jjEJEgHILES Een in lessen uitgewerkt Leerplan voor de Kweekschool, door G. A. LAAGLAND, Leeraar aan Kweek- en Normaalscholen te Rotterdam en te s-gravenhage. en G. M. A. JANSEN, Oud-Directeur eener Bijz. Kweekschool, Heerenveex Firma A. Bixkert Overdiep 190!». PsecI agogische Bib othsek Ter Inleiding. Hierbij bieden wij den kollega's een in lessen uitgewerkt leerplan voor de Kweekschool aan. Of er aan zoo'n werkje behoefte is? Wij durven het niet beweren, wij weten het niet. Wij weten trouwens zoo weinig van elkaar. Over het teekenonderWijs op de Kweekschool is nog niet veel geschreven; ieder zoekt zoo zijn eigen Weg, en heeft gewoonlijk geen gelegenheid om bij kollega's te gaan kijken. En al bezoekt men een kollega, dan is op de vraag naar zijn wijze van werken en indeeling der leerstof maar niet zoo gemakkelijk een antwoord te geven. Daarom hebben wij gemeend maar eens met ons leerplan voor den dag te moeten komen; misschien kan dat leiden tot een uitwisselen van gedachten, en zoo het teekenen op de Kweekschool ten goede komen. Wij hebben met dit werkje gewacht tot wij eerst door veriscliillende uitgaven de noodige bouwstoffen voor dit leerplan jhadden bijeengebracht. Die bouwstoffen zijn: a. onze „Bouwblokken voor de Teekenles"; een stel van 49 blokken — 17 verschillende modellen; b. onze „Natuurmodellen voor de Teekenles"; r. kleine modellen voor 't. uitwerken van opgaven over projectie en doorsnede. Uitgaven van H. .1. T. MATVELD, Magazijn van Teekenbehoeften te 's-Gravenhage. 4 Verder: d. twee schetsboeken met modellen voor het teekenen van meetkundige figuren en vrijgebogen lijnen; e. een schetsboek voor potloodexercities, met voorbeelden; /. blanco-cahiers voor natuur- en plaatteekenen; g. twee werkjes over projectie en doorsnede; //. een werkje „Met Passer en Liniaal"; i. een werkje over Perspectievische Verschijnselen; k. een werkje „MethcMiek voor de Kweekelingen". Uitgaven van de Firma A. B1NNERT OVERDIEP te Heerenveen. (*) Wandplaten hebben we niet gemaakt, omdat daarvoor niet de minste aanleiding bestond. We gebruiken steeds van Zwier en Jansma: nummers uit de 2de en 3de serie, en van Anth. Grolman enkele nummers uit de collectie: „de Beginselen van het Ornament" (welke afzonderlijk verkrijgbaar zijn). Voor het bordteekenen gebruiken we nog: de platen van Anth. Grolman: „de Beginselen van het Handteekenen", de plaatjes uit het boekje van Zwier en Jansma: „25 vrije motieven", onze drie supplementen bij „De Teekenles", en de nummers 8 en i) uit „Oef. in Lijn en Kleur" van Molkenboer. Het spreekt vanzelf, dat wij bij onze aanwijzing van plaaten blokmodellen geen voorbeelden van behandeling geven, omdat we tot kollega's spreken, maar slechts daar, waar de keuze onzer modellen moet worden toegelicht, iets over methode loslaten. \\'e hebben bij de samenstelling van dit werkje in het oog gehouden dat. de taak van een teekenaar op de kweekschool drieledig is: hij moet van de kweekelingen maken, tot op zekere hoogte natuurlijk: teekenaars; hij moet ze vormen tot teekenondervvijzers; (hij moet ten slotte zorgen, dat zij aan de examenfeischen voldoen. Er is op die exameneischen al heel wat te vitten geweest; sommigen meenen, dat veel tijd, nu besteed om aan die eischen te voldoen, beter gebruikt kjom worden. (1) Een volledige lijst, met prijsopgaven, vindt men achter in dit werkje. Wij vinden die eischen niet zóó slecht. Exameneischen zullen wel altijd eenige minder vruchtbare voorbereiding vragen, en d e z e eischen zijn niet zoo zwaar en vorderen niet zooveel tijd, dat niet eiken leeraar ruimschoots gelegenheid overblijft om zijn kweekelingen teekenen Ie leeren. In de laatste algemeene vergadering der Ned. Ver. v. Teekenonderwijs (1908) werd door den lieer L. Röder nog aangehaald, in hoe korten tijd een kandidaat voor het natuurteekenen wel klaar gemaakt kan worden. Hieiuil valt af Ie leiden, dat het behalen van een voldoend cijfer nog geen waarborg geeft, dat de kandidaat teekenen kan of teekenles kan geven. Dit is wel iets, dat voor dit examen bij menig leeraar ontevredenheid wekt. llij heeft een kweekeling vier jaar op de kweekschool les gegeven en werkelijk teekenen geleerd; hij heeft met een vijftiental lessen een ander, die geheel op eigen gelegenheid istudeerde, zoo wat geholpen voor dit teekengedeelte, en ... . beiden komen met dezelfde cijfers thuis: even voldoende! Dat ontmoedigt den meester: „waarvoor heb ik mij nu vier jaar lang al die moeite gegeven?" vraagt hij. Wij gelooven, dat een examen-commissie in dien toestand gemakkelijk eenige verandering zou kunnen brengen, want het zit 'm niet zoozeer in de exameiu-e i s c h<■ n, als in de examen-o p g a v e n. Als men van zes kandidaten de schrijfkunst moet beoordeelen, en men geeft elk een half uur tijd om op (*11 bord een mooie ^roote hoofdletter M Ie maken, dan zal het na dat half uur zoo goed als onmogelijk zijn, hun schrijfkunst, met juistheid naar die verschillende .M's te beoordeelen. Was