THOMAS CARLYLE. De Fransche Revolutie. De Fransche Revolutie DOOR THOMAS CARLYLE. Geïllustreerd naar authentieke platen, H portretten en spotprenten. Vijfde Ultgaoe. Vermeerderd met vele aanteekeningen. • • DE CONSTITUTIE. AMSTERDAM, GEBR. E. & M. COHEN. INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL. TOEEDE DEEL. DE CONSTITUTIE. Eerste boek. — Het piekenfeest. 1° Hoofdstuk. In de Tuilerieën ....... kladz. 5 II® > In de Salie de Manége ...... * 8 IIP > De monstering ........ 25 IVe i Het Journalisme . . . . . . . "37 Ve > Het Clubbisme .... . 40 VIe ) Je le jure ........ 43 VI Ie » Wonde rteekenen . . . . . -47 VIIIe Plechtige Lond . . » 50 IXe Symboliek ........ ' 56 Xe > De menschheid . . . . . . 57 XIe » Gelijk in de Gouden Eeuw! . . . . . G2 XI Ic > Geraas en rook ........ 67 Tweede boek. — Nancy. P Hoofdstuk. Bouillé BLADZ' 79 He , Achterstallen en Aristocraten ..8 1 HIe . Bouillé te Metz "87 CO IYe ii Achterstallen te Nancy ....•• V8 i De inspecteur Malseigne ..•••• VIe i Bouillé te Nancy ..•••••" 9() Derde boek — De Tuilerieën. Ie Hoofdstuk. Epimenides ...••••• IIe i) De Waakzamen . . • • • • » 110 III» i) Met het zwaard in de hand . .... 116 IVe » Vluchten of niet vluchten . • • -122 ye i) De dag der dolken . . ■ • • • "129 YIe » Mirabeau ^ VIP ) De dood van Mirabeau . . . • • • .. 1-58 Vierde boek. — Varennes. Ie Hoofdstuk. Paschen te St. Cloud . . • • • ..151 IP » Paschen te Parijs. . . • • • • "158 I ° IIP » Graat rersen . . • • • • • " IVe D Indrukwekkende houding . . • • • "169 Ve i De nieuwe berline. . • • ■ • • .> 1 < 2 VP > De oud-dragonder Drouet » 17o VIP > De nacht der sporen . . • • • • " VIIP i De terugtocht . . • • • • • «186 IXe » Scherp schot . • • • • • • "189 Vijfde boek. — Het eerste parlement. Ie Hoofdstuk. Grande acceptation *(,)9 IP i) Het wetboek " 206 IIP Avignon . . • • • -218 IVe ) Geen suiker. Ve ) Koningen en emigranten. ....." 229 VIe Hoofdstuk. Brigands en Jalès. ....'. bladz. 239 YIIe » De Constitutie wil niet vlotten. . 242 VIII® » De Jacobijnen 246 IXe >< De minister Roland 250 Xe » Pétion-national-pique . . " 255 XIe n De Erfelijke Vertegenwoordiger . 259 XI1° » De optocht der zwarte broeken . 204 Zesde boek. — De Marseillanen Ie Hoofdstuk. Een uitvoerend bewind, dat niets uitvoert. . • " 273 1IC » Voorwaarts. . . • • • • «2.8 IIIe » Een troost voor de niensehheid . 281 IV® )> Het complot. 289 Ve » Bij den maaltijd . . . • -291 VI® » - De klokken te middernacht 295 VIP » De Zwitsers. 302 VIII® » De Constitutie valt in stukken. . . . . «310 TWEEDE DEEL. de cowstitutib. II De Rechten van den Mensch. EERSTE BOEK. HET PIEKEN FEEST. E E R S T E HOOFDSTU Iv. In de Tuilerieën. N'u het slachtoffer eens den genadestoot heeft gekregen, kan men de katastrophe als dicht nabij beschouwen. Het is thans van weinig belang acht te slaan op zijn lans, zacht gesteun; opmerkenswaardig zijn alleen zijn hevige smarten, zijn krampachtige inspanning om de foltering van zich te schudden, en eindelijk het laatste scheiden van het leven zelf, en hoe liet lichaam dood en stijf daar nederligt. hetzij, gelijk Caesar, voegelijk in de plooien van zijn mantel gehuld, ot vormloos ineengezonken, gelijk iemand die niet eens de kracht heeft gehad om te sterven- Was dan het Fransche koningschap, toen het op dien 6":1 October l k . derwijze uit zijn staatsievertrekken gesleurd werd, zulk een slachtoffer? Geheel tranh;'ijli en de koninklijke proclamatie aan al de provinciën antwoorden angstig neen; niettemin mag men het ergste vreezen. Het koningschap was reeds vroeger zoo vervallen en doodzwak, dat er weinig leven meer in is om eenige wonde te genezen. Hoe veel van zijne kracht, dat alleen in de verbeelding beslond, is vervlogen, sedert het gepeupel den koning duidelijk in het gelaat gezien heeft, zonder daardoor te sterven ! Wanneer de verzamelde kraaien hun kraaienschrik uitplukken en tot hem zeggen kunnen: hier zult gij staan en niet ginds, en wanneer zij met hem onderbande- thomas carlyle, de fransche omwenteling. October, 1789 len en van een oneindigen, een geheel eindigen, constitutioneelen kraaienschrik maken — wat is dan te verwachten? Niet in den eindigen, constitutioneelen kraaienschrik, maar in de nog niet gemetene, oneindig schijnende krachten, die zich wellicht om hem scharen, ligt van nu af alle hoop. Want het is eene groote waarheid, dat alle gezag, dat van waarde is, in zijn aard mystiek is en van "de gratie Gods" komt. Opwekkender dan den doodstrijd van het royalisme gade te slaan, zal het zijn, te zien hoe het sansculottisme groeit en rondspringt; want in menschelijke zaken, vooral echter in de menschelijke maatschappij, is iedere dood niets anders dan eene geboorte uit den dood. Wanneer derhalve aan koning Lodewijk de schepter ontzinkt, geschiedt zulks slechts opdat onder andere vormen andere schepters, al waren het zelfs piekenschepters, tot de heerschappij zouden geraken. In een weelderig, aan voedingssappen rijk element, groeit, gelijk wij vinden zullen, het sansculottisme lustig op en vermaakt zich zelfs met niet onbevallig spel; immers de meeste jonge schepselen zijn speelziek; ja, is niet het katje of de aankomende kat het dartelste wezen, terwijl de volwassene kat en het kattenras in het algemeen het wreedste is wat men kent ? Maar men verbeelde zich de koninklijke familie op den morgen na dien waanzinnigen dag van hare rolbedden opgestaan, verbeelde zich do vraag van het stadsbestuur: >»Hoe zal het Uwe Majesteit believen te wonen?" — en dat voorts 's konings ruw antwoord: "Een ieder wone gelijk hij kan, ik bevind mij wel genoeg," door de beambten Een jong iu kgf.r yook den Dauphin het geweer. p11e sekt f-ere nd in den tuin i)er tuilerieën. van het stadhuis, met dienstvaardige behangers in hun gevolg, met veelbeteekenende gebaren onder fraaie woorden en buigingen wordt bedolven; en hoe het kasteel der Tuilerie'èn op nieuw geschilderd en tot een gulden koninklijke residentie uitgedost wordt, en Lafayette met zijne blauwe nationale gardes er om gelegerd ligt, gelijk, dichterlijk gesproken, de blauwe Neptunus boeleerende om een eiland. Daar moge het wrakhout der gerehabiliteerde lovauteit zich verzamelen, zoo het constitutioneel wil worden, want het constitutionalisme denkt geen kwaad, ja zelfs het sansculottisme verheugt zich in den aanblik des konings. Het puin van den Menaden-opstand wordt weggeruimd, gelijk in deze altijd goedaardige wereld alle puin weggeruimd kan en moet worden ; en zoo begint op een gezuiverden bodem, onder nieuwe voorwaarden, zelfs met eene soort van nieuwe statelijkheid, weder een nieuw levenstijdperk. Arthur Young heeft met eigen oogen het zonderlingste tooneel aanschouwd: Zijne Majesteit zonder geleide in den tuin der Tuilerieën wandelende, en eene mat de driekleur versierde bonte menigte begroet hem met gejuich en gaat eerbiedig uit den weg; het voorkomen der koningin zelve gebiedt minstens een eerbiedig stilzwijgen en plaatst de omstanders vol medegevoel op een afstand. (1) Onnoozele eenden snateren in deze koninklijke wateren om kruimels van de jonge koninklijke vingers; de kleine dauphin heeft een kleinen omheinden tuin, waar men hem ziet spitten, met roode wangen en krullend vlashaar; ook heeft hij een kleine loods, waarin hij zijn gereedschap bergen en zich tegen stortregens beveiligen kan. Wat vreedzame eenvoud ! Is het de kalmte van een vader, die aan zijne kinderen teruggegeven is? Of die van een tuchtmeester, die zijne zweep verloren heeft? Lafayette en het stedelijk bestuur en het geheele constitutionalisme beweren het eerste, en doen al het mogelijke om het tot waarheid te maken. Dat patriottisme, dat gevaarlijk knort en de tanden laat zien, zal door het patrouillotisme beteugeld worden, of liever, het koningschap zal diens borstelig haar door zacht streelen, maar het best door rijkelijker kost, trachten glad te maken. Ja, niet alleen zal Parijs verzadigd worden, maar men zal ook des konings hand daarin zien. De verpande goederen der armen zullen tot een zeker bedrag door 's konings milddadigheid gelost worden, en de onverzadelijke Mout de piêtè (2) zal zich ontlasten ; ook zal de koninklijke familie door de stad rijden en zal het daarbij niet aan vive Ie roi ontbreken, en zoo menschelijke kunst zulks vermag — zal het koningschap populair gemaakt worden. (3) Of is het, helaas, noch de teruggegeven vader, noch de tuchtmeester zonder zweep, die ginds wandelt, maar een verward mengsel van beiden, alsmede van ontelbare tegenstrijdige bestanddeelen, die zich onder geene andere dan de nieuw uitgevonden benaming laten brengen: koning Lodewijk, de hersteller der Fransehe vrijheid? Immers de mensch, en koning Lobewijk gelijk andere menschen, leeft in deze wereld om uit het ongeregelde een regel te maken; door zijn levende wilskracht moet hij het ongerijmde dwingen minder ongerijmd te worden. Maar zoo men nu geen levende wilskracht heeft, slechts levende lijdelijkheid? De slang, onverwachts als koningin in haar waterrijk geslingerd, beet ten minste en gaf daardoor voelbaar blijk van hare tegenwoordigheid; maar wat dien armen houtklomp-koning betreft, die heen en weer geslingerd werd, al naar een duizendvoudig toeval en een andere wil dan de zijne het wilde, hoe gelukkig voor hem dat hij werkelijk van hout was, en bij zijn niets doen ook niets zien of lijden kon! Het is een netelige zaak! Voor Zijne Fransehe Majesteit is intusschen het ergste, dat hij niet kan jagen. Helaas, voor hem voortaan geen jagen meer, slechts een gejaagd worden! Nauwelijks zal hij in de eerstkomende Juni-weken nog eenmaal de genoegens van den wild-dooder smaken, in de aanstaande Juni-weken, en dan nimmer weer. Hij laat zijn smidsgereedschap komen, en wanneer zijn ambtelijke of cereinonieële bezigheden afgeloopen zijn, doet hij in den loop van den dag een paar streken met de vijl, quelques coups de Urne. (4) Onschuldige broeder sterveling! waarom waart gij niet werkelijk een onbekend slotenmaker, in stede van in dat andere, zoo overal zichtbare beroep, slechts gedoemd te zijn om werelddwaasheden te weeg te brengen, zaken die zich zelve vernietigen moesten en die geen sterfelijke hamer aan elkaar konde smeden ! De arme Lodewijk is niet zonder doorzicht en zelfs niet geheel zonder eenig element van wil, zekere bitsheid van temperament, als zich nu en dan bij een traag eenzelvig karakter openbaart. Wel hem, zoo onschadelijke traagheid hem kon redden, maar (1) Arthur Young, Travels, I, 264—280. (2) Bank van Leening. Die te Parijs was 1 Januari 1778 geopend. Terwijl de interest eerst op 3 pet was bepaald, duurde liet niet lang of het vierdubbele werd geheven. In Juli 1791 bracht het revolutionnaire bewind eenige wijzigingen in het reglement en hief in 1793 de geheele inrichting op. (3) Deux amis, III. 10. (4) Le chateau des Tuileries, ou récit etc., par Roussei.. (Histoire parlementaire, IV. 195-219. hij wil sluimeren en pijnlijk droomen — en het is hem niet gegeven iets te doen. Royalistische oudheidlief hebbers toonen ons nog de vertrekken, waar Hunne Majesteiten en gevol" in'deze buitengewone omstandigheden hun verblijf hielden. Hier zat de koningin en las — want zij had hare bibliotheek laten overbrengen, ofschoon de koning de zijne niet begeerde — en nam hartstochtelijken raau aan van hartstochtelijke onberadenen, en peinsde over verleden tijden, doch met de zekere hoop op betere: want had zij inbaar bloeiend zoontje niet het sprekende zinnebeeld der hoop? Somber drukkend, zwaar werkend is de lucht; nochtans hier en daar met gouden schemerschijn — bode van doorbrekende helderheid, of van zwarteren, van bliksemvuur zwangeren nacht? Dit vertrek daarentegen, hier aan de andere zijde van den hoofdingang, was dat des konings; liiei gebruikte Zijne Majesteit het ontbijt en verrichtte hij zijn ambtelijke bezigheden ; hierontving hij dadelijks, na het ontbijt, de koningin, soms met hartstochtelijke minzaamheid, soms niet menschelijke verdrietigheid, want liet vleesch is zwak, en wanneer zij hem naar ambtszaken vroeg, antwoordde hij wel eens: «Madame, bemoei u met de kinderen. Neen, Sire, ware het niet beter, dat gij, Uwe Majesteit zelf, voor de kinderen zorgdet? Zoo vraagt de onpartijdige geschiedenis, verontwaardigd dat het grove vat ook niet het sterkste was, eerder vervuld met medelijden voor de menschelijke porselein-aarde, dan voor de menschelijke tichel-aarde — hoewel beide gebroken werden ! Zoo zullen dan nu de koning en koningin van Frankrijk een en veertig maanden lang in deze Tuilerieën zitten, en zien hoe een onstuimig gistend frankrijk zijn eigen lot en het hunne bereidt. Sombere, onvriendelijke maanden, met snelle afwisseling, doch hier en daar met een milden bleeken schijn van een Aprilsdag, die naar den bloeienden zomer, of van een October-dag, die naar immerdurende koude voert. Mediceische Tuilerieën, hoe zijt gij veranderd, sinds gij een vreedzame tegelbakkerij waart! Ot is de grond zelt, door het noodlot gevloekt, een Atriden-paleis? (1) Want nog is dat venster in de Lourre nabij, waaruit, in den Bartholomeüsnacht, een Capet, (2) door de furiën gezweept, zijn seinschot losbrandde ! De weg des Eeuwigen is duister, zooals die ons toeschijnt in de wereld des tijds; Gods weg is op de zee en zijn pad over den grooten afgrond. TWEEDE HOOFDSTU K. In de Salie de Manége. Voor ^eloovige patriotten is het intusschen thans duidelijk, dat de constitutie nu voortgang zal hebben (marcher) — had zij maar eerst beenen om te staan. Gezwind dan, patriotten, roert u en maakt haar, en geeft haar beenen! In de Archevêché of het paleis van den aartsbisschop — want zijn Eerwaarde heeft de vlucht genomen — en later in de rijschool of Manége, dicht bij de Tuilerieën, begeeft de nationale \ergadenng zich aan haar wonderbaar' werk. (3) Met goed gevolg, zoo er een hemelbestormende (lj De Atriden, geheeten naar hun stamvader Atreus, zijn in den Grieksclien vóórliistorisclien tijd bekend om hunne onderlinge familie-veeten en gruwelen. 2 Karei IX, 23-24 Augustus 1572. . .. , ... 3) I)e Nationale Vergadering besloot voortaan liare vergaderingen te I arijs te houden, nadat de -c 011.mune" van Parijs haar verzekerd had, dat de rust hersteld was en zij er geheel vrij zou zijn in .ïare beraadslagingen. Knkele leden evenwel, zooals o. a. Moinikr en Lally-Tollkndal, namen hun ontslag. Do eerste vergadering te Parijs werd gehouden 19 October in de Archcv.chc. Noordat de vergadering naar Parijs vertrok. nam zij nog de volgende besluiten aangaande de titulatuur van den Koning. De naam -roi ,1e K ra nee et de Navarre" werd vervangen door «roi des Francais : de koninklijke formules -de notre certaine science et pleine puissance" en -ear tel est notre plaisir' werden geschrapt, maar behouden bleet de uitdrukking: -Louis par la graee de Dieu," terwijl zij werd aangevuld niet: -et par la 101 constitutionnelle de 1'état." Prometheus (1) onder hen geweest ware; zonder gevolg, nu er geen zoodanige was! Stellen wij ons verder voor, hoe zij daar in de Manége onder onstuimige debatten, — want de zittingen zijn soms »schandaleusen niet minder dan drie redenaars worden te gelijkertijd op het spreekgestoelte gezien — de langzaam voortgaande maanden doorbrengen. Taai, dogmatisch, lang van adem is de abbé Maury, Ciceroniaansch-pathetisch Cazai.ès. Scherpsnijdend schittert op de andere zijde de jonge Barnave, alle drogredenen verfoeiende, die hij als met een scherpe Damascener kling doorhakt, zonder zich te storen aan hetgeen hij te gelijk daarmee vernielt. Eenvoudig ziet gij er uit, o krachtige Pétion, van Hollandschen lichaamsbouw; doch zoo gij al krachtig zijt, scherpzinnig zijt J. G. Tuovret. J. P. Rabaut de St.-Étienxe. ge niet. Ook uw toon, ofschoon gij levendiger zijt, is niet bezielend, strijdzuchtige Rabaut! Met een onuitsprekelijke zelftevredenheid snoeft de groote Sieyès, in zijn eigen oogen de grootste; gij rnoogt zeggen wat gij wilt over zijne constitutie, gij moogt die bedillen, maar verbeteren kunt gij die met geene mogelijkheid. Is niet de staatkunde eone wetenschap, die hij grondig bestudeerd heeft? De beide militaire Lametu's, koelbloedig en langzaam van aard, ontwaren wij, met hun voornaam of spotachtig lachje; wanneer het roode boek voor den dag komt, zullen zij ridderlijk het pensioen hunner moeder terugbetalen, ridderlijk zullen zij zich met wonden bedekken in tweegevechten. Ook zit daar een markies Toulonueox, wien wij nog voor zijne pen danken; in stoïcijnscii peinzende stemming, meestal zwijgende, neemt hij aan, wat het noodlot biedt. Tiioi ret en het parlementslid Duport leveren stapels wetsverbeteringen, vrijzinnig in den geest 1) In de Grieksche mythologie e n iler Titanen, die na eerst Zeus ten troon verheven te hebben, later zich tegen hem verzette, waarvoor hij tot straf aan een rots werd vastgebonden en een arend gestadig zijn lever afbeet, die des nachts weder aangroeide. Door Herakles werd Prometheus bevrijd. II 2 der Engelsclien, bruikbaar en niet bruikbaar. Stervelingen rijzen en dalen. Zal gans Gobel, bijvoorbeeld, of Göbel, want hij is van Straatsburgsch-Germaanscli bloed, een constitutioneele aartsbisschop worden? (1) Van alle mannen, die hier zijn, is Mirabeau wellicht de eenige, die duidelijk begint in te zien waarop dit alles zal uitloopen. Het patriottisme betreurt het derhalve, dat zijn ijver schijnt te verkoelen. In den befaainden Pinksternacht van den vierden Augustus, toen liet nieuwe geloof eensklaps in een wonderbaar vuur geraakte en het oude leenstelstel verbrand werd, bemerkte men dat Mirabeau geen deel daaraan nam, of liever dat hij bij toeval gelukkig afwezig was Maar verdedigde hij niet het rcto, ja het rcto absolu, en zeide hij niet tot den onstuimigen Barna ve, dat zeshonderd verantwoordelijke senatoren de onverdraaglijkste aller tyrannieën zouden worden? Hoeveel belang stelde hij er daarentegen in, dat des konings ministers zitting en stem in de nationale vergadering zouden hebben; ongetwijfeld in de hoop, zelf eens minister te zullen worden ! En toen daarop de nationale vergadering het zeer gewichtige besluit (2) neemt, dat geen afgevaardigde minister mag zijn, raadt hij op zijn trotsche onstuimige wijze dit zoo te stellen: "geen afgevaardigde die Mirabeau heet." (3) Het is een man met een wellicht ingekankerde geneigdheid tot het leenstelsel, met allerhande soort van listen, die maar al te dikwerf blijkbaar tot de royalisten overhelt; een man, die in kwaad vermoeden staat en dien het patriottisme ontmaskeren zal! Wanneer derhalve in Juni de vraag opgeworpen wordt: Wie zal het recht hebben om oorlog te verklaren ? (4) hoort men heesche uitroepers op een klagenden toon langs de straten schreeuwen: "Groot verraad van graaf Mirabeau, prijs één stuiver maar," — omdat hij er voor strijdt, dat niet de vergadering, maar de koning het recht zal hebben. Er voor strijdt, ja, het doorzet; want (1) Zie over Maury, Cazalès, Barnave, Sieyès, de Lainetli's en Duport de pagina's ISO, 175, 130, 151, 178 en 85, deel I. Jerónie Pétion de Yilleneuve was in 1700 te Cliartres geboren en was advocaat, totdat hij als lid van de nationale vergadering werd benoemd. Hier schaarde hij zich aan de uiterste linkerzijde bij Robespierre, Buzot en anderen. Omtrent de vriendschap tusschen Robespierre en Pétion merkt Mercier op: »Z\j zyn onafscheidelijk als twee vingers van eene hand" ; beiden waren tegen het verleenen van eenige voorrechten aan de kroon, en vóór de uitbreiding van de macht van het volk, vandaar de strijd van Pétion tegen het veto absolu, tegen de invoering van liet twee-Kamerstelsel. Pétion heeft in de revolutie een groute rol gespeeld, zooals blijkt uit het verder verloop van dit werk. Over zijn tragisch uiteinde, zie later. Jean Paul Rabaut de St. Etienne, in 1743 te Ni mes geboren, was protestantscli geestelijke. In 1788 maakte hij naam onder de protestanten van het Zuiden door de wijze, waarop hij, naar Parijs afgevaardigd, om de regeering de afschaffing te verzoeken van de edicten, waarbij de protestanten van de uitoefening van burgerrechten waren uitgesloten, zich van zijn taak kweet, die een groot succes had Vóór de verkiezing maakten zijn Considérations sur les intéréts du tiers e'tat grooten opgang. In de nationale vergadering kenmerkte hij zicli door zijn strijdlust. Ook hem zullen wij meer in dit werk ontmoeten. Hij werd 5 December 1793 geguillotineerd. Francjois Emmanuel vicomte de Toulongeon 1748-1812 was een van de weinige edelen, die, na tot lid der Staten-Generaal verkozen te zijn, zich liet eerst van hun stand afscheidden om zich bij den derden te voegen. In de Nationale Vergadering, wier secretaris hij meermalen was. had hij een werkzaam deel aan de organisatie van liet leger, van de bruggen en wegen en van het openbaar onderwijs. Na het einde der Nationale '\ergadering trok hij zich in liet ambtelooze leven terug. Hij stierfin 1S12 als lid van liet Institut de 1 rance. Er zijn vele geschriften van zijn hand, waaronder vooral mag genoemd werden Histoire de France depuis la révolution de 1789, een werk, dat Carlvle meermalen tot bron gediend heeft. Jacques Guillaume Thouret, geboren in 1746 te Pont-l'Evéque, was advocaat bij het parlement van Normandië, toen hij in 1789 tot lid der Staten-Generaal gekozen werd door den derden stand van Rouaan. In de vergadering was hij liet meest invloedrijke lid van de commissie voor de constitutie en gaf li ij met Duport vele wetsverbeteringen aan. Hij sprak o. a. vóór het veto suspensif, vóór de verlenging van de vacantie der parlementen en wist eene nieuwe rechtsbedeeling tot stand te brengen. Ook was hij een der groote voorstanders van de departementale inrichting van Frankrijk. Na het eindigen der Nationale Vergadering werd hij president van liet hof van cassatie. Hij werd 22 April 1794 geguillotineerd. Jean Baptiste Josepli Gobel, geboren in 1727 te Thaun in den Elzas, was door de geestelijkheid van Béfort afgevaardigd. Later zullen wij zien welk een rol deze Gobel — wegens zijn gesnater door Carlvle zeer typisch gans genoemd —speelde. (2 Op voorstel van Lanjuinais. (3) Moniteur No. 65, 86. '29 Sept. 7 Nov. 1789.». (41 Dit geschiedde naar aanleiding van een mogelijken oorlog tusschen Engeland en Spanje over het bezit van den Nootka-sond in Californië, bij welken oorlog Frankrijk ook krachtens het «pacte de familie" (zie noot 2 pag. 73, deel 1 kon betrokken worden. in weerwil van de heesche uitroepers, en van een talloos gepeupel, dat door hen tot het uiterste, «la lanternë' opgeruid wordt, beklimt hij den volgenden dag met eene stoute vastberadenheid liet spreekgestoelte, terwijl hij zijn vrienden, die van gevaar spreken, toevoegt; "ik weet het, ik kom óf in zegepraal, öf in stukken gereten, van hier," en in zegepraal kwam hij er af. (1) Een onverschrokken man, wiens populariteit niet die van het gepeupel is, »jtas popidacière," en die zich evenmin door het geschreeuw van het onbeschaafde gemeen daar buiten als door dat van het beschaafde gemeen daar binnen van zijn stuk laat brengen. Dlmont herinnert zich, dat hij hem een verslag over Marseille heeft hooren geven, waarbij ieder woord door den cóh' droit met beleedigende uitdrukkingen, als lasteraar, leugenaar, moordenaar, schurk {scélérat), werd afgebroken. Mirabeau zwijgt een oogenblik, en zich daarop tot de verwoedsten koerende, zegt hij op honigzoeten toon: ^Messieurs, ik wacht, tot deze liefelijkheden (aauhiilés) hebben opgehouden.'' (2) Een raadselachtig man, die men moeilijk zal kunnen ontmaskeren ! Van waar, bij voorbeeld, kan zijn geld komen? Kon de opbrengt van een nieuwsblad, waarvan dame Le Jay een groot 'gedeelte verteert, en de achttien francs daags, die hij als nationaal afgevaardigde heeft, toereikende zijn voor zulk een kwistige leefwijze? Een huis indeChausséed Antin, een buitenverblijf te Argcn/eui!, pracht, kostbaarheden, orgiën, — kortom, een leven, als bezat hij eene goudmijn! Alle salons, die voor den avonturier Mirabeau gesloten waren, zijn thans wijd geopend voor koning Mirabeau, de leidstar van Europa, dien de vrouwen van Frankrijk begeerig zijn te zien, ofschoon de mensch Mirabeau een endezelfde is. Wat het geld betreft, waarschijnlijk wordt hem dit door het royalisme verschaft, en zoo dit het geval is, zal het hem dan niet welkom zijn, gelijk het geld hem steeds is? "Verkocht" kan hij, wat ook het patriottisme er van denke, niet wel zijn; het geestesvuur, dat in dien man leeft, en dat, door welke verwarring het ook schijnt, toch overtuiging is en hem sterk maakt, en zonder hetwelk hij geen kracht zoude hebben, is niet te koop noch te verkoopen; bij zulk een ruilhandel zou het verdwijnen en niet zijn. Misschien is hij "betaald en niet verkocht," payé, pas vendu, gelijk in liet omgekeerde, treurige geval de arme Rivarol van zich zeide "Verkocht en niet betaald." (3) Een man, die even als de kometen in glans en nevel zijn wilden weg bewandelt, — dien het patriottisme langen tijd door den verrekijker mag beschouwen, maar dien het zonder hoogere meetkunde niet zal doorgronden. Een bedenkelijk, hoogstberispenswaardigman, maar voor ons verreweg de merkwaardigste van allen. Met rijke milddadigheid heeft de natuur, in een uiterst knipoogenden, bebrilden, haarklovenden tijd, dezen man, gelijk wij meermalen zeiden, met een oog begiftigd. Waar hij ook spreekt of werkt, zijn woord is altijd welkom, en wordt voortdurend meer welkom; want zijn woord treft do zaak op de rechte plaats, en terwijl het logische spinneweb ineen krimpt, ziet hij de zaak, gelijk zij is, en hoe daarmede gehandeld moet worden. Onze nationale vergadering heeft, helaas, zooveel te doen: geheel Frankrijk moet herboren worden, en Frankrijk heeft behoefte aan zoo vele dingen, heeft vooral beboette aan "eld. Ja, juist de financiën veroorzaken ongelegenheden genoeg; het is niet mogelijk het Tekort te stoppen, dat altijd gaapt en roept: geef, geef! Om het tot zwijgen te brengen, waagt men een gevaarlijken stap, den verkoop van de landerijen en overbodige geil Het door de vergadering genomen besluit was van den volgenden inhoud: «Het recht van \rede en oorlof berust bij de natie. De oorlog kan alleen verklaard worden door een besluit der nationale vergadering, dat op het uitdrukkelijk, met redenen omkleed voorstel des Konir.gs genomen en door hem bekrachtigd is." _ _ ' (2 Dumont, Souvenirs, pag. 278 ... (3) Dat Mirabeau met bet hof in verbinding stond is bekend. Hij nam zelfs geld aan om uit zijn^ongiinstigen financieelen toestand te geraken. De Koning betaalde zijn schulden tot een bedrag van 200.000 trs. en hij kreeg eene lijfrente van 3000 frs. per maand. Assignaten en andeh geldswaardig papieb. bouwen der geestelijkheid. (1) Zeer gevaarlijk inderdaad. Ja gesteld ook, de verkoop, op zich zelf genomen, ware niet zoo gewaagd, wie zal die goederen koopen, daar al het bare geld verdwenen is? Derhalve wordt op den negentienden December tot de uitgitte van papieren geld besloten, dat in aanwijzingen, assignats, op die clerico-nationale goederen bestaat, en voor zooverre deze daarmede betaald worden, ten minste geen bezwaar oplevert. (2) Dat is het begin van een lange reeks van soortgelijke financiëele maatregelen, die de wereld met verbazing zullen vervullen. En zoo zal het thans, zoolang er oude lompen zijn, niet aan een circuleerend medium ontbreken; of echter de behoeften, waarvoor het in omloop is, niet zullen gaan ontbreken, dat is eene andere vraag. Maar levert niet in ieder geval deze assignaten-geschiedenis boekdoelen vol ter gunste van de moderne wetenschap? Het bankroet was nu eenmaal gekomen, gelijk het einde van alle misleiding moet komen, maar hoe stil, met welken bedaarden en geleidelijken voortgang werd het te weeg gebracht; het was niet gelijk een alles verwoestende lawine, maar gelijk een zachte bui van een lichte, nauwlijks voelbare jachtsneeuw, bui op bui, tot inderdaad alles bedolven, en toch weinig verwoest was, dat niet hersteld of ontbeerd konde worden! Zoover heeft het de moderne staatkunde gebracht! Het bankroet, zeiden wij, was groot, maar het geld zelf is immers een staand wonder. Voor 't overige geeft die zaak met de geestelijkheid aanleiding tot eindelooze zwarigheden. Men kan wel het eigendom van de geestelijkheid tot nationaal eigendom verklaren, en de geestelijken zelve tot bezoldigde dienaren van den Staat, maar is het in dat geval niet een veranderde kerk ? Vereffeningen in menigte, en van den meest ingewikkelden aard, zijn onvermijdelijk geworden. Alle oude grenzen, in iederen zin, passen niet meer aan het nieuwe Frankrijk. Ja, de grond zelf wordt letterlijk verdeeld, de oude kakelbonte provinciën worden in gelijkvormige departementen ten getale van drie en tachtig herschapen, waardoor, als ware de as der aarde eensklaps omgekeerd, geen sterveling zoo dadelijk weet waar hij te huis behoort. En wat de oude twaalf parlementen betreft, wat zal men met deze doen? De oude parlementen hebben, gelijk de verklaring luidt, «voortdurende vacantie," tot eenmaal de gelijkvormige rechtsbedeeling, de departementale gerechtshoven, de nationale rechtbanken van hooger beroep, de gekozene rechters en vrederechters, kortom de geheele Thouret- en Duportsciie toestel gereed ']) De Kerk in Frankrijk bezat vele goederen en had groote inkomsten; het vermogen werd geschat »p twee milliard. de inkomsten, de tienden incluis, op 170 millioen franes. Wel waren, met toestemming van een gedeelte der geestelijkheid, in den bekenden nacht van 4'"" Augustus de tiendei, aflosbaar verklaard, maar toen men den li4'" derzelfde maand die tienden zonder eemge vergoeding ophief, verzette zich de geestelijkheid hiertegen aanvankelijk, ofschoon zij toch langzamerhand hare oppositie liet varen. Maar grooter werd de tegenstand der geestelijkheid, toen het intrekken der feestelijke goederen ter sprake kwam. Reeds den October had de bisschop van Autun rallejran< liet voorstel gedaan om deze goederen in het belang van den staat in beslag te nemen, en na langdurige en heftige discussiën, werd besloten, dat de geestelijkheid niet was eigenares, maar beheerster van de aan de Kelk door de vroomheid der koningen of der geloovigcn gewijde goederen, en dat de natie, wanneer zij de kosten van den eeredienst betaalde, ook die goederen moest terugverkrygen. ij decreet van 2 December 1789 werden dan ook die goederen ter beschikking der natie gesteld. Dam er evenwel dringend behoefte was aan geld, moest men wel spoedig tot den verkoop dier goederen i2 Minnet geeft in zijne Ilistoivc de la retolution franfaisc de volgende lezing van het ontstaan der assignaten: "De behoeften van dit en van het volgende jaar maakten den verkoop noodzakelijk van 400 millioen van de geestelijke goederen; om dien verkoop te vergemakkelijken, nam het gemeentebestuur van Parijs voor een groot bedrag van die goederen over en andere gemeentebesturen van r rankrijk volgden het voorbeeld van Parijs. Zij wilden de waarde der goederen, welke zij van den staat ontvingen, in de schatkist storten om ze later aan particulieren te verkoopen: maar het ontbrak den gemeenten aan geld, en zij konden de waarde niet betalen, omdat zij nog geene koopers hadden. W at «leden zij nu? Zij gaven aanwijzingen af op de gemeentekas, waarmede men de schuldeischors\an den staat tevreden zou stellen, totdat men liet vereischte kapitaal bijeen zoude hebben, om die aanwijzingen weder in te lossen. Later bedacht men, dat het beter zou zijn, in plaats van die aanwijzingen op de gemeentekassen, staatspapieren te maken, die een gedwongen omloop hadden en als betaalmiddel golden. Zoo ontstonden de assignaten. Pk M viiir van Parijs naar iikt Paleis van Justitie gaande om ui; papieren van het Paui.ement te verzegelen, op 13 November 17'.iO. zal zijn. (1) Oadertussehea moeten de oude parlementen, als het ware met den strop om den hals, geduldig blijven zitten wachten en, zoo goed zij kunnen, schreeuwen: Is er niemand die ons verlost? Maar daar het antwoord gelukkigerwijze heet: niemand, niemand, zoo zal men mot de parlementen wel klaar komen. Zij laten zich zelfs liet zwijgen gebieden, en het parlement van Parijs, dat verstandiger is dan de meesten, heeft nooit geklaagd. Zoo zullen en moeten zij daar dan zitten in vacantie zoolang het noodig is; hunne kamer van vacantie bedeelt ondertusschen het weinige recht, dat nog gevraagd wordt. Met den strop om den hals is hun lot weldra beslist! Don dertienden November 1790 zal de maire Bailly, terwijl slechts weinigen hem opmerken, naar het paleis van justitie gaan, en daar met den stads-zegelstempel en een weinig brandend lak de archiefkamer van hot parlement verzegelen — en het geduchte parlement van l'arijs verdwijnt zachtkens in den chaos als een droom! Zoo zullen zonder veel omslag alle parlementen vergaan, en ontelbare oogen blijven droog. Zoo gaat het evenwel niet met de geestelijkheid. Want, gesteld ook de godsdienst ware dood, ware reeds voor een halve eeuw met den onbeschrijfelijken Dubois (2) gestorven, of onlangs met den halssnoer-kardinaal, Rohan (3) naar den Elzas uitgeweken, of ging als spookverscliijnsel (revenanh met den bisschop Talleyrand van Aitfun rond: is niet de schaduw van den godsdienst, de gehuichelde godsdienst, nog overgebleven ? De geestelijkheid heeft middelen en bouwstoffen: middelen in haar aantal, hare organisatie, haren maatschappelijken invloed; bouwstoffen in de algemeene onwetendheid, die, gelijk bekend is, de moeder der devotie is. Ja, is het met dat al zoo ongelooflijk, dat nog hielen daar in eenvoudige harten een waar geloof aan God, als goudkorrels in de slijkerige beek, verborgen zoude zijn, en wel van zulk een merkwaardig vasthoudenden aard, dat zelfs een Maury of Talleyrand als symbool daarvoor zouden kunnen dienen ? — Genoeg, de geestelijkheid is machtig, is listig en verontwaardigd. Het is een noodlottige geschiedenis met die geestelijkheid. — Een woedende slangenhoop, die de nationale vergadering rondom zich opgejaagd heeft, die sist en steekt, en die, zoolang er leven in is, niet tol zwijgen is te brengen, en die zich evenmin dood laat trappen! Noodlottig van het begin tot liet einde! Na vijftien maanden beraadslaging mocht het nauw gelukken eene constitution civile (4) voor de geestelijkheid op het papier te brengen, maar haar (1) Zie over de werkzaamheden van Thouret in liet bijzonder noot 1 op pag. 10. Over de nieuwe indeeling van Frankrijk, en de nieuwe reelitsbedeeling het volgende, hoofdzakelijk aan Mignet ontleend: Frankrijk werd in drie en tachtig in grootte en bevolkingscijfer bijna gelijke departementen verdeeld, het departement in districten, het district in kantons. Het departement had een administratief college, uit 36 leden bestaande, en een uitvoerend comité aan het hoofd: het district had eveneens een raad en een uitvoerend bewind, die aan de hoogere colleges van het departement ondergeschikt waren. Het kanton, uit vijf a zes kerspelen bestaande, was eene kiezersafdeeling; de actieve burgers, «citovens actits — om dezen naam te kunnen dragen, moest men eene belasting betalen, gelijk staande met een arbeidsloon van drie dagen — kwamen in de hoofdplaats \an het kanton samen, om hunne afgevaardigden en hunne overheden te kiezen. De verkiezing was eeue getrapte. De «citoyens actifs" kozen de kiezers, die belast waren met de benoeming van de leden der Nationale Vergadering — om lid te kunnen worden der Nationale Vergadering moest men grondeigendom bezitten en een mark zilver 'mare d argent) in de belastingen betalen van dj leden der administratieve colleges in de departementen en de districten en van de rechters in de rechtbanken. Kr werd een rechtbank voor crimineele zaken opgericht voor het geheele departement, een rechtbank voor civiele zaken voor elk district en voor elk kanton werd een vrederechter benoemd. Het bestuur der gemeente werd opgedragen aan een algemeenen raad en een uitvoerend college, waarvan het aantal leden afhing \ an het bevolkingscijfer. De leden der municipaliteit werden onmiddellijk door het volk benoemd, en zij alleen waren bevoegd, indien het noodig was, de gewapende macht te hulp te roepen. 2) Kardinaal Dubois. de raadsman en deelgenoot in diens uitspattingen van den Regent I'hilippe d'Orleans. Zie pag. 22, deel I. (3) Zie de noot op pag. 89, deel 1. ,. 141 De grondgedachte van de constitution civile du cl erge was de inrichting der geestely kneid in overeenstemming te brengen met den veranderden toestand van geheel Frankrijk, zonder evenwel de verschillende dogmata van den godsdienst te willen aanranden. De Vergadering wild enkel met «leze constitution civile den alouden toestand herstellen, toen de pastoors en de bisschoppen door het volk werden benoemd. Het ontwerp, door Camus en andere Jansenistische afgevaardigden uitgewerkt, bepaalde, dat het aantal bisdommen gelijk zou zijn aan dat der departementen; du de bisschoppen zouden gekozen worden door de kiezers, die ook de leden der departem Mitale en districts colleges en de afgevaardigden kozen; dat de domkapittels opgeheven en de stiftsheeren vervangen zouden worden door vicarissen. VUROVERlNll VAN IIKT KAM I' VAN .1 AI.KS DOOR l)F, PATRIOTTEN. nu ten uitvoer te leggen? Ongelukkig is zulk eene constitution cirile slechts eene overeenkomst om oneens te worden. Zij verdeelde Frankrijk van liet eene einde tot het andere door een nieuwe scheuring, die alle overige scheuringen nog oneindig meer verwikkelde. Van de eene zijde woedt het katholicisme, of wat daarvan nog is overgebleven, met het gehuicheld katholicisme; van den anderen kant het twijfelzuchtige heidendom die beide door tegenspraak fanatiek worden. Welk eindeloos gekrakeel lusschen gehate wederspannige en verachte constitutioneel priesters, (1) tusschen teedere gewetens «i-elijk dat van den koning, en toegeschroeide gewetens, gelijk dat van eenigen van zijn 'volk, en het einde van alles, feesten ter eere der Rede, en een oorlog in de Vendêe\ Zoo diep zetelt de godsdienst in 's menschen hart, en hangt zij met alle mogelijke hartstochten te samen. Wanneer de doode echo er van zoo veel vermocht, wat vermocht dan niet eens haar levende stem! .... Financiën en constitutie, wet en evangelie: waarlijk er is arbeid genoeg, en toch is het niet alles. Immers het ministerie, en Necker, de ministro ad oré, gelijk een metalen opschrift getuigt, dat het volk aan zijne deur heeft gehecht, verdwijnen hoe langer zoo meer in blijkbare nietigheid. De uitvoerende of wetgevende macht, de algemeene leidino- 0f het detail, alles ontglipt onvoltooid aan hun krachtelooze vingers, en komt ten laatste op de schouders der hooge nationale vergadering neder. Zwaar beladen nationale vergadering! Zij moet van ontelbare nieuwe oploopen, van strooptochten van de brigands, van verbrande kasteelen, maar bovenal van verbrande archieven of chartiers in het westen (2) hooren; — want ook daar verzot zich de te zwaar beladen ezel op een vreeselijke wijze; — van steden in het zuiden vol hitte en ijverzucht, hetgeen aanleiding geeft tot het kruisen van zwaarden, MarseiUe tegen TokIo». en ( arpentras door ivicinon belegerd; — van rovalistische botsingen op den weg der vrijheid, ja van patriottische botsingen, die door een bloot verschil in snelheid te weeg worden gebracht! — van een Jourdan Coupe-tête, die uit de klauwen van het Chatelet naar gindsche zuidelijke gewesten de wijk heeft genomen, waar hij geheele regimenten van schurken op de been zal brengen. (3) , Ook van het rovalistische kamp van Jalès moet zij hooren. Jales is eene van bero-en omringde vlakte', te midden van de rotsen der Cevennes, van waar het royalisme, aelijk men vreest en hoopt, als een bergstroom nederstorten en geheel Frankrijk zou kunnen overstroomen! Een zonderling ding, dat kamp van Jalès, daar het grootendeels slechts oi) papier bestond. Want de soldaten te Jalès, louter boeren of nationale garden, waren in hun hart gezworen sansculotten, en al wat de royalistische oversten konden doen, was met bodriegelijke woorden, ten schrik en teekon zichtbaar voor aller verbeelding, het te doen voorkomen alsof daar een geheel leger slagvaardig stond, in de hoop dat Frankrijk door een tooneelkunstgreep, door het trouw naar de natuur geteekende beeld eener rovalistische armee weer te veroveren zoude zijn. (4) Eerst met den derden zomer verdween eindelijk dit schrikbeeld geheel en al, nadat het van tijd tot tijd had opgeflikkerd en dan weer verflauwd was, en lieten eenige nationale garden het oude kasteel van Jalès, daar het lichamelijk oog geen kamp zag, in de lucht \liegen. Ook moest zij niet slechts van Brissot en zijne Vrienden der zwarten hooren, maar weldra ook van St. Domingo, dat in de letterlijke beteekenis des woords geheel in vuur en vlam stond, en in den overdrachtelijken zin nog veel erger, den nachtelijken oceaan wijd en zijd verlichtte. (5) Evenzoo van de belangen der scheep- (1) Pré tres eonstitutionnels en prétres réfractaires. (2) Vooral te Brest was het zeer oproerig. .... (3 In liet Zuiden waren het ook vooral godsdienstige beroeringen, door de geestelijken veroorzaakt, die het land in vuur en vlam zetten. Door de regeeringstroepen werd eindelijk een einde gemaakt aan deze onlusten, en verscheidenen werden over de kling gejaagd. (4) Dampmartin, Evènements, I, 208. , . ..,j ■ , . (5) Jacques Pierre Brissot (1764-1793), geboren te Ouarville, nabij Chartres, wijdde zich eerst aan de rechtsgeleerdheid, maar ging later over tot de letteren. Door zijne werken La theorie des lots II 3 vaart, de belangen dos landbouws, van alle mogelijke belangen die uiterst kwijnende waren, van de nijverheid, die aan kluisters lag, en van liet oproer, dat alleen welig Jacqves Pierre Brissot. tierde. Van onderoflicieren, soldaten en matrozen, die aan het muiten zijn te water en te land. Van soldaten te Nancy. die de wakkere Bouillé, gelijk wij nog criminelles (1780) en zijn Bibliothèque plülosophique du législatcur, du politique, du jurisconsuhe sur les lois criminelles (10 deelen, 1782-1786 maakte hij grootcn naam. Na een tijdian» in Enge' i doorgebracht, waar hij verscheidene werken uitgaf, werd hij, bij zijne terugkomst in t-rankujk, valschelijk beschuldigd van de vervaardiging van eenige anonieme pamfletten, dnor een lettre de cachet opgesloten in de Bastille. Na zijne invrijheidstelling gal' hij in 17S5 uit zijne twee , . ij Joseph II. sin• Ie droit de Témigration et sur Je droit dinsurrection en in 17S7 een boek, getiteld: de laFrance et des Etats-Unis, ou de l'importance de la rëvolution de VAmérirnte pour le oonneur de la trance. Hij was een groote vijand der aristocraten en een der stichters van de (liieroovengenoemde Société des Amis des noirs. Bedreigd door een nieuwe lettre de cachet week hij uit zien zullen, met het kanon overhoop moet schieten; van matrozen, ja van galeislaven te Brest, (1) die ook overhoop geschoten moesten worden, zonder dat er evenwel een BouillÉ is, die het doet. Want om het met één woord te zeggen, in die dagen was er geen koning in Israël en ieder deed wat recht was in zijn eigen oogen. (2) Zulke dingen moet de verheven nationale vergadering hooren, terwijl zij zich onledig houdt met het herscheppen van Frankrijk. Treurig en ernstig; maar wat middel er tegen? Laat de constitutie maar gereed zijn, en allen zullen haar bezweren; immers komen er niet geheele wagenladingen met adressen van adhaesie aan? Aldus zal, met 's hemels zegen en een voltooide constitutie, de bodemlooze vuurkolk met lompenpapier overwelfd worden, en orde en vrijheid zullen zich paren en met elkaar leven, — tot het voor beide te heet wordt. O cóté gauelie\ wel zijt gij het waard, gelijk het gewoonlijk in de adressen van adhaesie heet, dat de blikken van het heelal (l'univers) zich op u vestigen, ten minste de blikken van deze ééne arme planeet! Ja, men moet het bekennen, de cóté droit maakt een nog dwazer figuur. Het is een onverstandig geslacht, onverstandig, stompzinnig, en van een daarmede gepaard gaande stijfhoofdigheid; een geslacht dat niet leeren wil. Vallende Bastilles, vrouwenopstanden, duizende rookende kasteden, een geheel land, dat niet met korenvelden, maar met sansculottisch staal bedekt is; dat alles, zou men meenon, waren leerzame lessen genoeg, maar deze menschen zijn er niet wijzer door gemaakt. ïvog heden ten dage worden er lieden gevonden, van wie van ouds geschreven stond: stamp ze in een vijzel! Of, om het zachter uit te drukken, zij zijn gehuwd aan hunne dwaalbegrippen; vuur noch staal, de bitterste ondervinding zal dien band niet breken, tot de dood hen scheidt! Over do zoodanigen moge de hemel zich erbarmen, want de aarde, met haar harde noodzakelijkheid, zal geen medodoogen hebben. Doch men geve tevens toe, dat het zeer natuurlijk was. De mensch leeft immers door de hoop. Toen alle Godsgaven uit de doos van Pandora gevloden waren en in Godsvloeken verkeerden, bleef toch de hoop over. Welk onverstandig sterveling zal, wanneer zijn liooge veste nog zoo klaarblijkelijk is ncergerukt, en hij in zijn naar Engeland en ging vandaar naar Amerika, maar keerde bij liet begin der 1 ransche Revolutie naai Frankrijk terug. Zijne voornaamste werkzaamheid begon eigenlijk eerst, toen hij lid werd der Assemblee législative, in welke hoedanigheid wij hem in den loop van dit werk meer zullen ontmoeten. De bovengenoemde Socie'te des Amis »«*«««»bijgenaamd, een ingenieurMiRANDA, die zelfs van de Andes kwam, derwaarts toog of getogen was. (2) De Waal Pereyra kon bogen op eene vreemde afkomst; hij was, naar men zegt, een zoon van vorst Kaunitz, den diplomaat. Door het toeval werd hij van een zoon van Oostenrijksch bloed (1) Onder de generaals, die zich in den revolutietijd groote verdiensten verworven hebben wat betreft de verdediging van den vaderlandschen grond, behoort in de eerste plaats genoemd te worden Charles Frani;ois Dumouriez of Dumourier, geboren 25 Januari 1739 te Cambray, en behoorende tot eene familie, die uit Provence afkomstig was en daar den naam droeg van Duperrier. Zijn bet-overgrootvader Fianrois Duperrier was aldaar gehuwd met een zekere juffrouw de Moriès of Mouriès, welken naam diens zoon aannam, en die later veranderd werd in Dumouriez of Dumourier. In korte trekken zal ik hier zijne levensgeschiedenis laten volgen tot 1789 toe; over zijn verdere lotgevallen wordt meermalen in dit werk gesproken. Dumouriez begon zijn loopbaan als adjunct van zijn vader, die oorlogscommissaris was, in den Hannoverschen veldtocht (1757). Daarna werd hij adjudant van den graaf d'Armentières en vervolgens toegevoegd aan den staf van den maarschalk de Broglie. Hij onderscheidde zich gedurende de veldtochten in Duitschland *7-jarige oorlog) in 1759 en in 1700, werd gewond te Amstetten en Kloosterkamp en ontving op 21-jarigen leeftijd den rang van kapitein en het kruis van ridder van St. Louis. In 1763 na den vrede op pensioen gesteld, verkeerde hij in benarde tinanciëele omstandigheden, daar zijn pensioen slechts 600 livres bedroeg. Na tevergeefs zijne diensten aangeboden te hebben aan de republiek Genua om de heerschappij van deze republiek op Corsica te handhaven, en ook vruchteloos te hebben aangeklopt bij Paoli, het hoofd der nationale partij op Corsica, wendde hij zich totdeFransclie regeering met een plan om Corsica te veroveren, maar de hertog de Choiseul ontving hem zeer koel. Door toedoen van een broeder van madame Dubarry werd hij spoedig weder in gratie aangenomen en de minister, na hem eene gratificatie van 1S000 livres te hebben verleend, belastte hem met eene geheime zending naar het hof van Madrid en vervolgens naar dat te Lissabon. Na zijne terugkomst werd hij gezonden naar het Fransche leger op Corsica, waar hij zich onderscheidde in de veldtochten van 1768 en 1769. In 1770 werd hij aangewezen als commissaris van de Fransche regeering bij de hoofden van de partij der Poolsche onafhankelijkheid, die vereenigd waren in het Hongaarsclie stadje Esperies. Uit Polen werd hij eindelijk in 1772 teruggeroepen door den hertog d'Aiguillon, die in Choiseul's plaats gekomen was 'Zie pag 11, deel I). Kort daarna droeg hem de hertog de Broglie een nieuwe zending op, waarvan het voornaamste doel was de plannen van den Zweedschen koning Gustaaf III tegen de Zweedsche aristocratie te begunstigen. Daar hem deze zending opgedragen was buiten voorkennis van den hertog d'Aiguillon, liet deze hem arresteeren te Hamburg, waar hij troepen voor Gustaaf had aangeworven. Nu werd hij eerst in de Bastille opgesloten en daarna in het kasteel te Caen, waar hij bleef tot den dood des Konings Lodewijk XV, en waar hij vele memoires' geschreven heeft. Bij de troonsbeklimming van Lodewijk XVI werd hij in vrijheid gesteld en hersteld in zijn rang van kolonel. Korten tijd daarna werd hij belast met het aanleggen van een oorlogshaven aan het Kanaal. Dumouriez koos Cherbourg van welke stad hij tot kommandant benoemd werd, en waar hij, gedurende 12 jaar. met prijzenswaardigen ijver, de werken aan de nieuwe haven heeft gedirigeerd. In 1787 werd hij tot -brigadier" benoemd en tot veldmaarschalk in 1788. Hij wendde in 17S9 te vergeefs pogingen aan om gekozen te worden tot afgevaardigde der Staten-Generaal. Korten tijd daarna kreeg hij den titel van kommandant der nationale garde te Cherbourg. Toen evenwel op het einde van 1789 de militaire gouvernementen werden opgeheven, verliet hij Cherbourg en vestigde hij zich te Parijs. (2) Claude Fournier fl745-1823;, was geboren in Auvergne en kreeg den bijnaam l'Américain, doordat hij op St.-Domingo, waarheen hij zich omstreeks 1772 begeven had, eigenaar werd van vele fabrieken en een kolossaal vermogen verwierf. Hij kwam in 1785 in Frankrijk terug en nam. naliet uitbreken der revolutie, aan verschillende gebeurtenissen deel, maar bracht geruimen tijd in de gevangenis door, daar verscheidene revolutionnairen als Tallien en Bourdon de 1'Oise zijne vijanden waren. Hij stierf in 1823 in de grootste armoede. Don Francisco de Miranda 1750-1816; geboren te Caraeas in Peru, kwam omstreeks 1791 te Parijs, waar hij zich aansloot bij Pétion. Hij streed later onder Dumouriez bij Neerwinden, werd beschuldigd van door zijne ongehoorzaamheid aan de bevelen van den generaal de nederlaag veroorzaakt te hebben, maar hiervan vrijgesproken. Later werd hij, beschuldigd van verstandhouding met de Girondijnen, tot deportatie veroordeeld, maar hij ontkwam naar Engeland. In 1803 kwam hij in Frankrijk terug, maar hij werd toen over de grenzen gezet. Hij stierf in 1816 in de gevangenis te Cadix, waarheen de Spanjaarden hem hadden gebracht, nadat hij sinds 1811 in Venezuela een werkzaam deel genomen had aan den opstand der Spaansche koloniën tegen het moederland. een vijand van Oostenrijk. (1) De Joodsche of Duitsche Frkys doen goede zaken in dien grooten agio-poel, die door de invoering der assignaten nog stinkender geworden is. De Zwitser Clayikre had liet geluk niet in Ierland eene sociniaansch Geneeische kolonie (2) te stichten ; maar voor eenige jaren bleef hij, niet een profetischen blik, voor het lintei van een minister te Parijs staan en zeide, dat het hem voorkwam, alsof hij ook eens minister zou worden, en hij lachte. (3) De Zwitser Pache, daarentegen, met zijn kalen schedel, leeft ingetogen, wegens zijn ootmoedigheid en diepdenkendheid het wonder van zijne buurt en zelfs van meer verwijderde buurten; zit daar, Tartvffe! tot men u noodig heeft! (4) Gij Dukourny's uit Italië, gij Proly's uit Vlaanderen, vliedt allen herwaarts, gij tweebeenige roofvogels! Een ieder kome wiens hoofd heet is, wiens brein ongeregeld is, zij het een chaos van niet-ontwikkeling of van verval; al wie niet bekend kan worden, al wie te bekend is, ieder die maar eenige bekwaamheid veil heeft, al wie begeerig is en goed praten kan, die kome! Zij komen, voortgedreven door eene hitte, die zij geen naam weten te geven, gelijk pelgrims op wog naar een wonderdadige reli23, heelt in den verderen loop der revolutie eene grrote rol gespeeld, gelijk in het venoop van dit werk blijken zal. Madame Roland prijst hem in hare geschriften om zijn eenvoud en groote werkkracht. (5) Frederik, baron von der Trenck. in 1726 te Koningsbergen geboren, trad in Pruisischen dienst en werd op achttienjarigen leeftijd ordonnans-officier van den koning. Naar men wil, zouhy een verboden liefdehandel gehad hebben met een lid der koninklijke familie: hij werd althans naar de vesting Glatz verbannen, van waar hij in 1747 ontvluchtte. Hij trad nu in keizerlijken dienst, maar werd later, toen hij zich op Pruisisch grondgebied bevond, gearresteerd en te Maagdenburg' gevangen gezet. Na li63 herkreeg hij zijne vrijheid. Daarna maakte hij groote reizen en deed hij zich zoowel in zijne gesprekken als in zijne geschriften als een revolutionnair kennen. Hij werd in 1794 te Parijs geguillottineerd. De woorden «minotaurische cellen"' en «Ariadne" herinneren aan eene sage uit den Griekschcn I heseuscyclus, volgens welke door de Atheners jaarlijks aan Minos, den koning van t ret.i, zeven jongelingen en meisjes moesten gezonden worden, die in een doolhof aan den Minotaurus, halt dier halt menscli, ten prooi werden gegeven. Ook Theseus behoorde op een jaar tot deze bezending, maar s konings dochter Ariadne redde hem door hem een kluwen garen te geven, waarmede hij den uitgang van den doolhof kon terugvinden. Theseus vluchtte daarna met Ariadne. C. J. W. Nesham ontvangt van het Gemeentebestuur der stad Parijs een degen en eene burgerkroon, op lo Januari IT'.Mi. Ook is Engeland niet zonder zijne zendelingen, Het heeft zijn leven-reddenden Needham, wien men plechtig een burgerzwaard aanbood — dat reeds lang tot een niets verroest is. (t) Zijn Paine, een weerspaunigen corsetmaker, ongekamd, die er niet aan twijfelt of hij, een eenvoudig man van de naald, heeft door zijn "Gezond Menschenverstand" Amerika bevrijd, — ja, dat hij deze geheele wereld, en misschien zelfs wel de andere, kan en wil bevrijden. (2) De constitutioneel vereeniging zendt Price-Stanhope om hare gelukwenschen aan te bieden, (3) en hoewel deze mannen slechts leden van een Londensche club zijn, dien Birke (4) en de Tories schuins aanzien, zoo worden zij door de nationale vergadering welkom geheeten Ook over u, chevalier John Paul, worde om des lands wille een woord gesproken of verspild! In een verschoten zee-uniform slentert de arme Paui. Jones rond, gelijk een wijnzak, waaruit alle wijn is afgetapt. Hij is nog slechts de schim \an zich zelveu. Zijn eens zoo luidruchtig getier is thans bedaard; nauwelijks hoort men het nog met de grootste verveling aan in de ministerieele antichambres, in deze of gene eetzaal, ^aai men zich met medelijden het verledene herinnert. Welke lotwisselingen, welk stijgen en vallen! Thans, arme Paul, ziet gij niet meer met vurig verlangen, aan den voet van den vaderlandschen Criffel over de bocht van Solwaij, naar het blauwe, bergachtige Cumberland, in het blauwe onmetelijke. Gij waart omringd van welvaart en ongekunstelde hartelijkheid, en gij zelf, jonge dwaas! verlangdet u daarboven te verheffen of daaruit te verwijderen. Ja, achter gindsch saffieren voorgebergte, men noemt het St. Bees, dat echter van nabij beschouwd, ook geen saffier is, maar slechts doffe zandsteen, daar ligt eene wereld; eene wereld, die ook gij zult leeren kennen! Ginds van Whitekaven stijgen hare rookwolken op, onheilspellend, doch te vergeefs. Het trotsche For/li siddert bij zijne zwellende zeilen, ware niet de wind eensklaps gedraaid. Huiswaarts keerende maaiers van Flamborough blijven aan den voet van den heuvel staan; immers is dat geene zwavel wolk, die den effen spieo-el der zee verdonkert, eene zwaveHvolk, die vuur spuwt ! .la, het is een zee-hanensrevecht en wel een der heetsten, waarbij de Britsche Serapis en de Fransch-Ame- (li Bij het begin der revolutie was er vooral in Parijs meermalen gebrek aan brood en mossten er "eduriCT voorraden graan uit de provincie naar de stad gebracht worden. Deze graantransporten werden echter meermalen in enkele steden aangehouden, zoo o. a. te Rouaan en te Vernon. In deze laatste plaat!» vooral kwam het eens tot grove ■wanordelijkheden. De commune van Parijs zond een liarer leden, lanter, naar die plaats, om toezicht te houden op het voor Parijs bestemde graan. Deze afgevaardigde liep tweemaal gevaar van door het verwoede volk te worden opgehangen, maar hij werd door een to -\allig daai aanwezig zijnden jongen Engelschman C. .1. W. Nesham gered. Uit dankbaarheid schonk de mumcipaliteit van Parijs aan den jongen Engelschman, 15 Januari 1790. een burgerkroon en een zwaard, dragende dit opschrift: La Commune de Paris A C. J. W. Xesham, anglais, pour avoir sance la vie a un citoi/cn francais. , , , , ' In de Engelsche uitgave van Carlvle komt de volg mde, door den b -werker van dm derden druk der Nederlandsche uitgave weggelaten noot van den schrijver voor: -Een vertrouwbaar man schreef mij. drie Har geleden dat zijn vader, wijlen admiraal Nesham niet Needham. zooals de Fransehe journalisten schrijven) de bedoelde Engelschman is, en dat her zwaard niet verroest is, maar, met de oorkonde, nog in ongeschonden staat zich in zijn bezit te Plymouth bevindt, (noot van li-57 . ... . 12) Thomas Paine was in 1737 te Thetford in Norfolkshire geboren en ging, toen zijne zaken verloopen waren, in 1774 naar Noord-Amerika, waar hij grooten opgang maakte door zijn werk Commnn sense en in verschillende staatsbetrekkingen werkzaam was. Later keerde hij naar Engeland terug en schreef daar in 17') 1 The rit/hts of man, dat hem een proces op den hal- haalde, hetgeen luj \erlooi. Inmiddels was hij in Frankrijk gekomen en in 1792 werd hij door het departement Pas d - talais naar de Nationale Conventie afgevaardigd. Door toedoen van llobespierre werd hij in 1793 gevangen genomen, maar na eene gevangenschap van 14 maanden, werd hij door tussenkomst van de rege,r.ny ,Ier \ ereemgde Staten in vrijheid gesteld. In 1802 begaf hij zich opnieuw naar Amerika, waar hij m 1809 te New-Ï ork overleed. Thomas Paine heeft zoowel op de Noord-Amerikaansche als de Fransehe revolutie grooten invloed uitgeoefend. (3) Moniteur 10 Nov., 7 Dec. 1789. . , (4 Edmund Burke 1730-1797), een van de grootste staatslieden en redenaars van lui eland, maakte zich vooral bekend doorliet bestrijden van de maatregelen der Engelsche regeering m de Amenkaansche koloniën, welke dan ook de afscheiding dier koloniën ten gevolge hadden. Bij li2t uitbreken der Fransehe revolutie liet hij zijne vrijzinnige denkbeelden voor een groot gedeelte varen, want luj behoorde steeds tot de grootste bestrijders dier revolutie. TT 5 rikaansclie Bonhomme Richard elkaar op hunne wijze geeselen en worgen, en ziet, de wanhopende moed zegepraalt over den bedachtzamen, en Paul Jones' behoort ook onder de koningen der zee. Daarna leerden u de Zwarte Zee, de Meotische wateren (1) en de Turken kennen, o Paul ! en uwe vurige ziel heeft zich te vergeefs in duizend tegenstrijdigheden verteerd. Want is in afgelegen landen, bij scharlakenroode Nassau-Siegen's, (2) bij zondige keizerlijke Catharina's, liet hart niet evenzeer gebroken als te huis'bij de geringen. Arme 1 aul ! honger en ontmoediging volgden uw vermoeide schreden; nog eens of hoogstens tweemaal komt uw beeld in de verwarring dezer omwenteling te voorschijn, stoin, spookachtig, gelijk een flauw flikkerende star. En wanneer dan het licht geheel is uitgebluscht, bewilligt u de nationale vergadering eene «plechtige begrafenis." Even goed waren het gelui der Presbvteriaansche kerkklok en zes voet Schotsche aarde geweest, bij het stof uwer geliefden. — Zulk eene wereld lag achter liet voorgebergte St. Bees, en dat is het leven der zondig menschenkinderen hier beneden. (3) \ an alle vreemdelingen verdient echter niemand meer onze opmerkzaamheid dan de baron johan baptiste de gloots, of, afgezien van alle doopnamen en feudaaltitels, de wereldburger Anacharsis Cloots (4) van Kleef. Vestig op hem vooral uwe opmerkzaamheid, denkende lezer. Gij hebt zijn oom gekend, den scherpzichtigen, doordringenden Cornelius de Pauw, die geliefkoosde dwaalbegrippen meedoogenloos vernietigde en van de schoonste antieke Spartanen enkel moderne gorgelafsnijdende Mainoten maakt. (5) Van dezelfde stof is Anacharsis, aloeiend metaal, vol onreinheden, waarvan hij had moeten en kunnen gelouterd worden maar waarvan hij niet gelouterd werd. Hij heeft te land en te water over deze planeet gedoold, om, gelijk men wel kan zeggen, het paradijs te zoeken dat reeds lang verloren is. Hij heeft den Engelschman burke gezien; de inkwisitie van Portugal heeft hem gezien; hij heeft rondgedoold, heeft gevochten en geschreven en schrijft onder anderen ook: ..Bewijzen voor den Mohammedaansehen godsdienst. Maar nu bevindt hij zich, gelijk zijn Scjthische aangenomen peet in liet Parijsche Athene ongetwijfeld eindelijk in de haven zijner ziel. Hij is een'opgeruimd man, dien men gaarne bij patriottische maaltijden ziet, vroolijk en zelfs luimig, onbezonnen, scherpsnijdend, altijd gereed met de beurs; voegzaam ^kleed. en toch, welk sterveling stoorde zich ooit zoo weinig aan eenigen kleedertooi? Onder alle drachten zoekt Anacharsis den mensch; geen Stylites-Marat zal alle drachten, wanneer zij geen menschen bevatten, zóó zonder aarzelen met voeten treden Het is het vaste geloof van Anacharsis, dat er een paradijs te vinden is dat alle drachten menschen moesten bevatten. O Anacharsis! uw geloof is een doldriftig (1) Zee van Azoff. i2) Karl Heinricli Nikolas Otto, prins van Nassau-Siegen was afkomstig uit de katholieke linie van het hu,s Siegen en werd geboren m 1745. Na in Fransehen dienst te zijn getreden W Gibraltar niet de drijvende batterijen veel afbreuk te hebben gedaan aan de Engelsehen, ,a® 73 deel l) zoodat hem de koning van Spanje tot grande benoemde, ging hij daarna naar Rusland waar hii tiidens de regeering van Catbanna II. de vloot der Turken in 1788 by Oczakow versloeg. HH stierfin 1S08 3) John Paul Jones was te Arbigland in Schotland geboren in 1747 en had een zeer ivontnnrliiLleven. Hij maakte zich vooral bekend tijdens den opstand der Amerikaansche koloniën, in welker dienst hii getreden was, door het bevechten der Engelschen. In 1777 werd hii naar Frankw t I J hier ondernam bij op zi jn eigen houtje in m8 mpt een kloine brik mc£ kano]men J foeh" naar \Vhi'teha\en, waar hij eenige schepen verbrandde en het geschut in het fort vernagelde. Het Britsche sebin dat hem nazette, maakte liy buit en voerde het mede naar Brest. Na als commodore bii de FrinsebAmerikaansche vloot gediend te hebben, ging hij, nadat de vrede geteekend was in 17S8 in Rus«ischcn dienst over, maar keerde in 1789 te I'arys terug, waar hij in 1792 overleed Kussischen "ö "e 0rk'k""° voortijlend geloof. Daardoor geleid, is, naar het schijnt, uwe bestemming ijlings naar de stad nergens, waar gij ook zult aankomen! Al wat wij kunnen zeggen is: zorg dat gij als goed ruiter aankomt, dat toch is iets. (1) Er hebben zich zoo vele nieuwe personen en nieuwe zaken opgedaan, om dit Frankrijk in te nemen. Zijne oude wijze van denken en spreken en de daaruit voortspruitende wijze van handelen veranderen ten eenenmale, en streven naar een onbekend doel. De eenvoudigste boer, die, door bovenmatige inspanning afgemat, des avonds bij zijn haard zit, denkt aan verbrande kasteelen,ofaankasteelendie verbrand kunnen worden. Hoe veranderd zijn alle koffiehuizen, in de provinciën en in de hoofdstad! Het Antre de Procope (2) heeft thans andere vragen te beslissen, dan die van de drie Aristotelische eenheden, geen tooneel-, maar een wereldstrijd; wel gefriseerde redekunstenaars, met ouderwetsche staarten of nieuwerwetsche Brutushoofden, houden er hun luidruchtige vergaderingen, en de chaos doet de uitspraak. De altijddurende melodie der Parijsche salons, die sedert den tijd van Juli aan den Afvallige (3) en zelfs vroeger, en bovendien door den luisterenden hemel gehoord werd, heeft een anderen grondtoon bekomen, nu, gelijk eertijds, dolzinnig. Hier ziet men den ex-censor Suard — ex-censor, want men heeft thans vrijheid van drukpers — onpartijdig en zelfs neutraal. (4) De tyran Grimm zet groote oogen over een zorgvolle toekomst. (5) De atheïst Naigeon, (G) de geliefkoosde leer- (1) Joan Baptiste Cloots was in 1755 geboren en studeerde te Parijs, waar hij met de voornaamste litteratoren van den tijd verkeerde. Hij was vol bewondering voor de wetgeving der oude Grieken en hij wilde de wereld demoeratiseeren Vandaar dat hij vele landen bereisde en alom zijne theorieën verkondigde, somtijds met geen aangename gevolgen voor hem zeiven. Later zullen wij hem nog meer ontmoeten. (2.) Een koffiehuis in het Palais-Royal, waar vele artisten kwamen. (3) Juliaan de Afvallige (Julianus apostata) was van 361—363 n. Chr. Romeinsch Keizer. Reeds onder de regeering van Constantius, een der zonen van Constantijn den Grooten, was hij tot mederegent benoemd en als Caesar naar Gallië gezonden, waar hij zeer voorspoedig de Alemannen en Franken bevocht. Naijverig op dezen voorspoed vorderde Constantius, dat Julianus een gedeelte zijner troepen naar het Oosten zou zenden, maar het te Parijs samengetrokken leger van Julianus weigerde heen te gaan en riep zijn aanvoerder tot Augustus uit. Julianus aan den wensch der troepen gehoor gevende, trok tegen Constantius op en werd, toen deze onverwacht stierf, de eenige Augustus \an het Romeinsclie rijk. Zijn bijnaam, »de Afvallige" ontleende hij aan het feit, dat hij trachtte het Christendom, als godsdienst van den staat, weder door het Heidendom te vervangen. • r De door Carlvle gebezigde uitdrukking omtrent de Parijsche salons in dien tijd is eene zinspeling op het hierboven beschreven voorval van Julianus' uitroeping tot Augustus door de Romeinsche legioenen te Parijs. , (4) Jean Baptiste Antoine Suard (1734—1817 ) kwam in 1750 te Parijs en wijdde zich daar aan de studie der letteren, waarin hij spoedig een zeer goeden naam verwierf. Had hij reeds naam gemaakt door zijn Éloge de Montesquieu, nog meer roem oogstte hij in door zijn vertaling van Robertsons History of Charles V, welke vertaling tegelijk met het oorspronkelijke werd uitgegeven. Aan dit succes had hg ook in 1772 zijne benoeming tot lid der Académie franfaisete danken, welke benoeming evenwel door den Koning vernietigd werd, omdat Suard ook medewerker was aan de Encyclopédie. Kort daarna werd hy echter als lid toegelaten en zelfs tot censor benoemd door de regeering, in welke hoedanigheid hij met al te streng was. , . . Aan de revolutie nam hij geen werkzaam aandeel, onder het Directoire kwam hij weder meer te voorschijn en werd hy zelfs eens verplicht, als hebbende deelgenomen aan eene samenzwering, uit. het land te wijken. Later teruggekeerd, had hij een groot aandeel aan de reorganisatie der Académie frangaise en hij overleed in 1817. r> 15) Frédéric Melchior baron Grimm (1723—180"), een Duitscher van geboorte, kwam te 1 arijs op jeugdigen leeftijd, waar hij o. a. voorlezer was bij den prins van Gotha. Door Rousseau werdhijin de encvclopedistische kringen ingevoerd en Rousseau wist hij spoedig bij velen te verdringen. Grimm was grenzenloos verwaand en koket en hij had dan ook den bijnaam van -Tyran le Blanc, eene zinspeling op het belachelijke poederen van zijn gezicht. Hij heeft in vereeniging met Diderot vele werken en werkjes geschreven, arbeidde aan de Encyclopédie en leverde o. a. tweemaal per maand aan vorstelijke abonné's litteraire, philosophische en critische «correspondances." Door Cathenna 11 van Kusland werd hij tot baron verheven en in 1795 was hij Russisch gezant bij verschillende kleinere Duitsclie hoven. Hij stierf te Gotha, 85 jaar oud, den 19 December 1807. , e 16) Jaeques André Naigeon (1738—1810) was medewerker aan de Encyclopédie methodique en sclireet verschillende werken over godsdienst, moraal, enz. Hij gaf enkele werkjes uit van baron Holbai ï zie pag. 61, deel I), bezorgde uitgaven van Diderot's werken, van Rousseau en anderen. ling van Diderot, verkondigt op zijn zwakke en moeilijke wijze den nieuwen, Wijden dageraad. (1) Maar hoe menige Morellet en Marmontel, die hun geheele leven op philosophen-eieren zaten te broeden, kakelen thans schier wanhopig over het broedsel, dat zij te voorschijn hebben gebracht. (2) Het was zoo heerlijk. zijn wijsgeerige stelsels in de salons betoogd en bekroond te zien: en thans wil een verdwaasd volk niet bij bespiegelingen blijven, maar verlangt naar de praktijk. Hier merkte men cok op de gouvernante Genlis, of Sillery, of SilleryGenlis (3) — want onze gemaal is zoowel graaf als markies en wij hebben meer dan éénen titel. Zij is aanmatigend en ijdel, eene puriteinsche, doch zonder geloof, en wikkelt haren raad in duistere woorden zonder wijsheid. Want het element, waarin Sillery-Genlis werkt, is het sentimenteele en hetgeen de vrouw bijzonder eigen is; zij zoude gaarne oprecht zijn, maar het blijft slechts schijnoprechtheid, schijnoprechtheid in verschillende vormen, die met den vorm der schijnheiligheid eindigt. Voor het oogenblik draagt zij als sieraad om een nog tamelijk blanken hals een miniatuurbeeld van de Basiille, slechts van gewonen zandsteen, maar van echten Bastille-steen gesneden. Monsieur Je marqvis is een van de agenten van d'Orleans in de nationale vergadering en elders. Van hare zijde houdt madame zich bezig met de meest verfijnde zedelijke opvoeding van het jonge Orleansche geslacht, en geeft middelerwijl tamelijk raadselachtige ophelderingen over de schoone Pamela, hare aanytnemene dochter. Zoo zien wij mevrouw de Genlis in den salon van het Palais-Hoyal, — waarheen, gelijk wij zien, d'Orleans zelf, in weerwil van Lafayette, van zijn Ecgelsche '-zending" teruggekeerd is (4) Dat was waarlijk geen aangename zending, want de Engelschen wilden niet met hem spreken, en de Heilige Hannah More (5) van Engeland, zoo weinig gelijk aan de Heilige Sillery-Genlis van Frankrijk, zag hem in de tuinen van Vauxhall, als een verpeste, door iedereen ontweken (6) en zijn koud, roodblauw gelaat nauwelijks een zweem blauwer worden. ' li Naigeon, Adresse a 1'Assemblée nationale sur la liberté des opinions 'Parijs 1790). (2) 7.ie Makvontfl. Mc'imuis, pasiitu; Mcbhiit, Mfmoires, enz. (3i Madame de Genlis 1746—1S30 heeft een veel bewogen leven gehad. Door intriges had zij zieli in de hoogte weten te werken en het gebracht tot gouvernante van de kinderen van d'Orleans. Als schrijfster heeft zij vele werken geschreven, maar in de meeste komen ergerlijke plagiaten voor. Zij stierf op 84-jarigen leeftijd. (4) De hertog van Orleans, dien men verdacht van een der aanstokers te zijn geweest van de dagen van 5 en 6 October 17S9, was den l4,i<,n Octobei' naar Engeland verbannen, of, naar het officieus heette, belast nut het volbrengen van eene «commission importante" in Engeland. In Juli 17'JO keerde hij terug, na tijdens zijn verblijf in Engeland een verdedigingsschrift te hebben opgesteld, getiteld Exposé de la conduite de M. Ie di/c d'Orleans dans la rèvolution, rtdigépar lui-mime a Londres. Vergelijk voor verdere bijzonderheden Dulauie Hisioire de la révolution franfaise, I, 330—332. b) Hannah More (1745—1833) schreef eerst voor het tooneel, dat zij later als onzedelijk verfoeide. Zij schreef toen slechts werken over godsdienst, zedelijkheid, opvoeding en dergelijke. In hare laatste levensjaren was zij overdreven godsdienstig. (6) Hannah Mores Life and correspondence, II, 5. VIERDE HOOFDSTUK. Het Journalisme. Wat liet oonstitutionalisme met zijn nationale gardes betreft, liet doet al wat liet kan, en heeft genoeg te doen; als altijd moet liet, met de eene liand vriendelijk wenkende, liet patriottisme beteugelen, en de andere gebald houden om de royalistische samenzweerders te bedreigen. Een uiterst netelige zaak, die takt vereischt. Zoo moet de volksvriend Marat, om een bevel tot inhechtenisneming, pi'tse de corps te ontgaan, zich heden schuilhouden, en morgen laat men hem weer vrij rondgaan, en moedigt hem zelfs aan als eene soort van speurhond, wiens geblaf van dienst kan zijn. (1) De president (2) Danton verklaart, niet eene stem die luide weergalmt, in de openbare vergadering, dat het in een geval als dat van Marat geoorloofd is, geweld met geweld te keer te gaan. (3) Daarop bedreigt het Chatelet ook Danton met een bevel tot inhechtenisneming; doch wie zal het wagen dat ten uitvoer te leggen, daar het geheele district der Cordeliers voor hem optreedt, welke gerechtsdienaar zou de hand aan hem durven leggen? Bij nog twee andere gelegenheden slingert het Chatelet zijne bevelen, maar beide keeren te vergeefs; het Chatelet kan zich niet van hem meester maken, en zonder gevangen genomen te zijn, zal hij, al moet hij ook een tijdlang de vlucht nemen, het Chatelet zelf gekerkerd zien. Middelerwijl zijn het stadsbestuur en Brissot (1) reeds ver gevorderd met hun stedelijke constitutie. De zestig districten zullen in achtenveertig sectiën (wijken) veranderd worden; velerlei zaken zullen geregeld worden, en Pa>-ijs zal zijne constitutie hebben. Eene constitutie, die geheel op het kiesrecht steunt, zoo als de grondslag van den geheelen Franschen staat zal en moet zijn. Doch er is één noodlottig beginsel ingeslopen, dat van het zoogenaamde act/re burgerrecht, citoyen aciif. Niemand, die niet de mare d'argent, of een jaarlijksche belasting betaalt, die gelijk staat met een arbeidsloon van drie dagen, zal iets anders dan een passief burger zijn; dezulke heeft geen stem, al ware hij ook het geheele jaar door werkzaam met den voorhamer of de wouden vellende bijl! Ongehoord! roepen de- patriottische dagbladen. .Ia waarlijk, mijn patriottische vrienden, wanneer vrijheid, het verlangen en het gebed van alle menschenzielen, het recht beteekent, om zijn vijftigduizendste gedeelte van een nieuwen tongestrijder in de nationale twistclub te zenden: dan voorzeker, t is Gode geklaagd! heeft men u onrechtvaardig behandeld. O, wanneer er in het nationale Palater, gelijk de Afrikanen het noemen, zulk eene zaligheid is, welke dwingeland zou dan eer Adamszoon daarvan willen uitsluiten? Ja, zou men ook niet een vrouwen-parlement kunnen hebben, met gegil van de oppositie-banken en eerbare leden die stuiptrekkende naar buiten gebracht worden ? \ oor een kinder-parlement wilde ik ook gaarne mijne toestemming geven, en zelfs voor nog minder, zoo gij het wenscht. Geliefde broeders! De vrijheid, vrees ik, is werkelijk van den hemel, gelijk de oude wijzen zeiden. Waar ter aarde meent het verlichte publiek, dat een kleine, wakkere (1) Marat ontleende den bijnaam «volksvriend" aan zijn dagblad «l'Ami ilupciijtJe. Wegens zijne heftige woorden tegen Mirabeau.Necker, Lafavette en anderen, beval de nationale vergadering m Januari 17'JO zijne arrestatie en, zooals de officiëele term luidt, "lc décréta de prise de corps. (2) Zie pag. 286, deel I. , . (3) Danton had Marat eerst eene schuilplaats verschaft bij de actrice Fleury, maar later vluchtte hij naar Yersailles, waar hij bij den pastoor Bassal een asyl vond. (4) Zie pag. 18. dame de Staal (1) (niet Necker's dochter, maar eene veel verstandiger dan zij,) op deze aarde de grootste toenadering tot de vrijheid vond? Na rijp overleg geeft zij koel bedaard ten antwoord: «In de Bastille(2) »Van den hemel?" antwoorden velen vragend. Wee hun, dat zij nog vragen, want dat is juist het ongeluk. »Van den hemel" beteekent veel, het kan aandeel beteekenen aan het nationale Palaver, maar even waarschijnlijk ook niet. Een tak van het sansculottisme, die niet missen kan te bloeien, ishetjournalisine. Zal, daar de stem des volks de stemme Gods is, zulk een goddelijke stem zich niet doen hooren? Zich doen hooren tot de uiterste einden van Frankrijk, en in zoo vele tongvallen, als toen het eerste Babel zou gebouwd worden ! Sommigen luide als de stem desleeuws; anderen zwak als die der kirrende duif. Zelfs Mirabeau heeft zijn onderrichtend journaal of journalen, waaraan Geneefsche handlangers arbeiden, en daarbij twisten genoeg met dame le Jay, zijn uitgeefster, hoe uiterst gedienstig zij anders ook is. (3) De Koningsrriend Royou drukt voortdurend zich zeiven af. (4) Barrère stort tranen van loyale gevoeligheid in een journaal, de Dageraad, doch welks debiet aan het afnemen is. (5) Maar waarom is Fréron zoo vurig, democratisch, Frérox, de neef van den «koningsvriend?" (6) Dat vuur is hem van nature eigen: de wesp Fréron verwekte hem, Voltaire's Frélon, die zoo lang stak als zij een angel en gift bezat, al ware het slechts als recensent en op gedrukt scheurpapier. (7) Constant geeft, licht verspreidende als een nachtelijk lantaarnlicht, den nuttigen Moniteur uit, die thans dagelijks verschijnt, met feiten en weinig ophelderingen, officieel, veilig in het juste milieu; zijne redacteurs zijn sedert lang herstelbaar of onherstelbaar in diepe duisternis gezonken. De scherpe Loustalot, bijtend als jonge sleebessen, zal nooit tot rijpheid komen, maar ontijdig sterven; zijn Prudhomme zal intusschen de Rérolutions de Paris niet laten sterven, maar ze met vele andere zaken in het licht geven, welk een vervelend geruchtmakend drukker hij voor 't overige ook zijn moge. (8) Van Cassandra-Marat hebben wij reeds dikwerf gesproken, doch de verrassendste waarheid blijft ons over te zeggen, dat hij werkelijk niet zonder gezond verstand is, maar met zijn krassende, ijskoude keel over menige zaak zeer veel waars zegt. Ja, soms zou men zich zelfs verbeelden kunnen, dat hij eene vlaag van humor had en diep in zijn binnenste een klein weinig lachte. Camille (9) is geestiger dan ooit en ook vrijer in zijn spreken, cynisch, doch liefelijk als altijd. Een licht, melodieus wezen, geboren, gelijk hij eens nog met bittere tranen zal zeggen, om «verzen te schrijven"; een luchtige Apollo, zoo helder, zachtscliijnend, indezen Titanenstrijd, waarin hij de zege niet zal behalen. Toegevouwen en uitgevente nieuwspapieren bestaan in alle landen, maar daar, waar het dagbladwezen zoo welig tiert als hier in Frankrijk, mag men andere en vreemder soorten verwachten. Wat zegt de lezer van een Journal-affiche, een dagblad dat aangeplakt wordt, welks helder schitterende kleuren de oogen uit de verte tot zich trekken, en dat ieder lezen kan, al bezit hij ook geen penning? Zulke dagbladen zullen (1) Marguérite Jeanne Cordier, baronne Staal .1684—1750 , de dochter van den schilder de Launay, was een zeer geestrijke, vrouw, wier werken, in 2 deelen volledig uitgegeven te Parijs in 1821 meesterlijk geschreven zijn. (2) De Staal, Mémoires. 1. pag. 169—280 Parijs, 1821. (3) Dumont, Souvenirs, 6. (4) Royou gaf l'Ami du Roi uit. Zie pag. 184, deel I. (5) Zie pag. 284, deel I. (6) Louis Stanislas Fréron 1766-1802% uitgever van TOrateur dn peuple. Hem, die een zeer groote rol in de revolutie gespeeld heeft, zullen wij meermalen in dit werk ontmoeten. (7) Een zinspeling np Frérons vader, een venijnig criticus, die vooral de werken van Voltaire, Rousseau en der Encyclopedisten hekelde, waarom Voltaire hem den in den tekst genoemden bijnaam gaf. (8 Zie over Loustalot en Prudhomme pag. 283, deel I. 9,i Desmoulins. in toekomende maanden, wanneer de openbare en bijzondere patriottische vereenigingen in aantal toenemen en fondsen bijeen kunnen brengen, in menigte opgehangen worden; bladen gelijind, om wat zij kunnen te vangen! Zelfs zal de regeering haar plak-dagblad hebben; Lol'vet, die nog aan een nieuwen, «verrukkelijken roman (1) bezig is, zal Sentinelles schrijven, en ze met goed gevolg aanplakken, ja Bertrand de Molleyille zal het in zijn uitersten moed nog listiger beproeven. (2) Groot is het dagbladwezen! Is niet ieder 'bekwame redacteur, terwijl hij de wereld overtuigt, een wereld-beheerscher, die, hoewel hij zich zeiven heeft gekozen, toch door den verkoop zijner bladen die keus bekrachtigd ziet? Immers, de wereld kan, wanneer het noodig is, hem op de gemakkelijkste wijze afzetten, namelijk daardoor, dat zij hem slechts niets doet, hetgeen hem eindelijk doet verhongeren. (3) Ook achte men het werk van die dagblad-aanplakkers te Parijs niet gering: er zijn er meer dan zestig, allen van Kruisstengen, tasschen en stijfselpotten, ja zelfs vanloodenteekens voorzien, want het bestuur geeft hun liet recht daartoe. Een geheiligd gilde, eigenlijke herauten der wereld-bestuurders, hoewel niet als zoodanig geacht in een eerst beginnend, nog onbeschaafd tijdperk. Zij maakten de muren van Parijs door een altijd nieuwe periodieke literatuur, welke ieder die loopen wil kan lezen, leerzaam en overtuigend beide. Er waren aangeplakte dagbladen, schotschriften, stedelijke verordeningen, koninklijke proclamaties, om van de vele overige gemeene plakkaten niet eens te spreken! Wat al onuitsprekelijke dingen meldden niet deze steenen muren gedurende de laatste vijl jaren ! Maar dat is thans alles voorbij, het heden verzwolg het gisteren en werd op zijne beurt door het morgen verzwolgen, juist als het met het gesprokene altijd gaat. Ja, wat is, o onsterfelijk geleerde! het schrift zelt nnHprs dan eene spraak, die een tijd lang bewaard wordt ? De aangeplakte dagbladen bewaarden die één dag, sommige boeken bewaren die tien jaren, sommige zelfs drie duizend; ma^ wat dan? wel dan sterft, wanneer de jaren alle vervlogen zijn, ook dit, en de \\eieh is het kwijt. O ware er geen geest in het woord des mensclien, gelijk in den mensch zelven, die het hoorbare, lichamelijk geworden woord overleefde en voor eeuwig of tot God of anders tot den duivel streefde, waarom zou hij zich dan langer over de waarheid of onwaarheid van zijn woord bekommeren, uitgezonderd bij handels-aangelegenheden? Is niet inderdaad zijne onsterfelijkheid, en of die een hal ven leet tijd ol anderhalven leeftijd zal duren, een zeer gewichtige zaak? Onsterfelijkheid, sterfelijk- (1) Zie pag 91 en 9£, deel I. c'i 7.\p Bfrtraxd-Moli.eville, Memoires, II, 100 etc-. . , 3 Curiositeitshalve laat ik hier eenige namen van dagbladen on brochures volgen, door mij ontleend aan: de la république fran^se vau Augustin Challame (Par.s 1«4'2); X« 3/^me; r i nr ,ic Balaam; l'Apocali/pse monaeule pa fait toujours plaisir; le Depute pat alytique,le Coup i Massue■ leTdeau le£ ou les clwses telles qu'elles sont; Ce que Von na pas et ce qu t laat saror Ce aiie voiti »e v mies pas; Cest incroyable; le Déclin du jour: le Pourquoi rf» mots de. Septembie, leCrt de Tinfortune ■ ie Fouet natio»al; le Hoquet aristoeratique; le Maréchal-des-logis des trms nrdres les Motiomde Baboue: le Peqase de Voltaire; la Queue de M. Neeher ; la Sm niette; Quand aurons-nous du mint- le Sourd du Palais-Royal; la Lanterne aux Parisiens; les trmsBossus; les Isunersa lalanterne. Te voyage de TOpinion dans les quatre parties du monde; le Caporal; l Anti-Sanctionnaire anglats, le Toesiii de Richard-sans-Peur etc, ete. lieiJ : er waren eenige deserteurs, die I'rederik de Groote in den strijd terugdreef met den uitroep: v/i' — irollt ihr ewig leben? Schurken, wilt gij eeuwig leven?" Dat is de mededeeling der gedachten, hoe gelukkig wanneer er gedachten zijn mede te deelen! Doch men zie ook de oude eenvoudiger wijzen van mededeeling, in hare sfeer, niet over het hoofd. \\ el heeft een tyranniek patrouillotisme de tent in liet 1 (rtais-Royol weggeruimd, maar kan liet ook de longen der menschen wegruimen ? Wij zagen Anaxagoras-Chaumette, op hoeksteenen staan, terwijl Tallien aan den onderredacteurs-lessenaar zat. (1) In iederen hoek der beschaafde wereld kan men een ^at omkeeren en een verstaanbaar sprekend tweevoeter kan er op stijgen. Ja wie vernuftig is kan zich voor geld en goede woorden een draagbaren stoel of veldstoel aanschaften, de wandelende redenaar kan dien in de band nemen en, van hier verdreven, elders weer neerzetten, terwijl hij zacht met den wijzen Bias zegt: Omnia mea rnecum porto. (2) Dat is het uitgevente, aangeplakte en gesprokene journalisme. Welk eene verandering, sedert één oude Metra, met vergulden driekanten hoed, en het dagblad aan den neus of uitgespreid op den rug houdende, in diezelfde Tuilerieën rond ging en een van de notabiliteiten van Parijs was, «Metra de nieuwsman(3) en Lode'wijk zeil placht te zeggen: Qu'en dit Metra? Welke verandering, sedert het eerste V'enetiaansche nieuwsblad voor een gazza, een paar duiten, verkocht en daarom Gazet te genoemd werd! Wij leven in een vruchtbare wereld. V IJ F D E HOOFDST U K. Het Clubbisme. \\ aai het hart \ol ^n is, tracht het, om duizend redenen, op duizenderlei wijzen zich te openbaren. Hoe zoet, hoe onontbeerlijk is in zulke gevallen de gemeenschap, waar de zielen elkander mystisch sterken! De bespiegelende Duitschers zijn, volgens sommigen, van gevoelen geweest, dat geestdrift eigenlijk niets anders beteekent °dan een o\erdre\en bijeenzijn; van daar het woord Sehwörrtierei (dweperij)! (4) Hoe't zij, ziet men niet steeds halfgloeiende kolen, bij elkaar gelesd, in den heldersten gloed geraken ? In zoodanig Frankrijk zullen bonte vereenigingen noodzakelijk in aantal en stei kte toenemen; liet I-ransche leven zal buiten do deur treden en van een huiselijk een openbaar club-leven worden. Oude clubs, reeds uitgebot, groeien en bloeienallerwege ontkiemen er nieuwe. Het is het zekere kenteeken van maatschappelijke onrust; op deze wijze, de onfeilbaarste van alle, openbaart zich de maatschappelijke onrust en vindt voldoening en voedsel. In het hoofd van iederen Franschman (1) Zie pag. 25 en 26. (2' Een van do zeven wyzen van Griekenland, circa 570 v. Clir. in Ionië geboren. Toen de Perzen zijn vaderstad belegerden en de inwoners met hunne have wilden vluchten, nam liij niets mede en zeide hij de boven in het Latijn overgezette woorden, welke beteekenen: al het mijne draa" ik dij mij. ° ° (3) Dul.u-re. Histoire de Pm-is. VIII, 483; Mercier, Nouveau Paris, etc. <4i hngelscli: to sic arm, zwermen. zweeft nu, hetzij in hoop of in vrees, een profetiscli beeld van een nieuw Frankrijk; een profetie die haar eigene vervulling medebrengt, ja dat schier is, en in elk geval, bewust of onbewust, daarnaar streeft. Men lette bovendien op, hoe de vereenigingszucht, wanneer zij slechts diep genoeg is, steeds toeneemt en wel in een geometrische reeks ; hoe dan, wanneer de geheele wereld zich, in zulk een scheppenden tijd, tot clubs vormt, de een of ander sterkste of gelukkigste club, door vriendelijke aantrekking of zegevierenden dwang, steeds sterker wordt, tot zij onmetelijk sterk is en alle andere met hare krachten óf liefderijk in zich opneemt, öf vijandig vernietigt. Zoo geschiedt het, wanneer de club-geest algemeen, wanneer de tijd scheppend is. De tijd is scheppend genoeg, de club-geest algemeen, en derhalve kan het aan zulk een alles absorbeerende hoofdclub niet ontbreken. . Welk een vooruitgang sedert het eerste verschijnen van het Bretagner comité. (1) Langen tijd werkte het in 't geheim, maar niet traag; met de nationale vergadering is het naar Parijs gekomen; men noemt zich club; noemt men zich, gelijk men meent, in navolging dier edele Engelschen, die Price-Stanhope (2) ter gelukwensching zonden, Fransche omwentelings-club; maar spoedig daarna, meer oorspronkelijk: Club van de vrienden der constitutie. Nog meer, voor een billijken prijs heeft zij de zaal van het klooster der Jacobijnen gehuurd, een onzer «overtollige gebouwen" en vangt nu aan, in deze lentemaanden, hare stralen over het bewonderende Parijs te verspreiden. En zoo zal zij, onder de kortere, meer populaire benaming van club der Jacobijnen, allengs voor alle tijden en landen merkwaardig worden. Men werpe een blik naar binnen: op sterke, maar eenvoudige banken zijn niet minder dan dertienhonderd uitgelezen patriotten gezeten, van welke niet weinige leden der nationale vergadering zijn. Daar ziet men Barnave, de beide Lameth's, soms ook Mirabeau, Robespierre altijd, ook het fret-gezicht van Fouquier-Tinville, benevens andere advocaten, de Anacharsis van het Pruisische Scythië, (3) en gemengde patriotten, —evenwel is alles nog in een volkomen zuiver-gewasschen toestand, welvoegelijk, ja zelfs deftig. Aan een verheven zetel en een bel voor den president ontbreekt het niet, evenmin als aan een hoog spreekgestoelte en galerijen voor vreemdelingen, waarop ook vrouwen plaats nemen. Heeft ook eenig Fransch oudheidkundig genootschap het geschreven huurcontract van de zaal uit het Jacobijnen-klooster bewaard? Of werd het, nog ongelukkiger dan de Magna Charta, (4) door schendige snijdershanden verknipt? De algemeene geschiedenis is daaromtrent niet onverschillig. Het hoofddoel van de samenkomst van deze ..Vrienden der Constitutie is, gelijk hun naam reeds doet vermoeden, om op de verkiezingen te letten, wanneer er verkiezingen plaats vinden, en voor geschikte mannen te zorgen, maar ook in het algemeen, men ziet nog maar niet hoe, dat het gemeenebest geen schade lijde. Immers men late twee of drie personen ergens vergaderen, zoo zal, tenzij het niet in de kerk is, waar alle gehouden zijn zich lijdelijk te gedragen, geen sterveling zich zeiven of anderen juist kunnen zeggen, waartoe zij eigenlijk vergaderd zijn. Hoe dikwerf heeft het aangestoken vat, in stede van tot vreugde en tot hartelijke ontboezemingen, tot tweegevechten en verbrijzelde hoofden aanleiding gegeven, en is het feest van de schoonste verwachting een feest der Lapithen (5) geworden. Deze club der Jacobijnen, die aanvankelijk zoo heerlijk schitterde en voor een nieuwe hemelsche zon ter verlichting der volkeren werd ge- (1) Zie pag. 135, deel I. (2) Zie pag. 33. (3) Clootz, zie pag. 35. f41 Zie noot 2 op pag. 198, deel I. , , (5) De Lapithen waren een Grieksche volksstam in Thessalië, bekend om hun strijd met de Centauren, op de bruiloft van Pirithous. houden, moest, gelijk alle dingen, hare gestelde phasen doorloopen: ongelukkigerwijze brandde zij hoe langer des te somberder en zwaveliger, en vertoonde zicli ten laatste als een helsch teeken en akelig vlammende gevangenis van gefolterde geesten. En hare soort van welsprekendheid? Verheug u, lezer, dat gij die niet kent, dat gij die nimmer volkomen kunt leeren kennen. De Jacobijnen gaven een journaal van hunne verhandelingen uit, waar zij, die den moed er toe hebben, onderzoeken mogen; zij zullen een hartstochtelijke, dofdreunende, patriottische welsprekendheid vinden, onverzoenlijk, onvruchtbaar, behalve tot vernieling, hetgeen immers liare taak was, even zoo vermoeiend als doodelijk. Zijt dankbaar dat de vergetelheid zoo veel bedekt, dat alle kreng in den schoot der groene aarde wordt begraven en haar zelfs nog groener doet worden. De Jacobijnen zijn begraven, maar niet hun werk : het gaat steeds voort den tocht om de wereld te maken zoo goed het kan. Zoo kon men het nog onlangs met ontbloote borst en een doodtrotseerend oog voor het Grieksche Missolonghi gadeslaan, en merkwaardig is het, dat eene stem uit de straat St. Honoré het oude, sluimerende Hellas tot een staat van somnambulisme opwekte, die een helder ontwaken zal worden! (1) Alles sterft, gelijk wij reeds dikwerf zeiden, des menschen geest en die van wat hij xcroeht alleen uitgezonderd. Is niet zelfs het huis der Jacobijnen verdwenen, zoodat het nauwelijks voortleeft in het geheugen van weinige oude lieden ? De markt St. Honoré heeft het weggevaagd, en waar eenmaal een dofdreunende welsprekendheid gelijk eene bazuin van den jongsten dag de wereld deed sidderen, daar wordt thans een vreedzame handel in pluimgedierte en groenten gedreven. Zelfs de zaal der gewijde nationale vergadering is thans gemeene grond: waar de zetel des presidents stond, rollen wagens en vuilniskarren, want daar loopt de straat Rivoli. In waarheid, bij het hanengekraai, van wat haan ook, vergaan alle spooksels in de ruimte. De Parijsche Jacobijnen werden het moeder-genootschap," société mère, en hadden niet minder dan driehonderd dochters, scherp van tong, die in onmiddellijke briefwisseling met hen stonden. Het getal dergenen, met welke zij niet in rechtstreeksche briefwisseling stonden, en die men hunne kleindochters en verwijderde nakomelingen zoude kunnen noemen, bedroeg vier en veertig duizend. Voor liet oogenblik vestigen wij de opmerkzaamheid slechts op twee dingen: het eerste is enkel eene anecdote. Op zekeren avond hebben twee broeders Jacobijnen de wacht bij de deur, want de leden nemen dezen plicht en eerepost bij beurten waar, en laten niemand binnen, die niet van eene toegangkaart voorzien is: de eene deurwachter was de waardige sieur Lais, een patriottische opera-zanger, een man die reeds ver op jaren is en wiens windpijp reeds lang geen toon meer geeft ; de andere, nog jong, met name Louis Philippe, de eerstgeborene van d'Orleans, is voor korten tijd, na ongehoorde lotgevallen, burgerkoning geworden en tracht een tijdlang te regeeren. (2) Alle vleesch is als gras, hoog rietgras of kruipend kruid. Het tweede, dat wij op te merken hebben, is historisch, namelijk dat het moedergenootschap zelfs in dit zijn schitterende tijdperk niet alle patriotten kan voldoen. Reeds moet het, om het eens zoo uit te drukken, twee ontevreden zwermen uitstooten, een zwerm rechts en een zwerm links. De eene partij, die de Jacobijnen voor lauw houdt, vestigt zich als Club des Corcteliers, (3) het is een heetere club, en Danton's element, aan wien Desmoulins zich aansluit. De andere partij daarentegen, die de Jacobijnen voor ziedend heet houdt, vliegt ter rechterzijde af en wordt de Club van 1789, de vrienden der monarchale constitutie. Later noemde men haar de club der Feuillants, naar (1) Eene zinspeling op den Griekschen vrijheidsoorlog (1821-1829 , waarin vooral de verdediging van Missolonghi (1825-26 tot de heldenfeiten behoort. (2) Louis Philippe, koning der Franschen 1830-48). De voorspelling, die Carlyle hier in dezen zin doet, is vervuld. In 184S toch moest Louis Philippe het land verlaten. 