poorten geopent omtrent elf ure ende een ieder meende na huijs te gaen, was daer niet een stucke ijs te vinden, want het was alte samen gesoncken. vreemde Het voorgaende is geweest tegen die ordinarische "iloraikT ' 'U0P des tijdts: maer hetgene binnen Deventer int jaer 1504 gebeurde was tegen die nature ende een grote vreemtheit in menschelicke geboorte, want aldaer een steenhouwers vrouw twee kinderen heeft ter werelt gebracht sijnde meiskens, die met borst ende buijck dwars an malckanderen waren, hebbende alsoo eene buijck ende een middel, maer onder ende boven gescheiden, want hadden twee hoofden, vier armen, twee schamelheiten, ende vier beenen. Philippus die Coninck van Castilien hadde te deser tijdt oorlog tegen Hartog Carel van Gelder, en opdat hij die Gelderschen te meer soude mogen onderdrucken, heeft hij den 21 September die van Campen verbodt gedaeu, datse die Gelderschen genen toevoer souden doen. Oock heeft int selve jaer die Here van Gronis dat huis te Oeijen, twelck die Bisschop van Utrecht in sequester hadde van den Hartog van Gelder, overgelevert in handen van die Aartshertog van Oostenrijck, buiten wille van den Bisschop. Evenwel heeft die Hartog van Gelder hetselve den Bisschop geweten, ende is hier uit namaels grote onruste ende oorlog tusschen die Gelderschen ende het sticht van Utrecht ontstaen. Sodanige mandamente des Conincks sijn niet allene tot Campen, maer oock over all in Over-IJssel uitgeroepen : maer gelijck het gemeenlick gaet, die begeerlicheit van gewin was groter als die schrick van placcaten, want die borgers van die steden van Over-IJssel hebben om voordeels wille niet nagelaten toevoer an die Gelderschen te doen, en soo heimelick haer mogelick was haer toegebracht. Hieromme heeft die Aertshartog door Brabant, Hollant, ende alle sijne landen een mandament gesonden, dat men die Dio van van Over-IJssel geen victuale, ofte artilleriie sonde Ovor-IJssol in , . verschil met toevoeren otte verkopen. Daer en boven sijn die van Maxi^iHacn, Deventer, Oampen, en Swolle overall in die landen omdat 8« den des Aertshartogen seer beschadigt, want die Bur- Goldorschon . 07 toovoor deden, gonscnen namen haere borgeren, veel vette ossen, laekerten, ende andere goederen, hebben oock die van (timpen haer mercktschip genomen, weert sijnde ettelicke duisent guldens: waeromme sij overall vele vervolgs deden. Oock worden die van Over-IJssel van de Gelderschen niet gespaert, want die Hartog heeft haer goederen tot Hattum op die IJssel angehouden, ende sijn volck enige goederen genomen: waeromme sij schriftelick van die Geldersche hoofdsteden int jaer 1504, den 28 Decemb. versochten dat sulcks mochte nagelaten worden. Ende hebben erenstlick bij haren Bisschop angeholden, dat die Aertshartog sijn mandament wonde te niete doen, ende haer wederom den vrijen handel vergunnen. Die Bisschop tot vordeel van sijne ondersaten, heeft daer toe sijn beste gedaen, ende op sijn supplicatie tot antwoord gekregen, dat die van Over-IJssel noch een maent ofte ses weecken sich moesten dulden, om redenen daer toe sijnde: mits haer sauvegarden souden verleent worden, waermede sij sich middeler tijdt mochten behelpen. Soo veel belangt die toelatinge van den vrijen handel is soo weinig van geworden, dat int naestvolgende jaer 1505, Keiser Maximiliaen die vader van Coninck Philips wederom aan die van Deventer, Campen en Swolle het selve verbodt gedaen heeft, dat sij als gehoorsame ondersaten des Rijcks den Geldersen geen hulpe sonde doen noch handel ofte wandel met haer drijven, maar alle hulpe ende victualie sijn krijgsheer souden senden, dese brief was gegeven tot Wissenburg in Elsas den 15 April A° 1505. Als nu Coninck Philips die stadt Arnhem Arnhem hadde belegert, ende alle inwoonders uit '"k'-L'rt Yeluwe na Over-IJssel vluchteden, soo hebben die voorseide steden volgens het bevel des Keisers verbodt gedaen, aan hare burgeren, datse geen Geldersche goederen souden ontfangen dan alleenlick van haer eijgen meijeren, ende dat men den Gelderschen selfs heimelicker wijse niets en soude verkopen; alles uit vrese van indignatie van Keiserlicke majesteit. Die ook den 8° Maij int selve jaer uit Straesburg an den Bisschop van Utrecht heeft geschreven, dat hij sijnen soone int oorlog tegen die Geldenschen persoonlick soude te hulpe komen met 56 paerden, ende 2000 voetknechten. Heeft oock op de selve tijdt schriftelick bevel gegeven an die steden van Over-IJssel, Deventer, Campen en Swolle, dat elcke grootc stadt, 1000 Rijnsche gulden souden opbrengen tot oprichtonge van het voorseide krijgsvolck die tot Anholt bescheiden waren te komen, dit selve sijn die steden oock vlijtig nagekomen, maer hebben verdragen met des Keisers legaet, dat die Bisschop met de voorseide ruteren en knegten niet tot Anholt, maer bij den Coninck van Castiliën te velde souden trecken, ende die pennongen daer toe gebruicken als gesegt is. Als nu die Bisschop dit krijgsvolck hadde vergadert, is hij daermede bij den Coninck int leger voor Arnhem gekomen, welcke stadt gewonnen worde int laetste van Junio: ende Hartog Carel uit geheel Gelderlant verdreven. Die Paus Alexander hadde ter selver tijdt int sticht van Utrecht aflaet van alle sonden laten prediken, twelck men om geit niochte verkrijgen, waerdoor groote pennongen in die aflaetskisten sijn gekomen. Middelertijdt als dit aflaet worde gepredickt ende pennongën. die tijdt daervan ten einde was gelopen, ende die pennongen noch niet gecolligeert en waren is die Paus Alxander gestorven, ende in sijn plaetse is Julius tot het Pausdoom verheven. Die Roomsche Cardinael Oeger, Keiser Maximiliaen, ende die Bisschop van Utrecht niet die vijf Capittelen, wouden elck dese pennongen sich toeeijgenen, ende nae sich nemen, des oock die Bisschop sijnen vicarium Evert van Lnsse tot Campen heeft gesonden, willende dat se hem souden toegesegt worden, maer die van Campen niaeckten sich weijgerig, ende wouden sich eerst met die van Deventer en Swolle daer over bespreecken, gelijck geschiede, ende werden inet malckanderen te rade, dat sij den Bisschop dat voorseide geit niet wilden toestaen. Tenlaetsten sijn die Gedeputeerden van die steden voorseit met die gesant van den Keiser tot Hattum bij malckanderen gekomen, ende sijn geaccordeert dat sij die aflaet pennongen den Koomschen Coninck lieten toekomen: waermede die Bisschop, ende Geestelicheit van Utrecht niet wel vernoegt en waren. Twist tusschon Heer Willem van Buckhorst gestorven sijnde, hebben v^Buckhoret. siJne k'nderen Jan, Arent, Harmen, Jan en hare susteren met malckanderen die goederen gedeilt. En alsoo Joncker Jan die oudste soone was, ende die principaelste goederen leenhorig, ende oock seer met dij eken beswaert waren, leide hij sijne broeders ende susteren niet vele toe, doch door tusschenspreecken van vrunden en magen, sijnse vruntlick gescheiden ende van haer erfscheidinge is een goedt versegelt maeg-gescheit gemaeckt. Hier na hebben sich die jongere broeders ende susters daer over beklaegt, achtende datse grotelicks hiermede verkortet waren; verklaegden haren oudsten broeder an den Raedt van Campen als sijnde burger aldaer, ende oock an die stadt van Swolle, die welcke Johan van Buckhorst sochten te overreden dat hij sijn broeders ende susters iet meer soude toeleggen, dan sulcks was te vergeefs. Arent van Buckhorst niet kunnende tot sijn ogenmerck geraecken, heeft int jaer 1505 tusschen S. Marten en Allerheiligen dat huis te Buckhorst met gewelt ingenomen, in menonge dat voor sijn patrimonium te holden: heeft sijn broeders huijsvrouwe bij den haeijre langs die vloer gesleept, met voeten getreden, ende vele moetwille op dat huis bedreven. Soo drae als die van Campen dit verstaen hadden, sijn sij voor Buckhorst getogen, ende belegerden dat selve huis, diewijle Jan van Buckhorst haer borger was ende sij Buckhorst van dat huis in haer protectie genomen hadden: die van ingenomen. Deventer en Swolle zijn daer oock voor gekomen, deden oock die Bisschop sulcks te verstaen, die oock sijue Ambtluden daer voor heeft geschreven, diewijle sij sich besorgden dat Hartog Carel van Gelder sich met desen saecken soude mengen. Die voorseide steden hebben soo wijt met Arent van Buckhorst gehandelt, dat hij dat huis heeft overgegeven, an die steden onder belofte dat se hem tot sijnen rechte wolden helpen, waertoe sij oock grote neerstigheit bij Jan van Buckhorst hebben gedaen, maer hij wilde nergens toe verstaen: alsoo dat sijn broeders ende susters met dat eerste maeg-gescheit mosten tevreden blijven. Die voorseide Arent van Buckhorst is seer verarmt ende tot Amersfoort of Wageningen an gemene borgers getrouwt. Do Hartog van Die questie tusschen die stadt van Groningen ende Saxon togen , tt n i Groningen. den Hartog van Saxen is van dage toe dage seer angewassen, alsoo die Hartog haer onder sijn gehoorsaemheit met gewelt wilde brengen. Waeromme die van Groningen tot meermalen au den Bisschop van Utrecht, ende au dat Landt ende steden van Over-IJssel hebben geschreven, om hulpe ende bijstant van haren Bisschop ende medelitmaton te verwerven, met verklaringen dat soo sulcks niet en geschiede, datse noothalven iets souden doen moeten, datse anders niet gedacht en hadden. Ridderschap Drcnto. ende steden van Over-IJssel sich besorgende, dat wellicht die van Groningen eenen anderen Here mochten annemen, waerdoor sij niet allene die stadt Groningen maer oock die gehele Drente van Over-IJssel souden verliesen, welck lant een Graefschap op sichselven placht te wesen, maer na dien tijdt an OverIJssel gevoegt, sijnde int selve lant 34 Kerspelkercken, 2900 ploegen, vijf dinxpielen, 24 Etten, Coeverden die principale vestonge. Die vau Drente en Twente plachten met malckanderen in oorlogstijden op te brengen 3000 weerbare mannen, ende in beden en schattingen te gelden den vierde penninck van . alles wat op die Lantschap van Over-IJssel gestelt worde. Noch hadde die Bisschop uit Drente jaerlicks keur, ende roockpennongen 300 nnidde roggen, 400 mudde gaersten. Noch was die Proost van S. Marriën, tot Utrecht die overste van alle Dekens in Drente: welcke Dekens den Bisschop van Utrecht alle schrijckeljaren den 15 penninck van alle haer precariën plachten te geven, waer van des Bisschops portie alle schaltjaren placht te bedragen 600 Fransclie schilden. Soo dat die Bisschop ende dat lant van Over-IJssel mercklick souden verkort sijn geworden, als die Drente wederom van haer soude gesepareert wesen: derhalven hebben sij haer uiterste vlijt gedaen om sulcks te verhinderen, tot welcker einde sij die saecke alsoo hebben bearbeit, dat die Roomsche Coninck op ten eersten dag Februarij A° vergadering 1506 binnen Hattuni eenen vrentlicke verhoorsdag um heeft angeschreven. Alwaer die Gesanten van Keiserlicke majesteit sijn erschenen bij die Gecommitteerden van den Bisschop, Over-IJssel, Groningen, ende van den Hartog van Saxen, ende hebben haer wederom die articulen overgegeven, ende gedisputeert. Die Gedeputeerden van den Bisschop, ende het lant van Over-IJssel hebben allerhande middelen voorgeslagen, om die van Groningen ende Saxen te verdragen. Daereutegen hebben die gesanten van den Keiser ende Hartog van Saxen sterckelick angeholden, dat die Bisschop soude bewilligen dat die Keiser als onpartijdig vanwegen dat Rijck den Grave van Moers met 600 soldaten binnen Groningen solde mogen senden om die stadt te bewaren ter tijdt ende soo 'ange dat die Keiser ende die Ceurvorsten des Rijck uitsprake over dese saecke hadden gedaen, waer na sich beide partijen souden reguleren. Hier toe wolden die Gedeputeerde van de Bisschop ende het lant van Over-IJssel niet verstaen die wijle sij sich selven uit die possessie niet wilden stellen: dit geschiede opten eerste woonsdag in die vasten A° 1506. Des anderen daegs is die saecke soo wijt gebracht, dat die van Over-IJssel en Groningen, met haren Bisschop hebben ingewilligt: dat men soude nakomen hetgene die Keiser inet die Ceurvorsten, Vorsten, ende steden Handelingen, des Kijcks hiervan souden uitspreecken: waerop enige puncten geconcipieert sijn die die staten des stichts an beijden seijden der IJsselen souden besegelen. Ende hebben Ridderschap en Steden van Over-IJssel hare Gesanten binnen Utrecht gesonden, daer Mr. Evert van Ense int bijwesen van dieselve, eerst tot den Domdeken van Utrecht Vicarium des Bisschops int Capittel bij die Generale Staten die gantse saecke verhaelt heeft, als dat voorgeven des Hartogen van Saxen, die menonge des Bisschops, voorts die articulen, die daerop geconcipieert waren, welcke men soude verbrieven ende versegelen, ende beloven na te komen, ende soo men sulcks niet en dede soude sonder twijvel die stadt Groningen verloren worden. Die Staten voorseit hebben daer over haer beraedt genomen tot 's anderen daegs ende sijn aldoe int Capittelhuijs wederom vergadert: ende na lanck debat hebben die Staten van die Geestelicheit ende vijf Godhuisen gesegt, dat sij overkomen waren dat eerste punckt te besegelen, ende na te komen wat Ceur- ende vorsten mitsgaders die steden ues Rijcks souden uitspreecken van dese saecke, indien ment soo verro konde brengen, dat over die uitspraecke die drie Geestelicke Ceurvorsten mede souden wesen, of dat daerover ende an ten minsten soo vele Geestelicke als wereltlicke souden erkennen. Die Ridderschap vant Nedersticht gaven tot antwoort, dat se in getall seer weinig waren, ende dat 't Nedersticht. die Here van Montfoort die principaelste van die Ridderschap aldaer niet tegenwoordig, konden daeromme geen entlick antwoord geven, ende wolden het selve geerne an den Here van Montfoort rapporteeren, ende sich met hem bespreecken, en alsoo entlick antwoorden, op die voogestelde articulen. Die Gedeputeerden van die stadt ende steden van Utrecht seiden, alsoo dit een sware saecke was, ende sij die selve mede souden besegelen, moesten sij eerst hare principalen sulcks te kennen geven: dan haer dachte beste geraden te sijn, dat die Bisschop selven binnen Groningen sonde rijden ende die stadt bewaren, op datse an dat sticht van Utrecht mochte blijven. Hierop vraegde Evert van Ensse wat raedt sij wisten, om die onkosten tot dat oorlog nodig sijnde te vervullen, hij antwoorden soo men haer dat selve des daegs te voren gevraegt hadde ofte voorgeholden, soo wolden sij dat beantwoort hebben. Hierna heeft Evert van Ensse, ende die Gesanten van Over-IJssel versocht, dat die vant Nedersticht oock haer Gesanten met haer binnen Hattum wilden senden, alwaer die Bisschop, die Graef van Emden, ende die Graef van Buren haer verwachteden. Waerin sij consenteerden, ende sijn met haer binnen Hattem gereist. Na lange disputatie, ende vele moeijte omdat men den Hartog geerne met die van Groningen hadde verdragen is tot afseheit genomen, ende voor best gedacht dat men die ingestelde articulen van den Keiser Hartog George van Saxen sijne menonge daervan wat dudelicker ende klaerder soude uitdrucken, om daervan sijn entelicke meinonge te verstaen, ende dat die van Groningen oock tot haer Principalen souden reisen, om haer entlicke verklaringe te vernemen, hoe vere sij sich met den Hartog souden willen inlaten. Doch enige van die Staten waren des voornemens, datse sich met desen handel niet wolden mengen, noch daertoe consenteren, rnaer sich daer buiten holden, ende sijn alsoo vertrocken. soekTee" Die van kroningen namen 't seer qualick dat hare beschermheer. Üesanten soo lauge binnen Hattum opgehouden worden, ende vande enen dagh tot den anderen uitgestelt, hebbent selve alsoo geduidet, als dat sulcks tot geen ander einde en geschiede, dan dat die Hartog van Saxen die saecke tot an den soomer mochte vertrecken, ende alsdan die van Groningen soo veel te gemackelicker overvallen ende dwingen. Oock liepen die geruchten van des Hartogen voornemen tegens die stadt. daeromme sij hare gesanten wederomme ontboden. Die oock na huijs sijn vertrocken ende kort hierna op Sonnedagh Quasimodo is dat bestant tusschen die van Groningen ende den Hartog geeindigt, die terstont ruteren en knechten • heeft angenomen om die van Groningen te dwingen. Waertegen sij hare gesanten an Ridderschap en Steden van Over-IJssel, die doemaels binnen Swolle vergadert waren, hebben afgesonden, versoeckende dat die Bisschop ende die van Over-IJssel haer als haer medelidt hulpe ende bijstant doen wildeD, gelijck haer die Bisschop hadde belooft, want soo sij niet kortelick daertoe niet en resolveerden, moesten sij enen anderen beschermhere soecken, ende hadden sulcks allrede besloten. Die van Over-IJssel antwoorden, datse alles doen wolden wat haer mogelick was, ende wouden met allerijll anden Bisschop ende die Staten van Utrecht schrijven, mits seggende dat die beraemde articulen vermochten, dat wes bij Keiserlicke Maijesteit 11a rechte daervan soude uitgesprocken worden, datmen datselve soude nakomen: ende bij aldien sij boven recht beswaert worden, wolden sij haer bijstaen met lijf ende goedt, doch datmen die kennisse daervan anden Bisschop woude stellen. Groningon Maer alsoo die van Groningen sagen datse met neemt an den oravev.Emden. schoone beloften opgeholden worden, hebben sij Edsart den Grave van Eraden tot haer beschermheer op seeckere conditiën angenomen ende op Meijdag int jaer 1506 in haer stadt ontfangen. Terwijlen die voorseide Grave den Hartog van Saxen diende, hadde hij voor die stadt op den bodem van de Drente een vestonge laten oprichten, ende als hij nu selve meister van die stadt was geworden, heeft hij dieselve niet afgebroken maer met soldaten beset gelaten: die welcke in Drente grote schade met schatten en roven gedaen hebben. Het heeft sich toegedragen als die gesanten van Ridderschap en Steden van Over-IJssel om sonderlinge saecken over die Drente tot den Grave van Emden gesonden waren, dat die inwoonders van Drente om haer seer klachtig sijn gevallen over dieselve soldaten. Als nu die voorseide gesanten wederom binnen Swolle gekomen waren ende haer report deden, hebben sij oock die klachten van die Drentekers bekent gemaackt, waerop die van Overijssel anden Bisschop hebben geschreven, versoeckende dat hij die saecke alsoo woude besturen, dat dese overlast mochte afgeschaft worden, twelck oock alsoo is geschiet. Met dit overgaen van die van Groningen onder die bescherminge van die Grave van Emden, waren die van Over-IJssel niet wel tevreden, want sij besorgden dat sulcks tot nadeel van haer lant ende die kercke van Utrecht soude strecken, soo tusschen Groningen ende den Hartog van Saxen vrede was afgelesen. Na desen is noch een vergaderinge gehouden van den Bisschop met den Grave van Stolberg, Derck van Stein ende meer andere gesanten des Hartogen, mitsgaders die van Groningen, over die questie dat die Bisschop seide volgens den inholt van verscheiden oude Keiserlicke brieven, dat die stadt Groningen niet in Vrieslant maer in Drente was gelegen ende hem ende die Kercke van Utrecht toequam ende alsoo die van Groningen die Ommelanden voor sich wouden verdedigen, om te besien of men sich daerover soude kunnen vergelijcken. Maer partijen konden sich met malckanderen niet verdragen, alsoo die Bisschop van sijn recht niet wilde afstaen ende die van Groningen die Ommelanden niet en wilden verlaten. Wolter van Plettenborg, Groot-meister der Duitscher Orden in Lijflant, in sorge sijnde tegen het gewelt des Groot-Vorsten van der Moskou, hadde van den Paus verkregen, dat voor sijn orde aflaet van sonden mochte gepredickt worden, om het geit daervan komende tegen die Moscovijte te gebruicken. Ingevolg van dese toelatinge heeft hij met ontheet des Aertsbisschops van Ceulen ende des Bisschops van Utrecht datselve Aflaet oock in Over-IJssel doen prediken ende daerop int jaer 1508 an die van Campen geschreven, versoeckende dat voor dat Aflaetsgelt 200 ofte 300 welgewapende ruters mochten angenomen ende hem toegesonden worden. Het aflaetsgelt dat binnen Campen vergadert was, beliep een merckeücke som me, alsoo vele verblinde menschen van menonge waren, dat sij aflaet ende quijtscheldinge van alle hare sonden verworven, als sij soodanige pennongen opbrachten tot voldoeninge van die schulden haerer sielen. Die ruteren die die Grootmeister versocht hadde sijn voor hetselve geit geworven binnen Campen, ende dat overige geit is den Grootmeister overgelevert, twelck die van Campen sooveel te williger deden, alsoo sij vele op Lijflant haren coophandel dreven. Als die van die Duitsclie Orde sich niet dit ende met veel ander krijgsvolok gesterckt hadden, hebben sij een grote veltslage tegen die Moscoviten gewonnen. vrijheid van Keisei' Maximiliaon hadde int jaer 1507 den 21 k""phu".i"i. November Wederoin vrijheid an die ingesetenen van Over-ijssel verleent, om liaer koophandel onverhindert in sijne landen te drijven, twelck hij daer te voren, 0111 die Gelderschen te meer te dwingen, verboden hadde. Evenwel worden die borgers van die Overijsselse steden als openbare vijanden beschadigt van het Burgoensche krijgsvolck, die tot Hattum in garnisoen lagen, ende van haren Here niet wel betaelt en worden, waerommc sij een toll op die IJsselstroom gestelt hadden. Maer die Bisschop van Utrecht heeft van den Keiser verworven, dat desen ongewoontlicken toll is afgeschaft door expresse last van Vrouw Margriete do Regente ende is sulcks geschiet don 28 Martij int jaer 1508. Niettegenstaende dit mandament vande voorseide Regente ende het verbodt des Keisers, hebben evenwel die voorseide soldaten den toll genomen, derhalven die steden Deventer, Campen en Swolle datselve wederom haren Bisschop hebben geklaegt; die het selve over schreef an die Regente, maer dit alles en konde niet helpen, alsoo die soldaten geen betalinge gedaen worde, waeromme die steden sich met malckanderen hebben verbonden ende verbodt gedaen, int jaer 1500 den 14 Novenib. dat geen schepen die IJssel op souden varen tot dat desen ongewoontlicken tol gants ware afgedaen. Ende die van Campen hebben enige schepen ten oorloge toegericht, waermede sij die schepen en goedt, die den IJssel op en af voeren, veligen wilden. 23 Den 15 Januarij int jaer 1508 hebben Peter van Meppel ende Jurrie Rotgers enige burgeren van Deventer gemoortbrant, ende dat uit oorsaecke als sij schrijven, dat haer goedt ende erfdeel van Reiner Voss haer worde ontholden, ende dat die Drost van Sallant haer geen recht wolde laten wedervaren: waeromine sij die van Deventer, Campen en Swolle, met alle ondersaten van den Bisschop ontseggen. Maer dese swarigheit was geringe, bij diegene die int selve jaer het lant van Over-IJssel van die Gelderschen is angedaen. Hartog Carel van Gelder hadde h. v. GeMer wel int voorgaende jaer seer geklaegt over die ingediè'cilinder, setenen van Over-IJssel, datse meer die Burgonschen als hem genegen waren. Nu heeft hij sich als een vijant tegen haer gedragen. Want den 14 October heeft hij dat huis te Cuinre, sonder anseggen van oorlog, ofte enige actie daerop te hebben, met omtrent sestig ofte seventig soldaten ingenomen. Die van Campen hebben in allerhaest ditselve haren Bisschop overgeschreven, mits versoeckende hoe men sich hierin soude dragen; die haer antwoorde den 3 November, datse sich met die van Deventer ende Swolle souden beraden, wat best hier tegen soude gedaen worden, ende wat sij des angaende besloten woude hij hanthaven, ende tot bescherminge sijnes landes sijn lijf ende goedt opstetten, als een goedt Landshere schuldig is. Nadat Hartog Carel die Cuiner hadde ingenomen heeft hij au die Ridderschap ende Steden van OverIJssel geschreven, dat hij hetselve huis hadde doen innemen op goed gelove, uit oorsaecke dat hij het slott te Oijen den Bisschop in sequester gedaen hebbende na het verdrag daervan gemaeckt, die Bisschop hetselve vertrouwt ende ingedaen, die dat sijne vijanden den Burgoonschen hadde overgelevert. Waertegen hij die Cuiner soo lange wilde beliolden tot der tijdt, dat hem Oijen wederom in handen gestelt worde, dan wonde allentijdt die toeversicht dragen, dat die Lantschap van Over-IJssel daeruit geen schade soude geschieden, ende die opkomsten die daer jaerlicks afqnamen woude hij den Bisschop jaerlicks uitkeren. Ansiach Als het den Gelderschen met die Cuiner was geTnisiuckt." luckt, meenden sij op dieselve maniere oock dat huis tot Vollenhove te overweldigen: tot welcken ansiach sij een schip uit die Cuiner na Elburg hebben gesonden om meer soldaten over te halen, ende als dat geschiet waer, wouden sij het oock op Vollenhove versoecken. Middelertijdt dat die Gelderschen hierover raetslaegden, heeft die huisvrouwe van die Castellein in die Cuiner hiervan vernomen ende is terstont na Vollenhove getrocken tot Georg Schenck, die aldaer Droste was, ende heeft hem te kennen gegeven desen anslag van die Gelderschen, dat dieselve in die Cuiner scherp 250 mannen-sterck waren, datter 20 ofte 25 aldaer soudeu blijven, als sij den anslag souden int werck stellen, datse nog geen geschut als een deel haeckbusschen hadden, entlick datse maer twee tonnekens polver bij sich hadden. Het anbrengen van dese vrouwe heeft George Schenck terstont die van Campen verwittigt, des Saterdags na Allerheilige, ende om te beter tegenstant te doen van haer begeert, datse hem vijfentwintig weerbare mannen souden toesenden. Die Bisschop heeft oock sijn beste gedaen om dit onheil van sijn ondersaten af te keeren, ende heeft tot dien einde Capittel binnen Utrecht gehouden, begerende hulpe ende bijstant van haer, om dat voorseide huis wederomme te bemachtigen. Op dieselve tijdt als dese vergaderinge gehouden worde, heeft die Hartog van Gelder sijne gesanten int Capittel gesonden, verhalende die oorsaecken waeromme hij die Cuinder ingenomen hadde, gelijck hij te voren an die van Over-IJssel hadde geschreven. Ditselve hebben die staten vant Nedersticht int lange an die stadt van Canipen geschreven ende begeerden dat sij twee uit haren Raedt bij haer tot Utrecht wilden senden. Die resolutie des Bisschops was euckelick dese, dat hij dat huijs ende vlecke den Hartog wederom woude ontnemen, ende schreef desangaende an die steden Deventer, Campen en Swolle, dat hij op L. Vrouwen avondt niet 200 soldaten van Amsterdam wolde overschepen, ende versochte daertoe datse hem volck ende schepen wolden te gemoete senden. JZ'Zon . Raedt ende Meenten (,er sta(,t Campen hebben dip Cilinder. sich op dat schrijven van haren Bisschop beraden, ende uit den Raedt tot hoplieden verkoren Claes van Urck, Wolter van Uterwijck, Willem Morre, Maes Maessen ende viere uit haer beide Meenten, als Allert Brant, Jan Schepeler, Otto Rolofs ende Henrick Bars: ende ordineerden dat dieselve met hare borgeren, den Bisschop int gemoet souden seilen ende helpen hem de Cuinder recupereren. Voorts is bevel gedaen, dat die borgers op het Raedthuis int harnass souden komen, alwaer die Burgemeister haer voorhielt watter was te doen, als dat men uit soude trecken om die Cuinder wederomme te winnen. Die borgers hebben sich tot desen tocht weigerig getoont ende eisten dat men haer soude verseeckeringe doen \an haer schepen ende schade soo sij enige quanten te lijden, dat oock die van Deventer ende Swolle soo wel schuldig waren hetselve te doen als sij Inden. Die Magistraet vresende dat hieruit een oploop van die borgers soude ontstaen, hebben haer doen vertrecken: maer tegen den avondt heeft Raedt en Meente laten uitroepen, dat se souden uittrecken op groote straffe, gelijck oock des anderen daegs