aan allen opgedragen in een kwartier een vierregelig versje te schrijven, de beoorrleeling zou veel gemakkelijker en beter zijn. Zoo is het nu ook met het teekenen eenigszins gesteld. Om te zien, of de kandidaat een meetkundig lichaam kan teekenen, wordt hij een geheel uur aan het teekenen van een kubus gezet, in plaats dal men hem vraagt, in korter lijd eens achter elkaar eenige meetkundige lichamen draaglijk op te zetten. I11 liet eerste geval is de beoordeeling moeilijk en geeft geen waarborg: wat hebben wij voor 't onderwijs aan iemand, die zelf een uur noodig heeft om een kubus te maken? I11 hel tweede geval zou de beoordeeling van het teekenwerk gemakkelijker zijn en de bruikbaarheid van den kandidaat beter uitkomen. * W ij gelooven stellig, dat een wijziging in het onderzoek op 't examen ons al een heel eind verder zou brengen en zouden dit punt ter overweging willen geven aan elk die, als deskundige (gevraagd, daarop eenigen invloed kan uitoefenen. Bij het examen voor de hoofdakte is het nog iets erger. Vier en een half uur brengt een kandidaat bij de sub-commissie voor het teekenen door, voordat deze ka.11 uitmaken, of hij teekenen kan en teekenles geven kan. A\e gelooven niet, dat het leerplan, hetwelk we hier aanbieden, veel van dat der kollega's-kweekschoolleeraars zal verschillen; wel, dal het gemak zal geven. Jaren hebben we zelf naar een vast plan gewerkt, zonder evenwel de leerstof zoo precies te hebben geordend, en dan staat men wel eens voor de klas met de vraag: wat zal ik nu weer eens klaar zetten? of bij de theorie-les: waar zullen wij 't nu eens over hebben? locli is hier niet bedoeld, de opgaven in de door ons gegeven volgorde ter slaafsche navolging te geven. We veroorloven ons zelf daaromtrent eenige vrijheid, doch we houden van die wijzigingen geregeld aanteekening, om te allen tijde een volledig overzicht te hebben van wat er gedaan is, en om te weten, ii\ (hoeverre die wijziging eejni verbetering bleek te zijn. Vooral daar, waar het teekenonderwijs niet in één hand is, achten we een nauwkeurig uitgewerkt leerplan onmisbaar. Maar doodt het niet do individualiteit in den onderwijzer? wordt misschien gevraagd. Waarom zou dat bij het teekenen wel het geval zijn — is l°nze wedervraag — terwijl iedereen, die les geeft in taal, rekenen, natuurkennis, ja in alle andere vakken, zelfs zang, zich soms vrij streng aan een of ander leerboek houdt ? De individualiteit van den onderwijzer staat of valt, dunkt ons, evenmin met het. achtereenvolgens behalndelen van onze modellen als met het in volgorde oplossen va.li de voorstellen uit een rekenboek. i Het nieuws, dat we misschien voor enkelen hebben, bestaat in eenige oefeningen in het hanteeren van passer en liniaal, en in eenige exercities op papier en z|wart bord in het onmiddellijk neerschrijven van rechte en gebogen lijnen. \ Wij vinden het noudig voor een onderwijzer, dat hij eenige bedrevenheid hooft in het gebruik van passer en liniaal. I il om« werkje blijkl evenwel, dat we daarmee zeker niet ver gaan. We kozen de opgaven uit de vlakke meetkunde en zochten niet naar problemen, daar wij niet cle wetenschap, maar de uilvoering iuitvoering in scherpe potloodlijnen voldoende. beoogen. We laten in 'I midden of deze figuren niet de trekpen in 0. I. inkt moeten gezet wórden. Wij voor ons vinden een De speciale oefeningen, die we geven voor papier en zwartbont, houden het midden tusschen wat de Heer K. lies jaren geleden voor de lagere school gaf en wal Tensi en Liberty Tadd ide laatste jaren gaven ter ontwikkeling/ van de spiereu. van arm ♦■li hand. Ze zijn op den avondcursus aan de Akademie voor U.K. in Den Haag reeds twee winters telkens door 8 leeraren aan ruim 200 leerlingen gegeven, en voldoen zeer goed. Voor liet laatste jaar zijn onze aanwijzingen minder bepaald tdan voor cle eerste drie jaren. De leeraar stuurt nu vanzelf meer op 't examen aan en kiest daartoe de blokken en platen, die hij weet, dat bij de commissie, voor welke zijn kweekelingen examen doen, vrij geregeld gebruikt worden, terwijl de Iheoriedessen, behalve die waarin de methode behandeld wordt, bestaan in een repeteeren van wat in de vorige jaren is afgedaan. DE LEERSTOF GEDURENDL DE EERSTE DRIE JAREN. EXERCITIES IN POTLOOD. Hot exercitieboek is 25 cM. brood en 33 cM. hoog, en bevat grijs teekenpapier» Het heeft 16 bladzijden. Op elke bladz. staan 5 rijen van vier stippen, op afstanden van Hfe cM. Het heet boek E. Tusschen de eerste 4 stippen is de opgave gedrukt, die telkens 11 maal herhaald moet worden. Men kan de figuur gelijkstandig overnemen of ook bij omwisseling van stand doen veranderen. Bij dit laatste zal het geheel er wat aardiger uitzien, en zullen de oefeningen vrij wat omvangrijker zijn. 