■ '-> THOMAS CARLYLE. De Fransche Revolutie. De Fransche Revolutie DOOR THOMAS CARLYLE. Geïllustreerd naar authentieke platen, portretten en spotprenten. Vijlde Uitgave. Vermeerderd met vele aanteekeningen. • • • DE GUILLOTINE. AMSTERDAM, GEBR. E. & M. COHEN. XDEIE^XDIE ZDZEZEZLi- DE GUILLOTINE. iii i EERSTE BOEK. SKPTEMBER. EERSTE HOOFDSTUK. De geïmproviseerde Commune. Zoo hebt gij het dan wakker gemaakt, gij emigranten en dwingelanden der wereld; Frankrijk is wakker! Lang genoeg hebt gij liet arme volk de les gelezen en geschoolmeesterd, terwijl gij uwe roeden van vuur en staal als ongeroepen, wreede tuchtmeesters er over zwaaidet; lang genoeg hebt gij het getergd en vervaard gemaakt, toen het hulpeloos in de lijkdoeken zijner constitutie zat, terwijl gij van alle zijden met uwe toerustingen en complotten, met uwe marschen en angstwekkende bedreigingen er op indrongt, — en ziet, thans tot het uiterste gebracht, is zijn bloed aan het zieden. Het heeft zijne lijkdoeken verscheurd als spinnewebben en trotseert u thans in die vreeselijke kracht der natuur, die geen mensch nog gemeten heeft en die razernij wordt; ziet nu hoe gii het breidelt. Deze September-maand van 1792, een der merkwaardigste in de geschiedenis, doet zich aan ons onder twee zeer verschillende gezichtspunten voor; aan de eene zijde geheel donker en zwart, aan de andere helder en licht. Al wat er wreeds is in de panische woede van vijfentwintig millioenen, al wat verheven is in de gelijktijdige doodsverachting van vijfentwintig millioenen, staat hier in de scherpste tegenstelling dicht naast ' kaar. Geen wonder voorwaar, wanneer een mensch, hoe veel te meer nog wanneer een geheel volk eensklaps buiten alle palen heengesleurd wordt. Want hoe airoen de natuur thomas carlyle, de fransche omwenteling. Aug.-Sept. 1792 op de oppervlakte ook schijne, zij rust toch, als men dieper doordringt, allerwegen op een vreeselijken grondslag, en Pan, (1) bij wiens spel de Nymphen dansen, houdt een kreet in zich besloten, die allen tot waanzin kan drijven. Hoogst ontzettend is het wanneer een volk zijn maatschappelijke instellingen en verordeningen, die een lijkdoek voor hem geworden zijn, verscheurt, en transcendentaal wordt en nu zijn woesten weg zoekt door nieuwe en chaotische — waar de kracht nog niet gescheiden is in het gebodene en verbodene, maar deugd en misdaad nog ongescheiden heerschen — in dat rijk der zoogenaamde hartstochten, wat wij noemen het rijk der wonderen en verschrikkingen! Als zoodanig hebben wij in dit derde deel onzer geschiedenis Frankrijk gedurende de drie volgende jaren te beschouwen. Het sansculottisme, dat in al zijne grootheid en in al zijne afzichtelijkheid heerscht; het evangelie (de Godsboodschap) van de rechten, van de machten van den mensch nog eenmaal onweerlegbaar alom gepredikt, en te gelijk daarmee, en voor het oogenblik nog veel luider, de vreeselijkste duivel-boodschap van de zwakheid en de zonden van den mensch. En dat alles op zulk eene schaal, onder zulken aanblik : de omwolkte geboorte eener wereld uit den doou, ontzaglijke wolken van rook, hier als met de stralen des hemels doorweven, ginds als met hellevuur omgord! De geschiedenis verhaalt ons veel, maar wat heeft zij ons in het laatste tiental eeuwen en langer verhaald, dat daarmede te vergelijken is? Vertoeven wij dus, o lezer, een tijd lang iriet belangstelling bij dit schouwspel en trachten wij aan zijn oneindige beteekenis datgene te ontleenen, wat onder de tegenwoordige omstandigheden voor ons dienstig is. Het is te betreuren, doch zeer natuurlijk, dat de geschiedenis van dit tijdvak over het geheel zoo in stuiptrekkingen geschreven is. Zij vloeit over van overdrijving, verwensching, gejammer en in t algemeen van duisternis. Maar juist zoo schreeuwde, toen het bedorven oude Rome van de aarde weggevaagd moest worden en de volkeren van het Noorden, en andere vervaarlijke zonen der natuur, kwamen aanstormen, vormen verslindende, gelijk thans de Franschen — juist zoo schreeuwde, zeggen wij, het bedorven oude Rome met de luidste verwenschingen, zoodat de ware gedaante van vele zaken voor ons verloren gegaan is. Attila's (2) Hunnen hadden armen van zulk eene lengte, dat zij een steen opbeuren konden zonder zich te bukken. De vloekende Romeinsche geschiedenis laschte een letter in den naam der arme Tataren, en zoo blijven zij tot op den huidigen dag Tartaren, van wreeden, Tartaarschen (3) aard. Op dezelfde wijze wordt men ook hier, hoe ingespannen men ook de veelvuldige Fransche gedenkschriften onderzoeke, maar al te dikwerf in duisternis gehuld of door volslagen uitzinnigheid het spoor bijster. Men kan zich schier niet verbeelden, dat de zon in die Septembermaand, evenals in alle andere, scheen. En toch is het een onbetwistbaar feit, dat de zon werkelijk scheen en dat er weer en werk was, ja wat dat betreft, een zeer slecht weer voor hot oogstwerk ! De arme geschiedschrijver dient het uiterste te doen, en bij dat al nog toegevendheid te vragen. Het zou een wijs Franschman geweest zijn, die, het woeste schouwspel van nabij gadeslaande, hoe geheel Frankrijk op nieuwe, onbeproefde wegen voortholde en tuimelde, had kunnen onderscheiden, waar eigenlijk de hoofdbeweging lag, welke strekking toenmaals de richtende en de heerschende was. Maar na verloop van vierenveertig jaren is het anders geworden. Thans kan men in die September-warreling duidelijk genoeg twee hoofdbewegingen of groote strekkingen onderscheiden: den onstuimigen vloed naar de grenzen, en het razend snellen naar stadhuizen en raadzalen binnenslands. Frankrijk stormt in wanhopende doodsverachting naar de grenzen, om zich tegen vreemde dwingelanden te verdedigen, snelt naar de raadzalen en kiesvergaderingen, om zich (1) De Grieksche god, beschermer der herders en kudden, behoorende tot de zoogenaamde chthonische godheden. (2) Zie noot 3 op pag 41, deel I. (3) De Tartaros, de onderwereld in de Grieksche mythologie. september. tegen inheemsche aristocraten te weren. Op die beide hoofdbewegingen, en wat zijstroomen en draaikolken daarmee verbonden zijn, gelieve de lezer wel te letten. Ook bedenke hij, of bij zulk een plotselinge schipbreuk van alle oude autoriteiten, die beide hoofdbewegingen, op zich zelve reeds half uitzinnig, van zachten aard konden zijn? Alzoo de dorre Sahara-woestijn, als de winden zijn ontketend en de matelooze zandmassa's opheflèn en dooreen warren. De lucht zelve (gelijk de reizigers zeggen) is grauw zandig en grauw daardoor heen doemen op de wonderlijkste wijze dooreenvliegende kolonnades van zandzuilen, warlend bruisend van alle zijden, gelijk zoovele dolle dansende derwischen, van een honderd voet hoog, die daar hun monster woestijn-wals dansen. Doch in alle menschelijke bewegingen, al waren zij slechts één dag oud, is orde of het begin van orde. Men neme twee zaken in aanmerking in deze Sahara-wals van vijfentwintig millioenen, of liever slechts ééne, en de hoop op een tweede: de commune (municipaliteit) van Parijs, die reeds hier is, de Nationale Conventie, die binnen weinig weken er wezen zal. De insurrectionaire commune, die zich op den avond vóór den 10den Augustus constitueerde (1) en deze eeuwig gedenkwaardige verlossing door een geweldige losbarsting bewerkte, moet noodzakelijk heerschen, totdat de Conventie bijeengekomen is. Deze commune, die terecht een uit zich zelf ontstane of geïmproviseerde commune genoemd wordt, is voor het tegenwoordige de souverein van Frankrijk. Hoe kan ook de Wetgevende Vergadering, die haar gezag van het oude afleidt, thans, nu het oude in den opstand uiteenbarstte, nog eenig gezag hebben? Als een drijvend stuk van een wrak kunnen zekere zaken, personen en belangen zich nog aan haar klampen, vrijwilliger-verdedigers, juist op marsch tegen Brunswijk, schutters of piekeniers in groene uniform of met roode nachtmutsen op (bonnet rouge), defileeren dagelijks voor haar, zwaaien hunne wapenen altijd met een zweem van Leonidas (2)-welsprekendheid, of met een vuur van vermetelheid, dat zelfs Herodes in de schaduw dreigt te stellen, en de galerijen, maar «vooral de dames kunnen niet genoeg toejuichen." (3) Men kan adressen van deze of gene soort ontvangen en beantwoorden, zoodat geheel Frankrijk het hoort; als plaats van afkondiging is de Salie de Manége nog altijd van nut. Tot dat einde ook dient zij thans hoofdzakelijk. Vergniaud houdt geestopwekkende redevoeringen, doch altijd slechts in een profetischen zin, op de aanstaande Conventie duidende. »Onze nagedachtenis moge vergaan, wanneer Frankrijk slechts vrij wordt," roept Vergniaud, en allen springen op en antwoorden juichend : vJa, ja, périsse nolre mémoire, pourvu que la France soit libre!" (4) De ex-Capucijner Chabot bezweert den hemel, dat wij ten minste «van koningen verlost mogen zijn," en nog eenmaal ontvlammen allen, gelijk het kruit onder een vonk, en juichen en zweren onder het zwaaien der hoeden: *Oui, nous le jurons, plus de roi.r' (5) Als wijze van proclamatie is dat alles zeer goed. Dat overigens onze bedrijvige Brissot's, onze strenge Roland's, mannen die eenmaal macht bezaten en thans hoe langer hoe minder aanzien krijgen, mannen die de wet beminnen en zelfs willen dat eene uitbarsting zoo veel mogelijk volgens regels uitbarste, dezen toestand van zaken als onofficieel en onbevredigend beschouwen, kan niet geloochend worden. Zij doen klachten hooren en stellen pogingen in het werk, maar vruchteloos. De pogingen stuiten terug en zij moeten er van afzien, uit vrees voor iets ergers; de schepter is eens en voor altijd van de Wetgevende Vergadering geweken. De arme Wetgevende Vergadering (zoo hard was haar lot), had zich, gelijk Andromeda, laten boeien en aan de rots smeden en kon slechts weeklagend hemel en aarde aanroepen; (1) 7Ac pag. 298, deel JI- (2) De Spartaansche koning, de verdediger der Thermopylen, bekend door zijn lakoniek antwoord aan de Perzen. (3) Moore, Journal, I, 85. (4) Histoire parlementaire, XVII, 467. (5) Histoire parlementaire, XVII, 437. een gevleugelde Perseus (1) (de geïmproviseerde commune) is als een wonder uit den aether gedaald en heeft haar verlost; maar wie zal thans de beslissende stem hebben, zij met hare zachte, welluidende rede, of hij met zijn harden, schellen toon, scherp geslepen zwaard en vreeselijk schild? Welluidende overeenstemming zou de regel zijn ! Maar indien zulks niet zijn kan en de stemmen uit elkaar loopen, dan voorzeker blijft der arme Andromeda niets anders over, dan te weenen, zoo mogelijk tranen van dankbaarheid. Wees tevreden, o Frankrijk! met deze geïmproviseerde commune, zoo als zij is! Zij heeft de werktuigen en de handen, de tijd is niet lang. Zondag, den 26sten Augustus, zullen de primaire (2) vergaderingen een begin maken met het verkiezen van kiezers, en Zondag den 2den September (moge de dag gelukkig uitvallen) zullen de kiezers-afgevaardigden beginnen te kiezen, en zoo zal er weldra een alles genezende nationale conventie bijeenkomen. Geen mare d''argent of onderscheid tusschen actieven en passieven beleedigt thans den Franschen patriot, maar het stemrecht is algemeen, de vrijheid van kiezen onbeperkt. Leden der oude Constituante, der tegenwoordige Wetgevende Vergadering, geheel Frankrijk is verkiesbaar. Ja, het puik der geheele wereld (de VUnivers) kan men wel zeggen, is verkiesbaar; want door een besluit der Vergadering naturaliseert men juist in deze dagen de uitstekendste uitheemsche vrienden der menschheid: Priestley, (3) dien wij in Birmingham zich de vingers zagen verbranden, Klopstock, een wereld-genie, (4) Jeremias Bentham, een bekwaam rechtsgeleerde, (5) Thomas Paine, (6) den weerbarstigen snijder, — sommigen van welke werkelijk gekozen kunnen zijn. Juist zooals het past voor zulk een Conventie. Kortom, zevenhonderd en vijfenveertig ongeboeide souvereinen, door de wereld bewonderd, zullen de ongelukkige machteloosheid der Wetgevende Vergadering vervangen, uit welke waarschijnlijk de beste leden en de Berg in massa herkozen zullen worden. Als voorloopige plaats van bijeenkomst laat Boland de Salie des Cent Suisses in gereedheid brengen, ginds in het paleis der Tuilerieën, dat thans ledig en nationaal is, geen paleis meer, maar eene karavanserai. — Wat de geïmproviseerde commune betreft, men kan wel zeggen, dat er nimmer merkwaardiger gemeenteraad op de aarde bestond. Het bestuur, niet van een groote stad, maar van een groot rijk, dat in een staat van oproer en razernij verkeert, dat is de taak, die haar te beurt gevallen is. Zij moet organiseeren, proviandeeren en