geschiede ende sijn den Bisschop te gemoete gevaren met 8 rhijnschepen ende sijn alsoo gesamenderhant in die Cuinder angekomen. Die Gelderschen, die ankomste des Bisschops vernomen hebbende, sijn Die cuimier al 1 c uit het vleck verlopen: maer hadden het huis ingenomen, niet goede krijgsluden beset, doch als die Bisschop sijn beleg daer voor geniaeckt hadde ende haer seer benauwde, sijn sij gedwongen hem dat huis wederom in handen te stellen, behoudens haer lijf ende goedt, onder belofte ende versekeringe datse in ettelicke maenden tegen den den Bisschop ofte sijne landen niet en souden dienen. Derck van den Berge, die aldaer overste was vanwegen den Hartog vau Gelder, moeste oock dieselve belofte doen. Aldus heeft die Bisschop met hulpe van die borgers van Campen die Cuinder wederom ingenomen, sonder bijstant van die van Deventer en Swolle, hoewel sij oock van den Bisschop daertoe versocht waren. Die Gelderschen hadden enige dagen te voren twee rhijnschepen uit die Cuinder na der Elburg gesonden om aldaer hare saecken te verrichten, maer enige schepen van Amsterdam bejegenden haer op die Zudersee, overweldigden haer ende worpense al te samen over boort. Nog hebben die van Amsterdam een roeijbusse van de Gelderschen genomen, daer 28 mannen op roeijden, die oock uit die Cuinder quam, ende alle die daer op waren over boort geworpen, behalve sestiene die sij gevangen hielden. Die Cuinder gewonnen sijnde, heeft die Bisschop bij consent ende wille van die drie hooftsteden aldaer een Castellein gestelt, die welcke loven ende verborgen moeste an die steden voorseit, dat hij dat huis, borgt ende heirlicheit Cuinder niet en wolde vervreemden. . T0t' Bern in Switscrlant sijn int jaer 1509 vier Dominicaner monnicken verbrant, als die Prior, Supprior, Lessemeister ende Corijster, omdat se enen slechten Leeckebroeder bedrogen hadden, dien sij met wonderlicke practijcken vijf wonden hadden gemaeckt, hem wijss makende dat hij die van Godt soude ontvangen hebben ende was juist op die tijdt als die Dominicaner tegen die Franciscaner disputeerden, of Maria de moeder Christi in erfsonde was ontvangen ofte niet ende om sulcks met meerder authoriteit te bevestigen, wouden sij oock enen in haer orde hebben, die die vijf wonden Christi soo wel hadde ontfangen, als die Franciscaner van haren Francisco schrijven. Van dese saecke is op die tijdt een bijsonder boeckske uitgegaen. dte°Groto Hendrick die Grote sijnde uit Denemarcken met beschadigt een hoop heerlose knegten gekomen, lach int selve jaer int lant van Over-IJssel, bedreef aldaer vele moetwille ende hadde voor ettelicke jaren den Bisschop vijantlick ontsegt. Trock uit Over-IJssel, doch quam wederom daer in. Hiertegen hebben sich die Bisschop ende die van Over-IJssel gesterckt, ende haer volck tegen dese lantbedervers gesonden. Als Hendrick die Grote dit verstont is hij vertrocken, ende die Bisschop heeft hem tot op die frontieren' van Over-IJssel vervolgt, maer hij ontquani ende is noch groter vijant van den Bisschop ende sijne landen geworden, want int laetste van Decemb. is hij met 1500, andere seggen 2000 knechten, in die vlecke ofte stedeken van Geelmuden uit die Drente gekomen, bleef daer liggen ende dede borgers ende boeren daeromtrent geseten grote schade. Die van Over-IJssel begeerden van hem te weten wien hij toestendig was ende wat Here hij diende, uit welckers bevel hij haer ingesetenen alsoo verdorf, waerop hij anders niet en antwoorde als dat het kindeken Jesus sijnen Here was. Noch is int selve jaer een trop heerlose knechten bij malckanderen geweest, die hare boden anden Droste van Sallant Gerrit van Langen gesonden hebben, versoeckende van hem dat hij haer die doortocht wilde vergunnen door Sallant na die Graefschap Zutphen, waarvoor sij hem een goede vereeronge presenteerden. Die Drost heeft haer sulcks toegestaen, soo nochtans dat sij den huisman geen schadesouden doen, ende wat sij behoefden ofte verteerden souden sij met geit betalen: Aldus sijn sij in Over-IJssel getogen, lopende terstond op de huisman, doende overall grote schade. Die Lantschap was hierover ontstelt, ende seer qualick tevreden, ende hebben daeromme een generalen Lantdag gehouden, ende met malckanderen besloten, dat men ettelicke soldaten soude annemen, ende den vierden man van geheel Over-IJssel op ontbieden, ende noch daer bij enige borgers uit die steden lichten, om dit krijgsvolck uit den lande te verjagen. Die van Sallant, Vollenhove, ende die borgers uit die steden bij malckanderen gekomen sijnde trecken op haer aan, ende vervolgden die vijanden die all vooruit weecken, tot Alerriënborg sijnde den uithof vant Clooster Sibbekelo Verder konden se niet wijeken alsoo sij tusschen het veer ende die Vecht geraeckt waren, aldaer an die wrucht hebben sij standt genomen, ende stelden sich aldaer in slachtorde. Die Droste van Sallant met die van Over-IJsselschen bij haer komende, hebben oock haer slachtorde gemaeckt. Als sij nu tegen malckanderen in slachtorde stonden, ende die Over-IJsselschen haer vijanden wouden angrijpen is die Droste van Sallant vooruit gereden bij deselve, ende heeft spraecke met haer geholden, die krijgsknechten hebben sich hogelick tegen den Droste beklaegt dat hij haer op die vleijsbancke gebracht hadde. Die Droste is terst°nt wederom bij die Borgers ende huisluden gereden, ende gelaste haer genoegsaem onversichtig datsij sich souden wenden, doen soo: wanneer die van Over-IJssel sich omkeerden sijn die vijanden op haer angevallen, ende hebben haer in die vlucht vJo^te, geSlagen' (h0eWe' die va» Over-IJssel wel thienmael soo sterek waren) soo datter bijna niemant soude ontkomen hebben, ten ware die Drost van Twente met die Twentekers haer ware te hulpe gekomen als sij met malckanderen int vechten waren, ende haer ontset hadde. In desen strijdt sijn vele Overijsselsen doodt gebleven, waervan ettelicke wagens met dooden binnen Ommen, oock enige binnen Deventer sijn gebracht, die aldaer worden begraven. Die vijanden sijn voort uit Over-IJssel na die Graefschap Benthem vertrocken. rtcTLr'" Middolei" t'idt 'lat die saecken tusschen den Hartog govaiijfon. Van Gelder ende den Bisschop van Utrecht aldus sorgelick stonden, heeft Henrick die Grote die tot Geelmuden lach int beginsel des jaers 1510 op die Zuiderzee ettelieke Camper schepen genomen, ende is daer mede na Geelmuden gelopen doch raekt daer mede an die grondt onder Ens den 4 Januarij. Als die van Campen dit hadden verstaen, hebben sij enige schepen ten oorlog toegemaeckt, ende met borgers soldaten, ende geschut versien, om hare schepen desen heorlose knechten wederoinme te ontnemen, als deselve nu sagen dat die van Campen op haer anquamen, hebben sij die schepen verlaten, ende sijn op Ens in die Kercke gelopen. Die van Campen hebben die schepen alsoo wederom gekregen, ende gearbeit omse wederom vande grond te krijgen. Ondertusschen dat die Campers hier met doende waren is daer een schip met spiessen ende ander geweer an komen seilen, waerop Derck van den Berge was, een edelman welgesien bij den Hartog van Gelder, ende die tevoren op de Cuinder bevelhebber was geweest, hebbende last om die Cuinder wederom in te nemen. Oock waren op het selve schip Capelle die Scholte van Harderwijk, Hendrick van Essen, Ellert Vriesen, Luitjen van der Marck, Hillebrant Vriesen, ende 40 of 50 lantsknechten. Die van Campen dit schip siende sijn hetselve oock angevallen hebbent overweldigt, ende brachten die voornaemste gevangenen opten wiltvanck binnen Campen, die andere sijn elders geset, ende sijn van die stockmeisters verhoort ende gepijnigt. Willem Morre, mede van den Raedt, doch kranck sijnde, en konde daer niet komen, maer vorderde den Secretarium, ende heeft den Raedt laten waerschouwen, dat wat men dede, dat men daer soude sien datter er geen haestigheit gepleegt en worde mette exercitie van Tot tampen dese gevangens. Twelck nochtans die Raedt niet en achte, menende dat alsoo sijn meeste goederen in Gelderland gelegen waren, hij daer voor bekommert waer. Na gedaen rapport, van die stockmeisters sijn vijf van die voornoemde gevangens veroordelt onthalst te worden gelijck geschiede den 11 Januarij an viere vandie, die welcke op St. Nicolaes Kerckhof begraven worden: maar alsoo Hillebrant Yriese an den Biechtvader seide, als hij uitgeleit was ende sijn doodt int al bereit stont dat hij een Clerck gewijet was, is hij vrij gekomen en sonder kost ofte sluitgelt te betalen entlick lossgelaten. Als dit geschach, was Hartog Carel van Gelder binnen Mburg, ende als hij die tijdonge bekomen hadde, dat sijn volk binnen Campen gevangen was, heeft hij in aller ijl een bode met brieven an die stadt gesonden des inholts dat Derck van den Berge ende die andere gevangene sijne laden waren, ende van hem bestellinge hadden, dat men se daerom geen quaedt en soude doen. Desen bode is des nachts an die Venepoorte gekomen, roepende dat hij quam van den Hartog van Gelder, maer hoe hij riep, niemant antwoorde hem, als hij na lange tevergeefs geroepen hadde, is hij met een schuite omgevaren naer die Vischpoorte, daer hij soo lange verbeide totdat die poorte open gedaen worde. Als hij het volck vraegde hoe het met Derck van den Berghe, ende die andere gevangenen al ware, is hem geantwoord dat sij onthalst waren, waerop die bode sprack, dat sall Godt in der euwigheit niet willen, ende ist alsoo, dat sall wijf en kindt beschreijen, ende landt ende luden in verderfnisse brengen. Het welck alsoo is geschiet, soo- dat een ieder die int regiment is sich wel behoort voort te sien, dat hij met voorsichtigheit, ende niet uit haestigheit sijne saecken verrichte. Doch soo die Hartogh van Gelder geen oorsaecke nu gevonden hadde, hij soude wel een ander gesocht hebben, want hij doch met den Bisschop ende het landt van Overijssel int haijr wolde. KI acht o ovor Die bloedtverwanten van Derck van den Berge. »Un i a|g 3erent van deu Berge, Jasper, ende Seger Vincke, Hendrick Buck van der Hoghe, Willem van den Bussche, Georgh ende Sweer gebroeders van Kerssenbeke sijn over die van Carnpen klachtig gevallen an die van Munster ende het Cappittel aldaer, alsoo hij een ondersaet was van de selven lande, die oock harent halven angaende dese saecke andie van Campen hebben geschreven. En alsoo overall divers ende qualicke van dese justitie der Magistraet van Campen gesproken worde, soo hebben sij een verantwoordinge uitgegeven, an alle Heren ende Regerongen waerin sij int brede die saecke verhalen, ende hoe dat sij die voorseide gevangens wettelick ende met rechte gedodet hadden. Die heerlose knechten (soomen meende) bleven binnen Geelmuden ende bedreven allerhande inoet. wille, ontsagen haer geen boosheidt van vrouwenkracht, ende anders tegen die menschen te bedrijven: jae pleegden haer tijrannie selfs tegen het onvernuftige vee, want sij die koebeesten levendig de tonge uitsneden, ende lieten se dan alsoo wederomme in die weijde lopen. Het heeft sich middeler tijdt toegedragen, dat Lubbert van Keppel een Gelders man met meer andere soldaten met een schip op die Zuiderzee is gekomen om na Geelmuden te seilen. Enige borgers van Campen sijn in see hem tegen gekomen, ende hebben dat schip overvallen, ende Keppel met al die daerop waren gevangen genomen, ende haer binnen Campen gebracht, alwaer sij Keppel op een camer, ende die andere op poorten ende toornen gevangen leiden. *ZXr °m V°°r te komen alle den verlast van die krijgs- Uo'cimndon.4 kneohten die tüt Geelmuden lagen, heeft die Bisschop met die van Over-I Jssel een gemeene Lantdagh binnen Deventer in die maendt Junio gehouden, om o°ck middelen te vinden dat die knechten uit het landt van Gelder niet bij die van Geelmuden mochten komen, ende haer ingeseten ende die vreemde van Oosten komende niet meer en mochten beschadiget worden. Waerop besloten is, dat men twee hulcken ten oorloge soude toerusten, ende die indie mondt vant Swartewater voor Geelmuden leggen, waermede sij suclks meenden te verhinderen. Dit selve worde van die stadt Campen versocht, die oock sulcks hebben angenomeu te doen, ende hebben twee hulcken met bootsgesellen, soldaten, ende victualie versien ende inde mondt vant Swartewater geleit. Ondertusschen dat die van Campen nog met dese toerustinge besig waren, hebben die van Geelmuden enige roeijbusschen den van Campen van haer stadt diep weggenomen ende sijn daermede hent ter Elburg gevaren. Maer die stadt hadde noch ses andere roeijbussen beholden, waermede die van Campen haer sijn nagevaren, ende hebben die van Geelmuden haer genomen schepen voor der Elburg wederom ontnomen, ende na Campen gebracht. Hierna is die Hartog van Gelder met all het krijgsvolck dat tot Geelmuden lagh, die hij te voren niet kennen wolde hem toe toestendig te sijn, daer bij doende soo veel ruteren ende voetknechten als hij in Gelderland konde bij malckanderen brengen, voor Deventer getrocken, rnaer hij heeft aldaer niets uitgericht, verhindert sijnde door die machtige tegenstant van die borgers, ende selfs wel hondert studenten. Prior in Albergen. A" D. 1510. Praesulante in sede Episcopatus Trajectensis Frederico de Baden Carolus Gelriae dux eidem Episcopo infensus ob causam cujnsdam eastri dicti Oijen simnlque ob necem quorundam suorum armigerorum quos Campenses publice interfecerant et plurimum irritatus huic patriae Trajectensi nil tale suspicanti belhim indirif. Coaetaque in unum multitudine gregariorum militum qui ex Frisiae partibis convenerant, itcmque conrocata rusticorum et cirium manu ex comitate Zitfphaniensi hostiliter terrmn hanc ingressus cepit peeorn abegere, homines captirare, domos incendere etc. Plurima rero pars cirium ex oppididis non mnnitis cum multitudine runcolarum circum Otdenseel habitantes ad eandem civitatem AJdensalem convenerunt sperantes illam quia mnros et fossam habuit, contra hostium impetum se posse servare etc. Porro dnm haec ita agerentur dux cum suis in Goor fere per diias hehdomadas moram traxit, nee ultra progressus est cum tota multitudine, fiebant enim cotidie excursus ab hostibus ex Goor ad vicina loca, et quaecumque praede invenire poterant illue tanquam ad sui praesidii locum inferebant. Venerunt quoque ad eos diebus singulis ex locis ririnis homines dato illis salvo conductu qui mnlta pecuniaruin summa se et sua ab kis quos Dux praefatus in hoe opus constituerat redimerant, et sic toto tem por c redemptis quo durabat ista conventio nil damni inferebatur, nam signo quod acceperant defendebantur: congéstaque est occasione hujuscemodi grandis pecunia: nam quisque aedificium sna tutare cupiens seseque ab hostium timore eruere potius elegit modica pecuniae muleta se obligari quam semper in timore et sollicitudine vivere. Dicitur tarnen quod pecunia a Oelrensibus har arte collecta eadem faalitate periit qua conquisita fuit. Aam duin fortalitium Diepenhem vi Oelrensibus eruerat postmodum a Trajectensibus ibi ajunt pecuniam h/c collatam in hostium manus devenisse. Postquam autem Dux cum suis exerdtibus jam per quindenam in Goor moram traxerat, tandem sabbato carnisprivii inde solventes versus Aldenseel tendere coepit relictis paucis in Goor rustieis ex comitatu Zutphaniensi qui Mud oppidnrn servarent: venitqnc Dux in Bome et illic nocte eadem substitit, divisis per singula loca singulis gratia victualivm, quae illis multum deficiebant. Ft maiie facto convocahs singulis facta aeie secundum ordinem incedentes ad Aldensael properare coeperunt, inter ambulandum omnia quae redempta non fuerunt ab eis populantes. Veneruntque dominica Carnisprivii summa jam missa finita juxta civitatem et illic castra metare coeperunt. At hi qui in civitate erant loei firmitate confisi, intra muros sese concluserunt, parum formidantes inimicorum praesentiam. Altera vero die hoe est fcria secuncla carnisprivii, Dux suos adesse jubet dispositisque machinis ac tormentis seu bombardis coepit muruni et portam pulsare ictibus frequentibns. Pedttes autem quia vino a Duce illis propinato incaluerant animosi effeeti, maxime spe praedae quam in oppidi copiosam illatam non ignoraverant allecti siquidem nudi ac pauperes omnes ferme erant, nam a duce salarium jam diu non acceperant, sed tradiderat illis Dux oppidum illud si expugnare valuissent, ut quisque quanto plura spolia coepisset tanto faelicior esset, quia retineret unusquisque quod sibi forte eveniret: hac oecasione tamquam furibundi oppidam invadunt etc. I'ace facta licentiatisque militibus, itemque equitibus diniissis contigit ut ducenti illi pedites Aldensaliae custodia relictis sub sao magistro Hans Beeck illinc discedere nollent nise stinendio suo illis integre persolvito; Unde Johannes de Tivickelo, Adrianus de Rede, et Joh. de Welvelde patriae communibtts erpensis eonsulere cupientes satagebant peeunias undecumque procurare quatenns sir pcrsolnto illis stipendia Aldenseel relinquerent, et ad sua quisque repedare etc. quod et factuni 3000 floretlis persolutis, quam pecuniatn a eapitulo in Oldensael, et monasteriis Weerselo, Albergrn ei Almelo proeuratam a Monasteriensibus sub annuo censu receperunt et sic a fera ista militia Twentia purgata. h. v. aoiiier Vandaer is hij in Twente gevallen : AVelck lant hij valt in Twento. gantsIick heeft overtogen en gebrantschat ende daervan een groten penninck gelts gekregen, maeckende overal veel arme luden. Recht voor Oldenseel, welcke stadt hij tot tweemalen dappcrlick bestormden, voerende sijne capiteinen seer moediglick liaer soldaten an die muren, maer elcke reise van die borgers ende husluden, die er in gevlucht waren, kloeckelick afgeslagen, soo datter wel 200 of 300 Geldersche doodtbleven. Dit misluckt sijnde heeft de Hartog sijn geschut voor die stadt laten brengen ende heeft se beschoten, quam selfs int leger ende schoot het vuur in die stadt: als nu die stadt stont in brande hoeft hij op elke poorte een canon laten stellen, waermede hij continuelick alsoo speelde, dat se entlick gebroken worden, ene neder geworpen, waerop sijn soldaten angevallen ende hebben de stadt verovert, sijnde die Hartog selven int anbrengen van den storm, ende men woude seggen dat hij die veertigste van die Geldersche soude geweest sijn die binnen die stadt quam. Dat vuer was wel in die stadt geschoten, maer sommige meenden datse verradelick van binnen was angesteecken, alsoo men enige vuur-wiecken daerinne gevonden heeft, en hoewel die Gelderschen geerne den brant gelest hadden, en konden sij nochtans niet. Des maendaegs in die vastelavondt a° 1513 hebben die Gelderschen Oldenseel geplondert, vele borgeren ende andere luden oitionsoci vermoort, selfs die arme ellendige menschen, die in iroplondert. , die gastnuse ende op hare kranckbedden lagen: die kereken berooft, die sacramenten uit die ciboriën geworpen, die ciboriën, kelcken, clenodien, kappen, casufelen ende alle cieraden daeruit met sich genomen, noch daerenboven die arme huisluden in Twente, die sij gevancklick bij sich hadden, ende haer lijf gekoft ende die betalonge vant selve rantsoon op vier termijnen gestelt, waervan oock die meesten all drie paeijen betaelt hadden, ende voor 't vierde noch vastgehouden worden, jamerlick al tsamen vermoort. Des anderen daegs (rocken sij uit Oldenseel ende hebben noch met moedtwille ende voorbedachte sinne over die 100 gevangenen, die in stocken ende blocken lagen, vermoort ende opge- hangen. Sij marcheerden van Oldenseel na Laghe, maer hebben sich wederom gewent ende die Hartog is met 400 soldaten weder binnen Oldenseel gekomen, die reste is binnen Zutphen vertrocken. Als die Gelderschen van Geelmuden vertrocken waren, heeft die stadt Campen in die Zuiderzee niet nic van meer dan eene lnilcke ende twee rijnschepen, die za™i" ten oorloge uitgerust waren gebruickt, waerop sij Jan ter Heil tot overste hebben gestelt, die op die hulcke bij sich hadde 74 soldaten ende op die Rhijnschepen 24 ende hebben die van Geelmuden genomen ende tegenover Elburg op die rede geleit, opdat die Gelderschen uit Elburg op dat Camperdiep, die Eijlanden, tRijshop, Dronten, Swartedijckers, Haetlanders ende andere in die vrijheit van Campen gelegen geen schade souden doen. Die voorseide stadt heeft dese schepen negen maenden in dienst geholden ende besoldet. Noch hebben die van Campen een dubbelt seinschip laten timmeren ende ten oorloge gerustet, doende daerop 19 mannen; ende oock Jan Droochscheerder op die schepen angenomen met 93 mannen, om met dit volck ende schepen van oorloge haer schepen in die Zuiderzee te beschermen. Nadien die Hartog van Gelder sooveel jammers in Twente hadde angericht, heeft hij an die Staten vant nie vant Nedersticht, ende die Stadt Utrecht geschreven, dat Nmiersticht aj|es Wat hij in Twente en Over-IJssel bedreven kroonen sich iiesp oorlog niet. hadde, daeromme was geschiedt, omdat die Bisschop dat huis te Oeijen uit sijnen handen gebracht hadde. An die selve staten vant Nedersticht hebben die van Over-IJssel menigmalen geschreven, versoeckende hulpe, ende bijstant in dese oorlog tegen den Hartog van Gelder. Maer die vant Nedersticht waren schroem- 24 achtig sich met desen oorlog te mengen, ende den Hartog van Gelder te vertoornen, schreven allentijdt tot antwoort, datse begeerden, dat men dese saecke tot gehoor souden laten komen, sij wouden alle wegen ende middelen voorwenden, om met die Gelderschen te verdragen. Schreven ook anden Hartog tot Oldenseel, dat sij geerne als middelaers tusschen hen ende den Bisschop met die van Over-IJssel wouden handelen, alsoo die Bisschop daertoe wel genegen was, waerop die Hartog wederom antwoorde, dat hetgene hij gedaen hadde, was geschiet om den hoemoedt die hem die van Campen hadden angedaen, dat hij oock wel bekende dat die van Utrecht schuldig waren S. Martens palen te beschermen, rnaer niet die van Over-IJssel ende haren Bisschop in sulcke oneerlicken handel. Stelden entlick an haer seggen tijdt ende plaetse van bijeenkomste om van verdragh te spreecken; sijnen brief was gegeven a° 1520 des Woensdags na Invocavit. Niettemin heeft (ioor.Diepenpm voorseide Hartog die huisen van Goor, Diepenhem verloren!" ende Laghe bemachtigt ende met garnisoon beset, doende overall ongelooflicke schade an die ingesetenen van Over-IJssel. Maer in Martio daerna hebben des Bisschops volck Diepenhem weder ingenomen ende daerop 65 soldaten gevangen ende 8 of 9 hopluden, als Berent Hacfort, Lantdrost van Zutphen, Thuil Bagert de hovemeister, Werner Spiegel, Goltstein Knippenborg, met 25 curassiers, en meer andere hooftluden. Die soldaten des Bisschops hebben die gevangenen dagh in de velde gestelt, soodat se op seeckeren tijdt haer rantsoon souden betalen. Voor aleer dese dingen in Twente voorvielen, hadden die Burgouschen van die stadt Campen be- geert, dat alsulcke karspelen ende buerschappen als den huise van Burgundiën tot dat huis te Hattum gehorig waren, als Epe, Heerde ende het Oldebroeck onbeschadigt souden laten, des wouden sij Sallick ende Caniperveen oock niet beschadigen: sulcks hadden sij van die van Deventer oock versocht, die daerop antwoorden, dat sij datselve geerne doen wouden als sij selfs mochten onbeschadigt Blijven. Maer alsoo die Hartogh van Gelder na onthalsinge van Derck van den Berge ende sijne gesellen, met roof ende brandt op het Camperveen schade gedaen hadde, waren die van Campen wederom uitgetogen ende hadden int Olbebroeck ende aen die steenen brugge gebrant. Waeromme Philips van die Recke van Someren, Hooftman van die Burgonschen, den 25 Februari int jaer 1510 an die stadt Campen heeft geschreven ende begeerde dat sulcks in volgenden niet meer en mochte geschieden. Diewijle die Hertog van Gelder aldus vijantlick Over-IJssel antaste, sijn die Ridderschap ende Steden binnen Deventer vergadert om te beraedtslagen, hoe men in dese saecke soude doen: die van Campen no stichtson sonden aldaer Henrick van Leuwen ende Henrick inPvduwen Oldertusschen dat die Lantschap binnen De¬ venter was in die weecke van die vasten als men Oculi sanck, sijn uit Deventer over die IJsselbrugge gereden 600 paerden ende 800 voetknechten, die in die Veluwe tot Twello ende Terwolde veel huise verbrant onder anderen die huisinge van Coert van Leesten, Dijkgrave van Veluwen, jae selfs die huisen van die Deventer meijers, die daer vele gelegen sijn, niet gespaert en hebben, ende groter schade gedaen. Ditselve schreven die Gecommitteerden van Campen terstont over an hare stadt ende versochten dat men haer soude toesenden die 2000 ggl., want elcke stadt soude verschieten 2000 ggl., die sij wederom uit die schattongpennongen souden trecken, ende die van Swolle hadden het hare airede gesonden binnen Deventer. Sij hadden oock besloten, dat die cloosteren buiten die steden souden opbrengen 30000 gl. of daeromtrent, waervan men haer brieven soude geven, dat men die voorseide pennongen haer wederom deugdelick soude betalen, tot die voorseide somme gaven die vant clooster Windesheim 2000 gl. Oock begeerden die Gecommiteerde van Campen, dat haer stadt veerdig sonde maecken twee halve cartouwen ende twee slangen met haren toebehoor ende binnen Deventer senden, gelijck geschiet is, ende die van Swolle oock gedaen hebben, want soo vroeg die Bisschop quam sonde den optocht geschieden om die een ofte andere plaetse an -te tasten. Die Bisschop Die Bisschop gesint sijnde in Over-IJssel te komen 4Tdio ende den Hartogh van Gelder te verdrijven, heeft Geiderschen. hetselve an die van Campen verwittigt, die hem tot Eembrugge 19 rijnschepen tegen sonden, die wel ten oorloge toegerust waren, welcke soo groot waren als carveels, ende haer plancken lagen over malckanderen sonder doe nog geen carveels en waren. Alsoo is die Bisschop tot Campen gekomen, Dingsdaegs na Ocnli, met 500 soldaten ende trock des Woensdaegs op Swolle ende nam noch enig veltgescluit mede: van daer op Deventer, die hem 600 rniteren te gemoette sonden. Die Bisschop hadde op dit pass tot Het leger Deventer ofte daeromtrent 1300 ruiters ende 2500 tot neventer. voetknechten; en beraedtslaegde met die Ridderschap ende Steden van Over-IJssel om noch enige ruiteren ende knechten an te nemen ende waer men die pennongen soude vinden. Daor worde gesloten dat men 500 paerden ende 1000 knechten soude annemen, ende die Bisschop beloofde, dat hij meer tot desen oorlog wilde doen als S. Martens goederen vermochten, doch noemde genen seeckeren tax, waerniedc die Ridderschap ende Steden tevreden waren, ende die Bisschop soude in allerhaest verschrijven alle ruiteren ende knechten, die hij int Nedersticht op konde brengen. Die Ridderschap hadde geerne gesien, dat die steden mede tot desen oorlog gegolden hadden, maer die gesanten van die steden wouden daertoe niet verstaen, maer begeerden bij haer olde privilegien te blijven, seiden oock dat die borgers van die steden op het plattelandt soo sterck gegoedet waren ende aldaer moesten gelden. Soo hebbense een schattonge uitgeset over dat gehele platte landt ende die Lantheer ende Meijer souden ten halve gelden ende hiervan soude niemant gevrijet worden, geestelick ofte wereltlick, een man of dienstman, noch oock schotbaer man, ende die boeringe van dese pennonge soude staen bij die drie hooftsteden. Tot oplichtinge van meerder krijgsvolck hebben Ridderschap en Steden anden Bisschop van OsenJan v. Tttcreum brugge gesonden Jan van Ittersum, Schenck, Droste schonck. VRn gaiiant, om ruiteren an te nemen, alsoo die Bisschop voorsegt an die stadt Deventer hadde geschreven, dat hij ende sijn broeder dat lant van Over-IJssel wel wolden dienen, doch met den bescheide, dat hij den Bisschop niet selver in persone soude annemen om des perijckelshalven of hij gevangen mochte worden, maer soude sien dat hij een ervaren Ritmeister over die ruteren met beraedt des „TT r-"6 Die Bissci,°pi,ee,t vcitovorste. Jsenburg met een companije van 9U paerden angenomen ende hem gemaeckt opperhooftman van sijn armade, waervan hij soude trecken 200 g.gl. ter maent, daerenboven soude hij dat gewin hebben dat inden lande van Over-IJssel gewoonlick was, waervoor en(je (jjg Geidersclien alle quaet bedreven, sijn vele vermogende Vriesschen in Over-IJssel geweeeken verwachtende die uitkomste van den oorlog, waermede Heer Floris van Buren seer qualick was tevreden: ende heeft oock binnen Steenwijck in Over-IJssel een deel soldaten gesonden opdat die Hartog van Gelder die selve stadt niet sou overvallen. Maer alsoo dese soldaten enige maenden soldije te achteren waren, soo heeft die Bisschop van heer Floris van Buren begeert dat hij die selve soude betalen; die daerop antwoordende versocht, dat die Bisschop haer op die Cloosteren soude verdeelen, tot ter tijdt datse mochten verdragen worden, heeft oock bij hem angehouden dat den Gelderschen in Vrieslant uit Over-IJssel geen toevoer van spijse ofte anders gedaen mochte worden, oock versocht hij dat sijne steden gene uitgeweeckene Vriesen souden herbergen, noch dulden. Die Bisschop schreef hetselve an sijne steden, die daerop antwoorden den 25 Maij, sij uit nabuirschap hare poorten voor ballingen niet wouden sluiten, ende dat, sij die ene partije niet gunstiger wouden sijn als die andere. Die wijle dan die knechten die binnen Steenwijck lagen noch om haer betalinge riepen, hebben die drie hooftsteden an Georg Schenck den Droste van Vollenhove geschreven, dat hij se op die Cloosteren soude verdeelen. Het welcke den Droste niet raedtsaem en vont om seeckere reden ende begeerde dat men Hasselt, Steenwijck ende Vollenhove wel verseeckeren soude alsoo daer geruchten liepen dat die Hartog van Gelder 5000 knechten hadde angenomen, ende niemant wiste waer het gelden soude den 24 Julij A° 1516. In dit tegenwoordige, ende voorgaende jaer, is lange ende wijtlopig gehandelt over die resignatie des Bisschops Frederick von Baden, die dat Bisdoom wonde overgeven an Philips van Burgundiën, waer over in Over-IJssel vele daghvaerden gehouden, schrijven ende wederschrijven geschiet is. Diewijle die vant Neder- ende Oversticht qualicke daer an genoegde, ende ongeerne die resignatie hadden toegestaen. Entlick als die Staten vant Nedersticht hare gesanten int hoff van Burgundiën gesonden hadden, sijn die selve met giften ende gaven soodanig onderwesen, datse die resignatie goedtvonden, ende leiden all den Resigneert ondanck van weigeringe ende tegenspartelinge op die het Bisdoom. y£m Overijssel, ende wederkomende tot Utrecht hebben sij Generael Capittel gehouden, alwaer die resignatie oock goedt gekendt worde, ende Frederick van Baden dede afstant vant Bisdoom, ende gaf het over an Philips van Burgundiën. Cort hierna int jaer 1517, den 29 September des avonts te ses uren is die voorseide Bisschop Frederick gestorven, men woude seggen van hartseer, ende ongeneugte, alsoo sijn harte was verteert, ende soo klein was als een walnote. 