't Komt ons voor, dat dit laatste voor uitvoering op het zwartbord kan dienen, maar dat voor het boek een gelijkstandig overnemen aan te^ bevelen is, daar dit toch al heel wat inspanning vraagt. I)e bedoeling is: vaardigheid van de hand te verkrijgen voor het onmiddellijk neerzetten van lijnen. Lr wordt met een niet al te hard potlood gewerkt. Voor elke lijn wordt even luchtig de plaats verkend, om ze dan dadelijk een weinig stevig aan lt|3 geven. Daarbij beweegt men het potlood langzaam, alsof men een groote letter schrijft. Vlakgom wordt niet gebruikt, dan misschien een enkele maal, om een vergissing weg te nemen. Heeft men tusschen de gedrukte punten nog andere punten te plaatsen, dan geschiedt dit op 't oog, zonder nameten. Het. spreekt vanzelf, dat de leerling zijn boek niet mag draaien, 't Verdient aanbeveling, de leerlingen de krommingen ook te doen opnemen, door hen met een stift meermalen luchtig over de gedrukte lijnen te doen strijken. (Opnemen door ppiergewaarwording). Aan de Akademie van B. K. alhier zijn enkele leeraren, die zoo nu en dan het gewone potlood door rood en blauw Faber-potlood of door aniline-potlood vervangen; zij bevelen die vervanging aan omdat ze in de gladheid van 't genoemde materiaal eenig voordeel zien. (Voor onmiddellijke penseel-oefeningen zijn de boeken misschien ook geschikt; wij durven deze oefeningen echter, hoe noodig ook voor aanstaande 'teekenaars, voor de kweekelingen niet aanbevelen, en verschillen in dezen dus van gevoelen met de leeraars, die, zelfs voor leerlingen van de lagere school, aandringen op het leeren gebruiken van allerlei materiaal: zwart en wit krijt, houtskool, lampezwart, pastel, wasverfkrijt en waterverf, — waaruit ten. duidelijkste blijkt, dat zij onder teekenen niet verstaan het eenvoudig neerschrijven van vormen.) Dezelfde oefeningen worden ook telkens op hot schoolbord uitgevoerd. De stippen worden daarbij door de leerlingen zelf op 't oog geplaatst, op afstanden van i 17 cM. De plaats van de stippen voor het eerste vierkant is met potloodkruisjes op het bord aangegeven. — Op het bord worden telkens slechts drie rijen van vier stippen geplaatst, zoodat daar slechts half zooveel figuren worden gevraagd als op het papier. Bij het teekenen op het bord begint de leerling het netwerk ,van stippen te voltooien, en zet dan met een luchtigen trek langzaam elke lijn op. Er wordt niet geveegd. De lijnen blijven dun; alleen de gebogen lijnen vertoonen zoo hier en daar even een spoor van zwaarder drukking, wat niet vermeden behoeft te worden. Een uur voor het vullen van een geheel blad in 't boek en een kwartier vooir de oefening op het bord is ruim voldoende. Zestienmaal een uur wordt er dus in 't boek gewerkt, terwijl zes tienmaal gedurende een kwartier dezelfde figuren op het bord worden geteekend. Deze handleiding bevat nog 8 extra-figuren, Avelke uitsluitend voor 't bord bestemd zijn: het zijn variaties op de eerste 16 fig., zoodat we in 't geheel hebben: 10 exercities op het papier, en 24 op 't bord. MEETKUNDIGE FIGUREN EN VERSIERINGEN IN DE EERSTE DRIE JAREN. De kweekelingen maken in boeken met grijs teekenpapier dezelfde oefeningen, meetkundige figuren en versieringen, met juist dezelfde gegevens en ook inet hetzelfde materiaal, als door de leerlingen van de lagere schjool worden gemaakt. Alleen teekenen zij de figuren op eenigszins grooter schaal en in veel korter tijd. De tijd, voor elke figuur noodig, is ongeveer vijf kwartier. W e achten het noodig, dat een kweekeling voor het kennen van deze methode ze zelf heeft doorloopen, juist, zooals hij ze later moet onderwijzen. Mocht het zijn, dat een kweekeling reeds deze figuren op dei L. S. heeft gemaakt, dan zal de vraag rijzen, of hij het niet vervelend zal vinden, dezelfde oefeningen weer te maken. Deze vraag, die zich natuurlijk ook opdringt bij het gebruik van wandplaten en blokken, — en evenzoo bij andere leervakken, — beantwoorden wij ontkennend. Immers, de kweekeling moet zich nu tevens niet den opzet, den aard der oefeningen en de moeilijkheden bezighouden, en de wenken onthouden, die hem door den leeraar met het oog op een later door hem zelf te geven onderricht worden verstrekt. Wij geven in de schetsboeken links van het voorbeeld een korte aanteekoning betreffen/de de oefening en den opzet. Aan den rechterkant is nog gedegenheid iets te npteeren, dat de leeraar mocht noodig oordeelen, b.v. de aanwijzing, hoe door het aanbrengen van nog enkele lijnen, a.rceeringen of kleur de figuur kan 'verfraaid worden. De boeken moeten dus door den kweekeling worden bewaard. De grootte dezer boeken is 25 X 33 cM. Een strook van ongeveer 8 cM. is aan den bovenkant voor model en aanteekening bestemd, zoodat een ongeveer vierkante 'ruimte, 25 X 25, voor de figuur overblijft. De 32 figuren zijn in twee teekenboeken geplaatst. Het eerste boek bevat de 1G rechtlijnige regelmatige en vrije motieven, en heet: boek A. liet tweede boek bevat de lti kromlijnige motieven en heet: boek B. Boeken geheel blanco, groot 27 X 36, voor wandplaatteekenen bestemd, bevatten ook elk 16 bladzijden: boek C. 1) Voor wandplaten gebruiken wij de 16 opeenvolgende nummers van Zwier en Jansma, van 73 tot en met 88, met een opzet en met het materiaal, juist zooals het in hun handleiding is beschreven. Ook voor elk van deze figuren rekenen wij vijf kwartier. Hoewel wij deze wandplaten in boek C laten maken, zullen er zeker leeraars zijn, die daarvoor het door Zwier en Jansma aanbevolen papier e|n de door dezen gegeven kleuren liever wensehen te gebruiken. Aan meetkundige figuren en versieringen op papier besteden wij dus 32 lessen, — aan de platen van Zwier en Jansma 16 lessen; samen 48 lessen vajn ruim een uur. Al de figuren uitgenomen de 16 nummers van Zwier en Jansma, worden uit het geheugen op het bord geteekend, waarvoor 32 maal een kwartier is uitgetrokken. 