3) Zoo geheeten naar het Parijsche district des CordeJiers, waarvan Danton, gelijk wij vroeger gezien hebben, president was. het klooster, waar zij hare vergaderingen hield. Lafayette is of wordt hun eerste man, terwijl de respectabele patriotten en de massa der bezittende en beschaafde klasse haar steunen — met de beste uitzichten. Te dezer tijd, in Juni 1790, houdt zij een plechtigen maaltijd in het Palais-Royal bij opene vensters, en onder het gejuich des volks, met toasten en opwekkende liederen, minstens met één gezang, zij het dan ook zoo zwak als er ooit een werd gezongen. (1) Op hunnen tijd zullen zij met geschreeuw over de grenzen gejaagd worden, in den Cimmerischen Nacht. Een andere, uitdrukkelijk monarchale en royalistische club, Club des Monarchiens, is, hoewel zij over aanmerkelijke sommen kan beschikken en op damasten canapés zit, niet in staat om zich maar voor een oogenblik den geringsten bijval te verschalen, integendeel oogst zij slechts hoon en spot in — tot eerlang zekere patriotten in onordelijk, maar toereikend aantal zich een of meer avonden derwaarts begeven, en haar uiteen jouwen. (2) Slechts liet moeder-genootschap en zijne familie zal levenskracht hebben. Zelfs de Cordeliers mogen, zoo te zeggen, in zijn schoot terugkeeren, die intusschen warm genoeg geworden is. Noodlotsvol aanzien ! Zijn niet zulke vereenigingen een beginnende nieuwe maatschappelijke orde zelve? De eenigende kracht op nieuw werkzaam in een verouderde, uiteengespatte, in puin en haar oorspronkelijke atomen ontbonden maatschappij ? ZESDE HOOFDSTUK. Je le Jure. Is het bij deze teekenen der tijden niet verbazend, dat het heerschende gevoel in geheel Frankrijk nog altijd dat der hoop was? O gezegende hoop, eenig voorrecht des menschen, die op de enge muren zijner gevangenis heerlijke, ver uitgestrekte landschappen maalt, en zelfs in den nacht des doods den heiligsten dageraad doet lichten! Voor allen zijt gij een onroofbaar goed in deze wereld van God; voor de wijzen de gewijde CoNSTANTUN's-banier, op het uitspansel van den eeuwigen hemel afgemaald, waaronder zij zullen overwinnen, (3) want de strijd zelf is overwinning; voor de dwazen een wereldsch schaduwbeeld of schilderij van een stil-water, op de dorre aarde geteekend, waardoor ten minste hun sombere pelgrimstocht, hoewel soms ook afdwalende, dan toch aangenamer, toch mogelijk wordt gemaakt. In de doodsstuipen eener ten onder gaande maatschappij ziet het hopende Frankrijk slechts de geboorteweeën van een nieuwe, onuitsprekelijk betere maatschappij, en zingt met het volste geloofsvertrouwen de levendige melodie, die eenig geïnspireerd vedelaar juist in deze dagen voor hem op muziek heeft gebracht het wereld- (1) Histoire parlementaire, VI. 334. (2) In Januari 1791 werd deze club, omdat zij steeds aanleiding gaf tot volksoploopen, op last van de Parijsche municipaliteit gesloten. . , (3) Eene zinspeling op de «age, dat, toen in 312 n. Clir. Constantmus de Groote tegen zijn meaeAugustus Maxentius te velde trok, een kruis in de lucht verscheen met liet opschrift: in hoe signo vinces (in dit teeken zult gij overwinnen). Nadat dan Maxentius bij Saxa rubra verslagen was, nam Constantinus tot veldteeken (banier) der Romeinsche legioenen aan een kruis met de eerste letter van Christus' naam. Deze banier heette het lab&.rum. befaamde Qa-ira. (1) Ja "dat zal gaan", en dan zal er komen — ? Allen hopen, zelfs Marat hoopt — dat het patriottisme mof en dolk zal opvatten. Koning Lodf.wijk is niet zonder hoop: op het hoofdstuk van kansen, op de vlucht naar een of anderen Bouillé, op het winnen van de volksgunst der Parijzenaars. Maar wat een hopend volk hij had, kan men opmaken uit de feiten en de reeksen feiten, die wij thans gaan vermelden. De arme Lodewi.tk, die, bij weinig eigen doorzicht en nog minder beradenheid, toch de beste bedoelingen heeft, moet op zijn donkeren weg de wenken volgen, die hem nu eens het verholen royalisme, dan weer het officieele of verholen constitutionalisme geeft, kortom, de wenken van wie ook voor de maand op zijn koninklijk gemoed invloed mag hebben. Indien de vlucht naar Bouillé en (o vreeselijke gedachte) het trekken van het burgerzwaard, als ontwerp, onheilspellend op den achtergrond zweven, dan ligt het feit van die twaalfhonderd koningen, die in de Salie de manége zitten, veel nader bij. Koningen, die zich door hem niet beheerschen laten, maar echter tot nog toe niet oneerbiedig jegens hem waren. Ware er, door hen vriendelijk te behandelen, slechts iets te winnen, hoe veel beter zou dit niet zijn dan gewapende emigranten, Turijnsche kuiperijen, (2) en Ooslenrijk's hulp! Ja, zouden die twee gronden van hoop onbestaanbaar met elkaar zijn ? Tochten door de voorsteden kosten, gelijk wij gezien hebben, weinig en leverden altijd vivats op. (3) Nog goedkooper is een vriendelijk woord, dat immers reeds zoo menigwerf den toorn heeft afgekeerd. Zou men in deze ras voorbij snellende dagen, waarin geheel Frankrijk in departementen verdeeld wordt, de geestelijkheid eene hervorming te gemoet gaat, overal volksgenootschappen ontstaan, en het leenstelsel en zoo vele andere dingen in den smeltkroes geworpen zullen worden — zou men niet een proef nemen kunnen? Dientengevolge leest Monsieur le président op den 4en Februari aan de nationale vergadering een kort eigenhandig schrijven voor, waarbij aangekondigd wordt, dat Zijne Majesteit waarschijnlijk tegen den middag, zonder eenige plechtigheden, in de vergadering zal komen. Overweegt derhalve, messieurs, wat dat beteekenen kan, en vooral hoe men de zaal een weinig kan laten opsieren. Men kan de schrijftafel der secretarissen van de verhevenheid wegnemen, over den voorzittersstoel een fluweelen kleed uitspreiden, "paarseh met gouden flcurs-dc-lys doorwerkt"; de president namelijk is reeds vooraf onder de hand er van verwittigd, en heeft met dokter Guillotin beraadslaagd. Zou men voorts niet een stuk .-fluweelen kleed", van dezelfde kleur en hetzelfde weefsel, voor den stoel van den president kunnen nederleggen, waar anders de secretarissen gezeten zijn? Dus luidt de raad van den verstandigen Guillotin, en de uitwerking daarvan zal voldoende zijn. Daar het voorts waarschijnlijk is, dat Zijne Majesteit, ondanks het fluweel en de /feurs-de-lys, zal blijven staan en zich in het geheel niet nederzetten, zoo dient ook de president gedurende dien tijd staande te presideeren. En terwijl alzoo een geacht lid b. v. de verdeeling van een departement bespreekt, kondigen de deurwaarders de komst Zijner Majesteit aan. Zijne Majesteit treedt in eigen persoon met weinig gevolg binnen, het geachte lid staakt zijne rede, 1 Het wereldberoemde of beruchte Ca ira, dat evenals do Marseillaise en de tricolore den «tour du monde zou maken, en dat ook wel le Carillon national genoemd werd, was, naar men zegt, gecomponeerd door Dupuis, terwijl de woorden eene parodie vormden op een lievelings-aria van Marie Antoinette. Het eerste couplet van liet oorspronkelijke — want er waren vele variatiën op — luidde: Ali! (ja ira, (;a ira, ga ira! Les aristoerates a la lanterne; Ah! 5a ira, <;a ira, ga ira! Les aristoerates on les pendra. La liberté triomphera; Malgré les tyrans, tout réussira, etc. etc. (2) De emigranten, met den graaf van Artois aan het hoofd, hadden den eersten tijd hun hoofdkwartier aan het hof van Turijn. (3) Zie Bkrtrand Molleville, I, 241. etc. de vergadering staat op, de twaalfhonderd koningen, «bijna alle", en de galerijen niet minder, begroeten den Hersteller van Frankrijks vrijheid met loyaal gejuich. De rede van Zijne Majesteit geeft in omhalige conventioneele bewoordingen hoofdzakelijk dit te kennen, dat hij van alleFranschen zich het meest zou verheugen over Frankrijk s herschepping, dat hij echter tevens overtuigd is, dat zij bij dat werk er zacht mee zullen omgaan, het op geene ruwe wijze zullen herscheppen. (1) Dat was Zijner Majesteits rede; de daad die hij verrichtte, was haar te komen uitspreken en weer heen te gaan. In waarheid, behalve voor een volk dat groote hoop koesterde, bevatte 's konings rede weinig, waarop men kon bouwen. En toch, wat bouwden zij er al niet op! Het feit alleen, dat de koning gesproken heeft, dat hij vrijwillig gekomen is om te spreken, hoe onuitsprekelijk bemoedigend is-dat! Heeft niet de glans van zijn koninklijk gelaat, gelijk geconcentreerde zonnestralen, alle harten der verheven vergadering, en bovendien van een zoo ontvlambaar enthousiastisch Frankrijk ontstoken? Eene «deputatie van dankbetuiging' voor te stellen, kan slechts het gelukkige lot van één man zijn, met zulk cene deputatie te gaan, kan slechts weinigen te beurt vallen. De afgevaardigden zijn vertrokken, en met de hoogdravendste complimenten teruggekeerd; ook de koningin was hun met den dauphin aan de hand te gemoet gegaan. En nog altijd branden onze harten van onuitsprekelijke dankbaarheid; en een ander lid komt op bet denkbeeld van een nog veel grooter geluk, het voorstel namelijk: dat allen den nationalen eed hernieuwen. (2) Gelukkigst, geacht lid, wiens woord zoo te rechtertijd kwam als zelden een woord; betooverend vleugelman eener geheele nationale vergadering, die van begeerte brandde om iets te doen: vleugelman van een geheel toeschouwend Frankrijk. De president zweert, en verklaart dat iedereen zal zweren met een duidedelijk: Je le jure; ja zelfs de galerij zendt hem een onderteekend blaadje papier met hare eeden, en als nu de nationale vergadering hare oogen daarheen wendt, rijst de geheele galerij op cn zweert op nieuw. Voorts stelle men zich voor, hoe daar buiten in het Hötel-de-Ville de groote zweerder van de kaatsbaan, de maire Baii,i,y, (3) met het geheele stadsbestuur en de hoofden der districten den eed hernieuwt. «En Monsieur Danton geeft te kennen, dat het publiek gaarne deel zou nemen," waarop Bailly zich, door twaalf leden geéscorteerd, naar buiten op de groote trap begeeft, met uitgestrekte hand de woelige menigte tot bedaren brengt en haar onder het roffelen der trommen en een oorverdoovend gejuich den eed afneemt. En op alle straten vormt het volk, met tranen en geestdrift in de oogen, vrijwillige groepen om elkander te zweren, en de geheele stad werd ver- (1) Na herinnerd te hebben aan de onlusten, welke in Frankrijk geheerscht luidden, en aan hetgeen de afgevaardigden der Nationale \ ergadering tot nu toe hadden verricht, zeide de Koning, dat hij thans zich nauwer bij de afgevaardigden moest aansluiten, nu men aan zijne goedkeuring had onderworpen de besluiten, waarbij het koninkrijk eene nieuwe organisatie zou ondergaan. Hij zo*1» zeide hij, met al zijne krachten de verwezenlijking van deze organisatie bevorderen. \ order herinnerde de Koning aan zijne eigen opofferingen en noodigde hij een ieder, die iets verloren had, uit, zijne zelfverloochening na te volgen en zich voor liet verlies schadeloos te stellen door het goede, dat de nieuwe constitutie aan Frankrijk beloofde. Nadat de Koning nog onder groote toejuichingen verklaard had, dat hij in overeenstemming met de Koningin, hun zoon vroegtijdig zou gewennen aan de nieuwe orde\an zaken en hem zou opvoeden tot het geluk der Fransehen, eindigde hij zijne rede met het bewaren \an eendracht en vrede aan te bevelen aan dat «goede volk, waardoor hij, naar hem verzekerd is, bemind wordt." . . Men kan de rede in extenso vinden 111 Thiers, Histoirc de la rcvolution frangatse, I. pag. o03. (2) Met den nationalen eed, «serment civique" verbond men zich getrouw te zijn aan "de natie, aan de wet en aan den Koning (a la nation, a la loi et au roi), en met alle krachten de constitutie te handha\en, die was gedekreteerd door de Nationale Vergadering en aangenomen door den Koning. (3) Zie pag. 199, deel I. licht. (1) Dat was de 4e Februari 1790, een dag, in de constitutioneele jaarboeken met schitterend merk te teekenen. Ook duurt de verlichting niet slechts één nacht, maar geheel of ten deele eene reeks van nachten. Want ieder district, de kiezers van ieder district, willen afzonderlijk zweren, cn zoo dikwerf een district zweert, illumineert liet ook. Ziet hen, het eene district na liet andere, op een openbaar plein, waar het nietkiesbevoegde volk alles kan zien en aan alles deel nemen, met opgeheven rechterhand en hun je le jure, onder het roffelen der trommen, onder omarmingen, en dat eindelooze vrijheidsgejubel, dat ieder dwingeland wel ter harte mag nemen. Het afleggen van den Birgereed vóór het Stadhuis, op 4 Februari 1790. Getrouw aan den koning, de wet en de constitutie, die de nationale vergadering zal maken. Zoo verbeelde men zich ook de leeraren der kweekscholen met de jeugd van Frankrijk door de straten trekkende en vol geestvervoering, doch niet zonder opschudding, den eed afleggende. Bij een weinig meer inspanning der verbeelding geve men een behoorlijke uitbreiding aan deze woordjes; hetzelfde geschiedde in elke stad, in elk district van Frankrijk\ Ja, een patriottische moeder te Lagnon (1) De Nieuwsbladen in Histoire parlementaire, IV. 445. in Bretagne verzamelt hare tien kinderen en laat hen alle tien met hare eigene bejaarde hand zweren; de hooghartige eerwaardige vrouw! Bovendien moet van dat alles aan de nationale vergadering, met welsprekende woorden, kennis worden gegeven. Zulk een drie weken lang zweren! Zag de zon ooit zulk een eedzwerend volk? Zijn ze dan van eene zwerende tarantula (1) gestoken? Neen, maar het zijn menschen en Franschen, zij hebben hoop, en hoe zonderling het Het afleggen van den Buugereed op het platteland. luide, zij hebben geloof, al ware het slechts aan een evangelie naar Jean Jacques. 0 mijne broeders, gave de hemel dat het ware gelijk gij denkt en gezworen hebt! Maaier zijn eeden van geliefden, die, al waren zij zoo waar geweest als de liefde zelve, niet konden worden gehouden, om van een andere bekende soort, de eeden der dobbelaars, niet eens te spreken. ZEVENDE HOOFDSTUK. Wonderteekenen. Zoo ver heeft het Contrat social het in geloovige harten gebracht. De mensch leeft, gelijk men terecht zegt, door het geloof; ieder geslacht heeft zijn eigen ge- (1) Eene giftige spin, waarvan eene soort in Italië voorkomt, en wier beet soms zeer gevaarlijk kan zijn. Vroeger meende men, dat de verwonding, door de tarantula veroorzaakt, lievige toevallen tengevolge had, die alleen konden verdreven worden, als de lijder tot afmattens toe danste. loof, meer of minder, en belacht zeer onverstandig het geloof zijner voorgangers. Evenwel moet men bekennen dat het geloot aan het Contrat social tot de zonderlingste soorten van geloof behoort, zoodat een nog niet geboren geslacht het zeer terecht, zoo al niet belachelijk vinden, dan toch er zich over verwonderen en er met medelijden het oog op zou kunnen slaan. Want wat beteekent, helaas, een contrat? Wanneer alle menschen zoo waren, dat een eenvoudige mondelinge of bezworene overeenkomst verbindend voor hen was, dan zouden alle menschen oprechte menschen zijn en de regeering iets overbodigs. Niet op hetgeen gij en ik elkaar beloofd hebben, maar op hetgeen wij elkaar naar gelang onzer krachten kunnen aandoen, daarop alleen kan men in een zoo zondige wereld als de onze, rekenen. Bovenal echter geldt dit van een volk en een vorst, die elkaar iets beloven; als of een geheel volk, dat van geslacht tot geslacht, ja van uur tot uur wisselt, ooit een belofte en wel zulk een dwaze belofte zou kunnen afleggen: «Wij, de hemel zij getuige! (de hemel die echter thans geene wonderen meer doet), wij, de steeds afwisselende miliioenen vergunnen u, den steeds afwisselenden ééne, om ons te dwingen of te regeeren!" De wereld heeft wellicht zelden een geloof gezien, dat daar mede te vergelijken is. En toch heeft de wereld de zaak toenmaals zoo begrepen. Had zij ze niet zoo begrepen, hoe geheel anders zouden hare hoop, hare pogingen en hare uitkomsten geweest zijn! Maar zoo en niet anders wilden de hoogere machten dat het zijn zoude. Vrijheid door een sociaal-contract, dat was werkelijk het evangelie van dat tijdperk. En alle menschen hadden daaraan, als aan een blijde boodschap des hemels, geloofd en met overstroomende harten en luide stemmen hechtten zij zich daaraan, en daarop staande tartten zij tijd en eeuwigheid. Neen, glimlach niet, tenzij met een glimlach treuriger dan tranen! En toch was het nog een beter geloof, dan dat welks plaats het had ingenomen; het geloof namelijk aan een eeuwigdurend niets en aan het menschelijk verteringsvermogen; lager toch dan dit kan geen geloof zinken. Niet dat zulk een algemeen heerschend, zulk een algemeen zwerend gevoel van hoop toch eenstemmig kon zijn. Verre van daar. De tijd was onheilspellend, de maatschappelijke ontbinding zeker en nabij, de maatschappelijke wedergeboorte nog een vraagstuk, en de oplossing, hoewel ook zeker, toch moeilijk en nog verwijderd. Maar moest zij den helderzienden toeschouwer, die geen geloof had aan de eene partij of de andere, en niet in het eeuwig geharrewar van Griek met Griek in 't geheel, onheilspellend voorkomen, — hoe oneindig meer dan den royalisten, wier blik door partijzucht beneveld was, die het royalisme het palladium der menschheid achtten, voor wie met de afschaffing van het aller-christelijkste koningschap (1) en van de allerTalleyrandsche bisschoppelijke waardigheid, alle loyale gehoorzaamheid en alle godsdienstig geloof ophield te bestaan en doodsnacht de lotsbestemming der menschen omhulde! Aan mannen van een ernstig karakter en van dat geloof gaat de zaak zeer ter harte, en zij gevoelen zich aangespoord, gelijk wij zagen, tot geheime samenzweringen, tot emigratie en oorlogsverklaringen, tot monarchistische clubs, en tot nog onzinniger dingen. Sedert eeuwen, bij voorbeeld, had men den geest der profetie voor uitgedoofd gehouden ; niettemin, in deze laatste tijden herleeft hij, gelijk immers alle laatste tijden daartoe overhellen, opdat wij zoo, onder de vele Fransche dwaasheden, ook een proefje van het dwaaste zouden hebben. In afgelegen landelijke streken, waar de straling van het philosophisme nog niet doordrong, waar de kettersche constitation civile der geestelijkheid (2) om het altaar zelf strijd verwekt, en waar zelfs de kerkklokken tot kleingeld omgesmolten worden, schijnt het klaarblijkelijk dat het einde der wereld niet 1) Zie noot 6 op pag. 85, deel I. (2) Zie noot 4 op pag. 14. meer ver af kan zijn. Dieppeinzende, zwaarmoedige oude mannen, maar vooral oude Trouwen, geven op een bedekte wijze te kennen, dat zij weten wat zij weten. De Heilige Maagd, hoe lang zij ook zweeg, is nog niet verstomd, en zoo ooit, dan ware het waarlijk nu tijd voor haar om te spreken. Eene profetes, wier naam, stand en geboorteplaats nalatige geschiedschrijvers echter vergeten hebben, (1) wordt in 't openbaar gehoord, vindt geloof bij niet weinigen, vindt geloof bij den monnik Geri.e, den armen patriottischen Ivarthuiser, in de nationale vergadering zelve! (2) In een Pvthisch recitatief zingt zij met woest starende oogen, dat er eerlang een teeken zal komen, dat de hemelzon zelf een teeken of een schijnzon zal vertoonen, die, gelijk eenigen zeggen, met het hoofd van den gehangen Favras (3) zal gestempeld zijn. Ja, luister slechts'mot uw hersenloos brein, Gerle! luister en zie toe — en hoor of zie niets. (4) Merkwaardig was intussclien liet magnetisch vlies ivélin magnetique) der heeren d'Hozier en Petit-Jeax, leden van het parlement van Rouaan. De liefelijke, jonge d'Hozier, opgevoed in het geloof aan zijn missaal en aan perkamenten genealogieën en perkamenten in het algemeen, en de verschrompelde, zwaarmoedige Petit-Jeax van middel- i baren leeftijd. Waarom kwamen die twee op het feest van Petris en Paulus naar St. Cloud, waar zijne Majesteit ter jacht was, en wachtten daar den lieven langen dag, tot verwondering der duisterende Zwitsers, in de voorkamers, en wachtten, toen men hen de deur wees, zelfs daar buiten voor de traliën, en zonden hunne bedienden naar Parijs als wilden zij ii> het oneindige wachten. Zij hebben een magnetisch rlics. waarop zii. door ingeving der Hei¬ lige Maagd, die zich wonderbaarlijk heeft gehuld in Mesmerisch-Cagliostro- Dom Gerle. sclie (5) geheime wijsbegeerte, lessen en voorspellingen voor een zeer geprangden koning opgeteekend hebben. Deze willen zij hem lieden op hooger bevel aanbieden, en aldus de monarchie en de wereld redden. O o-ij onverklaarbaar tweetal van zichtbare lichamen! Gij zoudt menschen zijn en van de achttiende eeuw, maar uw vlies doet iets anders vermoeden, Zegt, zijt gij iet> Zoo vragen de kapiteins der wacht, de maire van St. Cloud, ja zoo vraagt ten laatste het comité van onderzoek, en niet slechts dat van het stedelijk bestuur, maar van de nationale vergadering. Weken lang geven zij geen bepaald antwoord. Ten laatste (T> Dit is evenwel niet zoo; de bedoelde was eene zekere Suzanne Labrousse in Périgord. 12 Dom Christophe Gerle. geboren circa 1740 in Auvergne, was door de geestelijkheid van de sénéehaussée de Riom naar de Staten-Generaal afgevaardigd en was een der eersten van zijn stand, die zich bij den derden stand aansloot. In de Nationale Vergadering stelde hij eens voor den katholieken godsdienst alleen in Frankrijk te dulden, welk voorstel de vergadering verwierp. Kven weinig succes had hij later, toen hij de profetieën van Labrousse aan de vergadering wilde mededeelen. \\ ij zullen hem later nog eens in eene dergelijke zaak ontmoeten. (3) Ziepag. 21. (4) Deux atnis, V, 7. (5i Zie pag. 82 en 89, deel I. II 7 thomas carlyi.e , de fransche omwenteling. 1789—1790 blijkt het duidelijk, dat het rechte antwoord ontkennend is. Gaat, dwaze verschijnselen met uw magnetisch vlies! gij liefelijke jongeling en verschrompelde oude. De deuren der gevangenis zijn geopend. Bezwaarlijk zult gij weer het voorzitterschap bij de rekenkamer van Rouaan bekleeden, maar in de duisternis verdwijnen. (1) ACHTSTE HOOFDSTUK. Plechtige Bond Zuke donkere massa's en allerzwartste vlekken vertoonen zich in den hel flikkerenden gloed van de harten des I" ranschen volks, die nu geheel aan het smelten en warrelende zijn. Hier zijn het oude vrouwen, die hare tien kinderen op het evangelie van Jean Jacques laten zweren, ginds weer oude vrouwen, die naar favras-hoofden aan het hemelgewelf uitzien; dit zijn bovennatuurlijke teekenen, die iets voorspellen. Inderdaad kunnen zelfs de patriottische kinderen der hoop zich niet ontveinzen, dat er inoeielijkheden bestaan: uitwijkende seigneurs; parlementen, die op een geheime, maar uiterst kwaadaardige wijze aan het muiten zijn, hoewel zij den strik om den hals hebben; bovenal echter "volslagen gebrek aan koren." Treurig inderdaad, maar, voor eene natie die hoopt, niet onherstelbaar. Neen, niet onherstelbaar voor eene natie die aan het smelten is en zich in een staat van vurige gemeenschap van gedachte bevindt, die, bij voorbeeld, op liet gegeven teeken van een vleugelman, als een goed geoefend regiment de rechterhand opheft en zweert en illumineert, totdat ieder dorp, van de Ardennen tot de Pyrencên, zijne dorpstrom geroerd en zijn kleinen ^ed en de flikkering zijner smeerkaarsen eenige vademen hoog in het rijk van den nacht heeft doen opstijgen. Zoo er gebrek aan koren is, dan ligt do schuld daarvan niet aan de natuur of de nationale vergadering, maar aan kunst en aan anti-nationale intriganten. Zulke booswichten hebben nog macht om ons te kwellen, zoolang de constitutie niet gereed is. \ erdraagt het met geduld, heldhaftige patriotten: doch neen, waarom geen middelen daartegen in het werk gesteld? Er groeit immers koren, het is in schoven of zakken aanwezig, het eenige ongeluk is slechts dat woekerende opkoopers en royalistische samenzweerders het vervoer belemmeren, om liet volk tot onwettige handelingen te, verleiden. Haast u dan, georganiseerde patriottische besturen en gewapende nationale gardes, vereenigt uwen goeden wil; in vereeniging ligt tiendubbele kracht! Laat de vereenigde stralen van uw patriottisme alle geheime schurkerij, als door een zonnesteek, met blindheid, met verlamming slaan. Onder welken hoed of welke nachtmuts van de vijf en twintig millioenen dit veelbeteekenend denkbeeld het eerst ontstond, want in een of ander hoofd ontstond het, kan thans niemand zeggen. Het was een zeer eenvoudig denkbeeld, dat iedereen voor de hand lag, maar een machtig denkbeeld, dat juist voor de omstandigheden paste, en dat, zoo niet in verhevenheid, dan toch in onmetelijken omvang toenam. Wanneer eene natie zich in dien toestand bevindt, dat een vleugelman invloed op haar kan hebben, wat vermag dan niet het woord, de daad, die op den rechten tijd komt! Ja, in waarheid, het zal hemelhoog wassen, gelijk de boon van den knaap in de tooververtelling, met woningen en avonturen, (1) Deux amis, V, 199. in een enkelen nacht! Ongelukkig echter is het nog maar een boon (want de lang levende eik wast niet op deze wijs) en ligt misschien reeds morgen ter neer geveld en ia het slijk vertrapt. — Doch men merke ten minste op, welk een natuurlijke zaak het voor iedere opgewekte natie is, die geloof heeft, om een verbond aan te gaan. De Schotten, die aan een rechtvaardigen hemel boven zich en ook aan een evangelie, maar aan een geheel ander dan dat van Jean Jacques, geloofden, bezwoeren in hun uitersten nood, gelijk broeders op den verloren post, die elkaar, in het aangezicht van den strijd, met het oog op Ood, omarmen, een plechtig verbond, (1) en bewogen het geheele eiland om het te bezweren en op hun volhardende, oud-Saksisch Hebreeuwsch-presbyteriaansche wijze minder of meer te houden; immers die eed werd door den hemel gehoord en daar ten deele goedgekeurd, en let wel, nog is hij niet dood, en staat ook nog niet op het punt om te sterven. Ook de Franschen hebben, gelijk wij zagen, in weerwil van hun Gallisch-heidensche prikkelbare en opbruisende geaardheid, een werkelijk geloof van bijzonderen aard, zij zijn, hoewel midden in de hoop, zwaar gedrukt; ook in Frankrijk zou dus een plechtig nationaal verbond kunnen tot stand komen, doch onder geheel andere voorwaarden, en hoe verschillend in voortgang en uitkomst! ' Men lette derhalve op het kleine begin, de eerste vonk van een machtig vuurwerk, want al kan men ook den bijzonderen hoed niet bepalen van waar het uitging, dan voorzeker toch liet bijzondere district. Op den negenentwintigsten November 11. zag men duizenden nationale garden, onder militaire muziek, met municipale officieren met driekleurige sjerpen omgord, van heinde en ver langs den Rhóne-stroom naar het kleine stadje Etoile trekken. Hier deden zij onder plechtige evolutien en manoeuvres, onder trompetgeschal en geweersalvo s, den eed en de plechtige gelofte, om elkaar, onder koning en wet, getrouw bij te staan, en in het bijzonder, dat alle soort van graan, zoolang er slechts graan zoude zijn, in spijt van roovers en wcekeraars, vrijen omloop moest hebben. Dat was do vergadering van Etoile op het einde van de zachte Novembermaand van 1789. Maar wanneer nu reeds een eenvoudige, nietsbeduidende wapenschouwing met daarop volgende plechtige maaltijden, bals en soortgelijke vermakelijkheden, de gelukkige landstad belangrijk en benijdenswaardig voor naburige steden maakt, hoe veel te meer moet dit dan niet hier liet geval zijn ! P.innen veertien dagen zal het grootere Montélimart, dat zich bijna over zich zelve schaamt, hetzelfde en nog meer doen. Op den dertienden December vindt op de vlakte van Montéliniart, of wat even fraai klinkt, onder de muren van Montélimart, een nieuwe samenkomst en vereeniging van zesduizend man plaats, en wel met de drie volgende merkwaardige verbeteringen, waartoe evenzeer met eenparigheid van stemmen besloten werd. Ten eerste, dat de mannen van Montélimart zich verbinden met de reeds verbondenen van Etoile. Ten tweede, dat zij, zonder van de circulatie van het koren te gewagen, als die van zelf spreekt, met oneindig meer nadruk en bondigheid, ..voor het aangezicht van God en het vaderland zweren,' om *alle besluiten der nationale vergadering tot den dood toe (jusqu a la mort) te gehoorzamen en te doen gehoorzamen." Ten derde, het belangrijkste van allen, dat er van dit alles aan de nationale vergadering, aan Lafayette en aan den Hersteller der Fransche vrijheid (2) een plechtig verslag zal ingeleverd worden, waar- (1) Hier zinspeelt de schrijver op het Covenant der Schotten var. 28 Februari 1638, waarbij zij, met het oog op het voornemen van koning Karei I, om voor de Schotsche kerk de koninklijke suprematie en eene nieuwe liturgie in te voeren, zooals hij die in de Anglikaansclie kerk had tut stand gebracht en waarvan vele plechtigheden aan den katholieken eeredienst herinnerden, zich verbonden het papisme te verwerpen en eendrachtig elke nieuwigheid tegen te gaan. (2) De naam, dien men aan Lodewijk XVI gaf. uit zij allen zoo veel mogelijk troost mogen putten. Aldus rechtvaardigt het grootere Montéliuiart zijn patriottisch gewicht en handhaaft zijn rang onder de steden. (1) En zoo is met het nieuwe jaar het teeken geheschen; of is daar niet een nationale vergadering en eene plechtige bevrijding, op zijn minst een nationale telegraaf? Niet alleen zal het koren, zoolang er koren is, door het geheele zuid-oosten, zoo wel te water als te land, vrij mogen circuleeren, en zal aan monseigneur d' Artois, indien het hem goed mocht dunken, van Turijn (2) uit een inval te beproeven, een lieete welkomst te beurt vallen, maar iedere provincie, die gebrek lijdt, of door muitzieke parlementen en constitutioneele samenzweerders, monarchistische clubs, of eenige andere voor het patriottisme onaangename omstandigheid gekweld wordt moge heengaan en hetzelfde, ja nog meer doen. En vooral thans, nu do Februarieeden (3) alles in vervoering hebben gebracht! Van Bretagne tot Bourgondië, op de meeste vlakten van Frankrijk, onder de meeste stadswallen is het één trompetgeschal, één wapperen der banieren, één constitutioneel manoeuvreeren onder den lentehemel; terwijl ook de natuur zich in het groene gewaad der hoop kleedt, onder do heerlijke stralen der zon, die, aan het patriottisme gelijk, dat schoon met moeite over aristocraten en gebrek aan graan zegeviert, trots de stormen uit het oosten, helder schijnt! Zoo marcheeren en zwenken onze schitterende phalanxen constitutioneel bij het Ca-ira van fluit en trom, onder hunne municipalen met driekleurige sjerpen, of maken halt met opgeheven rechterhand onder artillerie-salvo's, die Jovis donder evenaren, en heel het land, en figuurlijk gesproken, '-het heelal,'' (l'univers) houdt het oog op hen gevestigd. Kortom, dappere mannen in hun besten opschik, schoen gekleede vrouwen, die meest allen hier minnaars hebben, zweren, bij den eeuwigen hemel en de groene, alles voedende aarde, dat Frankrijk vrij is! Heerlijke dagen, wanneer (hoe verwonderlijk het ook klinkt) stervelingen werkelijk te zamen komen in vereeniging en gemeenschap, en de mensch, al ware het slechts eenmaal gedurende lange treurige eeuwen, voor eenige oogenblikken waarlijk de broeder van den mensch is! — En dan de deputatiën aan de nationale vergadering met haar hoogdravende, schilderachtige redevoeringen, aan den heer i>e Lafayette en den Hersteller, en zeer dikwijls ook aan de moeder van het patriottisme, die op hare sterke banken in de zaal der Jacobijnen gezeten is! Aller ooren zijn vervuld van bondgenootschap. Nieuwe namen van patriotten komen te voorschijn, met welke men eenmaal gemeenzaam zal worden: Boyer Fonfrède, (4) de welsprekende aanklager van een weerbarstig parlement van Bordeaux-, Max Isnard, (5) de welsprekende verslaggever van den bond van Draguignan; een welsprekend tweetal, dat, hoewel thans nog door Frankrijk's geheele breedte van elkaar gescheiden, toch eenmaal elkander zal ontmoeten. Al verder en verder brandt de vlam der vereeniging, altijd verder en helderder. Zoo spreken de Bretagners en Angevijnen (6) van eene broederschap van alle ware Franschen, en gaan zoo ver, dat zij --dood en verderf" inroepen over ieder, die van het verbond mocht afvallen; nog meer, zij werpen in hunne redevoeringen voor de nationale vergadering, een weemoedigen blik op de mare dargent, die zoo menig burger passif (7) maakt, en vragen daarop ginds in het moedergenootschap, waarom niet geheel Frankrijk, daar zij zelve il) Histoire parlementaire, VII, 4. (2) Zie noot 2 op pag. -14. (3) Zie pag. 46. (4) Boyer Fonfrède (1766—1793) was uit eene rijke familie te Bordeaux geboren, en had door een langdurig verblijf in onze Yereenigde Provinciën republikeinsch-federalistische begrippen opgenomen, die bij later, toen hij lid der Conventie was geworden, en tot de partij der Girondijnen behoorde, trachtte te verwezenlijken. Met de meeste zijner vrienden werd hij 31 October 1793 geguillotineerd. (5) Maximin Isnard, geboren 1760 te Draguignan, was later ook een der voornaamste en heftigste sprekers van de Gironde. Wij zullen hem later meer ontmoeten. (6) Bewoners van Anjou. (7/ Zie noot 1 op pag. 14. van nu af Bretagners noch Angevijnen, maar Franschen zijn, eens en voor altijd één bondgenootschap vorme en den eed van algemeene verbroedering atlegge? (1) Een zeer gepaste inval, die van het einde van de maand Maart dagteekent. De geheele patriottische wereld kan niet nalaten dien gepasten inval aan te vatten, te herhalen en er zoo lang van te spreken, tot hij luid ruchtbaar wordt; en is dit het geval, dan zullen de stedelijke besturen wél doen, daarvan kennis te nemen en dien nader te overwegen. Maximix Isxard. Een of ander algemeen bondgenootschap schijnt thans onvermijdelijk. Het ivaar is gegeven, en blijkbaar Parijs; het wanneer en het hoe behoeven nog slechts bepaald te worden. Maar ook hierin zal de vruchtbare tijd voorzien, ja deze doet het reeds nu. Want naarmate het verbondswerk voortgang maakt, wordt het ook volmaakter, en het (1) Histoire parlementaire, IX, 122—14Ï patriottische genie levert de eene bijdrage na de andere. Zoo ziet men op het einde der maanil Mei niet minder dan vijftig-, of gelijk sommigen zeggen zestigduizend personen te Li/on bijeenkomen, om zich in bondgenootschap te verbinden, en zulk een groot aantal toeschouwers, dat het nauwelijks mogelijk is, die te tellen. Van den vroegen morgen tot laat in den nacht! Want te vijf uur in den helderen morgen schaarden zich de Lyonsche gardes in gelederen en stroomden schitterende naar de (Juni du Rhóne, om van daar, onder het wuiven met hoeden en dames-zakdoeken en het vroolijk gejuich van zoo wat tweemaal honderdduizend patriottische stemmen en harten, naar het verbondsveld te marcheeren! Maar wie is onder deze, onverschillig of zij opgemerkt wordt of niet, en toch de merkwaardigste van allen, gindsche koninklijke gestalte, die, onder begeleiding harer huisvrienden en van Champaüneux, den patriottischen redacteur, onder de eersten naar buiten komt! Stralende van geestdrift zijn die donkere oogen, is dat krachtige Minerva gelaat, waaruit waardigheid en ernstige blijmoedigheid spreken, zij de blijmoedigste waar alles blijmoedig is. Het is de gade van Roland de la Platrière! (1) De nauwgezette, bejaarde Roland is hier koninklijk opzichter der fabrieken en thans door de volkskeuze ook het nauwgezetste lid van het nieuwe stedelijk bestuur van Li/on, een man die, wanneer waardighei 1 en bekwaamheid gewin zijn, veel heeft gewonnen, maar dit bovenal, dat hij de dochter van Phlipon, den Parijschen graveur, tot vrouw heeft gekregen. Lezer! beschouw die koninklijke burgervrouw met aandacht; schoon en bevallig ais eene Amazone is zij voor het oog, meer nog voor het gemoed. Onbewust van haar eigene waarde (gelijk alle waarde is), van hare grootheid en kristallijnen helderheid, oprecht, het kind van waarheid en natuur, in een tijd vol list, verderf en schijn, wandelt zij daar in haar stille volkomenheid, in haar stille onkreukbaarheid, — zij, de edelste aller levende Fransche vrouwen — en eenmaal zal zij opgemerkt worden. Maar o, hoeveel gelukkiger, zoolang zij niet, ook door zich zelve niet, opgemerkt wordt! Voor het oogenblik ziet zij, niets vermoedende, op dit grootsche schouwspel, en denkt dat de droomen harer jeugd vervuld zullen worden. (2) Dit schouwspel duurt van den vroegen morgen tot in den laten avond, en waarlijk, het is een schouwspel gelijk weinige! Rofl'elende trommen en trompetgeschal zijn reeds iets, maar men stelle zich een «kunstige, vijftig voet hooge rots voor, geheel met trappen uitgehouwen, met bijna natuurlijk struikgewas." Het binnenste — inderdaad bestond het uit dennenhout — vertoont een statigen -tempel der Eendrachtbuiten op den top verheft zich kolossaal, mijlen ver gezien, een «standbeeld der Vrijheid," met hare piek en Phrvgische muts en burgerzuil; aan haren voet een Altaar des Vaderlands, (Autel de la Pafrie), aan welk alles noch houtwerk, noch pleister, noch verschillende versierselen zijn gespaard. Daarbij verbeelde men zich de banieren, die alle op de trappen der rots zijn geplant, het zingen der hoogmis, en den burger-eed van vijftigduizend menschen, en de vulkanische losbarsting uit zoovele metalen en andere kelen, genoeg zelfs om de stroomgoden van Seine en Rhöne van schrik hunne golven rugwaarts te doen stuwen, en ten besluite van dien goden-nacht gastmalen en bals en het schitterendste vuurwerk. (3) En zoo verdwijnt ook dit Lvonsche bondfeest, in duisternis verzwolgen, hoewel niet geheel en al, want onze hooghartige schoone Roland was er bij, en zij geeft, doch geheel in het geheim, hare beschrijving daarvan in Champagneux Courrier de Lyon, waarvan zestigduizend exemplaren in omloop zijn, en dat zelfs thans nog de lezing waard zou zijn. (4) En zoo kan men wel zeggen, dat Parijs in het algemeen weinig uit te vinden, slechts te ontleenen en toe te passen zal hebben. En wat voorts den dag betreft, welke dag in den geheelen almanak zou zoo geschikt zijn als de verjaardag van den val der Bastille? Ook de plaats, gevoelt men lichtelijk, kan geen andere dan het Maartveld zijn, waar reeds zoo menige Julianus de Afvallige (5) tot de heerschappij van Frankrijk en der geheele wereld op schilden omhoog geheven werd, en ijzeren Franken met luid wapengekletter de stem van een Karei, den Grooten beantwoordden, kortom, waar van oudsher het verhevene aan de orde van den dag was. (1) Madame Roland, Mémoires, I (Discours préliminaire, p. 23.) '2) Marie .leanne Phlipon, eene van de meest verdienstelijke vrouwen in de eerste tijden der Fransche revolutie, later bevriend met de Girondijnen, was in 1T5G te Parijs geboren en genoot eene zeer goede opvoeding; reeds op jongen leeftijd was zij met de klassieken bekend en schreef zij over verschillende onderwerpen. Wij zullen haar in den loop van dit werk meer ontmoeten. In den val der Girondijnen werd zij medegosleept en den S November 1793 verloor zij het hoofd ondor de guillotine. (3) Histoire parlementaire, XII, pag. 274. 4 Description de In federation lynnnaisc du 30 Mai l'HO. (5i Zie pag. 35. NEGENDEHOOFDSTUK Symboliek. Hoe natuurlijk is in alle beslissende omstandigheden voor alle soorten van menschen de zinnebeeldige voorstelling! Ja, wat is het gelieele aardsche leven des menschen anders als eene zinnebeeldige voorstelling en zichtbaarmaking van de hemelsche, onzichtbare macht, die in hem woont? Hij poogt dit met woorden en daden te doen, zoo mogelijk in oprechtheid, bij gebreke daarvan met tooneelvertooning, hetgeen echter ook van beteekenis kan zijn. Eene maskerade is geen niets; in eenvoudiger tijden waren de kermiskluchten en narrenfeesten iets veelbeteekenends: zij waren oprechte scherts, gelijk maskerades misschien nog de oprechte wensch naar scherts zijn: Maar wat moet daarentegen niet oprechte ernst geweest zijn, bij voorbeeld liet Hebreeuwsche loofhuttenfeest! Wanneer een gelieele natie zich in naam des Allerhoogsten en onder het oog des Allerhoogsten vereenigt, en de verbeelding zelve door de werkelijkheid overtroffen wordt, en de heerlijkste ceremonie nog niet ceremonieel is geworden, maar plechtig en tot in het geringste versiersel van beteekenis! Ook zijn in het hedendaagsche maatschappelijk leven de theatrale tooneelen van weenende vrouwen, die om strijd gelieele ellen kamerdoek met hare tranen besproeien, en van hartstochtelijke jongelingen met ruige knevels, die zich zeiven dreigen te dooden, en dergelijken, niet zoo geheel verfoeilijk; liever storte men zelf een traan daarover, Zooveel echter is zeker, dat geene natie haar werk verlaten en opzettelijk een tooneelstuk zal gaan opvoeren, zonder dat liet daarmede eenige bedoeling heeft. Geen tooneelspelend persoon met booze, huichelachtige bedoelingen toch zal zich de moeite geven, om alleen voor zich eene alleenspraak te houden, en nu oordeele men, of een tooneelspelende natie zich juist niet iu dien toestand verplaatst ziet, om alleen ten eigen behoeve en tot streeling harer eigene aandoeningen, dolzinnige of andere, zulk eene alleenspraak te houden ? — Evenwel is er ten opzichte dier neiging tot tooneelvertooning een zeer groot verschil tusschen volken, evenzoo als tusschen personen. Wanneer, bij voorbeeld, onze Saksische-puriteinsche vrienden hun nationalen bond, zonder buskruitontploffing en trommelslag, in een armzalig kamertje van een somber steegje aan de Edimburger Hoogstraat, waar men thans slechten brandewijn drinkt, zwoeren en onderteekenden, dan was die wijze van zweren geheel in overeenstemming met hunnen aard. (1) Onze Gallisch-encyclopedische vrienden daarentegen moeten een Maartveld hebben, dat door de geheele wereld, het heelal gezien wordt, en zulk eene tooneelvertooning, als voor welke het Cbliseum-amphitheater (2) slechts de tent van een reizenden troep zou zijn, zulk eene als onze aardbol nooit of bijna nooit gezien heeft. Doch ook deze wijze was destijds en te dier plaatse zeer natuurlijk. Ook stond misschien het houden dier beide eeden niet ten eenenmale buiten verhouding tot het praalvertoon bij het doen, namelijk in de omgekeerde reden. Hoe waar is het tevens ook, dat geen mensch of geene natie van menschen, wanneer zij zich bewust was iets groots te doen, iets anders dan iets gerings teweegbracht! O, verbond van het Maartveld, met uwe driehonderd trommen, twaalfhonderd blaasinstrumenten, en stukkon geschut, die van hoogte tot hoogte geplant waren, om in weinige minuten de tijding daarvan door geheel Frankrijk te donderen ! Zou zich een atheïst Naioeon (3) niet achttien eeuwen terug kunnen denken, onder die dertien armoedig (1) Zie pag. 51. (2) In liet oude Rome, waar voorstellingen gegeven werden. (3> Zie pag. 35. gekleede mannen, die bij hun sober avondmaal in een eenvoudige Joodsche woning, geen ander symbool hadden dan harten, welke in de "goddelijke diepte der smarte" ingewijd waren, en de woorden: Doet dit te mijner gedachtenis — en dan ophouden met zijn onbeduidend, verwaten snoeven, wanneer hij er niet toe gedoemd ware? TIENDE HOOFDSTUK. De Menschheid. Menschelijk tooneelspelen is vergeeflijk, ja wellicht roerend, gelijk de hartstochtelijke uitingen eener tong, die met oprechtheid stamelt, of van een hoofd, dat, tot zinneloosheid vervallen, zonder oprechtheid babbelt. En toch, in vergelijking met de onvoorbedachte uitbarstingen der natuur, gelijk een vrouwenopstand, hoe flauw, onnut, en onvermakelijk is het, dun bier gelijk, dat verschaald is, of schuim, dat uitgeschuimd heeft! Zulke tooneelen, voorbedachtelijk ontworpen, zijn eigenlijk, al waren zij reusachtig groot en nog zoo zinrijk aangelegd, meest niets dan bordpapier en kleursel. Maar gene zijn oorspronkelijk en komen uit het groote, altijd levende hart der natuur zelve voort; en het is van onuitsprekelijk gewicht, welke gestalte zij zullen aannemen. Voor ons zij derhalve het plechtige nationale verbond en verbroedering der Franschen de hoogste bekende zegepraal der Thespische kunst. (1) Ja waarlijk een zegepraal, daar toch het geheele parterre van vijfentwintig millioenen niet slechts in de handen klapte, maar zelfs op do planken sprong en hartstochtelijk medespeelde. En voor zoo verre het een zegepraal is, liehandele men het ook als zoodanig en schenke men het een oprechte voorbijgaande bewondering, ja verbazing uit. de verte. Zooveel is men der tooneelvermomming eener geheele natie verschuldigd, maar zij verdient niet die tot bijzonderheden afdalende oplettendheid, die men aan een Menaden-opstand schenkt. Derhalve mogen dan ook de voorafgaande en als 't ware ter repetitie gehouden verbonds-tooneelen, van nu af haren gang gaan, en mogen op vlakten en onder stadsmuren tallooze regiments-muziekkorpsen blazen, zonder dat wij er verder acht op slaan. Doch bij één tooneel zal ook de haastigste lezer een oogenblik willen toeven, dat hetwelk Anacharsis Clootz en de gezamenlijke zondige nakomelingschap van Adam ons aanbiedt. Want een patriottisch stedelijk bestuur heeft thans, op den 4e" Juni, zijn plan tot rijpheid gebracht, en daarop de goedkeuring der nationale vergadering verkregen, (2) terwijl ook de patriottische koning zijne toestemming schonk. Voor hem zijn, al stond het hem ook vrij niet toe te stemmen, deze verbonds-redevoeringen, die overvloeien van loyale betuigingen, zeker niet zonder een voorbijgaande aangename gewaarwording. Uit al de drieëntachtig departementen van Frankrijk zullen nationale garden, van ieder honderdtal zooveel, als afgevaardigden komen. (3) Ook zullen alle's konings land-en (1) Tooneelspeelkunst. De naam is ontleend aan Thespis, den vader van het Grieksche treurspel, omstreeks 540 v. Chr. geboren, tijdgenoot van Solon en Pisistratus. (2) 8 Juni. (3) De Nationale Vergadering besloot 8 Juni, dat de besturen van alle districten van liet koninkrijk iedoren commandant van nationale gardes moesten gelasten de genoemde nationale gardes binnen zijn ressort samen te roepen : deze gardes zouden dan zes man op de honderd kiezen, die zich op den bepaalden dag naar de hoofdplaats van het district te begeven hadden om daar met de overige uitverkoren nationale gardes één man op de twee honderd te kiezen, ter afvaardiging naar het bondsfeest te Parijs. Voor verdere bijzonderheden verwijs ik naar Dulaure: Histoire de Ui revolutie») fran^aise. I. pag. 338, 339. II 8 zeetroepen, liun aandeel leveren. Zulk een verbond tusschen nationale en koninklijke militairen, dat uit eigen beweging ontstond, heeft men reeds vroeger gezien en goedgekeurd. Voor 't overige verwacht men er niet minder dan veertigduizend, de kosten te dragen door het district dat hen afvaardigt. Denkt derhalve over alles wel na, districten en departementen ! en kiest degelijke mannen, dien de broeders van Parijs tot ontvangst en welkomst te gemoet zullen snellen! Men kan denken, dat onze patriottische kunstenaars het thans druk hebben en ijverig beraadslagen, hoe zij het tooneel, der beschouwing van de geheele wereld waardig, zullen maken! Niet minder dan vijftienduizend man, gravers, kruiers, steen werkers, heiers, zijn onder hunne opzichters aan het Maartveld bezig en hollen het uit tot een nationaal amphitheater, gelijk voor zulk een plechtigheid vereischt wordt. Immers is 1. .1 . _ i_ . i.i « ntfi ie iiupeii, uai net piekenfeest (fète des piqués) jaarlijks voortdurend terugkeerenen dat het een der merkwaardigste feesten des jaars zal worden, en al ware zulks ookniet het geval, dient niet een tooneelspelende natie een vasten schouwburg te hebben? Het Maartveld wordt derhalve omgewoeld, en in geheel Parijs ^ spreekt men bij dag en droomt men des nachts van niets als van bondgenootschap en broederschap. Reeds zijn de bonds-afgevaardigden op weg. De nationale vergadering, die bij haar gewone bezigheden alle bondgenootschappelijke toespraken aanhooren en beantwoorden moet, zal genoeg te doen hebben! Daar zijn toespraken in menigte. De toespraak van het J. B. Axachaksis Clootz. Amenkaansche comi¬ té, waarbij wij als een bleek schemerende ster de onbeduidende gestalte van Paul Jones (1) onderscheiden, die gekomen is om ons geluk te wenschen met het vooruitzucht op zulk een heilspellenden dag. De toespraak van de helden der BastiUc, die gekomen zijn, om van iedere bijzondere onderscheiding, van iedere bijzondere plaats bij de plechtigheid afstand te doen, daar de Centraal-grenadiers een weinig beginnen te morren. De toespraak van de- (1) Zie pag. 33. Ivaatsbaan-club, die op de punt eener staak een glinsterende, koperen plaat draagt, waarop de eed van de Kaatsbaan gegrift is. Deze plaat wenscht zij op den 20st"n dezer maand, den verjaardag van de eeds-atlegging, plechtig en tot een eeuwige gedachtenis op de oorspronkelijke plaats te Versailles op te hangen; bij hare terugkomst zal zij dan in het bosch van Boulognc het middagmaal houden, — hetgeen zij echter niet doen kan zonder vooraf de geheele wereld daarmee bekend te maken. Zulke dingen nu hoort de nationale vergadering, terwijl zij haar herscheppende werkzaamheden eenige oogenblikken staakt, steeds met de meeste opgeruimdheid aan; en beantwoordt ze, gelijk reeds lang de gewoonte was, minzaamst met een zweem van geïmproviseerde welsprekendheid, — want het is een gesticuleerend, sympathiseerend volk en heeft een hart en draagt dit op de tong. Onder zulke omstandigheden ontstond bij Axacharsis Clootz (1) het denkbeeld, dat, terwijl zoovelen zich tot clubs en comités vormden en om hunne redevoeringen toegejuicht werden, er toch nog iets grooters en het allergrootste overbleef, namelijk het menschelijk geslacht, le genre humain, en zoo ook dat eene gestalte aannam en redevoeringen hield, zou het voorzeker eene heerlijke uitwerking teweegbrengen. In welk een opgetogen, scheppend oogenblik deze gedachte in Axacharsis ziel ontstond, al zijne weeën, terwijl hij daarmede rondging en haar ter wereld bracht, hoe hij door koele wereldlingen werd bespot, maar als man van fijne ironie de spotters antwoordde en zich met welsprekende woorden van het eene koffiehuis naar het andere, van de eene soiree naar de andere begaf, en ijverig in de duistere holen van Parijs nederdaalde, om zijne gedachte tot een feit te maken, van dat alles zeggen ons de geestige geschiedschrijvers van dat tijdperk niets. Genoeg dat op den avond van den 19e" Juni 1790 de stralen der ondergaande zon een schouwspel verlichtten, zooals onze dorre kleine planeet slechts zelden mocht vertoonen: dat van Axacharsis Clootz, die, met het menschelijk geslacht in zijn gevolg, de nationale vergadering binnentreedt. Zweden, Spanjaarden, Polakken, Turken, Chaldeeuwers, Grieken, bewoners van Mesopotamiê, ziet zij zijn allen gekomen, om in den grooten bond, waarbij zij een onbetwijfelbaar belang hebben, eene plaats te verzoeken. Axacharsis Clootz met nr. Menschheid in de Nationale Vergadering op 19 Juni 1790. "Onze geloofsbrieven als gezanten," zegt de gloeiende Clootz, «zijn niet op perkament, maar in de levende harten aller menschen geschreven." Deze Polakken, met hunne knevelbaarden, deze Ismaëlieten met hun lang, golvend kleed en tulband, deze astrologische Chaldeeuwers, die daar zoo zwijgende staan, laat hen, verheven senatoren! welsprekender tot u spreken, dan zelfs de welsprekendheid zou kunnen doen. Zij zijn de stomme vertegenwoordigers hunner tot zwijgen gedoemde, gekluisterde, zwaar verdrukte natiën, die uit dien toestand van verbijs- (1) Zie pag. 34. tering met smachtend verlangen, verbazing en half ongeloovige hoop op u staren en op dit heldere licht van een Fransch bondgenootschap, de voorbode van een algemeen aanbrekenden dag. Wij wenschen daar te staan als stomme beelden, een treffende afschaduwing van vele dingen. — Van de banken en galerijen hoort men herhaalde toejuichingen, want wrelke verheven senator gevoelt zicli niet gevleid, dat zij 't ook slechts de schaduw van het menschelijk geslacht van hem afhangt. De abbé Sieyès, die gedurende deze merkwaardige veertien dagen het voorzitterschap bekleedt, geeft, niettegenstaande zijn zwakke stem, een welsprekend doch schril antwoord. Anacharsis en het «comité der vreemdelingen" zullen, onder voorwaarde dat zij hunne natiën verhalen wat zij zien, eene plaats bij het bondsfeest hebben. Middelerwijl noodigen wij hen uit om deel te namen aan de eer der zitting (honneur de la séance). Een der wijd gedoste Turken buigt zich om te antwoorden met Oostersche plechtigheid en stamelt eenige klanken, maar dank zij zijner onvolledige kennis van de Fransche taal (1) zijne woorden zijn als uitgegoten water, de gedachten, die hij uitdrukken wilde, blijven tot op den huidigen dag een voorwerp van gissing. Anacharsis en de menschheid nemen de eer der zitting aan en hebben, gelijk de oude nieuwsbladen nog getuigen, aanstonds het genoegen vele dingen mede aan te zien. Het eerste en voornaamste is, dat, op voorstel van Lameth, Lafayette, St. Fargeaü en andere patriottische edellieden, hoezeer anderen zich ook daartegen mogen verzetten, van nu af alle adellijke titels zonder onderscheid afgeschaft worden. Voorts ook de liverei-bedienden, of liever de liverei der bedienden. Ook zal voortaan geen man of vrouw, die zich zelf edel noemt, in de kerk bewierookt worden, gelijk tot nog toe de gewoonte was. Kortom, waarom zouden, daar het leenstelsel sedert tien maanden dood is, de ijdele versierselen en wapenschilden daarvan nog langer bestaan? Zelfs de geslachtwapens moeten uitgewischt worden, — en toch bemerkt Cassandra-Marat, dat zij op deze en gene rijtuigpaneelen slechts overgeschilderd zijn en dreigen weer door te schijnen. Zoo heet dan van nu af de Lafayette slechts Steur Motier en St. Fargeau eenvoudig Michel Lepelletier, en Mirabeau moet spoedig daarop snoeven : "Met uw Riquetti werd Europa drie dagen lang in de war gebracht." (2) Want de graventitel is den man niet onverschillig en het bewonderende volk schenkt hem dien tot het laatste oogenblik toe. Maar het uiterste patriottisme moge zich verblijden, en bovenal Anacharsis en de menschheid, want thans schijnt het bewezen dat één Adam ons aller vader is! Dat was, met historische trouw, de vermaarde daad van Anacharsis. Zoo vond het uitgebreidste van alle openbare lichamen een soort van spreker, en wij kunnen daarnaar ten minste beoordeelen, in welk eene stemming het eenmaal zoo spotachtige Parijs en baron Clootz waren geraakt, wanneer zulk eene vertooning voor iets gepast, ja bijna voor iets verhevens kon worden aangezien. Het is waar, in latere tijden verdraaide de nijd deze zegepraal van Anacharsis, maakte hem van toevalligen «spreker van het comité der vreemdelingen" tot een officieelen, permanenten spreker, orateur, van het menschelijk geslacht, strooide lasterlijk uit dat zijn astrologische Chaldeeuwers benevens alle overigen louter Fransch gespuis waren geweest, dat opzettelijk verkleed was, kortom, hoonde en bespotte hem op zijne koude, ongerijmde wijze; maar al deze beschuldigingen konden een man als Anacharsis niet treffen, ja, hij kaatste die terug en volgde ook zijne wijze. Wel mag men het 't uitgebreidste en ook verrassendste van alle openbare lichamen noemen, want wie had kunnen denken, in de rijschool der Tuilerie'én alle (1) Moniteur, etc. In de Histoire parlementaire, XII, pag. 2881. (2) »Avec votre Riquetti vous avez désorienté 1'Europe pendant trois jours." natiën te zullen zien? Maar zoo is het, en vreemde dingen gelijk, deze kunnen wel plaats vinden, wanneer een geheele natie zich vermomt en kluchten maakt. Lezer, hebt ge zelf niet wel eens een gekroonde Cleopatra, (1) de dochter der Ptolemkcn gezien, die in een niet-heroïsch woonvertrek of Hauw verlichten komenij-winkel een dikken, onbuigzamen plattelandsburgemeester op hare knieën om vergunning smeekte, om haar, opgeschikt te dien einde als zij was, en zonder geld, met haar kleine kinderen, te laten regeeren en sterven, — wanneer de dienaren der wet de Thespische tent eenklaps gesloten hadden en haar A.nto.nil'S te vergeefs smeekte? Zulke zichtbare spookgestalten vliegen om ons henen, wanneer de vertooning opeen ruwe wijze verhinderd wordt; maar hoe veel meer dan, wanneer, gelijk wij zeiden, het parterre op de planken springt en het werkelijk, gelijk in Tiecks drama, eene *verkehrte Wélt" een verkeerde wereld wordt! (2) Toen men nu het menschelijk geslacht zelf had gezien, was het geen wonder meer, den deken van het menschelijk geslacht gezien te hebben. Zulk een dogen du genre humain, of oudste mensch, vertoonde zich voor eenige weken; het was Jkan Claude Jacob, een geboren lijfeigene, uit zijn geboorteland, het Jura gebergte afgevaardigd, om de nationale vergadering den dank te betuigen voor de opheffing van de lijfeigenschap. Op zijn bleek, ingevallen gelaat zijn de voren van honderdentwintig jaren gegroefd. In zijn patois heeft hij een duister verhaal gehoord van de onsterfelijke overwinningen van den grooten koning, van een verwoesten Pal/s, terwijl hij zich aftobde en sloofde, om een kleine plek dezer aarde groener temaken; van dragonnades in de Cevennes; van Mari.borough qui va en guerre. (3) Vier geslachten hebben intusschen uitgebloeid, beminnen en haten niet meer; hij was zesenveertig jaren toen Lodkwi.jk XIV' stierf. De vergadering rees uit bigene beweging als één man op en bewees den Oudste der Wereld haren eerbied; de oude Jean moet met gedekt hoofd eene eereplaats onder hen innemen. Met zijne oude oogen staart hij zwak op dit nieuwe wondertooneel, dat hem als een droom voorkomt, onzeker dobberende tusschen de overblijfselen van oude herinneringen en droomen; Jeans ziel en oogen zijn afgemat en staan op het punt om zich te sluiten, en weer te openen op een geheel ander wondertooneel, dat werkelijk zal zijn. De patriotten openden inteekeningslijsten voor hem, hij verkreeg een koninklijk pensioen en blijmoedig keerde hij huiswaarts; maar reeds binnen twee maanden verliet hij dat alles en ging zijn onbekenden weg. (1) . 1) De laatste koningin van Egypte, die door Octavianus van den troon werd gestooten 31 v. Christ). Hier doelt de schrijver op een tooneelstuk, waarin Cleopatra voorkomt. (8) Ludwig Tieck 11773—1853i, een Duitseh dichter, die, na aan verschillende hoogescliolen gestudeerd te hebben, in 1794 te Berlijn, waar hij geboren was, teruggekeerd, den strijd aanving tegen de toen bestaande richting in de letterkunde en met W. von Schlegel de stichter werd der romantische school. Hij heeft vele novellen geschreven. Zijne Sfinimlliehe Wcrke zijn verschenen in 2 deelen. (3) Altemaal gebeurtenissen onder den "grooten koning I.odewijk \I\j: de Palts werd verwoest 1089, de dragonnades—de vervolging der Protestanten — hadden plaats na 1685, het jaar der opheffing van hef Kdict van Nantes, en Marlbnrough qui va en guerre, is de bekende Engelsche veldheer uit den Spaanschen successie-oorlog (1701 —1713). (4; Deus amis, IV, 3. ELFDE HOOFDSTUK. Gelijk in de Gouden Eeuw! Middelerwijl ontwaart Parijs, 't welk dag aan dag heel den dag af en toe naar het Maartveld wandelt, met leedwezen, dat men met het graafwerk aldaar niet bijtijds gereed kan zijn. Het is zulk een ontzaglijke uitgestrektheid, driemaal honderdduizend vierkante voeten; want van de Ecole militaire (waar noodwendig houten balkons en galerijen aangebracht moeten worden), tot westwaarts aan de poort bij de rivier (waar mede houten zegebogen zullen staan), telt men een duizend el in de lengte, en in de breedte, van de schaduwrijke laan met acht rijen boomen aan de zuidzijde, tot de daarmede gelijk loopende aan de noordzijde, meer of minder dan duizend voet. Dat alles moet uitgehold en langs de zijden tot eene helling opgewerkt worden en wel tot een behoorlijke hoogte, want hier moet het weer vastgestainpt en trapsgewijze tot niet minder dan dertig rijen gemakkelijke, met graszoden belegde en met stevig hout bedekte zitplaatsen ingericht worden : — en dan in het midden ons ontzaglijk, pyramidaalvormig Altaar des Vaderlands, (Au/el de la Patrie) dat zich eveneens trapsgewijze verheffen zal. Een waar reuzenwerk, maar ook een wereld-schouwtooneel! Er zijn nog maar vijftien dagen over, en als het zoo traag voortgaat, zou men half zoo veel weken noodig hebben. Opmerkelijk is het ook, hoe traag de lieden arbeiden. Zelfs voor hooger loon willen zij niet liet dubbele van den tijd werken, ofschoon hun werktijd slechts zeven uur is; zij verklaren gramstorig, dat het menschelijk lichaam soms rust behoeft! Zijn ze dan in het geheim door aristocraten omgekocht? Aristocraten zijn tot zoo iets wel in staat. Werd het niet eerst voor zes maanden duidelijk bewezen, dat het onderaardsche Parijs, — want wij staan gevaarlijk, als halfweg tusschen hemel en aarde, op louter steengroeven en catacomben, en zijn van alle zijden ondermijnd, — met buskruit opgevuld was, om ons in de lucht te doen springen, totdat werkelijk eene deputatie van de Cordeliers de zaak ging onderzoeken en bevond, dat men het buskruit — weder weggebracht had. (1) Het is een verwenscht, onverbeterlijk gebroed, dat in deze heilige dagen algemeen om buitenlandsche paspoorten vraagt. In Limousin en elders heerscht oproer en worden kasteelen verbrand, want zij zijn in de weer! Tusschen het beste van alle volken en den besten der Hersteller-koningen zouden zij gaarne haat en wantrouwen zaaien, en met welk een duivelschen grijns zouden zij het zien, wanneer het bondsfeest, waarop de geheele wereld wacht, eens in de war liep! Maar uit gebrek aan arbeiders zal het niet verhinderd worden. Hij, die vier gezonde ledematen en het hart van een Franschman hoeft, kan en wil de spade ter hand nemen! Nauwelijks heeft op den eersten Maandag in Juli het kanon zijn seinschot losgedonderd, nauwelijks hebben de loome gehuurde vijftienduizend man hunne gereedschappen neergelegd en do toeschouwers hun blik treurig naar de nog hoog aan den hemel staande zon gericht, of deze en gene patriot grijpt eensklaps, met vuur in de oogen, schop en kruiwagen aan en begint uit verontwaardiging zelf te kruien. (2) Dozijnen en daarop honderden volgen dit voorbeeld, en weldra ziet men (1) Den 23 Dcc. l~8y. (Histoire parlementaire, IV, pag. 44.) (2) De eerste stoot tot liet deelnemen van liet volk aan liet werk was gegeven door een zekeren Cartheri, oen Pnrijschen nationalen garde, die in een artikel in la Chronique de Paris zijne kameraden opriep om te helpen. Men vindt die oproeping in Dulaure, I. 343. vijftienduizend vrijwilligers met ware reuzenkracht spitten en kruien, met reuzenhart, en alles in volmaakte orde, en met de hun eigene ongedwongen natuurlijke handigheid, en eerst laat in den avond, nadat men het driedubbele werk der huurlingen verricht heeft, staakt men, onder triumfeerend gejuich, dat tot Montmartre weergalmt, den arbeid. Een sympathetisch volk zal den volgenden dag vol begeerte wachten tot de gereedschappen vrij zijn. Maar waarom ook wachten? Spaden zijn ook elders te bekomen! En zoo barst thans de Parijsche geestdrift, de goedhartigheid en broederlijke liefde in al haren glans uit, zooals, wanneer men de kroniekschrijvers mag ge- De werkzaamheden op het Champ de Maks. looven, sedert de Gouden Eeuw niet gezien werd. Geheel Parijs, man en vrouw, stormt, met de spade op den schouder, naar het zuidwestelijk einde. Stroomen van inenschen trekken, ongeordend, of als handwerkslieden in rijen geschaard, natuurlijk of toevallig vereenigd, naar het Maartveld. De laatsten marcheeren in drie gelederen, bij het geluid van snarenspel en voorafgegaan door jonge meisjes, met groene takken en met driekleurige linten versierd; hunne schoppen en houweelen dragen zij als geweren op de schouders en als uit ééne keel zingen zij het: Ca-ira. Ja, pardieu, ('a-ira, roepen de voorbijgangers op de straten. Alle gilden, alle openbare en bijzondere burgerlijke genootschappen, van de hoogste tot de geringste, marcheeren; zelfs do uitroepers hebben een gehcelen dag lang opgehouden te schreeuwen. De naburige dorpen trekken uit, hun wakkere manschap komt aanmarcheeren met dorpsviool, tambourijn of triangel, onder geleide van den maire of den maire en den pastoor, die ook van schoppen voorzien en met driekleurige sjerpen versierd zijn. Zoo ziet men niet minder dan honderdvijftigduizend arbeiders, ja op zekere tijden van den dag — want welk sterveling ware niet, vooral des namiddags, na haastig volbracht dagwerk, er heen gesneld — telt men er tweehonderd en vijftigduizend! Een geheele stad in beweging: van het oogenblik af, dat men het plein Louis-Quinze bereikt, zuidwaarts over de rivier, is het in alle straten en stegen één levendig gedrang. Zoo vele arbeiders zijn daar, en geen gehuurde schijnarbeiders, maar werkelijke, die zich met lust en liefde aan het werk begeven; ieder patriot graaft en hakt met alle krachten zijns lichaams in den harden grond. Ajciiiiijijcuijivt; ivm- deren, ahnables enfants! Ook zorgen zij zei ven voor depolice de Vatelier, de leiding en het bestuur, en wel met de hun eigene bereidwilligheid en handigheid. Het is een waar broederwerk; alle onderscheid van aanzien en rang is verdwenen, gelijk het in den beginne was, toen Adam zelf nog groef. Men ziet er geschoren monniken met lange pijen, waterdragers met korte rokspanden, en welgefriseerde Incroyables van patriottische kleur; zwarte kolendragers, meelwitte paruikenmakers of pariiikew/ragers, immers er zijn ook advocaten en rechters, en alle hoofden der districten; zedige nonnen, die als verzusterd zijn met pronkende nymphen der opera en zoogenaamde meisjes van pleizier; de patriot- *: ï .1.1 /i« alexaxdre de beaih.vr.nais. »»*««»" «r™ — geparfumeerde bewoner van paleizen; want het patriottisme, gelijk de wedergeboorte en de dood, maakt alles gelijk. Do drukkers, alle Prudhomme's, zijn komen aanmarcheeren, met papieren mutsen op, waarop de liécolutions de I'aris gedrukt zijn, gelijk Camille opmerkt, die tevens wenscht, dat er in deze groote dagen ook een verbond van schrijvers, pacfe d'éerivains, mocht bestaan. (l) Een heerlijk gezicht! Het sneeuwwitte linnen endekeurige (1) Histoire parlementaire, VI, pag. 381-406. pantalons wisselen af met smerige, bonte hemden en wijde broeken; want beide hebben hunne rokken uitgetrokken en onder beide zijn vier ledematen en de kracht van patriottische spieren. Zoo spitten en hakken zij of buigen zich, in lange rijen voor overladene karren gespannen, blijmoedig, als één van zin. Den abbé Sieyès ziet men ijverig kruien, ofschoon hij te zwak is om te trekken, tor zijde van Beauharnais, (1) van wien koningen zullen afstammen, hoewel hij zelf er geen is. De abbé Macry kruide niet, maar de kolendragers brachten eene pop, die gekleed was gelijk hij, en zoo moest hij in e//igie kruien. Geen verheven senator versmaadde den arbeid ; de maire Baili.y, de generalissimus (2) Lafayette zijn er, en zullen er, helaas! op een anderen dag, weder zijn!' De koning zelf komt om te zien; hij wordt met een oorverdoovenil vive le roi! ontvangen en eensklaps vormt men met geschouderde schoppen eene soort van eerewacht om hem heen. (3) Wie komen kan, die komt, om te arbeiden of toe te kijken en geluk te wenschen met den arbeid. Er zijn geheele huisgezinnen gekomen. Men ziet duidelijk een geheele familie van drie geslachten; de vader hakt, de moeder is met de schop bezig, de jongens kruien onverdroten, de oude grootvader, dien drie en zeventig jaren vergrijsd hebben, draagt den allerjongsten op den arm. (4) Wel kan deze niet helpen, maar hij kan zijnen kleinkinderen ervan verhalen. En zoo zien zoowel de toekomst als het verledene toe en stamelen, hier met een reeds verzwakkende, daar met een half ontwikkelde stem: Ca-ira. Een wijnhandelaar heeft op een patriottische slede wijn aangevoerd. «Drinkt niet, mijne broeders, tenzij gij dorstig zijt, opdat het vat des te langer dure;" (5) ook dronk niemand, die niet blijkbaar uitgeput was. Een kleine abbé ziet het spotachtig aan. «Aan den kruiwagen," roepen eenige stemmen, en hij gehoorzaamt om iets ergers te voorkomen ; maar een slimmer patriot, die thans komt, treedt met zijn «Arrètez!" tusschen beiden, zet zijn eigen kruiwagen neder en grijpt dien van den abbé, dien hij snel, als ware hij verpest, buiten den kring van het Maartveld kruit en daar ledigt. Zoo komt er ook iemand, naar het schijnt een man van aanzien of vermogen, haastig binnentreden, ontdoet zich van rok, vest en twee horlogiën, en snelt aan 't werk. «Maar uwe horlogiën?" roept men van alle kanten. — «Wantrouwt men zijne broeders?" antwoordt hij. Ook werden de horlogiën niet gestolen. Hoe schoon is de edele gevoels-opwelling, gelijk het herfstdradengaas, mooi en goedkoop, dat niet bestand is tot gebruik. Mooi goedkoop herfstdraden-gaas, gij schaduw-vliesjes van deugden-grondstof, die niet 7A]i gegeven noch waarschijnlijk zult worden tot plichtendoek; beter zijt gij dan niets, en ook erger! Jonge kostschoolknapen, studenten der colleges juichen : Vive Ia nation! en betreuren, dat zij nog maar hun «zweet kunnen geven." Wat spreken wij van jongens! De schoonste Hebe's, (6) de minnelijkste van Parijs, zijn er in haar lichte luchtige gewaden, rl) Alexandre vicomte do Beauharnais werd in 1700 op Martinique geboren; hij onderscheidde zich in den oorlog in Amerika, waar hij diende onder Rochambeau. In 1789 als lid der Nationale Vergadering gekozen, was hij oen der eersten van den adel, die zich bij den derden stand aansloot. Het hier boven beschreven voorval heeft Carlyle Ontleend aan Mercier, die schrijft: -Hij Beauharnais< was met abbé Sieyès voor dezelfde kar gespannen." Later werd hij van verraad beschuldigd in den oorlog, door het tribunal révolutionnaire ter dood veroordeeld en 23 Juli 1791 geguillotineerd. Zijne vrouw was Josepliine, de latere gemalin van Napoleon 1. (2 Lafayette was 10 Juli gekozen tot president van allo nationale gardes van Frankrijk. De hierboven door Carlyle gebezigde uitdrukking van generalissimus is eene zinspeling op een besluit der gefedereerden, om Lafayette tot "generalissimus van alle nationale gardes van het koninkrijk' te maken, maar Lafayette was daarvan niet gediend en wist zelfs eene wet uit te lokken, waarbij hij van deze waardigheid word uitgesloten. Daarop begaf zich den 7°" Juli eene deputatie der gefedereerden met een adres tot hem, waarin zij hun leedwezen over zijne weigering betuigden, maar zeiden, dat hij altijd hun «vriend", »gids" on «voorbeeld" zou blijven. (3) Dulaure, I. 349. (4; Mercier, II, pag. 76 etc. (5) Dulaure, I. pag. 347. (6) In de Grieksche mythologie de godin der jeugd en schenkster dor goden. II. " 9 met driekleurige lintgordels, en scheppenen kruien gelijk deoverigen; hare Hebe'soogen stralen meer dan ooit van geestdrift, haar lange haren golven in bevallige verwarring, haar kleine vingers zijn hard gedrukt, maar toch brengen zij den patriottischen kruiwagen van de plaats, ja dwingen hem — met eenige hulp, en welke mans-arm zou zich niet overgelukkig rekenen die le verleenen — tot boven op de helling, en springen dan weer naar beneden oin nog meer te halen, met vliegende lokken en linten, vol gratie, gelijk de rozenroode Horen. (1) O, toen de avondzon op dit Maartveld scheen en het dichte, lommerrijke geboomie, dat het van weerszijden insluit, als met vuur tintte, en toen hare stralen juist op de koepels en de twee en veertig vensters van de École militaire vielen, en die alle als gepolijst goud deden schitteren — zag zij toen op haar wijde hemelbaan een tweede schouwspel gelijk dit ? Een levende tuin met zulke bloemen beplant, in alle kleuren van het prisma, het schoonste vriendelijk vereenigd met het nuttigste, allen door één warm gevoel bezield, gelijk broeders arbeidende, al ware het slechts voor dagen, eenmaal en niet ten tweeden male! Maar de nacht, ook deze nachten zinken weg in de eeuwigheid ! Zelfs de haastigstc reiziger op weg naar Versailles houdt op de hoogte van ChaiUot den teugel aan, ziet eenige oogenblikken over de rivier heen en vermeldt niet zonder tranen te Versailles wat hij gezien heeft. (2) Middelerwijl komen van alle windstreken bondsluiters aan ; gloeiende kinderen van het Zuiden, die trotsch zijn op hunnen Mirabeau, bedachtzame koudbloedige bewoners van het Jurageberg/e; gloeiende Bretagners met hunGaëlische onstuimigheid; Normandiërs, die zich in den handel niet laten verschalken, —allen door het edelste vuur van het patriottisme bezield. De broeders van Parijs trekken uit om hen te ontvangen, met militaire praal, met broederlijke omarmingen en eene gastvrijheid de heldeneeuwen (3) waardig. De bondsluiters zijn tegenwoordig bij de handelingen der nationale vergadering, men heeft de galerijen voor hen afgezonderd. Zij bieden de behulpzame hand bij den arbeid op het Maartveld; alle nieuw aankomenden leggen de hand aan de spade en tillen een bak met aarde op het Altaar des ^ aderlands. Maar nu verbeelde men zich de rhetorische bloempjes — want het is een gesticuleerend volk — het zedelijk verhevene der adressen aan de verheven vergadering en den patriottischen Hersteller! • >nze kapitein van de Bretagner bondsluiters (4) knielt zelfs in eene vlaag van geestvervoering neder en overhandigt, met tranen in de oogen, zijn zwaard aan een koning die ook tranen stort. Arme Lodewijk! Gelijk hij zelf later betuigde, behoorden deze dagen tot de schoonste zijns levens! Ook aan wapenschouwingen mag het niet ontbreken, aan koninklijke wapenschouwingen over de bondsluiters, waarvan de koning, de koningin en het tricolore hof toeschouwers zijn; ten minste zullen onze bondsluiters, wanneer het, gelijk maar al te dikwerf gebeurt, regent, door de binnenpoorten marcheeren, waar het koningschap voor den regen beveiligd is. Ja, wanneer hier toevallig halt gemaakt wordt, konden de schoonste vingers in Frankrijk u wel eens zachtjes aan de mouw trekken en met de liefelijkste stem vragen: ..Mijnheer, uit welke provincie zijt gij?" Gelukkig hij, die met neergebogen zwaard ridderlijk ten antwoord kan geven: «Madame, uit de provincie waarover uwe voorzaten regeerden." Hij, de gelukkige provinciaal-advocaat, thans provinciaal bondsluiter, zal met een zonnig lachje beloond worden en met de blijde welluidende, tot een koning gerichte woorden: ..Sire, dat zijn uw getrouwe Lotharingers!" Inderdaad is ook het hemelsblauw met roode opslagen, dat de nationale garde in deze feestdagen draagt, vroolijker dan het donker zwart en grijs van een provinciaal-advocaat, waaraan men op werkdagen gewoon is. Want dezelfde (1) Bij de Grieken de schenksters van goede gaven, veelal voorkomende in gezelschap van de bratien. 1 (2) Mercier, II. pag. 81. (3) Eene zinspeling op den vóórhistorischen tijd der Hellenen Grieken). (4) Uit Bretagne waren ongeveer 400 gefedereerden gekomen. driewerf gelukkige Lotharinger zal dezen avond aan de deur eener koningin op schildwacht staan, en gevoelen dat hij duizend dooden voor haar zou kunnen sterven; later zal zij hem ten tweeden-, ja zelfs ten derden male hij de buitenpoort zien; ja, hij zelf zal, terwijl hij zijn geweer in zulk eene vervoering presenteert, dat hel dubbel slag geeft, haren blik op zich vestigen, en wederom zal haar groet een zonnelachje zijn, en de kleine, blondgelokte, al te haastige Dauphin zal met de woorden vermaand worden: «Groet toch, monsieur, wees niet onbeleefd!" en als een heldere hemelwandelaar of planeet gaat zij met haar kleinen trawant opzettelijk naar buiten. (1) Maar verbeeld u den heiligen eeredienst der gastvrijheid, wanneer des avonds het graven is afgeloopen. Lepelletier de St. Fargeau, (2) een eenvoudig senator, maar met groote bezittingen, heeft dagelijks zijne honderd tafelgasten ; de tafel van den generalissimus Lakayette telt wel het dubbele van dat getal. In de nederige eetkamer zoowel als in den grootschen salon, gaat de wijnkelk rond, gekroond door de lachjes van luchtig voorttrippelende grisettes of van statig daarheen tredende dames, want beiden hebben zij schoonheid en lachjes, die den krachtigen man aangenaam zijn. TWAALFDE HOOFDSTU K. Geraas en rook. En zoo is, in weerwil van samenzwerende aristocraten, in weerwil van trage, gehuurde arbeiders, en bijna in weerwil van het noodlot zelf (immers liet heeft sterk geregend), het Maartveld op den 13cn der maand behoorlijk in orde, afgezet, ingestampt, door stevig muurwerk geschraagd, en het patriottisme kan vol bewondering daarover rondwandelen en als 't ware eene proef nemen, want ieder hoofd schept zich een of ander onbeschrijfelijk beeld van den dag van morgen. Behoede de hemel ons maar voor regenwolken ! Doch een veel ergere wolk bedreigt ons, als het kwalijk beraden stadsbestuur het patriottisme alleen op vertoon van kaartjes bij de plechtigheid wil toelaten ! Gingen wij op toegangkaartjes aan liet werk? Namen wij de Iias/tlle op toegangkaartjes in? Het onberaden stadsbestuur ziet zijne dwaling in, en nog in den laten middernacht verkondigen roffelende trommen aan het patriottisme, dat even de ooren ten bedde uitsteekt, dat er geen toegangkaartjes vereischt worden. Men hale derhalve de slaapmuts weer over het hoofd en legge zich met een halfluid veelbeteekenend gemor weer gerust te slapen. Morgen is het Woensdag, een dag die onder de gedenkdagen der wereld onvergetelijk zal blijven. De morgen komt, koud voor een Juli-morgen ; maar zulk eene feestelijkheid zou zelfs Groenland lachend maken. Door alle toegangen van het nationale amphitheater (want liet heeft eene mijl in omtrek en is op behoorlijke afstanden van openingen voorzien) stroomt het levende gedrang naar binnen en vult zonder wanorde de eene ruimte na de andere. Aan de École utilitaire zijn voor de hooge overheidspersonen galerijen en overdekte zitplaatsen aangebracht, waarbij timmerlieden en schilders met elkaar gewedijverd hebben; aan de poort bij de rivier staan triomfbogen met opschriften. (1) Verhaal van een verbondsman uit Lotharingen (Histoire parlementaire, V, 389-91). (2) Louis Michel Lepelletier de St. Fargeau (1760-1793) was aanvankelijk parlementslid en fring ater als een der laatsten van zijn stand tot den derden stand over, maar was van dien tijd af zeer democratisch. Zijn uiteinde zullen wij later in dit werk vermeld vinden. IIKT BoNDSPKKST TK PaHIJS, OL' 14 JlM 17'JO. die wel weinig beduidend, maar toch welgemeend en orthodox zijn. (1) Hoog boven het altaar des vaderlands slingeren aan groote ijzeren palen met dwarsboomen onze antieke cassoletles of wierookvaten, die een welriekenden geur verspreiden — men weet niet waarvoor, of het moest om de heidensche mythologie zin. Tweemaal honderdduizend patriotten, en hetgeen dubbel zoo veel waard is, honderdduizend patriottinnen, allen, gelijk men kan denken, op het heerlijkst uitgedost, zijn hier vol verwachting op het Maartveld gezeten. Welk een tafereel; deze cirkel van helder-kleurig leven, dat zich op de dertig rijen zetels langs de helling uitstrekt, en als 't ware tegen het dichte lommer der alléeboomen leunt, wier stammen door de hoogte verborgen worden, en daar achter niets dan zomergroen en glinsterend water en helschitterende gebouwen: een cirkelvormig emailbeeld, midden in zulk eene vaas van smaragd ! En het is geen ledige vaas; de koepels van het gebouw der Invaliden zijn niet zonder toeschouwers ; evenmin als de verwijderde windmolens van Montmartre; op de verst afgelegen en onzichtbare dorpskerktorens staan menschen met verrekijkers in de hand. Op de heuvelen van Chaillot bevinden zich bonte golvende groepen, alle hoogten rondom Parijs gelijken een meer of min gevuld amphitheater, dat het starend oog vermoeit. Ja, op de hoogten staan, gelijk wij zeiden, kanonnen en op de Seine is een drijvende batterij. Waar het oog te kort schiet, zal het oor in de plaats treden, en geheel Frankrijk is eigenlijk slechts één amphitheater; want in de geplaveide stad zoowel als in het ongeplaveide gehucht gaat men luisteren, tot het dof kanongedonder aan den horizont weergalmt, waarop men eveneens begint te zweren en te vuren. (2) Maar thans komen ook de verbondsmannen onder ruischende muziek in menigte toestroomen; want zij hebben zich op den boulevard St. Antoinc of daaromtrent verzameld en komen met hun drie en tachtig departementale banieren en onder zegenwenschen, die niet luide, maar innig zijn, door de stad marcheeren, (3) de nationale vergadering komt en neemt plaats op haar overdekte zitplaats, Zijne Majesteit verschijnt en plaatst zich op een troon ter zijde. Lafayette, op zijn wit strijdros gezeten, en alle burgerlijke beambten zijn er, en de verbondsmannen voeren dansen uit, alvorens de eigenlijke militaire evolutiën en manoeuvres een aanvang nemen. Evolutiën en manoeuvres? Men eische niet van do pen eens stervelings die te beschrijven ; de trage verbeelding schiet te kort, en verklaart dat het te vergeefs zou zijn het te beproeven. Men zwenkt en marcheert in langzamen, gezwinden en dubbel gezwinden pas; sieur Motier of generalissimus Lafayette, want het is een en dezelfde persoon en hij is in des konings plaats vierentwintig uren lang generaal van Frankrijk, sieur Motier met zijn verheven, ridderlijk voorkomen, moet te voorschijn treden, plechtig, ten aanzien des hemels en der nauwelijks ademende aarde, op de trappen van het Altaar des Vaderlands stijgen en onder het geknetter der slingerende cassolcttcs, in zijn naam en dien van het gewapende Frankrijk, en terwijl hij de punt van zijn zwaard sterk nederbuigt, den eed van getrouwheid afleggen: aan koning, icet en natie (1) De volgende b.v.; »La patrie ou la loi peut seulo rious armer; mourons pour la défendre et vivons pour 1'aimer"; »Le roi dun peuple libre est seul un roi puissant enz. (2) Deux amis, V. 168. (3) Volgens Dulaure, I, pag. 355 en volgende, was de stoet als volgt opgesteld : eene compagnie cavalerie met een vaandel en zes trompetters, hebbende aan haar hoofd de commandant en de majoor der cavalerie ; eene compagnie grenadiers, voorafgegaan door de muziek en de tamboers; de kiezers van Parijs; eene compagnie vrijwilligers; de gemeenteraad; het militaire comité; een compagnie jagers; de tamboers van de stad; de presidenten der districten; de gedelegeerden van de gemeente voor de bondsacte; de zestig administrateurs der municipaliteit, begeleid door gardes van de stad; een korps muziek en tamboers; een bataljon «élèves militaires"; een detachement met vaandels van de Farijsche nationale garde; een bataljon oud-gedienden ; de afgevaardigden van de nationale gardes der 42 eerste departementen in alphabetische volgorde; de oriflamme (zie pag. 25,; de afgevaardigden van de linietroepen ; de afgevaardigden van de marine; de afgevaardigden van de nationale gardes der 41 laatste departementen, in alphabetische volgorde; eene compagnie vrijwilligers-jagers; eene compagnie cavalerie met een vaandel. (om van het "graan" en zijn vrijen omloop niet te gewagen). (I) Daarop volgt een gewuif met de banieren en algemeene toejuiching. De nationale vergadering moet, op hare plaats staande, zweren, (2) zoo ook de koning, met verstaanbare woorden. De koning zweert, (3) en nu weergalmt de lucht van vivats! Omarmt elkaar, vrijgeworden burgers, onder hartelijken handdruk! Klettert met uwe wapenen, gewapende verbondsmannen! maar gij bovenal, drijvende batterij, spreek! Zij heeft gesproken — naar alle zijden van Frankrijk heen. Van hoogte tot hoogte spreekt de donder des geschuts, nauw gehoord, of luide herhaald. Wat steen geworpen in welk meer, kringen vormend die niet Hauwen! Van Arras tot Avignon, van Metz tot Bayonne! Over Orleans en Blois rolt het in kanonnen-recitatief; Puy dreunt ervan te midden zijner granietrotsen; Pau, waar zich de schildpad-wieg van den Grooten Hendrik bevindt. In het Eed van Lafayette. verwijderde Marseille is de roode avondgloed er getuige van, de vuurmonden van het kasteel van //"schieten hunne tongen van vuur uit over do blauwe Middellandsche zee, (1) De eedsformule, door Lafayette, in naam der gefedereerden uitgesproken, was de volgende: »\\ ij zweren voor altijd getrouw te zijn aan de natie, aan de wet en aan den Koning; te handhaven. met al wat in ons is, de constitutie, gemaakt door de Nationale Vergadering en bekrachtigd door den Koning; te beschermen, overeenkomstig de wetten, de veiligheid van personen en goederen, den vrijen omloop der granen en levensmiddelen binnen het Koninkrijk, de inning der openbare belastingen, onder welken vorm zij bestaan; vereenigd te blijven met alle Franschen door de onbreekbare banden der broederschap." Na liet uitspreken dezer formule werden alle armen in de hoogte geheven en herhaalde kreten van "je le jure" (dat zweer ik) deden zich hooren. (2) Dit geschiedde door den president der Nationale Vergadering met de volgende formule : "Ik zweer getrouw te zijn aan de natie, aan de wet en aan den Koning en, naar mijn beste vermogen, te handhaven de constitutie, gemaakt door de Nationale Vergadering en bekrachtigd door den Koning." Daarna ri:pen de afgevaardigden met opgeheven arm: "je le jure." (3) De Koning deed den volgenden eed: "Ik, Koning der Franschen, ik zweer met alle macht, mij verleend door de constitutioneele wet van het Rijk, te handhaven de constitutie, gemaakt door de Nationale Vergadering en door mij bekrachtigd, en de wetten te doen uitvoeren." Feestelijkheden tijdens het Bondsfeest. —. Spieueluevecht op het water, op 18 Juli 1790. en al het volk juicht: Ja, Frankrijk is vrij! O glorierijk Frankrijk, dat aldus in algemeen geraas en rook losbarst, en — de Phrygische vrijheidsdag verkregen heeft! In alle steden plante men vrijheidsboomen, hetzij ze groeien of niet! Zeiden wij niet te recht, dat het de hoogste zegepraal was, die de Thespische kunst op deze planeet bereikt had of wellicht in staat is te bereiken? De Thespische kunst! Helaas, dat men het nog zoo moet noemen; want hier op het Maart veld moeten alle nationale banieren, alvorens het eedzweren een aanvang kan nemen, ingezegend worden. Een zeer doelmatige beschikking; want waarlijk, zonder dat de Hemel zijn zegen verleent, en zelfs zonder dat men er hoorbaar of niet hoorbaar om bult, kan geen aardsche banier of onderneming de zege behalen. Maar welk is nu het middel om dien te verkrijgen? Door welken driewerf goddelijken Franklinsciien bliksemafleider zal het wonderbare vuur van den hemel gelokt en zacht leven gevend, heilaanbrengend aan de ziel des menschen medegedeeld worden ? Och, door een zeer eenvoudig middel: door tweehonderd (1) kaal geschorene individuen, die in sneeuwwit plechtgewaad, met driekleur-gordels uitgedost, op de trappen van het Altaar des Vaderlands staan, en aan hun hoofd als spreker de allerzielen-opziener Talleyrand Pkrigord! Deze zullen — voor zooverre zij dit vermogen — als wonderbare bliksemafleider dienen. O gij diep azuren hemel, en gij groene, alles voedende aarde; gij altijd vloeiende stroomen en vergankelijke wouden, die, gelijk de menschenkinderen, bestendig sterft en wedergeboren wordt; gij rotsbergen, die dagelijks bij iedere regenvlaag sterft en toch niet gestorven noch effen geworden zijt gedurende tal van eeuwen, noch op nieuw geboren wordt (naar het schijnt), dan bij nieuwe werelduitbarstingen en een wild zieden en koken uwen stoomgloed tot halfweg de maan uitwerpt; — o gij ondoorgrondelijk, geheimzinning Al, hulsel en woonplaats van den Ongenoemde ; en gij, verstaanbaar sprekende menschengeest, die het ondoorgrondelijke en onnoembare vormt en gedaante geeft, gelijk wij zien, — is hier niet een wonder: dat een Fransche sterveling, ik zeg niet gelooven, maar zich slechts verbeelden kan te gelooven, dat Talleyrand en tweehonderd stukken wit katoen daartoe in staat zouden zijn! Hier moeten wij intusschen met de jammerende geschiedschrijvers van dien dag opmerken, dat, toen bisschop (episcopus) Talleyrand in zijn lange stool, met mijter en driekleur-gordel, nog maar de trappen van het Altaar des Vaderlands ophinkte, om zijn wonder te verrichten, de werkelijke hemel zwart werd. Er begon een koude natte noordenwind te blazen en er viel een ware zondvloed van regen, 't Was treurig om te zien! De dertig trapsgewijze zich verheffende rijen van zitplaatsen, die rondom het amphitheater loopen, worden eensklaps met parapluien bedekt, die echter bedriegelijk zijn, waar alles zoo dicht op elkaar gezeten is; onze antieke cassolettes worden potten vol water, haar wierook sist met walgelijken walm. Helaas, in stede van vivats, hoort men slechts het kletteren en stroomen van den regen. Drie tot viermaal honderdduizend menschen gevoelen dat zij eene — gelukkig ondoordringbare — huid hebben. De sjerp van den generaal wordt druipend nat, alle militaire banieren hangen naar beneden, zij wapperen niet meer, maar klapperen, — als waren 't geschilderde blikken banieren! Maar oneindig erger gaat het, aldus luidt de getuigenis der geschiedenis, de honderdduizend schoonsten van Frankrijk! De sneeuwwitte mousselinen kleedjes worden alle doornat en bespat, de struisveder krimpt treurig ineen tot een naakte pen, alle hoeden zijn bedorven, en het inwendige bordpapier opgelost in de oorspronkelijke pap. De schoonheid is niet langer gehuld in haar fraai garnituur, gelijk de godin der liefde verborgen-openbaar in hare Paphische (2) wolken, maar zij gevoelt zich benauwd, als in een treurige gevangenis, «want de 1) % olgens Dulaure waren het er slechts zestig en wel de zestig aalmoezeniers der Parijsche nationale garde. (2) Paphos was eene stad op Cyprus, waar de godin der liefde, de Grieksche Aphrodite, hare hoofdvereeringsplaats had. Volgens de mythe was bij Paplios Aphrodite uitde zee verrezen. (AupoSirv, stvuSvopivvi) Feestelijkheden tijdiks het Bondsfeest. — Illuminatie dkr Ciiamps Elysees, op 18 Juli 17*»0. vorm is merkbaar" en niets baat meer, dan meewarige uitroepingen, een vroolijk gelaat en vastberaden goede luim. Het is een ware zondvloed; zelfs de mijter van onzen opziener geraakt vol water, het is nu geen bisschopsmijter meer op zijn eerwaardig hoofd, maar een volle, lekkende brandemmer. — Zonder zich hieraan te storen, verricht de opziener Talleyrand zijne wonderen; de zegen, — een andere zegen dan die van Jacob — is over alle drie en tachtig banieren uitgesproken, die ten dank, zoo goed het gaat, wapperen of klapperen. Tegen drie uur breekt de zon weer door, de overige manoeuvres kunnen thans, hoewel met zeer beschadigde decoratiën, bij een helderen hemel volvoerd worden. (1) Des Woensdags is ons verbond gesloten, maar de feestelijkheden duren nog de geheele week en zelfs tot in de volgende; feestelijkheden, die geen kalif van Bagdad of Aladin met de wonderlamp had kunnen overtreffen. Op de rivier vindt een wedzwemmen plaats, met zijne watersprongen, zijn plassen en zijne heissa's;(2) de abbé Fauchet, onze Te deum-¥kvcïïet, (3) houdt in de rotonde van de korenmarkt eene lijkrede op Franklin, over wien de nationale vergadering onlangs drie dagen rouw gedragen heeft. De tafels der sicurs Mgtier en Lepei.letier zuchten nog steeds onder den last der spijzen en hunne zalen weergalmen van patriottische toasten. Op den vijfden avond, den Christelijken sabbath, is er een algemeen bal. Geheel Parijs, man, vrouw en kind, danst tusschen vier muren of onder den blooten hemel, bij den klank van harpen of viersnarige violen. Ook de grijsaard mengt zich nog eenmaal in de reien der dansers; zuigelingen stamelen op den arm en spartelen met de poezelige ledematen, ongeduldig naar spierkracht verlangende, zonder dat zij weten waarom. De stevigste balk buigt min of meer, alle planken kraken. Aanschouw ook, daar buiten, de ruïne der Bastillc. Zij is geheel met lampen verlicht en allegorisch versierd; een vrijheidsboom van zestig voet hoog prijkt met een Phrvgische muts van zulk een ontzaglijken omvang, dat koning Arthur met zijne Tafelronde (4) er onder had kunnen spijzen ! Geheel op den achtergrond brandt een enkele treurige lamp, die haar matte schemering op eene half onder den grond bedolvene ijzeren kooi en eenige kerkersteenen werpt — ten teeken dat de dwingelandij verdwijnt, dat er niets van haar overblijft dan puin. Al het overige is één lampenfestoen, werkelijke of bordpapieren boomen, in den vorm van een Feënboschage, met het opschrift, dat men op een afstand kan lezen: lei l'on danse, (hier danst men). Gelijk inderdaad reeds Cagliostro, de profetische kwakzalver aller kwakzalvers, voorspelde, (5) toen hij voor vier jaren de vreeselijke gevangenis verliet, om in vreeselijker te geraken, die der Romeinsche inkwisitie, welke hij niet meer verliet. Maar wat is met dat al de BastiUe, vergeleken met de C/iamps Elysées. Derwaarts, tot de met recht zoogenoemde Elyseesche velden, wenden zich thans aller schreden. Zij stralen helder als de dag met hun lampenfestoen; kleine oliekelkjes verlichten, als zoovele bonte glimwormpjes, heerlijk de hoogste bladeren; de boomen zijn met een veelkleurig vuur overtogen, dat zijn schemerschijn nog ver in het sombere woud verspreidt. Daar vermaken zich onder den bLooten hemel, den geheelen ambrosijnschen nacht door, de welgemaakte verbondsmannen in vroolijken dans met hun bekoorlijke pas verkregene liefjes, veerkrachtig als Diana, maar niet zoo preutsch en bits geluimd als deze; en harten worden geroerd en ontvlamd, en zelden zeker heeft unze oude planeet met haar conische schaduw, «die tot voorbij de maan gaat en nacht geheeten wordt," eene balzaal als deze omsluierd. O, wanneer, gelijk Seneca (6) meent, de goden zeiven op éénen goede, die met den tegenspoed strijdt, ter neder zien en glimlachen, wat (1) Deux amis. V, 143—179. (2) Dejoüte sur 1'eau op 18 Juli. (3) Zie pag. 280, deel I. (4) Uit den sagencyclus der Britten. (5) Zie zijn : Lettre au peuple Francais, London 1786. (6) Lucius Annaeus Seneca (2—65 na Chr.), de bekende Romeinsche wijsgeer. moeten zij dan van vijfentwintig millioenen onverschilligen denken, die — gedurende acht dagen en langer — daarover zegevieren ? Zóó is intussclien het piekenfeest uitgedanst: de wakkere verbondsmannen keeren, koortsachtig aangedaan, in hoofd en hart geweldig verhit, ja sommigen, gelijk Dampmartin's oude vriend van Straatsburg, '-door geestrijke dranken geheel uitgebrand," (1) nog even opflikkerende als de zoo uitgebrande kaars, in alle richtingen naar hunne haardsteden terug. Het piekenfeest heeft zich uitgedanst, is afgestorven, en de schim van een feest geworden; niets blijft er van over dan het beeld in 's menschen geheugen, en de plaats die het zag (want ook de hellingen van het Maartveld zijn tot op de helft van haar oorspronkelijke hoogte ingezonken) (2) kent het niet meer. Zonder twijfel is het een der merkwaardigste springvloeden in het leven der volken. Nooit of bijna nooit werd een eed met zooveel warmte des gemoeds, nadruk en uitbundige vreugde gezworen, en toch werd hij binnen jaar en dag onherstelbaar gebroken. Maar waarom? Wanneer het zweren zulk een hemelsch genot schonk, wanneer het hart aan het hart werd gedrukt en vijfentwintig millioenen harten alle gelijkelijk brandden, zegt dan, o onverbiddelijke Schikgodinnen, waarom? Ten deele juist omdat hij met zulk een uitbundige vreugde werd gezworen, maar hoofdzakelijk eigenlijk wegens een oudere oorzaak : omdat de zonde in de wereld was gekomen en door de zonde de ellende ! Deze vijfentwintig millioenen hebben, zoo wij 't recht beschouwen, met hun Phrygische muts, van nu voortaan geene macht, die hen binden of leiden kan, boven zich ; evenmin is er méér dan tot hier toe een leidende macht of regel van rechtvaardigen wandel in hen; hoe kan derhalve, waar alles zonder teugel, op onbekende wegen, met zulke schreden, naar geen doel voortholt, onnoembare verwarring lang uitblijven? Want waarlijk, niet verbondsrozenrood is de kleur onzer aarde en van haar werk, niet door uitbarstingen van edel gevoel, maar met geheel ander krijgstuig trotseert men de wereld. Doch hoe wijs is het in allen gevalle, «spaarzaam met zijn vuur om te gaan" en het liever als een koesterende, innerlijke warmte in zich te verbergen. Alle ontploffingen, al zijn ze nog zoo goed gericht, zijn bedenkelijk, in de meeste gevallen nutteloos en altijd een vreeselijke verkwisting. Maar nu denke men, wanneer een mensch, eene natie van menschen haren geheelen voorraad van vuur aan één kunstmatig vuurwerk besteedt! Zoo heeft men bruiloften zien vieren, — want bijzondere personen hebben hunne springvloeden, zoowel als natiën — met eene uitbarsting van jubel en triomf, waarover de ouderen bedenkelijk het hoofd schudden. Beter ware dan een ernstige opgeruimdheid geweest, want de onderneming was groot. Verliefd paar! Hoe meer gij triomfantelijk u boven al het aardsche kwaad verheven gevoelt, dat gij geheel vernietigd waant, des te vreeslijker zal uwe teleurstelling zijn, wanneer gij ziet dat het kwaad nog bestaat. «En waarom bestaat het nog?" zal ieder uwer roepen : «Omdat mijn valsche gade een verrader is geworden; hot kwaad was vernietigd, ik meende het eerlijk en handelde daarnaar, of zou er naar gehandeld hebben." En zoo veranderen de over-zoete wittebroodsweken in lange jaren van azijn. Zullen wij dan zeggen, de Fransche natie heeft het koningschap, of, omgekeerd, het arme, geplaagde koningschap heeft haar, de natie, op zulk eene over-zoete wijze, aan het bruiloftsaltaar des vaderlands geleid en gedachteloos, om de bruiloft toch met glans en schittering te vieren — haar bed verbrand? (1) Dampmartin, Evenement?, I, 144—148. (2) Dulaibe, Histoire de Paris, VIII, 2.". TWEEDE BOEK. N A N C Y. EERSTE HOOFDSTUK. Bouillé. (1) Reeds sedert verscheidene maanden heeft ons nu en dan te Metz, aan de noord¬ oostelijke grenzen, zekere dappere Rouillé, de laatste toevlucht van het koningschap in alle verlegenheden en gedachten aan vlucht, slechts (1) Francjois Claude Amour marquis de Bouillé (1739—1800), een der meest beroemde Fransche generaals In 1753 in dienst getreden, maakte hij den zevenjarigen oorlog mede, waarin hij zeer vele lauweren behaalde en het tot kolonel bracht. Maar zijne grootste werkzaamheid legde hij aan den dag, nadat hij in 1777 gouverneur-generaal van de Bovenwinds-eilanden was geworden. In den Noord-Amerikaanschen vrijheidsoorlog, waarin, gelijk men weet, de Amerikanen door de Franschen werden gesteund, deed hij aan de Engelschen groote afbreuk, door zijne overrompeling van het eiland Tabago in 1778, van St.