oordeelen, ontwerpen, beslissen en handelen en pogen te handelen; men moet zich verwonderen, dat het menschelijk brein onder zulk een last niet bezweek en brak. Gelukkig echter heeft het brein 't talent, om slechts zooveel op te nemen als het dragen kan, en het overige als niet bestaande te beschouwen. En zoo wordt er voor iets werkelijk gezorgd en veel moet voor zich zelf zorgen. De geïmproviseerde commune gaat voort zonder aan iets te twijfelen; snel zonder vrees of verlegenheid biedt zij ieder oogenblik aan de behoeften des oogenbliks het hoofd. Al stond de wereld in brand, de geïmproviseerde driekleur-gemeenteraad zou slechts één leven te verliezen hebben. Zij zijn de kern en de uitverkorenen van het sansculottische patriottisme, op den verloren post geplaatst, en een onuitsprekelijke overwinning of een hooge galg zal hun loon zijn. Ginds op het stadhuis zijn zij gezeten, die verwonderlijke driekleur-gemeenteraden, in algemeene vergadering, in comité van toezicht (de surveillance, dat zelfs een comité van openbaar welzijn, de salut public, zal worden), of wat andere comités en onder-comité's er noodig zullen zijn, en voeren een eindelooze briefwisseling en nemen tallooze besluiten; men hoort van een besluit, (1) De sage van Andromeda en Perseus uit de Grieksche mythologie. (2) Zie noot 1 op pag. 15, deel II. (3) Zie noot 3 op pag. 233, deel II. (4) Friedrich Gottlieb Klopstock (1724—1803), de bekende Duitsche dichter. (5) Jeremy Bentham (1747—1832), de grondlegger der utiliteitsleer. (6) Zie noot 2 op pag. 33, deel II. dat het '-achtennegentigste van den dag" is. Klaar! is de leus. Zij dragen geladen pistolen en een geïmproviseerd maal in don zak. Later zullen traiteurs, maar al te verkwistend, gelijk men dikwerf mort, op de plaats zelve voor hun middagmaal zorgen. Zoo zijn de gemeenteraden, met driekleurige sjerpen omgord, terwijl zij in de eene hand een memorandum en in de andere een vuurwapen houden. Zij hehben agenten door geheel Frankrijk uitgezonden, die op stadhuizen, op marktpleinen, op alle groote en kleine wegen het volk ophitsen en te wapen roepen, en alles schenkt hun een bereidwillig oor. Groot is het vuur der anti-aristocratische Francois Léonard Nicolas Buzot. welsprekendheid; ja sommigen, gelijk de boekhandelaar Momoro, schijnen van verre op iets te doelen, dat naar een agrarische wet en eene aderlating van de overvloeiende geldbeurs riekt, waarbij echter de koene boekhandelaar gevaar loopt van opgehangen te worden, zoodat de ex-constituant Buzot (1) hem ter sluiks moet wegvoeren. (2) (1) Francois Léonard Nicolas Buzot (1700—1794), die zicli bij de Girondijnen aansloot en in hun ondergang deelde. (2) Buzot, Mfmoires (Parijs 1823 , pag. 88. III. 2 Regeerende personen, al zijn ze innerlijk ook nog zoo onbeduidend, hebben toch meestal eene menigte memorie-schrijvers, en de nieuwsgierigen kunnen in latere dagen hun uitgaan en te huis komen in alle bijzonderheden te weten komen, hetgeen dan ook, daar ieder zijn medemensch gaarne in een bijzonderen toestand kent, in zijne soort een troost is. Maar zoo is het niet met de regeerende personen, die wij thans op het stadhuis zien! En toch, welke origineelste medemensch van de regeerende soort, welke hooge kanselier, koning, keizer, minister van binnen- of buitenlandsche zaken, maakte ooit zulk een vertooning als hier, in dien Sahara-dans van de vijfentwintig millioenen, een klerk Tallien, een procureur Manuel, en een toekomstige procureur Chaumette ? (1) O gij mede-stervelingen! gij advokaat Panis, (2) vriend van Danton, bloedverwant van Santerre ; graveur Sergent, (3) later A pw/c-Sergent geheeten; gij Huguenin (4) met de stormklok in het hart! Maar zij hadden, gelijk Horatils zegt, geen gewijden memorieschrijver (carent sacro va te), en wij kennen hen niet. Men pochte op de maand Augustus en hare daden, die men op hooge plaatsen verkondigde, maar op deze September wilde nu of later niemand zich beroemen. Üe September wereld blijft donker, vol nevel en walm, gelijk een Laplandsche heksen middernacht, waaruit inderdaad zeer zonderlinge gestalten zullen opduiken. Ondertusschen wete men dat thans, nu het gevaar voorbij is, de onomkoopbare Robespierre niet ontbreekt; de zeegroene man zit daar als ter sluik, zijn kattenoogen passen voortreffelijk bij het schemerlicht. Ook dit wete men, een enkel feit, dat echter zoo veel waard is als vele andere, dat Marat niet slechts daar is, maar dat men hem zelfs eene eereplaats, een bijzondere tribune (tribuneparticuliere) aangewezen heeft. Welk eene verandering voor Marat, zoo verheven uit donkere kelders tot die lichte bijzondere tribune! Iedere hond, zelfs de dolle, heeft zijn dag. Yeellijdende, ongeneeslijke Philoctetes (5) Marat, zonder wien Troje niet veroverd kan worden! Zoo hoog is Marat gestegen, als een hoofdbestanddeel der regeerende macht. Royalistische letters, — immers men heeft tallooze Durosoy's, Royou's (6) onderdrukt en zelfs in de gevangenis geworpen — royalistische letters vervangen de versleten letters, die men in oude booze dagen een volksvriend zoo dikwerf ontnomen heeft. Men schiijtt en redigeert in zijn "bijzondere tribune' plakkaten van waarschuwenden en dreigenden aard, den Ami Ou peuple (thans onder den naam van Journal de la répubhque), en hij wordt door de menschen gevreesd. Marat, zegt iemand, is het geweten van het stadhuis; de hoeder, gelijk anderen zich uitdrukken, van het souvereine geweten, dat voorzeker in zulke handen niet in een laken gewikkeld zal liggen. Iwee groote bewegingen, gelijk gezegd is, beroeren den waanzinnigen nationalen geest: een stormen tegen inheemsche verraders, een stormen tegen vreemde dwingelanden. Beide zijn dolle bewegingen, door geen bekenden regel in bedwang te houden, daar zij door de hevigste hartstochten der menschelijke natuur, door liefde, haat, wraakzuchtig verdriet, door pralend en ook wraakzuchtig nationaal gevoel, maar bovenal door bleeken panischen schrik aangevuurd worden! Twaalfhonderd verslagen patriotten, smeeken zij niet uit hun donkere catacomben om wraak, o wetgevers? Zoo groot was de vernielende woede der aristocraten op dien eeuwig gedenkwaardigen 10den Augustus. Ja, afgezien van wraak en slechts met het oog op Parijs (om een ronde som te nemen), "dertigduizend aristocraten, vol kwaadaardigheid, en thans tot het uiterste gebracht? (1) Zie over deze drie de pagina's 26, 246 en 25 van deel II. (2) Zie pag. 298, deel II. (3) Zie pag. 298, deel II. (4) Zie pag. 244, deel II. (5) Een der helden uit den Trojaanschen oorlog, die, zooals Homerus schreef, wegens ziekte op Lernnos werd achtergelaten, maar die, later naar Troje vervoerd, hier Paris neerschoot. (6) Zie pag. 239, deel II. Hebt geduld, patriotten! het nieuwe hooge gerechtshof ons «tribunaal", van den 17den,(l) houdt zitting, iedere sectie heeft vier gezworenen gezonden, en Danton, die overal, waar men ze vindt, onwaardige rechters, ongeoorloofde kunstgrepen onderdrukt, "is nog dezelfde man, zoo als gij hem bij de Gordeliers gekend hebt." Zal inet zulk een minister van Justitie de justitie niet gehandhaafd worden? Laat hen dan voortvarend zijn, antwoordt algemeen het patriottisme, voortvarend en zeker! — Men kon hopen dat het tribunaal van den 17'le" voortvarender ware dan de meeste andere. Reeds den 21ML", toen ons gerechtshof nog geene vier dagen oud was, stierf Collenot d'Angremont, de royalistische werver (embaucheur), bij toortslicht. Want, ziet, de groote guillotine staat thans, wonderbaar om te aanschouwen; de idéé van den doctor is hout en ijzer geworden; — gelijk de ram van den muurbreker valt de geweldige cyclopische bijl in hare sleuf en blaast het levenslicht uit. «Mais vous, Gualches, wat hebt gij dan toch uitgevonden? Is het dat?" — De arme oude Laporte, de intendant van de civiele lijst, volgt het eerst, bedaard, de zachte oude man. Vervolgens Durosoy, de royalistische journalist, «kassier van al de anti-omwentelingsgezinden in het binnenland; hij ging vroolijk in den dood, terwijl hij zeide dat een royalist gelijk hij, boven alle dagen, juist op dien dag, den 25sten of St. Lodewijksdag, moest sterven. Alle deze zijn, onder den juichenden bijval der galerijen, binnen ééne week gevonnisd en aan de verwezenlijkte idéé overgeleverd geworden. Van diegenen willen wij niet eens gewagen, die wij, onder het gemor der galerijen, vrijgesproken en ontslagen, of wel, daar de galerijen begonnen te huilen en zelfs te dreigen en te stooten, persoonlijk naar de gevangenis teruggebracht hebben. (2) Langzaam is dat gerechtshof niet. Ook de andere beweging, liet stormen tegen vreemde dwingelanden, neemt niet ai. Machtige strijdkrachten zullen een kamp op leven en dood aangaan, het gedisciplineerde Europa tegen het dolle ongedisciplineerde Frankrijk, en er zullen merkwaardige uitkomsten verkregen worden. Men trachte zich dan eenigermate de opschudding te verbeelden, die thans in dit Frankrijk, in dit Parijs woelt. Plakkaten van de sectiën, van de commune, van de Wetgevende Vergadering, en van bijzondere patriotten vindt men als in vlammenschrift waarschuwend op alle muren. Vlaggen met het opschrift: »het vaderland in gevaar," wapperen op het stadhuis, op den Pont-Neuf, boven de omver gerukte standbeelden van koningen. Het is een algemeen werven en zich laten werven, een weenend-pralend afscheid nemen, een ongeregeld marcheeren op den grooten Noord-Oostelijken heirweg. De Marseillanen zingen in koor hun woest Te wapen! hetgeen thans alle mannen, vrouwen en kinderen geleerd hebben, en met vereenigde stem in schouwburgen, langs alle straten en boulevards zingen, en het hart ontbrandt in ieders borst: Anx armes! marchons! Of men verbeelde zich, hoe onze aristocraten zich thans schuil houden : hoe Bertrand de Molleville verborgen is op een dakkamertje -in de straat Aubry-le-boucher, bij een arm chirurgijn, dien hij vroeger gekend had." Madame de Staël houdt haren Narbonne verborgen, daar zij niet weet, wat ter wereld zij met hem aanvangen zal. De barrières zijn somwijlen open, meestal echter gesloten, passen zijn niet te krijgen. Stadhuisboden vliegen in alle richtingen rond, wakende met oogen en klauwen als van valken! Kortom, het tribunaal van den 17ll<" is bezig onder liet getier der galerijen, en de Pruisische Brunswijk is over eene uitgestrektheid van veertig mijlen met oorlogskarren en slapende donders en zesenzestigduizend briareus-armen in aantocht! (3) O hemel, in deze laatste dagen van Augustus is hij er werkelijk! Nog was (1) Dit tribunal. de voorlooper van het tribunal révolutionnaire, was den I7d<,u Augustus door de commune ingesteld. (2) Moork, Journal, I, 159—168. (3) Zie Toulongeon, Histoire de France, II, 5. Durosoy niet geguillotineerd, toen reeds de tijding kwain, dat de Pruisen de omstreken van Metz verwoestten; vier dagen later hoort men dat Longwy, de eerste vesting aan die grenzen, den vijand '-binnen vijftien uren" tijds in handen gevallen is. Snel dus, gij geïmproviseerde gemeenteraden, snel en altijd sneller! De geïmproviseerde gemeenteraden weten ook hier het hoofd te bieden. De wervingen en kleeding en wapening worden bespoedigd. Zelfs onze officieren dragen thans »wollen epauletten," want het rijk der vrijheid en ook der noodzakelijkheid heerscht. Ook noemt men elkaar thans niet meer monsieur of mijnheer; citoyen (burger) zou veel gepaster zijn, men zegt zelfs Jij, gelijk de «vrije volken der Oudheid deden:" zoo luidde de raad der journalen en van de geïmproviseerde commune, en het zal goed zijn. Charles Melchior Artls de Bonchamp. Henri de la Rochejaccjl'eleix. Intusschen zou het nog oneindig beter zijn, als men slechts wist waar wapenen te vinden waren. Voorshands zingen onze citoyens in koor: Te wapen! doch hebben geene wapenen! Men zoekt met den grootsten ijver naar wapenen, en er is vreugde over ieder gevonden geweer. Bovendien zullen er verschansingen rondom Parijs opgeworpen worden ; men graaft en delft op de hoogten van den Montmartre, ofschoon zelfs de onnoozelen vermoeden, dat dit een wanhopige maatregel is. Men graaft, en mannen met driekleurige sjerpen spreken en sporen tot spoed aan. Ja, ten laatste gaan dagelijks «twaalf leden van de Wetgevende Vergadering," niet slechts om tot spoed op te wekken, maar om zelve handen aan 't werk te slaan en te graven; zoo werd het onder luide toejuiching besloten. Er dient voor wapenen gezorgd te worden al zou men er ook zijn verstand bij verliezen. De schrale Beaumarchais, (1) die volgens oude gewoonte het vaderland dacht te dienen en te gelijk een goeden handel te doen, heeft zestigduizend