1) Voor hen, die boeken van grooter afmeting voor liet plaatteekenen verlangen, noemen we: „Het teekenboek met bruinen omslag", uitgave van H. J. T. Mat veld, Wagenstraat, Den Haag. De grootte is 33 X 50 cM.j liet bevat 24 bladz. goed grijs papier, en is met vloei doorschoten. Bij bestelling van minstens 23 exemplaren { 0.25 per stuk. HET TEEKENEN NAAR DE NATUUR IX DE EERSTE DRIE JAREN. De kweekelingen maken in 48 lessen (ll> gedurende elk jaar; even zooveel teekeningen naar blokken, blokgroepen en voorwerpen. Hel materiaal is: houtskool voor de schets, potlood en zwartkrijt voor 't afwerken. De boeken, waarin geteekend wordt, bevatten KJ blanco bladzijden grijs papier, 25 X 33 cM.: boek D. \ oor elk jaar is dus één boek bestemd. 1 - Ik model wordt een volgende week zoo mogelijk uit het hoofd op hel schoolbord gezel; dit werk eischt telkens lü minuten. Bij deze bordschets wordt niet verlangd, dat de verhoudingen precies worden weergegeven, zooals ze werden gezien; alleen het pcrspectievisch beloop der lijnen, voor zoover er de aandacht op gevestigd is, moet juist zijn, en de perspectievische verkleiningen moeten in acht genomen worden. Wij hebben ons afgevraagd: moeten wij bij onze modellen een behandeling schrijven, waar wij tegenover leeraars staan, bijna allen gediplomeerd voor middelbaar onderwijs? W e meenden van niet. Maar er is iets, dat ons dwingt, toch een en ander aangaande onze wijze van werken mede te ideelen: a. de keuze der modellen hangt daarmee samen ; b. wij dringen er op aan, op papier gemaakte figuren uit hel. exercitieboek, met 8 variaties: 24 lessen; het zoo mogelijk uit het hoofd opzetten van de meetkundige figuren en versieringen, in de boeken A en I! geteekend, met 'variaties, door den leeraar aan te geven of door den leerling zelf verzonnen: 32 lessen; het zoo mogelijk uit het hoot'd teekonen van al de naar de natuur gemaakte studies: 48 lessen; het nateekenen en vergrooten van kleine teekenvoorbeelden; jhiervoor te kiezen: 1(5 voorbeelden uit het werkje van Zwier en Jansma: de „25 vrije motieven" de volgende letters (men kan deze plaatjes gemakkelijk uitknippen en op kartons plakken): abcdefghjklm n o p q; karnton, vlieger, schommel, vogelkooi, hek, ophaalbrug, hangklokje, schuur niet hooiberg, deur met stoep, dakkapel, slagershakblok, scheepslantaarn, aambeeld niet voorhamer, staande lamp, scheepskanon, en doofpot; of dergelijke figuren uit onze Supplementen ,,Binnen", „Buiten" en „ln Winkel en Werkplaats": l(i lessen. Alles te zamen 120 lessen. Het zal velen verwonderen, dat we zoo weinig kleine teekenvoorbeelden opliet bord laten namaken: slechts gedurende 1(5 kwartier in de eerste drie jaren. Ja wij gélooven ook wel, dat. dit voor de school zoo gewichtig werk hier misdeeld is. Dat het gewichtig is, erkennen alle onderwijzers. Iedereen zou gaarne de handigheid bezitten, om zoo met gemak een schetskaartje op het bord te schrijven, zooals het in zijn handleiding voor aardrijkskunde staat, om een bloem, oen plant, een dier na to teekenen uit Heimans, om liij de geschiedenis eens een oud wapen, een oud klcedingst.uk op bet bord te zetten, zooals het in zijn boek staat, om bij do natuurkunde eveneens een figuur vergroot voor te stellen. Maar.. de teeken-geschiedenis leert ons, dat wij voorzichtig moeten zijn met 'n opmerking als deze aan de onderwijzers: als ge dat zoo graag zoudt kunnen, en denkt er zooveel voordeel van te hebben, oefent u er dan in! We zouden daarmee, zonder overdrijving gesproken, ons geheele werk in gevaar brengen. Evenwel is in de laatste 10 jaren op initiatief van de heeren Zwier en Jansma reeds veel voor dit copieeren gedaan. Deze heeren begonnen 10 jaar geleden voorzichtig bij hun wandplaten een zestal vrije motieven ter copieering te geven. Zeven jaar later achtten zij pas den tijd gekomen, er 25 zulke figuren aan toe te voegen, waaronder zelfs een sleepboot en een zeilschip — en zij hebben terrein gewonnen. Toch zijn nog niet allen overtuigd. Nog onlangs, IS Juli 11)08, stond in „Het Nieuwe. Schoolblad" over het copieeren van teekeningen uit onze Supplementen door onderwijzers het volgende: „De heer Laagland moet als teekenonderwijzer weten, dat men, door het laten nateekenen van een middelmatig geteekend prentje, door iemand die niet teekenen