THOMAS CARLYLE. De Fransch e Revolutie. De Fransche Revolutie DOOR THOMAS CARLYLE. Geïllustreerd naar authentieke platen portretten en spotprenten. Vijfde UUgaue. Vermeerderd met vele aanteekeningen. DE BAST1LLE. AMSTERDAM, GEBR. E. & M. COHEN. INHOUD VAN IIET EERSTE DEEL. Voorwoord van W. J. Hofdijk blad/.. 1 EERSTE DEEL. DE BASTILLE. Eerste boek. — Dood van Lodewyk den Vijftienden. I' Hoofdstuk. Lodewijk de Welbeminde 0 1 ^ » Verwezenlijkte idealen ...•••» 27 IHe » Het Viaticum IV® » Lodewijk de Onvergetene 31 Tweede boek. — De papieren eeuw. Ie Hoofdstuk. Astraea Redux H= * De petitie in hiëroglyphen HIe » Zwarigheden IV"1 » Maurepas ...•••••» V® » Astraea Redux zonder geld VIe » Windzakken . . . - • • • ..." VII' » Contrat social ....••••» VIII5 » Gedrukt papier ...••••» ✓ Derde boek. — Het parlement van Parijs. I® Hoofdstuk. Niet gehonoreerde wissels 11= x Controleur "Calonne ...••••» 111= » De Notabelen. ^ 1VL' » Loménie's edicten . . . • • • • " V= x Loménie's dondersteenen . . • • • • » 121 VI® ^ Lomenie's aanslagen . . . • • • " i J 125 VIL > Op leven en dood ....•••» VIII® » Loménie's doodsstuipen ....••» ' IX® x Begrafenis met vreugdevuur Vierde boek. — De Staten-Generaal. Ie Hoofdstuk. Nogmaals de Notabelen ...... bladz. 149 IIe » De verkiezingen . . . . . . . ,,153 IIIe » Electriek geworden . . . . . . . „159 IVe » De optocht . ... . . , 164 Vijfde boek. — De derde stand. Ie Hoofdstuk. Werkeloosheid ........ 187 Ile. » Mercurius de Brézé ....... 197 HIe » Broglie de krijgsgod ....... 205 IV- > Te wapen! . . . . . . . ... 211 Ve » Geeft ons wapenen!...... 221 VIe ■» Storm en overwinning ....... 229 VIP > Geen „Révolte" 241 VIIIe » Uwen koning veroveren ....... 248 IXe » De lantaren ........ 253 Zesde boek. — De bestendiging. Ic Hoofdstuk. Zij maken de constitutie 2til IIe » De constitueerende vergadering. „ 265 UIe •>> De algeheele omverwerping . . . . . „271 IV* » En queue 278 Vc » De vierde stand ......... 283 Zevende boek. — De vrouwenopstand. Ie Hoofdstuk. Het patrouillotisme . 289 IIC » O Richard, o mon roi 1 . . . . . . ,, 293 1IIC » Zwarte kokarden 299 IVC » De Menaden. . . . . . . „ 301 Ve » De bode Maillard ......... 303 VIe » Naar Versailles ........ 309 VIIC » Te Versailles ........ 313 VIIIe » Het gemeenschappelijk maal . . . . . „317 IXe » Lafayette 320 Xe » Les grandes entrées ...... „ 323 XIe » ' Van Versailles! ....... 329 mmwmm. ^ Er bestaan groote gebeurtenissen in de waereldgeschiedenis, waarover de steeds doorvorschende studiën nimmer voltooid, de voortdurend afwisselende beschouwingen nimmer geëindigd schijnen te zijn. Hoe naauwer zy nu met de heerschénde begrippen en toestanden van den loopenden tijd in verband staan, hoe vaster hare belangi ijkheid blijft geworteld en hoe zekerder zy niet zullen ophouden om de aandacht te boeien van iederen beschaafden geest, die nog iets meer behoeft dan zit h meê te bewegen in het materiëele leven, te midden waarvan h\ de hem ten deel gevallen taak met minder of meer naauwgezetheid afspint. 1 THOMAS C.1W.YI.E, PB "iBMB OUWBBTBLIBe. De^evenzeer beroemde als M* vloekte revolucie uit het laatst der vorig ollverdelgbare plaats. teling" - bekleedt in de rij dier fat^ het beschaafde omdat zy de derde is der giooe ^ vel.jon„d, door het allengs drab. Europa de verouderende menschha, . k geweldige - aan- Wg geworden bloed met een n.euw . - strooming weder vertrischtai » gebouwd heidendom aan de Toen een op zmnel.\ -e „t^mand en schande onder te gaan, grens stond om in zijn eigen liegin* 111,1 christendom de.noodwen- bracht bet uit zedelvke beschouwingen g boren et ^ ^ ^ ^ dig geworden vernieuwing, do u . i« i.'l ^ Jer eeuwen verstijfd ge- Toen een slaafsch aankleven van geschommeld, ver- wórden vormen, dat beginsel had -gastoden nsPg hief Zich de geest (les^ yrijen^nderzoeks, en ,, - schok ontwaking en beriep llervorming gewettigd en godde-^- 'Toen vervolgends een zeil» dooi die » » ,|ie nlet "lvk verklaard gezach eens enkelen een kne . * maakte/sftoen •' . ' trotsche willekeur de algemeene onwikketang- den nienseh "f stond eindelyk bet stoutmoedig gew,,nle, ^.^„rstelmg. een vrije-, •• , cn brak zich, met een vreeselyke een bloede ^ en thands nimmermeer af te slmtenman. ^ ^ 0mwente. Deze laatste der dne e hpklut^bare verwoestingen, Sn- de ontzettende orkaan, die. onder allerlei beklaagbare een'zwaar verpeste atmosfeer ,s ^^ ^g maar steeds kwijnend On de grondstellingen, toen. na een reeds lang n t|> bestaan, aan het licht gebracht en op den ^ genwoordige maatschappij gegrondvest, en ,U door .. - x tzs:: ste* ^ Onteloaai zijn ut c ,, „• uj.' il0e dan met " ' ^ menigmaal door groote talenten, over die «Her^d» r • ,)e. bloed en slijk bezoedelde, gebeurtenis ^ feit daar v00r 'en ontleed lichaam, waarvan tot zelfs de klein- •• werk .De 1'Vansche Omwenteling" geen —««heet_ ,;4 is het nog altoos een ™sgwerk fal er „iet minder frisoh, dit onderwerp hebben dooi lezen , VOORWOORD VAN W. J. HOFDIJK. „iet minder aantrekkelyk om blijven. Toegerust met zeldsame gave van herinnering, opmerking, en voorstelling; geschiedvorscher, menschenkenne,. ^"er. n dichter; on zijner stoffe tot iu ,1e kleinste byzonderheden. zoo ^ pemmen als van feiten, meestor, geeft hv zijne voorstelhngen op eene éénige, hem-alleen eigen wijze. Men zou kunnen zeggen : zijn hoek i» «„endlvk geen hoek: het is een reusachtige historiesch.lderi), een reeks van volkomen aaneengeschakelde tafreelen: oirzaken, uitwerkselen en g voh-en die oen prachtig gohoel vormen, met een opvatting van e bruin, een weêrkaatsing in do schaduw, on een doorzicht,ghe.d ,n het donker _ het wonderpenceel van Rembrandt waard.g. Daarby is de dooi allo fazen der menschel,'ke hartstochten loopende handeling zoo jmst zoo sober, on tooi, zoo levendig, zoo krachtig, en tevens zoo klam. ,n . 7.oo karakteristiek gedramatizcerd, dat men m dit geval d.Ue, zegg „mg: Hier is het Shakespoare, die de pon van don gesch,edsch,,,ve, '''V\°mmwolvks l,ooft men C'arlyle opgeslagen of men leest niet meer een heschrgv.ng: men ziot wat beschreven wordt; men ieder dor personen; zy zijn vleesel, en bloed geworden : men kan be tasten on nog daarenboven - men dringt tot op den bodem hunner zu . Men woont teder feit. iedere handeling ton volle hy, men beweegzich daarin, men voelt zich-zelf het harte kloppen to midden van ,elere ,elatonis. Wie het hoek van Carlyle ton e,nde heeft gelezen, heelt do ^ransel e Omwenteling mee doorleefd, on niet als een dio met „ppervlakk.ge, zin zich slechts beweegt en handelt, maar als die daaraan deel nam met al den ernst der feiten-zelf. ^ Deze tweede druk der Noderlandscho vertaling van Carlvlesvoor,rel- felvk geschrift is bovendien daérdoor een aanwinst voor onze „stonsi h letterkunde, omdat de feilen en uitlatingen, in den eersten aanwez,g. naauwkeurigheid zijn verbeterd en aangevuld. Tot dusverre de aanbeveling voor den tweeden druk. liet is een heerlyk verschijnsel in ons Vaderland, dat d.t boek van Carlvle een derden druk behoeft. Dat bewijst hoe het besef van de voortdurende ontwikkeling der ten, langs eigen vrije haan, zonder de zooveel jammeren barende doc . tische beperkingen, ook ten onzent meer en meer vel, wint. Het lezen toch van Carlyles boek heeft, behalve het genot, noc dat THOMAS CARI.YI.K, DE FRAKSCHK OMWENTELING. nimmer hoog genoeg te wanri 1 oeren praktiesch nut, dut liet d\\ mgt tot denken. En een denkend Volk kan niet stilstaan, veel minder terug gaan; het volbrengt aldus met waarheid en waardigheid zijn aandeel in den algemeenen roepings-arbeid der menschheid — vooruitgang. W. J. Hofdijk. EERSTE DEEL. idze bastille. 1)e Bastille. EERSTE BOEK. DOOD VAN LODKWIJK DHX VIJFT!KNDKN. — E E R S T E H O O F I) S T U K. Lodewijk de Welbeminde. ]>ij gelegenheid dat de president Henault, (1) over koninklijke eerenamen sprekende, doet opmerken, hoe moeielijk het dikwerf is, met zekerheid te bepalen niet alleen waarom, maar ook wanneer die gegeven werden, laat hij zich op de hem eigene fijne en hootsche wijze in de volgende wijsgeerige beschouwing uit: "De bijnaam bien-ainw (welbeminde), dien Lodewijk XV voert, zal de nakomelingschap niet in dien twijfel laten. Toen deze vorst in 1744 (2) van het eene einde van zijn rijk naar liet andere snelde en zijne veroveringen in Vlaanderen staakte, om den 1'l-as tei hulp te vliegen, werd hij te Melz door eene ziekte opgehouden, die zijn le\ensdraad dreigde ai te snijden. Op de tijding daarvan geleek het ontstelde Parijs op een stormenderhand ingenomen stad; de kerken weergalmden van smeekingen en weeklachten; de gebeden van priesters en volk werden ieder oogenblik door hun snikken afgebroken; — en die innige en teedere deelneming deed den bijnaam van bien-aimé van zelf ontstaan, een titel, eervoller dan alle overige, die deze grootc vorst zich heeft verworven." (3) (li Charles Jean Frnnijois Henault (1685—1770) werd in 170G parlements-president en in 1710 president in de eerste kamer der -requrtes." Hij converseerde met de beroemdste mannen van zijn tijd en telde o. a. \oltaire tot zijne bewonderaars. ' 'j^ens den Oostenrijkschen successie-oorlog, waarin Frankrijk partij had getrokken tegen Manti riieresia. (3) Abrégé clironologique de 1'histoire de France (Parijs 1775), pag. 701. tiiomas carlyle, de fransche omwenteling. 1744—74 Zoo staat liet beschreven, in de nog bestaande kroniek van het jaar 1744. Dertig jaren zijn sedert verloopen, en »>de groote vorst" ligt andermaal op het ziekbed; maar hoe is thans alles veranderd! De kerken weergalmen niet van het overdreven weeklagen, Parijs toont eene stoïcijnsche kalmte, geene snikken storen de gebeden, want, behalve de litanieën, die de priester, tegen een bepaalde som per uur, leest of zingt, zonder dat ze blootstaan aan stoornis, worden geene gebeden meer ten hemel opgezonden. Met een beklemd hart is de herder des volks \an Klein-1 rianon naar huis gedragen, en in zijn eigen slot te Versailles te bed gebracht; de kudde weet zulks, maar bekommert er zich niet om. Het i^ reeds veel, wanneer er in dien onmetelijken vloed der Fransche praatzucht (die dag aan dag niet stilstaat en slechts des nachts voor weinige uren verpoost) nu en dan van de ziekte des konings als van een nieuwtje van den dag gewaagd wordt. Ook worden er ongetwijfeld weddenschappen aangegaan, ja er zijn er zelfs, "die er luide over durven spreken op de straten." (1) Maar overigens verspreidt de Meizon hare stralen of spreidt de Meiavond zijn sluier over het groene veld en de torentoppen der stad, en de menschen nemen hun nuttige of nuttejooze bezigheden waar, alsof er geen koning Lodewijk in gevaar verkeerde. Madame Dubarry mocht wel bidden, als zij er maar geschiktheid voorhad; ook de hertog dAiguillon, Maupeou en het parlement-Maupeou; zij, die op de liooge zetels tronen en een slaafsch Frankrijk onder hunne voeten hebben, weten wel, op welken bodem zij daar nog zijn. Zie wel toe, d'Aiguillon! gelijk gij eens \an den molen van St. Cast op Quiberon (2) en de voortrukkende Engelschen nederzaagt; gij, »die zoo niet met roem, dan toch met meel bedekt waart!" Do fortuin was immers steeds onbestendig en iedere schoft heeft nu eenmaal zijn dag. Schier geheel verlaten, kwijnde vóór eenige jaren de hertog d'Aiguii.lon, met nog iets ergers dan meel bedekt, toen La Chalotais, de Bretagner, (3) hem niet slechts van lafhartigheid en dwingelandij, maar ook van knevelarij (concussion, afpersing, in en door zijn betrekking) betichtte: beschuldigingen, die zich door geheimen invloed gemakkelijker lieten smoren dan wederleggen; evenmin kan men 'le gedachten of zeifs de tongen der menschen aan banden leggen. Zoo moest deze achterneef van den grooten Riciielieu onder rampzalige verduistering rondsluipen, niet langer gevierd door de wereld, veracht of misschien vergeten door den beraden, maar stroeven en trotschen Choiseul. Wat blijft hem anders over, dan stil naar Gascogne te trekken, daar zijne kasteelen weer op te bouwen (4) en als eenvoudig wildjager roemloos te sterven! Intusschen merkte een jong soldaat, met name Dumouriez, op zijn terugtocht van Corsica in 1770 met smartgevoel op, hoe de oude koning van Frankrijk te Compiègne, ten aanzien van het geheele legor, te voet en blootshoofds ter zijde van een prachtigen phaeton staande, zijne hulde bewees aan — Dubarry. (5) Daarin lag veel opgesloten! d'Aiguillon mocht ten minste de herbouwing \an zijn kasteel tot andere tijden uitstellen en eerst weer aan het herstel van zijn fortuin beginnen te arbeiden. Immers, de krachtige Choiseul wilde in Dubarry niet meer dan een buitengemeen opgetooid scharlaken-wijf zien, en zijns weegs gaan alsof zij in liet geheel niet bestond. Onverdragelijk! bron van eindelooze zuchten en tranen, van pruilen en mokken voor Dubarry, tot Frankrijk (1 Mémoires de M. le baron db Besenvai, (Parijs 1805), II. 50—90. '-) dAiguillon was gouverneur van Bretagne sinds 17r>IÏ en ook tijdens den Fransch-Engelsclien ooi-log van 1756—1763. De schrijver zinspeelt hier op de landing der Engelschen in 1758 te Sr. Cast, waar zij evenwel door de Bretons werden geslagen. De gouverneur was bij dit gevecht afwezig. 'Caradeuc de la Chalotais, procureur-generaal van het parlement van Rennes. Hij werd wel in de Bastille opgesloten, maar weldra vrijgelaten, toen het parlement zijn partij trok. 4) Arthuk Yoüng, Tra veis during the years 17S7—'8'.» (Hun/ si. Etlmunds 1798), i, 44. (5) La vie et les mémoires du général Dumouriez (Parijs 1S22), I, 141. 1744—74 dood van lodewijk xv. (La Fi-ance, zoo als zij haren koninklijken lakei noemde), eindelijk moed vatte om Choiseul onder de oogen te treden en met zijn gewoon, thans zeer natuurlijk, beven der kin ((remblement du menton), (1) stamelend hem zijn ontslag te geven; het ontslag van den laatsten krachtigen zijner dienaren, maar dat hem vrede schonk met zijn scharlakenwijf. Dientengevolge rees d'Aiguillon weder en ten toppunt. En met hem steeg ook Maupeou, de verbanner der parlementen, (2) die een weerspannigen president, ten einde hem tot inkeer te brengen, te Croc in Combrailles doet huizen op den top van eene steile rots, die slechts in draagzetels genaakbaar is. Zoo steeg ook de abbé Terray, de loszinnige financier, die twaalf stuivers van den gulden betaalt, waarom geestige knapen in het gedrang bij den schouwburg uitroepen: «Waar is de abbé Tkrkay ? , om ons tot twee der- Madame du Barry. (1) de Besknvai., Mémoires, II, 21. (2) De parlementen waren oorspronkelijk koninklijke gerechtshoven. Aanvankelijk bestaande om nanft flo i ' ^''7 FranscliL' koningen er reeds in de vroegste tijden toé overgegaan i . "aa t deze baronnen zooveel mogelijk rechtsgeleerden te voegen. Dit geschiedde voornamelijk in het hoogste Gerechtshof van het kroongebied — het parlement van Parijs, zooals men het later oemde — van at de dagen van Philips II Augustus 1180—1223) ei Lodewijk IX (1226—1270) en had. daar de meeste leden onder den invloed waren van Romeinsche rechtsdenkbeelden, middellijk tiiv i ï l i'jg Van hct k?ninkli-|k tegenover den adel tengevolge. Zoolang de parlementen m■ t 'n, T°.?'' ae bevestiging der koninklijke macht, waren zij door de koningen beschermd maar, toen eindelijk onder Lodewijk \I\ het absolute koninklijk gezag voor goed op den adel had CT, Pd' ,T de«',prftectie noodig. Ja, de parlementen "begonnen zelfs', steunende on vanTllit .u l11' ZR;'' tege" < 0" «? vorzetten e" als een te vorderen wat hun aan' koninU"lnlfa r? t™* u'r.k'on,L /-°1° liad llet parlement van Parijs uit de gewoonte, dat de S 't™ T inmlU"e ro?lstTS ",Td°" in8esi:''reven, het gevolg getrokken, dat de geldigheid yopi- ! P.J ?ras van , beiden hofmeiers der Merovingische koningen, hadden feitelijk het koninklijk gezag in handen, dat de laatste ook in naam in zijn geslacht overbracht in 752. Van dien tijd af regeerde het geslacht der Karolingers. Pepijns zoon was do bovengenoemde Karei de (iroote (768-814 :. (4) Om deze strooptochten der Noormannen tegen te gaan, beleende Karei III (893-923) dezen Rollo, die, onder den naam van Robert, Christen werd, in 11 met een sireek in het Noordwesten, van nu af Normandië geheeten. (5) Tcte d'étoupes en Taillefer waren bijnamen van Frankische koningen. De geschiedenis van de oudste tijden van het Frankische rijk is eene aaneenschakeling %an gruwelen en moorden. In het bijzonder muntten hierin uit de beide koninginnen Fredegonde (overl. 597) en Brunehilde (overl. in 613), ■die elkaar en de haren wederzijds met de grootste wreedheid vervolgden. 3 1744-74 tn al het wetenschappelijke van haar inhoud. Daarom zegge men niet dat het verledene niettegenstaande al zijne verwarring en ellende, verloren is. veiledene, Ondertusschen merke men op, dat van alle aardsche goederen en bezittineen 'het TintC - Z'Jne S'Vmbolon' IietziJ goddelijk of goddelijk schijnend, verreleg striidt het /Un' WaaP°n ' 1UJ met ze"eviere,1(i vertrouwen den kamp des levens strijdt hetgeen wij zijn verwezenlijkte idealen kunnen noemen. Men denke om twee • \i-rS 'nfl ^ mt?'"ï' ■ r*' ^ verwezenliJkte idea^n slechts aan'deze kerk welk een feSt(: 'jke eid,ng' Z'J" koningschap of wereldlijke leiding. De het U t - V°ürd; 7jkeP dan Golcondai 1) en alle schatten der wereld • In het hart van t verwijderdst gebergte verheft zich het kleine godshuis en rondom sluimeren, onder hun witte grafsteenen, de dooden, in de hoop op een zaS een lnr ure fzii heT'Lif0- "T UT" ^ °nScvoelig ziJ". wanneer nooit, tor !nlf i, J u m " Stlllen middernacht, wanneer zulk een godshuis hettC t hemGl Üing' " aHe leV°" als in dikke duisternis begraven lag) het dingen tot u sprak, - die onuitsprekelijk zijn en die tot in het bin nenste uwer ziel doordrongen. Hij was sterk! die eene'kerk had, wa " eene ruimte ! i ™6t ha3r St°"d h«' hoewd te '"i(i^n der onmetelijke uimte m de samenvloeiing van eeuwigheden, mannelijk daar, tegenover God en mtnsch; het onbegrensde heelal was hem een vaste burg geworden en eene woon stede, waar bij zich te huis gevoelde. Zulk eene kracht lag in het geloof inde wee woorden, uit de volheid des harten gesproken: Ik geloof Wel mochten menschel! hun Credo boven alles schatten en daarvoor de prachtigste tempels bou wen hierarclueen huldigen en de tienden hunner have daarcaTSvenhet was" waard, daarvoor te leven, daarvoor te sterven. de eerste mLl^LfT ?n|^uid.f * lijdsti P' toe» woeste, gewapende mannen voor hieven en met het UlTn . midden h°°g °P een tr00n van zeiden ,?Wee r!ii ƒ f waPenen. en "oppende harten op plechtigen loon verband met de "totgevalten de/ \verekf6— lichtte "hei y^001 — g®wichtig in '2 als den stei'ksten erkend hadden (dien men terecht koning noemdekön ™ b re Ijk recflt bezit' ',aar (ilt toch voorzeker in den sterksten liet sta rrr ,r - r r*» S PT**' '««g kon afSche,,e„ mei ,1e N^rd™!' Tf'm bewaard wS?"' ^ VC*ing' Waarin d° s",,at Nizam van Hyderabad in Engelsch-Indië (2i 1643—1715. »Roi-Soloil',' geiyk Lodë wi j'k' XIV woidt' aénoemdw'eird'ifite°'U f ' uitgedrukt, zooals hot door don zeer karakteristiek. Maar'er wordt .loot vpk W • ? uitgeoefend, en in zoo verre zün die woorden gesproken beeft. Cb,ruel £2^ J 12EL£« Hendrik IV. 1744 — 74 als een Lodewijk XI, (1) met het looden Mariabeeldje op den hoed en pijnbanken en onderaardsche moordkerkers (oubliettes) onder de voeten, hadden mannen als een Hendrik IV, (2) met den beloofden gulden tijd, waarin iedere boer zijn hoen in den pot zou hebben, in één woord, had het vruchtbare streven ten goede, als ten kwade, der zoo vruchtbare menschheid — het koningschap doen stijgen ! Verwonderlijk! En mogen wij daaromtrent niet al wederom zeggen, dat in de groote massa van het kwaad, voortrollend en aanzwellend, er steeds een goed werkzaam beginsel is besloten, strevende naar verlossing en zege? Hoe dergelijke idealen steeds uit den verwarden en vervloeienden bajert der werkelijkheid verwezenlijkt worden en zich tot verbazens toe ontwikkelen, dat is het wat de wereldgeschiedenis ons bovenal moet leeren; hoe zij zich ontwikkelen en na een langen en stormachtigen wasdom den hoogsten bloei en de rijpheid bereiken, daarop snel (want de bloeitijd duurt kort) beginnen te verwelken, treurig wegsterven en verbrokkelen of met geweld instorten en zoo met groot gedruisch, of wel onbemerkt verdwijnen. De bloeitijd is zoo kort als die van een aloë, die na eene eeuw wachtens voor weinige uren hare bloem toont. Zoo tellen wij, van den dag af waarop de ruwe Ci^ovis (3) op het Maartveld, ten aanzien van het geheele leger, den ruwen Frank ter vergelding met zijn strijdbijl eensklaps het hoofd kloofde, hem de toornige woorden toevoegende: «Zoo hebt gij te Soissons met de vaas gehandeld,'' tot op Lodewijk den Grooten en zijn: l'Etat, c'est mot, een tijdvak van ongeveer twaalfhonderd jaren; en nu ligt de onmiddellijk opvolgende Lodewijk te sterven en met hem ligt zoo veel te sterven. Maar wat valt er van die tijden van verval te zeggen, waarin geen ideaal groeit of bloeit? Waar geloof en trouwe gehoorzaamheid (loyauteit) verdwenen zijn en slechts de ledige schijn daarvan overgebleven is, en al het plechtige ijdel praalvertoon is geworden en liet geloof der machthebbenden een van deze twee: zwakheid of sluw bedrog? Helaas! die tijden zijn niet voor de geschiedenis; zij moeten in de geschiedboeken der menschheid hoe langer zoo meer ingekort, onderdrukt en ten laatste geheel uitgeschrapt worden als onecht — wat zij inderdaad ook zijn. Troostlooze tijden, waarin het, zoo ooit, een ongeluk is, geboren te worden. Verbeeld u, geboren te worden en door iedere les, ieder voorbeeld niets anders te leeren, dan dat Gods wereld een gewrocht van den booze, eene leugenwereld is, en de «opperste kwakzalver" de hiërarch der mensclien! En toch, zien wij niet geheele geslachten (twee en soms drie achtereenvolgens) in dit allertreurigst geloof leven (wat zij leven noemen) en verdwijnen — zonder hoop op terugkeer? In zulk een tijd van verval, of die er met rassche schreden heensnelde, werd onze arme Lodewijk geboren. Daarbij komt, dat wanneer, volgens den loop der natuur, het Fransche koningschap niet lang meer te leven had, hij van alle stervelingen het meest geschikt was, de ontwikkeling der natuur te bespoedigen. De bloei van het Fransche koningschap heeft dus, naar de wijze van de aloë, een verbazenden voortgang gemaakt. In de dagen van Metz was die bloei, hoewel door regenten als (tome II, pag. Öi-J-i) op goede gronden te kunnen bestrijden. Eveneens wordt de waarheid van het verhaal, dat hij, toen hij de bovengenoemde woorden zou gesproken hebben, in jachtkostuum en met de zweep in de hand in het parlement zou verschenen zijn, in twijfel getrokken. Maar dat alles neemt niet weg, dat hij, evenals alle andere zelfstandige machten, ook de parlementen aan zijn wil wis, te onderwerpen, zoodat hij, gelijk Philippson in zijn Zcitctler Ludicigs des Yiertehntcn (Berlint Grote'sche Verlagsbuchhandlung, 1879) schrijft, met die koele verachting kon zeggen, welke hij steeds tegenover overwonnen vijanden aan den dag legde: »De gehoorzaamheid, die de parlementen mij bewezen, toonde duidelijk, dat deze soort corporaties alleen gevaarlijk zijn voor hen, die er bang voor zijn," (1 1461-1483. (2) 1589-1610. (3) 481-511. 1744—74 Orlean8 !1) en roué-ministers en kardinalen van zijn luister beroofd, toch nog daar aTe klh{ er "el » "«« v /a' 4™iGt die ^er"'ezenliJkte idealen ziet het er al zeer treurig uit. De kerkje ten tijde van haar grootsten bloei, vóór zevenhonderd jaren, een keizer drie daeeii ang in de sneeuw barrevoets en in een boetehemd kon laten wachten (2) is sed°ert eeuwen in verval en zelfs genoodzaakt, haar oude bedoelingen en vijandelijkheden 1 nilips vax Oeleans, de Regent. ix vergeten en zich met het koningschap te vereenigen, blijde, dat zij haar van ouderdom verzwakt lichaam op diens jeugdiger kracht kon steunen : en van nu af zullen beide samen staan en vallen. Wel is waar zit de Sorbonne (3) nog in haar oude verblijf, maar zij mompelt slechts onbeduidende taal en bestuurt liet geweten der menschen niet meer; neen, niet de Sovbonne, encyclopedieën, philosophie en wie weet welk nameloos, ontelbaar heir van altijd bereidvaardige schrijvers, poëten, zangers, tooneelspelers, vervaardigers van twist- en vlugschriften, die zijn het, welke thans de geestelijke heerschappij der wereld voeren. De wereldlijke heerschappij is ook verloren gegaan ol in dezelfde gemengde handen geraakt. Over wie heeft de koning (de man, die liffÏ1 _ ook" 1) 1»/? v» ïïfJL?,ecft en sukke"TOort' De adel heeft eveneens bijna opgehouden te leiden of te misleiden en is even als zijn heer en meester niet veel meer dan een blinkende figuur De tijd waarin h hh H T T T1"!? of hun koninS slachtten, is lang voorbij; sedert eeuwen e en e werkende handen, door den koning beschermd en aangemoedigd ommuurde steden gebouwd (o) waarin zij leven voor hunne beroepsbezigheden en niTdu^n dat roofridders hen uitplunderen, maar galgen hebben opgericht om deze af te schrikken. Sedert den tijd der Fronde (6) heeft de edelman1 het slagzwaard met den hof- van allerlei uTtspattfngen^"5 ^ minder->ariSheid ™ ^wijk XV regent was en het voorbeeld gaf (2) Hendrik IV te Canossa (1077). U) V?°ral 111 fe Middeleeuwen, beroemde theologische faculteit van Parijn 4 Memoires sur la vie privée de Marik Antoinette par Mad. Campas Pariü 1827 ,1 1? 5) In Frankrijk vooral sinds de eerste helft der 12de eeuw ' ' (6) De oorlog der Fronde (1648-53) was de laatste strijd van den adel tegen he, absolutistische Lodkwijk XIV. 1744—74 degen verwisseld, en vergezelt nu loyaal, als dienstdoende trawant, den koning, met wien hij den buit, nu niet door moord en geweld, maar door beden en geslepenheid verkregen, deelt. Deze lieden noemen zich de steunpilaren van den troon: zonderlinge caryatiden van verguld bordpapier in dat zonderlinge gebouw! Ook zijn hunne voorrechten alom aanmerkelijk besnoeid. Die wet, die den heer het recht toekende, om bij zijne terugkomst van de jacht niet meer dan twee lij/eigenen te dooden, om zich in hun warm bloed de voeten te verfrisschen, is geheel in onbruik geraakt—ja ongelooflijk geworden. Want al kan ook de afgevaardige Lapoule daaraan geloof hechten en de afschailing daarvan verlangen, (1) wij voor ons kunnen dat niet. Geen Ciiarolois was gedurende de laatste vijftig jaren, hoe gaarne men ook schoot, gewoon op leidekkers en loodgieters te mikken, en zich met hun rollen van het dak te verlustigen; (2) maar thans vergenoegt men zich met het schieten van patrijzen en snippen. "Wel bezien is hun eenige zorg en bezigheid, om zich sierlijk te kleeden en weelderig te eten, en wat hun onmatigen en slechten levenswandel betreft, deze is misschien zonder voorbeeld sedert de tijden van Tiberius en Commodus. (3) Evenwel heeft men somwijlen nog eene opwelling als die van mevrouw de maréchale: "Wees verzekerd, God zal zich wel tweemaal bedenken eer hij een man van dien rang verdoemt." (4) Deze lieden hadden, eenmaal, hunne verdiensten, hun nut: anders hadden zij er niet kunnen zijn. .la, ééne verdienstelijkheid (want de sterfelijke mensch kan niet zonder een geweten zijn) verwacht men nog van hen : die van steeds gereed te zijn tot het tweegevecht. Zoo zijn de herders des volks, en hoe is het nu met de kudde? Met de kudde is het, gelijk onvermijdelijk is, al zeer slecht gesteld. Men hoedt ze niet, zij wordt slechts regelmatig geschoren. Men vergt van haar, dat zij heerendiensten verrichte, belastingen betale, slagvelden (bedden van eer genoemd) in geschillen die haar niets aangaan, met hare lichamen meste : iedereen bezit het werk harer handen, maar zij zelve bezit weinig of in het geheel niets. Zonder opleiding, troost en voeding, in onreinheid en duisternis zich treurig af te tobben: dat is het lot der millioenen: j/cuj/le taillable et corvéable a merci et miséricorde. Toen de slingeruurwerken het eerst in Brètagne werden ingevoerd, verwekte het volk een opstand, in de veronderstelling. dat deze met de belasting op het zout (gabelle) in verband stonden. Parijs moest op gezette tijden gezuiverd worden en de bende uitgehongerde landloopers kiest een tijd lang het hazenpad. «Bij een van deze periodieke zuiveringen in Mei 1750," zegt Lacretelle, «veroorloofde zich de politie kinderen van algemeen geachte'ouders weg te voeren, in de hoop daarvoor losgeld af te persen. De moeders vervullen de straten en pleinen met een wanhopend geschrei, hoopen volks rotten samen en raken aan het gisten; eene menigte vrouwen loopt als waanzinnig rond en vermeerdert nog de ontsteltenis; er ontstaat een ongerijmd, ijselijk sprookje onder het volk. De geneesheeren, zegt men, hebben aan een hooggeplaatst persoon baden van jeugdig menschenbloed voorgeschreven, ter heistelling van zijn eigen, door uitspattingen geheel bedorven bloed. Eenigen der oproerlingen, voegt Lacretelle er zeer bedaard bij, «werden den volgenden dag opgehangen; de politie ging voort. (5) O gij arme, naakte ellendigen! En is dat dan uw onverstaanbare kreet ten hemel, als die van een stom, afgemarteld diei, dat, dooi de diepste smart en verdrukking gefolterd, schreeuwt? Kaatst de azuren hemel ge- konin^schap, toen - tijdens de minderjarigheid van Lodewyk XIV — vertegenwoordigd door kardinaal Mazarin, en welke eindigde met den triomf van het laatste. Aanvankelijk werd de strijd aangebonden door liet parlement van Parijs, waarbij zich later de adel voegde. \ anwaar de naam h ronde komt is niet duidelijk. Vergelijk M. Pliilippson: Das Zeitalter Ludwigs \I\, Berlijn, lfe,.». ili Histoire de la révolution Framjaise, par deux anus de la liberté. (Paiys 1 i « * 16k ^ i-8r Iageren' en a'gemeene ellende een treurige zekerheid geworden IS wat IS buitendien nog zeker? Dat men eene leugen niet gelooven kan? Dit TPPst'i l mfr W6et t.,W1Jsbegeert6; 0verigens heeft zij slechts het geloof, dat in geestelijke, bovennatuurlijke dingen, geen geloof mogelijk is. Ongelukkig! En toch is en teefnsDraakS°wrt ^ ïl0°n ^ tege" te sI,reken; maar als eenmaal leugen , g. * weggevaagd zullen zijn, wat zal er dan overblijven ? De vijf onverza- nifche natuur"1! !? T ^ Tï .°nvei'zadelijke zin (de ijdelheid), de gel.eele daemo- bhnde te woedt T -1 ^ ^ ~ l0Sgelate"' °m r°gcl- e" le"gf'1Ioos in «le» toèien, t • 2 \ ^ ™l alle werk^gen en wapenen der beschaving toegerust, een schouwspel nieuw in de geschiedenis! zijdJ'LrLr Frankr>j\ dat een kruittoren gelijkt, rondom welken van alle I odewim- / h ' onuitgeb uscht en thans onuitbluschbaar, rookt en smeult, heeft van DiSJv °v tC SterVeih 0,uler de» «chepter van PompIdovr, van Dibarry en hare gunstelingen, hebben zijne leliën in alle landen en op alle zeeën 1774 smadelijk de nederlaag geleden. De armoede dringt zelfs in de koninklijke schatkamer; belastingen kan men niet meer afpersen; sedert vijfentwintig jaren is men in strijd met het parlement, overal gebrek, oneerlijkheid en ongeloof, en zij, die de gebreken van den staat moeten verhelpen, zijn heethoofdige halfweters. Het is een onheilspellende ure! Dat is het wat het oog der geschiedenis in de ziekenkamer van koning Lodewijk kan zien, doch hetgeen voor de daar aanwezige hovelingen onzichtbaar was. Op het laatste kerstfeest is het twintig jaren geleden, dat lord Chesterfield (1) als slotsom van hetgeen hij in Frankrijk had gezien, de volgende merkwaardig geworden woorden in een brief schreef en met de post verzond: «Kortom, alle verschijnselen, die ik ooit in de geschiedenis als voorboden van groote staatsveranderingen en omwentelingen aangetroffen heb, worden thans in Frankrijk gevonden en nemen nog dagelijks toe." DERDE HOOFDSTUK. Het Viaticum. (2) Voor de bestuurders van Frankrijk is het ondertusschen thans de groote vraag: moet men (Lodewijk, niet Frankrijk) het laatste oliesel of eenig ander troostmiddel toedienen? Gewichtige vraag! Want zou niet, wanneer men het toediende, wanneer men er maar van sprak, bij de eerste toebereidselen daarvoor de heks Dubarry moeten verdwijnen, om niet dan met moeite terug te kunnen keeren, ware het dat Lodewijk herstelde? En met haar zouden de hertog d'Aiguillon en compagnie en haar gansche Armida-paleis verdwijnen, de chaos zou alles verslinden en niets dan zwavelstank zou er overblijven. Maar wat zouden daarentegen de aanhangers van den dauphin en van Choiseul zeggen? Ja, wat zou de koninklijke lijder zelf zeggen, zoo het eens gebeurde, dat hij doodelijk ziek werd, zonder ijlhoofdig te worden? Voor het oogenblik kust hij Dubarry nog wel de hand, gelijk wij uit de voorkamer kunnen bemerken : maar later? De bulletins der doctoren kan men doen zeggen wat men verkiest, maar zeker is het, dat het de samenvloeiende pokken zijn, waaraan, gelijk men elkander toefluistert, ook de eens zoo vroolijke dochter van den portier ziek geworden is, en Lodewijk is de man niet, om met zich te laten schertsen ten opzichte zijner laatste geestelijke bediening. Placht hij niet zelfs zijne meisjes in het Pareaux-cerfs te ondervragen en met en voor haar te bidden — ten einde zij in het ware geloof zouden blijven? (3) Wel is het een wonderlijke geschiedenis, maar niet eenig in hare soort; want geen dier is er, dat zoo wonderlijk is als de mensch. Voor het oogenblik zou alles nog goed gaan, indien men den aartsbisschop Beaumont maar kon bewegen — om één oog te sluiten. Ach, Beaumont zelf zou het zoo gaarne doen, want hoe zonderling het klinke, hangt ook de Kerk en de geheele toekomstige hoop van het Jezuïetisme aan het voorschoot dier zelfde onwaardige vrouw. Maar de macht der openbare meening dan? Kan de strenge Christophe de Beaumont, die zijn leven lang hysterische Jansenisten en ongeloovige verwaarloozers van (1) Chesterfield, Letters, December 25tli 1753. (2) Het laatste Oliesel. (3; Dui.alre, VIII, 217. Besenval, ele. 1774 de biecht tot zelfs, als hij niet anders kon, na hun dood vervolgde (1) — kan die thans, terwijl hij het corpus delicti (Dubarry) nog voor oogen heeft, de hemelpoort ontsluiten en absolutie geven? Onze groot-aalmoezenier Roche-Aymon zal, weliswaar, wat hem betreft, met den koninklijken zondaar niet knibbelend loven en bieden, eer hij den sleutel omdraait; maar er zijn nog andere priesters: daar is 's konings biechtvader, de dwaze abbé Moudon, en dweperij en gevoel van welvoegelijkheid zijn nog niet geheel uitgedoofd. Kortom, wat moet er gedaan worden? Vooreerst kan men de deuren bewaken, de bulletins der geneesheeren naar willekeur inrichten en, zooals het gewoonlijk gaat, veel van tijd en toeval hopen. De deuren worden zorgvuldig gesloten, geen onbevoegde mag binnenkomen. Zeker verlangen dit ook maar weinigen, want de besmetting dringt door tot het Oeil-de Roeuf (2) zoodat "er meer dan vijftig menschen ziek worden en tien sterven.'' De prinsessen zelve, door kinderliefde gedreven, zijn de eenigen, die waken bij het walglijke ziekbed. De drie prinsessen, Graille, Chiffe, Cociif. (slet, vod, zwijntje, gelijk de koning ze gewoonlijk noemt) blijven, terwijl alles vlucht. De vierde prinses, Loque (slons), is, naar wij vermoeden, reeds in het klooster en kan niets tot hulp bijdragen dan hare gebeden. Arme Graille met uwe zusters! Gij hebt nooit een vader gekend; dat is het harde beding, waaraan de grootheid zich moet onderwerpen. Lorst bij het debotter (wanneer Zijne Majesteit de laarzen uittrok) konden zij de verbazend groote hoepelrokken opnemen, den langen slee]) om het lijf gorden, zich tot aan de kin in zwarte taffen mantels hullen, en zoo iederen avond te zes uur in volle staatsie majestueus naar binnen gaan, den koninklijken kus op het voorhoofd ontvangen en dan weer met statigen tred vertrekken — om te gaan borduren, babbelen, bidden en geeuwen. Kwam Zijne Majesteit 's morgens soms met de koffie van zijn eigen maaksel en slurpte hij die in haast bij haar uit, terwijl de honden voor de jacht losgekoppeld werden, dan gold dit voor eeno genade des hemels. (3) Arme, bedrukte vrouwen! Hij de harde lotgevallen, die u nog wachten, alvorens uw teeder bestaan wordt verplet en verbroken, wanneer gij door vijandelijke landen, over stormachtige zeeën vlucht, bijna door de Turken gevangen wordt genomen en in het algemeen in de sansculottische beroeringen uwe rechterhand nauwelijks van de linker kunt onderscheiden, zij dit steeds een toevluchtsoord in uwe herinnering; want die daad was liefdevol en goed. Ook in ons oog is zij een kleine, zonnige (1 De voornaamste stelling der Jansenisten, die zich noemen naar Jansenius, bisschop van Yperen, is de loer van Augustinus «ver het natuurlijk verderf van den mensch en van de eeuwige voorbeschikking \an eenige mcnsr-hen tot zaligheid en van anderen tot verdoemenis. Reeds was onder Lod XIV Dh,ra^,n w Ze,"i,o6'i Kerk,te£l'n de Jansenisten ontstaan en paus Clemens XI had in • n,,nf<1Y f" ,, 'J1 /f, -'aal ' j hunne leerstellingen verdoemd, maar de Jansenisten namen steeds vin fl °r' Wan 1 °S'i "j"" ! , haatte, liep tot hen over. Een groot gedeelte van den ra 1 -odewijk \\ kenmerkte ach door een hevige strijd tusschen de Jezuïeten en Jansenisten. De haat der eersten tegen de laatste» ging zelfs zoover, dat zij de sacramenten aan mrfpltprdl ie"A/°° n!fl het beWÜS knnden leveren, dat zij het laatst bij een rechtgeloovig priester de biecht hadden afgelegd. ■' 6 ° ^erboven bij den naam Jansenisten gevoegde epitheton hysterisch is zeker eene herinnering aan het feit, dat gedurende eenige jaren, van 1727-1732, bedevaarten plaats hadden naar het graf van W WtoIS!l j pneS!er , CoS raris',Ü zich zeiven dood gekastijd had, nog in zijn graf lu et te wonderen te doen. Groote toeloop van zieken was er naar dit graf, van wie velen "eliik geschreven staat, genezen terugkeerden, terwijl andere hallucinaties kregen. wisten de Jezuïeten toch door te drijven, dat de regeering het kerkhof liet sluiten aangeslf^en°Vlgen a°°r n dl'e'' teruSia?('11- Hierna werd het volgende spotvers aan het kerkhof De par le roi: Défense a Dieu De faire miracles en ce lieu. i," "a.am des Konings wordt aan God verboden, op deze plaats wonderen te doen). - KigenUjk een ronde lichtopening, een rond of ovaal dakvenster. Hier is het de antichambre vi koni"|s' ,len naam Oeil-de-Bieufontleenende aan een ovaal raam, dat er zich bevond. Zie verder Alercier I ableau ne Paris, 1782). (3) Campax, I, 11—30. JIJEWIJK XV. 1774 plek in die akelige, verpeste woestenij, waar wij nauwelijks een tweede zoodanig plekje kunnen vinden. Maar wat staat middelerwijl een onpartijdig en beraden hoveling te doen? In deze netelige omstandigheden, waar er niet slechts van dood of leven, maar van sacramenten of geen sacramenten sprake is, kan zelfs de bekwaamste struikelen. Weinigen zijn zoo gelukkig als de hertog van Orleans en de prins van Condé, die zei ven met vlugzout in de antichambre des konings mogen verschijnen en tevens hun wakkere zonen (den hertog van Chartres, den toekomstigen EgalitÉ, den hertog van Bourbon, later ook Condé en befaamd als oude gek) naar den dauphin kunnen zenden. Bij eenige weinigen is het besluit genomen: jacta est alea. (1) De oude Richelieu trekt, toen Beaumont, door de openbare meening gedrongen, eindelijk besluit om in de ziekenkamer te gaan, den priester bij de mouw in een hoek en dringt hier met zijn oud, woest doggengezicht en de hem eigene onstuimigheid er op aan (en naar de ontsteltenis op Beaumont's gelaat te oordeelen, met goed gevolg), om den koning niet door geestelijke toespraak te dooden. De hertog Fronsac, Riciielieu's zoon, heeft den moed, het voorbeeld zijns vaders te volgen: toen namelijk de pastoor van Versailles van sacramenten begint te fluisteren, dreigt hij hem uit het venster te werpen, als hij van zoo iets maar durft te reppen. Deze kan men gelukkig noemen; maar is het voor de overigen, die niet weten welke partij zij kiezen moeten, geen harde proef? Wie er zich een denkbeeld van wil vormen, hoe thans het Katholicisme, en zoo vele andere dingen, in de klem zijn geraakt, en hoe de symbolen van het heiligste dobbelsteenen zijn geworden in de handen der laagsten, moet het verhaal dezer gebeurtenissen bij Besenval, Soulavie en andere vertellers van al het hofnieuws uit dien tijd lezen. Hij zal den VersaiUer melkweg geheel uit elkaar verstrooid, in nieuwe en steeds zich weer scheurende sterrenbeelden gegroepeerd zien. Daar ziet men hoofdknikken, scherpzinnige blikken, bemoeiallen, weduwen in zijde, die geheimzinnig heen en weer dribbelen, met lachjes voor het eene en zuchten voor het andere gesternte: een sidderen van hoop of vertwijfeling in onderscheidene gemoederen. Daar ziet men de bleeke, grijnzende schaduw des doods, die ceremonieel binnengeleid wordt door een andere grijnzende schaduw, de etiquette: van tijd tot tijd hoort men, als een werktuiglijk gebed, het dreunen van het orgel in de hofkapel, dat als met een ijslijken duivelen-lach verkondigt: IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid! V I E B D E HOOFDSTUK. Lodewijk de Onvergetene. Arme Lodewijk ! Voor alle dezen is het een ijdele phantasmagorie, waarbij zij even als kluchtspelers voor loon gezichten trekken en van toon veranderen; maar voor u is het vreeselijke ernst. ^ reeselijk voor allen is de dood, van oudsher de koning der verschrikking geheeten! Onze kleine, engbeperkte woning, waarin wij wèl klaagden, maar ons toch te huis gevoelden, ontvalt ons onder angst en smarten; terwijl wij, van deze wereld scheidende, overgaan in onbekende, vreemde gewesten, in de onbegrensde (1) De teerling is geworpen — liet aan Caesar toegeschreven gezegde, toen bij den Uubicon overrok en daarmede (49 v. Clir.) den burgeroorlog tegen Pompejus begon. 1774 mogelijkheid. De heidensche keizer vroeg aan zijne ziel: «Waarheen gaat gij thans?" De katholieke koning moest antwoorden: «Voor den rechterstoel van den hoogen God!" Ja, het is een opmaken van de balans des levens, een laatste afsluiten en inleveren van de rekening der daden, die in het lichaam geschied zijn; zij zijn nu geschied en liggen daar onveranderlijk, en dragen hare vruchten, in eeuwigheid. Lodewijk X\ had altijd een echt koninklijken afschuw van den dood en verschilde daarin van den biddenden hertog van Orleans, den grootvader van Ei.alité, — want verscheidene leden van dat geslacht hadden werkelijk een streek van waanzin die oprecht geloofde, dat er geen dood was. Eens vloog hij (als men ten minste de nieuwsrondtrompetters van het hof gelooven mag) op, in gloeienden toorn en verontwaardiging over zijn secretaris, die zich onbedachtzaam iai laten ontvallen: »feu roi d'Espagne (wijlen de koning van Spanje.)" — •' Feu rot, monsieur?' — «Monsieur," antwoordde haastig de sidderende, maar snel gevatte hoveling, «eest un titre qu'ils prennent" (het is een titel, dien zij voeren). (1) Lodewijk, zeggen wij, was niet zoo gelukkig; maar hij deed wat nj kon. Hij duldde niet, dat men van den dood sprak, vermeed het gezicht van kerkhoven, grafteekens en hetgeen lieoi den dood kon herinneren. Het is het middel, waartoe de struisvogel zijne toevlucht neemt, die, door den jager in het nauw gedreven, zijn zotten kop in het zand steekt en zich gaarne zou verbeel< en, dat, wijl hij niet ziet, zijn lichaam ook niet gezien wordt. Soms ging hij ook wel zelf, lijnrecht daarmede in strijd weliswaar, maar dat in den grond dezelfde, of nog sterkere beteekenis had, of liet zijn hofrijtuigen stilhouden en zond naar het kerkhof, om te vragen hoeveel nieuwe graven er heden gemaakt waren, hoe onaangenaam het zijne arme Pompadour daarbij ook te moede mocht zijn. Men kan zich een denkbeeld vormen van Lodewijk's gedachten, toen hij eens te midden van het jachtvermaak, bij eene bocht van den weg, in het boscli van enarteen in lompen gehulden boer met eene doodkist ontmoette: «Voorwien?" Zij was \oor een armen kameraad, dien Zijne Majesteit wel eens in die streken had zien zwoegen. «Waaraan stierf hij?" — Hij stierf van honger. I)e koning gaf zijn paard de sporen. (2) Maar men stelle zich zijne gedachten voor, nu de dood, onverwachts en onverbiddelijk, hem zeiven in het hart grijpt! Ja, arme Lodewijk, de dood heeft u gevonden. Geene wanden van uw paleis, geene lijftrawanten, geen prachtige tapijten of staatsiekleederen der stijfste etiquette konden hem buiten sluiten; neen, hij is hier, en zal uwen levensadem uitblusschen. Met u, wiens geheelè even tot nog toe eene hersenschim, eene komedie was, wordt het eindelijk ernst: liet prachtige Versailles verdwijnt als een droom, in een ledige onmetelijkheid; de tijd is vervuld en liet geheele steigerwerk des tijds stort onder vreeselijk geraas rondom uwe ziel in puin; gapend ontsluit zich het rijk der schimmen; daar moet gij in, naakt, geheel ontkoningd, en afwachten wat voor u bestemd is! Ongelukkige! welke gedachten vervullen u, terwijl gij u daar in doodsangst op uw stervensleger keert en wendt! Ziet gij voorwaarts, dan vertoonen zich vagevuur en hel dreigend aan uw zielsoog. Ziet gij terug: — wat hebt gij, helaas! gedaan, wat niet beter ongedaan ware; welken sterveling hebt gij edelmoedig geholpen; aan welke lijdenden toondet gij uw mededoogen? Dringen niet de vijfmaal honderdduizend geesten dergenen, die op zoovele slagvelden van Rossbaeh (3) tot Quebee (4) smadelijk sneuvelden, opdat uwe hoer zich over een epigram (5) zou (1 > bksknval, i, 190. (2; Campax, III, 39. * de FÏÏnschenH^ &c'in Canada. oorlog. De Engelschman Wolf versloeg in 1759 mvikfn M'l,riiver zinspeelt hier op de epigrammen en spotdichten, welke Frederik II van Pruisen maakte op madame de I'ompadour, de maitresse van Lodewijk XV. 1 1774 kunnen wreken — dringen zij niet van alle zijden op u aan? of uw afschuwelijke harem, de vervloekingen der moeders, de schande en tranen der dochters? Ellendige! Gij hebt zoo veel kwaads gedaan als in uw vermogen was: uw geheele leven schijnt eene afgrijselijke misgeboorte en vergissing der natuur, uw doel en beteekenis nog onbekend. Waart gij een fabelachtige griffioen, die de werken der menschen verslond, dagelijks maagden in zijn hol sleepte — en o k met schubben bekleed was, waar geen speer doorheen kon dringen, geen speer, dan alleen die des doods? Neen, geen fabelachtige, maar een werkelijke griffioen waart ge! Vreeselijk, o, Lodewijk! moeten deze oogenblikken voor u zijn. Maar wij willen niet dieper doordringen in de ijseljjke gewaarwordingen eens zondaars op zijn sterfbed. Toch vleie zelfs de geringste zich niet, minder vrij van schuld te zijn! Lodewijk was wel een heerscher, maar zijt gij dat ook niet? Zijn uitgebreid Frankrijk is, van de vaste sterren gezien (die zelve nog niet het oneindige zjjn), niet grooter dan het enge veld, waar ook gij getrouw en ongetrouw hebt gearbeid. Mensch, in tijd besloten symbool der eeuwigheid! niet uwe werken, die alle voorbijgaan en oneindig klein zijn en het grootste niet grooter dan het geringste, maar slechts de geest, waarin gij werktet, kan waarde of duurzaamheid hebben. Maar men bedenke ook, welke de levenstaak van den armen Lodewijk was, toen hij van dat ziekbed te Metz als bien-aimê opstond! Welke Adamszoon zou in zulk eene verwarring overeenstemming hebben kunnen brengen ? Kon hij het ? De blindste fortuin alleen had hem aan het hoofd daarvan gesteld; daar dobbert hij en kan het evenmin beheerschen als de drijvende houtklomp den door storm bewogen oceaan. „Wat heb ik gedaan, dat men mij zoo bemint?" zeide hij destijds. Nu kan hij zeggen: „Wat heb ik gedaan, dat men mij zoo haat?" Gij hebt niets gedaan, arme Lodewijk! Dat was juist uw gebrek, dat gij niets deedt. Maar wat kon de arme Lodewijk ook doen? Afstand doen en zijne handen in onschuld wasschen, ten gunste van den eersten den besten, die in zijne plaats had willen treden. Dat ware voorzeker het wijste geweest. Maar, gelijk de zaken nu stonden, staarde hij, de ongerijmdste aller stervelingen (een wezenlijk gepersonifiëerd soloecismus (1) weifelend in de ongerijmdste, verwardste wereld — waar hem ten laatste niets zoo zeker scheen, dan dat hij, het gepersonifiëerde soloecismus, vijf zinnen had en dat er vliegende tafels waren (tables volantes) die door den vloer verdwenen, om met spijzen beladen terug te komen) en een Parc-aux-cerfs. Daarbij ziet men tenminste weder deze historische merkwaardigheid: een menschelijk wezen in den eigenaardigen toestand, dat lijdelijk uitkomsten te gemoet gaat, die het gedeeltelijk vooruitzag. Want Lodewijk heeft bij dat alles toch een zeker doorzicht. Zoo was mevrouw Dubarry, wanneer een nieuwe minister van marine, of wie anders ook, zijn nieuw tijdperk kwam aankondigen, gewoon bij het avondeten van de lippen Zijner Majesteit te hooren: „Ilij stalde zijne waar uit, even als ieder ander, en beloofde de heerlijkste dingen van de wereld, waarvan niets vervuld zal worden; hij kent dit veld niet, dat zal hij zien." Of bij een andere gelegenheid: „Dat hoor ik nu reeds voor de twingtigste maal; ik geloof niet, dat Frankrijk ooit eene zeemogendheid zal worden." En hoe treffend was ook dit: „Wanneer ik aan het hoofd der politie stond, zou ik die Parijsche cabriolets verbieden." (2) Gevloekte sterveling! Want is het niet een vloek, een gepersonifieerd soloecismus te zijn? Een nieuwe roi fainéant (doe-niet koning), maar met den zon- (1) Van solus (alleen) en het Grieksche olxoj (huis) afkomstig, dus woordelijk: eenhuizigheid, eenzelvigheid, beter egoïsme. 5 (2) Journal de madame nu Husset pag. 293, etc. 1774 derlingsten nieuwen Major-Domus, (1) thans geen kortbeenige Pepijn, maar dat in wolken gehuld, vuurspuwend spook der Democratie, onberekenbaar, dat de wereld omwikkelt! — Was Lodewijk dan niet slechter dan de een of andere privaatpersoon, doe-niet, veelvraat of ander genotbejager, gelijk er velen tot overlast van Gods werkzame schepping gevonden worden? Zeg maar rampzaligtri De geheele, verontwaardigde wereld heeft gezien en gevoeld welk een tegennatuurlijkheid zijn bestaan was; meer dan eén geslacht zal de herinnering van hem niet in vergetelheid kunnen doen wegzinken. Doch, hoe dit ook zij, niet zonder belangstelling zien wij, dat mevrouw Drbarry op den avond van den 4den met blijkbare onrust uit de ziekenkamer treedt. Het is de vierde avond van de maand Mei, in het jaar onzes Heeren 1774. Welk een gefluister in het Oeil-de-Boeuf! Ligt hij dan te sterven? Al wat men zeggen kan, is dat Dvbarry hare bagage in orde schjjnt te brengen; weenende zweeft zij door haar vergulde boudoirs, als om er afscheid van te nemen. D'Aïguillon en compagnie, zijn aan hun laatste kaarten; evenwel willen zij het spel nog niet staken. Maar wat den strijd over de sacramenten betreft, deze is, zonder meer aangeroerd te zijn, zoo goed als beslist. Lodewijk laat in den loop van den volgenden nacht zijn abbé halen, biecht, zooals sommigen zeggen, zeventien minuten, en verlangt uit eigen beweging de sacramenten. Ziet, stijgt niet reeds des middags onze heks Dubarry met den zakdoek voor do oogen, in het rijtuig van d'Aiguillon en rijdt heen, troost zoekende in de armen der hertogin? Zij is heen, en hare plaats kent haar niet meer. Verdwijn, valsche toovenares, in het niet! Het is te vergeefs, dat gij in het naburige liueil vertoeft, want uw dag is voorbij. Voor u zijn de poorten van het koninklijk paleis voor altijd gesloten, nauwelijks zult gij in toekomstige jaren eenmaal, onder bedekking van den nacht, in een zwarten domino, gelijk een grauwe nachtvogel, nederda* en 'lct muziekpartijtje der beminnelijke Antoinette storen; alle paradijsvogels vluchten voor u en de muziek verstomt. (2) Gij onrein, maar niet boosaaraig, deerniswaardig wezen! Wat wras uw levensloop, van uwe wieg af (in het land van Jeanne d'arc), (3) waar uwe moeder u, van uw ongenoemden vader onder tranen baarde, door de duisterste en laagste afgronden heen over het glansrijke toppunt der boeleering en des bedrogs, — tot aan de bijl der guillotine, die uw te vergeefs klagend hoofd afsnijdt! Zoo rust dan, zonder vloek, slechts begraven en te niet gedaan; wat kunt gij meer verlangen ? Lodewijk is intusschen zeer ongerust over zijne sacramenten; hij Iaat meer dan eens uitzien of zij nog niet komen. Wees bedaard, Lodewijk! zoo bedaard als gij kunt: de sacramenten zijn onderweg. Ten zes ure des morgens komen zij aan. De kardinaal groot-aalmoezenier Rociie-Aymon is gekomen in pontificaal, met de'hostie en verdere benoodigdheden; hij nadert de koninklijke legerstede, heft do gewijde hostie in de hoogte, prevelt iets of doet alsof hij iets prevelt, en aldus heeft Lodewijk (gelijk de abbe Georgel het uitdrukt, met woorden, die men niet vergeet) amende honorable jegens God gedaan: aldus verklaart het de jezuïet. — „1 Va wa, ' gelijk de woeste ClotariüS steunde, toen het leven hem veriiet, „wat, groote God, maak de macht der sterkste koningen te schande! (4) De amende honorable, ieder officieele schuldbelijdenis, die eii wilt Wf>n« / o o i (iJ Roj-fiiinéwt •was de weinig loffelijke bijnaam der laatste Merovingische koningen der Franzelf de k^el^7he\eth"ofd"etteraaJ°reS (huismeiers>' van Pepijn de Korte zich- (2) Cami'an, I, 197. (3) De Maagd van Orleans, geboren te Dom Remy aan den linkeroever van de Maas die in schenve?brandweTd **** '''jk Va" de Engelschfin bevrijdde en in 1431 door de'Kngel- (4) Grkuorii's TunoNF.NSis, Hist., lib. IV, cap. 21. 10 Mei 1774 God: — doch geene, zoo d'Aiguillon het verhinderen kan, jegens menschen. Dubarry toeft nog in zijne woning te liueil, want zoolang er leven is, is er hoop. De groot-aalmoezenier Roche-Aymon heeft derhalve (want hij schijnt in het geheim te zijn) niet zoodra hostie en ambtsgewaad weer ingepakt of hij gaat met statigen tred naar buiten, als ware alles afgedaan! Doch daar vertoont zich, niet een angstig, zuur gelaat, des konings biechtvader, de abbé Moudon, trekt hem bij de mouw en fluistert hem iets in. Daarop moet de arme kardinaal zich omkeeren en met duidelijke woorden verklaren: „dat Zijne Majesteit berouw heeft over iederen aanstoot, dien hij misschien heeft gegeven (a pu donnet'), en dat het zijn voornemen is, onder 's hemels bijstand, dit te vermijden voor de toekomst!" Woorden, die Richelieu met een al duisterder wordend doggengozicht aanhoort en luide met eene uitdrukking beantwoordt, die Besenval niet herhalen wil. Oude Richelieu, veroveraar van Minorca, (1) deelgenoot in de orgiën der vliegende tafels, doorboorder van slaapvertrekwanden, (2) is ook uw dag voorbij ? Helaas, het orgel der kapel mocht onophoudelijk weergalmen, men moge de relequieënkas der heilige Gemoveva neerlaten en weer ophalen — het is te vergeefs. Des avonds is het geheele hof met den dauphin en de dauphine tegenwoordig bij de godsdienstoefening in do kapel; de priesters zijn heesch van het zingen hunner veertigurige gebeden en met verheffing van het orgel in. Het is een ijzingwekkend tooneel; want de hemel zelf wordt zwart, de regen stroomt kletterend naar beneden, de tonen van het orgel worden door den donder bijna verdoofd en do aanhoudende bliksemstralen doen zelfs de kaarsen op het altaar verbleeken: zoodat, toen alles voorbij was, de meesten met verhaasten tred „en met godsdienstige gevoelens (recueillement) vervuld," heengingen en weinig of niets spraken. (3) Zoo duurde het meer dan acht dagen; Dubarry is bijna eene week geleden vertrokken. Besenval zegt, dat iedereen met ongeduld verlangde, qeu cela finlt, dat het einde van den armen Lodewijk spoedig daar mocht zijn. liet is de tiende Mei 1774. liet zal nu weldra met hem gedaan zijn. Do tiende Mei daagt op over het walgelijke ziekbed, maar toch schier onbemerkt; want de oogen, die door de vensteren zien, zijn verduisterd: het rad aan den bornput draait krassend om; als een uitgeput paard, zoo nadert het leven hijgend zijn einde. De dauphin en de dauphine staan reisvaardig in hun afgelegen vertrekken, alle knechts en stalmeesters zijn gelaarsd en gespoord, slechts op een toeken wachtende, om het pesthuis te ontvlieden! Luistert! welk een vreeslijk geraas, als dat van den donder, nadert het Oeil-de-Boeuf! Het is het geheele (1) In den Frunsch-Engelschen oorlog van 1755-1768. (28 Juni 1750). (2) Besenval, I, 159—172. Genlis, Duc de Levis, etc. (3) Weber, Mémoires concernant Marie Antoinette (Londen 1809), I. 22 Baron de Besenval. 1774 hof, dat om strijd komt toesnellen om de nieuwe souvereinen te begroeten. Heil Iwe Majesteiten! De dauphin en de dauphine zijn koning en koningin! Door menigvuldige aandoeningen overstelpt, vallen zij beiden op de knieën en roepen onder een stroom van tranen uit: „O God, leid en bescherm ons, wij zijn te jong om te regeeren!" — Ja, wel te jong! En zoo heeft dan het uurwerk des tijds met een gedruisch als dat van den donder geslagen en eene oude periode is voorbijgegaan. De Lodewijk, die was ligt daar, verlaten en verafschuwd als eene massa rottende stof, overgelaten aan de zorg van eenige arme lieden en aan de priesters van do cliapelle ardente die hem snel in twee looden kisten leggen, waarin zij overvloedig wijngeest gieten. De nieuwe Lodewijk en zijn hof rijden denzelfden middag door naar Choisi/ • nog vloeien de koninklijke tranen, maar een verkeerd uitgesproken woord van monseigneur dArtois doet allen lachen, en zij weenen niet meer. Lichtzinnige stervelingen, gij die uw dollen levens-menuet over onpeilbare afgronden heendanst, welke slechts door een dunne schors van u gescheiden zijn! Overigens begrepen zij, die met de begrafenis belast waren, dat deze niet te zeer van alle plechtigheid ontbloot kon zijn. Besenval zelf vindt haar niet overplechtig. Twee rijtuigen, bevattende twee edellieden ten geleide en een geestelijke van Versatlles, een paar dozijn rijdende pages en ongeveer vijftig stalknechts begeven zich op den tweeden avond met toortsen, doch zonder in het zwart gekleed te zijn, met hun looden kist van Versailles op weg. Voort gaat het in vollen draf en zij vertragen niet van tred. Want de spotternijen (brocanls) der 1'arijzenaars, die langs den gehcelen weg naar St. Denis in twee rijen geschaard staan en de aan hunne natie eigene boert den teugel vieren, geven geene aanleiding om langzamer te gaan. Te middernacht ontvangen de gewelven van St. Denis het hunne door geen oog beweend, behalve door dat der arme Loqüe, de verwaarloosde dochter, wier klooster in de nabijheid is. Zoo ongeduldig en onplechtstatig laten zij hem onder den grond zinken, hem en zijne eeuw vol zonde, dwingelandij en schande: want ziet, er is een nieuwe tijd gekomen, de toekomst is te schitterender, naarmate het verledene ellendig was. TWEEDE BOEK. DE PAPIEREN EEUW. Lodewijk XVI. EERSTE HOOFDSTUK. Astraea Redux. (l) Zeker wijsgeer, een groot minnaar van paradoxe stellingen, heeft, den aphorisme van Montesquieu : (2) »gelukkig het volk, welks geschiedboeken vervelend zijn," overdrijvende, gezegd : «gelukkig het volk, welks geschiedboeken niets behelzen." Zou men in dit gezegde, hoe onzinnig het ook schijne, toch niet een greintje verstand kunnen vinden ? Want waarlijk, gelijk er geschreven staat : «zwijgen is goddelijk en van den heind, zoo is er ook bj alle aardsche dingen een zwijgen, dat beter is dan al het spreken. Is niet, wel beschouwd, de gebeurtenis, de zaak, die besproken en opgeteekend kan worden, in ieder geval het verbreken en ontbinden van bestaande rust ? Al ware het zelfs een blijde gebeurtenis, zoo sluit zij toch afwisseling, sluit toch verlies (van werkdadige kracht) in zich en is in zoo ver, hetzij in het verledene of tegenwoordige, eene onregelmatigheid, eene ziekte. De rustigste voortduring, geene verplaatsing of verandering als men ze met mogelijkheid vermijden kon, zou onze gezegendste toestand zijn. Duizend jaren lang groeit zwijgend in het woud de eik, en eerst in het duizendste jaar, wanneer de houthakker komt, hoort men de echo door de stilte klinken, en de eik kondigt zich aan, terwijl hij krakend nedersfort. Hoe stil geschiedde niet het planten van den eikel, gestrooid uit den schoot van een voorbijgaanden wind ! Zelfs toen onze eik bloeide en de bladeren hem bedekten (zijn blijde gebeurtenissen), waar werd het toen met gejuich verkondigd ? Nauwelijks verneemt men een enkel woord van opmerking van den nauwkeurigsten waarnemer. Die dingen zijn niet eensklaps gebeurd, zij geschiedden langzaam, niet in een uur, maar in den loop der dagen : wat zou men er dus ook van zeggen ? Ieder uur scheen geheel zoo als het vorige geweest was, zoo als het volgende zijn zou. Zoo bazelt allerwege de zotte faam, niet zoozeer van hetgeen gedaan, maar hetgeen verkeerd gedaan of vernietigd werd, en de dwaze geschiedenis (die steeds min of meer het geschreven kort uittreksel der faam is) kent zoo weinig, wat niet even goed onbekend gebleven ware. De verwoestingen van een Attila (3) , (D De teruggevoerde Gerechtigheid. Astrea, godin der Gerechtigheid, dochter van Astreus en Thernis De bekende Engelsche dichter John Dryden maakte ook een gedicht onder den titel van Astrea Kedux, waarin hij de Restauratie der Stuarts in Engeland (1660) bezong. (2) Charles de Secondat baron de Montesquieu (overl. 1755) is mot Voltaire en Rousseau een der baanbrekers der 1'ransche revolutie; door zijne geschriften — Lettres persanes en bovenal z^jn standaardwerk: . ™Prit des lois — is hij een der grooto geesten uit het tijdperk der verlichting, dat, onder Engelschen invloed, van het begin der 18de eeuw af, voor Frankrijks wetenschappelijke wereld was aangebroken en dat dra ook zijne werking onder de niet-geletterden zou doen gelden. (3/ De koning der Hunnen, die van 451 t >t 45:! n. Chr. de schrik was der Europeesche volken. Zijn bijnaam was »de geesel Gods" (Etzel, Godegisil). 6 1774—'84 de kruistochten van een Walter zonder Have (1) Siciliaansche vespers ('/) en dertigjarige oorlogen, (3) — is liet niet alles louter zonde en ellende, geen arbeid, maar belemmering van den arbeid ? Want de aarde bracht jaarlijks al dien tijd door haar gezegende oogsten voort, de hand van den werkman, het hoofd van den denker rustten niet ; en dus hebben wij na dit alles, en trots alles, deze zoo heerlijke, hooggewelfde, Moeiende wereld ; en de arme geschiedenis mag wel verwonderd vragen, van waar kwam dat ? Daarvan is haar zoo weinig bekend, maar zij weet zooveel van hetgeen belemmerend in den weg trad en dien bloei onmogelijk wilde maken! Maar dat is nu eenmaal, door noodzakelijkheid of dwaze keuze, haar regel en gi woonte, en derhalve ligt in de paradoxe stelling : «gelukkig het volk, welks geschiedboeken niets behelzen," toch eenige waarheid. Evenwel is er ook, wat hier van meer belang voor ons is, eene stilte, niet ■\an ongestoorden wasdom, maar van lijdelijke traagheid, die een spoedigen ondergang voorspelt. Als de overwinnaar zwijgt, zwijgt ook de overwonnene. De zwakste der tegenstrevende krachten heeft zich overgegeven, de sterkste gaat stil, maar snel, onvermijdelijk voorwaarts: haar val zal niet zoo zonder geraas zijn. Wat groeit toch alles en heeft zijn tijdperk, juist gelijk de kruiden des velds, hetzij van een jaar, van honderd of duizend jaar! Alles groeit en sterft, ieder ding volgens zijne eigene, wonderbare wetten, op zijn eigene, wonderbare wijze, doch geestelijke dingen het wonderbaarlijkst van alle. Deze laatste zijn voor den verstandigste onnaspeurlijk, boven alle voorspelling en begrip verheven. Staat de eik in trotschen bloei voor ons oog, dan weet men dat zijn hart gezond is : niet aldus met de menschen, veel minder met de maatschappij, met de volkeren! Van deze kan men zelfs beweren dat het uiterlijk voorkomen, het inwendig gevoel van volle gezondheid, gewoonlijk een kwaad voorteeken is: meestal toch sterven Kerken, monarchieën en maatschappelijke inrichtingen, om het zoo eens uit te drukken, aan eene beroerte of trage volbloedigheid. Treurig is het, wanneer zulke inrichtingen, als zij zich vol leven en kracht wanen, tot zich zeiven zeggen : neem uw gemak, gij hebt goederen opgelegd ; e\en als de dwaas in het evangelie, die ten antwoord kreeg : »Dwaas, nog dezen nacht zal men uwe ziel van u afeischen." Is het een heilzame of een onheilspellende, verderfelijke vrede, die gedurende de tien eerstvolgende jaren op Frankrijk rust ? Kan de geschiedschrijver er vluchtig over heen stappen, zonder roeping om te vertoeven, omdat men nog geene gebeurtenissen vindt, veel minder daden? Die tijd der zonnigste stilte: — moeten wij dien, als alle menschen hem waanden, de nieuwe gouden eeuw noemen ? Men noeme hem tenminste de papieren eeuw. Immers, papier bekleedt in vele opzichten de plaats van het goud : bankpapier, waarvoor men nog altijd kan koopen, wanneer er geen goud meer is ; drukpapier, dat van theorieën en wijsgeerige stelsels glinstert, — dank zij der heerlijke kunst, zoo geschikt niet alleen om gedachten te openbaren, maar ook om gebrek aan gedachte te verbergen ! Papier is uit lompe)) gemaakt, van dingen die eenmaal bestonden ; papier heeft tallooze uitstekende hoedanigheden. — Welke allerwijste wijsgeer zou, in dit kalme, aan gebet:ïtenissen zoo arme tijdvak, hebben kunnen voorspellen, dat, zwanger van duisternis en verwarring, de gebeurtenis der gebeurtenissen naderde? De hoop leidt de omwenteling in gelijk de aardbeving dooi' bet schoonste weder wordt voorafgegaan. Op den vijfden Mei, vijftien jaren later, zal geen oude Lopewijk om (1) Walter Senzaveir. Hij was een van de aanvoerders van de ongeregelde benden, die vóór den eersten kruistocht (1096) n;or Palestina op weg gingen, maar in Hongarije in de pan werden gehakt. (2) 30 Maart 1282. Zoo genoemd, omdat de moord der Franschen — toen onder Karei van Anjou, de beheerscher van Sicilië — door de Sic-ilianen tijdens de vesper plaats had op Paasclimaanda". Karel van Anjou morst op Sicilië plaats maken voor Peter van Arragon. (3) 1G18-164S. Godsdienstoorlogen in Duitschland. Marik-Antoinette. I 1773—'84 de sacramenten zenden, maar een nieuwe Lodewijk, zijn kleinzoon, zal met alle staatsie voor liet verbaasde en van vreugde dronken Frankrijk de Staten-Generaal openen. Het Du ba r r y-dom met zijne Aiguillons is voor altijd verdwenen. Thans hebben wij een jongen, volgzamen, het goede willenden koning, eene jeugdige, schoone, milddadige, het goede willende koningin, en met hen wordt, als het ware, geheel Frankrijk weer jeugdig. Maupeou en zijn parlement moeten in duisteren nacht verdwijnen ; achtbare magistraatspersonen, der natie niet onverschillig, al ware het slechts omdat zij zich tegen het hof hebben verzet, verlaten nu, van hunne boeien ontslagen, de steile rotsen te Croe in Combrailles en keercn lofzingende terug ; het oude parlement van Parijs treedt weer in functie. In stede van een liederlijken bankroeten abhé Terray, hebben wij nu als controleur-generaal een deugdzamen, wijsgeerigen Turgot, (1) met een geheel herschapen Frankrijk in zijn hoofd. Hij zal alle bestaande misbruiken in de financiën en elders herstellen — zoo verre mogelijk. Is het niet, alsof van nu aan de wijsheid zelve stem en zitting in den raad der koningen zal hebben ? In dien zin heeft Turgot met de meeste vrijmoedigheid van spreken zijn ambt aanvaard, in dien zin is hij door den koning met het edelste vertrouwen aangehoord. (2) Weliswaar zegt men, gelijk koning Lodewijk opmerkt, dat hij nooit ter mis gaat, maar het vrijzinnige Frankrijk bemint hem daarom niet minder ; het vrijzinnige Frankrijk antwoordt: »de abbc Terray ging altijd ter mis." Zoo ziet de wijsbegeerte voor de eerste maal een wijsgeer een ambt bekleeden ; zij zal hem dan ook in alles met hare goedkeuring ondersteunen ; en zelfs de lichtzinnige oude Maurepas (3) zal hem niets in den weg leggen, zoo het hem slechts eenigszins doenlijk is. Hoe zacht zijn verder de zeden ! De ondeugd verliest al hare wanstaltigheid, wordt icelvocgclijk (gelijk alles wat heerscht, als het zich zelf wetten geeft), wordt bijna eene soort van niet al te strenge deugd ! De kennis is algemeen en wordt door vernuft en gezellig verkeer verlevendigd ! De philosophie zit in schitterende salons vroolijk te gast bij den geestig geworden rijkdom, terwijl de adel zelf er trotsch op is, aan hare zijde plaats te nemen, en predikt, boven alle Bastilles verheven, een toekomstig duizendjarig rijk. Van het verwijderde Fcmei/ (1) Turgot was, wat zijne economische politiek betreft, in hoofdzaak der leer der Physiokraten toegedaan. De stichter van deze leer was Frangois Quernay, de lijfarts van Lodewijk XV. Had tot nu toe de leer van het mercantiele stelsel, waarvan de grondlegger was de minister van Lodewijk XIV Colbert, als de eenig juiste gegolden, Quernay en zijne school, waartoe o. a. Dupont en Mirabeau de oude, vader van den bekenden revolutionnair, behoorden, bestreden ten hevigste Colbert? in praktijk gebrachte theorieën. Trouwens, tusschen de grondslagen van beide stelsels bestaat een hemelsbreed verschil. Het mercantiele stelsel toch ging uit van het denkbeeld, dat alleen handel en nijverheid bronnen zijn van den nationalen rijkdom en dat deze zooveel mogelijk moeten beschermd worden, zij het dan ten koste van den landbouw. Zoo werd o. a. in het jaar 1667 een nieuw toltarief uitgevaardigd, waarbij de invoerrechten op vreemde waren zóó hoog werden gesteld dat dit bijna met een verbod van invoer gelijk stond en werd, ten dienste van de inlandsche fabrikatie, de uitvoer van grondstoffen verboden. Dat dit stelsel schadelijk moest zijn voor den landbouw moge hieruit blijken, dat om het ar beidsloon en daardoor den prijs der fabrikaten laag te houden, door verbod van uitvoer en bijzondere tarieven, de prijs van het koren stelselmatig verminderd werd. Hoe geheel anders het physiokratisch systeem! Dit noemt de aarde de eenige bron van den rijkdom en wil in de landbouwende bevolking de eenige voortbrengende klasse der maatschappij zien. De stelregel der physiokraten was : «pauvre paysan, pauvre rovaume; pauvre royaume, pauvre roi." Doordat zij de regeering en hare voorgangsters verantwoordelijk stelden voor de misbruiken op economisch gebied, waarvan in het bijzonder de landbouwende bevolking onder de heerschappij van het mercantiele stelsel de nadeelige gevolgen ondervonden had, kregen zij vooral onder de verdrukte klassen vele aanhangers, hoewel zij niet direct waren tegen den koning, den adel of de geestelijkheid, daar deze drie niet behoorden tot de «onvruchtbare" klasse, als hebbende de koning zijne domeinen, de adel zijne landgoederen en de geestelijkheid hare tienden. N oor verdere bijzonderheden verwijs ik naar Webers Gesch. der Wereld, van het begin der Franxrhr Omwenteling of tut op ome dagen, vertaald door B. ter Haar Bz. Zwolle, Tjeenk Willink, 1880. Deel 1, pag. 7f, 79, S0. (2) Turgot's brief: Condorcet, Vie de Tcrgot (Oeuvres de Condorcet, B. V.) p. 67. De dagteekening is van den 24 A'ig. 1774. (3) De Minister-president. ■ 1771—'84 geeft de patriarch \ oltaire (I) zijn bijval te kennen; de veteranen Diderot, d'Ai.fmbert te jaar trok Voltaire zich terug op zijn landgoed te Fernev in het land van Ue\ Niet zoozeer om zijn leefti d als wel om het leven, dat Voltaire hier leidde, „o-mt CarMe hem patriarch Hij liet hier een prachtig kasteel bouwen, ingesloten door groote tuinen, en om de omgevin^ een wei- vXeïeen nieuw T^t'7'lh bre"gl'n' ,H* 1,Ü "l'heel° ^hudlt "'breken en herbouwen volgens een nieuw plan De landbouwers en werklieden, op zijne kosten in gezellige huisjes wonende 'de va'a^en" dtn6 gelijke .zaken voorgelicht, zegenden zijn naam en waren hem even toegedaan als de vasalle den leenheer in de eerste tijdon der feodaliteit. Als een patriarch — hoewel niet - 1eefdèrahii Tie/'te ld^ ?' T" W"U de.mef.st verfijnde luxe heerschte in zijne vertrekken door ,cl,t; J r„l ? ü '' Z'!nen, e" Ult :iIle deelen van frankrijk en Europa stroomden doorluchtige pelgrims toe om den patriarch in zijn hermitage te begroeten vanhet. WoorLnh A,lcm£ert' de '100fdon de.r Encyclopedisten. Zo,, werden de bewerkers genoemd uZ ken^r fn H?pn r i Enc.vcl?Pedie> 7aa"" «n overzicht voorkomt van alle vruchten der menscheZT? , in, dlt > nJ(1' °1' elk gebied. De wijze waarop evenwel dat overzicht gegeven werd nthp' f Encyclopedisten weldra schijn, n in het licht van het materialisme en Encvelopedi-t en atheïst \\erden binnen met al te langen tijd nagenoeg synoniem. Toch blijft de Encyclopedie ook uit een wetenschappelijk oogpunt, het merkwaardigste letterkundige product dier dagen. zin vitniS ,orot werd..ln ni:! te Langres geboren en stierf te Parijs 30 Juli 17S4. Tegen den zin zijner ouders — zijn vader was messenmaker — ging hij naar Parijs, waar hij do,.r letterkundige werkzaamheden eene zeer sobere bete broods verdiende. Eerst door eene vertalin» of liever el ,1 V/ ff van,het,werk va" de» bekenden Engelschen deïst Shaftesburv: over de Verdienste en d, deugd begon hij de aandacht te trekken. Zijn eerste oorspronkelijk werk was: Pensees „hilo- in'ziin'e latet^T "ft 1 l*6' °5'k '"eri" huldigde hij nog de beginselen van het Deïsme, maar . ' 2'. v^'e.,gT '• kwamJhet materialisme voor den dag. Die geschriften hebben hem, even- derLcIoS , n Zl'Jne' r"'1' 7 'V'n lnkerker'ng bezor«d- In 1751 begon hiJ d'Alembei t ae Encyclopédie en, hoewel aan de uitgave van de verschillende deelen van dit werk de "rootst > zwarigheden in den weg werden gelegd, was het aan Diderots energie in de eerste plaats te danken ZFZfSJSr*- "" — ** * ti»«» » K blikkplHk; -PI"- °f?k m°,< ht Zijn' Didcrot bleef arm en, in een t«d van oogen- Cathirina litp8??;, w i, J Z'J"e HJke b,bliotheek te koop aan. Niemand minder dan keizerin ke . Hn .v l.! ïï, f k0cht haar VOor 50'000 fvs ' maar «et hem het levenslang gebruik. De deins,, " ,em voortaan met weldaden, en, toen hij in 1773 eene reis naar Rusland on- We J t Z'JnC7eldoenster te bedanken, viel hem aan het Petersburgsche hof en in de Petersburgsche lioogere kringen de grootst mogelijke eer ten deel. ° .lean le Rond d'Alembert, de natuurlijke zoon van Madame de Ten,-in, werd in 1717 te Parijs SrTft. eonve°;'eH ed :n 1;83- H,« ras ,een van de *r00tste wiskunstenaars' van zijn tijd Door zijn "ciencef" Tnr 'f ^ m ■t"? J ■ ,aandacht en in 1741 werd hij lid van de .Académie des der winden M -, !erwierf hlJ dcn !'rlJS' door de, Berlijnsche Academie uitgeloofd, met zijne theorie vnn.ro 11 booger nog steeg zijn naam als medewerker aan de Encyclopedie, waarvan hij de van He rnt i t v dis^'rs ™ -meesterstuk van denken, als het wati het programma van de rationalistische richting van dien tijd. 1 " > , Jean Frangois Marmontel werd in 1723 te Bort, een stadje in Limousin, geboren en overleed in het gehucht Ableville in 1799. Hij maakte naam als letterkundig schrijver, niét zoozeer op het gebied kun,li", ÏTl ^ scb,reef enkele middelmatige dramatische werken — dan wel door zijne letter- door ' SV E"*yiloPed"> waaruit hij later zijne Element* de litterature samenstelde, en tiend, nfil' k t°\a"Xh0r'k "]n° r°,nanf BMsai''e en Les Incas maakten hem beroemd. Het vijftiende hoofdstuk uit den Behsaire waarin h.j zijne denkbeelden over de verdraagzaamheid in het "odsdienstige ontvouwt, werd door Catharina II in het Russisch vertaald. B leid ! i MTU' i WCI'! "L ]Ii: te Lyo" ^boren en overleed in 1819. Hij werd voor geestelijke opge- ieh „ n lhk Z1 "P Sorb"nf tegel«k n,,,t en Loménie de Brienne, met wie hij M-iènd- do^?'h LrTgrr,eCOST,SCïe Vl:aa^tllkkl" behandelde. Op lateren leeftijd maakte hij naam en vooral in \~r\ \ 'l ! ^ 7 n '°m °\enwel 2 manden opsluiting in de Bastille bezorgde — Hij werd 'lid vVn d\ 4°' / f et \ Pcines' ('ene vertaling van een werk van Beccaria. hij werd lid \an de Academie fran(mse en was directeur van dit college, toen het in den revolutietijd ÜÖÏÏT mede de arChieVOn' dC "" "et mailscript van de DictioS Voltaiue. 