SCHOOI. TOT OPLEIDING VAN INL. ARTSEN. LEERBOEK GERECHTELIJKE GENEESKUNDE DER DOOR H. F. ROLL, DIRECTEUR DER SCHOOL, LEERAAR IN ZIEKTEKUNDIGE ONTLEEDKUNDE EN GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. IIDE DEEL, KINDERMOORD; VERGIFTIGING; ONVERWACHTE, NIETGEWELDDADIGE DOOD. __r 'SOKAVENHAOE AUiEMEENI? 1. ANlisI>I( [/ K K Eli M lilll. I N H O U I). BLADZ. II. Kindermoord 1 Definitie Omschrijving van het begrip „jonggeborene" 1 A. Vragen, betrekking hebbende op liet kind. 1. h Int kind levend geboren? •' Beteekenis van de ademhaling voor de herkenning van het levend geboren zijn ^ Andere feiten, welke aantoonen, dat het kind levend geboren is . . 4 Adem- of longproef * n. Grootte en vorm der longen ± b. Kleur der longen c. Oppervlak der longen . . . , ö <1. Consistentie der longen 6 Soortelijk gewicht der longen ' Longendrjjfproef (dokimasia pulmonalis) < 1. Positief resultaat der Invloed der rotting hierop 8 Herkenning van het drjjven door rottingsgas •' 1. Ademen in den moederschoot 10 2. Het inblazen van lucht U Drijven door geaspireerd vernis caseosa» 11 Drijven door bewaren in alcohol en ijs 11 2. Negatief resultaat der drijfproef bjj levend geboren zijn van het kind H 1. Leven zonder ademen 1- 2. Onmogelijkheid der ademhaling l^ 8. Het weder verdwijnen van de ingeademde lucht. ... 15 Maagdann-drijfproef 1' 1. Positief resultaat 1® Drijven door rotting 1^ 2. Negatief resultaat bij levend geboren zijn van liet kind . . 19 2. Hoelang heeft het kind na de ijelxx/iir geleefd'.' 20 Bezoedeld z\jn van het kind met bloed en vernix caseosa 20 Kleur van extravasaten 20 Furfuratie 21 Toestand van het geboortegezwel 21 Toestand van de navelstreng en van den navel 21 Afvallen van de navelstreng 22 Kephaihaematoom 2-1 Toestand van maag en dunnen darm 24 Mekonium in dikken darm Toestand van de z.g. foetale bloedbanen 26 Toestand van het skelet 2^ Beenkern in de onderste femur-epiphyse 27 BLADZ. Verschijnselen 229 1. Peracute arsenik-intoxikatie 230 ii, Arsenicismus gastro-intestinalis 23*1 Tijdstip van het optreden der symptomen '231 Verschijnselen '232 Verloop 232 Casuïstiek 234 Herkenning 23» Onderscheiding van cholera en cholera-achtige ziekte . 235 b. Arsenicismus cerebrospinalis 237 Ziektebeeld 23 r Herkenning 237 Casuïstiek 23!) 2. Acute arsenik-intoxikatie 240 Verloop 240 Huidverschijnselen 245 Stoornissen in de sensibiliteit 247 Stoornissen in de motiliteit 248 Casuïstiek 250 3. Arsenik-intoxikatie a recliutes 253 Ziektebeeld 253 Casuïstiek 254 Herkenning 256 4. Chronische arsenik-intoxikatie 250 Ziektebeeld 256 Herkenning 257 Onderscheiding van beri* 2o7 Casuïstiek 259 Aqua Tofana 259 Herkenning 261 Herkenning aan de ljjktafel 262 1. Peracute gevallen 262 1. Gastro-intestinale vorm 262 2. Cerebrospinale vorm 265 2. Acute gevallen 265 3. Verloop met rechutes en chronische gevallen 266 Eliminatie uit en fixatie in het organisme 266 Beoordeeling der resultaten van het chemisch onderzoek 268 Behandeling 270 2. Koper-intoxikatie 271 Gongso 2(2 Teroesi 2(4 Werking 2(4 Dosis lethalis 275 Verschijnselen 275 1. Peracute en acute koper-intoxikatie 276 Verschijnselen 279 Casuïstiek 281 Gietkoorts 283 Herkenning 234 Herkenning aan de lyktafel 284 Eliminatie* en fixatie 286 Chemisch onderzoek 286 BLADZ Behandeling 2. Koper-intoxikatie a rechutes Ziektebeeld Herkenning ( 3. Chronische koper-intoxikatie 285 Verschijnselen bjj gezonde menschen door langdurig gebruik van koperverbindingen . . 290 Ervaring, opgedaan btj liet langdurig behandelen van zieken met koperverbindingen . Ervaring, opgedaan in de koperindustrie, bij machinisten, enz. 293 Ervaring der gerechteltjk-geneeskundigen 299 Inademing van gongso ',ou 3. Kwik-intoxikatie Sublimaat Werkin« • z\ Dosis lethal is ) Verschijnselen der peracute en acute kwik-intoxikatie 30_ Casuïstiek Herkenning ' 1 Herkenning aan de Ujktafel Eliminatie en fixatie Chemisch onderzoek Behandeling 4. Carbolzuur-intoxikatie ' ' Werking "'J" Dosis lethalis ^ ' Verschijnselen Casuïstiek ' 4 Intoxikatie door resorptie van uit wonden, sereuze holten, enz. . . 316 Herkenning Herkenning aan de l\jktafel " ' Intoxikatie met lysol, sapocarbol, creoline, kreosoot, e. d 320 5. Azijnzuur-intoxikatie ^ Werking Dosis lethalis 821 Verschijnselen Casuïstiek ' 322 Herkenning Herkenning aan de lij ktafel Behandeling 6. Cyaan-intoxikatie ' Potas sepoeli '401 Ketela pohon Poetjoeng * Tr . . oZ-± Kratok .... 325 Koesambi Werking Dosis lethalis , .... 326 ^ erloop Verschijnselen 'j")( Casuïstiek ' Herkenning BLADZ. Herkenning aan de l\jktafel 327 Behandeling 330 7. Cantharidine-intoxikatie 331 AndoP-kevers 331 Spaansche vliegen 331 Galenisclie praeparaten 331 Werking 331 Dosis lethalis 333 Verschijnselen 333 Casuïstiek 334 Herkenning 33t> Herkenning aan de lyktafel 336 Behandeling 338 8. Ricine-intoxikatie 338 D.jarakzaden 338 Werking 338 Dosis lethalis 339 Verschijnselen 339 Casuïstiek 339 Herkenning 341 Herkenning van djarakboonen 341 Herkenning aan de lijktafel 341 Behandeling 342 9. Abrine-intoxikatie 342 Bidji saga - 342 Werking 342 Dosis lethalis 343 Verschijnselen 343 Casuïstiek 343 Herkenning 344 Kenmerken van bidji saga 344 Herkenning aan de lijktafel 344 Behandeling 344 B. Intoxikatiën, welke niet op de Ujktafel te herkennen zijn . 345 1. Stryehnine-intoxikatie 345 Ipoeh akar (tjetek) 345 Oepas radja (oepas tjetek) 345 Obat legen (dendang) 345 Strychnine en haar zouten 346 Pijlvergiften 346 Oepas antjar 347 Oepas radja (oepas tieute) 348 Werking 348 Dosis lethalis 349 Verschijnselen 350 Casuïstiek 353 Herkenning 356 Onderscheiding van tetanus 359 Chemisch onderzoek 363 Behandeling 365 2. Skopolamine-intoxikatie 366 Ketjoeboeng 366 Werking 366 BLAI>Z. u. H67 Dosis Verschijnselen ',t>8 Casuïstiek 371 Herkenning Herkenning van ketjoeboeng-zaad Behandeling 3. Morphine-intoxikatie Opium en morphine f 1' Apijoen, anti-opiumpillen, madat, tike, djitjing, kembang, apijoen . . 378 378 Werking Dosis lethal is 'JO| | Verschijnselen Krampen bi) morphine-intoxikatie 383 Casuïstiek ^ Herkenning "8! Eliminatie en fixatie 38' Therapie f'89 Oüiumschuiven, opium-eten, morphinomanie 390 4. 1'ikrotoxine-intoxikatie Toeba bidji (toeba peron. kokkel korrels) 391 ZÏÏLï.:::::::::::::::::::::: £ OQ9 Verschijnselen Casuïstiek 393 QQQ Herkenning * Kenmerken der kokkelkorrels Behandeling ^9'' Z.g. mechanische vergiften '®4 1. Glaspoeder '^9^ Casuïstiek :^9t' QQQ 2. Bamboeharen Casuïstiek 41,u Raphieden-planten ^ 3. Fijngeknipt menschenhaar en fijngeknipte snorharen van den tijger. . . 403 Onverwachte, niet-gewelddadige dood (mort imprévue) 404 A. Mort imprévue bij zuigelingen en kinderen ' 41 )h Acute katarrhale bronchitis 41 Acute (maag)darmkatarrh +ü^ Te groote thymusklier Aspliyxie, inhibitie, laryngo-spasmus, eklampsia infantilis 408 B. Mort imprévue bij oude lieden, bjj grijsaards en bij dronkaards 409 C. Mort imprévue in den bloeitijd van liet leven 409 lil» 1. Circulatie-apparaat a. Arteriosklerose van de artt. coron. cordis 411 Hartverlamming 412 Accidenteele momenten 413 Nekrose der hartganglien 4U Vettige degeneratie van de hartspier 411 BLADZ. Chronische induratieve nephritis 41 < Hyperthrophie van den linker ventricel 418 Verschijnselen door arteriosklerose der artt. coron. cordis tijdens het leven 418 Parenchymateuze en vettige degeneratie van de hartspier. . 41 f. Embolie 4^ Embolie van de art. pulmomalis 427 ±OQ 2. Respiratie-apparaat ii. Larynx en trachea 429 Krop 4f Z.g. oedema laryngis 429 Kleine polypjes van de stembanden 430 Verslikken 430 l>. Longen ' _ Croupeuze pneumonie 431 Groote pleuritische exsudaten 431 Afgekapselde empyemen 432 Longtering . . - 432 Embolie van de art. pulmonalis 432 Techniek tot het opzoeken van een embolus 433 Congestion pulmonaire en catarrhe suffocant 433 3. Digestie-apparaat 434 Leptomeningitis Chronische hydrocephalus internua en praematuur verdwenen van ^ de sutura coronalis en sagittalis , . . . 44 < Hersenabsces Hersentumoren _ Neoplasmata van liet cerebellum ^ Epilepsie en hysterie Inhibitie en synkope ii. Vrouwelijke geslachtsorganen ^ Ektopische graviditeit Inwendige verbloeding door een andere oorzaak • Spontane ruptuur van den uterus tijdens «le zwangerschap .... 44. Bersting van vulvo-vaginale varices tijdens de zwangerschap . . . • Bersting van purulente adnex-aandoeningen Eklampsie ^ Toucher en irrigatie Over de vraag, wanneer bij een mort imprévue materiaal voor nader onderzoek ^ bewaard moet worden EK RATA. BI. 107. regel 4 v. b., staat: water, lees: water ('). BI. 129, regel 15 v. o., staat: atropine, lees: scopolamine. 13 „ : kan komen te vervallen. 12 „ staat: opium (morphine), lees: opium (morphine), skopolamine. „ 11 „ : kan komen te vervallen. 9 staat: atropine, lees: skopolamine. BI. 133, regel 12 „ staat: haren en beenderen, lees: haren, nagels en beenderen. BI. 149, in noot 1, staat: Atropine, lees: Atropine en skopolamine. BI. 155, regel 18 v. o., staat: klonisrlte, lees: tonisrln. BI. 159. regel 20 v. o., staat: Ricket, lees: Richet. BI. 161 en 163: hetgeen daar over de verschijnselen van atropine-intoxikatie 1'ij honden. katten en apen staat, kan gevoegelijk wegvallen. BI 171 in de 2de alinea van noot 1 alsnog toevoegen, dat ook Erben (>» de meening is ' toegedaan, dat men in foro niet het recht heeft intoxikatie aan te nemen, wanneer het niet gelukt door een nader onderzoek liet vergif aan te toonen en dat men 111 zulk een geval hoogstens de mogelijkheid van intoxikatie mag toegeven. BI. 175, noot 1. alinea 2, staat: S. R. I. art. 237, lees: I. R. art. 237. BI. 180. regel 4 v. b., staat: hoewllvid, lees: hocrirlliriil. resp. aan die. welke werd aangeboden en ingenomen had kunnen worden. BI. 219, regel 8 v. b., staat: omdat /.onder, lees: zonder. 7 n : zonder, lees: omdat zonder. BI. 300, in noot 1 staat: Beu.aak Sphlyt, lees: Huixink. (1) Erben, Handb. >1. flrztl. Sachverstflndigen-Tfttigkeit, bd. VII. I. 1. helft il'.**M. ld. >►!. E R R A T A. DEEL II. BI. 133, noot 1; met de 10%-oplossing wordt bedoeld een 9-voudige verdunning van de handelsformaliene, derhalve een 4%-oplossing van formaldehyde. BI. 175, regel 18 v. o., staat: dood, lees: doodt. BI. 219, regel 8 v. o., staat: omdat zonder meer, lees: zonder meer. 7 r „ : er enkele gevallen, lees: omdat er enkele gevallen. BI. 220, regel 7 v. b., staat: voedselintoxikaties, lees: voedselziekten. BI. 364, noot 4: er zijn nog twee ptomatienen bekend, welke chemisch en physiologisch identisch z\jn met plantenalkaloleden, nl. het choliene en liet betaïene. Choliene (dl. III, bl. 164), dat in liet l\jk reeds spoedig uit lecithiene ontstaat, komt o. a. voor in de perskoeken van bidjan (dl. lil. bl. 85). katjangtanah(ibidem, bl. 188) en këlapa (ampas këlapa, ibidem, bl. 188) en is identisch met het atnanitiene, dat, naast muskariene, in sommige giftige paddenstoelen voorkomt en niet het sinkaliene uit mosterd. Betaïene, dat zoo goed als niet giftig is, komt overeen met een stof, welke in vele zaden voorkomt, o. a. in de zaden van de kapas djawa (dl. III, bl. 71), waarin ook choliene zit. Bl. 366, regel 15 v. o., staat: skopolamiene, lees: skopolamiene (en hyoscyamiene). 11 n r : in hoofdzaak hyoscyamiene of, lees: in hoofdzaak. Bl. 404, regel 12 v. b., staat: een met opium, lees: een met kctjoeboeng of opium. Bl. 434, noot 2. B\j nadere overweging blijken de 2 gevallen, door de Haan medegedeeld op'de vergadering van 27 Maart 1902 (*), niet dezelfde te zijn als die, welke hij in zjjn eerste Jaarverslag memoreerde. Bovendien deelde hij, op de vergadering van 28 April 1905 (? 1904). mede diphtherie-bacteriën te hebben gekweekt in 1 geval, afkomstig van Tjimahi en in 1 geval, afkomstig van Bataria (**). Koolemans Beynen zag een geval, waarin de diagnose bacteriologisch schijnt te zijn gesteld (***), terwijl uit de verslagen van den civiel-geneeskundigen dienst blijkt, dat hetzelfde voor een geval te Soemkarta geldt (****). (*) Geneosk. Talschrift voor N. I.. dl. 42 (1908.1, bl. 440. 1 liet jaar ui.-t Mi don datum van de vergaderingen wordt genoemd, ontstond deze vergissing. (**) Ibidem, dl. 45 (1905). bl. XXXIV. (***) Ibidem, dl. 50 (1910), bl. XXXII. (****) ibidem, bl. 66. die gevallen, waarin het kind levend, doch zonder ademen, d. i. schijndood, geboren wordt en daarna sterft, niet als zoodanig te herkennen zijn. Ademt het kind, dan houdt de placentaire ademhaling op; het is voor het begrip „zelfstandig bestaan" niet noodig, dat de navelstreng doorgesneden is. Kindermoord wordt krachtens de ervaring vrijwel constant gepleegd, nadat het kind geheel geboren is en daarmede een zelfstandig bestaan, buiten de moeder, begonnen heeft; beide zjjn volgens de X. I. strafwetgeving elementen voor het misdrijf kindermoord. Er zjjn slechts een paar gevallen in de litteratuur bekend, dat de moeder haar kind tijdens de baring doodde; deze zullen later medegedeeld worden. Daarom heeft de tweede vraag geen practische beteekenis. Toch meenen wij te moeten opmerken, dat hoogst zelden door medisch onderzoek van het Ujk.je aangetoond zal kunnen worden, dat het kim I gedood werd, nadat het geheel geboren was. Dit is alleen mogelijk, wanneer op meerdere plaatsen van het lichaam laesies met een intravitaal karakter worden aangetroffen en deze laesies niet door de baring als zoodanig ontstaan kunnen zijn. Onder een jonggeboren kind wordt ieder levend wezen verstaan, (Jat uit een vrouw geboren is en een zekeren leeftijd niet overschreden heeft. Of het kind volkomen normaal is ontwikkeld, dan wel niet geschikt is tot zelfstandig leven door fouten in aanleg of ontwikkeling, of door te geringe ontwikkeling, doet er niets toe. Ook op een monster en op een foetus, die door een te vroege geboorte ongeschikt is om in het leven te blijven, kan kindermoord gepleegd worden. Dit begrip is speciaal daarom van gewicht, omdat in gevallen van kindermoord gewoonlijk in de eerste helft van de zwangerschap gepoogd werd de vrucht af te drijven: waar dit niet gelukte, werd besloten de bevalling af te wachten en daarna het kind te dooden. Soms echter werden de pogingen tot vruchtafdrijving voortgezet en kwam het eenmaal zoover, de vrucht gedood. De vrouw maakte zich dan aan een dubbel misdrijf schuldig: afdrijving der vrucht en kindermoord. Toch is het van gewicht er de aandacht van den rechter op te vestigen, indien in een bepaald geval het kind afwijkingen in bouw, enz. vertoont, omdat allicht een lichtere straf opgelegd zal worden, wanneer een monster of' een onvoldragen vrucht dan wanneer een geheel normaal en voldragen kind gedood wordt. Op dit punt zullen wij later uitvoeriger terugkomen. De leer van den kindennoord eischt, omdat zich bij het onderzoek bijzondere moeilijkheden voordoen, een uitvoerige bespreking, hoewel dit misdrijf zelden gepleegd, althans zelden vervolgd wordt. Die bijzondere moeilijkheden vinden eensdeels hun oorsprong in de eigenaardige vragen, welke zich in een geval van kindermoord voordoen en de vaak zeer verdachte omstandigheden bij relatief gering positief resultaat der lijkopening, anderdeels in het feit, dat men slechts zelden lijkjes van pasgeboren kinderen te onderzoeken krijgt en men derhalve weinig gelegenheid heeft zich vertrouwd te maken met het onderzoek van zoo'n klein object. Zeer moeilijk is het bovendien 0111 de geconstateerde feiten neer te leggen in een practisch bruikbare conclusie. Waar kwestie is van kindermoord, heeft men de volgende vragen, betrekking hebbende op het vermeende slachtoffer, te beantwoorden: 1. Is liet kind lerend geboren'i en zoo ja, '1. Hoelang heeft het na de geboorte geleefd ? en 8. Welke Us de doodsoorzaak? 1. IS HET KIND LEVEND GEBOREN? Dit gedeelte van het onderzoek is van groot belang, omdat met het bewijs, dat het kind niet levend geboren is. ook de verdenking of beschuldiging van kindermoord valt. Gewoonlijk is het eerste en het gewichtigste teeken van het levend geboren zijn en van het begin van een zelfstandig leven, dat liet kind een zelfstandig ademhalingsleven begon. Ja, de ademhaling is zelfs liet kenmerk, dat de toestand van vrucht ophoudt en overgaat in een eigen bestaan van het kind. Daarom is voor velen leven = ademhalingsleven. Ons onderzoek moet er derhalve op gericht zijn om aan te toonen, dat het kind al dan niet geademd heeft; of dit geschied is. nadat alleen liet hoofd of. nadat liet geheele kind geboren is, kunnen wij door anatomisch onderzoek niet uitmaken; dit moet geschieden door de politie of de justitie. Men moet alttyd zeggen, dat het kind doodgeboren is, tenzij liet tegendeel overtuigend aangetoond kan worden: ,,doodgeboren" noemt men kindertjes, die levenloos ter wereld komen en die, welke onmiddellijk na de geboorte spontaan sterven. Het levendgeboren zijn kan blijken uit door medisch onderzoek van het lijkje vast te stellen feiten en zulke, welke dooide politie of de justitie aan liet licht gebracht worden ('). Daar echter kindermoord zoogoed als altijd geschiedt in gevallen, dat de zwangerschap onbemerkt bleef en de bevalling heimelijk kon geschieden, is de rechter gewoonlijk aangewezen op hetgeen de gerechtsarts aan het lijkje kan constateeren. Het beste bewijs, dat liet kind levend geboren werd, is het aantoonen. dat het buiten de moeder geademd heeft (hoogst zelden geschiedt dit reeds in het moederlichaam; die mogelijkheid zal later besproken wordeni. In de overgroote meerderheid der gevallen kan de gerechtelijk-geneeskundigr langs dezen weg bewijzen, dat het kind levend geboren is. Heeft hij aangetoond, dat het kind heeft geademd, dan is daarmede (afgezien van de bovengenoemde mogelijkheid) bewezen, dat het een zelfstandig leven, buiten het lichaam van de moeder, begonnen heeft en derhalve levend geboren is. Het omgekeerde is echter niet altijd waar; een kind (') Dat het kind levend geboren werd kan door het politioneele of justitieele onderzoek aan liet licht komen, wanneer lilijkt, dat getuigen het kind hebben zien bewegen, hebben hooren schreeuwen, bij het steken van den vinger in de keel slikbewegingen gevoeld hebben, enz. kan levend geboren zijn en sterven (spontaan, gewelddadig) vóórdat het een zelfstandig ademhalingsleven begonnen heeft. Kan men niet aantoonen, dat het kind extra-uterine geademd heeft, dan zegt men. indien geen andere feiten dwingen aan te nemen, «lat het kind levend geboren is: „Er is hij de tijkopeiiiiit/ niets i/eronden. dat bewijst, dat liet kind lerend geboren is". Feiten, welke ons dwingen tot de conclusie, dat het kind levend geboren werd. zonder dat het mogelijk is aan te toonen, dat het geademd heeft, zijn: het bestaan van die veranderingen aan den navelring, welke optreden bij het afstooten van de navelstreng: het aantoonen van uit de buitenwereld afkomstige corpora aliëna (ook melk en voedsel!) diep in «le organa respiratoria of diep in den tubus digestorius en het vinden van verwondingen, welke niet in utero ontstaan kunnen zijn, gepaard gaande met gestolde extravasaten. Verder: het kunnen aantoonen. dat bloed uit de doorgesneden streng gespoten is of dat het kind lucht heeft ingeslikt. In de eerste plaats moet derhalve besproken worden, hoe men aantoont, dat het kind geademd heeft: het is duidelijk.dat dit geschiedt door onderzoek van de longen. Dit onderzoek van de longen vormt de ndctn- of lonyproef: deze uitdrukking is niet synoniem met drijf- of longendrijfproef, welke er slechts een onderdeel van vormt, zooals hieronder blijken zal. Dit verschil wordt dikwijls uit het oog verloren, iets dat geen groote practische beteekenis heeft. De veranderingen in de longen, opgetreden door volledige ademhaling, zijn over het algemeen duidelijk en blijven na den dood nog eenigen tijd bestaan; zij hebben dan ook de meeste waarde om tot het levend geboren zijn te mogen besluiten. Zulke longen verschillen van die in foetalen toestand in grootte en vorm. in kleur, in consistentie en in specifiek gewicht; vooral het laatste punt is van belang. Het resultaat van het onderzoek zal in overeenstemming of in tegenspraak zijn met hetgeen de rechter op andere wijze te weten is gekomen. De ademhalingsproef kan zeer veel tot de ontdekking der waarheid bijdragen, al naar gelang de verklaringen van de(n) beschuldigde met de uitkomst deiproef volkomen overeenstemmen dan wel er lijnrecht mede in tegenspraak zijn. Clemacereerde vruchten, zooals die later beschreven zullen worden, hebben nooit extra-uterine geleefd en behoeven daarom, indien geen andere omstandigheden het onderzoek wenschelijk maken, niet nader onderzocht te worden. A. GROOTTE EN VORM DER LONGEN De longen van een kind. dat niet geademd heeft, zijn klein, liggen ter zijde van de wervelkolom en slechts tegen het achterste gedeelte van liet middenrif aan. bedekken hartezakje en thymus niet en moeten bij de sectie, door het op zijde trekken van den thoraxwand, als het ware worden opgezocht, terwijl zij na volledige ontplooiing door de respiratie de borstholte geheel opvullen, het hartezakje en de thymusklier grootendeels bedekken en dan ook direct in het oog vallen. Overgangen komen natuurlijk voor O). Longen van een kind, dat niet ademde, zijn plat en hebben scherpe randen; die, welke lucht bevatten, zijn gewelfd, hebben afgeronde randen en zijn niet geheel glad. doch licht bultig van oppervlakte. Al heeft het kind niet gerespireerd, doordat het tijdens de bevalling gestorven is, dan kan het volume der longen toch nog vrij groot zijn door veneuse hyperaemie en pathologische processen en omgekeerd kunnen bij kinderen, die wel degelijk geademd hebben, kleine longen gevonden worden. B. KLEUR DER LONGEN. De kleur der longen is van minder belang, omdat het bloedgehalte hierop zoo'n grooten invloed heeft en dit in de practijk zoo sterk wisselt ; nu eens is het groot, dan weer klein. Daarom moet. met het oog op de postmortale arterialisatie, de kleur dan ook dadelijk na het openen van den thorax bepaald worden. Zoo goed als nooit krijgt men echte foetale longen te zien daar het kind zoo goed als altijd in gevallen, dat het niet geademd heeft, in utero stierf door z. g. n. foetale asphyxie, waarbij de kleine circulatie tot ontwikkeling komt en vruchtwater met zijn bestanddeelen geaspireerd wordt. Daardoor is de kleur nog al verschillend en heeft zij zoo weinig practische beteekenis; foetale en luchthoudende longen kunnen vrijwel dezelfde kleur hebben. Longen, welke geen lucht bevatten, zijn in het nJi/enieen bruinrood als de lever; longen, welke lucht bevatten, zijn lichtrose. De kleur kan liggen, van longen, welke geen lucht bevatten, tusschen die van water- en van melkchocolade; voor luchtbevattende tusschen lichtrose en blauwzwart, alles (') Dit geldt • >k voor ile sul) li, e, <1 en <• te bespreken eigenschappen; \v(j zullen hier niet telkens op wijzen daar liet van zelf spreekt. Geheele longkwabben kunnen hun foetale karakter bewaard respect, weer verkregen hebben, doch hetzelfde kan het geval zijn met groepjes lobuli, zelfs hier en daar met één enkelen lobulus. Daardoor kan liet beeld, dat de longen vertoonen. zoo buitengewoon wisselend zijn. Fr*. 1. lWstorgaiH'ii van oen kind, dat niet geademd heeft. Thorax zeer ruim geopend. afhankelijk van hi t bloedge halte en, in het laatste geval, ook van het luchtgehalte. Gewoonlijk is de kleur niet gelijkmatig, doch door de hypostase in de achterste en onderste gedeelten het donkerst; wisselen geen en wel lucht bevattende gedeelten met elkaar af. dan is het adspect bont. C. OPPERVLAK DER LONGEN. De oppervlakte der longen, welke geen lucht bevatten, is glad als die van de lever en heeft een gelijkmatig (egaal) aanzien zonder détails, terwijl longen, welke wel lucht bevatten, een niet volkomen glad oppervlak bezitten. Men ziet de longlobidi promineeren ('i en met het bloote oog (beter nog met een loupe!) de z.g.n. parelteekeniny van Bouchut, veroorzaakt door het met lucht gevuld zijn der longblaasjes (2); men spreekt ook wel van de inoznïekteekeniiK/ van Fig. 2. Parelteekening. Oppervlakte j. i i ^ i\ u i van de long van een jonggeboren kind, lïlf't iUCllt 111(16 lOll^pn. !)«' ptlivlt^t'kcilin^ is •lat geademd heeft. Men ziet, vooral in -i. .. .. .1 .. 1 • 1 i*:i liet lieldero gedeelte, duidelijk de long- UOOlt \ f Feil UU1U641JK. S^rrin de Geen lucht bevattende gedeelten liggen Zwakke luupe-xcrgHHitinK. duidelijk lager dan die. welke wel lucht bevatten. Door dit lager liggen en hun kleur vallen zij direct op; zeer kleine luchtvrije haardjes, b.v. van katjang hidjoe-grootte, worden door oppervlakkige onderzoekers wel eens voor subpleurale ekchymosen aangezien; deze laatste liggen echter niet lager dan de omgeving, doch puilen gewoonlijk iets uil. D. CONSISTENTIE DER LONGEN. De consistentie van geen lucht bevattende longen is vast als van vleesch, terwijl die. welke wél lucht bevatten, elastisch (kussenachtig) aanvoelen, eventueel crepiteeren door longoedeem. De doorsnede is natuurlijk in het eerste geval compact, in het tweede sponsachtig. Pathologische veranderingen kunnen voorkomen en zijn op de consistentie van invloed. <'i De longlobuli vallen in foetale longen niet op. omdat z(j daar door de weinig opvallende, niet met bloed gevulde, interlobulaire venulae (witte streepjes) van elkaar gescheiden zijn; heeft het kind geademd dan bevatten deze venulae wel bloed en z^jn duidelijk te zien (100de streepjes). (2) De longblaasjes zijn in met lucht gevulden staat bij scherp waarnemen met het bloote oog nog juist even te zien. Zjj zijn alle even groot; daardoor ontstaat juist de fraaie parel- of mozaïekteekening. De eerste uitdrukking is te verkiezen, daar zij het best het beeld weergeeft. De longblaasjes zijn omgeven door uiterst lijne. met bloed gevulde venulae. vaak ook in het mekonium: de laatste feiten blijken eerst na opening van de maag (den darm). Een groote hoeveelheid gas ontstaat echter eerst zeer laat. I>< maagdw indrijf proef hoeft geen waarde mor zeer rotte lijkjes. Bevatte)) de waag en het bovenste gedeelte ran den dunnen darm vee!' gas, zoodat zij ver huren den i ra ter spiegel uitsteken en is het lijkje niet zeer rot. dan bewijst dit het geademd hebben -»» -V''" „ . X(j was nog niet afgeloopen op den dag, dat moeder en kind de kliniek verlieten, gewoonlijk den dag na liet afvallen van de navelstrengrest. dag afvalt (11: soms echter geschiedt dit pas den Hen dag. terwijl het ook reeds na 3tf uur is waargenomen (Depaul). Volkomen uitgedroogd is het stuk streng gewoonlijk na 3 dagen; Haberda ilK9ti) zag het éénmaal na 27 uur. In het algemeen geschiedt de afstooting des te sneller, naarmate het kind krachtiger is i Depaul) en daardoor bij te vroeg geboren kinderen later dan bij hen. dit' voldragen zijn (Glinskie & Horoszkiewicz). Een vette streng kan echter bij een levend kind gaan rotten, in plaats van te mumificeeren: zij zwelt op, wordt groen en week. Een rotte navelstreng bewijst derhalve als zoodanig niet. dat het kind met zekerheid geruimen tijd geleden gestorven is. Onder gunstige omstandigheden kan. als lijkverschijnsel en op geheel dezelfde wijze, uitdroging der navelstreng van af het vrije einde even snel optreden als bij een levend kind en uitblijven, wanneer de streng onder het doode kind ligt. er omstrengeling bestaat of het kind op de navelstreng rijdt; in de laatste drie gevallen kan de uitdroging niet alleen uitblijven, doch ook partieel zijn. De uitdroging blijft ook uit in water en in een vochtige omgeving (bodem), doch de paarlemoerachtige glans gaat binnen 24 uur verloren (3): daarna gaat de streng in rotting over: zij zwelt op. Wordt wankleurig en brijachtig. Zit aan het lijkjr een stuk geheel onveranderde navelstreng dan heeft het kind hoor/stens één dag geleefd. Is het stuk navelstreng reeds verflenst, aan de upper vlakte van fijne rimpeltjes voorzien en mist het den eigenaardigen glans, dan heeft het kind minstens ticee dagen geleefd. (') Bij 30 (Inlandsehe) kindertjes viel, na afbinding en omwikkeling met steriel gaas de navelstreng af: 2 maal op den 4rte" dag. I oden 1 n n n " v i (j „ ,, „ 6d)J, slechts bij uitzondering in leven, doch ook oudere kinderen sterven, niettegenstaande de beste verzorging (couveuse), vaak spoedig na de geboorte, terwijl omgekeerd wel eens jongere uit de 29ste of 27stf. zelfs uit de 25ste, week kunnen blijven leven. Van de kinderen geboren in de 80ste—36ste week van het vruchtleven, sterft nog een groot percentage door aangeboren lichaamszwakte. Met zekerheid laat zich te voren nooit iets zeggen. De waarschijnlijkheid, dat een kind spontaan door aangeboren lichaamszwakte gestorven is, is derhalve des te grooter naarmate het jonger is dan 30 weken, des te kleiner naarmate het ouder dan 36 weken is. Een kind. dat korter dan 40 c.M. en welks fronto-occipitale hoofdomvang kleiner is dan •'! c.M.. is bijna zeker nog ongeschikt om extra-uterine te blijven voortleven. De meeste waarde moet. ter beoordeeling van de vraag of liet kind levensvatbaar was. aan de lengte worden toegekend : deze moet dan ook altijd bepaald worden. Kinderen, korter dun 40 c.M. zijn zoo goed nis zeker niet geschikt om zelfstandig te blij ren voortleren. zelfs wanneer de andere kenmerken er i> t rij zen. dat zij ouder zijn dan Sn tceken. De kenmerken voor dit tijdstip (einde van de 30e week) zijn. behalve een lengte van minstens 40 c.M.: le een gewicht van 1500—2000 gr.. 2® het kind is. afgezien van het gelaat waar zij reeds verloren kan zijn gegaan, geheel bedekt met lanugo, 3e het hoofdhaar is kort (0,5—1 c.M.). donker en in geringe hoeveelheid aanwezig, 4e het kind heeft een begin van panniculus adiposus, waardoor de lichaamsvormen wel eenigszins afgerond zijn, doch het kind toch mager is. 5®. de testikels bevinden zich bij jongetjes reeds in het gerimpelde scrotum, of ten minste in het lieskanaal, terwijl bij meisjes de labia majora door begonnen vetafzetting wel promineeren, doch de kleine schaamlippen en de clitoris nog niet bedekken, 6® de nagels aan de vingers reiken bijna tot aan de vingertoppen en beginnen reeds hard te worden, (') Het is zeer goed mogelijk, dat in Indië minder oude kinderen in leven kunnen blijven dan in Europa; de omstandigheden zijn in het warme klimaat zooveel gunstiger. Hiervan weten wij echter nog niets. Daarom is het verstandig onze conclusie te baseeren op de ondervinding in Europa opgedaan: dit is toch het voordeeligste voor de beklaagde. /" in het roetuni vindt men een ruime hoeveelheid donkergroen inekonium, S* de hersenen vertoonen gyri. 9'1 in den calcaneus vindt men gewoonlijk een beenkenn van + 5 m.M. doorsnede, 106 de membrana pupillaris is geheel, ut' althans grootendeels, verdwenen liet onderzoek van het beenstelsel. Het eenvoudigste is: te zoeken naar de volgende kenmerken: aanwezigheid van een duidelijken sulcus achter den proc. zygomaticus, welke eindigt in de spleet tussohen de ala magna van het sphenoïd en het frontale: aanwezigheid van den aanleg van de 2de kies (als een schilfertje email zich voordoende) en gladheid van de tubera pariëtalia en frontalia. De kenmerken van een vrucht geboren op het einde van de 36ste week zijn: een lengte van 12—44 c.M.; een gewicht van ongeveer 2000 gr.; het gelaat is weinig gerimpeld, eenigszins gevuld; de lanugo begint uit te vallen: beenkern. welke in het midden der 5de maand in den calcaneus optreedt, is thans op doorsnede •> m.M.; de placenta weegt ongeveer 460 gr. en de navelstreng is ongeveer 47 c.M. lang. Over de kenmerken van een voldragen vrucht liet volgende. In het algemeen is een oogopslag voor ons voldoende, om te kunnen zeggen ot het kind al dan niet voldragen is. doch hieraan heeft de rechter niets; hij heeft feiten noodig, welke wij hem moeten mededeelen. Daarom heeft men te bepalen: het {inricht (zoo dit mogelijk is;, de lengte, de afmetingen run het hoofd, de aan- of afwezigheid van een beenkern in (Ir onderste fenmr-epiphi/srn en het aan- of afwezig zijn van i gescheiden alveolen in elke onderkaakshei ft. Daar echter alle maten normaliter schommelen tusschen betrekkelijk wijde grenzen, zoodat de waarde er van slechts relatief is. kan men nooit op één maat afgaan, doch moet. door combinatie van de gegevens, opgeleverd door het onderzoek der verschillende punten, tot een conclusie komen. In het algemeen kan men zeggen, dat het kind voldragen is. wanneer de lengte niet kleiner is dan 50 c.M. en de horizontale hoofdomtrek niet (') De bulbus wordt uit de orbita verwijderd, in het midden frontaal aangesneden en onder water met de schaar frontaal gehalveerd. Men legt de voorste helft, met de cornea onder, op den bodem van het schaaltje en pelt onder water de chorioïdea met het corpus ciliare en de iris los (niet den achterkant van het mes, waarbijskiera met een pincet gefixeerd wordt), spreidt de iris op een objectglas uit en onderzoekt haar met een loupe. Het onderzoek is niet zoo gemakkelijk als het lijkt en kan gevoegelijk nagelaten worden, daar de overige kenmerken voldoende gegevens opleveren om den ouderdom van de vrucht te bepalen. Slechts volledigheidshalve wordt dit onderzoek hier vermeld. De pupillaire membraan is een dun vüesje met radiair verloopende bloedvaatjes. het ina perforatie!) bijna 7.5 K.G. bedroeg. Naar beneden zien wij. dat het herhaaldelijk 2 a 3 K.G. bedraagt; hoogst zelden is het minder dan 2 K.G.; toch kent men ook een geval, waar het 1.2 K.G. was. Dergelijke kinderen zijn dan wel voldragen, doch slecht ontwikkeld en daardoor weinig geschikt om zelfstandig voort te leven. Men weet, dat in de eerste 2—5 dagen na de geboorte het gewicht constant vermindert, soms zelfs met meer dan 250 gr. Ook na den dood verliest de neonatus aan gewicht, in enkele dagen zelfs (in Europa) 300—400 gr., zoodat volgens Brouardel het gewicht van de lijkjes van voldragen kinderen, zooals die tot onderzoek komen, gemiddeld slechts 2.75 K.G. bedraagt. b. Lengte. Deze kan altijd gemeten worden en heeft daarom meer waarde voor de practijk dan het gewicht, dat door gebrek aan een geschikte balans allicht niet te bepalen is. De lengte is meestal ongeveer 50 c.M.. doch schommelt tusschen 4t> en 54 c.M.; er zijn ook gevallen bekend van 40.5 en 62.4 c.M. Om het kind goed te meten, moet men het lichaam strekken, de voeten rechthoekig op het onderbeen zetten, twee staafjes of mesjes aan kruin en hielen loodrecht op de lichaamsas plaatsen en daar tusschen den afstand bepalen. c. Afmetingen van het hoofd. De fronto-occipitale is meestal 11.5 c.M. en schommelt tusschen 10.5 12 c.M.; de bipariëtale is gemiddeld 9 c.M. en schommelt tusschen 8.5 en 10 c.M.; zoowel naar boven als naar beneden komen grootere schommelingen voor, afhankelijk van het geboortegezwel en de defiguratie van den schedel door het barings-mechanisme. De fronto-occipitale omtrek is gemiddeld 34.5 c.M. Deze afmetingen moeten alle bepaald worden, minder omdat zij alle waarde hebben voor het vaststellen van den leeftijd van de vrucht, dan wel omdat de kennis er van van groot belang kan zjjn, b. v. om de waarschijnlijkheid van liet plaats gehad hebben van een partus praecipitatus te kunnen beoordeelen. d. Beenkern in de onderste femur-epiphyse. Deze beenkern treedt gewoonlijk op tegen de tweede helft van de laatste zwangerschapsmaand, doch ook wel vroeger (8e maand). Zij doet zich voor als een roode, ronde, sponsachtige, beenige plek midden in het kraakbeen: bestaat ei reeds rotting, dan is gewoonlijk de beenkern geelbruin tot geelwit en liet kraakbeen vuilrood. Zij is lensvormig pig. a Beenkern in —r> of' meer f9.8!) m. M.: de afmeting kan rechts en links verschillen en zelfs kan het gebeuren, dat slechts aan één zijde een heenkern aanwezig is. Niet zoo zelden ontbreekt zij bij voldragen kinderen (12 maal bij 102 neonati, Hartmann. 1869; 14 keer bij 41:5 kinderen, Liman, 1889; Vibert daarentegen miste haar slechts 2 maal op meer dan 300 lijkjes van kinderen, die volgens de overige kenmerken voldragen wareni. De aanwezigheid ra» een beenkern in de onderste femur-epiphyse pleit er voor, dat het kind roldragen of bijna rotdingen ?W). De afwezigheid van die beenkern pleit niet tegen het rol dragen- zijn. e. Aanwezigheid van 4 gescheiden alveolen in de onderkaak. Bij neonati vertoont iedere onderkaakshelft, op een hoogt' uitzondering na, 4 alveolen, welke door tusschenschotten volkomen van elkaar gescheiden zijn. Daarachter vindt men aan weerskanten één groote holte, welke gewoonlijk door eeti onvolkomen tusschenschot onvolledig in tweeën verdeeld is. Soms vindt men slechts .°> volkomen gescheiden alveoli. soms aan de eene zijde 3 en aan de andere 4: een enkele maal ook wel eens •">. Hoe men dit onderzoekt, zal later bij de sectietechniek voor den neonatus gezegd worden. Veiliger is het. doch het duurt wat langer, om de onderkaak, na afloop van de lijkopening, te exarticuleeren en de weeke deelen in water te laten wegrotten, zoodat de kaakhelften geskeleteerd worden en men met het grootste gemak een oordeel over den toestand der alveolen kan uitspreken. f. Verdere teekenen van het voldragen zijn. De nageltjes aan de vingers steken iets boven de toppen uit. die van de teenen niet. Het sc rot u m is gerimpeld en bevat beide testikels: bij meisjes bedekken de sterk uitpuilende lab ia majora pudendi de kleine schaamlippen en de clitoris. Soms vindt men reeds een been kern in de bovenste tibia-epiphyse en in het cuboïd en bij uitzondering ook in de bovenste humerus-epiphvse (-i. Het aanwezig zijn ran een beenkern in de bovenste tibia-epiphyxc, in het ruboid en in de bovenste h mnevus-epiphgse, pleit roor het voldragen zijn ran de vrucht: het ontbreken ran die beenkernen pleit er echter niet tegen. De versche placenta weegt gemiddeld 600 gr., is 16—11» c.M. lang. 13,5—16 c.M. breed en 3 c.M. dik en de n a v e ls t re n g is gemiddeld ■">(• c.M. (:l). f1) Mot bijna voldragen wordt bedoeld, dat het kind over 4—6 weken voldragen zou zjjn. O Zie noot op bl. 28. I") B(j 46 gevallen van kinderen, geboren uit Inlandsche moeders, was liet gemiddelde gewii-ht van de placenta (500 gr., het minimum 170 gr. en het maximum 850 gr.: Het is niet nnodig. «lat al de genoemde teekenen aanwezig zijn, 0111 tot het voldragen zijn van de vrucht te mogen besluiten. Een kind van 50 c.M. lengte met een gewicht van 8K.fi. kan verklaard worden voldragen te zijn. zelfs daar. waar de beenkern in de onderste epiphyse van het femur nf de tusschenschotten der alveolen ontbreken: omgekeerd ook. wanneer b. v. wel een beenkern aanwezig is. de lengte 47 c.M. en het gewicht 2.5 K.(>. bedraagt, enz. enz. Bij een lichaamsgewicht van 2.5 K.G.. een lengte van 50 c.M. en een beenkern in de onderste f'em ur-epiphyse zal men zeggen, dat het kind bijna voldragen is. doch dat niet precies de ouderdom is op te geven. 2. Dood van het kind door fouten in aanleg, of in ontwikkeling. Het kind kan spontaan in de eerste uren na de geboorte gestorven zijn, omdat liet. hoewel a terme geboren, door bepaalde afwijkingen ongeschikt was om voort te leven: dergelijke kinderen kunnen echter ook met opzet gedood worden. De levensonvatbaarheid van het kind zal in een geval \an kindermoord als verzachtende omstandigheid worden aangemerkt, evenals de ongeschiktheid tot zelfstandig voortleven door aangeboren lichaamszwakte. waarvan hiervóór reeds sprake was. I inden wij een aar oorzaken genoemd worden, waardoor «Ie gaswisseling tusschen moeder en kind zóó belangrijk gestoord wordt, dat het kin,l er door bezwijken kan. Hierbij wordt nu niet de circulatie in de navelstreng, doch die in de placenta materna gestoord. Die oorzaken zijn de z.g.n. krampweeën, welke juist bij geheime i>evallingen herhaaldelijk zouden voorkomen en waarbij de uterusbloedvaten worden dicht gedrukt en de losmaking van de placenta te snel geschiedt een langdurige Waring door weeënzwakte, rigiditeit van de weeke deelen der moeder (oude primipara», enz. Het laatste moment zal echter bij heimelijke bevallingen en daarmede heeft men in gevallen van kindermoord zoo goed als altijd te maken, zelden in het spel zijn. daar die bevallingen juist zeer snel plegen te verloopen fbl. 10). Toch doet men goed alles te noteeien, waaruit kan blijken, dat de partus lang geduurd heeft (groot hoofd met dicht hij elkaar liggende schedelbeenderen, waardoor geringe moulage: impressies van den schedel; intracranieele bloeding) om zoodoende het doodgeboren zijn van het kind te kunnen verklaren, doordat de mogelijkheid van een langdurige baring niet is uit te sluiten, ja deze zelfs waarschijnlijk is te achten. ' Is om de eene of andere reden de gaswisseling gestoord, dan zal he? kind ademhalingsbewegingen maken, zoodra liet bloed zoo hvpoxyhaemisch is geworden, dat het het ademhalingscentrum prikkelt. Het kind zal dan asphyctisch (i) of dood ter wereld komen; asphyctisch geboren kinderen sterven vaak spoedig na de geboorte. In dergelijke gevallen zullen wij door ons onderzoek wel kunnen uitmaken, dat het kind in utero asphyctisch werd. doch niet of het in utero dan wel na de geboorte stierf. Het asphyctisch geboren en daarna gestorven zijn. respect, het dood ter wereld gekomen zijn. is met groote zekerheid aan het lijkje te herkennen dooi toe te passen, hetgeen in het hoofdstuk over de diagnose van den dood door verdrinking geleerd wordt (dl. 1. bl. 172i. I)e kleine circulatie zal aanvangen, waardoor in de aorta en daardoor in de artt. umbilicales, minder bloed komt te stroomen (en «le asphyxie toeneemt., terwijl het kind tegelijkertijd het troebele vruchtwater met zijn corpusculaire elementen en mekonium, vaginaal slijm en eventueel ook bloed aspireert. Dit laatste kan niet geschieden, wanneer mond en neus door de ei\ liezen of door het baringskanaal afgesloten zijn. dan wel, hetgeen veel zeld- (•> Feitelijk verdrinkt l.et kim! in liet vruchtwater; zelf. bjj «ebroken vliezen « vat ,1e uteius gewoonlijk noff Kenoeg vruchtwater om het kind te doen verdrinken. ls whlel' gewoon te spreken van iutni-uteriw of fntale mpliyxk. zamer is. de hals te veel gestrekt is (aangezichtsligging i of een stijve omstrengeling van den hals bestaat f1). In het algemeen zal ook in de foetale longen het vruchtwater niet zoo gemakkelijk, d. i. even diep. indringen als het verdrinkingsmedium bij een persoon, die reeds geademd heeft en daardoor als het ware ontplooide longen bezit. Het ontbreken run vruchtwater en zijn bestanddeelcn in de hichticegen bewijst derhalve niet. tint het kind niet door intra-nterine aspligxie gestorven is. In dergelijke geraden is d< foetale asphy.vii niet aantoonbaar en doet de ■sectie geen doodsoorzaak vinden. doch evenmin feiten, welke op een gewelddadigen dood ran het kind wijzen. De ademhalingsbewegingen en daarmede de aspiratie, zullen des te heftiger zijn. naarmate het kind krachtiger is: hoe dunvloeibaarder het vruchtwater is. des te meer en des te dieper zal het geaspireerd worden. Gewoonlijk komt het vruchtwater niet dieper dan de groote bronchiën. omdat het slijmig is, doch bij krachtige terminale ademhalingen kan het tot in de kleinste bronchioli doordringen. Makroskopisch ziet men in gevallen, dat vruchtwater geaspireerd werd, in de luchtwegen: rerni.r caseosa, epidermisschubjes en dotjes lanugo (onderzoek op donkere onderlaag!), welke door opgelost mekoniura groen kunnen zijn. Dit moet soms mikroskopisch gecontroleerd worden, omdat men in een gegeven geval ingedrongen faecaliën i wanneer het kind levend in een latrine geworpen isi er mede kan verwisselen. In de tongen ziet men de klompjes vernix caseosa als kleine, tot katjang hidjoe groote. geelwitte, scherp begrensde. iets promineerende haardjes, welke onder de pleura gelegen zijn. Mekonium-klompjes doen zich als groene haardjes voor. In den regel wordt er ïnekonium geaspireerd, waardoor men dit in den larynx vindt en waardoor de inhoud der bronchiën groen is: in de longen ziet men dan groene haardjes. Aspiratie van mekonium ziet men vrij constant, wanneer het kind een hoofdligging heeft, omdat het mekonium specifiek zwaarder is dan vruchtwater en dus naar beneden zakt. Eveneens wordt er gewoonlijk wat bloed geaspireerd, omdat door het loslaten der placenta bloed zich met het slijm mengt. I1) Schultze i IStitii heeft er Je aandacht op gevestigd, dat asphyxie ook kan optreden door langzamerhand optredende verminderde en ten slotte opgeheven prikkelbaarheid van het ademhalingscentrum, zonder dat het tot ademhalingsbewegingen komt. Men ziet dit bjj afwisselende opheffing en weder tot stand koming der placentaire ademhaling, zooals bjj snel op elkaar volgende, krachtige weeën voorkomt. Te diagnosticeeren is deze gang van zaken slechts per exclusionem, wanneer de longen geen lucht noch vruchtwaterbestanddeelen (bij mikroskopisch onderzoek) bevatten, er geen tastbare doodsoorzaak te vinden is en er geen reden is om aan te nemen, dat, al vindt men geen lucht in de longen, het kind buiten het moederlichaam geademd heeft (bl. 12). Experimenteel is het aan Thoinot en G. Brouardel gebleken, dat de weiking van As203, gemengd met leverbrei, geringer is dan van As20.f alleen; hetzelfde geldt voor strychnine- en atropinesulphaat. Roger (1887) vond bij injectie in de vena portae van morphine, strychnine, atropine en dergelijke, dat (bij voldoende verdunning) een tweemaal grootere dosis door de dieren verdragen werd dan bij injectie in een vena der groote circulatie ; voor curare was dit zelfs driemaal het geval. Hij vond de ontgiftende werking der lever evenredig aan het glycogeengehalte. Dat de ontgiftende werking van een zieke lever allicht kleiner is dan van een normale kan men a priori vermoeden, een feit, dat eveneens van groot gewicht voor de tropen is. Nog op één feit moet de aandacht gevestigd worden, n.1. dat de lever soms plotseling groote hoeveelheden vastgelegd vergif weer kan loslaten, in plaats van dit langzamerhand te doen; dit is b.v. voor vastgelegd As bekend. Onder dergelijke omstandigheden komt het tot een plotseling optreden van, of verergering der symptomen al naar gelang er van te voren reeds verschijnselen van intoxikatie bestonden of niet. Dat de toestand der NIEREN een factor van groot belang is, is duidelijk wanneer men bedenkt, dat de verschijnselen eener intoxikatie afhankelijk zijn (afgezien van de locale door caustica en irritantia) van de hoeveelheid vergif, welke op een gegeven oogenblik in het bloed circuleert en deze bepaald wordt, eensdeels door de resorptie, anderdeels door de eliminatie. Alle vergiften nu worden hoofdzakelijk door de nieren geëlimineerd en daarmede uit het lichaam verwijderd, daar de resorptie in de blaas, althans in een gezonde, zeer gering is. In het algemeen treedt de eliminatie snel op en is het \eigif (al of niet veranderd) reeds kort na het optreden der eerste resorptieve symptomen in de urine aan te toonen. Bij vet moeden van intoxikatie moet de urine dan ook altijd voor chemisch ondei zoek bewaard worden. Zoo noodig moet zij met den katheter ontlast worden. Alle ziekelijke afwijkingen van de nieren, waardoor deze insufficiënt zijn, werken derhalve het tot stand komen van een intoxikatie in de hand. Zoo kunnen bij schrompelnieren zelfs geringe, therapeutische doses Hg tot intoxikatie en zelfs tot den dood leiden; van daar de raad om bij het instellen v an een Hg-therapie vooraf de urine te onderzoeken en dit tijdens de geheele behandeling te blijven doen. Zoo deelde Brouardel in der tijd het volgende leerrijke geval mede. Een poelierster bleef zitten met een lekkeren ge\ ulden kalkoen; zij vond het zonde om het beest beneden den prijs weg te doen en tracteerde er daarom haar familie en kennissen op. "Van de 12 personen, die aan de smulpartij deelnamen, werden er 11 ziek; de poelierster zelve bezweek; zij was alcoholica en had schrompelnieren. Voor de definitieve eliminatie van het vergif uit het lichaam heeft die langs de nieien de meeste beteekenis. Ook andere klieren nemen wel aan de eliminatie deel, Bij het vermoeden ran into.rikatie moet het braaksel (en ,le ontlasting) dan ook altijd foor chemisch onderzoek bewaard u-orden. Lt n zuiver locals werking zouden ook hebben de z.g.n. mechanisch luikende vergiften, zooals glaspoeder, bamboe- en tijgerharen, stoffen, welke in de Inlandsche maatschappij tot gifmoord heeten gebruikt te worden en waarop wij later met een enkel woord zullen terugkomen. B. Verschijnselen, afhankelijk van de inwerking van het vergif op een of ander verwijderd orgaan of apparaat (organen, apparaten). Afgezien van de z.g.n. mechanisch werkende schadelijkheden, de irritantia en de caustica, ontvouwen de vergiften eerst hun werking na opneming in het milieu intérieur (bloed en weefselvocht), waardoor zij de gelegenheid hebben hun specifieke affiniteit tot de organen te toonen. Ook bij de beide laatste groepen van vergiften kunnen resorptieve verschijnselen voorkomen, welke soms zelfs, b.v. bij de carbolintoxikatie, op den voorgrond treden. In het algemeen is de werking van een vergif (afgezien van de locale) des te krachtiger naar mate de resorptie sneller en de eliminatie langzamer geschiedt; dan circuleert op een gegeven oogenblik de grootst mogelijke hoeveelheid vergif in het lichaam en komt daardoor tot inwerking op organen en apparaten. Het meerendeel der vergiften oefent geen invloed uit op het bloed als zoodanig; is dit wel het geval, dan spreekt men van bloedvergiften. De werking op het bloed kan verschillend zijn, zoodat de bloedvergiften in meerdere groepen onderverdeeld worden, hetgeen voor de practijk in Indië niet gewichtig is, daar men hier eigenlijk slechts alleen met HCN rekening te houden heeft. De andere bloedvergiften komen piactisch niet voor, behalve het CO; elders (I, bl. 248) werd reeds gesproken over het aantoonen van CO in het bloed en de weefsels om uit te maken, of een persoon al dan niet levend verbrand, d.w.z. aan CO-intoxikatie bezweken is. Vergiftiging in den zin der strafwet komt met CO niet voor. Reeds vroeger werd gezegd (bl. 117), dat de vergiften na opneming in het bloed niet gelijkmatig over de verschillende organen verdeeld, doch bij voorkeur in een bepaald orgaan opgehoopt worden. Dit kan gebeuren, zonder dat hierdoor klinische symptomen van eenige beteekenis ontstaan. Zoo wordt morphine wel degelijk opgehoopt in lever, milt, beenmerg en spieien, doch de klinische verschijnselen bij een opium(morphine)ïntoxikatie worden beheerscht door den invloed op het centrale zenuwstelsel. Bij chronische intoxikaties vindt men zelfs vaak belangrijke hoeveelheden vergif in bepaalde organen opgehoopt, zonder dat dit klinische verschijnselen geeft. Treden, door opneming van het vergif in het bloed, degeneratieve veranderingen (parenchymateuse, doch vooral vettige degeneratie) in de groote parenchymateuse organen op, dan spreekt men van parenchymvergiflen; hiertoe behoort het arsenik, waarbij de degeneratie echter niet belangrijk pleegt te zijn (J). Bij de overgroote meerderheid der vergiften doen zich verschijnselen voor van den kant van het zenuwstelsel, wijl dit het hoogst gedifferentieerde en daardoor het gevoeligste apparaat is; treden deze op den voorgrond, dan spreekt men van zenuwvergiften. Tot de zenmevergiften behooren alle snel en in kleine doses doodende vergiften. Bij de zenuwvergiften wordt altijd een of ander onderdeel van het zenuwstelsel in het bijzonder aangetast, b.v. de gangliëncellen der voorste hoornen van het ruggemerg (door strychnine), terwijl soms verschillende onderdeelen niet gelijk reageeren op éénzelfde vergif; zoo prikkelt atropine de oculomotoriusuiteinden in de iris en verlamt die van den symphaticus. De zenuwvergiften zijn des te gevaarlijker, naarmate zij meer invloed op respiratie en circulatie uitoefenen. Worden de gangliëncellen, onder wier invloed deze processen staan, niet door het vergif gedood, doch wordt alleen haar biochemisme zoo gewijzigd, dat de functie wordt opgeheven, dan is vaak door mechanische hulpmiddelen (kunstmatige ademhaling, enz.) het leven nog te redden; dit geldt b.v. voor intoxikatiën door opium. De verschijnselen, welke de zenuwvergiften, nadat zij in den vochtstroom van het lichaam zijn opgenomen, veroorzaken, kunnen dan ook zeer verschillend zijn. In het algemeen zijn het prikkelings-of verlammingsverschijnselen van een bepaald gedeelte van het zenuwstelsel, waardoor van zelf de aandacht op een bepaald vergif gevestigd wordt. Algemeene krampen komen voor bij intoxikatie met strychnine en pikrotoxine. Mydriasis treedt op door atropine. Miosis door opium (morphine). Deliriën door atropine. Koma door opium (morphine), HCN en phenol. Pulsris freqaens door atropine. Vochtige huid door opium (morphine). Droge huid, mond en keel door atropine. Priapismus door cantharidine. Nauw verwant met de zenuwvergiften zijn de hartvergiften, waarbij de werking op het hart op den voorgrond treedt; zij zijn van weinig beteekenis voor de praetijk der gerechtelijke geneeskunde. Zij illustreeren echter duidelijk de vaak hoogst specifieke wijze, waarop een vergif werkt. Zoo prikkelt digitalis de vaguskernen, verlamt atropine O Veel belangrijker pleegt de vettige degeneratie bij P-intoxikatie te zijn; Wj die, voor Indië niet belangrijke, intoxikatie ziet men, hiervan afhankelijk, vergrooting rit ii de lever, iktei'm en bloedingen. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE en prikkelt pilocarpine de vagusuiteinden in het hart, zoodat de beide laatste stoffen echte antagonisten zijn. Sommige hartvergiften tasten niet alleen het nerveuse apparaat, doch ook de spiercellen van het hart zelve aan. C. Verschijnselen, afhankelijk van de eliminatie van het vergif. Na geresorbeenl te zijn. worden de vergiften na korteren of langeren tijd, en min of meer veranderd, uit het lichaam geëlimineerd; hierbij kunnen veranderingen in de uitscheidende organen optreden, welke het anatomische substraat zijn voor de z. g. n. eliminatie-verschijnselen, doch tevens de verdere eliminatie kunnen beperken en zelfs beletten. Sommige vergiften worden, ten minste voor de grootste hoeveelheid, als zoodanig geëlimineerd en zijn dus in de excreta als zoodanig terug te vinden. Dit geldt voor het meerendeel der alkaloïden. Andere vergiften ondergaan in het maagdarmkanaal, in het bloed of in de weefsels een verandering, waarbij zelfs de giftige eigenschappen geheel verloren kunnen gaan; zoo wordt b. v. het phenol grootendeels geëlimineerd als het onschadelijke phenolzwavelzuur. De eliminatie geschiedt bij alle vergiften (behalve de gasvormige; in hoofdzaak door de nieren en verder langs het slijmvlies en de klieren van den tiibns digestorius, langs de klieren der huid en eventueel door de mamma. De eliminatie langs de nieren treedt snel op; arsenik vindt men al na een uur in de urine. l'rine en ƒ'«<•*•<•* moeten ook om ile*e rede» altijd tot tmiler ontler*oek beit'tut i'it worden. Tengevolge van het elimineeren van het vergif uit het lichaam kunnen allerlei verschijnselen optreden, welke eensdeels het symptomencomplex duidelijker, anderdeels onduidelijker maken; het laatste is b. v. het geval, wanneer door een toxische nephritis uraemie optreedt. Bovenaan staat de eliminatie langs de nieren en de verschijnselen, welke hiervan het gevolg kunnen zijn; dit zijn eensdeels veranderingen van de urine als zoodanig en anderdeels algemeene verschijnselen, afhankelijk van een toxische nephritis met nierinsufficiëntie. a. Urine. De eenvoudige overgang in de urine van het al dan niet veranderde vergif kan op zich zelf reeds opvallende verschijnselen geven. Zoo ruikt bij carbol-intoxikatie soms de urine naar phenol en wordt zij aan de lucht groenzwart. b. Toxische nephritis. Zij geeft in hoofdzaak verminderde urinesecretie (soms zelfs aniirie) met albuminurie, cylindrurie en soms haematurie; dit laatste symptoom moet ons dadelijk aan de mogelijkheid van een cantharidine-intoxikatie doen denken, omdat het daarbij vaak voorkomt. 4. Is de maag sterk veranderd en heeft men voor perforatie bij het manipuleeren te vreezen, dan opent men bij de inspectie der buikholte haar in situ over een klein gedeelte van de curvatura major en vangt den inhoud in een flesch of kommetje op. Is de maag reeds geperforeerd dan wordt de inhoud- uit het cavum peritonaeï geschept en bewaard. 5. Bij de sectie van de buikholte begint men met den darm uit het lijk te verwijderen, na dubbele onderbinding en doorsnijding, tusschen de ligaturen, van de flexura duodeno-jejunalis (na lossnijding van liet colon transversum van zijn mesenterium) en van het colon rectum. De darminhoud wordt, door den darm tusschen de vingers door te halen, weggestreken en in een flesch opgevangen. Daarna wordt de darm op de gewone wijze geopend en onderzocht; het slijmvlies wordt echter niet afgespoeld doch, zoo noodig, door zachtjes strijken met het mes schoongemaakt. Na het onderzoek wordt de darm in dezelfde flesch als zijn inhoud gedaan. 6. Daarna verwijdert men oesophagus (klieven van het diaphragma tot aan den hiatus oesophageus; ligatuur van den slokdarm op die plaats; doorsnijding boven de ligatuur), maag en duodenum en onderzoekt ze op de gewone wijze. De inhoud van maag en duodenum wordt met de organen zelve in de darmflesch bewaard; men kan de maag boven de flesch openen of haar door een helper aan de curvatura major laten optillen, deze langs een gedeelte openen en den inhoud er met een kopje uitscheppen. 7. Milt, nieren, lever en bekkenorganen worden daarna op de gewone wijze uitgesneden, onderzocht en bewaard. Van de lever, door evenwijdige sneden in plakken van 3 c.M. dikte verdeeld, bewaart men minstens de helft in een aparte flesch; de overige organen te zamen in één flesch. Vóór dat men de bekkenorganen uitsnijdt ontlast men met een katheter de urine, welke afzonderlijk bewaard moet worden. Bij lijken van vrouwen gebruikt men het best een zeer dikken katheter en knijpt men de vulva er om heen dicht, daar anders de urine, bij het leegdrukken van de blaas, allicht langs hem wegvloeit en daardoor verloren gaat. In het algemeen bewaart men beter te veel voor een nader onderzoek dan te weinig. Men neemt liefst nieuwe, wijdmondsch stopflesschen, van minstens 2 L. inhoud, welke 3-maal met gedestil'eerd water worden omgespoeld. Zijn er alleen oude flesschen te krijgen, dan moeten zij eerst met sterk C1H, dan met gewoon water en ten slotte 3-maal met gedestilleerd water omgespoeld worden. Men roept de hulp van zijn lastgever in om de flesschen en de noodige hoeveelheid conservatievloeistof tot zijn beschikking te hebben. Men doet echter goed en verstandig met altijd een 8-tal flesschen en eene ruime hoeveelheid formaline in voorraad te hebben om bij oproeping onmiddellijk gereed te zijn. Als conservatievloeistof moet men 3-maal het volume der te bewaren massa aan een ongeveer 4 %-formaldehyde-oplossing gebruiken: deze Bij een exhumatie moet men bovendien voor het nader onderzoek nog andere dingen dan organen, enz. bewaren en hierbij onderscheid maken tusschen de gevallen, waarin een doodkist en waarin er geen gebruikt werd. Bij het opgraven van lijken van Mohammedanen, welke in den regel ongekist begraven worden, doet men, met het oog op de eigenaardige wijze \an begia\en, goed het graf van de W-zijde af te openen. Door de aanwezigheid van de paaltjes (paösan) aan het hoofd- en voeteinde, welke N.-Z. geplaatst worden, is dit niet moeilijk. Men doet een ruimen kuil graven ten W. van en naast het graf, zoodat het dak (raganj van de nis, waarin het lijk op de rechterzijde en met het hoofd naar het N. gericht, geplaatst werd, bloot komt te liggen. In den kuil moet men zich gemakkelijk kunnen bewegen om, na wegneming van het dak van de nis, het lijk op zijn gemak in situ te kunnen onderzoeken en het vervolgens er uit te kunnen doen halen. Men doet goed f enige breede tieden in den wand van den kuil te doen afgraven. De lastgever heeft er voor te zorgen, dat een voldoend aantal dwangarbeiders of vrije koeli met de noodige patjol bij de hand zijn, om onder persoonlijke leiding van den geneesheer de exhumatie te verrichten. De lastgever heeft er voor te zorgen, dat de identiteit van het lijk boven eiken twijfel verheven is. Men doet de exhumatie het best in de vroege morgenuren en zorgt, indien de afstand wat groot is, reeds den vorigen avond ter plaatse aanwezig te zijn met zijn committent en al de personen, die er verder bij tegenwoordig moeten zijn. Het onderzoek van het lijk verricht men, indien men in de desa is, ter plaatse van de opgraving en neemt voor nader onderzoek mee, hetgeen noodig is. Na afloop van het onderzoek, wordt het lijk weer begraven en de aarde goed aangestampt. De kuil moet zóó diep zijn, dat een flinke Inlander ei geheel in verdwijnt; zoo noodig moet hij eerst uitgediept worden. Heeft men in de nabijheid een geschikt huisje tot zijn dispositie om daar de sectie op zijn gemak te kunnen doen, dan laat men het lijk daarheen vervoeren. Hiertoe wordt het in een tot dat doel meegebrachte lijkkist gedaan; hiervoor moet de lastgever zorgen. In zoo'n geval moet de opgraving bij het krieken van den dag geschieden. Moet men de sectie ter plaatse doen, dan heeft de lastgever er voor te zorgen, dat er een voldoend groote tafel of baleh2 beschikbaar is, waarboven een afdakje van atap of bilik gemaakt wordt. De tafel moet zoo hoog zijn, dat zij ter hoogte van den navel reikt, omdat men anders te gauw pijn in den rug krijgt. Zij wordt zoo geplaatst, dat men ter rechterzijde van het lijk staande, boven den wind is. De lastgever heeft er ook voor te zorgen, dat er eenige petroleumblikken of pasoe met water ter beschikking zijn; het water moet zoo helder mogelijk zijn. De instrumenten, zeep, desinfectantia, enz. neemt men zelf mee. Bij het opgraven van een gekist lijk, laat men de kist bloot leggen en omgraven; daarna worden onder het hoofd- en onder het voeteinde touwen geslagen en wordt de kist uit den kuil getild. Aan het meenemen van een paar sterke touwen moet derhalve ook gedacht worden. Alles, waarvoor gezorgd moet worden, geeft men van te voien, liefst schriftelijk, aan zijn committent op. Gekiste lijken kan men, indien de afstand niet te groot is, naar zijn standplaats doen vervoeren; in zoo'n geval zal men de opgraving tegen het vallen van den avond en het vervoer 's nachts doen plaats vinden. Lekt de kist, dan moet het lijk in een nieuwe gedaan worden. Het gebouwtje, waarin het lijk 's nachts bewaard wordt, moet door de zorg van den committent verzegeld en bewaakt worden, opdat de identiteit van het onderzochte lijk blijft vast staan. Desnoods make men deze autoriteit op de wenschelijkheid hiervan attent. Bij het openen van de kist moet men met zijn helpers boven den wind staan om de ontsnappende gassen niet in te ademen; is de kist geopend, dan wachte men een half uurtje om de stank te doen wegtrekken. Heeft men met een gemetseld graf te maken dan wordt dit geopend en wacht men zoolang met er mensehen in te doen afdalen totdat een kaars, aan een bamboe bevestigd, er in blijft branden. Men kan dit bespoedigen door met een brandspuit lucht in het verwulf te blazen. Is het graf van een niet-gekist lijk of de kist, waarin het lijk begraven werd, geheel geopend, dan begint men met een zorgvuldige inspectie en noteering van alles wat aan het lijk, of de overblijfselen er van, op te merken is. Men verwijdert en bewaart alles wat op en naast het lijk ligt (schraapsel van kajoe tjedano, enz. en speciaal alle metalen en gekleurde voorwerpen). Eerst daarna kan het lijk uit den kuil of de kist getild worden. Is de ontbinding, resp. de rotting, nog niet zoover voortgeschreden, dat men behoeft te vreezen, dat het lijk uit elkaar zal vallen, dan kan men in situ het doodskleed of de kleeren openknippen en het naakte lijk doen optillen en op de tafel leggen. Acht men het beter, dan doet men echter het lijk, gewikkeld in zijn doodskleed of in zijn kleeren, verplaatsen. Yan het doodskleed, resp. de kleeren (bij Chineesche lijken ook van de handschoenen, sokken en pantoffels) en een eventueel bekleedsel van de kist, met enkele der spijkertjes, bewaart men eenige stukken ter grootte van enkele d.M2., genomen van een plaats, waar zij met lijkenvocht of dejecta doordrenkt zijn. Aarde, zooals door Mohammedanen in sommige streken in de kist gedaan wordt en de strooken papier, waarmede Chineezen de kist opvullen, worden natuurlijk verzameld en bewaard; de laatste slechts voor zoover zij met lijkenvocht doorweekt zijn. Hetzelfde geldt voor het lijkvocht, dat zich in de kist opgehoopt mocht hebben, omdat in het algemeen vergiften met dit vocht het lijk verlaten ; daarom moet ook een paar L. aarde onder de kist vandaan bewaard worden, indien zij zichtbaar met lijkvocht doortrokken is (J). In goed afgewerkte Europeesche en in Chineesche doodkisten verloopt de ontundmg zeer langzaam en vindt men gewoonlijk een ruime hoeveelheid lijkvocht, waarop een laag vet drijft (postmortale vettransport: zie de lessen over thanatologie in de alg. pathologie). Natuurlijk moet men derhalve ook bewaren een flink stuk (enkele d.M2.) \an den bodem van de kist, waar deze met het lijkvocht doortrokken is en ter vergelijking ook een stuk van den deksel. Bij kisten uit planken gemaakt, worden deze stukken uit de geheele dikte gezaagd, bij Chineesche kisten worden de plaatsen ter diepte van een paar c.M. er met een golok of beitel uitgekapt. oor (len aanllef van het visum et repertum in een geval van exhumatie zie dl. I, bl. 22. Bij de bespreking van de algemeene pathogenie van de intoxikatien dat is bij de bespreking der ziekelijke veranderingen in de verschillende organen, welke het anatomisch substraat vormen der tijdens het leven waargenomen verschijnselen, is het zaak goed van elkaar te onderscheiden de locale verschijnselen door de werking van de schadelijke stof op de plaats van inwerking (organa digestoria) en die, welke als resorptieve en eliminatoire e ders ontstaan. Daarom zullen wij ook deze verdeeling volgen bij de opsomming der afwijkingen, welke men in gevallen van intoxikatie bij de lijkopening kan aantreffen. I. Locale verschijnselen. a. HUID, MOND, KEEL EN OESOPHAGUS. Afhankelijk van het innemen van het vergif, vindt men bij heftig locaal werkende stoffen (caustica), in voldoend sterke concentratie gebruikt soms afwijkingen aan lippen, mondhoeken, kin en elders, b.v. op de handen' armen en borst, door morsen bij het haastig opdrinken. Ook door het braaksel kunnen zij ontstaan. , Hev iS 0nTdig aarde van een andere rlaats ter vergelijking mede te nemen, 1 !n Lurof gebruikelijk is. Arsenicum komt, evenmin als in Nederland, voor in de aarde van Java, Sumatra en Borneo. Op Java komen slechts papierdunne korstjes " J°°r m 'len krat8r Van 'len PaPandaJ'an; op Sumatra kent men een weinig arsen.kkies en misschien zijn enkele pyrieten arsenikhoudend; in West- (WicHMANN)ra enZ-) k°men Uiterst geringe hoeveelheden As voor in ertslagen Terwijl in Europa in zoo'n geval aan de sterke zuren (J) en loogen het eerste gedacht wordt, denkt men in Indië aan carbolzuur en azijnessence. Bij beide zijn deze strepen en vlekken licht- tot donkerbruin (eerst wit; na verlies van het epitheel bruin) en perkamentachtig, doch door den reuk kan men ze gewoonlijk gemakkelijk van elkaar onderscheiden; indien zij veroorzaakt zijn door azijnessence is de reactie bovendien sterk zuur. De veranderingen in mond, keel en slokdarm hebben hetzelfde adspect als in de maag (zie hieronder); zij komen echter betrekkelijk zelden voor, al ontstaan zij reeds bij geringere concentratie dan de veranderingen van de huid. ierwijl b. v. phenol eerst in 20 %-oplossing caustisch is voor de huid, is een 10 %-oplossing, of een veel zwakkere, het reeds voor slijmvliezen (afhankelijk van den aard van het slijmvlies). De oesophagus is sterk samengetrokken; het slijmvlies ligt in plooien, welke in de lengterichting verloopen; het slijmvlies kan in groote lappen losliggen of reeds losgelaten hebben. Ofschoon men in het algemeen meer cauterisatie van het maagslijmvlies dan van het slijmvlies van mond, keel en slokdarm ziet, omdat de vloeistof de laatste snel passeert, doch in de maag lang met het slijmvlies in contact blijft, komt bij uitzondering het omgekeerde voor. Het kan derhalve gebeuren, dat wel de mucosa van mond, keel en oesophagus nekrotisch is, doch die van de maag niet (*). Regel is het echter, dat in de maag en in het onderste gedeelte van den slokdarm de meeste veranderingen voorkomen: daarbij laat het doode oesophagus-slijmvlies bij de minste aanraking in groote lappen los. Wanneer de persoon zich verslikt heeft, hetgeen bij zelfmoord nog al eens door de opwinding van het oogenblik geschiedt, dan vindt men ook nekrose van het slijmvlies van den larynx; deze kan ook bij uitzondering voorkomen, zonder dat het maagslijmvlies gecauteriseerd is. b. MAAG. De buitenvlakte van de maag kan reeds veranderingen vertoonen. Deze treden op doordat het causticum diep inwerkt; de serosa wordt ter plaatse (') Salpeterzuur geeft een intensief gele verkleuring; zoutzuur, mits niet te veel zwavelzuur bevattend, tast uur met den dood eindigde; men vond geen As in de maag, docli wel in de lever; in twee andere gevallen, waar de dood na 6, resp. 7 dagen volgde, vond men nog wel wat in de darmen en in nog een ander geval, waarin 5 g. na 3 dagen den dood \eiooizuakte onder voortdurend braken en onder voortdurende diarrhee, vond men noch in de maag noch in de lever iets. Taylor, 1. c., bl. 282, vond in een geval van arsenikintoxikatie, waarin de dood na 4 uui intrad, meer As in de lever en de milt dan in het maagdarmkanaal en in een ander geval, waarin de dood na 23 uur optrad, noch in de maag, noch in de darmen, noch in de lever iets. (2) Kryptogamen bevatten zelden giftige alkaloïden; van de inonokotylen bezitten vrij wel alleen de colchicaceeën ze. Bjj de phanerogamen mist men ze bijna in geen enkele familie, doch liet rijkst er aan zijn de papaveraceeën, de solanaceeën en de ïanunculaceeën, terwijl ze nogal veelvuldig voorkomen bij de composieten en de labiaten ze zoo goed als niet bevatten. Colchicaceeën en papaveraceeën komen in Indië niet voor en van de Indische ranunculaceeën en composieten zijn er geen voor ons van belang; slechts onder de solanaceeën komen giftplanten voor, welke voor ons van gewicht zijn, o. a. de ketjoeboeng. vele alkaloïden lang weerstand aan de rotting, soms jaren. Glycosiden verdwijnen veel vroeger uit het lijk. Daarom zal in het algemeen in een geval van intoxikatie met een alkaloïd liet scheikundig onderzoek een positief en bruikbaar resultaat hebben. Ook hier staat men af en toe voor de moeilijkheid, dat het gevonden alkaloïd als medicament gebruikt of als tegengif gegeven kan zijn. Bij subcutane aanwending kan het zelfs in het maagdarmkanaal teruggevonden worden; dit geldt b. v. voor morphine! Bij het vinden van opiumalkaloïden moet verder aan de mogelijkheid gedacht worden, dat men met een opiumschuiver of -eter of morphinist te doen heeft; ook hierop komen wij later terug. Het vinden van een alkaloïd in lijkdeelen is derhalve zonder meer nog geen bewijs, dat het als vergif is toegediend of ingenomen. Om dit te mogen aannemen, moeten de tijdens het leven waargenomen verschijnselen hiermede in overeenstemming zijn en mag er klinisch niets tegen pleiten. Ook hier zijn dan de overwegingen op hun plaats omtrent de hoeveelheid vergif, gevonden in den z.g.n. eersten weg (maagdarmkanaal) en in den tweeden weg (lever en andere organen). Alkaloïden kunnen al heel snel geresorbeerd en geëlimineerd worden, een feit, waarmede men rekening moet houden; b. v. kan men een % uur na het innemen reeds strychnine in de urine vinden. De dosis kan echter te gering (eliminatie! verandering in het organisme) en de tijd sedert den dood te lang geweest zijn (diffusie in de aarde), om een bepaald alkaloïd in een bepaald geval nog te kunnen aantoonen. Ook is het denkbaar, dat een plantenpoeder of -extract e. d. gebruikt is met een nog onbekend of onvoldoende bekend alkaloïd, waardoor het chemisch onderzoek negatief uitvalt; zulk een geval is dan niet in zijn waren aard te herkennen. Practisch moet men met deze mogelijkheid geen rekening houden, omdat zij nooit tot „feiten" leidt (bl. 122), welke de rechter juist noodig heeft (dl. I, bl. 24). Bovendien zijn sommige reacties op alkaloïden zeer gevoelig voor de aanwezigheid van sommige, haast niet van ze te scheiden, ptomatinen en leukomaïnen. Ook hier bewijst derhalve een negatief resultaat niet, dat men niet met een geval van intoxikatie te maken had. En waar door de resultaten van het lijkonderzoek intoxikatie door een alkaloïd nooit te bewijzen is, daar alkaloïden geen kenmerkende veranderingen veroorzaken, kan men in een geval, dat het chemisch onderzoek negatief uitvalt, nooit tot de diagnose intoxikatie met dit of dat alkaloïd komen. Maar de zaak is bovendien moeilijk omdat ptomatinen en leukomaïnen in onzuiveren staat enkele algemeene reacties en sommige ook bijzondere reacties met bepaalde alkaloïden, b. v. met morphine of met strychnine, gemeen hebben. Daarom is een toxikologisch onderzoek een hoogst moeilijke bekend geioorden, tijdens het foren waargenomen, symptomen en niets > r trijen pleit, mag men intoxikatie met het geeonden, chemisch goed gedefinieerde lichaam aannemen. Is er tegenspraak tiisschen de resultaten van het scheikundig onderzoek, het dierexperiment en de klinische verschijnselen of de pathologisch-anatomische veranderingen, dan mag men geen intoxikatfo aannemen met de afgescheiden, c. q. slechts onvolledig gedefinieerde stof. 4. DE BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN. Hiertoe behoort alles, wat het geval verdacht maakte en tot een gerechtelijk onderzoek leidde; voor den medicus hebben in dit opzicht beteekenis de omstandigheden, waaronder de persoon ziek werd en eventueel stierf. Zij hebben voor de herkenning eener plaats gehad hebbende intoxikatie echter slechts de waarde van een ons op den weg helpend, hoogstens van een ondersteunend moment, doch meer niet. Zij zijn absoluut onvoldoende om, wanneer de sectie geen duidelijke, natuurlijke doodsoorzaak deed vinden en ook het nadere onderzoek niets positiefs aan het licht bracht, tot intoxikatie, zelfs in het algemeen, te mogen besluiten. Wij zullen thans achtereenvolgens die verdachte omstandigheden bespreken en daarbij zien, dat inderdaad hun waarde zeer gering is. Daarbij zullen wij die omstandigheden, welke slechts voor den rechter en niet voor den medicus beteekenis hebben, buiten beschouwing laten; voorons heeft het b. v. geen waarde, dat de vermoedelijk vergeven persoon op het punt stond te trouwen en zijn concubine aan den dijk had gezet, enz. Verdacht is het in het oog der wereld, wanneer een oogenschijnlijk volkomen gezond persoon plotseling ziek wordt met braken, diarrhee, enz. (bl. 126), zonder dat er een voor de hand liggende oorzaak voor bestaat, zooals zwangerschap, overmatig veel eten en drinken van alcoholische of sterk afgekoelde dranken, het bedorven zijn van het eten, enz. Vooral verdacht is het voor een leek. indien dit onverwacht ziek worden geschiedt horten tijd na het eten of drinken van een of andere snoeperij, medicijn, enz.; in de gewone Inlandsche maatschappij, waarin vrijwel den geheelen dag door gegeten en gedronken wordt, heeft men er echter al heel weinig aan. Bovendien oefent de slaap een remmenden invloed uit op het uitbreken der verschijnselen, speciaal bij een irriteerend vergif (warangan!), wanneer werkelijk met het eten of drinken een vergif wordt binnengekregen en dit is een punt van veel belang, omdat men in Indië dadelijk of vrij spoedig na den eten, althans na de rijsttafel, welke zich er zoo bijzonder goed toe leent om iemand heimelijk vergif toe te dienen, zich ter ruste pleegt te leggen. Christison C1) zag. dat in enkele gevallen van arsenik-intoxikatie de symptomen eerst meerdere uren na het innemen optraden, zonder dat voor dit opvallende verschijnsel een andere verklaring te vinden was, dan dat de persoon spoedig na het innemen in slaap was gevallen. (') Christison, A Treatise on Poisons, 1845, bl. 50; op bl. 299 haalt h\j de gevallen aan. Zooals echter later blijken zal, kunnen de genoemde omstandigheden hoogstens aan de mogelijkheid van intoxikatie doen denken, daar de ondervinding leert, dat het ziek worden of onverwachts sterven in den regel een heel gewone, natuurlijke oorzaak heeft, n. 1. deze, dat de persoon leed aan een latente ziekte, welke, als iets heel gewoons, kort na een maaltijd met den dood eindigde. Dit alles zal later uitvoerig behandeld worden bij de leer van den onverwachten dood door natuurlijke oorzaken. Ook moeten wij op de mogelijkheid wijzen, welke juist voor de tropen van groot belang is, dat een persoon kort 11a het drinken van een overmatige hoeveelheid ijswater, ijskoud bier of whisky-soda, enz. ziek kan woiden en bezwijken; dit komt vooral dan voor, wanneer hij de groote hoeveelheid kouden drank dronk bij een sterk verhit lichaam en bij een leege, of bij een door sterk gepeperd eten hyperaemische, maag. Ofschoon dergelijke gevallen hoogst zelden voorkomen, is het toch noodig '■1 de aandacht op te vestigen, omdat de verschijnselen nog al verdacht kunnen zijn. Men heeft onder dergelijke omstandigheden een geheel onverwachts optredenden collaps waargenomen, welke met den dood eindigde, doch ook wel gezien, dat eerst na eenige uren de symptomen zich ontwikkelden en dat eerst na dagen de dood optrad. Christison (x) deelt een 0) Christison, l.c., bl. 121. Over de resultaten van een chemisch onderzoek wordt niets gezegd. In het geval van Pyl, dat hy op de vorige bladzijde aanhaalt, had iemand hevige ruzie en dronk op het toppunt van zijn woede een glas koud bier; h« zakte bewusteloos in elkaar en stierf enkele oogenblikken later. De vrouw van den overledene, die aan vergif dacht, waarschuwde de justitie; het onderzoek van het lp deed geen doodsoorzaak vinden. 1)e volgende gevallen zijn verder bij hem t. a. p. te vinden en hebben betrekking op ongevallen door het drinken van een kouden drank bij zeer warm weder, waardoor Z1J ln het bijzonder voor ons van gewicht zijn. Watts heeft een mededeeling gedaan over ongelukken in den warmen zomer van 1818 te New-1 ork, toen de thermometer in de schaduw 33° C. aanwees en het derhalve slechts iets warmer was dan in den drogen moesim in onze woningen in de kuststreken; wij zjjn er echter beter op gekleed. Watts zegt, dat het werkvolk er niet van af te houden was dikwijls en veel koud water te drinken. Vele personen kregen maagpijn voelden zich onwel, werden duizelig en vielen flauw, vervolgens werden zij dyspnoïsch en stierven onder reutelen; sommige kregen een apoplexie, zoodat, zegt Watts de verschjjnselen veel geleken op die van intoxikatie. Haller zag een man, die, sterk verhit, overmatig veel koud water dronk, een acute gastritis krijgen en na 15 dagen sterven; de maag vertoonde ulceraties en gangraen (??). In den zeer warmen zomer van 1825 kwamen in Parijs en andere steden vele ge\allen voor, welke op cholera geleken, doch door de geneesheeren aan het overmatig gebiuik van jjs en yswater werden toegeschreven. Duncan Jr. verhaalt van een boekbinder, die, volkomen gezond, 's morgens vroeg opstond en vuur aanmaakte en een groote hoeveelheid koud water dronk uit een dooide geheele familie gebruikte emmer water. Hij kroop dadelijk weer in bed, over maagpijn klagende, was zeer angstig en braakte voortdurend. Binnen 12 uren stierf hij en de sectie leerde geen doodsoorzaak kennen. Op bl. 120 deelt hij ten slotte nog een, in ons oog meer bewijzend, geval mede, Het onverwachts ziek worden van een te voren (schijnbaar) gezond persoon heeft dan ook in het algemeen slechts een zeer betrekkelijke waarde voor het herkennen van een eventueele intoxikatie; het mag op zich zelf hoogstens het vermoeden ervan bij den medicus doen opkomen, doch verder mag hij niet gaan, Men kan verder sleelits zeggen, dat, zeer in het algemeen, bij acute intoxikatie de verschijnselen onverwachts optreden en snel in hevigheid toenemen, terwijl zij dit bij een spontane ziekte zelden doen. Het geleidelijk en niet in eens opgetreden zijn der verdachte verschijnselen pleit in het algemeen tegen intoxikatie door een massieve dosis (zijnde de meest gewone wijze, waarop vergiftiging gepleegd wordt), doch voor een spontane ziekte. Zijn vermoeden in een bepaald geval uitspreken mag de medicus nooit (behalve waar hij het zijn plicht acht de bevoegde autoriteit te waarschuwen dl. I, bl. 43!), maar wel is het goed. door het nemen van bepaalde maatregelen, te laten merken, dat hij op zijn qui vive is; dit doet hij ïeeds dooi het ten aanschouwe van de omgeving nauwkeurig bekijken van het braaksel, het meenemen van de urine, enz. Daardoor reeds zal een gifmenger allicht van zijn plannen verder afzien. Vroeger werd reeds gezegd (bl. 12fi), dat de symptomen, welke bij een aantal intoxikatie'» gewoonlijk ontstaan, ook hij allerlei ziekten kunnen voorkomen; als zoodanig hebben zelfs de meest verdachte verschijnselen geen waarde voor de diagnose: intoxikatie. Het is goed er hier nogmaals de aandacht op te vestigen, omdat de sectie in den regel te laat geschiedt om het bestaan hebben van ziekelijke afwijkingen in een of meer organen en appaiaten te kunnen aantoonen en daarmede het vermoeden van intoxikatie op den achtergrond te schuiven. Geen enkel symptoom of syndroom is pathognomisch voor intoxikatie. Toch zou men verkeerd doen met daarom in verdachte gevallen ieder denkbeeld van intoxikatie van zich af te zetten. Het feit, dat iemand korten tijd, b.v. V2—1 uur, na het eten of drinken \an het een of ander, of na het innemen van medicijn, ziek werd (en stierf) is dan ook nog volstrekt geen bewijs voor een plaats gehad hebbende intoxikatie; herhaaldelijk pleegt de dood uit een natuurlijke oorzaak geheel onverwachts en wel kort na een maaltijd op te treden bij personen, die schijnbaar gezond waren en door hun omgeving voor niet, of althans niet ernstig, ziek werden aangezien. locli mogen wij aan het samentreffen van het onverwachts en kort na het eten ziek worden niet alle beteekenis ontzeggen, terwijl het zeer zeker van waarde is, wanneer vastgesteld wordt, dat b.v. in 24 uren niets gegeten noch gedionken werd; dan vervalt het vermoeden van intoxikatie van zelf. Lr moet echter op gewezen worden, dat, na het innemen van een vergif zelden dadelijk verschijnselen optreden; dit geldt natuurlijk niet voor sterke CysMkaliam. Lethale dosis 0,250—0,500 g. Het dier geeft vaak een schreeuw, krijgt Manische stijfheid met opistho- en emprosthotonus, wijde pupillen, dyspnee en verlamming van het achterstel. Soms treedt echter in lU—Vs uur verbetering op en is het dier weer spoedig geheel hersteld. Atropine. Groote honden verdragen even groote giften als het zooveel zwaardere paard. Een hond van 25 K.Cr., welke binnen 6 uur tweemaal 0,500 g. inkreeg, vertoonde slechts teekenen van groote onrust en excitatie met aanvallen van krampen, doch was in korten tijd geheel hersteld. Pupilverwijding ontbreekt natuurlijk niet, doch deze komt bij dieren eigenlijk altijd voor, zelfs bij opium-intoxikatie! Strychnine. Vaak worden opvallend groote giften verdragen en het is een bekend feit, dat honden, welke door den veearts met een flinke dosis subcutaan ingespoten worden om ze af te maken, oogenschijnlijk bezwijken, doch later van zelf weer bekrabbelen en geheel herstellen. 0,0005 g. per K.G. gewicht is vaak doodeljjk, 0,001 g. per K.G. doodt iederen hond heet het, doch is, blijkens de zoo even gemaakte opmerking, niet waar. Daar een matig groote hond 10—25 K.G. weegt kan men als doodelijke dosis voor de meerderheid der gevallen 0,010—0,025 g. aannemen. Opium. De hond vertoont als uiting van een opiumintoxikatie een vasten slaap, waaruit hij na l'/s—2 uur plotseling ontwaakt onder het optreden van aanvallen van heftige krampen -, liet dier kan niet opstaan en blijft dan ook liggen. Onder trismus en tetanische krampen treedt de dood in. Ohfila gaf een kleinen, doch krachtigen hond 11,500 g. ruw opium in en bemerkte 41/j uur later zwakte van het achterstel, waardoor het dier op den buik ging liggen; het vertoonde heftige krampen in de gelaats- en rompspieren en groote onrust; de pupillen waren gewoon wijd, de hartscontracties langzaam en zwak; 10 uur na het ingeven traden heftige en frequente convulsies op en verlamming van het achterstel; 's nachts stierf hij. Dit ziektebeeld gelijkt derhalve in niets op hetgeen gewoonlijk bjj den mensch wordt waargenomen en komt zelfs wel wat met rabiës overeen. Over de lethale dosis voor opium per os wordt in de litteratuur gezwegen; alleen vindt men, dat volgens Hertwig (') 11,250—15 g. een hond binnen 24 uren doodt en verder alleen opgaven voor morphine bü subcutane injectie, (voor jonge honden 0,002—0,007 g. per K. G., voor oude 0,065 g. per K. G.; jonge honden zijn derhalve veel gevoeliger dan oude). Hieruit blijkt echter wel, dat de hond in het algemeen niet erg gevoelig voor opium en zijn alkaloïden is. Pikrotoxine. Kleine honden verdragen een grof poeder van 15—20 g. peronvruchten zonder eenig verschijnsel te vertoonen; van fijn poeder werkte 12—15 g. met 1—2 uur doodelflk, indien ten minste geen overvloedig braken optrad. Onder aanvallen van tetanische. krampen, met volkomen verlies van bewustzijn, bezwijkt het dier, terwijl bjj strychnine het laatste verschijnsel niet optreedt. ltirine. Dosis lethalis 0,100—0,200 g. Onder teekenen van een heftige, haemorrhagiache gastro-enteritis met sterke prostatie treedt de dood onder soiunolentie met convulsiën op. (') Gerlach, l.c., bl. 922. (SEKEC1ITEUJKE GENEESKUNDE. 11 VARKENS. Ook het varken vreet vrij wel alles op, wat onder zijn bereik komt en staat dan ook aan toevallige intoxikatie door het opvreten van restanten eten of' braaksel e. d. bloot. Het Indische varken behoort echter niet overal tot hetzelfde geslacht en dezelfde soort, zoodat voor hem zeer zeker nadere gegevens over de werking der verschillende vergiften gewenscht zijn. Arsenik. Bijzonderheden zjjn niet te vinden; alleen werd een geval tegengekomen van een bijna volwassen varken ('/, jaar), dat door 1,200 g. arsenik binnen 40 uur stierf. Koperzouten. Doodelijke intoxikaties van varkens door het eten van in koperen pannen en ketels gekookt en bewaard eten zijn vrij talrijk in de litteratuur te vinden; er blijkt echter niet uit, dat men niet met loodintoxikaties te maken had. In de medegedeelde gevallen vertoonden de dieren krampen, een tuimélenden gang alsof zy dronken waren, zoodat zü telkens omvielen en verlamming van de tong- en pharynxspieren. Strychnine. Lethale dosis ongeveer 0,002 g. per K.tt., zoodat voor een varken nog al veel noodig is en de kans derhalve niet groot is, dat het door strychnine bij toeval vergeven wordt. 0,0012—0,0018 g. per K.G. geeft reeds heftige verschijnselen, welke echter meestal na 2—4 uur verdwijnen. Opium. Als symptomen eener opiumintoxikatie vindt men speciaal vermeld prikkelingsverschijnselen en een intensief bleekt huid. Voor Indië, waar de varkens bijna alle gepigmenteerd zijn, heeft dit laatste verschijnsel uit den aard der zaak niet veel waarde. Een opgave over de lethale dosis voor opium per os is niet te vinden; wel voor morphine bjj subcntane injectie (0,200 g. per K.O.); daaruit blijkt wel, dat het varken zeer ongevoelig voor opium is. Alleen vonden wjj de mededeeling van Hebtwio, dat by een \ hmidtmann'h Handbueh ü. gerichU. Medizin. Bd. I bl. 812! Tardieu onder de schrijvers, die een positief resultaat van het nadere onderzoek niet meer eischten om tot de diagnose intoxikatie te komen; de door Wachholz in zijn werk aangevoerde aanhaling van Tariheu is uit 1857. Tarhiec heeft zich in zijn latere werken echter slechts verzet tegen de meening, dat liet altijd noodig was ;um de lin Frankrijk nog steeds bestaande) jury en aan den rechter het vergif ad ooulos te demonstreeren (1. c. bl. 121). In chronische gevallen, waarin men b.v. dubieert tusschen een chronische warangan-intoxikatie en beri-beri. is er zulk een haast niet bij en kan men meer kans op het voorkomen van voedselintoxikaties bestaat dan in gematigde luchtstreken. Doch bovendien, omdat het in die gevallen alleen zekerheid gevende bacteriologische onderzoek, practisch gesproken, hier te lande niet ingesteld kan worden, achten wjj het innemen van het geschetste, strenge standpunt beslist noodzakelijk en vatten onze taak om „naar zijn geweten" resp. „naar zijn beste weten" verslag uit te brengen (S. V. art. 36 en 83 en I. R. art. 278; dl. I, bl. 43) dan ook op de aangegeven wijze op. Over intoxikatie door ondeugdelijk of bedorven voedsel in de tropen is nog zoo goed als niets bekend. Het is zeer goed denkbaar, dat onder de andere omstandigheden hier te lande bij de ontbinding en rotting van dierlijk en plantaardig voedsel (eventueel door verontreiniging met mikroben, welke niet tot die behooren, welke ontbinding en rotting veroorzaken), andere, misschien zelfs nog geheel onbekende, ptomatinen ontstaan dan elders, of dat zjj in andere hoeveelheid ontstaan en dat er onder hen zijn, welke klinisch een ziektebeeld kunnen verwekken, geheel overeenkomende met de symptomen eenei intoxikatie met een der goed bekende alkaloïden. Evengoed als de ondervinding in Europa geleerd heeft (bl. 149), dat chemisch of physiologisch verwisseling tusschen ptomatinen en alkaloïden mogelijk is, achten wij het denkbaar, dat dit klinisch het geval is en tegen die laatste mogelijkheid willen wij ons wapenen. Daarom achten wij het in foro niet geoorloofd tot intoxikatie te besluiten, zonder dat door het nader onderzoek een scherp gedefinieerde en goed bekende zelfstandigheid als agens quid werd aangetoond. Wij achten ons standpunt des te meer urgent, omdat nog velen gelooven aan het voorkomen en door de Inlanders tot gifmoord gebruikt worden van allerlei onbekende vergiften en dit niettegenstaande een ruim 20-jarig onderzoek onze kennis in dit opzicht zeer heeft verrijkt; de Mededeelingen uit 's Lands-Plantentuin te Buitenzorg zijn daar, om dit te bewijzen. Bij elk onverwacht geval van ziekte of dood duiken nog bij herhaling geruchten van vergiftiging op: door een bediende, die een klap kreeg of door een aan den djjk gezette concubine, enz. Dit maakt het des te meer noodig. dat wij geen weifelend en vaak tegelijkertijd suggereerend, doch een in besliste woorden gesteld advies atgeven, omdat anders allicht, door de quasi-verdachte omstandigheden van het geval, een onschuldige verdacht, misschien zelfs veroordeeld kan worden. En deze kans mag de gerechtsarts niet openen. Wanneer Liebkeich(') dan ook in het (onderstelde??) geval van atropine-intoxikatie de diagnose stelt op „intoxikatie met atropine of een atropine-achtige stof', meenen wy, dat hij daarmede het geval tot geen practische oplossing brengt en den rechter met het het mes in den buik laat zitten. Dezelfde opmerking geldt Brouahuel ("), waar hij aanraadt om, indien het onderzoek niet met absolute zekerheid een bepaald vergif heeft aangetoond, dit duidelijk te zeggen en waar men vermoedt met een geval van intoxikatie te maken te hebben, aan te geven, welk vergif men in staat acht de waargenomen verschijnselen of veranderingen te verwekken, doch uitdrukkelijk te verklaren, dat men niet het wetenschappelijke bewijs kan leveren voor de hypothese, welke men mogelijk, doch niet bewezen acht. Nog erger maakt o.i. KobertC") het, waar hij den arts c.q. wil laten verklaren, dat er intoxikatie in het spel was, doch dat hij niet kan zeggen met welk vergif. Wjj meenen, dat men in dergelijke gevallen verstandiger doet met over z\jn vermoedens te zwijgen, daar de rechter aan onze vermoedens voor bewijsmateriaal niets heeft, doch in de eerste plaats feiten van ons vraagt. i*i Liebrehh, Ueber tik' Beurtoilung vun Vergifïungen (bl. lilt in: Zwölf Vortrttge über gerichtliche Medizin, lirsg. v. Zentralkomitee f. d. Srztliohe Fortbildungs wezen in Preuszen, 1903. (**) Brouardei., Los Empoisonnoments, 1902, bl. 165. (*") Kobekt, Lehrbucli dor Intoxikationon, dl. 1, 1902, bl. 119. meer op zijn gemak het vóór en tegen van een bepaalde diagnose overwegen en nader onderzoeken of doen onderzoeken alles wat noodig en wenschelijk toeschijnt, in het onderstelde geval chemisch onderzoek van de urine (ter conservatie te schudden met een paar druppels chloroform!) op de aanwezigheid van As doen verrichten, om tot een stellige diagnose of tot een „ik weet het niet" te komen. 2. Komt men langs den aangegeven weg niet tot een diagnose, dan kan men te maken hebben öf met een spontane ziekte, welke zich in haar waren aard niet laat herkennen, öf met een geval van intoxikatie. Dan heeft men tot plicht na te gaan of het waargenomen symptomencomplex en zijn evolutie past in het beeld van een intoxikatie met een bepaalde, goed bekende stof; daartoe is weer kennis van de werking der verschillende vergiften noodig, waarom wij er hier niet nader op kunnen ingaan. Kan men ook op die wijze niet tot een waarschijnlijkheids-diagnose komen, dan neemt men per exclusionem een spontane ziekte aan, welke men nu eenmaal niet nader aetiologisch kan benoemen. Intusschen kan men en moet men, zoo de omstandigheden, waaronder de persoon ziek werd, verdacht waren, een nader onderzoek instellen of doen instellen (van braaksel, ontlasting, urine: verdacht voedsel, enz.) en moet mende uitkomst hiervan afwachten ('). (') Een onderzoek naar het voorkomen van vergif in het algemeen kost zóóveel t{jd, dat de persoon al lang dood of weer hersteld kan zijn, vóórdat de uitslag ervan bekend is; bovendien is zulk een onderzoek duur, al was het alleen maar door al den tijd, welken het kost. Daarom is het plicht van den geneesheer een nader onderzoek niet zonder grondige reden te doen verrichten en om den chemicus eenige indicaties te geven, waardoor dezen veel werk bespaard wordt. Tot dat doel is het goed zich de vraag voor te leggen of de symptomen, welke men heeft vastgesteld, c. q. veroorzaakt zouden kunnen zijn door een vergif met caustische, irriteerendp, co/inihwiv, narkotische of met z. g. n. stupefinerende eigenschappen. Onder de laatste uitdrukking verstaat men het opwekken van een reeks van cerebrale prikkelingsverschijnselen (waaronder deliriën een belangrijke rol spelen) en welke vaak uitloopen op cerebrale uitputting, zich uitende als verdooving (stupor) of koma; daarnaast kunnen ook lichte gastro-enteritische symptomen voorhanden zijn. De overige uitdrukkingen behoeven geen nadere toelichting. Bij de bespreking der afzonderlijke vergiften zal blijken, welke tot die verschillende groepen behooren; ten deele blijkt dit reeds uit het symptomenljjstje van bi. 129. Bovenstaande, ouderwetsclie verdeeling der vergiften in eenige hoofdgroepen is oorspronkelijk, doch in eenigzins anderen vorm, afkomstig van Fodéré (1812) en kan niet bogen op wetenschappelijke, doch wel op practische waarde. Door haar toe te passen, geven wij den chemicus een belangrijke vingerwijzing, in welke richting hij voornamelijk zoeken moet en soms kan, zoo doende, al heel spoedig de zelfstandigheid aangetoond worden, welke in staat is het geheele ziektebeeld te verklaren. Wetenschappelijk is die verdeeling onjuist, omdat vele vergiften niet altijd dezelfde Wordt een bepaalde, goed gedefinieerde zelfstandigheid gevonden, welke in staat is het ziektebeeld volkomen en afdoende te verklaren, dan mag men haar als ziekteoorzaak aannemen. Zijn er echter een of meer symptomen, welke in het intoxikatie-beeld niet thuis behooren en welke niet ongedwongen verklaard kunnen worden, dan mag men geen intoxikatie met de gevonden zelfstandigheid aannemen. In zulk een geval kan het intusschen voorkomen, dat men toch moet verklaren, dat de gevonden zelfstandigheid in staat is den mensch te dooden en de rechter hierdoor tot het aannemen van vergiftiging met die bepaalde zelfstandigheid komt, terwijl men zich als medicus forensis niet gerechtigd acht intoxikatie met die stof te diagnostiseeren (2). MET WELKE ZELFSTANDIGHEID HEEFT DE INTOXIKATIE PLAATS GEGREPEN? Het antwoord hierop wordt gegeven door de resultaten var? het nadere onderzoek en volgens het principe bij de vorige vraag besproken. Men mag in foro slechts dan intoxikatie met de gevonden stof aannemen, wanneer het ziektebeeld volkomen overeenstemt met intoxikatie met de gevonden stof. verschijnselen geven en z\j door hun symptomen onder meerdere groepen gerangschikt kunnen worden. Maar practiseh is zij wèl, omdat zij rekening houdt met de in de overgroote meerderheid der gevallen op den voorgrond tredende verschijnselen b\j intoxikatie per os met een massieve dosis, dat zijn die omstandigheden, waaronder in de practjjk vergiftiging en zelfmoord gepleegd wordt. Daarom bevelen wjj haar aan, niettegenstaande zij in de moderne hand- en leerboeken der gerechtelijke geneeskunde en der toxikologie niet meer geaccepteerd, soms zelfs niet eens vermeld wordt. Op de in die boeken gevolgde verdeeling z|jn ook allerlei op- en aanmerkingen te maken; geen enkel systeem van verdeeling der vergiften voldoet aan de eischen van een strenge medische logica. (5) Dit is meer een theoretisch postulaat, dat opgeworpen wordt om hier ter plaatse reeds de volgende opmerking te kunnen maken. 1 ergiftiging in legaJen zin is bestaanbaar zonder dat er medisch van intoxikatie sprake behoeft te zijn. Dit geval doet zich voor, wanneer spijs, drank of medicijn met vergif gemengd worden, doch de persoon, voor wien zij bestemd waren, er slechts even van proefde en, door een eigenaardigen smaak of reuk gewaarschuwd, ze verder onaangeroerd liet. Kan het O.M. bewijzen, dat de giftige zelfstandigheid, met het doel den persoon te dooden. er ingedaan werd en moet de medicus verklaren, dat de door den chemicus er in gevonden zelfstandigheid naar aard, hoeveelheid, enz. in staat is den mensch te dooden, dan is voldaan aan de beide elementen voor het strafrechtelijk begrip vergiftiging. De ge\olgen san de daad bljjven buiten beschouwing; of de persoon al of niet ziek wordt of sterft doet er niet toe (bl. 110); hoogstens kan dit van invloed zijn op de op te leggen straf. Op de medische zijde van deze zaak zullen w(j later nog terugkomen. 4. HEEFT MEN TE MAKEN MET EEN GEVAL VAN VERGIFTIGING, MET EEN POGING TOT ZELFMOORD OF MET EEN ONGELUK? Intoxikatie kan het gevolg zijn van vergiftiging, van een poging tot zelfmoord of van een ongelukkig toeval; in het eerste en, onder sommige omstandigheden, ook in het laatste geval, heeft de zaak strafrechtelijke beteekenis. Dat dit bij vergiftiging het geval, is, ligt voor de hand; begrijpelijk is het ook, dat de justitie zich met de zaak bemoeit, wanneer het ongelukkige toeval aan de schuld (culpa) van een ander te wijten is: wanneer de intoxikatie het gevolg is van een vergissing van den geneesheer bij het voorschrijven, of van den apotheker bij het gereed maken van een recept. Deze gevallen komen slechts zelden voor en baren den gerechtelijk-geneeskundige geen moeilijkheden (1). Ook het bij vergissing drinken uit een flesch met sublimaatoplossing e. d. behoeft geen nadere bespreking, daar de zaak, door de bijzondere omstandigheden van het geval, zonder meer, volkomen duidelijk is. Dit is niet altijd zoo in een geval van poging tot zelfmoord, welke men, nu zij mislukt is, gewoonlijk tracht te dissimuleeren, waardoor het vermoeden van vergiftiging kan opduiken. Omgekeerd zal een moordenaar soms trachten den schijn op te wekken, dat de lijder een poging tot zelfmoord deed; soms ook zijn de bijzondere (financiëele e. a.) omstandigheden van het slachtoffer van dien aard, dat men een poging tot zelfmoord waarschijnlijk acht (2). Genoeg 0111 te doen inzien, dat in een geval van intoxikatie zich bij herhaling de vraag voordoet: Heeft men te doen met een geval van vergiftiging of met een poging tot zelfmoord? (') Dergelijke ongevallen vallen onder art. 287 S.R.I. en art. 235 S.R.E. indien de dood is gevolgd. Zoo het verzuim bloot ziekte heeft veroorzaakt, zal art. 238 S.R.I., art. '_'3f> S.R.E. toegepast kunnen worden. S.R.I. art. 237. Ieder, die uit onbedrevenheid, onhandigheid, onvoorzichtigheid, onoplettendheid, 8JLE.art.235. nalatigheid of verzuim van inachtneming van algemeene verordeningen, reglementen en keuren van politie, onwillig iemand dood of iemands dood veroorzaakt, wordt gestraft met dwangarbeid huiten den ketting gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en geldboete van vyf en twintig tot driehonderd gulden. S.R.Ï.art.238. Zoo de onbedrevenheid, onhandigheid, onvoorzichtigheid, onoplettendheid. S.R.E. art 2a;. nalatigheid, of het verzuim van inachtneming van algemeene verordeningen, reglementen of keuren van politie slechts kwetsuren of slagen ten gevolge heeft, is de straf ter arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zes dagen tot twee maanden. Wanneer de slagen geenerlei ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid en geeno of slechts onbeduidende kwetsuren veroorzaken, is de straf gevangenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. (2) Een poging tot zelfmoord kan bij iemand, die onder verdenking staat een of ander strafbaar feit gepleegd te hebben, een uiting zijn van schuldgevoel; een soort van bekentenis. In een dergelijk geval mag men zeer zeker zijn beroepsgeheim niet schenden en de poging tot zelfmoord bekend maken. is de straf gevangenisstraf van zes dagen tot twee maanden en geldboete van acht tot vijftig gulden. Op medische gronden, en hiermede mogen wij alleen rekening houden, is deze vraag nooit met beslistheid te beantwoorden. Wij kunnen alleen den rechter inlichten of de kans van met het eene geval te maken te hebben grooter is dan met het andere en waarom dit zoo is. De rechter zelf heeft ten slotte de vraag te beantwoorden, op grond van hetgeen uit het voorloopig, in verband met het gerechtelijk onderzoek, bewezen is geworden. Slechts in het volgende geval hebben de door den medicus te constateeren feiten de meeste beteekenis. Zelden wordt vergiftiging gecombineerd met gewelddadigheden, omdat nu eenmaal vergif het wapen is van den voorzichtigen moordenaar, die zijn doel tracht te bereiken zonder daden van geweld, omdat hij daardoor veel eerder met de justitie in aanraking komt. Vreest hij ze niet, dan doodt hij veel eerder zijn slachtoffer op een der gewelddadige wijzen in dl. I besproken dan door tot vergif zijn toevlucht te nemen; hij heeft dan het laatste niet noodig. \\ anneer men echter bij iemand, lijdende aan een intoxikatie, teekenen van geboden tegenstand en afweerverwondingen (dl. I, bl. 225) of b. v. teekenen van een poging tot wurging (dl. I, bl. 186) vindt, daar pleit dit sterk er voor, dat de persoon waarheid spreekt, waar hij vertelt dat hem met geweld vergif ingegoten werd en dat men derhalve met vergiftiging te maken heeft. Het gebruikte vergif heeft dan gewoonlijk eigenschappen, welke het ongeschikt maken om het onbemerkt toe te dienen; vooral bij kinderen, zwakken en zieken zal men een dergelijken gang van zaken kunnen verwachten, doch gewoonlijk zal dan wel met geweld zulk een groote hoeveelheid van het vergif zijn ingegoten, dat de persoon bezwijkt en het geval sub II thuis behoort. In alle andere gevallen kan de gerechtsarts veel minder gegevens verschaffen. Voch de aard, noch de hoeveelheid van het gebruikte vergif laten toe met zekerheid te zeggen of men met, vergiftiging of met een poging tot zelfmoord te maken heeft. Vrijwel algemeen gelooft men. doch geheel ten onrechte, dat slecht smakende, sterk riekende en bijtende stoffen, in groote hoeveelheid gebruikt, altijd op zelfmoord wijzen, terwijl er toch talrijke gevallen in de litteratuur te vinden zijn, dat zulke zelfstandigheden bij ongeluk genomen worden en zelfs af en toe wel tot vergiftiging gebruikt zijn. Zelfs afschuwelijk smakende stoffen, zooals petroleum, ruwe carbol e. d. heeft men bij herhaling bij ongeluk zien opdrinken, soms zelfs in vrij groote hoeveelheid, zonder dat de persoon iets van zijn vergissing bemerkte vóór het te laat was. Het moet derhalve ook mogelijk zijn. dat zij tot vergiftiging gebruikt kunnen worden. In het algemeen echter zal een moordenaar trachten de stof onbemerkt zijn slachtoffer toe te dienen; hij kiest daarom dan ook liefst een vergif zonder opvallende eigenschappen (kleur, reuk en smaak), terwijl een zelfmoordenaar grijpt naar het vergif, dat hij gemakkelijk kan krijgen, wat hij als het ware bij de hand heeft, ook al smaakt het afschuwelijk, enz. Daarom raadden wij op bl. 165 aan in de anamnese ook naar het beroep van den lijder en dat van de personen uit zijn omgeving te informeeren. Wij kunnen dan ook hier niet anders dan zeer algemeene wenken geven en meenen die als volgt te moeten formuleeren: Het slecht smaken, sterk rieken of bijtend zijn van een vergif is geen reden om de mogelijkheid van vergiftiging ermede uit te sluiten en alleen aan een poging tot zelfmoord te denken; in het algemeen echter leent een dergelijke stof zich minder goed tot vergiftiging en duidt het gebruik op zelfmoord. Het zorgvuldig gemengd zijn van het vergif onder, of liet zorgvuldig verborgen zijn (in een pisang, tusschen de lagen van koeweit lapis, enz.) in spijs, drank of medicijn pleit, vooral indien het reukeloos, smakeloos en kleurloos is, voor vergiftiging. Een groote hoeveelheid vergif pleit niet per se voor zelfmoord, al maakt zij hem ook waarschijnlijker dan vergiftiging. Combinatie van intoxikatie met teekenen van geboden tegenweer of met teekenen van een poging tot wurging pleit voor vergiftiging. Intoxikatie door groote stukken warungan, door grove plantendeeien, enz., pleit in het algemeen voor zelfmoord. Voor het herkennen van zelfmoord door intoxikatie zijn de momenten, in dl. I, bl. 210 opgesomd, ook van belang. Te dezer plaatse wenschen wij ook enkele woorden te wijden aan de af en toe voorkomende gevallen van ingebeelde en voorgewende vergiftiging. Ingebeelde vergiftiging komt als vergiftigingswaan voor bij lijders aan paranoia en is niet moeilijk te herkennen. Gewoonlijk is het verhaal van den zieke zóó overdreven of gelijkt het zóó weinig op het intoxikatiebeeld, dat bij de stof, welke in het spel heet te zijn, past, dat men niet aan miskenning van den toestand bloot staat. Vooral wanneer men den zieke rustig laat vertellen, hetgeen hij op het hart heeft en niet laat bemerken, dat men van zijn geheele verhaal niets gelooft, komt dit in al zijn overdrevenheid en onjuistheid voor den dag. Voorgewende vergiftiging kan veel moeilijker in haar waren aard te herkennen zijn, want wij hebben hier veelal met een geestelijk normaal persoon te maken, die van te voren overlegt wat hij ons wil trachten op den mouw te spelden en hoe hij dit het best zal doen. Wanneer zoo iemand getracht heeft zich vooraf zooveel mogelijk op de hoogte te stellen van de symptomen, welke bij intoxikatie met de door hem uitgekozen stof optreden, kan hij een quasi-ziektegeschiedenis opdisschen, welke a priori werkelijk GERECHTELIJKS GENEESKUNDE. 