26 PHILIPS VAN BURGUNDIËN. 57e Bisschop van Utrecht. Plurima addenda ex. W. Ileda p. 325 dbc. Philips v. Als nu Frederick van Baden afstant van het Bis- Burgundiën B. , , doom gedaen, ende an Philippum van Burgundiën met bewillinge van die Cleresie van Utrecht, ende beider Lantschappen het Over- ende Nedersticht overgegeven hadde: is die voornoemde H. Philips des Dingsdaegs voor L. Vrrou\ve Hemelvaerts dagh met grote statie ende pracht binnen die stadt Utrecht gekomen, ende aldaer als Bisschop ontfangen, tijen dagen aldaer vertoeft hebbende vertrock na OverIJssel, ende nam sijn reise op Enckhusen. Die van Campen sonden hem tegemoete vier rhijnschepen, ende twee roeijbussen die ten oorloge gerust waren, met twee burgemeisters Lubbert van Hattum, ende Jan Cruse, oock hadden die van Enckhusen een grote berssie toegemaekt waermede sij den Bisschop wolden geleiden, van hier ^s die Bisschop in eene van die schepen van Campen, op Campen vertrocken, van daer op Deventer, alwaer hij met grote magnificentie gehuldigt worde, daerna is het selve tot Campen ende Swolle geschiet, met grote pracht ende overdaet van bancketten ende gastmalen, als hij eerst na older gewoonten, die privilegiën vande voorseide steden besworeu hadde, an 't Tolhuis &c. V. R. p. 203. Voorts heeft die Bisschop op Spoelderberg, die huldiginge ontfangen van den Droste, Ridderschap, Scholten, ende kleine steden van Sallant, daer oock mede die Gecommitteerde van die drie hoofdsteden tegenwoordig waren, die hetselve ansagen, sonder daer iet anders te bestellen. Op dese dagh hadde die Bisschop een groot gastmael angestelt binnen Swolle, maer die maeltijdt worde verstoort, want als die Bisschop op Spoelderberg was gehuldigt, ende nu wederom binnen Swolle quam, om met sijn gasten goedt cijer te maecken, heeft hij tijdonge bekomen dat een deel ruteren en knechten, die het landt van Overijssel wel eer gedient ende noch van haer soldije ten achteren waren, in Twente waren ingevallen, ende aldaer grote moedtwille bedreven. Geruchten Eer desen geweldige invall geschiede, hadden die van vyamien. yan Over-IJssel all enig geruchte van het voornemen deses krijgsvolcks gehoort, want omtrent Palm lagh die Grave van IJsenbroeck, die Grave van Witgenstein, waerbij sich oock die Joncker van Swartsenburg met Fransken van Suchelen gevoegt hadden, in den lande van Munster met veel ruteren en knechten, in meinonge eerlange eenen invall int lant van Over-IJssel elck met sijnen aauhanck te doen, om haer achterwesent van soldije die sij int jaer 1510 verdient hadden, met gewelt te bekomen, waertoe sij sich met malckanderen verbonden hadden eene lijne te trecken, ende die eene den anderen haer opspraecke te helpen afdragen. Die van Swolle hier van verwittigt sijnde, hebben hetselve die van Deventer ende Campen bekent gemaeckt ende geraden, dat den aanslag derselver met betalinge van die Grave van Isenbroeck mochte gebroken worden. Doch alsoo die van Over-IJssel suimachtig waren om haer te voldoen, hebben sij verscheiden ontsegbrieven haer toegesonden, ende alle quaedt gedreigt soo men haer niet en betaelde. Twee brieven die den steden, ende den Bisschop als hij even gehuldigt was tot Swolle sijn behandigt, waren van inhout als volgt: ontsegbrieven. Wetet gij Burgemeisteren, Schepen ende Raedt van Deventer, Campen en Swolle des gestichtes Utert, dat wij Jan Here tot Buren, Goossen, Ketteler, Sicke, ende Harmen van der Masseburg, gebroeders, Harmen van Mengersen, Jarig Schepel, Henrick van Hardenberg, Otto van Sessen, Henrick, ende Frans van Hall, gebroeders, Joost die Weert, Geert Bolssinck, Godert Schenck, ende anderen die gij noch schuldig sint, die hier mede opten velde sint, ende ick Jan van Daerle, insonderheit met U te doen hebbe, om oorsaecke ick met Adolph van Rechteren ende met sijnen anhanck, die ick mennigmalen voor u vervolliget sinne, worden uwer ende des gestichtes openbare vijanden, om oorsaecke gij ons ontholt ende schuldig blijft onse geit, na Inde ende inholt segel ende brieven ons daerop versegelt ende overgegeven hebbet, datselve wij u tot menningen tijde ersocht ende onse here en frunden voor ons gebeden, allent van u verachtet, ende nagebleven is; waeromme willen wij met onse Heren en frunde, hulpe hulpers hulpe, mit brant, mit rove, mit doodtslaen, mit moorden ende daer mede wij onse Heren ende hulpers ons des bekomen kunnen. Ende willen hier mede met dese onse schriften, onse ere ende gelimp int voorseide vervolgen, verantwoort hebben, ende willen na desen niemants, hij sij hoge edder leges sije geboren, juw edder niemants daervan antwoorden. Des wij ter oorkonde wij alle gebeden Jan Here tot Bueren dat die voor ons allen desen brief heeft versegelt, des wij 't samentlick gebruicken. Datum a°. dom 1517, des niaendaegs na S. Lucas dage. Die brief anden Twoodo brief. Bisschop gesonden luit als volgt. Hoogweerdigste Vorst, genadigster lieve Heer onsen dienst sij 11 G. te voren, soo u Genade twijvelen niet soo wel kundig sijn sullen, soo wier in getrouwen dienst gewesen sint, in bijwesen ende toe hellip u forst. Genaden voorfaren sijne forstelicke Genade ons soo angenomen hebben, ende met ons overkomen inhaldes brieve ende segel ende der onser bestelbrieven, ende ons noch bes an heer onses getrouwen dienstes schuldig verbleven, inhaldes onsers waerachtige bescheides der onser brief ende segel, daer dan voor gelooft ende toegesacht hebben, die eersame Raedt, ende borgers der stat Deventer, Campen, ende Swolle overmits der verschrijviuge ende betalinge te doen inhaldes oire belofte ende versegelinge, brieven ende segel die wij daervan hebben: over der oire beloften ende verschrijvinge gants vergeten sint. hoe deme hebben wij onlangs verstaen, dat u F. G. sullen ons soo verseeckeringe ende betalinge doen van den vorige stetten wegen, want soo der massen wier begeren alsdan u Genaden ons betalinge te doen van den vorigen inhalds der onse brieve end segel. Aver soo wanneer u F. Gen. der nrenonge end soo voor verhaelt niet soo toe doene hadden, dringet ons alsdan dat wij an den selven voorseide steden, ader an anderen oorden soo wijder ersoeckene te doen daer mit wij tot genoegelicker betalinge komen mogen soo ende woe wij dat hier namaels erlangen, ende werkomen mogen: unde daer von ons van alle dese onse schriften genoegsaem erwaert hebben, soe wes ons. dese onser billicker gesinnen an u. F. G. gescbien mach begeren u. F. G. schriftelick antwoort, ons in den besten to halden; kenne Godt, die « F. G. fredig leven bewaren willen. Gegeven onder onse eins segel als mijn Willem van der Horst, daerom van ons gebeden op saterdag na S. Huberts dagh a° 15J.7. Dese nabeschreven hadden den brief onderteiken-t. Adollif Here toe Gemmenig, Droste toe Merrigenborg, Johan Quade, H. tot Outwijck ende toe Bucksvelt, Evert van Kusschenberg, Willem vander Horst, Kersselis van Flecken, Lodewich van Metternich, Evert van Hall, Henrich, ende Jan Ducker, Diderick, Here toe Draecksfelt, ende Daem van Haren, Tijmen van Slenderen, Thomas van Ossenbroeck, Heer toe Oelbrinck Nijenrode, Diderick van Sije. Terselver tijdt als dese brieven anquamen, is oock die tijdonge gekomen dat die voorseide krijgslude in Twente waren ingevallen, het welcke die Bisschop den anwesenden van Ridderschap ende steden terstont te kennen gaf, ende heeft voort sijne Amptluden met die paerden die omtrent 80 sterck waren na die Twente gesonden : ende alle die andere Heren sijn elck na huis getrocken soo dat niemant bij den Bisschop verbleef, ende die angestelde maeltijdt verhindert worde. Des sonnedaegs na S. Lucas dagh quam tijdonge anden Bisschop dat die voornoemde ruteren des Saterdaegs te voren dat huis Laghe sonder stoot of slag ofte Die rutoron roer daer voor te lossen, eude oock die steden Olden™o"don^t°' see'i en(le Ootmarsen hadden ingenomen, waer door Ootmarson. die ingesetenen van Twente gants mistroostig waren, datse alsoo inder ijl sonder enige bedencken soodane huis ende steden verovert hadden: want Laghe was wel soo vaste na gelegenheit van die tijden, dat men het selve met vier man des krijgshandels, ervaren tegen dat gewelt lichtelick hadde kunnen holden: maer Jan van Ittersum Schenck, doemaels Droste aldaer, hadde om die kosten te sparen anders niemant, dan wat boeren daer op geleit. Nadat dit krijgsvolck die gantse Twente in dingtall hadden gebracht, sijn sij van daer hent tot Hardenberg in Sallant getogen van daer tot Ommen bes tot Nijerbrugge, ende hebben daer enige huisen verbrant, nemende haren wegh op Swolle, waeromme die van Swolle om haren voorttocht te beletten die Berckemer brugge hebben afgeworpen: als die ruteren voornoemt an die voorseide brugge quamen ende vonden dat se afgeworpen was, hebben sij dat huis den Ordel verbrant, sijnde een schone woninge, toekomende Jan Mulert. Te^enstant. Om die moetwille van dese vijanden te verhinderen heeft die Bisschop eenen lantdag binnen Deventer met Ridderschap en Steden gehouden, alwaer sij met malckanderen raedtsloegen, hoe men dese lantbedervers best uit het lant soude krijgen. Des Bisschops meinonge was die selve met gewelt daeruit te verdrijven, waertoe hij op sijn eigen kosten 400 ruters boven sijn ordinarische paerden wilde opbrengen, ende die twee ofte drie maenden onderholden, begeerde voorts te weten wat die steden daer toe souden willen doen. Die van Deventer antwoorden datse bij den Bisschop lijf ende goedt wolde opsetten, ende dat derdendeel vandie wijder onkosten, met dat geschut, ofte die helfte tot goeddunckeu des Bisschops min ofte meer opbrengen. Maer die van Campen principael, ende die van Swolle vonden raedtsaem dat men soude onderstaen met vruntschap haer uit den lande te doen vertrecken, docli soo men daertoe niet konde komen, presenteerden sij haer lijf ende goedt voor die gemene saecke te wagen: welcker meinonge voorgoedt worde ingesien, want soo men dese ruteren schoon eens met gewelt uit het lant gejaegt hadde, men hadde sich evenwel voor een nieuwen overvall te bevresen, alsoo haer actie gelijckewel soude sijn gebleven. Tot vorderinge van die voorgenomen handelinge quam well te passé, dat die Grave van Benthem an ettelicke van sijn goede vrunden in Over-IJssel heeft geschreven, dat hij tot welgevallen vandie Lantschap van Over-IJssel wel onderstaen woude met dese ruteren te handelen, want hij verhoopte die saecke wel tot een goedt einde te sullen brengen. Waerop die van Over-IJssel een Lantdagh binnen Swolle geholden hebben, daer sij raedtsaem vonden datmen dese handelinge met haer eigen lantsateu soude doen, ende hebben daertoe versocht Adriaen van Rhede ende die gebroederen van Twickelo Frederick ende Adriaen, welcke hetselve hebben angenomen, waerbij sich noch enige andere vandie Ridderschap vervoegden, ende hebben sich in handelinge met die ruteren begeven, die int eerste voor hare schade eijschten 50000 ggl-, maer die Over-IJssel hebben soo wijt met haer gehandelt, dat sij die op 8000 hebben gestelt ende dat men haer oock die schuit soude betalen, die conditiën sijn als volgt: Ackoort met Alsoo ettlicke ruteren, namelijk H. Jan van Bueren, ■lat krygsvoick. (}osen Ketteler, Harmen Mengers, met oiren adherenten, vermits sij bij den overstichte van Utrecht van schuit ende anders ten achteren waren, des sij die Lantschap van dat Oversticht voorseit met roof, brandt, dingtall, met inneminge der steden Oldenseel, Ootniarssen, Hardenberg, Laghe &c. overvallen hebben, soo is met denselven fremden heren verdragen, binnen die stadt van Oldenseel reeckenen sall, ende alsoo voort geaccordeert, wes men dan bevint die Lantschap van dat Oversticht hen schuldig sint, sall men hen dieselve pennongen, mitten hantgelde daervan bes noch verlopen van 20 pennongen ene betalen, binnen die stadt van Munster op S. Johans dagh toe midsomer naestkomende ende soo dieselve ruteren die noch ten achteren sint, meer andere ruteren om haer solt als voorseit te manen hebben opgebracht tot oiren kosten als sij seggen soo sall die Lantschap van Over-IJssel hen daervoor geven ende betalen op Drie Koningen avont naestkomende oock binnen die stadt Munster 8000 rijnsche gl. van gevvichte, ofte andere bare gelden binnen die stadt Munster gangbaer ende geve sijnde, hiervoor hebben gelooft bij ene feld gefenckenisse dat dese betalonge geschieden sall als voorseit Johan van Ittersum, Drost van Sallant, Adolph van Rutenberg, Ariaeu van Rhede, Frederick van Twickelo, Ariaen van Twickelo, Georg Schenck, Drost van Vollenhove, Mr. Harmen Haghen, Harmen van IJsselmuden, Berent van Munster, Here tot Runen, Reint van de Cooster, Hendrick van "\Vesterholt, ende indien dat die betalinge niet en geschiede, sullen sij tot verwaringe der Ruteren voorseit inholden, ende komen toe Wekedsburg, ofte toe Malburg tot coer der ruteren voorseit, hiervan sullet sij hare segelen ende brieven geven, sonder argelist. Hierna is die Lantschap van Over-IJssel vandie vier quartieren Sallant, Twente, Vollenhove en Drente, Ridderschap en steden, wederom bij malckanderen vergadert ende hebben alle hooft voor hooft, niemant uitgesondert, den 12 borger schadeloos te sullen houden voor haer ende haren erven belooft. h. karei Hartog Carel van Gelder quam int selve jaer met in Over-IJssel. . . _ _ ^ omtrent 7000 soldaten in Over-IJesel int Clooster Diepenveen bij Deventer: Haec referri debcnt ad tempora Badensis. Vide R. p. 203. Die van Deventer daerover ontstelt sijnde, hebben an hem eenen Secretarium gesonden om te versoecken dat hij het landt wolde verschonen, ende van hem te vragen of hij oock iet tegens die van Over-IJssel voor hadde, waerop hij antwoorde, goede nabuurschap met haer te willen houden. Van hier is hij int Clooster Windeshem getrocken, ende soo voorbij Swolle na Vrieslant, ahvaer sijn krijgsvolck gelijck oock in Hollant overall grote moetwille hebben bedreven. Behalven dit volck hadde die voorseide Hartog int leste vaut jaer 1516, vijftien hondert soldaten, ende 200 ruteren, sijnde een troup van die heerlose knechten angenomen ende in Drente, ende Vrieslant gesonden, daer sij een tijdtlanck grote moedtwille deden ende die ingesetenen brantschatteden: ende als sij aldaer vele quaedts hadden bedreven, sijn sij terugge in Twente gekomen voor het Gelderschen stedeke Goor, waer sij vruntlicker wijse met die bor- OTGoor!°n 8ers sprake hielden: end6 ondertusschen het selve overompelt en ingenomen, ende alle die daer binnen waren gevangen, ofte vermoort, en alles geplontert. Dit geschiede des Vrijdaegs na Drie Coningen int jaer 1517. Twelck die van Deventer terstont overschreven an die van Swolle die het den van Campen souden verwittigen. Sij schreven oock an den Drost van Twente dat hij goede toeversicht wolde houden om Oldenseel te bewaren, die daerop versochte dat Enschede, Grams bergen en Ommen verbrant. 200 of 300 soldaten van die steden tot Oldenseel mochten gesonden worden, gelijck oock geschiede soo haest als ummer doenlick was, waer toe sjj oock vele boeren in die stadt gesonden hebben. Het krijgsvolck die Goor overweldigt hadden, nadien sij veele boosheit hadden overall uitgericht, hebben sij haer vaendelen ende oversten verlaten, ende sijn geheel verlopen, soo dat hier mede die Twente van dese gasten ontslagen worde. Boven het gemene verderf dat die ingesetenen van Over-IJssel van haer vijanden te lijden hadden int jaer 1517, is oock dit van Godl daer toegevoegt, dat die stedekens Enschede en Gramsberge met brant sijn verongeluckt op Saterdag voor Oculi, en daerna den 25 Martij is het selve ongevall dat stedeken Ommen overkomen. Den 19 Aug. int jaer 1518 heeft die Bisschop met Ridderschap ende Steden, sijnen Lantbrief gemaeckt, waerin verboden worde, dat men gene goederen op die kloosteren mochte erven int lant van Over-IJssel, dan dat die personen daer die goederen op gevallen waren, datse die soo lange sij leefden tuchtse wijse mochten gebruicken, ende dat die Cloosteren in verbod dat dio Over-IJssel bij koop ofte gifte, of in eenige ander ireon°goedcron manieren gene goederen mochten anwerven: met meer mochten andere wetten die men voortaen voor Lantrecht soude ankopen. gebruicken. Uie voorseide Lantbrief heeft die Bisschop, ende Adolph van Rechteren, ende Johan van Buckhorst wegens Sallant; Ariaen van Rhede, ende Jan van Twickelo wegen Twente, Henrick Hagen, ende Harmen van IJsselmuden wegen Vollenhove, Borchert van Westerholt, ende Jan van de Clooster wegen Drente, met die drie hoofdsteden Deventer, Campen, en Svvolle besloten. Die Swarte hoop die een tijdtlanck den Hartog van Saxen in Vrieslant hadde gedient, een stout ongebonden volck, sijn int voorseide jaer uit Vrieslant vertrocken, ende hebben sich een langen tijdt in Drente, ende Twente verholden, doende den ingesetenen van Over-IJssel merckelicken schade. Van daer trocken se in het lant van Gelder en Cleve, ende omdat sij overall vele quaets bedreven, sijn sij entlick van den Coervorst Colen, den Hartog van Gulick, ende enige andere Heren verslagen, en verstroeijt. Ootmarsem, Omtrent Jacobi sijn in Over-IJssel ontvestet, ende Goor enz. , 111 ontvostet. ter aerden geslecht dese navolgende stedekens, Ootinarsen, Goor, Enschede, Delden, Ommen, ende Hardenberg, van welcke twee laetste die afgebrokene steen tot Coeverden is gevoert om het huis daer mede te stereken. Ten Hardenberg bleef staende die mure omtrent halver hoogte, maer int jaer 1523 werde dat overblijfsel der selver van die Gelderschen ende Drentekers ondergraven, ende te gronde nedergeworpen, alsoo dat men seggen mochte als die anteikeninge verhaelt. Non relinquetur in te lapis super lapidem. verbont Den 12 Maij int jaer 1519 hebben sich die BisB.' cnhGcider. SC'10P vau L1 trecht met den Hartog van Gelder met malckanderen verdragen, dat die eene in des anderen landt quaedtdoenders soude mogen vervolgen, ende soo iemant daer over doodt bleve, soude niemants hoogheit daer au gekrenckt sijn. Dit verdrag ende toelatinge was seer nodig, want overall in OverIJssel ende Gelderlant geschieden vele moorden ende straatschenderijen, en wanneer die euveldaders vervolgt worden, weecken sij terstont in eens anders Heren jurisdictie, ende bleven alsoo dickwijls ongestraft. Moitcrye Ter selver tijdt waer daer grote onlust tusschen tot Campen. ^jg j,orgerije van Campen ende haren Raedt, ende viel uit tot een openbare moijterije uit oorsaecke van enige accisen daer die borgers mede beswaert worden ende datter te vele van eene maegschap in den Raedt ende gesworen gemeente waren, ende meer andere reden. Die Borgerije veranderde den gehelen Raedt, ende Meente: ende hebben die regeronge geheel op een anderen voet gebracht, waerdoor veel disorde int plegen van justitie voorviel. Die Bisschop heeft wel allerhande middelen gesocht om haer te bevredigen, waerotn hij oock selve binnen Campen is gekomen, maer het en was niet doenlick, maer dieselve tweedracht ende oproer is van dagh toe dage groter geworden. Ondertussen dat die saecken aldus binnen Campen stonden hebben sij een groten twist met die van Swolle Twist tassen gekregen, waer door beide steden, ende die gehele dieenaswoTePen lantschap van Over-IJssel in een verderflicken oorlog is geraeckt: die oorsaecke daertoe was dese. Die vrijheit van Campen streckt sich van den Sinnick in die zee tot op vierdehalf elle diepte op een daegeücks water, ende die Camper sanden lopen hent an het Swolse diep, soodat het daer in die Zuderzee op een dagelicks water niet dieper is dan vierdehalf elle waters, waerdoor men uit het Swarte water in zee niet konde komen na Hollant ofte Vrieslant, men moeste dan raecken die Vrijheid van die stad Campen. Ende hieromme sustineerden die van Campen, volgens oude tollcedulen, ende oock brieven vandie voorgaende Bisschoppen van Utrecht, dat alle schepen die int Swarte water qnamen, schuldig waren toll te betalen: dat die van Swolle niet wouden toestaen maer spraken daer tegen, allegerende verscheiden redenen. Te voren int jaer 1512 en 1516 was daerora airede enig inisverstant geweest, twelck int jaer 1520 is uitgeborsten tot meerder verschil, ende onheil: overmits die van Campen een Swols schip, dat den toll niet en woude betalen, hebben genomen. Waer en tegens die van Swolle seeckere borgers van Campen die in bedevaert gingen tot het H. Cruce tot Coesvelt, binnen haer stadt hebben angeholden. "Waer over vele handelens ten wedersijde geweest is, ende entlick na 14 weecken sijn die borgers van Campen losgelaten, ende dat Swolse schip uit sijn arrest ontslagen. Doch alsoo die van Swolle noch terstont het schip niet gebracht en worde, ende sij seer schandelick schreven van die borgers die sij tot Swolle angehouden, ende nu losgelaten hadden, soo is die verbitteringe tusschen beide steden seer gegroeit, en dit vuur was niet te blusschen, hoewel die Bisschop, ende die staten des Landes, als oock Franciscus Cobel, die gesant des Keisers hieromme afgesonden, grote neerstigheid daertoe anwenden. Die van Campen leiden enige oorlogschepen voor het Swarte water om den toll te eijsschen: alle handel en wandel tusschen die borgers van beide steden worde verboden. Die van Swolle hebben op Sinionis en Jude tot Franckhuis buiten haer vrijheit enige borgers van Campen gevangen genomen. Ende aldus hebben sij begonnen malckanderen vijantlick te bejegenen: in die selve nacht sijn ettelicke borgers van Campen ende Dronters indie vrijheit van Swolle gevallen, ende hebben een man aldaer gevangen, ende vijf of ses ossen genomen. Hierna sijn die van Swolle met 400 man ongeveer te 10 uren smorgens op enen Maendag voor Campen gekomen, ende vraegden uit welckers bevell die van den Swartendijck ende Drontcn in haer vrijheit geweest waren, waerop sij antwoorden, dat sulcks was geschiet omdat die van Swolle hare borgers tot Franckhuis gevangen hadden, waerop die van Swolle haer veltstucken die sij metgenomen hadden, op die stad Campen stelden ende hebben op den middag die stad beginnen te beschieten, doch deden geen schade, want schoten boven door het dack van die huisen. Die borgerije van Campen hierdoor getergt sijnde, sijn met enige veltstucken uit die stadt gekomen, ende hebben met die van Swolle geschermutseert, die sich wenden ende wederom na Swolle vertrocken. Dit geschiet sijnde hebben beide partijen sich met krijgsvolck versien, en op verscheiden plaetsen schermutselen gehouden, ende met roven en branden grote schade gedaen, niet nodig sijnde om specialick te verhalen. Die van Campen hebben angenomen 1500 knechten half vreemden half borgers, waerover sij tot hopluden stelden Rolof Pael, Jan Rhijnvijsch, ende verscheiden andere van haer borgers. Middelertijdt dede die Bisschop sijn beste, om dit onheil voor te komen, tot welcker einde in Martio des jaers 1521 is die saecke soover gebracht, dat Die quostie beide partijen haer actie anden Bisschop ende die wort an den staten van Over-IJssel gestelt hebben. Waerna die Bisschop gostoit en van Bischop seer slappelick, met uitstellinge van den um versloft. dag tot den anderen dese saecke heeft voort¬ gesleept, ende weinig daeriu gedaen, gelijck of nu alles buten pericul gebracht waer. Entlick heeft die Keiser het ordeel over dese questie an sich getrocken: Maer beide die van Campen en Swolle hadden geen goedt genoegen, an des Bisschops, noch an des Keisers handelinge over haer verschil, om oorsaecke dat Cobol haer beide gelijcke tegen was, ende niet voldaen hadde. Hierover waren verscheiden ordelen int lant van Over-IJssel, sommigen beschuldigden die van Swolle, andere die van Campen. Sommige haer alle beide, die meeste Ridderschap was tegen die van Swolle. Niettegenstaende alle onderhandelinge die tot neerleggen van dese questie worden voorgenomen, bleef De Geldersen dese twedracht. Doch na lange moeijte en compromis JXTL an den Bisschop gestelt sijnde, is voor den selven swolle. anspraeck, rijplijck, duplijck, triplijck bij maniere van proces gemaeckt, ende ingelevert. Middelertijdt dat sulcks geschiede, heeft Michiel van Pommeren, Droste van Hattom, ende Jacob ten Sterte, Schulte tot Heerde in Gelderlant, allen arbeit gedaen, om die van