deugdelijke geweren in Holland besteld; gave de hemel, om zijne en des vaderlands wil, dat deze alreeds hier waren ! Middelerwijl worden de ijzeren leuningen omvergerukt en tot pieken versmeed, kettingen ook worden samengesmeed en tot pieken. Men stoort zelfs de rust der dooden en giet kogels van de looden doodkisten. Alle klokken moeten in den oven, om tot kanonnen, alle kerkzilver in de munt, om tot geld versmolten te worden. Aanschouw mede geheele nijvere zwermen citoyennes, die in kerken neergezeten zijn en daar met hare zwanenhalzen zitten, en tenten en uniformen naaien. Ook ontbreekt 1* rancois Athanase Ciiarette. N^icolas Stofflet. het niet aan patriottische giften van dezulken, die nog iets behouden hebben, en blijmoedig gegeven; de bevallige Villaumes, moeder en dochter, geven een zilveren vingerhoed en een vijfliensousstuk en andere dergelijke zaken, en bieden zich aan, ten minste de moeder doet zulks, om op de wacht te trekken. Mannen, die niet eens een vingerhoed hebben, geven ten minste een vingerhoed vol vinding. Een burger heeft een houten kanon verzonnen, waarvan Frankrijk alleen voordeel zal trekken. Het wordt door kuipers van duigen gemaakt en is van een bijna ontzaglijk kaliber, maar onzeker wat zijne sterkte betreft! Zoo verzint en smeedt en naait men (1) Zie pag. CO, deel I. van gauscher harte en ganscher ziele. In iedere gemeente zullen slechts twee klokken blijven, om storm te luiden en tot andere doeleinden. Ook merke men op, dat juist terwijl de Pruisische batterijen te Longwij in het Noord-Oosten het levendigste speelden, en de laflè Lavergne er niets beter op Clairfait. wist dan zich over te geven, Zuid-Westelijk in de afgelegen patriarchale Vcncléc de gisting wegens de onbeëedigde priesters, na langen tijd gewerkt te hebben, eindelijk losgebarsten is, juist op het verkeerde oogenblik voor ons. En zoo ziet men »in Chatillon-sur-Sèrre achtduizend boeren," die weigeren te loten en hunne pastoors niet willen laten bemoeilijken. Bij deze zullen zich de Bonchamp's, Larochejacquelein's, en niet weinig seigneurs van het royalistische slag voepen, benevens de Stofflet's en Charettes, en helden en 67/ow«n-smokkelaars, en de lovale ijver van een eenvoudig volk, dat door tlieologische en heerschappelijke blaasbalgen in woede en vlam gezet is! (1) En zoo hebben wij een strijden van achter grachten, doodende salvo's uit kreupelbosschen en ravijnen afgevuurd, brandende hutten, jammerend ronddolende vrouwen met hare kinderen op den rug, vertrapte korenvelden, met menschelijk gebeente bezaaid, — «tachtigduizend van allen ouderdom, stand en geslacht, die op eenmaal over de Loire vluchten," onder alom weergalmende jammerklachten; en kortom, voor vele toekomstige jaren zulk een reeks van gruwelen, als de roemrijke oorlog sedert eeuwen niet opgeleverd heeft, sedert de tijden der Albigensen (2) moorden en de kruistochten. Voor het oogenblik kunnen «de achtduizend te Chatillon" nog uiteengedreven worden, het vuur verdeeld, niet uitgedoofd. Bij de slagen en wonden van een buitenlandschen oorlog komt van nu aan een nog doodelijker inwendige kanker. De tijding van dezen opstand in de Ventlée kwam op Woensdag den 29slen Augustus te Parijs aan, juist toen men de kiezers gekozen had, en, in spijt van Brunswijk en Longxry, nog altijd de hoop koesterde van zoo de Hemel het wilde, een Nationale Conventie te zullen bekomen. Maar ook in andere opzichten is deze W uensdag als een der merkwaardigste dagen te beschouwen, dien I'arijs ooit beleefd heeft. Sombere tijdingen volgen elkaar op als Jobsboden en worden met sombere antwoorden ontvangen. \an Sardinië, dat opstaat om een inval in het Zuid-Oosten te doen, van Spanje, dat het Zuiden bedreigt, willen wij niet eens spreken. Maar zijn niet de Pruisen (door verraad, gelijk het schijnt) meester van Longwy en op het punt om Verdun te belegeren? Clairfait (3) en zijne Oostenrijkers houden Tnionville ingesloten en verdonkeren het Noorden. Niet slechts de omstreken van Mctz, maar geheel Clermonlais wordt bestookt, men heeft vliegende uhlanen en huzaren op den weg van Chdlons tot bij Sainte Menehould gezien. Moed patriotten! wanneer gij den moed verliest, is alles verloren. Niet zonder dramatische aandoening leest men, in de parlementaire debatten van Woensdag-avond, het tooneel met de militaire vluchtelingen van Longwy. Afgemat van den tocht, met stofbedekt en ontmoedigd, komen die arme* mensehen tegen zonsondergang in de Wetgevende Vergadering, en verhalen in de roerendste bewoordingen, hoe zij in schrikbre positie gedreven waren: rondom ons golfden miriaden van Pruisen; vijftien uren lang was het een waar vuurbraken als van een vulkaan; wij, bij enkelen op de wallen verstrooid, nauwelijks voor twee kanonnen één kanonnier, onze latfé kommandant Lavergne nergens te zien, in de bommen (1) Charles Melchior Artus de Bonchamp (1759—1793) had in Amerika gediend en was na ziin terugkeer 111 V ranknjk een vijand der revolutie. Door de Vendeeërs aan hun hoofd gesteld bevocht nij eenige overwinningen, maar werd doodelijk gewond bij Ohollet 17 Oetober 17(J3. Henri de la Roche Jacquelein (1775—1794) had deel uitgemaakt van de «garde constitutionnelle" es Konings, maar na 10 Augustus Parijs verlaten. Hij was, hoewel een der jongste, een der onstui migste en dapperste \ endée-helden Hij sneuvelde 28 Januari 1794 bij Nouaille Nicolas Stofflet (1<52—1796), een gewone boer, die als gemeen soldaat gediend had, was ook een der meest bekende en meest dweepzieke Vendée-hoofden, die aan de zaak, welke hij verdedigde veel Kwaad berokkende door zijne groote vijandschap met Charette. II j werd 24 Februari 1790 te An<*ers gefusilleerd. B Fran?ois Athanase Charette de la Conterie (1703—1790 , een der beroemdste .Vendéens." Hij was iceds uitgeweken geweest naar Coblentz, maar teruggekeerd, omdat de emigranten hem slecht ont- pn !! ,i .!a m' ' idéé-oorlog zich jegens de Bourbons groote verdiensten verworven en werd 29 Maart 1/96 te Nantes gefusilleerd. Chouans noemde men de ongeregelde benden, die in de Vendée voor het koningschap vochten en iun naam ontleenden aan een hunner aanvoerders, Jean Cottercau, genaamd Chouan. (2) De oorlogen tegen de Albigensen, welke begonnen onder Philips II Augustus (1180—1223) en eindigden onder Lodewijk IX (122(5—1270). (3; Een Oostenrijksch generaal. geen kruit: — wat konden wij doen? «Mourir, sterven!" antwoorden snel eenige stemmen, (1) en de bestoven vluchtelingen moeten wegsluipen en elders troost zoeken! Ja, mourir, dat is thans de leus! Longicy worde ten spreekwoord, ten spot en spiegel onder de Fransche vestingen dat het (zegt de Wetgevende Vergadering) veeleer van het geschandvlekte aangezicht der aarde verdelgd worde: — en daarmede worde het besluit genomen, dat Longwij, wanneer de Pruisen er eerst weer uit zijn, gesloopt zal worden, en de ploeg gaan over den grond waar het was. Ook zijn de Jacobijnen niet zachter. En hoe konden zij het zijn, zij, de bloem van het patriottisme? De arme mevrouw Lavergne, de gemalin van den armen kommandant, nam op zekeren avond haren parasol, ging, begeleid door haren vader, naar de zaal der machtige moeder en leest daar een opstel ter verdediging van den kommandant van Longwy v oor. De president Lafarge geeft ten antwoord : «Burgeres! de natie zal Lavergne oordeelen ; de Jacobijnen zijn gehouden hem de waarheid te zeggen. Had hij de eer van zijn vaderland lief gehad, hij zou te Longicy zijne loopbaan geëindigd hebben (terminé sa carrière). (2) T \V E E DE II O O FDST Ü K. Danton. Maar wat beter is dan het slopen van Longicy of het gispen van arme, bestoven soldaten of soldatenvrouwen, is dat Danton laatstleden avond in de Vergadering kwam en een besluit verlangde om naar wapenen te zoeken, daar niemand ze vrijwillig leverde. (3) Men bewerkstellige te dien einde met strenge volmacht der autoriteit huiszoekingen, om wapenen en paarden op te sporen; het aristocratisme toch rolt in zijne rijtuigen, terwijl het patriottisme niet in staat is zijne kanonnen voort te trekken, — om in het algemeen in de woningen van «verdachte" personen naar krijgsbehoeften te zoeken, ja, zoo het doelmatig mocht schijnen, de «verdachten" zeiven te vatten en in de gevangenis te werpen! In de gevangenissen zullen hun booze aanslagen onschadelijk zijn, in de gevangenissen zullen zij ons tot gijzelaars strekken en niet zonder nut zijn. De veerkrachtige minister heeft dit besluit gisteren avond gevraagd en verkregen, en nog dienzelfden nacht zal het ten uitvoer gelegd worden, ja het wordt op hetzelfde oogenhlik ten uitvoer gelegd, waarin de bestoven soldaten met mourir begroet worden. Op die wijze worden naar opgave tweeduizend geweren en ongeveer vierhonderd nieuwe gevangenen in beslag genomen, en over 't geheel den aristocraten zulk een schrik ingeboezemd dat allen, behalve het patriottisme, en zelfs dit, indien het uit zijn doodsangst ware, er medelijden mede moet hebben. Ja, messieurs, indien Brunswijk Parijs in brand wil schieten, dan zal hij de gevangenissen van Parijs mede in brand schieten: — wanneer bleeke schrik ons bevangt, zullen wij anderen ook daarin doen deelen, alsmede in alle gruwelen, die daaraan verbonden zijn; dezelfde lekke bodem draagt ons allen op deze woeste wateren. (1) Histoire parlementaire, XVII, 148. (2) Histoire parlementaire, XIX. 1300. (3) Ook deed Danton liet voorstel om in alle sectiën een staat op te maken van alle weerbare burgers en hun een soldij te verzekeren. (Vergelijk bovendien Dulaure, II, pag. 178 en 179). Men kan denken, welk eene beweging zulks teweegbracht onder »de dertigduizend royalisten, (1) hoe de samenzweerders, of zij die van samenzweringen beschuldigd werden, nog dieper in hunne schuilhoeken kropen, gelijk, bij voorbeeld, Bertrand de Molleville, vol verlangen naar Longwy uitziende en hopende dat het weder gunstig zal blijven. Of hoe men zich, gelijk Narbonxe, als lakei vermomt en als "famulus (huisknecht) van Dr. Bom.man" naar Engeland ontsnapt; hoe madame i>e Staël zich roert en als zuster in de literatuur Manuel en zelfs den klerk Tallien George Jacques Dan ton. smeekt, ten prooi aan nameloos verdriet! (2) De royalist Peltier, de pamfletschrijver, geeft een roerend verhaal (hoezeer wat sterk gekleurd) van de verschrikkingen van dien nacht. Van vijf uur in den namiddag is de groote stad eensklaps in stilzwijgen verzonken, men hoort slechts het roffelen der trommen, het trappelen van marcheerende voeten, en nu en dan het vreeselijk donderen togen deze of gene deur, wanneer een driekleur-commissaris met zijn blauwe gardes toegang verlangt. Alle straten, zegt (1) Zie pag. 10. (2) De Stakl, Considérations sur la révolution, II, 67—81. III 3 Peltier, zijn ledig, aan ieder einde met gardes bezet, aan alle burgers is bevolen binnen's huis te blijven. Op de rivier varen booten met wachten, opdat men niet te water ontvluchte; de barrières zijn hermetisch gesloten. Verschrikkelijk! Daarbij schijnt de zon, helder nederdalende, aan den onbewolkten hemel: Parijs houdt den adem in, in afwachting van den slag, die het treffen zal. Arme Peltier! De Handelingen der Apostelen (1) en alle scherts van hoofdartikels hebben opgehouden, en in stede daarvan is het bittere ernst geworden, de fijne satire is in een ruwe piek (uit een leuning gesmeed) veranderd, en alle redeneerkunde komt op de aloude stelling terug: Oog om oog, tand om tand! Peltier, die zulks met smart ontwaart, verbergt zich diep, ontsnapt gelukkig naar Engeland, om daar opnieuw den pennestrijd te beginnen, te zijnen tijd door gezworenen gevonnisd en door de welsprekendheid van jonge Whigs vrijgesproken te worden, aldus wereldberoemd voor éénen dag. Van de «dertigduizend" bleven er natuurlijk een groote menigte ongemoeid, maar, zooals gezegd is, ongeveer vierhonderd werden als «verdachte personen" gevat, en allen beving een onbeschrijfelijke schrik. Wee hem, die schuldig is aan samenspanning, anticivisme, royalisme, feuillantisme, die, schuldig, of niet schuldig in zijne sectie een vijand heeft, om hem schuldig te noemen! De arme oude de Cazotte (2) wordt gevat met zijn jonge dochter, die hem niet verlaten wil. Waarom, o Cazotte, verwisseldet gij den roman en den Diable amoureux tegen eene werkelijkheid als deze? De arme oude de Sombreuil (3) van de Invaliden, wordt gegrepen, een man, dien het patriottisme sedert de dagen der Bastille steeds loensch aangezien heeft; een teederminnende dochter wil ook hem niet verlaten. De tranen der jeugd, de zwakte des ouderdoms, niets vindt ontferming. O mijne broeders! en zusters! De