1 -1 aan een intoxikatie doet denken. Maar zijn verhaal zal in strijd zijn met den status praesens, welken men vindt en verder laat hij zich al heel gauw op een dwaalspoor brengen, wanneer hem gevraagd wordt naar symptomen, welke niet in het beeld passen of eenvoudig onzin zijn. Door suggereerende vragen b. v. „of hij ook wel eens bemerkt heeft, zooals in dergelijke gevallen kan voorkomen, dat een stekende pijn gevoeld wordt aan de basis van den 3den vinger van de linker hand" e.d. komt hij er in zijn simulatie toe om zijn opgezet stelsel van symptomen te gaan wantrouwen en er naar aanleiding van de vragen verschijnselen aan toe te voegen, welke door hun absurdheid de simulatie duidelijk maken. Het is natuurlijk ook hier noodig, dat men niet laat bemerken, dat men van het geheele verhaal niets gelooft en dat men hem eerst rustig laat uitpraten, enz. Voorgewend wordt vergiftiging om verschillende redenen. In sommige gevallen, en dit zijn vrij onschuldige, geschiedt het om medelijden op te wekken en de aandacht op zich te vestigen; in zulke gevallen zal men, om voor de hand liggende redenen, bij het onderzoek gewoonlijk op hysterie stuiten en daardoor het geheele geval tot zijn ware beteekenis terugbrengen. Wanneer echter de hysterica — want gewoonlijk hebben wij met een vrouw te maken — er een valsclie beschuldiging tegenover een bepaalden persoon aan verbindt 0, dan is de zaak veel ernstiger en kan het zijn, dat men niet als gewoon geneesheer, doch als gerechtelijk-geneeskundige met het geval te maken krijgt. Want het komt voor, dat de beschuldiging bij de bevoegde autoriteit wordt voorgebracht en deze, omdat hij geen medicus is en niet direct de mogelijkheid van simulatie doorziet, erop ingaat en een voorloopig onderzoek opent. Door de aanwezigheid van andere verschijnselen van hysterie is het echter niet moeilijk om, rekening houdende met hetgeen reeds boven gezegd werd, den toestand te herkennen. Dit geldt ook nog voor die gevallen, waarin met geslepenheid te werk wordt gegaan en b.v. kunstmatig braken wordt opgewekt en onder het braaksel een flinke dosis van een of ander vergif wordt gemengd en dit wordt vertoond, een mogelijkheid, waarop reeds op bl. 124 gedoeld werd. In zulk een geval wordt echter vaak de onhandigheid begaan met in het eerste braaksel weinig en in het volgende veel vergif te doen, waardoor de opzet direct duidelijk is. Is werkelijk vergif ingenomen, dan zal het in zeer vele gevallen, afhankelijk van den aard ervan, reeds spoedig in de urine aantoonbaar zijn. Het allermoeilijkste geval doet zich voor, wanneer men met simulatie van vergiftiging uit wraakzucht te doen heeft en de simulant zich zelfs niet ontzien heeft wat vergif in te nemen om daardoor de justitie op een (') Zooals by hysterie meer gezien wordt; vaak worden hierby, zelfs tegenover de naaste bloedverwanten, de gemeenste beschuldigingen geuit, iets waarop wij by de misdrijven tegen de zeden zullen terugkomen. dwaalspoor te brengen. Zulk een geval moet geheel behandeld worden als een verdacht geval van intoxikatie (bl. 165 e.v.) en behoeft als zoodanig geen nadere toelichting, daar het uit een medisch oogpunt geheel hetzelfde is of de persoon als werkelijk of als voorgewend slachtoffer vergif binnen krijgt. Alleen willen wij nog doen opmerken, dat in een dergelijk geval (dat, zoodra er vermoeden op bestaat, ter observatie, onder vertrouwde bewaking, opgenomen moet worden) er veelal een incongruentie bestaat tusschen de in eenig voedsel, drank of medicijn met opzot gedane hoeveelheid vergif en die, welke, om de zaak zoo bedriegelijk mogelijk te maken, werd ingenomen. Gewoonlijk zal te weinig worden ingenomen en zullen daardoor de symptomen te licht zijn naar rato van de hoeveelheid vergif, welke in het aangebrachte vehikel gedaan werd. Ten slotte willen wij er hier nog op wijzen, dat, wanneer iemand uit zich zelf bij een geneesheer komt met een dergelijk verhaal en een voor eenig doeleinde benoodigd certificaat verlangt, men zeer op zijn tellen moet passen. Is men geneigd een certificaat af te geven, dan heeft men er in het bijzonder op te letten, streng van elkaar te scheiden hetgeen medegedeeld wordt en hetgeen bij onderzoek gevonden werd. In zijn conclusie heeft men er zich toe te bepalen te vermelden hetgeen geconstateerd werd, b. v. N. N. braakte en had diarrhee; ingaan op de aetiologie is absoluut af te raden. Het woord „vergiftiging" mag er, in welke combinatie ook, niet in voorkomen (dl. I, bl. 26.j 5. WAS DE GEBRUIKTE ZELFSTANDIGHEID IN STAAT DEN MENSCII TE DOODEN? Deze vraag is op haar plaats, wanneer men met een geval van intoxikatie temaken heeft, dat niet zijn oorzaak vond in een poging tot zelfmoord of in een ongelukkig toeval. De strafwet eischt voor vergiftiging opzet om te dooden en het gebruik van een zelfstandigheid, welke door de wijze, waarop zij werd toegediend, in staat is den mensch te dooden dan wel in een concreet geval den dood van een mensch heeft veroorzaakt (bl. 110;. Daarom zal zonder twijfel de rechter of de verdediger ons bovenstaande vraag stellen. Bij de beantwoording ervan hebben wij rekening te houden met de verschillende factoren, welke de giftigheid van een stof bepalen en welke uitvoerig besproken werden op bl. 111 e. v. In de eerste plaats heeft men te letten op den aard der gebruikte zelfstandigheid. Dezen leert ons het nader onderzoek kennen en dan weten wij uit de lessen in plant- en dierkunde, scheikunde, pharmacognosie en pharmakodynamie reeds dadelijk of wij te maken hebben met een stof, welke in staat geacht moet worden om, in bepaalde hoeveelheid toegediend, als vergif te kunnen werken. In de tweede plaats hebben wij derhalve onze aandacht te schenken aan de toegediende (ingenomen) hoeveelheid, rekening houdende met ras. geslacht en leeftijd. Slechts bij hooge uitzondering zal zij door het onderzoek der politie of justitie nauwkeurig bekend zijn geworden. Maar is dit zoo, dan is de beantwoording der vraag ook hoogst eenvoudig door rekening te houden met de dosis lethalis, hierna bij de verschillende vergiften op te geven. Is de bekend geworden hoeveelheid grooter dan de dosis lethalis, dan zal men de vraag bevestigend en in het omgekeerde geval ontkennend beantwoorden; de individueele gevoeligheid blijft hierbij geheel buiten beschouwing. Waar door de verschillende schrijvers de doodelijke hoeveelheid verschillend wordt opgegeven, houde men rekening met de hoogste, omdat dit in het belang van den verdachte (beklaagde) is: in dubiis pro reo. Dit principe zullen wij toepassen, waar wij de dosis lethalis bij ieder vergif vermelden en slechts op een enkele plaats zullen wij ook de hoeveelheden, door anderen vermeld, opgeven. In de overgroote meerderheid der gevallen van gifmoord wordt een dosis vergif toegediend, voldoende om meerdere personen te dooden; de toegediende (ingenomen) hoeveelheid is echter in den regel niet bekend en ook niet met eenige zekerheid te bepalen. Wanneer echter blijkt, dat de vermoedelijk ingenomen hoeveelheid ligt boven de dosis lethalis, dan zal men, zooals vanzelf spreekt, de vraag bevestigend beantwoorden. Is er niets van bekend, dan moet men, door overweging van de geconstateerde verschijnselen, zich een oordeel erover trachten te vormen. Een oordeel over de vermoedelijk ingenomen hoeveelheid vergif kan men c.q. baseeren op de resultaten van de kwantitatieve analyse van het in beslag genomen restant eten of drinken, of van het braaksel (urine en ontlasting). Soms is het zelfs mogelijk, door berekening, met vrij groote zekerheid te komen tot de waarschijnlijk ingenomen hoeveelheid, b. v. wanneer een stuk van een taart gegeten is en men de rest in beslag heeft genomen: dan is de beantwoording der vraag al heel gemakkelijk. In andere gevallen echter, en deze zullen het meeste voorkomen, is een bepaling van de toegediende (gebruikte) hoeveelheid zelfs bij benadering niet mogelijk. Dan moet de expert zijn oordeel baseeren op de waargenomen verschijnselen. De moeilijkheid zit dan hierin, dat hij zich moet uitspreken over de mogelijkheid, dat een onbekende hoeveelheid van een zekere zelfstandigheid, welke in staat bleek een mensch min of meer ziek te kunnen maken, ook in staat geacht moet worden den mensch te kunnen dooden en dat ?.n het concrete geval slechts door bijzondere omstandigheden (onafhankelijk van den wil van den dader) de lijder niet gedood werd. Het is zonder meer duidelijk, dat men hierover nooit anders dan een meening kan hebben, doch daar de vraag door den rechter voorgelegd wordt, heeft men naar zijn beste weten er op te antwoorden en kan men zich niet van de zaak afmaken door te zeggen „dat weet ik niet" of „die vraag is niet te beantwoorden". Waar men eenmaal tot de diagnose: intoxikatie met die en die zelfstandigheid gekomen is, moet men ook verder den rechter voorlichten. Maar men moet nooit verzuimen duidelijk te doen uitkomen, dat men slechts een vermoeden uit en geen vaststaand feit mededeelt. De hevigheid van de waargenomen verschijnselen kan echter van dien aard zijn geweest, dat naar menschelijke berekening, de gunstige afloop slechts op rekening gesteld mag worden van de sterke constitutie van den lijder en van de ingestelde therapie. Had men met een ernstig geval van intoxikatie te maken, was het slachtoffer een zeer krachtig persoon en gelukte het slechts door de uiterste inspanning en de zorgvuldigste behandeling hem te redden, dan zal men in den grond van zijn hart overtuigd zijn, dat hij door het oog van een naald gekropen is en slechts zijn behoud aan het feit te danken heeft, dat hij een zeer sterk gestel had en tijdig onder goede, deskundige behandeling kwam. In zulk een geval zal men verklaren, dat men hier met een zeer gelukkig verloopen geval te maken had en dat naar alle waarschijnlijkheid de toegediende hoeveelheid voldoende was, om onder gewone omstandigheden, den mensch te kunnen dooden. Werd de persoon daarentegen slechts licht ziek en is er geen reden om aan te nemen, dat hij door gewenning ongevoelig voor het vergif was, dan zal men omgekeerd tot het vermoeden komen, dat de ingegeven hoeveelheid niet groot genoeg was om den mensch te kunnen dooden. Daar men door een dergelijke verklaring den verdachte of beschuldigde nooit benadeelen kan, is er in dit geval zelfs geen bezwaar tegen zich wat scherper uit te drukken en te zeggen, dat uit de waargenomen verschijnselen afgeleid moet worden, dat de toegediende zelfstandigheid niet in staat was den mensch te dooden. In gevallen, welke noch in het kader van de eene noch in dat van de andere onderstelling passen en waarin men derhalve geen gevestigde opinie heeft, zal men verklaren, dat de gegevens ontbreken om op de vraag te antwoorden. Dit is ook het geval, als het door bijzondere omstandigheden niet tot intoxikatie kwam en de dosis onbekend is, doordat b.v. de persoon zijn maal wegwierp en slechts een klein restant voor het onderzoek beschikbaar was ('). (') Blijkens de ervaring wordt vergiftiging ook gepleegd door de toediening, bij herhaling, van doses, elk onvoldoende om den dood te veroorzaken, doch tengevolge waarvan het slachtoffer op den duur ernstig ziek wordt of wel sterft, by niet herkenning der intoxikatie en tijdige medicatie. Sterft het slachtoffer, dan hebben wü te maken met het voortgezet misdrijf van vergiftiging. Sterft het slachtoffer niet, als gevolg van een omstandigheid, niet gewild door den In de derde plaats moet men zijn aandacht vestigen op de wijze van toediening (het vehikel). Hierbij zullen zich gewoonlijk geen moeilijkheden voordoen, daar men uit het ziek worden van den lijder reeds zonder meer kan afleiden, dat de zelfstandigheid op een wijze werd toegediend, dat zij toxische eigenschappen bezat en, is dit het geval, dan komt alles verder op de hoeveelheid aan. Maar het is ook wel mogelijk, dat de zaak niet zoo eenvoudig is en uit een ander oogpunt bekeken moet worden, b.v. wanneer de persoon slechts even van het met vergif gemengde eten, drinken of medicijn proefde doch het om den vreemden smaak verder onaangeroerd liet en het dan ook niet eens tot intoxikatie is gekomen (bl. 12-1). Is dan het opzet om te dooden door de justitie vastgesteld, dan draait verder de geheele zaak om de vraag of op de aangevoerde wijze de gebruikte zelfstandigheid in staat was den mensch te dooden of niet; dat het in dit bijzondere geval zoover niet kwam, is voor de schuldvraag van geen principieele beteekenis. Ten deele ligt de beantwoording van de vraag op den weg van den chemicus, die heeft uit te maken of er omzettingen kunnen hebben plaats gehad en zoo ja, welke; de medicus heeft dan te beoordeelen of de nieuwgevormde stof(fen) nog als een vergif aangemerkt moet(en) worden, gelet op de eigenschappen, de hoeveelheid, enz. Hij moet er aan denken, dat in het maagdarmkanaal uit de ongiftig geworden zelfstandigheden weer andere met giftige eigenschappen kunnen ontstaan b.v. onder invloed van hetClH van de maag, enz. Dit alles laat zich echter niet in het algemeen bespreken; ieder concreet geval moet op zich zelf beschouwd worden. Op eenige feiten, welke hierbij van belang kunnen zijn, werd reeds vroeger (bl. 114) gewezen. Dat de opgeworpen vraag niet illusoir is, ligt voor de hand; een moordenaar kan, om recht zeker van zijn zaak te zijn, verschillende ingrediënten bij elkaar voegen en zoo doende, tegen zijn wil, uit op zich zelf giftige zelfstandigheden een onschuldig praeparaat doen ontstaan. Al was het opzet dader, dan moet het feit der geïtereerde intoxikatie worden gekwalificeerd als poging tot vergiftiging (voortgezet misdrijf) volgens art, 3, S. R. I. en S. R. E. S. R. I. art. 3. Elke door uiterlijk bedrijf gebleken en door een begin van uit voering gevolgde S. R. E. art. 3 poging tot misdrijf waarop een zwaarder straf dan dwangarbeid buiten den ketting | gevangenisstraf is gesteld, niet dan door toevallige of van des daders wil onafhankelijke omstandigheden weerhouden zijnde, wordt, behoudens het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, gestraft met de straf volgende op die. welke tegen het misdrijf zelve is bedreigd. Wij moeten echter niet uit liet oog verliezen, dat, indien het laatste geval zich voordoet, van een schuldigverklaring aan poging tot vergiftiging geen sprake zal kunnen zijn, indien, hetzij langs deskundigen, hetzij langs anderen weg, niet aangetoond kan voulen, dat de gezamenlijke, gedurende verloop van t(jd, toegediende doses, een lethaal vermogen bezaten. Opgemerkt moet ook worden, dat uit dierproeven biykt, dat b(j intoxikatie met herhaaldelijk toegediende, kleine hoeveelheden de dood soms reeds intreedt vóórdat de gezamenlijke hoeveelheid de grootte van de dosis lethalis bereikt heeft ('j. c) Vibert, Précis de Toxicologie, 1900, slotalinea van noot 1 op bl. 338). a innige, niet-plantaaidige cyaanverbinding, welke practisch in aanmerking kan komen. Die proef wordt als volgt genomen. Een strook filtreerpapier, gedoopt in tinctura guajaci (welke men verscli bereidt door een gedeelte van de tot poeder gestooten kern van een stuk guajac-hars op te lossen in 10—15 dln. spiritus fortior) en daarna in een zeer slappe S04Cu-oplossing, wordt, met de uiteinden tusschen stop en hals van een flesch geklemd, boven een gedeelte van den aangezuurden maaginhoud opgehangen. Is er blauwzuur in den maaginhoud, dan wordt de strook gewoonlijk binnen een paar minuten, doch ook wel eerst na een paar uren blauw. De proef berust op het vormen van ozon door het CHN. Streng genomen is zij een algemeene reactie op sterk oxydeerende lichamen, doch zij heeft voor de herkenning van een CNK-intoxikatie zeer groote waarde, omdat alle andere stoffen, welke haar geven, zooals Br, Cl. N02H, O.,, tnz., in een vermoedelijk geval van intoxikatie niet in overweging behoeven genomen te worden en omdat, waar zij negatief uitvalt, het zoo goed als zeker is, dat de chemicus langs anderen weg ook geen cyaan kan aantoonen (Kobert). Deze proef moet men dan ook zoo mogelijk altijd doen, wanneer, in een geval van vermoedelijke intoxikatie, de lijkopening geen licht verschaft. 1 alt zij positief uit, dan mag men de aanwezigheid in den maaginhoud van CH2\ aannemen en daarmede de diagnose stellen op intoxikatie met CNK. De resultaten van de lijkopening worden beoordeeld volgens de regels van bl. 121 e. v. Is uit haar alleen geen zekere diagnose mogelijk, dan schort men zijn eindoordeel op totdat de resultaten van het nader onderzoek bekend zijn en handelt dan volgens hetgeen op bl. 124 hierover werd aangegeven. Komt men tot de diagnose „dood uit een natuurlijke doodsoorzaak i'/.ii ktej dan is daarmede de zaak uit en zijn geen andere vragen aan de orde. Dit is ook het geval, wanneer men tot de conclusie komt, dat men het geval niet verklaren kan. Komt men echter tot de diagnose „dood door intoxikatie met ." dan is de volgende vraag aan de beurt. 2. HEEF f MEN TE MAKEN MET EEN GEVAL VAN VERGIFTIGING MET ZELFMOORD OF MET EEN ONGELUK? Ook al is de persoon dood, kunnen wij niet anders doen dan adviseeren in den zin van hetgeen sub I, 4 besproken werd. Alleen doen wij hier nog opmerken, dat men in gevallen van vergiftiging enorme hoeveelheden vergif in de maag (den darm) gevonden heeft, waaruit wel blijkt, dat de hoeveelheid gebruikt vergif geen voldoende maatstaf is om de gestelde vraag te beantwoorden. Zoo zijn er gevallen van vergiftiging beschreven, waarin men in de maag van een kind 6,500 g. As203, dat in zoetigheid ingegeven was, gevonden heeft (Lyon); in een ander geval vond men bijna evenveel in de maag van een volwassen persoon, wien men het vergif in punch toegediend had en het slechts door voortdurend omroeren in suspensie had kunnen houden tot het oogenblik, waarop het glas werd aangeboden en uitgedronken (Christison), terwijl Taylor twee gevallen van vergiftiging met As203 mededeelde, waarin resp. 9,750 g. en iets meer dan 10 g. in de maag gevonden werd. Dit zijn enorme hoeveelheden, wanneer men bedenkt, dat 0,300 g. voldoende is om den mensch te dooden en dan ook vaak in gevallen van vergiftiging in de ingewanden slechts enkele centigrammen As203 gevonden worden. In gevallen van zelfmoord heeft men natuurlijk nog wel grootere hoeveelheden gevonden; gevallen, waarin men uit de maag en het braaksel 20 tot bijna 100 g. As203 isoleerde, zijn beschreven (v. Hofmann). 3. WAS DE GEBRUIKTE ZELFSTANDIGHEID IN STAAT DEN (EEN) MENSCH TE DOODEN? Op het eerste oog moge het vreemd lijken, dat in een geval van doodelijk verloopen intoxikatie met een bepaalde zelfstandigheid deze vraag nog gesteld wordt, daar de doodelijke afloop bewijst, dat de toegediende zelfstandigheid in staat was een mensch te dooden. Toch achten wij het nuttig haar te stellen ter motiveering van ons standpunt ten opzichte van de idiosynkrasie. Theoretisch heeft de vraag zeker recht van bestaan, immers het is denkbaar, dat de overledene overgevoelig voor de gebruikte stof was en aldus stierf door een hoeveelheid, welke onder gewone omstandigheden niet in staat zou zijn den mensch te dooden. De overgevoeligheid zou dan misschien voor den rechter een reden zijn tot het aannemen van verzachtende omstandigheden, evenals dit geschiedt bij een abnormaal dunnen schedel, waardoor een lichte slag op het hoofd een doodelijke schedelfractuur veroorzaakt (dl. I, bl. 58). Practisch mag en kan men echter o. i. slechts het bestaan van idiosynkrasie tegenover een bepaalde stof aannemen als zij bewezen is en dit is slechts het geval, waar de gebruikte hoeveelheid vergif met zekerheid bekend is, zij lager was dan de dosis lethalis en niettegenstaande dit een deletaire werking op het slachtoffer had. In alle andere gevallen bestaat slechts de mogelijkheid van idiosynkrasie, doch moet zij buiten beschouwing gelaten worden, omdat zij niet te bewijzen is. Was de in de maag (den darm, enz.) gevonden hoeveelheid grooter dan de dosis lethalis, of is door toevallige omstandigheden bekend, dat de ingegeven hoeveelheid aan dezen eisch voldoet, rekening houdende met ras, geslacht en leeftijd voor zoover deze van invloed zijn, dan doet het er niet toe of misschien de overleden persoon overgevoelig voor het aangewende vergif was en behoeft de vraag niet nader onder de oogen gezien te worden, daar, zoodra het opzet om te dooden bewezen is, aan beide elementen van het misdrijf vergiftiging voldaan is. Mocht dit niet het geval zijn en, zooals zoo vaak voorkomt, de in het lichaam van den overledene als zoodanig gevonden hoeveelheid, of de — op grond van den uitslag der kwantitatieve analyse van een gedeelte van den maaginhoud, van een gedeelte van de lever, enz., — berekende in het lijk aanwezige hoeveelheid der giftige zelfstandigheid kleiner zijn dan de lethale dosis, dan is de vraag of idiosynkrasie bestond, onoplosbaar. De ingegeven hoeveelheid laat zich toch niet met eenige zekerheid bepalen: men weet alleen, dat altijd meer vergif werd ingegeven dan er in het lijk gevonden wordt. Men kan immers nooit bepalen hoeveel weder buiten het lichaam geraakt is (met het braaksel, de ontlasting, de urine, het zweet), hoeveel in het overige lichaam nog aanwezig was (b.v. in de spieren, welke te samen ruim 40 °/0 van het lichaamsgewicht bedragen; kwantitatieve analyse van het gelieelt lijk is nu eenmaal een practische onmogelijkheid!) en hoeveel in het lichaam door omzetting onkenbaar is geworden (bl. 145). In dezen zin heeft men den rechter te antwoorden. Men heeft hem uit te leggen, waarom in gevallen van doodelijke intoxikatie, vrijwel altijd minder vergif gevonden moet worden dan werd toegediend en dat het zelfs kan voorkomen, dat men er geen spoor meer van terug kan vinden. Verder wijst men er op, dat idiosynkrasie een factor is, welke zeer zeker bestaat, doch waarmede men in foro geen rekening kan houden, omdat zij alleen te herkennen is door het — in de overgroote meerderheid der gevallen niet aantoonbare — feit zelf, dat een hoeveelheid, kleiner dan de dosis lethalis. den persoon doodde; immers de ingegeven hoeveelheid is gewoonlijk onbekend. De rechtspraak zou, wanneer men in alle gevallen, dat de in het lijk gevonden (berekende) hoeveelheid vergif kleiner is dan de dosis lethalis met de mogelijkheid van idiosynkrasie rekening wilde houden, in die gevallen van vergiftiging vrijwel een fictie worden, daar men nooit kan aantoonen, dat er in het concrete geval geen idiosynkrasie in het spel was. Kwantitatieve analyse zou dan bovendien altijd moeten geschieden, zelfs wanneer de obductie zonder meer het recht geeft te besluiten, dat de dood het gevolg is geweest van de inwerking van een der vergiften, behoorende tot groep C van bl. 125 en voor den obducent geen nader onderzoek noodig is om tot zijn diagnose te komen. Wanneer men de mogelijkheid van een bestaan hebbende idiosynkrasie in overweging zou willen nemen, dan zou men derhalve in alle gevallen van vermoedelijke vergiftiging een kwantitatieve analyse van het gelieele lijk moeten laten doen en. niettegenstaande deze, toch steeds in het onzekere blijven omtrent de toegediende (ingenomen) hoeveelheid vergif, welke echter bekend moet zijn om c. q. idiosynkrasie te mogen aannemen. In de practijk is derhalve idiosynkrasie zoo goed als nooit uit te sluiten. Door haar in het debat op te nemen zou dus de juiste berechting van een lethaal verloopen geval van vergiftiging, waarin de toegediende hoeveelheid vergif onbekend en de gevonden kleiner dan de lethale is, onmogelijk worden en daarmede zou het algemeen belang allerminst gediend wezen. In alle met den dood eindigende gevallen van vergiftiging heeft men derhalve eenvoudig aan te nemen, dat de lethale afloop bewijst, dat de toegediende zelfstandigheid in staat was den dood van den mensch te verwekken en moet men de mogelijkheid van idiosynkrasie buiten beschouwing laten. Waar de gerechtelijke geneeskunde een practisch vak is, dat ten doel heeft een goede rechtspraak mogelijk te maken, zijn wij tot het innemen van bovengenoemd standpunt gekomen. Immers elk ander standpunt zou leiden tot het onttrekken van vele gevallen van vergiftiging aan berechting en in strijd zijn met de eischen der justitie, d. i. van het algemeen maatschappelijk belang. Daarom hebben wij ons bij Smalt aangesloten (bl. 110). Het vehikel kan geheel buiten beschouwing blijven, immers uit de gevolgde ziekte en dood bleek overtuigend, dat de toxische eigenschappen niet aan het gebruikte vergif door het vehikel ontnomen waren. 4. KAN DE IN HET LIJK GEVONDEN GIFTIGE ZELFSTANDIGHEID OP ANDERE WIJZE DAN DOOR VERGIFTIGING IN HET LIJK ZIJN GERAAKT? In een geval van vergiftiging kan deze vraag aan de orde komen, wanneer het een zelfstandigheid geldt, welke ook wel als medicament of als tegengif gebruikt wordt, dan wel met het gewone eten of drinken, of bij de uitoefening van een bepaald beroep, in het lichaam kan geraken (bl. Il'4, 146). Practisch komen als zoodanig slechts Hg, Cu en opium in aanmerking ; met alles wat wel eens als medicament of tegengif gegeven wordt, kan natuurlijk geen rekening gehouden worden (J). In het algemeen zal deze vraag verder alleen dan reden van bestaan hebben, wanneer de giftige zelfstandigheid slechts in sporen in het lijk (') In Europa komen nog Pb, Zn, Sn en P in aanmerking; deze kunnen wjj buiten beschouwing laten, omdat zij in Indië niet tot vergiftiging gebruikt worden. Op gezag van Wichmann (Utrecht), achten wjj liet niet noodig, dat hier te lande b\j exhumaties afzonderlijk aarde uit de nabijheid van het lijk onderzocht wordt; immers As komt in de aarde van den Indischen Archipel niet voor (noot 1 op bl. 136) en daarmede is de mogelijkheid den pas afgesneden, dat c. q. de verdediger de mogelijkheid opwerpt, dat sporen As, in het lijk gevonden, afkomstig zijn uit de omringende aarde. Trouwens deze mogelijkheid bestaat niet, daar As in de aarde altjjd voorkomt in den vorm van niet in water oplosbare verbindingen (Brouardel, Empoisonnements, 1902, bl. 175). Tardieu, die gedurende 25 jaar in het bijzonder op deze zaak lette, heeft dan ook nooit een geval waargenomen, dat As uit de omgeving van het lijk dit binnen drong (Tardieu, 1. c., bl. 133) en toch komen juist in Frankrijk kerkhoven voor, waarvan de aarde zelfs zeer veel As bevat. aangetroffen werd. Gewoonlijk is de gevonden hoeveelheid, vooral in den eersten weg, echter zoo groot, dat daardoor reeds de mogelijkheid vervalt, dat zij op andere wijze dan door vergiftiging in het organisme geraakte. Maar er is meer. Hebben wij, volgens het principe van bl. 171 in een gegeven geval vastgesteld, dat de dood het gevolg is van intoxikatie met een bepaalde stot, dan zijn de tijdens het leven en c. q. ook de na den dood waargenomen verschijnselen en veranderingen van dien aard, dat zij slechts door het gebruik van een hoeveelheid grooter dan die, welke op een der aangegeven wijzen in het lichaam kan zijn geraakt (met uitzondering in dit opzicht echter van opium en morphine), afdoende te verklaren zijn. Hierbij komt het ons te pas dat, practisch gesproken, vergiftiging vooral voorkomt op een wijze, waardoor een acute intoxikatie ontstaat; bij chronische intoxikatie door herhaalde toediening van kleine doses is de zaak veel lastiger en zal zij zelden of nooit op te lossen zijn. Daarmede is eigenlijk de zaak reeds voldoende toegelicht, doch waar de verdediger soms tracht langs dezen weg zijn cliënt vrij te doen uitgaan, is het gewenscht er nog wat nader op in te gaan om zijn tegenwerpingen des te zekerder te kunnen weerleggen. Aanwezigheid van de zelfstandigheid door gebruik als medicament. Deze mogelijkheid bestaat speciaal waar As of Hg gevonden werd en meer waar het geldt het lijk van een Europeaan dan van een Inlander; immers de overgroote meerderheid der Inlanders laat zich bij ziekte niet op Luropeesche wijze, waarbij deze stoffen gebruikt worden, behandelen: in de gewone doekoen-behandeling behooren zij alsnog niet thuis. Om de mogelijkheid in overweging te kunnen nemen, dat de gevonden zelfstandigheid afhankelijk is van het gebruik als medicijn, moet vastgesteld worden dat dit werkelijk heeft plaats gehad. De ambtenaren met het voorloopig onderzoek in strafzaken belast, hebben dit onderzoek te doen en daai bij te trachten niet alleen precies te bepalen, welk praeparaat werd gebruikt en tegen welk lijden, doch ook de hoeveelheid en den tijd gedurende welken het gebiuikt werd; men moet weten wat, hoeveel en van wanneer tot wanneer. Blijkt het hierbij, dat inderdaad de gevonden zelfstandigheid als medicijn gebruikt is geworden, dan heeft men te overwegen of het waarschijnlijk is, dat op het oogenblik van den dood nog hoeveelheden in het lijk aanwezig waren, als gevonden zijn. Daarvoor moet men weten hoe snel de eliminatie van het bepaalde vergif pleegt op te treden;* dit zullen wij bij de afzonderlijke vergiften aangeven. Dat natuurlijk alles, wat op bl. 1-16 gezegd werd over de betrekkelijke hoeveelheden, in de verschillende gevallen in den z. g. n. eersten en in den tweeden weg gevonden, hier toegepast moet worden, spreekt van zelf. In het algemeen verdient de mogelijkheid, dat een gevonden giftige stof afhankelijk kan zijn van een vroegere medicatie slechts overweging waar in den tweeden weg sporen gevonden werden en in den eersten niets. Aanwezigheid door het dagelijksch gebruik van eten en drinken. Deze vraag heeft alleen zin, wanneer door het nader onderzoek de aanwezigheid van Cu in het lijk wordt aangetoond; als medicament wordt dit vrijwel nooit gebruikt, doch het staat vast, dat het door het dagelijks binnen krijgen van uiterst geringe hoeveelheden op den duur in duidelijk aantoonbare, en soms zelfs weegbare, hoeveelheden in de verschillende organen, doch vooral in de lever, kan worden opgehoopt. Bij de bespreking der Cu-intoxikatie zullen wij nader op deze mogelijkheid ingaan; hier ter plaatse vermelden wij slechts, dat het niet gelukte in de levers van 10 willekeurige Inlandsche lijken ook maar het geringste spoor Cu te vinden. De kans is derhalve al uiterst gering, dat Cu afkomstig kan zijn van het gewone eten en drinken. Aanwezigheid door het uitoefenen van een bepaald beroep. Het beroep als zoodanig geeft in dit opzicht reeds een vingerwijzing. Hierbij hebben wij eigenlijk alleen aan Hg te denken en heeft de vraag nog maar alleen reden van bestaan, wanneer het lijk afkomstig is van iemand, die dagelijks bloot stond aan de inademing van kwikdampen, zooals sommige werklieden in goud- en zilvermijnen, waai het amalgameeringsprocédé gebruikt wordt en zij die vuurwapens bruneeren. In zulk een geval heeft men weer rekening te houden met de hoeveelheid en het orgaan, waarin het meeste Hg gevonden werd. Aanwezigheid door het gebruik als genotmiddel. Hier te lande moet aan de mogelijkheid gedacht worden, dat in een geval van intoxikatie met opium of morphine mekonzuur resp. morphine ook gevonden kan worden, ten gevolge van regelmatig opiumeten of van het maken van piqures; naast het opiumschuiven komt toch, zooals later bij de bespreking der opium-intoxikatie blijken zal, in sommige deelen van den Archipel het opiumeten en het geregeld gebruik maken van morphine-injecties voor. Dat de overleden persoon werkelijk een opiumeter of morphinist was, zal gemakkelijk genoeg door de politie of justitie kunnen worden onderzocht; in het bevestigend geval heeft men weer op de gewone wijze te trachten een antwoord op de vraag te geven. Het opiumschuiven kan buiten beschouwing blijven, daar hierbij slechts zulke kleine hoeveelheden morphine in het lichaam geraken, dat zij in het lijk niet aantoonbaar zijn, terwijl het mekonzuur zoo snel in het organisme niet meer aantoonbaar wordt, dat de sporen, welke bij het schuiven in het lichaam komen, evenmin een bron van fouten kunnen opleveren (]). (') Pharmaceutical Journal, 1910. I. bl. 452. Opmerkingen in verband met de diagnose aan de lijktafel van intoxikatie met een caustisch of irriteerend vergif. Lr kunnen in een lijk toestanden bestaan, welke, omdat men door de gewoonlijk gebruikte inkleeding van de opdracht tot lijkopening (zie noot op bl. 129, dl. I) van de historia morbi niets weet en derhalve alleen op de resultaten der lijkopening moet afgaan, abusievelijk voor de teekenen \an een plaats gehad hebbende intoxikatie met een caustisch of irriteerend vergif gehouden kunnen worden. Daarom wenschen wij, alvorens over te gaan tot het bespreken der afzonderlijke, voor Indië gewichtige vergiften, aan een nadere bespreking te onderwerpen, de veranderingen, welke min of meer gelijken op die, welke door caustische of irriteerende vergiften te voorschijn geroepen kunnen worden, zonder nochtans iets met intoxikatie te maken te hebben. ij zullen hierbij wat uitvoerig zijn en ook sommige aandoeningen bespreken, welke slechts bij zeer oppervlakkig onderzoek met het resultaat van zulk een intoxikatie verwisseld kunnen worden. Het is toch van het giootste gewicht, dat men veranderingen, welke hiermede niets te maken hebben, niet als zoodanig opvat; dit is de reden, dat wij er in het bijzonder de aandacht op vestigen. ij zullen achtereenvolgens de voor ons gewichtige veranderingen bespreken van de huid, van de mond- en keelholte en van den slokdarm, van de maag en van de darmen. A. HUID. Bruine strepen aan mondhoeken, lippen en kin kunnen een heel gewoon LIJKVERSCHIJNSEL zijn "W anneer onder invloed van de rotting de maaginhoud naar buiten wordt geperst en wegvloeit, komt het niet zelden tot maceratie van het epitheel op de genoemde plaatsen en kan later perkamentachtige indroging daar ter plaatse optreden. Men vindt dan echter in mond, keel, oesophagus, enz. geen afwijkingen, welke op de inwerking van een caustische stof wijzen. Hetzelfde geldt voor de bruine epitheeldefecten tengevolge van het KNAGEN AN INSECTEN; die, welke door mieren ontstaan, reageeren duidelijk zuur (zooals ook de zooeven genoemde) en zijn op de in dl. I, bl. 78 aangegeven wijze met zekerheid als zoodanig te herkennen. Bij zuigelingen en kleine kinderen, doch ook wel bij oudere personen, kan het door eenvoudige UITDROGING aan de lippen tot de vorming van een smallen, bruinrooden zoom komen (bl. 70). Ook hierbij ontbreken natuurlijk veranderingen van het slijmvlies van mond, keel, enz., waardoor deze toestand dadelijk herkend kan worden. Bruine strepen aan mondhoeken, lippen en kin kunnen ook veroorzaakt worden door het ETEN YAN SOMMIGE ONRIJPE, ONGESCHILDE VRUCHTEN, wier schil een bijtend melksap bevat. Zulke vlekken zijn eerst icit, worden daarna bruin en blijven weken lang bestaan; zij gaan aanvankelijk vergezeld van dergelijke vlekken aan de vingertoppen en handpalmen. Vruchten, welke deze veranderingen kunnen veroorzaken, zijn de MANGGA BATJANG (KOEWENI) en de DJAMBOE MONJET; de laatste worden ten onrechte voor vruchten versleten, doch zijn de gezwollen stelen, welke het scherpe cardol bevatten. Goed is het hier ook even de veranderingen te memoreeren, welke ontstaan door het SIRIH-PRUIMEN. Het tandvleesch, het verhemelte en de tong worden helderrood; geschiedde het sirih-pruimen gedurende geruimen tyd dan vertoont de tong in liet midden een donkerbruine streep en is verder rood en voorzien van kloven; het midden van de tong kan zelfs byna zwart zijn. De tong is verder droog en ruw; in de mondhoeken vindt men niet zelden kloven. B. MOND- EN KEELHOLTE, SLOKDARM. Witte vlekken op het slijmvlies van mond- en keelholte, van den oesophagus en van de maag kunnen door allerlei oorzaken ontstaan, doch zullen aan de lijktafel zelden aanleiding tot diagnostische moeilijkheden geven, wanneer men bedenkt, dat de eschara's bij intoxikatie in het niveau van het omringende slijmvlies liggen, niet zijn weg te wisschen zonder het slijmvlies mede te nemen en dat bij intoxikatie in het algemeen de ernstigste afwijkingen gezien worden in het onderste gedeelte van den slokdarm en in de maag en niet in de hooger gelegen gedeelten, zooals juist bij spontane ziekten gezien wordt. Alle min of meer witte, uitpuilende of van het slijmvlies afwisclibare vlekken, zooals spruw, stomatitis serofibrinosa disseminata s. aphthosa, diphtherie (synanche contagiosa) en de luetische plaques, kunnen derhalve buiten beschouwing blijven. 1. DRINKEN VAN KOKEND WATER e. d. Witte, in het niveau van het slijmvlies gelegen en niet afwischbare vlekken komen voor door het drinken van kokend water en andere kokende vloeistoffen (niet al te letterlijk op te vatten), welke als een causticum werken. Door het drinken van kokend water ontstaan echter niet alleen witte vlekken, of zelfs een diffuse witte verkleuring, van het slijmvlies van mond- en keelholte, van den oesophagus en misschien zelfs van de maag (als uiting van de nekrose van de mucosa), doch bovendien al heel licht ook enkele bullae in de mondholte; hierdoor is de diagnose gemakkelijk te stellen en is men gevrijwaard tegen vergissing. 2. STOMATITIS SUPERFICIALIS. Bij rookers en bij acute febriele exantlieinatische ziekten bestaat gewoonlijk een katarrhale ontsteking van het mondslijmvlies: hierbij komt het vaak tot eigenaaidige Kleine, witte vlekken op de achtervlakte der lippen, aan het tandileesch en aan het palatum molk", deze vlekken worden ook constant gezien bij het begin van een stomatitis mercurialis. 'Waar zij afhankelijk is van een acute febriele exanthematische ziekte (typhus abdominalis!) is zij gemakkelijk als zoodanig te herkennen, omdat daarbij andere afwijkingen in het lijk voorkomen, welke het bestaan van de primaiie ziekte aantoonen; ook pleegt daarbij de tong een roode punt en roode randen te hebben, terwijl het midden van den tongrug bijna zwart en gebai sten is. Moeilijkheid bestaat slechts bij de aandoening, welke bij gezonde rookers voorkomt, want een stomatitis mercurialis is te herkennen door het gelijktijdig voorkomen van de andere teekenen van een kwik-intoxikatie. Het uitsluitend voorkomen der afwijking in de mondholte vrijwaart ons echter ook bij den vorm van de rookers tegen vergissingen. 3. LEUKOPLAKIA ORIS. Bij volwassen mannen, speciaal bij rookers, komen niet zelden onregelmatige, scherp begrensde, melkwitte, glanzende vlekken en strepen, welke soms een zeei giilligen vorm hebben (z.g.n. landkaartachtig adspect), op het slijmvlies van de wangen, de tong en den binnenkant der lippen voor. Zij zijn door fijne scheurtjes in het epitheel verdeeld in polggonale veldjes en berusten op een verdikking en verhoorning van het epitheel. Zij zijn des te witter en des te dikker naarmate het proces ouder is; zij kunnen dan zelfs iets uitpuilen en voelen duidelijk vaster aan dan liet gezonde slijmvlies. Het adspect is typisch en verder ontbreken veranderingen in de keel, in den oesophagus en in de maag, waardoor de diagnose gemakkelijk is. •4. PLAQUES MUQUESES. In het begin doen deze zich voor als witte, opake of paarlmoerachtig glanzende vlekken, welke overal in de mond-keelholte kunnen voorkomen, doch vooral gezeteld zijn aan de tong (rug, ondervlakte, randen en punt), op de tonsillen, de arci palatini en aan de mondhoeken. Gemakkelijk echter is de herkenning doordat er tevens een algemeene succulente lymphklierzwelling en allicht andere secundaire verschijnselen (exantheem; condylomata lata) bestaan, misschien nog een primair affect. Door het uitsluitend voorkomen in de mondkeelholte en niet lager in den tubus digestorius en deze kenmerken is de aandoening voldoende gekarakteriseerd. 5. PLAQUES OPALINES. Deze meer in het bijzonder bij mannen met oude lues, in den vorm van witte, paarlmoerachtige vlekken, voorkomende aandoening, is direct te onderscheiden van die, welke ontstaat door de inwerking van een caustisch vergif, door het ontbreken van dezelfde aandoening in oesophagus en maag en door de eigenaardige localisatie. De vlekken, welke geheel gelijken op die der leukoplakia oris, komen op de binnenvlakte der wangen voor, volgens een lijn, overeenkomende met de plaats waar de beide tand- en kiesrijen op elkaar bijten; zij begint aan de mondhoeken. Is de vlek wat uitgebreider, dan vertoont zij als typisch verschijnsel een z.g.n. vischgraatbouw, op de hoofdlijn staan loodrecht dwarslijnen, overeenkomende met de tusschenruimten tusschen de tanden en kiezen. De vlekken kunnen ook iets promineeren en meer een Ujstcormig karakter hebben en komen voor aan de lippen, het palatum rnolle, op de tonsillae en in den phargnx. Een enkel woord over de verschillende toestanden, waarbij uitpuilende of afwischbare vlekken voorkomen, daar het niet genoeg is, dat men ze niet voor teekenen van intoxikatie houdt, doch ze ook als zoodanig moet kunnen herkennen. Een BESLAGEN TONG zal alleen door een hoogst oppervlakkig onderzoeker miskend kunnen worden. Het witte, gele, bruine of zelfs zwarte, weeke of meer taaie en kleverige beslag (bestaande uit epitheliën, schimmeldraden, enz.) is van de tong af te schrapen. Het slijmvlies er onder is min of meer rood en vertoont roode, uitpuilende papillen SPRUW (SOOR). Deze komt speciaal voor bjj zuigelingen en door ziekte verzwakte personen (diabetes mellitus!). De soms meerdere m.M. uitpuilende vlekken, welke speldekopgroot en grooter plegen te zijn, kunnen overal voorkomen in de mond-keelholte, zelfs tot in den oesophagus; zeer zelden wordt de maag aangetast, wat meer het duodenum. De vlekjes en vlekken reageeren zuur, zijn wit met min of meer gele bijtint, in principe week en gemakkelijk afwischbaar; oude zitten echter tamelijk vast en zijn paarlgrijs ui geel. Zelden conflueeren de vlekken tot één samenhangende laag. De mikroskoop geeft, waar men nog twijfelen mocht, absolute zekerheid. In een praeparaatje ziet men naast verhoornde pravei-epitheelcellen en meer kubisclie epitheliën, een netwerk van fijne, dubbel gecontoureerde, gelede draden met knotsvormige eindcellen en talrijke afgesnoerde, ovale of meer ronde, sterk liehtbrekende konidiën, zijnde de oorzaak van de spruw een saccharomyceet (saccharomyces albicans). STOMATITIS SEROFIBRINOSA DISSEMINATA s. APHTHOSA ('). Deze aandoening wordt speciaal gezien tijdens de dentitie, bij zieke kinderen en bü anaemische meisjes en vrouwen tijdens de menstruatie, in de graviditeit en in puerperio. De \ lekjes zijn meer of min rond, doch ook wel streepvormig en omgeven door een blauwrood!en hof-, zelden conflueeren zü tot één pseudomembraan. Z(j puilen iets uit en zijn moeilijk weg te wisschen; het slijmvlies eronder is intact, doch rood. Vooral komen zij voor op den tongwortel, op het slijmvlies aan de binnenzijde der lippen, op dat van de wangen; zelden ziet men ze op het palatum, de arci palatini en de tmsiUae palatinae. D1PHTHERIE (SYNANCHE CONTAGIOSA: HAUTIGE BRAUNE, RACHENBRAUNE). De echte diphtherie, veroorzaakt door het corynebacterium diphtheriae is, in verband met de acute ontsteking der regionaire lympheklh ren, over het algemeen aan het lijk gemakkelijk genoeg te herkennen. (') Vroeger noemde men spruw met een terminus technicus aphthae; tegenwoordig wordt deze naam meer gereserveerd voor de stomatitis seroflbrinosa disseminata, welke niet veroorzaakt wordt door de saccharomyces albicans; de oorzaak kent men nog niet met zekerheid. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. Dit is echter niet altijd het geval, zooals het volgende leert ('). By een meisje van 14 maanden vond Wachholz, naast spaarzame pseudomembranen op de tonsillae palatinae, het palatum molle en de epiglottis, een klein oppervlakkig zweertje in het bovenste deel van den oesophagus en een gelijkmatige, dikke, vastzittende pseudoniembraan op het geheele maagslijmvlies, welke aan de cardia en aan den pylorus scherp begrensd was. Het geheel maakte den indruk van veroorzaakt te zijn door de inwerking van een causticum. Het chemisch onderzoek kon er echter geen aantoonen, terwijl het bacteriologisch onderzoek de aanwezigheid van het corynebacterium diplitheriae aan het licht bracht. De diagnostische moeilijkheid van dit geval is aanleiding, dat wjj op deze, in Indië vrij zeldzame, ziekte toch even speciaal de aandacht vestigen. De diphtherie wordt gewoonlijk gezien bij kinderen, doch niet uitsluitend; ook bij volwassenen komt zij af en toe voor en verloopt dan zeer vaak lethaal. De diphtherie is een acute infectieziekte met localisatie op het kruisingspunt van \ oedings- en luchtwegen. Op het palatum, de iivula, de tonsillae palatinae, de arci palatini en de plicae glosso-epightticae zitten op het sterk roode slijmvlies scherp omschreven, grijswitte, opake vlekken; zij kunnen 1—2 m.M. boven de omgeving uitpuilen. De pseudomembranen zijn grijswit en op doorsnede blijkt, dat de nekrose van het slijmvlies 1 m.M. en meer diep gaat en dat er een scherpe, duidelijk zichtbare grens bestaat tusschen het tijdens het leven reeds nekrotische gedeelte van het slijmvlies en de rest. In lichte gevallen geeft het corynebacterium diplitheriae alleen aanleiding tot het optreden van een katarrhale angina, zonder dat het tot de vorming van pseudomembranen komt. De zwaardere doen zich voor als een pseudomembraneuse ontsteking van het slijmvlies in één der drie grondvormen (croupeuse, pseudodiplitherische of diplitherische ontsteking, bekend uit de lessen over algemeene ziektekunde) en vertoonen neiging tot uitbreiding van liet proces naar boven toe op het slijmvlies van den neus en naar beneden toe, op het slijmvlies van den larynx, van de trachea en van de bronchi. By de zwaarste gevallen heeft men te maken met een gemengde infectie met de gewone pyogone mikroben en ontwikkelt zich vaak een haemorrhagische diathese, zoodat men overal bloedingen kan aantreffen. Op het slijmvlies van den oesophagus heeft het corynebacterium diplitheriae zeer weinig vat; er bestaat een groote mate van ongevoeligheid van dit weefsel voor die mikroben. Ofschoon ook het maagslijmvlies vrjj veel weerstand biedt aan de invasie van en infectie met deze mikroben komt daar ter plaatse nog wel eens echte diphtherie voor; het boven medegedeelde geval van Wachholz bewijst dit. Wit wordt het slijmvlies van den oesophagus door POSTMORTALE MACERATIE; deze treedt op, wanneer de inhoud der maag door het rottingsgas van de buikholte erin geperst wordt. Het slijmvlies wordt dan. over een min of meer groote uitgestrektheid, in het onderste gedeelte van den slokdarm, veranderd in een witte, weéke massa, welke gemakkelijk met het mes is weg te schrapen en mikroskopisch bestaat uit losgelaten, min ot meer veranderde epitheliën; de muscularis is gewoonlijk groen. Bij den lichtsten graad, welke zoo vaak gezien wordt, is het epitheel op de toppen der slijmvliesplooien streepvormig gemacereerd, of heeft in lappen losgelaten. Het slijmvlies er onder is dan echter niet rood, zooals bij den z. g. n. (■) Schmidtmann, 1. c., dl. I (1905), bl. 810. net slijmvlies (en onder de serosa) zien; zeer sterk is dit ontwikkeld waar stuwing bestond. Dat, uitgaande van de venen, het geheele slijmvlies min of meer diffuus vuilrood kan worden ligt voor de hand. De imbibitie-vlekken zijn, evenals de hypostatische, niet scherp begrensd en geven evenmin aanleiding tot zwelling van de mucosa; zij onderscheiden zich van elkaar, omdat bij de eerste het vaatnet niet scherp begrensd is en doordat zij een bruine bijtint hebben. Door de rotting wordt de kleur der met opgelost en veranderd bloedrood gei mbibeerde gedeelten groen; de kleur wordt wankleurig, zooals men zegt. Hierdoor verandert het slijmvlies geheel van adspect; het wordt vleksgewijze donkergroen tot zwart toe (postmortale of cadavereuse pseudomelanose), welke kleur echter verdwijnt, wanneer men er verdund zoutzuur opgiet; dan lost het, de groene tot zwarte kleur veroorzakende, FeS op. Hierdoor onderscheidt zij zich van de kleuring, welke ontstaat door doordrenking \an het weefsel met, onder invloed van een zuur, veranderd bloedrood (bl. 141), terwijl het niet flardig zijn van het slijmvlies en het ontbreken van den eigenaardigen stank haar van de verkleuring bij gangraen onderscheidt; de weinig geoefende onderzoeker is gewoonlijk veel te vlug met het diagnostiseeren van laatstgenoemden toestand! C. IMBIBITIE MET KLEURSTOFFEN. Ais derde mogelijkheid van roodkleuring van het slijmvlies, zonder tegelijkertijd bestaande vochtige zwelling, noemen wij roodkleuring door kleurstoften, voorkomende in eenig voedsel of drank. Op dit gebied hebben wij geen ervaring, zoodat wij slechts kunnen vermelden, dat plantenkleurstoffen (en hiermede zal men nog het meeste te doen hebben) in het algemeen door alkali blauw of groen worden, door een zuur echter geel; een oorspronkelijk roode plantenkleurstof kan derhalve, onder invloed van mogelijk aanwezig zoutzuur, geel worden, doch door de rotting nogmaals van kleur veranderen. 2. Roodheid, met vochtige zwelling van het slijmvlies. Bij de bespreking hiervan moet de ontstékings- tegenover de stmeingshyperaemie geplaatst worden, ofschoon bij de laatste meer bruine en leigrijze tinten gezien worden dan roode. In het algemeen moet de eerste minstens vele uren. een dag of langer, bestaan hebben om in het lijk nog teruggevonden te kunnen worden en waar ZU echter even zeldzaam is als in de gematigde zone. bovendien ontbreekt do karakteristieke wankleur en stank van dit laatste, zooals reeds vroeger (noot op bl. 195) gezegd werd ('). Ook door het diaphragma heen kan de long (meestal de linker) door het maagsap aangetast worden. 4. Ulceratie van den maagwand. Deze kan optreden door een pathologisch proces (nlcus simplex; ulcus carcinomiatosinn), doch ook door intoxikatie met een caustische stof; in het laatste geval ontstaat zij na afstooting van de eschara's, waarvoor het noodig is, dat de lijder niet te spoedig bezweek. Bij een irriteerend vergif (en als zoodanig behoeft alleen warangan in het oog gevat te worden) wordt ulceratie slechts zeer zelden gezien, omdat zij alleen kan optreden waar het vergif in zeer sterke concentratie op het slijmvlies kon inwerken. Dit is bij warangan alleen het geval, wanneer grootere stukjes lang op één plaats, b.v. tusschen een paar plooien, blijven liggen. In zulk een geval ontstaan kleine, «scherp begrensde ulcera; op den bodem, en vaak ook onder den rand, zijn dan gewoonlijk korreltjes warangan te vinden. Ulceratie van het maagslijmiiies komt veel meer voor door spontane ziekten dan door intoxikatie. ULCERATIE DOOR EEN SPONTAAN, PATHOLOGISCH PROCES is in het algemeen gekenmerkt, doordat in principe het slijmvlies slechts in de onmiddellijke omgeving van de ulceratie verschijnselen van acute ontsteking vertoont; het meest gewone is zelfs, dat ieder spoor van acute ontsteking om het ulcus heen makroskopisch ontbreekt (2); bij het ulcus carcinomatosum echter vertoont vaak het geheele, overgebleven maagslijmvlies de teekenen van chronische ontsteking (bl. 205). Daarentegen zien wij bij ULCERATIE DOOR EEN CAUSTISCH (en irriteerend) VERGIF, dat het geheele maagslijmvlies min of meer ontstoken is en hier en daar nog eschara's draagt; bovendien vindt men bij een causticum-intoxikatie ook allicht analoge veranderingen in mond, keel en slokdarm. Let men er verder op, dat het ulcus simplex en het ulcus carcinomatosum als zoodanig typische kenmerken bezit, dan zijn er genoeg gegevens om te maken, dat men voor vergissing gevrijwaard is, zelfs tiaar, waar bij (') Hetzelfde proces kan ook intravitaal voorkomen en in enkele dagen groote holten doen ontstaan, b. v. b(j carcinoma oesophagi, dat met de long vergroeid is; het postmortale zetelt, bij rugligging van het lijk, vooral in de bovenkwabben en in de achterste en onderste gedeelten van de onderkwabben. (2) Is bjj uitzondering het slijmvlies over groote uitgestrektheid ontstoken dan bestonden tijdens het leven noodwendig duidelijke symptomen van een acute gastritis. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. 14 uitzondering het geheele maagslijmvlies bij een ulcus op spontanen bodem ontstoken is (!). Ook ,1e anatomische doodsoorzaak is in die gevallen verschillend, ten minste in ,1e overgroote meerderheid der gevallen; bij ulcus simplex zal zij zijn een perforatie-peritonitis of verbloeding, bij ulcus carcinomatosum -ac lexie en bij intoxikatie een heftige ontsteking van het slijmvlies van de maag en van den darm. "V\ aren ,1e symptomen, tijdens het leven vertoond, bekend dan zullen deze ook voor verwisseling behoeden; bij intoxikatie plotseling optreden der v erschijnselen van een acute gastro-enteritis, met heftig braken (niet gebonden aan eten of drinken) en hevige diarrhee, bij de andere ulcera een slepend en sluipend zich ontwikkelen van klachten over de maag, zonder dat meer bepaaldelijk verschijnselen van een acute gastritis, laat staan diarrhee, optraden, blaken treedt hierbij alleen na eten en drinken op. Ulcera komen bij warangan-intoxikatie niet voor, zonder dat tijdens het ei en duidelijke symptomen van een hevige, acute gastritis bestonden. 5. Bloedingen in het maagslijmvlies. E,e" V6elVUldig voork°mende afwijking is bloeding in het maan- s ymihee. Zij kan een zeer verschillenden oorsprong hebben en heeft dan ook als zoodanig niet de minste beteekenis voor de diagnose van intoxikatie met een irriteerend vergif. f') Kenmerken van het ulcus simplex s. chronicum rotmdum ventriculi. Mln of meer rond, ovaal of gordelvormig, vlak, als het ware met een holpiip weegeslagen defect in de mucosa, dat zich in principe schuin, trechtervormig en terras- of met wat ouTPte UltHtre^nimi en b°dem nietverdikt en verdicht; bodem gereinigd of met wat oud, veranderd bloed bedekt. De omgeving vertoont geen teekenen van acute ontsteking, ten ware het proces zich tot op de serosa heeft uitgebreid. e o, a isatie is bjjna alt\jd aan de kleine curvatuur, of hare onmiddellijke nabijheid en wel aan den achterwand en in de pars pylorica. ,, Id' Kenmerken van het ulcus carcinomatosum. Kiatenormig en gewoonlijk tevens gordelvormig ulcus met dikken rand en woedenden bodem, welke niet gereinigd is, doch bjj het opgieten van een watersZ, vocht kranen dT ,de do°rsnede van rand en bodem laat zich een melkachtig afschrapen, dat mikroskopisch uit polymorphe epitheloïde cellen bestaat Bovendien zun de regionaire lympheklieren (aan de kleine curvatuur, aan de porta hepatis en S"'S,rl ïa>t' "p *> kersap , met zyn boxen gememoreerde kenmerken, afschrapen; ook de lever vertoont reeds vroeg metastasen met hun typische kenmerken (delle!). De meest gewone localisatie is de pars pylorica en wel aan den achterwand, eenige c.M. van den pylorus af en dichter bjj de kleine dan bü de groote curvatuur- veel """. r, veelvuldig vindt men het in de pars cardiaca, bfl de cardia; bepaald zelden is de fundus en hoogst zelden de groote curvatuur de zetel van het carcinoom. beperkt tot den dikken darm, doch zoowel bij de bacterif-ele dysenterie als bij Hg-intoxikatie, om ons tot de twee het moeilijkst van elkaar te onderscheiden aandoeningen te beperken, kan het ontstekingsproces zich een eind ver boven de valvula coli in den dunnen darm uitstrekken. In het bovenste gedeelte van den dunnen darm behoeft bij Hg-intoxikatie ontsteking niet aangetroffen te worden, daar zij aldaar slechts bij gebruik van het vergif in bepaalde concentratie, door locale inwerking, ontstaan kan. Bij het bestaan van colitis pleit het ontbreken van afwijkingen in cle liooger gelegen deelen van den voedingsweg (mond, keel, enz.) voor een spontane ziekte en tegen intoxïkatie. In principe treedt de haemotogene ontsteking van het slijmvlies (bij eliminatie van een irriteerend vergif) op over de geheele uitgestrektheid van het slijmvlies, terwijl dit bij enterogene oorsprong niet het geval is, waar het proces begint op de toppen der plooien en bovendien in de flexuren, het caecum en het rectum het hevigst, ja hier vaak toe bepaald, is. Aanvankelijk zal men derhalve wel deze processen van elkaar kunnen onderscheiden, doch al heel spoedig wordt bij intoxikatie de ontsteking ook het hevigst op die plaatsen, waar de darmwand mechanisch door den inhoud lijdt, of er lang mede in aanraking is, d. z. de reeds genoemde plaatsen, waar de spontane processen gelocaliseerd, althans het sterkst zijn (bl. 141). In het algemeen is het derhalve onmogelijk om op grond van de dikke darmveranderingen alléén spontane afwijkingen en die, veroorzaakt door intoxikatie, van elkaar te onderscheiden. Den doorslag geeft dan aan de lijktafel het al of niet aanwezig zijn van afwijkingen in het begin van den voedingsweg en in de andere eliminatieorganen, speciaal de nieren (Hg-intoxikatie!) Afzonderlijk willen wjj nog even de aandacht vestigen op de in den laatsten tijd van uit Deli door Kuenen, Baehmann en v. Loghem naar voren gebrachte colitis hacmorrhagica kachecticorum of stuwingsdysenterie, welke als zoodanig gemakkelijk te herkennen is, doch wier Deutung lastig kan zijn. v. Lochem zag een geval, dat plotseling begonnen was met herhaalde ontlasting van bloed en slijm, tien uur vóór den, onverwachts door ruptuur der aorta ingetreden, dood. Voor den gerechtelijk-geneeskundige doet het er niet toe of men het primaire in een zwakke hartswerking of in infectie wil zoeken (bact. dysenteriae, bact. pseudodysenteriae, bact. paratyphi), doch h\j heeft er zich voor te hoeden deze haemorrhagische colitis aan te zien voor een teeken van intoxikatie en dat zal niet licht gebeuren wanneer hü let op hetgeen de lijkopening verder aan het licht brengt. B. STUWING SROODHEID. Bij STUWING (levercirrhose; hartlijden) ontstaan in het slijmvlies van den darm roode vlekken met zichtbaar vaatnet, welke bij rekking van den darm vaak onderbrekingen vertoonen op plaatsen, waar de darmlussen tegen elkaar drukten. Mucosa en submucosa zijn vochtig gezwollen, soms zelfs in zeer sterken graad, en zijn de zetel van bloedingen; door de ophooping van het tianssudaat worden de plooien dik en door het optreden van bloedingen is \ aak ook de darmmhoud bloederig. Bovendien is, doch in minderen graad de gehecle dar mica nd, dooi* ophooping van transsudaat, dik en vochtig • de u -e kan zelfs 2 c.M. zijn: de darm is dan tevens opvallend zwaar en mjd: "etf ;terkst plee^ dit alles zÖn in het caecnm, het colon ad,code,, en in het bovenste gedeelte van het jejunum. De stuwingsroodheid zal natuurlijk, onder den invloed van de zwaarte- ,n,ï !LT\rral zijn; zi-' combineert zich op de laagste plaatsen met ïoodheid door hypostase. De CHRONISCHE DARMKATARRH DOOR STUWING (levereirrhose!) wordt vee minder gezien dan die, welke zich uit den acuten ontwikkelt. Daarom > datsten wij bij den darm den chronischen katarrh onder A, ofschoon in het colon vaak een haemorrhagische ontsteking gezien wordt, misschien verooizaakt, doch zeker bevorderd, door slechte hartswerking, waarop wij op de vorige bl. reeds even gewezen hebben. , 'n!le, 0pfesomde ^vallen strekt de stuwing zich uit over het geheele gebied van ' , (," ? Nena portae resP- over de geheel e onderste lichaamshelft Het eerste VAT l' ook omreden b\j THKOMBOSE VAN DE VENA PORTAE en DRUK OP DIT IL v i ïf? ympheklieren' enz"' aandoeningen, welke uiterst zelden voorkomen kennen z«n 66,1 °ndem)ek ^leiding geven en dan gemakkelijk te her' forenDl .feS ^ met een even zel,len voorkomende, doch uit een medico- oiensisih oogpunt wel gewichtige afwijking n.1. THROMBOSE van een grooten tak of van 1° Sa MESE™<* SUPERIOR re»,,. EMB0..1K of THROJIBOsÉ geval kan wel^ï ^ ART' MESENTERICA SUPERIOR (•); in het laatste TJ t ' Waar: niet van stuwin« «esproken worden, doch daar de verschijnselen die \an een partiöele stuwing geheel overeenkomen, stappen wij hier over dit ™ hefen..®n nemfn ,leze verschillende toestanden eenvoudigheidshalve bijeen de dunne dar!!™" ■V°°r 'eVen Van 'len Mtfer een groote beteekenis, omdat ^ dunne darm zoo gevoelig is voor stoornis in de circulatie; in weinige uren kunnen reeds irreparabele veranderingen optreden en de lijder peracuut bezwijken onder hevige MfP'jne", bloed.ge ontlast^ en p,rforatie.p,ritonit»; vooral wanneer aanvanke i k ook f e":'mkht ™ - L6 n k- En waar, wegens de groote zeldzaamheid der gevallen in de lessen over diagnostiek aan de Iflktafel erover gezwegen wordt, meenen wi er hier met een enkel woord op te moeten neerkomen. Van fn t3k d6r V- mesenterica super, optreedt ziet de dun,,, in het gebied \an dien tak (over een lengte van 1 M. en meer) van buiten d"kt7to™n dnkerr00(': (1? is m'dikt en cast: vooral ^ tela submu.osa is in toegenomen, waardoor het slijmvlies in dikke plooien ligt; dit laatste is hier en (') De art. mesenterica super, is geen echte eindarterie, daar zij anastomosen heeft t«h ZmnTi" 'r I»lt de art. hepatual; ■n 6 * ÏOrn"nS "" een ■"'"""W» <»«> Sluiting van de art. mesenterica inf. geeft alléén aanleiding tot het optreden van kleine bloedingen in het door haar verzorgde gebied. optreden van daar, doch vooral op de toppen der plooien, yrijmrit als uiting van een beginnende nekrosr: omdat de persoon zoo snel sterft komt het niet tot uitgebreider versterf van de mucosa. Naar boven en naar onderen is het proces niet scherp begrensd: de veranderingen berusten op haemorrhagische infarctvorming (althans op stase en diapedese) en gaan geleidelijk over in de normaal gebleven gedeelten. Natuurlijk zijn deze veranderingen bij afsluiting van een hoofdtak of van den stam van de art. mesenterica super, niet beperkt tot den darm, doch vertoont het nwsenterium ook dezelfde afwijkingen; hetzelfde kan het geval zijn bjj thrombose in het veneuse gebied. 3. Ulceratie van het darmslijmvlies. De kans dat spontane ulceratieve processen in den dunnen darm abusievelijk voor de teekenen van intoxikatie met een caustisch of irriteerend vergif' gehouden zullen worden is niet groot. In den dikken darm is dit eerder te verwachten, omdat, zooals reeds gezegd werd (bl. 144), de afwijkingen bij bacteriëele dysenterie en bij Hg-intoxikatie geheel op elkaar kunnen gelijken en, practisch gesproken, op elkaar gelijken. De dood pleegt bij de laatste toch zelden op te treden, wanneer de eliminatoire ontsteking nog over het geheele slijmvlies hetzelfde karakter vertoont, doch gewoonlijk wanneer de in het darmlumen uitpuilende gedeelten sterker dan de overige veranderd zijn. Het beeld van de amoeben-dysenterie is daarentegen zóó typisch, dat men wel nooit in een geval van dezen aard aan de mogelijkheid van een Hg-intoxikatie zal denken. A. DUNNE DARM. Ulceratie bij INTOXIKATIE MET EEN CAUSTISCH VERGIF (door een irriteerend ontstaan nekrose en ulceratie hier nog minder dan in de maag) zal alleen optreden in aansluiting aan een door het causticum als zoodanig verwekte nekrose; deze is allicht nog hier of daar te herkennen. Zij kan echter ook, doch bij uitzondering, op de toppen der plicae circulares voorkomen bij heftige (diphtherische) ontsteking van het (maag)darmslijmvlies door een SPONTANE OORZAAK (bl. 219). In het algemeen zal in al deze gevallen het proces beperkt zijn tot het bovenste gedeelte van den dunnen darm en van boven naar beneden in intensiteit afnemen, doch het ontbreken van voor een causticum-intoxikatie typische veranderingen in het begin van den voedingsweg en in de maag maakt, dat men bij eenig nadenken nooit een spontaan ulceratief proces hiermede zal kunnen verwisselen. En voor de irriteerende vergiften gelden dezelfde opmerkingen als vroeger bij de maag gemaakt werden. In principe is, zonder nader onderzoek, ontsteking van het bovenste gedeelte van den dunnen darm, gepaard gaande met ulceratie, door een spontane oorzaak niet te onderkennen van een door intoxikatie met een irriteerend vergif veroorzaakt. 4. Bloedingen in het darmslijmvlies. BLOEDINGEN komen in het darmslijmvlies minder voor dan in dat van de maag; zij treden op bij stuwing (levercirrhose), bij ontsteking (mikroben, amoeben, vergiften), bij asphyxie (dl. I, bl. 160), bij haemorrhagische diathesen (auto- en heteroïntoxikaties) en bij haemorrhagische dispositie van het orgaan (stuwing en ontsteking, derhalve samenvallende met reeds genoemde oorzaken). Yersche bloedingen zijn helderrood, oude donkerrood; als uiting van vroeger plaats gehad hebbende bloedingen vindt men een bruine of leigrijze verkleuring van het slijmvlies in het lijk terug. Bloedingen op zich zelf wijzen derhalve als zoodanig nooit op intoxikatie; hun meest gewone aetiologie is een spontane (beide vormen van dysenterie!). BLOED IN DEN DARM maakt dezen, van buiten gezien, donkerrood; de inhoud is eveneens helder- of donkerrood of zwart rood, al naar gelang van den tijd, gedurende welken het bloed in den darm aan de werking van den succus entericus bloot gesteld was. 5. Perforatie van den darmwand. Deze ontstaat alleen door idceratieve processen en de diagnostiek berust derhalve op die van de ulcera zelve; daarom behoeven wij er hier niet nader op in te gaan. GERECHTELIJKE OENEESKUNDE. 15 Na aldus vergiftiging en de herkenning van dit misdrijf in het algemeen besproken te hebben, zullen wij thans achtereenvolgens de zelfstandigheden, waarmede in Jndië, blijkens de ervaring, vergiftiging en zelfmoord gepleegd worden, aan een nadere bespreking onderwerpen. Wij zullen ons daarbij beperken tot de vergiften, welke gewoonlijk gebruikt worden en wier aantal vrij gering is. Bovenaan staat als meest gebruikt vergif warangan (]j; de warangan-intoxikatie zullen wij dan ook het uitvoerigst behandelen. Wij zullen bij de bespreking der afzonderlijke vergiften ze uit een practisch oogpunt verdeelen in twee groepen. Bij de eerste groep plegen bepaalde veranderingen in het lijk voor te komen, waardoor vaak, zonder nader onderzoek, de aard van de gebruikte zelfstandigheid afdoende herkend kan worden (groep C van bl. 125), terwijl dit bij de tweede groep niet het geval is. Bij de vergiften tot de laatste behoorende, is derhalve altijd een nader onderzoek noodig om in foro intoxikatie er mede te kunnen diagnostiseeren, bij de eerste niet. A. Intoxikatiën, waarbij veranderingen in het lijk gevonden plegen te worden. I. ARSENIK-INTOXIKATIE. ïï 'arangan is overal gemakkelijk te krijgen en wordt tot vergiftiging en zelfmoord gebruikt. Ook als aphrodisiacum (2) en als abortivum wordt het aangewend en kan dan tot intoxikatie leiden; dit is zelfs waargenomen (') Warangan is voor Indië het belangrijkste vergif. Dit blijkt bij doorlezing van de intoxikatie-ge vallen, medegedeeld in Het Regt in N. I., in bet Indisch Weekblad voor liet Regt en in het Geneeskundig Tijdschrift voor N. I. In dl. XL1\ (1904) van het laatste tijdschrift besprak Cayaüx (Gerechtelük-scheikundige onderzoekingen in N. I., bl. 342) de van 1898-1904 onderzochte gevallen. Daaruit blijkt, dat in die 5 jaren 31-maal lijkdeelen onderzocht werden met 15-maal een positief resultaat; daarbij werd gevonden: 10-maal arsenik (naar alle waarschijnlijkheid warangan), 2-maal kwik (vermoedelijk sublimaat) en opium, zoutzuur en poetjoengzaden eik i-maal. Bovendien werd 39-maal ander materiaal onderzocht, zooals braaksel, restanten eten verdachte stoffen, enz., waarvan er echter 4 niet met intoxikatie in verband stonden' n Je overblijvende 35 gevallen was in 26 het resultaat positief. Op deze 26 gevallen werd 12-maal arsenik (warangan) gevonden; aluin, gongso en ketjoeboeng elk 3-maal 2-maal kwik (sublimaat) en kopersulphaat, strychnine en teboe djenoe elk I-maal. Op 41 gevallen uit 1898—1904, waarin het nader onderzoek een positief resultaat luid, werd derhalve 22-maal warangan gevonden. (?) De werking is echter vaak juist andersom (Chahcot, 1864). na uitwendige applicatie als ontharingsmiddel (!) en na indruppeling (met djeroeksap) in den uitwendigen gehoorgang (®). Warangan is te koop in lichtgele of lichtroode, kristallijne stukjes; het werkt door zijn gehalte aan As203, dat zeer groot is(3). De kleur is afhankelijk van operment of realgar, welke stoffen altijd erin voorkomen; operment en realgar zijn onoplosbaar en dan ook op zich zelf niet giftig.' "Waiangan is slecht oplosbaar; door uren lang staan in koud water ost hoogstens 0,5 % As.Oj en door een uur lang koken 2,5% op; in koffie lost 0,2 °/0 en in thee 0,1 »/0 op. Zeer fijn gepoederd blijft het ten deeleals een uiterst fijn laagje op de vloeistof drijven. Door toevoeging van sap van djeroek nipis en vermenging met asam ofsirihkalk lost het wat gemakkelijker op • hiervan wordt bij gifmoord af en toe gebruik gemaakt; ook inajerbelanda lost het, door het alkaligehalte, wat beter op. Warangan heeft smaak noch reuk; daardoor kan het gemakkelijk onbemerkt onder het eten of drinken gemengd en tot vergiftiging gebruikt worden; soms wordt het in een of andere manisan gedaan. Ook wordt het af en toe onder rooktabak of tot schuiven bestemd opium gemengd (4). De werking van het arsenik op het organisme is gecompliceerd. Het heeft een locale irriteerende werking, welke zich langzaam ontwikkelt door de geringe oplosbaarheid; slechts daar, waar groote stukjes liggen, kan bij uitzondering de concentratie zóó groot worden, dat nekrose met (') Preitner deelde een geval mede, waarin naast locale symptomen (huidvlekje op wang, ingewreven met warangan en djeroeksap) den volgenden dag hevige diarrhee en Ptin in den buik optraden [Geneesk. Tydschr. v. N. I., dl. XXXIII (1893) bl 10"1 <*) Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dl. XL (1900), bl. 137; mèdedeeling van laassen op de vergadering van de Vereeniging tot Bevordering der geneeskundige Wetenschappen in N. I. van 22 Juni 1900. (■') Wisseling!! vond bjj 5 monsters het gehalte wisselend van 90—96 8 °/„ f Warinsin Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dl. XXXIV (1894), bl. 438], Onder den naam warangan wordt overal op de pasar en bjj de toekang rempah* door realgar rood (uit China) en door operment geel (uit Siam en Pegu) natuurlijk As, O, verkocht; warangan heet op Sumatra (Padang) meer toeba mantjiet en de gele soort in de Jn/vnansche streken ook utcil botoe. (<) Wasklewicz, Ukema, d'Engelbronneii en Rovers, Poging tot vergiftiging door "let rattenkl'uit vermengd was [Geneeskundig Tijdschrift voor N. I.. dl I looo(r), bl. 110|. Door het rooken van het in beslag genomen en onderzochte opium ontstonden storingen in de spijsvertering; aan het schuiven van opium was het overvloedig eten van vruchten voorafgegaan. Het opium bevatte niet alleen warangan, doch ook koper ii o.ji angan' op (leze w'|ze binnengekregen, werkt vermoedelijk langzamer (zie noot 0 , .7 0liF"'A zag 111 ««Proeven, dat het braken minder hevig was en later optrad dat de Pijnen minder hevig waren en het langer duurde voordat de exitus lethal is volgde O Schlegei, beschreef in 1827 een geval van vergiftiging door het rooken van tabak met Asj 0;j. (*) Takdieu, l.c., l»l. 429. « opvolgende ulceratie optreedt (bl. 209). Ook op de eliminatie-organen (nieren, maagdarmkanaal, huid, slijmvlies der luchtwegen) werkt het prikkelend. Hoofdzaak w echter de resorptieve werking. De gastro-enteritis der klassieke gevallen hangt zelfs ten deele van resorptie en eliminatie af. Opgenomen in het bloed geeft het arsenik paralyse van de vaatuiteinden van den darmsplanchnicus, waardoor daling van den bloedsdruk en sterke hyperaemie van de ingewanden, vooral van het maagdarmkanaal optreedt (]). Dooi de locale en eliminatoire werking geraken maag- en darmslijmvlies in ontsteking; deze is derhalve zoowel primair als secundair. ^ erder ontstaan belangrijke stoornissen in de parenchymateuse voeding (parenchymvergif; bl. 129), zich uitende in verschillende verschijnselen. De cellen der verschillende organen worden er heftig door aangetast, al is dit met altijd door anatomisch onderzoek aantoonbaar. Er komen gevallen van zeer snellen dood door arsenik-intoxikatie voor, zonder dat men aan de lijktafel iets vindt; in die gevallen werkte het arsenik sterk op het centrale zenuwstelsel {zenuwvergif). Experimenteel is gebleken, dat bij intracerebrale injectie de dosis lethalis 100-maal kleiner is dan bij subcutane en bij deze 2-maal kleiner dan bij toediening per os; het laatste verschijnsel berust op de ontgiftende werking van de lever (bl. 116). De dosis lethalis van As203 is 0,300 g., d.w.z., dat een volwassen Europeaan door 0,300 g. in eens genomen in de overgroote meerderheid der gevallen sterft (2). Van warangan is zij derhalve 0,310—0,335 g. (') Daardoor zjjn de ingewanden hoogrood, ook zonder dat zjj ontstoken zjjn Eenzelfde werking oefenen o.a. het slangengif, het choleratoxine en het giftige principe van sommige giftige paddestoelen uit. 0 Kratter (•) zegt, dat de dosis lethalis ligt boven 0,100 g.; v. Hofmann-Kolisko ("), Wachholz ('") en Brocardel ("") geven als dosis lethalis 0,100—0.150 g. op waai van 'I ahdïeu ( *) zegt, dat zij slechts zelden den dood veroorzaakt: Seidei, ( ) en Schlockow f ) nemen 0,100-0,200 g. aan, doch de laatste slechts voor het geval. dat het vergif niet uitgebraakt of door een tegengif onwerkzaam gemaakt wordt, terwijl' Taylor (f) en Vibert (ft) 0,150-0.200 g. en Kobert (fff, 0,100-0,800 g. opgeven. ' In verband met het principe, medegedeeld op bl. 180, nemen wij het hoogste cijfer aan, derhalve 0,300 g. * Als dosis toxica wordt opgegeven 0,005-0,050 g. Hoe gevoelig iemand kan zjjn blijkt uit liet geval, door Katchkatcher in 1900 beschreven, van een jongmensch, dat 3 uur na het innemen van 2 druppels eener l°/„-oplossing van AsA alle verschijnselen vertoonde van een acute arsenik-intoxikatie; den volgenden dag volgde op 3 druppels na hui zulke heftige verschijnselen, dat men therapeutisch moest ingrijpen (ffff). O Kratter. Drasche s Bibliothek d. gos. med. Wissenschaften, Hygiene u. gerichtl. Medlcin, 1899, bl. Seidei. in Maschka's Handbuch d. gor. Medicin, dl. II (1882), bl. 237. ("*****) Schlockow, Der Krcisarzt. 1900, II, lil. 97. (f) Taylok, l.c., dl. I, bl. 209; hij spreekt van 2—3 grein. (ft) Vibert. l.c., bl. 338. ('H't) Kobeut, l.c., dl. II (1900), bl. 251. Broi-ari>ei.. ibidem, bl. on. Zooals bij alle vergiften zijn ook hier voorbeelden bekend, waar de dood bij een veel grootere hoeveelheid uitbleef; gevallen waarin, zonder dat de dood volgde, een theelepel rattenkruit (10 g.), zelfs een eetlepel (35 g.) en nog meer (56 g.!) ingenomen werd, zijn beschreven; dit zijn echter bijzonder zeldzame gevallen. Uit de cijfers, op bl. 185 gememoreerd, kan echter blijken, dat het niet waar is, dat een zeer groote dosis den exitus lethalis belet. Wij wijzen hierop, omdat het ons bekend is, dat deze meening wel eens in Indië in foro van deskundige zijde verkondigd is geworden en daarmede een der elementen van het misdrijf kwam te vervallen en vrijspraak volgde. Ook wenschen wij er op te wijzen, dat bij een groote dosis de dood niet per se snel behoeft op te treden; 2 kinderen van 4y2 en 7 jaar, die elk 1 g. inkregen, stiei ven na 2 resp. 3 dagen en een man, die 2 g. innam, eerst na ti dagen (J). I)e verschijnselen van een warangan-intoxikatie kunnen nog al uiteen loopen, zoodat zelfs bij intoxikatie met een massieve of groote dosis de symptomen niet altijd dezelfde zijn; nog meer geldt dit voor die gevallen, waar door de toediening bij herhaling van kleine hoeveelheden een chronische intoxikatie optreedt. In liet algemeen ziet men echter toch steeds bepaalde verschijnselen in een bepaalde volgorde optreden. De symptomen zijn naar aard en volgorde die van gastro-enteritis, laryngitis en bronchitis, uitslag, sensibiliteits- en eindelijk motiliteitsstoornissen. Bij de intoxikaties met acuut verloop staan van den beginne in het algemeen de symptomen van den kant van het maagdarmkanaal op den voorgrond (niet altijd echter!!), terwijl deze bij een chronisch verloop altijd minder heftig zijn. Men kent van de rattenkruit-intoxikatie drie vormen: 1. De peracuut en acuut verloopende intoxikatie, volgende op het innemen van één groote dosis. 2. De intoxikatie d rechutes, door het meerdere malen, doch met tusschenpoozen, innemen van kleine doses en 3. De chronisch verloopende intoxikatie, welke optreedt wanneer gedurende langen tijd dagelijks zeer kleine giften genomen worden. De beide eerste vormen komen speciaal voor hij vergiftiging, terwijl de eerste vooral bij zelfmoord en de derde bij medicinale intoxikatie gezien wordt. In Indie komt de laatste vorm niet voor door het inademen van giftige arsenikverbindingen, afkomstig van behangsel e. d. en als beroepsintoxikatie, zooals in Europa het geval is. "Voor ons zijn derhalve de eerste en tweede vorm vooral van belang. (') Gevallen van Lachèse uit 1837, gerefereerd bjj Chkistison, t. a. p., bl. 295. Bij alle drie kan een zelfde reeks van verschijnselen optreden, ofschoon zoo goed als nooit bij een zelfden lijder al de symptomen der reeks gezien worden. Het meest constant en het eerst optredend zijn verschijnselen van gastro-enteritis; de andere, welke zich hierbij aansluiten, zijn voornamelijk van het individu als zoodanig afhankelijk; bij den een treedt meer dit en bij den ander meer dat symptoom op den voorgrond. Dit laatste komt vooral duidelijk uit waar, hetzij bij ongeluk, hetzij door opzet, tegelijkertijd vele personen vergeven worden, zooals in Europa herhaaldelijk geschied is door arsenikbevattende voedings- en genotmiddelen: brood, wijn en bier. Toch is blijkbaar het vehikel ook van gewicht; zoo zag men in een geval, waar 15 personen van dezelfde pudding met rattenkruit gegeten hadden, ''ij conjunctivitis; bij een kleine driehonderd personen, vergiftigd door een zelfde broodsoort, oedeem van de oogleden, van het gelaat of van de extremiteiten en bij 340 scholieren, die door melk vergeven waren, traden bij geen van allen verlammingen op, zooals toch zoo dikwijls gezien worden. Dat de individueele gevoeligheid nog al verschillend is blijkt verder niet alleen uit de verschillen, welke bestaan in de dosis lethalis, door verschillende schrijvers opgegeven, die zich toch baseeren op waarnemingen, doch ook uit de verschijnselen, welke bij therapeutische doses gezien worden; de een reageert veel sneller met intoxikatieverschijnselen dan de ander; in de opgegeven dosis toxica vindt men dit verschil terug. Gccri enkel verschijnsel bestaat, dat bij arsenik-intoxikatie altijd en immer voorkomt. Zelfs de peracute intoxikatie-gevallen vertonnen niet altijd hetzelfde beeld, terwijl in aeate en chronische gevallen zoo goed als nooit alle bekende sgmptomen worden waargenomen, doch nu eens deze en dan eens die. De diagnose van een warangan-intoxikatie kan dan ook hoogst eenvoudig, doch ook hoogst moeilijk zijn. 1 hans zullen wij achtereenvolgens de drie vormen van arsenik-intoxikatie bespreken. De eerste vorm zullen wij daarbij splitsen in tweeën. I. Peracute arsenik-intoxikatie. Deze eindigt binnen 24 uur met den dood en kan zich in twee hoofdvormen voordoen, als z. g. n. arsenicismus gastro-intestinalis en als z. g. n. arsenicismus cerebrospincdis, al naai" gelang meer verschijnselen van den kant van het digestie-apparaat dan wel van het centrale zenuwstelsel op den voorgrond treden; de eerste komt veel meer voor dan de tweede (>) en vormt als het ware het klassieke beeld van de peracute rattenkruitintoxikatie. (') Op 305 in 10 jaar in Bombay waargenomen gevallen kwamen er 6 voor; misschien een enkel meer (Lyon, t. a. p., case CCXII, bl. 435). A. ARSENICISMUS GASTRO-LNTESTINALIS. Dit is de meest gewone vorm van intoxikatie bij zelfmoord door het innemen \an een zeer groote hoeveelheid warangan; bij vergiftiging wordt hij minder veelvuldig gezien, daar daarbij in het algemeen minder vergif wordt toegediend dan door zelfmoordenaars wordt ingenomen; bij vergiftiging zien wij meer den acuten vorm en dien a rechutes. De verschijnselen treden bij den peracuten gastro-intestinalen vorm gewoonlijk —/ uur na net innemen van het vergif op, doch soms geschiedt dit reeds veel vlugger en soms veel later; dit hangt af van de wijze van gebruik „opgelost of niet, bl. 114; melk, kolfle, thee en bier verlengen den termijn [Seidel (»)], evenzoo vetten [Chapius (2)]; van den toestand van de maag (bl. 11B) en van het al of niet gaan rusten na het innemen (bl. 151)J. Taylor(s) refereert een geval, waarin de vergiftigingsverschijnselen reeds optraden onder het nuttigen van een koek, waarin rattenkruit en Lyon (>) spreekt van hetzelfde onder het drinken van een kop thee, gezet met water, gekookt in een ketel, waarin arsenik gedaan was; Christison (5) vermeldt enkele gevallen, waarin de symptomen reeds na 8 tot 10 minuten na het innemen begonnen. Dit zijn alle groote uitzonderingen, doch het is noodig ze te kennen om er c. q. rekening mede te kunnen houden. Hetzelfde geldt voor die gevallen, waarin de symptomen eerst na meerdere uren: 4, 6, 8, 10 optreden; als langsten termijn vonden wij 18uur „en zelfs langer" opgegeven (6). (') Maschka's Handbuoh, 1. c., bl. 239. (J) Brouardel, Les intoxications, 1904, bl. 70. (') 1a\lor, 1. c., dl. I, bl. 261. Geval in 1835 medegedeeld door Lofthouse. (4) Lyon, l.c., bl. 438. (5) Christison, l.c., bl. 299. o Brouardei., Les intoxications, 1904, bl. 73. Alle andere schrijvers geven als langsten termijn 10 uur op; alleen bij Taylor, l.c., bl. 262, komt een geval voor waar het 23 uur duurde, doch het betrof een meisje, dat gewend was opium te eten en de intoxikatie verliep daar onder het beeld van arsenicismus cerebrospinalis (Clegg, 1848). Broiardei, refereert (t. a. p. bl. 66) nog een zeer interessante waarneming van Lépine (1901), waarin bjj vergissing, bjj reeds bestaande maagklachten, 0,150 g. As, 0:, in volkomen oplossing s avonds om 9'/, uur werd ingenomen, waarop de persoon ging slapen; precies om 12 uur werd hij wakker met hevige maagpijn, overvloedig braken en brandenden dorst; alles, wat hjj dronk, werd dadelijk uitgebraakt. Den volgentien morgen werd de vergissing bemerkt en een medicus gehaald. Het gelaat was congestief, de pols vol, met een frequentie — 100, de hartcontracties waren flink ; de tong vertoonde een dik beslag, de maagstreek was gevoelig bij druk, doch spontaan weinig pijnlijk. De buik deed geen pijn; er bestond geen koliek noch diarrhee. De brakingen hielden 's middags op. De urine bevatte een spoor eiwit. De rectale temperatuur was 36°5 C. In den loop van den dag had hjj evenwel normale ontlasting. LEriNE vermoedt, dat erdoor de reeds bestaande lichte maagaandoening een spasmus van den pylorus bestond, waardoor de resorptie van uit de maag moest geschieden en Er blijkt wel uit, dat noch het onmiddellijk, noch het eerst na zeer langen tijd na het nuttigen van verdachte spijs of drank optreden van verschijnselen van acute gastro-enteritis de mogelijkheid van arsenik-intoxikatie uitsluiten. De peracute arsenik-intoxikatie is bij den hoofdvorm gekenmerkt door het optreden van een hevige gastro-enteritis. Braken, diarrliee en collaps zijn de hoofdverschijnselen. Het blaken treedt op door de locale werking van het ingenomen warangan, de diarrhee berust echter in hoofdzaak op de eliminatie van het reeds geresorbeerde vergif langs de klieren van het darmslijmvlies. Daarom treedt eerst braken en daarna eerst diarrhee op, een feit van het allergrootste belang voor de differentiale diagnostiek tegenover cholera, waarbij het juist omgekeerd is. De diarrhee is des te heviger naarmate de eliminatie langs anderen weg, vooral langs den renalen, geringer is. Er komen, doch het zijn hooge uitzonderingen, zelfs gevallen voor, waarbij wel braken doch geen diarrhee voorkomt (Martineau, 1873); deze gevallen zijn echter geen zuivere voorbeelden van arsenicismus gastro-intestinalis (zie noot op bl. 238). Een geval, waarin geen braken, doch wel diarrhee optrad, liet eenige, dat wij tegengekomen zijn, is het volgende, ontleend aan Lyon (>). Het maakt echter niet den indruk een zuiver geval van den peracuten gastro-intestinalen vorm te zijn. In September 1901 werd een Mohammedaan, oud 18 jaar, in het Academisch ziekenhuis te Calcutta opgenomen. Zijn vrienden vertelden, dat hjj omstreeks 2 uur 's namiddags, na het eten, bij vergissing ongeveer 14 g. rattenkruit had ingenomen. H(j werd vrij spoedig daarna ziek en werd om 4 uur opgenomen; hij was compos mentis, doch hoogst onrustig. Ilij schreeuwde, dat zijn maag in brand stond en leed blijkbaar veel pijn. Uit zijn mond vloeide speeksel. Na opneming in het hospitaal had hij 2- of 3-maal dunne ontlasting; braken deed hjj echter niet, zelfs niet op een braakmiddel. De maag werd uitgespoeld; in het waschwater waren kleine stukjes arsenik. 20 minuten na zijn opneming verloor hij het bewustzijn en stierf 4'/, uur na het innemen van het vergif. Het verloop der peracute intoxikatie, met op den voorgrond tredende veischijnselen van gastro-enteritis, is in de overgroote meerderheid der gevallen als volgt. Een half uur tot een uur na het innemen van het vergif begint de persoon zich onwel te gevoelen en tegelijkertijd, of reeds zeer spoedig daarna, treedt een brandend gevoel in de maagstreek op, dat erger wordt bij druk; ook de geheele oesophagus kan als in vuur staan. Dan volgen vrij snel hevige hierdoor zeer langzaam ging. Experimenteel werd door Tappeiner (1880) aangetoond, dal strychnine bij hond en kat slecht van uit de maag geresorbeerd werd; Melzeb (1896) herhaalde dit bij de kat, terwijl Lépine voor den hond en opgelost As, 03 hetzelfde aantoonde. Lepi.ne wil m intoxikatiegevallen het laat optreden van de symptomen dan ook \erklaren door m die gevallen het bestaan van spasmus van den pylorus aan te nemen. (') Lyon, t.a.p., bl. 435, case CCXI. toch geroepen om te trachten het leven van den patiënt te redden (bl. 1(54). Theoretisch is de zaak gemakkelijk: men onderzoekt het braaksel op aisenik ('), de ontlasting op vibrionen (2) en het bloed op de aanwezigheid van malaria-parasieten en handelt al naar gelang de uitslag is. Maar practisch staat men er geheel anders voor, daar het zoo noodige onderzoek veelal niet geschieden kan en ook hij, die er niet toe in staat is, handelen moet. Hij moet den lijder helpen en mag niet onnoodig de politie of justitie alarmeeren, omdat hierdoor onschuldige personen in hun goeden naam en eer geschaad kunnen worden. De tank van den geneesheer is in dergelijke gevallen hoogst moeilijk en delicaat! "\\ anneer wij er van uit gaan, dat in de gewone Indische praktijk voor het tijdig verrichten van een mikroskopisch en chemisch onderzoek veelal geen tijd en gelegenheid is, dan blijft er niets anders over dan ons bij den levenden patiënt geheel te baseeren op de gewone, klinische verschijnselen en in choleratijden elk geval, dat niet met temperatuursverhooging gepaard gaat, als choleia op te vatten, tenzij er feiten zijn, welke in het gewone beeld der ziekte niet thuis behooren. In Europa en ook in Indië (3) heeft men toch in choleratijden gevallen van arsenik-intoxikatie (vergiftiging) waargenomen; dit mogen wij niet vergeten. Bij cholera gaat veelal een lichte diarrhee aan den eigenlijken aanval \ooiaf, tieedt het braken zoo goed als steeds niet vóór, doch na het begin van de diarrhee op en bevat het braaksel slechts zelden bloed. Verder bestaat er geen bepaalde pijnlijkheid van keel, oesophagus en maag, bestaat zelden hevige buikpijn en is de buik bij druk weinig of niet gevoelig; de ontlasting en het braken geschieden zonder pijn; er bestaan geen tenesmi ad alvum. (') De eenvoudige wijze, volgens welke dit, onderzoek geschiedt, zal later aangegeven worden. (s) De vlokjes, welke bij cholera en As-intoxikatie in de ontlasting drijven en welke aan watten herinneren, bestaan uit slijm en epithelium en bevatten talrijke mikroben. Men maakt er op de gewone wijze een praeparaatje van en kleurt dit gedurende eenige minuten met een of andere analine-kleurstof, b.v. 5-10-maal verdunde carbolfuchsine. \ indt men in liet praeparaatje geen vibrionen dan is cholera zeer onwaarschijnlijk; vindt men vibrionen, doch z(jn zjj in de minderheid, dan zegt dit niets en vindt men dat de mikroben in hoofdzaak of uitsluitend vibrionen zijn, dan heeft men zeer waarschijnlijk met een cholerageval te maken. De vibrionen liggen evenwijdig bij elkaar, als de visschen in een school; kenmerkend is dit niet, daar de groepeering der vibrionen ontstaat bij het maken van het praeparaatje. Op den aangegeven, eenvoudigen, bacterioskopischen weg kan men nooit absolute zekerheid krijgen; daarvoor is deskundig bacteriologisch laboratorium-onderzoek noodig. (,!) Kiewiet de Jonge, Voordrachten over de tropische Ziekten van den Indischen Archipel, dl. III (1909), bl. 12. Lyon, lx., bl. 437, haalt 3 gevallen uit Voor-Indië aan (case CCXIII) als voorbeelden, dat degelijke geneesheeren As-intoxikatie voor cholera kunnen houden. In ons oog bewijzen die gevallen dit echter niet. Is de lijder in eens ziek geworden, trad eerst braken en daarna diarrliee op, bevat liet braaksel bloed, bestaat er groote pijnlijkheid van den buik, of een eigenaardig brandend gevoel in de keel, den oesophagns, de maagstreek of over den gelieelen buik, dan is het, ook in den choleratijd, dringend noodig het braaksel op mogelijk aanwezige warangankorreitjes te onderzoeken. Men doet dit volgens de z.g.n. Schlammmethode door het braaksel (liefst het eerste!) met veel water te verdunnen en om te roeren, de helft af te gieten (doch te bewaren!), op nieuw water toe te voegen, om te roeren in de helft af te gieten, enz. Op deze wijze gelukt het, zoo zij aanwezig zijn, de specifiek zware warangan-korreltjes als een bezinksel op den bodem te krijgen. Men kan ze dan verzamelen en op eenvoudige wijze nader onderzoeken of doen onderzoeken, zooals later aangegeven zal worden en zooals noodig is in ieder gerechtelijk geval en in ieder geval, dat tot een gerechtelijk onderzoek dreigt te, of kan, leiden. Het in het braaksel voorkomen van harde, zanderige korreltjes pleit voor arsenikintoxikatie; dergelijke korreltjes moeten voor nader onderzoek bewaard worden. Buiten den choleratijd zal men ieder geval van cholera-achtige verschijnselen, dat zonder temperatuursverhooging verloopt wantrouwen en wel des te meer naar mate de ontlasting en het braaksel meer het karakter van rijstwater hebben of met bloed gemengd zijn en naar mate de maag- en buikpuin heviger zijn of er pijn in keel en oesophagus bestaat. Buiten den choleratijd zal men bij choleriforme symptomen en afebriel verloop eveneens naar harde korreltjes in het braaksel -moeten zoeken, in het bijzonder wanneer het beeld niet geheel past in dat van voedselintoxikatie of malaria cholerica (welke zonder temperatuursverhooging kunnen verloopen!). Gaan daarentegen de verschijnselen van gastro-enteritis met verhooging van de temperatuur gepaard, dan zal men, onafhankelijk van het al of niet voorkomen van cholera ter plaatse, waar men met een enkel geval te maken heeft in de eerste plaats denken aan malaria cholerica en, waar meerdere gevallen tegelijkertijd in een huisgezin voorkomen, aan voedselintoxikatie. Ook hier echter zal men, wanneer zich de reeds opgesomde verschijnselen voordoen, welke niet bij die ziekten, doch in het ziektebeeld van een warangan-intoxikatie thuis behooren, aan de mogelijkheid van de laatste denken en het braaksel nauwkeurig nagaan. In febriele gevallen van cliolera-achtigen aard moet men bij het gemengd zijn van het braaksel met bloed, of bij aanwezigheid vanhevigepijnindekeelenden oesophagus, het braaksel op de aanwezigheid van harde korreltjes onderzoeken. B. ARSENICISMUS CEREBROSPINALIS. Is het ziektebeeld geheel zuiver, dan ontbreekt elk verschijnsel van gastro-enteritis acuta. De lijder wordt, onder collapsverschijnselen, bewusteloos, kiijgt. in sommige gevallen klonische of tonische, tetanische of epileptifonne krampen en sterft binnen 1—2 uur; somtijds begint het met duizeligheid, hoofdpijn, mydriasis, deliria en partieele of compleete paralyse (1). Het verloop kan nog sneller zijn en met dat der cholera sicca en andere ziekten overeenkomen (2), doch ook meerdere uren (6—12) duren en, evenals een opiumintoxikatie, onder het beeld van somnólentie, overgaande in koma, verloopen. Gewoonlijk echter is het beeld gemengd en komen er, naast verschijnselen van het centrale zenuwstelsel, ook symptomen van den kant van den tubus digestorius voor, zooals nausea, emesis en lichte maagpijn. Natuurlijk onttrekt deze vorm van As-intoxikatie zich aan klinische herkenning; men komt zelfs niet tot het vermoeden ervan, doch kan hoogstens de mogelijkheid openlaten. De lijkopening -j- het chemisch onderzoek zijn alleen in staat een dergelijk geval in zijn waren aard te herkennen. Komt het hier derhalve niet toe, dan blijft zulk een geval onopgehelderd. Onder welke voorwaarden deze vorm der peracute arsenik-intoxikatie optreedt, weet men nog niet; in het algemeen schijnt hij speciaal voor te komen, wanneer opeens een groote dosis As geresorbeerd wordt (opgeloste As-verbinding op nuchtere maag!). Hij wordt dan ook in de practijk niet vaak waargenomen; Lyon geeft aan (3), dat op 305 in het verloop van 10 jaren te Bombay waargenomen gevallen van peracute arsenik-intoxikatie, er slechts fi van dezen vorm voorkwamen; misschien echter een enkel geval meer, daar de gegevens, welke verstrekt werden, niet altijd volledig waren. Een doodelijke warangan-intoxikatie kan op een wijze verloopen, welke in niets op het klassieke beeld der rattenkruit-intoxikatie gelijkt. Zware, centrale symptomen, ivelke snel tot den dood leiden, kunnen een uiting zijn van warangan-intoxikatie. Warangan-intoxikatie kan verloopen onder het beeld van intoxikatie door opium of door strychnine. (') Daarom noemt men hem ook wel den paralytischen of narkotischen vorm. («) Taylok, 1. c., dl. I, bl. 269, zag een geval, dat Stevenson echter als dubieus brandmerkt, waarin een jongmensch van 11 jaren, dat bij ongeluk een groote dosis rattenkruit innam, binnen '20 minuten stierf onder tetanische verschijnselen. (3) Lyon, 1. c., bl. 435, case CCX1I. Vier van deze zes gevallen liepen binnen 14 uren af. Over deze gevallen vinden wij bij hem opgeteekend: N°. 1. Een vrouw, die slechts éénmaal braakte en geen diarrhee had. N°. 2. Een man, die eveneens wel braakte, doch geen diarrhee had. N°. 3. Had pijn in den buik en dorst, braakte een weinig en had diarrhee vóór zijn opneming in het hospitaal, doch daarna niet meer. Nu. 4. Had voor zijn opneming gebraakt en 4-maal dunne ontlasting gehad; er na braakte hij slechts éénmaal en had geen diarrhee meer. 8 uur later waren zijn conjunctivae duidelijk geinjiciëerd. Dit geval werd tijdens liet leven niet in z^jn waren aard herkend. N°. 5. Had verhoogde temperatuur en hevige buikpijn, doch braakte niet en had geen diarrhee. Ook dit geval werd tijdens het leven niet herkend. N°. 6. Had groote dorst en was zeer onrustig; de lijder was buiten bewustzijn en plukte aan de dekens. Er werd niet gebraakt en er bestond geen diarrhee en toch vond men na den dood in de maag 6,500 g. As.,0:l. Dit bewijzen de volgende voorbeelden: Een meisje nam ruim 50 g. rattenkruit in en ging toen naar bed. Twee en een half uur later stond zij, zonder eenige hulp, op en ging in een stoel naast de kachel zitten Nauwelijks gezeten, stief z(j [Dymock (')]. s Middags tusschen 2 en 3 uur zette het dienstmeisje van een familie koffie. Om uur dronk man, vrouw en een 6-jarig bij hen inwonend meisje hiervan, terwijl het dienstmeisje voor zich zelf de koffie nogmaals opgoot en hiervan 2 kopjes dronk Alle vier personen waren bjj het koffiedrinken nog volkomen gezond. Spoedig er na werden alle vier ziek met pün in den buik en herhaaldelijk braken, e vrouw des huizes was als bewusteloos en kon zich niet bewegen. Het kleine meisje lag schijnbaar gerust te slapen; 3 uur later ontwaakte zjj, klaagde over buikpijn, vroeg om drinken, dronk wat suikerwater en sliep weer in. Toen kort daarop een geneesheer kwam vond hy haar dood. 81 De vrouw en het dienstmeisje waren 4 dagen ziek, braakten veel en genazen - de man was ook eenige dagen ziek, doch niet bedlegerig. In de koffie, het koffiedik en in de organen van het overleden meisje werd veel arsenik gevonden [Friedberg (*)]. Een kind werd in het ziekenhuis gebracht met liet verhaal, dat het een half uur na het eten van goela aren was gaan braken; het stierf spoedig daarna tijdens een stuip. In de maag werd post mortem ruim 2 g. rattenkruit gevonden [Lyon (>)]. In een geval van zelfmoord, dat op grond van de symptomen gehouden werd voor een geval van opiumintoxikatie, vond men in de maag geen spoor opium, doch wel een groote hoeveelheid arsenik. De man stierf 8 uren na het innemen van het vergif ^rnauwd6™ ***** * War™ ** maximum Een meisje was 's avonds gezond en wel met de andere huisgenooten naar bed gegaan Kort daarop hoorde men haar steunen en vond haar ten prooi aan hevige krampen Zij vertelde cyaankalium ingenomen te hebben. Kort daarop werd zij geheel stijf en stierf nog voor middernacht. Men vond b« haar een fleschje met strychnine en in een papier strychnine met oxaalzuur. Daardoor stelde men de diagnose op stryclinine-intoxikatie Het chemisch onderzoek van den maaginhoud deed echter noch strychnine, noch oxaalzuur noch cyaankalium vinden, doch wel groote hoeveelheden arsenik. Braken noch diarrhee waren opgetreden, terwijl ook het maagdarmkanaal geen teekenen van acute ontsteking vertoonde [v. Hofmann (')]. Een man van ongeveer 45 jaar, drinkeboer, nam 's middags om 3 uur een groote hoeveelheid rattenkruit in. Zoodra zijn familie dit bemerkte, riep zü den medicus die echter, gelet op het rustige van den patiënt, het niet geloofd zou hebben, indien hij niet in zun mond nog rattenkruit had zien zitten. De man wilde van geen hulp weten en dreigde zelfs iedereen, die hem wou na,leren, met zjjn mes. Hij dronk melk. olie cider water en braakte niet tot kwart voor achten. Toen werden zijn beenen koud, kreeg hij krampen in de beenen en stierf enkele minuten later, zonder eenig teeken van lijden gegeven te hebben [Gehard, 1822 («).] J (') Christison, 1. c., bl. 303. (2) Maschka 's Handbuch der ger. Medicin, II, 1882, bl. 260 (3) Lyon, 1. c., bl. 435, case CCIX, a. (4) Ibidem, case CCIX, b. (5) v. Hofmann-Kolisko, 1. c., bl. 698. (") Bboüardei., Les intoxieations, 1904. bl. 75. Een meisje van 27 jaar kauwde in den loop van den morgen op een stuk rattenkruit en dronk 's middags om 3 uur een glas water met talrijke stukjes. Gedurende meerdere uren weigerde zij iedere hulp. De pols bleef kalm, de huid gewoon en er trad geen pijn in de keel noch braken op; z\j was slechts wat dorstig. De geneesheer zag haar 's avonds om 6 uur en vond geen enkele afwijking, zoodat hij haar verhaal, van slechts een weinig rattenkruit ingenomen te hebben, geloofde en het geval niet ernstig inzag. Toch paste hij een braakmiddel toe, waarop zij enorme hoeveelheden rattenkruit uitbraakte, 's Avonds om 8 uur scheen zij wat maagpijn te hebben; om 10 uur braakte zij nog arsenik uit. Om 11 uur draaide zij zich op zijde en was zeer kalm en wat somnolent; zij stierf zonder agonie om 3 uur 's morgens na over lichte maagpjjn geklaagd te hebben [Laborde, 1787, (')]. Een student nam tot zelfmoord 0.150 g. As203 in; er trad bewusteloosheid met enkele krampaanvallen op, welke 3 dagen duurde. Daarna vertoonde hij een acute psychose met hallucinaties, welke echter met 6 weken genas [Remes, 1902, (*)]. 2. Acute arsenik-intoxikatie (3). Hot verloop van een arsenik-intoxikatie is niet altijd zoo peracuut als hiervoor beschreven is; de exitus lethalis treedt soms pas na 2—12 dagen op. Dit wordt in het algemeen gezien wanneer een groote, doch geen massieve, dosis warangan wordt ingenomen; in het laatste geval ontstaat de peracute vorm. De gastro-enteritische verschijnselen kunnen in dergelijke gevallen zeer heftig, doch ook uiterst gering zijn, zoodat de intoxikatie aan den eenen kant kan gelijken op een cholera-aanval, aan tien anderen kant op die van een bedorven maag; tusschen beide in komen allerlei overgangen voor, ja, de symptomen van acute ontsteking van maag en darm kunnen zelfs geheel ontbreken, ofschoon dit uitzondering is. Wanneer na het innemen van een groote hoeveelheid warangan door collaps niet binnen 24 uren een eind aan het leven is gemaakt, nemen het braken, de diarrhee en de pijn geleidelijk af,, om den 2den en 3den dag op te houden. De ontlasting is in dergelijke gevallen gekleurd gebleven en was niet rijstwaterachtig; de symptomen van den kant van de maag zijn verder altijd heviger dan die van den kant van den darm, zoodat diarrhee afwezig kan zijn maar toch gebraakt wordt, soms zelfs gedurende weken en maanden, zij het dan ook slechts af en toe. Al houdt in dergelijke gevallen het braken en de diarrhee den 2den of oden dag op en al verdwijnt dan ook de pijn, zoo heeft de persoon dan toch gewoonlijk nog geen eetlust en heeft een droog mond-slijmvlies en een droge tong; hij blijft dorstig en behoudt den eigenaardigen wrangen smaak; de buik is opgezet, gespannen en pijnlijk; de pols is klein; de temperatuur C') Orfila, 1. c., bl. 181. (2) Kobert, 1. c., II, bl. 267. (~) Hiertoe rekenen wjj ook die gunstig verloopende gevallen, wier duur langer dan 0 weken is en welke derhalve volgens het spraakgebruik eigenlijk tot de chronische intoxikatie gebracht zouden moeten worden. Wij doen dit omdat ook in die gevallen de beginsymptomen altijd heftig zijn: beteekent toch acutus: scherp, heftig. begon heftig braken; in liet braaksel zat zeer veel arsenik. Antidotum arsenici werd toegediend. Het braken duurde 8 dagen; den 8sten dag werd het kind in een ziekenhuis opgenomen met sterke nembloeding, droogheid van de keel, groote onrust, heven bleek gelaat, een gevoel van dichtsnoeren en van in brand in de maagstreek, gepaard met braken en hardnekkige obstipatie, welke gedurende de geheele intoxikatie bestaan had. Op lavementen en een drankje volgde eindelijk ontlasting, verminderde het braken en nam de urine-secretie toe. Toch ging het kind dagelijks achteruit en stierf den Uden dag na het innemen van het vergif ('). Een geval, dat gekenmerkt is doordat de exitus lethalis optrad door acute insufflciëntia cordis tijdens de reconvalescentie is het volgende; dat het eigenlijk thuis behoort b" ;'e" yon" a rechutes l'oet niet veel ter zake. Het behoort tot de reeks vergiftigingen in 1887 te Havre voorgekomen, waarop wij later zullen terugkomen. De persoon in kwestie leed sedert Augustus aan brakingen en had een tijdlang verlamde beenen. In November vertoonde h« nog brakingen, gevoeligheid van keel maag en darmen en leed aan krampen in de beenen. Op het eind van die maand gevoelde hu zich echter zoo wel, dat liij op een goeden dag naar beneden in z(jn zaak ging (apotheek). Den volgenden morgen klaagde h(j over kortademigheid en zag licht cyanotiseh. Den daarop volgenden dag werd de toestand in eens veel erger: belangrijke benauwdheid cyanose en een polsfrequentie = 120; de longen vertoonden geen afwijkingen bij' physisch onderzoek, doch aan het hart was een systolisch blazen te hooren. Den volgenden dag was de cyanose nog sterker, de pols filiform en zeer frequent (140); het hart werkte onstuimig en men hoorde slechts één geruisch. Eenige ogenblikken later stierf de luder onvenvachts, na tot aan zijn eind volkomen compos mentis geweest te z}jn. De temperatuur kwam nooit boven 37° en deliriën traden niet op [Chauvel o], Over de na de gastro-enteritis optredende verschijnselen moet nog het volgende opgemerkt worden, waarbij gemakshalve ook enkele, welke meer l»ij de chronisch verloopende en bij de sluipend beginnende intoxikaties voorkomen, in de bespreking opgenomen zullen worden. In het algemeen ziet men, dat de acute gevallen van arsenik-intoxikatie beginnen met verschijnselen van den kant van het maagdarmkanaal, dat daarop een of ander exantheem en droge katarrlien volgen en dat dan symptomen van den kant van het zenuxcstelsel optreden. De eerste reeks van verschijnselen kan. zooals reeds gezegd werd, zoo goed als geheel ontbreken, terwijl de tweede vaak afwezig is en de derde meer bij de andere vormen dan bij de acute intoxikatie gezien wordt. De verschijnselen van den kant van de huid komen niet zeer vaak voor, doch toch nog meer dan de reeds genoemde eliminatie-verschijnselen van de verschillende slijmvliezen. De individueele gevoeligheid is hier vooral van gewicht; een groote rol speelt bovendien de toestand van de nieren en van de lever; naar mate zij minder elimineeren doet de huid het meer. Het exantheem kan allerlei vormen hebben en treedt in het algemeen (') Ibidem, bl. 413, observation IX. (*) Vibert, 1. c., bl. 345. op plaatsen op, waar sterk gezweet wordt, doch op zijn vroegst den 2den of 3den en gewoonlijk den 3den of 4den dag. De sweetsecretie zelf is toegenomen. Het meest ziet men nog een jeukend erytlieem, papels en urticaria. Het erytheem kan diffuus of circumscript zijn; in het laatste geval kan het op mazelen en roseolae syphiliticae gelijken. De papels komen vaak op de plaats van het erytheem en over het geheele lichaam verspreid voor (gelijkend op lichen tropicus), of zijn meer tot scherp omschreven groepen vereenigd. De urticaria wordt gewoonlijk zeer vroeg gezien en duurt zeer kort. Veel zeldzamer treedt de uitslag op als lierpvs (zoster, labialis, progenitalis, of meer algemeen als hij waterpokken), als pustels of als purpura, doch zelfs ekthyma kan voorkomen. Vooral gewichtig is het af en toe optreden van oedeem in de acuut en van melanose, desqiiamatie en keratose in de chronisch verloopende gevallen, omdat zij, waar zij optreden, er ons toe brengen aan de mogelijkheid van een As-intoxikatie te denken. Het oedeem treedt gewoonlijk reeds den 2den of 3den dag op (') en verdwijnt met 3—4 dagen. Het zetelt bijna uitsluitend aan het gelaat, speciaal aan de oogleden, aan de handen en aan de voeten, is niet altijd bilateraal en gaat niet zelden vergezeld van puntvormige bloedingen. De soms later optredende renale oedemen hebben natuurlijk een geheel andere beteekenis; zij blijven lang bestaan. De melanose treedt gewoonlijk later, na weken, op, zoodat het rood van het erytheem geleidelijk overgaat in het bruin der melanose. Zij kan algemeen of partieel zijn en komt in den vorm van licht- tot donkerbruine vlekken tuin de onderbeenen, de voeten, den hals, den romp, enz. voor. In het algemeen treedt zij het sterkst op op met kleeren bedekte, gepigmenteerde gedeelten van het lichaam (buigzijde der gewrichten, oksels, liezen, hals, middel); zij spaart altijd de oogleden, de handpalmen, de voetzolen en de slijmvliezen (tegenstelling met morb. Addisonii) en gaat niet van jeuk gepaard (waardoor ook geen krabeffecten ontstaan: onderscheid, ook door localisatie, met den z.g.n. morbus reorum). Langzamerhand verdwijnt zij weer. Bij de gepigmenteerde rassen is zij sterker dan bij het Kaukasische ras. Zij wordt vooral gezien na het herhaald gebruik van kleine hoeveelheden arsenik. Na het innemen van één groote dosis werd deze aandoening tot 1897 slechts éénmaal beschreven; zij trad den lOen dag na het innemen op. (') Een opmerkelijk geval is het volgende. Iemand dronk ergens een paar glazen wijn, waarin arsenik was gedaan; hij kreeg spoedig daarna braken en diarrhee en had reeds vóór h\j thuis kwam zoo'n oedeem van zijn dijen en scrotum, dat men zijn broek moest openknippen, om haar uit te kunnen trekken (Brouahdel, Les intoxications, 1904, bl. 04). 11y braakte, had diarrhee en kreeg collaps, doch genas (ibidem, bl. 127). Met desquamutie eindigen vele der arsenikexanthemen, doch zij kan ook primair optreden en over het geheele lichaam voorkomen (voorhoofd, slapen, voorste gedeelte van den penis, scrotum, buigzijde van de gewrichten). Desquamatie komt als furfuratie constant voor bij de melanose. Tegelijker tijd heeft men soms uitruilen der haren, verdikking, verbuiging en zelfs afvallen der nagels gezien. De keratose komt bijna uitsluitend aan handpalmen en voetzolen voor; de opperhuid is niet alleen verdikt, doch ook geel als eelt en pijnlijk. Zij is een laat optredend verschijnsel en behoort, evenals de beide voorgaande, meer speciaal thuis in het beeld der slepend verloopende intoxikatie. Ook van haar was, tot 18*>7, maar één geval beschreven,- waarin zij opgetreden was na het gebruik van één groote dosis arsenik. Het is hetzelfde geval, waarin melanose zoo vroeg optrad. A an het meeste belang is het, wat uitvoeriger stil te staan hij de verschillende afwijkingen, welke het periphere zenuwstelsel kan vertonnen (hl. 143) en wel met het oog op de op vele plaatsen endemisch in den Archipel voorkomende beri2. De verschijnselen van den kant van het periphere zenuwstelsel kunnen voorkomen na het innemen van één groote dosis warangan, doch worden meer gezien na het gebruik van meerdere kleine giften en bij langdurig, regelmatig gebruik van zeer kleine doses. Wij zullen ze echter hier ter plaatse behandelen. De symptomen doen zich voor, zoowel in de sensibele als in de motorische spheer. Stoornissen in tle sensibiliteit komen volgens sommige schrijvers zelfs bijna constant, althans zeer veelvuldig,.voor. Al deze afwijkingen gaan vooraf aan en vergezellen de hieronder te bespreken afwijkingen in de motiliteit. Zij zijn verder gewoonlijk bilateraal en symmetrisch aan de onderste extremiteiten, minder aan de bovenste, aanwezig. Zij doen zich voor als een vermindering van den tast- en spierzin, van den pijn- en temperatmirszin en als paraesthesiën; mierenkruipen wordt herhaaldelijk, in directe aansluiting aan de maagdarmverschijnselen, aan de onderste extremiteiten waargenomen. Alle deze afwijkingen beginnen aan de voeten en breiden zich proximaal uit; ook aan de handen en voorarmen kan later hetzelfde, doch in mindere mate, gezien worden. An- (meer hup-) aesthesie komt zeer veelvuldig voor en begint aan de voeten; de anaesthetische plekken zijn niet schei-]) begrensd. Pijnen kunnen optreden als stekende pijn in de beenen (ook wel in de armen of elders), als een pijnlijke, krampachtige samentrekking van bepaalde spiergroepen (kuiten, rug), als gewrichtspijn (tibio-tarsaal, tarsoinetatarsaal), als neuralgiën of pijnlijke drukpunten boven de wervels. Pijn in de keel ontbreekt zoo goed als nooit en treedt, met hevige hoofdpijn, reeds zeer spoedig na het innemen van het vergif op. 4^iLttt *'■ ] i HB BLAD/.. 8. Welke is de doodwtorztlük 1. Dood van het kind door onvoldoende ontwikkeling, of door aan¬ geboren lichaamszwakte Kenmerken eener vrucht van 30 weken 30 Kenmerken eener vrucht van 36 weken 31 Kenmerken van een voldragen vrucht 31 a. Gewicht b. Lengte c. Afmetingen van liet hoofd 7 Dood van het kind door beleediging van het hoofd . . . 58 Fissuien en fracturen van den schedel 58 Intracranieele bloedingen 59 Verscheuring van de hersenen, leverruptuur 60 Dood van het kind door verdrinking 60 Partus praecipitatus, herkenning 60 4. Dood van het kind door ziekte 61 Syphilis van de vrucht . . . . * 62 Bronchitis purulenta, acute maagdarmkatanii. intracranieele laesies «>4 BLADZ. DimmI van de vrucht, maceratie öl Gewelddadige dood van het kind (kindermoord) 67 1. Kindermoord door verstikking '>8 1. Kindermoord door smoren 09 Verschijnselen 159 Onderscheiding van de laesies door smoren en door St>lbst- hilfe ontstaan 2. Kindermoord door liet brengen van een corpus aliënum in de luchtwegen Onderscheiding van de laesies hierbij van die door Selbsthilfe 72 :i. Kindermoord door dooddrukken 73 4. Kindermoord door begraving 73 Kindermoord door het doen stikken in een kleine ruimte . (4 2. Kindermoord door verdrinking < 1 1. Verdrinking in water •2. Verdrinking in faecaliën 80 3. Kindermoord door wurging 81 Verschijnselen Onderscheiding van de laesies door wurging en door Selbsthilfe ontstaan 82 Wurging met de navelstreng 83 4. Kindermoord door ophanging 81 ö. Kindermoord door het z.g. inslaan van de hersenen .... 84 Onderscheid tusschen de hierbij ontstane schedelfracturen en aangeboren spleten 8ti Onderscheiding van de fracturen, zooals die bij een gewonen partus kunnen ontstaan 88 Onderscheiding van die, welke bij partus praecipitatus kunnen ontstaan 88 (i. Kindermoord door verwonding 89 Verminking van het lijkje 8!) Slachten van het kind Onderscheiding van extra- en intra-uterien ontstane verwondingen 90 7. Kindermoord door verbranding 8. Kindermoord door vergiftiging 9. Kindermoord door nalatigheid 92 15. Vragen betrekking hebbende op den moeder. 1. I» de verdachte tromt■ kort geleden bevallen en. zoo ja, hoelang in dit geleden? ^ Verschijnselen, welke onmiddellijk na de baring aangetroffen worden 94 a. Kenmerken van een kort geleden doorgemaakte bevalling . . 95 l>. Kenmerken van een maanden of nog langer geleden doorgemaakte bevalling 90 Is de vrouw een of meerdere malen bevallen? 98 2. Kan d>' tromt zwanger zijn geweest zonder het geweten te hebben? ... 99 3. Kan de trouw b>'tallen zijn zonder het zélf bemerkt te hebben .' .... 100 4. IVas de trouw op het oogenblik, dat zij haar kind doodde, rolkanten toerekenbaar? a. Het kind is gestikt in vruchtwater, bloed, e. d 101 b. Het kind is blijkbaar vermoord 102 MAM. Sectietechniek voor den neonatus. A. Schouwingstechniek voor kinderlijkjes, waarvan de navel geen veranderingen vertoont, welke op begonnen afstooting van de navelstreng wijzen 1'^ 1. Uitwendige schouwing 10-1 2. Inwendige schouwing 10*_' ii. Schedelholte I"1' b. Borst- en buikholte 106 Longen-dr'jfproef 10' Maagdarm-drijfproef 15. Schouwingstechniek voor kinderlijkjes, waarvan de navel veranderingen vertoont, wijzende op begonnen afstooting van de navelstreng . . • 1''8 C. Schouwingstechniek voor kinderlijkjes, waarbij de navelstreng reeds is afgevallen 108 Formuleering der conclusies 1"9 III. Vergiftiging 110 Definitie van vergiftiging H® Definitie van vergif en giftigheid HO Elementen van het misdrijf vergiftiging 111 Onderscheid tusschen vergiftiging en intoxikatie • . III 1. Van toelke factoren is het vermogen van een zelfstandigheid om den nwnsch te kunnen dooden afhankelijk'! Hl 1. Aard der zelfstandigheid H2 Oplosbaarheid, aggregatie-toestand, chemische eigenschappen . . 112 Plantaardige stoffen: invloed van de vindplaats 112 Van het tijdstip van verzamelen, van den ouderdom en van de w\jze van bewaring 113 2. Hoeveelheid der zelfstandigheid 113 3. Wijze van toediening (z.g. vehikel) der zelfstandigheid 113 4. Individueele gevoeligheid Hó Invloed van ras, geslacht en leeftijd 115 Invloed van den oogenblikkelijken toestand van liet slachtoffer . 115 Invloed afhankelijk van den toestand der maag 116 Idem van den darm 116 Idem van de lever 116 Idem van de nieren 118 Idiosynkrasie H9 Ongevoeligheid HO 2. Was de gebruikte zelfstandigheid in staat den (e n) nwnsch te dooden ? . . 120 Vermoeden van intoxikatie 121 Herkenning van intoxikatie 121 1. De tijdens het leven waargenomen verschijnselen 125 0. Verschijnselen, afhankelijk van de locale werking. . . . 126 b. Idem, afhankelijk van de resorptie 128 c. Idem, van de eliminatie 130 2. Afwijkingen, gevonden bij de lijkopening 131 Obductietechniek bij vermoeden van intoxikatie .... 131 Opgraving van het lijk 133 1. Locale verschijnselen 136 a. Hnid, mond, keel en oesophagus 136 b. Maag 13' 1. Maaginhoud 138 2. Maagwand i 39 KLAP/. Darm 2. Reaorptieve verschijnselen :•{. Verschijnselen, afhankelijk van de eliminatie 1W :5. Uitkomsten van het nader onderzoek l Mikroskopisch onderzoek Bacteriologisch onderzoek _ Spectroskopisch onderzoek ' 1-_' Chemisch onderzoek 1+,_' Minerale stoffen 1 Plantaardige stoffen Dierexperiment 4. De bijzondere omstandigheden Plotseling ziek worden kort na het eten, enz L>1 Ziek worden van meerdere personen Ziek worden van dieren . . Ziek worden van honden 1 A») Idem van varkens lij.) Idem van kippen _ Idem van katten Idem van apen I. De persoon leeft nog jj', 1. Waaraan lijdt N. 16') «. Anamnese b. Status praesens «. Kleeren en beddegoed bb b. Huid ^ c. Mond- en keelholte | (/. Urethra ^ e. Anus /'. Braaksel c. Locale inspectie ' •_>. zijn de geconstateerde verschijnselen het gerolg run intoxikatk? I <0 :!. Met welkt: zelfstandigheid heeft de intoxicatie plaat» gegrepen .' . .... 174 4! Heeft men te maken met een geval ran vergiftiging, met een poging „word of met een ongeluk? Ingebeelde vergiftiging l Voorgewende vergiftiging '' ö. Was de gebruikte zélfstandigheid in staat den mensch te dooden? . . . . 1<9 Aard der zelfstandigheid ''!l Hoeveelheid Wjjze van toediening j - Individueele gevoeligheid II. De persoon is dood. 1. Welke is de doodsoorzaak? •2. Heeft men te maken met een gerat ran vergiftiging, met zelfmoord of met een ongeluk? :i. Was de gebruikte zelfstandigheid in staat den (een) mensch te dooden? . . 