Swolle te bewegen dat sij den Hartog van Gelder tot Here soudeu annemen, die haer wel soude beschermen tegen die van Campen, ende alle andere vijanden, ende als nu die Keiser geboden hadde, dat die Bisschop ende die Staten daer niet van souden kennen, maer die saecke an sich getrocken hadde, waermede die van Swolle niet tevreden waren, soo hebben sij des Woensdags 's avonts voor S. Margrieten, Michiel van Pomperen, met enige ruteren ende soldaten van den Hartog van Gelder in haer stadt ontfangen. Die Gelderse Opten navolgenden dagh heeft die voornoemde en Swoisen Overste met vele knechten ende borgeren van Swolle overvallen ° Hasselt. een aanslage op Hasselt gemaeckt, drijvende met twee schepen an die welle der selver stadt ende houdende met meer volcks op den Enck voor die stadt. Met die Gelderschen waren uitgetogen van den Raedt van Swolle, Jacob van Wirman, ende Jan ten Bossche. Als die van Hasselt dit gewaer worden, hebben se sich mannelick tot tegenweer gestelt, ende haer vijanden afgeslagen, waervan daer 7 of B doodt bleven ende vele verwondt worden, beide schepen hebben die van Hasselt genomen, doch het ene sonder volck: in het ander bequamen sij onder anderen van die besten van Swolle beide genoemde raedspersonen, en andere tot 18 toe, die tot Hasselt opt stadthuis gebracht worden; Michiel van Pomeren viel int water en ontquamt, verloor sijn paltrock ende sijn bonnette. h. carci Desen anslag misluckt sijnde, heeft die Hartog van 'eZpln" Gelder den 12 Juli, an die van Carnpen geschreven datse sich metten handel tusschen die van Swolle ende Hasselt niet en souden bemoeijen ende soo sij sich daervan niet onthielden, soude hij genootsaeckt worden daer tegen te doen. Ondertusschen maeckten die van Swolle met die Gelderschen alle dinge gereet om die van Hasselt ten twedenmael te versoecken. Die van Hasselt bequamen hier kennisse van, begeerden van die van Campen 100 man tot hulpe, die haer oock gesonden worden, met enige lasten rogghe, die sij oock van node hadden. Oock hielden die van Swolle een 'tsamenkomste met die van Hasselt, en versochten dat sij haer stadt in handen vanden Hartog van Gelder souden overleveren, waertoe sij niet gesint en waren. Hasselt weder- Des Maendaegs na Margriete sijn die van Swolle om belegert. we(jerom met macht voor Hasselt gekomen, ende 27 eijsten die gevangens loss te hebben ende hebben haer ten dele met goede woorden ende oock met dreigementen bewogen dat sij die gevangens wederom overleverden, op seeckere conditiën, die nochtans die van Swolle niet na en quamen. Na desen hebben die van Campen Hasselt met pulver, kogel, ende allerhande geweer versien. De v. Swolle Die Bisschop vresende voor meerder onheil, heeft Edelheden'"'0 ("e Ridderschap van Over-IJssel ter Nijerbrugge vergevamron. schreven, om enige middelen te bedenken waermede sij die beide steden mochten vergelijcken, ende dat lant in vrede brengen. Als die Ridderschap aldaer vergadert was, sijn die van Swolle des anderen daegs nadat sij voor Hassselt geweest waren, te voet ende te paerde aldaer angekomen, daer die Ridderschap onder den blauwen hemel stonden, ende raedtslaegden niet quaedts vermoedende, ende hebben Ariaen van Rhede, Adolph van Rutenberg tot Suthem, Johan van Buckhorst tot Bucksbergen gevangen genomen ende binnen Swolle gebracht. Hierna des volgenden winnen daegs sijn die Swolschen wederom uitgetogen, ende zuthem ende hebben dat huis te Zuthem eeplondert. ende dat Buchorst < Werclceren etc. huis te Eerde nedergeworpen, dat Ariaen van Rhede toequam. Des Sonnedaegs na Margriete quamen die van Swolle met die Gelderschen int Clooster tot Clarenwater, daer sij Jan van Buckhorst tot Buckhorst bij sich hebben ontboden op goeden gelove, maer als hij bij haer quam namen sij hem gevangen, ende brachten hem oock binnen Zwolle. Het huis te Buckhorst hebben sij oock ingenomen ende tot Castellein daerop gesteld die soone uit het Gulden Hooft te Swolle: Noch hebben sij dat huis te Werckeren, toe- komende Jan van Ittersum, geplondert ende tot die kelders toe die seer schone waren, geruineert. Nonnulli tarnen rebas patriae consulere cupientes consilio inito satellites plurimos eonduxerunt et ex his praesidia in Diepenhem et Oldenseel locaverunt. Praefectus quoque Covordiae qni captus non erat damna multa Swollensibns inferebat. Sed et milites in praesidiis locati ocii impatientes, quia nonduin ex terra Qelrensi spolia efferre licu.it, rapere tantum quicquid ad Sivollenses spectabat non timuerunt, veneruntque quotidie satellites de Aldenseel et minis ac terroribus victum et potum extorserunt a nobis ceterisque relligiosis et ruricolis. Et compulsae snnt singulae Marke Ticentiae contribuere mensibus sinffulis certam summam pecuniae, nam nostra Marca de Albergen qualibet mense solarium quatuor satellitum pendere eogebalnr scilicet 16 florenos ponderis et postmodum a monasterio Albergensi 300 florenos extorserunt. Prior in Albergen. Den 17 Juli hebben sij met malckanderen die stadt Hasselt an beiden sijden belegert, leggende oock een leger op den Mastebroeckerdijck tegenover Hasselt, op het veer ende hebben die stadt seer beschoten, maer bedreven daer niet mede, maer op den 21 Julij hebben sij een toren nedergeschoten die in die grafte storten, waerop sij twee stormen deden die sij telkens verloren, en worden afgeslagen, met verlies van wel 100 doden, waeronder veel Geldersche edelen waren. Evenwel sijn die Gelderschen met die belegeronge voortgegaen: waeromme die van Hasselt Tijmen van der Venne Evertssoon, over die mure hebben gelaten, alsoo sij geen poorte dorsten openen, ende hebben door hem van die van Campen versocht dat sij haer woude ontsetten. Die Raedt van Campen hebben sich hierop besproken, met Rodoiph van Ittersum, Droste van Diepenheim, ende Jan Cruse, Rentmeister van Sallant, ende besloten met malckanderen, dat die voorseide Droste ende Rentmeister alle die boeren van Vollenhove soude opboden uit name des Bisschops ende komen daermede binnen Geelmuden, daer oock die van Campen twee Raedspersonen met all haer borgers wouden senden om Hasselt te ontsetten. Op Mariae Magdalenen dagh sonden die van Campen Rodoiph Pael, ende Jan van de Vecht met duisent borgers tot Geelmuden. Claes Cruse Schulte van Campen droeg dat borger Yaendel, alwaer sij Ittersum, ende Cruse voornoemt met die boeren van Vollenhove vonden. Sijn alsoo Hassoit ontset. in goeder orde voortgetogen tot voor Hasselt, ende hebben met die gene die op het veer andie Mastenbroecker dijck lagen geschermutseert, ende schutgevecht gehouden, daerna sijn die Geldersche in aller haest uit haer legerplaets vertrocken, latende haer gebraden bij den vuire liggen, die andere twee legers die overt Swarte water lagen sijn oock vertogen, ende hebben sich binnen Swolle begeven. Aldus ontsetteden die van Campen ende Vollenhove die stad Hasselt ende brachten daer binnen nog 100 mannen, die ten deele van Deventer gekomen waren en na dien sij die stadt van alles versien hadden, sijn sij elck wederom tot die sijne vertrocken. Monasterium Albergen.se a duce Gelriae Salvagardiam obtinuit, patrocinio M. Henrici Saltsburg subpromissione quod semper conventus oraret pro Duce et ipsius conjuge et Hen. Snitsburg. Ut igitur \ conscientiae suac satisfacerel (suppli) cavit illud conventui, dixitque fratribus ut pro illis orarent. Mentor es illius sententiae: orate pro persequentibus et calumniantibus vos, et benefacite kis qui oderint vos etc. Hartog Op deu selven dag als die Gelderschen Hasselt tot swofio belegerden, is die Hartog van Gelder met sijne Raden ingeven. en(je 25 paerden tot Clarenwater gekomen, ende is voort tot Caten overgescheept, daer ettelicke Raedtspersoneu van Swolle als Jacob aan Wirman, Evert Evertsen, ende ettelicke burgers sijnde daertoe gegeordineert hem verwachteden, ende hem met groter eeren verwelkoomden ende vandaer met vele toortsen binnen Swolle brachten, alwaer hij treffelick worde ontfangen. Als nu die van Swolle den Hartog als haren beschermheer hadden ingehaelt, hebben sij dit volgende verdrag met hem opgericht. Wij Carel van der Gratie Godes, Hartog van Gelder, ende van Gulick, Grave van Zutphen &c., doen kondt alsoo onse Neve Philips van Burgundien, Bisschop van Utrecht die eersame stadt Swolle tegen Godt, recht, reden ende alle billickheit der justitie halven welcke sij met die van Campen te doen hebben gehadt boven haer privilegiën, ende dat sij die saecke sijn lieffte ende die Lantschap gesubmitteert hadden, veronrechten, ende verkorten willen ende ons daer en boven angelangt ende versocht heeft, om ons niet sijn 1. te confedereren, daerdoor sij ende seeckere vande Ridderschap gestraft mochten worden, ons daer voor seeckere articulen, ende weldaden offererende &c. is dieselve Stadt, anmerckende dat grote ongelove, ende inoetwilligheit onses Neven voornoemt, haer boven hoge loffenisse, huldinge segel en brieven oock overgegevene submissie ankomen soude, ende sint tot beschermenisse hares lijves, rechtes ende privilegiën geoorsaeckt sich met ons te verdragen, ende te verbinden. Soo bekenne Hartogh voorseit, dat wij den rechten te goede, ende om alle recht ende billickheit te verdedigen, ende oock 0111 sonderlinge gunste, toegenegenheit, die wij alle tijdt, tot die voorseide stadt gehadt ende gedragen hebben, na maten ende manieren hierna beschreven. In den le willen wij die stadt voorseit, met alle hare borgeren, inwoouderen ende goederen, in onse sonderlinge protectie, ende beschermenisse, gelijck andere onse steden, landen, ende luden nemen,: ende daer en boven twee geboren Vorsten, die ene eens Conincks, die ander eens Hartogs soone ene van haer beiden, voor haren rechten natuurlicken Heren, ende Lantforsten te ontfangen presenteren, tot behoef des H. Vrents Godes S. Marten, ende des H. Roomschen Kijcks; in sulcken toeversicht, meinonge, ende verhopen, sijn lieften worde een geweldig Bisschop des gantsen Bisdooms, ende gestichtes van Utrecht te worden, daertoe wij, metter stadt van Swolle alle behulp doen ende alle mogelicke vlijt sullen ankeren. Ende soo die coer van die twee vorsten voorschreven au ons staet, sullen wij den bequaemsten daertoe ordineren en stellen, denwelcken die stadt voorseit huldinge ende eedt doen sullen, daerbij leven ende sterven ende alles doen sullen dat getrouwe ondersaten bij haren Lantforste schuldig sijn te doen ende daeraf niet te wijeken, tensij dat Godt verhoeden moet, dat sij alsoo bedwongen ende benodiget worden, dat sij des niet gekieren konden, ende met ere ende glimp verantwoorden mochten: als sijn liefte dan weder tonen ende haer versegelen sullen, volkomentlick, vast ende onverbrekelick te holden, bij alsulcke privilegiën en brieven, ende gewoonten, geestelick ende wereltlick, als dieselve stadt in eniger wijse, bij Pauwsen, Keiseren, Bisschoppen tot Utrecht ende andere heren gegunt ende gegeven sint. Die stadt oock bij haren olden rechten, privilegiën, gewoonten, merckten, tollen, vrijheiden, willekeuren, stadtrechten in eniger wijse gelijcke van voorgaende Bisschoppen tot Utrecht oock versegelt is. Ende of dieselve stadt durg dese alteratie hiernamaels van Pauwsen, Keiseren, Bisschoppen, Ecclesien of enige andere landen of steden, met recht ofte gewalt gedwongen worde, sulcks sullen wij met onsen Heren, die wij presenteren worden afdragen na alle onse macht. Oock soo en sullen sijn Liefte inder stadt voorseit, muren, toornen, poorten, geen vestigheiden maken, daeruit die borgers bedwongen mochten worden, anders dan sij toe hants sijnt doch mach op des Bisschops hoff, een vorstelick huis doen bouwen, als sijn liefsten believen soll. Ende wat landen ende luden, steden en sloten den gestichte van Utrecht S. Marten onderworpen sint ende toebehoren in dese alteratie gebracht ofte getogen worden, daer die stadt geerne toe helpen will niet anders dan in name ende tot behoef des H. Vreuts Godes S. Marten wesen ende niet verkortinge ellick bij sijne goede privilegien, rechten ende gewoonten toe blijven sien sullen. Oock sullen wij noch onse Neve, die wij presenteren, niet stercker te voete ofte te paerde binnen die voorseide stadt onse lude senden noch schicken, dan 300 sterck ende sulcke mennigte, als is bij wille Schepen ende Kaedt. Voort willen wij dat terstont die brouwketelen verordent op die landen buiten die hooftsteden geholden, ende die brouwerijen die brouwen om geit te verkopen. Desgelijcken willen wij met denselven Heren voorseit vorderen een grafte te graven bis ander IJsselen met een spueije als eertijds voor hadde geweest met Weg in die schepen ende schuiten te varen. Oock die wech in die Kuite na Havelte in Drente en na Groningen opgemaeckt, ende die graften gediept worden, soodat men somers die wegh ende des winters die weteringe gebruicken mach. Oock soo willen wij dat haer vrijheit verbetert worde, als van Franchuis, an die IJssele, omme doorgaende bij die IJssele met die buirschap van Ittersum ende andere buirschappen daer binnen gelegen. Desgelijcke die stadt voorseit alle haer jaermerekten acht oft veertien dagen selves na nootdruft verlengen mogen ende dat alle die goederen, die op die merekten komen, durg onse lande ende steden geveiliget ende geleidet sijn sullen. Voortan alle accisen binnen dat kerspel van Swolle, sullen tot behoef der stadt voorseit wesen. Ende soo die stadt voorseit ene uit haren Raedt tot het schol tampt te presenteren plegen, dat sulcks voortan eene uit Schepenen ende Raedt soo veer dat iernant begeerde, wesen ende blijven sall. Vryheit Voort soo hebben wij uit sonderlinge gunste ende in Geideriant. genaiie ane borgeren ende inwoonderen ende bewanten der stadt Swolle toegelaten ende geprivilegeert, met haren goede, in ende door onse vorstendootn, heerlickheiden, steden ende landen in hare koopmanschap, met tollen, accisen, wegegelt niet meer beswaert sullen wesen ofte worden dan die ingesetenen onser lantschappen, desgelijcks onse ondersaten der stadt voorseit, oock wesen ende sijn sullen. Oock hebben wij dieselve toegesegt, dat wij na alle mogelijcke vlijt daer na sijen willen, dat diegene der stadt voorseit contrarie ende altijt int oghe geweest sijn gestraft sullen worden tot behoef ons ende der stadt voorseit. Desgelijcken die schade ende hoemoedt ende anders van den van Campen boven recht der stadt Swolle in desen handel toegekeert, gedacht worden ter gelegener tijdt toe straffen, alles tot behoef woe voorsegt. Sonderlinge dat sij den ongewoontlicken, opgelechten niuwen toll verlaten. Is oock onse gantse wille ende meinonge. Georgen Schenck Vrijheere bij sijn pantschap ende goederen, blijve, desgelijcken Roiof van Ittersum an sijn lijf ende goedt binnen Hasselt niet geschadiget noch gekrenckt worden sall. Hebben oock gelooft die stadt van Swolle, dat onse vier hooftsteden van Gelre die stadt voorseit dese articulen mede versegelen ende sich verbinden sullen met den aller eersten, als wij sulcks bekomen sullen mogen. Geschiet sonder arglist. Des ter oorkonde hebben wij Hartogh voorseit onse segel van onse rechte wetenheit hier au onsen brief doen hangen ende onse gewoonlicke handtteijken hier opt spatium geset, geschreven a° 1521 den 18 Julij. Carel. Alexander Alensis, et Bonaventura docent confirmatianis Sacramentum non esse institutum a Christo vel Apostolis. Forbes lib 9. 4. Prior in Alberghen. 1521. Hoe etiam anno surrexit quidam Doctor vocatus Mart. I/uterus qui totum pene orbem commovit scriptis suis. Hunc quidam rcre catolicum asserunt ejus scripta plurimum efferentes. Alii affirmant haereticwn, ejus scripta condemnantes etc. quid de eo finaliter eventurum sit ignoro: hoe pro certo scio quod quaedam bene scripsit etc. Tegenstaat. Beide steden Deventer ende Campen hebben haer beste gedaen om sooveel mogelijk dit onweer voor te komen ende het voornemen van hare ende des landts quaedtwillige te verhinderen; waeromme sij vele pennongen moesten lichten ende daerdoor in grote schulden verliepen. Ondertusschen bleef die Bisschop buiten 'slants int hoff van den Keiser, die hem altijdt beloofde bijstant te sullen doen, maer vertraegde sulcks van dag tot dagh. Doch heeft ten lesten enige duisent gulden gesonden an Jan Cruse, Rentmeister van Sallant, ende an die van Campen geschreven, dat sij hem te gevalle ende op sijnen kosten ettelicke knechten wolden annemen om die Oelderschen uit het lant te verdrijven. Waerop die beijde steden Deventer en Campen hare gesanten bij die Ridderschap hebben gesonden ende besloten, dat die Rentmeister van Sallant voorseit ende Willem van Doetekom, schutte van Deventer, noch boven die ruteren ende soldaten, die sij in dienst hadden, souden annemen drie vaendel knechten ende 150 ruteren: die bestelbrieven worden den lesten Julij a° 1521 gegeven, hebben oock enen langen artijekul brief gemaeckt, waerna sich die soldaten reguleren souden. camper schip Die Vriesen, die onder den Hartog van Gelder v. d. vnesen waren geseten, hebben sich oock vijanden vandie van genomen. 0 7 0 Campen getoont ende sijn met enige schepen op het Camperdiep gekomen, alvvaer sij een Camper schip hebben genomen, hierover waren die van Campen seer verwondert, als die niet quaets van die Vriesen vermoet en hadden: des sij oock an die van Sneeck angaende dese saecke geschreven hebben. Tot deser tijdt was noch stillesate tusschen die van Campen en Swolle, dat haer borger peerden en koeijen vrij in die weide mochten gaen, twelck die van Campen haer partije hebben opgesegt. Oock sonden sij op nieuws geschut ende andere saecken tot een belegeringe dienstig binnen Hasselt, diewijle die van Swolle die mijne maeckten of sij Hasselt wederom belegeren wouden. Maer die Geldersen sijn op dieselve dagh, sijnde S. Jacob, binnen Geelmuden gekomen ende begonden daer te graven ende dat te bevestigen: daer oock noch 11 Rhijnschepen met krijgsvolck uit Vrieslant bij haer quamen, menende hiermede te verhinderen, dat Hasselt niet geprovideert en soudc worden, twelck evenwel geschieden. IJsselmuden Harmen van IJsselmuden, die in plaetse van Georg 'vdienho" Schenck (die van den Keiser Stadtholder in Vrieslant •luodtgesiagen. was gemaeokt) Droste van Vollenhove was geworden, heeft alle die boeren des lants van Vollenhove opontboden ende tegenover Geelmuden opten Oort gelegt, om die Gelderschen uit sijn Arnpt te keren. Maer des Dingsdaegs na S. Jacob sijn die Geldersen uit Geelmuden over het Swartewater gekomen met enige schepen boven die Swarte-Sluis ende an Berspijcker dijck ende hebben dat leger van die boeren op twee plaetsen augevallen ende verstroeijt. Den Droste namen sij eerst gevangen en bonden hem, daerna sloegen sij hem doodt, als oock den Schulte van IJsselham. Als nu die Gelderschen die Vollenhoofsche boeren hadden verslagen ende verstroeijt, sijn sij voorts met die Swolschen op het lant van Vollenhove getrocken, alwaer sij seer branden ende het lant in brandschat hebben gebracht, soodat alle ingesetenen moesten verdingen. Op dieselve tijdt was die Droste van Ittersum Rodelph van Ittersum uit Hasselt gereden, om die vijanden te besichtigen, dan worde verlaegt ende doodtgeslagen. Diewijle Harmen van IJsselmuden alsoo was doodtgebleven ende sijnen eedt den steden noch oock die verburginge gedaen hadde ende oock Georg Schenck sijne pennonge, die hij op het ampt hadde, noch niet bestelt en waren, ende sijn burgen noch niet ontslagen waren, soo heeft hij daer seer om angeholden, dat sulcks mochte geschieden; waerover veel moijte was, eer hij daertoe konde komen. Doch ten lesten heeft die Bisschop dat Ampt bij wille ende consent der beijden steden Deventer ende Campen Borchert van Westerholt gegeven: die den steden den gewoontlicken eedt gedaen, dat huis verborgt ende Schenck sijn pennonge heeft wederomme gegeven. Blockhusen Hartogh Carel van Gelder heeft alle sijn vlijt geen^mpen0' c'aen om die andere twee steden onder sijn gewelt te brengen, weshalven hij dieselve alsins sochte te benauwen, dat sij haer selfs ten lesten in sijne handen mochten overgeven. Tot dien einde heeft hij voor Deventer twee stereke blockhuisen opgericht ende met muren, wallen ende graften versien, recht tegenover Deventer in die Veluwe, het eene genoemt Altena, het andere Kijck inde pott, waeruit hij deselve stadt met schieten, roven en vangen grote schade dede. Op den Somerdijck bijnoorden Oostewolde heeft hij oock een blockhuis opgeworpen, waermede hij die stadt Campen meende te benauwen. Waertegen die van Campen in dit jaer een grafte gemaeckt hebben uit die 01de IJssel door die Venematendijck tot in den Enck voor die Coeburg bijlangs den dijck henen, opdat die Geldersche voor Campen niet mochten komen, om der borger beesten te nemen. Hoewel die Hartog van Gelder Geelmuden hadde gesterckt ende met goede soldaten versien, sijn nochtans die van Campen dickwijls daer voorbij gevaren om die van Hasselt te spijsigen; waertegen die Geldersen niet konden doen als schutgevecht te houden. Om sulcks te beletten, hebben die Geldersen ende Swolschen voorgenomen over dat Swartewater op die Swartesluis dwers tegenover Geelmuden oock een blockhuis te leggen, waertoe sij met vier potten ende een Rhijnschip met soldaten aldaar sijn gekomen om hetselve int werck te stellen. Die van Hasselt kregen dit in ervaringe, riepen die van Campen tot lnilpe, die haer victualiën gebracht hadden ende hebben die Geldersen daervan gejaegt, 40 daervan doodtgeslagen ende 50 ofte 60 met den walmeister ofte werckbaas gevangen. Doe bracken die Geldersen een deel van Geelmnden af ende hebben die reste vaste gemaeckt. Op zee worde het oock seer onvelig voor die Overijsselse schepen, soo om het zeeroven van die GelToerustinge dersche Vriesen, als om die nabijheit van die Gelv/campon'° ^ersen ^ Geelmuden, daerom heeft die stadt Campen enige carveelen ten oorloge uitgerust, waermede sij den koopman ende sijn goedt, weg ende weer wouden veligen. Als sij nu vier schepen met koopmansgoedt souden geleiden op Amsterdam, soo is een van die schepen niet vere van Geelmuden op het Camperdiep andie grout geraeckt. Die Geldersen dit siende sijn met G roeijbussen ant selve schip gekomen ende hebbent geplondert. Die oorlogschepen deden wel haer beste met schieten, maer konden om die ondiepte die Geldersen niet aborderen; elck schip hadde 4 tonnen kruit, en int schieten is op het schip, daer enen Cornelis Joosten schipper op was, een canon geborsten, waervan het vuur int kruijt raeckte, alsoo dat door die slach die schipper, met noch acht andere, ornt leven quam: alle die andere die er op waren sprongen int water ende worden van die andere oorlogschepen gebergt. Het schip is alsoo brandende met die dode tot Vollenhove gedreven, en dat andere, twelck die reste gebergt hadde, is daermede tot Hoorn geseilt. Die andere schepen waren in groot gevaer van die Geldersen en als men 'tselve binnen Campen van die torens ende muren sach, sijn die borgers haer te hulpe gekomen ende hebbense wederom binnen Campen gebracht. Om nu sich te meer tegen die Geldersen op die Zuderzee te verstercken, hebben die van Campen den 18 Aug. besloten, datmen boven die voorgaende oorlogschepen noch ses andere soude toemaecken, waertoe sij uit den Eaedt Rolof Paal ende Jan van die Vecht, uit die grote Gemeente Rolof Alpherinck ende Jan Tonissen, uit die kleine Gemeente Lambert Santvoerder ende Michiel Willems gevoegt hebben, die daerop 150 soldaten souden annemen ofte meer tot haer goedtduncken, Schepen ende Raedt beloofden haer vrij ende schadeloos te houdeu ende souden die voorseide soldaten monsteren. Ab. Dehine Twentiam ingressi similem pecuniae summam indixerat 30000 florenorum, nihil ibidem nisi ojjpidum Aldenseel intactum relinquentes, domos tarnen nusquam incenderunt, nisi prope Steenwijck in Drentia, et in Twentia jnxta Laghe porro in Ootmarsem venerunt in die Diomsii, et manserunt illic tres noctes, de Ootmarsem egredientes venerunt in Goor eaque praefectura coacta fuit pendere 1100 gl. Similiter ab episcopi militibus in Hasselt verabantur incolae, itemque monachi in Windeshem et Monte Agnetis qui invisi erant Episcopo propter non admissam ejns visitationem, atque iterum Albergensibus monachis 300 extorserunt florenos milites in Aldenseel. voiionho Nadien die Geldersen dese twee victoriën verin dingentall , . , , Kpbracht, kregen hadden, nebben sij voort dat gehele lant van over-uSoi Vollenhove en die Cilinder in dingtall gebracht ende groot geit daeruit geschat, die Blanckenham allene moest opbrengen 1500 ggl ende andere kerspelen na advenant. Voort hierna hebben sij dat gehele lant van Sallant, Twente en Drente in brantschat gebracht, waervan die Hartog van Gelder een groten penninck bequam. Heeft daerenboven alle kerspelen, dorpen ende buurschappen op seecker geit gestelt, die sij tot onderholt vant Geldersche krijgsvolck moesten opbrengen, als Wijhe op 4000 gl. ende 400 mudde haver, andere plaetsen na advenant, door het gehele lant. Daer beneven hieldense geen stillesate noch dingtall, hoewel die van Over-IJssel het haere hielden ende naquaemen: hebben alle cooren, dat die borgers van Gampen in Veluwe hadden afgedorst, ende haer genomen: waerover sij an die van Elburg schreven, maer alsoo sij geen antwoort bequamen, hebben sij die stillesate oock opgeschreven den 9 September a° 1521. Oock en wilde die Hartog van Gelder geen stillesate vergunnen tusschen die stadt Deventer en Zutphen, die van Deventer hadden dan eerst den bruggetoren afgebroken, ende alsdan was hij veerdig of sij gerechtigheit hadden aldaer een toren te hebben ofte niet, bij goeder lude uitspraecke te laten erkennen: wolde oock burge stellen, soo sij bevonden worden daertoe gemechtigt te sijn den toren wederom op te bouwen, twelck bij Raedt ende Meente afgeslagen nie van worde, int beginsel van September. En terselver maken toe- UH* hebben die van Deventer alle preparamenta geGeldersen" maeckt van spiessen ende anders die stadt in vier delen gequartiert, die molen die alsdoe buiten die stadt lagen bevrediget, geschut gegoten, staketten gerepareert. Ende besloten dat men 100 paerden ende 200 schutters annemen soude, dat die pennongen daertoe nodig van die vermogenste burgeren na gelegenheit van haere goederen buiten ende binnen soude genomen worden: dat men oock alle clercken ende bedelers, geduirende desen oorlog uitwijsen soude. Den 7 September hebben die van Deventer uit haer stadtkiste seecker geit gelichtet om Hasselt te ontsetten, waervoor Willem van Dotekum borghe worde ende die cloosteren op 200 ggl. geset, oock op elck mudde soo weeck als hart saet twee gosselers gestelt. Die stadt worde gequartiert als volgt. Polstrate, Waterstrate ende Norenbergstrate een quartier. Het tweede bestont uit die Engestrate, Papestrate, Nijestrate, Bagijnenstrate met die stegelen. Het derde die Bisschopstrate, beide Overstraten ende Assenstrate, met hare stegelen, den Berg met sijn straten en stegelen was het vierde quartier. Ende om niet verspiet te worden hebben sij den geestelicken, die sus hen ent weder reisen, geadviseert, dat sij entweder to huis ofte gants uitblijven souden. Middelertijdt als die Hartogh van Gelder Over-IJssel allenthalven verderf, bleef die Bisschop int Keiserlicke hoff, daer hij anhielt om assistentie, maer verkreeg niet dan schone woorden. Dies die van Deventer ende Campen met die Ridderschap geen raedt of middelen en wisten hoe sij die Gelderschen tegenstant souden doen, te meer sij niet een