-Eustatius, waar hij zich meester maakte van 3 millioen frs., door de Engelschen onder Rodney op de Hollanders buitgemaakt, welke som hij aan de Hollanders teruggaf. In het volgende jaar bemachtigde hij de eilanden Nevis en Montserrat. Deze schitterende diensten, aan zijn land bewezen, vonden hunne belooning in zijne benoeming (1 Januari 1784) tot luitenant-generaal en tot ridder in de orde van den Heiligen Geest. Bouillé was niet alleen koningsgezind, maar ook een hardnekkig verdediger van de privileges van den adel, zooals bleek, toen hij zitting had in de vergadering der notabelen Thans was hij opperbevelhebber van het leger van de Maas, Sarre en Moezel. met. Met/ tot hoofrl 1;wnrrioi- De rol, die hij verder gespeeld Makkies de Bouillé. heeft, zullen wij in den loop van dit werk nader leeren kennen. Zie over Bouillé verder nog Thiers, I, pag. 107, 108. even zichtbaar voor oogen gezweefd, niet meer dan de naam of de schaduw van een wakkeren Bouillé ; vestigen wij derhalve thans voor een oogenhlik bepaaldelijk onzen blik op hem, tot hij een wezenlijkheid, een persoon voor ons worde. De man zelf is wel een blik waard; zijne stelling en zijn handelen daar, in deze dagen, zullen over menige zaak licht verspreiden. Met Bouillé toch is het, slechts in een hoogeren graad, als met alle Fransche bevelhebbers gesteld. De groote nationale bond was, gelijk wij reeds vermoedden, slechts IJUCiO IV1 cl11 XV UI IlUg 1ÜLÖ ergers; het was een laatst, allerluidst, algemeen hip-hip hoerrah bij volle bekers, in het nationale Lapithenfeest van constitutie-making, alsof men het handtastelijk bestaande luide ontkennen en door hoezee's zich doof wilde maken voor hetonvermijdelijke, dat reeds aan de deur klopte! Deze nieuwe nationale beker, mag men zeggen, kon de dronkenschap slechts vermeerderen, en hoe luider men broederschap zweert, des te eerder en te zekerder zal het naar het kannibalisme ' leiden. Welk eene wereld vol onverzoenlijke tweedracht is, door al dien schijn en dat geraas van broederschap, slechts voor een oogenblik gesust en gesmoord! Achtingswaardige militaire verbondsmannen zijn nauwelijks naar hunne haardsteden teruggekeerd, en de prik- Llckner. kelbaarste, die «door verhittende dranken en algemeene welwillendheid als verteerd werd," is nog niet gestorven, de glans is nauwelijks uit de oogen verdwenen en flikkert nog in aller herinnering, of de tweedracht, duisterder dan ooit, breekt weer los. Laat ons een blik op Bouillé werpen! Bouillé voert thans het bevel over het garnizoen te Metz, en wijd en zijd over het oosten en noorden; eerst kort geleden heeft hem namelijk een regeerings-besluit, met toestemming der nationale vergadering, tot een der vier opperste generaals benoemd. Bochambeau en Mailly, mannen en maarschalken van aanzien in deze dagen, doch voor ons van geringe beteekenis, zijn twee zijner ambtgenooten; de oude, taaie, snapachtige Luckner, almede van weinig beteekenis voor ons, zal waarschijnlijk de derde zijn. (1) De markies de Bouillé is een bepaald koningsgezinde, wel niet afkeerig van een gematigde hervorming, maar volstrekt tegen eene overdrevene. Het is een man, dien het patriottisme reeds lang verdacht heeft, die de nationale vergadering meer dan eens last veroorzaakt heeft, die bij voorbeeld den nationalen eed niet zweren wilde, waartoe hij verplicht was, maar dien steeds onder een of ander voorwendsel uitstelde, tot een eigenhandige brief van Zijne Majesteit hem verzocht, Z. M. daarmede een genoegen te doen. Daar, op dien, zoo niet eervollen, dan toch belangrijken en gevaarlijken post blijft hij vertoeven, zwijgend, in zich zeiven gekeerd, vol zorg voor de toekomst. Hij isdeeenige, «of bijna de eenige van alle militaire notabiliteiten," gelijk hij zegt, die niet uitgeweken is, maar in sombere oogenblikken denkt hij altijd, dat er ook voor hem niet anders zal overblijven, dan over de grenzen te gaan. Hij zou, bij voorbeeld, naar Trier of Coblenz kunnen gaan, waar verbannen prinsen zich eenmaal zullen verzamelen, of naar Luxemburg, waar de oude Broglie toeft en kwijnt. Of is daar niet de groote donkere kolk der Europeesche diplomatie, waar uwe Calonne's, uwe Breteuil's, slechts even zichtbaar beginnen te zweven ? Met eindeloos verwarde uitzichten en bedoelingen, maar mot het stellige oogmerk om te beproeven of hij Zijne Majesteit nog een dienst zou kunnen bewijzen, vertoeft Bouillé, en doet zijn uiterste best om zijn district loyaal, zijne troepen getrouw en zijn garnizoenen van alles wel voorzien te houden. Alsnog onderhoudt hij door brieven en boden een schrale diplomatische gemeenschap met zijn neef Lafayette, dezerzijds door ridderlijk constitutioneele betuigingen, aan genen kant door militairen ernst en beknoptheid gekenmerkt, eene gemeenschap, die hoe langer des te onbeteekenender wordt, tot zij eindelijk van alle belang ontbloot is. (2) Het is een voortvarend vurig man, met een scherp doorzicht, volhardend in zijn streven, met onderdrukte, opvliegende koenheid, moedig, ja bijna roekeloos; een man die zich meer op zijne plaats gevoelde, toen hij, een leeuw gelijk, de Bovenwinds-eilanden verdedigde, of met een militairen tijgersprong den Engelschen Nevis en Montscrrat ontnam (3) dan hier in dezen gedrukten toestand, waar hij door diplomatieke draden gemuilband en gekluisterd is, e:i op een burgerkrijg wacht, die wellicht nimmer komt. Voor weinige jaren zou Bouillé een Fransch-OostIndische expeditie bestuurd en Pondichery en de koninkrijken der Zon heroverd of veroverd hebben; maar de geheele wereld is eensklaps zoo veranderd en hij met haar: het noodlot heeft zoo en niet anders gewild. TWEEDE HOOFDSTU K. Achterstallen en Aristocraten. Zoo als de zaken in 't algemeen gesteld zijn, voorspelt zelfs Bouillé geen goeds daarvan. Sedert den val der Bastille en reeds vroeger heeft het Fransche leger in (1) Zie over Rochambeau, noot 7, pag. 69. deel I. Joseph Augustin graaf de Mailly (1708—1794) had zich in 174t> in Italië en in de veldtoe liten in Duitsrhland in 1701 en 1702 onderscheiden. In 1783 werd hij maarschalk van Frankrijk; voor zijne bovengemelde benoeming tot opper-generaal bedankte hij spoedig. Hij werd in 1794 geguillotineerd. Nicolas baron Luckner (1722—1794) was van l'ruisischen dienst in Franschen overgegaan. Hij komt nog meermalen in dit werk voor. (2) Bouillé, Mémoires (London 1797) I, c. 8. (3) Zie noot 1 van dit Hoofdstuk, pag. 79. TI 11 È een zeer bedenkelijken toestand verkeerd, die dagelijks nog erger wordt. De krijgstucht, die ten allen tijde een soort van wonder is en door het geloof werkt, verviel toen ten eenenmale, zonder dat er vooreerst uitzicht bestaat, dat zij zich zal herstellen. I)e gardes Fran^aises speelden een doodelijk spel, maar iedereen weet hoe zij het wonnen en de prijzen dragen. In die algemeene omverwerping zagen wij hoe de gehuurde strijders weigerden te vechten. Zelfs de Zwitsers van Chateau-Vieux, eigenlijk eene soort van Fransche Zwitsers uit Genève en het Pai/s de Vaud, blijken er tegen te zijn. Er waren er, die in stilte tot het volk overgingen; zelfs RoyalAlIemand, hoewel liet zich niet liet verleiden, verloor den moed. Kortom, wij zagen toenmaals de militaire tucht in de gedaante van den armen Besenval met diens onrustig, onhandelbaar leger, twee pijnlijke dagen op het Maartveld doorbrengen, en toen, als t ware zich hullende in den sluier van den nacht, -'langs den linkeroever der Seine" aftrekken, om elders een toevluchtsoord te zoeken, daar deze bodem blijkbaar te heet voor haar was geworden. (1) Maar welken nieuwen bodem zal zij zoeken, welk middel zal zij beproeven? Kwartieren betrekken die nog niet '•besmet" zijn; dit en eene behoorlijke gestrengheid in den dienst was blijkbaar het plan. Ongelukkig echter zijn alle kwartieren en plaatsen, van Parijs tot het afgelegenste gehucht, met de pest des oproers besmet; men ademt haar in, zij plant zich voort door aanraking en omgang, tot zelfs de eenvoudigste soldaat er door aangetast wordt! Mannen in uniform spreken met mannen die geene uniform dragen, mannen in uniform lezen nieuwsbladen, ja schrijven er zelfs in. (2) Er bestaan openbare smeekschriften of vertoogen, geheime zendelingen en genootschappen, er heerscht ontevredenheid, ijverzucht, onzekerheid, in een woord, een ontevredene, achterdochtige stemming. Het geheele Fransche leger gist met een hitte, die niemand iets goeds voorspelt. Staat ons dan, bij de algemeene maatschappelijke ontbinding, nog do ontzettendste soort des oproers, een soldaten-oproer te wachten ? Treurig is in alle opzichten een oproer, maar oneindig treuriger nog wanneer het zich als een militaire muiterij voordoet! Juist het werktuig zelf van orde en tucht, waardoor al het overige bestuurd en in bedwang wordt gehouden, wordt het dan het vreeselijkste werktuig van wanorde; gelijk liet vuur, onze onontbeerlijkste en nuttigste dienaar, wanneer 't het meesterschap verkrijgt en tot een algemeenen brand overslaat. Wij noemden de krijgstucht een soort van wonder, en is het inderdaad niet wonderbaar, hoe één man er honderdduizenden doet bewegen, die ieder voor zich hem misschien niet beminnen, en man tegen man ook niet vreezen, maar die hem toch moeten gehoorzamen, om te gaan werwaarts hij wil, om te marcheeren of halt te maken, om te doodèn of zich te laten dooden, als had het noodlot geproken — zoodat het kommandowoord, schier in den letterlijken zin, een tooverwoord wordt? En nu worde dit tooverwoord eens vergeten, en de kracht daarvan gebroken ! De legioenen ijvervolle dienstbare geesten staan dan als dreigende duivels tegen u op, de vrije geordende kampplaats wordt een schouwplaats van lielsch tumult en de hulpelooze toovenaar wordt stuk voor stuk vaneen gereten. Een soldaten-oproer is een oproer met vuurwapenen in de hand; bovendien zweeft hun de dood boven het hoofd, want de dood is de straf voor ongehoorzaamheid en zij hebben opgehouden te gehoorzamen. En zoo nu ieder oproer eigenlijk waanzin is en waanzinnig werkt, met dolle vlagen van hitte en koude, daar felle woede plotseling afwisselt met panischen schrik, zoo bedenke men wat een soldaten-oproer moet zijn, bij zulk een strijd van plichten en straffen, waar de soldaat tusschen berouw en woede heen en weer geslingerd wordt, en in het oogenbük der hitte het geladen vuurwapen in de hand heeft! Voor den soldaat zclven is het (1) 7Ae pag. 247, deel I. (2) Zit' de nieuwsbladen van Juli 1789 (Histoire parlementaire, II, 35) etc. oproer vreeselijk en misschien meestal betreurenswaardig, en toch zoo gevaarlijk, dat men het slechts haten, niet beklagen kan. Het is een geheel bijzondere menschenklasse, die arme gehuurde moordenaars! Met eene oprechtheid, die den moralist onzer dagen verbazend moet voorkomen, hebben zij gezworen machines te worden, en toch zijn°ze ten deele nog menschen. Dat geen verstandig bestuur hun deze laatste omstandigheid herinnere, maar dat het geweld en bovenal de onrechtvaardigheid dat punt niet overschrijde, waar zij terugstuiten zou. Ook soldaten worden, gelijk wij bij herhaling zeggen, oproerig, ware dit niet, zoo veel van hetgeen thans in deze wereld voorbijgaande is, zou dan schier eeuwig kunnen duren. Behalve den algemeenen strijd, dien alle AiuMs-kinderen met hun lot hier beneden voeren, kan men de grieven der Fransche soldaten tot twee terugbrengen. Vooreerst dat hunne officieren aristocraten zijn, en ten tweede, dat zij hun in hunne soldij te kort doen. 1 wee of eigenlijk slechts ééne grief, waaruit er echter honderd kunnen ontstaan: want welk een aantal gevolgtrekkingen kan men niet uit de eerste stelling afleiden, dat de ufticieien aristocraten zijn! Het is een bodemlooze altijd vloeiende bron van grieven, om zoo te zeggen een algemeene ruwe grondstof, waaruit dagelijks de eene bijzondere giiet na de andere eene gestalte zal aannemen. Ja, er ligt zelfs een soort van troost in, dat die van tijd tot tijd gestalte zal aannemen. Verkorting in soldij ! Zij heeft gestalte gekiegen, is handtastelijk gemaakt, en men kan haar, al is het dan ook slechts in toornige woorden, ontboezemen. Want ongelukkigerwijze bestaat de groote bron van grieven werkelijk: bijna al onze officieren zijn noodzakelijk aristocraten, het zit hun in vleesch en bloed. Naar de wet die de zaak beheerscht, kan niemand zelfs op de geringste luitenantsplaats aanspraak maken, die niet eerst tot tevredenheid van den wapenkoning bewezen heeft, dat hij een adel van vier geslachten bezit. Adel alleen is niet genoeg, maar deze moet vier geslachten oud zijn; dat is de verbetering, die, nog maar korte jaren geleden, zekere minister van oorlog invoerde, toen men hem geen rust liet met aanzoeken om officiersplaatsen. (1) Eene verbetering, die den bemoeilijkten minister wel verlichtte, maar waardoor in Frankrijk de ontzettend gapende klove tusschen burgerlijken en adellijken, ja tusschen ouden en nieuwen adel nog verwijd werd, alsof er met uwen nieuwen en ouden, en voorts met uwen ouden, ouderen en alleroudsten adel niet reeds genoeg verschil en tegenstrijdigheid bestond, — welker algemeen geraas men thans ziet en hoort, thans nu alle onderscheid op den bodem van die zonderlinge draaikolk wegzinkt, ja wegzinkt, onherstelbaar en overal wegzinkt, behalve in het militaire; en zelfs daar nog zou men kunnen vragen, of het de hoop mag voeden zich altijd staande te zullen houden? Klaarblijkelijk neen. Het is waar, in vredestijd, als men niet vecht, maar slechts exerceert, kan de vraag, hoe men hooger opklimt, tamelijk theoretisch schijnen. Maar met betrekking tot de Rechten van den Mensch heeft zij altijd een practisch belang. De soldaat heeft trouw gezworen, niet slechts aan den koning, maar ook aan de natie. Maar zijn degenen, die het bevel over ons voeren, vrienden van de revolutie? Helaas neen, zij haten die, en houden van de tegen-omwenteling. Jonge officieren van aanzienlijke geboorte, door adeltrots opgeblazen, drijven openlijk, met eene aan verachting grenzende verontwaardiging, den spot met onze Rechten van den Mensch, als waren zij slechts een pasgesponnen spinneweb, dat weer weggevaagd zal worden. Oude, meer behoedzame officieren zwijgen stil, houden hunne lippen gesloten, maar men raadt wat in hun binnenste omgaat. Ja, wie weet, of niet onder het schoonste kommandowoord de tegen-omwenteling zelve verborgen ligt, verkoop aan verbannen prinsen en den keizer van Oostenrijk: hoe gemak- (1) Dampmartin, Kvènemcnts, I, pag. 89. kelijk toch kunnen verraderlijke aristocraten het bekrompen doorzicht van ons gewone menschen verschalken? — Zoo verderfelijk werkt die algemeene ruwe grondstof van grieven; in stede van vertrouwen en eerbied, baart zij slechts haat, eindelooze achterdocht en de onmogelijkheid om te bevelen of te gehoorzamen. En nu, wanneer die tweede, meer handtastelijke grief, verkorting van soldij, algemeen duidelijk is geworden in het hoofd van den soldaat! Verkorting, derhalve, van de gemeenste soort bestaat er en heeft reeds lang bestaan; maar zoo de pas afgekondigde Rechten van den Mensch, en alle rechten, hoe ook genaamd, niet werkelijk een spinneweb zijn, dan zal die niet langer blijven bestaan. Het Fransche militaire stelsel schijnt aan een treurigen zelfmoord te willen sterven. Ja nog meer, gelijk natuurlijk is, staat in deze zaak de burger tegenover den burger. De soldaat wordt overal bij de patriottisch gezinde lagere volksklassen met de grootste deelneming aangehoord. Daarentegen hebben de officieren de hoogere klassen op hunne zijde. De officier kleedt en parfumeert zich voortdurend voor die treurige nog niet geëmigreerde soirees, die hier en daar nog gehouden worden, en spreekt er over zijne rampen, en zijn deze rampen ook niet die van Zijne Majesteit en de natuur? Maar tevens spreekt hij ook van zijn vermetelen trots, van zijn vast genomen besluit. De burgers en nog meer de burgeressen zien wat recht en onrecht is; niet alleen het militaire stelsel maar nog menige andere zaak zal door zelfmoord sterven. Gelijk wij reeds zeiden, er is een nog grootere omverwerping mogelijk dan men tot dusver beleefd heeft; die volslagen o/vwerking van die zwartbrandende, zwavelachtige laag, waarop alles steunt en gedijt! Maar hoe kan dat alles invloed hebben op het ruwe soldatengemoed, met zijn militaire pedanterie en onbedrevenheid in alles, wat niet tot de parade-plaats behoort; eene onbedrevenheid gelijk die van een kind, en toch gepaard gaande met de forschheid van een man en de heftigheid van een Franschman! Reeds sedert geruimen tijd zijn heimelijke beraadslagingen in eet- en wachtkamers, stuursche blikken en duizenderlei kleine plagerijen tusschen bevelhebbers en ondergeschikten aan de orde van den dag. Men vrage slechts kapitein Dampmartin, een geloofwaardig, vernuftig en geletterd officier bij de ruiterij, die het rijk der vrijheid op zijne wijze bemint, en die toch in het heete Zuid-Westen en elders meer dan eens gevoelig gegriefd werd, en oproer en burgeroorlog bij dag- en toortslicht, en regeeringloosheid, afschuwelijker dan de dood, aanschouwde. Deze zal u verhalen hoe weerspannige ruiters, die door den drank opgewonden waren, hem en nog een ander op de wallen ontmoetten, — wraar geen zijpad is om uit te wijken, — en stipt hun militairen groet maakten, — want wij zagen hen bedaard aan — maar toch op een spottende en bijna beleedigende wijze; hoe zij op zekeren morgen al hun lederen wambuizen en kolders, die zij moede waren, voor de deur van hun kapitein opeenstapelden, waarover wij lachten, gelijk de ezel wanneer hij distelen eet; ja, hoe zij onder razen en vloeken twee fouragestrikken aaneenknoopten, met het blijkbaar doel om den kwartiermeester op te hangen. Dat alles heeft de kapitein in het half heldere en half duistere licht eener innig treurende herinnering vloeiend op schrift gesteld. (1) De soldaten morren terwijl zij onbestemd ontevreden zijn: de officieren leggen hunne betrekking neder en emigreeren uit weerzin. Of men ondervrage een ander geletterd officier, die nog geen kapitein, maar slechts onderluitenant bij het regiment artillerie La Fère is, een jong mensch van een en twintig jaren, die wel bevoegd is om te spreken, met name Napoleon Bonaparte. Het is nu vijf jaren geleden, dat hij van de school van Brienne tot den rang van onderluitenant bevorderd werd, «daar La Place (2) hem in de wiskunde bekwaam bevonden (1) dampmartin, Évènements, i, pag. 122—146. '2) Pierre Sitnon marquis de Laplace (1749—1827), een der meest bekende wiskunstenaars van zijn tijd. Door toedoen van d'Alembert werd hij professor aan de militaire school en lid van de Académie des scienees (1773). Later werd hij examinator van de leerlingen van het koninklijk corps der artillerie. had." Hij ligt in deze maanden te Auxonnc in het westen en woont, juist niet prachtig, "in het huis van een barbier, wiens vrouw hij niet de gebruikelijke achting betoonde." Soms houdt hij zijn verblijf ook wel aan de overzijde in het Pavilloti, in eene kamer Napoleon Bonaparte. met kale muren; het eenige ameublement is »een slecht bed zonder gordijnen, twee stoelen, en bij het venster eene tafel, die met boeken en papieren bedekt is. Zijn broeder Lodewijk slaapt in een aangrenzend vertrek op een grove matras." Hij echter doet iets groots, immers hij schrijft zijn eerste boek of pamflet — een weisprekenden, vurigen Brief aan den heer Matteo Büttafuoco, (1) onzen Corsikaanschen afgevaardigde, die geen patriot, maar een aristocraat is, en niet verdient dat hij afgevaardigde zij. Joly van Döle is zijn uitgever. De geletterde onderluitenant corrigeert zijne proeven, en •.begeeft zich iederen morgen om vier uur te voet op weg van Anxonne naar Hóle. Wanneer hij de proeven nagezien heeft, gebruikt hij een uiterst sober ontbijt bij Joly, en maakt zicli dan oogenblikkelijk gereed om weer naar zijn garnizoen te vertrekken, waar hij nog voor den middag aankomt, zoodat hij dus in den loop van den morgen bijna vijf uren heeft afgelegd." Die onderluitenant nu kan ontwaren dat in gezelschappen, op straat, in de herbergen, kortom overal, de gemoederen op 't punt staan om in vlam te geraken; dat een patriot, die zich in een salon of onder een groep officieren vertoont, niet weinig gevaar loopt om den moed te verliezen, zoo groot is de meerderheid tegen hem; niet zoodra komt hij echter op straat of onder soldaten, of hij gevoelt zich weer als ware de geheele natie met hem. Voorts blijkt het hem, dat er na den beroemden eed aan koning, volk en wet, een groote verandering had plaats gevonden, dat hij ten minste voor den tijd, wanneer hij bevel ontvangen had om op het volk te schieten, zulks in naam des konings gedaan, maar later, in naam des volks, niet zou gedaan hebben. Zoo ook, dat de patriottische officieren, die bovendien bij de artillerie en in het corps der genie nog talrijker waren dan elders, wel maar een klein getal uitmaakten, maar dat zij niettemin, daar zij de soldaten op hunne zijde hadden, het regiment bestuurden en vaak den aristocratischen mede-officier uit nood en gevaar moesten redden. »Eens, bij voorbeeld, tergde een onzer tafelgenooten het gemeen, door uit het venster te zingen: O Richard, o mon roi! en ik moest hem aan hunne woede ontrukken." (2) Dat alles vermenigvuldige de lezer met tienduizend, en passé het, met luttel wijziging, op alle legerplaatsen en garnizoenen van Frankrijk toe. Het Fransche leger schijnt aan den rand eener algemeene muiterij te staan. Algemeene muiterij! Wel mag hot patriottische constitutionalisme en de hooge vergadering daarover huiveren! Iets dient er gedaan te worden, maar wat, dat kan niemand zeggen. Mirabeau stelt zelfs voor om het geheele leger, de 280,000, onder zulke hachelijke omstandigheden te ontbinden en op nieuw te organiseeren. (3) Zoo eensklaps is dat niet mogelijk! roepen allen. En toch, antwoorden wij, is het op de eene of andere wijs volstrekt onvermijdelijk. Zulk een leger, waar mon van een adel van vier geslachten, van het onderslaan der soldij, en van soldaten hoort die fouragestrikken aaneenknoopen om een kwartiermeester op te hangen, zulk een leger kan naast zulk eene omwenteling niet bestaan ! Gij hebt slechts te kiezen tusschen een langzaam wegkwijnende chronische ontbinding en nieuwe organisatie, öf een snel beslissende; tusschen een doodstrijd, die jaren lang duurt, öf die in een uur doorgestaan is. Had men een Mirabeau tot minister of bestuurder gehad, het laatste zou de keus geweest zijn; nu men echter geen Mirabeau voor bestuurder heeft, zal men natuurlijk het eerste kiezen. (1) Matteo Buttafuoco (1730—1800) was een Corsikaan, die veel heeft bijgedragen tot de aanhechting van Corsica aan Frankrijk. Als lid der Nationale Vergadering was hij een groot voorvechter van het "ancien régime en werd hij door Mirabeau meer dan eens in de vergadering heftig aangevallen. Door zijn tegenstand tegen de revolutie vervreemdde hij velen van zijne kiezers van zich en in vele steden van het eiland hing men hem in e/fïgie op. Als echt Corsicaan deelde Napoleon ook den afkeer, dien zijne landgenooten tegen Buttafuoco koesterden, vandaar dat hij dezen den bovengemelden brief schreef, ^waarvan gedrukte exemplaren naar de club van Ajaccio gezonden werden, die deze over het eiland verspreidde. (2) Norvins, Histoire de Napoléon, I, 47. Las Cases, Mémoires (vertaald in: Hazlitt's Life of Napoleon, I, 23—31). (3; Moniteur 1790, N°. 233. DERDE HOOFDSTUK. Bouillé te Metz. Niets ^ an dat alles is Houillé in zijn Noord-Oostelijken kring geheel en al verborgen gebleven. Dikwerf schemert hem de vlucht over de grenzen als de laatste leidstar in zulk eene verwarring voor oogen, maar toch blijft hij waar hij is en tracht steeds het beste te hopen, wel niet van een nieuwe organisatie, maar van een gelukkige tegen-omwenteling en een terugkeer tot het oude. Voor 't overige ziet hij duidelijk in, dat juist die nationale bond, die algemeene eedzwcring en verbroedering tusschen volk en soldaten «onberekenbaar veel kwaad heeft gesticht." Zoo veel, wat vroeger in het geheim broedde, heeft hierdoor lucht gekregen en is thans openlijk voor den dag getreden. Nationale gardes en linietroepen omarmen elkaar plechtig op alle parade-plaatsen, drinken en zweren met elkaar en geven zich aan wanordelijke straatoptochten, constitutioneele uitroepingen en hoerrahs over, ongepast volstrekt strijdig met de krijgstucht. Uit dien hoofde moet het regiment Picardie hier te Met*, op het kazerneplein oprukken, om een scherp verwijt van den generaal zeiven aan te hooren, waarop het berouw betoont. (1) Heinde en ver is, volgens de getuigenis der berichten, de insubordinatie al luider en luider beginnen te morren. Men heeft officieren in hunne eetkamers opgesloten, en hen met luidruchtige eischen, niet zonder bedreigingen bestormd. De weerspannige raddraaier wordt met een zoogenaamd geel, dat is, eerloos verlof, cartouche jaune, weggezonden; maar tien andere raddraaiers, treden in zijne plaats, en het gele cartouche wordt niet langer als onteerend beschouwd. Binnen veertien dagen of hoogstens ééne maand na dat grootsche piekenfeest bevindt zich het Fransche leger, door het eischen van achterstallige soldij, het vormen van lees-clubs, en liet bezoeken van volksgenootschappen, in een toestand, waarvoor Bouillé geen andeien naam weet dan dien van muiterij. Bouillé weet hot, gelijk maar weinigen, en spreekt uit droevige ondervinding. Een enkel voorbeeld moge voor vele dienen. Het is nog vroeg in Augustus, de juiste datum nu niet nauwkeurig meer te bepalen, toen Bouillé, die op het punt staat om naar de baden van Aken te vertrekken, nog eenmaal op het onverwachts in de kazernen van Metz geroepen wordt. De soldaten hebben zich met geladen geweren, en terwijl zij alle officieren dwongen om daar te blijven, in slagorde geschaard en verlangen, met een veelstemmigen nadruk, hun achterstallige soldij. Picardie had berouw betoond, maar blijkt nu weêr ingestort te zijn, de uitgestrekte ruimte is opgevuld met gewapende muiters vaneen dieigend \oorkomon. De dappere Bouillé treedt op liet nabijstaande regiment toe, opent zijne hevelhebbers-lippen om te spreken, maar al wat hij teweegbrengt is een verward, half klagend, half verontwaardigd geraas en het geluid van zoo vele duizend livres, die hun wettig toekomen. Het oogenblik is hachelijk; er zijn thans ongeveer tienduizend soldaten te Metz en één geest schijnt zich van allen meester gemaakt te hebben. Bouillé is vast als diamant, maar wat zal hij doen? Een Duitscli regiment, met name Saint, wordt voor beter gezind gehouden; maar ook Saint heeft wellicht van het gebod gehoord: gij zult niet stelen: ook Saint zal weten dat geld geldis. Bouillé begeeft zich vol vertrouwen naar het regiment Salttt, spreekt woorden van (1) Bouillé, Memoires, I, pag. 113. vertrouwen, maar wordt ook hier inet liet geroep om vier en veertig duizend livres en eenige sous beantwoord. Het is een kreet, die bij de toenemende slechte luim van Salm hoe langer zoo onstuimiger wordt, en die, daar die kreet geen geld noch de toezegging van geld kan verschaffen, daarmede eindigt, dat Salm eensklaps, onder het gekletter van geschouderde geweren, met gezwinden pas naar de woning van zijn overste in de naburige straat marcheert, om zich van de vaandels en krijgskas meester te maken. Zoo handelt van zijn kant Saltn, sterk in het geloof, dat het mijn niet dijn is en dat schoone praatjes niet zoo veel waard zijn als vier en veertig duizend livres en eenige sous. Onweerstaanbaar! .SYdm marcheert in militairen pas, en legt den weg spoedig af. BouillÉ en de officieren moeten met de blanke sabel, in dubbel gezwinden pas de charge loopen of ou-militair hollen om hen voor te komen, om op de buitentrap post te vatten en hier met zooveel doodsverachting en scherp snijdend staal als ze hebben, te blijven staan, terwijl het eene gelid na het andere van Salm verwoed naar boven dringt, en zich tegenover hen plaatst in eene stemming, die men zich gemakkelijk kan verbeelden, maar die gelukkig nog niet tot moordlust overslaat. Daar staat Bouillé nu, in sombere kalmte den uitslag afwachtende en ten minste zeker van zijn besluit. Wat de onversaagde man en generaal kan doen, heeft hij gedaan. Hoewel zich aan ieder eind van de straat een piket bevindt, dat de straat verspert, en de docd hein aangrijnst, gelukt het hem toch aan een regiment dragonders bevel te doen toekomen om op de muiters aan te vallen. De officieren stijgen te paard, de manschap weigert te volgen, en zoo is ook daar geene hoop voor hem. De straat is, gelijk wij zeiden, versperd en als afgescheiden van de aaide, slechts de onverschillige hemel is boven haar; wellicht staat hier of daar een vreesachtige huiseigenaar, die door het venster gluurt met een stillen wenscli voor BouillÉ ; op de straat een talrijk gepeupel met wenschen voor Salm, zoo staan beide partijen daar, gelijk rijtuigen, die in een enge straat elkander in de wielen gereden zijn, gelijk worstelaars, die elkaar aan den rand eens afgronds omklemd houden. Zoo slaan ze gedurende twee uren. Bouillé's zwaard schitteit in zijne hand, onwrikbare standvastigheid spreekt uit zijn gelaat; zoo duurt dit twee uren lang volgens de klok van Metz. In somber stilzwijgen slaat daar Salm, nu en dan n.el de wapenen kletterende, zonder evenwél te vuren. Van tijd tot tijd dringt liet gepeupel een grenadier om op den generaal te riclitcn, maar hij ziet het aan als ware hij van brons, en telken reize slaat een korporaal of iemand anders het geweer weer in de hoogte. In die merkwaardige houding twee urei: lang op de trap staande, verrijst de dappere Bouillé, langen tijd niet dan eene schaduw, zichtbaar uit de duisternis, en wordt eene gestalte. Daar overigens Salm in liet eerste oogenblik niet geschoten heeft, en hij zelf niet wankelt, zoo zal het gevaar verminderen. De maire, een zeer achtenswaardig man, verkrijgt eindelijk met den gemeenteraad en zijn driekleurige sjerpen toegang, doet krachtige vertoogen en beloften en overreedt Salm om naar zijne kazerne terug te koeren. Den volgenden dag betalen de officieren, daar de achtenswaardige maire de som voorschiet, de helft der schuldvordering in baar geld. Met deze vereffening is Salm tevreden, zoodat voor het oogenblik alles zoo goed mogelijk tot rust gebracht is. (1) Tooneelen gelijk dat van Mctz, of teekenen en toel ereidselen, die daarop doelen, zijn thans in Frankrijk algemeen. Te Straatsburg in het Zuid-Oosten is Dampmartin met zijn aaneengeknoopte fouragestrikken en opeengestapelde lederen wambuizen. In die zelfde dagen, of liever nachten, juicht te Hcsdin, in het verre Noord-Westen, llojal-Champagne bij een dertiglal brandende kaarsen: we la (1) Bouillé, Mémoires, I, 140—145. nation! Au diabic les ciristocrates! «Het garnizoen van Biich," meldt de afgevaardigde Rewbell (1) met leedwezen, -'trok met slaande trommen uit de stad, zette zijne officieren af, en keerde met de sabel in de hand terug." (2) Zou een hooge nationale vergadering zich niet « ii i j: i • i . i mei zuiKe zaK.en uieiien uezig iu nuuden? Het militaire Frankrijk verkeert alom in de prikkelbaarste stemming, die op deze of gene wijze smookend uitbreekt, een als 't ware wereldgroote vlasbol, die, hier of elders, door een boozen wind aangeblazen, lichtelijk in vlam geraken en een wane vuurbol zou kunnen worden. Het constitutioneele patriottisme is over dat alles natuurlijk in de grootste onrust. De hooge vergadering is in ijverige beraadslaging, maar waagt het volstrekt niet, metMiRABEAU tot een oogenblikkelijke ontbinding en demping te besluiten, en vindt het gemakkelijker om voorshands slechts palliatieven aan te wenden. Voor het minste, en voor zoo min mogelijk, wil men echter die grief der achterstallige soldij uit den weg ruimen. Te dien einde heeft men een plan uitgedacht, dat onder den naam »Decreet Rewbell. van den 6den Augustus," toen ter tijd veel gerucht maakte. Inspecteurs zullen alle legerkorpsen bezoeken en met hulp van zekere gekozen korporaals en «soldaten, die schrijven kunnen," de achterstallige soldij en de diefstallen aan de kas gepleegd, onderzoekon en in orde brengen. Goed! wanneer de rookende hitte aldus afkoelen kan; zoo ze slechts niet, gelijk wij zeiden, door te grooten luchtstroom of door vonken en wrijving in laaie vlam geraakt. VIERDE HOOFDSTUK. Achterstallen te Nancy. Intusschen moeten wij doen opmerken dat het district van Bolillé het prikkelbaarste van alle schijnt te zijn. Het was altijd de begeerte van het koningin Jean Rewbell (1746—1810). geboren te Colmar, was een verklaarde ^anti-royalist en een der heftigste redenaars der Nationale Vergadering, later van de Conventie, waar hij zich bij de Bergpartii aansloot, die hij na Thermidor evenwel ten hevigste bestreed. Onder het Directoire, heeft hij als een der leden van dat. uitvoerend bewind nog een tijdlang een rol gespeeld, maar hy werd spoedig door zijne collega's uitgestooten. Hij stierf ambteloos. (2) Moniteur (Histoire parlementaire, VII, 29) II U schap om naar BouillÉ, naar Mets te vluchten, immers Oostenrijk is in de nabijheid. Hier moet liet verdeelde volk meer dan elders, met hoop of vrees, met wederzijdsche verbittering over de grenzen heenzien, in de duistere zee van buitenlandsche politiek en diplomatie. liet was in deze dagen, dat men den tocht van zekere Oosten rij ksche troepen, die vreedzaam door een uithoek van deze streek marcheerden, als een werkelijken inval beschouwde, en terstond snelden van alle kanten wel dertigduizend man nationale garden met de geweren op den schouder naar Stenay, om te zien wat dat beteekenen moest. (1) Maar de zaak bleek van louter diplomatieken aard te zijn; want de keizer van Oostenrijk had dien korteren weg bedongen, ten einde des te spoediger naar België (2) te kunnen komen. De geheimzinnige bedrijvigheid der buropeesche staatkunde wierp voorbijgaande een schemer over deze landen, gelijk de schaduw van een overvliegenden condor, en zoo verhief zich. ten gevolge daarvan, met een verward gekakel en gekraai, die gevleugelde schaar van dertigduizend! Daarbij komt nog, gelijk wij reeds zeiden, dat dit volk in hooge mate verdeeld is; immers zijn er aristocraten in menigte, en liet patriottisme moet zoowel aristocraten als Oostenrijkers gade slaan. Deze streek heet Lotharingen en is niet zoo verlicht als oud-Fr ankrijk; zij herinnert het oude leenstelsel; ja, zelfs binnen menschengeheugen had het een eigen hof en koning, of liever den glans van een hof en koning, zonder diens lasten. Daarentegen heeft het moedergenootschap, dat in de kerk der Jacobijnen te Parijs zetelt, in de steden alhier dochters met scherpe tongen en vol bitterheid; men bedenke dus, hoe de herinnering aan den goeden koning Stanislaus (3) en de tijden van het keizerlijk (4) leenstelsel zich met dit nieuwe scherpe evangelie zal verdragen, en welk een uitbarsting van tweedracht daar moet heerschen! Aan dat alles neemt het leger, de otlicieren op de eene, en de gemeenen op de andere zijde, zijn aandeel en nu wel een voornaam aandeel; een leger, dat hier bovendien des te opgewondener is, naarmate de troepen dichter bijeenliggen, daar de grensprovinciën grootere bezetting vereischen. Zoo is het in Lotharingen gesteld, maar bovenal in de hoofdstad. De aangename stad Nanet), bij liet kwijnende leenstelsel geliefd, waar koning Stanislaus persoonlijk woonde en schitterde, heeft een aristocratisch stadsbestuur, maar ook een dochtergenootschap; voorts bezit het een verdeelde bevolking van nagenoeg veertigduizend zielen, en drie sterke regimenten, waarvan het eene het Zwitsersche ChateauT teux is, zoo hoog geschat door liet patriottisme, sedert het in de dagen der Bastille werkelijk of slechts vermoedelijk weigerde om op het volk te vuren. Hier schijnen, helaas ! alle verkeerde invloeden als in één punt samen te loopen, hier kunnen ijverzucht en hitte zich meer dan op eenige andere plaats botvieren. Sedert verscheidene maanden zijn dan ook allen tegen elkaar in het harnas gejaagd, de gewasschenen tegen de ongewassclienen, de patriottische soldaat tegen den aristocratischen kapitein, al bitterder en bitterder, en zoo heeft zich een lange lijst van wederzijdsche grieven gevormd. Het zijn grieven, die een naam en ook geen naam hebben: immers de toorn is stipt ■\an aard, en dagelijks zal hij, al waren liet slechts blikken en klanken, den geringsten misslag of het geringste verzuim, dagelijks zal hij onder liet opschrift : ..Diversen" iets (1) Moniteur, séance du 6 Aoüt 1790. (2) Uit was tijdens de troebelen in de Oostenrijksche N^dsrlandeti, die niets weten wilden van de hervormingen van Jozef ii, en van 1733 afin feitalijliM o?;:m 1 v.u-keerden. Eerst onder Jozefs opvolger werd de opstand bedwongen. (3) Stanislaus Lesczyijski, door Frankrijks toedoen tot koning der Polen uitgeroepen, deed in 1738 afstand en ontving daarvoor de hertogdommen Lotharingen en Bar, met het reeht van overerving voor Frankrijk, dat dan ook na den dood van Stanislaus, den schoonvader van Lodewijk XV, deze landen in bezit nam. i n kene 7-'nsPeJing °P den tijd, toen Frans Stephanus, de latere Duitsehe keizer, hertog van ringen was' c*at "Ü 'n ^38 aan Lesczynski moest afstaan en daarvoor in ruil Toskano kreeg. op de rekening stellen, waardoor de totaalsom grooter wordt. Zoo bemerkte men, bij voorbeeld, in April laatstleden, ten tijde van dien voorloopigen bond, toen nationale gardes en soldaten overal broederschap zwoeren en geheel Frankrijk zich, plaats aan plaats, verbond en zich voorbereidde voor het groote nationale piekenfeest, dat toen de officieren van Nancy op die verbroederzaak koud water wierpen, dat zij aanvankelijk weigerden om bij de bondsluiting te Nancy te verschijnen, later wel verschenen, maar enkel in eene redingote en niet gekleed, nauwelijks met schoon linnen aan, ja zelfs, dat een hunner, in het plechtige oogenblik, dat de nationale vaandels voorbij wapperden, zonder blijkbare noodzakelijkheid de gelegenheid waarnam om te spuwen. (1) Kleine, doch steeds aanwassende sommen onder het hoofd : diversen ! Het aristocratische stadsbestuur, dat constitutioneel beweert te zijn, houdt zich meestal rustig; niet aldus het dochtergenootschap, de vijfduizend volwassene patriotten, veel minder nog de vijfduizend patriottinnen ; niet aldus de beknevelde of knevellooze adel van vier geslachten, de barre patriottische Zwitsers van Chateau-Vieux, liet opbruisende voetvolk van het regiment du Roi, de vurige ruiters van Mestre-de-Camp! Het ommuurde Nancy, dat met zijn rechte straten, ruime pleinen en prachtige gebouwen uit den tijd van Stanislaus zoo fraai en sierlijk aan de vruchtbare oevers der Meurthe gelegen is, zoo schoon te midden der goudgele korenvelden in deze oogstmaanden prijkt — dat Nancy is inwendig slechts een hol van tweedracht, angst en brandbare stoffen, die op liet punt staan om te ontploffen. Bouillé mag wel toezien ! Wanneer die algemeene militaire opgewondenheid, die wij met een ontzaglijken bal rookend vlas vergeleken, ergens vuur vat, dan zou zijn baard hier in Lotharingen, en te Nancy het eerst van allen, daardoor gezengd kunnen worden. Bouillé is werkzaam genoeg, doch slechts met de algemeene opperleiding. Hij laat het tevreden gestelde Salm en alle andere nog dragelijke regimenten van Metz naar zuidelijker gelegen steden en dorpen, in land-kantonnementen, als te Vic, Marsal en daaromtrent, marcheeren, waar aan de stille wateren overvloed van paardenvoèr is, waar men afgezonderde paradeplaatsen heeft, en de trek tot bespiegeling bij den soldaat door exerceeren voldaan kon worden. Salm bekwam, gelijk wij zeiden, slechts de helft der achterstallige soldij, natuurlijk niet zonder gemor. Niettemin kan het gezicht van het uitgetogen zwaard Bouillé wel in de meening van Salm hebben doen stijgen; want mannen, en vooral soldaten, houden van onverschrokkenheid en een vaste, onwrikbare beradenheid, al moeten zij er zelf onder lijden. En is zij, als grondslag beschouwd, ook werkelijk niet de eerste hoedanigheid voor een man? Eene hoedanigheid, die, ja, zelfs op zich zelve beschouwd bijna niets is, daar ook lagere dieren, als ezels, honden en zelfs muilezels, haar bezitten, maar die, in behoorlijk verband gebracht, den onmisbaren grondslag van alle andere uitmaakt. Van Nancy en de hitte die daar broeit, kent Bouillé als bevelhebber van het geheel geene bijzonderheden, hij begrijpt in het algemeen slechts, dat de troepen in die stad wellicht de ergste zijn. (2) De officieren aldaar staan, gelijk zij reeds lang deden, geheel op zich zeiven, en schijnen, helaas! de zaken slecht aan te vatten. «Vijftig gele verloven'' te ééner dracht beteekent zekerlijk niet veel goeds. Maar wat moest het patriottisme van zekere schermutselende fuseliers denken, die werkelijk of vermoedelijk "aangezet'' waren »om de grenadiers-club te beschimpen" — bedachtzame, bespiegelende grenadiers en hun leesgezelschap? met geraas en gejouw te beschimpen, totdat de bespiegelende grenadier ook zijn zijgeweer trok en kloppartijen en tweegevechten er het gevolg van waren! Ja, nog meer, heeft men geen ijzervreters van datzelfde slag «uitgezonden," om, nu eens in de kleeding van soldaten, met de burgers, dan weer als burgers vermomd, met de soldaten twist aan te vangen? Immers werd zekere Roussiére, een vechtersbaas, op heeterdaad betrapt, terwijl vier officieren (waarschijnlijk van jeugdigen (1) Deux Amis, V, 217. (2) Bouillé, Mémoires, I. pag. 9. leeftijd) hem aanhitsten, die daarop ijlings de vlucht kozen! De vechtmeester Roussikre werd naar de wacht gesleept en tot drie maanden gevangenschap veroordeeld; maar zijne kameraden begeerden voor hem allereerst het "gele verlof, ja, daarna brachten zij hem op de parade, zetten hem een papieren helm, met het opschrift Iseciriot, op, en trokken toen met hem naar de stadspoort, waar zij hem ernstig aanraadden, voor immer te verdwijnen. Op al die verdenkingen, beschuldigingen en luidruchtige tooneelen en op meer dingen van dien aard, die bestendig voorkwamen, konden de officieren niet dan met verachtende verontwaardiging neerzien, konden wellicht niet nalaten met verachting daarover te spreken, om «spoedig daarna naar de Oostenrijkers te vluchten. Wanneer derhalve hier, gelijk elders, de achterstallen ter sprake komen, is de stemming en handelwijze daarbij allerbitterst. Het regiment Mestre-de-Camp krijgt onder luid gedruisch drie Louis dor per hoofd, die men als naar gewoonte van het stedelijk bestuur moet leenen; aan het Zwitsersche Chat eau- Vieux, dat hetzeltde verlangt, vallen, in stede daarvan, oogenblikkelijk eourvois of spitsroeden en een onverdraaglijk gesis van vrouwen en kinderen ten deel; het regiment du Roi, (1) dat het uitstellen moede is, maakt zich ten laatste van de krijgskas meester en marcheert met haar naar het kwartier, maar den volgenden dag weer terug door straten, waarin alles van verbazing zwijgt; allerwege ongeregeld optrekken onder gedruisch niet zonder sterken drank, krakeelen, insubordinatie; de geheele militaire orde schijnt (gelijk boekdrukkers in gelijk geval van lettervormen zeggen) plots in pastei te vallen. (2) Dit is de toestand van Nanciy in de eerste dagen van Augustus, nog geen volle maand na het verhevene piekenfeest. Het constitutioneele patriottisme te Parijs en elders mag op het vernemen dier tijdingen wel sidderen. De minister van Oorlog, Latour du Pin (3) snelt buiten adem naar de nationale vergadering, met de schriftelijke boodschap, dat alles in vuur en vlam staat, tont brille, tout presse. De nationale vergadering vaardigt in de haast des oogenbliks het door hem begeerde decreet en bevel uit, om «zich te onderwerpen en berouw te toonen," zoo dat wat kan baten. (4) Daarentegen rijst uit alle kelen van het journalisme een schorre kreet, 't zij tot afkeuring, 't zij tot lofverheffing. De acht en veertig sectiën (5) verheffen hare stem, en in den faubourg St. Antoine doet de luidklinkende stem van den brouwer Santerre, of gelijk hij thans heet, de kolonel Santerre, (6) zich mede krachtig hooren. Middelerwijl toch hebben de soldaten van Nancy er een tien uit hun midden afgevaardigd, die met bescheiden en bewijzen voorzien, geheel iets anders zullen verhalen dan het tout brille. De waakzame Latour du Pin laat genoemde tien afgevaardigden (7) nog voor dat zij de vergaderzaal bereiken, vatten, en op een bevel tot inhechtenisneming van Bailly, in de gevangenis zetten! Zeer inconstitutioneel, want zij hadden verlofpassen van hunne officieren. Daarop sluit St. Antoine, in toorn en onzekerheid omtrent de toekomst, zijne winkels. Is Bouillé dan een verrader en aan Oostenrijk verkocht? In dat geval zouden deze arme soldaten uit louter patriottisme oproerig zijn geworden. Een nieuwe deputatie, thans door de nationale garde afgevaardigd, begeeft zich (1) Het garnizoen te Nancy bestond, volgens Dulaure, uit vier bataljons van liet regiment du Roi, twee bataljons Zwitsers en het regiment cavalerie Mestre-de-Camp. (2) Deux Amis, V, c. 8. (3) Jean Frédéric de Latour du Pin-Gouvernet, comte de Paulin, geborei te Grenoble in 1727, minister van Oorlog van October 1789—November 1790, geguillotineerd in 1794. (4) Zie pag. 89. (5) Zie pag. 37. (6) De reeds meermalen genoemde Claude Santerre was in 1752 te Parijs geboren en brouwer in de faubourg St.-Antoine, toen de revolutie uitbrak, waaraan liij een werkdadig aandeel nam. gelijk •wij ook later herhaaldelijk zullen zien. Hij stierf in 1808 in algelieele vergetelheid. (7) Soldaten van het regiment du Roi. op weg om de vergadering in te lichten. Onderweg ontmoet zij de tien andere terugkeerende afgevaardigden, die tegen verwachting niet opgehangen zijn, waarop zij haren weg onder betere vooruitzichten voortzet, zonder evenwel iets uit te richten. Deputatiën, regeeringsboden, ordonnancen in korten galop, duizendstemmige geruchten Clatoe Santeuhe. gaan heen en weer en — verspreiden angst en verwarring. Eerst in de laatste weken van Augustus komt de tot inspecteur gekozen heer Malseigne, met eene volmacht, met baar geld en het decreet van den 6den Augustus, (1) op het tooneel van de muiterij aan. Deze nu zal zien, hoe hij de achterstallen vereffenen, gerechtigheid oefenen of ten minste de opschudding dempen kan. (1) Hot komt mij voor, dat de schrijver hier eene vergissing begaat. In Dulaure. I, pag. 385 toch vind ik vermeld, dat, na de arrestatie van de tien soldaten-afgevaardigden, de Nationale Vergadering den 16,k'" Augustus een nieuw decreet uitvaardigde, waarin zij het gedrag van het garnizoen van Nancy verklaarde voor een misdaad van «lèse-nation," aan al degenen, die deel hadden genomen aan de rebellie, beval, om zich binnen vier en twintig uur te onderwerpen, indien zij niet met alle strengheid der wet zouden willen gestraft worden. Zij verzocht den Koning een officier, naar zijn believen, te benoemen, om dit decreet uit te voeren en het recht te handhaven. De Koning belastte toen de Malseigne met de uitvoering van het decreet en gelastte Bouillö hem hulp te verleenen. V IJ F D E HOOFDST U K. De inspecteur Malseigne. Van den inspecteur Malseigne weten wij zooveel met zekerheid, dat hij van een herculische gestalte is, en besluiten daaruit met eenige waarschijnlijkheid, dat hij een barsch voorkomen en een knevelbaard heeft — want royalistische officieren laten thans de bovenlip ongeschoren — en dat hij het onbuigzame hart, en helaas, ook het dikke hoofd van een stier heeft. Op Dinsdag den 24bt'n Augustus 1790 opent hij de zitting als inspecteur-commissaris en doet de >• gekozene korporaals, en soldaten, die kunnen schrijven" bijeenkomen. Hij vindt dat de rekeningen van Chateau- Vieux ingewikkeld zijn, dat zij uitstel en opheldering vereischen; daarop volgt een wijdloopig redeneeren en berispen, en hij eindigt te midden van een hoorbaar gemor. Den volgenden morgen wordt de zitting hervat, doch niet op het stadhuis, gelijk het verstandige stadsbestuur had aangeraden, maar nog eenmaal in de kazerne. Ongelukkig echter wil Ch&teau-Vieux, dat den ganschen nacht door gemord heeft, thans niets meer van uitstel of opheldering hooren; van terechtwijzingen komt het tot harde woorden bij den heer de Malseigne, en daar deze bestendig met den kreet: Jugez tont de suite, (vonnis terstond) beantwoord worden, wil hij in woede vertrekken. Maar Chatectu-Vieux dat overal over het kazerneplein zwerft, heeft bij iedere poort een schildwacht, en mijnheer de Malseigne kan, hoewel de kommandant Denoue zijn verzoek ondersteunt, niet naar buiten; al wat hij verkrijgt, is * Jugez fout de suite." Hier is derhalve een knoop. De onbuigzame heer de Malseigne trekt zijn zwaard en wil zich met geweld een uitgang banen. Het is een verward geraas. Het zwaard van den heer de Malseigne breekt; hij grijpt dat van den kommandant Denoue, de schildwacht wordt verwond. (1) De heer de Malseigne, dien men niet dooden wil, dringt met geweld naar buiten, door geheel Chdteau-Vieux in wanorde gevolgd: een schouwspel voor Nancy. De heer de Malseigne gaat, zonder evenwel te loopen, in een sterken pas, keert zich van tijd tot tijd met vechters-bedreigingen en bewegingen om, en bereikt zoo ongedeerd het huis van Denoue, dat Chateau-Vieux in de grootste opgewondenheid belegert, hoewel een hoop officieren, op de trappen geplaatst, het vooreerst nog verhindert om binnen te dringen. erhit, doch onverschrokken, neemt de heer de Malseigne, onder geleide van nationale gardes, langs achterpaden de wiik naar het stadhuis. Hier vaardigt hij den volgenden dag nieuwe bevelen en plannen van vereffening met Chdteau-Vieux uit, waarvan ChateauVieux echter niets wil weten. Daarop beveelt hij eindelijk, onder niet weinig geraas, dat het regiment afmarcheeren en te Saarlouis kwartier zal houden. Chateau-Vieux weigert ronduit, en de Malseigne laat van die weigering behoorlijk »protest aanteekenen," — als hem dit maar kan baten. Dit is het einde van Donderdag en ook van het inspecteurschap van den heer de Malseigne, dat ongeveer vijftig uren geduurd heeft. Zoo ver heeft hij het, helaas, in vijftig uren gebracht. Mestre-de-Camp en het regiment du Roi hellen nu naar deze, dan naar gene zijde over. Chdteau-Vieux is, op welke wijze hebben wij gezien, volstrekt verloren. Des nachts zendt een adjudant van Lafayette, die zich hier voor zulke onvoorziene gevallen ophoudt, naar heinde en ver snelle boden, om de nationale (1) Men leze hierover Dulaure, I, pag. 386 en Ferrières, Mémoires, II, pag. 137 en 138. gardes op te roepen. Do sluimering van het land wordt door het gekletter der hoeven en door luid broederlijk kloppen aan de deuren gestoord, en overal moet de constitutioneole patriot zijne wapenen opvatten en nnar Ncincy trekken. En zoo heeft de herculische inspecteur den geheelen Donderdag te midden van verschrikte bestuursleden, het middelpunt van verward geraas, gezeten, den geheelen Donderdag, Vrijdag tot Zaterdagmiddag toe. In weerwil van het protest wil ChateauVieux geen stap verzetten. Niet minder dan vierduizend nationale gardes komen toestroomen, onzeker wat men van hen verwacht, en nog onzekerder wat men van hen krijgen zal. Alles toch verkeert in een staat van onzekerheid, opgewondenheid en argwaan, het gerucht loopt, dat Bouillé, die zich in de laud-cantonnementen ten oosten begint te roeren, slechts een royalistisch verrader is; dat Chateau-Vieux en het patriottisme aan Oostenrijk verkocht zijn, en dat de Malseigne waarschijnlijk een agent van laatstgenoemde is. De weifelende houding van Mestre-de-Camp en du Iïoi wordt steeds onrustbarender. In stede van te marcheeren laat Chateau-Vieux in zijne deldriftigheid van twee rijtuigen roode vaandels door de straten waaien, en den volgenden dag geeft het zijnen officieren ten antwoord: «Betaalt ons en wij marcheeren met u tot aan het einde der wereld!" Onder zulke omstandigheden houdt de heer de Malseigne het voor goed tegen Zaterdagmiddag, te paard, de wallen in oogenschouw te nemen. Hij stijgt derhalve op, begeleid door drie ruiters. Aan de stadspoort laat hij twee hunner op zijne terugkomst wachten, en met den derden, een ruiter op wien hij zicli verlaten kan, galoppeert hij naar Luneville, waar zeker regiment karabiniers ligt, dat zich nog niet aan muiterij heeft overgegeven. De beide achtergebleven ruiters worden dra ongerust, begrijpen hoe het staat, en maken alarm. Een honderdtal van Mestre-de-Camp zadelen hunne paarden in razende haast, als waren zij aan Oostenrijk verkocht, en galoppeeren pêle-mêle om jacht op hun inspecteur te maken. En zoo stuiven zij en de inspecteur, onder een razend gerinkink, door een verbaasd land, en bijna tot hun eigene verbazing, het dal der Meurthe in, zuidwaarts, naar Luneville. Welk eene jacht, niet ongelijk aan die van Actaeon, (1) — die Actaeon de Malseigne gelukkig wint. Te wapen ! Karabiniers van Luneville, tuchtigt deze muiters, die uwen hoofdofficier en uw eigen kwartier beschimpen, — maar bovenal, vuurt spoedig, dat het tot geen onderhandelen kome en gij weigert te vuren! De karabiniers vuren oogenblikkelijk, terwijl zij op de eerstaankomenden van Mestre-de-Camp losbranden, die reeds bij het bloote vuurgeflikker ijselijk schreeuwen en ijlings in een schier wanhopenden toestand naar Nancy terugtrekken. Panische schrik en woede en de kreten: Aan Oostenrijk verkocht, onvoorwaardelijk verkocht, zooveel voor het regiment, de som zelfs laat zich bepalen, en de verrader Malseigne is ontvlucht! Helpt hemel en aarde, — gij ongewasschen patriotten, ook gij zijt verraden, gelijk wij! Het opbruisende regiment du Roi legt kruit op de pan, geheel Mestre-de-Camp stijgt te paard. De kommandant Denoue wordt gegrepen en met een «linnen kiel" (sarreau de toile) aan, in de gevangenis geworpen; Chdtcau-Vieux breekt de tuighuizen open en deelt «drieduizend geweren" aan het patriottische volk uit. Oostenrijk zal berouw hebben van zijn koop. Helaas, de ongelukkige jachthonden hebben hun jager weggejaagd en loopen thans huilende en blaffende, ja schier razende op een spoor, dat zij niet kennen. En zoo marcheert men, onder groote opschudding, don geheelen nacht voort; op de hoogten van Flinval, waar men het geheel verlichte Luneville kan zien, wordt halt gemaakt. Om vier uur in den morgen wordt er onderhandeld en nog eens onderhandeld; eindelijk wordt men het eens: de karabiniers geven toe en Malseigne wordt onder wederzijdsche verontschuldigingen uitgeleverd. Na lange uren (1) In de Grieksche mythologie een geweldig jager, die, omdat hij Artemis en hare nimfen in het bad bespied had, door deze in een hert veranderd en door zijn eigen honden verscheurd werd. vol verwarring is hij eindelijk op weg, geheel Luneville begeeft zich op den vrijen Zondag naar buiten, om zulk een uittocht te zien, den uittocht van het muitzieke Mestre-de-Camp met zijn gevangen inspecteur. (1) Ziet, bij den hoek van de eerste straat ontspringt onze inspecteur, stier als hij is, op nieuw, te midden van sabelhouwen en het knetteren der geweren, en ontsnapt in vollen galop met slechts één kogel in zijn lederen wambuis. Een ware Hercules! En toch, die ontsnapping is te vergeefs. Want de karabiniers, tot wie hij na den scherpsten zondagsrit, dien men zich herinnert, al rondrijdende weer terug moet komen, staan bij hun nachtelijke wachtvuren en raadplegen juist met elkaar over Oostenrijk, over verraders en de woede van Mestre-de-Camp. Zoodat, om kort te gaan, het eerste schouwspel, dat wij thans hebben, is de heer de Malseigne, dezelfde stier, die des Maandagsnamiudags, in een open rijtuig, en een soldaat met blanke sabel tegenover hem, te midden van «woedende vrouwen," door rijen nationale gardes en bij een Babylonische verwarring, door de straten van Nanetj naar de gevangenis, bij den komman'dant Denoue,. rijdt, waar hij eindelijk een verblijf vindt. (2) Waarlijk, het is tijd, dat Bouillé aanrukt. De geheele omstreek, die door wachtvuren en verlichte steden, door marschen en terugmarschen van schrik bevangen is, heeft verscheidene nachten achtereen niet geslapen. Nanet/ met zijn onzekere nationale gardes, zijn uitgedeelde geweren, muitzieke soldaten, zijn panischen schrik en gloeienden toorn, is geene stad, maar een waar dolhuis. ZESDE HOOFD'STUIv. Bouillé te Nancy Snel ter hulp, wakkere Bouillé. Zonder snelle hulp zou het thans werkelijk zijn tont brüle, en wie weet, tot welk een uitgestrektheid het zou kunnen voortbranden! Veel hangt in deze uren van Bouillé af; zijne handelwijs zal wellicht de geheele toekomst in deze of gene richting beslissen. Wanneer hij, bij voorbeeld, draalde en niet kwam; wanneer hij kwam en eens niet slaagde; wanneer de geheele krijgsmansstand van Frankrijk tot muiten oversloeg, en de nationale gardes ten deele deze, ten deele gene partij kozen; wanneer het koningschap zijn degen trok, en het sansculottisme naar zijne pieken greep en de geest van het Jacobinisme — gelijk stervelingen in één nacht van doodelijke crisis grijs werden — nu nog jeugdig en met zonnestralen omgord, eensklaps rijp werd en zich met helle-vuur omgordde!... De wakkere Bouillé nadert ras en met de oude onbuigzaamheid, terwijl hij zijne troepen, helaas, in niet zeer talrijke scharen, uit het Oosten, Westen en Noorden bijeen trekt, en nu staat hij op Dinsdagmorgen, den laatsten dag der maand, na alles bijeengetrokken te hebben, ongelukkig met een nog altijd geringe krijgsmacht, in het dorp Frouard, op weinige mijlen afstands van de stad. Op de wijde wereld is dien Dinsdagmorgen wel geen tweede Adamszoon, die zulk een bedenkelijke taak te vervullen heeft. Een golvende zee vol twijfel en gevaar, en Bouillé slechts van ééne zaak, van zijn eigen besluit, zeker; hetgeen meer waard is dan veel ander. Hij grijpt toch de zaak (1) Zie Dulaure, I. j>ag. 386 en 387. (2) Deux Amis, V, 206—251. Histoire parlementaire, VIII, 59—162. met vaste hand aan: ..onderwerping, of strijd en vernieling zonder genade, vierentwintig uren tijds tot beraad;" aldus luidde ongeveer zijne proclamatie, waarvan hij gisteren dertig exemplaren naar Nancy zond, — die echter, als wij vermeld vinden, alle onderschept en niet aangeplakt werden. (1) Niettemin verschijnt er den volgenden morgen om half twaalf, als bij wijze van antwoord, te Frouard een deputatie van de muitzieke regimenten en van het stadsbestuur van Nancy, om te zien wat er gedaan kan worden. Bouillé ontvangt de -deputatie ..op een ruime, opene plaats naast zijne woning." Het. bevredigde Salm en de overigen, die allen gelukkig nog in de rechte stemming zijn, zijn op uitnoodiging erbij tegenwoordig. De muiters spreken op een beslisten toon, dien Bouillé, en gelukkig ook Sahn, als eene onbeschaamdheid beschouwen. Salm, dat de trappen en sabel van Metz vergeten heeft, wil dat de schurken oogenblikkelijk ..opgehangen' zullen worden. Bouillé wil van ophangen niets weten, maar zegt, dat aan muitzieke soldaten slechts één en niet meer dan één weg openstaat: met hartelijk berouw de heeren Dexoue en de Malseigne weer in vrijheid te stellen, zich van stonde aan bereid te houden om te marcheeren werwaarts hij zal bevelen, en zich voor 't overige ..te onderwerpen en berouw te toonen," gelijk de nationale vergadering bevolen en hij gisteren in dertig gedrukte plakkaten afgekondigd heeft. Dat zijn .zijne voorwaarden, (2) waaraan zoo min te veranderen valt als aan de besluiten des noodlots. En daar zij, de afgevaardigden der muiters, deze bepalingen niet schijnen te willen aannemen, zoo ware het beste, dat zij zich zoo spoedig mogelijk uit de voeten maakten, want ook bij hem zou binnen weinig oogenblikken de leus voorwaarts! zijn ! De afgevaardigden van de muiters vertrekken zoo snel mogelijk; de afgevaardigden van het stadsbestuur daarentegen, die voor hun eigen persoon bovenmate bezorgd zijn, verkiezen liever bij Bouillé te blijven. Hoewel de wakkere Bouillé de zaak met vaste hand aangrijpt, kent hij toch het gevaarlijke van zijn toestand zeer wel: hij weet hoe te Nancy, dat vol is van muitzieke soldaten, onzekere nationale gardes en zoo vele uitgedeelde geweren, bijna tienduizend strijdbare mannen woelen en razen, terwijl hij nauwelijks een derde van dat getal onder zijn bevelen heeft, die uit onzekere nationale gardes en louter bevredigde regimenten bestaan, voor 't oogenblik wel vol woede en geroep om te marcheeren, maar wier woede en verlangen in 't eerstvolgende oogenblik een geheel ander aanzien zou kunnen krijgen. Zoo staat hij boven op een onzekere golf om daarmede andere golven te bedwingen! Bouillé moet zich aan de fortuin overgeven, die immers bij wijlen den dappere begunstigt. Nadat om half één de afgevaardigden der muiters vertrokken zijn, roffelen de trommen om naar Nancy te marcheeren. Laat Nancy zich dus wel bedenken, want Bouillé heeft zich bedacht en zijn besluit genomen. En toch, hoe zal Nancy denken? het is geene stad, maar een waar dolhuis! Het verwoede Chateau-Vieux wil zich ter dood toe weren; het noodzaakt het stadsbestuur, ■om alle burgers, die kennis van de artillerie hebben, bij trommelslag te bevelen, bij de bediening van het geschut hulp te verleenen. Het opbruisende regiment du Roi daarentegen trekt, toen het verneemt in welk eene stemming Salm is, geheel troosteloos in zijne kazernen en roept klagende uit duizend kelen: r,La loi, la loi! de wet, de wet! Mestrc-de-Camp tiert en vloekt afschuwelijk, in gedurige afwisseling tusschen vrees en woede; de nationale gardes zien dan hier dan daarheen, zonder te weten wat te doen. Welk eene dolhuis-stad! zooveel hoofden, zooveel zinnen; ieder beveelt, niemand gehoorzaamt; rustig is niemand — dan de dooden, die onder den grond rusten en hun strijd gestreden hebben. (1) Vergelijk Bouillé, Mémoires, I, 153—176; Deux Amis, V, 251 271; Hist. pariera. als boven. (2) Volgens Dulaure, I. pag. 388, waren do voorwaarden, dat 1° de heeren de Malseigne en Denoue in vrijheid zouden worden gesteld en dat 2" van elk regiment vier der m^est muitzieke manschappen naar Parijs zouden gezonden worden om door do Nationale Vergadering gevonnist te worden. II. 13 En ziet, Bouillé bewijst, dat hij een man van zijn woord is : ten half drie ure melden kondschappers, dat hij op een half uur afstands van de poort staat, met ratelende kanonnen, in de beste orde, en dat hij niets dan dood en verderf ademt. Een nieuwe deputatie van het stedelijk bestuur, der muiters en officieren gaat hem te gemoet, en smeekt hem vurig om nog één uur tijd tot beraad. Bouillé staat hun dit toe. Toen na afloop daarvan geen Denoue of Malseigne verschijnt, gelijk beloofd was, laat hij zijne trommen roffelen en begeeft zich weer op weg. Tegen vier ure kunnen de verslagen stedelingen hem vlak in het aangezicht zien. Ginds ratelen zijne kanonnen op hunne Desilles. afluiten, zijne voorhoede staat dertig passen van de Stanislaus-poort. Voorwaarts, gelijk een planeet, volgens gezette tijden, volgens de wet der natuur! En wat nu? Ziet,&daar vertoont zich een vredevlag; de chamade (1) wordt geslagen, en men smeekt halt te houden. Malseigne en Denoue zijn op de straat, komen herwaarts, de soldaten zijn allen vol berouw en bereid om zich te onderwerpen en te marcheeren! Het gelaat van (1) Het tromgeroffel ten teeken dat men zich overgeeft. den ijzeren Bouillé verandert niet, doch liet woord halt wordt gegeven; een blijder oogenblik zag hij nooit. o namelooze blijdschap! Malseigne en denoue komen werkelijk, door nationale gardes begeleid, uit straten, die alle razen en tieren, dat men aan Oostenrijk verraden is. Ongedeerd begroeten zij Bouillé. Bouillé treedt ter zijde om met hen en andere aanzienlijke stedelingen te spreken, nadat hij reeds verordend heeft, door welke poorten en langs welke wegen de muitzieke regimenten moeten afmarcheeren. Zulk een gesprek met die beide hoofdofficieren en andere aanzienlijke stedelingen was natuurlijk genoeg; niettemin ware het wenschelijk geweest, dat Bouillé Heldhaftig gedrag van Desilles. liet uitgesteld had en niet ter zijde gegaan ware. Ware het bij zulke woelige, prikkelbare massa's, die door elkaar wemelen, elkaar verdringen en hier uit scherp salpeter-zuur, ginds uit zwavel-vuurdamp bestaan, — ware het niet beter tusschen hen te staan en hen, tot de ruimte vrij is, behoorlijk gescheiden te houden? Een groot aantal achterblijvers van Chdteau-Vieux en de overige regimenten zijn niet met de hoofdkolonnes afgemarcheerd, die thans door de aangewezene poorten naar buiten trekken en in de open lucht op eene weide post vatten. De nationale gardes zijn in een toestand van schier wanhopende besluiteloosheid; het gemeen, ten deele gewapend, ten deele zonder wapenen, zwerft als razend rond, over verraad aan Oostenrijk, over verraad aan aristocraten schreeuwende. Er zijn geladen kanonnen met brandende lonten bij hen, en Bouillé's voorhoede staat op dertig passen van de poorten. I)e dolle, ontvlambare massa, smeulend en smokend, luistert naar geen kommando, zij wil op verlangen de poort niet openen; liever, zegt zij, wil zij den mond der kanonnen openen ! — Schiet de kanonnen niet af, vrienden! of schiet door mijn lichaam! roept de heldhaftige jonge Desili.es, (1) kapitein van het regiment du Roi, en houdt het moorddadige geschut met zijne armen omsloten. Zwitsers van Chdteau- Vieux rukken onder vloeken en bedreigingen den jongeling met geweld weg, waarna hij zich, onder steeds luider vloeken, onverschrokken op het laadgat zet. Te midden van al doller geraas — en, helaas, ook onder het luide geknetter eerst van één en daarna van drie andere geweren, die hem nedervellen (2) — en in de razernij van zulk een oogenblik legt men nu ook de brandende lont aan en doet met een donderenden kartetsknal een vijftig man van Bouillé's voorhoede in de lucht vliegen. Noodlottig! Dat knetteren van het eerste geweerschot heeft zulk een moordend kanonschot doen ontbranden, en alles is thans in gloeienden waanzin en een ware hellebrand. Met duivelen-woede stormt nu de voorhoede van Bouillé door de Stanislauspoort en vaagt de muiterij met vurige bezems schoon weg, weg in den dood of in de huizen of kelders, van waar zij op nieuw voortgaat met vuren. De regimenten op hunne weiden hooren het en stuiven door de naastbijgelegen poorten terug. Bouillé rent de stad in wanhopend, en nu heeft in Nancy, gelijk in de zaal der Nibelungen, een woedend en vreeselijk moorden aangevangen. Jammervol is zulk een tooneel van huiveringwekkende, doellooze razernij, zoo als de toorn des hemels slechts zelden onder de menschen toelaat! Uit de kelders, van de daken, van alle hoeken der straten onderhoudt Chdteau-Vieux en het patriottisme een moorddadig vuur tegen vuur, dat niet minder moorddadig en niet onpatriottisch is. De blauwe nationale kapitein, die zonder te weten op welke zijde hij vecht, van kogels doorboord is, verzoekt, dat men hem op een vaandel legge, om te kunnen sterven; de patriottische vrouw (haar naam is onbekend, maar de daad leeft voort) roept Chdteau-Vieux toe, dat men het andere kanon niet moet afvuren en giet, daar geen schreeuwen baat, er een emmer water overheen. (3) Gij zult strijden! gij zult niet strijden! met wien zult gij strijden l Kon het geraas de dooden opwekken, Karei, de Stoute van Bourgondïé (4) zou uit zijn grafstee verrijzen; nooit toch, sedert hij tierende in het moeras zonk en leven en diamant verloor, werd hier zulk een geraas gehoord. Drieduizend zijn er, naar men berekent, gevallen, bloedend, verminkt ; half Chdteau-Vieux is neergeschoten, zonder dat er een krijgsraad in gemoeid behoefde te worden. De ruiterij van Mestre-de-Camp of van hare tegenpartij kan weinig uitrichten. Het regiment du Roi liet zich overhalen, om naar zijne kazerne te trekken, en staat daar sidderende van vrees. Bouillé, met de verschrikkingen der wet gewapend en door de fortuin begunstigd, behaalt ten laatste de overwinning. Na twee moorddadige uren is hij onverschrokken, hoewel met verlies van veertig' officieren en vijfhonderd man, tot aan de groote pleinen doorgedrongen; de verstrooide overblijfselen van Chdteau-Vieux zoeken beschutting. Het regiment du Roi, nu niet opbruisende, helaas neen, maar uitgebruist, zal gewillig de wapenen nederleggen, zal binnen een kwartier uurs marcheeren. Ja, dit arme regiment, hoewel het (1) De chevalier N. Desilles was in 1T67 te St.