kan, een afgrijselijkheid krijgt - de heer Laagland moet weten, dat voor de kinderen het beste amper goed genoeg is, en dat een kind zulke afgrijselijkheden niet. mag nateekenen, omdat daardoor zijn gevoel voor goede vormen er met geweld uitgeranseld wordt." Nu kunnen we wel wijzen op de onmogelijkheid, om de Zuiderzee of de provincie l'trecht naar de natuur en op de moeilijkheid, cm een kettingbrug en een logger naar ec hte modellen te tcekenen, maar zooals we reeds zeiden de geschiedenis dwingt, ons lol voorzichtigheid in dezen en eischt tijd. Van :1e zijde der t<'ckenaais is de tegenstand niet gr >ot, ïAaar van den kant der schrijvers, vooral der schrijvers, die schetteren met het woord smaak. Als dezulken zeggen: dat bederft den smaak, willen ze daarmee te verstaan geven: wij hebben den goeden smaak, en die het niet met 'ons eens zijn, hebben geen smaak. Kn inderdaad: ze hebben met die zeer goedkoope critick dikwijls velen, die niet graag voor smaak-bedervers willen bekend slaan, gewonnen. Het liedje wordt nu langzamerhand zeer oud; 't wordt vrijwel alleen nog gezongen door ben, die geen andere wapens bezitten: men laat zich door groote woorden niet meer zoo gemakkelijk misleiden; men vraagt waar voor zijn geld; men vraagt niet direct naar schoone voordracht bij taalonderwijs, maar wel: leer ons eerst de letters, en leer ons lezen; men vraagt evenzoo niet onmiddellijk naar den beschavenden invloed, dien het bekijken en nateekenen van allerlei gevoelige krommingen verwekt, maar eerst: leer ons teekenen. Hoewel dus persoonlijk overtuigd, dat het naschrijven van goede en leuke teekeningen geoorloofd moet zijn, willen we het aan den lijd overlaten, hiervoor een altijd zeer bescheiden deel van den teekentijd te vragen, maar toch iets meer dan wij nu reeds meenen te mogen nemen: slechts 4 uur van de 240 lesuren in de eerste drie jaren. Naast de door ons samengestelde Supplementen en de 25 vrije motieven van Zwier en Jansma noemen wij hier onder de talrijke mooie werkjes die* in den laatsten tijd het licht zien nog als bijzonder geschikt het ..Schetsen-atlasje der Handleiding bij bet Natuurhistorisch onderwijs door li. Schouten, Tilburg," met ^ 350 typische afbeeldingen van planten en dieren die zeer gemakkelijk zijn na te teekenen. Bij het teekenen op het schoolbord moet van de eerste les af het vegen in de toekening streng verboden worden, evenals bij een schrijfles het vegen aan letters. Is de lijn niet goed, dan zette men de goede er naast; mislukt ook deze, dan oefene men zich de volgende week opnieuw. Niet de teekening, maar de oefening is bet zwaartepunt. Hel kost veel moeite voor de kweekeling zich hieraan houdt, en mol de vingors van de teekening blijft; wij vinden dit evenwel zoo noodig, dat wij op een nauwlettend toezien aandringen. Nu rijst nog de vraag: welke methode voor den opzet van een teekening op het bord *inoet gevolgd worden? Stellig geen construeer-methode: een schrapje boven, een beneden, een links, een rechts, nog twee om de hoogte in te deelen, nog drie om 'verschillende breedten vast te stellen, enz. enz. Wij weten het: voor een teekenaar is dit een goede weg, maar voor een leek schrikt het af. Ge zult een onderwijzer nooit de gewoonte eigen maken, bij zijn lossen te teekenen, als bij meent, dat voor elke teekening zoo'n streepjes-opzet moet voorafgaan; hij teekent dan liever maar niet. Maar welke methode dan? want methode moet er zijn. Dit is voor ons moeilijk voor te schrijven; wij kunnen in dezen van leeken nog leeren. Er zijn leerling* n, die bij het nateekenen van de platen „de Beginselen van het Handteekenen" van A. O.rolman, gewoon van boven at' beginnen, b.v. met het knopje van de koffiekan, om daarna achtereenvolgens het deksel, den pol, en den voet er onder te zetten; die onderwijl de loodrechte middellijn stukje voor stukje te voorschijn brengen, en die dit zoo handig doen, en blijk geven de vormen zoo goed te onthouden, dat wij geen re'.lcn hebben, hun een anderen weg voor te 'schrijven. \ raagt men ons evenwel toch naar een weg, dan mogen we 't antwoord niet schuldig blijven, en bevelen we voor het bordteekenen aan: teeken en vertel te gelijk. Dus: begin niet bij hot knopje, want als ge een beschrijving van een koffiekan geeft, vangt ge ook niet met bet knopje aan, doch zegt: een koffiekan is een rond vat, dat staat op een lagen broeden voet; boven bet vat komt een cilindervormige hals, waarin de filtreer; daarop rust een deksel, van een k 11 o p j e voorzien; aan den eenen kant van den pot komt een tuit en daartegenover oen handvat; op den pot is ter versiering een bandje aangebracht; enz. Welnu: Zet in dezelfde volgorde de deelen van do teekening achtereenvolgens op. Bij het nateekenen van de vaasvormen uit Lijn en Kleur van Molkenboer no. 9 wenschen wij steeds met de verdeelde middellijn te beginnen. Bij do bladvormien no. 8 weegt bij ons de verhouding der bladlobbeu en der insnijdingen niet zoo zwaar. We letten meer op de eigenaardige beweging der bladranden en den bouw van het blad, zoodat we gerust zoo'n blad bij kleine igedeelten laten neerschrijven. Moet zoo'n bordschets overgetrokken worden? liet „overtrokken" van teekoningon, al klinkt hel misschien een weinig vreemd, wordt in den laatsten tijd niet aanbevolen. Bij natuur- en plaatteekenen is er een oogenblik, waarop de onderwijzer zegt: log nu je stukje houtskool weg, noem ander materiaal, en handel daarmee, alsof je do teekening opnieuw begint. 