1774—84 weduwe van den wijsgeerigen jiachter-generaal. (1) O goddelijke nachten en soupers ■ Waarlijk, het lang voorzegde zal thans vervuld worden! De eeuw der omwentelingen nadert (gelijk Jean Jacques (2) schreef), maar slechts die der gelukkige en gezegende. De mensch ontwaakt uit zijn langen slaapwandel, verdrijft de hersenschimmen, die hem gekluisterd en betooverd hielden. Ziet, aan de oostelijke kimmen schemert de nieuwe morgen! Vlucht voor de stralen des lichts, bedrieglijke hersenschimmen! Al het ongerijmde vluchte ten eenenmale en verlate voor immer de aarde! Waarheid en Astraea redux (in de gedaante van het philosophisme) zullen van nu af regeeien. Tot welk denkbaar doeleinde werd ook de mensch geschapen, indien het niet was om gelukkig te zijn? Door zegevierende analyse en vooruitgang der menschheid slaat hem thans een overvloed van geluk te wachten. Koningen kunnen wijsgeeren, of wel wijsgeeren koningen worden; en is de maatschappij slechts eenmaal — door de zegevierende analyse — goed ingericht, dan zal de maag, die leeg is, gevuld, de keel, die droog is, met wijn verkwikt worden. De arbeid zelf zal juist zoo zijn als de rust, niet vermoeiend, maar aangenaam. Korenvelden, zou men wellicht denken, kunnen ongeploegd en zonder dat men daardoor vuil en moede wordt, niet vruchtbaar gemaakt worden — maar het kan door machines geschieden! Kleermakers en restaurateurs zullen, zoo dikwerf ze noodig zijn, voor niet gereed staan — men weet nog maar niet hoe. Maar dit is zeker, dat wanneer ieder, volgens de voorschriften der welwillendheid, voor allen zorgt, niemand onverzorgd zal blijven. Ja, wie weet of men, door voldoende zegevierende analyse, het menschelijke leven niet in het oneindige verlengen en van den dood zou kunnen verlossen, gelijk men reeds van den duivel verlost is! Dan zullen wij, trots dood en duivel, gelukkig zijn. — Aldus, predikt het pralende philosophisme zijn Redeunt Saturnia regna. (3) De profetische zang van Parijs en van zijne wijsgeeren klinkt luide genoeg, om in het Oeil-de-Boeuf van VersaiUes gehoord te worden, en het Oeil-de-Boeuf, dat vooral op zeer nabijzijnd geluk gesteld is, kan toch ten ergste slechts met een beleefd i)waarom niet?" antwoorden. De goede, oude, vroolijke Maurkpas is een te opgeruimd eerste minister, om de vreugde der wereld te sloren. Iedere dag heeft buitendien reeds genoeg aan zijn eigen kwaad. De vroolijke, oude heer maakt zijne grappen en zweeft zorgeloos daarheen, de huik behoorlijk naar den wind gehangen, om zoo mogelijk allen te behagen. De eenvoudige jonge koning heeft zich, daar Maurepas er niet aan denken kon om hem met bezigheden lastig te vallen, in het binnenste van zijn paleis teruggetrokken, stil, besluiteloos, maar somwijlen vat bits van aard; Sébastien Rocli Nicolas Chamfort word in 1741 als een onecht kind in een dorpje nabij Clerniont in Auvergne geboren en overleed in 1794. Hij heeft zich door eenige letterkundige geschriften en gedichten bekend gemaakt — hij maakte o. a. voor Madame Elisabetli, zuster van l.od. XVI, commentaren op de fabels van La Fontaine — maar vooral staat hij te boek als iemand, die veel invloed oefende op den grooten Mirabeau, van wiens redevoeringen in de Constituante hij meermalen de «pater intellectualis" was. Als door een wonder ontkwam hij tijdens het schrikbewind aan de guillotine. Guillaume Thomas Fran^ois Raynal werd lï April 1713 te St.-Geniez geboren en overleed 6 Mei 1796 te Chaillot, nabij Passv. Na'eerst geestelijke te zijn geweest, zeide hij spoedig, wegens zijn gebre kkig accent, den geestelijken stand vaarwel en wijdde hij zich aan de letteren. Behalve eenige werken van minder belang — waaronder 1 Histoire du Stndhoudérat — schreef hij Histoirephiiosoplrique et politique des ctablisscments et du commerce des Europeess dans les deux Indes, een werk waarmede hij een kolossaal succes had, hoewel vermoed wordt, dat niet alle hoofdstukken van zijn hand zijn. (1) Madame Helvetius. Haar man, de pachter-generaal Helvetius (1715-1772), een philosophische geest, was met baron Holbach — zie noot Hoofdstuk 111, pag. 61 — een van de grondleggers van het materialisme, en laadde door zijn werk VEsprit, dat in 1758 verscheen, de verontwaardiging van het hof <'ii de geestelijkheid op zich, zoodanig, dat zijn boek verbrand werd. Helvetius was een groot vriend van koning Frcderik il van Pruisen. Als man van een reinen levenswandel en als een groot weldoener der armen was Helvetius, hoezeer men ook zijne philosophische theorieën bestreed, bij alle standen der maatschappij in hoog aanzien. Na zijn dood ging zijne vrouw te Auteuil wonen, waar zij nog kefde tot 20 Augustus 1800» Haar salon werd bezocht door de meest beroemde mannen van haar tijd. (2) I)e voornamen van Rousseau. (3) Het rijk van Saturnus keert terug. 1774— '84 ten laatste kiest hij een kleine smederij en leert het slotenmaken van zekeren Gamain (wien hij eens weinig reden zal hebben om te danken). Verder blijkt het, dat hii aardrijkskunde verstond en Engelsch kon lezen. Ongelukkige jonge koning, uw inderlijk vertrouwen op den dwazen ouden Maurepas had een ander loon verdiend, aar vriend en vijand, het noodlot en hij zelf, alles spant samen tot zijn verderf, e beimnlijke jonge koningin wandelt ondertusschen, de godin der schoonheid °e 'J ' en a,s (le ster, waarnaar aller oogen zich richten, in hare staatsievertrekken zonder zich nog m zaken te mengen of zich om de toekomst te bekommeren, veelmin oe te vreezen Weber en Mevrouw Campan hebben haar ons daar geschilderd (1) achter koninklijke tapijtbehangsels, in haar prachtige boudoirs, baden, peignoirs n iij het Kleine en Groote Toilet, omgeven van een geheele schitterende wereld, Hertogin Jules de Polïgnac. gereed naar op hare wenken te dienen. Bevallige jonge dochter des tijds, wat zal de tijd u baren ! Het zachte jonge hart neemt weezen tot kinderen aan, schenkt verdienstelijke jonge meisjes een huwelijksgoed, en vindt er genoegen in, om de armen te ondersteunen — zulke armen namelijk, die zij onder pittoreske omstandigheden ontmoet: en haar voorbeeld wordt eene mode. Hare hertogin Polignac, hare prinses Lamballe deden haar iets gevoelen, dat naar vriendschap gelijkt; na zeven lange jaren heeft zij nu ook een eigen kind en weldra zelfs een dauphin, zij kanzich, voorzoo verre koninginnen dat kunnen, gelukkig schatten in het bezit van een eclitgenoot. En nu de gebeurtenissen ? De groote gebeurtenissen zijn niet anders als de zedefeesten (fêtes ilcs mocurs), met hunne prijzen en redevoeringen; vischvrouwen-processiën naar de wieg van den dauphin; maar bovenal liefdeshistories, haar ontstaan, voortgang, verval en ondergang. Standbeelden van sneeuw, door de armen in den ... , strengen winter ter eere eener ko- neefvoi rsfeUi™ ' %hunhout om le banden heeft gegeven; daar zijn maskerades, tooneelvwi stellingen, verfraaiingen van Klein Trinnon, de aankoop en herstelling van ü ' , .? ^ertrek van llet hof van zijn zomer naar zijn winter-Hlvsium. Daar zijn ook Lrehnlwh eilien "'°ï van (le Sardinische schoonzusters (want de prinsen zijn 1M6 jalofieen ln toom gehouden door de hofetiquette: kortom, de ermïke ,f hch^™,gste oppervlakkigheid des levens: kunstig verfijnd schuin», ermakelijk, ware het maar niet, even als dat, wat op den champagner wijn parelt — zoo kostbaar! J ..... m6 °UudS,e 1,ro7? *"'7 uitffondel;d- ^"zij hij zelf te velde trok of iemand zo^ ömTem te ontbraken en Io ° t .V Ultenc* werk maakten van liet wapen bed rijf, nooit op het appèl nu en dan J "n verval1^". wanneer zij niet persoonlijk dienden, hetgeen zoo ïu en dan wel gebeurde, behoefden zij niet tot eene belasting bij te dragen die een nfkoon wis vin < n .loehf .'nnf * > K" Z°° 7 heV dat 'Ueen d* ^en van denderden stand, d?e |^n wapens Iroegen In den loo^ dLr6Tiidpnge gCI ƒ •" wanneerzt> opgeroepen werden, ta«7/,-plichtig waivn. meer maar ™ tl '' 10 do elfdc eel,w was de tailh' «eene zuiver militaire belasting leer maar werd deze benaming ook gegeven aan belastingen of retributiën van anderen aard men teven let^deJke b.LTL Hf Jr' Vast?estdd in de» raad des Konings (conseil du roi), waar vin .,n i .'? i 1,1 paalde, dat elke provincie moest opbrengen. Daarna had voor elke nro1ZJhi ïï re(pl,3tsm'e' d" arro"disseme„ten «deetions : vervolgens over dè kerspels Was tion . d'ntir I intendant der provincie en :>ls do naam uwer moeder Jesabel is? On- "ioortbicngsel van nog onreiner verrotting! Gevloekt zijt gij met haar' ' men het"'n T " vref,n<1' ll(G lang dat verrotte nog in zijn vorm blijft, zoo liiko Q.i" ^ aanraakt. Gehecle geslachten lang blijft het nog, een walff- j .c iijn \an leven, nadat reeds alle waarheid er uit is geweken • zoo ongaarne e»' op e™ ZZL'thle' W|*"' r" ** kraddsl°spanning'te vermannen 7ieh i.il rl» ï i ? , Wagen- Groot 1S waarlijk het bestaande, datgene wat en dtór shat are°e»% *" e" '"oe^ijkl.eid heeft ontwikkeld, Z,li1 als. c™ ^Paaldi onweersprekelijk feit, waarbij Je monseh leeft en hechtenZZl bSd ™ f™1" l,ccfl' Ue meMch *>1 «<* wijselijk daaraan ontzinkt Wacht , i°7 T, °!" —» zal hiJ hel «rlaten, als het hen, ™n ci ! f ' V00rban.ge enth"»ast voor wat nieuws! Hebt gij wel over- derbaarliik Zweven gieWOODtC '"-i? k™ vernfiag' hoe alle kennis en praktijk won- en ons »heek tLL onl>t,lta!'e %™"den van het onbekende, onpraktische, een dunne l olt ™ °"e,nd>Se, «. die door de gewoonte, als doo^ Doch 'als ieder m T- , samt,nSeTOegde aardkorst overwelfd wordt? ziel, besloten hr nd! " , T t Schreven staat, „een waanzinnige binnen zich j.esloten houdt, hoe moet het dan met de maatschappij zijn- — de maat- heet ? Zonder" z^kareemeeSt g^0nten,toes,and ",let voortdurend wonder dezer wereld" rlnV ;* f aardkorst der gewoonte," dus gaat onze schrijver voort in het Jh°eeier TÏ ^ gedrag geloof' zou de maatschappij eigenlijk regelen fnLoönie" Z ' "T zij' s<""' »f •»*» > to n,en> hoe ook verkregen en behouden, ligt het ware wetboek en r»ht waaman zTo,^ T"^' kMmt beschreven ra-ht ,1e 6 '*»* "gdoorzaan, kan wonion. Het zoogenaamde • , , ,, ' ,e constitutie, regeenngsvorm, wat zijn ze anders als een miniauui'eet en solemneel uiltreksel van dat onbeschreven recht? Het is dat of ..^ wos^tasÈe",c■rrji ndai ^ ,]p 'r ' t gf strijdigheid, de grond van eindlooze worsteling! En nu wor- 1 Xfl Z r* • "*• <«- altijddurenden stri d de , aardkorst slechts eenmaal door een ongelukkig toeval r,ebroken ' Zie dan rend en Lwïend Uw8""f" ken<' °P' «H« meilen- en in nW g "ne aardkorst wordt vaneen gescheurd, verzwolgen chaos £ 2icrdor,f°en° 1JnCmrijkc rreU is " "" wild weelende aos die zich door beroering en worsteling weder tot eene wereld moet vormen tigd woXge Ue wl "'™ '0C: ™ vindt, LTdie^t wachten on en verlnn Z','n P' eigen J slechts om vernietigd te worden; zij "eest men dit , g? naar, VerniehgmS- Doch ™n bedenke wel, in welken een rein gemoed met l,?r '-31' met ,do1 eigenl'e]angzuchtig geweld, maar met Men wil immers 71111! ! f1? 1J,VCr' V01 zachtmoe^g^id, schier met ontferming, vare ppJ vernietigde leugens niet door nieuwe leugens vervangen' Dit ware eene nieuwe ongerechtigheid, en dus de moeder van nog weer andere leugens In dat geval zou het einde der zaak erger zijn dan haar begin g A]zo° inmiddels in onze wereld, die eene even onvernietigbare hoon heeft Zt Z T , r™"" neiEing oi qtn aimions le peuple" (slechts u en mij gaat liet welzijn des volks ter harte) moet thans Turgot's ontslag teekenen, (1) en de Fransche omwenteling vreedzaam of niet, zoo het kan, laten begaan. (2) Dus is dan de hoop uitgesteld? Uitgesteld ja, maar niet vernietigd of verminderd. Is dat b. v. onze patriarch Voltaire niet, die, na vele jaren van afwezigheid, weder naar Parijs komt ? Met een gelaat dat bijna tot niets is ineengekrompen, begraven onder een geweldige pruik a la Louis XIV, die slechts twee oogen zichtbaar laat, welke als karbonkels flikkeren, verschijnt de oude man daar. (3) AVelk eene uitbarsting! Het spottende Parijs is eensklaps met eerbied en aandacht voor den held vervuld geworden. Edellieden hebben zich als bedienden verkleed, om Voltaire te zien te krijgen; Frankrijk's liefsten zouden gaarne hare haart ressen aan zijne voeten leggen. Zijn rijtuig is de kern eener komeet gelijk, wier staart geheele straten bedekt; men bekroont hem in den schouwburg onder onsterfelijke vivats, verstikt hem eindelijk bijna onder toegeworpen rozen ; want de oude Richelieu had bij zulk eene zenuwprikkeling opium aanbevolen en de buitensporige patriarch nam er te veel van. Hare Majesteit zelve dacht er over, om hem bij zich te ontbieden, doch liet zich dit afraden. Dat de Majesteit het echter wel opmerke. Het geheele bestaan van dezen man is daarheen gericht geweest om al datgene, waarop de Majesteit en de geestelijke waardigheid in Irankrijk tot hiertoe steunden, te ondermijnen en te vernietigen ; en wordt hij als zoodanig door de wereld beschouwd? Vergoodt zij hem als ' haar profeet en spreker, die wijselijk heeft uitgesproken, wat zij haakte te zeggen? Voeg daarbij (1) 12 Mei 1776. liet 7oóvrr"'rr(.h'r i 'hr' 'Y'r °i" ^?teld> achterstallige schulden van den staat betaald, en eindelijk worden to 1 t t verhouding tusschen inkomsten en uitgaven althans dragefi wa? ge (3)' I? Febniari 1778 ^ vlokkclooze rechtschapenheid geheel Frankrijk geloofde. 9 1774—"81 alleen nog, dat men het lijk van dezen zelfden, onder eerebloemen schier bedolven, zaliggesproken patriarch slechts steelsgewijze onder de aarde kon brengen. Voorzeker, de dagen zijn merkwaardig en Frankrijk gaat ongetwijfeld zwanger; wij wenschen het een gelukkige verlossing en een gezegende vrucht. Ook Beaumarchais heeft thans zijne pleitschriften (Mémoires) (1) ten einde gebracht, niet zonder resultaten voor hem en de wereld. Caron Beaumarchais (of de Beaumarchais, want hij is geadeld geworden) was van arme afkomst, (2) maar met brandenden ijver om iets te worden, toegerust met talenten, koenheid, beradenheid, bovenal met de gave van intrige; een schraal, maar taai en onbuigzaam man. Geluk en bekwaamheid brachten hem aan het klavier van mesdames, onze goede prinsessen Loque, Graille en hare zusters. Wat nog beter hielp, PaRis Duvernier, de bankier van het hof, vereerde hem met zijn vertrouwen, eindelijk zelfs in geldzaken. Duvernier's erfgenaam, een man van hoogen rang, wilde hem echter dit vertrouwen niet bij voortduring schenken. Juist integendeel; daaruit ontstond een proces, waarin, volgens het oordeel van den rechter-referent Goezman, van het parlement Maupeou en een geheele, onverschillig berustende menigte, de onbuigzame Beaumarchais, met verlies van geld en naam, jammerlijk het pleit verloor. Zoo mogen alle anderen denken; hij doet het niet. Door verontwaardiging tot schrijven gedreven, wel niet van verzen, maar van satirieke pleitschriften, vat de muziekmeester zijn verlorene zaak, trots heel de wereld, met den moed der wanhoop weder op en strijdt voor haar tegen referenten, parlementen en groote heeren met fijnen spot en helderen redeneer-trant, met beleid, onuitputbaar in hulpmiddelen en volharding, als de bekwaamste kampvechter, op wien nu de geheele wereld het oog gevestigd houdt. De strijd duurt drie jaren, met afwisselend geluk. Eindelijk, na waarlijk herculische inspanningen, zegeviert onze onwrikbare Caron, wint zijn proces weder, ontneemt den referent Goezman het rechterhermelijn, in stede daarvan hem met een mantel van eeuwigen smaad bedekkende, en geeft ten opzichte van het parlement Maupeou (dat hij heeft helpen vernietigen), en van parlementen van allerlei aard, en in het algemeen ten opzichte van de Fransche rechtspleging, aanleiding tot duizende gedachten in de hoofden der menschen. Zoo heeft zich Beaumarchais door het noodlot voortgedreven, als een schrale Fransche Hercules in het rijk der onderwereld gewaagd en aldaar zegevierend helhonden getemd. Hij behoort dan voortaan ook tot de notabiliteiten van zijn tijd. V IJ F D E HOOFDSTUK. Astraea redux zonder geld. Ziet intusschen, is niet de nieuwe dag werkelijk beginnen te gloren aan gene zijde van den Atlantischen oceaan? De Democratie is daar, zoo als wij zagen, geboren, en strijdt, met storm omgord, om leven en zege. Het medegevoelende Frankrijk juicht over de rechten van den mensch, (3) en in alle salons roept men : Welk een schouwspel! Vestigt nu ook het oog op onzen Deane, onzen Franklin, Amerika's gevolmachtigden, (1) 1773—1776. Zie de werken van Beaumarchais, waarin deze en hunne geschiedenis te vinden zijn. (2) Hij was de zoon van een horlogemaker. (3) In de acte van de onafhankelijkheidsverklaring der Vereenigde Staten (4 Mei 1776), door Jefferson opgesteld, wordt het eerst gesproken van «de aangeborene en onvervreemdbare rechten van den menscheene uitdrukking, welke ook later in de Fransche Revolutie eene groote rol zou spelen. Benjamin Franklin. i 770—'85 lel' in l)ersoon hulp zoeken. (1) Verbeeldt u deze zonen der Saksische puriteinen met hun oud-Saksische gemoederen, hun oudhebreeuwsche beschaving; den eenvoudi^en bn.As, den ongekunstelden Benjamin, met zulk een zending, hier onder de lichtvaardL kinderen des heidendoms, der monarchie, der overgevoeligheid en van het scharlakenwijf. W aarlijk een schouwspel, waarover de salons wel een juichtoon mogen aanheffen hoewel keizer jozef, toen men zijn oordeel daarover vroeg, dit antwoord gaf, dat men vin een wijsgeer (2) het minst verwacht zou hebben: «Mevrouw, ik ben van mijn am1 acht een rovalist. (Madame, man métier a mot, cest d'êlre royalislc). Zoo denkt ook de luchthartige Maurepas; 3) maar de macht der wijsbegeerte en deiopenbare meening zullen hem wel tot andere gedachten brengen. Middelerwijl zendt men de welmeenendste wenschen heen en wapent heimelijk kruisers. paul jones (-1) zal zijn Bonhommc Rictiard uitrusten en wapenen en krijgsvoorraad zal er over gesmokkeld worden, (als de Engelschman die niet kaapt), liij deze gelegenheid treedt jjeaumarchais nog eenmaal als een reusachtig smokkelaar te voorschijn, en tracht vóór alle dingen zijn eigen ruimen zak te vullen. — Maar blijkt het nu niet meer dan ooit dat frankrijk eene vloot moest hebben, en zou het thans niet juist de rechte tijd daarvoor zijn, thans, nu de trotsche beheerscheres der zee (5) hare handen vol heeft ? 't Is waar een verarmde schatkist kan geen schepen doen bouwen, maar is eenmaal slechts een wenk gegeven (Beaumarchais beweert dat hij dien gaf), dan zal deze en gene lovale zeehaven de eene en andere handelskamer, die wel bouwen en aanbieden. En zoo"geschiedt het. Statige schepen loopen te water en onder deze Ville de Paris de leviainan der schepen. En wat blijft nu, terwijl geschonken driedekkers met wapperende wimpels voor an -er liggen en het vrijheiddronken wijsgeerendom al luider en luider schreeuwt, een Mavrepas anders over dan met den wind te draaien? Op zijn bevel zeilen eskaders'over den oceaan, Gates, Lees, (6) ruwe IVmAee-generaals, met wollen nachtmutsen onder den hoed, presenteeren het geweer voor Frankrijk's schitterenden adel, en de pasgeboren Democratie ziet, niet zonder verbazing, het door epigrammen beperkte despotisme aan hare zijde strijden. En toch is het werkelijk zoo. Koninklijke troepen en dappere vrijwilligers de Hochambeaus, Bouillés, Lameths, Lafayettes (7) hebben hun zwaard in dezen heiligen kamp der menschheid getrokken en zullen het elders, en wel op de vreemdste wijs, weder trekken. < >p de hoogte van Oucssant (8) hoorde men den donder des geschuts. Hoe was het, verborg zich inmiddels onze jonge prins, de hertog van chartres, in het ruim van liet schip, of droeg hij door werkzamen moed werkelijk tot de zege bij? Tot de zege? Helaas bij een tweede tijding verneemt men dat er eigenlijk geene overwinning behaald is, of dat de Brit iveppel die bevochten heeft. (9) Onze arme jonge prins ziet het juichende (t) 1777. Deane iets vroeger. Franklin bleef tot in 1785. Van deze beiden was Franklin de vi.V'rT Vnl\ 'i "i J) ksemafleider' do beroemdste. Hij was in allen deele een »self-made" man Aannn" £ boekdrukker, was hij langzamerhand door zijne energie tot de voornaamste betrekkingen S H' Ti en had hy°. a. langen tijd de belangen van de kolonie Virginia in Engeland beluirverbond^met Frankrijk"^ geV'Crd cn sloot' namens de Ver- den C Februari 1778 een formeel tiid^L%r^ilS-CJleTTKeiZerDJ°Zef ,17G5"1T'J0)' 1,rocdrr Viln Marie-Antoinette. huldigde evenals zijn £ dagen. V8n I rUlsen' voor een zccr ^root dcel de denkbeelden van het philosophisme (3) M.urepas was in den beginne tegen het ondersteunen der Amerikanen. i4i hen van de meest bekende Amerikaansche kapers uit die dagen. (5) Engeland. (6) Gates en Lee, twee der meest bekende niet-Amerikaansche aanvoerders. De eerste veroien- Hij is spoorloos in het blauwe onmeetlijke (1) '■> en 12 April 17S2. het hoofd"'Tr ^ 17TO' ondersteund door Frankrijk, aan wateion wonderen van d'^w" d ™ ,v "fk e regeering. Sifkrkn verrichtte in de Indische HroHKS. Hij kwam in rfsffn F^krUk Lrue & ^«^"der van den Engelsen admiraal (3j 1 Augustus 1785. Jacquf.s Necker. 177rt—'85 SdèrenWharLen(lS)leChtS ^ SeheimzinniSe schim spookt nog lang in aller ra,,,*? vU' tercijl Je 00rl°g f°g Voortduurt' Gibraltar zich niet overgeven, ofschoon .T: ASpL EGKN •? napste taktlsche koPPen van dezen tijd er tegenwoordig en de prinsen Londe en dArtois ter hulpe gesneld zijn. Wonderbare, met leder bekleede drij\ ende batterijen, te water gebracht door een Fransch-Spaansch pacte de familie (2) eischen koen de overgave; maar Gibraltar antwoordt helsch, met ware stroomen gloeiend ijzer als ware de rots Calpe (3) het keelgat der hel geworden, en spreekt zulk een onderend neen, dat alle menschen daaraan moeten gelooven. (4) En met die luide uitbarsting neemt ook het krijgsrumoer een einde : (5) slechts «ene eeuw der philanthropie durft hopen, dat het voor immer zal zijn. De edele vriï v-nllST Tn P J001' Ue Vnjheid Zljn leruggekomen, om thans hare apostelen te orden. Lafatette schittert als de weergalooze van zijn tijd in het Oeil-de-Boeuf en ,0r5lbe"U h8t f'adhuiS Van P<*»s O^erwi^k ta krachten 2 onmetelijk in omvang is de Democratie in de nieuwe wereld gevestigd, en heeft zelfs een voet opgeheven naar de oude, - en onze Fransche financiën" door al dat S niet krachtiger geworden, zijn niet van de gezondste. ■ Wat derhalve te doen met de financiën? Dat is inderdaad de groote vraag- een ne maar zeer zwarte onweerswolk, die door geen schittering van algemeene hooi) meer te bedekken is Wij zagen Tokoot, bij gebrek aan een FortLtusJS?^ ge, ? , Z'J.n contl'oleursambt geworpen. Evenmin ken de heer de Clugny het niet de belasting klaren, of in t algemeen iets anders doen dan zijn loon verteren zich eene s' ookt m en fSChiedblHaden ,TVerVen' Waar hiJ n°= als een onbeduidende schaduw spookt en o\engens de zaak haren gang laten gaan. Bezat dan wellicht de Geneefsche soo"VE van ■ vv"/ / ' f'i b.ankier]s-fcekwaamheden, bankiers-eerlijkheid en allerlei in 1 ctedtei; want hij had academische prijsverhandelingen geschreven voor aref .iirTTt m « Clioiseul den (■)) De klassieke naam van de rots, waarop Gibraltar ligt U) Dodsley. Annual Register, XXV. 25S—267, Sept. Oet. 17S2 ««igdl Stt^r*ÈS«lSd Si 1783 " geK"kc"1 «" * oniifhankolljkheid d,r Ver- hij eerst bii ei'rf /«'li K1R\''V tc Genêve geboren, kwam reeds vroegtijdig te Parijs waar ^ V dS^f^Sïd^"^^ n betrokkin,f en zóó uitblonVdat hi^ater™ - Carlyle's uitdrukking aan hetslotvandit hooM^kT '1 "J Z'"h ™et, d° broeders Thélusson h|,, L-" i- ' *an üit 'looidstuk is overdreven: Nceker was meer dan «sWlirc snel toenam'. ' LatT tifhu^ /7lf ^rbink^T «?a,,handel™ |,icr het; dat Necker* fortuin deelen afwierp Verwierf hii J nl ï" ' dl« ?lemJV0°ral U|dens den oorlog aanzienlijke voor- Colberts leer opnieuw 111^ V' ontbinding der Franselie Oost-Indische compagnie, meer gegeven Zr nnd'un, N.vk v 1 "'Tn'' waJ|rvan de «'M™- «wden madamo Dudoflant en mademoiselle 'de nlspin^^tolX V°" Gwlfrin' ma',aMe Tencin' omdat °hUeeï v-»d. Necker dien titel niet; hU droef, (inanciën. ^ titel ^ ^ 10 1776—81 Gibbon (1) den ontrouwen minnaar, wiens vader, waarschijnlijk wijl hij eigen rijtuig hield, niets van zulk eene verbintenis wilde weten, zijn eenmaal aangebedene, maar thans verlatene demoiselle Curchod (2) als vrouw eens ministers hoog in de eer der wereld te zien deelen, en Necker niet ijverzuchtig te vinden. (3) Een nieuwe jonge demoiselle, die eenmaal beroemd zal zijn als Madame en de Stael, (4) — klauterde om de knieën van den schrijver van het «Verval en den ondergang des Romeinschen rijks", en mevrouw Necker sticht hospitalen (5) en geeft ter vervroolijking van haar uitgeputten controleur-generaal plechtige wijsgeeren-diners. Er zijn wonderlijke dingen geschied door het geschreeuw der wijsbegeerte, het bedrijf van markies de Pezay, en de armoede, die zelfs koningen dwingt. En alzoo torsclit Necker, als een tweede Atlas, vijf jaren lang den last der financiën, (6) zonder eenige belooning, want hij weigerde die, alleen aangemoedigd door de openbare meening en de hulp zijner edele gemalin; maar, naar wij hopen, met menige gedachte vervuld, die hij zich echter wel wachtte te uiten. Zijn Compte rendu (7) dien hij met toestemming des konings uitgeeft — (verblijdend teeken van een nieuwen tijd) — doet, maar zeer ten ontijde, wonderen aanschouwen; want wie anders, a)s het genie van een Atlas-Necker kan verhoeden, dat zij ons ten verderve worden? Ook Necker's brein bevat op zijne wijze het plan eener geheele vreedzame omwenteling, en bij al die sombere, stilzwijgende diepzinnigheid, of wel diepe somberheid, is er eerzucht genoeg. Intusschen blijkt het, helaas! dat zijn Fortunatus-beurs weinig meer is dan het oude : bezuiniging, besparing. Ja, ook hij is eindelijk genoodzaakt zijn belastingplan voor te dragen. En wat behelst het? Belasting van geestelijkheid en adel, provinciale vergaderingen (8) en al het overige, — evenals Tlrgot ! De stervende mijnheer de Maurepas moet nog eenmaal draaien. Ook Necker treedt af, maar niet onbeklaagd. (9) Groot in het burgerlijke leven, merkt Necker, zijn tijd afwachtende, uit de verte op. Tachtigduizend exemplaren van zijn nieuwe boek: Administration des finances, zoo als hij het titelt, zullen in weinige dagen verkocht zijn. Hij is afgetreden, maar hij zal wederkeeren, meer aan eenmaal wederkeeren, en geheel een volk zal hem juichend op de handen dragen. Merkwaardige controleur-generaal der financiën, eenmaal slechts klerk in de bank van Thelusson ! (1) De bijnaam Celadon is eene zinspeling op Gibbon's verliefdheid ; Celadon als persoon, zijnde een smachtend minnaar (herder.), komt het eerst voor in een roman Astree van Honoré d'Urfé (1567 — 1625). (2) Madame Necker, geboren Suzanne Curcliod, had vóór haar huwelijk eene kostschool te Genève. Daar leerde haar kennen Edward Gibbon (1737—1793), de beroemde Engelsche geschiedschrijver, wiens standaardwerk is : »Verval en ondergang van het Romeinsche rijk" (Decliae and fall of Roman empire). Gibbon, die in 1753 door zijn vader aan de zorgen van een Hervormd predikant te Lausanne was toevertrouwd, vertoefde tot 1758 in Zwitzerland en kwam er ook later gedurig terug. Nan 1783—17S7 schreef hij zijn bovengenoemd werk te Lausanne. (3) Gibbon s brief gedateerd 16 Juni 1777. (4) De dochter van Necker, later gehuwd met den baron de Staël-Holstein, eene der grootste schrijfsters van haar tijd. Over haar vader heeft zij o. a. interessante dingen medegedeeld [Mémoires sur Ia i'ie prive'e de mon père). (5 Madame Necker stichtte in de rue de SCvres een hospitaal voor scropliuleusen, waarin er 34 konden plaats vinden. Dit was een model van eene inrichting, die niet weinig jalousie verwekte aan het hof, gelijk blijkt uit de Memoires van Weber, den zoogbroeder van de koningin. (6) Tot 19 Mei 1781. (7) Het «Compte rendu" was een aan den koning uitgebracht gedetailleerd verslag over den geldelijken toestand. Dit verwekte vooral in de hofkringen groote ontevredenheid, daar hierin nu het volk kon lezen, voor welke noodelooze dingen geld werd uitgegeven. Om zijn blauwen omslag noemde de spotzieke Maurepas het «Conté bleu" (blauw sprookje). (8 Defce maatregel was in het bijzonder genomen om de groote macht der intendanten te breken. In deze vergaderingen zou de adel en de geestelijkheid elk voor een vierde, de derde stand voor het dubbele getal zitting hebben, terwijl de discussies in eene gemeenschappelijke vergadering moesten gehouden worden. (9) Necker vorderde van den koning, dat deze hem met den titel van controleur-generaal zitting zou geven in den staatsraad en eischte voor zijn vrouw toegang tot het hof. Toen deze eischen afgeslagen werden, nam Necker in een zeer lakoniek gesteld briefje ontslag. De Wedrennen. 1781—'S4 ZESDE HOOFDSTUK. Windzakken. Zoo rolt de wereld voort in deze hare papieren eeuw, of tijdperk der hoop. Voorzeker niet zonder bezwaren, ja krijgsuitbarstingen, die echter, door ons op zulk een s and gehoord, schier een vroolijke marschmuziek gelijken. Maar hoe, als eens de donkere, levende bajert van vijf en twintig millioenen onwetenden en uitgehongerden zijne muziek begon te spelen! ° ° pinripTlnf echner> thn,n°? het °°g naar Lon9champ, thans, nu de vastentijd ten einde loopt en alle heerlijkheid van Parijs en Frankrijk volgens jaarlijksche gewoonte uitstioomt, niet om missen Ex tenebns bij te wonen, maar om zich te verluchten en te vertoonen en de jonge lente te begroeten. (1) De rijkste, schoonste, schitterendste kleu- jen, glinsterende van gouden sieraden, bewegen zich door het Bots de Boulogne, in ange bonte rijen als lange levende bloemranden; tulpen, dahlia's, dal-leliën, allen in haar wandelende bloempotten (de nieuwe vergulde koetsen), de lust der oogen en de trots des levens. Zoo rolt en danst de stoet voort, vol zelfvertrouwen, als bewoon hii zich over graniet en de fondamenten der wereld en niet op enkel heraldiek perkament me een smeulende vuurzee onder zich. Danst voort, gij dwazen! gij zocht de wijsheid , en hebt die ook niet gevonden. Gij en uwe vaderen zaaidet den wind, den storm h de^ood? 3nt Staat 6r niGt V3n °udsher geschreven: Dc bezoldiging der zonde In Longchamp, gelijk elders, zien wij iedere dame en cavalier van eene soort van dienstbaren geest vergezeld, dien men jockey noemt: een kleine elf of gnoom, die, schoon n°g jong, toch reeds verwelkt is. en de kenmerken van vroegtijdige ondeugd of sluwheid op iet gelaat draagt: een wezen tot alles bruikbaar. De naam jockey komt van de Engelschen, gelijk de zaak zich ook verbeeldt. Onze Anglomanie is werkelijk van belang geworden en voorspelt veel voor de toekomst. Waarom zou ook het vriiheidzoeende Frankrijk thans, nu liet razende krijgsrumoer gestild is, geene svmpathie gevoelen voor de vrijheid bij zijne naburen? Mannen van beschaving, de hertogen de Liancourt de la Rochefoucault, bewonderen de Engelsche constitutie en het Engelsche volkskarakter; zij zouden gaarne zooveel mogelijk daarvan invoeren. Hoe lichter iets is, des te gemakkelijker is de invoer, vooral dus als het zoo licht is als de wind. De met-admiraal hertog van Chartres (nog niet d'Orleans of Egalité) trekt heen en weer over het Kanaal en voert Engelsche modes in, waartoe hij als boezemvriend van een Engelschen prins van Wales (2) zeker de rechte man is. Rijtuigen en zadels rijlaarzen en redingotes, in Engeland ridingcoats genoemd, ja zelfs de manier van paardrijden brengt hij over. Niemand staat thans op de hoogte des tijds, die niet draaft « langlaise zich opheft in den stijgbeugel, met versmading der oude manier van vast in den zadel te zitten, gelijk, volgens Shakespeare, boter en eieren ter markt worden gebracht. Ook verstaat onze wakkere hertog de kunst om de raderen in brand te rijden, en geen man van het vak in heel Parijs is vlugger en zekerder in de behandeling der zweep dan monseigneur. Elfen jockeys hebben wij gezien; maar ziet thans echte Yorkshire-jockeys, en de dieren die zij rijden en dresseeren, Engelsche wedrenners voor Fransche wedrennen, lok deze heeft men (onder 's duivels voorzienigheid) aan monseigneur te danken. De prins dArtois heeft eveneens zijne stoeterij van renpaarden, en daarbij den zonderling- (1) Mercikr, Tableau de Paris, ii, 51. Louvkt, Roman de Faublas. (*) De latere koning George I\ (1820—1830). 1781 — 84 sten paardendokter, een maanziek en lijdend individu uit Neuchatcl in Zwitserland met name Jean Paul Marat. Een raadselachtige Chcvalicr d'Eon, die nu in een vrouwenjapon, dan in een broek gestoken is, in Londen even raadselachtig als in Parijs, veroorzaakt weddenschappen en processen. (1) Heerlijke dagen van internationaal verkeer! Zwendelarij en bedriegerij reiken elkander de hand en begroeten elkaar hartelijk over het Kanaal. Immers ziet slechts, hoe op de renbaan van Vinccttnes of Sablons in een Engelsch vierspan, te midden van vorsten en spitsboeven, de Engelschman Dr. I)om> pralend voortrijdt: een man wien ook weldra de galg te wachten staat. (2) De hertog van Ciiartres was een jong, veelbelovend prins, gelijk jonge prinsen In df.n tuin van hf.t palais iioval. tl'sschen ïif.t circl's (links) en tïe kiosken (rechts). meermalen zijn; dan, helaas, hij logenstrafte de verwachtingen, die hij had ingeboezemd. Als erfgenaam van het verbazende vermogen van Orleans, en met een schoonvader als 1) Charles Geneviève LouL-e Auguste André Timothée d'Eon de Beaumont (1728—1810) was een van de grootste curiositeiten van zijn tijd. Doordat liij in de registers van de parochie, waar iiij geboren was (Tonnerre in Champagne) als Charlotte enz. geboekt was, bestond er bij velen twijfel over^zijn "eslaeht. Onder Lodewijk XV bewees hij als geheim agent der Fransche regeering te St. Petersbur^ groote diensten aan zijn land, viel later, toen hij te Londen — waar om hem vele weddenschappen werden aangegaan — in dergelijke betrekking werkzaam was, in ongenade, maar kreeg onder Lodewijk X\I verlof om in zijn land terug te keeren, mits zich kleedende in vrouwenkleederen. Hij werd dan ook November 1777 aan het hof voorgesteld als chevalidre d'Eon. Niettemin werden er nog steeds weddenschappen gehouden over zijn geslacht, zoodat hij 8 Februari 1779 in een weinig hofi'elijken brief aan Ma urepas \crlof \roeg weder manskleederen te draden. Om dien brief werd hij gevangen gezette Dyon. In 1783 vrijgelaten, keerde hij naar Londen terug, waar hij 21 Mei 1810 in gebrekkige omstandigheden stieit. Na zijn dood bleek liet, dat hij werkelijk behoorde tot het mannelijk geslacht. 2) Adf.i.ing, Geschichte der menschlichen Nar r heit, § Dodd. Oplating van een luchtballon van Montgolfier in den tl'in van réveillon. 1781—'83 den hertog de Penthièvre, (en nu is de jonge schoonbroeder Lamballe, ten gevolge zijner uitspattingen, bezweken), zal hij eenmaal de rijkste man van Frankrijk zijn. (1) Intusschen valt hem al het haar uit, zijn bloed is door zijn vroegtijdig, bovenmate liederlijk leven geheel bedorven, zijn aangezicht is bezaaid met groote puisten, die er uitzien als zwarte koppen op een grond van blinkend koper. Treffend voorbeeld van afdwaling, die jonge prins! Alle stof is vroegtijdig bij hem uitgebrand; er blijft weinig meer over dan stinkende rook en asch van verdoofde zinnelijkheid. Wat overleg, doorzicht en zelfs vast karakter had kunnen worden, is thans verdwenen of zal weldra verdwijnen, om plaats te maken voor een verward duister, slechts nu en dan afgebroken door verblindende lichtflikkeringen, voor dolzinnige streken, voor daden, die men halven waanzin of half galvanisch kan noemen. Parijs lacht over zijn koetsiertje-spelen, maar hij telt dat lachen niet. Daarentegen was het geen dag van lachen, toen hij dreigde, uit zucht naar gewin, de vermetele hand aan den tuin van het Palais-Royal te slaan. (2) De bloembedden zullen omgespit, de kastanje-lanen geveld worden, onder welker eerwaardig lommer de opera-hamadryaden, (3) niet onverbiddelijk voor de aanzoeken der mannen, plachten te wandelen. Parijs doet een luiden jammerkreet opgaan. Philidor in het koffiehuis de fa Règence zal niet meer op groene parken uitzien. Waarheen zullen thans de lediggangers en dagdieven dezer wereld hunne schreden wenden? Doch te vergeefs is al het klagen. De bijl schittert, en krakend stort de gewijde boomenrij; want het ontbrak monseigneur werkelijk aan geld. De opera-hamadryaden vlieden snikkend heen. Weent niet, gij opera-hamadryaden, ten minste niet als ware er geen troost meer! Hij zal uwen tuin met nieuwe gebouwen en piazza's omgeven, en, hoewel ingekrompen, zal die toch op nieuw aangelegd en met waterwerken versierd worden, ja zelfs met een kanon, dat des middags door de zon wordt afgevuurd, dingen in 't stoffelijke on in t spiritueele, als nog nooit in 's menschen brein waren opgekomen — en in het PalaisRoyal zal weder, erger dan ooit, Satan zijn hellesabbath vieren. W at durven de stervelingen al niet ondernemen! In het afgelegen Annonay, in Vivarais, laten de gebroeders Montgolfier hun papieren Dom, met den rook van verbrande wol gevuld, in de lucht stijgen (4). De provinciale vergadering van Virarais moet voor dien dag hare zitting schorsen; hare leden en de in menigte toegestroomde aanschouwers geven luide hunne toejuiching te kennen. Wil dan de zegevierende analvse den hemel zeiven beklimmen? Parijs hoort het met naijverige bewondering; nog slechts korten tijd en Parijs zal het zelf ook aanschouwen. Daarginds, uit Reveillon's papiermagazijn in de straat St. Antoine (een vermaard magazijn) loopt het nieuwe luchtschip van stapel. Wol heeft men reeds hoenders en eenden hemelwaarts zien stijgen, maar ziet, thans zal ouk de mensch vliegen. (5) De scheikundige Charles komt zelfs op den inval om waterstofgas (hydrogenium) en luchtdichte zijde te bezigen, en wil zelf opstijgen uit den tuin der Tuilerieën, terwijl Montgolfier plechtig het touw doorsnijdt. En waarlijk, ook Charles stijgt omhoog, en met hem nog een ander. Tienmaal duizend harten kloppen ; alle tongen verstommen van vrees en bewondering, doch breken eindelijk los in een kreet, gelijk 1) Louis Philipe Joseph hertog van Chartres behoorde tot de jongere linie van het huis Bourbon, van welke linie de hertog Philippe van Orleans, de broeder van Lodewijk XIV, de stamvader was. Hij was de achterkleinzoon van den Regent Philippe van Orleans, die tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XV het bewind voerde. Zijne vrouw, eene dochter van Louis Jean Marie de Bourbon, hertog van Penthièvre, stamde af van Lodewijk Xl\ . Haar vader toch was een zoon van den graaf van Toulouse, een der gelegitimeerde kinderen van Lodewijk XI\ en van madame Montespan. Door den dood van haar broeder, den prins de Lamballe, was zij erfgename van het zeer groote vermogen van haar vader. (2) 1781—1782. DtiLAtiRE, VIII, 423. (3) Hamadryaden waren in do Grieksche mythologie de beschermgodinnen der boomen : boschnimfen. (4) 5 Juni 1783. (5) Octobcr en November 1783. 11 1783—'84 aan het brullen der zee, die hem narolt op zijn ongebakenden weg. Hij zweeft, kringelt hooger en hooger, en is eindelijk nog slechts een glinsterend kringetje, als zulk eene Turgotsche snuifdoos, die wij Turgotine platitude noemen; als eenige nieuwe dag-maan. Eindelijk daalt hij neder, door heel eene wereld verwelkomd. De hertogin Polignac wacht met een gezelschap in het bosch van Boulogne, hoewel het een snerpend koudewinterdag is, de 1ste December 1783. Ja, de geheele adel van Frankrijk, met den hertog van Ciiartres aan het hoofd, galoppeert hem tegemoet. (1) Heerlijke uitvinding! Of is het niet heerlijk, zoo maar op goed geluk"ten hemel te Lavoisier. stijgen? Beeld van zoo veel en van onze eeuw van hoop zelve, die, specifiek licht, even zoo majestueus stijgt en zweeft en tuimelt, waarheen het noodlot wil! Gelukkig zoo het gas niet tot uitbarsting komt, en alles allerjammerlijkst uiteenspat en vernietigd wordt. Zoo zoekt de mensch, op windzakken rijdende, de hoogste hemelen te beklimmen. Ziet verder daar doctor Mesmer (2) in zijn ruime magnetische salons. In een lang gewaad gedost, stapt hij deftig heen en weder, met een eerbied eischenden, opgeheven (1) Lacrktklle, XYIIIe Siècle. III, 258. Franz Mesmer, een Zwitser van geboorte, de grondlegger van deleer van het zoogenaamd dierlijk magnetisme, ook wel mesmerisme genoemd. 1784—88 blik, als in een toestand van verrukking: niet ongelijk aan een oud-Egyptischen hiërophant (1) in dezen nieuwen tijd. Van tijd tot tijd wordt de heilige stilte afgebroken door zacht ruisehende melodieën. Rondom het magnetische geheim — hetwelk voor het oog niets dan een kuipje met water is — zijn in ademloos stilzwijgen, met de roede in de hand, de kringen der schoonheid en der mode gezeten, iedere kring als het ware een levende passiebloem, en verwachten de magnetische beademing en den nieuwmaak hemel op aarde. — O vrouwen, o mannen! groot is uw ongeloovig geloof! Wij ontdekken hier parlementsleden, een Duport, Bergasse, d'EsprÉme.ml, ook den scheikundige Berthollet, die door monseigneur van Chartres gezonden is. Ware toch de akademie der wetenschappen met hare Baillys (2), Franklins, Lavoisiers (3) niet tusschen beiden gekomen! Doch zoodra deze er zich mede bemoeide (4) was het Mesmer's zaak, met zijn gewonnen geld in den zak, dat een aanzienlijke som bedroeg, spoedig af te trekken. Zwijgend wandele hij aan den oever van het meer bij de oude stad Constanz en denke na over velerlei zaken. Want alzoo heeft zich, onder het zonderlingste nieuwe gewaad, de oude waarheid (die zich onder geen gewaad ter wereld verbergen laat) weder geopenbaard, dat namelijk de mensch een wonderbaar wezen is, met verwonderlijke macht over zijne inedemenschen; en in het algemeen met zulk een leven in zich en zulk een wereld om zich, dat de zegevierende analyse, met hare physiologieën. zenuwstelsels, natuurkunde en bovennatuurkunde, die nimmer volkomen noemen, veel minder nog verklaren zal. Daarom zal dan ook de charlatan te allen tijde zijn deel komen eischen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Contrat social. Bij zulke opvolging van merkwaardige, prismatische tinten, die de een na de andere zich over onzen horizon uitstorten, zien wij de eeuw der hoop dagen en allengs hare vervulling naderen- Te betwijfelen! Voorzeker, hoe zou het anders kunnen, bij eene eeuw der hoop, die gegrond is op louter algeineene welwillendheid, zegevierende analyse en gepolijste ondeugd, en dan op vijf en twintig millioen woeste wezens, die hongerend en versuft tot dat cccc signum (5), «veertig voet hoog," opzien, hoe kon het daar anders zijn dan te betwijfelen? Door alle tijden heen was. is en zal zijn, zoo wij recht lezen, de zonde de moeder der ellende. Dit land noemt zich het allerchristelijkste (6) en heeft kromstaven en kathedralen ; maar zijn hoogepriester is de een of andere Roche-Aymon, of wel een halssnoerkardinaal Louis de Rohan. (7) De stem der armen verheft zich jaren lang in woeste kreten, in jacqueries (8) of brood-oploopen, door de wereld niet geteld, maar opgemerkt (1) Een opperpriester bij de mysteriën. (2) De groote sterrekundige, die nog meermalen in dit werk voorkomt (3 De giondlegger van de liedendaagsche scheikunde. Hij wierp de phlogiston-theoiie, volgens welke bij de verbranding een onbekende stof ontwijkt liet plilogiston!, omver en bewees, dat de verbranding niets anders is dan verbinding met zuurstof oxydatie . Deze ontdekking, tevens een bewijs voor de stelling, dat nooit slof verloren gaat, vormt den hoeksteen der liedendaagsche chemie. 4 Augustus 1784. De regeering had trouwens aan deze commissie een onderzoek opgedragen. "> -zie het toeken." G De eerste koning der Franken Clovis 481—511, die tot het Christendom overging, verkreeg van den paus den naam van "Allerchristelijkste koning," een titel dien de Fransclie koningen nadien bleven voeren. T Zie het volgende hoofdstuk. 8 Onder den naam Jacquerie verstaat men den oorlog, welken de verdrukte boeren in het jaar 1358 eenigen tijd. onder het plegen van groote gruwelen, voerden tegen den adel. De naam is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van den scheldnaam der boeren Jacques Bonhomme of van jacque of jaque jak , ecu kledingstuk. dat zij droegen. 1784—'88 door den hemel Altijd zijn bovendien, als de millioenen ellendig zijn de duizenden ee- ten"? 1 °nge ukklg: slechts onkelen kunnen bloeien, of liever deze zijn de laatsten die ten verderve gaan. De nijverheid, die geheel aan strikken en bandek lig! alstare zh zulk een wild om jacht oP te maken en den machtigen jagers dezer wereld tot suiii toeVeSt^ S/r°eP5 m °PgeW°üdenheid dezen haar welbetaalden wachters en bestuurders stuur" M*TrJ rj' ïaiSSeZ;m0i fhire> bliJft miJ van den hals met uw bedinrrar. i " ■ , ^ ke ™arkt heeft ook de nijverheid in dit Frankrijk? Voor twee gen is ei misschien markt en navraag: voor de ruwste soorten van veldvruchten daar van al S"snïï ZT" "r '"""V'" a|,tikelen ™" ™ specerijen enkelendebtóen M «> courtisanes toe; Wdo to,Stdo^rt;„^rme,'S "™ ïermaak hebbCn' anaw!6 lieljLen ^ ,01" dit alles te verbeteren en te hervormen? De zegevierende hare werkplaat? T t ï!^"' W3t vei'mocht de zegevierende analyse tot dusver buiten vernietten Maar va ^oratorium? Zij kan slechts tegenstrijdigheden ontdekken en geesten om te ver,lh" v T- ^ SledltS een halve touvenaar; hij bezweert °f erschijnen, die bij niet kan beheerschen. Wij zullen eindelooze maal reien en °ml *""*• en dan zaken róndd»ï mensch 's mens f6" W° r-', ®SC ' derhalve, dat gestadig theoretiseeren over den menschheid eTSen rT J£' PhllosoPhie van staatsbestuur, den vooruitgang der maakt ïu , derge 'Jke' hetgeen th^s den hoofdinhoud van s menschen denken uit- rrbode dï vtuvSnig der h°°P> hoewel * inderdaad slechts een i twijfeling is. De tijd en zoovele Montesquieus Mvblys (2) woord zijnnieu w3 evanselip^' (Hngen °ntdekt' en heeft mi niet J^Vjacques i , an=ehe ^an een Contrat social verkondigd, waarin hij geheel het geheim toT stand brenfft ? fT\ ™ ^ dat * —komst, Jifloven en Seden en 7,Sn g ~ ■ aller tevredenheid ? (3) Staatstheorieën! Die waren er steeds •• er immer z'Jn> in tijden van verval. Beschouw ze voor hetgeen zij inderdaad doet' WelkePïh° Ta° °°lW]kkeJinS in llel 8™te proces der natuur, die niet» te vergeefs ttnoToovee?™ r*, T Z°° Z*Ur "s *». Ja' allo'theorieën, zij l&SLfTjT- mel °°f uZ00Veel m0eite zij" onvolledig, , , J ch zijn, en uit haren aard moeten zijn^ Weet dat dit heelal n te r1""?81' T' f' iS' S""* «f - « 2? vóLo n' door ïï JZn van 5 ge% Verslinden" Wees daarentegen dankbaar, wanneer „ij, u verslinde Dat IZ-t ^ VaSten, piJler in dien chaos' kunt verhoeden dat het met het hartstochtelijk ? d,°ng geslac,ht het sceptisch: Wat moet ik gelooven? eene schrede vMwaarf ^ f dat 6Van8elie naar Jean heeft verwisseld, is voor waai ts in de zaak, en van groote beteekenis. laissez pa«er,dgeüir£r deïind'n^llfr" Carlyl1 °P den be"« stelregel: Laissez faire, ook voor de nijverheid verlin°-de ' "een ' ournay'die' w^t dê pliysiokrafen voor den handel wenschten de la concurrent) ° geen0 inmen«lnS van den staat, en vryheid van mededinging liberté hekeld enetribdaarbiJyveigeltinS Tf beStaande toestande« ^herp ge- werken kwamen in onstenS,zooals^Sneh»leefde- enJC 0udheid" Enk^ zijner 30" nl"' '€S Tf dC 'a m°raIe mec h' Amsterdam. g 17°7 6" E"trcticns de was Jean Jacqu^s Kou^eTu ^lS-na °PrP F,anschu rev°lutie den grootsten invloed heeft geoefend, d. w. het leven aa^e "va^rheilbésttden I Jl, portretPaJ- 84, waarboven vitam impcnlre vcro, De bestaande ongelijkheid bestreed hij onder weïken"vorm ,i i' ware dc 8eest van ziJ» tijd belichaamd, van het maatschappelijke leven,fadeh V(,ordcod- ™ in «11e uitingen waarheid en eenvoud gehuldigd zien H< ï t . f 0I'V0e^',e. tot m dr muziek toe, wilde hy baren geest hier te citefren Alleen no'c"^ L zlfa ..vThA,lende Wl'rken van dezen vrucht dit laatste het -credo" der revolutiemannen In dif wérL- ' °Pvoeding) en het Contrat social, stitutioneele monarchie als den beTn st"at voïn m^n i g 'l'J n,ct' ^ Montesquieu deed, de convolksvergaderingen, geheel naar zfne prfacftsTan Sfkheid^^ -Iksregeering met wetgevende 1784—'88 Gezegend is ook de hoop, en van den beginne af werd et- steeds een of ander duizendjarig rijk voorspeld; een duizendjarig rijk van heiligheid, maar nooit (en dit is opmerkelijk), tot op dit tijdstip, een rijk van louter genot en overvloed. Mijne vrienden, slaat geen geloof aan zulk een luilekkerland van geluk, welwillendheid en de van hare afzichtelijkheid ontdane ondeugd. De mensch is niet wat men noemt een gelukkig dier; zijn trek naar lekkernij is zoo buitensporig. Hoe zal de arme man in dit woeste heelal j dat dreigend op hem instormt, ik zeg niet geluk, maar slechts een bestaan, een vasten voet vinden, zoo hij zich niet tot gestadige moeite en uilharding aangordt ? Wee hem, zoo geen vroom geloof in zijn hart woont, zoo het woord plicht zijne beteekenis voor hem heeft verloren ! Want wat gindsche overgevoeligheid betreft, die van zulk een uitstekenden dienst is, om bij treffende plaatsen in romans en andere pathetische gelegenheden te weenen, in andere opzichten zal zij waarlijk van geenerlei nut zijn, ja minder dan dat. Het gezonde hart, dat tot zich zelf zegt: hoe gezond ben ik! was reeds in de ergste ziekte vervallen. Is niet de overgevoeligheid eene tweelingszusler der huichelarij, zoo niet deze zelve? En is niet de huichelarij de materia prima des duivels, van wien alle leugen en bedrog en alle afschuwelijkheid afstamt, van wien niets waars kan komen? Want inderdaad, de huichelarij is zelve in waarheid een dubbel gedestilleerde leugen: het quadraat van een leugen. En zoo nu een geheel volk daartoe vervalt? Dan, antwoord ik, zal het er stellig van terugkomen; want bet leven is geen sluw verzonnen misleiding of zelfbedrog; neen", het is een groote waarheid, dat gij leeft, dat gij wenschen en behoeften hebt,° en deze kunnen niet door misleiding, maar slechts door de werkelijkheid voldaan worden. Tot de werkelijkheid, wees daar zeker van, zal men terugkeeren, tot die werkelijkheid namelijk, hetzij een gezegende of gevloekte, waarvoor men verstand heeft. De laagste, de minst gezegende werkelijkheid, die men kent, waarop noodlijdende stervelingen zich altijd hebben gegrond, schijnt de oorspronkelijke van het kannibalisme te zijn: dat ik u verslinde. Hoe! Indien zulk een oorspronkelijke werkelijkheid juist eens die ware, tot welke men, met onze verbeterde methoden, terugkeeren, en met welke men van nieuws af weer beginnen moest! (1) ACHTSTE HOOFDSTUK. Gedrukt Papier. In een zoo werkdadig Frankrijk kan bet, wat ook de theorie der volmaakbaarheid z®o§^n 'noge, niet aan ontevredenheid ontbreken; immers de door u beloofde hervorming is zoo noodzakelijk, maar komt nog maar niet; wie wil ze beginnen — met zich zeiven"? De ontevredenheid met hetgeen rondom ons, en nog meer met hetgeen boven ons is, neemt steeds toe en tracht zich hoe langer zoo meer te openbaren. Van straatliedjes en epigrammen, die van ouds het despotisme beperkten, behoeven wij niet te spreken; ook niet van nieuwsbladen in manuscript (Nouvellcs a la tnain). Bachaumont (2) en zijne gezellen en navolgers mogen de dertig deelen van hun gemeene luistervinkerij sluiten en hun bedrijf staken; want de pers is thans, zoo niet vrij, dan toch losbandig. ^ lugschriften worden te Parijs heimelijk verkocht en gelezen, al dragen zij ook ten opschrift: Gedrukt te Peking! Wij hebben in deze dagen een Courrier de l'Europe, die geregeld te Londen in het licht gegeven wordt door zekeren de Morande, 'li Eene zinspeling op Rousseau's verheerlijking van don natuurstaat. (2) Bachaumont, geboren in hot laatst dor 17de eeuw, was de schrijver van do 5 eerste deelen der Memoi) es sec) ets ponr serviv u 1 histoive de la republique des lettres, welke deelen, door anderen tot 1788 voortgezet, tot 36 aangroeiden. Bachaumont zelf stierf in 1771. 1784—'88 dien de guillotine nog niet in hare macht heeft. Daar kan ook de ontembare, nog niet geguillotineerde, Linguet, nu het hem in zijn eigen land te heet geworden is en zijne mede-advocaten hem uitgeworpen hebben, zijn schorre klaagtonen en Bastille déroilèc (ontsluierde Bastille) in de wereld zenden. De snappende abbé Raynal heeft eindelijk zijn wensch bereikt, en ziet de Histoirc Philosophique (samengesteld, naar men zegt, uit bijdragen van het wijsgeerendom in het groot, doch op naam en tot roem van den abbé) met hare onkieschheid, onnauwkeurigheid en haren losbandigen, schreeuwenden, vrijheid-dollen bluf, door den beul verbranden, en gaat als martelaar op reis. Het was de uitgave van 1781, misschien het laatste opmerkenswaardige boek, aan 't welk deze vuur-zaliging te beurt viel, — daar de beul het thans inzag, dat het toch niets baatte. Cme. tmas. Raynal. S. N. II. Linguet. En voorts in de gerechtshoven, met hunne geldgeschillen en echtscheidings-processen, waar men slechts een blik in het huiselijke leven kan werpen, welke teekenen ontdekt men allerwege! De parlementen van Aijc en Bcsangon weergalmen, zoodat geheel F> anki'ijk het kan hooren, van de minnarijen en lotgevallen van een joncen Mirabeau. (1) Onder de leiding van een «menschenvriend" (2) heeft hij in staatsgevangenissen, bij regimenten op marsch, op Hollandsche auteurs-dakkamers, en op nog geheel andere tooneelen, -twintig jaren lang het despotisme leeren weerstreven", heWlespotisme der menschen, maar, helaas! ook dat der goden. Hoe dikwerf is, onder dezen «j Zie noot uieToS^' van Mirabeau gesproken wordt. 1784—'86 rooskleurigen sluier van algemeene welwillendheid en Astraea Redux het heiligdom van den familiekring een treurige woestenij of een donkere, twistvolle hel op aarde ! De oude menschenvriend" heeft ook zijn eigen echtscheidingsproces en hij wijlen "zijn geheele familie, op één na," achter slot en grendel- hij schrijft veel over hervorming en bevrijding der wereld en behoeft voor zijn bijzonder L •ruik zestig lettres de cachet. Bovendien is hij een man van doorzicht en vastberadenheid, zelfs van mannelijke beginselen, maar in- en uitwendig in een toestand geplaatst, dien hij niet beheerschen, maar slechts verergeren kan. Genot en hebzucht ; — juist het tegendeel van de fijnere gevoelens des harten ' Gij dwazen . die een bloeiend duizendjarig rijk verwacht en niets dan liefde en overvloed n overvloeiende van wijn, en melodieus ruischende luchtjes, terwijl de erond van uw bestaan op het slijk der zinnelijkheid rust, dat dagelijks al dieper en dieper zinkt, en weldra geen anderen bodem als den afcrond zal hol,),™ i nesehouw slechts de onbeschrijfelijke zaak van het diamanten halssnoer. De kardinaal Louis de Boiian, de Siciliaansche tuchthuisboef Balsamo Cagliostro, de modemaakster de Lamotte, met haar ietwat piquant gelaat ; ja ziet, zij, die de hoogste waardigheden in de Kerk bekleeden, walsen als in den Walpurgisdans, met kwakzalvers, beurzensnijders en lichtekooien; satans geheele geheime wereld stelt zich openlijk, op helder lichten dag ten toon ! (1) De troon is in schandelijke aanraking met den tredmolen gebracht. Het verbaasd Europa weergalmt tien maanden lang van die geheimzinnige geschiedenis ; het ziet, hoe slechts de eene leugen uit de andere is voortgesproten; zedenbederf, hebzucht, lichtgeloovigheid en domheid onder grooten en kleinen ; nergens kracht dan in den honger, ^een, schoone koningin, uw eerste tranen van onvermengden jammer ! I w edele naam is bezoedeld Kardinaal de Rohan. 1 De halssnoer-geschiedenis is in korte woorden de volgende : De kardinaal Louis de Rohan bisschop van Straatsburg, die vrooger gezant te Weenen geweest was, was bij de koningin in ongenade gevallen. Eerzuchtig van aard, hakende naar een ministerieelen zetel, nam hij eene hem omboden gelegenheid te baat, die hem, naar zijn oordeel, weder in de gunst kon brengen. Deze gelegenheid bestond hierin, dat indertijd een zeer kostbaar halssnoer der koningin te koop was aangeboden, maar deze koop wegens den hoogen prijs niet was doorgegaan — eene omstandigheid, waarvan eene avonturierster Valois, na haar huwelijk zich noemende gravin Lamotte, partij trok. Door valsche, met den naam van Marie Antoinette onderteeker.de brieven wist zij den kardinaal in den wnn te brengen, dat hij door liet koopen van het snoer de verloren gunst zou herwinnen. Bij dit bedroe werd zij geholpen door Cagliostro, een individu, dat destijds door zijne tooverkunsten tc Pariis grooten opgang maakte. Eindelijk zette zij de kroon op haar werk, door den kardinaal eene nette°gekleede hXelcooi kon,ngin' naar hij meende' maar fritelÜk met eene als Marie Antoi- Het halssnoer werd gekocht en voor het bedrag een wissel afgegeven. Lamotte nam het in ontvangst en liet de edelsteenen door haar man in Engeland ver koopen. ToenCe^d!™ de ka " dinaal, die zich al verwonderde, dat de koningin het sieraad nooit droeg, na verloop van twee jaar van Marie Antoinette geene betaling kreeg, evenmin als door haar toedoen een ministerszetel en hij den vervallen wissel niet kon voldoen, kwam het bedrog aan het licht en werd Rohan gevangen genomen evenals Lamotte. Deze laatste werd gebrandmerkt en de kardinaal na een lang rechts god.ng vrijgelaten. Deze affaire scandaleuse had er evenwel toe bijgedragen om een smet te wer^ehuldu'<- zielig "aam kon»ig'". want het volk wilde maar al te gaarne in iiaar eene 1784—'86 door den adem der boosheid, onherstelbaar bezoedeld voor uw geheele leven, (■een warme harten zullen u meer beminnen, noch medelijden voor u gevoelen, totdat een nieuw geslacht is opgestaan, en uw eigen hart, van kommer bevrijd,' in de koele aarde rust. De epigranmen worden van nu aan niet slechts scherp en bitter, maar wreed, afschuwelijk, niet te vermelden. Den 31 Mei 178(5 wordt de ellendige kardinaal groot-aalmoezenier Rohan, bij het verlaten der Bastille, door juichende volkshoopen vergezeld; en toch was hij niet bemind, en ook geen liefde waardig ; maar hij was een gewichtig persoon, sedert het hof en de koningin zijne vijanden zijn. (1) Hoe wordt onze heldere eeuw der hoop beneveld, hoe akelig aan den hemel de voorteekenen van orkaan en aardbeving ! Het is een vervloekte wereld ; 't is gedaan met alle gehoorzaamheid, die den mensch vrij maakt, terwijl ook die gehoorzaamheid met rassche schreden iiaar einde nadert, die den eenen mensch tot slaaf van den anderen maakte. Slechts slaven hunner eigene lusten zijn zij thans, en dit zullen zij blijven. Slaven der zonde en dus onvermijdelijk ook des jammers. Zie do vermolmende massa van leugen en zinnelijkheid, rondom welke eene flikkering van overgevoeligheid dartelt, die zelve slechts een uit vuilen poel geboren dwaallicht is, — en boven alles zich verheflënd, als de arke van hun verbond, die galg, «veertig voet hoog,' die nu ook bijna verrot is. Bedenkt daarbij dat de Fransche natie zich van alle andere natiën onderscheidt door eene haar eigene prikkelbaarheid, met al het goede, maar ook het gevaarlijk kwade, dat daaraan verbonden is, en zijt verzekerd, dat oproerige beweging, een uitbarsting van onberekenbaren omvang niet achterwege zullen blijven. Al de verschijnselen, gelijk Chesterfield zeide, zijn hier aanwezig, «die ik ooit daarvan in de geschiedenis heb aangetroffen." Maar zullen wij dan nu zeggen : wee het pliilosophisme, dat het den godsïenst ■vernietigde, of, gelijk het zelf het uitdrukte, den eerlooze vermorzelde (écraser infame)? Neen, wee 'veeleer hun, die het heilige tot eerloos maakten, en oorzaak waren, dat het vernietigd konde worden : wee allen menschen, die in zulk een tijd van algemeene verfoeiing en vernieling leven. Neen ! roepen daarentegen de hovelingen, het waren Turgot, Necker, zij met hun dwaze nieuwigheden, het was gebrek aan etiquette bij de koningin, deze was het, die was, dat was het! vrienden, iedere schoft was het, die geleefd en zich voor iets degelijks heeft uitgegeven, terwijl hij slechts een kwakzalver was en niets kon dan den buik vullen, hij zij schoenpoetser of souvereine vorst, ieder in zijn stand, van de tijden van Karkl den Grooten en vroeger af. Dit alles (immers geen leugen vergaat, maar is gelijk het zaad, dat uitgestrooid wordt om te groeien), heeft zich vele eeuwen lang opgehoopt, en nu is de dag der afrekening gekomen. En hard zal de verrekening zijn van wra e, opgelegd tegen den dag der wrake. O, mijn broeder, wees gij geen kwakzalver . Sterf liever, zoo gij naar goeden raad wilt luisteren. Gij sterft immers maar eenmaal en zijt er dan voor altijd vrij van. Het is een vervloekt bestaan en baart vervloeking, gij weet niet hoe, eeuwen lang, nadat gij gestorven zijt, en het loon, dat gij hadt, verteerd is. Ja, de wijzen der Oudheid schreven — door alle eeuwigheid heen baart het vervloeking, en het is nauwkeurig opgeteekend in het boek des oordeels van een God. Uitgestelde hoop maakt het hart ziek. En toch is, gelijk wij zeiden, de hoop sechts uitgesteld, niet vernietigd, en kan ook niet vernietigd worden. Het is waarlijk merkwaardig en treffend, hoe diezelfde hoop de Fransche natie steeds bij al haar onstuimige lotgevallen, voorlichtte. Want haar glans zal ons steeds bereiden, hetzij ze ons vriendelijk aanlokt of toornig bedreigt ; zij scheen als een § sjssr- «• «*<***• m, 1784—"88 zacht hemelsch licht, als een roode brandgloed schijnt zij thans, zelfs door de donkerste dagen van een schrikbewind schijnt zij nog, schoon met blauwen zwavelgloed ; zij verdooft in 't geheel niet, immers de wanhoop zelve is eene soort van hoop. Alzoo kan onze eeuw nog eeuw der hoop worden genoemd, schoon in den droevigsten zin wijl er niets is overgebleven als de hoop. Maar zoo men nu lieknoptelijk wilde weten, wat de doos van Pandora (1) bevat die weldra zal geopend worden, dan kan men het in datgene zien, wat uit den aard der zaak het symptoom der symptomen is : in de blijvende letterkunde van het tijdvak. De abbé Raynal met zijne onkieschheid, zijn lossen en gezwollen stijl, heeft zijn woord gesproken, en reeds geeft het rusteloos voortijlende geslacht antwoord op een ander. Werp een blik op Beaumarchais' »Manage de Figaro, dat nu (in 1784) na vele zwarigheden eindelijk op het tooneel is verschenen, en «honderdmaal" gespeeld en door alle menschen bewonderd wordt. Door welke innerlijke verdienste of aantrekkelijkheid het dien bijval vond, moet den lezer onzer dagen vreemd voorkomen, maar het zal hem begrijpelijk worden als hij bedenkt, dat het zekere prikkelbare zijde van den tijd vleide, dat het datgene zeide, wat allen gevoelden en verlangden te zeggen. Gehalte is in den figaro weinig ; schrale, langgerekte intriges, even zoo schrale en langgerekte dialoog en sarcasmen, over hel geheel iets droogs en iets schraals. En toch geeft het een getrouwe schets van de verborgenste schuilhoeken eener geheel waanzinnige wereld, zoodat, gelijk wij opmerkten, een iegelijk, en dat is het groote geheim, er een beeld van zich zeiven en van zijn handel en wandel in ziet. Zoo "uordt het honderdmaal opgevoerd en heel Frankrijk loopt er mede weg, lacht en applaudisseert. 'Wanneer de barbier in zijne alleenspraak vraagt: «Wat heeft Lwe Hoogheid gedaan, om dat alles te verdienen?" en slechts kan antwoorden : «Gij gaaft u de moeite om geboren te worden (ïoi dat aan den voet van de galg en door een misdadiger gesproken is, die geen berouw gevoelt tZttr tl ?0aca\ V ^ a,S Z'0daniS W -degr diep^ WeTk een tenzij van i!j( maatschappij ligt daarin ? Eigenlijk een tafereel van niets, Maar een svmnt fcem Va" ^em' die het voor een SOürt van tafereel uitgaf, in kon vinden. m ™ dingen> en bovenal van de wereld, die er genot (1) De riolen in het oude Rome (cloacae). DERDE BOEK. IIET PARLEMENT VAN PARIJS. 1781—'83 HET PARLEMENT VAN PABIJS. EERSTE HOOFDSTUK. Niet gehonoreerde wissels. 7nn vlWijl iT Van n alleiTege onbeschrijflijke verwarring heerscht, en door L, , scheuren m de oppervlakte zwaveldamp opstijgt, rijst de vraag: door rllL / f ^«uitbarsting plaats vinden ? Door een der oude kraters of rook leiders, of moet zij zich een nieuwen krater scheppen? In iedere maatschappij toch zijn zulke rookleiders, of instellingen die hunne plaats bekleeden ; zelfs Konstan- baren in'wêrk rï' Veill?h^d;klePPen ? ook daar de ontevredenheid zich openbaren in werkelijk vuur, in het aantal nachtelijke branden of van opgehangen bak- ÏS mCht ^ der tijd- -diefsvolgt Men mag als zeker veronderstellen, dat de uitbarsting, die Frankrijk thans be drngt, eerst met alle o„de inrichtingen va» lel,oud de „Lf zal nZ,*wart to ie ere van deze bestaat of bestond er ten minste eene gemeenschap met de inwendige diepte uit dien hoofde zijn ze ook nationale inrichtingen. Maar al waren zij zelfs persoonlijke inrichtingen geworden en van haar oorspronkelijke doeleinden afgeweken, dan nog moet hier de tegenstand geringer zijn dan elders. Door welke van deze zal dus de uitbarsting plaats vinden ? Een oplettend waarnemer kan het geraPm-fr ' rechtsparlementen ; (1) maar vooral door het parlement van Geen mensch, hoe dik ook met eer en aanzien bekleed, kan zich aan den inoed jan zijn tijd onttrekken, vooral zij niet, die beroepsbezigheden hebben die elk oogenblik, al ware het slechts op hun rechterstoel, met het werkelijk leven der weeld in aanraking komen. Zal de raadsheer van het parlement, ja zelfs de president ricn rr-een aa"ZienllJke som gelds gekocht heeft, om daardoor in aan¬ zien te geraken bij zijne medemenschen, zal die op alle soirees der wijsgeeren in de salons der fijne beschaving, als vriend van de domperij de opmerkzaamheid op zich 10 .Men.had destijds 13 parlementen in Frankrijk, welke waren- 1 . liet parlement van Parijs, ingesteld iu 1146 door Lodewijk VII 1' van Toulouse, ingesteld in 1419 door Karei VI. 4"! !H' IÜn BnrS°ble' i.ngest®'1dJ 1,1 1451 tcr vervanging van den Conseil Delphinal. -0 ' ' van Bordeaux, ingesteld in 1462 door Lodewijk XI. Van JcZ's. ingCSt6ld ^ 1477 d°°r L°deWijk XI' ter aanging van de Grands -n' -f van R°ua?n. ingesteld in 1515, door Frans I, ter vervangine van ÏEchinuier 8o' van Atx, ingesteld inlSOl (vroeger Conteil eminent de Provencc) JoZ^' ^ m 1553 d°°r HendHk tCr aanging van de Grands 100 !'af' «gesteld in i620 door Lodewijk XIII voor Béam en Navarre. van M^mgesteld ,n 1633 door Lodewijk XIII, voor de drie Bisdommen (Metz, 12»' m' V:ln ®esan?on. ingesteld in 1674 door Lodewijk XIV, eerst te Dóle). K°ameryk)g 1086 d°°r L°dewijk XIV< te Doornik, toen te 13"'Bovendien'warenTr ^ ™ dingen). Die van Roussillon, met Perpignan tot zetel. " " Artois • Arras * . " " den Elzas » Colmar » » » Corsica » Bastia * „ 1781—'83 vestigen ? Onder de Parijsche mannen van den tabberd zal wel meer dan één vaderlandslievende Malesherbes (1) gevonden worden, wiens wet liet geweten en het algeineene welzijn is ; zal zeker meer dan één heethoofdige d'EsprÉmenil (2) zijn, wiens verward brein zich door de vermaardheid van een Brutus zeer gestreeld zou gevoelen. De Lepelletier's, Lamoignon's hebben titels en rijkdommen, maar aan het hof noemt men ze slechts den adel van den tabberd. Er zijn Duport's met diepzinnige ontwerpen, Fréteau's, Sabatier's met een teugellooze tong, die allen meer of min met de melk van het Contrat Social zijn gevoed. (3) Ja, is niet, wat de geheele corporatie betreft, deze patriottische oppositie ook een strijd voor eigen belangen ? Ontwaak, parlement van Parijs, hernieuw uw lange veete ! Werd niet het parlement-maupeou met schande vernietigd ? Thans hebt gij geen Lodewijk XIV te vreezen met zijn klappende zweep, zijn Olympische blikken, thans geen Richelieu, geene Hastilles ; neen, de geheele natie is op uwe zijde. Ook gij (o hemel !) kunt een politieke macht worden, en door het schudden uwer paardenharen pruiken monarchieën en dynastieën doen daveren, gelijk een ware Jupiter met zijn ambrozijnen lokken. De oude heer de Maurepas, die alles zoo licht telde, rust sedert het einde van het jaar 1781 in de kille armen des doods. «Nooit," zeide de goede Lodewijk, "zal ik zijn tred weer hooren in het vertrek daar boven mij het is gedaan met zijn aardig boerten en draaien. De onbescheiden werkelijkheid laat zich niet langer door schertsend vernuft verbergen, noch het kwaad van heden behendiglijk op den dag van morgen schuiven. Die dag van morgen is thans zelf gekomen, en nu is er slechts een solide, phlegmatieke de \ ergennes, (4) die te midden zijner eenzelvige bezigheden zit als een droge, punctueele klerk (wat hij oorspronkelijk was), toestemmende hetgeen niet te loochenen valt, terwijl de hulp moge komen van waar zij wil. Bij hem is geene hulp, slechts de routine van een stipt en ijverig ambtenaar. I)e arme koning, die wel ouder, maar niet veel wijzer is geworden, moet, zoo onervaren als hij is, zelf het staatsroer aanvatten, waarin hem zijne koningin de behulpzame hand biedt. Aanvallige koningin, wat baat uw vlugge, heldere blik, uw vurige drift ; helder en zelfs edel zijn ze, maar voor zulk eene taak al te oppervlakkig en voortvarend ! Frankrijk te regeeren zou zulk een zware taak zijn, en nu is het bijna te moeilijk geworden om het Oeil-de-Boeuf te regeeren. Immers doet een noodlijdend volk zijne klaagtonen hooren, een berooid hof doet zulks evenzeer en nog veel luider. Het Oeil-de-Boeuf kan nog maar altijd niet begrijpen, hoe in Chrétien Guillaume de Lamoignon de Malesherbes (geboren 1721, geguillotineerd 22 April 11.<4) \erdiende met recht den lof, dien de schrijver hem toebrengt; hij was een der voorvechters in den strijd der parlementen onder Lodewijk XV en werd deswege verbannen. Bij Lodewijk XVI stond inj aanvankelijk zeer in de gunst en zat hij met Turgot in het ministerie. In den loop van dit werk zullen wij hem meer ontmoeten. iJacrjues Duval d Esprémênil (geboren te Pondichéry in 1746, eveneens geguillotineerd in April 1/J4) maakte zien bekend door zijn strijd voor het parlement, gelijk wij later zullen zien, maar behoorde in den revolutie-tijd tot de voorstanders der contra-revolutie. (3) Louis Miehei Lepelletier de St.-Fargeau (geboren in 1760, vermoord te Parijs in 1792). Ook hem ontmoeten wij meer. Adrien Duport (li59 1798) was, hoe jong ook, een der meest bekwame raadsheeren in het parement \an Parys, waarvan hij als het ware een der eerste aanvoerders was in diens strijd tegen het volutie £eza"' 'en zie verder in den loop van dit werk zijne werkzaamheden tijdens de re- Emmanuël Fréteau de St.