-Malo geboren. (2) Bouillé doet het in zijne Memoires voorkomen, alsof Desilles gedood werd; dit is, volgens Dulaure, I, pag. 389 niet zoo: liij werd, ofschoon gewond, door de muitersaan het stadsbestuur overgeleverd. Bij een brief van 3 September bracht de Nationale Vergadering haren dank uit aan Desillc- voor zijne be¬ toonde toewijding. (3) Deux amis, V, 268. (4) Eene toespeling op het sneuvelen van Karei den Stouten bij Nancy in 1477. Lijkdienst op het Maartveld ter eere der Buroers-soldaten, gesneuveld te Nancy, 20 September 1790. thomas carlyle, de fransche omwenteling. September 1790 duizenden sterk is en ieder hunner dertig patronen heeft, verlangt en verkrijgt eene bedekking, die mede marcheert! De zon is nog niet ondergegaan, toen de vrede, die zonder bloed had kunnen verkregen worden, bloedig gekomen is. (1) De muitzieke regimenten zijn in den beklagenswaardigsten toestand, langs drie routes, op marsch; uit Nancy verheft zich de weeklacht van mannen en vrouwen, de stem des geweens en der wanhoop; de stad treurt om hare verslagenen, die niet meer ontwaken. De straten zijn, met uitzondering van de patrouilles der overwinnaars, ledigen verlaten. Aldus heeft het geluk, "dat den dappere begunstigt," onzen Bouillé, gelijk hij zelf uitdrukt, -als bij de haren" uit dat verschrikkelijk gevaar gesleept. Een onverschrokken, diamanten man, die Bouillé. Had hij in de dagen der Bastille in des ouden Broglie's plaats gestaan, misschien ware alles anders geworden! Hij heeft de muiterij en een onafzienbaren burgeroorlog gedempt. Wel niet zonder offers, gelijk wij zien, maar toch tot een prijs, dien hij en liet constitutioneele patriottisme goedkoop achten. Ja, wat Bouillé betreft, later door tegenspraak gedrongen, verklaart hij koel, dat hij dien eigenlijk tegen zijn wil en uit bloot militair plichtbesef gedempt had (2) — daar een onafzienbare burgeroorlog thans de eenige kans was. De burgeroorlog is, ja, een chaos en in iederen chaos, waar levenskracht aanwezig is, ligt ook de kiem van een nieuwe zich vrij ontwikkelende orde, maar welk een geloof is dat, dat van alle nieuwe inrichtingen Lodewijk XVI en eene monarchie met twee kamers juist die ware, die zich uit den chaos en het rijk der mogelijkheden zou ontwikkelen? Waarlijk, een spel, waar Bouillé honderd tegen één waagt! Dank veeleer ten allen tijde het geluk en den hemel, onverschrokkene Bouillé, en laat de tegenspraak haren gang gaan ! De burgeroorlog, die op het oogenblik over geheel Frankrijk ontvlamd ware, zou, de hemel weet waartoe, hebben kunnen leiden. Middelerwijl is en blijft het plicht voor ieder mensch en hoofdofficier, om brand te blusschen, waar hij dien vindt en waar hij slechts kan. Maar men bedenke, hoe het in het opgewonden en verdeelde Parijs ging, toen de heen en weder snellende boden met zulke bedenkelijke tijdingen herwaarts kwamen! Hoog is de vreugde, maar even diep ook de verontwaardiging. De verhevene vergadering betuigt met een overgroote meerderheid van stemmen aan Bouillé haar innigen dank; even zoo luidt een eigenhandige brief van Zijne Majesteit, de stem van alle lovalen en constitutioneelen. Op het Maartveld wordt een plechtige lijkdienst (3) gehouden voor de te Nancy verslagene verdedigers der wet, waarbij Bailly, Lafayette en de geheele nationale garde, met uitzondering van de weinigen, die er tegen waren, tegenwoordig zijn. Daarbij ontbreekt het niet aan staatsie en ceremoniën, aan bisschoppelijke calico's met driekleur gordels, aan rookende cassoletfes of wierookvaten; het uitgestrekte Maartveld is geheel en al met een zwart lijkkleed behangen. Beter ware het geweest, zoo denkt Marat, in deze dure dagen al die uitgaven aan brood te besteden en het den hongerigen, levenden patriot te geven. (-1) Het levende patriottisme en St. Antoine daarentegen, dat, gelijk wij zagen, reeds eenmaal met geraas zijne winkels sloot, rotten thans te samen, »ten getale van veertigduizend," en eischen nu met luide kreten, juist onder de vensters der dankbetuigende vergadering, wraak voor vermoorde broeders, vonnis over Bouillé en het oogenblikkelijk ontslag van den minister van Oorlog Latour du Pin. Terwijl de zaken dien keer nemen, houdt, zoo niet de minister van Oorlog Latour, dan toch de '-aangebeden minister" Necker het op den 3den September 1790 voor het beste om — "tot herstel zijner gezondheid"' — in stilte en bijna heimelijk af te trekken, (1) Te 9 uur was, volgens Bouillé, Mémoires, pag. 158, de opstand bedwongen. (2) Bouillé, I. 175. (3) Dit geschiedde op 20 September. (4) Ami du peuple (Histoirc parlementaire, VII, 59—62). terug te keeren naar zijn vaderland, Zwitserland, niet gelijk hij de laatste maal kwam, neen, zich gelukkig achtende zoo hij het slechts levend mag bereiken! Voor vijftien maanden zagen wij hem komen onder een geleide van ruiters, bij den klank van pauken en trompetten, en nu houden hem te Arcis-sitr-Aube, van waar hij zonder geleide en in alle stilte wil vertrekken, volk en gemeentebestuur als een vluchteling aan, ja dreigen hem als een verrader te vermoorden; de nationale vergadering echter, die men raadpleegt, staat hem als eene volslagen nulliteit vrijen aftocht toe. In weerwil van de veertigduizend, ziet de nationale vergadering niet af van hare dankbetuiging, en de royalist Latour du Pin blijft minister van Oorlog. De veertigduizend vergaderen den volgenden dag zoo luidruchtig als ooit, trekken naar het hotel van Latour, maar moeten, daar zij op de trappen van het portaal kanonnen met brandende lonten vinden, elders heentrekken en hun wrok verbijten of in hun bloed «opvreten." Middelerwijl heeft men in Lotharingen de geweer-uitdeelers, de raddraaiers van Mestre-de-Camp en du Rot aan het gerecht overgeleverd — zonder dat zij echter ooit gevonnisd zullen worden. Korter is het vonnis van Chateau-Vieux. ChateauVieux wordt, volgens Zwitsersch recht, oogenblikkelijk voor een krijgsraad van officieren gesteld. Deze krijgsraad heeft in den kortst mogelijken tijd (in weinige uren) er drie en twintig aan hooge galgen doen ophangen, een zestigtal in ketenen naar de galeien gezonden, en zoo, naar 't schijnt, de zaak afgedaan. (1) Opgehangenen verdwijnen wel voor immer van deze aarde; maar uit ketenen kan de geboeide held, ja zelfs de geboeide schurk en halve schurk, in zegepraal herleven! De Schot John Knox, (2) bij voorbeeld, ook zulk een wereldheid, gelijk wij weten, zat niettemin eens in somber stilzwijgen aan de riemen eener Fransche galei, en wierp zelfs hunne maagd Maria, in stede van haar te kussen, over boord; — als een houten maagd kon zij toch natuurlijk zwemmen. (3) Derhalve hebt geduld, gij geboeiden van Chateau-Vieux, ook gij zijt niet zonder hoop. Maar te Nancy speelt thans over 't algemeen de aristocratie, zegevierende, op eene gevoelige wijze, den baas. Bouillé is reeds den tweeden dag weer vertrokken, en het aristocratische bestuur, dat de vrije hand heeft, is thans even wreed als het vroeger lafhartig was. Het dochtergenootschap, dat al het onheil gesticht heeft, wordt smadelijk onderdrukt, de gevangenissen zijn overladen, en het gefnuikte patriottisme mort, niet luide, maar inwendig. Hier en in de naburige steden raapt men «platgedrukte kogels" van de straten op en draagt die in de knoopsgaten; kogels die platgedrukt zijn, terwijl zij de patriotten den dood brachten, draagt men tot een eeuwige herinnering der wraak. Deserteurs van de muiters dwalen door de bosschen, en moeten met het geweer op de borst om een aalmoes vragen. Overal heerschen bandeloosheid, wederzijdsche wrok en sombere wanhoop — tot er commissarissen van de nationale vergadering komen, met een zachten gloed van constitutionalisme in hun hart, die den vertredene weer vriendelijk opbeuren, den te hoog gestegene vriendelijk terneer zetten, het dochtergenootschap herstellen, de deserteurs terugroepen, en zoo alles trachten te sussen en te vereffenen. Met zulk een trapsgewijze vereffening ter eener, en met een plechtigen lijkdienst, eassolettes, krijgsraden en nationale dankbetuiging ter andere zijde, heeft men van ambtswege gedaan wat men kon. De platgedrukte»- kogel zal uit het knoopsgat verdwijnen en de zwarte asch, voor zoo ver het gaat, weer groen worden. Dat is de «zaak van Nancy'' of gelijk men het ook wel heet, het «bloedbad (1) Dulaure, I, pag. 393, spreekt van 17 gehangenen, en 28, die naar de galeien verwezen werden, van welke straf zij bij decreet van de Wetgevende Vergadering (zie later) werden ontslagen. (2) De bekende Schotsche hervormer (1505-1572). (3) Knox, History of the Reformation, c. I. van Nancy" — eigenlijk de afzichtelijke ;heer-zijde van dat glorierijke piekenfeest, welks rechterzijde een waar schouwspel voor de goden was. De rechte en keerzijde liggen steeds zoo dicht naast elkaar; de eene was in Juli, de andere in Augustus! Tooneelen, de tooneelen aan gene zijde in Londen, geven een schitterende bordpapieren voorstelling van den "bond van het Fransche volk, dat tot een drama bewerkt is; de strijd van Nancy verscheen nergens op het tooneel, maar hij speelde, ja, waarde maanden lang rond — in alle Fransche hoofden. Want de tijding daarvan vliegt als een storm door geheel Frankrijk, en verwekt in stad en dorp, in club en wachtkamer, tot aan de uiterste grenzen een weergalm in woorden en gebaren, die steeds met toornige bewering vergezeld gaat. Het was recht; het was niet recht. Daaruit ontstaan twisten, tweegevechten, verbittering en verwarring, waardoor al die nieuwe losbarstingen, die ons nog te wachten staan, slechts verhaast en versterkt worden. Intusschen, als wij zeiden, is de muiterij, tot welken prijs dén ook, gedempt. Het Fransche leger is noch eensklaps in algemeene razernij losgebarsten, noch op eens afgedankt, ontbonden en hernieuwd geworden. Het moet thans aan eene sleepende ziekte sterven, jaren achtereen met gedeeltelijke oproeren, gelijk het matrozenoproer te Brest (1) die zich echter niet verder verspreiden, met ontevredenheid, insubordinatie onder de soldaten, met nog grooter ontevredenheid onder de officieren, die afzonderlijk of in geheele troepen over den Rijn trekken; (2) kortom, het is een leger, dat zijn einde nadert, dat voor geen dienst meer geschikt is tot het na lange weeën, onverwachts, als een Phoenix sterft en herboren wordt en dan sterker dan ooit in het strijdperk treedt. Dit was de taak, die onzen wakkeren Bouillé was toebedeeld. En nu moge hij weer in duisternis terugtreden, gelijk vroeger, te Met: of in de landkantonnementen, en daar onder ijverig exerceeren, geheimzinnig diplomatiseeren, als machtelooze schaduw rondzweven, — de laatste hoop van het koningschap. (1) Zie noot 1 op pag. 19. (2) Zie Dampmartin, I, pag. 249, enz. DERDE BOEK. DE TUILEBIJSJSN. EERSTE HOOFDSTUK. Epimenides. (1) Hoe waar is het, dat in het heelal niets dood is, dat hetgeen wij dood noemen slechts is veranderd, terwijl zijne krachten in een tegenovergestelde orde verken! „Het blad, dat in den vochtigen wind verrot," zegt zeker iemand, "heeft nog altijd kracht; hoe zou het anders kunnen verrotten ?" Ons heelal is slechts een eindelooze samenvoeging van krachten, van de zwaartekracht tot op het denken en willen; 's menschen vrijheid is door de noodzakelijkheid der natuur bepaald ; niets van dat alles sluimert ooit, maar alles is ten allen tijde levende en bedrijvig. Nergens zult gij iets ontdekken dat op zich zelf staat en werkeloos is; men zoeke overal, van de granietrots, die sedert den dag der schepping langzaam verweert, tot de voorbijzwevende dampwolk, tot den levenden mensch, tot de daad, het gesproken Woord van den mensch toe. Het woord dat gesproken is vliegt, gelijk wij weten, onherroepelijk daarhenen; niet minder, ja nog meer, de daad die verricht is. „Zelfs de Goden," zoo zingt Pindarus, (2) «kunnen de daad, die verricht is, niet vernietigen." Neen, wat eenmaal geschied is, is voor immer geschied, is in de» eindoloozen tijd geworpen, en moet daar, hetzij nog lang door ons opgemerkt of Weldra voor ons verborgen, als een onvernietigbaar nieuw element in de oneindigheid der dingen voor immer werken en groeien. Of wat is eigenlijk die oneindigheid der dingen, die men heelal noemt, anders dan eene daad, eene totaalsom van daden en bedrijven? Wat anders als de levende opgemaakte totaalsom van deze drie — (die geene rekenkunst samentellen, noch in tabellen voegen kan, doch wier som, gelijk we zeiden, zichtbaar geschreven staat) van al wat gedaan werd, van al wat gedaan wot'dt, ^*an al wat gedaan zal worden? Men versta het wel: dat wat men ziet is eene (laad, het product en de uitdrukking van toegepaste kracht; het al der dingen is een eindelooze vervoeging van het werkwoord doen. Een onbegrensde wei-oceaan van kracht, van vermogen om°te doen, waarin de kracht in duizend harmonische stroomen golft en voortrolt, uitgestrekt als de onmetelijkheid, diep als de eeuwigheid, heerlijk en verschrikkelijk, niet te begrijpen: dat is het wat de mensch Zijn en Heelal noemt, d;it duizendkleurige (1) Epimenides uit Kreta (6- eeuw v. Chr.) was een ziener en profeet, die, volgens de sage, 57 jaren geslapen had en, na zijn ontwaken, begaafd was met de kunst van waarzeggen (mannek). n de Helleensehe en meer speciaal in de Atheensehe geschiedenis komt Epimenides »ls een groote weldoener voor, toen hij door Solon geroepen werd om het zedelijk peil der Athener- te verhoogen, die door den moord op de Kvloniërs (circa 612 v. ChrJ aan den voet der altaren zich aan tempelschennis en misdaad jegens de góden hadden schuldig gemaakt. Epimenides' werkzaamheid in Athene wordt uitvoerig beschreven in Curtius Griechische Geschichte, die van hem schrijft: "Er ^ar ®in ropne , aber nicht in dem Sinne, dass er durch Wahrsagerkünste den Aberglauben niihrte. soiwern so dass er den sittlichen und politischen Uebelstanden auf den Grund ging und Mittel der AbhiHte nachwies Er war ein tiefer Kenner menschlicher Zustiinde, ein Arzt nach dem Vorbilde ApoUons, dessen Dienst or verbreitete, ein geistiger Berather, ein Mann von erschtttternder Kraft des Worts wie der ganzen Persönliehkeit." (Curtius, I, pag. 310 en volgende). , (2) De beroemde Boeotische lierdichter, die leefde circa 500 v. Chr. (tyd/ler F°rzis<- 'e oorioBen). vlammenbeeld, dat, zoo als het zicli in ons arm brein en hart afspiegelt, hulsel en openbaring tevens is van Eenen Onnoembare, die ontoegankelijk licht bewoont! Van gene zijde van den melkweg, van voor het begin der dagen rolt en golft het — om u henen; ja, gij zelf zijt een deel daarvan, in de ruimte waar gij staat, in het oogenblik dat uw uurwerk teekent. Of is het, afgezien van alle bovennatuurkunde, niet een eenvoudige waarheid, die zelfs het minder ontwikkelde verstand als zoodanig kan erkennen, dat alle menschelijke zaken in voortdurende beweging, werking en terugwerking zijn en volgens onveranderlijke wetten, phase op pliase, naar een voorgeschreven doel streven? Hoe vaak moeten wij liet zeggen en kunnen het toch niet genoeg op 't hart drukken: het zaad dat gezaaid is, zal opkomen! Op den bloeiendcn zomer volgt de verwelkende herfst; zoo is het niet slechts met zaaivelden gelegen, maar met alle overeenkomsten, inrichtingen, wijsgeerige stellingen, maatschappijen, met Fransche omwentelingen, kortom met alles wat de mensch op deze lagere wereld verricht. Het begin sluit het einde in zich en alles wat daarhenen leidt, gelijk de eikel den eik met al zijne lotgevallen bevat. Verheven genoeg, dachten wij er maar aan, hetgeen wij, ongelukkig, misschien ook wel gelukkig, niet zeer dikwerf doen! Hier kunt gij beginnen, het begin is hier en voor u, maar waar, hoedanig, en voor wien zal het einde zijn? Alles groeit en zoekt en ondergaat zijne lotsbestemming; maar bedenk ook hoe veel er groeit, gelijk de boomen, hetzij tv ij er aan denken of niet. Wanneer derhalve uw Epimenides, (1) uw slaperige Peter Klaus of Rip van Winkle, (2) gelijk men hem later genoemd heeft, weer ontwaakt, vindt hij een geheel veranderde wereld. Gedurende zijn zevenjarigen slaap is er zooveel veranderd ! Al wat buiten ons is zal veranderen, zonder dat wij er acht op slaan, veel zelfs dat in ons is. De waarheid, die gisteren nog een veelbesproken vraagstuk was, is heden tot geloof geworden, dat van begeerte brandt om zich te uiten; morgen heeft de tegenspraak het tot een razend fanatisme opgewonden, heeft t vijandige lot liet tot een ziekelijke vadsigheid afgestompt, morgen verzinkt het in het zwijgen der voldoening of der onderwerping. Heden is niet gisteren, voor menschen noch voor zaken. Gisteren vernam men den eed der liefde, heden is de vloek des haats gekomen. Niet vrijwillig, ach neen, hij moest komen. Zou zich de vroolijke jeugd gaarne in den afgeleefden ouderdom veranderen? — Vreeselijk is het, hoe ingehuld, hoe diep verzonken wij zijn in dat geheim van tijd, en zonen zijn des tijds, uit tijd gevormd en geweven, en op ons en op alles wat wij hebben, zien of doen, staat geschreven: rust niet, toeft niet, voorwaarts naar uwe bestemming! Maar in tijden van omwenteling, die zich immers van gewone tijden slechts door hunne snelheid onderscheiden, zou een wonderbare zevenslaper veel eerder kunnen ontwaken en zich tocli nog genoeg verwonderen; hij behoefde niet eens een eeuw of zeven jaren te slapen, ja dikwerf geen zeven maanden. Men verbeelde zich eens bijvoorbeeld: een nieuwe Peter Klaus, vermoeid van al dien jubel bij het bondsfeest, hadde zich, onmiddellijk na den zegen van Talleyrand, nedergelegd, en ware, in de onderstelling dat thans alles goed ging, 1 edaard onder het plankwerk van het altaar des vaderlands in slaap gevallen, om daar niet een en twintig jaren, maar slechts jaar en dag te slapen. De kanonnade van Xaney, die te verwijderd is, verontrust hem niet, ook niet het zwarte lijklaken in de nabijheid, noch het zingen der requiems, en de minuutschoten, (3) de wierookvaten en het gedruisch vlak boven zijn hoofd, dat alles stoort hem niet, maar Peter slaapt rustig voort. Gelijk wij (l i Don 1 Januari 1790 was door de ('omedie franfaise een tooneelstuk opgevoerd van de Flins, getiteld. Le Réveil dEpimènide " Paris ou les Ètrennes de lo liherté, waarin de hoofdpersoon iemand is uit de vorige eeuw, die meent, dat liij nog alles zal aantreffen, zooals liet in zijn tijd was. (2) De held van een sprookje der oud-Holl:\ndsche kolonisten in Noord-Amerika, welk sprookje to ^inden is in 1 he Sketch liook van don bekenden Amerikaanschen sehrijver ^Vashington Inving*. (3) Eene toespeling op den lijkdienst, die door de Parijzenaars den 20 September 17^0 gehouden werd voor de gesneuvelden te Nancy. Zie pag. 102. zeiden, een geheel jaar lang, van den 14en Juli 1790 tot den 17L" Juli 1 <91 ; maar op dien dag zou geen Klaus, geen Epimenides, al ware hij van metaal, zouden alleen de dooden hebben kunnen doorslapen, en dus ontwaakt dan ook onze wonderbare Peter Klaus. Welke oogen zet gij op, o Peter! Aarde en hemel dragen nog hun lachend Juligewaad en liet Maart veld is weer opgevuld met menschen, maar het blijde gejuich is in razende angst- en wraakkreten veranderd; thans verneemt men geen zegen van Talleyrand of eenigen anderen zegen, maar vloeken, verwenscliingen en gillend weegeklag: in stede van salvo's scherpe schoten, in stede van schommelende cassolcttes en drie en tachtig departementale vaandels, waait één bloedig drapean rouge. (1) — Dwaze Klaus! Het eene lag in het andere, het eene tras het andere min tijd, evenals Hannibal's rotsverbrijzelende azijn in den zoeten most lag. Dat plechtig verbond was van het vorige jaar, dit bloedig oproer is van dezelfde stof, slechts de bepaalde dagen ouder. Heden ten dage slaapt geen wonderbare Klaus of Epimenides, en toch, zou niet menigeen, die slechts wuft en kortzichtig genoeg is, hetzelfde wonder op een natuurlijke wijs, dat is, met open oogen kunnen verrichten? Oogen heeft hij, maar hij ziet niets, behalve wat onder zijn neus is. Met een oog dat van vuur schittert, alsof hij niet slechts zag, maar ook alles doorzag, beweegt zoo iemand zich zonder verpoozing in den kring zijner dagelijksche bezigheden en droomt niet anders, dan dat deze de geheele wereld is. Immers schijnt het niet, als ware daar waar uw gezichtskring ophoudt, alles woest en ledig en als ontsloot zich het einde der wereld — voor u? Van daar dan ook, dat onze van vuur schitterende, onvermoeide officieele persoon (men noeme hem, bij voorbeeld, Lafayette) na jaar en dag eensklaps door een geweldig kanongebulder opgeschrikt wordt en niet minder verbaasd staat, dan met Peter Klaus het geval zou geweest zijn. Zulk een natuurlijk wonder kan Lafayette verrichten, en waarlijk niet slechts hij, maar de meeste andere beambten en niet-beambten en in 't algemeen het geheele Fransche volk kan zulks doen. Gelijk een verbaasde zevenslaper, springt de een na den ander op, gewekt door en verschrikt van het gedruisch dat zij zeiven maken. Op zulk een zonderlinge wijze wordt, gelijk wij zeiden, de vrijheid door de noodzakelijkheid bepaald, zulk een merkwaardig somnambulisme van het bewuste en onbewuste, van het willekeurige en onwillekeurige is het menschelijk leven. Zoo men ergens ter wereld verbaasd stond, dat de verbonds-eed in kartetsvuur veranderde, dan waren voorzeker de Franschen, die eerst zwoeren en daarna schoten, het meest van allen verbaasd. Ergernis, moet er, helaas, komen. Het verheven Piekenfeest, met zijn schittering van broederlijke liefde, zooals men de gouden eeuw niet gekend had, heeft niets veranderd. Die heftige hitte in vijf en twintig millioenen harten is daardoor niet afgekoeld, maar is nog heet, en zelfs heeter dan voorheen. Geen wonder, wanneer zooveel millioenen bevrijd zijn van den druk van alle gebod, van iederen drukkenden of bindenden regel, behalve van den theatralen bondseed; waarmede zij zich selven gebonden hebben! Want gij zult was van den beginne af de voorwaarde van 's menschen bestaan, en zijn geluk en zegen hingen er van af, dat hij daaraan gehoorzaamde. Treurig is het voor den mensch, al is de noodzakelijkheid ook nog zoo gebiedend, wanneer opstand en een bloot ik icil zijn regel wordt! Maar het evangelie van Jean Jacques is gekomen, en het eerste sacrament er van is gevierd; alles is, gelijk we zeiden, in eene heete en heetere gisting geraakt en moet onder bestendige afwisseling voortgisten, hetzij zulks opgemerkt worde of niet. Door afkeer en tegenzin overmeesterd, bestijgt de eene kapitein na den anderen, met zijn royalistisehen knevelbaard, zijn strijdros of zijn rosinant en rijdt dreigende (1) Het verhaal van dit voorval komt later in dit werk voor naar gene zijde des Rijns, tot eindelijk allen weggereden zijn. Ook de emigratie der burgerlijken houdt niet op; de eene seigneur na den anderen moet, vrijwillig of gedwongen, op de eene of andere wijze, de wijk nemen. Want zelfs de boeren verachten hèm, die den moed niet heeft om zijn stand te volgen en mede te strijden. (1) Kan hij het dulden, dat hem een spinrokken (quenouille) of in beeltenis per post toegezonden, of, werkelijk van hout gemaakt, boven zijne deur opgehangen wordt, als ware hij geen Herc.ules, maar eene Omphale? (2) Zoodanig wapenschild wordt hem ijverig van gene zijde van den Rijn toegezonden, tot ook hij zich gereed maakt en aftrekt, en wederom is er een heer des lands gegaan, zonder evenwel het land mede te nemen. Ja, wat spreken wij van kapiteins en uitwijkende seigneurs? Geen boos woord is op de lippen, ja geen booze gedachte in het hart van een der vijf en twintig millioenen, of het is een deel van den grooten strijd. Men voege eene reeks van booze woorden bijeen en men heeft eene kloppartij, men voege kloppartijen bijeen, met het verterend verdriet, dat zij achterlaten, en er ontstaan opschudding en oproer. Alles wat eerwaardig was, houdt op eerwaardig te zijn; door zichtbaren, werkelijken brand gaat het eene kasteel na het andere in vlammen op, in geestelijken onzichtbaren brand het eene gezag na hel andere. Met geraas en in helderen gloed, of zonder geraas en onopgemerkt, verdwijnt de oude orde der dingen stuksgewijze; men zie er morgen naar, en men vindt haar niet meer. TWEEDE HOOFDSTUK. De Waakzamen. Wie door hoop en kortzichtigheid gewiegd wil slapen, slape gelijk Lafayette, die in het doorgestane gevaar steeds het laatste gevaar ziet, dat hem bedreigt — de tijd slaapt niet, evenmin als de zaaiakkers van den tijd. De gewijde herauten eener nieuwe dynastie, wij bedoelen de zestig en zooveel aanplakkers met hun looden teekens, slapen niet. Dagelijks kleeden zij met hun stijfselpot en stang de muren van Parijs in een nieuw gewaad, met alle kleuren van den regenboog, gezagvoerende herauten of magische wonderdoeners, want waar plakken zij een plakblad aan, dat niet een of meer gemoederen overtuigt ? De uitroepers en liedjeszangers schreeuwen; het groote journalisme blaast en tiert uit al zijne kaken, van uit Parijs naar alle zijden van Frankrijk, gelijk een JEölushol (3) alle soort van vuur steeds in gloed blazende. Zulke kaken of journalen zijn er, naar men berekent (4) ten getale van honderd drie en dertig. Zij zijn van verschillend kaliber, van de Chéxier's, Gorsase's (5) (1) Dampmartin, passim. (2) Volgens de Grieksche sage was Hercules een tijdlang in dienst bij de Lydische koningin Omphale, voor wie hij vrouwenwerk verrichtte. (3) Zie noot 2 op pag. 106, deel I. (4) Mercier, III, pag. 163. (5) André Chénier (1762—1794), geboren te Constantinopel, was een groot dichter, wiens verzen door weekheid en klassieken eenvoud uitmunten en die, wegens zijn anti democratische beginselen werd geguillotineerd. Zijn naam wordt hier genoemd in zonderling gezelschap, hij was volstrekt geen democratisch journalist, integendeel, in het door hem geredigeerde Journal de Paris bestreed hij ten sterkste de democratische beginselen. Zijn broeder .loseph Chénier, die in de politiek hst tegenovergestelde was van André, kan de schrijver misschien bedoelen, maar deze was wel een groot dramatisch auteur, daarentegen heb ik van eenigen journalistieken arbeid van zijn hand niets kunnen vinden. Wellicht hebben wij dus hier te doen met eene «lapsus plumae" van den auteur. Antoine Joseph Gorsas (1745—1793), geboren te Limoges, was een vurig democraat, die aanvankelijk in zijn Courrier de Versailles, later in zijn Courrier des departements zich onderscheidde door zijn heftige revolutionnaire polemiek. Later, in de Conventie gekozen, sloot hij zich weer bij de Girondijnen aan en deelde ook hun lot: 7 October 1793 verloor hij het hoofd onder de guillotine. Camille's af tot uwen Marat, tot uw nu beginnenden Hébert van den Père Duchesne toe; (1) deze strijden óf met duchtige wichtige gronden öf lichte scherts voor de Rechten van den Mensch; de Dirosoy's, Royou's, Peltier's, Sulleau's daarentegen strijden, ook met verschillende wapenen, die zonderling genoeg menigen profanen spot bevatten, (2) voor altaar en troon. Wat Marat, den volksvriend, betreft, zijne stem is als die van een kikvorsch of roerdomp in het eenzame moeras; door niemand opgemerkt, raast hij steeds voort, vol verontwaardiging, achterdocht en ongeneeslijke smart. Het volk gaat zijn ondergang te gemoet, is den hongerdood nabij. «Lieve vrien- Antoine Joseph Gorsas. den!" roept hij, «uw nood is niet het gevolg van ondeugden of lediggang, gij hebt een recht op het leven even goed als Lodewijk XVI, of de gelukkigsten der eeuw. Wie kan zeggen, dat hij recht heeft om te eten, zoolang gij geen brood hebt ?" (3) En zoo hebben "wij van den eenen kant een verhongerd volk, van den anderen kant niets dan ellendige sieurs Motier's, verraderlijke Riquetti-Mirabeau's, kortom verraders of wel (1) Jacques Réné Hébert (1755—1794), een frenetiek revolutionnair die in zijn Père Duchesne de meest krasse maatregelen verdedigde. Hij komt nog meermalen in dit werk voor. (2) Histoire parlementaire, VII, pag. 51. . (3 Ami du peuple, No. 30ó. Andere uitreksels inde Histoire parlementaire, VIII, 139—14J, 4.c— 433; IX, 85—93, etc. schaduwen en halve kwakzalvers in hooge eer, men zie slechts heen waar men wil ! Lieden vol gemaaktheid en uiterlijke vertooning, met gladde woorden en geschuierde kleeren, maar die inwendig hol zijn; politieke kwakzalvers, wetenschappelijke, academische kwakzalvers, allen vol medegevoel voor elkaar, met een zekeren kwakzalversgemeengeest ! Niemand, zelfs de groote Layoisier (1) of wie anders ook van de veertig (2) wordt door deze ruwe tong verschoond, wie liet overigens niet aan fanatieke oprechtheid en, wat het zonderlingste is, aan een zeker scherp, doordringend verstand ontbreekt. En voorts de drieduizend speelhuizen, die in Parijs gevonden worden; Hkisert's Père Duchesne. kweekscholen voor het schurkendom dezer wereld, poelen van ongerechtigheid en zwelgerij, — terwijl toch de vrijheid zonder goede zeden onmogelijk is. Daar in die holen des satans, die men kent en volhardend op de kaak stelt, verzamelen en verstaan zich de mouchards (3) van sieur Motier en zuigen als vampvrs het schier verhongerde volk den laatsten droppel bloeds uit. »ö PeupleY' roept hij vaak op hartverscheurende!! ' 1) Zie pag. 85, deel I. (2i De veertig leden van de Académie fratifaise, in den tijd van Richelieu opgericht. (3) Spionnen der politie. toon uit, «verraad, bedrog, schurkerij, bloedzuigerij van Dan tot Berseba !" De ziel van Marat is ziek van dat gezicht, maar nu het middel daar tegen? Men riclite achthonderd galgen, behoorlijk gerangschikt op, «en bange Riquetti aan de eerste!" Dat is het korte recept van Marat, den volksvriend. Zoo blazen en tieren de honderd drie en dertig en nog schijnen ze niet toereikende te zijn, want er zijn in Frankrijk duistere schuilhoeken, tot welke geene nieuwsbladen doordringen, en overal heerscht zulk een hevige begeerte naar nieuws als men nergens nog beleefd heeft. Keert een Dampmartin haastig, met verlof zijnde, van Parijs naar huis terug; (1) dan kan hij niet vooruitkomen, daar de boeren hem op weg aanhouden en met vragen overstelpen; de postmeester laat de paarden niet naar buiten gaan, voordat men bijna met hem getwist heeft, maar vraagt altijd: Wat nieuws is er? Te Aiilun blijft er, in weerwil van den stikdonkeren nacht en der snerpende koude — want men is thans in Januari 1791 — niets anders over, dan de vermoeide ledematen en gedachten bijeen te zamelen, en uit een venster, dat op het marktplein uitziet, tot het volk te spreken. Natuurlijk zoo beknopt mogelijk. Dat goede lieden, is het waarlijk, wat de nationale vergadering in mijn oog doet; dat, en geen ander nieuws is er; «Nu 'k de moede lippen sluit, »Laat mij rustig slapen gaan." De goede Dampmartin ! — Maar is het niet verwonderlijk, dat volkeren hun nationaal karakter zoo getrouw blijven, zoodat dit hun werkelijk in 't bloed moet zitten? Vóór negentien eeuwen merkte Julius Caesar met zijn snellen, vasten blik reeds op, hoe de Galliërs de menschen op den weg als't ware belegerden. «Het is hunne gewoonte," zegt hij, «om reizigers zelfs met geweld tegen te houden en een iegelijk hunner te vragen, wat hij over de eene of andere zaak slechts weten of gehoord kan hebben; in de steden omringt het gemeene volk den doortrek kenden koopman, en verlangt van hem te weten uit welke streken hij komt en wat hij daar heeft leeren kennen. Aangespoord door zulke geruchten en praatjes, zullen zij de gewichtigste besluiten nemen, hetgeen hun natuurlijk in 't eerstvolgende oogenblik berouwen zal, daar zij slechts op losse geruchten afgaan, en menig reiziger, om hun te behagen en van hen af te komen, met louter verdichtselen antwoordt." (2) Dat gebeurde vóór negentien eeuwen, en nu nog moet de arme Dampmartin, vermoeid van de reis, in den kouden winter, en waarschijnlijk bij een spaarzaam sterre- of traanlicht, uit het venster eener herberg het woord voeren. Dat volk heet niet meer Galliërs, is geheel braccatus (3) geworden, draagt broeken, en heeft niet weinig lotwisselingen ondergaan. Zekere woeste Germanen, de Franken, (4) kwamen het overstormen en sprongen het, zoo te zeggen, op den rug en hebben het sedert dien tijd altijd op hun onverzette-, lijke wijze met den teugel gereden, want de Germaan is, zoo als de naam reeds aanduidt, een Gnerre-, dat is, een weer- of krijgsman. En zoo noemt men het volk thans Franken of Franschen ; maar is het oude Gallisch- en Gaëlisch-Celtische karakter, met zijne heftigheid en prikkelbaarheid en met al het goede en kwade, dat het heeft, niet tamelijk zuiver bewaard gebleven? Dat overigens het clubwezen bij zooveel prikkelbaarheid weelderig tiert en zich uitbreidt, behoeft niet gezegd te worden. Hoog boven allen schittert de moeder van het patriottisme, die in de kerk der Jacobijnen zitting houdt; voor haar verbleekt het (1) Dampmartin, 1, pag. 184. (2) I)o Bello Gallico, IV, 5. (3) Transalpijnseh Gallië werd door de Romeinen verdeeld in twee deelen : de Provincia Romana (Provence of Gallia braccata, naar de lange broeken, die de bewoners droegen, en Gallia comata, naar de lange opgebonden haren der bewoners. Gallia torfata was Cisalpijnseh Gallië, het noorden van Italië, waar de bewoners reeds vroeg de togas het bekende kleedingstuk der Romeinen, hadden aangenomen. (4) In het begin der 5,l° eeuw vestigden zich de Franken in Gallië. 15 arme maanlicht eener monarchale club schier tot verdoovens toe. Gene, zeiden wij, schittert hoog boven allen, tot nog toe met zonnelicht, niet met helsche bliksems omgord, geeerd, ja gevreesd door de stedelijke overheden, gezocht door hare Lameth's Iiarnave s, Petion's van de nationale vergadering, het liefst echter door haren Robespierre. De Cordeliers (1) daarentegen, onze Hébert's, Vincent's en Momoro's morren luide, dat een tyrannieke maire en sieur Motier hen met de scherpte der wet vervolgt, met het blijkbare doel om hen door kwellingen te onderdrukken. Hoe het moeder genootschap der Jacobijnen, gelijk wij reeds met een enkel woord vermeldden van den eenen kant de Cordeliers, van den anderen de Feuillanten (2) van zich deed uitgaan gene de kern van het patriottisme der Jacobijnen, deze een verspreid zwak verdund mengsel er van; hoe het gene wederom in den moederlijken schoot opnemen en deze met geraas in het niet zal doen verdwijnen; hoe het driehonderd dochtergenootschappen verwekt en voortbrengt, zijne zorg daarvoor, zijne briefwisseling, zijne inspanning en bestendig zwoegen; hoe het Jacobinisme in zijn ouden vorm tot aan de uiterste grenzen van het verwarde, ontbonden Frankrijk organische vezeltjes schiet en het den" tijd V°rmen Gn mnChtingen schenkt; ~ dat is eigenlijk de groote gebeurtenis van Het hartstochtelijke constitutionalisme, en nog meer het rovalisme, dat al zijn eigene clubs verongelukken en te niet ziet gaan, moet het clubwezen natuurlijk als den wortel alles kwaads beschouwen. Niettemin is het clubwezen geen dood, maar veeleer een nieuwe organisatie, een leven uit den dood, verderfelijk wel is waar voor de overblijfselen van het oude, maar voor het nieuwe gewichtig, onontbeerlijk Dat de mensch met den mensch verkeeren en gemeenschappelijk werken kan, daarin ligt zijn wonderkracht. Thans klaagt het patriottisme niet meer in hut of gehucht °-elijk eene stem m de woestijn; het kan, zoo liet wil, naar de naastbijgelegene stad Jaan en daar in het dochter-genootschap den geprangden boezem door luide woorden, door daden ontlasten, voorwaarts geleid door de Moeder van het patriottisme zelve. Alle constitutioneel en soortgelijke clubs verloopen de een na de andere, gelijk bronnen in het droge zandalleen het Jacobinisme is tot de diepe onderaardsche waterkolk doorgedrongen en kan daar zoo het met verstopt wordt, gelijk eene artesische bron steeds rijkelijk'vloeien totdat ^ de groote waterkolk uitgeput en alles overstroomd en onder water gezet is en aoach s zondvloed nog overtroffen wordt! Van den anderen kant heeft Claude Fauchet, die het menschdom voor een gouden eeuw voorbereidt, welke thans blijkbaar ophanden is, in een der vertrekken van het Palais-Royal zijn Ccrcle social geopend, met klerken, behoorlijke bureaux en dies vaT'd tr n Te '!eu»i-Fauchet, dezelfde, die in de groote Medicëische rotonde ] /f Cene Jkrede °P Franklin hield. (3) Hier doet hij nu door el van de drukpers en van welluidende gesprekken dezen winter tot aan de uiterste daarS"enrrire» Va" Spreke"- Tienduizend eerwaardige personen verzamelen zich ÜPlt !L eren naa,r deZen Wocureur-général de la vérité, gelijk hij zich zei ven betitelt, naar zijn wijzen Condorcet, (4) of een anderen welsprekenden medehelper Diewelsprekende procureur-generaal! Hij geeft, zoo goed en kwaad als het gaat, al wat hij Zr aïJPc T ,ë\°en' I1net1 Z01nder geVolgen voor zich zelven> want het leidt tot een bisd°m' 81 18 het dan 00k slechts een constitutioneel. Fauchet toont iemand te zijn met (1) Zie pag. 42. (2) Zie pag. 42. (3) Zie pag. 75. politieke kwestiën langs matliematischen weg - otdathi,°'lid trC f °plossi"S tc zockin van de sleept werd in den val der Girondijnen. Hij komt herhSdïlijk in d't werker een gladde tong, sterke borst en een gezond hart. Ontboezemingen hoort men in menigte, en werkelijk van geen kwade soort, over recht, natuur, vooruitgang en menschenliefde; of die ontboezemingen echter «pan-theïstisch" zijn of wel pot-theïstisch, daarnaar zou in deze dagen slechts een onnoozele kunnen vragen. Reeds lang voor hem had de ijverige Brissot (1) het voornemen zulk een herscheppende» cercle M. J. A. X. de Caritat, markies de Condorcet. social te stichten; ja hij beproefde het zelfs in Xeicmanstrcet, Oxfordstreet, van het mistige Bcrbi/lon (2) maar het mislukte — daar hij, gelijk sommigen beweren, het geld heimelijk in den zak stak. Fauchet, niet Brissot, was het toebedeeld zoo gelukkig te zijn, waarover intusschen de edele Brissot met een oprecht hart een luidklinkend Xunc fl) Zie noot 5 op pag. 17 en volgende. (2) Londen. Domme aanheft. (1) Maar tienduizend respectabele personen: welk een omvang hebben sommige dingen in verhouding tot hunne grootte! Wat is die eerde social, waarvoor Brissot thans op zulk een oprechten, luidklinkenden toon dat Nunc Dominc zingt ? Helaas, slechts wind en schaduw. De voornaamste werkelijkheid, die men er thans in vindt, is misschien deze: «dat een procureur-generaal van de waarheid" eenmaal, als zoon van Adam, eene lichaamsgestalte op onze aarde aannam, hoewel slechts voor maanden of oogenblikken, en dat tienduizend respectabele personen zich rondom hem verzamelden, eer nog de chaos en de nacht hem weer verslonden. Honderd en drie en dertig Parijsche journalen, een herscheppende eerde socialT redevoeringen in moeder- en dochtergenootschappen, uit de vensters der herbergen, in den hoek van den haard, bij liet middagmaal, polemiek, die dikweif met duel eindigt! Daarbij komt in een brommenden bastoon de bestendig begeleidende dissonant: gebrek aan arbeid, gebrek aan brood. Het is het derde onzer hongerjaren, dit nieuwe jaar eener glorierijke omwenteling. Wanneer de rijke in zulke treurige tijden op een middagmaal genoodigd wordt, gevoelt hij zich uit beleefdheid verplicht zijn eigen brood in den zak mede te nemen; hoe middagmalen thans wel de armen? En dat komt van uw glorierijke omwenteling! roept de een. En dat komt van de snoode verraders, de lantaren waard, die onze glorierijke omwenteling te schande maken! roept de ander. W ie schildert den ontzaglijken maalstroom waarin thans Frankrijk, in volslagene ontbinding, ronddwarrelt? De strijd, die onder ieder Fransen dak, in ieder Fransch hart plaats vindt, al het ziekelijke, dat gesproken en gedaan werd, en welks totaal-som juist de Fransche omwenteling is, dat alles is geen menschelijke tong in staat Ie verhalen. Evenmin de wetten, die, onzichtbaar, in de diepten dier ontzaglijke ontbinding van kracht zijn! Met bewondering aanschouwt de mensch het onmetelijke, zonder het te kunnen bepalen; immers hij kent zijne wetten niet, en ziet slechts, naar de verschillende trappen zijner kennis, de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten der gebeurtenissen, welke die wetten teweegbrengen. Frankrijk is als ééne ontzaglijke galvanische massa, waarin alle soorten van verre weg vreemder krachten en stoffen werken, dan chemische, galvanische of electrische, en die elkaar, positief en negatief, electriseeren en vijf en twintig millioenen Leidsche flesschen met electriciteit vullen! Wanneer de flesschen gevuld zijn, zal er op den een en anderen tijd, bij de geringste aanraking, eene ontploffing plaats vinden. DERDE HOOFDSTUK. Met het zwaard in de hand. En op dien wonderbaren grondslag moeten wet, koningschap, gezag en wat er voorts nog van eene zichtbare orde overgebleven is, zich handhaven, zooals zij kunnen. Hier, boven den wankelenden, bodemloozen afgrond heeft een hooge nationale vergadering hare tent gespannen, omhuld van oneindige duistere tweedracht, en is onafgebroken in rep en roer. Om haar is de Tijd en de Eeuwgiheid en het IJdel; en zij doet wat zij kan, wat haar gegeven is te doen. Werpen wij, met weerzin, nog eenmaal een blik naar binnen, dan ontwaren 11) Zie Brissot in den Patriote francais; Fauchet, Bouche-de fer, etc. Uittreksels in de Histoire parlementaire, VIII, IX, volg. wij weinig verblijdends: een constitutioneele theorie der onvolledige werkwoorden, die met volharding, te midden van onophoudelijke stoornis, vooruit worstelt. Door het gewicht van zijn naam en van zijn genie houdt Mirabeau van zijn spreekgestoelte menige Jacobijnsche heftigheid in bedwang; des te luider geeft zij zich daarvoor in de zaal der Jacobijnen lucht, waar men hem zelfs scherp de les leest. (1) Het pad van dezen man is geheimzinnig verdacht, moeilijk, en hij bewandelt het zonder metgezel. Het zuivere patriottisme telt hem niet meer onder zijne uitverkorenen, het zuivere royalisme heeft een afschuw van hem, maar zijn invloed op de JÉRÖME PÉTION. wereld is overstelpend. Zoo moge hij dan voort wandelen, alleen, zonder te wankelen, werwaarts hij bestemd is, zoolang het voor hem nog dag en de nacht niet gekomen is. Maar de uitverkorene schaar der zuivere patriotten is klein. Zij telt nauwelijks meer dan dertig leden, die thans, van de geheele wereld gescheiden, aan de uiterste linkerzijde gezeten zijn. Een deugdzame Pétion, een onomkoopbare Robespierre de meest vaste, onomkoopbaarste van alle magere, scherpe menschen; de driemannen Barkave, Duport, Lameth, (2) groot in 't spreken, denken en handelen, ieder (1) Camilles Journal (Histoire parlementaire, IX, 360—85). (2) Zie pag. 209, deel I. in zijne soort; een magere oude Goupil de Prefeln: (1) op deze en die hen volgen moet het zuivere patriottisme zich verlaten. Daar, onder die dertig, kan men, hoewel hij zich slechts zelden doet liooren, ook duidelijk Philippe d'Orleans ontwaren; hij zit daar in somberé verbijstering, thans zoo goed als aangekomen in den chaos! Er bestaan spiegelingen van stadhouderschap en regentschap; in de nationale vergadering zelfs wordt over de troonsopvolging beraadslaagd, «in geval de tegenwoordige tak mocht afvallen," en Philippe, zegt men, wandelde, terwijl dat gewichtig onderwerp behandeld werd, in angstig stilzwijgen door de zijgangen; maar alles werd tot niets. Mirabeau, die den man scherp doorzag, riep in krachtige, onvertaalbare, woorden uit: «Ce j—f— ne vaut pas la peine quon se donne pour lui." Het werd alles tot niets, en middelerwijl, zegt men, moet de beurs van Philippe uitgeput zijn ! Kon hij, wien het aan alles behalve aan geld ontbrak, den begaafden patriot, wien niets dan dat ontbrak, een weinig geld weigeren? Geen pamflet kan zonder geld gedrukt, of ook maar geschreven worden zonder voedsel, voor geld verkrijgbaar. Zonder geld kan zelfs de meestbelovende plannenmaker geen voet voorwaarts zetten ; individueele patriottische of andere plannen vereischen geld : hoe veel te meer vertakte kuiperijen, die van geld leven en bestaan, met drakenhonger naar geld verlangen en in staat zijn om geheele vorstendommen te verslinden! En zoo heeft prins Philippe zich te midden zijner Sillery's, Laclose's (2) en der verwarde zonen des nachts voortgezweept, hij, het middelpunt der vreemdste, duistere verwarring, van waar, wij herhalen het, blijkbaar een epische, bovennatuurlijke machinerie van argwaan is uitgegaan; terwijl geen levend wezen (zoo 't niet bij de oppergenius daarvan, de vorst van de machten der lucht) nu wel meer in alle bijzonderheden te weten zal komen, wat verraad, wat listen en lagen en onheil daarin al gewoond en gewerkt hebben. Camille's vermoeden is het waarschijnlijkste, dat namelijk de arme Philippe zich in een verraderlijke speculatie tot zekere hoogte verhief, gelijk hij vroeger in een der eerste ballons opsteeg, maar dat hij, verschrikt over den nieuwen toestand, waarin hij geraakte, weldra de klep opende en neergedaald was. Een grooter dwaas dan toen hij opsteeg! Bovennatuurlijke argwaan te verwekken, dat was zijne taak in het omwentelings-epos. Maar thans, nu hij den hoorn des overvloeds van klinkende specie verloren heeft, wat blijft hem over te verliezen? In dikke, in- en uitwendige duisternis moet hij zich voortwentelen in dat onzalige doodselement, de ongelukkige! Nog eens of tweemaal zullen wij hem zien opduiken, terwijl hij, doch te vergeefs, pogingen aanwendt, om zich uit dat drabbige doods-element uit te werken. Voor een oogenblik, het is het laatste, springt hij of werpt men hem in de hoogte, zoodat hij zelfs tot zekeren luister en vermaardheid geraakt — om daarna voor immer te zinken ! De cótè droit blijft niet minder volharden, ja zelfs met meer opgewektheid dan ooit, schoon thans bijna alle hoop verdwenen is. Wanneer een onbekend royalist van het land den taaien abbé Maury met dankbare verrukking de hand drukt, schudt deze zijn onbuigzaam, stalen hoofd en antwoordt: «Hélas, monsieur, al wat ik hier doe, is zoo goed als tiie/s." De kloekmoedige Faussigny, dien wij slechts deze ééne maal in de geschiedenis aantreffen, treedt als razend midden in de zaal en roept: »Er is maar één middel om met hen terecht te komen, en dat is, om met het zwaard in de hand op die gaillards aan te vallen," waarbij hij woedend op onze dertig uitverkorenen aan de uiterste linkerzijde wijst! (3) Het gevolg daarvan is een algemeen geraas en geschreeuw, debatten, berouw en — vergetelheid. Allengs komt men rechtstreeks tot onverdraagzaamheid en een zoogenaamde breuk. De heftige, theoretische aanval van Faussigny li N. Goupil de Préfeln, overleden in 1801, was lid der rechterlijke macht, toen hij tot lid der Staten-Generaal gekozen werd. Het was een onstandvastig man, die nu eens op de hand was der revolutionnaire partij, dan op die van het hof. 2) Zie noot 4 op pag. 332. deel I. (3) Moniteur, Séance du 21 Aout 1790. vond in Augustus 1 / 90 plaats, en voordat de eerstvolgende maand Augustus gekomen is, scheurt zich het beruchte aantal van twee honderd twee en negentig, de uitverkorenen van het royalisme, plechtig van een nationale vergadering los, die in handen eener factie is, en gaan heen, het stof van hunne voeten schuddende. In verband met dat «zwaard in de hand,'' valt er nog iets anders op te merken. W ij hebben eenige malen van duëls gesproken en doen opmerken, hoe er in alle oorden van Frankrijk tallooze duëls voorvallen, en twistredevoerders en tafelgezellen den wijnbeker en de wapenen der rede en des woords ter zijde stelden, om elkaar in het afgebakend perk te ontmoeten, waar zij elkaar bloedig verlieten, of ook niet verlieten, maar, de een door het staal van den ander doorboord, vielen en bij het gelijktijdig eindigen van leven en wrok — stierven, gelijk dwazen sterven. Die toestand heeft lang geduurd en duurt nog steeds voort. Maar thans schijnt het alsof het verraderlijke royalisme in zijne wanhoop zelfs in de hooge nationale vergadering een nieuwen weg ingeslagen heeft, dien van door stelselmatige duellen het patriottisme te vernietigen! \ oorvechters, » spadassins van die partij gaan snoevende rond, of zijn voor een spotprijs te krijgen. Eerst kort geleden zag het wantrouwende oog van het journalisme twaalf spadassins uit Zwitserland komen, zoo kent het almede een aanzienlijk getal sluipmoordenaars (nombre constdérable d'assassins), die zich in schermzalen en in schietbanen oefenen. Men behoeft immers slechts den een of anderen patriottischen afgevaardigde van beteekenis uit te dagen, al komt hij er ook tienmaal gelukkig af, eenmaal moet hij toch noodzakelijk vallen en Frankrijk in rouw dompelen. Hoeveel uitdagingen heeft Mirabeau niet gehad, vooral zoolang hij voor de zaak des volks streed! Uitdagingen bij honderden, die hij thans, daar eerst de constitutie gemaakt moet worden, en zijn tijd kostbaar is, steeds met een vaste formule beantwoordt: "Monsieur, gij staat op mijne lijst, maar ik zeg u vooruit, dat zij lang is, en ik geef geene voorkeur." Immers, had men niet in den herfst het duël tusschen Cazalès en Barnave, de beide hoofdmeesters in den tongenstrijd, die thans tegenover elkaar staan ten pistoolstrijd? \\ ant Cazalès, het hoofd der royalisten, of Zwarten, noirs, gelijk men ze noemt, zeide, in een oogenblik van drift, dat de patriotten louter brigands waien, ja en hij vestigde terwijl hij dat zeide, zoo scheen het ten minste, vooral een vuurblik op Barnave, die niet kon nalaten met gelijke blikken te antwoorden, met een rendez-vous in het Bois de Boulogne. Het tweede schot van Barnave t'of Cazalès hoed. De voorste punt van een driekanten hoed, zoo als men toenmaals droeg, brak de kracht van den kogel en het schoone voorhoofd werd slechts even geschramd. Maar hoe licht had het geval niet omgekeerd kunnen zijn en Barnave's hoed minder steek gehouden. Het patriottisme heft luide klachten aan over het duëlleeren in het algemeen en verzoekt de nationale vergadering, zulke middeleeuwsche barbaarschhcden door eene wet tegen te gaan. Ja waarlijk, eene bai baarschheid en onzinnigheid, of wordt er wel iemand door overtuigd of overreed dat men hem een half ons lood door hot hoofd jaagt? Voorzeker niet! — Barnave werd door de Jacobijnen met omarmingen, maar ook met verwijtingen ontvangen. Hieraan gedachtig, en wel wetende dat hij in Amerika eer als roekeloos en onbedachtzaam dan als een lafaard bekend stond, zwakker van hoofd dan van hart weigert Charles Lameth op den Ilon November zeer bedaard voldoening te geven aan een \urigen jonker uit Artois, die opzettelijk gekomen is om hem uit te dagen; doch neen, eerst belooft hij bedaard voldoening te zullen geven, en daarna laat hij het gerust aan twee vrienden over, om in zijne plaats te gaan en den jonker tot ïede te brengen; hetgeen hun dan ook gelukt. Eene bedaarde handelwijze, even voldoende voor Lameth als voor de beide vrienden en den driftigen jonker uit Artois, waardoor men denken zou, dat de zaak afgedaan was. Dat was zij echter niet. Immers toen Lameth des avonds naar de nationale Plundering van het uotel de Castries op den Faubourg St.-Gek>iun te Parijs, op 13 Novkmbeb 17'JO, vergadering ging, werd hij in de zijgangen met hoon en spot en openlijke beleedigingen door de rovalisten ontvangen. Het menschelijk geduld heeft zijne grenzen. »Monsieurzeide Lamkth, zich tot zekeren Lautrec wendende, een gebochelde of in eenig'ander opzicht mismaakte, maar die een scherpe tong had en een Zwarte van de donkerste tint was: »monsieur, indien gij een man waart om mee te vechten !' „Dat ben ik!" roept de jonge hertog van C\stries. (1) Snel als de bliksem antwoordt Lameth: «Toiit a l'heure, terstond dan!" En zoo ziet men, terwijl het reeds donker begint te worden, in het Bois de Boulogne twee mannen met leeuwenblikken in een behendige stelling, met de zijde naar voren, met den rechtervoet voor, stoccado en passado, in tertsen en kwarten zwaaien en stooten, met het oogmerk om elkaar te doorboren. Ziet, daar doet de doldriftige Lameth met al zijn gewicht een woedenden uitval, maar Castries springt vlug ter zijde, Lameth doorklieft slechts de lucht — en brengt zich met de punt van Castries degen een diepe snede aan zijn uitgestrekten linkerarm toe. Daarna wordt, na behoorlijk bloeden, verbleeken, chirurgijns-verband en andere formaliteiten, het duel, tot wederzijdsche voldoening, als afgedaan beschouwd. Maar zal er dan in het geheel geen einde aan komen? De geliefde Lameth heeft1 een diepe wond en is niet buiten gevaar. Zwarte verraderlijke aristocraten dooden de verdedigers van het volk, doorboren hen, niet met bewijzen, maar met puntige degens. En de twaalf Spadassins uit Zwitserland, en het aanzienlijk getal sluipmoordenaars, die zich op de schietplaatsen oefenen? Zoo denkt en schreeuwt liet verwoede patriottisme gedurende zes en dertig uren met steeds stijgenden toorn. Na verloop van "die zes en dertig uren, op Zaterdag den 13d"", zijn wij getuigen van een nieuw schouwspel: de straat de Varennes en de naburige boulevard des Invalides geraken opgevuld met een bonte, woelige menigte; het hotel Castries is als een dolhuis, door den duivel bezeten; uit alle vensters vliegen bedden, lakens en gordijnen, goud- en zilverwerk, spiegels, schilderijen, beelden, commodes chiflonières, en alle mogelijke huisraad, te midden van het gejuich des volks, doch zonder dat het geringste gestolen wordt, want het geroep gaat: »"\\ ie maar een spijker steelt zal gehangen worden." Het is een plebiscitum of informeel beeldstormersbesluit van het gepeupel, dat men bezig is ten uitvoer te leggen ! - Het stadsbestuur siddert en beraadslaagt, of het de krijgswet toepassen en den drapeau rouge■ {d) uitsteken zal; in de nationale vergadering hoort men luide klachten of nauwelijks onderdrukten bijval; de abbé Maury is buiten staat om te bepalen, of het beeldstormende gepeupel veertig- of wel tweemaal honderdduizend man sterk is. Deputatiën en snelle boden, want het is vrij ver aan de overzijde der rivier, trekken heen en weer. Lafayette en de nationale garde begeven zich, doch zonder drapeau rouge, en blijkbaar niet in de grootste haast, op weg. Ja, op de schouwplaats aangekomen, groet hij met den hoed in de hand, alvorens hij de bajonetten laat opsteken. Wat baat het? Het -plebeïsche hof van cassatie," gelijk de geestige Camille het noemt, heeft zijn werk volbracht, het komt naar buiten met losgeknoopte vesten en omgekeerde zakken; rechtvaardige verwoesting, geene plundering is bedreven! Met onuitputtelij geduld vermaant de held van twee werelden; door overreding, met zekeren zachten dwang, schoon ook met opgestoken bajonetten, brengt hij de menigte tot bedaren en verstrooit hij haar. Den volgenden dag gaat alles zijn gewonen gang. Onder zulke omstandigheden mag evenwel de hertog de Castries wel "aan den president schrijven," mag zich wel over de grenzen begeven, om troepen op de been te brengen, of wat anders in hem is, te doen. Het royalisme ziet geheel en al van zijne vechtmethode af, en de twaalf Spadassins keeren naar Zwitserland of naar het land der (1) Armand Nicolas Augustin, hertog de Castries, geboren in 1756, was een der vurigste royalisten, die spoedig na dit voorval emigreerde en eerst in 1814 terugkwam. (2) Ziepag. 24. 16 II droomen terug, wat ook hun eigenlijk vaderland mag zijn. Ja, de uitgever Prudhomme is gevolmachtigd tot een merkwaardige aankondiging: «Wij zijn gevolmachtigd," zegt de vervelende, snoevende drukker, -,om aan te kondigen" dat monsieur Boyer de kampvechter voor goede patriotten, aan het hoofd staat van vijftig spadassinicides of sluipmoordenaar-dooders. Zijn adres is Passage du Bois de Boulogne, Faubourq üems. (l Een merkwaardig instituut inderdaad, dat van Boyer en zijne spadassinicides! Intusschen behoeft men thans zijne diensten niet meer, daar, gelijk gezegd is het royalisme de rapiermethode, als 'ten eenenmale onuitvoerbaar' ontgeven heeft. ' VIER DE HOOFDSTUK. Vluchten of niet vluchten. De waarheid is, dat het royalisme ontwaart, dat het dagelijks meer en meer een treurig uiteinde nadert Van gene zijde van den Rijn komt de bewering, dat de koning zijne Tudet teen niet vrij is; de arme koning moge zulks van ambtswege tegenspreken maar m zijn hart gevoelt lnj dikwerf, dat het niet. te loochenen valt. Men denkè echts aan de constilution civde der geestelijkheid, en aan het besluit tot afzetting van e rspanmge geestelijken; (2) zelfs op dit laatste kan hij, ofschoon zijn geweten eï "i b j >a tegen verzet, geen neen zeggen, maar is, tlvee maanden dralens, genoodzaakt ook dl te onderteekenen. Het was op den 21*'*" Januari 1791, dat hij het teekende tot SX . V3n Z1J" °P an(lerm 2lS'e" Jam,ari! Zo° heeft thans weerbarstige uitgeworpen priesters, voor den een onoverwinnelijke martelaars voor den (eren onverbeterlijke, haarklovende verraders. En zoo is thans gebeurd wat wij eens voorspiegelden: door den godsdienst of liever door den schijngodsdienst is ihle verbiMert Tl ^7™ tWe6Spalt geraakt> die alle vorige aanmerkelijk verwikkelt en verbittert en slechts door vuur en zwaard in de Vendée genezen kan worden. ï ^ ,°flngSchaP' gelukkige Majesteit, erfelijke vertegenwoordiger representant hereditaire, (3) of hoe anders de naam van hem moge z|n, van wien gardes z°jn oniTe^^'v611 T" iT* f° WeI"ig geg0Ven is! Blauwe nationale gardes z.jn om de Tuileneen gelegerd, ook een Lafayette, die schrale constitutio- neele pedant helder schraal onbuigzaam, als water dat in dun ijs veranderd l .. art koningin niet kan beminnen. De nationale vergadering die' *.j «eten waar, hare tent heeft uitgespannen, houdt hare zittingen ver van daar, 4) en ,s bestendig i„ rep en roer. Van buiten af hoort men shLht"van mu te- njen als te Na»cy, van verwoeste «*>****. van oproer en opstand van opróer Noorden en Zuiden, te Ave, Douay, Be/ft»-!, Usez, Perpignan, tc Nimes (5) lo! ?.évolutlorls do Paris (Histoire parlementaire, VIII 440, , ., , over de "ccnstitution civile du clerfé" nag n v™ k • ,, , . , , lijkheid tegen deze nieuwe regeling verzet en on alle m^oiiii™ „ • ? beginne af had zich de geesteren (zie noot 1 op pag. 13) tegengewerkt Van Lr dnt ƒ k ? IJze" den verkoop der kerkelijke goede27 November 1790 dat de feSken zlu£ Y?r*aderin/ te'> laatste decreteerde, getrouw te zijn en de «constitution civile" ? ni! ' aan de wet en aan den koning van hun geestelijk ambt. De meeste priesters weigerden 1 6 *5" ,ver,vallen verklaard te worden werden zij in twee partijen gesplist: 1 f eed te doen en va" di™ W af genoemd werden, en prétres réfractaires ' n es ofjureurs, zooals zij honend door de anderen * 2 — *'* **«1 aangenomen, vertegenwoordigers samen te roepen noch on hnnnp C1 natie, wien noch het recht toekwam hare Miffnet: Histoire de la nLZln francaüe. * Werkzaamheden »"loed te oefenen. Vergelijk (4) Zie pag. 8. (5) Dulaure I, pag. 384. en in het onverbeterlijke pauselijke Avignon. (1) Het is een onophoudelijk knetteren en fonkelen van oproeren over Franknjhs gelieele uitgestrektheid — ten blijke, hoe elektriek het wordt. Daarbij komt de harde winter, de bestendig brommende bastoon van den nood, de grondtoon en basis van alle andere dissonanten. Het plan van het koningschap, voor zooverre men zeggen kan dat het een bepaald plan heeft, is nog altijd om naar de grenzen te vluchten. In waarheid, het eenige plan, dat nog iets, hoe gering dan ook, belooft! Men vluchte naar Bouillé en verschanse zich achter kanonnen, die door veertigduizend niet verleide Duitschers bediend worden; men eische de nationale vergadering op daarheen te komen, eische ten minste diegenen hunner op, die royalistisch-constitutioneel gezind of door geld te winnen zijn, en jage de overigen, des noods door kartetsen, uiteen. Jacobinisme en muiterij mogen, door kartetsen gedreven, met één wild gehuil vluchten in de oneindige ruimte. Men dandere over geheel Frankrijk met den mond des geschuts; niet door smeekingen, neen, door bevelen worde dit oproer tot zwijgen gebracht! Daarna heersche men zoo constitutioneel als immer mogelijk, oefene gerechtigheid, beminnc barmhartigheid, zij de ware herder, niet slechts de scheerder, de valsciie schijnherder, van dit arme volk! Dat alles worde gedaan, zoo men moed heeft. Bezit men dien niet, dan legge men zich in 's hemels naam te slapen; een andere dragelijke keus bestaat er niet. Ja, hadde men slechts een man, dan zoude het misschien mogelijk zijn. Immers, zoo al de onbeschrijfelijke maalstroom van Babylonische verwarring (gelijk onze eeuw is) niet door een enkel man, maar slechts door den tijd en meer dan één man tot bedaren gebracht kan worden, dan zou één man toch de stuiptrekkingen kunnen matigen, zou vereffenen en leiden, en zonder verzwolgen te worden, zich bovenop kunnen houden, — gelijk heden ten dage zoo vele mannen en koningen doen. Voor een man is veel mogelijk, een man die kent en kan, zal men gehoorzamen en hem eerbiedig zijn kcnning of koning noemen. Heerschte niet Karel de Groote? En bedenk of hij rustige tijden had, hij, die met een vreeselijken slag vierduizend Saksers boven de Weserbrug liet ophangen! (2) Wie weet ook, of in dit zelfde dolle, fanatieke Frankrijk de rechte man werkelijk niet reeds bestaat? Een olijfkleurig man, die zich weinig uitlaat, voor het oogenblik luitenant bij de artillerie, die eens in de school van Brienne wiskunde studeerde ? Dezelfde die zich in den vroegen morgen op weg begaf, om te Dóle proeven te corrigeeren en bij Joly een schraal ontbijt nuttigde? (3) Die man is, even als zijn vriend, de beroemde generaal Paoli, (4) juist in deze dagen naar Corsica, zijn vaderland, gegaan, om de plaatsen zijner jeugd te bezoeken en te zien, wat daar voor de democratie gedaan kan worden. Het koningschap brengt zijn plan om te ontvluchten nooit ten uitvoer, maar laat het ook nooit varen, het leeft in bestendig afwisselende hoop, besluiteloos, tot het noodlot beslist. Geheel in het geheim wordt er een levendige briefwisseling met Bouillé gehouden; ook hoort men meer dan eens van een ontwerp gewagen, om den koning naar Rouaan te vervoeren; (5) het eene ontwerp na het andere duikt op en duikt onder, gelijk dwaallichten bij onstuimig weder, die nergens heenleiden. Te tien uur des avonds zit de Erfelijke Vertegenwoordiger en partie guarrée met de koningin, met broeder (1) Avignon, dat van 1309—1376 de zetel was der pausen (Babylonische gevangenschap) en pauselijke bezitting bleef, werd bij decreet van 14 Sept. 1791 door de Nationale Vergadering bij Frankrijk ingelijfd. (2) 782 n. Chr. (3) Zie pag. 86. (4) Pascal Paoli (1726—1807), een geboren Corsikaan, had zich vooral jegens zijn vaderland verdienstelijk gemaakt in den strijd tegen Genua en de Franschen, totdat hij in 1769 door de laatsten overwonnen werd en zich naar Engeland begaf. In 1790 werd hij teruggeroepen en Lodewijk XVI benoemde hem tot luitenant-generaal en commandant van het eiland. In den verderen loop der revolutie speelde hij Corsica een tijdlang in de handen der Engelschen. Hij stierf in 1807 te Londen. (5) Histoire parlementaire, VII, 316. Bertrand de Mollevili.e etc. Monsieur en Madame en speelt »wisk" of whist. Met een geheimzinnig gelaat treedt Campan binnen en brengt eene boodschap, die hij slechts ten halve verstaat: zekere comte d'Inisdal staat gehaast buiten in de voorkamer te wachten, de kolonel deinationale garde, die dezen nacht de wacht heeft, is gewonnen, postpaarden staan voor den geheelen weg gereed, een aantal edellieden zijn gewapend en vastberaden: wil Zijne Majesteit, nog vóór middernacht, er in toestemmen om te gaan? Diepe stilte, Campan wacht verlangend naar een antwoord. «Heeft Uwe Majesteit gehoord wat Campan zeide?" vraagt de koningin. «Ja, ik heb het. gehoord," antwoordt Zijne Majesteit en, speelt voort. Een aardig liedje van Campan, meent monsieur, die wel eens geestig wilde zijn; Zijne Majesteit speelt nog steeds whist, zonder te antwoorden. .-In ieder geval dient men aan Campan toch iets te antwoorden," merkt de koningin aan. «Zeg monsieur d'Inisdal," hernam de koning, en de koningin leide den nadruk daarop, «dat de koning er niet in toestemmen kan, om zich met geweld te laten wegvoeren." — «Ik zie," zeide d'Inisdal, zich ras omkeerende, op een bitteren toon, «wij loopen het gevaar, en zullen, in geval liet mislukt, ook al de schuld moeten dragen," (1) — en verdwijnt, hij en zijn complot, gelijk gewoonlijk met dwaallichten het geval is. De koningin bleef tot laat in den nacht op en pakte kostbaarheden in, maar het kwam tot niets; in die verbitterde stemming was het dwaallicht uitgegaan. In dat alles is weinig hoop gelegen. Met wien zal men, helaas! ook vluchten? Onze getrouwe gardes-du-corps zijn sedert den vrouwenopstand ontbonden en naar hunne steden of over den Rijn naar Coblen/z- en de uitgeweken prinsen gegaan. De wakkere Miomandre en Tardivet, (2) die beide getrouwen, hebben in een nachtelijke samenkomst met beide Majesteiten hun reisgeld in gouden louis d'or bekomen, benevens hartelijken dank van de lippen eener koningin, terwijl daarentegen Zijne Majesteit met den rug naar het vuur gekeerd stond zonder te spreken. (3) Thans zwerven zij door de provinciën rond, waar zij verhalen van de gevaren, die zij ter nauwernood ontsnapt zijn, en van de gruwelen des opstands. Ontzettende gruwelen, die echter door nog grootere in de schaduw gesteld zullen worden. Maar over het geheel, welk een verschil in vergelijking met den ouden luister van Versailles! Hier in deze armoedige Tuilerieën paradeert de brouwer Santerre, als kolonel der nationale garde, van ambtswege achter den stoel Harer Majesteit. Zij, die de hooge eerambten bekleeden, zijn allen over den Rijn gevlucht; aan het hof valt thans niets meer te winnen dan eene hoop, waarvoor men zelfs zijn leven op het spel moet zetten! Onbekende, bedrijvige lieden komen aan de achterdeuren met geruchten, oppervlakkige ontwerpen en nuttelooze pocherijen. Jonge royalisten neuriën liedjes in het Théatre de Vaudeville, indien dat maar wat baten kon! Ook vindt men royalisten genoeg, kapiteins op verlof, afgebrande seigneurs in het Café de T alois bij den restaurateur Méot. Hier blaast de een den anderen in hellen loyalen gloed, drinken zij met den wijn, dien zij zich kunnen verschaffen, op de vernietiging van het sansculottisme, toonen opzettelijk vervaardigde dolken van een verbeterd maaksel, en wanneer zij veel wagen, eten zij te samen. (4) Het is hier ter plaatse en in deze maanden, dat men don bijnaam van sansculotte het eerst op het behoeftige patriottisme toepast; tot nog toe kende men slechts Gil hert (5) Sansculotte, den armen dichter. (6) Broekeloos, een treurige ontbering, die niettemin, wanneer (1) Campan, II, 105. (2) Zie pag. 324, d:.l I. (3) Campan, II, 199—201. (4) Dampmakti.n, II, 129. (5) Nicolas Joseph Laurent Gilbert (1757—17S9), geboren te Fontenai-le-Chateau, uit zeer arme ouders, die hem evenwel eene goede opvoeding lieten geven. Hij kwam te Parijs, waar hij zich met eenjge gedichten bij verschillende edelen vervoegde, maar overal afgewezen werd. Hij stierf op zeer ellendige wijze in het Hotel-Dien. (6) Mercier, Nouveau Paris III, 204. twintig millioenen daarin deelen, ten laatste krachtdadiger wordt dan alle bezittingen. (1) Te midden van dien chaos van fanfaronnades, windontwerpen en opzettelijk vervaardigde dolken, vertoont zich intusschen één anker der hope, één punctum saliens van leven en mogelijkheid: Mirabeau's vinger! Mirabeau en de koningin van Frankrijk hebben eene bijeenkomst gehad, en hebben elkaar met wederzijdsch vertrouwen verlaten! Het luidt vreemd, geheimzinnig als de verborgenheden, maar is boven allen twijfel verheven. Op zekeren avond steeg Mirabeau te paard en reed geheel alleen westwaarts — wellicht om vriend Clavière op diens buitenplaats te bezoeken? Voordat hij echter bij Clavière kwam, sloeg de peinzende reiziger een zijpad in, dat naar de achterpoort van den tuin van St. Clou/1 leidt. Daar was een hertog van Aremberg, of iemand anders, om hem binnen te geleiden, de koningin bevond zich in de nabijheid; op een rondpoint, de hoogste in den tuin van St. Cloud, aanschouwde hij het gelaat der koningin, sprak alleen met haar onder het nachtelijk sterrendak. Welk eene samenkomst, voor ons, in weerwil van alle navorsching, een even onnaspeurlijk geheim als de gesprekken der goden! (2) Zij noemde hem * oenen Mirabeau;" elders lezen wij, dat zij van hem, den woesten getemden Titan, verrukt was, gelijk het over het algemeen dit hooge ongelukkige hart tot eer verstrekt, dat geen man van eenige begaafdheid, geen Mirabeau, ja geen Barnave, geen Dumouriez met haar in aanraking kwam, zonder dat zij, in weerwil van alle vooroordeelen, zich gedrongen gevoelde, hem recht te laten wedervaren, hem met vertrouwen te naderen. Het hooge, keizerlijke hart gevoelde zich als van nature aangetrokken tot alles wat eene hoogte had. "Gij kent de koningin niet,' zeide Mirabeau eens in vertrouwen, "hare zielskracht is buitengewoon, zij is een man, wat haren moed betreft." (3) — En zoo heeft zij op die hoogte, onder het nachtelijk hemelgewelf met eenen Mirabeau gesproken: loyaal heeft deze de hand der koningin gekust en met geestverrukking gezegd: «Madame, de monarchie is gered." — Zou het mogelijk zijn? De vreemde machten, die men in het geheim polste, gaven gunstig, doch behoedzaam antwoord. (4) Bouillê was te Mets en kon zich op veertigduizend Duitschers verlaten. Met Mirabeau als hoofd en Bouillè tot hand laat zich inderdaad wel iets doen — zoo niet. het noodlot tusschen beide treedt. Maar men verbeelde zich, in welk een duizendvoudige omhulling en dichte duisternis zich het koningschap moet steken, dat van zulke ontwerpen zwanger gaat. Er zijn lieden met "toegangkaartjes," er zijn ridderlijke beraadslagingen, geheimzinnige samenzweringen. Doch kan het samenzwerende koningschap, in welken sluier het ook gehuld moge zijn, den blik van het patriottisme ontduiken, de duizende en nog eens duizende lynx-oogen, die er op gevestigd zijn, en die in den donker zien ? Wat weet het patriottisme al niet! het kent de opzettelijk vervaardigde dolken, ja zou de werkplaatsen kunnen aangeven, waar zij gemaakt zijn ; het kent de legioenen mouchards van sieur Motier, de toegangkaartjes en de lieden in 't zwart, en het weet hoe het eene plan van ontsnapping op het andere volgt — of zou kunnen volgen. En voorts de liedjes in het Thédtre de Vaudeville geneuried, of nog erger, het gefluister, het boteekenisvolle knikken van verraders met knevelbaarden! Daarbij verbeelde men zich het luide alarmgeschreeuw van de honderd en dertig journalen, het Dionysius-oor (5) van elke der acht en veertig sectiën, die dag en nacht wakende zijn. Het patriottisme duldt veel, maar alles kan het niet dulden. Het Café de Procope heeft eene deputatie van patriotten, openlijk door de straten gezonden, om (1) De abbé Maury wordt gedoodverfd als de uitvinder van dit woord. Bij gelegenheid, dat er op de publieke tribunes van de Vergadering door eenige vrouwen veel rumoer gemaakt werd, zou liij den voorzitter verzocht hebben, die «sansculottes" het zwijgen op te leggen. (2) Campan, II, 17. (3) Dumont, pag. 221. (4) Correspondance secrète (Histoire parlementaire, 169—173). (5) Dionysiux I '405—368 v. Clir.) de tyran van Syracuse, bekend door zijn argwaan en zijne wreedheden. slechte journalisten in vertrouwen eens ernstig de waarheid te zeggen. De slechte journalisten beloven zich te zullen verbeteren, maar doen het niet. Verscheidene deputatiën gingen om eene verandering van ministerie te krijgen - in eene daarvan zag men zelfs den maire Bailly te zamen met den Cordeher Danton — en zij hebben hun doel bereikt. . aar wat baat zulks Het geslacht der kwakzalvers, zoowel van dezulken die het zijn wi.len, als dergenen die het zijn moeten, is eeuwigdurend. De ministers Duportail (1) en Ditertre (~) zullen in vele opzichten even zoo moeten handelen als de ministers ice en Latoi r-du-Pin. (3) Zoo gaat de dolle wereld haren gang. Maar wat moet thans de behoeftige patriot gelooven, waaraan moet hij zich houden in deze ongelukkige dagen, waarin hij door zulke verwarde, elkaar weersprekende indrukken bestormd wordt? Voor hem is alles onzeker, behalve dat hij ellendig en arm is, behalve dat een glorierijke omwenteling, het wonder van de geheele wereld, tot nog toe geen brood noch vrede gebracht heeft, bedorven als zij is door verraders die moeielijk te ontdekken zijn. Door verraders die óf onzichtbaar in duisternis wandelen — óf wanneer men ze voor eenige oogenblikken ziet, snel weer in vale schemering verdwijnen. Bovennatuurlijke argwaan beheerscht opnieuw de gemoederen Ho ;sVenT?d lner tey plaatse:" 200 schriJft CARRA (4) aan de Anncdespolidques reeds n 1 I ebruan „kan er in t minste aan twijfelen, dat dit volkje het hardnekkige p an ïeeft gevormd, om den koning weg te voeren en dat men voortdurend te dien einde aller ei listen en lagen in het werk stelt." Niemand! Dè waakzame moeder van het patriottisme zond derhalve twee leden aan hare dochter te Versailles, ten einde te onderzoeken hoe de zaken daar stonden. Nu, en wat bleek uit dat onderzoek ? De patriot Carra gaat voort: „Wij allen hebben verleden Zaterdag met eigen ooren liet vers ag der beide afgevaardigden gehoord. Zij gingen met eenige Versaillers in de ko- _j' i ' i.i.. oormali0e gardes-dn-corps. Daar vonden zij tusschen de zeven en achthonderd paarden, die bestendig gezadeld en getuigd waren om op den eersten wenk gereed te zijn voor de reis. Dezelfde afgevaardigden zagen bovendien met eigen oogen verscheidene koninklijke rijtuigen, waarop men juist in dat oogenblik groote, volgepakte koffers laadde - vaches de cuir, „lederen koeien," gelijk men ze noemt „terwijl liet koninklijke wapen op de paneelen bijna geheel uitgewischt was. Inderdaad, eene zaak van gewicht! „Ook verzamelde zich dien dag het geheele corps marechaussee (o) of politie-ruiters met wapenen, paarden en ba<*a' van «constitu- reerden. den over- , - - , ivu ui uen ïoop v tioneele handelingen heschii HicrH •ji.r, , . e-. —j" inuesi nemen. ,'llJ, .week ,!at" V.1/ ?aar Amerika, maar Napoleon schrapte hem van de lijst der geëmi tocht in im. an 'Jk kü" te,'Ugkomen' dat hiJ evenwel niet bereikte, want'hij stierf op (2) Marguérite Louis Fr&ncois Duport-Dutertre f1754 170^ „i i . i T r 26 °riL^ïnister van justiti°- h« ^J^srnva,,Lat in verband -tond met den oord en ater over zekere® z"ttr\enïnSgnen e^otieï -~halken ** 'ec.ftspraak * * Ueteu '6atg Leopofd dfl broeder ^an" Mari'e^An toi ne 11 e ^ ^ (7) Cakra's journal, 1 Februari 1791. (Histoire parlementaire, IX, 39 . Ja, ware de hoogste uitvoerende bewindsman, al ware het ook in een van die „ner®ï Z g°pakt; 'far eerst veil'g tot hen overgebracht! Het zonderlingste an alles echter is, dat het patriottisme, hetzij nu dat het op goed geluk af blaft of door een instinct van bovennatuurlijke scherpzinnigheid geleid wordt, ditmaal ZRot,,,?VT f 0™\ie/°'n[et over blaft. De geheime brief wisseling an Boulle, die later in het licht gegeven werd, levert daarvan het bewijs. Ja, het valt niet te loochenen, en is voor allen zichtbaar, dat mesdames des konings tantes, toebereidselen maken om te vertrekken, dat zij reispassen van het ministerie, een veilig geleide van het stedelijk bestuur verzoeken, waartegen Marat iedereen waarschuwt op zijne hoede te zijn. Deze oude béguines zullen geld, ja den t,Jh ^ . medenemen «daar zij sedert eenigen tijd een vreemd kind opgevoed e ben dat zij, m zijne plaats achter willen laten." Bovendien dienen zij als een van nrf fï T , gl® W6rpt °m tö Z'en ll0e de Wind Waait. eene SOOrt de'iegei' e men aat,Vliegen' om zeker te zijn of de groote papieren vlieger, de \lucht aes konings, wel zal opgaan. °»der, dez!_ verontrustende omstandigheden verloochent liet patriottisme zich in g ™ " stedelijk bestuur zendt naar den koning, de sectiën zenden naar het stedelijk bestuur, de liooge nationale vergadering zal zich weldra roeren. Mide er wijl zyn op den 19,e" Februari 1791 mesdames, die Belle vue en Versailles in alle stilte hebben verlaten werkelijk vertrokken! Naar Rome, naar het schijnt, of men niet waai*heen. Zij reizen met gecontrasigneerde koninklijke reispassen, en hetgeen van nog meer belang is, met een behoorlijk geleide. De patriottische maire van liet dorp Aoret zocht haar tegen te houden, maar de flinke Louis de Narbonne, (1) een liarer £ :ri'iIenaV,n ,gal°P weg' ku'am weldra met dertig dragonders terug, en verloste aar gelukkig uit liet gevaar. Eu zoo vervolgen de arme, oude vrouwen haren weg, tot ontsteltenis van Parijs en geheel Frankrijk, welks zenuw-prikkelbaarheid uitermate da°on 13Jf 01!; , IG, Z0U ,anderS de arme Loüue en Graille> (2) in haar oude dag n, waarin zelfs het keuvelen, daar het slechts over verschrikkingen en gruwelen oop , geen genot meer baart, en men niet eens in vrede zijn orthodoxen biechtvader kan haai mocht vTren?" lia3r Verhinderen ,e gaan' werwaarts hoop op eenigen troost Zij reizen verder, de arme, oude vrouwen, met wie ieder gevoelig hart medelijden moet hebben, zij reizen verder met hartkloppingen en nauwelijks onderdrukte angstkreten, terwijl geheel Frankrijk met luiden, niet onderdrukten schrik om haar henen schreeuwt en kakelt, zulk een weerkeerig wantrouwen heerscht er onder de menschen. e Amay le Duc, meer dan halverwege de grenzen, vatten een patriottisch plaatselijk bestuur en bevolking nog eenmaal moed om haar aan te houden ; Louis de Narbonne moet thans naar Parijs terug en de nationale vergadering om raad vragen. Niet zonder moeite antwoordt deze, dat mesdames hare reis mogen voortzetten. (3) Daarop verheft zich I ar ijs erger dan ooit met een schier razend geschreeuw. In de Tuileriëèn en omstreken zijn drommen van mannen en vrouwen, terwijl de nationale vergadering over deze gewichtigste aller vragen beraadslaagt; tegen den avond heeft men Lafayette en gin. Was te Colomo in het hertogdom Parma geboren AdehiMe HHhoilwi'1 f♦ J'> "fr ■ rankriJk mot z|in moeder, die hofdame was van prinses te Parijs terug, fn December'"m'l werdTü'minder van' OorlogTn' bleef^ditlof l^Maart ml^In was eerst in 1801 in Frankr«k teru- Na "«W (2) Zie pag. 28, deel I. zich(uitd?ukt.SChUnt dat he' Vertrck Van "Mesdames" wel een soort proefvlieger was, zooals Carlyle lnd Ivnn0HoI,?ri-eS-Van CamPan' "• Pa?- 133, is waarlijk het volgende te lezen: ,Ik (madame Camnanï noodig om hen te verstrooien, en de straten moeten verlicht worden. De kommandant Berthier, (1) een Berthier, wien nog groote dingen te wachten staan, is op het oogenblik te Bellccue in Versailles als geblokkeerd. Door geen krijgslist kon hij de bagage van mesdames uit de hoven vervoeren, de vrouwen van Vcrsailles liepen als razend om hem heen, zijn eigene troepen sneden de wagenstrengen door, hij moest zich in het binnenste terugtrekken en betere tijden afwachten. (2) Alexandre Bertiiier. Ja, in dezelfde ure, waarin mesdames, nauwelijks het gevaar te Moret ontsnapt, ras naar de grenzen snellen en nog niet te Arnay aangehouden zijn, heeft haar hooge neef, de Monsieur, te Parijs in de kelders van zijn Luxembourg eene schuilplaats gezocht, en is, volgens Montgaillard, nauwelijks te bewegen om weer te voorschijn te komen. ten schreeuwende menigte, die op het gerucht van zijn vertrek bijeengeschoold is, omringt zijn paleis, (3) maar nauwelijks laat Monsieur zich zien, of het geschreeuw (1) Alexandre Berthier (1753—1815), geboren te Versailles, was in 1789 kommandant van de nationale garde te Versailles en begunstigde als zoodanig het vertrek van de tantes des konings. Onder Napoleon steeg hij tot macht en aanzien; maarschalk Berthier, vorst van Neuchatel, is te bekend om zijne verdere lotgevallen en zijne trouweloosheid jegens zijn weldoener hier te verhalen. (2) Campan, II, 132. (3) 22 Februari. verandert in luid gejuich en Monsieur en Madame worden onder vivats naar de Tuilerieën begeleid. (1) Het is een toestand van zenuw-prikkelbaarheid, zooals weinig natiën beleefd hebben. V IJ F D E HOOFDSTUK. De dag der dolken Of, wat beteekent voorts die zichtbare herstelling van het kasteel van Vincennes ? Daar alle gevangenissen overvol zijn, heeft men hier behoefte aan nieuwe ruimte; zoo luidt het bericht van liet stadsbestuur. Immers, bij de voorgevallen veranderingen in het rechtswezen, waardoor de oude parlementen afgeschaft en de nieuwe gerechtshoven nog pas onlangs ingesteld zijn, is het aantal gevangenen natuurlijk zeer toegenomen, terwijl het van zelf spreekt, dat in deze tijden van tweedracht en vuistrecht overtredingen en inhechtenisnemingen in ieder geval veel menigvuldiger zijn. En wordt nu door dit bericht van het stadsbestuur het verschijnsel niet voldoende opgehelderd? Waarlijk, de herstelling van het kasteel van Vincennes was zeker het onschuldigste van alles, wat een verlicht stadsbestuur kon ondernemen. Zoo beschouwt echter het naburige St. Antoine de zaak niet; voor St. Antoine zijn deze grijze torens en dreigende vesten, die maar al te dicht bij zijn eigene duistere woningen zijn, een doorn in het oog. Was niet Vincennes, zoo te zeggen, als een kleinere Bastille\ De groote Diderot en andere philosophen waren hier opgesloten, de groote Mirabeau, een noodlottige eclips, twee en veertig maanden lang. En thans, nu men de oude Bastille in een dansplaats heeft herschapen (hadde men slechts lust tot dansen!) en hare steenen tot het opbouwen van de brug Louis-Seize gebezigd heeft, thans breidt zich deze betrekkelijk onbeduidende Bastille met nieuwgehouwen hardsteenen uit, en spreidt haar tyrannieke vleugelen, waarmede zij het patriottisme bedreigt! Tot nieuwe ruimte voor de gevangenen? Voor een d'Orleans en de uitverkorene patriotten aan de uiterste linkerzijde. Gelijk het heet, loopt er een onderaardsche gang van de Tui!e?*ieën herwaarts. Niet onmogelijk! Parijs, dat door steengroeven en catacomben ondermijnd is, hangt wonderbaar boven den afgrond: eens wilde men het zelfs in de lucht doen vliegen — hoewel het bij nader onderzoek bleek, dat het kruit weggenomen was. Een Tuilerieën-paleis dat aan Oostenrijk en Cóblentz (2) verkocht is, moest geen onderaardschen gang hebben. Zouden niet op zekeren morgen Cóblentz en Oostenrijk daaruit voor den dag kunnen komen, om met vér dragende kanonnen het patriottische St. Antoine tot een rookende puinhoop te verpletteren ? Zoo denkt het somber gestemde St. Antoine, terwijl het in de vroege lente de werklieden, met hunne schootsvellen voor, aan deze torens ziet arbeiden. Een stadsbestuur, dat van ambtswege spreekt, een sieur Motier, met zijne legioenen mouchards, verdienen volstrekt geen vertrouwen. Ja, ware de patriot Santerre kommandant ! Maar de brouwer met zijne luide stem voert alleen over ons eigen bataillon het bevel, van zulke geheimen kan hij niets verklaren, weet hij niets, misschien koestert hij echter (1) Montgaillard, II, 282. Deux amis, VI, 1. i2) De stad, waar liet hoofdkwartier was der emigranten, II 17 niet weinig argwaan. Kn zoo gaat liet werk steeds voort, liet bedroefde sombere St. Antoinc hoort liet kloppen der hamers, en ziet steenen in de lucht zweven. (1) St. Antome wierp de eerste groote Bastille overhoop, en zou het nu nog lang aarzelen bij deze betrekkelijk onbeduidende Bastt/le ? Vrienden! hoe ware het, wanneer wij onze pieken, geweren en smidshamers namen en ons zeiven hielpen! — Geene hulp is zoo snel en zeker. Op den 28*tc" Februari trekt St. Antoinc uit, gelijk het thans ieeds zoo dikwerf gedaan heeft, en rukt, blijkbaar, zonder overmatig gedruisch, op naar dezen steen des aanstoots, Vincennes. Met de ernstige stem des gezags, zonder veel razen ot tieren, geeft St. Antome de belanghebbende partijen te kennen, dat het zijn voornemen is deze verdachte sterkte met den overigen bodem gelijk te maken. Men moge tegenwerpingen maken zoo veel men wil, het baat niets. De buitenpoort gaat open, de ophaalbruggen vallen, ijzeren vensterstaven, door smids-hamers losgebeukt, woiden tot breekijzers herschapen, een stortvloed van huisraad, steenen en dakleien stroomt naar beneden; met een verward kletteren en ratelen verricht de vernieling haar w^erk. Kn nu rennen snelle boden door de opgeruide straten om Lafayette en de stedelijke en departementale overheden te waarschuwen, het gerucht waarschuwt de koninklijke Tuileriëèn en allen, die het willen hooren, dat St. Antoinc op de been is, dat T incenncs en al wat nog staat in het land, in gevaar is van ten onder te gaan. (2) Haast u derhalve! Laat Lafayette zijne trommen roeren en Oostwaarts snellen; want voor alle constitutioneele patriotten is dit weer eene kwade tijding. En gij, vrienden van het koningschap, neemt uw opzettelijk vervaardigde dolken, uwe stokdegens, geheime wapenen en toegangkaartjes, en haast u langs achterdeuren »u te scharen om den telg van zestig koningen." Het is een volksoploop, die waarschijnlijk van d'Orleans en compagnie uitgaat, om troon en altaar omver te werpen; men zegt dat Hare Majesteit in de gevangenis gebracht, uit den weg geruimd zal worden, wat zal er dan van Z ij n e Majesteit worden? Klei voor den sansculottischen pottebakker! Of zou het onmogelijk zijn om juist lieden de vlucht te nemen, terwijl de dappere adel zich zoo eensklaps bijeen schaart? Het gevaar is dreigend, de hoop uitlokkend: de amerheeren, de hertogen Villequier, Duras, geven toegangbiljetten, zoo eensklaps verzamelt zich een dappere adel bijeen. Thans ware het de rechte tijd, om »met het zwaard in de hand op gindsche heeren aan te vallen," wanneer het maar met goed gevolg kon geschieden. De held van twee werelden is op zijn wit ros gezeten, blauwe nationale gardes, te voet en te paard, snellen Oostwaarts; Santerre en diens St. AH/o/«e-bataillon zijn reeds daar - blijkbaar niet geneigd om te handelen. Welk een taak voor u, zwaar belaste held van twee werelden! De hoon en spot en de tergende plagerijen der patriottische voorstad, die thans geheel op straat, is, zijn schier niet te verdragen, een smerige patriot pakt zelfs den generaal bij de laarzen en wil hem uit den zadel lichten. Santerre geeft op het bevel om te vuren zijdelings ten antwoord: «Dat zijn de mannen, die de BastiUe innamen" en geen trekker verroerde zich. Ook de overheid van Vinccnnes waagt het met bevel tot gevangenneming te geven of de minste ondersteuning te vereenen ; de generaal wil het dus »op zich nemen" te arresteeren. Door vaardigheid levendige behendigheid, door geduld en moedige onversaagdheid, die geen palen kent! kan wellicht het oproer nog eenmaal zonder bloedvergieten gedempt worden. Middelerwijl kan het overige Parijs met meer of minder bedaardheid zijne bezigïeden waarnemen, want wat is dit anders dan een opbruising zooals er thans zoo vele plaats vinden? De nationale vergadering behandelt juist in een van hare onstuimigste zittingen een wet tegen de emigratie; Miraheau verklaart luide: „Ik zweer bij voorbaat, dat ik er mij niet aan onderwerpen zal." Mirabeau beklimt dien dag herhaalde (1) montgaii.i.ard ii, 285. (') Deux amis, \ I, 11 15. Nieuwsbladen (Histoire parlementaire,IX, 111 117) Inneming van het kasteel van Vincennes, op 28 Februari 1791. malen het spreekgestoelte, om hem heen heerscht onophoudelijke stoornis, in hem de oude, onverflauwde geestkracht. Wat vermag het morren en schreeuwen van de rechter- of linkerzijde tegen dezen man, die daar als TcncrifJ'c of Atlas onwrikbaar staat? Met heldere gedachte, een sterke basstem, hoewel aanvankelijk zacht en onzeker, verschaft hij zich gehoor, doet den storm zwijgen; nu eens stijgt, dan daalt weer zijn toon, eindelijk verheft zich deze tot eene ver klinkende krachtige melodie, die zich zegevierend van aller harten meester maakt. Zijn ruw, gekorven gelaat, dat woest, als door vuur verschroeid scheen, wordt nu als door vuur verlicht en schittert; nog eenmaal voelt men in deze treurige tijden, welke macht en almacht het woord op de ziel des menschen uitoefent. «Ik wil zegepralen of mij in stukken laten scheuren," hoorden wij hem eenmaal zeggen. «Zwijgt," roept hij thans in het bewustzijn zijner macht op den toon des bevels, «zwijgt gij dertig stemmen — silence anx trente voix!' — en Robespierre en de dertig stemmen verstommen en de wet wordt nog eenmaal gelijk Mirabeau ze wilde. Hoe verschillend daarvan is op hetzelfde oogenblik de straatwelsprekendheid van Lafayette, die met luid schreeuwende brouwers en een ongeleerd St. Antoine te kampen heeft! Van beide wederom zeer verschillende is de welsprekendheid van het Café de Valois en de halfluide fanfaronnades van de lieden met toegangskaartjes, die juist nu de corridors van de Tuilerieën overstroomen. Zulke verschillende dingen kunnen gelijktijdig in eene en dezelfde stad plaats vinden, hoe veel te meer niet in een en hetzelfde land, op een en dezelfde planeet, met hare strijdigheden, waar ieder dag eene eindelooze reeks van strijdigheden is — die niettemin één samenhangend nettoproduct opleveren — hoewel een oneindig klein! Doch, dit zij zoo als het wil, Lafayette heeft Vincennes gered en keert met een dozijn gevangenen naar de stad terug. Het koningschap is ech!er nog niet gered — eigenlijk ook niet bijzonder in gevaar. Maar voor des konings constitutioneele garde, de oude gardes frangaises of centraal-grenadiers, wordt de toevloed van lieden met toegangkaartjes hoe langer zoo onbegrijpelijker. Zullen deze lieden Zijne Majesteit dan werkelijk in storm naar Metz voeren? Hebben verraderlijke aristocraten het oproer van St. Antoine slechts aangestookt, om zich daarachter te verschuilen? Ziet scherp toe, gij centraal-grenadiers in dienst; iets goeds kwam er nog nooit van de «lieden in 't zwart." Ja zij hebben mantels, rédingotes, ja, sommigen hunner dragen zelfs lederen broeken en rijlaarzen, als wilden zij ieder oogenblik wegrijden! Of wat steekt daar zoo in 't oogloopend uit den zak van den chevalier de Court ? (1) Gelijkt het niet op een haar naar het gevest van een snijdend of stekend wapen ? Hij sluipt rond en nog altijd steekt het wapen uit zijn linker zak. «Sta, mijnheer!" — Een centraal-grenadier pakt hem aan, grijpt het uitstekende wapen en rukt het in het daglicht. Bij den hemel! werkelijk een dolk, jachtmes of hoe men het noemen wil, juist er voor gemaakt om patriottenbloed te vergieten! Zoo ging het, vroeg op den dag, den chevalier de Court, (2) niet zonder veel geraas en gepraats. En nu die steeds aangroeiende menigte tegen het vallen van den avond? Zijn ze ook van dolken voorzien? Helaas, na een toornig over en weer praten, is men ook hen begonnen te betasten en te doorsnuffelen; alle lieden in 't zwart worden in weerwil van hunne toegangkaartjes, bij den kraag gevat en onderzocht. Stuitende gedachte : telkenmale toch, als men bij een hunner een dolk, stokdegen, pistolen, of al ware het maar een kleermakersnaald, vindt, haalt men die met luide smaadredenen te voorschijn, en werpt hem, den ongelukkigen man in 't zwart, snel de trappen af. En zoo komt hij, smadelijk geworpen van schildwacht tot schildwacht, ja, gelijk er geschreven staat, door stooten, duwen en onnoemelijke schoppen a posteriori (1) Weber, II, 286. (2j de Court de Tombelle, chevalier de Saint-Louis. Dag' dek doi.kfn, in het Paleis dek Tiïlebieün op 28 Femruaei 1791. voortgestuwd, op een onteerende wijze, met het lioofd vooruit, beneden aan. Op deze versnelde wijze belanden de mannen in het zwart een voor een tuimelende in den tuin der Kilu teen. Belanden, helaas! in de armen eener toornige menigte, die zich hier in de avondschemering meer en meer verzamelt om te zien wat er te doen is, en of de Erfelijke Vertegenwoordiger weggevoerd wordt of niet. Ongelukkige lieder. in het zwart, eindelijk overtuigd van opzettelijk vervaardigde dolken, overtuigde „ridders van den dolk'" \ an binnen is het als een brandend schip, van buiten als een verbolgene zee. Van Irr hpvllf r l F" nV >1IajeSte,it' die een 00Se^ uit zijne binnenvertrekken t, beveelt bedaard alle bezoekers «hunne wapenen uit te leveren," en sluit daarna de deur weer. (1) De uitgeleverde wapenen worden op een hoop gelegd; de overtuigde redders \an den dolk houden niet op met een geweldige snelheid naar beneden te rollen rLZoit hén™") ïa° lr8P 0n"a°et 'IC" d' bt""e menig,e' duw'' sl00t' JaaSl •» Zoodanig is het schouwspel, dat zich aan Lafayette vertoont, toen hij in de Te\-ng' l-i ZTC dieP ^ ^jn hart gechokt, allen komt liet voor alsof een groot ongeluk ophanden ware, alsof de laatste man van Frankrijk die de naderende verwarring had kunnen beteugelen, inde koude armen des doods lag. Dood van Mirabeau. Maar liet zwijgen van een geheel volk, de onvermoeide zorg van Cabanis (lï h en ar\baten "ietS- °P ^fg don tweeden April, gevoelt Mirabeau dat -/nl 7 ■ ag ^ot" !lom gekomen is, dat hij dien dag scheiden moet en er niet meer zijn zal. Zijn dood is titanisch, gelijk zijn leven geweest is. Voor de laatste maal gloeit en •rand zijn geest, door de flikkering der naderende ontbinding verlicht en uit zich in gezegden, die zich diep in het geheugen der menschen prentL Hij ^nscht nog te leven, maar berust m den dood, twist niet met het onverbiddelijke. Zijne rede is woest en wonderbaar niet-aardsche verschijningen dansen thans haren fakkeldans cm zijne ziel de ziel zelve vertoont zich thans, schitterende als vuur, rustig, aangegord voor de gioote ure. \ an tijd tot tijd gaat een lichtstraal van hem uit over de wereld, die hij verlaat. «Ik draag den lijkzang der Fransche monarchie in mijn hart, haar doode overblijfselen zullen thans de buit der partijen worden." Of, wat ook eigenaardigis, toen hij het kanonschot hoorde: «Wordt Achilles reeds begraven?" Zoo ook toen een vriend hem oprichtte: «Ja, ondersteun dat hoofd, ik wenschte dat ik het aan u kon vermaken!" Immers, de man sterft, gelijk hij geleefd heeft, zich zelfbewust, en bewust dat een geheele wereld het oog op hem gevestigd houdt. Hij ziet naar buiten op de jonge lente, die voor hem nimmermeer zomer zal worden; de zon is juist opgegaan, hij zegt: Si ce n'est pas la Dieu, c'est du moins son eousin germain" (1) — De dood heeft de buitenwerken overmeesterd, het spraakvermogen is weg, slechts de citadel, het hart, houdt nog stand; door teekenen verlangt de stervende reus vurig naar pen en papier, schrijft zijn hevig verlangen naar opium, om een einde te maken aanzijn smarten. De arts schudt bedroefd het hoofd; dormir, »oin te slapen," schrijft hij, terwijl hij er hartstochtelijk op wijst. Zoo sterft een gigantisch heiden en titan, blindelings, onverschrokken tuimelt hij in 't graf. Te half negen ure des morgens zegt de arts Petit, die aan den voet van het bed staat: «11 ne souffre plus. — Zijn lijden en zijn werken is thans geëindigd." Ja, zwijgende patriotten, volk van Frankrijk, deze man is u thans ontrukt. Eensklaps is hij gevallen zonder buigen, totdat hij brak, gelijk een toren valt, die door den bliksem getroffen wordt. Zijn woord zult gij niet meer hooren, zijne leiding niet meer volgen. Diep geschokt gaat de menigte uiteen en verspreidt de treurige mare. Hoe treffend is toch de verkleefdheid der menschen aan hunne souvereinen! Alle schouwburgen en openbare plaatsen van vermaak worden gesloten, er mogen geen vroolijke bijeenkomsten gehouden worden, het volk dringt binnen in besloten danspartijen en beveelt streng, het dansen te staken. Van zulke danspartijen kwamen er blijkbaar maar twee aan 't licht, en deze moesten ophouden. De sombere stemming is algemeen, nooit heerschte er in deze stad zulk eene droefheid om een enkelen doode, nooit, sedert den nacht, waarin Lodewijk XII (2) stierf, en de crieurs des corps, met hunne bellen luidende, door de straten gingen en uitriepen: »Lc bon roi Louis, père du peuple, est mort! — de goede koning Lodewijk, de vader des volks, is gestorven!" (3) Koning Mirabeau is thans de koning dien men verloren heeft, en men kan met weinig overdrijving zeggen dat het geheele volk om hem treurt. Drie dagen lang heerscht er algemeen een stil weeklagen; in de nationale vergadering weent men zelfs. Alle straten zijn vol droefenis, op de hoeksteenen staan redenaars, die voor een zwijgende menigte lijkredenen op den overledene houden. Geen koetsier rijde te snel door deze groepen, men zou de wagenstrengen doorsnijden, hem zeiven en zijne passagiers als onverbeterlijke aristocraten in de goot kunnen werpen. De hoeksteen-redenaars spreken gelijk het hun gegeven is, het sansculottische volk, met zijn woeste ziel, luistert — gelijk men naar eene rede of sermo luistert wanneer zij werkelijk een gesproken woord is, dat iets beteekent, en geen nietsbeteekenend gebabbel. De oppasser eener restauratie in het Palais Royal maakt de opmerking: «Mooi weder, monsieur." «Ja, vriend," antwoordt de oude geleerde, «zeer mooi weder; maar Mirabeau is dood." Ook komen er schorre klaagliederen uit de keel der liedjeszangers, die op grijs papier voor één sou het stuk worden verkocht. (4) Maar onmetelijk is de vloed van gegraveerde, geschilderde, gebeeldhouwde, en geschreven portretten, van lofredenen, herinneringen, levensbeschrijvingen, ja van vaudevilles, drama's en melodrama's, die zich in de eerstvolgende maanden over alle provinciën van Frankrijk verspreiden. Ook mag, opdat er een zweem van het koddige (1) Fils adoptif, VIII, 450. Journal de la maladie et de la mort de Miraheav, par P. J. G. Cabanis. (Parijs 1S03J. (2) 1498—1515. (3) Hénault, Abrer/e' Chrouologique, pag. 429. (4J 1 ils adoptif, N III. I. 10. Nieuwsbladen en uittreksels Histoire parlementaire, IX. 366—402.' Lijkdienst voon Mihabeau oi> 4 April 1791. niet ontbreke, liet bisschoppelijk mandement van Gobel(I) niet ontbreken, van Gans-GoBEi., die juist constitutioneel bisschop van Parijs geworden is. Het is een mandement waarin het Ca-ira op eene zonderlinge wijze met het Nomine Domini afwisselt, en waarin men met een ernstig gelaat verzocht wordt, »orn zich te verheugen, dat men in zijn midden een stand van prelaten bezit, dien Mirabeau geschapen heeft, ijverige aanhangers zijner leer, getrouwe navolgers zijner deugden." (2) Zoo spreekt en kakelt Frankrijk op menigvuldige wijze in zijne droefheid, terwijl het, zoo goed het kan, nu eens verstaanbaar, dan weer onverstaanbaar, klaagt, dat hem een souverein ontrukt is. Wanneer er in de nationale vergadering moeilijke vragen op het tapijt komen, zullen zich aller oogen werktuigelijk naar de plaats richten, waar Mirabeau zat en thans niet meer gezeten is. Op den derden avond des gejammers, den 4en April, vindt er eene plechtige openbare lijkstaatsie plaats, zooals zelden een afgestorven sterveling ten deel viel. Een optocht van treurenden, een uur lang, dien men op ongeveer honderdduizend personen schat. Alle daken, alle vensters, boomen en lantarenpalen zijn met toeschouwers opgevuld. Diepe droefenis is op ieders gelaat geteekend, velen weenen. Daar is een dubbele rij nationale garden, daar is da nationale vergadering in massa, het genootschap der Jacobijnen en andere genootschappen, des konings ministers, de leden van het stedelijk bestuur; alle patriottische en aristocratische notabiliteiten. Onder de laatsten ontwaart men Bouillé met den hoed op, zegge met den hoed over het voorhoofd getrokken, die menige gedachte verbergt! Langzaam, in plechtige stilte, beweegt zich de lange optocht, met zijn zwarte vederbossen, onder de stralen der ondergaande zon, want het is vijf uur des avonds; in den optocht zeiven heerscht plechtige stilte, maar van tijd tot tijd doet zich het dof geroffel der trom en een langgerekte treurmuziek liooren en de vreemde nieuwe klank van trombones en metalen stemmen, vermengd met het onophoudelijk gegons der toeschouwers. In de kerk St. Eustache eene lijkrede van Cerutti (3) en het losbranden * der geweren, «hetgeen stukken gips naar beneden doet vallen." Van daar gaat het verder naar de kerk St. Genovem, die op aandrang van dezen tijd, door een allerhoogst besluit tot een Pantheon voor de groote mannen des vaderlands gewijd is. — Aux Grands Hommes la Patrie reconnaissante. Tegen middernacht is alles nauwelijks afgeloopen, en heeft men Mirabeau in zijn donkere woning achtergelaten, hij, de eerste bewoner van dit vaderlandsche Pantheon. Helaas! een bewoner, die van den goeden wil afhangt en dien men weer verstooten zal. Want in deze tijden van koortsstuipen en beroering laat men ook zelfs het stof der dooden niet rusten. Weldra zal ook Voltaire's gebeente uit zijn graf in de abdij van Scellieres naar een graf te Parijs, zijne geboortestad, overgebracht worden. (4) Een tallooze menigte begeleidt den optocht, redevoeringen worden gehouden, lijkkoetsen door vier witte paarden getrokken, wagenmenners in klassiek costuum, met linten en korenairen versierd, hoewel het weder zeer regenachtig is. (5) Ook de evangelist Jean Jacques moet, gelijk licht begrijpelijk (1) 7.ie