vermaarden en beroemden gaan, de onberoemden, indien zij een beschuldiger hebben. De gemaal der halssnoer-gravin Lamotte, (4) (zij zelve werd voorlang op het Londensche plaveisel verpletterd gevonden) is hier in een der gevangenissen, maar komt weer vrij. De ruwe de Morande van den Courrier de l'Europe hinkt wanhopend her- en derwaarts, maar men laat hem op vlugge krukken verder hinken, daar zijn tijd nog niet gekomen is. De advocaat Maton de la Varenne, van zeer zwakke gezondheid, wordt uit de armen zijner moeder en bloedverwanten gerukt, want de driekleur-IlossiGNOL (5) (onlangs nog goudsmidsknecht en schurk, thans een groot man), herinnerde zich een oud pleidooi van hem. Jourgniac de St. Méard de vurige, koene soldaat, moet gaan; bij de muiterij van Nancy (0) stond hij in het opbruisende regiment du Iioi aan de verkeerde zijde. Maai' het treurigste van alles is, dat de abbé Sicard(7) moet gaan, een priester die den eed niet kon afleggen, maar die de doofstommen kon onderwijzen: één man in zijne wijk, zegt hij, had een wrok tegen hem; één man slingert op het rechte oogenblik een bevel van inhechtenisneming tegen hem, dat treft. In de wijk de V Arsenal weeklagen stomme harten met teekenen, met woeste gebaren, want hij, hun wonderbare heeler en spraakbrenger, is hun ontrukt. Wat thans, deels door alle inhechtenisnemingen van den nacht van den 29stcn, (1) Zie pag. 301, deel II. (2) Zie pag. 253, deel II. (3j Zie pag. 228 deel I. 41 Zie noot 1 op pag. 89, deel I. (5) Jean Antoine Rossignol (1769—1802), geboren te Parijs, had deelgenomen aan de belegering der Bastille en maakte zicli later door zijne wreedheden berucht in de Vendée. In 1797 werd iiij gedeporteerd en in zijne ballingschap overleed hij, April 1802. (6) Zie pag. 96 en volgende, deel II. (7; Roeh Ambroise Cucuron Sicard (1742—1822) heeft zich door zijn onderwijs aan doofstommen hij had, op last van den aartsbisschop Champion de Cicé de methode van den abbó 1'Epöe bestudeerd — hoogst verdienstelijk gemaakt. Bij den intocht der geallieerden in Par.js in 1814 werd hij versierd met de Wasa-orde van Zweden en die van St.-Wladimir van Rusland, terwijl de Bourbons hem begiftigden met het Legioen van Eer en met de orde van St. Michel. deels door alle inhechtenisnemingen die sedert den 10den schier dag en nacht plaats vonden, de gevangenissen zijn, kan men zich gemakkelijk voorstellen. Overal gedrang en verwarring, jagen en haasten, geweld en schrik! Van de arme vriendinnen der koningin, die haar naar den Tempel volgden en elders naar de gevangenis gesleept werden, zijn sommigen, zooals de gouvernante de Tourzel, (1) weer op vrije voeten gesteld; slechts de arme prinses de Lamballe (2) werd niet vrijgelaten, maar wacht in de kerkers van La Force haar verder lot af. Onder de vele honderden, die door het bevel der inhechtenisneming getroffen en naar het stad- of sectiehuis, naar voorloopige gevangenishuizen gebracht en als in veestallen naar binnen geworpen werden, moeten wij nog van één gewag maken: van Garon de Beaumarchais, den schrijver van Figaro, den bedwinger van Maupeousche parlementen en Goezmansche helhonden, dien wij eenmaal onder de halfgoden telden. (3) En thans? — Wij verlieten hem in den grootsten glans en thans, nu wij hem weer aantreffen, hoe ontzettend diep is hij gezonken! «Te middernacht" (het is eerst de 12de Augustus) "treedt de bediende, in het hemd," met wijdstarende oogen, in zijne kamer: «Monsieur, sta op, het geheele volk zoekt u, zij kloppen en willen de deur inslaan!" En zij klopten inderdaad op een vreeselijke wijze (ci'une fagon terrible.) »Ik schiet mijn rok aan, vergeet het vest, niets dan pantoffels aan mijne voeten en spreek hem toe." — Eu hij, helaas, antwoordt slechts met verwarde woorden en uitroepingen van schrik. En door de reten der vensterluiken ziet men, bij den doffen schijn der straatlantarens, de geheele straat opgevuld met uitgemergelde gestalten, met luidruchtig getier en dreigende lansen; — en wanhopend zoekt men naar een uitweg en is niet in staat er een te vinden, en zoo moet men zich eindelijk onder de trap in de kast verbergen, en daar sidderend in een onvoldoende kleeding «meer dan vier uren" wachten, terwijl er lichten voorbij het sleutelgat dansen en boven een helsch geraas heerscht! En oude dames uit de wijk sprongen, gelijk men den volgenden morgen hoort, van haar bed op en schelden om hare bonnes en eenige hartsterkende droppels; en oude iieeren sprongen "in hun hemd over tuinmuren," en vluchtten, terwijl niemand hen vervolgde, en één brak er, helaas! zijn been. (4) Dat komt van de zestigduizend Hollandsche geweren (5) (die nooit komen), en van de stoute handelsspeculatie, die zoo verkeerd uitloopt. Ditmaal ontkwam Beaumarchais het nog, maar niet den volgenden keer, tien dagen later. Op den avond van den 29s,er' is hij nog in dien chaos der gevangenissen, in den treurigsten, pijnlijksten toestand, niet in staat om recht, ja zelfs maar gehoor te erlangen; "Panis krabt het hoofd," wanneer men met hem spreekt, en maakt zich weg. Maar de beminnaar van Figaro moet weten dat de procureur Mant el, een broeder in de litteratuur, hem vond en nog eenmaal verloste. Maar hoe de schrale halfgod, nu geheel van zijn glans beroofd, zich in schuren schuil houden, over geploegde velden ronddolen, onder dakgoten wachten en op den Boulevard tusschen straat- en baksteenen in duisternis moest zitten te wachten naar een enkel woord van een minister of van eens ministers klerk, wegens die verwenschte Hollandsche geweren, zonder er ooit een te ontvangen; hoe, helaas, de snelle jachthond, die eens waard was dat hij Diana behoorde, thans, nu hij aan ware granietrotsen knaagde, zijne tanden brak en naar Engeland ontvluchtte, en uit Engeland teruggekeerd, in een hoek kruipen en zonder tanden (dat is zonder geld) bedaard moest blijven liggen, dat alles kan de beminnaar van Figaro zich voorstellen en er (1) Zie pag. 165, deel II. (2) Zie pag. 50, deel I. (3) Zie pag. 66, deel I. (4) Beaumarchais' verhaal: Mémoires sur les Prisons {Parijs 1823 , I, 179—190. (5) Zie pag. 13. over treuren. Wij knikken hier zonder te treuren, hoewel niet zonder leedgevoel, den verwelkten taaien medemensch ons vaarwel toe. Zijn Figaro is weer op het Fransche tooneel verschenen, ja, wordt daar thans bijwijlen als het beste stuk genoemd. En waarlijk, zou het, zoolang het menschelijke leven slechts op dorheid en kunstmatigcn schijn kan berusten, en iedere nieuwe opstand en verwisseling van dynastie, slechts een nieuwe onderlaag van (li-oog pain naar boven brengt, en er nog altijd geen vruchtbare grond te voorschijn komt, — zou het, zeggen we, niet goed zijn, tegen zulk een leven op menigerlei wijze en zelfs op de wijze van een Figaro te protesteeren? DERDE HOOFDSTUK. Dumouriez. Zoo zijn de laatste dagen van Augustus 1792, sombere, noodlottige, onheilspellende dagen. Wat zal er van het arme Frankrijk worden? Op laatstleden Dinsdag, den 28ste" der maand Augustus, reed Dumouriez uit het kamp van Maulde Oostwaarts naar Sédan, en hield een wapenschouwing over het zoogenaamde leger, dat daar door Lafayette aan zijn lot was overgelaten; (1) de vertwijfelde soldaten zagen Dumouriez donker aan, ja, men hoorde hen zelfs morren: -Dat is een dergenen, ce béte. die den oorlog verklaard hebben." (2) Xietsbelovend leger! Uit alle depóts komen recruten toestroomen, doch slechts recruten van alles ontbloot, gelukkic, zoo zij nog wapenen hebben. En Longwy is schandelijk gevallen, en Brlnswijk en de Pruisische koning met hun zestigduizend willen Verdun belegeren, en Clairfait en de Oostenrijkers rukken steeds nader op de Noordelijke grens; honderd en vijftigduizend, zooals de vrees berekent, tachtigduizend, gelijk de registers bewijzen, sluiten ons in, en achter hen is het Cimmerische Europa. Daar is Castries'(3) en Brogues ridderschap, het royalistische voetvolk >-met roode opslagen en nankino-broeken," die van niets dan van dood en galgen droomen. En ziet, eindelijk is Brunswijk te Verdun, op Zondag den 2den September 1792. Flikkerend ziet hij met zijn koning en zestigduizend man van de hoogten aan gene zijde der kronkelende Maas op ons, op onze hooge citadel en al onze suikerbakkerijen neder (want wij zijn beroemd als suikerbakkers); — hij heeft een beleefde aanmaning gezonden, ten einde bloedvergieten te verhoeden! — Hom ter dood toe weerstand bieden? Kostbaar ware iedere dag van vertraging. Hoe, generaal Beaurepaire(4) (vraagt het verbaasde stadsbestuur), hoe zullen wij hem weerstand bieden? Wij, het Verdunner stadsbestuur, zien niet, dat tegenstand mogelijk is. Heeft hij niet zestigduizend man en eene ontelbare artillerie? Vertraging en patriottisme zijn goed, maar goed is ook het vreedzaam pasteibakken en heelhuids slapen. De ongelukkige Beaurepaire strekt de handen uit, smeekt vurig in naam van vaderland en eer, van hemel en aarde, maar te vergeefs. Het stedelijke bestuur (1) Zie pag. 310, deel II. (2) DüMCURlKZ, Mémoires, II. 383. (3) Zie pag. 121, deel II. (4) N. Beaurepaire kommandant van Verdun. Inneming van Verdun en I)ood van Beaurepajre op 2 Septembeu 17'.»2. heeft volgens de wet de macht om te bevelen — bij een leger vol royalisten en krypto-royalisten scheen zulk eene wet noodzakelijk — en beveelt als vreedzame pasteibakkers, niet als heldhaftige patriotten, — de overgave! Met groote stappen begeeft Beaurepaire zich huiswaarts; toen zijn kamerdienaar binnentrad, zag hij hem «driftig schrijven," en verwijderde zich. Weinige minnten later hoort de kamerdienaar een pistoolschot; Beaurepaire ligt dood, zijn driftig schrijven was een laatste zelfmoordende afscheidsgroet geweest. (1) Zoo stierf Beaurepaire, door Frankrijk beweend, in het Panthéon begraven, met een eervol pensioen voor zijn weduwe en deze woorden tot grafschrift: Hij wilde liever sterven dan voor despoten bukken. {2) De Pruisen dalen van de hoogte neder en worden zonder slag of stoot meester van Verdun. En zoo rukt Brunswijk voort van station tot station, al nader en nader; wie houdt hem nog tegen, hein, die eene uitgestrektheid van veertig mijlen beslaat? Reeds vliegen de fourageurs ver in het rond, de dorpen in het Noord-Oosten worden geplunderd, de Hessische fourageur heeft slechts '-drie sous daags,' zelfs de emigranten rooven, zegt men, zilveren gereedschappen, om zich te wreken. Clermont, Sainte Menehotdd, vooral Varennes, siddert gij steden van den nacht der sporen! De procureur Sausse en de magistraat van Varennes hebben de vlucht genomen; de wakkere Boniface le Blanc (3) uit de B>-as d' or is in de bosschen, zijn jonge vrouw, schoon om aan te zien, moet met haar jeugdig kind, gelijk de schoone Bessie Bell uit het lied, onder een loofdak leven en reeds vroeg de jicht opdoen. (4) Clermont moge thans de stormklok luiden en illumineeren. Clermont ligt aan den voet zijner koe (vache, zoo heet daar de berg) ten prooi aan de Hessische plunderaars; zijne schoone vrouwen worden beroofd, niet van haar leven of van wat haar nog dierbaarder is, maar van al hetgeen goedkooper en draagbaar is, want nood, bij drie sous daags, kent geen wet. Te Sainte Menehotdd heeft men den vijand reeds meer dan eenmaal verwacht — en de nationale garde kwam geheel onder de wapenen — maar nog niet gezien. De postmeester Drouet (5) is niet in de bosschen. maar werkt aan zijne verkiezing en zal plaats nemen in de conventie, merkwaardig koningvanger en koen oud-dragonder als hij is. Zoo raast en rent alles in het Noord-Oosten, en op een bepaalden dag, welks datum voor de geschiedenis onherroepelijk verloren is, heeft Brunswijk beloofd, te Parijs te zullen middagmalen — zoo de hoogere machten het veroorloven. En te Parijs, in het middelpunt, is het gelijk we zagen, en in de ^ endée, in het Zuid-Westen, is het ook gelijk we zagen, en Sardinië is in het Zuid-Oosten, en Spanje is in het Zuiden, (6) en Clairfait met Oostenrijk en het belegerde Thionville is in het Noorden, en geheel Frankrijk is in dolle beweging, gelijk in de door de winden gezweepte Sahara de zandzuilen warlend dooreenwalsen! Nimmer nog bevond een land zich in zulk een wanhopigen toestand. Het is een land, zou men zeggen, dat Zijne Pruisische Majesteit, zoo hij wilde, als Polen, (7) zou kunnen verdeelen en verbrokkelen, slechts het overschot den armen broeder Lodewijk (1) Volgens anderen schoot hij zich in den krijgsraad dood. f2) »I1 aima mieux mourir que dn capituler avec des tyrans" — bij decreet der Vergadering van 12 September 1792 werd besloten zijn lijk in het Panthéon op te nemen. Eene der Parijsche sectiën nam