-.lust (geboren in 1754, geguillotineerd 14 Juni 1794), was raadsheer in liet parlement en werd later, uithoofde van zijn pogingen om tusschen de verschillende partijen in de JNationale Nergadenng steeds als bemiddelaar op te treden, door Mirabeau spottend genoemd: commöre Fróteau. Antoine Sabatier, abbö Q742—1817) was aanvankelijk een vriend der encyclopedisten en in het bijzonder van Helvetius, maar verklaarde zicli later tegen hen. Hij emigreerde in 1789. , < liarles 'iravier graaf de \ergennes (1717—1787; was reeds vóór de troonsbestijging van Lo¬ dewijk XVI werkzaam als gezant aan verschillende hoven en onder dezen koning minister van Buitenlandsche /aken. Hij sloot in 1778 liet verbond met de tegen Engeland in opstand zijnde Amerikaansche kolomen. Na l,,s3 was lnj president van den raad van Financiën. Als diplomaat had hij groote 1781 —'83 een land als Frankrijk, dat zulke hulpbronnen bezit, de hoorn des overvloeds kon opdrogen; placht hij dan niet steeds te vloeien? Niettemin heeft Necker, met zijne inkomsten van spaarzaamheid, meer dan zeshonderd posten afgeschaft, alvorens de hovelingen zich van hem konden ontslaan : spaarzame financie-pedant als hij was. Voorts heeft een militair-pedant, Saint-Germain, met zijn Pruisische manoeuvres en zijn Pruisische begrippen, alsof ware verdienste en niet het wapenschild de maatstaf van bevordering ware, alle militairen tegen zich in het harnas gejaagd ; de musketiers en vele andere dingen werden door hem afgeschaft, want hij was ook een van uwe afschaffers en berokkende door zijne nieuwigheden louter nadeel — aan het Oeil-de-Boeuf. (1) Van daar klachten in overvloed, nood De Maleshkrbes. De Calonne. en zorg, een geheel, veranderd Oeil-de-Boeuf. Besenval zegt : »In vergelijking van vroegere tijden, heerschte er in deze jaren (1781) zulk eene neerslachtigheid aan het hof, dat men zich smartelijk aangedaan gevoelde, het te zien." Geen wonder, dat het Oeil-de-Boeuf neerslachtig wordt, als men zijne ambten vermindert. Geen ambt wordt afgeschaft zonder dat er een buidel lichter, en meer dan één hart zwaar door wordt, want vei schaft het niet bezigheid aan de arbeidende klassen, aan fabrikanten van kanten en reukwerken, kortom, aan alle vervaardigers van hetgeen genot geeft ? Ellendige bezuinigingen, inderdaad, waarvan de vijfentwintig millioenen nimmer iets gewaar werden ! Zoo gaat het evenwel voort en men is nog lang niet daarmede ten einde. Weinig jaren later worden ook de (1) Saint-Germain was minister van Oorlog, toen Turgot controleur-generaal der Financiën was. Hij wilde een einde maken aan het verkoopen van officiersplaatsen en de koninklijke lijfwacht niet boven de andere legerafdeelingen gesteld zien. 13 1783 wolfshonden afgeschaft, alsmede de bullebijters en de valkerij : de ambten vallen in zoo grooten getale als de bladeren in den herfst. De hertog de Polignag bewijst, tot volkomene overvleugeling der ministerieele logica, dat zijn ambt niet afgeschaft kan worden, wendt zich daarop hoffelijk tot de koningin en doet vrijwillig afstand, omdat Hare Majesteit het zoo wenscht. Niet zoo ridderlijk en toch niet gelukkiger^ was de hertog van Coigny. «Wij geraakten werkelijk in twist Coigny en ik," zeide koning Lodewijk, -maar al had hij mij ook geslagen ik zou het hem niet euvel kunnen duiden (1)." Met betrekking tot dergelijke zaken kan slechts één gevoelen heerschen. Met eene vrijmoedigheid, die den onafhankej n man kenmerkt, verzekert baron Besenval Hare Majesteit ronduit, dat het ontzettend is. «Men gaat naar bed, zonder te weten of men den anderen morgen als een arm man zal opstaan ; men zou even goed in Turkije kunnen leven " Het is een waar hondenleven. Hoe opmerkelijk deze gestadige nood van de koninklijke schatkamer ! En toch evenmin ongelooflijk als onloochenbaar. Een zeer treurige waarheid, een struikelblok, waarover achtereenvolgens alle ministers struikelen en vallen'. Het zij gebrek aan financie-genie of eenig ander gebrek, genoeg, er bestaat de handtastelijkste onevenredigheid tusschen inkomsten en uitgaven, een te kort op de inkomsten • dat te kort moet gedekt worden of het verslindt ons. Dat is het groote vraagstuk ; oogenschijnlijk echter even onoplosbaar als de quadratuur van den cirkel Het eenige,^ wat de controleur Joly de Fleury, Necker's opvolger, er op wist' was dat hij leeningen voorsloeg, die langzaam tot stand kwamen, en nieuwe belastingen oplegde, die weinig geld opbrachten, maar veel ontevredenheid en klachten verwekten. Even weinig of nog minder vermocht de controleur d'Ormesson tot stand te brengen, want terwijl Joly zich nog jaar en dag wist staande te houden, rekende d Ormesson slechts bij maanden ; totdat de koning, zonder het hem te vragen, Rambouillet kocht, hetgeen hij als een wenk beschouwde om zijn ontslag te nemen. En zoo dreigen nu tegen het einde van 1783 de zaken tot stilstand te komen. Ie vergeefs schijnt alle menschelijke scherpzinnigheid. Tevergeefs alle inspanning van een nieuw verzonnen »financie-raad", van financie-intendanten en van een controleur-generaal. Ongelukkigerwijze zijn er geene financiën meer te controleeren. Een noodlottige verlamming tast de hartader der maatschappij aan, zwarte onweerswolken pakken samen ; zullen wij dan tot al de afgrijselijkheden van een nationaal bankroet vervallen ? Groot is het bankroet, de groote peillooze kolk, waarin alle alsremeene en bijzondere onwaarheden verzinken en verdwijnen, waartoe allen, van hun eerste ontstaan af, gedoemd waren. Want de natuur is waar en geen leugen. Men kan geen leugen zeggen of uitvoeren, zonder dat zij na korteren of langeren omloop a s een wissel, die op de werkelijkheid der natuur is getrokken, ter betaling vertoond wordt en men ten antwoord ontvangt : geen geld ! Jammer maar, dat zij dikwerf zoo lang in omloop is, en dat de oorspronkelijke falsaris zoo zelden degene is die er ten laatste voor boet ! De leugens en de last des kwaads, dien zij medebrengen, duren voort, worden van rug op rug, van stand op stand geschoven en •omen zoo ten laatste tot den onwetenden laagsten stand, die met houweel en spade met een Woedend hart en ledigen buidel, dagelijks met de werkelijkheid in aanraking komt en het bedrog niet verder kan spelen. Doch let op wanneer de leugen (in dien verwarden maalstroom der samenleving) met haren last zinkt en al meer en meer op de lagere standen wordt gese ïoven, dan stijgt ook als door een rechtvaardige wet der wedervergelding het kwaad, dat zij medebrengt, al hooger en hooger. En dan komt het ook, na een angdurig hongerlijden van de twintig millioenen, eindelijk zoo ver, dat een hertog (1) Besbnvai., III, 255—258. 1783—'86 de Coigny en Zijne Majesteit werkelijk met elkaar in twist geraken. Dat is de wet der rechtvaardige natuur, die, hoewel na lange tusschenruimten en al ware het ook door bankroet, de zaken weer op het punt brengt van waar zij zijn uitgegaan. Maar hoe lang zou niet bijna elke onwaarheid kunnen duren, als zij maar van een Fortunatus-buidel voorzien ware ! Uwe maatschappij, uwe huishouding, uw wereldlijke en geestelijke inrichting is onwaar, onrechtvaardig, aanstootelijk voor het oog van God en menschen. Maar haar haard is warm, hare voorraadkamers zijn gevuld : daar rondom verzamelen zich, met een zekere natuurlijke getrouwheid, de ontelbare Zwitsers des hemels, en bewijzen met pen en vuurwapen, dat zij eene waarheid is, of, zoo al geene onvermengde waarheid (die niet aardsch' en onmogelijk is), dan, beter nog, een heilzaam getemperde (gelijk de wind voor het geschoren schaap), die nog beter werkt. Maar hoe verandert alles, wanneer buidels en voorraadkamers ledig worden ! Als uwe inrichting zoo waar, zoo overeenkomstig met de natuur was, hoe was het dan toch mogelijk, dat de natuur met haar oneindige goedheid u honger liet lijden ? Voor allen, mannen, vrouwen en kinderen, valt er thans niet meer aan te twijfelen, dat uwe inrichting valsch was. Eere zij het bankroet, dat in het groot zoo rechtvaardig is, hoewel wreed in het bijzondere ! Onvermoeid ondermijnt het iedere leugen, en al steeg een leugen ook hemelhoog en bedekte de geheele aarde, dan zal het bankroet ons toch eenmaal daarvan verlossen. TWEEDE HOOFDSTUK. Controleur Calonne. Welke verschijning kon in dien toestand van neerslachtigheid, verlamming en ziekelijke uitputting, die het vergramde hof deed denken dat al het financie-genie van de menschen geweken was, meer welkom zijn, dan die van den heer de Calonne? Calonne, (1) een man van onbetwistbaar genie, zelfs min of meer van financie-genie, een man van ondervinding, zoowel in bet besturen der financiën als der parlementen, want hij is intendant (2) te Rijssel, te Metz, en koninklijk procureur (3) te Douai geweest. Een man van gewicht, in nauwe betrekking staande met de vermogende klassen, van onbevlekten naam, met uitzondering wellicht van een kleine, nu bijna vergetene zonde (dat hij den brief van een cliënt niet geheim hield) in de oude d aiguillon-lachai.OTAiszaak. Hij heeft zeer bemiddelde bloedverwanten, die men op de fondsenbeurs goed kent. Onze Foulons en Berthiers (4) intrigeeren (1) Charles Alexandre de Calonne (1734—1802). (2) Om de kroon te zetten op het absolutisme, waarvan hij de wegbereider was geweest, om elk spoor van provinciale souvereiniteit uit te wisschen, stelde de groote kardinaal Richelieu in 1635 de intendance in. De taak der intendanten was »een waakzaam oog te houden op de naleving van de edicten, reglementen en ordonnantiën over do administratie der financiën." Zij waren alleen verantwoordelijk aan den minister, dus aan een vertegenwoordiger van het centraal bestuur en konden door dezen aangesteld en afgezet worden, zonder dat eenige andere macht dit kon beletten. Zij hadden feitelijk meer macht dan de hooggeboren gouverneur der provincie — eigenlijk niets meer dan een schaduwbeeld —en bij een wet werd aan de gewone gerechtshoven, de parlementen, verboden, zich in politieke en administratieve kwesties der provinciën te mengen, waarvan de beslechting tot het ressort van den intendant zou behooren. (3) Ook in het rechtswezen drong de centraliseerende geest der regeering door. By een edict van Februari 1620 toch beval Lodewijk XIII, dat voortaan geene procureurs in alle hoven en koninklijke jurisdicties mochten aangesteld worden dan door den koning. Alleen ten opzichte van het parlement van Parijs bestond hiervoor eenige wijziging, (4) Joseph Franijois Foulon, geboren in 1715, was intendant-generaal geweest van de legers van Soubise en Broglie gedurende den zevenjarigen oorlog, in 1771 intendant van financiën. Hij komt nog meer in dit werk voor. Berthier de Sauvigny, schoonzoon van Foulon, was intendant van Parijs, een man, die om zijne trotschheid zeer gehaat was. Ook hem zullen wij weder ontmoeten. 1783—'86 \oor hem ; de oude I"oulon, die nu niets te doen heeft dan te intrigeeren, die met recht algemeen bekend staat voor een schurk, maar een man van onmetelijken rijkdom, die, zoo het spel slechts gelukt, de hoop durft koesteren, om van commissariaatsklerk, hetgeen hij eens was, zelf eens minister te worden. Zulk een steun en stut heeft de heer de Calonne en daarbij zelf zulke uitstekende hoedanigheden! De hoop straalt uit zijne oogen, de overreding is op zijne lippen. Voor alle verlegenheden heeft hij oogenblikkelijk een middel gereed. Hij zal de wereld op raderen voor zich uit rollen. Op den 3 November 1783 juicht het Oeil-deBoeuf over zijn nieuwen controleur-generaal. Ook Calonne zal zijn proeftijd hebben, ook hij zal op zijne wijze, gelijk Turgot en Necker op de hunne, de voltooiing be' vordeien, nog eenmaal een lichtgloed over de thans te loodkleurige eeuw der hoop verspreiden en haar tot hare uitkomst opblazen. Groot is in ieder geval de gelukzaligheid van het Oeil-de-Boeuf. Alle karigheid is uit het verblijf van Zijne Majesteit gevloden : het afschaffen houdt op ; Besenval kan gerust gaan slapen, zonder vrees om als een arm man weer op te staan. Lachende overvloed is als door betoovering teruggekeerd, en verspreidt opnieuw tevredenheid uit den onlangs nog uitgeputten hoorn. En ziet, welk een bevalligheid in geheel zijn gedrag ! Een zoete glimlach onderscheidt onzen controeur boven allen. Met een deelnemend, ja, zelfs voorkomend gelaat, luistert hij naar allen ; maakt hun hunne eigene wenschen duidelijk, bevredigt die, of belooft het voorwaardelijk te zullen doen. >-Ik vrees dat het moeilijk zal gaan," zegt Ilare Majesteit. "Madame/ antwoordt de controleur, ^wanneer het slechts moeilijk is, dan is het reeds geschied, wanneer het onmooglijk is, dan zal het geschieden V" se fera). In één woord, hij is een man, wien niets zwaar valt! Ziet men hem in den maalstroom der samenleving, aan wier vermakelijkheden niemand met zooveel genoegen deelneemt, dan zou men kunnen vragen: wanneer is nj aan zijne bezigheden ? En toch zien wij hem nimmer met zijn werk ten achteren, tiet minste met de vruchten van zijn arbeid, het bare geld. In waarheid, het is een man van ongelooflijke vlugheid, vlug in handelen, denken en spreken; hoe stroomt niet met liefelijke overredingskracht wijsgeerige diepzinnigheid van zijne lippen, als ware het louter scherts en spelend vernuft, en hoe is hij niet op de soirées van Hare Majesteit niettegenstaande het gewicht eener wereld op hem drukt, de uitverkorene van mannen en vrouwen ! Door welke tooverkracht doet hij dan wonderen ? Door de eenige waar- ac ïtige, door de tooverkracht van het genie. Men noemt hem «den minister," want in waarheid was er ooit een tweede als hij? Door hem wordt recht wat krom was het ruwste zelfs wordt effen, en het Oeil-de-Boeuf koestert zich in een onbeschrijflijken zonneschijn. Neen, in ernst, niemand zegge, dat Calonne geen genie had: hij had genie om te overreden maar bovenal om te borgen. Door een allerbehendigst, oordeelkundig gebruik van onderhandsche gelden, houdt hij de fondsenbeurs in bloeienden toestand, zoodat de eene leening na de andere vol komt, zoodra zij opengesteld is. Bekenaars die het wel konden weten (1), hebben hem nagerekend, dat hij dagelijks aan buitengewone uitgaven ujna een milhoen besteedde, hetgeen zeker een ontzaglijke som is: maar bereikte hij daardoor niet iets goeds, namelijk vrede en welvaart voor het tegenwoordige oogenblik? De philosophen morren en tieren, en koopen, gelijk wij zeiden, 80,000 exemplaren van Aecker s jongste werk; maar wat behoeft de onvergelijkelijke Calonne in de vertrekken Harer Majesteit, met den schitterenden stoet van hertogen en hertoginnen en louter geukkige en bewonderende aangezichten, zich om het geschreeuw van Necker en de philosophen te bekommeren? Het eenige ongeluk is maar, dat zulk een tijd niet van blijvenden duur kan zijn. erkwïsten en door leeningen betalen, is niet de rechte wijze om een te kort te dekken, (ly Besenval, III, 216. 1787 evenmin als olie het middel is om een brand te blusschen, ten hoogste slechts dienstig om het vuur voor een oogcnblik te temperen. Den onvergelijkelijken Calonne, wien het niet aan doorzicht ontbreekt, is het somwijlen duidelijk en ten allen tijde duister bewust, dat zijn bedrijf slechL tijdelijk :s en met eiken dag moeielijker wordt, en dat veranderingen met onberekenbare gevolgen niet ver meer verwijderd zijn. Afgezien van het financiëele tekort, haakt de wereld in het algemeen ook zoo naar nieuwigheden, alles tracht zich van de oude ankerplaats los te scheuren, om nieuwe uitwegen en verbindingen te zoeken. Geen dwerg-jockey, geen opgesierde Brutuskop, geen in den stijgbeugel oprijzend Anglomaan, die niet verandering voorspelt. Maar wat bekommert hem dat? In allen gevalle gaat toch de dag aangenaam voorbij, en voor den dag van morgen, als die er eeist is, zal er weder raad zijn. Eens (door milddadigheid, overreding en de kracht van het genie) bij het Oeil-de-Boeuf, den koning, de koningin, op de beurs en voor zoo veel mogelijk bij alle menschen in gunst gestegen, mag immers de onvergelijkelijke Calonne, e^en goed als een ander, hopen, dat hij het onvermijdelijke op de eene of andere wijze zal doorworstelen? In allen gevalle heeft men, gedurende de laatste drie wonderbare jaren, het eene middel op het andere gestapeld, totdat nu do massa op die duizelende hoogte dreigend begint te waggelen. En hier heeft dat wereldwonder van een diamanten halssnoer haar blijk.iaar op het punt gebracht om in te storten. In die richting vermag het genie niets meer: hoog genoeg gestegen of niet, men moet verder gaan. Nauwelijks is de arme Rohan, de halssnoer-kardinaal, behouden en wel in de bergen van Auvevgne, mevrouw de Lamotte (niet zoo ongeschonden) in de Salpétrière aangekomen, en deze treurige geschiedenis zoo wat gesust, of onze vurige controleur doet de wereld nog eenmaal verbaasd staan. (1) Een middel, waarvan men sedert honderd en zestig jaren niets gehoord had, is voorgesteld en door overreding (want zijne stoutheid, zijn vertrouwen, en zijne welsprekendheid zijn weergaloos) aangenomen geworden: Oproeping der Notabelen. Men noodige aanzienlijke mannen, feitelijk of hij invloed bestuurders hunner districten, uit alle oorden van Frankrijk, tot eene samenkomst uit, geve hun een getrouw \erslag van de vaderlandslievende bedoelingen Zijner Majesteit en den wanhopigen toestand der financiën, en legge hun dan de vraag voor: Wat moeten wij doen? Natuurlijk maatregelen van herstel nemen, die de tooverkracht van het genie zal ontwikkelen, en waarnaar zich, wanneer zij eenmaal door de Notabelen zijn goedgekeurd, de parlementen en alle menschen, willens of onwillens, zullen moeten schikken. DERDE HOOFDSTUK. De Notabelen. Hier is dus werkelijk een teeken en wonder, zichtbaar voor de geheele wereld, een voorbede van vele dingen. Het Oeil-de-Boeuf klaagt jammerlijk : waren wij niet weltevreden, toen wij vuur met olie bluschten? Het constitutioneele wijsgeerendom daarentegen springt op van blijde verrassing en is in gespannen verwachting, wat de uitslag zal zijn. De schuldeischer en de schuldenaar van den staat, het geheele denkende en gedachtelooze publiek, een iegelijk is blijde of smartelijk aangedaan. Graaf Mirabeau, die zijne huwelijks- en andere processen zoo goed mogelijk ten einde gebracht heeft, en nu in het troebelste element te Berlijn werkt, Pruisische Monarchieën en pamfletten (1) Hij had een programma opgesteld in den trant van dat van Turgot en Necker, volgens hetwelk de burger- en boerenstand meer ontlast zouden worden en adel en geestelijkheid ook tot de belastingen zouden bijdragen, maar hij durfde dat programma niet op zijn eigen houtje door te voeren. 1787 -Over Cagliostro" compileert, en tegen betaling, maar zonder eervollen dank, tallooze depeches voor zijne regeering schrijft, riekt of ontdekt van verre een rijkere bron En als een adelaar of gier, of een mengsel van beiden, spreidt hij zijne vlerken uit om huiswaarts te vliegen. (1) De heer de Calonne heeft een wonderdadigen Aaronsstaf over Frankrijk uitge- De hertog van Orléaxs. strekt, en roept dingen te voorschijn, die niemand verwacht. Vermetelheid en vertrouwen wisselen bij hem af met bange zorg, maar zijn luchtig dapper gemoed behoudt de boyenhand V, eens schrijft hij aan een vertrouwden vriend: „Je me fahpitié b moimeme (ik moet mij zelf beklagen), dan weer noodigt hij een gelegenheidsdichter of rijmelaar uit, om de vergadering der Notabelen en de naderende omwenteling te bezingen. (2) '1) Fils adoptif: Mémoires de Mirabeaij, IV, 4 et 5. (2) Biographie universclle, § Calonne (door Guizot). 1787 Ja, zij nadert inderdaad, en is ook een voorwerp, wel waardig om bezongen te worden maar met alvorens men haar en haren uitslag heeft gezien. In diepe, sombere onrust heeft alles zoo lang gewankeld en gewaggeld, maar zal de heer de Calonne met zijne alchymie der Notabelen alles weder bevestigen en nieuwe inkomsten verkrijgen ; of zal hij alles uit elkaar rukken, zoodat het niet langer wankelt en waggelt, maar krakend ineenstort ? Doch dit zij hoe het wil, in de korte, sombere dagen des winters zien wij uit alle oorden van Frankrijk mannen van invloed en gewicht op den weg naar Versailles daarheen genoodigd de par le roi. (1) Hier zijn ze den 22 Februari 1787 vergaderd en geïnstalleerd. Notabelen ten getale van honderd zeven en dertig, die ons met name worden opgesomd; (2) daarbij voege men zeven prinsen van den bloede, en men heeft het volle getal. Men vindt er mannen van den degen, mannen van den tabberd, pairs, hooge geestelijken, parlements-presidenten: in zeven bureaux verdeeld, onder de prinsen van Vergadering der Notabelen. den bloede, Monsieur, d'Artois, Penthièvre, en de rest, waaronder onze nieuwe hertog van Ori.eans (sedert 1785 niet meer hertog van Ciiartres) niet te vergelen. Nog altijd is de laatste niet tot admiraal verheven en thans, in zijn veertigste jaar, met bedorven bloed en verijdelde uitzichten, half genoeg hebbende van eene wereld, die van hem méér dan half genoeg heeft, is monseigneurs toekomst hoogst twijfelachtig. Hij leeft en beweegt zich niet in het heldere licht der kennis, ook niet in vuurgloed, maar, gelijk wij zeiden, in vullen rook en asch van uitgebrande zinnelijkheid. Weelde en gierigheid, ennvi1 • D,6^ uitdrukk,nr wer,d g'-bez'gd. omdat do koning de notabelen samenriep krachtens zijne in ipCp1' ZJJ £Tde" V0lstr,ekt g6en Colle«e' dat eenig '»^daat van het volk ontving. zooa"s in zekeren zin de btaten-oreneraal. 2) Lacretelle, III, 286, Montgaillard, I, 347. 1787 wraakzucht, walging van het leven, eerzucht, duisternis, een bedorven lichaam, en driemaal honderdduizend pond sterling 'sjaars: wanneer deze arme prins zich eens van zijn hofanker losscheurde, in welke gewesten en met welke verschijnselen (phaenomenen) zoude hij dan niet zeilen en drijven ! Gelukkigerwijze houdt hij zich alsof hij nog dagelijks op de jacht ging, en zit daar, gedwongen als hij is, met een dof vollemaansgezicht en dof verglaasde oogen zijn bureau te presideeren, alsof het hem machtig verveelde. Wij zien eindelijk, dat Mirabeau werkelijk aangekomen is. Hij komt van Berlijn op het tooneel der handeling, werpt een snellen en doordringenden blik naar binnen, en bemerkt dat het voor hem niets geeft. Hij had gehoopt, dat de Notabelen een secretaris zouden noodig hebben. Wel behoeven zij een secretaris, maar hunne keus is op Dupont de Nemours (1) gevallen, een man van minder grooten, maar beteren naam, dien zijne vrienden inderdaad dikwerf over den zeker niet algemeenen last hooren klagen, dat hij met vijf koningen briefwisseling moet houden. (2) Mirabeau's pen kan nu wel geen otticieele worden, maar zij blijft toch eene pen. Daar hem het secretariaat ontgaan is, trekt hij tegen het beursspel te velde [dénonciation de l'agiotage) en geeft, naar gewoonte, met groot gedruisch te kennen, dat hij tegenwoordig en aan den arbeid is, tot hij door vriend Talleyrand, en onder de hand door Calónne zeiven, gewaarschuwd wordt, dat er wel een zeventiende lettre de cachet tegen hem uitgevaardigd kon worden, waarop hij bijtijds over de grenzen vlucht. Daar zitten nu onze honderd vier en veertig Notabelen in de koninklijke staatsiezaal, gelijk schilderijen van dien tijd ze ons nog voorstellen, georganiseerd, gereed om te hooren en te beraadslagen. Controleur Calonne is met zijne redevoeringen en voorbereidselen nog op verre na niet gereed, ondanks dat wij hem kennen als iemand die buitengewoon vlug arbeidt. In frischheid van stijl, in helderheid, openheid van geest en ruimen blik was zijne openingsrede onovertreflëlijk ; ware de inhoud maar niet zoo schrikwekkend geweest. Een te kort, waaromtrent de opgaven uiteenloopen, en Calonne's eigen opgave niet zonder tegenspraak bleef, maar dat alle opgaven eenstemmig als «enorm" voorstellen. Dat is de korte inhoud der bezwaren van onzen controleur; en nu zijne middelen van herstel ? Louter Turgotisme, want daarop schijnt ten laatste alles te moeten nederkomen. Provinciale vergaderingen, nieuwe belastingen, ja, het zonderlingste van alles, een nieuwe grondbelasting of subvention territoriale, gelijk hij ze noemt, waarvan bevoorrechten noch onbevoorrechten, adel, geestelijkheid, noch parlements-leden verschoond zullen zijn. Hoe bespottelijk ! Die bevoorrechte klassen waren immers gewoon, belastingen op te leggen, overal, waar zij maar konden, cijns en tol te betten zoolang er een penning was : maar nu zei ven belast te worden ? Ondertusschen bestaan de Notabelen, op slechts weinig uitzonderingen na, uit zulke bevoorrechte menschen. De voorbarige Calonne had niet gedacht aan een oordeelkundige samenstelling der vergadering, maar diegenen tot Notabelen verkozen, die werkelijk notabel waren, en overigens op de ingeving van het oogenblik, op goed geluk en de welsprekendheid vertrouwd, die hem nog nimmer had begeven. Onbezonnen controleur-generaal! Welsprekendheid vermag veel, maarniet alles. Orpheus, met rhvthmisch, muzikaal geworden welsprekendheid — wat wij poëzie noemen — ontlokt tranen aan Pluto ; maar door wat toovermacht van rijm of onrijm zoudt gij uit Plutus' zak goud kunnen lokken? Gevolgelijk de storm, die thans opstak en om Calonne begon te huilen, aanvankelijk in de zeven bureaux en daarna daar buiten, door deze opgewekt in steeds grootere kringen, tot hij zich over geheel Frankrijk verspreidt, dreigt onbezweerbaar te worden. Zulk een ontzaglijk te kort! Dat getuigt maar al te zeer van een slecht bestuur en verkwisting. Men zinspeelt zelfs op (1) Pierre Samuel Dupont, dit de Nemours f1739—1817,) naakte zich reeds op jongen leeftijd bekend door zijne geschriften op economisch geb ed, o. a. door zijn in 1763 te Londen uitgegeven Réflexions sur Técrit intitule: Richesses de l'Etat. (2) Dlmont, Souvenirs sur Mikabeau (Parijs, 1832) pag. 20. 1787 ontvreemding van 's lands penningen, ja, Lafayette en anderen gaan zoo ver om het ronduit te zeggen en pogen het te bewijzen. De schuld van zijn tekort had onze wakkere Calonne natuurlijk van zich op zijne voorgangers trachten te schuiven, zelfs Nkcker niet uitgezonderd. Maar Necker loochent het op hevigen toon, waaruit een scherpe briefwisseling ontstaat, die ook haar weg naar de drukpers vindt. (1) In het Oeil-de-Roeuf, in de privaatvertrekken Harer Majesteit was een welsprekend controleur met zijn: -Madame, zoo het slechts moeilijk is. . . ." wel overredend geweest; maar, helaas, de zaak is nu op een ander terrein gebracht. Ziet hem in een van deze treurige dagen in het bureau van Monsieur, waarheen al de andere bureaux afgevaardigden zonden. Daar staat hij, alleen, blootgesteld aan een onophoudelijk vuur van vragen, tegenwerpingen, beschuldigingen, van die honderdzevenendertig stukken logicageschut, bouchcs a feu, vuurmonden, gelijk men ze letterlijk kan noemen. Nooit of bijna nooit, zegt BesÊnval, heeft iemand zooveel verstand, behendigheid, kalmte en medeslepende welsprekendheid aan den dag gelegd. Tegenover het woedende spelen van zoo veel vuurmonden, is zijn scherpste wapen lichtstralen, zelfbeheersching, en vaderlijke lachjes. Met onverstoorbare zachtmoedige helderheid beantwoordt hij vijf urenlang den onophoudelijken storm van netelig-booze strikvragen, verwijtende tegenwerpingen, en dat in woorden, snel als de bliksem, rustig als het licht. Ja, het kruisvuur bovendien nog: zulke zijdelingsche vragen en incidenteele tegenwerpingen, die hij in de hitte van den hoofdslag, — immers hij had maar ééne tong — niet beantwoorden kon, neemt hij bij de eerste pauze weer op en beantwoordt ook die. (2) Had bevallige, wegslepende welsprekendheid Frankrijk kunnen redden, het ware gered geweest! Zwaar belaste controleur ! In de zeven bureaux niets dan belemmeringen : in Monsieurs bureau ruit een Lomênie de Brienne, (3) aartsbisschop van Toulouse, die zelf gaarne controleur geweest ware, de geestelijkheid op; er zijn vergaderingen en geheime kuiperijen. Evenmin komt er van buiten af eenig teeken van hulp of hoop. Voor de natie toch (bij wie Mirabeau thans met een stentorstem het beursspel aanklaagt) heeft de controleur tot dusver niets of nog minder dan dat gedaan. Voor de wijsgeeren heeft hij zoo goed als niets verricht, — een natuuronderzoeker Lapérouse op reis gezonden of iets dergelijks; en is hij nu niet in «scherpe briefwisseling" met zijn Necker? Zelfs het Oeilde-Boeuf ziet er twijfelachtig uit; een controleur toch, die valt, heeft geene vrienden. De solide de ^ ercexxes, wiens phlegmatieke oordeelmatige nauwgezetheid menige zaak in bedwang had kunnen houden, stierf juist in de week vóór de samenkomst dezer lastige Notabelen. En nu gelooft men, dat een zegelbewaarder (Garde-des-Sceaux) Miroméxii, den verrader speelt, (4) dat hij plannen smeedt ten gunste van LomÉnie-Brienne ! De voorlezer der koningin, abbé de Vermoxd, een onbemind wezen, was Loméxie's creatuur, het werk zijner handen van meet aan. (5) Het is te vreezen, dat er in het geheim gekuipt en de grond onder onze voeten ondermijnd wordt. Den verraderlijken zegelbewaarder Miroméxii. diende men ten minste zijn ontslag te geven; Lamoignon (6) de welspre- (1) Necker viel evenwel door dit geschrijf in ongenade bij het hof en werd verbannen op een afstand van twintig mijlen van Parijs. (2) Bksenval, III. 196. (3) Etienne Charles Loménie de Brienne (1727—1794) werd in 1763 aartsbisschop van Toulouse, was op goeden voet met de economisten en encyclopedisten en vóór zijne benoeming tot controleur bekend als goed administrateur, waarvan hij blijken had gegeven in zijn aartsbisdom. Weber, Necker en Lafayette hadden veel verwachting van hem, zooals blijkt uit hunne werken. (4) Armand Thomas Hue de Miromónil (1723—1796) wordt hier in zoover verrader genoemd, dat hij, toen tengevolge van het twistgeschrijf tusschen Calonne en Necker, de koning aan Neckers opvolger Joly de Kleury vroeg, of Necker de financiën in zulk een berooiden staat had achtergelaten als Calonne beweerde, en deze hierop schriftelijk ontkennend had geantwoord, maar dit antwoord door Calonne was onderschept, een copie ervan aan I.odewijk XVI bezorgde. (:> De abbé Mathieu Jacques de Vermond was, op aanraden van Loménie de Brienne, indertijd belast met het geven van onderwijs in het Kransch aan Marie-Antoinette, toen nog dauphine. Hij had ook later op de koningin een zeer grooten invloed. Besenval en Mad. Campan noemen beiden hem in hunne geschriften een intrigant. (6.) Chrétien Fran^ois de Lamoignon (1735—1789). 14 1787 kende Notabele, een ferm man, met betrekkingen en zelfs ideeën, zou die niet de rechte zegelbewaarder zijn? Zoo denkt o. a. de ijverige Besenval en fluistert het aan tafol den controleur toe, die bij tusschenpoozen als met welgevallen naar hem luistert, zonder evenwel een bepaald antwoord te geven. Helaas, wat zou hij ook antwoorden? De macht der bijzondere kuiperijen en dan ook de macht der openbare meening, worden zoo gevaarlijk, zoo verward! Het wijsgeerendom drijft luide den spot, alsof Necker reeds zegevierde. Het gapende volk verlustigt zich aan houtsnee- en koperplaten, waarop bij voorbeeld een boer voorgesteld wordt, die het gevogelte van zijne werf bijeenroept en de volgende toespraak tot hen houdt: "Lieve dieren, ik heb u doen bijeenkomen, ten einde gij mij raad zoudt geven, met welke saus ik u moet toebereiden, waarop een haan antwoordt: «Wij verkiezen niet. gegeten te worden," en in de rede gevallen wordt met de woorden : "Gij wijkt van het punt af,"" vous sortez de la question." (1) Gelach en logica, straatliedjes, pamfletten, epigrammen, caricaturen: welk een storm der upenbare meening, alswarehetAeolushol(2) losgebarsten! Tegen het vallen van den avond sluipt de president Lamoignon naar —den controleur en ziet hem met groote schreden in zijne 1)e boer en zijn gevogelte. . _ , . . . kamer op en neer wandelen, a s iemand, die buiten zich zeiven is. (3) Met haastige en verwarde woorden verzoekt de controleur den heer Lamoignon hem een raad te geven. Lamoignon antwoordt openhartig, dat hij het niet op zich neemt hem raad te geven, dan wat betreft zijne benoeming tot zegelbewaarder, zoo dit eenige hulp mag aanbrengen. "Den Maandag na Paschen, den 9 April 1787, een datum, die ons om zijne juistïeid verblijdt, want niets evenaart de verregaande onnauwkeurigheid der Histoires en Mémoires — "den Maandag na Paschen, toen ik, Besenval, naar Romainville naar • en maarschalk Skgur reed, ontmoette mij op de boulevards een vriend, die mij zeide, < at liet met den heer Calonne gedaan was. Een weinig verder kwam de hertog van .Mu.eans, met liet hoofd in den wind (dravende a l'Anglaise) naar mij toerennen en bevestigde liet nieuws . (-1) En het is waar nieuws. De verraderlijke zegelbewaarder .ImoMhNiL is weg en Lamoignon in zijne plaats benoemd, maar slechts tot eigen voordeel, niet tot dat van den controleur, want daags daarna moet ook de controleur aftreden. Een tijdlang moge hij nog in de nabijheid vertoeven, onder de geldwisselaars gezien woiden, ja zelfs op het controleurs-bureau arbeiden, waar nog zoo veel onvoltooid is maar dit zal ook niet van langen duur zijn. Te sterk blaast en tiert dezo storm der openbare meening en der kuiperijen, als het ware uit het Aeolushol, en blaast hem (op een wenk van hooger gezag) uit I'arijs en Frankrijk, buiten den gezichteinder in het onzichtbare of in de buitenste duisternis. (5) (1) Opnieuw afgedrukt in het Miuée de la Caricature (Parijs 1834 ) •,arde nf t,u'L0irn °f gr0tKn' °"tleend an" Aeolus' dcn god der winden' 2iJ" Srott™. openingen inde ; ' Z dl- h('' irieen van hergen, waaruit des zomers een koele luchtstroom en de winters een tegen- gestelde ^room^ndeo^mng dringt. Men vindt ze in Italië, ook nabij Eisenaeh, bij Aveyron en in Azië. (4) Besenval, III, 211. '5i Eerst werd hij verbannen naar Lotharingen. 1787 Zulk een lot kon de tooverkracht van het genie niet voor altijd van hem afwenden. Ondankbaar Oeil-de Boeuf! Liet hij niet wonderdadig een gouden manna op u regenen, zoodat, gelijk een hoveling zeide: «iedereen de hand en ik mijn hoed ophield," voor een tijd? Hij zelf is arm, en zou geen penning hebben, had niet de weduwe vaneen financier (1) in Lotharingen hem, ofschoon hij over de vijftig was, hare hand en rijke beurs daarmee aangeboden. Zijne werkzaamheid zal van nu af wel niet in het openbaar, maar onvermoeid zijn : «brieven aan den koning", "beroepen", "Voorspellingen", vlugschriften (uit Londen) met de oude wegslepende vaardigheid geschreven, zonder evenwel iemand te overtuigen. Gelukkig schiet de beurs zijner weduwe nooit te kort. Over een of twee jaren zal men eens eene schaduw van hem aan de noordelijke grenzen zien zweven, zich moeite gevende om als nationale afgevaardigde verkozen te worden, maar men zal hem ernstig toewenken om heen te gaan. Donkerder zal hij dan in de onzekere schemering der diplomatie de verwijderdste landen van Europa doortrekken, voor verbannen prinsen intrigeeren en avonturen hebben, in den Rijn-stroomstorten en bijna verdrinken, maar zijne papieren gelukkig nog droog houden. Onvermoeid, maar te vergeefs! In Frankrijk verricht hij geene wonderen meer, hij zal er nauwelijks terugkeeren om er een graf te vinden. (2) Vaarwel, gij aangename, vurige controleur-generaal, met uw lichte, vlugge hand, uw weisprekenden, gulden mond; slechtere menschen zijn er geweest, en betere; maar ook u was eene faak toeledeeld — den wind en de stormen te wekken, en dat hebt gij gedaan. Maar wat is nu, terwijl de ex-controleur Calonne op zoo zonderlinge wijze door storm den gezichteinder is voorbijgedreven, van liet controleurschap geworden? Het staat ledig, zou men kunnen zeggen, uitgebluscht gelijk de maan, in haar donkere periode. Twee voorloopige schaduwen, de arme Foirqueux, de arme Vii.ledeuil, bekleeden snel na elkaar een schijn daarvan, (3) gelijk de nieuwe maan somwijlen voorloopig met een doffe, oude in hare armen schijnt. Geduld, gij Notabelen! Een werkelijke nieuwe controleur is zeker, en zelfs gereed, wanneer men de onvermijdelijke manoeuvres maar al te boven ware. De langhoofdige Lamoignon, de minister van binnenlandsche zaken Breteuil, en de minister van buitenlandsche zaken Monthorin (4) hebben blikken met elkaar gewisseld, laat dat drietal maar eens te zamen komen en spreken. "Wie is groot in de gunst der koningin en van den abbé de Vermond? Wie is een man van groote bekwaamheid? Of wie heeft ten minste gedurende vijftien jaren er naar gestreefd, om voor zulk een man gehouden te worden, terwijl hij nu eens, in naam der geestelijkheid, op voltrekking der doodstraffen tegen de Protestanten aandrong, dan weer als lieveling van alle vrouwen en mannen in het Oeil-de-Boeuf zocht te schitteren, en zelfs van het wijsgeerendom, uwe Voltaire's en d'Alembert's, een goed woordje sprokkelde? Wie eindelijk staat op goeden voet bij de Notabelen ? Lomknie de Brienne, aartsbisschop van Toulouse! roepen alle drie met de duidelijkste, oogenbliklijke eenstemmigheid, en snellen heen om zijne benoeming den koning voor te stellen; «met zulk een haast," zegt Besenval, «dat de Lamoignon genoodzaakt was eene Simarre te leenen," (blijkbaar een of ander voor dit geval noodzakelijk kleedingstuk). (5) Loménie de Brienne, die zijn geheele leven «een soort van voorbeschikking voor de hoogste ambten" had gevoeld, () is derhalve nu in het bezit daarvan. Hij heeft het (1) Madame d'Harveley. (2) Napoleon vergunde hem in 1802 terug te keeren, maar nauwelijks weder in zijn vaderland, stierf hij. (3) Besenval, III, 225. (4i Louis Auguste le Tonnelier, baron de Breteuil 1730—1807.) Armand Mare, graaf de Montmorin St.-Hérem, geguillotineerd, na 10 Augustus 1792. (5) Hesenvai,, III, 22-1. <6) Thiers in zijne Histoire de la Rrvolution franraisr zegt van hem : L'archeviVjue de Toulouse révait le ministère depuis son enfance". April-Mei 1787 bestuur over de financiën, hij zal zelfs den titel van eersten minister (1) voeren, en aldus het streven van zijn lang leven vervuld zien. Ongelukkig echter, had het verkrijqen van dit ambt zooveel talent en industrie gekost, dat er nauwelijks nog eenig talent en industrie beschikbaar was, om het behoorlijk u-aar (e nemen ! Terwijl Loménie nu in zijn binnenste onderzoekt, welke bekwaamheden hij wellicht heeft, ontwaart hij tot zijne verbazing bijna niets dan ledigheid en ruimte voor mogelijkheid. Beginselen of stelsel, geschiktheid van den in- of uitwendigen mensch (want zelfs zijn lichaam is door het heMge schudden en schokken versleten) vindt hij niet, niet eens wat een plan lijkt, zelfs geen dwaas plan. Onder deze omstandigheden is het een geluk, dat Calonne een plan gehad had . Calonne's plan was samengeflanst uit die van Turgot en Necker, en wordt door Lomenie aangenomen. Niet te vergeefs heeft Loménie de werking der En- Loménie de Beienne. Hertog de la Rochefoucauld. gelsche constitutie bestudeerd, want ook hij is in zijne soort een anglomaan. Waarom verdwijnt in dat vrije land, de eene minister, door het parlement verdreven uit lYf'L / , gS; treedt,een ander> door het parlement aangevoerd, in zijne plaats . (_) Zeker met alleen om de verandering (die altijd verzwakt), maar opdat allen hun aandeel zouden hebben aan hetgeen gebeurt, en aldus de kamp voor de vrijheid zich in het oneindige verlenge en nergens eenig kwaad geschieden zoude. 'v,n InJlet ^rïpr°nke!ijkf staat nu «ens 'Prime-' dan weder -««f-minister." "()f hij werkelijk den n zi.nP h'Z of-Prem'er.minister heeft gevoerd, daarover is men het nog niet eens. Thiers 'chrnft premier-meister, m'aar hy wrd' het »iet L -premier D„™,,g,„ w.,rdtiSde l ïÖXS 'i imontgaiu.aRD, Histoire de France, i, 410 417. 1787 April—Mei. Door de paaschfeesten en de opoffering van Calonne tot zachtheid gestemd, zijn de Notabelen niet in de slechtste luim. Reeds toen de voorloopige schaduwen nog in liet ambt waren, had Zijne Majesteit eene zitting der Notabelen gehouden, en van zijn troon welspi ekende woorden van belofte en verzoening doen hooren: «de koningin stond aan het venster te wachten, tot zijn rijtuig terugkwam, en Monsieur gaf haar van verre door het klappen in de hand een teeken, dat alles goed afgeloopen was." (1) Werkelijk heeft het de beste uitwerking gehad, als het maar van duur is. Ondertusschen kan men de leiders der Notabelen door zoete woorden op zijne zijde brengen. Brienne's nieuwe glans, Lamoignon s lange hoofd zullen ook van nut zijn, en aan verzoenende welsprekendheid zal het niet ontbreken. Kan het echter over het algemeen wel geloochend worden, dat die verwijdering van Calonne, en het aannemen van Calonne's plannen een maatregel is, die, om eenige goede werking te doen, slechts uit de verte en als ter loops beschouwd, en in het geheel niet nader onderzocht moest worden? In één woord, dat geen dienst, dien de Notabelen zouden kunnen bewijzen, zoo verplichtend zou zijn, als die van op eene fatsoenlijke wijze — heen te gaan? Hunne «zes voorslagen" opzichtens provisioneele vergaderingen, het afschaffen der cwitée&\(2) en dergelijke kunnen zonder kritiek aangenomen worden. Over de subvention of grondbelasting en veel anders moet men haastig heenglijden, want nergens is men veilig, dan bij de bloempjes van verzoenende welsprekendheid. Eindelijk op den Mei 1(8/, in de laatste plechtige zitting, ontlast zich de welsprekendheid in ware stroomen; de koning, Lomknie, Lamoignon en gevolg stemmen achtereenvolgens hetzelfde liedje aan in een tiental redevoeringen, die van Zijne Majesteit niet medegerekend, waarmede heel de dag gemoeid is, en waarbij de Notabelen als door een soort van koraalgezang of bravour-aria van dankzeggingen, lofspraken en beloften, zoo te zeggen naar buiten georgeld en naar hun respectieve huisgoden gezonden worden. Zij hadden ongeveer negen weken gezeten en gepraat; het was de eerste vergadering van Notabelen sedert de dagen van Richelieu, in 12(>. Geschiedschrijvers, die zich op een veiligen afstand zeer op hun gemak gevoelden, hebben Loménie wegens dit ontslag zijner Notabelen zeer gelaakt; en toch was het klaarblijkelijk tijd. Lr zijn dingen, gelijk wij zeiden, die men niet al te nauwkeurig en fijn moet onderzoeken: over lieete kolen kan men niet snel genoeg heengaan. In de zeven bureaux, waar aan werken niet gedacht kon worden, of praten moest dan werken heeten, kwamen de bedenkelijkste zaken ter liaan. Laiavette, bij voorbeeld, veroorloofde zich, in het bureau van monseigneur d'Artois, meer dan eene scherp gispende rede over lettres de cachet, vrijheid van den onderdaan, agio en dergelijke dingen, en toen monseigneur hem trachtte te beteugelen, werd hem geantwoord, dat een Notabele, die geroepen wordt om zijne meening te zeggen, die moet uiten. (3) Ook toen Zijne Eminentie, de aartsbisschop van Aix, zich eens, op den hem eigen klagenden kanseltoon, in de volgende bewoordingen uitliet: "de tiende, die vrijwillige ga^ van de godsvrucht der (christenen,'' viel hem do hertog de Rociiefoi caii.d op zijn kouden toon, dien hij van de Lngelsclien geleerd had, in de rede: «de tiende, die vrijwillige gave der (.hristenen, waarover tegenwoordig in dit rijk meer dan veertigduizend rechtsgedingen hangende zijn. (4) Ja, Lafayette ging, toen hij genoopt was om zijn gevoelen te zeggen, zoo ver, dat hij voorstelde, een -nationale vergadering" bijeen te roepen. "Gij verlangt Staten-Generaal?" vroeg monseigneur met een voorkomen van dreigende verbazing. «Ja, monseigneur, en zelfs meer dan dat." — «Schrijf het in protocol, zeide monseigneur tot de secretarissen. (5) Diensvolgens staat het geschreven en zal het, wat meer is, ook een feit worden. ïl) Besenval, III, 220. (2' Heerendiensten, eone der onbillijkste belastingen, welke, destijds door Turgot afgeschaft, door zijn opvolger Clugny weder werden ingevoerd. i3) Montoaillard, I, 3G0. (4) Dumont, Souvenirs sur Mirabeaü, p. 21. (5) Toilongeon, Histoire de France depuis la Révolution de 1789. (.Parijs 1803) 1. app. -1 1787 VIERDE HOOFDSTU K. Loménie's Edicten. Zoo zijn dan de Notabelen naar hunne haardsteden teruggekeerd, en brengen naar alle oorden van Frankrijk de hoogst gekleurde denkbeelden van tekort, algemeene uitputting en ontbinding over, en dat de Staten-Generaal alles herstellen, of niet herstellen maar dooden zullen. lederen Notabele kunnen wij ons als een lijktoorts voorstellen, die vreeselijke afgronden zichtbaar maakt, welke beter bedekt waren gebleven ! De onrustigste stemming maakt zich meester van allen, broeit, gist en tracht ziel. in pamfletten, caricaturen, planmakenjen en heftige vertoogen lucht te geven: nuttelooze warreling van gedachten, woorden en daden. ° Het is een sinds lang geduld geestelijk bankroet, dat nu tot een materieel bankroet 0ve' ,e en ondraaglijk wordt. M ant van de laagste, onwetende klasse heeft de onvermijdelijke ellende zich thans, gelijk voorspeld was, naar boven verspreid. Iedereen heeft een duister bewustzijn, dat zijn toestand, hij zij verdrukkend of gedrukt, valsch is; en zoo gevoelen zich allen gedrongen, om de onrust, die hen bezielt, in eene of andere scherpe aai als aanvallers of verdedigers lucht te geven. Uit die stof is echter het nationale welzijn en de roem der heerschers niet gemaakt. O Lomknie ! welk een wildbruisende woestglurende, hongerende en vergramde wereld hebt gij, na levenslang streven te besturen gekregen! ° ' Loménie's eerste edicten zijn van louter bevredigenden aard: instelling van provinciale vergaderingen, «tot gelijkmatige verdeeling der belastingen," wanneer zij namelijk te heften zijn, afscnafhng der corvees, of heerendiensten, verlichting der qabelle Bevredigende maatregelen, door de Notabelen aanbevolen, door alle vrijzinnigen sedert lang geeischt. Olie op water gegoten, brengt, gelijk bekend is, een goede werking te weeg Alvorens zich dus aan groote, wezenlijke maatregelen te wagen, wil Loménie wachten, otdat de buitengewone verbolgenheid van den openbaren geest eenigermate bedaard is. ndertusschen bedaard of niet, geld moet er zijn, en daartoe wordt een geheel ander soort van edicten, namelijk die in de beurs tasten, of fiscale vereischt. Hoe gemakkelijk zouden ze zijn, als men slechts zeker was, dat liet parlement van Parijs die gelijk het heet zou registreeren! Dat recht van registreeren, of eigenlijk van bloot inschrijven bezit het parlement door een oud gebruik, en hoewel het Slechts een gerechtshot is kan het toch bezwaren maken en soms heel lastig nauw van geweten zijn. (1) Daaruit ontstond reeds menige strijd, de wanhopige ontwerpen vaneen Macpeov, overwinning en nederlaag: een strijd, die nu bijna veertigjaarduurt. Vandaardanook, dat fiscaaledicten die anders zoo gemakkelijk tot stand zouden komen, nu zoo moeilijke vraagstukken zijn. Men greep immers dan maar het noodanker der financiën aan, Galonnés algemeene niemand verschoonende subvention territoriale of grondbelasting. Of om zooveel mogelijk te bewijzen dat men zelf niet van oorspronkelijk talent voor de financiën ont- 5L' bi*L7" UnmerS du 'imhre> cene zegelbelasting, kunnen uitdenken, die hij wel is waar ook geborgd heeft, maar ditmaal van Amerika: moge het in Frankrijk beter daarmede gaan dan daar! (2) Frankrijk heeft zyne hulpbronnen; en toch kan het niet geloochend worden, dat parlement er zorgwekkend uitziet. Reeds onder de Notabelen stemde, bij die bekende AnlY™ rT6 de I!rfsident van Par0's een onheilspellenden toon aan. Adrien Duport, die in deze wereldberoering zijn magnetischen slaap (3) verlaat dreigt Hl sra - - - 1787 Mei—Juli. zich tot een meer dan natuurlijke waakzaamheid op te richten. Oppervlakkiger, maar tevens luidruchtiger, is de magnetische d'Espréménil (1) met zijn tropisch vuur (hij was te Madras geboren), zijn verwarde onstuimigheid, hij, die niet weinig ingenomen is met Verlichting, Dierlijk Magnetisme, Openbare Meening, Adam Weishaupt, Harmodius en Aristogiton (2) en alle mogelijke verwarde en geweldige dingen, waaruit niets goeds kan komen. De pairs zeiven zijn met den zuurdeesem besmet. Onze pairs hebben, in te vele gevallen, hunne rokken, kanten en zakpruiken afgelegd en kleeden zich op Èngelsche manier en rijden, in den stijgbeugel zich opheffend, allerdolzinnigst: hunne hoofden zijn vervuld van een geest van weerspannigheid, vrijheidsmanie, en ongeordende, onbeperkte oppositiezucht. Bedenkelijke toestand, weinig geschikt om iets te wagen. Bezat men maar een Fortunatus-buidel! Maar Lomknie heeft nu reeds de geheele maand Juni ge- d'Esphkménii,. Diport. wacht, en zich beijverd om zoo veel olie, als hij had, op het water te gieten, en nu moeten eindelijk de financie-edicten uitkomen, er gebeure wat er wil. Den 6 Juli zendt hij zijn ontworpen zegel- en grondbelasting aan liet parlement van Parijs, en als wilde hij zijn eigen, niet zijn geborgd Lalonne-been, voorop zetten, plaatst hij de zegelbelasting bovenaan. ' Ongelukkig wil het parlement niet regislreeren ! Het parlement verlangt integendeel een staat van de uitgaven en een staat van beoogde bezuinigingen, staten, in één woord, die Zijne Majesteit moet weigeren te geven! Van daar hevige debatten, patriottische welsprekendheid, oproeping der pairs. Begint de Xemeïsche leeuw (3) zijne manen te (1) Zie pag. 85. (2) Adam Weishaupt (1748-1S30), professor in het kanonieke recht te Ingolstadt, was de stichter van de orde der Illuminaten, die de meest vrijzinnige denkbeelden hnldigdcn en vooral met de Jezuïeten overhoop lagen. Do keurvorst van Beieren hief de orde op in 1785 en verbande W. die zich naar het Gotha'sche hof begaf en aldaar als hofraad overleed. Harmodius en Aristogiton. de bekende Atheensche jongelingen, die in 514 v. Chr. den tyran Hipparchos doodden. f2) De leeuw uit de Grieksche mythologie, die door Herakles gedood werd. Juli-Aug. 1787 met gebeden, ^* gel'eele WC''eld' tigd mag houden Pari is is als rWr. ■ ? weddenschappen het oog geves- iet paleis van j" stit.o s^mfec„T„™'e''W T" bCZield' Uoor Jc Wteniofen van het luide gedruisch van buiten vermengtTicEt TT/6 ïï komenden en gaanden; kendheid daar binnen, en «reeft daaraan kracht n t • patriottische welspreuit de verte toe, en iTwkSK SSS' De arn?f Loménie ^iet, weinig getroost. maar zonder gevolg. ' ingen snellen onophoudelijk lieen en weer, wondenheid Voorbij. En"nog aWjd^klmkt0^T T,naanf Juli in de grootste opgeHarmodius-Aristogitonsche welsSLndheid ^ WeW® der ^rechtigheid niets dan stroomende Pan]s en «67 2 '' , S d dü°r het ^ vangen dien blijden verdoovend gedruisch wordt. Zooveel is di( °™' wmgalmen' tot llet een 00r" denken valt. idelyk, dat hier aan geen registreeren te dood!Hm^VPrkZemeTUTV!,eS ^ een middeI' slechts niet tegen den ervaring ook den eenvoudigste bekend- dan 1S llot midde]= door lange heeft het parlement met nutteloos iidel êenraat' , CJUS*l('('- Een heele maand lang dend gedeclameer; geen ÏÏi^iiïKkZ Z°° geZünde iaal als ™e het te worden, en van de qrondbelasfi mi 1S "0g gcregls{reerd, of heeft kans dan op den 6 Augustus hTjïÏÏJZ" °g mCt *prake ^ewcest' E»™mo ge Versailles rollen; aldaar zal de konin^ ziin'/^T ,°i? Wï®len n9ar het kasteel van koninklijke lippen bevelen te registreeren Men m, i °n ,ie" '"et zij" eigene werpingen maken, maar gehoorzaamd mno't p- • 1 °P gesrnoc"'den lo°n tegen- tot nog toe onbekends, overkome " morden, opdat hun niet iets ergers, iets rijdenden 'hef^KiTtSS™?' '»«<" «r VersaH.es laten onder de gedempte verwachting ,?»J u registreeren gehoord. Daarop is het volgenden morgen datzelfde parlement'^weer ^ tpril??<'keerd- En ziot, terwijl nu den des volks, dat-de buitenhoven^overstroomt " T? ^ zH' °nder den blaart (beteekeniszwanger mirakel') alles \vat V 'CU- " ' "iet a,leen n'et- maar vergeene waarde en het fit cl^lticelelf voor ntt iS geSdlicd md e» ^an in Frankrijk'* geschiedenis'U dU £? IZwZ T f" ^ ! Waar,iik' ment, eensklaps omtrent menig punt ingelicht verklaart 1°? 1^' °n.S ,11eldhaftlg Parleis om belasting-edicten te re* streeren • w 'nl ! 'j , f Van zlJn kant onbevoegd gedaan heeft, is het bij veST^T"!? f ** d° laatstc vergaderde drie standen des rijks. bevoegd is slechts eene macht: de Derwijze kan de algemeene geest, die eene natie bezielt, ook de mees. geïsoleerde 4SsT* P"°'° *i,,d"7ss—™ ^ 15 „Lit de Ji stick" te Versaii.les, op t! Ai oi stvs 1787. 1787 Augustus. corporatie doordringen; of zeg liever: met zulke moorddadige, zelfmoordende wapenen vechten corporatiën in een verbitterden politieleen tweestrijd! Maar, in elk geval, is dit niet werkelijk eene worsteling op leven en dood, een verbitterde verdelgingskamp, Griek tegen Griek, dien bet menschdom, al had het er zelf geen belang bij, met onuitsprekelijke belangstelling zou gadeslaan? Een dichte volkshoop, zeiden wij reeds, overstroomde de buitenhoven; eene overstrooming van jonge, vrijheidsdolle edelen, in Engelsche kleeding, die stoute taal laten hooren, van procureurs-klerken, die in deze dagen werkloos loopen, van straatslijpers, nieuwsventers en andere klassen zonder naam, — drijft daar hare onstuimige golven. «Van drie- tot vierduizend personen" verbeiden reikhalzend om de arrêtés (besluiten) te vernemen, waartoe gij daar binnen zult komen, en applaudisseeren met bravo's en zes- a achtduizend klappende handen! Zoet ook is het loon der patriottische welsprekendheid, als uw d'Esprémenil, uw Fréteau, of Sabatier, aftredend van hun Demosthenischen 01ymp,(l) wijl de donder voor heden is bedaard, zich in de buitenhoven verwelkomd zien met een kreet uit vierduizend kelen, overstelpt met zegeningen op de schouders huiswaarts worden gedragen en het sublieme hoofd tot aan de sterren mogen opheffen. VIJFDE HOOFDSTUK. Loménie's Dondersteenen. Waak op, Lomknie-Briennf., het is nu geen tijd voor lettres de jussion (kabinetsorders), (2) om te hinken op twee gedachten, of een vergelijk te beproeven. Gij ziet, hoe de geheele losvlottende bevolking van Parijs (ieder, die niet vast aan beroep of werkplaats gebonden is) de buitenhoven als een bulderende, vernielende zondvloed overstroomt, zelfs de advocaten-klerken voeren oproerige redenen. Bij dit tweegevecht tusschen macht en macht, die doodende omhelzing van Griek met Griek, hebben de lagere klassen het ontzag voor de stedelijke wacht verloren. Politie-handlangers worden op den rug met krijt geteekend (de letter M beteekent mouchard, spion), men jaagt en sart hen als wilde dieren. Ondergeschikte plattelands-rechtbanken zenden boden ter gelukwensching en ter betuiging van haren bijval. De bron der gerechtigheid is eene bron des oproers geworden. De provinciale parlementen zien met gespannen aandacht en heimelijke wenschen toe, terwijl de oudere broeder te Parijs dien kamp strijdt: alle twaalf (3) zijn van één bloed en gemoed, de zegepraal van den een is die van allen. Het wordt gestadig erger: den 10 Augustus wordt er »plainte," aanklacht, gedaan wegens -de verkwistingen van Calonne," en verlof gegeven om hem -in rechten te vervolgen." Registreeren geschiedt er niet, maar in stede daarvan hoort men luide aanklachten over berooving van 's larids middelen en afpersing, en het oude refrein: de StatenGeneraal. Hebben dan de koninklijke wapenkamers geen dondersteen, dien gij, o Loménie, met vlammende hand onder dit Demosthenische theater-onweer, dat voor het grootste gedeelte slechts hars en pek is, kunt slingeren om rust te gebieden? Op den avond van den llden Augustus slingert Loménie werkelijk zijn dondersteen of een handvol daarvan. Brieven, naar het zegel Jettres de cachet geheeten, worden des nachts in toereikenden getale, ongeveer honderdentwintig, uitgevaardigd. En zoo rolt fl) Demosthenes (383—322 v. Chr.) een der grootste Atheensclie redenaars. De Olympus, berg in Griekenland, in de mythologie de verblijfplaats der goden. i2) Lettres de jussion heetten de brieven, welke de koning aan het parlement richtte om het te verzoeken de edicten te registreeren, welke het aanvankelijk geweigerd had in de registers op te nemen ; hielp dit eerste verzoek niet, dan volgde een tweede : lettrc d'ite'rative jussion en gaf ook deze geen baat, dan werd er een Ut de justice gehouden. (3) Zie noot 1 op pag. 95. 1 787 tien anderen morgen vroegtijdig het geheele parlement, nog eens op wielen gezet, zonder \erpoozmg naar Troyes in Champagne: gelijk de geschiedenis zegt, door de zegenwen>c ïen \an liet geheele volk begeleid, terwijl zelfs herbergiers en postillons zich eerbiedig betoonen — om niet. (1) Het is de 15de Augustus 1787. W at zal het volk in zijn uitersten nood niet zegenen! Zelden had het parlement veel zegen verdiend of ontvangen. En wat kon men ook anders verwachten van een geïsoleerd lichaam, dat zich zelf zoo goed mogelijk gevormd had uit de oude verwarring (terwijl de schepter des zwaards te midden der verwarring er naar streefde, om de schepter der pen te worden), om aan een duistere begeerte der wereld en aan menige duidelijke begeerte van bijzondere personen te voldoen; een lichaam, dat in den loop der eeuwen door vergunning en aanmatiging datgene was geworden, wat het thans is: een voorspoedige maatschappelijke anomalie, die rechtsgedingen beslist, wetten bekrachtigt of verwerpt en daarbij hare ambten en waardigheden voor baar geld verkoopt, — eene methode, dié de ges epen president Henaült, na rijp overleg, zonder onderscheid voor de beste verklaart. (2) Lij zulk een lichaam, dat door koop voor baar geld bestaat, kon geen overmaat van ij\er voor het algemeene welzijn zijn, wel een overgroote ijver om den algemeenen buit te deelen Mannen met helmen deelden dien eertijds onder elkaar met zwaarden- mannen met pruiken deelen hem thans met pennen en inktkokers; de laatsten zijn nog hateijkcr, hoewel vreedzamer, want het pruikenregiment is tegelijk onweerstaanbaarder en laagliartiger Lange ondervinding, zegt Besenval, heeft doen zien, dat het te vergeefs is, een parlementslid in rechten te betrekken, geen officier van justitie zal een dwangbevel tegen hem uitreiken, pruik en tabberd zijn hem eene Vulcanus-wapenrustin* (3) een toovermantel die onzichtbaar maakt. Het parlement van Parijs kan er op rekenen, dat het niet zeer bemind is; in de politiek is het altijd laag, nooit edelmoedig geweest. Zoo dikwerf een koning zwak was heelt het parlement hem altijd, gelijk nu, als een hond achter de hielen geblaft, om het even wat de volkskreet was. Was hij sterk, dan blafte het voor hem uit/als een ijverige speurhond voor hem jagende. Bovendien is het een onrechtvaardig lichaam, hetwelk zich door onremen invloed meer dan eens tot schandelijke verdraaiing van het recht liet verniet Juist in tleze ^agen het bloed van den vermoorden Lai.lv luide om wraak? Gesard omsingeld, tot waanzin gedreven, gelijk de leeuw in zijne strikken moest de mannelijke moed, uitgebluscht door wraakzuchtige rechtsverdraaiing bezwijken /iet hem, den ongelukkigen Lally, wiens wilde, sombere ziel uit woeste, sombere trekken spreekt, ziet hem op de doodshorde smadelijk naar de strafplaats gesleept, de stem der wanhoop door een houten prop gesmoord! Die wilde vuurziel, die slechts gevaar en moeite kende, en een halve eeuw lang in getrouwe volharding en inspanning , ,g®est en. moed> te midclen van laaghartigheid, eerloosheid en oppervlakkigheid, met b,'lemmeringen van liet noodlot en de verraderlijkheid der menschen heeft gekampt — o parlement van Parijs, beloont gij die zoo, met galg en prop? (4) Stervende vermaakte Lally zijne gedachtenis aan zijnen zoon; een jonge Lally (5) is opgestaan en eischt herstel van eer in naam van God en menschen. Het parlement van Parijs doet het uiterste, om het afschuwelijke, hetgeen niet te verdedigen is, te verdedigen, en ziet, de (1) A. Lameth, Histoire de 1'Assemblée Constituante (Int. 73\ '2) Abrégé chronologique, pag. 975. (3) Vulcanus, de god van het vuur, de god der smeden TollendalVnl 'nfr, Bio*raphie, universelle S Lally. Thomas Arthur, comte de Lally. baron de streden had Li fn 17^ ^sma,n' K«roPa met succes in verschillende oorlogen ge- fi ""'n Indie om de Lngelschen te bestrijden. Na eerst gelukkig bevochten te hebben, moest h„ .n 1760 Pondichöiy aan de Engelschen overgeven. In Frankrijk tén.gXerd "rde,. dJ nFeneHnPrSChrde,1^,Pr0CeS' verraad? door het parlement ter dood verl oordeekl. hen der schandelijkste processen van dien tijd zijn 'vader van'blalm ontmoetc»' *elukte h<* ten slotte de nagedachtenis van 1787 Augustus. somber gloeiende Aristogiton-d'Esprkmknil is de man, die gekozen wordt om bij die verdediging het woord te voeren. Dat is de maatschappelijke anomalie, die door Frankrijk thans gezegend wordt. Ken onreine maatschappelijke anomalie, maar welke met een andere, nog onreiner, in kampstrijd is! Het verbannen parlement heeft zich, naar het algemeen gevoelen, met roem bedekt. Lr zijn twisten, waarin zelfs satan, zoo hij hulp bracht, niet onwelkom zoude zijn, zelfs satan zou zich als wakker strijder voor een tijdlang met roem kunnen bedekken. Lally Toi,i,endal, de jonge. Maar welk een gewoel in de buitenhoven van het paleis van justitie, toen Parijs ontwaart, dat zijn parlement naar Ti'oyes in Champagne weggekard en niemand gebleven is, dan eenige zwijgende bewaarders van archieven ; dat het Demosthenische onweder is uitgeraasd en de martelaars der vrijheid geheel en al verdwenen zijn! Verwarde weeklachten en bedreigingen komen uit de vierduizend kelen der procureurs-klerken, anglomaansche edelen en onbeschrijflijken; gestadig voegen er zich nieuwe leegloopers bij, om te zien en te hooren, en het gemeen, dat al talrijker en moediger wordt, maakt jacht op mouchards. Heftige plakkaten zijn aangeplakt; in en rondom het paleis ademen de 118 1787 gesprekken een geest van oproer. Inderdaad, de stemming van Parijs is veel veranderd. Toen op den derden dag dezer zaak (den 17 Augustus) Monsieur en monseigneur d'Artois, volgens gewoonte in staatsierijtuigen kwamen, om de laatste aanstootelijke arrêtés en protesten in de protocollen te doen doorhalen, werden zij op een veelbeleekenende wijze ontvangen. Monsieur, van wien men gelooft dat hij tot de oppositie behoort, met vivats en het strooien van bloemen; monseigneur daarentegen met zwijgen en gemor, dat zelfs tot gesis en uitjouwing overgaat, ja het oneerbiedig gepeupel dringt in stroomen en met zulk een gevaarlijk geweld op hem in, dat de kominandant der garde bevelen moet: «haut les armes" (in den arm, 't geweer!) — op welke donderende woorden en het Üikkeren van het blanke ijzer het gepeupel met overhaasting door alle gangen terugdeinst. (1) Wederom geheel nieuwe trekken! Inderdaad is ook deze strijd met het parlement, gelijk de goede Malesherbes juist opmerkt, een strijd van geheel nieuwen aard, geen voorbijgaand fonkelen als bij de aanraking van twee harde lichamen, maar meer gelijk aan de eerste vuurspranken, die, als zij niet uitgebluscht worden, tot een hevigen brand kunnen overslaan. (2) Deze goede Malesherbes bevindt zich thans, na tienjarige afwezigheid, weer in den raad des konings. Lomknie wilde, zoo niet van 's mans bekwaamheden, dan toch van zijn naam partij trekken. Wat zijn gevoelen betreft, men luistert er niet naar, weshalve hij dan ook weldra ten tweeden male tot zijne boeken en hoornen zal terugkeeren. Welk nut kan ook een goed man in zulk een raad te weeg brengen? Turgot beproeft het niet ten tweeden male; Turgot heeft eenige jaren geleden Frankrijk en de aarde verlaten en acht nu zulke zaken niet meer. Merkwaardig is het, dat Turgot, deze zelfde Loménie en de abbé Morellet (3) eens een klaverblad van jonge vrienden en schoolmakkers waren in de Sorbonne. Veertig jaren tijdsverloop hebben hen langs verschillende wegen zoo ver gebracht. Middelerwijl houdt het parlement dagelijks zitting te Troyes, roept rechtszaken op en verdaagt zich dagelijks, daar er geen procureur verschijnt om te pleiten. Troi/es is zoo gastvrij als men slechts had kunnen verwachten; evenwel leidt men er in vergelijking met Parijs een treurig leven. Geen volksgedrang dat ons nu, op de schouders verheven, tot de onsterflijke goden brengt; ter nauwernood gaat een of ander patriot zoo ver om ons moed in te spreken. Men woont op gemeubileerde kamers, ver van huis en van de huiselijke gemakken, heeft weinig meer te doen dan door de onvriendelijke dreven van Champagne te wandelen, de druiven te zien rijp worden en over het duizendmaal beraadslaagde nog eens te beraadslagen: ter prooi aan verveling, en zelfs in gevaar dat Parijs ons vergeet. Boden komen en gaan, de tot vrede geneigde Loménie is in het onderhandelen en beloven niet traag, en d'Ormesson en de omzichtige oudere medeleden zien niets goeds in den strijd. Na een treurige maand sluit dus het parlement, gelijk alle parlementen moeten, ten deele toegevende, ten deele volhardende, een wapenstilstand. De zegelbelasting wordt ingetrokken, de grondbelasting eveneens; in stede daarvan bewilligt men echter een zoogenaamde prorogatie van den tweeden twintigsten penning, ook zekere grondbelasting, maar niet zoo drukkend voor de hoogere klassen, daar zij hoofdzakelijk de mindere treft. Bovendien bestaan er (van den kant der oudere leden) geheime toezeggingen, dat men de financiën door eene leening zou kunnen verbeteren.' Van het hatelijke woord Staten-Generaal zal niet gewaagd worden. En zoo keert op den 20 September ons verbannen parlement terug: met roem beladen, zeide d'Espreménil, trok het uit, met slijk bedekt is het teruggekomen. Niet aldus, d'Espréménil, of zoo ja, dan zijt gij waarlijk de man om het schoon te wasschen. (1) Montgaillard, I. 369. Besenval etc. (2i Montgaillard, I. 373. (3> Zie noot 3 op pag. 4G. Z. K. H. IIE GRAAF VAN AllTOlS 1>E „ColR UES AlDEs" VERLATENDE, OP 17 AlGl'STUS 1787. 1787 Aug.-Oct. ZESDE HOOFDSTUK. Loménie's aanslagen. Is ooit een ongelukkige eerste minister zoo geklemd geweest als LomÉnie-Brienne? Sedert zes maanden houdt hij de teugels van den Staat in handen, en nog bespeurt hij niet de minste bewegende kracht (van financiën) om hem, langs den eenen of anderen weg, vooruit te brengen! Hij zwaait de zweep, maar vordert niet. In stede van gereed geld, niets dan oproerige debatten en weerspannigheid. De openbare geest is ver van bedaard te zijn; hij gist en kookt steeds erger en bij zulk een jaarlijksch tekort verneemt men zelfs niet den klank van een enkel geldstuk in de koninklijke kas. Onheilspellende voorteekens! Maleshbrbes, die een uitgeput en verbitterd Frankrijk hoe langer zoo heeter ziet worden, spreekt van "brand." Mirabeau heeft zich, gelijk wij bemerken, zonder praats, weer naar Parijs begeven, onmiddellijk na de terugkomst van het parlement, (1) om den vaderlaridschen grond niet meer te verlaten. Over do grenzen ziet men in Holland de Pruisen binnengerukt, (2) de Fransche partij onderdrukt, Engeland en den stadhouder zegevierend, tot groot leedwezen van den minister van Buitenlandsche Zaken Montmorin en van iedereen. (3) Maar wat vermag een eerste minister zonder geld, de zenuw des oorlogs en van ieder werk en van het bestaan zelf? Belastingen geven weinig; die van den tweeden penning twintig is eerst in het volgende jaar invorderbaar, en zal dan bij zijne "nauwgezette schatting" meer twist dan geld opleveren. Belastingen op de bevoorrechte standen kan men niet geregistreerd krijgen, en zijn zelfs voor degenen, die ons ondersteunen, onverdraaglijk ; belastingen op de niet bevoorrechte standen brengen niets op — wat zou men ook uit een geheel uitgeputte bron kunnen scheppen? Nergens hoop, tenzij bij het oude toevluchtsmiddel der leeningen. Daar rijst bij Loménie, ondersteund door het lange hoofd van Lamoignon, die over dezen oceaan van moeilijkheden ernstig heeft gepeinsd, de gedachte op: waarom geene successieve leening gesloten (einprunt successif), dat is eene leening, die ons jaar uit jaar in zoo veel laat leenen, als wij noodig hebben; bij voorbeeld, tot 1792? De moeite om zulk een leening geregistreerd te krijgen, zou dezelfde zijn, en wij zouden dan tijd hebben om adem te scheppen, en geld om mee te werken, ten minste om van te leven. Ja, het edict eener successieve leening moet voorgeslagen worden. Om de wijsgeeren op onze zijde te brengen, moge oen vrijzinnig edict tot emancipatie der Protestanten voorafgaan, en de vrijzinnige toezegging volgen, dat de Staten-Generaal bijeengeroepen zullen worden, wanneer in het laatste jaar, in 1792 namelijk, de leening ten einde loopt. Zulk een vrijzinnig edict tot emancipatie der Protestanten zal een Loménie, nu de tijd daarvoor gekomen is, even weinig kosten, als vroeger de vraag om "Voltrekking der tegen hen bedreigde doodstraffen." Wat de vrijzinnige belofte van Staten-Generaal betreft, deze kan vervuld worden of niet; de vervulling is nog vijf heele jaren verwijderd, en in vijfjaren kan er veel tusschen komen. Maar het registreeren ? Ja, dat is juist de grooto zwarigheid ! Ondertusschen, heeft men niet de toezegging der oudere medeleden in het geheim te Troycs erlangd? Verstandig aangebrachte geschenken, vleierijen, intriges, en dan de oude Foulon, bijgenaamd de ame damnée, de huis-daemon van het parlement, zullen wellicht het overige doen. In het ergste geval heeft de koninklijke macht middelen, en — zou zij daarvan geen gebruik maken ? Kan zij geen geld ver- (1) Kils adoptif, Mirabeau, IV', l. 5. (2; Oetober 1787. Montgaili.ard, I, 374. Besenval, III, 283. (3i Gelijk de lezer zich herinneren zal. hoopte de partij der patriotten in ons land krachtdadigen steun van Frankrijk te zullen verkrijgen. Montmorin had beloofd 30.000 man te zenden naar de grenzen, maar het geld, voor die expeditie benoodigd, was door Loménie, zegt een schrijver, voor andere doeleinden gebruikt. 16 1787 schaften dan is de koninklijke macht zoo goed als gestorven, gestorven aan den zekersten, ellendigsten dood, den dood door verval van krachten. Wie waagt, wint; zonder ^\ag( n is ieeds alles verloren ! Daarvoor t overige in belangrijke ondernemingen eene list dikwerf goede diensten bewezen heeft, kondigt Zijne Majesteit tegen den 19den November aanstaande een «koninklijke jacht" aan, en allen, die zulks aangaat, brengen vol vreugde hun tuig in gereedheid. Ja, een koninklijke jacht, maar op tweebeenig, vederloos wild! Tegen elf uur des morgens, op dien koninklijken jachtdag, 19 November 1787, stoort onverwachts het geschetter der trompetten, liet gedruisch van wagens en paarden, den zetel der gerechtigheid, want ziet ! Zijne Majesteit, benevens de zegelbewaarder Lamoignon, pairs en ?Hg' 1S tornen om eene -koninklijke zitting te houden en edicten te registreeren. elk ecne verandering sedert.Lodewijk XIV hier gelaarsd en gespoord binnentrad, en Buitengewone zitting ten paleize, gehouden boor Lodewijk xvi op i9 November i787. met de zweep in de hand, met een Olympischen blik, dien niemand waagde te trotseeren "Sl M -wel8jaagdèa.s™s: hij en ^ "Kl " ~ = " Middelerwijl is men in behoorlijke, ceremonieele bewoordingen van 's konines ver angen onderricht geworden. Zijne Majesteit begeert twee edicten het eene ter eman S1" Pr0,CSI»ntM', ,hel M het sluiten van een suoceiieve leênii/ " 'ichten wórtt' hl,"5 eClr°"W° ^bewaarder Umoigkox nader zal toe- '3 tas s;:- vereeefs gesproken en met toezegging van Staten-Generaal gesloten heeft, - de sfe;1) Dii.ai re, VI, 306. Zie evenwel noot 3 op pag. 18. 1787 November. renmuziek van parlementaire welsprekendheid. Onder hevige uitvallen en scherpe tegenwerpingen, terwijl de eene sfeer de andere antwoordt, wordt het gestadig luidruchtiger. Oplettend, maar met verschillende gevoelens bezield, zitten daar de pairs, niet gezind tot Staten-Generaal en afkeerig van het despotisme, dat de verdienste niet kan beloonen en posten afschaft. Maar wat onrust plaagt toch Zijne Hoogheid d'Orleaxs? Zijn bloedrood vollemaanshoofd waggelt bestendig; donkerder, gelijk ongeschuurd koper, glinstert zijn koperkleurig gelaat; uit zijne verglaasde oogen spreekt onrust, gemelijk schuift hij heen en weer op zijn stoel, alsof hij iets in den zin had. Is te midden van onbeschrijflijke verzadiging plotseling een nieuwe lust naar een nieuwe verbodene vrucht bij hem opgekomen? Walging en zucht naar genot, traagheid die niet duren kan, ijdele eerzucht en me/ admiraalschap, o wat al verwarring is onder die karbonkelhuid verborgen ! «Acht koeriers" galoppeeren in den loop van den dag van Versailles, waar LoMÉNiEm een angstige stemming wacht, en galoppeeren niet met de beste tijdingterug. In de buitenhoven van het paleis heersclit een geweldiggemompelvan verwachting: men fluistert elkaar in, dat de eerste minister gedurende den nacht zes stemmen verloren heeft. En van binnen weergalmt niets dan advocaten-welsprekendheid vol pathos en zelfs vol verontwaardiging, een hartverscheurend beroep op de konink lijke goedertierenheid, dat het Zijne Majesteit behagen moge, onverwijld de Staten-Generaal bijeen te roepen, en do redder van Frankrijk te worden; waarbij de somber gloeiende d'Esprémenil, maar nog meer Sabatier de Cabre en Fréteau, sedert Commère Fréteau (moedertje Fréteau) geheeten, tot de luidruchtigsten behooren. Zoo duurt het, zonder dat het rumoer afneemt, zes doodelijke uren voort. En zoo opent nu, terwijl de avondschemering reeds door de vensters valt en er nog altijd geen einde te zien is, Zijne Majesteit, op een wenk van den zegelbewaarder Lamoignon, nog eens de koninklijke lippen, om te verklaren, dat hij zijne leening geregistreerd verlangt te zien. Een oogenblik heersclit er diepe stilte! —Ziet, daar rijst monseigneur d'Orleans op en vraagt, met zijn vollemaansgezicht naar de koninklijke tribune gekeerd, op de hoffelijkste en beleefdste wijze, waaronder hij onuitsprekelijke dingen verbergt: of het een lit-de-justice of eene "koninklijke zitting" is! (1) Vuur schiet op hem van den koninklijken troon en van die er nevens staan; het verdrietige antwoord luidt, dat het eene zitting is. In dat geval vraagt monseigneur verlof om op te merken, dat edicten in eene zitting niet op hoog bevel geregistreerd kunnen worden, en dat hij voor zich ten minste onderdanig tegen zulk een registreeren protest moet teekenen. >• Vaas ètes bien le maitre (zoo als 't u belieft)," antwoordt de koning en stapt daarop, door zijn hofstoet begeleid, statig naar buiten; d'Orleans zelf begeleidt (1) Een Ut de justice (kussenzitting) verschilde in zoover van eene seance royale (koninklijke zitting), dat in deze laatste de koning, zonder met zijne insignes bekleed te zijn, liet beraadslagen: in gene niet. Emma nu el Fréteau. 