pag. 10. (2) Histoire parlementaire, IX. 405. (3) Antoine Josepli Cerutti (1738—1792), geboren te Turijn, was langen tijd geweest aan het hot van Stanislaus van Lotharingen. Hij stond bij Mirabeau in liooge gunst. (4) Hier is de tcoord-speling van den Engelschen S. uitgenomen, als in 't N derlandsch slechts mis te verstaan. Hij noemt het eerste graf stolen, omdat men, zoo als hij vroeger ook aanstipte, V. daar in stilte wegborg, om opgewonden demonstratie te voorkomen. Dit pantheon noemt hij eager stealin;/, oridat het zich haastte zich het stof der vóór-overleden wegbaners der revolutie toe te eigenen. (Noot bij den vorigen druk). (5) Moniteur van 13 Juli 1791. Optocht tkh eere van Voltaiiie, op 11 Juli 1791, is, te Errnenonville opgegraven, en met staatsie en gevoel in het Pantheon des vaderlands bijgezet worden. (1) Hem en nog anderen viel dit lot te beurt, terwijl Mirabeau, gelijk wij zeiden, weer verstooten werd, en thans, daar men hem haastig in het duistere van den nacht weer begroef, onherkenbaar, midden op het St. Catharine-kerkhof, in de voorstad St. Marceau rust, waar hij niet verder gestoord zal worden. (2) Zoo verteerde, door velen opgemerkt, het leven van een man en werd ascli en een caput mortuum in dat ontzaglijke vuur eener Fransche omwenteling; doch hij was niet de eerste, die daarbij verteerde, noch op duizenden en vele millioenen na de laatste! Het was een man, die alle vormen opgeslokt had, die zich in deze merkwaardige tijden en omstandigheden geroepen gevoelde, om titanisch te leven en ook zoo te sterven. Daar hij voor zich zeiven alle vormen had opgeslokt, waar zouden wij eene formule vinden, die, hoe veelomvattend ook, getrouw het plus en minus van hem uitdrukken, die ons zijn netto-resultaat zal doen kennen? Tot nog toe vindt men geene zoodanige. Zedelijke wetten van allerlei aard moeten een veroordeelend vonnis over dezen Mirabeau vellen, de zedelijke wet, volgens welke hij beoordeeld zou kunnen worden, is nog in geene taal uitgesproken. Wij willen nog eenmaal van hem zeggen, dat hij eene werkelijkheid is en geen schijn, een levende zoon der natuur, onze algemeene moeder, geen ijdel kunstgewrocht, geen maaksel van conventionaliteiten, kortom niemands zoon, niemands broeder. En welk een hooge beteekenis er in dit kleine woord ligt, dat moge de ernstige man bedenken, die treurig in eene wereld van louter kleerenpoppen wandelt, die hem nietsbeduidend, tot volslagen afgrijzen zijner ernstig gestemde ziel, aangrijnzen en toesnateren! Het aantal dergenen, welke in dien zin leven, en met oogen zien, is thans niet groot; het is reeds wel, wanneer men in deze ontzaglijke Fransche omwenteling, met hare alles omwikkelende woede, er slechts drie vindt. Stervelingen, vindt men er, tot dollen waanzin gedreven, die de bitterste waarheden uitspuwen, die hunne borst aan een kogelregen, hun hals aan de guillotine bloot geven, en toch is het treurig ook van hen te moeten zeggen, dat zij grootendeels gemaakte formaliteiten zijn, geene wezenlijkheden, maar napraters! Eere zij den kraclitigen man, die in deze tijden zich van den schijn heeft vrijgemaakt en iets is. Immers de eerste voorwaarde om iets waard te zijn, is toch zekerlijk dat men iets zij. Dat toch de leugen, ten koste van wat het wil, eenmaal ophoude; zoolang de leugen niet ophoudt, kan niets anders beginnen. Onder alle menschelijke misdadigers in deze eeuwen, zegt de moralist, ken ik slechts één, die geen vergiffenis verdient, den kwakzalver (quack). ..Door God en zijne vijanden gehaat," gelijk de goddelijke Dante zingt: A IHo spiacente ed a' nernicisui! Maar wie dezen onbegrijpelijken Mirabeau met sympathie wil gadeslaan, het eerste vereischte van alle doorzicht, die zal ontwaren, dat er, als grondslag van alles, eene oprechtheid in hem lag, een groote, vrije ernst, ja men zegge zelfs, eene eerlijkheid; want met zijn helder, schitterend oog zag hij voor alle dingen wat was, wat als feit bestond, en met zijn woest hart volgde hij dat en niets anders. En op welke wegen hij daarbij ook wandelt en streeft, dikwerf struikelende, immer is hij uw medemensch. Haat hem niet, gij kunt hem niet haten! Boven alle vlekken uitblinkende, nu zegepralend schitterende, en meermalen verduisterd worstelende, woont in dezen man het licht des genies, dat nog nimmer laag of hatelijk was, maar dat wij in het ergste geval nog beklagen, met deernis liefhebben moeten. Men zegt, dat hij (1) Moniteur van den 18'1"" September 1794; zie ook die van den 30s"n Augustus 1791. (2) Deze opgraving geschiedde in 1793 op voorstel van Robespierre, nadat in het proces des konings de geheime verstandhouding van Mirabeau met het hof was bekend gewoiden. ° ii 19 eerzuchtig was, dat hij minister wilde worden. Het is zeer waar. En was hij ook niet eenvoudig de eenige man in Frankrijk, die als minister iets goeds te weeg had kunnen brengen ? Niet ijdelheid alleen, niet hoogmoed alleen, neen, verre van daar. Ook woeste uitbarstingen van teederheid, van feilen bliksem en de zachte dauw der barmhartigheid woonden in dit hooge hart! En zoo kan men, al kleefde ook de donkerste smet op hem van hem gelijk van de Magdalena der Oudheid zeggen, dat hij veel heeft liefgehad; zijn vader, den meest norschen van alle zonderlinge oude lieden, beminde hij met innigheid met vereering. ' Het moge waar zijn, dat zijne misstappen en dwalingen vele waren, eelijk hij zelf dikwerf met tranen betreurde. (1) Helaas, is niet liet leven voor ieder zoodanig man reeds een poëtisch treurspel, samengesteld uit .noodlot en eigene schuld" (Svliicksal and eigene Schuld'j, vol van liet element van medelijden en vrees? Deze uw medemensch is, zoo niet episch, tocli tragisch voor ons, zoo niet verheven, tocli groot, groot in zijne hoedanigheden, wereldgroot in zijne lotwisselingen. En hem als zoodanig erkennende, zullen de menschen nog de tijden door zich zijner herinneren, zich aangetrokken voelen om hem te onderzoeken en te beschouwen,, en in verschillende dialecten van hem spreken en zingen — tot het ware woord gesproken en de formule gevonden is, waarnaar men hem beoordeelen kan. Hiei \alt dus de wilde Gabriel Honoré uit het weefsel onzer geschiedenis niet zonder een tragisch vaarwel. Hij is heengegaan, hij, de bloem van het woeste Riqüetti 0 rrighetti-geslacht, dat in hem met een laatste krachtsinspanning al het mogelijke heeft gedaan en daarna uitgebluscht en tot liet alledaagsche schijnt afgedaald te zijn \ ast sluimert de oude, knorrige markies Mirabeau, de menschenvriend. De bailïi ■l irabeai, de waardige oom, zal weldra alleen overgebleven sterven. tbnfteait-mirabeau, die reeds over den Rijn gegaan is, zal door zijn emigranten-regiment bijna tot wanhoop gedreven worden. » TbmuKzu-mirabeau," zegt een zijner levensbeschrijvers, ..ging toornig over den Rijn en drilde emigranten-regimenten. Toen hij op zekeren morgen in zijne tent zat, ongetwijfeld met een zuur hart en maag, in een sombere stemming over den loop der dingen peinzende, verlangde zekere kapitein of ondergeschikte, uit hoofde van ambtszaken, toegang tot hem. De kapitein wordt afgewezen : hij verlangt nogmaals toegang, en wordt weer afgewezen, en daarna nog eens, totdat de overste vicomte Tonneau- 1 IRABijAl. een waar, brandend brandewijnvat ontvlammende, zijn zwaard grijpt en het indringend canaille —- helaas, ook op de indringende m»«<7/c-degenpunt, die snel van ttr getrokken had, instort en sterft, en de nieuwsbladen noemen het beroerte en ontzettend toeval." (2) Zoo sterven de Mirabeau's. \ an nieuwe Mirabeau's hoort men niet; het woeste geslacht is, gelijk wij zeiden met dezen zijnen grootsten uitgestorven. Men ziet het somwijlen, dat familiën en geslachten' na lange jaren van onopgemerkt aanzien, een levende kern van alle hoedanigheden,' die zij hadden, voortbrengen, om als een wereldbefaaind man te schitteren, waarna zij,' a s t ware uitgeput, ter ruste gaan, terwijl de schepter op anderen overgaat. De uitver- orene laatste der Mirabeau's is niet meer, de uitverkorene man van Frankrijk is niet meer. Hij was het, die Frankrijk in zijne grondvesten schokte en nu met zijne hand alleen nog voor vallen behoedde. Hoe veel hing er niet van dien éénen man af! Hij is ge- ij' aan een schip, dat eensklaps op blinde klippen verbrijzeld is: veel dobbert thans hulpeloos op de baren. (1) Dumont, pag. 287 (2) Einde 1792. Apotheose van J. J. Rousseau. — oveiusrkngini; van zijn lijk naak iiet i'antiieon op 11 Octobb'r 1 <'j VIERDE BOEK. VARENNES. EERSTE HOOFDSTUK. Paschen te St. Cloud. Nu mag men liet derhalve, volgens alle inenschelijke waarschijnlijkheid, er voor houden dat de Fransche monarchie verloren is, en dat zij voortaan slechts blindelings en krachteloos zal worstelen, daar het laatste licht eener verstandige leiding is uitgedoofd. Hunne arme Majesteiten zullen de nog overgeblevene hulpmiddelen ook verder in een onzeker dralen en weifelen nutteloos verspillen. Mirabeau zelf moest zich beklagen, dat men hem slechts een half vertrouwen schonk, en dat men bij zijn plan (1) steeds nog een ander eigen plan had. Waren zij maar voorlang openlijk met hem naar Rouaan of ergens anders heen gevlucht! Thans zullen zij met veel minder kans de vlucht nemen, en die kans zal voortdurend minder worden, tot zij eindelijk geheel nul wordt. Neem een besluit, o koningin! de arme Lodewijk kan tot niets besluiten; breng het vluchtplan ten uitvoer, of laat het varen. Er is lang genoeg met Bouillé gecorrespondeerd; wat baten beraadslagingen en onderstellingen, wanneer alles in het rond zóó fel praktisch bedrijvig is? De boer zit aan den oever te wachten, tot de stroom voorbij gevloeid is; bij u is het, helaas, geen gewone stroom, maar een ware Nijl-overstrooming, waarbij de sneeuw in de ongeziene bergen smelt, totdat alles en gij zelve, waar gij zit, door de wateren verzwolgen wordt. Vele dingen dringen tot de vlucht. De stem der journalen dringt: terwijl de (1) Volgens Dulaure: Histoire de la révolution franfaise I, pag. 405 (noot) bestond Mirabeau's plan tot restauratie der monarchie hierin, dat hij den koning uit Parijs voeren, de constitutie van 1791 vernietigen en vervangen wilde door eene andere, waarvan hij de grondslagen had gelegd. Verder zouden opnieuw Staten-Generaal samengeroepen en hij (Mirabeau) tot eersten minister benoemd worden. (2) Zie pag 42. royalistische bladen haar trotsch als eene bedreiging doen voorkomen, de patriottische bladen daarover razen als iets verschrikkelijks. Het moedergenootschap, dat steeds opgewondener wordt, dringt daartoe — zoo opgewonden zelfs, dat, gelijk voorspeld is, Lafayette en de bezadigde patriotten zich eerlang, onder eindeloos openbaar geharrewar, daarvan moeten losscheuren, en zich tot de club der Feuillans (2) vormen, waarbij niettemin de overwinning, hoe twijfelachtig zij Eex Feuillant. Spotprent uit dien tijd. Een Jacobijn. Spotprent uit dien tijd. ook moge schijnen, toch aan de zijde der onbeperkte moeder zal blijven. Bovendien heeft men het onbeperkte patriottisme sedert den dag der dolken zich openlijk met wapenen zien uitrusten. Burgers die van de «activiteit" (1) verstoken zijn, waaronder men schertsenderwijze een zeker gewicht van de geldbeurs verstaat, kunnen geen blauwe uniformen koopen en nationale gardes worden; maar de mensch is meer dan blauw laken, de mensch kan, als het zijn moet, in veelkleurig laken, of als sansculot, bijna zonder laken, vechten. Zoo gaat men derhalve voort met pieken smeden, om ;t even of de opzettelijk vervaardigde dolken met weerhaken voor de WestIndische markt bestemd zijn of niet. De ploegscharen worden — andersom ware beter — in zwaarden herschapen. Bestaat er niet zoo iets wat men een Oostenrijksch comité, comité Autrichien, (2) zou kunnen noemen, dat dag en nacht zitting houdt in de Tuilerieën? Door oogenschijn en argwaan weet het patriottisme zulks maar al te goed! Zullen wij niet, wanneer de koning de vlucht neemt, een aristocratisch-Oostenrijksclie overrompeling, herstelling van het oude leenstelsel, en méér dan burgeroorlog hebben? Kommer en woede heerschen in aller harten. Ook veroorzaken weerspannige priesters niet weinig onrust. Uit hunne kerspelkerken verdreven, waar constitutioneele, (3) door de gemeente gekozene priesters hen vervangen, nemen zij hunne toevlucht tot nonnenkloosters en andere dergelijke schuilhoeken, waar zij op Zondag anti-constitutioneele personen, die eensklaps geheel vroom zijn geworden, (4) rondom zich verzamelen en, tot ergernis van het patriottisme, op hun bekrompene, halsstarrige wijze, werkelijk of voorgewend godsdienstoefening houden. Weerspannige priesters, die met hun gewijde hostiën zich naar stervenden begeven, schijnen verlangend te zijn zich op de straat te laten vermoorden, welk genoegen hun het patriottisme echter niet doen zal. Een geringere martelkroon zal hun evenwel niet geweigerd worden; niet het martelaarschap van den moord, maar der geeseling. Op de plaatsen waar de weerspannigen hunne godsdienstoefening houden, verschijnen patriotten en patriottinnen met sterke hazelaren roeden, waarvan zij gebruik maken. O lezer, sluit uwe oogen, aanschouw niet de ellende, die eigen is aan de jongste tijden, aan deze tijden van martelaarschap zonder oprechtheid, slechts met schijnheiligheid en halsstarrigheid! In stede van een doode Katholieke kerk dood te laten liggen, moet men haar tot het afzichtelijkste schijnleven galvaniseeren, waarbij, gelijk wij zeiden, de menschelijkheid hare oogen sluit. Want de patriottinnen nemen hare roeden en tuchtigen, onder het luid gelach der omstanders, de breede ruggen der priesters, en, helaas, ook de nonnen op den grond geworpen, cotillons retroussés! De nationale garde doet wat zij kan; het stedelijk bestuur doet een beroep op de grondbeginselen der verdraagzaamheid, en ruimt den andersdenkenden de kerk der Theatijnen in, waar hun bescherming beloofd wordt. Maar te vergeefs; aan de deur der Theatijnerkerk ziet men een plakkaat (5) en daarboven hangt, als plebeïsche consulaire fasces, (6) — een bundel roeden! De grondstellingen (1) Zie noot 1 op pag 15. (2) olgens Dulaure gaf men den naam van comité Autrichien aan eene vereeniging van hovelingen, die samenkwamen in liet kasteel Bagatelle en elders. Dit comité Autrichien was het mikpunt van de patriottische bladen, zoo zelfs, dat de Koning zich den 20slc" Mei 1792 in een brief aan de Vergadering beklaagde over de lasteringen, verspreid naar aanleiding van dit comité. Zie over deze twee soorten van priesters pag 17. (4) Toüjlongeon. I, 202. (5) Op dit plakkaat stond de straf vermeld, die iedereen bedreigde, die in deze kerk de godsdienstoefening bijwoonde: «Avis aux dévotes aristocrates; médecine purga'ive distribuée gratis." De maire Bailly liet dit plakkaat wegnemen, maar het werd er door de patriotten weder opgehangen, met bijvoeging van de woorden: »Oté par ordre de M. Bailly, replacé par celui des citoyens," (weggenomen op bevel van M. Railly, herplaatst op bevel der burgers;. (6) Tot de insignia, kenteekenen der waardigheid van de consuls in het oude Rome, behoorden o. a. de «fasces,' de roeden, die door de lictoren voor hen werden uitgedragen en een symbool waren van hunne rechtsmacht. II 20 Vaandels van de 1" en 2" divisie der Paiujsche Nationale Garde. der verdraagzaamheid kunnen zeer goed zijn, maar geen andersdenkende zal halsstarrig godsdienstoefening houden; er bestaat een plebiscitum (1) te dien opzichte, dat, schoon niet in woorden werd uitgedrukt, toch even als de wetten der Meden en 1 erzen is. \\ eerspannige halsstarrige priesters moest men zelfs in 't geheim niet huisvesten ; de club der Cordeliers klaagt deswege Zijne Majesteit zeiven openlijk aan. (2) \ eel noopt tot vluchten, het meest van alles wellicht, dat het onmogelijk geworden is ! Op den 1.) " April verneemt men dat de koning, die in den laatsten tijd zeer aan verkoudheid (3) geleden heeft, voor eenige dagen het lenteweder te St. ClouJ wil genieten. Hoe, naai SI. Cloud, waar hij met weerspannige, anti-constitutioneele priesters zijn 1 aschen wil vieren ? an waar hij veeleer de vlucht wil nemen naar Conipiègne en van daar naai de grenzen? Gelijk waarlijk wel mogelijk ware, of eenmaal mogelijk geweest ware, daar het geleide slechts uit twee jagers bestaat, die gemakkelijk om te koopen zijn, 1 NII'ORMEN DF.R NATIONALE GARDE, 19 JULI 1/90 DOOR DE NATIONALE VERGADERING GEDECRETEERD. 't is eene aanlokkelijke mogelijkheid, men doe het of niet. Men zegt dat daar in de bosschen dertigduizend ridders van den dolk verscholen liggen, — in de bosschen verscholen liggen en dertigduizend ! — immers, de menschelijke verbeeldingskracht is aan niets gebonden. Hoe gemakkelijk nu zouden deze Lafayette overvallen, hem den Erfelijken Vertegenwoordiger (4) ontrukken en als in den stormwind met hem vluchten kunnen werwaarts zij wilden! - Genoeg, 't ware beter, dat de koning niet ging. (1) Volksbesluit. (2) Nieuwsbladen van April en Juni 1791. (Histoire parlementaire IX 4-19 • X 217) (3) De koning had op den dag der dolken eene verkoudheid opgeloonen.' die hem noodzaakte eenige dagen het bed te houden. Onder de patriotten waren er verscheidenen, die niet aan die ziekte gecouplet' lufdde^: ro>'allsten naar inleiding van die ziekte een lied maakten, waarvan liet laatste De la révolte le fanal Lorsque ton peuple allume; Tu quittes ton manteau royal, Voilii ce qui t'enrhume. (4) Zie pag. 122. Vaandels van de 3° en 4c divisie her Pakijsche Nationale Garde. Lafayette is wel is waar vooraf gewaarschuwd en gewapend, maar is hij dan alleen in gevaar of veeleer geheel Frankrijk, zoo goed als hij? Maandag de 18de April is gekomen, de Paasch-reis naar S/. Cloud zal werkelijk plaats vinden. I)e nationale garde heeft hare bevelen ontvangen, een eerste divisie, als voorhoede, is zelfs al op weg en misschien wel aangekomen. Reeds moet de mai'sonbouche (1) van Zijne Majesteit te $f. Cloud ijverig koken en braden, het koninklijke diner aldaar bijna gereed zijn. Tegen tien uur vliegt het koninklijke rijtuig met zijn acht koninklijke zwarten statig op het Carrouselplein, rijdt voor, om den koninklijken last te ontvangen. Maar hoor! in de naburige kerk St. Roch begint de stormklok te luiden. Wordt de koning dan geroofd, wil hij gaan, is hij reeds weg? Eene menigte menschen dringen op het Carrouselplein, het koninklijke rijtuig staat er nog en zal er, bij den hemel! ook blijven staan! Lafayette nadert met adjudanten, uit welsprekende woorden en dringt door de groepen heen. »Taisez-vous," antwoorden deze, »de koning zal niet gaan." Monsieur verschijnt aan een bovenvenster, duizend stemmen schreeuwen hem toe: «Noas ne voulons pas que le roi parte." Hunne Majesteiten zijn ingestegen. De zweepen knallen, maar de armen van twintig patriotten vallen in de teugels, de paarden steigeren, liet volk raast en tiert, het rijtuig kan niet van de plek komen. Te vergeefs maakt Lafayette zich boos, en spreekt en doet al wat hij kan: de patriotten brullen als razend van woede rondom het koninklijke rijtuig. Wil het koningschap als een ontstokene raket naar Oostenrijk vluchten, om een eindeloozen burgeroorlog te ontsteken? In 's hemels naam, patriotten, houdt het tegen ! Ruwe stemmen richten zich toornig tot het koningschap zelf. Campan en andere dienstvaardige personen, die toesnellen, om te helpen of te raden, worden bij de sjerpen gevat, en niet zonder gevaar, teruggesmeten en geslingerd, zoodat Hare Majesteit zelve uit het rijtuigvenster vurig voor hen moet smeeken. Het is niet mogelijk een bevel te hooren, onmogelijk er een op te volgen; de nationale gaido weet niet wat zij doen zal. Er zijn centraal-grenadiers tegenwoordig van het bataillon van het Observatoire, niet in dienst, helaas neen, in halve muiterij, die zich ruwe, onbetamelijke woorden laten ontvallen en de rijdende garde met scherp schot dreigen, indien zij het volk eenig leed mocht doen. Lafayette stijgt te paard en weer af en loopt schier in wanhoop rond, terwijl hij de menigte toespreekt. Zoo gaat het een en driekwart uur volgens de klok der Tuilerieën! De wanhopende Lafayktte wil zich, wanneer Zijne Majesteit het beveelt, des noods met het kanon, een doortocht banen. Eindelijk stappen Hunne Majesteiten, op aanraden van rovalistische vrienden en patriottische vijanden, uit het rijtuig en begeven zich, van de'onderneming afziende, met een bedrukt hart weer naar binnen. De maison-bouche moge zeiven den maaltijd nuttigen, Zijne Majesteit zal Si. Cloud heden noch immer weerzien. (2) De roerende fabel eener gevangenschap in het eigen paleis is dus eene treurige werkelijkheid geworden? Zijne Majesteit beklaagt zich bij de nationale vergadering; (3) het stedelijk bestuur houdt beraadslagingen en doet het voorstel tot een smeekschrift of adres, maar de sectiën antwoorden met een bondig neen. Lafayette (4) legt zijne betrekking (1) Het keukenpersoneel. (2) Deux amis, VI, 1. Hi.stoire parlementaire, IX, 407—414. (3) De koning begaf zich den volgenden morgen naar de Nationale Vergadering om zijn beklag te doen. Hij zeide : ^Het schijnt, dat het volk twijfelt aan mijne gevoelens omtrent de »constitution civile" der geestelijkheid. Door den minister van Buitenlandsche Zaken liet hij aan al de diplomatieke agenten schrijven en hun gelasten aan de kabinetten, waarbij zij geaccrediteerd waren, mede te deelen dat hij besloten had de constitutie te handhaven. Hij bekrachtigde daarna alle wetten, die hem werden voorgelegd, zelfs die waaruij den prins de Condé bevolen werd in Frankrijk terug te keeren, op straffe van buiten de wet gesteld re worden en zijne goederen verbeurd te zien verklaren. (I)ulaure I. pag. 415 en 416.) (4) De spotprent van Lafayette, voorkomende op pag. 158, werd van hem gemaakt door de monarchalen, die hein noemden : «den slaper van Versailles," — eene zinspeling op zijne late komst in den nacht van 5 op t, üctober 1 <89 om de koninklijke familie te beschermen, — «den generaal van het Parijsehe canaille , «den Centaur met het witte paard." Vaandels van ijk 5'' en 6'' divisie der 1'arijsche Nationale Gauoe. neder, en verschijnt in een peper- en zoutkleurig burgergewaad; eerst na verloop van me aagen gelukt net, hem door )ngehoorde beden, terwijl de naionale garde voor hem knielt en verklaart dat het geene vleierij is, naar dat vrije mannen voor het tandbeeld der vrijheid knielen, veer over te halen. Overigens vorden de eentraal-grenadiers van iet Observcitoire ontslagen, doch 11e, behalve veertien, onder een nderen naam en met nieuwe wartieren weer ingedeeld. De oning moet zijn Paschen te ^ar ijs vieren, maar thans nu de egeerte door de moeielijkheid og is aangewakkerd, zoo goed Is besloten om te vluchten. TWEEDE HOOFDSTUK. Paschen te Parijs. Meer dan een jaar, immers reeds sedert Maart 1790, schijnt de koning het denkbeeld eener vlucht voor den geest gezweefd, en dit zich telkens weer verdicht te hebben tot iets wat naar een voornemen geleek, maar steeds was er deze of gene zwarigheid die het weder deed verdampen. Het schijnt met zoo vele gevaren, wellicht zelfs met burgeroorlog verbonden; de hoofdzaak echter is, dat het niet zonder inspanning ten uitvoer gebracht kan worden. Slaperige traagheid brengt niets te weeg, en om anders dan in een lederen rache te vluchten, dient men in ieder geval zich toch te roeren Of ware het wellicht maar niet beter die constitutie van hun maaksel aan te nemen, en ze zoo ten uitvoer te leggen, dat alle menschen zien dat zij onuitvoerbaar is? Beter of niet zoo goed, zekerlijk is het gemakkelijker. Men behoeft dan bij alle bezwaren slechts te zeggen: er is een leeuw op den weg, zie, uwe constitutie loopt niet! Voor een slaperige is het gemakkelijk den dood na te bootsen; — hetgeen, volgens madame de Stakl en andere vrienden der vrijheid, 's konings regeering (faisant la mort) reeds lang doet. Maar thans, nu de begeerte, door de moeilijkheid gescherpt, de zaak tot een keerpunt gebracht heeft en des konings gemoed niet langer op twee gedachten hinkt, wat kan er uit ontstaan? Gesteld eens, de arme Lodewijk ware veilig bij Bouillé, wat zou hij hier eigenlijk kunnen verwachten ? De verbitterde toegangkaartjes (1) antwoorden : ee , ja alle». Maar het koel verstand antwoordt: Weinig, bijna niets. Is de lovauteit niet eene wet der natuur? vragen de toegangkaartjes. Is de liefde voor den koning, en zelfs de dood in zijn belang, niet de roem van alle Franschen, - die weinige democraten uitgezonderd? Democratische constitutie-bouwers mogen zien, wat zij zonder hun (IJ Zie pag 132. sluitsteen zullen beginnen, Frankrijk moge zich de haren uitrukken, wanneer het zijn Erfelijken Vertegenwoordiger verloren heeft! Koning Lodewijk wil derhalve vluchten, zonder dat wij redelijkerwijze inzien tot wat einde. Zou men niet zeggen, gelijk een knaap, die, omdat zijne stiefmoeder hem mishandelt, stug de wijde wereld inloopt, en dus het vaderlijke hart met angst en droefenis vervult? De arme Lodewijk vlucht, om bekende, ondragelijke bezwaren te ontwijken, in een onbekenden chaos van goed en kwaad, dien de hoop hem in een schoon licht voorspiegelt. Hij gaat, gelijk Karei,ais, toen hij stierf, om een groot misschien te zoeken: Je vais cherchcr un grand Peut-être! (1) Zooals niet alleen de stugge knaap, maar ook de volwassen man van verstand zich in dringende omstandigheden zoo vaak genoodzaakt ziet te handelen. Voor 't overige ontbreekt het niet aan aandrijvingen en stiefmoederlijke mishandeling, om het genomen besluit niet te doen verflauwen. De partijwoede houdt niet op, en hoe kan het anders, zoo zij niet gebiedend bezworen wordt, bij een opstand die van nature grondeloos is? Indien het ophouden der partijwoede ten koste van de slaperigheid des konings verkregen wordt, dan moge hij ontwaken wanneer hij wil, en vleugelen aanschieten. In ieder geval echter lette men op, wat een behendig gegalvaniseerd, dood katholicisme buitelingen en kronkelingen maakt; afzichtelijk, ja beklaaglijk om te zien! Beëedigde en weerspannige priesters met hun kale kruinen twisten overal schuimbekkende van woede, of, zoo zij ophouden met twisten, rusten zij zich toe ten strijd. Te Parijs duurde het tuchtigen zoolang het noodig was; daarentegen zijn in Morbihan in Bretagnc, zonder tuchtiging, gewapende boeren opgestaan, door de kanseltrom opgeruid, zonder dat zij weten waarom. Generaal Dumouriez, die derwaarts gezonden is, vindt alles in een heftige sombere gisting, maar meent tevens ook dat er door verlichting en bevrediging nog veel gedaan kan worden. (2) Maar voorts bedenke men ook, dat Zijne Heiligheid paus Pius VI (3) goedgevonden heeft, bisschop Talleyraxd in den ban te doen! Wel beschouwd moet men dan ook zeggen dat er geen levende noch doode kerk op aarde is, die niet het ontwijfelbaarste recht heeft, Talleyrand in den ban te doen. Paus Pius heeft op zijne wijze recht en macht daartoe. Maar dat heeft op zijne wijze zeker ook vader Adam, ci-devant markies St. Huruge. Aanschouw derhalve op den 4e" Mei die bonte, luidruchtige menigte in het Palais-Rot/al, uit wier midden vader Adam, de brullende St. Huruge, (4) met een witten hoed op, zich zichtbaar en hoorbaar verheft. Naar men zegt gaat de journalist Gorsas (5) en nog menigeen uit de beschaafde klasse met hem, geen autoriteit zal er zich mede inlaten. Omhoog geheven dragen zij Pius VI met pluis, tiara en sleutelmacht, in levensgrootte, uit hout en brandbaar hars vervaardigd. Ook de koningsvriend Royou (6) wordt in effigie gedragen, alsmede een hoop papieren Koningsvrienden, veroordeelde (1) Franrois Rabelais, geboren te Chinon in 14S3, volgens anderen in 1487 en overleden in 1553, was een der meest geleerde er. satirieke schrijvers van zijn tijd en mocht zich verheugen in de gunst van de twee Fransche koningen Frans I en Hendrik II. Onder zijne werken zijn vooral bekend Gargantua en Pantagruel. Omtrent Rabelais deden vele anecdoten de ronde, welke evenwel, wat de historische waarde betreft, zeer sterk worden betwijfeld. Tot deze behoort ook de stervensscöne, waarvan Carlyle terloops melding maakt. Rabelais zou, toen hij zijn einde voelde naderen, zich in een zwarten »domino" gehuld hebben, hierdoor parodieerende het woord van het Evangelie: «beati verraderlijk neerschoot, aan welke doodelijke verwonding Gustaaf 29 Maart overleed. (6) Claude Antoine Gabriel, hertog van Choiseul-Stainville (1762—1S39) diende onder Bouillé en was door dezen belast met de onderhandelingen met Lodewijk XVI over diens vlucht. Na de mislukking emigreerde hij en diende hij in het leger van Condé. In 1795 leed hij, bij zijn tocht naar Indië, schipbreuk op de Fransche kust en werd hij in de gevangenis geworpen, waarin hij tot 1800 bleef. Onder de restauratie bestreed hij den ijver der ultra-royalisten en hij was dan ook bij de revolutie van 1830 een der leden van liet voorloopig bewind. In 1839 overleed hij als gouverneur van het paleis du Louvre (7) In 1785. (8) Choiseul, Relation du départ de Louis XVI (Parijs, 1822 , pag. 39. Volgens Dulaure, I, 417, had de graaf Louis de Bouillé acht uur noodig om den brief te ontcijferen. betreft, deze is sedert den dag der dolken niet meer hier (1) maar zijne woning bewijst Hare Majesteit goede diensten. (2) Daarentegen ziet de arme kommandant Uouuon (.!) die, als de tweede in het nationale commando, de wacht bij de Titilerieën lieett, menige zaak, die hij zich niet goed verklaren kan. Het is dezelfde Gouvion, die voor vele maanden dien vrouwenopstand op het stadhuis aanschouwde, hulpeloos en roerloos, totdat de bode Ma.illa.rd zijn trom opvatte. Oprechter patriot wordt er niet gevonden, maar wel menigeen die verstandiger is. Zoo men het gesnap van mevrouw Lampan gelooven kan, dan maakt hij aan een valsche kamenier van het paleis min of meer het hof, waarvoor deze hem veel verraadt, de nécessaire, de kleederen, het inpakken der juweelen (4) — begreep hij maar wat hem verraden werd! De arme ouvion staart met oprechte glazige oogen, spoort zijne schildwachten tot waakzaamheid aan, gaat rusteloos heen en weer, en hoopt het beste. Overigens bemerken wij dat kolonel de Choiseul in de tweede week van de maand Juni naar Parijs is gekomen, -om zijne kinderen te bezoeken." Alsmede ia ersen, naar een gegeven model, door de eerste kunstenaars een verwonderlijk nieuw rijtuig, een zoogenaamde berltne, heeft laten vervaardigen, die in Choiseul's ego nu oor< ighcid naar zijne woning wordt gebracht. De beide vrienden doen in een peinzende stemming een proeftocht er mee door de straten, en zenden het vervolgens naar mevrouw Sulli\an in de straat Clichy, verre in het noorderdeel, waar het ïju n moet, tot men het noodig heeft. Het schijnt dat zekere Russische barones e vori i , onevens kamenier, bediende en twee kinderen, voornemens is om met eenige s aa sie liaar huis te reizen, en dat deze jonge officieren zich hare belangen aantrekken. Men heelt haar een pas bezorgd (5) en haar met rijtuigmakers en dies meer veel bijstand %oieeii(, zoo gedienstig beleefd zijn jonge ofücicren. Ook heeft Fersen een chais ge oc ït waarin twee personen, ten minste twee kameniers, plaats kunnen vinden; voorts de daarvoor benoodigde paarden; zou men niet zeggen dat hij zelf Frankrijk, niet zonder kosten wilde verlaten? Eindelijk merken wij op dat Hunne Majesteiten, zoo .(xl wil, op den heiligen Sacramentsdag in de Hemelvaartskerk te Parijs, tot ieders blijdschap den dienst willen bijwonen. Op denzelfden dag heeft, gelijk wij vinden, de wakkere Bouille te Metz een aantal vrienden bij zich op het middagmaal genoodigd, doch hij is middelerwijl naar Montmédy vertrokken. Op Maandag den 20 " Juni, (fi) tegen elf uur des avonds, rolt nog menige huurkoets en glazen-wagen {carosse de remise) door de straten van Parijs of houdt daar stil. aar \an a le carosses de remise, o lezer, vestigen wij uwe opmerkzaamheid op die we e in e toon bestaande straat de lEchette, dicht bij het Carroussel en de buitenpoort der Tuilerieën, -tegenover den zadelmaker Ronsin," staat en daar op een vrachtje *c lijnt te wachten. Zij heeft nog niet lang gewacht, of een vermomde dame, met twee (1) Zie pag. 12'.l en volgende. Do hertog was geëmigreerd. ah U'fT6'!-1 'a-Pag; 420 ha,d de koningin, omdat liet dar koninklijke familie, omringd liln n.1 een talrijk dienstpersoneel, ondoenlijk was door de gewone uitgang.* hot paleis te vor- kame'r &nderen W\Tg g0Z°°.ht' van waar dö familie ongemerkt k.m heengaan. Naast de niet do klwn l T f'V» wa:lr eene der kanervrouwen sliep, dat in gemeenschap stond hTd t TZ a g y,lleqUler' fHMoew gelegen en thans ledig staande. Dit vertrek rovaleT V Wge ■' r", ^VP ° Pnnsenhof (cour des prinees) den ander op den koningshof (cour (3) Zie pag. 302, deel I. (4) Campan II, 141. aan h% ",neS ''e i'et door middel van den Russisehen gezant Siriiolin een paspoort vragen cnntrac^CTi?éprpi? wnVan• 6n Cj'e ,on T d,° totJnmalige minister d.- Mmitmorin die eiken pas moest <'cn li' iT r' ' ' b J-6n ^ne vaj) het hof maar was buiten het geheim gelaten—voor haarzelve, ffllar; tWv klnd",'en en drk> Dezo paspoort werd daarop door dé barones aan graaf Fersen gezonden, die haar aan de koninklijke familie ter hand stelde. Doston Hu rn' / VC1 li''' f waan» dat de koninklijke familie den llJ,l"n zou vertrekken en had zijn posten du.> reeds een dag te vroeg vooruitgeschoven. vermomde kinderen, (1) stapt uit Villequier's deur, waar geen schildwacht staat, in den Prinsenhof, van daar naar het Caroussel-plein en de straat de ÏEchelle, waar de koetsier haar bereidwillig in het rijtuig helpt, en wederom blijft wachten. Kort daarop komt er, op een bediende steunende, een andere, eveneens vermomde of gesluierde dame, (2) wenscht den bediende goeden nacht en wordt door den huurkoetsier even gereedelijk in het rijtuig gelaten. Waar gaan zoovele dames heen? Het is Zijner Majesteits couchée, (3) Zijne Majesteit is naar bed gegaan en het geheele paleis begeeft zich naar huis. Maar de koetsier wacht nog altijd, het schijnt dat hij nog niet de volle vracht heeft. Wederom duurt het niet lang, of wij bemerken een breedgeschouderd persoon, met een ronden hoed en paruik op, (4) arm in arm met een bediende of koerier; ook deze komt uit Villequier's deur, verliest, terwijl hij een schildwacht voorbijgaat, een schoengesp, bukt zich om ze weer vast te maken, en wordt door den koetsier met nog grooter blijdschap in het rijtuig gelaten. En is nu het getal vol? Nog niet, de koetsier wacht nog altijd. En ach! de valsche kamenier heeft Gouvion gewaarschuwd, dat ze denkt dat de koninklijke familie juist dezen nacht zal vluchten, en Gouvion, zijn eigen oogen wantrouwende, heeft een bode naar Lafayette gezonden, en Lafayette's rijtuig, schitterend van licht, rolt juist in dit oogenblik door den binnensten boog van het Caroussel — waar eene dame, door een breeden gypsy-hoed beschaduwd, ook op den arm van een bediende of koerier leunende, ter zijde treedt, om het rijtuig voorbij te laten, en zelfs de grap heeft om met hare bad ine — een lichte tooverstaf, gelijk de schoonen toenmaals droegen — een radspaak aan te raken. (5) Het licht van Lafayette's rijtuig rolt voorbij: in den Prinsenhof wordt alles rustig bevonden, de schildwachten zijn op hun post, de vertrekken Hunner Majesteiten zijn gesloten in zoete rust. De valsche kamenier moet zich dus vergist hebben? Waak Gouvion, met Argus-oogen, want er schuilt zeker verraad binnen deze muren. Maar waar is die dame met den gypsy-hoed, die ter zijde trad en het radspaak met hare badine aanraakte? Deze dame, o lezer, die hot radspaak aanraakte, was de koningin van Frankrijk! Zij is gelukkig door den binnenpoortweg op het Caroussel aangekomen, maar niet in de straat de 1'EeheUe. Door het gerammel en de ontmoeting in de war gebracht, ging zij rechts in stede van links; zij noch haar koerier kent Parijs, ook is de laatstgenoemde werkelijk geen koerier, maar een loyale, doch domme ci-devant Garde-du-corps, (6) die slechts als koerier verkleed is. Zij nemen een geheel verkeerden weg over den Pont-Royal en de rivier, dwalen troosteloos door de straat du Bac, ver verwijderd van den koetsier, die nog altijd wacht, wacht met een ongeduldig kloppend hart, met gedachten, die hij onder zijn koetsierskiel moet verbergen! Middernacht weergalmt van alle torens der stad; een kostbaar uur is op deze wijze verloren, de ir.^estc stervelingen liggen te slapen. De koetsier wacht en in welk eene stemming! Een broeder koetsier komt aanrijden, knoopt een gesprek met hem aan en ontvangt in koetsierstaai een vriendschappelijk antwoord; de beide (1) Deze waren madame de Tourzei, de gouvernante, met Marie Tliér^se en den dauphin, de laatste als meisje verkleed. In het verhaal door Marie Thérèse van de reis gegeven, (Mémoires de Weber, II, pag. 57) deelt deze mede, dat de dauphin, uit zijn eersten slaap wakker gemaakt, op haar vraag, wat hij wel dacht dat er gebeuren zou, antwoordde : «Ik geloof, dat wij komedie gaan spelen, omdat wij vermomd zijn." (2) Madame Elisabeth, de zuster des Konings. (3) De Couchée, waarbij evenals bij het lever (zie noot 2 op pag. 323 deel I.) verschillende vormen der etiquette werden in acht genomen, had werkelijk plaats gehad. Op het gewone uur was de Koning naar bed gegaan, maar later was hij in het geheim opgestaan en had hij zich naar het vertrek der Koningin begeven. (4) De Koning. (5) Dit verhaal wordt, evenals het verliezen van de schoengesp door den koning, in twijfel getrok ken door andere schrijvers. (6) Malden geheeten. makkers ^n de zweep wisselen een snuifje met elkaar, willen niet te zamen drinken en nemen afscheid met een goeden nacht. (1) Maar, den hemel zij dank! daar is eindelijk, na gelukkig doorgestane gevaren, de koninklijke dame met haren gypsyhoed, die naar den weg heeft moeten vragen. (2) Ook zij wordt in het rijtuig geholpen, haar koerier springt op, gelijk de andere, ook een verkleede garde-duc>rps, reeds gedaan heeft, en nu, koetsier uit duizenden, graaf Fersen! — want de lezer ziet dat gij het zijt — rijd toe! Geen stof zal onder de hoeven van Fersen's span blijven; rits! rats! De wagen ratelt en iedere borst ademt lichter. Maar is Fersen op den rechten weg? Noordoostw aarts naar de barrière St. Martin, op den weg naar Metz, derwaarts is onze bestemming, en zie hij rijdt juist naar het Noorden! De koninklijke persoon met den ronden hoed en de paruik zit verstomd, maar op den rechten weg of niet, er valt niets aan te doen. Rits! rats! onophoudelijk gaat het voort door de sluimerende stad. Zelden, sedert Parijs uit het slijk verrees (3) of de langharige koningen op ossenkarren er door togen, (4) zelden zag men zulk een rit. Aan beide zijden liggen stervelingen horizontaal uitgestrekt te slapen, terwijl wij waken en sidderen. Rits! rats! door de straat de Grammont, dwars over den Boulevard de Chaussée d'Antin op — deze vensters, thans zoo stil, van No. 42, waren die van Mirabeau. ^ oort gaat het naar de barrière, niet van St. Martin, maar van Clichy, geheel ten noorden! Geduld, koninklijke personen! Fersen weet wat hij doet. In de straat de Clichy stijgt hij een oogenblik bij mevrouw Sullivan at «Heeft de koetsier van graaf Fersen de nieuwe berlinc van de baïones de Korff gehaald? — «Sedert anderhalf uur met haar vertrokken," antwoordt knorrig de slaperige portier. „Cest bien." Ja, het is goed, maar beter ware het geweest, wanneer men die anderhalf uur niet verloren had. Derhalve verder, o Fersen, snel, door de barrière de Clichy, voort Oostwaarts, langs den buiten-boulevcird, wat paarden en zweep maar kunnen ! Aldus rijdt Fersen in den ambrosijnschen nacht. Het slapende Parijs ligt thans geheel aan zijne rechterzijde, alles is stil op een snorkend gegons na, en nu heelt hij de barrière van St. Martin bereikt, waar hij angstig naar de berline van de barones de Ivorff uitziet. (5) Eindelijk bespeurt hij de hemelsche berline, die daar met zes paarden bespannen staat, terwijl zijn eigen koetsier, een Duitscher, op den bok wacht. Recht zoo, goede Duitscher, nu haast u, gij weet waarheen! gij het rijtuig, haast u ook, er is reeds veel tijd verloren. De hooge passagiers stijgen snel uit den wagen en in de nieuwe berline, de beide koeriers achterop. De glazen-wagen zelf wordt naar de stad gekeerd en mag op goed geluk rijden, waarheen hij wil; den volgenden morgen vindt men hem in eene sloot gestort. Maar Fersen zwaait op nieuw de zweep, en jaagt verder naar Bondy. Daar moet namelijk een derde en laatste koerier, ook een garde-du-corps, met postpaarden gereed staan. Daar moet ook de gekochte chais met de twee kameniers en hare lintdoozen zijn, zonder welke Hare Majesteit zich niet op reis kon begeven. Snel, behendige Fersen, en moge de hemel alles ten beste keeren! Nog eenmaal is, God lof! alles in orde. Hier is het slapende dorp Bondy, de chais benesens de kameniers, de paarden alle gereed en de postillons in hunne kanonlaarzen ongeduldig in den dauw. In een oogenblik heeft men omgespannen, de postillons springen in den zadel en zwaaien hun knallende zwepen. Fersen buigt zich met een diep (1; \\ em:r, II, 340—342. Choiseil, p. 44—50. (2i Volgons het verhaal van de Kontanges, te vinden in de Memoires van NVeber. (3) Zie pag. 17, deel I. (4) Zie pag. 17, deel I. i5) Dulaure wil het doen voorkomen, dat Fersen niet den weg kende en wist, dat de berline buiten de barrière van St. Martin wachtte, waarom hij een veel korteren weg had kunnen nemen. Madame Royale en de Daipiiix. eerbiedig zwijgen ten afscheid, de koninklijke handen wenken hem een sprakeloozen, onuitsprekelijken dank toe, en de berline van de barones de Korff rolt met Frankrijk's koningschap weg, voor hoe lang zullen wij zien. De flinke Fersen jaagt ter zijde af naar het Noorden, naar Bougret, waar hij zijn Duitschen koetsier met het rijtuig op hem wachtende vindt, rent daarna weg en rijdt onopgemerkt de wijde wereld in. (1) Een wakker, bedrijvig man; wat hij ondernomen had te doen, is flink en gelukkig volvoerd, En zoo is dan Frankrijk's koningschap werkelijk gevlucht! Het vlucht en rijdt dezen kostbaren nacht, den kortsten van het jaar. De barones de Korff is eigenlijk mevrouw de Tourzel, de gouvernante der koninklijke kinderen, degene die vermomd met de vermomde twee kleinen kwam, met den kleinen dauphin en met de kleine Madame royale, de laatste lang naderhand als hertogin van Angoulème (2) bekend. De kamenier van de barones de Korff is de koningin met den gypsy-hoed. De koninklijke persoon met den ronden hoed en de pruik is voor 't oogenblik kamerdienaar. De andere Madame Elisabeth. gesluierde dame, compagnon de voyage gelijk zij heet, is de goede zuster Elisabeth, die reeds lang, sedert den vrouwenopstand, gezworen heeft, dat slechts de dood hen van elkaar zou scheiden. En zoo rijden zij niet al te onstuimig door het bosch van Bondy — over een Rubicon in hun eigene geschiedenis en die van Frankrijk. Gewichtig: ofschoon de toekomst geheel onbestemd is! Wanneer men Bouillé bereikt? W anneer men hem eens niet bereikt? O Lodewijk! en dat alles om u henen is de groote, sluimerende aarde (en boven u de groote wakende hemel), het sluimerende 1) \olgens Fontanges 'Mémoires de Weber) ging de graaf naar Parijs terug en, na zich in den vroegen ochtend overtuigd te hebben, dat het vertrek nog niet bekend was, zou hij zich naar Brussel begeven hebben. (2) Later gehuwd met den hertog van Angoulème, oudsten zoon van den graaf van Artois en na 1824, toen zijn vader als Karei X den troon beklom, dauphin van Frankrijk. bosch van Bondy — waar de langharige nietsdoener Childeric door ijzer doorboord werd, (1) niet geheel ten onrechte in eene wereld als de onze. Deze spitse torens zijn Rancy, dat den snooden d'Orleans behoort. Alles sluimert behalve het geratel onzer nieuwe berline. Do armoedig gekleede vogelverschrikker van een groenteverkooper, die met zijn ezel en jonge groenten moeilijk voortsukkelt, is het eenige wezen, dat men ontmoet. Maar in het Noordoosten verheft zich de morgenschemering al hooger en hooger, en hier en daar begroeten de vogels van de bedauwde takken, met lustig gekweel, de oprijzende zon. De starren verbleeken en de melkweg, de lampen der groote stad Gods. Het heelal, o mijne broeders, opent zijne voorhoven wijd voor het lever van den Allerhoogsten Koning, en gij, arme koning Lodewijk, reist intusschen naar het land der hoop uwer verbeelding. VIERDE HOOFDSTUK. Indrukwekkende houding. Maar hoe was het te Parijs te zes ure des morgens, toen een patriottische afgevaardigde, door een briefje gewaarschuwd, Lafayette wekte en met hem naar de Tuilerieën ging? Geene woorden, slechts de verbeelding kan zich Lafayette's verbazing schilderen, en zich voorstellen, hoe verbijsterd do glazige Argus-oogen van den hulpeloozen Gouvion rolden, thans nu hij inzag dat de valsche kamenier toch de waarheid gesproken had. Intusschen dient het vermeld te worden, dat Parijs, dank zij der verheven nationale vergadering, op dezen schijnbaren oordeelsdag zich zei ven overtrof. Nooit zag men, volgens de verklaring der geschiedschrijvers-ooggetuigen, zulk een * indrukwekkende houding". (2) Alle sectiën houden «permanente zitting'', ook ons Stadhuis, nadat het vooraf omstreeks tien uur drie plechtige alarmschoten gelost heeft, bovenal echter onze nationale vergadering! De nationale vergadering, eveneens permanent, besluit met eenparigheid van stemmen alles wat liet oogenblik vereischt; daar de cóté ilroit, uit vrees voor de lantaren, verstomd is, besluit het met eene kalmte, die aan het verhevene grenst. Men is genoodzaakt te verklaren — want de zaak is te duidelijk — dat Zijne Majesteit door onbekende personen ontvoerd (enlevé) is geworden, en wat verlangt in dat geval de constitutie van ons? Laat ons tot de eerste grondbeginselen terugkeeren, als wij steeds zeggen, revenons aux principes. Volgens eerste of tweede grondbeginselen wordt ijlings menig besluit genomen; men zendt om de ministers, geeft hun de noodige aanwijzingen, hoe zij hun ambt verder waar te nemen hebben, en neemt Lafayette en Gouvion in t verhoor, die een zeer ellendig verslag geeft, het beste, dat hij kan. (3) Men vindt geschrevene (1) Hénault, Abrcr/é chronologique, pag. 36. (2) Deux Amis, Vl, 67—178. Toulongeon, II, 1—38. Camille, Prudhomme etc. (Histoire parlementaire X, 240—244). (3) De Nationale Vergadering besloot, dat de minister van Binnenlandsche Zaken dadelijk koeriers naar alle departementen zou zenden met het bevel aan de autoriteiten iedereen aan te houden, die het rijk zou willen verlaten; dat de minister van .Justitie het staatszegel zou drukken op de decreten der vergadering; dat Rochambeau dadelijk zou vertrekken om de grenzen in zijn commandement in staat van verdediging te brengen; dat de vertrekken van de Tuilerieën en van het Luxembourg zouden verzegeld worden. Verder richtte de Vergadering eene proclamatie tot alle burgers, waarin deze uitgenoodigd werden de orde te handhaven en te vertrouwen, dat de Vergadering de krachtigste maatregelen zou nemen om het spoor te zoeken van hen, die zich schuldig hadden gemaakt aan de ontvoering des konings. II 22 'p een7..van.fa ontzag 'jke lengte, geheel van Zijner Majesteits hand en blijk- richt M* Jne J0Stei! .ZÜ V7', geSteld en aan de hüC'ge "aüonale vergadering gericht. Met ijver en in kinderlijke eenvoudigheid worden daarin alle grieven tot"in de gerings te bijzonderheden uiteengezet, die Zijne Majesteit geleden heeft. Grieven stand T: ,eeU ^KCKER..met ^Juich ontvangen, Zijne Majesteit niet: voorts opÏÏ'f • r t rodT mcubelen in de Tuilerieën, gebrek aan het noodige ■ °f de. civiele lijst; algemeen gebrek aan geld, meubelen en orde, overal regeringloosheid, en het te kort nog niet in het minst gedekt, comblé; - weshalve om kort te gaan, Zijne Majesteit zich naar een veilige plaats heeft begeven, en zich , terwijl hij sanctien, bondseeden en alle overige eeden voor zich zeiven laat zorgen, beroept op — waarop denkt wel een hooge nationale vergadering* — op de bewuste «verklaring van den 23*- Juni" met haar Seid il fem," hij alleen zü zijn volk gelukkig maken, il) Alsof deze verklaring niet onder tweemaal twaalf maanden en het wrak en puin eener geheele feudale wereld diep genoeg begraven rLn Tkt g8n eigenhandigen brief besluit de nationale vergadering te laten drukken en, met een korte, maar bondige verklaring, aan alle drie en -ezonln heteinveoÏkn * Verze,nde?' (fJ °°k ZUÜen er «Uerwege commissarissen uitgezonden, het volk vermaand, de legers versterkt, kortom zorg gedragen worden dat het gemeenebest geen schade lijde. _ En thans gaat men met verheven kalmte' ja schier met onverschilligheid, «tot de orde van den dag over." Door die verheven kalmte bedaart ook de schrik°des volks. Het woud van erende pieken dat zich in den vroegen morgen dreigend verhief, verdwijnt w"' Air tfr T e straatl'cdenaars houden op, 0f stemmen hun toon wat la^er. Moeten mij burgeroorlog hebben; welaan dan, dat hij kome! De konin" is weg, maar de nationale vergadering, maar Frankrijk, maar wij zijn er nog, Ook het o k neemt dus een indrukwekkende houding aan, ook het volk is kalm, en verroert zich niet, gelijk de liggende leeuw. Slechts een weinig brullen en slaan met den staart om te toonen wat hij wd doen. Zoo werd bijvoorbeeld Cazalès door straatgroepen met de kreten «aan de lantaren omringd, maar het kostte de nationale patrouilles weinig moeite, hem te bevrijden. Ook vernietigt men alle afbeeldsels en standbeelden de! ngs, ten minste die van pleister. Zelfs des konings namen, het woord roi, verdwijnt !!! Sr" 3 ulth1angborden; zelfs de koninklijke Bengaalsche tijger op de boulevards wordt een nationale Bengaalsche tijger, Tigre national. (3) hebhen06^00^18 ^ ^ VOlk ! M°rg6n Zal mei1 tot elkaar ««gen : „Wij en geen koning meer en toch sliepen wij gezond genoeg." Morgen zullen di gloeiende Achille du Chótelet (4) en Thomas Paine (5) de weerbaSL nikler de muren van Parijs rijkelijk met hunne plakkaten bedekt zien, waarin"het S dat Fiankrijk eene republiek moet worden. (0) Is het noodig hier bij te voegen' dat ook Lafayktte hoewel aanvankelijk door pieken bedreigd, een indrukwekkende' ja misschien de indrukwekkendste houding van allen aangenomen heeft? Spionnen (1) Deze mémoire, aan welker redactie ook- > 1 . , die tot titel droeg: Declaration du roi, adresseert to? /,>'• n^S bro('dcr' had, deelgenomen en in concreto vinden bij Dulaure, I pacr' 4 51 434 ' ' a"(ats " sa sortie de Paris, kan men voor'de lg." fa.-** « werpen, ter wederlego-mo- van de menoire In 1 ' j .f,1:116 Procjam;|tie aan de Franschen te ont^ kan au* Franeais door den kolonel Achille du Chatelet,'een 'pseudoniem11 Het'^t6" i^l ko."inf s''Ilaf • was onderteekend Zie ook Dulaure, I. pag. 466. pseudoniem. Het is te vinden in de Mémoires van Ferrières. . (5) Zie noot 2 op pag. 33. (b) Dumont, pag. 16. en adjudanten vliegen op goed geluk af henen, ter opsporing en vervolging, de jonge Romoeuf naar Valenciennes, doch zonder veel hoop. Zoo is het beroofde Parijs in zijne verhevene kalmte. Maar van de rncssagcries royales in alle postmalen verspreidt zich allerwege de electrieke tijding: £onze Erfelijke ■\ ertegenwoordiger is gevlucht. Lacht, zwarte royalisten, doch slechts in uw vuistje, opdat het patriottisme het niet zie en in woede den lantarenstrik losmake ! Alleen te Parijs bevindt zich eene hoogc nationale vergadering met haar verhevene kalmte, alle overige plaatsen moeten het aannemen zoo goed zij kunnen; met open mond en oogen, met panisch gekakel, met toorn en veronderstellingen. Wat woelen al die lompe, lederen diligences, met haar lederen brievenzakken en de tijding «de koning is gevlucht" den Thomas Paine. ellen bodem van Frankrijk op, waarheen zij komen, zetten in stad en gehucht de bedaarde gemoederen in schrik en doodsangst en stommelen dan verder, als ware er niets gebeurd! Langs alle groote wegen, tot aan de uiterste grenzen, tot ,lat geheel Frankrijk opgeruid is — als een ontzaglijk verwoede, kalkoensche haan. Zoo bereikt, bijvoorbeeld, zulk een lederen monster onder het hulsel van dezen nacht de stad Nantes, die in diepen slaap ligt. Het woord is nauwelijks gesproken of alle patriotten zijn opgewekt : generaal Dimoiriez moet in een roquelanre (1) gehuld van zijn slaapkamer komen en vindt de straat bedekt met vier- of vijfduizend burgers in het hemd. (2) Hier en daar ziet men een zwak nachtlicht, dat in de haast is aangestoken, en een aantal zwarte, magere gestalten met achterwaarts geschovene slaapmutsen jl) Een kleedingstuk, dat zijn naam ontleende aan Gaston .Tean Kaptiste, hertog van Roquelaure (1617 ll>83), een der Franseho veldheeren, die bekend was om zijne geestigheid. Er bestaat een werk \jiii hem, getiteld : M'invis fi'finr/tis, 011 les Xventures divertissmites du du ■ dc Iioquelaure (2) Dumouriez, Mémoires, II, 109. en meer of minder fladderende nachthemden, die met open mond staan te luisteren, tot generaal Dumouriez gesproken heeft! En boven hem draait zich de Groote Beer zoo rustig als altijd om Boötes, (1) rustig, onverschillig als de lederen diligence zelve. Weest getroost, gij mannen van Nantes! Boötes en de Groote Beer draaien nog, de oude Atlantische oceaan zendt nog altijd zijn vloed luidklotsende uwen Loire-stroom op; brandewijn zal uwe maag verwarmen: dit is niet de laatste dag, maar een vóór den laatsten. De dwazen! Als zij eens wisten, wat juist op hetzelfde oogenblik, ook bij brandende kaarsen, in het verre Noordoosten geschiedt! I)e verschriktste man in Parijs, of Frankrijk, kan men wellicht zeggen, is — wie denkt wel de lezer? —de zeegroene(2) Robespierre. Dubbele bleekheid met de schaduw van galgen en stroppen bedekt de zeegroene gelaatstrekken; voor hem is het maar al te duidelijk, dat den patriotten een St. Bartholomeus-nacht (3) te wachten staat, en dat hij binnen vier-en-twintig uren niet meer in leven zal zijn. Deze vreeselijke voorgevoelens hoort hem bij Pétion een achtenswaardige getuige uiten. Madame Roland (4) namelijk, dezelfde die wij verleden jaar schitterende van vreugde bij het Lyonsche bondsfeest zagen. Sedert vier maanden zijn de Rolands te Parijs geweest, om met comités van de Vergadering de stedelijke aangelegenheden van Lijon, dat diep in schulden steekt, te regelen. Inmiddels hebben zij, gelijk zeer natuurlijk is, omgang met de beste patriotten, die hier te vinden zijn, met onze Brissot's, Pétion's, Buzot's, Robespierre's, «die,"zoo zegt de bevallige gastvrouw, «vier avonden in de week bij ons plachten te komen." Deze die dien dag bedrijviger waren dan ooit, zouden gaarne den zeegroenen Robespierre getroost hebben, spraken van de plakkaten van Achille du Ch&telet, van een journaal dat de Republikein zou moeten heeten, kortom, om de gemoederen voor de republiek \oor te bereiden. «Een republiek, zeide de Zeegroene met een droog heesch, niet schertsend lachje, «wat is dat?' (5) O zeegroene onomkoopbare, gij zult het zien ! V IJ F D E HOOFDSTUK. De nieuwe berline. Maar spionnen en adjudanten zijn middelerwijl sneller gevlogen dan de lederen diligence. De jonge Romoeuf begaf zich, gelijk we zeiden, vroegtijdig op weg naar Valenciennes, razende boeren grepen hem als een verrader, die de hand mede in het spel, had, sleepten hem naar het stadhuis, naar de nationale vergadering, die hem spoedig \an een nieuwen reispas voorzag. (6) Ja thans is ook dien vogelverschrikker van een groentenkoopman de nieuwe berline weer in gedachte gekomen, die hij in 't bosch van Bondy gezien heeft, en hij heeft dienaangaande getuigenis afgelegd. (7) Romoeuf, van een nieuwen reispas voorzien, wordt thans met dubbelen spoed, en op een gelukkiger li Een groot sterrenbeeld naast den Grooten Beer. (2) Zoo geheeten om de kleur van zijn ias. (3) Zie pag. S. !4) Zie pag. 55. t5) Madame Roland, II. 70. T .'® Dulaure, I, pag. 426, werd Romoeuf door werklieden, die werkten aan den «pont de Louis \\ I, tegengehouden, naar de Feuillants gebracht en vandaar naar de Nationale Vergadering, die nem alsdan, van nieuwe instructiën voorzien, weder op weg zond (7) Moniteur, etc. Histoire parlementaire, X. 244—253). spoor, over Bondy, Claye, Chalons, in de richting van Mctz, de nieuwe berline achterna gezonden en galoppeert a franc étrier. Ongelukkige nieuwe berline! Waarom kon het koningschap niet in eene of andere oude berline, zooals die van andere menschen, vluchten? Wanneer het leven op het spel staat, komt het immers niet op de soort van voertuig aan. Monsieur is in een gewone reiskoets Noordwaarts gesneld, madame zijne gemalin, in eene andere, doch langs een anderen weg. Zonder een blik van herkenning te wisselen, kruisen zij elkaar op een station en bereiken gelukkig Vlaanderen, door niemand ondervraagd. (1) Op dezelfde wijze en op hetzelfde uur heeft zich ook de schoone prinses de Lamballe (2) op reis begeven, en zal gelukkig naar Engeland komen — gave de hemel, dat zij er gebleven ware! De schoone, de goede, maar ongelukkige, wie nog een vreeselijk lot te wachten staat! Allen komen snel en onverhinderd voort, slechts de nieuwe berline niet. Dat ontzaglijke lederen voertuig of ontzettend galjoen, gelijk men het zou kunnen noemen, met zijn logge sloep, de met twee paarden bespannen chais, met haar drie gele loodsbooten, de rijdende koeriers, die doelloos ronddwalen, om te misleiden, niet om te leiden. Met moeite beweegt het zich voorwaarts, met een slakkengang, door iedereen gezien. De gele koeriers rammelen en paradeeren met hunne liverei, loyaal, maar onnoozel, en met alles even onbekend. Daarbij komen beletselen en schade aan het rijtuig, dat men te Etoges moet laten herstellen. Ook wil koning Lodewijk uitstijgen, den heuvel opwandelen en den heerlijken zonneschijn genieten. Kortom, met elf paarden, dubbele fooien en alle hulp van natuur en kunst, legt het koningschap, terwijl het leven op het spel staat, in tweeëntwintig achtereenvolgende uren niet meer dan negenenzestig (Engelsche) mijlen af. Traag koningschap! En toch is iedere minuut van deze uren zoo kostbaar, van minuten hangt thans het lot van het koningschap af. De lezer kan derhalve bevroeden, in welk eene stemming de hertog de Choiseul in het dorp Pont-de-Sommevelle, eenige mijlen achter Chalons, uur aan uur mocht staan wachten, thans nu de dag zichtbaar ten einde neigt. Choiseul reed in alle stilte uit Parijs, tien uren voor den voor Hunne Majesteiten bepaalden tijd; zijne huzaren, onder aanvoering van den ingenieur Goguelat, bevinden zich stiptelijk ter plaatse, om »een verwachten schat te begeleiden," maar uur op uur verloopt en er verschijnt geene berline van barones de Korff. De geheele Noordoostelijke streek door, op de grenzen van Champagne en Lotharingen, waar de groote weg loopt, heerscht groote opgewondenheid. Immers in alle postdorpen en steden, van Pont-de-Sommevelle tot Noordwaarts naar Montmédy liggen escortes van huzaren en dragonders te wachten. Het is een geheele reeks of keten van militaire escortes, en aan het eind daarvan te Montmédy onze wakkere Bouillé, een electrieke donderketen, die de onzichtbare BouillÉ, gelijk een vader Jupiter — tot een wijs doeleinde in handen houdt! De wakkere Bouili.é heeft gedaan wat hij kon, heeft zijne electrieke donderketen tot aan den drempel van Chalons uitgestrekt; hij wacht slechts op de berline van barones de Korff, om haar in ontvangst te nemen, te 'begeleiden, en des noods in storm van militair vuur weg te voeren. Daar liggen zij thans verscholen, die fiere ruiters, in alle postdorpen — want de route moet Verdun en groote steden vermijden — van Montmédy en Stenay af door Clermont, St. Menehould, tot aan Pont-de-Sommevelle toe; ongeduldig wachten zij «op de aankomst van den schat." Men verbeelde zich, welk een dag dit is voor den wakkeren BouillÉ, misschien de eerste dag van een nieuw, roemrijk leven, zekerlijk de laatste van het oude! Insgelijks, en zeker in nog hoogeren graad, welk een dag, heerlijk en verschrikkelijk, voor onze jonge, volbloedige kapiteins; voor onze Dandoins, graaf de Damas, hertog de Choiseul, (1) Vergelijk Dulaure, I, pag. 425. (2,) Zie pag. 50 en haar portret op pag. 59, deel I. ingenieur Goguelat en soortgelijken, die mede in het geheim betrokken zijn! On«-eukkig echter neigt de dag al meer en meer ten Westen, en nog vertoont zich geene berline van de barones de Korff. Het is reeds vier uren over den tijd en nog geene ber'ine- 111 alle dorpsstraten slenteren rovalistische kapiteins, en zien dikwerf uit met een onverschillig gelaat, maar met een diep bezorgd hart, naar den kant van Parijs; strenge kwartiermeesters kunnen de gemeene dragonders nauwelijks van de koffiehuizen en kroegen terughouden. (1) Daag op voor onze verbijsterde zinnen, nieuwe berline daag op voor ons, gij zonnewagen eener nieuwe berline, met de lotsbestemming van Frankrijk! Deze reeks van militaire escorten was door Zijne Majesteit zelve bevolen ; het streelde zijne koningsverbeelding met een schijn van zekerheid en redding; inderdaad echter verwekte zij slechts achterdocht, en daar waar anders geen gevaar was. eindelooze gebaren. Want natuurlijk vroeg ieder patriot in deze postdorpen: wat beteekent dit gekletter van paardenvolk, dit marcheeren en loeren der troepen? Om een schat te escorteeren? \\ aarvoor een escorte, daar geen patriot de natie zal bestelen ; of waar is uw sc • — Er heeft Zl'l'i een lieen en weer marcheeren plaats gevonden; want het is al weder een fataliteit, dat eenige van deze militaire escorten reeds gisteren zijn aangekomen, daar de aanvankelijk bepaalde dag de 19lle en niet de twintigste der maand was i ïen Hare Majesteit, om de een ot andere noodwendige behoefte, goed vond te verschiken. En nu denke men aan de achterdochtige geaardheid van het patriottisme, die \ooral \an Bouillé, den aristocraat, niets goeds vermoedt, en hoe de wrevelig argwanende stemming vierentwintig uren lang tijd gehad heeft om toe te nemen en te verbitteren ! ie Ponf-rle-SommevelIe worden die veertig vreemde huzaren van Goguelat en den hertog de Choiseul voor iedereen een onverklaarbaar geheim. Zij loerden reeds lang £e"oe.f..te s'n"/e Menehould, loerden en toefden daar zoolang, totdat onze nationale vrijwilligers, in^ toornigen twijfel ontstoken, "driehonderd geweren van het gemeenteïuis verlangden en ze bekwamen. En het gebeurde ook dat op hetzelfde oogenblik uiize kapitein Dandoixs met zijn troep van Clermont aan het andere einde van het dorp aankwam. Een versche troep, verontrustend genoeg, hoewel het gelukkig slechts dragonders en Franschen zijn ! Goguelat moest dus met zijne huzaren aftrekken, en zoo snel mogelijk, tot hij hier te Pont-de-Sommevelle, waar Choiseul lag te wachten, eene rustplaats vond. Eene rustplaats, maar als op gloeiende kolen. Want het gerucht van hem verspreidt zich verder, en alles loopt in schrik en toorn heen en weer; Chdlons zen' f piketten nationale vrijwilligers op kondschap herwaarts, die met andere piketten met hetzelfde doel van Ste Menehould afgezonden, samentreffen. In 's hemels naam' ■wat brengt u herwaarts, gij beknevelde huzaren, gij mannen met vreemde keelklanken? schat . — de op kondschap uitgezonden piketten schudden het hoofd. De hongerige boeren weten intusschen zeer goed welk een schat het is: inbeslagneming door militaire macht wegens pacht en belasting, die geen ambtenaar zou kunnen binnenkrijgen. Dat w eten zij en gaan hun parochie-bengel bij wijze van stormklok luiden: wat een snelle uitwerking doet! Choiseul en Goguelat moeten noodwendig, zoo zij niet het geheele land in opschudding willen brengen, met of zonder berline in den zadel en voort. (2) Zij stijgen te paard en gelukkig houdt de parochie-bel op. Zij rijden langzaam Oostwaarts naar Sain/e Menehould, nog altijd hopende dat de zonnewagen eener berline hen ïn1*TlZ,tr7r ,La G,AT rdu réginient Royal-Dragons (in Choiseul pag. 125-139». den omtrek meenden r/It tilZ, / XVI Schrijft do herto" (ie ^lx-iscul. dat de boeren in en van madame d'Elhoiif wolk . , l'j1 gronden waren om met geweld van de pachters van landerijte innen 'welke die mclitiT •<*»«• ' ' 'm ""'"^"Swinievelle gelegen waren, de niet-afkoopbare tienden 'nellen en ook uitChfi U' V°ld°en' To°" "" va» ;i11" k:lnt"» boeren kwamen toe- te de Choisenl he^ eèraden 'pffpi Wf ^wamPP: terw«' fl" berline zich nog steeds liet wachten, acht- 5MÏÏÏp,»5SSSÏÏ"*»mM"?<**brek™- w».MkN.« inhalen zal! Ach, geene berline! En nu zijn we weer dicht bij dat Sainte Menehould, dat ons dezen morgen verdreef met zijn driehonderd geweren, en dat mogelijk kapitein Dandoins en diens versche dragonders ook niet al te vriendelijk aanziet, hoewel het slechts Franschen zijn — kortom, dat wij niet zonder gevaar eener opschudding ten tweeden male mogen betreden. Met. eenigszins bezwaard hart slaan onze huzaren links af en begeven zich op bijwegen door ongebaande bosschen en velden, met vermijding van Sainte Menehould en andere plaatsen, waar men hen reeds gezien heeft, rechtstreeks naai' het verwijderde dorp Varennes. Zij zullen waarschijnlijk een scherpen avondrit hebben. Ueze eerste militaire post in de lange donderketen is dus onverrichter zake, zoo niet erger, heengegaan, en de geheele keten dreigt in de war te geraken ! — De groote weg is echter weer tot zekere rust gekomen, maar de meest waakzame. Zorgelooze dragonders zijn door geen kwartiermeester van de kroeg terug te houden, waar nieuwsgierige patriotten met hen drinken en hen zelfs onthalen. Kapiteins wandelen schier wanhopend, doch met een onverschillig gelaat, langs den stofligen weg, maar geen zonnewagen verschijnt. Waarom blijft hij uit? Is het gelooflijk, dat hij, met elf paarden, en zulke gele koeriers en alle mogelijke hulpmiddelen, slechts drie (Engelsche) mijlen in het uur, en dus niet meer dan de zwaarste vrachtwagen, zou afleggen? Ongelukkig weet men niet, of hij wel eens uit Parijs vertrokken is — en toch weet men ook niet, of hij niet juist nu aan de andere zijde van het dorp is. Het hart klopt van ongeduld boven alle beschrijving. ZESDE HOOFDSTUK. De oud-dragonder Drouet. Zoo is inmiddels de dag ten einde geneigd. Moede stervelingen gaan langzaam huiswaarts van hun veldarbeid; de dorpsambachtsman nuttigt met smaak zijn sober avondmaal of slentert naar de dorpsstraat, om een mondvol versche lucht te genieten, en wat nieuws te vernemen. Alom heerscht de stille rust van een zomeravond. De zon staat vlammend in het uiterste Noordwesten, want het is haar langste dag dit jaar. Weldra zullen de heuveltoppen in hun hoogsten gloed staan en blozend goeden nacht wenschen. De lijster kweelt haar vroolijk avondlied op den bladerrijken twijg in groene dalen, bij het luider gehoord kabbelen der beken; stilte verspreidt zich allengs over de aarde. De bestoven molen van Valnuj en alle andere molens mogen nu hunne zeilen oprollen en ophouden te kleppen en te draaien. De uitgeputte slovers in den tredmolen der aarde hebben weer een dag afgestreden en wandelen thans groepsgewijze door het dorp of zitten in rijen op steenen banken, (1) terwijl hunne kinderen, schalksche knapen, aan hunne voeten spelen. ^ an het dorp Sainte Menehould, gelijk van alle andere dorpen, gaat een onmerkbaar gegons van zoet gekeuvel op. Een grootendeels zoet en onmerkbaar gekeuvel, want zelfs de dragonders zijn Franschen en voorkomend, en nog is de diligence van Parijs op Verdun met haar lederen valies niet binnen gerold om de gemoederen met schrik te vervullen. (1) Rapport de monsieur Rkmy. In Choiseil, pag. 143.) Eéne gestalte bemerken wij intusschen aan de laatste deur van het dorp, die gestalte in een luchtig golvende kamerjapon, van Jean Baptiste Drouet, (1) i ie hier ter plaatse postmeester is. Het is een vinnig, driftig man, die er wel wat gevaarlijk uitziet, nog in den bloei zijner jaren, hoewel hij in zijn tijd als dragonder onder (,o.\de gediend heeft. Reeds vroeg in den morgen werd Drouet heden geërgerd, en is sedert in een wrevelen luim gebleven. De huzaar Goguelat namelijk vond goe°d om dezen morgen wegens een paard ter terugzending van zijn rijtuig, niet met Drouet den Jean Baptiste Drouet. gewonen postmeester, maar zuinigheidshalve met zijn -waard te onderhandelen ; Drouet, die zulks bemerkte, kwam toornig bij hem, dreigde den waard en wilde zich niet laten bevredigen. Kortom, 't was een verdrietige dag. Want Drouet is bovendien nog een heftige patriot, was bij het piekenfeest te Parijs: en wat beteekenen deze soldaten van Bouillé ? Nauwelijks heeft men de huzaren — met hun rijtuig, en vervloekt zij het! — naar buiten geworpen, of Dandoins en diens versche dragonders komen van (1) Jean Baptiste Drouet (1763—1824) ontving voor de arrestatie der koninklijke familie van de Nationale \ergadering eene belooning van 30.000 frs. Na dien tijd heeft hij een veelbewogen leven gehad. Tot lid der Conventie gekozen, behoorde hij tot de bergpartij; in 1793 viel hij bij het beleg van Maubeuge den Pruisen en Oostenrijkers in handen, en werd hij tot 1795 gevangen gehouden, toen hij werd uitgewisseld. Wegens zijne deelneming aan de samenzwering van Babeuf werd hij ter nood veroordeeld, maar liet Directoire liet hem ontsnappen en hij begaf zich naar Indië, waar hij tegen de Lngelschen vocht. Begenadigd keerde hij naar Frankrijk terug en werd hij onder het consulaat onderprefect van St.-Menehould. Hij overleed in 1824 te Macon. Clermont aan, en dwarlen rond. Met welk doel? De driftige Drouet gaat in en uit in zijne luchtig golvende kamerjapon, en ziet rond met blikken, die de ergernis nog aanmerkelijk gescherpt heeft. Daarentegen ziet men op de straat van datzelfde dorp kapitein Dandoins met een onverschillig gelaat, maar met een hart dat door prangende zorg verteerd wordt, rondslenteren! Want er vertoont zich maar geene berline van barones de Korff. De zon zinkt steeds dieper, het harte bonst boven alle beschrijving. Bij den hemel! Daar komt in den rooden avondgloed de gele lijfgarde-koerier (1) aanrennen! Sta vast, Dandoins, met een ondoordringbaar, onverschillig gelaat, ofschoon de gele domkop het posthuis voorbijrijdt, onderzoek doet waar het te vinden is, en het geheele dorp van verrukking over zijn schoone liverei in rep en roer brengt. Langzaam voort waggelende met haar stapels lintdoozen, en de chais achteraan, rijdt de berline van de baronesse de Korff het dorp binnen; zoo ver is het ontzaglijke galjoen met zijne loodsboot gekomen. De bewoners van het dorp staan als altijd, wanneer een rijtuig voorbijkomt, hetgeen voor hen een hooge merkwaardigheid is, met open mond en oogen te kijken. De rondzwervende dragonders slaan, zoo schoon zijn de gele livereien, eerbiedig de hand aan den helm, en eene dame met een gypsy-hoed op beantwoordt dien groet met een eigenaardige bevalligheid. (2) Dandoins staat daar met over elkaar geslagen armen en zulk een onverschillig, minachtend garnizoensgelaat, als iemand slechts zetten kan, wiens hart dreigt te barsten. Zijne knevels minachtend opstrijkende, ziet hij zorgeloos in 't rond, maar houdt niettemin een oog op de groepen, die hem niet bevallen. Met zijne oogen geeft hij den gelen koerier een wenk om spoed te maken. De domme gele kan den wenk niet verstaan, en komt brommende bij hem, om hem met woorden te vragen. Het dorp ziet zulks. Inmiddels heeft ook de postmeester Drouet niet stil gezeten, maar gaat in en uit in zijn luchtige kamerjapon en bespiedt menige zaak. Wanneer de vermogens van een mensch op den rechten tijd door ergernis gescherpt worden, kan zulks tot veel leiden. Lijkt de dame met dien breeden hoed, hoewel zij achter in het rijtuig gezeten is, niet op iemand die men reeds eenmaal, op het Piekenfeest of elders, gezien heeft? En die dikkop (grosse-tête) met den ronden hoed en de pruik op, die van tijd tot tijd het hoofd naar buiten steekt om naar achteren te zien, heeft hij niet de gelaatstrekken van — — ? Snel, mijnheer Guii.laume, schrijver bij het directoire, haal mij een nieuw assignaat! Drouet beziet de nieuwe assignaat nauwkeurig, vergelijkt het beeld op het papierengeld met liet dikke hoofd ginds in den ronden hoed, — bij den hemel! zou men niet zeggen dat het eene naar het andere gemaakt ware ? En dat marcheeren van troepen, dat rondslenteren en fluisteren, — het is zoo! (3) Drouet, postmeester van dit dorp, vurige patriot, oud-dragonder van Condé, bedenk dus wat gij te doen hebt! En snel, want zie, de nieuwe berline is spoedig omgespannen, klapt met de zweep en rolt weg. (4) Drouet acht het niet raadzaam om terstond in de teugels te grijpen; hoe gemakkelijk zou Dandoins met zijn kling tusschen beide kunnen komen. Onze arme nationalen, van welke er geen hier is, hebben wel driehonderd geweren, maar geen kruit en lood; bovendien is men niet zeker van zijn zaak, slechts zedelijk overtuigd. Als een scherp oud-dragonder van Condé, sluipt hij stilletjes, terwijl Guillaume twee der vlugste paarden zadelt, naar het gemeentehuis, om hier een woord te fluisteren, en zet zich daarop met den schrijver Guillaume te paard en beiden rennen Oostwaarts, de nieuwe berline achterna, om te zien wat er gedaan kan worden. (1) de Valory. (2) Déclaration de la Gache. (In Choiseul, als boven.) (3) In de Mémoire van M. de Bouillé, de jonge, wordt gezegd, dat de Koning aan Drouet uen naasten weg naar Varennes vroeg, waardoor hij nog te meer 's mans achterdocht opwekte. 4) Tegen acht uur des avonds. II ™ Zij rennen Oostwaarts in scherpen draf, terwijl hun zedelijke overtuiging, van het gemeentehuis uit, in een ijverig gefluister zich aan heel het dorp mededeelt. En ziet kapitein Dandoins beveelt zijne dragonders op te stijgen, maar deze, die zich over lang vasten beklagen, eischen eerst brood en kaas, en voordat het korte maal genuttigd kan zijn, heeft Drouets overtuiging het geheele dorp doorloopen, dat nu niet meer fluistert, maar raast en tiert. Nationale vrijwilligers, in der haast bijeengekomen, schreeuwen om kruit en lood, de dragonders dobberen tusschcn patriottisme en krijgstucht, tusschen brood en kaas en opgestoken bajonetten; ongemerkt overhandigt Dandoins den strengen kwartiermeester zijn zakboek met geheime depêches, zelfs de stalknechts komen met mestvorken en dorschvlegels. De strenge kwartiermeester, slechts ten halve in den zadel, baant zich met de sabel een weg door gevelde bajonetten, (1) te midden van patriottische vloeken en dorschvlegelslagen, en rijdt woedend weg (2) zonder dat hem iemand volgt. Alle overigen willen zich liever aan den zachten dwang onderwerpen en hier blijven. En dus rolt de nieuwe berline voort, en Drouet en Guillaume galoppeeren haar ac iteina, en Sainte Menehould en eene streek van eenige uren in den omtrek zijn in uitbarsting en de militaire donderketen is gesprongen en vernield, gelijk te vreezen staat, met het ongelukkigste gevolg. ZEVENDE HOOFDSTUK. De nacht der sporen. Dat komt van geheimzinnige escortes en van een nieuwe berline met elf paarden • «wie een geheim heeft, moet het niet slechts verbergen, maar ook verbergen dat hij een geheim te verbergen heeft." De eerste militaire escorte is zelfvernietigend gesprongen en alle militaire escortes, daar de argwaan heel het land in roer zet, springen, en het is niet te vergelijken met den verpletterend zegepralenden donder, — veeleer gelijk de eerste vlok eener alpenlawine, die, eenmaal in beweging gebracht als hier in Sainte Menehould, onophoudelijk voortrolt, zich uitbreidt en voort gaat tot Stenay toe in woest verdelgende vaart, tot ten laatste alles, patriottische boeren, militaire escortes nieuwe berline en koningschap doorééntuimelen in den afgrond! De donkere schaduwen van den nacht vallen. De postillons knallen en klappen met de zweep; de koninklijke berline is door Clermont, (3) waar kolonel graaf de Damas ïaar een woord toefluisteren kon, (4) is gelukkig op weg naar Varennes, door dubbele omen in hare vaart bespoedigd; -een onbekende te paard" doet op ernstigen toon een schor gefluister, dat men echter niet verstaat, door het rijtuigvenster hooren, en verdwijnt in de duisternis van den nacht. (5) De hooge reizigers sidderen, maar door overgroote vermoeienis vallen zij allen in sluimer. En ach, Drouet en guillaume geven hunne paarden de sporen en slaan, kortheids- en veiligheidshalve, bijwegen in en verspaden overal hunne zedelijke overtuiging, die als een vogel door de lucht verder hand^en^stooL gcheeten' rende in "aloI) weS' de teugels tusschen de tanden en in iedere Déclaration de LA Gachb fin Choweui.. pag. 134.) (J) Hier was de berline om half tien aangekomen. 4) Dit was weder eene fout, die niet onopgemerkt bleef. (5) Campan, ii, 159. En de strenge kwartiermeester (1) spoort zijn ros en verwekt — gelijk hier te Clermont — een schor trompetgeschal, dat de reeds naar bed gegane dragonders naar buiten roept. De wakkere kolonel de Damas krijgt voor een deel zijne manschap te paard; de jonge vaandrig Remy rent met een klein aantal weg. Maar het patriottische plaatselijk bestuur is ook hier te Clermont op de been, de nationale garde schreeuwt om scherpe patronen en het dorp wordt van zelf «geïllumineerd" — daar flinke patriotten ras uit het bed springen, vuur slaan, een eindje kaars of schrale olielamp aansteken, tot alles flikkert en flonkert, zoo flink zijn zij! Overal een caniisado of tumult in hemden, de stormklok luidt, de dorpstrom slaat woedend de générale, als hier te Clermont onder illuminatie; razende patriotten tieren en dreigen! De wakkere kolonel de Damas spreekt in het oproer van het razende patriottisme eenige vurige woorden tot de ruiters die hij bijeen heeft: «Kameraden, te Sainte Menehould gehoond, koning en vaderland eischen uw arm!" en geeft daarop liet kommando: Trekt de sabels. Ongelukkig echter slaan de ruiters slechts aan het gevest en steken de kling nog dieper in de schecde. «Wie voor den koning is volge mij!" roept de Damas in wanhoop en galoppeert voort, hij en een enkel paar loyale ondergeschikten, in de duisternis van den nacht. (2) Nacht, die zijn gelijken niet heeft in Clermontais, de kortste van het jaar, de merkwaardigste der eeuw, een nacht die verdient de nacht der sporen te heeteu! De vaandrig Rémy en de weinigen die hem volgden, hebben hun weg gemist; zij galoppeeren uren lang in de richting van Verdun, daarna uren lang door een overal omheinde streek, door in beweging zijnde gehuchten, in de richting van Varennes. Ongelukkige vaandrig Remy, nog ongelukkiger kolonel de Damas, die slechts door twee loyale ondergeschikten vergezeld wordt. Meer rijden er niet van de Clermontsche escorte; van de overige escortes in andere dorpen kunnen er zelfs geen twee rijden, allen moeten rechtsomkeert maken, daar de stormklok en de zelf-geïllumineerde dorpen liet wegrijden beletten. En Drouet rijdt met den schrijver Guillaume, en het landvolk loopt. Goguelat en de hertog de Choiseul jagen over berg en dal, door bosschen en moerassen; huzaren vallen in kuilen en liggen drie kwartier in bezwijming, terwijl hunne kameraden niet zonder hen willen inarcheeren. Welk een avondrit van Pont-de-Somtnevelle, welke dertig uren, sedert de Choiseul Pa>-ijs verliet, met Leonard, den kamerdienaar der koningin, bij zich in het rijtuig! De zwarte zorg zit achter den ruiter. En zoo jagen zij langs berg en dal, jagen het gevogelte op en vertrappen het geurende kruid, verschrikken het oor van den nacht. Maar luistert, wat is dat, om twaalf uur, naar gissing, want zelfs de sterren zijn verdoofd! Luistert! Klinkt daar niet de stormklok uit Varennes? De huzaren-officier houdt den teugel in en luistert: «Ongetwijfeld brand!' — niettemin rijdt hij schier ademloos voort, om zich te vergewissen. Ja, wakkere vrienden, die uw uiterste best doet, het is eene soort van brand, die moeilijk te blusschen is. De berline van barones de Korff, deze geheele rijdende lawine nog altijd mooi vooruit, bereikte, in weerwil van liet schorre gefluister van den onbekende, met goede hoop tegen elf uur (3) het kleine onaanzienlijke dorp Varennes. Liggen nu niet alle steden achter ons, Verdun, dat wij ontweken hebben, aan onze rechterhand? Is men niet in zekeren zin binnen het bereik van Bouillê zeiven, terwijl de duisterste zomernacht ons begunstigt?... En zoo houdt men op een heuvel aan het zuidelijke einde van het dorp stil, in afwachting van de versche paarden, die de jonge Bouillé, Bouillé's eigen zoob, benevens een escorte huzaren, gereed zoude houden; want in dit dorp is geen post. Maar, ontzettend denkbeeld, er zijn paarden noch huzaren hier! Doch neen, sterke paarden, een behoorlijk span, dat den hertog van (1) Zie liet vorige Hoofdstuk. (2) Procés-verbal da directoire de Clermont. (In Choisei l, pag. 189—195.) (3) Volgens Dulaure, te half twaalf. Choiseul toebehoort, staan aan de krib, maar in liet bovendorp, aan gene zijde van de brug, zonder dat men er iets van weet. Ook wachten huzaren, maar in de wijnhuizen drinkende, want het is zes uren over den bepaalden tijd. De jonge Bouillé, een onnoozole aankomende knaap, die meende dat voor dezen nacht alles gedaan was, heeft zich te bed begeven. En zoo moeten onze gele, onbedreven koeriers tastende en struikelende door het dorp dwalen; de postillons willen voor geen geld met de vermoeide paarden verder gaan, ten minste niet zonder verversching, de kamerdienaar met den ronden hoed moge zooveel praats hebben als hij wil. Treurig voorwaar! «Gedurende vijfendertig minuten" staat, volgens des konings horloge, de berline stokstil, de ronde hoed twist met de rijlaarzen, de vermoeide paarden slobberen hun voeder en water, gele koeriers tasten in 't rond en struikelen — en de jonge Bouillé slaapt inmiddels in het bovendorp en Choiseul's fraai gespan staat daar aan de krib. Wat baat! voor geen koningsgeld! De paarden slobberen op hun gemak, de ronde hoed redekavelt, Bouillé slaapt. En luister! naderen daar niet al klapperend twee ruiters op vermoeiden draf en staan, zoo men hen in het duister kon zien, een oogenblik verbaasd stil op het gezicht dier donkere massa eener berline, en rennen daarop des te sneller naar het dorp? Het is Drouet, hij en de schrijver Guillaume. Nog altijd zijn die twee den rijdenden troep vooruit en ongedeerd gebleven, hoewel men zich beroemt hen gejaagd te hebben. Drouet's boodschap is ook niet zonder gevaar, maar hij is een oud-dragonder en al zijne zinnen zijn op 't hoogste gespannen. Het dorp Varennes ligt sluimerend in duisternis gehuld, het is een onregelmatig dorp in den vorm van een omgekeerden zadel, naar luid der beschrijving. Het sluimert, bij het gekabbel der ruischende Aire. Maar uit de herberg de Gouden arm, Bras d'or, eene herberg, daar dwars over het bellende marktplein, komt nog de schijn van een gezellig licht, hoort men nog de ruwe stemmen van ossenkoopers of zulke lieden, die hun valreep-glas nog niet gedronken hebben; de vroojijke Boniface le Blanc met een wit schort voor, bedient hen. Met een doorborenden blik treedt Drouet hier binnen en wenkt Boniface in stilte. Camarade, cs-tu bon patriote? Zijt gij een goed patriot?-' "Si je suis.' «Of ik dit ben!" antwoordt Boniface. «In dat geval,''fluistert Drouet driftig — en wat hij verder fluistert, hoort Boniface alleen. (1) Ziet nu hoe Boniface le Blanc zich rept, zooals hij nog nooit voor den lustigsten drinker deed. Ziet Drouet en Guillaume, die vaardige oud-dragonders, haastig naar de brug snellen, die zij «met een vrachtwagen, dien zij daar vinden, met alle mogelijke wagens, karren, kruiwagens en vaten, waarvan zij zich meester kunnen maken, versperren — totdat geen rijtuig er meer over kan. Ziet hen voorts, de brug versperd zijnde, dicht daarbij onder den Varenner poortweg post vatten, waar Le Blanc, Le Blanc s broeder en nog een paar patriotten, die door genen gewekt zijn, zich bij hen voegen. In t geheel een half dozijn sterk, staan zij daar met hun nationale geweren onder den poortweg te wachten, totdat de berline van barones de Korff komt aanrollen. Daar nadert zij. Alte la! Lantarens flikkeren van onder hunne kleederen, krachtige vuisten grijpen in de teugels, twee nationale geweren worden geveld door de twee portieren: «Mesdames, uwe passen?" o Jammer, ook Steur Sausse, de procureur der gemeente, alsmede kaarsenmaker en kruidenier, is daar met officieele kruideniers-beleefdheid, die Drouet met krachtige woorden en vlug vernuft ondersteunt : het geëerde reisgezelschap, zij het van de baronesse de Korff, of personen van nog hooger rang, zal wel de goedheid willen hebben, tot het aanbreken van den dag bij den heer Sausse te vertoeven. (2) ("1) Deux amis VI, 169—178. (2) Dulaure geeft, in afwijking van andere schrijvers, een andere lezing van deze arrestatie, eene lezing, die niet zoo romantisch klinkt. \ olgens dezen schrijver wist de koninklijke familie, te Varennes gekomen, niet waar de paarden van Bouillé stonden en kwamen de koeriers, na eerst hier en daar Aanhouding dek. Koninklijke Familie te Varennes. • » Lodewijk, o ongelukkige Marie-Antoinette, die gedoemd zijt, uw leven met zulke mensclien door te brengen! Phlegmatieke Lodewijk, zit er dan niets als een tiaag, halt bezield plilegma in u? Koning, kapitein-generaal, souvereine Frank, zoo ooit uw hart, sedert het onder den naam van hart begon te slaan, een besluit vatte, dan zij het thans of nooit in deze wereld. «Gij gewelddadige nachtelijke aanranders, en al waren het nu personen van nog hoogeren rang? En al ware het de koning zelf? Heeft de koning niet het recht, dat alle bedelaars hebben, om ongehinderd op zijn eigen heirweg te reizen? Ja, het is de koning, en beeft thans, dat gij het weet! De koning heeft gesproken in deze ééne onbeduidende zaak, en in vrankrijk en onder Gods troon is geene macht, die tegenspreken zal. Niet den 'oning, neen slechts zijn lijk zult gij onder dezen ellendigen poortweg aanhouden en het voor hemel en aarde verantwoorden. Hier, gard es-du-corps, postillons, en avant! Men verbeelde zich in dat geval den bleeken schrik der beide le Blanc's, hoe )rnii i de lip zou hebben laten hangen en de procureur Sausse als vet bij hel vuur j^esmo ten zou zijn; \erbeelde zich dat Lodewijk doorrijdt en binnen weinige minuten ^en jongen BocillÉ en zijne huzaren wekt, eindelijk den zegepralenden intocht in Montmedy met een trotsch ruiter-escorte: — ware dan de loop der Fransche gesc nei enis niet een geheel andere geworden? Helaas, zulks lag niet in den armen, p i egmatieken man. Had zulks in hem gelegen, de Fransche geschiedenis ware nimmer onder dezen \ arenner poortweg tot eene beslissing gekomen. Hij stijgt uit, a en >tijgen uit. De procureur biedt der koningin en zuster Elisabeth zijne kruideniersarmen, terwijl Zijne Majesteit de beide kinderen bij de hand neemt. En zoo gaan zij beaar terug over de markt naar de woning van den procureur Sausse, klimmen naar de tmt ovenverdieping, waar Zijne Majesteit terstond om » ververschingen vraagt;" om veiverschingen \raagt, gelijk er te lezen staat, en brood, kaas en eene flesch bourgogner *"Jgt, waarop hij aanmerkt, dat het de beste bourgogner is dien hij ooit gedronken heeft! Middelerwijl werpen zich de notabelen van Varennes en alle ambtelijke of niet ambtelijke personen haastig in de kleeren en nemen hun vechtgereedschap. Halfgekleede stervelingen rollen vaten naar buiten, en leggen gevelde boomen over den weg; ijlboden rennen naar alle vier windstreken, de stormklok luidt, .het dorp wordt vanzelf geïllumineerd. Het is merkwaardig, hoe bij de hand deze dorpen zich weten te gedragen, wanneer zij eensklaps in den nacht door een krijgsalarm ontsteld worden; gelijk kleine ratelslangen, die plotseling opgewekt worden: want hunne stormklok ratelt en luidt, hunne oogen (de vetkaarsen) gloeien van toorn en het dorp toont zijn angel. De ouddragonder Drouet is onze generalissimus en dapper als een Ruy Diaz. Nu of nimmer, patriotten, want de legers zijn in aantocht, bloedbad door Oostenrijkers, door aristocraten meer dan burgeroorlog, alles hangt van u en van deze ure af! - Nationale gardes, slechts ten halve gekleed, plaatsen zich in rij en gelid; stervelingen, gelijk we zeiden, nog slechts in broek en onderkleeren, rollen vaten en alle mogelijke prullen naar buiten stapelen gevelde boomen tot barricaden opeen: het dorp toont zijn angel. De razende democratie beperkt zich dus niet alleen tot Parijs? Helaas neen, wat ook de hovelingen te,hfb!^e"' t.e, vYeten.