zijn naam aan, zijne weduwe kreeg een pensioen en eenige dichters kozen Beaurepaire tot held van hunne werken. Zoo dichtte o. a. Lebrun : Des Beaurepaire, des D<5silles, La mort a prédit nos succès; Venez, phalanges de Xercès Et nous aurons nos Thermopyles. (3) Zie over deze mannen pag. 180, deel II. i4) Helen Maria Williams. Letters from France (Londen 1791—1793), III, 96. (5) Zie pag. 175 en volgende, deel II. (6) Zie over Sardinië en Spanje pag. 234, deel II. (7) Eene zinspeling op de verdeeling van Polen tusschen Rusland, Pruisen en Oostenrijk. toewerpende, met den last om het rustig te houden, terwijl men het anders voor hem zal doen ! Of zouden de hoogere machten, willende dat juist hier en niet verder een nieuw hoofdstuk in de wereldgeschiedenis zou beginnen, alles geheel anders beschikt hebben ? In dat geval zal Brunswijk niet op den bepaalden dag te Parijs eten, en in t algemeen weet men niet wanneer! Inderdaad, te midden dezer schipbreuk, terwijl het arme Frankrijk zich zelf schijnt te vermalen tot stof ten grondeloozen ondergang, — wie weet wat miraculeus punctum saliens van verlossing en nieuw leven daar alreeds tot werkelijkheid zij gekomen, daar reeds werkt, schoon voorloopig geen menschelijk oog liet kunne onderscheiden! In den avond van dienzelfden 28,ten Augustus, na de weinig belovende wapenschouwing te Sedan, verzamelt Dumouriez een krijgsraad in zijn verblijf aldaar. Ilij spreidt de kaart van het ongelukkige krijgstooneel uit, hier staan de Pruisen, ginds de Oostenrijkers, beiden zegevierend, een breede lieirweg en weinig hinderpalen den ge ïeelen weg over naar Parijs; wij hulpeloos hier en daar verspreid: — wat raad hier? De generaals, die Dumouriez meerendeels onbekend zijn, zien er verslagen genoeg uit, weten schier geen anderen raad te geven, dan terug te trekken, tot er meer recruten gekomen zullen zijn, tot misschien liet toeval de zaken een gunstiger aanzien geeft; in allen gevalle echter worde Parijs zoo laat geplunderd als mogelijk is. Dumouriez, de man van veelzijdigen raad, „die sedert drie nachten geen oog geloken heeft," hoort, zonder zelf veel te spreken, de troostelooze raadgevingen aan, vat alleen den spreker in het oog, om hem te doorgronden, en wenscht allen daarop een goeden nacht; slechts den jongen Ihouvenot, wiens vurige blikken hem bevallen hebben, wenkt hij, om nog een oogenblik te blijven. Ihouvenot blijft; voilé, zegt Polymetis (I) en wijst op de kaart. Daar is het woud van Argonne, liet woeste, veertig mijlen lanm, met bosch bezette rotsgebergte, met slechts vijf, of wel maar drie begaanbare passen; zou men zich van deze, die immers nog door hen vergeten zijn, niet nog meester kunnen maken, in weerwil dat Glairfait zoo nabij is? Eenmaal in onze macht zijnde met liet zoogenaamde hongerige Champagne, (of erger la Champagne pouilleuse) aan hunne zijde, de vette drie bisdommen (2) en het strijdlustige trankrtjk aan onze zijde, en de dag- en naclit-eveningsregens niet ver verwijderd meer, zouden deze passen van Argonne „de Thermopylen van Frankrijk"'kunnen worden. (3) J o Wakkere Dumouriez-Polymetis, met uw zwanger hoofd, mogen de Goden het geven. Hoe 't zij, Polymetis rolt zijne kaart op en werpt zich te bed vast besloten den volgenden morgen de stoute proef te wagen. Scherpzinnig, snel, stout! Men moge een leeuw-vos wezen, het geluk aan zijne zijde hebben' (1) Zie pag. noot 5 op pag. 240, deel II. (2) De bisdommen Metz, Toul en Verdun. (3) Dumouriez, II, 391. VIERDE HOOFDSTUK. September te Parijs. Door het leugenachtige gerucht, dat ditmaal echter profetisch en waar sprak, was de val van Verdun eenige uren vroeger (1) te Parijs bekend, dan hij werkelijk plaats vond. Het is Zondag de tweede September; geen handenwerk belet den geest zich in bespiegelingen te vermeien. Verdun verloren (hoewel sommigen het nog loochenen), de Pruisen in vollen aantocht, met galgenstroppen, met vuur en brandstof! Alleen binnen onze wallen dertigduizend aristocraten en nog slechts een allerkleinst gedeelte daarvan in de gevangenis! Ja, gelijk men zegt, willen zelfs deze oproerig worden. Sieur Jean Julien, een voerman van Vaugirard, (2) die laatstleden Vrijdag te pronk gesteld werd, begon op eens te schreeuwen, dat hij wel spoedig gewroken zou worden, dat des konings vrienden uit de gevangenissen breken, den Tempel bestormen, den koning te paard zetten en met hulp der niet-gevangenen ons allen vertrappen zouden. Zoo schreeuwde de ongelukkige voerman uit Vaugirard uit alle macht; naar het stadhuis gebracht, bleef hij er bij, nog altijd schreeuwende, ja, toen men hem gisterenavond guillotineerde, stierf hij schuimbekkende van woede daarover. (3) Aan den schandpaal gesloten toch, kan men wel waanzinnig worden, en allen kunnen waanzinnig worden en hem «gelooven," als de waanzinnige zal doen »omdat het onmogelijk is." Zoo is dan nu blijkbaar de crisis gekomen, Frankrijks laatste ure geslagen? Biedt ook hieraan het hoofd, geïmproviseerde Commune, sterke Danton, en wie onder u slechts sterk is! De lezer kan zich verbeelden, of de vlag; «het vaderland in gevaar," dien dag tot geruststelling, dan wel tot verbijstering op de gemoederen der menschen werkte. Maar de geïmproviseerde Commune, de sterke Danton blijven niet in gebreke, een iegelijk op zijne wijze. Ontzaglijke plakkaten (4) bedekken de muren, ten twee ure zal de stormklok geluid, het alarmkanon afgevuurd worden ; geheel Parijs zal naar het Maartveld snellen om zich te laten inschrijven. Ongewapend weliswaar en nog ongeoefend, maar wanhopend, met de kracht der razernij. IJlt, mannen, ja gij vrouwen, biedt u aan, om de wacht te betrekken, met het geweer op schouder, vliegen ook niet zwakke klokhennen in vertwijfeling den werfhond in het gezicht, en bedwingen hem — door de sterkte van karakter? Zelfs de schrik, eenmaal transcendentaal geworden, wordt een soort van moed, gelijk, volgens den dichter Milton, (5) een toereikend sterke koude ten laatste brandt. In het Comité van Algemeene Verdediging van de Wetgevende Vergadering zeide Danton den vorigen avond, nadat alle ministers en wetgevers hun gevoelen geuit hadden, dat men Parijs niet verlaten mocht, om naar Saumur te vluchten, dat men integendeel te Parijs blijven en zulk eene houding aannemen moet, dat den vijanden vrees aangejaagd werd, il faut faire peur, een woord dat men dikwerf herhaald en met groote letters weer afgedrukt heeft. (6) (1) Vergelijk ook Dulaure, II, 186. (2) Moore, I, 178. 3) Histoire parlementaire, XVII, 409. (4) Men leze de proclamatie der commune bij Dulaure, II, 186. (5) .tohn Milton (1608-74), de beroemde dichter van Paradise lost. (6) Biographie des ministres (Brussel, 1826) pag. 96. — De rede is ook in extenso te vinden bij Mignet. Het was twee uur, gelijk wij zagen, toen Beaurepaire zich te Verdun doodschoot, en stervelingen gaan overal elders door Europa naar den namiddaggodsdienst. Maar te Parijs luiden thans alle klokken, niet voor de godsdienstoefening, het alarmkanon weergalmt van minuut tot minuut, 'iet Maartveld en het altaar des vaderlands zieden thans van wanhopendon schrik-moed; welk een Miserere stijgt er te Parijs, eenmaal de hoofdstad van den allerchristelijksten koning, ten homel! In de Wetgevende Vergadering wisselen vrees en ziedende drift met elkaar af. Veruniaud stelt voor, dat er dagelijks twaalf uit hun midden heen zullen gaan, om op den Montmartre te graven, 'en onder toejuichingen wordt liet besloten! Maar hetgeen beter is dan onder toejuiching te graven, ziet, Danton treedt binnen, de zwarte wenkbrauwen gefronsd; met zwaren tred slapt hij voorwaarts, die kolossus! verwoede energie spreekt uit alle trekken dier ruige gestalte. Sterk is de verwoede zoon van Frankrijk en zoon der Aarde; ook hij is eenc werkelijkheid en gecne formule. "Wetgevers," zoo spreekt hij met eenc stentorstem, als de nieuwsbladen het voor ons hebben bewaard, «liet is niet liet alarmkanon, dat gij hoort, het is de stormpas (pas-de-chargc) tegen onze vijanden. Wat behoeven wij om hen te overwinnen, hen terug te jagen? II nous faut de l'audace, et eticorc de l'audace et loujours de l'audace. Wij behoeven stoutmoedigheid en nog eens stoutmoedigheid en niets dan stoutmoedigheid!" (1) .luist zoo, verwoede Titan! voor u blijft er niets over dan dat. Oude lieden, die hem hoorden, verhalen nog hoe zijne luidklinkende stem aller harten ontvlamde en geheel Frankrijk doortintelde, gelijk een elektrieke schok, als een c-p den rechten tijd gesproken woord. Maar de commune, die aanwerft op het Maartveld? maar het comitè van toezicht (2) dat nu een comité van openbaar welzijn geworden is, waarvan Marat het geweten is? De commune werft eene menigte vrijwilligers aan, en bezorgt hun tenten op liet Maartveld, opdat zij morgen met het krieken van den dag op marsch kunnen gaan; in zooverre lof en eere der commune! Daarentegen geen lof en eer voor Marat en het comité van openbaar welzijn, niet eens een verwijt, zooals wij met onvoldoende woorden zouden kunnen uitdeelen, veeleer een nadrukkelijk stilzwijgen! De eenzame Marat, de gevloekte man, die zoolang in zijne kelders, op zijne Stvlites-zuil (3) nadacht, kon slechts redding vinden in den val »van tweehonderd en zestigduizend aristocraten hoofden." Alet ecnige dozijnen Napelsche bravo's, met een dolk in de rechter- en een mof aan de linkerhand, wilde hij Frankrijk doortrekken en liet werk doen. (4) Maar de wereld spotte en lachte over de wreede welwillendheid van een volksvriend en zijn denkbeeld kon geene daad, slechts een idéé fiooe worden. Maar ziet, thans is hij van zijne Styliteszuil op eene tribune particuliere (5) neergedaald. Zou het hier nu, ook zonder dolken, ten minste zonder moffen, niet mogelijk geworden zijn, thans, in het kecrpnnt des krijgs, nu redding of vernietiging van het oogenblik afhangen? De Glacière van Avignon was berucht genoeg en leeft nog in ieders geheugen; maar geen der daders werd gestraft; ja, gelijk we zagen, Jourdan CoupeTéte, liet koperkleurige monster, werd op de schouders door de steden van het Zuiden gedragen. (6) — Maar welke walgelijke, afgrijselijke, dolk en mof zwaaiende spookgedrochten er thans bij het dof klinkende klokken-miserere en de algemeene ("1) Muniteiir (In de Hi?toire parlementaire, XXII, 347.) ' 21 Zie pag. S. (3) Zie noof 6 op pag. 23, deel II. 14) Zie pag. 23, deel II. (5) Zie pag. 10. Zie pag. 224, deel II III 4 razernij door het brein van een Mar at dansen, dat zoeke de lezer niet uit te vorschen. Ook dat niet, wat de wreede Billaud "in zijn korten bruinen rok" denkt, noch hetgeen Sergent denkt, thans nog niet met den bijnaam van Agalc; noch hetgeen Panis, (1) de vertrouwde van Danton, denkt, — noch, in één woord, wat de zwarte Orcus in zijn donkeren schoot broedt, cn hoe hij zijne verschrikkingen en gedrochtelijkheden vormt, waarvan hij zichtbaar voor uwe oogen zwanger gaat. Schrik heerscht op de straten van Parijs, schrik en woede, tranen en razernij; hot klokken-miserere dreunt door de lucht, woeste vertwijfeling stormt ten strijd, moeders zenden met wecnende oogen cn woeste harten hare zonen in den dood. «Men grijpt de rijtuigpaarden bij den teugel," om ze voor kanonnen te spannen, «snijdt de strengen door cn laat de rijtuigen staan." Zijn bij zulk een dof alarmklok-miserere en dolle verbijstering der razernij niet A ie (2) cn alle Furie)* dicht bij dc hand ? op lichten wenk — wie weet hoe lichten ? — zou do moord kunnen verschijnen en met vonkelend slangenhaar deze duisternis verlichten ! Hoe het was en kwam, welk deel voorbedacht was, welk niet voorbedacht cn toevallig, zal men nimmer te weten komen, totdat de dag des oordeels het openbaart. Maar waar een Marat hoeder van het souvereine geweten is — en wij weten, wat de ultima ratio van souvereinen is, wanneer zij daartoe gedreven worden ! In dit Parijs zijn even zulke booswichten, men zegge een honderdtal of meer, als er op de gchcelc aarde bestaan, mannen die zich laten huren en aanvuren, die zonder gehuurd te zijn, uit eigene beweging aangrijpen. — Eri toch, willen wij opmerken, dat een voorafgaand overleg op zich zelf nog geen volbrengen, nog geene zekerheid van volbrengen is, dat het wellicht op zijn hoogst de zekerheid is, dat men een iegelijk zal laten begaan, die volbrengen wil. Van het voornemen tot een misdaad, tot het volbrengen er van, is een afgrond die verwonderlijk is. De vinger ligt aan de pistool, maar dc man isnog geen moordenaar; ja is er niet, daar zijn geheele natuur bij zulk een volbrengen aarzelt, veeleer eene verwarde pauze — een laatste oogenblik van kans voor