7 1787 hem plichtshalve doch slechts tot aan de deur. Na die plichtsvolbrenging keert i ri.i.ans \an de deur in de zaal terug en teekent, onder de toejuichingen van een geheel parlement, onder de toejuichingen van geheel Fixmkrjjk, zijn protest aan, en heeft dus om het zoo uit te drukken — zijn hofankertouw gekapt. Nu zal hij snel genoeg den chaos te gemoet zeilen en drijven. Dwaze d'Orleans, toekomstige Egalité! Is dan liet koningschap bloot een houten m geworden, waarop gij, onbeschaamde, schurfthoofdige kraai, u naar welgevallen neerzetten en pikken kunt? Nog niet geheel en al. Daags daarna zendt een lettre de cachet d'Orleans naar zijn kasteel Villers- ferets, om tot nadenken te komen. Hier is, belaas, geen Parijs met zijne vermaken en Jevensgeneugten, geene betooverende, onontl eerlijke mevrouw de Buffon, de lichtzinnige vrouw van een groot natuurkundige, (1) die voor haar veel te oud is. Het eenige zegt men, dat monseigneur te ViUers-Cotterets doet, is dat hij wandelingen maakt, altijd in afgetrokken stemming, en zijn ongelukkig gesternte verwenscht. Zelfs Versailles zal berouwhebbend gejammer van hem hooren, zoo hard is zijn lot. Door een weede gelijktijdige Iettre de cachet wordt Commère Fréteau op de vesting Ham tussehen de moerassen van Picardië geslingerd; door een derde Sahatier de Cabre naar Mont St. Michel, midden in het drijfzand van Komiandië. Wat het parlement 1, dit moet met het registerboek onder den arm naar Versailles komen, om hier niet zonder vermaning en bestraffing, zelf het protest te laten doorhalen (bifl'er). Eenè daad van gezag, die, naar men zou hopen, rust kan schenken. Helaas neen : het is slechls het ruiken van de zweep voor een steigerend paard, dat het nog meer doet steigeren. Wanneer een span van vijfentwintig millioen begint te steigeren, wat vermag dan die zweep van LomÉnie? Het parlement wil zich geenszins gedwee schikken, wil niet, in heilzame vrees voor de drie lettres de cachet, het edict betrekkelijk de Protestanten registreeren, en voorts zijn werk verrichten. Ver vandaar het begint de lettres de cachet in het algemeen, hare wettigheid en bestaanbaarheid in twijfel te trekken; doet grievende klachten en petitie op petitie uilgaan, om ziine drie martelaren in vrijheid gesteld te zien; zoolang dit niet toegestaan wordt, kan 'het er zelfs niet aan denken, om bet Protestanten-edict ook maar te onderzoeken en steit het gestadig «tot lieden over acht dagen" uit. (2) In die dreig-klaagtoon stemt Parijs, geheel Frankrijk in, of liever, ismeteen vervaarlijk koor daarin voorgegaan. En nu openen eindelijk ook de andere parlementen den mond; eenige hunner, gelijk te Grenoble en Iïennes met onheilspellenden nadruk, terwijl zij zelfs, bij wijze van weerwraak, de belastinggaarders met interdict (3) dreigen te beleggen.(4) » Bij alle vroegere twisten," zegt Malesherbes, ..zette het parlement het volk aan, maar nu ruit het volk het parlement op." (1) Georges Louis Leclerc, comte de Buffon (1707—1788), een der meest bekende zoölogen van Zljn /|jd ®n niet al'een geacht ui Frankrijk, maar in geheel de beschaafde wereld f (2) Besenval, III, 309. ' s. i 0"der interd,ct oerstaat men eigenlijk een kerkelijke straf, voornamelijk door de pausen in e Middeleeuwen toegepast. De priester, die daardoor getroffen werd, mocht geen dienst, de gemeente TJ® ,er ™'de belegd werd was van alle godsdienstoefening verstoken. In den strijd, dien .Jan zonder Land, koning van Kngeland (1190—1210) met paus Innocentius III voerde, werd zelfs hef geheele koninkrijk door den paus met het interdict belegd. gt-neeie (4) Webkr I, 266. 1787 Nov.-Dec. ZEVENDE HOOFIISÏ U K. Op leven en dood Welk een Frankrijk gedurende de wintermaanden van 1787! Zelfs het Oeil-deBoeuf is met droefheid vervuld en weet niet wat het worden moet; en onder de afgedankten heerscht algemeen het gevoelen, dat het beter ware in Turkije te leven. De wolfshonden zijn afgeschaft, zoo ook de bullebijters; de hertog de Coigny en de hertog de Polignac zijn afgedankt. In den kleinen hemel van Trianon neemt Hare Majesteit op zekeren dag Besenval's arm en verzoekt hem openhartig zijn gevoelen te zeggen. De onverschrokken Besenval (die, zooals hij hoopt, niets van een pluimstrijker heeft) zegt rondweg, dat bij een parlement, dat in opstand, en een Oeil-de-Boeuf, waar afdanking aan de orde van den dag is, de koningskroon gevaar loopt, waarop Hare Majesteit, Het Buitenverblijf Trianon. zonderling genoeg, alsof zij beleedigd ware, plotseling aan het gesprek eene andere richting gaf, »ct ne me paria plus de rien," zegt Besenval! (1) Met wien kan ook die arme koningin spreken? Zij behoeft zóózeer wijzen raad, als ooit eenig sterveling; maar hier is zij slechts door het geraas van den chaos omringd. Hare woonplaats is zoo bekoorlijk voor het oog, maar verwarring en knellende zorg maken haar allersomberst. Kommer der vorstin, kommer der vrouw, kommer van allerlei aard drukt haar meer en meer. De halssnoer-gravin Lamotte is onlangs uit de Salpêtrière ontvlucht: wellicht heeft men haar laten ontvluchten. Vergeefs was de hoop, dat Parijs haar daardoor vergeten en alzoo deze steeds grooter wordende leugen en opeenstapeling van leugens eindelijk uitgedelgd zou zijn. Lamotte, op beide schouders met eene V (Voleuse, diefegge) gebrandmerkt, is naar Engeland geweken, en zal vandaar leugens op leugens in de wereld zenden, met schending van den hoogen naam der koningin: niets als waanzinnige leugens, (2) die echter, bij de tegenwoordige stemming der gemoederen in Frankrijk, gretig geloof vinden. (IJ Besenval, III, 264. (2) Memoires justificatifs de la comtesse de Lamotte (Londen). Yie de .Ieanne de St Re.mi comtesse de Lamotte, etc. Zie Diamond Necklace (als boven). 1787-88 k-i-ta vnifj: s iz zmrr—^ -«> anjers kunnen? Het „-rokten over Irlhrtl i"! *' I'r0lesl('n geregistreerd, SHffiSHgSW» hcete vlugschrijvers een ieceH k hnnnp f ^ 7™ fndvIoed van zovele landsche Gevser H i \v-.V L- hunn®r opschuimend en borrelend als een IJs- t-^-zeem: ,taXdTskS" ™ ZZiïÏÏSZ %j$SZ SSSSSfT* «pf&= met ontstoken Tochten met Cf'. f 1 ', k™'»»1» <"I' iet ziekbed, uitterende, weinig laten bedaren d'Ortfav^ l- allen gevalle muet men de laatsten een schoone, zwakke mevrouw Bi/ffon na7l(r bifzich!hTft ■ te.ruf' J*"aar hij Parijs en zijn Fréteau en Sabatier /iin nipt ,™ i.-7J . ' eindellJk naar Parijs zelf; ook tot vreugde van Boissy k'Anclas ftit ^ 'J ,*er,an"en' Het Pr°testanten-edict wordt, irsLzz £"5£ -35K ïttftwafe ***. wat was dat voor gescfc^^ SSL % '1) De bekende heete bron. ^2j Morellet, zie noot 3 op pag. 40. Antoine, graaf van Rivarol f\lT\& iqoiï **?« door zijn Almanach de nos grand, hommes, H.it^egeven'if ml 'wa^'r' zich o. a. dene schrijvers van zijn tijd geeselde, vele vijanden m^kte m\VT- ^ "«barmhartig verscheihiJi in de Acte des apótres de monarchie Hii weel- ?at„ J het,beSlrl der revolutie verdedigde tijd werkzaam was geweest aan de redactie van het li t/ri ) "" T ? Hilml>urg, waar hij eenigen .. Simon Nicolas Henri Linguet aTO6-1794) adtocfat wn « P°lltlek f^pectateurdu Nord, zijn Journal politique et littéraire zich vele Wanden mnltl eVenf "s. ,een sf nek schrijver, die door van Lodewijk XVI van de lijst der advoclten werd h'J het begin der regeering Daarna ging hij naar het hof van Jozef II die hem eindelijk «" 8 jaar,m Rastille doorbracht, de opstandelingen in de Oostenrijksche .Nederlands had iesteund,°m: omdat.hijj« ziino geschriften (3) Alexandre Charles Anne 1'Enfant f1726—17 1,1 de" 1788 zult Staten-Generaal hebben, en er berouw over gevoelen," — gelijk het paard in de fabel, dat den mensch te hulp riep, om zich op zijn vijand te wreken. De mensch steeg op, was dra den vijand meester, maar wilde, helaas! niet weder afstijgen. Laat het in plaats van vijf, slechts driejaren verder zijn, en dit schreeuwende parlement zal zijn vijand ter aarde gestrekt zien, maar zelf ook te schande gemaakt zijn en dood in de sloot liggen. Onder zulke voorteekenen hebben wij intusschen de lente van 1788 bereikt. Nergens kan des konings bewind een uitweg vinden, maar overal wordt het smadelijk teruggedreven. Door twaalf oproerige parlementen, die thans het orgaan eener verbitterde natie zijn, belegerd, kan het naar geene zijde vooruitkomen, niets tot stand brengen, niets verkrijgen, niet eens geld om van te leven; maar het moet daar ter neder zitten, om zich naar 't schijnt door het "te kort" te laten verslinden. Is zij dan bijna vol, de mate der ongerechtigheid en der leugen, die zich eeuwen lang heeft opgehoopt? De maat der ellende is het ten minste! Van de schamele woningen der vijfentwintig millioenen is de ellende, die uit haren aard opwaarts en voorwaarts dringt, zelfs tot het Oeil-de-Boeuf doorgedrongen. De eene hand is in blinden nood tegen de andere gericht: niet slechts de lagere klassen tegen de hoogere, maar ook de hoogere tegen elkander. De landadel is verbitterd tegen den hof-adel, de tabberd tegen het zwaard, het koorkleed tegen de pen. Maar wie is niet verbitterd legen des konings bewind? Zelfs Besenval is het. Alle menschen zijn het ten vijand geworden, het is het middelpunt waartegen alle strijd zich keert. Welk een algemeene z wij meibeweging, waar inrichtingen, maatschappelijke orden, individuëele meeningen, die vroeger eenstemmig werkten, zich thans met dol geweld tegen elkander stooten en wrijven! En dat is onvermijdelijk, want het is het uiteenvallen van een wereld-soloecisme, dat ten laatste zelfs tot een geldelijk bankroet is vervallen! En alzoo vindt het arme hof van Versailles, als het hoofd- en centraal soloecisme, alle overige soloecismen tegen zich in slagorde. Zeer natuurlijk! Want ieder menschelijk soloecisme, zij het van enkele personen of van vereenigingen, is altijd uit den aard der zaak onrustig; en helt het tot bankroet over, zelfs ellendig: en wanneer zou het geringste soloecisme zich zelf willen berispen of verbeteren, zoolang er nog een ander te verbeteren overblijft? Maar deze dreigende teekens verschrikken Loménie niet, veel minder trekt hij er leering uit. Loménie, ofschoon van een lichtzinnig karakter, is toch niet zonder zekeren moed. Lezen wij toch ook niet van de teederste schepselen, van afgerichte kanarievogels, dat zij vol moed met brandende lonten heenvliegen en kanonnen, ja geheele kruitmagazijnen aansteken? Stil te zitten en aan «tekort" te sterven, behoort niet tot het plan van Loménie. Het kwaad is van groot belang, maar kan hij het niet uit den weg ruimen, kan hij het niet aantasten? Het symptoom ervan kan hij ten minste aantasten : de oproerige parlementen kan hij aantasten, wellicht zelfs uit den weg ruimen. Vele dingen zijn Loménie duister, maar twee zijn er hem helder: dat zulk een strijd tusschen het koningschap en de parlementen gevaarlijk, ja voor beiden doodeJijk is, en boven alles, dat er geld moet zijn. Denk en overleg, wakkere Loménie, en gij die denkbeelden hebt, zegelbewaarder Lamoignon ! Al zijt gij ook nog zoo dikwijls geslagen, gruwelijk teleurgesteld geworden, als gij de gouden vrucht in uw bereik scheent te hebben, vat dan toch moed tot één enkelen strijd. Het parlement te temmen, de kas des konings te vullen, dat zijn thans vragen, waaraan dood en leven hangt. Meer dan eens zijn parlementen getemd geworden. Overgeplaatst op de spits eener steile rots, die niet anders dan in draagzetels toegankelijk is, wordt een parlement wel verstandig. O Maupeou! gij koene, booze man, hadden wij uw werk slechts daar gelaten, waar het was! Maar is er, afgezien van verbanning of andere geweldige 1788 maatregelen, geen middel, waardoor alle dingen, zelfs leeuwen getemd worden? — de honger? Hoe, als men den parlementen hun toevoer, dat is, hunne processen afsneed! Tot beslechting van ontelbare kleinere zaken zou men mindere gerechtshoven kunnen instellen, dien men den naam van grand-bailliagcs konde geven. Deze zou het parlement, dat zijn buit besnoeid zag, met vertwijfeling, maar het publiek, dat goedkoop recht bemint, met gunst en hoop beschouwen. Wat nu de financiën, het registreeren der edicten betreft, waarom niet uit onze eigene waardigheidsbekleders van het Oeil-de Boeuf iets gemaakt, dat men cour plénière kon noemen, waar wij het registreeren zeiven zouden kunnen afdoen? (1) De heilige Lodewijk (2) had zijn cour plénière van grootbaronnen, (3) dat hem voortreffelijke diensten bewees: onze groot-baronnen zijn er nog, ten minste in naam; onze behoefte is grooter dan de zijne was. Dat is het plan van Lomknie en Lamoignon ; een plan, welkom voor den raad des konings, als een lichtstraal in de diepe duisternis. Het schijnt uitvoerbaar, maar is ook in hoogen graad noodzakelijk, en hoe groot zou de redding zijn, als het eens recht uitgevoerd ware! Daarom in stilte, maar standvastig voortgegaan, nu of nooit! De wereld zal nog een historisch schouwspel zien en geen ander dan Loménie-Briennf. zal ook hier tooneeldirecteur zijn. Ziet derhalve, hoe bij het hoopgevend lenteweder van 1788 een minister van Binnenlandschc Zaken, Bréteuil, Parijs op de vreedzaamste wijze verfraait, terwijl de oude hutten en barakken van de bruggen verdwijnen, als genoot ook de Staat zonneschijn en als had hij niets anders te doen dan te verfraaien. Het parlement schijnt luistervol de overwinning behaald te hebben. Brienne zegt niet één woord van de financiën, en doet hij het, dan zegt en drukt hij, dat alles goed gaat. Wat moet dat beteekenen? Zulk een zonnige kalmte, ofschoon de successieve leening niet vol kwam? In het zegevierende parlement verheft zich de raadsheer Goeslar» de Monsabert zelfs tegen de heffing van den tweeden twintigsten penning naar strenge schatting, en verkrijgt een decreet, dat de schatting niet streng zal zijn, ten minste niet bij de bevoorrechte klassen. En toch laat Brienne dat toe en vaardigt geen Icttre dc cachct uit. Hoe is dat? Zulk lenteweder is lachend, maar verraderlijk! Immers hoort men fluisteren, dat de intendanten in de provinciën allen bevel ontvangen hebben, om »op één bepaalden dag op hunne posten te zijn." Nog meer in het oog vallend is dat onophoudelijk drukken binnen in het koninklijk paleis, achter slot en grendel. Schildwachten bewaken deuren en vensters, de drukkers komen niet naar buiten, zij slapen in hunne werkplaatsen, hun eten zelfs wordt hun gebracht. (4) Het zegevierende parlement vermoedt nieuw gevaar. d'Esprémenil bestelt paarden naar Versailles, sluipt rondom de bewaakte drukkerij, en loert en bespiedt, of het menschelijke scherpzinnigheid niet gelukken moge in het geheim door te dringen. Waar zou een gouden regen niet binnendringen? (1) In liet geheele rijk zouden 47 grand-bailliages worden opgericht, alleen binnen het ressort van het parlement van Parijs 6. Deze bailliages zouden rechtspreken in civiele zaken, die de 20.000 livres niet overschreden, en zonder dat er appèl van bestond, eveneens in crimineele zaken, zoodra deze geene geprivilegieerde personen betroffen, en eindelijk de vonnissen van alle mindere rechtbanken in hunne districten bevestigen of verbeteren. Aan de parlementen bleef niets dan recht te spreken in civiele zaken boven de 20,000 livres en in crimineele zaken, welke de bevoorrechte standen betroffen. Het cour plénière, dat in hoogste instantie zou rechtspreken en de financie-edicten registreeren, moest bestaan uit alle prinsen en pairs, de hooge kroonbeambten, twee aartsbisschoppen, twee bisschoppen, twee maarschalken, twee gouverneurs van provinciën, twee luitenants-generaal, twee ridders van den Heiligen Geest, vier andere aanzienlijke personen in het rijk 'misschien vertegenwoordigers van den burgerstand), zes staatsraden, vier «maitres des requötes," een president of raadshesr van elk provinciaal parlement, het geheele personeel van den oppersten raad van het Parijsche parlement, twee leden der rekenkamer en twee leden van het opperste hof van belastingen. (2) Lodewijk IX (1226—1270 . (3) Montgaillard, I, 405. (4; Weber, I, 276. 1788 April-Mei. d'EsprÉmenil plaatst zich in de gedaante van vijfhonderd Louis dor op den schoot / eener drukkers-Danaë. (1) Danaë's echtgenoot doet haar heimelijk een leemen bal toekomen, dien zij aan den gouden parlementsraad ter hand stelt. Daarin zijn eenige gedrukte proefbladen verborgen — bij den hemel, het koninklijke edict zelf van dat zelfregistreerend cour plénière, van die grand-bailliages, die ons de processen zullen afsnijden! Op een en denzelfden dag zal het door geheel Frankrijk worden afgekondigd. Charles Duval d'Espréménil. Dat is liet dus, waarom de intendanten op hunne posten moeten zijn: dat is het waarover het hof zat te broeden, als over het vloekbre ei eens basiliscus (2) zonder zich te roeren, ofschoon het getergd werd, totdat het broedsel uitkwam. IJl er mede naar Parijs terug, d'EsprÉmenil ! beleg oogenblikkelijk vergadering, laat het parlement en de aarde en de hemel het weten. fl'l Eene zinspeling op de Grieksehe mythe van Zeus, kom 'mie in een gouden regen tot Danaë. • 2) Een afzichtelijke draak. 17 1788 ACHTSTE HOOFDSTUK. Loménie s doodsstuipen. Den (laaropvolgenden morgen, den 3 Mei 1788, is het verbaasde parlement vergaderd en luistert in ademlooze spanning naar d'Espréménil's rede, die hun de ongehoorde misdaad openbaart. Daad van verraad, van afschuwelijke duisternis, zoo als het despotisme ze bemint! Doe er aanklacht van, parlement van Parijs, doe Frankrijk en de wereld ontwaken, laat den donder uwer welsprekendheid rollen; ook voor u heet het zeker: nu of nooit! Het parlement is in dit kritieke oogenblik vol vuur. Als het uiterste gevaar hem dreigt, windt de leeuw zich eerst op, brullende, de zijden zweepende met den staart. Zoo ook hier liet parlement van Parijs. Op voordracht van d'EsprÉmÉnil zweert het als uit één mond een patriottischen eed; één voor allen, en allen voor één; — een voortreffelijk nieuw denkbeeld, dat in latere jaren niet zonder navolging zal blijven. Daarop volgt de stoutste verklaring, schier van de rechten van den mensch, ten minste van parlementsrechten ; en eindelijk eene oproeping aan de vrienden van Frankrijk's vrijheid, voor deze en alle volgende tijden. Dit alles, of de hoofdzaken daarvan, wordt op het papier gebracht op een heldhaftigen toon! (1) En nadat het parlement aldus de stormklok getrokken heeft — die Parijs hoort en geheel Frankrijk zal hooren — en aan Lomknie en het despotisme eene uitdaging voorde voeten heeft geworpen, begeeft het zich, als na geen kwalijk volbracht dagwerk, ter rust. Maar hoe Loménie te moede werd, toen hij zijn basiliscus-ei (zoo noodzakelijk voor Frankrijk's redding) vóór den tijd gebroken zag, kan de lezer zich voorstellen! Verontwaardigd grijpt hij naar zijne dondersteenen (de cachet) en slingert er twee van uit: een tegen d'Esprkménil en een tegen den ijverigen Goeslard, wiens dienst bij den twintigsten penning en de «strenge schatting" niet vergeten is. Zulke steenen, vlug in den nacht gegrepen en met het krieken van den morgen uitgeslingerd, zullen het beroerde Parijs zoo niet tot rust brengen, dan toch met heilzame verbazing vervullen. Ministerieele dondersteenen laten zich, ja, uitslingeren, maar hoe zal het zijn, als zij niet treffen ? d EsprémÉnil en Goeslard, beiden gewaarschuwd, naar men gelooft, door het zingen van een vriendelijken vogel, ontsnappen aan LomÉnie's dienaars en vluchten vermomd door zijramen, over de daken tot in hun eigen paleis van justitie. De dondersteenen hebben gemist. Parijs (want de mare verbreidt zich snel) wordt van eene niet heilzame verbazing vervuld. De beide vrijheidsmartelaren werpen hunne vermomming af, hullen zich in hunne lange tabhaarden, en ziet, binnen een uur is, door deurwaarders en ijlboden opgeroepen, het parlement met zijne raden, presidenten en zelfs zijne pairs nog eens vergaderd. Het vergaderde parlement verklaart, dat het zijne twee martelaren aan geene macht op aarde zal uitleveren, en dat bovendien de zitting permanent zal zijn, zonder verdaging, tot de vervolging gestaakt is. (1) De verklaring, door het parlement van Parijs gegeven, was van den volgenden inhoud : "Frankrijk is eene monarchie, bestuurd door den koning, volgens de wetten ; onder deze wetten zijn er verscheidene fundamenteel, die omvatten en heiligen: 1°. het recht van het regeerende huis op den troon in de mannelijke linie, volgens het recht van eerstgeboorte; 2° het recht van de natie om vrijelijk gelden toe te staan door het orgaan der Staten-Generaal, op geregelde tijden samengeroepen en regelmatig samengesteld: 3°. de gewoonten en capitularia der provinciën; 4". de onafzetbaarheid der magistraten: 5°. het recht der hoven (parlementen) om in iedere provincie de edicten des konin^s te verifieeren en er slechts dan de registreering van toe te laten, indien deze edicten zijn overeenkomstig met de constitutieve wetten der provincie, alsmede met de fundamenteele wetten van den staat; 6". het recht van ieder burger om in geen geval voor andere rechters behoeven terecht te staan dan voor zijn natuurlijke, dat zijn zij, die da wet heeft aangewezen; 7°. het recht om bij gevangenneming op wiens bevel ook, onmiddellijk gebracht te worden voor zijne competente rechters. Het hof protesteert tegen elke ontkenning van de bovengenoemde beginselen'. 1788 Mei. En zoo ziet dan het parlement, onder heftige welsprekendheid, onder klagen en protesteeren, onder gaan en komen van boden, in een toestand van bestendige opschudding, die dag en nacht niet ophoudt, den afloop te gemoet. Het ontwaakte Parijs overstroomt nog eens de huitenhoven en golft in wilder stroom dan ooit, door al de er op uitloopende straten. Er heerscht een wanklinkend geraas, eene spraakverwarring als te Babt'l, toen eerst (gelijk hier) met onderlinge onverstaanbaarheid geslagen, het volk nog niet verstrooid was geworden. De stad Parijs doorloopt haar dagelijksche periode van arbeid en slaap, en thans sluimeren ten tweedenmale de meeste stervelingen van Europa en Afrika. Maar in dezen woorden-maalstroom daalt geen slaap, vergeefs breidt de nacht zijn donkeren sluier er over uit. Daarbinnen hoort men de kreten van onbedwingbaar martelaarschap, slechts door den toon der klachte een weinig verzacht; daar buiten het onophoudelijk gegons eener onrustig wachtende menigte, dat echter langzamerhand afneemt. Zoo duurt het reeds zesendertig uren. Maar hoor, welk getrappel in het doodstille middernachtsuur ! Het is als het naderen van ge- wapenden te voet en te paard: daar rukt de Fran- SoLDAAT VAN DE Fransche GArDE. sche garde, de Zwitsersche garde aan, in zwijgende orde, bij toortslicht. Zij worden begeleid door sappeurs, met bijlen en koevoeten, blijkbaar om de deuren te doen springen, als die niet goedwillig geopend worden! Het is kapitein d'Agoust, (1) die van Versailles gezonden is. D'Agoust, een man van bekende vastheid, die eens louter door onafgebroken aanstaren den prins de Condé dwong, hem voldoening te geven en met hem te vechten; (2) deze is thans tegen het heiligdom der gerechtigheid zelf met bijlen en fakkels in aantocht. Heiligschennend bestaan, maar — wat hulp? De man is soldaat, let alleen op zijne bevelen en beweegt zich onverwrikbaar voorwaarts als een onbezielde machine. De deuren openen zich op zijne opeiscliing, zonder dat er een bijl noodig is, de eene deur na de andere. En nu gaat ook de binnenste deur open, en, in lange tabbaarden gehuld, vertoonen zicli Frankrijk's senatoren, ten getale van honderdzevenenzestig, onder wie zeventien pairs, majestueus in "permanente zitting.-' Ware de man geen militair en als van gegoten ijzer, waarlijk, dat gezicht, die stilte, (1) I)e broeder van den bekenden bisschop van Pamiers, Sr,,r,AiT vAvnp/wiTSFRsrHFrARnF Mathieu d'Agoust of d'Agoult. I)e kapitein emigreerde in ooldaat van DE ZwiTSERSC . , R .. 1791 diende ecn tijdlang in liet leger van den prins de Condé en kwam in zijn land terug onder Lodewijk XVIII, die hem niet gunsten overlaadde. (8) Wkber, I, 283. Mei 1788 waarin liet geluid van zijn eigene laarzen weerklinkt, zouden hem aan het wankelen kunnen brengen ! Want die honderdzevenenzestig wachten hem op onder liet diepste stilzwijgen, hetgeen eenigen met het stilzwijgen van den Romeinschen Senaat vergelijken, toen Brennus dien overviel, (1) anderen met het zwijgen van een bende valsche munters, die door de politie verrast wordt. (2) «Messieurs \" zeide d'Agoust, «de por le roi." Een uitdrukkelijk bevel heeft dAgoust den plicht opgelegd, om twee personen gevangen te nemen: den heer Di val d'Espréménjl en den heer Goeslard de Monsabert. Daar hij echter de eer niet heeft hen te kennen, worden zij hierbij in 's konings naam uitgenoodigd, zich te willen overgeven. Diepe stilte! Daarop een fluisteren, dat in gemor overgaat; eene stem waagt het te zeggen; «Wij zijn allen d'Espréménil's" en andere stemmen"herhalen het. De president vraagt of er geweld zal gepleegd worden ? Kapitein d'Agoust, die met Zijner Majesteits hevelen vereerd is, moetdie voltrekken ; gaarne wenscht hij het zonder geweld te doen, maar moet in ieder geval zijn last uitvoeren; hij staat den lioogen senaat tijd toe om te overwegen, wat wijze hij verkiezen zal. Daarop verwijdert d'Agoust zich met eene statige militaire buiging. \\ at baat het, verheven senatoren? Alle toegangen zijn door onwrikbare bajonetten versperd. Uw bode galoppeert door den nachtdauw naar Versailles, maar galoppeert ook weer terug met de boodschap, dat het bevel authentiek, dat het onherroepelijk is. In de buitenhoven joelen de volkshoopen, maar de gelederen der grenadiers van d'Agoust staan daar als onbewegelijke sluisdeuren; er zal geen opstand komen om u te bevrijden. -Messieurs, zoo sprak d'Espréménil, «toen de overwinnende Galliërs het bestormde Rome binnendrongen, zaten de Romeinsche senatoren, in purper gekleed, op hunne curulische • zetels (3) en verwachtten met trotsche en rustige houding de slavernij of den dood. Dat is ook het verheven schouwspel, dat gij in deze ure der wereld (l'Univers)aanbiedt, terwijl gij grootmoedig" — en meer dergelijke woorden, als nog zijn te lezen. (-1) \ ergeefs, d'Espréménil. Daar is de ijzeren kapitein d'Agoust weder terug met zijn ijzeren soldatenhouding. Despotisme, dwanggeweld en vernietiging staren u aan uit zijn vederbos, d EsprémÉnil moet zwijgen, zich zeiven heldhaftig overleveren, opdat hem niet iets ergers overkome. Heldhaftig volgt Goeslard zijn voorbeeld. Met uitgesproken of sprakelooze ontroering storten zij hun parlementsbroeders in de armen, om een laatst afscheid te nemen, en worden alzoo onder klagen en toejuiching uit honderdzevenenzestig kelen, onder wuiven en weenen en een geheelen stroom van parlementair-pathetische zuchten, door kronkelende gangen naar de achterpoort gevoerd, waar in de grauwe morgenschemering twee rijtuigen met exempts wachten. Hier moeten de slachtoffers instijgen : achter hen dreigen de bajonetten. d'Espréménil's strakke vraag aan het volk: ..of het moed heeft," ontvangt slechts zwijgen tot antwoord. Zij stijgen in en rollen weg, en noch de opgaande noch de ondergaande Meizon (liet is de 6e morgen) zal hun het hart verlichten : zonder eenig oponthoud rijden zij voort: d'Espréménil naar de ver verwijderde eilanden St. Marguérile of Hières (door sommigen, als dit een troost is, voor het eiland van Calypso (5) gehouden), Goeslard naar de 'landvestins Pierre-en-Cize, die toenmaals nog bestond, dicht bij de stad Lyon. (1) Toon na den slag bij de Allia i IS Juli 390 v. Chr.) Rome door de Galliërs onder hunnen Brennus .• ,--i (2) Palladium, een schild: het woord is afgeleid van de godin Pallas (Athene), die, gelijk, men weet, steeds met een schild (aegis) wordt afgebeeld. (3) Hendrik IV was in Béarn geboren. Volgens de overlevering zou de wieg van Hendrik IV eeri schildpadschulp zijn geweest. 14) Besenval, III, 348. . . (5) Victor Francois de Broglie (1718—1804) maakte zich verdienstelijk in den zevenjarigen oorlog (1756—63), o. a. in den slag bij Hastenbeck (26 Juli '57), bij Bergen (13 April '59) en bij Minden (1 Aug. '59), welken laatsten slag hij evenwel tegen Ferdinand van Brunswijk verloor. Wij zullen hem nog later in dit werk ontmoeten. . (6) La Cour Plóniöre, héroï-tragi comédie en trois actes et en prose; jouéo lo 14 juillet 1 iss par une société d'amateurs dans un ehateau aux environs de Versailles; par M. 1 abbé db V krmond, lecteur de la reine • a Bdvil/e (Lamoignon's buitenplaats) et se trouve a Paris chez la veuve Liberté, a l enseigne de la Révolution. 1788. — La Passion, la Mort et la Résurrection du Peuple; Imprimé a Jerusalem, etc. etc. — Zie Montgaii.lard, I, 407. (7) Weber, I, 275. (8) Zie pag. 91. (9) Het hoogste punt aan den hemel. io Juli-Aug. 1788. vol; evenmin kan de heiiing van den tweeden twintigsten penning, ten minste niet naar strenge schatting, doorgaan. „De geldleeners," zegt Werer, op zijn hysterisch heftige wijze, «waren bevreesd voor den ondergang, de belastinggaarders voor den strop"" Ze fs de geestelijkheid wendt het gelaat af; in buitengewone vergadering bijeengeroepen, staat zijgeen vrijwillige gift (don gratuit) (1) toe, tenzij die van haren goeden laad ; ook hier, in plaats van geld, geschreeuw om Staten-Generaal. (2) O Lomenie-Brienne, met uw arm dun verstand, thans heel'-en-al in de war gebracht en daarbij met drie scherpe brandmiddelen op uw versleten lichaam; gij die waarschijnlijk zult sterven aan ontsteking, terging, melk-diëet, dartres viresenmaladie (liefst niet te vertalen), (3) en het bewind hebt over een Frankrijk met tallooze w brandmiddelen, 't welk eveneens sterven gaat aan ontsteking en zoo voorts ' \V as het wijs, het lommerrijke groen van Brienne, en uw nieuw hardsteenen slot aldaar, en al wat dat bevatte, te verlaten voor dit\ Liefelijk waren die lommerlanen en grasperken ; zoet de hymnen der poëtasters, (4) de liefkoozingen van hoogrood geblan•ette Gratiën; (5) en immer deze en die andere wijsgeer Morellet (geenszins zich zelven of u een verdacht schijn-priester achtende) konden zoo gelukkig zijn door gelukkig te maken: en ook (liadt gij 't geweten) in de militaire school daar dicht bij zat, in de studie der wiskunde verdiept, éen stilzwijgende knaap, met donker gelaat' onder den naam van : Napoleon Bonaparte ! - Voor vijftig jaren ingespannen streven, ten slotte eene hopelooze worsteling hebt gij een ruil gedaan ! Gij verkreegt uw ministerrok — als Hercules het hemd van Nessus. (0) Op den 13 Juli dezes jaars 1788, kort vóór den oogsttijd, woedde er de vreeselijkste hagelstorm en vernielde totaal de veldvruchten, die door de droogte reeds zeer veel geleden hadden. Inzonderheid zestig mijlen rondom Parijs had de verwoesting schier niets verschoond. (,) Bij zoovele andere rampen komt dus nog duurte, wellicht hongersnood. ° Eenige dagen vóór dezen hagelstorm, op den 5 Juli, en nog bepaalder eenige dagen later, den 8 Augustus, kondigt Loménie aan, dal de Staten-Generaal in Mei des volgenden jaars werkelijk zullen bijeenkomen. Het cour plénière en al het overige blijft, tot na dien tijd uitgesteld. Daar het verder Lomknik aan een plan ontbreekt tot inrichting of leiding van die zoozeer gewenschte Staten-Generaal, worden alle -denkers uitgenoodigd" hem, door middel van bespreking der zaak door de openbare drukpers, aan zulk een plan te helpen. Wat kon de arme minister anders doen ? Altijd blijft hem nog een tijdruimte van tien maanden respijt over, en een zinkend zeeman werpt alles, zelfs besehuittonnen dieplood , log, kompas en quadrant over boord, eer hij er zich zelf over werpt. Naar dit grondbeginsel van liet zinken en van den aanvangenden waanzin der vertwijfeling verklaren wij mede die schier miraculeuse „uitnoodiging aan denkers." Eene uitnoodiging als liet ware aan den chaos, om uit zijn verwarden hoop drijfhout welwillend voor hem eene reddingsark te timmeren! In zulke gevallen placht anders niet eene uitnoodiging, maar een bevel goede diensten te doen. — De koningin stond dien avond in gedachten verzonken aan een venster, met het gelaat naar den tuin gekeerd. De opperste schenker {chef de gobclet) was haar dienstvaardig met een kop koffie gevolgd en had hei"""""»■"" ■" (2) Lameth, Assemblee constituante (Introd.) n. 87. (3) Montgaillard, I, 424. (4) Een prul-poëet. (5) Zie Memoires de Morm.i.et. '",k- sfis (7) Marmontki., IV, 30. 1788 Augustus. zich verwijderd, tot de kop geledigd zou zijn. Hare Majesteit wenkte mevrouw Campan om bij haar te komen en fluisterde haar toe : »Groote God, wat nieuws zal heden openbaar worden ! De koning bewilligt de Staten-Generaal." Daarop voegde zij, de oogen ten hemel heffende (als mevrouw Campan zich niet vergiste) er bij: »dat is een eerste trommelslag, kwaad voorteeken voor Frankrijk. Die adel zal ons te gronde brengen." (1) Gedurende al dat broeden over het cour plénière, wijl Lamoignon een zoo geheimzinnig gelaat zette, had Besenval bestendig die ééne vraag aan hem gedaan: of men geld had? En daar Lamoignon (opliet woord van Loménie) steeds daarop antwoordde, dat het daarmede in orde was, zoo was de verstandige Besenval van oordeel, dat dan alles in orde was. En toch is het een treurige waarheid, dat de koninklijke kas bijna letterlijk ledig is. Al het andere daargelaten, is de »uitnoodiging aan de denkers" en de ophanden zijnde groote verandering reeds voldoende, om "den loop van tkapitaalte stremmen," en alleen dien der vlugschriften te bevorderen. Weinige duizend louis dor zijn thans alles aan geld of geldswaarde, wat in 's konings schatkamer overblijft. Als ineen nieuwen aanval van wanhoop, roept Loménie Necker op om controleur der financiën te worden ! Maar Necker heeft ander werk in het oog dan het controleeren der financiën voor Loménie : met een droge weigering blijft hij zwijgen en wacht zijn tijd af. Wat moet de tot wanhoop gedreven eerste minister doen ? Beeds heeft hij de hand aan de kas van den koninklijken schouwburg geslagen; voor degenen, die door den hagelslag schade geleden hadden, was eene loterij opgericht: ook van deze maakt Loménie zich in zijn uitersten nood meester. ('4!) Weldra zal het onmogelijk zijn, onder welke voorwaarde dan ook, slechts voor den loopenden dag te zorgen. Op den 10 Augustus hoorde de arme Weber de uitroepers te Parijs en Versailles op de straten met gesmoorde en heesche stem (roix étouffée, sourdc) lijmerig en door den neus een edict opdreunen betreffende de betalingen (dit was de zachte uitdrukking, door Bivarol daarvoor uitgedacht) : Alle betalingen zullen van nu voortaan voor drie vijfde in baar geld en de overige twee vijfde in rentegevend papier gedaan worden ! De arme W eber viel bij het geluid der krakende stemmen, onheilspellend als ravengekras, schier in onmacht; en de uitwerking, die dit op hem maakte, zal hij nooit vergeten. (3) Maar dan de uitwerking op Parijs, op de wereld in het algemeen ? I it de holen der fondsspeculanten, van de hoogten der économiepolitique, van Neckerisme en philosophisme ; uit alle verstaanbare en onverstaanbare kelen verneemt men een gejouw en gehuil, als geen oor nog immer hoorde. Het oproer zelfs dreigt wellicht ! Monseigneur p'Artois, gedrongen door de hertogin de Polignac, acht zich verplicht zijne opwachting bij Hare Majesteit te maken en haar vrijmoedig te verklaren, in welk een hachelijken toestand de zaken verkeeren. »De koningin weende;' Brienne zeli weende; — want nu is het zichtbaar en tastbaar dat hij moet heengaan. Er blijft slechts over, dat het hof, aan hetwelk zijne manieren en zoete woorden steeds zoo aangenaam waren, zijn val zacht make. De hebzuchtige grijsaard heeft zich zijn aartsbisdom Taidouse reeds tegen het rijkere Sons laten verwisselen; en thans, in dit uur des mededoogens, zal hij voor zijn neef (die nauwelijks de vereischte jaren heeft) de betrekking van coadjutor (4) verwerven, voor zijne nicht den rang van dame du palais, voor haar gemaal een regiment, voor zicli zeiven een rooden kardinaalshoed, een coup de bois (de vergunning om hout te vellen in de koninklijke bosschen) en over 't geheel tusschcn de vijf- en zesmaal honderdduizend livres inkom- (1) Campan, III, 104, 111. (2) Besenval, III, 360. (3) Weber, I, 339. . (4) Piorre Frant^ois Marcel do Brienne, zoon van den minister van Oorlog. Hij stierf onder de guillotine in 1794. Coadjutor is de geestelijke, die aaneen aartsbisschop of abt wordt toegevoegd, soms met de aanspraak om hem op te volgen 'cum spe suceedendi). 24 Aug. 178R sten genieten; (1) eindelijk blijft zijn liroeder, de graaf de Brienne, (2) nog- altijd minister van Oorlog. Aldus, van alle zijden ombolsterd met zulke monsterkussens en donzen bedden der bevordering, moge hij tbans zoo zacht vallen als nij kan ! En zoo treedt Loménie af; rijk, als hoftitels en rentegevende zaken hem rijk kunnen maken; maar als deze dat niet vermogen, dan wellicht de armste aller stervelingen. „Onder het gesis der bewoners van Versailles" rijdt hij naar Jardy ■ en verder zuidwaarts naar Brienne, tot herstel zijner gezondheid. Van daar gaat' hij naar Aïaa, naar Itahe; hij zal echter wederkomen, sidderend heen en weersluipen zwakkelijk kmpoogende, huiveringwekkende tijden zien, tot de guillotine — zijn zwakkelijk glimmende levensvlam uitsnuit? Helaas, erger: want reeds oi, den wee naar de guillotine wordt hem het levenslicht uitgeblazen of liever uitgewrongen rauwehjk, jammerlijk ! In zijn paleis te Sens dwingen ruwe Jacobijnenrakkers hem' uit zijn eigen kelder met hen te drinken, uit zijn eigene voorraadkamers met hen té eten, en den daarop volgenden morgen ligt de ellendige grijsaard daar dood. (3) l)at is het uiteinde van den eersten minister, kardinaal-aartsbisschop Lomknie df Brienne. Onbeduidender sterveling dan hij werd zelden veroordeeld om zulk een groot onheil te stichten, zulk een schrikkelijk uiteinde te hebben. Ontstoken door eerzucht, voortgeblazen als een smeulende vod, spel der winden, niet hierheen noch daarheen, maar allerzijds, recht naar zulk eene kruitmijn - die hij ontstak ' Beklagen wij den ongelukkigen Loménie, laat ons hem vergeven, en zoodra mogelijk, vergeten. 5 NEGENDE HOOFDSTUK. Begrafenis met vreugdevuur. Tijdens deze buitengewone operatiën, van betaling voor twee vijfde in papier en verwisseling van eersten minister, was Besenval op een tocht door zijn kommandement geweest, en had zekerlijk de laatste maanden zeer gerust de wateren van Lontrexevtlle gedronken. Thans, tegen het einde van Augustus, naar Moulins terugkeerende, komt hij, „zonder van iets te weten," op zekeren avond te Lanqres aan en vindt de geheele stad in groote opschudding {grande rumeur). Zonder twijfel een oploop, hetgeen in die dagen maar iets al te gewoons was! Niettemin stijgt hij af en vraagt aan ..een vrij welgekleed man," wat er te doen is ? ..Hoe," antwoordt de man, ..gij hebt het nieuws nog niet gehoord ? De aartsbisschop is weggejaagd en Necker teruggeroepen, en alles zal goed gaan." (4) Zulk een rumeur en luidruchtig vreugdegejuich verhief zich rondom Necker van den dag af, dat hij als benoemd minister (5) uit de vertrekken der koningin trad. Het was op den 24 Augustus: „de galerijen van het kasteel, de pleinen en straten van I ersaiUes, binnen weinige uren de hoofdstad, en daar de tijding van mond tot mond voortvloog, geheel Frankrijk weergalmde van den kreet : Vive le Eoi rive Necker." (6) Te Parijs kwam het ongelukkig zelfs tot ongeregeldheid. Op de (1) Weber, I 341. Volgens anderen kreeg hij 678,000 livres rente. lotineerdfn 17940 ' Lon,énie de Brienne trad eveneens kort daarna af. Hij werd geguil- (3) Februari 1794. (4) Besenval, III, 366. zitting'in £CteUr g'"r""ral d6S finanCeS'" maa'' 3lS "m'nistre d'état" h« >'ad -danig (6) Weber, I, 342. VEKBBANDINC VAN HET WACHTHUIS OV DEN „1'ONT JNEIT, OV AUUMis no0. 1788, 14 September. Place Dauphine werden donderbussen en vuurpijlen afgestoken, meer dan genoeg. Een »teenen pop (mannequin d' osier),v in een aarts-bisschoppelijke stola, die zinnebeeldig voor drie vijfden van satijn en voor twee vijfden uit papier is gemaakt, wordt, natuurlijk onder alles behalve diep stilzwijgen, voor de rechtbank des volks gebracht, daardoor veroordeeld, door een nagemaakten abbé de Vermond de biecht afgenomen, en eindelijk op den Pont-Neuf, aan den voet van het standbeeld van Hendrik IV, onder zulk een geknal en gejubel verbrand, dat de ridder Dubois en zijne stadswacht het ten laatste noodig achten, om (min of meer te vergeefs) er op in te rukken, waarop men de schildwachthuisjes verbrandt, met geweld in de wachthuizen dringt, en zelfs des nachts lijken in de Seine werpt om nieuwe uitbarstingen van woede te voorkomen. (1) De parlementen zullen dus uit hunne verbanning terugkeeren ; het cour plénière en de betaling van twee vijfden in papier zijn verdwenen, in rook opgegaan bij het standbeeld van Hendrik ; de Staten-Generaal (met een politiek duizendjarig rijk) zijn nu zeker, ja gelijk men in overdriftige haast verkondigt, reeds tegen den eerstkoinenden Januari, en alles, gelijk de man te Langres zeide, zal nu goed gaan. Voor Besenval's profetischen blik is buitendien één ding maar al te blijkbaar, dat namelijk vriend Lamoignon zijn post als zegelbewaarder niet kan behouden, evenmin als graaf de Brienne minister van Oorlog kan blijven. Reeds graaft de oude Foulon, die zelf gaarne minister van Oorlog zou zijn, zijne mijnen. Het is dezelfde Foulon, dien men de urne damnée du Parlement noemt, een man, grijs geworden in verraad, knevelarij, plannenmakerij, intrige en boosheid, die eens, toen men bij een zijner financie-ontwerpen de vraag opperde: «wat zal het volk er van zeggen?" in het vuur zijner rede ten antwoord gaf: »het volk moge gras eten," overijlde woorden, die onherroepbaar uitvliegen, en — tijding zullen terugzenden ! Tot geruststelling der wereld, slaagt Foulon in dit geval niet, en zal nimmer slagen. Maar dat baat den heer de Lamoignon niets. Ook baat het den gedoemden man niets, dat hij een onderhoud met den koning heeft en met een gelaat, dat van vreugde schittert (radieux) terugkeert. Lamoignon is gehaat bij de parlementen; de graaf de Brienne is de broeder van den kardinaal-aartsbisschop. De 24 Augustus is er geweest, de 14 September is er nog niet, waarop zij beiden, als hun groote principaal, zullen dalen, om — gelijk deze, zacht te vallen. En nu barst, als ware de laatste last van het hart gewenteld en het vertrouwen eerst nu volkomen, Parijs op nieuw in het uitbundigst gejubel uit. Luide verheugt zich de Basoche, (2) dat de vijand der parlementen gevallen is, — luide verheugt zich op nieuw de groote en kleine adel en de burgerstand. Ja, zelfs het gemeen stort eensklaps met nieuwen nadruk uit zijn duistere holen te voorschijn, en verheugt zich, want zelfs tot daar is in de eene of andere ruwe overlevering het nieuwe politieke evangelie doorgedrongen. Het is Maandag 14 September 1788; het gemeen verzamelt zich op de Place Dauphine, laat donderbussen springen, lost buksen, in een ongelooflijk aantal, zonder ophouden achttien uren achtereen. Wederom ziet men als het middelpunt van het eindeloos getier een teenen pop (mannequin d' osier). Maar ook Necker's portret, dat men in een prentenwinkel geroofd of gekocht heeft, wordt in plechtigen optocht, onder luid gejubel, op een stok rondgedragen — een voorbeeld, dat verdient in herinnering te blijven. Maar de grootste toevloed van volk is op den Pont-Neuf, waarde groote Hendrik IV in brons statig te paard zit. Alle voorbijgangers moeten blijven staan, totdat zij zich voor den volkskoning gebogen en verstaanbaar gezegd hebben: Vire Henri IV, (1) Histoire parlementaire de la Révolution Francjaise: ou Journal des Assemblees nationales depuis 1789 (Paris 1833 en volg.) I, 253. — Lamkth, Assemblée constituante, I, (Introd.) p. 89. (2; De Basoche was de vereeniging van procureurs-klerken, die van koning Philips den Schoonen in 1303 verschillende voorrechten verkreeg, o. a. een eigen rechtspraak voor hunne geschillen onderling en voor die met particulieren. Dat privilege bezaten de klerken nog in 1789. 14-16 Sept. 1788 au rliable Lamoignon ! Geen rijtuig, dat niet aangehouden wordt, zelfs dat van Zijne Hoogheid d'Orleans niet uitgezonderd. Men opent het portier: monsieur gelieve zijn hoofd naar buiten te steken en te buigen, of zoo hij weerstreven mocht, geheel uit te stijgen eu te knielen; van madame is daar, waar zij zit, een groet met hare vederen en een lachje van haar bevallig gelaat reeds genoeg; en, niet waar? een paar geldstukken (om fasees te koopen) uit de hand der hoogere klassen, de vrienden der vrijheid, ware niet te veel geëischt ? Dagen achtereen duurt dat ruwe spel zoo voort — niet zonder schoppen. De stedelijke wacht kan niets doen, nauwelijks haar eigen huid vrijlaten, want sedert twaalf maanden is het, gelijk wij gezien hebben, eene soort van tijdverdrijf geworden, om jacht te maken op de wacht. Wel is Besenval met soldaten bij de hand, maar deze hebben bevel om het vuren te vermijden, en zijn ook niet geneigd om zich te roeren. Maandagmorgen begon de uitbarsting der donderbussen, en nu is het bijna Woensdagmiddermacht, en de pop zal blijkbaar op de antieke wijze begraven worden. Lange rijen takkels, die haar volgen, trekken op naar het hotel Lamoignon, maar een mijner (Besen\als) bedienden is vooruit geloopen, om te waarschuwen, en reeds zijn er soldaten. De sombere Lamoignon zal niet door vuur en ook dezen nacht niet omkomen, nog in geen jaar, maar door een geweerschot (of het door de hand van hem zeiven of van een vreemde hem is toegebracht, is onbekend.) (1) Het teleurgestelde volk verbrandt zijn mannequin d'osier onder de vensters van Lamoignon, vernielt het schildwachtshuis en stuwt voort, om het met Brienne, met Dl'bois, den kapitein van de wacht, te beproeven. Maar nu begint alles zich te roeren: gardes Fran<;aises, invaliden, kavalerie-patrouilJes,^ men begroet de toorts-processie met scherpschot, bajonetsteken en sabelhouwen. Zelfs Di-bois maakt een charge met zijn kavalerie, en wel de wreedste van alle; ..een groot aantal wordt gedood of gewond." Niet zonder gedruisch en klachten; daarop volgen crimineele processen en beambten die van harteleed sterven ! (2) Intusschen heetc men zoo het gemeen met een stalen bezem weer in zijn duistere holen teruo-o-edreven en de straten zijn schoon geveegd. Gedurende anderhalve eeuw (3) had het gemeen het niet gewaagd, op deze wijze voor den dag te komen; in zoo eenlangentijd had hetzijn woeste, kolossale trekken niet bij helder daglicht vertoond, hen wonder voorwaar en iets geheel nieuws, tot nog toe slechts als een bloot kluchtspel, niet zonder komische uitwerking, nauwelijks nog met een zweem van toorn; doch in het holle, half waanzinnig lachen loert een schaduw van grimmigheid, die zich zou kunnen ontplooien. Niettemin zijn nu de door Lomknie uitgenoodigde denkers met hunne vlugschriften ver gtnoiderd ; Staten-Generaal zullen er volgens het een of ander plan ontwijfelbaar komen, zoo niet in Januari, gelijk men eerst hoopte, dan toch op zijn laatst in Mei. De oude hertog de Richelieu, die in deze herfstdagen op zijn sterfbed ligt, opent nog eenmaal zijne uogen en steunt: «Wat zou Lodewijk XIA dien hij zich nog herinnert) "gezegd hebben! en sluit die dan voor immer, vóór den boozen tijd. (li Histoire de la Révolution, par deux amis de la Liberté. I, 50. •2) Histoire de la Révolution, par deux amis de la Liberté, i, 5s. 13) \an 26 tot 2, Augustus 1648 liad er te Parijs een formeel oproer plaats, naar aanleiding van de gevangenneming van twee leden van liet parlement, dat toen inet Mazarin in conflict was. l'.t De Hertog van Ouleans wordt dook ilet volk gedwongen hulde te betuigen aan uet standbeeld van Hendrik IV, op 14 September 17t>8. VIERDE BOEK. DE STATEN-GENERAAL. EERSTE HOOFDSTUK. Nogmaals de Notabelen. Het algemeene gebed staat op het punt om verhoord te worden! Altijd werd er in tijden van nationale» druk en bekommering, wanneer de onrechtvaardigheid ten top gestegen en nergens hulp was, als middel tot herstel naar de Staten-Generaal verlangd; dat deed een Malesherbes, ja een Fenelon, (1) en zelfs werd aan parlementen, die dit verlangen luide uitspraken, zegewenschend uitgeleide gedaan. En ziet, nu zijn ze ons toegestaan ; er zullen werkelijk Staten-Generaal komen ! (2) Het was gemakkelijk gezegd, er zullen Staten-Generaal komen; niet zoo gemakkelijk te verklaren, hoe zij zullen komen. Sedert 1614 toch zijn er in Frankrijk geen Staten-Generaal vergaderd geweest; er is geen spoor daarvan overgebleven in de thans bestaande gewoonten der menschen. Hunne samenstelling, de kring hunner bevoegdheid, hunne wijze van handelen, die nooit juist bepaald waren, zijn nu ten eeneninale onzeker geworden. Het is er mede als met klei, waaraan de pottenbakker — of liever de vijfentwintig millioenen pottenbakkers, want zoo velen hebben thans min of meer eene stem (1) Montgaillard, I, 461. ,, ,. , , (2) De instelling der Staten-Generaal klimt op tot 10 April 1302. Op dien datum toch nep Koning Philips de Schoone (1285—1314) in eene vergadering samen de edelen,' de geestelijken en de vertegenwoordigers van de burgerij der steden, om zich van hun steun te verzekeren tegen 1 aus Bonifacius VIII, met wien de Koning toen in ernstig conflict was. Thibaudeau in zijn Histoire des Ktats Généraux (Brussel, Wauters et Co. 1844) zegt: il (le roi) appelle autour de lui non seu ement les nobles et les prétres, mais aussi, sous le nom de députés des villes, la bourgeoisie, la roture, le peuple. II adresse ses lettres aus barons, archevéques, évéques, prélats, aux églises cathédrales, aux universités, chapitres et colléges pour les sommer d'y faire trouver leurs députés: et aux baillis royaux P°ur fane élire, par les communautés des villes et des territoires , des syndics ou procureurs capables de délibérer sur les hautes matières qui doivent leur ëtre proposées.' De gekozenen moesten óf zelf komen óf konden zich doen vertegenwoordigen door anderen voorzien van voldoende volmachten. Toen de vergadering bijeen was, nam de Koning plaats en verklaarde zijn kanselier Pierre Flotte, dat de Koning mot do beste voornemens bezield was om misbruiken af te schatten, maar hierin belemmerd werd door de moeilijkheden, waarin hem de vijanden des rijks brachten, en in het bijzonder door de aanslagen van den paus. Nadat nog de kanselier de noodzakelijkheid betoogd had van de onderwerping der Vlamingen, nam de Koning het woord en zeide hij, dat iedere stand zich zou terugtre kken en afzonderlijk een besluit zou nemen, om later dit besluit, in den vorm van eene raadgeving, Zwj'was^dé eerste vergadering der Staten-Generaal; ineene volgende 1313), ook nog onder de regeering van Philips, kwamhet financieele vraagstuk op den voorgrond min of meer in den vorm van het vragen \an subsidie of van de toestemming tot het heffen van belasting. In de vergaderingen zoo nu en dan gehouden in de volgende eeuwen, komen meestal de financieele, hoewel ook andere vraagstukken te berde. Deze vergaderingen zijn successievelijk gehouden : 10 April 1302 ; Maart of Juni 1303; Apri . , ug. • , 1317; Juni 1321: Februari 1351: Febr. 1355: Maart 1356; Oct. 1356: Febr 13o, ; Nov 13o7; Januari 1358: Mei 135S ; 25 Mei 1359; Dec. 1363; Mei 1369; April 1382; Jan. 1413; Dec. 1420; Jan. 1423 Oct. 1428; April 1434: Febr. 1435; Oct. 1439; Sept. 1440: April 1468; Jan. 1484 ; Jan. loOl, Mei 1506; Jan. 1558; Dec. 1560: Aug. 1561; Dec. 1576; Oct. 1588; Jan. 1593; Oct. 1614. De laatste vergadering word gehouden in 1614. tijdens de minderjarigheid van Lodewijk \IU, onder liet regentschap van Maria de Medicis. 1788 mm^mrnê SeVOei 1UC|"' " ™ ' 'o omvang Imrer stem won- vorm ™°„' ïfiif'T,™1 P""J" betroft' dU llcrfl zich terstond voor den ouden totr^i i: 'r X? ~ rr,n hot duidelijk uitgesproten gevoelen Van he^païll«t van^/^aar dt'r ™ a erwege een storm van uitjouwing en smaad ontmoette, werd dit gevoelen w A » WhHMt >an het parlement _ om nimmer terug te keeSL t parlement had gelijk wij reeds zeiden, zijne rol zoo goed als uitgespeeld • sWhK W® \ > !J Tg 0p te merken' namelijk de korte opeenvolging der da'ta Den was in die dagen geen ongewone mate de MoREUETS de I). ,w 1 AL''liy"*NI,s ■» gezelschap eten met de Cuamtorts, «« kunnen noompn i*^\ rnn ^zij ze wél bij hun füM I)! !H ' e een d^aal,hcht r°nJ te zwerven en den dood te vinden door den dolk' ïtr-—Sïr (1) Weber, I, 347. (2) Weber, I, 360. (3) De hertog van Orleans. (4) De Pythia, de zieneres van het Delphisch Orakel. (o) Mémoires sur les Ktat.s-Généraux. Zie Montgaillard. 1,457-5;». 1788 Sept..—Oct. rispelijk wereldlijk hoofd naar Parijs gekomen, om drie vragen te doen en te beantwoorden : Wat is de derde stand? Alles. Wat is hij tot nog toe in onzen staatsvorm geweest? Niets. Wat verlangt hij? Iets te worden. (1) De hertog van Orleans, want voorzeker is deze, op zijn weg naar den chaos, in het dichtst van dit alles, geeft zijne Dèlibérations (2) in het licht, waarvoor hij als vader staat, ofschoon Laclos van de Liaisons dangereuses er de schrij\er 'san Abbé Sieyès. is. (3) De slotsom is eenvoudig deze: de derde stand is de Natie! Daarentegen maakt monseigneur d'Artois met de overige prinsen van den bloede in een plechtig \ertoog den koning bekend, dat, wanneer men aan zulke dingen gehoor geeft, privilegiën, adel, monarchie, kerk, staat en schatkist in gevaar verkeeren. (4) In gevaar, zeker; maar zijn ze buiten gevaar, wanneer men er geen gehoor aan geelt? De stem, die zich (1) Do abbé Sieyès heeft met zijn vlugschrift van dien naam zeer veel invloed geoefend op den gang der gebeurtenissen. (2) Délibérations a prendre pour les asserablées des bailuages. „„„i,v„„ (3) Pierre Amédée Choderios de Laclos (1741-1803. was een der grootste aanhangers ïar, ''C(4) Mémoire présenté au roi par Monseigneur eomte d'Artois, M. Ie prince de Conde, M. Ie duo. dk Bourbon, M. leduc d'Engiuen et M. Ie prince de Coxti (Afgedrukt in de Hist. pari. I, 2o6. l 6 Nov. 1788 thans verheft, is de stem van geheel Frankrijk; onmetelijk in omvang en verscheidenheid, gelijk liet geluid van losbarstende waterstrcomen; hij ware wijs, die wist wat nu te doen, zoo niet te vluchten naar de bergen en zich te verschuilen? Hoe eene ideale, alziende Versailler regeering, daar gezeten op zulke beginselen en in zulke omgeving, zou besloten hebben zich te gedragen in deze nieuwe crisL, mag zelfs nu nog gevraagd worden. Zulk eene regeering zou te wèl gevoeld hebben, dat haar lange taak nu ten einde liep, dat onder het mom dezer ten laatste onvermijdelijk geworden Maten-Generaal liet onbekende wezen eener nieuwe, alvermogende democratie stond geboren te worden, in welks tegenwoordigheid voortaan geen Versailler regeering anders dan in een tijdelijke rol kon of mocht blijven bestaan. Waren slechts al hare bekwaamheden toereikende geweest, om die zoo uiterst gewichtige tijdelijke rol naar behooren te vervullen, en ware aldus een vreedzame, trapsgewijze, welbestuurde abdicatie, ol Domme dimittas, het einde geweest! i i"1?ltJtuni°PZi(?lte eener id chaussées, (1) waar en hoe men zich ook vereenigt, vormen zich, onder niet weinig verwarring, primaire of grondvergaderingen. «Om uwe kiezers te kiezen," zoo luidt de voorgeschreven vorm; en een memorie van klachten en grieven (cahier de fjlain/es et doléanees) op te stellen, waarbij het niet aan stof zal ontbreken. Met zulk eene kracht werkt het koninklijke edict van Januari, terwijl het over hard bevrozen wegen, in lederen valiezen, in een oogenblik naar alle kanten zich verspreidt, als ware liet een Fiat, of magisch tooverwoord ! Want overal waar het op het marktplein met trompetgeschal, onder het voorzitterschap van een bailh, senéchal of van een ander lageren ambtenaar afgekondigd, of in platteLindskerken na de preek, au próne des messes paroissales, afgelezen wordt, ziet men het I ransche volk, dat zoolang van vurige verwachting brandde en bruischte, in grooten getale zich in ordelijke groepen verzamelen. Die groepen bevatten weer kleinere groepjes, wier onduidelijk gegons weldra in een verstaanbaar spreken en handelen overgaat. Door primaire vergaderingen en vervolgens door secundaire, door «opeenvolgende verkiezingen" on een eindeloos onderzoeken en ziften, overeenkomstig de voorgeschrevcne wijze, zullen de echte «klachten en grieven" eindelijk op het papier komen, zal men eindelijk de hand leggen op den geschikten nationalen vertegen woord iger. Hoe roert liet geheele volk zich, als had liet slechts één leven, en verkondigt in duizendstemmig geluid, dat het eensklaps uit een langen'doodslaap ontwaakt is, om voortaan niet meer te slapen! Het lang gewenschte oogenblik is eindelijk gekomen; de wonderbare mare van zegepraal en verlossing, ontslaving, klinkt met tooverkracht in ieders hart. Zij is gekomen tot den fleren, krachtiger! man, wiens sterke handen niet meer zullen geboeid zijn, voor wiens blikken zich onmetelijke, onverwonnen gewesten openen. De vermoeide daglooner heeft liaar gehoord, de bedelaar, wiens brood van tranen doorweekt is. Hoe! ook tot ons is de hoop gekomen, zelfs tot ons? Zoo zal dan honger en kwelling niet immer ons deel zijn? Zoo was dan het brood, dat wij den harden grond ontwoekerden en in het zweet onzes aanschijns oogstten, maalden en kneedden, niet geheel \oor een ander, maar ook wij zullen daarvan eten en verzadigd worden? Heerlijke mare, (zoo antwoorden de mannen van een meer bezadigden leeftijd) doch al te onwaarschijnlijk! Maar zoo kan dan toch in ieder geval het geringe volk, dat geene belasting in geld betaalt en derhalve ook geen stemrecht heeft, (2) zich ijverig om diegenen scharen, die wel belasting betalen en stemmen mogen, (3) en in de meeste vergaderingsplaatsen is het van binnen en van buiten levendig genoeg. A au de steden zal alleen Parijs vertegenwoordigers hebben ten getale van twintig. Men verdeelt Parijs in zestig districten, van welke ieder (in eene kerk of elders vergaderd) twee kiezers benoemt. Ambtelijke deputatiën gaan van district tot district, want bij alles ontbreekt het nog aan ondervinding en er is geen einde aan het beraden. De straten wemelen zonderling van drukke volkshoopen, vreedzaam, maar woelig en praatziek ; van tijd tot tijd ziet men het flikkeren van (1) Bailliages en sénéchaussêes, ressorten, waarover een bailli en sénéchal gesteld waren, herinneren nog aan de tijden van het leenstelsel. Een bailli en een sénéchal waren beiden rechterlijke ambtenaren door den koning of den seigneur aangesteld, om namens hen recht te spreken, met dit verschil dat dé sénéchal oorspronkelijk was iemand, behoorende tot het huis des konings of tot de naaste omgeving van den heer: oen van de eerste hoogwaardigheidsbekleders toch aan het hof was de grand sénéchal die op den maire du palais volgde en later, toen deze laatste waardigheid was afgeschaft, diens plaats inn'am In den loop der tijden onderging de rechtspraak zoovele veranderingen, dat de baillis en sénéchaux geheel op den achtergrond geraakten en althans in 1789 niets meer waren dan rechters van een ondergeschikten ran<*. In nt't reglement van 14 Januari 1789 worden de toen nog bestaande bailliages en sénéchaussées rovales in alpnabetische volgorde genoemd. (2) Réglement du Roi. In de Hist. pari. I, 267—307. (3) \an de 25 millioen bewoners, die Frankrijk toen telde, rekende men, dat er 5 a 6 millioen zou den kunnen stemmen. 1780 Januari. geweren, vooral rondom het Paleis, waar het Parlement weer in dienst is, hoewel klagende, schier sidderende. Geheel Frankrijk is in beweging ! Is het niet natuurlijk, dat zelts de ste denkende handwerksman in deze groote dagen zijne werkplaats verlaat, al is het niet om te stemmen, dan toch, om bij de stemming tegenwoordig te zijn . Op alle groote wegen heerscht druk gewoel. Tegenstrijdige klanken van vergaderenden en vertrekkenden, van volkshoopen die zich onledig houden met beraadslagen of toejuichen, en stemmen bij billet of luide, stijgen in geheel Frankrijk voortdurend hemelwaarts, terwijl de landman (want het is lente) zijn koren in de voren strooit Bij deze politieke verschijnselen voege men het volgende economische : in den handel stilstand en duurte van het brood ; want een schroeiend droge zomer ging den strengen winter vooraf, en op 13 Juli was er een vernielende hagelslag gevallen. Welk een vreeselijke dag ! Jammerkreten gingen overal bij dat noodweer op. Helaas, een volgend jaar zal het nog erger zijn. (1) Onder zulke omstandigheden is Frankrijk bezig zijn nationale vertegenwoordigers te kiezen. De bijzonderheden van die verkiezingen behooren niet tot de algemeene, maar tot de plaatselijke of parochie-geschiedenis ; daarom zullen wij met de nieuwe onlusten te Grenóble of te Besangon, met het bloedvergieten in de straten van Rennes (2) en den daardoor veroorzaakten marsch der jonge Bretagners, benevens de openbare verklaring hunner moeders, zusters en bruiden (3) en wat dies meer zij, ons hier niet ophouden. Het is overal dezelfde treurige geschiedenis, met slechts ^erin^e afwisseling. Een gereïnstalleerd parlement (b. v. te Besangon), dat verbaasd staat "over dat monster van Staten-Generaal, die het toch zelt te voorschijn heeft geroepen, is eensklaps bij de hand, om het met meer of minder stoutmoedigheid een struikelblok in den weg te werpen, maar wordt, helaas ! oogenblikkelijk nedergeveld en weggeworpen ; want de nieuwe volksmacht kan niet alleen bewijsgronden bezigen, maar ook steenen hanteeren. Elders, en misschien wel in gemeenschap met deze, is het de adel (b. v. in Brctagnë), die den derden stand reeds bij voorbaat de handen wil binden, ten einde deze geen afbreuk doe aan zijne privilegiën. Maar hoe behendig gij bij dit binden ook te werk moogt gaan, is er toch bij mogelijkheid geen kans om te slagen ; de Behemoth-Briarf.us (4) verbreekt uwé kluisters als groene biezen. Gij het binden, messieurs — och! En dan uwe ridderdegens en stoute uitdagingen ; denkt toch een ocgenblik na, wat wilt gij daarmede uitrichten ? Ook de plebejer heeft warm, rood bloed en verbleekt zelfs bij uw verschijnen niet, en de zeshonderd Bretagner edellieden, die sedert tweeenzeventig uren in het Eranciscaner klooster te Hennes gewapend verzameld zijn, moeten er weder uitkomen, wijzer dan zij er intraden. Want de jongelingschap van Nantes, van Angers, kortom geheel Bretagne, was in beweging; moeders, zusters, bruiden riepen: Op marsch! De Bretagner adel moet nu eenmaal de dolle wereld haren gang laten gaan. (5) In andere provinciën vindt de adel het toch, met denzeltden goeden wil, be- (!) Bailly, Mémoires, I, 336. ... (2) De adel en een deel der geestelijkheid van Bretagne, niets willende weten van een dubbele\ ertegenwoordiging van den derden stand, wilden geene vertegenwoordigers kiezen. Het gevolg daarvan was, dat de burgerstand met den adel in conflict geraakte en liet o. a. te Rennes tot groote liandtas- te'^'^dprotestation et arrété des jeunes gens de la ville de Xantes du 28 Janvier 1789 avant leur départ Vour Rennes. Arrété des jeunes gens de la ville d'.Ugas du 4 Février liS9. Arrétéde. m>re>. soeurs, épouses et aniantes des jeunes citoyens d'Angers, du 6 Février 1.89. (Herdrukt in de » . 1 (4) Briareus was in de Grieksehe mythologie de zoon van Ouranos en Gaia, een der giganten met honderd armen en vijftig hoofden. 5) Histoire parlémentaire, I, 287. Deux anus de la liberté. 1, 10a—1ZS 1789 ter om zich bij protesten, goed geredigeerde «klachten en grieven," en satirieke geschriften en redevoeringen te bepalen. Zoo is voor een gedeelte hunne wijze van handelen in Provence, waar namelijk Garriel Honoré Riquetti, graaf van Mirabeau, uit Parijs henen gesneld is, om een woord van pas te spreken. In Provence verklaren het de bevoorrechten, door hun parlement te Aix ondersteund, dat zulke nieuwigheden, al worden ze bevolen door een koninklijk edict toch der natie tot nadeel verstrekken, en, wat nog ontegenzeglijker is, -afbreuk doen aan de waardigheid van den adel." Daar Mirabeau daartegen luide protesteert, besluit dezelfde adel, onder geweldig tumult van binnen en buiten, om hem uit zijne vergadering te drijven Geen ander middel, zelfs niet dat van successieve duellen, wilde doel treffen bij den luidruchtigen, barren tegenstander. Hij wordt derhalve uitgedreven. B. L. de Eiqietti, BURGGRAAF DE MIRABEAU. GlILLOTIN. «In alle landen en ten allen tijde," roept hij tot afscheid uit, «hebben de aristocraten met een onverzoenlijken haat den vriend des volks vervolgd, en met tiendubbelen, onverzoenlijken haat dien, die zelf uit de aristocratie was 'voortgesproten. Zoo kwam de laatste der Gracchen door de hand der Patriciërs om. (1) (1) Caius Sempronius Gracchus, de volkstribuun in hot oude Rome, die door tal van maatregelen •eer. einde wilde maken aan de schandelijke optimaten-heerschappij. Hij werd in 121 v. Chr. vermoord, nadat zijn voorstel '122 v. Chr.) om aan de Latijnen het volle burgerrecht en aan de overige Italikers het Latijmche recht te verleenen, was afgeslagen en door dit voorstel reeds de oppositie sterk tegen hem was toegenomen. 1789 Jan—Febr. Maar door den doodelijken slag getroflen, wierp hij stof ten hemel en riep de wrekende goden in ; en uit dat stof werd Marius (1) geboren, Marius, wiens roem niet zoozeer in de verdelging der Cimbren, als wel daarin bestond, dat hij te Rome de dwingelandij der adellijken vernietigde." (2) Ook Mirabeau werpt zoo een hand met stof (door de drukpers) op, onverschillig wat ze veroorzaken moge, en sluit zich nu bij den derden stand aan. Dat hij toen, om zich de gunst van dien derden stand te verwerven, te Marseille een lakenwinkel opende en voor een oogenblik een marchand tailleur werd, of ook de fabel, dat hij het werd, behoort in ons oog nog altijd tot de vermakelijke gedenkwaardigheden van dat tijdvak. Zonderlinger lakenkooper hanteerde wel nooit de el, of scheurde weefsels voor menschen of gedeelten van menschen. De Fils adoptif is dan ook diep verontwaardigd over zulk een hoonend vertelsel, (3) dat echter in die dagen wijd en zijd geloofd werd. (4) En bovendien, zoo Achili.es in de heldeneeuw schapen slachtte, (5) waarom zou dan Mirabeau in een tijd, die geen heldeneeuw is, geen laken meten? Geloofwaardiger zijn zijne triumftochten door die opgeruide districten, onder 't gejubel van 't gepeupel en bij fakkellicht, door eene wacht van een honderd vrijwilligers omgeven, terwijl men, om zijn gelaal te zien, twee louis dor voor eene plaats aan een raam over heeft. Hij is zoowel te Aix als te Marseille tot afgevaardigde gekozen, maar geeft aan Aix de voorkeur. Hij heelt zijn indrukwekkende stem doen hooren en de diepten van zijn gemoed opengelegd ; hij kan (zulk eene kracht ligt in de door hem gesproken woorden) het hoogmoedsoproer der rijken, het hongeroproer der armen beteugelen, en de onstuimige menigte beweegt zich aan zijne voeten, gelijk de baren der zee onder de maan : (6) hij is een werelddwinger en menschenbeheerscher geworden. Nog één bijzonder voorval vermelden wij, maar met welk eene geheel andere belangstelling! Het is het parlement van Parijs, dat evenals de anderen (slechts minder stoutmoedig, omdat het beter doorziet, hoe de zaken staan) eene poging waagt om dien Hehemoth van Staten-Generaal een ring door den neus te boren. De waardige dokter Guillotin, geacht practiseerend geneesheer te I'arijs, heett zijn beknopt «Ontwerp van een cahier de doléances" opgesteld, hetgeen hem, daar h:j er opgewektheid en talent toe had, immers volkomen vrij stond ? Hij beweegt het volk om te onderteekenen, waarop het stuursche parlement hem voor zijne rechtbank daagt om zich te verantwoorden. Hij gaat, maar geheel Parijs volgt hem op den voet en overstroomt de buitenhoven en bedekt juist daar het cahier met duizenden handteekeningen, terwijl de dokter zich daar binnen verantwoordt Het parlement kan dokter Guillotin niet spoedig genoeg onder allerlei verontschuldigingen ontslaan, waarna hij op de schouders huiswaarts gedragen wordt. (7) Den waardigen dokter hopen wij weer te ontmoeten, doch misschien slechts eenmaal, het parlement in het geheel niet meer ; dat moge door ons onopgemerkt in het niet verdwijnen. Ondertusschen strekken deze dingen, hoe verblijdend zij op zich zelve ook zijn mogen, toch niet tot bemoediging van den nationalen schuldeischer en van ieder ander, die iets te vorderen heeft ! Wat is er, dat bij die algemeene, wan- (1) Caius Marius versloeg de Cimbren in do groote slagen bij Aquae Sextiae (10*2 v. Clir.) en ercellae (101 v. Chr.) en is nog meer bekend door den strijd met Sulla, den onvermoeiden vooi\ec ter van de patriciërs. (2) Fils adoptif, V, 206. (3) Mirabeau, Mémoires, V, 307. (4) Marat, Ami du peuple. (In de Hist. pari. II, 103). (5i Arhilles, oen der vertegenwoordigers van het heroën-tijdvak der Helleensche geschiedenis een der het meest door Homerus bezongen helden, die deelnamen aan het beleg van iroje. (6) Eene zinspeling op het verband tusschen ebbe en vloed en den stand der maan. (~) Deux amis de la liberté, I, 141. 1789 hopige twijfelzucht aan alles, geruststellender werken kan, dan dat men geld in de beurs heeft en overleg genoeg bezit om het te bewaren ? In den handel en iedere soort van speculatie toch heerscht doodelijke stilstand ; en de hand der nijverheid rust ledig in den schoot. Yreeselijk genoeg nu, terwijl het strenge jaargetijde ook het zijne heeft toegebracht, en er bij gebrek aan werk ook gebrek aan brood komt. Daarenboven komen er in het begin van de lente geruchten in omloop over een opkoop van het koren, komen er koninklijke edicten, petitiën van de bakkers tegen de molenaars, en eindelijk in de maand Augustus dichte drommen van bedelaars in lompen gehuld, en de grimmige kreet van verhongering ! Dat zijn de driewerf beruchte brigands, die dan ook werkelijk in zeker aantal bestaan hebben, maar in het oog van zoovele millioenen, als in verveelvoudigende holle spiegels heen en weer gekaatst, ten laatste een gansche wereld van brigands worden en het heldendicht der omwenteling als een bovennatuurlijke machinerie in beweging brengen. De brigands zijn hier, de brigands zijn daar, de brigands komen ! Niet anders klonk het geluid van Phoebus Apollo's zilveren boog, toen hij pest en bleeken schrik verspreidde in de gelederen der Grieken. (1) Want ook dit geluid had zijnen oorsprong in de verbeelding, was bovennatuurlijk, en wandelde ook in vormlooze onmetelijkheid, gelijk aan den nacht (vvxTÏ èomüq) I Maar let ten minste voor de eerste maal, in die landen en tijden, op de buitengewone heerschappij van den argwaan. Als arme, hongerige menschen, op den oever van den dood, zich 4n hoopen en groepen verzamelen gelijk arme mosschen bij ruw weder, al ware het slechts om droef te zamen te tjilpen en elkander wederkeerig over hunne ellende te troosten ; als verder hongerige menschen (hetgeen mosschen niet kunnen), eens vereenigd zijnde, ontdekken, dat zij niet behoeven om te komen zoolang er voedsel in het land is, omdat hun aantal groot is en zij wel ledige magen, maar toch sterke vuisten hebben : waartoe is dan nog een bovennatuurlijke machinerie noodig ? Voor de menschen niet ; niet aldus voor de Franschen in een tijd van een omwenteling. Deze brigands (evenals die van Iurgot veertien jaren geleden) (2) zijn door aristocraten, democraten, dOrleans, dArtois en alle vijanden van het openbare welzijn, hoewel dan ook niet bij trommelslag, geworven. Zelfs geschiedschrijvers willen dit tot op den huidigen dag met één enkel bewijs staven : de brigands, die, gelijk het heet, niets te eten hebben, weter. toch drank te bekomen, ja men heeft ze zelfs dronken gezien. (3) Inderdaad, iets voorbeeldeloos. Maar kan men, niettegenstaande dat, niet voorspellen, dat een volk, met zulk eene mate van lichtgeloovigheid en ongeloovigheid (wier juiste vereeniging den argwaan, en in het algemeen onverstand teweegbrengt) behept, genoeg gestalten van onsterfelijken, die in zijne slagorde strijden, zien en aan epische machinerie nimmer gebrek hebben zal ? Dit zij hoe het wil, de brigands zijn klaarblijkelijk in groote menigte (4) naar Parijs gekomen: met bleeke aangezichten, sluik haar (het echte voorkomen vaneen enthousiast), in smerige lompen en met groote knuppels, waarmede zij woedend op de straatsteenen slaan. Zij mengen zich in het verkiezingstumult en zouden gaarne Gi illotin s cahier of eenig ander cahier onderteekenen, als zij maar konden schrijven. Hun enthousiastisch voorkomen, het kletteren hunner knuppels voorspelt voor niemand iets goeds, en vooral niet voor de fabrikanten uit de voorstad St. Antoinc, met wier arbeiders zij zich vereenigen. (1) Voor Troje. <2) Zie pag. 53. (3) Lacretelle, 18me Siècle II, 155. '4) Besenval, III. 385 etc. 1789 Febr.-April. DERDE HOOFDSTUK. Electriek geworden. Maar thans zijn ook uit alle oorden van Frankrijk nationale afgevaardigden te Parijs, niet hunne volmachten of pouvoirs, gelijk men ze noemt, in den zak, en vragen, beraadslagen, en zoeken verblijven te ] ersailles. Hiei zullen de StatenGeneraal, zoo niet den eersten, dan toch zeker den vierden Mei in grooten optocht en gala geopend worden. Mon heeft de Salie des menus voor hen geheel nieuw laten betimmeren en versieren, (1) ja zelfs het costuum bepaald; een groote twist- Geestelijkheid. Adel. Pf.rde stand. vraag van den dag, of de afgevaardigden van den derden stand hoeden met opof neergeslagen rand (2) zouden dragen, is zoo goed als vereffend. Er komen gestadig nieuwe vreemdelingen aan; lediggangers, menschen van allerlei rangen en standen, officieren met verlof, b. v. onze waardige kapitein Dampmartin, met wien wij nog nader bekend hopen te worden ook; deze zijn van alle kanten toegesneld, om te zien wat er te doen is. Onze Parijsche comités van de zestig districten hebben het drukker dan ooit, en er valt niet aan te twijfelen, dat de Parijsche verkiezingen eerst laat zullen afgeloopen zijn. Op Maandag den 27 April bemerkt de sterrekundige Baillv , dat sica>' Rev f.illon niet op zijn post is. Sicur Reveillon, een "groot papierfabrikant uit de rue St. Antoinedie anders zoo stipt is, is niet tegenwoordig in het verkiezingscomité en zal er niet meer komen. Is er dan in dat «ontzaglijk groote magazijn van fluweel papier" een ongeluk gebeurd ? Helaas ja! Het is heden geen Montgolfier, die zich daar in zijne luchtballon verheft , het is het grauw, het schuim uit de voorstad: die verheffen zich tot opstand. Heelt men sttto i .1 _ • .1 (1) Deze zaal in het hotel des Menus plaisirs had ook reeds gediend >ooi ue \« ieauu uiBui Notabelen. De verbeteringen en versieringen, in de zaal aangebracht, vindt inen uit\oerig beM ne\en in L'An 17X9 van Hippnlvtc Gautier (Parijs, Charles Delagrave.) (2) «Cliapeau rabattu." 