18o Tdiosynkrasie blijft buiten beschouwing • . . 18o 4. Kan de in het lijk geronde,, giftige zelfstandigheid op andere wijze dan door vergiftiging in het lichaam zijn geraakt? 183 184 KLAD/. Aanwezigheid door gebruik als medicament 188 Idem door dagelijks genot van spijs en drank 189 Idem als gevolg van liet beroep 18!) Idem door gebruik als genotmiddel 189 Opmerkingen in verband met de diagnose aan de Ijjktafel van intoxikatie met een caustisch of' irriteerend vergif 190 A. Huid 190 Bruine strepen aan mondhoeken, lippen en kin 190 Als ljjk verschijnsel 190 Door het knagen van insecten 190 Door het eten van scherpe vruchten 191 Sirih-pruimen 191 B. Mond- en keelholte, slokdarm 191 Witte vlekken 191 Drinken van kokend water e. d 191 Stomatitis superficialis 192 Leukoplakia oris 192 Plaques muqueuses 192 Plaques opalines 192 Beslagen tong 193 Spruw 193 Stomatitis serofibrinosa disseminata s. aphthosa 193 Diplitherie 193 Meer diffuse witheid van het slijmvlies van den oesophagus 194 Postmortale maceratie 194 Desquamatieve katarrh 195 Grauwgeel slijmvlies van den slokdarm 195 Bruin en verweekt slijmvlies van den slokdarm 195 Postmortale digestie 195 Blauwe vlekken in het slijmvlies van den slokdarm 196 U. Maag 196 Het normale maagslijmvlies 197 1. Roodheid van het slijmvlies 199 «. Hypostase 199 b. Postmortale imbibitie met opgelost, veranderd bloedrood .... 2Of) c. Imbibitie met kleurstoffen 201 2. Roodheid met vochtige zwelling 201 a. Ontstekingshyperaemie 202 h. Stuwingshyperaemie 204 3. Verweeking van den maagwand 205 a. Spontane, intravitale gastromalacie 205 b. Toxische gastromalacie 206 c. Postmortale gastromalacie 206 4. Ulceratie van den maagwand 209 Ulceratie door een spontaan, pathologisch proces 209 Ulceratie door een caustisch (irriteerend) vergif 209 5. Bloedingen in het maagslijmvlies 210 Bloedingen 211 Haeinorrhagische erosies • 211 Bloed in de maag 212 ULADZ. b. Perforatie van den maagwand Intravitale perforatie 21'- 1. Perforatie door een spontaan, pathologisch proces 213 a. Ulcus simplex perforans 213 b. Ulcus carcinomatosum perforans 214 c. Corpus aliënum perforans 214 2. Perforatie door een caustisch vergif 21-1 3. Perforatie door postmortale autodigestie 215 7. Rottingsemphyseem van den maagwand 215 D. Darm 1. Roodheid van het slijmvlies 21a Hypostase . . . 215 Postmortale imbibitie -L" 2. Roodheid met vochtige zwelling van het slijmvlies 21b a. Ontstekingsroodheid 216 Acute (maag) darmkatarrh 21b Pseudomembraneuse ontsteking 21/ Phlegnioneuze ontsteking 211 Chronische darmkatarrh 218 ,)1 o a. Dunne darm ■jl° Intoxikatie met een caustisch of irriteerend vergif. . • 218 Gewone spontane oorzaken 218 Anky lostorn iasis 219 Pseudomembraneuze ontsteking 219 Anthrax 220 b. Dikke darm 220 Intoxikatie met caustica en irritantia 220 Stuwingsdysenterie 221 b. Stuwingsroodheid 221 7 OOI Stuwing Chronische darmkatarrh Thrombose van en druk op de v. portae 222 Thrombose van de v. mesent. super 222 Embolie en thrombose van de art. mesent. super 222 3. Ulceratie van het darmslijmvlies 223 a. Dunne darm 223 Intoxikatie met een caustisch vergif 223 Ulcus simplex duodeni 224 Typhus abdominalis, secundaire entingstuberculose 224 b. Dikke darm 224 4. Bloedingen in het darmslijmvlies 225 Bloedingen ""'I Bloed in den darm 225 5. Perforatie van den darmwand 225 A. Intoxikatiën. waarbij veranderingen in het lijk plegen gevon- oo« den te worden — 1. Arsenik-intoxikatie 22b Warangan 226 Werking Dosis lethalis 228 2. KINDERMOORD. Onder kindermoord verstaat men doodslag van een jonggeboren kind (S. R. I. art. 21i) en S. R. E. art. 210j; tegen kindermoord is de doodstraf bedreigd en slechts de ongehuwde moeder, die het feit voor de eerste maal pleegt, wordt lichter gestraft. S. R. I. art. 216 en S. R. E. art. 215. Kindermoord is de doodslag van een jonggeboren kind. Wat onder een jonggeboren kind verstaan wordt, zegt de strafwet niet. Dit is een zuiver juridische kwestie, tot welker beantwoording de deskundige de noodige gegevens moet verschaffen, in dier voege, dat zoo nauwkeurig mogelijk bepaald worde, hoe lang het kind na de geboorte geleefd heeft. Men neemt aan. «lat een Europeesch kind jonggeboren ineonatusi is. zoolang liet nog niet ingeschreven is in liet Register van den burgerlijken Stand; als uitersten termijn neemt men 8 dagen aan. Dit is aangenomen door het Hof van Cassatie in Frankrijk il8:i)j en kan ook voor Indië als een redelijke beslissing worden aanvaard ('). In den regel toch moeten kinderen, uit een Europeesche moeder geboren, binnen drie dagen bij den Burgerlijken Stand worden aangegeven (zie B. S. artt, 37 en 88. dl. I. bl. 41). Voor Inlanders en m. d. g. zou. bij gebreke van verplichte geboorteaangifte voor deze kategorie van ingezetenen, zonder bezwaar analogisch dezelfde termijn kunnen worden aangenomen. Dit, wat betreft de vraag: Hoe lang blijft het kind naar de wet Jonggeboren"? Een andere vraag, welke feitelijk alleen theoretische waarde heeft, is «leze: Wanneer wordt de vrucht tot een .jonggeboren kind'? Het antwoord is: wanneer het kind geheel en levend geboren is en daarmede een zelfstandig bestaan, buiten de moeder, heeft begonnen. Gewoonlijk blijkt het laatste uit het feit, dat het een zelfstandig ademhalingsleven aangevangen heeft; ademen is voor de l>ractijk der gerechtelijke geneeskunde identiek met zelfstandig leven, omdat gewoonlijk (') Onze Nederlandsch-Indische strafwetgeving komt in het algemeen overeen met de Fransehe: op het punt van kindermoord was dit geheel liet geval tot 1901. toen in Frankrijk de strafwet aangevuld werd. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. 1 E. SOORTELIJK GEWICHT DER LONGEN. Ook in het specifiek gewicht komen natuurlijk verschillen voor tusschen de longen van kinderen, die niet en van die, welke wel geademd hebben, verschillen, welke blijken bij de z.g.n. lonyendrijfproef, InjdrosMmhe longen proef of dohimn-sin pnhnomiJi* (hydroshiticn) ('). Het specifiek gewicht van foetale longen is iets grooter dan 1 (ongeveer 1.050), dat van longen, welke lucht bevatten, kleiner dan 1: de eerste zinken in water, de laatste drijven, d. w. z. steken flink boven den waterspiegel uit. Daar het specifiek gewicht van foetale longen slechts iets grooter, dat van lucht daarentegen 770-maal kleiner is dan dat van water, zijn geringe hoeveelheden lucht reeds in staat de longen te doen drijven. Daarom is dan ook de drijf proef zoo'n gevoelige proef. Na den stand van het diaphragina bepaald en de trachea boven het sternum afgebonden te hebben, wordt de thorax ruim geopend en worden de borstorganen geïnspecteerd en uit den thorax verwijderd. Daarna worden zij gedompeld in een ruim vat met lauw, helder en zoet water,,om achtereenvolgens na te gaan, of de borstorganen in toto, de beide longen zonder hart en thvmus. iedere long afzonderlijk, de verschillende longkwabben en stukjes hiervan al dan niet drijven. De techniek wordt later, nadat de geheele leer van tien kindermoord behandeld is. in korte punten gegeven. Comprimeert men onder water de aangesneden long, waarbij men de sneêvlakte naar boven moet houden, dan zullen, indien de long gevuld was met lucht, zeer fijne luchtbelletjes naar het oppervlak van de vloeistof opstijgen en zich hier in den vorm van een zeer fijn. rose schuim verzamelen: niettegenstaande men met alle kracht de lucht uitperst, blijven de stukjes toch drijven, zelfs wanneer men ze vertrapt. Uit longen, afkomstig van een kind. dat niet geademd heeft, kan men niets persen of hoogstens een enkel luchtbelletje zoo groot als een speldekop, zijnde in een doorgesneden bronchus gedrongen lucht. Schraapt men de doorsnede af dan krijgt men een fijn schuimend, bloederig vocht op het nies bij luchtbevattende longen, bij foetale niet: deze zijn droog en zelfs bij druk komen slechts enkele druppeltjes bloed te voorschijn. Enkele grooti gasbellen zijn afkomstig uit holligheden lonettenliedeni van de doorsnede en hebben geen beteekenis. Gewoonlijk is de longdoorsnede zeer vochtig door terminaal longoedeem. Door roode bloedlichaampjes of opgelost bloedrood kan het oedeem min of meer rood zijn. Wordt het in sommige gedeelten der long wat sterker geaspireerd dan in andere, dan heeft de doorsnede een bont adspect, doordat minder en meer roode gedeelten naast elkaar voorkomen. Natuurlijk mogen de longen pas in kwabben en stukjes verdeeld wor- (') Deze proef werd reeds in löHl b(j een gerechte lijk onderzoek aangewend! Sedert meer dan 2 eeuwen heeft men er derhalve ondervinding mede opgedaan; daarom heeft /.ij dan ook zoo'n groote waarde. ileii. nadat zij tip de gewone wijze pathologisch-anatoniisch onderzocht zijn. Vooral de inhoud der bronchiën moet nauwkeurig bepaald worden; dit geschiedt op het oogenblik, dat men ze doorsnijdt. Heeft de drijfproef in n run een in Int geheim gcbonn kind, zoolang In t tegende'l nvt bewezrn in, opgevat moet trunb-n als tr lubben plaats gehad < iti(t-ut< rin> ^Ungab). Mogelijk is liet ook. dat, na de geboorte van het hoofd en vóór de geboorte van de geheele vrucht, het kind ademt en sterft; in dergelijke gevallen kan het volledig geademd hebben. Dat de zaak zich zóó heeft toegedragen kan alleen blijken uit liet verhaal deivrouw of uit liet getuigenis van personen, die bij de bevalling tegenwoordig waren. Wij (') Daar in dergelijke gevallen ook zoo goed als nooit met eenige zekerheid iets over de doodsoorzaak te zeggen is, is dit voor de rechtspraak zonder groote beteekenis. (-) Monatschr. f. Oeburtsh. und Gynaekologie, Nov. 1898. zijn door ons onderzoek niet in staat uit te maken uf liet kind geademd heeft, nadat alleen het hoofd of eerst, nadat het geheele kind geboren was. 2. Het inblazen van lucht. De tweede mogelijkheid heeft eveneens meer theoretische dan practische beteekenis. omdat, wanneer kindermoord zal geschieden, liet niet is aan te nemen, dat men eerst het kind, dat niet spontaan ademt, lucht inblaast, 0111 het te doen leven en het daarna pas doodt ('). Een enkele maal komt liet echter voor, dat de moeder of haar verdediger ons tegenwerpt, dat de lucht, welke wij in de longen vonden, niet door het kind geaspireerd, doch ingeblazen is geworden; daarop moeten w\j bedacht zijn. Het inblazen van lucht, dat in de gevallen, welke wij op het oog hebben, met den mond geschiedt, is moeilijk en des te moeilijker naar mate het kind minder lijp is. B(j lucht-inblazing, welke dan ook zoo goed als nooit gelukt, is altijd «Ie hoeveelheid, welke in de longen dringt, hoogst gering; wel wordt zeer gemakkelijk lucht in de maag geblazen, waardoor maag en darm gaan drijven (foetale maag en darm drijven niet!). Bij zeer hard blazen wordt zelfs de lucht direct tot in den darm gebracht. De kleine circulatie komt in een dergelijk geval niet tot stand, zoodat de longen ischaemiscli zijn en er uitzien als gekookte kepiting, hoewel het oppervlak zich licht gemarmerd kan voordoen, omdat, het bij de z. g. n. foetale asphyxie (de meest gewone doodsoorzaak tijdens de baring) allicht komt tot stuwing. Daar verder hoogstens slechts hier en daar lucht in de longen dringt, doch dit nooit gelijkmatig het geval is en er allicht interstitieel emphyseem bij ontstaat, zijn er kenmerken genoeg om eventueele lucht-inblazing te kunnen herkennen. Beiceert iemand het kind lucht ingeblazen te hebben, is het kinderlijkje ho uiting of de darm niet, dan heeft zeker geen inblazing ran lucht plaats gegrepen. Ahlfeld heeft er op gewezen, dat door aspiratie van vruchtwater de longen zóóveel vernix caseosa kunnen bevatten, dat zij daardoor drijven kunnen. Aspiratie van vernix caseosa is echter gemakkelijk te herkennen. In zulke gevallen ziet men onder de pletira witte, iets uitpuilende, scherp begrensde vlekjes van verschillende grootte (tot katjang hidjoe groot); maakt men na insnijding een praeparaatje van hetgeen af te schrappen is, dan ziet men de verschillende bestanddeelen van de vernix caseosa, waarop w}j later, bij de z. g. n. foetale asphyxie zullen terugkomen. Longen, welke bewaard zijn geworden in alcohol, drijven aanvankelijk, doch zinken spoedig; er is geen gas uit te drukken, wanneer de oorzaak van liet drijven alleen in den alcohol is te zoeken, wel indien liet kind geademd heeft. Op den duur wordt echter de lucht door den alcohol verdreven Hoewel hier te lande het geval zich wel niet zal voordoen, dat men bevroren longen te onderzoeken krijgt, zoo zij volledigheidshalve vermeld, dat deze aanvankelijk door het specifiek lichtere ijs ook drijven en na ontdooiing zinken. Vinden wij geen lucht in de longen, dan zijn wij toch nog niet zeker, dat het kind niet levend geboren is. omdat het mogelijk is; 1° dat het kind levend geboren is en toch vóór zijn dood niet geademd heeft; (') Dit is in de geheele litteratuur (tot llMWi slechts voor - gevallen bekend. ■2" dat liet kind wel ademhalingsbewegingen heeft uitgevoerd, doch het indringen van lucht om de eene of andere, toevallige of opzettelijke' d. i. gewelddadige, reden niet kon geschieden en 3° dat de lucht wreer geresorbeerd is. Er Instaat derhal ce wel degelijk een Uren zonder aihndialing; daarmn mui/ men zonder meer uit het niet geademd hebben niet afleiden, dat Int kind niet lerend geboren werd. Al kan men uit de eigenschappen der longen niet aantoonen, dat liet kind niet geademd heett. dan is men soms toch nog in de gelegenheid dit te doen door rekening te houden niet andere gegevens der sectie, nl. die van het maagdarmkanaal; verder is soms uit andere feiten met zekerheid af te leiden, dat liet kind toch levend geboren is (noot op lil. 3: hl. 4). Ofschoon derhalve in foro ademen identisch is met leven, kan men niet toegeven, dat niet-ademen identisch is met doodgeboren worden. Na ilit vooropgesteld te hebben, kunnen wij overgaan tot eene nadere bespreking van de drie gevallen, in welke men niet kan aantoonen, dat het kind geademd heeft, terwijl het toch levend geboren is. 1. Leven zonder ademen. kinderen, die vóór de i'ij asphyxie het hart nog 24 uren blijven kloppen en zijn er gevallen bekend, dat een pasgeboren kind 25 c.M. diep begraven werd, na 8 uren nog levend werd opgegraven cii nog 4 dagen leefde (Bardinkt, 18H4), ofschoon het bovendien een ancn hydrocephaal was. 3. Het weder verdwijnen van ingeademde lucht. Niet zoo zeldzaam zijn de gevallen, dat liet kind in de 7e—7yse maand geboren wordt, 24 tot 89 uur (geval van Budis ; foetus van li1/» maand) geleefd en geschreeuwd heeft en bij de obductie toch luchtvrije of zeer weinig lucht bevattende longen gevonden worden; dit komt zelfs af en toe, doch hoogst zelden, bij voldragen vruchten voor. Longen van kinderen, die flink geademd hebben, kunnen weer lucht vrij worden; bij voldragen, goed ontwikkelde kinderen geschiedt dit echter slecht* bij hooge, hooge uitzondering. Dat de longen geen tucht bevatten is derhalve nooit een absoluut zeker heivijs, dat het kind niet geademd heeft. Luchtvrije longen bewijzen derhalve niet. dat het kind doodgeboren is. In gevallen van partus im- en praematurus geschiedt het uitdrijven der lucht ten deele door het relatief sterk ontwikkeld zijn van het stroma van de long. waardoor de retractiliteit groot is ('), terwijl de inademingsspieren relatief zwak zijn. Ten deele zal echter de lucht, na stilstand der respiratie, verdwijnen door resorptie langs de longcapillairen (proeven van Unoar met zwak gecurariseerde pasgeboren dieren, 1883), indien, zooals gewoonlijk het geval is. het hart nog eenigen tijd blijft voortkloppen. nadat de ademhaling reeds heeft opgehouden <-). Dit alles kan zelfs, al geschiedt het zeker hoogst zelden, bij voldragen, goed ontwikkelde kinderen, na behoorlijke ademhaling gedurende meerdere (tot 48) uren, voorkomen. Ter herkenning van het mogelijk plaats gehad hebben van resorptie deiingeademde lucht is het noodig rekening te houden met de eigenschappen van het vocht, dat men van de longdoorsnede kan afschrapen; bevat dit duidelijk vruchtwaterbestanddeelen (waarover later» dan is de kans. dat lucht geaspireerd kon worden geringer, dan wanneer zij niet gevonden worden. Lucht in maag en darm pleit natuurlijk voor de mogelijkheid, dat de lucht uit de longen door resorptie verdwenen kan zijn. (') Daarom moet men altjjd liet onderzoek der longen direct na «Ie opening van den thorax verrichten en de dr\jfproef vooral niet uitstellen. Na een poos liggen aan de lucht zal. zelfs indien de longen vol lucht zaten, het meerendeel der longen kunnen zinken (-) De lucht wordt geresorbeerd uit de infundibula en longblaasjes, niet uit de bronchi. In exspiratietoestand, zooals die in het ljjk voorkomt, is de communicatie met de bronchioli opgeheven. Wordt derhalve de lucht uit de longblaasjes geresorbeerd. dan kan geen nieuwe lucht uit de bronchi toestroomen: daardoor kan de resorptie uit het longparenchyni volledig plaat» vinden. Met het oog op de zooeven besproken mogelijkheid formuleert men zijn conclusie in gevallen, dat de longen niet drijven en ook de maag en darm geen gas bevatten, het beste aldus: de lijkfnlioiiirintf turft \j onderzoekingen over hef inblazen van lucht. Het geheel gevuld zijn van dm dikken darm met inekoiuuni pleit er voor. dat lift kind niet onder in dan een dag. Het. vinden van inekoninm in het onderste gedeelte van den dikken darm pleit er voor. dat lui kind niet onder is dan vier dagen. Het onderzoek op mekonium is vooral gewichtig bij zeer rotte lijkjes, bij welke de kleur ervan echter geelachtig of'goudgeel kan zijn. Het mikroskopisch onderzoek doet het dan toch nog gemakkelijk van t'aeces onderscheiden ('i. Na een paar dagen krijgt de ontlasting pas haar gewone eigenschappen (goudgeel, brijig. niet faeculent doch eigenaardig anders riekend). Gewicht hebben ook de veranderingen van bepaalde bloedbanen n.1. van de artt. en v. umbilicales, van den ductus venosus lArantiii, van den ductus arteriosus < Botallii en van liet foramen ovale, daar deze in de eerste dagen na de geboorte geen veranderingen ondergaan en pas veel later. 11a weken, oblitereeren door endovasculitis obliterans. respect, door de ontwikkeling der twee coulissen afgesloten wordt, zooals in de pathologische anatomie wordt geleerd. Het onderzoek van deze vaten is van groot belang bij rotte lijkjes, waar al de tot nog toe besproken kenmerken allicht niet meer zijn te bepalen. De wijze, waarop dit onderzoek moet geschieden, zal bij de sectietechniek voor kinderlijkjes worden aangegeven. Het eerst vernauwen zich de artt. umbilicales door eenvoudige samentrekking van de circulaire spiercellen: zij kunnen een dun, zwartrood.losliggend coagulum bevatten l2i. Reeds op het tijdstip, dat de streng afvalt, zijn de wanden verdikt en is liet linnen veel kleiner geworden. De vaten trekken zich verder tegelijkertijd van af de navelwond centraalwaarts terug, door de contractie der longitudinale spiercellen, zoodat alleen de adventitia overblijft; dit begint op zijn vroegst den öen dag 11a het afvallen van de streng en na twee maanden vindt men het periphere stuk ter hoogte van de blaas. De obliteratie schrijdt voort tot de zijtakken voor de pisblaas en voor den ductus deferens; zij geschiedt door endovasculitis obliterans. Voor den ductus venosus. voor het foramen ovale en voor den ductus arteriosus, vindt men opgegeven, dat de geheele sluiting 8—4 weken in beslag neemt: zij kan echter ook maanden en zelfs jaren op zich laten wachten. Zoodra het kind ademt collabeeren ( 'v' ' b J"et meet- 9.5 lu niet meet- nageltjes steken boven baar groot baar groot vingertoppen uit. ('» Been kern uitgevallen; holte in kraakbeen gemeten. Bij de beantwoording van de vraag, welke de doodsoorzaak is, doet men goed voor oogen te houden, dat in een twijfelachtig geval van kindermoord men slechts met enkele doodsoorzaken te maken kan hebben. Het kind kan namelijk gestorven zijn: 1° doordat het niet voldragen en nog te jong was om zelfstandig te kunnen voortleven (onvoldoende ontwikkeling; aangeboren lichaamszwakte), 2" doordat het met bepaalde ontwikkelingsgebreken ter wereld kwam en hiermede niet zelfstandig kon blijven voortleven (fouten in aanleg of in ontwikkeling), 3° doordat het door de baring te veel geleden heeft om in leven te kunnen blijven, 4° door ziekte en 5° door gewelddadige invloeden of door nalatigheid (eigenlijke kinderwoord). Deze mogelijkheden zullen achtereenvolgens besproken worden. I. Dood van het kind door onvoldoende ontwikkeling, of door aangeboren lichaamszwakte. Aangeboren lichaamszwakte komt voor bij weinig ontwikkelde en onvoldragen kinderen; dergelijke kinderen kunnen na de geboorte nog eenige dagen leven, doch sterven gewoonlijk in de eerste uren. soms na aanvankelijk flink geademd te hebben. De graad van ontwikkeling is afhankelijk van en wordt beoordeeld naaiden ouderdom der vrucht ; deze moet dan ook bepaald worden, iets dat slechts bij benadering kan geschieden, in zooverre, dat men altijd een speelruimte van 2 weken moet nemen en derhalve niet anders kan zeggen dan : het kind is 8 a 81/» maand. 81/» a 9 maanden, enz. oud. Daarbij moet men naar beneden afronden, ten einde de beschuldigde niet onnoodig te belasten. Ook in een geval, dat werkelijk kindermoord heeft plaats gehad (een onvoldragen kind kan ook gedood worden), moet men den leeftijd bepalen, omdat liet dooden van een door onvoldoende ontwikkeling niet levensvatbaar kind. dat derhalve ook spontaan gestorven zou zijn. omdat het niet geschikt was voor zelfstandig leven buiten het lichaam der moeder, lichter gestraft zal worden dan het dooden van een voldragen en daardoor, bij afwezigheid van bepaalde aangeboren gebreken, tot zelfstandig voortleven wel geschikt kind. Niet-levensvatbaarheid van het gedoode kind is bij kindermoord allicht een verzachtende omstandigheid. Daarom moeten wij ook op dit punt, desnoods ongevraagd, den rechter voorlichten, al is de levensvatbaarheid, of viabiliteit, van het kind geen element van het misdrijf kindermoord. Aangeboren lichaamszwakte zal men per exehtsionem nis doodsoorzaak aannemen, wanneer het kind weinig ontwikkeld is en er geen bepaalde doodsoorzaak is gevonden. kleiner dan 82 c.M. De meeste waarde heeft de lengte, mits de andere teekenen er mede in overeenstemming, althans er niet mede in tegenspraak zijn. a. Gewicht. Het gewicht van de voldragen vrucht is natuurlijk geen constante grootheid. Het is o. a. afhankelijk van de grootte (landaard» en den ouderdom der moeder en neemt met iedere volgende zwangerschap toe: vooral de bipariëtale afstand van het hoofd neemt achtereenvolgens toe. Ook zijn van invloed de stand en het beroep der moeder, daar de vrucht zwaarder pleegt te zijn. wanneer de moeder de laatste 2—3 maanden van de zwangerschap rust kan houden. Het ligt voor de hand. dat ook de verwekker invloed uitoefent, waarmede echter in het algemeen in deze landen, met hun verschillende landaarden en eigenaardige zeden, niet licht rekening gehouden kan worden. Invloed van verwekker en moeder doet zich niet alleen gelden op het gewicht, doch ook op de lengte, enz. Het gewicht van de voldragen, nrsclw vrucht bedraagt gemiddeld 3 K.G.i1»: slechts zelden overtreft het \ K.G.. doch er is zelfs een geval bekend, dat (') De opgegeven getallen zijn ontleend aan Europeesche schrijvers. Zooals echter uit den volgenden staat blijken kan, schommelen, voor zoover wij dit konden nagaan, de cijfers voor kinderen, geboren uit Inlandsche moeders, vrijwel binnen dezelfde grenzen als die voor Europeesche kinderen, zoodat de Europeesche cijfers met hun relatieve waarde ook hier te lande gebruikt kunnen worden. " — 1 - T Afmetingen van liet hoofd 'i Omtrek van het J g 'S in c.M. hoofd in c.M. ï - . j . i / ■/ i. % ? a 3 ilfpfJii li. Ij .! I I | ~t. s inc.M. in K.G. — '5 ü = jc inc.M. inc.M. A. JONGE NS. Gemiddeld 4!% 3.290 i 181/4 111/. m/j 9 s 371/j 34 30tyj 12 93/4 Minimum 41'/j || 1.500 j 10>/j 10 0 S «1/: 34 31 -371/2 10 7i/s Maximum 55 j 4.700 15 14 j 11 ; lOtyj 1 10 j 4l'/s j 40>/j ! 34 15 || 13 Aantal gevallen ... 40 8B 51 50 51 52 52 45 44 48 40 34 II. M ETSJES. Gemiddeld 48S/4 3.191) 13 11 fil/j Si 291/4 ii'/4 1 91/5 Minimum 41 2.100 12 10 s H 7 31 29 25 8i/2 s Maximum 53 4.200 141/5 l'ï/i 12 10 9i/j 40 37 33 141/, 12 -j—!—I JL 'JL~ Aantal gevallen ... 66 88 53 57 52 57 56 39 37 37 37 32 : I)t' diagnose van foetale asphyxie is a] heel gemakkelijk, wanneer de ni usgangen. de pharvnx. ile aditus larvngis. enz. vol mekoninm zitten, de huid bedekt is met mekonium. de dikke darm in zijn bovenste gedeelte een biijigen, gelen inhoud bevat en eventueel de navelstreng gallig geïmbibeerd is. L)e diagnose ligt ook voor de hand. wanneer een klompje mekonium de stemspleet afsluit. Gallige iinhibitie van (Ir nare/streng heeft echter slechts diagnostische waarde, wanneer het lijkje niet in mekonium bevattend vruchtwater, of in gallig gekleurde faecaliën, gevonden werd (v. Hofmaxn) ; zij wordt somwijlen ook gezien bij levend geboren kinderen, omdat zij snel optreedt, De inhoud van den dikken darm is in liet eerste gedeelte dunbrijig en neet (daar de sterke peristaltiek bij de asphyxie inhoud van den dunnen darm in den dikken dreef; en voor «Ie rest taai en groen : het slijmvlies van den dikken darm is egaal groen of donkerbruin. De dunne darm is dan gewoonlijk zoo goed als ledig en de dikke tot berstens toe gevuld. Wat de overige verschijnselen betreft, het volgende. Gewoonlijk vindt men in gevallen van foetale asphyxie cganose van het gelaat en injectie der conjuncticale raten niet ekchtjmmen in het conjuncticale bindweefsel. In het algemeen zijn de tongen des te bloedrijker, naarmate minder van het vruchtwater, enz. is geaspireerd geworden: is dit slijmig. of heeft hel kind slechts zwakke ademhalingsbewegingen gemaakt, dan vindt men het soms alleen in den mond en in de neusholte; soms is niets geaspireerd, maar dan zijn de longen buitengewoon bloedrijk. De longen zijn dan ook in den regel donkerblauw tot blauwzwart en op doorsnee zeer bloedrijk, zoodat het bloed spontaan in dikke druppels van de doorsnede vloeit; soms vertoonen zij zelfs bloedingen. De bronchi bevatten rrlichtwater, doch geen schuim. Bijna constant treft men talrijke kleine sub pleur ale en subepicardiale ekchgmosen aan. vaak ook ekchvmosen op andere plaatsen (dl. I. bl. 159.) Natuurlijk dringt ook een zekere hoeveelheid van het rruchtwater in het maagdarmkanaal en in het canon ti/mpani in. zooals het normaliter alleen wordt ingeslikt. Het vinden ran rruchtwater in maag en darm heeft dan ook voor de diagnose der intra-uterine asphg.cie alleen beteekenis, indien het in groote hoe- f Voorkomt en tnekonhint herat. Overigens geldt natuurlijk hetgeen over de lijkverschijnselen bij den dood door asphyxie op bl. 155 van dl. I gezegd werd. De hersenvliezen en hersenen zijn vaak. maar volstrekt niet altijd, sterk hgperaemisch. Daar het hersenmerg bij den neonatus normaliter rose is (ontbrekende myelinescheeden!) valt een eventueel aanwezige hyperaemie der hersenen met door de kleur, doch wel door de talrijke, wegspoelbare bloedpunten deidoorsneden O]». Werkelijke apoplexie heeft men ook wel gezien, doch minder vaak dan intrameningeale bloedingen, welke laatste zelfs vrij veelvuldig voorkomen. I ntracranieele bloed uit/ berust rulst rekt niet altijd op de inirerking run een e.itra-uterine trauma. Op dit gewichtige punt zullen wij later bij de bespreking van den kindermoord nog terugkomen. Zijn de optie-somde verschijnselen (die of gedeeltelijk aanwezig. eindt men met name geen Inclit. maar ic'1 rrnchticaterbestanddeelen. in de zeer bloedrijk' tongen imaag en darmen), ontbreekt maceratie en eindt men geen andere tastbare doodsoorzaak, dan rerk!aart men. dat het kind gestorren is tijdens de baring of nsphgctisch geboren irerd en spontaan stierf. Bestaat er «'et maceratie dan stierf het kind raar de baring. Verdrinken in bloederig vruchtwater na de gebuurte komt slechts onder zeer speciale omstandigheden voor; dit is echter nooit anatomisch aantoonbaar. Hoogstens kan de mogelijkheid van het extra-uterine verdrinken bljjken uit het verhaal van de baring. In die gevallen bevatten de longen gewoonlijk wat lucht. Van practisch belang is de mogelijkheid niet. omdat, /.ooals reeds gezegd werd, het O. M. moet aantoonen. dat het kind opzettelijk gedood werd en het opzettelijk doen aspireeren van vruchtwater na de geboorte wel nooit bewezen zal kunnen worden en zeker nooit door anatomisch onderzoek. Ingewikkelder is de zaak. wanneer het kind asphyetisch ter wereld komt. doch. vóórdat het sterft, nog enkele terminale ademhalingen buiten het lichaam van de moeder maakt. Dan bevatten de longen (maag en darm; wat (soms veel) lucht, heeft het kind extra-uterine geleefd en is toch door intra-uterine asphyxie gestorven. In die gevallen zal men uit den aard der zaak geen vruchtwaterbestanddeelen in ruime hoeveelheid in de luchtwegen vinden, ja. soms zal men hiervan met het bloote oog niets bemerken. Toch kan men in die gevallen nog door inikroskopisch onderzoek en door uitsluiting van andere doodsoorzaken tot de diagnose komen. Dit geldt ook voor die gevallen, waarin de prikkelbaarheid van het ademhalingscentrum geleidelijk afnam. In het gerat. dat men bij de schouwing ran een jonggeboren kind geen tastbare doodsoorzaak eindt. moet men den inhond ran de Ilichtwegen inikroskopisch nazien of doen nazien. Er komt n.l. een rorm ran int ra-nterine asphg.cie roor, welke, bij uitsluiting ran iedere andere aantoonbare doodsoorzaak, alleen door het inikroskopisch aantoonen ran criahtwaterbestanddeelen in den inhond der Ilichtwegen te herkennen is. Hiervoor maakt men praeparaatjes van den inhoud van de bronchiên en van het vocht, dat men van de doorsnede van de verschillende longkwabben kan schrapen. Men moet de longoppervlakte eerst afspoelen en afdrogen en dan met een schoon mes sneden aanleggen; men neemt het weefselvocht in het bijzonder van de peripherie der long. Acht men zich tot het nader onderzoek in staat dan onderzoekt men de versche praeparaatjes onder dekglas. In het andere geval zendt men de gedroogde en gefixeerde objectglazen op de gewone wijze ma verzegeling, t'iiz.i aan zijn lastgever op. om ze tloor een «iegelijk mikroskopist te iloen onderzoeken. De praeparaten mogen niet in alcohol verzonden worden, omdat daarin het vet van de vernix caseosa oplost, doch in een 4% foimaldehyde-oplossing. Ook kan men kleine dobbelsteentjes long. met zijden van hoogstens l1/» c.M.. ter tixatie gedurende een paar minuten in kokend water werpen en ze daarna in 4% f'ormaldehyde-oplossing conserveeren f1). 2. Dood van het kind door compressie van het hoofd tijdens den partus. Ofschoon deze doodsoorzaak, zooals reeds gezegd werd. veel minder voorkomt dan een doodelijke storing in de gaswisseling, is de kennis er van van buitengewoon gewicht met het oog op het herkennen van een bepaalden vorm van kindermoord, n.1. die door het inslaan van de hersenen van het kind. Bij elke haring wordt het hoofd bij zijn passage door het bekken, tenzij het hoofd zeer klein en het bekken zeer wijd is. gecomprimeerd en zijn inhoud verkleind, waarbij liquor cerebrospinalis afvloeit naar het ï uggemergskanaal. Het achter- en het voorhoofdsbeen schuiven onder de wandbeenderen, terwijl het voorliggende os pariëtale onder het achterliggende schuift, waardoor de biparietale afmeting van het hoofd kleiner en de mento-occipitale grooter wordt {mankeren ran den schedel). Bovendien wordt het hoofd dooi- het promontoriuni een weinig plat gedrukt. andaar dat zelts bij eene normale baring in hoofdligging veranderingen aan het hoofd van het kind ontstaan, welke de gerechtelijk-geneeskundige goed moet kennen, om ze niet te verwarren met opzettelijk toegebrachte verwondingen en omdat er bepaalde, gewichtige gevolgtrekkingen uit te maken zijn. Deze veranderingen ontstaan des te gemakkelijker naar mate het hoofd giooter en de afstand in de naden tusschen «le schedelbeenderen kleiner is. (') De kenmerken van iiithotiinni werden reeds in noot 1 op hl. M opgesomd. Vernix caseosa is gekenmerkt door de aanwezigheid van zeer talrijke kernlooze plavei-epitheliën en enkele vetdrupjes. vetbolletjes en hoekige vetkloinpjes: zelden vindt men cholestearine-kristallen en wolhaartjes (tijnpuntig. pigment- en mergloos, zeer duidelijke cuticula). Het vet kan men kleuren met Sudan III. In het praeparaatje, gemaakt van den inhoud der bronchiën en van liet weefselsap der longen, vindt men. naast vruchtwaterbestanddeelen, luchtbellen, lange, dunne, trilhaarepitheliën van den broncliuswand en verder natuurlijk roode bloedlichaampjes: de laatste mogen slechts dan als bewijs van bloedaspiratie worden aangemerkt, wanneer men ze in den inhoud der bronchi vindt en zeker is. dat hierin by liet doorsnijden van den lioofdbronchus geen bloed geloopen is. Vaginale epitheliën vindt men zelden. De longcoupes kleurt men volgens Sthassmann het best niet fucbsine-of gentiaan-violetanilinewatfr-oplossing gedurende 5 min., met opvolgende ontkleuring door alcohol absoiutus li-) min.): de verhoornde plavei-epitheliën der epidermis zijn dan alleen gekleurd. Hoi hheim kleurt ze in Ehrlh h 'sche haematoxyline-oplossing, diflFerentieert in zoutzuren alcohol, spoelt uit in water en kleurt na met 80°/o alcoholische Sudan-oplossing (10 min.): daarna wascht hij uit in .>o °/0 alcohol, spoelt af in water en sluit in glycerine in. Door de samendrukking van het hoofd kan liet tot een door foetale asphyxie doodelijke compressio cerebri komen, doch ook kunnen daardoor dusdanige laesies ontstaan, dat het kind bezwijkt door hersendrukking. tengevolge van intracranieele bloeduitstorting, enz. Wij zullen echter beginnen met de veranderingen te bespreken, welke ons in staat stellen te zeggen, dat het kind in hoofdligging geboren werd en tijdens dc baring nog leefde. Het vaststellen van deze beide punten is van het grootste belang om eventueel tot de diagnose van den dood door compressie van het hoofd tijdens de baring te mogen besluiten (1 >. Bij een BARING IN HOOFDLIGGING treedt in de helft der gevallen (Els&sser.i een caput snccedamurn en gewoonlijk ook bloeduitstorting in de iceeke fchedelbekleeclselen op, zelfs onder het epicranium. Het caput succedaneum is in den regel rond en zetelt gewoonlijk in de buurt van de kleine fontenel of aan den achter bovenhoek van een der beide Epicranium. Galoa. . Huid. - Schedel. - Dura mater. - Fio. 4. Caput succedaneum op het rechter pariëtal»thoofd. in bevroren toestand, doorgezaagd). pariëtalia. De huid is daar ter plaatse rood of blauwrood, doch vertoont geene excoriaties. Op doorsnede doet de lillende zwelling zich voor als een min of meer haemorrhagisch oedeem (uitdrukbaan van het losse subcutane bindweefsel, waarin gewoonlijk kleine bloeduitstortingen voorkomen. Is het bij uitzondering de zetel van een uitgebreid extravasaat. zoodat het op doorsnede bijna geheel uit zwartrood. met gestold bloed doordrenkt weefsel bestaat, dan zullen er toch nog altijd gedeelten zijn en wel speciaal aan den rand. waar het weefsel alleen sereuse vloeistof bevat en barnsteengeel is. (') Op 184 baringen van Inlandsclie vrouwen kwamen voor !7o hoofd-, U stuiten •'! ilwarslitqriugi'ii. Hoe kleiner het hoofd en hoe wijder liet bekken is. des te minder sterk zal het caput succedaneum ontwikkeld zijn ('). Bij stuitliggingen vindt men soms een geboortegezwel in den vorm van een haemorrhagisch oedeem van liet scrotum (of de groote labiai en van de billen. Ook een voorliggende arm enz. kan oedemateus worden. Een caput succedaneum bete ijst, dat het kind tij/lens den partus leefde, in hoofdligging geboren is en dat de partus een rrij geruunen tijd geduurd heeft. Het komt niet voor bij snelle bevallingen, welke b. v. niet langer dan een kwartier duren, omdat dan de veneuse hyperaemie van het voorliggend gedeelte der hoofdhuid niet lang genoeg duurde; vandaar dan ook. dat men het na een heimelijke bevalling en meer nog bij een partus praecipitatus minder dikwijls aantreft. Bij uitzondering kan schijnbaar een klein gebooitegezwel, door mechanische verdringing van liet weefselvocht, ook ontstaan hij een reeds afgestorven foetus: de schedelheenderen moeten hiertoe nog vast verbonden zijn, waardoor het dan ook nooit ontstaat bij de geboorte van gemacereerde vruchten. Bloeduitstortingen zullen er natuurlijk in ontbreken. Bij gemacereerde vruchten gelijkt de zeer vochtige hoofdhuid eenigszins op een geboortegezwel; dit schijnbare geboortegezwel is echter niet circumseript,doch diffuus. De bloeduitstortingen in de weeke schedelbekleedselen zijn speldekop- tot kwartjesgroote of nog grootere ekchymosen. op doorsnede bestaande uit zwartrood. gestold bloed, gezeteld op en onder de galea. doch meer nog onder liet epicranium, welke niet alleen op de plaats van het geboortegezwel, doch ook elders voorkomen (s). Zij worden zelfs na lichte bevallingen gezien, omdat bij liet mouleeren zeer gemakkelijk verscheuring van venen optreedt, vooral van die. welke in den sinus sagittalis superior uitmonden: daarom zitten die bloedingen meestal in de omgeving van den pijlnaad. Op de plaats van het geboortegezwel is het been gewoonlijk zeer bloedrijk en daardoor min of meer donkerrood. Bloedingen in de weeke schedelbekleedselen en zelfs uitgebreide onder de galea en onder het epicranium hunnen door en tijdens den partus ontstaan en beu ijzen, dat het kind tijdens de baring nog leefde: zij zijn zeker door de baring ontstaan, indien de huid er boren en de schede! er onder intact zijn. Een bijzondere vorm van een vlakke, uitgebreide, subperiostale. rloeibaar blijvende (fluctueerende!) bloeduitstorting is het reeds vroeger genoemde ibl. 28» kephalhaematoom, dat (door het niet tot staan komen der bloedingi gewoonlijk eerst den 2en of 8en dag na de geboorte optreedt en een (') Toch zagen wij eens een zeer groot geboortegezwel bij een spontaan en nog levend geboren vrucht van 7 maanden (35 c.M. lichaamslengte); de middelbare hoofdomtrek was 2:i c.M.. de fronto-occipitale diameter 7 c.M. Het bekken der vrouw was normaal. (-') '/j\j worden zelfs wel gezien bij stuitgeboorten en ontbreken dan ook zoo goed als b(j geen enkelen neonatus. i Bloedingen in de pralen. « Extra vasaat tusschen" pariPtale en epicranium. Opgelicht epicranium.. met beginnende beenrormins. Huid. _ Galea. — Epicranium. — Schedel. J Pura mater. _ Fm. 5. Kepha 1 haematoom op het rechter pariëtale. 14 dagen post partum; begin van een beenigen wal (hoofd, in bevroren toestand, doorgezaagd.) Fm. 6. Beenige wal om de basis van een kephalhaematoom. haematooni is onder liet epicranium: liet heeft een vasten wal door bloedige infiltratie van het periost en breidt zich nooit uit over een naad. omdat in den naad het epicranium vast zit aan de dura. Het kephalhaematoom kan ook bilateraal en zelfs tegelijkertijd op beide pariPtalia, op Met occipitale en op het temporale voorkomen (SchrOper). Schröher zag het zelfs bij pen stuitgeboorte en dwarsligging met nakomend hoofd. Het meest komt het bij bekkenvernauwing voor op plaatsen waar tissuren of deuken in het l>een ontstaan. Het vloeibaar zijn van het bloed en het intact zijn van de huid maakt verwisseling met een na de geboorte opzettelijk toegebrachte, beleediging onmogelijk. Bij zware, maar ook wel bij juist opvallend licht verloopende. bevallingen vinden wij in den regel meer afwijkingen, welke tot intra-uterine ademhaling kunnen leiden met al de gevolgen van dien. of wel door hun uitgebreidheid of localisatie de respiratie onmogelijk kunnen maken. In beide gevallen leiden zij tot den dood van het kind. Wanneer de verschuiving der beenderen zeer groot is (mogelijk door breede vliezen op de plaats der latere nadeni. dan kan het. meestal door verscheuring van een vena cerebri superior en veel zeldzamer van den sinus sagittalis superior of vaneen hierin uitmondende durale ader. komen tot een intermeningeale of een epidurale bloeding, welke dagen lang overleefd kan worden en vergezeld gaat van duidelijk waarneembare afneming van de polsfrequentie. Kpidnrale bloedingen treden minder veelvuldig np dan intermeningeale. Epidurale bloedingen. zonder laesie ran het been. nntstuan door den partus als zoodanig hoogst zelden: het bloed is losje* gestold of rloeihaar, zelfs waar dc bloeding ongetwijfeld introritaid optrad. De. uit een klinisch oogpunt belangrijke, intermeningeale bloedingen ontstaan niet alleen, zooals reeds gezegd weid. bij een moeilijken, doch ook wel bij een zeer snellen partus, waar de veranderingen aan den schedel meer plotseling optreden. Men vindt dan om de oblongata. onder het tentorium cerebelli. om de kleine hersenen en aan de convexiteit der groote hersenen een laag dikvloeibaar bloed of een zwartrood bloedstolsel. Is het bloed gemakkelijk ireg te spoelen en de dnra op de overeenkomende plaats niet rood (door iinbibitie) ilan heeft men niet met een intermeningeale bloeding, doch met aspiratie ran bloed tijdens ilc sectie te maken. Dat vele kinderen er niet aan sterven, bewijzen wel de residuen van dergelijke bloedingen, welke men bij eerst later gestorven kinderen vaak vindt als roestkleurig beslag aan de binnenvlakte der duraYpachvmeningitis interna hvperplastica haemorrhagicaj. Niet alleen inter- doch ook intrameningeaal kan bloeding voorkomen: Kundrat ilNïio, zag dit zelfs relatief vaak na spontane partus, terwijl daarbij intermeningeale bloeding ontbrak. Door Couvelaire e.a. zijn zelfs gevallen beschreven van bloedingen in de hersenen en oblongata: deze ontstaan echter bij spontaan verloopende bevallingen hoogst zelden. [ntrarranieelc bloeiIini/en komen bij spontane partus rum': zij bewijzen derhalre zonder meer nipt. tint het l:ind non opzettelijke gewelddadigheden heeft blootgestaan. Daar, waar zij niet gepaard gaan met laesie ran i zag zoon geval zelfs na een spontane baring. Het tuber vormt den steilsten wand van de deuk. Op de diepste plaats vindt men regelmatig een subperiostale bloeduitstorting boven de infractie. De deuk kan geheel den indruk maken van veroorzaakt te zijn door druk met de punt van een eetlepel: vandaar de naam. Een lepelvormige deuk is op de diepste plaats en aan den rand, waar liet tuber ligt. gewoonlijk gecompliceerd met fissuren en fracturen; zij doet zich derhalve öf als een depressie óf als een impressie voor ('). De fissuren loopen van den rand lin het pariëtale gewoonlijk van den pijlnaad), tusschen de beenbalkjes door. naar het tuber en vaak ziet men ei twee. heide uitgaande van het tuber. min of meer loodrecht op elkaar staan. Op de overeenkomstige plaats dei- huid vindt inen soms een excoriatie 'meer niet), terwijl subperiostiaal en vooral epiduraal gestold bloed gevonden wordt, wanneer de deuk met een fissuur of fractuur gecompliceerd is. tot smoren sprake is: gewoonlijk vindt men er onder een gestolde bloeduitstorting. Ofschoon in het algemeen Druckmarken slechts gezien worden bjj bekkenvernauwing (op het achterliggende pariëtale. aan den angulus frontalis). heeft men ze ook een enkele maal bij baringen onder geheel normale omstandigheden, wat afmetingen van hoofd en bekken betreft, waargenomen (Salomon, 1877). Door druk van het oriflcium uteri kan een fronto-occipitale. om het geheele hoofd heen verloopende. Druckmarke ontstaan (Kkatter). i1) Eene depressie van den schedel gaat niet vergezeld van fissuren of fracturen: dit is wel het geval met een impressie. In de practijk wordt dit onderscheid vaak over het hoofd gezien. Die «leuken ontstaan zelden, zooals reeds gezegd werd. onder normale omstandigheden, doch worden nog al eens gezien bij hekkenvernauwingen hij een haring niet ongunstige positie van het hoofd i 'j; zeer zelden zal een dergelijke bevalling echter geheim gehouden kunnen worden, zoodat zij in gevallen van twijfelachtigen kindermoord niet veelvuldig gezien zullen worden. In de helft van de gevallen sterft het kind er door. Postnataal kan een dergelijke deuk (depressie of impressie) hij dunne schedels ook ontstaan h. v. door druk met den duim Cv. Hokmanni. door een slag met een stomp of stompkantig voorwerp, enz. Dit moet wel in het oog gehouden worden. Vindt men een denk in den tgpi-seh gede formeerden schedel op en béstïï krnd V°lgens;U' moIder of' ^ ^«igen in hoofdligging geboren .taat ei geen caput succedaneum. dan pleit dit vooreen snelle baring d. .. sterk voor een partus praecipitatus, doch het aanwezig zijn van een geboorte-gezwel pleit ,r „iet bepaal tegen. daar. z„„al., juist z ™ l h'*i'L. T ' . I"'""'11* Sesehiedt, .ie periode der ontsluiting gewoon, doch die der uitdrijving zeer snel kan verloopen. Door anatomisch onderzoek zal men niet kunnen uitmaken, dat er inderdaad een Sturzgeburt heeft plaats gelaat, doch men zal slechts kunne„ toonen, dat zij mogelijk is geveest. Heet het kind in hoofdligging geboren te zijn dan pleit de aftceziqheid >an een caput succedaneum sterk coor een partus praecipitatus hcJnlTW79Mt T ^ gr00t r"PUt *mcedaneum. ran een relatief groot hoofden breede schouders (in rerl,onding tot het kleine bekken der moeder, "" Par'm *"» «etter,,,,, Men formuleert dan zijn conclusie als volgt: De Ujkech'micing e„ ,ie verdere onderzoekingen !,M„, geen feit,;, opoeriatdk oehntt '*>*"';■"<<< ** - (6 M. '!,J vu'va t°('h zoo hoog boven den grond. Ook groote intracranieele bloeduitstortingen, zonder laesies van den schedel, kunnen hierbij ontstaan. Rij een val uit een grooter hoogte kunnen ook beleediging der ireeke (leelen en verscheuring der hersenen en bij een val uit een zeer groote hoogte f3 M. en meer) zelfs min of meer uitgebreide verbrijzeling tan den schedel iLesser). bij nog hooger val zelfs met rerwonding van de meningen, van het epicranium. van de galea aponeurotica en van de schedelhuid (door de scherpe beenstukken) ontstaan en hersenmassa naar buiten komen. Ook te ver ruptuur is daarbij waargenomen. I indt men dergelijke ernstige laesies en is er van een val uit groote hoogte volgens het verhaal der vrome geen sprake, dan kan men de mogelijkheid van het ontstaan zijn door een partus praecipitatus uitsluiten en tot kindermoord besluiten. Is het mogelijk, dat het kind uit zoo'n groote hoogte viel. dan kan men zonder meer liet ontstaan zijn van de laesies doov een partus praecipitatus met ontkennen. In den regel krijgt de vrouw haar partus praecipatatus in de kali. bij de put. of op het privaat en dan valt het kind in het water of in min of meer vloeibare faecaltén. of het komt op den grond terecht. In de beide eerste gevallen zal het kind niet of slechts onvoldoende kunnen ademhalen. Ben partus praecipitatus kan men bijna met zekerheid uitsluiten, indien 'Ir longen imaag. darmkanaal) geheel met lucht gcvukl zijn en het kind in de kali of beerput heet gevallen te zijn. Kan het kind tijdens den val één ademhalingsbeweging maken, of wordt het niet geheel ondergedompeld (ondiepe rivier), dan kunnen wij ook. wanneer het in een vloeistof terecht gekomen is, lucht in de longen vinden: om de vroeger ontvouwde reden (bl. 19). zal echter geen of zoo goed als geen lucht in de maag geraken. Lucht in de longen pleit devhalve niet per se tegen partus praecipitatus in de rivier, op het privaat, enz. Is het kind de vrouw werkelijk als het ware uit het lijf gevallen en op het hoofd terecht gekomen, dan blijft het gewoonlijk nog eenige uren in leven. m. a. w. zal het gelegenheid hebben zijn longen met lucht te vullen, zooals dit herhaaldelijk gezien wordt bij kinderen, die na perforatie of kephalotripsie geboren worden. Geheel met lucht gevulde longen (maag, darm) pleiten derhalve niet per se tegen een partus praecipitatus met doodelijke verwonding van liet hoofd van het kind doov den val. Wc! pleiten zij er tegen, dat de wouw in de kali. enz. beviel en het kind dadelijk ondergedompeld was. (Gewoonlijk geven derhalve de nadere omstandigheden den doorslag voor ons advies of al dan niet partus praecipitatus mogelijk is geweest. Wij moeten de vrouw verzoeken ons zeer nauwkeurig te vertellen, waar zij zich bevond en in welke houding zij beviel, hoever de zwangerschap gevorderd was. enz. en dan nagaan, of hetgeen wij bij de sectie gevonden hebben in overeenstemming te brengen is met het verhaal van de moeder en met de locale toestanden. Wij hebben op medische gronden en aan de hand van de geconstateerde feiten aan te toonen. dat de verklaringen van de vrouw geloofd kunnen worden of wel. dat zij geen vertrouwen verdienen en als leugens verworpen moeten worden. Zoo is het b.v. niet aan te nemen, dat de vrouw staande, zonder zich ergens aan vast te houden ot ergens tegen aan te leunen, bevallen zou zijn: dit is een onmogelijkheid. Loopende kan een vrouw ook niet bevallen, want «Ie pijn dwingt haar stil te staan en ergens tegen aan te leunen, zich ergens aan vast te houden of neer te hurken. Dit alles slaat niet op de hoogst zeldzame gevallen van partus insensibilis (noot bl. 541. Men meet in gevallen, waarin het kind tegelijkertijd met de placenta geboren werd. eenerzijds den afstand van de vul va tot de onderlaag in de houding, waarin de vrouw zegt bevallen te zijn en anderzijds de lengte van de navelstreng: bij de laatste telt men de halve lichaamslengte van het kind op en trekt er 20 c.M. van af (voor vagina en uterus). Deze beide getallen laten een oordeel toe over de mogelijk respect, waarschijnlijkheid van verwonding van het hoofd bij partus praecipitatus in de aangegeven houding en zonder verscheuring van de navelstreng. Bij baring in staande houding en gewone lengte der streng scheurt deze ot wordt de placenta losgescheurd ('). Wat de plaats, waar de vrouw zegt bevallen te zijn, betreft, moet men vóór alles nagaan of de aard en de constructie ervan zoodanig zijn. dat zij zich. gesteld dat er werkelijk een partus praecipitatus heeft plaats gegrepen, leent tot het tot stand komen van een val van het kind mauw of wijd gat van de bril. aanwezigheid van een klep. enz.i. Vindt men (/ren I/lord op de plaats, waar de rromr zegt bevallen te zijn en ia plaat* gehad hebbende reiniging uitgesloten, dan is het verhaal van de rromr tastbaar onwaar. daar geen part as zonder bloeding rerloopt. Aanwezigheid van bloed bewijst echter niet perse, dat zij daar ter plautse bevallen is, wijl het door andere oorzaken daar gekomen kan zijn. 4. Dood van het kind door ziekte. Deze spontane doodsoorzaak moet men kennen, omdat men. zooals reeds gezegd werd, in een geval, dat ergens een kinderlijkje gevonden wordt, in den regel niet met kindermoord te maken heeft, doch met het wegmoffelen van~een spontaan gestorven kind. (>) Bjj gewone lengte van de navelstreng en een evengroote valhoogte scheurt zij volgens Pfannkuch (1875) reeds door een vallend gewicht van 500— 750^gr.; bij een valhoogte gelijk aan de halve lengte der streng door een vallend gewicht van 700 1000 gr. Het kind kan f dood geboren óf spoedig na de gel>oorte gestorven zijn. /onder dat wij dit altijd kunnen uitmaken. Onder de oorzaken van den dood der vrucht vóór en kort na (ie geboort e staat bovenaan xyphilis ra» de vrucht. Het volgende moet hierover opgemerkt worden. Syphilis van de moeder op het tijdstip der bevruchting bestaande, of tijdens de graviditeit gekregen ihoe vroeger hoe ernstiger de gevolgen voor de vrucht zijn!». ot besmetting van de eicel bij de bevruchting door het sperma van den verwekker leidt zeer vaak tot syphilis en den dood der vrucht, waardoor in ruim een derde der gevallen de zwangerschap te vroeg eindigt. Syphilis van de vrucht is met zekerheid te herkennen wanneer bij haaide z. g. n. osteochondritis vyphilitica bestaat, een wel zeer veelvuldig voorkomend doch niet constant verschijnsel, dat soms echter slechts door mikroskopisch onderzoek te herkennen is. Veel zeldzamer ziet men een petmxtitift ossificane. Andere, doch voor de diagnose minder gewichtige lomdat zij niet hij rotte lijkjes te herkennen zijn) symptomen zijn: splenitis hgperplmtua fibrosa, interstitieele pneumonie lin den vorm van pneumonia alba. bl. 14). interstitieele hepatitis, interstitieele. pankreatitis en interstitieele nephritis. philitische \ruchten worden zeer vaak te vroeg geboren en vertoonen vaak psoriaria plantaria etpalmaris in den vorm van tot ervvtgroote, ronde, iets uitpuilende, scherp begrensde, vaak schilferende, door een rooden hof omgeven vlekken aan voetzooien en handpalmen (soms ook op den rug van voeten en handen): multipele bloedingen in de huid en een universeel exantheem zijn zeldzaam. In de longen vindt men uitpuilende, witte tot geelwitte, vaste, ronde haarden van pneumonia alba. welke een geheele kwab kunnen innemen (bl. 14). De lever is zeer groot, vast. vertoont vaak miliaire gummata als speldekopgroote. witte, scherp omschreven, niet door een rooden hof omgeven haardjes onder de kapsel. De milt is groot, zeer vast, op doorsnede zwartrood; de kapsel is vaak met fibrine bedekt en aan het peritonaeum panëtale gekleefd (een spaarzaam, wit, draderig exsudaat, waardoor de darmlussen aan elkaar gekleefd zijn. is betrekkelijk zeldzaam). De dunne darm vertoont vaak duffuse gummata in het slijmvlies, zoodat de darmwand dik en stijf is. Het pankreas is groot en vast. Bij den haemorrhagischen vorm vindt men talrijke kleine bloeduitstortingen in de verschillende inwendige organen. Bij de ostechondritis svphilitica bestaan afwijkingen in de gewone structuur van het been en wel op de grens van epi- en diaphyse, \ooial aan het femur. de tibia, den humerus en de ribben ('). Men onderscheidt van de osteochondritis syphilitica verschillende graden. In den eersten graad ziet men, wanneer men het botje met het kraakbeenmes in de lengterichting splijt, in plaats van de gewone, fijne, rechte. I1) Men klieft tot onderzoek de beentjes in de lengte. krijtwitte verkalkingszone een onregelmatige. getande. breede. geelwitte lijn. welke met haar uitsteeksels in het aangrenzende kraakbeen uitsteekt. Mocht het onderscheid makroskopiscli niet al te duidelijk zijn. dan is het proces toch altijd mikroskopisch te herkennen, doordat in de breede verkalkingszone np onregelmatige wijze niet en wel verkalkte gedeelten met elkaar afwisselen. Ook de vorming der mergholten geschiedt op onregelmatige wijze: de beenbalkjes zijn ongelijk dik en vertoonen mikroskopisch slechts weinig osteoblasten en grillig gevormde resten van verkalkt kraakbeen. In het celrijke beenmerg liggen vaak opvallend veel reuzencellen. Voor mikroskopisch onderzoek bewaart men de beentjes in formaldehvd-oplossing. waarin zij ontkalkt worden. In den tweeden graad is iie getande, kruimelige verheeningszone veel breeder en puilt de woekeringszone van het kraakbeen uit; voor verwisseling met de zeldzaam voorkomende rachitis behoedt het feit, dat bij syphilis de afzetting van kalkzouten sterker en hij rachitis geringer is dan onder normale omstandigheden. In den ergsten of derden graad is het proces nog duidelijker; de geheele epiphyse kan door woekering van het kraakbeen duidelijk grooter zijn dan normaliter. Tusschen de kruimelige id.i. gemakkelijk fijn te wrijven» verkalkingszone. welke smal of breed is en hier en daar zelfs kan ontbreken, en het reeds gevormde been vindt men een grauwe, grauwgele of grauw groene laag van doorschijnend granulatieweefsel. Op de grens van deze laag en het been zijn de beenbalkjes onregelmatig van dikte en verloop, zoodat daar ter plaatse de samenhang tusschen epi- en diaphyse gering is, ja zelfs opgeheven kan zijn. Na spontane loslating der epiphyse in utero kan zij weder met de diaphyse vergroeien. Heeft de epiphyse door rotting bij een niet-syphilitische rrucht losgelaten dan is het einde der diaphyse gelijkmatig gewelfd en fijnkorrelig, terwijl bij syphilitisclw vruchten nat osteochondritis syphilitira in cm dergelijk gered het einde der diaphyse onregelmatig en hobbelig is. De periostitis ossificans syphilitica is zeldzamer en leidt soms tot de vorming van een. door beenmerg van het prae-existente been gescheiden, beenkoker om de diaphyse. Van de chronische interstitieele ontstekingen in de verschillende organen zijn vooral die van lever en milt van gewicht, welke organen in plaats van een relatief gewicht van '/30 en l/.i00 van het lichaamsgewicht van de vrucht een veel hooger gewicht hebben, soms zelfs :>-maal grooter dan normaliter. In dubieuse gevallen kan men stukjes der verschillende organen in lo °/n formaldehydeoplossing bewaren om ze op de aanwezigheid van het Treponema pallidmn te doen onderzoeken. Ook het gewicht der placenta pleegt relatief hoog te zijn: in plaats van ongeveer '/„ van 'let lichaamsgewicht, bedraagt het l/t—'/a- IJi't hi'h11> ook s/iphditischc rrncliten, irelke lerend geboren worden, door lichaamszwakte spoedig plegen te sterven. Naast syphilis plaatsen zich andere ziekten waardoor de vrucht in den uterus kan afsterven, welke later bjj de leer van de afdrijving van de vrucht opgesomd zullen worden; zij behoeven hier niet besproken te worden, daar in zulke gevallen de moeder ziek is ui e>- geen sprake is van een onderzoek wegens verdenking op kindermoord. Eenigen tijd (uren—dageni na den partus kan het kind sterven door een bronchitis purulenta of een acuten darmcatarrh. veroorzaakt door het geaspireerd of' ingeslikt hebben van vruchtwater, vaginaal slijm, enz. Hierop zullen wij later, bij de leer van den onverwachten. natuurlijken dood. in het hoofdstuk over vergiftiging terugkomen. Met die omstandigheden kan men echter te maken hebben in een geval, dat liet lijkje van een zeer jong kind gevonden wordt en men aan de mogelijkheid van een geval van kindermoord denkt. Ook tengevolge van intracranieele laesies, ontstaan bij en dooi- de baring, kan het kind eerst later bezwijken. Over de diagnose van deze toestanden behoeft echter niets naders gezegd te worden. In de laatste jaren (Hofmeijer, 1903; Schmidt. 1904) heeft men meerdere gevallen waargenomen, waarin kinderen, die doodgeboren of kort na de baring gestorven waren, mikroskopische veranderingen van het myocard vertoonden. Voor deze gevallen geldt echter hetgeen later bjj de leer van den onverwachten, natuurlijken dood door myocardlijden gezegd zal worden. Bij verdenking van kindermoord zal men in een dergelijk geval, wanneer niets dwingt dezen aan te nemen (zie bl. 27) zeggen, dat het kind een natuurlijken dood gestorven is. zonder de werkelijke, primaire doodsoorzaak (ziekte van de moeder??) te kunnen aangeven. Mikroskopisch onderzoek van liet myocard is practisch van geen waarde. Nadat de vrucht gestorven is. behoeft zij niet direct uitgestooten te worden, doch kan dagen, weken, zelfs een maand of zes in utero blijven, vóórdat de uitdrijving volgt: uitstooting na maanden wordt echter zelden gezien en nog het meest bij vruchten jonger dan H maanden. De vrucht verkeert dan gewoonlijk in gemacereerden toestand; bij uitzondering kan een vroeg afgestorven vrucht maanden lang oortr, omdat dooden van het kind tijdens de baring niet viel onder het begrip kindermoord, gedefinieerd als doodslag van een .jonggeboren kind. Het (iooden van liet kind tijden* den partus is echter door anatomisch onderzoek niet te herkennen. De medicus zal. alleen afgaande op de door hem geconstateerde feiten, tot de conclusie moeten komen, dat het kind levend greboren werd en daarna gedood is. Alleen in verband met de resultaten van het politioneele en het justitieele onderzoek zal hij eventueel de mogelijkheid moeten toegeven, dat het kind in partu gedood werd. Opzettelijk (Iooden run de vrucht cóór da geboorte komt bijna nooit voor en in die enkele gevallen is de zaak gewoonlijk zeer duidelijk. In de meeste gevallen sterft de vrouw; soms echter blijft zij in leven en vertoont geen enkele afwijking. Meestal zal in dergelijke gevallen getracht worden om van uit de vagina het kind te dooden: verwonding van het kind op deze wijze bij ongeluk is zoo goed als uitgesloten. Doodeti run de rrmht tijden* de baring komt, zooals reeds opgemerkt werd, practisch evenmin voor als vóór dat de baring begonnen is: daarvan zijn althans slechts enkele gevallen in de litteratuur te vinden. Daar echter door medisch onderzoek niet is uit te maken of de doodslag heeft plaats gehad tijdens de geboorte of nadat het geheele kind geboren is, is het mogelijk, dat onder de vele gevallen, als kindermoord beschreven, er meerdere voorkomen, waarin de doodslag tijdens de baring heeft plaats gevonden. In het groote handboek van Maschka (1881) komt slechts één geval van Bellot uit 1832 voor, waar een vrouw het eerste kind na de geboorte en het tweede kind (tweelingzwangerschap), zoodra het hoofd geboren was, den schedel insloeg. De differentiale diagnose was niet moeilijk; het eerste kind had geademd, het tweede niet. In het handboek van Schmidtmann (1907) komen nog twee gevallen voor. Een van d'Oütbepont uit 1887, waarin het meisje aan den uitgezakten arm trok en, toen het haar kind op deze wijze niet uit de geslaclitsdeelen kon trekken, den arm afsneed en het kind met een groot mes van uit de vagina de borst doorboorde. In het andere geval, door Isnard en Dieu medegedeeld en geciteerd naar Bkoüarpeu sneed de vrouw het hoofd van het kind af, onmiddellijk nadat dit geboren was. Voor de twee gevallen, door Olliviek in 184;! meegedeeld, staat het niet vast, dat de kinderen gedood werden tijdens de baring. In het eerste geval werd de schedel verbrijzeld en door een puntig voorwerp van uit den mond de pharvnx verwond; in het tweede geval werd eveneens het kind de schedel ingeslagen. Kindermoord kan op verschillende wijzen geschieden, doch in het algemeen wordt het kind zelden gedood door verwonding en nog minder door vergiftiging, doch meestal door asphvxie. Aan den kindermoord door asphyxie zal dan ook vooral de aandacht geschonken worden, waarbij uitgegaan zal worden van hetgeen in het hoofdstuk over asphyxie (dl. 1. lil. 150) reeds geleerd werd. I. KINDERMOORD DOOR VERSTIKKING. Van verstikking spreekt men niet alleen wanneer kinderen, die ademen, door mechanische oorzaken hierin belemmerd worden, doch ook. wanneer een pasgeboren kind direct na de geboorte belet wordt te ademen door mechanisch de respiratie onmogelijk te maken. Alles wat over het stellen der diagnose asphyxie in dl. I op hl. 154 gezegd werd. geldt natuurlijk ook hier. Men mag nooit run rerstikking spreken zonder te kunnen aangeven op welke wijze zij ontstond, al is ook bij den neonatus bijna geen andere, door anatomisch onderzoek niet aantoonbare, doodsoorzaak denkbaar. 1. Kindermoord door smoren. Over het algemeen geldt natuurlijk hetgeen hij smoren op hl. ltil van dl. 1 reeds is besproken, zoodat slechts enkele opmerkingen gemaakt behoeven te worden. Wat de waarde der suhpleurale en subepicardiale ekchymosen voor de diagnose betreft, dient hier nog gereleveerd te worden, dat zij altijd optreden bij langdurige, moeilijke bevallingen, waarbij het kind dood ter wereld komt of spoedig na de geboorte sterft (Taksier en Pinard), soms ook wanneer, tengevolge van compressie van het hoofd, een intermeningeale bloeding opgetreden is of het kind stuipen krijgt, enz. Haberda toonde verder experimenteel aan. dat bij den neonatus al heel gemakkelijk bloedingen onder invloed van hypostase ontstaan (dl. I, bl. 73). Men moet zich derhalve op het standpunt stellen, dat subpleurale, subepicardiale en andere bloeduitstortingen wel raak voorkomen bij verstikking van jonggeboren kinderen (meer dan bij jonge lieden en oude menschen), doch dat zij ook hier niet pathognomanisch zijn voor den dood door asphyxie. In de meeste gevallen zal men te maken hebben met een ongehuwde moeder, die tracht de geboorte van haar kind geheim te houden, door het te beletten te schreeuwen. Zij doet dit dan door het kind mond en neus met de hand dicht te houden, waardoor het kind vaak, zonder dat dit de bedoeling was, stikt. Dit komt het meest voor en veroorzaakt, om dezelfde redenen als bij wurging met de hand besproken werd (dl. I. bl. 183). doch bovendien omdat de huid van het kind glibberig is. de hand der moeder beeft en een pasgeboren kind lang weerstand biedt aan de asphyxie (') multipele en vrij uitgebreide laesies door de nagels. Eén enkele krab heeft dan ook geen waarde voor de diagnose. Somtijds worden beide handen gebruikt en vindt men ook dergelijke laesies achter de ooren. van voren en aan de beide zijden van den hals. l)oor de perkamentachtige indroging worden zij duidelijker, doch zoodra tle epidermis door de rotting losgelaten heeft en het corium wankleurig is geworden( na 34—48 uur), zijn zij reet moeilijker te zien; nog later verdwijnen zij geheel. (') Hoelang weet men niet. In sommige gevallen bekende de moeder, dat zij wel een kwartier lang mond en neus moest dicht houden. Veel vertrouwen verdient echter deze tjjdsbepaling natuurlijk niet: de moeder, die haar kind doodt, verkeert natuurlijk in zoo'n zenuwwhtigen toestand, dat haar verklaring op dit punt niet veel waarde heeft. De nagelindrukken en exeoriaties knnnen vergezeld gaan van bloeding in het corium of in het onderhuidsche vetweefsel; soms is deze op meerdere m.M. diepte gelegen. Voor de tropen, waar vrij wel altijd reeds rotte lijkjes ter onderzoek komen, hebben zij zeer groote waarde, in verband met het spoedig onzichtbaar worden (Ier nagelsporen. De bloedingen, waarboven geen exeoriaties aanwezig behoeven te zijn. ontstaan het gemakkelijkst, waar de vingertoppen de weeke deelen tegen een vaste onderlaag (been, kraakbeen) aandrukken; zij behoeven natuurlijk niet uitwendig zichtbaar te zijn en moeten daarom juist opgezocht worden. Daarom moet men het gelaat van het lijkje door multipele, dicht naast elkaar gelegen insnijdingen in de diepte onderzoeken. Op het feit, dat uitgebreide exeoriaties aan het gelaat kunnen voorkomen (met bloedingen in huid en subcutisj bij kinderen geboren in aangezichtsligging werd reeds gewezen (noot bl. 49). Hieraan moet nog toegevoegd worden, dat af en toe ook bloedingen in het subcutane weefsel van het gelaat voorkomen na spontane baringen in achterhoofdsligging. Met deze feiten moet men natuurlijk rekening houden. Waar wij nagelindrukken om mond en neus vinden, iedere andere doodsoorzaak ontbreekt en niets tegen clen dood door asphyxie pleit, moeten wij de, diagnose op verstikking door het dichthouden van mond en neus stellen. Afplatting van den neus en van den mond door den druk van de hand der moeder kan optreden, doch is gewoonlijk ontstaan blaats (Bkixton-Hicks, 1885), doch ook een geval waarin, naast andere laesies, de achterste wand en de zijdelingsche wanden van den pharynx over groote uitgestrektheid verscheurd waren, alsmede de voorste wand van den larynx doorgescheurd was. Dat het derhalve onmogelijk kan zijn om in een bepauld t/eral rencondimj door Selbsthilfe uit te ■sluiten. lii/t voor de hand. 3. Kindermoord door dooddrukken. Ook enkele gevallen, dat een pasgeboren kind verstikt werd. door het in een nauw kistje e. d. te wringen, zijn bekend; eveneens, dat de moeder het tusschen de dijen of knieën dooddrukte. Ribfracturen zal men in een dergelijk geval niet vinden (zie dl. 1. noot op bl. 106 en noot op bl. 233). wel allerlei laesies van de huid en inwendige organen (lever!). In gevallen, waarin het kind dadelijk na de geboorte en nog vóór het geademd heeft er in werd gestopt, zal men uit het voorkomen van bloeding op plaatsen van laesie kunnen aantoonen, dat de verwondingen tijdens het kind leefde zijn toegebracht. Op den aard der laesies komt het dan aan: kunnen zij ontstaan zijn bij den partus ilan moeten zij op rekening hiervan gesteld worden. Is het niet mogelijk ze hieraan toe te schrijven, eerst dan heeft men het recht ze in den anderen zin op te vatten. 4. Kindermoord door begraving. Aan hetgeen over den dood door bedelving in dl. 1. bl. lö-t. gezegd werd behoeft alleen toegevoegd te worden, dat het regel is. dat men zelfs in gevallen, waarin zonder eenigen twijfel het kind levend begraven werd. geen vreemde deeltjes elders dan in mond en neus vindt: natuurlijk zal dit ook het geval zijn, indien het kind asphyctisch was of. na slechts oppervlakkig geademd te hebben, begraven werd. Meer dan in de luchtwegen vindt men ze in den oesophagus. de maag en den darm. waarin zij gemakkelijker binnendringen dan in den larynx en de diepe luchtwegen. Op den duur kunnen zij door het werken van den grond dieper indringen. doch nooit tot voorbij de maag en tot diep in de bronchi. Door postmortale peristaltiek kan ingeslikt zand e. d. echter wel tot diep in in den dunnen darm verplaatst worden. Bij het be- en opgraven, alsmede bij het aanstampen van de aarde, kan het lijkje ihet kind) allerlei laesies oploopen. Zorgvuldig moet men nagaan ot' deze intravitale kenmerken hebben of niet. In het algemeen is bedelving de wijze van verstikking, waarbij de persoon het langst in leven kan blijven f1). 5. Kindermoord door het doen stikken in een afgesloten ruimte. Pasgeboren dieren stikken volgens Tarüieu in 1—ïy, uur in een ruimte, welke 2 3 maal het volume heeft van het dier; jonggeboren kinderen kunnen uren lang in een niet te kleine ruimte ipetroleumblik e. d.) blijven leven. Verder kan volstaan worden met te verwijzen naai- hetgeen ter zake in dl. I. bL 165. gezegd werd. Alleen is het goed er de aandacht op te vestigen, dat wanneer liet kind schijndood geboren is, het mogelijk is. dat de moeder (of in het algemeen de moordenaar) het voor dood hield en het in die overtuiging in een doos of kist stopte. Wanneer >mn niet kan aantoonen, dat h-t kind geademd heeft, zal het in het algemeen onmogelijk zijn te bewijzen, dat de persoon, die volgens zijn zeggen het kind foor dood hield, onwaarheid spreekt. Ts het kind voldragen, welgeschapen en heeft het flink geademd, dan is niet aan te nemen, dat men het kind voor dood gehouden heeft. II. KINDERMOORD DOOR VERDRINKING. Deze moeten wij in twee ondervormen onderscheiden al naar gelang de verdrinking in water of in faecaliën geschiedt. De beoordeeling van het geval heeft zich in het algemeen te richten naar hetgeen in dl. 1 op bl. 170 e. v. geleerd werd. ( ) Hiei kunnen gevoeglijk eenige cijfers ingelascht worden over laterale». - punt). Ü s £ i rf 5'E I R- L. H. L. H. L. = « R. L. 3 ~ 1 :#.5 c? 51.5 53+ 41 41 49 54. -JU 20 II ;19-K J 62+ 62-1- 45 45 89 92 60 58.5 — : 12 76 3 42,5 " ;| — 55 38 — — | _ _ 20 19+ 11 + 4"2-r' 9 60 | 60 43 41 — 51 25 25- 11 0 ö" 50 : 51 42 48 73.5 74 51 55 22 22 12 75 75 H 40 59 62 44 43 83 83+ 55 55+ 23 23 11.5 77 76.5 7 47'6 f 59 60 46 47 91 89 56 58- 27 27 13 (< 77 + '-~' $ 59 60 46 46 86 88 56+ 6:5+ 26 27 82 80 4,S 62 63 45 46 87 58 55? 26 26 12+ 78 l(J 49 60 61.5 48 49 55 60 25 26 13 \ & 54 j 54 "1^+ 46 ia <6 50 53 | : 75 73 ( ) <• motste 111 «uit tiissehen margo (xripitaiis en rand squania temporalis. o;eboreii uit Inlandsche moeders, beenderen in m.M. Temporale. Maxilla. — ! ! (iiootste (Grootste Hoogte Lengte Mandi hoogte breedte Grootste limbus corpus (spina . , & . . . r>uia. Nadere bijzonderheden. I K|iiania voor squania lengte alveolanstot nasal. ant. , annulus (ongeveer pars petrosa. einde pro<-. tot punt proo. I rvmpanicus. sagittaali. nasalis. zygom.) IR. L. R. I L. R. L. I 1?. I- R. I- K- I- I .j4") 27-(- 27 30 29-)- 21 2l-(- 29 29 41 +1 3 alveolen in iedere onder- kaakshelft; nageltjes stek»*n iets boven vingertjes uit. I 28 28 34 35 44— 44 23.5 22 31 + 31 4H 49.5 4 alveolen; nageltjes tut de toppen. 32 32+ 21—)— 21 25-j- 24— 41 42 nageltjes reiken niet tot aan de toppen. ■ >7 ->H (1) 4(jJ_(i| :(7 :{K 17 •> 23 26 ? 29 44 4ti nageltje» van duim en pink geörolceu gebroken OVPr»iteteke«d- ■ •275 27 40 40 33 33+ — 44 44 :l alveolen; nageltjes Iw- reiken vingertoppen niet. l or, 25 42+Cl 41 (>) 34 34.5 20 25 31 31 44 45 3 alveolen; nageltjes reiken tot aan vingertoppen. I 29 29-4- 42((l) 42 (!) 40 88 28 24 88 88 50 51- 4 alveolen; nageltjes reiken tot aan vingertoppen. I 29.5 29.5 40 C1) 42 f1) 88 40 — 82 50 51 nageltjes steken boven vingertoppen uit. I 29.5 :jK+ 39 20 — 31 48+ 47.5 alleen nagel linker duim reikt tot vingertop. _ . 24 24 34.5 34.5 40.5 47 nageltjes steken iets uit. 24 23+ 31.5 31+ 47+ 47 4 alveolen; nageltjes steken boven vingertoppen uit. — . nageltjes steken boven vingertoppen uit. ■ B. Lengte der diaphysen van de Lichaamslengte Humerus. Radius. Ulna. Clavicula V. „ (reslacht. in cJL <| j ,) | K. L. H. L. R. I.. R. L, 1 39.5 g 52 52 48+ 42.5 49.5 49 36.5 35.5 2 39.8 g 50 50 42 42.5 4K 47.5 1 32.5 •' 42.5 53.5* 52.5 43.5 43.5 51.5 51.5 38 42-5 9 59 6] 48 * 50.5 55+ 55.5 39 :{8 5 44 g 54 54 43.5 44 50.5 50 40.5 41 • 6 46 g H0+ 60- 51 50.5 -X 58 41+ 40-|_ ' 47.5 9 63 62.5 50+ 51 57.5 57.5 43 43— ^ 47.5 o 62 62 49.5 49.5 56 56 45 44 9 48 64 63.5 52 51.5 59 58 46 47' 10 49 g 66.5 66.5 54 54 61 60.5 44 43.5 U g 59 59.5 49.5 49.5 55 55.5 41— 41 12 58 g 66- 66— 50.5 50+ 59 59 45 45 * (Gebroken. H. Aroldra.gen Fmropeesche A. Schedel beenderen Frontale. 1 Panétale. | Occipitale. | Temporale. ~ j. Zygomaticuni. Pars frontalis 5 ^ £ •= Beide Pars oceipitalis|| Ë"» | >. Sc 2'c £ '3 $ cï i! Hoogte Breedte ® t £ & diagonalen. -&>'& = Sf ï ■£■= 5 a —i 1 c~i= ®5 2 Lengte; Breedte S. | Hoogte Breedte ^ ~ 5 - s 60.75 49.50 27 27 87.75 54 49.50 27 33.75 11.25 13.50 27 B. Lengte der lange pijpbeenderen Humerus. Radius. Ulna. Clavicula. 81 72 76.50 42.75 t* i j • ansre pypDeenaeren m m.ivi. f Femur. Tibia. Fibula. Nadere bijzonderheden. R. L. H. L. | R. L. 58 58.5 52.5 52 50.5 50 3 alveolen in iedere onderkaakshelft: nageltjes steken iets boven vingertjes uit. 54,5 54.5 49.5 49 47 47 4 alveolen: nageltjes tot de toppen. 68.5 64 54.5 55— 52.5 52.5 ] nageltjes reiken niet tot aan de toppen. 73' 72 6 4 83.5 59 59 nageltjes van duim en pink over top uitstekend. (jü 62 55 55 52 51 3 alveolen: nageltjes bereiken vingertoppen niet. (57 66 60.5 61— 58.5 58 3 alveolen; nageltjes reiken tot aan vingertoppen. 74 74 64.5 64.5 60 (50.5 4 alveolen; nageltjes reiken tot aan vingertoppen. 71 72 61.5 61.5 57 57 nageltjes steken boven vingertoppen uit. 72 72 64 63.5 59 59.5 alleen nagel linker duim reikt tot vingertop. 74 74 64 64 62 62 nageltjes steken iets uit. 67.5 67.5 (50 60 57 56.5 4 alveolen: nageltjes steken boven vingertoppen uit. 7H 76 64.5 64.5 62.5 62 nageltjes steken boven vingertoppen uit. YTUC' 1 Ltei L (11 1* O ü ntz). Iin rn.M. Nasale. Maxilla. Mandibula. ■- c '1.-2 jé 2 '3,2 e -2 T.pnste Hoogte g 3-^ 5 2 ■ Nadere bijzonderheden. Hoopte Breedte «£""'r c P ï ^ iedere Z— o *> "S d • , mediane Ogc Cïts helft. ... oj'- * 2 cuN £ « ^ >- vlak. sji; & rSc j c Ot i w« w 11.25 6.75 27 29.25 22.50 49.50 15.75 Kleine sehedelomtrek 38.75 c.M. Middelbare .. 35.10 ,. Groote _ 40.50 .. Bipariötale afmeting 10.80 .. I (dia—f- epiphysen) in m.M. Femur. Tibia. Fibula. Aanmerkingen. 94.50 85.50 83.25 Lichaamslengte: 54—56.7 c.M. \ en 1 ronk volgens het verhaal der moeder het kind in een vat. waarboven zij beviel en defaecatie had, dan vinden wij in de bronchi en de maag vruchtwater en faeces. In het algemeen zal onder dergelijke omstandigheden het kind geen tijd gehad hebben, om te ademen: hoe meer lucht de longen en de maag bevatten, des te onwaarschijnlijker is het verhaal van de vrouw, tenzij de emmer e. d. weinig vloeistof bevatte, zooals uit haar verhaal moet blijken het geval te zijn geweest. b. Verdrinking in faecaliën. In Europa is een der meest gewone wijzen om te trachten een plaats gehad hebbende bevalling geheim te houden, het in het privaat werpen van het kind, hetzij dood, hetzij levend. Het kan eerst op andere wijze gedood zijn. Wanneer het kind levend in het privaat of de beerput terecht komt. zal liet bij krachtige respiraties faecaliën in de bronchi aspireeren en ook inslikken, indien deze er niet te dikvloeibaar voor zijn: in zoo'n geval kan men soms lieele zuiltjes faeces uit de bronchi drukken [mikroskopisch onderzoek! f1)]. Dikbrijige faeces geraken postmortaal wel in mond, neus, keelholte en pharynx. zelfs in larynx en trachea, doch niet in eenigszins ruime hoeveelheid in de maag. Nooit dringen zij postmortaal tot in het duodenum en tot diep in de bronchi. Dih i loeibare farcen, diep m de bronchi en in ruime hoereelheid in de maai/ ititfiKeziy, betcijzen, dat het huid lerend in de beerput gerankte en er niet at* lijkje ini/eii m pen iierd; dit f/eldt a fortiori roorhet r inden ran faeces in het duodenum. Zijn de faecaliën zeer dik. dan kan het kind er op blijven liggen en in den loop van uren tot dagen i4: bayardi sterven, zonder dat men iets l>ij de sectie vindt: de gassen, welke bij de decompositie der faecaliën ontstaan. zullen wel een zekeren invloed op het sterven uitoefenen. In die gevallen kan het ook door afkoeling of door een pneumonie bezwijken. Al naar gelang van de constructie (nauwe opening, ruwe wand. diepte, enz.) \ an het privaat ot de beerput zullen verschillende laesies kunnen ontstaan, zooals evenwijdige e.reoriaties aan uitstekende deelen (hoofd, schoudeis. elleboogen, knieën) en schedel fracturen; deze zullen al dan niet van bloeding vergezeld kunnen zijn en bewijzen in het eerste geval, dat liet kind er levend is ingeraakt. Men dient er echter aar te denken, dat in het eerste uur na den dood dergelijke laesies ook tot bloeding niet opvolgende stolling aanleiding kunnen geven (zie ook bi. Kwam het kind in een beerput om. dan zegt de moeder of haar verdedigei gewoonlijk, dat zij een partus praecipitatus heeft y;eliad : een doorgesneden streng pleit hier beslist tegen, een doorgescheurde maakt het i'i Mekonium houdend vruchtwater gelijkt eenigszins op faeces: faeces herkent men aan de aanwezigheid van overblijfselen van plantaardig en dierlijk voedsel (spiraalN aten. amylumkovrels, stukjes gallig gekleurde dwarsgestreepte spier, enz.); verder vindt men in beerputten tripelphosphaatkristallen. kooldeeltjes, zand, en/... enz. eenigszins waarschijnlijk; v d(. (ie ft airuren bij een partus praecipitatus betreft, worde er in de eerste plaats aan herinnerd dat, hoewel het hier kan komen tot fractuur van den schedel, dit toch zelden geschiedt. O]) de 183 gevallen van Klein (bl. 58; kwam er geen enkel voor, waar de moeder staande Kiu. 22. Partus praecipitatus; laesi, beviel of lUi werd door het kind overleefd; het nitKaai'n'ie bestaan van een «chedelftactuur werd zelfs nooit ttXt vermoed. Verder worde liet feit in herinnering • gebracht, dat nooit gecompliceerde fracturen ontstaan, doch hoogstens subcutane verbrijzeling van den schedel veroorzaakt woidt door een Sturzgeburt. Door het adduceeren der dijen na de geboorte van het hoofd zal de vrouw niet den schedel kunnen verbrijzelen, hoogsten een lichte fractuur fissuur, te weeg brengen, omdat zij in die omstandigheden niet krachtig am adduceeren. AVel kan zij op die wijze het kind dooddrukken (bl. 73i. at uitgebreide of ernstige schedelfracturen door Selbsthilfe zouden kunnen ontstaan is uitgesloten; dit is alleen denkbaar in gevallen van congenitale rachitis. Dat fissuren en eenvoudige fracturen er door kunnen \ ei ooi zaakt worden, moet toegegeven worden, omdat deze ook bij een spontane baring kunnen voorkomen. Ten slotte worde in herinnering gebracht, dat bij den zeerelastischen kinderschedel commotio cerebri kan voorkomen, zonder dat aan den schedel één enkele laesie ontstaat (dl. I, bl. 117). VI. KINDERMOORD DOOR VERWONDING. Deze komt (in Europa) weinig voor. Bij de beoordeeling houde men zich aan hetgeen hierover in het eerste deel geleerd wordt; alleen dient vermeld te worden, in verband met hetgeen daar op bl. 77 gezegd werd over het stollen van het bloed na postmortale verwonding, dat Brouardei, de periode voor het optreden van stolling niet langer neemt dan ten hoogste 20—30 minuten ('). Wanneer de vrouw het kind vermoordt door verwonding, gebruikt zij voor de hand liggende voorwerpen (een golok, een schaar, een mes, enz.). Zij snijdt het het hoofd af, of' steekt het voorwerp in de borst (hartstreek). Soms wordt (in Europa) met groote kennis van zaken gehandeld (aanprikken van den sinus sagittalis superior door de groote fontenel heen; vernietiging van het halsmerg van uit den pharvnx). Wonden run de schedelhnid ontstaan niet bij een spontanen partus, een feit, dat liier gereleveerd moet worden (bl. 59). Men hoede er zich voor aangeboren huiddefecten (zie lil. 91) te houden voor teekenen van gepleegd geweld. Verwonding van de schedelhuid met een schaar maakt een V-vormige wond met een ronde punt; soms is zij zelfs W-vormig. Met een mes worden gewoonlijk meerdere, evenwijdige sneden toegebracht (hystericae, alcoholicae), welke dan dicht op elkaar staan. Haar aantal kan zeer groot zijn; dan heeft men altijd te denken aan een moordenaar, die psysisch abnormaal is (epilepsie, hysterie). Bij een leverruptuur met inwendige verbloeding, zooals b.v. door doodtrappen kan ontstaan, moet men weten, dat zij niet bij spontane baringen voorkomt, doch wel door den druk van de hand kan ontstaan bij het verscheuren van de navelstreng; dit is echter hooge uitzondering. Hetzelfde geldt voor de ruptuur van milt en lever door Selbsthilfe; subcapsulaire bloedingen komen echter in de lever wel spontaan voor, evenals rupturen van het colon sigmoïdeum. Verminking run het lijkje door het in stukken te snijden, geschiedt gewoonlijk om het gemakkelijker te kunnen verbergen. Het hoofd wordt van den romp gescheiden, de romp dikwijls sagittaal gekliefd, borst en Imik ter hoogte van het diaphragma gescheiden, armen en beenen iets beneden het schouder- en het heupgewricht afgesneden (slagersmethode; meestal door een kokkin, enz.). Daarna wordt het te eten gegeven aan dieren, speciaal aan varkens, of weggemoffeld. (') Brouakdel, 1'Infanticide, 1897, bl. 70. Wanneer het kind „geslacht" wordt, hetgeen zelden geschiedt, dan bloedt het dood en is de diagnose van levend in stukken gesneden te zijn gemakkelijk te maken; hiervoor is ischaemie van de lever (uitpersen!) een zeer belangrijke factor (hl. 58). Men moet echter weten, dat hij den neonatus ook de rechter ventrikel bij de sectie altijd ledig wordt gevonden en dit verschijnsel derhalve geen waarde heeft voor de diagnose: dood door verbloeding OU. I, bl. 157). Vóór «le geboorte kan ij druk op de sinus laetiferi komt er een weinig, dik vloeibaar, geel kolostrum (') uit; de tepel en zijn areool zijn bruin tot bruinzwart, al naar gelang van het ras; de glandulae areolares puilen uit. De portin raginalis is slap, wijd openstaande, gewoonlijk op een of meer plaatsen ingescheurd: inwendig onderzoek laat nien echter, om mogelijk infectiegevaar, beter na. De placenta kan nog na meerdere dagen in geheel versclien toestand in den uterus gevonden worden. Verhoogde lichaamstemperatuur komt vrü regelmatig voor; direct na de geboorte stijgt zij gewoonlijk tot 89° en schommelt in de volgende dagen tusschen 36°—38°, in den regel 's avonds iets hooger zijnde dan 's morgens. De pols frequentie is afgenomen (50—60), de swectsecrctic is verhoogd, terwijl het lichaamsgewicht gaandeweg de eerste dagen duidelijk afneemt. a. Kenmerken van een kort geleden doorgemaakte bevalling. Bij een bevalling treedt altijd haemorrhagie op; deze is bij zeer snelle en geheime bevallingen dikwijls vrij sterk, door de hierbij vaak voorkomende atonia uteri. De beide eerste dagen na de bevalling vloeit er dan ook gedeeltelijk gestold bloed uit de vagina, daarna wordt de afscheiding (loehia) geleidelijk sero-sangninolent. zoodat zij er den 4den—5den dag als bouillon uitziet [iets slijmerig en vlokkig (2)], om den 8en—9en dag meer op pus te gaan gelijken Geleidelijk wordt het adspect meer slijmerig en neemt de hoeveelheid af. zoodat zij 2—8 weken post partum reeds tot een minimum beperkt is en 5—H weken post partum heeft opgehouden. Op het eind gelijkt de afscheiding op een eenvoudige leukorrhee. In de tweede week kan zij weer voorbijgaand bloederig zijn. Zij houdt vroeger op bij een zoogende dan bij een niet-zoogende vrouw en des te vroeger naarmate de hygiënische verhoudingen beter zijn. De afscheiding is bij alle vrouwen niet even sterk; zij kan zeJfn zoo goed alt geheel ontbreken. De reuk der lochiën is na 4—5 dagen een eigenaardige, minder duidelijk bij Inlandsche en Indo-europeesche dan bij Europeesche vrouwen. Den 2en dag na de bevalling staat in normale gevallen, wanneer geen infectie is opgetreden, de fnndus uteri 11 c.M. boven de symphysis, den 4en dag H—7 c.M., den tien dag nog 4—5 c.M., den lüen (meer dan lleni dag staat hij er achter. De stand van den fundus moet bepaald worden bij een leege blaas en een leeg rectum. Uit den stand van den fundus en uit het adspect van een eventueel (1) Kolostrum vertoont mikroskopisch enkele melkbolletjes, grootere ronde kolostrumbolletjes (= tellen met kern en talrijke vetdrupjes; phagocyten, v. Ebneb) en vettig gedegenereerde plavei-epitheliön; de melkbolletjes zijn niet alle even groot (1—10 y diameter). (2) Mikroskopisch vindt men naast talrijke bloedlichaampjes, decidua-resten (gekenmerkt door de groote cellen), epitheellappen en vettig gedegenereerde, gladde spiercellen. _(:l) Mikroskopisch vindt men uterine en vaginale epitheek-ellen en polynucleaire leukocyten en af en toe rholestearine-kristallen. aanwezige ruptura perineï [bloedend, granuleerend f1) 1 is in de eerste dagen post partum met voldoende zekerheid een besluit te trekken omtrent het tijdstip, w aai op de vrouw bevallen is; zij hebben meer waarde dan de geaardheid van het secreet der borsten en van den kraamvloed. Waar al deze gegevens niet met elkaar in overeenstemming zijn, geeft de stand van den fundus den doorslag. De inscheuringen van het orificinm externum uteri zijn onder gewone omstandigheden den 8en dag genezen. Het orificinm zelf is den lOen 12en dag weder gesloten, doch eerst na 5—6 weken hebben de labia weder hunne normale consistentie teruggekregen. Het cerricale kanaal is na een week ti echtei vormig en laat gedurende 2 weken nog den top van den wijsvinger toe; b 8 weken na de bevalling is de cervix weder tot hare gewone lengte teruggekeerd; 3 dagen post partum is zij reeds weder wat duidelijker te voelen. De vagina wordt weder steviger, nauwer en gerimpeld, hetgeen gewoonlijk na 3—4 weken pas duidelijk te bemerken is. De involutie van de baarmoeder duurt 6—8 weken, bij bekkenvernauwing en na meervoudige zwangerschap wat langer; na 5—t> weken is de cervix weder normaal. I it den aard der zaak komen geringe afwijkingen (afgezien nog van inftctie e.d.) hieibij \ooi. zoodat men hoogstens kan beweren; de vrouw is 4—5, 8—10, 15—20 dagen geleden bevallen; nauwkeuriger kan men het niet zeggen. '\ ooi de practijk is het gewoonlijk voldoende uit te maken of de vrouw enkele dagen of enkele weken geleden bevallen is; dit is nooit moeilijk. Is de vrouw enkele dagen geleden bevallen, dan kan zij eventueel de moeder van liet gedoode kind zijn. Op een later tijdstip kan men in een gegeven geval hoogstens verklaren, dat de vrouw al dan niet de anatomische kenmerken draagt van wel eens zwanger geweest en van een voldragen, of nagenoeg voldragen, vrucht bevallen te zijn. b. Kenmerken van een maanden geleden doorgemaakten partus. Deze zijn voldoende uit de verloskunde bekend; slechts de volgende opmerkingen behoeven gemaakt te worden. De aanwezigheid van litteekens aan het openstaande orificinm externum aten is van het meeste belang, doch men moet hun ontstaan door spontane geboorte van een tumor of door operatieve behandeling kunnen uitsluiten • n aan den andeien kant weten, dat zelfs na een bevalling a terme zy zeer gering kunnen zijn, zelfs geheel kunnen ontbreken. Na één enkele bevalling kunnen zij op den duur zoo goed als geheel, of zelfs geheel, verdwijnen. Strohl beschreef zelfs in 1870 een geval, waar na B bevallingen a terme geen spoor van eenig litteeken te zien was. Soms zijn de litteekens aan het orificinm niet te zien. doch wel te voelen. f'i Aan zich zelf overgelaten geneest een ruptura perineï in 2'/»—5 weken, gemiddeld in 8''j week (Winokel): trad er infectie op (ulc. puerperale) dan laat de genezing langer op zich wachten. Bij personen, die nog niet gebaard hebben, is het orificium ovaal of spleetvorraig en bij oude vrouwen een klein rond gaatje. Door uitpuilen Fin. 2ó. Oriticium externum uteri van <'«-n 14-jarige virgo, in den vorm van een ovale, dwarse spleet. Fio. 26. Orificium externum uteri van een 10-jarige maagd, in den vorm van een smalle, dwarse spleet, welke fijne inkervingen schijnt te vertoonen. doordat de plicae palmatae uitpuilen. Het labium anterius puilt iets uit boven het posterius. Fi«. 27. Orificium externum uteri van een 00-jarige virgo. in den vorm van een nauw, rond, glad gaatje. van de plicae palmatae kan het zich niet gladrandig, doch licht gekerfd voordoen; daarbij staat liet niet open. Verscheuring van het frenulum labiorutn pudendi en vooral van de cnmmissura labiorum posterior is eveneens een goed teeken, 0111 een plaats gehad hebbende partus a terme, of bijna a terme. welke zonder deskundige hulp verliep, te kunnen diagnostiseeren, doch zij kan ook ontbreken (Wahi,). De hymen kan intact blijven, ofschoon hij gewoonlijk als carunculae hymenales wordt aangetroffen. Een nog ongeschonden of sleehts ingescheurde luimen maakt het onwaarschijnlijk, dat de vrouw van een voldragen of bijna voldragen vrucht bevallen is. De aanwezigheid van carunculae hymenales pleit voor de baring van een voldragen of bijna voldragen vrucht. De afwijkingen van de borsten [sterk gepigmenteerde hof en tepel; slappe borsten, waaruit een melkachtig vocht is te drukken ('jj kunnen de diagnose ondersteunen. Zij zijn echter op zich zelf onvoldoende voor een stellige diagnose, omdat vooral het laatste ook kan voorkomen, zelfs in voldoende hoeveelheid om een kind te voeden, zonder dat de vrouw (of het dier) ooit zwanger was. Melkafscheiding wordt ook wel waargenomen bij vrouwen, die jaren geleden zwanger waren (bij chronische uterus-aandoeningen); zij is zelfs bij mannen gezien. Daarom heeft hef constateeren van melkafscheiding slechts waarde, waar tevens de eigenaardige veranderingen aan de genitalia; voorkomen. In het algemeen wordt eerst den 3en—4pn dag post partum echte melk afgescheiden, hetgeen gewoonlijk na 2—3, doch ook wel eerder en ook wel (•) Is het resultaat negatief, dan begint men van den oksel af te strijken; op deze wijze gelukt het vaak nog iets te voorschijn te brengen, wanneer de vrouw opzettelijk uitgezogen is. uerechteli1ke geneeskunde. later, na 8—10 weken, ophoudt, indien de vrouw niet zoogt, zooals natuurlijk in gevallen van kindermoord het geval is. Soms kan men echter in zulke gevallen nog veel later ma maanden; een enkel druppeltje melk uit de borst drukken. loch kan een bestaande melksecretie onder sommige omstandigheden een punt van groot gewicht zijn. ibert onderzocht een geval, waarbij een vrouw verdacht werd (> weken te voren bevallen te zijn en waarbij niets anders te vinden was dan een ruime melksecretie. De vrouw beweerde, dat deze reeds 2 jaren bestond, sedert den laatsten partus (dit kan voorkomen, wanneer de vrouw blijft zoogen). In observatie genomen verdween, de melkafscheiding echter binnen een maand; blijkbaar was de vrouw derhalve niet lang geleden nog eens bevallen. 1 egelijkertijd met het ophouden van de melksecretie worden de borsten slap, wat door vetafzetting weder gecompenseerd kan worden. De (meerdere, bij gepigmenteerde rassen; pigmentatie der areolae en papillae neemt na de bevalling wat af, doch verdwijnt niet geheel. De gepigmenteerde lijn tusschen navel en syniphysis bleekt ook wat op. De blauwe en uitte striae en de slapheid van den buikwand kunnen ook zonder graviditeit optreden, zelfs worden dergelijke litteekens soms bij mannen waargenomen. Dit komt voor na ziekten, waarbij de buik sterk was uitgezet (hydrops ascites, ovariale gezwellen, enz.) en de slapheid van den buikwand ook na snel opgetreden, belangrijke vermagering, toestanden, welke men gewoonlijk kan uitsluiten, omdat men meestal met gezonde, jonge vrouwen te doen heeft; van veel meer gewicht is dan ook het voorkomen van striae door snel opgetreden \ etheid, iets waaraan men denken moet; dan vindt men ze ook op de borsten, dijen en vaak ook op de billen. De witte striae, welke na den partus binnen eenige weken uit de blauwe ontstaan, kunnen op den duur veel onduidelijker worden, doch zijn altijd nog terug te vinden door de huid te spannen. Zij kunnen echter, zelfs wanneer de vrouw meerdore malen zwanger was, geheel ontbreken, hetgeen bij Inlandsche vrouwen nog al vaak gezien wordt; hetzelfde kan derhalve ook het geval zijn met de versche. De slapheid \ an den buik kan na één baring door ophooping van vet weder verdwijnen; hierdoor kan ook een diastase van de m. m. recti abdominis weder schijnbaar verdwijnen. Slechts uit het samentreffen van meerdere symptomen kan men de diagnose stellen, dat de vrome zwanger is geweest en bevallen van een voldragen of bijna i oldragen vrucht (d.i. een vrucht ouder dan 6 maanden). In den regel is kort na de bevalling de herkenning hiervan niet lastig, maar bij een vrouw, die reeds meerdere kinderen heeft gehad, is het na een maand tot 6 weken niet meer mogelijk om te zeggen of zij binnen dat tijdsverloop bevallen is of niet. In het algemeen zal men ook niet kunnen uitmaken of de vrouw één of meer malen van een voldragen of bijna voldragen kind is bevallen, ofschoon in den regel de verschijnselen met het stijgen van het aantal baringen duidelijker worden. Slechts in het geval, dat naast teekenen van een ouden partus een versch genezen ruptura perineï (rood litteeken; bestaat, of versche inscheuringen van het orificium externum uteri aanwezig zijn, zal men kunnen zeggen, dat de vrouw minstens 2 maal zwanger was. Op welk tijdstip van de zwangerschap de vrouw beviel laat zich evenmin bepalen, daar de baring van een kind van fi maanden reeds alle opgesomde verschijnselen kan geven; omgekeerd ontbreken zij zoo goed als alle bij een geboorte vóór dezen termijn. Wanneer geen enkel verschijnsel van een plaats gehad hebbende zwangerschap aanwezig is, is de rrouic nooit zwanger geweest of hoogstens bevallen van een vrucht jonger dan 7 maanden. II. KAN DE VROUW ZWANGER ZIJN GEWEEST ZONDER HET ZELF TE WETEN? Gewoonlijk tracht een vrouw, beschuldigd van kindermoord, zich te verontschuldigen door te zeggen, dat zij haar regels altijd op tijd gehad heeft en daarom vast en zeker geloofde niet zwanger te zijn, waardoor het er toe kon komen, dat zij in de kali of op het privaat beviel, enz. Dat de vrouw tijdens de zwangerschap menstrueerde is inderdaad mogelijk, al komt dit niet vaak voorf1). Zelfs zijn er gevallen bekend van vrouwen, die alleen tijdens de zwangerschap menstrueerden, althans periodiek bloed verloren. In de eerste 3—4 maanden kan de vrouw, afgezien van de kwestie der maandstonden, zich soms niet van haar zwangerschap bewust zijn; daarna zal dit niet licht voorkomen, maar is het toch nog altijd bij zeer domme vrouwen mogelijk, in het bijzonder wanneer zij voor de eerste maal zwanger zijn en wanneer de zwangerschap in den eersten tijd van de menopause opgetreden is. Er zijn goed geconstateerde gevallen bekend, waarin de vrouw inderdaad pas bemerkte, dat zij zwanger was op het oogenblik van de geboorte van het kind (een dergelijk geval is b. v. beschreven in het Nederl. Tijdschr. voor Geneesk., 1868, I, bl. 321; zie ook Treub—Tak, 1. c., bl. 73 e. v.). (') Elsüsseb zag in öO dergelijke gevallen de periodieke bloeding optreden: 1 maal in 8 gevallen, 2 „ » 10 „ 3 „ „ 12 „ 4 „ „ 5 . . 0 „ ,8 „ , 8 „ „ 5 „ en 9.2 _ Brouardel nam zelf een geval waar bij een doktersvrouw, die beviel zonder dat zij wist, dat zij zwanger was; men dacht aan een tumor ovarii ('). Het moet vooral mogelijk geacht worden waar de persoon voor het eerst zwanger en eigenlijk nog maar een kind is, wanneer zij nog niet gemenstrueerd heeft of dit zeer onregelmatig deed en wanneer in bewusteloozen toestand de bijslaap met haar uitgeoefend werd. In zulke gevallen kan de voortgaande uitzetting van den buik en het voelen van kindsbewegingen bij voortduring miskend worden; dit is ook het geval, wanneer de vrouw zeer ziekelijk of niet wel bij het hoofd is. Heeft men echter met een volwassen, ongehuwde persoon te maken, dan ligt het voor de hand, dat het uitblijven der menstruatie na cohabitatie direct de vrees voor zwangerschap moet hebben doen ontstaan, m. a. w. dat een dergelijke persoon niet licht haar zwangerschap miskennen kan. Heeft men met een multipara te maken dan kan het uitblijven van de regels eventueel aan lactatie worden toegeschreven en de vrouw hierdoor aanvankelijk haar zwangerschap miskennen. Zoodra echter het kind zich voelbaar begint te bewegen vervalt voor haar dit argument; men moet derhalve vragen naar het gevoeld hebben van kindsbewegingen. Het is echter toch wel degelijk mogelijk, dat de miskenning ook dan nog voortduurt, zelfs bij gehuwde multiparae, wanneer n. 1. de coïtus in bewusteloozen toestand uitgeoefend is geworden (opium, ketjoeboeng, alkohol, slaap) (3), of de zwangerschap optrad na een ongevaarlijk geachten externen of vulvairen cöitus (op dezen zullen wij bij de verkrachting terugkomen), dan wel wanneer de vrouw idioot of imbecille is (3). Zijn meerdere van de opgesomde momenten aanwezig, dan kan men zeggen, dat liet niet geheel onwaarschijnlijk is, dat de vrouw onbewust zwanger was. Eventueel wordt het tegendeel van de bewering der vrouw bewezen door het feit. dat zij eenige maatregelen voor de geboorte van haar kind getroffen heeft, als het zich aanschaffen van kindergoed e. d. III. KAN DE VROUW BEVALLEN ZIJN, ZONDER DAT ZIJ HET ZELF BEMERKTE? Ook dit argument wordt door de vrouw wel te berde gebracht en dan vooral gecombineerd met het vorige, zonder dat zij nog spreekt van een partus praecipitatus; zij zegt b. v. naar het privaat gegaan te zijn, doch niet bemerkt te hebben, dat zij beviel; misschien ook zegt zij, dat zij de baring nog niet verwachtte, omdat het nog geen tijd er voor was. Dat de partus niet direct als zoodanig gepercipieerd kan worden, is (') Brouardel, 1'Infanticide, 1897, bi. 38. (2) Over de mogelijkheid van het uitoefenen van den bijslaap met een slapende vrouw zal later bij de leer der verkrachting nog een en ander in het midden gebracht worden. (s) Trevb—Tak, 1. c., bl. 73 e. v. iets, waarop reeds op bl. 54 gewezen werd; tot op zekere hoogte behoort hiertoe ook de partus insensibilis van noot 2 op die bl. In het algemeen echter tracht de vrouw ons wat op de mouw te spelden en verdient haar verhaal geen geloof. Toch is het mogelijk dat zij door de baring overvallen werd en bevallen was vóór zij het zelf wist. Het gestelde geval is verder mogelijk tijdens een diepen slaap en bij anaesthesie en analgesie der genitaliën, zooals die bij hysterie voorkomen. Enkele gevallen van dien aard zijn beschreven en o. a. te vinden bij Brouardel (ï). Het is denkbaar, dat de vrouw kan bevallen zonder het te bemerken, indien zij flauw viel door de pijn of door bloedverlies, of wel een eklamptisch, hysterisch of epileptisch acces had. Hierop zullen wij bij de volgende vraag nog terugkomen. IV. WAS DE VROUW OP HET OOGENBLIK, DAT ZIJ HET KIND VERMOORDDE, VOLKOMEN TOEREKENBAAR? Wanneer een vrouw onder invloed van de pijn van de bevalling ot het daarbij optredende bloedverlies haar bewustzijn verliest, kan het kind in dien tusschentijd door onvoldoende zorg sterven, zonder dat dit de moeder verweten kan worden. Wanneer een moeder haar kind direct na de geboorte vermoordt, is het echter de vraag of er opzet bij in het spel is, of niet. Hiertoe is het noodig te weten, hoe de gemoedstoestand der vrouw gedurende en onmiddellijk na den partus was, met name of er exaltatie bestond in den vorm van toorn of woede in zoo'n mate, dat de vrouw niet meer in staat was te begrijpen wat zij deed. Dat de psychische toestand vooral bjj ongehuwde vrouwen, die in liet geheim bevallen, abnormaal kan zijn, zoodat zij niet volkomen toerekenbaar moeten geacht worden, blijkt o. a. uit de bepalingen der Nederlandsche wetgeving en die van andere landen, waarbij kinderdoodslag (moord) gedefinieerd wordt als de doodslag (moord) van een kind door de moeder zelve tijdens of kort na de geboorte en die daad lichter gestraft wordt dan andere doodslagen (moorden). Twee mogelijkheden doen zich in de practijk in dergelijke gevallen voor: A. HET KIND IS GESTIKT IN VRUCHTWATER, BLOED, ENZ. In dit geval zal de moeder zich verontschuldigen, door te zeggen, dat zij bevallen is, terwijl zij dacht ontlasting te hebben, dat het kind haar uit het lijf is geschoten, of dat zij op het oogenblik der bevalling flauw viel. Over de beide eerste mogelijkheden werd reeds gesproken. Het gat van het privaat moet echter al heel ruim wezen, zal het kind er door heen kunnen vallen. (') Brouardei-, 1'Infanticide, 1897, bl. 154. Een geval bjj een primipara refereert Lyon, Medical Jurisprudence for India, 1904, bl. 321, case CLI. Wat liet laatste geval betreft, moet toegegeven worden, dat bij een flinke storting een lipothymie ontstaan kan, welke zóó lang kan duren, dat in dien tusschentijd het kind kan verdrinken of door andere schijnbare nalatigheid omkomen; hetzelfde geldt voor onmacht van de vrouw door uitputting en verwarring door de baring veroorzaakt. Meerdere goed geconstateerde gevallen zijn in de litteratuur te vinden. Aan den anderen kant kan, niettegenstaande op het einde der bevalling een doodelijke bloeding optreedt, de vrouw toch nog tijd gehad hebben om haar kind te dooden. De kwestie is een zeer moeilijke, daar verschillende personen op een even groot bloedverlies zeer verschillend reageeren en dit bij partus zeer kan verschillen, in klinieken van 30—3000 gr. bedraagt, terwijl bij vrouwen, die niet gedwongen worden stil te liggen en bovendien nog zich krachtig inspannen om niet te schreeuwen, deze hoeveelheid nog veel grooter kan zijn. Bovendien kunnen er nog andere momenten tot flauwvallen in het spel zijn (eklainpsie, hysterie, epilepsie); hiernaar zal men moeten informeeren, ook bij huisgenooten en omgeving. Daar een belangrijke bloeding een weken lang durende anaemie (zie alg. pathologie; doet ontstaan, pleit het niet aanwezig zijn hiervan kort na de geboorte tegen het plaats gehad hebben van een belangrijk bloedverlies met lipothymie. In het algemeen kan men echter zeggen, dat bevallen in staande houding, groote pijnlijkheid der weeën, groote inspanning om niet te schreeuwen van pijn, plotselinge geboorte van de vrucht en hevige bloeding, momenten zijn om het tot stand komen van een lipothymie in de hand te werken ('). B. HET KIND IS BLIJKBAAR VERMOORD. Dan zal de moeder beweren, dit gedaan te hebben onder den invloed van een door haar niet begrepen, onweerstaanbaren drang om te dooden, welke haar op het oogenblik der baring overviel. Wat dit geval betreft, is het zeker, dat af en toe, doch zeer zelden, tijdens en onmiddellijk na de baring, een maniacale toestand optreedt met neiging tot suïcidium en infanticidium (2); deze vrouwen zijn echter niet volkomen normaal, zoodat gewoonlijk de anamnese leert, dat zij reeds vroeger dergelijke accessen gehad hebben. De aanval duurt, blijkens de ervaring, meerdere uren, gewoonlijk zelfs meerdere dagen, eindigt met diepen slaap en amnesie. Dit zijn punten van groot belang voor de herkenning en de ontmaskering van simulanten, doch zij maken het tevens duidelijk, dat men bij de beoordeeling van zoo'n geval vrijwel altijd alleen op anamnestische gegevens is aangewezen en dat objectief waarneembare zullen ontbreken. (') Zie Treub—Tak, 1. e., bl. 235 e. v (s) Ibidem, bl. 211 e. v. Dat echter bij clandestine geboorten de ongehuwde moeder op het oogenblik van en onmiddellijk na de bevalling onder den invloed van vrees voor ontdekking, niet geheel normaal kan zijn en een handeling kan verrichten, welke den dood van haar kind ten gevolge kan hebben, lijdt geen twijfel en daarmee houdt de wetgever, zooals reeds gereleveerd werd, in sommige landen rekening, terwijl hier te lande in zoo'n geval S. R. E. art. 30 of S. R. I. art. 33 toegepast moet worden. S. R. E. art. 30; S. R. I. art. 33. Er is noch misdrijf noch overtreding, wanneer de beklaagde, tijdens het plegen van het feit, in staat van krankzinnigheid verkeerde of wanneer hjj door overmacht werd gedwongen. Wij hebben den rechter te wijzen op de verschillende momenten, welke blijkens de ervaring van invloed zijn op de gemoedsstemming van de vrouw, zooals het ongehuwd zijn, het heimelijk bevallen, een langen duur van den partus en anamnestische gegevens, waaruit blijkt, dat de vrouw reeds vroeger niet geheel normaal was. Zijn meerdere van deze momenten aanwezig dan is het mogelijk, dat de vrouw werkelijk abnormaal was; is de baring gemakkelijk geweest dan is het niet waarschijnlijk. Voor alle zekerheid zullen wij den rechter echter in overweging geven advies van een krankzinnigenarts te vragen. De sectietechniek voor den neonatus verschilt, zooals uit het voorafgaande gebleken is, nog al van die voor het lijk van een volwassen persoon. Daar slechts zelden lijkjes van jonggeboren kinderen ter onderzoek komen, heeft men geen gelegenheid om zich in de techniek voldoende te bekwamen. Daarom is het noodig, dat hieronder de gang van de sectie in het kort worde aangegeven opdat men, wanneer men op een gegeven oogenblik geroepen wordt om een geval van dubieusen kindermoord tot klaarheid te brengen, een handleiding hebbe, welke men eerst nog eens aandachtig kan overlezen en desnoods onder de hand kan raad plegen. Natuurlijk zal men niet altijd op dezelfde wijze het onderzoek behoeven in te richten. Bij lijkjes van kinderen, waarvan de navel veranderingen aantoont, zooals die alleen kunnen ontstaan wanneer het kind eenigen tijd geleefd heeft (verschijnselen van afstooting van de navelstreng), behoeft men niet meer door de ademproef te bewijzen, dat zij een zelfstandig, buitenbaarmoederlijk leven geleid hebben, hetgeen wel het geval is, indien de navel nog geen veranderingen vertoont. Is de navelstreng afgevallen, dan weet men dadelijk, dat het kind minstens eenige dagen geleefd heeft en heeft men meer in het bijzonder de navel- vaten te onderzoeken 0111 approximatief te weten te komen hoelang het kind geleefd heeft i'); hiervoor moet de techniek een kleine wijziging ondergaan. W ij moeten derhalve 3 gevallen van schouwing onderscheiden en wel: A. voor kinderlijkjes, waarbij de navel geen veranderingen vertoont, waaruit zonder meer met zekerheid besloten kan worden, dat het kind zelfstandig, buiten den moederschoot, geleefd heeft; B. voor kinderlijkjes, waarbij de navel deze veranderingen wel vertoont en C. voor kinderlijkjes, waarbij de navelstreng reeds is afgevallen. De schouwing wordt natuurlijk ook verdeeld in een uitwendige en een inwendige; voor heide zullen de punten opgegeven worden, waarin de techniek van den gewonen gang van zaken afwijkt. Alles wat geleerd wordt in de lessen over sectietechniek en diagnostiek aan de lijkentafel geldt derhalve ook hier, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk vermeld wordt. A. Schouwingstechniek voor kinderlijkjes, waarvan de navel geen veranderingen vertoont, wijzende op afstooting van de navelstreng. I. UITWENDIGE SCHOUWING. Is het lijkje nog in verbinding met de placenta, dan worden eerst hiervan de maten (lengte, breedte en dikte) en, waar dit kan, ook het gewicht (volume) bepaald en de navelstreng gemeten. Later wordt zij verder onderzocht. Zoo niet, dan direct: 1. Bepaling van de lengte en, zoo het kan, ook van het gewicht van het lijkje. 2. Bepaling van de configuratie van het hoofd (puntig, zijdelings afgeplat), van den fronto-occipitalen en van den bipariëtalen diameter, van den fronto-occipitalen omtrek en van de schouder- (akromion tot akromion. bij geadduceerde armpjes) en heupbreedte (op de trochanteren gemeten); lengte van het hoofdhaar, algemeene beharing en algemeenen toestand van de huid. Heeft men geen diktepasser, zooals allicht het geval is, dan dient men zich te behelpen met een stuk telephoondraad o. d., dat men in den vorm van een diktepasser dat de afstand tusschen de punten geljjk is aan den te meten afstand; die (>) Er behoort rekening mede gehouden te worden, dat men niet alleen met STT ' V 00k met d00dslag (m00r<1) Van een zui^elinP te ™ken kan hebben atrophische zuigelingen zijn niet zoo maar met één oogopslag te onderscheiden vin jonggeborenen ) en dat het, b.v. ter opsporing van de moeder, van belang kan zijn te weten hoe oud ongeveer het kind werd. afstand tusschen de punten van het stuk koperdraad moet daarna met een bandmaatje of duimstok gemeten worden. Heeft men geen rol- of bandmaatje, dan bepaalt men den omtrek van het hoofd met een touwtje en meet de lengte ervan met een duimstok. 3. Vaststelling van den toestand van de navelstreng (algemeene eigenschappen, die van het vrije einde en van de basis, eventueel van den navelring). 4. Vaststelling van den toestand der genitaliën (1j. 5. Vaststelling der lengte en consistentie der nageltjes (handen en voeten). 6. Algemeene inspectie (bloed, vernix caseosa; mekonium; faecaliën. zand e. d.; zoo noodig afwasschen; furfuratie, wrijven met roode of zwarte tloek; nagelsporen, wonden e. d.; nagaan of anus permeabel is). 7. Onderzoek van het caput succedaneum (plaats, grootte; insnijden). 8. Maken van multipele, diepe, dicht op elkaar staande, in de lengteas van het lichaam verloopende insnijdingen in de wangen (tot door het subcutane vet heen). 9. Openknippen van de mondhoeken, doorknippen van de rami mandibulae (kromme schaar). 10. Inspectie van mond■ en keelholte (laesies; corpora aliëna; praeparaatjes maken, indien er iets is, dat makroskopisch niet thuis te brengen is). 11. Afknippen van het tandiieesch van limbus alveolaris met kromme schaar, zoodat alveolen geopend worden; uitlichten van tandkiemen uit alveolen en tellen hoeveel gesloten alveolen er zijn (2). 12. Onderzoek, van de onderste femur-epiphysen dooi' opening van de kniegewrichten en blootleggen van de onderste femur-epiphysen; dwarse snede onder patella, bij rechthoekig gebogen kniegewricht, tot in het gewricht; klieving van alle zijdelingsche ligamenta; beiderzijds en tot op femur gaanda 3 c.M. lange snede naar boven; maken van dwarse, dicht op elkaar staande sneden door het kraakbeen der epiphyse tot de diaphyse bereikt is; meten van grootste afmeting der beenkern. II. INWENDIGE SCHOUWING. a. Schedelholte. 1. Doorsnijden van de weeke schedelbekleedselen, volgens den frontooccipitalen omtrek, tot op het periost en afpraepareeren ervan (letten op bloedingen onder galea); maken van multipele insnijdingen aan binnenzijde om naar bloedingen boven galea te zoeken. (') By pasgeboren meisjes vindt men zoo goed als nooit afscheiding uit de vagina; volgens sommige auteurs treedt deze echter na enkele dagen als een gewoon physiologisch verschijnsel op. Oedeem en hypostase van het achterste gedeelte van het scrotum komt regelmatig voor men mag ze niet voor een geboortegezwel houden! (') Of bewaren en de weeke deelen laten wegrotten (bl. 34). 2. Doorsnijden van het epicranium in hetzelfde vlak; dit van schedel met pincet aftrekken (op een paar m.M. afstand van de naden, waaraan het vastzit, moet het hiertoe eerst doorgesneden worden). 3. Inspectie van de schedelbeenderen (fracturen, fissuren; onderlinge verschuifbaarheid). 4. Doorzagen van de schedelkap in hetzelfde vlak (bij versche lijkjes voorzichtig!) tot op dura mater encephali; dan zooveel mogelijk schedelkap optillen, dura in zaagvlak doorsnijden en falx cerebri aan voor- en achterzijde, boven crista galli en boven tentorium cerebelli, klieven. 