- dat Z'J in het benedendorp, in de herberg Grand Monarque moes- komen di. d^Hefiik- rriJtUHg het be"edendorP bt'gaf- waren Drouet en Guillaume aange¬ komen dit dadelijk verscheidene personen waarschuwden en de brug. die het rijtuig bij het verlaten natlonalf'?arre'StdfeaSXnn^r!lCadLer,!en- ^huwden z« den mairc en commandant der konin^ uit de herlinp «t fo 'Vr ° ^rbeI? \? Monarque begaven en juist aankwamen, toen de koning de berline stapte. Hier werd de familie naar de paspoorten gevraagd, die wel in orde werden SekenmDra^Ch W mUniiClPftCit' de -et vför de^lgenden morgen Jouden vertrekken. Daarop bood Sausse zyn hu.s ter beschikking aan, van welk aanbod gebruik werd ge- Thipr"dnena ^ waarbeid ,bevat' zou dus de arrestatie niet hebben plaats gehad aan de brug. Ihiers o. a. geeft de lezing van de arrestatie aan de brug. er van zeggen mochten, al te blijkbaar neen. Het sterven voor zijn koning is in een sterven voor zich zeiven, des noods tegen den koning, veranderd. En zoo heeft onze voortrollende lawine, met de berline van de baronesse de Korff voorop, den afgrond bereikt en moge tuimelend daarin storten. Behoeven wij nog te vragen, of het gedurende de eerste zes uren wijd en zijd ook kletterde? Het is een kletteren en stormluiden en woedend tumult in geheel Clermontais, dat zich over de drie bisdommen verspreidt; dragonders en huzaren rijden langs gebaande en ongebaande wegen, de nationale gardes wapenen zich en breken in stikdonkeren nacht op, stormklok op stormklok plant de opschudding voort. Binnen weinige minuten bereiken Goguelat en Choiseul met hun vermoeide huzaren Varennes. Derhalve is het geen brand, of een brand die moeilijk te blusschen is! In weerwil van den nationalen sergeant springen zij over de barricaden van boomen heen en dringen het dorp binnen, waar Choiseul zijne ruiters met den stand van zaken bekend maakt. Met gebroken keelklanken roepen deze: »Der König, die Königin!" en schijnen vastberaden. Zij willen in hun vastberaden stemming allereerst het huis van den procureur Sausse bezetten. Zeer goed, doch Drouet verkoos het anders en brulde zelfs in zijn uitersten nood : «Kanonniers, bij uwe stukken!" Twee oude veldstukken, die hoogstens met spinnewebben gevuld zijn, wier geratel niettemin, toen de kanonniers hen met een stout voorkomen naderbij rolden, den ijver der huzaren bekoelde en hen op een eerbiediger afstand hield. Kruiken met wijn, die men over de rijen heen reikt — want de Duitsche keel is ook gevoelig — doen het overige. Als de ingenieur Goguelat ongeveer na een uur voor rijdt, ontvangt hij stotterend een Vive la nation ! ten antwoord. Wat baat het? Goguelat, Choiseul, thans ook graaf Damas en alle notabelen van Varennes bevinden zich bij den koning, en de koning kan geen bevel geven, geen besluit nemen, maar zit daar gelijk altijd als klei op des pottenbakkers wiel. Wanneer Sausse het veroorlooft, wil hij den volgenden morgen verder gaan en de nationale gardes met zich nemen! De ongelukkige koningin ! Haar beide kinderen liggen ginds op het armoedige bed, terwijl de oude moeder Sausse nederknielt en den hemel onder tranen om zijn zegen voor hen smeekt, terwijl zij zelve, de keizerlijke Marie-Antoinette, te midden van kisten en vaten bijna voor zoon Sausse en moeder Sausse knielt, — toch te vergeefs! Reeds zijn er drieduizend nationale gardes aangekomen, weldra zullen zij tot tienduizend aangegroeid zijn, want het gerucht verspreidt zich gelijk vuur over de droge heide, of wel nog sneller. De jonge Bouillé, gewekt door de stormklok van Varennes, heeft zich te paard geworpen en is — naar zijn vader gevlucht. Derwaarts rijdt ook schier wanhopend zekere sieur Aubriot, Choiseul's ordonnans, zwemt, daar de brug versperd is, door de don Re re rivier, en spoort zijn paard, als ware de helsche jacht hem op de hielen. (1) Steeds voort galoppeerende verspreidt hij het gerucht in het dorp Bun, waar de wakkere kapitein Deslons en zijn escorte van een honderd man ijlings zadelen en wegrijden. Ook Deslons komt in Varennes, laat zijne honderd man buiten bij de boomen-barricade en biedt zich aan om den koning met geweld te bevrijden, wanneer hij het beveelt; maar ongelukkig »zal het bloed kosten," zoodat koning Lodewijk "geen bevelen kan geven." (2) En zoo luidt de stormklok, en dragonders galoppeeren, en na gegaloppeerd te hebben, kunnen zij niets uitrichten, nationale gardes komen aanstroomen als raven die zich verzamelen, de barstende donderketen, de vallende lawine, of waar anders wij het mee vergelijken, werkt dol voort, nu eindelijk tot Stenay en Bouillé zeiven. (3) De wakkere Bouillé, de zoon van den stormwind, laat zijn Roycd-Allemand zadelen, spreekt vurige (1) Rapport de M. Aubriot. (In Choiseul pag. 150—157.) (2) Kxtrait d'un rapport de M. Dislons. (Choiseul, pag. 164—167). (3) Bouillé, II, 74—76. De Koninklijke Familie ten huize van Sausse te Vahennes. woorden, die hart en oogen ontvlammen, en verdeelt onder iedere compagnie vijfentwintig louis d'or. Rijd, Royal-Allemand, tot eeuwigen roem, thans geldt het geen aanval op de Tuilerieèn of optocht met Necker-Orleansche borstbeelden, (l) een koning zelf is gevangen en de geheele wereld staat op 't spel! Dat is de nacht, die te recht de nacht der sporen verdient genoemd te worden. Te zes ure zijn twee zaken gebeurd. Lafayette's adjudant, Romoeuf, die ó franc étrier op den weg van den ouden groentenhandelaar reed, bij de laatste stations nog versneld, is te Varennes aangekomen, (2) waar de tienduizend, met de woede van den panischen schrik, eischen dat het koningschap, ter verhoeding van eindeloos bloedvergieten, onmiddellijk naar Parijs zal terugkeeren. Daarentegen heeft "de Engelsche Tom," Choiseul's jockey, die met Choiseul's span wegreed, Bouillé op de hoogte van Dun ontmoet; het diamanten voorhoofd van Bouillé fonkelt van een donker onweer, donderend ratelt Royal-Allemand hem achterna. De Engelsche Tom antwoordt zoo goed hij kan op de korte vraag, hoe het te Varennes geschapen staat, en vraagt daarop van zijn kant, wat hij, Engelsche Tom, met Choiseul's paarden doen, en waarheen bij rijden zal? — «Naar den hellepoel," antwoordt een donderende stem en beveelt,nog eenmaal sprekende en sporende, Royal-Allemand zich in galop te zetten, en verdwijnt al vloekende {en jurant.) (3) Het is het laatste van onzen wakkeren Bouillé. In het gezicht van Varennes houdt hij den teugel aan, belegt een raad van officieren, en vindt dat alles te vergeefs is. Koning Lodewijk is reeds vertrokken, heeft daarin toegestemd, onder het luiden van alle klokken, onder het voetgetrappel van tienduizend gewapenden, die nog derwaarts stroomen. De wakkere Deslons stortte zich, zelfs zonder bevel, met zijne honderd ruiters in de Aire, (4) zwom door een arm er van, kon helaas, niet door den anderen komen, en stond daar druipend en hijgend te midden van de spotternijen der tienduizend, terwijl de nieuwe berline haar droeven, onvermijdelijken weg naar Parijs vervolgde. Zoo is er derhalve geene hulp op aarde, en in een tijd zonder wonderen ook geene bij den hemel! Dienzelfden avond «reden markies de Bouillé en een en twintig anderen van ons over de grenzen; de monniken van St. Bernard te Orval in Luxemburg gaven ons avondeten en nachtkwartier." (5) — Bouillé rijdt zonder veel te spreken, met gedachten bezield, die men liever verzwijgt. Hij wendt zich Noordwaarts in het onzekere, in den Cimmerischen nacht, naar de Westindische eilanden, want met de dolzinnige emigranten kan de zoon van den stormwind geene gemeenschap hebben, of naar Engeland, tot een te vroegen stoïcijnschen dood, maar nimmer weer naar Frankrijk. Eere zij den dappere, die, onverschillig in welken strijd, een wezen is en een verstaanbaar sprekende, menschelijke kracht, geen pralend, ijdel spook en gillende en babbelende schijngestalte! Een van de weinige hoofd-acteurs onder de royalisten, van wien men zoo veel kan zeggen. Zoo verdwijnt dan ook de wakkere Bouillé (6) uit het weefsel van ons verhaal. Verhaal en weefsel, zwak flauw beeld van dat groote, wonderbare weefsel (1) Zie pag. 215, deel I. (2) Charles de Damas geeft in zijne Relation de lezing dat toen Romoeuf den Koning liet decreet van zijne arrestatie had getoond, deze het papier op het bed wierp, waarop de kinderen sliepen, maar dat de Koningin het wegnam met de woorden : »ik wil niet, dat het papier de kinderen zal bezoedelen." Zij deed bovendien Romoeuf scherpe verwijten over het aanvaarden zijner missie. (3) Déclaration du sieur Thomas. (In Choiseul, pag. 188.) (4) W'eber. II, 386. (5) Aubriot, gelijk boven pag. 158. (6) Bij decreet der Nationale Vergadering was Bouillé van zijn commando ontzet en zijne arrestatie bevolen. Later schreef hij een langen brief aan de Vergadering, waarin hij liet doorschemeren dat het Lodewijk's plan was geweest de Vergadering te ontbinden en opnieuw de Staten-Generaal samen te roepen en waarin hij de bedreiging uitsprak, dat, zoo den Koning een haar gekrenkt werd, er te 1'arijs geen steen op den anderen zou blijven staan. en levend tapijt, dat de Fransche omwenteling heet en dat 7.v1. t , weefde OP het luidsnorrende weefgetouw va, Zn t"/ ^ ? WerkellJk" met hunne pogingen vallen er uit m, °n; n • J oude wakkeren nieuwe kleuren" kLen fta I « ACHTSTE HOOFDSTUK. De terugtocht. zelf ££& "tl.'^CnSd^'r'T-, d! V,Mht."aar -* den achtergrond gezweefd heeft "is het eindeliitf "C'' 0"!"lI]jk op licht getreden L en wuarlijL L " tische ontwerpen en plannen de een nno- al cr 0 menigte royalis- ah kruitmijnen en donderslagen Je. «• van allen viel een beter lot ten deel! In «Ip '« ^1J gezien, en geen Séance royale op den 23sten Juni 17S<) Hi« r i eers P^ats de kruitmijn eener laadgat ontplofte' en die laU^ toe„ L triiSd ,S 'M"raals -door het U eene Bastille om de ooren deed vlieden m na G.LIE ze weder geladen had, maal met het zwaaien van degens cifhet Ri hT&i W3m llet gloeiende operavan den honger, den vrouwenopstand teweegbrachtITpai? "T ^ ^ met hülp van demoiselle Théroigne. (2) Moed b-iat niet r L A£las_Athene 111 de gedaante pocherijen toegelachen. De krygstoeLS Z' Bot ,ï5^ ^ D°g geen& Broglie. De een na den ander offert zich od ! CI"dlgt geliJk ^ie van « ^- ^^êntïd: ZuZ"*"™ » Théboionb en (««IT »■««»»«■ *or demoiselle lijk men nog nooit had gezien; wij voorswldenJ2®S "7 'Pttr^' «e" tochten, en een daarvan is dus thans na de vlucht naa wT n°g Uvee derge]ijke Ihans begeleidt hem geene Théroigne' ook rit '\r 1D vervu^ing gekomen. Mirabeau ligt dood in het PantheoTX groL mafn"/ r"^1' " T f Oostennjkschen kerker, daar zij voor haar h^r n ' r' TfKR0IGNE Jlgt levend in een nomen werd. Thans door den Hotsenden Donau bekTaa" d ter *"g®!"er gangen getische soupers uitgedoofd is zoo liet Thfr ,t -vl • 1 W1JJ het ]lcht harer patriottot aangezicht sprien en .eru^fn Z SS'' t fnV*," «U* het groote en kleine neder; in twee jaren tijd» verandert er veel "Jdslr°n. rukt schoon zeer verschillende1" van^dTn bersten wa^v" SmadeljJ'ken k°ninklijken optocht, zullen zijn. Geduld, Parijsche patriotten dè konlnkhiklT 10nd®rdduizenden getuigen vöör Zaterdag; want de'koninHijkebJLe ^ ^ maar niet zoo bulderend bijeenstroomende zee van natinnnl > i e daomzen, te midden eener rekent, en onder zulk een tumult van heel 't volk DrTe co'm °P zestigduizend be- ve^de befaamde Barnave, de (1) Zie pagina's 229-239, deel I. (2) Zie pagina 313, deel I. Maubourg, (1) zijn haar te gcmoet gereisd; de beide eerstgenoemde rijden naast de Majesteiten in de berline zelve dag aan dag. Latour, niet meer dan een algemeen geacht man van wien alle menschen goed spreken, kan met mevrouw Tourzel en de soubrettes achteraan rijden. Zoo is dan op Zaterdagavond omstreeks zeven ure Parijs bij honderden en duizenden weer op de been; thans danst het niet den driekleurigen vreugdedans der hoop, ook nog niet den furiëndans van haat en wraak; het wacht stilzwijgende met den gespannen blik der verwachting en der nieuwsgierigheid. Een plakkaat van St. Antoine heeft dien morgen ter algemeene kennis gebracht, dat »wie Lodewijk hoont, geslagen — wie hem toejuicht, opgehangen zal worden." (2) Ziet, daar is eindelijk de nieuwe wonderbare berline, door eene zee van blauwe nationale gardes, met opgestoken bajonetten, omstuwd, die met de berline in haar midden langzaam door de zwijgende honderdduizenden trekt. Drie gele koeriers, met strikken gebonden, (3) zitten boven op; Pétion, Barnave, Hunne Majesteiten, benevens zuster Elisabeth en de kinderen van Frankrijk zijn binnen in gezeten. ' Een verlegen glimlach of een wolk van somber verdriet teekent zich op het breede, phlegmatieke gelaat van Zijne Majesteit, die aan de verschillende beambten steeds verklaait, hetgeen blijkbaar is: «Eh bten, me voila; nu, daar ben ik immers," en wat niet zoo blijkbaar is: »Ik verzeker u, dat het mijn voornemen niet was om over de grenzen te gaan, enzoovoorts: woorden, die voor dien armen koninklijken man zoo natuurlijk waren, maar die de welvoegelijkheid liever met een sluier zou bedekken. Hare Majesteit zwijgt inet een blik van grieve en verachting, ook zoo natuurlijk voor die koninklijke vrouw. Zoo stommelt en strompelt de smadelijke koninklijke optocht door een aantal straten voort, te midden van een zwijgend starend volk, naar de meening van Mercier (4), niet ongelijk aan eene procession du roi de basoehe (5), ofwel, gelijk een optocht van koning Crispin (6) met zijne hertogen van de leest en alle koninklijke blazoenen van het lappers-gild. Met dit onderscheid echter, dat deze optocht niet komisch neen, maar komisch-tragisch is, met geboeide koeriers en het noodlot dat daarboven zweeft, uiterst fantastisch, doch eene allertreurigste werkelijkheid. Het deerniswaardigste flebile ludibrium (7) eener pekelharingtragedie! Daar sluipt hij op een stoffigen zomeravond in een alles behalve majestueuse praal door een aantal straten, geraakt ten laatste uit het gezicht en verdwijnt in het paleis der Tuilerieën tot zijn vonnis van langzame marteling, peine forte et dure. Het gemeen maakt zich wel is waar meester van de drie geboeide gele koeriers en wil ten minste deze vermoorden. Maar onze hooge nationale vergadering, die in dit gewichtig oogenblik zitting houdt, zendt afgevaardigden af te hunner verlossing, en alles wordt gesust. Reeds is Barnave, «geheel met stof bedekt," in de zaal der vergadering en deelt een kort, bescheiden verslag mede. Inderdaad heeft ook deze Barnave gedurende de geheele reis zeer veel bescheidenheid en medegevoel aan den dag gelegd, en zich het vertrouwen der koningin verworven, wier edel gevoel haar steeds zeide, wien zij vertrouwen kon schenken. Niet aldus de zware Petion, die, zoo Campan de waarheid zegt, zijn luncheon in de koninklijke berline nuttigde, geheel op zijn gemak zijn wijnglas vulde, de afgekloven hoenderboutjes (1) Mane Charles Cösar Fay, graaf Latour-Maubourg (1758—1831) was door de sénéchaussée van Fuy naar de btaten-Generaal afgevaardigd. Hij emigreerde later met L.afavette, in wiens le^er lui maréchal de camp was. Na de restauratie was hij lid van de Kamer der pair*' (2) Dulaure I, pag. 4Ö7. (3) Dit wordt ontkend door Dulaure, die, hoewel toegevende, dat zij beschimpt werden, zegt dat zij niet gebonden waren en zich beroept op het getuigenis van twee der drie gardes-du-corps Valorv €ii Moustier. r J (4) Mercier, Nouveau Paris, III, 22. (5) Zie over de basoehe noot 2 op pag. 143, deel I. (t>) De patroon der schoenmakers. (7) Betreurenswaardige bespotting. Terugkomst des Konings van Vauennes op 25 Juni 1791, voorbij den koninklijken neus naar buiten wierp, en op's konings gezegde: »Frankrijk kan geene republiek zijn," ten antwoord gaf: Neen, 't is er nog niet rijp voor."(l) Barnave is van nu af een raadsman der koningin, zoo raad slechts konde baten en Hare Majesteit doet mevrouw Campan verbaasd staan, daar zij bijna achting voor Barnave te kennen geeft, en niet wil dat Barnave op een dag van vergelding en van koninklijke zegepraal ter dood gebracht zal worden. (2) In den nacht van Maandag is het koningschap gegaan, Zaterdagavond keert het terug; zooveel heeft het koningschap binnen het korte tijdsbestek eener week voor zich gedaan. De pekelharingtragedie is in het paleis der Tuilerieën verdwenen, tot peine forte et dure. Bewaakt, geboeid, vernederd, gelijk het koningschap nog nimmer was. Bewaakt zelfs in zijne slaapvertrekken en binnenste schuilhoeken, want het moest bij half geopende deur slapen, terwijl de blauwe nationale Argus de wacht houdt, met het oog op de bedgordijnen Harer Majesteit gevestigd; ja eens, toen de koningin niet slapen kon, wil hij zich bij haar aan 't bed zetten en wat met haar praten. (3) NEGENDE HOOFDSTUK. Scherp schot Dat alles in aanmerking genomen, dan rijst deze dringende vraag: Wat moet er met het koningschap gedaan worden? "Afzetten!" is het vastberaden antwoord van Bobespierre en de weinige radicalen. Wat anders toch laat zich redelijkerwijze met een koning doen, die wegloopt en dien men zelfs in zijn slaapvertrek moet bewaken, opdat hij blij ve en ons regeere?" (4) Ware Philippe d'Orleans geen caput mortuum geweest! Maar van hem, dien men nog slechts als een afgestorvene kent, droomt thans niemand. »Men zette het niet af, men zegge veeleer, dat het onschendbaar is, dat het weggevoerd (enlevé) is geworden, en herstelle het weder, hoeveel spitsvondigheden het ook kosten moge." Zoo antwoorden luide en hevig alle soorten van constitutioneele royalisten, zoo antwoorden ook alle zuivere royalisten, natuurlijkerwijze met nog meer drift, doch minder hevig, daar vrees hunne woede matigt. Zoo antwoorden alsmede Barnave en de beide Lameth's, en hun aanhang. Zoo antwoorden zij uit al hunne macht, verschrikt bij de onbekende afgronden, op wier rand thans alles — door hen zeiven derwaarts gedreven — wankelt en op het punt staat van er in te storten. Door machtige inspanning en samenwerking is laatstgemelde weg die, welken men inslaat, en door den sterken arm, zoo niet door de helderste redeneering zal hij doorgezet worden. «Met opoffering van al hun met zooveel moeite verworvene populariteit," zegt Toulongeon, «richtte dit merkwaardig driemanschap den troon (1) Toulongeon schrijft daarentegen in zijne Histoire de France depuis la révolution, II pag. 38, dat Pétion, op de vraag des Konings of hij vóór eene republiek was, ten antwoord gaf: "Sire, republikein was ik op de tribune, hier gevoel ik, dat mijne meening verandert." (2) Campan, II, 18. 3) Campan, II, 149. (4) De Vergadering had den Koning tijdelijk geschorst en zeven personen benoemd, die hem in verhoor moesten nemen. Barna ve. Tantót froid, tantót chaud, tantot blanc, tantót noir A droite maintenant, mais autrefois gauche, Je vous disais bonjour, et je vous dis bonsuir. Spotprent uitdien tijd. weer op, dien zij met inspanning van al hunne krachten hadden trachten omver te werpen, gelijk men een oinvergeworpene pyramide weer op hare spits zou kunnen zetten, ' om zoolang te blijven staan als men haar vasthoudt. Ongelukkig Frankrijk, ongelukkig in koning, koningin en constitutie: men weet niet waarin het meest ongelukkig. Was de bedoeling onzer zoo glorierijke Fransche omwenteling deze en geene andere, dat, toen schijn en bedrog, die langen tijd slechts de ziel doodden, ten laatste ook het lichaam dreigden te dooden en tot bankroet en volslagen ontbinding overgegaan waren, een groot volk zich verhief en met eene stem in den naam des Allerlioogsten verklaarde: Schijn en bedrog zullen voortaan niet meer bestaan? Die talrijke zorgen en bloedige gruwelen, welke men geleden heeft en nog zoo lang zal moeten lijden, zijn ze niet de zware prijs, dien men betaalt, juist voor de volslagen vernietiging van allen schijn en bedrog onder de menschen ? En zal thans, o BARN.wE-driemanschap, eene krachtsinspanning van dien aard zich tevreden houden met een dubbel overgehaalde leugen, met den schijn zelfs van een schijn? Nooit, mijne heeren van het populaire driemanschap! — Maar wat vermogen ten laatste arme, populaire driemannen en feilbare verheven senatoren ? Zij kunnen, wanneer de waarheid al te vreeselijk wordt, hun hoofd, als de struisvogel, steken in wat beschuttend bedrog meest nabij is, en daar wachten, a posteriori. De lezer, die Clermontais en de drie bisdommen in den nacht der sporen zag galoppeeren, de diligences geheel Frankrijk tot een verbolgen kalkoenschen haan opruien en de stad Nantes in het hemd — kan zich verbeelden wat moeite het kostte, die zaak tot een einde te brengen. Robespierre op de uiterste linkerzijde, en misschien ook Pétion en de magere, oude Goupil (1) (want zelfs het drieman- li) Zie noot 1 op pag. 118. schap (1) is afvallig geworden) gillen zich heesch, maar hunne stem wordt doorliet geschreeuw der constitutioneelen gesmoord. Maar het debatteeren en redeneeren eener geheele natie, het brullen der journalen vóór en tegen, de machtige stem van Danton, de lichte pijlen van Camille, de stekelvarken-pennen van den onverzoenlijken Marat: dat alles moet men zich verbeelden. De constitutioneelen treden thans, gelijk wij dikwerf voorspelden, in massa uit het moeder-genootschap en vormen de club der Feuillants, (2) die gene dreigt te vernietigen, daar bijna alles wat rang en aanzien heeft er uitging. De eene petitie na de andere, met den post verzonden of door afgevaardigden overhandigd, verzoekt om oordeel en déchéance, waaronder men afzetting verstaat, verzoekt minstens dat men de zaak om consideratie naar de drieëntachtig departementen van Frankrijk verwijze. Heete Marseillaansche afgevaardigden verklaren onder anderen: »De Phocaeërs, onze voorvaders, wierpen bij hun eerste landing eene ijzeren stang in de bocht en eer zal deze wéér op de Middellandsche zee dobberen, eer wij slaven willen zijn. Zoo duurt het langer dan vier weken, terwijl de zaak steeds twijfelachtig blijft; de emigratie stroomt met dubbel geweld over de grenzen; (3) Frankrijk ziedt en kookt bij de heftige overweging dezer vraag en prijsvraag: wat moet er met den vluchtenden Erfelijken Vertegenwoordiger begonnen worden ? Eindelijk, op ^ rijdag, den 15dtn Juli 1791, neemt de nationale vergadering een besluit, men weet in welk een ontkennenden zin. (4) Daarop worden alle schouwburgen gesloten, alle hoeksteenen en draagbare zetels ontlasten zich. Plakkaten van het stadsbestuur, waarvan de muren schitteren, en onder trompetgeschal afgekondigde proclamatiën «vermanen tot rust, met slechts luttel gevolg." Derhalve zal men op Zondag den 17d'n iets zien, dat de vermelding wel waard is. De papier-rol eener petitie, (5) door Brissot's, Danton's, Cordeliers en Jacobijnen opgesteld, — want men had de zaak in t oneindige gewikt en gewogen en meer dan één had er de hand in gehad — gezegde rol nu ligt ter onderteekening op de houten stellage van het altaar des vaderlands. Den geheelen dag lang stroomt de werklooze bevolking van Parijs, mannen en vrouwen, derwaarts om te teekenen of toe te zien. Ook kan het oog der geschiedenis daar "des morgens" niet zonder belangstelling onze schoone Roland onderkennen (6). Binnen weinige weken zal de schoone patriottin Parijs verlaten, doch om later terug te keeren. Maar bij het verdriet van het teleurgestelde patriottisme, bij gesloten schouwburgen, en bekendmakingen, die onder trompetgeschal worden afgekondigd, zijn de gemoederen dien dag natuurlijk niet weinig verhit. Ja, er heeft nog een bijkomende omstandigheid plaats gevonden, die, half klucht-, half treurspel en nog altijd een raadsel, op zich zelve reeds voldoende is om alle man aan 't gisten te brengen. In den vroegen morgen namelijk voelde een patriot (of sommigen zeggen dat het eene patriottin was, en de waarheid is inderdaad niet te ontdekken), terwijl hij op de stevige planken van het altaar des vaderlands stond, eensklaps, met een onbeschrijfelijken (1) Het driemanschap, Barnave en de beide Lameth's sloot zich aan bij het centrum, de partij, op wie vroeger Mirabeau gesteund had. (2) Vergelijk ook Mignet. (3) Bouillé, II, 101. (4) Na eene gloeiende rede van Barnave, in concreto te vinden bij Mignet, besloot de Vergadering de schorsing (zie noot 4 op pag. 1S9) op te heffen. Om evenwel, zooals Mignet beweert, het volk een genoegen te doen, decreteerde de Vergadering, dat de Koning inderdaad van de kroon afstand deed, indien hij zijn eed op de constitutie terugnam, zieh aan het hoofd van een leger stelde om de natie te beoorlogen, of indien hij toeliet, dat een ander dit deed in zijn naam, dat hij alsdan ophield onschendbaar te zijn en in staat van beschuldiging kon gesteld worden. (5) In deze petitie werd der Vergadering verweten, dat zij den Koning weder in zijne macht hersteld had en werd aangedrongen op de afzetting des Konings, dien de onderteekenaars niet meer als zoodanig erkenden. (6) Madame Roland, II, 74. torpedo-schok van verbazing, de zolen zijner laarzen van onderen doorboren; snel beurt hij als geëlectriseerd zijn voet en laars op en ontwaart onmiddellijk daarop de punt van een boor of els, die door de planken heen werkt en nu haastig teruggetrokken wordt! Een geheim, misschien wel verraad? Met omstuimigheid breekt men het stellage op en ziet, het is werkelijk een geheim, dat ten eeuwigen dage'niet geheel opgehelderd zal worden! Twee menschelijke wezens van een gemeen voor- Hébert (le père Duchesne). komen, het eene met een houten been, liggen daar verscholen, met de boor in de hand; zij moeten gedurende den nacht hierheen gekomen zijn, hebben voorraad van levensmiddelen — «geen kruitvat," zoo ver men bespeuren kan, doen alsof zij sliepen, zien en kijken onnoozel genoeg en geven de verwardste opheldering over zich zeiven. «Louter nieuwsgierigheid, zij boorden slechts om een kijkgat te verkrijgen, om misschien «met vurigen lust" te zien, wat er van dat nieuwe, gezichtspunt uit al zoo gezien kon worden" — weinig stichtelijks, gelijk men denken zou. II 25 Maar tot welk toppunt van dwaasheid kunnen niet verveling, vuige lust, toeval en de duivel, een paar uitverkorenen uit een half millioen ledige menschenhoofden verleiden? (1) Genoeg, de twee menschelijke wezens met hunne hoor zijn daar zeker. Ongelukkig tweetal! Want liet einde van alles is, dat het patriottisme dat zich'in dien toestand van prikkelbaarheid door veronderstellingen, argwaan en geruchten, opwindt de beide wanhopige wezens verhoort en weer verhoort, hen in het naastbijgelegen wachthuis opsluit en er weer uitsleept, terwijl de eene hypothetische groep ze aan de andere ontrukt; tot ten laatste het patriottisme, tot den hoogsten graad van prikkelbaarheid geraakt, hen als spionnen van sieur Motier (2) ophangt en aldus voor immer leven en geheimenis in hen verstikt. Helaas, voor immer! Of heeft men nog den tijd te wachten, waarin deze blijkbaar gemeene wezens als patriottische raadsels, gelijk de man met het ijzeren masker (ook een inenscholijk individu en blijkbaar niets meer), hunne verhandelingen zullen hebben? Voor ons is slechts zoo veel zeker, dat zij een boor, levensmiddelen en een houten been hadden en aldaar aan de lantaren gestorven zijn, als de jammerlijkste dwazen. En zoo gaat, onder steeds grootere opgewondenheid, het onderteekenen zijn gang. (3) En Chaoiette — want oudheidkenners bezitten het papier tot op den huldigen dag — heeft met een vloeiende, stoute, eenigszins gebogene hand onderteekend, en Hébert, de afschuwelijke Père-Duchesne, alsof eene spin op het papier geklad had; ook de bode Maillard heeft onderteekend, en een menigte kruisjes staan er van hen die niet schrijven konden. En Parijs stroomt door zijn duizenden gangen, in de uiterst prikkelbare stemming, heen en weer naar en van het Maartveld, het centrale altaar des vaderlands is opgehoopt vol van onderteekenende patriotten en patriottinnen, de dertig rijen zitplaatsen en de gelieele binnenste ruimte zijn opgevuld met toeschouwers, met komenden en gaanden. Het is een zich onophoudelijk vernieuwende draaikolk van mannen en vrouwen in hunne zondagskleeding. Dat alles ziet een constitutioneele sieur Motier, en Bailly, die het met zijn lang gezicht aanschouwt, dat nog langer is dan gewoonlijk. Booze teekenen misschien is déchéance of afzetting toch nog het einde van het lied! Stuit het, gij constitutioneele patriotten, alle brand laat zich blusschen maar alleen in zijn begin. Stuit het; zeer wel, maar hoe het te stuiten? Heeft niet het eerste vrije 'volk der aarde het recht om te petitioneeren? Gelukkig, of ook ongelukkigerwijze, is hier één bewijs van oproer: de heide aan de lantaren opgehangen personen. Bewijs verraderlijke sieur Motier? Waren niet deze twee personen door u zeiven hierheen gezonden, om opgehangen te worden, en een voorwendsel voor uw Moedigen drapeau rouge (4) te geven? Deze vraag zal menig patriot eenmaal zich zei ven doen, en, sterk door bovennatuurlijken argwaan, bevestigend beantwoorden. Genoeg, te half acht ure des avonds ziet het bloot natuurlijke oog liet volgende . Sieui Motier met de leden van het stedelijk bestuur in hunne sjerpen, met blauwe nationale patrouilles, die gelid na gelid vastberaden, onder trommelslag, naar het Maart veld trekken: de maire Bailly, met een nog langer gezicht dan gewoonlijk, draagt, als door treurigen plicht daartoe genoodzaakt, den drapeau rouge. Een woedend spotgejouw in bas- en discantstem komt uit honderdduizend kelen op het gezicht van de krijgswet, die niettemin met haar roode bloedvlag van den ingang (1) Histoire parlementaire, XI. 104 —107. Men 1 ;ze hunne indecente bedoelingen in Dulaure I, 4S5. (2i ZéiQ p&pj. 60. ~ w .^ulauf d®el.t dat tegen den middag eene nieuwe petitie met een gewijzigden inhoud op het Altaar des Vaderlands werd opgesteld en voorgelezen door Danto.w In die petitie werd de Vergadering verzocht niets te beslissen over het lot van den schuldigen Lodewijk XVI vóór de denartementen te hebben gehoord. ^ (4) Zie pag. 109. —ï r» > r. —» ■2 z 3 z b4 Sh van Gros-Caillou trommelend en wapperend naar het altaar des vaderlands opruktEen altijd woester gehuil, vloeken en verwenschingen, vliegende steenen en slijk» saxo et faeces, de knal van een pistoolschot, (1) eindelijk liet vuur der patrouilles' gebelde bajonetten, het knetteren van laag op laag. Juist na één jaar en drie dagen wordt ons verheven Bondsveld zoo met Fransch bloed doorweekt. Een -.twaalftal ongelukkig" doodgeschoten, gelijk Bailly meldt, die bij eenheden telt; maar het patriottisme telt bij tientallen en zelfs bij honderdtallen. Niet te vergeven noch te vergeten! Het patriottisme neemt schreeuwende en vloekende de \lucht! Camille houdt dien dag op met schrijven; hij, de groote Danton en Fréron zoeken hun heil in de vlucht; Marat begraaft zich diep onder de aarde en zwijgt. Xog eenmaal heeft liet patrouillottisme gezegevierd, nog eenmaal, maar ook voor de laatste maal. Dat was de koninklijke vlucht naar 1 arcnnes. Zoo werd daardoor de troon om\erge\\orpen, maar zoo werd hij ook zegevierend weer opgericht, de pvramide op hare spits en zal zoo lang staande blijven als men hem kan vasthouden. (1) Dooi een individu, op het Altaar des Vaderlands staande, gelost en den dood van een dragonder ten gevolge hebbende. Misschien was dit wel de oorzaak, dat niet de gebruikelijke drie sommaties gedaan werden (zie noot 2 op pag. 24), maar dadelijk eene losbranding volgde. Zelfs Bailly erkent ait in zijne verdediging. 'Nergelijk ook Dulaure I, pag. 4S8 491. VIJFDE BOEK. 11ET EERSTE PARLEMENT. EERSTE HOOFDSTU K. Grande acceptation. \\ aarom zijn in de laatste avonden van September, wanneer de herfstdag- en nachtevening voorbij is en do grauwe September zieli in den bruinen October verliest, de Champs Llysées geïllumineerd ? W aarom danst Parijs en laat het vuurwerk knetteren ? Het zijn feestavonden, die laatste avonden van September; Parijs en de geheele wereld mogen wel dansen, want het gebouw der constitutie is voltooid! Voltooid, ja zelfs herzien, om te zien dat er niets aan ontbrak, — plechtig aan Zijne Majesteit aangeboden, en op dezen veertienden der maand, onder kanongebulder, plechtig door hem aangenomen. (1) En zoo wijdt men nu door zulke illuminatie, gejubel, dans en vuurwerk het nieuwe maatschappelijke gebouw vroolijk in, en laat vooraf in den naam der hoop vuur en rook opstijgen. l)e herziening is, vooral bij een troon, die als een piramide op hare spits staat, een moeilijk en netelig werk geweest. Ten opzichte van stutten en steunpilaren, die thans zoo noodzakelijk waren, is iets, maar gelijk te vreezen staat, niet genoeg geschied. Het berouwhebbende barnave-driemanschap, onze Rabaut's, Duport's, Thouret's en inderdaad alle constitutioneele afgevaardigden spanden al hunne krachten in; maar de uiterste linkerzijde was zoo luidruchtig, het volk zoo argwanend, zoo ongeduldig om het werk geëindigd te zien, en dan betoonde zich ook de loyale rechterzijde gedurende al dien tijd (1) Den 3den September, den dag, waarop de Koninklijke Familie uit hare min of meer gedwongen gevangenschap in de Tuilerieen werd bevrijd, was den Koning de Constitutie aangeboden. Eerst den 14den kwam hij in de \ ergadering om haar te bekrachtigen. Toen de Vergadering vernam, dat de Koning in haar midden zou verschijnen, besloot zij, dat, wanneer de Koning den eed op de Constitutie aflegde, de leden zouden blijven zitten. De Koning, ziende, dat de Vergadering gezeten bleef, liet zich eveneens weder op zijn stoel neder. \\ ie weten wil, welk een pijnlijken indruk dit voorval op den zoozeer aan de etiquette van het Fransche hof gewenden koning en op diens gemalin maakte, leze de mémoires van Madame Campan, II, pag. 167, 168. Het feest van de afkondiging der Constitutie werd gehouden op Zondag 18 September. Te tien uur begat zich de rnaire Bailly, vergezeld van de municipaliteit, de nationale garde enz. naar 3 verschillende punten der stad om de Constitutie te proclameeren. Eindelijk richtte zich de stoet naar het Champ de Mars, waar Bailly op het Altaar des Vaderlands voor de 4de maal de Constitutie proclameerde. De plechtigheid eindigde met de uitvoering van een strophe uit de opera: Samson van Gossec (woorden van Voltaire) door een talrijk orkest. Deze strophe luidt: Feuple, éveiile-toi, romps tes fers, Remonte a ta grandeur première. La liberté t'appelle; Peuple fier, tu naquis pour elle : Peuple, éveille-toi, romps tes fers. L'affreus esclavage Flétrit le courage, Mais la liberté Relève sa grandeur et nourrit sa fierté. Liberté! liberté! liberté! Des avonds was er groote illuminatie. zoo machteloos aanmatigend en als 't ware pruilende en mokkende, buiten staat om te helpen, zelfs al had zij gewild. De tweehonderd negentig hadden zich reeds vóór dien tijd plechtig afgescheiden en waren, het stof van hunne voeten schuddende, heengegaan. (i) Tot zulk een uiterste van opwinding en vertwijfelde hoop, de hoop namelijk dat verergering van het kwaad daaraan des te eerder een einde maken en het goede terugbrengen zou, was thans onze ongelukkige loyale rechterzijde gekomen! (2) Intusschen blijkt het, dat, waar zulks maar eenigszins mogelijk was, de een of andere steun is toegevoegd. Voor de civiele lijst en 's konings privaatkas was van oudsher goed gezorgd. Een constitutioneele garde des konings, achttienhonderd loyale mannen uit de drie en tachtig departementen, onder eenen loyalen hertog de Brissac, (3) deze, benevens vertrouwde Zwitsers zijn op zich zeiven reeds iets. De oude loyale lijfgarde is wel is waar in naam zoowel als in der daad ontbonden, en grootendeels naar Coblentz gegaan; maar thans zullen ook de sansculottische, onstuimige gardes francaises of centraalgrenadiers hun ontslag bekomen. Eerlang maken zij door de journalen niet zonder hartroerende uitdrukking hun afscheidsgroet bekend, "terwijl zij allen aristocraten die graven in Parijs toewenschen, die hun ontzegd zijn." (4) Zij gaan henen, die eerste soldaten der omwenteling; ongeveer een jaar lang vertoonen zij zich nu en dan in een duister verschiet, totdat men hen op nieuw kan organiseeren, hen onder een nieuwen naam in den strijd tegen de Oostenrijkers zenden; daarna ziet de geschiedenis hen niet meer. Een merkwaardig corps, dat zijne plaats in de wereldgeschiedenis heeft, hoewel zij voor ons, zoo toch wordt de geschiedenis geschreven, bloote menschenrubrieken blijven, zonder naam, een bonte massa grenadiers, met lederen gordels omgespt. En toch zou men kunnen vragen: welke Argonauten, welke Leonidas-Spartanen hebben zulk een werk verricht als zij? Men herinnere zich hun lot, sedert dien Mei-morgen voor ongeveer drie jaren, toen zij, zonder deelneming te betoonen, d'EspremÉnil naar de C«ty/>so-eilanden brachten; (5) sedert dien Juli-avond, voor ongeveer twee jaren, toen zij deelnemende en vloekende eene laag in de gelederen van Besenval's Prince de Lambesc afvuurden. (0) De geschiedenis wuift hun een stom vaarwel toe. Zoo ademt dan de souvereine macht vrijer, nadat deze sansculottische hofhonden, meer nog op wolven gelijkende, gekoppeld en uit de Tuileriëen weggebracht zijn. De souvereine macht wordt voortaan door achttienhonderd loyale mannen bewaakt, die onder allerlei voorwendsels allengskens tot zesduizend aangroeien en geene reis naar S(. Cloud zullen verhinderen. Het treurige Varenner voorval is bijgelegd, ja uitgewischt door het bloed van het Maartveld voor nu ruim twee maanden, en gelijk voorheen heeft Zijne Majesteit thans weer zijne voorrechten, de keus zijner residentie, hoewel hij om goede redenen de voorkeur aan Parijs geeft. Arme Majesteit, arm Parijs, die beide zich moeten hullen in schijn en leugen, die weet dat zij leugen is, en die wederzijds genoodzaakt zijn, hun treurige kluchttragedie te spelen en overigens, in spijt van de hoop, altijd te hopen. Ja, wie zou thans niet hopen, nu Zijne Majesteit de constitutie, onder kanongebulder, aangenomen heeft? Onze goede koning werd misleid; maar hij meende het goed. Lafayette heeft eene amnestie, een algemeen vergeven en vergeten van (1) Zij protesteerden tegen de decreten, door de Nationale Vergadering genomen, om, gelijk Mignet het uitdrukt, eene invasie van buitenaf te rechtvaardigen. (2) Tollongkon, II, 56, 59. (3) Louis Hercule Timoleon de Cossé-Brissac (1734—1792) was eerst gouverneur van Parijs en commandant der Cent-Suisses. Hij was een der slachtoffers van de Septembermoorden van het volgende jaar. (4) Histoire parlementaire. XIII, 73. (5) Zie pag. 132, deel I. (6) Zie pag. 217, deel I. Akkosokünu dek. Constitutie, op 14 Sei'TEMhhii 1791. revolutionaire vergrijpen, voorgeslagen, (1) en thans is de roemrijke omwentelinvan alle puin gezuiverd, zekerlijk voltooid! Merkwaardig genoeg en treffend in menig opzicht weergalmt de kreet van Vive le Iloi nog eenmaal rondom koning Lodewijk, den Erfelijken Vertegenwoordiger. Hunne Majesteiten bezoeken de opera deelden geld uit onder de armen; zelfs voor de koningin klonk, nu de constitutie aangenomen is, de stem des gejuichs. (2) Het verledene zij vergeten, het nieuwe tijdperk zal beginnen. Het koninklijke rijtuig beweegt zich langzaam heen en weer tusschen het lampengestrengel op de Champs Elysées, te midden der vivat» eener menigte die zich beijvert om gelukkig te zijn. Koning Lodewijk ziet, voor het oogenblik welvoldaan, naar de veelkleurige lampen en vroolijke groepen. Op het geaat Harer Majesteit is onder het vriendelijke bevallige lachje een diepe treurigheid te lezen. (3) Men ziet hier wandelaars schitterende van geest en moed: eene madame de . tael, die waarschijnlijk op den arm van haren Narbonne (4) leunt. Zij ontmoet afgevaardigden, die medegewerkt hebben aan deze constitutie en thans onder losse gesprekken hier rondslenteren - niet zonder bezorgdheid of zij ook wel van duur zal zijn Maar daar er overal nog een welluidend snarenspel weergalmt, benevens de maat van lichte, phantastische voeten, en het lange lampengestrengel zijne veelkleurige stralen verspreidt, en uitroepers met krachtige longen met de ellebogen s oo en en roepen, ijcuide acceptation, constitution monarchique, zoo mag immers de Adamszoon wel hoop voeden. Hebben niet Lafayette, Barnave en alle constitutioneelen hunne schouders behoorlijk tegen de omgekeerde pyramide van een troon gezetDe Feuillants die bijna alles wat van aanzien en constitutioneel is in seleel Frankrijk in zich vereenigen, voeren iederen avond het woord van hun spreekgestoelte, houden briefwisseling door alle postkantoren, en verwenschen de onrustige . acobynen die zeer zeker spoedig hun tijd gehad zullen hebben. Veel blijft on- ï'fT'i 1 f g' mafr kan men met een inni§ Gaelisch g^tel niet hopen, dat de Erfelijke Vertegenwoordiger, zoo hij maar gelukkig en verstandig is, zoo tamelijk aan den gang zal raken en dat hetgeen hem ontbreekt, allengskens verkregen en toegevoegd zal worden? 6 Overigens is er, wij moeten het herhalen, bij dit constitutioneele gebouw en vooral bij de herziening daarvan, niets vergeten wat daaraan kracht, duurzaamheid en bestendigheid kon b.jzetten. Een tweejarig parlement, onder den naam van Wetgevende Vergadering, Assemblee législatire, uit zevenhonderd vijfenveertig leden bestaande, die zeer wijselijk slechts door de actieve burgers en zelfs door de keus van nog actiever kiezers uitgezocht worden, (5) zal, met alle voorrechten van een ja dement bekleed, des noods uit eigen volmacht vergaderen en zich ontbinden, zal het budget bewilligen en praten, over het bestuur en de bewindslieden waken kortom voortaan de functien in zich vereenigen van een constitutioneelen gro'oten r aad, col ectieve wijsheid en nationaal Palaver, (6) als de hemel bet daartoe wille in staat ^e len Met de keuzen van het eerste tweejarige parlement, waarmede men zich reeds sedert Augustus bezig gehouden heeft, (7) is men thans zoo goed als gereed. stitutie' doodden'koning " ^ SePtembor'toen de Vergadering bericht kreeg van de aanneming der con- anders was het evenwel in liet Tfu'atre ifrf/i s r '1' T^edtre fra"Cais klonken toejuichingen; imprévus van Grétrv zong : !/,/ ZefJ>n'^ uit de EvènJentl roaitresse! Pas de maitres ' Liberté Topn H-nr " v'j T U parterre het geroep klonk: »l'as de roi! Vivent a jamais k roi et fc^ine^irfW, l0gV = «Vive la reine! Vive le gevolg was eene groote kloppartij. SkrSrl/ ' / maitre, point do reine!" Het Augustin Challamel, deel I, pag. 162. i c iistouc-lfi sée de la repubhque fran?aise van (3) de Staei., Considi'rationa, I 23. (4) 7Ae pag. 127. !n re,°Mr1die fftraf'te vorkiezing noot 1 op pag. 15. (6; Gebabbel, geklets. 6 (7) Don Augustus waren de kiescolleges bijeengeroepen. .la, het is voor het grootste gedeelte reeds te Parijs; liet daagde allengs op — niet zonder hartroerenden groet aan de eerwaardige moeder, de thans op sterven liggende Constituante — en zat eerbiedig luisterend op de galerijen, gereed te beginnen, zoodra het veld vrij zou zijn. \\ at voorts veranderingen in de constitutie zelve betreft, deze, onmogelijk als ze zijn voor een wetgevend of gewoon tweejarig parlement, en alleen uitvoerbaar voor een of ander herboren nationale conventie, behooren blijkbaar tot de neteligste punten. I)e verhevene stervende vergadering beraadslaagde daarover gedurende vier geheele dagen. Sommigen meenden dat eene verandering of ten minste eene herziening en nieuwe goedkeuring wel na verloop van dertig jaren vergund kon worden; anderen gingen nog lager, tot op twintig, ja vijftien jaren. Eens had de hooge vergadering beslist, dat het na dertig jaren zou zijn, maar na rijp overleg herriep zij dat besluit en stelde geen vasten tijd, maar slechts een vage bepaling van zekere omstandigheden, en liet over het geheel de zaak hangende. (1) Ongetwijfeld kan een nationale conventie ook binnen den tijd van dertig jaren vergaderen, doch het is te hopen dat zulks niet geschiedt, maar dat wetgevende, tweejarige parlementen van de gewone soort, met hun beperkte macht en wellicht bedaarde achtereenvolgende toevoegsels daartoe voor geheele geslachten of wel voor zoolang men rekenen kan, voldoende zullen zijn. \ oorts lette men op, dat geen lid der Constituante in de nieuwe wetgevende vergadering gekozen is of gekozen kan worden. (2) Zoo edelaardig waren deze wetmakers! roepen eenigen, dat zij, gelijk Solon (3) zich zelve verbanden. Zoo kniezend, roepen er, dat de eau den anderen benijdde en niemand in zelfverloochening zich door den anderen wilde laten overtreffen. In allen gevalle zoo onverstandig, antwoorden alle practische mannen. Maar daarbij komt nu nog een andere zelfverloochenende wet, dat niemand hunner in den loop van vier of ten minste (na lange beraadslagingen en herziening) van twee jaren minister worden of de geringste bediening aan het Hof mag aannemen ! Dat voorstel doet de onomkoopbare, zeegroene Robespierré met een grootmoedigheid, die hem niet duur te staan komt, en niemand durft voor hem onderdoen. Een dergelijke, toenmaals niet overbodige wet was het, die Mirabeau onder bedekking van den nacht naar de tuinen van St. Cloud tot dat gesprek der goden voerde, en menige zaak dwarsboomde. (4) Gelukkig en ook ongelukkig is er thans geen Mirabeau meer, dien men zou kunnen dwarsboomen. Aangenamer, zeker aangenaam voor alle rechtgeaarde harten is middelerwijl Lakwkttks ridderlijke amnestie. \ erblijdend is ook de met zooveel moeite tot stand gebrachte vereeniging van Avignon, (5) die, alles bijeengerekend, dertig zittingen vol woordenwisseling en buitendien nog zooveel gekost heeft; moge zij eindelijk tot geluk verstrekken! Het besluit werd genomen om een standbeeld voor Roüsseau op te richten, voor den deugdzamen Jean Jacques, den evangelist van het conlrat social. Ook Drouet van Varennes en de Lataille, de eigenaar van de oude wereldberoemde kaatsbaan te J 'ersailles, worden niet vergeten, maar aan ieder valt een eervolle vermelding en een behoorlijke belooning in geld ten deel. (6) En nadat op die wijze alles tot genoegen ten einde gebracht is, en de deputatiën en boodschappen en koninklijke en andere ceremoniën voorbijgeruischt zijn, en de koning nu eeniee woor- V'1 ' i'ln'x raPPor's e'c- (Po'V 1825;, 23'.t—317. Volgens Mignet verklaarde de Vergadering» dat r rank rijk het recht had zijne constitutie te verbeteren, maar dat het verstandig zou zijn van dit recht in de eerste 30 jaar geen gebruik te maken. i2) Dit was reeds besloten vuór dat de vlucht des Konings plaats had. (3i De bekende Atheensche wetgever, die, na in Ti04 v. Chr. eene wetgeving voor zijne vaderstad gemaakt te hebben, zich voor tien jaar op reis begaf (4) Zie pag. 125. (5) 7.ie verder Hoofdstuk III. >6) Moniteur. (Histoire parlementaire, IX, 473.) den over vrede en rust gesproken heeft, en de leden met vervoering, ja zelfs met tranen: *Out! oui! geantwoord hebben, — verheft zich de president Thoi'ret, (1) de man van de wetshervorming, en spreekt met een krachtige stem deze laatste merkwaardige woorden: »De constitueerende nationale vergadering verklaart, dat zij hare zending volbracht heeft en hare zittingen geëindigd zijn." De onomkoopbare Robespierre, de deugdzame Pétion worden onder hemelliooge vivats op de schouders des volks naar huis gebracht. De overigen sluipen bedaard naar hun verschillende woningen. Het is de laatste namiddag van September 1791; morgen ochtend zal de nieuwe wetgevende vergadering hare zittingen aanvangen . _ ^ O" Ln zoo is, te midden van den glans van geïllumineerde straten en Elyseesche \elden, en van het geknetter van vuurwerken en allerlei vermakelijkheden, de eerste nationale vergadering verdwenen en is niet meer. De nationale vergadering is er geweest, maar haar werk blijft, zoo als alle corporatiën van menschen heengaan, en als de mensch zelf heengaat; zij had haar begin en moest evenzeer haar eind hebben. Ken phantasma-realiteit, geboren uit den tijd als wij allen: nu steeds rugwaarts drijvende op het tij des tijds, om lang bij de menschen in herinnering te blijven. Merkwaardige vergaderingen, sanhedrins, amphictyonen, trades-unions, oecumenische conciliën, (2) parlementen en congressen zijn op onze planeet vergaderd en weer uiteengegaan, maar merkwaardiger vergadering dan deze hooge Constituante, of met eene merkwaardiger zending, kwam wellicht nimmer bijeen. Van verre beschouwd is ook zij een wonder. Twaalfhonderd personen, die, met het evangelie van Jacques Jean Rousseau in den zak, in den naam van vijfentwintig millioenen, en in de vaste overtuiging vergaderen, dat zij de constitutie kunnen maken, zulk een schouwspel, het toppunt en hoofdvoortbrengsel der achttiende eeuw, kan onze wereld slechts eenmaal beleven. \\ ant de tijd is rijk aan wonderen en vooral aan gedrochtelijkheden, en men heeft opgemerkt, dat hij nooit zich, noch een zijner evangeliën herhaalt, — het minst van allen wel dit evangelie naar Jean Jacques: éénmaal was het recht en onvermijdelijk, daar zulks het geloof der menschen geworden was; maar éénmaal is ook genoeg. (3) Zij hebben de constitutie gemaakt, deze twaalfhonderd JEAX-JACQUEs-evangelisten, en dat niet zonder vrucht. Bijna negenentwintig maanden zaten zij daar; onder (1) Zie noot I op pag. 10. (2) Sanhedrin of synedrium, het uit 71 leden bestaande hoogste rechterlijk college bij de Joden. Amphic'vonen — bij de Grieken van den oudsten tijd de vergaderingen van «rondom wonenden," waar geschillen tussehen de onderlinge Staten beslecht werden enz. Bekend was vooral die van Delphi. Trades-unions — de bekende Engelsche werkmansvereenigingen. Oecumenische conciliën — algemeene katholieke kerkvergaderingen. (3) Bij liet sluiten der Constituante is het niet ondienstig den lezer een kijkje te geven in de \ergadering. De \ergadering hield twee zittingen te Parijs in de Salie de Manége op het terras der Feuillants. Het was eene kille zaal, alleen gemeubileerd met eenige vaandels, kisten en portretten. De banken der afgevaardigden waren amphitheatersgewijze opgesteld, terwijl de tribune zich bevond vis-a-vis van den fauteuil van den president. De zittingen namen gewoonlijk een aanvang te elf uur des morgens, terwijl de afgevaardigden meestal eerst tegen etenstijd heengingen om des avonds terug te komen en zelfs een gedeelte van den nacht bleven werken. Ook des Zondags was er zitting. Het publiek der tribunes moest een entrée-kaart hebben, ook de afgevaardigden hadden er eene.^die zij steeds moesten toonen. Nadat de namen waren afgelezen, volgde voorlezing van het procesverbaal der vorige zitting en van verschillende rapporten. Indien er een brief was ingekomen, hetzij van het hof, hetzij van de munic:paliteit, werd deze meestal met luider stemme voorgelezen. Was het feit, dat zulk een brief bevatte, van ernstigen aard, dan werd hij commissoriaal gemaakt. Daarna volgde de lezing van de ingekomen petitiën en van de motiën van de verschillende leden, welke motiën evenwel gewoonlijk tweemaal moesten ingediend worden, vóórdat men er genoegzaam attentie aan schonk. Wanneer dit alles was afgeloopen, liet men het veld vrij voor de redevoeringen, die het grootste gedeelte der zitting in beslag namen. Vooral de redevoeringen van de leden der linkerzijde werden steeds met de grootste attentie gevolgd, overigens heerschte er in de volgorde der speeches weinig regel. Wat de stemmingen betreft, deze geschiedden bij zitten en opstaan, alleen in gewichtige aangelegenheden was er geheime stemming. afwisselende lotgevallen, en in verschillende hoedanigheden, altijd echter, mogen wij zeggen, in de hoedanigheid van corroecio, (1) van een wonderbaar oproervaandel, als iets hoogverhevens, waarvan ieder, die met geloof het oog daarop vestigde, genezing kon verwachten. Zij hebben veel gezien: kanonnen, die op hen gericht waren, (2) en die dan eensklaps, als door hoogere tusschenkoinst, teruggetrokken werden; een krijgsgod de Broglie, die onder het stof en het ineenstorten eener oude Bastille en van een geheel feudaal Frankrijk, in donder, doch niet zijn eigen, verdween. (3) Zij hebben wat tc verduren gehad: koninklijke zittingen, benevens regen en kaatsbaaneeden, pinksternachten, vrouwenopstanden. (4) Hebben zij ook iets gedaan? De constitutie gemaakt, en middelerwijl alles bestuurd; in negenentwintig maanden tweeduizend vijfhonderd besluiten genomen, dus gemiddeld ongeveer drie iederen dag, de Zondagen medegerekend! Men ziet, soms kon men kort zijn; moest niet Moreau de St. Méry, (5) voordat hij van zijnen stoel opstond, drieduizend bevelen uitdeelen ? Deze mannen bezaten moed en zeker geloof — al was het ook slechts het geloof dat spinnewebben geen laken zijn, en dat de constitutie gemaakt kan worden. Spinnewebben en hersenschimmen behooren waarlijk te verdwijnen, want hier is eene werkelijkheid. Dat formules, die dc ziel en nu ook het lichaam dooden en onverdraaglijk worden, in s hemels naam toch eenmaal ophouden! De tijd, als gezegd is, bracht deze twaalfhonderd mannen voort, de eeuwigheid was vóór hen, de eeuwigheid is achter hen; zij verrichtten, gelijk wij allen, aan de samenvloeiing van twee eeuwigheden het werk dat hun toebedeeld was. Men zegge niet, "dat hetgeen zij deden niets was. Bewust deden zij iets, onbewust hoe veel! Zij hadden hunne reuzen en hunne dwergen, zij volbrachten hun goed en hun kwaad; zij zijn heengegaan en keeren niet terug. Zullen onder deze omstandigheden onze zegenwenschen, ons vriendelijk vaarwel hen niet begeleiden? Met de post, de diligence, te paard of te voet, zij zijn heengegaan, naar alle vier windstreken. Niet weinigen zijn over de grenzen getrokken om zich te Coblentz- in rij en gelid te scharen. Derwaarts gaat onder anderen ook de abbéMAURY, later echter naar Rome — om met het roode kardinaalskostuum bedekt te worden: (6) met valschheid als meteen kleed; het troetelkind (haar fafffe/geboren?) van het scharlaken wijf. (7) TalleyrandPerigord, de geëxcommuniceerde constitutioneele bisschop, zal, in weerwil van de zelfverloochenende wet, als gezant naar Londen gaan, ofschoon de jonge markies de Chauvelin den naam er van heeft! In honden vindt men ook Petion, den Deugdzame, plechtig toegesproken en toesprekende en bij feestelijke openbare maaltijden met constitutioneele reform-clubs den beker ledigende. De onomkoopbare Bobespierre begeeft zich eenigen tijd naar huis, naar Arms, zeven korte weken van rust smakende, de laatste die hem op deze wereld vergund zijn. Openbaar aanklager in het departement van Pat'ijs, erkend hoogepriester van de Jacobijnen, de oogappel van het schrale onomkoopbare patriottisme — immers zijn bekrompen, nadrukkelijk spreken wordt door alle bekrompenen bemind — schijnt het niet, alsof deze man ergens heen stege? Hij verkoopt zijn klein erfdeel te Arras, en keert, van een broeder en eene zuster vergezeld, voor zich zeiven en hen met vastberadene schroomvalligheid een kleine, doch zekere toekomst ontwerpende, in zijn oude woning, bij den schrijnwerker in de straat S(. IIo»or terug. O vastberaden sidderende, onomkoopbare Zeegroene, icelk eene toekomst verbeidt u ? Wat Lafayette betreft, deze zal zijn bevelhebberschap nederleggen. Als een tweede (1) Zie pag. 187, deel I. (2) Zie pag. 206, deel I. (3) Zie pag. 251, deel I. (4) Zie de pagina's. 190, 201, 207, 2S9—335, deel I. (5) Zie pag. 247. deel I. (6) Zie pag. 180, deel I. (7) Dubarry. Zie pag. 10, deel I. Srrr (1) .begefft hij Zich naar ziJn haard e11 hoeve, die hij echter weldra weèr alle koloÏÏr nn 0na t garde ^ lntusschen voortaan niet één bevelhebber bezitten maar alle kolonels zullen achtereenvolgens om de maand het bevel voeren. Andere afvaardigden zagen wij, of liever zag madame de Stael, «vol gedachten rondslenteren°" mis S ,d?en zouden-Eenige"> A i ' i blijven, waar zij de nieuwe tweejarige wetgevende ver efr?ir«Tï om het- ^ ^iretz Alzoo deze: rondslenterende vol gedachten; reizende per post of diligence — waar en Frank^k» In F ^ TuM,RABEAÜ sluimert in hot Pailtheon der groote mannen: AccevZÏn» u! r mtventers met hun koperen longen dreunen Grand' de kleinzoon van"fitt^ C°nstyltutl0n door tIe levendige groepen. Het Morgen, ue kleinzoon van Gisteren, moet zijn wat liet kan, als het Heden zijn vader is 1 "ten October^Töl"®6 W6tgeVende verSaderinS begint zich te consütueeren op'den TWEEDE HOOFDSTUK. Het Wetboek. wereld 0totZeIthetrokhebVrH< C°"Stitueeren.de verfdenng, die toch de blikken der geheele w,k in llf ' J 11 te8enw°ordigen afstand van tijd en plaats, vergelijkenderjs in slechts geringe mate onze opmerkzaamheid wekken, deze arme wetgevende ver ïl rlZl 7 n°g TC<" minJer! Zi-' "erfl » en minderen graad van patriottisme, (want aristocraten worden hier niet meer gevondene S TJ7 M °" T',UiStert "aar >«" wetsontwerpen en weXnTortom een tijd lang werkzaam in hare roeping, maar de geschiedenis van Frankrijk is hier dan schier ^ en e ïn ï? WetgTnde wat kan de geschiedt ££ menten varS,;;/ , ^ haar Ve^ielen ? Hot eerste va» de tweejarige parleeeden ieL konden bi7 u Z°°.papieren «^titutiën en dikwijls herhaalde nationale zoolanc dp tii n , \ ^ 0ïia^bvokene reeks hadden moeten opvolgen ang de tijd bestond — het eerste parlement moest nog binnen één iaar droevie- ver' dwijnen, en geen tweede trad in zijne plaats. J g V8—1793 , te Bordeaux geboren, was eveneens advocaat en "root vriend van Dumouriez. Ook hij behoorde tot de schitterendste sprekers der Gironde. Jean Fran?ois Ducos 1765—1793;, geboren te Bordeaux, behoorde eerst tot de partii der Oiron gesleept. maar '«ter weer tot de Montagne. Toch werd hi, in den val deïï^onde mede! Charles Eléonore Dufriche de Valazé 1751-1793., geboren te Alen?on, was aanvankelijk officier in dïwerk a,*eTaard,«de «t>kozen' b« de Girondijnen aan. Over zijn tragisch uiteinde zie later nieuwsblad Chronique de Paris, biographie en wijsbegeerte, en die nu als een tweejarig senator hier gezeten is; een merkwaardig man, die Condorcet, met zijn stoïcijnsch gelaat en vurig hart, «een vulkaan, onder de sneeuw verborgenook wel, met eene oneerbiedige uitdrukking, mouton cnragé genoemd, — het vreedzaamste aller schepselen, «Joch eensklaps razend geworden ! Ten laatste merkc men nog Jeax Pierre Brissot op, dien het noodlot na hem een tijd lang met veel geruchts rondgedreven te hebben, hierheen geslingeid heeft, wellicht om met hem tot een einde te komen; ook hij is een tweejarig senator, ja, voor t oogenblik zelfs hun koning. De onvermoeide plannenmaker en veelschrijver Brissot, wien in het hoofd kwam zich de Warvili.e te noemen, geen wapenkoning weet waarom, — misschien omdat zijn vader, tot aller tevredenheid, het beroep van kok en wijntapper in het dorp Qiiarville uitoefende? Een man, die gelijk de windmolens, altijd iets te malen heeft, en daarbij met alle winden draait, zonder veel bestendigheid te toonen. Al die mannen bezitten talent en bekwaamheid om te werken, en dat zullen zij ook; werkende en scheppende niet zonder resultaat, docli helaas, niet in marmer, maar in drijfzand! — Maar de uitstekendste van allen blijft ons nog te vermelden over,'of liever hij moet zich eerst nog der vermelding waardig maken: het is kapitein La/are Carnot, herwaarts gezonden van het Pas de Calais, met zijn koud mathematisch hoofd, zijnen bedaarden volhardenden wil: de ijzeren Carnot. de verre strevende, onschokbare, onverwinlijke Carnot, die in het uur van den nood niet achter zal blijven Nog is zijn haar zwart, en het zal grijs worden onder allerlei schitterende en droevige lotwisselingen, en met zijn ijzeren gelaat zal die man hun allen onder de oogen zien. (1) r Ook ontbreekt het niet aan een cóté droit en een aantal koningsvrienden: \aihlanc, Di mas, Jaucourt, (2) de geëerde chevalier, mannen die de vrijheid liefhebben, maar met de monarchie over haar gesteld; en die onverschrokken volgens deze hunne overtuiging spreken, die doorkin dichten drom naderende orkanen zullen weggevaagd worden. Met hen worde tevens een nieuwe militaire Theodore Lameth (3) genoemd, al ware het slechts om der beiden broederen wil, die uit de galerij daar der oud-leden van de Constituante goedkeurend op hem nederzien. Grootsprekende Pastorets, (4) zoetsprekende, naar verzoening strevende Lamourettes, en een aantal niet-sprekende, naamlooze wezens zitten als gema tigden in het midden. Veel minder nog ontbreekt het aan een cóté gauche, een uiteiste linkerzijde, die op de hoogste banken zetelt, als verheven op hun speculatieve hoogte of hun berg, die een praktisch bliksemende hoogte worden en den naam van berg, la montagne, door alle tijden en landen befaamd-infaam zal maken. Eere verbeidt dezen Berg niet, maar voorloopig ook geen groote oneer. Op gaven of bevalligheden in spreken en denken beroemt hij zich niet; slechts op deze eenige gave van een verzekerd geloof, van eene stoutheid, die hemel en aanle trotseeren zal. Hier zijn de eersten een drietal Cordeliers: de heete Merlin van Thionrille, de heete Bazire, beiden advocaten, en Chabot, een voormalig lor F™1MarSui:'ntf, Carnot 1753—1S23, do grootvader van den tegenwoordigen President man nnn w£ f>'"bllek' een mathematische kop, later bijgenaamd de «organisateur de la victoire," een man, aan wien liet republikeinsche Frankrijk oneindig veel te danken heeft , '2> Am?.]1 Fran(;"i.s marquis de Jaucourt, geboren in 1757, was steeds een verklaard tegenstander der demouatie. Onder Napoleon I heeft hij een groote rol gespeeld. riiéodore Lameth was de oudste der broeders, geboren in 175Ó, die zich evenzeer in den W^.w in IW w1 g...frsch V restauratie werd liij pair en lid der Académie fran?aise. Na de Juli-revolutie leefde tiy ambteloos. Hij heeft ettelijke wetenschappelijke geschriften nagelaten. Capucijner, die bedreven is in het agio. (1) De rechtsgeleerde Lacroix, die een- Josepii Cambon. maal als subaltern slechts óéne epaulette droeg, heeft krachtige longen en een (1) Antoine Mcrlin de Tliionville (1765—1S33) ontleende den naam "de Thionville" aan de stad, waar hij geboren was en aanvankelijk de betrekking van deurwaarder vervulde. Hij was in de Wetgevende Vergadering afgevaardigde van het departement der Moezel. Wij zullen hem meer ontmoeten. Claude Bazire (1764—1794), te Dyon geboren, was bij het begin der revolutie geëmployeerde bij de archieven van de staten van Bourgogne en later lid van het directoire van het district Dyon, om daarna door het departement de la Cóte-d'Or naar de Wetgevende Vergadering te worden afgevaardigd. Hij was een vurig republikein en ontdekte het bestaan van het zoogenaamde «comité autrichien," waarvan het doel. zooals het heette, eene contra-revolutionnaire reactie was. Later stelde hij o. a. in de Conventie voor elkaar te tutoyeeren. Hij heeft eene belangrijke rol gespeeld. Fran<;ois Chabot (1759—1794) was een ultra-revolutionnair, die door het departement Loir-et-Cher was afgevaardigd en zoowel iri de Wetgevende Vergadering als in de Conventie zich door zijne excentriciteiten — hij droeg o. a, klompen — befaamd maakte. Later liet hij zich omkoopen en behoorde hij tot dt «faction de 1'étranger," liet zich in met velerlei knoeierijen, hetgeen de oorzaak werd van zijn val. liongerig hart. (1) Ook is Covthon (2) hier, die nog weinig droomt wat hij is, en wiens onderste lichaamsdeelen door een treurig toeval verlamd werden. Want', naar 't schijnt, zat hij eens een geheelen nacht lang, niet warm in het kamertje zijner geliefde, maar van haar (die wettig een ander behoorde) verdreven, tot aan zijn middel in een koud bibberend moeras, en gaat nu tot aan zijn einde op krukken. (3) Voorts Cambon, (4) in wien, hoewel nog niet ontwikkeld, zulk een merkwaardig financieel talent voor het drukken van assignaten sluimert de vader van het papieren geld, die in de ure der dreiging deze merkwaardige woorden zal uiten: -Oorlog den kasteelen, vrede den hutten — Guerre aux chateaux, paix aux chaumières!" (5) Lecointre, de onverschrokken lakenkooper van Versailles ook reeds sedert het Opera-maal en den vrouwenopstand bekend, is hier welkom. Ook Thuriot, (6) de kiezer Thlriot, die op de tinnen der' Bastille stond en St. An/oine in massa zag opstaan, en die zoo vele andere dingen zal zien. Als den laatsten en verwoedsten van allen merke men den ouden Rchl (7) op, met zijn bruin, somber gelaat en lang wit haar, van Elsas-Luthersche afkomst, een man, dien de jaren en boekengeleerdheid niet wijzer gemaakt hebben, die bij zijne aanspraak aan de oude mannen van Reims de gewijde ampulla (van den hemel afkomstig, waaruit Ci.oyis en alle koningen gezalfd worden), (8) als een gewone nietswaardige olieflesch in de hoogte houden en op het plaveisel verbrijzelen zal; die, helaas, nog vele andere zaken en ten laatste ook zijn eigen woest hoofd door een pistoolschot verbrijzelen en zoo eindigen zal. Zulk eene roodgloeiende lava woelt er, der wereld en °zich zei ven nog onbekend, in de ingewanden van dien Berg! Tot nog toe is het een zeer gewone Berg, die zich van de vlakte hoofdzakelijk door zijn grootere onvruchtbaarheid en zijn kaa'l voorkomen onderscheidt; de zorgvuldigste opmerker zou hein hoogstens kunnen zien rooken. Mant nog is alles zoo vreedzaam en hecht, en twijfelt er, gelijk gezegd is, niemand aan, dat het duren zal zoolang er een tijd is. Beminnen niet allen de vrijheid en de constitutie? Allen van ganscher harte, — en toch in verschillenden graad. Sommigen, gelijk de chevalier Jaucourt en zijne rechterzijde, zouden, wanneer het op de proef aankwam, de vrijheid wel eens minder kunnen beminnen dan het koningschap; anderen, gelijk Brissot en de linkerzijde, zouden de vrijheid wel méér kunnen beminnen dan het koningschap. Ja, van de laatstgenoemden zouden eenigen de vrijheid wel meer kunnen beminnen dan de wet zelve, anderen daarentegen niet. Er zullen zich partijen ontwikkelen, maar geen sterveling weet nog op ment1 Fi,Jr'P p^I nlr wf°'X ?l'b°[en te Pont-Audemer en afgevaardigd door het departew f « i : • een 1J',eng republikein en behoorde later tot de partij der Dantoni.-ten, an wier hoofd luj een intiem vriend was, en in wiens lot hij deelde was laterGZ%Crr,h0.n °75671794k fbo!™ ^ Auvergne, was advokaat van beroep. Hij van pwi <*e vriend van Robespierre, in wiens val hij werd medegesleept. Over het karakter an Couthon wordt verschillend geoordeeld. Toch schijnt hij van nature niet die bloeddorstige tiran te zijr. geweest zooals sommigen hem wel willen afmalen. Hij zat in de Législative en ook later in de Conventie als afgevaardigde van het departement Puv-de-Dóme. (3j Dl'molriez, II, 370. Jt'&eph Cambon (1 iü4— 1820), geboren te Montpellier, heeft als linancieele specialiteit grooten naam gemaakt. Hij stierf te Brussel in ballingschap in 1820. ~ (5) Choix de rapports, XI, 25. (6) Zie over Lecointre en Thuriot de pagina's 297 en 232, deel I. ti, Jüi Phihppe .lactjues Ruhl had in de theologie gestudeerd te Straatsburg, was rector geweest te 1 in FnnWiiï later in dienst van den graaf van Leiningen. Hij liet uitbreken der revolutie kwam Hl in frankrijk, waar hij spoedig naam wist te maken en in de Wetgevende Vergadering en in de Conventie aan de uiterste linkerzijde zat. Zijn uiteinde wordt later in dit werk beschreven." u "La ^ainte Ampoule was de kruik te Rheims, die bij de kroning van Clovis in 4% n Chr waftiTVT -e"e "v d'',n h,C'mel gebracht, ze?gen vvij, en toch had de constitutie voorzorg genomen te°-en kan ,doTgaan'voordat ^ at ^ mten van acht dagen driemaal gelezen is — „of de vergadering moest vooraf beslissen dat er nooddrang [urgentie, is.' De vergadering blijft dan ook, met nauwgezette inachtneming der constitutie, nooit in gebreke zulks te doen ; overwegende dit, en overwegende n' t" rT.r:1615, andm' besklit de vergadering alt«d y a tcroZ^lTnl olkUS wat 'haaV T Ïrï nt°°dt\r^ is' staat ,iet haai' te besluiten, hoe dol '•, f !'aar noïzakelf |°esclnjnt. Meer dan tweeduizend decreten, naar men berekent, binnen elf maanden! (o) De haast dor Constituante scheen groot, maar deze is c riemaal sneller. \Vant de tijd zelf gaat driemaal zoo snel, en meemoet gelijken tred Z nnivl K Ongelukkige zevenhondei'd vijfenveertig, echt patriottisch, maarzoo ontvlambaar; aangevuurd zijnde, moeten zij noodzakelijk vuur spatten; een senaat ;s:zzzz tss-- ™id dat rnen" slechts' wanneer men eenige maanden vooruit wil zien, aan dat tooneel dat men den Baiser de Lamouretle noemt. De gevaren des lands zijn nu dreigend onberekenbaar geworden, en de nationale vergadering, de hope Fmnhrijk, is teeen zich zelve verdeeld. Daar verheft zich in den uitersten nood de zoetsprekênde ab" . . ilreite, de nieuwe bisschop van Lyon, wiensnaam l'amourette, het liefje, beteekent; (1) "\ivre libre ou mnnrir " (2) Moniteur, Séance du 4 October 1791. hcrn(medce'te deel™ at'zij zTch na.ar ivn Ko?inS afgevaardigd, om lakonieken tnon tot den Koning- «Sire de Wetgevend ' • dl?r commissie Ducastel zeide op beteekent Heer- W ;c nfi aeze nreis nog wil Jn stand houden. Het woord «Sire" ^ord "Majesteit aanmat dk imc^m ^ ™ het ,U~lso1' dat niet meer bestaat. Wat het volk sprake is" ° ' ' ° n "iet meer »ebru,ken dan wanneer er van God en van het volk sprake is.' (4) Zie noot 2 op pag. 213. (5) Montgaillard, III, I, 237. hij verheft zich en bezweert alle hooge senatoren, met hartstochtelijke, honingzoete welsprekendheid, wederzijdschen wrok en grieven te vergeten, een nieuwen eed af te leggen en zich als broeders te vereenigen. Daarop omhelzen allen elkaar en zweren onder luide vim/s ; de linkerzijde vermengt zich met de rechter, de dorre berg stort neer in de vruchtbare vlakte, Pastoret in de armen van Condorcet, de beleedigde onder tranen aan de borst van den beleediger, en allen zweren, dat wie eene Feuillantenmonarchie met twee kamers, of eene ultra-Jacobijnsche republiek, of iets anders verlangt dan de constitutie en deze alléén, zal zijn anathema maranatha. (1) Roerend schouwspel! Maar letterlijk reeds den volgenden morgen moeten zij, door 't noodlot gedreven, weer Eedsaflegging op de Constitutie. met elkaar twisten, en hunne verhevene verzoening wordt spottenderwijze de baiser de Vamourette of de Delila-kus geheeten. Gelijk de ongelukkige broeders Polynices en Eteocles (2) omhelzen zij elkaar, doch te vergeefs; weenen, dat zij elkaar niet beminnen, maar slechts haten en vermoorden moeten. Of wel, zij zijn gelijk aan gedoemde huisgeesten, aan wie door toovermacht, op straf, geboden is, nog iets zwaarders te doen dan om van zand strikken te draaien; namelijk om »de constitutie voortgang te doen hebben.'' Wanneer de constitutie maar gaan wilde! Helaas, de constitutie wil zich verroeren. Zij valt op haar aangezicht: (1) Moniteur, Séance du 6 Juillet 1792. Lumourette zcide in het vuur zijner rede: «Foudroyons la république et les deux charnbres." (2) De twee hoofdpersonen, zonen vanOedipus, in den Oorlog der Zeven tegen Tliebe; een der sagen uit den vóórhistorischen tijd der Hellenen. II 28 sidderend beurt men haar weer op; ga toch, gouden constitutie! De constitutie wil niet gaan! «Hij zal gaan voor den ! zeide de goede oom Tobias en vloekte zelfs. Maar de korporaal antwoordde treurig: «Hij zal nimmer gaan in deze wereld." Eene constitutie zal, gelijk we reeds dikwert zeiden, slechts dan vooruitgang hebben, wanneer zij, zooal niet de oude gewoonten en het oude geloof der geconstituëerden, dan toch nauwkeurig hunne rechten of veeleer hunne krachten afspiegelt; — of zijn deze beide, wel begrepen, niet een en hetzelfde? De oude gewoonten van Frankrijk hebben hun tijd gehad, de nieuwe rechten en krachten zijn, behalve in een papieren theorie, nog niet als zeker erkend, en kunnen dat ook niet, voordat Frankrijk eene proef genomen heeft; voordat het zich in feilen strijd op leven en dood, al ware het in de uiterste bovennatuurlijke stuiptrekkingen des waanzins, met alle vorsten en machten, met de bovenste en onderste, de in- en uitwendige, met aarde en hel en den hemel zeiven, gemeten heeft! Dan zal het die kennen. — Drie zaken voorspellen niet veel goeds voor den voortgang dezer bransche constitutie: het bransche volk, de Fransche koning en ten derde do bransche adel en de vereenigde Europeesche wereld. DERDE HOOFDSTUK Avignon Doch het algemeene daargelaten, welke merkwaardige gebeurtenissen zijn dat in het verre Zuid-Westen, werwaarts zich thans, tegen het einde van October, aller oogen richten ? Een tragische brand, die langen tijd zonder licht rookte en smeulde, is daar thans in lichterlaaie vlam uitgebarsten. Het zuidelijke Provencaalsche bloed is heet; botsingen zijn, helaas, gelijk eens gezegd werd, in de loopbaan der vrijheid onvermijdelijk; verschillende richtingen, ja \ erschillende graden van snelheid in ééne en dezelfde richting, moeten die te weeg biengen! Op menig voorval, dat daar plaats vond, kon de geschiedenis, elders bezig gehouden, niet bijzonder acht slaan: op de onlusten te Usez, Afitnes, op protestanten en katholieken, patriotten en aristocraten; op onlusten te Marseille, Montpellier en Arles; op het aristocratische kamp van Jalès, (1) dat wonderbare, half werkelijke, half ingebeelde wezen, dat nu eens dof verbleekte, dan weer (vooral in de verbeelding) met gloeiende kleuren opflikkerde, het trouw naar de natuur geteekende aristocratische beeld van een oorlog. Dat alles was een tragische, verterende brand, met samenrottingen en oproeren, met tumult bij nacht en bij dag; maar een donkere, niet lichtende, onopgemerkte brand, dien men echter nu niet meer onopgemerkt kan laten. Ie Avignon en in Venaissin was die niet lichtende brand vooral hevig. Het pauselijke Avignon, welks kasteel zich zoo steil boven de Rhóne verheft, de schoone stad met haar purperroode druiven, hare oranje-appelen, waarom moest de dwaze oude rijmende Réné, (2) de laatste vorst van Provence, haar aan den paus (1) Zie pag. 17. 2) Réné van Anjou hertog van Lotharingen en graaf van Provence, in 143S een tijdlang koning van Napels (le bon roi Réné) waarvan hij den titel bleef voeren, was schilder, dichter cn musicus. Hij was het niet die Avignon aan den Pauselijken Stoel vermaakte, zooals Carlyle wil doen geloovsn. Het graafschap Avignon werd in 1348 door Johanna, koningin van Napels, eene der voorouders van Ren*. voor 80.000 goudguldens aan paus Clement VI verkocht. Avignon maakte met het graafschap \enaissin. dat m 12,.i door Philips III van Frankrijk aan den Paus ten geschenke was aangeboden, de pauselijke bezitting in liet zuiden van Frankrijk uit en de gouden tiara vermaken, en niet liever aan Lodewijk XI met het looden Maria-beeldje aan den hoed? Ten goede en ten kwade! Pausen en tegenpausen, met al hunne pracht, hebben in het kasteel van Avignon gewoond, dat zich zoo steil boven den Rhónestroom verheft; daar ging Laura de Sade ter mis, terwijl haar Petrarca (1) niet ver van daar, aan de bron van Vaucluse, droefgeestig de lier tokkelde en zong. Dat geschiedde in oude tijden. En tlians vloeit er in deze nieuwe tijden uit een pennestreek van een dwazen rijmenden Réne na verloop van eeuwen datgene voort, "wat wij thans zien: een Jourdan Coupe-t/'te, die ten krijg en belegering een leger van drie- tot vijftienduizend man aanvoert, die men de brigands van Avignon noemt, een titel dien ze zeiven aannemen, onder bijvoeging van: de brave brigands van Avignon. Ja, zoo is het waarlijk. Jourdan de scherprechter redde zich hierheen uit de klauwen van het Chatelet, uit den vrouwenopstand (2) en begon een handel in meekrap, maar de tijd ging van geheel iets anders dan verfstoffen zwanger. Jourdan sloot zijn meekrapwinkel en is er bovenop gekomen, want hij was er wel de man naar. Jourdan heeft zijn tegelkleurigen baard afgeschoren, zijn vet gezicht is koperkleurig geworden, met zwarte karbonkels bezet, zijn Silenus (3)-romp is door slempen en brassen gezwollen: hij draagt de blauwe nationale uniform met epauletten, "een ontzaglijke sabel, twee ruiterpistolen, die overkruis in den gordel hangen, en nog twee kleinere, die uit zijn zak steken," noemt zich generaal en is een dwingeland. (4) Bedenk slechts dit ééne feit, o lezer, en wat feiten aan dit vooraf gaan, en het verzeilen moesten. Dat alles komt van den ouden Réné en van de nu gerezen vraag, of Avignon, in stede van den Paus te behooren, nu niet geheel Fransch en vrij kan worden ? Reeds vijfentwintig maanden lang heeft deze verwarring geduurd, namelijk eerst drie maanden van redetwist, daarna zeven maanden van woede, en nu eindelijk vijftien maanden van vechten en zelfs van opknooping. Want reeds in Februari 1790 hadden de pauselijke aristocraten ter waarschuwing vier galgen opgericht, maar in Juni stond het volk in vergeldende woede op en dwong den openbaren beul vier aristocraten op te hangen, aan iedere pauselijke galg een pauselijken Haman. Daarop volgden Avignonsche emigratiën, pauselijke aristocraten die over de Rhóne uitweken, het ontslag van den pauselijken consul, vlucht, overwinning, terugkeer van den pauselijken legaat, (5) wapenstilstand en nieuwe overval en alle afwisselende oorlogskansen. Smeekschriften aan de nationale vergadering, samenkomsten van plaatselijke besturen, van welke meer dan zestig voor de vereeniging met Frankrijk en den zegen der vrijheid stemden, terwijl een twaalftal van de kleinere, die door de aristocraten bewerkt waren, in tegengestelden zin stemden; en dat alles onder tweedracht en tieren en razen! Gewest tegen gewest, stad tegen stad! Carpentras, dat reeds lang ijverzuchtig was op Avignon, ligt thans in openbaren strijd daarmede, en Jourdan Coupc-iête sluit zijn verfwinkel, nadat de eerste generaal bij eene muiterij gedood is, en belegert met zijn «brave brigands van Avignon," in het aanzien der wereld, met grof geschut, maar vooral met geraas en tumult, gedurende twee maanden de ijverzuchtige stad. Zonder twijfel geschiedden er daden, die in de plaatselijke geschiedenis beroemd, maar der wereldgeschiedenis niet bekend zijn. Op beide zijden ziet men galgen opgericht en jammerlijke lijken bij dozijnen op een rij hangen, den ongelukkigen (1) De beroemde Italiaansche dichter 1309—1374), die de meeste zijner gedichten te \ aucluse schreef. (2) Zie pag. 337. deel I. (3) Silenus, een der Grieksche goden, makker van Bacehus. 141 Dampmartin, Evénements, I, 267. (5) Avignon werd door een pauselijken ••legatus" bestuurd. Moord 01' 1, hsCl'ïek IN de KERK DER C0BUEUER8 te AviliNON, op 1 f> OcTOBER 17'Jl, maire van Vaison begraven alvorens hij gestorven was. (1) De vruchtbare zaadakkers worden niet geoogst, de wijngaarden worden vertrapt, er beerscht bloedige wreedheid, de waanzin van algemeene verbittering, overal verwoesting en regeeringloosheid, een allergeweldigste brand, maar die niet licht, hier niet opgemerkt kan worden! N'adat eindelijk de nationale vergadering commissarissen gezonden en smeekschriften gehoord had, nadat zij maanden achtereen, zelfs sedert Augustus 1789, herhaalde beraadslagingen gehouden, en in het geheel "dertig zittingen" aan deze zaak besteed had, besluit zij, gelijk we zagen, (2) op den 14de" September, dat Avignon en het graafschap bij Frankrijk ingelijfd, en Zijne Heiligheid de Paus in redelijkheid schadeloos gesteld zal worden. (3) En is daarmede nu alles vergeven en ten einde? Helaas, wanneer de waanzin der verbittering eens door 't bloed is geslagen en aan beide zijden galgen werden opgericht met bengelende lichamen, wat vermag dan een perkamenten decreet en een Lafayettische amnestie? Geen Lethes/room (4) vloeit boren op aarde! Pauselijke aristocraten en patriottische brigands zijn elkaar nog, gelijk vroeger, een doorn in 't oog, verdacht en verdenkende, in alles wat zij doen en laten. De verhevene constitueerende vergadering is nauwelijks veertien dagen uiteengegaan, of de ongebluschte brand barst eensklaps op Zondagmorgen den 16de" October 1791 in lichterlaaie vlam uit. Want de muren zijn met anticonstitutioneele plakkaten bedekt, en het standbeeld der heilige maagd moet tranen gestort hebben en rood geworden zijn. (5) Derhalve besluit nog dienzelfden morden de patriot l'Escuyer, een der «zes leidende patriotten," na met zijne broederen en generaal Jouriian beraadslaagd te hebben, om in gezelschap van een of twee vrienden naar de kerk te gaan, niet om de mis te hooren, waarom hij zich weinig bekreunt, maar om hier de pauselijken in massa aan te treffen, ja om juist die weenende maagd aan te treilen, — want het is in de kerk der Cordeliers — en een terechtwijzend woord tot hen te richten. Eene avontuurlijke zending, die den treurigsten uitslag heeft! Wat l'Escuyer's terechtwijzend woord geweest zij, vermeldt geene geschiedenis; maar het antwoord daarop is een gillend gehuil van de aristocratisch-pauselijke godsvereerders, onder wie zicli niet weinig vrouwen bevinden; een duizendstemmig dreigend gegil, dat, daar l'Escuyer niet vlucht, een duizendhandig dringen en duwen, een duizendvoetig schoppen en trappen wordt, benevens het steken van naaisters-stilettos, scharen en priemen en andere vrouwelijke werktuigen. Ontzettend gezicht! En rondom slapen de oude dooden en Petrarca's Laura (6), en het hoogaltaar en de brandende kaarsen zien er op neer, en de Maagd zonder een enkelen traan te storten en met de natuurlijke kleur van den steen! — De een of twee vrienden van l'Escuyer snellen weg als Jobsboden om Jourdan en de nationale macht. Maar de logge Jourdan wil zich eerst van de stadspoorten meester maken, en loopt niet driedubbel snel, als hij moest; toen hij in de Cordeliers-kerk aankwam, was zij ledig en stil; slechts l'Escuyer ligt daar, in zijn bloed badende, aan den voet van hel hoogaltaar, met scharen doorboord, onder de voeten getrapt, vermoord, — geeft nog een enkel dof gesteun van zich en blaast dan voor immer den adem uit. Waarlijk! een gezicht om het hart van ieder mensch te roeren, veelmeer nog dat van eene menigte menschen, die zich zei ven brigands van Avignon noemen! Het lijk van l'Escuyer wordt, op eene baar, met een lauwerkrans om het akelige hoofd, onder een veelstemmigen, niet-melodieusen lijkzang die meer diep dan luide (1) BarbaROüx. Mémoires, pag. 26. 2) Zie pag. 203. '3) Lesckne Dksmaisons, Compte rendu a l AssemWlée nationale, 11 Sopt. 1791 (Clioix de rapports, VII, 273—293). (4) De stroom der vergetelheid in do Griekfche onderwereld. (5) Procés-verbal de la commune d'Avignon etc. (Histoire parlementaire XII, 419—423.) (6) Ugo Foscolo, Essay on Tetrarch, p. 35. is, door de straten gedragen! Het koperkleurig gezicht van Jour dan, van liet gefnuikte patriottisme, is zwart geworden. Het patriottische stadsbestuur zendt olficicele verslagen, berichten op naar Parijs, en gebiedt talrijke of ontelbare inhechtenisnemingen voor een gerechtelijk onderzoek. Aristocraten, mannen en vrouwen, worden naar het kasteel gesleept, en liggen hier, van alle hulp verstoken, in onderaardsche kerkers opeengedrongen, slechts door de ruischende lthöne beklaagd. Daar liggen zij en wachten op onderzoek en rechtspraak. Helaas, waar een Joi rdan, de scherprechter met zijn zwart geworden koperkleurig gelaat, generalissimus is, en gewapende brigand-patriotten hun lijkzang aanheffen, daar zal het onderzoek waarschijnlijk niet lang duren. Het stedelijk bestuur moge inwilligen of niet, de twee eerstvolgende dagen vestigt zich een krijgsraad van brigands in de onderaardsche ruimten van het kasteel van Avignon; brigand-scherprechters wachten met ontbloote sabel buiten de deur, om het brigands vonnis ten uitvoer te leggen. Kort oordeel, geen hooger beroep! Het is de toorn en wraak van brigands, bovendien nog door brandewijn verhit. Dicht bij de gevangenis de Glacière, zijn wellicht daden geschied, voor welke de taal geen naam heeft! — Duisternis en de schaduw eener afgrijselijke wreedheid omhullen deze kerkers van het kasteel, dien Glacière-toren; slechts zoo ^el is zeker, dat velen er ingegaan, weinigen weer uitgekomen zijn. Verheven liu\en stedelijk bestuur en alle patriottisch of pauselijk gezag, heerschen Jourdan en de brigands thans in Avignon, waar schrik en stilzwijgen hen omringen. Het gevolg van dat alles is, dat wij op den 15'le" November 1791 onzen vriend Dampmartin en subalternen onder hem en generaal Ciiois boven hem, met voet- en paardevolk en vooruitratelende kanonnen, op eene opzettelijk indrukwekkende wijze, met \liegende vaandels, onder den klank van fluiten en trommen, tegen die steile kasteelrots, tegen die breede poorten van Avignon zien oprukken, terwijl drie nieuwe commissarissen van de nationale vergadering op veiligen afstand volgen. (1) Avignon, in naam der nationale vergadering en der wet opgeëischt, werpt zijne poorten wijd open, en Choisi met de anderen, Dampmartin en de bons cnfants, de brave jongens van Baufremont — zoo noemt men hier de van ouds bekende, wakkere constitutioneele dragonders rukken onder luidruchtig gejuich en het strooien van bloemen binnen ; tot vreugde van alle eerlijke lieden, tot schrik alleen van Jourdan den beul en zijne brigands. Ja, kort daarop vertoont zich zelfs de opgezwollene Jourdan met zijn karbonkels en koperkleurig gelaat, met sabel en vier pistolen, tracht een hoogen toon te \oeren, maar belooft inmiddels het kasteel oogenblikkelijk te zullen overgeven. Zoo trekken Choisi's grenadiers hier met hem binnen" Terwijl zij de Glacière voorbijkomen en de afgrijselijke lucht inademen, deinzen zij terug en blijven staan met een woest gehuil en de kreten: «Slaat den slachter dood!" — en Jourdan moet langs geheime wegen wegsluipen en oogenblikkelijk verdwijnen, Zoo kome dan het geheim der boosheid aan den dag! Honderd en dertig lijken yan mannen, ^rouwen en zelfs van kinderen (want de sidderende moeder kon, toen zij in der haast gegrepen werd, haar kind niet achterlaten) liggen in die Glacière opeengestapeld en verrotten te midden van verrotting en ontzetting der wereld. Diie dagen is het een treurig naar buiten dragen en herkennen, onder het gehuil en de aandoeningen van een hartstochtelijk zuidelijk volk, dat nu eens biddend knielt, dan van jammer en woeste woede raast; eindelijk een plechtige begrafenis met dof roffelende trom, godsdienstige requiems en een algemeen treuren en weeklagen van heel het volk. De vermoorden rusten thans in gewijde aarde in één en hetzelfde graf. hn Joirdan Coupe-Me? Ook hem zien we na verloop van een paar dagen %\eer, op de vlucht door het romantische heuvelland van Petrarca, terwijl hij zijn (1) Dampmartin, I, 251—294. hit uit alle macht de sporen geeft, en de jonge Ligonnet, een vlugge jongeling van Avignon, en Choisi's dragonders hem nauw op de hielen zitten! Met een gezwollene massa als dezen ruiter kan geen hit vlug vooruitkomen. Het afgematte beest, aangezet door de sporen, springt in de rivier de Sorgue, maar blijft er midden in steken, vast op de chiaro fondo di Sorga en is ondanks alle sporen niet verder te brengen. De jonge Ligon.net rent toe; het koperkleurig gelaat dreigt en brult, trekt de pistool, drukt die wellicht ook af, maar wordt niettemin bij den kraag gevat, stevig gebonden, de enkels onder het lijf van het paard, en aldus naar Avignon teruggebracht, waar men hem ter nauwernood tegen de volkswoede op de straten beveiligen kan. (1) Barbaroix. Dat is de brand van Avignon en van het Zuidwesten, toen hij in lichterlaaie vlam uitgebarsten was. In de hooge wetgevende vergadering en het moeder-genootschap worden lange, luidruchtige beraadslagingen gehouden, hoe men thans daarmede te handelen hebbe. "Amnestie," roepen de welsprekende Vergniaud (2) en alle patriotten, een wederzijdsch vergeven en berouw, herstelling en bevrediging, en daarmede, zoo mogelijk, een einde! Dit gevoelen behoudt ten laatste de bovenhand . Zoo smeult en woelt het Zuidwesten weer in eene amnestie of niet-herinnering, dat ongelukkig niet nalaten kan te herinneren, daar er geen Lethe stroomt boven op de aarde. Jourdan zelf wordt niet opgehangen, komt weer vrij, als nog niet galgrijp: ja, wordt, gelijk wij in 't voorbijgaan uit de verte kunnen bemerken, «in (1) Dami-martin, I, 251—294 (2) Zie pag. 207. zegepraal door de steden van het Zuiden gevoerd" (1). Wat voert men al niet in zegepraal rond! Met dezen voorbijgaanden blik op een koperkleurig monster, dat aldus dooide steden van t Zuiden trekt, moeten wij van deze streken afscheid nemen en hen weer laten smeulen. Het ontbreekt hier niet aan aristocraten, aan een trotschen ouden adel die nog niet uitgeweken is. Arles heeft zijne «Chiffonne;" zoo noemt men in symbolische taal de geheime vereeniging der aristocraten. Bij gelegenheid ziet Arles zijn plaveisel tot aristocratische barricaden opeengestapeld, te°-en welke Rebecqui, de driftig-heldere patriot, Marseillanen met kanun moet aanvoeren Nog zwemt de ijzeren stang niet op het vlak der Middellandsche Zee, en deze vurige zonen der 1'hocaeërs (2) hebben zich niet weer tot slaven laten maken. Door helder overleg en vurigen aandrang jaagt Rebecqui de Chiffonne zonder bloedvergieten uiteen, en herstelt het plaveisel van Arles. Hij zeilt langs de kust, deze Rebecqui met liet scherpe oog van het patriottisme verdachte Martello-torens (3) doorzoekende • lij marcheert in aller ijl over land, met of zonder troepen, van stad tot stad alles hemde en ver doorsnuffelende, en strijdt met woorden en desnoods ook met wapenen (4). \\ ant er is veel te doen, zelfs Jalès ziet er weer verdacht uit. De wetgever I-auchet ziet zich dus na een beraadslaging daarover genoodzaakt om commissarissen en een kamp in de vlakte van Beaucaire voor te stellen met of zonder gevolg. Als een klein gevolg van dit en nog vele andere dingen, stippen wij slechts aan dat. de jonge Barbaroux, (5) advocaat en secretaris van Marseille, in de maand Februari 1 < naar Parijs komt, met den last om deze zaak tot een gewenscht einde te brengen. De schoone en wakkere, een jong Spartaan, rijp in energie, maar nog niet rijp in wijsïeid, over wiens somber lot niettemin zekere roode gloed zal zweven, strepen van een leider zuidelijke tint, die door den dood niet ten eenemale verzwolgen zullen worden Ook merke men op, dat de Rolands van Lyon wederom te Parijs zijn, en wel ten tueeden en laatsten male. De betrekking van koninklijke inspecteur is te Li/on gelijk elders weer afgeschaft geworden; Roland heeft aanspraak te maken op een pensioen indien het te krijgen is, heeft patriottische vrienden, met wie hij verkeeren kan heeft ten minste een boek uit te geven. Dat de jonge Barbaroux en Roland bij elkaar kwamen dat de oude Spartaan Roland den jongen Spartaan gaarne zag en zelfs beminde en door hem bemind werd, laat zich denken, en Madame — ? Houd u in, venijnige adem i ei kwaadsprekendheid! Die ziel is vlekkeloos; helder als het spiegelvlak. En toch. wanneer die twee elkaar in de oogen zagen, en ieder, zwijgend, in tragische onderwerping, vond, dat de andere maar al te beminnenswaardig was ? Honni soit! Ze noemt hem ..schoon als Antinous". (6) Eene madame d'Udon (of een dergelijke naam want Dumont herinnert zich dien niet duidelijk meer), geeft den Brissotisten en ons 7™" ,en vrijheid, in haar huis op het plein Vendóme rijk bezette dejeuners, van tijdelijke vermaardheid, met bevalligheid en bekoorlijke glimlachjes, niet zonder kosten wordt onder veel i,raten en klinken het plan van debat in de wetgevende vergadering voor den dag bepaald en menige beraadslaging gehouden. Men ziet hier den nauwgezetten Roland, maar niet dikwerf. (7). (1) Deux Amis, VII. (I'arijs 1797) p. 59—71. sticht2'cirèreoÓ'v. "cbr' men " d°01' Grieksche kolonisten, de Phocaeërs uit Klein-Aziö, gc- ♦ * k3' i,DU Warer' ^L'"7lfdc ronde met kanonnen bezette torens, tijdens Karei V op Sardinië cn Corsica tot bescherming tegen de zeeroovers aangelegd. op oarumie cn Corsica (4' Bariurol'X, pag. 21. Histoire parlementaire XIII, 421—424 f5) Zie noot 2 op pag 23. (b) De gunsteling van den Romeinschen keizer Hadrianus (117—138 n Chr ) (71 Di'mont, Souvenirs, pag. 374. VIERDE HOOFDSTUK. Geen suiker. Dat zijn de binnenlandsche troebelen zooals men ze in de steden van 't Zuiden ziet, en zoo als zij, hetzij men ze zie of niet zie, in alle steden en districten van het Noorden zoowel als van het Zuiden aanwezig zijn. Want overal vindt men meer of minder boosaardige aristocraten, die het patriottisme bewaakt, dat wederom, daar het van zoo verschillende tinten is, van de heldere Fayettist-Feuillants af tot op de diep sombere Jacobijnen, ook zich zelf moet bewaken. De departementale besturen of zoogenaamde directoires, die door een te »active" klasse van burgers gekozen worden, (1) trekken naar deze, de stedelijke besturen of municipaliteiten naar gene zijde. Ook vindt men overal afvallige priesters, met wie de wetgevende vergadering zich weer zal moeten bemoeien; weerbarstige wezens, die op den verwoedsten aller hartstochten werken, voor Coblents kuipen en werven, of van kuiperij verdacht gehouden worden; stokebranden van een algemeene onconstitutioneele hitte. (2) Wat zal men met hen aanvangen ? Wellicht zijn ze evenzeer nauwgezet als weerbarstig; men diende derhalve zacht met hen om te gaan, en toch het moet spoedig geschieden. In de onverlichte Vendée worden de eenvoudigen gemakkelijk door hen verleid, (3) menige eenvoudige boer, een Cathelineau, (4) de wolhandelaar, die met zijne wolzakken peinzende door deze dorpen trekt, schudt bedenkelijk het hoofd! Verleden herfst vertrokken twee commissarissen der nationale vergadering derwaarts, de bedachtzame, nog niet tot senator gekozen Gensonné (5) en Gallois (6) een boekenman. De twee, die met generaal Dumouriez te rade gingen, spraken en handelden met zachtheid en overleg, en hebben voor het oogenblik, de opgewondenheid tot bedaren gebracht en een zacht verslag ingediend. (7) (1) Zie noot 1 op pag. 15. (2i De Nationale Vergadering had destijds aan de niet-beëedigde priesters vergund hun dienst te verrichten in de kerken der beëedigde. Dit verkozen zij evenwel niet, terwijl zij de beëedigde priesters als schismatieken beschouwden, met wie zij geene gemeenschap mochten houden. Aan de niet-beëedigde priesters werd door de bisschoppen bevolen op bijzondere plaatsen hun dienst te verrichten, een dubbel register van geboorten, huwelijken en overlijden te houden en een derde geheim register, waarin zij alles zouden opteekenen, wat de beëedigde priesters verrichtten met een protest tegen al de handelingen dezer geestelijken. Van dien tijd af kwamen de niet-beëedigde priesters, door hunne aanhangers "les bons prétres" genoemd, op geheime plaatsen samen, preekten daar, lazen er de mis, namen er de biecht af, leeraarden, dat al de sacramenten der beëedigde priesters van nul en geener waarde waren, dat de huwelijken, welke deze inzegenden onwettig, en de kinderen uit die huwelijken bastaarden waren. Vergelijk ook Memoires van den marquis de Ferrières, III. pag. 27 en 28. (3) Vooral waren het hier de priesters van St. Laurent. (4) Jacques Cathelineau (1759—1793) was een eenvoudig wolhandelaar, door zijne devotie bij zijne bekenden geacht, die in 1793 den oorlog in de Vendée deed ontbranden en tot generalissimus van de Vendeesche legers werd benoemd. Hij overleed aan zijne wonden, den 29 Juni 1793, bekomen bij het beleg van Nantes. (5> Zie pag. 210. (6) J. A. G. Gallois was correspondent van het «Institut de France' en heeft eenige werken in het licht gegeven; o. a. eene vertaling van de wetenschap der wetgeving, uit het Italiaansch. Hij was te Parijs geboren in 1755 en overleed in 1S28. (7) Dat rapport werd uitgebiacht 10 November 1791, waarna de Vergadering den 17'1™ d. a. v. decreteerde, dat de niet-beëedigde priesters voor de ir.unicipaliteit der plaats moesten verschijnen om den eed af te leggen, zoo zij niet hunne inkomsten wilden verliezen, dat zij onder toezicht van de autoriteiten zouden gesteld worden, en dat indien er in de gemeenten, waar zij woonden, ongeregeldheden ontstonden, hunne namen aan de rechtbanken zouden worden opgegeven. Dit decreet werd niet door den koning goedgekeurd. Zie hierover later. De generaal, die zelf een degelijk man is, twijfelt niet in het minste, of hij zal den vrede bewaren. Hij brengt de wintermaanden onder het vriendelijke volk van Niort door, bewoont recht fraaie vertrekken in het kasteel van Niort, en zet de gemoederen neder. (1) Waarom is er maar één Dumouriez? Elders, in het Zuiden als in het Noorden, \indt men slechts een akelig krakeelen, dat nu en dan in ongetemperd dof openbaar gerucht en oproer losbarst. Het zuidelijke Pcrpignan heeft zijn stormluiden bij toortslicht met samenstrooming en aanranding, het noordelijke Caen niet minder bij daglicht; met aristocraten onder de wapenen op gewijde plaatsen ; bemiddeling is onmogelijk geworden, het komt tot vuren, en er wordt een complot ontdekt. (2) Daarbij komt nu nog de honger, want liet brood dat altijd duur geweest is, wordt nog duurder; men kan niet eens suiker bekomen, (3) om goede redenen. De arme Simoneau, de maire van Etampes, in deze noordelijke streek gelegen, die bij een korenoproer zijn roode vlag uitsteekt, wordt door een hongerig, verbitterd volk doodgetrapt. Welk een beroep, dat van maire in deze tijden! De maire van St. Dénis werd, gelijk wij reeds voorlang zagen, uit hoofde van argwaan en slechte spijsvertering aan de lantaren opgehangen; (4) de maire van 1 aison, gelijk we eerst onlangs zagen, begraven nog voordat hij dood was (5) en nu ook deze arme Simoneau, de leerlooier van Etampes, dien het wettige constitutionalisme niet zal vergeten. Bij factiën, argwaan, gebrek aan brood en suiker, is het arme Frankrijk, en alles wat I-ransch is, zoo als liet heet, wel degelijk dêchiré, verscheurd. Want ook over zee komen slechte tijdingen. Nog voor dat men in de Charaps Eli/sées tot viering van het aannemen der constitutie dat veelkleurig geflonker ontstoken had, verhief zich op ^>,>)n"'90 en brandde gelijktijdig daarmede, zoo men het geweten had, een geheel ander geflonker en nachtelijke lichtglans van meiassen, geestrijke dranken, suikerraffinaderijen, plantages, van alle mogelijk mobilair, benevens vee en menschen; hemelhoog, de geheele vlakte van Cap Francais was één ontzaglijke dwarreling van rook en vlammen! Welk eene verandering heeft hier in twee jaren tijds plaats gevonden, sedert de "eerste kist met driekleurige kokardes" het tolkantoor passeerde, en ook zwartgallige t.reolen juichten, dat Bastilles met den grond gelijk gemaakt werden ! Het gelijkmaken ï* een aangename zaak, zooals we meermalen zeiden, doch slechts het gelijkmaken tot op de hoogte waar wij zelve ons bevinden. De bleekwitte Creolen hebben hunne grieven — en de gele quarterons? En de donkergele Mulatten? En de koolzwarte slaven? Ook de quarteron Oge, de vriend van onze Parijsche Brissotsche Vrienden der Zwarten, (6) gevoelt van zijn kant, dat de opstand de heiligste aller plichten is. De driekleurige kokartes ^hadden derhalve nauwelijks drie maanden op de hoeden der Creolen geprijkt, toen Oges sein branden opstegen, met de stem der woede en der verschrikking. Onderdrukt ter dood veroordeeld, nam deze Ogé zwart kruit of zaadkorrels in de holte van zijn hand, strooide er eenige witte over heen en zeide tot zijne rechters: «ziet, zij zijn wit," daarop schudde hij zijne hand en zeide: »waar zijn thans de witte, oü sont les blancsV' Zoo ziet men nu in den herfst van 1791, bij een blik uit de dakvensters van Cap Francais, den horizon in dikke rookwolken gehuld, rook bij dag, vuur des nachts, (1) Dumoieiez, II, 129. (8) Histoire parlementaire, XII, 131, 141; XIII, 114, 417. w!t $ „ Eene zinspeling op het suiker-oproer te Parijs, 23 Januari 1792. Volgens Dulaure, II pag. 2Ï, 23 ^rswiSen d7m J»" °P ge" ^«"ra-revolutionnairen. Het volk liep te hoop voorde kruid,- zT wÓrden on twt "T, SU:k?r was, en eischte, dat de prijs der suiker bepaald plotseling parijs ,vn„r "■ sous ,et PonHoe, wanneer men zich er van onthield?" Ja, onthoudt er u van, patriottische sectiën, en gij Jacobijnen allen! Zoo luidt de raad van Louvet en Collot i) Herbois die vast besloten hebben het offer te brengen; doch wat zullen geletterden zonder koffie aanvangen? Onthoudt u met een eed, dat is het zekerste! (2) Moeten ook niet Brcst en de belangen der scheepvaart om diezelfde reden kwijnen ? Het arme Bres/ lijdt treurende, niet zonder wrok en beklaagt zich over een aristocratischen Bertband-Moixeville (3) en een verraderlijken aristocratischen minister van marine. Liggen niet hare en 's konings schepen in de haven te rotten, daar de meeste zeeofficieren gevlucht zijn, en ook op verlof zijn inet soldij? Weinig roert zich hier, behalve de Brester galeien met hare door de zweep gedreven slaven, onder wie, helaas! ook onze veertig ongelukkige Zwitsersche soldaten van Chateau- Vieux. (4) Deze veertig Zwitsers, die zich Xancy maar al te goed herinneren, zitten thans met hun roode wollen mutsen op, treurig aan de riemen en staren in den Atlantischen Oceaan, die slechts hunne bedroefde gezichten terugkaatst, en schijnen van alle hoop verlaten. Maar zou men, figuurlijk gesproken, in 't algemeen niet kunnen zeggen, dat de Fransche constitutie, die vooruitgang moest hebben zeer rheumatisch is, vol innerlijke stekende pijnen in bindsel en spier, en dat zij niet zonder moeite voortgaan zal? (1) Deux amis, X, 157. (2) Débats des Jacobins, etc. (Histoire parlementaire, XIII, 171—92—98). 