160 1789 Réveillon, die zelf eens werkman was, hooren zeggen, dat «een werkman gemakkelijk van vijftien sous daags kan leven ?' Vijftien sous daags, inderdaad een geringe som! Of dacht en meende men slechts, dat men hem dat had hooren zeggen? Door dat lang wrijven en prikkelen is, naar het schijnt, het nationale temperament electriek geworden. \\ ie weet, welken zonderlingen vorm het nieuwe politieke evangelie heneden in die donkere holen, in die duistere hoofden en hongerige zielen heeft aangenomen, en welke zonderlinge vereeniging van het gepeupel er weldra ontstaan zal! < 'in kort te gaan, verwoede personen, die dra' tot een verwoede menigte aangroeien, waarbij zich wederom een andere menigte voegt om toe te kijken, belegeren het papiermagazijn en betuigen in luide, ongrammaticale taal (daarenboven tot de hartstochten gericht), het ontoereikende van vijftien sous daags. De stedelijke wacht is niet in staat hen te verstrooien; er ontstaat een geweldig tieren en brullen; Réveillon, ten einde raad, bezweert het volk, bezweert de autoriteiten. Besenval, thans kommandant van Parijs in werkeiijken dienst, zendt tegen den avond, op Réveillon s vurig smeeken, ongeveer dertig man Fransche gardes. Deze zuiveren de straat, gelukkig zonder te vuren, en vatten daar post, in de hoop dat alles voorbij zal zijn. (1) Maar dat is niet het geval; den volgenden morgen is het veel erger. St. Avtoinc is op nieuw opgestaan, verwoeder dan ooit, en versterkt door de onbekende, havelooze gestalten met hun enthousiastisch voorkomen en hun groote knuppels. De bevolking stroomt van alle kanten toe om te zien: twee karren met straatsteenen, die daar toevallig voorbij komen, worden als een zichtbare gave Gods in beslag genomen. Lr moet nog een detachement Fransche gardes gezonden worden, terwijl Besenval en de kolonel thans ernstig beraadslagen; later nog een. Met moeite dringen zij met gevelde bajonetten en onder bedreiging van te zullen vuren, tot op de plaats door. Welk een schouwspel! Eene straat, door dichte bruisende drommen verstopt: een papiermagazijn, met vuur en bijl vernield; dolle oproerkreten; een hagelbui van kogels, beantwoord met gekrijsch en allerlei werptuig, pannen die van daken en uit vensters regenen : vliegende dakpannen, vloekende en stervende menschen! Het is den Franschen gardes niet naar den zin, maar zij moeten volharden. Den ganschen dag duurt dat zoo voort; nu eens verflauwend, maar dan weder in woede verdubbeld; de zon gaat onder, nog heeft St. Antoinc zich niet overgegeven. De geheele stad is in rep en roer! Helaas, het geknal der geweerschoten dringt tot in de afgelegen eetzalen der Chaussée d'Antin door en geeft daar een anderen toon aan de tafel-gesprekken. Kapitein Dampmartin laat zijn wijn staan en gaat met een of twee zijner vrienden naar buiten om den strijd te aanschouwen. Smerige kerels grauwen hem toe : A bas les aristocrates (weg met de aristocraten), en beschimpen het kruis van St. Louis. Men duwt en stoot hem, maar laat zijn zak met vrede, gelijk dan ook bij Réveillon niet het minste gestolen werd. (2) Tegen het vallen van den avond neemt Besenval, daar de zaak nog geen einde neemt, het besluit om er de Zwitsersche gardes heen te doen trekken met twee stukken geschut. De Zwitsersche gardes moeten er heen en dat gespuis, in naam des konings, aanmanen om uiteen te gaan. Gehoorzaamt men niet, dan moeten zij, openlijk voor aller oogen, de kanonnen met kartetsen laden, de aanmaning nog eens herhalen, en gehoorzaamt men dan nog niet, vuren en — voortgaan (1) Besenval, III. 385—388. (2j A. H. Dampmartin. Kvènements qui se snnt passés sous mes veux pendant la Rt'-volution fran<;aise Herlijn, 1790) I, 25—27. Samenscholing of uen Faubouhu Sï.-Antoine of 28 Af kil 17t>«. 2T-2S April 178!) met vuren, tot "de laatste man" verdwenen en de straat schoon geveegd is. Door dat heldhaftig besluit wordt, gelijk te denken was, aan de zaak een einde gemaakt. Op het gezicht der brandende lonten en der vreemde, roodgerokte Zwitsers stuift St. Antoine in de schaduw des nachts ijlings uiteen. Er blijft niets over dan eene versperde straat, en »vier- tot vijfhonderd" dooden. De ongelukkige Réveillon heeft eene schuilplaats gevonden in de Bastiile en zendt van daar, veilig achter het steenen bolwerk, eene maand lang zijne klachten, protesten en verklaringen de wereld in. De koene Besenval oogst den wel verdienden dank in bij alle fatsoenlijke Parijzenaars, maar bemerkt dat hij er te l ersailles niet bijzonder door in achting gerezen is, — iets waaraan de man van wezenlijke verdienste gewoon is. Doch van waar ontstond toch die geweldige electrieke uitbarsting ? Van d'Orleans ! roept de hofpartij ; hij met zijn goud wierf in het geheim de brigands, natuurlijk op de eene of andere verrassende wijze ; hij bracht hen uit alle hoeken te zamen, opdat zij hier in gisting zouden geraken en ontbranden ; hij leeft om kwaad te doen. Van het hof! roept het verlichte patriottisme; de aristocraten met hun verwenschte goud en hunne kuiperijen verlokten hen en ruiden hen op tot verderf van den onschuldigen sieur Réveillon, om den zwakken schrik aan te jagen en allen een afkeer van de vrijheid in te boezemen. Besenval komt, schoorvoetende, tot het besluit, dat het "de Engelschen waren, onze natuurlijke vijanden." (1) Maar zou men het, helaas, niet eer aan Diana, in de gedaante des Hongers, kunnen wijten ? (2) Aan zekere tweelingzusters (Dioscuren) (3) de Verdrukking en de Wraak, die zich zoo vaak in den strijd der menschen mengen ? Arme afgesloofde duivels, in lompen gehuld, in treurige misvorming als verhard, — ofschoon de adem des Almachtigen ook hun eene levende ziel heeft ingeblazen ! Hun is alleen dit duidelijk, dat het vrijheidsdolle philosophisme nog geen brood heeft gebakken, dat de patriottische Comité-\n\ wel, wat hooger is, met zich willen gelijkmaken, maar niet lager afdalen. Brigands, ot wat zij ook zijn mogen, hun is het bittere ernst ; zij begraven hunne dooden onder den titel van dêfenseurs de la patrie, martelaren voor de goede zaak. Of zullen wij zeggen : De opstand heeft nu zijn leertijd uitgediend, en dit was zijn proefstuk, en geen slecht ook? Zijn eerstvolgende daad zal een meesterstuk zijn, die zijn onbetwistbaar meesterschap aan geheel een verbaasde wereld verkondigt. Laat die steenmassa, die vesting der dwingelandij, die men Bastiile noemt, of gebouw (4) bij uitnemendheid, alsof er geen ander gebouw bestond, hare kanonnen nazien ! Ln zóó brengt het beroerde Frankrijk, onder primaire en secundaire, vergaderingen, en cahiers van grieven, onder voorstellen en vergaderingen van allerlei aard, onder veel donder van gezwollen welsprekendheid en ten laatste onder den donder van pelotonsvuur, zijne verkiezingen ten einde. Jsa een lang en verward schiften en ziften heeft het eindelijk (behalve eenige achterblijvers te Parijs) de echte graankorrels uitgezift, een getal van twaalfhonderd en veertien (5) nationale afgevaardigden, en zal nu onverwijld zijne Staten-Generaal openen. (1) Besenval, III, 389. (2) Diana of liever gezegd Malebranche (1038 1 < 15), een vereerder van Descartes, breidde diens stelregel • cogito, ergo sum dk denk, dus besta ik) verder uit, door de bewering, dat de gedachten der menschen nif .™°rtkomen uit hun geest, maar dat haar eenige bron is bij God. Dit theologisch Cartesianisme ontwikkelt hij in zijn Recherche de Ja Vr'rité. Madame de Staël. 1789, 4 Mei Maar waar is de bruinlokkige, lichtvaardige, vurige demoiselle Theroigne ? (1) Bruine, welsprekende schoonheid, gij die met uw gevleugelde woorden en blikken de harde horst, geheele, met staal gedekte bataillons zult doorboren en een Oostenrijkschen keizer overreden! Piek en helm liggen ter rechter tijd ^or u gereed, en, helaas, ook een dwangbuis en een lang verblijf in de Srdpetriere. Het ware u beter geweest zoo gij in uw geboorteland Luxemburg geble\en en de moeder geworden waart van de kinderen eens braven mans: maar dat was niet uwe taak, niet uw lot. Doch hoe zullen wij, zonder tong of liever honderd tongen van metaal, (le merkwaardige personen van het sterkere geslacht optellen? Heeft niet de markies Valady ijlings zijn breedgeranden kwakerhoed, zijn Pythagorische Grieksche studiën te Wapping en de stad Glasgow verlaten? (2) De Morande van den Cour nar de VEurope, Linguet van de Annales, blikken vurig door den nevel van Londen henen en worden ex-redacteurs, om der guillotine tot voedsel te strekken en hun loon te ontvangen. Staat daar niet Louvet (de schrijver van den Fanbias) op de teenen? En Brissot, genaamd de Warville, de vriend der zwarten Hij en de markies Condorcet en ClavxÈre van Genève hebben het nieuwsblad den Momteur opgericht of staan op het punt om het te doen. Goede schrijvers moeten verslag geven van zulk een dag. Of ziet gij niet vrij duidelijk, waarschijnlijk op een van de laagste rangen, niet op de eereplaatsen, zekeren Stanislas Maillard, een deurwaarder of bode te paard < huissier a chccal) van het Chdtelet! (3) een der slimste gasten onder de mensclien? Ziet gij er geen zekeren kapitein Hulin van Genève, kapitein Elie van het regiment der koningin, die er beiden uitzien, als stonden ze op halt soldij? Jourdan (4) met tegolkleurige knevels, een oneerlijk muildierhandelaar. Deze zal binnen weinige maanden Jourdan de scherprechter zijn, en dan ander werk te verrichten hebben. Zeker is 't ook geen plaats der eere, waar die smerige, druipoogige sterveling staat of zich verdrietig uitrekt, om met zijn kleine gestalte, die naar roet en paardenzalven riekt, toch ook iets te zien. Het is Jean Paul Marat van Neufchatel! O Marat, vernieuwer der menschelijke wetenschap, lector over optica, o gij merkwaardige paardendokter eens in de stallen van dArtois, wat ziet uw duistere ziel in dat alles, als zij uit uw terugstootend, onheilspellend gelaat blikt? Wellicht een of anderen zwakken straal van hoop, gelijk de aanbrekende dag na een Nova-Zembla-nacht? Of slechts blauw zwavellicht en spookgestalten, en wee, en argwaan en wraak zonder einde? (5) Over den lakenkooper Lecointre, die daar dichtbij zijn lakenwinkel sloot en de deur uittrad, behoeven wij nauwelijks te spreken, evenmin als over Santsrre, (1) Théroigne de Méricourt, eene der meest bekende typen uit de eerste tijden der revolutie. Zij komt meermalen in dit werk voor. c>) Founders of the French republic (Londen, 179S). § \ai.ady. (3) De rechtbank, die dagteekende uit den oudsten feodalen tijd, toen liet Chatelet de naam i , welken men gaf aan de gewone koninklijke justitie in de stad Parijs. Het is moeilijk nauwkeurig te „even wefke zaken nog in 1789 aan het Chatelet ter berechting waren opgedragen. . (4) M^thieu Jouve Jourdan (1749-1794, bijgenaamd ..Coupe-Tete," was geboren m Vivara* volgens anderen nabij Puy in Vely. Hij komt nog meermalen in dit werk voor. Hij w.rd 0t0u 1"tl"Ü5TiJ;a,Mpaui Marat was in 1746 te Baudry in Neufchatel uit protestantsche ouders geboren en wijdde zich aanvankelijk aan de studie der natuurkundige en medische wetenschappen. Na in l,n„eknd en Scho land gereisd te hebben, kwam hij ook naar Holland, waar hij te Am, erdam ,n hot licht laf: de rHomme m des principes et des b.is de Tiaflnoxee de Vame sue le corps el du eorftrnr lAme dat door S'oltaire werd bestreden. In Parijs teruggekeerd, schreef hij over optica, electluit it en gaf in 1787 een l'lu.i de leyinlation criminelle uit. waarin hij zich verklaarde vooi de .if>. h. thn vanid doodstraf In bekrompen geldelijke omstandigheden verkeerendè, was hij gedwongen de betrekking \an paardendokter by den graaf van Artois aan te nemen. Wat hij tijdons de revolutie geweest is, zal genoegzaam uit dit werk blijken. ^ ^ 4 Mei 1789 den brouwer uit de voorstad Sf. Anfoinc, met zoo krachtige stem. Twee andere gestalten, en alleen die twee, merken wij nog op. Die kolossale, gespierde gestalte, uit wier zwarte wenkbrauwen en ruw, plat gezicht (figitre écrasre) de sluimerende wilskracht van een nog niet razenden Hercules blikt, — het is een hongerig advocaat zonder praktijk, Danton (1) genaamd: merk hem wél op. En die andere gestalte, zijn schraal gebouwde makker en ambtgenoot, met zijn lange, krullende lokken, zijn smerig, gemeen gelaat, waaruit echter een wonderbaar genie u tegenstraalt, alsof er eene naphtha-lamp in brandde, dat is Camille Desmoi lins, (2) een man van buitengewone slimheid, vernuft, en zelfs humor, een der geestigste en helderste koppen onder al die millioenen. Gij arme Camille, men zegge van u wat men wil, maar men zou liegen met te beweren dat men u, vurig, licht opbruisend jongeling, niet bijna moest liefhebben! Maar die gespierde, nog niet razende gestalte, zeiden wij, is Jacques Danton, een naam, later vrij wel bekend in de omwenteling. Hij is president van het kies-district der Cordeliers, of staat op het punt dit te worden, en openen zal hij zijne longen van metaal. Wij vertoeven niet langer bij de bonte jubelende menigte: want zie, daar naderen de afgevaardigden van den derden stand! Wien van deze zeshonderd individuen met eenvoudig witte dassen, die hier gekomen zijn cm Frankrijk te herscheppen, zou men vermoeden dat hun honing zal worden ? Want een koning of leider moeten zij hebben, gelijk alle menschelijke vereenigingen ; hoedanig hunne taak ook zij, één is er, die door zijn karakter, zijne bekwaamheid en zijn stelling het geschiktste is om haar te vervullen ; zulk een nu wandelt ook hier onder de overigen, hoewel nu nog onverkoren, als hun koning voor de toekomst. Zal die het zijn met de dikke zwarte lokken, met de hure, gelijk hij het zelf noemt, of den zwarten everzwijnskop, die man, uit wiens ruige, overhangende wenkbrauwen en ruw gehouwen, met naden bedekt karbonkelgezicht natuurlijke leelijkheid, pokken, onmatigheid, bankroet en het brandende vuur van het genie stralen, gelijk kometen-vuur, dat door de duisterste verwarring heen zijn glans verspreidt ? Het is Garriel Honork Riquetti de Mirabeau, de wereldbedwingende, menschenbeheerschende afgevaardigde van Air ! Volgens de baronesse de Staël stapt hij trotsch voort, hoewel hier slechts van ter zijde aangezien, en schudt zijn zwarte chevélure of leeuwenmanen, als profeteerden zij groote daden. Ja, lezer, dat is de type-Franschman uit dit tijdperk, gelijk Voltaire het van het voorgaande was. Hij is Fransch in geheel zijn bestaan en streven, in zijne deugden en ondeugden ; misschien meer Fransch dan eenig ander en daarenboven innerlijk met zulk eene mate van mannelijke kracht begaafd. Houd hem in gedachten ! De nationale vergadering zou zonder hem een geheel andere zijn, ja, hij zou met den ouden dwingeland hebben kunnen zeggen: "De nationale vergadering ? Ik ben de nationale vergadering." (3) mirabf.au was uit een zuidelijke luchtstreek en uit bruisend, zuidelijk bloed gesproten ; want de Riquetti's of Arrighetti's moesten, vóór vele eeuwen, uit Florence voor de Guklfen (4) vluchten, en vestigden zich in Provence, waar zij zich van geslacht tot geslacht steeds als een bijzonder ras onderscheidden ; licht ontvlambaar, ontembaar, scherpsnijdend, maar ook trouw als het staal, dat zij droegen, en met een innerlijke kracht en een geest van werkzaamheid bezield, die somwijlen aan 1 George Jacques Danum, geboren 28 October 1759 te Arcis sur Aube, was vóór '89 advocaat te Parijs. Hij komt later meermalen in dit werk voor. (2) Camillt' Desmoulins, geboren in 17G2 te Guise, ontving zijne opvoeding te Parijs, studeerde in de rechten en werd advocaat bij het parlement van Parijs. Vóórdat hij met zijn vurig enthousiasme krachtdadig deelnam aan de revolutie, schreef hij twee pamfletten: la Philosophie au penple francais (1788/ en la France libre (1789.) Ook hij is een der revolutiehelden, dien wij meer zullen ontmoeten. '3) Een variant op het aan I.odewijk XIV toegeschreven gezegde: «L'Etat? L'Etat, eest moi." <4ƒ I)c naani van een der staatspartijen in Florence. GaBRIEL lIONOltÉ lllCJVETTI, O HA. af VAN MlRABEAC. 1781), 4 Mei waanzin grensde, maar dien nooit bereikte. Een oude Riqi eiti ketende ter \ei\ulling van een dwaze gelofte twee bergen aan elkaar, en de keten met hare ijzeien stai van vijf stralen is nog te zien. Zou een nieuwe Riquetti niet even voel 0Ji/ketenen en vlot kunnen maken, — dat ook zal te zien zijn Het noodlot heeft werk voor den zwartbruinen, diklioofdigen Mirabeau, liet noodlot heeft over hem gewaakt ; — het heeft reeds lang hem voorbereid. Lag niet zijn grootvader, de forsche Col , oude markies! Hoe gij het slaat en vilt, dit jong zal nooit voor do hondenkar der politieke oeconomie leeren trekken, en een menschcnvricnd worden; niet a s nij zal hij worden, maar hij zal en moet hij -zélf zijn, een ander dan gij. Echtsclieidingsprocessen, -'de gcheele familie, op één na, in de ge\angenis cn "sijl < ozijn lettres de cachet, alleen voor uw eigen gebruik', doen de wereld slechts verbciRsd staan Onze ongelukkige Gabriel, die zondigde en tegen wien gezondigd werd, heeft van zijn toren op het eiland Rhê den Atlantischen oceaan en op het kasteel // de Middellandsche Zee te Marseille hooren ruischen. Hij is op de citadel Joux o-eweest en twee en veertig maanden lang, bijna zonder kleeding aan het lijt, in den'kerker van Vincenncs, — alles door lettres de cachet, van zijn leeuwenvader Hij is in de gevangenis van Pontarlier geweest, (waar hij zichzelvcn gevangen leverde), — men heeft hem vluchtende van het aangezicht der menschen (bij ebbe) door een zeeboezem zien waden. Hij heeft gepleit voor het parlement van Aix (om zijne vrouw terug te krijgen) en het publiek heeft zich op de daken verzameld om te zien, daar het niet hooren konde. De rammelmuil (r/r/^edent), bromt de oude zonderlinge markies, welke in die zoo bewonderde baliewelsprekendheid niets dan twee rammelende kinnebakken en een ledig, holklinkend hoofd, als een trom, ziet. Maar wat heeft onze Gabriei, Honoré op die zonderlinge omdolingen niet al gezien en ondervonden? Alle soorten van menschen, van sergeant-drilmeesters af tot eerste ministers toe, vreemde en inlandsche boekhandelaren, heett hij leeren kennen. Met alle slag van lieden kwam hij in aanraking; alle slag van lieden heeft hij voor zich ingenomen, — want in den grond is dat wilde en onbuigzame hart een gezellig en liefhebbend hart — bij voorkeur echter alle slag van (1) Jean Antoine Riquetti. 16 Augustus 1705, tijdons den Spaanschen successie-oorlog. Prins Eugenius van Savove, de groote veldheer van liet keizerlijk le?ei- ».;öii0 i?i) De bevelhebber van het Fransche leger, een achterkleinzoon van Hendrik I\ en Gabnelle d'Estrées. 4 Mei 1789 vrouwen — van des schutters dochter te Saintes (1) af, tot de jonge, schoone Sophie, madame Monnikr, toe, die hij niet kon nalaten te «stelen", (2) om daarvoor in efjigie onthoofd te worden ! Want waarlijk, sedert de groote profeet uit Arabië (3) tot Ali's verbazing dood op het slagveld lag, zag men zelden zulk een liefdeheid, met de kracht van dertig mannen begaafd. Voorts in den oorlog deed hij mede bij de verovering van Corsica, (4) heeft in geregelde duels en ongeregelden hoop gevochten en eerroovende baronnen met de zweep getuchtigd. In de letterkunde heeft hij over Despotisme, over Lettres de cachet geschreven ; minnedichten in SapphoWertherschen smaak ; ontuchtige profane stukken ; boeken over de Pruisische Monarchie, over Cagliostro, Calonne en de Watcrmaatschappijen van Parijs ; — ieder van zijne boeken zou men met een knetterend alarmvuur kunnen vergelijken, geweldig, walmend, plotseling ! De vuurpan, de lont, het pek behoorden hem; maar de lompen, het oude hout en de geheele naamlooze, brandbare rommelzoo (want alles is hem brandstof), heeft hij aan alle mogelijke venters en kramers ontleend. Zoodat men dan ook venters genoeg heeft hooren roepen : «Hier, dat vuur behoort mij !" Ja, meer in 't algemeen beschouwd, moet men bekennen, dat zelden iemand zulk een talent van borgen heeft gehad als hij. Hij weet zich de denkbeelden, de bekwaamheden van een ander toe te eigenen, ja kan den man zeiven tot den zijnen maken. «Alles weerschijn en weerklank (tont ile rcfiet et de réverbère !") bromt de oude Mirabeau, die wel zien kan, maar niet wil. Oude knorrige menschenvriend! het is zijne gezelligheid, zijn aansluitende natuur, en deze zal hem thans de voortreffelijkste hoedanigheid van alle zijn. In dien «veertigjarigen strijd tegen de dwingelandij" heeft hij zich het heerlijke vermogen verworven, om zich zelf te helpen, en toch de heerlijke natuurlijke gave van het kameraadschap, dat is, zich te laten helpen, niet verloren. Zonderlinge vereeniging! Die man kan zelfgenoegzaam leven en toch leeft hij ook in het leven van anderen, — kan maken dat men hem bemint, met hem arbeidt; het is een geboren koning der menschen ! Maar bedenk verder ook, hoe hij zich, gelijk de oude Mirabeau alweder bromt, «van alle vormen (f'ormulae) heeft losgerukt (hum-é)" ; een feit, dat, wel overwogen, in deze dagen veel beteekent. Dus is hij geen man van stelsels, maar louter van doorzicht en instinct. Maar toch een man, die ieder voorwerp scherp in het oog vat, het doorziet en beheerscht, want hij heeft verstand, wil en kracht, meer dan alle anderen. Kortom, een man, niet met logica-brillen, maar met een oog ! Ongelukkig echter zonder de tien geboden, zedewet of vaste grondbeginselen van welken aard ook, maar niet zonder een krachtige, levende ziel en een oprecht gemoed ; eene waarheid, geen kunstige gemaaktheid, geen schijn ! En zoo zal hij, die «veertig jaren tegen de dwingelandij gestreden" en zich «van alle vormen losgerukt" heeft, de spi eker worden van eene natie, uie begeerig is hetzelfde te doen. Of is het niet juist Frankrijk's streven, om ook do dwingelandij af te schudden en zich van zijne oude vormen los te maken, — die het ziet dat versleten zijn en ver van de waarheid afgeweken ? Van die vormen wil het zich losmaken, ja, zich, zoo noodig, van alle ontdoen, tot het nieuwe gevonden heeft. Tot zulk een werk begeeft hij zich en op zulk eene wijze, die merkwaardige Riquetti de Mirabeau. Daar stapt hij heen, die vurige, ruwe gestalte met zwarte Simsonslokken onder den neergeslagen hoed : een donkergloeiende vuurmassa, die men niet zou hebben kunnen dempen of smoren, zonder geheel Frankrijk met rook te vervullen. Maar nu heeft zij lucht gekregen en zal al hare brandstof en haar (1) Waar hij in garnizoen had gelegen. (21 Met Sophie Monnier heeft hij o.a. te Amsterdam geleefd. (3) Mohammed. (4) In 1768. 178!), 4 Mei damp-atmosfeer bovendien verteren en geheel Frankrijk met vlam vervullen. Zonderlinge lotsbeschikking ! Veertig jaren smeulens met onaangenamen walm en damp, en nu hij dit is te boven gekomen, vlamt hij gelijk een vuurspuwende berg hemelhoog en werpt, drie en twintig schitterende maanden lang, in vlammen en vloeiende vuurstroomen alles wat in hem is, uit ; de vuurtoren en het wonderteeken van het verbaasde Europa, — en daarna ligt hij daar, voor immer geledigd en koud. Treed voort, Gabriki, Honoré, grootste van hen allen: onder al de nationale afgevaardigden, onder geheel de natie, is er geen aan u gelijk, en geen die u nabij komt. , . , , , Maar zoo nu Mirahkau de grootste is, wie van deze zeshonderd zou wel de geringste zijn ? Zullen wij zeggen, die angstige, schrale, nietsbetekenend uitziende man, van nog geen dertig jaren oud, met een bril op ; wiens oogen (als de glazen weg zijn) onrust en vrees te kennen geven, wiens gelaat naar boven Jacqves A. M. Cazalès. M aximilien Robespiekre. 4 Mei 1789 StJLï ™ ü ;TJ„ie%SLrktrelorc, Y*-?; sehien een bleek zeeeroen is ? °M \ tv i 161 aatste schakeering mis- m,Ais Ro.™?,Tn .Lokaat " M«'" richtte vrijmetselaars-loges op onder K»kkj ï- 1' ,etonee.ns advocaat, tIeeerst=el?orcne' Senoot een bekrornpenfopvoediïlg-S de geesüf ';fMII;LE Desm°ulins was zijn schoolmakker in het colleee van i ,,m« ,l r I.r»r:m Srva^ dTtgTl', ,be"UC'"Cn 1'Zm' E p,To hot vnlL- ' maximiliaan spreekt nauwgezet recht over en ziedaar, de Nauwgezette SS' ai= *-<*7^ sr nsgsrl:i—r d™ r—- ss'JS t ±;lel'die «. r worden, ,„t gchcel £ ££ % £7^*3 utLSs™l gTend0,1 ESligT^™ S^SVslïï't±i dooien, maar als liefhebber van de muziek heefUri zlL™^ ™er. onstmmige Plei" Kmi* izsa jrl,ij «5 ziclizelven. £ ^eÜ™ ^ ^ ZTZ 7*1 Z Wl" <™r; hi" * e.~d?r t £££ eeno wereld van zulke burgers vooT'te brenï" 'ite^o'd T e™e °a,k'' pen, de jongen om bet ™ ♦ ören=>en ■ De ouden om scheuren te stop- de taak * J § 1 PUm °P tG rUimen' e» 18 het laatste hier niet werkelijk SM-! S-rESS •™ « negentig mcer dan voldoende isV '(3) Hettiktflt^ïïdf JLT 3) Km?VS^l*'sSdTjU°n-S }4r Barbakoix- Mémoires, etc. door(r^tZD ^^ssssrzoon van Jakübus "•die in 1688 1789, 4 Mei Gérard gekozen, een man met gezond verstand en een rechtschapen karakter, maar zonder geleerde kennis. Daar gaat hij met vasten tred ; hij uniek, in zijne hoerendracht, die hij altijd zal dragen zonder zich om korte mantels en kostuum te bekreunen. De naam van Gerard of Père Gérard, vader Gérard, gelijk men hem gelieft te noemen, zal ver klinken, rondgedragen in eindelooze spotternijen, in royalistische satiren en republikeinsche almanakken. (1) "Wat den man Gérard zeiven betreft, zoo antwoordde hij eens op de vraag, wat hij na de proef, die hij er van ondervonden had, van dit parlement dacht : »Ik geloof, dat er een goed aantal schurken in ons midden zijn." Zoo wandelt vader Gérard voort, vaststaande in zijn dikke schoenen, waarheen zijn weg hem ook henenleide. En nu de waardige doctor Guillotin, dien wij hoopten weer te zullen zien ! Is hij er niet, dan moest hij er toch zijn, en wij zien hem dan ook met het oog der profetie ; de Parijsche afgevaardigden komen namelijk allen wat laat. Merkwaardige Gcii.lotin, geachte geneesheer, die door een satiriek noodlot tot den zonderlingsten, onsterfelijken roem gedoemd zijt, die ooit een onbekenden sterveling uit zijne rustplaats, den schoot der vergetelheid, verdreef! Guii.lotin kan de luchtstrooming in de zaal verbeteren en in zaken van geneeskundige politie en hygiëne oogenblikkelijke hulp verleenen, maar hij kan meer dan dat; hij kan zijn : «Verslag over het strafwetboek," inleveren en daarin eenc slim verzonnen onthoofdings-machine bekend maken, die beroemd en wereldberucht zal worden. Zij is het voortbrengsel van Guillotin's streven, dat hij niet zonder nadenken en lezen verkregen heeft; een voortbrengsel, dat de dankbaarheid of lichtzinnigheid des volks met een vrouwelijk afgeleiden naam la Guillotine doopt, alsof het zijne dochter ware. «Met mijne machine, mijnheeren, sla ik u het hoofd af 'vous fats sau(c)' la tête) in een oogwenk, zonder de minste pijn," waarop een algemeen gelach volgt. (2) Ongelukkige dokter ! Want twee en twintig jaren lang zal hij, ongeguillotineerd, niets hooren dan van guillotines, niets zien dan guillotines ; daarna stervende, eeuwen Vader Michel Gehard. cli Actes des apótres (door Peltier en anderen); Almanach du Père gerard (door collot d'Herbois. (2) Moniteur, Décembre 1789 (in de Hist pari.) 4 Mei 1789 achtereen, gelijk een troostelooze geest, aan deze zijde van den Styx of de Lethe (1) ronddolen, met een naam, welke dien van Caesar wellicht overleeft. Zie Baii.i.y, wien de tijdgenoot eert als den geschiedschrijver van oude en nieuwe sterrekunde. Arme Bailly ! hoe eindigt uw helder, schoon philosopheeren, met zijn zachte maneschijn-helderheid en klaarheid, in den dikken onreinen walm der verwarring van presidentschap, burgemeesterschap, diplomatische ambtsbetrekking en den afgrond van eeuwige duisternis ! De val was groot van den hemelschen melkweg tot het (Jrcpeau rouge ; bij dien noodlottigen mesthoop moest gij op dien laatsten helschen dag "Sidderen, hoewel slechts van koude 'de froid). (2) Bespiegeling is geen praktijk; zwak te zijn is zoo rampzalig niet, maar wel is het rampzalig, als men te zwak is voor de opgelegde taak. A\ ee dien dag, toen men u, vreedzaam voetganger, op den wilden Hippogr\ph der Democratie tilde; hem, die de vaste aarde van zich stiet en zelfs tot aan de sterren opsteeg, zou geen nog bekend Astolpho hebben kunnen berijden. Onder de burgerafgevaardigden zijn kooplieden, kunstenaars, geleerden, driehonderdvierenzeventig rechtsgeleerden, (3) en ten minste één geestelijke, de abbé Sieyés. Ook hem zendt Parijs onder zijne twintig afgevaardigden. Zie hem, dien lichten, dunnen man, koud, maar rekbaar en buigzaam als draad; de trots der redeneerkunde is hem aangeboren, maar voor 't overige is hij vrij van hartstochten, uitgezonderd één, dien van eigenwaan : zoo men namelijk datgene hartstocht kan noemen, wat in zijne onafhankelijke, geconcentreerde grootheid, zich tot het toppunt meent verheven te hebben, en daar met eene soort van goden-onverschilligheid zetelt en op den hartstocht nederziet ! Hij is de man, en de wijsheid zal sterven met hem ! Dat is Sieyès, de toekomstige stelselmaker en opperbouwmeester van constitutiën ; die constitutiën zal bouwen hemelhoog, zoo^eel men er begeert, doch die alle ongelukkigerwijze zullen instorten, nog eer de stellage is weggenomen. »La politique, ' zegt hij tot Dumont, "de politiek is eene wetenschap, die ik tot den hoogsten trap van volmaaktheid meen opgevoerd te hebben fctc/icléc). (4) \\ at zullen uw heldere, steeds in de weer zijnde oogen, o Sieyès, nog moeten aanschouwen ! Maar zou liet niet belangrijk zijn te weten, hoe Sieyès heden ten dage (want hij leeft nog, naar men zegt) (5) met jde rhumatische nuchterheid van den hoogen ouderdom al dat constitutiebouwen beschouwt ! Mochten wij hopen met het oude, onwïikbare transcendentalisme? AA aren de goden voor de zegevierende partij, Sieyès schaarde zich aan de zijde van den overwonnene (Victa Catoni). Zoo i; nu, echter, onder oorverdoovende vwats en zegeningen van ieders hart, de optocht der burger-afgevaardigden voorbij getrokken. Eerst volgt nu de adel, dan de geestelijkheid. Met betrekking tot beide zou men kunnen \ragen . AA at was het hoofddoel hunner komst ? Hun hoofddoel, hoe weinig zij daarvan droomen, is het beantwoorden der vraag, die met eene stem als die des donders tot hen gericht woidt . AA at doet gij op Gods schoone aarde, in den hof der arbeidzaamheid, waar ieder, die niet werkt, bedelt of steelt? Wee, wee hun en allen, als zij slechts kunnen antwoorden : Wij verzamelen de tienden en bewaren ons wild! Merk middelerwijl op, hoe d'Orleans zich beijvert om zijn eigen stand vooruit te komen, ten einde zich bij de afgevaardigden van den derden stand te voegen. Voor hem klinken rimts; weinige V'Oi (1 o\erigen, hoewel allen met hun gevederde hoeden van feudalen vorm wapperen en een zwaard op zijde dragen; hoewel zich onder hen d'Antraigies, de jonker van Languedoc, bevindt, en menige andere min of meer vermeldingswaardige pair. Daar zijn de hertogen van Liancourt en La Rochefoucali.t, de vrijzinnige anglomancn. Daar is een ouderlievende Lally, (G) een tweetal vrijzinnige Lametiis. °Bovenal (1) Styx 011 Li'the, Je rivieren in do onderwereld der Grieks,-ho mythologie '2 Eene zinspel,n- op Haillvs dood, die nog later in dit werk beschreven wordt. Uouilli., Memoires sur la Révolution Fran^aise Londen, 1707'. I, t>S 4) Dimont, Souvenirs sur Mirabkai, p. C>4. (5) In het jaar 1S34. (6; Zie noot 4 op pag. 11G. 1789, 4 Mei echter een Lafayette, wiens naam Cromweu. Grandison (1) zal wezen en de wereld vervullen zal. Ook deze Lafayette heeft zich van menigen vorm (forniula) losgemaakt, nochtans niet van alle vormen. Hij zweert bij de Washington-formule (5d) en zal er steeds bij zweren en daaraan behouden blijven, gelijk het stevige oorlogsschip door het sterke boeganker wordt gehouden, in spijt van storm en hemelhooge golven. Gelukkig voor hem, zij het al of niet roemrijk ! Onder alle Fransehen is hij de eenige, die eene wereldbeschouwing heeft en den rechten zin, om dienovereenkomstig te leven; hij kan een held en volmaakt karakter worden, al ware het slechts de held eener enkele idée. Let verder op onzen ouden vriend van het parlement, Crispin Catii.ine dEspréménil. Hij is als gloeiend royalist, tot in zijne vingertoppen boetvaardig, van de eilanden der Middellandsclie zee teruggekeerd ; zijn blik is rusteloos ; zijn licht, dat nooit meer dan een duistere gloed was, brandt nu vuil in de pijp ; allengs zal hem de nationale vergadering, om tijd te sparen, als in een "Staat van verbijstering" gaan beschouwen. Merk laatstelijk nog dien kogelronden jongeren Mirabeau op, die verontwaardigd is, dat zijn oudere broeder zich onder de volksafeevaardigden bevindt ; het is viconite Mirabeai', vaak wegens zijne ronde gestalte en de hoeveelheid sterken drank, die zij bevat, Mirabeat'-Tonneau (vat, okshoofd) geheeten. (3) Daar gaat dus onze Fransche adel. Nog is ze geheel in de oude ridderpracht, en toch, helaas, hoe zeer is zij van haar ouden staat afgeweken, hoe ver is ze heengedreven van den breedtegraad, waar zij ontstond, gelijk ijsbergen van de noordpool, die onder de keerkringen komen en daar weldra smelten ! Eens hebben deze ridderlijke duccs (aanvoerders) werkelijk de wereld geleid, — al ware het slechts tot buit in den strijd, waar toenmaals 's werelds beste loon te vinden was ; bovendien, ten tijde de bekwaamste leiders zijnde, hadden die duceü ook hun leeuwendeel, dat niemand hun kon betwisten. Maar thans, nu zoo vele weefstoelen, verbeterde ploegscharen. stoommachines en wisselbrieven zijn uitgevon¬ den, en men, wat het krijgsbedrijf betreft, voor eenige ' , ' , .,jo j , ' . , ° mibabeal-ïonneau. stuivers daags sergeant-drilmeesters huurt : wat betee- kenen nu die niet goud gegalonneerde ridderfiguren, die daar voortstappen in zwartflüweelen mantels en met hooggepluimde hoeden van feudalen vorm? Rietstengels door den wind geschud ! De geestelijkheid is opgekomen met cahiers, waarbij zij op afschaffing der op één persoon vereenigde prebenden, op verplicht verblijfhouden der bisschoppen in hunne diocesen, en betere betaling der tienden aandringen. (4) Zij, die liooge waardigheden bekleeden. stappen, gelijk wij kunnen opmerken, statig voort, afgezonderd van het groote aantal dergenen, die geen hooge waardigheid bekleeden en die inderdaad ook niets anders zijn dan in pastoorsgewaad verkleede burgerafgevaardigden. Hier echter zal het, hoewel op zeer zonderlinge wijze, vervuld worden : vele eersten zullen (tot hunne groote verbazing) de laatsten zijn. Als een voorbeeld uit velen noemen wij den bevalligen Grégoire ; eenmaal zal pastoor Grégoire bisschop zijn, wanneer zij, die thans zoo statig voortstappen, als bisschoppen in partibus (5) wanhopend zullen ronddolen. Vestig verder uw oog op den abbé Maury, dat breede, stoute gelaat, met dien fijn besneden mond, die volle fl Vergelijk ook Thiers, Histoire de la llévolution Frcingaise. I, 77. (21 Lafayette was een groot vereerder van de Amerikaansche constitutie. De naam Cromwell Grandison werd hein gegeven door Mirabeau. 3 De hierboven staande afbeelding is eene caricatuur uit den tijd zeiven. Het portret van dezen Mirabeau vindt de lezer op pag. 15»>. (4) Histoire parlementaire, I, 322—27. (5) Bisschoppen in partibus (infidelium) noemt men die bisschoppen, die gesteld zijn over streken, waar ongeloovigen (niet-katholieken) wonen. 4 Mei 1789 oogen, waaruit verstand, veinzerij en die soort van spitsvondigheid u tegenstraalt, die verbaasd is dat men haar zoo spitsvondig vindt. Dat is de geschiktste oppoetser van oud versleten leder, om het een nieuw voorkomen te geven ; immer en immer klimt hij hooger. Hij placht tot Mercier te zeggen : «Gij zult zien, ik zal vóór u in de academie zijn.'' (1) Zeer waarschijnlijk, handige Maury, ja gij zult zelfs een kardinaalshoed hebben en pluis en roem ; maar, helaas! op den langen duur zal ons aller lot het uwe zijn: vergetelheid en zes voet aarde ! Wat baat het op zulk eene voorwaarde oud, versleten leder op te poetsen ? Eervol is in vergelijking daarmede het brood, dat uw goede, oude vader, — naar wij hopen in toereikende mate — met schoenmaken verdient. Het ontbreekt Maury echter niet aan stoutheid. Bij gelegenheid zal hij ook pistolen dragen en bij den moordkreet van *La lanlerne" (aan den lantarenpaal), bedaard antwoorden: "Vrienden, zult gij dan beter zien ?" (2) Pastoor Grégoibf.. Abbé Maury. Maar ziet gij ginds wel den kreupel voorbijhinkenden bisschop Talleyrand-PÉrigord, Zijn Eerwaarde van Autun? Er ligt een bittere spot in dien niet-eerwaardigen Eerwaarde van Autun. Hij zal de zonderlingste dingen doen en lijden, en zeker een van de zonderlingste wezens worden, die men ooit gezien heeft of immer zien zal. Een man, die in de leugen en van de leugen leeft en dien men toch niet valsch kan noemen; daarin ligt juist zijn eigenaardige. Het is te hopen, dat hij voor toekomstige tijden een raadsel zal zijn; tot nog toe was zulk een voortbrengsel van natuur en kunst slechts mogelijk voor onze — papieren en papier verbrandende eeuw. Beschouw bisschop Talleyrand en markies Lafayette als de eersten, ieder Cl) Mercier, Nouveau Paris. (21 Eene zinspeling op het feit, dat hij later door een volkshoop gedreigd werd met aan den lantaarn gehangen te zullen worden. 1781), 4 Mei in hunne soort; en zeg dan nogmaals, met liet oog op hetgeen zij deden en waren: O tempus ferax rerum. (1) Is echter over het algemeen die ongelukkige geestelijkheid in den stroom der tijden ook niet van haar oorspronkelijken breedtegraad weggedreven? Het is een anomale massa mensehen, waarvan de geheele wereld reeds een duister begrip heeft, dat zij niets kunnen begrijpen. Eens waren zij eene priesterschap, tolken der wijsheid,' verkondigers van liet heilige, dat in den mensch is, een ware clerus Talleyrand-Pkrigord. (of erfgenamen Gods op aarde): maar nu? Zwijgend gaan zij voorbij, met de cahier*, die zij hebben kunnen tot stand brengen, in de band en niemand roept: God zegene hen! Koning Lodewi.tk en zijn hof sluiten den trein. Hij, blijmoedig als hij is op dezen dag der hope, wordt met toejuichingen begroet; nog meer echter zijn minister Neckf.r. Niet zoo de koningin, wie geen straal van lioop meer tegenblinkt. Ongelukkige koningin! Heure haren zijn reeds grijs van zorg en hartzeer, (1) O tijd, vruchtbaar in zaken. 4 Mei 1789 haar eerstgeboren zoon sterft in deze dagen, — zwarte leugen heeft haren naam onuitwischbaar bezoedeld, onuitwischbaar, zoolang dit geslacht leeft. In stede van vice la reine, beleedigt haar de kreet van vive d'Orleans. Van haar koninklijke schoonheid bleef weinig meer over dan haar statige houding, maar nu is zij niet meer de minzaam nederbuigende, maar de trotsche, strenge, zwijgend duldende vorstin. Met de meest gemengde gewaarwordingen, waaraan de vreugde geen deel heeft, schikt zij zich in een dag, dien zij gehoopt had nimmer te zullen beleven. Arme Marie Antoinette met uwe levendige, edele neigingen en uw scherpe blikken, wier gezichteinder slechts al te beperkt is voor het werk, dat gij te verrichten hebt! O, er zijn tranen voor u bereid, de bitterste jammer, de zachte wegkwijning der vrouw, ofschoon gij het hart hebt eener dochter van de keizerlijke Theresia. Gij, door het lot gedoemde, sluit uwe oogen voor de toekomst ! En zoo zijn dan Frankrijk's uitverkorenen, in statigen optocht, voorbijgetrokken. Sommigen ter eere, en om snel door hun vuur verteerd te worden; de meesten ter oneere; niet weinigen tot een bloedbad, tot verwarring, emigratie en wanhoop; allen tot de eeuwigheid! "Wat al ongelijksoortigheden werden in de gistkuip bijeengeworpen, om hier onder onberekenbare werking en tegenwerking, onder aantrekking van het verwante en geweldige ontwikkeling, tot herstel van een zieken, stervenden maatschappelijke» toestand werkzaam te zijn! In der daad, als wij het wel bedenken, is het wellicht de merkwaardigste menschenvereeniging, die ooit op onze planeet tot zulk een doel bijeenkwam. Een zoo duizendvoudig verwikkelde maatschappij, gereed om uit haar oneindige diepten los te barsten; en deze mannen, hare leiders en heelers, zonder leefregel voor zich zeiven, — zonder anderen leefregel, dan een evangelie volgens Jean Jacqües! Voor den wijsten hunner, dien wij den wijsten moeten noemen, is de menscli eigenlijk een toeval onder het uitspansel. De mensch heeft volgens hem geen plicht, uitgezonderd dien van de constitutie te maken. »Hij heeft geen hemel boven zich," geene hel onder zich, hij heeft geen God in de wereld. Welk meerder of beter geloof kan men zeggen, dat deze twaalfhonderd hebben? Geloof in hooggepluimde hoeden van feudalen vorm, in heraldieke wapenschilden, in het goddelijk recht van koningen, in het goddelijk recht van wildverdervers. Geloof, of wat nog erger is, een huichelend halfgeloof; of wat het ergst van alles is, een bloot Macchiavellistisch (1) voorgewend geloof, — aan gewijde deeg-ouwels en de goddelijkheid van een armen Italiaanschen grijsaard. Niettemin valt er in de onmetelijke verwarring en verdorvenheid, die er zoo blindelings naar streeft om minder verward en bedorven te worden, gelijk wij zeiden, één in het oog springend teeken van een nieuw leven te bespeuren: een vaststaand besluit, om zich van allen schijn te ontdoen. Een besluit, dat bewust of onbewust rast staat; — dat voortdurend vaster, ja tot waanzin een idéé fixe wordt; — dat zich thans in het omkleedsel, dat er voor gereed ligt, snel, tot verbazens toe snel zal ontwikkelen: nieuw voor vele duizenden jaren! — Hoe dikwijls moet niet ook het hemelsche licht zich op aarde in donder on electrieke dampen hullen en in bliksemstralen nederschieten, schroeiend, zoo ook zuiverend! Ja, zijn het niet juist de dichte electriek? wolken en de verstikkende dampkring, die ons den bliksem en het licht brengen? Moest het nieuwe evangelie, zoo wel als het oude, in de verwoesting eener wereld geboren worden ? Maar hoe de afgevaardigden nu de hoogmis bijwoonden, de preek aanhoorden, en den prediker, hoezeer in de kerk, toejuichten als hij over politiek preekte, — hoe zij den volgenden dag met vernieuwde staatsie voor de eerste 1 Maeeliiavelli (overl. 1527) een Florentijnseh geschiedschrijver, die door spitsvondig''redeneeringen het egoïsme verheerlijkte. Opening vak de Staten-Genkuaai,, oi> 5 Mm 178i>. 4 Mei 1781) maal in hunne S-0p wien heeft deze oprechte toegenegenheid betrekking?" vraagt Mirabeau. "Op den deken van den derden stand.' «In geheel Frankrijk is niemand, die bevoegd is om dat te schrijven, herneemt hij; waarop de galerijen en de geheele wereld zich niet kunnen weerhouden om toe te juichen. (3) Arme de Brézé! De burgerafgevaardigden hebben nog een ouden wrok tegen hem; (4) ook is hij nog niet met hen klaar. Anderszins moet Mirabeau tegen het snelle verbod van zijn nieuwsblad: «Journal van de Staten-Generaal,'' protesteeren en het onder een nieuwen naam voortzetten. Een moedige daad, waarbij de Parijsche kiezers, die nog bezig zijn hun cahier te redigeeren, niet kunnen nalaten hem in een adres aan Zijne Majesteit te ondersteunen; zij verlangen de uiterste, voorloopige vrijheid van drukpers: ja, zij hebben er zelfs van gesproken om de Bastille te slechten en op hare plaats een bronzen patriot-koning op te richten! Dat zijn de rijke burgers; maar bedenk nu, hoe het bij voorbeeld ging met de losbandige, gemengde en nu ten eenenmale vrijheid-dolle menigte van ledigloopers, dagdieven en onbeschrijfelijken (en het uitgelezene janhagel van onze planeet), die onophoudelijk in het Palais-Boyal rondslenteren; of welk een zacht, eindeloos gesteun, dat nu snel tot gehuil overgaat, uit St. Antoine komt en van de vijfentwintig millioenen, die in gevaar zijn om van honger om te komen! Er heerscht het ontegenzeglijkste gebrek aan koren, om het even, of aristocraten- en d'Orleans-complotten van dit jaar, dan wel droogte of hagel van het vorige jaar daarvan de oorzaak zijn: in stad en land ziet de arme man troos- (1 L. Sergius Catilina. de beruchte Rnmeinsche samenzweerder 66-62 v. Chr.) (2) Leelerc de .luigné. (3) Moniteur (Histoire parlementaire 1. 405). (4) Zie pag. 164. 2S 1789 teloos een verschrikkelijke ellende te gemoet. E:i die Staten-Generaal, die ons een gouden eeuw konden verschaffen, zijn gedwongen om zich niet te verroeren, kunnen het niet eens tot een onderzoek hunner volmachten brengen! Iedere soort van nijverheid moet kwijnen, die van voorstellen te doen misschien uitgezonderd ! In het Palais-Royal heeft men, blijkbaar bij inschrijving, een houten tent (en planches de bots) opgericht, (1) uiterst gemakkelijk; waar het uitgelezen patriottisme thans redevoeringen houden en besluiten kan nemen, zeer op zijn gemak, welk weder het ook zijn moge. In dat satanshuis is het recht levendig! In ieder koffiehuis staat op tafel en stoel een redenaar,• eene menigte dringt van binnen om hem henen; — van buiten luistert een menigte met open mond door open deur en venster, met daverende toejuichingen over ieder woord, dat met meer dan gewone stoutmoedigheid is gesproken. In den pamtietwinkel van monsieur Dessein, dicht daarbij, kan men niet zonder dringen tot de toonbank komen; ieder uur brengt een vlugschrift of een stapel van vlugschriften voort. Heden verschenen er dertien; gisteren zestien, verleden week twee-en-negentig. (2) Denk maar aan de dwingelandij en duurte, aan opgewonden welsprekendheid, aan geruchten en vlugschriften, aan de société publieole, de Bretagner club, de club enragé, en zeg dan nog, of niet iedere tapperij en koffiehuis, iedere gezellige vereeniging, iedere toevallige straatgroep een club enragé was. Naar dat alles kunnen de burgerafgevaardigden slechts met verhevene werkeloosheid luisteren, gedrongen als zij zijn om zich slechts met hun inwendige tucht bezig te houden. Nooit waren afgevaardigden in een veiliger stelling, wanneer zij ze slechts verstandig weten te behouden. Laat de temperatuur niet te hoog stijgen ; breek het Eros-ei niet voordat het uitgebroed is, tot het van zelf breekt! Een belangstellend publiek dringt op alle galerijen en ledige plaatsen, en laat zich niet weerhouden van toe te juichen. De beide bevoorrechte standen, van welke beide de adel geheel onderzocht en geconstitueerd is, mogen een gelaat vertoonen zoo opgeruimd als zij verkiezen, maar zonder heimelijke hartkloppingen zijn zij niet. De geestelijken, die altijd de rol van bemiddelaars spelen, doen een greep naar de galerijen en de populariteit, maar missen dien. Er komt een deputatie van harentwege met de klagende boodschap over de duurte van het koren en de noodzakelijkheid om ijdele formaliteiten ter zijde te stellen, en daarover ernstig te beraadslagen. Een listige voorslag, dien echter de burgerafgevaardigden (op aandrang van den zeegroenen Robespierre) zeer behendig als eene soort van wenk, zelfs als eene verzekering opvatten, dat de geestelijken spoedig tot hen overkomen, de StatenGeneraal constitueeren en zoo het koren goedkoop zullen maken. (3) Eindelijk, den 27sten Mei stelt Mirabeau, die den tijd nu nabijgekomen acht, voor, om «de werkeloosheid te doen ophouden," den adel aan zijne stijfhoofdigheid over te laten, de geestelijken daarentegen in den naam van den God des vredes uit te noodigen, om zich met den derden stand te vereenigen en aan het werk te gaan. (4) Sluiten zij hun oor voor deze uitnoodiging — dan zullen wij zien. Zijn niet honderd-negen-en-veertig hunner gereed, tot ons over te komen? O driemanschap van prinsen, nieuwe zegelbewaarder Barentin, minister van Binnenlandsche Zaken Bréteuil, hertogin van Polignac, en gij koningin, zoo gereed om gehoor te geven, — wat moet er nu gedaan worden ? De derde stand zal, met de kracht van geheel Frankrijk in zich, in beweging komen. De machinerie van geestelijkheid en adel, die ons zoo schoon als tegenwicht moest (li Histoire parlementaire, I, 429. (2) Arthur Young, Travels, I, 104. (3; Bailly, Mémoires, 1, 114. (4) Histoire parlementaire I, 413. Instelling dek Nationale Vehgadeeinü en Ebdsatlmgino deh Anjevaahuiuuek, op 17 Juni 1(89. 17 Juni 1789 dienen, zal smadelijk nagesleept worden en mede vuur vatten. Wat moet er gedaan worden? In het Oeil-de-Boeuf heerscht grooter verwarring dan immer. Het is een fluisteren en wederfluisteren, een ware storm van gefluister. De leiders van de drie standen worden bij nacht er heen gelokt; wel zijn er vele bezweerders onder hen, maar kunnen zij dat bezweren ? Necker zelf zou nu welkom zijn, als hij maar met vrucht tusschenbeide kon treden. Dat Necker er zich dan mede bemoeie, en wel in 's konings naam! Gelukkig is die brandboodschap "in den naam van den God des vredes," nog niet beantwoord. De drie standen zullen weer conferentiën houden — onder hun patriottischen minister moge iets geheeld en gelapt worden; — wij voeren ondertusschen regimenten Zwitsers aan en "honderd stukken veldartillerie." Dat is het, wat het Oeil-de-Boeuf van zijn kant besluit. Maar wat Necker betreft, helaas! arme Necker! uw halsstarrige derde stand heeft één eerste en laatste woord, gemeenschappelijk onderzoek der volmachten, als onderpand voor gemeenschappelijke stemming en beraadslaging! Voorslagen tot minnelijke schikking van zulk een beproefden vriend worden slechts met een stijven blik beantwoord. De trage conferentiën worden spoedig afgebroken; de derde stand, die nu, daar de geheele wereld hem ondersteunt, bereid en vast besloten is, keert in zijne zaal voor de drie standen terug, en Necker in het Oeil-de-Boeuf als onttooverde toovenaar, die alleen nog goed genoeg is om ontslagen te worden. (1) Eu zoo begeven zich de burgerafgevaardigden ten laatste in het gevoel van eigen kracht op weg. In stede van een voorzitter of deken, hebben zij thans een president: den sterrekundige Bailly. Op weg dus, met een wraakgevoel! Met onophoudelijke, luidruchtige en gematigde welsprekendheid, die op de vleugelen der nieuwsbladen naar alle landen wordt heengevoerd, heliben zij op den 17den Juni besloten, dat hun naam niet ineer die van derden stand maar Nationale Vergadering zal zijn! Zijn zij dan de natie? En wat zijt gij dan, driemanschap van prinsen, gij koningin, en gij wederstrevende adel en geestelijkheid ? Een gewichtige vraag — schier niet in levende politieke taal te beantwoorden. Zonder zich aan dat alles te storen, gaat onze nieuwe nationale vergadering over tot de benoeming van een Comité de subsistances, dat Frankrijk dierbaar is, schoon het weinig of geen koren kan vinden. Vervolgens benoemt zij, alsof zij reeds geheel vast op de beenen stond, vier andere permanente comités-, verder beveelt zij de verzekering van de nationale schuld, en van den jaarlijkschen belasting-omslag; alles in acht-en-veertig uren tijds. Met zulk eene snelheid gaat zij voort; de bezweerders van het Oeil-de-Boeuf mogen zich wel afvragen: Waarheen? (1) Verhandelingen van den lsten tot den 17den Juni 1789 (Hist. pari. I. 422—478). 1789, 17—20 Juni. TWEEDE HOOFDSTUK. Mercurius de Brézé. Isu was het zeker de rechte tijd voor een Deus ex machina; (1) een knoop is er, die het wel waard is. De vraag is slechts: wie zal die god zijn? Mars de rroglie met zijne honderd kanonstukken? Nog niet, antwoordt de voorzichtigheid; zoo weifelend en besluiteloos is koning Lodewijk. Laat het de bode Mercurius, onze opperceremoniemeester de Brézé zijn! Morgen, den 20sten Juni, willen de honderdnegenenveertig trouwelooze pastoors, die zich niet langer door Zijn Eerwaardigheid van Parijs laten terughouden, en corps overgaan; zoo kome dan de Brézé tusschen beide en toone hun — gesloten deuren! Er zal een koninklijke zitting in d e Salh' des menus zijn, en vóór dien tijd zullen er geene vergaderingen of werkzaamheden plaats vinden, uitgezonderd die van de timmerlieden. Uw derde stand, die zich den naam van nationale vergadering toeëigent, zal zich dus eensklaps zeer behendig door timmerlieden uit zijne zaal verdreven zien en genoodzaakt zijn, niets te doen. Zelfs zal hij niet eens vergaderen of verstaanbaar mogen klagen, tot Zijne Majesteit met zijne séance royale en nieuwe wonderen gereed is! Zoo zal de Brézé als Mercurius ex machina tusschen beide treden en, als het Oeil-de-Boeuf zich niet bedriegt, de redding brengen uit den knoop. Van den armen de Brézé moeten wij opmerken, dat hij in zijn verkeer met de burgerafgevaardigden nog altijd ongelukkig is geweest. ^ oor vijf weken toen men Zijne Majesteit de hand kuste, werd de wijze van handelen, die hij daarbij volgde, algemeen gelaakt, en met welke verachting werd niet zijne -'Oprechte toegenegenheid" opgenomen! Dezen avond nog, vóór het avondmaal, schrijft hij opnieuw aan den voorzitter Bailly een brief, die morgen kort na het aanbreken van den dag in 's konings naam moet worden afgegeven. Maar in zijn ambtelijken hoogmoed frommelt de voorzitter dien in zijn zak, gelijk eene rekening, die hij niet voornemens is te betalen. Met luider stemme verkondigen derhalve de herauten op Zaterdagmorgen den 20sten Juni in de straten van Versailles, dat er eerstvolgenden Maandag koninklijke zitting en tot op dat oogenblik geen vergadering van de Staten-Generaal zal zijn. En toch zien wij den president Bailly nog met dat geluid in de ooren en den brief van de Brézé in den zak, met de nationale afgevaardigden, die hem op den voet volgen, naar de gewone Salie des menus stappen, alsof de Brézé en de herauten louter wind waren. De zaal is gesloten en door Fransche gardes bezet. «Waar is uw kapitein?" De kapitein vertoont het koninklijke bevel; het doet hem leed te moeten zeggen dat de werklieden druk bezig zijn, om de troonverhevenheid voor de koninklijke séance in gereedheid te brengen; hoezeer het hem spijt, hij kan hen dus niet toelaten; hoogstens is er toegang voor den president en de secretarissen, om de papieren weg te nemen, die de timmerlieden zouden kunnen vernielen! — De voorzitter Bailly gaat met de secretarissen naar binnen en komt, met papieren beladen, terug; helaas, van binnen hoort men thans, in stede van patriottische welsprekendheid, niets dan het geraas van hamers en zagengeknars en gestommel van den arbeid. \ oorbeeldelooze ontheiliging! De afgevaardigden staan in groepen op den Parijschen weg en in de donkere Avenue de Versailles, en klagen luide over den hoon, hun aangedaan. Het I (1) Do persoon, die in een tooneelstuk de ontknooping teweegbrengt. 1789 komt hun voor, alsof de hovelingen uit de vensters het oog op hen vestigen en hen uitlachen. De morgen is geen van de aangenaamste; het weder is ruw en zelfs valt er een weinig stofregen. (1) Niettemin blijven alle voorbijgangers staan; patriotten van de galerijen, toeschouwers van allerlei soort vergrooten de groepen. Onstuimige raadgevingen wisselen elkaar af. Eenige wanhopende afgevaardigden slaan voor, op den grooten trap van Marly, vlak onder s konings venster zittincr te saan houden, want naar het schijnt, is Zijne Majesteit derwaarts vertrokken. Anderen spreken er van om het slotplein of de zoogenaamde Place d'armes tot een Runnymede en nieuw Champ dc Mai (2) van vrije Franschen te maken, ja het Oeil-de-Boeuf zelf van de klanken van het verontwaardigde patriottisme te doen weergalmen. — Daar komt de tijding, dat de president Bailly met hulp van den schranderen Guili.otin en anderen, op de kaatsbaan in de Ruc Sf. Frangois eene vergaderplaats heeft gevonden. Derwaarts trekken nu gramstorig de burgerafgevaardigden in lange rijen, alseene vlucht krassende kraaien, henen. Een zonderling schouwspel vertoont zich in de Ruc St. Frangois in het oude Versailles! Een kale kaatsbaan, gelijk schilderijen uit dien tijd haar nog voorstellen, — vier naakte muren, met uitzondering alleen van een houten afdak of eene bedekte galerij voor toeschouwers, die er omheen loopt, — op den vloer Bailly. (1) Bailly, Mémoires, I. 185-206. (2) Runnymede of Runneymead was een groot grasveld tussclien Windsor en Staines, waar den 19 Juni 1215 de F.ngelsche koning Jan zonder Land, door den adel en de geestelijkheid gedrongen, den grooten vrijheidsbrief (Magna Charta (libertatum) moest onderteekenen, die feitelijk de grondslag is, waarop In t Engelsche staatsgebouw in den loop der tijden is opgetrokken. Het Champ de Mai. vroeger Champ de Mors, was de vergadering, waarop in Wei, vroeger inMaart, de Frankische koningen verschenen voor hun volk. Zie noot 2 op pag 17. 1789, 20 Juni. geen luidruchtig gejoel, geen vangen van ballen en raketten, maar liet loeiend gedaver van een gebelgde nationale vertegenwoordiging, smadelijk hierheen gebannen! Ondertusschen vestigt eene wolke van getuigen van de galerij, van naburige muren, daken en schoorsteenen, het oog op hen, en stroomen er van alle zijden nieuwe getuigen onder hartstochtelijk geuite zegenwenschen op hen toe. Men weet zich eene tafel te verschaffen om daarop te schrijven, een stoel, zoo niet om te zitten, dan toch om op te staan. De secretarissen maken hunne papierbundels los ; Baii.ia heeft de vergadering geopend. De ervaren Mounier, niet zoo nieuw in zulke zaken, die meer parlementaire beroeringen bijgewoond of gehoord heeft, (1) acht het in deze treurige en dreigende omstandigheden raadzaam, dat men zich onderling door een eed verbinde. De akemeene toejuiching, waarmede dit voorstel wordt aangenomen, schenkt lucht als 't ware aan de geprangde boezems. De eed wordt opgesteld en door den president luide uitgesproken, ja op zulk een luiden en doordringenden toon dat de wolke van getuigen, zelfs die welke buiten is, dien hoort en met een donderend o-ejuich beantwoordt. Zeshonderd rechterhanden verheffen zich met die van den president Bailly om God daarboven tot getuige te nemen, dat zij zich voor geen mensch ter wereld scheiden, maar op allo plaatsen en onder alle omstandigheden zullen vergaderen, waar slechts twee of drie te zamen kunnen komen, tot zij de constitutie gemaakt hebben! De constitutie gemaakt, vrienden! Dat is eene lange taak. Zeshonderd handen onderteekenen intusschen wat zij bezworen hebben: zeshonderd, behalve ééne, die van den armen, door dit ééne lichtpunt nog altijd zichtbaren M. Martin d'Auch van Castelnaudarg in Langnedoc. Men veroorlooit hem te onderteekenen of zijne weigering te kennen te geven, ja, men beveiligt hem ze is voor de wolke van getuigen, terwijl men verklaart, dat hij »in het hoofd gekrenkt is. Ten vier ure hebben allen onderteekend; een nieuwe vergadering wordt tegen Maandag-morgen vóór den aanvang der koninklijke zitting bepaald, en opdat de hondennegenenveertig overloopers van de geestelijkheid zich niet weer terugtrekken, zal men in de Barrevoeters kerk of elders vergaderen, in de hoop, dat de honderdnegenenveertig zich met ons zullen vereenigen; en nu is het tijd om aan tafel te gaan. Dat is derhalve de zitting van de Kaatsbaan, de beroemde seance clu ,]cv de paume, waarvan de faam zich door alle landen verspreid heeft; — dat de verschijning van Mercurius de Brezé als Deus ex machina; dat de vrucht, die het' draagt! Het spottend gelach van de hovelingen in de Yersailler Avenue is reeds in somber zwijgen veranderd. Meende dan het dwaze hof, met den zegelbewaarder Barentin, het driemanschap en compagnie, dat zij zeshonderd nationale afgevaardigden, die zwanger gaan van eene nationale constitutie, uiteen konden iaeren als "zoo veel pluimgedierte van eene werf, dat van bijna niets zwanger gaat — door den witten of zwarten staf van een opperceremoniemeester. liet pluimgedierte vliegt kakelend weg, maar nationale afgevaardigden keeren ïun leeuwengelaat om en zweren met opgeheven rechterhand een eed, die geheel Frankrijk doet sidderen. , . , De president Bailly heeft zich met eer overladen, waarvoor hem loon ten deel zal vallen. De nationale vergadering is nu dubbel en driewerf de vergadering der natie, niet slechts strijdende en eener gemartelde gelijk maar zegevierende, beleedigd, doch zonder dat die beleediging haar treft. Parijs stroomt nog eenmaal naar buiten om met grimmigen blik getuige te zijn van de seance roi/alc, (2) die door een nieuw geluk tot Dinsdag uitgesteld wordt. e ïonceii negenenveertig, en onder deze zelfs bisschoppen, hebben allen tijd gehad .pi-lIL massa af le trekken en zich plechtiglijk met de burgerafgevaardigden te (1) Zie noot 1 op pagr. 130. (2) Arthur Yoing T ra veis, I, 115—118); Lamkth. etc. Keu in de Kaatsbaan op 20 Juni 1789. 1789, 23 Juni. vereenigen, die hen in hunne kerk zaten af te wachten. De burgerafgevaardigden heeten °hen welkom met gejuich, omarmingen en zelfs tranen, (1) want nu is het eene zaak van leven en. dood geworden. Wat de séance zelve betreft, zoo schijnen de timmerlieden de verheven zitplaats des konings in orde gebracht te hebben; al het overige echter blijft onvoltooid. Nietswaardig, wij mogen wel zeggen, noodlottig was de geheele zaak. Koning Lodewijk treedt binnen door een dreigend stille zee van volk, dat over vele dingen misnoegd is — want het stortregent ook lievig; hij treedt binnen tot een even grimmig zwijgenden derden stand, die nat geworden is van liet wachten aan de achterdeuren, terwijl het hof en de bevoorrechten aan de voorzijde binnenkwamen. De koning en de zegelbewaarder (geen Necker is te zien) maken niet zonder breedvoerigheid het besluit van den koninklijken wil bekend. De drie standen zullen afzonderlijk stemmen. Daarentegen kan Frankrijk aanmerkelijke constitutioneele zegeningen verwachten, gelijk in de vijfendertig artikelen, (2) wier lezing den zegelbewaarder geheel lieesch maakt, nader uiteengezet is. Indien de drie standen, voegt Zijne Majesteit, opnieuw opstaande, er bij, het, helaas, onderling niet eens kunnen worden, om die artikelen ten uitvoer te leugen, dan zal ik het doen: ,,Seitl je ferai le bien de mes peuples; hetgeen" vertolkt zoo veel kan beteekenen als: gij twistzieke afgevaardigden der Staten-Generaal zult waarschijnlijk niet lang meer hier zijn! Maar ten slotte zal zich voor heden alles verwijderen, om zich morgen vroeg weer ter afdoening van zaken te vereenigen, iedere stand in zijn eigene plaats. Aldus luidt het koninklijke besluit, bondig en klaar. En daarmede vertrekken koning, gevolg, adel en de meerderheid van de geestelijkheid, als ware alles tot aller tevredenheid afgedaan. , Zij vertrekken door een stuursch zwijgende volkszee. Doch de burgeratgevaardigden vertrekken niet, maar blijven in somber stilzwijgen, besluiteloos wat zij zullen doen. Slechts één hunner heeft zijn besluit genomen, één hunner ziet en •durft! Thans treedt koning Mirabeau op de tribune en verheft zijne leeuwenstem.' In waarheid, een woord te rechter tijd, want bij zulke gelegenheden is het oogenblik do moeder van eeuwen! Ware Gabriël HonorÉ er niet geweest — men kan zich voorstellen, hoe de burgerafgevaardigden, verschrikt als zij waren bij de gevaren, die hen van alle zijden dreigend omgaven, en terwijl aller bleekheid ieder nog bleeker maakte, hoe zij zeer natuurlijk de een na den ander zouden iceggeslopen en de geheele loop der Europeesclie geschiedenis anders geworden zijn! Maar hij is er. Hoor het brullen dier koninklijke woudstem, aanvankelijk klagende zacht dan zich verheffende, zich uitzettende tot een vreeselijk geluid! Aller o'ogen ontvlammen op den blik van zijn oog: — Nationale afgevaardigden waren door het volk gezonden; zij hebben een eed gezworen, zij maar ziet, welke verschijning is dat, terwijl de leeuwenstem liet luidste brult? De verschijning van Mercurius df. BrÉzÉ, die iets mompelt! -Spreek op!' roepen verscheidene stemmen. «Messieurs," herhaalt de BrÉzÉ met een schelle stem -gij hebt het bevel des konings gehoord!" Mirabeau staart hem aan met bliksemende oogen, schudt de zwarte leeuwenmanen: -Ja, monsieur, wij hebben gehoord, wat men den koning geraden heeft te zeggen, en gij, die niet de tolk fijner bevelen bij de Staten-Generaal kunt zijn, — gij, die hier zitting noch stem hebt, gij zijt niet de man om ons daaraan te herinneren. Ga, monsieur en ze<* aan degenen, die u gezonden hebben, dat wij hier zijn door den wil des volks en dat niets dan de macht der bajonetten ons hier van daan zal drijven. (3) (1) Di mont, Souvenirs sur mirabeai , c. 4. (2) Histoire parlementaire, I, 13. (3) Moniteur. (Histoire parlementaire, II. 22). 26 23 .luni 1789 En de arme de BrÉsé Waggelt uit de nationale vergadering, en verdwijnt ten laatste ook uit de geschiedenis, waar hij eenige maanden later slechts nog eenmaal flauwelijk flikkert. Ongelukkige de BrÉxé, die gedoemd zijt om zoo onmachtig, met Levenden witten staf, nog vele jaren in het geheugen der menschen voort te leven. Hij was getrouw aan de éti'IUette, die zijn geloof hier op aarde was, en een martelaar van zijn eerbied ^oor personen. Korte wollen mantels konden, naar zijne meening, de hand fijner Majesteit niet kussen, gelijk lange fluweelen mantels. Ja, was hij niet nog onlangs, toen de arme dauphin overleden was, (1) en er een ceremonieel bezoek kxyain, zoo stipt om dit aan het lijk van den dauphin aan te kondigen: "Monseigneur, eene deputatie van de Staten-Generaal!" (2) Sunt lacrimae rerum. Maar wat doet thans liet Oeil-de-Boeuf, terwijl de Bréze derwaarts terugwaggelt? Zendt het juist die macht der bajonetten? Neen, nog toeft daar geheel verMild met hetgeen er gebeurt, die volkszee, ja stuift met luid geloei zelfs naar de slotpleinen, want er loopt een gerucht dat Necker zijn ontslag zal krijgen. Het ergste van alles is, dat cle Fransche gardes niet genegen schijnen tot handelen; twee compagnieën billen op commando niet vuren! (3) Necker zal, omdat hij niet bij de séance was, met gejuich ontvangen, in triomf naar huis gebracht, en mag niet ontslagen worden. Daarentegen rnoet de aartsbisschop van Parijs met verbrijzelde rij— tuigpaneelcn de vlucht nemen eu heeft hij zijn leven alleen aan het hollend rijden te danken. De gardes 'hi coyps (lijfgarden), die men heeft laten uitrukken, deed men beter weer te laten in'ukken. (4) Aan het zenden van bajonetten valt niet te denken. In stede van soldaten, zendt bet Oeil-de-Boeuf timmerlieden om de koninklijke zitplaats weg te nemen. Nuttelooze kunstgreep! In weinig oogenblikken houden zelfs de timmerlieden op met kloppen en zagen, en staan daar met den hamer in de hand, met open mond te luisteren. (5) De derde stand bepaalt, dat hij niets is, was of zijn zal, dan gen nationale vergadering, en thans bovendien onschendbaar en al hare leden onschendbaar. Eerloos, schuldig aan verraad jegens de natie, ja des doods schuldig is iedere persoon, ieder lichaam, gerechtshof of commissie, die het zal durven wagon, om nu, later, gedurende de tegenwoordige zitting of daarna, iemand hunner te vervolgen, te ondervragen, in hechtenis te nemen of te doen nemen, in hechtenis te houden of te doen houden enz. enz. van wien ook het bevel kome. (6) Dit gedaan zijnde, kan uien met Je troostrijke woorden van den abbé Sieyès sluiten: „Messieurs, gij zijt heden ^'at gij gisteren waart." De hovelingen mogen Schreeuwen, maar het is en blijft nu eenmaal zoo. Hun volgepropte lading is ''oiW het laad gat ontploft en heeft hen zeiven met brandwonden, verwarring en walgelijken kruitdamp bedekt! Arm driemanschap, arme koningin, maar bovenal gij arme gemaal ^er koningin, die het zoo goed meent, zoo gij slechts een vasten wil liaddet! Dwaasheid is die wijsheid, welke te laat komt! Weinig maanden geleden zouden deze vijfendertig concessiën Frankrijk met eene vreugde vervuld hebben, die eenige jaren had kunnen duren. Xu baten zij niets, zelfs wordt de vermelding daarvan niet minachting opgenomen, en men drijft den spot met Zijner Majesteits uitdrukkelijke beyelen. (teheel Frankrijk is aan het zieden; eene zee van menschen, die op tien- (!) De dauphin stierf 4 J uni - (2) Montgaillard, II, 38. (3) Histoire parlementte, H. 26- (4) Bailly, I, 217. (5) Histoire parlementair^ II, 23. (6> Mo.NTGAlI.LARI), II, 47. Maarschalk Hertog de Brogue. 1789, 30 Juni. duizend wordt geschat, golft den geheelen dag door het Palais-ltoyaL (1) De overige geestelijken en even zoo achtenveertig adellijken, onder wie d Orleam, zijn onmiddellijk tot den zegevierenden derden stand overgegaan, die hen, zooals licht te begrijpen valt, met luide toejuichingen ontvangt. . , . De derde stand zegepraalt, de stad Versailles omringt dien met gejubel; tienduizenden golven den geheelen dag in het Palais-Royal, en geheel Frankrijk staat op de teenen, niet ongelijk aan een dreigenden maalstroom Dat liet Oeil-de-Boeuf op zijne hoede zij! Wat koning Lodewijk betreft, hij verkropt dien hoon, zoekt tijd te winnen en zwijgt; want lnj wil thans tot eiken prijs vrede hebben. Het was Dinsdag den 23 Juni, toen hij dat bepaalde koninklijke bevel uitsprak, en de week is nog niet ten einde, of hij schrijft den overigen lialsstarrigen adel, dat deze hem het genoegen moet doen om inschikkelijk te zijn; d'EsprÉmenil tiert in zijn laatste woede; Mirabeau-/owhww breekt zijn degen en doet eene gelofte, die hij evenzeer had mogen houden. De «drievoudige tamilie" is dus nu volledig, (2) daar ook de derde dwalende broeder, de adel. zich bij haar gevoegd heeft — dwalend, maar te verontschuldigen; de streelendewelsprekendheid van den president Bailly lenigt, voor zoo ver dit mogelijk is, zijne Zs™arzle alt de der(]e stand) en de staten-Generaal worden de Nationale Vergadering Geheel Frankrijk mag een Te Dam ringen. Door schrandere werkeloosheid en een verstandig ophouden van die werkeloosheid is een groo te zege behaald. Het is de laatste nacht in Juni; den geheelen nacht door ont moet men op de straten van Versailles niets dan lieden, die met toortsen onder geiuich en gejubel rondloopen. Van den tweeden Mei, waarop men üe hand van Zijne Majesteit kuste, tot op den dertigsten Juni, waarop men met toortsen rondloopt, tellen wij acht weken en drie dagen. Acht weken stond het nation Carroccio op verren afstand gezien, menig teeken van zich gevende en thans, nu zoo velen zich er om hebben geschaard, mag het hopen, dat het staande zal blijven. DERDE HOOFDSTUK. Broglie de Krijgsgod. Het hof gevoelt met verontwaardiging, dat het overwonnen is, maar wat baat dit? Een andermaal zal het beter gaan. Mercurius is te vergeefs nedergedaald nu is de beurt aan Mars. De goden van het Oeil-de-Boeuf hebben zich in het duister van den bewolkten Ida (3) afgezonderd en peinzen en smeden daar wat noodig moge zijn, hetzij biljetten van een nieuwe „natl°nale bank krijgsammunitie, of dingen, die immer voor de menschen ondoordringbaar zullen blijven. Wat beteekent derhalve dat bijeentrekken van troepen? De nationale ver¬ ft) Arthür Young, I, 119. (3) 2DeUIdk was de'berg in l.,t landschap Troas, aan welks helling het oude Troje lag; in de Hel- leensche mythologie bekleedt de Ida een voorname plaats. Ook op Kreta was een berg van denzelfden naam, die eveneens in die mythologie meermalen voorkomt. 1-1 i Juli 1789 gadering kan niets tot onderstand van haar comité de subsistances verkrijgen • moet hooren dat de bakkerswinkels te Parijs belegerd zijn. en dat liet volk in de provinciën van zemelen en gekookt gras leeft. Daarentegen zweven over alle wegen stol wolken van marcheerende regimenten en rollende kanonnen : vreemde andoeren met een barsch voorkomen, Salis-Samade, Esterhazy, Royal-Allemand, (1) ten getale van dertigduizend, die de vrees tot vijftigduizend vergroot, allen in de richting van Parijs en Versailles oprukkende. Reeds ziet men op de hoogte van den Montmartre een onophoudelijk graven en delven, als wierp men verschansingen en loopgraven op. Eene batterij kanonnen op de brug van Sèvres verspert den weg van Parijs naar Versailles. Van de stallen der koningin zijn anonnen gericht op de zaal zelve der nationale vergadering. Hun slaap Wordt door den stap der soldaten gestoord, die in de stilte van den nacht, zonder trommelslag en hoorbaar kommando, (2) onophoudelijk voorbijtrekken. Zou men wellicht acht of twaalf afgevaardigden, met onze Mirabeau's en arna\es aan het hoofd, eensklaps op het slot Ham willen slingeren en de overigen smadelijk uiteenjagen ? Hoe kan eene nationale vergadering eene constitutie maken wanneer van de stallen der koningin kanonnen op haar gericht zijn2 AVat beteekent dat geheimzinnige zwijgen van het Oeil-de-Boeuf, dat slechts door hoofdknikken en schouderophalen wordt afgebroken! Welke plannen worden in c ït geheimzinnige duister van den omwolkten Ida gesmeed? Dat is het, wat het bezorgde patriottisme aanhoudend vraagt, zonder ander antwoord dan een echo te ontvangen \ lagen en echo zijn op zichzelve reeds verontrustend genoeg, maar bovenal nu verschrikkelijk, daar het schrale jaar, dat van Augustus tot Augustus loopt hoe langer zoo meer een hongerjaar wordt! Geen wonder, dat bij zemelen en gekookt gras werkelijk brigands bijeenscholen, bij lioopen aan huis en hoeve een toornigen kreet van brood \ brood! doen hooren. Te vergeefs zendt men so daten tegen hen af; op het gezicht van soldaten verstrooien zij zich en verdwijnen als het ware onder den grond, om zich oogenblikkelijk elders weer tot roof en opstand te vereenigen. Het is reeds vreeselijk genoeg hen te zien, maar nu zelfs van hen te hooren, afgespiegeld als zij zijn in het brein van vijfentwintig milhoenen ergdenkende gemoederen! Brigands en Broglie, open brand en bovennatuurlijke geruchten, brengen bijna ieders hart en hoofd in Frankrijk tot onrust en waanzin. W at zal het einde daarvan zijn ? Reeds \oor verscheidene weken hebben de stedelingen te Marseille, wat ook e militaire kommandant daarvan zeggen mocht, de wapenen opgevat tot beteugeïng der brigands en tot andere doeleinden. Zou niet elders overal hetzelfde kunnen geschieden ? Als laatste redmiddel zweeft voor de verbeelding van het bezorgde patriottisme de donkere schaduw eener nationale garde. Maar vorm u bovenal een denkbeeld van de houten tent in het Palais-Royal! Daar heerscht een algemeen geraas, alsof geheele werelden zich oplosten; daar klinkt de razende stem des geruchts het luidst; daar ziet de argwaan het scherpst in den bleeken, donkeren maalstroom der wereld en ziet werkelijke en alle mogelijke hersenschimmige gestalten: bloeddorstige regimenten, die dreigend op het Maartveld gelegerd zijn- een nationale vergadering, die door bajonetten uit elkaar wordt gedreven; gloeiende kanonkogels (om Parijs in brand te schieten);kortom, den dollen krijgsgod en Bellona's(3) geesel. Zelfs den kalmsten burger wordt het maar al te duidelijk, dat een strijd onvermijdelijk is. J Onvermijdelijk, knikken messeigneurs en de Brogi.ie elkaar toe, onvermijdelijk ll) De namen der verschillende regimenten. (2) A. Lameth, Assemblée constituante, I. 41. (3) De godin van den oorlog. 