'I Is dus, steunende op de reeds gemaakte schets, een herhaling, een preciseering, een' benadering van den juisten vorm, in ander materiaal; het blijft een teekonstudie, terwijl hel oude „overtrekken" zelfs zonder opkijken geschiedde. Daar nu bij bordteekenen niet van materiaal verwisseld wordt, is ook van overtrekken geen sprake. Als de schets af is, wordt, zoo hier en daar oen lijntje opgehaald, en met een paar streepjes en stippen een effect aangebracht. De lijnen der figuur blijven gewone, dunne schetslijnen. W e komen hier nog even terug op onze speciale exercities, die op het bord gemaakt moeten worden, zooals ze voor 't papier gegeven zijn, — met de daarbij gevoegde variaties. We hebben de driloefeningen van Liberty Tadd maar betrekkelijk korten tijd op ons program gehad; wij hebben onzen kweekelingen niet de noodige ambitie voor die oefeningen kunnen aanbrengen. Hot. werd steeds als een soort strafwerk beschouwd; misschien ligt het aan ons, misschien ook aan onzen volksaard, maar die eenigszins slobberige oefeningen hebben ons niet kunnen boeien. Ze zijn heel aardig, als ze zoo even opgezet worden door iemand, die toekenen kan, maar voor onge(Oefenden zijn ze een kruis, en in die eerste lange teekenperiode geven ze in 'I geheel geen voldoening, wat voor onze kweekelingen toch ook moet wegen. è Hiermee keuren wij nu die oefeningen niet af: hot is zeer wel mogelijk, dat anderen er meer succes mee hebben, maar wij zochten naar netter werk, en daar we het tevens noodig achtten, den leerling bedrevenheid a,an te brengen in het onmiddellijk 'neerschrijven van vrije lijnen in potlood op papier, kwamen wij tot onze figuren. Voor de meetkundige figuren en versieringen houden wij ons geheel aan den voorgeschreven opzet; bij het uit het hoofd op 't bord schetsen van de op papier gemaakte natuurmodellen laten wij den leerling volkomen vrij. VERDEELING VAN TIJD EX LEERSTOF. Leertijd 4 jaar, dus 4 maal 40 lessen van 2 uur. De 40 lessen voor elk jaar zijn verdeeld over 8 perioden elk van ."> wéken. Tot de keuze van perioden van 5 weken kwamen we o.a. óm de leerlingen steeds zoo gunstig mogelijk tegenover hun mode llen te plaatsen; ter verklaring hel volgende: Nemen we als voorlteeld de eerste periode van het derde jaar, pag. 70. .Modellen zijn : de platen 73 en 74 van Zwier en Jansma, de platte schijf, en het vierzijdig prisma met ronde opening. Deze 4 modellen worden op de eerste les alle klaar gezet. Veronderstellen we, dat hel aantal leerlingen l(i is, dan worden er 4 voor het tafeltje gezet, waarop tle liggende schijf geplaatst is, en 4 voor de tafel ernaast, waarop het open blok. Achter deze beide groepen nemen de 8 andere leerlingen plaats: 4 van hen teekenen plaat 73, de 4 anderen plaat 74. \ ier weken achtereen worden de modellen zoo geplaatst, terwijl telkens de groepjes leerlingen van plaats verwisselen, 't Is natuurlijk onverschillig, ol' doof een leerling eerst plaat 73 of plaat 74 wordl geteekend, of door dien leerling eerst de schijf of het open blok wordt gemaakt: er dient alleen op gelet, dat de leerling op 'I bord teekent, wat do vorige les door hem gemaakt is. De 5e les is dan bestemd voor 't in orde brengen vandebordteekening, en tevens voor die exercities, welke zoo nu en dan eens gehouden moeten worden. Op deze wijze wordt gedurende het geheele derde en hot geheele vierde jaar gewerkt. In het eerste en het tweede jaar is ook wel de tijd in perioden van f> weken ingedeeld, doch do klasse is slechts in tweeën gesplitsl: de eene helft wordt vóór de niodellentafels geplaatst, de andere helft er achter; deze laatste groep teekent de meetkundige figuren en versieringen, welke in de teekenboeken zijn gegeven. Do halve klas, die aan het natuurteekenen wordt gezet, zit voor twee tafels, waarop dezelfde modellen staan, daar deze toeh in de juiste volgorde moeten genomen worden, (Bij het bezit van één stel bouwblokken is het opstellen van twee gelijke groepen mogelijk.) Alleen in enkele lessen zijn de groepjes of voorwerpen verschillend genomen; ze zijn d,an van dezelfde kracht, 011 't is onverschillig, welke het eerst wo'rden geteekend. De lessen wijzen uit, waar dit het geval is: in het le jaar alleen in de 4e en de 7e periode, in het 2e jaar in de le, de 3e, duf 4e, de 5e en de 7e periode. Voor het gemak van den leeraar geven we hierachter de mo'dellen voor elke periode van 5 weken bij elkaar, telkens met een blanco-pagina ernaast voor het maken van aanteekeningen, opdat