penninck van haer goederen konden genieten, alsoo die Hartog van Gelder het alles onder hem sloeg ende die huisluden na sijnen wille schuttede. Sij schreven wel an den Bisschop den 10 September, ende gaven te kennen haer ellendigen toestant, ende die benauwtheit van die van Hasselt, versochten daertoe bijstant, ende dat die bisschop selver int lant van Over-IJssel soude komen, sij wolden goedt ende bloedt bij hem opsetten, tot bescherminge van die gemene saecke. Maer die Bisschop en quani niet. Die van Campen schreven an die van Steenwijck dat des Bisschops meinonge was, dat men die Gelderschen ende Swolsen soude beschadigen waer men konde, ende dat sij oock alsoo gedaen hadden. En omdat Ridderschap ende steden van Over-IJssel besorgden, dat die Gelderschen ende Swolschen haer dieselve stadt mochten aflopen, hebben sij met believen van den Rentmeister van Sallant 100 soldaten gesonden tot haer verseeckeringe. Oramsbergen Omtrent dieselve tijdt hebben die Gelderschen dat ingenomen. , . nuis te uramsberge ingenomen, maer Frederick van Twickelo, Droste tot Coevorden heeft haer datselve wederom ontnomen. Tot Campen ontstont omtrent dese tijdt grote on- 28 willigheit onder die soldaten, want om datse soo veel schepen ten oorloge hadden uitgerust, ende veel soldaten angenomen, en konden sij die selve geen prompte betalinge doen. Waeromme dan Schepen ende Raedt ui"t haer middel Henrick Croeser, ende Tonis vande Grave met ettelicke uit die gesworen Gemeente gevoegt hebben dat sij 2000 ggl. souden opbrengen, gelick sij oock gedaen hebben, ende stelden voor dien tijdt dat krijgsvolck daermede tevreden. Hier en boven beloofde die Magistraet den schippers welcker schepen sij gebruickten, ingevalle die schepen verloren ofte genomen worden, dat die stadt haer schadeloos soude holden, waer voor sij tot borghen uit die Magistraet mochten kiesen, die haer sulcks als haer private schuit souden beloven, gelijck sij oock deden. Lichtinge Wij hebben te voren verhaelt hoe dat die Rent- van soldaten . in Over-ijssei. meister van Sallant Jan Cruse, ende Willem van Detekum, Schulte van Deventer, boven het ordinarische krijgsvolck drie vaendel voetknechten ende 150 ruteren hebben angenomen, om sooveel te beter Hasselt te seconderen. Met dit angenomene volck sijn sij op S. Lamberts avont binnen Campen gekomen, alwaer sij met den Raedt van Campen ende die Ridderschap hebben beraden, hoe ende waer men dat selve gebruicken soude. Die van Deventer, ende Campen waren van meinonge dat men se int landt van Over-IJssel tegen die Geldersen gebruicken soude, Cruse, ende Detekum hebben geraden dat het beter waer een invall in die Veluwe te doen, om soo enige pennonge van brantschat te bekomen, ende een roof daeruit te halen om die knechten die soolange in dienst geweest waren en vele te achtere waren, daer mede willigh te maecken. Dese voorslagh worde angenomen. inval Op Mathei dagh den 21 September sijn Jan Cruse. in Vol uwe. ende Willem van Dotekum des morgens vroeg tusschen drie ende vier uiren uit Campen met het krijgsvolck getogen, en alsoo 't nogh duister was moest een ieder een luchte met een brandende keerse uithangen. Als sij in der vijanden lant quamen hebben terstont beginnen te branden, die dorpen Oestewolde, Oldebroek, Doorspijck ende Nunspeet uitgeslagen tot an die Hierderbeecke, 500, andere seggen 200 boeren, ende 5000 beesten gevangen. Als dit geschiede was die Hartog van Gelder tot Hattum, was al te voren verwittigt van desen anslag, ende paste daer op, tot welker einde hij inder haest 300 ruteren, 1800 voetknechten ende een groot deel Velusche boeren te samen trock. Voorts heeft hij tot Aperloo omtrent een ui're gaens vander Elburg in die huisen enige schutten gelegt, die sich aldaer verborgen hielden: hij selfs is met de reste van sijn volck, soo veer te velde waert om getogen, dat hij die sonno ende windt den van Over-IJssel heeft afgewonnen : die welcke met haren roof all brandende quamen antrecken. Die v. Over- Als sij nu quamen omtrent die huisen daer die tot Aperloo. Gelderschen haer veriaegden, eude Cruseende Dotekum met die Stichtse ruteren op een beslotenen kamp hielden, hebben die Geldersche schutters uit die huisen vanter sijden op haer ingeschoten, en terstont heeft die Hartog met sijnen groten hoop van twee sijden die van Over-IJssel angevallen: die sich vroomelick weerden, maer na een dapper gevecht kregen die Gelderschen die victorie, van beiden sijden bleven omtrent gelijcke veel doden, die voornaamste van die Gelderschen die hier bleven waren Harnien van Wullen, Droste van Zutphen ende Reiner van Aeswijn. \ an die van Over-IJssel bleef niemant sonderlinge van naem als Hopman van Coeverden. Die Rentmeister van Sallant, met die schulte van Deventer die all in boerenklederen was, met uog 100 ruteren worden gevangen, als oock Jan van Linden. Jan van Twickelo ende 600 voetknechten, met veel huisladen, ende borgers. Cruse, Dotekum met meer andere worden tot Hattum gebracht, ende die Hartog heeft den voornoemde Cruse gevankelick gesteld in Wassenaer Couwe: die alsoo genoemt worde om datse die Hartogh eerst hadde doen maecken voor den gevangene Here van Wassenaer daer hij seer op gebeten was: dese kouwe was van stercke ijseren traliën gemaeckt, daer die gevangen worden ingesloten, als dan tot het gewulfte van een toren opgetrocken, ende als men haer enig eten wolde geven worde wederom nedergelaten: als die krumkens van die vogelen. Nadien sij aldaer een tijdtlanck hadden gevangen geseten sijn sij tot Arnhem gebracht op S. Janspoorte, alwaer die Rentmeister gevangen worde gehouden tot den 5 November int jaer 1522, wanneer hem Doctor Wijnant van Arnhem veroorloofde van wegen den Hartog van Gelder, dat hij sijn rantsoon mochte gaen halen. Jan van Welevelt ontquam ende reedt binnen Deventer, daer hem gevraegt worde hoe liet gevaren was: int voortrijden riep: all verlaren, all verlaren, Oproer binnen twelck enige oproerige borgers verstonden all verraden, all verraden: deden daerbij hem gesecht te hebben : die Raedt van Deventer heeft het lant ver- raden ende dat Peter van Mouwijck, burgemeister, bussenkruit binnen Swolle bestelt hadde. Terstont sijn sij met een grote furie na die kercke gelopen, trocken de kloeke, voort van daer naa 't Raethuis, slaen die deuren an stucken, nemen die slotelen van die stadt, geven die an enen van haer borgers te bewaren, namen voort al het silverwerek van die stadt: lopen in die schrijfkamer, slaen alles an stucken, verderven ofte roven schriften ende brieven daer sijnde, met sulcke raserije lopen sij naa 't huis van Peter van Mouwijck, ende andere borgers, en bedreven aldaer grote moetwille. Des anderen daegs hebben sij die tromme doen slaen, dat al die gene die bij die borgers van Deventer leven ende sterven wilde, die soude met sijn geweer op den Brinck komen. Daer sij die gesworen Gemeente hebben verkoren, ende daeruit setteden, al diegene die daer van older tot older geseten hadden, Burgemeisteren, Schepen en Raedt, waren hengekomen, of oock enigsins den Raedt bemaegschapt ofte beswagert waren: uit elck gilde ordineerden sij twee tot dit werek. Die gingen op het Raedthuis, ende koren eerst die meente daerna den Raedt, worpen daeruit diegene die de stadt meest gedient hadden, ende lieten daer in blijven, die sich met die borgers op den Brinck begeven hadden. Daerna hebben sij die Raedtspersonen die sii vergeten hadden, vrijgeleide gegeven dat sij voor haer alle soude mogen komen om sich te verantwoorden. Doe is Peter van Mouwijck voor haer alleen op den Brinck gekomen inden krinck ende sprack dat hij aldaer stont ende begeerde recht, ende begeerde soo daer iemant onder haer ware hij ware dan wel hij waer, soo hij iet van hem wiste dat hij niet swijgen en soude: soo dan iemant met waerheit konde overseggen dat hij anders als na rechten behoorlijk was, gehandeld hadde, dat soude men zeggen ende daer doen, waer dan die saecke soo gestelt dat hij 't selve met geit behoorde te beteren, stont hij daer overbodig omt selve te betalen: waert oock dat iemant hem iet wiste op te leggen, dat weerdig waer met den lijve gestraft te worden, hij hadde daer met sich gebracht waermede hij het konde betalen ; en versocht mits desen dat men als dan alsoo soude straffen, dat een ander daer an een exempel hadde; maer daer was niemant die hem iet opleide, ofte misseide. verbintenisse. Die oproerige borgers, opdat sij over dese saecke niet mochten gestraft worden, hebben malckanderen eedt ende belofte gedaen, dat men niemant van alle die gene die ietwes in desen afloop bedreven hadden, hetsij wat het wesen mochte, daer over ter eniger tijdt soude straffen, dan soude vergeten ende vergeven blijven: ende of daertegen gedaen ofte geattenteert worde, souden sij malckanderen helpen af dragen. Daerna is bij der kloeke afgelesen dat wie wat vant Raedt ofte Accyshuis genomen hadde, dat selve bij verlies lijves en goedes wederbrengen soude; ende dat men voorttaen soude vrede houden: en soo iemant op den anderen ietwes hadde te spreecken het selve bij wege van justitie soude uitvoeren. Oock is die gemene borgerije wederom in den eedt genomen der stadt trouw ende holt te sijn, Schepen ende Raedt te assisteeren, dat recht te helpen sterekeu, ende onrecht ende gewelt te weren. Ue H. v. Die Hartog van Gelder heeft dese tweedracht van uelderen v. Deventer, die borgerije van Deventer waergenomen, en ver- hoopte daermede sijn vordeel te doen, quam met. all sijn macht voor die stadt, ende deder sij grof geschut daervoor oprichten, ende heeft den toren voor die IJsselbrugge staende nedergeschoten, ende het vorste eijnde van die brugge afgebrant, oock dat blockhuis tvvelck die van Deventer daer tusseu die brugge ende toren hadden, ingenomen ende geraseert, die van Deventer hebben eenen vant garnisoon als een verrader gerichtet, heeft hoe langer hoe meer die ingesetenen van Over-IJssel beswaert, ende onderstaen die vesten ende sterckten in te nemen: gelijck hij dan door Berent Hacfort, Droste van der Gr. Zutphen dat huis Diepenhem bij verrassinge heeft bemachtigt, ende voort all het holt daer omtrent staende afgehouwen, ende datselve daer met vaste laten maken. Opten eersten October trocken die Geldersen met die Zwolschen in Drente, daer sij die ingesetenen dwongen om voor 3000 gl. te verdingen, ende hebben evenwel groten roof daeruit gehaelt: voorts sijn sij in Sallant en Twente gevallen die oock voor een grote penninck moesten accorderen. Noch avermaels vielen sij in Drente en schatten se wederom op 30000 gl. als oock die Twente. Koggedorp Hier heeft men getracht oock enige landen die m \nesiand. Qn(jer ^ nart0gh Van Gelder stonden in brantschat te brengen: waartoe die van Campen Rolof Paal, ende Jan van die Vecht geordineert hebben met 200 mannen op die oorlogschepen, om met den Heer van Roggendorp in Vrieslant te trecken. Als dese schepen in die Cuinder quanien hadden se een harde storm soodat twee van die schepen op het lant dreven, ende sij 't geschut ant landt moesten dragen. Niettemin trock dio hoop te lande na die Lemmer, daer sij van enige boeren tegenstand vonden die wat schade leden, ende het voort ontvluchten: niaer omdat die dijcken doorgegraven waren, konde haer het krijgsvolck niet vervolgen, sijn daeromme wedergekeert. Maer een dag ofte twee daerna sijn sij met vijf vaendelen, soo Derck Blaeuw hier ter begeerte des Heren van Roggendorp was gekomen, na Vries'ant getogen: alwaer die Vriesen met klockenslagh vele volckes op die been gebracht hadden ende sijn met grote hopen haer onder ogen getogen ende mannelicker tegenstant gedaen: maar verloren den strijdt, achterlatende vele doden, ende den" Grietman met veel andere gevangen; drie dorpen worden uitgeplondert en verbrant. Die andere hierdoor verschrickt sijnde quamen om te verdingen, waren wel 30 dorpen, maer wolden soo weinig geven datse op morgen wederom bescheiden worden om sich beter te bedencken. Op Woensdagh na Allerheilige, quamen sij ende verdongen voor een groten penninck, belopende 12000 ofte 13000 gl. ende hoopten noch wel meer te sullen krijgen. Die schepen die opt droge saten sijn oock wederom vlot geworden, ende behouden. Des Woensdaegs na Simonis et Jude is binnen Deventer die Camer van achten wederom opgericht: sestiene gecommitteert met Schepen ende Raedt in heimelicke saecken te adviseeren: vier tot die molens verordent ende vier bij die Brugge. Ende voorgegeven dat men die Gelderse pennonge ende voort all haer goederen bij provisie soude antasten, hebben oock enige gedeputeert om vant Capittel ende Cloosteren geit te leenen, die Geldersche geboortige hantwercksgesellen, ende papenknechten uit die stadt gewesen, 250 soldaten, ende 50 ruteren angenomen; ledderen ende veeckens an die muren gebracht, muren ende torens gerepareert, ende alle die schepen in die haven geleit, uit vrese van den Hartogh van Gelder. Hartog Carci °P S. Andries avont sijnde den 29 November, voor Deventer. ql)am f]je Hartog van Gelder met all sijn macht voor Deventer des namiddags omtrent drie uiren, stelde sijn geschut op die kolfbane, ende schoot na die molens: maer soo mennige schoot, als hij dede, soo mennigen man heeft hij wel laten sitten, des volgenden daegs recht op die middagh, is hij met all sijn volck in aller haest opgebroken ende vertrocken. Des Dingsdaegs na S. Andries hebben die van Deventer des Heren Roggendorps ruteren die tot haer hulpe gesonden waren, gefouriert, ende invall van quade betalinge, hebben die lieren die weerden daer voor goet gesegt. Hebben oock 200 mudde roggen doen malen, om die knechten daer mede buiten die stadt te spijsigen. Settende die rogge een goltgl. 't mudde: leenden vant Heilige Geest 1000 mudde, om met enige laecken an die Ruteren ende soldaten uit te deelen ende haer willig te macken, aller vreemde luden saet ende goederen opgeschreven ende angetast, die muren gericket het holt genomen daer het was: ende beraetslaegden hoe sij die brugge tot Zutphen best souden verbranden. Ter selver tijdt hadden die Geldersen den Swormertoorn (vacuum praesidio incendunt) Arckelstein ingenomen ende het Courhuis ingenomen daer sij het volck op doodtsloegen (praesidium in Ulo locatum gladio necavit), maer die van Deventer sijn onlancks daerna uitgevallen ende hebben die Geldersen daer wederom van gedreven, ende enige gevangens bekomen uit die Graefschap Zutphen daer sij een invall in deden. Bisschop Philips verstaende alle dit quaedt dat die Geldersen in Over-IJssel bedreven, heeft soo veel te ernstger int hoff angeholden dat hij assistentie mochte verkrijgen. Als hij belofte van den Keiser bekomen hadde, heeft hij Willem P.oggendorp bij sich genomen, die hij tot sijn veltoverste maeckte, ende heeft sich met hem in Hollant begegeven, ende tot Hoorn sijnde, volck, wapenen, schepen, ende allerhande krijgsgereetschappen bestelt. Die van Deventer en Campen hebben terstont int leste van September den Baljouw van Brabant Philips Dorley, die hooftluden, Gielis van Ulm, Pottiger, ende Pauwel van den Bosch met hare oorlogschepen gehaelt, ende na Campen gebracht. Maer alsoo die Bisschop noch een wijl tijts tot Hoorn vertoefde, waren die van Campen niet allene met groot verlangen ingenomen na sijn kompste, maar ook alleman sprack het sijne van hem: sommige dat hij met voordacht vertoefde, opdat hij sijn vijant te wisser soude komen. Sommige dat hij sich meer op die boecken als op die wapenen verstont, dat hij voorsichtig was buten periculen, maer daer in geraeckt sijnde niet en wist hoe hij sich daeruit soude worstelen, andere seijden dat hij weerdig was te regeren, soo hij niet geregeert en hadde, dan dit was sijn meeste misslag dat hij soo lange vertoeft hadde, die beste gelegenheit versuimt, ende sijn vijant soo lange int lant hadde laten wortelen. Ten leste als hij nu vermoede genoegsaem van alles versien te sijn is hij uit de haven van Hoorn den Die Bisschop 3 October des morgens met 40 schepen 't seijl gegaen, rampen' niet die Heren van Benthen Sternberck, Graasbeeck, Roggendorp ende andere, ende is den selven avont tot Campen onverhindert angekomen, waerover die van Over-IJssel seer verblijt waren; terstont heeft zijn volck excursiën in Veluwen gedaen ende enige schepen op die Zuiderzee gesonden, om haer geluck op die Geldersen ende haer goederen te soeken. Civitas Daventriensis multum irritata atque exacerbata tum ob pontis destructionem, turn etiam propter turris ante pontem constructae recenter dejectiotiem, turn denique ob castelli illius e regione civitatis trans Isalam positi, quod vulgo dat Bolwerck nüncupatur irruptionem; in quod Qelrenses ut ferebatur traditione irruperant et forti rallo circumdederant: unde et civitati multa incommoda proveuiebant. Nam ob insolentias illorum qui illud invaserant prohibebantur piscatores et uautae et universi oppidani opera quac ministerio fiiirii exercere soleut ex more perficere, quoniam iaeulis et telis et catapultarum frequentibus ictibus abigebantur quotquot vim comprehendere potuerunt. Igitur huiusmodi injuriis laeessitï Daventrienses magnam undique militum yregariorum manum contraxerunt, quos in suum accei~sent.es oppidum cuni equitum alis Gelrensium temeiitatem obtundere viriliter aygressi sunt, ernittentes namque ex oppido militem aere conductum in hostem miserunt. At milites spe potiundae praedae illecti frequeutes irruptiones in Veluarn fecerunt, domos incendentes, rnsticos capientes et pecorum infinitam nndtitudinem abigentes. Veuienteque nocte quadam in villam (Twello) qnandam improviso ruricolae quidam vici illius in sirne ecclesiae turrim confïugerunt, nee se in hostium manus tradere volueruut: quare hostes immisso strarnine multo ecclesiam cum rusticis combusserunt. Sed et alia mee Daventriensium satallites erum- pentes ex oppido spoliorum ciipidine tracti in alittm pagum dictum Wolde hostiliter inruperunt et sirnili clade illum exterminaverunt. Tuin demum Veliiacences ad certum tempus sua redimemdi turmatim adrenerunt etc. Prior Albergen. Post hcuc (expugnationem Coiirh. et Swolmertoorn) solventes inde ceperunt castrum Arckenstein ictibus tormentorum ferire et attentare si quo modo illud in deditionem recipere possent at hi qui in praesidio tnrris illius constituti erant, non nist vi exirule abstract? deditionem facere voluerunt. Quod Ducis milites attendentes, simulque considerantes qnod tempus obsidioni minime aptum esset locusque agressus et componcndis aggeribus prorsus inutilis dimissa obsidione recesserunt, ob quorum inopinatum recessum creditum est ipsum ducem plumbea glande caput fuisse trajectum sed false. Het voorseide secours bestont in 3000 mannen, ende 6000 gl. waerbij noch sijn gevoegt 1260 soldaten die in Duitslant gedient hadden, ende oock van den Keiser gesonden waren ende A-oor Deventer waren angekomen. Over dit volck was Generael gestelt die voornoemde Baljouw van Brabant, die met die heirkracht die hij over see gebracht hadde, volgens instructie des Bisschops ook na Deventer is getogen daer hij sich met die aldaer liggende soldaten conjungeerde: ende is met het gehele leger langs die IJsseldijk hent tot Caten gemarcheert, daer die van Hasselt ontset. Swolle een blockhuis hadden den Luisebosch genoemt, dat sij wonnen, en verbranden. Van hier sijn sij den dijck langes over den stouwijck langs het Swartewater tot voor Hasselt gekomen; alwaer die Gelderscheu op 't veer een blockhuis hadden dat Corfhuisen genoemt worde, twelck sij belegerden, oprichtende daervoor haer geschut, maer als daer slechts eenniael uit een halve slange op was geschoten, heeft die Commandeur Jan van Brandenburg dat selve behoudens lijf ende goed overgegeven, ende is met sijn volck na Swolle getrocken daer hij gevangen genomen worden, ende hem te laste geleit dat hij 't sonder noodt haddde opgegeven. Die Baljouw heeft Corfhuisen in handen van die van Hasselt gestelt die dat hebben afgebroken, en geslicht. Aldus hebben die Borgondschen met die van Campen Hasselt ontset ende van alles geprovideert. Die Bisschop heeft sijn eigen silverwerk doen munten ende daermede het garnisoon betaelt, die hierdoor willig gemaeckt sijnde, des nachts uit Hasselt getogen, ende hebben die voorstadt van Swolle in brandt gesteecken. Roggendorp, Wilsdorph, ende Hopman Ede sijn voort met des Bisschops krijgsvolck in Vrieslant gevallen, ende hebbent selve in dingtall gebracht. Die Grave van Moers, Stadtholder des Hartogen van Gelder aldaer, heeft sich tot tegenstant bereit, ende heeft die Geldersche Vriesen, hoewel sij in dingtall saten opontboden, is daermede die Stichtsen ontmoet, ende in een veltslag met haer getreden maer verloor den strijdt. Na dese overwinnonge sijn die Stichtsen met ruteren ende knechten ondert beleit van Frederick van Twickel, Droste van Coeverden ende Claes Wilsdorph na Groningen getrocken, ende hebben uit die Ommelanden enen groten roof gehaelt int beginsel des jaers 1522. Roggendorp Roggendorp scheide sich vanden knechten na den i" vnosiant. gjgg^ enc]e quam binnen Steenwijck, daer hij die soldaten monsterde en betaelde; hetselve dede hij oock binnen Hasselt. Des Bisschops krijgsvolck is daerna int lant van Joveriant. het Vrouwken van Jeveren gevallen, daer sij grote schade deden, lijdende nochtans in Februario grote schade van die Geldersen die er vele van doodtsloegen: als sij nu in deser manieren van die ene plaetse op d' ander trocken, ende een grote penninck van brantschat vergaderd hadden, vvaervan die gemene soldaten niet veel van die oversten toegeleit worden, sijn sij oneenig tegen haer bevelhebbers geworden, tenlesten onwillig, ende sijn daerop van malckanderen gelopen, ende het meestendeel begaf sich in dienst van den Hartog van Gelder, sommige vertrocken na Denemarken daer doe oorlog was, andere na Lubeck. opsprake tegen Dit selve heeft den Gelderschen zooveel te meerder moedt, ende den Stichtsen te meerder moeijte veroorsaeckt, voorall heeft het gemeine volck seer op den Bisschop met woorden ende schriften gelastert, roepende dat die Bisschop meer tot ledigheit als om eenige saecken te verrichten bequaem was, ende dat hij geboren sijnde in onechte, onweerdig was het bisschoppelicke Ampt, daer hij ingekropen was, ende niet wettelijck toe verkoren. Die van Swolle met die Gelderschen doorliepen het lant van Overijssel zooveel te stouter, waertegen die van Overijssel in die Vel uwe sijn gevallen ende hebben die brugge tot Zutphen afgebrant: ende sommige van hare troupen hebben een compagnije Gelderschen die omtrent Vollenhove roofde en pionderde, onversiens angevallen, ende meestendeel verslagen, weinige daervan uitgesondert die sij gevangen namen. 1522 op Lichtmissen avont des nachts sijn die Geldersen in die voorstadt van Campen, den Hagen ingevallen, daer sij alles pionderden ende groten bnijt bequamen, want die inwoonders niet gevlucht en hadden: oock hebben sij den Bronnep in brant gestoken, 7 welck gantslick verbrande: als die van Campen dit geivaer ivorden, sijn sij uitgevallen in meinonge die Gelderschen afbrenck te doen, rnaer sij ontquamen. 1522. Initio anni. Eadem quoque tempestate (asper a hieme) Gelrenses hujusmodi opportunitate nacta node quadam circa purificationem Mariae snbarbium Campense quod situm est inter oppidum et Bronopiam invasemnt et conflagarunt, Episcopo in ciritate tune praesente. Trajectenses autem vice versa in Veluam frequenter irruentes ipsani sibi tributariam fecerunt. Quoniam relicta Adolphi domicelli de Almelo castrum situm hac bellorum tempestate nullo praesidio firmaverat, hi qnibus patriae salus curae erat cum firmarent 30 militum praesidio, (ne forte Gelrenses oecuparent) maximo damno. Alsoo nu des Bisschops krijgsvolck meestendeel was verlopen, omdat hij se geen goede betalinge konde doen, was hij seer bedroeft ende vreesde dat het hem met al sijn soldaten op dieselve wijse sonde gaan : is te Campen gekomen, daer hij de meesten winter sich ophielt ende ivederom vertrocken na den Keiser, belovende nijet weder te keren ten ivare dc vrede gesloten sij, ofte doer hulpe des Keisers den vijant, uit Over-IJssel verdreven ware; is te poste na Brabant tot den Keiser vertrocken des sonnedaegs Oculi, sijnde int beginsel van Martii als hij omtrent 6 maen den sich tot Campen opgehouden hadde: ende heeft hem m volle vergaderinge sijnen noodt ende ellende sijner ondersaten voorgedragen. Maer die Keiser voornemens sijnde na Spaniën te vertrecken, gaf hem met woorden goeden moet, doch ende konde hem terstont geen secours senden, maer beval die Regente vrouw Margriete, ende die staten der Nederlanden dat sij die toerustinge souden doen, ende den Bisschop helpen. Als die Keiser na Hispaniën verreist was, ende die Bisschop opt secours wachtede, bequam hij dagelicks tijdonge van den droevigen toestant sijner ondersaten: des hij sooveel te meer aenhielt om t selve te bekomen. Des vrijdaegs voor halfvasten hebben die Geldersen met die van Swolle die stadt Steenwijck belegert, ende hadden noch bij sich 3 vaendel knechten, en des anderen daegs quam oock Michiel van Pommeren bplegort. met 12 paerden, ende 2 vaendel soldaten aldaer-als oock die Grave van Meers met noch een vaendel, ende 3000 Vriesen, die stadt was met kloecke soldaten beset, die welcke met die borgers uit die stadt sijn gevallen ende hebben die wintmole voor die stadt afgebrant, alsoo die Gelderschen haer daervan konden beschadigen. Als die mole nog brande sijn die Ge derschen met een groot getier op die stadt angevallen, beklommen en bestormt, maer die borders met die soldaten hebben haer mannelick afgeslagen ende een vaendel afgenomen. Daernae als sij noch een vaendel van Groningen bekomen hadden, hebben sij des nachts tussen Sonuedach ende Maenda^ vele vmrs m die stadt geworpen ende veel stereker anval ge aen, in den storm raeckte die stadt in brant op twee plaetsen, ende die Gelderschen quamen an die staketselen in die grafte, die an stucken braken, ende klommen op die wallen van die stadt. Die van Steenwijck deden mannelicken tegenstant, ende hebben jonck ende out, mannen en vrouwen, haer vijanden afgeslagen, gebruickende allerhande geweer, spiesen, hellebaerden, knodsen, keselingen, heet water met kalck gemengt. Van die Geldersen bleven der doodt Michiel van Pomeren, Michael de Bombeigen, Werner Spiegel, met well 500 Gelderschen doodt of gewont, onde vele Yriesen. Die Graef van Moers, als hij dese nederlage hadde geleden, heeft die belegeringe opgebroken ende is wederomme vertrocken. Die van Steenwijck schreven dit terstond an die van Campen, en versochten hulpe van haer: in desen brief verhalen sij dat sij haer vijanden hebben afgedreven, mitte hulpe Godes, Marie sijner liever moeder, ende dat weerdige heilige Cruce dat wij daer anriepen. Scheeps- Op den 5 Martij besloten die van Campen dat sij totTamp™. °P 'iaer borger kosten, noch vier oorlogschepen souden toerusten, welcke men op die Espelen, elck na grote sijnes goedes soude verdelen, ende elck Espel solde een schip onderholden, dat men oock beide kloosteren, Bronnep, ende den Oort voor haer stadt gelegen soude afbreecken, alsoo haer die Bisschop beloofde daervoor in te staen, dat die stadt ofte borgeren daerdoor bij den Geestelicken Rechter in geen schade souden komen. Ondertusschen dat die van Campen in alle dese swarigheiden waren ende noch in meerder vervielen, bleven die gemene borgeren int regiment, regeerden die stadt na haer welgevallen, ende maeckten wetten na haer believen. Ridderschap ende Steden van Over-IJssel hebben 29 Lubbert van Hattum, ende Jan van Breda, Secretaris tot Campen anden Bisschop afgesonden, die noch was int Keiserlicke hof, om hem haren ellendigen staet te kennen te geven: waeromme die Bisschop ten hoogste solliciteerde, ende verworf door den Grave van Hoogstraten toesegginge van enige hulpe. Middelertijdt heeft die hartog van Gelder van allenthalven sijn krijgsvolck versamelt, met hulpe van die van Groningen wederom getracht die stadt Steenwijck te belegeren: maer als hij van Swolle hent tot Deventer ende Havelte op Drente was gekomen, ende verstont dat binnen Steenwijck meerder volck ende provisie gebracht was, is hij onverrichter saecke na Swolle vertrocken. Ten lesten op het gedurig anhouden des Bisschops. heeft hij secours van volck ende geit bekomen. Soo haest als die van Deventer ende Campen dit verstaen hadden, hebben sij haer oorlogschepen op Enckhuisen gesonden, om den Baljouw van Brabant, die hooftluden Gielis van Ulm, Pottiger, ende Pauwel van den Bosch van daer te brengen in Overijssel, gelijck geschiede. Het voorseide beloofde secours &c. 1, 2. 