1789, 1-11 Juli. en kort! De nationale vergadering moge, uit spijt over haar gestoorden constitutiearbeid, 's konings oor met adressen en vertoogen vermoeien; maar daar staan onze kanonnen behoorlijk gericht, en hier zijn onze troepen. De verklaring des konings met hare vijfendertig al te edelmoedige artikelen wildet gij geen gehoor schenken; maar zij blijft nog onherroepen; hij zelf zal ze ten uitvoer leggen, seul il fera! Wat de Brogue betreft, deze heeft zijn hoofdkwartier te Versaillcs, en alles is er als op een krijgstooneel ingericht; schrijvende secretarissen, stafofficieren met vederbossen, met een veelbeteekenend zwijgend gelaat, adjudanten, ordonnancen, die heen en weer vliegen of op bevelen wachten. Hij zelf ziet er zeer gewichtig, ondoorgrondelijk uit, en hoort met een zwijgend lachje (1) naar Besenval, den kommandant van Parijs, die herhaalde malen komt om hem te waarschuwen en ernstigen raad te geven. De Parijzenaars zouden weerstand bieden? roepen messeigneurs vol smaad uit. Ja, zoo veel een hongerig gepeupel kan! Gedurende vijf geslachten hebben zij zich rustig gehouden en aan alles onderworpen. Hun stadgenoot Mercier verklaarde nog in een der laatste jaren, dat een Parijsche opstand voortaan «onmogelijk" zou zijn. (2) Houdt u aan de koninklijke verklaring van den 23sten Juni! Frankrijk's adel, dapper en ridderlijk als altijd, zal zich met hart en ziel om ons scharen, — en wat uw zoogenaamden derden stand betreft, die wij echter canaille van smerige sansculotten, prulschrijvers en oproerige schreeuwers noemen, zoo zal een schot kartetsen van den wakkeren Brogue hen, als het noodig 'is, spoedig tot rede brengen. Dus redeneeren die heeren op hun omwolkten Icla, waar zij voor de menschen, maar de menschen ook voor hen, verborgen zijn. Kartetsen, messeigneurs, zijn goed, op ééne voorwaarde echter: dat namelijk de schutter ook van metaal zij? Ongelukkig echter bestaat hij uit vleesch en bloed; onder zijn lederen kolder, onder zijne bandeliers kent de gehuurde schutter aandoeningen en gewaarwordingen en zelfs een soort van denkvermogen. Juist bij dat canaille, dat gij wegschieten wilt, zijn zijne bloedverwanten; vleesch van zijn vleesch; hij heeft er broeders onder, een vader en eene moeder, die zich met zemelen en gekookt gras voeden. Zijn liefje zelve, zoo zij nog niet in het gasthuis gestorven is, brengt zijn soldatengeloof aan het wankelen, en verklaart, dat hem de vloek der menschen zal treffen, wanneer hij patriottenbloed vergiet. De soldaat, die ondervonden heeft, hoe roofzuchtige Foulon's hem zijne soldij ontstalen, hoe zijn bloed door Soubise's (3) en Pompadour's verspild werd, en die de deuren der bevordering onverbiddelijk voor zich gesloten ziet, zoo hij niet van adellijke atkomst is de soldaat zelve is niet zonder grieven tegen u. Uwe zaak is niet de zaak van den soldaat, slechts uw eigene, en voor 't overige die van niemand. God noch mensch. Zoo, bij voorbeeld, zal de wereld wel gehoord hebben, hoe onlangs te Bethune, toen er een oproer wegens het koren ontstond en men soldaten liet aanrukken, en het woord «vuur" klonk, — hoe toen geen enkele haan gespannen werd; slechts de geweerkolven ratelden toornig tegen den grond en de soldaten bleven somber met vreemde gelaatsuitdrukking staan, totdat zij door patriottische huisvaders onder den arm genomen en ijlings medegevoerd werden tot een liefdevol onthaal, en hun eene vermeerdering van soldij bij inschrijving gewerd. (4) (1) Besenval. III, 398. (2) Mercier, Tableau de Paris, VI, 22. (3) Charles de Rohan, prince de Soubise Q715—1787), een-beschermeling van de t ompadour, maakte zich naam in den zevenjarigen oorlog. Hij was het. die door Frederik II bij Kossbach(;> Nov. 1757) werd verslagen. f4> Histoire parlementaire. bevrijding der 11 Fkanscue Gardes uit de Abhaye St.-Germain «oor het volk, oi' 30 Jvm 17sy. 17891 -11 Juni Ook hebben de Fransche gardes, liet beste linie-regiment, zich in den laatst en tijd niet zeer bereidvaardig getoond om op straat te vuren. Morrende keerden zij van Réveillon terug en sedert hebben zij geen enkelen patroon verschoten, ja zelfs dan niet, gelijk wij zagen, wanneer het hun bevolen werd. Daar heerscht een gevaarlijke "geest onder "die gardes. Ook zijn het merkwaardige lieden, maar op hunne wijze! Valady, de Pvthagoreër, was eens officier hij hen. Ja, wat al harde hoofden mogen er in die gelederen, onder die driekantige vilten hoeden en cocaiden niet schuilen; en in die hoofden, wat al gedachten, — die de wereld nog niet kent. Een der hardste hoofden zien we juist nu, op de schouders van zekeren sergeant Hoche. Ja, Lazare Hociie, dat is zijn naam; hij was gemeenlijk in de koninklijke stallen te Versailles en de neef van een arme groentevrouw; een vlugge knaap en buitengewoon op lezen gesteld. Thans is hij sergeant Hoche, en "kan niet hooger stijgen; hij besteedt zijn soldij aan nachtlicht en goedkoope boeken. (1) . , Wel bedacht, is het misschien het beste om de Fransche gardes in hunne kazernen op te sluiten. Zoo denkt en beveelt ten minste Besenval. Eenmaal opgesloten, haasten zij zich echter een geheime overeenkomst te sluiten en verbinden zij° zich onderling, niet tegen de nationale vergadering te handelen. Zij zijn verleid door Valady, den Pythagoreër! verleid door geld en vrouwen! roepen Besenval en ontelbare anderen. Maar hetzij ze werkelijk door een en ander middel verleid waren, of dat zulks niet noodig was geweest, ziet, op den 26en Juni komen lange rijen van hen, met overtreding van hun consigne, en onder geleide van hun sergeants, bij het Palais-Royal aan! Hier met vivats, geschenken en een patriottischen dronk begroet, verklaren zij, omarmende en omarmd, in luide bewoordingen, dat Frankrijk's zaak de hunne is! Des anderen daags en de daaropvolgende geschiedt hetzelfde. En wat zonderling daarbij is, met uitzondering van deze patriottische stemming en het met de order strijdige verlaten van de kazernen, nemen zij overigens hun plicht met de meeste nauwgezetheid waar. (2). Die gardes zijn niet volkomen meer te vertrouwen! Elf raddraaiers onder hen worden in de Abbayc opgesloten. Maar zulks baat niet het minst. De elf gevangenen behoeven slechts bij het vallen van den avond door een onbekende hand een regeltje schrift in het Café de Foy te laten vallen, waar het patriottisme de luidste redevoeringen van zijne tafel houdt, en oogenblikkelijk .snellen tweehonderd jonge lieden, wier aantal weldra tot vierduizend klimt, met sterke breekijzers voorzien, naar de Abbayc, breken de noodige deuren operi en dragen hunne elt martelaren benevens andere militaire slachtoffers naar buiten, waarna zij hen in den tuin van het Palais-Royal op een souper onthalen en hun kost en logies in veldbedden in het Thedtre des Variétés bezorgen, daar er nog geèn ander nationaal Prytaneum (3) gereed is. — En dat alles geschiedt met zeer bedaarde zinnen! Ja, zoo nauwgezet waren deze jonge lieden, dat zij een der militaire slachtoffers, van wi'en het bleek dat hij werkelijk wegens een burgerlijk misdrijf gevangen zat, onder protest in zijne cel terugzonden. Waarom werd er geen nieuwe militaire macht ontboden? Deze was werkelijk ontboden, en zij kwam ook in vollen galop met uitgetrokken sabel; maar het volk greep de paarden zachtkens bij den teugel, de dragonders staken hunne zwaarden op, lichtten ten teeken van groet hunne hoeden en zaten daar als zoovele ruiterstandbeelden, — behalve dat zij, toen men hun een teugje ter verkwik - (1) Dictionnaire des liommes marquants. Londen (Parijs) 1800. II. 198. (3) Het Prvtaneum (Prutaneion) was in het oude Athene onder de koningen liet «ambtshuis op de markt: na de" afschaffing van het koningschap was het 't plaatselijk centrum der regeering. (fcrnst Curtius, Griechische Geschichte I. 296 . ' 1-11 Juli 1789 king bracht, «met de grootste hartelijkheid op de gezondheid van koning en natie dronken". (1) En vraagt gij nu misschien, waarom messeigneurs en Brogi.ie de oorlogsgod op het zien dezer teekenen niet staan bleven, en geen andere middelen, welke dan ook, aanwendden? Ongelukkigerwijze konden zij, gelijk wij reeds zeiden, niets zien. Hoogmoed, die vóór den val komt; — toorn, die zoo niet verstandig, dan toch toegeeilijk en zeer natuurlijk was, had hunne harten verhard en hunne hoofden verhit, en zoo holden zij met verblindheid en onstuimigheid (die toch reeds zoo slecht gepaard gaan) in hunne ure. Niet alle regimenten zijn Fransche gardes, of door Valady, den Pythagoreër, verleid; dat dan versche, niet verleide regimenten opkomen: Royal-Allemand, Salis-Samade, en het Zwitsersche Chateau-Vieux, zij die wel dapper vechten, maar schier niet dan in Duitsche keelklanken kunnen spreken. Men late soldaten marcheeren en de wegen van geschutwagens dreunen, want zijne Majesteit zal eene nieuwe zitting houden en wonderen verrichten! Het kartetsenschot kan, als het zoo zijn moet, een storm en een orkaan worden. Zoude het onder deze omstandigheden en voordat het gloeiende kogels begint te regenen, niet doelmatig zijn, wanneer de honderdentwintig kiezers van Parijs, hoewel hun Cahier reeds lang gereed is, wederom dagelijks als kiezers-club vergaderden? Werkelijk geschiedt dit eerst in een »wijnhuis", waar «een groote bruiloftspartij" bereidwillig plaats voor hen maakt (2), maar later in het Hótel-de-Ville, het stadhuis zelf. Fi.esselles, provoost der kooplieden, was, met zijne vier schepenen, (échevins, bijzitters), niet in staat dat te verhinderen, zoo groot was de macht der openbare meening. Wel mogen zij, — de provoost met zijne vier schepenen en zesentwintig stedelijke raden, die allen van boven hunne aanstelling ontvingen, — zwijgend gezeten zijn en met een oog vol vrees op het voorspel eener beroering staren, die van beneden komt, en bedenken, hoe zij zelve daarbij zullen varen ? (3) fl) Histoire parlementaire, II, 32. (2; Dusaulx, Prise de la Ba.-tille, (Colleetion des mémoires par Berville et Barrière. Paris, 1821;, pag. 269. (3) Het bestuur der stad Parijs was onder het -ancien régime" voor een groot deel in handen van den «prévót des marehands" en zijne «schepenen." Oorspronkelijk waren de- «prévóts des marehands," — wel te onderscheiden van de «prévóts de Paris," die belast waren met het politieke bestuur en de financiën in de stad en oudtijds namens den koning rechtspraken, welke laatste machtsoefening evenwel na 1498 aan een «lieutenant civil" werd opgedragen — niets anders dan de hoofden van het gilde der waterverkoopers. Koning Philips Augustus (1180—1223; gaf, naar men wil, aan den «prévót de la marchandise de 1'eau" het recht van jurisdictie over alle corporatiën der stad. Volgens Malingre fAnnales III, 50)-belastte deze vorst, vóórdat hij een kruistocht ondernam, zeven der notabelste burgers onder den titel van «échevins"' (schepenen) met het bestuur der stad en gaf hun tot voorzitter den «prévót des marehands." Later werd de «prévót" alle drie jaar — nog later om de acht jaar — gekozen, op den dag na de Maria Hemelvaart door vier en dertig stedelijke raden, door de wijkmeesters en door de ge commiteerden van de burgers der hoofdstad. De «prévót des marehands", bijgestaan door zijne «échevins", deed uitspraak in alle handelskwestiën in de stad, bepaalde den prijs der koopwaren, aangekomen in de havens, had het toezicht op de scheepvaart op de Seine, stelde de onkosten vast voor het bouwen en onderhouden van bruggen, fonteinen, wallen en alle openbare gebouwen, regelde de openbare feestelijkheden, in één woord, hij was het hoofd der gemeentelijke administratie en had tevens nog rechterlijke bevoegdheden. Onder Lodewjjk XIV werd evenwel een groot gedeelte van hun machtsoefening overgedragen aan den «lieutenant-général de police." Op dit oogenblik bestond het «bureau de la ville" uit: M. de Flesselles, prévöt des marehands; M. M. Buffaut, Vergne, Rouen. Sageret, échevins; M. Ethis de Corny, procureur du Roi; M. Veitard, greffier. 1789, 12 Juli. VIERDE HOOFDSTUK. Te wapen! Zoo broeit het onheilzwanger in de zoele Julidagen. Marat heeft in zijn in druk uitgegeven Avis er hartstochtelijk op aangedrongen, dat men zich voor alle gewelddadigheden zoude wachten. (1) Niettemin verbranden de hongerige armen reeds de stadsbarrières, waar belasting geheven wordt van de eetwaren, en schreeuwen luide om brood. De twaalfde Juli is een Zondag. In alle straten ziet men ontzaglijk groote aanplakbiljetten: de par le Roi, waarbij «vreedzame burgers aangemaand worden Baron de Bretectl. De Fotjlox. om te huis te blijven," niet te ontstellen en geene samenscholingen te vormen. Waarom dat? Wat beteekenen die ontzaglijke groote plakkaten? Maar wat beteekent bovenal dat wapengekletter? Van alle kanten rennen dragonders en huzaren naar het plein Louis quinze, en hoewel zij met scheldnamen, gejouw en zelfs steenworpen (2) begroet worden, blijft hun gelaat strak en koel. Besenval bevindt zich in hun midden. Zijne Zwitsersche gardes zijn reeds met vier stukken geschut in de Champs Elysées. (1) Avis au peuple, ou les ministres dévoilós. 1ste Juli 1789 (Histoire parlementaire 11,37.' (2i Besenval, III. 411. 12 Juli 1789. Stormen dan de vernielers werkelijk op ons aan? Van de brug van Sèvres tot aan het verwijderde Vincennes, van Sl. Denis tot aan het Maartveld zijn wij door een muur van wapenen omsloten! Het raadselachtige onbekende vervult ieders hart met bange vrees. Het Palais-Royal is het tooneel geworden van angstwekkende uitroepingen of stilzwijgend hoofdschudden, en men kan zich de ontsteltenis verbeelden, wanneer het kanon losbarstte, «dat daar op het middaguur door de zonnestralen wordt afgestoken," gelijk een waarschuwende stem van het oordeel. (1) Zijn die troepen werkelijk «tegen de brigands" in aantocht? Waar zijn de brigands? Welk geheim schuilt daarachter? — Hoort! een mensche- Camille Desmoulins in den Tuin van het Palais-Royal. lijke stem verhaalt luide en duidelijk de Jobstijding: Necker, de volks minister, de behouder van Frankrijk, heeft zijn ontslag gekregen! Dat is onmogelijk, dat is ongelooflijk ! Dat is verraad tegen den openbaren vrede! Zulk eene stem moest in de waterwerken gesmoord worden (2) — ware de brenger der tijding maar niet snel gevlucht. En toch, vrienden, denkt er van wat gij wilt, de tijding is waar, — Necker is afgetreden. Sedert gisteren avond spoedt Necker zich zonder verpoozen en in alle stilte, gelijk hem bevolen was, naar het Noorden. Wij hebben thans een nieuw ministerie: Brogi.ie den krijgs- (1) Histoire parlementaire, II, 81. (2) Histoire parlementaire, II, Hl. 1789, 12 Juli. god; den aristocraat Breteuil en Foulon, die zeide dat het volk gras mocht eten. (1) , . r7 , ... Snel verbreidt zich het gerucht in het Palais-Royal en door geheel Frankrijk. Bleekheid teekent zich op ieders gelaat, een angstig sidderen en beven, maar dat, door de vrees geprikkeld, in een donderend razen der woede o\eigaat. Maar ziet, daar stormt Camille Desmoulins uit het Café de Foy naar buiten, stralende van geestverrukking, met vliegende haren en in iedere hand eene pistool. Hij springt op eene tafel, — de satellieten der politie volgen hem met de oogen, maar zij zullen hem niet levend in handen krijgen. Ditmaal spreekt hij zonder te stotteren: ..Vrienden, zullen wij sterven als gejaagde hazen, als schapen, die ter slachtbank gedreven worden, en om barmhartigheid blaten, waar geene barmhartigheid is, maar slechts een scherp geslepen mes? De ure is gekomen, de uiterste ure voor den Franschman en de menschheid, waarin onderdrukkers met onderdrukten hunne rekening sluiten en snelle dood of verlossing voor immer de leuze is. Die ure zij welkom! Ons echter betaamt slechts één kreet: Te wapen! Dat geheel Parijs, geheel Frankrijk, als met de stem van den wervelwind, dien éénen kreet doe hooren: «Te wapen!" — "Te wapen!" roepen de tallooze stemmen, gelijk ééne groote stem, als die van een daemon, die door het luchtruim galmt; aller gezichten toch vlammen met vurige oogen, aller harten ontbranden tot dolle woede. Met zulke of betere woorden (2) bezweert Camille in dit gewichtvolle oogenblik de verborgen machten der ziel. (3) — ..Vrienden," zoo vervolgt Camille, .-een herkenningsteeken, om hetwelk wij ons verzamelen! Cocardes, groene cocardes, de kleur der hoop! Als een zwerm sprinkhanen valt men over de groene boombladeren heen, maakt zich meester van de groene linten in de naburige winkels en van al wat groen is, en maakt er cocardes van. Camille wordt bij het afklimmen van de tafel door omarmingen bijna verstikt en met tranen besproeid; men geeft hem een groen lint, dat hij aan zijn hoed vastmaakt. En nu voort naar den beeldenwinkel van Curtius, naar de Boulevards en dan naar alle richtingen heen u verspreid, en rust niet tot geheel Frankrijk in vuur en vlam staat! Frankrijk, dat reeds zoo lang geschud en uitgedroogd is, zal denkelijk spoedig vuur vatten. Wat den armen Curtius betreft, dien men, naar wij vreezen, slechts gebrekkig betaalde, deze is niet in staat, twee woorden over zijne beelden te uiten. (1) De hofpartij luid oen aanslag beraamd, ten doel hebbende de nationale vergadering uiteen te jagen en de revolutie in hare geboorte te smoren. Zij had de samentrekking der troepen doorgedrcve en ook het ontslag van het ministerie-Necker. Op den 11 Juli, toen Necker aan tafel zat,;> J een briefje van den Koning, waarin hem zijn ontslag gegeven werd en hij wer4.ultg®n?t^^°? dig mogelijk in alle stilte Frankrijk te verlaten. De minister zette zeer kalm zijn maaltijd\oort na , na afloop daarvan, met zijne familie in een rijtuig plaats ogenschijnlijk om een 1^t°eltJ® <*'ian maken naar St. Ouen, maar werkelijk om zich naar Brussel te begeven, regelijk met liem krtp , ook zi^ne coUega's Puységur, Montmorin. La Luzerne en St- Priest hun ontslag. In het nieuwe ministerie hadden zitting de maarschalk de Broglie, la Gallissonnière, de hertog de \auguvon, de baron de Breteuil en de gewezen intendant Foulon. , . . , , . „R,,rcri>r< er C'i Mienet geeft in zijne Histoire de la Rcvohition franfaise de volgende lezm . Burger., er is geen oogenblïk te verliezen; het ontslag van Necker is de stormklok voor een eil.genBartholomëus-nacht van de patriotten. Nog dezen avond zullen alle Zwitsers en de Jata^om Dwtac in het Champ de Mars op ons aanrukken, om ons te slachten. Eén ledmiddel blijft on. o . r' De "uitdrukking van Carlyle -met zulke of betere woorden ' is overigens zeer juist gebezigd want Camille Desmoulins heeft later zelf verklaard, dat hij niet meer precies wist, wi»t li» | gesj.r. k en had daar allerlei gedachten zijn brein doorkruisten. Alleen kon hij zich herinneren, dat hij had geëindigd met de volgende woorden: -d, gemeene (infame) politie ,s hier: laat «JjI mij ?°ed«h zien mij in het oog houden, ja ik ben het, die mijne broeders oproep tot de vrijheid, bn, terwy hy een pistool in de hoogte hield, had hij vervolgd: ..Zij. de politie, lullen mü den krijgen, ik zal dapper weten te sterven, want mij kan slechts één ongeluk treffen d.it .. ^"(^•Vieu* SeïiertepareCAM.LLR Desmoulins No. 5, (Herdrukt in de CoUection des mémoires par Baudoin frères. Parijs, 1825, pag. 81.) _ Uiteend kijving van den optocht met de bustes van d'Ohleans en Necker oi' het plein Louis XV, op 12 Juli 1781». 1789, 12 Juli. Men maakt zicli meester van de busten van Necker en d'Ori.eans, Frankrijk's helpers, cn een bonte menigte draagt die, met floers omhuld, als in een lijkstoet, of naar de wijze van smeekelingen, die hemel, aarde en den Tartarus (1) zeiven aanroepen, weg. Zinnebeeldig teeken! Immers zonder teekenen kan de mensch, met zijn zonderlinge verbeeldingskracht,weinig of niets doen; zoo zien de Turken op naar de banier van hunnen profeet, zoo heeft men mannequins (2) verbrand, en ook Necker's portret figureerde reeds eens boven op een staak. Zoo trekt die bonte, steeds talrijker wordende menigte, met bijlen, staven en alle mogelijke dingen gewapend, onder een vervaarlijk geraas door de straten. Sluit alle schouwburgen! Houdt op te dansen op planken vloeren of het groene grasveld ! In stede van een christelijken sabbath en een feest der guinguette, zal het een hellesabbath zijn en het dolgeworden Parijs zal dansen op de muziek van Satan. Ondertusschen is Besenval met paarden- en voetvolk op het plein Louis quinze. Met loomer schreden dan gewoonlijk slenteren stervelingen voorbij, die bij het vallen van den avond van Chaillot of Passy, (3) van vertrouwelijk gekeuvel en schralen wijn huiswaarts keeren. Zal ook de borstbeelden-processie dien weg nemen? (4) Ziet, daar komt zij; maar ziet ook, hoe prins Lambesc met zijne Royal-AHemands er op instuift! Er vallen schoten en sabelslagen, de borstbeelden worden aan stukken gehouwen en, helaas, ook menschenhoofden. Een optocht, die sabelhouwen ontmoet, heeft geen andere keuze dan uiteen te stuiven door alle straten en wegen, die hij vindt, en zoo te verdwijnen. Een ongewapend man, — naar zijne uniform te oordeelen een soldaat van do Fransche garde, — ligt ter neergesabeld : breng dien slechts dood of bloedende (of ook maar de tijding van zijn dood) naar zijne kazerne, waar hij nog levende kameraden heeft! Maar, zegevierende Lambesc! waarom bestormt gij nu den tuinder Tuileriëèn zeiven niet, waarin de vluchtenden verdwijnen? Waarom toont gij ook den Zondagschen wandelaren niet, hoe staal schittert, dat met bloed besproeid is, opdat men er wijd en zijd van spreke en de ooren der menschen er van tuiten? Helaas, wel tuiten de ooren er van, maar niet op de rechte wijze! Bij dezen tweeden aanval op de Tuileriëèn heeft de zegevierende Lambesc slechts het geluk om een enkel man, een armen ouden schoolmeester, die daar zeer vreedzaam voorbijgaat, overhoop te werpen (nederhouwen kan men het niet noemen, want hij sloeg hem slechts met het plat van den degen), waarop hij door barrikaden van stoelen, door vliegende flesschen en glazen, door verwenschingen met bas- en discantstem er weer uitgedreven wordt. Uiterst moeilijk is het een oproerige menigte te beteugelen, waarbij te veel evenzeer schaden kan als te weinig. Zoo toch klinken, nu cn den geheelen nacht door, al die bas- en nog meer al die discantstemmen, door al de stadswijken henen, van niets dan razenden toorn. De kreet: te wapen, klinkt thans met vertiendubbelde kracht door de straten; — de metalen stemmen van de stormklokken weergalmen van de torenspitsen; — de winkels van de geweermakers worden opengebroken en geplunderd; — de straten gelijken op een golvende zee, die schuimende en bruisende door alle winden beroerd wordt. Dat was de uitslag van Lambesc's aanval op den tuin der Tuilerieën. Het was geen heilzame vrees, die vreedzamen Chaillot-wandelaars werd ingeboezemd, maar een slag, die de Razernij en de drie Furiën — die reeds niet meer sliepen — tot volle ontwaking riep! Want die onderaardsche Eumeniden (5) (1) IJe onderwereld inde Grieksche mythologie. (2) Een pop, den een of anderen persoon voorstellende. (3) Gezochte uitspanningsplaatsen. (4) De stoet had den weg genomen door de straten St. Martin, St. Denis, St. Honoré naar het Vendóme-plein, waar men met de bustes om het standbeeld van Lod. XI\ liep en waar een detachement Royal-Allemand de menigte niet kon verstrooien en terug moest trekken. Van daar ging de stoet naar de -place Louis quinze." (5) De Wraakgodinnen in de Grieksche mythologie. ■ - ■■ r, - i i -rtfr- * -.»■.■ — (JlIAKUE VAN 1IET REGIMENT RoYA.L-ALLKMA.ND Ol* DEN TUIN DER ÏU1LERIEËN, OP 12 JULI 1789. 1789, 13 Juli. rijke man, zich gereed om te vertrekken. Maar zij zullen er niet in slagen. Een gewapende menigte op klompen heeft zich van alle barrières, verbrand of niet, meester gemaakt. Al wat in de stad komt of daaruit tracht te ontsnappen wordt aangehouden en naar het Hótel-de-ViUc gesleept. Rijtuigen, karren, goud en zilverwerk, huisraad, menige zak met meel en zelfs eenige kudden schapen en runderen bedekken het plein de Grève. (1) En zoo bruist en raast en tiert het onder trommelslag en klokgelui. Omroepers loopen met handbellen rond en schreeuwen: 0;/ez, oyez, voort, alle mannen, naar uwe districten, om u te laten inschrijven ! De verschillende districten houden vergaderingen in tuinen en op openbare pleinen, en vormen zich tot scharen van vrijwilligers. Nog is er geen gloeiende kogel uit Besenval's kamp gevallen; integendeel, ieder oogenblik komen er overloopers met hunne wapenen aan. Ja, nu, om twee uur des namiddags komen o hoogste blijdschap! — de Fransche gardes in massa tot ons over. Zij hadden bevel "ontvangen om naar St. Denis te trekken, maar zulks ronduit geweigerd, 't Is een feit boven vele! Drieduizend en zeshonderd van de beste krijgslieden, volkomen uitgerust met kanonnen zelfs en kanonniers! Hunne officieren bleven alleen staan en konden niet eens de kanonnen vernageld krijgen. De Zwitsers zeiven, Chateau-Vieux en de anderen, zullen zich nu, gelijk te hopen is, nog wel eens bedenken eer zij gaan vechten. De Parijsche militie, die men, naar het gevoelen van sommigen, liever nationale garde moest noemen, is zoo voorspoedig als men slechts wenschen kan. Aanvankelijk scheen het alsof zij slechts achtenveertigduizend man sterk zou worden, maar in weinige uren bedraagt zij het dubbele, ja vierdubbele van dat getal; onoverwinnelijk, als wij slechts wapenen hadden. Maar ziedaar de beloofde kisten van Charleville, met het opschrift: artillerie. Hier zijn dan wapenen in overvloed? Verbeeldt u de ontsteltenis van de patriotten, toen zij ze alle met lompen, vuil goed, eindjes kaars en houtspanen gevuld vonden! Provoost van de kooplieden, wat is dat! Ook in het Kartuizerklooster, waar men ons met een geteekende order heenzond, is en was nooit eenig krijgswapen. Maar daar, in dat schip op de Seine, bevindt zich vijfduizend pond buskruit, dat niet in-, maar heimelijk uitgevoerd wordt, en daar volkomen veilig onder de teerkleeden zou zijn, had niet het patriottisme zulk een fijnruikenden "neus! Wat moet dat alles beteekenen, Flesselles? Het is een gevaarlijk spel, zoo met ons den spot te drijven. Wel speelt de kat met de gevangen muis: maar de muis ook met de woedende kat, met den woedenden nationalen tijger? Middelerwijl smeedt des te ijveriger, gij smeden met uw zwart schootsvel. met een krachtigen arm en gewillige harten, terwijl het alarmkanon \an tijd tot tijd boven uwe hoofden losdondert — want de stad heeft thans buskruit bekomen. Binnen zesendertig uren tijds worden vijftigduizend pieken vervaardigd; men oordeele of de zwarte smeden traag waren? Maakt grachten, breekt het pla\eisel op, gij anderen! weest onvermoeid, man en maagd! stampt de aarde in vaten voor barrikaden! Bij ieder van deze stelle zich een vrijwillige wacht! Stapelt steenen op in de vensterbanken en de bovenste verdiepingen! En gij, zwakke oude vrouwen! houdt ziedend pek, ten minste kokend water, gereed, om het met uwe oude, vermagerde armen op Royal-Allemand uit te storten! Aan schrille vloeken zal het daarbij niet ontbreken! Patrouilles van de nieuwgeschapen nationale garde trekken den geheelen nacht met toortsen door de straten, die voor 't overige ledig zijn, doch (1) Düsaulx, Prise de la Bastille, pag. 290. 29 1'lundebinu van S.unï-Lazaue, op 13 Juli 1789. 1780, 13 Juli. volgens order door een kaars in ieder venster verlicht worden. Zonderling schouwspel! Het is als een door naphthalampen verlichte stad der dooden, waar hier en daar een rij verstoorde geesten rondwaart. O arme stervelingen, wat maakt gij elkaar deze aarde bitter! Dit angstvol en wondervolle leven zoo angstvol en schrikkelijk! en Satan heeft zijne plaats in aller hart! Zulke doodsangsten, woede en geween heerschen in uw midden, en hebben door alle tijden heen in uw midden geheerscht: — om allen in zoo diep z\vijgen begraven te worden ; en nog is de zoute zee door den vloed uwer tranen niet gezwollen. En toch is het oogenblik groot, waarop de eerste boodschap der vrijheid tot ons komt, waarop de sinds lang in slavernij gekluisterde ziel zich uit hare boeien, uit haar verderfelijke werkeloosheid verheft, — zij het dan ook slechts in blindheid en verwarring — en bij Hem, die haar geschapen heeft, zweert, dat zij vrij wil zijn! Vrij? Versta het wel; vrij te zijn, het groote gebod van geheel ons bestaan. Vrijheid, hetzij men op een verstandige of onverstandige wijze er naar streve, is het ééne doel van al het jagen, zwoegen en lijden des menschen op deze aarde. Ja, verheven is het oogenblik (voor wien het beleefd heeft), waarin haar beeld zich eerst aan ons oog vertoont, celijk een in vlammen gehuld Sirtaï aan den pelgrim in de 'woestijn! Voortaan zal het ons des daags aan geen wolkkolom, en in den nacht aan geen vuurkolom ontbreken! Het is reeds iets, ja iets zeer gewichtigs, dan, wanneer de keten verterend, giftig is geworden, van den druk onzer medemenschen vrij te worden. Daarom voorwaarts, gij razende zonen Frankrijk's! Uw lot moge zijn wat het wil! Rondom u slechts honger, leugen, verrotting en de geopende kaken des doods. Daar, waar gij zijt, kunt gij niet blijven. Men zal zich eenigermate kunnen voorstellen, hoe kommandant Renenvai. deze treurige uren op het Maartveld heeft doorgebracht. De opstand tiert rondom hem heen en zijne mannen smelten hoe lfu.ger zoo meer weg. Op de dringendste boodschappen komt geen antwoord van 1 ersciillcs, of ten minste een enkele maal een geheel onbepaald antwoord, dat nog erger is dan in het geheel geen. Een raad van officieren kan slechts zooveel beslissen, dat hier geene beslissing mogelijk is. eenende1 melden hem kolonels, dat zij denken, dat hunne manschap niet zal vechten. Hier heerscht de vreeselijkste onzekerheid, ginds troont de krijgsgod Brogue ontoegankelijk op zijn Olympus, — daalt niet, met verschrikking omgeven, neder , — vertoont zich niet met zijn kartetsen, en zendt geene bevelen. Inderdaad schijnt in het kasteel van Versailles alles geheimnis te wezen: In de stad Versailles daarentegen heerscht rumoer, alarm en verontwaardiging. De hooge nationale vergadering wordt blijkbaar met den dood bedreigd, doch tracht dien te trotseeren. Zij heeft het tot een besluit gemaakt, dat Necker op zijne reize de leedbetuiging der natie medeneemt. Zij heeft een plechtige deputatie naar het kasteel gezonden, met het dringend verzoek om de troepen terug te trekken; te vergeefs, Zijne Majesteit verzoekt haar met eene in het oog vallende bedaardheid, liever aan hun eigen plicht te denken, en de constitutie te maken.(1) Vreemde Pandoeren en huns gelijken stappen trotsch en winderig (1) Toon liet ontslag van Necker bekend werd, stelde president Mounier voor een adres aan den koning te zenden, waarin de terugroeping der ontslagen ministers gevraagd word en hem de gevaren worden voorgehouden, wolke kondon ontstaan uit do samentrekking dor troepen. Na eene gloeiende lofrede van Lallv-Tollendal op Necker, en nadat, op aandringen van twee adellijken, den graaf du Virieu en den hertog de la Rochefoucauld, men zich onderling opnieuw verbonden had, om de constitutie tot stand te brengen, en de gebeurtenissen te Parijs inmiddels tot do vergadering waren doorgedrongen, 13 Juli 1789 daar henen, met een voorkomen als van ijzervreters, en zouden ook wel een oog op de Salie des menus werpen, ware het niet, dat alle gangen wemelden van verwoede aangezichten. (1) Blijft standvastig, nationale senatoren, leidsterren van een krachtig, kokend volk! De verhevene nationale senatoren bepalen, dat de zitting niet zal worden J. G. Lefranc de Pompignan. opgeheven, voordat er een einde aan deze zaak komt. Ondertusschen valt hierbij op te merken, dat onze nieuwe president, de waardige Lefranc de Pompignan, (2) dien wij tot Bailly's opvolger hebben verkozen, een oud man en door velerlei zorgen uitgeput is. Het is de broeder van dien Pompignan, (3) die klagelijk over liet boek der Klaagliederen heeft gepeinsd : Saves-vous, pourquoi Jérémie Se lamentait toute sa vief Ces/ quil prévoyait, Que Pompignan le traduirait! De arme bisschop Pompignan verwijdert zich, na Lafayette tot helper of plaatsvervanger gekregen te hebben. De laatste zit nu " als nachtelijk vice-president met slechts weinig medeleden en in een troostelooze stemming, den geheelen nacht door, slapeloos bij oneresnoten kaarsen, en wacht af, wat do volgende ure zal brengen. Zoo is het te Versailles gesteld. Maar te Parijs is de gejaagde Besenval, alvorens zich ter rust te begeven, even overgestapt naar het Hotel des Invalides bij den ouden heer de Sombreuil. De heer de Sombreuil heeft, hetgeen een groot geheim is, achtentwintigduizend geweren in zijne kelders liggen, maar kan zich niet op de stemming zijner invaliden verlaten. Heden, bij voorbeeld, zond hij een twintigtal van die knapen naar beneden, om de geweren uiteen te schroeven, opdat zij niet een buit van het oproer mogen worden; maar in zes uren tijds hebben deze twintig nauwelijks twintig sloten of hondskoppen (chiens) van sloten afgeschroefd, dus ieder invalide één hondskop. Bij een bevel om te vuren, meent de Sombreuil, zouden zij hunne kanonnen op hem zeiven richten. werd het adres door tachtig afgevaardigden naar den koning gebracht. Deze commissie zou,°- a. ook nog aan den koning het wensclielijke betoogen van de oprichting allerwege van burgermilitie. Toen deze deputatie met een ontwijkend antwoord terugkwam, verklaarde zich de vergadering permanent; besloot, dat de tegenwoordige ministers verantwoordelijk waren; betuigde haar leedwezen over den val van van Neeker en van zijne collega's; verklaarde, dat zij zou blijven aandringen op de terugtrekking der troepen en op het oprichten van een burgergarde en stelde de openbare scliuia onder de bescherming van de rechtschapenheid der Fransehen. (1) Zie Lameth, Ferrières, etc. (2) Jean George (1715—90.) . (3) Deze Pompignan (1709-1784 had vooral veel te lijden van de satirieke opmerkingen van \oltaire, die in hem den tegenstander vin de philosophische beweging «lier dagen hekelde. 1789, 14 Juli. Ongelukkige oude militaire heerschappen, voor u slaat thans de ure, niet des roems! Ook de oude markies de Launay (1) in de Bost dia heeft ieeds lang de ophaalbruggen laten ophalen en zich in liet binnenste van den burcht "teruggetrokken." Schildwachten gaan op de tinnen op en neer, onder den middernachtelijken hemel, hoog boven den gloed van het verlichte Parijs. Een nationale patrouille, die daar voorbijkomt, neemt de vrijheid op hen te schieten, — «zeven schoten ten twaalf ure in den nacht, die echter niet treffen. (2) Het. was de 13,le Juli 1789; gelijk menigeen zeide, een nog erger dag dan de 13''" Juli van het vorige jaar; want toen viel er slechts hc._^l van den hemel, maar nu steeg eene razernij uit de hel op, die grooter verderf aanbrengt dan de hagelslag aan den oogst! In diezelfde dagen ligt ook, gelijk de chronologie ons bericht, de vurige, oude markies de Mirabeau te Argenteuil op zijn bed uitgestrekt; maar hij hoort het geluid der alarmschoten niet; want hij is daar eigenlijk niet, maar slechts zijn lichaam ligt daar doof en koud voor immer. Het was op Zaterdagnacht, dat hij den geest gaf en eene wereld verliet, die nooit naar zijn zin wilde gaan, en die nu blijkbaar op het punt staat, om zich in waanzin en algeheele omverwerping (eulbute générale) te ontbinden. Maar wat is dat voor hem op zijne lange reis naar andere gewesten? Het oude slot Mirabeau {3) staat zwijgend op grooten afstand, op zijn steile rots aan den pas van twee kronkelende valleien, en is thans nog slechts het bleeke, verdwijnende spook van een slot; en zoo gaat ook dit ontzaglijk wereldoproer en Frankrijk en de wereld zelt voorbij, gelijk een schaduw op den grooten stillen spiegel des oceaans. en alles zal zijn gelijk God wil. De jonge Mirabeau heeft zich met een bedroefd hart — want hij beminde zijn ouden knorrigen vader — en met droeve zorgen beladen, voor het oogenblik van het tooneel der openbare geschiedenis teruggetrokken. De crisis grijpt plaats zonder hem. (4) ZESDE HOOFDSTUK. Storm en overwinning. Maar voor de levenden en strijdenden daagt een nieuwe, veertiende morgen. Onder alle daken van die opgeruide stad nadert de ontknooping van het tragische drama. Wat woelingen en beschikkingen, wat sidderen en dreigen, wat al tranen, die aan de oogen der grijsaards ontrolden! Heden, mijne zonen! moet gij u als mannen kwijten. Bij de herinnering aan het leed van uwen vader, bij de hoop op de rechten uwer kinderen! Boven onze hoofden hangt dreigende tvrannie met haar gloeienden toorn; slechts uw eigen arm vermag hulp te schenken. Heden moet gij handelen of sterven. (1) Bernard Réné Jourdan, marquis de Launay, geboren in 1740 en van 1776 ai gouverneur aer Bastille. (2) Deux amis de la liberté, I, 312. (3) Mirabeau, gelegen in Provence, thans in het departement de \ auoluse, was oorspronkelijk eene heerlijkheid en werd in 1686 een markiezaat. (4) Kils adoptif, Miraheai . VI, I. 14 Juli 1789 Van liet eerste morgenkrieken, heeft liet slapelooze permanente comité den ouden, nu bijna razend eu oproerig geworden kreet om wapenen gehoord. De provoost Fi.esseli.es, of wie uwer verrader zij, moge aan de kisten van Cliarleville denken. Wij zijn ten getale van honderd en vijftigduizend en nauwelijks is een derde onzer met een piek gewapend! Wapenen is het eenige, waaraan wij hehoefte hebben; met wapenen zijn wij een onbedwingbare, alle menschen trotseerende nationale garde; zonder wapenen slechts ellendig gepeupel, dat Broglie met een salvo van het geschut uiteen doet stuiven. Gelukkigerwijze is liet ruchtbaar geworden. — want geen geheim blijft verborgen — dat er zich in liet IIó/cl des Invalides wapenen bevinden. Daar willen wij heen; de procureur deskonings, de heer Ethis de Corny, en welke personen van aanzien het permanente comité ons overigens nog kan toevoegen, zullen met ons gaan. W el is waar is Besetjyal's kamp in de nabijheid, maar misschien zal hij niet op ons vuren, en voor 't overige, zoo hij ons doodt, sterven wij toch slechts. De arme Besenval, wiens troepen onder de hand wegsmelten, heeft niet den minsten lust om te vuren! Heden morgen ten vijf ure, toen hij, zijne zorgen vergetende, nog droomende in de École militaire te bed lag, stond eensklaps eene gestalte ter zijde van zijn bed, niet onbevallig van gelaat, met vlammende oogen, met rassche afgebroken spraak en een stouten blik. Zulk een gestalte schoof Priamus' (1) gordijnen weg. De boodschap en waarschuwing van die gestalte luidden, dat tegenstand hopeloos zou zijn, en, vloeide er bloed, wee dengene, die het vergoot. Zoo sprak de gestalte en verdween. Kortom, zij bezat eene soort van welsprekendheid, die troi. Besenval geeft toe, dat hij haar had moeten vasthouden, maar dat hij het niet deed. (2) W ie zoude die gestalte met vlammende oogen, zoo kort en afgebroken in zijne woorden, wel geweest zijn? Besenval weet het, maar zegt liet ons niet. Camille Desmoulins? De pythagorist Valady, -'die door heftige voorstellingen heel den nacht in het Palais-Royal geschokt en verhit is?'' De Faam noemt den jongen Meii.lard, (3) en sluit dan voor immer hare lippen over hem. In ieder geval, ziet, hoe tegen negen uur in den morgen deze vrijwilligers in ontzaglijke menigte zuidwestwaarts naar het IIó/cl des Invalides stroomen, om het eenige, wat noodig is, te zoeken. In hun midden bevindt zich de procureur des konings, de heer Ethis de Corny, en andere ambtenaren; aan het hoofd zijner strijdlustige parochie marcheert, volstrekt in geen vredelievende stemming, de pastoor van St. Etienne du Mont; in den trein zien wij de klerken der Basoche in hun roode rokken, thans vrijwilligers van de Basoche, voorts de vrijwilligers van het Palais-Royal-, nationale vrijwilligers, bij tienduizenden te tellen, allen" één hart en ééne ziei. Des konings geweren zijn de geweren der natie. Bedenk, oude de Sombreuil, hoe kunt gij die in dezen uitersten nood weigeren! De oude de Sombreuil zoude gaarne onderhandelen en koeriers zenden, maar te vergeefs. Men beklimt de muren, terwijl geen invalide een schot doet; de poorten moeten opengeworpen worden. Met tumult dringt het patriottisme naar binnen en verspreidt zicli in alle kamers en gangen, van den drempel tot den nok, als dolzinnig naar wapenen zoekende. Waar is een kelder of hoek, die aan zijne zoekende blikken zou ontsnappen? Eindelijk vindt men de wapenen, allen wel bewaard en in stroo gepakt, — blijkbaar met het doel om ze te verbranden! Gretiger dan hongerige leeuwen over den dooden buit, valt de menigte (1) De laatste koning van Troje. (2) Besenval III, 414. (IJ) Tableaux de la Révolution. Prise de la Bastille. (Eene verzameling in folio van platen en portretten benevens beschrijving: niet zonder leering; een gedeelte daarvan moet van Chamkort zijn). Wegvoering deu Wapenen uit het Hotel des Invalides, op 14 Juli 1789. 14 Juli 1789 onder razend getier er op aan, worstelt, slaat en grijpt, zoodat den zwakkeren, ingeklemden patriot de leden verbrijzeld worden en hij schier verstikt. (1) En zoo verandert eindelijk onder het lang en aanhoudend geraas dier oorverdoovende en oorverscheurende orkestmuziek het tooneel, en achtentwintigduizend bruikbare geweren zijn op de schouders van even zoovele nationale gardes, die zich daarmede uit de duisternis in een vurig licht verheven gevoelen. Besenval werpe slechts een blik op den glans der voorbij flikkerende geweren! Ook hebben, gelijk het heet, de Fransche gardes de kanonnen op hem gericht, en zijn des noods bereid, van de andere zijde der rivier hun vuur te openen. (2) Onbewegelijk staat hij daar ; hoewel verbaasd, mag men trotsch zijn op die fiere houding der Parijzenaars (fiére contcnance). — En nu naar de BastilJe, onverschrokken Parijzenaars! Van daar bedreigen ons nog kartetsen; daarheen wenden zich dus aller menschen gedachten en schreden. Kort na Zondagmiddernacht begaf zich de Launay, gelijk wij zeiden, in het binnenste van den burcht. (3) Hier is hij sedert gebleven, gefolterd, gelijk alle militaire heerschappen, door den treurigen strijd der besluiteloosheid. Het Hótelde-Ville «verzocht" hem, nationale soldaten in den burcht toe te laten, hetgeen in zachter bewoordingen zooveel heette als zich over te geven. Daarentegen had hij stipte bevelen van Zijne Majesteit. Zijn garnizoen bestond slechts uit tweeëntachtig oude invaliden, die met tweeëndertig jonge Zwitsers versterkt zijn geworden; wel is waar zijn zijne muren negen voet dik en heeft hij kanonnen en kruit genoeg, maar, helaas, slechts voor een enkelen dag levensmiddelen. Daarenboven is de stad Fransch, en de arme bezetting is voor het grootste gedeelte ook Fransch. Strenge, oude de Launay, bedenk wel, wat gij wilt doen. Sedert negen ure des morgens hoorde men overal den kreet: naar de Bastille! Herhaalde malen zijn er deputatiën van burgers geweest, die volstrekt wapenen begeerden, maar door een zachte toespraak uit de geschutpoorten heeft de Launay hen telkens weer weten te verwijderen. Tegen den middag gelukt het den kiezer Thuriot de la Rosière zich toegang te verschaffen. Hij vindt de Launay niet geneigd om zich over te geven, ja eer besloten, om het gebouw in de lucht te doen springen. Thuriot stijgt met hem op de tinnen; hier liggen hoopen straatsteenen, oud ijzer en ander werptuig ; alle kanonnen zijn behoorlijk gericht, in ieder schietgat een kanon — slechts een weinig teruggetrokken. Maar zie, Thuriot, hoe de menigte daarbuiten, onder een vreeselijk luiden van de stormklok en het slaan van den generalen marsch, door alle straten golvende, komt toestroomen. Als één man komt de voorstad St. Antoine herwaarts aangetogen. Zulk een gezichte (spookachtig en nochtans werkelijk) was 't o Thuriot ! dat gij in dit oogenblik al van uwen berg der gezichten aanschouwdet, profetie van zoovele andere phantasmagorieën en luid krijschende spookachtige werkelijkheid, welke gij thans nog niet ziet, maar zien zult. > \erbannen en bracht hij zijne jaren van ballingschap in België en Duitschland door. Elie was officier geweest bij het regiment der Koningin. (3) Volgens een andere lezing was het een freule de Monsigny, wier vader tot de verdedigers behoorde en die zich, op het zien van het gevaar, waarin zijne dochter verkeerde, naar beneden zou estort hebben, waar hij werd afgemaakt. Het gcheele verhaal wordt sterk in twijfel getrokken. 1789, 14 Juli verbrandt men; drie karrevrachten, er bij gesleept, gaan in witten rook op, zoodat het patriottisme zelf er bijna van stikt, en Elie, met verbrande wenkbrauwen, eene kar weer terugsleepen moet, en Béole, de reusachtige garen- en bandverkooper, eene andere. Rook als uit de hellekolk, Babylonische verwarring, de bazuinen des oordeels! Er vloeit bloed, de prikkel tot nieuwe razernij! De gewonden worden in de huizen van de straat Cerisaic gebracht, de stervenden laten als uiterste bevel na, niet te wijken, vóór en aleer de gevloekte sterkte gevallen is. Maar, helaas, hoe zal zij vallen? De muren zijn zoo dik! Deputatiën, ten getale van drie, komen van liet Hótel-de-Ville, — de abbé Fauchf.t(I) (die tot een ervan behoorde) kan getuigen, met welken bijna bovenmenschelijken moed van liefde tot den naaste zij die taak ondernamen. Zij laten hunne stadsbanieren in den overwelfden poortweg wapperen en staan daaronder het roffelen hunner trommen; maar te vergeefs. Bij zulk een helsch geraas kan de Launay hen niet hooren of durft hen niet vertrouwen; zij keeren dus te recht vertoornd terug, terwijl het gefluit der kogels hen nog in de ooren suist. Wat nu begonnen? De brandblusschers zijn hier en richten °hunne spuiten op de kanonnen der invaliden, om de laadgaten nat te maken; ongelukkig echter kunnen zij zoo hoog niet spuiten en maken niet dan wolken van stofregen. Lieden van klassische kennis slaan het maken van catapullen (2) voor; Santerre, de luid schreeuwende brouwer van de voorstad St. Antoine raadt aan om het gebouw liever in brand te steken, door middel van een mengsel van phosphorus en terpentijnolie, dat men door perspompen in de hoogte kan spuiten. O Spinola Santerre ! (3) hebt gij het mengsel bij de hand? Ieder man helpe zich zeiven! En nog altijd vermindert de vuurzee niet! Zelfs vrouwen vuren en Turken, ten minste ééne vrouw (met haren liefste) en één Turk. (4) Eindelijk zijn de Fransche gardes gekomen, wezenlijke kanonnen en wezenlijke kanonniers. De deurwaarder Maillard (5) is werkzaam, de gepensioneerde Ej.ie, de gepensioneerde Hulin razen en tieren te midden van de duizendtallen. Schoon niemand het hoort, tikt de groote klok der Bastillc op het binnenplein rustig uur op uur voort, als greep er voor haar op de wereld niets bijzonders plaats. Het sloeg één toen liet vuren begon, en nu wijst zij op vijf, en nog vermindert liet schieten niet. — Diep beneden in hunne gewelven hooren de zeven gevangenen een dof gerommel als dat eener aardbeving; hunne cipiers geven een ontwijkend antwoord. Wee u, Launay, met uwe arme honderd invaliden! Broglie is verwijderden hij is zwaar van gehoor; — Besenval hoort, wel is waar, maar kan geene hulp zenden. Één armelijk troepje huzaren, op verkenning uitgezonden, was behoedzaam langs de quois tot aan den PontNeuf geslopen. "Wij zijn gekomen om ons bij u te voegen," zeide de kapitein, want de menigte schijnt talloos. Een dwergachtige persoon, met een groot hoofd en een berookt gezicht, slentert ^orwaaits, opent zijn blauwe'lippen — want er is verstand in hem — en zegt op schorren toon: "Stijgt dan af en geeft uwe wapenen over!" De kapitein der huzaren is overgelukkig, dat men hem een veilig geleide tot aan de barrière geeft en hem daar op zijn woord ontslaat. Wie die dwergachtige persoon was? Men antwoordt: Mar at, de schrijver van het voortreffelijke, vredelievende Avis au Pevple. Groot is inderdaad voor u, merkwaardige paardendokter, de dag van heden, waarop gij als herboren voor (1) Zie het verhaal Tan Fauchet (Deux amis de la liberté I, 324). (2) W erptuigen bij de belegering in de Oudheid en de Middeleeuwen in gebruik. (3; Ambrosio marehese Spinola was de groote Spaansche veldheer en steden belegeraar, een tegenstander van onzen prins Maurits. (4) Deux amis de la liberté, 1, 319. Dt sai'lx, etc. (5 ) Stanislas Maillard was deurwaarder bij het Chatelet. 14 Juli 1789 den dag treedt. En toch, juist heden over vier jaren — maar men lichte den sluier der toekomst niet op. Wat moet de Launay doen? Slechts één ding had hij] kunnen doen, wat hij zeide dat hij wilde doen. Stelt hem u voor, hoe hij in 't eerst als een Markies de Launay. Gouverneur der Bastille. iiuuieiiisciie senaioi oi bronzen lampenhouder, onbeweeglijk was neergezeten met een brandende kaars op armslengte van het kruitmagazijn, en hoe hij Thuriot en allen, die hem naderden, door een lichte beweging met het hoofd te kennen gaf, wat zijn besluit was. Daar zou hij rustig blijven zitten, zoolang men hem met rust liet, maar middelerwijl kon, mocht, zoude en moest 's konings sterkte op geenerlei wijze aan iemand anders dan aan een afgezant des konings overgegeven worden. Het leven van een oud man had geene waarde, zoo hij het maar met eere verloor. Maar bedenk, schreeuwend canaille, hoe zal het u gaan, als de geheele Bastille eens in de lucht springt ? — In zulk eene houding, als die van een standbeeld, met de brandende kaars in de hand, zou men denken dat de Launay de roode klerken der Basoche, Thuriot, den pastoor van iSY. Etienve en het Jan Rap en zijn maat van heel de wereld, gerust kon laten begaan. En toch kon hij het niet! Hebt gij wel overwogen, hoe sidderend ieders hart medeklopt met de harten van allen? Hebt gij wel opgemerkt, hoe alvermogend het geluid slechts eener menigte menschen is? Hoe een kreet van verontwaardiging de zielskracht van den sterkste verlamt, en hoe een hoonend getier ieder met ongekenden angst vervult? De ridder Glück(I) bekende, dat de ili Christopli Willibald Oltlck (1714-1787) een der moest beroemde Duitsche componisten. 1789, 14 Juli Maillard de voorwaarden van overgave der Bas- tille in ontvangst nemende. grondtoon van de schoonste plaats in een zijner schoonste opera's de stem des volks was, die hij te Weenen tot den keizer «brood! brood!" had hooren schreeuwen. Groot is de vereenigde menschenstem, de uiting hunner gewaarwordingen, die meer waar zijn dan hunne gedachten; het is het grootste wat den mensch bejegent te midden der klanken en schaduwen van deze wereld in den Tijd. \\ ie haar weerstaan kan heeft zijn standpunt ergens buiten den Tijd. Df. Launay kon het niet. In zijn verwarden gemoedstoestand is het hem onmogelijk een vast besluit te nemen. Hij hoopt te midden der vertwijfeling, en geeft de vesting niet over; hij verklaart, dat hij haar in de lucht wil doen vliegen, grijpt fakkels om het te doen, en doet het toch niet. Ongelukkige grijsaard, het is uw doodsstrijd en die van uwe Bastiïïe. Gevangenis, gevangenschap en cipier, alle drie, gelijk ze waren, houden op te bestaan. f Tl 1 1 IV il. . .1 vier uren lang neeit tnans ae wereldwaanzin geraasd, noem het de wereld-Chimaera, vuurbrakende! De arme invaliden zijn achter hunne tinnen neergezonken of rijzen slechts met gedekte geweren; zij hebben eene witte vlag van doeken gemaakt en slaan de chamade, of schijnen die te slaan, want hooren kan men niets. Zelfs de Zwitsers bij de valpoort schijnen wars van het schieten en hebben den moed verloren door die vuurzee; bij de ophaalbrug wordt een luikje geopend, alsof iemand begeerde te spreken. Ziet deurwaarder Maillard, dien behendigen man op zijne plank, zwevende over den afgrond der ommuurde gracht, die plank, rustende op de borstwering en door een last van patriotten in evenwicht gehouden, zweefde hij vrij gevaarlijk : zulk eene duive naar zulk een ark ! Vlug, behendige deurwaarder, een is er reeds gevallen en ligt daar ginds tegen het muurwerk verbrijzeld! Deurwaarder Maillard valt niet; vlug, met vasten tred en met uitgestrekte handen, gaat hij voorwaarts. De Zwitser houdt een papier buiten het luikje, de behendige deurwaarder grijpt het en keert terug. Voorwaarden van overgaaf: pardon, vrije aftocht voor allen! Worden zij aangenomen? »Foi d'officier, op eens officiers woord. Ja!'' antwoordt de gepensioneerde Hulin of de gepensioneerde Elie, want wie dit zeide, daaromtrent is men het niet eens. Zoo zinkt dan de ophaalbrug neder ; — nauwelijks is zij gevallen, of deurwaarder Maillard grendelt haar vast en de levende zondvloed stuift naar binnen. De Bastillc is gevallen. Vic/nirr! I.n Rasfillp nxf «*•/«>' (1) Histoire de la révolution par deux amis de la liberté. I, 267—306. Bksenval, III, 410-434, Di'sal'I.x, Prise de la Bastille, 291—-301. Bailly's Mémoires (eollection de Bervill et Barrière), I 322 en volgg. Gevangenneming van de Launay, (Jouvebneub der Bastille, op l-i Jn.i 17s., 1789, 14 Juli ZEVENDE HOOFDSTUK. Geen „Révolte.*' Waarom zouden wij ons ophouden bij hetgeen nu volgt? Men had het foi d'officie)' van Hulin moeten houden, maar men kon het niet. De Zwitsers staan in gelederen geschaard, in witte linnen kielen vermomd; de invaliden, zonder vermomming, hebben hunne wapenen tegen den muur geplaatst. De eerste stroom van de overwinnaars valt hun in vervoering over het doorgestane doodsgevaar om den hals, maar nieuwe en steeds nieuwe overwinnaars komen toestroomen, ook wel in vervoering, maar niet geheel en al met die der blijdschap vervuld. Het was, gelijk wij zeiden, een levende zondvloed die doldriftig naar binnen stortte. Hadden de gardes Frangaises niet op hun bedaarde militaire wijze met gevelde geweren hun front veranderd, dan zou men zelfmoordend bij honderden en duizenden in de Bastille-gracht zijn nedergestort. En zoo stuift het, in gloeienden waanzin der overwinning, der smart en der wraakzucht over de verslagenen, door hof en corridor, met onweerstaanbare kracht voortgolvende, en uit vensters op zich zeiven vurende. De arme invaliden, het zal hun slecht vergaan. Een Zwitser, die in zijn witte kiel wegloopt, wordt met een doodelijken slag teruggedreven. Alle gevangenen naar het Stadhuis, om daar gevonnisd te worden! Helaas, reeds heeft men een armen invalide de rechterhand afgehouwen, zijn verminkt lichaam wordt naar liet plein de Grère gesleept en daar opgehangen. Die zelfde rechterhand hield, naar het heet, de Launay van het kruitmagazijn terug en redde Parijs. (1) De Launay, dien men «in een grijzen rok met papaverkleurig lint" ontdekt, (2) wil zich zeiven, met zijn stokdegen, ter dood brengen. Hij moet naar het Hötelde-Ville, onder bedekking van Hulin, Maillard en anderen. Hulin marcheert voorop, met het kapitulatie-papier op de punt van zijn degen. Te midden van razen en vloeken, van gebalde vuisten, van dringen en ten laatste van slagen, gaat het voorwaarts! De bedekking wordt op zijde gedrongen, op den grond geworpen ; Hulin zelf zinkt uitgeput op een hoop steenen neder. Deerniswaardige de Launay! Nooit zal hij in het Hótel-de-Ville komen, slechts zijn bloedige haarstaart, (3) die een bloedige hand in de hoogte houdt, zal er heen komen als een teeken. De bloedende romp ligt ginds op de trappen, het afgehouwen hoofd wordt huiveringwekkend, hoog op eene piek, door de straten gedragen. De strenge de Launay stierf, terwijl hij uitriep: «O vrienden, doodt mij snel!" De barmhartige de Losme moet sterven. Hoewel in deze vreeselijke ure de dankbaarheid hem omhelst, en voor hem wil sterven, het baat niet! (4) Broeders, uw toorngloed (1) De naam van dezen invalide was Béquart, volgens Histoire de Ia révolution par deux arnis de Ia liberté, eene bron, die door Carlyle vlijtig gebruikt is. (2) nvêtu d'un frac gris avee un ruban ponceau," gelijk te lezen staat in het verhaal van deux amis de la liberta. (3) Zie ook Thiers, Histoire de Ia révolution franfai.se. I. 53. (4) De schrijver zinspeelt hier op bet volgende voorval: Men had den majoor de Losme-Salbray reeds gesleurd tot op het plein de Gróve, toen eensklaps een jongraensch door de menigte drong en uitriep : «houdt op, gij wilt den beste der menschen dooden, ik ben vijf jaren in de Bastille opgesloten geweest, hij was mijn trooster, mijn vriend, mijn vader." Deze jonkman was de markies de Pelleport, die, wegens het schrijven van eenige pamfletten, destijds in de Bastille had verblijf gehouden. Maar zijne tusschenkomst mocht niet baten; zelf door een bijlslag gewond, moest hij zich terugtrekken, en de man, dien hij wilde redden, werd afgemaakt, terwijl diens hoofd, evenals dat van den gouverneur, in triomf, op een piek werd rondgedragen. 31 Dood van ui: Flesselles, Pbévut des marchands, op 14 Juli 1789. 1789, 14 Juli is wreed! Uw plein de Grève is de kaak van een tijger geworden, vol wild gebrul en bloeddorst. Nog een officier (1) wordt vermoord, nog een invalide aan een lantaarnpaal opgehangen; met moeite en alleen door grootmoedige volharding gelukt het aan de gardes Frangaises de overigen te redden. De provoost Flesselles, reeds lang door een doodelijke bleekheid overvallen, moet van zijn zetel dalen, om in het Palais-Royal gevonnisd — helaas, neen, om bij den eersten hoek van de straat door de hand van een onbekende doodgeschoten te worden ! (2) O Juli-avond-zon! hoe vallen in deze ure uw zinkende stralen op vreedzame maaiers des velds, op oude spinsters in de hutten, op schepen die ver op den Grooten Oceaan zwalken, op bals in de Oranjerie te Versailles, waar zelfs nu geblankette dames met huzarenofficieren, in dubbel wambuis, dansen, — en ook op die razende hellepoort voor een Hó/el-de- Yille! De toren van Babel met zijne spraakverwarring zou zonder den brandenden waanzin van Bedlam(3) slechts een onvolledig beeld er van zijn. Een onafzienbaar woud van dreigend staal is voor het kiezers-comité geplant, en richt zich met vreeselijke stralen op de borst van dezen en genen beschuldigde. Het was de worsteling der Titans met den Olymp; (4) en zij, nauwelijks konden zij het hopen, hebben overwonnen: wonder der wonderen; uitzinnig — hoe kon het anders! Beschuldiging, wrake; verbijstering der zegepraal op een ijzingwekkend donkeren grond; alles, uiterlijk en innerlijk, in ééne dolle branding overdolven. Het kiezers-comité? Al had het ook duizend metalen kelen, nog zoude het te kort schieten. Beneden in de gewelven is de abbé LEFÈvre (5) zwart als Vuleaan, daar hij sedert achtenveertig uren, onder tallooze gevaren, "de vijfduizend pond buskruit" (6) uitdeelt. Den vorigen nacht was een dronken patriot op den rand van een kruitvat gaan zitten rooken. Daar rookte hij, zonder zich te bekommeren om de wereld, tot de abbé «hem zijne pijp voor drie franks afkocht" en ze ver wegwierp. In de groote zaal zit, onder het lijdelijk toezien van het kies-comité, met getrokken sabel, die op drie plaatsen gebogen is, — met een gebeukten helm, want hij was van het kavalerie-regiment der koningin — met gescheurde uniform, — een gezengd en zwart aangezicht, niet ongelijk, naar sommiger meening, aan een krijger der Oudheid — Elie, en oordeelt het volk, en maakt eene lijst op van de helden der Bas/Me. O vrienden! bevlekt toch niet met bloed de schoonste lauweren, die ooit op deze wereld werden verworven! Dat is't refrein van Elie's zang, konde het slechts gehoor vinden! Moed, Elie! Moed gevat, stedelijke kiezers! De ondergaande zon, behoefte aan spijs en zucht tot mededeeling zullen verzachting en verstrooiing bewerken: alle aardsche dingen hebben een einde. Zeven gevangenen uit de BastiJle worden op de schouders door de straten van Parijs gedragen, maar ook zeven hoofden op pieken, de sleutels der Bas/ille, en nog zoo vele andere dingen. Ziet ook de gardes Frangaises met vasten militairen tred weer naar hunne kazerne terugkeeren, met de invaliden en Zwitsers, die zij vriendschappelijk in hun midden genomen hebben. Het is één jaar en twee maanden geleden, dat deze zelfde lieden, zonder deelneming te betoonen, onder Brennus d'Agoust bij het Palais de justice stonden, toen 't noodlot d'EsprémÊnil overviel, en nu hebben zij deelgenomen, en zullen deelnemen. Van nu af zijn ze niet meer gardes Frangaises, maar Gentraal-grenadiers (1) de Persan. (2) Het volk was zeer verbitterd op de Flesselles en beweerde in den zak van den vermoorden de Launay een briefje van zijn hand gevonden te hebben, waarin hij dezen verzocht, "tot den avond stand te blijven houden, terwijl hij in dien tussehentijd de I'arijzenaars zou vermaken niet coeardes en beloften." Dit briefje bestond evenwel enkel in de verbeelding van het volk, gelijk Théophile Gauthier in l'An 1789 opmerkt. (3) Het groote krankzinnigengesticht te Londen. (4) Uit de Grieksehe mythologie. (5) De abbé was den 13den belast geworden met het toezicht op het buskruit in het Hótel-d>'- Yille. (6) Zie pag. 225. 1)e Hooiden van de Launay en van de 1dat is immers een oproer!" "Sire," antwoordde Liancourt, «het is geen oproer — het is eene omwenteling." (2) A C H T S T E HOOFDSTUK. Uwen koning veroveren. Den volgenden morgen is een vierde deputatie naar het kasteel in aantocht, plechtiger, om niet te zeggen vreeswekkender van aard, want behalve dat er orgiën in de Oranjerie plaats hebben, is naar het schijnt, alle toevoer van koren afgesneden, en heeft Mirabeau's donderende stem nog niet gezwegen. (3) Deze deputatie staat juist op het punt om te vertrekken, toen zie, Zijne Majesteit zelf, geheel op vaderlijke wijze, slechts door zijne twee broeders begeleid, binnentreedt (4) en aankondigt, dat de troepen afgetrokken en alle redenen tot aanstoot uit den weg geruimd zijn, en dat er voortaan slechts vertrouwen, verzoening en goede wil zal lieerschen. Tevens veroorlooft, ja verzoekt hij de nationale vergadering, in zijn naam daarvan aan Parijs de verzekering te geven! Een vreugdekreet, als ware men exemplaren van deze verklaringen gedrukt en had men voor meer dan honderd millioen aan staatspapieren gemaakt. De nationale vergadering was bekend met deze aanslagen en bleef sinds twee dagen in permane nte zitting. Toen nu de eerste berichten van de gebeurtenissen te Parijs der vergadering ter oore kwam en, werd, op voorstel van Mirabeau, een tweede deputatie naar den koning gezonden, en bij het hoo ren van de belegering der Bastille een derde, om den koning de tijding hiervan mede te deelen. De koning gaf ten antwoord, dat de troepen in het Champ de Mars teruggeroepen en eenige genera als aan liet hoofd der burgergardes zouden gesteld worden. Toen der vergadering de val der Bastille werd medegedeeld, wilden eenige opnieuw eene deputatie naar den koning zenden. Dit voorkwam Clerment-Tonnerre met zijne woorden: "Laten wij den koning dezen nacht tijd om na te denken, koningen moeten, evenals andere menschen, de ervaring koopen." Zie voor nadere bijzonderheden: Mignet, Uistoire de la rétolution franfttise. (1) De hertog de la Roehefoucauld-Liancourt was >• mail re des garde-robes." (21 »c'est une révolution.'' (3) Aan deze orgiën en het afsnijden van toevoer van koren herinnerde Mirabeau, toen hij den leden dezer deputatie vóór hun vertrek naar het kasteel de volgende woorden toeschreeuwde: «Zegt hem (den koning;, dat de vreemde horden, die ons omsingelen, gisteren een bezoek van prinsen, prinsessen, gunstelingen en favorites ontvangen hebben, 4at hun vleierijen, aanmoedigingen en geschenken ten deel vielen; zegt hem, dat gedurende den geheelen nacht deze vreemde huurlingen, wier maag met wijn en wier beurs met goud gevuld is, in hunne vervloekte liederen de onderwerping van Frankrijk voorspeld en dat zij in hunne brutale wenschen de ondergang der nationale vergadering gevierd hebben; zegt hem, dat in zijn paleis zelf de hovelingen bij den klank van deze barbaarsche muziek gedanst hebben, en dat zoo het voorspel gegeven werd voor den Bartholomeus-nacht! Zegt hem, dat die Hendrik, wiens nagedachtenis de wereld zegent, degene zijner voorvaderen, dien hij zich tot voorbeeld wilde nemen, levensmiddelen binnen het oproerige Parijs liet brengen, dat hij belegerde, en dat zijne — die van Lodewijk XVI — wreede raadslieden het koren weder terugzenden, dat de handel zendt voor het trouwe en uitgehongerde Darijs." (Mignet, Hiitoire de Ju récohttion franrai.te). (4) Toen het bekend werd, dat de koning in aantocht was, betuigden vele afgevaardigden hierover hunne vreugde, maar weder was het Mirabeau, die waarschuwde tegen overdreven verwachtingen. • Laat ons afwachten," riep hij, -dat Zijne Majesteit ons zelf de goede bedoelingen mededeelt, die men verkondigt. Het bloed onzer broeders vloeit te Parijs. Met een eerbiedig stilzwijgen worde de monarch onder de vertegenwoordigers van een ongelukkig volk ontvangen: het zwijgen der volkeren is eene les voor de koningen." (Mignet). 1789, 15 Juli. plotseling van den dood gered, volgde op die mededeeling. De geheele vergadering rijst uit eigene beweging op om Zijne Majesteit uitgeleide te doen, en sluit zich arm in arm aaneen om den geweldigen aandrang des volks van hem af te wenden (1) want o-eheel Versailles dringt zich jubelend om hem heen. De muzikanten van het kasteel "pelen, als door een gelukkige ingeving, het: -au sein de sa familie, (2) koningin verscnyni niei haar zoontje en dochtertje, «die zij bij herhaling kust," op het balkon, wijd en zijd klinken onafgebroken vivats, — en eensklaps is het als ware er een nieuwe hemel op aarde neergedaald. Achtentachtig verheven senatoren, en onder hen Bailly , Lafayette en onze berouwhebbende aartsbisschop (3) begeven zich in rijtuigen met het groote nieuws naar Parijs, en worden met eindelooze zegenwenschen overladen. De geheele weg van bet plein Louis-Quinzc, waar zij uitstijgen, tot aan het Hötel-de-Ville, is ééne zee van driekleurige cocardes, van blanke nationale geweren, één storm van hoera's en handgeklap, waarbij zich nu en dan nog het geroffel der trommen doet hooren. Redevoeringen worden er gehouden met het noodige vuur, vooral door Lali.y Toli.endai., den liefhebbenden zoon van den ongclukkigen, vermoorden Lai.ly. Hem wordt daarom eene burgerkroon (van » • 1' v eikenloof ot pieterselie; —■ opgedrongen (4) — die hij Gilbert Mottier, Markies de Lafayette. echter met geweld op Baii.i.y's hoofd overdraagt. ,, , in, Maar, in waarheid, de nationale garde moest een generaal hebben! More al de (1) Men loze liet verhaal bij Bailly (Memoires). (2) Uit de Lucilc van Grétry. . 010 . 15 Juli 1789 St. Méry, de man van de «drieduizend bevelen," werpt een zijner beteekenisvolle blikken op Lafayette's borstbeeld, dat daar sedert den Amerikaanschen vrijheidsoorlog gestaan heeft, en onder luide toejuichingen wordt Lafayette benoemd. Zal verder, in plaats van den verslagen verrader of schijn-verrader Flesselles, de president Bailly provoost van de kooplieden worden? Neen; burgemeester van Parijs, zoo zal hij heeten.- maire de Paris. Burgemeester Bailly, generaal Lafayette. \ ice Bailly! Yivc Lafayette! zoo klinkt de bekrachtigende juichtoon van de geheele menigte daar buiten. En nu ten slotte naar de Notre-Dame om een Tc Dcum aan te heften. In vroolijken optocht gaan de herscheppers des vaderlands, door een juichende menigte begeleid, naar de Notre-Dame, en zulk een broederlijke geest bezielt hen, dat de abbé Lefèvre, die nog zwart is van de buskruit-uitdeeling, (1) arm in arm Bailly en de Vondelingen. met den aartsbisschop gaat, die in een witte stola gehuld is. De arme Bailly treft onderweg de vondelingen, die men hem te gemoet gezonden heeft om voor hem te knielen, en «weent. ' (2) Het Te Deum, waarbij onze aartsbisschop den dienstverricht, wordt niet alleen gezongen, maar ook geschoten met losse patronen. Onze vreugde is even grenzenloos, als onze ellende dreigde te worden. Parijs heeft met zijn eigen pieken en geweren en met de dapperheid van zijn eigen hart, thans, tot tevredenheid van Zijne Majesteit zelf, de krijgsgoden overwonnen. In dien zelfden nacht nog gaat er een koerier op wog naar Necker ; de volksminister, door den koning, de nationale vergadering en de natie teruggeroepen, zal onder jubelkreten en den klank van pauken en trompetten Frankrijk doortrekken. Als zij zien, dat de dingen dien loop nemen, oordeelen Messeigneurs van het 'li 7.ie pag. 244. 2) Bailly had zich destijds zeer verdienstelijk gemaakt voor de hospitalen. 1789, 17 Juli. hof-driemanschap, messieurs van het doodgeboren ministerie-BROGi.iE en anderen, dat het zaak voor hen is om op te stijgen en weg te rijden. Vliedt, gij al te royale Broglie's, Polignac's en prinsen van den bloede! Vliedt, terwijl het nog tijd is. Heeft niet het Palais-Royal in een zijner jongste nachtelijke «heftige motiën een bijzonderen prijs (zonder de plaats der betaling te noemen) op ieder uwer hoofden gezet? Onder allerlei maatregelen van voorzorg, gedekt door kanonnen en regimenten, waarop men zich verlaten kan, spoeden Messeigneurs in den nacht van den 16den op den 17den zich allen op verschillenden weg. Niet zonder gevaar! De prins CondÉ ziet, of meent althans ruiters in gestrekten galop te zien, om hem, gelijk men vermoedt, te Pont-Sainte-Mayence in de Oise te werpen. (1) I)e Polignac's reizen vermomd. Vrienden, geene bedienden, zitten op den bok. Brogue heeft zijn eigenaardige moeielijkheden te 1 crsai/les, loopt bijzonder gevaar te Met* en Venhui, maar bereikt niettemin weibehouden Luxemburg, waar hij blijft. Dat is de zoogenaamde eerste emigratie, waartoe het besluit schijnt genomen te zijn in een vollen hofraad, terwijl ook'zijne Majesteit er bij tegenwoordig was, die wat hem aangaat, gereed is om iederen raad te volgen. -Drie zonen van Frankrijk en vier prinsen van den bloede van St. Louis," zegt Weber, «konden de burgers van Parijs niet krachtiger vernederen, dan toen zij, uit vrees voor hun leven, schenen te vluchten." Helaas! de burgers van Parijs dulden het met — een onverwacht stoïcisme ! Trouwens, de persoon d'Artois is wel is waar weg, maar heeft hij, bij voorbeeld, ook het land Artois medegenomen? Niet eens Bagatelle, het buitenverblijf, (dat als taverne goede diensten zal doen), — nauwelijks zijne vier knechtsbroeken ; doch den broekenmaker moest hij toch achterlaten! — W at den ouden Foulon betreft, van hem hoort men, dat hij gestorven is. Er wordt ten minste een «prachtige lijkstaatsie'' gehouden, terwijl de bedienaars der begrafenis hem de laatste eer bewijzen, zoo niemand anders dat wil. De intendant Berthier, zijn schoonzoon, is noc in leven en houdt zich schuil; hij voegde zich op dien Eumeniden-Zomlag, (2) dien hij° niet veel scheen te tellen, bij Besenval, en is nu gevlucht, niemand weet waarheen • » l)e emigranten zijn nog op maar weinige mijlen afstands, — prins Condé is ter nauwernood over de ü 'ise, toen Zijne Majesteit, volgens afspraak (want ook de emigranten hadden zulks voor goed gehouden), het vrij stoute waagstuk onderneemt, om Parijs in eio-en persoon te bezoeken. Met een honderdtal leden der vergadering, door weinig of geene militairen begeleid, die hij zelf bij de brug van Sèvres ontslaat, begeett zich de arme Lodewijk op weg, een wanhopend hof en een weenende koningin achterlatende, voor wie het heden, het verleden, en bovenal de toekomst zoo onvriendelijk is. Bij de barrière van Passy overhandigt hem de maire Bailly, in groot gala, de sleutels; — spreekt hem in academischen stijl aan; — zegt, dat het een groote dag is; dat in het geval van Hendrik den Vierden de koning zijn volk veroveren moest, maar dat in dit gelukkiger geval het volk zijn koning veroverd heeft (a conquis son rot). >e zoo celukki" veroverde koning rijdt langzaam voort te midden van een stalen volk, dat of geheel zwijgt óf slechts vire Ja Nat ion roept; - wordt bij het Stadhuis aangesproken door Moreau van de drieduizend bevelen, door den koninklijken procureur Etiiys de Corny, Lally Tollendal en anderen; — weet niet, wat hij er van denken of zeggen zal; en hoort, dat hij de hersteller der Fransche vrijheid is, gelijk een standbeeld dat inen op de plaats van de Bastille voor hem wil oprichten, voor de geheele wereld zal getuigen. Eindelijk wordt hij, met een driekleurige cocarde op den hoed, op het balkon vertoond, en nu van pleinen en straten, uit alle vensters en van alle daKen, met daverenden vreugdekreet begroet. En zoo keert hij onder het vroolijk en als (2) IK'* linneni'den' zijn de Furiën in de Grieksche mythologie. Zie omtrent dien Zondag pag. 211 en volgende. Aankomst des Konings aan het Stadhuis, op 17 Juli 1789. 1789, 17 Juli. 