13) Antoine Franoois, marquis de Bertrand de Molleville (1744—1817) had aanvankelijk eene administratieve betrekking bekleed onder het ministerie-Maupeou (zie pag. 10, deel I). Later was hij inten• "Ï.Xq11 ^reta"no en was 14i betrokken in de geschillen tusschen het ministerie en het parlement; in 1/78, door den Koning afgezonden, om het parlement van Hennes te ontbinden, had het weiniogescheeld, of hij was vermoord. Den 4'"" October 1791 werd hij minister van Marine, in welk ambt luj, wegens zijne aristocratische denkbeelden, veel van sommige leden der Vergadering te verduren had. Zoo werd hij o. a. door het comité voor de marine beschuldigd van te veel verlof te geven aan de zeeofficieren, van welke omstandigheid velen gebruik maakten om te emigreeren Zijn"plan van hervorming der marine, den 31S,M1 October ingediend, kon niet de goedkeuring van het comité voor de marine wegdragen. Na zijne aftreding werd hij verdacht van een der leden van het «comité autnchien te zijn, en, na den val van het koningschap, wist hij slechts door eene overhaaste vlucht naar hngeland aan eene gevangenneming te ontkomen. Na de restauratie kwam hij eerst in Frankrijk terug, waar hij in 1817 overleed. (4) Zie pag. 103. V IJ F D E HOOFDSTU K. Koningen en Emigranten. Uiterst rheumatische constitutiën heeft men, hoewel dan ook in een waggelenden toestand, zien voortgaan en zich op de beenen houden, gedurende lange tijdperken, bij krachte van slechts één ding! dat het hoofd gezond was. Maar het hoofd der Fransche constitutie: De lezers weten aireede wat koning Lodewijk is en niet nalaten kan te zijn. Een koning, die de constitutie niet aannemen, die de constitutie niet verwerpen kan, die eigenlijk niets anders kan dan jammerlijk vragen: Wat zal ik doen? Een koning die door eindelooze verwarring omringd is, in wiens eigen gemoed geen kiem van orde aanwezig is. De overblijfsels van eenen trotschen, onverzoenlijken adel, die worstelen met ootmoedig berouw hebbende Barnave-Lameth's, die worstelen in dat donkere element van boodschaploopers en dragers, van gepensioneerde pochers uit het Café Valois, van kameniers, oorblazers en ondergeschikte dienstvaardige personen ; terwijl middelerwijl het verwoede patriottisme hoe langer zoo achterdochtiger toeziet! wat vermogen die in zulk een strijd? Ten hoogste elkander vernietigen en een nul teweegbrengen. Arme koning! De Barxave's en Jaucourt's fluisteren ijverig aan het eene, Bertrand i)e Molleville (1) en de boden van Coblcntz eveneens aan het andere oor, en het arme koninklijke hoofd draait naar deze en naar gene zijde en kan zich niet bepaald naar ééne zijde richten. De welvoegelijkheid sla er een sluier over; treuriger ellende toch heeft de wereld zelden gezien. Werpt niet de volgende onbeduidende omstandigheid het treurigste licht over menige zaak? De koningin klaagt tot madame Campan : «Wat zal ik doen? Wanneer zij, de Barxave's om iets raden, wat den adel niet bevalt, dan ziet men mij zuur aan; niemand komt meer aan mijne speeltafel, 's konings couchée (2) is als verlaten". (3) W at kan men in zulk eene verlegenheid anders doen dan onvermijdelijk te gronde gaan? De koning heeft de constitutie aangenomen, van welke hij vooruit weet dat zij niets zal baten; hij bestudeert die en legt ze ten uitvoer, in de hoop alleen dat ze onuitvoerbaar bevonden worde. Koningsschepen liggen in de haven te rotten; de zeeofficieren zijn gevlucht, de legers gedesorganiseerd, de roovers stroopen lanss de groote wegen, die, onhersteld, in verval geraken. De geheele openbare dienst is verslapt en verwaarloosd, de uitvoerende macht zorgt voor niets, of zorgt slechts dat zij de schuld op de constitutie werpt: den dood nabootsende, fai&ant la mort! Welke constitutie kan voortgang hebben, als men zóó met haar omspringt? Der natie zal zij voorzeker ten walg worden, (4) wanneer gij zelt maar niet eerst der natie ten walg wordt. Dat is het plan van Bertrand de Moi.leville en van Zijne Majesteit, het beste dat zij vormen kunnen. Maar, wanneer ten laatste dit beste plan eens te langzaam bleek te werken, wanneer het eens mislukte? Om ook daarin te voorzien, schrijft de koningin, in het diepste geheim gehuld, den geheelen dag, en dag aan dag, in cijferschrift naar Coblcntz, en de ingenieur Goguelat, die van den Xacht der sporen, (5) (1) Deze deed den Koning na 20 Juni 1T92 een plan tot ontvluchting uit Parijs aan de hand, dat evenwel uitlekte. (2) Zie noot 3 op pag. 165. (3) Campan, II, 177, 202. (4) Bertrand de Molleville, 1,4. (5) Zie pag. 178. ■ ïen Lafayettes amnestie (1) uit de gevangenis verlost heeft, moet rijden en rennen. Nu en dan kon men bij een passende gelegenheid ook een koninklijk verrouw elijk bezoek in de Salie de Manége afleggen, de koning kan er eene roerende, opwekkende (en, voor liet oogenblik, voorzeker oprechte) rede houden, en al de senatoren kunnen hun bijval betuigen en schier weenen. Terzelfder tijd houdt allet du Pan zichtbaar op zijne courant te schrijven, en brengt onzichtbaar een eigenhandigen brief van den koning naar het buitenland, waarin de vreemde mogendheden om hulp aangezocht worden. (2) Ongelukkige Lödewijk ! doe dit of wel doe het andere — zoo gij kunt! , 'e re^efr'nD des konings deed, was dat zij dolzinnig van de eene tegenstrijdigheid tot de andere verviel, en vuur met water vermengende, zich in een sissenden omnevelenden damp hulde. Men zoekt Banton (3) en de behoeftige omkoopbare patriotten door geldaanbiedingen te winnen, zij nemen het lokaas aan, verhellen zich daardoor gesterkt en — gaan hun' eigen weg. (4) Ja, de regeering huurde ook claqueurs, lieden die door handgeklap hunne goedkeuring te kennen moesten geven. De onderaardsche Rivarol (5) had vijftienhonderd mannen in soldij es -oniiigs, tegen den prijs van tweemaal honderd vijftigduizend francs maandelijks die hij «een genie-staf' noemt; artikelschrijvers, plakkaat-journalisten, -tweehonderd en tachtig toejuichers tegen vier francs daags," de zonderlingste staf dien ooit iemand kommandeerde. De monsterrollen en rekeningen daarvan bestaan nog (0) Bertrand de Molleville weet, naar hij meent al zeer sluw, de galerijen der wetgevende vergadering te winnen, terwijl hij sansculotten huurt die op een gegeven teeken applaudisseeren moeten, in de meening dat zulks op PÉtion's verangen geschiedt; een list die bijna een gelieele week lang onontdekt bleef. Handig genoeg, als wanneer iemand, ziende dat de dag ten einde liep, den wijzer verzetten wilde; dat is hem dan ook mogelijk. Hier willen wij ook gewag maken van een onverwachte verschijning van hii.iiie dOrleans, het was zijn laatste verschijning bij 't lever van eenig koning. rleans is voor eenigen tijd, naar 't schijnt in de wintermaanden, tot den langgewenschten rang van admiraal verheven, - hoewel slechts over schepen die in e ïaven liggen te rotten. Het vurig gewenschte komt te laat! Niettemin legt j een bezoek af bij Bertrand de Molleville om zijn dank te betuigen, Ja zelfs hem te melden dat hij Zijne Majesteit gaarne persoonlijk zou danken, en dat hij, in spijt van al het vreeselijke dat men over hem gezegd en gezongen S'tem", Hn ?r0ml t0? ver - 200 VCr! - er ™ verwijderd is, zfner Majeste ts vijand te zijn. Bertrand brengt de boodschap over en bemiddelt de ko- Zvi rï ,samenk,ÜI"®t' ,die lot Zijner Majesteits tevredenheid afloopt, daar dOrleans ' ellJk berouwhebbend schijnt te zijn en als een nieuw schepsel te willen worden, hn toch, wat zien wij den volgenden Zondag? -.Den volgenden Zondag," zegt wSpnAM\' ^ \ °P het ler€V deS kcmin§s> maar de hovelingen, die niet wisten wat er gebeurd was, en de talrijke royalisten, die zich vooral dien dag derwaarts plachten te begeven, om hun hof te maken, ontvingen hem op de (1) Zie pag, 203. (2) Molleville, I, 370. XXXII paK^ïoS 'had' Danton van "rf van Lafayette, voorkomende in do Histoircparlementaire, op den' avond van den da* Koning negentig duizend livres ontvangen LafayeUe had Danton meer ontvangen' hebben -"Vriidi 6 °P S®sl°te*J was, by Montmorin ontmoet. Later zou Danton nog livres ontvangen hJbben zoodazeVmad 10 ,AugUStUS ™ Ml weder vijftig duizend op Danton. Danton Im'd vnWn t , "e hl,salfth SezeS(1 had : -Wij zijn gerust, wij kunnen rekenen toespeling <*emaakt door te ze^iren 'a.a^ e' f'ver ^eze verbinding met het hof zelfs tot den generaal eene '4) MolTeviT.i^ I i7. gg Generaal, ik ben meer monarchist dan gij. * (5) Zie pag. 2S4, deel I. (6) Montgaii.lard, III, 41. Dulaure, II, pag. 30 en 31. vernederendste wijze. Zij drongen zich om hem heen, trapten hem als bij vergissing op de teenen, stieten hem met den elleboog naar de deur en lieten hem niet weer binnen. Hij ging naar beneden naar de vertrekken Harer Majesteit, waar de tafel gedekt was, maar nauwelijks liet hij zich hier zien of men riep van alle zijden: «Messieurs, let op uwe schotels," alsof hij vergif in zijn zak droeg. De beleedigingen, die zijne tegenwoordigheid overal teweegbracht, noodzaakten hem eindelijk heen te gaan, zonder dat hij de koninklijke familie gezien had; allen volgden hem tot aan de trap der koningin, en terwijl hij naar beneden ging, spuwde (crcicha) men hem op het hoofd en op de kleederen. Woede en wraak waren duidelijk op zijn gelaat te lezen; (1) en hoe kon het ook anders? Hij wijt dat alles aan den koning en de koningin, die er niets van weten, en wien het zelfs zeer leed doet, en zoo daalt hij weer in zijn chaos neer. Bertrand was dien dag zelf op het kasteel en ooggetuige van dit voorval. Voorts is de vervolging van die priesters, welke den eed weigerden af te leggen, eene bron van onrust voor 's konings geweten, dwingen uitgeweken prinsen en adellijken hem tot dubbeltongigheid, en moet onder steeds toenemende verbittering het eene veto op het andere volgen. Want van buiten ziet het patriottisme, gelijk we zeiden, met al grooteren en grooteren argwaan toe- En zoo hebben wij van buiten een altijd hooger opstekenden storm van patriottische verbittering, en van binnen een donkeren, verwarden maalstroom van intriges en dwaasheden, verward en dwaas, van welke het oog zich afwendt. Madame de Staël (2) kuipt voor haar galanten Narbonne, dien zij gaarne minister van oorlog zou maken, en zij houdt niet op met kuipen, nadat hij het reeds is. De koning moet de vlucht nemen naar Rotman, om daar met den galanten Narbonne «de constitutie" behoorlijk «te wijzigen.'' Het is dezelfde voortvarende Narbonne, die verleden jaar de arme, voortvluchtige koninklijke tantes met hulp van dragonders uit hare verlegenheid redde; (3) eigenlijk zou hij haar broeder zijn, of nog meer, zegt de snoode kwaadsprekendheid. Thans rijdt hij met zijne de Staël in allerijl naar de legers en de grenssteden, levert rooskleurige, maar niet al te geloofwaardige rapporten in; doet plechtige toespraken, gesticuleert, houdt zich een tijdlang opgemerkt boven op, en valt daarna, ontslagen, door den stroom des tijds weggespoeld. Ook de bevallige prinses de Lamballe, (4) de boezemvriendin harer Majesteit, kuipt, tot ergernis van het patriottisme. Schoone ongelukkige, waarom keerde zij ooit uit Engeland terug? (5) Wat vermag zij met hare fijne zilverstem te midden van dien huilenden wereld-orkaan, die haar, arme, zwakke paradijsvogel, tegen de harde rotsen zal slingeren? Lamballe en de Staël kuipen zichtbaar, 't zij ieder op zich zelve of wel gemeenschappelijk; maar wie zegt ons, hoe velen, en op wat eindeloos verschillende wijzen, anderen onzichtbaar kuipten? Hebben wij niet een zoogenaamd «Oostenrijksch comité," (6) dat onzichtbaar zitting houdt in de Tuïleriëèn, het middelpunt van een onzichtbaar anti-nationaal spinneweb, dat zijne draden, — want men is van geheimenissen omsponnen — tot aan het einde der wereld uitspreidt? De journalist Carra (7) heeft nu de duidelijkste zekerheid daarvan, en voor het Brissotistisch patriottisme en Frankrijk in 't algemeen wordt het hoe langer zoo duidelijker. O lezer, gevoelt gij geen medelijden met deze constitutie ? Met eene constitutie, die rheumatische scheuten door alle ledematen, de drukking van een waterhoofd en (1) Bertrand de Molleville, I, 177. (2) Zie pag. 166, deel I. (3) Zie pag. 127. (4) Zie pag. 50, deel I. (5) Zie pag. 173. (6) Zie noot 3 op pag. 228. (7) Zie pag 283, deel I. Carra n-as de man, die Bertrand de Molleville beschuldigde deel uit te maken van liet «comité autrichien " hysterische vlagen naar 't brein heeft; eene constitutie, die in zich zelve verdeeld is, die nimmer voortgaan, nauwelijks ooit zich verroeren zal. Waarom waren in dien noodlottigen nacht van Varennes Drouet en de procureur Sausse niet in hun bed? (1) \\ aarom lieten zij in 's hemels naam de Korfsche berline niet gaan werwaarts zij wilde? Onbeschrijfelijke verwarring, botsende strijd, misschien gruwelen, waarvan de wereld thans nog huivert, waren daardoor voorkomen. Maar thans komt een derde omstandigheid, die voor den voortgang dezer Fransche constitutie weinig goeds voorspelt; behalve het Fransche volk en het Fransche koningschap, is er namelijk, ten derde, een vereenigde Europeesche wereld. Het wordt thans noodzakelijk, dat wij ook op deze een blik werpen. Het schoone Frankrijk schijnt zoo helder, en overal rondom heerscht Cimmerische nacht. In de verte ziet men in doffen schemer de Galonnes en Breteiii.s, (2) die geheel Europa, in een net van intriges Edmuxd Burke. William Pitt Jr. wikkelen: van Turijn tot Weenen, tot Berlijn, en het verwijderde Petersburg in het ijzige noorden ! Iieeds lang heeft de groote Burke (3) zijne stem verheven en met welsprekendheid bewezen dat het einde van een tijdvak, naar allen schijn het einde der beschaafde wereld, gekomen is. Hem antwoorden velen: Camii.le Desmoulins, Clootz, de spreker van het menschengeslacht, Paine, de weerbarstige snijder, en nog vele andere eerwaardige Gallische verdedigers, zoowel in het eene als andere land, maar de groote Burke is niet te beantwoorden: --de eeuw der ridderschap is voorbij," en moet voorbij zijn, daar zij nu het nog woestere tijdvak van den honger voortgebracht heeft. Niet weinig altaren van de Dubois-Bohansche soort, die thans in een Gobel-en-Talleyrandsche (1) Zie pag. 180. (2) Zie over Calonne en Breteuil de pagina's 99 en 213, deel I. (3) Zie noot 4 op pag. 33. soort veranderd zijn, komen door rasse verandering, — zullen wij zeggen, tot hun rechte bezitters? Fransch wild en Fransch wild-bewaarders strijken met hunne noodkreten op de klippen van Dover neder. Wie zou willen beweren dat niet het einde van vele zaken gekomen is ? Er is een geslacht opgestaan, dat gelooft dat de waarheid geen gedrukte bespiegeling, maar een praktische werkelijkheid is, dat vrijheid en broederschap mogelijk zijn op deze aarde, die men tot nog toe altijd als van Belial beschouwde, en die het erfdeel van "den opper-kwakzalver" moest zijn. Wie zou willen beweren dat kerk, staat, troon en altaar niet in gevaar zijn, dat niet zelfs de gewijde geldkist, het laatste palladium der afgeleefde menschheid, godslasterlijk opengebroken en van hare sloten ontdaan zou kunnen worden ? De arme constitueerende vergadering mocht zoo kiesch diplomatisch handelen als zij maar wilde, mocht verklaren dat zij met de zaken harer naburen en met buitenlandsclie veroveringen, en wat dies meer zij, niets te doen wilde hebben, van den beginne af kon men niettemin voorspellen dat het oude Europa en het nieuwe Frankrijk niet met elkaar konden bestaan. Hoe zal een glorierijke omwenteling, die staats-gevangenissen en leenstelsel omverwerpt, die bij bondseeden met knallende kanon-salvo's voor het aangezicht der geheele wereld verkondigt, dat schijn niet werkelijkheid is, hoe zal die bestaan, te midden van regeeringen, die, zoo schijn geene werkelijkheid is, zijn — men weet niet wat? In onverzoenlijke veete, in worsteling en strijd op leven en dood, zoo en niet anders, zal zij naast haar bestaan. De Rechten van den Mensch komen in alle mogelijke talen, op katoenen doeken gedrukt, op de Frankforter mis. (1) Wat zeggen we, op de Frankforter mis? Ze zijn over den Eufraat en den fabelachtigen Hydaspes gegaan, ze zijn over den Ural, Altai en Himmalajah gestegen: in hoekig beeldschrift, van houten stereotypen afgedrukt, rabbelt en babbelt men er van in China en Japan. Waar zal dat eindigen? Kien-Lung riekt onheil, geen nog zoo verwijderd Dalai-Lama (2) kan in vrede zijn gewijde koeken kneeden. — Wij haten ze, als den nacht! Roert u dan, verdedigers der orde! Zij roeren zich: alle koningen en koninkjes zijn in rep en roer met hun geestelijke en wereldsche macht; en dreigende wolken bedekken hun voorhoofd. Diplomatische zendelingen vliegen her- en derwaarts, er worden openbare en geheime vergaderingen gehouden, en wijze pruiken waggelen en nemen raad wat zij kunnen. Ook de pamflettist brengt, als gezegd is, zijne pen in be.weging, zoowel van den eenen als anderen kant; ijverige vuisten slaan de kanseltrom. En niet zonder vrucht! Barstte niet het ijzeren Birmingham laatstleden Juli, zonder dat het zelf wist waarom, met den kreet van: -kerk en koning" in woede, dronkenschap en brand uit, en brandden niet onze Priestley's (3) en de overigen, die daar op den verjaardag van den val der Bastille middagmaalden allerdolst, ergerlijk om te zien! In dezelfde dagen, kunnen wij opmerken, reden hooge machthebbers, Oostenrijksche en Pruisische, benevens emigranten naar Pillnitz in Saksen en verkondigden hier, op den 27sten Augustus, terwijl zij wellicht wat verdere geheime overeenkomsten er al of niet mochten bestaan, voor zich (1) Toulongeon, I, 256. (2) Het geestelijk hoofd der Boeddhisten. (3) Joseph Priestley (1733—1804), een beroemd Engelsch godgeleerde, en bovenal groot scheikundige. Als theoloog was hij gedurig in strijd met de corypheëen van die dagen. In 1780 werd hij bij eene Dissenter-gemeente te Birmingham predikant, maar door de overige geestelijken beschimpt, kreeg hij daar een zeer slechten naam, die er niet beter op werd, toen hij in 1790 uitgaf de Familiar letters addressed to the inhabitants of Birmingham in refutation of several charges. Zoo gebeurde het, dat het volk in Juli 1790 ti hoop liep en zijn huis, met al zijne wetenschappelijke werktuigen, lijn bibliotheek enz. in vlammen deed opgaan, terwijl Priestley zich zelf met moeite kon redden. Later ging hij naar Amerika, alwaar hij zeer bevriend was met president Jefferson en na nog eenige wetenschappelijke werken geschreven te hebben, in 1804 overleed. II 30 hielden, hunne verwachtingen en bedreigingen, hunne verklaring, dat het '.de gemeenschappelijke zaak der koningen was." (1) Waar de zucht tot twist bestaat, daar vindt men ook het middel om er toe te geraken. Onze lezers herinneren zich den pinksternacht van den 4Je" Augustus 1789, toen het geheele leenstelsel in weinig uren ineenstortte. Toen de nationale vergadering het leenstelsel afschafte, beloofde zij dat "schadeloosstelling" gegeven zou worden, en poogde die ook te geven. Intusschen antwoordde de keizer van Oostenrijk, dat de afschaffing van het leenstelsel op zijn Duitsche vorsten van geene toepassing kon zijn, dat zij in den franschen Elzas bezittingen en erkende feudale rechten hadden, voor welke geene denkbare schadeloosstelling voldoende was. (2) Zoo loopt dan die klacht der grondbezittende vorsten, princes possessionés, van hof tot hof, en bedekt, tot verveling der wereld, reeds geheele bundels diplomatisch papier. Kaünitz (3) pleit van Weenen uit, Dei.essart (4) antwoordt van Parijs, maar misschien niet scherp genoeg. Het is maar al te blijkbaar, dat de keizer met zijn grondbezittende vorsten komen en zooveel schadeloosstelling nemen zal, als zij kunnen machtig worden. Ja, zou men Frankrijk niet verdeelen kunnen, gelijk men met Polen (b) gedaan heeft en nog doet, en het aldus met wrake bevredigen! Zoo is van het Zuiden tot het Noorden alles in beweging. Want werkelijk «is liet ook de gemeenschappelijke zaak van alle koningen." Gustaaf van Zweden, de gezworen ridder der koningin van Frankrijk, zal de verbonden legers aanvoeren, — had Ankarström hem niet verraderlijk doodgeschoten, (G) want immers bestonden er nadere grieven te huis. (7) Oostenrijk en Pruisen spreken te Pillnitz; met gespannen verwachting luistert de wereld naar hen. Van Turijn zijn keizerlijke brieven uitgegaan; te Weenen zal een geheime samenkomst plaats vinden. Catharina (8) van Rusland knikt goedkeurend, en zal helpen, zoodra zij gereed is. De Spaansche Bourbon (9) roert zich op zijne kussens, ook van hem, ja zelfs van hem zal er hulp komen. De schrale Fitt, (10) «de minister der toebereidselen," (11) ziet vol achterdocht uit van zijn wachttoren in het paleis van St. James. Samenspannende raadsheeren, in den nevel rondwarende Calonne's, — en, helaas! reeds sergeanten, die openlijk in alle Duitsche marktsteden de trom roeren en de in lompen gehulde dapperheid (12) aanwerven. (13) Men zie waarheen men (1) In de samenkomst te Pillnitz, voornamelijk tot stand gekomen door den graaf van Artois, maakten de genoemde vorsten de zaak van Lodewijk XVI tot de hunne. Zij zeiden in hunne "verklaring," dat het Lodewijk vrij zou staan zich te begeven waarheen hij wilde, dat de vergadering moest ontbonden worden en dat de Rijksvorsten, die bezittingen in den Klsas hadden, weder in hunne feodale rechten moesten hersteld worden, die tengevolge van de besluiten van 4 Aug. 1789 waren ingetrokken. Geschiedde dit niet, dan bedreigden zij Frankrijk met den oorlog, waaraan alle mogendheden die de Fransche monarchie gegarandeerd hadden, zouden deelnemen. (2) Zie noot 1. (3) Zie pag. 31. (4) Antoine de \aldee de Lessart (1742—1792', toenmaals minister van Buitenlandsche Zaken, na eerst controleur-generaal der financiën en — tot 30 November 1791 —minister van Binnenlandsche Zaken te zijn geweest. Hij werd 9 Maart 1792, beschuldigd van door zijne zwakheid de belangen der natie te hebben benadeeld, naar het Hooggerechtshof te Orleans verwezen en 9 September d. a. v. toen de gevangenen van Orleans, op bevel van Danton, naar Versailles waren vervoerd, aldaar vermoord. (5) De eerste verdeeling van Polen tusschen Rusland, Oostenrijk en Pruisen had in 1772 plaats, de tweede tusschen Rusland en Pruisen alleen in 1793, de derde, weder tusschen de drie mogendheden in 1795. (6) Zie over Gustaaf noot 5 op pag. 163. (7) Den 30s,on Maart 1792. (Annual Register, pag. 11.) (8) 1762—179G. (9) Karei IV (1788-1808). (10 William Pitt (1759—1805) de groote Engelsche staatsman, die de Fransche revolutie verfoeide en later de ziel was der verschillende coalitiën tegen Napoleon. De Franschen noemden hem "1'ennemi du genre hurnain." (11; "Le ministre des préparatifs" — het woord is van Mirabeau. (12i Eene toespeling op den berooiden toestand der emigranten. (13) ToüI.ongeon, II, 100—117. wil, een onmetelijk obscurantisme gaat het schoone Frankrijk omknellen, dat echter er niet door omkneld wil wezen. Europa is in barensnood, de eene wee volgt op de andere, en welk een kreet was dat te Pillnitz! Oorlog zal de geboorte zijn. Maar de ergste omstandigheden bij deze zaak, de laatste, die wij nog vermelden moeten, is: de emigranten te Cóblentz. Vele duizenden hebben zich daar met bitteren haat en bedreiging bijeengevoegd: de broeders des konings, alle prinsen van den bloede, behalve den goddeloozen Orleans, onze duëlleerende Castries, onze welsprekende Cazalès, de stierkoppige Mai.seigne, de krijgsgod Brogue, ontzette seigneurs, gehoonde officieren, allen die over den Rijn getrokken zijn. D'Artois verwelkomt den abbé Maury treurig met een kus, en drukt hem openlijk aan zijn koninklijk hart. De emigratie, die, sedert de eerste dagen na den val der Bas/ille, toen d'Artois heenging om de burgers van Parijs te "beschamen." (1) in de verschillende stemming van vrees en baldadigheid, van hoop en woede, nu eens dropsgewijs dan weer bij stroomen over de grenzen gevloeid is, is thans tot een wereldverschijnsel aangegroeid. Cóblentz is een klein buitenlandsch Versailles geworden; een Versailles in partibus, (2) met kuiperij en intriges, favorites en inaitressen, kortom, met alle oude gewoonten, op een kleine schaal, die door de hongerige wraak gedreven wordt. Hoog is hier de geestdrift van loyauteit, van haat en hoop gestegen, zoo als men in iedere kroeg van Cóblentz in gesprek en gezang kan hooren. Maury neemt deel aan de vertrouwelijke raadsvergadering; vele besluiten worden genomen; onder andere houdt men ook lijsten van de datums der emigratie; een maand vroeger of later bepaalt het grootere of kleinere recht op de aanstaande verdeeling van den buit. Zelfs Cazalès word, omdat hij bij gelegenheid in een constitutioneelen toon gesproken had, aanvankelijk koel aangezien, zoo zuiver zijn onze beginselen, (3) en te Luik worden wapenen gesmeed, en drieduizend paarden trekken van de markten van Duitschland herwaarts, (4) men werft paardenvolk aan, zoo mede voetvolk vin blauwe rokken, roode vesten en nankingbroeken." (5) Men houdt een openbare buitenlandsche zoowel als geheime binnenlandsche briefwisseling met ontevreden crypto (6)-aristocraten, met weerbarstige priesters en een Oostenrijksch comité in de Tuilerieën. Door ijverige wervers lokt men deserteurs tot zich, zoodat bijna geheel Royal-Allemand (7) reeds overgeloopen is. De marschroute naar Frankrijk en de verdeeling van den buit is nauwkeurig bepaald, men wacht nog slechts op den keizer. "Men zegt dat zij de bronnen willen vergiftigen," maar, voegt het verslaggevend patriottisme er bij, «zij zullen de bron der vrijheid niet vergiftigen," hetgeen met toejuiching opgenomen wordt. Ook heeft men fabrieken van valsche assignaten, en lieden, die in het binnenste van het land rondtrekken en ze ronddeelen en uitgeven. Een van hen wordt juist nu bij het wetgevende patriottisme aangeklaagd : «een man met name Lebrun, omstreeks dertig jaren oud, met blond, weelderig haar, heeft, zeker maar voor 't oogenblik, «een blauw oog, oei! pocht', rijdt in een v'isky met een zwart paard,''(8) en blijft altijd in zijn voertuig. Ongelukkige emigranten, het was hun lot en het lot van Frankrijk! Zij zijn onbekend met zooveel wat zij weten moesten, onbekend met zich zeiven, met alles wat rondom hen is. Een politieke partij, die niet weet wanneer zij geslagen is, kan voor zich zelve en voor allen zeer noodlottig worden. Niets zal deze menschen (1) 7.ie pag. 251, doel I. (2) Een variant op bisschoppen in partibus. C3> Montgaili.ard, III, 5—17. Toclongeon als boven. (4) Dulaure II. pag. 17. 5) Histoire parlementaire, XIII, 11—38, 41—01, 358 etc. (6) Geheime. (7) Zie pag. 215, deel I. (8) Moniteur, Séance du 2 Novembre 1791. (Histoire parlementaire, XII, 212.) overtuigen, dat de Fransche omwenteling zich niet door hun eerste krijgstrompetgeschal uiteen laat jagen, dat de Fransche omwenteling iets anders is, dan het onstuimig opbruisen van schreeuwers en zwetsers, dat bij het schitteren van ridderlijke zwaarden, op het gezicht van galgenstroppen, zich in de diepste holen zal verbergen. Maar wie kent en waardeert, helaas, zich zeiven, en dat wat rondom hem is? waartoe zou dan over 't geheel ook een physische strijd noodig zijn? Niet voor dat zij vaneen gekloofd zijn, zullen deze hoofden gelooven dat een sansculottische arm ook kracht heeft, maar zijn ze eenmaal gekloofd, dan komt het geloof te laat. Zonder eenigen wrok tegen zijn armen dwalenden broeder te welker zijde ook, kan men beweren dat het uitwijken van den adel meer dan alle andere onheilen noodlottig op Frankrijk werkte. Had de adel slechts kunnen begrijpen en verstaan! la het begin \an 17 wimuiwm;!!. Jean Aioolas Hillnnrï-V !i 1'on noc lOldi i„ Ti i li i i , _ T. .. —ioAiv, itr ia nocnene geooren, was eerst o-epsfpliikp en bewerker dlr sT' ^ Werd "" s^stnuut van den procureur wal 4n der bewerkers der Septembermoorden. Ook hem ontmoeten wij meer. (o) jaq noot 1 op pag. 26. (6) Discours de Baillv, Réponse de Pktion (Moniteur du 20 Novembre 1791) demen en vï-Zld gönt'dTLin L° rPui,1'ke!'ken ,ot HOningen in drie militaire comman- aementen \udeeld. Up den linkervleugel van Duinkerken tot Philippeville stond het Noorderleo-er ongeveer 40.000 man en 8000 paarden sterk, onder het bevel van der Suiarschalk Ro -ha.nl ea n hei 45 000n'man ""8Tn J"' d%Weissenburger linie, had Lafayette het commando over^eSeger van 4o 000 man en ,000 paaiden Het Rijnleger, 35000 man en SO00 paarden, had maarschalk I uckner tot chef, die van de \\ cissen burger linie tot Bazel het bevel voerde. De grens der Alpen en der Pv" as aan do zorSen van generaal Montesquiou toevertrouwd, wiens leger evenwel niet groot wal Maar kan het patriottisme, dal in deze hoofdstad der wereld zoo vele duizenden sterk is, in het ergste geval zich zeiven niet helpen? Heeft het geen rechterhanden en pieken? Het smeden van pieken, dat de maire Bailly niet had kunnen verbieden, is door den maire Pétion en door de wetgevende vergadering goedgekeurd geworden. En waarom ook niet, daar de zoogenaamde «constitutioneele garde des konings" heimelijk patronen vervaardigde? (1) De nationale garde zelve dient veranderingen te ondergaan; de geheele Feuillant-aristocratische staf der garde moet ontbonden worden. In zulk een tijd mogen voorzeker ook wel burgers zonder uniform in de gelederen Jean Nicolas Billaud-Varennes. staan, de piek naast het geweer; de actieve burger zoowel als de passieve, die voor ons vechten kan, zijn ze ons niet beiden welkom? O, mijn patriottische vrienden, zonder twijfel, ja! Voorzeker, de waarheid is, dat het patriottisme over 't geheel, al ware het nog zoo wit gewasschen, eerwaardig en logisch, of van harte op het zwarte peillooze sansculottisme steunen, of wel onvermijdelijk te gronde moet gaan! Zoo zullen dan eenigen met opgetrokken neus het sansculottisme bespotten, anderen zullen van (1) Zie pag. 243 harte, ja nog anderen ongevoelig er op steunen; drie klassen, iedere klasse met eene geëvenredigde lotsbestemming. Heeft men inmiddels, van dit gezichtspunt beschouwd, niet een vrijwilligen bondgenoot, die sterker is dan alle overigen, namelijk den honger? Den honger en den gelieelen panischen schrik, die het noodzakelijk gevolg is van hem en van de totaalsom onzer ellende? Want het sansculottisme groeit van datgene waaraan andere zaken sterven. De dwaze Peter Baille maakte, hoezeer dan ook onbewust, schier een epigram, waarover de patriotten hem en niet dat uitlachten, toen hij schreef: "Tont va bien ici, Ie pain manque, alles gaat hier goed, er is gebrek aan brood." (1) Ook is welbezien, liet patriottisme niet zonder zijne constitutie, die xcel vooruit kan-, niet zonder zijn niet machteloos parlement, of, gelijk men het kan noemen, oecumenisch concilie, en generale vergadering van alle kerken a la Jean Jacques: v\ ij bedoelen het moedergenootschap! Het moedergenootschap, met zijn driehonderd volwassene dochters, met zijn zoogenaamde kleindochters, die in ieder dorp van Frankrijk beproeven te gaan, en die, gelijk Burke meent, bij honderdduizenden geteld kunnen worden. Dat is de ware constitutie, die niet door twaalfhonderd verheven senatoren, maar door de n&tuur zelve in liet leven geroepen, en onbewust uit de behoeften en pogingen van die vijf en twintig millioenen ontstaan is. Zij, de Jacobijnen, zijn de «heeren der geloofsartikelen," van heil gaan de debatten voor de wetgevende vergadering uit, zij beraadslagen over oorlog en vrede, en bepalen voorat wat de wetgevende vergadering moet doen. Natuurlijk tot groote ergernis \an wijsgeerige koppen en van de meeste geschiedschrijvers, wier oordeel ten deze natuurlijk, en toch niet verstandig is. Er moet eene regeerende macht bestaan, alle andere machten hier zijn louter schijn; die is eene werkelijke macht. Groot is het moedergenootscliap; het heeft de eer door den Oestenrijkschen Ivat mi z (2) gesmaad te worden (3) en is daardoor aan het patriottisme slechts te dierbaarder. Door kracht en geluk heeft liet zelfs de Feuillants, ten minste hunne cu), onderdrukt, (lp den 18"e" Februari heeft het de voldoening, deze club, die eenmaal liet hoofd zoo hoog droeg, gesloten te zien; er begaven zich eenige patriotten derwaarts, die haar ter dood jouwden en raasden. Het moedergenootscliap heeft zijn ocaal vergroot, zoodat liet zich thans over het geheele schip van do kerk uitstrekt. ^ e' 1'en wij met den waardigen Toulongeon, onzen ouden vriend xam de ex-constituante, (4) die gelukkigerwijs oogen heeft om te zien. een blik naar binnen. "Het schip van de kerk der Jacobijnen," zegt hij, "is in een ontzaglijken circus ïersehapen, welks zitplaatsen zich, gelijk in een amphitheater, cirkelvormig tot aan iet gewelfde dak verheffen. Een hooge, tegen een der muren gebouwde pyramide van zwart marmer, die vroeger een grafteeken was, is alleen blijven staan. Zij dient thans als ruggesteun voor het bureau der beambten. Hier zitten op eene verhevenheid de president en de secretarissen; achter en boven hen bevinden zich de borsteelden van Mirabeau, Franki.in en anderen, ten laatste ook dat van Marat. Daartegenovei staat het spreekgestoelte, dat zich tot midden tusschen den grond en het gewelf verheft, zoodat de stem van den redenaar juist in het middelpunt is. Van dit punt uit donderen de stemmen die Europa doen schokken; geheel beneden vervaardigt men in stilte de donderbeitels en de brandfakkels. Dringt men in dezen ontzagij er. cirkel door, waar alles buiten maat, reusachtig is, dan kan men zeker gevoel van sc ïii ^ en verbazing niet onderdrukken ; der verbeelding worden die ijselijke tempels herinnerd, die de poëzie eens aan de wraakgoden toewijdde." (5) 0) Barbaroix, pag. 94. (2) Zie noot 1 op pag. 31. (3) Moniteur, Séance du 29 Mars 1792. (4) Zie noot 1 op pag. 10. (5) toilongeon, ii, 124. Ook ontbreekt het niet aan tooneelen in dit Jacobijnen-amphitheater, had de geschiedenis slechts tijd, om zich daarmede onledig te houden! In broederlijke vereeniging hebben hier de vlaggen van de drie vrije volken der aarde, de vlaggen van Engeland, Amerika, en Frankrijk, gewapperd; die van een Londensche deputatie van de Whigs of Wighs en hunne club te eener, en van jonge Fransche burgeressen te anderer zijde; van schoone, zoet-tongige burgeressen, die eenen plechti^en groet en broederschap, en ook een door haar eigene naald gestikte tricolore overzonden, terwijl de dom van de kreten uit alle kelen weergalmde: Vivent les joseph Chémer. trois pcujtles libres! Een uiterst dramatisch tooneel! Demoiselle Théroigne verhaalt, op dat spreekgestoelte midden in de lucht, hare lotgevallen in Oostenrijk, (1) en komt, op den arm leunende van Joseph ChÉnier, (2) den dichter Chénier, om vrijheid voor de ongelukkige Zwitsers van Chateau- Vieux (3) te eischen. (4) Zijt goedsmoeds, gij veertig Zwitsers, die in de wateren van Brcst roeit, gij zijt met vergeten! De afgevaardigde Brissot doet zich van dat spreekgestoelte liooren, en üesmoulins, onze goddelooze Camille, roept verstaanbaar van beneden »coquin!" Hier. hoewel 'nog meermalen bij de Cordeliers, weergalmt Danton's leeuwenstem; de verwoede Billaüd-Varennes is hier; Collot d'Herbois, (5) die voor de veertig Zwitsers spreekt. (6) De spreukmatige Manuel besluit met de bondige woorden: «Een minister moet sterven," waarop het amphitheater antwoordt: »Tous, Tous, allen, (1) Zie pag. 1S6. (2) Zie noot 5 op pag. 110. (3) Zie 103. i4; L)(5bats"dcs .lacobins (Histoire parlementaire, XIII, 2ö9 etc.' (5) Zie noot 2 op pag. 20. _ ,(6) Zie Dulaure, II, pag. 45. 32 II allen! Maar de hoofdpriester en spreker te dezer plaats is, gelijk we zeiden, Robespierre, de langwijlige, onomkoopbare man. Welk een patriottische geest er destijds onder de menschen heerschte, blijkt, dunkt ons, het best uit dit ééne feit, < at ujltienhonderd menschelijke wezens, zonder daartoe verplicht te zijn, rustig monden zitten wanneer een Robespierre sprak, ja zelfs des nachts, uur op uur met bijval naar hem luisterden, er naar snakten als naar het woord des levens! (jeen onverdragelijker wezen, zou men schier zeggen, opende ooit op een spreekgestoelte zijn mond. Bitter, even onverzoenlijk als onmachtig, langwijlig, slepend, ( roog als de sirocco. (1) In eindelooze gemeenplaatsen trekt hij tegen onmiddellijken 001 °g> (~) tegen wollen mutsen, of bonnets-rouges, en tegen menige andere zaak te velde, en is de Trismegistus (3) en Dalai-Lama (4) der patriotten. Toch staat er, om te weèrleggen, eerbiedig een klein, schelsprekend man op, met fijne oogen, en een breed, schoon gewelfd voorhoofd: het is, zeggen de dagbladschrijvers, «Louvet, (5) de schrijver van den bekoorlijken roman Faublas." Staat vast, patriotten! Trekt lans niet naar twee zijden, bij een Frankrijk, dat in zijn landelijke districten in panische opschudding is en terwijl liet Cimmerisch Europa op u iosstormt! NEGENDE HOOFDSTüK. De minister Roland. Intusschen gaat er omstreeks de lente-dag-en-nachtevening een onverwachte schemering van hoop voor het patriottisme op: de aanstelling van een door en door patriottisch ministerie. Onder zijn tallooze proefnemingen om vuur aan water te huwen, wil de koning ook dit niet onbeproefd laten. Qaod bonum sit! De luidruchtige dejeuners bij madame* iiUdon worden nogmaals belangrijk, niemand, zelfs de (leneefsche Dumont kan nalaten er een woordje mede te spreken. Den 15den eindelijk en voorts den 2.5sle" Maart \ 792, wanneer alle onderhandeling is afgeloopen, aanschouwen wij den gezegenden uitslag: dit patriottische ministerie. (6) rl) Een zeer heete en drooge Z.-O. wind, die op de Middellandsche zee en in Italië gewoonlijk in het voor- en najaar eemge weken lang waait. S J cWhfJ ^3lb®SPfTre T*S m dezen..tÜ(J niet oorlogzuchtig; hij wilde, indien er oorlog moest komen, en Périon offpn Jf "Tj gaa'l' *?nvÜ' daarentegen de Girondijnen en hunne hoofden, Brissot, Condorcet en Petion offensief wilden optreden. In dezen tijd ontstonden meer in het bijzonder de namen - robespierns en (marat.sten) en brissotisten (girondijnen). Vergelijk Dulaure, II. pag. 4 ]—43 hal.Tfns.mekglstus (de d»emaal grootste), een fabelachtig wezen bij de oude Egyptenaren, n diId Hoor L p^ P?1?0"??- . Als bemiddelaar tusschen goden en menschen werd hij Vooral gehuldigd 'n Trismegistus den oorsprong van alle geheime leeringen zochtfn. (5) Zie pag. 91, deel I. (6, De verdeeldheid in den ministerraad fzie noot 1 op pag. 245) die tengevolge had datNarbonne uel was tevens oorzaak van den val der overige ministers, van wie vooral de Molleville en de Les»art bij Smaakt Hrt itZ. Wiiron' doordat zij- h" bijzonder de eerste, door kuiperijen zich hadden ver,lacht • , ministerie was als volgt samengesteld: Dumouriez (Buitenlandsche Zaken)• swvln ,1.1,'len II M I' '^on.i: claviere 'Financiën): Duranthon (Justitie); de Grave, spoedi" daarna en RolandOId"gnra ht' ( arine)' door. het hof „le ministère sansculotte" genoemd. Zie over Dumouriez Ll ni «t,gu Pf^nsbeschruving in Mignet. Over Clavière, zie noot 2 op pag 31 Joseph hpnn j1'41—1808) was in 1789 onder-gouverneur van de pages van Lodewijk XVI. Toen hij tot minister : - ' Yf ,UJ mal1chal dü camP- Later werd hij. van verstandhouding met de'Girondijnen ^ÏÏS';nteT«>8.geir0r,,e,,> e" WtTd hiJ "a den Vd Van R0bespi^ in vrÜheid gesteld. % Generaal Dumouriez, met de portefeuille van buitenlandsclie zaken lelast, zal een anderen toon voeren tegen Kainitz en den keizer, dan de arme Delessart, wien men uithoofde zijner vadsigheid voor het hooge gerechtshof van Orleans verwezen heeft. De minister van oorlog Narbonne wordt door den stroom des tijds weggevaagd; een gelijk lot treft weldra den door het hof gekozen chevalier de Graye, daarna zal de ernstige Servan, een bekwaam ollicier der genie, eensklaps tot minister van oorlog opklimmen. De Geneefsche Clavière ziet een voorteeken J. M. Roland de la Platbière. verwezentlijkt: immers, toen hij voor vele jaren, als een arme Geneefsche banneling, voorbij het hotel van financiën ging, kwam het hem op een wonderbare wijze voor den geest, dat hij eenmaal minister van financiën zou worden, (1) en ziet, thans is hij het, en zijn arme vrouw, die reeds door de geneesheeren opgegeven was, verrijst weer en wandelt, niet als een offer, maar als de overwinnares harer zenuwen. (2) Maar nu bovenal onze minister van binnenlandsche zaken? Roland de la Platrikrf,, die van Lyon! Zoo hebben de Brissotisten, de openbare of bijzon- (1) Zie pag. 31. (2) Dumont, 20, 21. dere meening en de dejeuners op liet plein Vendóme het beslist. De nauwgezette Roland, dien men met een quaker endimanché of zondags-kwaker vergelijkt, gaat ter handkus naar de Tuilerieën, met een ronden hoed op, glad haar, de schoenen slechts met linten toegebonden. De ceremoniemeester trekt Dumouriez ter zijde: »Quoi monsieur! Geene gespen aan zijn schoenen?" «Ach, monsieur," antwoordt Dumouriez, met een blik op de linten, «alles is verloren, tont est perduï'(Y) En zoo trekt dan onze schoone Roland van hare bovenvertrekken in de straat St. Jacques naar de prachtige salons, die madame Necker eenmaal bewoonde. Ja, vroeger nog was het Cai.onne, (2) die dit alles verguldde; hij sleep deze kroonkandelaars, deze Venetiaanschc spiegels, hij legde deze blank gepolijste vloeren en maakte het door wrijven met de rechte lamp tot een Aladdins-paleis; en ziet, Emile Clavière. Joseph Servan. thans zwerft hij in duistere schaduw door Europa, terwijl hij schier in den Rijn verdrinkt, en slechts met moeite zijn papieren redt. Vos non robis! De schoone Roland, tegen ieder lot opgewassen, houdt des Vrijdags haar openlijk diner, waaraan alle ministers deelnemen: na het afnemen der tafel begeeft zij zich aan haren lessenaar en schijnt ijverig te schrijven, verliest echter geen woord; wanneer, bij voorbeeld, de afgevaardigde Brissot en de minister Clavière in een te vurigen strijd geraken, komt zij, niet zonder bedeesdheid, maar toch met verstandige bevalligheid, tusschen beide. Het hoofd van den afgevaardigde Brissot begint, zegt men, op deze onverwachte hoogte te duizelen, gelijk liet met zwakke hoofden wel meer gaat. Wangunstige menschen geven te kennen, dat de vrouw Roland en niet de man Roland minister is; gelukkig het ergste wat men haar verwijten kan. Wiens (1) Madame Roland, II, SO—115. '2) Zie pag\ 99 en volgende, deel 1. hoofd overigens ook duizelen moge, dat dezer wakkere vrouw zeker niet. Doorluchtig en koninklijk hier, gelijk eertijds op haar gehuurd kamertje in het Ursulinenklooster! Zij, die voor haar middagmaal bedaard groote boonen heeft gedopt, daar zij als jong meisje door bedaard doorzicht en overleg daartoe opgeleid is, en wel weet wat dat was en wat zij was, zij zal ook bedaard op geslepen spiegels en blank gepolijste vloeren zien, ook met deze niet onbekend. Calonne was het die deze vloeren legde; hij gaf hier maaltijden, waarbij de oude Besenval hem diplomatisch toefluisterde, en was groot; en niettemin zagen wij Calonne ten laatste met groote schreden op en neer gaan. Daarna volgde Necker, en waar is Necker thans? Ook ons heeft een snelle wisseling herwaarts gebracht, een snelle wisseling zal ons weer van hier brengen. Het is geen paleis, maar eene karavanserai! Zóó waggelt deze rustelooze wereld, dag aan dag, maand op maand. Dagelijks stuwen de straten van Parijs en alle steden een golvenden vloed van menschen voort, en bij nacht verdwijnt deze vloed en ligt uitgestrekt op bedden en rolbedden, en des morgens ontwaakt hij weer tot nieuwe rechtstandigheid en beweging. Allen gaan hun weg, hetzij dwaas of wijs; — de ingenieur Goguelat gaat heen en weer met het cijferschrift der koningin. Eene madame iie Stael is bezig, maar kan haren Narbonne niet uit den stroom des tijds redden; eene prinses de Lamballe is bezig, maar kan hare koningin niet helpen. Barnave, die de Feuillants verstrooid en Coblentz zoo levendig ziet, verzoekt als laatste belooning de hand Harer Majesteit te mogen kussen, uit zijne bezorgdheid over den weg, dien zij thans bewandelt, en begeeft zich naar zijne woonplaats Grenoble, om daar een rijke erfgename te huwen. Het Café Valois en de restaurateur Mkot hooren dagelijks snoeverijen aan, luidruchtig gezwets van gepensioneerde royalisten, met of zonder dolk. De overblijfsels der oude aristocratische salons noemen het nieuwe ministerie ministère-sansculotte. Een Louyet, van den roman Fciublas, is bij de .lacobijnen bezig. Een Cazotte, (1) van den roman Diable Amoureux, weèr elders; beter waart gij rustig gebleven, oude Cazotte, dit is eene wereld vol werkelijk geworden toovenarij! Allen zijn in de weer, vermoeden slechts half wat zij doen: strooien zaadkorrels, en welke? op het «zaaiveld van den tijd" en deze zal allengs aan het licht brengen wat er eigenlijk geschied is. Het wooid vrijheid wordt thans nooit meer genoemd dan in verbinding met een ander: vrijheid en gelijkheid. Wat kunnen almede, in een rijk van vrijheid en gelijkheid, deze woorden: "Mijnheer," «gehoorzame dienaar," «heb do eer te zijn" enz. beteekenen? Flarden en vezels van het oude leenstelsel zijn het, die, al ware het ook slechts op het gebied der taalkunde, geheel uitgeroeid dienen te worden! Het moedergenootschap heeft reeds voorlang daarop doelende voorslagen ontvangen, die het echter, althans voor het oogenblik, niet kon aannemen. Ook merke men op, dat de broeders Jacobijnen thans een nieuw zinnebeeldig hoofddeksel dragen: de wollen muts of nachtmuts, bonnet de laine, beter als bonnet rouge bekend, daar hare kleur rood was. Een ding, dat men niet slechts als Phrvgische vrijheidsmuts draagt, maar ook gemakshalve, en dan ook uit inschikkelijkheid voor de patriotten der geringere klassen en de helden der Bastille: want de roode nachtmuts vereenigt alle drie hoedanigheden in zich. Ja, men begint zelfs kokarden van wol, van driekleurig garen te vervaardigen, want de linten kokarde is, als uitdrukking van de gezindheid der hoogere klasse, verdacht geworden. Alles teekenen des tijds. Nog meer lette men op de geboorteweeën van Europa, of liever op de geboorte die (1) ,'acques Cazotte (1720—1792), te Dvon geboren, was langen tijd in West-Indië, waar hij eene administratieve betrekking had bij de marine. Te Parijs teruggekeerd, wijdde hij zich aan de letteren en was later een contra-revolutionnair. Over zijn verder lot zie later in dit werk. het voortbrengt, want de achtereenvolgende weeën en kreten eener Oostenrijksch-Pruisi>c!ie alliantie, van Kaunitz anti-Jacobijnsche depêche, van uitgewezen Fransche gezanten, enz. ware te lang om te vermelden. Dumouriez correspondeert in een geheel anderen toon met Kaunitz, Metternich of Cobentzl, dan Delessarts deed. Men wordt hoe langer zoo scherper, en eischt een categorisch antwoord omtrent de Coblentzsche en vele anderezaken. En wanneer zulks niet baat? En daar zulks niet baat, gaan op den 20stc" Apiil 1 / koning en ministers in de Salie de manége, verkondigen hoe de zaken staan, en «met tranen in de oogen' doet de arme Lodewijk het voorstel, dat de vergadering tot den oorlog besluite. Na behoorlijke welsprekendheid, wordt nou dienzelfden avond tot den oorlog besloten. (1) Fktedrich Wilhelm. Fiuxs II Ja, waarlijk, tot den oorlog! Vol verwachting stroomde geheel Parijs naar de morgen- en nog meer naar de avondzitting. d'Orleans was er met zijn twee zonen en staarde met groote oogen van de galerij aan de overzijde. (2) Gij moogt wel toezien o Fhilippe, het is een oorlog van groote gevolgen voor u en voor allen. Het Cimmerische obscurantisme en deze driewerf roemrijke omwenteling zullen dus een vier en twintig RiiwL?P dJn ?eger'5burge,r JR1ijkfdag werd besloten van Frankrijk te vorderen de herstelling der de Strekking der t?'w*6"» '"i ^Ff88, in rechten en hun geen schadevergoeding-oor de verhiel n™ 6 geVe"' Inmiddel,s rustte Oostenrijk zich ten oorlog, terwijl vorst Kaunitz dat van ^osi^>nrHU ® ?er e. *orsteI? ,vo?r rechtmatig erkende. Daarop dreven de Girondijnen door, dat \an Oostenrijk een bepaalde verklaring omtrent zijne bedoelingen ten opzichte van Frankrijk zou gevorderd worden, terwijl zij tevens het kabinet-de Molleville ten val brachten Kaunitzliet door baron Cobenzl antwoorden, dat Oostenrijk eischte de herstelling der monarchie np den ^rond^lag der in dt JHza m!tVX2;3 'vT' TÏ? aa" de geesteiykLirvan^de ïande^en Hi ? . rechten aan de Duitsehe vorsten, van Avignon en Venaissin aan den Paus II wa t oLenhlT Tf Jl" Frank[ijk aan de» koning van Hongarije, en Uoheme (Krans Dumouriez b" M?gnet * ^t tot Keazer gekozen). Zie de redevoeringen van Lodewyk XVI en van (2) Deux amis, VII, 146—166. jaar lang in een onmetelijken Briareus (l)-strijd met elkaar worstelen, vertrappend en verpletterend, alvorens zij, niet tot eene overeenkomst, maar slechts tot een vergelijk, tot een toenaderende erkenning hunner wederzijdsche krachten kunnen komen. Onze drie generaals (2) aan de grenzen mogen dus wel toezien, en de arme chevalier de Grave, de minister van oorlog, wel overwegen wat hij doen wil Hoe het met de drie generaals en legers gesteld is, laat zich vermoeden. Wat aangaat den armen chevalier de Grave, hij verliest in dezen maalstroom der dingen, die op hem in komt stormen, het hoofd, en begint, ten eenenmale verbijsterd, zelf mede te dwarrelen, daar hij ten laatste onderteekent: «de Grave, maire van Parijs," waarna hij zijn ontslag neemt, over het Kanaal gaat, om in de tuinen van Kcnsington te wandelen, terwijl de strenge Servan, een bekwaam officier der genie, tot zijne betrekking opklimt. Tot een eerepost? Ten minste tot een moeilijken post. TIENDE HO O F L) S T l" K. Pétion-national-pique. En toch, Iroe spelen de grilligs'e fantastisch getinte schaduwen over bodemlooze watervallen, den afgrond verhullende onder schitterende regenbogen ! Met deze beraadslagingen over den Oostenrijksch-Pruisischen oorlog gaat een andere, niet minder, maar meer heftige, gepaard, of namelijk de veertig of twee en veertig Zwitsers van Chateau-Vieux van de galeien van Brest ontslagen zullen worden? En voorts, of er, wanneer zij ontslagen zijn, voor hen een openbaar feest of slechts bijzondere festiviteiten zullen plaats hebben? Théroigne sprak, gelijk wij zagen, voor de Zwitsers, en Collot d'Herbois vatte den draad weer op. Heeft niet BouillÉ's laatste gedrag, in dien nacht der sporen, (3) het zoogenaamde oproer van Nancy, volgens het oordeel van alle patriotten, tot een moord van Nancy gestempeld? Gehaat is die moord en gehaat zijn de lafayette-Feuillants openbare dankbetuigingen daarvoor! Immers juist nu voeren het Jacobijnen-patriottisme en het verstrooide Feuillantisme den laatsten strijd op leven en dood, en strijden met alle wapenen, zelfs met tooneelvertooningen. De muren van Parijs worden bedekt met plakkaten en tegenplakkaten, die alle betrekking hebben op die veertig Zwitsersche domkoppen. Het eene journaal beantwoordt het andere, de tooneelspeler Collot den poetaster Roucher, (4) Joseph Ciiknier de Jacobijn, Théroigne's ridder, zijnen broeder Andrk den Feuillant, de maire Pétion Dupont de Nemours (5) en twee maanden lang heerscht nergens vrede in de hoofden — totdat die zaak beslist is. Gloria in excelsis! Eindelijk hebben de veertig Zwitsers vergiffenis bekomen. (6) Verheugt u, veertigtal, zet uw smerige wollen mutsen af, die vrijheidsmutsen zullen (1) Zie noot 4 op pag. 155, deel I. (2) Zie pag. 240. (3) Zie pag. 178. (4) .lean Antoine Rnucher f1745—1794), geboren te Montpellier, beoefende de poëzie en gaf eenige dichtstukken uit. Den 7'lon Augustus 1794 werd hij geguillotineerd. (5) Zie noot 1 op pag. 104, deel I. (6) Bij decreet van 31 December 1791, bekrachtigd 13 Januari 1792, waren zij in vrijheid gesteld, maar zij vertrokken eerst 13 Maart, terwijl zij 28 Maart te Versailles aankwamen. worden. Het dochtergenootschap van Brest begroet u met kussen op beide wangen; men betwist elkaar uwe ijzeren handboeien, als reliijuiën van heiligen; een gedeelte er van mag het Brester genootschap houden en pieken, eeue soort van gewijde pieken, daarvan smeden; maar het andere gedeelte zal Parijs toebehooren en daar naast dé vaandels der drie vrije volken aan het gewelf worden opgehangen. Zulk een gans is de mensch en kwaakt over purperen monarchen en wollen galeislaven, over alles en niets, en zal van ganscher harte blijven kwaken, wanneer slechts anderen kwaken! Op den morgen van den 9 TEII EERE DER 40 ZWITSERS VAN ('UilTEAU-VlEUX OL' 15 Al'BIL des ^ aderlands, en eindelijk, want de tijd brengt altijd verlossing, voor immer in het onzichtbare. (1) Daarna wil het verstrooide Feuillantisme of de partij, die de vrijheid bemint, maar niet ineer dan de monarchie, ook haar feest hebben, het feest van Simonneau, den ongelukkigen maire van Etampes, die voor de wet stierf, (2) ja zeker voor de wet, hoewel het Jacobinisme zulks betwist, daar hij in het korenoproer met zijn rood vaandel onder de voeten vertrapt werd. Ook dit feest (3) woont het publiek in menigte bij, doch zonclev toejuiching; wij echter niet. Kortom, het ontbreekt niet aan feestelijkheden, een schoonen regenboog-glans, thans nu alles met driedubbele snelheid zijn Xicigaraïcil te gemoet snelt. Er worden nationale maaltijden gehouden, die de maire Pètion begunstigt, waarbij St. Antoine en de stevige marktvrouwen, daar volgens Santerre «hun geluk anders niet volmaakt zou zijn," door de club der Jacobijnen defileeren, onder het veelstemmig zingen van hun (a-ira en het dansen hunner ronde putrtotique. Onder hen verblijdt men zich St. Huruge te zien, opzettelijk met een witten hoed op, den St. Chriktophorus der Carmagnole. Ja, zeker tamboer, of nationale tromslager, die juist met een dochtertje gezegend is, neemt het besluit, om de nieuwe Francaise op het altaar des vaderlands, daar en nergens anders, te laten doopen. Na den afloop van het gastmaal laat hij haar derhalve doopen, terwijl Fauchet, de Te Deum-bisschop, den dienst doet, Thuriot en andere eerwaardige mannen peeters staan, met den naam Pétion-national-pique. (4) Zou deze merkwaardige burgeres, die thans de beste jaren van haar leven achter zich heeft, nog op aarde omwandelen? Of is zij misschien aan het tanden krijgen gestorven ? De algemeene Geschiedenis is niet onverschillig daaromtrent. (1) Zie de beschrijving van dit feest bij Dulaure, II, pag. 4G—52. Het \ olgende gediclit \an Chénier, op muziek gebracht door Gossec, werd o. a. gezongen: L innocence est de retour, Eile triomphe a son tour; Liberté, dans ee beau jour, Viens rempiir notre ame. Que ta voix nous enflamme, Conserve au peuple francais La gloire et la paix a jamais, 'Nous, frémissez, ennemis de la France, Fils ingrats, despotes jaloux, Si vous bravez sa puissance, Vous tomberez tous sous nos coups. La liberté nous servira de guide: Son glaive et son égide, Marcheront devant nous contre vous. (2) Zie pag. 22G. (3) 3 Juni 1792. Ook de beschrijving van dit feest is uitvoerig te vinden bij Dulaure. II, pag. o3—58. 1'atriote-Fran^ais Brissots Journaal' in de Ilistoire parlementaire, XIII, 451. ELFDE HOOFDSTUK. De Erfelijke Vertegenwoordiger En toch is liet niet door het dansen der Carmagnole en het zingen van het Cct'ira, dat er iets teweeggebracht wordt. De hertog van Brunswijk (1) danst geen carmagnóles, maar laat zijne soldaten ijverig exercceren. Onze legers aan de grenzen gedragen zich, het zij door verraad of niet, zoo slecht mogelijk. Moet men zeggen, slecht aangevoerde troepen? Of troepen die op zich zelve niet deugen? Van alles ontbloot, zonder krijgstucht, muitziek, die in een dertigjarigen (2) vrede nooit vuur gezien hebben? In allen gevalle is Lafayettes en Rociiambeau's overrompeling, die zij tegen Oostenrijksch Vlaanderen ondernamen, zoo slecht uitgevallen, als onvermijdelijk is bij die soort van ondernemingen: de soldaten ontstellen voor hun eigene schaduw, schreeuwen eensklaps: «Onnous trahit", en vluchten met panischen schrik bij of vóór het eerste schot. Niets gelukte hun, dan twee of drie gevangenen, die hun in handen vielen, op te hangen, en hun eigen kommandant, den armen Theobald Dillon, die te Lille op een korenzolder gejaagd werd, te vermoorden. (3) En de arme Gouvion, hij, die zoo radeloos was bij den bekenden vrouwenopstand! (4) Gouvion verliet met afkeer en wanhoop de zaal der wetgevende vergadering en zijne parlementaire plichten, toen die galeislaven van Chateau-Vtciix daar toegelaten werden. Hij zeide: "Bij eene keuze tusschen de Oostenrijkers en Jacobijnen blijft er niets over dan een soldatendood, (5) en aldus heeft hij zich, «in den donkeren stormachtigen nacht, in de kaken der Oostenrijksehe kanonnen geworpen, en is in het gevecht bij Maubeuge op den 9'1 " Juni gesneuveld. Het ■wetgevende patriottisme betreurt hem met een zwart lijklaken en requiems op het Maartveld. Menig patriot was verstandiger, geen trouwer dan hij. Lafayette zelf ziet er zeer bedenkelijk u.t; in stede van de Oostenrijkers te slaan, houdt hij zich bezig met tegen de Jacobijnen te schrijven. Rochambeau verlaat geheel troosteloos den dienst; slechts Lückner, de oude, snapachtige, Pruisische grenadier, blijft over. Zonder legers, zonder generaals! En intusschen heeft zich de Cimmerische nacht verzameld, Brunswijk maakt zijne proclamatie gereed, en staat op het punt van te marcheeren! Dat het patriottische ministerie en de patriottische vergadering zegge, wat zij onder deze omstandigheden willen doen! In de eerste plaats onderdrukke men de binnenlandsche vijanden, antwoordt de patriottische vergadering, en stelt op (1) De opperbevelhebber der geallieerde troepen, Karei Willem Ferdinand, hertog van BrunswijkLuneburg. (2) De laatste oorlog was de zevenjarige geweest 1757—173 (3) Hoewel Rochambeau defensief te werk wilde gaan, werd door Dumouriez, die rekende op den steun der Belgische patriotten, doorgedreven, dat er een inval zou gedaan worden in België. Daartoe ontvingen de generaals Theobald Dillen en Biron, die onder Rochambeau dienden, be\< 1, de een met 4ÖOO man van Rijssel c.p Doornik, de ander met 10000 man van Nalenciennes tegen Mons op te rukken, terwijl Lafayette met een deel van zijn leger van Mctz aftrok en in ijlmarschen over Stenai, Sedan, Mézières en Givet naar Namen marcheerde. De troepen van Dillon % luchtten 28 April op het gezicht van den vijand en ook Biron moest terugtrekken, zoodat Lafayette. dit te Bouvines vernemende, besloot werkeloos te blijven. Rochambeau nam daarop zijn ontslag, zoodat nu het leger onder twee chefs stond: Lafayette en Luckner, van wie de eerste het bevel voerde van de zee af tot Longwy (met Arthur Dillon als chef van den linkervleugel) en Luckner van de Moezel tot aan de .lura (met onder zich Biron aan den Rijn . (4) Zie pag. 302, deel I. (5) Toulongeon, II, 149. iea .7.* 'iaar decreet tot verbanning tier wederspannige priesters voor. (1) aai ij \eizamele men een kern van bepaalde binnenlandsclie vrienden, antwoordt de minister van oorlog Servan, en verlangt op den 7den Juni zijn kamp van twintigduizend man. Twintigduizend nationale vrijwilligers, vijf uit ieder kanton, uitgelezen patriotten, want Roland heeft liet bestuur over de binnenlandsclie zaken, zullen hier te larijs vergaderen en tot een vernuftig aangelegde verdediging dienen, zoowel tegen vreemde Oostenrijkers als inheemsche Oostenrijkschc comités. Zooveel vermag een patriottisch ministerie en een patriottische vergadering. Maar hoe verstandig cn slim verzonnen dit kamp aan Servan en het patriottisme ook voorkomen moge, het Feuillantisme denkt er anders over: gindsche Feuil. aristocratische staf van de Parijsche nationale garde, die noodzakelijk ontbonden dient te worden. Deze menschen beschouwen het voorgeslagen kamp'als eene be- eediging ja zelfs, zoo zij durven zeggen, als een hoon. Er komen derhalve verzoekschriften in van blauwe Feuillants met epauletten, die kwalijk opgenomen worden. Ja ten laatste komt er zelfs een verzoekschrift in, dat -van de achtduizend nationale gardes genaamd, zoo veel namen staan er op, vrouwen en kinderen medegerekend Dit beruchte verzoekschrift der achtduizend wordt werkelijk aangenomen, en de adressanten, die allen onder de wapenen zijn, worden tot de eer der zitting toegea en zoo er ten minste eer of ook maar zitting is; want op hetzelfde oogenblik, dat hunne boonnetten aan de eene deur verschijnen, wordt de vergadering .verdaagden stroomt door de andere deur naar buiten. (2) „rnn °°k 1S h,et t,re"n= te zien- h°e, in diezelfde dagen, de nationale eardes de processie van den heiligen sacramentsdag tot geleide dienen, iederen patriot, die bij ■iet voorbijgaan van liet allerheiligste den hoed niet afneemt, bij den kraag pakken en TinJtuT, S m"1' en slager Legendre, (3) een welbekend patriot sedert de dagen der zet[c men tle hajonnetten op de borst en dreigde hem te slachten, hoewel hij en ta,,HZef ; ,°P/en af5la"d Van passen, zeer eerbiedig in zijne cabriolet zat lltl i f de, r V°°rb,J Was" Ja> rechtzinnige vrouwen schreeuwden: „Aan de lantaren met hem ! (4) de offinï Z"lk T ll0°gte i,S llCt Feuila,ltisme in dit corps gestegen. Inderdaad zijn niet ede 7 r r T LAFAYETTE> den oppersten Feuillant? Ook heeft het hof hen, omkLfncrtbmdmg der zoogenaamde constitutioneel garde, (5) zeer natuurlijk, door nk»»3S, f^,fbrj2en'-trafhten te winnen- Eeni?e bataülons zijn geheel^, bataillon F/Ur tv' Th f. den fond ware aristocraten; zoo, bij voorbeeld, het batail on I dles-St -Thomas, dat uit effectenhandelaars, bankiers en andere volle beurzen l 5raal l ine"nc bestaat. Onze waardige oude vriend Weber, (6) de voedster- welke m^P vT, T h , ?? T gCWeer in dat ^taillon, - men kan denken, met welke ruste vqii patriottische bedoelingen. nnno-o?'!',ef "r^ 'i ^zor^ ovor dat alles, besluit de wetgevende vergadering, (7) het kamn he\^nottlf^ankrijk en het bewustzijn der noodzakelijkheid tot het kamp van twintigduizend man. Tot een besliste, hoewel voorwaardelijke, verbanning van alle kwaadaardige priesters heeft zij reeds besloten. fo! \i'l;7Cr de vr°egere maatregelen tegen hen, noot 7 op pag. 225 (■*) iMoniteur, Séance du 10 Juin l?(f° een Soo^SManfe^ïar^5'''^^'^ te P"tjs geboren, was van den eersten tijd der revolutie af, rol den Octobe, en heeft ook II i? werkzaam deel aan het beleg der Bastille, speelde eene mannen veel van zich doen «nrekeii t t werk zullen zien, onder de Conventie- geneeskundige faculteit te hebben vermaakt. ov e 13 Decemb- "97 te Parijs, na zijn lijk aan de 4i Debats des Jacobins (Histoire parlementaire, XIV, 429.) Ifi) 7\t li3' F*,1 desbetreffend decreet is van 30 Mei. /Cie pag. H22, deel I. (7) De vergadering had zich 28 Mei permanent verklaard. Dood van Generaal Dillon te Bussel oi' 2'J April 17!». Nu zal het derhalve blijken, of de Erfelijke Vertegenwoordiger vóór of tegen ons is? Of bij al onze overige rampen ook nog deze, onverdragelijkste, moet komen, dat wij een, niet slechts in den uitersten nood bedreigde, maar ook een verlamde natie, een soloecisme van natie zijn en met onze constitutie als in een lijkwa gehuld zitten, onze rechterhand aan de linker gebonden, ten einde aldus te wachten, te vergeefs ons wringende, zonder ons van de plaats te kunnen verroeren, totdat we met Pruisische stroppen om den hals de galg beklimmen. Dat de Erfelijke Vertegenwoordiger zich wel bedenke: het besluit omtrent de priesters? Het kamp der twintigduizend? Bij den hemel, hij antwoordt: Veto! Veto! — De eerlijke Roland overhandigt zijnen Brief aan den honing, (1) of liever den brief zijner echtgenoote, die hem geheel in één adem schreef; een der vrijmoedigste opene brieven, die ooit een koning overhandigd werden. De koning heeft het geluk dezen vrijmoedigen brief bij nacht te lezen. Hij leest, broedt er over; en den volgenden morgen ziet het geheele (2) patriottische ministerie zich weggejaagd. Het is de 13de Juni 1792. Dumouriez, (3) de vindingrijke Dumoüriez, met een Duranthon, genoemd minister van justitie, vertoeft nog, onder tamelijk verdachte omstandigheden, een paar dagen, spreekt met de koningin, en weent schier met haar; maar ten laatste vertrekt ook hij naar het leger, en laat het roer aan on-patriottische of half-patriottische ministers over, die het aannemen willen. Men noeme hen niet, die nieuwe, snel afwisselende schimmen, die gelijk de beelden eener tooverlantaren veranderen, spookachtiger dan ooit! Ongelukkige koningin, ongelukkige Lodewijk! Die beide veto's waren zoo natuurlijk ; of zijn niet de priesters martelaren en vrienden daarenboven? Dit kamp van twintigduizend man, kan het anders dan uit de onstuimigste sansculotten bestaan ? Het was zoo natuurlijk, en toch voor Frankrijk onverdragelijk. Priesters, die medewerken met Coblentz, moeten met hun martelaarschap elders heen gaan; onstuimige sansculotten, deze en geene andere schepselen, zullen de Oostenrijkers terugjagen. Wanneer gij de voorkeur geeft aan de Oostenrijkers, ga dan in 's hemels naam henen en vereenig u met hen. Zoo niet, voeg u dan bij degenen, die ten doode toe zich tegen hen willen verzetten. Een middelweg bestaat er niet. En helaas, wat uitweg bleef er nu over voor een man als Lodewijk? Onderhandsche royalisten, een ex-minister Bertrand de Molleville, een ex-lid der Constituante Malouet, (4) en alle soorten van onbeholpen wezens, geven raad en raad. Dan wordt de blik in hope gewend naar de wetgevende vergadering, en dan weer naar Oostenrijk en Coblentz, keert en wendt zich in enkel kansrekening, en het aloude koningschap dobbert en duikelt, niemand weet waarheen, op den stroom der omstandigheden. (1) In dezen brief (10 Juni), die in concreto te vinden is bij Dulaure. II, pag. 72 en 73, drong Roland aan op de bekrachtiging van liet decreet over bet kamp. (2) Dit is niet zoo; alleen de ministers Roland, Clavière en Servan. (3) Dumouriez, die zich eerst vóór het kamp verklaard had, was er later tegen en intrigeerde bij den koning tegen zijne drie collega's, Roland, Servan en Clavière. Hij raadde den Koning deze ministers te vervangen, hem tot minister van Oorlog te benoemen en het decreet tegen de priesters te bekrachtigen. De beide eerste dingen geschiedden; toen evenwel de Koning tegen het decreet zijn veto uitsprak (15 .luni) trad ook Dumouriez af. (4) Zie pag. 189, deel I. TWAALFDE HOOFDSTU K. De OjDtocht der Zwarte Broeken. Maar is er in Frankrijk wel één denkend man, die onder zulke omstandigheden zich kan o\erreden, dat de constitutie vooruit zal gaan ? Brcnswijk roert zich reeds ZJ't rra,T!niS, g0r! VOOLrWaarts trekken- Müet Frankrijk stil zitten, en in een ^ i de rechterhand aan de linker gebonden, totdat de Brunswijksche a. Bartholomeus-nacht komt, totdat Frankrijk een tweede Polen geworden is en zijne Rechten 'san den Mensch in Pruisische galgen veranderen? \\ aarlijk het is een vreeselijk oogenblik voor allen. Nationale dood, of wel bovennatuurlijke stuipachtige uitbarsting van nationaal leven, — het ontkluisteren juist van .iLin kÏ " ' U1 Cn 'nrnfCh! Patri0Uen' wier stoutmoedigheid een grens heeft 11 p"»' • ^.anneer Z1J' ëellJk Barnave, terugtraden en huiselijk geluk te Grenoble ten atnotten, wier stoutmoedigheid geen grens kent, moeten in de duistere diepte nederdalen, en met een alles trotseerenden moed heil zoeken in samenzwering en een nieuwen opstand. Roland en de jonge Barbaroux hebben de kaart van Frankrijk voor zich uitgespreid, gelijk Barbaroux zegt »met tranen in de oogenzij overwegen welke rivieren welke bergketenen er gevonden worden; zij willen zich achter dezen'Loht>.sfrooni terugtrekken, deze steenlabynnthen van Auvergne verdedigen, een klein heilik toevluchtsoord voor de vrijheid bewaren, en ten minste in de laatste gracht sterven! afa^i ei te schrijft zijn nadrukkelijken brief tegen de Jacobijnen aan de wetgevende vergadering, (1) maar deze nadrukkelijke brief zal liet ongeneeslijke niet genezen. oorvvaarts dan, gij patriotten, wier stoutheid geene grenzen heeft! thans moet gij handelen o sterven! De sectiën van Parijs zijn in ernstige beraadslaging en zenden de GrootUUVia f ? naai' ^ SüUe dC M(mège °m te verz°eken en aan te klagen Groot is haar toorn tegen het tyrannieke veto, het Oosten rij ksche comité en de verbonden Ommerische konmgen. Wat baat het? De wetgevende vergadering hoort „deZ2 ok in onze har en, verleent ons de eer der zitting, ziet ons met zang en dans defileeren naar liet kamp der twintigduizend, het decreet tegen de priesters, beide door Zijne Majesteit verworpen zyn voor de wetgevende vergadering onmogelijk geworden. 'l)e vurige Is? akd zegt: „W ij willen gelijkheid hebben, al zouden wij er ook voor in het graf dalen " a^HoL k Veronderstellenderwij'ze zijn strenge EzEcniEL-visioenen over het lot van anti-nationale koningen. Maar de vraag is: Zullen veronderstellende voorspellingen benevens zang endans, het veto vernietigen, of zal het veto, veilig in zijne Tuilerieèn onvernietigbaar blijven? Barbaroux wisclit zijne tranen af en schrijft aan het stedelijk sZZmTurh^TFn d«h V'T ZeSh°nderd man zende> die ^eten te sterven, qui settent wow i) . (c) hn dat bevel gehoorzaamt men. kaatsbaan'n7nlh« ^ 'T ï"1' ^ VerjaardaS van dien wereld beroemden eed van de kaatsbaan (.5) nabij. Zekere burgers, zegt men, zijn voornemens dien dag op het plein voor de Tufr.ee,, een Mei- of vrijheidsboom te planten, wellicht ook bij de ver/adeï ° en den trfolijken Vertegenwoordiger te petitioneeren omtrent de [do's - met zSodaniec Ü5!^ «! "S , ï0°r dimsliS « '"'voerbaar ,al honden AfZ SeCtlen ZIjn reeds he™geSaan, hebben gezongen en gedanst, maar hoe, indien zij (1) Moniteur, Séance du IS Juin 1792. (2i Barbakoux, pag. 40. (3) 7.ie pag. 100, deel I. nu eens allen of ten minste voor het grootste gedeelte gingen, en onder zulke verontrustende omstandigheden ginds hun vrijheidsboom plantende, de stormklok in hun hart luidden ? Onder koningsvrienden kan er ten opzichte van zulk een stap slechts één gevoelen heerschen, onder volksvrienden daarentegen twee. Zou het van den eenen kant niet mogelijk zijn, deze verwenschte veto's door schrik te verdrijven? Ambtelooze patriotten en zelfs wetgevende afgevaardigden kunnen ieder hun eigen gevoelen of ook geen gevoelen hebben, maar de zwaarste taak drukt ongetwijfeld op den maire Pétion en het stedelijk bestuur, die te gelijkertijd patriotten en handhavers der openbare rust zijn. Wanneer de eene hand de zaak sust, wekke de andere ze weer op! De maire Pétion en het stedelijk bestuur mogen naar deze zijde, het departementsbestuur (1) met zijn procureur-syndicus Roederer, (2) die voor de Feuillants is, moge naar gene zijde overhellen. Kortom, iedereen moet overeenkomstig zijn één of zijn twee gevoelens handelen, en alle mogelijke invloed en ambtelijke voorstellingen moeten elkaar op de zonderlingste wijze kruisen. Misschien dat het plan, verkieslijk en toch niet verkieslijk, ten laatste nog schipbreuk lijdt, en, door zoovele verwikkelingen gedwarsboomd, geen gevolgen heeft. Dat niet. Op den morgen van den 20sten Juni ligt er in de voorstad St. Anfoine een groote vrijheidsboom, van de soort der populieren, zichtbaar op eene kar gebonden. Ook de voorstad St.Mdrceau in het Zuid-Oostelijkste gedeelte, en de verafgelegen Oostelijke streek verzamelen zich: piekenmannen en piekenvrouwen, nationale gardes en ongewapende nieuwsgierigen, blijkbaar met de vreedzaamste bedoelingen der wereld. Er komt een lid van het stadsbestuur en spreekt. Stil, zeggen wij u; alles geschiedt vreedzaam, op den wettigen weg; zijn smeekschriften en vrijheidsboomen niet geoorloofd? De man gaat onverrichterzake terug. De sansculottische beekjes blijven toevloeien en vereenigen zich tot beken; tegen den middag richt zich de tocht, onder aanvoering van den langen Santerre in blauwe uniform, en van den langen St. Huruge met een witten hoed op, naar het Westen, en is thans een aanzienlijke stroom of een samenvloeiing van steeds aanzwellende stroomen geworden. Wat al optochten hebben we niet gezien: de processie van den heiligen sacramentsdag en Legendre in eene cabriolet wachtende; Voltaire's gebeente met karren en wagenmenners in antiek kostuum; feesten van Chateau Vieux en Simonneal" ; begrafenissen van Gouvion ; Rousseau's schijnbegrafenis, en den doop van Petion-NationalPique. (3) Maar deze optocht heeft toch zijn eigenaardig karakter. Driekleurige linten die van pieken fladderen, met ijzer beslagen knuppels, en niet weinig zinnebeelden, waaronder wij vooral de volgende van tragischen en niet tragischen aard opmerken: een met een ijzer 'doorboord ossenhart, met het opschrift coeur d'aristocrate, «aristocratenhart", en nog in het oog vallender, de eigenlijke standaard van den optocht, een oude zwarte (naar °het heet zijden) broek, die boven op een kruissteng hangt met deze merkwaardige woorden: Tremblez, ti/rans, voila les sansculottes; ^siddert, tirannen, daar zijn de sansculotten!" Ook sleept de trein twee kanonnen mede. Op de kaai St. Bernard ontmoeten hen wederom eenige leden van het stadsbestuur met driekleurige sjerpen omgord, en smeeken hen, nadat zij halt geroepen hebben, (1) Dit had reeds den li)'1™ Juni, toen de optocht van den volgenden dag bekend werd, een verbod tot het houden van een gewapenden optocht uitgevaardigd. , (2) Graaf Pierre Louis Roederer (1754—1835) was te Metz geboren en maakte als rechtsgeleerde grooten naam, terwijl hij in de Nationale Vergadering zich ook deed kennen als een goed ontwerper van wetten. Den 10J™ Augustus 1792 maakte hij zich nog meer bekend (zie hierover later). Later moest hij zich schuil houden voor de vervolgingen, die tegen hem werden ingesteld, tot na 9 I hermidor. Onder Napoleon heeft hij ook nog vele diensten op wetgevend gebied bewezen. Hij stierf in als lid van het »Institut de France." (3) Zie de pagina's 2G0, 143, 256 en 258, 259, 143, 25S van dit deel, II M I)f. manifestanten in de Vergadering op 20 Juni 1792, toega.fg\erkroegV'zX!''ij™rXrlbae'C'kl| "|S "7 aMgroeiende stroom, na debat langen Santerrk' i'Jdcn anjen t N™h f 2" ^ *« *» aanwassende stroom me™ Zittri T* het' - ««• Tuileriëén stroomde terwijl de vnnr^e i Spi e zee' ron(lom alle voorhoven der stangen gedrongen 'in opvaar wn S 'a j°r i a *crs*en tegen de ijzeren traliede vreeselijke kaken der kanonnerT zap" °?S' ^ te worden> en bovendien nog in sjerpTn1 en ïMÏÏ? — in de Zearamigals0mdetCkin-in £T"f' 5^ Z|j n,vreedzaam> 0 deugdzame driekleurmannen, vreed• ®. de kir'ende Ziet slechts onzen kaatsbaan-Meiboom. Het verzoekschrift , g' .e(n, Wa 0nze waP°nen betreft, ontving niet de hooge vergadering de zoogenaamde achtduizend, ofschoon zij Feuillants waren, onder de wapenen ? On-e nieke» ratelen en het veelvoetige heir stapt voort. g' k°"jnnen Binnendringen van iiet volk in de Tuilkrieën op 20 Jvni L7U2, inen zich zelf voorstellen of in oude nieuwsbladen en in de Kronijk der vii/'tin clanen van Roederer lezen. (1) Onze Meiboom is geplant, zoo niet op het terras des FeuiUants, waar geen in^an" is, dan toch m den tuin der Capucijners, zoo nabij als men slechts komen kon De~ nationale vergadering is tot de avondzitting verdaagd; misschien dat deze geslotene zee wanneer ze geen toegang vindt, tot hare bronnen terugkeert en in vrede verdwijnt! Helaas neen; de achtersten drukken nog altijd: wat weten ook de achtersten er van' hoe men vóór gedrukt wordt. In allen gevalle zou men, zoo mogelijk, gaarne eerst een woord met Zijne Majesteit spreken. Koning Lodewijk woedt gedwongen te drinken op de gezondheid dek, Natie. Keeds neigt de dag ten einde, het is vier uur: zal Zijne Majesteit niet naar buiten 'omen? bezwaarlijk! In dat geval willen de kommandant Santerre, de slager Leokndre, de patriot Hugüenin, met de stormklok in hun hart, deze en andere mannen \an gezag, naar binnen gaan. \ erzoek en bede aan de vermoeide, weifelende nationale gardes; steeds luider smeekingen, door het geratel onzer twee kanonnen ondersteund! ongaarne slechts opent men de poorten, — nu stroomen hoopen van sansculotten de trappen op, en kloppen aan de houten deuren der binnenvertrekken. Het kloppen in zu een ge\al gaat tot slaan, tot verbrijzelen over, en de houten deuren vliegen aan . L;tc:.nnoozel in het aangezicht staarden, heeft de wereld zelden beleefd. Koning Lodewijk opent zijn deur, toen men er tegen klopt, staat met de borst bloot en vraagt: «Wat verlangt gij van mij?" De sansculottische vloed deinst vol ontzag terug, doch keert, door de achtersten gedrukt, gedrukt met den kreet: «Veto! Patriottische ministers! Geen Veto!" waarop Lodewijk moedig ten antwoord geeft, dat dit niet de tijd en ook niet de wijze is, om daarom te verzoeken. (1) Eere den man, waar hem eere toekomt! Het ontbreekt Lodewijk niet aan moed, hij heeft zelfs de hoogere soort, dien men zedelijken moed noemt, doch slechts de lijdelijke helft daarvan. Zijn weinige nationale grenadiers schuiven hem in een vensternis en hier blijft hij met onberispelijke lijdelijkheid staan, te midden van het dringen en schreeuwen der menigte. Men overhandigt hem een roode vrijheidsmuts, hij zet ze bedaard op zijn hoofd, en vergeet ze daar. Hij klaagt over dorst, het half dronken gemeen biedt hem een flesch aan en hij drinkt er uit. «Sire, vrees niet," zeide een zijner grenadiers. «Ik vreezen?" antwoordt Lodewijk, «daar voel," terwijl hij de hand van den grenadier op zijn hart legt. (2) Zoo staat Zijne Majesteit met de roode wollen muts op, terwijl het zwarte sansculottisme doelloos, met onverstaanbare wanklanken en den kreet: «Veto! Patriottische ministers!" wijd en zijd om hem henen golft. Zoo duurt het drie uren of nog langer! De nationale vergadering is verdaagd geworden, en het driekleur stadsbestuur helpt zooveel als niets; de maire Pétion laat op zich wachten, en nergens is eenig gezag. De koningin zit met hare kinderen en met zuster Elizabeth, in angst en tranen, niet voor haar zelve alleen, in een der binnenvertrekken achter gebarricadeerde tafels en grenadiers. De mannen in het zwart zijn allen wijselijk verdwenen. De blinde sansculottenvloed golft drie uur lang door het koninklijke slot. Alles heeft intusschen een einde. Vergniaud komt, daar de avondzitting thans geopend is, met een deputatie van de wetgevende vergadering aan. Ook de maire Pétion verschijnt, en voert van de schouders van twee grenadiers het woord tot de menigte. In deze en andere ongemakkelijke stellingen, op verschillende plaatsen, binnen en buiten, doet de maire Pétion, doen vele anderen zich hooren; eindelijk defileert de kommandant Santerre en gaat met zijn sansculottisme aan de tegenovergestelde zijde van het slot naar buiten. Toen hij door het vertrek kwam, waar de koningin met een waardige houding en met smartelijke onderwerping tusschen tafels en grenadiers zat, bood eene vrouw ook haar eene roode muts aan, zij houdt ze in hare hand, ja zet haar zelfs den kleinen kroonprins op. «Madame," (1) Deze lezing geeft Mignet. (2) Dulaure, II, pag. 84. Nieuw verdrag van den Koning met zijn Volk. (Spotprent uit dien tijd). zeide Santerre, ..dit volk bemint u moer, dan gij denkt." (1) Tegen acht uur valt de koninklijke familie elkaar onder een vloed van tranen in de armen. Ongelukkige familie! Wie zou niet om haar weenen, waro er niet een geheele wereld te beweenen? De riddertijd is voorbij, die van den honger is gekomen. Zoo ziet het alles behoevende sansculottisme den koning, Roi, Rex, kening, in het aangezicht, en ontwaart dat hij het niets kan geven. Zoo staren beide partijen, na verloop van vele eeuwen in onderlinge aanraking gebracht, elkaar onnoozel aan: Dat ben ik; maar, goede hemel, z'j( OÜ dat• en scheiden, zonder te weten wat daaruit volgen moet. En toch moet er[ daar de ongerijmdheden zich als zoodanig erkend hebben, iets uit volgen. Wat, weet alleen het Noodlot. Dat is de wereldberuchte 208'* Juni, die wel de optocht der zioai^te broeken verdient genoemd te worden. En daarmede kunnen wij datgene, wat wij van dit eerste I ransclie tweejarige parlement en zijne voortbrengselen en verrichtingen te zeggen hadden, wellicht vrij gepast besluiten. (2) (1) Toulongeon, II, 173 Campan, II, 20. 2) De Parijsche Événement bevatte in een zijner nummers van het jaar 1892 den volgenden brief, door Lode .vijk aan zijn broeder, den graaf van Provence, naar aanleiding van dezen dag geschreven, welke briefin de autografen-verzameling van baron de Lareint is gevonden: . . , , Parijs, 1 Juli 1792. Lieve broeder! Gij zult reeds hebben gehoord van de beleediging, mij den 20st<-» Juni aangedaan, een beleedigir.