5. Verwijderen van schedelkap (en dura). 6. Opening aan binnenzijde van sinus sagittalis superior; aftrekken dura; onderzoek binnenvlakte schedelkap. 7. Verwijdering van hersenen, enz. op de gewone wijze. b. Buik- en borstholte. 8. Openen van de buikholte door snede van af de kin tot symphysis, links van navel uitwijkende; onderbinding van v. umbiucalis (op 1 c.M. afstand van buikwand) en daarna klieving der vena tusschen ligatuur en buikwand en verder afpraepareeren van de huid van den voorsten thoraxwand; huid wordt ook van den hals akgepraepareerd, waartoe dwarse sneden langs den onderkaaksrand gemaakt worden (letten op bloedingen!). 9. Bepaling stand diaphragma; inspectie buikholte. 10. Onderbinding van de trachea boven het sternum f1). 11. Ruime opening van den thorax doorknippen der beenige ribben) en inspectie der hals- en borstorganen (speciaal letten op grootte en kleur der longen!). 12. Laagsgewijze akpraepareeren van de spieren aan de voorvlakte van den hals (letten op bloedingen!) totdat larynx en trachea bloot liggen. Openknippen (in situ) van de artt. carotides. 13. Openen van larynx en trachea door mediane snede boven ligatuur; inspectie van den inhoud en van den wand (praeparaatjes maken, indien makroskopisch niet duidelijk aard van den inhoud te herkennen is). 14. Opening van het pericard, inspectie van het hart, opening der hartsholten, reiniging van hart en hartezakje. 15. Dwarse doorsnijding van trachea boven de ligatuur en verwijdering v an alle borstorganen te gelijk uit den thorax (doorsnijding van de groote hals- en armvaten en van de aorta: oesophagus en aorta thoracica blijven zitteni; openknippen van het stuk aorta, dat met de borstorganen uit den thorax verwijderd werd. (') Strikt genomen is deze manipulatie niet noodig, doch men doet verstandig haar te verrichten, opdat later niet beweerd kan worden, dat door het hanteeren der borstorganen de (een gedeelte van de) lucht uit de longen is gedrukt en hierdoor misschien de drgfproef negatief uitgevallen kan zijn. 1(5. Verdere inspectie en palpatie der longen (parelteekening! consistentie, knisteren.) 17. LONGENDRIJFPROEF. a. de borstorganen worden in een ruim vat met helder, zoet water gedompeld ; men gaat na of zij flink of slechts even drijven dan wel zinken; indien teekenen van rotting bestaan dan gasblazen onder pleura doorprikken. b. hart en thymus worden verwijderd en onderzocht en daarna nogmaals de drijfproef met de longen alleen herhaald (2). c. trachea en hoofdbronchi (tot aan hilus pulmonum) worden aan den achterkant opengeknipt en hun inhoud en wand nagegaan. d. drukproef met iedere long afzonderlijk, na klieving bronchi en vaten (long optillen, bronchus niet te dicht bij long afknippen); praeparaatjes maken van inhoud bronchi. e. inwendig onderzoek der longen op de gewone wijze (afdrogen, insnijden met droog mes en praeparaatjes van longsap uit peripherie maken). f. insnijden van de longen onder water; uitpersen met snêevlak naar boven gekeerd. g. drijfproef met iedere longkwab afzonderlijk. h. drijfproef met afgeknipte, boongroote stukjes long (men laat de stukjes in het water vallen); uitpersen der drijvende stukjes in doek of tegen den wand van het vat; men noteert voor iedere longkwab hoeveel stukjes drijven en hoeveel zinken. 18. De halsorganen worden op de gewone (submentale) wijze uit het lijkje verwijderd, de oesophagm en pharynx aan de achterkant opengeknipt (inhoud; praeparaatjes!) en de voorvlakte der wervelzuil onderzocht. In gevallen, dat de longdrijfproef dubieus of negatief uitvalt: 19. MAAGDARMDRIJFPROEF. a. dubbele onderbinding van den oesophagus boven de cardia, na klieving van het middenrif tot den hiatus oesophageus; dubbele onderbinding van (') De raad van Stumpf (1905), om water van 37° te gebruiken, verdient in het algemeen aanbeveling; in bergstreken heeft men er derhalve voor te zorgen, dat het water lauw (en niet koel) is. (2) Al bewijst het drijven van de borstorganen in toto evident, dat het kind geademd heeft, zoo is het toch goed de longendrijfproef ook in zulk een geval nog in hare onderdeelen te verrichten. Het bewijs, dat het kind geademd heeft, wordt er, zelfs voor den meest skeptischen persoon, des te duidelijker door. Een verder voordeel ligt daarin, dat de weinig geoefende onderzoeker door het zinken van stukjes der longen eventueel op het spoor gebracht wordt van een partiëelen foetalen toestand en meer nog van bestaande pathologische toestanden, welke anders allicht aan zijn aandacht zouden ontsnappen (bronchopneumonische haarden!) en toch de oorzaak van den dood zijn. Om deze beide redenen is het goed de longendrijfproef in al haar onderdeelen te verrichten, ook al blijkt bij het begin van het onderzoek reeds duidelijk, dat het kind geademd heeft. den dunnen darm bij de flexura duodeno-jejunalis en bij het caecura en van den dikken bij het rectum. b. uitknippen van maag en duodenum, dunnen en dikken darm (oesophagus, duodenum, dunne darm en dikke darm tusschen de dubbele ligaturen doorknippen); verrichten van de drukproef met deze 3 deelen van den tubus digestorius (aangeven of maag met groot of klein segment boven waterspiegel uitsteekt; drijvend gedeelte van den darm in c.M. opgeven). c. openen van maag en duodenum en verderen darm ; onderzoek van den inhoud (praeparaatjes! mekonium), enz. op de gewone wijze. 20. Verder geschiedt de sectie op de gewone manier. B. Schouwing van kinderlijkjes, waarvan de navel veranderingen vertoont, wijzende op begonnen afstooting van de navelstreng. De schouwing geschiedt als sub A beschreven is, doch zonder dat de longendrijfproef verricht wordt; van het uitvoeren van de maagdarmdrijfproef is evenmin sprake. C. Schouwing van kinderlijkjes, waarbij de navelstreng reeds is afgevallen. De uitvoering geschiedt als sub B. doch de huidsnede wijkt van boven den navel rechts en links uit naai' de spinets iliacae (int. sup. Dit geschiedt om het onderzoek van de navelvaten gemakkelijk te kunnen doen plaats vinden; dit kan direct na de inspectie der buikholte of tot besluit van de lijkschouwing geschieden. Het ondeizoek van de foetale bloedsbanen dient bii lijkjes van zuigelingen altijd plaats te vinden; men verricht het op de volgende wijze, waartoe het noodig is alle borstorganen te gelijker tijd uit den thorax te verwijderen. De artt. umbilicales worden onderzocht door ze in haar verloop door, enkele m.M. van elkaar gelegen, dwarse sneden in den voorsten buikwand (binnenzijde) te klieven. De v. umbtlicalis wordt, waar nog iets van een lumen te bemerken is, voorzichtig opengeknipt; hetzelfde geschiedt met den ductus venosus. De ductiis ctrteriosus wordt onderzocht door de aorta bij de in toto uit het lijkje verwijderde borstorganen van achteren open te knippen en aan de convexiteit van den arcus aortae de groote vaten op te zoeken (art. anonyma, art, carot. communis sin. en art, subclavia sin.). Onmiddellijk achter de art. subclavia sin. vindt men, aan de concavititeit van den arcus, de inmondingsplaats van don ductus arteriosus (welke bij noonati 2—3 m.M. wijd en wiens binnenwand volkomen glad is). Het foranwn orale is gemakkelijk aan liet lege artis opengeknipte hart te onderzoeken. Hooit men hot lijkje onderzocht, dan komt het op de formuleering van zijn conclusies aan. In verband met hetgeen over de leer van den kindermoord gezegd werd, is het duidelijk, dat onze conclusie speciaal omtrent de volgende punten licht moet verschaffen: 1. Is het kind levend geboren en heeft hot zelfstandig geleefd; zoo ja, hoe lang? 2. Was het geschikt tot zelfstandig voortleven (voldragen, bijna voldragen, enz., zonder of met gebreken behept)? 3. Welke is de doodsoorzaak? Is zij een natuurlijke of een gewelddadige? 3. VERGIFTIGING. S. R. I. art. 217 en S. R. E. art. 216 bepalen, dat onder vergiftiging verstaan wordt elke toeleg op iemands leven door de toediening van zelfstandigheden, welke met meerderen of minderen spoed den dood kunnen verwekken: hoe zij worden toegediend en welke gevolgen de toediening heeft, doet er niet toe. Volgens de strafwet is derhalve elke zelfstandigheid, welke op de wijze, waarin zij werd aangewend, den dood van den mensch kan veroorzaken, of den dood van een mensch heeft teweeggebracht, een vergif (]). S. R. I. art. 217 en S. R, E. art. 216. Vergiftiging is elke toeleg op iemands leven door de werking van zelfstandigheden, die met meerderen of minderen spoed den dood kunnen verwekken, op welke wyze ook die zelfstandigheden zijn gebruikt of toegediend, en welke er de gevolgen van mogen z(jn geweest. Giftigheid is geen zelfstandige eigenschap der tot vergiftiging gebruikte stoffen, zooals b. v. hun specifiek gewicht, smeltpunt en chemische samenstelling, doch de giftigheid is afhankelijk van verschillende factoren. Absolute vergiften, d. z. stoffen, die, in welke hoeveelheid, onder welken iorm en onder welke omstandigheden ook toegediend, steeds en immer als vergif werken, bestaan niet. Op de vraag van den rechter, of eenige zelfstandigheid een vergif is, kan dan ook niet anders geantwoord worden dan: Er bestaat geen stof; welke als zoodanig een vergif is; op de nadere omstandigheden (hoeveelheid en vorm) komt het aan (Liebreich). Men moet derhalve in ieder concreet geval nagaan of de gebruikte zelfstandigheid tot die stoffen behoort, welke door haar aard, krachtens de algemeene ervaring, in bepaalde hoeveelheid en op bepaalde wijze toegediend, algemeen als vergif te boek staan dan wel opgevat moet worden als een stof, welke, hoewel niet aan dezen eisch voldoende, toch in staat geacht moet worden om onder bepaalde omstandigheden den mensch te kunnen dooden. Verder, of die bepaalde omstandigheden in dit bijzondere ge\al aanwezig waren en of de verschijnselen, welke tijdens het leven en na den dood waargenomen zijn geworden, in overeenstemming zijn met hetgeen de ervaring ons en anderen, ten opzichte der gebruikte zelfstandigheid. geleerd heeft, De vragen of in Andere gevallen een evengroote dosis, als in het onderhavige geval gebruikt werd, wel eens zonder schade verdragen werd en of door geneeskundige hulp eventueel de gevolgen tegen te gaan waren O Smalt, Ketjoeboeng-vergiftiging (en vergiftiging in het algemeen): Het Recht in N.I., dl. 80 (1903), noot 1 op bl. 279. geweest, behoeven niet overwogen te worden. Of het slachtoffer krachtens zijne individueele eigenschappen er al dan niet ziek van werd, doet er evenmin iets toe. Zoodra het opzet (dolns) om te dooden aanwezig Kas, hetgeen de rechter heeft uit te maken, is er vergiftiging, indien de zelfstandigheid, gelet op de wijze van toediening (hoeveelheid, enz.), den dood van den mensch kan veroorzaken, dan wel den dood van een mensch veroorzaakt heeft. Er bestaat derhalve verschil tusschen vergiftiging in strafrechtelijken en in gewonen, medischen zin; daarom zullen wij voor het laatste begrip het woord intoxikatie gebruiken. Immers niet aan ons, doch aan den rechter staat het om uit te maken of er opzet om te dooden in het spel is en er dus van vergiftiging gesproken mag worden. Evenmin als wij van moord mogen spreken (dl. I, bl. 56). mogen wij het doen van vergiftiging. Wij maken uit, dat er intoxikatie heeft plaats gegrepen, de rechter, dat het een geval van vergiftiging is. In verband met de gegeven omschrijving van het strafrechtelijk begrip vergiftiging en van de woorden vergif en giftigheid is het duidelijk, dat in een geval van vermoedelijke vergiftiging de hoofdvraag, welke zich voor den gerechtelijk-geneeskundige voordoet, is: Was de toegediende zelfstandigheid in staat den mensch te kunnen dooden of heeft zij den dood van een bepaald individu veroorzaakt? De behandeling van deze vraag vordert echter dat eerst een andere besproken wordt, n.1.: Van welke factoren is afhankelijk het vermogen van een zelfstandigheid om den mensch te dooden ? Wij zullen derhalve met de behandeling van de laatste vraag aanvangen. 1. VAN WELKE FACTOREN 18 HET VERMOGEN VAN EEN ZELFSTANDIGHEID OM DEN MENSCH TE DOODEN AFHANKELIJK? Dit vermogen noemt men kortweg: giftigheid. De giftigheid van een stof is in de eerste plaats afhankelijk van haar aard en van de hoeveelheid, welke wordt toegediend of gebruikt; daarnaast staat als derde factor, waarvan de al dan niet giftigheid afhangt, de wijze van toediening. Deze drie factoren bepalen het verloop van een intoxikatie, meer in het bijzonder den ernst van de symptomen en de snelheid, waarmede deze optreden. De individueele gevoeligheid van den persoon, die de stof binnen krijgt, heeft in zooverre beteekenis, dat zij in rekening gebracht moet worden om dti verschijnselen in een concreet geval te kunnen verklaren, voor zoover zij van de gewoonlijk waargenomene afwijken. 1. DE AARD DER ZELFSTANDIGHEID. Afgezien van de stoffen, welke uitsluitend of in hoofdzaak door hun chemische affiniteit tot het protoplasma der cellen van den tubus digestorius werken (caustica en irritantia), moeten alle vergiften min of meer oplosbaar zijn in de weefselsappen en in het bloed om hun werking te kunnen ontvouwen; bij een bepaalden concentratiegraad geven zij eerst symptomen. De oplosbaarheid van de zelfstandigheid is derhalve van groot gewicht. Hierdoor is dan ook de aggregatie-toestand van veel belang. De gas- en dampvormige vergiften werken vaak buitengewoon snel (z. g. n. foudroyant), omdat zij zoo gemakkelijk bij inademing in het bloed overgaan f1); vloeibare en opgeloste worden gemakkelijker geresorbeerd dan vaste; fijn verdeelde gemakkelijker dan grofkorrelige. Phosphorus, opgelost in olie, is doodelijk in enkele tientallen van mg.: in den vorm van roode luciferskoppen is hij zeer giftig, doch eenige malen minder dan in opgelosten staat, terwijl een groot stuk P per anum ontlast kan worden vóór het nadeel heeft veroorzaakt. In Bombaif heeft men een geval waargenomen, dat een man, die twee groote stukken warangan had ingenomen. 16 uur later per anum een stuk van 1.170 g. en na 45 uren een van 1.625 g. kwijt raakte. Hij braakte niet, had- slechts een lichte diarrhee, was wat suf, zijn oogen waren bloedig beloopen en hij klaagde slechts over hoofd-en buikpijn. Hij genas geheel (2). Wat de chemische eigenschappen betreft, worde er aan herinnerd, dat de werking van een zelfstandigheid afhangt èn van de eigenschappen van de stof zelve èn van de weefsels waarop zij inwerkt. De chemische structuur der zelfstandigheid is van overwegend belang: kaliumarsenite, K3As03, met 37% As, is een zwaar vergif, terwijl kaliumkakodylaat, (CH3)3AsO.OK. met 42 °/0 As, vrijwel onschuldig is. Bovenaan staan, naast de physische eigenschappen, de aard en de zuiverheid van het praeparaat. Zoo is de werking van het zoo herhaaldelijk tot vergiftiging en zelfmoord gebruikte warangan afhankelijk van zijn gehalte aan As203. De potas sepoeh (potas emas) werkt door haar gehalte aan CNK. dat in de lucht overgaat in het niet-vergiftige CO:iK3 (of CO:jKH), waardoor de giftigheid van de potas sepoeh zeer wisselend kan zijn. Bij plantaardige stoffen zijn somwijlen nog andere factoren van gewicht. In de eerste plaats moeten hier genoemd worden de vindplaats en het tijdstip, waarop de stof verzameld en in de tweede plaats de tijd, gedurende welken en de omstandigheden, waaronder zij bewaard werd. Wat de vindplaats betreft, zoo is b. v. de Antiaris toxicaria (poehoen oepas, antjar) niet overal even giftig: de Dajaks van de Westerafdeeling beweren zelfs, dat hun (■) Inhibitie door prikkeling van het laryngeale slijmvlies kan hierbij ook optreden! (s) Lyon, 1. e., 1)1. 441, case CCXVII. ipoeh-boom uit de vlakte minder giftig is dan die uit het gebergte, terwijl de Alfoeren voor de bereiding van hun pylengif een ouden impoboom uitzoeken. Dat het tijdstip, waarop de plantendeelen geplukt worden, van invloed kan zijn op hun gehalte aan werkzame bestanddeelen, kan blijken uit de pharmacopee, waarin voor vele simplicia wordt opgegeven, wanneer zij verzameld moeten worden; zoo moeten folia Digitalis b. v. geplukt worden van Nederlandsche, bloeiende, tweejarige planten. De ouderdom en de wijze van bewaring zijn ook somtijds van invloed, b. v. bij herba Sabinae, dat op den duur onwerkzaam wordt, indien het oleum Sabinae kan vervluchtigen; ook het secale cornutum verliest op den duur zijn werkzaamheid. Ook voor Indië zullen dergelijke bijzonderheden wel bestaan, al zijn z\j nog onbekend. Van vele planten bestaat een giftige (bittere) en een niet vergiftige (zoete) variëteit, b. v. van de cassave (katela poehoen). Omgekeerd worden eerst onschadelijke stoffen op den duur wel eens giftig; dit is b.v. het geval met de bittere amandelen, welke na verloop van tijd zeer giftig worden, daar het emulsine uit het amygdaline CNH vrijmaakt. De amandelboom behoort tot hetzelfde geslacht als de kanariboom; ook van den amandelboom bestaat een bittere en een zoete, niet giftige variëteit. 2. DE HOEVEELHEID. Krachtens ervaring kent men voor de verschillende stoffen, waarmede vergiftiging voorkomt en wier getal vrij beperkt is, de kleinste hoeveelheid, welke bij de orergroote meerderheid der menschen intoxikatieverschijnselen, d. i. stoornis der gezondheid en die, welke gewoonlijk den dood veroorzaakt. Deze hoeveelheden noemt men de dosis toxica en de dosis toxica lethalis. De cijfers, welke alle, tenzij dit uitdrukkelijk anders vermeld wordt, betrekking hebben op de toediening per os bij volwassen Europeanen (lichaamsgewicht = 65 K.G.), hebben slechts een relatieve waarde, daar zij voor vele gevallen niet opgaan. De ervaring toch heeft geleerd, dat bij vele personen veel grootere en bij andere veel kleinere hoeveelheden intoxikatie resp. den dood kunnen veroorzaken. In het algemeen echter is een bepaalde dosis noodig, welke binnen zekere, soms zeer wijde, grenzen schommelt d. w. z. dat van sommige stoffen mg. en van andere g. noodig zijn. In zooverre is de kennis der doses toxicae en lethales nuttig en noodzakelijk voor den gerechtelijkgeneeskundigen. De doses toxicae liggen boven de maximale doses der pharmacopee. 3. DE WIJZE VAN TOEDIENING (het z. g. n. vehikel). Meestal worden vergiften per os toegediend en wel gemengd met spijs of drank, ofschoon ook allerlei andere wegen openstaan en elders gebruikt worden (per vaginam, per rectum, door subcutane injectie). Vergiftiging door verwonding met een vergiftig wapen komt af en toe voor (1). (') Dat een keris of lans giftig wordt door het insmeren met warangan is niet waar. Dit insmeren geschiedt, nadat de keris met een zwak zuur (djeroek nipis) van roest bevrijd is, om het staal zwart te maken en de pamorteekening beter te doen uitkomen; het ijzer verbindt zich met het As, niet het nikkel van het pamor. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. 8 Op verschillende wijze gebruikt, kan de giftigheid van éénzelfde stof, onder overigens gelijke omstandigheden, zeer uiteenloopen. Zoo is b. v. slangengif per os ongiftig en is strychnine bij intracerebrale injectie vijftig maal giftiger dan bij subcutane. "\V ij zullen, rekening houdende met het feit, dat vergiftiging, voor zoover wij weten, hier te lande uitsluitend voorkomt door het toedienen van een vergif per os, slechts deze wijze van vergiftiging in het oog vatten. Bij het gebruik per os is de wijze van toediening een zeer belangrijke factor, omdat de snelheid van de resorptie in hooge mate afhankelijk is van de mindere of meerdere oplossing van het vergif in het vehikel. Zoo zijn peronvruchten. met de schil ingegeven, niet giftig, omdat het giftige bestanddeel dan niet in oplossing kan overgaan. Overigens kan het vehikel (spijs of drank) de werking verhoogen, ververminderen of zelfs geheel opheffen; van belang is hierom ook, niet alleen met het oog op een mogelijke oplossing, hoelang van te voren het vergif in spijs of drank gedaan werd. Hoe vollediger en hoe minder veranderd het vergif in het vehikel wordt opgelost, des te heviger zullen in het algemeen de verschijselen zijn en des te sneller zullen zij optreden. Verhoogd wordt de werking door volledige oplossing (zooals in het reeds genoemde voorbeeld van P, opgelost in olie); de werking is afhankelijk van den concentratie-graad. Door groote verdunning worden zelfs de meest heftige caustica en irritantia onschadelijk; onze potio acidulata, gemaakt van C1H of S04IL, is hiervan een voorbeeld. Poedervormige vergiften kunnen op dezelfde wijze als het ware verdund worden door innige vermenging met veel voedsel. erhoogd wordt soms de werking door bepaalde chemische omzettingen, zooals b.v. waar uit CNK, toegediend in limonade, door het zuur, dat tot bereiding der limonade gebruikt werd, CNH wordt vrij gemaakt. I erminderd wordt de werking, wanneer de spijs (of drank) het in oplossing overgaan tegenwerkt of belet; As203, toegediend in vette spijzen, gaat betrekkelijk moeilijk in oplossing over. Opgeheven wordt de werking door chemische binding of omzetting b. v. bij sublimaat, gegeven in eieren bevattende spijzen; P gegeven in S04Cu-oplossing; bij vele alkaloïden, indien zij met sterke koffie of thee gebruikt worden (door het tannine-gehalte). In sommige gevallen wordt later in den darm echter het gif weer vrij gemaakt. Opheffing van de giftige werking door de toebereiding tot spijs geldt voor vele Indische gewassen. Zoo verliezen b.v. de knollen van de (bittere) katela poehoen en de zaden van den poetjoengboom (keloewak) hun CHN door liet koken en moeten de bollen van gadoeng 24 uur in stroomend water uitgewasschen worden, om hun dioscorine kwijt te raken, enz. 4. DE INDIVIDUEELE GEVOELIGHEID. Deze op zichzelve is samengesteld uit verschillende factoren, waarvan er eenige gemakkelijk, andere zoo goed als niet in rekening te brengen zijn bij het beoordeelen van een bepaald geval van intoxikatie. Ook bij intoxikatie reageert niet iedereen op dezelfde wijze op de schadelijke stof, zooals dit bij invasie van (met opvolgende infectie door) pathogene mikroben gezien wordt. De verweermiddelen van het organisme werken niet bij alle menschen even krachtig en even afdoende. Algemeen werkende factoren zijn ras, geslacht en leeftijd; bijzondere zijn de oogenblikkelijke (normale of ziekelijke) toestand van het individu en het eventueel gewend zijn aan of overgevoelig zijn voor het gebezigde vergif. Over den invloed van het ras als zoodanig op de gevoeligheid voor vergif is zoo goed als niets bekend (L), voor Indië in het geheel niets. Alleen kan men dan ook slechts rekening houden met het kleinere lichaamsgewicht der Inlanders (een volwassen Inlander weegt gemiddeld 50 K.G.), daar de dosis toxica en lethalis ongeveer recht evenredig zijn met het lichaamsgewicht, zoodat voor volwassen Inlanders op 10/13 van de voor volwassen Europeanen opgegeven doses gerekend moet worden. Het geslacht is ook al weer van invloed door het gemiddeld kleinere lichaamsgewicht der vrouwen; zooals in de pharmakodynamie geleerd wordt, stelt men de doses voor vrouwen op 9/io (4/s) van die voor mannen, waarop de later op te geven hoeveelheden betrekking hebben. Over den invloed van het geslacht als zoodanig weten wij feitelijk niets; alleen weet men, dat de vrouwen tijdens de menstruatie en de zwangerschap in het algemeen gevoeliger zijn dan onder gewone omstandigheden. De leeftijd. De invloed ervan wordt slechts ten deele beheerscht door het verschillende lichaamsgewicht in de verschillende perioden, daar zuigelingen (kinderen beneden het jaar) in het algemeen gevoeliger zijn dan met hun lichaamsgewicht overeenkomt (speciaal voor opiumalkaloïden en phenol met zijn derivaten!) en grijsaards niet merkbaar gevoeliger zijn dan personen in den bloeitijd van het leven, behalve voor arsenicum en opium, waarvoor zij zeer gevoelig zijn (Taylor). Dit hangt vermoedelijk samen met de verminderde levensenergie hunner cellen en weefsels. Voor zuigelingen rekent men de dosis naar het aantal weken en wel per 5 weken y200 en bij kinderen boven het jaar, per jaar y20 van de dosis voor volwassenen; ook voor Indiö met zijn ietwat zwaardere kinderen kan men deze rekening aannemen. De oogenblikkelijke toestand van het individu is van grooten invloed, doch heeft slechts beteekenis ter verklaring van afwijkingen in het verloop eener intoxikatie. In foro kan een bijzondere gevoeligheid van het individu echter geen (') Negers staan te boek als zeer ongevoelig voor alcohol, kwik en tartras stibicus. invloed uitoefenen, zelfs niet indien in het concrete geval vaststaat, dat de toegediende hoeveelheid dan wel de aard der stof van een normaal menscli den dood niet zouden hebben kunnen veroorzaken. Was er opzet om te dooden en stierf het slachtoffer, dan zijn de beide elementen van het misdrijf vergiftiging aanwezig en behoeft derhalve verder nóch met den aard en «Ie hoeveelheid van de toegediende zelfstandigheid noch met de mogelijkheid van overgevoeligheid van het slachtoffer rekening gehouden te worden. Het is duidelijk, dat bij gezonde, verzwakte (hongersnood!) en zieke personen vergiften verschillend werken en de toestand van de maag. van den darm, van de nieren en van de lever zeer gewichtig is; zoo zullen in het algemeen verzwakte en uitgeputte individuen gevoeliger zijn dan volkomen gezonde, krachtige menschen. Personen in geëxalteerden toestand (manie, hysterie, delirium tremens) verdragen relatief groote giften opium, chloral en dergelijke; lijders aan tetanus en dysenterie lethale doses opium; choleralijders groote giften opium; lijders aan chorea groote doses opium en soms ook strychnine; alcoholici goed strychnine en chloroform; koortslijders groote giften alcohol en pneumonici digitalis. Omgekeerd verdragen personen met een habitus apoplecticus en oude pneumonici slecht opium. Dat de toestand van de MAAG van invloed is, begrijpt men, wanneer men bedenkt, dat hiervan de resorptie (en daarmede de werking) van het gif afhangt. Op de nuchtere maag worden opgeloste vergiften snel geresorbeerd, ofschoon ook hier weer uitzonderingen voorkomen en het uren kan duren, vóór het vergif zijn invloed doet gevoelen. Een volle maag kan omgekeerd de resorptie van niet-opgeloste stoffen, zooals warangan, belemmeren, zoodat eerst na meerdere uren de verschijnselen van intoxikatie optreden. Een chronische maagcatarrh beperkt, door de hierbij voorkomende dikke laag slijm op de mucosa. de locale werking en de resorptie; bij het maagcarcinoom wordt hetzelfde gezien, terwijl een ideus ventriculi de resorptie in de hand werkt (Quetsch, 1884). Dat ook de toestand van den DARM van invloed is op het tot stand komen van een intoxikatie ligt eveneens voor de hand. Zoo wordt b.v. warangan bij enteritis en cholera al heel slecht verdragen. De invloed van den toestand van de LEVER is bij vergiften, welke voornamelijk na resorptie werken, gemakkelijk te begrijpen. De lever heeft een zeer eigenaardige functie; zij houdt sommige, en niet alleen de door resorptie van uit den tubus digestorius in het bloed opgenomen exogene, doch ook vele der in het lichaam onder normale en pathologische omstandigheden bij de stofwisseling ontstane endogene, vergiften een tijd lang vast, om ze daarna min of meer snel en min of meer veranderd, soms zelfs geheel onwerkzaam gemaakt, weder los te laten. In het algemeen vindt men clan ook in de lijken van aan mtoxikatie gestorven personen altijd relatief veel vergif in de lever en moet deze daarom bij de obductie steeds bewaard worden. In een geval van arsemkmtoxika ie, dat in 3 uur doodelijk verliep, vond Taylor reeds veel As in de lever: de resorptie geschiedt derhalve bij As ook snel. Zeynek toonde aan, dat bij personen, overleden aan As2Os-intoxikatie, het As zeer innig aan de levercellen gebonden is. Met geconcentreerde CO„Na2-oplossing kan men het As niet aan de lever onttrekken, 1 g« u* eerst "na destructie van de lever met C1H en pepsine; zoo krachtig hou< het protoplasma der levercellen het As vast. Hoe langzaam de lever het As loslaat kan blijken uit het feit, dat in niet-doodehjke waranganintoxikatién de urine soms maanden lang As kan bevatten. Na opneming in het bloed worden de vergiften niet gelijkmatig in de verschillende organen vastgelegd, doch bij voorkeur in een bepaald orgaan opgehoopt, blijkbaar doordat het protoplasma der cellen een bijzondere affiniteit tot het vergif bezit; zeer vaak is dit de lever. Zoo zag Po:n\ yssotsky, dat na subcutane injectie van 5 mg. opgelost As203 bij konijntjes er reeds na 7—12—24 uur kleine nekrotische haardjes in de lever voorkwamen, haardjes waarin alléén de levercellen (en niet de epitheliën der galbuizen, enz.) dood waren. De levercellen en daarmede de lever, blijken derhalve een sterke affiniteit tot As te hebben. Charrin en Carnot zagen bij liun dierproeven (1894), dat vele metalen en ook As, in hoofdzaak in zieke organen worden opgehoopt, vermoedelijk tengevolge van de in groot aantal daarin aanwezige leukocyten. Een zieke lever zal dan ook, naar alle waarschijnlijkheid, het gif in grootere hoeveelheden vastleggen dan een gezonde, iets dat voor den gerechtelijk-geneeskundige in de tropen natuurlijk van veel gewicht is. Besredka (1899) spoot b\j konijntjes subcutaan of intraperitoneaal As,S3 in en zag al zeer spoedig hierna een zeer sterke leukopenie optreden, terwijl de milt zeer talnjke leukocyten met fijne As^-korreltjes in hun cellij f bevatte en teekenen van een acute splenitis vertoonde. Het ingespoten As2S3 wordt door phagocyten opgenomen. Wanneer de dieren niet aan de injectie bezweken, zag hij, dat, 4 uur na de injectie, er een sterke hyperleukocytose bestond; de leukopenie wordt gevolgd door hyperleukocytm. Den volgenden dag trof hij dan geen As,Sa-korreltjes meer in de phagocyten in de milt aan; het As,S3 was in een organische As-verbinding veranderd geworden. Geleidelijk werd daarna het As door de levercellen, de nierepitheliën, enz. uit het lichaam verwijderd. . . Het konijn is ongevoelig voor een subcutane of intraveneuse injectie van ,1 g. sulphas atropini, doch vertoont, zooals Calmette (1899) aantoonde, duidelijke intoxikatieverschijnselen bij intracerebrale injectie van 0.002 g. Dit komt omdat de leukocyten zich in het eerste geval van het ingespoten atropine meester maken. Wanneer men het dier, dat intraveneus 0,200 g. ingespoten werd, een kwartier later laat verbloeden, het bloed zóó opvangt, dat het niet stollen kan en het centrifugeert, dan vindt men, dat intracerebrale injectie van >/, C.M». plasma bij een ander konijn slechts een lichte mtoxikatie geeft, terwijl •/« c.M3. van het sediment (bloedlichaampjes) het dier doet bezwijken. zooals de speekselklieren, de lever en de klieren van het maag-darmslijmvlies, doch dan kan het vergif weer geresorbeerd worden van uit de maag of den darm; alleen . e huid en de mamma elimineeren ook definitief. .... u Langs de mamma worden met het zog zelfs zeer veel As, doch ook chinine, Hg en andere vergiften verwijderd. Vluchtige stoffen verlaten voornamelijk langs de longen het lichaam. Het begrip idiosynkrasie is uit de algemeene pathologie bekend. Deze toestand, waarbij de persoon overgevoelig is voor een bepaalde stof komt bij mensch en dier voor en is nu eens sterk dan weer geung o afwezig; op verschillende dagen en zelfs op éénzelfden dag kan de idiosynkrasie van een persoon in intensiteit wisselen. Door idiosynkrasie kan een persoon zelfs door een indifferente of therapeutische dosis gedood worden en gevoelig zijn voor overigens algeheel onschuldig te boek staande stoffen, b.v. eiwit O), eidooier, keukenzout (-), uien, schelvisch, varkens- en mager paardevleesch. Er zijn gevallen bekend, waarin personen door het gebruik van eiwit of eidooier in geringe hoeveelheden ernstig ziek werden, ook wanneer zij van de toediening niets afwisten. Idiosynkrasie mag men echter in een concreet geval slechts aannemen, wanneer de verschijnselen, wat verloop, aard en intensiteit betreft, volkomen overeenkomen met die, welke bij de overgroote meerderheid der menschen slechts door een toxische of lethale dosis optreden en het zeker is, dat de hoeveelheid ingenomen vergif belangrijk minder dan de toxische resp. letha e dosis bedraagt. Wij zullen hierop later uitvoerig terugkomen. Terwijl in het algemeen een bepaalde stof vrijwel altijd dezelfde intoxikatieversclmnselen geeft, komt er toch af en toe, doch hoogst zelden, een enkel geval voor, waarin de persoon er geheel anders op reageert. Dan spreekt men van een paratoxtsche intoxikatiegevallen, veroorzaakt door idiosynkrasie en door algemeen als onschuldig te boek staande middelen, komt het er op aan, dat bewezen wordt dat de dader wist, dat de persoon voor het gebruikte middel, in tegenstelling met andere menschen, gevoelig was. Buitengewone ongevoeligheid kan zoowel aangeboren zijn als op lateileeftijd verkregen worden, in het laatste geval door gewenning aan het vergif. Eensdeels ziet men die gewenning slechts geschieden ten koste van (') Metchnikoff heeft echter aangetoond, dat in een versch ei reeds mikroben kunnen voorkomen, welke zeer giftige toxinen produceeren, zoodat men by de appreciatie van dergelijke intoxikaties eenigszins voorzichtig moet zijn. (•) Z g. n. pekelintoxikattën komen ook bij huisdieren voor, o. a. b« honden; de verschijnselen zijn gastro-enteritis en verlamming van liet achterstel. Als dosis lethalis van CINa wordt voor den hond opgegeven 3.700 g. per K.U hchaamsgewii 1. De meeste gevallen van pekelintoxikatie, in de veterinaire litteratuur te unde , hebben echter betrekking op paarden en runderen. De beteekenis van deze noot zal later duidelijk worden. Sommige gevallen z^n vermoedelijk voedsel- en geen zuivere C1N a-intoxikatiën. het optreden van een chronische intoxikatie met welker einde ook de relatieve (>) ongevoeligheid verdwijnt, zooals b.v. gezien wordt bij opiumschuivers (»), ij morp mis en (j en alcoholisten, anderdeels ziet men haar zonder stoornissen optreden, hetgeen met name bij rookers (voor nicotine) en arsenike.ers (Stiermarken) het geval is. Hoe groot de relatieve ongevoeligheid door gewenning wel kan gaan, kan blijken uit het feit, dat er arseniketers J : ' g' 2°:i per dag gebruiken en dat Deule uit New-York mededeehng van een man deed, die per dag 3,825 g. sublimaat gebruikte (*) Buitengewone ongevoeligheid mag men in foro slechts aannemen, waar /ij zeker bestaat, d. w. z. waar vaststaat, dat de toegediende zelfstandigheid in staat geacht moet worden een gewoon mensch te kunnen dooden, toegediende hoeveelheid vèr ligt boven de dosis lethalis en de persoon 11 toch niet of slechts licht ziek door geworden is. In dit geval heeft men niettemin met vergiftiging te maken, indien opzet om te dooden bewezen is. Ongevoeligheid als gevolg van habitueel, gebruik en wel door de productie van v^Sn'voor irsen -k°mt nietK alleen. b« inftcties, doch ook tegenover sommige .. ' zooa^s ncine en abnne. Voor de practische gerechtelijke geneeskunde zyn deze feiten echter van geen belang. U eenee&*u™e 2. WAS DE GEBRUIKTE ZELFSTANDIGHEID IN STAAT DEN (EEN) MENSCH TE DOODEN? Om hierover een oordeel te kunnen vellen moet men den aard der gebruikte stof kennen en nagaan of zij, door de wijze waarop zij werd toegediend (hoeveelheid, enz.), in staat was den mensch te dooden resp een mensch gedood heeft. Daar het vrijwel regel is, dat in een geval van vergiftiging, het vergif ook werkelijk werd ingenomen en de persoon er door stierf of ziek werd komt het er voor den gerechtelijk-geneeskundige in de overgroote meerderheid der gevallen op aan. uit te maken of men in een concreet geval van dood of ziekte met intoxikatie te maken heeft, dan of dit niet het geval is («). \\ ij zullen dan ook de zaak, uitgaande van dit standpunt, onder de oogen zien. ' (') Deze ongevoeligheid is een relatieve, want altijd is er nog een dosis te vinden door wier toediening intoxikatie te voorschijn geroepen kan worden. ''' Men heeft °piumschuivers waargenomen, die 200 püpen per dag rookten (Michant). (?. JACQU^T d®elde in 1899 een geval mede van iemand, die zich dagelijks 14 g morphine en bovendien nog 1 g. kokaïne inspoot! (4) Brouardel, Les Empoisonnements, 1902, bl. 10. (°) \ eigiftiging in strafrechtelijken zin, zonder dat het tot intoxikatie kumt be »t»,t ook; op Jie kwestie zulten wij. »,s 2ü„lk. van Te9l mM„ Sg"U-Tm « veel nundei moeilik, eerst later neerkomen. VERMOEDEN VAN INTOXIKATIE wordt vaak door onverwachte sterfgevallen of door plotseling optredende ziekteverschijnselen opgewekt; verdachte ziekteverschijnselen zijn: braken, diarrhee, maagpijn, buikpijn, collaps en koma. In den regel is dit vermoeden echter ongegrond en hangt de dood af van ziekelijke processen, welke den persoon onverwachts dooden (mort imprévue) of verschijnselen geven, zonder dat het bestaan van eenige ziekte vermoed of bekend was, öf men heeft met een acute ziekte te maken, welker aetiologie ons ontsnapt, hetzij door gebrek aan kennis, hetzij door gebrek aan voldoende middelen van onderzoek. Men denke, wat het laatste betreft, aan de nog al eens voorkomende gevallen van acute gastro-enteritis door schijnbaar deugdelijke voedingsmiddelen, welke alleen door bacteriologisch onderzoek tot klaarheid te brengen zijn, gevallen welke wij later, bij de leer der vervalsching van levensmiddelen, afzonderlijk zullen bespreken. De leer van den onverwachten dood is zóó gewichtig, dat wij er een afzonderlijk hoofdstuk aan zullen wijden. De DIAGNOSE van een plaats gehad hebbende INTOXIKATIE moet gesteld worden door gebruik te maken van verschillende gegevens. Men moet in doodelijk verloopen gevallen van vermoedelijke intoxikatie beginnen met een natuurlijke doodsoorzaak uit te sluiten. Daarbij heeft men voor oogen te houden al hetgeen in het hoofdstuk over de leer van den onverwachten. natuurlijken dood geleerd wordt. Om een natuurlijke doodsoorzaak te kunnen uitsluiten moet de obductie zorgvuldig en volledig geschieden. Al stuit men bij de sectie reeds spoedig op een ziekelijke afwijking, welke het ziektebeeld en den dood volledig kan verklaren, zoo moet men toch de obductie voortzetten, speciaal met het oog daarop, dat later, bij de behandeling der zaak, niet de mogelijkheid van allerlei andere afwijkingen ter verklaring van den dood door den beschuldigde of zijn verdediger geopperd kan worden. Die mogelijkheid moet men met beslistheid kunnen ontkennen; daarom is het noodig dat alle organen onderzocht wordenC1). Verschillende mogelijkheden zijn denkbaar. I. Vindt men anatomische afwijkingen, welke behooren bij een goed gedefinieerde ziekte en. krachtens de ervaring, in staat zijn den mensch onder de waargenomen verschijnselen te dooden en niets meer, dan verklaart men, dat N.N. een natuurlijken dood gestorven is (zie dl. I, bl. 24). Die ervaring doet men op door het verrichten van gewone, klinische secties, waardoor men de afwijkingen leert kennen, waaraan personen, zonder dat van intoxikatie sprake is, blijken te kunnen bezwijken. II. Vindt men wel afwijkingen, doch zijn deze volgens de ervaring niet voldoende om den dood of de waargenomen verschijnselen te verklaren, (') Het ruggemerg behoeft, ook in (vermoedelijke) gevallen van intoxikatie, niet onderzocht te worden; slechts by verwondingen van de wervelzuil e. d. is dit noodig. dan zal men zeggen, dat de lijkopening geen verklaring voor de ziekte en den dood heeft opgeleverd en de mogelijkheid van intoxikatie niet is uitgesloten, waarom een nader onderzoek gewenscht is. III. Vindt men niets, dan zegt men, dat de lijkopening geen doodsoorzaak en geen verklaring voor de ziekteverschijnselen heeft doen vinden; dat er evenmin afwijkingen zijn geconstateerd, waaruit tot intoxikatie besloten mag worden, maar dat zij er ook niet met zekerheid door is uitgesloten en een nader onderzoek derhalve gewenscht is. Bij rotte lijken zal men gewoonlijk geen andere conclusie kunnen trekken. IV. In sommige gevallen — in welke, zal later blijken— vindt men bij de obductie dusdanige typische veranderingen, dat daardoor reeds de intoxikatie met een bepaalde stof ten duidelijkste blijkt. Heeft men door de lijkopening een aantoonbare, natuurlijke doodsoorzaak resp. de werking van een der gemakkelijk te herkennen vergiften uitgesloten, of heeft men een levenden persoon te onderzoeken, dan komt het op het wikken en wegen van verschillende gegevens aan, waarbij men goed doet in de eerste plaats de meest voorkomende intoxikaties en niet de zeldzame (en die door onbekende vergiften!) in het oog te vatten. Welke die gegevens zijn, zal hieronder blijken. Die gegevens moeten, om intojcikatie te ntogen aannemen, ongednongen tot één geheel vereen igd kunnen worden, tot een door klin invite ervaring vaatstaand beeld van i nto.rikatie met een bepaalde stof. De gerechtelijk-geneeskundige staat tegenover een geval van intoxikatie anders dan de klinicus; hij moet haar met zekerheid aantoonen en kunnen zeggen met welke stof zij heeft plaats gehad. De klinicus heeft een geheel andere taak; hij moet de intoxikatie als zoodanig bestrijden, desnoods alleen door een symptomatische behandeling; voor hem komt het er slechts in de tweede plaats op aan of hij kan zeggen, welk vergif gebruikt is. jereelit«lljt-#eiieMjii(H«((gp moet feiten geven. Hij mag b. V. geen 1'OOd- heid en vochtige zwelling van het slijmvlies van de maag en van den darm op rekening stellen van een prikkelende stof, welke hij niet nader kan aangeven; in zoo'n geval zegt hij, dat N. N. aan een acute maagdarmontsteking overleden is, waarvan de oorzaak onbekend is gebleven. Men schame zich nooit om, waar noodig, ronduit te verklaren, dat men (jeen doodsoorzaak heeft kunnen vinden, of dat men niet in staat is het waargenomen ziektebeeld te verklaren, zelfs dddr waar de bijzondere omstandigheden hoogst verdacht waren. In doodelijke gevallen, dat zijn de voor den onderzoeker de gunstigste, heeft men in het algemeen tot zijn beschikking: 1. de klinische verschijnselen, welke na de onderstelde toediening van het vergif zijn opgetreden; de uitkomsten van de lijkopening, 3. de resultaten van een nader onderzoek van braaksel, urine, ontlasting, maag- en darminhoud, enz., 4. terwijl de bijzondere omstandigheden, waaronder de persoon ziek werd en stierf', geen waarde hebben voor de diagnose zelve eener intoxikatie, doch meer het vermoeden er van opwekken en de gedachten in die richting leiden. Het meeste gewicht hebben zij voor den rechter om te kunnen uitmaken of intoxikatie berust op vergiftiging, op zelfmoord ot op toeval (ongeluk). In niet doodelijke gevallen ontbreken natuurlijk de gegevens sub 2. Hier te lande zal men in de overgroote meerderheid der gevallen moeten afgaan op de resultaten sub 3, daar die sub 1 en 4 in den regel afkomstig zijn van weinig ontwikkelde en bovendien gesloten menschen en daardoor weinig waarde hebben en die sub 2 in den regel vrij gering zijn, omdat in gevallen van (vermoedelijke) vergiftiging vrij wel altijd eerst laat (na dagen, weken, maanden en soms zelfs eerst na jaren) tot een onderzoek door de politie of justitie wordt overgegaan en de rotting de resultaten der lijkopening zelve dan reeds vrijwel illusoir heeft gemaakt. Aan het onderzoek sub 3 moet dan ook de grootste waarde worden toegekend. Daar hier te lande echter een toxikologisch onderzoek slechts door weinige personen verricht kan worden (daar het, naast uitgebreide chemische kennis en de noodige, regelmatige oefening, een behoorlijk ingericht laboratorium vordert, vereischten, welke slechts op weinige plaatsen in den archipel alle tegelijk aanwezig zijn) en een dergelijk onderzoek soms maanden duurt, zoo verkeert men altijd in tweestrijd, of men in een duister geval een nader chemisch onderzoek zal aanraden of niet. Wanneer men hiertoe moet overgaan, zal later, na het bespreken van de leer van den onverwachten natuurlijken dood, aangegeven worden. Een nader bacteriologisch onderzoek kan eveneens slechts op zeer weinig plaatsen naar behooren verricht worden. Opzending van materiaal tot bacteriologisch onderzoek moet in het algemeen ontraden worden, omdat door de hooge temperatuur en het lange transport een bepaalde mikrobensoort- spoedig door, zoo goed als altijd tegelijker tijd aanwezige, andere mikroben overwoekerd wordt en reeds zeer spoedig na den dood het geheele lichaam met bacterium coli e. a. van uit het spijsverteeringskanaal geïnvadeerd wordt, zoodat bacteriologisch onderzoek, zelfs van versch lijkenmateriaal, slechts bij hooge uitzondering een practisch bruikbaar resultaat zal kunnen geven (noot op bl. 81, dl. I). Veel gunstiger zijn de verhoudingen voor een nader mikroskopisch onderzoek omdat het materiaal hiervoor, mits goed geconserveerd, onbepaald lang goed blijft en het onderzoek veel eenvoudiger is. Onderzoek van menschelijke organen late men opdragen aan het Geneeskundig Laboratorium of tien leeraar in gerechtelijke geneeskunde aan de School te Weltevreden; onderzoek van plantaardig en dierlijk materiaal behoort meer speciaal thuis bij sLands Plantentuin te Buitenzorg. De methode van conserveeren zullen wij later aangeven. Over de combinatie van die gegevens is in het algemeen het volgende op te merken. A. Wanneer het nadere onderzoek in niet-doodelijke gevallen een schadelijke stof in braaksel aantoont, is het zeer waarschijnlijk, dat zij in eenigen vorm toegediend of gebruikt is, doch niet zeker, daar ook voorgewende vergiftigmg voorkomt, waarbij opzettelijk braking opgewekt en vergif in het braaksel gedaan wordt (!j. Daarom is het aantoonen van eenig vergif in een restant eten en braaksel zonder meer nog niet voldoende om tot intoxikatie te mogen besluiten; daartoe moet het braaksel in onze tegenwoordigheid uitgebraakt zijn of moeten de symptomen, welke de persoon vertoont, volkomen in overeenstemming zijn met intoxikatie door de gevonden stof. Wanneer echter in maaginhoud of andere lijkdeelen een giftige stof wordt gevonden, dan bewijst dit vrij wel met zekerheid, «lat de gevonden stof toegediend of gebruikt is, ook al passen de tijdens het leven waargenomen verschijnselen en de veranderingen in het lijk gevonden er niet bij; zeker is het, wanneer opzettelijke ingieting in het lijk uit te sluiten is en dit zal gewoonlijk niet moeilijk zijn. Uit de geaardheid der stof kan soms direct blijken, dat zij in den gevonden vorm werd toegediend of ingenomen; dit is b.v. het geval waar men warangan als zoodanig vindt. Waar de geaardheid van de gevonden stof niet van dien aard is, dat hieruit zonder meer blijkt, dat zij als zoodanig ingegeven of ingenomen werd met het doel intoxikatie te weeg te brengen, heeft men zich, in verband met de in de verschillende organen aangetoonde hoeveelheid en de tijdens het leven en na den dood waargenomen verschijnselen, uit te spreken over de mogelijkheid van de aanwezigheid van de gevonden stof op een der volgende gronden: Een bepaalde stof kan nl. in het lichaam gevonden worden doordat zij als medicament gebruikt werd (ook als tegengif!), doordat zij het lichaam binnendrong bij de uitoefening van een bepaald beroep, dan wel door het regelmatig gebruik van een bepaald voedsel, drinkwater of genotmiddel. Hier zij reeds opgemerkt, dat zoo goed als nooit de hoeveelheid van het vergif, welke gebruikt is, met zekerheid bepaald kan worden; de chemicus vindt altiid te weinig, doch hoeveel is nu eenmaal niet te zeggen, daar wij niet weten hoeveel is uitgebraakt, hoeveel met de ontlasting het lichaam reeds verlaten heeft, hoeveel op andere wijze uit het lichaam verwijderd is en hoeveel in het lichaam omgezet is geworden. In gevallen van werkelijk (') Hierop komen wjj later terug. plaats gehad hebbende vergiftiging is het gewoonlijk echter, zonder meer, duidelijk, dat de in een bepaald orgaan, b.v. in de maag, gevonden hoeveelheid te groot is om te mogen aannemen, dat zij toevallig (met het voedsel of drinkwater) of als genees- dan wel genotmiddel in het organisme is geraakt. Aan den anderen kant is het niet kunnen aantoonen van eenig \ ei gif door een nader onderzoek echter geen zeker bewijs, dat geen vergif gebi uikt is. Het chemisch onderzoek laat ons soms, onder invloed van de zooeven opgesomde momenten, in den steek; dit is zelfs mogelijk bij eendoodelijke warangan-intoxikatie, niettegenstaande in het algemeen het As203 zoo uiterst gemakkelijk en zoo lang aantoonbaar is. B. Valt het nader onderzoek negatief uit, dan mag men geen intoxikatie aannemen, al waren de omstandigheden en de waargenomen verschijnselen nog zoo verdacht, ten ware men te doen heeft met een geval als sub C. . C. De gevallen, waarin de resultaten van de lijkopening zoo typisch zijn, dat. zonder meer, tot de diagnose „intoxikatie met besloten mag worden, zullen van zelf blijken bij de behandeling der afzonderlijke vergiften. In principe zal men, in alle andere gevallen, met het trekken van zijn conclusie moeten wachten, totdat men alle gegevens, zoowel die van het nadere onderzoek als die van het voorloopige politioneele of liet justitieele tot zijn beschikking heeft; deze moet men derhalve opvragen en ze bij het uitwerken van zijn conclusie in zijn rapport vermelden en benutten. Thans kan elk der vier momenten, welke in gevallen van intoxikatie of vermoedelijke intoxikatie van belang zijn, aan een nadere bespreking onderworpen worden. 1. DE TIJDENS HET LEVEN WAARGENOMEN VERSCHIJNSELEN. De verschijnselen der verschillende intoxikatif'n kent men slechts in het algemeen en men weet verder niet, waarom of de een x en de ander v g. noodig heeft om vergeven te worden en evenmin, waarom één en dezelfde schadelijke stof, in verschillende vormen toegediend, een geheel verschillend ziektebeeld kan veroorzaken. Het is goed hierop speciaal de aandacht te vestigen. Bij sommige vergiften zijn de verschijnselen vrijwel bij iedereen dezelfde en daardoor specifiek; dit geldt o. a. voor cyaankalium, strychnine, atropine en cantharidine. Bij de meerderheid der vergiften echter kan een zeer verschillend ziektebeeld optreden, zoodat nu eens dit, dan weer dat symptoom op den voorgrond treedt en zelfs de meest constante af en toe kunnen ontbreken. Zoo komen er b.v. doodelijke gevallen van As203-intoxikatie voor zondei braken en zonder diarrhee, verschijnselen, welke in de overgroote meerderheid der gevallen juist sterk op den voorgrond treden. Soms geschiedt echter de toediening van het vergif zóó voorzichtig en zóó geleidelijk, dat het lichaam van den persoon langzamerhand gesloopt wordt en hij ten slotte aan (toxische) imnitie bezwijkt. Dergelijke gevallen heeten in Indië veelvuldig voor te komen; met zekerheid weten wij er echter niets van. Toxische inanitie, welke na weken tot jaren doodt, kan echter ook na één enkele dosis vergif voorkomen. Aan de lijkentafel is zij niet te herkennen. In het algemeen zijn dan ook de verschijnselen van de meeste acute intoxikatién — en hiermede heeft men in den regel in de practijk te doen, volstrekt niet typisch, doch vrijwel altijd dezelfde: braken, diarrhee, maagpijn, buikpijn, collaps en koma, welke verschijnselen echter ook bij tal van spontane ziekten \oorkomen, althans kunnen voorkomen. Hierop komen wij later uitvoerig terug bij de leer van den natuurlijken onverwachten dood, omdat de ondervinding leert, dat men in de meeste gevallen, waarin de dood onder deze verdachte verschijnselen optreedt, met een natuurlijken (nietgewelddadigen) dood te maken heeft. Hier willen wij slechts doen opmerken, dat al heel licht cholera en voedselintoxikatie voor arsenik- en tetanus voor strychnine-intoxikatie gehouden kan worden. Men kan alleen zeggen, .uat in het algemeen bij acute lethale intoxikatién de symptomen tot den dood toe in intensiteit toenemen en geen remissies vertoonen, zooals die bij spontane ziekten voorkomen. Er komen echter uitzonderingen voor, waarop wij later de aandacht zullen vestigen. De symptomen van een intoxikatie zijn afhankelijk: a. \an het locale effect, dat de gebruikte zelfstandigheid op de plaats van inwerking geeft, derhalve van de inwerking van het vergif op het slijmvlies van den tubus digestorius; b. van de inwerking van het vergif op een of ander verwijderd orgaan of apparaat (organen, apparaten), na opneming in het bloed en (■ \an de ziekelijke afwijkingen, welke bij de eliminatie van het vergif uit het lichaam optreden. A. Verschijnselen, afhankelijk van de locale werking. De irritantia en caustica zijn stoffen, welke in een bepaalde concentratie liet weefsel, waarmede zij in aanraking komen, door chemische werking in ontsteking doen geraken (irritantia) of wel dooden (caustica). Gewoonlijk is omdat de vergiften per os plegen gebruikt te worden, het slijmvlies van den voedingsweg min of meer gelaedeerd; bij de caustica kan ook de huid in de omgeving van den mond, van de borst, enz. aangetast worden. Zij brengen door inwerking op het slijmvlies van den tubus digestorius zulke heftige verschijnselen te weeg. dat deze bij de meerderheid dezer stoffen het geheele ziektebeeld beheerschen. Bij de caustica treden deze verschijnselen direct en bij de irritantia na eenigen tijd, b.v. na l/3 uur of langer, op. Men noemt dit ziektebeeld gastro-enteritis (acuta) toxica. Gastro-enteritis acuta is nocli karakteristiek voor intoxikatie in het algemeen noch voor eenig vergif in het bijzonder, daar dezelfde verschijnselen ook voorkomen bij spontane ziekten ('). In sommige gevallen treedt echter de dood door reflectorische uitputting van het centrale zenuwstelsel zóó snel in, dat het klassieke beeld der gastro-enteritis toxica met collaps niet optreedt. Voor Indië gewichtige irritantia zijn As,03 en cantharidine; gewichtige caustica zijn phenol, sublimaat, azijnzuur en koperzouten. Natuurlijk treedt naast pijn in den buik vooral braken (2) op den voorgrond, diarrhee minder, daar mond en oesophagus te snel gepasseerd worden, om veel afwijkingen te geven (alleen bij de sterke caustica wordt dit wel gezien) en de stof in den darm te verdund tot inwerking komt; meer in het bijzonder zijn dan ook de verschijnselen afhankelijk van de door het vergif in de maag teweeggebrachte veranderingen. Beide verschijnselen, braken en diarrhee, kunnen niet alleen primair, afhankelijk van de locale werking (door reflectorische prikkeling van het centrale zenuwstelsel) optreden, maar ook secundair door prikkeling van het braakcentrum resp. door centrale verhooging van de peristaltiek of vermeerderde afscheiding van darmsap (resorptieve werking). Het braaksel is vaak gallig en is bij de caustica min of meer zwart door vermenging met veranderd bloedrood. De reactie en de reuk hangen van de gebruikte stof af. De ontlasting kan verschillend zijn, afhankelijk van den aard van het vergif, en wel waterig, rijstwaterachtig, slijmig, gallig en bloederig. Het braken en de diarrhee zijn tot op zekere hoogte verweermiddelen van het organisme; soms wordt op deze wijze al het vergif weder uit het lichaam verwijderd, waardoor dan een nader chemisch onderzoek negatiel uitvalt. De vermeerderde slijmafschtiding (een verschijnsel van de ontsteking van het slijmvlies) maakt bovendien de resorptie van het gif moeilijk en doet daardoor ook als verweermiddel dienst. (') Gastro-enteritische verschijnselen treden ook bij sommige autoïntoxikatiën op den voorgrond; deze kunnen zóó onverwachts optreden, dat het beeld van een «acute intoxikatie met een hevig irriteerend vergif (Ass(y.) geheel wordt nagebootst. Bij de leer van den onverwachten, natuurlijken dood zal dit nader blijken. Hier stippen wij slechts aan, dat dit ook het geval kan zijn bü een beklemde breuk en een acute (ook een chronische) peritonitis, om van cholera, malaria cholerica, e. a. niet te spreken. (') Komt het tot perforatie van de maag, dan houdt het braken plotseling op. Voor het ontstaan van een toxische nephritis is het noodig, dat de persoon niet te snel sterft; bij een duur van eenige dagen vindt men haar vrijwel constant bij As302-, HgCi2- en carbol-intoxikatie. Dat de toxische nephritis tot uraemie kan leiden, welke het ziektebeeld kan beheerschen, werd reeds opgemerkt. Langs den tubus digestorius (mond, maag, darm) worden vele vergiften voor een gedeelte eveneens uit het lichaam verwijderd; dit geldt vooral voor Hg en As. Hierdoor ontstaan acute ontstekingsprocessen van min of meer hevigen aaid: stomatitis, gastritis en enteritis met hare gewone verschijnselen, welke echter bij reeds bestaande symptomen (door locale werking van het'vergif; niet behoeven op te vallen. Langs de huid worden vele vergiften geëlimineerd en geven daarbij allerlei ontstekingachtige processen, welke, b. v. bij warangan-intoxikatie, in alle mogelijke vormen van uitslag kunnen optreden. Langs de longen worden alle gasvormige en vluchtige vergiften geëlimineerd ; zoo kan de adem duidelijk naar carbol, azijnzuur en HCN ruiken, hetgeen een gewichtig symptoom tot herkenning der intoxikatie is. 2. AFWIJKINGEN, GEVONDEN BIJ DE LIJKOPENING. Vooraf een enkel woord over de obductietechniek in gevallen van (vermoedelijke) vergiftiging. In gevallen van (vermoedelijke) intoxikatie wordt de lijkschouwing en lijkopening in het algemeen op dezelfde wijze verricht als in gewone gevallen. Men begint met de uitwendige schouwing, opent dan den schedel en onderzoekt zijn inhoud, opent en inspecteert de buikholte, opent en inspecteert de borstholte, verwijdert en onderzoekt hare organen, om ten slotte de buikorganen uit het lijk te verwijderen en te onderzoeken. Op het volgende behoeft slechts de aandacht gevestigd te worden: 1. Bij de uitwendige schouwing onderzoekt men nauwkeurig de kleeren en het slijmvlies van de lippen en van de mondholte (voor zoover mogelijk ; na verwijdering van de halsorganen langs submentalen weg kan de geheele mondholte geïnspecteerd worden). 2. Bij het openen der verschillende lichaamsholten geve men zijn neus geducht de kost. 3. Bij cadavers, welke een paar dagen oud zijn, zaagt men den schedel in eens door; de dura wijkt voor de zaag uit. De vervloeide hersenen \ angt men in een flesch op, door de dura op haar laagste punt te openen. Bij versche lijken opent men de schedelholte lege artis en doet de hersenen, nadat zij onderzocht zijn, in een flesch. maakt men door de gewone solutio formaldehydi uit de apotheek met een U-voudige hoeveelheid water te verdunnen. Heeft men geen gedestilleerd water tot zijn beschikking dan gebruikt men artesisch of ander water. Men doet een monster van de gebruikte vloeistof bij de bewaarde organen. Formaldehyde staat de herkenning van geen enkel vergif (uitgezonderd van alcohol, hetgeen voor Indiê niet gewichtig is) in den weg; alleen de methoden moeten iets gewijzigd worden ('y. De conserveering met formaldehyde maakt, dat mikroskopisch onderzoek, zoo noodig, tevens kan geschieden. I)e flesschen worden over de stop heen met schoon papier, liefst perkamentpapier, gesloten. Over het papier komt, onder den rand der flesch. een touw, dat geknoopt wordt en waarvan de einden op het papier verzegeld worden. Een afdruk van het gebruikte stempel voegt men als bijlage bij zijn aanbiedingsbrief; men moet, indien men er de beschikking over heeft, een stempel gebruiken, dat niet in handen van anderen kan geraken, b. v. zijn zegelring, opdat de identiteit van de te onderzoeken stof lateibewezen worde door het ongeschonden zijn van den stempelafdruk (2). De flesschen worden van een etiquette voorzien, waarop vermeld staat: een volgnummer ('moet overeenstemmen met dat in het visum et repertum; dl. I, bl. 23, sub 2, 46), de datum, eventueel de naam van den persoon en de inhoud, een en ander gewaarmerkt door de hanclteekening van den obducent. De flesschen moeten, goed door houtwol of stroo van elkaar gescheiden, in een sterke kist verpakt worden. Over het transport der flesschen zie dl. I, bl. 21. Wanneer, zooals nog al eens gebeurt, gevraagd wordt of er van een eventueele OPGRAVING en onderzoek van een lijk nog heil te verwachten is zal men steeds hiertoe adviseeren. Al kan van een anatomisch onderzoek van een lijk van enkele dagen ouderdom reeds in het algemeen geen resultaat meer verwacht worden, zoo kan men toch, zelfs bij lijken, welke reeds enkele weken begraven zijn, altijd nog materiaal voor een nader chemisch onderzoek verzamelen, een omstandigheid, welke zeer gewichtig is, daar vele vergiften nog na langen tijd zijn aan te toonen. Na enkele maanden echter zal men alleen nog maar huid, haren en beenderen vinden en is de kans, dat door chemisch onderzoek nog een vergif aangetoond kan worden, veel kleiner; alleen voor het aantoonen van As zijn de condities dan nog vrij gunstig, hetgeen van zeer veel belang is, omdat As303 hier te lande het meest tot vergiftiging gebruikte vergif is. (') Zie het artikel van Gkigorjew in het Vierteljahrschrift für gerichtliehe Medizin, 1005, Bd. 29, bl. 79. Zijn raad om een 10 °/0-oplossing te gebruiken en daar de organen slechts voor de helft in onder te dompelen is voor de tropen niet goed. (2) Dit is een punt van zeer groot practisch belang! Men doet verstandig te zorgen altijd een privé-tjap bij zich te hebben, b.v. aan zijn horlogeketting, zoodat men geen stempel behoeft te gebruiken, waarvan de verdediger later kan zeggen, dat het misschien door een ander gebruikt kon zijn om den inhoud der flesschen te verwisselen, enz. in principe grauwwit en dof. In hoever de kleur anders kan zijn, zal uit het volgende blijken. Het spreekt van zelf, dat zoowel op den maaginhoud als op den maaguand gelet moet worden; allerlei vergiften kunnen den eerste veranderen, slechts de caustica en de irritantia doen het den laatste. 1. MAAGINHOUD. IV maaginhoud kan in de eerste plaats een eigenaardigen reuk hebben; carbolzuur, azijnzuur, cyaanwaterstofzuur, opium e. a. herkent men gemakkelijk aan den reuk. Deze reuk treedt gewoonlijk eerst bij het openen van de maag op en wordt dan geleidelijk zwakker. Wanneer men den inhoud, zooals behoort, in een flesch gedaan heeft, deze schudt en opent, dan kan men zich' meerdere malen van den reuk overtuigen en hem ook door anderen laten beoordeelen. In de tweede plaats kan de kleur van den maaginhoud opvallen; deze kan b. v. groen zijn door uit plantendeelen uitgeloogd chlorophyl (>), blauw door koperzouten en (blauwe) sublimaatpastilles, geel door tinctura opii crocata en zwartbruin door veranderd bloedrood (zuur of alkalisch haematine; ten inhoud als koifiedik kan uit bloed ook ontstaan door inwerking van het gewone, zure maagsap; tot bloeding in de maag komt het gemakkelijk!). Een bloederige inhoud komt bij vele caustica en irritantia voor door arrosie van de zoo oppervlakkig gelegen venen, of door bersting van deze venen tengexolge van het hevige braken, of wel door haemorrhagische ontsteking van het maagslijmvlies. De inhoud \an de maag kan echter ook bloederig zijn door postmortale tianssudatie van uit het sterk hyperaemische slijmvlies (hyperaemie; bloedingen) of door postmortale oplossing van het bloedrood in een sterk zuren of sterk alkalischen inhoud. De kleur van het bloed — hetzij intravitaal, hetzij postmortaal met den maaginhoud gemengd geworden— kan ook veranderd worden, doordat het vergif zich met het haemoglobine verbindt; zoo b. v. wordt de kleur opvallend helderrood door HCN. In de derde plaats moet op de reactie gelet worden. Deze kan afhankelijk zijn van het toegediende vergif (en eventueel toegediend tegengif) en moet steeds bepaald worden. In de laatste plaats heeft men te letten op de aanwezigheid van vreemde, opvallende bestanddeelen, zooals korreltjes en plantaardige stoffen, welke men niet gewoon is als spijs of als genotmiddel te gebruiken. In de O Door de zure gisting in caecum en colon adscendens kan ook in den darm chlorophyl in oplossing overgaan, den darmwand imbibeeren en het peritonaeum groen kleuren. maag kan men I). v. korreltjes warangan aantreffen; bij opgegraven lijken vindt men herhaaldelijk in de maag (en in den darm) uitgekristalliseerd tripelphosphaat en tyrosine, welke niet voor warangan gehouden mogen worden! Door zachtjes met den wijsvinger over het slijmvlies te strijken en den maaginhoud tusschen de vingers door te zeven of fijn te wrijven, vallen korreltjes warangan, korreltjes sublimaat e. d. al heel gemakkelijk op; zij moeten natuurlijk voor nader onderzoek bewaard worden. Alles wat men verder niet kan thuis brengen wordt eveneens voor nader onderzoek bewaard. 2. MAAGWAND. Di' maagwand kan hoogst belangrijke afwijkingen vertoonen, speciaal bij intoxikatie met caustische storten (phenol, azijnessence, koper- en kwikzouten), welke afwijkingen men echter tot goed begrip der zaak goed doet in twee groepen te scheiden nl. in primaire en in secundaire, al naar gelang zij ontstaan door het in aanraking komen van het slijmvlies met het causticum en het er mede in aanraking b 1 ij v e n. De maag is, in gevallen, dat een causticum gebruikt werd, sterk gecontraheerd, zoodat het slijmvlies in groote, overlangsche plooien ligt; op de toppen der plooien zijn de veranderingen altijd het sterkst; de tusschengelegen gedeelten van het slijmvlies kunnen relatief intact zijn. Insnijdingen leeren hoe diep de nekrose gaat en welke veranderingen de diepe lagen van het slijmvlies, de submucosa, enz. vertoonen. Als primair verschijnsel treedt bij een causticum-intoxikatie een min ot meer diepgaande coagulatie-nekrose op, waardoor in het algemeen een grauwwitte, opake, raste, droge eschara ontstaat, zoodat het slijmvlies er als gekookt uitziet en, wat de consistentie betreft, aan leder herinnert; deze verandering treedt vooral op in den fundus (bij de cardia), op de toppen der plooien en bij den pylorus. Soms is de nekrotische massa niet wit; ruw carbolzuur geeft b. v. een roode tot roodbruine korst, koperzouten geven een groene eschara, de blauwe sublimaatpastilles een blauwe, enz. Wordt het causticum staande of zittende ingenomen, dan vindt men de eschara's voornamelijk aan het pylorusgedeelte der groote of aan de kleine curvatuur; liggende ingenomen aan den fundus en aan den achterwand. Wordt het met een volle maag ingenomen dan kan het fundusslijmvlies intact blijven, doch dat van de curvaturen geëtst worden; op nuchtere maag genomen wordt zoo goed als altijd alleen de pars pylorica gecauteriseerd. Over de eigenaardigheden bjj intoxikatie met sterke minerale zuren wordt hier verder heengestapt; in de Europeesche leerboeken vormt z\j een belangrijk hoofdstuk, omdat intoxikatiën (zelfmoord) daarmede in Europa nog al eens voorkomen, hetgeen hier niet het geval is. Wy althans zagen slechts één geval van zelfmoord door het zwartste maken)' ^ S°'Hs . Nog meer waarde heeft het, wanneer tegelijkertijd meer personen, die samen aten en dronken (slamatan!) onder ongeveer dezelfde verschijnselen ziek werden en eenige van hen bezweken. Wordt onder dergelijke omstandigheden slechts één der disch- of feestgenooten ziek, dan is er echter al heel weinig reden om aan intoxicatie te denken. Hierbij is nog op te merken, dat de symptomen bij verschillende personen, die na een gezamenlijk genoten maal ziek worden, soms om begrijpelijke redenen nog al uiteen kunnen loopen. Zoo verhaalt Bonnet (geciteerd naar Taylor) een geval, waarin meerdere menschen een spijs nuttigden, in welke arsenik gedaan was. Zij, die weinig gegeten hadden en niet braakten, stierven spoedig, terwijl de anderen, die er meer van gebruikt hadden en daardoor braakten, genazen; toch zal zoo iets slechts bij uitzondering voorkomen. Door na te gaan wat ieder at en dronk, zal men in een dergelijk geval een aanwijzing kunnen krijgen in welk gerecht of in welken drank vermoedelijk de oorzaak van hun ziek worden gezocht moet worden; daarbij moet men eraan denken, dat b. v. van sommige garnalen alleen de kop en bij visschen (ikan boental) alleen de lever giftig zijn. Dat men daarbij echter zijn gezond verstand moet laten werken, is duidelijk en wordt goed geïllustreerd door het volgende geval, ontleend aan Morgagni en geciteerd naar Christison. Twee heeren, waaronder een geestelijke, en twee dames hadden samen gereisd en gespijsd. Na het avondmaal, terwijl hij rustig buiten zat, kreeg de geestelijke in eens pijn in den buik en spoedig daarna braakte hij en kreeg hij diarrhee. Een van de beide dames vertoonde dezelfde verschijnselen, doch in lichteren graad; de andere heer was nog lichter ziek en de tweede dame bleef gezond. Morgagni kwam te weten, dat de laatste de eenige was, die geen soep had gegeten; de geestelijke had er echter minder van genomen dan de beide andere zieken en was toch het ziekst. (') P is voor Indië geen belangrijk vergif, omdat de ouderwetsche lucifers met roode koppen (gelen phosphorus) zoo goed als niet gebruikt worden. Toch willen wjj er de aandacht op vestigen, dat spijzen, enz. niet alleen in het donker kunnen lichten, doordat zij P bevatten, doch ook door de aanwezigheid van photogene mikroben (zeevisch!), van lichtgevende paddestoelen, van lichtgevende organen van een lichtgevend dier (waartoe zij zelfs in gedroogden staat nog bij bevochtiging in staat zijn, vooral bü schudden of omroeren) of van zulk een lichtgevend dier zelf. Ook kan er een dier overheen gekropen zijn en een lichtend spoor achtergelaten hebben, zooals sommige duizendpooten doen. Dat de adem van een persoon licht, beicijst echter, dat P langs zijn longen geëlimineerd wordt; ook het lichten van ructus is bewijzend. Toen bedacht Morgagni zich, dat men in die streek gewend was kaas in de soep te raspen; de geestelijke had, bleek het, de meeste kaas in zijn soep gedaan, zoodat het voor de hand lag in de kaas liet schadelijke agens te zoeken. Inderdaad bleek het, dat de herbergier in de haast kaas gegeven had. waarin, ter verdelging van ratten, rattenkruit (As20;i) gedaan was. Ondeugdelijk voedsel kan natuurlijk ook maken, dat meerdere personen ongeveer tegelijkertijd ziek worden en dezelfde verschijnselen vertoonen. Regel is het echter, dat de symptomen hierbij niet kort na het eten, doch eerst na 12—24 uur voor den dag komen, ofschoon het mogelijk is, dat zij ook reeds na enkele uren en soms ook na 5—7 dagen optreden. Over de eigenaardigheden van deze voedsel-intoxikaties zullen wij later nog uitvoerig spreken. Hier wijzen wij er slechts nog op, dat de symptomen ten zeerste kunnen gelijken op die van een arsenik- en ook wel eenigszins op die van een atropine-intoxikatie; de sterfte kan een zeer groote zijn. Worden meerdere personen, die samen aten en dronken, kort na den disch ziek en vertoonen zij ongeveer dezelfde verschijnselen, dan moet men in de eerste plaats aan intoxikatie en niet aan spontaan ziek worden denken (1). Worden zij eerst meerdere uren na het maal ziek, dan lieeft, men waarschijnlijk met een voedselintoxikatie te maken en niet met een geval van gewone intoxikatie. Zeer gewichtig is het feit, dat dieren, welke het overschot van het eten of braaksel opvraten, eveneens ziek werden en eenige er van stierven. Daar de ondervinding leert, dat in vergiftigingsgevallen de moor- 0) Taylor geeft, 1. c., dl. I, bl. 195, een geval uit 1882, waarin tegelijker tijd, kort na een maaltijd, 3 van de 4 personen door cholera werden aangetast; 2 stierven. De gezond gebleven persoon, die in onmin met de andere leefde, werd verdacht rattenkruit in het eten gedaan te hebben. Medisch onderzoek maakte echter uit, dat de personen aan cholera overleden waren. Over de resultaten van een chemisch onderzoek wordt geen woord gerept, zoodat o. i. dit geval niet bewijst, dat werkelijk cholera in het spel was en geen arsenikververgiftiging. Wij halen het geval aan, zonder er dan ook het bewijs mede te willen leveren, zooals Taylor doet, dat door het eten van een met vibrio cholerae besmet eten, de dischgenooten in éénzelfden termijn door cholera aangetast kunnen worden. A priori is het door de verschillende gevoeligheid der mensehen voor éénzelfde mikrobensoort ook niet wel denkbaar, dat de incubatie bij hen even lang zal duren. Worden na een gezamenlijk genoten maal meerdere personen ongeveer tegelijkertijd ziek. dan heeft men meer reden om aan een intoxikatie dan aan een infectie te denken. Zoo werden in 1889 in het garnizoen te Banjermasin een vrij groot aantal militairen tegelijkertijd ziek na het nuttigen van gezouten vleesch. Men dacht aan vleeschintoxikatie. Het bacteriologisch onderzoek, verricht in het Patli. anat. en bact. Laboratorium te Weltevreden (= tegenwoordig Geneesk. Labor.) leverde niets op, terwijl men, in het. Pharmaceutisch Laboratorium aldaar, de aanwezigheid van As„0:, in het gezouten vleesch constateerde (Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dl. XXX, 1890. bl. 252). ( enaar, om zeker van zijn zaak te zijn, in den regel een zeer groote dosis vergif in het eten. enz. doet, is het begrijpelijk, dat vele huisdieren, door hun klein lichaamsgewicht, in het algemeen vergeven kunnen worden door veel geringere hoeveelheden dan voor intoxikatie van den mensch noodig zijn en dan ook betrekkelijk gemakkelijk door het opvreten van een restant eten of van braaksel ziek kunnen worden en sterven. loch moet men ook hier zeer voorzichtig zijn in de appreciatie der feiten, daar ook onze huisdieren aan een onverwachten dood bloot staan en zonder sectie derhalve aan het plotseling ziek worden en sterven, van een hond b. v., geen waarde gehecht kan worden. Omgekeerd laat' het geval, dat een huisdier, dat het overschot van het eten of het braaksel opvrat, er niet ziek van werd, niet toe, op grond hiervan alleen het vermoeden van intoxikatie te laten varen, omdat vele dieren ongevoeliger zijn voor stoffen dan wij en hierdoor de vluchtige waarnemer op een dwaalspoor kan gebracht worden. Dat men uit liet onder verdachte verschijnselen ziek worden van dieren ook maar niet zoo dadelijk tot intoxikatie mag besluiten, leert het volgende geval. "Van Lier(!) vond, op een dag thuis komende, zijn hond ziek; het i ïei had liooge temperatuur, sidderde, was onrustig en dyspnoïsch en had paresevande pooten met lichte aanvallen van krampen; na iy2 uur was het dier geheel verlamd en lag op zijn zijde; de buik was wat pijnlijk bij druk. v. Lier, die reeds vroeger datzelfde beeld bij een zijner honden liad waargenomen en door het toedienen van een klysma snel verbetering had zien intreden, paste ook thans dezelfde therapie toe; het resultaat was verrassend. Blijkbaar had het dier geleden aan een auto-intoxikatie door kopiostase, want na ruimen alvus volgde een zeer snel herstel. i ? °°r, °n? Z."n ln dlt °Pzioht de volgende feiten van gewicht. In de gewone hand- en leerboeken der gerechtelijke geneeskunde vindt men echter op dit punt geen gedetailleerde opgaven, doch bepaalt men zich tot enkele losse opmerkingen, zoo dat w„ de yeeartsenükundige werken hebben geraadpleegd ('). Onze medische wer•en zijn zelfs op dit punt niet geheel betrouwbaar. Zoo heet het, als voorbeeld van stoften, waarvoor dieren wél en w(j niet gevoelig zijn, dat varkens sterven door peper Q, doch wanneer men deze zaak nagaat, dan blijken de varkens door aspiratie- (') Veeartsenijkundige Bladen voor N. I., dl. XIX (1907), bl. 29*2. (2) In de \ eeartsenjjkundige Bladen voor N.-I. komen geen voor ons doel bruikbare mededelingen voor; over de werking van vergiften op Indische dieren hebben wü dan ook niets kunnen vinden, behalve hetgeen bij de apen gezegd zal worden. Wij vestigen nerop nogmaals de aandacht, in verband met hetgeen op bl. 149 gezegd werd. In Okfila, Traite des Poisons, 1818, zijn talrijke experimenten, vooral op honden te vinden, waaronder er zijn, welke wü voor ons doel konden gebruiken. De meeste gegevens echter hebben wij ontleend aan Froehner, Toxikolologie f. Thierarzte 1901 en enkele aan Csokor, Lehrbuch der gerichtlichen Thierheilkunde, 1898. bl. 818 U905)bÜ WACHH0LZ in Schidtmann,s Handbuch der gerichtl. Medizin, Bd. I, pneumonie te bezwijken tengevolge van het verslikken bij het ingeven. Zorgt men, dat verslikking niet voorkomt, dan blijken varkens zulke groote giften peper te verdragen, dat hun gevoeligheid te groot is om voor ons van belang te zijn. Jonge varkens verdroegen in een proevenreeks 8 dagen lang 1—4 g. fijnen peper onder hun eten, zonder één enkel symptoom te vertoonen (Geelach) en oude varkens moest men gedurende 7—8 maanden dagelijks een eetlepel peper onder hetvoêr geven alvorens zjj een, zij het dan ook zware, gastro-enteritis kregen (Eversbach). De zoo even vermelde aanhaling uit een der nieuwste en beste handboeken over gerechtelijke geneeskunde, waaraan men a priori voor de tropen juist waarde zou toekennen, omdat hier dooiden Inlander over het algemeen sterk gepeperd eten gegeten wordt en varkens in vele kampoeng vrjj rondloopen (afhankelijk van de streek), blijkt derhalve niet de minste practische beteekenis te hebben. De hieronder volgende gegevens zijn alle aan de meest betrouwbare bronnen ontleend en voor het voor Indië belangrijkste vergif, het arsenik, hebben wij zelfs alle daarin vermelde gevallen in originali nagelezen. Z(j zijn toch nog vrij gering en weinig scherp geformuleerd en daardoor lang niet voldoende om den gerechtelijk-geneeskundige voldoende voor te lichten in alle gevallen, waarin dieren van een restant eten of van braaksel gegeten hebben en ziek geworden zijn, misschien liet wel met den dood bekocht hebben. Meer gegevens hebben wij echter niet kunnen vinden. Algemeen wordt in de toxikologische werken op autoriteit van Ohfila opgegeven, dat houden en kutten op de voor ons doel gewichtige vergiften in het algemeen reageeren als de rnensch, behalve echter tegenover opium en zijn alkaloïden, doch in het algemeen er minder gevoelig voor zijn dan de menscli (uitgezonderd voor alcohol, waarvoor zij gevoeliger zijn): voor den hond is het opvallend, dat zoo dikwijls het achterstel verlamd geraakt. Op deze punten wilden wjj even afzonderlijk de aandacht vestigen, alvorens tot een meer gedétailleerd overzicht over te gaan. Ook wenschen wij nog afzonderlijk op het feit te wijzen, dat alle hier op te geven doses betrekking hebben op Europeesche dieren (in Europa) en op toediening per os; alleen de mede te deelen ongevoeligheid van hoogere apen voor sommige vergiften bleek in Indië, behalve de gegevens van Rick kt, welke in Europa gevonden werden. Wij sommen de vergiften op in de volgorde, welke wij, om later mede te deelen redenen, bij de bespreking der afzonderlijken intoxikatiën bij den mensch zullen volgen. I. HONDEN. Honden vreten alles op wat zjj vinden en eetbaar is; kieskeurig en vies zijn zij allerminst, zoodat de kans, dat een hond door het opvreten van een restant eten of braaksel ziek wordt en sterft, al heel groot is. Door hun gulzigheid en het vaak uitgehongerd zijn van den kampoenghond zullen zij liet ook opvreten, wanneer er een leelijk smakend vergif in zit ; hierdoor juist staan honden aan intoxikatie met alle vergiften bloot, welke den mensch met opzet worden ingegeven of deze met opzet inneemt. De hond is voor ons dan ook het meest gewichtige huisdier, dat voorkomt. Zijn goede eigenschappen in dit opzicht deelt hij slechts met het varken en de kip. Dat men echter voorzichtig moet zijn met uit het ziek worden van een hond door het opvreten van een restant eten e. d. te concludeeren tot de aanwezigheid van een voor den mensch gevaarlijk vergif, volgt uit hetgeen in de noot '2 op bl. 119. gezegd werd over pekelintoxikatie bij honden. Verder uit de mededeeling van Heilio ('), die een hond ziek zag worden door het eten van veldmuizen; na 1 uur trad verlamming (') Oesterr. Monatschr. f. Thierheilkunde, 1897, bl. 169. Dit geval staat in de litteratuur te boek als een geval van arsenik-intoxikatie door het eten van veldmuizen, doch er is niets van arsenik in te lezen! van het voor- en .achterstel op met somnolentie, flliforme pols, pijnlijke dyspnee, drogen neus en sterke mydriasis; na toediening van een braakmiddel werden 8 veldmuizen uitgebraakt, waarvan één half verteerd; onder toediening van morphine en klysmata was de hond in 4 dagen genezen. Arsenik. De lethale dosis is voor een matig grooten hond, dat is een hond van 10 25 K.G., 0,100—0,200 g.; volgens Gerlach (') verdraagt echter een hond. zonder nadere aangifte van de grootte, deze dosis („meerdere greinen") heel goed. Daar een moordenaar, om zeker van zjjn zaak te zijn, gewoonlijk een flinke dosis warangan in het eien, enz. doet, is de kans, dat een hond zulk een kleine hoeveelheid binnenkrijgt al heel groot, De opgegeven hoeveelheid is toch niet meer dan het weinigje, dat men op de punt van een mes krijgt, wanneer men een weinig zout neemt bh' het eten van een ei. Bij den hond treden, door een massieve dosis arsenik, op: braken, pijn, onrust, verlamming van het achterstel, algemeene spierzwakte, dyspnee en ten slotte koma, soms' met lichte coniulsiën; diarrhee treedt niet of eerst laat op, terwijl obstipatie het gewone is. Carbolzunr. Dosis lethalis 2—7 g.: evenals bij andere dieren ontstaan ook bü den hond eonvubsiën. Sublimaat. Dosis lethalis volgens Csokor, die haar het hoogst neemt, 0,250—0,500 g.; in het algemeen is de hond weinig gevoelig voor dit vergif, doch meer dan de kat. Naast de gewone verschijnselen, welke wij ook bij den menscli waarnemen, hevige gastro-enter itis, stomatitis, colitis, nephritis amta en tremor en, tred»n bovendien af en toe nog op hoest, bronrhobtenorrhee en uitslag. Azynessence. Over de dosis, welke van dit vergif noodig is, om tot intoxikatie te leiden, is voor den hond en andere huisdieren niets in de litteratuur te vinden. Koperzouten. Volgens Froehner verdragen honden maanden lang 0,100—1 g. kopersulphaat, dagelijks onder hun eten gemengd, zonder eenig verschijnsel te vertoonen; een hond, welke iederen dag 4 g. onder zjjn eten kreeg, vertoonde, doch eerst nadat het experiment meerdere weken lang geduurd had, emaciatie en diarrhee. Csokor geeft echter als dosis lethalis voor kopersulphaat 0,600 g. en voor groenspaan 0,1°°—1 g; op. Dit klopt meer met hetgeen bü Orfila te vinden is, ofschoon de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat men in zijn proeven ook met de werking van arsenik te doen kan hebben gehad, zooals duidelijk zal zijn, wanneer men naleest hetgeen wij later bij de bespreking der koperintoxikatie in het midden zullen brengen. Orfila zegt, dat bijna alle dieren (honden), welke men 0,750—1 g. groenspaan doet innemen, hetzij alleen, hetzij onder het eten gemengd, binnen korten tijd sterven onder braken en bijna altijd kort voor den dood optredende tetanische krampen, waardoor de dieren geheel stijf worden. Drouard zag in zijn proeven met evengroote doses hetzelfde, doch bovendien loos braken en het optreden van een bloederige diarrhee, waarvan Orfila' niet spreekt. De dood trad bjj zjjn dieren in ongeveer 24 uur in. Cantharidine. Als dosis lethalis wordt opgegeven 0,500-1 g., derhalve overeenkomende met 70—140 g. andol'-kevers, rekenende op een gehalte van 0.7 °/0 cantharidine. Een dergelijke enorme dosis zal een hond niet licht met een restant eten of met braaksel binnenkrijgen, zoodat lijj niet licht een cantharidine-intoxikatie hierdoor zal krijgen. (') Gerlach, Handbuch der gerichtlichen Thierheilkunde, 1862. Over de andere stoffen vonden wij niet» nruikbaars, behalve dan dat zij ongevoelig zijn voor canthuridine. KATTEN. Deze huisdieren zijn vies en kieskeurig: zij zullen hoogstens aan braaksel even likken, doch het niet opvreten. Daardoor zal bij hen alleen toevallige intoxikatie met niet sterk ruikende en niet slecht smakende vergiften voorkomen; daardoor behoeven wü slechts voor enkele vergiften op te geven, hetgeen wij erover vonden. De aandacht^ vestigen wij er verder op, dat de inheemsche kat „met den knobbel in den staart in menig opzicht verschilt van de ingevoerde kat en daardoor misschien ook anders op vergiften zal reageeren dan deze. Arsenik. Dosis lethalis wordt niet opgegeven, vermoedelijk bedraagt zjj 0,003 g. per K.G omdat Rouyer dit als algemeene dosis lethalis met dood binnen 8 uur (0,0025 g. met dood binnen 24 uur) opgeeft voor dieren; wjj hebben echter zijn publicatie niet in handen kunnen krijgen en weten dan ook niet ot hjj op katten geëxperimenteerd heeft. De verschijnselen gelijken op die bij den hond. Opium. Ook hier weer z«n alleen gegevens te vinden van itwrpMne b}j subcutane applicatie. •longe katten zijn hiervoor zeer ongevoelig; voor hen bedraagt de dosis lethalis (van nmpbhie bij subcutane injectie) per K.G 0,050 g. tegenover 0.040 g. voor volwassen katten Het geeft sterke excitatie met deliriën, zoodat een zeer makke kat er zelfs gevaarlijk door wordt en zijn huisgenooten aanvalt; zjj wordt wild en woest, doch vertoont geen narkose. Op groote giften wordt niet. op kleine wel gebraakt. Atropine. Katten verdragen gemakkelijk 0,500 g. atropine. Over eyaankalinm vonden wjj niets. APEN. Apen zijn vies en eten geen braaksel op; bovendien is het ook niet zeer waarschijnlijk, dat juist in de nabijheid van deze, altijd vastgebonden, dieren gebraakt zal worden. Veel lichter wordt hun een restant eten toegeworpen. Over deze diersoort vonden wjj alleen opgeteekend, dat de hoogere soorten in het algemeen even gevoelig voor vergiften zijn als de mensch, doch met uitzondering van de wang hoetan, welke een dosis strychnine en eyaankalinm verdraagt, welke groot genoeg is om meerdere mensehen en honden dadelijk te doen bezwijken (>). Wjj zelt trachtten eens een Lampongaap met blauwzuur te vergeven door bij hem in een afgesloten ruimte een schaaltje met CNK te zetten en hieraan C1H toe te voegen Na een kwartier leefde het beest nog en bezweek eerst vele uren later, niettegenstaande de hoeveelheid blauwzuur, welke ontwikkeld was, zóó groot was, dat twee menschen die onder het wegnemen van het bedeksel niet ademden en boven den wind stonden,' er toch nog van omtuimelden en een duidelijke intoxikatie vertoonden. Volgens Richet verdragen apen van 3—5 K.G. en dat zullen wel de gewone macacen zijn, 0,250-0,300 g. atropine, terwijl wjj verder vonden, dat sommige soorten weinige voel ig zijn voor strychnine. In het voorafgaande is achtereenvolgens elk der punten, waarop men in een vermoedelijk intoxikatiegeval te letten heeft, meer uitvoerig besproken, nadat reeds op bl. 121 e.v. eenige algemeene opmerkingen over hun beteekenis ten opzichte van de hoogst gewichtige, doch vaak ook hoogst (') Kom,brugge, Vtrohow's Archiv, Bd. 161, 1900. bl. 20. moeilijke kwestie der herkenning van intoxikatie met eenige stof gemaakt waren. Om het groote gewicht der zaak wijzen wij er hier nogmaals op, dat de rechter alleen iets aan ons visum et repertum heeft, indien het een beslist antwoord geeft, door te vermelden met welke stof de intoxikatie heeft plaats gehad. Thans zullen wij, om het groote practische belang, in het kort nagaan, wat wij in het algemeen moeten verrichten, wanneer wij met een geval van verdachte of vermoedelijke intoxikatie te doen krijgen. Daarbij zullen wij twee mogelijkheden onderscheiden: dat de lijder nog in leven is of wel reeds overleden is. Tardieu heeft indertijd, toen hij zijn werk over vergiftiging schreef (]), er op gewezen, dat vergiftiging slechts is een bijzondere wijze van moord, in dien zin. dat als wapen niet gebruikt wordt een golok, een pisau raoet, een revolver enz., doch een dosis warangan, een dosis sublimaat, enz. Hiervan uitgaande, moeten wij in een verdacht of vermoedelijk geval van vergiftiging in principe dezelfde vragen beantwoorden als in een geval van doodslag (moord); de vragen van dl. I, bl. 58 (en bl. 175) luiden dan echter, in verband met het strafrechtelijk begrip vergiftiging, eenigszins anders en wel: 1. Welke is de doodsoorzaak? Indien intoxikatie: 2. Heeft men te maken met, een geval van vergiftiging, met zelfmoord of met een ongeluk? En indien vergiftiging: 3. Was de gebruikte zelfstandigheid in staat den (een) mensch te dooden ? 4. Kan de in het lijk gevonden giftige zelfstandigheid op andere wijze dan door vergiftiging in Jut lijk zijn geraakt? In gevallen, dat de lijder nog leeft, zijn die vragen: 1. Waaraan lijdt N. N.? 2. Zijn de geconstateerde verschijnselen het gevolg van intoxikatie ? Zoo ja : 3. Met welke zelfstandigheid heeft de intoxikatie plaats gegrepen? 4. Heeft men te maken met een geval van vergiftiging, met een poging tot zelfmoord of met een ongeluk? En indien vergiftiging: 5. Was de gebruikte zelfstandigheid in staat den mensch te dooden? Wij zullen met het laatste geval beginnen. I. DE PERSOON LEEFT NOG. Leeft de persoon nog, dan is het de eerste plicht van den geneesheer om therapeutisch in te grijpen en te trachten het leven van den lijder te redden. In de tweede plaats moet hij echter tegelijkertijd zooveel mogelijk gegevens verzamelen en (thuis) noteeren om later zoo noodig de politie of (') Tardieu, Etude médieo-légale et clinique sur rempoisonnement, 1875, bl. 3, de justitie te kunnen voorlichten, wanneer het eventueel tot een onderzoek inocht komen. Het therapeutische gedeelte laten wij hier rusten; bij de bespreking der afzonderlijke vergiften zullen wij echter dit punt telkens kort behandelen. Heeft men voor zich zelf in een gegeven geval het vermoeden van te doen te hebben met intoxikatie, dan bewaart men het stilzwijgen, doch handelt overigens, zooals op bl. 154 werd aangegeven. Heeft men echter zekerheid van met een geval van intoxikatie te maken te hebben, doch niet met een poging tot zelfmoord of een ongeluk, dan moet men beslissen of men zich strikt zal houden aan zijn beroepseed en derhalve zal zwijgen, dan wel zal spreken; in het laatste geval zal men de bevoegde autoriteit waarschuwen. Alles wat in dl. I. op bl. 4-2 gezegd werd, verdient dan overweging; voor den ambtenaar is bovendien I. R. art. 3 of S. V. art. 6 (dl. I, bl. 41) van belang. 1. WAARAAN LIJDT N. N.? Zooals in ieder gewoon geval, baseert men zijn diagnose op de anamnese en op den status praesens; zijn ondervraging breidt men ook uit tot de huisgenooten en bedienden en zijn verder onderzoek beperkt men niet tot den lijder, doch inspecteert ook de localiteit, waarin hij ligt, c. q. ziek werd (locale inspectie). A. Anamnese. Onder de gewone inleidende vragen mag niet ontbreken de vraag naar het beroep van den lijder en naar dat van de personen uit zijn onmiddellijke omgeving, omdat men daardoor op liet spoor kan worden gebracht van het gebruikte vergif. Van het grootste belang is het om door scherp geformuleerde vragen en controle-vragen f1) vast te stellen wanneer (dag, uur; hoelang na het ontbijt, na de rijsttafel, na het avondeten? hoelang na een slamatan? hoelang na het innemen van medicijn? enz.) de persoon ziek geworden is en of hij vóór het uitbreken der verdachte verschijnselen volkomen gezond was of niet. In het laatste geval moet nauwkeurig nagegaan worden, welke symptomen van te voren bestonden, hoe lang, welke erbij zijn gekomen, enz. Dan volgt een onderzoek naar den aard der verschijnselen, naar de volgorde, waarin zij zijn opgetreden en naar de vraag of zij geleidelijk in (') Wanneer ben je ziek geworden? (Eergisteren); Hoe laat precies'? ('s Middags om 2 uur); Het is van daag Maandag, dus Zaterdagmiddag om 2 uur ben je ziek geworden; was je dan Zaterdagmiddag om 1 uur nog volkomen gezond?, enz. hevigheid zijn toegenomen tut op het oogenblik van onderzoek, of dat er remissies en misschien zelfs intermissies zijn opgetreden. Zeer gewichtig is het ten slotte naar de vermoedelijke oorzaak van het ziek worden te vragen en hier zeer gedetailleerd (doch niet suggestief!) op in te gaan (Wat werd gegeten en gedronken? Smaakte alles goed?). Bij de huisgenooten en bedienden (koki, toekang sepen) trachte men over de toebei eiding \ an het gerecht, waarop de aandacht valt, nader ingelicht te worden. Daarna moet men zich ervan overtuigen of soms nog meer personen ziek zijn gevoiden, dan of dit niet het geval is; ook vraagt men naar de huisdieren. Mochten er meer personen of huisdieren ziek zijn geworden en misschien ïeeds gestorven zijn, dan zijn ook aan de orde de boven aangegeven vragen, natuurlijk mutatis mutandis. B. Status praesens. Hiervoor gelden natuurlijk de algemeene regels van het gewone klinische onderzoek, doch aan sommige punten moet men in het bijzonder zijn aandacht wijden. Met name moet het onderzoek van de kleeren, van de huid in de omgeving van den mond, van het slijmvlies van mond- en keelholte, van de urethra, van den anus en van eventueel aanwezig of nog te krijgen braaksel zeer zorgvuldig geschieden. a. KLEEREN EN BEDDEUOED. Uit den aard der bezoedeling (kleur, reuk. reactie, enz.) kan men soms, door gebruik te maken van hetgeen men in der tijd in de lessen over scheikunde en pharmacognosie leerde, zeer gewichtige conclusies trekken ten bate van den lijder en ter voorlichting van politie of justitie; daarom moet men bij het onderzoek van den zieke zijn aandacht hieraan wijden en opletten of er bij het innemen soms gemorst is op de kleeren en of het beddegoed door braaksel of ontlasting bezoedeld is. b. HUID. Xa al hetgeen hierover reeds vroeger (bl. 13H) opgemerkt is. bepalen wij er ons toe te releveeren, dat de vlekken door cauterisatie van de huid aanvankelijk wit zijn en eerst later bruin worden. c. MOND- EN KEELHOLTE. Men heeft te letten op teekenen van cauterisatie, op blaarvorming Ccantharidine) en op de aanwezigheid van vreemde stoffen op de lippen, in de mondhoeken, tusschen de kiezen, enz.; deze stoffen worden verzameld en bewaard. Draagt de persoon een baard, dan onderzoeke men ook deze. d. URETHRA. Het orificium urethrae externum kan duidelijke teekenen van ontsteking vertoonen bij intoxikatie met cantharidine. Bestaan er teekenen van in- flammatie dan moet men natuurlijk naar het van te voren bestaan hebben van een specifieke urethritis vragen. e. ANUS. In sommige gevallen van As-intoxikatie is de anus pijnlijk en vertoont hij erosies. f. BRAAKSEL. Vooral het eerste braaksel moet men trachten in handen te krijgen, desnoods door het weer uit het vuilnisvat (kerandjang kotoran) te halen. Braaksel op den grond neemt men op met een dot verbandwatten of' hydrophile gaas, desnoods met een terdege uitgewasschen spons; alles bewaart men bij elkaar. Verder neemt men de plek met zuiver water af. Die plekken moet men zich laten aanwijzen en ze zelf opzoeken. Leent de bodem zich er toe (aangestampte aarde, bilik, enz.), dan neemt men liefst het gedeelte mee, waarop gebraakt werd. Is in een pot gebraakt, dan let men er vooral op of er ook bezinksel op den bodem van de pot ligt, of is blijven liggen, verzamelt dit c. q. en bewaart het, na het zooveel mogelijk nagekeken te hebben; een kristallijn (inikroskoop), bij verhitting vervluchtigend en dan naar knoflook (bawang poetihj riekend poeder wijst op vcarangan. Een weinig van het braaksel gebruikt men. zoo men vermoeden op een der te noemen vergiften heeft, voor de volgende proeven, doch men moet zuinig zijn, zoodat er eventueel genoeg voor een nader gerechtelijk onderzoek overblijft, b.v. voor een quantitatieve analyse, waar wij het vergif reeds hebben ontdekt. Men neemt twee met zuiver water verdunde en met verdund C1H aangezuurde porties van het braaksel, steekt in de een een schoon, glimmend mes en in de andere een glimmend gepoetst stuk koper (gobang). Wordt het mes rood, dan bevindt zich in het braaksel een koperzout; wordt het koper (de gobang) wit, dan een kicikzout en blijft het laatste rood doch wordt het bij verhitting in het zure braaksel grauw, dan zit er arsenik in [Kobert (j)]. Etensresten kan men op dezelfde wijze als braaksel op de aanwezigheid van arsenik, kwik- en koperzouten onderzoeken. C. Locale Inspectie. Dat men den vloer en de meubelen op het voorkomen van braaksel erop onderzoekt en in het algemeen, zoo het geval er toe aanleiding geeft, op alles let, wat in dl. I. bl. 210 werd besproken, als van gewicht zijnde voor het herkennen van gevallen van zelfmoord, spreekt van zelf. (') Kobert, Lehrbuch der Intoxikationen, dl. i, 1902, bl. 125. Men doorsnuffelt allo hoekjes en gaatjes — niet toestemming van de familie — en onderzoekt den inhoud van alle fleschjes, doosjes, pakjes enz., welke men ontdekt; zij worden voorloopig geïnspecteerd en daarna bewaard op de gewone wijze met verzegeling, etiquetteering, enz. (bl. lo3). Over den inhoud der gevonden fleschjes, doosjes en pakjes kan men zich een voorloopig oordeel trachten te vormen door gebruik te maken van de volgende gegevens, ontleend aan Lacassagnu ('). a. VASTE STOFFEN. Alkaloïden Wit, reukeloos, bitter, vervluchtigen bü verhitting op een metaal onder het optreden van alkalische, naar ammoniak ruikende dampen. Arsenigzuuranhydride. Wit, zwaar, op gloeiende houtskool verspreidt het een reuk van knoflook (bawang poetih), weinig oplosbaar, zuur. N.B. Warangan vertoont dezelfde eigenschappen, doch is grijs, lichtrood of lichtgeel: het wordt verkocht in kristallijne stukjes (2). Bichromaten Oranjegeel, oplosbaar in water, zure reactie. Braakwijnsteen Wit. Chloralhydraat Op suiker gelijkende kristallen, reuk naar overrijpe meloen. Cyaankalium Witte kristallijne stukken (of pijpjes, welke op kalium- hydroxyde gelijken), reuk als aqua laurocerasi of ammoniak, reactie tegenover lakmoes alkalisch, gemakkelijk oplosbaar. Jodoform Geel, typische reuk. Koperzouten Blauw of groen. Kwikzouten Wit, geel of rood, zwaar. Loodzouten Wit of geel, zwaar. Phenol Typische reuk, gemakkelijk smeltbare kristallen, reactie zuur, caustisch voor de huid. Phoshor Wit- of geel, ziet er uit als amber, ruikt eigenaardig, licht in het donker, dampt en ontbrandt aan de lucht. Kan derhalve niet zóó aangetroffen worden, doch moet in een fleschje met water zitten. Plantenextracten.... Bruin of zwart, speciale reuk, in het algemeen oplosbaar, verbranden b\j verhitting op een metalen plaat. Plantenpoeders Botanische kenmerken. Potasch en soda .... Witte stukken, liygroskopisch, zeepachtig voor het gevoel, smaken bijtend, reageeren alkalisch. Zinkzouten Smaak samentrekkend, reactie zuur. Zuringzout Witte kristallen, zure smaak. Zuringzuur Witte kristallen, vervluchtigen op een verwarmd metaal, smaak zuur en samentrekkend. b. VLOEISTOFFEN (OPLOSSINGEN). Aether Kleurloos, licht, weinig oplosbaar in water, eigenaardige reuk, brandbaar. Alcohol en alcoholische dranken Eigenaardige reuk en smaak. (') Lacassagne, Vade-mecum du médecin-expert, 1900, bl. 171. (2) Warangan kan in huis zyn voor het onderhoud van de keris! De aanwezigheid ervan bewijst zonder meer niets! Alkaloïden (vloeibare). Olieachtig, geel of bruin, stinkend. „ (zouten) . . Kleurloos, vloeistof bevat soms schimmels, smaak bitter, vaak neerslag door druppel jood-joodkaliumoplossing. Ammoniak. Kleurloos of lichtgeel, eigenaardige reuk, met C1H witte dampen. Arsenicum- en antimoniumverbindingen Alleen door laboratorium-onderzoek te onderscheiden. Azijnzuur Ongekleurd of lichtbruin, ruikt naar azijn. Blauwzuur Ruikt naar aqua laurocerasi. Chloroform Ongekleurd, zwaar, onoplosbaar in water, onbrandbaar, eigenaardige reuk. Cyaankalium Ruikt naar aqua laurocerasi of ammoniak, alkalische reactie. Koperzouten Blauw of groen, zuur. Kwikzouten Grijs neerslag op glimmende zilveren munt, dat verdwijnt bij verhitting. N.B. Sublimaatoplossing van pastilles gemaakt is blauw (of rood). Loodzouten Kleurloos of blauw (door verontreiniging met een spoor koperzout), vaak troebel, samentrekkend, neerslag met gewoon water. Pharmaceutische praeparaten Moeten in laboratorium onderzocht worden. Potasch en soda .... Kleurloos, zeepachtig, bijtend, alkalisch, reuk naar loog. Salpeterzuur Geel, speciale reuk, bijtend, maakt huid geel en lost zilver op. Zilverzouten Worden aan het licht zwart, wit praecipitaat met keukenzoutoplossing. Zinkzouten Smaak samentrekkend, zure reactie. Zoutzuur Kleurloos of geel, bijtend, prikkelende reuk. Zwavelzuur Zwaar, olieachtig, bijtend, verkoolt suiker. Op bl. 182 werd reeds gezegd op welke wijze men verschillende objecten voor een nader onderzoek bewaren moet. Hier willen wij, om het enorme gewicht van die schijnbare kleinigheid, nogmaals den nadruk leggen op het gebruiken van een privé-stempel, dat niet door onbevoegden weggenomen en gebruikt kan worden, omdat, wil een toxikologisch onderzoek in rechte bewijskracht hebben, het een absolute eiscli is, dat de identiteit van de onderzochte met de door ons bewaarde stoften met zekerheid vaststa. Dit is alleen mogelijk, wanneer bij het in ontvangst nemen van de flesschen door den chemicus of een ander, de zegels ongeschonden zijn en men de zekerheid heeft, dat het onmogelijk is, dat door een vreemde de inhoud der flesschen veranderd is en ze daarna opnieuw met het door ons gebruikte stempel verzegeld kunnen zijn. Afgaande op hetgeen de anamnese en de status praesens leeren, moet men tot een diagnose zien te komen, door na te gaan of het geconstateerde ziektebeeld in aard en verloop past in het kader van een der goed bekende en goed gedefinieerde ziekten, of dat dit niet het geval is. Komt men door medische overwegingen en uitgaande van de geconstateerde feiten tot een in zijn oog stellige diagnose van een goed gedefinieerde ziekte, wier symptomen niet tevens passen in het kader van een intoxikatie met een der bekende vergiften, dan is daarmede de zaak uit en behoeven de 4 volgende vragen niet nader in overweging genomen te worden. Is dit niet het geval, dan is de beantwoording der tweede vraag aan de beurt. 2. ZIJN DE GECONSTATEERDE VERSCHIJNSELEN HET GEVOLG VAN INTOXIKATIE? Wij moeten ook hier weer twee gevallen onderscheiden, al naar gelang men wèl of' niet tot een diagnose kan komen. 1. Komt men langs den besproken weg van medische overwegingen, gebaseerd op geconstateerde feiten, tot de diagnose van een klinisch goed gedefinieerd symptomencomplex, dat echter zoowel door een spontane ziekte als door intoxikatie met een bekend vergif kan optreden, dan staat men voor de moeilijkheid de aetiologie te moeten preciseeren o. a., om een zoo goed mogelijke therapie te kunnen instellen en c. q. den rechter later naar behooren te kunnen voorlichten. Dit ingaan op de aetiologische diagnose zal b. v. noodig zijn waar de persoon lijdt aan een acute gastro-enteritis, iets dat zoo herhaaldelijk voorkomt na het eten van bami, garnalen, kepiting, enz. Is zij veroorzaaktdoor een der opgenoemde oorzaken, dan zal de therapie een geheel andere zijn dan wanneer zij afhankelijk is van het innemen van warangan, enz. Ook ons rapport zal dan natuurlijk geheel anders moeten luiden. Algemeene regels, volgens welke men hierbij moet handelen, zijn niet te geven; slechts kan men zeggen, dat men. door zorgvuldige overweging van de anamnestische gegevens en van de resultaten van het klinische onderzoek, moet trachten tot een beslissing te komen; de bijzondere omstandigheden kunnen ons daarbij op den goeden weg helpen, doch nooit den doorslag geven. Dit kan alleen geschieden door chemisch of bacteriologisch onderzoek, hetgeen, rekening houdende met de eigenaardige toestanden in Indië (bl. 128), eigenlijk meer theoretische dan practische beteekenis heeft. Bij de bespreking der afzonderlijke, voor Indië gewichtige, vergiften zal, voor zoover dit noodig en mogelijk is, de kwestie der difïerentiale diagnostiek nader behandeld worden. Hier kunnen wij er nog slechts op wijzen, dat ook het verdere verloop uitsluiting kan brengen; dat men beter doet met tot geen dan tot een verkeerde diagnose te komen en dat men in acute gevallen, waarin handelend optreden door dreigende symptomen noodig is, een therapie moet kiezen, welke op beide gevallen past. Men moet het eene doen en het andere niet laten. Intusschen kan men en moet men. zoo de omstandigheden werkelijk verdacht zijn, de hulp van een chemicus inroepen (doen inroepen) en in gerechtelijke gevallen zijn conclusie tot later, tot na het bekend worden van de resultaten van het nadere onderzoek, opschorten Cbl. 1:25). om te dooden bewezen, dan zou in een dergelijk geval de dader toch vrij uitgaan, omdat de gebruikte zelfstandigheid niet in staat was den mensch te dooden, m. a. w. een z.g.n. ondeugdelijk middel was. De individueele gevoeligheid moet hier ter plaatse nog even besproken worden, in verband met de opgeworpen vraag, omdat het mogelijk is, dat bij een gevoelig mensch een zeer kleine dosis ernstige verschijnselen geeft. Nu is echter idiosynkrasie tegenover een bepaalde zelfstandigheid slechts te diagnostiseeren uit hare gevolgen, d. w. z. slechts daar waar een bekende, beneden de dosis toxica gelegen, hoeveelheid in staat bleek ziekte te kunnen veroorzaken. Daarvoor is het derhalve noodig, dat de aangewende hoeveelheid met zekerheid bekend is. Maar de vraag of soms idiosynkrasie in het spel was duikt juist op, wanneer de ingegeven hoeveelheid onbekend is, waardoor omgekeerd nooit het bestaan van idiosynkrasie te bewijzen is. Daarom kan men in foro met haar geen rekening houden. Idiosynkrasie zal in de overgroote meerderheid der gevallen van vergiftiging leiden tot den dood, omdat dan bijna zeker de toegediende dosis ruim voldoende zal zijn om den exitus lethalis te veroorzaken; dan behoort de bespreking niet hier thuis, doch bij sub II. Mocht door toevallige omstandigheden de exitus lethalis niet volgen, doordat de dosis wel groot genoeg was om bij den zeer gevoeligen persoon stoornissen in de harmonische samenwerking van zijn organen en apparaten te veroorzaken, doch niet groot genoeg om ze zóó sterk te doen zijn, dat de persoon er door gedood wordt, dan ligt het voor de hand, dat de expert in een dergelijk geval uit de zeer ernstige symptomen zal besluiten, dat vermoedelijk de zelfstandigheid in een hoeveelheid gegeven is, welke voldoende is om den (epn) mensch te kunnen dooden. Hij komt dan tot een in liet algemeen onjuiste conclusie, doch tot een, welke in liet concrete geval — en dit moet berecht worden — als juist aangemerkt moet worden. Met de mogelijkheid, dat idiosynkrasie in het spel was, mag hij o. i. geen rekening houden; waarom, zal sub II, 3, blijken. II. DE PERSOON IS DOOD. 1. WELKE IS DE DOODSOORZAAK? Op deze vraag geeft antwoord het resultaat van de lijkopening, c. q. gecombineerd met hetgeen van elders van het geval bekend is geworden. Aangeteekend worde hier alleen, dat men met den maaginhoud dezelfde proeven behoort te doen als op bl. 167 voor het braaksel beschreven werden. Bovendien doet men zoo mogelijk nog de volgende proef, welke, zoo zij negatief uitvalt, vrijwel bewijst, dat men niet met een als zoodanig te herkennen geval van CNK-intoxikatie te doen heeft, zijnde CNK de DESQl AMATIE"\ EX KATARRH, waardoor beide van elkaar te onderscheiden zijn. Bij kindertjes, die in braaksel gestikt zijn, doch ook wel onder dezelfde omstandigheid als boven vermeld werd, vindt men het slijmvlies van den oesophagus veranderd in een witte, vaste, gerimpelde membraan, waarvan het epitheel zelden verweekt en in lapjes los laat; hooger op, &a.n de plicae ary-epiglotticae en in den phuryn.c, bestaat slechts de boven beschreven postmortale maceratie van het epitheel. De reactie is overal zuur. Spijsresten (caseïne-klompjes en stukjes meelspijs) ontmoet men vaak slechts in zeer gering aantal. Grauwgeel wordt het oesophageale slijmvlies onder invloed van opgepersten, galligen maaginhoud. Zelden is het slijmvlies van den slokdarm spontaan veranderd in een bruine, weeke massa. Zeldzaam is toch de postmortale bruine verweeking van het onderste gedeelte van het slijmvlies van den slokdarm, tengevolge van POSTMORTALE DIGESTIE door het maagsap; de reactie is dan eveneens zuur, waardoor deze toestand direct te onderscheiden is van de colliquatie-nekrose door een alkalisch causticum. Zeldzaam is deze toestand, omdat slechts onder bepaalde omstandigheden het maagsap zijn peptoniseerende eigenschap in het lijk kan ontvouwen; noodig is toch de aanwezigheid van een voldoende hoeveelheid zoutzuur en van pepsine. Slechts daar waar de persoon sterft tijdens de digestie, het maagsap normale eigenschappen heeft en in ruime hoeveelheid voorhanden is, zijn die omstandigheden aanwezig; blijkbaar is dit in praxi niet vaak het geval. In geringen graad zijn slechts de toppen van de plooien van de mucosa van hun epitheel beroofd, terwijl in sterken graad de oesophagus geperforeerd kan zijn en de zure maaginhoud daardoor in de pleurale holte(n) wordt uitgestort; het ontbreken van ieder ontstekingsverschijnsel aan de pleura, met name de afwezigheid van een serofibrineus exsudaat op liet borstvlies, bewijst echter, dat de perforatie eerst na den dood is opgetreden ('); troebelheid van de pleura treedt door beide processen op. (') Postmortaal kan de zure maaginhoud niet alleen in den oesophagus gedreven worden en daar zijn werking ontvouwen, doch hij kan ook in de luchtwegen indringen en daar aanleiding geven tot het ontstaan van postmortale digestie van het longweefsel, de z. g. n. pneumomalacia aeida postmortalis; deze wordt b\j rugligging van liet lijk speciaal gezien in de boven- en in de achterste gedeelten der onderkwabben. De sure reactie kenmerkt reeds dadelijk deze afwijking ten opzichte van het longgangraen, waarbij de reactie alkalisch is. By beide ontstaan, soms zeer uitgebreide, holten in de long met een flardigen wand, doch bij gangraen bemerkt men bovendien een eigenaardigen stank en wankleur (groen) van den wand, welke bij de pneumomalacie ontbreken (de reuk is zuur en de kleur is hier bruin tot zwartbruin, door zuur haeniatine). Blauwe, scherp omschreven vlekken kunnen in den slokdarm voorkomen ten gevolge van UITZETTING VAN DE SUBMUCEUSE ADEREN en, bij oppervlakkig onderzoek, voor submuceuse bloedingen imponeeren; wij waren hiervan eens eenige oogenblikken de dupe in een geval van sublimaat-intoxikatie (waarbij bloedingen daar ter plaatse niet voorkomen), zóóveel kunnen beide op elkaar gelijken. Op doorsnede ziet men echter, dat de, in de lengterichting van den oesophagus staande, pseudobloedingen bestaan uit een holte met gladden wand en gevuld met vloeibaar bloed; bet zijn niets dan uitgezette venen, zooals die bij gewone, atrophische levercirrhose zoo veelvuldig voorkomen, welke aandoening in ons geval ook in zeer lichten graad bestond. Daar de levercirrhose van Laënnec veelvuldig ontmoet wordt, juist in de lijken van Inlanders, vestigen wij er de aandacht op. Men leert er bovendien uit hoe noodig het is altijd een vermeende bloeding in te snijden (J). C. MAAG. Tot goed begrip van de moeilijkheden, waarmede men bij het onderzoek van het maagslijmvlies te maken heeft, moet vooropgesteld worden, dat men in gevallen van vermoedelijke intoxikatie zoo goed als nooit het slijmvlies van de maag te onderzoeken krijgt in den toestand, waarin het zich op het oogenblik, dat de dood intrad, bevond; daarvoor is het maagslijmvlies te gevoelig voor den veranderden toestand, welke met den dood geboren wordt, verloopt het ontbindings- resp. het rottingsproces te snel en wordt in den regel te laat tot onderzoek van het lijk besloten. In de practijk zullen wij derhalve altijd een maagslijmvlies te onderzoeken hebben, dat minstens hypostase, maceratie en postmortale imbibitie met veranderd bloedrood vertoont, doch gewoonlijk ook veranderingen afkomstig van de rotting en soms zelfs teekenen van postmortale auto- (') Dergelijke uitgezette venen kunnen thromboseeren en hierboven kan liet slijmvlies afsterven; dan ontstaan zweren. In zoo'n geval ziet men boven de cardia een gordelvormig, oppervlakkig ulcus met bruinen bodem. De intravitale digestie van het oesophageale slijmvlies, oesophagomahicia acida, is uiteist zeldzaam; nooit komt zij, zooals de postmortale, over groote uitgestrektheid voor. Het ulcus e digestione is circulair, van onderen scherp begrensd (zigzagsgewijs, vingerbreed boven cardia), kan handbreed zyn en in de pleuraholte perforeeren; de bodem is donkerbruin door veranderd bloedrood. Even zeldzaam zijn de scherp omschreven, puntvormige tot boongroote, oppervlakkige haemorrhagische erosies van het slijmvlies in het onderste gedeelte van den oesophagus; ZÜ liggen met hun lengteas in die van den slokdarm, komen voor op de toppen van de plooien der mucosa, kunnen tot de submucosa reiken en in meerdere rijen voorkomen; de mucosa in de omgeving kan ondermijnd zijn. Zij hebben dezelfde eigenschappen als in de maag; deze worden daar ter plaatse opgenoemd. Zü komen voor bü hart- en longlijders. digestie. De combinatie van deze toestanden maakt, dat het herkennen van pathologische veranderingen, vooral van een acute ontsteking van het slijmvlies, hoogst moeilijk kan zijn, zoo niet ondoenlijk is, en dat het zelfs in den regel feitelijk onmogelijk is te zeggen of er tijdens het leven een acute ontsteking van het maagslijmvlies bestaan heeft, of dat dit niet het geval is. Dit is natuurlijk met het oog op de herkenning van intoxikatie met een irriteerend vergif een hoogst gewichtig feit. Dat ook de veranderingen, door een caustisch vergif veroorzaakt., onder invloed van hypostase, imbibitie, maceratie en rotting, c. q. ook onder den invloed der postmortale autodigestie, een geheel ander adspect krijgen, begrijpt men zonder meer. Alle postmortale veranderingen zijn gekenmerkt door de niet scherpe begrenzing, door het ontbreken van zwelling en door het niet toegenomen zijn van de consistentie van den maagwand, eigenschappen, welke in het algemeen bij pathologische processen wel aanwezig zijn. Al krijgt men in de practijk der gerechtelijke geneeskunde, waar het geldt door onderzoek van het lijk een vermoedelijk plaats gehad hebbende intoxikatie tot zekerheid te maken of wel het plaats gehad hebben ervan buiten te sluiten, derhalve zelden of nooit een normaal maagslijmvlies te zien, omdat de sectie daarvoor te laat geschiedt, zoo is het toch niet kwaad even te memoreeren de eigenschappen van het normale slijmvlies, zooals wij dat zien bij tijdig verrichte klinische obducties, waarmede wij bedoelen lijkopeningen, welke niet later dan enkele uren na den dood plaats vinden. Een enkele maal toch kan men het in een geval van vermoedelijke intoxikatie onder de oogen krijgen en wel in het volgende. Sterft in de ziekeninrichting een vermoedelijk vergiftigd persoon, dan zal men zoo spoedig mogelijk tot de lijkschouwing en-opening moeten overgaan, d. i. zoodra duidelijk rigor mortis is opgetreden, hetgeen gemeenlijk reeds 2 uur na den dood het geval is. Slechts daar waar bijzondere omstandigheden het beletten, zal men er mede wachten, b. v. in gevallen, dat de familie of naaste omgeving van het lijk geen toestemming er toe geeft. Heeft men verdenking op een geval van vergiftiging, dan waarschuwt men de bevoegde autoriteit (zie I. R. art. 3, S. V. art. 6; dl. I, bl. 41) en gaat, zoo de familie de lijkopening toestaat, in afwachting van de bevelen der justitie ten spoedigste hiertoe over (dl. 1, bl. 16). Zij heeft er alle belang bij, dat het onderzoek onder de meest gunstige condities, dat is zoo spoedig mogelijk na den dood, geschiede en daarom is het, waar de familie of de naaste omgeving geen bezwaren tegen de obductie heeft, onpractisch te wachten tot de opdracht tot onderzoek gekomen is. Een strafbare handeling verricht men door zoo te handelen niet, want artt. 274 en 275 S. R. I. en S. R. E. (') hebben alleen betrekking op het belemmeren of onmogelijk maken van een gerechtelijk onderzoek door heling of verberging van het lijk van een persoon, die is omgebracht of overleden ten gevolge van slagen of kwetsuren en op schennis (verminking) van het lijk. Een lege artis, met toestemming der nabestaanden uitgevoerde lijkopening is geen schending van het lijk, terwijl de vroege opening juist in het belang van de justitie is. Men ga derhalve in gevallen, dat de naastbestaanden hun toestemming geven, gerust zijn gang, doch wachte op de opdracht tot lijkopening, indien de familie de toestemming tot het verrichten der lijkopening weigert; in zulke gevallen zal men al het mogelijke doen om de opdracht tot lijkopening ten spoedigste te krijgen (telephonisch, telegraphisch!). Een normaal maagslijmvlies heeft in een versch lijk de volgende eigenschappen. Het is graumeit en slechts aan den achterwand, en wel in den fundus en bij de cardia, ziet men enkele gevulde bloedvaten (venen) en misschen ook enkele, min of meer groote, donkerroode vlekken, waarin duidelijk een fijn netwerk van vaatjes te zien is (loupe). Het slijmvlies van den oesophagus is altijd wat witter en ligt met zijn grensvlak duidelijk hooger dan de maagmucosa; deze twee feiten moeten altijd nagegaan worden. Puilt het maagslijmvlies boven dat van den slokdarm uit, of ligt het zelfs maar in hetzelfde niveau, dan is het maagslijmvlies gezwollen, een feit, dat voor een nadere diagnose van groot gewicht is. Het maagslijmvlies is, bij matige vulling van de maag, voor het grootste gedeelte glad in dien zin, dat het geen plooien vertoont; plooien komen slechts \oor in de pars pvlorica en verloopen in de lengterichting van de maag; doch ook dwarse plooien komen voor, zoodat op de aangegeven plaats een netwerk van plooien bestaat. Dise no) male plooien van liet maagslijmvlies verdwijnen, wanneer men den maagwand rekt in een richting loodrecht op de plooien; plooien, ontstaan door zwelling of door uitgroeiing van het slijmvlies. verdtcijnen op die urijze niet. Bij scherp toezien ziet men, dat het slijmvlies door fijne lijstjes in kleine, polygonale veldjes van 0,1—0,5 m.M. diameter verdeeld is, de (') Alt. 2 <4-. K. R. I. Ieder die het lflk van iemand, die is omgebragt of overleden S.R.E. art. 274 tengevolge van slagen of kwetsuren heelt of verbergt, wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ketting | gevangenisstraf \an zes maanden tot twee jaren en geldboete van vijf en twintig tot twee honderd gulden, onverminderd zwaardere straffen, als hjj heeft deelgenomen aan deze misdrijven. Ait. 275. S. R. I. Ieder die zich schuldig maakt aan schending van graven (*) S. R E art 275 of begraafplaatsen, wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ketting | gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en geldboete van acht tot honderd gulden, onverminderd de straffen tegen misdrijven of overtredingen, die hiermede gepaard mogten gaan. ( ) Hieronder verstaat men niet alleen schending van het eigenlijke graf en het liik doch ook nn ,iis« bovindt ,,n ,er van *do-od1::, oreac gastricae, welke de uitmondingsbuizen der maagklieren omgeven en maken, dat het maagslijmvlies er grofkorrelig uitziet. Door rekking verdwijnt het sagrijnachtige adspect van het normale maagslijmvlies. De uitmondingsbuizen der klieren zijn als kleine putjes in het midden der veldjes te zien (foveolae gastricae)-, in de pars pylorica zijn de lijstjes, welke de areae begrenzen, wat sterker ontwikkeld (plicae viUosae). Alleen in de pars pylorica pleegt het maagslijmvlies bedekt te zijn met een uiterst dun laagje, glashelder slijm. Op doorsnede is het maagslijmvlies doorschijnend, grauwwit en blijkt het niet overal even dik te zijn; de gemiddelde dikte aan de cardia is 0,5—1 m.M. en aan den pylorus 2 m.M. Al wordt in de lessen in diagnostiek aan de lijktafel ook de aandacht geschonken aan de moeilijkheden, welke bij het onderzoek van de maag zich voordoen, zoo is dit punt toch van te veel gewicht voor den gerechtelijkgeneeskundige om er hier niet nogmaals en wat meer gedétailleerd op terug te komen. Wij zullen daartoe achtereenvolgens de verschillende toestanden nagaan, waarmede men in de practijk te maken kan krijgen. 