hem? Nog is hij geen moordenaar, het hangt van de willekeur van nietige omstandigheden af, of het meest bepaalde denkbeeld niet nog onbepaald zal worden. Eene lichte beweging van eene spier, het doodelijk vuur barst los, en hij is liet, cn zal het in alle eeuwigheid zijn — cn dc aarde is eene folterende hel voor hem geworden, zijn gezichteinder is nu niet met de gulden hoop, maar met roode vlammen der wroeging omgord: stemmen uit de diepte der natuur roepen hem hun: wee wee! toe. Van zulk eene stof zijn wij allen gemaakt, op zulke kruitmijnen van peil looze schuld en misdadigheid, — «zoo God ons niet weerhield," gelijk men te recht zegt — wandelt de reinste onzer. Er zijn diepten in den mensch, die afdalen tot de laagste hel, maar ook hoogten, die aan dc hoogste hemelen raken. — Of zijn niet beide, hemel en hel, uit hem en door hem gemaakt, eeuwigdurend wonder cn geheimenis als hij is? Maar het vrome gemoed, dat het oog sloeg op het Maartveld met zijn tentbouwen en razende aanwervingen, op dit donker ziedende Parijs, met zijne opgevulde gevangenissen (die men vermoedde dat weldra losbreken zouden), met zijn alarmklok-w/sercre, met zijn schreiende moeders en ten afscheid juichende soldaten, — dat gemoed zal dien dag wel gebeden hebben, dat Gods genade verhoeden, ja grootelijks verhoeden wilde, dat niet bij de geringste aanleiding razernij, verschrikking en moord zich verhieven en deze Sabbathdag van September een noodlottig zwarte dag in de geschiedenis der menschheid werd. (1) Zie over deze drie de pagina's 246 en] 298, deel II. (2) Bij de Grieksche dramaturgen de godin der wraak. I)e stormklokken luiden op het hevigst, de klokken slaan, nauwelijks hoorbaar, drie, toen ile abbé Sicard en een dertigtal onbeëedigde priesters uit hun voorloopige ge\angenis op liet stadhuis in zes rijtuigen langs de straten Westwaarts, naar de gevangenis der Abbaije rijden. Rijtuigen in menigte staan verlaten op de straal, maar deze zes bewegen zich langzaam door toornige drommen, die hen met vloeken begeleiden. \ ervloekte aristocratische Tartuffes dat is de nood, waarin gij ons gebracht hebt! En thans wilt gij uit de gevangenissen breken en den Veto Gapet te paard zetten en ons vertrappen? Weg met u, priesters van Beëlzebub en Moloch, priesters der schijnheiligheid, van den Mammon en van Pruisische galgen — die gij de moederkerk en God noemt! — Moord op de 1'uiestehs. Zulke en nog ergere smaadredenen moeten de arme niei-beëedigden verduren, uitgebraakt door razende patriotten, "die zelfs op de wagentreden klimmen, zonder dat de wachten zulks beletten. Haalt de raampjes van 't rijtuig op'; Neen, antwoordt het patriottisme, terwijl het zijn hoornen klauwen op het rijtuigvenster logt, om het neer te drukken. Het geduld in verdrukking heeft zijne grenzen. men is dicht bij de Ablu/i/c, het heeft reeds lang geduurd; een onbeëedigde, die wat driftiger van aard is, slaat eindelijk mot een stok op de hoornen klauw, ja slaat, daar het hem goed doet, eens en nog eens duchtig op den woesten kop, door ons en allen duidelijk gezien. Het is het laatste, wat men duidelijk ziet. In het volgende oogenblik zijn helaas! de rijtuigen van alle zijden ingesloten, een woedend geraas en gegil verdooft den kreet om barmhartigheid, ËLIZABETH CAZOTTE REDT HA.AR VADER. beantwoordt den kreet om barmhartigheid slechts met sabelstooten door hel hart. (1) De dertig priesters worden uit de rijtuigen gesleurd en dicht bij de poort der gevangenis een voor een vermoord; slechts de arme abbé Sicaro, dien zekere Moton, een horologiemaker, en hem bekend, heldhaftig redde en in de gevangenis verborg, ontsnapt, om de gruwelen te verhalen; — en het is de nachten de Orcus, en het vonkelende slangenhoofd van den moord is opgestaan in do duisternis! (2) Van Zondag-namiddag tot Donderdag-avond volgen nu (met uitzondering van eenige weinige verpoozingen) achtereenvolgens een honderdtal uren, die men met de uren van een Hartholomeüsnacht, een slachting van Armagnacs, een Siciliaanschen vesper (3) kortom, het meest woeste en wreede wat men in de geschiedenis kent, in dezelfde rij Moordtooxeei.en in be Gevangenissen. moet plaatsen. ^ i'eoselijk is de ure als de menschelijke ziel in hare dolzinnigheid alle regelen en palen overschrijdt, en toont, welke huiveringwekkende afgronden in liaar liggen! \\ ant, gelijk gezegd, gelijk lang voorspeld werd, de Nacht en de Orcus zijn thans in Parijs uit hun onderaardschen kerker losgebroken: het is een gruwelijke verwarring, waaraan men niet zonder smart kan denken, en toch kan en moest men baar nooit vergeten. (1) Fèlkmhesi (Anagram voor Mchee Fih): La vérité tont entièrc, sur les vrais auteurs de la journée du 2 Septembre 1792 (herdrukt in de Histoire parlementaire, XVIII, 156—181), pag. 107. (2) Volgens Dulaure II, 188, vluchtte de abbé Sicard met eenige anderen in de vergaderzaal van de sectie der Quatre-nations. (3) Zie over Bartholomeüs-nacht en Siciliaanschen vesper de pag. 8, deel II en pag. 42, deel I De Armagnacs waren in de Middeleeuwen Fransche huurbenden, voor het meerendeel uit Arm.' gnac afkomstig, om hunne wreedheid berucht. Zij werden o. a. door de Zwitsers bij St-Jakob a/d Birs verslagen, 26 Aug. 1444. De lezer, die ernstig door deze afzichtelijke helle-phantasmagorie ziet, zal weinig bepaalde voorwerpen onderscheiden, maar toch eenige weinige. Hij zal ontwaren, hoe zich in de gevangenis der Abbaye, nadat de plotselinge slachting der priesters voorbij was, snel een zonderling gerechtshof of wel een wraakgericht vormt en rondom eene tafel plaats neemt, met de registers der gevangenis voor zich en — Stanislas Maillard, den held der Bastille, en befaamden aanvoerder der Menaden, tot president! (1) O Stanjslas, wij hadden gehoopt u elders weer aan te treilen, gij slimme rijdende bode! Ook dat werk liadt gij te verrichten, om daarna — voor immer uit onze oogen te verdwijnen. Het gelijke gerechtshof, met dezelfde vertooning, vormt zich in La Force, in hot Ghatelct, in de Conciergerie: wat de een doet, kan de ander ook. Er zijn zoo wat zeven gevangenissen in Parijs vol samenzwerende aristocraten; ja zelfs Bicêtre en de Salpétrièrc met hunne vervalschers van assignaten zullen niet verschoond blijven: en zeventigmaal zevenhonderd patriotten zijn in een toestand van razernij. Ook schurken Moord op de prinses df. Lamballe. zijn er, zoo volleerd als er op aarde bestaan — zoo men daaraan behoefte mocht hebben. Voor hen is bij deze stemming de wet zoo goed als geene wet, en het moorden, met welken naam men het ook bestempole, is slechts een stuk af te doen werk. Zoo houden doze bij tooverslag opgeroepen wraakgerichten hunne zittingen, met de registers der gevangenissen voor zich, rondom hen een woest huilend getier, van binnen de gevangenen in angstige verwachting. Snel: een naam wordt afgeroepen, de grendels ratelen, er komt een gevangene. Men richt eenige weinige vragen tot hem, het plotselinge gericht vonnist snel: Royalistische samenzweerder of niet? Blijkbaar niet, in dat geval ontslaat men den gevangene, met vive la nation! Waarschijnlijk ja, ook in •lat geval ontslaat inen don gevangene, maar zonder vive la nation! of gelijk het ook wel heet: breng den gevangene naar La Force. In Im Force daarentegen is de formule : breng den gevangene naai' de Abbaye. — «Dus naar La Force!" Volontaire gerechts- (1) Zie dc rag, 249 on 303. deel 1 dienaren grijpen den veroordeelde; hij is hij dc buitenpoorl, «ontslagen" of «wcgge.bracht" — niet naar La Farce, maar in een huilende zee, voort, onder een verwulfsel van woeste sabels, bijlen, pieken, en — vermoord stort hij neder. En nog een stort neder en weer een ander, en er vormen zich stapels van lichamen en de goten stroomen van bloed. Men verbeelde zich]het bloeddorstige getier der mannen, met aangezichten vol zweet en bloed, verbeelde zich het wreedaardiger geschreeuw der vrouwen, want er zijn ook vrouwen bij, en een ongelukkige, naakt onder hen geworpen! Jourgniac. de St. Méard heeft veldslagen gezien, heeft een regiment -meer dan honderd uitgaven." Een gedeelte daarvan moge hier, bij gebrek aan iets beters, voor de honderd en eerste maal verschijnen. »Tegen zeven uur" (Zondagavond in de Abbage, want Jourgniac schrijft een (1) Met het opschrift: »Citoyens, respectez cette barrière; elle est nécessaire a la responsabilité de vos magistrats (burgers, eerbiedigt deze afscheiding, zij is noodzakelijk voor de verantwoordelijkheid uwer magistraten)." (2} Dulaure, II, 206. (3) Bertrakd de Molleville, (Mémoires particuliere, II. 213 journaal). -Wij zagen twee mannen binnentreden met bebloede handen en met sabels gewapend; een cipier, die met een toorts voorlichtte, wees hen naar het bed van den ongelukkigen Zwitser Reding. Reding sprak met stervende stem. Een hunner bleef staan, maar de andere riep: »allons donc," nam den ongelukkigen man op en droef hem op zijn rug op straat. Hier werd hij vermoord. "Wij allen zagen elkaar zwijgend aan en vatten elkaar bij de hand. Onbeweeglijk, met strakke oogen, staarden wij op liet plaveisel onzer gevangenis, waarop het door de drievoudige staven der vensters geschakeerde maanlicht viel. »Drie uur des morgens. Een der gevangenisdeuren werd opengebroken. Eerst meenden wij dat zij kwamen om ons in onze kamer te vermoorden, maar door stemmen op de trap hoorden wij, dat het een vertrek was, waar eenige gevangenen zich gebarricadeerd hadden. Kort daarna vernamen wij dat allen daar werden vermoord. " Tien uur. De abbé Lenfant en de abbe de Chapt-Rastignac verschenen op den kansel der kapel, die onze gevangenis was; zij waren door eene deur van de trap binnengekomen. Zij zeiden, dat ons einde nabij was, dat wij bedaard zijn en hun laatsten zegen ontvangen moesten. Een elektrieke aandoening, die zich niet laat beschrijven deed ons allen op de knieèn zinken en wij ontvingen den laatsten zegen. Deze beide grijsaards, die ons van den kansel af zegenden, den dood, die boven ons zweefde en ons van alle zijden aangrijnsde, — nooit zal ik dat oogenblik vergeten. Een halfuur lateiwerden beiden vermoord, wij hoorden hunne kreten. (1)" — Tot zoo ver Jourgniac in zijn »Doodsangst" in de Abbaye. T hans verhale de goede Maton wat hij in dezelfde uren aan de overzijde in La Force lijdt en ziet. Zijne Résurrection is van deze soort van geschriften verreweg het beste, het minst opgesmukt, en door oorkonden gestaafd. "Tegen zeven ure, des Zondags avonds werden verschillende gevangenen opgeroepen, die niet weder kwamen. Ieder onzer zocht deze zonderlingheid op zijne wijze te verklaren; maar onze gedachten werden kalmer, toen wij ons zeiven diets maakten, dat het een gevolg was van de Memorie, die ik voor de Nationale Vergadering had opgesteld. "Ten één ure 's morgens werd het hek, dat naar onze buurt voerde, weer geopend. Vier mannen in uniform, ieder met een blanke sabel en brandende toorts in de hand, kwamen, vergezeld van een cipier, op onzen corridor en gingen in een aangrenzend vertrek, om eene kist te onderzoeken, die wij hen hoorden openbreken. 