elk leeraar, die dezen leergang volgt, daarop de wijzigingen kan inoteeren, die hij wenschelijk of1 noodig achtte, en zoo voor zichzelf kan komen tot een bevredigende volgorde. Voor elk jaar geven wij nog enkele bijzonderheden omtrent de theorielessen en de benoodigdheden. VERDEELING VAN TIJD EN LEERSTOF OVER HET EERSTE JAAR, Veertig lessen, elk van 2 uur, verdeeld in 8 perioden, elk van 5 weken. In elke periode krijgt elke kweekeling 2 lessen voor meetkundige figuren en versieringen, 2 lessen voor het natuurteekenen, 1 les voor exercitie op papier. Elke les begint met het teekenen van plaat of blok, of met de exercitie op papier; onder dit teekenen worden de leerlingen in groepjes van 4 of meer, naar gelang r borden Iteschikbaar zijn, afgeroepen, om 10 minuten op het bord te teekenen. Na 1' L> uur is dit teekenen op papier en bord afgeloopen, en krijgen allen (gezamenlijk i .' uur theorieles. De eerste 20 theorielessen zijn gegeven in het werkje: „Met Passer en Liniaal" — de leerstof voor de 2(1 volgende Theorielessen komt voor in het boekje: „Begrip van Projectie en Doorsnede", le deeltje. Bcnoodigdheden voor dit jaar zijn: boek A, voor 1(5 meetkundige versieringen; boek D, voor l(i natuurteekeningen; boek E, met plaats voor 1(> exercities, waarvan er in dit jaar slechts 8 gemaakt worden; het werkje: „Met Passer en Liniaal"; het werkje: „Begrip van Projectie en Doorsnede", - le deeltje; een potloodpasser meetkundige figuren en versieringen; boek D, voor 1(5 natuurteekeningen; boek E, dat reeds in het le jaar voor do helft met exercities is gevuld; het werkje „Begrip van Proj. en Doorsn." — 2e deeltje. VERDEELING VAN TIJD EN LEERSTOF OVER HET DERDE JAAR. Veertig lessen, elk van 2 uur — verdeeld over 8 perioden, elk van 5 weken. In elke periode krijgt de kweekeling: 2 lessen voor wandplaten van Zwier en Jansina, 2 lessen voor natuurteekenen, 1 les in teekenen van kleine voorwerpen naar de natuur. Elke les begint met liet teekenen van plaat, blok of het kleine voorwerp. Onder dit teekenen worden de leerlingen in groepjes 'afgeroepen voor bet bordteekenen. Na 11 ■> uur is dit werk afgeloopen en beoordeeld, en krijgen allen gezamenlijk 1 ■> uur theorieles. Voor de theorieles in dit jaar is, bestemd het werkje: „Perspectievische Verschijnselen". We gelooven, in dit werkje, dat ruim 100 opgaven en meer dan 40 uitgewerkte teekeningen bevat, genoeg te hebben gegeven, om verder uitweiden in dezen achterwege te kunnen laten. De lessen in projectie en doorsnede mogen echter dit jaar niet gestaakt worden: daarom laten wij in de laatste les van elke periode den leerling gedurende 5 kwartier teekeningen naar kleine voorwerpen maken. Deze teekeningen kunnen worden opgenomen in een boek D; ook kan daarvoor eejn goed. ongeliniëerd schrijfboek worden genomen. De voorwerpen worden in 't begin van de les uitgedeeld. Ieder kweekeling krijgt uit de verzameling er een of twee. Deze teekenoefeningen kunnen het geschiktst gegeven worden in een. schoollokaal met gewone schoolbanken. Do leerling moet het voorwerp, dat hij ontvangt, op ware .grootte teekenen, in horizontale oij vertikale projectie, of in horizontale en vertikale doorsnede, en er nog andere sprekende verklarende teekeningen bijvoegen, waar 't noodig is van afzonderlijke deelen, — een en ander naar eigen goeddunken, of naar aanwijzingen van den leeraar. Bij dit teekeueii is hel geoorloofd, de voorworpen zelf op het papier te plaatsen, cn daar waar dit mogelijk is, ze oni te trekken. Een dubhele decimeter wordt gebruikt voor het opnemen van de afmetingen; k is het gebruik van potloodpasser en liniaal niet verboden. De voorwerpen, welke hier als model dienst doen, worden door de kweekelingen zelf verzameld. Wij brengen slechts een klein getal voorwerpen in den handel. Gaarne zouden wij hier in beeld geven, hoe zoo'n boek er uit kan zien, niet om aanwijzingen te geven, want dat is niet noodig, — maar om ook door figuren deze zeer gewichtige rubriek nieci in 't oog te doen springen. We moeten het evenwel om de kostbare clichees achterwege laten, en verwijzen naar onze Supplementen, waarin zoo hier en daar wel blijkt, wat we bedoelen. Voor het teekenen op het zwartbord zijn, behalve de blokken, 8 exercities gegeven, die we hierachter afdrukken. Ze worden niet op papier gemaakt. Verder worden de 16 platen van Zw. en .1., die op papier g et eekend zijn, niet op het bord gemaakt, doch (daarvoor worden genomen de eerste 16 figuren uit hun boekje met 25 vrije motieven — zie pag. 25 — of 16 dergelijke iiguren uit onze Supplementen. De nummers 7;5 88 vinden we minder geschikt voor bordteekeningen: die platen geven eenvoudige, mooie, maar niet gemakkelijke krommingen, vooi het 'treffen waarvan de kweekeling zich ernstig moet inspannen; het zijn zeer geschikte studieoefeningen voor dit jaar na de vrij onbeduidende krommingen van het vorige jaar, maar ze zijn niet igeschikt om uit het hoofd en ook niet om in zoo'n paar minuten te worden opgezet. Benoodigdlieden voor dit jaar zijn: boek C, voor 16 platen van Zwier en Jansma, boek D, voor natuurteekenen, ook een boek D, of een ongeliniëerd cahier, voor de kleine Aoorwerpen, en het werkje: „Perspectievische Verschijnselen". DERDE JAAR: de periode. Platen van Zwier en Jansma: No. 73 No. 74 Drie bladvormen. Schild. Bordteekenen: de Vrije Motieven van Zw. en J. A. Karnton. B. Vlieger. DERDE JAAR: 2e periode. Platen van Zwier en Jansma: No. 75 No. 76 Ellipsen. Blad van het leverkruid. 