1. Roodheid van het slijmvlies. Deze ontbreekt zelden geheel en al, omdat in het lijk reeds spoedig van uit de venen van de maag zelve, deels ook van uit de lever, van uit de milt en van uit de spieren in de omgeving, imbibitie van den maagwand met opgelost en min of meer veranderd bloedrood plaats grijpt. Men zou derhalve zeer verkeerd doen met, zonder meer, roodheid van het slijmvlies c. q. als een teeken van ontsteking op te vatten en terug te willen brengen tot de inwerking van een of andere irriteerende stof. Aan de hand van de volgende gegevens moet men trachten het wezen der roodheid tot klaarheid te brengen. Die gegevens moeten het richtsnoer zijn voor het onderzoek; zij leeren, waarop gelet moet worden en wat men moet noteeren om eventueel een superarbitrium (dl. I, bl. 17) mogelijk te maken, m.a.w. een goed visum et repertum op te maken. A. HYPOSTASE. Deze begint onmiddellijk na het intreden van den dood op te treden en ontbreekt dan ook nooit. Onder haar invloed ontstaan de reeds hierboven, bij de opsomming der kenmerken van een normaal slijmvlies, genoemde min of meer uitgebreide, donkerroode vlekken in den achterwand van de maag en wel in den fundus, bij de cardia. Deze donkerroode vlekken in het slijmvlies van het laagst gelegen gedeelte zijn gekenmerkt door hun localisatie, hun niet scherpe begrenzing en door het feit, dat zij bij scherp toezien blijken te bestaan uit een netwerk van boomvormig vertakte, met bloed gemlde vaten en vaatjes waarvan de grootere met'het bloote oog onderheiden kunnen worden en de fijnere slechts met behulp van een loupe Daar ,n het maagslijmvlies dicht onder het oppervlak slechts venen voorkomen, weet men zonder meer, dat het netwerk, dat men ziet bestaat uit gevulde aderen en adertjes; het bloed erin kan men, door strijken, verplaatsen ... . hypostatische vlekken kunnen zeer veel op bloeduitstortingen in het slijmvlies gelijken; door ze in te snijden behoedt men zich voor vergissingen Het slijmvlies ligt op de plaatsen der vlekken in hetzelfde niveau als eis, terwijl het boven extravasaten gewoonlijk iets hooger ligt. Op doorsnede blijkt tevens, dat de dikte op die plaats normaal is, d.i. niet meer edraagt dan op de niet roode gedeelten en blijkt de vlek (waar men alleen met hypostase van doen heeft) te bestaan uit ongekleurd weefsel waarin talrijke, sterk met vloeibaar bloed gevulde vaatjes en vaten voorkomen. Aan een grooter vochtgehalte van mucosa en submucosa blijkt op doorsnede niets; de vochtigheid is gewoon. B. POSTMORTALE IMBIBITIE MET OPGELOST EN VERANDERD BLOEDROOD. Deze treedt ook reeds betrekkelijk vroeg op, zoodat zij zelden of nooit gemist wordt en maakt, dat zuivere hypostatische vlekken zelden gezien 01 den. Doet men de lijkopening meerdere uren na den dood zooals noodwendig voorkomt indien de persoon 's avonds of 's nachts sterft en en derhalve ^pas den volgenden morgen tot het onderzoek van het lijk wordtTT" P' . f6ft men haar regelmat'S aan> want met 2-3 uren wordt na den dood in de maag het haemoglobine reeds in haematine omgezet Het spreekt wel van zelf, dat zij het eerst merkbaar zal worden in de hypostatische vlekken. Zij uit zich door het niet meer scherp begrensd jn der venae, zoodat een eenigszins wazige, als het ware eenigszins uit gedoezelde, netvormige teekening in het slijmvlies ontstaat en doordat de kleur ïKïürjfjf bloedro°;1 in haematine wordt veranderd' Jtint heeft, de kleur is, zooals men zegt, vuil rood. Ook overal elders waar met de venL beVatiten' ^ ^ ^ normale omsta^igheden slechts ™ het geval 1S' zal men een wazig, vuilbloederig netwerk in kunbtlicht oneindig veel moeilijker dan b\j daglicht. Het is derhalve mogelijk. dat een irriteerend vergif ingenomen werd en den lijder doodde {of dat stuwing bestaan heeft op het laatst van het leven), zonder dat men in het lijk hyperaemie van de maagmucosa vindt. Maar — en hierop worde in het hijzonder de aandacht gevestigd — al moge de hyperaemie in het lijk tot verdwijnen kunnen komen, omdat de ontsteking resp. de stuwing niet lang genoeg bestaan heeft om de weefselturgor voldoende te doen afnemen, zoodat na den dood de capillaria niet tot hun gewone afmetingen worden dicht gedrukt, zoo verdwijnt in het lijk niet het exsudaat of transsudaat, »lat in het weefsel is opgehoopt; wel kan het onder invloed van de zwaartekracht naar de het laagst gelegen gedeelten verplaatst worden. Niet altijd echter wordt exsudaat in het slijmvlies opgehoopt; in lichte gevallen van een acuten maagkatarrh, waarbij slechts de oppervlakkigste laag van het slijmvlies ontstoken is, wordt slechts aan het oppervlak der mucosa exsudaat afgescheiden, doch in het weefsel zelf geresorbeerd naar mate het ontstaat. Een lichte ontsteking (of korten tijd geduurd hebbende stuwing) van het maagslijmvlies behoeft zich in het lijk niet te verraden door vochtige zwelling van de mucosa. In ernstige gevallen is echter de doorsnede van een acuut ontstoken (of van een chronisch gestuwd) weefsel vochtig en dit zelf gezwollen (dikker dan normaal). Op dit laatste punt moet speciaal gelet worden, want imbibitie van een weefsel met rottingstranssudaat maakt het wel vochtiger, doch niet dikker. Hierdoor en door de vuilbloederige tint van het vocht, dat men van de doorsnede kan afschrapen, is deze toestand, eventueel de combinatie van acute exsudatieve ontsteking met imbibitie met rottingstranssudaat, te herkennen C1). A. ONTSTEKINGSHYP ERAEMIE. De kenmerken zijn. dat zij ook aan den voorwand zichtbaar is en zich voordoet als een diffuse of meer vlekkige roodheid, niet berustende op zichtbaar gevulde vaatjes en dat het slijmvlies bedekt is met een dikke laag taai, zeer adhaerent, glashelder en ongekleurd of rose slijm. In gevallen van acuten maagkatarrh, waarbij de roodheid en vochtige zwelling ontbreken, is deze eigenaardige, taaie, bijna niet weg te schrapen slijmlaag van gewicht om een ontsteking, welke tijdens het leven korten tijd bestond, toch nog in het lijk te kunnen herkennen. De ontstekingsroodheid pleegt vooral in de pars pylorica duidelijk en op de toppen der plooien het sterkst te zijn; de kleur is gewoonlijk donkerrood en wordt aan de lucht, door postmortale arterialisatie, wat helderder. (') Exsudaat en rottings-transsudaat zyn beide troebel; het eerste kan niet alleen rood zijn, wanneer liet veel roode bloedlichaampjes bevat, doch ook vuilbloederig wanneer, hetzjj endo- hetzij extraglobulair, het haemoglobine omgezet wordt in haematine, iets waartoe vele vergiften in staat zijn (zie bl. 143). Zeer veelvuldig komen kleine bloeduitstortingen in het slijmvlies voor. De mucosa en submucosa zijn bij dieper gaande ontsteking vochtig gezwollen en het vocht, dat men van de doorsnee kan afschrapen is troebel. De meest gewone vorm van acute, exsudatieve ontsteking van het maagslijmvlies is de katarrhale; de pseudomenbraneuse in zijn verschillende ondervormen is bepaald zeldzaam; dat hij echter voorkomt wordt bewezen door het op bl. 194 medegedeelde geval van Wachholz(1). De acute katarrh van het maagslijmvlies kan zeer verschillende oorzaken hebben. itoor anatomisch onderhoek alléén in echter nooit zijn aetiologie tv lierkennen; daarvoor in ehetnineh en hacterioiooineh onderzoek nood in, ten ware de ooi zaak te vinden is in een duidelijk herkenbare stof', waar ra n men weet, dat zij in ntaat in jihloyof/een te werken. In gevallen, dat men geen duidelijk door haar aard herkenbare, irriteerende stof, b.v. warangan, in de maag (of darm) vindt kan men derhalve nooit zeggen, welke de oorzaak der ontsteking van het maagslijmvlies is. () Met een enkel woord moge de vhieymoneuHe i/u st rit is herdacht worden; zij komt wel zelden voor, doch verloopt onder verschijnselen, welke aan intoxikatie kunnen doen denken. Bij dezen vorm van ontsteking van het maagslijmvlies is de inucosa zeer sterk gezwollen en verdikt, zoodat z(j in dikke, lillende plooien op de submucosa ligt; deze zelt is zeer sterk rochtig en gezwollen, geel tot geelgroen; het exsudaat, dat men van de doorsnede kan afschrapen of uitdrukken is duidelijk troebel, soms zelfs opaak (pus). De ontsteking breidt zich gewoonlijk langs de lymphbanen van den maagwand uit op het peritonaeum en doodt dan door het optreden van een acute circumscripte peritonitis. In zulke gevallen is de geheele maagwand dik (tot 1 c.M. en meer), stijf en vertoont een etterig exsudaat tusschen de verschillende rokken', het exsudaat kan op meerdere plaatsen naar de buikholte doorbreken, met al de gevolgen van dien (acute diffuse peiitonitis), doch ook het slijmvlies in groote lappen losmaken en dit zeefvormig doorboren. De phlegmoneuse gastritis komt primair voor bij potatoren en bjj anthrax en secundair bij ulceratie van den maagwand, doch ook roortgeleid van uit den oesophagus (corpus aliënum!) en bij pyaemie) op den vorm bjj anthrax zullen wij terugkomen bij den darm en de leer van de vervalsching van levensmiddelen. De jtHeudomemhraneuHe aantritiH wordt een enkele maal bij cholera gezien en \eider af en toe bij kinderen, die lijden aan synanche contagiosa, waarbij de oesophagus als regel vrij blijft (verschil met de gevolgen van een causticum-intoxikatie!). De grau we, c. q. door veranderd bloedrood bruine, pseudomembraan pleegt gemakkelijk los te laten; men ziet in de maag n. 1. meestal den croupeusen vorm van ontsteking. De pseudomembranen zijn beperkt tot de toppen van de slijmvliesplooien, doch kunnen ook de geheele oppervlakte van het maagslijmvlies bedekken; na verwijdering voelt men, bij het fijn wrijven tusschen de vingers er geen harde korreltjes in (diff. diagnose met warangan-intoxikatie!). Na het wegschrapen van de pseudomembraan blijkt de inucosa rood en vochtig gezwollen te zijn en gewoonlijk talrijke bloedingen te vertoonen, welke ook kunnen voorkomen op plaatsen, waar geen pseudomembraan gevormd werd. Hij den zuigeling kan het geheele maagdarmkanaal met één croupeuse pseudomembraan bedekt zijn, van af de cardia tot den anus; dit komt voor bij pyaemie van moederen kind. Bij de rhroHittehe hyperptattfiHche (mtstekin!f is de exsudatie zóó gering, dat liet exsudaat door de gewone wijze van onderzoek niet aantoonbaar is. Bloeding in het maagslijmvlies komt zoo vaak voor, doordat in de mucosa een zeer oppervlakkig adernet met weinig anastomosen voorkomt. De arteriën van de maag verloopen tusschen tunica serosa en muscularis en geven takken af, welke schuin door den maagwand heen naar de tela submucosa gaan en reeds in de diepte van de tunica inucosa in capillairen overgaan. De vaten, welke men makroskopisch in het maagslijmvlies ziet verloopen, zijn dan ook veneuse overgangsvaten en kleine venulae, welke uit dit capillair net ontstaan. In de tunica propria mucosae vormen zij een uitgebreid venennet, waaruit grootere venen ontstaan, welke in het verloop der arteriën naar de serosa verloopen. In het maagslijmvlies komt derhalve een zeer oppervlakkig gelegen adernet met weinig anastomosen voor, waarin het gemakkelijk tot stuwing en, hiervan afhankelijk, tot ruptuur-bloeding komt; stuwing in deze oppervlakkige aderen treedt o.a. op bij de krampachtige contracties der tunica muscularis waarop het braken berust. Braken geeft derhalve »*>» u,, tonder neer, nood een teeken van bestaan hebbende ontsteking. 2. Roodheid, met vochtige zwelling van het darmslijmvlies. A. ONTSTEKINGSROODHEID. nnrJZ "^'"T ^ de ™° veelvul*g voorkomende en door allerlei / 7 'n ■eW(',egge acute (sereuse °f serocellulaire) ontsteking vcni het dundarmslijmvlies, de z.g.n. .«„te (maa^darmkatarrh geen aanleiding tot het kunnen" de?" 'W"" fzelfs i„ leth e'g ^en kunnen deze uiterst gering zijn of ontbreken. De kennis van dit feit is natuurlijk van het grootste gewicht. hprlrIïl!OXikaÜe tmd een berend vergif behoeft derhalve geen aan de Uiktafel herkenbare anatommhe afwijkingen in maag en darm achter te laten ' Zeer \ aak blijkt de tijdens het leven noodwendig bestaan hebbende typeraemie op de lijktafel verdwenen of nog slechts in geringen graad ZTZt.Tt ÏT ™fim ïa" hCt SlUmïlfeS ""vanleEnZ cosa, blijft c.q. wel post mortem bestaan en is dan ook een zeer gewichti» kenmerk voor de diagnose van den acnten (maagxlarmkalarrh. ° n gevallen van acuten darmkatarrh is het slijmvlies dan ook nu eens j auuuit en dan eens vlekkig of diffuus rood en veelal vochtig gezwollen zoodat het dikke lillende plooien vertoont of plooien op plaatsen, waar zij normaliter met voorkomen (onderste gedeelte van het ileum). Niet altijd échter is in IJr in gevallen van acuten (maag)darmkatarrh het slijmvlies vochtig gezwollen, omdat alleen bij zwaardere gevallen ophooping vL hét exsudaat in mucosa en tela submucosa plaats grijpt, doch in de lichte uitblijft daar h n het weZ 1T "" «"* *»***«*£ net in het weefsel volkomen geresorbeerd wordt, zoodat de vochtigheid enan niet grooter is dan onder normale omstandigheden), doch wel is de oppervlakte bedekt met een laag min of meer troebel (celrijk) slijm De eigenaaidige, met slijm gemengde, waterige, vaak vlokkige (door losgelaten epithelium) en in groote hoeveelheid in den dunnen darm aanwe /ige inhoud blijft natuurlijk na den dood in het lijk achter en is voor het herkennen van een tijdens het leven bestaan hebbenden acuten darJkatarrh van het grootste gewicht in die gevallen, dat noch hyperaemie noch vochtige welling \an het slijmvlies post mortem bestaat. In g^alten van acuten darmkatarrh is de dikke darm gewoonlijk ge contraheerd en ledig, of slechts matig gevuld met een vloeibaren inhoud terwij het slijmvlies gewoonlijk grauwwit, doch soms vlekkig rood en vochtig gezwollen is. Doordat zoo veelvuldig een chronische katarrh van den dikken darm v oorkomt, treft men het echter ook vaak opvallend dun, over grootere of kleinere uitgestrektheid leikleurig en voorzien van talrijke oppervlakkige ulcera (door bestaan hebbende koprostase) aan. Pseudomembraneuse ontsteking van het darmslijmvlies komt, in tegenstelling met hetgeen in de maag gezien wordt, veelvuldig voor en geeft, voor zoover het slijmvlies niet met het gestolde, serofibrineuse exsudaat bedekt is, aanleiding tot een gewoonlijk zeer intensieve roodheid van de mucosa, terwijl «le vochtige zwelling ervan voornamelijk tot de tela submucosa beperkt is. Pseudomembraneuse darmslij mvliesontsteking komt voor bij de bacteriëele dysenterie, bij koprostase, septichaemie, uraemie en Hg-intoxikatie en is bij deze processen voornamelijk in den dikken darm gelocaliseerd; verder wordt zij soms bij cholera en voedselintoxikaties gezien en zetelt dan vooral in den dunnen darm. Zij kan dus door zeer verschillende oorzaken ontstaan en een verschillende localisatie hebben (in den dunnen, of in den dikken darm, of in beide), zonder dat oorzaak en localisatie op regelmatige wijze samenhangen. Zij is uit den aard der zaak altijd gemakkelijk als zoodanig te herkennen door de aanwezigheid van het gestolde exsudaat. Alle drie vormen van pseudomembraneuse ontsteking komen in den darm voor, doch tegelijkertijd zoo goed als alleen bij spontane ziekten (mikrobiaire of bacteriëele dysenterie!); door schrapen met het mes en het maken van insnijdingen zijn zij van elkaar te onderscheiden. Door den diphtherischen vorm ontstaan ulcera, welke zeer uitgebreid kunnen zijn. Het gestolde exsudaat kan verschillend van kleur zijn: grijswit, geelwit en groen; het laatste door imbibitie met galkleurstofï'en. Door zijn kleur steekt het scherp tegen het roode slijmvlies af; dit is rood door hyperaemie en door het voorkomen van, bijna nooit afwezige, bloeduitstortingen in het slijmvlies (haernorrhagische serofibrineuse ontsteking). Pseudomembraneuse ontsteking komt soms, doch dan in geringen graad en beperkt tot de toppen der plooien, voor bij den eenvoudigen acuten darmkatarrh'; zelden ontstaan hierbij echter uitgebreide defecten. Zijn deze aanwezig dan heeft men in de eerste plaats aan andere oorzaken te denken (dysenterie; Hg-intoxikatie). Uit de localisatie van een pseudomembraneuse ontsteking van het darmslijmvlies is, zonder meer, niet de aetiologie te herkennen. Over de phlegmoneuse ontsteking (enteritis submucosa purulenta> behoeft niet veel gezegd te worden, daar zij gemakkelijk te herkennen is en niet met andere toestanden verwisseld kan worden. Deze vorm komt, evenals in de maag, hier zelden primair voor en berust dan bijna altijd op een mikrobiair proces (anthrax); secundair echter wordt hij nogal eens waargenomen uitgaande van ulcera, hoe dan ook ontstaan. Natuurlijk zal dit nog het meeste voorkomen bij amoeben-dysenterie, doordat de entamoeba histolytica eerst in de tela submucosa zijn ernstige, deletaire werking ontvouwt; doch ook van alle andere vormen van ulcera kan hij uitgaan. Uit den aard der zaak is de phlegmoneuse ontsteking gewoonlijk circumscript; zij kan echter diffuus zijn en in enkele dagen tijd het geheele darmslijmvlies, van den pylorus tot den anus, door histolyse van de tunica muscularis losmaken. Dergelijke gevallen verloopen onder stormachtige verdachte symptomen. De chronische dam.katarrh eischt geen nadere toelichting, daar in dit opzicht voor het darmslijmvlies geheel hetzelfde geldt als voor het maagslijmvlies. Hij is veelal beperkt tot den dikken darm; het slijmvlies van het colon is dan verdikt (z. g. n. hyperplastisch), vleksgemjze, of meer diffuus, bruin of leikleurig en vertoont verhoogde slijmproductie, in den vorm van z. g. n. pseudohelminthen. De herkenning van dezen toestand is nooit moeilijk ('). Na deze algemeene opmerkingen zullen wij afzonderlijk de ontstekingsprocessen, met hun algemeen diagnotische kenmerken, van den dunnen en % an den dikken darm bespreken, voor zoover deze voor den gerechtelijkgeneeskundige van belang zijn. A. DUNNE DARM. De teekenen van acute ontsteking zijn in het algemeen bij intoxikatie met een caustisch of irriteerend verpif beperkt tot het bovenste gedeelte van den darm (duodenum); zelden is liet slijmvlies van den geheelen dunnen darm ontstoken. Gewoonlijk is zij verder van katarrhalen, zelden van pseudomembraneusen aard. Bij intoxikatie met caustica en irritantia zullen de maag, en bij de caustica ook de daar boven gelegen deelen, in het algemeen sterker veranderingen vertoonen dan de dunne darm en zullen in den laatsten de afwijkingen tot het bovenste deel beperkt zijn en naar onderen geleidelijk in hevigheid afnemen. Dit alles is niet het geval bij acute enteritis door eewone spontane oorzaken (cholera, botulisme, enz.), waarbij gewoonlijk de dunne darm over zijn geheele lengte en hoogstens de maag, doch niet de hooger gelegen deelen van den voedingsweg, teekenen van acute ontsteking vertoonen. In gevallen van acute (gastro-)enteritis door cholera, voedselintoxikatie, enz. pleegt verder de dikke darm intact te zijn, terwijl dit bij intoxikatie met caustica en irritantia gewoonlijk niet het geval is; door de eliminatie langs den dikken darm geraakt het slijmvlies bij Hg-, As- en Cu-intoxikatie in acute ontsteking, zooals reeds vroeger vermeld werd (bl. 144). Dit feit en het gewoonlijk aanwezig zijn van afwijkingen in mond, keel en oesophagus (') De leigrijze kleur van het slijmvlies alléén bewijst natuurlijk niet, da* men met een chronisehen katarrh te maken heeft. Zij is zelfs gewoonlijk slechts een uitïloeisel ervan, een nablijvende pigmentatie en niets meer, evenals de op den duur optredende verdunning (atrophie) van het slijmvlies. maakt, dat een causticum-intoxikatie niet gemakkelijk miskend zal worden. Voor die door irritantia is de zaak minder eenvoudig, omdat daarbij kenmerkende veranderingen in het begin van den voedingsweg afwezig zijn. De oorzaak van een acute, katarrhale ontsteking van liet (maag)dar>nslijinvlies is in liet algemeen door eenvoudig anatomisch ondersoek alléén niet rast te stellen, behalve, waar het gelukt warangankorreitjes e. d. in maag of darm aan te toonen. Acide katarrhale ontsteking van het slijmvlies van (maag en) dunnen darm bewijst zonder meer niet, dat intoxicatie met een irriteerend vergif plaats vond. Met een enkel woord willen wij afzonderlijk de verschijnselen der ankylostomiasis opsommen, omdat het ankylostoma duodenale zeer verbreid is, men derhalve al heel licht op de er door veroorzaakte veranderingen bij een obductie stuiten kan en men ze dan niet mag houden voor de werking van eenig irriteerend vergif, doch in haar waren aard herkennen moet, iets dat niet moeilijk is. Het slijmvlies van den dunnen darm. doch vooral dat van het bovenste gedeelte, is min of meer rood, misschien ook vochtig gezwollen en bedekt met een dun laagje bloederig slijm, dat zich van af de maag tot aan de valvula coli kan uitstrekken. Bovendien vindt men in het slijmvlies een kleiner of grooter aantal bloedingen, soms zóóveel, dat het geheele slijmvlies er als het ware dicht mede bezaaid is. Deze bloedingen zijn katjang hidjoe-groot en, naar gelang van den ouderdom, verschillend van kleur (helder-, donkerrood, leikleurig). Altijd vindt men in enkele een ankylostoma zitten; de andere vertoonen, voor zoover zij nog niet lang bestaan hebben, in het midden een uiterst fijn, driehoekig gaatje, dat tot in de tela submucosa kan reiken. Ook grootere submuceuse bloedingen, met wormpjes erin. kunnen voorkomen. Los in den darm vindt een min of meer groot aantal der gemakkelijk als zoodanig te herkennen wormpjes (10—1000-tallen). Het li/mphoïde apparaat is soms gezwollen en daardoor uitpuilend, terwijl vrijwel altijd de inesenteriale, regionaire lympheklieren teekenen van acute ontsteking vertoonen; zij zijn vergroot en op doorsnede voddig en rose. De pseudomembraiieuse ontsteking van het slijmvlies van den dunnen darm heeft gewoonlijk een spontane oorzaak, maar toch kunnen wij zonder meer niet tot een zekere aetiologische diagnose komen, omdat er enkele gevallen van Hg-intoxikatie beschreven zijn, waarin, evenals in sommige gevallen van bacteriëele dysenterie (v. Loghem). het proces tot den dunnen darm beperkt was (Kaufmann). Ook van een pseudornembraneim ontsteking van den dunnen darm is de aetiologie door anatomisch onderzoek alléén gewoonlijk niet te herkennen; dit is slechts mogelijk waar de andere, bij Hg-intoxikatie behoorende, veranderingen (gingivitis ulcerosa, acute parenchgmateuse nephritis) aanwezig zijn. Anthrax komt nog al eens als epizoötie voor (bij karbouwen!) en daarom is het noodig om ook met een enkel woord de veranderingen op te geven, welke b(j miltvuurinfectie per os kunnen optreden, omdat zij een zeer verschillend karakter kunnen hebben en den lijdei snel, onder verdachte verschijnselen, kunnen doen bezwijken. In enkele men kan toch de primaire, intestinale anthrax den mensch clooden onder in eens ontledende symptomen van een hevige, vaak haemorrhagische, gastro-enteritis met collaps Later bij de voedselintoxikaties komen wü hierop terug. De aard der veranderingen is altijd gemakkelijk met zekerheid te herkennen door het bactenoskopisch aantoonen van de miltvuurbaeillen (>). Zjj zijn in groot aantal te vinden in het weefselvocht der ontstoken gedeelten en uit dat der regionaire, mesenteriale lymphklieren. Bjj infectie per os met anthraxbacillen wordt vooral de dunne darm aangetast \eel minder de dikke darm en de maag, doch de veranderingen dragen, waar zij bestaan' in alle drie hetzelfde karakter. ' Het slijmvlies kan de teekenen van een acute, diffuse, haemorrhagische, met nekrose van de toppen der plooien gepaard gaande, ontsteking vertoonen (uitgebreider nekrose komt niet voor, omdat daarvoor de lijder te snel sterft), of wel men vindt in het darmslijmvlies erwt- tot rijksdaaldergroote, op de aanhechtingsplaats van het mesenterium gelocaliseerde, doch soms ook ringvormig den geheelen darm omgevende, grauwe, grauwgroene of bruinroode, in het darmlumen uitpuilende, furunkelachtige haarden van'phleginoneuse ontsteking. De omgeving vertoont de teekenen van een hevige ontsteking (vochtig, bloedrijk; bloedingen), terwijl de haarden, welke op doorsnede een nekrotisch gee centrum vertoonen, omgeven door een zeer bloedrijk en vochtig uxefsel, waarin bloedingen plegen voor te komen, gewoonlijk bedekt zjjn met een laag slijmigen etter. Het mesenterium is eveneens ontstoken (vochtig gezwollen, bloedrijk; extravasaten) en bevat rergroote en op doorsnede vochtige en rose lymphklieren. B. DIKKE DARM. De ontsteking van het slijmvlies van den dikken darm door eliminatie \an het vergif kan bij intoxikatie inet eaustiea en irritantia zoowel katarrhaal (en dan vaak sero-hnemorrhagisch) als pseudomembraneus en ulcereus zijn; dit te weten is, wegens het zoo veelvuldig voorkomen van koprostase en dysenterie, van veel belang, omdat men daardoor zeer dikwijls op de lijktafel colitis en proctitis pseudomembranosa en ulcerosa ontmoet en derhalve e. q. te overwegen zal hebben of men met een spontane ziekte dan wel met de teekenen van intoxikatie van doen heeft. Zeer vaak, doch volstrekt niet altijd, is het proces in beide gevallen O De anthraxbacillen zijn groote staaQes, welke zich gemakkelijk kleuren en ge-euid blijven bij ontkleuring volgens Gham. In het gekleurde praeparaat zijn zij z. g. n. bamboe- en doodsbeenvormig, hetgeen nog al kenmerkend is; de uiteinden der \ erschillende bacillen, waaruit de draden, welke men ziet, bestaan, z{jn in het midden iets dunner dan aan de uiteinden, terwijl tusschen hen in een lensvormige (ongekleurde) ruimte is, tengevolge van het schrompelen der uiteinden bij het drogen, fixeeren en kleuren. Sporen vindt men in praeparaatjes, bij de obductie uit het pas geopende liik inmaakt, nimmer. 11 ë In den hangenden druppel vertoonen de bacillen, welke dan afgeronde einden hebben, geen eigenbeweging. Hierdoor zijn de bacillen voldoende gekaraktiseerd. Ontbreken duidelijke veranderingen, met zekerheid vijzende op intoxikatie, dan zal men altijd de diagnose op een spontaan ziekteproces stellen. Het ULCUS SIMPLEX DUODENl komt geheel in eigenschappen overeen met dat van de maag; het zetelt boren de papilla duodeni en kan geheel overwachts, onder verdachte verschijnselen, tot den dood leiden (perforatieperitonitis). De meeste ulcera van dezen aard zijn beschreven bij personen, ilie een uitgebreide verbranding eenigen tijd overleefden. De ziekten, welke aanleiding geven tot ulceratie in het onderste gedeelte van den dunnen darm alléén, zooals typhus abdominalis en secundaire entinostuberculose van den Darm, kan men bij eenige oplettendheid nooit houden voor de uiting van een eliminatoire ontsteking van een caustisch of irriteerend vergif. Deze laatstgenoemde bron van ulceratie roeren wij echter aan, omdat, al is dit hooge uitzondering, bij Hg-intoxikatie de secundaire enteritis beperkt kan zijn tot den dunnen darm (bl. 219). Bij haar komen de ulcera in principe echter voor op de toppen der slijmvliesplooien en gaan niet uit van de lymphfollikels en plaques. Daardoor is verwisseling niet wel mogelijk, daar de typheuse en tuberculeuse ulcera niet alleen uitgaan van het Igmpholde apparaat van den darm en kenmerkende eigenschappen hebben (zie lessen over diagnostiek aan de lijktafel), doch bovendien gepaard gaan met andere afwijkingen in het lijk, met name met de overeenkomstige aandoening der mesenteriale lymphklieren en met een acute serocelMaire splenitis bij typhus resp. met die van phthisis pulmonum bij darmtuberculose. Alles bij elkaar genomen is het dan ook ondenkbaar, dat men in een ge\al van typhus abdominalis en van darmtuberculose aan de mogelijkheid van intoxikatie denkt, al is het waar, dat de ambulante vorm van typhus plotseling onder verdachte verschijnselen kan dooden en daardoor aanleiding kan geven tot een gerechtelijk-geneeskundig onderzoek van het lijk. B. DIKKE DARM. Ulcera in den dikken darm ontstaan door druknekrose (koprostase), door histohjse (amoeben), of op den bodem van een diphtherische ontsteking (bact dysenteriae; eliminatie van vergiften). De aetiologie der beide eerste vormen is gemakkelijk te herkennen door te letten op de kenmerken der zweren. doch dit is bij ulcera, ontstaan door een diphtherische ontsteking niet het geval. Ulceratieve processen in den dikken darm komen door allerlei, oorzaken voor. Zij mogen slechts dan voor een teeken van intoxikatie gehouden worden, ivanneer elders afwijkingen bestaan, welke intoxikatie met een caustisch of irriteerend vergif bewijzen. In alle andere gevallen kan slechts een nader onderzoek licht over de aetiologie verspreiden. aanvallen van braken met oprispingen en hikken; alles wat gedronken wordt, wordt onmiddellijk weer uitgebraakt; toch drinkt de lijder veel, omdat er een onaangenaam gevoel van warmte, droogte en dichtsnoeren van de keel bestaat, een symptoom, dat aan het braken vooraf' kan gaan. Gewoonlijk is schorheid, moeilijk spieken, of zelfs de onmogelijkheid van spreken er mede verbonden; het mondsljmvlies is droog, de tong beslagen. Reeds spoedig volgen hevige koliek en zeer spoedig diarrhee met tenesmi ad alvum. De maagpijn is intusschen in hevigheid toegenomen en de pijnlijkheid heeft zich over den geheelcn buik uitgebreid; dit is vooral het geval, wanneer de tenesmi en de diarrhee heftig zijn. De pijn kan echtei ook uiterst gering zijn en zoo goed als geheel ontbreken. De buik is gewoonlijk gespannen en pijnlijk, vooral bij druk; hiervan afhankelijk is ook de dyspnee, welke vrij regelmatig bestaat en de groote onrust, zoodat de lijder zich van de pijn heen en weer wentelt. Het geheele voedingskanaal, van de keel tot den anus, kan als in vuur staan, terwijl ook de anus zelf pijn kan doen (bl. 167). Reeds spoedig na het begin plegen de teekenen van collaps op te treden met een facies Hippokratica, het uitbreken van koud en klam zweet, koele huicl (zij kan bij uitzondering ook brandend heet zijn), hi/pothermie C), ci/anose en een kleinen, frequenten, irregulairen en inaequalen pols. Er bestaat olig- of anurie, doch het verschijnsel van huidplooi bestaat zelden. Hebben de verschijnselen van gastro-enteritis enkele uren bestaan dan treden tonische krampen op, welke uiterst pijnlijk zijn en vooral in de kuitspieien voorkomen; zij kunnen echter ook andere spiergroepen aantasten b.\. van de dijen, de armen en zelfs van den romp (buik). De dood treedt gewoonlijk binnen 12—24 uren na het innemen van het vergif op, doch talrijke gevallen zijn beschreven, dat dit veel sneller geschiedde, met enkele uren (3—4); ook enkele gevallen van 2 uren zijn in de litteratuur te vinden. Zulk een korte duur is echter bij den gastrointestinalen vorm der peracute arsenik-intoxikatie een groote uitzondering. legen het naderen van den dood komt de lijder gewoonlijk tot rust, wordt kalmer en zelfs wat suf; soms treden lichte convulsies op. Het bewustzijn kan ook tot het laatste oogenblik blijven bestaan. Het braken treedt, zooals reeds gezegd is, soms dadelijk, doch gewoonlijk eeist '/» tot 1 uur na het innemen op; in het algemeen, des te later, naar mate de maag meer voedsel bevat. Is het eenmaal tot braken gekomen dan wordt alles direct weer uitgebraakt, dat gedronken wordt. (') Godefroy deelde op de vergadering der Vereeniging tot Bevordering der geneeskundige Wetenschappen in N. I. van 30 December 1888 mede, dat liü in 3 gevallen van peracute waranganintoxikatie postmortale stijging van de lichaamstemperatuur had waargenomen (2 uur p. m. in de buikholte 39°) en dat ook tijdens het leven de rectale temperatuur verhoogd was (Geneeskundig Tijdschrift voor N. I, dl. XXVIIL 1888, bl. 553). Eerst wordt eventueel aanwezig voedsel uitgebraakt, daarna kleine hoeveelheden slijm of waterige vloeistof, af en toe gemengd met bloedstieepjes. De frequentie en den duur van het braken is ongeveer evenredig aan de hoeveelheid ingenomen warangan in dien zin, dat in het algemeen bij groote doses meer en langer gebraakt wordt dan bij kleine. Het braken is pijnlijk en benauwend. De dim tliee gelijkt in den regel (J) geheel op die bij cholera; hoewel eerst nog gekleurd en stinkend, wordt de ontlasting na eenige uren vrijwel reukeloos en rijstwaterachtig (waterig, grauw, troebel, met er in diijvende vlokjes; als tadjin). De ontlasting bevat een zeer enkele maal wat bloed en herinnert dan aan bouillon; dit ziet men echter zoo goed als nooit. Gewoonlijk zijn, zooals reeds gezegd werd, tenesmi ad alvum aanwezig. ten typisch geval, dat dit alles demonstreert is liet volgende uit 1839 van een ter dood veroordeelden man, die 12 g. As20:, innam. s Avonds om tien uur vind ik, zoo luidt de historia morbi, Soufflabd zittende op een stoel met vreeseljjk vertrokken gelaat. Hij braakte; zyn lange baard, zijn kleeren, zijn geheele lijf waren bezoedeld door een witte massa, waarin men geeoaguleerde melk en voedsel resten kon opmerken. Men geeft onmiddeljjk 50 mg. tartaras kalico-stibicus en eenigen tjjd daarna een glas koud water met Fe,(OH),. Hij dronk alles in één teug op en braakte het onmiddeljjk weer uit. De pols was klein, irregulair, week, bijna onvoelbaar. De huid was zoo koud als marmer, bedekt met klam zweet, vooral aan het voorhoofd en aan de slapen. Hij braakte voortdurend geeoaguleerde melk en Fe,(OH), uit, waarvan men iedere 5 minuten een kopje gaf. S. zeide, op zjjn maagstreek wijzende: „Daar ben ik verbrand; o! het is vreeseljjk!" Half twaalf. De zieke rilt, klaagt over koude, niettegenstaande het vertrek door een kachel goed verwarmd is. Op het oogenblik, waarop de zieke geheel ontkleed overeind staat om naar bed gebracht te worden, ontsnappen half vloeibare massa's uit zjjn anus. Ik kan het niet beter vergelijken dan met een straal water, welke uit een kraan spuit, wanneer men deze opent. H(j ging zooveel af, dat de pot vol was. Eerst wit, werd de ontlasting daarna geelachtig. De pols is aan de radialis niet meer te voelen. Middernacht. Nadat lijj gedurende 8 min. niet gebraakt heeft, begint het weer. Golven geelachtige massa, gemengd met gestolde melk, worden weer uitgebraakt. Om de 5 min. treedt het braken op en in dien tusschentjjd is hij wat rustiger. De huid blijft ijskoud. 12 uur 85 min. S., die tot nog toe slechts over pijn in de maagstreek geklaagd had, drukt met de rechterhand op zijn navel, uitroepende: „O, mijn God, het brandt in mijn ingewanden". De buik was echter week, niet opgezet; de buikpijn verdween langzamei hand, zoodat ten slotte slechts af en toe snijdingen bestonden. 1^ uui 45 min. Ik heb den zieke niet kunnen verwarmen; zjjn gelaat, handen hi voeten zjjn blauw. De pols is niet te voelen. Ik ga door met het ijzerhoudend drankje in te geven, dat S. met gulzigheid opdrinkt, omdat hü van den dorst vergaat. Het braken schijnt een weinig te verminderen. Hij zegt nog slechts: „Ik heb dorst, geef mij te drinken". O Sciimitt beschreef in het Geneesk. Tijdsehr. v. N. I., dl. VI (1863 ?), bl. 554, een peracuut verloopen geval van As-vergiftiging, waarin slechts éénmaal dunne, bruine ontlasting gedeponeerd werd. Het was echter blijkbaar geen geval van den zuiveren gastro-intestinalen, doch van den gemengden vorm (bl. 238). 1 uur 50 min. Het braken begint opnieuw. Ik geef eetlepelsgewijs een kalmeerenden drank; maar nauwelijks heeft hjj hem opgedronken, of liy braakt hem weer uit onder hevige krampen. 2 uur 30 min. Nog altijd is de pols afwezig. Het geheele lichaam is ijskoud. Un 3 tot 4 uur 's morgens bljjft de toestand dezelfde. Dezelfde opwinding, dezelfde koude, hetzelfde braken. Hij heeft geen hoofdpijn, geen pijn in de hartstreek, geen pyn in de ledematen; hij klaagt slechts over allerheftigste pijn in de maagstreek Snijdingen in het Ijjf veelvuldig. 4 uur. Het kloppen van het hart is niet meer te zien. Tegen 5 uur. S. schreeuwt, dat h« stikt en van af dat oogenblik is dvspnee het hoofdsymptoom. Tusschen 6 en 7 uur begint het slikken moeilijk te worden. 7 uur 30 min. Ik zal nooit van mijn leven het vreeselyke schouwspel vergeten dat deze hijgende misdadiger vertoonde, zich als een waanzinnige rondwentelende daarna onbeweeglijk wordende, zondei ophouden schreeuwende, langs mond en neus vloeistof kwijt rakende, welke de huid verbrandde en bij dit alles volkomen bewustzijn en het volkomen gebruik der spieren. Van af dat hij is gaan liggen, heeft hjj geen ontlasting meer gehad; het is eerst tegen 8 uur, dat hij zijn bed bevuilt met een massa, welke gelijkt op het braaksel. De buik was hard en ingetrokken. Betasten deed geen erge pijn, behalve in de maagstreek. Het geheele lichaam was blauw. De respiratie werd moeilijker en moeilijker. De zieke werd voortdurend angstiger. Tegen 9 uur zijn de symptomen van benauwdheid het hevigst; om 11 uur 5 min. sterft hij onder knarsetanden en stijf worden van alle spieren [James (')]. Het is duidelijk, dat men derhalve in een geval van peracute gastrointestinale warangan-intoxikatie, altijd de differentiale diagnose moet maken tusschen deze en cholera (in den choleratijd) en cholera-achtige ziekten, zooals voedselintoxikatie en malaria cholerica, omdat bij alle het klinische beeld vrijwel overeenkomt en slechts op ondergeschikte punten verschilt, Men staat aan het gevaar bloot fouten naar twee richtingen te maken, in zoover, dat men een geval van warangan-intoxikatie miskennen kan en omgekeerd een geval, dat geen warangan-intoxikatie is, abusievelijk als zoodanig kan opvatten. Het is natuurlijk van het meeste belang, dat dergelijke vergissingen zoo weinig mogelijk plaats vinden, zoowel in het belang van den lijder zelf als in het algemeen maatschappelijk belang. De groote moeilijkheid zit voor den medicus, die bij een levende persoon met cholera-achtige symptomen geroepen wordt, daarin, dat hij therapeutisch moet ingrijpen zonder den tijd te hebben voor het noodige onderzoek, waartoe hij — afgezien van de noodige kennis en oefening — gewoonlijk door allerlei uitwendige omstandigheden geen gelegenheid heeft. Hij pleegt de praktijk in te gaan, c. q. te reizen, zonder een mikroskoop en de benoodigde utensiliën bij zich te hebben en mikroskopisch onderzoek op zijn gemak thuis te verrichten. En daartoe heeft hij in een dergelijk geval niet den tijd. Daarin zit de groote moeilijkheid, nog meer uit een klinisch dan uit een gerechtelij k-geneeskundig oogpunt, want in de eerste plaats is hij O Vibebt, Précis de toxicologie, bl. 357. lJZhl"9u f" f urine'secretie ^ nog gering, of zelfs gedurende een paar e "rt"'tevat dw,t en 50,113 «**"■ Qew°™iiik -evnüf !C°.m,t .6Chter °°k V°or' (3at de Persoon zich voorbijgaand zóó wel gevoelt dat lnj opstaat en zelfs uitgaat; deze luciede periode kan 24 uur uren. De remirne (resp. intermissie) in de ziekteverschijnselen kan maken, dat men door de daaropvolgende exacerbatie aan het opnieuw innemen verlooeDenziin°S7elftttenkrrt Z°l' künnen )j. ('i Takoieu, l.c., ld. 430. observation XIII. Dne personen aten van een vleeschgerecht, waarin b\j vergissing drie eetlepels lattenkruii gedaan waren. Onmiddellijk na het maal begonnen zij alle drie te braken dl? slechts zeel' wein'g ervan gegeten had, braakte in liet verloop van eenige uren meerdere malen en had verder alleen wat hoofdpijn. De tweede braakte gedurenden 24 uur, had hevige hoofdpijn, pijn in de maag en verhoogde temperatuur. ^ De derde vertoonde de ernstigste verschijnselen. Hevig braken bestond bH hem 4 dagen lang, niettegenstaande reeds een half uur na het ongeval met ,1e regelmatige toediening van het ouderwetsche antidotum arsenici [F,(OH).J begonnen was. Hij had het hoofd P°lsfrequentie nmu ^leideHjk toe en er bestond een zwaar gevoel in Den 6den dag bestonden stupor zonder hoofdpijn, lichte deliriön, frequente pols doch geen enkel symptoom van den kant van liet maagdarmkanaal, behalve een' onaangenaam gevoel in den oesophagus en een droge tong. Den 7den dag was de toestand dezelfde, behalve dat op het gelaat en op het bovenste gedeelte van den romp enkele puistjes optraden, welke geheel op pokpuisten geleken. Verder bestond een bjjna volkomen Zl'ÏenomeJ WeUte link* ^ker was dan rechts; de sensibiliteit "^ liidef Vafïn' ?'e? 6n ,dag na"len 'le zenuwverscl1ijnselen toe en delireerde de r • mJen kant van' het d'gestieapparaat bestonden geen andere verschijnselen, .lan loist. D( Pols was zeer frequent, doch goed gevuld; aan het hart bestond een scherp blaasgermsch. De l„der begon intusschen sterk te zweeten, hetgeen pas meer dan een maand na het innemen van het vergif ophield. Den 15den dag begonnen de zenuwverschijnselen in hevigheid af te nemen • het geiuisch aan het hart bleef nog bestaan, de buik werd opgezet en het epigastriuin pijnlijk • en'buikpijn''len 30sten day somnolentie, oorsuizen en zwakte, doch geen diarrhee Het duurde tot den 63sten dag vóór dat weer vrijwel alles in orde was; de persoon bleef \ ooi al lang zwak [CoquERET (')]. Iemand met een zwakke gezondheid nam 'savonds om halfzeven arsenik in en vertoonde om 11 uur voortdurend braken en diarrhee. Facies Hippok,-atica. koude romp en extremiteiten, steik angstgevoel; er bestond een brandend gevoel in de maagstreek, hevige koliek kLr;;Se Herlirf,li hnkr>braaksei ^ ^ kleine, zwakke pols, zoodat de medicus aan cholera dacht en opium toediende Den volgenden morgen minder buikpijn en minder frequente ontlasting, doel, misselijkheid, braken en brandende maagpijn. ■' _,D.en 3den en "en dag minder veelvuldig braken en minder misselijkheid, doch bomle!r~T !>m in f fmai%'Streek- Dysllrie 0,1 *trangurie; urine helder. Oulhnlim) Se>r ■' ; 8t°matitiS °n VeSiCU'eUS 6kzeem ,?' van , , "den dag volgdp ,if' exitus5 (l° laatste dagen bestond hmra^/lwsie van de m de Wer bü de minSte —in« "et «"^"reeuwde van hardnekkige^ obst ipTt i'e. ^ " 1853 ^ " int~ ™ de •, f®."1nei8je. van UI/' ■iaar nam het eten een zekere hoeveelheid arsenik in Onmiddellijk hevige maagpijn, welke door de geheele borst uitstraalde; tegelijkertijd (') 1 ARniEU, t.a. p„ bi. 432, observation XV. O Ibidem, bl. 433, observation XVII. De spierkrampen treden het eerst op iii de onderbeenen en later soms ook in de voorarmen; zij kunnen allerhevigst zijn en den slaap zoo goed als onmogelijk maken. Zeer vaak gaan zij gepaard met een eigenaardig gevoel van verdooving in voeten en onderbeenen. Huperaestliesie kan den druk van een laken of deken ondragelijk maken. Over de stoornissen in de motiliteit het volgende. I erlammingen komen bij acuut en bij chronisch verloop der arsenikintoxikatie voor, doch hoogst zelden worden zij in het eerste geval vóór den Ssten dag gezien, maar meer tijdens' de reconvalescentie, of nadat zelfs alle andere symptomen reeds verdwenen zijn. Bij chronische, medicamenteuse intoxikatie treden zij vaak pa.s na maanden op en soms zelfs eerst nadat reeds langen tijd geen arsenik meer gebruikt werd ('). Bijna altijd worden de verlammingen voorafgegaan door en gaan zij vergezeld van overeenkomstige stoornissen in de sensibiliteit t5). Soms ziet men 1 - weken later atrophie van de spieren optreden; komt het hiertoe dan wordt zij in korten tijd zeer belangrijk (Erb); zelfs klauwhand met schijnbare mumificatie kunnen hierdoor ontstaan. (') Arsenikverlammingen zijn reeds lang bekend; o.h. zijn zij beschreven door Boebhaavé en zijn leerlingen de Hakx en van Swieten (18-de eeuw). Van veel vroeger datum bestaan zelfs reeds mededeelingen hierover, zooals van Albanus uit de 13-de eeuw, van Ambkoise Paré, van Pieteb Fokest en van Cabdano uit de 16-de eeuw en van Zacchia uit de 17-de eeuw. (-) Fn de laatste helft van 1900 kwain een uitgebreide arsenikintoxikatie in Noorden Midden-Engeland voor, welke eerst, nadat zij eenige maanden bestaan had, in haar waren aard herkend werd. Zij maakte meer dan 4000 slachtoffers, waarvan er meer dan 300 stierven. Deze intoxikatie op groote schaal was veroorzaakt door bier, dat bereid was uit glvcose, welke 0,05% As*O, bevatte; deze glycose was geïnverteerd met behulp van goedkoop zwavelzuur, dat 1,4% bevatte. Meer dan 2000 bierbrouwerijen gebruikten deze glycose in plaats van mout. De intoxikatie verliep als polyneuritis, welke men eerst opvatte als alcoholneuritis; opvallend echter was de groote mortaliteit. Daardoor werd de zaak nauwkeuriger nagegaan en ontdekte men ten slotte de ware oorzaak (As in de urine). ^ oor ons is deze epidemie van polyneuritis van veel belang, omdat te Chestrr ea Manchester de verschijnselen van dien aard waren, dat men de diagnose beri® maakte. Hierop zullen w(j nog terugkomen. Op 290 gevallen te Hal ford nam men waar: psychische stoornissen 9-maal. anasarka gastro-enteritis pigmentatie gg coryza en conjunctivitis 106 uitslag 107 1 ! inotiliteitsstoornissen 228 en sensibiliteitsstoornissen 234 Het bier bevatte per L. 0,001—0,020 g. As203. Op 150 zieken gaven 53 aan, dat z(j per dag 1L., 44 dat zij 2 L. en 53, dat zij 5 L. bier dronken. In het algemeen ontwikkelen de verlammingen zich zeer geleidelijk legmnen symmetrisch en distaal aan de extremiteiten en blijven beperkt tot onder de knieën en onder de ellebogen, zoodat vaak zelfs alleen de voeten en handen verlamd zijn; hoogst zelden worden andere dan de spieren deiledematen aangetast. Bij zeer hooge uitzondering treden de verlammingen plotseling op, zoodat de persoon verlamd neen-alt, echter zonder zijn bewustzijn te verliezen. Gewoonlijk bemerkt de persoon, dat hij langzamerhand moeilijker en moeilijker gaat loopen; hij begint met zijn beenen te slepen en kan ze ten slotte in het geheel niet meer bewegen. Aanvankelijk zijn vaak de spieren gevoelig bij betasting; zij blijven dit bij duidelijk afgenomen spierkracht. Het eerst worden in den regel de beenen verlamd en in de helft der gevallen blijven de armen vrij, doch ook het omgekeerde komt voor. Lüff zag b. v. tijdens de Engelsche bierintoxikatie 40 gevallen, waarin bijna steeds het proces begonnen was met paraesthesi?n en parese van de handen ('). Over het algemeen worden de armen echter altijd later en minder sterk dan de beenen aangetast ; hetzelfde ziet men bij dieren. Het meest gewone beeld is dan ook, dat paralyse van de beenen gepaard gaat met parese van de armen, doch, zooals reeds gezegd is. komt ook het omgekeerde voor (*). Ja. men heeft zelfs gezien, dat na het innemen van 1,250 g. As„ 0.( alléén verlamming van den rechter arm optrad (Bisset). Symmetrisch (asymmetrie komt zoo goed als nooit voor; toch heeft men zuivere hemiplegie met hemi-anaesthesie waargenomen!) zijn vooral, evenals bij ben2, de strekkers van den roet en van het onderbeen verlamd, zoodat de gang op dien bij de laatst genoemde ziekte gelijkt ; waar andere spiergroepen verlamd zijn, zijn de eerste altijd het sterkst aangetast. Aan den voet worden alle spieren verlamd: de m. extens. digit brev i". flex. digit. brev., caput plantare m. flex. digit, long., m.m. interosseï en m.m. lumbricales kunnen niet meer willekeurig gecontraheerd worden. Het eerst wordt aan het onderbeen de m. extens. digit. long. aangetast daarna de m. tibial. ant., de m. extens. hall. long., de m.m. peronaeï eii (') Vereinsbeilage der Deutschen med. Wochenschr., 1001, hl. 72. ('I In dit opzicht vindt men in de Oo.st-Indis.-he litteratuur het" volgende In het Geneesk. Tijdschrift v. N.i., dl. iii (1861?), 1,1. 524, beschreef Voigt een geval van chronische warangan-intoxikatie, waarin de onderste ledematen later en in gei ingeren graad werden aangetast dan de bovenste. Soheffer besprak op de vergadering van de Vereeniging tot Bevord. d. geneesk Wetensch. in N.I. van 30 December 1888 [Geneesk. Tijdschr. v. N.I., dl. XXVIII (1888)' hl. «*J een geval, waarin b« vergissing0,600g. As, 0, werd ingenomen en den volgenden dag de arm niet opgelicht kon worden; in het eerste half uur werd niet gebraakt de familiA S?"* voor het Re^' n • -01> «■ * het vergiftigingsgeval' van de familie Micola te vinden, waarin na de eerste toediening van het vergif bij man. vrouw en kind ongevoeligheid in de toppen der vingers optrad en lang loomheid in de' boenen bestond. ook de m. flex. digit. brev. Aan de dij wordt vooral het onderste gedeelte van den m. vastus later, en van den medius verlamd. Loopen en staan worden langzamerhand onmogelijk; op den duur kan zelfs een paralytische pes equino-varus ontstaan. Aan de handen, waaraan het proces later en in geringeren graad pleegt op te treden, worden ook speciaal de strekspieren verlamd, zoodat de zieken niet meer kunnen eten, zich kleeden, schrijven, enz.; van ataxie is slechts hoogst zelden sprake. Hoogst zelden worden ook de spieren van den romp en van den hals verlamd. De zieke ligt in zware gevallen op den rug in bed, met gestrekte en iets naar buiten gerolde beenen, de voeten zijn voorover gevallen, de teenen gekromd; beweging in knie en heup is gewoonlijk mogelijk. De armen zijn licht gebogen in het elleboogsgewricht, de handen zijn geproneerd met de vingers in plantaire flexie en geadduceerde duimen; de vingers kunnen noch gestrekt noch gespreid worden. De spierreflexen zijn verhoogd, de pees reflexen zijn verdwenen, de huidreflexen verminderd. Dit is het gewone beeld, doch ook verhoogde peesreflexen komen, zij het dan ook bij uitzondering, voor('). Voor mechanische prikkels blijken de verlamde spieren overgevoelig te zijn. Gewoonlijk heeft men met een slappe verlam mint/ te maken; soms komt het echter tot een stijve met eontructuren (diplegische contracturen). De arsenikverlamming geneest bijna steeds en wel relatief snel bij de acute, langzaam bij de chronisch verloopende intoxikatie; gewoonlijk zijn er enkele maanden, doch soms 1—8 jaren, en bij uitzondering nog langer tijd, voor noodig. In enkele gevallen treedt geen restitutio ad integrumop. Voor liet leven als zoodanig zijn de As-verlammingen niet gevaarlijk; G. Brouardel kon slechts één (twijfelachtig) geval vinden, waarin de dood door verlamming van de ademhalingsspieren zou zijn opgetreden. Als oorzaak nemen de meeste schrijvers een periphere neuritis aan, doch in sommige gevallen schijnt werkelijk het ruggemerg aangedaan te zijn, omdat af en toe ook de sphincteren verlamd zijn. Antonie de Haen beschreef liet volgende geval: Een vrouw nam bjj vergissing een kleine dosis rattenkruit in, waarna de gewone verschijnselen van acute gastro-enteriti.s optraden, welke spoedig verdwenen. Nadat zjj (') Brouardel (*) verklaart, dat de peesreflexen niet terugkeeren en hecht hieraan groote waarde voor een latere herkenning der As-verlamming, terwijl zü" neef G. Brouardel, in zijn algemeen geprezen dissertatie ("), zegt, dat de peesreflexen bü het intreden der genezing terugkomen. De laatste schrijver, die een volledig overzicht geeft van de tot op dien t\jd beschreven gevallen van arsenik-verlamming, haalt wel een paar gevallen aan, waarin zjj verhoogd of normaal waren, doch hij vermoedt, dat dit te wijten was aan reeds ingetreden genezing. O Brouardel, Intoxications, 1904, bl. 117. (") G. Brouari,el, Etudo sur 1'arsenicisme, ThCsc du Paris, 1897, bl. 127. 3 dagen liersteld was, traden den 4den dag krampen, gevoeligheid en zwakte in de voeten, de beenen en de armen op; geleidelijk ging de parese in paralyse over, zoodat ten slotte alle extremiteiten verlamd waren. Tegelijkertijd begon de hnid te schilferen, doch verder werden geen afwijkingen waargenomen. Langzamerhand konden de handen weer bewogen worden, toen de armen en later de beenen. Z\j moest echter 11 maanden in het ziekenhuis verpleegd worden, alvorens zjj geheel hersteld ontslagen kon worden ('). Murray deelde het volgende geval uit 18-21 mede: Vier personen werden tegelijkertijd, een uur na het gezamenlijke ontbijt, ziek met a e verschijnselen van As-intoxikatie. Bovendien echter vertoonden zij allen spierzwakte, welke bij twee zelfs tot een volkomen verlamming werd. Eén van deze had den linker arm verlamd en 6 maanden later had lijj een buigingscontractuur in het elleboogsgewncht. De anderen leden lang aan algemeene zwakte met gevoelloosheid en pijnen in de beenen ('). Een meisje van 16 jaar kreeg in de derde week na een acute arsenik-intoxikatie paresen, acute rheumatische gewrichtspijnen en een doof gevoel in de toonen en vingers. Na 2'/, maand traden atrophie en volledige paralyse van de spieren van de ledematen op, welke na 8 maanden weer verdwenen [ïhiersch, 1896, (*)]. Tacklam (1898) zag een geval, waarin reeds 5 dagen na het innemen van het vergif paresen optraden, welke zich proximaal uitbreidden en na 5 weken haar akmes bereikt hadden. Aan de onderste extremiteiten waren de strekkers en wel voornamelijk de m.m. peronaeï liet sterkst verlamd; ook aan de bovenste extremiteiten waren de extensoren sterker dan de floxoren aangetast, Tegelijkertijd bestond een contractuur in gebogen stand. Eenige spieren atrophieerden en vertoondenontaardingsreactie. De patellaire reflexen waren afwezig. Er bestonden verder ataxie, stoornissen in de sensibiliteit en tachycardie (s). De volgende twee buitengewone en interessante gevallen van arsenik-paralyse zijn ontleend aan de dissertatie van G. Brouardel (4). Mevrouw M., 29 jaar, Amerikaansche van geboorte, is op haar 14de jaar gehuwd; zij had een abortus van 8 maanden en heeft 3 gezonde kinderen. 2, Augustus 1891, 's avonds om 6 uur, nam zjj uit verdriet 2 eetlepels van een poeder, dat grootendeels uit As.,Q, bestond. Om 9 uur begon zij te braken; zij braakte overvloedig en eenige malen was liet braaksel bloederig. Tegelijkertijd trad diarrhee, met bloedige ontlasting op, welke 2—4 dagen duurde. Het braken hield 3 weken aan, in welken t(jd de zieke alleen wat ijskoude melk kon binnenhouden. Zij had hevige pijnen in de beenen, welke oedeinateus waren; de armen en de romp deden ook pijn, doch waren niet zucht ig. Alleen het gelaat deed geen pijn. Vier of vijf dagen na het innemen \an het vergif trad over het geheele lichaam een papuleuse uitslag op, welke heftig jeukte; de uitslag bleef eenige dagen bestaan. Reeds den morgen, volgende op het innemen van het vergif, gevoelde de zieke zich zeer zwak. Voeten en onderbeenen waren zóó gezwollen, dat de kousen, welke zij nog aanhad, open geknipt moesten worden. Zij kon zich volstrekt niet bewegen en moest door 18 hoofdkussens ondersteund worden; bijna alle spieren waren verlamd. Het hoofd bengelde op den hals; zü kon slechts de oogen en den mond openen en (') Christison, 1. c., bl. 314. (») KoBEitT, 1. c., dl. II, 1906, bl. 266. (3) Ibidem, bl. 267. (4) G. Brouardel, 1. c., bl. 157 (Observation i) en bl. 160 (Obs. IV). sluiten, doch dit deed pijn. Zjj sprak met zwakke stem; zij zag slecht en herkende dan ook de personen aan de spraak; zjj zag slecht kleuren(?), hoorde en rook normaal. Zjj scheen ook een verlamming van het palatum molle en van de pharynxspieren te hebben; wanneer zjj dronk liep de vloeistof weer door den neus weg. Zij had aanvallen van hevige benauwdheid. Dit alles duurde 15—20 dagen. Gedurende een maand kon de zieke niet urineeren; de urine werd per katheter ontlast. Gedurende de eerste dagen was de buik sterk opgezet; met 3 weken was dit verdwenen. In Januari 1892, derhalve na 4 maanden, kon z\] haar armen en beenen nog niet bewegen; na een jaar kon zij in haar bed overeind zitten en begon de verlamming van de onderbeenen te verminderen; eenige beweging werd mogelijk, doch na 1894 kwam er geen verbetering meer. Het geheugen was aldoor intact, zoodat z.y zich zeer goed haai' ljjden herinnerde. Do pjjnen in de voeten bleven het langste bestaan en hielden langer dan een jaar aan; de zwelling van de voeten heeft 6 maanden geduurd; meer dan een jaar had zij pijn in mond en keel (Gili.es de la Tourette & G. Brouabpel). In Juni lS0(i werd op de afdeeling van Babinski een meisje van 15 jaar opgenomen met pjjnen in de onderste ledematen en moeilijk loopen. Vóór 5 weken had z{\ ineens last van de maag en koorts gekregen; eerst later bekende zjj toen rattenkruit ingenomen te hebben. Zij had gebraakt, had hevige steken in de voeten, ter hoogte van de wreef en ^an den hiel; tegelijker tjjd bemerkte zjj, dat de duim, de wjjs- en de middelvinger xan de rechterhand ongevoelig waren; zjj liet alles vallen, wat zij opnam. Bij de opneming in het ziekenhuis had zij nog hevige pijnen in de voetzolen. Bij het loopen (met ondersteuning) vertoonde zjj den hanengang; bjj liggen of zitten hingen de voeten; bjj het maken van bewegingen (flexie en extensie) hoorde en voelde men kraken in de pees-scheede van den m. extens. longlis digit. pedis, terwijl de patiënte pijn voelde aan de ondervlakte van de toonen en van den hiel. Duim, wijs- en middelvinger van de rechterhand bleken gevoelloos te zijn. Plantaire, patellaire en Achillespeesreflexen waren verdwenen. Anale en vulvaire reflexen waren verminderd, doch de sphincteren deden aldoor hun plicht. Faradisatie van de spieren van het onderbeen was wel zeer pijnlijk, doch gaf geen contractie. Het gezichtsveld was concentrisch verkleind, geen dyschromatopsie, geen hysterische afwijkingen van de zintuigen noch van het gevoel; geen afwijkingen in den fundus oculi. De pupillen reageerden slechts zwak op licht en accomodatie. Ingewanden zonder afwijkingen. Onder rust, antipyrine en anderdaagsche faradisatie trad geleidelijk beterschap op. •50 Juni leed zjj minder en liep op de hakken; de reflexen waren nog afwezig. 22 Juli veel verbeterd. 13 Augustus werd zij bijna geheel genezen uitgeschreven; de patellaite reflexen waren toen nog zeer zwak, maar zjj kon alleen loopen en was flink aangesterkt. Hysterie was volgens de behandelende medici uitgesloten (Babinski & Levby). Dat at en toe geen volledig herstel optreedt bewijst een van de talrijke slachtoffers \an de beruchte, Duitsche giftmengster Ursinus. Twintig jaar na de intoxikatie, waarvan hij overigens reeds sedert lang genezen was, was de overigens krachtige man nog aan handen en voeten verlamd; hjj kon slechts loopen met behulp van stokken, aan zj;n voorarmen vastgebonden. Er bestond een belangrijke atropine van alle weeke deelen van handen en voeten [Schapee, 1846, (')j. (') Vibebt, 1. c., bl. 3f>3. De herkenning van de acute arsenikintoxikatie is alleen mogelijk door het chemisch onderzoek van braaksel, ontlasting en urine; dit dient overal te geschieden, waar men aan de mogelijkheid ervan denkt. De aard en de eigenaardige opeenvolging der verschijnselen zullen ons hiertoe brengen. Sporen As in de urine bewijzen echter niets (zie later bij de herkenning van As-intoxikatie aan de lijktafel). 3. Arsenik-intoxikatie a rechutes. Bijna altijd heeft men hier te doen met misdrijf; zoo dikwijls het kan. wordt den lijder een kleine hoeveelheid As, O., toegediend, telkens wanneer de omstandigheden dit mogelijk maken. Hierdoor ontstaat een eigenaardig ziektebeeld, dat op toxische inanitie (bl. 12(3) kan uitloopen. De eerste dosis geeft een lichte acute intoxikatie, welke zich op de beschreven wijze openbaart. Wanneer de verschijnselen beginnen te verminderen, doet een tweede dosis warangan het proces weer opflikkeren, waarbij soms nieuwe symptomen optreden; intusschen kunnen zich bovendien andere en later optredende verschijnselen ontwikkelen, nog afhankelijk van de eerste dosis, enz. Hierdoor ontstaat een ziektebeeld, dat remissies en exacerbaties vertoont en waarbij sommige symptomen langer blijven bestaan dan andere; het kan leiden tot een slependverloopendegastro-enteritis met zeer sterke kache.de en hektische koorts, welke in het verloop van maanden dooden (toxische inanitie). Iedere exacerbatie is gewoonlijk gekenmerkt door het optreden van, of' verergeren van nog bestaande, r/astro-enteritis, met over het algemeen niet zeer frequent en nooit pijnlijk braken; het is nooit zoo heftig als bij de peiacute en acute intoxikaties, omdat de dader uit voorzichtigheid slechts relatief kleine doses toedient. Vandaar dan ook dat diarrhee hier vaak ontbreekt en, waar zij voorkomt, nooit hevig is. De persoon blijft dan ook dikwijls zijn dagelijksclie werk doen, niettegenstaande koliek, emaciatie en sterk gevoel van moeheid. Bij mannen komt het vaak tot impotentia coeiindi. De andere symptomen (katarrhen, verlammingen, enz.) treden op, zonder in een duidelijk verband te staan met de tijden, waarop telkens liet vergif wordt toegediend. Het geheele ziektebeeld kan daardoor nog al verschillend uitvallen, zoodat liet vaak lang duurt, vóór dat liet herkend wordt, of dit gebeurt zelfs tijdens het leven in het geheel niet. Komt het b. v. door de ontsteking van het slijmvlies der luchtwegen tot haemoptysis dan kan pseudophthisi* (zonder kenmerkende physische verschijnselen) een eind aan liet leven maken. Lachkse O heeft op grond van talrijke intoxikaties vastgesteld, dat bij gebruik in brood of soep: 0.008 g. As3 08 verwekt braken; 0.015 0.030 g geeft braken, diarrhee en prostatie; 2 dagen achtereen genomen maakt dez*e dosis den persoon zóó ziek, dat hij 3 a 4 dagen niet kan werken, terwijl indien op 2 achtereenvolgende dagen tweemaal zulk een hoeveelheid wordt (') chhistison, i.c., 1>1. ingenomen een gastro-enteritis ontstaat, welke in 7—10 weken doodt. Deze getallen hebben natuurlijk geen absolute waarde, maar zij geven toch eenigszins een idee met hoe weinig warangan een giftmenger kan uitkomen (zie noot op bl. 181). Een voorbeeld van een dergelijke vergiftiging is het volgende, ontleend aan Vibert en Brouardel, waarin de lijder telkens verbeterde, wanneer hij naar elders vertrok en verergde, wanneer hij in zijn kosthuis terugkwam. De persoon trad in September 1885 in dienst bij een apotheker. In Juni 1886, braakte hij 4 0 keer per dag en vertoonde kort daarna pijn in de beenen met een hevig gevoel van speldeprikken in de voeten. Men dacht aan een indigestie met parese der onderste extremiteiten. De geheele maand Augustus bleef hij thuis en herstelde volkomen; toen ging hij weer naar de apotheek terug. Kort daarop begon hij weer te braken en kreeg weer toenemende zwakte der beenen en den lOden September viel hij op straat verlamd neer. Begin October bestond een doof gevoel in de handen en was de kracht ervan verminderd; hij kon zjjn jas niet meer dichtknoopen, zjjn vleesch snijden, enz. H\j keerde niet naar de apotheek terug; tegen het einde van November begon beterschap in te treden. Den 16den December hervatte hjj zjjn dienst, doch vertoonde onmiddellijk weer dezelfde verschijnselen (3—4-maal daags braken, geen diarrhee, zwakte in de beenen), zoodat h{j in Januari 1887 het werken moest opgeven. In Juni 1887 kwam hij bij zijn patroon terug en braakte van af den lóden van tijd tot tijd, doch in September verliet 1'Ü weei zijn dienst, lijdende aan een ziekte, welke hem noodzaakte 17 dagen in bed te blijven en welke men voor febris typhoïdea hield (braken, geen diarrhee, onrust). Daarop at hij elders en nog slechts één keer in de apotheek en wel op 15 April 1888; hij kreeg dadelijk er na braken (7-maal) en hevige hoofdpijn. Nog eenige maanden bleef bij daarna parese der onderste extremiteiten vertoonen. Dit geval is er een van een reeks, welke in een apotheek te Harre voorkwam en waar men eerst het ziek worden en sterven van meerdere der inwonende personen toeschreef aan ongezondheid van het huis (beerput er onder?) en waar de ware aard (vergiftiging door den apothekersbediende) eerst herkend werd bij de obductie van een der slachtoffers ('). Een meid deed dagelijks een kleine hoeveelheid rattenkruid in de soep van haar kameraad. Kort na het eten braakte zij dit echter telkens uit, zonder er verder nadeel van te ondervinden. Dit geschiedde af en toe gedurende 0 weken en toen was de maag buitengewoon gevoelig, bestond pijn in den buik en was de vrouw sterk vermagerd. Ook bestond er haemoptysis en een dusdanige prikkelbaarheid, dat, wanneer zij in de tocht zat, een krampaanval optrad. Daar zij niets meer verdragen kon ging zij voor twee maanden naar huis, waar zij geheel opknapte om daarna weer als meid in dienst te treden. Haar kameraad stond haar weer naar het leven en, om zeker van haar zaak te zijn, deed zij op een morgen een groote hoeveelheid rattenkruit inbaar koffie, waarop hevig braken volgde. In het braaksel werd As aangetoond en onder passende behandeling genas de vrouw [Flandin (*)]. M., makelaar in katoen te Liverpool, was 49 jaar en huwde met een Amerikaansch meisje van 21 jaar. Zij hadden twee kinderen, doch het huwelijk was niet gelukkig. Zeven weken vóór zijn dood (op 10 Mei 1889) ging zijn vrouw naar Londen en leefde daar eenige dagen met een anderen man in een hotel; tusschen den 12—19den April kocht zij daar (•) Vibert, l.c., bl. 302 en Brouardfl, Intoxications, bl. 129. Bij beide is het verhaal niet geheel hetzelfde; voor het oorspronkelijke verhaal zie Brouardel & Pouchet in Annales d'Hygiène publique et de Médecine légale, dl. 22 (1889), bl. 137. (3) Taylor. l.c., dl. I, bl. 264. vliegenpapier (papier met As, O,). Van 13—20 April was M. ook te Londen en consulteerde daar een medicus wegens maagklachten. Deze schreef hem, naast een bepaald dieet, een en ander voor, doch geen arsenik; toch werd later in een der mediejjnfleschjes As aangetoond. Tot den 27sten April was M. volkomen wel; toen werd hij ziek met pijn, krampen en een doof gevoel in de beenen. Ongeveer dien tjjd vond een der bedienden vliegenpapier in de kamer van zjjn vrouw, zorgvuldig weggestopt. Den 29sten kocht de vrouw weer 24 vel vliegenpapier bjj een anderen drogist. Op 1 en 2 Mei ging M. naar zjjn kantoor; zijn vrouw zond hem zjjn lunch; in een van de toen gebruikte kruiken werd na zjjn dood As aangetoond. Op den avond van den 3den Mei liet M. zijn medicus roepen; het braken, hoesten en een eigenaardig prikkelend gevoel in de keel hielden nog twee dagen aan. Den 6den veimindeide het braken en werd hem liq. Fowleri voorgeschreven, doch hij nam er niet meer van in dan l/t mg. Den 7den Mei was de keel rood, droog en glimmend; diarrhee begon op te treden. De medicus nam aan, dat een of andere irriteerende stof in het eten of drinken was gedaan. Den 8sten en 9den Mei bestond bloed-diarrhee met hevige tenesmi ad alvum; de medicus dacht toen aan As en deed de urine en liet genoten voedsel hierop onderzoeken! Den lOden Mei stierf M. In het lijk weid As aangetoond. Allerlei bijzonderheden kwamen later nog aanhef licht, zoodat het volledig bewijs geleverd werd, dat zijn vrouw hem vergiftigd had ('). Op Java kwamen de volgende gevallen voor. Safortas was 0 October 1809 gezond en wel van Peloemboen over Soemedang naar zijn woning te Lembang teruggekeerd, waar hij den Tden aankwam (2). In de hem dien avond voorgezette soep had zjjn vrouw eenige druppels waroon bintaio (3) gedaan [onder welken naam zij een oplossing van roode warangan in het sap van taroem hoetan(djajanti)-bladeren («) gekocht hadj, doch daar de smaak onaangenaam was wierp hij de soep weg. Later gebruikte zjjn vrouw ook vergif, dat bereid heette uit ikan boen tak (6). Den lOden werd hem weder vergif in de koffie toegediend, waarop hij bij herhaling braakte (bloed en slijm) en benauwd was. Ongeveer een week later, tenvijl hjj nog ziek was, werd hem weder wat, gemengd onder frikadel, toegediend. Een bediende, die de pan uitlikte, waarin de frikadel gebraden was, werd dadelijk duizelig en braakte; hij was lang buiten kennis. Intusschen vertoonde Saportas bloedbraken, bloeddiarrhee, hevige koorts en frequente mictie; hij klaagde over een kopersmaak, was zeer onrustig en slapeloos. Den 19den werd hjj door Gboneman bezocht, die een sterken ascites, dyspnee, een opgezet gelaat en gezwollen voeten vond; de maagstreek was niet pijnlijk, de ontlasting (') Lyon, 1. c., bl. 434, case CCVIII. (2) Indisch Weekblad van het Regt, n°. 297, 298 en 299. O1) Bintaro bevat in de vruchten een olie met odaline en cerberine, welke een digitaline-achtig hartvergif zijn. Het versche melksap van de plant is ongiftig. Bjj Greshoff, Indische Vergifrapporten, 2e druk, 1902, komt bintaro voor onder n°. 48, waar de andere n"«. zjjn opgegeven. Bintaro schijnt als vergif gebruikt te worden. (4) Taroem hoetan bevat in zjjn bladeren een groote hoeveelheid amygdaUne; v. Romburgh verkreeg er 3°/0 CNH, met groote hoeveelheden benzaldehyd, uit. (•■) Ikan boen tak bevat een vergif met misschien curare-aclitige werking, dat echter geen alkaloïd noch een eiwit noch een ferment is. In hoofdzaak bestaat de werking in \ erlamming \an het \asomotorische centrum, van de ademhalingsspieren en van het hart. Okeshoff, ibidem, vermeldt deze visehsoort onder n°\ !H) en 110 als gebruikt wordende tot vergiftiging. •lun. waterig en geel (niet bloederig); Groneman, die reeds gedurende 2 jaren af en toe oedemen bemerkt had, dacht aan een hartlijden. Den 27sten stierf Saportas. Post mortem werd in .le maag en ingewanden As, O, en As, S, (te samen 0,0425 g.) gevonden. ' 6 In het geval van vergiftiging van de familie Micola (zie noot 2 op bl. 249) werd het volgende gezien. 1 Februari 1885 kregen man, vrouw en kind na het drinken van koffie ('s middags . uur) snijdingen in den buik, duizeligheid, oorsuizingen en ongevoeligheid van de \mgei toppen. Het kind braakte onmiddellijk, de moeder een paar uren later en de vader pas den volgenden morgen. Den Men Februari aten man, vrouw en 3 kinderen (van6, 8 en 1 jaar) pap en soephet jongste kind begon direct te braken, daarna ook de overige leden der familie; zij braakten niet alleen, doch hadden ook gedurigen stoelgang met maag- en buikpijn. Den 5den Februari at de familie gestoofde pruimen. Kort daarna werden alle weêr ziek en braakten hevig, ook een gast, die slechts een paar pruimen gegeten had. Ook de bedienden, behalve de koki en haar man, braakten, waren duizelig en kregen bovendien opgezette gezichten. Den lOden Februari bestond nog steeds loomheid in de beenen en maagpijn. Chemisch werd As, S3 aangetoond. Voor «Je herkenning geldt hetzelfde als bij den acuten vorm gezegd werd. 4. Chronische arsenik-intoxikatie. Deze wordt voornamelijk gezien bij een arsenikbehandeling, b. v. van chronische malaria, waarbij te groote doses gebruikt worden of de behandeling te lang wordt voortgezet. Echter kan ook vergiftiging met zeer kleine giften op deze wijze gepleegd worden en kan een chronisch verloopende intoxikatie zich ook na één groote gift ontwikkelen en na afloop van de acute verschijnselen nog jarenlang symptomen geven (bj. 243). Hoeveel warangan toegediend moet worden om op den duur een slepende intoxikatie te geven hangt geheel van de individueele gevoeligheid af en is niet te zeggen. In het algemeen worden dezelfde verschijnselen als bij den acuut verloopenden vorm gezien en verschillen beide vormen slechts door den tijd, «lat de verschillende symptomen blijven aanhouden. Digestiestoornissen kunnen echter geheel ontbreken, vooral wanneer slechts zeer geringe, therapeutische doses aangewend worden. Op den duur kan liet tot slooping van het lichaam komen, wier werkelijke oorzaak alleen door het scheikundig onderzoek van de urine te herkennen is. Gewoonlijk echter ziet men slechts een bepaalde groep van symptomen, of zelfs één bepaald symptoom, optreden, b.v. paralyse van, met pijn in de ex'tremiteiten (.pseiuloberi% of dermatosen, of jarenlang durende tracheolaryngitis en bronchitis sicca met emaciatie en hektische koorts [psemlophthisis (>)], enz. Daar soms de verschijnselen, b.v. de verlammingen, pas weken later. O v°teens v. Bolten-stern (*) neemt de gevoeligheid voor het virus tuberculosum toe en zal het derhalve tot complicatie met echte phthisis pulmonum kunnen komen. O v. Boltenstekn, Die Vergiftungen. 1902. bl. l.u BiMiutlwk f. prakt Awzt... m. B. 186-170). nadat geen Aa^ meer wordt gebruikt, optreden en omgekeerd kunnen gemaakt wordt ^ dat de diagnose vaak niet g maakt wordt. Zoo kunnen ook verschijnselen van den kant van het hart op laZXw f !°Tmn ™ hyilr°PS' Se"i,,le "ekr0Se'aBtl,ma' tachvcar.lie, hartzwakte) of lan de lever [vergroting (vetlever), ikterus, diabetes mellitusl en iedere gedachte m tatoxikatie op den achtergrond geschoven worden! intJS. * rhre°l&T"KV'S- 'lat hllk™"™ «*r chronische arsenik, \ikatie /eer \aak een wetenschappelijke ,.pnzzle" is (>) Niet altijd gaat het echter zoo. Veeltijds treden meerdere symptomen van ee^^uisteT11'1'61611 Z'' ^ ^ bepaalde ™lgorde; dan is het maken %an een juiste diagnose veel gemakkelijker. Men ziet b. v. eerst digestie- stoornissen en dan verlammingen optreden en daar tusschenin uitslag laryngitis, bronchitis, pijnen en stoornissen in de sensibiliteit; ook kunnen deze verschijnselen weer niet alle optreden. Het geheel duurt maanden en jaren en gaat met remissies en exacerbaties gepaard. ™ V°°r w knd' Waar beri2 °P vele lllaatspn endemisch voorkomt en vaiangan het voornaamste vergif is, is het een allerbelangrijkst feit, dat in en Mi ld en v ^ i "48 gememore('rde' uitgebreide As-intoxikatie in NoordzLl Z T T 1!'00' W<'lk'e ,loor bevattend bier werd veroorii,^' geva en werden waargenomen, welke door praetibiaal oedeem, dilatatio cordis, tachycardie, palpitaties, enz. zelfs op ervaren tropenartsen den indruk van beri-1 maakten. 1 eemakktlhk tl. ^ As'Verlainming als symptoom van een gemakkelijk al, zoodanig herkenbaar ziektebeeld, zooals in de vele der reeds medegedeelde gevallen, doch soms doet zij zich voor als beri2 (2). m ami% m- ui-Mm"" * a ht het mogelijk, dat in de tropen, naast gevallen van echte endemische beri' gevallei nam ,n ,v™r-i"""e £ SEFzzzsttz K MAS80N ( )]> welke R™ds, die het eerst den waren aard der bierintoxikatie O Lancet. 1900, II, bl. 1077. O New all & Phytherch, British medical Journal, 1900, II. 1,1. iwi ( ) Nederlandse h Tijdschrift voor Gtonooskunde is'17 ii i i -us i ♦ * steyn. ibidem, bl. 1006. ' ' rapport van A erschüur en v. I.Tssel- GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. Het is natuurlijk van het meeste belang, dat men geen As-verlamming voor beri2 houde en omgekeerd. Een chronische As-intoxikatie, ontstaan door het gebruik bij herhaling ran kleine hoeveelheden warangan, kan onder het beeld ran beri2 verhopen. In streken, waar beri2 zelden of nooit gezien wordt, zul men derhalve bi) een geval van dien aard altijd aan de mogelijkheid ran As-intoxikatie moeten denken. Bit is vooral noodig, wanneer de zieke tot liet Kaukasische ras behoort, den bloeitijd ran het leven nog niet bereikt of wel reeds overschreden heeft of van het vrouwelijk geslacht is. Hardnekkige gastrische stoornissen (>), welke aan de gewone therapie weerstand bieden en gepaard gaan met parese (paral/,se) van en pciraesthesiën in de (onderste) extremiteiten, alsmede hevige pijnen, zijn steeds verdacht. Hetzelfde geldt voor beri- verloopende met pigmentatie, keratose, enz. In al die gevallen is liet scheikundig onderzoek der urine op de aan- of afwezigheid van As noodig (2),- sporen As bewijzen echter niets (zie bi. 269). van 1900 herkende, vermoedt dat ook As-polyneuritis geweest zijn ('). Hetzelfde geldt misschien ook voor andere reeksen van gevallen elders waargenomen, welke als beri' te boek staan, zonder geheel in het kader dezer ziekte te passen, b.v. de epidemiedropsy van Macleod. O Het begonnen z^n met verschijnselen van acute gastro-enteritis is op zich zelf' geen moment, dat pleit voor een As-verlamming; immers door verschillende schrijvers wordt opgegeven, dat beri2 hiermede, of met katarrhale verschijnselen van het slijmvlies van de organa respiratoria, kan beginnen. Hamilton Wright (1902) vat zelfs de chronische ben2 op als een residuale paralyse na acute, infectieuse ontsteking van het slijmvlies van het bovenste gedeelte van het darmkanaal en van de maag; bij obductie van acute beri'-gevallen vindt men volgens hem herhaaldelijk verschijnselen van acute gastroduodenitis (**). De mogelijkheid besraat natuurlijk, dat dit juist de gevallen zijn, waarop Ronald Ross de aandacht wenschte te vestigen en dat zij bij nader onderzoek zullen blijken thuis te behooren in het kader van de intoxikatie-gevallen te Chester en Manchester. Maar, waar het vaststaat, dat de As-verlammingen kunnen optreden, zonder dat verschijnselen van acute gastro-enteritis vooraf gaan (zie noot 2 op bl. 248) is de kans op vergissing dubbel groot; vooral de atroplnsche vorm van beri', met z(jn geringe of afwezige hartverschijnselen, gelijkt veel op sommige gevallen van As-polyneuritis. Taylob ("") zag een geval, waarin getracht werd iemand uit den weg te ruimen door herhaalde toediening van 0.050 g. As203 (:i/., grein); er volgde een uitgebreide verlamming beginnende aan de beenen en zich naar boven toe uitbreidende op de lagere intercostale en andere ademhalingsspieren. Door tijdige herkenning en doelmatige behandeling genas de persoon. De As-paralyse behoort tot de meest pijnlijke ziekten (""), iets waarop het goed is de aandacht te vestigen; ben2 met hevige pijnen moet derhalve gewantrouwd worden. Ook in Engeland viel in 1900 vaak de hevigheid der pijnen op. (2) Het elektrisch onderzoek leert, dat bij As-verlamming de faradische en galvanische prikkelbaarheid sterk verminderd kan zijn, zonder dat tegelijkertijd ontaardingsreactie bestaat (Seeligmüller en Da Costa); waar de laatste bestaat, komt zij alleen voor aan den m. extens. digit. long. en aan den m. vastus medialis (O. Bbouakdel). In (*) Londoner Brief van zlm Busch in Deutsclie med. Wochenachr. 1900. 1,1. 763 <") Zie Geneesk. Tijdschrift v. N. I.. dl. XLIV. 1904, bl. 139 o T4.yi.or, l.c., dl. I, bl. 263. Notthafft. Friedreich's Blïitter f. ger. Medicin, Bd. 49 (1898), bl. 129. Voorbeelden van medicamenteuze intoxikatie z(jn de volgende. 2X(hi" 'r'rtl r'ln f" iaa' I116' 6en cllronist'h ekzeem gebruikte hiertegen 14 dagen 2Xdaags 15 gtt. l,q Fowlen, U dagen 8X15 gtt. en kreeg, toen zij begon met 4X S lniZl', em8n' kramPen- P«n Je beenen en eindelek paralysen welke s nog oenamen, nadat met de medicatie opgehouden was [Gaillard (')]. Lancebeaux (1896) nam bet volgende geval waar (-) Een meisje van 13 jaar werd 10 Februari 1896 ziek' en moest in bed blijven. Den de oksel"empIraKure8/s maand, doch eerst na 1 jaar konden zn weer hun handen gewoon gebruiken en pas na 5 jaar was dit het geval'met de beenen De verlamde spieren waren sterk geatrophieerd; de strekkers iets sterker aangetast ( an de buigers. Albuminurie bestond gedurende meerdere weken [Stookeb (')]. Voor de herkenning geldt geheel hetzelfde als bij de beide vorige vormen gezegd werd. (') Vibchow's Archiv, dl. CXV1I1, 1880, bl. 5u4. Over de herkenning aan de lijktafel behoeft, na de uitvoerige, algemeene beschouwingen over de pathogenie der intoxikaties niet veel gezegd te worden. De afwijkingen, welke men in het lijk vindt, kunnen op zich zelf een pet acute of acute intoxikatie met warangan doen vermoeden of versterken m de meening, dat men hiermede te maken had, zekerheid verkrijgt men slechts door het aantoonen in liet lijk van As ('). Een constante, remmende invloed van het As203 op de ontbinding en rotting bestaat niet; van een opvallend goede conservatie van het lijk (mumificatie) is vaak geen sprake, soms echter wel f2). Ongetwijfeld is As een stof, welke 111 een bepaalde concentratie het leven, ook der' lagere organismen, onmogelijk maakt resp. vernietigt, zoodat alles afhangt van de binnengekregen hoeveelheid en van die, welke tijdens het leven reeds geëlimineerd werd. Bij den GASTRO-INTESTINALEN VORM DER PERACUTE INTOXIKATIE bestaan als regel alle teekenen van een heftige, acute gastro-enteritis en soms ook die van groot vochtverlies (*), welke laatste echter nooit zoo steik zijn als zij bij choleralijken plegen aangetroffen te worden. De eerstgenoemde verschijnselen kunnen ontbreken waar gedurende vele uren gebraakt werd en diarrhee bestond en omgekeerd kunnen zij zeer duidelijk zijn in gevallen, waarin reeds de dood na een paar uur intrad (noot op bl. 201). In het algemeen zijn de verschijnselen van ontsteking evenredig aan de hevigheid en aan den duur van het lijden, doch in den dunnen darm O In verband met hetgeen in de noot op bl. 172 tegen de algemeene leer van rouardel werd aangevoerd, moet er hier op gewezen worden, dat hij zich elders O, bu de bespreking der As-intoxikatie, op een geheel ander standpunt plaatst en daar zegt dat z(j slechts mag worden aangenomen, waar de tijdens het leven waargenomen symptomen, de afwijkingen bij de lijkopening gevonden en de resultaten van het chemisch onderzoek volkomen met elkaar in overeenstemming zijn. f2) Zaaijer behandelde deze zaak uitvoerig naar aanleiding van hetgeen hij waarnam u e lijken van 13 slachtoffers van de Leidsche gifmengster v. d. Linden, die uit winstbejag in den loop van eenige jaren 102 personen door toediening van arsenik van liet leven trachtte te berooven; hiervan stierven er 27 en werden er 47 ernstig ziek ("). ij mumincatie in de klei der kuststreken doet men goed aan de mogelijkheid van As-intoxikatie te denken: dit geldt niet voor den poreuzen bodem in de bergen, waar mumificatie meerdere malen is waargenomen, b.v. op het kerkhof van Sindanglaja. (■) Magerheid (schijnbare), cyaiwsa (handen en voeten), diepliggende, door blauwe krinnen omgeven oogen, droge huid waarop een plooi blijft staan, droogheid van de iceefsete. leer pisblaas, teerachtig bloed. Met opzet sommen wij deze verschijnselen in een noot en niet in den tekst op omdat wjj anders allicht den indruk zouden geven, dat zij in het beeld der peracute' gas ïo-intestinale As-intoxikatie thuis behooren en liet afwezig zijn ervan hier tegen' zou pleiten. Niets is echter minderwaar. Het lijk kan, zooals wij bjj een jonge Chineesdie mouw ■waainamen, zelfs opvallend gevuld en mollig zijn en in niets aan het lijk van een cholerale er herinneren, iets dat door vele schrijvers, doch geheel ten onrechte, opgegeven wordt. ' 1 (*l Broüardel, Intoxications, 1004, bl. 156. ") Zaaijer, De toestand der ïyken na arsenicumvergiftiging, 1SS7. constanter en duidelijker dan in de maag; zij kunnen zelfs in de maag geheel ontbreken en in den dunnen darm zeer duidelijk zijn. In klassieke gevallen ziet men het volgende. Het maagslij m olies is geheel of gedeeltelijk (fundus, achterwand, toppen l)looien) tot donkerrood, roei dit/ gezwollen, bedekt met een dikke, adhaerente, soms bloedige sl ij inlaag; bloedingen (puntvormig, erwt- tot guldengroot) in en onder het slijmvlies en haemorrhagische erosies (tot boongroot) worden zeer vaak, doch niet constant, aangetroffen ('). Insulaire, croupeuse ontsteking is zeldzaam. Het slijmvlies kan daardoor een zeer verschillend adspect vertoonen; het kan zich voordoen als rood fluweel èn alsof het met kokend water begoten was. D( slijmlaag kan, door de aanwezigheid van veel waranganpoeder op geschift! nu lk gelijken. Hevige ontsteking heeft men reeds waargenomen na een lijden van 2 uur (noot bl. 201) en haemorrhagische erosies na een van 5 uur. Eschara's en idcera komen zelden voor; zij worden alléén gezien, tcaar ylooft stuiken uarangan (zelfmoord!) lang in de maag aanwezig waren (bl.209). Op ltil gevallen werden door Harvey (2) lü-maal ulcera aangetroffen, doch. wanneer men de andere schrijvers raadpleegt, krijgt men den indruk, dat zij algemeen veel minder frequent werden waargenomen. Taylok (:i) zag reeds ulceratie na een lijden van 10 uur, terwijl Christison (*) zegt, dat zij niet- pleegt gevonden te worden, indien de lijder niet ongeveer twee dagen leefde, zoodat hij het voorkomen in peracute gevallen als zeer hooge uitzondering beschouwt, Tot perforatie komt het nooit (5). Herhaaldelijk vindt men in de slijmlaag, welke het slijmvlies bedekt, irarangankorreltjes («), welke men zien, doch nog beter voelen kan. Zij liggen \ aak tusschen de plooien van het slijmvlies op plaatsen, welke rooder zijn dan de omgeving en niet zelden kleine bloedingen vertoonen; ook onder de landen der haemorrhagische erosies vindt men ze wel. Men moet, wanneer men in een lijk stuit op een herige, acute gastro-enteritis steeds naar irarangankorreltjes zoeken, speciaal wanneer ter plaatse geen cholera lieerscht. (') De bloedingen in liet slijmvlies kunnen zeer uitgebreid zijn en maken, dat de mucosa 1 c.M. dik is (Cohnii, _j ,..j . 0 ' «icu -n.-w3 veicuiueru lo lil AS0Og. De geheele dunne darm bevat in groote hoeveelheid een inhoud, welke ennnert aan rijstwatcr; de serosa is rose. Het slijmvlies (meer in het bijzonder dat van het duodenum) en vooral de tela submucosa is vochtig gezicollenhet is nu eens diffuus rose, met kleinere of grootere bloedingen, dan weer hchtblauwrood, en vertoont een geringen samenhang; de follikels en plaques zi,n gezwollen. Insulaire, zelfs diffuse, croupeuse ontsteking kan voorkomen. ) uren, optredend; alles hangt echter af van den toestand der nieren], doch ook langs den tubus digestorius en de huid (haren, nagels). In acute gevallen is bij gezonde nieren gewoonlijk alles in een paar weken uit het lichaam verdwenen, in chronische kan 'het maanden duren. Skidei, (') zegt, dat in acute gevallen het grootste gedeelte reeds met 5—8 dagen geëlimineerd is, zoodat op het vinden van As in de nrine en de organen in de 2de week niet meer gerekend mag worden en na den 12den—15den dag het aantoonen ervan bijna steeds onmogelijk is. Over de fixatie er van in het lichaam is men het niet geheel eens; zij geschiedt blijkbaar niet altijd op dezelfde wijze. Over het algemeen is het als volgt. In de peracute gevallen van intoxikatie door warangan vindt men liet meeste As in maag en darm en in acute gevallen in de lever, ten minste wanneer de dood niet te laat is ingetreden. Trad de dood laat in, dan kan men het alleen nog maar in de spongieuse beenderen (de schedelbeenderen, schouderbladen en wervels), benevens in de nagels en de haren vinden; hierin wordt het reeds vrij spoedig opgehoopt, zoodat in een geval, waarbij de dood met 5 dagen volgde, L'Höte niet alleen in de lever doch ook in de (') Maschka's Handb., dl. II (1882), bl. 249. haren relatief veel As vond. In dergelijke gevallen heeft men vrij «route hoeveelheden gevonden, b.v. 2 m.g. As in 40 g. haren en 0,5 m.g. op 5 g. nagels. Ook in chronische gevallen vindt men het vooral hier opgehoopt en wordt het geleidelijk, doch zeer langzaam, verwijderd. I)e meeste gegevens over de eliminatie en fixatie van het As zijn afkomstig van dierexperimenten, zonder dat de verschillende onderzoekers echter tot geheel overeenstemmende resultaten kwamen. Hierop is zeer zeker het gebruikte arsenikpraeparaat (moeilijk oplosbaar, opgelost) van invloed. Voor den mensch en warangan leert de litteratuur, dat in peracute cholentorme gevallen het vergif kan ontbreken in het maagdarmkanaal (o. a. in het lijk van Soufflard, bl. 234), doch omgekeerd reeds na enkele uren m de lever, enz. te vinden kan zijn moot 1 op bl. 147), zoodat ook in peracute gevallen van vermoedelijke As-intoxikatie, waarbij geen warangan als zoodanig gevonden wordt, altijd de organen van den zgn. tweeden weg voor analyse bewaard moeten worden. In acute gevallen kan bij een lijden van een paar dagen het ook reeds weder uit de lever verdwenen zijn en, indien de persoon langer dan 2 weken in liet leven bleef, zal men in den regel niets meer in het lyk terugvinden. Bij den vorm a rechutes is de uitkomst van het chemisch onderzoek in den regel en bij dien met een sleepend verloop, eindigende met toxische inanitie, altijd negatief. In gevallen, dat af en toe kleine hoeveelheden vergif werden toegediend behoeft men niets in den tweeden weg te vinden en vindt men hoogstens s echts sporen in het maagdarmkanaal. Bij regelmatige, dageljjksche toediening blijft het echter gewoonlijk nog eenige weken in haren, nagels en spongieuse beenderen aantoonbaar; het resultaat wordt derhalve beheerscht door het tijdstip, waarop de persoon komt te overlijden. Xa den dood kan het As uit de buikingewanden geleidelijk opgelost en gefixeerd worden in lager gelegen beenderen (bekken, wervels), docli eerst op den langen duur wordt het geheel uit het lijk verwijderd! In Europa heeft men na 10—20 jaar, zelfs in één geval nog na 22 jaar, As in de lijkresten (beenderen) kunnen aantoonen. Door verbranding van het lijk, zooals in sommige streken voorkomt (Karo-batak), verdwijnt het As/)3 „iet; in de asch en de beentjes van het lijk van personen, overleden onder peracute, choleriforme verschijnselen, kon men het nog in weegbare hoeveelheid aantoonen ('). In een geval van vermoedelijke intoxikatie met warangan zal bij de sectie de inhoud van de maag -f de maag zelf, de inhoud van den darm + de darm zelf en de urine bewaard moeten worden; bovendien de beide (') Lyon, 1. c., case CCXXXI1I, bl. 459. nieren, de helft van de lever, de milt, een + 20 cM. lang stuk van de wervelzuil, de haren en de nagels. Wanneer bij de lijkopening alléén teekenen van gastro-enteritis gevonden worden, benevens korreltjes, welke door hun reacties met zekerheid als waiangan herkend zijn, dan behoeft niets voor nader onderzoek bewaard te worden, daar in dit geval de in het lijk aanwezige hoeveelheid van geen belang is; immers de doodelijke afloop bewijst, bij uitsluiting van iedere andere aantoonbare oorzaak (bl. 121), als zoodanig reeds, dat warangan in voldoende hoeveelheid gebruikt werd om den dood te kunnen veroorzaken (hl. 185). Bij de beoordeeling van de resultaten van het chemisch onderzoek moet men weten : 1. dat men met het toestel van Marsh (1836) nog As kan aantoonen in een oplossing van 1 : 1.000.000; de afvoerbuis verhittende, volgens Berzeliüs (1841), geeft 0,1 mg. nog een duidelijken ring en 0,01 mg. nog een duidelijken aanslag; 2. dat duidelijke arsenikringen op veel en die van enkelenig. fop een paar honderd g. materie) op zeer veel As wijzen; van sporen spreekt men, indien de ringen onweegbaar zijn (]); Cl Sporen As kunnen afhankelijk zijn van verschillende oorzaken. Heelt de persoon tot kort voor zjjn dood (minder dan een maand) As20:, gebruikt, dan kan dit nog in het ljjk teruggevonden worden, doch slechts kwalitatief en niet kwantitatief (sporen). Was de behandeling een langdurige en intensieve dan kan nog na 5—6 maanden As in de lever aangetroffen worden (*). Doch ook door het gebruik \an andere medicijn kan As in het organisme geraken; zoo kunnen fvolgens Bkouardel) sulph. natric., sulfidum stibic., phosphas calc. en nitras bismuthicus basicus weegbare hoeveelheden As bevatten. Richardson vond in de urine van iemand, die wegens dyspepsie, 6 dagen lang 3-maal daags 0.325 g. van het laatst genoemde middel gebruikte, i mg. As (").' Voor al die gevallen is van toepassing hetgeen op bl. 188 ter zake gezegd werd. Sporen in den inhoud van maag en darmen kunnen misschien ook afhankelijk zijn van kort voor den dood genoten Inlandsche of Chineesche lekkernijen, gekleurd met As-bevattende kleurstoffen. Als zoodanig moeten genoemd worden sepoehan merah ifuchsine, welke soms 0,3—0,5 o;„ As,,0„ bevat) en ang klink (beras merah tjina) ('"). De laatste bevat at en toe As203, doordat dit door de Chineezen bjj de bereiding aan de rijst wordt toegevoegd om den ang khak-schimmel, met uitsluiting van andere soorten op de rijst tot ontwikkeling te doen komen f""). Sporen As in de organen bewijzen dan ook niet, dat er intoxikatie met As heeft plaats gegrepen en a fortiori niet, dat de dood het gevolg was van As-intoxikatie. Om hiertoe te mogen besluiten moet As in weegbare hoeveelheid in de verschillende organen ge\onden zijn. In talrijke gevallen van dien aard heeft men echter in de verschillende organen tezamen niet meer dan enkele centigrammen kunnen aantoonen (berekenen); O Brouardei., Intoxications, 1904, bl. 173. (") I.yun. Lc., noot op bl. 460. C") Vorderman, Analecta op bromatologisch Gebied (II); Geneesk. Tttdschr. v. N. I.. <11 XXXIV (1894), bl. 639. ( } W. G. Boorsma, Bijdrage tot de Konnis van Ang khak, ibidem, dl. XXXV (1885), bl. 415. 3. dat sporen, en a fortiori, weegbare hoeveelheden As niet afkomstig kunnen zijn van het in vele landen normaliter in sommige deelen van het menschelijk organisme voorkomende As, daar die hoeveelheid uiterst gering en niet weegbaar is (behalve die in de glandula thyreoïdea) en vaak slechts door de methode van Gautier (1899), met een gevoeligheid voor 1 : 20.000.000, dit normale As aan te toonen is ('); •i. dat het in lijkdeelen gevonden As niet afkomstig kan zijn van uit de omringende aarde (noot bl. 187;. doch wel van gekleurde lijksieraden (bl. 147). in verband met hetgeen over de resultaten van het nader onderzoek op bl. 1-16 gezegd werd, is dit volkomen begrijpelijk. Vindt men het alleen in liet maagdarmkanaal en de lever dan volgt daaruit, dat kort voor den dood eenig As-praeparaat gebruikt is. Wordt het alleen in de beenderen, haren en nagels gevonden dan is liet naar alle waarschijnlijkheid van een vroegere gelegenheid afhankelijk. (') Niet in alle landen schijnt men met het voedsel regelmatig sporen As binnen te krijgen: hieraan moet men het toeschrijven, dat niet overal de resultaten van Gautier bevestigd zijn geworden. In Parijs krijgt men per jaar, door liet drinkwater, liet brood, enz. gemiddeld 7,66 mg. As binnen, dat met de haren, nagels en de dejeeta het organisme verlaat ; de in Parijs gebruikte zeevisch bevat regelmatig As. Hoe het hiermede in Indië staat, is nog niet bekend, daar ieder gegeven hieromtrent ontbreekt. Maar weet men dat Shattuck (in 1893, derhalve vóórdat Gautier zijn methode bekend had gemaakt) in Ameiika bij 30°'o van willekeurig tot onderzoek genomen, gezonde personen in de urine sporen As kon aantoonen(') en Hills zelfs bij 135 van de 180 personen ("), dan mag men, totdat een op dit punt gericht onderzoek van de urine van talrijke personen in de verschillende lagen der bevolking en in de verschillende deelen van den Archipel geschied is, aan sporen As in de urine geen medico-forensische beteekenis toekennen, te meei niet, wanneer men rekening lioudt met hetgeen in noot op bl. 257 gezegd werd over de opinie van een zoo bekwaam tropenarts als Ronald Ross in zake de mogelijkheid van het voorkomen van slepende As-intoxikaties in (Voor-)Indië door het gebruik van geconserveerde levensmiddelen. Sporen As in de urine hebben, uit een gei-echtelijk-geneeskitndig oogpunt, geen beteekenis voor de herkenning van een Aa-intoxikatie. Do gland. thyreoïdea bevat nog het meeste As, in Parijs bij een volwassen persoon gemiddeld 0,17 mg. De hoeveelheid in de schildklier, de mammae, het centrale zenuwstelsel, de thymusklier en de huid, dat zijn de organen, welke vrij regelmatig As bevatten, tezamen gesteld op het dubbele, zou dat As. in andere deelen van het lijk gediffundeerd, hierin derhalve, bjj een lichaamsgewicht van 65 K.G., slechts aantoonbaar zjjn door een methode, welke minstens 10-maal gevoeliger is dan die van Gautier. Waar men As in lijkdeelen (lever, nieren, enz.) kan aantoonen, kan het derhalve niet afkomstig zijn van het normale, onder invloed van de rotting uit de thyreoïdea, enz. opgeloste en door het geheeh lichaam verspreide As, dor), moet het afkomstig 'zijn van opzettelijk of toevallig gebruik van eenig arsenikpraeparant. I') Kobekt, l.e., dl. II (lflOfl). bl. 244. ("i Ec.enbubu'k Encyclop. Jahrb, V (1895), 1,1. 17. Men vermoedt, dat deze groote frequentie berust up liet zoo veelvuldig voorkomen van As-verbindingen in het lichtgas; in Indië. met zijn ruim geventileerde vertrekken en liet beperkte gebruik van gas. zal hierdoo, echter niet licht As in liet organisme geraken at de behandeling van een peracute warangan-intoxikatie betreft het volgende: In de eerste plaats trachte men, wanneer niet spontaan gebraakt werd of wordt, door een braakmiddel zooveel mogelijk het vergif uit het lichaam te verwijderen. Als braakmiddel kan men gebruiken: het steken van den vinger in de keel, het toedienen van 1 g. pulv. rad. Ipec. (als het kan in 10 g. wijn), iedere 5—10 minuten, tot braken volgt, of de subcutane injectie van 10 mg. hvdrochloras apomorphini. Ieder ander braakmiddel is ook goed, behalve tartras kalico-stibicus, welke niet gebruikt mag worden om zijne prikkelende werking. Bij leege maag laat men vóór toediening van het braakmiddel liefst melk drinken; in ieder geval zorgt men, dat de maag wat vloeistof bevat. Is er ruim gebraakt, hetzij spontaan hetzij op een braakmiddel, dan gaat men altijd over tot het uitspoelen van de maag met 10—80 L. water. I it den aard der zaak echter zal het zelden op deze wijze gelukken, al het warangan uit de maag te verwijderen, daar korreltjes tusschen de plooien van het slijmvlies al heel gemakkelijk blijven zitten. Daarom moet men in de tweede plaats trachten het overgeblevene te veranderen in een moeilijk oplosbare verbinding. Het eenvoudigste middel is toediening van een schudmixtuur van magnesia iista (oxydum magnesicum), 1 dl op 20 dln warm aq. dest., waarvan men alle 10 minuten, of om het kwartier, 3—5 eetlepels ingeeft. Men bindt hierbij niet alleen het As3Os, doch dient tevens een licht purgans toe. Men gaat hiermede door, totdat de toestand verbetert, terwijl men tegelijkertijd, zoo noodig, exciteert niet alcoholica, aether, campheraether, enz. Daarna geeft men, zoodra er geen direct levensgevaar meer bestaat, een laxans, liefst 30—50 g. sulphas magnesicus of natricus in de 10-voudige hoeveelheid water opgelost. Een laxans is vooral op zijn plaats, waar tenesmi ad alvum zonder diarrhee bestonden. Nog later geeft men. indien er van den kant van de nieren geen contraïndicatie bestaat en men vermoedt, dat de tubus digestorius geen warangan meer bevat, een zacht diureticum om de eliminatie te bevorderen. Als diureticum geven de Fransche schrijvers, volgens het oude voorschrift van Orfila, nitras kalicus op, in de volgende mixtuur: 3 L. water, ya L. witte wijn, 1 L. ajer balanda en .,(i 4() nitras kalicus, waarvan men den lijder per dag b.v. 1 L. laat drinken. In de oude pharmacopee kwam een verplicht speciaal antidotum aisenici voor, dat in de tegenwoordige niet meer voorkomt (J), omdat de oplossing van Cl6Fe2 op den duur bederft en men het even goed direct versch kan bereiden. Hiertoe maakt men 2 oplossingen, waarvan men gelijke deelen samenschudt tot een dunne brij van Fe2(OH)6 ontstaan is, waarvan de patiënt veel moet gebruiken (meerdere honderden grammen) b. v. eerst alle 5 minuten, (') Op bl. 518 e.v. van de pharmacopee vin.lt men voorschriften omtrent de eerste hulp hij acute intoxikaties. dan alle 10 minuten, enz. 4—0 eetlepels, verdund met wat warm water. De oplossingen zijn: le. 10 g. solutio chloreti ferrici met 260 cc. aqua en 2e. 14 g oxydum magnesicum met 260 cc. aqua. Het antidotum arsenici heeft het' nadeel, dat het Fe,(OH)6 den darm prikkelt en het gevormde ferri-arsenite zelf niet geheel ongiftig is, zoodat hier een laxans bepaald noodig is. Kalkwater werkt alleen bij opgeloste arsenikverbindingen (tegen warangan baat het niet); men geeft alle kwartier 100—150 g. Bij langzamer, subacuut verloop der intoxikatie en wanneer men iemand te behandelen krijgt, die aan een slepende intoxikatie of hare gevolgen lijdt, moet c.q. gezorgd worden, dat verder geen As meer wordtingenomen, dat de eliminatie van liet reeds opgenomene bevorderd wordt (dinrese, diaphorese), doch verder kan men alleen symptomatisch en roboreerend te werk gaan. Waar diarrhee door obstipatie werd gevolgd zijn zac hte laxantia aangewezen. De arsenikneuritis behandelt men met warme baden en PniESNiTz'sche verbanden, later met massage, den constanten en nog later met den faradischen stroom en met passieve en actieve bewegingen. Men past ten zeeiste op voor kouvatten, waardoor de verlammingen erger worden. Bij groote pijnlijkheid geeft men antipyrine of pvramidon en liever geen morphine. 2. KOPER-INTOXIKATIE. \ i'igiftiging met koperzouten heet in IndiP nog al voor te komen ('). Gongso, bamboe- en tijgerharen zijn de geheimzinnige, beruchte vergiften, waarover men het meest hoort spreken, doch ten opzichte waarvan geheel verkeerde voorstellingen bestaan. Koper (-) als zoodanig, is niet giftig, wel zijn oplosbare verbindingen, doch deze slechts in groote dosis; zij kunnen in den tubus digestorius gevormd worden. Koper rijhil en •stof zijn in iedere hoeveelheid onschadelijk, mits zjj niet. geoxydeerd zjjn of door liet maagsap worden opgelost (:l). Koperen geldstukken zijn onder dezelfde voorwaarde, afgezien (') Op 26 gevallen, dat het chemisch onderzoek van verdachte stoffen, braaksel enz. een positief resultaat had, werd 3-maal gongso en 1-maal teroesi gevonden: in lijkdeelen werd geen enkele maal een Cu-zout aangetroffen (noot 1 op hl. -226). (!) Koper, zooals dat in het dagelpsch leven gebruikt wordt, is een legeering van koper met andere metalen (Zn, Sn), welke echter, door hun geringe hoeveelheid en gerinjrere giftigheid, practisch niet meetellen. Temlmga (inerah), rood koper, i.s een legeering van 2—12 deelen Cu met 1 deel Zn en tot 4" 0 Sn. Tetnbaga koening of koeningan, messing of geel koper, is 2 Cu dln. met 1 <11. Zn: meer Cu maakt het rood er, meer Zn witter. Tentbaga peroenggoe, klokken- en muntmetaal, brons, bevat gemiddeld 95°/u Cu, 4 «/„ Sn en 1 % Zn. Tentbaga poetih cerlynsch zilver, nieuw zilver, pleet, enz., bevat Cu, Zn en Ni. (3) Bronsiijlsel, afkomstig van gamelanmakers, werd indertijd verklaard te moeten gerekend worden tot de vergiftige stoffen [Indisch Weekblad v.h.Regt,n°. 179(1866) bl. 1911. teiwij] nog vroeger door den rechter, ook op deskundig advies (beide malen afkonisti" \an een scheikundige) verklaard was, dat een poederrormig Mengsel van Sn en Cu onschadelijk was [Het Regt in N. I., dl. 17 (1859). bl. 213], Het is niet duidelijk wat eigenlijk in beide gevallen tot onderzoek kwam. daar in van een mogelijke mechanische werking, ook onschuldig, zeer zeker wanneer zij spoedig, d. i. binnen eenige dagen, met de ontlasting uit het lichaam verwijderd worden. In de oude litteratuur is een geval beschreven, waar kopervijlsel in broodkruim als diureticum aan een zieke met hydrops ascites gegeven werd, van 0,030 g. langzamerhand stijgende tot 0,250 g. per dag. De urineafscheiding nam sterk toe, de ascites nam duidelijk af en alles duidde op het intreden van genezing, toen de zieke over tenesmi begon te klagen, braken optrad, benevens hevige koliek en een kleine, harde pols. Daarop werd melkdieët voorgeschreven, een aderlating gedaan en werden geprolongeerde baden gegeven. Alles ging geleidelijk over en de zieke genas volkomen. Obfila ('), b(j wien dit geval, dat afkomstig is van Pohtai., te vinden is, denkt, met Drouard, echter aan de mogelijkheid, dat het vijlsel reeds geoxydeerd was. Blijft het geldstuk lang in het lichaam, dan kan het tot intoxikatie komen. Slechts één geval is hiervan beschreven. Senfft C) deelde dit in 1865mede; destukken bleven 2V, maand in het lichaam en door het kind werden 5 maanden lang groene massa's uitgebraakt, bestonden maagpijn, afwisselend obstipatie en diarrhee, hoofdpijn en pijn in de beenen en bevatte de urine koper. Uitgebiaakt zijn de geldstukken blank, schoon gebeten door het maagsap; per anum ontlast, zijn zij zwart (SCu) door de daarop volgende inwerking van het SH2. Voor IndiP zijn van gewicht het reeds genoemde gongso en de obat teroesi; deze zijn bij de volgende uiteenzettingen .speciaal in het oog gevat. Gongso of boeboekan gongso bestaat in hoofdzaak uit koperoxyde (C'itO) en (natuurlijk) greenspaan (3) [C03Cu -f- Cu(OH)2] en wordt verkregen door het voorzichtig uitkrabben van een oude gong. Het is onoplosbaar in water, smakeloos en reukeloos. In verdunde zuren lost het onder gasontwikkeling met een blauwe of groene en in NH4OH zonder opbruisen met een blauwe kleur op. In een 3-tal, opzettelijk hierop onderzochte, monsters kon geen As worden aangetoond, waarop de aandacht wordt gevestigd, omdat het gongmetaal dit heet te bevatten (4); het laatste bestaat uit ongeveer 70,5 °/0 Cu, 25,5 % Sn. 1 % Pb en 3 % SiO„ (6). liet eerste geval ook gesproken wordt over boeboekan gongno, als ware het een fijn poeder; vermoedelijk hebben derhalve beide, met elkaar in strijd zijnde, rechterlijke beslissingen betrekking op gongso. Doch, hoe dan ook, het advies (en daarmede de beslissing) was onjuist, omdat geen rekening werd gehouden met alle factoren, welke de giftigheid van een stof bepalen o. a. met de hoeveelheid, welke tot gebruik bestemd was. (') Okfii.a, 1. c., bl. 296. (!j Maschka, l.c., II, noot op bl. 283. (-) Het greenspaan uit den handel, dat in de Europeesche leerboeken der gerechtelijke geneeskunde een belangrijke plaats inneemt, is iets anders nl. een mengsel van basische cupri-acetaten J 2 [(CH.