3. Schenck Daerna heeft die Bisschop van dese ende sijn bologort Geeimuiden. andere knechten Georg Schenck tot veltoverste gemaeckt die van Corfhuisen, met die gehele macht is opgetrocken ende heeft Geelmuden belegert in Mai; hier was bevelhebber over die Gelderschen Caspar van Marwijck een ervaren soldaet, die angesocht sijnde met dreigementen om die plaetse over te geven, haer met gelijcke munte betaelden. Waerop dese vestonge rontsomme is belegert, ende soo besloten datter te water ofte te lande geen toevoer konde gedaen worden, soodat die Gelderschen na alle vermoeden souden gedwongen sijn die plaetse te verlaten. Die van Campen hebben oock daer voor gesonden Rodolph Paall, ende Willem Brant met een schonen hoop borgers met twee cartouwen, 3 halve slangen en 4 dosijn dubbelde haecken. Oock bleef die Baljouw van Brabant in die belegeringe. Quade Als men nu die stadt soude beschieten is despuit betalinge maeckt voorgevallen tusschen die bevelhebbers, waer ende soidatén6 voor wat Poorte men die stadt bequaemst soude angrijpen ende beschieten, oock soo hart dat hieruit lichtelick een moijterije onder die hooftlude» soude sijn ontstaen, daeromme heeft die stadtholder Schenck ende die Baljouw van Brabant, van die gecommitteerde der stadt Campen begeert die int leger waren, dat sij wouden bearbeiden, dat men enige pennongen van die voornoemde stadt mochte krijgen, om die selve onder dese bevelhebbers uit te deijlen, ende haer daermede tevreden te maecken. Dan hierop is niet gevolgt. Hoewel nu die knechten geen geit ontfangen, hebben sij niettemin die belegeringe gecontinueert ende een catte opgeworpen, waervan sij die Gelderschen binnen Geelmuden grote schade deden. Die van Campen hebben een huilick ten oorloge toegemaeckt geleit voor int Swarte water, die daer lach oft een blockhuis ware geweest, daer men met andere schepen af ende an voer, waertoe sij noch twee carvelen ende ettelicke roeijbussen oock ten oorloge toebereit geordineert hadden, die daer anders altijdt bij lagen, waerdoor behindert worde dat die Gelderschen uit die Zuderzee geen ontset bekomen konden. Als Geelmuden dusdaniger wijse belegert was ende daer gantss geen geit onder 't krijgsvolck omme ginck, heeft die Baljouw van Brabant te kennen gegeven, dat hij wederom na Selant met sijn soldaten woude vertreckeu, want hij sulck bevel ontfangen hadde. Doe sijn die van Deventer ende Campen seer bedroeft geworden, niet wetende wat sij doen ofte beginnen souden, want geit en hadden sij niet om het krijgsvolck te betalen, ende die stadt te verlaten soude haer alle hope van een goede uitkompste benemen ende die Gelderschen te meer animeren, om haer gantselick te dwingen. Hebben daeromme den Bisschop van haren ellendigen staet verwittigt ende dikwijls geopenbaert, hoe dat die soldaten niet betaelt en waren, dat sij wederom na Zelant vertrecken wilden. Als die Heer van Gaasbeeck airede gedaen hadde, dat die Geldersche sich seer sterckten te water en te lande, afsendende oock tot dien einde Jasper Janssen, Burgm. ende Breda Secretaris tot Campen, an den Bisschop, die tot Brugge bij hem gekomen sijnde, vertroostinge van hem bequamen, dat hij sijn beste woude doen dat die soldaten souden blijven ende betaelt worden, waeran hij seide niet te twijvelen en op sulcke vertroostinge bleven die gesanten bij hem. Middelertijdt alsoo die Gelderschen binnen Geelmuden victualie begonde te ontbreecken, heeft die Toerustinge Hartog van Gelder sulcks versta ende alle sijn macht tot ontset. binnen Swolle vergadert ende alles bereit gemaeckt om Geelmuden te ontsetten. Die Geldersche ende Swolschen, die hier seer ijverig toe waren, sijn terstont opgetrocken langs die nije wateringe doort Mastebroeck, hent inder Assche, bijnaest anden dijck tegen die Oostermate over: niet wijt van Geelmuden, daer sij sich nedersloegen, opdat sij die Stichtsen uit haer legerschansen en haer vordeel mochten locken, ende om haer te verrasschen, hebben sij 200 schutters met halve haecken, die men doe gewoon was te dragen, in enige huisen opten dijk an seeckeren kolck heimelick geleit. An den Mastebroecker dijck waren twee grote kolcken, die ene boven die andere beneden die stege, daer die Gelderschen heen quanieu, ende is omtrent halfweg tussen Grafhorst en Geelmuden ende andie andere beneden die stege hebben sich die Gelderschen voor Geelmuden sien laten. Die oversten vant Stichtse leger verstaen hebbende, dat die Hartog van Gelder voorgenomen hadde Geelmuden te ontsetten, hebben sij tot haer op enen smallen dijck 150 ruters verschreven ende als sij vernamen dat die vijant voorhanden was, sijn sij uit haer leger opgebroocken ende hebben die ruteren voor sich op den dijck genomen ende die voetknechten met die borgers van Campen hebben in goede orde daer achter geholden ende sijn alsoo op die Geldersche angetrocken. Als sij nu opten Collick ende an die huisen, waerin die 200 schutten verborgen lagen, gekomen waren, sijn die voorseide schutten daer uit gevallen ende hebben op die ruteren getroffen, als oock terstont die principale macht van die Geldersen, die die Stichtse ruteren alsoo indrongen, dat haer gelederen gescheurt worden ende sij sich op die vlucht moesten begeven, waermede sij die soldaten ende borgers, die achter haer stonden, gants in disorde brachten ende ten dele onder die Scheiick voor voet reden, want sij nergents kenden wijeken om die ^osiapen0'1 smalheit des dijkes, als oock omdat aen beiden zijden enen breden seegraven was ende als sij nu die vlucht achterwaert na haer legerplaetse wouden nemen, en konden sij daertoe niet komen, omdat die Geldersen, die binnen Geelmuden lagen, uitgevallen waren ende een companije soldaten, die int leger tot bewaringe gelaten was, bevochten ende verjaegt ende daer op die sluise gebroken hadden. Aldus konden die Stichtsen nergents vluchten, hoewel noch enige maer weinig voetknechten door gravens ende sloten ontquamèn, die meeste ruteren en voetknechten sijn of doodtgebleven ofte gevangen. Daer bleven doodt den oversten Wildesdorp, die Baljouw van Brabant, drie hooftluden ende over die duisent soldaten: die alle op den dijck tusschen C'ampen en Geelmuden, uitgeplundert, doodt lagen. Daer worde gevangen 130 ruteren, 1400 voetknechten, waeronder die voornaemste was Zialling Botnia, een Edelman uit Vrieslant. Schenck worde in sijn enckel gequetst, doch ontquam. Die van Campen hebben hier verloren twee kartouwen, drie veltslangen ende vier dosijn dubbelde haecken, oock bequamen die Gelderschen 9 vaendelen. Men woude seggen datter enig verraet bij ettelicke oversten, die goedt Gelders waren, souden ondergelopen sijn. Die Stichtsen, die op die andere sijde van Geelmuden over het Swartewater lagen, sijn oock gevlucht ende binnen Hasselt gekomen. Dese nederlage vant Stichtse leger voor Geelmuden is voorgevallen den 1 Junij int jaer 1522, des morgens te 7 uren, op een Sonnedag. Die van Deventer hebben des Vrijdags na haer kermsse den Droste van Lochem, die op een anslag was uitgereden, self 12 te paerde gevangen genomen ende binnen haer stadt gebracht. 'belegert" Die grote nederlage voor Geelmuden veroorsaeckte allenthalven onder die van Over-IJssel grote ver- slagenheit. die grotelicks vermeerderde, alsoo daerop volgde het verlies vant huis te Coeverden. Want die Hartogh van Gelder heeft op het anraden ende met behulp van die van Groningen dat vlecke tot Coeverden overvallen en ingenomen den 1 September, in meinonge met der tijdt dat huis te overweldigen. Ridderschap ende Steden van Over-IJssel waren daerover seer bekommert, diewijle haer ende die Lantschap van Drente ten hoogsten daeran was gelegen. Schreven daeromme an Frederick van Twickelo, die aldaer Droste was, dat hij haer doch soude verwittigen, of hij oock op het huis well voersien was, ende soo hem ietwes ontbrack soudent hem in der haest bestellen, diewijle die Geldersen noch niet volkomentlick dit huis hadden besloten ende sij well raedt wisten om hem enige noodtsakelickheiden toe te brengen. Hierop schreef die Droste, dat hij van alles well voorsien was ende konde ten minsten well een maent tegen holden, middelertijdt mochten sij soecken hem te ontsetten. Het vleck dat die Geldersen ingenomen hadden, heeft hij in brant gesteecken, doch daermede geen voordel gedaen, in magna tenitaie. Die Hartog van Gelder heeft sijn grof geschut daer voor opgericht ende begon CoeCoeverden verden te beschieten. Na drie dagen hebben die van V' genomen""" binnen dat huis an die Geldersen overgegeven, behoudens lijf ende goedt; enige wouden seggen, dat die soldaten dat huis buiten wille van den Droste overleverden, daervan eenen Paerboom, die principaelsten belhamel soude geweest sijn, andere seiden dat men die soldaten niet genoeg woude te eten geven ende gebreck hadden, dan Adriaen van Twickel des Droste broeder schreef an die stadt Campen, dat het allene was die raoetwille van die knechten, ende dat sij 't sonder gebreck, tegen wille van den Droste, hadden opgegeven, die oock allene tot Arnhem worde gevangen gebracht, daer die andere behoudens lijf ende goedt sijn uitgetogen. Daerna heeft die Hartog van Gelder dat huis te °CberZWS' Gramsber&en belegert ende ingenomen, ende is voort ontsettet ende verbrant op S. Lamberts dagh. Gramsberge quam Fr. de Twickel vi Swollensibus eripuerat et praesidium inibi collocarerat. Ende op den 16 September sijn die Gelderschen wederom van Coeverden opgetrocken ende brachten haer geschut wederom binnen Groningen. Tn plaetse van Michael van Bombergen is overste vant Gelders krijgsvolck gestelt den Ambtman of Droste van Kessel M. Henrick Saltsburgh, van Hamborg geboortigh, een gierigh mensc.he, die selve is na t ontset van Geelmuden met sijn benden tot Rijssen in Twente gekomen en van daer treckende met branden en pionderen heeft overall grote schade gedaen, selfs niet sparende die ge wijede plaetseti, ende nadien sij 't landt op een nieuwe hadden in dingtal gestelt, sijn een deel wederom op Swoll ende de reste na Gelderlant vertrocken. Alle dit verlies ende onheil, dat den van Overijssel overkomen, heeft haer niet allene seer verslagen gemaeckt, maer oock soo onmachtig dat sij weinig tegenstant den Geldersen konden doen, sonder merckelicke hulpe van buiten: welke sij alle door haren Bisschop mochten verhopen, maer evenwel niet verworven. Want soo haest als die ongnluckige s'ach geschiet was, heeft hij wel terstont een gesant op Campen gesonden, haer belovende nimmermeer te verlaten, alsoo hem die Keiser bijstant hadde belooft, maer op sulcke beloften en volgde geen ofte weinig hulpe. Hieromme hebben die van Overijssel, ais die niet mogelick was den oorlog te continueren bij gebreck van gelde, door Breda Secretaris van Campen, ende Henrick ter Spill Secretaris tot Deventer, anden Bisschop geremonstreert ende opentlick verklaert, dat haer niet mogelick was dit alles te harden, ende soo sij geen hulpe bequamen, moesten .sij andere wegen ende middelen soecken, om van dese swaren oorlogh ontslagen te worden. Doe versocht die Bisschop, dat die gesanten hetselve selver an Vrouw Margrieta die Regente souden te kennen geven, gelijck sij deden, maer op alle schone beloften volgde niet. Soodat die Ridderschap ende Steden van Over-IJssel, vresende gantselick van den Hartog van Gelder te sullen verwonnen worden, bedacht sijn geworden om met haer vijant van vrede te spreecken, waertoe eenen dach binnen Zutphen is angestelt, namentlick den 4 September, maer hier worde niet uitgericht, allene dat een nieuwen dach vrede- beraemt worde, tegen den 18 derselver maent. Op imndoiinge. we]c]fen (yjt ^ie Gedeputeerden van wedersijden wederom vergadert sijn: alhier worden vele middelen van vrede voorgeslagen, die Geldersen hadden enige articulen opt papier gebracht, die de van Over-IJssel niet gesint waren an te nemen, waeromme sij geen meer tsamenkompsten met haer wouden holden, maer die saecke Godt ende die tijdt bevolen. Evenwel begeerden die van Over-IJssel, dat haer tijdt vergunt mochte worden, om sulcks an haer principalen te reporteren. Dit stonden haer die Gelderschen toe. Die gesanten hadden well geerne wat langer uitstel gehadt, maer sulcks konde niet komen. Alsse dan wederom in Over-IJssel quamen, sijn terstont die geconcipieerde articulen den Bisschop overgesonden, met wijdere verklaringe hoe desolaet die saecken der Lantschap stonden. Die van Deventer hebben haer Gemeente ende die gehele borgerije doen vergaderen ende die articulen voorgehouden, besloten daerop vrede te maecken, ende sonden twee uit haren Raedt, Twickel ende Brunsvelt, na Campen, om haer haer meinonge te doen verstaen, daer in gelijcker manieren na 'tvoorlesen dersel ver articulen die gehele borgerije tot den vrede bewilligde. Tot voltreckinge van desen vrede hebben die steden Deventer en Campen die Riddrschap van Vollenhove verschreven ende haer oock die voorseide articulen voorgehouden, waerop sij den vrede hadden angenomen. Die insgelijcke overleggende die menigvuldige sollicitatie, die sij an den Bisschop gedaen hadden, ende die droevige gelegenheit des landes hebben sij den vrede mede geteikent ende den navolgende brief daervan opgericht. Ridderschap Wij Johan Sloot. Geert van Oostewolde vanwegen van Vollenho ' nomen an don die gemeene Kidderscnap des landes van Vollenho, vrede' ende wij Burgemeesteren, Schepen ende Raedt der stadt Campen, doen kont ende bekennen vermits desen, alsoo enige irronge die een tiidlanck verheven is geweest, tusschen den doorluchtigen hooggeboren vorst ende here H. Carel Hartog van Gelre, Gulick ende Grave van Zutphen sijn forstelicke Genade landen ende luden ende ondersaten ener, ende den Overstichte van Utrecht ter ander sijden, ter eren Godes almachtig, Maria sijn gebenedijde Moeder, ende dat gantse hemelsche heijr, bij tusschenspreecken goede vrunden nedergelegt ende verdragen sint. Alsoo dat sijn F. Gen. sijn G. landen ende ondersaten daer onder gelegen mitten selven Over-IJsselse steden ende sloten, vlecken, landen ende ondersaten daer onder gelegen ende geseten, enen euwigen soen ende vrede voirtan sullen onderholden. Soo loven ende seeckeren wij wederomme voor ons, onse nakomelingen voirtan met den Vorsten van Gelre, alle sijn G. landen ende endersaten vrede ende vruntschap te onderholden, tegen sijn F. Gen. landen, verwanten ende ondersaten niet te doen ofte van onsentwegen niet laten geschien in eniger wijse, gedurende den tijdlanck van 't leven onses Genadigen Heren van Utert, nu ende ter tijdt, of soo lange sijn Genade met den Vorsten van Gelre middelertijdt verdregen. Ende ingevalle onse G. Here van Utert daerom ietwes tegen den Vorstendoom Gelre doen wolde, daertoe sullen wij met onse adherenten hem tegen sijn Genade geen assistentie doen, ofte uit onse steden, huisen, vlecken laten geschieden, heimelick noch openbaer. Voorts sullen wij geen Bisschoppen van Utert voortan ten eeuwigen daghe accepteren, hij ware gekoren ofte gesettet in wat manieren dattet wesen mochte, die selve Here van Utert sall sich met den Vorsten van Gelre, sijn G. landen, verwanten vrede ende eendrachtigheit sijn leven lanck, ofte diewijle sijn Genade Here van Utert is te onderholden. Ende dieselve Here van Utert sall sich met den Vorst van Gelre verenigen, ende van alle gebreken ten beider sijden verdragen, alsoo dat sijn genade des te vrede sij. Ende of dat verdrag tusschen den beiden Vorsten van Gelre, ende Utert, niet treffen en wolde soo sullen oire Genade beide eenen Vorst daertoe nemen, waer bij diesel ve gebreken nedergelegt ende geslechtet mogen worden. Oock is mede verworven, of iemants in de Overstichte in dese vrede ofte vereninge niet mede begrepen wolde wesen, dat hij nochtans met die andere van die Ridderschap, sloten, huisen, steden, ende ondersaten willen bevredet ende besoent blijven : ende deze soen ende vrede oprecht sonder inbreuck onderholden, ende den Vorst van Gelre met den onwillige laten beworden. Ende voirtan sullen alle in ende uitheimschen an beiden sijden, binnen- en buiten steden, sloten, en vlecken met malckanderen mogen verkeren, converseren, haer koopmanschap, neronge te water ende te lande verhanteren op gewoontlicken toll ende weg geilt vrij velig, ongelettet, gelijck men in tijde des vredes doet. Voort sall een ieder, ten beiden sijden sijn goedt wederom ontfangen ende gebruicken mogen als men dat nu vint. Alles voorts sonder argelist. Des toe oorkonde hebben wij Jan Sloot, ende Geert van Oostewolde vanwege die gemene Ridderschap ende ondersaten des landes Vollenhove ellick onse, ende wij Burgemeisteren, Schepen, ende Raedt der Stadt Campen onse stadt segel voor ons ende onse nakomelingen mede tot begeerte van Hasselt, ende Steenwijck hier an doen hangen, geschreven A° 1522 den 14 October. Die stadt Deventer met die Ridderschap van Sallaut. Twente, ende Drente, hebben an den Hartogh van Gelder enen brief van gelijcken inhouf, gegeven sijnde vanwegen Sallant, onderteikent van Harmen van Keppel ende Hendrick van Essen, van wegen Twente Reinolt van Coeverden, ende Gerrit van Langhen. Mogtertje der Middeler tijdt die steden noch int handelen waren, tot sleenwuk. sijn die soldaten tot Steenwijck seer oproerig geworden omdat sij vele ten achteren waren, want om tot haer betalinge te komen namen sij die Canonicken ende andere priesters gevangen, seggende datse wouden betaelt sijn, all soudense die stadt verkopen. Borchert van Westerholt ende Albert Cruse die in sijnes gevangenen broeders plaetse het ampt van Lantrentmeister bediende, quamen op goedt gelove binnen Steenwijck, ende meenden alsoo sij geen geit en hadden, die soldaten noch een tijdtlanck met woorden op te houden, maer sulcks was vergeefs, want sij worden noch oproeriger, ende namen haer beijde gevangen. Ende ofschoon die van Deventer en Campen an den hopman Peter van Keulen, ende die borgers van Steenwijck schreven, soo wolden haer die soldaten niet loss laten sonder geit; het welcke die steden den Bisschop overschreven, die omdat hij geen geit en hadde, sijn silverwerck in die muntesont ende liet daer geit op slaen, twelck die soldaten tot Steenwijck uitgedeelt worde, ende alsoo sijn beide gevangenen loss geraeckt. Boven die voorgaande vredes articulen hebben die steden Deventer ende Campen dese navolgende conNaeder ditiën ingegaen ende bewilligt. Alsoo dat alle steden conditiën. en(je viecken van Over-IJssel, die noch vandie Vorst van Gelder niet waren verovert haren keur souden hebben, of sij sich mede indie vrede wolden begeven ofte niet &c. ende diegene die den vrede annemen wolden, soude men den Hartogh binnen 14 dagen over schrijven als namilick tegen den toekomenden zr-noïer 14 daêen'wese,idii °ps- L-m f 6nde 800 lanSe s°ld* men sich ten beiden n!.ni1!- ,StllStan<1 eDde V8ndie waPenen ontholden middelertijdt soude een ieder met sijn lijf ende goedt gevehget s.jn, ende geleide hebben, opdat die van die Ridderschap, ende die geschickte van die steden ende van alle vlecken, die haren mochten senden' ende reisen in die steden om sich te verklaren of si) den Soen mede an wilden nemen, ofte niet. Alle schulden ende renten die intijde van oorlog verschenen ende van den Vorst waren opgebeurt souden roor prijs geholden worden ten ware dat die versegehnge vanden selven anders vermochte, waerin men sich na rechte reguleren sall. Ende soo twist is van die pachten die voor den tijdt van oorlogh sijn gemaeckt, waerin die steden sich souden verdragen oort dat alle gevangen van beiden zijden souden oss wesen sonder enige ontgeltenisse, Voort alle brantschattinge ende onbetaelde pennongen van die t>olde men niet manen, met vele meer andere gewoonthcke articulen, die te lanck souden worden om alle te verhalen, te meer alsoo niet ene van allen is onderholden. Op verwittinge van desen vrede door die steden an andere landen ende steden gedaen, hebben die v.en:r :r?lende ,gemeue Kidde™hap van Twente die tot vrode. stad Oldenseel sich verklaert dat sij onder den soen mede wolden begrepen sijn. Die van Hasselt, ende eenwijck hadden oock geerne den vrede angenomen maer omdat sij met soldaten beswaert waren, soo en konden s,j noch niet; schreven daeromme die twee steden alle dese dingen an haren Bisschop, verhaeli en dat s.j tot desen vrede gedwongen waren, en beloofden dat sij evenwel altijdt bij hem, ende die Kercke van Utrecht wolden verblijven en versochten dat hij enige wolde senden die met het krijgsvolck mochten afreeckenen, waerop hij antwoorde, dat sulcks die mochten doen, die den vrede gemaeckt hadden, ende oock haer betalen, maer Hasselt ende Steenwijck woude hij buiten den vrede houden, ende tegen die Gelderschen bewaren, Hasselt Hoewel die van Deventer ende Campen an die ^5woUef* van Hasselt geschreven hadden, dat sij sich van alle vijantschap souden onthouden, hebben sij nochtans alle quaet wat sij konden den van Swolle gedaen: dies die van Swolle seer klachtig sijn gevallen anden Hartog van Gelder ende op een dagvaert, die tot Zutphen van die twee steden van Over-IJssel geholden worde, dreijgden die Gelderschen die van Hasselt seer, waeromme sij oock voor die van Hasselt intercedeerden ende begeerden van die Raden van Gelder, dat sij doch met die van Hasselt niet quaedts souden voornemen, vooraleer sij dieselve noch eens gewaerschouwt hadden, om alle hostiliteit na te laten, waervan sij haer in twee dagen eindlick antwoort binnen Swolle wouden laten teekomen. Daerop is wederom an die van Hasselt geschreven 1522 den 17 October, die haer antwoorden alle vijantschap te willen nalaten ende datse daerenboven naestkomenden Yrijdagh haer gesanten binnen Campen wouden senden, met bevell ende verklaringe of haer gelegen soude sijn den tractaet van vrede an te nemen ofte niet. Als die van Campen dit antwoort van die van Hasselt ontfangen hadden, hebben sij 'tselve terstout overgesonden an Marcus van Gruithusen, Raedt des Vorsten van Gelre. Borchert van Westerholt, Droste van Vollenhove, heeft oock den vrede angenomen, als die van Deventer ende Campen, mitsgaders die Ridderschap van Vollenhove hetselve airede gedaen hadden. Oock sijn die Schuiten van Sallant binnen Zutphen gecomen ende hebben sich oock verklaert den vrede an te nemen. Ende op dien dach is noch uitstel verleent van 14 dagen voor diegene, die sich noch niet verklaert en hadden, omt selve te mogen doen. Alsoo hebben Ridderschap ende Steden van Overijssel groot ende kleijn dat tractaet met die Gelderschen angenomen ende sich gerichtet na het schrijvens van die van Deventer en Campen, bestellende dat selve op den angestelden dagh binnen Campen, die hetselve voort an die van Zutphen hebben overgesonden. Afrekening Nademael die van Over-IJssel tot verdragh met '"«ten. den Hartogh van Gelder gekomen waren, vonden sij met malckanderen raedtsaem, dat men met die ruteren ende soldaten soude afrekenen, om die soo veel te eerder uit haer soldijen quijt te worden, ende als men nu met haer begon te reeckenen ende haer wolde verloven, hebben die knegten binnen Hasselt niet gevvilt van malckanderen gescheiden te worden, tensij datse ten vollen betaelt waren, ende soo sij haer geit niet mochten bekomen, wouden sij datselve met gewelt op den huisman soecken. Ridderschap ende beide steden hadden om die lantschulden te betalen op elcken ploeg 10 ggl. uitgeset: die soldaten van Hasselt dit verstaen hebbende sijn terstont uitgetogen na Dalfson, daer sij enige huisluden gevangen namen ende dwongen haer, dat sij die schattingpennonge au haren handen mochten betalen. Sulcks heeft die Hartog van Gelder seer qualick genomen, soo dattet geschapen was dat hij op liet nieuwe oorlog soude angevangen hebben. Waerover dan een dagvaert binnen Deventer in die niaent November is geholden om dese gebreecken te corrigeren, alwaer die vorstelicke Raden ende Deputeerden van die steden erschenen sijn; op welcke bijkomste die van Swolle oock haer Gecommitteerde hadden, want om harent wille was die dagh angestelt, want sij van Die v. swoiio meinonge waren sich van alles te versien. Als die ver^,dv°(rent sich besorgden dat die van Hasselt ende Oldenseel den tractaat niet souden annemen, alsoo sij met soldaten beset waren: waeromme sij heftig bij den Hartogh anhielden dat hij die twee hooftsteden daertoe wolde holden, ende brengen, dat sij voor all die andere steden, sloten ende vlecken souden beloven dat sij alle den vrede souden ingaen: hetselve worde die van Deventer en Campen met alle instantie van die Vorstelicke Raden voorgeholden. Waerop die gesanten van beide steden antwoorden dat sulcks een 011billicke saecke was, nademael die kleine steden haer niet bewantlick noch onder haer subjectie waren, derhalven konden sij voor haer niet instaen noch beloven. Die van Swolle hebben daerop even sterck angeholden, seggende, dat soo sulcks niet geschiede^ alsdan die Hartogh grotelicks bij den vrede soude verkortet wesen. Diewijle nu die van Deventer ende Campen ongesint waren hetselve te doen, heeft die Hartogh terstont alle straten ende stromen wederom gesloten, ten einde hij beide steden alsoo mochte benauwen dat sij daertoe souden bewilligen, dat geschiede alles door 't ingeven van die van Swolle. Om dit verschil sijn verscheiden bijkomsten gehouden, ten lesten is den Hartogh van die steden bewogen, 30 dat hij straten ende stromen wederom heeft geopent. Daer was oock in den vrede bedongen dat die van Over-IJssel een schattinge souden uitsetten tot betalinge der lantschulden, twelck sij aisoo deden, soo voor alle dingen in die sursiantie van wapenen ende stillestant soude onderholden worden. Maer Cosijn van der Heil Rentmeister binnen Swolle is uitgevallen op het Camperveen, willende dat den huisman die uitgesette pennongen an hem soude betalen, maer alsoo sij inder haest die pennongen niet konden opbrengen, heeft hij enige boeren met sich gevangen genomen. Geidersche Insgelijcken hebben die van Geelmuden gedaen schatten . . n VoJienho. "li lant van Vollenhove, ende hebben tot dien einde ettelicke boeren van den Blanckenham gevangen genomen ende voorts een placcaet uitgegeven dat die huisluden bij verloss van lijf ende goedt die voorseide schattinge an haer souden betalen en alsoo deden die Gelderschen ende Swolschen in geheel Over-IJssel. Die soldaten die binnen Hasselt lagen sulcks verstaen hebbende, deden een uitval, ende hebben den van Swolle 500 beesten afgenomen. Ende niet vele beter bejegenden die Gelderschen, die van OverIJssel op die Zudersee : want in Vrieslant haelden se een schip an dat met ossen was geladen toekomende een Cuinder man. II insemius p. 460. Chrisstoffel gr ave v. Meurs Stadh. des Hartogen van Gelre heeft om meerder vreese den Borgeren an te jagen, eenige krygsvolck in die Cilinder gesonden, ende het selve geheellick behalve het Slott en kercke verbrant. 