1 oen dit geschied was, traden zij op de galerij en vroegen aan Cuissa, waar Lamotte (de weduwnaar der halssnoer-lamctte) was. Lamotte, zeiden zij, had voor eenige maanden, onder voorwendsel dat hij van een schat wist, een hunner voor eene som van driehonderd livres bedrogen, door hem te dien einde ten eten te noodigen. De ongelukkige Cuissa, die thans in hunne macht was, en ook dier» nacht nog zijn leven verloor, antwoordde sidderende, dat hij zich de zaak wel herinnerde, maar niet zeggen kon, wat er van Lamotte geworden was. Vast besloten om Lamotte te vinden en hem met Cuissa te confronteeren, doorzochten zij met hem nog eenige kamers, maar vruchteloos; wij hoorden hen zeggen: ->Komt, wij willen hem onder de lijken zoeken, want, nom de dieu! vinden moeten wij hem." "Tegelijkertijd hoorde ik «Louis Bardy!" den naam van den abbé Bardy, roepen; hij werd naar buiten gebracht, en, gelijk ik vernam, dadelijk vermoord. A oor vijf of zes jaar was hij met zijne bijzit aangeklaagd, van zijn eigen broeder, auditeur bij de rekenkamer te Montpellier, vermoord en in stukken gehakt te hebben, maar door zijne sluwheid, behendigheid, ja welsprekendheid, was het hem gejukt, de rechters om den tuin te leiden en de straf te ontduiken. ili Joi'rgmac St. Mkard, Mnn agonie de trente-huit houres (Herdrukt in de Histoire parlemen taire, XVIII, 103—135). -Men kan denken welk een schrik mij de woorden: «komt, wij willen hem onder de lijken zoeken," aangejaagd hadden. Ik was nu overtuigd, dat mij niets overbleef dan mij bedaard ter dood voor te bereiden. Ik schreef derhalve mijn laatsten wil en sloot dien, met het dringende verzoek om het papier aan zijn adres te bezorgen. Nauwelijks had ik de pen neergelegd, toen er weer twee mannen in uniform binnentraden; een hunner, wiens arm en mouwen tot aan de schouders, zoowel als zijn sabel, met bloed bedekt waren, zeide, dat hij zoo moede was als een opperman, die kalk geroerd had. "Baudin de la Chenaye werd geroepen: zestig jaren van deugd konden hem niet redden. Men zeide: »A l'Abbaye!" Hij kwam bij de noodlottige poort, gaf een kreet van ontzetting op het gezicht der opeengestapelde lichamen, hield zijne handen voor de oogen, en stierf aan tallooze wonden. Telkens, wanneer de traliedeur op nieuw geopend werd, dacht ik mijn naam te zullen hooren en Rossignol te zien binnentreden. ..Ik ontdeed mij van mijn kamerjapon en muts, trok een grof ongewassclien hemd, een afgesleten rok zonder vest aan, en zette een ouden ronden hoed op: deze zaken had ik voor eenige dagen laten komen, uit vrees voor hetgeen zou kunnen gebeuren. ..De vertrekken van dezen corridor waren alle, behalve het onze, leeg. Wij waren met ons vieren, die men scheen vergeten te hebben; wij richtten ons gebed gemeenschappelijk tot den Eeuwige, dat Hij ons uit dit gevaar mocht verlossen. »Baptiste, de cipier, kwam alleen naar boven om naar ons te zien. Ik vatte zijne hand, bezwoer hem ons te redden en beloofde hem honderd Louis rf'or, wanneer hij mij naar huis wilde brengen. Een gedruisch noodzaakte hem, om haastig heen te gaan. ..Dat gedruisch werd veroorzaakt door twaalf of vijftien mannen, van top tot teen gewapend, gelijk wij, plat op den grond liggende om niet gezien te worden, uit onze vensters ontwaren konden: «naar boven!" riepen zij, ..laat geen enkele overblijven." Ik haalde mijn pennemes uit den zak, overlegde, waar ik mij een steek zou toebrengen, maar bedacht, ..dat delklink te kort was," en dacht ook «aan den godsdienst." ..Eindelijk echter komen er tusschen zeven en acht ure des morgens vier mannen met knuppels en sabels binnen. — Den een hunner nam GÉrard, mijn makker, ter zijde en fluisterde hem iets in het oor. Terwijl zij met elkaar spraken, zocht ik overal naar schoenen, om de advocaten-pantoffels (pantoufles de palais), die ik aan had, uit te trekken, maar ik kon er geen vinden. Constant, bijgenaamd le Sauvage, GÉrard en een derde, wiens naam mij ontgaan is, werden geheel op vrije voeten gesteld; mij echter bracht men met vier over de borst gekruiste sabels naar beneden. Zoo verscheen ik voor de balie, waar iemand, met eene sjerp om, het ambt van rechter waarnam. De man was mank, lang en mager van gestalte. Zeven maanden later herkende hij mij op de straat en sprak mij aan. Gelijk men mij verzekerd heeft, was het de zoon van een voormaligen advocaat, met name Ghepy. Toen ik het zoogenaamde Mimienhof (Cour des nourrices) overging, zag ik Manüel, met een driekleurige sjerp om, eene aanspraak houden." — Het gerecht eindigt, gelijk wij zien, met vrijspraak en résurrection. (1) Thans zal de arme abbé Sicard, uit den violon der Abbaye, eenige woorden spreken, oprecht gemeend, maar sidderend geüit. Omstreeks ten zes ure des morgens herinneren zich de moordenaars dien kleinen violon en kloppen van den hof kant. «Zachtjes, van vrees bevende dat de moordenaars het hooren zouden, klopte ik," schrijft Sicard, «aan de tegenovergestelde deur, waar het comité der (1) Maton pe la Varexne, Ma résurrection (Histoire parlementaire, XVIII, 135—156.) sectien zitting hield; men antwoordde barsch, dat men geen sleutel had. Wij waren met ons drieën in dezen violon; mijne metgezellen meenden eene soort van zolder boven ons te bemerken. Maar hij was zeer hoog, slechts één onzer ».on hem bereiken, door op de schouders der twee overigen te klimmen. Een lunner zeide tot mij, dat mijn leven meer waard was dan het hunne; ik weiger- 'rt' i»T °°° mijn rec^ers, om en nooit zag men zulk een treffend tooneel. klom op de schouders van den eersten, daarna op die van den tweeden, t in e ij op den zolder en richtte den dank eener door aandoening overstelpte ziel aan mijne metgezellen." (1) Het doet ons genoegen te hooren dat de beide edelmoedige lotgenooten niet om wamen. Maar het is tijd, dat Jourgniac de St. Méard zijn laatste woord spreekt en deze merkwaardige trilogie sluit. De nacht was weer dag en de dag weerom nacht geworden. Door de uiterste gemoedsbeweging afgemat, was Jourgniac inges apen en had een bemoedigenden droom; ook had hij met een der vrijwillige ixerec itsdienaren kennis weten te maken en in het provencaalsch, zijn landstaal, met hem gesproken. Dinsdagmorgen ten één uur was zijn doodsangst ten toppunt gestegen. -Bij het schijnsel van twee toortsen ontwaarde ik nu het vreeslijke gerechtshof, waarvan mijn leven of mijn dood afhing. De voorzitter, met een grijzen jas aan en een e °P zijde, stond met de hand tegen eene tafel geleund, waarop papieren, inktkoker, ta ak en pijpen en flesschen stonden. Ongeveer tien personen zaten of stonden in het rond: twee hunner hadden buizen en schorten aan, anderen lagen op de banken te s ipen. 1 wee mannen, met bloedige hemdsmouwen, bewaakten de deur, een oude cipier ad de hand op het slot. Tegenover den voorzitter, hielden drie mannen een gevangene vast, die ongeveer zestig jaren oud scheen (of zeventig; het was de oude maarschalk ailm (~) van de Tuileriëên en den 10rtl" Augustus). Men plaatste mij in een hoek, mijn wac t ki uiste mij de sabels over de borst. Overal zag ik naar mijn provencaal >>m, twee nationale gardes, van wie er een beschonken was, overhandigden eene voorspraak van de sectie van Croix rouge ten gunste van den gevangene. De man in het grijs antwoordde: -Deze voorspraken voor verraders baten niets." Daarop riep de ge\angene uit. ^ "Het is vreeselijk, uw vonnis is een moord.'' De voorzitter antwoordde: "Ik wasch mijne handen in onschuld, brengt den heer Maii.ly weg." Men dreef hem op straat> waar hiJ' gelijk ik door eene opening in de deur bemerkte, oogenblikkelijk neergesabeld werd. J "De voorzitter ging zitten en schreef waarschijnlijk den naam van hem, met wien zij juist gereed waren geworden; daarop hoorde ik hem zeggen: «Een ander a un autre." Nu bracht men mij voor de balie van dit snelle en bloedige gerechtshof, waar de ste bescherming was, geene bescherming te hebben, en alle bedenkelijke middelen mets baatten, indien zij niet op waarheid gegrond waren. Twee mijner bewakers hielden mij e k bij eene hand, de derde bij den kraag. »Uw naam, uw beroep" zeide de voor- /itter. «De geringste leugen berokkent uwen ondergang,' voegde een der rechters er •ij. "Mijn naam is Jourgniac St. Méard, ik heb twintig jaar als officier gediend, en \erschijn voor uw gerecht met het vertrouwen van een onschuldig man, die dus niet legen zal. — «Dat zullen wij zien," zeide de voorzitter. "Weet gij waarom gij in lechtenis genomen zijt?" «Ja, monsieur le président, men beschuldigt mij van het jour- naa . Dc la cour et de la ville uitgegeven te hebben; maar ik hoop te bewijzen, dat het niet waar is." Maar Jourgniac s bewijs der valschheid van de aanklacht, en zijn verdediging in jï! SlCARD' Relation adressée a un de ses amis. (Histoire parlementaire, XVIII, 98—103). U) Zie noot 1 op pag. 81, deel II. het algemeen, hoe voortreffelijk zij als verdediging ook zijn moge, zijn van geen belang voor den lezer. Zij zijn langdradig, er ligt iets theatraals in het verslag daarvan, dat zoo het al niet op onwaarheid uitloopt, toch niet ver daarvan verwijderd is. Wij veronderstellen hem dus in het bewijzen en weerleggen boven verwachting gelukkig, en gaan snel tot de ontknooping over, die dicht bij is. "Maar bij dat al," hernam een der rechters, "is er toch geen rook zonder vuur; zeg ons dus, waarom men u daarvan beschuldigt.' «Ik stond op het punt zulks te doen," vervolgt Jourgniac, en hij doet het met steeds meer vrucht. «Ja," vervolgde ik, «men beschuldigt mij zelfs van voor de emigranten te werven." Bij deze woorden begon men algemeen te morren. «O, messieurs, messieurs!'' riep ik met verheffing van stem uit, «thans is het mijn beurt van spreken, ik verzoek den voorzitter, dat hij de goedheid hebbe mij aan het woord te laten, nooit heb ik het noodiger gehad." — «Zeer waar, zeer waar," zeiden bijna alle rechters lachende: «stilte!" «Terwijl men de getuigenissen, die ik bijgebracht had, onderzocht, werd er een nieuwe gevangene voor den voorzitter gebracht. "Weer een priester, heette het, «dien men uit de chapelle gehaald heeft." Na zeer weinig vragen: «A la ForceF' Hij wierp zijn brevier op de tafel, werd naar buiten geslingerd en vermoord. Ik verscheen weer voor het tribunaal. «Gij zegt ons altijd," riep een der rechters op een ongeduldigen toon, «dat gij dit, dat gij dat niet zijt; wat zijt gij dan?" — «Ik ben een openbaar royalist." — Er ontstond een algemeen gemor, dat wonderbaarlijk door een ander bedaard werd, die eenig belang in mij scheen te stellen. "Wij zijn hier niet,' zeide hij, «om over gevoelens, maar slechts om over hun uitslag te vonnisssen." Zouden Rousseau en Voltaire, beiden vereenigd, beter voor mij hebben kunnen pleiten? "Ja messieurs" riep ik uit, "tot den 10dc" Augustus was ik steeds openbaar royalist. Sedert den 10den Augustus is die zaak beslist. Ik ben een Franschman, getrouw aan mijn vaderland. Ik was altijd een man van eer. Mijne soldaten hebben nooit wantrouwen in mij gesteld. Ja twee dagen voor dat voorval te Nancy, toen hun argwaan tegen hunne officieren ten toppunt gestegen was, kozen zij mij tot commandant, om hen naar Luneville te geleiden, ten einde de gevangenen van het regiment Mestre-de-Camp terug te krijgen en generaal Malseigne te vatten. — Rij geluk is er een tegenwoordig, die zulks met zeker bewijs bevestigen kan." Toen het verhoor afgeloopen was, nam de voorzitter zijn hoed af en zeide: "Ik zie niets verdachts in dien man; ik ben er voor om hem de vrijheid te schenken. Is dat ook uw gevoelen? En alle rechters antwoordden: «O ui, oui, Ja, ja!" »En er rezen vivats binnen en buiten, en eene escorte van drie onder gejuich en omarmingen; en zoo ontging Jourgniac de kaken des doods. (1) Ook Maton en Sicard ontkwamen, gene door vrijspraak, daar de magere voorzitter CuÉi'y niets tegen hem vond, deze door de vlucht opnieuw met hulp van Moton, den wakkeren horlogiemaker, en beiden keerden onder omarmingen en tranen te midden der hunnen terug, en weenden mede, en wel mochten zij dat. Aldus deze drie in wonderbare trilogie of drievoudige alleenspraak, waarin zij, gedurende de schrikkelijke nachtwaken, gelijktijdig hunne nachtgedachten uiten, — voor ons hoorbaar geworden, deze drie zijn hoorbaar geworden, maar de overige «duizend en negenentachtig, onder welke tweehonderd en twee priesters," die ook nachtgedachten hadden, blijven onhoorbaar, hunne stem is voor immer door den zwarten dood gesmoord; slechts gehoord door den voorzitter CiiÉpy en den man in het grijs! (1) Mon agonie, (als boven), Histoire parlementaire XVIII, 128. ZEVENDE HOOFDSTUK. De Circulaire Maar hoe was het met de gevestigde machten gedurende al dien tijd? Met de Wetgevende Vergadering, de zes ministers, het stadhuis, met Santerre en de nationale garde? Het is merkwaardig, als men bedenkt wal eene groote stad is. Schouwburgen, ten getale van drieentwintig, waren gedurende deze gruwelen iederen avond geopend; terwijl hier de rechterarm van het moorden vermoeid werd, bracht ginds de rechterarm melodieuse snaren in beweging. Op denzeltden tijd dat de abbé Sicard, drie man hoog, op zijn tweede paar schouders klom, lagen vijfmaal honderdduizend menschen rustig uitgestrekt op hunne bedden, alsof alles naar behooren ging. Wat aangaat de arme Wetgevende Vergadering, de schepter was van haar geweken. Zij zond wel eene deputatie naar de gevangenissen, naar de straatgerichten, en de arme Dusaulx (1) moest daar het woord voeren, maar kon niemand overtuigen: ja, toen hij voortging met spreken, kwam het straatgericht niet zonder bedreigingen tusschen beide, en hij moest ophouden en heengaan. Het is dezelfde waardige oude Dusaulx, die eens, tot onze tevredenheid, de verovering van de Bas/ille (2) beschreef, of (hoezeer met een schorre stem) schier bezong. Hij was gewoon zich bii dergelijke en alle gelegenheden als Vertaler van Juvenalis (3) aan te kondigen. "Goede burgers, gij ziet een man voor u, die zijn vaderland bemint en Juvenalis vertaald heeft," zeide hij eens. — «Juvenalis?" viel hem het sansculottisme in de rede. «Wie duivel is Juvenalis? Een van uwe verwenschte aristocraten? Aan