-COO), Cu] + CufOH),-f 5HsO; (CH3-COO), Cu + Cu(OH)s -J-öHjO en (CHa-COO), Cu-|-2 Cu(OH), j. Het wordt kunstmatig bereid en heet daarom ook wel kunstmatig groenspaan. Door oplossen van koper (cent of gobang; gongso) in azijn ontstaat het neutrale cupri-acetaat [(CH3-C00)2 Cuj. (4) v. d. Bubg in Pharm. Weekbl. v. Nederl., dl. 42 (1905), bl. 362. (5) Op ons verzoek onderzocht Dr. Qunrrus Bosz in het Koloniaal Museum te Haarlem gongso en gongmetaal; de uitvoerige analyses zullen elders gepubliceerd worden. Het onderzoek van gongso op As deed Dr. I'. A. Boorsma te Weltevreden. Gongso is een uiterst fijn, donkergrauw of meer grijsgroen amornh drinken IZ ^ • SChilfert->es koP*r voorkomen en dat in eten of rinken gedaan, aan de bmnenzijde van het blad der strootjes gestreken of wel in een pisang geblazen zou worden. Het wordt ook wel oplost n het sap van djeroek mpis of in azijn, bij herhaling onder het eten of drinken vermengd. Als zoodanig drijft het op water e. d. vorm1/'') 8TT. 1S' 111 gr00te hoeveelheid ingenomen, ontegenzeggelijk een g , doch het is onmogelijk iemand, in strootjes of pisang, heimelijk zooveel er van in te geven, dat hij er aan sterft. Bovendien hebben velen de gewoonte de strootjes voor het aansteken uit te blazen, uit te kloppen < open te maken en de binnenzijde van het blad af te vegen. In de „Indische vergiftrapporten" van Greshoff, in 1902 in ?en druk r™ rrondw i25*,,at wordt S 7 Semarang een theelepel gongso onder het eten gemengd ordt, dat de werking zeer langzaam is. dat men gaat hoesten, vermagert Hier widPn na een,jaar bl0edsPuwingen optreden, waarop de dood volgt, er willen wij reeds aanteekenen, dat een opgehoopt theelepeltje gongso (ongeveer o g.) te weinig is om den dood te kunnen veroorzaken S waaruit" ^ W' ^ er °°k geen feiten bekend zi)n- S nè v?n lnag,;VOnlen' dat' Z00al« hier beweerd wordt, door tJemng van een, zelfs veel grooter. dosis van eenig koperzout een dÏÏ"ta ™ Jne,' lle,1,'l00d eindigend 'UJ "e"gen Van kleine glften koPerzout hier te lande gifmoord zou plegen. in m Door '• "■B™" gerechtelijke geneeskunde. Door het stoomen van de rijst hoven water, waarin kopercitraat (gongso of kopervijlsel, opgelost in sap van djeroek nipis) met aluin is opgelost, zouden, bij het bersten der waterbellen, onzichtbare hoeveelheden koperzout in de rijst geraken, welke zonder argwaan gegeten wordt en welke op den duur onder vermagering, bloedspuwen en bloedwateren den persoon zouden dooden. In een proef, waarbij het water, dat zeer veel koperzout bevatte, 2 vingers onder de punt van de koekoesan stond, kon in >/s K.G. rijst echter geen spoor koper aangetoond worden ('). Teroesi of cuprisulphaat (S04Cu + 5 II20) is overal op den pasar te koop; het is een vrij zuiver Europeesch product dat, o. a. met kalk en water vermengd, als bouillie bordelaise op de suikerfabrieken veelvuldig gebruikt wordt om de stekken van ziektekiemen te bevrijden en waarmede ook tot hetzelfde doel de tabak-kweekvelden besproeid worden. De oplosbare koperverbindingen en hiertoe behoort teroesi en tot op zekeren hoogte ook gongso (oplossing in de maag door het C1H), hebben een werking, welke locaal, al naar gelang van de concentratie, een irriteerende of een caustisclie is en, na resorptie, een al ge mee ne, welke zich uit als haemolyse (ikterus, haemoglobinuriej, vettige degeneratie van de groote parenchymateuze organen (lever, hart!) en zich verraadt in verschijnselen van den kant van het centrale zenuwstelsel en van de willekeurige spieren. "\ an de locale werking is afhankelijk het braken, dat reeds optreedt waar het koperzout in betrekkelijk kleine hoeveelheid wordt gebruikt. Het is van zuiver reflectorischen aard en berust niet op reeds gevolgde resorptie; het treedt dan ook zeer snel, vaak zelfs onmiddellijk, na het innemen op. Daardoor wordt de resorptie, welke toch reeds moeilijk geschiedt, ten zeerste tegengewerkt; Stokvis (-') laat dan ook alleen de mogelijkheid open. dat bij acute intoxikaties een uiterst kleine hoeveelheid koper van uit de maag geresorbeerd wordt en meent, dat een resorptieve chronische Cu-intoxikatie tot de buitengewoon groote zeldzaamheden behoort. Niet alle koperverbindingen hebben dezelfde affiniteit tot eiwit, werken even brakingverwekkend en worden even moeilijk geresorbeerd ft, terwijl ook niet iedereen even gemakkelijk braakt, factoren, welke van het grootste belang zijn. Door de emetische werking der koperzouten wordt het tot stand komen van een acute intoxikatie bemoeilijkt en een doodelijke afloop gewoonlijk voorkomen. De ons in het bijzonder interesseerende zouten, natuurlijk groenspaan, het sulphaat en het neutrale acetaat (>) Tfldschr. v. Inl. Geneeskundigen, 1907, bl. 108. (') Stokvis, l.c., dl. II (1895), bl. 160 en 161. (3) Koperstearaat, zooals bij het koken en laten afkoplen van vette spijzen in slecht onderhouden of onvoldoend vertind koperen vaatwerk ontstaat, werkt b.v. niet emetiscli. is absoluut smakeloos, doch wordt gemakkelijk geresorbeerd. hebben een sterk brakingverwekkend vermogen en worden moeilijk geresorbeerd, zoodat slechts zeer geringe hoeveelheden in het bloed geraken. Over de dosis lethalis van de verschillende koperzouten zijn de schiij\eis het absoluut niet eens; als kleinste vonden wij opgegeven 0,400—0,500 g. en als grootste (50 g. Vast staat, dat er geen «loodelijke intoxikaties beschreven zijn door het innemen van 4—8 g. van eenig koperzout ('); de dosis lethalis moet derhalve hooger liggen De opgaaf van 0,400 g. [v. Hasselt (*)] is, naar alle waarschijnlijkheid, gegrond op de tot in het laatste kwart van de vorige eeuw algemeen voorkomende kopervrees en op enkele, door idiosynkrasie, ongelukkig verloopen gevallen, waarmede echter ter vaststelling van de dosis, welke, in eens genomen, in staat is de overgroote meerderheid der menschen te dooden, geen rekening gehouden mag worden. Evenmin mag men, zooals nog nader aangetoond zal worden, uitgaan van de vroeger medegedeelde gevallen van toevallige Cu-intoxikatie met doodelijken afloop door het nuttigen van in koperen vaatwerk bereid en bewaard eten. zooals Seidel doet (s), welke de dosis lethalis op 1 g. stelt, ofschoon hij toegéelt, dat genezing na 15—20 g. geen zeldzaamheid is. Husemann, die den 2den druk van v. Hasselt's boek voor Duitschland bewerkte en een der meest bekwame toxikologen was, zegt, dat de dosis lethalis door de emetische werking een vrij hooge is, doch beneden • 0 g moet liggen (4j en geeft haar elders (5) voor cuprisulphaat op als g"'_ tenviJ1 hÜ van het acetaat zegt, dat het in groote dosis doodt en over die van het carbonaat geheel zwijgt, v. Jaksch (6) stelt haar voor liet sulphaat op 10—20 en voor het bas. acetaat op 10 12 g. De meeste schrijvers geven geen bepaalde dosis lethalis op, doch vermelden de uitersten van v. Hasselt en van Böcker (die haar op 30—60 g. stelde; en enkele er tusschen gelegen getallen; het meerendeel richt zich naar Husemann, zoodat men in foro zeer zeker niet het recht heeft zich bij hen aan te sluiten, die als dosis lethalis slechts een onderdeel van een gram of enkfile grammen aannemen. In ieder geval is de dosis lethalis van gongso en teroesi niet zóó klein, dat deze stoffen heimelijk, op een der beschreven Inlandsche wijzen, iemand %n voldoende hoeveelheid kunnen toegediend wonlen om door het verwekken van een acute koperintoxïkatie hem te kunnen dooden. Of dit mogelijk is door het verwekken van een chronische intoxikatie (1909)' bf 438*' HandbUch d" arztl' ^hveretandigen-Tatigkeit, bd. VII, dl. I, le helft (2) v. Hasselt, Handleiding tot de Vergiftleer, 1855, II, bl. 128. (3) Maschka's Handb., dl. II (1882), bl. 285. Cl Th. & A. Husemann, Handb. d. Toxikologie, 18f»2, bl. 000. (*) 1 ii. Husemann, Handb. d. ges. Arzneimittellehre, 1874—1875, bl. 492. (") v. .Jaksch, Nothnauel's Spec. Path. u. Ther., I (1910), bl. 200. zullen wij later bespreken en, het zij hier reeds aangestipt, dan eveneens in ontkennenden zin beantwoorden. Idiosynkrasie is ook hier bekend; zoo heeft men braken gezien na eenmaal gebruik van de blauwe stift [Blodig (i)j. Omgekeerd kan ook zeer veel verdragen worden; Toussaint haalt een geval uit 1847 aan van genezing na het innemen van 150 g. cupri-sulphaat (-). Door oplosbare koperzouten kan theoretisch zoowel een peracute, een acute, een d rechutes en een chronische intoxikatie opgewekt worden, al naar gelang een zeer groote of een groote dosis, dan wel bij herhaling een kleine of regelmatig een zeer kleine hoeveelheid wordt binnengekregen. In werkelijkheid echter kent men alléén den peracuten en den acuten vorm. Toch zullen wij in afzonderlijke hoofdstukken de intoxikatie a ïechutes en de chronische intoxikatie bespreken om goed uit te doen komen, dat de chronische vorm niet bestaat en dat de verhalen over chronische intoxikatie door gongso, eindigende met den dood, geen geloof verdienen. Om c.q. den rechter hiervan te kunnen overtuigen is het zelfs noodig dat punt wat uitvoerig toe te lichten. A. Peracute en acute koper-intoxikatie. Zelfmoord en poging tot liet opwekken van abortus met doodelijken afloop, door het innemen van één groote dosis sulfaat, acetaat of carbonaat zijn, ofschoon zelden, waargenomen, zoodat aan de mogelijkheid van het voorkomen van een acute, doodelijke koper-intoxikatie niet getwijfeld kan worden (3). Maar daarmede is, afgezien van de reeds behandelde kwestie (') Th. Husemann, 1. c., bl. 492. (-) Toussaint, Vierteljahrs. f. ger. und öffentl. Medicin, dl. 12 (1857), bl. 236. (3) Volgens Kobert C) zijn in de nieuwere wereldlitteratuur slechts weinige, zekere acute, doodelijke koper-intoxikaties te vinden; 5 betreffen toevallige intoxikat'ies met bas. koperacetaat, 1 was een geval van zelfmoord door het innemen van kopersulphaat, 2 andere waren vergiftiging van een zuigeling met bas. koperacetaat resp. -sulphaat. 1 was een mislukte poging tot vergiftiging en het 10e betrof een zeer eigenaardige intoxikatie door inhalatie van Cl NI 14 door een koperen buisje. In de meeste leerboeken wordt, onder verwijzing naar een tabel bij Takdieu gewezen op de belangrijke plaats, welke de koperzouten in Frankrijk innamen onder de stoften, gebruikt tot vergiftiging. Een vijfde van de van 1851—1872 in foro bewezen vergiftigingen werd hiermede gepleegd ("). Vergelijkt men met de tabel van Tardieu die, welke bfl Lacassagne ("») voorkomt C) Kobert, lx., dl. II, bl. 401. C") Taruieu, Empoisonnements (1875), Ijl. 104 en 105. (*") I.acahsaone, Précis du Médecine légale, 190Ü, bl. 054 en 055. der hoeveel heul zelve, nog niet bewezen, dat teroesi gemakkelijk heimelijk en r°ro°e h°eveeIheid tot vergiftiging bijgebracht kan worden. Taylor'(') en cZ^LmIn' S ^ ^ °ninogelijk door den afschuwelijken smaak en Casper Liman en Schlockow zwijgen zelfs in hun leerboeken over ge- kan nat ®.e"eesk"nde over de koper-intoxikatie (3j. Poging tot vergiftiging kan natuurlijk wel voorkomen, maar de toeleg wordt gewoonlijk verijdeld deze ZTTT S,ern S,naak- Sl6ChtS b« *genkan vei^iftijng op nf v f vinden; bij volwassenen is zij zoo goed als onmogelijk ofschoon toch waargenomen. unmogenjK, ononlosb.Lrgingn * eeai&z[ns anders daar het smakeloos en onoplosbaar is. De groote hoeveelheid, welke er van noodig is en de kleur zijn omttvSdn :Vfe ;n !,et algemeen 00k het ^ maken tot vergiftiging door toediening van één dosis te dienen krtTX, "'<,|ke ,te koperz°""sn even te wijzen " ^ m Frankr«k innei»en> is het interessant genoeg gggplgs SSFS inJLrku"«h4Z'"taUr "eW,en ,V11 e"n ™ «"O** <*- ssrr: n -— voorgekomen werd w I ro b ' van 18,o -1884 m de provincie Benealen 0) Taylor, l.c., dl. I, bl. 318. (') Brouardel, Intoxications, 1904, bl. 229. CaSPEB Luiman' Handb- d- ger. Medicin, 1889. In de reeds meerdere malen aan- in « k„rbT.„dT(dri,T^ whSt"k' °n'" aammum' () Lyon, l.c. bl. 657 en 658. «it koelt. Acute intoxikaties van dezen aard zijn herhaaldelijk beschreven, doch slechts zelden kwam het tot een doodelijken afloop. Toch moet men zeer voorzichtig zijn in de beoordeeling van dergelijke gevallen en speciaal een doodelijke afloop niet zoo maar aan een acute koper-intoxikatie toeschrijven. Paasch (') deelde reeds enkele schijnbare intoxikatiege\ allen \an dezen aard mede, waarin echter door chemisch onderzoek de aanwezigheid van koper in het eten werd uitgesloten. Zoo komt in de leer- en handboeken der gerechtelijke geneeskunde het verhaal voor van een dergelijke intoxikatie van 130 lijders in een ziekenhuis te Weenen, waarvan er 9 stierven (2). Brouardel (*) leverde hierop de volgende kritiek, in den geest zooals reeds vroeger Casper dit in een dergelijk geval deed (4). Stelt men met Tardieu (zijn leermeester) de lethale dosis op 2—3 g. en de toxische op 1 g. dan zouden die 130 zieken te samen minstens 150 g. koperzout moeten hebben binnen gekregen en, rekening houdende met de 10-maal grootere lethale dosis volgens Lewin (5), zelfs meer dan 1 KG. Nu merkt Brouardel terecht op, dat het niet aan te nemen is, dat in een ziekenhuis het koperen vaatwerk zóó slecht vertind en onderhouden was, dat zelfs 150 g., om het minste te nemen, koperzout er van opgelost kon worden. ^ ermoedelijk had men dan ook te doen met een, toen ter tijd nog onvoldoend bekende, voedselintoxikatie. In het akademische ziekenhuis te Leiden kwamen tot 1904, gedurende een kwart eeuw. herhaaldelijk tegelijkertijd vele gevallen van diarrhee voor door het gebruik van slecht vertinde koperen ketels en pannen; het vertinsel bevatte echter 7 % lood, zoodat men hier allicht niet altijd met zuivere koper-intoxikaties te doen had (6). Toch staat het als zoodanig te boek in de litteratuur. Ten slotte moet de later te vermelden proef van Galippe tot groote voorzichtigheid manen. Blijkbaar komt een acute intoxikatie door Cubevattend eten niet gemakkelijk voor. Meestal heeft men met een vleeschintoxikatie van doen (7). Wel gaan bij het koken van zure, vette en groene spijzen in slecht onderhouden, of in slecht vertind, koperen vaatwerk en vooral bij het (') Paasch, Vierteljahrs. f. ger. u. öffentl. Med., dl. I (1852), bl. 81. (2) Zonder verdere détails wordt deze waarneming van Heller & Pleischl genoemd door Naunyn in Ziemssen's Handb. d. spec. Path. u. Ther., Bd. XV (1880), bl. 286. (3) Brouardel, Intoxications, 1904, bl. 232. (4) Casper, Klinische Novellen zur gerichtl. Medicin, 1863, bl. 395. Voor een doodelijke acute koper-intoxikatie is zulk een groote hoeveelheid koperzout noodig, dat zü, zelfs door een zeer slordige toebereiding der spijzen, er nauwelijks in kan geraken. (5) Lewin, Lehrb. d. Toxikologie, 1885, bl. 133, geeft echter als dosis lethalis van het sulphaat 10 g. en van het bas. acetaat 15—20 g. op. (") de Haas, Gevaarlijk keukengereedschap (Nederl. TJjdschr. v. Geneesk., 1904, I, bl. 1401). De acute lood-intoxikatie kan met diarrhee verloopen. (7) Grabert, Aerztl. Sachverstiindigen-Zeitung, 1903, bl. 242, ' i in laten staan en afkoelen, koperzouten in de spijzen over, doch slechts in geringe hoeveelheid. In een portie soep, 1 L. wijn, 50 c.c.' azijn g- vet en 200 & erwt™ vond Lbhmann onder dergelijke omstandigheden' na 1 dag of langer staan, resp. 20, 50, 10.5, 50 en 60 mg. koper, tezamen nauwelijks genoeg, om een lichte intoxikatie te geven, doch zeker niet voldoende, om een ernstige te verwekken, laat staan den dood te veroorzaken. Een gehalte van 0.05 o/Q koperzout wordt bovendien reeds door den smaak ontdekt (Galippe, Lehmann), zoodat men al heel gauw de spijzen laat staan. Het gevaar van koperen vaatwerk wordt in het algemeen voor veel grooter aangezien dan het in werkelijkheid wel is. Wanneer het na het gebiuik goed schoon wordt geschuurd en men er de spijzen niet in laat afkoelen noch in bewaart (en opwarmt) dan is het best te gebruiken en dreigt er in geen enkel opzicht gevaar. Christion (i) haalt dan ook een medei eehng van Michaelis aan. dat in het gasthuis te Holle, met gemiddeld 800—900 zieken, nooit eenig nadeel ondervonden werd van het koperen keukengereedschap, dat zeer zindelijk werd gehouden. De verschijnselen zijn bij kopersulphaat, -acetaat en -carbonaat in de eerste plaats die van een snel optredende, heftige gastro-enteritis met de volgende eigenaardigheden (-). Braken ontbreekt alleen dan, wanneer de reflexprikkelbaarheid is verminderd, anders zoo goed als nooit (»). Het treedt gewoonlijk binnen een kwartier op, doch wordt het koperzout onder veel voedsel gemengd dan kan het uren duren, voor het gezien wordt. Het braken geschiedt onophoudelijk en is later pijnlijk. Het braaksel is, althans in den beginne Wjww blauwgroen of groen en soms wat bloederig; door toevoeging van ' 111 overinaat krijgt het een diepblauwe kleur, hetgeen niet het geval is, wanneer de groene kleur van galkleurstoffen afhankelijk is. Het braaksel (') Chkistison, I.c., bl. 451. vin 1° °VeT het °arbonaat is al heel weinig in de gewone leer- en handboeken te inden v_ JakschJ ) zegt, dat het een zelfde werking heeft als het sulphaat en het acetaat; Taylor ( ) dat het, evenals het chloride, ook irriteerend werkt, terwijl bjj HRisTisoN ( ) een geval van zelfmoord er mede vermeld wordt en ook door Emmert (*•*•) zullen komen6 mt°Xikaüe °r d°0r 6ememoreerd wordt, op welk geval w\j nog terug (>) Bü acute intoxikatie door het gebruik van koperen vaatwerk ontbreekt gewoonlijk e" Z16t men all6en diarrh6e met tenesmL Zie de noot over koperstearaat O Nothnagels Spec. Path. u. Ther., I (1910), bl 201. (") Taylor, 1. c., bl. 320. ( ) hristison, I.c., bl. 447; wy hebben dit goval t. a.p. echter niet kunnon vinden. (****) Emmert, Lohrb. d. ger. Medicin, 1900, bl. 338. kan de mondhoeken, de lippen en de tong blauw oi groen kleuren; de tong is vochtig, niettegenstaande zij als het ware aan het verhemelte kleeft. Diarrhee treedt minder veelvuldig op en gaat gepaard met hevige * en met heviëe tenesmi; de ontlasting is öf blauwgroen of bruinzwart (doordat de verbinding in den darm door SH2 in SCu werd omgezet), soms slijmerig, doch zelden bloederig of bruinzwart door alkalisch haematine. De buik is opgezet, vast en zeer pijnlijk, vooral bij druk en in de streek van de maag en van den dikken darm. De nrinesecretie is verminderd of opgeheven; de pok is klein. Naast deze locale symptomen ziet men tegelijkertijd sterke salivatie en ructus optreden en klaagt de lijder over een alleronaangenaamsten kopersmaak, een droge keel, een gevoel van dichtsnoeren van den hals, terwijl als resorptieve verschijnselen hoofdpijn en ook krampen in de kauwspieren en in de onderste ledematen kunnen voorkomen. Bij kinderen, doch ook bij volwassen personen, kunnen, evenals bij As, cerebrale verschijnselen op den voorgrond en de gastro-intestinale op den achtergrond treden. Onder al deze verschijnselen kan binnen enkele uren de dood onder toenemende verzwakking, collaps en krampen optreden. Geschiedt dit echter niet, doch duurt het proces, zooals veelal het geval is, langer, dan treden zeer vaak na 2—3 dagen, doch niet altijd, de teekenen van een acute parenchymateuze nepliritis en van een haemolgtischen ikterus op; ikterus heeft men reeds na 16 uur gezien (Orfila). Bij ongunstig verloop wordt de pols kleiner en frequenter, wordt de lijder benauwd en suf, vertoont hij een buitengewone spierzwakte (soms wat krampen), heeft een koude, cganotisclie huid en sterft na 4—(5—8 dagen, of nog later, in koma of onder convulsiën. Is de afloop gunstig dan kan, doch het is hooge uitzondering, de reconvalescentie door chronische gastritis en chronische, ulcereuse colitis [dysenterie 0)] maanden, zelfs jaren, duren. Het meest gewone beeld is echter, dat door het hevige braken zoo goed als al het vergif uit het lichaam verwijderd wordt en dat met 24 uur alle symptomen weer verdwenen zijn. Het zijn vooral vrouwen en kinderen, bij wie een ernstig en lethaal verloop wordt gezien. Garxier (*) 0) Deycke en Reschad Epfendi (*) willen zelfs een gedeelte der in Turkije voorkomende dysenterieën toeschrijven aan koper-intoxikatie; daar wordt veelvuldig slecht onderhouden koperen vaatwerk gebruikt. mqoÓ? Annales d'Hygiène publique et de Médicine légale, 3e serie, dl. 42 bi. dol. School tÜT?, pr"a; fük di°> Tllrkei' 11 (1904)' bL m Dit werk handelt over d0 Militair-Geneeskundige tg on bevat ook onkelo wetenschappelijke verhandelingen, o.a. over dysenterie. verkondigde zelfs de leer, welke o. i. echter te ver gaat, dat de doodelijke afloop slechts mogelijk is bij een van te voren reeds ziek individu. Voorbeelden van acute koperintoxikatie zjjn de volgende gevallen In 1889 deelde Bonnet het volgende mede. Een vrouw van 31 jaar nam 's avonds een eer lepel kopersulphaat (= 30 g.) in water met wat absint, een alcoholischen drank, s Nachts trad zeer hevig en zeer frequent braken en een sterke diarrhee opmeer dan 30-maal had ztf dunne ontlasting. Den daarop volgenden dag was zij zeer afgevallen, had een facies Hippokratica en een slechten pols; de buik was zeer pijnlijk, de tong blauw; zy was compos mentis. Den ochtend van den 4en dag stierf zn zonder kiampen. Den 2en dag kwam pas een geneesheer 0). Een jongen van 16 jaar nam een zekere hoeveelheid kopersulfaat in, dat met water tot een brei aangemaakt was; de dosis bleef onbekend. Een half uur later werd hij onder heftig braken en sterke prostratie in het ziekenhuis opgenomen. Hij had grooten dorst, een gevoel of zijn keel werd dichtgesnoerd, klaagde over kopersmaak en pijn in de maag tenvjjl het epigastrium zeer gevoelig was bij druk. Het braaksel was blauw en bevatte duidelijk stukles kopersulfaat. De huid was bleek en koud; de lippen, de .°ng "f*1 de mon|lh°eken waren blauw, de pols was klein en frequent. Hij had diarrhee • de ontlasting was groengeel en bevatte geen bloed. Urinè werd in geringe hoeveelheid ge oosd; zy bevatte noch bloed noch eiwit, 's Nachts was de jongen zeer onrustig. Den volgenden morgen klaagde hü over hevige hoofdpijn en pijn in de maagstreek, den mond en den oesopliagus. Hij braakte niet meer. De urineafscheiding was gering- de urine bevatte bloed, eiwit en galkleurstoffen. De lijder ging naar huis, doch werd 'den 4en dag weder in het ziekenhuis opgenomen met duidelpen ikterus, hypothermie frequenten polsslag, groote prostratie, angst en onrust. De ontlasting was bruinrood \ertoonde streepjes bloed; er bestonden tenesmi. De urine bevatte veel bloed. Maag-en leverstreek waren pijnlijk, de lever vergroot, de buik ingevallen. De ikterus nam tot i en en dag geleidelijk af. Dien dag trad, onder toenemende hypothermie en collaps de exitus op [Maschka, 1871 («)]. 1 ' De heide volgende gevallen zijn ontleend aan Orfila (a). Een man van 44 jaar nam den 24en Juni 1812 te middernacht ongeveer 15 g. koperacetaat in, opgelost in een weinig water; den geheelen voorafgaanden dag had hij slechts wat soep van zuring (soupe a 1'oseille) genuttigd. ■ ®®nakwartfr na het yerëif ingenomen te hebben kreeg hü een allerhevigste buikp«n, heftig braken en hevige diarrhee; tot 5 uur in den morgen bleven deze symptomen lestaan; toen werd hü naar het hospitaal gebracht, waar hü melk, een mucilago gummi arabici en verzachtende lavementen kreeg. Drie uur na zijn opneming vertoonde hij den volgenden status: Ingevallen gelaat met blauwe kringen om de oogen; vochtige tong, welke als het ware aan het verhemelte kleefde, anorexie; herhaaldelijk spuwen (van speeksel), ructus met kopersmaak, sterken dorst, kleinen regelmatigen pols met een frequentie = 80. Dezelfde behandeling werd voortgezet. s Middags om half drie opnieuw uitbraken van groene massa's, terwM om 4 uur ikterus begon op te treden. Gedurende den nacht bestond er lichte buikpijn, werd er eenige malen gebraakt en ïad hfl 3-maal ontlasting, hetgeen den lijder iets verlichtte, zoodat hij insliep Den volgenden morgen (den 2en dag) bestond een zeer sterke ikterus, was de uit- (') Brouardel, Intoxications (1904), bl. 233. (') Maschka's Handb., II, bl. 291. (3) Orfila, 1. c., I, Obs. IV en V, bl. 315 en 310. «hukkmg van liet gelaat kalm, de tong grijs, doch kleefde als het ware aan het verhemelte; er bestond nog kopersmaak; geen braken enructus. De buik was ingetrokken e/bé^tSn de P°IS WaS regehnatiK en goed fe'evuld, «le huid lekker warm' °nden een zwaar eevoel m het hoofd en een geringe graad van doofheid De behandeling bestond in het verstrekken van Vichywater met w i en twee veÏSende lavementen. Dien dag ging h« 4-maal grijs af. verzachtende Den 26en Juni (3en dag) bestonden dezelfde symptomen en gevoelde de man zich bleef dezelfde!86" tr°ebe'e Urin6 ^ m6t gee,achtig Piment); de behandeling Den 27en Juni (4en dag) begonnen de symptomen geleidelijk af te nemen. en lben Juli was de ïkterus verdwenen en de lijder geheel hersteld. Dkouard, iemand die zich op toxikologisch gebied zeer verdienstelijk heeft gemaakt beschreef het volgende ongeval, dat hem zelf overkwam. neen gemaakt, Terwijl ik nog, als voorbereiding tot de medische studie, artsennbereidkunde studeerde nam ik eens bjj ongeluk bijna 4 g. in van een mengsel van koperacetaat honig en azUn (z.g. Egyptische zalf). Ik had juist goed gegeten. Een kwartier later' kreeg ik ructus met een kopersmaak en voortdurend moestik mijn speek^Ttowen , , 3 uur latei kreeS lk hoofdpijn met dorst en vrjj sterke koliek- miin buik zwol snel op, zoodat ik den band van mfln broek moest losmaken; overvloedige diarrhee tonijn «, v^^hfnuo i„„ , _ # x —f mariK es en verzacht la\ementen aan. De diarrhee hlpof Qanimn,^.» i fA „ „ l,,muvuuc") oiiAfc vt?i^ezei(i van tenismi en miin < luen namen af. Eerst den 8en da** hecnn i^forwiinr, ^ 4-^ , . o — vy ueueii. oinus dien ik lant? een afkeer van koner znnHnt ii- roQ,io «i«i, ... -j aan koper rook. «««*»«* weia wanneer ik maar behiek; D°°r v. Elk werd beschreven hetgeen hü waarnam btf 4 Javanen die door een vrouw vergiftigd waren; zij had gongso, vermengd met fijn geknipt menschenhaar en bamboeharen, in de gendi gedaan, waaruit door de mannen gedronken werd De 4 personen braakten voortdurend en hadden menigvuldige darmontlastineen ■ het braaksel was bloederig en de ontlasting bestond meest uit bloed. De geheele buik was opgezet en hoogst gevoelig. De pols was celer, parvus et contractus (fdurus) * echteT dUn.em0meerende d""tan " b,0edzui^re °P b»ik ^en Hjj teekende verder aan, dat dit op Java een gewone wijze is om te trachten ziin medemensch uit den weg te ruimen, dat vaak in plaats van menschenhaar de fijnge knipte baard van den tijger gebruikt wordt en dat meermalen de chronisch wordt en hieraan de lijder maandenlang sukkelen kan, alvorens de dood een einde aan het leven maakt. Volkomen genezingen zijn, volgens hem, dan ook zeldzaam ai.eel? ,e verwachten> mdien kleine hoeveelheden zijn binnengekregen (') Bij het op Inlandsche wijze drinken uit een gendi kan het onoplosbare, op water revende gongso ongemerkt binnen gekregen worden. De waarneming is echter te °~V"Ï T "V" """" ~ ;™,e te n ^nlZen. P de giftigheid van fijngeknipt haar, enz. zullen wij later terugkomen. te vSden™. Van int0xikatie door een koPerzout is in de Indische litteratuur N hJ'J VAN ElK' Zonderlinge manier van vergiftiging, bij de Javanen zeer in zwang Natuur- en geneeskundig Archief voor N.-I., dl. III (1846), bl. 611, (') Ind. Weekbl. v. li. Regt, n°. 890 (1880), bl. 113. Teroesi en fijngemaakte polo-kio pitjes [meritja soenda(')] werden in thee en koffie toegediend, hetgeen een prikkelend gevoel in de keel gaf en na een paar uur een gevoel van duizeligheid en neiging tot braken, hetgeen echter na het drinken van een glas water weder verdween, 's Avonds werd hetzelfde mengsel in de soep toegediend; wederom ontstond een prikkelend gevoel in de keel, spoedig gevolgd door duizeligheid' braken en krampen in den buik; 's nachts trad hevige diarrhee op. Den volgenden dag was de persoon uit zich zelf hersteld. De ontlasting zag bruingroen : S04Cu werd er in aangetoond. Zooals reeds gezegd werd (noot 2, bl. 279) vindt men in de litteratuur slechts 2 gevallen vermeld van intoxikatie met natuurlijk greenspaan, welke wij echter niet in originali in handen hebben kunnen krijgen. Christison haalt een geval aan van Dégbange («J, waarvan hij alleen zegt, dat in dit geval tot zelfmoord natuurlijk groenspaan werd ingenomen, dat in groote hoeveelheid in de maag gevonden werd, terwijl Emmekt een geval van Desgrengiels (3) refereert en hiervan mededeelt, dat het in 6 uur lethaal verliep, dat het slijmvlies van oesophagus en maag bedekt was met een groene massa, dat de fundus ventriculi rood en hier en daar gecorrodeerd was, terwijl het slijmvlies en de inhoud van den darm groen waren. Al zal door de ruime ventilatie in Indië niet licht gezien worden, dat b« het gieten van koperen voorwerpen bij de werklieden acute intoxikatie-verschijnselen voorkomen, zoo willen wy toch niet geheel stilzwijgend de z.g. gietkoorts voorbijgaan, omdat deze geheel kan imponeeren voor een malaria-aanval. BÜ "5 o 'van de gieters komt z(j voor, doch velen worden er op den duur ongevoelig voor. Zij berust op inademing van zinkdampen en is dan ook een acute zink-intoxikatie; hiervoor is de kans des te grooter naar mate het koper meer Zn bevat en het gieten langer duurt, m. a. w. het stuk, dat gegoten wordt, grooter is. Kort na het gieten kunnen prodromi optreden in den vorm van een walgelijken, zoeten smaak, kriebelen in de keel en hoestprikkel. Veel zeldzamer komt het tot braken en een gevoel van moê- en benauwdheid. Met of zonder dat deze prodromi voorafgingen komt het eenige uren na het gieten, dei halve gewoonlijk tegen het vallen van den avond, tot een snel toenemend gevoel van malaise met hoofdpijn en pijn in den rug, waarop een horripilatie volgt, welke gewoonlijk 15—20 minuten aanhoudt, doch soms een paar uur duurt, gepaard gaat met t1) Noch in het Plantkundig Woordenboek voor N.-I. van Filet (1888), noch in het Nieuw Plantkundig Woordenboek voor N.-I. van de Clehcq (1909), noch in de Ind. \ ergiftrapporten van (freshoff, noch in de Encyclopaedie van N.-I. zyn deze namen te vinden. Volgens de getuigenverklaringen zouden de fijngemaakte pitjes een laxeerende werking hebben, c.q. hevige diarrhee en buikloop veroorzaken. Het mengsel werd door den rechter aangenomen als te zijn een zelfstandigheid, welke in staat is den mensch met meerderen of minderen spoed te dooden, op grond dat S04Cu in art. 233 S. R. 1. en art. 231 S. R. E. gerekend wordt te behooren tot de vergiftige stoffen, een in ons oog foutieve conclusie daar niet met de hoeveelheid rekening werd gehouden (bl. 110). (2) Verwezen wordt naar de London med. Gazette, 1842—1843, I, bl. 495, waar wij het geval echter niet aantroffen. (3) Verwezen wordt naar de Medical Gazette, XXXI, bl. 455, welke wy niet in handen konden krijgen. ""Tsr - een MhMteh, „anvai optreed, ,„ hyperthernii"ontb^kf '"""* rl""18 °' rlrÏÏrBf-'S: 55£SH3?&i«£s3 j aai dagen noodig oin duideiiik t.p yiin pioofc^ htj ï-, *- zlJn. * laatst men een druDnelfip «.MW't ,rrrrrra£e| is van Cu en met van ijzerroest. De mesproef gelukt nog bT l 15 0^ J De pathologisch-anatomische veranderingen waar™ u u , aan de Mjktafe. moet baseeren. zijn over weinige gevallen van doodelijke acute Cu-intoxikaH* ' met voldoende zorg geobduceerd. Het beeld is'dan ook'ten^S'afk?011 r" van «„ten „p die™; het volgenJe zeldê rfH'0H dUldel';'ker WOrdt- Dit ver'schi.jnsel. dat over het algemeen slechts ïsz oplossing, het neutrale cupri-acetaat en het chloride dat in -l «*£ rsr8,r tx T - bloedingen zijn zeldzaam en, ,vaar zij voorkomen, noo/zeer niSeSd'TV slijmvlies, van de iippen tot den anus, ontstoken. Trad de dood zeer snel metaaloxyde verbindt zfch meTheTei^whmole'unl 'even(?® ®iwit is gecompliceerd; het beurt op het oiwit inwerïf eLZTï^ ZUUr Vr« komt en op bindingen met in denzelfden concentratiegraad causlS w^en/6 Verschlllende giftiging' vTnTe^kitl'van wSii'ïn'he^ T' ^ t"8 beschreef een ver" bestond, benevens een halveguWengroot ulcus in heUleuTïïWXS?11^08 in dan behoeft men in den darm geen afwijkingen te vinden [Seidel (')]. "Volgens sommigen is de ontsteking van het maag- en darmslijmvlies echter ten deele een eliminatieverschijnsel, komt daarom speciaal'in den dikken en het bovenste gedeelte van den dunnen darm voor en is in het algemeen in den darm heftiger dan in de maag. In ernstige gevallen kan het tot een haemorrhagische, sero-fibrineuse ontsteking en, bij niet te snel verloop, door afstooting der nekrotische gedeelten tot ukeia komen, speciaal in den dikken darm en weer voornamelijk in het rectum, waardoor in den dikken darm afwijkingen optreden als bij de mikrobiaire dysenterie voorkomen. Bij sommige schrijvers [Kratter (*), Tardieu (*), Sf.idel (*), Kobert (% Taylor (•)] vindt men opgegeven, dat de ulcera zelfs tot perforatie kunnen leiden, zoowel in maag en dunnen darm als in het rectum; zij schijnen dit te doen op gezag \an Orfila ('), die zich beroept op 2 waarnemingen van Portal. In dierproeven ziet men constant ulcera optreden en daarnaast zag iBERT wijd uiteenstaande, insulaire, ronde of ovale, scherp omschreven atropliieën van den darmwand van kwartjes- tot halveguldengrootte. De mhoud van het maagdarmkanaal is in gevallen, welke snel met den dood eindigen en waar zelfs relatief weinig koperzout werd ingenomen, blauw blauwgroen of groen en wordt door toevoeging van NH/)H in principe diepblauw; deze kleur heeft echter vaak, door de aanwezigheid van voedselresten, een groene bijtint. Als resorptieve en eliminatoire verschijnselen kunnen verder, wanneer het pioces niet al te snel verliep, nog de volgende afwijkingen voorkomenacute parenchymateuze nephritis, vettige degeneratie van het hart en van de lever en ikterus, zeldzamer weinig uitgebreide, subsereuze bloedingen, terwijl slechts in enkele gevallen het bloed en de urine door haematine zteart'/Ajn. Hoe weinig typisch echter het beeld kan zijn leert het volgende sectieverslag van liet geval van Maschka, dat op bl. 281 gerefereerd werd. Het luidt als volgt: Huid bleek, niet een lichtgele tint; bijna geen lijkvlekken. Lijkstijfheid (nog) aan de onderste extremiteiten. Schedel huid bleek, bloedarm; idem alle sinus de hersenvliezen en de hersenen. De halsaderen bevatten slechts enkele druppels \loeibaar bloed. Slijmvlies van trachea en oesophagus bleek. Linker long bleekbovenkwab oodemateus, onderkwab vergroot, vast, broos, bevattende zeer veel fijnst mimend vocht. Rechter long bleek, een ruime hoeveelheid schuimend vocht bevattende. Hart en groote vaten zoogoed als ledig; hartspier bleek, week murw Maag en darm door gas uitgezet; serosa leigrijs. Milt normaal, matig bloedrijk' Lever van gewone grootte; kapsel glad; geelbruin, week, gemakkelijk versdieurbaar' vet bevattend, matig bloedrijk; in de galblaas slechts enkele druppels donkere, taaie gal te groot, kapsel gespannen, bast geelachtig, pyramiden samengedrukt, bleek- (') Maschka's Handb., II (1882), bl. 288. P) Kratter, 1. c., bl. 932. (') Tardieu, 1. c., bl. 624. (4) Maschka's Handb., II, bl. 288. (5) Kobert, 1. c., II (1906), bl. 404. (") Taylor, l.c., I (1891), bl. 319. (r) Orfila, l.c., i (1818), bl. 321. bruin; in de pisblaas wat urine, slijmvlies normaal. Maagwand rast, vaten aan den rand matig gevuld; in de maag meer dan 1 KG. bruine, zwak zuur ruikende vloeistof. Slijmvlies gezwollen, met taai slijm bedekt; langs de groote curvatuur groen. In den fundus een kwartjesgroote nekrotische plek, waar het slijmvlies in een vuilbruine, flardige, gemakkelijk loslatende eschara veranderd is; na het wegkrabben van de eschara ligt de muscularis bloot; verder niets bijzonders. Slijmvlies van den dunnen darm bleek, normaal; van den dikken darm gezwollen, bleekgrauw; dikke darm sljjmige, dunne faeces bevattende ('). De eliminatie geschiedt, afgezien van hetgeen — en dit is het grootste gedeelte — door liet braken en de diarrhee en later met de ontlasting als SCu uit het lichaam verwijderd wordt, in het algemeen langzaam (in weken) en voornamelijk langs de nieren en de lever (gal bewaren!), doch ook wat langs de speekselklieren (de kopersmaak blijft lang bestaan!) en de huid (zweet, zog); misschien ook langs de maag- en darmklieren. Omdat met het braken en de diarrhee de grootste hoeveelheid uit het lichaam verwijderd wordt, worden bij acute intoxikatie in de verschillende organen slechts geringe hoeveelheden vastgelegd; onderzoek van de lever (galj heeft nog de meeste kans op resultaat. Hier geschiedt de fixatie. Bij de schouwing moeten derhalve zoo noodig het maagdarmkanaal met zijn inhoud, de halve lever en de nieren bewaard worden. In de levers van oudere personen vindt men (in Europa) vaak weegbare hoeveelheden, op 1 K.G. zelfs wel 3—5 mg. Cu, afkomstig uit het voedsel; zelfs bij neonati heeft men het gevonden, v. Hasselt zegt. dat in de gezamenlijke ingewanden wel 30—40 mg. kan voorkomen; het meeste zit in de lever t2). Voor Indie is dit nog niet voldoende nagegaan; in boengkil en Inlandsche zuren werd koper soms in vrij groote hoeveelheid aangetoond (3). In de levers van 10 Inlanders kon geen Cu aangetoond worden (bl. 189), doch dit aantal is te klein om er uit te mogen besluiten, dat hier te lande met het voedsel geen Cu in het organisme geraakt en dat normaliter geen Cu in de organen wordt afgezet. In foro moet men derhalve voorloopig nog vasthouden aan hetgeen de ondervinding in Europa geleerd heeft nl., dat Cu in de organen kan voorkomen, zonder dat intoxikatie met eenig koperzout voorafging. De aanwezigheid van geringe hoeveelheden, en a fortiori van sporen, koper in de organen (lever) alléén beicijst zonder meer niets. Wel heeft natuurlijk beteckenis het aantoonen van een weegbare hoeveelheid Cu in maag- en darmkanaal, terwijl het ontbreekt in alle andere organen. In zulk een geval is liet duidelijk, dat kort voor den dood' eenig Cu-praeparaat werd binnengekregen, dat c.q. intoxikatie er mede heeft plaats gegrepen. 0) Maschka's Handb., dl. II (1882), bl. '292. (*) v. Hasselt, 1. c., bl. 186. (3) Boengkil wordt niet alleen tot veevoeder en bemesting gebruikt, doch ook wel als tempé boengkil gegeten. In boengkil en Inl. zuren werd, in het laboratorium van de firma Rathkamp & Co. te Weltevreden, meerdere malen Cu gevonden. De therapie bestaat in spoedige uitspoeling van de maag, liefst met een oplossing van 1 : 1000 geel bloedloogzout [ferrocyaankalium, K4Fe (CN>6], dat met koperzouten een onoplosbaar, niet giftig, rood neerslag vormt' of met een dikke schudmixtuur van magnesia usta. Ook groote giften suiker worden door sommigen aanbevolen; verder eiwit en melk, docli al deze middelen zijn dubieus en staan achter bij geel bloedloogzout. Vetten en oliën zijn verboden. B. Koper-intoxikatie a rechutes. A priori zou men verwachten, dat deze vorm nog al vaak gezien zou zijn geworden in trankrijk, waar vergiftiging door de cupri-acetaten en het cupri-sulphaat vroeger zooveel heette voor te komen, omdat men, daar de dosis lethalis zoo groot is, door den slechten smaak en de opvallende kleur der koperzouten, als vanzelf genoodzaakt is te weinig toe te dienen en. waar de dood op zich laat wachten, zal trachten door nogmaals, of zelfs bij herhaling, een in zijn oog voldoende hoeveelheid in te geven zijn doel te bereiken. Op die wijze zou het, doordat een acute intoxikatie den lijder soms zeer aangrijpt, ten slotte kunnen komen tot den dood. Wanneer men echter weet, dat 5 g. koperzout als een kleine gift te bof k staat, waarop naast braken slechts teekenen van gastro-enteritis en niets meer volgen [Erben (')], dan zal men begrijpen, dat men, b.v. door de toediening, bij herhaling zelfs, van een theelepeltje gongso, in het algemeen niet in staat zal zijn den mensch te dooden. Wij hebben dan ook slechts twee gevallen van dezen aard in de litteratuur vermeld gevonden; in het eene geval was het slachtoffer een krankzinnige en in het andere, waar de poging om te dooden mislukte, een kind (2). Dit behoeft ons niets te verwonderen, want ook hier zal de toeleg bijna steeds ontdekt worden, door den slechten smaak en de opvallende kleur, en zal liet al zeer moeilijk zijn bij herhaling een ernstige acute intoxikatie te verwekken. Bovendien zal bij niet-lethale doses nog eerder zóóveel uitgebraakt worden, dat de rest niet ernstig schaden kan, zoodat de lijder niet verzwakt wordt, terwijl niet-braking verwekkende hoeveelheden, zelfs op den ('1 Erben, l.c., bl. 439. (') Hasselt, l.c., 1)1. 12< vermeldt deze gevallen, doorChevallierwaargenomen. Wü hebben slechts een verslag kunnen terugvinden van Ghevaiijjkr & Lassaigne omtrent het chemisch onderzoek van de ingewanden van een idioot meisje van 24 jaar. dat uitbesteed was en spoedig daarna achteruitging en, na 13 dagen ziek geweest te zijn. stierf. In de ingewanden werd koper gevonden (*). Verder hebben wjj omtrent deze gevallen niets naders kunnen vinden. (*) Ann. «l'Hvg. publ. et do M« . l»|. 4itre (4j hebben wij de volgende aanduiding gevonden van het ziektebeeld, dat in dergelijke gevallen verwacht kan worden. Hij zegt, dat, nadat de symptomen van peracute of acute intoxikate, zooals die hiervoor beschreven zijn, verdwenen zijn, zij opnieuw met hevigheid optreden en de lijder snel, onder het optreden van hartzwakte, bezwijkt. Dit ligt natuurlijk voor de hand. Er zal mutatis mutandis een beeld ontstaan als bij de arsenikintoxikatie a rechutes, met dit verschil, dat het koper geen nawerking vei toont en derhalve zich geen laat optredende verschijnselen, afhankelijk van vroegere doses, zullen paren aan die van de laatste dosis. Erben (•') zegt, dat de, door hem zoo genoemde, subchronische ' u-intoxikatie, opgewekt door herhaalde toediening van groote, toxische hoeveelheden van eenig koperzout, waaronder hij doses van meer dan o g. verstaat, een chronische gastro-enteritis veroorzaakt, welke met exacerbatieën en remissies verloopt en het slachtoffer kachectisch maakt (Böhm • zie hieronder), doch ook kan dooden (Orfila). Wij \onden in de litteratuur het volgende geval, dat eenigszins in dit kader thuis behoort en interessant genoeg is om het te refereeren, ofschoon het in ons oog geen absoluut zeker geval van slepende koper-intoxikatie is. In een familie werd vader en zoon op een dag ziek met een gevoel van malaise pijn in de leden, buikpijn, kolieken, obstipatie, ructus, anorexie en horripilatie: hei- gelaat was bleek en de geheele buik, doch vooral de ileocaecale streek, was gevoelig bij druk. ° b Daar juist het Kerstfeest gevierd was, werd aan een indigestie gedacht en de therapie hierop gericht ; o. a. werd een vloeibaar dieet gegeven. De verschijnselen namen echter toe en ook de vrouw werd op dezelfde wijze ziek doch bij haar was de galblaasstreek gevoelig bij druk. waren de lever en de galblaas sterk vergroot en werd het gelaat later vuilgeel. Tot een diagnose kwam men niet. (') Husemann, 1. c., bl. 491. (*) Lewin, Deutsche med. Wochenschrift, 1900, bl. 091. (3) Rademacheb, Rechtfertigung der von den Gelehrten misskannten, verstandesgerechten Erfahrungslehre der alten scheidekünstigen Geheimarzte, 1847. II, bl. 351. (4) Giere, Deutsche Medizinal-Zeitung, 1904, bl. 474. (5) Erben, 1. c., bl. 440. « wéri*kl'Xri1énS!ÏT'™n'te Z0?ÏUldlBe v,.T * *"■ van de „"'''" ""' lllen'"l"** C. Chronische koper-intoxikatie. Terwyl slechts enkele schrijvers aannemen, dat vergiftiging door één gioote gift van een koperverbinding (ondanks de groote hoeveelheid welke ervan noodig is, ondank, den slechten smaak en ondanks de kleur mol* iz trssrr^r,het er over e™s-jat *• hoeveelheden van een of ander koperpraeparaat den dood \an den mensch met veroorzaakt kan worden katielnet^JT1 T te*T™*g ^ ** een chro™che ^perintoximet ernstige symptomen, laat staan met doodelyken afloop, niet voorkomt. Lot deze uitspraak komt men, wanneer men rekening houdt met: effect \ Jn hT.T"™) 7 gdeerd hebben over het ei ofZh^ZT ^ ' aebrUschillende punten zullen wij achtereenvolgens de revue doen passeeren. uc uuen WotwX, SSSTST ** ei™ K»p*™*ltan», Deutsche m*. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. 1!) 1. DE VERSCHIJNSELEN BIJ GEZONDE MENSCHEN, DIE GEDURENDE LANGEN TIJD KLEINE HOEVEELHEDEN KOPERZOUT GEBRUIKEN. Rademacher, die o.a. trachtte de koperzouten meer ingang in de therapie te doen vinden, nam zelf CuO in om de ongiftigheid van koper\ei bindingen aan te toonen. Hij nam eerst gedurende 8 dagen 's morgens 1 g. (15 grein), later 3 weken lang per dag 0,260 g. en ten slotte gedurende 8 maanden dagelijks dezelfde hoeveelheid. Hij bemerkte niets anders, dan dat hij af en toe een halven dag wat diarrhee en grooten honger had ('). Toussaint (*) deed een reeks proeven met allerlei koperverbindingen op zich zelf en op anderen, ten deele op zeer verzwakte personen. Zelf nam hij gedurende (> maanden dagelijks een of ander koperpraeparaat in en wel 1 3 grein (0,0t>o 0,195 g.) per dag, zonder eenig nadeel er van te bemerken; alleen had hij af en toe last van een leelijken kopersmaak. Zoo nam hij o.a., na door een malaria-aanval zeer verzwakt te zijn, gedurende 0 weken 's m. en 's av. 0,065 g. neutraal cupri-acetaat en sterkte er flink onder aan. kreeg zijn eetlust terug, enz. Hij kwam dan ook tot het besluit, dat door langdurig gebruik van kleine hoeveelheden koperzouten geen nadeelige gevolgen optreden. "\ an al zijn verdere proeven vermelden wij alleen de volgende. Een man met een zwak gestel. 23 jaar oud, kreeg eerst 10 dagen bas. cupricarbonaat en daarna ruim 3 weken cuprinitraat, in het geheel 7,800 g. carbonaat en 20 g. nitraat zonder veel anders te bemerken dan .lat hij bij wat groote giften een enkele maal braakte en wat diarrhee had. Hij geeft hierover de volgende staatjes: (ml Amlregis, 23'/2 jaar, van zwakken lichaamsbouw, opgenomen wegens uleera. DATUM. sMorg. 'bAv. Dieet, | Symptomen. Aanmerkingen. 120 Februari 4 grein 4 grein 1 K.g. gebuild roggebrood. 2 X l.rfllge ontlasting " j® " l * '3 ra. 6 uur 125 g.meelsoep. 3X , „ In urine geen Cu aantoonbaar. » | » » smldd. 125 g. groenten en 3 X „ „ f " « » 8 „ 123 g. gekookt vleesch 3 X . „ c.een kopersmaak. •ï " ' i » 'sav. (>i/. uur 125 g. gort 2 X al " 8 » ' „ met boter. :j x „ £ | q- " „ " I " 3Xn r riin in den buik. «S I " ! ^ » 2 y I 28 " I ° " ° » | 2 X \ 29 IQ 10 j 3 X gewone „ ; 's Avonds 1-maal gebraakt. (1) Rademacher, l.c., bl. 340. Het maagsap lost het CuO, zeker althans ten deele op tot CljCu. ' (-) I oussaint, 1. c. bl, 228. De staatjes komen voor op bl. 249 en 243. . DATUM. 'sMorg.'sAv. Dieet. Symptonen. Aanmerkingen. Als boven met: 4 Maart 1 grein 1 grein Nudeln (i) met rundvleesch 2 X brijïge ontlasting ;> ff 2 „ 2 „ erwten 2 X f 3 v 3 v gort (Graupe) 2 X 'ff 4 r 4 „ witte boonen 2 X s ff •"> n 5 n Nudeln 3 X » ö ff 6 ff rÜst 2 X „ 10 ff 6 r 6 r, erwten 3 x " " 7 " 7 " zuurk0°' 3x1 " Urine bevat Cu. 12 » 8 n 8 » >'t)st 3 X „ 13 » 9 » 9 n gort (Graupe) 3 x «J « 10 , 10 „ erwten 3 x £ ' ' " 11 » 11 » zuurkool 4 x waterige „ •| " 12 " 12 " Nudeln 3 x dunne „ Idem. §■ '' » „ 13 „ gort (Graupe) 3 X „ " " ° erwten 4 X waterige . Braken, p(jn in den buik. n 11 - zuurkool 4 y " 13 » rjjst 4 X " U » g°rt (Graupe) 3 X „ „ Braken. " - - - « itte boonen 3 X .. . Buikpijn. » ''• » 'U»t 3 x dunne 25 " Nudeln 3 X .. . Salivatie, geen kopersmaak. | - ' » 10 n gort (Graupe) 3 x brijïge „ •1* 1 10 .. erwten a v O- " » » ff 10 n zuurkool 3 X " 10 - , witto ,,oonen X l _ Urine tevat Cu. Rircq (186). Tegenwoordig worden nog in Engeland en Amerika koperzouten gebruikt bij chronische diarrheeCn, bij darmulcera en bij darmbloeding; men geeft dan eenige malen d'aaes 0,005-0,010 g. cupri-sulphaat (2). De mededeelingen over de behandeling van epilepsie met koperzouten zijn in groot aantal in de litteratuur te vinden; slechts enkele voeren wij aan. Reeds in de 2e eeuw beval Aretaeus het sulph. cupr. amm te»en epilepsie aan. Een epilipticus kreeg in 10 dagen 7 g. basisch cupri-carbonaat en had slechts éénmaal wat buikpijn en braakte slechts éénmaal Een andere gebruikte in 21 dagen 16,3 g. cupri-acetaat; hij braakte alleen even toen met 8 dagen vrij snel gestegen was van 0,300 tot 0,840 g. pro dosi (2-maal daags). Nog een ander gebruikte in 39 dagen 10,2 g. sulf. cupr. amm • slechts op 2 verschillende dagen braakte hij even; hij had nooit meer dan 2-maal brijige ontlasting per dag, had vaak een kopersmaak, terwijl zijn urine doorloopend koper bevatte (3). Dumoulin gaf kinderen in 4 dagen 3 g. cupri-sulphaat zonder eenig nadeel (4). Hij gaf scrofuleuse kinderen met impetigo 0,120 0,500 « sulphaat of carbonaat per dag en bij croup zelfs tot 2,500 g. per dag (5). Hönerkopp (1853) gaf in 18 gevallen binnen enkele dagen 3 g. cuprisulphaat en in <2 gevallen zelfs 5 g., zonder iets bijzonders bij zijn patiënten op te merken (»). Hij haalt Stubenraüch (1844—1845) aan, die een meisje van 41/, jaar met synanche contagiosa in 6 dagen zelfs 17 g ongestraft ingaf. ' ö' Bourneville gaf aan 5 epileptici in den loop van een half tot een jaar 43 resp. 124g. sulphas cuprico-ammoniacalis (S04Cu -j- 4 NH. -4- HO) ■ hij zag slechts in 4 gevallen braken en diarrhee en verder hoogstens af en toe wat buikpijn (7). Hierbij achten wij het nuttig op te merken, dat (') Th. Husemann, l.c., bl. 260. (2) Stokvis, l.c., II (1895), bl. 335. ZÏLLfWIN' U"tersuchungen an Kupferarbeitern, Deutsche med. Wochenschr., 1900, bl. 689; hier vindt men o.a.m. deze gevallen vermeld. n qrj? „baooohazard;,prédsoméde0ine ié^le <1906>> »>1- 52; Brouardel, Intoxieations (1904), bl. 229, spreekt van 2—3 g. in 5—6 dagen. (5) Semaine médicale, 1885, bl. 408. (') Toussaint, 1. c., bl. 236. (r) Garnier, I. c.. bl. 361. volgens Stokvis dit zout van alle koperzouten, welke in de geneeskunst ooit gebruikt zijn, verreweg het vergiftigst is ('j, zoo.lat de ervaring van Bouhneville voor ons bijzonder veel waarde heeft. Dezelfde gaf aan een epileptica in 122 dagen 48 g. sulphas cunricomiiioniacalis; zij overleed aan acute tuberculose zonder eenig symptoom • r 7' "at np,~ —n mi jn,L'Z7 om ' beglnnende met °'100 8- «laags en vrij snel stijgende tot ni 't -8' P6L Waaib'' hoogstens wat k°liek en diarrhee optraden, doch worden 7 T °f . dat de geiinge hoeveelheden koper of koperverbindingen, welke men acuut of chronisch met voedsel binnen kan krijgen en niet, of slechts weinig, door haar onaangenamen kopersmaak opvallen, niet in staat zijn de gezondheid van den mensch te schaden. Ten slotte nog een enkel woord over hetgeen bij menschen wordt waargenomen, die voortdurend koper, dat vaak met koperroest bedekt is, ( ) Merkwaardigerwijze zegt lijj echter, dat de patellaire reflexen normaal of verhoogd zjjn, tenzij er een periphere neuritis bestaat. v lnf Hlerover is m 18o4 een opstel verschenen van Corrigan ('), n. opinie door Tardieu blijkbaar werd omhelsd (*), doch welke men in de nieuwere handboeken niet meer vermeld vindt. O. i. terecht, omdat t e 7 gevallen, waarop Corrigan zich baseerde, niet toelaten de conclusie te trekken, dat er bij dergelijke menschen een slepende Cu-intoxikatie voorkomt en de verschijnselen hierop berusten. Tardieu bespreekt de publicatie van Corrigan bij de slepende koper-intoxikatie, welke volgens hem op den «lood uitloopt, soms echter eerst na zeer langen tijd. Hij schetst het beeld der chronische koper-intoxikatie woordelijk als volgt; „De slepende koper-intoxikatie ontstaat meestal door geleidelijke resorptie „\an koper, vooral in den vorm van stofvormig cupricarbonaat. Zij herinnert „volgens de opmerking van Corrigan, die deze zaak zeer nauwkeurig bestudeerd heeft, aan de langzame vergiftigingen, welke in de Middeleeuwen „heetten voor te komen. Eerst na vele maanden treden de verschijnselen, „afhankelijk van het koper, op: voortdurend kolieken, maagpijn en moeilijke „spijsverteiing. De lichaamskracht neemt af; gewrichtspijnen treden op. ..Hoest en nachtelijk zweeten treden op, zonder dat auscultatorisch iets in " e lon8en te vinden is. Het tandvleesch retraheert zich en gaat in verzwering over, zoodat de hals der tanden bloot komt te liggen; een purperen „zoom markeert hun inplantingsplaats. Het uiterlijk wordt kachectisch de „huidskleur vaal, het gestel gaat achteruit, vermagering treedt op, totdat „ten slotte de lijders aan uitputting bezwijken, soms eerst na zeer „langen tijd". Bij de nieuwere auteurs, zelfs bij de Fransche, vindt men dit verhaal van 1 ardieu echter niet meer terug («). Brouardel (*) sluit zich bij Layet aan, die verklaart, dat een beroepsintoxikatie door koper niet voorkomtibert (•) zegt, dat indien een echte chronische koper-intoxikatie voorkomt' zij och al zeer zeldzaam is, daar zij bij de overgroote meerderheid der 'operbewerkers ontbreekt; nooit is zij ernstig, duren de verschijnselen lang of komen zij vaak terug. e Bij de Engelsche schrijvers is het als volgt. Taylor(«) geeft van de chronische Cu-mtoxikatie een eenigzins ander beeld dan Corrigan, dien hij zelfs negeert, waar hij aan Clapton de eer toekent in 1868 het eerst den (met bestaanden!) koperzoom van de gingiva beschreven te hebben. Ook (') Corrigan, Dublin Hospital-Gazette, dl. I (1854), bl. 229. (-) Tardieu, l e., lil. 622. Ofschoon in het algemeen juist, geeft hjj toch niet letterlijk de conclusies van Corrigan weer. iwseriflk (') Alleen bjj Balthazard, l.c., bl. 55, kwamen w(j liet nog tegen, doch hij verstaat (bh d6 0n8chadel«kheid van het bearbeiden van koper'vast- (4) Brouardel, Intoxications, bl. 240. (5) Vibert, l.c., bl. 295 en 293. (a) ïavi.or, l.c., i, bl. 320. Murbay noemt onder hen, die over de nadoelen van liet voortdurend binnenkrijgen van koperverbindingen schreven, Corrigan niet, doch wel anderen Bovendien geldt ook hier hetzelfde, als bij de bespreking der meeningen van M.ubrav en Kürth gezegd werd, nl. dat, niettegenstaande de personen jaar en dag koper binnen kregen, van een doodeUjken afloop niets gebleken is, zoodat, verondersteld dat Corrioan's meening juist is, zij evenmin bewijst, dat het bij herhaling toedienen van koperverbindingen, in heimelijk Jij e brengen hoeveelheid, in staat is met meerderen of minderen spoed den inensch te dooden en hierom gaat het toch uit een gerechtelijkgeneeskurfdig oogpunt. Omdat het beeld van de slepende koper-intoxikatie, door Tardieu beschreven gelijkt op hetgeen gezegd wordt het gevolg te zijn der geheimzinnige gongso-vergiftiging in In.lië is het nuttig de moeilijk bereikbare publicatie van Ookk.ga* in extenso wS tegeven 21 tevpnn? 0P, fAfD1EU C,q- met kennis van zaken weerlegd kan worden. Daaruit 1 rl 1 & 'l!lken' dat orrigan op onvoldoende gegevens zijn oordeel uitsprak en dit derhalve in foro geen waarde heeft. 1 uu k.nif'ZrL?"? df" 7 ge,a"e° ïa" ,vole<,n" 'leln' chronische Cu-intoxi- ^ ^ °P S'°nd h,et™ k"°" "» » 1. Koper en koperroest werken tloor resorptie als een slepend vergif, dat het gestel Z mT ' M en ,™kk,„B ,a» het lichLm vemSt zoodat het weinig weerstand aan andere ziekteoorzaken biedt- •2. Ofschoon de verschijnselen niet hevig (acuut) zijn, zijn zij toch duidelijk waar te nemen: emaciatie, kachexie, verzwakking, koliek, hoesten en een purperen zoom aan den rand van het tandvleesch om de snjj- en hoektanden en de vallche ki^en Jan boven en onderkaak: deze zoom zit op dezelfde plaats als die, welke bij de chronische lood-mtoxikatie wordt waargenomen, doch is niet blauw als daar, doch purper debilitv) nocr^/rfl11 be!t0nd vermindering van ,l(' *rove spierkracht (muscular debility), noch acute koliek met constipatie of bepaalde (locale) paralysen als )>ii ,hro waargenomen worden; ook de zoom ian het Ltleesch ï Het k°Per schijnt bij de chronische intoxikatie zjjn nadeeligen invloed alleen te doen gelden op de assimilatie incl. de absorptie en de secretie. o. De wetenschap, dat koper of koperroest in staat is door resorptie toxisch te werken, kan misschien vele duistere ziektegevallen verklaren. De koperzoom blijft lang taan in geen der gevallen verdween zjj in den tijd, dat de lijder onder behandeling was. lot deze conclusies kwam Corrigan door de volgende gevallen p.Kltr' ,Een v::0rman in een ijzerwinkel en blikslagerij (iron móngery and brazing k£eS h Va? 40 jaal' W6rd 16 Juli 1853 in het ziekenhuis opgenomen agende over hoesten, profuus nachtzweet, af en toe snijdingen in den buik sterke veimagenng en verzwakking. H, bespreekt de chronische Cu-intoxikatie en richt zich blijkbaar naar Taylor; li(j zwijgt ook over een lethaal verloop. C.ieke, I. c., bl. 482, sluit zich aan bjj hen, die het bestaan van een chronische Ou-intoxikatie niet aannemen. Wachholz (190o), l.c., bl. 857, spreekt er over in den zin van Muhray [en noemt on legrupeljjker wijze Lewin een medestander van Mükkay (bl. 858;], doch zwijgt over een lethaal verloop. Ten sjotte nog de meening van Ebben, die wel geen gerechteljjk-geneeskundige aoch internist is, omdat b(j de intoxikaties bewerkte voor het groote Handb. d. Saeliverstandigen-Tatigkeit (1909j. Hij zegt (1. c., bl. 440), dat het herhaald gebruik van kleine hoeveelheden koper (scil. koperverbindingen) onschadelijk is en dat een cumulatieve weiking ervan tot nog toe niet waargenomen is. 0) Bellaab Spbuyt. Vergelijkende Studie van de sterfte naar het beroep in Nederland en eenige andere Staten van Europa, tabel 1, 2 en 3; Akademisch proefschrift Amsterdam, 1899. () De tekst van den herdruk van 190!» komt geheel overeen met dien van 1903. ïïnTf m"linS met l">tgP"" Le™ waaraam' die W* enkele afwijking ,' ' ' °rga"a jespiratoria ontmoette, welke aan de inademing van koperen koperoxydestof toegeschreven mag worden ('). t f'' lUrh"h'e »M aangenomen worden, dat door het rooken van To7den. 9°ng8°' f8 °P d6n d"Ur' * d0°d Z0U reroormakt meerdZTnfT ■ T'' ^edie"< is 0een stof> ™lke in staat is met meerderen of minderen spoed den dood van den mensch te veroorzaken. 3. KWIK-INTOXIKATIE. Sublimaat wordt nog al eens bij ongeluk, om zelfmoord te plegen om abortus op te wekken, ingenomen, terwijl het tot vergiftiging £bnZa[S Tlijken raak' SleChtS een enkelen kwr g^ruikt wo£t<*£ gebruikelijke oplosmig 1 : 1000 en ,1e sublimaatpastilles zijn nog al verspreid. In die gevallen ontstaat er een peracute of een acute into.cikatie > ublimaat is een fijn, kristallijn, zwaar poeder, dat, in tegenstelling met luirt n Vrïj SP°edig hl Water Zinkt en niet °P het oppervlak wor< 11. neutraal6 ^ ^ ^ Welke met C1Na smaakt Van de werking van het sublimaat kan in het algemeen gezegd worden, dat zij zich uit als een locale, door de irriteren* of 12, werking welke het sublimaat op het slijmvlies van den tubus digestorius uitoefent, afhankelijk van den concentratiegraad, waarin het ingenomen werd en als een algemeene, na gevolgde resorptie. Dealgemeene werking t zich bij den mensch m peracute en acute gevallen vrij wel alleen door den nadeel,gen invloed van het, als eitwitverbinding circuleerende, Hg op het hait, waardoor de bloedsdruk snel en belangrijk daalt. Hoofdzaak is echter de reeds vroeger genoemde (bl. 143) werking op de eliminatieorganen als stomatitis, colitis en nephritis. Sublimaat kan dooden in een dosis van 0,150—0,200 g. • meer dan g. is zoo goed als altijd doodend. De dosis lethalis moet dan ook op 1gesteld worden (3). 1 Natuurlijk zijn er in de litteratuur gevallen te vinden, dat minder wei en meer met doodde; zoo b.v. is een geval bekend, dat 28,8 g. niet doodde, doch luer werd tien man een braakmiddel toegediend. 0) Lewin, l.c., bl. 693. () Schneideh, 1. c., bl. 133, vermeldt een poging tot vereiftieino' t-r. > waarby inï koffie met melk sublimaat, doch bovendien ook warangan, gedaan was " 'loon IBEKT (1-c-' bL 218) niet met ronde woorden zegt, dat hii Imr 180 li ei v (lt b'Ü^baar wel zjjn bedoeling. In verband met het principe van'hl 180 hebben w„ dan ook al, dosis lethalis 1 g. aangenomen, niettegenstaande Zere auteurs haar op hoogstens 0,000 g. stellen. anaere Opiumschuivers en -eters zijn er relatief ongevoelig voor; Rigler geeft aan, dat zij zonder nadeel per dag 1,800 g. sublimaat kunnen innemen (*). Injecties, uitspoelingen, enz. veroorzaken in het algemeen den dood reeds bij kleinere dosis; zoo bv. werd één intra-uterine injectie van 2 L., met een oplossing 1 : 4000, na 18 dagen door den dood gevolgd (Vibert) en zag men dezen een enkele maal zelfs optreden door liet gebruik als oogwassching van een nog iets slappere oplossing (Tbousseau). By een vaginale irrigatie met 1 op 750 kunnen de verschijnselen zelfs reeds onder de hand optreden; zóó snel geschiedt de resorptie. Ook langs de huid kan een kwikpraeparaat snel geresorbeerd worden. Een vrouw, die eenige minuten haar vinger dompelde in een sublimaat-oplossing 1 : 2000, kreeg den volgenden dag salivatie en albuminurie [Cramer, 1890]. Over de verschijnselen der peracute en acute sublimaat-intoxikatie het volgende. Ook hier ontstaat bij het innemen van een eenigszins sterke oplossing, welke caustisch werkt (3), onmiddellijk pijn in mond, keel, oesophagus en maag. Weldra treedt braken op; het braaksel is gewoonlijk bloederig en bevat soms lappen nekrotisch maagslijmvlies. Onder collaps en koma kan reeds in eenige uren, zelfs met een half uur, de dood volgen, soms onder verschijnselen van oedema glottidis, door cauterisatie van den aditus laryngis. Dit is het beeld van de peracute sublimaat-intoxikatie, dat, zoodra het enkele uren duurt, reeds gepaard kan gaan met diarrhee, zelfs bloeddiarrhee. Gewoonlijk echter is het verloop niet zoo snel en ziet men de acute intoxikatie, waarbij de lijder pas later, na 3—10 dagen, sterft en in dien tijd, na opgetreden resorptie, de volgende eliminatie-verschijnselen vertoont: enteritis, vooral als cohtis (dysenterie), stomatitis en acute parenchymateuze nephritis, terwijl de verschijnselen van gastritis geleidelijk verdwijnen. Door de acute parenchymateuze nephritis kan uraemie optreden met hoofdpijn, dyspnee en koma. Zelden treden verschijnselen van den kant van het hart meer op den voorgrond (myo- en pericarditis). Be trias van eliminatie-verschijnselen wordt wel veelvuldig, doch niet constant gezien. Het meest constante symptoom is de nephritis, het minst de colitis. Een remissie kan optreden en met euphorie gepaard gaan; zij kan zelfs eenige dagen duren, doch dan plotseling door zeer ernstigs symptomen gevolgd worden, welke op den dood uitloopen (:,j. Volgens Balthazard wordt de remissie gewoonlijk den 5en—6en dag gezien; op dat tijdstip zou ook de later te vermelden uitslag plegen op te treden (4). (') Rigler, Die Türkei und ihre Bewohner 1, bl. 852 (o.a. bij Ebben, l.c., bl. 352). (-) Een lu o-oplossing werkt nog duidelijk caustisch op het mondslijmvlies, doch slechts indien men er een druppel van de oplossing opzet en eenigen tijd laat inwerken. (:l) Kramer, Vierteljahrschrift f. ger. Med., N. F., Bd. 33 (1907), bl. 43. (') Balthazard, l.c., bl. 42. De Hg-dysenterie en de acute parenchymateuze nephritis behoeven geen speciale bespreking, daar zij klinisch volkomen gelijken op dezelfde aandoeningen met andere aetiologie en derhalve haar beeld bekend is. Door de eliminatoire enteritis treden, naast de aanvankelijk hevige symptomen van den kant van de maag, op diarrhee en buikpijn, welke 'den geheelen buik gevoelig maakt en welke bij druk en ook vóór en tijdens de ontlasting erger wordt. Eerst nog gallig en slijmerig wordt de laatste spoedig waterig. Met 1— 2 dagen treden meer de verschijnselen van ontsteking run het colon op den voorgrond, welke ten slotte het beeld van een hevige acute dysenterie kan vertoonen. De (teute toxische nephritis is een constant symptoom van acute ernstige sublimaat-intoxikatie. Zij treedt op onder pijnen in de nierstreek en leidt tot de gewone veranderingen in de urine (oligurie, veel eiwit allerlei cylinders, soms roode bloedlichaampjes). Anurie kan gedurende een of meer dagen bestaan. De stomatitis mercurialis verdient echter wel een bijzondere bespreking; zij is, afgezien van de toxische nephritis, welke constant doch niet typisch is, het meest constante en karakteristieke verschijnsel van elke kwikintoxikatie, hoe ook het verloop is en door welk Hg-praeparaat de intoxikatie ook te weeg wordt gebracht. Zij treedt op onafhankelijk van de afwijkingen, door locale werking van het vergif in den mond veroorzaakt. De eliminatie langs het mondslijmvlies geeft aanleiding tot een lichte toxische ontsteking, welke op haar beurt leidt tot infectie door in den mond altijd aanwezige mikroben; vandaar dat de ernstige, infectieuse stomatitis mercurialis, hoe vreemd het ook moge klinken, voorkomen kan morden door locaal gebruik van Hg-praeparaten als antisepticum. De stomatitis wordt zoo goed als nooit gezien bij zuigelingen, kinderen en tandelooze grijsaards, treedt daarentegen bijna constant op bij volwassen personen met een slecht gebit of een chronische stomatitis door rooken of pluimen en drinken van alcoholica, d. w. z. komt practisch in den bloeitijd van liet leven bij mannen vrij wel altijd en bij vrouwen zeer vaak voor. De stomatitis mercurialis treedt soms reeds den len dag op, doch soms eerst veel later, zoodat zij zelfs kan ontbreken waar de dood den oen of zelfs den lOen dag optrad (Vibert). De personen hebben, nog vóór dat duidelijk de stomatitis bestaat, een alleronaangenaamsten metaalsmaak, hetgeen een zeer typisch verschijnsel is en vertoonen verder, als een der eerste verschijnselen van de stomatitis, salivatie, welke zeer sterk kan zijn, zoodat de lijder meerdere (zelfs 20 25') L. speeksel per 24 uur kan kwijt raken. Dan volgen gingivitis en stomatitis superficialis en later ulcerosa (van het wangslijmvlies, doch ook van dat van hPPen en van de tong) gepaard gaande met sterken factor ex ore zwelling van de lippen, van de tong en soms ook van de keel met pijn bij het slikken en spreken; het uitspuwen van het speeksel is hoogst pijnlijk zoodat «le lijder het maar uit den mond laat loopen. De tanden gaan los staan en vallen soms uit. Door de dikke keel kan de ademhaling zeer bemoeilijkt worden. Gemiddeld duurt het in matig zware gevallen 2—3 weken vóór dat genezing is ingetreden. Als complicaties, welke het lijden veel langer doen duren en zelfs den dood kunnen veroorzaken, kunnen optreden: nekrose van de processus alveolares, ontsteking van het onderkaaksgewricht met opvolgende ankylose, noma, etterige parotitis en lymphadenitis cervicalis. Wanneer de dood niet volgt, duurt het lang, vóórdat volkomen herstel ingetreden, zelfs waar geen cauterisatie van mond, keel, enz. is opgetieden, de dysenterie kan maanden en de nephritis jaren duren. In het verloop der acute intoxikatie kan bij uitzondering ook een eigenaaidige mtslay optreden, doch nooit ziet men bevingen, convulsies, h\ sterie-achtige verschijnselen (pseudotabes mercurialis door periphere polyneuritis) en kachexie, zooals die bij de chronische intoxikatie, speciaal door kwikdampen, gezien worden ('). De uitslag, hierboven genoemd, verloopt gewoonlijk als volgt: vleksgewijs optredende als erytheem of ekzeem, breidt hij 'zich weldra over het grootste gedeelte van het lichaam uit. Aan romp en ledematen gelijkt hij op roodvonk, rubeolen of urticaria; op het gelaat herinnert hij aan erysipelas; op het behaarde hoofd is hij een droge seborrhee, aan handen en voeten een roode zwelling met kleine bleinen en scheurtjes. Na ccnige dagen volgt uitgebreide clesquamatie in groote lappen, vooral aan handen en voeten. Een voorbeeld van een acute doodelijke, doch schijnbaar niet zeer hevige sublimaatïntoxikatie is het volgende. Een jonge vrouw nam, in water opgelost, 0,500 g. sublimaat in. Slechts den eersten dag braakte zi) driemaal ; daarna trad een lichte bloeddiarrhee op, doch geen stomatitis. e \erschunse.en waren den 3en dag zóó gering, dat zij een reis van 2 uren maakte en men op genezing rekende; toch trad den öden dag onverwachts de dood op. Gedurende 48 uur had anurie bestaan (2). Een man van 22 jaar werd den 26en Januari in het ziekenhuis opgenomen na s morgens van een sterke sublimaat-oplossing gedronken te hebben. Onmiddellijk was hevige pu'n in mond en keel ontstaan en stond de slokdarm als het ware in vuur; bovendien waren dadelijk brakingen opgetreden; het braaksel was aanvankelijk waterig en slijmerig. ' De pijn was zoo hevig, dat de zieke zich heen en weer wentelde om ten slotte steunende op den buik te gaan liggen. Voortdurend pijnlijk braken. De zieke was zeer bleek en zeer vermoeid door de pijn, de slapeloosheid en het niet eten. (1' Deze verschijnselen treden, naast stomatitis, op bjj de chronische beroepsintoxikatie tengevolge van het regelmatig binnenkrijgen van kleine hoeveelheden kwik V' <*ls kwikdamp door de koeli in goudmijnen, die het amalgameeringsprocédé toepassen! Deze symptomen kenmerken niet de medicamenteuze intoxikatie, waarbij vrijwel alleen stomatitis gezien wordt. (2J Vibekt, I.c., bl. 225. tl Januari. Toestand dezelfde. Op liet slijmvlies van de wangen en van de lippen ziet men kleine leikleurige vlekken, welke op oppervlakkige eschara's gelijken Er bestaat een zeer sterke speekselvloed. De lijder heeft overal pijn. ™ 1- ;!anUarL ,Het 8Peeksej is bloederig; ook het braaksel is bloederig; het braken geschiedt nog zeer frequent en is zeer pijnlijk. De sterke sahvatie, foetor ex ore, het gezwollen en zeer pijnlijk zjjn bij de lichtste aanraking van het slijmvlies, het afscheiden van een bloedig mucopus ïw^ën het bestaan van stomatitis en glossitis. De punt van de tong vertoont witte eschara's heen tandvleesch; het tandvleeseh is zeer zacht en sluit slecht om de tanden 5—6 X ontlasting, gallig, niet bloederig. SlaPdoishSd!°elig ^ tln,k' d°Ch nfet °PgeZet; spontaan P«n in slokdarm en maag. 29 Januari. Submaxillaire lymphklieren zijn gezwollen en gevoelig; wangen den mond' ^ °Pen: bl°ederig' stinkfmi1 loopt voortdurend uit Geen dyspnee noch verandering van het stemgeluid lUdef vechten" """ Bbr"iten' *"* ■"**» «• kunnen 2(J„ 31 Januari. De lijder braakt nog steeds; het braaksel is donkerroodbruin e urinesecretie is gering; de urine bevat een weinig eiwit De onuSgLThtbüdSd; ^ ^ ^ ^inalfe. In hetgeen uitgespuwd en uitgebraakt wordt zitten pus en bloedstolsels • enkele 'er stolsels z^n zeer vast en bedekt met een dun laagje tibiino; onder water uitgeplozen blijken het stukjes nekrotisch slijmvlies te zijn. De urine bevat meer eiwit, 1,500 g. per L. 1 Februari. Geen oedeem van het gelaat, geen teekenen van uraemie De temperatuur, welke tot nog toe 37-2 was, is 's morgens gedaald tot 36°6, zo e l iets anders valt op te teekenen. ' el 2 Februari. Toestand dezelfde. Nog altijd braken. Hersenverschijnselen zijn niet opgetreden. \ oedsel wordt bijna niet gebruikt; alleen wat melk, wat bouillon ! n wat giog van wUn is het eenige, dat doorgeslikt kan worden. De ontlasting is slechts zeer ' '™ vr» sr««te hoeveelheid zuiver bloedenblowMohelsuitgebraakt 3 Februari. Ochtendtemperatuur 35-2. In den namiddag exitus, na alleen geleidelik zinken der temperatuur vertoond te hebben [Barthélemy, 1880 ('>]. In het Geneeskundig Tijdschrift voor N.-I. komen enkele gevallen van zelfmoord en van poging tot zelfmoord door het innemen van sublimaat voor. iKr/n? m wXI1 (18?2) °P W; 496 Pen mededeeling het geneeskundig verslag over 1864 over het garnizoen te Banjoe biroe. In dit geval bestond een wrange metaal- smaak stond schuim voor den mond, was het tandvleeseh en het mondsl«mvlies 1 ' t n Taren-i t.,(°nJUnCtlVae Zeei' hyperaemisch en bestonden hevige buikpijn en naking. Onder njkeh]k gebruik van geklopte eieren trad in 12 uur genezing op. Ie gunstige afloop moet wel toegeschreven worden aan het gebruiken van 'slechts wemig sublimaat; er trad slechts een lichte intoxikatie zonder diarrhee op. Bij ernstige -thsmple niet '•* — (') Vibert, 1. c., bl. 223. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. 20 In dl. XIII (1813) deelde Bosse uit het garnizoen te Ternate een geval mede, waarin op de nuchtere maag een stuk sublimaat van ongeveer 2 g. stuk gekauwd werd, waardoor de mond verschijnselen zeer sterk waren. Do 26-,jaiige, krachtig gebouwde lijder vertoonde een hoogen graad van onrust, had een verwilderd, pijnlijk gelaat, dat hoogrood was. De oogen glinsterden, de conjunc'tivae waren zeer hyperaemisch, de pupillen matig groot, De pols was klein, hard en versneld, de extremiteiten waren koud en de huid was bedekt met klam zweet. De ademhaling was versneld. De mond was gezwollen; de lippen en het slijmvlies van de mondholte waren glinsterend, zeer gespannen, hoogrood en vertoonden overal witte vlekken. De slokdarm scheen geen pijn te doen. De dorst was bijna niet te lesschen. Er bestonden hevige pijn en branden in mond en pharynx en pijn in de maagstreek. In de kazerne had de man gebraakt; in het hospitaal bestond alleen braakneiging. In het \eiloop der intoxikatie bestond een lichte graad van albuminurie. In dl. XIV (1874), bl. 757 werd een geval uit het garnizoen te Bengkajang gememoreerd. Na zich in zijn kamer opgesloten te hebben, nam de ongelukkige 's morgens om 7 uur het vergif in; om 9>/2 uur hoorde men een dof gesteun en gereutel in de kamer, men forceerde het raam en riep den officier van gezondheid. Op den grond lagen rechts en links overal stukjes sublimaat verspreid. De lijder vertoonde het beeld van een allerheftigste gastro-enteritis toxica. Hij had hevige maag- en darmpijn en braakte onophoudelijk. Hij lag op zyn rechterzijde met opgetrokken beenen, het hoofd op den rand van de krib. Taai, helder, geelachtig speeksel liep aanhoudend uit den enorm gezwollen mond. De dikke tong vulde de geheele mondholte: spreken was onmogelijk. De lijder greep voortdurend met beide handen naar de keel of wreef over zijn borst in de richting van den slokdarm. Ontlasting liep onwillekeurig en met geweld af; zij was met bloed gemengd ('). Het slikken was geheel onmogelijk en telkens werden de toegediende geneesmiddelen onder geweldig hoesten weer uitgeworpen. De ademhaling was zeer langzaam (9 per minuut). Het in de keel loopende speeksel gaf telkens aanvallen van stikking en werd eveneens onder hevig hoesten uitgeworpen. De pols was zeer zwak en traag (frequentie = 58). Er bestond veel neiging tot slapen. Om 10 uur werd hij komateus en een uur later stierf hij onder een aanhoudend gevoel van constrictie van den hals en grijpen naar de keel. Uit het sectieverslag teekenen wij slechts aan, dat in de mondholte blaasjes voorkwamen, gevuld met een roodachtig vocht (de sectie greep laat, 22 uur p. m. plaats), dat het slijmvlies van het begin van den voedingsweg sterk gezwollen, donkerrood en verdikt was en op vele plaatsen verloren was gegaan. Dat van de maag was, waar nog aanwezig, veranderd in een donkerroode, slijmerige massa. De geheele darm was lievig ontstoken, het buikvlies op ontelbare plaatsen troebel, wit, min of meer verdikt. Ook het slijmvlies van den larynx was belangrijk ontstoken. 1'ath.anatomisch geleek het beeld derhalve niet op de klassieke gevallen van sublimaat-intoxikatie, doch daardoor is het juist interessant. In dl. X\ I (1876) wordt op bl. 4 een geval uit het garnizoen van Weltevreden vermeld. () Onder geheel dezelfde omstandigheden vonden wij in een geval, uiterlijk 3 uur nadat het vergif ingenomen kon z(jn, de kamer rechts en links bevuild met braaksel en bloedige ontlasting. Deze kan derhalve al heel snel optreden. en tel' "mt>° '"!rl"'*,«k. '™> '"««ft In mond een Mys.m noodig om (goedgevormde) ontlasting te veroorzaken r ——sstjs zaak gewoonlijk gecombineerd is met nekrose van het mond en keeT slijmvlies, dooi de caustische werking. l»leet^,t^hViet'CaU'Stir1;e °Pl0SSing gebruikt' 0f is het zic'ktebeel(i incompleet (stomatitiö i« nog het meest constante symptoom), dan zal men b v Hg intoxtk^R1 ku6111'"118 ^ + metaalsmaak + nephritis acuta een Hg-intoxikatie kunnen vermoeden en het speeksel, de urine en de faeces op g doen onderzoeken (of zelf onderzoeken op de later aan te geven wijze). veranderingen >ii'™ de liJktafel en «le Pathologisch-anatomische veranderingen by peracute en acute sublimaat-intoxikatie het volgende stiscnhePe;anTnUt V?rloopen ^vallen, welke optreden door eau- f l ï M86"; Vm,lt men all6en nekrose van voedingsweg. af de lippen tot in den dunnen darm. Was de oplossing voldoende geconcentreerd en duurde het lijden een 1 dagen. dan vindt men primaire etsing, vanaf de lippen tot in den nëphritis wi irUti St""""itis' acute «"»• ™ ««• Parenchymateuze S voltomf ,°' T8 """ Caustisch 'lan vtadt men allee". <-f meer voltallig, de ehmmatieverschijnselen (!). Het mcKiffttljtnrlies is als regel sterk ontsloten {rood, vochtig gexeoUen 1 vertoontto^te, min of meer uitgebreide bloedingen en i„ principe droge, grijs,Me («, Hr? k"am - : zcjïzzz xsiïxzz —- - — Ter verklaring beroept h« zich op Kouert (*), die, b« het zich verbinden van het O KtlBEllT, I.C.. II, bl. 327. eschara's op de toppen der slijmvlies plooien ('), welke onder invloed van het licht en de lucht loodgrijs worden, dan wel, afhankelijk van den duur van het lijden, epitheeldefeeten of uk-era-, de maagwand herinnert aan leder. Was de gewone, blauw gekleurde sublimaatoplossing gebruikt, dan vertoont de maagwand dezelfde kleur. Werd sublimaat als zoodanig gebruikt dan vindt men het gewoonlijk nog in de maag terug; in zulke gevallen pleegt de nekrose in den mond, de keel, enz. sterk te zijn, speciaal aan het palatum, de arci palatini en de tonsillae, terwijl de maag weinig afwijkingen behoeft te vertoonen (2). Het begin van den dunnen darm is gewoonlijk ontstoken-, soms vindt men in het duodenum zelfs eschara's. Bovendien vindt men min of meer compleet de trios der eliminatoire veranderingen. Was een niet-caustische oplossing gebruikt, dan vindt men deze laatste alleen -j- teekenen van een min of meer hevige gastro-enteritis, echter zonder nekrose van liet slijmvlies door directe inwerking van het vergif. De stomatitis is voldoende gekenmerkt door hetgeen er reeds over gezegd werd (bl. 303); hetzelfde geldt de sublimaatcolitis (bl. 144, 217, 219, e.v.). Alleen vermelden wij nog, dat, volgens Richter (»), bij Hg-'dysenterie het begin en bij spontane dysenterie het onderste gedeelte van den dikken darm de ergste veranderingen vertoont en dat volgens v. Hofmann (4) het colon rectum bij Hg-dysenterie zelfs vaak geheel normaal is. Virchow (1887) echter verklaarde, dat path.anatomisch tusschen beide aandoeningen geen verschil bestaat. Verder merken wij op, dat Kaufmann (5j zegt, dat herhaaldelijk gevallen zijn waargenomen, waarbij, na het innemen van een groote hoeveelheid Hg met het eiwit, C1H laat afsplitsen, dat het haemoglobine in zuur haematine verandert. Ook \ibeht zegt, dat de eschara's, welke aanvankelijk wit zijn, later bruin kunnen woiden en dat dit zelfs in de meerderheid der gevallen gezien wordt. () l)f nekrose reikt hoogst zelden verder dan de muscularis mucosae- in de peracuut verloopen gevallen vindt men nooit defecten, secundaire verweeking of broosheid der eschara's (Lesseb, 1. c., bl. 230). (2) v. Hofmann, Atlas d. ger. Med., 1898, neemt op tafel 44 de afbeelding over van Bollinger van de nier van een meisje van 9 jaar, dat een sublimaatpastille van 1 u. innam en nog 3'/2 lag leefde. Het maagslijmvlies was intact en dat van den darm slechts matig katarrhaal ontstoken. De nier bood het beeld der acute, parenchymateuze nephntis. Beiderzijds bestond in de onderkwabben een hypostatische pneumonie .. \ *>Miinaat kan derhalve uit de maag geresorbeerd worde,», zonder veranderingen achter te laten. * (■') Richter, Gerichtsarztliche Diagnostik und Teclinik, 1905. bl. 155. (<) v. Hofmann-Kolisko, 1. c., bl. (394. Hjj wijst er ook op, dat het Hg blijkbaar ook langs andere slijmvliezen geëlimineerd wordt en daarbij een diphtherische onts eking van de mucosa van de fauces, van den oesophagus en van de luchtwegen kan verwekken. 6 (5) Kaufmann, l.c., bl. 439 en 383. sublimaat, de dooi] eerst na dagen intrad en toch het dikdarmslijmvlies intact was (zie geval op bl. 307). Ten slotte merken wij, ter verduidelijking van hetgeen op bl. 221 gezegd werd, op, dat de Hg-dysenterie begint over het geheele slijmvlies, doch dat het proces ten slotte op de het meest uitstekende gedeelten het hevigst wordt (nekrose, ulcera), terwijl bij de spontane dysenterie het proces daar begint en het hevigst blijft, doch zich over het geheele slijmvlies kan uitbreiden, zoodat ten slotte bij beide aandoeningen hetzelfde beeld gezien kan worden: min of meer hevige ontsteking van het geheele slijmvlies met nekrose of ulcera op de taeniae en de plicae semilunares. Gewoonlijk is het ileum normaal-, hoogstens is het onderste gedeelte (handbreed) ook aangetast. Natuurlijk zijn de mesenteriale lymphklieren min of meer ontstoken. Soms bestaat een serofibrineuse peritonitis, welke zelfs van haemorïhagischen aard kan zijn; ten gevolge van de toxische ontsteking wordt de darmwand permeabel voor de darmmikroben. Peritonitis kan ook door perforatie van een der dikdarmulcera ontstaan. Trad de dood snel in. dan kan men alleen roodheid van den dikken darm vinden; hoe langer de persoon leefde, hoe meer afwijkingen men zal ontmoeten. De nieren vertoonen niet alleen de gewone teekenen van een acute, parenchymateuze nephritis, gewoonlijk van sereuzen aard, doch bovendien vindt men herhaaldelijk uitgebreide kalkinfarcten; de rechte piskanaaltjes van de partes radiatae der schors doen zich dan als gele of, na uitdroging van het praeparaat, als witte harde streepjes voor, daar de nekrotische epitheliën opgevuld zijn met C03Ca. Overigens kunnen niets bewijzende veranderingen voorkomen, speciaal bloedingen onder pleura, epi- en endocanl en in de scheede der groote thoracale vaten. De eliminatie geschiedt langs verschillende wegen; liij therapeutische doses ziet men, dat ongeveer de helft langs de nieren, >/4 met het speeksel en y4 langs het darmkanaal (lever en dikken darm), de huid (zog!), enz. verwijderd wordt. Bij de eliminatie geraken de organen gemakkelijk in ontsteking. De nieren lijden reeds, wanneer per 2-1 uur meer dan 6—8 mg. geëlimineerd moet worden; salivatie treedt op bij 2 mg. enz. Door het zoo gemakkelijk optreden van een acute toxische nephritis, enz. is het begrijpelijk, dat het in de acute gevallen al spoedig komt tot onvoldoende resp. opgeheven eliminatie en hierdoor tot. fixatie in het lichaam vooral in de nieren, doch ook in de lever en den dikken darm. veel minder in de rest van het lichaam. In lijken van na 10—15 dagen gestorven personen, vindt men het dan ook nog gemakkelijk. In gevallen van acute intoxikatie is de eliminatie gewoonlijk den 5en—tien dag het sterkst. V;1,1!8 ls' waar aanwezi«- in den maag- en üarminhoud en in de urine gemakkelijk aan te toonen, zelfs in een verdunning van 1 : 50000, en wel op de volgende wijze: maakt' in'wIri™nVerdUnd ZWak ZUU1' gemaakte en gefiltreerde massa maakt, m verloop van enkele minuten tot 24 uur, blinkend koperblik of ■ tt u "100< 'opeidiaad grijs; na afwasschen en schoon poetsen met den ngei of een doekje is het duidelijk verkwikt (bl. 167); 2". het witte gedeelte, afgewasschen met aqua destillata en alcohol, gedroogd en \erhit in een uitgetrokken glazen buisje, krijgt weer de gewone koperkleur, terwijl hooger op een aanslag van zuiver ronde, zilvei glanzende, opake kwikdruppeltjes ontstaat (zwakke vergrooting!). Gelukt het zóó niet, dan moet de chemicus in dubieuse gevallen te hulp komen. Men bewaart hiervoor dan weer, op de ge- w0hpwü7p ! i , -j ^.i..cm.ciiyuc-u|jiussing, net k«:mg Van afgczet °p maagdarmkanaal + zijn inhoud, de halve a. ajn geknipt, verkwikt koperblik; lcv ei en de nieren. Eenige milligrammen t fC'v"rgrltkWlk; Hg °P eenige honderden grammen orgaan zijn reeds zeer belangrijke hoeveelheden Daar men soms na een lijden van 4 dagen geen kwik meer kan vinden ( ) en dit zeer vaak het geval is na een lijden van 14 dagen kan het voorkomen, dat men wel een acute Hg-intoxikatie kan vermoeden doch zekerheid hieromtrent niet te verkrijgen is. Het meest gewone is echter «lat men na een lijden van 2—3 weken nog Hg kan aantoonen. Sporen Hg kunnen in een lijk door verschillende andere oorzaken dan Hg-intoxikatie gevonden worden. Zoo kunnen zij afkomstig zijn van een anti-luetische kuur; in zulke gevallen duurt het maanden (6 en meer) vóór dat al het Hg weer eeëlimi neerd is (*). Bij sporen Hg moet men derhalve hieraan denken en 1« nagaan ot de persoon teekenen van lues vertoonde en 29. doen nagaan of hij hiervoor behandeld werd (bl. 188). Bij het onderzoek van materiaal, afkomstig van kinderlijkjes, heeft (') Lyon, t. a. p., bl. 473. (2) Balthazard, 1. c., bl. 4(5. Gorup Besanez heeft zelfs na 1 jaar nog Hg in de 7- >«. Op H. „ «eg, bJL/»d Het zelfs jaren kan duren voor dat al het Hg geëlimineerd is. c" "• bl 3:B' zeet dat en maagS0"lle llan '»™ de vloeistof drinken en wekt Het drinken van groote hoeveelheden lauw icater (7-8 L van 25-W LS nUt!ig' niettegeD8taande de verdunning van den maag! inhoud, welke de resorptie in de hand werkt, omdat het de oplossing in de maag slapper maakt en tot braken leidt. worden89" ^ PiJn6n *** d6 t0ediening van ^orphine of opium noodig Langdurige warme baden en melkdieet dienen om de eliminatie te bevorderen en te gelijk de nieren zoo min mogelijk te prikkelen. r10 • 2T n matltlS feeft men °P de gebruikelijke wijze chloras kalicus (10 . 300; alle uren spoelen, alle 2 uur 1 lepel innemen!). 4. CARBOLZUUR-INTOXIKATIE. k°mt Tr ,als ZeIfmoord' biJ ongeluk en door medisch gebruik n ); alS Vergiftiging is uiterst zeldzaam en wordt, in Eu opa althans, meer speciaal op kinderen en weerloozen gepleegd (zie opmerking over vergiftiging met bijtende stoffen op bi. 176). In al deze gevallen wordt een peracute of acute intoxikatie waargenomen, welke wij dan ook alleen zullen bespreken. J De werking van carbolzuur is locaal irriteerend of caustmh al naar gelang van de concentratie en het weefsel, waarmede het in aanraking komt • sterke oplossingen geven dan ook locale verschijnselen + algemeen, terwijl b« slappe oplossingen alleen de laatste gezien worden. De al ge me ene verschijnselen berusten natuurlijk op plaats gehad hebbende resorptie- zij pe en, zelfs in peracute en acute gevallen van intoxikatie, de hoofdrol' en berusten op den invloed van het phenol op het centrale zenuwstelsel. onttrekLf Tn "0"gn \ °/°-°PIos^ door water- onttrekking zoodat in vitro het phenol weer door alcohol uit het neer- g slagen eitwit is uit te trekken. Van zuiver carbolzuur lost 7 % en van ruw carbolzuur 2<70 in water op O; ruw carbolzuur (kresolum crudum) bevat bijna uitsluitend kresolen, welke op dezelfde, doch minder heftige wijze als phenol werken. "enige, krninpn ?! veroorzaakt een 1 7o-oplossing een gevoel van mieren- kruipen (vingers!); een van 4-5°/o een gevoel van branden, gevolgd door anaesthesie, terwijl de epidermis wit wordt (nekrose). Een oplossing van maakt de huid° ?hen°lum ^«^turn, met 85 o/o phenol. maakt de huid eerst wit en na een paar uur bruin; na eenigen tijd laat de epidermis los en blijft bij Europeanen een roodbruine en bij Inlanders (') Inlanders nemen gewoonlijk te veel ruw carhnlrimr kü w v i oplossingen, zoodat deze onopgelost ruw carbolzuur bevatten, dat caustisch werkt. ^ een uitte lerkleuring achter, welke 2—3 weken, doch soms wel 2 jaar, blijft bestaan; soms volgt nekrosc van de geheele huid, met langdurige suppuratie. Langduiige applicatie, zelfs van slappe oplossingen, kan een diepgaande nekrose geven, door directe werking op de weefsels en op het bloed in de vaten (stolling,). Op slijmvliezen veroorzaakt een 1 %-oplossing een branderig gevoel en kan reeds een 3—4 %-oplossing een vitte nekrose geven. Een 10 %-oplossing tast het slijmvlies van den mond slechts zwak, dat van den oesophagus vrij steik en van de maag zeer sterk aan. Dat liet oplosmiddel van invloed is, moge even gereleveerd worden. Een lu" O-oplossing in glycerine, zooals in de oorheelkunde gebruikt wordt, is zelfs niet irriteerend; een 50 "/„-oplossing in alcohol abtsoliitiis geeft nauwelijks roodheid van de huid, doch toevoeging van eenige druppels water is voldoende, om deze alcoholische oplossing irriteerend en zelfs caustisch te maken. "V ier g. zuiver phenol geeft, in eens ingenomen, bijna altijd een duidelijke intoxikatie, ook waar het sterk verdund is; dezelfde hoeveelheid, verdeeld over een dag, geeft lichte verschijnselen. 15—20 g. ineens ingenomen veroorzaakt bijna steeds een doodelijk koma [A ibekt (')]; Seydel doseert de lethale dosis op 2(J—30 g., Schuchardt op 30—50 g., Ferrand op 10—60 g. en Kobert en Lewin op 8,500—60 g. Wanneer men echter rekening houdt met hetgeen meestal gezien wordt en de uitzonderingsgevallen buiten beschouwing laat, dan dient men, met A ibert, als dosis lethalis 15—20 g. aan te nemen; in 4 van 5 gevallen was 15 g. doodelijk (2). Den dood zag men echter ook wel intreden bij veel kleiner dosis (1 g.; dood na 10 minuten) en, dank echter de ingestelde therapie, uitblijven bij een zeer groote (112 g. zuiver carbolzuur!). Op één slok (+ 10 g.) ruw carbolzuur zag men den dood met 2 uur volgen (Renbold, 1895) en na 1 L. ondei diepe narkose, cyanose, dyspnee en krampen eerst na 7 uur (Rumbold, 1893). De invloed van het individu als zoodanig is zeer groot! Ziekelijke toestanden verhoogen de gevoeligheid voor carbolzuur; zoo is een geval bekend, waar 1 g. bij een typhuslijdster binnen enkele uren den dood veroorzaakte en een lavement van 0,250 g., onder dezelfde omstandigheden, bij een man leidde tot collaps en ernstige verschijnselen van den kant van het respiratieapparaat (3). Toch bestaan ook hier weer uit- 0) Vibert, Toxicologie (1900), bl. 174. (*) Lyon, 1. c., bl. 568. (=) Ook voor chinitw zjjn typhusljjders vaak zeer gevoelig; in het algemeen ligt de dosis lethalis hiervan veel lager dan men wel meent ("), zoodat Lewin (") het zelfs (*) Zie o.a. Husemann in Ther. Monatshefto, 188S, bl. 7. (") Lewin, Die Nebenwerkungen der Arzneiniittel, 1899. bl. 401. o entigen en werd Zelfs typhus met carbolzuur behandeld, zelfs wel met -lo g. per dag en werd in Engelsch-Indië door Worgan herhaaldelijk malaria zonder nadeel behandeld met 5,500 g. phenol per dag (1). Kinderen zijn in het algemeen zeer gevoelig voor carbol (bl. 115) speciaal zeer jonge kinderen. Men heeft een ernstige intoxikatie gezien b.v.' na het verbinden van een besnijdeniswond met carbolgaas (Israëlietisch kind; , ,Ioden geschiedt de besnijdenis den 8en dag na de geboorte); een kind van 7 weken met uitslag, behandeld met omslagen van 2 %-carbol, stierf in 24 uur. Ook hier komen weer uitzonderingen voor; een kind van - jaar nam 4,250 g. phenol in zonder er aan te sterven. irphririÏ ™'r ^ " d° t°Me en lethale dosifj vr« gelijk aan die b{j nif l ivpn h - fn °°, Zag ",en den d00d b« veel Se""gere doses volgen en uitbleven b(j veel grootere (145 g.). B« uitspoelingen verbanden, enz. heeft men reeds den dood zien optreden door i'Lr vn; 1 carbolzuur door wondvlakten veranderd wordt in een veel fnelfer gesehiedt^ d°°rdat de reS°rptie hier gemakkelijker en daardoor Een doodelük geval is zelfs beschreven, dat een man zich over een 2 handzakTraf gedeelt® de huid verbrandde. ^or^t een flesch zuiver carbolzuur in zijn De verschijnselen na het innemen van carbolzuur in voldoende hoeveelheid zijn de volgende. Tenzij de oplossing zeer verdund is, ontstaat onmiddellijk een brandend gevoel m mond, keel, oesophagus en maag; braken ontbreekt echter vaak (volgens Taylor komt het slechts in '/6 der gevallen voor!), misselijkheid zelden; gewoonlijk bestaat saliratie. Bij het innemen van zuiver carbolzuur an dit echter als olie in de keel glijden en het mondslijmvlies intact laten. Al heel spoedig ontstaan, ook bij slappe oplossingen, resorptieve verschijnselen van den kant van de hersenen en van het ruggemerg, welke op en voorgrond treden in den vorm van verlamming van het hart, van de ademhaling en van het vasomotorische centrum. Het centrale zenuwstelsel schijnt een eigenaardige affiniteit tot carbolzuur te hebben; in een doodelijk geval vond men b.v.: wenseheljjK acht, dat hiervan de maximale doses wettig bepaald worden en wel voor ™ ^ y °Q ü1CUS °P 1 g' per k'el' en 2 g' Pei' df«. voor het bisulphaat ZJ,'nVy ''eSP' e 8\ f toedienen van 8~12 g- per dag tegen zwartwaterkoorts moet \ol^en.s hem zelfs strafbaar gesteld worden! h6t, °,V6rla!en VW1 de bereiding der gebruikelijke chinine-oplossing aan een Pin lirr ,Ue"f f maal te sterk gemaakt en veroorzaakte een acute, met den dood niÏÏnÏÏf wTT.' nadat °P het ziekenraPP°it op de gewone wijze chinine was uitgedeeld. By het afdrukken van deze noot beschikken wij echter niet over gegevens om nader op dit geval, waarin wij van advies dienden, te kunnen ingaan. (') Vibert, 1. c., bl 175. in de hersenen .... 0,02(5 o/o phenol, „ „ nieren 0,013% „ en » v lever 0,009% „ . Terwijl men bij dieren (honden b.v.) eerst heftige prikkeling en daarna verlamming van het centrale zenuwstelsel ziet optreden, bemerkt men bij den mensch van prikkelings-verschijnselen weinig. Waar zij optreden, worden zij snel door verlammingssymptomen gevolg.]. Het zijn altijd klonische krampen, welke enkele spieren aantasten. In zwaie gevallen ontstaan vrijwel ineens collaps en stupor, zoodat het verkrijgen van een antwoord bijna niet meer gelukt; de willekeurige bewegingen worden traag en zwak, de reflexen verdwijnen; somtijds bestaat een licht delirium. Hierop volgt na korter of langer tijd (minuten tot uren) k°ma met stertoreuze ademhaling, kleinen irregulairen frequenten pols, daling van de lichaamstemperatuur (tot 31°); de huid is cyanotisch en bedekt met klam zweet; de pupillen zijn ongevoelig voor licht en klein; bij het naderen van den dood worden de pupillen wijd. Klonische krampen kunnen voorkomen. De ademhaling pleegt vóór de hart,contracties op te houden. De dood treedt gewoonlijk na een paar uur, doch soms eerst na 1—2 dagen in; hij kan echter reeds na 10 minuten en in nog korter (3 minuten) tijd \ olgen (collaps, koma, mors, soms na enkele convulsief; als bij cyaankalium). Remissies in de verschijnselen kunnen voorkomen, zoowel in doodelijke gevallen als in die, welke in genezing overgaan. Genezing kan zelfs nog volgen, waar het koma onafgebroken uren lang duurde en de pols gedurende een /* UIU n'et voelbaar was. In dergelijke gevallen duurt het koma gewoonlijk 3-8 uur, zelden meer dan 12, doch ook (50 uur is waargenomen. óór het ontwaken treden vaak delirium en krampen met stijging van de temperatuur op. Het ontwaken zelf gaat gepaard met hoofdpijn, braken, enz. Sterft de persoon niet zeer snel, dan wordt de urine, zooals Taylor in 1868 het eerst beschreef, aan de lucht en in het licht donkergroen tot zwart. Zij bevat allerlei cylinders, eiwit en bloed, doch geen sulfaten [geen neerslag met Cl2Ba (i), doch wel na koken met verdunde minerale zuren, waardoor de sulfaten uit de gepaarde zwavelzuren vrij komen en de urine naar phenol riekt]. De urine kan naar carbol rieken en wel reeds met een kwartier. Komt het tot genezing, dan verdwijnen, na het ophouden van het koma, alle verschijnselen snel, doch zij wordt soms gestoord door het optreden van eene ernstige pneumonie, welke eenige dagen later zich uit en vaak dubbelzijdig is. Deze is afhankelijk van de eliminatie van een gedeelte van het phenol langs de longen; hierop berust ook de vaak waargenomen bron- (1) Tot op zekere hoogte is de mate van troebeling, welke door toevoeging van 2 ontstaat, nadat de urine met azijnzuur sterk zuur gemaakt en gekookt is een maat voor den ernst der intoxikatie. 'hi^ trache^aryngitis. Reeds na 2U minuten kan de adem naar carbol rieken. ydens de reconvalescentie houden maag en darm zich rustig- de gastro-ententis bestaat nooit lang en is nooit zeer hevig in die gevallen. soms in 'X18 r nTlmtlf? Wdke °°k ni6t emstig pleegt te ziJn' «aat echter soms in een slepend nierlijden over. j !V llchtf' vorm van carbol-intoxikatie openbaart zich door hoofdpijn, nkenscliap, duizeligheid, oorsuizen en een gevoel van mierenkruipen in de 'edematen; in middelmatig zware gevallen komen hierbij stupor, collaps en rerhoogtng van de lichaamstemperatuur. Een voorbeeld van een acute carbol-intoxikatie is het volgende: van £17aCh,tlg nam' d0°r een Vergissin^ van den ziekenoppasser, in plaats 'p h ï ' < g) °ng6Veer 150 K- in van oplossing van ruwe carbol- dit deliyk\vi melkT t T Ï' UUr' ^ geneesheer ter Plaatse, die onmid- 33»6)Aen Wauw ' ,de hnid was ongevoelig, koud (axillaire temperatuur ) en blauw, met alleen de lippen en de extremiteiten, maar ook het bovenste gedeelte van den thorax. De ademhaling was stertoreus, de pols zeer versneld zwak en ïi Jrre ^ T' n aar Vrö regel,natig- De PuPillen waren ad maximum vernauwd trad re, ff a ' Werd weder verdwijnt en opgevolgd wordt door delirium, hoofd- SJ krn ÏÏkeTr2€W^Pr°A''Sr ZWeH"^hcidi»« en nauwe pupillen : de lühaamstemp_ lllli f schommelingen om de norm vertoonen. In enkele uren kan algeheele genezing intreden; snel herstel is zelfs regel in die gevallen. De verschijnselen door resorptie van uit omslagen, verbanden, enz. zijn: hoofdpijn mmehjkhetd hardnekkig braken, ver ml aan krachten, neiging tol flauw vallen en coUat s • de lichaamstemperatuur kan verhoogd zijn. 1 ' (') Vibekt, 1. c., bl. 177. O 0ok.door inademing kan het tot intoxikatie komen; de carbolsprav heeft welke6' on ToTT' aanl0ldlng ^geven, vooral »ü chirurgen, tot chronische intoxikatie, , ... .. r' " jle lnanitle uitliep. De carbolmarasmus is gekenmerkt door braken vTdenT ' an0r6Xie' "itSlag' chronische nfer,hritis en geleidelijke uitputting.' an den damp van zuiver carbolzuur wordt echter zoo goed als niets geresorbeerd. In deze gevallen ziet men nog het meest de z.g.n. carbolurine, een overigens zeldzaam verschijnsel; bjj het loozen van normale kleur en normalen reuk. wordt zij langzamerhand, onder invloed van licht en lucht, van de oppervlakte af, groenachtig dan donkergroen en ten slotte bruin tot zwart (hiervoor is minstens 3 uur staan in het , noodlg)- De zwarte kleur is afhankelijk van de langzame oxydatie van hjdrochinon en pyrocatechine, welke naast phenylzwavelzuur uit het carbolzuur in het lichaam ontstaan, welke oxydatie bjj neutrale of alkalische reactie der urine geschiedt met tin zure ('). Het geresorbeerde carbolzuur wordt n.1. in het lienaam zoo goed' als geheel veranderd; slechts een zeer klein gedeelte verlaat het lichaam onveranderd u ' T 6n ' carMintoxikatie en kan daarentegen ontbreken tn duidelijke geratlen van carbol-intoxikatie. Zeer interessant is de carbolnekrose (mumificatie), welke na locale applicatie van zelfs slappe carboloplossingen kan optreden, b.v. in enkele dagen doorliet gebruik van een 1 <7 oplossing; onder liet verband wordt de huid soms rood. Na eenige dagen laat de epidermis in groote lappen los. Is een groot gedeelte van het lichaam met de carbol-oplossing in aanraking, dan kan zelfs gedurende een paar dagen verhoogde lichaamstemperatuur met een beslagen tong, gebrek aan eetlust en misselijkheid optreden. Paraesthesiën (een gevoel van mierenkruipen) en hypaesthesie treden bovendien op. Aan de vingers, doch ook elders. Kan het in zulke gevallen ook tot nekrose en leeds nnnen enkele dagen tot afstooting der phalangen komen; dit alles gaat met veel pijn gepaard. Dit heeft men b.v. gezien met een 2 «/„-oplossing in 4 dagen, terwijl bjj een diabetic-a zelfs nekrose der huid (van het been) optrad na applicatie, gedurende uur, van een verband met een oplossing van 8 : 1000. De diagnose van een carbol-intoxikatie is gewoonlijk niet moeilijk. De geheele persoon riekt naar carbol, vooral de adem en het braaksel en soms ook de ontlasting. De witte nekrose van het mondslijmvlies, de bruine vlekken op de kin, enz. (*), de zware hersenverschijnselen en de nauwe pupillen, naast die van gastritis en het feit, dat CL,Ba geen praecipitaat in de urine geeft en deze na 24 uur bruinzwart is, zijn kenmerkend genoeg. Over de veranderingen in het lijk en de herkenning aan de lijktafel behoeft, na al hetgeen over de algemeene pathogenie der intoxikaties gezegd werd, ook hier eigenlijk niet veel meer vermeld te worden. De escharas op lippen, mond-, oesophagus- en maagslijmvlies zijn gerimpeld (door schrompeling), droog en kraakbeenhard en bij zuiver carbolzuur melkwit-, bij ruw carbolzuur min of meer bruin. Zij ontstaan zoo goed als nooit bij oplossingen van minder dan 5%. doch zelfs bij zeer (>) Hetzelfde als bijpf^nol- en kresol• wordt ook gezien bjj guajacol■ en kreosoot-into.rikatie (-) Zie bi. 190 over bruine strepen door andere oorzaken aan de mondhoeken en op de kin! sterke oplossingen wordt zelden meer dan de mucosa alleen gedood; groote lappen nekrotisch slijmvlies kunnen loslaten of losgelaten hebben, zoodat < e musculans bloot ligt. Bij uitzondering werkt het carbolzuur door den maagwand heen in op de naburige organen en maakt het oppervlak wit terwijl bij hooge uitzondering zeer sterke oplossingen het maagslijmvlies alleen in ontsteking doen geraken ('). Bloedingen van eenige beteekenis en ulcera ziet men zoo goed cds nooit Ttisschen de plooien van het sterk rimpelige, nekrotische maagslijm- 7 s waar het carbolzuur niet direct met het slijmvlies in aanraking kwam, is het maagslijmvlies opvallend rood tot violet, zoodat de witte eschara's zeer duidelijk opvallen; het bloed in de vaatjes van het maagshjmvlies wordt n.1. door het phenol in een vaste, helderroode massa veranderd. In het geheele darmkanml vindt men, als eliminatieverschijnsel teekenen van acute ontsteking-, in het bovenste gedeelte van het duodenum ook door locale werking; hier ziet men soms escliara's, welke een bruine bijtint plegen te hebben. Wanneer de dood niet te lang op zich liet wachten, riekt de maagtnh0Ud duidel«k naar carbol-, zeer vaak rieken ook de verschillende organen er naar. Leefde de persoon eenige dagen, dan kan de carbolreuk geheel verdwenen zijn, daar dan al het carbolzuur in een niet-riekende verbinding is overgegaan. Het bloed in het hart en in de groote vaten is, in niet te snel verloopen gevallen, zwartrood, min of meer vloeibaar en vertoont zeiden stolsels; aan de lucht blootgesteld wordt het langzamerhand helderrood (als bnevenlak) en stolt daarna. Leefde de persoon eenige dagen, dan vindt men soms haarden van bronchopneumonie, een acute parenchymateuze toxische nephritis, en parenchymateuze en vettige degeneratie van de verschillende organen en van de willekeurige spieren. Aan de lijktafel ruikt men phenol vaak zeer duidelijk [ingewanden; (.1) N' Ho™ann £af ln z!)n Atlas op tafel 38 de afbeelding en beschrüving van een urn ien''r"! C'C' phe"°1Um liquefactum m °/« Phenol) ingenomen werden en binnen «/, urn den dood veroorzaakten en wél het slijmvlies van mond, keel en oesophagus, doch met dat van de maag nekrotisch was; in de maag was Ó00 c.c. waterige zure naar waT ietltDTtheelVb0i1St0f' ™ ^ w'lorus-Sedeelte. b« de kleine curvatuur, jejunum. ™ ' Z°° °°k in het duodenum in het begin van het Ook wij zagen zulk een geval btf een ter dood veroordeelden Chinees die in den nacht SJUTST? T\he't,eVM '~h"" " '~'™ •"» « innenieii vaiTruw carbol/uur. Op de kin, de borst en aan de handen waren bruine vlekken, doch mond keel, oesophagus en maag vertoonden slechts teekenen van ontstekingen niet van nekrose. De maaginhoud rook duidelijk naar carbol. Sterk carbol kan derhalve uit de maag geresorbeerd worden en deze zelf intact laten. hei wenen (>)]; in de maag blijft men het nog lang na den dood ruiken. De eigenaardige witte kleur der eschara's, hun droogheid, de helderroode stolsels in de venen van den maagwand en het ontbreken van haemorrhagien van eemge beteekenis zijn bovendien karakteristiek genoeg. De verandering van de urine treedt eerst na het ontlasten en bewaren op. Leefde de persoon eenige dagen, dan is de carbolreuk verdwenen en leefde hij langer dan 14 dagen, dan vindt men ook geen typische afwijkingen meer. Werd een slappe oplossing gebruikt, dan kan het onderzoek van het lijk negatief uitvallen en moet de chemicus te hulp komen, waarvoor het maagdarmkanaal met zijn inhoud, de halve lever, de beide nieren, de urine en de hersenen bewaard moeten worden. Het vinden van sporen phenol in den inhoud van den darm is niet voldoende om een carbol-intoxikatie te mogen aannemen, daar zij ook >ij de ïotting in het darmkanaal uit de eiwitten ontstaan (bij gemengde voeding scheidt men gemiddeld in 24 uur 15 mg. phenol af). Sporen phenol in darminhoud wijzen niet op intoxikatie met carbolzuur. ')l- therapie regelt zich naar de volgende principes. De zeer snelle resorptie maakt het noodig ten spoedigste de maag te ledigen, waartoe men echter geen emetica toedient, om het gevaar van collaps niet te vergrooten. Het snelst werkt, bij nog behouden reflexen, het 'ittelen in de keel en de maagsonde. Indien het geen noemenswaard tijdverlies behoeft te geven, spoelt men de maag schoon met kaOeuater, suikerkalkwater of eitwitoplossing (2j, anders met gewoon water. Men spoelt de maag zoolang uit, totdat het spoelwater niet meer naar phenol riekt. Suikerkalkwater maakt men door 25 g. suiker op te lossen in 1 L. water en hieraan 15 g. calciumoxyde toe te voegen. Bij ruw carbolzuur raadt men zeepwater aan om de kresolen en het phenol op te lossen. Bovendien heeft men inwendig 30—50 g. natriumsulphaat te geven, of een overeenkomstige hoeveelheid subcutaan in te spuiten, om zeker te zijn, dat er voldoende sulphaat voor de binding van het phenol tot gepaarde zwavelzuren aanwezig is. O Bij liet openen van de lichaamsholten enz. moet men zijn neus zeer goed den kost geven; het eerste oogenblik valt een eigenaardige reuk het sterkst op. Een goed middel is ook om de organen eenigen tjjd in een gesloten flesch te laten staan en dan pas te ruiken. Taylor () heeft nochtans sectie verricht op het ljjk van een zelfmoordenaar, die zuiver carbolzuur gebruikt had, waarbij niets geroken werd. m g'. acicl-PlienJ-1- 's gewoonlijk doodeljjk voor een hond, doch, gemengd met oO g. albumine, geeft het slechts een zeer lichte intoxikatie (Lemaire & Vdlpian). O Taylor, 1. c., I, bi. 856. De collaps en het koma worden op de gewone wijze door krachtig exciteeren behandeld (kunstmatige ademhaling!!). Gedurende meerdere dagen laat men den lijder daarna een melkdieet houden. Evenals carbolzuur werken lysol (50% kresolen, opgelost in neutrale kalizeep), sa po carbol (een oplossing van ruwe kresolen in groene zeep) cieoline (idem in harszeep), kreosoot en enkele andere dergelijke praeparaten. De eschara's zijn hierbij in principe grauw tot bruin. Bij lysol- en sapocarbol-intoxikatie is het maagslijmvlies secundair geleiachtig gezwollen door het gehalte aan kalizeep; 12—20% lysoloplossingen zijn caustisch voor mucosae, terwijl slechts onverdund lysol dit voor de huid is. 5. AZIJNZUUR-INTOXIKATIE. Azijnessence (tjoeka bibit, kepala tjoeka), welke 80—90% zuiver azijnzuur bevat (tegen gewone azijn 4-6 %), wordt een enkele maal bij vergissing gedronken, of ingenomen om zelfmoord te plegen of wel abortus op te wekken. Voor vergiftiging is azijnessence niet erg geschikt- hier geldt weer hetgeen op bl. 170 over bijtende en sterk riekende stoffen gezegd werd. De werking van de onverdunde azijnessence is locaal een caustische welke het ziektebeeld beheerscht; de resorptieve werking treedt op den achtergrond; zij leidt tot verminderde alkalicüeit van het bloed met haemolyse en degeneratie van de verschillende parenchymateuze organen. In verdunden staat is de werking, al naar gelang van den concentratiegiaad, een caustische of irriteerende; voor de huid is zelfs onverdunde azijnessence in den regel niet caustisch, terwijl voor slijmvliezen oplossingen sterker dan 20% dit wel zijn. 50 c.M:'. onverdunde azijnessence zijn voldoende om in eenige uren den dood te veroorzaken. Enkele schrijvers geven de dosis lethalis echter veel kleiner op ('). Men moet hier echter niet alleen met de hoeveelheid, doch ook met den concentratiegraad en de wijze van toediening rekening houden, wanneer men zich in een concreet geval over het al of niet kunnen veroorzaken van den dood van den mensch heeft uit te spreken. Zooveel malen verdund, dat zij als irritans werkt en slechts een lichte gastro-enteritis geeft is azijnessence geen vergif in den zin der strafwet; hetzelfde geldt natuurlijk \ooi het ingeven, b.v. in ajer belanda, waardoor het azijnzuur gebonden wordt. (>) Zoo Seydel, die als lethale dosis van watervrtf azijnzuur slechts 2-5 a opgeeft tegenover 4—5 g. voor geconcentreerd zwavelzuur. ' Een slok kan men stellen op 30—40 c.M3. Over de verschijnselen het volgende. staatNhe5fldSke° Va" °,nv,erd"nde of™" weinig verdunde azUnessei.ce ont. yjüüfly T ' "*«• ™ maaS< gevolgd door braken; a eemgen tijd treden de resorptieve verschijnselen op: bevingen en krampen hóS, ZrS. Va" * «*—«hter V,,: Het braaksel en de uitgeademde lucht rieken naar azijn- het braaksel n k'7 chocoladekleurig. De is eveneens vaak Woetfer/*/, offovtf» door methaemoglobine, doch reageert alkalisch, hoogstens newton. ndien de dood niet snel (in eenige uren) optreedt dan kan het komen wlreT7 alSDOg den lij) kan bij een dosis van 15 g. C03K2 de dood optreden. Ook het C1H van de maag maakt er zeer snel CNH uit vrij; hierop berust juist de giftige werking (-'). Cyaankahum wordt tot zelfmoord ingenomen en (in Europa) ook wel gebruikt tot vergiftiging, daar het ongemerkt in allerlei spijzen en dranken gedaan kan worden. Ook ongelukken komen er herhaaldelijk mede voor. ' CNH komt in meerdere planten voor, hetzij als zoodanig, hetzij losgebonden in den vorm van een glycosiede, waaruit het door een enzym lnj fijnwnjven vrijkomt, zooals dat voor de bittere amandelen bekend is voor liet amygdaline door het emulsine. Voor Indie zijn speciaal gewichtig: 1. Katela poehoen. De knollen der bittere variëteit (bl. 113) bevatten in hun binnenste gemiddeld 0,004 % en hoogstens 0,007 % CNH. vaak zelfs slechts 0,002% en nog minder; de schil bevat veel meer, gemiddeld 0,014% [Lono(3)] 2. Poetjoengboom, waarvan de zaden (keloewak), welke geroosterd gegeten en in verschen staat tot vergiftiging gebruikt worden, in verschen staat 0,07 % CNH bevatten (4). 3. Kra tok plant met 0,25 o/0 CNH in de zaden (katjang roewai); de jonge peulen worden als groente gegeten en de zaden schijnen tot vergif tiging gebruikt te worden (5). (') Kobekt, 1. c., II, bl. 208. (2) \ erd u nd cyaan waterstofz u ur, een 2 u/„ oplossing in 20 »/„ spiritus, komt als acid urn Itydrwyamum dthitum in de pharmacopee voor. Het aqua Uturocerasi bevat 1 " CNH Ook uit geel en rood bloedloogzout kan door het C1H van de maag CNH ontstaan' meerdere mtoxikatiegevallen zijn bekend. (-1) Boobsma in Teysmannia, dl. XVI (1905), bl. 487. (4) Obeshoff in Mededeelingen uit 'sLands Plantentuin, VII, bl. 109. Het gebruik als vergif wordt genoemd in zijn Ind. Vergiftrapporten onder de n<« 5 en 215. Zie ook \ obdebman in Geneesk. Tydschr. v. N. I., dl. XXXIX (1899), bl. 178. (') Vekratokbooneii, welke als veevoeder naar Europa gezonden worden, bevatten als gl>cosiede het knstR\\\jne phaseolunathie of lina,nar ine; door het enzvm wordt het gesplitst in blauwzuur, aceton en glycose; de verschillende variëteiten bevatten niet al le evenveel CNH Het gebruik als vergif vermeldt Obeshoff in zijn Ind. Vergiftrapporten onder n". 