^, die niij te meer trof, omdat het gepeupel, dat mijn woning plunderde, aangevoerd werd door mannen, die ik eens met weldaden overlaadde. De nationale garde, die mij had moeten verdedigen, was door de rustverstoorders omgekocht en de commandant dacht er zelfs niet aan, van zijn macht gebruik te maken. Ik heb alle beleedigingen en het woest geschreeuw met onverstoorbare kalmte beantwoord en mijn beslistheid en kalmte hebben voor dezen dag althans het bloedige voornemen der ontevredenen tot schande gemaakt; de Koningin en mijn geheele familie hebben een waarlijk heldhaftige lijdzaamei , getoond. Maar wij zijn er dan ook al sinds lang aan gewend, niets voor onmogelijk te houden en den lijdensbeker tot den bodem te ledigen. De nationale vergadering heeft voor een gedeelte haar diepe verontwaardiging over het gebeurde uitgesproken. Op de tribune der Jacobijnen zeide Legendre, uat het volk zijn mandataris met een bezoek had vereerd. Marat en Hébert spraken in liun bladen op dezelfde wijze; betaalde schreeuwers laten onder mijn vensters allerlei bedreigingen hooren die bewijzen, dat de aanvoerders tot alles in staat zijn. Zonder den troost van den godsdienst had ik sinds lang moeten wanhopen. Dumouriez legde mij verscheidene plannen voor, om de complotten van de Jacobijnen. Robespierre en Danton te vernietigen, maar dat kan niet o-eschieden zonder bloedvergieten en ik wil duizendmaal liever het offer der opstandelingen zijn, dan mijn leven te bevlekken door den dood van ook slechts één Franschman. Ziende, dat de dwaasheid overwint en dat gemeenheid over gerechtigheid triomfeert, wil ik doen al» Karei \ en abdiceeren. Ik weet niet wat de toekomst nog voor mij heeft weggelegd; maar ik weet alleen, dat er voor 't oogenblik geen ongelukkiger mensch kan zijn dan Uw vriend en trouwe broeder LOUIS. ZESDE BOEK. DE MARSEILLANEN. EERSTE HOOFDSTUK. Een uitvoerend bewind, dat niets uitvoert. Hoe kon de verlamde uitvoerende macht door een 20sten Juni, als deze was, ook maar eenigermate tot werkzaamheid gebracht worden? Juist het tegendeel van dien: overal vertoont zich een groote sympathie voor de zoo zeer beleedigde Majesteit, en uit zich onder alle constitutioneelen in adressen, verzoekschriften, in het verzoekschrift van twintigduizend inwoners van Parijs (1) en soortgelijken; kortom, men schaart zich bepaald om den troon. Koning Lodewijk, zou men denken, had zich deze stemming ten nutte kunnen maken. Hij deed het echter niet, beproefde het niet eens; want zijne blikken zijn thans, over alle inheemsche sympathie en aansluiting heen, alleen op Coblentz gevestigd. Ook is die sympathie op zich zelve niet veel waard. Het is de sympathie dergenen die nog altijd gelooven dat het met de constitutie vooruit zal gaan. Derhalve moet de oude tweedracht en gisting tusschen de sympathie der Feuillants voor het koningschap en de sympathie der Jacobijnen voor het vaderland, die in den lande elkaar tegenwerken benevens de schrik van Coblentz en Brunswijk, die van buiten af werkt, — die tweedracht en gisting moeten voortduren totdat de catastrophe rijp is en losbreekt. Men zou denken dat zulk een catastrophe, vooral nu Brunswijk op het punt staat van aan te rukken, niet ver verwijderd meer kan zijn. Rept u dan, gij vijfentwintig millioenen, gij vreemde mogendheden, dreigende emigranten, ijverige drilmeesters, een iegelijk doe wat hij kan! Gij, o lezer, zult op een veiligen afstand zien wat zij teweegbrengen. Men beschouwe derhalve dien beklagelijken 20ste" Juni als eene zotternij, niet als een catastrophe, maar veeleer als eene catastasis, eene verergering. Wapperen niet zijn zwarte broeken in de historische verbeelding als een treurige noodvlag, die om hulp smeekt, welke geen sterveling kan verleenen? die om mededoogen smeekt, welke slechts een hardvochtig iemand zou kunnen weigeren? Andere soortgelijke vlaggen of, gelijk men ze noemt, gebeurtenissen, en donkere of heldere symbolische verschijnselen zullen de historische verbeelding voorbijzweven, die wij achtereenvolgens met de uiterste beknoptheid willen vermelden. Het eerste verschijnsel na week en dag is Lafayette voor de balie der vergadering. Op het vernemen van dien schandelijken 20slen Juni heeft Lafayette onmiddellijk zijn bevelhebberschap aan de Noordelijke grens in min of meer goede orde verlaten en is op den 28sl''" herwaarts gekomen, om de Jacobijnen te onderdrukken, thans echter niet door een brief, maar in eigen persoon, bij mondeling verzoek (2) en door het gewicht van zijn karakter. De hooge vergadering vindt dien (1) In dit adres werd op de vervolging der schuldigen aangedrongen. Vergelijk Dulaure, II. njicr 91. (2) Hij eischte in zijn en der troepen naam bestraffing der schuldigen aan den 20*ten Juni en onderdrukking dor Jacobynen. stap bedenkelijk, doch noodigt hem inmiddels uit om deel te nemen aan de eer der zitting. (1) Andere eer of voordeel vallen hem, helaas, niet te beurt; de galerijen morren, de vurige Isnard is vertoornd, en den scherpen Guadet ontbreekt het niet aan bijtenden spot. (2) En buiten? Na den afloop der zitting hoort sieur Resson, een patriottisch koffiehuishouder in den omtrek, een verward geraas op straat, en gaat, hij en zijne bezoekers, naar buiten om te zien wat er te doen is. Het is Lafayette's rijtuig met een luidruchtig escorte van blauwe grenadiers, kanonniers, ja zelfs officieren van de linie, die rondom het rijtuig springen en een hoerah aanheffen. Tegenover het huis van sieur Resson houden zij stil, schudden hunne vederbossen, ballen de vuisten en brullen; a bas les Jacobins; maar gaan gelukkigerwijs zonder gewelddadigheden te plegen verder. Zij gaan verder, om voor de deur van den generaal een Meiboom te planten, en schimpen niet weinig. En van dat alles kan sieur Resson tot zijn groot leedwezen niet nalaten nog dienzelfden avond in het moedergenootschap bericht te geven. (3) Maar hetgeen sieur Resson noch het moedergenootschap meer dan vermoeden kunnen, is, dat op hetzelfde oogenblik een raad van onverzettelijke Feuillants, de niet afgeschafte staf der nationale garde en wat voorts van rang en gewicht is, in het geheim bij den generaal beraadslaagt, of men de Jacobijnen niet met geweld zou kunnen onderdrukken. Den volgenden dag zal er in den tuin der Tuilerie'èn over degenen, die uitrukken en het beproeven willen, eene wapenschouwing gehouden worden. Ongelukkig, zegt Toulongeon, kwamen er nauwelijks honderd uit. Men stelde bet derhalve tot morgen uit, ten einde beter te kunnen waarschuwen. Den volgenden morgen die op een Zaterdag valt, komen er «ongeveer dertig," en gaan, de schouders ophalende, uiteen. (4) Lafayette zet zich spoedig weer in zijn rijtuig, en keert, over menige zaak peinzende, terug. (5) Het stof van Parijs is nauwelijks van zijne wielen, de zomerzondag is nog jong, toen eene deputatie van Cordeliers zijn Meiboom omver rukt; en vóór zonsondergang hebben de patriotten hem in efftgic verbrand. Al luider en luider worden in de sectiën en de vergadering de bedenkingen omtrent de wettigheid van zulk een ongenoodigd anti-jacobijnsch bezoek van den generaal, bedenkingen, die gedurende zes weken onophoudelijk toenemen en zich over geheel Frankrijk verspreiden, met het eindeloos gepraat over usurpatie, over den Engelschen Monk, (6) ja over Cromwell : o gij arme Grandison (7)-Cromwell ! — Wat baat het? De koning zelf zag de onderneming koel aan, en de kolossale held van twee werelden vindt, na zich zeiven in de weegschaal gewogen te hebben, dat hij een vederlichte kolossus geworden is, daar slechts een dertigtal uittrok. In denzelfden zin en met denzelfden uitslag werkt het departementsbestuur te Parijs, dat zich op den 6(|,!" Juli veroorlooft, om den maire Pétion en den procureur Manuel, (8) aan wie met betrekking tot dien bedenkelijken 20sten Juni eene menigte overtredingen en verzuimen ten laste gelegd worden, in al hun burgerlijke ambten te schorsen. De deugdzame Pétion beschouwt zich als martelaar, in menig opzicht (1) Moniteur, Séance du 28 Juin 1792. (2) Guadet stolde voor te onderzoeken of het niet strafbaar was, dat Lafayette zijn leger had verlaten, maar; d< or een rest van achting voor Lafayette gedreven, gaf de vergadering aan dit voorstel gèen gehoor. '3i Débats des Jacobins, etc. (Histoire parlementaire, XV, 235). <4) Tovi.ongkon, II, 180. Zie ook Dampmartin, II, 181. iö) De revolutionnaire partij, zegt Mignet, duchtte alles van de stoutheid en vermetelheid van dezen tegenstander van het Champ de Mars (zie pag. 194 en volgende), maar het hof, dat bang was voor den triomf der consticutioneelen, verijdelde Lafayette's voornemen door zijn invloed op de royalistische bataljonschefs. (6) De Engelse.he generaal, die in 1660 de Stuarts op den troon herstelde. (7) Zie noot 2 op pag. 179, deel I. (8) Zie noot 4 op pag. 246. bedreigd, en uit behoorlijke heroïsche jammerklachten, waarop het patriottische Parijs en de patriottische vergadering naar behooren weerklank geven. Reeds bobben koning Lodewijk en de maire Pétion met betrekking tot dien 2(Tl'" Juni eene samenkomst en een gesprek, dat zich van beide zijden door openheid onderscheidde en 'van den kant van Lodewijk met de woorden eindigde: «Taisez-voiis, zwijg! (1) Overigens schijnt het schorsen van den maire een ontijdige maatregel. Bij ongeluk viel het juist op den dag van den befaamden baiser de l'amourette, oi miraculeus verzoenenden L)elila-kus, waarvan wij reeds veel vroeger spraken. De Delila-kus miste daardoor zijne werking. Want nu moest Zijne Majesteit, nog schier dienzelfden avond, schrijven en de verzoende vergadering om raadvragen! Maar de verzoende vergadering wil geen raad geven, en zich met niets bemoeien. De koning bekrachtigt de schorsing, en toen, maar ook niet eerder dan toen, liet de vergadering, daar het patriottische Parijs steeds luidruchtiger wordt, zich er mede in. En zoo wordt de Delila-kus, dat was de bestemming van het eerste parlement, een slag der Philistijnen. Ja, er loopt een gerucht, dat niet minder dan dertig onzer voornaamste patriottische senatoren, op bevel en aanklachte van Feuillantgezinde vrederechters, juges depaix, (3) die te Parijs wel tot zoo iets in staat waren, in de gevangenis geworpen zullen worden. Nog pas in Mei laatstleden had de vrederechter Larivikre, op eene klacht van Bertrand de Molleyille ten opzichte van dat Oostenvijksche comité, de stoutheid, tegen di ( rie hoofden van den Berg, de afgevaardigden Bazire, Charot en Merlin, (4) een bevel uit te vaardigen, waarbij hij hen opeischte voor hem te verschijnen en aan te toonen vaar dat Oostenrijksche comité was, of anders de gevolgen af te wachten. Maar de drie hadden van hun kant de stoutheid, dit bevel in het vuur te werpen en zich moedig op liun parlements-privilegie te beroepen. De arme rechter LarimÈre zit dei halve, \ oor zijn ijver zonder verstand, in de gevangenis van Orleans en wacht zijn vonnis van het hooge gerechtshof aldaar. Zou zijn voorbeeld niet andere voorbarige rechters kunnen afschrikken, en dit gerucht van dertig inhechtenisnemingen een bloot gerucht blijven. Over het algemeen echter zwicht het officieele Feuillantisme, ofschoon Lai am-. 1 ik zoo licht woog in de weegschaal en zijn meiboom omvergerukt werd, niet in het minste, maar draagt, sterk door de letter der wet, het hoofd nog even hoog. Allen zijn Feuillants; een Feuillantsch departementsbestuur dat op een \erhe\en karakter en dies meer gegrond is, met den hertog de la Rochefoucauld (•>) tot voorzitter, hetgeen gevaarlijk voor hem zal worden! De eenmaal zoo schitteren* e anglomanie (0) dezer bewonderde edellieden is thans verbleekt. De hei tog an Liancourt doet uit Nor mandie (7) waar hij gouverneur is, het aanbod, met alleen om Zijne Majesteit te ontvangen, wanneer hij voornemens zijn mocht daarheen te vluchten, ' maar ook om hem ontzaglijke geldsommen te leenen. Sire, het is geen opstand, het is eene omwenteling, (8) en waarlijk geen onbedmdenc e. Waardiger edellieden dan deze twee waren er in Frankrijk, ja, in geheel Europa niet, maar de tijd is verward, snel veranderend; welke weg, hoe recht ook, za daarbij tot een doel leiden? Een ander verschijnsel, dat wij in de eerste dagen van Juli opmerken, is dat van kleine groepen verbonden nationale vrijwilligers, die uit alle oorden ^an Frankrijk naar Parijs trekken, om daar op den I4l,e" een nieuw bonds- o piekenfeest te vieren. Zoo heeft de nationale vergadering het gewenscht, zoo heett (1; Dit gesprok, op den ïlslcn Juni gehouden, is in extenso te vinden bij Dulaure, II, pag. S. c n l (2) Zie pag. 217. f3) Zie noot 1 op pag. 15. (4^ Zie pag. 210. (5) Zie pag. 77, deel L. '6) Zie pag. 77, deel I. (7) Zie Mignet. '8) Zie pag. 248, deel I. het volk gewild. Misschien zullen wij, in spijt van het veto, op die wijze no^ een patriottisch kamp(l) hebben. Of zouden deze verbondenen, na het vieren van hun piekenfeest, niet naar Soissons kunnen marcheercn, en wanneer zij daar in den wapenhandel geoefend en in regimenten ingedeeld zijn, naar de grenzen snellen of werwaarts men wil? Aldus zou inen het eene veto behendig ontdoken hebben! Even gemakkelijk kan men immers ook het tweede veto, omtrent de priesters (2) ontduiken. Provinciale vergaderingen toch, als die van Calvados bij voorbeeld, gaan op eigen gezag anti-nationale priesters vonnissen en verbannen Of hetgeen nog erger is, een wanhopend volk, gelijk te Bordeaux, kan zonder provinciale vergaderingen twee mannen, die op weg naar liet gerecht zijn, aan de lantaren hangen. (3) Treurig voor een uitgesproken veto, wanneer het zich niet kan doen gelden. Een of ander spookachtig minister van oorlog of binnenlandsche zaken — spook, dat wij niet willen noemen - schrijft wel aan de stedelijke besturen en koninklijke commandanten, dat zij het verbond door alle bedenkelijke middelen beletten, ja, de verbondenen des noods door kracht van wapenen terugdrijven moeten; maar dit bevel verspreidt slechts twijfelingen en verlamming, verbittert de wetgevende vergadering en is oorzaak, dat de verbondenen, gelijk' we zagen bij kleine groepen optrekken. Vraagt men hun echter, wat zij tot redding van het vaderland weten voor te stellen, dan antwoorden deze spoken, dat zij er niets van kunnen zeggen dat zij dezen morgen eigenlijk ook gezamenlijk hun ontslag ingediend hebben, en thans slechts gekomen zijn, om eerbiedig afscheid te nemen van het roer van staat En met die woorden verlaten zij in der haast de zaal (sortent brusquement de la salie) terwijl de galerijen luide hun bijval te kennen geven en de arme wetgevende vergadering een tijdlang het stilzwijgen bewaart. (4) Zoo verlaten — een^ uiterst merkwaardig omen — de kabinets-ministers in den uitersten nood hun werk Een ander volledig ministerie zal er niet meer komen, brokstukken, die gedurig afwisselen, zonder ooit volledig te worden, spoken die niet eens' verschijnen kunnen! Koning Lodewijk schrijft, dat hij thans zijne goedkeuring schenkt aan liet bondsfeest, en zelfs liet genoegen zal hebben daaraan deel te nemen. En zoo trekken die kleine groepen van bondsmannen midden door een paralytisch Frankrijk naar Parijs. Kleine, verwoede groepen, geen talrijke, vroolijke scharen, gelijk eenmaal naar het eerste piekenfeest optogen! Neen, deze arme verbondenen rukken thans tegen Oostenrijk en het Oostenrijksche comité, tegen gevaren en verloren hoop op; mannen van een hard noodlot en gemoed, niet rijk aan geld of goed. De door den minister van oorlog verlamde stedelijke besturen schromen de noodige middelen te verleenen; het ware wel mogelijk, dat de arme verbondenen zich niet wapenen, niet eerder inarcheeren konden alvorens het dochtergenootschap van het oord zijne beurs geopend en ingeschreven had Op den bepaalden dag zullen er nauwelijks drieduizend in het geheel aangekomen zijn. En toch, zoo schraal en zwak deze groepen schijnen, zijn zij het° ceiii^e wat men op dit zonderlinge tooneel met eene duidelijke bedoeling zich ziet bewegen. I)e verbondenen dragen meestal een ernstig verzoekschrift in hunne zakken, dat liet nationale uitvoerende bewind tot werkzaamheid gebracht worde, of als een stap daartoe, dat de afzetting des konings (déchéance), of ten minste 'zijne schorsing uitgesproken worde. Zij zullen der wetgevende vergadering en aan de (li /ie pag. 2til en 262. (2) Zie pag. 261 en 262. (3) Histoire parlementaire, XVI, 259. (4) Moniteur, Séance du 10 Juillet 1792. moeder van het patriottisme welkom zijn, en Parijs zal voor hunne inkwartiering zorgen. Ja waarlijk, dèchéance, en wat voorts? Dan hebben wij een onttooverd Frankrijk, een geredde omwenteling, en alles, wat gij maar wilt! zoo antwoorden grijnzend Danton en de onbeperkte patriotten, in het diepste van de onderaardsche verblijven hunner samenrotting, waar zij thans ondergedoken zijn. Ja, dèchéance, antwoordt Brissot(I) benevens de beperkten, en wanneer dan de kleine kroonprins gekroond en een regentschap van Girondijnen, met een teruggeroepen patriottisch ministerie, over hem gesteld werd? Ach, arme Brissot, die gelijk het altijd den armen gaat, op den volgenden dag uitziet als uw vreedzaam beloofd land, — die beslist wat tot aan het einde der wereld moet duren, maar met een doorzicht dat niet verder gaat dan uw neus! Wijzer zijn de onbeperkte, onderaardsche patriotten, die voor het oogenblik zelf met een helderen blik, het overige aan de goden overlaten. Of zou het, bij den tegenwoordigen stand van zaken, niet nog het waarschijnlijkste van alles zijn, dat Brunswijk, die juist nu in Coblcntz zijn machtige ledematen roert, het eerst kwam, en zoowel aan de afzetting als aan het tlieoretiseeren daarover een einde maakte ? Brunswijk staat thans op het punt van o]i te inarclieeren, naar het heet, met tachtigduizend man verwoede Pruisen en Hessen, nog verwoeder emigranten; een generaal uit de school van Frederik den Groote met zulk een leger! En onze legers? En onze generaals? Wat Lafayette betreft, over wiens laatste bezoek een comité zitting houdt en geheel Frankrijk twist en smaalt, deze schijnt liever tegen ons dan tegen Brunswijk te willen vechten. Lückner en Lafayette doen alsof zij corpsen wisselden, en maken bewegingen, die het patriottisme niet begrijpen kan. Zooveel slechts is zeker, dat hunne corpsen in het binnenste des lands trekken, veel dichter bij Parijs dan vroeger. Lückner heeft Dumouriez van Maulde en het bevestigde kamp aldaar tot zich ontboden. Maar Dumouriez, die de Oostenrijkers wat al te dicht bij zich heeft, en die middelerwijl zijn weinige duizenden manschappen oefent om soldaten te zijn en in het vuur te staan, verklaart dat, welke ook de gevolgen zijn mogen, hij niet aan dat bevel kan gehoorzamen. (2) Zal de arme wetgevende vergadering, tot welke Dumouriez zich wendt, omdat hij niet weet of er een ministerie van oorlog is, hem gelijk geven ? Of zal zij zich voor Lückner en Lafayette's bewegingen verklaren ? De arme wetgevende vergadering weet niet wat zij doen moet. Intusschen besluit zij toch, dat de staf der Parijsche nationale garde en in het algemeen al zulke staven, — want zij zijn meestal Feuillants, — ontbonden en op nieuw samengesteld moeten worden. Zij besluit ernstig, op wat wijze men verklaren kan, dat het vaderland in gevaar is. Eindelijk den llden Juli, (3) den dag nadat het ministerie zijn werk verlaten had, besluit liet dat het vaderland ten spoedigste in gevaar verklaard worde. En nu schenke de koning zijne bekrachtiging en neme het stedelijk bestuur zijne maatregelen; wanneer zulk eene verklaring van nut zal zijn, mag het daaraan niet ontbreken. (li Reeds had Vergniaud, bij do discussie over een voorstel van Jean Debry, om aan het volk bekend te maken, dat, indien de crisis voor de deur stond, dit medegedeeld zou worden door de woorden: "het vaderland is in gevaar," in eene lange rede op de afzetting des Konings gezinspeeld, toen Brissot, eenige dagen later, deze meening nog openhartiger uitsprak, door te zeggen dat »een enkel persoon de krachten van het vaderland, dat thans in gevaar verkeerde, had verlamd en met dezen persoon den Koning bedoelde. Zie de redevoeringen van Vergniaud en Brissot bij Mignet. (2) Dumouriez, II, 1, 5. (3) Mignet zegt, dat de Vergadering dit 5 Juli deed, waarna alle civiele autoriteiten zich permanent verklaarden, alle weerbare burgers in actieven dienst werden gesteld, vrijwilligers werden aangeworven en te Soissons een kamp werd opgericht. •Ia waarlijk, in gevaar, zoo ooit een land dat was! Sta op, o land! of laat u vertrappen tot een schandelijken ondergang! En toch, is het niet honderd tegen een, dat geen opstand het land redden zal, daar Brunswijk, de emigranten en het feudale Europa zoo nabij zijn? TWEEDE HOOFDSTU K. Voorwaarts. Maai liet merkwaardigste van al die voorbijgaande verschijnselen zijn in ons oog Barbaroux "Zeshonderd Marseillanen, die weten te sterven." Niet zoodra had het Marseiller stadsbestuur het verzoek van Barbaroux vernomen, (1) ot het bracht deze manschap op de been; op den morgen van den 5de" Juli zeide de stadsraad : »Marchez, abat/cz le tyran !" (2) en met den weerklank »niarehons" begaven zij zich op marsch. Een lange reis, een twijfelachtige zending; enfants de la patrio, moge een goede genius u geleiden! Hun eigen woest hart en wat geloof daarin woont, zal hen geleiden, en is dit niet de stem van een genius, goed of kwaad? Vijfhonderd en zeventien krachtige mannen, met aanvoerders over vijftig en tienen, allen goed gewapend, met geweren op den schouder, sabels op zijde; ja, zij voeren zeli's drie kanonnen met zich, want wie weet wat hinderpalen zij zullen ontmoeten? Er zijn immers stedelijke besturen, door den minister van oorlog verlamd, kommandanten, die bevel hebben om zelfs de verbonden vrijwilligers tegen te houden; kunnen gezonde redenen eene stadspoort niet openen, goed dat wij geschut hebben om ze te verbrijzelen! Zij hebben de zonnige stad der Phocaeërs, de woelige zeehaven verlaten; de opgevulde (jourse met zijn statige lanen, de volle dokken, en amandel- en olijfboschjes, de oranjeboomen op het plat fier huizen en de wit schemerende bastidcs, op den top der heuvels, liggen achter hen. Zoo gaan zij van het uiterste einde van Frankrijk, hun woesten weg door onbekende steden, een onbekend noodlot te gemoet, doch met een doel dat zij kennen. len hoogste verwonderd over zulk een verschijnsel, en hoe in een vreedzame koopstad zoo vele huis- of haard bezitters hunne ambachten en gereedschappen ter zijde stellen, zi( li met krijgswapenen omgorden en eene reis va\i meer dan tweehonderd uren aanvaarden konden, om >>den tyran neer te vellen," — zoekt men in alle historische werken, vlugschriften en nieuwsbladen naar eenig licht over die zaak; doch helaas, vruchteloos. Schrik en geruchten gaan dezen marsch vooraf, hun echo hoort men nog, van den marsch zelveii weet men niets. Weber heeft aan de achterdeuren der Tuilcrie'èn gehoord dat deze Marseillanen forrats, galeislaven en louter schurken waren ; dat, toen zij door Lyon man heerden, de inwoners hunne winkels sloten, alsmede dat hun tfetal ongeveer vier'luizend bedroeg. Even onbepaald spreekt Blanc Gili.i, die ook van forgats en van ge\aai van plunderen mompelt. (.3) Forrats waren zij met, ook was er geen plundering of gevaar er van. Menschen van een geregeld leven of met de rijkst gevulde geldbeurzen (1) Zie pag. 263. 121 Dampmartin, II, 1S3. (•i; Zie Barbaroix, Mémoires, (de noot op pag. 40, 1.) konden zij wel niet zijn: liet eenige dat men van hen verlangde, was «dat zij wisten te sterven." Vriend Dampmartin zag hen met eigen oogen door zijn kwartier Villefranche in Beaujolais marcheeren, maar hij zag hen zeer oppervlakkig, daar hij vooringenomen tegen hen was en juist zelf van het denkbeeld zwanger ging, om te marcheeren — over den Rijn. Groot was zijne verbazing over zulk een marsch zonder aanstelling of order, zonder pleisterplaats of rantsoen; overigens waren het dezelfde menschen, die hij reeds vroeger bij de onlusten van het Zuiden gezien had, «uiterst beleefd;" ook kon hij zijne soldaten niet beletten, een weinig met hen te keuvelen. (1) Dampmartix. Zoo onbepaald zijn al deze berichtgevers; de Mornteiir, de histoire parlementaire zwijgen er bijna geheel van; de geschiedenis, gewoonlijk maar al te praatziek, zwijgt juist daar, waar men het liefst iets van haar hooren zou. Zoo eene verlichte weetgierigheid ooit de boeken van den Marseillaanschen raad onder de oogen krijgt, zal zij dan wellicht niet een nader onderzoek doen naar de merkwaardigste aller municipale handelingen en zich geroepen voelen om al datgene van de geloofwaardige of minder geloof- (1) Dampmartin, II, 183. Over Dampmartin en zijne verdere lotgevallen, zie de Memoires de la comtesse de Lichtenau> I, 200—7, II, 78—91. waardige levensbeschrijvingen dezer vijfhonderd en zeventien op te visschen wat de stroom des tijds nog niet onherroepelijk verzwolgen heeft? Gelijk het nu is, blijven deze Marseillanen een raadsel, onkenbaar van gelaatstrekken, een donkere massa vol woedend vuur, die daar henen trekt in het heete, zwoele weder: een hoogst merkwaardig schouwspel, te midden van zoo veel twijfel en dreigend Rouget de Lisle. gevaar, zij de eenigen die niet twijfelen ! Het noodlot en het feudale Europa komen vastberaden van buiten af aanstormen, en zij marcheeren even vastberaden daar binnen. Het gelaat met stof bedekt, slechts luttel ververschingen genietende, rukken zij voorwaarts, onvermoeid, niet af te brengen van hun pad. Zulk een marsch zal beroemd worden. De gedachte, die onuitgesproken in deze donkere massa leefde, heeft een w 1 yrtseisch (1) kolonel, Rouget de Lisi.e, (2) die nog op aarde wandelt (3), in zijn Lied of Marsch der Marseillanen (4) in een vurige melodie en rhythmus overgebracht; de gelukkigste muzikale compositie, die ooit het licht zag. Haar 'klank zal het bloed in de aderen der menschen doen tintelen, en geheele legers en vergaderingen zullen haar zingen, met oogen vol vuur en tranen; met harten, die den dood, den duivel en tyrannen trotseeren. Men ziet wel dat deze Marseillanen te laat voor het bondsfeest zullen komen. Ook zijn het waarlijk geene verbondseeden, die zij op het oog hebben. Een geheel andere taak is hun toebedeeld: een verlamd nationaal uitvoerend bewind tot werkzaamheid te brengen. Zij moeten eiken »tvran" of martelaar-/rt/«e'a»/ "neervellen', die het verlamt, neervellen en neergeveld worden, kortom, hunne taak volbrengen en weten te sterven. DERDE HOOFDSTUK. Een troost voor de menschheid. Van het bondsfeest zelf zullen wij bijna niets zeggen. Er zijn tenten opgeslagen op het Maart veld, eene tent voor de nationale vergadering en eene voor den Erfelijken Vertegenwoordiger, die te vroeg komt en lang moet wachten. Er zijn drieentachtig zinnebeeldige departementale vrijheidsboomen, boomen en Meiboomen (maïs) in menigte; de schoonste van allen is een ontzaglijke mai, die rondom met wapenschilden, blazoenen en geslachtsboeken, ja met zakken vol rechtsgedingen (sacs de procédure) behangen is, die alle verbrand moeten worden. De dertig rijen zitplaatsen aan die befaamde helling zijn weer opgevuld met menschen; het is een heerlijke zonneschijn, en alles marcheert met vliegende vaandels en slaande trom ; maar wat baat het ? Eerst den vorigen avond (5) was de deugdzame Pétion, dien het Feuillantisme geschorst had, door een decreet der vergadering weer in zijn ambt hersteld. Er heerscht een alleronaangenaamste stemming. Op de hoeden staat met krijt geschreven: «Vive Pétion" en zelfs: «Pétion ou la mort! Pétion of de dood." De arme Lodewijk, die tot vijf uur gewacht heeft alvorens cle vergadering aankwam, legt den nationalen eed af, ditmaal met een maliënkolder onder zijn vest, om pistoolkogels af te wenden. (6) Madame de Stael strekt haren hals uit de koninklijke (1) Tyrtaeus was een Grieksch dichter, die, volgens de sage, door zijne zangen, die hij aan het hoofd van het leger zong, de Spartanen in hunne oorlogen tegen de Messeniërs deed ontvonken. (2) Joseph Rouget de Lisle (1760—183(5). (3) In den jare 1836. 'In ditzelfde jaar overleed hij evenwel te Choisy-le-Roi). In 1892 is daar voor hem een standbeeld opgericht, bij welks onthulling de oud-minister Goblet een schitterende rede hield. (4) De Marseillaise, gecomponeerd door Rouget de Lisle, kapitein der genie, 24 of 25 April 1792. Zij werd het eerst in een kring van bekenden ten huize van den maire van Straatsburg, baron Frédérie de Dietrich, ten gehoore gebracht. Madame Dietrich,- eene Zwitsersohe, schreef dit in een brief aan haar broeder Pierre Oclis te Bazel: «Zooals gij weet, ontvangen wij veel menschen, en men moet altijd iets bedenken, om de bezoekers te verstrooien. Mijn man heeft bedacht een gelegenheidszang te doen componeeren. De kapitein der genie Rouget de Lisle, een beminnenswaardig dichter en componist, heeft de muziek van den krijgszang gemaakt. Mijn man, die een goed tenor-geluid heeft, heeft de compositie gezongen, die zeer medesleepend is en tot op zekere hoogte oorspronkelijk. Iïr is iets van Glück in, maar de muziek is levendiger. Ik heb de partituur voor piano en andere instrumenten vervaardigd enz.'' (5) 13 Juli. (6) Campan, II, 20. De Stael, II, c. 7. II 36 Uet Bondsfeest van 14 Jm.i 1792. tent, doodelijk bezorgd dat de golvende menigte, die den koning ontving, hem niet levend terug zal geven. Geen geroep van vive le Roi begroet het oor, slechts de kreet vive Pétion, Pétion ou la mort. De nationale plechtigheid wordt als 't ware afgeroffeld; en nog vóór den afloop der manoeuvres sluipen schier allen naar huis. Zelfs de Meiboom met zijne wapenschilden en rechtsgedingen wordt vergeten, staat daar nog onverbrand, totdat zekere door het volk geroepen patriottische afgevaardigden er een toorts aanhouden en de boom aldus, als een vrijwillig naspel, in vlam vliegt; treuriger piekenfeest werd er nooit gezien. De maire Pétion, wiens naam op de hoeden prijkt, is bij dit bondsfeest in zijn zenith. (1) Lafayette daarentegen dicht bij zijn nadir. (2) Waarom luidt den volgenden Zaterdag de stormklok van St. Roch, waarom sluiten de burgers hunne winkels? (3) De sectiën defileeren en men is bezorgd voor een oploop. Het comité der wetgevende vergadering, dat geruimen tijd over Lafayette en zijn anti-jacobijnsch bezoek beraadslaagd heeft, rapporteert dien dag, dat er »geen grond tot aanklacht bestaat." Blijft niettemin bedaard, patriotten! en laat de stormklok ophouden; de debatten zijn immers nog niet ten einde, het rapport nog niet aangenomen, maar Brissot, Isnard, en de Berg zullen het onderzoeken en nog eens onderzoeken, misschien nog wel drie weken lang. Zoo menige klok of stormklok en geraas luidt schier onhoorbaar, daar de eene de andere verdooft. Hadden wij niet, bij voorbeeld, bij het Lafayettisch stormluiden ook een zwakker gelui, dat nevens eene deputatie van de wetgevende vergadering, den chevalier Paul Jones (4) naar zijn lange rust begeleidde? Stormklok of lijkzang, hem is thans alles een! Geen tien dagen later, of de patriot Brissot, die heden door de patriottische galerijen toegejuicht wordt, wordt uit hoofde van zijn beperkt patriottisme verguisd, ja, men werpt naar hem te midden zijner rede, en treft hem met twee pruimen. (5) Het is een verwarde, holklinkende wereld, vol storm- en grafgelui, vol ontsteltenis en triumf, een voortdurend rijzen en dalen. Des te roerender is de andere plechtigheid, die daags na de Lafayettische stormklok vertoond wordt: de openlijke bekendmaking dat het vaderland in gevaar is. Eerst dezen Zondag kon deze plechtigheid plaats vinden. De wetgevende vergadering besloot haar reeds voor omstreeks veertien dagen; maar het koningschap en een spookachtig ministerie hielden haar zoo lang tegen als zij konden. Thans echter is zij niet langer tegen te houden, en op Zondag den 22ste" Juli vindt de plechtigheid werkelijk plaats. Treffend gezicht! Het stedelijk bestuur en de maire hebben hunne sjerpen om ; van den Pont-Neuf dreunt een alarm-salvo en enkele schoten bij tusschenpoozen den geheelen dag. Daarbij garden te paard, notabiliteiten met sjerpen versierd, hellebardiers, en eene cavalcade met vliegende, zinnebeeldige vaandels, vooral met een ontzaglijk vaandel, dat treurig wappert: citoyens, la patrie est en (langer. Zoo trekt men door de straten met ernstig klinkende muziek en langzaam paardengetrappel, houdt op de bestemde plaatsen stil, en verkondigt met treurig trompetgeschal door de stem der herauten, wat het vaandel den oogen zegt: Burgers, het vaderland is in gevaar! (6) Waar hoort het een menschelijk hart, zonder daardoor geroerd te worden ? Het veelstemmig gegons of gebrom der menigte, die daarop antwoord geeft, is niet dat des triumfs, en toch is het een klank dieper dan de triumf. Maar toen nu de lange cavalcade en de afkondiging afgeloopen waren, en ons ontzaglijk vaandel op den Pont-Neuf geplant werd en een ander dergelijk op het stadhuis, om daar tot betere tijden te wapperen, en ieder stadsraad midden in zijne sectie in eene tent zat, op iedere tent een wapperend (li Het hoogste punt aan den hemel. (2) Het tegenovergestelde puilt van het zenith. (3) Moniteur. Séance du 21 Juillet 1792. '4) Zie pag. 33 en 34. 5) Histoire parlementaire, XVI, 185. (6) Vergelijk Dulaure, II. pag. 107—109. Het Vaderland in gevaak verklaard, op 22 Juli 1792. vaandel: la patrie en clanger, en daarenboven eene piek en bonnet rouge, en voor den stadsraad dwars op twee trommen een plank lag, waarop een open boek, en daarnaast een schrijver zat, gereed om als een opteekenende engel, de namen op eene lijst te schrijven : (1) — toen, schijnt het, hadden de Goden zei ven mogen nederzien! Het jonge culottische en sansculottische patriottisme stroomt wedijverend toe; dat is mijn naam: naam, bloed, leven, alles behoort mijn vaderland. "Waarom heb ik niet meer! Jongelingen, die te klein van gestalte zijn, weenen dat zij de behoorlijke lengte niet hebben. Er komen grijsaards met een zoon aan iedere hand. Zelfs moeders zenden den zoon harer smarte, zenden hem, hoewel dan ook met tranen! En nog altijd weergalmt luid de a\3 Het aanwerven' van vrijwilligers. vive la patrie! En aller oogen schitteren van vuur, en tegen den avond keert de stadsraad, door een lange reeks van vrijwilligers begeleid, naar het stadhuis terug, overhandigt zijne lijst, en zegt, met een trotschen blik rondziende: dat is mijn oogst van heden. (2) Morgen zullen zij naar Soissons marcheeren, met een klein bundeltje, dat al hunne have bevat. Zoo weergalmt het steenen Parijs, gelijk de oceaan in zijne holen, dag aan dag van den kreet vive la patrie, vive la liberté! en de stadsraden in hunne driekleurige tenten (1) Er waren te Parijs op 8 plaatsen amphithéatres gemaakt, waar men zich kon laten inschrijven. Zie Dulaure, II, pag. 100. (2) Tableau de la' révolution. § Patrie en danger. werven vrijwilligers, en de vaandels wapperen van den Pont-Neuf en van het stadhuis: citoyens, la patrie est en danger! Binnen weinige dagen zijn ongeveer tienduizend strijders op marsch, zonder krijgstucht, maar vol moed. Hetzelfde geschiedt in iedere stad van Frankrijk. Men bedenke derhalve, of het vaderland gebrek aan strijders zal hebben, als men maar een nationaal uitvoerend bewind had ? In allen gevalle worden De hertog van Brunswijk. de sectiën en primaire (1) vergaderingen permanent! Door een wetgevend besluit van Woensdag den 25sten worden zij permanent verklaard en houden onafgebroken zitting te Parijs en door geheel Frankrijk. (2) Daarentegen merkt men nu ook op, hoe juist op denzelfden tijd, namelijk den 25ste", Brunswijk te Coblentz zich roert, s'ébranle, en op weg begeeft. Ja, zich werkelijk (1) Zie noot 1 op pag. 15. (2) Moniteur, Séance du 25 .luillet 1792. roert! Een enkel gesproken woord wordt zulk een zich roeren. Het gelijktijdig schouderen van dertigduizend geweren, het geratel van tienduizend man paardenvolk, snoevende emigranten voorop, trommen, pauken, tranen en vloeken en liet onophoudelijk gestommel van bagagewagens en veldketels dat alles heet: Brunswijk roert sich; niet zonder dat alles marcheert die ééne man, terwijl hij eene "ruimte van veertig mijlen beslaat." Nog minder marcheert hij zonder zijn manifest, dat, gelijk wij zeiden, van den 25,ten dagteekent; een staatsstuk, dat alle opmerkzaamheid verdient. Volgens dit stuk (1) staan aan Frankrijk, naar het schijnt groote dingen te wachten 1 Manifest van Zijne Hoogheid, de regeerende hertog van Brunswijk-Luneburg. bevelhebber van de gecombineerde legers van Hunne Majesteiten, de Keizer en de Koning van Pruisen, gericht aan de beW0XnneanMajesSn de Keizer en de Koning van Pruisen mij het bevel hebbende toevertrouwd over de gecombineerde legers, die Zij aan de grenzen van Frankrijk hebben sa®®^t^°k^n't ®elen de bewoners van dit koninkrijk willen bekend maken met de bew®®f.r®d®"ekn' n,TillékeuH- der beide souvereinen hebben noodig gemaakt, en de bedoelingen,i?n Kbben verkort de rechten en bezittingen der Duits.he vorsten in den Elzas en in Lotharingen te hebben \erüort tn ingetrokken na in het binnenland de orde te hebben verstoord en het wettig gouvernement omvergeworpen tegen den ^eheiligden persoon des Konings en tegen zijne doorluchtige familie aansla0en „e Sd'en ggeweld gebrul te £bben, hetgeen van dag tot dag wordt voortgezet, hebben zij die de teugel- van 'het bewind hebben geüsurpeerd, den beker doen overvloeien door een onrechtvaardigen oorlog te verklaren aan Zijne Majesteit den Keizer en door zijne Prov'"<'1®"; ge'®f|;" 'begrS Keweesl, aan te vallen- eenige bezittingen van het Duitsche Rijk zijn in die onderdrukking begrepen geweest en verscheidene andere hebben slechts aan hetzelfde gevaar kunnen ontkomen door te zwichten voor Af* lipfi rpitrin"cii van ds lieerscliende partij, cn liaier zoniitlinLi "■ ., ■, ïv. 1 ^ ^Zü^esteU de Koning van Pruiin, verbonden met Zijne , van een nauw en defensief bondgenootschap, en zelf een voornaam '^ jwfhX te komen zich niet kunnen weerhouden om Zijn bondgenoot en den medeleden van het Kijk te Hulp te Komen, en onï deze dubbele betrekking neemt Zijne Majesteit den handschoen op voor dezen monarch en voor Duitschland. belangen voegt zi,h nog eene even gewichtige bedoeling die beiden souvereinen zeer ter harte "aat bestaande in liet doen ophouden van de anarchie in Frankryk, in het tegengaan s isasv s ™ i'ïtossrs.'s den Kon:ng van de veiligheid en de vrijheid, waarvan Hij beroofd is en van de uitoetemng ^OvSt' £t denkend'gedeelte der Fransehe natie de buitensporigheden verfoeit v.n eene factie, die haar onderdrukt, en dat het grootste gedeelte der bewoners met ongeduldJieitoogenblik der hulp afwacht, om zich openlijk te verklaren tegen de afschuwelijke bande '^n ; er , ntod.ukk^s vermanen en noodigen hen uit Zijne Keizerlijke Majesteit en Zijne Majesteit_de Koning; van Prui e om onmiddellijk terug te keeren op den weg van liet gezond verstandder T^beTde legers'orde en den vrede. Daarom verklaar ik, ondergeteekende, opperbeve hebber du beidg^ ■. -I" Dat, door de omstandigheden gedreven tot dezen oorlog, de beide geallieerden geen an doel beoogen dan liet geluk van Frankrijk, zonder zich met veroveringen tejvim ven .jken. ^ Dat 7ii zich niet willen mengen in de binnenlandsche aangelegenhede 1 < j » dat Zij enkel den Koning, de Koningin en de koninklijke tamilie uit Hunne ^a't 7ij zonder vrijden, en aan Zijne Allerehristelijkste Majesteit de noodzakelijke zekerheidIve rs .haffen dat Zg zon Ier i'cvaar zonder hinderpaal, de samenroepingen kan doen, die Zij noodig oordeel,, tn dat Zj kan ar En om het gèiuk' Hai-er onderdanen te verzekeren, volgens Hare beloften, en zooveel in Haat Dat de gecombineerde legers zullen besehermen de steden, vlekken en dorpen.en demonen vermogen is. I)«it ( p gecombineerde legers zuiieii u zal worden genomen, onder straffe van zei ven de verantwoording e ' die "met de wapens tionale gardes, die gevochten hebben tegen de troepen der twee geallieerden endiemetde^ ape in de hand gevat worden, als vijanden zullen behandeld worden en gestiatt we0en. g hunnen koning en als verstoorders der openbare orde. . ïinipfroenen even- ..5" Dat de generaals, officieren, onderofficieren cn soldaten van dc F ranse he. lini t eens gelast worden tot hunne voormalige trouw terug te keeren en zich onmiddellijk aan den Koning, Tti JTBSiS gSS*. en hunne goederen verantwoordelijk zijn voor alle delicten, branden, ^JtUIi Lt " eveneens zij laten verrichten of welke zij niet trachten binnen hun ge r «. vc 11 '-1- ..j^t^iijkste Ma- gehouden zijn voorloopig hunne functiën te blijven waarnemen, totdat Zijne ! AUeicl^ J jesteit, de volle vrijheid herkregen hebbende, er op eene andere wijze in heeft voorzien, ot totdat er in Zijn naam anders over beschikt is. Het geheele I' ransche volk zal thans verlof hebben om zich om Brunswijk en zijn uitgeweken seigneurs te scharen; de dwingelandij eener Jacobijnsche partij zal niet langer op het land drukken, maar allen zullen terugkeeren en genade vinden bij hun goeden koning, die,^ gelijk hij eenmaal, driejaren vroeger, verklaarde, «zelfzijn volk gelukkig wil maken. Wat aangaat de nationale vergadering en de overige besturen, die voor liet oogenblik met een schijn van gezag bekleed zijn, deze hebben in last, 's konings steden en vestingen zoo lang in bescherming te houden, totdat Brunswijk komt om ze \an hen over te nemen. Ja, snelle onderwerping kan menige zaak weer goed maken, maar dan moet zij ook snel zijn. Iedere nationale garde of wie anders met de wapenen weerstand biedt, zal »als verrader behandeld,'' dat is, terstond opgehangen worden. Indien o\erigens Parijs, voor Brunswijk s aankomst aldaar, in eenig opzicht den koning beloedigen, ot dulden zou dat eene partij hem ergens anders heenvoerde, dan zal Parijs met kanonnen en miltiaire strafoefening in een puinhoop verkeerd worden. Even zoo zullen alle andere steden, die getuigen zijn van zulk een gedwongen marsch Zijner Majesteit, zonder zich tot hot uiterste daartegen te verzetten, Parijs en elke stad, vanwaar die heiligschennende gedwongen tocht uitgaat, doortrekt of eindigt, tot een eeuwige waarschuwing, tot puin en ascli verdelgd worden. Zulk eene wraak zou voorzeker voor- »i° Dat de bewoners der steden, vlekken en dorpen, die zich zouden durven verzetten tegen v!iirTPfn-Van , Kelzfrl'jke en Koninklijke Majesteiten en op hen te schieten, hetzij in het vlakke ew, Hetzij uit de ramen, deuren en openingen hunner huizen, dadelijk zullen gestraft worden volgens de krijgswetten en hunne huizen gesloopt of verbrand zullen worden. Integendeel zullen alle bewoners van e genoemc e sticcn, \ lekken en dorpen, die zich zullen haasten zich aan hun Koning te onderwerpen, oor ïunne pooi ten te openen voor de troepen Hunner Majesteiten, dadelijk onder hunne onmiddellijke bescherming genomen worden; hunne personen, hunne goederen zullen staan onder de bescherming der wetten en er zal gewaakt worden over de veiligheid van allen en van een ieder. ' c sta arijs en al hare bewoners zonder onderscheid hebben zich dadelijk en zonder uitstel ,Tngj °;,de™erP™ moeten dezen vorst zijne geheele vrijheid teruggeven, Hem, evenals an alle leden der koninklijke familie de onschendbaarheid en den eerbied verzekeren, waartoe het volkenrecht en het recht der natuur de onderdanen verplicht; Hunne Keizerlijke en Koninklijke Majesteiten stellen voor alle gebeurtenissen persoonlijk met hun hoofd verantwoordelijk, om volgens de krijgswetten zonder pardon, gericht te worden, alle leden der Nationale Vergadering, van het departement, van het district, van de municipaliteit en van de Nationale garde van Parijs, en de vrederechZs'. te,rwlJ' ?.enoemd® Majesteiten 0p hun woord van Keizer en Koning verklaren, dat, indien het paleis der iuilerieen beschadigd wordt, indien het minste gewold of de minste beleediging wordt ge°.p, °, ?e, .',an aan Hu"ne Majesteiten, den Koning en de Koningin en de koninklijke familie, indien niet dadelijk maatregelen worden genomen voor hunne veiligheid en vrijheid, Zij eene voorbeeldige wraak zullen nemen door de stad Parijs geheel te verwoesten en de schuldige oproerlingen de straf zullen doen ondergaan die zij verdienen. Daarentegen bieden Hunne Keizerlijke en Koninklijke Majesteiten hunne goede diensten aan bij Zijne Allerehristelykste Majesteit om vergiffenis te erangen \oor a < o\ei tredingen van diens onderdanen, indien deze zich dadelijk aan de bovengenoemde eischen onderwerpen. ° "Eindelijk protesteeren Hunne Majesteiten, die slechts voor wetten in Frankrijk erkennen die, welke de Koning eene algeheele vrijheid genietende, uitvaardigt, tegen de wettigheid van alle verklaringen, die zouden kunnen gedaan worden m naam van Zijne Allerehristelykste Majesteit, zoolang zyn geheiligde C'v der Koningin en der geheele koninklijke familie niet werkelijk in veiligheid zijn : reden waarom Hunne Keizerlijke en Konmidijke Majesteiten Zijne Allerehristelykste Majesteit uitnoodigen de stad I® üT, willen aanwyzen, het dichtst bij de grenzen, waarheen Zy zich met de Koningin 7onnln fu ', wil begeven, onder een goed en veilig geleide, dat Haar zal worden ge¬ en lo'rj Tv ^J'Jne All?Tchrifelykste Majesteit in algeheele veiligheid zal kunnen ontbieden de ministers en de raadslieden naar Haar keuze, dergelijke maatregelen zal kunnen nemen, die Haar oirbaar voorkomen en het bestuur over het koninkrijk zal komen regelen. "Ten slotte verklaar ik nog in mijn eigen naam en°m(jn bovengenoemde hoedanigheid, onder de J", toevertrouwd, een goede tucht te bewaren, belovende met zachtheid en ge- l l" 1 we gezinde onderdanen te behandelen die zich vreedzaam en onderworpen toonen en slechts geweld te gebruiken tegen hen, die zich schuldig maken aan weerstand. onmkb,".! aÏÜ rfC 'nen eisch lk van, al,le bewoners van het koninkrijk zich niet te verzetten tegen het lmn lmli or! ï waarover ik liet bevel voer, maar hun overal met open armen te ontvangen, hulj en bijstand te verleenen, zooals de omstandigheden dat zullen verlangen "bedaan in het hoofdkwartier te Coblcntz, 25 Juli 179*. (Geteekend) Kari,, Wilhei.m, Ferdinand hertog van Brunewijr-Luneburg." wonen Z FrtSk l^tetlE.WCrde'' ^ °nkClC VOOrWaarden °Pg™d, waaraan de be- beeldig, anc insigne rengcance, zijn. O Brcnswi.ik, wat raast gij! Hier te Parijs, o-elijk in het oude Ninivé, zijn zoo vele duizenden, die hunne rechterhand niet van de linker weten te onderscheiden, en ook veel vee. Zullen zelfs de melkgevende koeien, de arme slovende ezels, zullen ook de arme kleine kanarievogels sterven? Ook ontbreekt het niet aan een koninklijk-keizerlijke, Pruisisch-Oostenrijksche verklaring, waarin die hooge personages hun Sanssouci-Schönbrunner gevoelen over de geheele Fransche omwenteling, van het eerste begin af, zeer breedvoerig uiteenzetten, en met welke smart zij, hoog verhevenen, al deze zaken onder de zon hebben zien gebeuren. Intusschen zenden zij thans, «als een kleinen troost voor de menschheid," (1) den hertog van Brunswijk, terwijl zij van hun kant, naar het schijnt, geene kosten of opofferingen ontzien; want is het niet de eerste plicht, menschen te troosten! Doorluchtige hoogheden ! gij die protocolleert, manifesteert en de menschheid troost, hoe zou het zijn, indien eens maar in de duizend jaren, uwe perkamentrollen, benevens al uwe vormen en redenen van staat, naar al de vier windstreken heengeblazen werden, en de sansculottische werkelijkheid u, zelfs u, in het aangezicht staarde en het menschdom zelf verklaarde, wat het tot troost zou kunnen verstrekken ? VIERDE HOOFDSTUK. Het complot. Maar men overwege, of daarin iets troostrijks lag voor de sectiën, die alle permanente zitting hadden en" beraadslaagden hoe het nationale uitvoerende bewind tot werkzaamheid gebracht kon worden. Luide klinkt het antwoord, niet van kakelende vrees, maar van snoevenden trots en vive Ia nat ion ; de jeugdige moed stroomt naar de grenzen, en van den Pont-Neuf wenkt stom het patrie en (langer. De sectiën zijn volijverig in haar permanente diepte, en no(T meer beneden werkt het onbeperkte patriottisme en zoekt heil in een complot. Wordt' dan de opstand nog eenmaal de heiligste aller plichten? Een zelfgekozen comité houdt zitting in de Gouden Zon: de journalist Carra, Camille Desmoulins, de Elsasser Westermann, (2) Danton's vriend, en de Amerikaan Fournier; — een comité dat den maire PÉtion' niet onbekend is, die als beambte met half open oogen moet slapen: ook niet onbekend bij den procureur Manuel, en het minst van allen bij den substituutprocureur Danton ! Deze, in duisternis gehuld, ook beambte, draagt als een onzichtbare Atlas het geheel op zijne reuzenschouders. (3) Veel is onzichtbaar, zelfs de Jacobijnen hullen zich in stilzwijgen. Er zal een (1) Annual register (1792), 236. . . .. (°) Krancois Joseph Westermann (1764—1794 , geboren te Molsheim in den Elzas, waar zijn vader procureur was. Hij nam een werkzaam deel aan de bestorming der Tuilerieën. streed later dapper onder Dumouriez in de Nederlanden en was daarna een der zegevierende generaals in de Vendée. Groot vriend van Danton, werd hij in diens val medegesleept en den 5den April 1/94 geguillotineerd. (3) Het manifest van den hertog van Brunswijk had tengevolge, dat onder de reyolutionnairen de vraag van de afzetting des Konings ter sprake kwam. Maar over de wijze, waarop die zou geschieden, waren zij onderling oneens. De eene partij, met Danton, Robespierre, Desmoulins. Mar at enz. aan het hoofd wilde de •ifzettin" bewerkstelligen door een opstand, zegt Mignet, de andere party, de Girondijnen, door een decreet der Vergadering. Reeds vóór den 20*"'" Juli hadden de eersten een opstand beraamd, dieevenwel mislukte doo'r toedoen van Péüon, den maire van Parijs. Vooral de sectiën van Parijs waren zeer rumoerig. II 37 Het geheele Fransche volk zal thans verlof hebben om zich om Brunswijk en zijn ui gew e ■( ii seigneurs te scharen; de dwingelandij eener Jacobijnsche partij zal niet langer op iet and drukken, maar allen zullen terugkeeren en genade vinden bij hun goeden ?ing'L.» g6!ljk h'j eenmaal' driejaren vroeger, verklaarde, «zelf zijn volk gelukkig wi maken. Wat aangaat de nationale vergadering en de overige besturen, die voor liet oogen.ihk met een schijn van gezag bekleed zijn, deze hebben in last, 's konings se en en \entingen zoo lang in bescherming te houden, totdat Brunswijk komt om ze un en mei te nemen. Ja, snelle onderwerping kan menige zaak weer goed maken, maar i an moet zij ook snel zijn. Iedere nationale garde of wie anders met de wapenen weers an iedt, zal «als verrader behandeld,'' dat is, terstond opgehangen worden, nc ïen oveugens Parijs, voor Brunswijk's aankomst aldaar, in eenig opzicht den koning e ee ïgen, ot dulden zou dat eene partij hem ergens anders heenvoerde, dan zal Parijs me anonnen en miltiaire strafoefening in een puinhoop verkeerd worden. Even zoo zu en a e andere steden, die getuigen zijn van zulk een gedwongen marsch Zijner Majeseit zonder zich tot het uiterste daartegen te verzetten, Parijs en elke stad, vanwaar i ie ïemgschennende gedwongen tocht uitgaat, doortrekt of eindigt, tot een eeuwige vaarsc uwing, tot puin en asch verdelgd worden. Zulk eene wraak zou voorzeker voorde tróéneif vtn^Hnnno°5.e^s steden, vlekken en dorpen, die zich zouden durven verzetten tegen veld hetzii nir ,1,. r-,rv, velz.er^j'iu en Koninklijke Majesteiten en op hen te schieten, hetzij in het vlakke krijgswetten en hunne^i?'- euren,en 0Penmgen hunner huizen, dadelijk zullen gestraft worden volgens de &Coemde1 ! tiT" geslJ°°pt of verbrand zullen worden. Integendeel zullen alle bewoners van door hunne m ,t»n * 'n en dorpen, die zich zullen haasten zich aan hun Koning te onderwerpen, bescherming «penenvoor de troepen Hunner Majesteiten, dadelijk onder hunne onmiddellijke der wetten "en PI- i ^or^en: hunne personen, hunne goederen zullen staan onder de bescherming ^ttei en er zal gewaakt worden over de veiligheid van allen en van een ieder. am hnn kILÜ , 6,1 a' 'lare bewoners zonder onderscheid hebben zich dadelijk en zonder uitstel aan alle leden" m°eten dezen vorst zijne geheele vrijheid teruggeven, Hem, evenals volkenrecht ..n l,nr r- '°"lnkllJke familie de onschendbaarheid en den eerbied verzekeren, waartoe het iesteiten «rollen v .. i der natuur de onderdanen verplicht; Hunne Keizerlijke en Koninklijke MakriievttWcti ,„„j °01 "] 8ebeurtenissen persoonlijk met hun hoofd verantwoordelijk, om volgens de menT vaii hpt dl trU '' f " te- '™rden' alle le, ^'ï » n°g '"Vn e'£en naam en mijn bovengenoemde hoedanigheid, onder de matSeid dei n toevertrouwd, een goede tucht te bewaren, belovende met zichtheid en ge- slechte Tot de afzetting hadden deze reeds besloten op 26 en 27 Juli. (2. Ook verlangde Pétion, dat de vergadering een ministerie uit haar midden benoemde, dat verantwoordelijk was, totdat het vaderland niet meer in gevaar verkeerde en totdat eene nationale Conventie was samengeroepen. '3) 7.ie noot 2 op pag 323, deel I. 4 ) Histoire parlementaire, XIV, 337—339. aan deze zijde van het lint, wordt voorde honderdste maal het groote voorstel op het tapijt gebracht, om Zijne Majesteit naar Rouaan en het kasteel Gaillon te voeren. Te Courbevoye staan Zwitsers in gereedheid, veel is gereed, Zijne Majesteit zelf schijnt bijna gereed. Niettemin treedt Zijne Majesteit, wanneer de tijd tot handelen nadert, voor de honderdste maal terug, en schrijft, nadat men onder hartkloppen een langen zomerdag gewacht heeft, "dat hij reden heeft om te gelooven, dat de opstand nog niet zoo rijp is als men wel vermoedt;" waarop Bertrand de Molleville zich van ergernis en wanhoop, d'humeur et de désespoir, niet bedwingen kan. (1) ZESDE HOOFDSTUK. De klokken te middernacht. Want in waarheid de opstand is juist op het punt van rijp. Donderdag is de negende van de maand Augustus; zoo op dien dag de afzetting door de wetgevende vergadering niet uitgesproken wordt, zijn wij genoodzaakt zelve haar uit te spreken. De wetgevende vergadering? Eene arme, lekke wetgeving kan, helaas, niets uitspreken. Na eindelooze debatten kan men op Woensdag den 8sten Lafayette niet eens in staat van beschuldiging stellen, maar spreekt hem — hoort het, patriottisme! — vrij met eene meerderheid van twee tegen een. Het patriottisme hoort zulks, — het patriottisme, verhit door schrik voor de Pruisen en door bovennatuurlijken argwaan, raast den geheelen dag met woest getier rondom de Salie de Manége, hoont verscheidene voorname afgevaardigden van de rechterzijde, ja vervolgt en pakt hen met luide bedreigingen bij den kraag; de afgevaardigde Vaublanc en anderen mogen zich gelukkig achten in wachthuizen een toevlucht te vinden en door de achtervensters te ontsnappen. En zoo komen er eindelooze klachten, brief op brief, van gehoonde afgevaardigden, niets dan klachten, debatten en zich zeiven vernietigende wartaal; de zon van Donderdag gaat onder en nog is de afzetting niet uitgesproken. Derhalve naar uwe tenten, o Israël! Het moedergenootschap houdt op met spreken, de groepen praten niet langer; patriotten, met dichtgesloten lippen, nemen elkaar onder den arm en gaan in rijen van twee aan twee in haastigen pas voort en verdwijnen in de donkere kwartieren van het Oosten. (2) Santerre is gereed, of men zal hem gereed maken. Zeven en veertig van de achtenveertig sectiën zijn gereed, ja, zelfs Filles St. Thomas voegt zich thans bij de Jacobijnen, verlaat de Feuillants. en is ook gereed. De onbeperkte patriot zie thans naar zijn wapen, hetzij piek of geweer, en de broeders van Brest, maar bovenal de donkere Marseillanen mogen zich op het uiterste uur voorbereiden! De syndicus Roederer weet, en klaagt, of klaagt niet, daar de afloop nog keeren kan, dat er op het stadhuis binnen weinige dagen vijfduizend scherpe patronen aan verbondenen uitgedeeld zijn. (3) (1) Bertrand dis Molleville, Mémoires, II, 129. (2) Deux amis, VIII, 129—188. (3) Roederer a la barre (Séances du 9 Aout, in Histoire parlementaire, XVI, 393). Ook zeide hij dat de sectie der Quinze-Vingts de stormklok wilde luiden in den volgenden nacht, indien niet tegen middernacht de afzetting des konings was afgekondigd. En gij ook dappere heeren, verdedigers van het koningschap, dringt van uwen kant de Tuileriëèn binnen. Niet tot een lever, neen, tot een couchée, waar veel te bedde gebracht zal worden. Uwe toegangskaartjes zijn noodig, noodiger nog uwe buksen. Zij komen in menigte, gelijk dappere mannen, die ook weten te sterven, de oude veldmaarschalk Mailly (1) is gekomen, wiens oogen nog eenmaal schitteren, hoewel de zinkings van bijna tachtig jaar hun glans verdoofd hebben. Moed, broeders! Hebben wij geen duizend roode Zwitsers, wakkere mannen, onwrikbaar, gelijk het graniet hunner Alpen? I)e nationale grenadiers zijn ten minste vrienden van orde; Vat.'bi, anc. de kommandant Mandat ademt loyalen ijver en -wil met zijn hoofd er borg voor blijven." Mandat en zijn staf, want gelukkigerwijze is do sinds lang veroordeelde staf nog niet ontbonden. De kommandant Mandat heeft met den maire Pétion briefwisseling gehouden, en draagt sedert drie dagen een geschrevene order van dezen bij zich, om geweld met geweld te keeren. Een eskadron met kanonnen op den Pont-Neuf moet de Marseillanen tegengaan, wanneer zij de rivier over willen; een eskadron bij het stadhuis moet St. Antoine op liet oogenblik, dat het -uit de arcade St. Jean komt," in tweeën verdoelen, en de eene helft terug naar het duistere Oosten, de andere (\) Zie noot 1 op pag. 81. voorwaarts door de poorten van de Louvrc jagen. Eskadrons in menigte, en bereden eskadrons; eskadrons in het Palais-Royal, op het plein Vendöme; alle moeten op het rechte oogenblik aantasten, eerst deze, dan gene straat schoonvegen. Misschien zullen wij een nieuwen 20sten Juni beleven, slechts onvruchtbaarder nog dan gene? Of zal de opstand misschien zich in het geheel niet durven vertoonen? Mandat's eskadrons, rijdende gendarmes, blauwe nationale gardes marcheeren, kletterend en trappelend; Mandat's kanonnen rollen. Onder het hulsel van den nacht, bij den klank van den generalen marMon DieuV' roept een spookachtig minister, "wat doet hij daar beneden?" Want het is Zijne Majesteit, die met den ouden maarschalk Mailly naar beneden gegaan is, om de troepen te monsteren, en z o o antwoorden de naastbijstaande compagnieën. Hare Majesteit barst in een stroom van tranen uit. Maar toen zij uit het kabinet trad, waren hare oogen droog en gelaten, (1) Dulaure, II. pag. 130 /egt, dat alleen Bouillon en Sullenu gedood en onthoofd werden. (2) Roederer, Clironique do einquante jours. haar blik zelfs vroolijk. "De Oostenrijksche lip en de haviksneus, voller dan gewoonlijk," zegt Peltier, «gaven haar gezicht eene majesteit, waarvan slechts zij zich een denkbeeld kunnen vormen, welke haar in die oogenblikken gezien hebben." O dochter van Theresia ! Koning Lodewijk treedt weèr binnen, zeer vermoeid van zijne inspanning, maar overigens met de oude onverschilligheid op zijn gelaat. Van alle hoop zou de verblijdendste thans zeker deze zijn, als het stormluiden niets gaf. ZEVENDE HOOFDSTUK. De Zwitsers. Maar, helaas, vrienden, het stormluiden geeft iets en heeft reeds iets gegeven! Ziet, hoe inet de eerste stralen der zon de oceaanvloed van pieken en geweren flikkerend uit liet verre Oosten komt stroomen, onmetelijk, uit den nacht geboren! Daar rukt het op, het verwoede leger, St. Antoine aan deze, St.Marceau aan gene zijde van de rivier, de donkere Marseillanen voorop. Dof gonzend en bruisend, van verre te hooren, gelijk de vloed van den oceaan, als wij zeiden, als door Luna(1) en hare invloeden opgezweept uit de diepe waterkolken, rollen de golven flikkerend aan; en geen koning, 't zij een Canut (2) of een Lodewijk, kan ze gebieden terug te gaan. Wijdgolvende nevenstroomen van toeschouwers wentelen her- en derwaarts, ongewapend, niet zonder gedruisch; maar het stalen leger stormt voorwaarts. De nieuwe kommandant Saxterre heeft weliswaar op het stadhuis post gevat, en rust daar ten halven wege uit; maar de Elsasser Westermann met zijn bliksemend zwaard rust niet, noch de sectiën, noch de Marseillanen, nocli demoiselle Théroigne, maar zij stormen onophoudelijk voorwaarts. En waar zijn thans Mandat's escadrons, die aanvallen moesten? Niet een hunner beweegt zich of zij bewegen zich naar een verkeerden kant, van den weg af, en hunne officieren zijn blijde, zoo zij slechts dat doen. Tot op den huidigen dag is het onzeker, of de eskadrons op den Pont-Neuf al of niet een zweem van tegenstand boden; de donkere Marseillanen en het hen volgende St. Marceau gaan er zonder de minste verhindering over en rukken nu met zekerheid, op St. Antoine en de overigen rekenende, tegen de Tuilerieën op, hetwelk hun doel is. In de Tuilerieën maakt men zich op de tijding hunner aankomst gereed; de roode Zwitsers grijpen naar hun kruithoorn; hovelingen in het zwart nemen hunne buksen, rapieren, dolken, sommigen zelfs vuurschoppen, een iegelijk zijn strijdwapen. Men denke, of de syndicus Roeüerer onder deze omstandigheden op zijn gemak was! Zal de goede hemel geen veiligen middelweg openen voor een armen syndicus, die tusschen tweeën heen en weer dobbert? Wanneer zijne Majesteit maar zijne toestemming wilde geven, om naar de nationale vergadering te gaf.n! Zijne Majesteit maar bovenal Hare Majesteit kan er niet in toestemmen. Gaf Hare Majesteit op het voorstel een »Fi donc" ten antwoord, of zeide zij zelfs, dat zij zich liever aan den muur wilde laten (1) De maan, hier voorgesteld als de bewerkster van eb en vloed. (2) Canut de Groote koning- van Denemarken en Engeland (1014—103(3). l)e schrijver zinspeelt hier op het verhaal, dat Canut eens de golven der zee wilde bevelen terug te wijken. spijkeren? (1) Blijkbaar neen. Er staat ook geschreven, dat zij den koning een pistool aanbood en tot hem zeide: nu of nooit ware het tijd, zich te toonen. (2) Geen nabijzijnd ooggetuige zag zulks, evenmin wij. Ooggetuigen zagen slechts dat zij bedaard was, als eene koningin, dat zij niet heftig was, niet met het onverbiddelijke twistte, maar gelijk Caesar op het Kapitool, zich in haren mantel hulde, gelijk het eener koningin en den zonen Adams betaamt. Maar gij, o Lodewijk! uit welke stof zijt gij dan toch! Kunt gij dan niets voor kroon en leven doen? Het schichtigst, gejaagde hert sterft zoo niet. Zijt gij van alle stervelingen de loomste of de zachtmoedigste? Gij zijt de ongelukkigste. De vloed nadert meer en meer en Roederer's en aller verlegenheid wordt van oogenblik tot oogenblik pijnlijker. Van do gewapende nationale garde in den hof gaat een woest getier uit, wijd en zijd heerscht eindelooze verwarring van talen. Wat raad ? En nu is de vloed nabij! Boden en voorloopers roepen haastig door de buitentraliën, en houden samenspraken, terwijl zij schrijlings op de muren gezeten zijn. Syndicus Roederer gaat in en uit. Kanonniers vragen hem: -'Moeten wij op het volk vuren ?" De ministers des konings vragen hem: «Zal de woning des konings bestormd worden?'' Syndicus RolEDERbr heeft een zwaar spel te spelen. Hij spreekt de kanonniers aan met vuur, met zooveel vuur als iemand heeft die in éénen adem warm en koud moet blazen. Warm en koud, o Roederer! Wij voor ons kunnen niet leven en sterven! In stede van te antwoorden, werpen de kanonniers hunne lontstokken weg. Bedenkt dit antwoord, o koning Lodewijk en ministers, en slaat des armen syndicus veiligen middelweg in naar de Salie de Manége! Koning Lodewijk zit daar met voorover gebogen lichaam, de handen op zijn knieën steunende, ziet den syndicus Roederer een tijdlang strak aan, werpt voorts over zijne schouders heen een blik naar de koningin en antwoordt: Marchons! Zij gaan, koning Lodewijk, de koningin, zuster Elisabeth, de beide koninklijke kinderen en de gouvernante; deze, benevens de syndicus Roederer en de beambten van het departement, door een dubbele rij van nationale gardes. De mannen met buksen, de vaste roode Zwitsers, staren treurig en met een verwijtenden blik, maar hooren slechts deze woorden van den s\ndicus Roederer: «De koning gaat naar de vergadering, maakt plaats.'' Voor eenige minuten heeft het op alle klokken acht geslagen; de koning heeft de Tuilerieën verlaten — voor immer. O, gij wakkere Zwitsers, gij dappere heeren in het zwart, voor welk eene zaak zult gij u opofferen! Ziet uit de Westelijke vensters; gij kunt koning Lodewijk bedaard zijn weg zien vervolgen, terwijl de arme kleine kroonprins al spelend de gevallen bladeren van zich schopt. Op het Feuillants-terras ter zijde van hem schuifelt een tierende menigte rond, onder wie een man met een lange stang, die buitengewoon luidruchtig is; zullen zij niet de buitentrappen en den achteringang tot de zaal versperren, wanneer men daar komt? De garde des konings kan niet verder gaan dan tot de benedenste trede. Zie, daar komt eene deputatie van wetgevers naar buiten; de man met de lange stang wordt tot bedaren gebracht; de garde der vergadering vereenigt zich met de garde des konings en in dezen uitersten nood mogen allen te samen naar boven gaan; de buitentrap is vrij, men kan die ten minste beklimmen. Zie, het koningschap stijgt op, een blauwe grenadier (3) beurt den armen kleinen kroonprins uit het gedrang; het koningschap treedt binnen. Het koningschap is voor immer uit uwe oogen verdwenen. En gij? Gij die men ginds laat staan zonder leiding, zonder bevel, te midden van gapende afgronden en de aardbeving des opstands, indien gij thans omkomt, dan zijt gij meer dan martelaars, martelaars nu zonder eene zaak! De zwarte hovelingen verdwijnen meestendeels, door wat uitgangen zij (1) Toulongeon, II, 344. 12) Mémoires 3) Rochcr geheeten. Campan II, pag 245, 246. kunnen. De arme Zwitsers weten niet wat zij doen zullen; slechts één plicht is hun duidelijk: op hun post te blijven, — en dien zullen zij vervullen. De flikkerende staalvloed is middelerwijl aangekomen, hij slaat thans onweerstaanbaar, in woeste branding, wijd en zijd, tegen de afsluiting en Oostelijke voorhoven van het kasteel, stort binnen, overstroomt het Carrouselplein, de donkere Marseillanen voorop. Koning Lodewijk is weg, zegt gij, naar de nationale vergadering! Goed, maar wat baat dat, zoolang de vergadering hem niet afgezet heeft? Onze post is in zijn kasteel of zijne sterkte, hier moeten wij zoolang blijven. Bedenkt, wakkere Zwitsers! of het wel goed is, dat een woedend moorden begint en broeders elkaar in stukken houwen voor een steenen gebouw? De arme Zwitsers! zij weten niet wat zij doen zullen: ten teeken van broederschap werpen eenigen patronen uit de Zuidelijke vensters; op de Oostelijke buitentrappen en binnen in lange gangen en corridors staan zij in vaste gelederen vreedzaam, maar niet geneigd om van de plek te gaan. Westermann spreekt tot hen in het Elsassiscli Duitsch, de Marseillanen bezweren hen met gebaren, in den vurigen Provencaalschen tongval, rondom dreigt en tiert een oorverdoovend geraas. De Zwitsers staan vast, vreedzaam en toch onbeweeglijk, een roode graniétrots te midden van dien bruisend golvenden staalvloed. Wie kan den onvermijdelijken afloop beletten? Hier de Marseillanen en geheel Frankrijk, ginds de granieten Zwitsers! Het gebarenspel wordt hoe langer zoo driftiger, de Marseillanen zwaaien bij wijze van voorspel hunne sabels, ook de Zwitsers fronsen hun voorhoofd, de duim der Zwitsers spant den haan. En luister! Scherp boven het geraas uit donderend, komen drie kanonskogels der Marseillanen, door een slecht schutter gericht, van het Carrousel over de daken heenratelen. Dus, Zwitsers, vuur! De Zwitsers vuren, gelederen-vuur, pelotons-vuur, snel-vuur; niet weinig Marseillanen, en »eeu lang man die luidruchtiger was dan eenig ander,'' liggen zwijgend, verpletterd op het plaveisel, niet weinig Marseillanen hebben na een langen, vermoeienden marsch hier halt gemaakt. Het Carrousel plein is ledig, de zwarte vloed deinst terug, «vluchtelingen stuiven heel naar S/. Antoine, alvorens zij tot staan komen." De kanonniers zonder lontstokken hebben hunne kanonnen in den steek gelaten, waarvan zich de Zwitsers meester maken, en zijn verdwenen. Stel u voor wat salvo: weergalmende als de bazuin des oordeels naar alle einden van Parijs, en door aller harten, als het snerpend klappen van Bellona's (1) Moedigen geeselriem. De donkere Marseillanen, die zich terstond weer verzameld hebben, zijn zwarte daemons geworden, die weten te sterven. Ook blijft Brest niet achterlijk, noch de Elsasser Westermann, demoiselle Théroigne is sybille Théroigne : wraak, victoire ou la mort! I it alle patriottische vuurmonden, groot en klein, van het b eu'llants-terras en van alle terrassen en plaatsen van de ver uitgestrekte oproer-zee raast de krakende donder. De in den tuin geposteerde blauwe nationalen kunnen niet beletten, dat hunne geweren afgaan tegen vreemde moordenaars. Want er is eene sympathie in geweren, in opeengedrongen menschenmassa's, immers zijn de menschen niet over het geheel als gestemde snaren, slaat men er eene aan, dan klinken zij alle, in een zachte sferenmelodie, of in een verdoovenden kreet des waanzins! De rijdende gendarmerie galoppeert als uitzinnig, men vuurt op haar alleen omdat zij galoppeert. Het brein van Parijs is hier in het midden der stad tot koortsige dolheid vervallen, of, gelijk men zegt, heeft vuur gevat. Ziet, het vuur vermindert niet, ook van binnen houdt het vuren der Zwitsers niet op. Ja, gelijk wij zagen, maakten zij zich van de kanonnen meester, en nu vallen hun op de andere zijde nog drie stukken in handen, ongelukkig slechts kanonnen zonder lontstokken; ook wil geen staal of vuursteen baten, hoewel men (1) De godin van den oorlog. Bestorming deu Tujleiueën op 10 Augisïus 1792. het beproeft. (1) Zoo het toevallig eens geholpen had! Patriottische toeschouwers zijn vol bezorgdheid; een allerzonderlingst patriottisch toeschouwer meent dat de Zwitsers, wanneer zij een aanvoerder hadden, het winnen zouden. Het is een man wiens oordeel wat waard is, zijn naam — Napoleon Bonaparte. (2) En toeschouwers van beide kunnen staan te gapen en onder deze de geestige Dr. Moore van Glasgow, aan gene zijde van de rivier; kanonnen ratelen hen voorbij, houden halt op den Pont-Royal, ontlasten hun ijzeren ingewanden tegen de Tuilerieën, en bij iederen knal juichen de toeschouwers en klappen in de handen. (3) Stad aller duivels! In de afgelegen straten drinkt men bedaard zijne ontbijt-koffie, of neemt zijne bezigheden waar; slechts nu en dan springt men op als een doffe echo slechts een toon luider klinkt. En hier! Marseillanen vallen gekwetst, maar Barbaroux is met wond- Moord op de Zwitsers. artsen nabij, Barbaroux is werkzaam, hoewel ter sluik en onder bedekking. Marseillanen vallen doodelijk getroffen, vermaken hunne vuurwapens, geven nauwkeurig op, in welken zak de patronen zijn en sterven, steunende: »Wreek mij, wreek uw vaderland!" Officieren van de Brester verbondenen, die in roode rokken galoppeeren, worden als Zwitsers doodgeschoten. Zie ook, het Carrousel staat in vlam! Parijs een Pandaemonium! Ja, de arme stad is, gelijk wij zeiden, in koortsige dolheid en stuiptrekkingen; die crisis heeft ongeveer een half uur geduurd. Maar wat waagt zich daar met de insignia der vergadering aan den achter- (1; Deux amis, VIII, 179—188. (2) Zie Histoire parlementaire, (XVII, 56), Las Cases etc. (3) Moore, Journal during a residence in Franco, I, 26. (Dublin 1793). ingang der Salie de Manége, door den tumult en den doodelijken hagel heen? Naar de Tuilerieën, naar de Zwitsers, met een geschreven bevel van Zijne Majesteit om het vuren te staken. O, rampspoedige Zwitsers! waarom hadt gij geen bevel om in het geheel het niet te beginnen? De Zwitsers zouden thans gaarne ophouden met schieten, maar wie zal den dollen opstand gebieden om het vuren te staken? Tot een opstand kan men niet spreken, ook kan hij met zijne hydrahoofden niet hooren. De dooden en stervenden liggen thans bij honderden in het rond, worden bloedend door de straten gedragen om hulp te erlangen, hun aanblik ontvlamt de woede, gelijk een fakkel der furiën. Het patriottische Parijs raast als een beerin, die men van hare jongen beroofd heeft. Voorwaarts, patriotten! Wraak! Overwinning of dood. Men ziet lieden in den strijd vliegen, die slechts met wandelstokken gewapend zijn. (1) Schrik en woede beheerschen het uur. De Zwitsers, van buiten gedrongen, van binnen verlamd, hebben het schieten gestaakt, maar worden nog beschoten. Wat zullen zij doen? Het is een wanhopig oogenblik. Beschutting of oogenblikkelijke dood; maar hoe? Waar? Een aantal hunner snelt door de straat de l' Echelle naar buiten, maar worden allen, en entier, gedood. Een tweede troep werpt zich aan de andere zijde in den tuin, ijlt door een hevig geweervuur heen en stormt smeekend de nationale vergadering binnen, waar hij op de achterste banken medelijden en toevlucht vindt. De derde en grootste maakt in een driehonderd man sterke colonne een uitval naar de Champs Ehjsées; kon men Courbevoye slechts bereiken, waar de andere Zwitsers zijn! Wee! zie, bij zulk een vuur lost zich de colonne door verschil van meening spoedig in verwarde troepjes op, her- en derwaarts vluchtende, om in holen te ontsnappen of strijdende van straat tot straat te sterven. Het vuren en moorden zal nog in lang niet ophouden. Men schiet op de roode portiers aan de hotels, hetzij ze Zwitsers van afkomst, of slechts in naam zijn. Zelfs op de brandblusschers, die op het rookende Carrousel spuiten en werken, wordt geschoten, waarom zou het Carrousel niet branden? Eenige Zwitsers vluchten in bijzondere woningen en ondervinden, dat er nog barmhartigheid in de harten der menschen leeft. Ook de wakkere Marseillanen, kort geleden nog zoo toornig, zijn thans barmhartig en redden waar zij kunnen. De journalist Gorsas (2) smeekt ijverig tot woedende groepen. Clemence, de wijnkooper, vliegt met een geredden Zwitser aan de hand de vergadering binnen, verhaalt hartstochtelijk, hoe hij hem met moeite en gevaar gered heeft, hoe hij, zelf kinderloos zijnde, hem van nu af ondersteunen wil, en valt onder toejuichingen den armen Zwitser bezwijmende om den hals. Maar de meesten worden neergesabeld en zelfs verminkt. Vijftig (volgens sommigen tachtig) worden als gevangenen door nationale gardes naar het stadhuis gebracht; op het plein de Grève stort het woedende volk op hen los en vermoordt hen tot op den laatsten man. O peuple, door heel de wereld benijd! Peuple in dolle Gaelisclie uitspatting! Waarlijk, weinig inoordtooneelen in de geschiedenis zijn pijnlijker dan deze. Hoe treurig flikkert in de herinnering — een onuitwischbare roode streep — die arme colonne van roode Zwitsers, die zich bij verschil van meening oplost en in den zwarten nacht des doods verliest. Eere zij u, wakkere mannen, eervol medelijden, de eeuwen door! Geene martelaars waart gij, en toch schier nog meer. Hij was uw koning niet, deze Lodewijk, en hij verliet u gelijk een koning van lompen en lappen, gij waart hem slechts verkocht voor eenige stuivers daags, en toch wildet gij voor uw loon werken, uw gegeven woord houden. Uw werk was thans: te sterven, en gij deedt dat! Eere zij u, verwanten; en moge de oude (1) Histoire parlementaire (XVII, 300—318;; Rapport du capitaine des canonniers; Rapport du commandant (t. a. p.j (2) Zie noot 5 op pag. 110. Deutsche Biederkeit en Tapferkeit, moed, die degelijk is en waar, 't zij bij Zwitsers of Saksers, te geenen tijde ontbreken! Geene bastaards, echte mannen waren deze zonen der mannen van Sempach, (1) van Murten, die knielen, maar niet voor u, o Bourgondië. (2) Dat de reiziger, wanneer hij door Lueern komt, Monument te Lucern, ter herinnering der bij de bestorming der Tuilerieën vermoorde Zwitsers een blik werpe op hun monumentalen leeuw, en dat niet alleen om Thorwaldsen's wil. (3) Uit levenden rotssteen gehouwen, rust hij ginds bij de stille meerwateren, door het verwijderde gedruisch van den Kuhreigen gewiegd en rondom door granietbergen bewaakt, de leeuw, en spreekt, hoewel slechts een onbezielde figuur. (1) Hier versloegen de Zwitsers in 1386 hertog Leopold van Oostenrijk. (2) In den slag bij Murten '1476/ werd Karei de Stoute van Bourgondië door de Zwitsers geslagen. (3) Albert Bertel Thorwaldsen <1770—1844), de beroemde Deensche beeldhouwer, is de vervaardiger van dit monument, opgericht ter nagedachtenis van de gesneuvelde Zwitsers. Volgens de inscriptie op dit monument zijn er 26 officieren en 160 soldaten gevallen, terwijl 16 officieren en 350 soldaten ontkwamen. ACHTSTE HOOFDSTUK. De Constitutie valt in stukken. Aldus is de 10de Augustus gewonnen en verloren. Het patriottisme telt zijne verslagenen bij duizenden en duizenden — zoo doodelijk was het vuur der Zwitsers uit de vensters — maar zal ze ten laatste tot zoo wat twaalfhonderd terugbrengen. Geen kinderspel was het — noch is het. Niet voor twee ure des namiddags heeft men opgehouden met moorden, verbrijzelen en verbranden, niet eerder werd liet geopende dolhuis weer gesloten. Hoe de stroomen van het razende sansculottisme met meedoogenlooze wraakzucht door alle gangen der Tuilerieën bulderden; boe kamerdienaars geslacht en nedergesabeld werden, en Dame Campan de Marseillaansche sabel boven haar hoofd zag zwaaien, maar de donkere zeide: »Va-t-eri' en haar ongedeerd van zich slingerde ; (1) hoe de wijnflesschen in de kelders gebroken, de wijnvaten ingeslagen en leeggedronken werden; en uit alle vensters, tot aan de dakkamers toe, de kostbare koninklijke meubels vlogen en de tuin der Tuilerieën er van vergulde spiegels, fluweelen gordijnen, opgereten vederbedden en menschelijke lichamen uitzag gelijk geen tuin op aarde; dat alles moge hij, die er lust toe heeft, wijdloopig bij Mercier, den bitteren Montgaillard of Beaulieu van de Deux Amis zien. Honderd en tachtig lichamen van Zwitsers liggen hier opeengestapeld, naakt, en worden eerst den tweeden dag van daar verwijderd. Het patriottisme heeft hun roode rokken aan flarden gescheurd en trekt daarmede op de punten van pieken gestoken rond; de akelige lichamen blijven naakt onder zon en sterren liggen, en de nieuwsgierigen van beide geslachten dringen er heen om te zien. Laat ons het niet doen. Meer dan honderd karren vol dooden rijden naar het St. Magdalena-kerkhof, bejammerd en beweend; want allen hadden bloedverwanten, hadden moeders, zoo niet hier, dan toch ginds. Het is een van die slagvelden, waarvan men leest onder den naam van glorierijke overwinningen, dat men in dit geval voor zijn eigene deur vindt gebracht. Maar de donkere Marseillanen hebben den tvran van het Chateau neergeveld. Hij is neergeveld, diep, en zal bezwaarlijk ooit weer opstaan. Welk een oogenblik voor een hooge wetgevende vergadering, toen de Erfelijke Vertegenwoordiger onder zulke omstandigheden bij hen binnentrad, en de grenadier den kleinen kroonprins, dien hij uit het gedrang droeg, op de tafel der vergadering neerzette? (2) Een oogenblik, dat men met zachte woorden dragelijk maken moest, in afwachting van hetgeen het volgende uur zou brengen! Lodewijk sprak weinig woorden: «Hij was herwaarts gekomen, om eene groote misdaad te voorkomen, hij achtte zich nergens veiliger dan hier." De president Vergniaud antwoordde in korte onbepaalde bewoordingen iets over «verdediging van geconstituëerde machten," dat men op zijn post moest sterven. (3) En zoo nam koning Lodewijk plaats, eerst hier, dan daar, want er ontstond een bezwaar, daar de constitutie niet veroorloofde in tegenwoordigheid des konings te beraadslagen; eindelijk ging hij met zijne familie in de loge van den Logographe, (4) van een courantenberichtgever, zitten, die buiten den gewijden (1) Campan, II, 21. (2) Campan, II, 245, 246. Zie pag. 304. (3) Zie over de woorden des Konings en Vergniaud's antwoord Dulaure, II, pag. 141 en 142. (4) De naam van een blad. f constitutioneelen omtrek, door een hek daarvan gescheiden is. Tot deze ongeveer tien vierkante voeten groote loge van den Logographe met een klein kabinet daar achter, is de koning van het groote Frankrijk thans beperkt; hier mag hij met de zijnen zestien uren lang, onder de oogen der wereld, ingesloten zitten of zich van tijd tot tijd in het kabinet begeven. Zulk een zeer eigenaardig oogenblik heeft de wetgevende vergadering beleefd. Maar welk een oogenblik was ook dat andere, weinige minuten later, toen de drie Marseillaansche kanonnen losbarstten en het vuur der Zwitsers en de algemeene donder als het geraas van den jongsten dag begon te ratelen! Achtbare leden springen op de been, daar afdwalende kogels zelfs hier kletterend door de vensters slaan. De koninklijke familie in de vergadering. "Neen, dit is onze post, laat ons hier sterven!" Zij blijven derhalve als steenen wetgevers zitten. Maar zou niet de loge van den Logographe van achteren bestormd kunnen worden? Ruk het hek omver, dat haar van den gewijden constitutioneelen omtrek scheidt! De beambten der vergadering trekken en rukken, Zijne Majesteit zelf helpt van binnen; het hek wijkt, Zijne Majesteit en de vergadering zijn thans niet meer gescheiden, het onbekende noodlot zweeft boven beiden. Nogmaals en nogmaals ratelt de donder, de eene bode na den anderen komt ademloos binnenstormen; des konings bevel aan de Zwitsers gaat naar buiten. Het was een vreeselijke donder, maar gelijk wij weten, hij hield op. Ademlooze boden, vluchtende Zwitsers, dreigende patriotten, een sidderen en beven en eindelijk een dansend gejuich! Vóór vier uur is er veel gekomen en gegaan. De nieuwe stadsraden (1) zijn gekomen en gegaan, met drie vaandels: Liber/é, Egalité, Patrie, en onder luidklinkende vivats. Vergniaud, die er nog als president voor weinig uren van sprak om voor geconstitueerde machten te sterven, heeft als verslaggever van liet comité het voorstel gedaan, dat de Erfelijke Vertegenwoordiger geschorst xcorde en eene Nationale Conventie onmiddellijk bijeenkome, om te zeggen wat verder te doen zij. Een degelijk rapport dat de president gereed in zijn zak moet gehad hebben ? Een president moet in zulke gevallen veel gereed en toch niet gereed hebben, en gelijk Janus voor en achter zich zien. (2) Koning Lodewijk hoort alles mede aan en begeeft zich tegen middernacht "in drie kleine vertrekken op de boven-verdieping, totdat het Luxcwibourg en de veiligheidswacht der natie" voor hem gereed zijn. Veiliger, ware Brunswijk maar eerst hier! Of, helaas, niet zoo veilig ? Gij ongelukkige ontkroonde hoofden! Den volgenden morgen kwamen er eene menigte menschen, om hen in hunne drie bovenvertrekken te zien. Montgaillard zegt: (3) de verhevene gevangenen zagen er vergenoegd, zelfs vroolijk uit; de koningin en de prinses Lamballe, die zich des nachts bij hen gevoegd had, zagen uit het venster, "schudden poeder uit het haar op het volk neer en lachten." Een schamper man, die Montgaili.ard. Voor 't overige kan men wel denken dat de wetgevende vergadering, maar bovenal het nieuwe stadsbestuur het voortdurend druk had. Boden en snelle depêches gaan naar alle zijden van Frankrijk, vol zegepraal, met toornigen jammer vermengd, want twaalfhonderd broeders zijn gevallen. Geheel Frankrijk stemt in met dien jubel en dat gejammer; de 10de Augustus zal zijn gelijk de 14d' Juli, slechts bloediger en grooter. Heeft het hof samengezworen? Het arme hof! Het hof is overwonnen en zal thans zoowel de schade als de schande te dragen hebben. \\ at vallen thans alle standbeelden der koningen! Zelfs de bronzen Hendrik, hoewel hij eens eene kokarde droeg, stort van den Ponl-Neuf(4) neer, waar het Vaderland in gevaar wappert. Lodewijk XIV, op liet plein Vendame, gaat het natuurlijk niet beter, ja hij breekt zelfs in het vallen. De nieuwsgierigen kunnen op liet hoefijzer van zijn paard lezen: "12 Aoïit 1692," juist voor een eeuw en een dag. (5) De tiende Augustus was een Vrijdag. Nog is de week niet ten einde of ons patriottisch ministerie, ten minste wat er van te krijgen is, is reeds teruggeroepen: de nauwgezette Roland, Claviére, van Genève, daarbij voege men den loggen Monge,(6) den wiskundige, eenmaal steenhouwer, en, als minister van justitie — Danton, die, gelijk hij zelf in een zijner reusachtige beelden zegt, "herwaarts gebracht is door de bres van patriottische kanonnen!" (7) Zij moeten, onder het bestuur van comités der wetgevende vergadering, het oude wrak zoo goed sturen als zij kunnen; verward genoeg, bij een oude lekke wetgevende vergadering, bij een nieuw, zoo voortvarend stadsbestuur. Maar de nationale conventie zal bijeenkomen, en dan! . . . Intusschen (1) Zie pag. 298. (2) Het rapport stelde voor den Koning te schorsen, totdat de Nationale Conventie maatregelen genomen had om de onaf hankelijkheid der natie te verzekeren ; der koninklijke familie eene woning te geven in het Luxembourg en een gouverneur voor den dauphin te benoemen. (3) Montgaillard, II. 135—167. (4) Zie pag. 144, deel I (5) Op voorstel van Thuriot besloot de vergadering de standbeelden omver te^ halen. Het stadsbestuur liet van het stadhuis de bustes verwijderen van Lodewijk XVI, van Bailly, Necker en Lafayette. (6) Gaspard Monge (1747-1818), geboren te Beaune, was een der grootste wiskundigen van zijn tijd. Vooral heeft hij aan Napoleon, dien hij o. a. naar Egypte vergezelde, groote diensten bewezen. Ook was hij een van de ontwerpers van den republikeinschen kalender zie hierover later). (7) Het ministerie bestond uit Roland, Servan, Claviére, Danton, Monge, Lebrun, (Buitenlandsehe Zaken), Grouvelle, secretaris van den ministerraad. Omverwerping van het Standbeeld van Lodewijk XIV op 11-13 Augustus 1792. worde er zonder vertraging een nieuwe jury en crimineele rechtbank (1) te Parijs ingesteld, om de misdaden en samenzweringen van den 10deu Augustus te vonnissen. Het hooge hof van Orleans is verre van hier en langzaam; liet bloed der twaalfhonderd patriotten moet, wat er ook van het andere bloed worde, onderzocht worden. Siddert, verraders en samenzweerders, Danton is minister van justitie! Ook Robespierre heeft na de overwinning zitting in het nieuwe stadsbestuur, in het "geïmproviseerde" stadsbestuur, dat zich algemeene raad der gemeente noemt. Drie dagen lang nu heeft Lodewijk met zijne familie in de loge van den Logographe de verhandelingen der vergadering aangehoord en zicli des nachts in zijn drie kleine bovenvertrekken begeven. Het Luxembourg en de veiligheidswacht der natie Overbrenging der koninklijke familie naar den Tempel. zijn nog niet gereed, ja, het schijnt dat het Luxembourg te veel kelders en uitgangen heeft, geen stadsbestuur kan ondernemen liet te bewaken. De sterke gevangenis van den Tempel, die weliswaar niet zoo elegant is, ware veel veiliger. (2) Dus naar den Tempel! Op Maandag den 13den Augustus rijden Lodewijk en zijn treurig geschorst hof derwaarts in het rijtuig van den maire Pktion, terwijl geheel Parijs op de straten is, om hen te zien. Toen zij langs het plein Vendöme kwamen, lag het standbeeld van Lodewijk XIV in stukken gebroken op den grond. Pktion uit zijne (1) Het tribunal du 17 AoiH, voorlooper van het tribunal rêeolutionnaire. (2) Den IS'1"' Augustus liad de Vergadering besloten, dat de koning en zijne familie zou gaan wonen in het ministerie van .lustitie, dat hem een veiligheidswacht zou gegeven en 500.000 frs. toegekend worden tot op den dag van de samenkomst der Conventie. Toen evenwel eene deputatie van het stadsbestuur de overbrenging der koninklijke familie vroeg naar den Temple, terwijl haar een wacht van 20 man zou gegeven worden, gekozen uit de 48 sectiën, keurde de Vergadering dit goed. vrees, dat men de blikken der koningin verachtend zou kannen vinden en dat zij dus de verontwaardiging des volks zouden kunnen opwekken; zij slaat nu e oogen neder en ziet in het geheel niet moer op. Het gedrang is buitengewoon inaar niet ie tig. hier en daar wordt de kreet Vive la Nation gehoord, maar meestal ziet men met diep stilzwijgen toe. Het Fransche koningschap verdwijnt achter de poorten van den Tempe ; deze oude spitse torens bedekken het als een domper of bonsoir, het zijn dezelfde spitse torens, uit welke voor vijfhonderd jaar de arme Jacques Molay en zijne tempe teeren door het Fransche koningschap ter vuurdood gebracht werden. (1) Zoodanig zijn e wisselingen van het lot. De vreemde gezanten, de Engelsche lord Gower, hebben allen hunne passen gevraagd en verlaten vol verontwaardiging het land. Is het dan nu gedaan met de constitutie? Voor altijd ! ^ oorbij is dit wonder Ier wereld; het eerste tweejarige parlement wacht nog slechts op de komst van c e onventie, om daarna voor immer in de peillooze diepte te verzinken. Men kan zich e sti e woe e verbeelden van de oude leden der Constituante, van de constitutiebouwers, van de uitgestorvene Feuillanten, kortom van allen die dachten dat de constitutie voortgang zou hebben! Lafayette, aan het hoofd van zijn leger, verheft zich tot de hoogte van zijn toestand. Commissarissen der Wetgevende Vergadering snellen tot hem m liet leger aan de Noordelijke grenzen, 0111 geluk te wenschen, om toespraken te houden; hij beveelt het stadsbestuur van Sedan, de commissarissen in hechtenis te nemen, hen als opioerma-ers streng te bewaken en zijn verdere bevelen te wachten. Het stedelijk bestuur van e an gehoorzaamt. , Het stedelijk bestuur van Sedan gehoorzaamt, maar de soldaten van Lafayette s leger? De soldaten van Lafayette's leger hebben, gelijk alle soldaten, een don 'er gevoel, dat zij zelve sansculotten met lederen gordels zijn, dat de overwinning van en 10den Augustus ook voor hen eene overwinning is. Zij willen niet oproerig worden en Lafayette naar Parijs volgen, zij willen liever oproerig worden en hem er heen zenden. Op den 18de", dus reeds den volgenden Zaterdag, rijdt Lafayette, nadat hij zijne linièn zoo goed mogelijk geschaard heeft, met twee of drie verontwaardigde sta 0 ïcieren, on er wie Alexander de Lameth, (2) snel over de grenzen naar Holland; rijdt, helaas in de klauwen der Oostenrijkers en zijne zon verdwijnt, na lang sidderend weifelen aan den rand van den horizon, in den kerker te Olmütz; (3) deze geschiedenis kent hem niet moer. Vaarwel, held van twee werelden, schraal, maar krachtig, achtingswaar ïg man . Gedurende een lange, harde gevangenschap, te midden van beroerten, zegepralen en 0 swisselingen, zult gij altijd vast ten anker liggen aan de Washington-formule, en de held en het volmaakte karakter zijn, ware het ook slechts van ééne idée. Het stadsbestuur van Sedan is berouwhebbend en protesteert, de soldaten juichen: Mvelanaion. u- mouriez-Polymetis (4) ziet zich uit zijn kamp te Maulde tot opperbevel ie) er lenoem En, 0 Brunswijk! welke soort van «militaire strafoefening" is Parijs nu beschoren. Voorwaarts, gij welgeoefende mannen der verdelging met uwe artilleriewagens en rammelende veldketels. Voorwaarts, kloeke, ridderlijke koning van Pruisen, pochende emigrantenen krijgsgod de Brogue, »om der menschheid eenigen troost te brengen, die inderdaad niet zonder behoefte daaraan is. Cl> In 1313. Dit geschiedde onder koning Philips I\ , die de goederen der emp 1 » (2) Ook Latour-Maubourg 'zie pag. 187) behoorde tot hen, die uitweken. (3) Hij kwam eerst vrij 19 September 1797, door toedoen van Napoleon. (4) Zie noot 1 op pag. 30.