't ware in huwelijk verbonden gejuich van vive le Roi en vive la Xalion, afgemat, maar weibehouden naar huis terug. Het was Zondag, toen de gloeiende kogelregen in de lucht dreigde, ^nu is het eerst Vrijdag, en reeds heeft "de omwenteling haar beslag gekregen. Een verheven nationale vergadering zal de constitutie maken, en noch vreemde Pandoeren noch een inheemsch driemanschap, met kanonnen en Guy Fawkes tl) buskruit-verraad (want ook daar heeft men van gesproken) noch een.ge aarosclie of onderaardsche tyrannenmacht zal er van zeggen: Wat doet gij. Zoo jubelt het volk in het zekere vooruitzicht van eene constitutie. Den gekken markies SaintHurüge (2) hoort men onder de vensters van het kasteel mompelen over bloot gedroomd verraad. (3) NEGENDE HOOFDSTUK. De Lantaren. Men kan wel zeggen, dat de val van de Bastille Frankrijk in de diepste grondvesten van zijn l.estaan heeft geschokt. Het gerucht van dat wonder vloog overal heen, met de natuurlijke snelheid der faam, en had eene uitweiking, die men beschouwde als bovennatuurlijk en als ware zij door samenzweringen te weeg Gebracht. Zond d'Orleans of Laclos of zelis Mirabeau (die in dien tijd nietC met geld overladen was) koeriers uit van Parijs, om met lossen teugel op alle wegen naar alle kanten van Frankrijk heen te snellen? Het is een v\onder dat geen verstandig man in twijfel zal trekken. (4) ' Reeds waren in de meeste steden kies-comités vergaderd om hun leedwezen over Necker's verlies in redevoeringen en besluiten uit te drukken. In vee steden b. v. Renncs, Lyon, Caen, gaf het opbruisende volk zijn leedwezen er over te kennen door steenworpen en geweerschoten. Maar nu komen er in die da-en van schrik en verwarring aan het einde van iedere stad m Frankrijk menschen aan zooals er gewoonlijk aankomen, - ja „menschen te paard daar het gerucht meestal pleegt te rijden. Die menschen verklaren, met een ontsteld gelaat, dat de brigands komen, - dat zij reeds zeer nabij zijn en rijden da verder, waar hunne bezigheden, welke dan ook, hen henenroepen! Daarop vliegt de ge'heele bevolking van zulk eene stad te wapen, om zich te verdedige . Oogenblikkelijk daarna wordt een verzoekschrift bij de nationale vergadering ingediend Te midden van zulk een gevaar en van vrees voor gevaar kon men fet verlof om zich te organiseeren niet weigeren, en aldus wordt de geïnde bevolking overal een regelmatige nationale garde. Met zulk een doel rijdt het gerucht van Parijs naar alle kanten henen. In weinige dagen, sommigen zeggen in niet vele uren, is geheel Frankrijk tot aan de uiterste grenzen met bajo- ~ Een der Engelsche samenzweerders, die 5 November 1605 koning JacobusI en het Parlement in de lucht wilder' ^boren en verkwistte in een liederlijk leven zijne fortuin. Hij heeft in vol^soploopen altjjd een groofe rol g,,reeld zooals w^ in den loop van dit werk meermalen zullen zuil. Hij overleefde liet Schrikbewind en stieifin 1.10. (3) Campan, 11. 46—64. 4) Tollongeon. 1, 95, \\ eher, etc. 22 Juli 1789 netten als bedekt. Merkwaardig, maar onloochenbaar — hetzij een wonder of niet ! Maar zoo kan iedere chemische vloeistof, hoewel zij tot het vriespunt of nog lager afgekoeld is, nog vloeibaar blijven, tot zij eensklaps bij den geringsten schok tot ijs stolt. Zoo is Frankrijk maanden en zelfs jaren lang chemisch behandeld en onder nul gebracht geworden — en nu, door den val van eene Bastille geschokt, verstijft het eensklaps tot een gekristalliseerde massa van scherpsnijdend staal! Giiat a chi la tocca. Wee hem, die het aanraakt! Het kies-comité te Parijs, met den nieuwen maire en generaal, spoort de krijgshaftige werklieden aan om hun handwerk weer op te vatten. Forsche marktvrouwen, dames de la HcUle, houden aanspraken van gelukwensching en brengen «bloemruikers bij de reliquiënkas der Heilige Genoveva." (1) Diegenen, die niet bij de nationale garde ingelijfd zijn (2) leggen hunne wapenen neder — echter niet zoo bereidwillig als men wel wenschen zoude — en krijgen daarvoor "negen francs." Terwijl er Te Deums gezongen worden, — terwijl er koninklijke bezoeken gedaan worden en de omwenteling haar beslag krijgt, is het stil weder, ja zelfs buitengewoon schoon weder; de orkaan is overgewaaid. Niettemin gaan de golven, gelijk natuurlijk is, nog zeer hoog, in de holle klippen bruist nog de branding. Wij hebben eerst den 22sten der maand, nauwelijks eene week na den val der Bastille, toen het eensklaps blijkt, dat de oude Foulon nog leeft, ja, dat hij in den vroegen morgen zich hier in de straten van Parijs bevindt, — hij, de afperser, de samenzweerder, die zeide dat het volk gras kon eten, en die een leugenaar was van den beginne. Het is werkelijk zoo. Die bedriegelijke lijkstaatsie van een gestorven bediende en zijne schuilplaats te Vitry, bij Fontaincbleau, hebben den rampzaligen grijsaard niets gebaat. De een of andere nog levende bediende of onderhoorige (niemand toch bemint Foulon) heeft hem aan het dorp verraden. Mecdoogenlooze boeren van Vitrij delven hem op, en vallen als helhonden op hem aan. Naar het westen, oude eerlooze schurk! Naar Parijs, om in het Hotel-de-Ville gevonnisd te worden! Zijn oud hoofd, dat vierenzeventig jaren levens hebben vergrijsd, is ontbloot, — men heeft hem zinnebeeldig een bundel gras op den rug gebonden, — een krans van netels en distelen hangt om zijn hals; en zoo moet hij, aan strikken geleid, door vloeken en bedreigingen achtervolgd, zijn oude ledematen voortsleepen; de meest deerniswaardige en toch door niemand beklaagde grijsaard. Het berookte St. Antoine en alle straten, waar hij doorkomt, stroomen te hoop — de zaal van het Hótel-de- Ville en het plein de Grève zelf zullen hem en zijn gevolg nauwelijks kunnen bevatten. Foulon moet niet alleen naar recht gevonnisd worden, maar ook zonder verwijl, op staanden voet. Benoemt zeven rechters, gij stadsbestuurders, of zevenenzeventig; benoemt ze zeiven, of wij zullen ze benoemen, maar vonnist hem! (3) De welsprekendheid der kiezers en die van den maire Bailly worden uren lang verspild om het schoone van het door de wet toegestane uitstel te betoogen. Uitstel, en altijd nog uitstel! Zie, maire des volks, de morgen is middag geworden, en nog is hij niet gevonnisd! — Lafayette, dien men dringend ontboden heeft, komt aan, en doet uitspraak. Die Foulon, een bekend man, is schier ontwijfelbaar schuldig, maar kan hij geene medeplichtigen hebben ? Zou men hem niet zeer behendig de waarheid kunnen ontlokken in de gevangenis der Abbaye! Er gaat een nieuw licht op! Het sansculottisme klapt in de handen, en de oude Foulon (1) Men zie ook: Challamel, Histoire-ifusee de la republique franfaise. (Parijs 1842. I, pag. 53. 2i De zestig distrieten van Parijs leverden elk een bataljon voor de nationale garde. Aan Lafayette komt de eer toe deze nationale garde voor goed te hebben georganiseerd. C5) Histolre Parlementaire, II, 14f> —149. Doou van Foulon op uet (Jrkvb-i'lein, oi' 23 Juu Wö'J. 22 Juli 1789 (in zijuo deugde, gelijk het noodlot het wilde) klapt mede. "Ziet, zij verstaan elkaar! roept, in woedende achterdocht opbruisende, het sombere sansculottisme. — " rienden, zoo spreekt een -welgekleed" persoon, vooruittredende, »wat beduidt liet, dezen man te vonnissen? Is hij niet reeds sinds dertig jaren veroordeeld?" Met een woest gehuil pakt hem het sansculottisme met zijne honderd handen: angstig, maar voor doove ooren, om zijn leven smeekende, wordt hij over het plein de Grèv'e aan de »lanterne," den lantarenpaal, geslierd, die op den hoek van de Rue de la Vannene_ staat. (1) Eerst met den derden strop (want twee braken er, en nog smeekte hij met sidderende stem om zijn leven; gelukt het hem op te hangen. Zijn lijk wordt door de straten gesleept, zijn mond met gras gevuld, en zijn hootd, onder het helsche geraas van een volk, -dat wel gras kan eten," op een piek rondgedragen. (2) \\ aarlijk, zoo de wraak eene soort van gerechtigheid is, dan is het een woeste soort. razend sansculottisme, zijt gij uit uw dolle duisternis, uit uw roet en ompen, plotseling verrezen, gelijk een levend begraven Enceladus van onder zijn Innacrui. (3) Moeten zij die wilden dat gij gras eten zoudt, op deze wijze zeiven gras eten. Is na eene reeks van hopeloos jammerende geslachten de beurt onverwachts aan u gekomen? Aan zulke algeheele omkeeringen en vreeselijke, plotselinge afwijin0en \an het zwaartepunt zijn alle menschelijke soloecismen onderhevig, zoo zij aanan et bewustzijn maar hadden, zijn te meer daaraan onderhevig, naarmate zij va bclier en meer topzwaar zijn! Tot vermeerdering van den schrik van maire Bailly en zijn stadsbestuur komt de tijding, dat ook Berthier gevangen genomen en van compiegne herwaarts op weg is. Berthier de intendant (inner van de belastingen) ^an co ijs, de pluimstrijker en tyran, de korenopkooper, de ontwerper van kampen tegen het volk, kortom, die van vele dingen beschuldigd wordt, — is die niet de sc ïoonzoon van Foulon, en om die ééne reden schuldig aan alles? En dan nog in leze ure, nu het bloed van het sansculottisme kookt! Het huiverende stedelijk'bes uur zen t iemand (4) af uit zijn midden, om hem met rijdende nationale gardes(5) tot geleider te strekken. w legen het vallen van den avond komt de ongelukkige Berthier, wiens gelaat nog moed verraadt, in een open rijtuig bij de barrière aan. Aan zijne zijde zit het ii van iet stadsbestuur; vijihonderd ruiters met blanke sabels en eene menigte ongewapende voetgangers volgen hem; aan geraas ontbreekt het niet. Bondom hem worden plakkaten gezwaaid, waarop zijne beschuldiging te lezen staat, zooals het St^nS0u (' '®rne *e Inet onwettelijke beknoptheid en vervaarlijk groote letters opgee ïee t, ((>) Iarijs ontvangt hem met handgeklap, met openvliegende vensters, met dansen en triomfliederen, als van de furiën. Ten laatste ontmoet hij ook het 100. "Van, °' ^0N' °P eene piek. "Wel mochten zijne oogen verglazen en zijn bewu* zijn ïem egeven ! En toch, wat ook 's mans geweten zij, zijne zenuwen zijn ^an ijz( i )p iet Hótcl-dc-] i/le wil hij op niets antwoorden. Hij zegt, dat hij aan hoogere bevelen gehoorzaamd heeft, — dat men zijne papieren in handen heeft, — dat men die onderzoeken, en daarna beslissen kan. Wat hem zeiven betreft, hij verlangt ar '"J twee nachten lang geen oog geloken heeft, vóór alle dingen naar slaap ! Dat zal bot vilkeZe lantare" was aangebracht aan een kruidenierswinkel en werd in den regel "ebruikt door Seze hid Z 7 gt'ha,te frs?nenraan r" ha^en- ^n deze kwam de uitdrukking L Z ' "J" — C.m?U. De»«alinT "l" (2) Deux amis de la liberté, I, 00—60. (3) Sicilië. Zie de noot op pag. 63. (4i Etienne de la Rivière. (5i 240 manschappen. have'des" "li"'1" mi R°' 'i la.FranI<'e- H|j heeft -S ft» ifA raaMS»?-- rSS: sa» «Jjj s asrt swsrs «a-y ~r± Dit laatste werd door de vergadering gedecreteerd en de tijd, gedurende welken kracht was vastgesteld op den duur van twee „législatures f4 jaar). jj0 r \ ,n sipvas /.et Minnet in zijn Histoire de la rêoohtUon frangatse: Sievès wa» op het altaar des vaderlands" nederleggen. Met steeds luider en luider vivats — want zeker het is après diner ook — schaffen zij de tienden, de heerlijke rechten, de gabelle, de uitsporige wetten ter handhaving van het jachtrecht, ja, alle privilegiën, immuniteiten, heel het feudalisme met wortel en tak af; (3) bepalen daarop een Te Deum, deswege, en gaan zoo eindelijk, het verhevene hoofd tot de starren opgeheven, des morgens ten drie ure uit elkaar. Dit geschiedde in den onvoorzienen maar eeuwig gedenkwaardigen nacht van den vierden Augustus 1789. Een heel of half mirakel, denken sommigen. Een nieuwe Pinksternacht, mogen wij zeggen, gevormd naar 1) Koning der Perzen (529-522 v. Chr.) Hij, de veroveraar van Egypte, was een der wreedste koningen, die over Perzië geregeerd hebben, en verkeerde door zijne gedurige dronkenschap steeds in een opgewonden, woeste stemming. 2) Op voorstel van Lafayette was de vergadering reeds langen tijd bezig met de bepaling dezer Rechten, die voorgoed hun beslag kregen 26 Augustus 1789. De Hechten va» den mensch vormden de inleiding van de constitutie. De lezer kan deze Rechten van den mensch vinden aan het begin van het Tweede Deel. 3) Den stoot tot de besluiten van den 4 Augustus gaven de vicomte de Noailles en de hertog d'Aiguillon, welke laatste zelf daardoor groote geldelijke verliezen leed. De resultaten van dezen naeht waren: de afschaffing van den onvrijen staat; de vergunning voor het afkoopen der heerlijke rechten; de afschaffing der heerlijke rechtspraak; de opheffing van het uitsluitend jachtrecht, van het recht tot het houden van duiventillen; de afkoop der tienden; de gelijkheid van belastingen; de toelating van alle burgers tot civiele en militaire bedieningen; de afschaffing van de koopbaarheid der ambten; de intrekking van alle stedelijke en provinciale privileges; de afschaffing der gilden en de intrekking der pensioenen, verkregen zonder een ambt bekleed te hebben. Aug. 1789 den nieuwen tijd, de nieuwe kerk van Jean Jacques Rousseau? Het had zijne oorzaken; evenzeer zijne gevolgen. Derwijze spannen zich de nationale afgevaardigden in; volmaken hunne «theorie van de onregelmatige werkwoorden", regeeren Frankrijk en worden er duor geregeerd — met gezwoeg en gedruisch; oude, ondraaglijke banden stuksnijdende en daarvoor nieuwe allerijverigst spinnende uit zand. Al waren hunne werkzaamheden niets, of iets, toch kan de geschiedenis hen niet lang uit het oog verliezen, daar de oogen van geheel Frankrijk eerbiedig op hen zijn gevestigd. Werpen wij thans een blik in hunne vergaderzaal, dan zullen wij daar, als natuurlijk is, de grootste ongeregeldheid ontdekken. Niet minder dan een honderd leden staan te gelijker tijd op; — geen regel, zelfs niet de beginselen van een regel bij het doen van voorstellen — de toeschouwers op de galerijen mogen applaudisseeren en zelfs sissen; (1) de president, die alle veertien dagen op nieuw benoemd wordt, kan dikwerf niet liet achtbaar hoofd verheffen boven de onstuimige golven. Niettemin begint, gelijk in alle inenschelijko vereenigingen, het gelijke zich tot het gelijke te voegen, en de eeuwige regel: ubi homines simt, modi simt, (2) toont zich ook hier van kracht. Er ontwikkelen zich beginselen van regel, beginselen van partijen. Er is eene rechterzijde (cóté droit), eene linkerzijde (cóté gauche), gene ter rechter, deze ter linkerzijde van den president; de cóté droit is behoudend, de cóté gauche vernietigend. Tusschen beide staat het Anglomane constitutionalisme of de koningsgezinde partij, die twee Kamers begeert, met hare Mounier's en Lally's en die weldra in het niet zullen verdwijnen. (3) De kapitein der dragonders Cazalès (4) strijdt met groote onderscheiding op de rechterzijde; welsprekend en bedaard in zijn ijver, verwerft hij een soort van naam. Daar tiert ook Mirabeau-Tonneau, de jonge Mirabeau, niet zonder geest, — dEsprémenil doet niets dan snuiten en spuwen; hij zou, gelijk men gaarne gelooft, zelfs den ouden Mirabeau kunnen verpletteren, zoo hij het maar wilde beproeven, (5) maar hij wil niet. De laatste en grootste, waarop wij het oog nog een oogenblik vestigen, is de abbé Maury, (0) met zijne jezuïetische oogen, zijn hartstochtelijk koperen gelaat, «het beeld van alle hoofdzonden." Ontembaar en van onverwinnelijken moed, taai van hart en longen, strijdt hij met jezuïetische rhetorica voor den troon, vooral echter voor altaar en tienden; zoodat eens een schelle stem van de tribune riep: «messieurs van de geestelijkheid, men moet u scheren, wanneer gij echter te veel heen en weer schuift, zai men u snijden. (7) De linkerzijde wordt ook wel de Orleansche zijde en somwijlen spottenderwijze het Palais-Royal genoemd. En toch heeft alles zulk een verward en onzeker voorkomen, «dat het," gelijk Mirabeau zegt, «twijfelachtig is, of d'Orleans zelf wel tot die Orleansche partij behoort." Wat men weet en zien kan, is dat zijn vollemaansgezicht van dat punt der ruimte straalt. Daar zit eveneens de zeegroene Robespierre, die vast besloten, maar nog zonder gevolg zijn licht gewicht in de schaal legt. De schrale, magere puritein is een stelselmatig man: hij zou gaarne alle vormen afschaffen, en toch leeft, beweegt hij zich en is hij geheel in vormen, van een anderen aard. »Pcuple," zoo moest, volgens Robespierre, de wijze zijn, waarop de koring wetten afkondigt, -peuple," dat is de wet, die ik voor (1) Arthur Young, I, 111. (2) «Waar menschen zijn, zijn regelen." (3) Necker was ook deze partij genegen. (4) .Iacqles Antoine Marie de Cazalès i 1752-1805) heeft inde vergadering een groote rol gespeeld en verzette zich steeds tegen voorstellen, die waren volgens den geest des tijds. (5) Biographie universelle, § d'Espréméml (door Beauliei ). (6) Men leze de schoone parallel tusschen Maury en Cazalès in Mignets Histoire, de la réeolution frangaise. (7) Dictionnaire des hommes marquants, II. 519. 1789, Augustus. u gemaakt heb; neemt gij die aan ?" — hetgeen met een oorverdoovend gelach (1) van de rechterzijde, van het centrum en de linkerzijde beantwoord wordt. Toch ontwaren mannen van doorzicht reeds, dat de Zeegroene het bij toeval wel eens ver zou kunnen brengen; "die man," zegt. Mirabeau, »zal het ver brengen: hij gelooft elk woord dat hij zegt." De abbé Sieyès houdt zich alleen met constitutie-werk bezig; ongelukkig echter zijn zijne mede-arbeiders daarbij niet zoo volgzaam, als zij voor iemand behoorden te zijn die de wetenschap der politiek tot den hoogsten graad heeft opgevoerd. Doch moed gehouden, Sieyès. Xog een twintigtal maanden van heldhaftige krachtsinspanning, en de constitutie zal, in weerwil van de tegenspraak der dommen, gebouwd, en de sluitsteen — of liever het sluitpapier, want alles is papier L. M. de Noailles. Barnave. onder luid gejuich gelegd zijn, en gij hebt daarbij gedaan wat aarde en hemel van u verlangen konden, uw uiterste best. Vestig ook uwe opmerkzaamheid op dat klaverblad, dat in menig opzicht merkwaardig is, al ware het slechts, omdat hunne geschiedenis in een epigram beschreven is: «Wat die drie ook onder handen hebben," zoo heet het, »dat denkt Dcport, spreekt Barnave, doet Lameth." (2) (1) Moniteur No. 67 (Histoire parlementaire). (2) Toulongeon, 1, 3. Over Ailrien Duport zie pag. 85 en 111. —Antoine Pierre Joseph Mane Barnave, geboren te Grenoble in 1761, was in den beginne een der grootste voorvechters van de revolutionnaire beginselen, en aan menige wet is zijn naam verbonden. Hij was naast Mirabeau een der beste redenaars van de Nationale Vergadering. Later onderhandelde hij met het hof; hij werd in 1793 geguillotineerd. Er waren in de Vergadering twee Lameths, Charles en Alexandre, broeders, die beiden de vrijzinnige beginselen waren toegedaan. Zij hadden beiden den onafhankelijkheidsoorlog in Amerika medegemaakt "en waren beiden in Franschen dienst kolonel. Alexandre de Lameth deelde lateide gevangenschap in het buitenland met Lafayette. Charles emigreerde ook in 17'.»2, maar keerde in 1S01 terug, terwijl Alexandre zijn vaderland nog Jater meermalen in eene staatsbetrekking diende. Augustus 178!.) Maar de koninklijke Mirabeau ? Uitstekend onder alle partijen, ver Loven allen verheven, stijgt deze man hoe langer zoo liooger. Hij heeft, gelijk wij reeds dikwijls zeiden, een oog, is eene waarheid, terwijl anderen slechts vormen zijn en oog-glazen. In het voorbijgaande ontdekt hij het onvergankelijke, en zelfs te midden van papierkolken weet hij vasten voet te vinden. Zijn naam is door alle landen verbreid; zelfs het hart van den ouden knorrigen menschenvriend verheugde zich nog vóór zijn dood daarover. Ja, zelfs de postillons in de herbergen hebben van Mirabeau gehoord. Wanneer een ongeduldige reiziger klaagt dat het gespan niet deugt, dan antwoordt zijn postillon; «Ja, mijnheer, de achterpaarden zijn zwak, maar mijn mirabeau (het hoofdpaard) is, gelijk gij ziet, voortreffelijk, mais mon mirabeau est excellent. (1) Alexandre de Lameth. Charles de Lameth. En nu, lezer, moet gij de luidruchtige verwarring van een nationale vergadering verlaten, doch niet, (zoo gij menschelijk gevoel hebt) zonder medelijden. Gij ziet daar twaalfhonderd medeinenschen, die in het middelpunt van vijfentwintig millioenen machtig met het noodlot en elkander strijden, en gelijk de meeste Adamszonen, hun leven om datgene aftobben, wat niet nut. Ja, over het geheel moet men bekennen, dat het zeer vervelend was. «Vervelend, gelijk de vergadering van heden, zeide iemand ; «waarom slechts die van heden, pourquoi dater?" antwoordde Mirabeau. Bedenk dat er twaalfhonderd zijn, dat zij niet alleen spreken, maar hunne redevoeringen ook lezen, en zelfs redevoeringgn borgen en stelen om die te lezen. Bij twaalfhonderd vlugge sprekers en hun Noachitischen zondvloed van luidklinkende gemeenplaatsen, mag een onbereikbaar zwijgen wel de eenige zegen des levens schij- (1» Dlmont, Souvenir sur Mirabeau, pag. 225 1789, Augustus. nen. Maar verbeeldt u, twaalfhonderd pamfletmakers, altijd door voortbrommende, en niemand daar om hun een prop in den mond te steken! Ook komt ons de inrichting niet zoo volmaakt voor als in het Amerikaansche congres. Een senator heeft hier niet zijn eigen lessenaar en zijn nieuwsblad; voor tabak (veel minder nog voor pijpen) is in het geheel niet gezorgd. Het gesprek moet op een zachten toon en onder gedurige stoornis worden gevoerd, alleen «potlood-aanteekeningen" circuleeren vrij «en in eene ongelooflijke menigte, zelfs tot aan den voet van het spreekgestoelte.' (1) Zoo moeilijk is het, eene natie te herscheppen en de theorie der onregelmatige werkwoorden te volmaken. DERDE HOOFDSTUK. De algeheele omverwerping. Van het koninklijke hof valt voor het oogenblik bijna niets te zeggen. De zalen zijn stil en verlaten; het koningschap, door zijn krijgsgod verlaten en van alle hoop beroofd, verkeert in een kwijnenden toestand, totdat het Oeil-de-Boeuf zich weer hereenigt. De schepter is van koning Lodewijk geweken, is op de Salie des menus, op het Parijsche stadhuis, of men weet niet waarop, overgegaan. In de Julidagen, toen alle ooren doof waren van het krakend instorten der Bastille, — toen ministers en prinsen naar alle winden heen verstrooid werden, scheen het alsof zelfs de kamerdienaars hardhoorig waren geworden. Besenval, die ook de wijde wereld invlucht, maar vooraf nog een weinig te Versailles blijft hangen, wendde zich in persoon tot Zijne Majesteit om een bevel voor postpaarden; toen nu "de dienstdoende kamerdienaar zich gemeenzaam tusschen Zijne Majesteit en mij plaatste, en zijn onbeschaamden hals uitstrekte, om te hooren wat er gaande was, keerde Zijne Majesteit zich in een plotselinge opwelling van toorn om en greep naar de tang; ik weerhield hem zachtjes, hij vatte tot dank mijne hand, en ik bemerkte tranen in zijne oogen." (2) Arme koning, want Fransche koningen zijn ook menschen! Lodewijk XIV zelf greep eens naar de tang en sloeg er zelfs mede, maar toen was het naar Louvois, (3) en mevrouw de Maintenon (4) snelde toe. De koningin zit weenende (1) Dumont, 159—107; Arthur Yolng, etc. 2) Besenval, III, 419. 3) Frangois Michel le Tellier, markies de Louvois (18 Januari 1041—16 Juli 1691) minister van Oorlog onder Lodewijk XIV. Hij is de man. die het Fransche krijgswezen van dien tijd geheel en al organiseerde — hij voerde ook de uniforrnkleeding in — en in de eerste jaren van Lodewijks alleenheerschappij was hij de ontwerper van de veldtochten, die aan den Roi-Soleil het overwicht in Europa verschaften. In latere jaren was hij minder gelukkig — reeds in den oorlog tegen onze republiek (1672) beging hij de fout, door tegen den raad van Turenne en Condé in. den koning te weerhouden van direct op Amsterdam aan te rukken — en trachtte hij door het aanbevelen van groote wreedheid aan de generaals — de verwoesting van de Palts te vuur en te zwaard in 1689 geschiedde op zijn bevel — de gunst van zijn monarch te herwinnen. Hij was ook de bewerker der gruwelijke dragonnades. Door zijn groote trotschheid en eigendunk evenwel werd hij echter den egoïstischen koning meer en meer gehaat en vóórdat hij geheel en al in ongenade viel, stierf hij plotseling 16 Juli 1691. Het hier beschreven voorval met de tang is, naar alle waarschijnlijkheid, een liofpraatje, want bij het hof — en in het bijzonder bij Madame de Maintenon — was deze minister doodelijk gehaat. Van hem geeft Philippson in zijn Zcitalter Ludic. XIV de volgende schilderij: Een mensch zonder hart, zonder gevoel, spotziek tot aan het cynisme toe, bij voorkeur gewelddadig en brutaal, heeft Louvois als politicus vele fouten en misdaden begaan; als administrateur was hij onovertreffelijk. Een man met gezond verstand en helderen blik was hij als het ware geboren voor het leiden van moeilijke administratieve zaken. Afkeerig van alles, wat fantastisch was, had hij slechts een beperkten voorraad van principes, maar om deze te verwezenlijken eene groote behendigheid. Onvermoeid en ijverig — zijne officieele correspondentie omvat negenhonderd folio-deelen — schroomde hij niet, alle hindernissen weg te ruimen, al ware het met ruw geweld. (4) De tweede gemalin van Lodewijk XIV, met wie hij in Sept. of Oct. 1685 huwde in de kapel van het slot Maintenon. Augustus 178!) in hare binnenvertrekken, door zwakke vrouwen omringd; zij is op «het toppunt van impopulariteit, en wordt algemeen als Frankrijk's booze geest beschouwd. Hare vrienden en vertrouwde raadslieden zijn allen gevlucht, en wel gevlucht in den zotsten waan. Het kasteel Polignac staat daar nog even somber op zijn stoute, ontzaglijk groote vierkante rots, te midden van de bloeiende velden en den blauwen lierggordel van Auvergne-, (1) maar geen hertog en hertogin de Polignac zien van daar uit: zij zijn gevlucht, zij hebben «Necker te Bascl ontmoet"; zij zullen niet terugkeeren. Dat Frankrijk het beleven moest, dat zijn adel het onweerstaanbare, onvermijdelijke met liet gelaat van een vertoornden man weerstand bood, was ongelukkig, niet onverwacht; maar dat hij dit deed met het gelaat en het gemoed van een verwend kind? Dat was zijne eigenaardigheid. Zij verstonden niets, zij wilden niets verstaan. Zit niet te dezer ure een nieuwe Polignac, de eerstgeborene (2) van die twee, peinzend op het slot Ham (3), in eene verbazing, waarvan hij nimmer zal bekomen, de verwardste van alle levende stervelingen? (4) Koning Lodewijk heeft zijn nieuw ministerie; louter populaire mannen: de oud-president Pompignan, Necker, die in zegepraal terugkeert, en meer anderen. (5) Maar wat zal het hem baten? Gelijk wij zeiden, is de schepter (wel niet de houten vergulde staf) thans elders heen. Er is geen wil, geen beradenheid in dezen man; slechts onnoozelheid, onverschilligheid, steunende op alle personen, behalve op zich zeiven, en op alle omstandigheden, behalve op die waarvan hij heer en meester is. Zoo innerlijk woelend is ons Versailles en zijn doen. Uit de verte beschouwd is het heerlijk, schitterend als eene zon, maar van nabij gezien is het slechts eene zon-atmosfeer, die duisternis en warrende giststof der vernieling in zich verbergt. Maar door Frankrijk waart eene onbetwistbare zucht tot vormenvernietiging, met al de daaruit voortvloeiende werkelijke gevolgen. Er zijn zoo vele millioenen, die door vormen gekneld en bijna geworgd zijn, wier leven, ten minste wat de spijsvertering en den honger betreft, werkelijk genoeg was! De Hemel heeft eindelijk een rijken oogst gezonden, maar wat baat zulks den armen man, wanneer de aarde met hare vormen tusschen beido komt? Do nijverheid moet in deze oproerige tijden noodzakelijk stil liggen, daar het kapitaal niet, gelijk gewoonlijk, circuleert, maar zich bevreesd in schuilhoeken verbergt. De arme man heeft gebrek aan werk, heeft derhalve gebrek aan geld, maar al had hij ook geld, dan nog zou hij er geen brood voor kunnen koopen. Hetzij toch, dat samenzwering van aristocraten of van d'Orlkans, dat brigands, een bovennatuurlijke schrik en 1) Arthür Young, I, 165. 2) ^ Dit is niet juist. Een oudere broeder van dezen Polignac wasArmand de Polignac, geboren in 1 • • 1 - n- a' met zijn broeder Jules betrokken was in de samenzwering van Piohegru tegen Napoleon 1 1803), door keizerin Josephine van den dood werd gered en onder de Bourbons pair van Frankrijk werd. van welke waardigheid hij in 1830 vervallen werd verklaard, daar hij niet den eed wilde doen aan het nieuwe gouvernement. 3) In het jaar 1835. (4) Prins — den titel van Romeinseli prins ontving hij van den Paus — Jules de Polignac, geboren in 1 ïbO, was de raadsman van koning Karei X. een man, die, volgens Rochau, « vervuld was met een godsdienstigen eerbied voor het koningschap, waarin hij de afschaduwing zag der godheid op aarde en die geloofde van Godswege geroepen te zijn, om de verduisterde majesteit van den troon in haren ouden luister te herstellen en haar den ontroofden stralenkrans der goddelijke wijding terug te schenken. Hij was de man, dien Karei X. om de liberalen te fnuiken, den S Augustus 182'J aan het hoofd stelde van een nieuw kabinet, bestaande uit volbloed royalisten en cleriealen, die dc ontwerper was van de 3 beruchte Juli-ordonnantiën — wederinvoering van de censuur ; ontbinding van dc Kamer van Afgevaardigden nog vóór hare samenroeping ; inkrimping van het aantal afgevaardigden van 430 tot 262 —, welke aan Karei X zijn troon kostten (30 Juli 1S30). Na den val van den koning werd I olignac, voor het hof der pairs van hoogverraad beschuldigd, tot levenslange gevangenschap veroordeeld en tot verlies van a le burgerlijke rechten. Na cenige jaren op het -lot Ham gevangen te hebben gezeten werd hij in vrijheid gesteld. (5) Mo.ntgaii.i.ard, II, 108. 1789, Juli-Augustus. het geluid van den zilveren boog van Phoebus Apollo (1) daarvan de oorzaak waren, — genoeg, de markten zijn schaars van koren voorzien, maar alleen vol opschudding. De landlieden schijnen traag in het dorschen, daar zij óf omgekocht zijn, óf bij altijd stijgende prijzen en, terwijl de pacht zelve misschien niet zoo drukkend meer is, niet eens behoefden omgekocht te worden. Ook maken de bevelen der plaatselijke besturen, "dat men te gelijk met zooveel maat tarwe zoo veel maat rogge moet verkoopen," en andere van dien aard, de zaak niet veel beter. Dragonders met uitgetogen sabels staan in rijen tusschen de korenzakken (2) en dikwijls zijn er meer dragonders dan zakken. Talrijke opschuddingen, door gebrek aan koren ontstaan, gaan weldra tot bewegingen van een veel ernstiger aard over. Met het hongerlijden was qet Fransche volk reeds vroeger niet slechts bekend, maar zelfs vertrouwd. Zagen wij niet, hoe zij in het jaar 1775 met bleeke aangezichten, in ellende en met lompen bedekt, hunne klachten indienden, en tot antwoord eene fonkelnieuwe, veertig voet hooge galg bekwamen? (3) Honger en duisternis waren vele jaren hun deel! Immers, sla slechts het oog op het verleden, op dat vroegere Parijsche oproer, toen men van een hooggeplaatst, door ongebondenheid versleten persoon meende, dat hij bloed-baden noodig had, en moeders met gescheurde kleederen, doch met kloppende harten daaronder, de pleinen met haar wilde Rachels-kreten vervulden — ook door de galg gestild. (4) Voor twintig jaren zeide de Menschenvriend (voor doove ooren predikend) van de boeren van Limousin, dat hun gelaat een dof lijdend aanzien (soufj)-e-douleur) had, eene uitdrukking die over alle klachten heen scheen te zijn, alsof de verdrukking der grooten, gelijk de hagel en de donder, iets onverhinderlijks, eene wet der natuur ware. (5) En wanneer zij nu in een groote ure door den schok van een instortende Bastille opgewekt worden en ontdekken, dat het slechts het werk van kunst is, — een werk, dat veranderd en vernietigd kan worden ! Of heeft de lezer dien «stroom van wilden" vergeten, die onder de oogen van dienzelfden Menschenvriend van de bergen te Mont d'or nederdaalde ? (6) Die magere gezichten met sluik nederhangend haar, die uitgeteerde geraamten op hun hooge klompen en in wollen kielen, met lederen met koperen spijkers beslagen gordels! Zij waggelden heen en weder op hunne voeten en sloegen gedurende krakeel en strijd, die weldra begon, wild juichende de maat met hunne ellebogen, terwijl hun magere aangezichten vertrokken Maren tot iets, dat naar een vreeselijken lach geleek. Want zij waren onwetend en verhard; lang waren zij een prooi geweest van belastingheflèrs en tollenaars, van klerken met hun gevoellooze pennestreken. Het was de stellige voorspelling geweest van onzen ouden markies, waarnaar echter niemand wilde luisteren, dat zulk eene regeering, die blindemannetje speelt, te verre voortwaggelende in algeheelen val (culbnte générale) zou eindigen ! (1) Apoi.lo is een der voornaamste goden, zoo niet de hoofdgod, in de Helleensche mythologie. Hij is als het ware de verpersoonlijking van den geheelen cultuurtpestand van het Helleensche volk. Maar evenals in de geschiedenis der volken, is ook in de geschiedenis der goden eene gradueele ontwikkeling waar te nemen. Niet alle goden in de Helleensche mythologie stonden dadelijk op den trap, dien zij innamen tijdens den bloeitijd van het Helleensche volk, met het volk doorliepen zijne goden tevens verschillende cultuurperiodes. Daarom was ook Apollo, overeenkomstig den lageren cultuurgraad van het volk, in de eerste tijden van diens geschiedenis enkel de god delichts, Phokbis Apollo, in het bijzonder van het licht der zon, met al zijne weldadige en verderfelijke werkingen. Vandaar dat hij met den landbouw in betrekking staat en b.v. onder den naam van Apollo Thargelios vereerd werd als de god, die de vruchten des velds doet rijpen. In den tekst komt hij in deze beteekenis voor. Tot de attributen van Apollo behoorde de zilveren boog en pijlkoker, (2) Artiu r Yoi'ng, I, 129, etc. (3> Zie pag. 54. (4) '/.ie pag. 25. (5) Kils adoptif : Mómo:res de Miraheai , I, 304-394. (6) Zie pag. 54. 35 Juli-Aug. 1789 Maar niemand wilde hooren; ieder ging gedachteloos zijn weg, en de tijd en het noodlot gingen ook hun weg. De regeering, die, dus blindemannetje spelende, op haren verkeerden weg voortstrompelde, heeft den onvermijdelijken afgrond bereikt. De slovende volksklasse is door de pennestreken van koude, lafhartige klerken thans tot eene gemeenschap van slovers geworden! Bovendien is door Parijsche journalen met hunne papieren vleugelen, of wat nog verbazender is, daar, waar geenejournalen zijn, (1) door geruchten en onderstellingen, de zonderlingste mare gekomen: de verdrukking is niet onvermijdelijk, eene Bostille is omvergeworpen, en de constitutie zal weldra gereed zijn! Wat kon deze constitutie, zoo zij iets en geen niets is, anders zijn dan brood om te eten ? De reiziger, die ginds, met den teugel in de hand den heuvel opstijgt, haalt eene arme vrouw in, het beeld, gelijk dezulke gewoonlijk zijn, van slaafschen arbeid en gebrek, «naar haar uiterlijk zestig jaren oud, hoewel zij nog geene acht en twintig jaren telt.' Zij hebben zeven kinderen, haar arme afgesloofde man en zij, een pachthoefje met ééne koe, die de kinderen met hare meïk helpt voeden, ook een klein paard of een hit. Zij moeten grondpacht en erfpacht betalen, hoenders aan dezen, zakken haver aan genen seigneur; koninklijke belastingen, heerendienst, kerkelijke belastingen, belastingen in menigte, — en denken dat de tijden onuitsprekelijk slecht zijn. Zij heeft gehoord dat er ergens, hoe weet zij niet, iels voor de armen gedaan zal worden. God geve dat het spoedig geschiede, want de opbrengsten en belastingen verpletteren ons (nous écraseni')" (2) Heerlijke dingen heeft men voorspeld, maar zij worden niet vervuld. Er zijn notabelen en vergaderingen gekomen en gegaan, er is geïntrigeerd en gemanoeuvreerd, men heeft parlementaire welsprekendheid en argumentatie gehad, slinksche wegen, listen en lagen te baat genomen, maar nog komt er geen brood. De oogst is gemaaid en binnengebracht, maar nog hebben wij geen brood. Wat kan het arme slaafsche volk, door wanhoop en door hoop gedreven, anders doen dan, gelijk voorzegd was, opstaan en de algeheele omkeering bewerken? Stel u derhalve voor, dat volle vijf millioenen van die uitgemergelde geraamten, met vermagerde gezichten (figttres haves), in wollen kielen, met lederen met koperen spijkers beslagen gordels en op hooge klompen — eensklaps opspringen, om na vele eeuwen van geduldig lijden,' aan de hoogeie klassen, als met eene bruisende woudstem, deze vraag te doen: Hoe hebt gij ons behandeld? Hoe hebt gij ons onderwezen, ons gevoed en ons geleid, terwijl wij voor u sloofden en tobden? Het antwoord kan men in vlammen aan den nachtelijken zomerhemel lezen. Het voedsel en de leiding, die wij van u ontvingen, is: ledigheid in zak en maag, in hoofd en hart. Ziet, wij hebben mets, niets dan hetgeen de natuur haar wilde kinderen der woestijn geeft : dierlijke woestheid en begeerte, kracht die op den honger steunt. Hebt gij onder uwe rechten van den mensch niet opgenomen, dat de mensch niet van honger moest sterven, zoolang er koren door hem geoogst werd? Het ligt binnen het bereik der menschelijke krachten. Alleen in Maconnais en Beaujolais zijn tweeënzeventig kasteelen door de vlammen verteerd; hier schijnt het middelpunt van den brand te zijn, maar hij heeft zich ook over Dauphiné, den Elzas en het Lyonneesche verspreid; geheel het zuid-oosten staat in lichterlaaie vlam. Door het geheele noorden, van Rouen tot Me/:, heerscht de wanorde; zoutsmokkelaars trekken openlijk in gewapende benden rond, de stadsbarrieres worden verbrand, tolgaarders, belastingheftèrs en ambtenaren op de vlucht gedreven. „Men dacht het wel," zeide Young, „dat het volk door honger tot opstand zou geraken," en wij zien, dat het geschied is. W anhopige arme duivels, die lang zonder doel rondzwierven en thans in de wan- (1) Arthir Young, I, 137, 150 etc. (2) Arthir Young, I, 134. 1789, Juli-Augustus. hoop zelve hoop vinden, vormen overal een kern. Zij luiden de kerkklokken ten storm en de gemeente trekt uit aan het werk. (1) De woestheid, de ruwheid, de honger en de wraak — wat deze uitwerken, kan men zich voorstellen. Erg gesteld is het thans met den seigneur, die bij voorbeeld de eenige bron van het dorp heeft ommuurdj die op zijne privilegiën en perkamenten heeft gesnoefd, die het wild, niet wijs, maar al te goed onderhouden heeft. Ook kerken en domstiften worden zonder genade geplunderd, zij, die de kudden te kaal geschoren hebben, terwijl zij vergaten haar te voeden. Wee het land, waardoor het sansculottisme op den dag zijner wrake heenstapt met zijn ruw geschoeiden voet. Hooggeboren seigneurs met hun teedere vrouwen en kleinen moeten «halfnaakt, in het duistere van den nacht de vlucht nemen, blijde dat zij de vlammen en nog iets ergers ontkomen. Men ontmoet hen aan de tables d'hute in de herbergen, waar zij wijze of dwaze bespiegelingen houden, dat alle verschil van stand vernietigd is, onzeker, waarheen zij zich thans zullen wenden. (2) De pachter zal het geraden achten zich niet te haasten met het betalen zijner huur. "\\ at den tolgaarder betreft, deze kan, daar hij zoo lang als roofvogel gejaagd heeft, nu zelf als zoodanig gejaagd worden; Zijner Majesteits schatkist zal dit jaar het «te kort niet dekken." Het is het gevoelen van zeer velen, dat een patriottische Majesteit, als hersteller van Frankrijk's vrijheid, de meeste belastingen afgeschaft heeft, hoewel sommigen uit bijzondere bedoelingen er nog een geheim van maken. Waar zal dat eindigen? In den afgrond, waarheen ieder bedrog ten allen tijde heenvoert, en waar dit bedrog thans aangekomen is. "\\ ant indien er van oudsher een geloof bestaat, dan is het dit, gelijk wij reeds dikwijls herhaalden, dat geen leugen van eeuwigen duur kan zijn. Zelfs de waarheid moet van tijd tot tijd van gewaad veranderen en herboren worden. Maar tegen alle leugens is het doodvonnis in den hemel zeiven geschreven, en, hetzij langzamer of sneller, de ure harer veroordeeling komen zij steeds nader. «Het teeken, dat een groot seigneur landheer is, zegt de heftige, maar rondborstige Arihir ^oung, «zijn moerassen, woeste streken en heide. Men ga naar zijn verblijt en men zal het te midden van een woud vinden, dat met herten, wilde zwijnen en wolven bevolkt is. De velden zijn het beeld van de betreurenswaardigste verwaarloozing, gelijk de huizen dat der ellende. Zno vele millioenen handen, die nijver, ^ijtig zouden willen zijn, leeg en verhongerd te zien, o, wanneer ik slechts een dag wetgever van Frankrijk ware, hoe zou ik die groote heeren ook eens doen spiingen. (o( O Arthur, thans ziet gij ze werkelijk springen, — zult gij ook daarover morren? Lange jaren en geslachten achtereen heeft het geduurd, maar eindelijk is de tijd gekomen, Het vederlichte brein, waarop geene redeneeringen of pleitredenen indruk konden maken, moest door vlammend vuur verlicht worden, er bleet geen ander middel over. Ziet en bedenkt slechts! De weduwe plukt brandnetels 'soor het middageten harer kinderen; een geparfumeerde seigneur, die zijn tijd in liet Oeil-de-Bceuf verbeuzelt, bezit eene soort van alchimie, waardoor hij der arme weduwe iederen derden brandnetel aftroggelt, en dat noemt hij schatting volgens recht en wet; aan zulk een staat van zaken moet een einde komen. Behoort het niet zoo? Maar hoogst verschrikkelijk is zulk een einde! Dat degenen, wien God in zijn groote barmhartigheid tijd en plaats gegeven heeft, zich een ander en zachter einde bereiden! Sommigen verwonderen zich, dat de seigneurs niet iets deden om zich zehen te helpen, bij voorbeeld zich verbonden en wapenden, want er waren er «hon- (1) Hi.stoire parlementaire. II, 213-246. (2) Arthir Yóüng, I, 149. etc. (3) Arthur Young, I, 12. 48, 84, etc. Juli-Aug. 1789 derdvijftigduizend,'' allen dapper genoeg. Ongelukkig kunnen honderdvijftigduizend personen, die door uitgestrekte provinciën verspreid en door wederzijdsche oneenigheid verdeeld zijn, zich niet vereenigen. De aanzienlijkste seigneurs waren, gelijk wij gezien hebben, reeds uitgeweken, — om Frankrijk van schaamte te doen blozen. Ook zijn wapenen niet meer het bijzonder eigendom van den seigneur, maar van iederen sterveling, die tien schellingen heeft, om daarvoor een oud geweer te koopen. Bovendien hebben deze hongerige boeren ten laatste toch geen vier voeten en klauwen, dat men ze op die wijze bestendig ten onder zou kunnen houden. Zij zijn niet eens zwart van kleur, zij zijn slechts ongewasschen seigneurs, en een seigneur heeft ook een menschelijk ingewand! De seigneurs deden al wat Oproer te Straatsburg. — Verwoesting van het Stadhuis op 21 Juli 1789. zij vermochten, gingen onder de nationale gardes of vluchtten, terwijl zij hemel en aarde met hun geklag vervulden. Een seigneur, de beruchte Memmay van Quincy, bij Vesoul, noodigde alle boeren uit de omstreken op een gastmaal, deed hen benevens zijn kasteel door buskruit in de lucht springen en verdween oogenblikkelijk, niemand weet waarheen. (1) Een half dozijn jaren later keerde hij terug, en bewees dat het door een toeval gebeurd was. Ook zitten de autoriteiten niet werkeloos, ofschoon, helaas, alle autoriteiten, plaatselijke besturen en wat dies meer zij, daar zij van oud-monarchische tot nieuwdemocratische hervormd worden, in den onzekeren toestand van overgang verkeeren; geen ambtenaar weet nog duidelijk wat hij is. Niettemin oude en nieuwe rnaires verzamelen maréchaussees, nationale gardes, linietroepen; aan rechtsple- (1) Histoire parlementaire, II, 161. 1789, Juli-Aug. gingen van den meest summieren aard ontbreekt het niet. Het kies-comité van Mdcon, hoewel slechts een comité, gaat zoo ver, dat het ten eigen behoeve niet minder dan twintig personen ophangt. De provoost van Dauphiné trekt het land door met een mobile kolonne met gerechtsdienaars en stroppen; als galg kan de eerste de beste boom dienen en van één tot dertien misdadigers dragen. Ongelukkig land ! Hoe wordt het schoone goudgeel en groen van het vruchtbare, heerlijke jaar geschandvlekt door een akelig zwart, door de grauwe asch van kasteelen, door de zwarte lijken der gehangen menschen! De nijverheid staat stil, men hoort niet meer den klank van hamer en zaag, maar van de stormklok en de alarmtrom. De schepter is verdwenen, men weet niet waarheen, in stukken gebroken, hier onmachtig, ginds tyranniek. De nationale gardes zijn onbedreven en niet te vertrouwen, de soldaten zijn tot muiterij genegen, er bestaat gevaar, dat zij tweedrachtig, en ook gevaar, dat zij eensgezind zullen worden. S/raatsburg heeft een oproer beleefd; het stadhuis ligt half in puin, de archieven zijn in den wind verstrooid, dronken soldaten liggen drie dagen lang in de armen van dronken burgers, en de maire Dietrich en de maarschalk Rochambeau zijn schier tot wanhoop gedreven. (1) ie midden van al deze verschijnselen ziet men den heer Necker, die van Basel terugkeert, en op zijn zegepralenden doortocht, door Belfort bij voorbeeld, door vijftig nationale ruiters en de geheele militaire muziek van de plaats begeleid wordt! Schitterend als de middag, ofschoon de arme Necker zelf ten deele reeds vermoedt waar het heen zal leiden. (2) Nog een enkele dag van de hoogste eer en aanzien valt hem op het stadhuis van Parijs ten deel, waar, onder onsterfelijke vivats, vrouw en dochter openlijk knielen om zijne hand te kussen, en Besen'val (3) genade krijgt, die nog vóór zonsondergang herroepen wordt. Nog één dag van hooge eer, zeiden wij, dan echter volgen geringere en altijd geringere dagen, tot den geringsten toe! Zulk eene betoovering ligt in een naam en in het gebrek aan een naam. Gelijk de betooverde helm van een Mambrino, die zoo volstrekt noodzakelijk voor de overwinning is, komt deze redder van Frankrijk onder den klank van pauken en trompetten, om, helaas! zoo spoedig onttooverd en als een barbiersbekken verachtelijk weggeworpen te worden! Gibbon zou hem (in dezen vernederden toestand van een barbiersbekken) aan iederen verstandigen man Aankomst van Necker aan het Stadhuis. willen tooncn, die zijne ziel door brandende eerzucht mocht willen laten verteren en zoo een caput mortuum worden, (4) door staatzucht, niet geslaagde of wél geslaagde. Nog een andere kleine verschijning en niets meer voegen wij er bij, hoe namelijk onze (1) Ahthir YotiNG, I. 141. Dampmartin. Evenement* qui se sont passés sous mes yeur., I, pag. 105-127. Dit geschiedde op 21 Juli. (2) Biographie universelle, § Nkcker (door Lali.y-Tollendal). (3' V.ie pag. 247. (4) Gibbon's brieven. 278 Juli-Aug. 1789 prikkelbare Arthur in de herfstmaanden eenige dagen lang door schroot en kogels werd geplaagd, »die mij vijf- of zesmaal in het rijtuig en om de ooren floten." Geen wonder, want al het landvolk is op de been om wild te schieten. (1) Op de klippen van Dover, op alle grenzen van Frankrijk, verschijnen in dezen herfst twee teekenen op aarde, zwermen van emigreerende Fransche seigneurs, zwermen van emigreerende Fransclie vogels! Gedaan of zoo goed als gedaan is het met het houden van wild op deze aarde. De rol, die het in de geschiedenis der beschaving te spelen had, is uitgespeeld; plaudite; exeat! Zoo ontvlamt het sansculottisme, verlicht vele dingen en brengt onder anderen, gelijk wij zagen, op den 4en Augustus ook dien half wonderbaren pinksternacht in de nationale vergadering te weeg, half wonderbaar, die zijne oorzaken had en zijne gevolgen. Het leenstelsel is doodgeslagen, niet slechts op perkament en door inkt, maar metterdaad, door vuur, door zelfverbranding. Die brand in het zuidoosten zal verminderen, zal westwaarts of elders heentrekken, maar uitdooven zal hij niet, voordat alle brandstof verteerd is. VIERDE HOOFDSTU K. En queue. Wenden wij thans onze oogen naar Parijs, dan is ééne zaak maar al te duidelijk: dat de bakkerswinkels hunne queues (of staarten)hebben, dat is lange rijen van koopers, die in den vorm van een staart gerangschikt zijn, zoodat, wie het eerst komt, het eerst bediend wordt — ware de winkel maar eerst geopend! Dit wachten en queue, dat men sedert de eerste dagen van Juli niet meer gezien heeft, vertoont zich in Augustus op nieuw. Mettertijd zullen wij het door oefening bijna tot den rang eener kunst volmaakt zien, en dé kunst of quasi-kunst om en queue te staan, zal een dier kenmerken van het Parijsche volk worden, waardoor het zich van alle andere volken onderscheidt. Maar bedenk, hoe een man, terwijl het werk zoo schaarsch is, niet slechts geld verdienen, maar ook (wanneer zijne vrouw te zwak is om te wachten en te worstelen) halve dagen en queue staan en wachten moet, alvorens hij daardoor duur, slecht brood kan inruilen. Het kan niet missen, of in die verbitterde queues moeten geschillen ontstaan, die soms in bloedige kloppartijen ontaarden, en zoo er geen geschil is, dan is het één eenstemmig Pange-Lingua van klachte tegen de bestaande machten. Frankrijk heeft zijn langen hongercursus begonnen, meer leerrijk en vruchtbaar dan een academische cursus, die zich over zeven strenge jaren uitstrekt. Gelijk Jean Paul van zijn eigen leven zegt: «de honger-afl'aire kan het ver brengen." Of verbeeld u, in vreemde tegenstelling hiermee, de plechtige jubelfeesten : over het algemeen toch levert Parijs deze twee hoofdtrekken op, jubelfeesten en broodsgebrek. Talrijk zijn de feestelijke optochten van jonge vrouwen, die in weidschen tooi, met driekleurige linten versierd, onder gezang en tromslag naar de reliquiënkas der Heilige Genoveva trekken, om haar te danken, dat de Bastille gevallen is. De forsche mannen en forsche vrouwen van de markt met hunne < 1) Arthur Yoing, I, 105. 1789, Augustus. bloemruikers en redevoeringen ontbreken niet. De abbé Fauchet, (1) voor zulk werk befaamd, (want abbé Lefèbre kon slechts buskruit uitdeelen) zegent het Claude Fauchet. ilriekleurig doek voor de nationale garde en maakt liet tot een nationaal drie- 1) Claude Fauchet <1744-1 T','3) was oorspronkelijk prediker des konings, maar nm zijne vrijzinnige denkbeelden werd li ij spoedig uit de lijst der predikers geschrapt. Dit was wellielit oorzaak dat hij nu met te meer ijver de revolutionnaire denkbeelden omhelsde. Wij zullen hem meermalen in dit werk ontmoeten. Aug.-Sept. 1789 fl) Histoire parlementaire III, 28. Mercier, Nouveau Paris, etc. (.2) In het oude Rome had men onder de Cornelii de twee broeners P. Cnrnelius Africanus en L Cornelius Asiatu-us van wie do eerste in den slag bij Zama (202 v. Chr. de Karthagers sloeg w' e in,den slag by Magnesia (190 v. Chr.) den Syrisehen koning Antiochus III De bi* naam Americanus komt van La fa vet te s verblijf in Amerika. (3; Bailly, Mémoires, II, 1:37—409. kleurig vaandel, dat als standaard van burgerlijke en godsdienstvrijheid over de geheele wereld zegeviert of zal zegevieren. Fauchet, zeggen wij, is de man voor Te Dcums en openbare wijdingen, die de nationale garde, gelijk in dit geval met het vaandel gebeurde, met een salvo van eereschoten beantwoordt, ongeacht of 't in kerk of kathedraal zij; op zulk eene wijs wordt de Notre-Dame (1) vervuld met het daverendst rookend Amen, — een teeken van vele dingen. Over het geheel kunnen wij zeggen, dat onze nieuwe maire Bailly, onze nieuwe kommandant Lafayette, dien men ook Scipio (2) Americanus noemt, hunne verhelling duur gene eg hebben gekocht. Wel rijdt Baii.ly in een verguld staatsierijtuig, met trawanten en ander praalvertoon omgeven, waarvoor Camille Desmoulins en anderen verachtend den neus optrekken; wel bestijgt Scipio zijn schimmel en prijkt ten aanzien van geheel Frankrijk met burgerlijken vederbos. Doch geen van beiden doet het voor niet, maar inderdaad wel voor een bovenmatig lioogen prijs; tot dezen prijs namelijk, dat zij Parijs voeden en van strijd terughouden. Op kosten van de stedelijke kas worden ongeveer zeventienduizend der allerarmsten met graven op den Montmartre aan werk geholpen, tegen tien stuivers daags, waarvoor zij, te gen den marktprijs, nagenoeg twee pond slecht brood kunnen koopen; zij zagen er zeer taankleurig uit, toen Lafayette hun ging toespreken. Het stadhuis is dag en nacht in arbeid; men verlangt van daar brood, een stedelijke constitutie, regelingen van allerlei aard, een teugel voor de sansculottische drukpers, maar boven alles brood, brood. Leveranciers zwerven wijd cn zijd door het land als hongerige leeuwen; ontdekken verborgen koren en koopen openlijk aangeboden graan, hetzij vreedzaam of met geweld, zij willen en moeten koren vinden' Een zeer ondankbare taak; en zoo moeielijk, zoo gevaarlijk, — Dood van Chhtel, majre-lieutenant te St.-Dems. al won men er zelfs eene kleinigheid bij ! Op den 19 Augustus heeft men nog slechts voor één dag levensmiddelen. (3) Er komen klachten, dat het voedsel bedorven is 30 Innijlu.sü dek V*XKIIKI..S van de I'aiujscue Nationale (i vitDE in de Noïre-Dame oh 27 Septkmbek I7sU. Aug.-Sept. 1789 en schadelijk op de ingewanden werkt, liet is geen koren, maar gemalen krijt. Een stedelijke bekendmaking waarschuwt, dat men die werking op de ingewanden zoo min als liet pijnlijke in keel en verhemelte moet tellen, ja eerder nog als versterkend, weldadig moet beschouwen. Het gemeen van St. Denis, met onverteerbare stof in de maag, heeft zijn maire, (1) —zoo zwart was zijn brood — aan de lantaren opgehangen. De nationale garde beschermt de korenmarkt van Parijs-, eerst waren tien man voldoende, later waren er zeshonderd noodig. (2) Zijt werkzaam, Bailly, Brissot de "\\ arville, Condorcet en gij anderen! Want, gelijk wij zoo even aanduidden, er moet ook een stedelijke constitutie gemaakt worden. Nadat de oude Bastille-kiezers (3) een tiental dagen lang lofliederen gezongen hadden over hun roemrijke zegepraal, moesten zij hooren, dat men op een ergerlijken toon de vraag tot hen richtte: Wie heeft u daar geplaatst? Zij waren dus genoodzaakt om, niet zonder klagen en morren, voor een grooter, bijzonder voor die betrekking gekozen lichaam plaats te maken. Deze nieuwe corporatie, die vermeerderd, veranderd en eindelijk op een getal van driehonderd werd bepaald, heeft nu, onder den naam van vertegenwoordigers der gemeente (représentants de la commune), hare werkzaamheden aanvaard, zij is behoorlijk in comités verdeeld, en ten allen tijde, wanneer zij geen koren zoekt, ijverig bezig met hot vervaardigen van eene constitutie. (4) En welk eene constitutie? Eene constitutie, die weinig minder dan een wonder zal zijn; eene constitutie, die *-de omwenteling vast en duurzaam maken zal!" Is de omwenteling dan voltooid ? Maire Bailly en alle eerbiedwaardige vrienden der vrijheid zouden het zich gaarne verbeelden. I we omwenteling behoeft immers slechts, gelijk voldoend gekookte gelei, in constitutie-eon«en' gegoten te worden, om daar te stollen, te consolideeren? Manneer zij maar koud wou worden, maar dat is juist liet twijfelachtige, of ook het niet twijfelachtige punt! Ongelukkige vrienden der vrijheid: eene omwenteling te consolideeren: Zij moeten daar te werk zitten, terwijl hunne tent op den chaos zelvon tusschen twee vijandige v*eielden is uitgespannen, tusschen de boven-hofworeld en de onder-sansculotten-wereld, en door beiden geperst, moeten zij zich onder veel moeite en gevaar afmatten, om in den droeven letterlijken zin des woords -liet onmogelijke" te doen. fl) Beter, den lieutenant du maire Chatel, die de ontevredenen trachtte te bedaren. (2) Histoire parlementaire, II, 431. (3) Zie pag. -li. (4) I)e 60 districten, waaruit Parijs bestond, waren eigenlijk souvercin, en vaardigden soms de meest tegenstrijdige bevelen uit. Eindelijk kwamen zij onder elkander overeen, elk vijf reprësentants ite la commune te benoemen, \an welke 300 er 60 den maire zouden worden toegevoegd bij wijze van een raad, en de 240 overigen controle zouden oefenen op hunne ambtgenooten en tevens een plan van eene stedelijke constitutie zouden ontwerpen. Het aftreden van het voörloopig bestuur geschiedde op 30 Juli. 1789 Aug.-Sept. V IJ F D E H O O F D S T U Iv. De vierde Stand De vlugschriftpers opent haar grondeloozen gorgel al wijder en wijder, oni dien niet weèr te sluiten. Het is waar, onze wijsgeeren zijn, op het voorbeeld van Marmontel, die zich reeds den eersten dag met afkeer terugtrok, genoegzaam (dien van het tooneel verdwenen. De abbé Raynai., die in zijn verblijf te Marseille grijs en bedaard is geworden, is met den loop der dingen niet zeer tevreden; 's mans laatste letterkundig werk zal weer eene daad van weerspannigheid zijn, een verontwaardigde Brief aan de constitueerende vergadering, waaromtrent men tot "de orde van den dag'' overgaat. Zoo fronst ook de wijsgeer Morellet ontevreden het voorhoofd; immers worden door dien vierden Augustus ook zijne inkomsten bedreigd? Het gaat klaarblijkelijk te ver. Hoe wonderlijk dat die uitgemergelde geraamten in wollen kielen zich niet evenzeer met bespiegeling en zegevierende analyse tevreden willen stellen als wij! Helaas, ja, bespiegeling en philosophisme, eens het sieraad en de rijkdom der salons, zullen zich nu tot bloot praktische voorstellen stempelen en uitgaan op straat en weg, overal heen, en gevolgen zal het hebben. Er ontstaat een vierde stand van handige schrijvers; deze breidt zich uit, en vermenigvuldigt, wordt onbeteugelbaar, eene onberekenbare macht. Nieuwe en steeds nieuwe "drukkers en journalen komen te voorschijn (zoo jeukend is de wereld), de driehonderd (1) mogen beteugelen en consolideeren als zij kunnen ! Loustalot (2) "eeft onder de bescherming van Prudhomme, den onstuimigen drukker, wekelijks zijne Rèvolutions de Paris uit, die in bijtenden, nadrukkelijken toon geschreven zijn. Scherp en bijtend als vloeispathzuur (3) is Marat, de Volksvriend {l'Ami du peuple), wien het feit treft, dat de nationale vergadering zoo vol aristocraten -niets kan doen," dan zich te ontbinden en voor eene betere plaats te maken, — dat de stedelijke vertegenwoordigers niet veel meer zijn dan babbelaars en stompzinnigen, zoo «een schurken. De man is arm en smerig, leeft op een dakkamertje, is innerlijk en uiterlijk terugstootend, alsof er een vloek op hem rustte, en nu wordt hij fanatiek en is door een idee fi.ve bezeten. \\ reed spel der natuur ! Heeft de natuur u, o arme Marat! als tot een wreed tijdverdrijf, uit haar grondsap en bedorven verworpen leem gevormd en u zoo stiefmoederlijk als een beeld der verwarring in deze tuimelzieke achttiende eeuw geworpen? U is werk toegedeeld, dat gij ook verrichten zult. De driehonderd hebben Marat voor zich gedaagd en zullen hem weder voor zich dagen, maar altijd bromt bij antwoord genoeg, altijd zal hij hen trotseeren of misleiden en geen prop in den mond dulden. Carra, (4) ».ex-secretaris van een onthoofden Hospodar" en later van een hals- 11) Hieronder worden de 300 representant* de In Commune begrepen: zie net vorige nooiasuiK. (2) Armand de Loustalot, een advokaat, geboren in 1762 te St. Jean d'Angély. Hij stierf in Oetober 1790 De Cordeliers en Jacobijnen rouwden gedurende drie dagen over hem. i3 Vloeispathzuur noemt men het fluoorwaterstof (H Fl.) dat zeer bijtend is en o. a. gebruikt wordt om „la. Carra ^43—1793 was geboren te Pont de Veyle uit onbemiddelde ouders, die hem evenwel eene goede opvoeding gaven. Reeds op jongen leeltyd, toen liij—hetzij te recht of ten onrechte beschuldigd werd van diefstal, ontvluchtte hij zijn vaderland en, na eerst in Duitscliland rondgezworven te hebben ging hij naar Moldavië, waar hij bij den hospodar in dienst trad. Na diens dood keerde hij naar Frankrijk terug, waar hij in dienst kwam bij den kardinaal de Kohan. Tijdens de revolutie speelde hij een zeer groote rol. Zijn latere vriendschap met de Girondijnen werd hem noodlottig: 31 October 1 werd hij geguillotineerd. Aug.-Sept. 1789 snoer-kardinaal, ook pamflettist, avonturier op verschillende tooneelen en landen, sluit zich hij Mercier, (1) den schrijver van het Tableau de Paris, aan, en doet schuimbekkend het voorstel tot de uitgave der Annales patriotiqites. De Moniteur is voorspoedig op zijn weg; Barrère (2) -stort tranen" op alsnog lovaal papier ; Rjvarol, (3) Rovou zitten ook niet werkeloos. Lit het een komt het ander voort; het Domine sah'um fac regent verwekt een Pange-Lingua, naast een Volksvriend (Am/ du pevple) heeft men ten Koningsvriend (Ami du rot). Camille Desmoulins heeft zich tot procureur-generaal de la lanterne benoemd en voert, in zijn wekelijks uitkomende schitterende Révohitions de Paris et Brabant, niet gruwzaam strijd, onder een gruwzamen titel. Wij zeggen: zijn schitterende, want weest verzekerd, dat wanneer u in die dompige duisternis der journalistiek, met haar brommend gebulder, met haar bepaalde of onbepaalde woede, een straal van het genie begroet, die van Camille komt. Alles wat Camille aanraakt, versiert hij met zijn lichten vinger; te midden van schrikkelijke verwarring speelt eensklaps een zachte onverwachte helderheid; dikwijls is het woord van Camille waard gelezen te worden, wanneer dat van geen ander het is. Merkwaardige Camille! hoe schittert gij met een gevallen, oproerig en toch altijd nog half hemelsch licht, gelijk het sterrenlicht op het voorhoofd van Lucifer. Zoon van den morgen, in wat tijden en oorden zijt gij neergestort! Maar in alle dingen is iets goeds; — hoewel het dan niet goed zij, om revolutiën te consolideeren. Duizend wagenvrachten dier vlugschriften- en journalenmassa liggen zachtkens te verrotten in Europa's openbare boekerijen; uit den grooten poel opgesnapt als oesters door bibliomane parelduikers, moeten zij daar eerst rotten, dan komt, wat parel was in Camille en anderen, aan het licht en handhaaft zich als zoodanig. Ook is het openbare spreken niet verminderd, ofschoon Lafayette en zijne patrouilles daar zwart op kijken. Het Palais-Royal is nog altijd luidruchtig, het luidruchtigste echter het Café de Foi/, waar burgers en burgeressen zoo bont door elkaar wemelen. Nu en dan, zegt Camille, maken de burgers van de »vrijheid van drukpers — een woordspeling met presse, of pers of het gedrang — voor bijzondere doeleinden gebruik, zoodat een of ander patriot er een horloge of zakdoek bij inschiet. Maar overigens geeft, naar Camii.le's gevoelen, niets levendiger het beeld terug van het Romeinsche Forum. «Een patriot doet zijn voorstel; vindt hij eenigen die het ondersteunen, dan doet men hem op een stoel klimmen en het woord voeren; wordt hij toegejuicht, goed, dan laat hij zijne rede drukken; — wordt hij uitgefloten, dan gaat hij zijns weegs.' Zoo wemelt en redevoert men dooreen. Boven allen uitstekende hoort en ziet men den langen, ruigen markies St. Hircge, een man, die verliezen geleden en verdiend heeft. Het loeien van een stier is het kajakier van zijne stem, het loeien van een stier van Dazan, eene stem die alles verdooft en dikwerf de harten der menschen doet opspringen. Het hoofd van dezen langen markies is gekrenkt of half gekrenkt, zijne longen zijn niet gekrenkt, maar het gekrenkte en niet gekrenkte zal hem evenzeer dienen. Bedenk voorts, dat elk van de zestig districten zijn eigen comité heeft, dat 1 Louis Sébastien Mercier, geboren te Parijs in 1740, wijdde zich reeds vroegtijdig aan de letterkunde. Zijn loblcau de Pons, althans de beide eerste deelen, gaf hy aanvankelijk in 1781 onder een pseudonym uit, maar later te Genève de laatste deelen onder zijn eigen naam. Hij overleed in 1814, na lid te zijn geweest van de Nationale Conventie, van den Raad der Vijfhonderd onder het Directoire), en professor in de geschiedenis. Als criticus stond Mercier zeer hoog. 2 Bert Barrère de \ieuzac was 1755 te Tarbes geboren. In den revolutietijd wist hij steeds behendig tusschen de partijen door te glippen en plaatste hij zich steeds aan de zijde van den overwinnaar. Dat nam toch niet weg, dat hij na den val van het schrikbewind tot deportatie werd veroordeeld, waaraan hij zich evenwel door de vlucht wist te onttrekken. I? Antoine, comte de Rivar Cartons de la bibliotlièque royale. (3 De zoon van den hertog de Grammont door wiens schuld de Fransclien geslagen werden bij Dettingen ■ 1743 en die sneuvelde bij Fontenay (1747^. . (4i Frantjois Claude Amour, marquis de Bouillé(1739—1800 was een der meest beroemde omeieren van die dagen. Na in den zevenjarigen oorlog met roem gediend te hebben, behaalde hij zijne grootste lauweren in West-Indië tegen de Kngelsehen tijdens den Amerikaansehen vrijheidsoorlog. Noor al «leze schitterende diensten verwierf hij den rangr van luitenant-generaal en werd hij ridder in do orde «du Saint-Esprit." Thans was hij opperbevelhebker van het «Maas- en Moezelleger. Later zullen wij hem in dit werk nog meer ontmoeten. Aug.-Sept. 1789 nu de oude gevlucht is. Immers, wat beduidt anders de aankomst van het regiment de Flandre, dat, naar wij vernemen, den 23>ten September met twee stukken gesehut T ersaillcs binnenrukte? Deed niet de Yersailler nationale garde den dienst op het kasteel? Waren er geen Zwitsers? Honderd Zwitsers, en gnrdesdu-corps, bepaald zoo genoemde lijfgardes? Ja, het schijnt zelfs, dat het getal der dienstdoende lijfgardes door zekere manoeuvre verdubbeld is geworden; het Gkaaf d'Estaixg. nieuwe bataillon toch, dat het oude moest aflossen, kwam op zijn tijd, maar het oude afgeloste vertrekt niet. Werkelijk loopt er een gefluister in de best onderrichte hoogere kringen of nog beteeken is voller, men knikt elkaar toe, dat Zijne Majesteit naar Met; zal vluchten, en dat (om hem bij te staan) adel en geestelijkheid een schriftelijk verbond hebben aangegaan, ten ongelooflijken getale van dertig- of zelfs zestigduizend. Lafayette geeft zulks over tafel bedeesd, fluisterend, maar stellig aan 1789, 1 October. graaf d'Estaing te kennen, en d'Estaing, (1) een der dapperste mannen, voelt zijn hart kloppen uit vrees, dat een lakei het afluisteren mocht, en wentelt zich, door allerlei gedachten gekweld, den geheelen nacht slapeloos heen en weer (2) op zijne legerstede. Hot régiment de Fiandre is, gelijk wij zeiden, stellig aangekomen. Zijne Majesteit, zegt men almede, aarzelt om zijne bskrachtiging aan den 4en Augustus te schenken, en maakt zeer ontmoedigende aanmerkingen zelfs over de rechten van den mensch!(3). Maar kunnen niet eveneens alle lieden, en de bakkers-queues zelve het verbazend groot aantal officieren met verlof, St Lodewijkskruisen en wat dies meer zij, op de straten van Parijs ontwaren? Men rekent dat er tusschen de duizend en twaalfhonderd zijn. Het zijn officieren van allerlei uniform; ja, ook een uniform groen met rood uitgemonsterd, dat geen oog te voren ooit gezien heeft! De driekleurige kokarde is niet altijd te zien, maar wat in 's hemels naam, mogen die zwarte kokarden voorspellen, die sommigen dragen? (4) De honger scherpt alles, maar vooral de achterdocht en de verontwaardiging. Zelfs de werkelijkheid is in dit Parijs niet-werkelijk, bovennatuurlijk geworden. Wederom trekken zonderlinge schrikbeelden door het brein van het hongerend Iran lirijk. O gij luiaards en bloodaards, schreeuwen schelle stemmen uit de queues, zoo gij het hart liadt van mannen, dan naamt gij uwe pieken en de oude geweren en zaagt eens rond, en liet uwe vrouwen en kinderen niet verhongeren, vermoorden en ereer?— Stil, vrouwen! Het hart des mans is bitter en zwaar; het patriottisme, door het patrouillotisme verjaagd, weet niet wat het doen zal. De waarheid is, dat het Oeil-de-Boeuf zich tot zekeren, hoewel onbekenden graad, weer hersteld heeft. Maar het is een geheel veranderd Oeil-de-Boeuf; Versaille'r nationale gardes met hun driekleurige kokarden verrichten er den dienst, en geheel het hof schittert van het driekleurige symbool. Doch zelfs om een driekleurig hof wil men zich verzamelen. Gij koningsgezinde harten, gij uitgebrande seigneurs, verzamelt u om uwe koningin ! Doet het met wenschen, die verwachtingen zullen voortbrengen, en die op hare beurt tot aanslagen zullen voeren. Want wat kan, daar het zelfbehoud zulk een voorname wet der natuur is, een weèr hereenigd hof anders doen, dan nieuwe pogingen in het werk stellen of wel als ge 't noemen moogt aanslagen smeden — met die wijsheid of dat onverstand, dat hem eigen is? Men wil onder goed geleide naar Me/:- vluchten, waar de dappere Bouillé het bevel voert; daar wil men de koninklijke banier planten, en de onderteekenaars van het verbond zullen gewapende mannen worden. Ware de koning maar niet zoo zwak! Het verbond moet, zoo het al onderteekend wordt, zondei zijn medeweten onderteekend worden. Ongelukkige koning! hij heeft slechts één besluit: geen burgeroorlog. Voor het overige gaat hij nog altijd ter jacht, doch heeft het slotenmaken gestaakt; bij voortduring soest hij in, eet en drinkt, en is overigens als klei in de hand van den pottenbakker. Het zal slecht met hem vergaan in eene wereld, waarin iedereen zich zeiven helpt, waar, gelijk er geschreven staat, «ieder, die geen hamer is, aambeeld moet zijn,' en "zelts de hysop ginds inde muurspleet groeit, omdat de geheele wereld dien groei niet kon beletten. Maar kan men, ten bewijze van de noodzakelijkheid van hot aanrukken van het régiment de Fiandre de St. Huruge'scIig petitiën en de gedurige broodoploopen niet noemen? Niet verleide soldaten zijn altijd goed, hetzij er werkelijk samenzwe- (1) Charles Hector, comte d'Estaing (1729—1794 hoeft zich als zeeheld grooten naam gemaakt in de oorlogen met do Engelsclien. Hij sloot zich tijdens do revolutie oogenseliijnlijkbij de patriotten aan, maar onderhield betrekkingen met het hof. Hij was thans het hoofd der nationale garde in Versailles. Den 28 April 1794 werd hij geguillotineerd. rTI n, ("21 Hrouillon de lettre de M. d'Estaing a la reine. Histoire parlementaire, UI. 24 1 (3) Toch ondorteekende de koning eindelijk, den 21 September, die besluiten, behalve dat omtrent de rechten van den mensch. . „ „ j. (4) Het volk noemde de dragers dier kokarden .Chevaliers aux couleurs noires of -l atilinas ae 1'CEil-de-Boeuf en wilde hen »lantemer". Maaltijd der ltjkgakdks in de /aal deii Oera te Versaii.les oh 1 October 17t>9. 1789, 1 October. ringen Lestaan, of dat slechts de nauwelijks zichtbare kiem daarvan aanwezig zij. Heeft niet het stedelijk bestuur van Versailles (dat nog oud-monarchaal en nog niet in een democratisch herschapen is) dat voorstel oogenschijnlijk ondersteund?" (1). Ja zelfs de nationale gardes van Versailles, vermoeid van het aanhoudend dienstdoen op liet kasteel, maakten geene tegenwerping; slechts de lakenkooper Lecointre, die thans majoor Lecointre is (2), schudde het hoofd. Ja, vrienden, zeker, het was natuurlijk, dat men dit regiment liet komen, daar men het krijgen kon. Het was natuurlijk, dat het hart van het herzameld Oeil-de-Boeuf op het gezicht van militaire bandeliers opleefde, en de hofdames en hofheeren troostrijke woorden spreken tot de verdedigers met epauletten en tot elkander. Ook dat was natuurlijk en niets meer dan gewone beleefdheid, dat de lijfgardes, een regiment van edellieden, (3) hunne broeders van Vlaanderen op een maaltijd uitnoodigden, om hen te verwelkomen! Zulk eene uitnoodiging wordt in de laatste dagen van September gedaan en aangenomen. Diners worden omschreven als »de uiterste acte van gemeenschap." I.ieden, Laurent Lecointre (1750—1805i. Hij heeft in de revolutie een groote rol gespeeld en in dit werk komt hij nog vele malen voor. i3) De lijfgardes (gardes du corps.) 1300 in getal, waren verdeeld in 4 compagnieën, waarvan de eerste heette écossaise. De compagnieën werden onderscheiden naar de kleur der bandelier, die van de eene was groen, die van de anderen blauw en oranje, terwijl die van de écossaise van zilver was. De uniform bestond in een blauwe jas, vest, broek en roode kousen. Gewone soldaten werden er niet in aangetroffen; men had enkel onderofficieren en officieren. Het Militaire Huis des Konings bestond uit deze 1300 gardes du corps, de compagnie der CentSuisses, de gardes de la Prévóté de 1' hotel, de 3000 gardes-francaises — in dezen tijd evenwel voor het grootste deel tot de het hof vijandige partij behoorende en, gelijk reeds vroeger gebleken is, voor het meerendeel in de nationale garde opgenomen — en eindelijk de 2000 gardes-suisses. Behalve het Militaire Huis, telde het Fransche leger niet minder dan 103 regimenten linie-troepen, 67 regimenten cavalerie, 7 regimenten artillerie, een corps genie en 15 compagnieën mineurs en werklieden. In het geheel was het leger sterk 200.000 man, onder bevel van 240 luitenants-generaal, 560 maréchaux de camp, 300 brigadiers der infanterie en 200 brigadiers der cavalerie. Eindelijk had men nog de maarschalken van Frankrijk, die onder Lodewijks regeering waren: Richelieu, Bervic, Butadv, Noailles, Moucliy, Duras, Maillv, Daubeterre, Beauvau, Castries, Laval, Devaux, Ségur, Lévis, Choiseul-Stainville en Broglie. (4) In 1781. (5) Ook waren tegenwoordig de officieren der »Prévóti , een bereden wapen, oorspronkelijk ingesteld voor de binnenlandsehe veiligheid maréehaussée) en staande onder het bevel van een »prévót" en een luitenant. 1 October 1789. En nu verbeelde men zich dezen maaltijd, nadat het eerste, stevige gedeelte voorbij en de eerste Hesch geledigd is. Stel u voor, dat de gebruikelijke loyale toasten gedronken zijn, de gezondheid des konings, die der koningin met oorverdoovende vivats, — die der natie echter «verzuimd" of zelfs ..verworpen" (1). Verbeeld u, dat de champagner stroomt onder wijnmoedige taal (pot-valorous; »de wijn in den man, de wijsheid in de kan") en instrumentale muziek, dat de ledige gepluimde hoofden hoe langer zoo luidruchtiger worden, hoe grooter hun eigene ledigheid en het getier van anderen is. Men heeft Hare Majesteit, die er heden avond buitengewoon treurig uitziet (omdat Zijne Majesteit zit te dommelen na de inspanning der jacht op lieden) gezegd, dat het gezicht van het feest haar zou opvroolijken. Ziet, daar treedt zij uit hare statievertrekken ffeliik de maan Gketry, Componist van: O Iïicharcl, ornonroi. w O uit de wolken, te voorschijn, die schoone ongelukkige koningin van aller hart, met den koninklijken gemaal aan hare zijde, en den jongen Dauphin op den arm! Te midden van luister en toejuiching daalt zij van de loges neder, wandelt met gratie knikkende, zooals het eener koningin betaamt, om de tafels heen, terwijl haar blik vol hartzeer, maar ook vol dankbaarheid en moed is, en Frankrijk's hoop aan haren moederlijken boezem rust' En toen nu de muziek begon te spelen: »() Richard, o mon roi, l'unirer.s fabandonne — O Richard, o mij n koning, heel de wereld verlaat u,' (2) kon het toen anders, dat aller medelijden en loyale moed ten toppunt stegen? Konden jeugdige vaandrigs met pluimhoeden anders dan door witte Bourbon-kokarden, hun door schoone vingers toegereikt, door het zwaaien met hunne zwaarden, die zij uittrokken om daarbij de gezondheid der koningin te drinken, door het vertrappen van de nationale kokarden, door het klimmen in de loges, van waar wellicht een hoorbaar gemor kwam, kortom, anders dan door razen en lieren, zingen en springen en woedende dolzinnigheid, zoowel binnen- als buiten-deurs, te kennen geven, in welk een stormachtig opgewonden, maar ledigen toestand zij zich bevonden, totdat champagner en dans eindelijk hunne werking deden en allen zwijgend uitgestrekt lagen machteloos in sluimering en droomende van strijd en zege? Een natuurlijke maaltijd was het, in gewone tijden zelfs een onschuldige, thans echter even noodlottig als het maal van Tiiyestes (3), of van de zonen van Job, toen een 1 Thiers, llistoirc de la llévolutiai fvan^ciise. I, 87. (2 Van Grétrv. (3 Tiiyestes, de Pelopide, bchoorende tot liet in do Helleensche mythologie wegens zijn bloedschande bekende geslacht. 