22! in Maart 1905 kwam het in Botterdam in twee huisgezinnen tot intoxikatie door liet eten ïan kratokboonen, welke een dag in zout water geweekt waren en daarna in versch water gekookt werden; van de 7 personen stierven er 4. De man had om half een gegeten, begon zich om 7 uur onwel te gevoelen, kreeg benauwdheden en brakingen en o\er eet te 11'4 uur. De -i kinderen hadden om 12 uur gegeten, werden 0111 half vier ziek en overleden, onder dezelfde verschijnselen, 's nachts tusschen 12 en 1 uur In liet braaksel van de kinderen, in den inhoud van het darmkanaal en in dé hTIo! I\ Vle' ,. H'k('n "T CNH worden aangetoond, 13, 14 en 17 dagen na den dood. .rtet gelukte ook in een der nieren van den man. De boonen bevatten circa 0,21 «/„ blauwzuur; 78 boonen bevatten voldoende om een volwassen persoon te dooden (•). Terwijl de CNK-intoxikatie bij uitstek snel rerloopt, zien wij, dat zij, waar het CNHlanqza nierhand door enzym,cerking w het lichaam xcordt vrijgemaakt, een veel minder snel verlonj, heeft. O Iïobektsos & Wijsxe in Pharmaceutisch Weekblad voor Nederland, dl. 42 (19001. 1,1. m 4. Koesambi, uit wier zaden de benzaldehydblauwzuur bevattende Makassaarsche olie bereid wordt; de vruchten worden gegeten. De wortelknollen van de katella, «le vruchten van den poetjoeng, de ■i«i o toonen en de vruchten van de koesambi worden gewasschen, gekookt geroosterd of gedroogd om het CNH er uit te verwijderen, alvorens men ze gebruikt (b. 114). Waar dit niet goed geschiedt, kan het tot intoxikatie komen, vooial de kratokboonen staan, wat dit betreft, in een slecht blaadje. on ,"rtoNHUiLVa? ^ Ttj°engV1'UChten als conserveeringsmiddel voor visch (>) berust An t r- K L 001 ZU" remmende werking op enzymen de rotting tegengaat- in De werking van potas sepoeh is een locale door het gehalte aan CNK en aK„ en een algemeene door de resorptie van het CNH. De laatste werking is de voornaamste en is ook die, waardoor de genoemde plantendeelen intoxikatie geven. De algemeene werking van het CNH moet derhalve nader aangegeven worden. b b Zij bestaat in de allereerste plaats in een zeer hevige werking op de gangliencellen van het centrale zenuwstelsel, welke het intoxikatiebeeld beheerscht. Speciaal die van de medulla oblongata worden aangetast en bii groote dosis verlamd (bij kleine dosis eerst na een kortdurende prikkeling) en weer meer in het bijzonder die van de mguskernen; daarnaast worden ook de ganghëncellen van de rasomotorische centra en van het respiratiecentrum aangetast en ten slotte alle centra. Deze werking berust op den invloed op de weefsels; de cellen verliezen door verlamming van het oxydase, het vermogen om O, aan het oxyhaemo, "ne °"ttr(*ken. zoodat zij sterven (het snelst de gangliencellen, het langzaamst de hartspiercellen) en het veneuse bloed evenveel 0„ en CO bevat als het arterieele. " 2 Ook het vermogen van de roode bloedlichaampjes om O., op te nemen wordt verminderd resp. opgeheven, doordat het cyaan zich methethaemoglobine \ 01 bindt tot cyctcDi-hctewoc/lobinc, De lethale dosis van zuicer CNK is 0,150 g, doch, daar de pijpjes uit den handel onzuiver en min of meer veranderd zijn, ligt zij voor potas (>) Encyclopaedie van N. I., ,11. IV. bl. 578 en Oreshoff, Ind. Vergiftrapporten n° 71 < Door liggen aan de lucht gaat al het CNH er niet uit (in Europa althans)' zoodat dei gelijke vruchten aanleiding kunnen geven tot intoxikatie ('). C) Kobekt, 1. c, dl. II, 1)1. 842. sepoeh hooger, zoodat zelfs meer dan 1 g. van het handelsproduct niet den dood behoeft te veroorzaken. Een paar gevallen zijn beschreven, waarin na een lethale dosis de dood niet intrad; dit is echter een zeer groote uitzondering. Het verloop van de intoxikatie hangt af van het gehalte aan CNK en de snelheid, waarmede er in de maag CNH uit wordt vrijgemaakt; genomen in een zuur vehikel kan dit reeds vóór het innemen vrij zijn gekomen en daardoor foudroyant den dood veroorzaken. Gewoonlijk echter gaat het niet zóó snel. doch heeft de persoon nog den tijd om het fleschje op te bergen, zich naar een ander vertrek te begeven, enz. Zelfs bij een massieve dosis duurt het altijd nog meerdere secunden, vóórdat voldoende CNH geresorbeerd is, 0111 tot inwerking te komen en verschijnselen te geven. Wordt het CNK ingenomen bij volle maag, dan kan het minuten, zelfs een kwartier, een half uur duren, vóór de symptomen zich openbaren. Wanneer echter de verschijnselen beginnen op te treden, dan duurt liet al heel kort of de dood volgt. Het verloop der intoxikatie zelf is buitengewoon snel, daar het CNH, zooals reeds gezegd is, in het bijzonder op de keinen van den vagus, de vasomotorische centra en het respiratoïische centrum in het verlengde merg werkt en deze verlamt (direct of na korte prikkeling). De persoon geeft Itoogstens een gil en stort bewusteloos neer] de ademhaling wordt krampachtig, de pupilen worden wijd, de oogen puiten uit, soms treden enkele krampen of trismus op, het hart 'klopt wat onregelmatig en mindet en minder krachtig, enkele diepe ademhalingen treden op en met 2 o minuten kan alles afgeloopen en de dood ingetreden zijn. Dit is het beeld, dat men bij suicidium met CNK pleegt waar te nemen. De snelheid, waarmede een cyaan-intoxikatie pleegt te verloopen, maakt dat het eigenlijk niet noodig is een voorbeeld te geven. Wü doen het echter om te laten zien, dat het verloop, zelfs bij een groote dosis niet foudroyant behoeft te wezen en te doen begrijpen, dat kunstmatige ademhaling nuttig kan zijn. Een man van 36 jaar, gezond en krachtig, nam ongeveer 0,150 g. zuiver CNH in (>). Hij kon wankelend nog eenige passen doen, zakte daarna, zonder een kreet te uiten, in elkaar en viel op den grond. Vier a vjjf minuten later lag hjj uitgestrekt ter aarde, zonder pols en zonder adem te halen. Na eenige minuten had hij een zeer krachtige exspiratie, zóó zelfs dat de ribben als het ware de wervelzuil raakten en de geheele thorax van voren uitgehold scheen. De handen en voeten waren koud het gelaat aard vaal; de oogen glinsterden, de mond was gesloten; de borst en de buik waren nog warm en bedekt met klam zweet: het gelaat was koud en droog. .Met intervallen van ongeveer een minuut en van anderhalve minuut traden nog twee diepe ademhalingen op, gepaard gaande met reutelen en krampen in de borstspieren [Preyer (*)]. ^ (*) De dosis lethalis van zuiver CNH is 0,060 g. De kennis hiervan is noodig bij het beoordeelen van intoxikatie met CNH bevattende zaden e. d. (2) Vibert, 1. c., bl. 199. Wanneer men experimenteert met zoo klein mogelijke dosis, dan kan men 3 phasen onderscheiden; bij den mensch heeft men dit bij CNKïntoxikatie slechts een paar malen kunnen waarnemen, daar de dosis zoo goed als altijd te groot is. Doch waar de intoxikatie optreedt ten gevolge van plantendeelen, welke blauwzuur in een of anderen vorm bevatten, zal allicht juist dit beeld ontstaan. Daarom is het noodig in het kort het beeld van de intoxikatie, welke langzaam verloopt en soms zelfs meerdere uren duurt, te bespreken. De intoxikatie kan men als zoodanig herkennen, doordat de adem naar CNH riekt C). In de le phase bemerkt men duizeligheid, verduistering van het gezicht. een gevoel of de keel dkhtgedrukt wordt, angst, hartkloppingen, pijn in de borat, dyspnee en verdooving; een enkele maal nausea en emesis. Reeds spoedig treedt de 2e phase in met heftige dyspnee, vooral exspiratorische, en heftige krampen, waardoor, als bij tetanus, het geheele lichaam stijf kan worden,- doch meer trismus alleen gezien wordt, welke krampen secunden tot minuten duren kunnen; deze phase duurt zeer kort en eindigt met verlies van het bewustzijn. De 3e periode bestaat uit koma met verslapte spieren, terwijl enkele krampen optreden; de dyspnee vermindert, de ademhalingen w oi den meer en meer oppervlakkig en zeldzaam en houden op, vóór de hartcontraeties, welke eerst wat vertraagd en daarna versneld zijn, doch tegelijkertijd zwakker worden. Het koma kan uren duren, doch dan volgt zoo goed als altijd genezing, welke snel en volkomen optreedt, ofschoon nog dagen lang zwakte met duizeligheid en neiging tot flauw vallen, pijn op de borst, hoofdpijn, slapeloosheid en dyspnee kunnen bestaan. Bij kleine dosis kan, doch bij hooge uitzondering, ook een verloop met remissies voorkomen en alles op toxische inanitie uitloopen. De herkenning van een cyaan-intoxikatie is in principe niet moeilijk; zeer zeker niet in de foudroyante gevallen, want een dergelijk buitengewoon snel verloop komt practisch bij geen ander vergift voor. Maar de mogelijkheid van een onverwachten dood uit een natuurlijke oorzaak maakt, dat men nooit zekerheid heeft zonder lijkopening en nader onderzoek van den maaginhoud. Verliep het proces langzaam, dan zal het snel optredende koma en de reuk van den adem i2) en van de boeren (ructus) naar CNH opvallend genoeg zijn, om de diagnose te doen stellen. De herkenning aan de lijktafel is bij versche lijken gewoonlijk niet moeilijk. Het zijn de volgende verschijnselen, welke opvallen: (•) Op de vergadering van de Vereeniging tot Bevordering der genee.sk. Wetenschappen in N. I. van 25 April 1907, refereerde Ouwehand een geval, waarin de dood na 1 uur volgde [Geneesk. Tpschr. v. N. I., dl. XLV1II (1908), bl. XXIV], (*) Het CNH wordt, als zoodanig, langs de longen geëlimineerd. 1". de reuk van CNH en van NH3 (', bij hét openen van den buik \an de maag, welke echter voor iedereen niet even gemakkelijk is waar te nemen en snel verdwijnt, zoodat men er op bedacht moet zijn («)ook de longen en de hersenen kunnen hiernaar ruiken. ' in pp!eJeUï ri CNH kan ontbreken- Het beste is het den maaginhoud n flesch te doen, deze te schudden en na eenigen tijd te openen en te ruiken; op die wijze gelukt het ook het beste om den eigenaardigen reuk van de hersenen en van de longen te constateeren, waar zij niet bij het openen der schedel- en borstholte direct opvalt en men intoxikatie met uMy vermoedt. Bij intoxikatie met potas sepoeh en het laat verrichten van de obductie (postmortale inwerking!), derhalve bij oude lijken, treft men in typische gevallen bovendien, of alleen, aan: 2°- (1<' tekenen van verweeking, van zwelling en van diffuse imbibitie met veranderd bloedrood van het maagslijnivlies ten gevolge van alkaliwerking; hiervoor is een groote hoeveelheid CNk' ingenomen met een bijna leege maag, noodig, waardoor deze verschijnselen slechts in ongeveer de helft van de gevallen gezien worden (*). Hierdoor f') \olgens Lacassagne (') riekt de maaginhoud sterker naar ammoniak dan naar NHOH Door d tV p0S^0rt?le verweekin» dan ook berusten op de werking van , ; ; 2 r ! T\ ' °0kVOlgensKoBERT <">, het CNK omgezet in ammoniumformiaat zoodat de mededeelmg van Lacassagne voor ons. in een land, waar de rotting volgencte ^ ^ ^ bellen door de 2 (KK + 1 0„ -f 3 H20 = H.COONH4 -j- C03K2 -j- CNH. \ olgens Lacassagne ('") geven zure of alkalische spijzen en dranken op den duur splitsing van het CNK in H.COOH en NH,OH, d. i. ammonnnn-fbrmiaat! oj die wSze zou, indien de vergiftigde spijs of drank lang bleef staan, zjj geen vergif meer zijn iets waarmede in foro e. q. rekening gehouden moet worden (bl. 114). Het CNH kookt reeds by 26 o en zal derhalve gemakkelijk en spoedig ontsnappen. De alkahwerking is voornamelijk afhankelijk van KOH, omdat bij oplossing het CNK zeer sterk hydrolyHsrh wordt gesplitst (CNK + H20 = CNH + KOH, en het CNH weineg en liet KOH sterk geïoniseerd wordt. CNK reageert dan ook zelf sterk alkalisch. Het CQA, werkt minder sterk dan het KOH, omdat C03H, een veel sterker zuui is dan CNH en het derhalve zelf meer geïoniseerd is. 'n.^V;lll':n ,van foudr°yanten dood moet men steeds aan de mogelijkheid van het aMereér^ T' 8chedelholte W01'dt in dergelijke gevallen dan ook steeds ,Ïsis P T ' T V1'U te Z(jn Van 'stank l,it buik en omdat b(j kleine dosis de eigenaardige reuk van het CNH hier het duidelijkst is (bl 131) () Lesser ("") toonde aan, dat onmiddellijk na den dood het maagslijmvlies witte adspect " * k'™6 Uoed[n*en vertoo»t en eerst 24 uren na den dood het z.g. typische (*) Lacassagne, L c., bl. 698. (**) Kobert, 1. c., II, bl. H50. (***) Lacassagne, 1. c., bl. 699. (****) Lesser, 1. c., bl. 224. IS (ie reactie van maagwand en -inhoud (c.q. ook van het schuim voor mond en neus) sterk alkalisch, is .ie maagwand dik, sterk geplooid (de toppen der plooien zijn doorzichtig) en bruin door alkalisch haematine ('), dan wel levendig rood of' helderbruinrood door cyaanhaematine. Dit alles wordt, indien de maag niet ledig is, speciaal onder den vloeistofspiegel en,' voor zoover de wand niet door gas van den inhoud is afgelicht, gezien.' Al deze veranderingen reiken gewoonlijk tot de tela submucosa. Het maagslijmvlies behoeft echter geen typische afwijkingen te ver- toonen, wanneer het alkali öf te voren of in de maag aan zuren (HC1 van de maag, limonade; wijn) tot niet caustische zouten gebonden werd; dan is het slijmvlies alleen rood en vertoont talrijke bloedingen. Alleen de'reuk naar CNH, of het chemisch onderzoek, kan dan de ware doodsoorzaak aantoonen. • Dezelfde veranderingen als aan het slijmvlies van de maag kan men, door postmortale inwerking, ook vinden aan dat van den oesophagus en van den' pharynx, de trachea en den larynx (eliminatie van het CNH langs de longen!) en 20—50 c.M. ver in den darm. De alkalische reactie in mond, keel en oesophagus kan zeer opvallend zijn. Het bloed is vloeibaar en vertoont geen of slechts weeke stolsels (dl. I, bl. 155); het gelijkt in den regel op gewoon lijkbloed en is slechts in ongeveer yg der gevallen helderrood (lielderroode lijkvlekken en helderroode vlekken in het nuiagslijmvlies). Puntvormige bloedingen in het gelaat, aan den hals en op het bovenste thoraxsegment kunnen voorkomen, alsmede onder (ie verschillende serosae. Is het bloed helderrood en blijft het zoo tot den volgenden dag in een geheel gevuld en afgesloten capillair buisje (vaccinebuisje) dan ts dit vrijwel een bewijs, dat men met een geval van cyaan-intoxikatie te doen had. In ieder geval van onverwachten dood, waarbij de sectie geen Uclit verspreidt, houde men de mogelijkheid van een cyaankalium-intoxikatie voor oogen en verrichte men met den maaginhoud de op bl. 184 aangegeven proef; welke zeer gevoelig is (1 : 120.000.000). Dat het mogelijk is, dat kleine hoeveelheden CNH in de maag geraakt O Het eigenaardige adspect van het maagslijmvlies en de reuk naar NH3 kunnen doen denken aan intoxikatie met ammonia liquida; deze komt echter slechts zelden voor en doodt bovendien nooit foudroyant, hoogstens in een minuut of 10, doch gewoonlijk eerst na eenige dagen. Het ziektebeeld (acute gastro-enteritis, tracheo-laryngobronchitis, klonische krampen) en de teekenen van irritatie resp. cauterisatie in het begin van den voedingsweg z(jn echter zóó kenmerkend, dat men haar niet miskennen kan. zijn door het gebruik van medicamenten (aq. laurocerasi) of genotmiddelen (marastjuin, persiko, sherry cordial, e. d.) houde men bij de beoordeeling der resultaten van het chemisch onderzoek in het oog. Natuurlijk zal men niermede met licht van doen kunnen hebben bij het onderzoek van het lijk van een Inlander of een Vreemden Oosterling. Bij hen heeft men speciaal te denken aan het eten van vruchten met CNH, welke in het maagdarmkanaal terug te vinden, c.q. pharmakologisch te herkennen, waren. In dubieuse gevallen heeft men speciaal de maag en haar inhoud voor nader onderzoek te reserveeren; door het zeer snelle verloop der intoxikatie treedt geen fixatie in andere organen op. Men moet, wegens de vluchtig. ïeid \an het CNH, flesschen met ingeslepen stoppen gebruiken. Het chemisch onderzoek kan een positief resultaat hebben, waar geen CNH geroken werd f1). In Europa kan men, zelfs in den zomer, gewoonlijk 3—4 dagen na den dood het CNH nog aantoonen; het is daar zelfs wel later, nog na 8, na 30 dagen, na 4 en zelfs, in een proef met vleesch, dat met CNK begraven weid, nog na 18 maanden gelukt. Aan den anderen kant het kan echter bij een onderzoek, een paar uur na den dood verricht, reeds niet meer gelukken. Hoe het hiermede in Indië staat weet men nog niet. Derhalve zal men in een dubieus geval altijd tot een nader chemisch onderzoek adviseeren en dit nooit afraden, omdat men vermoedt, dat het toch negatief /al uitvallen. Wat de behandeling betreft, zoo wenschen wij voorop te stellen, dat Kobert, een autoriteit op toxikologisch gebied, niet de meening van de meerderheid der medici deelt, dat van een behandeling met hoop op succes eigenlijk geen sprake kan zijn. Daar CNH speciaal op het ademhalingscentrum werkt en dit na een 'oi te prikkeling verlamt, geldt voor Kobert als eerste eisch dat men, wanneer de ademhaling oppervlakkig is of reeds heeft opgehouden, begint met kunstmatige ademhaling. Tegelijkertijd wordt de maag uitgespoeld met • '•■n slappe oplossing van kaliumperimnganaat (3 : 1000, hoogstens 1°/ ) om het CNH te oxydeeren tot cyaanzuur (carbimid, N.COH). Als zeer snel werkend middel om braken op te wekken kan een onderuidsche injectie van 0,010 g. apomorphine aanbevolen worden. Door anderen wordt, om de antagonistische werking, aangeraden subcutaan 0,001 g. atropine in te spuiten, zoo noodig eenige malen. Een geval met succes hiermede behandeld, niettegenstaande de lijder reeds niet meer dl XVllfri8?87hl1Ülfnal bThreef.NTOHAt'8 in het Geneesk' T«ds*hr- voor N,L, CN Aangetoond!' geschiedde 36 uur p. m.; zelfs in het bloed werd nog ademde en de pols nauwelijks voelbaar was, werd door Wiederhold medegedeeld ('). Bij intoxikatie door plantendeelen, welke in een of anderen vorm CNII bevatten, is het gebruik van 1—2% melk-of zoutzuur aangewezen, omdat onder sommige omstandigheden de splitsing van glycosieden hierdoor tegengewerkt wordt. 7. CANTHARIDINE-INTOXIKATIE. Andol2-kevers (,keloeloet), ingevoerd uit China (2j, worden vermoedelijk af en toe gebruikt en toegediend als aphrodisiacum en als abortivum; daarbij kunnen zij, door hun cantharidinegehalte, aanleiding geven tot intoxikatie. Hetzelfde geldt voor de gewone Spaansche vliegen en haar tinctuur (cantharides; tinct. cantharidum) en de uit haar bereide pleister (einplastruni cantharidum); vooral de pleister wordt onder allerlei voorwendsels gekocht. \ oor de kenmerken der andol2kevers (mylabrides) en Spaansche vliegen (cantharides) zie men de pharmacopee. De lichaamsgrootte der mylabrides van den pasar wisselt sterker dan daa1- wordt opgegeven, n.1. de lengte tusschen + 1 c.M. en ruim 2,5 c.M. en de breedte tusschen 4 en 15 m.M. De sprieten zijn ongeveer 1/i van de lichaamslengte, gezaagd, int !l geledingen bestaande. De voet van de voorste en middelste pooten is 5-ledig, van de achterste 4-ledig. De kevers ruiken eigenaardig scherp. Al heel gemakkelijk worden de vingers rood en gaan branden, wanneer men ze in de liand neemt. In verband met liet cantharidine-gehalte, opgegeven in ) Geneeskundig Tijdschrift voor N.-I., dl. XLVI (1906), hl. (53. (-) Ook op Java komt een soort van Spaansche vlieg voor. De kenmerken z{jn ' naar ™n het sadisme, waarover b »af a™ de vrouwen van het ware waanzifnL K er in- erdoor alle als aan een de °Pwindi'« uit een raam, twee stierven HZI /Ï Ï' S an,'eren genaZen Van h,ln Pö"'«k ''.M-n. te trekken on t. maakte een tln,'tuui' door 30 versche canthariden 14 dagen lang een warm gevoel in Tn mond" nam hü 10 dmppels- Direct ont«tond branden. Er ontstonden' °es0pll,a«us en do dat overging in licht naam warm en •• 11 geringe salivatie. De pols was frequent en een aanee- «Z, d™„l"« rT T™» « -rect.L Na V, ««, X straneurie on L !L / V ! lendenen, traden diarrhee met tenesnii en dysurie en den volgenden dag. ' ' Ulmen 3 uren' de pÜn in de nierstreek en de anorexie tot waarin t e^eeT^ite T' ^ ™ *»» vinden, geslachtsdrift kan twSfelen W t WaS' m Zelfs aan dp werking op de van een zeer koel meisie van lfT' '"V" ' ' " 'lter een duidelijk geval beschreven cantharidine te Hnntl , Ja"' dat Pen UUr' nadat haar haar wjjn met n vZt;ttbi'nT'' °"t,cend aan de t"sser,atie van DlTPBEST- Ook bij kleine dosis is de aphrodisiatische werking, welke niet aan het cantharidine doch aan een ander bestanddeel der kevers moet worden toegeschreven, lang niet constant. Zes studenten, die maanden lang bij vergissing canthariden-poeder als peper gebruikten, hadden geen van alle een verhoogde geslachtsdrift, noch priapisme. Zij hadden alleen wat pijn in de nierstreek en tenesmi ad urinam, pijn bij het urineeren en wat persingen. Een had een muceuse urethritis gekregen, welke spoedig genas [Frestel, 1847 (»)]. Waar verhoogde geslachtsdrift bestaat, berust zij vermoedelijk op prikkeling van het slijmvlies van urethra, of vulva, door het met de urine geëlimineerde cantharidine. I>' dosis lethalis van de verschillende praeparaten is natuurlijk afhankelijk van haar cantharidine-gehalte en daardoor zonder meer niet op te geven; oud poeder werkt minder krachtig dan versch. Men moet het gehalte kennen en berekenen hoeveel cantharidine werd binnengekregende dosis lethalis hiervan wordt geschat op 0,050 g. (3). De verschijnselen bij cantharidine-intoxikatie zijn de volgende. In kleine dosis en onder voedsel gemengd geeft andol2-poeder e d na eemge uren alleen wat prikkeling van de blaas en urethra, zich uitende in herhaalde aandrang tot wateren en een brandend geroet hierbij in de pisbuis, berustende op de eliminatie met de urine van liet onveranderde cantharidine. braakte niet. De stoornissen in de urineafscheiding en -loozing verdwenen in een paar dagen doch de gastrische verschijnselen namen toe, zoodat zij een maand lang alleen melk kon inhouden en na 6 weken nog geen vleesch verdroeg. .... 'I1 de ve^rtfenUkunde werden de canthariden vroeger gebruikt om in den bronstin! de geslachtsdrift der dieren te verhoogen; tegenwoordig maakt men meer gebruik hart Sr ' ePn alkal0W' dat' 'llS nadeel' ePn Stei'k(' nadeelige ™^g p het (') Tardieu, 1. c., bl. 1218. (2) Zoo hoog schat Balthazard (') haar; Vibert (") stelt haar op 0.020 g tienoeL' gegevens zjjn er eigenlijk niet om een bepaald oordeel te vellen. Wel zijn er heel wat doodeljjke mtoxikaties met Spaansche vliegen, enz. bekend, doch, al' weet men de ge mukte dosis, zoo kent men niet het cantharidine-gehalte van het gebruikte praeparaat 0,010 g. gaf in autoproeven b{j Heinrich een ernstige intoxikatie, welke 14 d-ven ";:rd:;,fPüL,'IN-° ;la;u'entrg"n zegt van ü-iüo »•en ^ ™ ^ «^1^^ zich zelf geen nadeel ondervonden te hebben ("*). Fkommherz ("") zag l.ij een patiënt op 0,050 g. volgen: pijn in den mond, blazen op de tong, pijn bjj het slikken, maagpijn p«n in de blaas en in de pisbuis; de urine bevatte bloed, cylinders, leukocvten en glycose. J c" (*) Bathazard. 1. c.. hl. 104. (") Vibeht, 1. c.. hl. 797. I*") Schaï'ENhtein in M*schka~s Handl).. <11. II (18S2). lil. 745. (*"*) Kdbert. I. c.. II. lil. 439. Grootore doses werken heftig in op het maagdarmkanaal en het geheele uiopoétische apparaat: tong- en icangslijntvlies vertoonen, soms reeds met een paar uur, blaarrorming, de speekstlafscheiding is sterk toegenomen, het slikken pijnlijk; maagpijn, braken en iliarrhee met tenesmi treden op. liet braaksel en de ontlasting zijn soms bloederig. Spoedig volgen, door de eliminatie van het cantharidine als zoodanig, allerheftigste strangnrie en dysurie, en soms zelfs anurie; de urine, welke ontlast wordt, bevat bloed en eiwit, als uiting van een acute haemorrhagische nephritis. In de urethra gevoelt men een brandende pijn; soms heeft men ook pijn in de nierstreek, doch zelden bestaat priapisme. Deze prikkelingsv erschijnseien van den tubus digestorius en van de organa uropoëtica treden in het intoxikatiebeeld vooral op den voorgrond, wanneer het vergif met vette spijzen ingenomen werd; het cantharidine lost hierin op en wordt dan sneller geresorbeerd. In zeer zware gevallen treden ook symptomen op van den kant van het centrale zenuwstelsel, nl. duizeligheid, convuMën )], een stuk akar treba (!) ter lengte van een vinger, een even groot stuk akar tjeremét3) en 10 stuks keloeloet: alles was boven een vuur geroosterd, daarna tusschen een paar steenen fijn gewreven en dooreen gemengd. Van dit mengsel, dat er uitzag als fijngestampte peper of aseh, werd de opgegeven hoeveelheid toegediend in pindang ikan. Brakingen van een slijmerig vocht, duizeligheid, hoofdpijn, verzwakking der spieren en slapeloosheid traden op; het gelaat was rood en gezwollen; op de armen kwamen roode vlekken; de oogen traanden en er bestond lichtschuwheid: bovendien bestond er een droge hoest. Er was bloed in de ontlasting; eenige dagen vóór haar dood ging zij bijzonder veel bloed af; de ontlasting stonk zeer. Er zou ook bloed in de urine geweest zijn. De herkenning van een cantharidine-intoxikatie baseert zich op het aantoonen van stukjes der kevers in het braaksel of in de ontlasting, dan wel op het doen afscheiden en afdoende definieeren van cantharidine hieruit of uit de urine. Het eigenaardige ziektebeeld van hevige gastro-enteritis en hevige nephritis en cystitis, c.q. gepaard met bleinen in den mond, zal het vermoeden ervan wekken. Het aantoonen van cantharidine is noodig om de diagnose te mogen stellen. Dit bewijst het geval, door Taylor (') gememoreerd, van een jonge dame, die plotseling ziek werd met braken, dorst, pijn in de nierstreek, strangurie en het kwijtraken van veel bloed per urethram; de genitalia waren gezwollen en pijnlijk. Zij stierf met 4 dagen. De maag, de nieren en de blaas waren ontstoken; de laatste bevatte 50 c.M:!. bloed. Eenig vergif kon niet aangetoond worden en liet rechterlijk onderzoek toonde aan, dat het ook vrijwel onmogelijk was, dat iets was ingenomen. De afwijkingen in het lijk en daarmede de principes voor de herkenning aan de lijktafel liggen voor de hand. Men vindt teekenen van een heftige, vaak haemorrhagische, gastro-enteritis [dunne darm! soms ook in den dikken (5;| met bloedingen en ulcera. naast (') Gadoeng bevat het alkaloïd dioscorine met (voor dieren) narkotische eigenschappen. Bij Greshoff, 1. c., komt gadoeng voor onder n°. *10, waar nog naar andere nummers verwezen wordt; zü schijnt niet als vergif gebruikt te worden. (2) In de in noot 2 op bl. 335 genoemde vergadering noemde Duursma als bestanddeel van aker tréba (en gadoeng; zie echter hierboven) pikrotoxine. In de Mededeelingen uit 's Landsplantentuin, XXXI (1899), bl. 139, wordt echter als werkend bestanddeel van akar treba genoemd rhinacanthine, een stof gelijkende op chrysophanzuur, dat een purgeerende werking heeft en in de urine overgaat (bij alkalische reactie: rood). (•'■) Aker tjerem-'• zou braken en diarrhee verwekken, doch vast staat slechts, dat hjj tanniw bevat (zie Greshoff, 1. c., n°. 4, waar naar andere nummers verwezen en zijn gebruik als vergif genoemd wordt). In de Inlandsche maatschappij staat hij als zeer giftig te boek: Hollünder [Geneesk. Tijdschr. v. N. I.. dl. VI (1857), bl. 330) toonde aan, dat de eersdie wortel in staat is honden en kippen te dooden; Altheer vond toen niets bijzonders (ibidem, bl. 337), doch deelde later, op de sub 2 genoemde vergadering, mede, dat lijj pikroretine zou bevatten, doch deze mededeeling berust naar alle waarschijnlijkheid op verwisseling met akar toeba (zie pikrotoxine-intoxikatie). (4) Taylor, 1. c., I, bl. 363. (") Kobert, 1. c., II, bl. 440, zegt, dat vooral de dikke darm ontstoken is. die van een acute MemorrhagiscUe ncpliriti* en n/stitis en soms ook van een acute Immorrhagisclv ureter ith en urethritis, bij de vronw bovendien van hgperaemie van de ovaria, den uterus en de ragina, De blaas is gewoonlijk ledig of bevat enkele druppels urine met bloed en eiwit. Soms vindt men liet -slijmrlie* van mond, keel en oesophagns ontstoken, m den mond zelfs wel bleinen; dit is meer in het hijzonder het geval, wanneer het vergif in eenigszins geconcentreerden vorm gebruikt werd. I eiforatie van de maag is zelfs waargenomen (]j. Kenmerkend zijn de teekenen run herige, acute ontsteking run het urometische apparaat. In zeer snel doodende gevallen kunnen deze verschijnselen echter ontbreken, doch dan vindt men een allerheftigste gastro-enteritis, zooals weer door geen andere stof wordt veroorzaakt. In het maagdarmkanaal, waarvan de inhoud naar andola- kan rieken, moet men bij een dergelijk beeld altijd zorgvuldig naar stukjes van de kevers zoeken; het chitine-skelet wordt in ons maagdarmkanaal niet verteerd. Daartoe strijkt men met een mes de massa af van de sterk roode plekken in maag en darm en spreidt deze op een glazen plaat of op een porseleinen bord in een zeer dun laagje uit, door ze hierop met wat spiritus fijn te wrijven. Na droging kan men dan eventueel gedeelten van het clntine-skelet van de kevers vinden: aan pooten en dekschilden, resp. aan den eigenaardigen glans, kan men ze herkennen. \mdt men iets verdachts, dan wrijft men dit met olie fijn (het cant hand ine lost hierin op) en wrijft daarna met een watje de geschoren huid van een zoogdier hiermede voorzichtig in. Na ± 12 uur vindt men dan de teekenen van een acute dermatitis, met hier en daar kleine bleinen met lichttroebelen inhoud, terwijl zij elders gebarsten zijn en daar het roode conum blootligt. Is het lijk meerdere dagen oud en het maagdarmkanaal daardoor ledig dan blaast men het op en laat het drogen; daartoe hangt men het met een gewicht aan een der einden op. Na droging wordt het in de lengterichting opengeknipt en naar stukjes van dekschilden, enz. gezocht. De chemicus kan het eantharidine zoo goed als steeds afscheiden uit maagdarmkanaal en -inhoud, de nieren en de urine en soms nog uit andere organen, hetgeen vooral gewichtig is, waar tinctuur der kevers gebruikt werd en derhalve geen stukjes te vinden zijn. De herkenning van de afgesoheiden stof geschiedt als boven is aangegeven; door chemisch onderzoek alleen is zij niet voldoende te definieeren. (') Geval van Jeffekies (1876); dood met 21'/» uren na liet bij verfrissing ni iiun \,ui bO—,0 g. tinct. cantharidum; de maag vertoonde een groote perforatie dicht u den pylorus (Schauenstein in: Maschka, i. t\. ii, 1.1. t+ti,. uereciiteujke geneeskunde, 'h' behandeling van een cantharidine-intoxikatie bestaat in liet toedienen van een braakmiddel (apomorphine!) of in het uitspoelen run de maag, waarna een laxans en deeoetum semin. lint, geprolongeerde wanne zitbaden en opium m groote giften (als suppositorium; 0,050 g. extr.opii) gegeven worden. ie °> vet moet vermeden worden; melkdiëet is noodig. Gastritische verschijnselen en die van nephritis i.legen lang te blijven bestaan en eischen de gewone behandeling. Twee, zeer dicht bij het slangengif staande vergiften zijn interessant genoeg om even besproken te worden, al is hun practisehe beteekenis gering, misschien zelfs nul. 8. RICINE-INTOXIKATIE. De zaden vandjarak (djarak djatra of dj. sapi) bevatten niet alleen ol. ncini (meer dan 50 "/0 Van het gewicht der gepelde zaden), doch tevens een eigenaardig, sterk werkend vergif, rieine, dat reeds lang bekend is en dat herhaaldelijk heeft aanleiding gegeven tot intoxikatie: door het eten der zaden, liet gebruiken van een emulsie, hieruit bereid, enz. In haar geheel ingeslikt, f ijn de boonen onschadelijk, daar de zaadhuid het in oplossing overgaan van liet rieine tegengaat. Het rieine doet zich, zoo zuiver mogelijk bereid, als een glasachtige broze massa voor; het zwelt op in water tot een opalescente massa; een oplossing van 1 : 100000 is nog duidelijk troebel. Rieine is volgens de onderzoekingen van Osborxk. Mknoei, & Harris (1905) een albuinine (V liet werd ontdekt in 1890. I>< werking van het rieine is zeer eigenaardig en speciaal bestudeerd bij het dier en bij subcutane applicatie, waarbij zij veel grooter is dan K 'nnk l,er os> omdat liPt in het maagdarmkanaal ontleed en bovendien moeilijk geresorbeerd wordt. Het rieine werkt op zoo goed als alle soorten van cellen van liet organisme m. doch het sterkst op de roode bloedlichaampjes, welke op een eigenaardige wijze tot een roode massa agglutineeren. In vitro ziet men dit, '• \- bij caviaebloed, nog door een verdunning van 1 : (500000; in plasma en serum geeft het een vlokkig praecipitaat, In het levende dier blijkt van deze werking (capillaire thrombose) echter zoo goed als niets. Mikroskopisch vindt men eigenaardige afwijkingen in lever en nieren (nekrose). Cl Kobeht, 1. c., li, ïii. 1249. Per s gebruikt werkt het hij «len mensch locaal en verwekt een hevige gastro-en ten tis. Het ricine is teer Kittig; e™ (E„r.) ,avia wordt gedood door mbeutam ui/ertie van 0.000001 g.; voor honden is de lethal, dosi» „„de, dezelfde omstandigheden 0,00003 g. per KG. dier. Ingenomen is de giftige werking, zooals reeds gezegd werd veel geringer; 0,030 g. ricine geeft bij den mensch reeds een ernstige intoxien L() djarakzaden gelden als lethale dosis Meerdere gevallen zijn echter beschreven, dat 3 (enkele) den dood \ eroorzaakten, doch ook waarin hij uitbleef na het eten van 50 stuks De ïndividueele gevoeligheid is ook blijkbaar hier van grooten invloe,l. Lit de lessen over algemeene pathologie is bekend, dat men dieren anmmumseeren tegen ricine, zoodat zij enorme doses verdragen iEhrlich, lWlj. Het bloed bevat echter slechts voor enkele dagen een anti-toxine (otepanoff, 189o). I)e verschijnselen treden in het algemeen laat op en bestaan in koliek met braken en diarrlw, symptomen, welke constant gezien worden zelfs waar een kleine dosis ricine gebruikt wordt. Een emulsie van 5 g. boonen deed een persoon 28 maal braken en 18 maal dun afgaan (Mialhe) : een emulsie \an 1 g. gat reeds aanleiding tot braken en diarrhee ('). Het fiin kauwen der boonen kan na eenige minuten gevolgd worden door een branderig gevoel in mond en keel. In ernstige gevallen treedt bovendien collaps met hypothemne en ohgurie op. De ontlasting is rijstocaterachtig, soms bloederig. Er kunnen tenesmi bestaan en de lichaamstemperatuur kan verhoogd zijn. Naast de constante verschijnselen komen niet constante voor: hoofdpijn, duizeligheid, krampen (kuiten!), contracturen; zelfs werd nek rosé van een been gezien, zoodat amputatie noodig was. De dood treedt soms peracuut, doch gewoonlijk acuut, met 3—5 en ook wel pas na ft—8 «lagen, op. In niet-doodelijke gevallen verdwijnen alle verschijnselen in den looi. van een week. ' 1 Een flinke, krachtige vrouw van 36 jaar at 's middags om 4 uur als purgeermiddel 1° pPaen hlanf een zwarte vlek met een paar indruksels. Over de minst bolle zijde loopt in de lengterichting een rerheren streep. De zaden van djarak t.jina (jatropha curcas) 4jn langwerpig ovaal, aan beide zijden gewelfd, doch aan de eene zijde wat sterker dan aan de andere; van een der uiteinden gezien zijn zjj vaak flauw vierkant: de lengte bedraagt 10—L-i m.M., de breedb6—7 m.M. Zij zijn dof en niet gemurmeld: aan een der uiteinden zit een wratje. De kleur is verschillend, al naar gelang de zaadhuid geheel gaaf of min of meer afgesleten is en wel steenrood tot geel tot zwartachtig of wel Itoul. geclekt. De mikroskopische bouw is eveneens voor «leze zaden kenmerkend. De herkenning aan (ie lijktafel geschiedt natuurlijk eveneens door het aantoonen van resten of schillen van djarakpitten in den inhoud van de maag of van den darm. (') Schneideh, 1. c., bl. 1-22. Hjj zegt. dat het extract bereid werd uit de pitten van jatropha curcas (djarak tjina, dj. pagar of dj. l;oestn), doch vermoedelijk zijn de zaden van ricinus communis (djarak djauxt of clj. sapi) bedoeld. In de litteratuur zijn toch geen gevallen te vinden van doodelijke intoxikatie door het nuttigen van enkele jatropha-zaden, wel echter door het eten van enkele ricinuszaden (*); talrijke gevallen zijn beschreven, waarin zelfs vele jatropha-zaden niet den dood veroorzaakten ("). Daarom betwijfelen wij de juistheid van Schneider's opgaaf, omdat hij t. a. p. een Europeesche dame laat sterven onder cholera-aehtige verschijnselen, door het nuttige van „eenige" djarakpitten; naar alle waarschijnlijkheid waren dit derhalve ricinus- en geen jatropliazaden. Een hoogst ernstige intoxikatie. bij een man van 28 jaar, door liet eten van één enkel ricinus-zaad beschreef Gullen (Brit. med.'Journ.. 1905. i, bl. 988). Jatropliazaden (zwarte braaknoten) bevatten een drastisch werkende, vette olie Iol. infernale) en een giftig toxalbumine (curcine), welke een gelijke, doch minder krachtige, werking hebben als ol. crotonis en ricine. Gkeshoff, 1. c., noemt het gebruik van djarakzaden tot vergiftiging onder n". 177. i'i Kobeht. i. c.. ii, tii. tuo, Lyon, i. c., lil. 510 ril Taylok, 1. c., i, lil. :{4t». (") Ibidem, bl. 550, resji. lil. 510 en bl. Ï4S. nergltlaL^" ~ *cb n"'l i"s™a°d™ » bloedrijk; vooral vallen de h e n , ,le /"""■* en,Van den dnnntn met talrijke Woed/w en h erin son s o,» Oiaemonhagiselie yastro-enteriti#); het s/yWto laat lappen /os' Soms is all^n de dunne darm de zetel der afwijkingen. De behandeling geschiedt als volgt: Bij ïntoxikaties, welke pas eenige uren bestaan, .spoelt men de mm,,, K,,,'n diarakpitten meer voor den «lag komen en geeft een laxans >m de zaden mt het lichaam te verwijderen. Daarna geeft men een of ande, „roM,,;,,,, vnor ^ «J£ tegen geen contra-mdicatie bestaat, tevens opium, derhalve b.v. de bekende dilatatio saleb of mucdago gummi arabici e. tinct. opii crocata. Collaps wordt op de gewone wijze bestreden. 9. ABRINE-INTOXIKATIE. In de> bidja (zaden van mg„ ton,ten,, of m,j„ kenderi) zit een op gelijkende zeer giftige stof, abrine genoemd. Het inslikken van «le erwten, zonder ze fijn te kauwen, is ongevaarlijk ! , /1J ),'t'ü ;llkke sdul h«bben; gepeld of fijngekauwd is het anders' ofschoon het abnne, evenals het ricine, niet zeer sterk werkt, wanneer het per os genomen wordt (ongeveer 1«X» X zwakker dan bij subcutane injectie) v i/e Ttl""' Vln t men da" °0k maar 1 «eval van intoxikatie op deze vXLwwol" "aarbij Was het Zaa" ^ ® geval zal later , 'V'nne geIiJkt zeer veel °1> ridne' °ok in zijn werking, welke echter heviger is en verschilt er slechts van in ondergeschikte punten Verwarmd tut *>o verliest het zijn giftige eigenschappen, zoo ook bij' der'alkS. tmCtpÓU' ëoudtrichloride en de hypochloriden In \ oor-lndië worden de gepelde en gekneusde zaden met water tot een papje geroerd en hiervan door kneden en drogen harde pennet es gemaakt, deze of doen, met het moes der zaden bestreken, worden in de l uid van vee en mensch gestoken. De dood volgt binnen hoogstens enkele i Ugen, het geringste spoor abrine is hiertoe voldoende. Op de plaats van enting vindt men een sero-haemorrhagische ontsteking; maag en darm zijn c\eneens «Ie zetel van een haemorrhagische ontsteking; bloedingen vindt men verder in de longen en in ,1e miltf?). g Vin,1t alleen'/iiner|!(m9 lT ^ °* geHjk aan die van djarakpitten; alleen zijn ,1e teekenen van ontsteking gewoonlijk nog heviger Hu deze stof ,s, in verband met het bovenstaande, uit een gerechtelijk geneeskundig oogpunt ook de werking na subcutane enfin,, van belang. ' Op de plaats van injectie geeft abrine — in tegenstelling niet ruïne een sereus-haemorrhugmhe ontsteking, uitloopende o]> nek rosé en gevolgd door het uitvallen der haren in de omgeving. Bij groote dosis ontstaan bovendien hevige gastro-enter itis en subsereitse bloedingen, terwijl de hartspiercellen hydropisch degeneree ren. Het is gelukt dieren tegen dit toxalbumine te immuniseeren; hun serum is te gebruiken als sero diagnosticum. <)\ei de dosis fethalis per us zijn voor den mensch geen opgaven in de litteratuur te vinden, evenmin voor die bij percutane enting. Hier zal men derhalve alleen in concreto over liet geval kunnen oordeelen en het moeten beoordeelen. zooals dat vroeger werd aangegeven (bl. 17i». sub ö en bl. 185, sub 3). De verschijnselen bij inwendig gebruik en die bij percutane enting blijken uit de volgende gevallen. Ken leeruur in de natuurkennis kreeg van een leerling een puur vruchtjes, waarvan hij er 's morgens een pelde en de helft fijn kauwde (+ 0.040 g.); h{j spuwde het van wege den leelyken bitterzoeten smaak uit. Ofschoon h(j hoogstens 1 mg. abrine had binnengekiegen, weid hjj een uur later onpasselijk, braakte en hud dunne ontlasting. Braken en diarrhee namen in de volgende uren sterk in intensiteit toe; in (5 uur braakte lijj 20 maal en ging lijj 20 keer af, de laatste malen slechts water en slijm. De man was zeer verzwakt, zoodat hij niet meer kon staan; z\jn huid was niet klam zweet bedekt, 's Avonds was hjj sterk gecollabeerd met misselijkheid, kolieken en tenesmi art alvum. De tong was beslagen en trilde lijj het uitsteken; de handen beefden; de pols was klein en frequent. Door een doelmatige therapie (ijspillen en opium) werd de toestand 's nachts beter, doch de polsversnelling en de hartzwakte bestonden nog ö dagen ('). Lyon (*) vermeldt de volgende gevallen van vergiftiging door percutane enting: In 18<1 werden in Bengalen vier mannen in hun zijde gewond door dergelijke doeri; een genas na uitsnijding van de verwonde plaats, twee stierven door de abrinewerking en de vierde stierf aan tetanus. In 18<8 voelde een man te Raivalpiutli tegen den morgen in zijn slaap een paar slagen in den nek en zag iemand wegloopen; zijn moeder vond een paar doeri in zjjn bed. 's Middags voelde hjj pijn in den nek en zag zijn moeder daar een paar kleine prikken; uit een er van trok zij een stukje rtoeri. Den volgenden morgen constateerde een medicus rechts in den nek een paar prikken; de man was koortsig en kon moeilijk slikken. De zwelling en roodheid namen toe en erysipelas trad op. Hij stierf precies :! dagen na de verwonding. Bij de sectie was de nek sterk gezwollen, welke zwelling zich rechts tot op de boist uitstrekte; de kleur was 1 ivide. Bjj insnijding bleek een sereus-haemorrhagische ontsteking te bestaan, zich uitbreidende tot aan de bovenste borstapertuur, met een versche sero-fibrineuse pleuritis aan de longtop. Aan de gevonden doeri kon men mikroskopisch moes van sagazaden aantoonen. (') Kobert, 1. u., 11, bl. 705. (2) Lyon, 1. c., bl. 528, case C0L1V, Zi LTlen'L V8n een ,nen8Ch °P dezelfde '.iwn, lever. „,il. " «7^^ l™^Zv,£ !""T" '" ™» v,„ vertoonde enkele bloedingen. ' «van de maag was hyperaemisch en bekeïï" "" ™3 "" 18"J '* ee" «"»■ ™» "neiging ta, P„„Jab z rof **—*w— «.■savs rrsjTn^T. rfde "« r:sr3r;trrrb«~--~ - «•«, ieZ:r^s,T -•- * au van StSLïï^.'•-«•* »p Uezelfde ^ B. Intoxikaties, welke niet op de lijktafel te herkennen zijn. Na in het voorafgaande de voor Indië gewichtige intoxikaties besproken te hebben, waarbij als regel duidelijke en kenmerkende veranderingen in het lijk te vinden zijn. zijn thans die gevallen aan de beurt, waarbij dit nooit het geval is. Dit zijn in het algemeen de intoxikaties met alkaloïde» en gltjkosieden. 1 och heeft het negatieve resultaat van de sectie practische beteekenis, speciaal waai' zij plaats greep vóórdat de rotting optrad, daar men er 1" een tastbare natuurlijke doodsoorzaak en 2° met hooge waarschijnlijkheid intoxikatie met een der tot nog toe besproken vergiften door uitsluit [niet zeker, daar b.v., As3Os kan dooilen zonder zichtbare verschijnselen in het lijk achter te laten (cerebrospinale vorm)]. "Voor de herkenning van deze gevallen is derhalve een nader onderzoek altijd noodig (iirine, maag-, darminhoud; lijkdeelen). Bij een negatief ïesultaat mag men geen intoxikatie aannemen met de stof, waarop de waargenomen verschijnselen schenen te wijzen; dit principe werd reeds op bl. 148 gehuldigd (>). Dat intoxikatie met alkaloïden (en glykosieden) in Indië herhaaldelijk voorkomt, wordt verteld; in werkelijkheid is dit echter niet gebleken (zie noot 1 op bl. 226). Slechts enkele gevallen zijn beschreven, doch over het algemeen niet voldoende nauwkeurig om er veel aan te hebben. In het volgende zullen wij dan ook slechts enkele, uit Europa en van elders goed bekende en voor Indië gewichtige vergiften van deze groep bespreken, n.1. strychnine, skopolamine, morpliine en pikrotuxine. 1. STRYCHNINE-INTOXIKATIE. Strychnine komt voor in de ipoeh akar of tjetek, een klimplant, waaruit het beruchte pijlvergif oepas radja (oepas tjetek) bereid werd en misschien nog bereid wordt. Ook in de obat leyen (dendang) komt strychnine als werkend bestanddeel voor (121/.,—31 °/0). (') In verband met de noot op lil. 171 wijzen wjj er hier op, dat Richter (1. c., bl. 104) zich, voor intoxikatie met alkaloïden, eveneens op dit standpunt plaatst. volgens Schnkider C) worden afkooksels van strychnine-bevattenr]»> planten, speciaal in Je Molnkken, gebruikt tot vergiftiging r> niet mee" I S tegemvoorlli« «* al9 **~*m ih,ulmg, doch poile dit ,1,1 , ls' 15 em ,l»"lierb™in tot zwart, korrelig gingge^ktUniHf "" "°C" «* « vergifti- moorSraikt™nü1» «»""• »'«"™ "<* al eens tot zelf. bitteren smaak' n ZS **"" 'loor hun *»<»•" gevallen bet# i -- ' ' duidelijk bitter), ofschoon meerdere oLt V»I G.e"'OODl«k "et ,Ian in pillen of. bii ziekte, in r;: rriwven; *obat ^ """ slechts „„vol- «M. ' bet melksap van *, p«ll0e„ ljepm '" nietfteï™' '' Vel»i'"W«n»«nGK»H„„tohieromtr.M zz «is i r ca sujuimne, doch geen brucine, bevatten ("j slecht" te Tarnne. heeraCh<,n: •» *» •* behooren, „."SP* onschuldige medic^l, bita 2 eTS 'W" """"" nn l X';,=»z > nelc,t "it nog), dit is onjuist gebleken. "et?e~h„r -liuretk-—>«""» « worden al, tomen ook *p et bS,t7eih„,vTi T ^™° °P J"" ""-K"—. beschreef okovemav ( , die ove w °°, "00t 2 "1J bl' 881)' H,,n kenmerken ,1, Rümke Nedeii Art. , ? * ™ den,lan«kevftl'« mededeelingen deed. nuMKt, JNederl. Tijdschi. v. Geneesk., 1902, I, bl. 809. o Bernelot Moens i„ Natuurk. Tydschr. v. n. I., dl. XXVIII ,1865) bl 237 (1897,, bl. 2" idem' dL XX,X ^ W- »■ ^'e Mededelingen 'sLandsplantentuin, XVIII O Lyon, I. c., bl. 589. «koneman in OvtKi"k.' Tijdscd'r! v. K I^u/" ','i',»J''-,l'-XXIX(W«, bl.aa. (18Ö0), bl. 250. AI (1S81'' bl- b,9> dl- XXII (1S82), bl. 197 en dl. XXVI Zij dragen in liet algemeen den naam van ipoeh kajoe wanneer zij uit het melksap (ijftuh ipoeh) van den poehoen oepas (bl. 112) bereid worden en van ipoeh akar, wanneer dit geschiedt door afkoken van giftige wortels (lianen; Strychnos-soorten): in beide ge\allen worden er nog allerlei andere ingrediënten onder gemengd. Men spreekt ook van oepux antjar, dat antiarine bevat en van oepas radja (oepas tjetek), dat strychnine bevat en soms ook brucine, al naar gelang van de gebruikte Strychnossoorten; er komen ook Dajaksche pijlvergiften voor. welke niet alleen antiarine, doch ook strychnine (en brucine) bevatten ('). In de Ind. Vergiftrapporten vermeldt Gheshofk onder n". 148 het gebruik van oepas antjar tot vergiftiging (op Banka. waar de poehoen ipoeh nog vrjj veel wordt aangetroffen). Het eeist werd de werking van het oepas antjar en van het oepas radja onderzoi lit dooi Maoendie Delille. die niet van Java afkomstige praeparaten experimenteerden en in 1809 o. a. m. van de volgende waarnemingen te Parijs mededeeling deden. De alkaloïden werden eerst later ontdekt : in 1818 het strychnine door Peli.etier & Caventou, in 1839 het antiarine door Gehrit Jan Mulder te Utrecht. Oepas antjar. Een splinter met ongeveer 0,030 g. van dit vergif, gestoken in de huid van een hond of kat, verwekt de eerste 8—10 minuten geen verschijnselen. Daarna braakt het dier een paar maal en heeft soms eenige malen ontlasting: het dier is onrustig en gaat nu hier, dan daar zitten of liggen: met 5—0 minuten braakt het opnieuw. De ademhaling geschiedt hoorbaar, terwijl af en toe singultus optreedt: de spieren van buik en thorax geraken in krampachtige contractie, gallig schuim omgeeft den bek. Plotseling schreeuwt het dier meerdere keeren, de kop wordt omgedraaid en het dier valt op zijde met stjjve pooten, welke heen en weer bewogen worden: de spieren van het gelaat trekken zich onregelmatig samen, het dier maakt bokkesprongen en stoot soms overal tegen aan: de ademhaling geschiedt met schokken en reutelend sterft het (*). (') Mededeelingen uit 's Landsplantentuin, LH (1902), bl. 1. (*) Orfila, 1. c., II, bl. 350, expérience 1"'. Wij vonden een mededeeling. over de verwonding van 7 man met boogptflen met oepas antjar door bewoners van het eiland Siberoet op 13 April 1859 en waargenomen door den off. v. gez. der marine Vernhout (*). Een luitenant t. z. stierf reeds spoedig na de verwondingen (inwendige verbloeding?); 2 Javaansche matrozen stierven met een half uur zonder eigenlijke agonie, na lichte bevingen vertoond te hebben en als geheel verlamd geweest te zijn. De 4 andere waren benauwd op de borst, zeer apathisch en vertoonden tijdens het transport naar boord huiveringen en een gevoel van koude, terwijl de huid heet en droog en de pols onderdrukt en traag was; onder diaphorese trad met eenige uren reeds verbetering op. Een van hen, met een voetwond, kreeg een acute lymphadenitis inguinalis, een ander, met een wond aan den arm, een in den oksel; misschien bevatte het oepas antjar ook zg. „levende vergiften", want Sumatra is het land, waar juist aan de werking der uit cadavers verkregen vochten een zeer groote waarde wordt toegekend, zoodat zij boven warangan, toeba e. d. gesteld worden. Van Leent (") deelde indertijd over de werking der pijlvergiften mede dat, volgens de ervaring in den krijg >»et de Dajakkers opgedaan (1859 en 1801), b(j een eenigszins spoedig ingestelde, lichte behandeling (kruissnede, kop, ammonia) verwonding door blaaspijltjes volstrekt geen ernstige gevolgen behoeft te hebben: hoofdzaak is, dat het Pijltje snel uit de wond verwijderd wordt. De verwondingen, bij onze soldaten waargenomen, leidden nooit tot den dood, zelfs niet tot ernstige verschijnselen. De getroffenen klaagden slechts over een toom, slaperig gevoel en werden spoedig duizelig. ("1 Verhandeling™ Kon. Akad. v. Wetensch. Ie serie, dl. XI (lSlilt, lil. ±ïi. O Geneeskundig Tijdschrift voor de Zeemagt, II (18U4). bl. 341. Ocpan radja (tientr). Wanneer dezelfde proef genomen wordt met een splinter met oepas tieuté dan ziet nen, dat na 2-.-i minuten liet dier onlekker begint te worden en tracht weg te kruipen LL™ " , g g n,eer »estrekt wor<'t en de ademhaling versneld is De/e kiampaanva! houdt plotseling op en de ademhaling wordt dan weer kahne, doch na eenigen ty.1, hoogstens na een minuut, treedt een nieuwe aanval op- de stijve'en biieen „ i "°uten "estn"kt- de kop achterover gebogen (') Het .lier dat voorover dreigt te vallen, loopt snel op ,1e achterpooten v.foruif temiü een hevte krampaam al komt opzetten, waardoor het dier stokstijf overeind komt te stam duim rZ ?horaxenhhëteö ^ ^ '* ^ ^ ^ »»*» te beven en te breeuwen en onder verschrikkelijke krampen binnen 10-15 minuten bezweken 1904 buS-^n^r Fhiedrkic,i's B'a»er f. ger. Medicin u. Sanitatspolizei, " lthben liet echter niet bjj hem kunnen vinden)zou0,030g strychnine op deze wuze toegediend een volwassen man met zekerheid dooden. ° voor N. ^roVr''hTttï f" Suü8ücl,ot"a» *«» *<"<*««<« i« TUdschrif, , , | oi. overliet voltrekken van doodstraffen te Huerakmtu. Speciaal voor tactiele, optische en acustische prikkels is , bij het uitscheiden strychnine-honger (slapeloosheid, neiveuse zwakte enz.); Lawsoh (1898) zag dit laatste ook O. zwakte. Gegeven in tannine bevattende vloeistoffen (thee, koffie) wordt het ^zrztnl " ^ mengSd ~ een ha f uur The, ' ^ " het aI^meen e^ige minuten tot een half uui na het innemen van een toxische of lethale dosis ,1e ver- schijnselen beginnen op te treden. Ook hier weer zijn groote wisselingen mogelijk, \ ooral afhankelijk van den vullingstoestand van de maag en van raat /3 minuut en bij 0,500 g ■> UUr zien duren, voordat de eerste verschijnselen optraden; in andere ««vallen duurde het nog langer (zie noot 3 op bl. 355). Het verloop der geheele intoxikatie tot den «lood duurt gewoonlijk z " (>ó groote. «W bii «LJX. exl leH , , 7 mmUten VOlgen' ,i0Ch ZOn g°etl al* nooit tree.lt ,1e in die eevall'p ''°yant °.P geduren,ie ^n eersten krampaanval (*,. Ook in die ge\ allen waar genezing volgt, duurt ,1e periode der heftige krann. aanvallen zelden langer dan 2-3 uur; de genezing zelve pleegt snel tv \olgen en met gestoord te worden door complicaties. De intoxikatieverschijnselen zelve zijn de volgende. Het eerst openbaart Zrt gewoonlijk en gedunde eenige „„„„ten ee„ el va" (') Pflanz, 1. (•„ 1904, hl. 120. (s) Allakd, 1. c., bl. 258. s^ss£ss!s&«ssas bjlszfztsï ™ r tv1 * * -»->■ h U -»*llahd (I. 1)1, 26() en hii Pvi w/ -i,rhn ine-intoxikatie verloopt derladre af en toe allesbehalve klassiek. (') Lvon, l.c., bi. 001, case CCLXXVII. (2) Ibidem, bi. 592. <•'» Ekbeh, 1. c., VU, d). oe (i9iq), i,i. r-49 (4) Allabd, l.c., bl. 268. Een kind van 11 jaar, opgenomen in een ziekenhuis, nam van een anderen zieke de pillen weg welke per stuk 0,010g. strychninesulphaat bevatten; het nam er 3 van in later -ït !omstreeks 4 UU1- VolKens de andere verpleegden zou het ongeveer 1 minuut iets, dat vermoedelijk wel langer geduurd zal hebben — spasmus van de spieren zde beenen'van ,,en b,,ik en ™ VanDveerrIneeSheHer' S* T ha'f ^ het kind kwam> ze^ hieromtrent het volgende an verre meende ik met een epileptischen aanval van doen te hebben. Mijn vergissinu uuide niet lang. Zoodra ik toch naderbij gekomen was zag ik, dat er tonische kramp 1 n n r" Van ^ V°°rarm beSt0nd: ik ^ niets van flexi" ^n den me teter" ° " "ie "iet aan' m»nheer- maar maak me beter, maak De schokken in de pezen der extensoren waren frequent. Daarop volgde een alse- wasMietTinf8 ^ ,het Uchaani' waarl>U llet kind sterk achterover gebogen was het kind was als een plank zoo stijf, zoodat het aan één der extremiteiten opgetild kon worden. Vooral opisthotonus, doch ook pleurosthotonus, speciaal naar rechts opn!ri; rt~8enOInen- De kramP VerdWeen telk^ - minuten De pupil was tijdens de tetanische krampaanvallen wijd, daar tusschenin nauw De tong was vochtig, iets beslagen; gebraakt werd er niet, wel was het kini mi elüï. evenmin had het ontlasting. Er bestond een buitengewone gevoeligheid "w alle' prikkels, welke het geheele beeld beheerschte en daarnaast was het intellect volkomen intact, zoodat het arme kind de pijnlijkheid der krampen voelde. lederen keer dit ik het wilde naderen, schreeuwde het en verbood het niy' het aan te raken. half zes traden telkens dergelijke krampen op; misschien waren zü wat veelruime onUastfng! * ^ braakmiddel ee« P** maal gebraakt en kwam 1862°0].half Z6Ven ^ W6g" °m 7 UUr Stierf het tii,lens een krampaanval [Foucteau, veelheid'welt k'aSSieke g6Val P!aat»en w« het eigende, dat, ondanks de enorme hoeeelheid, welke ingenomen werd, veel langzamer en kalmer verliep Een meisje kwam 's nachts, omstreeks 1 uur, dronken thuis, ging naar bed doch 'ïeeg minuten later krampen; zjj schreeuwde van de pijn en braakte éénmaal een weinig; het braaksel rook naar alcohol. eenmaal een De vrouw, bij wie zij was komen overnachten, vertelde verder, dat zij blijkbaar erce PU" in de maag had gehad en met rukken haar hemd van het lyfhad willen scheuren s Morgens om 8 uur gevoelde zjj zich wat beter en werd zij aangekleed • toen kwamen echter de krampen weer terug. Om 10 uur had ,0 zich uit bed laten v^len en L oï den giond. De zenuwtrekkingen waren toen veel erger; de urine liep haar af- hetgrta-it Z>r LuP6r 7 rpillen Waren W(jd- De krampaanvallen kwamen den geheelen »'«"• T»' h zu weer b(, en vertelde, dat zy aan een apothekersbediende vergif gevraagd had die haar daarop een wit poeder in een glas wjjn had gegeven. * ' (') VlBERT, I.C., bl. 515. (*) Tardieu zegt in zijn conclusies, dat er in het geheel een 6—8-tal. misschien meer zyn waargenomen. ' ",1I5BLIuen meer, GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. • aan,'1' Tu ee" rÜtuig naar het ziekenlluis gebracht; onderweg scheen zij Vien r ' ? altlans Keen W00rd' z« zweette -er sterk, zoo Jat degeen, tegel! VkÏr ' 6r gf^f nat Van Wei'd B,j Mnkomst het ziekenhuis was z|j dood. 's avonds Vei ■ V0rder' dat Zi' alt«d t,oed gezond was geweest, dat zjj s avonds om 6 uur vrij rustig was en nog gemakkelijk kon spreken en, in het rutmg gezet, nog even een aanval van krampen had gekregen De geneesheer, die het meisje 's middags om 2 uur zag, verklaarde dat hij haar vond i^ende op den grond, onbewegelijk en zonder een woord te zeggen Hem werd trben 11 en 12 UUr thuiS — ^ko,„en, zeggende even het Lak!/ i l l n lngenomen- Eenige ogenblikken later braakte zij 'ha\ 'f hraakse! geleek op w„n. Daarna had zij niet meer gebraakt, noch ontlasting zeé onrus l^i woel!" * ^ *M ha<1 slechts ^maal geürineerd en was zinJw , 1U arm6D en beenen en kon noch in bed blijven liggen noch kon thuïbrengen.een P°eie'' get°0IKl' ^ am0rph POeder Zat' dat h« ™t 7» v?TnP ondervl'°®g ,le medicus de zieke zelve. Zij antwoordde juist op de vragen- of z7tfl,r, aP° metd6n bedi6nde wel 1L" w«n ^dronken te hebben; op de vraag of zu iets had ingenomen, gaf z(j geen antwoord. Z(j zeide in den vooravond met een jongmensch uit te zyn geweest en om 10 uur naar de apotheek te zijn gegaan loen de medicus haar liet gaan zitten, bemerkte hij trekkingen in de spieren van de armen en van het gelaat ; de oogen glinsterden, de blik was wat onrustig, doch dit antwoordde Z"",e\al de klampen zeer hevig mochten worden. Later vertelde de kostvrouw nog, dat zjj tweemaal van het witte poeder had ingenomen, eenmaal in de apotheek en nog een keer, nadat zü bij ham- gekomen was Venter r? MU ' kreeg krampen ('n braakte> doch had geen koliek noch diarrhee. vertelde zu nog, dat het meisje hevige pijn in de keel en achter het borstbeen Ïfct lon nmrïl m f beene,n en VOeten' Z). In 1862 nam een medicus te Berlijn experimenti causa 0,200 g. Javaanscli oepas Na h t Htte 02 % StryChnine' Z00dat h«' W g. strychnine binnenkreeg Ja het innemen van het oepas radja, dat zeer bitter en wat ziltig smaakte, gevoelde Ï'J; , Zeer W6l; Z,,n hoofdP«n overgegaan; alleen had hy een wat zwnr hoek Ir" maagstreek- King uit, doch gevoelde, toen, by het omgaan van een hoek de wind hem een stoot in den rug gaf, stijfheid in de wervelzuil; dit gebeurde n half uui nadat hu het oepas radja had ingenomen. Een uur later, toen hij een kop koffie wilde drinken, kreeg hij ineens een hevigen schok door het geheele lichaam gebogen wLeHii ortdTndr T"11' Van en beenen- het hoofd achterover de krlrn vnn.t H Zeëg6n' doch kon den niet openen. Spoedig ging de kiarnp voorby doch zy werd door andere gevolgd, welke spontaan of door een l2 prikkeling optraden Hij bleef geheel compos mentis. De aanvallen van kramp dècfen ■n ,P,,n' . a uu.„ i i... , f f 1 , ° 4JUB1 lag op sterven en vertoonde 'd n. tetanus; het bewustzijn was zeer beneveld. Enkele minuten later was h« een dood 0). irecctcn w «middags om 5 uur by een kennis thee gedronken en gebak Lf ? ,2 I gmg " naar h,us en werd onderweg plotseling onwel; hij viel neer werd opgebeurd en naar huis gebracht, waar hy omstreeks 8 uur overleed. ..er,,,,8,.®1'''"; .d'e gehaald 'vas' kwam ongeveer 1", uur nadat Oey Tjankee het Vh .plllet'es 0,'1,as nid-|a?J hil<1 'J'nnen gekregen en vond hem volkomen bij bew ustzijn, klagende over allerhevigste krampen in armen en beenen. pijn op de blaas en hevige benauwdheid. 111 1 JlaHS Hij spuwde voortdurend speeksel uit. Z\)n aangezicht was bleek en ontsteld • de emperatuur was normaal, de pols krachtig en frequent, de tong lichtblauw Hu had reeds veel klapperwater gedronken en flink gebraakt; dezelfde therapie en kriebelen in de keel werden toegepast. werfL»reeg een T?' r °pisthotonus en was f-'eheel <»ok emprosthotonus werd waargenomen; het geheele bed schudde; de lijder brulde van de pjjn. De aan- allen duurden ongeveer een minuut en in den tusschent(jd waren de spieren slap „ =■ - * * - -JïJTssïïjrJSS?-1' "tr>'"hnln' -bi« herkennen zijn. De eerste groep is natuurlijk de belangrijkste; men rekent er toe: tetanus, lyssa, epilepsie, eklainpsia infantilis, malaria tetanica ('j en hysterie. Tot de tweede groep rekent men: chronische induratieve nephritis (acute uraemie), cerebro-spinale meningitis en intracranieele bloedingen. In ons oog is het niet noodig al deze ziekten, welke theoretisch tot moeilijkheden aanleiding kunnen geven en zulks slechts hoogst zelden en dan nog onder zeer bijzondere omstandigheden in de practijk doen, aan een nadere bespreking te onderwerpen. Het komt ons voldoende voor een kort overzicht te geven van die punten, waarin tetanus, voor ons de eenige ziekte, welke practisch tot een foutieve diagnose aanleiding kan geven, zich van de strychnine-intoxikatie pleegt te onderscheiden. Ook v. Boeck neemt dit standpunt in i-). Ofschoon ook bij lyssa verhoogde reflexprikkelbaarheid en aanvallen van tonische krampen voorkomen, achten wij het niet noodig ook op de differentiale diagnostiek met deze ziekte in te gaan (3). Daarvoor verschilt haar geheele beeld te veel van dat eener strychnine-intoxikatie; meer in het bijzonder zijn tonische slikkrampen, welke bij lyssa op den voorgrond treden en tot hydrophobie leiden, bij strychnine-intoxikatie uiterst zeldzaam [in de wereldlitteratuur zijn slechts 2 gevallen van lichte slikkrampen te vinden, welke niet op één lijn te stellen waren met die bij lyssa (4)]. Eenig gevaar bestaat er inderdaad voor verwisseling van tetanus en strychnine-intoxikatie, daar de laatste niet altijd een klassiek verloop neemt en de eerste plotseling kan optreden, zeer snel kan dooden, afebriel kan (') Geneesk. rjjdschr. v. N. L, dl. XLI (1001), bl. 784; de hyperthermie maakte de diagnose gemakkelijk. (2) Ziemssen's Handb. d. spec. Path. u. Ther., dl. XV (1876), bl. 474. (•') Met lyssa kan men, zonder dat een bijt wond bestaat, te maken hebben, daar liet speeksel reeds zes dagen vóór het uitbreken der dolheid infectieus is. Iemand kan derhalve ongemerkt geïnfecteerd worden [likken op huidwondjes, op intacte slijmvliezen (*)] en, doordat de hond wegkruipt of dwaalzucht krijgt en niet tot onderzoek komt, behoeft het niet op te vallen, dat de zieke met een dollen hond in aanraking is geweest. De diagnose van lyssa kan met zekerheid gesteld worden, wanneer intra-cranieele enting van een stukje van het centrale zenuwstelsel b\j een konijn dolheid verwekt (**), of het mikroskopisch onderzoek hierin de aanwezigheid van NEöHi'sche lichaampjes aantoont. Dit alles behoort te geschieden in het Instituut Pasteur te Weltevreden; de toezending van het steriel uitgesneden stukje centrale zenuwstelsel (liefst de oblongata), ontleend aan liet versche lijk, geschiede in glycerine, die van de achterste helft van een hemispheer (liefst den uitgepraepareerden hippocampus) in spiritus dilutus. Wanneer men aan de mogelijkheid denkt van met lyssa te maken te hebben in de grootste ivorzirhtigheid noodig: men rake liet lijk niet met de hand-n aan, doch gébrnike voor alle manipulaties haken, pincetten e. d. (4) Allard, 1. c., bl. 271. ('i Geneesk. T(jdsch. v. N. I., dl. XLVI (190HI, hl. XXXVIII. (**) A. Paltaüf, Vierteljahrs. f. ger. Mirt.. N. F., dl. LI (1889), bl. :112. loopen en men a priori tetanus nooit met zekerheid kan uitsluiten (i). Een r h°e eigenaardig tetam,S kan ^Hoepen, «at op „en rand van z^nb dZ iie een'ZZ™ h ^ Martinlère «"»» te «lit geschied was, ging de geneesheer wPi , 1 T V°et Verbindenboordd hy een schreeuw. Teruggekeerd op z'in srhrei IT de kamer uit»aande. tonus, op zijn hoofd en hielen steunende hii vi ' ,zag h« denj°ngenin opistho- en onmiddellijk d.wna S d" S7„ ^ ^ ^ toe' hel **— >«»'» tetant' mm !" dit "iet strineent bcwz™ * 'lat de jonsen aan aan s^hnine.intoxikatie stierf, zoo moet het toch in ieder een geval SLTvan fem'' TT E" "" te "1Wr Ja1"'in ',f ,\t /- ^ Het is dein ook zoer bPöriinpliik' Haf * 'LA,Rn ) en Pflanz (6) altijd het aantoonen van tetanusbacillen 'resn W^metTcLtl fe«tie met verschijnselen afhankelijk zijn van etm s V ^ mo»el«kheid. dat de vs. ™" "m- "e ' i Ja\o.N, i. c., bl, 592, case CCLXXVI1I (:l) Allard. 1. c., bl. 286. (*) Ibidem, bl. 288. bacillen of van strychnine natuurlijk''!! waar de dood door logisch onderzoek doet verrichten, 'is efn'^ven^sÏdinJ10/^'8?' themisch en >'hysi°intoxikatie) zoo goed als buitengesloten. reling (\.in tetanus en strychnine- (*) Carbone & Perrero eil v lEvnrw ,lt»n, . . bewees, dat katarrlie» van ,1e lurhtwej^n inval m enTnfïn ! (m"Keliikl.eid aan; Thalmann (1900) Idiopathische (rheumatische) tetanus ontstaat op de/e wiize ld iTT) te{atn.U8,»lill«'" »< ). Hij kan ook ongemerkt beginnen en geringe verschijnselen geven tot op eens, door een of anderen prikkel, een aanval van opisthotonus optreedt I'2). De verschillen zijn in klassieke gevallen de volgende: Tetanus. Strychnine-intoxikatie. 1. de prodromi gaan dagen lang 1. zij doen dit slechts gedurende % 00raf- eenige minuten. 2. de tonische contractie der spieren 2. zij doet dit plotseling, met een ontwikkelt zich geleidelijk, in aanval; zij gaat min of meer \ ei loop van uren tot dagen; zij is .snel voorbij en keert weer terug, blijvend, duurt tot den dood en ver- zooda t duidelijk intermissiën toont hoogstens remissiPn, door- voorkomen. dat zij tijdelijk sterker kan zijn (plotselingoptredend. minuten durend, meerdere malen in het uur). 3. zij begint met nekstijfheid en 3. trismus en nekstijfheid ontbreken tiismus, welke blijven bestaan, vaak en openen ten minste niet doch ge\olgd worden door het den tonischen krampaanval; in geleidelijk, groepsgewijze, ver- de intervallen zijn zij. aanvankestijven der overige spieren van lijk althans, gewoonlijk afwezig, romp en extremiteiten. 4. verhoogde reflexprikkelbaarheid 4. zij bestaat dadelijk en is duideontbreekt of ontwikkelt zich lijk aanwezig in de intervallen, eerst laat, na dagen (sul) finem vitae; leidt tot klonische krampen). 5. he^ geheele verloop duurt dagen. 5. het duurt uren (zeer zelden zeer zelden korter dan 24 uur(8). langer dan 24 uur). 0. verhoogde lichaamstemperatuur H. deze ontbreekt, of treedt slechts is regel en vooral sterk, kort vóór in lichten graad, tegen het einde en na den dood. van ieveni 0p_ 1. vaak werd de lijder H—10 dagen voor zijn ziekte door een doeri o. d. verwond. Tetanus kan men, zonder bacteriologisch onderzoek, bij versche lijken en levende personen aantoonen door, op steriele wijze verzameld, bloed (bij liet'lijk: hartebloedHJ den levende: punctie van een vena) te laten coaguleeren (<) en van het serum bij ll) Eichhokst, Handb. d. sper. Path. u. Ther., IV (1887), bl. 488. heilk°,° 19016 bTm ne0natonim kan 700 verloopen (Seitz- Kurzgef. Lehrb. d. Kinder- n8Vai?,°SE in: Billboth 1111,1 v- p'T"a. Handb. d. Chir, I. 2 (1870), bl. 13 O Op -()_ lethale gevallen, verzameld door Poland, trad de dood slechts 1-maal °P v'wUlU ; u gevallen duurden 1-2 dagen en de rest nog langer (Rose, 1. c., bl. 91) () Zelfs asphyxiebloed coaguleert aan de lucht (dl. I. bl. 70). Het liefst omseeft " «-», »«. ■»« tl- « om *» l,,t méflS 1 astei r &ch pipetje af te zuigen en in te spuiten. muizen 1 l cM '. of hij caviae 10 cM=. subcutaan in te spuiten; 18 dagen blijft het serum op Us bewaard, zijn toxische eigenschappen behouden (Buschke & Oergel, 1893) Ook het bloed als zoodanig kan men gebruiken [1,5-3 cM». voor muizen (>)], hetgeen een spoedige diagnose ten goede komt, doch beschikt men niet over de noodige dieren dan moet menden eerstgenoemden weg inslaan, c.q. het bloed naar het Geneeskundig Laboratorium te 11 dk-,-reden doen opzenden. Bloed, op ijs bewaard, blijft 7 dagen goed (Kartclis 1892) klagen de dieren binnen 24 uur tetanus en bestonden er geen duidelijke'afwijkingen in de nieren, resp. lijdt de persoon niet aan een chronische ntphritis [waarbij liet bloed eveneens bü witte muizen tetaniseerend werkt; Immehwahr (1891)1 dan bewust de tetanus de aanwezigheid in het bloed van tetano-toxine (c.q. van tetanus' bacillen). Is het resultaat negatief dan heeft men niet met tetanus van doen (>). Het bacterioskopisch aantoonen van bacillen met eindstandige sporen in het secreet of in het uitkrabsel, van de wond, waarvan men veronderstelt, dat de infectie uitging' is reeds een vry zeker bewijs voor tetanus. Tetanusbacillen worden niet ontkleurd door de (tram sche methode. Het strychnine verlaat als zoodanig liet lichaam, voor de helft langs de nieren en verder met het speeksel, de gal en de melk. De eliminatie begint reeds spoedig, zoodat men, bij toxische dosis, soms uit de urine reeds na 5 minuten strychnine kon afscheiden (3); zij is ook spoedig afgeloopen, vandaar dat, waar genezing volgt, deze snel intreedt (*); in 48 uur, hoogstens in 4—5 dagen, is alles geëlimineerd. De fixatie geschiedt vooral in de lever; zij bevat in dier-proeven, bij eenzelfde hoeveelheid, 8 X meer dan de nieren en 11 X meer dan de spieren • in het bloed vindt men zoo goed als niets (Roger, 1892). Aan de lijktafel zal men derhalve in verdachte gevallen de lever, de beide nieren en de urine op de gewone wijze bewaren. Hoe snel de resorptie en fixatie plaats grijpt volgt wel daaruit, dat, in een geval van zelfmoord met strychnine en pul V- opii comp., dat binnen het half uur met den dood eindigde, in de lever strychnine aangetoond kon worden, doch geen opium-alkaloïden (5). Strychnine verlaat het lichaam met het lijkvocht, zoodat men hier speciaal dit en alles wat er mede gedrenkt is (kist, aarde onder de kist of lijk) voor onderzoek moet bewaren; 1—2 K.G. aarde is voldoende. In zulke aarde is strychnine, zelfs bij aanwezigheid van tetano-toxine, door iemand, die met dergelijke onderzoekingen vertrouwd is (1)1. 149), chemisch, mikroskopisch en physiologisch eveneens aantoonbaar (Ipsen, 1895). Op den duur (') v. Mering, Lehrb. d. inn. Medizin (1908), bi. 121. ,, J?'F0CK?! Vierteljahrs- f" 8er- Medizin, 3e Folge, dl. XVII (1899,, supplement, j . . l)eze dieren zijn uiterst gevoelig voor tetano-toxine, dat in voldoende hoeveelheid in het bloed van den teranus-lijder circuleert om ze ziek te maken (met een incubatie !)• strychnine komt nooit in voldoende hoeveelheid in liet bloed voor om er dieren door subcutane injectie mede te kunnen vergeven. P) Kobeut, 1. c., TI, bl. 1158. Omgekeerd kan het aantoonen van strychnine in de urine mislukken: zie noot 2 op bl. Soi. C) De genezing geschiedt als regel snel en volledig, doch uitzonderingen hierop komen voor. \ ooral de nieren kunnen bij de eliminatie lijden. (5) Taylor, 1. c., I, bl. 463. kan in een voldoend poreuzen bodem liet strychnine geheel verdwijnen. De herkenning door chemisch onderzoek is gemakkelijk, daar de reacties op strychnine fijn zijn (0,001 mg. en vaak nog minder is aantoonbaar!), het dierexperiment zeer gevoelig is (in Europa zijn de winterkikkers gevoelig voor V30 mg-) ™ strychnine nog lange jaren (11) is terug te vinden. Ook door zijn eigenaardigen kristalvorm is strychnine mikroskopisch te herkennen. Daai de medicus forensis zijn conclusies moet baseeren op de resultaten van het nader onderzoek, is het noodig, dat hij niet alleen de resultaten ervan, doch ook de wijze, waarop het verricht werd, kritisch beoordeelt. Het is duidelijk, dat zijn kritiek op het scheikundig en kristallographisch onderzoek slechts een algemeene kan zijn, daar de medicus onvoldoende onderlegd is om de détails te mogen beoordeelen. Hij heeft slechts na te gaan of de scheikundige expert erop bedacht is geweest, dat verwisseling met ptomatinen mogelijk is (bl. 148) en of hij hierop'zijn methode van onderzoek heeft ingericht. Als eisch moet gesteld worden, dat de scheikundige het strychnine zuiver, d. i. ni kristallen ('), heeft afgescheiden en dat deze alle reacties vertoond hebben, eigen aan strychnine, doch bovendien, dat zij in het dierexperiment zich als het onderhavige alkaloïd hebben gedragen en er kristallographisch mede overeenkwamen. Alleen door deze eischen te stellen is het mogelijk vergissingen buiten te sluiten. Richter (°-> wijst er terecht op, dat de chemicus, door het over het hoofd zien van een vergif, veel minder onheil kan stichten, dan door het, op onjuiste gronden, quasi aantoonen. vooral wanneer het aangetoond zijn, zonder kritiek uit te oefenen, door den medicus wordt aangenomen. Dit strenge standpunt moet men innemen, omdat bij de ontbinding, resp. rotting, ptomatinen gevormd worden, welke de chemische reacties van strychnine kunnen doen mislukken (bl. 148; dit doen ook groote hoeveelheden morphine en chinine) en andere, welke met strychnine verwisseld kunnen worden, wanneer men alleen rekening houdt met de chemische of alleen met de physiologische eigenschappen. Door opzettelijk onderzoek beeft Kratter (1890) aangetoond, dat hiertoe de ptomatinen in voldoende hoeveelheid aanwezig kunnen zijn in de organen, of orgaangedeelten, welke bij de obductie voor nader onderzoek bewaard plegen te worden; het bovenstaande is derhalve niet alleen een theoretisch bezwaar. In 1909 kwam het in Düsseldorf 3-maal voor. dat liet extract van lijkdeelen stijclinine-reacties gaf. zonder dat er strychnine in zat i3). (') Strychnine is zóó gemakkelijk af te scheiden en kristalliseert zóó gemakkelijk mt dat Allakd (L bl. 814). Pflanz (1. c., 1904, hl. 378) en ook Richteb (1.bl. 165) er uitdiukkebjk op wijzen, dat in den tegenwoordigen tijd van den chemicus geeischt moet worden, dat liji het strychnine in gekristalliseerden staat heeft afgescheiden en verder onderzocht. (2) Richter, 1. c., bl. 165. (') Focke. Vierteljahrs. f. ger. Med., XXXVII (1909), bl. 28. chemtchlVw bek6nd' Welke in zuiveren staat gekristalliseerd) ! k h f ÏT1 01> Strychnine gelijken' doch de tetaniseerende eigenschap venvekkenerdo h (£ ^ miSS6n 0mgekeerd zulke- welke wel tetanus ' '' chemisch \an strychnine verschillen (Brieoer, 1885-1886) Bovendien vond Belohonbek (1893) in het aftreksel van kembang apijoen ee^ bittere extracfcerest, welke o.a. de meest bekende reactie op s^nine liikie 2van \ (?! Zelf,ie stof was reeds afgescheiden uit het vin hit fi , ! Vfn 4 maanden' dat als slaapmiddel een theelepeltje Aan het afkooksel gekregen had en stierf zonder krampen of trekkingen vertoond te hebban (•<). Daarom moet het chemisch onderzoek altijd gevolgd Wke ZkllZ t dlTPeriment' °°k in alle an'lere gevallen van'vermoedealkaIoid-mtoxikatie, omdat voor vele andere alkaloïden hetzelfde geldt (*). r chemisch onderzoek en het dierexperiment moeten elkaar aanvullen • slechts waar beide m demelfden zin uitrollen, hebben zij bewijskracht (bl. 151). Voor het dierexperiment gelden in de eerste plaats de algemeene 'Pmerkingen van bl. 149, doch bovendien de volgende. „ V m hPt fantoonen van strychnine moet men gebruiken den z g nflexhhker (.pad), d. i. een kikker, wiens medulla oblongata meerdere uren te voren gekliefd is, door hem met een mesje van 1 m.M. breedte een steek in den nek toe te brengen [Focke (5)]. Ofschoon (in Europa) jonge witte muizen (15 dagen oud) ook zeer curven'8 k17 ^'^7 (V°°r °>°012-0,U03 mg.) en men typische curven kan maken, door de tetanische contracties in hun staart te legistreeren, verdient de kikker de voorkeur, omdat hij, als koudbloedig dier, m tegenstelling met de muis, ongevoelig is voor subcutane injectie met tetaniseerende ptomatinen en tevens voor tetano-toxine, zoodat door , f 'l! ,Van d,en klkker aan den beschuldigde, c.q. zijn verdediger, de pas wordt afgesneden tot allerlei objecties (6). Het ruggemerg (de oblongata) moet gekliefd worden, omdat, zooals (') l)e bitterheid moet dan ook altijd vastgesteld worden. () \ ihchow's Jahresberiehte, 1893, i, bl. 499. (■') Schmidt's Jahrbücher, 1891. II, bl. 182; geval beschreven door Paul en als zoodanig in de litteiatuur aangehaald. (<) Er is slechts één ptomatine bekend, dat zoowel chemisch als nhvsioWwri, volkomen identisch is met een plantenalkalotd en wel met Zstorincdat t vele giftige paddestoelen (in Europa; hier?) voorkomt. Het overeenkomstige ptomatine is afgescheiden uit rotte stokvisch, rotte kabeljauw en uit slechte worst roor iMZ hilrZ^M09iaCh UjMwhn h ** **»'***> (=1 Focke, Vierteljahrs. f. ger. Med., dl. XXXVII (1909), bl. 28. flanz (1. c., 1901, noot op bl. 4(i7) toonde aan, dat het opdriippelen van de te ondeizoeken vloeistof op de afgeveegde huid [methode van Schmidt (1902) om het optreden van den z.g. spontanen tetanus te omgaan] lang niet zulk e^gevöelïe methode is als het subcutaan inspuiten ervan. gevoelige om ht inf' .®xPenment °? den kikker is desniettegenstaande alleen niet voldoende JIil i ' ^ 1116 stryrhnine te 11K«en besluiten, omdat er andere vergiften zijn f -e >\J t en kikker krampen verwekken door verhooging van de reflexprikkelbaarheid.' Falck (1874) en Schauenstein (1882) aantoonden, onder sommige omstandigheden, zooals door lang en op slechte wijze bewaren, de kikkers door gewone mechanische traumata, b.v. door de injectie als zoodanig, reeds in tetanus kunnen geraken (z.g. spontanen tetanus). Al is het waar, dat het beeld hiervan verschilt van dat van den strychnine-tetanus en dat het dier er snel aan bezwijkt, zoo is het, ook al weer om zich niet bloot te stellen aan objecties van den verdediger, gewenscht deze bron van fouten te elimineeren door het gebruik van den reflexkikker. Deze toch vertoont niet de minste reactie op tikken op de tafel, enz. dan wanneer hij met strychnine is ingespoten (>) Opmerking verdient het ten slotte, dat kikkers door zeer groote doses strychnine kunnen sterven zonder eenig spoor van krampen vertoond te hebben (v. Boeck, 1876); men mag derhalve niet te veel inspuiten en moet, met het oog op de individueele gevoeligheid, meerdere dieren (minstens 3) gebruiken. r>c therapie zal herhaaldelijk, door de groote afstanden eenerzijds en het snelle verloop der intoxikatie anderzijds, te laat komen. Zij moet in de eerste plaats beoogen het doen ophanden run de krampaantallen, omdat zij uitspoelen van de maag onmogelijk maken. Hiertoe geeft men groote giffen chloralhydraat fper os of als lavement) • men begint b.v. met 4 g. en geeft deze dosis eenige malen met korten tusschentijd, b.v. alle 10—15 minuten, totdat de aanvallen ophouden en de patiënt inslaapt. Chloralhydraat alleen is, wanneer de ingenomen hoeveelheid strychnine niet veel grooter is dan de lethale dosis, vaak voldoende om het leven te redden. Konijnen verdragen onder chloral een dosis strychnine welke o—6 X grooter is dan de lethale. In een zeer zwaar geval coupeert men de aanvallen sneller door chlorofurmnarkoae of nog beter (om de nawerking) door aether narkose. Wanneer men geen chloral, chloroform of aether bij de hand heeft kan men gioote, dronkenmakende giften alcohol of ook opium aanwenden. Is de persoon door chloral of aether ingeslapen, of op andere wijze tot nibt gein-acht. dan gaat men. c. q. onder het voortdurend doen inademen van aether (chloroform), over tot het uitspoelen van de maar, en onderhoudt daarna de narkose, door af en toe nog 1—2 g. chloralhydraat toe te dienen zoodat de aanvallen uitblijven. Als uitspoelvloeistof gebruike men liefst een tanmne-oplossing (thee!), waaraan 0,1 o/Q bicarbonas natricus is toegevoegd. Zijn braaknoten of een moeilijk oplosbaar praeparaat gebruikt dan dient men ten slotte een purgans toe. Bij zeei groote dosis strychnine treden verlammingsverschijnselen op alsof curare gebruikt was; in zulke gevallen is kunstmatige ademhaling aangewezen. Het spreekt van zelf, dat men den lijder isoleert en in het duister legt opdat iedere onnoodige prikkel zooveel mogelijk vermeden worde. (') Wel trekt hil reflectorisch zijn achterpoot op, wanneer men er, bij het opgeïangen dier, in knijpt. Hij vertoont echter geen verhoogde reflexprikkelbaarheid, zooals door strychnine optreedt. ' 2. SKOPOLAMINE-INTOXIKATIE. X('V°eboe,W heet vooral gebruikt te worden tot bedwelming, om gemakkelijk te maken ('); zij wordt echter ook wel tot vergiftiging ( zadtn. t. q. de bladeren, worden gedroogd en fijngestampt onder het eten gedaan of wel gebruikt om in thee of koffie afgetrokken te worden; deze laatste wijze van toediening heeft het voordeel, dat de bittere smaak wat gemaskeerd wordt. De rijpe zaden, van uit zich zelf opengesprongen vruchten, bevatten 1(5 % vette olie en 1,11% alkaloïd, terwijl door een kwartier aftrekken op een waterbad, met een 10-voudige hoeveelheid water, 0,065 o/0 alkaloïd in oplossing overgaat ft. Het giftige te mLeT^Tio!164!,0?2? T te d°°den ontbreekt> liepft men niet met vergiftiging ox> zchzelfnlY» t0eoeng om diefstal mogelyk te maken is veroorziken van 1 f f1" lStorft de persoon ei' echtel' aan, dan valt het onder het \ei ooi zaken \an den dood van iemand door schuld (noot 1 oi> bl. 175). <•) Mededeelingen uit 's bandsplantentuin, XXV (1898), bl. 152. () L)eze, nog niet elders gepubliceerde, onderzoekingen werden door Dr. W. G. Boorsma dLiïi denT» fT1 ï H." b6Ilaalde d°01' Wtreeren h6t aikaIoïl'f?ehalte en gebruikte poeder Ï" ! v ï™ 0''6 b« extl' belladonnae opgegeven. Luchtdroog blad- kronen en L ,r 1 =, g' dr°°g) b6Vatte 0'1O/" alkaloïd: luchtdroge bloemkionen en meeldraden, zooals op den pasar verkocht worden, 0,18 °/0 ,7,1 g versch - 1 g. di oog). Een onderzoek naar den aard der alkaloïden is, voor zoover wjj weten door hem nog niet geschied. ' Wü vermoeden, dat de werking van ketjoeboeng berust op een hoog gehalte aan dtl Znï T f ïet> fbrUik alS -"oovingsmiddel, waJrvan in on'e Indis. he" doch vooral in de Engelsch-Indische, litteratuur meerdere gevallen te vinden zijn ebegmpen is. Immers de werking op het centrale zenuwstelsel uit zich in de zooals' het eevï (™ dWI volk8mond> in depressie en niet in excitatie, atropine bevatle. Z0" " ind'en ketj'oeboenK in hoofdzaak hyoscyamine of 'ian ^ll^loM0? Td Van natUra alba iS' VOlgenS Hesse> 51 °/o van het totale gehalte .tan alkaloïd skopolamine; Quintus Bosz vond bü zaad uit Voor-l ndië 49 •/„ Hier- rtchtt^ dCnd "-Hr ™<"*ZOek — en Wel mdertVd de instructie v»n een geval in ketjoeboeng-zaad iït Sf 8e°,°rn alr°pin* z«" O, doch wü achten het waarschijnlijk, dat in dit geval het onderzoek niet voldoende scherp is geschied om i'i Smalt. Het Kechl in x. i.. dl. so (190.3), bl. 270. bestanddeel lost in het maagdarmkanaal uit de zaden op, zelfs indien zij niet van te voren fijn gemaakt of gekauwd zijn. Het verhaal, dat de rook van ketjoeboengzaden of -bladeren in de kamer geblazen wordt om slapende personen weerloos te maken, is niet zeer geloofwaardig, daar het skopolamine bij sublimeering ontleed wordt (Quintüs Bosz) ; of de ontledingsproducten narkotische eigenschappen hebben is vooralsnog onbekend. Volgens Vorderman C) zou vergiftiging gepleegd worden door het ingeven \an de excrementen van kevertjes (boeboek ketjoeboeng), gekweekt op ketjoeboeng-bladeren. Bensen (-') toonde aan, dat meerdere honderden kevertjes onder deze omstandigheden in (i maanden nog niet eens één skrupel (= 1,250 g.) excrementen leverden; hoeveel alkoloïd erin zat bepaalde hij niet. In werking gelijkt het skopolamine hyoscine of duboisine), dat isomeer is met kokaïne, in vele opzichten op atropine; het is echter minder giftig dan dit laatste alkaloïd en werkt anders op het centrale zenuwstelsel. Het hyoscyamine, dat stereo-isomeer is met atropine, werkt als dit, doch minder sterk. Van een locale werking is bij inwendig gebruik zoo goed als geen sprake; hoofdzaak is de algemeene werking. Deze uit zich in het algemeen door een verlammenden invloed op verschillende apparaten en organen, waardoor een vrij karakteristiek geheel ontstaat, waarvan het hoofdsymptoom is een zeer sterke depressie van de functie dei groote hersenen. Daarnaast staat parali/se van den in. spJiincter pitpillae, \an den tn. eiliciris en van de sccretoriselie zenuwen. De lethale dosis is niet bekend; doodelijke intoxikaties door skopclamine. per os genomen, zijn niet beschreven (:i): het heet minder giftig dan atropine (♦/. waarvan de lethale dosis 0,200 g. is (5); voor skopolamine moet zij derhalve hooger dan 0,200 g. gesteld worden. In niet-doodelijke gevallen van ketjoeboeng-intoxikatie zal men derhalve moeten zeggen, dat de toegediende, of tot gebruik bestemde, hoeveelheid, zoo zij minder dan 0,200 g. skopolamine bevat, geen vergif is in den zin der strafwet. Bevat zij meer, of is de hoeveelheid ketjoeboeng onbekend, dan richte men zich naar het principe van bl. 179, sub 5. In lethale ge\ allen moet dat van bl. 185. sul) 3, toegepast worden. met zekerheid atropine aan te toonen en skopolamine uit te sluiten. Beide stoffen zijn toch slechts door de eigenschappen hunner goudzouten en den invloed op gepolariseerd licht van elkaar te onderscheiden; dit is een zeer lastige zaak. Op grond van een en ander hebben wy gemeend de ketjoeboeng-intoxikatie als skopolamine-intoxikatie te mogen opvatten en beschrijven. (') Tijdschrift voor Inlandsche Geneeskundigen, I (1893), bl. 83. (>) Geneesk. Tijdschrift v. N. 1.. dl. IV (1857?), bl. 098. Hij beschrijft deze kevertjes (3) Ebben, 1. c., VII, dl. I, 2e helft (1910), bl. 618. (4) Kobekt, 1. c., II, bl. 1054; Stokvis, 1. c., III (1902), bl 401 (5) Wachholz (1. c., bl. 932) stelt haar zoo hoog; vele anderen geven haar echter lager op; het laagst doet dit Schlockow (1. e., II, bl. 115) met 0,060 g. De toxische dosis van skopolamine ligt veel lager; dit moet men weten voor de beoordeeling van het gebruik van ketjoeboeng als verdoovend middel bij diefstal. Op 0,005 g. heeft men reeds langdurige bewusteloosheid zien optreden (') Nuttig kan het verder zijn te weten, «lat 100 zaden van Datura fastuosa ongeveer 0,6o0 g. en van Datura alba ongeveer 1,365 g. wegen (*). De verschijnselen treden in het algemeen bij ketjoeboeng-intoxikatie snel op. met 10-15 minuten. Soms duurt het langer (V2_l uur) en soms \eel korter. In de litteratuur is een geval uit Voor-Indie te vinden waarin een man na 2 slokken van een met ketjoeboeng toebereiden drank gedronken te hebben, welke door zijn bitterheid hem niet smaakte, weging en, na ongeveer 35 M. geloopen te hebben, bewusteloos in elkaar zakte; eerst na 3 dagen kwam hij weer bij [Chevers (*)]. In lichte gevallen van intoxikatie met ketjoeboeng vindt men slechts mijdnasm met vermindering, of geheel verlies, van het accomodatie-vermogen \ oor dichtbijzien, een zeer lastige droge keel en grooten dorst. De pupil\ ei wijding is zelden maximaal (zooals door atropine is te maken), is dubbelzijdig en beiderzijds even sterk; de pupillen worden nauwer door licht (*). In zwaardere gevallen treden bovendien verschijnselen van den kant van liet centrale zenuwstelsel op, waardoor een vrij eigenaardig geheel ontstaat. De hersensymptomen treden al zeer spoedig op den voorgrond en wel als sopor resp. als koma, doordat het skopolamine zeer sterk narkotische eigenschappen heeft. De lijder ligt met congestief gelaat en wijde pup, len te ronken; de pols is iets langzamer (8-12 slagen per minuut) en slechts bij een zeer groote dosis is hij frequent, doch vol en regelmatig en daar de ondervinding leert, dat de sterfte aan ketjoeboeng-intoxikatie niet hoog is [op 352 gevallen waren 65 lethale = 18.5 ingedruppeld in het oog van den mensch eeeft nnu nnnil ver wy ding ("); skopolamine werkt nog 5-maal sterker ("•) g P P (5) Lyon, I. c., bl. 575. (") v. Jaksch in: Nothnagel's Spec. Path. u. Tlier., I (1897), bl. 448. staten'" van^Malaka T'hf niTen",''T uit de gefedereerde van het scheikundig onderzoek der zadtin vin mtin-q f, t zegde een nadere publicatie over de resultaten nog niet voldaan heeft Datura ^'uosa en alba toe, waaraan hU, voor zoover wO weten, <") Kobert, 1. c., II, bl. 1050. (***) Stokvis, I. c., III (1902), bl. 400. Op d( \«rsthijnselen van den kant der groote hersenen, welke bij ketjoeboeng-intoxikatie als depressie der functie op den voorgrond treden, moet nog iets nader worden ingegaan. Duizeligheid, neiging tot flamrrallen en hoofdpijn treden liet eerst op; hieibij kan het blijven. Gewoonlijk echter ziet men meer. De persoon loopt onrustig en onzeker, alsof hij iets zoekt en dronken is, heen en weer praat en lacht luid, doch al zeer spoedig kan hij niet meer loopen of staan en valt in slaap. Gewoonlijk worden de lichte prikkelingsverschijnselen zelfs niet eens waargenomen en treden direct .le symptomen van onderdrukking van de funtie van de schors der groote hersenen op Bij hooge uitzondering zijn de beginsymptomen die van heftige prikkeling van de hersenschors, in den vorm van wilde delirien, trismus en krampen (]); waar (') 1 likkelingssymptomen treden bij de 'itioj>i,>e-int».rikatir op den voorgrond en beheers,hen daar het ziektebeeld. Zij doen zich voor als delirién, welke gewoonlijk een f,tr ibund karakter hebben en welke gepaard gaan met gezichtshalludnatus. De lijder vertoont een koortsachtige opgewondenheid, heeft een roode gelaatskleur, uitpuilende oorien met maximaal verwijde pupillen, ziet allerlei gedrochten en beesten (tijgers, moordtooneelen), racist, ttert en zoekt tuist, terwijl hij incompos is en zich later van alles niets meer herinnert (volledige amnesie). Het geheel gelijkt op een aanval van acute manie en wordt hiervoor dan ook wel gehouden. Onder invloed van de delirien en de hallucinaties kan het tot doodslag komen met volledige amnesie voor het misdrijf. Op het delirium volgt bij groote dosis en een ernstig verloop der intoxikatie. na uren of dagen, als tweede stadium koma, dat ook weer uren of dagen bestaan kan; beide symptomen, delirium en koma. kunnen afwisselend voorkomen, zoodat den eenen dag (of het eene uur) delireerend en den volgenden (of het volgende) slapende wordt doorgebracht. In zware gevallen kan. doch dit is hier uitzondering, ineens koma optreden zonder dat eerst gedurende korteren of langeren tjjd delirien voorafgingen; dit wordt nog het meest gezien na het innemen van atropine, of een van zijn zouten, als zoodanig en niet door atropine-bevattende plantendeelen. Het koma kan op den dood uitloopen; dit gebeurt zelden binnen 5 6 uur en zelden na 24 uur. doch het kan bjj uitzondering nog na een of meer dagen gebeuren. ei loopt het geval niet doodelijk dan verdwijnen de delirien of komt de lijder weer b« en vertoont in het laatste geval op nieuw deliriën van een vrooliik en wild karakter, zooals die in het eerste stadium optreden. Ook kan genezing optreden na een rustigen slaap, waaruit de persoon, met volkomen amnesie voor al hetgeen gebeurd is, ontwaakt. Mydriasis bestaat echter altijd nog eenige dagen nadat alle andere verschijnselen reeds verdwenen zijn en de droge keel blijft nog iets langer bestaan: soms duren dubbelzien, amblyopie en mydriasis zelfs nog weken na. Zeldzaam zijn motorische stoornissen: aphasie, lichte en kortdurende emmdsiën verlamming van den m. sphincter resicae en ani; deze verschijnselen worden nog het meest gezien m gevallen, dat de excitatie zeer hevig is en zeer lang duurt. Eveneens zijn zeldzaam rerhooging van de geslachtsdrift, strubisw en ptosis, Dy sur w wordt nog al eens gezien in liet begin: zij ontstaat door kramp van den ni. sphïtic ,er vesicae. De mictie geschiedt druppelsgewijze en is hoogst pijnlijk- zelfs amine kan gedurende 1 -2 dagen en zelfs nog langer optreden. In tegenstelling met hetgeen bij de skopolamine-intoxikatie gezien wordt is verder door den eigenaardigen invloed, welken atropine op de uiteinden van den vagus in het hart en op de hartspiercellen uitoefent, de pdsfreqwntie belangrijk t<» genomen {12o 160 GERECHTELIJKE (1E N E E S K V X11K. 24 niet t t Z schijnselen gezien worden, zijn zij echter gewoonlijk niet ei (drlounn nu te), zoodat de patiënt zeer handelbaar en zelfs op\ allend gemakkelijk rustig te houden is. Hierbij kan het zelfs blijven (geen koma); geleidelijk verdwijnen zulke deliriën weder. De sopor kan zeer diep zijn en overgaan in koma; in zijn slaan kan^/dur™r I "'h' T" h'j ^ 'e'r ligt «""P**- "oma kan anö duren, doch zelfs na een van 2 dagen is nog volledig herstel zamerhan 1 7™"' ^ 'U™ subs>dtm tendinum en lang- zamerhand / erlam m tng van de hart- en ademhalingsbetcegingen optreden. Gaat liet koma niet in den dood over (na eenige uren - eenige dagen) dan komt de persoon langzamerhand bij, zonder echter nog vol- kTn; dit duurt z°°een a**®» nog i^ger. hem zegt- L.n l b S.preken' doch begrijpt nog niet, hetgeen men tot vemif fr,; f f geschledenis- van af het binnenkrijgen van het ergif, tot zyn ontwaken herinnert hij zich niets. Verder heeft hij neiging tot naakt hopen en om aan alles te plukken en er naar te grijpen ; Zke bl^nTT.'t n°g Hiet 9°ed' Z00dat hij grijpt naar voorwerpen, , r.. Jjn zijn en naar personen toegaat of de hand uitsteekt, .] /ij nog ver af zijn. Over het algemeen stelt hij zich erg grappig aan en wekt de lachlust zijner omgeving op. Wë koma'm^rL-"0116 T ,lel|rium kan 8enezing volgen, doch ook opnieuw koma met delirium mite en lichte convulsiën, overgaande in den dood. licht, 'I hl l !•' al te,'Snel °lltreden van den sopor kunnen ook dergelijke hchte prikkelingsverschijnselen voorafgaan; prikkeling van de schors der groote hersenen duurt echter zelden lang, doch maakt reeds zeer spoedig plaats voor verlammingsverschijnselen, in den vorm van onderdrukking e" irLr ST de mfria8Ü vr« °P. doch houdt ook lam, aan (*) terwm (IP ,^ r'e °PgeWektheil1 leidt tot toename van de ^mhalingzfreqtJtl ,!l , . ademhal,ng tevens du-per wordt; door dezelfde oorzaak ontstaat ook vaak of zelfs sutao!3? wordf Wens het koma weer normaal, zenu^nTidflï de 5, "T ^ verlam™n* van de ««retorische srüririsr^rnd3^rer8chünseien: ^ ~ ~ * "-t tijdige Hyoscyamine werkt in liet algemeen als atropine, doch zwakker- de excitatie i« gezleTwoJÏt. deliliën ^ n,Stige1'' de neiginp t0t S,aaP is ^rooter, zoodat koma valer twf°P * IJJ-t. van injocti. de zweetseereiie, •«« reeds ,.p druf j vmTTloï» ai Z , "« ., Zf'' V"rs"'«ns'! treedt mdrappeltag in het oplossing van 1 : lijo duurt het yelf's n,,L- m 1- ■ ' 1,11°I> zich wachten; hy Indruppeling van een z'"s "len .... zich laten wachten "> Zt «« «« K-'-ik k»n zij wezig Zi,n. Skopo.am.no werk, indn.ppo.ing bJÏÏ 2ko? Z "in™^ """ harer functie. Dit is het kenmerkende der ketjoeboeng-intoxikatie; skopolamine is een krachtig sedutivum en hypnoticum, dat dan ook in de psychiatrie gebruikt wordt om zeer opgewonden patiënten snel tot rust te brengen; hiervoor is een injectie met Vio-7i» mg. van een zijner zouten voldoende, of y4—1 mg. bij inwendig gebiuik. Bij Lyon (') vinden wjj de volgende gevallen, of vermoedelijke gevallen, van ketioeboeng-mioxikalie uit Voor-Indië aangehaald, welke wjj alle overnemen omdat, zooals bluken zal, in onze eigen litteratuur over dit punt niet veel te vinden is. In 189!) werden de lijken van 3 Bengaleesche pelgrims ergens bjj Buddha Gaiia gevonden; men dacht, dat zij aan een zonnesteek of aan cholera overleden waren. Bij o xluctie bleek een sterke veneuse liyperaemie van de hersenen, de longen en de lever te bestaan; de uitspraak over de doodsoorzaak werd afhankelijk gesteld van een nader chemisch onderzoek. Kwade vermoedens waren toch gerezen, omdat de pelgrims gezien waren in gezelschap van een anderen, die niet terug te vinden was. Het chemisch onderzoek toonde duidelijke hoeveelheden atropine (') aan in ,1e ingewanden van de drie lijken. Twee kooplieden gingen in gezelschap van een tattoowalla (?) van Hnbli naar de kampoeng in den omtrek om kapas op te koopen. Op het punt van te vertrekken boden een man en een vrouw lmn diensten als gidsen aan. Op een pleisterplaats bereidde de vrouw een maal, waarvan ,1e kooplieden en de tattoowalla aten; alle 3 werden komateus en beroofd; een van hen stierf. Drie volwassen personen en een jongetje gingen van Bombay uit naar het N W ter bedevaart. Te Hunlui, werden zij ingehaald door een man, die zei,le, dat hij denzelfden weg uit moest. HU maakte zich op allerlei wijze verdienstelijk, zoodat zij te zamen reisden tot Barna, enkele mijlen van Dumoh verwijderd. Even voorbij dit Plaatsje hielden zij halt, in de schaduw van enkele booinen. Volgens verklaring van het jongetje, ,1e eenige persoon, die er met het leven afkwam, was de vreemdeling gewend Weren dag voor zijn reismakkers een verfriss,-henden drank (sorbet) te bereiden. Hij deed dit ook op ,1e laatste pleisterplaats en na het drinken van de door lieni gereed gemaakte sorbet vielen alle vier in slaap en werden door den vreemdeling uitgeschud die er van doorging, doch later, in gezelschap van andere reizigers, gevangen genomen werd! Te AUahabad stierf een straatroover toen hij, om de opgewekte achterdocht in slaap te wiegen, zelf van het voedsel at, waarmede hij de door hem bestolen slachtotfers bewusteloos had gemaakt; deze stierven er niet door, doch kwamen bij en waarschuwden de politie. De roover werd een paal verder bewusteloos onder een boom gevonden en stierf, niettegenstaande alles gedaan werd om hem te redden (=j. Den locn September 1899 werd een Hindoesche publieke vrouw te Calcutta 's avonds door twee, haar onbekende mannen bezocht. Ongeveer te middernacht gingen ,1e mannen (') Lyon, 1. c., bi. 571 e. v.; case CCLXVI t/m CCLXX. Oase CCLXIX is een toevallige atropine-intoxikatie door tot oogheelkundige doeleinden in voorraad gehouden atropine; dit geval hebben wij weggelaten. (') Hier en ook vooi de volgende gevallen maken wy dezelfde opmerking als in noot 3 op bl. 366, ten opzichte van het naar alle waarschijnlijkheid verwisselen van skopolamine met atropine, door de overeenkomst in reacties van beide stoffen (') De laatste bijzonderheden voegden wij aan het relaas van Lyon- toe naar aanleiding van hetgeen Taylok over hetzelfde geval zegt (l. c., I. 1.1. 449) weg; de vrouw werd later bewusteloos gevonden, terwijl zij van alles beroofd was 7\\ n"™«° wf'Hm,''""''''"1 Ak",le'"i»cl' Ztekmhuh opgenomen, tmvm z# noï sr 1 arbeid^ tal'>***• " " l-*d»rlw dwang, bedreven hadden. * ' 6 "" & Z'J lietzelfde misdrijf reeds meerdere malen te M 18.52Tgingen j00ÖUL en Pertab 's avonds naar het huis van de prostituee Pearee hij ging eveHit en' ko, iT'' overnachten "n betaa1^ haar 8 annas vooruit; polit^ zond. Deze vond Peakee'' ^w^stelrosW^rnC^n^ooGüLng^vangen *latér oo^Pertab6 Bu de instructie bekenden z« afgesproken te hebben «^« ^3 looTwal"1 ketJ°eb0eng Z°U geven om haar ll;™ te berooven, terwijl zij bewuste- r »=, rïi'S.'ïïï zzslzzstz irr;:;- van zUn verdwjjning. Het chemisch onderzoek toonde daturine (= atropine) aan "n den «aagmhoud van het lijk; een van de twee verdachten bekende gezin e h^ïen aangeboden had^6n ^ ■— ^ ta « ^ -Uce„ h| den overledene' welkTVi^r r;?flen.rha!,en' t0e,n eenige personen hun aanboden, , ■ - ' . ' ' weiden bewusteloos en de schapen verdwenen Twee van de avrepn an,ier °p ,ie"3en het gebraakt had, genas. Daturine werd in den maaginhoud der 3 lijkjes gevonden. Te Amraoti werden een man en zijn moeder ziek onder verschijnselen van ketioe boeng-intoxikatie na het nuttigen van eten, bereid door de vrouw"vandenman-beide personen waren den 3en dag hersteld ' e hierom KTJSSJ £££* •*«*«» "<*"»"' to - «-* gedaan tó 'h*tei "STh, 7 ""T" "'0rM K"teli,ls' >" "et tl Hnl, ü 6lde Zleken gaf' doch deze vertoonden geen enkel ver- lïn n t ?rSenlk- °f a''on't'ne"int"xikatie. terwijl in ,1e rest van het bril deze n ook met «aangetoond konden worden. ,.]n een geval' te B"'Jemdi voorgekomen, werd daturine aangetoond in manisan welke een man aan een anderen gegeven had, die, na ervan gegeten te ïebben d; om het S r,?" ketjoeboeng-intoxikatie vertoonde. De toediening geschiedde om het slachtoffer „dol op vrouwen te maken", derhalve als aphrodisiacum. i^n^f,1848, Pn tUSSI'hCn 1866 en 1868 vond ^ politie te Bombay herhaaldelijk on denzelfden dag op straat meerdere menschen, die door ketjoeboeng bewusteloos waren het waren b„na alle bedelaars of ander arm volk. zoodat aan bedwelmt Si gemakkelijk te maken niet gedacht kon worden. Vermoedelijk was lie^ve gif fdt gevallen ,»eg,d,,„d «u „ venMkM me( »,LhUra,tt we , eem hierbij worden waargenomen of wel omdat liet volksgeloof wil, dat de wartaal, onder deze omstandigheden gesproken, een zekere voorspellende kracht heeft. In 1883 gebeurde te Karachi hetzelfde met 18 fakirs (dl. I, bl. 256), die met ketjoeboeng in manisan vergiftigd waren. In 1899 werd te Ham een Hindoe-vrouw van ongeveer 60 jaar verdacht van een tooverheks te zijn: haai' kampoenggenooten droegen den duivelbanner op te onderzoeken of dit zoo was of niet. Deze gaf haar wat op een bepaalde wijze toebereide melasse te eten. Spoedig daarna was de vrouw ingeslapen; zij overleed binnen 12 uur. In de ingewanden werd atropine aangetoond. Het volksgeloof daar te lande wil, dat voor een tooverheks ketjoeboeng e d geen vergif is. Uit de gevallen, door Gimlette gepubliceerd, kiezen wij het laatste, omdat daarin een der personen duidelijke excitatie-verschijnselen vertoonde. In Januari 1902 werd een Japansche familie bedwelmd door ketjoeboeng, toegediend in Chineesche thee. De man en de vrouw vertoonden een congestief gelaat met schitterende oogen en wijde pupillen; zij waren duizelig. De man had een droge keel en zag slecht; de vrouw was half bij bewustzijn en plukte aan alles. Het zoontje daarentegen vertoonde geheel andere verschijnselen. Anderhalf uur na het binnenkrijgen van het vergif rolde hij over den grond; loopen kon hij niet zonder voortdurend te vallen; hij kroop rond en miauwde als een jonge kat. Hij delireerde met een congestief gelaat en wijde pupillen, wilde niets innemen, werd langzamerhand wild en woest. Hij kreeg aanvallen van drift, plukte aan alles en nog wat (floccilegium, krokidisme) en ijlde den geheelen dag. 's Avonds viel h(j echter in slaap, sliep den geheelen nacht en was den volgenden morgen hersteld; zjjn pupillen waren nog wijd ('). In onze Indische litteratuur zijn de volgende gevallen te vinden. Siöal beschreef een geval, te Montrado waargenomen, waarin de zaden van 2 ketjoeboengvrurhten onder het eten gemengd waren geworden. De uitwerking was zeer snel; de patiënten waren spoedig bewusteloos geworden en werden eerst veel later in het hospitaal opgenomen. De huid was koel en vochtig f8), het hoofd warm, de oogen waren half geopend, de blik was star, de pupillen waren wijd en reageerden niet op licht. De ademhaling was snorkend, de uitgeademde lucht koud. De pols en de ademhaling waren langzaam en zwak. Het bewustzijn was niet op te wekken. Onder de toediening van emetica ontwaakten de lijders; daarna werd warme koffie toegediend, werden zy met warme doeken gewreven en met koud water begoten; op het hoofd werden bloedzuigers geappliceerd. Na i uur kwam er verandering in 'den toestand en spoedig waren zjj hersteld (*). Bolsius beschreef het volgende geval van. volgens hem, chronische ketjoeboengintoxikatie, waargenomen bij zjjn eigen kind, geboren in Augustus. Het kind sliep in November veel. vooral des nachts, terwijl liet van te voren nog al lastig was geweest : de alvus was ook minder goed geregeld. (') Gimlette, l.c., bl. 1138. (*) Een enkele maal geeft skopolamine overvloedige zweetsecretie [Terbiek (')]. (3) Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dl. VIII (1860), bl. 378. ( ) Pharmaceutisch Weekblad, dl. 41, 1905, bl. 912. In dit geval was tevens 0,300 g. niorphlne toegediend. Op het einde van November kreeg het een zwelling in de rechter lies- in het De hydrops nam hand over hand toe; h« was sterk aan het hoofd de armen en »«zrji rïïL'rsstr&t;1*BOTonden; -teto* -* - De pupillen waren wjjd, doch niet blijvend -"SST-S eten " hM " * " * "e '">» * —• ■»— kon.E* wT,' "t""* 0,1 Ue ve,»»le™« 1" Vereenlging tot Bevordering der «enees. rtórrj-s.ïïsrhü duM*- teL«i»= jA-rsta ° rr -—^wsr.s?f"» 1 - Atropine werd chemisch aangetoond. nn.k?f v,h6tZelfde k?int?0r Waren 2 maanden geleden dezelfde verschijnselen bii twee andere lieeren opgemerkt (2). ujj twee Ouwehand deed op de vergadering van 25 April 1907 de mededeelt vin «>n g«\a, \\aaun het vergif in koffie was toegediend, om eenige dubbeltjes te kunnen Smalt releveerde uit z(jn praktijk als landraadvoorzitter een geval te Pati waar genomen, waarin een geheel gezin, bestaande uit 6 personen ernstk ziek wer. h ketjoeboeng-toediening; enkele leden waren zelfs ongeveer -4 uur huiten kennN A L zTtê rr„°p k:"^'ne: *•*» L.bfn"e 01> ser:">- V"n hct '"««■ "«»« uit ee™ Ie rouw, 3 kinderen en 2 volwassen personen stierf er geen (<). Voor de herkenning geldt rautatis mutandis, hetzelfde als bij de . 1 j chnine-intoxikatie werd gezegd; verwisseling is ook hier mogelijk, zoowel met intoxikatie door andere stoffen als met spontane ziekten. Op grond van de klinische verschijnselen moge men een ketjoeboeng- (') Geneeskundig Tijdschrift voor N. I., dl. XVII (1876). hl. 250 O Ibidem! Si- llier Beldt (,e opmerking van noot 3, bl. 306. (4) Smalt, l.c., bl. 26!). intoxikatie vermoeden, zekerheid verkrijgt men slechts, indien chemisch, kristallographisch en physiologisch het alkalold (de alkaloïden) dezer plant in de urine (lijkdeelen), of door pharmakologisch onderzoek kenmerkende deelen der plant (zaden) worden aangetoond in den maag- of' darminhoud. Klinisch heeft men de differentiale diagnose met intoxikatie door andere narkotica (hypnotica) te maken en met die autoïntoxikaties c.q ziekten, waarbij onverwachts, te midden van een schijnbaar volkomen gezondheid, koma kan optreden. "\ an de narkotica komen practiscli slec hts opium (morphiitc) en alcohol in aanmerking; de laatste natuurlijk meer in het bijzonder bij Europeanen. Opium- (morphine)-intoxikatie is als regel gekenmerkt door miose, terwijl bij alcohol-intoxikatie de adem (het braaksel) hiernaar riekt. Post mortem valt af en toe bij de opium-intoxikatie op de eigenaardige reuk (en c.q. kleur) van den maaginhoud, bij de alcohol-intoxikatie alleen de alcoholreuk; op deze eigenaardigheden van de opium-intoxikatie komen wij nog terug. Dat ook een «wan^aw-intoxikatie met koma en mydriasis kan verloopen worde hier eveneens in herinnering gebracht (bl. 237), verder dat carbolintoxikatie verloopt met koma en miose (bl. 315), doch aan de reuk naar carbol te herkennen is. A an de spontane ziekten, welke koma verwekken, is de diabetes mellitus en de chronische induratieve nephritis te herkennen door het onderzoek der urine en de apoplexie door haar als regel plotseling optreden (ictus) en c.q. door het nablijven van hemiplegie. In doodelijk verloopen gevallen zijn de chronische induratieve nephritis en de apoplexie gemakkelijk te herkennen door de anatomische afwijkingen, waarmede zij gepaard gaan (1 >. Aan den anderen kant zal een met enkele minuten optredende, duidelijke mydriatische werking der urine, bij indruppeling in het eene oog van een gezonden hond of kat, bij positief resultaat het vermoeden wettigen van intoxikatie door een mydriatisch narkoticum. c.q. met ketjoeboeng; een negatief resultaat heeft geen beteekenis in omgekeerden zin [Sciiauensteix (-;]. Bij het versche lijk geeft het positief uitvallen van de proef met den humor aqaeus, op bl. 149 in noot 1 vermeld, het recht, zonder nader (") Apoplexie komt niet veelvuldig voor; op de ltfktafel zagen \vjj haar nooit bij pen Inlandsch ljjk. Op de interne polikliniek der School kwamen op 820 volwassen Europeanen 2, op 2639 volwassen Inlanders 3 en op 2326 volwassen Vreemde Oosterlingen 4 ge\allen voor; op Bl, resp. 7ti7 en 543 volwassen vrouwen van die landaarden werd geen enkel geval gezien. C) Maschka, 1. c., II, bl. 659. Deze proef berust op het feit, dat bjj indruppeling in liet oog reeds door een uiterst geringe hoeveelheid van het alkalold mydriasis optreedt (noot * op 1)1. 370), terwijl voor een resorptieve mydriasis een veel grootere hoeveelheid in het bloed moet ciivuleeren. in den dikken 'darm. * J m Va" Vmtr™nteritis en bloedingen SS t-'StS s SiWS» onderzoek opgezonden II ' , m°6ten Z1J tot mikroskopisch —, ~ — --tsna bitter, doch niet scheri • V'. '•• terong hal' smaken eenigszins 1», "n an tjabai zijn daarentegen scherp en niet bitter r€N ^rtrr. '2. Oll HfinrtJtin/ln a t I' ig. 81. \ ergrooto doorsnede van oei ketyoeboengzaadje. a. ovaalvormig embryo. —wuC iBvuuwijuig aan de platte kanten) vertoont het ketjoeboengzaad een meer ovaalvormig, dat van de lombok een 6-vormig en dat van de tomaat een duidelijk spiraalvormig opgerold embryum. -5. Een weinig I-IK-oplossing, gezet op de . doorsnede, kleurt bet ketjoeboengzaad bij den navel streepvormig blauw, de beide andere niet. Ee" aftreksel van ketjoeboengzaad prikt met bij indruppeling in het oog en verwijdt ,1e pupi , een van tjabai-zaad prikt, doch verwijdt de pupil niet en een van terong bali-zaad doet noch het een noch het ander. DP 6 1 i 11] 1 11 cl t i O ffPSrVlloHf ï i Fig. 32. v^grooto doorsnodo van een 'n zo° ^oed als alleen met de urine- bii nief lombokzaadje. lnfïiol^ i ,, umio, uij niet d. 6-vormig embryo. ,. . *( ,sls cln alles met eenige uren uit het -* jj. r VM ss. r&sjrjr-r vjrr^rr TJ:'z bloed!) ' men noë atropine in rottend _ e"' 'dt 'nen ook «■ Ptomatine kent met rewrptieve mydria- (') Kobekt, I.C., II, bl. 1050. tische eigenschappen (z.g. ptomatropine); men kent het nog slechts onvoli ' zoodat er volkomen overeenstemming tusschen het chemisch, kristallographisch en physiologisch onderzoek moet bestaan, alvorens men skopolamine (hyoscyamine, atropine) als gebruikt vergif mag aannemen. Het physiologisch onderzoek kan met het zuivere praeparaat gerust op het menschenoog geschieden; dit is het fijnste reagens; het ptomatropine geeft bij indruppeling geen mydriasis (>). ... ,Ten ®lotte teekenen wij nog aan, dat, volgens Kobebt (2), skopolamine bij den (Europeeschen) kikker geen typische prikkelingsverschijnselen van iet mggemerg geeft (verhoogde reflexprikkelbaarheid met spontane krampen) noch bij warmbloedige dieren excitatie van de schors der groote hersenen' zooals wel atropine en, in mindere mate, ook hyoscyamine geeft. De behandeling moet bestaan in liet uitspoelen van de rnrng met een tannine-oplossing (thee) of het toedienen van een braakmiddel; daarna geeft men een laxans of spoelt den darm met hooge lavementen schoon. Gimlette raadt behandeling aan met Mn04K (zie bij de morphine-intoxikatie). Het koma wordt op de gewone wijze door excitantia bestreden, waarbij de alcohol niet gespaard moet worden. Koude overgietingen hebben in ooi- ndie den roep van nuttig te werken; daar waarschuwt men tegen het blootstellen van den lijder aan de zonnehitte (:i). Mocht bij uitzondering een excitatie-stadium tot ontwikkeling zijn gekomen dan is morphine in kleine, juist voldoende dosis aangewezen.' Wanneer het gevaar geweken is, geeft men subcutaan 0.010 g. mlocarptne en druppelt de oogen in met eserine. 3. MORPHINE-INTOXIKATIE. Acute intoxikatie met opium en morphine komt nog al eens voor nu eens opzettelijk bij zelfmoord (') dan weer bij ongeluk; vergiftiging ermede schijnt zelden te geschieden. Naast opium en zijn verschillende praeparaten (speciaal de tinctura opn crocata) en de morplnne (d. i. hydrochloras morphini) uit de apotheek bestaan ^ r' 108°- V'BERT (Le'' bL 595) zegt ^ter.dat er ptomatinen bestaan, welke by indruppeling mydriasis geven, zoodat men liet met elkaar in overeen- s emming z\jn van het chemisch en physiologisch onderzoek moet eisehen (*) Ibidem, bl. 1053. !? !!-Lu°l Ii' Cycl°Paedia of Iniliil and eastern and southern Asia. I (1885) bl 897 , . 11 |,K0UAHDKL (Opium, morphine et cocaïne, 190t>. bl. 17) vonden w*j de opmer¬ king dat zelfmoord door opium, in tegenstelling met ,1e opvatting, dat men er op een zachte wjjze door inslaapt en sterft, een alles behalve aangename wjjze is om een eind aan z„n leven te maken, daar het gebruik van een groote dosis, zooals in die gevallen behoeden bljjft eXCltatle' kramP™ eu brake" verwekt, tenvjjl het bewustzijn -Srsiiïs? '•c- "• m- 4021 -pMekt - - ^ staan de apyoen (ruw opium), de uit China betrokken en onveranderd verkochte anti-opiumpillen (met wat opium; voor de mijnwerkers np Banka). de madat (gezuiverd en tot schuiven bestemd amfioen), de tike i u cal gemengd met tjandoe) en djitjing of tahi madat (uitkrabsel der pi.ipekoppen, tjoepak) der regie, benevens de kembang a pijoen (= fructus papa veris der pharmakopee), welke uit Bom ha;/ worden ingevoerd. De geneesmiddelen uit de apotheek vinden vooral in de Europeesche maatschappij aanwending, de andere in de Inlandsche. Over de werking het volgende. Het opium in zijn verschillende vormen en zijn praeparaten zijn zeer samengestelde mengsels van een 20-tal alkaloïden, gebonden aan mekonmelk- en zwavelzuur: zij wegen tezamen gemiddeld 21 % en ongeveer de helft hiervan is morphine. De verschillende opiumalkaloïden hebben wel ieder op zich zelf een verschillende werking op ons organisme, doch de werking van opium komt zoo goed als geheel overeen met die van zijn hoofdbestanddeel, d. i. met e\olking van \oor-Indië opgemerkt; ten minste liij zwijgt er geheel over. I-) Mathias -Tj.i-val er™en' en aan uraemie verdragen daarenteJrT 1-chronisehe nephritis slecht, doch ook hier bestaan weer uit- " i Z'1""111 enz' over het algemeen typhne en hartziekten \ °'"i"ü ""e","0ni',' »eri,liHlers verdragen het O™, f*TlTTTT"" "" zijn: morphine wat korter e< innen ,'v T"™ ^ °pillra wat langer> bij ~-T^^r5":^rr;^het l,™/.,ver het, Zw7.Zn"J'' '"T een welke bemerkt wo den ^ZZZ, T T deeerete8.