35 36 Bordteekenen : de Vrije Motieven van Zw. en J.: C. Schommel. D. Vogelkooi. DERDE JAAR: 3e periode. Platen van Zwier en Jansma: No. 77 No. 78 Kannetje. Bloemknop. '*7 Qfi Bordteekenen : de Vrije Motieven vaniZw. en J. : E. Hek. F. Ophaalbrug. DERDE JAAR: 4e periode. Platen van Zwier en Jansma: No. 79 No. 80 Teekenattributen. Karaf. ,3 en 125. (Aborii. Plataan Wilde Wingerd, Hondsbloem en Acacia). Aanteekeningen: 5de Periode. Voor het nntuurteekenen: de afgeknotte kegel, staande; de cilinder, staande. Voor plaat: Grolman: Beg\ Orn. 110. 04 en OS (blocinvoi-in, Frausche lelie). Voor projectie en doorsnede: onderwerpen uit de aardrijkskunde: randgebergte, haven, polder, sluis, e d. Voor het hord: Molkenboer: „Lijn en Kleur" 11'. !>: Vaasvornien Plaat 12», 130, 138. 141 en 14:i. (Chinceschc Vaas, Vaas voor ltenktverk, Kruikje uit Tunis, Ainphora en Lekjthos). Aanteekeningen: 6de Periode. Voor het na'uurteekenen : de cilinder, liggend; de afgeknotte kegel, liggend. Voor plaat: Zwier en Jansma, 110. 100 en 101. (slotplaat. roemer). Voor perspe tief: een praatje over het tafereel — grondvlak - den aanschouwer, en over de afbeelding van het grondvlak, den horizon en de perspectief van een lichaam. Voor het bord: Molkenboer: „Lijn en Kleur" no. 8: Bladvormen. Plaat 118, 119, 121, 124 en 125. (Gewone vijg, Anierikaansche eik, Ganzevoet, Meidoorn en Zandwilg.) Aanteekeningen: 7de Periode. Voor het natu ïrteekenen: de afgeknotte vierzijdige piramide, open (staande); de open kubus, op een ribbe rustend. Voor plaat: Grolman Beg. Orn. nos. 77 en 87. (lotus, palmet). Voor projectie en doorsnede : oog, oor, hart, kogelgewricht, scharniergewricht. Voor het bord : Molkenboer: „Lijn en Kleur" no. 9: Vaasvormen. Plaat 134, 137, 140, 142 en 144. (Rijnwijnroemer, Middeleeuwsche Miskelk, Amphoi Modern Likeurkruikje en Schenkkan). Aanteekeningen: 8ste Periode. Voor het natuurteekenen : de open kubus, op een ribbe rustend; de afgeknotte vierzijdige piramide, open (liggend). Voor plaat: Zwier en Jansma: 110. 107 en 110. (noteblad, bandversiering). Voor perspectief: het oogpunt, de distantiepuiiten, lioogte bepalen in vergelijking niet de oog.shoogte, lioogteschaal. Voor het bord: Grolman, Beg. Handt : 2», 31. 35, 36 en 37 (seinlaiitaarn, wasclikoin en kan. waterketel lamp en koffiekan). Aanteekeningen: INHOUD. Iiladz. Ter Inleiding 3 De leerstof voor liet eerste, het tweede en liet dorde jaar : Het exercitie-boek ... y Meetkundige figuren en versieringen 10 Het teekenen naar de Natuur ...... J2 Het zwartbord-teekenen .... 25 Verdeeling van tijd en leerstof 31 Voor het Eerste jaar . 33 „ Tweede jaar -,0 „ „ Derde jaar De leerstof voor het Vierde jaar S(j Verdeeling van tijd en leerstof over het Vierde jaar . . 93 (lÉiE TEEKEHLES" OP DE KWEEKSCHOOL (compleet.) Een in lossen uitgewerkt leerplan voor de Kweekschool, door G. A. LAAGLAND en G. IDI. A. JANSEN, geb. f 2,50. MODELLEX VOOll DE KWEEKSCHOOL: (Uitgave: Matveld, Wagenstraat 127, Den Haag.) De Bouwblokken voor de Teekenles: volledig stel 49 geverfde blokken, 17 verschillende modellen . J 35.— De Natuurmodellen voor de Teekenles (Groote teekendoos, ƒ 0 40, portefeuille f 0.45, doos met plat deksel / 1.30, papiermand / 1 10, mofdoos f 0.85, broodtrommel f 0.75, emmer /' 0.7-> en lampekap /' 1.—) Doos: Heel en llall'. Modellen voor projectie en doorsnede: Aardewerk en Hout. (Heel en Half: o. a. theepot, melkkan, suikerpot, kop en schotel, komfoor, theestoofje i«et test, twee pannetjes, koekepot, teiltje, vergiet, spaarton, spoelkom — houten lepel, limonadedop, servetring gordijnklos, sigarenpijp, nap. klomp, griffeldoos. Heel: o. a. eierdop, spaarvarken, boterspaan, drinkfonteintje, papieren doos, schuifdoos, inktfleschje ) TEEKEXBOEKEN VOOR 1)E KWEEKSCHOOL: (Uitgave: Firma A. Binnert Overpikp, Heerenveen.) Boek A 25 33 cM. met 16 rechtl. fig le jaar. . . ƒ 0.15 Boek B 25/33 cM. met 10 kroml. fig. 2e jaar. . . „ 0.15 Boek C 27/36 cM. met 10 blanco zijden voor plaat- teekeningen voor het 3e en 4e jaar » 0.125 Boek D 25 33 cM. met 16 blanco zijden voornatuur- teekeningen le, 2e, 3e en 4e jaar . • • , • . „ 0.10 Boek E 25 33 cM. Exercities in potlood, 16 modellen voor het le en '2e jaar . „ 0.15 STUDIEBOEKEN VOOK DE KWEEKSCHOOL: Met Passer en Liniaal ƒ 0.25 Begrip van Projectie en Doorsnede: le deeltje . . „ 0.25 Begrip van Projectie en Doorsnede: 2e deeltje . . „ 0.40 Perspectievische Verschijnselen . . „0.35 Methodiek voor Kweekelingen 0.60