1 hyestes verwekte bij de gemalin van zijn broeder Atreus twee zonen, waamp Atreus hem uit het land verdreef; uit wraak lichtte fhvestes een zoon zijns broeders op en ^edde dien op in haat tegen zijn vader. Later zond hij den jongeling uit om zijn vader te vermoorden, maar die toeleg mislukte en de jongeling werd zelf gedood. Daarna kwam er eenc schijnbare verzoening tusschen de beide broeders tot stand en Atreus noodigde Tiiyestes op een maaltijd, waar hij dezen het vleesch van 1 hyestes beide zonen liet voorzetten, die hij heimelijk had laten vermoorden. 1789, 1—4 Oct. hevige wind de vier hoeken van hun feestverblijf trof (1)! Arme, kwalijk beradene Marie Antoinette, gij die de heftigheid eener vrouw, maar niet het vooruitzicht eener vorstin hadt ! Het was zoo natuurlijk, en toch zoo onverstandig. Den volgenden dag verklaart Hare Majesteit openlijk bij ceremonieele toespraak zich verrukt over dien Donderdag. Het hart van het Oeil-de-Hoeuf windt zich op tot hoop, tot stoutheid, die echter voorbarig is. Eeredames, door abbé's vergezelschapt, naaien »witte kokarden" en verdeelen die, met woorden en blikken, onder jongelingen met épauletten, die ten dank hare schoone vingers niet zonder vuur mogen kussen. Kapiteins van ruiterij en voetvolk prijken met «ontzaglijk groote witte kokarden," zelfs heeft een kapitein van de nationale garde van Versailles er een opgestoken, en zijn driekleurige afgelegd, — zoo betooverend waren de woorden en blikken! Wel mag majoor Lecointre met een ernstig gelaat zijn hoofd schudden en hoorbaar zijne verontwaardiging te kennen geven. Maar een ijzervreter met eene «ontzaglijke groote witte kokarde,'' die den majoor gehoord heeft, eischt onbeschaamd, dat hij oogenblikkelijk en herhaaldelijk zijne woorden herroepen of, bij gebreke van dien,een tweegevecht met hem aanvangen zal. De majoor echter verklaart, dat hij aan dit laatste punt niet voldoen zal, ten minste niet volgens eenige bekende regelen der vechtkunst, maar dat hij daarentegen, volgens de bloote wetten der natuur, met dolk en kling iederen »verachtelijken gladiator zal uitroeien, die hem of de natie mocht beleedigen"; —waarop men (want de majoor trekt werkelijk zijn kling) hen scheidt, en dus wordt er geen gorgel gespleten (2). DERDE H O O F DSTü K. Zwarte kokarden. Maar verbeeld u, welke de uitwerking van dat TiiYESTEs-maal en van het vertrappen der nationale kokarden op de Salie des memis en op de hongerige bakkers-queues te Parijs moest zijn! Ja, het schijnt zelfs, dat er bij voortduring zulke THYESTES-gastmalen worden gehouden. Vlaanderen heeft van zijn kant aan de Zwitsers en de Honderd Zwitsers ook een maaltijd gegeven (3) en des Zaterdags is er nog een gehouden. Ja, hier bij ons heerscht hongersnood, maar ginds te Versailles is spijs in overvloed! Het patriottisme staat van honger huiverende en queue en wordt dcor het patrouillotisme gehoond, terwijl bloeddorstige aristocraten, verhit door bovenmatig weelderig leven, de nationale kokarden vertrappen. Kan zulk eene snoodheid waar zijn? Ja, ziet slechts, daar zijn groene uniformen met rood afgezet, zwarte kokarden, — de kleur van den nacht! Wil men ons met soldaten overvallen, en bovendien nog van honger doen sterven? Want ziet, de graanboot van Corbeil, die tweemaal daags met haar krijt-mcel placht te komen, komt thans slechts eenmaal. En het stadhuis is doof, en de mannen zijn luiaards en bloodaards!— In het Café de Fm/ ziet men dezen Zaterdag-avond iets nieuws, maar niet het laatste van dien aard: eene vrouw, die in het openbaar het woord voert. (1) Job I. vs. 19. (Si Moniteur iHistoire parlementaire, III, 59i. Deuxamis, III, 128—141. Camfan, II, i0 Sn. enz. enz. (3) 3 October in de Salie de manége. 4 Oet. 1789 Haren armen man, zegt zij, was door zijn district liet zwijgen opgelegd, en hunne presidenten en officialen wilden hem niet laten spreken. Daarom wil zij met liaar schrille stem hier spreken en zich, zoolang haar adem duurt, over de boot van (orbetl met haar krijtmeel beklagen en over ergerlijke Opera-maaltijden, groene uniformen, roofzuchtige aristocraten en hun zwarte kokarden! \\ aarlijk, voor de zwarte kokarden is het ten minste tijd om te verdwijnen. Het patrouillotismc wil die niet meer beschermen. .Ta, een heelbloedige *M. Tassin" vergeet op de Zondagmorgen-parade in de Tvihrieèn alle nationale krijgstucht, springt uit de gelederen, rukt een zwarte kokarde, die daar onheilspellend praalt, naar beneden en trapt haar fel in den Franseben bodem. Zelfs het patrouillotisme is niet zonder onderdrukte woede. De districten beginnen zich almede te roeren. President Danton's stem weergalmt lij de Ccrdclicrs; de volksvriend Marat is heen en weer naar ^ ersaillcs gevlogen, — een zwarten vogel gelijk, die weinig goeds voorspelt. (1). hn zoo ontmoet op dezen Zondag de patriot den patriot op de wandeling en ziet zijn eigene bange zorg op het gelaat van den ander afgespiegeld. In weerwil van het patrouillotisme, dat beden niet zoo waakzaam is als gewoonlijk, verzamelen zich groepen, raadslagende, op bruggen, kaden en in de patriottische koffiehuizen. En zoodra zich slechts een zwarte kokarde vertoont, verbeft zich het veelstemmig getier en geblaf: a bos! weg daarmee! Alle zwarte knkarden worden onmeedoogend afgerukt; een persoon neemt de zijne weer op, kust die en beproeft ze op nieuw vast te maken, maar een honderdtal stokken zwaait door de luebt, en hij moet het opgeven. Nog erger ging het een ander, die door een ex-lempore (2) volksbesluit tot de lantaren gedoemd en slechts met moeite door een ijverig corps de garde gered kon worden. Lafayktte ziet teekenen van een naderende uitbarsting; om deze te voorkomen verdubbelt hij zijne patrouilles en zijnen ijver. Zoo gaat Zondag de 4de October 1789 voorbij. Somber gestemd is het gemoed des mans, dat door het patrouillotisme ter neder gedrukt is; het hart der vrouwen daarentegen is heftig en laat zich niet onderdrukken. De vrouw, die in het Palais-Royal het woord gevoerd had, was niet de eenige redenaarster; de mannen toch weten niet wat het zeggen wil, als keuken enkelder ledig zijn, dat weten alleen huismoeders. O vrouwen, die mannen hebt, welke slechts berekenen en niet handelen kunnen ! Het patrouillotisme is machtig, maar de dood door verhongering en soldatengeweld is nog sterker. Het patrouillotisme onderdrukt het patriottisme der mannen, maai' ook dat der vrouwen? Zullen gardes, die men nationale noemt, hunne bajonetten in den boezem der vrouwen stooten? Zulke gedachte, of liever zulke duistere, vormlooze stof voor eene gedachte, gist algemeen onder de vrouwelijke nachtmuts en zal bij het aanbreken van den dag, bij den minsten wenk losbarsten. lt Camillk s nieuwsblad, R^volutions dc Paris ct dc Brabant. (Histoire Parlementaire, III 108 ■ (2) Voor de vuist. 1789, 5 October. VIERDE HOOFDSTTK De Menaden. (1) Wanneer voltairf. eens in een sombere luim zijnen landslieden vraagt: «Maar gij, Gualehes, wat hebt gij uitgevonden?" dan kunnen zij thans ten antwoord geven : -.De kunst van opstand." Het was een kunst, waaraan men in deze laatste zonderlinge tijden behoefte had: een kunst waarvoor de Fransche aard, zoo vol heftigheid en zoo vrij van diepte, wellicht meest van alle geschikt was. Tot welk eene hoogte, men mag wel zeggen van volmaking, is dan ook deze tak van menschelijke nijverheid door Frankrijk in de laatste halve eeuw gebracht. De opstand, die, gelijk lafayette meende, de heiligste van alle plichten zou zijn, behoort thans voor het Fransche volk tot die plichten, welke het weet te vervullen. Elders is het gemeen een logge massa, die zich met onverstandig felle hardnekkigheid en dwaze onstuimige drift voortbeweegt, maar daarbij geene bliksemflitsen van genie doet flikkeren. Het Fransche gemeen daarentegen behoort tot de schitterendste verschijnselen van onze wereld. Het is zoo vlug, vermetel, zoo helderziende, zoo vindingrijk, zoo vaardig om liet rechte oogenblik aan te grijpen, tot in zijne vingertoppen" vol leven! Reeds het talent, al had het geen ander, om vrijwillig en queue te staan, onderscheidt het Fransche volk van alle volken van den ouden en lateren tijd. De lezer stemme ons toe, dat, door elkaar genomen, zeer weinig aardsche verschijnselen de beschouwing meer waardig zijn, dan de volkshoopen. Het gemeen is een echt opwerpsel der natuur, voortspruitende uit of in gemeenschap staande met haar diepste diepte. Waar zoo veel gevonden wordt, dat als eene levenlooze formaliteit glimlachend en gebaren makende daar henen gaat, terwijl men onder het stijve pantser geen hart kan voelen kloppen, dan vindt gij, zoo nergens anders, hier nog oprechtheid en werkelijkheid. Huiver er van, of betreur het, als gij niet anders kunt, maar denk er wel over na. Zulk eene mengeling van menschelijke krachten en individualiteiten, op onverklaarbare wijze voortgestuwd, om op de omstandigheden, zoowel als op elkander weerkeerig invloed te oefenen, en uit te werken wat in hun vermogen is. Dat wat ze te weeg zullen brengen, is niemand, allerminst hun zei ven bekend. Het is het ontvlambaarste en ontzaglijkste vuurwerk, dat zich zelf voortbrengt en verteert. Ie vergeefs is al het gissen van wijsbegeerte en scherpzinnigheid naar de phasen, den omvang en de gevolgen waarmee het zal afbranden. -•De mensch," als geschreven staat, »is eeuwig belangwekkend voor den rnensch; ja, eigenlijk niets anders is belangwekkend." Derhalve zouden wij in dat licht niet onderscheiden waarom de meeste gevechten zoo vervelend zijn geworden. Gevechten in deze dagen worden met mechanisme werktuiglijk afgedaan : met de minst mogelijke ontwikkeling van menschelijke individualiteit en spontaneïteit; zelfs sterven de menschen nu, of dooden elkaar, op kunstmatige wijze. (2) Sinds Homf.rt/s' tijd, toen de veldslagen vechtende volkshoopen waren, hebben zij meerendeels opgehouden het aanzien, de lezing of herinnering waard te zijn. Hoe vele vervelende bloedige veldslagen tracht de geschiedenis ons voor te stellen of zelfs (1) Ken andere nnam voor de Bacchanten. (2) Hoeveel te meer waar is deze uitspraak voor den tegenwoordigen tijd ! 5 Oct. 1789 op schorre wijze te bezingen: en zou zij dezen éénigen opstand van vrouwen verzwijgen of achteloos aanstippen? Een denkbeeld of duistere ruwe grondstof voor een denkbeeld gistte den geheelen nacht algemeen in het vrouwelijk hoofd en zou nu tot uitbarsting kunnen komen. Op de armelijke vliering ontwaakt Maandag-morgen do moeder, en hoort hare kinderen om brood schreien. Zij moet naar buiten op de straat, naar de groenmarkt, naar de bakkers-g«ei den jenden bode het Lhafelet. De bijl houdt midden in den slag op, den abbé Lffèyre la-it men half gehangen; uit den klokketoren en van overal stort alles naar buUen Wa is dat voor een riMub? (1) Stanislas Mau.lard, de held der BasWe wil om boden! 5'A'LLAR"' eeze«end # «S ">»«« alle rijdende ^ oor df vermeesterde kanonnen worden in beslag genomen karrepaarden £re spannen; de bruinlokkige demoiselle Theroigne (2) zit daar, met piek en helm als anonnierster, ..met fleren blik, een opgeruimd en vroolijk gelaat " gelijk sommigen meenen niet ongelijk aan de Maagd van Orleans, en zdfs -het bedd van pTS Athene herinnerende." (3) Mau.lard (wiens trom nog altijd roffelt) wordt bij oor- mrsT m °ejaiclnng tot gemaal aangenomen. Mau.lard bespoedigt den traden marsch. Maillard leidt, terwijl hij met een doordringend ran-ian de maat shat het heir zijner Menaden, niet zonder moeite, langs de kaden. Zulk een 1 eir men' Te vï"C f2mJgC Schipper °f Jo =1 vo "lie e„ n7 men de vlucht, mannen gluren door de vensters - geen vrouwen uit vrees van geprest te zullen worden. o wonderlijk schouwspel! Bacchanten'in deze uiterst Aorme ij-e eenw . De bronzen Hendrik (4) aanschouwt het van zijn Pont-Ncuf en demonarchische Loucre (5) de Mediceïsche CO Tuilerieën zien een da- lehik S nog nooit aanschouwd hebben. ° J J veeleer? °) en he^/T, TrT", "f*?™ OWirhck, ren een Lb é L ^ bctrekMiJk "iets geleden. Gebroken den- en een abbe Lefevre, die nimmer weer buskruit zal uitdeelen, drie zakken met ge ^ waarvan echter liet meeste teruggegeven zal worden (8) — immers het san E™- herinnering * Griek,* „r, volg<,» „lke d, gmu zanger Orpbeüs, 1789, 5 October. zullen zij dan niet met u doen, — met u, die slechts maat weet te slaan met geen andere muziek dan van een gespannen kalfsvel. Maar Maillard faalde niet. Merkwaardige Maillard, zoo vermaardheid niet eene toevalligheid, en de geschiedenis niet eene destillatie van het Gerucht ware, hoe merkwaardig zoudt gij zijn! Op de Champs Elysées overlegt en aarzelt men een oogenblik, maar Maii.lard denkt aan geen terugkeeren. Hij overreedt zijne Menaden, die om wapenen schreeuwen en naar het tuighuis willen, dat er geene wapenen in het tuighuis zijn, en dat een ongewapende houding en een petitie aan de nationale vergadering het beste is; in do haast benoemt of bevestigt hij generalinnen en kapiteinessen over tien en vijftig, — en zoo begeeft hij zich, zoo ordelijk moge lijk, op de maat van een achttal trommen (zijne eigene heeft hij afgelegd), en met een achterhoede van vrijwilligers van de Bastille, wederom op weg. Chaillot, dat bereidvaardig gebakken brood levert, wordt niet geplunderd: ook blij ven de pottebakkerijen van Sèvres gespaard. De oude bogen van de brug van Sèvres weergalmen onder de voeten der Menaden, de Seinc stroomt met haar gewoon gedruisch voorbij, en van Parijs volgt ons liet gebom der stormklok en der alarmtrom, — dat echter thans, bij het schril geluid der vrouwenscharen en liet gekletter van den regen, niet gehoord wordt. Het gerucht van hare komst heeft zich naar Meudon en S/. Cloud verspreid, en het zal heden avond niet aan stof tot onderhoud ontbreken. Het pressen van vrouwen duurt nog steeds voort, want het is de zaak van alle EvA-dochters, die moeder zijn of het hopen te worden. Geene dame, in een rijtuig gezeten, al viel zij schier in onmacht, die niet met haar zijden schoeisel op den beslijkten weg uitstijgen en mede moet gaan. (1) Zoo trekken zij als een zwerm wilde ooievaars, te midden van het gure ctober-weder, door het verbaasde land. Reizigers van alle soort worden aangehouden, vooral reizigers of ijlboden van Pro ijs. De afgevaardigde Lechapelier (2) ziet in zijn elegante kleeding uit zijn elegant rijtuig verbaasd door zijn bril; voor zijn leven beducht, haast hij zich te kennen te geven dat hij de patriottische afgevaardigde Lechapelier en zelfs de oud-president Lechapei.ier is, die in den pinksternacht (3) het voorzitterscliap bekleedde, en hij een der oudste leden van de Bretagner Club is. Daarop verheft zich een geweldig gejuich van »Vivc Lechapelier!" en onderscheiden gewapenden springen voor en achter op het rijtuig, om hem veilig te geleiden. (4) Niettemin zijn er, langs bijwegen, tijdingen, dépêches van Lafayf.tte of onbepaalde geruchten doorgedrongen. Terwijl in de nationale vergadering allen bezig zijn, om te beraadslagen over hetgeen aan de orde van den dag is, en terwijl men het betreurt, dat er in do Opera-zaal anti-nationale maaltijden gegeven worden, dat Zijne Majesteit nog draalt om de Rechten van den Mensch aan te nemen, en daaraan voorwaarden en bepalingen verbindt (5) — gaat Mira- zijne Eurvdice voor altijd verloren te hebben, zich in d' eenzaamheid terugtrok en l>ij gelegenheid van de Bacchanalia door de Bacchanten werd vermoord, die -hem het hoofd aisloegen en dit met zijne lier in den Peneus wierpen — eene rivier in Thcssalië — welker golven beide naar zee voerden, terwijl zij later op Lesbos aanspoelden, welk eilan l in lateren tij 1 e?n hoofdzetel werd der lyrische poëzie. (1) Deux anus, III, 159. (2) Isaac Rén£ Guy Lechapelier, in 1755 te Rennes geboren, was een der beste redenaars der nationale vergadering. Hij nam deel aan het tot stand brengen van verschillende wetsontwerpen en droeg er hoofdzakelijk toe bij om het principe van gelijkheid bij successie te verwezenlijken, ook was hij de bewerker van de wet op den letterkundigen eigendom en de redacteur van het dekreet, waarbij de adel en de feodale titels werden afgeschaft. Hij werd 23 April 1794 geguillotineerd. (3) 4 Augustus. (4) Deux amis, III, 177; Dietionnaire des hommes marquants II, 379. ... (5) Volgens Thiers Histoirc de la rcKohttion francaise, I, 90 waren den koning de eonstitutioneele artikelen en de Rechten van den Mensch ter goedkeuring voorgelegd, maar schonk de koning wel zijne »accession" aan de artikelen, zonder ze goed te keuren en zag hij ook verschillende sehoone beginselen in de Rechten, maar was hij van oordeel, dat vele nog nadere verklaring noodig hapden, terwijl over het geheel eerst zou kunnen geoordeeld worden na de voltooiing der constitutie. 39 igin» - ittwim :ni>. t-z Vebtkek de» Dames de la halle naak Vebsajm.es 5 Octobeb 1789. 1789, 5 October. beau naar den voorzitter, toevallig den ervaren Mounier, en zegt met gedempte stem: * Mounier, Paris marche sur nous (Parijs is tegen ons in aantocht).' — «Is 't mogelijk! (Je n'en sais rien!") — »Gij moogt liet gelooven of niet, ^t gaat mij niet aan, maar Parijs, zeg ik u, is tegen ons in aantocht. Houd u plotseling ongesteld, ga naar het kasteel en verhaal het daar. hr is geen oogenblik meer te verliezen." — Parijs tegen ons in aantocht?' antwoordt Mounier op zwartgalligen toon: ..des te beter! Des te eer zullen wij eene republiek zijn. '(1) Mirabeau verlaat hem, gelijk men een ervaren president verlaat, die blindelings in diepe wateren geraakt, en men gaat voort met de orde van den dag. Ja, Parijs is tegen ons in aantocht; en meer nog clan de vrouwen van Parijs1. Maillard was nauwelijks vertrokken, of de boodschap van den heer de Gouvion aan alle districten, en het luiden der stormklok en het slaan van den generalen marsch, begonnen hunne werking te doen. Gewapende nationale gardes uit ieder district, vooral de centraal-grenadiers, die onze oude gardes Jrancaises (2) zijn, komen snel na elkaar op het plein de Grèi'c aan. Een «ontzaglijke volksmenigte" is daar verzameld; geheel St. Antoine dringt met pieken en verroeste vuurwapenen derwaarts, het moge welkom zijn of niet. De centraal-grenadiers worden met toejuichingen ontvangen: «wij willen geene toejuichingen,' antwoorden zij somber, «de natie is gehoond; te wapen, en komt met ons om bevelen te ontvangen!" Ha, waait de wind uit dien hoek! Patriottisme en patrouillotisme zijn thans één! De driehonderd zijn vergaderd, alle comités zijn werkzaam. Lafayette dicteert juist depêches voor Versailles, als zich eene deputatie van de centraal-grenadiers bij hem aanmeldt. De deputatie maakt den militairen groet en spreekt de volgende woorden, die wel van overleg getuigen: »Mon général, wij zijn afgevaardigd dooide zes compagnieën grenadiers. Wij houden u voor geen verrader, maar wij gelooven, dat de regeering u verraadt; het is tijd dat zulks ophoude. W ij kunnen onze bajonnetten niet richten op vrouwen, die om brood tot ons schreeuwen. Het volk is rampzalig, en de bron van het onheil is te Versailles. 'W ij moeten den koning gaan opzoeken en hem naar Parijs brengen. Wij moeten het regiment de Flandre en de gardes-dit-corps uitroeien (exterminer), die zich verstout hebben om de nationale kokarde met voeten te trappen. Is de koning te zwak om de kroon te dragen, laat hij ze dan nederleggen. Gij zult dan zijn zoon kronen, gij zult een raad van regentschap instellen, en alles zal beter gaan." (3) Verbazing en afkeuring teekenen zich op het gelaat van Lafayette en uiten zich van zijne welsprekende lippen: te vergeefs. «Mon général, wij zouden den laatsten druppel van ons bloed voor u vergieten; maar de wortel des onheils is te Versailles; wij moeten gaan en den koning naar Parijs brengen; heel het volk wenscht het, (out le peuple le veut." Mon général gaat naar beneden op de buitentrap en spreekt tot het volk: maar nog eens te vergeefs. "Naar Versailles, naar 1 ersailles\ De maire Bailly, dien men, door den stroom van het sansculottisme heen, ontboden heeft, beproeft, in zijn vergulde statiekoets gezeten, zijne academische welsprekendheid; maar het eenige, wat hij te weeg brengt, is een eindeloos heesch geschreeuw van: «Brood, brood! naar Versailles!" zoodat bij blijde is naar binnen te kunnen sluipen. Lafayette bestijgt het witte strijdos, laat zich een en meermaal hooren; welsprekend, krachtig, duidelijk geeft hij zijn afkeuring te kennen met alles, behalve met over- (1) Thiers legt in zijn bovengenoemd werk Mounier de volgende woorden in den mond: «des te beter! Laat men ons allen dooden, maar allen; de staat zal erbij winnen." Waarop Mirabeau zou geantwoord hebben : «de uitdrukking is wel aardig! ' (2; Zie pag. 243. (3) Deux amis, III, 161. 5 Oct. 1789 reding. «Naar Versaillcs! Naar Versailles!" zoo duurt liet uren — een halven dag lang. De groote Scii'io Americanus vermag niets, zelfs niet eens te ontsnappen. »Morbleu, mon général\" roepen de grenadiers, hunne gelederen dichter aan elkaar sluitende, toen het witte strijdros eene beweging ter zijde maakte, «gij zult ons niet verlaten, gij zult bij ons blijven!" Een hachelijk oogenblik ! l)e maire Bailly en het plaatselijk bestuur zitten binnen te sidderen, tnon genera! is buiten gevangen; het plein de Grève met zijn dertigduizend man geregelde troepen en de geheele ongeregelde bevolking van St. Antotne en Sf. Mavceau is éene dreigende massa van blinkend of verroest staal, en alle harten zijn in een sombere spanning op een enkel voorwerp gericht. Ja, gespannen zijn alle harten; geen hart is gerust — tenzij" dat van het witte ros, dat met gebogen nek den grond krabt en bedaard op zijn gebit bijt, alsof geene wereld niet hare dynastieën en tijdperken op het punt stond van in te storten. De regenachtige dag neigt ten avond en nog altijd roept men: «Naar Versailles !" Ja, uit de verte doen zich thans nog veel onheilspellender kreten hooren, die I.AKVÏETTE KHIJGT BEVEL NAAR VERSAILLES TE VERTREKKEN. als een langgerekt, hol gemor weergalmen, met lettergrepen wat al te gelijkende naar die van » Lanterne!" Of wel, liet ongeregelde sansculottisme zou op eigen gezag met pieken en zelfs mot kanonnen kunnen afmarcheeren. De onbuigzame Scii'io laat eindelijk door een adjudant aan het bestuur vragen, of hij al dan niet mag gaan. Over de gewapende hoofden heen wordt hem een brief overhandigd; zestigduizend aangezichten staren onbeweeglijk op liet zijne; er is algemcene ademlooze stilte, totdat hij ten einde gelezen heeft. Bij den hemel, hij wordt eensklaps bleek! Geelt het bestuur zijne toestemming? - Het stemt er in toe en beveelt het zelfs,' — daar het niet anders kan. Luide kreten van goedkeuring klinken door de lucht. In de gelederen dan en op marsch ! Het is, naar wij berekenen, tegen drie ure in den namiddag. Gebelgde nationale gardes inogen voor dezen keer uit hun ransel eten, maar of zij gegeten hebben of niet, zij marcheeren als één hart en één ziel. Parijs werpt de vensters open en klapt in de handen, terwijl de wre¬ kers met hun klinkende trommen en schalmeien voorbijtrekken; later zal het nadenkend en bezorgd zijn en een wel wat slapeloozen nacht doorbrengen. (1) Ondertusschen beweegt zich Lakayktte op zijn schimmel heen en weer rijdende, en welsprekende woorden tussclien de gelederen uitende, met zijne dertigduizend man zoo langzaam mogelijk voor- 1 Drux amis, III. 165. 1789, 5 October. waarts. St. Antoine is hem met pieken en kanonnen vooruit gegaan, een bonte menigte, allerlei of geen wapenen dragende, zwerft aan weerszijden, en het landvolk blijft nog eens nieuwsgierig staan: Paris rnarche sur nous. ZESDE HOOFDSTUK. Naar Versailles! Ongeveer op hetzelfde oogenblik heeft Maillaro met zijn beslijkte Mexadex op den laatsten heuveltop halt gemaakt, en nu vertoont zich aan het verbaasde oog Versailles en het kasteel van Versailles en wijd en zijd al de koninklijke bezittingen. Rechts weidt het oog in een groote uitgestrektheid over Marly en St. Germain-en-Lai/e, tot aan Rambouillet links; het geheel is schoon en bevallig gegroepeerd, maar door het sombere regenachtige weder als in rouw gehuld. En dicht voor ons ligt Oud en Nieuw Versailles, tusschen beide de heerlijke Avenue de Versailles, met haar statig lommer, eenc breedte van driehonderd voet, met vier rijen olmboomen; en dan het Chateau de Versailles, en op den achtergrond de koninklijke parken en lusthuizen, glinterende meertjes, boschages, doolhoven, de menagerie en Groot en Klein-Trianon. Gebouwen met hooge torens, lommerrijke, aangename plaatsen, waar de goden dezer lagere wereld wonen, en van waar toch de drukkende zorg zich niet laat verbannen, — werwaarts thans door honger gedreven Mexadex in aantocht zijn, met pieken voor Thyrsus-staf(l) gewapend. Ja, mijne dames, ginds, waar, gelijk gij ziet, de lommerrijke laan zich van weerszijden met twee andere lanen vereenigt en dan op de Place Royale (koningsplein) en den voorhof van het paleis uitloopt, daar is de Salie des Menus. Daar houdt de hooge nationale vergadering hare zittingen en herschept Frankrijk. Voorts kunt gij den voorhof, den grooten hof, den marmeren hof, den eenen hof na den anderen onderscheiden of u voorstellen. De glazen koepel, die geheel aan het uiteinde als eene ster der hope schittert, is — het Oeil-de-Boeuf! Daar of nergens ter wereld is brood voor ons gebakken. Maar, mijne dames, zou het niet raadzaam zijn, dat wij onze kanonnen met demoiselle Tiiéroigxe, benevens alle krijgsvertooning, wat naar achteren brachten? Onderdanigheid voegt aan smeekenden, en wij zijn vreemdelingen te Versailles, — van waar juist nu maar al te duidelijk een geluid komt als van de stormklok en den generalen marsch! Laat ons, zoo mogelijk, ook een opgeruimd gelaat toonen, onze zorgen verbergen en zelfs eens zingen. De zorg, waarmede de hemel mededoogen heeft, wordt gehaat en gewantrouwd door de aarde. Zoo luidt de raad van den slimmen Maillard, als hij op de hoogten bij Versailles zijne Mexadex toespreekt. (2) Men gehoorzaamt aan de beschikkingen van den beleidvollen Maillard. De beslijkte vrouwelijke opstandelingen rukken in drie kolommen de laan op, onder het zingen van »llenri (iuatre", zoo goed als zij kunnen, en onder het gejuich van »Vire Ie roi." Geheel Versailles schaart zich, hoewel de olmboomen druipend nat zijn, aan beide zijden om haar heen, onder het geroep van <• 1 irenf nos Parisiennes!" (1) Zoo heette dc met klimop en wijngaardranken omwonden en aan liet boveneinde met een dennenappel versierde staf, welken de Bacchanten op de Bacchanalia droegen. (2) Ilistoire parlementaire, III, 70—117; Deux amis, III, 166—177. 1)e vrouwen te \ ersailles. 1789, 5 October. Men had, zoodra het gerucht meer veld won, ijlboden en kondschappers naar den kant van Parijs gezonden, en deze hebben Zijne Majesteit, die in de bosscben van Meudon ter jacht was, gelukkig ontdekt en naar huis geleid. De generale marsch was geslagen en de stormklok geluid. De lijfgarden staan reeds in de gelederen voor het hekwerk van het kasteel en zien in hun natte, lederen broeken verdrietig de laan van VersatUes langs. Ook Vlaanderen is daar en gevoelt reeds berouw over het Opera-maal; dan nog zijn er afgestegen dragonders. Eindelijk zien wij ook den majoor Lecointre en zoovelen van de Versailler nationale garde als hij bijeen heeft kunnen brengen, — doch moeten wij tevens opmerken, dat onze kolonel, juist die slapelooze graaf d'Estaing, (1) zonder bevelen of krijgsbehoeften te geven, op de meest ongepaste wijze, vermoedelijk in het Oeil-de-Boeuf, is verdwenen. Roodgerokte Zwitsers staan binnen het hek onder de wapenen. Daar zijn ook in hunne binnenkamer al de ministers, Saint-Priest, KlaagUcdercn-PowiGnan (2) en alle overigen met Necker vergaderd. Zij zitten daar met hem, radeloos en afwachtende wat de ure zal baren. -Ofschoon president Mounier een tan/ mieux aan Mirareau ten antwoord gaf, en zich hield alsof hij de zaak gering achtte, had hij toch ook zijne zorgen. Gedurende deze vier lange uren heeft hij waarlijk niet op rozen gerust! Men gaat voort met de orde van den dag, en houdt het voor doelmatig eene deputatie aan Zijne Majesteit te zenden, dat het hem behagen moge de artikelen der constitutie onvoorwaardelijk (purement et simplemcnt) aan te nemen; (3) een voorwaardelijke aanneming kan goden noch menschen voldoen. Zoo veel is duidelijk. En toch is er nog meer, waarvan niemand spreekt, maar waarvan allen een donker besef hebben. Onrust en onberadenheid is op ieders gelaat te lezen; sommige leden fluisteren en gaan angstig heen en weer; de orde van den dag is klaarblijkelijk niet de behoefte van den dag. Eindelijk hoort men een gedruisch, verward getier en gekijf, dat van de buitenpoorten komt en slechts door de muren getemperd wordt, en hetgeen verkondigt dat de ure gekomen is! Daarop volgt een stooten en dringen, en de bode Maillard treedt binnen met eene deputatie van vijftien havelooze, doornatte vrouwen, de overige heeft hij met ongelooflijk veel moeite en met hulp van alle wachters bewogen om buiten te blijven wachten. De nationale vergadering zal dus nu haar verhevene taak juist in liet aangezicht zien; het hervormende constitutionalisme heeft een niet hervormd sansculottisme met den kreet: "Brood! Brood!'' lichamelijk voor zich. De beraden Maillard, die de uitdrukkingen van den waanzin in verstaanbare woorden kleedt, met de eene hand bedwingt en met de andere bezweert, doet al wat hij kan, en hoewel niet tot openbaar redenaar opgeleid, kwijt hij zich toch zeer goed. Bij die tegenwoordige, vreeselijke schaarschte van koren, is, gelijk de hooge nationale vergadering kan zien, eene deputatie van burgeressen van Parijs herwaarts gekomen om te petitioneeren. Het is maar al te duidelijk, dat hier samenzweringen van aristocraten onder spelen; zoo, bij voorbeeld, is een molenaar «door eene banknoot van 200 livres" (4) omgekocht om niet te malen; zijn naam is den bode wel niet bekend, maar het feit kan bewezen worden, is ten minste aan geen twijfel onderhevig. Voorts schijnt men de nationale kokarden met voeten getrapt te hebben; ook zijn er of waren er zwarte kokarden. Zou niet de hooge nationale vergadering, de hoop van Frankrijk, al deze dingen onmiddellijk in hare hoogwijze overweging nemen? En de Menadische honger, niet langer te bedwingen, roept: «Zwarte kokarden !"' (1) Zie r^g. 295. (2) Zie pag. 228. (3) Zie noot 5 op pag. 305. (4) Thiers, Histoire de la révol. franc;. I. 90. Reeds liad de afgevaardigde Grégoire hierover tevoren in de vergadering gesproken. 5 Oct. 1789 roept: "Brood, brood !" en voegt zoo op zijne wijze er bij : »Wil zij het niet?" — Ja. messieurs, indien eene deputatie aan Zijne Majesteit betrekkelijk de «aanneming parement et simplemenl" doelmatig scheen, — hoe veel te meer is zij het thans »om den treurigen toestand van Parijs," om deze gisting tot bedaren te brengen! De president Mounier, met eene in de haast gekozen deputatie, waarbij wij ook den achtenswaardigen dokter Guillotin opmerken, begeeft zich dadelijk op weg. De vice-president zal Komst dek vrouwen in de Nationale Vergadering. voortgaan met de orde van den dag, en de bode Maillard zal bij hem blijven, om de vrouwen in bedwang te houden. Het is vier ure, op den alleronaangenaamsten namiddag, toen Mounier zich verwijdert. O ervaren Mounier, welk een namiddag was dat, de laatste van uw politiek bestaan! Beter ware het geweest, dat gij u «eensklaps ongesteld geveinsd" hadt, toen het nog tijd was. Want zie, de esplanade is over haar geheele uitgestrektheid met 1789, 5 October. 313 groepen van havelooze, doornatte vrouwen, en van een sluikharigen, gemeenen mannentroep bedekt, die gewapend is met bijlen, verroeste pieken, oude geweren en met ijzer beslagene knuppels (batons f'errës, aan de punt mH messen of sabelklingen voorzien, een soort van geïmproviseerde hellebaarden), — on er zeer hongerig oproerig uitziet. Het stortregent; gardes-du-corps trekken onder het gesis der menigte heen •en weer door den volkshoop, dien ze wel verstrooien, doch die zich, verbitterd •en opgeruid, elders weer verzamelt. Tallooze havelooze vrouwen belegeren den president en de deputatie en dringen er op aan om mede te gaan; beeft niet Zijne Majesteit zelf, toen hij uit het venster zag, naar buiten gezonden om te vragen, wat wij wenschen? «Brood, en met den koning spreken, (du pain, et pariet' au rot)" was bet antwoord. Zoo worden •dan onder groot geschreeuw nog twaalf vrouwen bij de deputatie gevoegd, die met haar over de esplanade, door de verstrooide groepen, de heen en weer trekkende gardes-du-corps en den neerstroomenden regen marcheeren. De president Mounier, die zich onverwachts door twaalf vrouwen versterkt ziet, en van een talrijk, hongerig gepeupel begeleid is, wordt bij vergissing zelf voor eene groep gehouden: hij en zijne vrouwen worden door de lijfgardes uiteengedreven en verzamelen zich slechts met moeite weer midden in den modder. (1) Eindelijk wordt het hek geopend en de deputatie toegelaten, en de twaalf vr ju wen bovendien, van welke vijf zelfs het aangezicht Zijner Majesteit zullen te zien krijgen. Het natte Menadisme moge, in de best mogelijke stemming, bare terugkomst verbeiden. ZEVENDE HOOFDSTUK. Te Versailles. Maar reeds heeft Pai.las Athene (in de gedaante van demoiselle Théroigne) zich met Vlaanderen en de afgestegen dragonders ingelaten. Zij en andere vrouwen, die daartoe het best geschikt zijn, gaan door de gelederen, spreken met ernstige scherts, klemmen ruwe krijgers aan haar patriottisch hart en drukken met zachte hand piek en musket neder. Kan een man, die den naam van man verdient, zijne wapenen tegen hongerige patriottische vrouwen richten ? Men leest, dat Théroigne zakken met geld had, die zij aan Vlaanderen (2) uitdeelde; — verschaft door wien? och kom, met zakken geld zit men waarlijk niet als insurgente op een kanon. Lasterend royalisme! Théroigne had slechts de beperkte verdienste van haar ongelukkig beroep; geld had zij niet, maar bruine lokden, de gedaante eener heidensche Godes, een welsprekende tong en een welsprekend hart. Intusschen stroomt St. Antoine ia groepen en troepen onophoudelijk aan, door nat, somber, met pieken en geïmproviseerde hellebaarden gewapend; zoo ver gedreven door het populaire idee fixe. Zoo vele ruwe gestalten, op die wijze derwaarts gedreven, die zijn gekomen om iets te doon, maar wat, weten zij niet, of zijn gekomen om te zien dat er iets gedaan wordt! Wie is gindsche magere gestalte, boven allen uitstekende, met (1) Mounibr, Exposé justifieatif aangehaald in Deux Amis, iii, 18o . (2) Volgens eene bekende lezing zeiden de soldaten: ,, Wij hebben wel den wijn gedronken van de gardes-du-corps, maar wij belmoren niettemin tot de Natie." 5 (tctober 1789 een looden, hoewel slechts kleine, borstplaat, (1) met rood-grijze lokken, ja, met dien langen tegelkleurigen baard? Het is Jourdax, (2) do oneerlijke muildierhandelaar, thans geen handelaar meer, maar schildersmodel, die van daag een sluipertje maakt. Zijn lange baard komt van de behoefte der kunst, maar van waar zijn looden borstplaat komt (of hij moest een gepatenteerd uitroeper zijn, die looden teekens dragen) — dat zal misschien immer een historisch vraagstuk blijven. Nog een anderen Saui, onder liet volk onderscheiden wij : Père-Adwi, vader Adam, als de groepen hem noemen, ons echter beter bekend als de loeiende markies St. Hurüge, (3) de held van het reto; een man, die verliezen geleden heeft en ze verdiende. De lange markies, die voor eenige dagen uit de gevangenis ontslagen werd, (4) ziet al rondwandelende, van onder zijne parapluie, niet zonder belangstelling op dit tooneel neder. En al die personen en zaken, op de wijze als wij opmerkten, bijeen en dooreenge slingerd : Pallas Athene bezig met 1 laanderen; patriottische Versailler nationale garden, zonder ammunitie en verlaten door hun kolonel d'Estaing en gekommandeerd door Lecointre hun majoor; dan rondzwenkende lijfgarden, knorrig, ontstemd, met natte leeren broeken; en eindelijk die golvende zee van verontwaardigd gemeen — kunnen die niet aanleiding geven tot feiten ? Ziet intusschen, daar komen de twaalf vrouwelijke afgevaardigden van het kasteel terug. W el is de president Mounier niet bij haar, maar toch schit teren zij van vreugde en roepen luid juichende: »Leve de Koning en zijn h a is! " Klaarblijkelijk brengt gij goede tijding mede, mesdames? De allerbeste! Vijf onzer werden in de binnenste staatsievertrekken tot voor 's konings aangezicht toegelaten. De tengere demoiselle Louison Chabray, die in beeldwerk arbeidt, slechts zeventien jaren oud is en zich het beste van ons allen voordeed, hebben wij tot onze spreekster aangesteld. Haar en waarlijk ons allen zag Zijne Majesteit aan, de vriendelijkheid zelve. Ja, toen Louison in hare aanspraak op het punt stond van in zwijm te vallen, nam hij haar in zijn koninklijke armen, en zeide galant: "Zij was de moeite wel waard. (Elle en valüt bien la peinë)" Bedenkt, vrouwen, welk een koning! Zijne woorden waren enkel troostwoorden. Levensmiddelen zullen naar Parijs gezonden worden, zoo ze ter wereld te vinden zijn; het koren zal overal even vrij circuleeren als de lucht; de molenaars zullen malen, zoolang hunne molensteenen duren, of anders zal het hun slecht vergaan, en niets wat door een Hersteller der Fransche vrijheid kan terecht gebracht worden, zal verkeerd blijven. Dat zijn wel goede tijdingen, maar voor Menaden al te ongelooflijk! Ben-ijzen schijnt gij dus niet te hebben? Woorden van troost zijn toch ook maar woorden, die niemand verzadigen. O ellendig volk, door aristocraten bedrogen, die zelfs uw eigen boden omkoopen! Mademoiselle Louison in zijn koninklijke armen? In zijne armen? Gij onbeschaamde deern, gij verdiendet een naam, dien wij niet zullen noemen! Ja, uwe huid is zacht, de onze is ruw van het harde werk, en doornat van het wachten hier in den regen. Gij hebt geen hongerige kinderen tehuis, slechts albasten poppen, die niet weenen! Die verraderes! Aan de lantaren met haar! — En zoo heeft men de arme Louison Chabray, liet bevallige, tengere juffertje, dat nog kort geleden in de armen des konings lag, daar geene plechtige verzekeringen, noch gegil haar baten, een kousenband om den hals geslagen, die door woedende Amazonen aan beide einden wordt vastgehouden, en is zij op het punt om zoo het leven te verliezen, — toen twee lijfgardes komen aanrennen, de menigte verontwaardigd uiteendrijven en haar redden. (5) De (li Zie \\EBER, II, 1S5—231. (2) Zie noot 4 op pag. 169. '3 Zie pag. 253. (4) Zie pag. 293. •">) Thiers schrijft in *ijn meergenoemd werk dat eenige lijfgardes onder den graaf i>e Gi ichk ter liulp snellen en er een gevecht ontstaat, waarin twee lijfgard.'? sneuvelen en veiseheidene vrouwen gewond worden. 1789, 5 October. miskende twaalf snellen terug naar het kasteel, om «een schriftelijk antwoord" te halen. Maar ziet, daar is een nieuwe zwerm Menaden met den heer Brunout, een vrijwilliger van de Bastille, dien men tegen wil en dank tot bevelhebber gemaakt heeft, aan het hoofd. Ook deze willen tot het hekwerk van den grooten hof doordringen, om te zien wat er te doen is. Menschelijk geduld in natte lederen broeken heeft zijne grenzen. De heer de Savonnières, luitenant bij de lijfgarde, laat zijn lang getergden, lang bedwongen toorn een oogenblik den vrijen loop. Niet alleen jaagt hij deze laatste Menaden uit elkaar, maar hij rent, houwt en sabelt ook vol toorn op monsieur Brunout, den gedwongen bevelhebber, los, en daar dit zijn gemoed voldoet, zet hij de jacht op hem voort; terwijl Brunout zeer behendig, doch bij wijze van eene pirouette, en nu ook niet uitgetogen sabel, de vlucht voor hem neemt. Bij dezen aanblik van toorn en zegepraal weerhouden twee andere lijfgardes, (want de toorn is aanstekend, en voor lang bedwongen lijfgardes is zijne voldoening een ware troost) zich ook niet 5 October 1789 langer, maar maken met uitgetogen sabel jacht en beschrijven vreeselijke kringen in de lucht, zoodat den armen Brunout niets anders overblijft, dan met verdubbelde behendigheid van de eene rij naar de andere de wijk te nemen, doch gelijk een Parth strijdende als hij vlucht, en bovenal vervaarlijk schreeuwende: »0n nous laisse assassiner (men laat ons vermoorden)." Schandelijk ! Drie tegen een! Men mort, men bromt in de gelederen van LecoinTRK» ten laatste vallen er schoten. Savonnikres heeft zijn arm opgeheven om een slag toe te brengen; een kogel uit een van de Lecointresche musketten verbrijzelt dien, en de sabel \alt kletterend en zonder schade veroorzaakt te hebben op den grond. Brunout is ontsnapt, zijn tweestrijd is gelukkig afgeloopen, maar van alle zijden verheft zich nu een woest krijgsgehuil! De Amazonen deinzen terug; St. Antoine heeft zijne kanonnen (vol kartetsen) gericht; driemaal wordt de brandende lont aangelegd, driemaal weigert zij te ontsteken—de laadgaten zijn zoo nat, en stemmen roepen: «Arrètez, il n'est pas temps cncorc (houd op, het is nog geen tijd)." (1) Gij heeren van de lijfgarde hadt bevel om niet te vuren, en toch zijn er reeds twee van u gedemonteerd, en één krijgsros ligt verslagen. Ware het niet goed, wanneer gij u buiten liet bereik der kogels begaaft en eindelijk naar binnen aftrokt ? W anneer bij dien aftocht een en ander geweer mocht losbarsten tegen die hoonend kraaiende gewapende winkeliers, zou het wel te verwonderen zijn ? I we ontzaglijk groote witte kokarden zijn bespat, gave de hemel dat zij reeds tegen driekleurige verwisseld waren! L we leeron 1 roeken zijn nat, uwe harten bezwaard! Gaat en keert niet terug! De lijfgardes trekken al schietende af en ontvangen schoten terug, doch zonder dat er dooden vallen, zij laten slechts onbegrensde verontwaardiging achter. Tweeof driemaal laten zij zich nog in de verdichtende schemering bij een of ander portaal zien en worden telken reize met verwenschingen en het gefluit van kogels begroet. Zoodra zich slechts een lijfgarde vertoont, wordt door het gemeen jacht op hem gemaakt, —- zoo ging het, bijvoorbeeld, «denbeer de Moucheton, van de Schotsche compagnie, (2) den eigenaar van het verslagen paard, die door Yersailler kapiteins weggesmokkeld moest worden. Of er knallen hem roestige geweren achterna, die — zijn hoed doorboren, len laatste verdwijnen de lijfgardes op hooger bevel, op weinigen na, die in werkelijken dienst zijn, of zij verbergen zich als 't ware en marcheeren onder bedekking van den nacht naar RambouiUet. (3) -Sievr Cardine, een onbewapende nationale garde, doodgestoken werd." Maar ziet, dat is zeker, de arme Jeróme l'Heritier, ook een ongewapende nationale garde, kabinetwerker en de zoon van een zadelmaker van Parijs, die het dons van de jeugd nog om de kin heeft, waggelt doodelijk getroffen, en stort op het plaveisel neder, dat met zijn bloed en hersenen bespat wordt. Het gehuil van jammer en wraak wordt nu nog woester. Binnen weinige oogenblikken wordt nu ook het traliehek van den binnen- en binnensten hof, van den zoogenaamden marmeren hot, met geweld aangevallen of overrompeld en springt open; de marmeren hol wordt overstroomd en de levende zondvloed stuift de groote trap en alle trappen en gangen op. Deshuettes en Varigny, de beide lijfgarden op schildwacht, worden onder de voeten getreden en door honderd pieken vermoord. rouwen maken zich snel meester van hunne zwaarden, of eenig ander wapen, en stormen als furiën naar binnen ; weer andere vrouwen nemen het lichaam van den doodgeschoten Jeróme op en leggen het op de marmeren treden ; hier zal het doodkleurig gelaat en het verbrijzeld hoofd, dat voor immer stom is, spreken. Wee thans alle lijfgardes ! voor hen geen genade meer ! Miomandre de Sainte Marie wendt zich op de groote trap, «vier treden naar beneden komende " met zachte woorden tot den razenden orkaan. Zijne kameraden rukken hem aan pand en sjerp letterlijk uit de kaken des doods en slaan de deur toe. Maar ook deze biedt slechts weinige minuten weerstand, de paneelen worden als potscherven verbrijzeld. Geen barrikaden helpen. Vlucht snel, lijfgardes ! Het woedende oproer raast als een helsche jacht op uwe hielen ! De ontstelde lijfgardes vluchten al grendelende en barrikadeerende, de helsche jacht volgt hen. Waarheen? Van de eene zaal in de andere; wee! nu gaat het naar de vertrekken der koningin, in de laatste van welke deze slaapt. ïjf schild wachten stormen door die lange reeks van vertrekken, nu zijn ze in de voorkamer en roepen luid kloppende: «Bedt de koningin!" Sidderende vrouwen vallen hun schreiende te voet; zij antwoorden: "Ja, wij willen sterven; redt gij de koningin !" Siddert niet, vrouwen, maar haast u, want ziet, een andere stem roept door de buitenste deur: «Bedt de koningin!" en de deur wordt gesloten. Het is de stem van den wakkeren Mmmandre, die deze tweede waarschuwing doet. Te midden van het dreigend doodsgevaar is hij toegesneld om dit te doen; thans, nu hij het gedaan heeft, braveert hij nog den dreigenden dood. De dappere Tardivet di Bei-airk, die denzelfden dienst wilde bewijzen, werd door pieken ter neer geveld, en slechts met il) D«'position de Lkcdintrk. Histoire parlementaire, III. 111 115 1789, (i üctober. moeite rukten zijne kameraden hem nog levend naar binnen. Miomandre en Iardivet, mochten de namen dezer beide lijfgardes, gelijk de namen van alle dapperen, lang in gedachtenis blijven! Sidderende hofdames (1) van welke eene Miomandre uit de verte zag en hoorde, hulden de koningin haastig in een gewaad, maar niet in staatsiekleederen. Zij vlucht om haar leven te behouden, door het Oeil-de-Boeuf, welks hoofddeur reeds door de oproerigen gebeukt wordt. Zij is in het vertrek des konings, in des konings armen. Zij drukt hare kinderen aan haar hart. te midden van slechts weinige getrouwen. De keizersdochter barst uit in moedertranen: "O mijne vrienden! redt mij en mijne kinderen ! (O mes amis! saitvcz moi et mes enfans!") Het gebeuk der bijlen klinkt duidelijk door het Oeil-de-Boeuf; welk eene ure! Verwoesting van het slaapvertrek der Konjngtn. .la, mijne vrienden, het is een ontzaglijke, vreeselijke ure, even onteerend voor •rere^eerden als regeerenden, een ure, waarin geregeerden en regeerenden hoonend te kennen geven, dat hunne betrekking verbroken is. De woede, die in de laatste vierentwintig uren in de harten van twintigduizend heeft gegist, heeft vuur gevat. Met verbrijzeld hoofd ligt het lichaam van Jeröme daar als eene gloeiende kool. Het is, zooals wij zeiden-, het ontembaar element, welks woeste baren door alle gangen en gaanderijen binnenbruisen. " Inmiddels zijn de arme lijfgardes voor het grootste gedeelte in het Oeil-deRoeuf gedreven. Hier mogen zij op den drempel van des konings vertrekken sterven; tot zijne verdediging kunnen zij weinig bijdragen. Zij stapelen tabowets (eerezetels), 1 Mesdame* Thibault en Augué. 1)e koninklijke Familie in den mokgen van 6 Octobeb I7S9. 1789, 6 October. banken en al wat draagbaar is, tegen de deur op, tegen welke de bijl des oproers dondert. — Maar kwam dan de dappere Miomandre bij die buitenste deur der koningin om? Neen, hij werd overhoop gestoken, deerlijk gehouwen, gekerfd, voor dood achtergelaten, en toch is hij hier heen gekropen, en zal leven, geëerd door het loyale Frankrijk. Ook merke men op, dat het oproer, in volkomen tegenspraak met zooveel wat gezegd en gezongen werd, niet die deur deed springen, welke hij verdedigde, maar elders heensnelde om andere lijfgardes te zoeken. (1) Arme lijfgardes met hun thystes-opera-maaltijd! Een geluk voor hen dat het oproer slechts pieken en bijlen heeft en geen eigenlijke belegeringswerktuigen ! Het davert en dondert. Moeten zij dan allen ellendig omkomen, en het koningschap met hen? Deshuettes en Varigny, die bij het eerste binnendringen vermoord werden, worden als offers voor Jeröme's schim in den marmeren hof onthoofd; Jourdan met den tegelkleurigen baard verricht gaarne dien dienst, en vraagt of er niet meer zijn? Nog een anderen gevangene leiden zij onder huilend gezang rondom het lichaam; zou Jourdan zijne mouwen niet andermaal opstroopen? En al luider en luider woedt het oproer van binnen; het plundert, waar het niet dooden kan; al luider en luider davert het bij het Oeil-de-Boeuf; wat kan het nu verhinderen er in te breken? Plotseling zwijgt het, het gebeuk houdt op. Een hevig geloop, — het geschreeuw wordt zwakker, er heerscht stilte, of men hoort slechts gelijkmatige stappen. Daarop wordt er bedaard geklopt. «Wij zijn de centraal-grenadiers, de oude gardes-fran^aiscs; doet ons open, heeren van de lijfgarde; wij hebben niet vergeten, hoe gij ons te Fontenoy (2) hebt gered !" (3) Men opent de deur, kapitein Gondran en de centraal-grenadiers treden binnen; men omhelst elkaar, het is plotselinge verlossing uit den dood tot het leven. Zonderlinge Adamskinderen! Juist om deze lijfgardes «uit te roeien," verlieten de centraal-grenadiers hun verblijf, en nu zijn zij komen toesnellen om hen voor de uitroeiing te behoeden. De herinnering van gemeenschappelijk gevaar en vroegere hulp verteedert de ruwe harten; zij omarmen elkaar. De koning vertoont zich, een oogenblik, door de deur van zijn vertrek, met deze woorden: «Doet mijne garden geen kwaad !" — «Soi/ons frères, laat ons broeders zijn !" roept kapitein Gondran en stormt weer weg, om het paleis met gevelde bajonetten te zuiveren. Nu ook komt Lafayette, plotseling gewekt, hoewel niet in den slaap (want zijne oogen waren nog niet gesloten), met hartstochtelijke populaire welsprekendheid en snelle militaire bevelen. De geheele nationale garde, eensklaps door het geluid der trompetten en der alarmtrom opgeroepen, snelt toe. Het doodsgevaar is geweken, de ten hemel stijgende vlammen des oproers zijn gedempt; het brandt nu, zoo 't ook niet gebluscht is, dan toch zonder vlam, slechts als uitgebrande kolen, en niet onbluschbaar. De vertrekken des konings zijn ongedeerd gebleven. Ministers, beambten en zelfs eenige loyale nationale afgevaardigden verzamelen zich rondom Hunne Majesteiten. En onder verwarring en snikken zal de verslagenheid allengs bedaren, en ook overleg en beraad komen, beter of erger. Maar ziet nu eene wijl door de koninklijke vensters! Aanschouwt die bulderende zee van menschenhoofden, die beide hoven overstroomt, en tegen alle uitgangen aandruischt; dol verwoede vrouwen en mannen, die razend zijn van wraak, tuk op kwaadstichten, tuk op plundering ! Het gemeen heeft zijn muilband afgeschud, en huilt nu als de helhond met zijne drie kaken. Veertien lijfgardes zijn gewond, twee vermoorden, gelijk wij zeiden, onthoofd. Jourdan vroeg : «Was het der moeite 1 Campan, II, 75 —ST. 2 Zie noot 1 op j>ag. 14. i3 Toixongeox, 1, 144. G October 178 9 waard voor twee inan zoo ver te komen? De ongelukkige Dksiiuettks en ^ arigny ! Hun lot was waarlijk droef. Zoo plotseling neergeslingerd in den afgrond, e\en plotseling als de menschen overvallen worden door den sneeuwval van de bergen, op verren afstand van hen gewekt door een trillenden knal, door anderen, niet door hen, veroorzaakt. Toen de klok van t kasteel de laatste maal sloeg, stapten beiden loom heen en weer met het musket op den schouder, meest in spanning op den volgenden uurslag. Dat uur sloeg, maar voor hen onhoorbaar. Hun rompen zijn verminkt, hunne hoofden paradeeren «op pieken van twaalf voet lengte door de straten van Versa Mes, en zullen tegen den middag bij de barrière %an Parijs aankomen, — in afgrijselijke tegenspraak met de groote bevredigende plakkaten, die hier aangeplakt zijn. De andere gevangene lijfgarde beweegt zich nog, onder ten Indiaansch krijgsgehuil, in een kring om het lijk van Jeróme; de bloedige legelbaard zwaait met opgestroopte mouwen zijn van bloed druipend zwaard, toen Gondran en de grenadiers verschijnen. «Kameraden, kunt gij het aanzien, hoe men iemand in koelen bloede vermoordt?" "Weg, slachters!" roepen gene tot antwoord en de arme lijfgarde is vrij. Gondran, kapiteins en grenadiers zijn in de weer, doorsnuffelen alle corridors, verstrooien het roofgespuis en zuiveren het paleis. De verminkte lijken worden uit den weg geruimd, Jeröme's lichaam naar het stadhuis gebracht, om hier onderzocht te worden; het vuur des oproers wordt meer en meer tot eene meetbare, handelbare hitte getemperd. Vreemde dingen van allerlei aard zijn in de algemeene uitbarsting der veelvuldige hartstochten vermengd, het komische, ja het belachelijke met het ijselijke. \ erre over de golvende hoofdenzee ziet men het gespuis, dat op paarden uit de koninklijke stallen zijne luchtsprongen maakt. Dat zijn de roovers, want het patriottisme telt ten allen tijde eenige dieven en schavuiten van beroep in zijne gelederen. Gondran ontrukte hun den buit in het kasteel; daarop snelden zij in de stallen en maakten zich meester van de paarden. Maar de edele Diomedes (l)-rossen, zegt \\ ebf.r, versmaadden dien schurkenlast, en wierpen, met hunne koninklijke hielen achteiuitslaande de meesten, onder het uitbundig gelach der menigte, in liet slijk, en werden weer opgevangen. Rijdende nationale gardes brachten de o\erigen in veiligheid. Thans ziet men ook het treffende, laatste geflikker der etiquette, die hier in de Cimmerische schipbreuk (2) eener wereld, niet zonder een teeken, zal ondergaan, gelijk de huiskrekel nog tjilpen zal bij het bazuingeschal van den jongsten dag. «Monsieur,'' zeide een ceremoniemeester, (men zou wenschen dat het de Bréze ware,) toen Lafayette in deze verschrikkelijke oogenblikken naar de binnenste koninklijke vertrekken snelde: »Monsieur, Ie roi vous acconle les grandes entrees, daar hij hot niet doelmatig vindt zulks te weigeren! (3) (1 Diomedes, volgens de Grieksche mythologie, een Thracische koning, die zijne vier paarden met het vleesch van vreemdelingen en gasten voederde, maar op last. van Heracles werd gedood en zijn paarden als voedsel werd voorgeworpen. 2) Volgens de sage zouden de Cimbren (ten onrechte Cimmenërs genoemd) ten gevolge van een grooten" vloed (de Cimbrisehe vloed) zich in 114 v. Chr. uit Noordelijk C.ermanië naar het Zuiden begeven hebben. Dit is zeker, dat zij met de Teutonen vereenigd van at 113 v. thr. de schrik waren der Romeinen, totdat zij in 102 en 101 door den consul Marms successievelijk bij Aquae Sextiae en Vereellae vernietigd werden. (3) Toui.ongkon, 1, App. 120. 1789, 6 October. ELFDE HOOFDSTUK. Van Versailles! Intusschen heeft do Parijsche nationale garde, die geheel onder de wapenen is, liet paleis gezuiverd en zelfs de naastbijgelegene buitenruimten bezet. Het gemengde patriottisme is grootendeels in den grooten hof en zelfs in den voorhof teruggedreven. De lijfgardes hebben nu, gelijk te zien is, werkelijk. »de nationale kokarde geheschen." Zij treden aan de vensters of op de balkons met den hoed hoog in de hand, ieders hoed van een verbazend grooten driekleurstrik voorzien, en werpen, ten teeken dat zij zich overgeven, hunne bandelieren weg en roepen: Vive la nation! Wat kan een edelmoedig hart daarop anders antwoorden dan: Vive le roi! Vivent les gardes-du-corps? Zijne Majesteit zelf is met Lafayette op het balkon verschenen, en verschijnt er andermaal. Vive le roi begroeten hem alle kelen: maar ééne stem roept ook: Le roi a Paris — de koning naar Parijs! Ook Hare Majesteit vertoont zich, op verlangen, hoewel er gevaar bij is; zij treedt met haar zoontje en dochtertje op het balkon. «Geen kinderen, point den/avis! roepen stemmen. Zij verwijdert zacht hare kinderen, en blijft alleen staan, de beide armen bedaard over de borst gekruist. «Al moest ik sterven, had zij gezegd, "ik wil het doen." Zulk eene heldhaftige bedaardheid mist hare uitwerking niet. Lafayette neemt, snel gevat, op zijn hoogdravende ridderlijke wijze, de hand der koningin, kust die, eerbiedig geknield, en nu roept het volk: » l ivc. Ia reine." Niettemin zag de arme Weber (of meende het te zien, want nauwelijks het derde gedeelte van Weber's ervaringen in zoo fel schokkende dagen kan de kritiek doorstaan) een dezer brigands zijn geweer op Hare Majesteit aanleggen — met 'of zonder het voornemen om op haar te schieten, want een andere brigand «sloeg het heftig neer." Zoo is dan alles, en de koningin zelve, ja zelfs de kapitein der lijfgarde, nationaal geworden. Ja, ook de kapitein der lijfgarde treedt thans met Lafayette naar buiten. Op den hoed van den berouwhebbenden man prijkt een ontzaglijke driekleurstrik, zoo groot als een soepbord of een zonnebloem, die tot in den buitensten voorhof te zien is. Den hoed omhoog houdende, zweert hij met luider stem den nationalen eed, waarop het geheele leger met gejuich de mutsen op de punten der bajonetten steekt. (1) Zoet is voor het menschelijk hart het gevoel der verzoening. Lafayette heeft Vlaanderen laten zweren; beneden in den marmeren hof laat hij ook de overgebleven lijfgardes den eed afleggen; liet volk sluit hen in de armen: — O broeders, waarom wildet gij ons dwingen, u te vermoorden? Ziet, daar is vreugde over u, als over de terugkomst van verloren zonen! De arme lijfgardes verwisselen met het volk van mutsen en wapenen; er zal vrede en broederschap heerschen! En nog klinkt liet «Vive le roi! en ook «Le roi a Paris ; doch nu niet meer uit één mond, maar eenstemmig uit aller mond; want het is de hartewensch van allen. Ja, de koning naar Parijs; wat anders? Ministers mogen beraadslagen en nationale afgevaardigden het hoofd schudden, maar er blijft geen andere mogelijkheid over. Men heeft hem gedrongen, gewillig te gaan. «Om één ure! Zoo luidt Lafayette's verzekering, en heel het oproer ontvangt ze met een ein- (1) Vergelijk ook Thiers, Histoire ifc hl vevolution frangoise, I. 94, 95. 4^ Vreugdeschoten voor het paleis te Versailles, nadat de Koning beloofd had naar Parijs te gaak. 1789, 6 October. deloos gejubel en liet geknal van alle vuurwapens glad of roestig, groot en klein. Welk een geluid, mijlen ver gehoord, als de bazuin des oordeels! — Maar ook die klanken vervloeien in de stilte der eeuwen. En het kasteel van Versailles staat sedert verlaten en zwijgende, zijn uitgestrekte hoven zijn met gras begroeid. Tijden en geslachten gaan voorbij in hun warlenden golfstroom, en de gebouwen hebben hun lotswisseling, gelijk de bouwers. Tot een ure dus zullen er drie partijen zijn: de nationale vergadering, het nationale gemeen, het nationale koningschap, en alle bedrijvig genoeg. Het gemeen juicht, de vrouwen versieren zich met driekleur-lint. Het moederlijke Pm-ijs heeft zijnen wrekers toereikende «karre vrachten brood" gezonden, die met gejubel ontvangen en met een dankbaar hart genoten worden. De wrekers daarentegen zoeken naar koren en beladen daarmede vijftig wagens, opdat aldus een nationale koning, de waarschijnlijke voorbode van allerlei zegeningen, ten minste voor éénmaal de blijkbare brenger van overvloed zij. En zoo heeft het sansculottisme zijn koning gevangen gemaakt, zijn woord herroepende. De monarchie is gevallen, en niet eens met eere, neen, met schande. Wel viel zij onder worsteling, ja, dikwerf hervatten strijd; maar die strijd was steeds een onverstandige strijd; zij verspilde hare kracht in plotselinge aanvallen en paroxysmen en was na ieder paroxysme nog ellendiger geslagen dan te voren. Zoo is de Broglie's kartetsvuur, waarvan iels had kunnen worden, tot den dronkenmans-moed van een Opera-maaltijd en een »o Richard, o mon rctï' afgedaald, en deze zullen wij weder tot de samenzwering van een Favras zien wegkwijnen, die door het hangen van een enkelen chevalier gedempt is. Arme monarchie! Maar wat kan den man, die wil, en toch wederom niet wil, ook anders treffen, dan de ellendigste nederlaag? Klaarblijkelijk heeft de koning «f een recht, dat hij als zoodanig voor God en inenschen ter dood toe handhaven moet, öf wel hij heeft geen recht. Klaarblijkelijk het een of het ander, wist hij maar wat van beiden ! De hemel zij hem genadig ! Ware Lodewijk verstandig, dan zou hij heden afstand doen. — Is het niet zonderling, dat zoo weinig koningen afstand doen, en dat liet nog van geen koning bekend is, dat hij een zelfmoord beging? Alleen Frederik I (1) van Pruisen beproefde het, en men sneed het koord door. Wat de nationale vergadering betreft, die dezen morgen nog verklaart, dat zij «onafscheidelijk is van Zijne Majesteit," en dat zij hem naar Parijs zal volgen, daaromtrent valt eene bijzonderheid op te merken, namelijk haar buitengewoon gemis aan lichamelijke gezondheid. Na den 14 Juli bespeurde men zekere ziekelijkheid onder de eerwaardige leden ; een groot aantal hunner verlangt paspoorten uithoofde van verzwakten gezondheidstoestand. (2) Maar thans, in de daaropvolgende dagen is het een ware epidemie; de president Mounier, Lai.i.y Tollendal, Ci.ermont Tonnerre en alle constitutioneele koningsgezinden, die voor twee Kamers gestemd waren, (3) hebben behoefte aan verandering van lucht, gelijk met de (1 I)e eerste Pruisische koning. Sinds 18 Januari 1701 voerde keurvorst Frederik III van Brandenburg 1688—1713, den titel van Frederik I, koning in Pruisen. Het verhaal van Je poging tot zelfmoord is een lasterlijk praatje, dat in dien tijd o. a. voorkwam in de Edinburgh Revicw, maar waarvan niets aan is. (Noot van 1868 bij eene nieuwe uitgave van Carlyle.) 2.1 Het groot aantal aanvragen van paspoorten maakte een onderwerp van langdurige discussie in de vergadering uit. Verscheidene sprekers wilden niet zulke paspoorten toestaan, totdat op voorstel van Mirabeau bepaald werd, dat de aanvragen vergezeld moesten gaan van het opnoemen van de redenen, waarom paspoorten gevraagd werden. Die redenen waren van toen af steeds: gezondheidsredenen. 3 Reeds vóórdat de kwestie van het «veto" de vergadering bezighield, was de vraag beslist, uit hoeveel Kamers de wetgevende macht zou bestaan. De genoemde leden met minister Necker waren vóór twee Kamers, waarvan de eene, de Senaat, zou bestaan uit leden, op voordracht van het volk, door den Koning benoemd. Maar dit plan vond geen bijval, en bet één-Kanierstelsel werd aangenomen. 6 October 1789 meeste koningsgczinden, die geene Kamers begeerden, reeds vroeger liet geval was. Immers thans komt de tweede emigratie, die liet sterkst is onder de burgerafgevaardigden, den adel en de geestelijkheid, «zoodal er alleen naar Zwitserland zestigduizend gaan." Op den dag der afrekening zullen zij terugkeeren ! Ja, en een hcete Clermont—Tonnerrr. welKomst nem>en. — maar euugrauu op emigratie is Frankrijk's eigenaardigheid. De eeno emigratie volgt de andere, is gegrond op rechtmatige vrees, op onredelijke hoop, en voor een groot gedeelte ook op kinderachtig misnoegen. Eerst gingen de hoogvliegenden, nu gaan de lagervliegenden, en nog lagervliegenden zullen gaan, tot de kruipers toe. Kan intusschen ' onze nationale vergadering, nu alle tweekamersgezinde Anglomanen verre weg op vreemden bodem zijn, niet des te gemakkelijker de constitutie maken ? De abbé Maury (1) wordt gevat en teruggezonden; taai als gelooid leder, zal hij met den weisprekenden Cazalès (2) en eenige anderen het nog een jaar uithouden. Hier doet zich middelerwijl de vraag op: zag men Philippe d'Ori.éans dien dag "in het bosch van Ihmlogne", in een grijzen overjas, onder het natte dorre gebladerte, afwachten wat de dag zou baren ? Helaas, ja, het beeld van hem was — in het brein van Weher en zijns gelijken. Het ('hdtclct zal de zaak wijdloopig onderzoeken, honderd en zeventig getuigen verhooren, en de afgevaardigde Chabroud zal zijn verslag uitgeven, maar verder niets ontdekken. (3) Maar wat heeft dan toch tot die twee weêrgalooze October-dagen aanleiding gegeven ? Immers zulk een dramatische voorstelling is nog nimmer zoo uit zich zelve gespeeld zonder dramatist of machinist. Geen houten hansworst komt met zijn huiskruis aan het daglicht, wanneer niet aan den draad getrokken wordt ; hoe dan het menschelijk gepeupel ? Was het dan niet d'Orleans en Laclos, markies Sii.i.ery, (4) Mirabeau en de zonen der verwarring, die den koning naar Metz hoopten te drijven, om zich van den buit meester te maken ? Neen, was het, integendeel, niet het Oeil-de-Boeuf, de kolonel der lijfgarden de (1) Zie pag. ISO. (2) '/Ac pag. 17G. (3) Rapport de Chabroud (Moniteur du 31 Décembre 17S9.) (4 ('harles Alexis Hruslart, eomte de Genlis, Mnrquis de Sillery (1736-1793) diende aanvankelijk inet zeel' veel succes in de koloniën, werd door de Kngelschen krijgsgevangen gemaakt en huwde te Londen met niademoiselle de Saint-Aubin, de later als schrijfster beroemd geworden madame de Genlis. Door de verwantschap van deze laatste met eene maitresse van den hertog van Orleans kwam Sillery, toen hij uit zijne gevangenschap ontslagen werd, niet den hertog in aanraking en werd zijne vrouw de gouvernante van de kinderen van Orleans. Als afgevaardigde was Sillery een aanhanger van Orleans en werd hij ook in diens val meegesleept. Hij werd 31 October 1793 geguillotineerd. 1'ierre Amédóe Krancois Chaderlos de Laclos (1741—1803; was ook een vertrouweling van den hertog van Orleans. Ook hij werd in diens val meegesleept en in de gevangenis geworppn, waaruit hij evenwel ontslagen werd. Voor de tweede maal gearresteerd, kwam hij 11a Robespierre s val vrij. Hij was later brigade-generaal i|. Italië en stierf in 1803 te Tarente. 1789, G October. Guiche, (1) de minister Saint Priest (2) en de hoogvliegende koningsgezinden, die ook hoopten hem naar Mets te drijven, en liet met liet zwaard des burgeroorlogs wilden beproeven ( De goede markies Toulongeon, de gescliiedschrijver en afgevaardigde, voelt zich gedrongen toe te geven dat het beulen waren. (3) Helaas, mijne vrienden! Lichtgcloovige ongoloovigheid is een zonderlinge zaak. Maar wanneer een geheele natie met argwaan besmet is, en zelfs in de werking van het maagsap een mirakel ziet, wat kan dan baten ? Zulk eene natie is reeds een ware hypochondrische massa van kwalen geworden, broos als glas, galachtig, zwak, en zal menige crisis te verduren hebben. Is niet de argwaan het cenige wat argwaan verdient, gelijk Montaignk (-1) niets vreesde dan de vrees. Nu heeft intusschen liet korte uur geslagen. Zijne Majesteit is reeds, met zijne koningin, zijne zuster Eusabeth en de beide koninklijke kinderen, in het rijtuig gestegen. Maar liet zal nog een uur duren, alvorens de cindeloozc lange optocht zich regelen en op weg kan begeven. liet weder is somber, regrnachtig, de gemoederen verward, het geraas geweldig. Plechtstatige optochten heeft onze wereld niet weinige gezien, Romeinsclic triomfen en ovatiën, konings-optochten, Iersclie begrafenissen — maar deze van de Fransche monarchie, welke naar haar graf trekt, bleef nog over te zien. Mijlen is hij lang, van eene breedte die zich in het onmetelijke verliest, want al het omliggende land stroomt bijeen om te zien. Langzaam beweegt hij zich voort, nu en dan stilstaande als een meer zonder oevers, maar met een geraas als van den A icigara, van een Babel, van een wereld-dolhuis. Klotsend en daverend, met hoera-kreet en donderend gevloek, bij musketgeknal — een waar brok van den chaos in deze latere eeuw. Ten laatste stort het zich, bij de verdichtende duisternis, in het verbeidend Parijs, door een dubbele menschenhaag al den weg langs van Passy tot aan het llótcl-de- Vitte. . Verbeeld u dien optocht. Voorhoede van nationale troepen, met artillerie-trei- nen; mannen en vrouwen met pieken gewapend, op kanonnen, karren en in huurrijtuigen gezeten, of te voet in een dansende beweging, met driekleurige linten van het hoofd tot de voeten versierd; brooden op de punt dei' bajonetten en groene takken in de trompen der geweren gestoken. (5) Vervolgens, de hoofdoptocht: vijftig karladingen koren, dat, om des vredes wil, van den voorraad van Versailles geleend is. Achter deze volgen enkele lijfgardes, geheel verdeemoedigd, met grenadiersmutsen op. Dicht achter deze komt het koninklijke rijtuig, komen andere koninklijke rijtuigen, want er is ook een honderdtal nationale afgevaardigden bij, (6) en onder deze Miraheau — wiens opmerkingen niet bekend zijn. Eindelijk, als achterhoede, door elkaar, het regiment van Vlaanderen, Zwitsers, de honderd Zwitsers, andere lijfgardes, brigands, en alles wat zich naar voren heeft kunnen dringen. Tusschen en onder al deze massa's stroomt de tallooze menigte van St. Antoine en de zwerm van Menaden. De Menaoen zijn vooral om het koninklijke rijtuig, dansende, met driekleur-strikken als bedekt, onder het zingen van ..zinspelende liederen,' terwijl zij met de eene hand op het koninklijke rijtuig, waarop de zinspeling doelt, met de andere hand op de provisie-wagens wijzen, met de woorden: ..Moed, vrienden! lhans (1) Zie pag. 295. (2) Francois Emmanuöl Guignard comte de Saint-Priest 1735—1821 was langen tijd gezant aan verschillende hoven en zat met Neeker in het ministerie. In 1790 emigreerde hij en lii.j keerde in 1814 in Frankrijk terug, waar hij tot pair verheven werd. (3) Toulongeon, 1, 15. . .. (4) Micliel seigneur de Montaigne Ü533—15'.<2 , een zeer bekend Franseh philosoplnseh sclirijvei. wiens Essain veel opgang maakten. (5) Mkrcikr, Nouveau Paris, 111, 21. (('.) De nationale vergadering had besloten, dat eene deputatie van honderd leden den Ivming naai Parijs zou vergezellen. Aankomst der Koninklijke familie te Pakijs, op 6 Octoiser 1789. 1789, 6 October. zal het ons niet aan brood ontbreken; wij brengen u den bakker, de bakkerin, en den bakkersjongen (le boulanger, la boulangère et le petit mi(ron) . (1) De regen doorweekt de driekleur, maar de vreugde is onuitbluschbaar. (iaat thans niet alles goed? «Ah, madame, notre bonne reine," zeide eenige dagen later eene dezer forsclie vrouwen, «wees slechts geene verraderes ineor (nc soyez jtlus traUre) en wij zullen u allen liefhebben!" De arme Weker gaat door het slijk naast het koninklijke rijtuig, met tranen in de oogen: «Hunne Majesteiten bewijzen mij de eer," of ik geloof dat zij het deden, om van tijd tot tijd door schouderophalen en ten hemel gerichte blikken de aandoening te kennen te geven, die zij gevoelden.'' Zoo drijft de koninklijke levenshulk, gelijk een brooze schulp, zonder roer, op den zwarten zondvloed des gepeupels. Mercier schat den optocht en de af- en aankomenden losweg op tweemaal honderdduizend personen. Hij zegt, het was een grenzenlooze, onuitspreekbare chaos, een onnatuurlijke helle-lach, met de Saturnaliën (2) der Ouden te vergelijken. Waaromniet? Ook hier is de menschelijke natuur, gelijk wij zeiden, nog eenmaal menschelijk; huiver er van, zoo gij huiverig van aard zijt, maar erken, zij is menschelijk. Zij heeft alle vormen vernietigd, zij danst er bij. Daarom mogen zij, die vazen en oudheden verzamelen, met figuren van dansende bacchanten in wilde en alle mogelijke positiön, met eenige belangstelling hierop het oog vestigen. Zoo heeft dan nu de langzaam voorttrekkende chaos, of moderne Saturnalia der Ouden, de barrière bereikt, en moet hier stilhouden, om door den maire Bailly toegesproken te worden. Daarop moet hij tusschen een dubbele rij van aangezichten, ondei den onnatuurlijk weergalmenden helle-lach, zich nog twee uren langzaam voortbewegen, naar het Hótcl-de-Villc, om daar nogmaals verschillende toespraken te hooren, onder anderen van Moreau de St. Méry, Moreau van de drieduizend bevelen, thans nationale afgevaardigde voor St. Domingo. (3) Op dat alles kan do arme Lodewijk, "die hij het binnentreden van dit stadhuis een lichte aandoening scheen te gevoelen,' slechts antwoorden, "dat hij met blijdschap onder zijn volk komt." De maire Bailly vergeet bij hot vermelden dier woorden het "Vertrouwen," en de arme koningin zegt op levendigen toon: «voeg er bij: met vertrouwen." — «Messieurs," antwoordt de maire Bailly, »gij zijt gelukkiger, dan wanneer ik het niet vergeten had." (4) Eindelijk wordt de koning, bij toortslicht, met een verbazenden driekleur-strik op den hoed, op een der boven-balkons vertoond, en alle mcnschen, zegt Weber, namen elkaar bij de hand, daar zij nu zekerlijk meenden dat de nieuwe eeuw aangebroken was. Met moeite kon om elf ure het koningschap zijn ledig, lang verlaten paleis der Tuilerieën hereiken, om hier, bijna als een troep reizende komedianten, zijn verblijf te houden. Het is Dinsdag de 6'lc October 1789. De arme Lodewijk heeft nog twee andere Parijsche optochten te doen; de eene kluchtig-smadelijk, als deze, de andere kluchtig noch smadelijk, maar ernstig, ja verheven. (1) Toulongeon, I, 134—161; Deux amis, III, c, 9; etc. t (2) De Saturnalia waren feesten, die bij de Romeinen gevierd werden gedurende eenige dagen van liet jaar, te beginnen met 17 December, en waren eene herinnering aan de gouden eeuw. Op die dagen waren zelfs slaven vrij en was men zoo uitgelaten mogelijk. Kr werden geschenken gewisseld en men hoorde steeds het geroep van io saturnalia. 3) Zie pag. 247. (4 Tliiers, Histoire de la révolution frangaise, I, 95.