™Ptome», OP, breek, het „ceel M en ,Tf*' ^ het geheeie lichaam en, bij uitzondering zelfs r 1 'J^tenl en braken, pijn in den buik af en toe ^ 8peciaal b« «eine dosis, Wordt er gebraakt zooal ' voTT f- de zintuigen voor indrukken. wordt, vóórdat de Ipresst te v" Wel gPZien optreden (bl. 127). " ls' n kan hierdoor genezing we. "°di ** - voor [v. Boeck (2)]. 1 "• geen ander narkoticum hierover liet referaat^'n de renpp1!''"11-0" ™"ri>lune WPld vr°eger overdreven; zie oa 1909 bi. 397. £ Geneeskundige Courant voor het Koninkrijk der Nederlanden,' van het geval,^ iin^iaj^ Waan,e voor de herkenning door afsluiting van één der ureteren door een steen Dit alles kan min of meer ontwikkeld zijn, zelfs zoo goed als geheel «en6*/ 611 min °f 'neer SP°edig geV°lgd 'l00r *°>nnolentie of wer- tre t / t W rUStlg en aangenaam kan zÜn; bij hooge uitzondering treedt de narkose pas zeer laat op (na 14-18 uur. Chbistison). Gewoonlijk adeilliTl SOninolentie' waaruit de lijder nog gewekt kan worden. geleulehjk over in sopor en diep karna, met analgesie en verdwenen reflexen em de overgroote meerderheid der gevallen, maximale miosis, wélke uinlveinamving reeds wat vroeger kan optreden; de nauwe pupillen reageeren niet meer op duisternis. Tegen liet naderen van den dood worden de an WeWeeriW ^ 66n geVaL waarin ,le eene pupil nauw en andere wijd was; bij zeer snel verloop (dood binnen 1 uur) zijn de pupillen aldoor wijd (';. J Indien de verschijnselen ernstig zijn, treedt later een belangrijke vertraging van de ademhaling op. zoodat, zelfs in gevallen, welke genezen < e ïequentie kan dalen tot 4—5 per minuut. Af en toe treden zeer langJ perioden van apnee op, welke leiden tot hypoxyhaemie (cyanose), waardoor echter de respiratie weer terugkeert; zoo kan het phenomeen van Cheynk• oxes ontstaan, hetgeen bij personen met organisch hartlijden reeds door therapeutische doses kan geschieden. Bovendien wordt de respiratie siertorens Het gevaar der morphine-intoxikatie ligt in de verlamming van het respiratiecentrum, een belangrijk punt met het oog op de therapie. De circulatie wordt veel minder bedreigd dan de respiratie. Aanvanke- 120 -lS/dL 9?27nCn' ''e9Ula/r' aeq"('"1 en wat frequent (soms zelfs , l'nkkelmg van de nn. accelerantes; dit alles kan zelfs gedurende de geheele intoxikatie bestaan blijven, terwijl de respiratieequenüe tot 4-, gedaald is. In zware gevallen echter ziet men gewoonlijk met 1 < t langzamer worden van de ademhaling de pols ten slotte klein irtegulair en inaeqmial, zelfs filiform en frequent worden; soms echter neemt de frequentie af en wordt de pols langzamer dan zij onder normale omstandigheden is. Geleidelijk ontwikkelen zich tevens de teekenen van collaps. Soms treedt plotseling stilstand van de hartactie op. zonder lat van te voren iets op de mogelijkheid van dit accident wees. Met het intreden van koma wordt het gelaat gewoonlijk congestief. doch met het trager worden van ,1e respiratie wordt het geleidelijk meer en meer c.anotisck, evenals de extremiteiten; ook op het Ihaam kunnen hier en «laai hviede vlekken ontstaan (praonortale lijk dekken). Tegelijkertijd daalt de lichaamstemperatuur en breekt klam zweet uit, ' ' Gewoonlijk duurt het meerdere uren (6—12; bl. 155) voor dat de dood onder verschijnselen van longoedeem intreedt; dat zulks binnen een paar uur geschiedt, is hooge uitzondering, veel meer duurt het 20—36 uur of nog langer. De exitus kan - doch het is uitzondering - ook nog plotseling O Tabdieu I. bl. 1016. Hjj noemt dit den foudroyanten vorm; er treden direct *— "* mjd' ««"*"»■» "1'Jm enkele :fszzr r; mm"ereu™-— in lethal© gevaüen, „e Tel i„ " ^ en ta 'mg 1^ taT * nt~% '""' 'l"renden' slaaP weer normaal, de reflexen keeivn t' ■' ' , sl>iratie wordt langzamerhand «lagen (3—4), voordat alle ver i •• 'ï'^' < nZ"' 110011 het (Juurt meerdere dwenen zijn nderecLZT^ ^ "*"* ^eid, veruitsla,. en komt af voTC"" ** °P' ^ lang. De urine kan eiwit™ J r',De miose en cons«Patie duren (geen of wel glykose) bevatten. " EHLIN0 * 1>r0efvocht reduceerende stof gevallen ^ af en toe,) denken, dat de persoon er boven , l- TT' ' &t lnen geneigd is te teus wordt en sterft. Twee of f' " .1W'il ,UJ toch °Pnieuw komavoorkomen, vóórdat de dood of ' Ue/an die luciede perioden kunnen op Zich doen t jln tol? "*"**' *" "*» gedurende 5 dagen 's morgens d( i"'1'" een gfnaI waar> waarin 'savonds weer Tn ^7^ L H' ™ Ü? rego1 verd™nen was, doch van het hart en de ademhaling^'l g( vaarliJke symptomen hersteld (*). De dood kan ten 7 h " f " W&S de Patient volkomen bewustzijn nadat het koma reeds u °°k °1,treden ^volkomen daar de ehminatie^ZThSLT Verdwenen is" Men vermoedt, dat opnieuw een voldoende hoe\&eelhen' *"g,''jClm>dt ~ in dergelijke gevallen te ontvouwen, v. ZL^veS^f WOrdt °m hart' werking intredende koma uit het oi.tr, i "eU paar gevallen het op nieuw K lid lilt net optieden van aspirat e-pneumonie UI',Uen!> 611 met %-l uur sterft wekkende geTcS in zeZrZlZT* * "f delirite.en «^verwordt en sterft soms eerst 19 U1U 11 s <11 dan plotseling komateus laatste wordt v^ralTj o2L L ZZt™ T™'* ™ het Dit geheel ontbreken (4). ° hierbij kan koma zelfs Of mZZ It' ZfZiï wlk»'»■— - rf» - ge ie ewegen en welke hem, die door opium (morphine) dronken^tot \ eigens Rhouahdel (Empoisonnpnipnt-a 101» n ^ opium regelmatig een remissie in ,le v^rfi' eedt b« intxikatie met cocaïne, 1906, bl. 37) laat liij ,kh hier, hunselen oPI elders (Opium, morphine et r'n,;n'iw:rtri «saraasen - - * (■') v. Hofmann—Kolisko, 1. c., bl 753 (4) Husemann in: Maschka, 1. e.,'li, bl. 419. f PerS00D maken' ' volgens 'len anderen juist andersom (»), zoodat zu blijkbaar bi, beide voorkomen (*). Zij hebben gewoonlijk een epiliptiform tïlrt tT tetani8Ck kamkter en leiden . • t!-™'™ r het nu, IT" *" kran,pen ^rekkelijk zelden gezien, ï:fS5SS3 miose en lichte „ „Jentie,., Het S^nTT™' ""? opisthoto"us' ie pols was langzaan, en kracMg'St MeiIT-™"'' - uur, de krampen begonnen „m 8 uur en L^en m l T ^ °m alWn nno- n„.i. ' -1 «lagen geslapen te hebben had hii gombault (bl. 386) en sonnemann' 1 rebentisciH^(bl. 387) rSr'r" te onderscheiden,,. Dit hadden wij o„ * £n Zrtelden d6Zer int0Xikatie Seven wfl de volgende. laudanum in, teTe/nde zi^ van'kant te'" ^ Apii' 'Smoi'gens om 8 uur « g. braakte niet; spoedig daarna sliep hjj in. e"' " werd ««middellijk misselijk,docli Om 1 uur vonden de geroepen medici den volgenden toestand .. ztzs ,,„TOPm drukking. De pupillen waren maximn v rn^'T t ''et eerste had een kalme uit> aan en zeide, dat hij Zes Ts dooT een n "^ ^ ^ ^ °m*evin« ™™Weni woorden kwamen wel langzaam do,b ^ Het inte"ect was intatt= ant- sproken. De pols was hard, regelmatig vrii Jo 'i" n W00rden wert,en moeilijk uitge- 111 goed gevuld en frequent (109); de ademhaling 0) henoch, Vorlesungen über Kinderkrankheiten, 1889. bl. 165 o hopmann-kolisko, 1. c., bl. 753. (") V ibchow s Jahresberichte 1885 i v>i r.qo r>i • ■ toonde aan, dat in de injectiev'loeistóf ' / keinisch en PhysioJogisch onderzoek algemeen onjuist gerefereerd **" Stry,'hnine zat' ^ geval wordt vrijwel (4) Maschka's Handb., II Ü882), bl. 434. m.'k niet' 'bij '!hnk v''1 '"'i! gt'bl'om 'le gropnement). Kr br-st gPf.n pjj„. .loort^lehee'i'e Sl^nT.7t'' 7™ Af L 7>„ bestonden noch krampen noch stoornissen in de sensibiliteit üHffilSi van eeï^ZrSeV^n^16" ^ ^ a^n" van °"! 8 Um' heSt°n'1 "** Stee',s *°Por- De ademhaling, welke nog steeds "tè ,7 ,n™ , r i ™r "M '"• l||,l<,r Ü« ™ hen in hun l-,v,.n,liJ ,ver., hS'« ^''™nll'n,''e,'n,lk"'-'M' S^ssssssssbaSSSSS ïsszsst'"— - oggSaaSMBEn* H^^hksksss s=lsill^=S5~ gegeven. ~ 5 'erdunde az"n Pn limonade werden te drinken regelmatlgTeqfenniloT if '"T6" Va" llet lau',ani»", was de pols min.ler krachtig, ,leh„ !', i l'"1 Wal'en n"g nmnv; Pr bestond nog gering onrust SSSS3 OERECHTELI.JKE GENEESKUNDE. had alleen af en toe aandrang om te nrineeren. zonder dat lijj dit kon doen. Hij kreeg weer een lavement en limonade met nitras kalicus. Om 3uur was de pols weeker. had een frequentie = 100: de soinnolentie was geringer: de zieke sprak wat meer; de pupillen waren wat minder nauw. Hij had ontlasting en urineerde. Om half zeven was de pols minder frequent (90i en werd de soinnolentie minder: de pupillen waren nog nauw, doch hij kon thans wel de brieven lezen, welke hem 'smorgens vertoond werden. Hjj urineerde moeilijk : het scheen, dat de blaas zich moeilijk samentrok; de mosterdpappen begonnen pijn te doen; de algemeene toestand was beter. 'sAvonds om half tien was de soinnolentie zoo goed als verdwenen, kon de zieke weer gewoon spreken; de huid was lekker warm en er werd overvloedig geürineerd: de pols wasgoed (92), de pupillen waren minder nauw. Nogmaals werden een lavement en dezelfde dranken gegeven. De nacht ging kalm voorbij: de persoon sliep rustig, doch had alleen af en toe last van den hik. Hij had een groote hoeveelheid urine geloosd. Den 6den April, 's morgens om 8 uur, bestonden geen verschijnselen meer van de narkotische werking. Er werd nog steeds gehikt, doch het deed geen pijn. De pols was hard en had een frequentie = 102; de pupillen waren bijna normaal wijd. De mosterdpappen deden pijn. Er werden 15 bloedzuigers in de maagstreek gezet, nogmaals 3 lavementen gezet en limonade gegeven. 'sAvonds om 6 uur bestond er nog hikken, was de persoon onrustig, de huid droop en wat warm, de pols hard en frequent (116); hij had hevigen dorst. De nacht ging kalm voorbij, de slaap was ongestoord. Den volgenden morgen was de persoon hersteld [Orkii.a (')]. Een dame nam op haar nuchtere maag bij ongeluk 45 cMs. laudanum; binnen het kwartier kreeg zij een emeticum, waarop zij echter eerst een half uur later braakte: 21.. uur na het innemen kwam eerst een medicus, die de maag uitspoelde; het spoelwater riekte niet naar laudanum. De patiënte was totaal bewusteloos en kon niet slikken. Na een koma van ongeveer 9 uur, kwam zij bij; haar gelaat en de pols werden weer gewoon; zij kon weer slikken en herkende haar dochters; met zachte stem kon zij haar vergissing vertellen. Na 5 minuten begon zij echter weer soporeus te worden en verviel ten slotte in diep koma; zij stierf 14 uur na het innemen van het laudanum (s). Een man van 40 jaar was sinds 21 jaar gewend dagelijks opium te gebruiken, eerst sulph. morph. en toen pulv. opii; hij gebruikte ten slotte 6 g. per dag en was niet vermagerd, doch wel verouderd. Op een dag kwam hij verkleumd van de jacht en nam ineens 3-maal zooveel als gewoonlijk per keer in, om zijn malaise te bestrijden. Dit bezorgde hem contractuur van den linkerarm, heftige maagpijn, congesties naar het hoofd met duizeligheid en bewusteloosheid gedurende '/s uur. Toen traden zeer pijnlijke frequente krampaanvallen op, waardoor het geheele lichaam stijf werd (opisthotonus met strekkrampeu in de extremiteiten); liij schreeuwde het uit van de pijn. Geen slaperigheid noch deliriën, doch groote onrust met braken en diarrhee. Na 5 uur hielden de krampen, het braken en de hoofdpijn op en trad uitputting op met behoud van bewustzijn. De persoon genas onder chloroform [Gombault, 1874 (»)]. Scholl beschreef het geval van een fuselier, die nog goed thuis kwam, ging slapen en stierf, 'sMorgens had h(j een niet te bepalen hoeveelheid opium in koffie ingenomen. (') Vibekt. 1. c., bl. 613, obs. XVIIi. (») Lvo.v, I. c., bl. 549, case CCLV1II. (s) HrsiïMANX in: Maschka, I. c., II, bl. 449. YI. 4 — ™ « i» Blaap en rt.n *"'""—««—* * beefden sterk; .te man leed echter aan een\,,alaria7eX?l.rïnjlf',eer'1 b""1™ vroutXw^d^h^nnernen van opi'mn 2 ™ zelfmoor, op aan het ,laar gexegde hebben w«mÏÏ^ morphinThpvat.1' "'" Xa" °nthou,,in^sklu'r ^ "rine der morphinisten 'ir yr^r^r"'" liet maagdarmkanaal, zoodat in «le urine en in ,1 " , , " van Hoofdzaak langs deze wegen Z-h fZ , oliniinatie geschiedt in oa de intoxikatie „og ^ in ,le „i/r Vn°ral * '""i i„ de hennen en ^ hersenvliezen, van de hersenen (vaak met kleine bloedingen in de hersenen) (') Husemann in: Maschka, 1. c., II (1882), bl. 433. Miose ontbreekt in 5°/0 der gevallen. (2) Aan welke stof' de eigenaardige reuk van opium moet worden toegeschreven is nog onbekend. (3) Husseman, 1. c., bl. 424. (4) Lyon, 1. c., bl. 655. en van de longen (met longoedeem), hydrocephaln* in- en externw fZZZ in het Over de therapie bij opium-Onorphinej-intoxikatie liet volgendeV ordt men geroepen bij een nog niet komateusen persoon dan zal geb Jkfhêeft en' £ "" " (00k * pmw. reeds ui f wanneer morphine subcutaan was ingespoten. Als f elvloeistof kan men een zwakroode (hoogstens 10/ ) oplossing van MnO K nemen of tannine-optaing ,thee, met wat acetas n- 0m het "alr »"* .«aal 0,500_"t 'uïo.K - -»0 g. water. Tegelijkertijd geve men ruime en hooge lavementen om den darm zooveel mogelijk schoon te spoelen dementen, Braakmiddelen hebben in het algemeen weinig effect, zelfs gelukt het "L Z Z braken op te wkkM1' Na de maaguitspoeling exciteert men op allerlei wijzen en tracht het optraden van l;oma te door den persoon voortdurend intw gt te houden, hem te doen loopen. ""«weging Is de persoon reeds komateus, dan begint men ook met de maag uit r->°/PlMnO k" f'eft inet k°rte tusschenl)00zen subcutane injecties van een /o .Mn0/K-opl°ssing; men kan tientallen spuitjes geven. Verder verricht men knnMmaüge respiratie, zoodra de ademhaling langzamer en oppervlal kiger begint te worden; rhgthmische fracties aan de tong, volgens lTbohp"' (di T' bL 153)- S0ms — de kunstmatige respiratie weer te^sZ cZZT ^ ™ * niet IneeTlan T Jp?1'0 ^ ^ °m het half uur' doch liefst iet meer dan 3 keei, een subcutane injectie van 0.001 g. sulphaa atromni• Z houdt mZ' in" 'T ™ Tm' de a,,ell,llali"gs- ™ PO»«)»entie toe,' " men 'n '«Ier geval met de toediening van atropine op. Is he «TSoT 1 1./ """"ff8 8tertoreus. •<«> geeft men hoogstens, in dosis, 1 1 /4 mg. sulphas atropini. Een manPiriTika|tieaW0'den, 8°"18 ™°™le d0SK atroI>ine 'dragen. TT: T an^rrr^sri—srtr rinSL k'rs5d,e 40 8 — -—•« Toch moet men zeer voorzichtig zijn. Niet iedereen is even gevoede 00 moiphme en voor atropine, en niet iedereen reageert op deze vergiften op dezelfde wyze. De hoeveelheid atropine voor elke inspuiting en detZ eefs 0 01^030 " °°ï Zheei'Verschillend opgegeven; sommigen spuiten in •' uivn I . ?•' P '°P- m en hCrhalen deze dosis- wanneer na - en ademhaling niet beter is geworden. Een voorzichtig man als Stokvis achtte echter atropine eer gevaarlijk dan nuttig en raadde aan nooit meer dan de boven opgegeven dosis (l'/4 mg.) in te spuiten (]). Het opiiuwschuiteii, het vpitinvten en liet regelmatig gebruik van inorplihie-iiijcrties (!) kunnen wij buiten beschouwing laten, niet omdat deze misbruiken geen gerechtelijkgeneeskundige beteekenis hebben, doch omdat deze ligt op psychiatrisch terrein en de gerechtelijke psychiatrie buiten het plan van dit boek valt (dl. I, bl. 1). Zjj hebben toch slechts in zoover beteekenis, dat de persoon, verslaafd aan het regelmatig gebruik van opium of' morphine, ten slotte niemand en niets ontziet 0111 aan zijn behoefte te kunnen voldoen en daardoor af en toe met den strafrechter in aanraking komt. Dan doet zich de vraag voor naar de toerekenbaarheiden moet uitgemaakt worden of S. R. I., resp. S. R. E. art. 30 (lil. 108) van toepassing is. Ieder, die het vermogen bezit zijn daden en de gevolgen ervan te begrijpen, wat betreft het overeenkomen met of wel het indruischen tegen de bestaande maatschappelijke orde met haar wetten en voorschriften en die een strafbaar feit pleegt, is strafbaar; hij. die lijdt aan een tijdelijke of wel blijvende, ziekelijke stoornis van de verstandelijke vermogens is niet strafbaar (:l). Een acute, doodelijke intoxikatie van een koortshebbenden schuiver door het stilletjes rooken van amfioen, kwam te Tebing tinygi voor; zjjn familie had hem opium bezorgd. s Avonds 0111 5 uur, bij liet maken der avondvisite, bemerkte de officier van gezondheid niets bijzonders; 0111 8'.> uur rook hjj een sterke opiumlucht en maakte den oppasser hierop attent. Den \olgenden morgen, bij de ochtendvisite 0111 1 uur, werd weer de eigenaardige, zoete reuk opgemerkt, terwijl de koortslijder nog onder zijn sprei lag. Zijn adem rook sterk naar opium, zijn gelaat was vertrokken en bleek, de oogen waren half geopend, de pupillen waren wijd, de huid was koud en klam, vooral aan armen en beenen. De ademhaling was bijna niet merkbaar, de pols klein en slechts somwijlen te voelen. De lijder werd in een warm bad geplaatst en kreeg koude overgietingen, de huid werd gewreven en kunstmatige ademhaling werd verricht. Ben half uur later was hij overleden; de rigor trad zeer spoedig op (4). 4. PIKROTOXINE-INTOXIKATIE. De toeba biilji ol toeba peron (kokkelkorrels) doen dienst als vischvergif [toeba (% doch lieeten ook tot vergiftiging gebruikt te (') Stokvis, 1. c., III, bl. 592. («) Ruw Levantsch opium wordt in het Tapanoelisclie, in .le eerst onlangs geannexeerde Bataklanden, bjj de rijst gegeten; het wordt door de regie in capsules van ■1 mata en in tubes van 100 mata tot dat doel te Baros en te Sidikalmuj verkocht. Onder de Chineezen komen tegenwoordig nog al veel ïnorpliinomanen voor, vooral te Padumj, minder te Soekaboemi en nog minder te Bandoeng. (*) Over den invloed van het opiumschuiven op het ontstaan van psychosen, zie v. Bkebo, Geneeskundig Tijdschrift v. N. I.. .11. XXXV (1895), bl. UI en Hulshdff Pol. Ind. Gids, 1910, bl. L449. Over de kwestie der toerekeningsvatbaarheid het Tijdschrift v. Inl. Geneeskundigen, XI (1903), bl. 147 en XII (1904), bl. 19. (4) Geneeskundig Tijdschrift v. N. I., dl. XVI (1876). bl. 249. Bjj het rooken van opium krijgt men slechts sporen morphine binnen: daardoor is het met mate schuiven dan ook niet zoo heel gevaarlijk (*); de nadeeligheid hangt vooral van de kwaliteit der madat af. Zie ook Hulshoff Pol, 1. c., bl. 1441. (V Een ander, veelvuldiger gebruikt vischvergif (akar toeba. «kar djenoe) bevat als werkzaam bestanddeel een geheel andere stof, derrkd, welke evenmin een alkaloïd o Kobekt, 1. c., II, bl. 'js4. worden ('); zij worden in Voor-Indie, evenals de ketjoeboeng, ook door dieven gebruikt 0111 hun slachtoffers te bedwelmen. De kokkelkorrels worden verder als parasiticidum gebruikt, speciaal tegen pediculi capitis, waardoor intoxikatie kan optreden, evenals door het gebruik van er mede gevangen visch, wanneer de soort er niet erg gevoelie \oor is en derhalve veel binnengekregen moet hebben om bedwelmd te worden. Zij kan voor den mensch dan giftig zijn. wanneer de ingewanden niet spoedig eruit gehaald worden. Het werkzaam bestanddeel is een bitterstof (geen alkaioïd noch glykosiedei pikrotoxine, dat in het zaad zelf, niet in de schil (het ingedroogde vruchtvleesch) zit; de zaden bevatten er niet altijd even veel van (1/2—5/o) of een glykosied is De akar toeba wordt door Chineezen en Maleiers op Borneo ook tot zelfmoord gebruikt door haar in t.joe af te trekken [Hikschman, Geneeskundig Tijd- ;• n- l' dl-Jm (1860.'- bl- ^ Sonnemanx Rebextisch nam een dér jliik fe al waai, waarin bjj een Chinees, na het innemen van een afschraapsel van ak ir toeba plotseling bewusteloosheid en eenige stuiptrekkingen van korten duur optraden Het chemisch onderzoek had geen positief resultaat (Ibidem, bl. 371. 8-de geval). Derned werd ook 111 enkele Dajaksche pijlvergiften aangetroffen. Antawah of bratawali is, ofschoon de Cleecq, 1. c., n°. 217 (bl. lüöi dit .,an„w.ft '"f 1®.t^lfde als toeba bige"s Lyon (1. c., bl. 609) ver¬ wekt: branden m den mond, prikken in de tong, droge keel. braken en diarrhee met " ""'"'""""l "°rde° ™ o o«u™asohr bl-*-•AntawaU = Tinosp°ra ("*J Erue.v, I. c., Vil, I, 2e helft (1»10), bl. 529. De werking van liet pikrotoxine is locaal een prikkelende (hevige gastro-enteritis) en algemeen een krampcencekkende. Zij komt dan ook eenigszins overeen niet die van strychnine, doch de krampen ontstaan niet op dezelfde wijze en hebben dan ook een ander karakter. Algemeen werkt het pikrotoxine in hoofdzaak op de ublongatu; het prikkelt verschillende erin gelegen centra (krampcentrum, vasomotorische centrum, vagus- en oculomotoriuskernen), waardoor krampen, stijging van den arterieelen bloedsdruk, polsverlangzaming en iniose ontstaan. Bovendien ueikt het -tal doodelijke intoxikaties voldoende nauwkeurig zijn waargenomen. Men vindt opgegeven, dat 2,500 g. poeder van kokkelkorrels doodelijk is; de gedroogde vruchten, zooals die in Europa ingevoerd worden 111 Moegei heihaaldelijk tot het aanzetten van bier gebruikt werden, wegen gemiddeld 0,300 g.. zoodat een 8-tal kokkelkorrels voldoende zou zijn. om den dood van den mensch te kunnen veroorzaken. I)r verschijnselen zijn uit den aard der zaak wel goed bekend voorde lichte ge\allen, welke door de biervervalschingen nogal veelvuldig zijn waargenomen. doch niet voor de doodelijke intoxikatie, omdat daarvan slechts enkele gevallen nauwkeurig bekend zijn. In het algemeen treden de symptomen snel, niet eenige minuten op. In lichte gevallen, zooals wel gezien worden na het eten van met toeba gevangen visch, treedt een eigenaardige toestand op: de lijder is slaperig, maar tot slapen komt liet niet; hij is suf, maar toch geheel bij zijn positieven, zoodat hij wel alles waarneemt, doch de wilskracht mist 0111 zelf iets uit te voeren. In zware gevallen gevoelt de persoon reeds spoedig na het innemen \an het vergif een brandende pijn in de keel, den oesophagus, de maag en tl T™18' h6Vig hakm ™ 'l00r Daarop volgt miie, Zi„, Zt'Z ST' >'"""" met ""*le re*vim«' ™ taling \an de lichaamstemperatuur, profuse zweetsecretie mlivatie y«ad-At «tan, den staat en Met eenige „ren volgfdeXt een r"" 'l0!r heVig" welke *•>««• n» eens en epileptisch, dan weer een tetamsch karakter hebben, doch onafhankeliik an uitwendige prikkels optreden. Nadat de klonisc-he of tonische kram , aanvallen eenigen tijd geduurd hebben, treedt geleidelijk een ,/ rerlammino nn mot o t , geieiuenjK een algemeene ten slóttl f. ke/ WOrden van ademhaling en hartslag, zoodat ten slotte de exitus volgt. In een paar gevallen trad deze reeds een half uur na het innemen van het vergif op. ** innam: hn r" toe" .">»»» '™ »»' <-r..tm tegen den grond sloe^ Dbvp i.r s ° een kiampaanval, waardoor lijj tampen, T "" trad de exitus in. innemen der grootere dosis De herkenning baseert zich ouk hier ou «Ie resnUa^n "hysioiogisch °™ weblinke men kikkeis. waarbij inspiratoire, tetanische krampen voorkomen net Sterke mtzetting van ,1e longen (sterk uitpuilen van ,1™ tZTZZ het Ulten van een langgerekten schreeuw en het openen van den bek Vel',1Wijnt- ^ 6en'^e krampaanvallen word^het diei gehTd Over de eliminatie en fixatie is men het nog niet eens - braaksel onderzocht TIT ""*** "" * *"*» «#» ^ » n.enl^rUSZ.r ST' - Zij (1 Z"'"rteü de nlaats wL- i w , on^eveer 1 cM. in diameter en vertoonen op men tilheTL T,' "" "'W /W* m" - <***,. herdachte stukjes Invaart men; mikroskopisch is herkenning niogeüjk. van 't'li„l'""laTi"S ,!'e8tf" het <* »'«»'' « toediening tegen iïlhS™ if Hv' "1' llier|,r0eW" "™ '«trouwer cM„nfi»«*„, " ' k""»l«™™u™ coupeert men liet beste met in hun geheel on^hadd'ük ol Ynj!'1' lumtochti^ sc'llil ZÜ" 1-eronvriuhten Z.g. Mechanische Vergiften. Reeds vroeger (bl. 128) is deze uitdrukking gebruikt uni die groep van zelfstandigheden aan te geven, welke, bij inwendig gebruik, den dood van den mensch kunnen verwekken, niet door hun chemische alliniteit tot het protoplasma van bepaalde cellen of bepaalde celgroepen, doch doordat zij als zuiver mechanische agentia, door hun ruwheid of scherpte, in den tubus digestorius allerlei laesies doen ontstaan, welke, al dan niet gevolgd door secundaire infectie, na korteren of langeren tijd tot den exitus lethalis leiden. Als zoodanig staan te boek: glaspoeder, bamboe/toren, fijngeknipt menschenhaar en fijngeknipte snorharen van den tijger. Zij worden in de nieuwere (Europeesche) hand- en leerboeken niet genoemd of slechts even besproken. Deze stoffen zullen wij thans achtereenvolgens aan een nadere bespreking onderwerpen en daarbij tot het besluit komen, dat zij, naar hun aard in het algemeen niet als vergiften opgevat mogen worden; hiervoor ontbreken feiten, waarop men zich zou kunnen beroepen. Slechts in concreto. waar zij iemand ernstig ziek maakten (bl. 179. sub 5) en, a fortiori, waar zij een mensch werkelijk gedood hebben (bl. 185, sub 3), zal men ze een vergif kunnen noemen. 1. GLASPOEDER. Het spreekt van zelf, dat alles aankomt op de grootte der deeltjes, waarin het glas door malen, stampen, enz. verdeeld wordt, doch zelfs een vrij grof poeder (glasgruis) is over het algemeen onschadelijk. Een schadelijke, laat staan doodende, werking van heimelijk bij te brengen hoeveelheden fijn glaspoeder, zooals dat bij vliegerwedstrijden gebruikt wordt om het touw scherp te maken (menggelas), bestaat niet. Dit weten wij met zekerheid, omdat het vrijwel over de geheele wereld herhaaldelijk, zelfs bij eetlepels daags, gebruikt wordt met het doel de vrucht af te drijven, zonder dat daarbij iets van een nadeeligen invloed op liet organisme van de vrouw blijkt. Wij zelf zagen een zwak en ziekelijk, onder financieele zorgen gebukt vrouwtje er meerdere dagen achtereen 3 eetlepels van gebruiken, zonder «lat eenig verschijnsel optrad ('). (') v. i>. Blko. I. i .. dl. I (188-4). bl. 1U4 zegt wel een geval te hebben waargenomen, waarin, na het innemen van een mengsel van fijn gestampt glas, buskruit en brandewijn, een hevige gastro-enteritis en de dood volgden, docli later [dl. II (1887), bl. 573] zegt hij, dat bij liet gebruik van glasscherven en glasgruis als abortivum de ontstane verschijnselen aan de bijgemengde stoffen toe te schrijven zijn. Dit klopt geheel met hetgeen uit experimenten op dieren en menschen (>) bekend is geworden over glasgruis, dat daarbij even onschuldig gebleken IS als gewoon zand. Slechts wanneer het groote splinters of scherven bevat kan het anders uitkomen, doch dan is in het algemeen het heimelijk toedienen vrijwel onmogelijk en zal de toeleg ontdekt en daardoor verijdeld worden. •' Glaseters zelfs, zooals vroeger op de jaarmarkten hun vertooningen gaven, zetten hun eigenaardig beroep vaak ongestraft jaar in jaar uit voort; ( aarby beten zij voor de oogen van het publiek een drinkglas stuk en slikten de stukken in (*). Fijn gestampt of gemalen glas (glasgruis, glaspoeder) is, op grond, van proefnemingen en van ervaring, geen stof welke in het algemeen als een 1 c> gif vi den zin der strafwet, opgevat mag worden (*). Het toedienen van fijn glas zou slechts in een concreet geval als vergif tagnig kunnen opgevat worden, wanneer (afgezien van den opzet om te dooden n-elke de rechter moet aantoonen) door de toediening ervan een mensch is gestorven (bl. 185, sub 3). 2 !18,'ee^nal"' ,m eerst l,roeven op dieren genomen te hebben, op f,nln r g mo dagen 9'°°° g" glasgmis in' zonder eenig nadeel ervan te ontfermden . Caldani (18" eeuw) gaf onder dezelfde omstandigheden een jongen van 15 jaar ongestraft nog meer gruis in en Lesaüvaoe (1809, nan,. eveneens na voorafgeganeX' proeven, meerdere malen, zoowel op nuchtere als op volle maag, zonder er nadeel van te ondervmden, glassplinters m. welke min of meer scherp en 2>/4 mM. lang waren Ci. O Een ongunstig verloopen geval, dat door de oudere schrijvers aangehaald wordt schiiïln °, n' °' ' •Sunnnige omstandigheden (welke echter ten zeerste verschillen van die, waaronder vergiftiging met fijn gestampt glas geprobeerd wordt) Klas schadelijk kan werken, is het volgende, ontleend aan Portal g er rpn" ÏZ** ''T *"? T' weddenscllaP ^t hfl zijn glas zou opeten. Hü beet • een stuk uit, kauwde het wat fijn en slikte het in. Al spoedig kreeg hij hevige naagpyn en traden convulsies op, waardoor men bang werd en Portal haalde Deze het veel kool eten en gaf daarna een braakmiddel, waarop groote hoeveelheden glassplinters werden uitgebraakt en alles terecht kwam (") terwmt^T*™ T'en bMna Hlle glasete1'8 aan een ingewandslijden bezwijken, r Xr 1,1 f? T' Unplévue bi' hen za» optreden, doch meer kon Ujkheid vam glas ("•)! °eren 0n,lersteunin« van z«ne zienswijze omtrent de gevaar- volgende0'^ glaSP°edei' V°nden w>' in de nieuwere hand- en leerboeken alleen het dat JtS?, Koi'",ko' '''• "a> dat fijn glas-poeder onschadelijk is. doch afloop zjjgthö Va" "laagdarmkanaa1 kan veroorzaken; over een doodeljjken Lyon, 1. c., bl. 48ö zegt. dat af en toe gastro-enteritis gezien is en dat bij uitzon- deung gestampt glas den dood kan veroorzaken: lijj verwijst daarbjj naar de lethile gevallen door ons hierna vermeld. " "W.vchholz. 1. c„ hl. 989, zegt alleen, dat fijn poeder onschadelijk is. I*) Obfila, L c., I. bL .">44. (**) Ibidem, bl. 546. ("*) Ibidem, bl. 54». " U vonden in de litteratuur de volgende gevallen. Baudelocqle & Chaussier hadden in het begin van de vorige eeuw het volgende geval te beoordeelen; zij kwamen tot de conclusie, dat de dood niet aan het gevonden glasgruis mocht toegeschreven worden. Een jonge man huwde een meisje, dat liy zwanger gemaakt had; zjj zou echter tot na haar bevalling b|j haar vader blijven inwonen. Een maand na zijn huwelijk kwamen dochter en vader b{j hem eten; zyn vrouw at goed gekookt varkensvleescli, bloedworst en gebraden kalfsvleesch en dronk koffie met cognac toe. Op weg naar huis werd zij onwel, hetgeen den geheelen nacht duurde; den volgende morgen kreeg zjj hevige maagpijn, braakte en stierf onder krampen. Hoe lang het geheele verloop duurde wordt niet opgegeven. Op grond van in omloop zijnde geruchten werd het ljjk na 42 dagen opgegraven en onderzocht. Op meerdere plaatsen van de darmen waren zwarte puntjes en vlekjes te zien; de darm bevatte bovendien een zekere hoeveelheid glasgruis ('). Hebb (1828) verrichtte schouwing op het lijk van een kind van 11 maanden, dat binnen enkele dagen onder verdachte omstandigheden gestorven was. Het maagslijmvlies was bedekt met een taaie sl(jmlaag, waarin bloedstreepjes; het vertoonde zeer talrijke gevulde vaatjes en was bedekt met een onnoemelijk aantal stukjes glas, welke een verschillende grootte hadden; eenige waren in het slijmvlies gedrongen. Iets anders werd niet gevonden (*). Tl'rxkk nam in Jaittatcu waar, dat een neger een groote hoeveelheid gestampt glas (gruis) gemengd had onder het eten van de familie, waarbij 'lij diende. Alle 7 personen kregen er vrij veel van binnen, doch hadden er geen last van (3). Wildbehg deed mededeeling van een geval uit Zuid-Duitschland, waarin de dienstmaagd onder de snijboonen, bestemd tot het middagmaal van een boerenhnishouden. uit wraakzucht glasgruis had gemengd. Noemenswaardige verschijnselen van intoxikatie traden niet op (4). Bowling nam te Adaircilk (Amerika) een kind van i) maanden waar, dat met de ontlasting onophoudelijk glaspoeder kwijtraakte; hij verzamelde bijna 6 g. hiervan. Ook hier waren de verschijnselen niet noemenswaard (4). Maschka (1858) beschreef het geval van een vrouw van 70 jaar, aan wie eerst een volle lepel glasgruis in koffie werd toegediend, waarop hevige maagpijn en buikkrampen \ olgden; den volgenden dag kreeg zij een zelfde hoeveelheid in soep naar binnen, waarop symptomen van ernstige enteritis (bloeddiarrhee) volgden. Zij herstelde (5). Reichabdt onderzocht de ingewanden van iemand, die, na 6 dagen gebraakt en lievige maagpijn en -kramp gehad te hebben, stierf en bij wien talrijke erosies in den slokdarm, de maag en het bovenste gedeelte van den dunnen darm aangetroffen waren; in het laatste werden vrij veel scherpe, vaste, witte, glanzende stukjes gevonden, welke echter werden weggeworpen. Reichakdt vond bij nader onderzoek in den maaginhoud niets dan wat zand en glasgruis. In «le streek, waar dit geval voorkwam, wordt fijn gestampt glas in worst e.d. gedaan om er ratten en muizen mede te vergeven ("). (') Christison, I. c., bl. 658. (2) Ibidem, bl. (554. P) Ibidem, bl. 653. (') v. Hasselt. 1. c., II, bl. 926, noot 3. • (s) Vermoedelijk: Maschka,Sammlunggerichtarztl. Gutachten, li (1858),dat in Nederland niet aanwezig is. Wij maakten indertijd deze aanteekening over dit geval. (") Schmiijï's Jahrbi'iclier, 1858, 1, bl. 230. Wn (1891) onderzocht het lijk van een kind van een half jaar, aan hetwelk door het l>r i'ikrallet 'e frikkadel: den volgenden dag was het dier bepaald . , ;! ;lunnP- sterk hln^ige «lijmige ontlasting. Den 2den dag T tT aë "0g 'l,m' d0ch niet meer en gevoelde het dier - , n tweede hond berging dezelfde proef, doch vertoonde de eerste o dagen geen verschijnselen; toen kreeg hij den Men dag opnieuw een nntlasün/blo T frikkadel' waaroP no8 denzelfden dag de ontlasting bloedig en sh.imig werd, hetgeen den volgenden dag verergerde rj"waa,g Hjk ^ Ven1WUnen" Zn0"at 8 2*£ Ken derde hond kreeg iederen «lag frikkadel met een klein weinig ~^tInh^rte ,lag,'n deden Zi'" geen verschijnselen voor. doch die Mat blijkbaar met tegenzin zijn frikkadel op. Na 14 ,la-en ontlfi" 0011 dannkatarrh ™ werden kleine hoeveelheden bloedig slijm tast overigens was het dier geheel normaal. Daarop werd de toedienin" gestaakt en verdween de dannkatarrh van zelf. Ken andere uitkomst hadden proeven op apen. door Eykman* <*edaan en door ons herhaald. geoaan rijst ' waamn l'?ng Wmi0n """ ee" paar apen gevoederd met gekookte T* Z°°Veel bamb0eharen 8^niengd werden, dat de rijst er har 1 mmë ®r °n,|ei' ™ngen was noodig, omdat de dieren de haren ei anders zooveel mogelijk uitzochten, daar zij er blijkbaar bij het eten lei die van bamboe liitam gebruikt. Nooit werd eenig verschijnsel bij venrdWaföemaaTten « ^ ^ Welke ^gens tetanus traumaticus digestorSs^) °° een volkomen intact slijmvlies van den tubus gaveif^tLnlk t°T°®ven' Wdke met elkaar in strijd z«nde ««uiteten „aven. staan als klinische waarnemingen die van v. Elk, reeds op bl. 282 (') (feneesk. Tfldschr. v. N. I., ,11. XXIV (1884) l.l 215 (s> Ibidem, dl. XXXVIII il898i. bl. 44. medegedeeld en het volgende geval, door Stratz op de vergadering van de Vereeniging tot Bevordering der geneeskundige Wetenschappen van -!> Juni 1890 ter tafel gebracht l'j en later door hem gememoreerd in zijn studie over \\achstum und Proportionen des Fötus(-). Hieruit en uit zijne mededeelingen over dit geval komen wij tnt de volgende historia morbi. Een 27-jarige, jonggehuwde primigravida, werd in het Militair Hospitaal te T( éltevreden opgenomen. Zij leed sedert maanden aan intermitteerende vloeiingen, welke voor miskraam deden vreezen. doch welke Stratz. in consult geroepen, bleken te geschieden per anum. Patiënte was in hooge mate anaemisch, doch vertoonde overigens geen ziekelijke aandoeningen en stoornissen. De menses waren sinds ó maanden weggebleven ; voor 8 dagen had zij voor het eerst beweging van den foetus gevoeld. Mikroskopisch onderzoek van de ontlasting, welke bloed en slijm bevatte, toonde hierin een onnoemelijk aantal kleine plantenharen aan, welke als bamboeharen opgevat werden. Tijdens haar kortstondig verblijf in het Hospitaal, waarin zij den 3-den dag na haar opneming vrij plotseling overleed, verminderde hun aantal geleidelijk en ten slotte waren zij niet meer in de ontlasting aan te toonen. Een half uur na den dood werd, op last van de justitie, de obductie verricht en daarbij een sterke bleekheid van alle organen aangetroffen, met vettige degeneratie, vooral van de lever. Bovendien vond men in den geheelen darm, doch vooral in het bovenste en middelste derde gedeelte van den dunnen, talrijke oude en versche puntvormige bloedingen. Mikroskopisch werden in het slijmvlies litteekentjes gevonden en in de bloedingen overal dezelfde plantenharen als vroeger in de ontlasting; gedeeltelijk zaten zij als pijltjes erin gestoken. Door 's Landsplantentuin werd de diagnose: plantenharen bevestigd, doch kon niet met beslistheid gezegd worden of het bamboeharen waren, ofschoon zij hiermede geheel overeenkwamen. De dood werd toegeschreven aan uitputting door chronisch bloedverlies, tengevolge van multipele verwonding van het darmslijmvlies door bamboeharen; Stratz berekende, dat er in den darmwand 50.000 zaten. lot weinige uren voor den dood werd sul»- en objectief nog beweging van den foetus gevoeld. De inwendige genitalia vertoonden geen afwijkingen; de vrucht was intact en versch. Door den echtgenoot en de bedienden werd een aan den dijk gezette njai beschuldigd de vrouw gedurende weken systematisch kleine hoeveelheden bamboeharen onder het eten te hebben doen toedienen. Het O. M. ging niet tot vervolging over. Het geval, door v. Ki.k medegedeeld, hebben wij gemeend niet te mogen opvatten als een van gongso-intoxikatie; op grond van den bloede- (') Ueneesk. Ijjdschr. v. N. i.. til. XXX (18i)Ui. bl. 570, 573; ook hl. 578. De notulen zijn onvoldoende gehouden, niet in overeenstemming met de belangrijkheid van het geval. (*) Zeitsrlir. f. CSehurtshiilfe u. fiynaekologie, dl. I,XY (lflofli. hl. 45. Je aanwezigheid ervan (of van gongso) in het water, et braakLl ™ Het L?v7 "'f 8eleV6rd' althMK "'et u'"™KWtjk vermeld. van I I ^m> ,™ATZ 6Chter 15 T00r 0ns '°P &™d Van het principe an dl. I, M. .4) een bewjs, dat toediening van bamboeharen iemand k- „ dooden: een andere, meer voor de hand liggende verkhrin , k feiten Midens „et ieven en na den dood feconiteerfïtS £ < igeluk geval kan men in foro met anders verklaren dan dat naar 7iin innige overtuiging ,dl. I, bl. 10), de dood het gevolg moet zijn .ewiTLT toediening der in de ontlasting en in het lichaam Jevonden p£X^n « Het ,s op grond van deze gegevem, dat „ij tol ,le eonelnsie komen dol ,21 <*>mboehave» onder sommige ometan,li,,1,eden e,n memel, TnTJizzt.^ "f"" '™"r Derhalve zulte* ,eij „tken in lui geval, dot bamboeharen ,eerden taeoe , , de ziektebeeld en ,1e tijkberindin,, er door ver : "m,e" "> 'l«' «een andere doodsoorzaak te vinden is bamboe kam, „Is een vergif, in den zin der slrafieel. aanmerk,,, t°ltnT » r k"0ll,"ren ™" """ •"* vormige kviMlm ,a„ cakl'L^hT'Lpki'ï")''weltfin Sfe'® "MlJ' getroffen en, zeker ten deele -iltli-m i,,,,, • , planten worden aan- door loc.l, „ertlng j»r ,,„er;e PT***» «ft» zich. «rSaS SSHH ~ •V v"^Lm,T'° trJr ^seissstssr ~ uur dood. Een 2e big welke aan een m-,,* • ,, ia uitgespuwde op en was binnen een kon in de knollen geen enkel gifti bestandZ!iPenT'l'li'ondff1hetzelfde lot.Wabden de Mededeelingen uit 'sLandsplantentuin XXIX r!tl>hi^tlen: volgens 'olocasia, waartoe ,1e keladi behoort, e,Se7blauSr. *' ^ ***»*«*« OEKECHTEMJKE GENEESKUNDE 2(i wanneei men . Bubg, De Geneesheer in N. I., I (1884), bl. 186]. i'l Brouardel, Lil mort et la mort subite. lS!k">. lil. 210. liet heeft een narkotische werking en Mst snêci'vil dé iTteien venvl-,,|erd wordt (bl. 114): l.c., vermeldt onder 81 en "16 hl a leniha'lng «*». ■ IJ. W7, noot 4. te ruimen, dÏÏh'SK >*"*> - » *"»«'' * .len .«■ (18761, 1,1. 378 en 2 ' ™ "«« in X. XXVI? ONVERWACHTE. NiET-GEWELDDADIGE DOOD iMORT IMPREVUE (>)]. Wanneer iemand onverwachts sterft zonder bepaalde aanleiding en zonder ziek, of althans ernstig ziek, te zijn geweest, dan wordt al heel licht door de omgeving aan vergiftiging gedacht, vooral wanneer de overledene rijk was en arme erfgenamen had, zijn leven eerst kort tevoren verzekerd had, dit door een ander gedaan was, enz. Dit vermoeden zal des te eerder opduiken als de persoon gezond was (bl. 151), wanneer zich kort voor den dood verdachte verschijnselen (bl. 121) hebben voorgedaan en hij optrad kort na een maaltijd, na het innemen van medicijn, enz. (bl. 153). Braken en diarrhee doen denken aan intoxikatie met warangan, koma aan een met opium en krampen aan een met strychnine. In dergelijke gevallen wordt de politie of justitie gewaarschuwd, vaak anonvm, en komt deze er toe lijkopening te gelasten (3), in den regel zo.» laat, dat exhumatie noodig is (bl. 138). In bijna alle gevallen heeft men echter met een natuurlijken, niet-gewelddadigen dood te maken (bl. 121,152). In een gedeelte van deze gevallen doet echter de lijkopening' geen voor de hand liggende, natuurlijke doodsoorzaak ontdekken en wordt tot een nader, chemisch onderzoek besloten, dat eveneens herhaaldelijk een negatief resultaat geeft; op 31 dergelijke gevallen werd 16-maal niets gevonden of in ongeveer de helft der gevallen (noot 1 op bl. 220). 0) Zeer veelvuldig wordt gesproken van mort subite en van plötzliclter Tod, geheel \erkeertte uitdrukkingen, omdat de dood volstrekt niet altijd plotseling of schielijk optreedt () doch soms eerst na uren, zelfs wel eerst na dagen. Op het onverwachte, niet °P, ® s"elle> komt het aan. Daarom prefereeren w(j de uitdrukking mort impm-iir, indeitijd door een der schrijvers over dit onderwerp voorgeslagen. Op 162 gevallen van dezen aard, door Lesser (zie bl. 411; beschreven, werden alle personen door zich zelf en door hun omgeving voor niet-ziek gehouden. In 00 gevallen tiad een echte plotselinge dood in, zoodat van een agonie geen sprake was; in 4ti gevallen duurde de agone enkele minuten, in 10 gevallen meer dan 10 minuten en voor de overige was de duur ervan niet bekend. 37% van die 102 mensehen stierven werd a en "" 0n'lei Z'lIke onlstam'iffheden, dat een gerechtelijk onderzoek gelast (*) Op grond van I. R. art. 42. resp. S. V. art. 30 (dl. I, bl. 209) kan de obductie gelast worden. ^J^r™irrdi" 'f Werk "V"r deze mat0rie B°scl,r('V('": hot lat. suliitanotis. do doorhem gohriukto teim. is echter niet alleen = plotseling. doch ,«,k = onverwacht. fMt kan van verschillende momenten afhankelijk zijn, waarvan er leeds enkele vroeger (bl. 14.5 en 148) opgesomd werden. ' Hier ter plaatse vermelden wij nog de volgende: 1. kan de persoon geleden hebben aan een ziekte, welke niet berust o7 rsrrr:'1—veranjering™-^ ^ 2. kan de persoon gestorven zijn aan een ziekte, waarbij slechts n eTherS fn 1" ^ lp ^rkomen, welke, door gebrek aan ervaring me herkend of niet naar waarde geschat werden, zooals kan voorkome* d i^It- ;'menmgltiS intema Se,'°Sa' leP^omeningitis serosa. myocar- aiteriosWerose n|a 'sa sero'sa' encephalomalacia alba, septichaemie, 'beri*. aixenosklerose der artt. coron. cordis (]j; 3 kunnen ,1e afwijkingen niet meer te herkennen zijn geweest door ,1e rotting resp de ontbinding, iets dat hier te lande natuurlijk veel meer /al \ ooi komen dan in gematigde luchtstreken; 4. kan niet-geschikt materiaal bewaard 'zijn of dit op een verkeerde 3 ff»?'* <'»" "et chemisch onderdek „ihi, è ie ^ doordat de justitie b.v. niet rechtstreeks het onderzoek opdroeg, doch dit' hénioen'r rai'd"SCl'en ^ d°°r de" C'"'fV"" 'ien 8"»«>*™digen Dienst f heeft in Europa geleerd, ,lat men in ongeveer 10»/ ,' e seva11™ varl '«verwachten dood niets, in ongeveer de helft der ge\allen zeer gennep • , ... »v" widti iuienosKierose van de artt. C( vt vopriictai anenosKierose van de artt non. cordis) en in ongeveer een Vüeerfnrthe|k7i '? m08t geWe"d m dergel"ke onderzoekingen te verrichten (bl. 123, De factor, dat liet negatieve resultaat van het nader chemisch onderdek =s5 Si— t ) Een goed voorbeold hiervan is te vinden in liet Geneesk Tiidwlir v v i n vn- , ^ (") Geneesk. Tijdschrift v. N I dl XL IV i.i .»,, , !' u ' dl- XIA 0906), bl. 312. welke laatste gebruikt werd voor de cljlVrs van noot I 0D b] 1228 i». ur'™*' VanCAYAO*>bl. 342, onbruikbaar, o. a. omdat het onderzoek na-ir ii ni V- ""' C van Haoa zyn «ils zoodanig giften en doordat elk geval op x.ich zelf niet kritisch wer^^d^d "*** 0nrte,'zoek naai' ™" is dl welke dan ook als doodsoorzaak aangenomen moeten worden (dl. I, hl. 24). Dit is b.v. het geval, wanneer men bij de obductie een apoplexia sanguinea cerebri of' een gebarsten aneurysma aortae vindt. In gevallen, dat men geen afwijkingen vindt, waaruit men voor zich zelf de onverwachts ingetreden dood voldoende verklaren kan, heeft het meiigens negatieve resultaat der sectie toch groote waarde voor de justitie. Het is er haar n.1. in de eerste plaats om te doen. om te weten of de dood aan een natuurlijke dan wel aan een gewelddadige oorzaak toegeschreven moet worden, zoodat men door zijn conclusie als volgt te formuleeren: De lijkopening heeft geen bepaalde, natuurlijke doodsoorzaak doen vinden, doch evenmin feiten, welke het aannemen van een gewelddadigen dood rechtvaardigen (dl. I, bl. 24), haar voldoende voorlicht over de vraag of er, medisch gesproken, termen aanwezig zijn om tot verdere instructie over te gaan of dat dit niet het geval is. Om een overzicht te krijgen van de natuurlijke oorzaken van den onverwachten dood is het wenschelijk dezen bij zuigelingen en bij kinderen eenerzijds en bij oude lieden, grijsaards en dronkaards anderzijds afzonderlijk te behandelen. A. Mort imprévue bij zuigelingen en kinderen. Zuigelingen sterven herhaaldelijk onverwachts, vooral 's nachts, na van te ^ 01 en niet zichtbaar ziek te zijn geweest (*). In de meerderheid der gevallen leert de lijkopening geen doodsoorzaak kennen en slechts in enkele gevallen vindt men duidelijke afwijkingen, b.v. met maaginhoud opgevulde luchtwegen (dl. I, lil. 1(32) of een uitgebreide tuberculeuze pneumonie, welke zich geheel onbemerkt, slepend en sluipend ontwikkeld had. ^ eelal ziJn er §een of slechts geringe afwijkingen in het lijkje te vinden, b.v. slechts een acute katarrhale bronchitis, welke echter in staat is het geval voldoende te verklaren, omdat kinderen beneden de 6 maanden hieraan kunnen sterven, zelfs zonder gehoest te hebben; het proces is beperkt tot de onderkwabben of heeft alle kwabben aangetast. Men kan in zulk een geval uit de kleinere bronchi slechts wat slijm (-), of hoogstens een drupje mucopus, drukken; de grootere bronchi vertoonen geen zichtbare veranderingen. Bij mikroskopisch onderzoek vindt men echter vaak duidelijke teekenen van bronchitis en bronchopneumonie (Herforo), zoodat mikroskopisch onderzoek (') Onder «27 gevallen van mort imprévue, in 1854 te Londen waargenomen, waren .'nd®r®n' jonger dan.5 J'aar: van die 272 waren er 126 jonger dan 1 jaar (zuigelingen), l) Dat men met sljjm en niet met een drupje transsudaat (longoedeem) te maken lieeit, moet blyken uit liet draadtrekkend vermogen. \an de longen in dergelijke gevallen altijd verricht moet worden; zij worden daartoe, na voorafgaand makroskopisch onderzoek, in hun geheel op de gewone wijze in 4 °/0-formaldehyde oplossing geconserveerd. De hartspier vertoont in een gedeelte dier gevallen duidelijke teekenen van parenchymatrnze degeneratie, resp. ontsteking. Op de beteekenis hiervan komen wij sub C terug. Mi jonggeborenen (bl. (54) kan dit proces reeds in —8 uur dooden; kinderen, ouder dan (5 maanden, kunnen iets hoesten, iets warm zijn en in een stuip sterven. Bij hen ziet men herhaaldelijk niet alleen de teekenen van een acute bronchitis, doch tevens haarden van bronchopneumonie (uitpuilend, iets vastere consistentie, vaak nog drijvend) en atelektatischc haarden (lager liggend, vaster en zinkend). Bij plotselinge sterfgevallen van zuigelingen lerzuime men niet naar teekenen van bronchitis mucopurulenta te zoeken en beu-ure, in gevallen dat het onderzoek negatief uitvalt, de longen voor een nader, mikroskopisch onderzoek. In andere gevallen stuit men op de teekenen van een acuten (maag) dat mkatarrh. welke, zonder dat braken en diarrhee opgetreden zijn. kan dooden en aan de lijktafel als eenig verschijnsel kan vertoonen een dunrloeibarcn, grauwen of groenen, sperma-achtig of zuur riekenden darminhoud met cpitheel-, slijm- en caseïne-vlokjes ('), terwijl klinisch cerebrale symptomen optraden (stuipen, komaj, waaraan het kindje snel bezweek. Zeer vaak heeft men met een exacerbatie van een niet bemerkten, chronischen darmkatarrh te maken; dan is de algemeene voedingstoestand slecht. Had het kind veel vocht verloren door braken en diarrhee dan kan men de verschijnselen vinden, welke in noot 3 op bl. 2«2 opgesomd werden. "ok in deze gevallen kan de hartspier de veranderingen vertoonen, hij de acute katarrhale bronchitis zoo even genoemd; bovendien zeer vaak ook de meren en in de lever. Ook bij kinderen, ouder dan een jaar, spelen acute katarrhale bronchitis en acute katarrhale gastro-enteritis een hoofdrol bij het veroorzaken van een onverwachten dood. In enkele gevallen van onverwachten dood bij zeer jonge kinderen vindt men, als eenige afwijking, een te groote thymusklier.'welke volgens sommige gerechtelij k-geneeskundigen een onverwachten dood kan verwekken, zonder dat aanvallen van stikking voorafgaan. De ondervinding leert, dat zulke kinderen onder het zuigen of drinken ineens het hoofd achterover werpen en dood zijn; Vibert vond deze afwijking in 4 van de 1 ■> gevallen van mort imprévue bij zuigelingen. (') Uitpuilende follikels en plaques hebben voor de herkenning van den acuten liyperaende) bete°kenis' indien llet slijmvlies in hun omgeving rood is (door men * «""** th-Vlnus en ™der n^> ., thymu, voorkomt. BMoor ver^M'.'.U ",unf =Sfisl==sss= gSggSSaBW^g In de gevallen, dat men niets vindt, is het natuurlijk mogelijk dat tot bt ToZ f ' g"?T iS °p 'm Wljze' ™elke g"en sP00r achterdooulat de moe), voor den ood door laryngo-apaxmw, met exspiratorische apnee, zooals die zelfs bij iwï» Va!fn ,yan lar-vn«itis kan voorkomen en voor den dood door ehlampma mfantilis door askarieden, de dentitie, enz. Hn -!n al deze f'vallen komt ^n tot de op'bl. 40(5 geformuleerde conclusie. Men spreke in die gevallen vooral niet van de mogelijkheid van (dl TXhl' hm i Pïent haai' SleChtS' Wanneer er naar 8™gd wordt kin,/erf- v v Pa de meerderheid va" deze gevallen voor bij ndeitjes. die bij een volwassen persoon in bed slapen, terwijl in de helft an de gevallen de persoon beschonken naar bed ging. B. Mort imprévue bij oude lieden en grijsaards en bij dronkaards. en .B'n dr? PerS°nen kUnnen 3CUte 2iekten °nbenierkt. sluipend verloopen en den lijder onverwachts dooden. Dit geldt vooral voor «le cruuZze pneumonie, waarbij in dergelijke gevallen ontbreken: steken in de zij nofllrl T beteekeni8< Dergelijke personen gaan 's morgens no naai hun werk en bezwijken onverwachts, soms na toevallig ruzie gehad te hebben (over de reden hiervan, zie hierna); bij de obductie vindt men dan de zg. grijze hepatisatie (dl. I, bl. 87). soms zelfs van een geheele nT TltS- H'S 00rZaak van df'n onverwaehten dood arteriosklerose. resp. de endarteriïtis deformans O met de verschillende hervan afhankelijke toestanden welke aandoening in ongeveer^ van De artlriÏÏ/001' t" 0nverwachten (,ood aansprakelijk gesteld moet worden. Itfr komt in Indië veelvuldig genoeg voor. zelfs hij nog hesnretini l & °m te rechtvaardigen, arterwskkrotische anmrysma, dat wij buiten si " wing zullen laten, omdat bersting ei-van met opvolgende verbloeding met z g hart tamponade of met hersendruk, ook voorden meestskeptischen ondei^oXr deonbetïist baart ML I,Tl 59). ^ ^ ** herkenning van (,ezen bestand geen moeilijkheden De secundaire throtnbose, leidende tot embolie van de artt. coron. cordis, zullen wij latei bespreken btf de embolie in het algemeen als oorzaak van mort imprévue- zi is lueibu slechts een hoogst enkele maal als oorzaak gevonden. ' i4) De volgende studies zijn belangrijk: Algot Key-Aberg, Vierteljahrs. f. ger. Med., N. F., ,11. 48 (1888). bl 113 en 404 ludeTd'm'7/ ;,0°ÏTrZaak in 863 gevallen van onve,-wachten .lood, bij personen f 4 ; T' u M ,1889)' bL 29 en 240' dL 51 <1889), bi. 88 en dl. 52 (18J0), b. o, (uitvoerige beschrijving van 13 gevallen van onverwachten dood door arteriosklerose van .le artt. coron. cordis). >vv.umen nooci dooi Kosr, ibidem, 3e 1, .11. 1 (1891), bl. 1 en 235 (over den dood door hartverlamming). niet als onmiddellijke (causa mortis proxima), dan toch als eigenlijke doodsoorzaak (causa mortis remota). De z.g. akleroae van de kromvaten van het hart (Coronar-sklerose) verdient derhalve een nadere, uitvoerige bespreking; zij is van belang, waar zij tot vernauwing leidt en vooral, waar zij dit op meerdere plaatsen tegelijk doet, A. ARTERIOSKLEROSE VAN DE ARTT. CORON. CORDIS. Niet alle gedeelten van het arterieele vaatstelsel van het hart worden even veelvuldig door arteriosklerose aangetast, zoodat ook de secundaire •>oi JIqBERT' . AnnalPS d'Hyg- publ. et de Méd. lég., 3-de serie, dl. 33 (1895), bl. 193 en hot h*niPr'm8 ran , d "iet te vinden was, hetgeen slechts in de overblijvende 53 gevallen gelukte. Van die 109 gevallen worden er 17 per exclusionem aan epilepsie toegeschreven, omdat er geen afwijkingen in het lyk te vinden waren, ten minste geen, welke den dood konden verklaren. De overige 92 gevallen worden echter gerangschikt als volgt: 71-maal dood door hartlijden (n.b. onderverdeeld, naar gelang van ■ V!! g!n' welke alle van 0U(len datum waren, in 18 rubrieken van hartverlamming) 2-maal dood door hersengezwellen en 19-inaal door allerlei andere ^ - °"de of ™rsche afwijkingen, welke echter niet toelieten den onverwachts ingetreden dood te verklaren). Van die 71 gevallen heet het op bl. 9, dat het bewijs niet te leveren was, dat de onverwachte dood het noodzakelijk gevolg was van de aan hart en aorta gevonden afwijkingen, omdat z|j even veelvuldig en even . te k gevonden werden in de andere geval en, b\j verongelukte personen, enz. Op bl. 10 wordt gezegd, dat het zoo goed als nooit mogeluk is uit den toestand van het hart een zeker en juist besluit te trekken ten opzichte van zun fimctie tijdens het leven; verder, dat het anatomische beeld niet te Serf of niét tt ''f vraaamm descendent anter., hetzij onmiddellijk vóór of onmiddellijk na a geving van den tak voor liet septum ventriculorum, welke de zetel van iet proces is. Dan volgt in frequentie de ramtts circumflexm en de takken OM deL , T, Va" "" 'inker Va" h]"'A en ten sin /; T' u ™ ^ ^ h°°gte Van het *eptum ventriculorum en ten slotte volgen hare takken voor het atrium dextrum Klassiek ,s de vernauwing, resp. afsluiting op 27,-3 cM. van af den ooispiong, op de plaats waar beide artt. coron. cordis zich ombuigen en door de art. pulmon. gedrukt worden. ö sn,(-i"irnVede ^ °rreenStem,ning k0men de ^undaire veranderingen, librosa nódo^Tï- T* hare gevol«en (7~°- myocarditis chron. iosa nodosa het chron. hartaneurysma en de spontane ruptura cordis) ITZ Z ÏTT V00' : he' 3e"tl"" «"Wculorum. den 7n LZ n . mer (het 0nderste V, gedeelte, langs het septum) de Hnber k i, ^ dö valvula mitra»s; aan den voorwand van inker kamer alleen: in haarden, verspreid over den linker rand enden aaÏ d^chJr ^ m' papilL post- van de mitralis; le rechtei kamer, vooral den achterwand met het aangrenzend gedeelte \an den achterwand van den linker ventricel en het bovenste gedeelte van liet septum ventriculorum. geueeue an Omdat de linker art. coron. cordis nauwer is dan de rechter (de meters zijn resp. 2,8 en 3,6 mM.) zal arteriosklerose van haar eerder omdat het kT'^ï T ,St°°rnissen leiden" De linker arterie is nauwer, omdat zij het kleinste deel van het hart van bloed voorziet. a,+(.nïn0nmidd!llijku °°rZaak Van het P'otselin» sterven in gevallen van dat' is' hel'Tefl e't ^slagadefen is hartverlamming en wel als „jnkopc, t thl. Wfl~ ^ Pl0tSeling d°°r bedwan8 ophouden van de (gingen (dl. I, bl. 62) of als paralysis cordis, waar het ophouden als^èrmtaLr PUtt'hng T ^ hartspier' lanë^mer geschiedt en daardoor verschijnsel oedema pulmonum optreedt (dl. I, bl. 61). Het gewone spraakgebruik maakt tusschen synkope en paralysis cordis geen onderscheid, iets, dat ons hier echter wenschelijk voorkomt (h rn 1 door naralve,nning T" ^ lt,ktafeI Van den dood door hartverlamming n;l. door paralysis cordis), werd in dl. I, bl. 62 het noodige geze-d kemnéZnenvoor al!een "°g °P' ^ 0fechwn inderdaad ^ daar opgesomde eiken vooi de overgroote meerderheid der gevallen gelden, niet ''' ,Dit on t hart leidt volstrekt nu t altijd tot een mars subita: zij kan zélfs dooden onder °Ptrede„ gastro-intestinale verschijn*lm. zoodat aan intoxicatie wordt placht Spontane uiptuur van het hart komt in het algemeen voor op den ouden dagOdriazola vond, dat op 115 gevallen slechts 9-maal de persoon jonger was dan % jaar! maal was hij 50—60 jaar, 86-maal 60—70 jaar en 68-maal boven de 70 jaar. lHm?„.rX3m.r®Z>^nnementtS ^ "™ 1^ int*™,, vnorheel.len aan. waarin mi «uinncu 1 uptuiu bestond en gastro-intestinale symptomen optraden. -loor hot op een gegeven oogenblik stellen van te hooge eischen aan ,1e nctie \an ,1e hartspier (volledige en onmiddellijke accomodatie van de hart l»er aan den op ieder oogenblik te verrichten arbeid is slechts b i' ruimen bloedtoevoer) of doordat op een gegeven oogenbhk een^flecS ' n e,™ng Van ',e hartc°ntracties optrad door een gewoon of door het P' .::SC 1 tlaUIUa' In het Iaatste gfval kan ook inhibitie (dl. I, bl. 60) in *1 zijn geweest, zonder dat wij deze twee mogelijkheden uit elkaar D aS'hiT", gee" "ractisdle LT Rel He iï? °P, 'n mVl°ed dezer momenten de aandacht gevestigd. f 7 8eDOemde accidenteele moment kan optreden door het opheffen of dragen van een relatief te zwaren tast, door hard lootten door h t maken van een bergtocht, door het deelnemen aan een voetbalmatch of Msuedstr.jd, door overdreven dansen, door een wat moeilijke defaecatie of de. '««mg bij een wat geforceerden cothm. Het tweedemlent Zlen wij optreden door een tra,„na, door hevige gevoelens In 1^ 7, \an onlust als: onverwacht, groot gelak, angst en schrik. Psychische invloeden' s eri" ring- ïet rin * *"«*• van neurasthenie in ,,t He^ meest wordt combinatie van momenten gezien- een hartlikW -ezwykt b.v. plotseling door een hevige gemoedsbeweging (dood blijven op het hooien van een slechte, doch ook „el va„ ee," ^ d 1 °„o tTeT°nmB T"" ai" een. Ucht ^ma of aan woede, „«tT een schmil!a^H v'lk-"" ,u''1 aanwezig zyn en kunnen maken, dat f n sclnjnbaai volkomen gezond persoon door een lichten klap of stomn dood neervalt. Zijn lichamelijke toestand is dan een verzachtenH. nT standigheid bij het berechten van dezen onwilligen doodslag (dl. I. bl. 58)' latel nfl PP ^ te Weten' ,lat de hartverlamming ook eerst oorbh * H Pam' UUr °f n°g kter' kan VOl8en' ^lat de ruzie al Tang voorbij s, de persoon gevallen is zonder zich ernstig te bezeeren enz IBLRT ( ) geelt hier een paar interessante voorbeelden van, waarin echter < 'n gecompliceerd hartlijden bestond; ook Perrin de la Touche deed mededeeling van een drietal in dit opzicht belangrijke gevallen ' Niet zeer begrijpelijk is het op een gegeven oogenblik intreden van den dood, waar d,t geschiedt tijdens den slaap (iets dat veelvuldig voorkomt liet hart^nf w kM °P den inVl°ed Van de um* et «■« Méü. lég., 3-de spiïp, A ernauwing van liet lumen van een tak van de artt. coron. cordis door arteriosklerose leidt, bij zekeren graad, noodwendig, voor zoover de bloedtoevoer langs collateralen weg (i) niet voldoende kan geschieden tot verminderde voeding van de hartspier in het door dien tak verzorgde gebied Zoodra, door liet progressief zijn der vernauwing, een zeker punt bereikt is kan het komen, b.v. onder invloed van een wat sterkere lichamelijke inspanning,' min (,f meer snel ophouden dei hartcontracties (-); dit geschiedt (') De artt. coron. cordis zijn geen eindarteriën, zooals Cohnheim meende, daar er r 'n ,den8U CU8 Co;onariUS en "«h ,len aPex cordis- arterieele anastomosen bestaan ,.n de smistra en «le dextra, doch z(j zijn wel z.g. functioneele eindarterifn, d.w.z. dat de ïndiwdueel in sterkte zeer wisselende, anastomosen in het algemeen te gering in aantal en •in te klem caliber zijn. om langs dezen weg een gedeelte van de hartspier voldoende e° ete "f*'' al'te,ie VerSt°Pt is' Dan vo1^ in het ^haemische ptdeelte met eemge uren nekrose, met uitzondering van den rand, welke langs collateïalen weg altjjd nog voldoende gevoed wordt. De artt. coron. cordis hangen niet alleen onderling door arterieele verbindingen samen doch bovendien staan zij ook, door bemiddeling van de vasa vasorum der aorta en f!n 1; PH uer,binpen op: dit is af en toe gezien bij embolie fin een der air. coron. cordis of een van haar hoofdtakken. Men heeft echter ook wel wete Tnt Zr31"" ■"** «eraa-hwiele Mi de obdil^ie alnXff n wL di nfn ! m°ft6?- 'lebben' >'0n,lel' dat er het leven iets van bemerkt' was, de utbreid.ng en locahsatie bepalen blijkbaar haar beteekenis (',. Voor het ontspon ur oL efr wordt-0 rf6> b , let" wordt' 'le ischaennsche haard mag ook niet al te "root 7ün or. wat „s szzsir - -<*—«-km Afsluiting van een hoofdtak, ran den stam of. wat hetzelfde effect heeft van den oorsprong van een der beide hartslagaderen O, leidt in het atgewenZ eln^tZ Z daiiv thrombose- ir ^ 17 U'"*' ''ijm (iW'd °P ^teriosklerose met s'ennr thrombose, einbohsche afsluiting is uiterst zeldzaam Ten.r8rnMw" "»»k»"»™ * een /wakke™ - l " ' be'"erkt men er niets van. Gewoonlijk echter treedt vele en d ing dlT ^ Ventri«^ met -«*** inde aanvoerende i t- 111 de ufvoel'ende arterie: de hartslag is dan altiid en Kt"? e" Vaa. i eei^ VeHangzaamd en daarna versneld; de dood kan intreden ir dit gewoonlyk onder verschijnselen van het z.g. Wogen of Fliminern des X ï i i OnfeC0Ördineerde en daardoor frustane hartcontracties,. In die in de hartstreek beklemming op de borst en pijn £HrSrr ra b, i i ,«i ? , \ ls gealtereerd waren en gevallen, waarin de oorsprong vin :riïElP" *r» im!\X ÏThr~fko„Ts\iÏTantnrvr 1™ «/>»*"»>«"< «'• Tüdachr. v. Geneesk. «rar:vr • a,s oen iw'iiapmiHch-ni'krotMi gXlt'e'm.g 7lIXrzMnT,v tf'hrt'•''' d''S M,'"srl1™, I hl. 189] bl«ft na onderbinding van een grooten tik <1, fm „ r ' T8®" tot eontractiu behouden en I.lijven l.y dieren, «5- 04 uur geheel normaal. * ' ® ®" rbythmus 'lel' hartslagen en de harttoonen nog r t - --— - litteratuur vond h,| geen gevallen. «* '» * z"""s ,ie """ste ,kumi ^ «*>*■ »«»•■ botische v„raauwL ™Hrv7e°Wlk *,ah^rio8klerotis<:l>rz- mul Lungenschlag zjjn oude uitdrukkingen. Van Stickscltlagflus» sprak men. wanneer in het l(jk alleen een sterke veneuse hyperaemie van longen en hersenen bestond, van Stickfhtsz wanneer alleen de longen en van Srhlaqfhmz, wanneer alleen de hersenen te veel bloed bevatten. <*) Op 64 personen, lijdende aan angina pectoris, stierven er 49 onverwachts (Fokbes) Buouardel, die deze cijfers vermeldt, wil zelfs de mogelijkheid openlaten, dat men aan den eersten aanval van angina pectoris kan bezwijken (*). Voor vele pathologen is angina pectoris de uiting van arteriosklerose der artt coron cordis; zeer vaak, doch niet altijd, vindt men in die gevallen deze afwijking in het lijk terwül men haar ook vinden kan, zonder dat de persoon ooit aan stenocardie leed I') BBot-ARDEL. La mort et la mort snMto. 188G, lil. 1.10. "7™z' 1,6 O™*"**» meerderheid der gevallen hS=S;== ;pi^=sss= -1* ~ schadelijkheid, w^ke\/de^eTallen 'telkewij We 'l'° van een of ande,p in verminderde bloed-(0,-)toevoer l \ , i - " m °°e vatten, bestond heeft. In andere gevallen berS JT^ .V*" 6en W ^ te d<*" bloed circuleerende giftige stoffen vin infe 't°? '' °V nadeeli£e werking van in liet heterotoxischen, oorsprong en is le 'i " '• 'uz,'n' ook wel van autotoxischen of J>™~ Daarom' ^ n" die gevallen TZZ l ™ «n "Pel ™ een akje.neer, thermie en anaenne behoóitn l fn T Van 'le degeneratie. waartoe ook hyper- het voortbestaan van het leven, dan'haar ™eZ°?r hare beteekenis, ten opzichte van is toch niet alleen het hart de zetel van'ziékr li/ké" toxischen oorsprong andere organen (lever en nieren!). ' ,,ke afw«kinf?en, doch zijn dit ook nog .»5ralr.?.hs*'>»" f* • M. »«, heid dan ook in de agonie iltii I i. ■ ontstaat naar alle waarschijnlijk- zoo uiterst veeLdl wor lt " ° mWrrteren graad: van daar' dat *« worden ter verklaring Z T T *«■*"■* ^kend kaü een gedegenereerde hartspier heter v ■ ƒ' '"" ". m'nder> waar in het algemeen wordt aangenomen: «le Leistuno- - , "7 , 'aa'.. Seschikt is, dan gewoonlijk nog algemeen nauwelijks door verminderd" '' " "gke" ^ hPt hart worden er in het spier^E^m* !°% T"? ^ ^ gratie van de hart- misschien van invloed geweest is ' . " 8^ot<| uitbreiding ervan aannemen, dat zij ook voor de, over het algemeen vrij' Dlt g8l(lt meer in het büzonder slechten naam heeft ten opzichte van W aang,etr®ffen' degeneratie, welke een te hart. Uitgebreide en intensieve d i' "l-"- na fen invloed °P 'ie fnnctie van het is altjjd de uiting zijn van ernstige -tfweTkinp'w herkenl,al'e' vett«e degeneratie daar zij even veelvuldig wordt •> " • Meer kan men echter niet zeggen, -«ïS'S ~ natuurlijk sleidits dom inikrask^Miis ] 2,1 °°k 'le kern a™tast. Dit is echter geharde praeparaten vast te stellen ^ * ,n ^-MtKoVhe vloeistof op de^uncde^'van^het^iart is "ut deg6"eratie van ^ hartspier als zoodanig is van het langdurig verblijf in 'een ïuimte™nï h^tlmVAtumT ^ "" ^ O Schmidt's Jahrbücher 1888. t bl. 223. Welch hield konijnen 3 weken in een niinite, verwarmd tot 40°5- 42° 43° waarbij de dieren, afgezien van dyspnee (tengevolge van den invloed van het warme bloeit op de oblongata) eigenlek niets anders vertoonden dan neiging om rustig te blijven liggen. u Na 3 weken werd een der dieren gedood en onmiddellijk het hart onderzocht. Welch zag de hartspier zich nog 10 minuten rhythmiseh samentrekken, niettegenstaande door sterke vettige degeneratie slechts hier en daar nog iets van de dwarse streeping der spiervezels te zien was. Niet alleen het hart, doch ook de lever en de nieren bleken bij dit dier vettig gedegenereerd te zijn. Bü .i andere «lieren werd, vóór zjj gedood werden, eerst de bloeddruk gemeten en deze volkomen normaal bevonden; daarop werd de invloed van den n. vagus nagegaan en gezien, dat deze eveneens volkomen gelijk was aan dien bü gewone dieren. Daarop gedood en onmiddellijk onderzocht, vertoonden de hartspiervezelen toch een sterke vettige degeneratie. Uit hetgeen hierboven en op bi. 416 ,cerd medegedeeld volgt derhalve, dat uitgebreide en intensieve veranderingen van de hartspier kunnen voorkomen, zonder dat de functie van het hart er belangrijk door gestoord wordt, terwijl omgekeerd soms bij de zwaarste stoornissen der hartactie tijdens het leven, post mortem zorgvuldig mikroskopisch ondersoek zelfs geen veranderingen van de hartspier kan aantoonen. Dit maakt het onmogelijk uit den toestand der hartspier post mortem een besluit te trekken over de Leistungsfdhighit van het hart bij den levenden persoon. Over de beteekenis der segmentatio en fragmentatio myocardii, welke in de helft van alle lijken worden aangetroffen, onverschillig welke de doodsoorzaak is, is men het met zoo algemeen eens als over de geringe beteekenis der degeneratie ter verklaiing van een mort imprévue. Dit maakt, dat men in foro op dit punt zeer gereserveerd moet zijn, te meer, daar het waarschijnlijk is, dat zij in agone kunnen ontstaan en eveneens post mortem bij de ontbinding van het lijk. doch slechts onder bijzondere omstandigheden [Dunin, 1894 (■)]. Daarom heeft liet vinden ervan slechts waarde bij een versch lijk, dat is bjj het lijk van iemand, die hoogstens een paar uur dood is d. i. onder omstandigheden, welke in de gerechtelijk-geneeskundige practnk slechts hoogst zelden aanwezig zijn. Waar deze afwijkingen zeer uitgebreid zijn, zjjn zij onvereenigbaar met het leven te achten; geringere graden hebben zeker geen beteekenis voor de leer van den onverwachten dood; meer kan men niet zeggen. In foro kan men, op grond van dit alles, aan deze afwijkingen geen waarde Aan de bruine atrophie van het hart wordt door de meest verschillende onderzoekers geen nadeeligen invloed toegekend op de hartwerking; zij worde derhalve in een geval van mort imprévue wel genoteerd, doch er worde geen beteekenis aan gehecht ter verklaring van het accident. Het bruine pigment is een afvalproduct van de stofwisseling van het hart ontstaande uit liet spierhaemoglobine, dat opgelost voorkomt in de enkelbrekende lagen van het syncytiale hartspierweefsel. In \eibanev indingen aan het hart, tot de diagnose komt: dood door hartverlamming, et onderzoek van «le artt. coron. cordis begint met het voorzichtig .sondeeren er van, van uit de aorta. Dan klieft men de sinistra, door een in« i.si« in i en linker ventricelwand, dwars op den sulcus coronarius en ter hoogte van den sulcus longitudinalis anter. en knipt met een fijne schaar het stuk open, gelegen tusschen den oorsprong en deze dwarse incisie \ ervolgens tracht men hetzelfde te «loen over het verdere verloop van het vat. De ramus descendens ant, kan men gewoonlijk min of meer ver op deze wijze openen, doch ten slotte wordt hij te nauw en moet men hem over zijn verdere verloop onderzoeken door het aanleggen van dwarse insnijdingen, met een onderlingen afstand van »/, cM. Men legt deze sneden aan tot aan de hartpunt. Dit doet men ook met den ramus circumflexus voor zoover hij zich niet laat openknippen. De art. coron. dextra kan men gewoonlijk gemakkelijk openknippen, ten minste over haar verloop in het rechter gedeelte van den sulcus coronarius, tot aan den sulcus longitudinalis post. Den ramus descendens post, en de aan het oppervlak van den ventricel verloopende takken moet men vei volgens eveneens door dwarse incisies onderzoeken. Naast de arteriosklerose staan, met min of meer gegronde reden als oorzaak van mort imprévue te boek nog eenige andere aandoeningen'van ie circulatie-apparaat, welke echter veel minder frequent aangetroffen worden en «lan ook een veel minder belangrijke plaats innemen. Wij kunnen daarover «lan ook veel korter zijn en behoeven slechts die punten te vermelden, welke weinig bekend zijn of ten wier opzichte veelal verkeerde voorstellingen bestaan. In het algemeen veroorzaken ook zij den dood door hartverlamming (synkope, resp. paralysis cordis). B. ONTSTEKING VAN DE HARTSPIER (MYOC'ARDITIS PARENCHYMATOSA ACUTA DIFFUSA). Ofschoon bij liet infectie-hart zoowel het parenchym als het stroma aangetast worden, heeft het eerste zulk een overwegenden invloed op de unctie van het hart, dat men dit als eigenlijke aandoening kan beschouwen Daarom zullen wij alleen over de myocarditis parenchymatosa spreken. Deze aandoening, welke een zeer verschillende aetiologie kan hebben is een tamelijk veelvuldige oorzaak van den onverwachten dood. Zij ontstaat in het algemeen door toxische ontsteking, secundair aan infectie van een min of meer verwijderd orgaan en wordt zelden veroorzaakt door haematogene infectie van het hart zelve. In het algemeen is dit de aandoening, welke lijders aan den z.g. «mm an en 10/m der acute infectie-ziekten (croupeuze pneumonie, typhus abdomuudts) onverwachts doet bezwijken, in welk opzicht zij hier genoemd wordt. Zij is ook de oorzaak van het optreden van den dood tijden, de «knies, van de slechte prognose van den z.g. cardialen vorm dezer ziekten en, hetgeen voor ons weer van belang is, van den dood van personen, die aan een gewoon verloopende acute infectieziekte leden, doch tijdens de reconvalescentie [typhus (')] of nog weken later (diphtherie), nadat zij schijnbaar reeds geheel hersteld waren, onverwachts stierven door hartverlamming. Wij zijn geneigd ook den onverwachten dood bij ben"- in sommige gevallen hieraan toe te schrijven, gevallen, welke af en toe voorkomen o. a bij soldaten, die schijnbaar in goede condities het hospitaal verlaten en kort daarop dood ineen zakken. Zeer belangrijk is het feit, dat ook bij een neuten maagdarmkatarrh deze aandoening kan voorkomen, alsmede bij den chronischen darmkatarrh. De acute, diffuse, parenchymateuze ontsteking van de hartspier is, volgens algemeen gevoelen, een zeer nadeelige factor voor de functie van het hart welke er belangrijk door gestoord wordt, zoodat reflectorische remming en snel optredende uitputting van de hartspier in die gevallen al zeer gemakkelijk optreden. Hierop berust juist haar omineuse beteekenis en de noodzakelijkheid van het door makroskopisch onderzoek vaststellen van de eigenschappen der hartspier in physischen zin (vochtigheid, doorschijnendheid kleur en samenhang) om deze aandoening te kunnen herkennen (2). (') In het geval van typhus ambulatorium, dat wij zagen (noot 1, bl. 410) was een dansmeid, na een kleine ruzie, plotseling dood in elkaar gezakt. De darm vertoonde het klassieke beeld, met roode typhuskorsten op het lymphoïde apparaat; het hart bood all© teekenen \;m de hier behnndelde Rcindoening1. Ook btf typhus kan het accident optreden, weken nadat de koorts reeds is geweken n De diagnose aan de lijktafel van myocarditis parenrhynu^a acuta diffL serosa, ^ n u, is b() ben , tegenover oedeem met parenchymateuze degeneratie run de hartspvr zooals veelvuldig b« beri' voorkomt, steunt in hoofdzaak op do gemakke ke verscheurbaarheid van de hartspier; bij matigen druk schiet de vinger er eenÏÏps doorheen Dit punt wordt herhaaldelijk voorbijgezien en daarmede wordt het ge wichtigs te kenmerk voor de herkenning ervan niet vastgesteld; door mikroskopisch onderzoek van gehard weefsel is de herkenning veel moeilijker. Van daar dan ook da het onderzoek van Pekelharing en Wi.vxleh, van Schecbe van Yamagiva e a. slechts zelden ontsteking van de hartspier heeft aangetoond. Veelal wordt de sectie in dit opzicht oppervlakkig verricht en hecht men te veel wamde aan het mikroskopisch onderzoek van bewaard materiaal; men meent gewoonlijk ztfn plicht voldoende te doen door materiaal te flxeeren, te harden, in te sluiten te snuden en te onderzoeken. De herkenning van de zoo uiterst gewichtigesereuze parenchymateuze ontsteking is op die wijze vrij wel onmogelijk, tenzij men, zooals zou goed als nooit fc'esd'iedt, de fixatie in kokend water doet plaats vinden. C. VETHART (PIMELOSITAS CORDLS). Deze aandoening is een onderdeel van algemeene vetzucht, doch gaat opvallend vaak gepaard met de reeds besproken arteriosklerose der artt coron. cordis en hare gevolgen; dit is begrijpelijk daar obesitas en arteriosklerose in het algemeen beide thuis behooren in de 2e helft van den bloeitijd van het leven. De vetophooping onder het epicard krijgt eerst beteekenis, wanneer, zooals in )]. Daarom ('j Brouardel, La mort et la mort subite, 1895, bl. 118. vestigen wij er de aandacht op, omdat, ofschoon wij niet weten ,h,t iif • r i- is gebleken, de mogelijkheid bestaat, dat onze overdreven dikke' kinde lll,1le ook zelfde ongeval bloot staan. o%eiet rechter hart (dilatatie-thrombose)] en 1 n aai van de ait. carotis int. sin. en art. media cerebri sin., afkomstig van pariëtale nombose. op arteriosklerotischen bodem, van de aorta. Keij-Aberg nam op 852 gevallen slechts 1 geval van embolie waar. warpn H9 n , J knuimn'(jm<*n-, op 150 gevallen van embolie, ge\ allen afhankelijk van thrombose van de venae peri-uterinae 1.1 kraamvrouwen, met opvolgende embolie van de art. pulmonalis (Lunyen- Si 2-3 weken na "et begin van Je thrombMe°» De embolus is, waar hij een onverwachten dood veroorzaakt, bijna altijd JfThS r,efcn rr en Sl6ChtS Wj h00ge «indeling uit eene arterie uit het hart: embolie van de art, puim. wordt dan ook het veelvuldigst gezien. A indt men ergens een embolus f1) dan heeft men de plaats op te zoeken van waar hij is gekomen; gewoonlijk gelukt dit en past hij nog volkomen aan den thrombus, van welken hij werd losgescheurd. Dit verband moet men steeds trachten aan te toonen. Onder allerlei omstandigheden kan, zooals uit de lessen over algemeene pa ologie wekend is. thrombose en, in aansluiting hieraan, doodelijke embolie optreden. In bijna 60 % van de gevallen van vena-thrombose komt het tot embolie fl; met altijd echter geeft dit tot klinische verschijnselen aanleiding en nog minder tot den dood. % Terwijl zooals reeds gezegd werd, onverwachte dood door embolie het meest voorkomt bij kraamvrouwen, zijn toch ook gevallen bekend, waarin ™i he media met COriëS Van het m Petrmm en secundaire 1 ?se' een Prostaatcaranoom en sommige vormen van uterus- carcinoom met secundaire thrombose van den plexus pudendalis, resp utero-\aginalis. tot doodelijke embolie van de art. puim. leidden, hij het uterus-carcinoom, zelfs vóórdat het zich klinisch verraden had. Zelfs zijn er enkele gevallen bekend, dat een druiper, met secundaire venen-thrombose in de omgeving, hiertoe geleid heeft [Brouarpel (3)]. Het meest is de dood afhankelijk van embolie van de art. puim., omdat het primaire gewoonlijk is thrombose van een varikeuse vena der groot, uiculatie, een zeer veelvuldig voorkomende afwijking. Is het lijk niet afkomstig van een kraamvrouw, zooals blijken kan uit den toestand der genitaliën, dan heeft men in de allereerste plaats de venen van de onderste - tremiteiten te onderzoeken, ook de diepe van de kuit. Kan men hier niet °n.de,scheid in eigenschappen tusschen een embolus en een thrombus oDtreed o," i rr Pathni'0gi(" geleerd" 0mdat b« mort imprévue de dood te snel vp i-,n , ai''0 verandenngen OP «Ie Plaats van beklemming, met hare ternewe king op den embolus, te doen optreden zal men in een dergelijk geval geen moeite iVnmheetnv!t ^ 16 °nde-heid- "e embolus JtVde tüZZH (-) Lubaesch. Die allg. Pathologie, I (1905), bl. 211. Virchow vond in 10 gevallen van gethrom'boseerde varices 6-maal embolie van de . pU.lm-; wel een bewÜs hoe vaak zö, zonder daarom altijd .loo.lelijk te zijn wel onder deze omstandigheden voorkomt, " te z"n' "p| C') Bhouardel, La mort et la mort subite, 1895, bl. 141; bl. 320, obs. 69. oorsPron« van den embolus vinden (gethromboseerde varix; oude vrouwen!), dan zoeke men systematisch verder. Zooals reeds in dl. I, bl. 65, gezegd werd is embolie van de art, puim doodelijk, wanneer de stam of de beide hoofdtakken verstopt zijn door den embolus; de dood treedt daarbij snel. onder de allerheftigste dyspnee, oruM. hmbohe van een der artt, coron. cordis doodt in den regel plotseling, door s.Mikope; echter nam Thorel een geval waar, waarin embolie van beide ai tenen optrad, zonder dat eenig symptoom werd bemerkt t2); de collaterale circulatie moet in dit buitengewoon zeldzame geval natuurlijk buitengewoon sterk ontwikkeld zijn geweest (bl. -1-15, noot lj. Verstopping van vele takken van een vat (multipele embolie> moet op een lijn gesteld worden met verstopping van den stam of van een hoofdtakdit geldt zeker voor de longen, het hart en de hersenen en verklaart sommige gevallen van onvenvachten dood. Bij zieke organen kan de functie reeds vernietigd worden bij verstopping van meerdere kleine arteriën. Zoo kan. b.v. bij een uitgebreid tuberculeus proces, multipele embolie van takjes der art. puim. van de B-de of 4-,le orde plotseling of snel dooden, terwijl een dergelijke verstopping anders ongemerkt voorbij gaat; voor het hart is embolie van kleinere takken soms doodend, indien de hartspier reeds geleden heeft, doordat vele takjes door artenosklerose vernauwd zijn. Doch ook hier komen uitzonderingen voor en -an het gebeuren, dat van de embolie onder deze omstandigheden niets gemerkt wordt. Volgens Kreiil, een autoriteit op het gebied van hartlijden, zou 2 een ziek hart beter ,lan een volkomen gezond liet plotseling afsluiten van een hoofdtak of van den stam verdragen; de zieke hartspier is reeds gewend aan een belangrijk beperkte voeding (3). ('J Een zeer zeldzaam geval, dat op één lijn met embolie van de art. puim. gesteld kan worden, tot op zekere hoogte zoo te noemen is, zonder het nochtans te zijn vertoonde het hart van eene vrouw, plotseling overleden tijdens een poging tot thnmlT 'ar|, V™Chft' aan een dunne steel, een kogelthrombus, welke in staat was den conus arteriosus te tamponeeren. Wij moesten m ons advies in het midden laten of de dood hierdoor was opgetreden dan wel door ,1e poging tot afdrijving (inhibitie door het inbrengen van eenig instrument in de canalis cervicis uteri). (*) Lubarsch, 1. c., bl. 217 en 282. Cl Ibidem, bl. 218. Embolie van de hartslagaderen is slechts hoogst zelden de ooi zaak van onvenvachten dood; meestal is dan de ramus descendens anter. de zetel van den embolus. Embolie van liet arterietje, dat de raguskenwn enz. in het verlengde merg, van dat, hetgeen de mtracardiale gunglia van bloed voorziet, is makroskopisch niet te diagnostiseeren, doch leidt prompt tot een plotselingen dood. Deze embolie kan optreden net detntus mt een z.g. ulcus atheromatosum aortae, derhalve zonder dat van nu- i se Spi'ake ,b?h0ftft te z.Ün' Dit z«n voorbeelden van mort imprévue, waarin ,1e 1"pe".1."g ,geen llcht verspreid en toch de oorzaak van den onverwachten dood een natuurlijke is (bl. 405, noot 1). ■2. RESPIRATIE-APPARAAT. A. LARYNX EN TRACHEA. In de eerste nla unllon nri i V, i. i . ... „Kh 1Uüt liet OUg 0p net veelvuldig voor- I an 8°na°ng, de aandacht vestigen op de mogelijkheid, dat een u rnnnaiu/nl o«/aI i t 7*«T ë ' 0nverwachts ,len ('0°d kan veroorzaken (Kropftod). Strumae kunnen ineens veel grooter worden en daardoor de trachea < usdanig vernauwen, dat de ademhaling onmogelijk wordt. In dl. I werd. op hl. 179, gezegd, dat de dood (bij proefdieren; optreedt, indien men met te canule van Bboca het lumen van de trachea reduceert tot de helft. De dood kan derhalve snel kunnen optreden, zonder dat de trachea geheel dicht gedrukt behoeft te worden. Dit accident heeft men waargenomen bij kleine, nog niet bemerkte strumae, doch ook wel bij groote, welke geen stenose-symptomen veroorzaakten. I it den aard der zaak zijn de circulaire en de endothoracale (substernale) strumae het gevaarlijkst, omdat bij hen een betrekkelijk geringe oename in grootte reeds tot ernstige compressie van de trachea moet kunnen leiden. Het is niet altijd mogelijk uit te maken, waardoor ineens de krop zoo in omvang toenam, dat zij de persoon onverwachts doodde. In enkele gevallen heeft men een versche bloeding in de struma gevonden ; in andere verkeerde zij in acute ontsteking (struma inflammatoria s. strumitis); dit laatste schijnt hot meest bij zwangeren voor te komen. Groote strumae kunnen ook ineens door hartverlamming dooden; dan bestonden gewoonlijk echter van te voren duidelijke stenose-verschijnselen en treedt de dood niet zóó onverwachts op als in de hiervóór besproken gevallen. De dood moet in die gevallen vermoedelijk altijd toegeschreven worden aan den slechten invloed, welke de belemmerde ademhaling, dooide hierdoor ontstane hypoxyhaemie, op de hartspier uitoefent; af en toe heeft men uitgebreide vettige degeneratie van de hartspier gevonden en, wat ons veel belangrijker voorkomt, arteriosklerose van de hartslagaderen' Ook kunnen groote strumae dooden door afknikking van de trachea, zooals door een plotselinge beweging met het hoofd, ook in den slaap, kan optreden; dan zal de sectie vaak geen licht verspreiden, daar het hoofd >ij het afleggen van het lijk, allicht een andere houding krijgt- de stijve kraakbeenringen zijn in zulke gevallen door drukatrophie verdwenen. ' Om over het lumen van de trachea een oordeel te kunnen vellen moet men haar, na de huid afgepraepareerd te hebben, in situ dwars doorsnijden door eene snede, welke door alle weeke deelen van den hals heen, midden over de struma verloopt en wel op de plaats, waar zij het volumineust is. Zoo noodig legt men, evenwijdig aan deze snede, meerdere aan. Het zg. oedema laryngis kan onverwachts opkomen en binnen eenige minuten dooden, zoowel het ontstekhigsoedeeni als het veel zeldzamere toxisch oedeem (van de submucosa «Ier plicae ary-epiglotticae en van ,1e phcae ventnculares). ... "f ontstekingsoedeem kan, hetgeen voor ons van belang is, optreden IrLlÏÏ Van ,len 6n duS °°k bi-' die- wplke door hun cahsatie weinig ut geen verschijnselen veroorzaken (luetische ulcera) zoodat werkelijk liet larynxoedeem geheel onverwachts den lijder kan dooden • èèn 18 // / aanl der Zaak niet het ^val, waar de persoon leed aan' ontbtehngnproces ut ,1e buurt van d*n larynx, dat hem ziek maakte /ooa h een pentonsillairen absces of een phlegmone van den mondbodem (angina Lvdwigii, gewoonlijk, doch minder juist, angina Ludovici genoemd). let toxisch oedeem kan als oedema fugax optreden bij chronische parenehyniateuze nephntis. welke op zich zelf misschien zóó'weinig verse njnselen veroorzaakte, dat de dood geheel onverwachts door het oedema laryngis kan optreden. Dit gebeurt vooral bij jonge menschen. Op de moeilijkheid van de herkenning van een doodend oedema aryngis, aan de lijktafel wordt in de lessen over diagnostiek aan de lijk),° oen(le gewezen, om er hiernaar te kunnen verwijzen. Hier willen mLi!8e?hi"^LW1JZen ,°P j en bij zwangeren. In die gevallen treedt, ten gevolge van een als complicatie opgetreden ontsteking van de hartspier, vaak onverwachts de' dood door hartverlamming op (bl. 422); dit geschiedt gewoonlijk onder epn der °P bL 418 genoemde accidenteele momenten, b.v. een wat zwaarderen lichamelijken arbeid of ruzie (*). imprévue ^ m'nder practisch belanS zijn «le volgende oorzaken van mort Groote pleuritische exsudaten tserofibrineuze en zelfs etterigei kunnen . lb het ware onbemerkt ontstaan, hoogstens tot lichte kortademigheid "'1 insl)annmg leiden en toch onverwachts den lijder dooden door hartverlammng (ontsteking van de hartspier), doch ook door af knikking van de v van, mferajr, iets, dat speciaal bij linkszijdige exsudaten voorkomt, waarbij het hart zoo om zijn basis gedraaid kan worden, dat zijn punt rechts van iet sternum ligt. Deze laatste mogelijkheid kan optreden door een wat snelle lichaamsbeweging en zal uit den aard der zaak niet altijd door onderzoek van het lijk aan het licht kunnen komen; daarvoor moet men erop bedacht zijn en er zijn sectietechniek op inrichten, om haar dan toch familie n!L "-"f °P bI; 2^0' dL °P T 7?™"* V00rk— ™ den ambulant! vLnder crouS nv- w ;^ v., ft7e llng van Hehewerth [Geneesk. T«ds, h. v. X. |, dl XL Vil (190,). bl. 489j bljjkt met, dat hjj hetzelfde waarnam. (1893-ll^rlnlir l'r°UpGUZe I,nPUmonie- welke WÜ als jong off. v.gezondheid sterfte w it eü ÜÏT , Waarnamen' vielen ■ 'k een acute brandt it»», met gedissemineerde ftrain'/toimettiitaiiiëii lTartmÏnmin^r^''"0 ka"' °m llezel,,l(' redt>n> onverwachts den dood doo? uau\ enamming doen optreden. niet; noodwmdfe te moeten vind™, om,lat bij het vertragen van het lijk jmer ook direct hierin); dan kan een stuk met het bloed versleept worden en in de art, puim. terecht komen. bekken nd v "ög ^en thrombus gevonden clan onderzoeke men de venen in het , f . f. • sPenuatl( a. door m den zijwand en bodem van liet bekken (en bij vrouwen ook in het hg. latuni uteri, insnüdingen te maken, ,1e aderen, stomp pmena^nde n d. «,,op te «to» „ t0 tnilll,„, w„nM: 3PopP™nXhS ■ uit. Met deze manipulaties begint men. wanneer het lijk afkomstig is vm a vrouw, die eenigen tjjd geleden is bevallen. ■ ■ n *' Km* (verlopend Bij de Fransche gerechtelük-geneeskundigen spelen, ofschoon thans mi™.*. ■ vroeger, de estio,, it„ln,o,,aire <= Lung^ns, hlï ^ sïkL T Duitsche pathologen, en ,le catarrho den onverwaehten dood een groote rol, waardoor het noodig is er iets over niede te dTelen" V 1 11 , / ZpgKPn. wat onder deze uitdrukkingen verstaan wordt dan' velschillende schrijvers er een verschillende beteekenis aan hechten Als mZt bare meening geldt in ons oog deze, dat congestioii pulmmaire = [vewm, (>i| ' ' li)8,' (lerhalve aangeeft, dat de longen meer bloed dan onder gewone omstan dgheden bevatten en geen andere afwijking vertoonen. terwijl de catarre s„ffbru.Ït - mineV omdat llet feite>«k secundair optreedt öf aan hart verlam- ïmg [als gewoon terminaal, vesiculair longoedeem (dl. I. bl. 61,] öf als diffuus (') Of de hyperaemie is van arterieelen of van veneusen aard is mY.t- „;t-, door onderzoek van ,1e longen; gewoonlijk zal zjj in de gevallen, welke wö h£ oS I«.i f fPn'fV!ln VT,Z,,tl oorsprong z«n. daar de oorzaak meestal zal gelegen zi n in si chte functie van het linker hart, terwijl het rechter nog tamelijk goed werkte Hm linker hart sterft gewoonlijk het eerst, doch nooit liet laatst (dl. I.' bl. (Ui. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. ^ toxisch oedema fugax bij chronische parenchymateuze nephritis. Daai dehartverlainmir.tr n die gevallen optreedt te midden van een goede gezondheid (1 s.'b^ en T.e chronische parenchymateuze nephritis in die gevallen niet van te voren herkend is spieekt de kl.nicus .n die gevallen van idiopathisch longoedeem, ten onrechte natuurlijk' i ? Ukkmgen hebben natuur|iik alléén waarde, wanneer wordt aangegeven etgeen het primaire is; want er z(jn geen feiten beken,1, welke erop wijzen .lat de wTkane?ii indienÏlJf' 'l°°r Vel'klfning Van ,le faci6s "*Piratoria, kan dooden. toevoer nw' / "V'66' 1,106,1 heVatten' lei,Ien tot verminderde bloed- toedoe naar de hartspier en naar de oblongata (zoodra compensatoire vaatvernauwing n andere organen met .„eer in staat is den bloeddruk voldoende hoog te hcZnof zoodra deze verkleining van het stroombed door een of andere reden uitblijft - /.ie noot 2, bl. («, dl. 1. en hierdoor dooden. Maar ook in die gevallen is de onmiddellijke doodsoorzaak niet in de longcongestie te zoeken, doch in de oorzaak van deze zelve Loiiijcongeistie ,.s evenmin ah longoedeem een doodsoorzaak. °P J® ,°01'Zaak ,van ,de lon8®°ngestief resp. van het longoedeem komt het derhalve gezég,? (bl 412 'T /V'" f 0mXakm Van voldoende 1 (bl. 412- 420, zoodat wy hier kunnen volstaan met die der longcongestie op te ..even. Deze zyn in gevallen van mort imprévue: hartverlamming, oververhitting van het lichaam (dl. 1. bl. 240) en acute alcohol-intoxikatie; in het laatste geval vindt men {.ewoonlyk tevens een sterke veneuze hyperaemie van de hersenen en ruikt de maaginhoud naai alcohol (bl. 375). Op de geringe beteekenis van hersenhvperaemie in het lijk werd echter vroeger gewezen (dl. I, bl. 158). 3. digestieapparaat. Zeer gewichtig is liet feit. dat perforatie-peritonitis peracuut kan verloopen onder het zeer verdachte beeld van choleriforme verschijnselen waardoor het vermoeden van een warangan-intoxikatie gewekt kan worden Alle ziekten, welke onbemerkt kunnen verloopen en tot perforatie-peritonitis kunnen leiden, zullen derhalve aanleiding kunnen geven tot een mort imprevue onder verdachte omstandigheden. Deze aandoeningen nemen een voorname plaats in; uit den aard der zaak zijn het ulceratiere processen welke hierbij aan de orde zijn (1). A. FAUCES. Ofschoon de echte diphtherie hier zelden voorkomt (-j achten wij het toch noodig er hier op te wijzen, dat het corynebacterium diphtheriae t'terculeuze peritonitis kan volgens Brouardel (La mort et la mort subite 189o, bl 22o) symptoomloos verloopen en aanleiding geven tot een onverwachten dood onder choleriforme symptomen; het is voldoende dit even gereleveerd te hebben. O Dat diphtherie hier te lande weinig voorkomt, ten minste in haar gewonen vorm, blo ven wjj nog altijd meenen, al gelukte het de Haan ook uit liet eerste het jeste geval dat hjj ter onderzoek kreeg, het corynebacterium diphtheriae te kweeken Geneesk TUdschr. v. N. I., dl. XLII (1902), bl. 814]; in ,1e beide andere gevallen, noch p ' *ell'kte hem d.t blijkbaar meer, ten minste in de volgende jaarverslagen van het ueneeskundig Laboratorium is er niets van vermeld. Wjj baseeren onze meening op het feit, dat het Eijkman noch ons ooit gelukt is op meerdere 10-tallen van verdachte gevallen, het corynebacterium diphtheriae te' volstrekt niet alt,,,! aanleidmg geeft tot een pseudomembranenze ontsteking, é™ ,ov!!l T kalarrl,ale an9'na (W- m- Ook hierbü kan plotseling een tox sche synkope optreden en, daar ,1e katarrhale angina in het Hik dat hart, T °|)Va"™"' atWijkinger, behoeft te verraden, is het duidelijk, dat hartverlamming door een angina kan veroorzaakt worden, zonder dat de laatste op de lijktafel herkend behoeft te worden. B. MAAG. Het ulcus simplex ventriculi, dat zelden in Indifi voorkomt, is in staat geheel onverwachts den lijder te dooden. Geschiedt dit door de pijn van de perforatie^ als zoodanig (noot 5 op bl. 140) of door het optreden 11n intü ,lan zal natuurlijk allicht het vermoeden a gewekt worden, terwijl dit uit den aard der zaak niet zal g schieden waar een massale bloeding een eind aan het leven maakt. Vast staat, dat het ulcus chronicum rotundum ventriculi bij uitzon- deze 7" V7 °Pen ZOn (,e ki —»• -1 v i op 6644 \o 1 wassen personen (noot 1 bl. .3,u; ol Luropeesche vrouwen moet echter /iin • ïci, »i£ gesteld b0 een ,nlan,.sche vrouw. Kuenen nam te\«7,J S» SnïcS waar (op 2e, obduct.es «-maal,; v. Lochem op 12» obducties van cLéezen getn CWneezen h°Spitaa' waaronder 3,iü tin neezen, er ook geen. De frequentie van de maagzweer is bljjkbaar gering. O Gedurende 2 jaar word een afzonderlilke riollHini.a- werden 334 |.atiOnt.n o(l behandeld (w,, li , o "eus' en k"'lzi"k,u" g«*liouden: er i (w.o. .»> kinil.iicin. Ikze cijfers zun opgenomen in de hierboven medegedeelde. echter zonder dat het belangrijk is voor de zaak. welke ons hier bezig houdt, beschreef indertijd Kks.si.kh i . . 'ief t.wee^e 1)laats vermelden wij, dat volgens Vibert ook gastrektasie, met den haar gewoonlijk begeleidenden chronischen muaqkatarrh in oiSe ipn °nVerWachts- on,ler verdachte verschijnselen, te dooden, door het ptieden van een peracute auto-intoxikatie, door resorptie van sterk inhlfr r" Ult ,len' abnormale «mzetting verkeerenden, maaginhoud Hij en Brouardek schilderen het klinische beeld als choleriform of als dat van het dyspeptische horna, dat volkomen overeenkomt met het later te bespreken diabetische, behalve dat in het eerste geval de urine alleen aceton en in het tweede glykose bevat, met of zonder aceton, enz. («j. Bij reconvalescenten van typhns abdominalis en bij lijders aan slepende meronMdnng schijnt ook een eenvoudige indigestie tot e'en mort im^vue e kunnen leiden, zoodat deze onder bepaalde omstandigheden na het eten van zeer veel, overigens deugdelijk voedsel kan voorkomen. Men vindt n deigelijke gevallen bij de obductie de maag sterk uitgezet door min of meei veranderd voedsel. De eigenlijke doodsoorzaak is onbekend, doch het ligt voor de hand m dergehjke gevallen zich de zaak als volgt voor te stellen en op Teze wijze den rechter een denkbeeld te geven, hoe onder dergelijke omstandigden de dood kan optreden, zonder misdadige tusschenkomst van een dei. Het is nl. denkbaar, dat de enorme hoeveelheid voedsel, in de maag opgehoopt, aanleiding heeft gegeven tot sterke functioneele hvperaemie der obtaXof Z i h fraai' f "'lat V00r de V0,, «erttc mg \an de maag met mm of meer veranderd voedsel en door gevulde, melkachtige chylvaten (dl. 1, bl. 61). ;;! M- C' Kessler> Genee*k- Tjjdsehr. v. N. I., ,1!. XXXIV (1894), 1)1. 452. ( i \ ibert, Precis do Médicine lésralo 1q0k i»i n»™ r mort subite, 1895, bl. 208. ' * Brouabdel> Ln "'«''t et 1« ieooHr;S ,;S-?1I't,,nllenC01nï,leX kan V0lgens Brouarde'' (bes Empoisonnements aiieriei andere *■» C. DARM. wel inTnT, Staa! ?°° veelvuldig voorkomende typhus abdominalis en el m zijn ambuhnten vorm, waarbij het niet alleen op de op hl 422 geschii derde wijze door Imrtverlamming tot een mort imprévue kan komen, ook dooi inwendige verbloeding [ophooping van het bloed in den dann we^r ®Vacuatl® naar.')U^n CM en vooral door het optreden van perforatie. T n,; dezelfde wijze, als bij het maagulcus beschreven werd, kan svnkol'7r * bU het verscheuren van de serosa (inhibitie. s\ nkope) dan wel door een optredende perforatie-perihniti». Ook hier treedt de perforatie nu eens op zonder bepaalde aanleiding en dan weer eensten ge\ olge van een dieetfout, welke bij een ambulanten typhuslijder als het ware lederen dag gemaakt wordt, De perforatie kan ook hier optreden, nadat het ulcus reeds met epitheel oeueKt was. pv ''' nv,',,'mPtomen, eer. eind aan het leven gemaakt an worden. Op deze resorptie-autoïntoxikaties werd reeds in noot 1 op bi. 127 gewezen. 1 Hiertoe behooren beklemming in een in- of uitwendige breukpoort invaginatie en volvulus van den darm, welke in sommige gevallen op de üe^Xld We WijZe' d8n d°0d Ver00rzaken en niet onder het gewone Zeer bedriegelijk kan klinisch vooral het beeld zijn bij de zg. Littré'sche /iet waarbij men alle breukpoorten vrij vindt, dejectio alvi plaats vindt en toch incarceratie bestaat. In zulk een geval zullen de optredende emesis dotn denken0"8 ^ C°llaPS ^ hed ^ aan waranëan-intoxikatie kunnen In hetzelfde kader passen de zeldzame gevallen, waarin koprostase op in ^het liik-,Ze' * T 6Cht8 m0lt imlirévue leidt- 1" die gevallen vindt men in het lijk niets anders dan een enorme hoeveelheid skybala of ingedikte faeces in den dikken darm; Soquet vond eens 8 K.G. Soms vindt men een duidelijke oorzaak voor de koprostase, in den vorm van een enterohth fgroote galsteen; of van een min of meer lange en min optreden welt ltï" sommige omstandigheden kan een spontane miltrupluur optreden milt welke ^eldeiHn r"10'08^11* vertonnen. Een normale I « ü , P™ geZ1™ Wordt' scllellrt niet W*m. Men heeft het feit waargenomen, zoowel hij groote en weeke als bii groote en vaste milten aaUa en ^1? fbrom), zoodat acute en chronische resp. cac,Tja ZiïZZ typhm ambuh,tonus hiertoe aanleiding kunnen geven. De verschijnselen van inwendige verbloeding, welke zich niet altijd snel behoeven te on ^kkek n kunnen nnponeeren voor die van een intoxikatie. Zoo nan'wt rtr.~ TT'™ 'le mÜt Waar' waarin dame, 's morgens n ' i 11 %an (en ing' lievi&e braakneiging kreeg, zich zeer ziek gevoe de, hevige pi|„ i„ de linker zijde had, welke ztt snel over den geheelen huik uitbreidde en tot collaps leidde met hypothermie bleekheid «klamz"'eet'Zij^24uur"ahrt _J? * » n,iUr"l>tuur h tiopi-sche gewesten een vrij veelvuldige ooizaak van den onverwacht™ dood is, kan blijken uit het feit dat rjmaüTüè "''i, e"a°'' Maurltius' "P 54 gerechtelijke lijkopeningen s^Xn'n. geruptureerd vond door een gering trauma en 4-maai i h?llJ"P'UUri lii*n °f,tre'ierl door h"< optillen van iets zwaars, tijden» in i i , C geheel sl*>nt< 'k het carcinoma uteri kan door acute uraemie eene mort imnrévue geven onder koma en convulsies, omdat het pleegt over te g.'ijpenTde en daarbij de ureteren afsluit. Hetzelfde kan gebeuren door een /.T^L^nd^T' rlkeid6 U1'etTn afSlUit; °°k in dat g6Val ontwikk^t zich sleepend en sluipend een dubbelzijdige hjdronephrosc, welke op de geschilderde wijze geheel onverwachts een eind aan het leven kan .naken Dit^is ook mogelijk door prostaat-hypertrophie en eveneens door verstoppineen ureter «en niersteen, met kramp van den anderen. 5. CENTRAAL ZENUWSTELSEL. In staat tot het verwekken van een onverwachten dood zijn intracranieele nnuZeT ^ verschlllenden oorsprong, ontsteking,processen en de z.g. De spontane, intermeningeale bloeding neemt een nog al belangrijke ptats „e leer der raort imprévue Z(j komt voo,iel;te3^ P^hymemng^s intermi hyperplastica haemorrhagica, een aandoening, welke tot aan de doodelijke bloeding, geheel latent kan verloopen. Onder invloed Lf™rh:rrrg' vaven exces in n tot het bersten van de nieuwgevormde capillaria, zoodat de dood binnen enkele uren door hersendruk volgt, De verschijnselen van intermeningeale bloeding kunnen zich min of n eer snel ontwikkelen; soms overvalt den persoon na eenige uren koma of^en dit met zoo zelden, wordt hij den volgenden dag dood in bed gevonden (<). A indt men naast eene pachymeningitis interna hyperplastica haemorrhagica, contusie van de schedelhuid dan behoeft de doodelijke bloeding nog niet \an een trauma afhankelijk te zijn, omdat het mogelijk is. dat de persoon, bij het optreden van de bloeding, duizelig werd. viel en zich laedeerde. Op den aard en den zetel der laesies komt het aan (agonale verwondingen: dl. I. bl. 7U). Soms kan men wel en soms niet tot een scherp geformuleerde conclusie komen. Is de zaak niet duidelijk, dan moet men verklaren, dat het mogelijk is, dat de bloeding van traumatischen aard is, doch dat liet bewijs hiervan niet is te leveren. Ook spontane ruptuur van een rena cerebri super. kan. door den belangrijk verhoogden bloeddruk, voorkomen bij zwaren arbeid en dronkenschap en kan leiden tot intra- en intermeningeale bloeding. De doorgescheurde vena is echter in den regel niet te vinden, daar bij de gewone sectietechniek meerdere piale \enen \erscheurd worden; in voor het onderzoek gunstige gevallen ziet men een stolsel, waardoor de bloeduitstorting en eene vena verbonden zijn. Ruptuur van een aneurysma van de art. cerebri media, van de art. basilaris e. a. kan eveneens de oorzaak zijn van een mort imprévue. Het aneunsma kan speldekopgroot of grooter zijn. berust gewoonlijk niet op arteriosklerose en veroorzaakt bij bersting: in elkaar zakken, hevige hoofdpijn, krampen, braken, verlies van het bewustzijn. Ook de apoplexie (Gehirnschlag) kan op gelijke wijze onverwachts dooden. Hit ontbt eken van arteriosklerose aan de basale hersenvaten (jeeft nog niet het recht een apoplexie aan trauma toe te schrijven (dl. I, bl. 85). Mi jonge zwangeren kan apoplexie door eklampsie (sie sub <5) ontstaan en onverwachts en snel dooden; dan komt het eerder tot een gerechtelijk onderzoek dan in de vorige gevallen, omdat zoo licht praatjes van een poging tot abortus opduiken, niet zoo zeer van vergiftiging. Door thrombose van eene art. media cerebri, waarin arteriosklerotische veranderingen voorkomen, resp. embolie ervan, kan het eveneens komen tot een snel optredenden dood door encephalomalacie; tot enkele uren vóór den dood kan de persoon schijnbaar gezond zijn. Ook de leptomeningitis vervult een rol in de leer der mort imprévue en wel een zeer belangrijke. Ei komt nl. eene latende, ambulatorische leptomenigitis voor; zelfs pui ulente leptomeningitis, met pyencephalon, kan dagen en weken lang 4-maal trail de dood na eenige en 3-maal binnen 24 uur op; de rest stierf nog later. Op 189 gevallen van apoplexie was de dood 1-niaal binnen 5 minuten, r>-maal binnen 1 2 uur, 14-maal binnen 4—10 uur en 5-maal binnen 12 uur opgetreden: in de overige gevallen volgde hij na een langer tijdsverloop. me7tra|2 TT""" *''• "'ee8' k0mt "" uit "™ voor met .!< seroceUulaire (en serofibrineuzej leptomeningitis (cerebrominale mtntn,,, t(s)] bij herhaling hebben wij hiervan gevallen geseceerd waarvan nkele tot een gerechtelijk onderzoek hadden geleid. Tusschen ziek worden 'n doodgaan kan slechts 3—4 uur liggen. matris^ »!agn0SH der Sei'eUSe lept°meningitis tegenover het oedema piae > Li wo,rrig r iot ,,en ,,ood iei,it [evenmin ai» lijktafW llitgZid ^ m "k hersentumoren [diffuus myxoom of glioom, met bloeding (dl. 1, bl. 86); glioom met acute sereuse encephalitis] en neoplasmata van het cerebellum gedragen zich soms als de hersenabsces en dooden op het onverwachtst, zonder eerst de klassieke verschijnselen gegeven te hebben. De dood in een epileptischen en nog meer in een hysterischen aanval is mitengewoon zeldzaam en niet als zoodanig te herkennen. Bij den dood door hysterie vindt men. afgezien van toevallige verwondingen door het neervallen en de krampen ontstaan, niets, terwijl bij den dood door epilepsie liet resultaat der sectie eveneens negatief is, doch men vaak zeer talrijke puntvormige bloedingen in de huid van het gelaat, van de schouders en van liet bovenste gedeelte van de borst en in de conjunctivae vindt, benevens longoedeem : deze verschijnselen hebben echter voor de diagnose geen beteekenis. W el is dit het geval met de verschijnselen van oude of versche toni/beet en van sklerose van den hippocampus (één- of dubbelzijdig), welke daardoor vaster aanvoelt dan normaliter. Vindt men deze afwijkingen, dan heeft men het recht de diagnose op dood door epilepsie te stellen, wanneer anainnestisch het vroeger bestaan hebben van toevallen vaststaat. Is dit niet het geval, dan kan men alleen de diagnose met waarschijnlijkheid stellen. Inhibitie en synkope zijn doodsoorzaken, welke herhaaldelijk aanleiding geven tot eene mort imprévue, in zooverre, dat hier de dood bij een oogenschijnlijk gezond individu door een schijnbaar kleine ooizaak optreedt. Over den dood door synkope werd hiervóór dan ook uitvoerig gehandeld, doch bij het bespreken van de rol van het centraal zenuwstelsel bij het ontstaan van den onverwachten dood, moeten wij nog even erop terugkomen. Ondei nilulntic verstaat men liet plotseling bedwongen worden van hart- en ademhalingsbewegingen langs reflectorischen weg (dl. I, bl. 60): zij veroorzaakt derhalve, evenals de synkope, een echte mors subita. In de litteratuur vindt men echterook gevallen als inhibitie, resp. synkope beschreven, waarbij de dood een meetbaar tijdsverloop (secunden, minuten) na het trauma optrad. Dit komt, omdat het woord inhibitie niet overal dezelfde beteekenis beeft en er verwarring heerscht ten opzichte van synkope en paralysis loidis (bl. 41:2); in dl. I hebben wij zelf' dit onderscheid nog niet zóó scherp doorgevoerd als wel mogelijk en gewenscht is. In dei gelijke ge\ allen zal men natuurlijk tot de conclusie moeten komen, dat men bij de sectie geen oorzaak voor den dood gevonden heeft en evenmin iets, dat wijst op den dood door toedoen van een ander (bl. 40(>). Men zal in de gevallen, dat longoedeem ontbreekt, de mogelijkheid \an synkope of van inhibitie openlaten, speciaal wanneer het bekend is, dat er iets is voorgevallen, waardoor, krachtens de ondervinding, synkope of inhibitie kan optreden. "V an synkope zal men spreken, wanneer arteriosklerose der artt. coron. cordis e. d. bestaat en, als dit niet zoo is, van inhibitie. Op de oorzaak der inhibitie, resp. der synkope komt het aan. Deze is alleen door anatomisch onderzoek te vinden, wanneer de dood het gevolg was van een trauma, dat sporen (laesies) op het lichaam achterliet, iets dat uitzondering is (dl. I, bl. Hl). Maar ook dan nog blijft het een waarschijnlijkheidsdiagnose per exclusionem en zal de aard van het trauma en de toestand van de slagaderen van het hart en van de hartspier bepalen tot welke diagnose men komt. Principieel zijn beide doodsoorzaken op de lijktafel natuurlijk niet van elkaar te onderkenne'n; sprake ervan kan ei alleen dan zijn. wanneer bij een rerseh lijk longoedeem ontbreekt. De diagnose heeft nog meer het karakter van een waarschijnlijkheidsdiagnose, wanneer geen traumatische laesies aan het lijk gevonden worden en misschien een psychisch moment in het spel is geweest. Is dit feit bekend, dan kan men met voldoende zekerheid de diagnose maken en het O. M. daardoor een practisch houvast geven om de zaak verder te kunnen laten rusten. Feiten kan men het in die gevallen niet verschaffen (dl. I, bl. 24). 6. VROUWELIJKE GESLACHTSORGANEN. Een onverwachte dood, uitgaande van de vrouwelijke genitaliën, berust in de o\ ergroote meerderheid der gevallen op inwendige verbloeding; veel zeldzamei zijn de gevallen, waarin een perforatie-peritonitis de mort imprévue veroorzaakt. In beide gevallen kan het vermoeden van vergiftiging worden opgewekt; ook aan een poging tot afdrijving van de vrucht kan gedacht woiden; in dat hoofdstuk zullen wij er dan ook op terugkomen. Hij Ijken Kin jonge vrouwen riekte men steeds zijn bijzondere aandacht o]> de inwendige geslachtsorganen. 1)r ektopische yraviditeit moet in de eerste plaats genoemd worden. Bijna altijd is het een tubaire zwangerschap, waarbij de tuba in de 2e of 3e maand berst, doch soms ook in de 3e of 4e week. Hierbij treedt een belangrijke inwendige bloeding op, welke de vrouw zeer snel, of in verloop van enkele uren, onder braken en collaps kan dooden. Allicht wordt dan gedacht, dat zij wat ingekregen fingenomen) heeft om de vrucht at' te drijven ('). De tubaire zwangerschap eindigt bijna altijd met den dood van de moeder, in de helft der gevallen door bersting van de tuba. Bij de obductie vindt men in de meerderheid der gevallen het ei en de vrucht, resp. het embryo, doch soms is van geen van beide iets te vinden; Vibert gebeurde dit 2-maal op gevallen. Het eerst verdwijnt het embryo (door resorptie). Ook inwendige verbloeding door een andere oorzaak kan een vrouw zeer snel en onder verdachte verschijnselen doen bezwijken b.v. die, welke ontstaat door het bersten der zwakke vaten van een pelveoperitonitis hyperplastica haemorrhagica (-) en die, welke op kan treden uit de vaten van het ovarium, wanneer het komt tot bersten van een kvstoom. Ook spontane ruptuur van den uterus bij zwangerschap, met inwendige verbloeding, is mogelijk, zelfs in de 2e maand. Een licht trauma, of het heften van een zwaren last, is soms voldoende om tot ruptuur te leiden. Als verschijnselen bemerkt men braken en krampen, terwijl, zoo de ruptuur van den uterus in de 2e helft der graviditeit optreedt, gewoonlijk ook bloeding per vaginam voorkomt en de vrucht in den buik te voelen is. Het behoeft geen betoog, dat de uterus in zulke gevallen niet normaal is, doch een of andere afwijking vertoont, waardoor zijn wand of dunner öf weeker werd, dan wel beide veranderingen tegelijkertijd vertoont. Nog wordt door de schrijvers als oorzaak van onverwachten dood genoemd het bersten tijdens de zwangerschap van vulvovaginale varices. Het kan onmogelijk zijn om de plaats van bloeding terug te vinden en hierin ligt speciaal haar groote beteekenis, daar een uitwendige verbloeding niet licht tot een gerechtelij k-geneeskundig onderzoek aanleiding geeft en dan gewoonlijk zeer gemakkelijk te beoordeelen is, iets dat hier juist moeilijk kan zijn. In het algemeen zijn verwondingen der vulva bij zwangere vrouwen zeei ge\ reesd. omdat zij betrekkelijk gemakkelijk door verbloeding dooden; zelfs een oppervlakkig slijmvliesscheurtje kan voldoende zijn, om den dood te veroorzaken. Ook door bersting van purulente adnex-aandoeningen. welke, tot op dat oogenblik, geheel latent of onder zeer geringe klachten verliepen, (') Zeer lezenswaard is hetgeen Tbeub-Tak, 1. . bl. 22t>. Kon van de drie gevallen van inhibitie, welke ons overkwamen en alle door kunstmatige ademhaling een gelukkig verloop hadden, betrof een meisje met chronische salpingitis, dat reeds van te voren herhaaldelijk onderzocht was, zonder hier eenig nadeel van te ondervinden (dl. I, bl. 61). muianuis op uezeltde wijze als dit voor de hartverlamming werd aangegeven (bl. 426). ° Wanneer moet men in deze gevallen materiaal voor nader onderzoek bewaren ? Streng genomen altijd, omdat steeds een niet aan het lijk te herkennen intoxikatie (cerebrospinale vorm der warangan-intoxikatie, intoxikatie met alkaloïden, e. d.) in het spel kan zijn, zelfs daar, waar de persoon ziek genoeg was. om door de gevonden afwijkingen spontaan gestorven te kunnen zijn. Dat zieke, zelfs zwaar zieke personen uit medelijden of uit winstbejag vergeven worden, is meerdere malen waargenomen (bl. 153). Met het oog op de eigenaardige omstandigheden in Indië, waarop vroeger reeds gewezen werd (bl. 123) en omdat zoo goed als steeds een mort imprévue een natuurlijke oorzaak heeft (al is deze niet immer aan te toonen; bl. 405 en noot 3 op bl. 428), is het voor de practijk deirechtspraak voldoende, dat men materiaal voor nader onderzoek slechts dan bewaart, wanneer men iets bijzonders vindt of het bekend is, dat de omstandigheden, waaronder de persoon stierf', werkelijk verdacht zijn. In gevallen, dat een lijk gevonden en ter onderzoek toegezonden wordt en men van den persoon niets weet (dl. I, noot op bl. 129), bewaart men derhalve niets voor een nader onderzoek, tenzij de lijkopening hiertoe aanleiding mocht geven (]). (>) De hoogste ambtenaar van het O. M. (dl. I, bl. 37, noot 1) heeft zich indertijd, nj liet bespreken van deze zaak, met deze zienswijze vereenigd [Tiidschr. v Inl Geneesk., XVI (1908), bl. 122].