1522. Omtrent November ah de Hartogh van Gelder na Gronïngeji trock quarn een groot deel krijgsvolck uit Vrieslant tot TJlsen tot grote vrese van de Twentenaers. doende veel schade tot Noorthorn, Sibkelo, Qildehuis etc. en alsoo sij mosten wijeken voor de Munstersche, sijn sij tot Enschede angelant tot groten verderve des landes, seiden den Hartogh v. Gelder toestendigh te sijn, ende hebben tot Delden, Goor en elders veel moetiville bedreven. h. v. gelder Voirts heeft die Hartogh van Gelder sulcken autoah^Hero'"*1. riteit angenomen als of hij Here van Over-IJssel geovor-iJssei. weest waer encie heeft Jacob ten Sterte Rentmeister van Sallant gemaeckt ende Berent Hacfort Lantdroste der Graefschap Zutphen tot sijnen Stadtholder in Over-IJssel. Omtrent den 24 November hebben die Raden des Hartogen van Gelder geschreven an die Gesanten van Deventer, die mede op die dagvaert tot Zutphen geweest waren, dat sij verstaen hadden dat Mulert die schulte van Hasselt aldaer was gekomen, ende die soldaten die daer binnen lagen weder hadde angenomen van wegen Keiserlicke Majesteit hent tot Paschen, ende vertroostinge gedaen datse wel souden betaelt worden, dat George Schenk met 200 of 300 knechten bij haer soude komen, het welcke tot wederwille des Vorsten van Gelder, ende contrarie den Tractaet soude we.-en, twelck sij den Hartog niet dorsten te kennen geven, daeromme rieden sij dat die van Deventer alle middelen souden anwenden om die voorseide soldaten uit Hasselt te doen vertrecken, om alle wijder onheil voor te komen. Ende voort angaende die ploegschattinge van 10 gl. op elcken ploeg en woude die Hartog niet toelaten, nademael die niet geschiedt waer als na rechte be- > hoorde, ende dieselve den van Swolle niet te wille was. Ware daeromme nodig dat die steden middelen vonden om die krijgsknechten uit Hassel te krijgen, diewijle die Hartog van Gelder niemant an die hoogheit van Over-IJssel en kende als hem selven soo lange die Bisschop sich met hem niet verenigt ware, ende om dit ende andere misstanden voor te komen stelden sij haer enen dagh tot Zutphen op Mariën Ontfanckenisse. Ter selver tijdt heeft Berent Hacfort als Stadtholder van Over-IJssel, met die Gelderse Raden dit navolgende placcaet uitgegeven: Placcaet v. a. Wij Stadtholder, Raden ende bevelsluden des Geidersche. j100ggeb001.nen vorsten ende Heren Carels Hartogh van Gelre ende van Gulick ende Grave van Zutphen, onsen genadigsten lieven Heren der lande van OverIJssel, laten vanwegen sijn F. Gen. weten erenstlicke bevelende allen Amptluden ende die Ridderschap ende alle dengenen die pantschappen ofte andere verschrijvinge des landes van Vollenho van enige Bisschoppen, ampten, officien, renten of dominien des landes van Vollenho onderwinden vanwegen des Bisschops van Utrecht te bedienen, te manen ofte vorderen bij verbeurtenisse lijves ende goedes. Ende daerenboveu laten wij u weten, dat gij des anderen naest onse L. Vrouwendag Conceptionis naestkomende te tijde binnen Zutphen komt, ende sint om onsen genadigen Heren als uwen vorsten ende Heren behoorlicke hulde ende eedt te doen. Indien oock iemaut van u pantschap of verschrijvinge hadde van enige Bisschoppen van Utert, dat sij dieselve ofte copije authentijck daervan mede brengen, op die tijdt ende plaetse voorseit, om alsdan te visiteren ende te doorsien ende deshalven een ieder na sijn verschrijvinge te laten geschien ende weder varen laten desgenen billick ende recht sijn sall. ünd alle diegene die op die voorseide tijdt ende plaetse met haer verschrijvinge niet en quamen, denselven denckt men haer verschrijvinge niet te holden. Daerna mach sich een ieder rechten ende sijn schade schutten. Wij geven u allen vanwegen ende uit sonderling bevel onses Genedige Heren voorseit met desen brief vrij seecker geleide uit ende weder in u gewaersaem te reijsen. Oorkonde onses Gr. L. Heren secreetsegel in profesto Catherine virginis a° 1522. Niettegenstaende dat die van Over-IJssel bij naest alle op het voorschrijven van die Gelderschen den vrede annamen ende volbrachtent versoeck des Hartogen, soo heeft nochtans Borchert van Westerholt, Droste tot Vollenho, sich niet willen begeven in eedt van den voorseiden Hartog, hoewel hij seer daertoe versocht worde van Berent Hacfort, Tonis Ketel ende andere Geldersche bevelhebbers ende heeft in generleij maniere sijnen ouden Here willen verlaten. (il.ldürsChc Hartogh Carel dede vast sijn beste met schatten schatten en scheren over die ingesetenen van Over-IJssel. Ovor-IJssel. . . , Ens verdong voor 300 gl. ende andere plaetsen na advenant, welck geit hij imploijeerde tot ouderholt van sijn ruteren ende knechten, die des maents ongeveerlick kosten 8000 gl., doch sooveel gelts was qualicke te bekomen, omdat het lant soo jammerlick was bedorven, doch te meer moetwille mosten die arme ingesetenen van die Gelderschen lijden. Die Gelderschen van Geelmuden quamen in December op die Camper eijlanden ende beroofden die ingesetenen van alles, ende bleven een tijdtlanck op het Camper diep liggen. Oock waren die van Over-IJssel seer verlegen met haer eigen krijgsvolck, want die ruteren, die in dienst des Bisschops geweest ende nu gecasseërt waren, hadden wel betalinge geëijscht maer niet ontfangen: waeromme sij met toornigen gemoede vertrocken, dreigende dat sij op gelegener tijdt ende plaetsen haer betalingen dachten te soecken. In het jaer 1523 den 12 Januarij heeft die Lantschap wederom an haren Bisschop haren ellendigen staet verwittigt, opdat haer namaels tot geen verwijt mochte staen of sij noch ietwes mochten ingaen, dat die Bisschop qualick soude willen nemen. Hoogweerdige in Godt, hooggeboorne vermogende Vorst, genadige lieve Here, sooals wij omtrent vijf vierendeel jaers met den Vorston- van Gelre nllene tot voorstant ende bescherminge U. V. genade landen in openbaren oorlogh ende vehde gestaen ende ons met lijf ende bloedt den eedt bewijset hebben, als goede getrouwe ondersaten heeft toegestaen sonder enig behulp ofte bijstant: waer met niet allene wij, dan alle u Gen. ondersaten soo rijck als arm tot grote onverwinlicke schaden gekomen. Voort soo troosteloos genodiget ende gedrongen sint an toe nemen ende in te gaeu een tractaet ende vrede van die welcke U Gen. steden Deventer ende Campen schriftelick ende mondelick voor hen adverteert hebben, ü F. Gen. holden wij nu niet noot op dat nieuwe daer weder van te verhalen: dan soo wij daeromme met ruteren ende knechten beladen ende tot sware kosten ende schaden verlopen sint sonder enige vertroostinge of ontset, soo dat uwe ruteren ten laetsten ongerekent verreden sint ende besorgen van dage te dage bij hullip anderer Vorsten en Heren, met haer vrunden en magen weder in ü. G. landen ende vlecken, met roof, brant ende doodtslag te sullen vallen, denselve voort te verwoesten ende dat ene quaedt op dat ander te vermeeren. Ende oock die Vorst van Gelre niet en will enige ampten groot nog klein bedient te worden in naem ende van U Genade, eer dat sich dieselve met ü genade verdragen hebbe. Oock ü vorstelicke Genade noch iemants enige hoogheit toestaen, eijschende van alle Amptluden sonderlinge over die Trente huldt ende eedt, vermeent hetselve met den swaerde gewonnen te hebben. Die van den Droste van Coeverden gedwongen sint hanttastinge te doen, als sij weder geeijscht worden gelijck nu geschiet is hulde ende eedt te doen, dat dus lange all verholden is tot groter beswaringe onser alle als U V. Gen. uit dese ingeleide copije wijder mercken mogen. Sinnen wij in deser gestalt ende vermercken met ü Gen. steden, huisen, vlecken en landen met woorden ende schrifte sus lange te onderholden, anderen als die Staten en landen des Nederstichts, dat die heeft sulcken destructie deser landen sullen ansien ende wij sullen die met onsen lijve, goede ende bloede alsoo tot onsen ende der onser eeuwjger verderfenisse voorstaen ende beschermen, welk voort meer niet te dragen staen; die kosten in Hasselt, Steenwijck, Oldenseel ende andere verlopen, dat die dan oock deser maten slepende met verloop der tijdt te samen om lijf, leven ende goedt komen sullen, hebben wij samelicke bewegen: ende staet an dem te bedencken. Eijschen naeromme noch U V. Gen. ende begeren met gantser andacht ons ende Uwer Genade samender luden, steden ende sloten onvertochlick met behoorlicke middelen daertoe diende ontsetten, ende voortstaen dieselve soo gedeelt sint wederonime te versatnelen ende helen: die grote lasten van ruteren ende knechten te helpen afdragen, oin een duchtigen vrede te hebben; of sullen durch kentelicke noot tot anderen voorstander, ende bescherm gedencken moeten als die gelegeuheit eijschen wil, daer eeren ende eedts genoeg mede gedaen willen hebben, daer wij, kenne Godt, ongeerne toe komen solden ende begeren des noch eens voorall een toeverlaten, onbedachtelick entelick beschreven antwoort van U F. Gen., dien Godt almachtig gesont bewaren will. Gegeven vanwegen die Ridderschap van Sallant, Twente en Drente onder dat segel van Reinolt van Coeverden ende Geert van Langen, vanwegen die Ridderschap \an Vollenho, die stadt van Deventer ende Campen haer selfs segelen, den 12 Januarij a° 1523. Noch was in desen brief een kalfken gevoegt als volgt. Voorder Gen. L. Here hebben wij desen dagh van U. V. Gen. Schriften van den datum den 21 December beroerende die huldinge van U. Genade. Amptluden ende van die ontboringe uwer genade renten hebben wij U. Gen. steden, dan sien sulcks langer niet te beteren noch te beschermen: dan moeten well lijden dat men daermede voortvaert als die tijdt dat eijschet ende vergont wort, besorgt sijnde dattet daer noch niet bij blijven will, soo wij bij ons die saecke niet langer hebben stueren konnen, ende daeromme hebben doen moeten dat ons swaer ende kommerlick geweest is, als u. V. Genaden genoeg gehoort hebben, datum ut in litteris. Doch niettegenstaende al haer schrijvens, hebben nochtans die van Over-Issel geen bijstant van haren Bisschop, ofte vant huis Burgundiën verkregen, dan well veel schone woorden, ende troostelose beloften. Ondertusschen droeg sicli die Hartog van Gelder als geweldig Here van Over-IJssel, ende van sijnentjucob to stcit.' wege heeft die Geldersche Reutmeister Jacob ten RsaiUnJ Sterte des Donderdaegs na Lucie int jaer 1523 alle Karspelen in Sallant schriftelick bevolen, dat men alle pachten, renten, thinsen, opkomsten niet van allen uitgesondert, die men anden Rentmeister van Sallant wegen den Bisschop te betalen plach, binnen Rechteren an sijnen handen wegen den Hartog van Gelder als Here van Over-IJssel soude betalen, daer en boven woude hij oock aldaer ontfangen alle die accisen vandie voorseide kerspelen van Sallant opslaen ende verheffen vant selve jaer vanwegen sijn meister den Hartog van Gelre. Daer en boven beschadigde ende schattede die Hartog die ingesetenen van Over-IJssel langs soo meer ende siju krijgsvolck dat tot Geelmuden lach, hieuw in die Voorst toe Vollenho vele bomen, die tot Geelmuden gebracht worden : belasten oock dat alsulcke opkompsten als tot het huis te Vollenho behoorden waermede den Droste aldaer onderholden worde an niemant als die van Geelmuden te betalen. Waerom die Droste van Volle Mart«. lenho Westerholt an die van Campen den 16 Martij heeft geschreven, dat het hem niet mogelick was het huis langer te bewaren, dat daeroiume die van Deventer en Campen raedt moesten vinden dat hij des huises ontslagen worde. Verhaelde oock dat die Geldersen in den Blanckenham geweest waren, ende hadden den pastoor, schulte ende den Stellinck gevangen gehaelt om der schatinge wille. Die van Deventer ende Campen sonden haer Gesanten tot Zutphen om sich met die Gelderschen te verdragen: diewelcke aldaer sterck anhielden dat die Die Geldersen voornoemde steden borg souden worden, dat die willen dat Deventer en andere steden ende sloten sulcks als hier besloten CJiTandere'r worc'e souden nakomen. Maer na lange alteratie is S°"worden01^0 een genomen den 18 April tot goedtvinden van haer principalen, dat meest daerop ginck, dat die steden schrijven souden an Jan van Twickelo, Jan van Welevelt, ende die stadt Oldenseel: oock an Ariaen van Twickelo, Lubert Mulert, schulte tot Hasselt, oock an dieselve stadt, insgelijcken an Volcker Sloot, die stadt Steenwijck, den Droste vanVollenho, ende voort an diegene die dat huis Cuinre ende Laghe in bewaringe hadden, dat sij den vrede souden anneraen die voor desen gemaeckt was, ende in gevalle sij onwillig waren ende den Gelderschen schade deden, dat alsdan die gesanten ditselve haer principalen reporteerden, soo hebben dieselve daertoe niet willen verstaen, ende sich niet tegen haer eigen lantschap ende lantsaten stellen. Derhalven die Hartogh wederom een bijkompste tot Hulsbergen anstelde 8 Mei. tegen den 3 Mei, alwaer niet uitgericht en worde. Noch worden omtrent Sacraments dagh gehouden tegenover Deventer over die IJssel, daer all wederom hetselve den beiden steden voorgeholden worde. Die van Swolle sijn hier oock gekomen, ende klaegden over die van Hasselt waer sij grote schade geleden hadden, willende dat men haer daervan vergoedinge soude doen, waertegen die van Deventer ende Campen antwoorden dat die van Swolle all vele meer schade in het opboeren van die schattinge gedaen, als geden hadden, ende hebben gants afgeslagen borge te worden voor die andere steden ende sloten. Noch wouden die Gelderschen dat die twee steden die soldaten souden betaelen, beloofden daertoe 1000 gl., des souden beide steden 2000 daertoe contribueeren, 't welck sij afsloegen als sijnde haer onmogelick, ende onredeu want sulcks van die uitgesette schattinge hehoorde gedaen te worden, die nochtans die van Swolle hadden opgebeurt. Na vele dispuits is van all desen eijsch niets geworden, want elck bleef bij sijn meinonge, alsoo die Hartogh wilde dat die beide steden voor alle schade souden goedt sijn, met meer andere ondraegelicke puncten, die haer geensins stonden an te nemen. Ondertussen deden die Geldersche uit Geelmuden haer beste om die ingesetenen van Over-IJssel te dwingen, dat sij an haer die schattinge souden betalen, die tot afdoeninge van die lantschulden uitgeset was, namen oock een borger van Steenwijck genaemt Peter Vreese met sijn knecht an den Blocksiel gevangen. Des Woensdaegs na Pinxteren heeft die Hartogh van Gelder alle straten ende stromen wederom gesloten: ende alle goederen int lant van straten Over-IJssel, als oock Gelderlant, den Drosten, amptcn atroomeu iU(jen edelen, ende borerers der beide steden besla- gesloten. 7 1 ° gen, ende verboden dat men die opkomsten daervan niet an die eijgenaers soude betalen. Hoewel nu dieselve niet van haer goederen konden bekomen, hebben se niet te min haer beste gedaen om ergens enige pennonge te bekomen om die soldaten van Hasselt te contenteren. Maer opdat se noch in lange tijdt geen betalinge en kregen sijn sij den 13 Junij wederom uitgevallen ende hebben den van Swolle haer ossen uit het Mastebroecke gehaelt ende binnen Hasselt gebracht. Welcke schade die van Swolle wouden vergoet hebben van beide steden, klaegden 't selve anden Hartogh van Gelder, die een dagh- 8 september vaert dede houden tot Hattem op Marijen Geboorte vorgaderinge , ,. _ r j 1 tot Hattum. uaer die liesanten van Deventer ende Campen mede verschenen. Daer eijsten die van Swolle restitutie van haren geledenen schade, gelijck als of die twee steden daervoor borge waren geworden. Die gesanten antwoorden dat sij soodanige borgtocht hadden geweigert, oock selfs in den tractaet, daerin sij niet en beloofden voor diegene die den tractaet niet wouden annemen, maer voor die, die se wouden ingaen ende achtervolgen, als het artikel daervan sijnde genoegsaeni medebracht, gaven oock meer andere redenen. Waerop beraedt genomen is tot vcrgaderinge s anderen daegs. Als nu elck in siin herberee was tot Hattum. , 5 gegaen kregen sij hjdonge dat 30 schepen van Campen die IJssel opseilden : en doemaels waren binnen Hattem vele borgers van Swolle, meestendeels welbeschoncken, dese hebben die schepen angevallen, voor Hattum gebracht ende aldaer opgeholden, waerover die Gesanten van Deventer ende Campen geklaegt hebben andie Raden des Vorsten: die oock bestelden dat die schepen wederom losgelaten worden. Op die selve tijdt lagen twee vaendel Geldersche soldaten tot Hulsbergen die denselven nacht na Elburg vertrocken, dies die gesanten van Campen door een stadtdienaer haer stadt hebben gewaerschouwt dat sij wel souden op haer hoede sijn. Daerna heeft Jacob van Wirman in name van die van Swolle wederom seer erentslick over die van Deventer ende die van Campen geklaegt ende geDe v. Swoiie dat haer stadt merkelick bij den vrede was ver- Deventer en kort, soo die twee steden voor al die andere niet en Campen. loofden, dat sij nieteen hooft buiten haer poorten dorsten steecken; dat die van Oldenseel bij lijfstraffe ver- boden hadden dat niemant enig goedt binnen Swolle soudo brengen: dat men haer nariep ende scholde voor verraders, blauwvingers, ende anders, met vele meer swarigheiden. Die Geldersche Raden secondeerden die van Swolle, ende urgeerden even heftig dat die twee steden voor alle die reste souden beloven, waertoe sij niet konden verstaen. VVaerop Jan ten Bossche Tijmansoon, burgemeester tot Swolle seide: Gij steden Deventer ende Campen, daer moogt gij wel vrijlick op passen, soo die van Swolle worden beschadigt, dat willen sij op u verhalen, ende gij beide steden sult toch weder anden reij, hetsij u lief of leedt. Dit hebben die van Deventer ende Campen seer ter harte genomen, ende ten hoogste sich daerover an die Geldersche Raden beklaegt, begerende dat sij dat selve in bedenken souden nemen, die haer antwoorden dat sij den Hartogh van alles souden trouwelick report doen. Oock begeerden die twee steden dat die uitgesette schattonge tot afdoeninge der lantsclnilden sijn voortganck mochte winnen, daer oock niet van quam, omdat die Geldersche seiden dat haren Here die schattonge van noden hadde tegen die van Hasselt om sijn krijgsvolck daermede te betalen. En aldus is oock dese vergaderinge onvruchtbaer afgelopen. Den eijsch van die van Swolle noch onvoldaen sijnde, hebben sij daerna met supplicatie bij den Hartogh angeholden dat hij die van Deventer ende Campen daertoe woude brengen tot vergoedinge van haren schade, ofte andersins toelaten dat sij die selve soo mochten verhalen, als sij 't best verstonden. Op welcke suplicatie des vorsten Raden den 16 September an die van Campen ontboden dat sij die van zwolle haren geledenen schade souden vergoeden, ende soo sij sulcks niet en deden dat die Hartogh' van Gelder an die van Swolle vergunt hadde, dat sij haren schade an die Ridderschap ende Steden van Over-IJssel souden verhalen. In April voorleden des Yrijdaegs na Cantate hadden Md^'he" d6S Bissch°Ps soldaten het huis te Laghe, waerop ingenomen, oock die huisvrouwe van Adriaen van Rhede was, des nachts Jan Goijer, burgenieister van Swolle, binnen Coeverden gevangen, ende op Laghe gebracht, daer sij oock een borger van Swolle met een man van Munster met 200 verkens hadden angehaelt. Die van Swolle ende die Gelderschen hadden wel op die voorseide vergaderingen erenstlick angeholden om die gevangens los te krijgen, waertoe die van Laghe niet en wolden luisteren, maer hebben allenthalven die van Swolle beschadigt soo veel haer mogelick was. Het gebeurde dat die van Swolle een soldaet vant selve huis gevangen namen, waeruit sij die gelegenheit des huises verstonden, ende handelen soo vere met den selven, dat hij haer beloofde op seeckeren dagh met alle het garnisoon op buit te sullen gaen stelt daervan ure en tijdt. Doet soo, latende opten huise niet meer dan acht knechten. Terstont sijn die Gelderschen daervoor geruckt, maekten haer belegh, ende beslotent soo, datter niemant uit noch in konde komen, hebbent oock beschoten, soodat diegene die er op laghen het huis niet langer konden houden, ende Ariaen van Rlieen huisvrouwe hetselve moeste overgeven. A« 1523 circa festum visit. Mariae. Die kort hier na oock dat huis Saasvelt, toebehorende den voornoemden Rhede hebben verbrant, alles ver- nielt datter op was, die grafte ingeworpen ende dat huis geslicht ende Laghe bevestigt. Qiio facto copiae Gelrensium uno impetu illinc solventes Aldenseel obsidere parabant, sed ctim illic portas sibi aperiendas diffiderent dimissa obsidione remearunt in sua. Inde exasperati Aldenselenses tam pedites quarn equites in swim fortalitiurn accersnnt Oelrisque minime fidentes tractatui parere noluerunt, atque Gelros viriliter perseenti sunt. Hierna sijn die Gelderschen met een hoop ruteren ende knechten in den nacht voor Steenwijck gekoGeiderschen men als die toekomende dagh haer jaermarekt soude steenw\jck wesen: ettelicke vandie selve waren in boerenklederen gekleet, die met andere huisluden aldaer te merekte souden komen, ende bemachtigen alsoo die poorten, om alsdan die anderen binnen te laten. Maer alsoo die borgers hetselve gewaer worden, hebben sij haer daer buiten gekeert, soodat haer desen anslagh misluckte. Doch niet lange daerna op den 12 October des nachts sijn die Geldersen wederom voor Steenwijck gekomen, gesonden sijnde van Marwijck die Gouverneur van Groningen uit dieselve stadt alsmede uit Geelmuden, ende Coeverden, ende sulcks op 't anbrengen van den Schulters van Dieveren ende sijne soonen, die op Drente, niet vere van Steenwijck gewoont hebbende, na Groningen vertrocken waren, ende an Marwijck ontdeckte dat hij goede gelegenheit soude hebben Steenwijck te vermeisteren, want sij op die voornoemde tijdt sijnde S. Matthijs, lustig ende vrolick souden wesen, want die dagh was haer Kermse, twelck oock soo geschiede, want soowel soldaten als borgers ter selver tijd droncken ende voll waren, ende genoegsaem sorgeloos, hoewel daegs te voren gewaerschouwt sijnde, geen goede wachte en hielden. Des nachts dan quamen een deel Geldersen an die vesten, klommen over die muren, ende gingen door die stadt ende besagen hoe sij sich daer binnen hielden: ten lesten quamen der soovele binnen dat sij een poorte van die stadt met hamers opsloegen, en alsoo sijn die Ruteren ende knechten in goede orde binnengekomen; daer was niemant van die wachte die van all dit klimmen, slaen, rijden ietwes vernam, dan eenen knecht, die als hij 't selve gewaer worde, riep vijant, vijant, en terstont worde doodtgeslagen. Als nu die Geldersclien binnen die stadt op die merckt in ordinantie stonden, betrouwden sij sich niet sterck genoeg te wesen, om die stadt tegen die borgers ende soldaten te houden, daeromme sij dan die stadt in vier hoecken in brant stacken ende hebbent vuir in die huisen geschoten, steenwyck in meinongo alsoo die borgers te verjagen. Die brant verbrant. « neert soo seer binnen Steen wijck toegenomen dat die gantse stadt met Kercke, ende all datter in was is verbrant, behalve vier ofte vijf huisen. Die borgers met die soldaten sijn daer uitgevlucht, soodat die Geldersclien geen grote buit ofte vele gevange konden bekomen, maer sij bleven binnen ende begonden die stadt te bevestigen, als een plaetse die liaer seer dienstig was tot haren oorlog in Over-IJssel, Drenthe ende Yrieslant. 't Gehele lant van Over-IJssel in sulcken staet sijnde, haer renten, ende opkompsten gearresteert, haer stromen ende straten gesloten, arbeiden sij ondertussen seer, dat sij van dese swarigheiden mochten ontslagen worden, hebben tot dien einde met Georg Muller, hooftman hinnen Hasselt, gehandelt, dat sij hem op seeckeren tijdt 3000 gl. souden betalen, daer die knechten in consenteerden : maer die van OverIJssel konden geen bescheit van den Hartogh van Gelder bekomen: ondertuschen ginck die betaelsdag voorbij, die soldaten bequamen geen geit, ende worden daeromme gants oproerig; dies men op het nieuwe weder handelde om haer uit Hasselt te doen vertrecken. Als nu ditselve den Bisschop ter oren quam, was hij gants qualick daermede tevreden, ende woude weten tot wat einde sulcks soude geschieden, waerop den Bisschop geantwoort is den 24 Junij, dat sulcke handelinge niet tot nadeel van S. Marten, -4 juny. maer tot ruste ende vrede van Over-IJssel soude wesen. vergadering Over dese saecke is wederom een vergaderinge Apeiloron. angeste|(- to(. Apeldoren, tot welcken einde die van Campen versochten van die Stadt Hasselt, Ariën van Twickelo, ende Lubbert Mulert, sij oock desen dagh wouden besenden: daertoe sij eerst weigerig waren, doch ten lesten hetselve consenteerden. Tot Apeldoren is all wederom geeijscht, dat men soude beloven dat uit Hasselt geen sehade soude gedaen worden, andie Gelderschen ende hare toestanders, dat men daer voor lijf ende goedt te onderpande soude stellen, met meer andere artioulen, begeerden mede dat haer soldaten mochten betaelt worden op juli ?. Octava Visitationis a° 1523. Dit niet tegenstaende en worde geen betalinge an die soldaten binnen Hasselt gedaen, maer worden slechts opgeholden van dagh tot dagh, want die van Deventer ende Campen geen geit daertoe konden bekomen om oorsaecke verhaelt; die soldaten hebben haer misbetalingen den Bisschop te kennen gegeven, 31 die haer ordineerde dat sij sulcke pennongcn met lantrecht souden vorderen, ende om sulcks int werk te stellen, hebben sij sich bereit gemaeckt. Als die van Campen dit vernomen hadden, schreven sij an Ariaen van Twickelo, ende Lubbert Mulert binnen Hasselt, met begeerte dat sulcks niet en mochte geschieden. Evenwel sijn dio soldaten uit Hasselt voor Swolle getogen daer sij alle ossen ende koeijen hebben genomen, om haer schuit daer an te verhaelen, daer vele om geschreven worde, maer is niets uitgericht. Hierna hebben dieselve overall vijantlick toegetast, voornamentlick op die van Swolle, hebben oock enige huisen omtrent het Clooster Windeshem verbrant. Geheel Over-IJssel worde oock seer tiranniglick van die Gelderschen uitgemergelt: den van Camperveen worde opgeleit 160 ggl., die sij niet en konden betalen, des sij klachtig vielen an die van Campen, dan die en konden haer niet helpen, ende alsoo gingt overall, men moest betalen, die niet konde worde gevangen genomen ende in vuijle gevanckenisse geworpen. Waeruit men kan afnemen hoe wredelick Hartogh Carel van Gelder die ingeseten van Over-IJssel, ten dele met gewelt, ten dele met boosheit, ende ijdele onderhandelinge gesocht heeft sijne heerschappij te onderwerpen. Geldersen Op S. Lamberts dagh opten middag quamen enige i.y tampon. ruferen en(je knechten omtrent Campen op den dijck, ende kort daerna quam 't geruchte in die stadt onder die borgeren, dat sij vele geschut groot ende kleijn verwachteden, dat sij voorbij Campen na Vollenho souden brengen omt selve huis daermede te winnen. Ende want die Droste ende Ridderschap van Vollenho dat Tractaet mede angenomen ende tot noch toe oprechtelick onderholden hadden, meenden sij onbillijk te wesen, dat men soude lijden hetselve geschut voorbij haer stadt te laten voeren. Daeromme dan die borgers oproerig worden, soodat te besorgen stont, dat hieruit meerder quaedt binnen die stadt soude ontstaen hebben. Die magistraet, om alle onheil voor te komen, ende haer borgers te stillen, heeft andie Raden ende bevelhebbers van die Geldersche geschreven; diewelcke met alle beleeftheid haer antwoorden: ende sijn door die hameije van Campen getrocken na Geelmuden sonder iemant letsell te doen. ne v. over- Den 7 October sonden die van Deventer ende IJssel besenden ~ 0 . r%. . den Bisschop. ^&nip6ii wödöroni har© becretarien anciGn Bisschop om denselven op het nieuwe haer ellendigen staet te openbaren, ende bijstant te versoecken, die haer met veel schoone woorden hulp beloofde, welcke hem van den Keiser was toegesegt ende opdat sij dat te meerder souden geloven sont hij haer na die stadt Grave tot den Grave van Buren, die haer seer erenstlicke seide, hoe dat int hoff van Burgundiën was besloten den Hartog van Gelder een vijant des huises van Burgundiën te verklaren, ende vijantlick an te tasten: ende 0111 hem met erenst aan te grijpen hadden sij ali'ode 10000 voetknechten ende 800 ruters angenomen, en daerbij 12 kartouwen, ende ander geschut om aldaer te seriden, geordineert ende datselve hoff ware gesint den Hartog van Gelder soo an te vallen, dat die Bisschop van Utrecht dat gantse Sticht met al hetgene hem afgenomen was voor Pinxteren wederom soude hebben. Beloften die in woorden bestonden. Alleenlick is hierop gevolgt dat als die Here van Wassenaer ende George Schenck die Gelderschen meestendeel uit Vrieslant verdreven, die steden Doe- kum, Bolsweert, Sloten ende Lemmer haer afgenomen hadden: ende die Grave van Meurs binnen Steenwijck sich met die Gelderschen hadde begeven; sijn hem die Burgondschen nagevolgt. Daer die Gelderschen niet lange stant hielden, maar verlieten die stadt den 12 November, want dieselve noch seer onsterck was door die destructie die aldaer was geschiet, ende namen die vlucht op Geelinuden. Die Burgondschen, als Heuterus verhaelt sijn haer terstont gevolgt, ende hebben haer niet verre van Geelmuden angetroffen, alsoo die achtersten tegenwere deden, op die vlucht gebracht, maer den meestendeel salveerde sich in die stadt en boschagiën daeromtrent, achterlatende 700 doden, 200 gevangens, ende enige vaendelen. Ende om Steenwijck sooveel te beter te bewaren heeft die Stadthouder Schenck aldaer een blockhuis doen maecken. De v. Swol le Alle ingesetenen van Over-IJssel worden wel jammerterugge" door die Gelderschen bedorven, maer die van .Swolle, hoewel sij met die Gelderschen toehielden, waren noch vele qualicker geplaegt, uit oorsaecke dat sij in Hollant, Seelant, ofte Brabant niet en mochten handelen, noch komen, ende van haer meijers ten platten lande niets en konden bekomen, soo weinig als die van Deventer ende Campen, die nochtans overall vrij in die Burgonsche Nederlanden mochten verkeren, ende haren koophandel drijven, integendeel, die van Swolle mochten niet een hooft buiten die poorte steecken ende saten gants neringloos. Waerop gevolgt is dat die borgers van Swolle begonden te murmureren ende te schelden, op die gene die haer overredet hadden, dat sij haren natuurlicken Here souden verlaten, ende den Hartog van Gelder anuemen ; oock soovere dat sij haer opentlick toeriepen, dat sij haer in alle dit lijden gebracht hadden: ende dat sij daeromme die saecke alsoo souden beschicken, dat sij oock soowel als hare nabuiren in anderer Heren landen vrij ende onbeschadigt mochten wandelen ende hare koopmanschap drijven: want ingevalle haer sulcks niet mochte gebeuren, dachten sij, datselve an haer lijf ende goederen te verhalen: waerop sij vrijelick mochten verdacht wesen. Die voornaemste die geraden hadden dat annemen des Hartogen van Gelder, als sij verstaen hadden die meinonge, der borgerije ende dat sij haer begonden te haten, als Jacob van Wirman, Thomas Knoppert, Otto van Ingen, Evert Evertsen, ende die Secretaris Gerder, sijn heimelick uit Swolle na Hartog Carel vertrocken, dieu sij te kennen gaven, hoe dat die borgers aldaer seer qualick tevreden waren om oorsaecke hier vorens verhaelt, ende soo hij geen middelen wiste om haer den vrijen handel te beschaffen, stont te besorgen, dat aldaer een moijterije soude ont&taen. Daerop hij beloofde het alsoo te willen maecken dat die borgers ende ingesetenen van Swolle souden mogen vrij ende vranck overall handelen ende reijsen, waervan hij haer besegelde acten gaf om die borgers daermede te stillen. Dio v. Swolle Middeler tijdt dat die voorseide buiten die stadt ^met*ix-ven 1 owaren, sijn enige, dien die Geldersche actiën niet cn campen. wej anst0nden, ende liever met die andere steden, ende die Lantschap van Over-IJssel vereenigt waren, heimelick bij malckanderen versainelt, ende onderstonden middelen te beramen, om met die van Deventer ende Campen te handelen, ende sich wederomme te verdragen; te dien einde bevolen sij eene van haer dat hij an een getrouwe vrunt in den Raedt van Campen sonde schrijven, dat hij van die Gemeente bevel hadde bij hem te komen, gelijck geschiede. Heeft hem te kennen gegeven i dat sij gantseück der meinonge waren die drie steden wederom in haer ouden staet onder den Bisschop te brengen, waertoe sij sich verbonden hadden alle vlijt ende arbeit te gebruicken: versochten dat hetselve voortganck mochte gewinnen, ende dat hij 't selve int heimelick den Raedt van Campen vvoude openbaren, als hij dede. Die van Campen over dese tijdonge verblijt sijnde, hebben terstont den 13 November datselve andie van Deventer geschreven, met enige voorslagen hoe men die saecke in stilheit soude bearbeiden. Nadien Jacob Wirman met die andere die bij den Hartog van Gelder geweest waren, wederom binnen Swolle gekomen waren, hebben sij die borgers met die acten die haer die Hartog hadde gegeven, angaende dat hij beschicken woude dat sij vrij ende vranck souden mogen handelen, willen vertroosten ende bevredigen : maer dieselve sijn met dese belofte niet gepaeijt, waeromme die van die Geldersche partije begonnen besorgt te worden, voor haer selven, practiserende hoe sij best deu Hartog met sijn niacht binnen die stadt souden brengen, om haer selfs te verseeckeren, ende haer wederpartije te straffen, die haer nu begon te schouwen ende andere wegen te soecken. Daertoe hebben sij overal] een geruchte laten lopen hoe dat die Hartog van Gelder met kleijn geselschap (want sij wei wosten dat sij hem met macht niet souden inlaten) binnen die stadt komen wolde, om die borgers in alles te vertroosten ende te verblijden, medebrengende seecker bescheit, dat sij overall soowel in die Burgondsche als andere landen souden mogen gaen, ende haren wandel drijven, woude haer oock den vrede medebrengen, waerdoor die borgers wat beter gemoet waren, die wijle haer daerna seer verlangde. 1529. Met dese verwachtinge doch niet sonder onder¬ linge sim ul teil is het jaer 1523 ten einde gelopen, ende dat 1524 begonnen. Als wanneer die Hartog h. carei wil van Gelder anden van Swolle schreef dat hij binnen biTmo.r°11C haer stadt woude komen, waermede die borgers seer wel waren vernoegt, want haer seer na den vrede verlangde, doch met den bescheide dat hij allene met sijn hofgesin sonde binnenkomen. Sonden uit haren Raedt enige hem tegemoette, met begeerte dat hij eerstdaegs woude komen, in manieren voorseit. Als die gesanten bij den Hartog quamen ende hem 'tselve andienden heeft hij sich bereit gemaeckt, met ettelicke van sijnen Adeldoom boven sijn ordinaris hofgesin, ende begaf sich op den wegh met drie vaendel knechten, in meinonge dieselve binnen Swolle te brengen, ende die stadt daermede te verseeckeren, dit geschach op den 4 Martij int jaer 1524. Als nu die Hartogh omtrent Swolle quam heeft hij sich van sijn paert bij die knechten begeven, om die alsoo des te beter in die stadt te brengen. Hadde voorts van sijnen adel bij hem Berent Hacfort, Jan Bentinck, Palick van Scherpenseel, Tonies Ketel, ende voort sijn hofgesin, met haer dienaers te paerde. Die borgers van Swolle siende dat die Hartog soo sterck boven alle paerden met soovele knechten meenden binnen die stadt te komen, kregen sij achterdencken over desen handel, en daer waren airede vele van sijnen Adel met haer paerden binnen die stadt. Terstont als die Hartogh even door die voorste poorte vandie Sassenpoorte was gepasseert, hebben sij dat valhecke laten nedervalleu, om die resteerende van ruteren en soldaten buiten te keren, dit geschiede soo onverwacht, dat int vallen vant selve hecke enige soldaten verwont worden. Hartog Carel bleef hier staen, tusschen beide deuren van die Sassenpoorte, konde nergens hen, seide: Nu staet se suverlick en alsoo an die sijt een klein poortjen was tusschen beiden daer door men, op die graft konde komen, seide hij voorl: Sij will daer deur, in meinonge dat hij daer deur over die grafte woude gevallen hebben, twelck hem van enige van sijn adel worde afgeraden ende bleef alsoo. Een weinig tijdts daerna is hij binnengehaelt, doch alle die andere moesten daer buten blijven, ende worde in die Munte gevoert, alwaer hij dien nacht verbleef, ende is den volgenden dagh wederom uit Swolle na Hattum vertrocken. Dit geschiet sijnde nadien den Hartog van Gelder sijnen anslag was misluckt, hebben die borgers, die den Bisschop toegedaen waren, dagelicks in aantall toegenomen, ende eindlick voorgenomen sich met die van Deventer ende Campen te verdragen ende onder haren Bisschop te begeven, waeromme sij dan die voorseide steden hiervan verwittigden. Dese verandeïinge heeft vele borgers die van die factie waren verschrickt gemaeckt, soodat sij vrese halven uit die stadt weecken. Daerop heeft des Bisschops partije dat regiment van die stadt an sich genomen, ende des dingsdaegs in die paesdagen ettelicke van die voornaemste Geldersche gevangen, als Jan ten Bossche rijmanssoon, Jacob te Water, Spijtlof, Jan van Berweren, ende meer anderen: beschuldigden haer dat sij den Bisschop vijf valsche ende erdachte articulen opgelecht hadden, als namentlick dat die Bisschop een verbont met den Hartog van Gelder soude gemaeckt hebben, om hem die stadt Swolle te helpen straffen &c. ende andere dergelijcke alsvoren verhaelt met welcke quade persuasies sij den borgers van Swolle daertoe beredet hadden haren natuerlicken Here te verlaten, ende den Vorst van Gelder an te nemen, wouden daeromme dat sij soodanige articulen als sij den Bisschop oversegt, waerdoor sij in alle dese moijte ende swarigheit geraeckt waeren, souden waermaecken ende bewijsen: ende indien sij sulcks niet konden doen, souden sij daeromme na behoren lijden ende gestraft worden. Op het anschrijven van die van Swolle sijn die gesanten van Deventer, Rudolph van Twickel,Hendrick Plaetman, met een Secretaris den 5 April binnen Swolle gekomen: waer oock die van Campen hare gesanten souden gesonden hebben, twelck om onveligheit des wegen, ende andere oorsaecken verbleef, maer van harentwegen verscheen daer Jan van Breda, Secretaris der selver stadt, des woensdaegssmorgens daerna; hem was in bevel gegeven, dat hij den van Campen soude ontschuldigen, dat sij niemant aldaer gesonden hadden ende dat sij bewilligden 't gene die van Deventer ende Swolle besluten souden, willende hetselve nakomen, oock hare gesanten, soo sij 't noodig achte, den geerne nasenden. Ende alsoo het selve van die andere steden gocdtgevonden worde, dat se oock tegenwoordig souden komen, soo is die voorseide Secretarius des namiddaegs opten selven dagh wederom na Campen gereden, om het voorseide haer te bootschappen. Uitgereden sijnde hoorden die van Swolle hoe dat die Gelderschen in aantocht waren om haer te belegeren, waeromme sij hem een bode nasonden, dat hij inderhaest wederom binnenquam ende alsoo is verhindert dat die van Campen haer gesanten niet en sonden tot die vereninge ende verbondt, dat die drie Steden hebben vernieuwt ende wederom opgericht. Die borgers van Swolle horende dat die Gelderschen in antocht waren om haer stadt te belegeren sijn uitgevallen, ende hebben dat Clooster met meest alle die huisen in die voorstadt afgebrant, ende nedergebroken. Des anderen daegs hebben die gesanten van Deventer ende Campen den van Swolle Bükomsten een bijkompste int Belhem bestemt, alvvaer eniee ee- in Belhem. . , os committeerden des Raets met enige andere goede luden, die doe ter tijdt binnen Swolle waren, sijn verschenen. Vooreerst hebben die van Swolle den gesanten van beijde steden ten hoogsten gedanckt, dat sij op haer schrijven aldaer waren gekomen, twelck sij tot dien einde gedaen hadden, omdat sij genegen waren ende van harten begeerden sich met haer wederomme te verdragen tot behoef des Stichts van Utrecht, ende sich daerop met malckanderen te verbinden. Die van Deventer bedanckten haer om sulcken heilsamen voornemen, ende verhaelden, dat sij tot dieneinde aldaer van haer principalen gesonden waren; dat die van Campen sich genoegsaem ontschuldigt hadden, ende evenwel hare Secretarium aldaer gesonden, doch was niettemin op wegh geweest om Raedtspersonen te halen, opdat alle quade suspitie mochte weggenomen worden, dan was verhindert om oorsaecken voorseit: hadde nochtans genoegsame volmacht om voor die stadt Campen, dese handelinge met die van Deventer ende Swolle bij te wonen, ende wat sij met malckanderen besloten, dat sijn principalen hetselve souden achtervolgen. Hertogh Carel verstondt dat die steden met malckanderen in handelinge waren getreden, schreef an die van Campen op haer begeren, dat die beesten (die sijn ruteren het Convent van S. Janscamp hadden genomen) wederom gerestitueert mochten worden, hoe dat sij dach ende nacht arbeiden dat sij die stadt Swolle uit sijn handen mochten brengen, twelck hij haer genoegsaem konde bewijsen, ende wiste wel dat enige brieven van haer der saecke angaende opgenomen waren. Sulcks hebben die van Campen schriftelick geexcuseert den 7 April 1529 en op dieselve tijdt schreven sij an die Geldersche Raden om restitutie te hebben van den schade, die de van Geelmuden op die Camper eijlanden gedaen hadden. h. Carei Ten selven dage quarn die Hartog voor Swolle ende schrift an die , r. »• < i, u„i„ . . o a aa -r* a; neen. uie siaui ueiegen uitji mannen, rracti- seerde ondertussen hoe hij die handelinge soude omstoten, waeromme hij sulcks door enen Jan die Leghe, Schultes tot Zutphen, versocht heeft, die met geleide tot Campen is gekomen ende haer rade, dat sij sich met die saecke van die van Swolle niet moijen souden, dan laten den Hartog daerniede geworden, met veel redenen willende haer hetselve vroet maecken: waervoor hem die stadt bedanckte ende antwoorde, dat sij hetselve in haer gedachtenisse wouden nemen. Maer ondertussen hebben sich die van Campen an dit vermaen niet gestoort, als wel wetende die bedriegelicke intentie des Hertogen van Gelder, die als sijn wapenen te kort quamen, sich meisterlick met lose practijcken ende bedriegelicke onderhandelingen v. Campen. Swolle beleg-ert. wiste te behelpen, sijn daeronime niet die handelinge voortgegaen. Op die voorseide bijeenkompste beklaegden sich die van Swolle ten hoogsten, dat hare borgers ende veel goede luden soo jamerlick van ettelicke moetwillige ende bose raenschen met grote logenen waren bedrogen ende daertoe overredet, dat sij sich met den Hartogh van Gelder verbonden hadden: doch hadden in alle den handel ende verbontenisse, die sij met hem gemaeckt hadden allentiji voorbehouden, dat sij mannen des stichts wilden blijven ende waren oock nu gants der menonge sich met die van Deventer ende Campen te versoenen tot voordeel van die Kercke van Utrecht. Doch omdat sij nu seer onledig waren, overmits sij van die Geldersen belegert worden, hebben sij begeert datmen die saecke tot 's anderen daegs soude uitstellen ende dat die drie Secretarij middelertijdt een concept souden maecken op verbeteringe van die Gecommitteerde der steden, hoe dat verdrag ende verbont soude luden. De Bisschop Terselver tijdt schreven die staten vant Nedersticht sterft. jloe gisschop Philips van Burgundiën den 7 April was gestorven, sijnde op een Donderdag: ende vermaenden een ieder, dat hij sijn steden en sloten wel sou bewaren, tot behoef van die Kercke van Utrecht. Die van Campen schreven dit terstont an die van Swolle ende gesanten der steden. Diewijle nu die Secretarij der steden opt selve pass int concipieren vant selve verdrag doende waren ende dat een weinig moeste veranderen, is die bijkompste wederom uitgestelt tot den volgenden dagh. w^ier Den 11 April sijn sij in Belhem wederom verga- hamieiinge. (jert. (}aei. jjg van $w0]]e voorstelden, hoe dat sij van die van Deventer ende Campen begeerden, dat sij den van Swolle in alles dat sij gedaen hadden, het ware dat met recht ofte onrecht (als datse die Ridderschap ter Nijerbrugge gevangen hadden, Hasselt belegert, die uitgesette schattonge gebeurt) ontschuldigen souden, ende mede over sich nemen ende die oock tot haer eigen saecke niaecken. Waerop die gesanten bericht deden, dat sulcks gants onbillick eude ougegrondet waer van haer te versoecken, ja tegen alle recht ende reden: hadden oock geen bevel van haer principaelen daertoe te verwilligen ende datselve op sich te nemen: wouden liever alle sterven dan ietwes over sich te nemen, dat tegen Godt ende alle reden ware, want soo sij sulcks deden, konden 't selve ter eren nummermeer verantwoorden. Dit punt worde met vele woorden over en weder gedisputeert en ten lesten afgescheit gemaeckt, dat die Secretarij van die drie steden een ontwerp van verdragh op papier souden stellen, waermede niemants geledeert mochte worden. Doch die Secretarij konden sich int concipieren, niet wel vergelijcken, willende die ene dat anders als die andere instellen. Verdroegen entlick, dat elck van haer een concept soude niaecken ende des anderen daegs den 12 April, als die Gedeputeerde wederom bij malckanderen waren, souden dieselve alle drie concepten horen ende daeruit nemen dat haer best mochte anstaen. Als die gecommitteerde wederom bij malckanderen waren, hoorden sij dieselve concepten en niettegenstaende dat die saecke daegs te voren was afgedisputeert, heeft Werner Puffelinck, Secretarius tot Swolle, daerin verhaelt, hoe dat beide steden Deventer ende Campen haer saecke gemaeckt hadden vant gene die van Swolle ter Nijerbrugge ende Hasselt bedreven hadden ende belooft datselven te sullen helpen uitdragen. Waeruit men klaerlick konde mereken, dat die voorseide Secretarius den Hartog van Gelder noch was toegedaen, waeromme hij ende alle anderen van die Geldersche factie haer beste deden om te verhinderen, dat die van Swolle sich niet wederom met die andere steden tot vordeel van Over-IJssel verenigen mochten ende onvruntlick van malckanderen scheiden. Maer Godt sij danck hebben sich vruntlick met malckanderen verdrageu in manieren als volgt: sieuw verbont Wij Burgemeisteren, Schepen ende Raedt der tussen die 3 steden, steden Deventer, Campen ende Swolle doen kondt ende bekennen met desen openen besegelden brief: alsoo wij drie steden met malckanderen, ende met die alinge Lantschap van Over-IJssel een tijdtlanck in vehede, twistirronge, tvvedracht, ende in onverstant geweest ende gestaen hebben derhalve wij ons met malckanderen verdragen, ende vereenigt hebben, ende alsulck verdragh van nu voortaen hent ten eeuwigen tijds, volkomentlick sonder inbreecken onderholden ende voltrecken willen. Soo hebben wij ons nu op dat nije met malckanderen verbonden, gelovet ende geseeckert, loven ende seeckeren mits desen den gueden S. Maerten des Stichts van Utert leden ende lidtmaten te wesen, ende te blijven ten euwigen daghe den eene den anderen nu noch ummermeer te verlaten, dan alle tijdt bijeene te blijven: ende den ene den anderen ;in alle lasten en nodeu, waer die hem komen mogen, met goedt lijf ende bloedt bij te staen ende te beschermen. Ende niemants van ons drien die ene den anderen in gene van sijn olde privilegiën, gerechtigheiden, eii gewoonten te verkorten, noch te verminderen, dan hem die selve sonder enige verhinderinge te laten beholden gebruicken ende genieten, onbespiert. En malckanderen daerin te stijven en toe stereken, ende helpen beschermen met alle onse macht: Geloven ende seeckeren wij steden Deventer, Campen, ende der voorseide stadt Swolle te helpen uitdragen met lijf goedt ende bloedt, ende teneinde toe dat gene die Hartogh van Gelder tegenwoordig tegens sie met gewalt begint, ofte voorgenomen heeft. Sonder argelist des toe oorkonde hebben wij steden voorseit elck onse segel an dese brief doen hangen, gegeven den 11 April a° 1524. Doch omdat die gesanten hare stadtsegelen niet bij sich hadden, worde dit voorseide concept onderschreven, ende belooft dat men daer versegelde brieven van soude maecken, zoodra als ummers mogelick was, des toe oorkonde hebben dit concept onderteickent Rodolph van Twickel, Hendrick Plaetman van Deventer, Jan van Breda wegen Campeu, Pasman ten Holte, ende Albert Brouwer, Borgemeisteren tot Swolle. Swolle Binnen Swolle waren gants geen soldaten die tot nie^soidate" versterekinge van die borgerije die stadt mochten helpen beschermen, daeromme die gesanten raedsaem vonden, dat men uit Deventer, ende Campen enige soldaten daerbinnen soude senden, gelijck dan die van Deventer sestig krijgsknechten hebben gesonden, maer die van Campen in gelijcken getale sijn eerst den 15 April daerbinnen gekomen, waerdoor die borgerije nu enigermaten was versterkt, ende sooveel te beter gemoet om den Hartogh van Gelder tegenstandt te doen. Die sijn geschut daervoor dede oprichten ende een olden vierkanten toren heeft neder- geschoten: waertegen die van Swolle hem niet gelijcke munte betaelden, doende met schieten grote schade in sijn legher. h. v. GoMer Die Hartog van Gelder siende den machtigen tegenwédcrommo stant van vau Swolle, ende overwegende sijn kleine mei die macht die hij daer voor liadde, heeft sicli wederom v. Swolle. ant handelen geleit, ende heeft den van Deventer ende Campen wederom enen dagli tot Hulsbergen angesteld tegen den 15 April, die vandaer tot Wilpe verlegt worde, alwaer die Vorstelicke Raden, alsoock die van Zutphen sijn ersclienen, alsmede die van Deventer ende Campen; vau Campen sijn aldaer geweest Geert Borchertsen, ende Jan van die Vecht. Die vorstelicke Raden gaven hier voor, dat haer Here vooreerst woude hebben, eer sij sicli wijder in enige communicatie ofte liandelinge souden inlaten, dat die gesanten der Steden souden beloven ende verseeckeren, dat die van Swolle, terwijl sij met nnilckanderen int handelen waren, sich niet met het huis van Burgundien souden verbinden, hent ter tijdt sij wederom met den Hartogh van Gelder hadden vergeleken, ten anderen, dat die van Swolle, dengenen die sij van haer borgeren gevangen hadden, geen quaedt souden doen, tenware int bijwesen van Ridderschap en Steden. Op dit voorgeven van de Geldersche begeerden die gesanten haer ruggespraecke, opdat een ieder van sijn principalen consent daertoe mochte halen. Sijn alsoo van malckanderen gescheiden ende sijn tegen den 29 April binnen Hattum bescheiden om haer beraedt in te brengen. Vergadoriuge Op den voornoemden tijdt ende plaetse sijn sij tot Hattum. wedersijts vergadert ende die van Over-IJssel hebben die belofte van die van Swolle gedaen: soo haer Schepen ende Raedt datselve te doen belooft hadden, want die gesanten van Deventer waren binnen Swolle geweest bij wete van des Vorsten Raden, die daer oock in bewilligt hadden. Daerna sijn sij met malckanderen in communicatie getreden ende onderlinge met malckanderen geaccordeert in volgender maniere. Accoort. Alsoo die hooggeboorne doorluchtige Vorst mijn Genadige Here Hartog Carel van Gelre &c. ter vuiriger begeerte der beider steden Deventer ende Campen, denselven toegelaten heeft tussen sijn V. Genade ende der stadt Swolle te mogen handelen, om die onwille te mogen wederleggen, voorder verloop te mogen vermijden is op huden van datum van desen bij den geschickten van sijn V. Gen. ende Rades vrunden der voorsijde steden Deventer ende Campen deshalven accordeert als hierna volgt. Artikulen. Dat alle twist ende schelinge soo sich tussen mijn G. L. Here Hartog voorseit ende der stadt Swolle ontholden, sullen tot verhoor komen voor een 011partijelicken Heren ofte Vorsten, ofte voor den toekomenden Bisschop, ofte voor die steden des Nederstichts van Utrecht, of voor die twee steden Deventer ende Campen tot keur mijnes G. L. Heren voorseit, ende soo balde sijn Genade na der Electie gelieven ende gelegen sall sijn. Ende die ruteren ende knechten die voor Swolle liggen onvertooglick met sampt den geschutte aftrecken. Ende die stromen ends straten sullen terstont geopent worden, alsoo dat alle ondersaten ten beide sijden, te weten Geldersche ende stichtse well die oock sijn, hare goederen binnen den lande over alle stromen ende straten rustelicke ende vredelicke op haren behoorlicken toll ende weggelt, gebruicken, reisen, komen ende keren, ende verkeren sullen mogen, ende hare koopmanschap ende neronge onbelettet te water en te lande hanteren, gebruicken swoiie saii als bij tijden des vredes. Item die van Swolle sullen Burgundiën sich met den Burgunschen noch andere hare adherenten verenuren. njet ster]jen noch verbinden middelertijdt. Alle die gevangen, die de van Swolle van haere Raedtsvrunden gevancklick holden, sullen van stonden aen uit die stocken ende blocken ontslagen, ende redelicke gehouden worden, bis dat die voorseide twist ende schelonge gesoent sullen sijn. Soo beide die steden Deventer ende Campen voor die van Swolle gelavet hebben, datse die twee voorseide articulen als van den Burguudschen ende van den gevangenen oprecht ende onverbrekelick holden ende voltrecken sullen, die selve Steden sullen daervoor binnen 12 dagen des hal ven genoegsaem segel ende brieven geven, daer sij sijn Vorstelicke Genade an geholden sint. Alle gelofte ende onbetaelde pennongen seir dat beleg van Swolle geduurt heeft, sullen cesseren, ende ongevordert blijven; oock sullen die officieren mijnes G. L. Heren niet nijes van enige schattinge ofte andere beswaringe attenteeren. Ende soo dese voorgaende puncten bij den geschickten mijnes Genadigen lieven Heren, ende Raedesvrunden der beider steden voorseit accordeert, sint deser cedulen twee alleensholdende behantteikent op ten 29 April a° 1524, aldus onderteikent met haer selfs hant, Arent van Gruithusen, Johan Bentinck, Werner van Lennep, Jan van Yierssen,Rodolph vanTwickel, Geert Borcherts, Johan van die Vecht. Niettegenstaende dat de Vorstelicke Raden an die van Over-IJssel versekeringe gedaen hadden, dat wat sij deden die Vorst soude nakomen, soo ist evenwel geschiet, als sij wederom bij hem quaraen, dat hij daermede gants niet tevreden was ende heeft haer toegesegt, dat sij haeren last hadde te buitengegaen; woude het verdragh niet nakomen, tenware bij den articule van die officieren van die schattinge ende andere beswaringe souden cesseren gevoegt worde: Bis dat die electie van een nieuwen Bisschop geschiet is. Om ditselve te kennen te geven quam Arent van Gruithusen opten eersten Meij op het Pothooft van Deventer, daer hij haer sulcks bekent raaeckte, twelck sij an die van Campen verwittigden, ende terselver tijdt daerover den Hartog van Gelder schriftelick swoiie begroeteden. Die welcke als doe sijn geschut van 'ïlaten v. d. reiderschen. Swolle heeft afgevocrt ende die stadt verlaten.