de lantaren met hem!" Van een redenaar van dat slag kon men geene overtuiging verwachten. De Wetgevende Vergadering had veel moeite om een harer leden, of ex-leden, den afgevaardigde Journeau, te redden, die wegens een eenvoudige parlementaire overtreding in de gevangenis zat. Wat den armen ouden Dusaulx en compagnie betreft, zij keerden naar de Salie de Manége terug en zeiden: «Het was donker geweest, zij hadden dus niet goed kunnen zien wat er plaats vond." (4) Roland schrijft verontwaardigde boodschappen in naam der orde, der menschheid en der wet, maar hij heeft geene macht te zijner beschikking. De nationale garde van Santerre wil zich niet roeren, hoewel hij, naar zijn zeggen, zijne manschap herhaalde malen opgeroepen had, die echter gedurig weer uiteenging. Ja, zagen wij niet, met de oogen van den advocaat Maton, (5) ook mannen in uniform met hemdsmouwen die tot aan de schouders bebloed waren? Pétiox gaat in een driekleurigen sjerp rond en spreekt «de ernstige taal der wet;" de moordenaars houden op zoolang hij bij hen is, maar beginnen weer zoodra hij hun den rug toegekeerd heeft. Ook Manuel voerde het woord, gelijk wij in 't voorbijgaan met Maton's oogen in den zoogenaamden Minnenhof (Cour des nourrices) (1) Jean Dusaulx (1728-1799) diende eerst onder den maarschalk de Richelieu in de veldtochten van Hannover en werd in 1776 lid van de Académie des inscriptions. Hij was een aanhanger der revolutie, hoewel hij steeds tot de gematigde partij behoorde. (2) Zie pag. 239, deel I. (3 De Romeinsche hekeldichter uit de laatste helft der lst" eeuw na Chr. ; hij overleed te Rome op 82-jarigen leeftijd. (4) Moniteur, Debatten van den 2™ September 1792 (5) Zie pag. 36. zagen, (i) Do wreede Hili.aud, alsmede met een sjerp om, met een bruinen rok aan en een zwarte pruik op, die men bij hem gewoon is, (2) hield daarentegen in de Abbaye, >• midden onder lijken staande," een korte, maar eeuwig gedenkwaardige rede, die in verschillende bewoordingen verhaald wordt, maar steeds hierop nederkomt: «Wakkere burgers, gij roeit de vijanden der vrijheid uit, gij doet uw plicht. De dankbare commune, het dankbare vaderland zou u gaarne Dcssault Mercier. naar verdiensten beloonen, maar zij kunnen het niet, want gij weet hoe bekrompen hun middelen zijn. "Wie in eene gevangenis gewerkt heeft, (travaitté) zal eene aanwijzing van één louis d'or hebben, betaalbaar bij onzen kassier. Gaat (1) Zie pag. 36. (.2) Méhée fils (als boven in de Histoire parlementaire, XVIII, pag. 189.) tV,°lrf. Inet uw wei'k- (!) geconstitueerde machten zijn alle van gisteren en Hf.; eigenlijk is e,- volstr.4, geen £ voerende waIIi \ T 61gen konmg' en allen zijn koninkjes, oorlog- rende, geallieerd, of gewapend neutraal, zonder koning boven hen ' -O eeuwigdurende schande," roept Montgaiu.ari, (2) uit, „dat Parijs als \vensclUiikTg l'T ■ la"g l°<,Zag' Z01Kler tusschenbeide te komen!" Zeer i.thehjk zou het inderdaad geweest zijn, dat Parijs tusschenbeide getreden wire Zt'iifdnnapUrlijk T het nie> dat hpt 'iuist vier dagen lam,' toezag als dicht v'n i j eert ln doodelijken angst, de vijand en de galgen staan vindt h 1" I 7 ; T1C 111 I ariJS den moed heeft' 0,n den dood Te trotseeren afsc"r ?in'is- «eiiJk °M'»« »•• m «r openhaar welzijn sombere goedkeuring met of zonder voordacht, de algemeen.' het noüdlot afkeuring' 011 beruslir,S in der schurken » ieto acs roqutns. (6) Dat 1', 1 J w?'rbe'"SlaCh'in8' ü°k Wd J" slre"ge volksrecl.Ui,leging ,en»,„I. Zljn df. Septembnseurs, een naam van eenig aanzien en schitterend manr />''' v tille held én 6"1]'elSC,'e T'' geliJkt> zeer verschillend van dien onzer If(Mille helden, die, gelijk geen vriend der vrijheid zal tegenspreken met hemel Het a ® .g straalden; tot zulk een stand van zaken fs het thaiis ^k'mén' en ,lnedlend™°e ^ de historische verbeelding, „tusschen de twee^ Z mén zelfs ile k T ^ dl Z?duizend'" zag (in visioen), . ... ' ' ie krankzinnigen in Bicetre vermoordde met mitraille: ja ten laat- ïn ie getal zelfs tot twaalfduizend en eenige honderden, — niet meer dan 1) MONTGAILLARD, III, 191. I») (iiiillaume Honoré Rotjues de Montgaillard (1772-lS*>r>) .. i,,,, , word later geestelijke Hii 1- lii.lo., T .. . i • " . r ■»*voor den krijgsdienst, bekend liistorieschw/vèr. '' reV°IUt'" U,t "" kwam terug. Hij is eeii •i) Nergelijk üulaure, II, pag. 243. (4) Vergelijk Dulaure, II, pag. 244 S "IJ m *■ III zóó veel. (1) In aritliinetische cijfers en volgens nauwkeurig door den advocaat Maton opgemaakte lijsten is het getal, met inbegrip van tweehonderd en twee priesters, drie «onbekende personen" en »een bij de Bernhardijnen gedooden dief," gelijk reeds aangestipt werd, duizend en negen en tachtig — niet minder dan zooveel. Duizend negenentachtig liggen dood, zelfs "tweehonderd en zestig lichamen opeengestapeld op den Pont au Change," en onder deze moet, zoo als Robespierre later •.schier met tranen" zal bedenken, één onschuldig verslagene zijn. (2) Een, geen twee, o zeegroene onomkoopbare? Als dat zoo is, dan moet Themis-Sansculotte gelukkig geweest zijn, want zij deed kort recht. In de duistere, nog aanwezige stadhuisregisters leest men niet zonder zekere huivering posten, die anders in stadsboeken niet gevonden worden: .. Voor in de gevangenissen tot zuivering tier Inch! aangestelde arbeiders,alsmedevoor personen die over deze gevaarlijke operatie het toezicht hadden," zoo en zoo veel; aan verschillende posten, ongeveer zeventienduizend francs. » Voor naar de kerkhoven van Clamart, Montrouge en Vaugirard gebezigde voerlieden," zoo veel des daags voor de kar; ook dat is eene uitgave. Daarna zooveel francs en eenige sous voor ongebluschte kalkl" (3) Er trekken karren door de straten vol naakte menschelijke lichamen, die verward dooreenliggen, terwijl de ledematen naar buiten steken. Ziet gij ginds te midden der opeengestapelde omarming van broederlichamen die koude ten hemel uitgestrekte hand, die stom schijnt te bidden, te klagen de profundis : "Ontferm u over den inensch !" ? Mercier zag haar, toen hij op den morgen na de gruwelen van Montrouge de straat St. Jacques afging; doch het was niet eene hand, maar een voet, hetgeen hij voor nog meer beteekenond houdt, zonder dat men de reden daarvan inziet. Of was het de voet van iemand, die als het ware den heinel van zich stiet? die vol afkeer en wanhoop, met vertwijfelden sprong, zich in den afgrond der vernietiging stortte? Zelfs daar zal Zijne hand u vinden, Zijne rechterhand u houden — zekerlijk voor recht, niet voor onrecht, voor goed, niet voor kwaad! "Ik zag dien voet," zegt Mercier, »en ik zal hem herkennen in den grooten dag des oordeels, wanneer de Eeuwige, op zijne donders troonende, over koningen en Septetnbriseurs beiden het vonnis zal vellen." (4) Dat er over deze gebeurtenissen, niet slechts van Fransche aristocraten en gematigden, maar van geheel Europa een kreet van sprakeloos afgrijzen opging, en tot den huidigen dag voortduurt, is zeer natuurlijk en billijk. Deze gebeurtenissen zijn onherroepelijk geschied, gebeurtenissen, die men onder andere gebeurtenissen moet rangschikken, die in de geschiedboeken onzer aarde zwart zijn opgeteekend, zonder evenwel daaruit verdelgd te kunnen worden. Want, gelijk gezegd is, de mensch is geneigd tot buitensporigheden, zoo als hij daar staat, het arme schepsel, midden in de samenvloeiing van oneindigheden, zich zei ven en anderen een raadsel, te midden van twee eeuwigheden, van die onmetelijkheden, op de grens van het oorspronkelijke licht en het eeuwige donker! Zoo zijn er, vooral wanneer vurige temperamenten in vertwijfeling geraakten, bejammerenswaardige zaken geschied. De Siciliaansche vesper, met de '.vermoording van achtduizend in twee uren," is ieder bekend. Zelfs koningen, die niet in vertwijfeling waren, maar slechts in moeielijkheid, hebben jaar en dag (ja, de Thou (5) zegt zeven jaar) over hun Hartholomeiismoord gebroed; en toen op het rechte oogenblik, ook op een herfstzondag, weergalmde juist diezelfde klok (gelijk men zegt is het hetzelfde metaal) van St. Germain VAuxerrois, — met welk een uitslag! (6) Ja, diezelfde zwarte zerken van deze Parijsche gevangenissen hebben reeds eenmaal gelijke gruwelen beleefd, (1) Histoire parlementaire, XVIII, 421—422. 2) Moniteur van den 6'1™ November (Debatten van den 5'1"1 November 1793). (3) Kt at des sommes payées par la commune de Paris (Histoire parlement., XVIII, 231). (4) Mkrc ikr, Nouveau Paris, VI, 21. (5) Jacques Auguste de Thou (1553—1617 , een bekwaam gescliiedschryvc r, vriend van Hendrik IV, onder wiens regeering bij in 1598 den tekst van bet edict van Nantes opstelde. (0) 23—24 Augustus 1572. (Dii.airk, Histoire de Paris, IV, 289 . toen de Bourgondiërs de Armagnacs vermoordden, (1) — die zij onverhoeds in de gevangenis geworpen hadden — totdat er, als nu, lioopen van opeengestapelde lichamen waren en de straten van bloed overstroomden, — en ook de maire Pétion van dien tijd sprak de strenge taal der wet en kreeg in ou J-Fransch (het is nu vierhonderd jaar geleden), van de moordenaars ten antwoord: »Maugiw tlieu, sire, heer, God verdoeme u met uwe gerechtigheid, uw medelijden en uw gezond verstand. Verdoemd zij, wie medelijden heeft met deze valsche verraderlijke Armagnacs, Engelschen ! honden zijn ze, zij hebben ons transche rijk vernield, verwoest en het aan de Engelschen verkocht." (2) Ln zoo moordden zij en wierpen de vermoorden ter zijde, ten getale van vijftienhonderd en achttien, onder welke vier bisschoppen, »die valschen, doemwaardigen raad gaven, en twee parlementsvoorzitters. ' Want hoewel de wereld, waarin wij leven, niet van Satan is, zoo heelt Satan (eigenlijk onder den grond) altijd zijne plaats daarin en breekt van tijd tot tijd los. I)e menschheid moge vrij gillen en onverstaanbaar vloeken zoo hard zij kan. Er zijn handelingen van zulk een nadruk, dat geen gillen te nadrukkelijk daarvoor kan zijn. Gilt gij, deze hebben gehandeld. Maar wie ook gillen in Frankrijk, in de Parijsche vergadering, in het Parijsche stadhuis, tien mannen zijn er die niet gillen. Onder dagteekening van den 3den September gaat er van het Comité du salut public eene circulaire uit, die aan alle stadsbesturen gericht, en een te merkwaardig staatsstuk is, om voorbijgezien te worden. »Een gedeelte van die woeste samenzweerders, die in de gevangenis zaten, zijn door hel volk ter dood gebracht geworden en wij twijfelen niet, of de geheele natie zal, door onophoudelijk verraad aan den rand des verderfs gebracht, zich haasten (lil middel van openbaar welzijn aan te grijpen, en alle Franschen zullen als de mannen van Parijs uitroepen: "Wij gaan in den strijd tegen den vijand, maar wij willen geene roovers achterlaten, die onze vrouwen en kinderen vermoorden.'' (3) En daaronder kan men de onderteekeningen lezen: Panis, Sergent, Marat, de volksvriend, en nog zeven anderen, (4) die daardoor op vreemde wijze aan de gedachtenis der latere oudheidkundigen overgeleverd worden. Wij merken echter op dat hunne circulaire eer tegen hen zeiven ricochetteerde: de stedelijke besturen maakten er geen en het dolle sansculottisme zelfs maar weinig gebruik van, men huilde en brulde, maar zonder te bijten. Te Reims werden «ongeveer acht personen" gedood, en later twee daarvoor gehangen. Ie Lijon en in eenige andere plaatsen beproefde men het, maar nauwelijks zonder gevolg, daar het snel onderdrukt werd. Minder gelukkig waren de gevangenen van Orléans, was de goede hertog de i.a Rochefoucauld. Deze, die met zijne moeder en vrouw met allen spoed op reis (1) Dit geschiedde tijdens de Fransch-Engelsche oorlogen in de Middeneeuwen. Onder Karei VI (1380 1422), den idioten Koning, waren er in Frankrijk twee partijen, die elkaar liet overwicht betwistten; de Bourgondiërs en de Orleansen, de laatste ook wel de Armagnacs geheeten naar hun later hoofd, graaf Bernard van Armagnac. De hierboven geschetste gruwelen hadden plaats in 1418, toen de Bourgondiërs onder ,Ian zonder Vrees aan de Armagnacs, die met de vijanden des lands, met do hngelschen, heulden, Parijs ontrukten en eene vreeselijke slachting aanrichtten, waarbij ook de graaf van Armagnac omkwam. (2) Dulaurk, III, 494. (3) Het oorspronkelijke, in Dulaure, II, 231 te vinden stuk luidt als volgt: »Prévenue que des hordes barbares s'avancent contre elle, la commune de Paris se hate d'informer >cs frères de tous les départements i|u'une partie des conspirateurs féroces, détenus dans les prisons. a étë mise h mort por Je pmipJe; actes de justice qui lui ont paru indispensables pour retenir, par la terreur, les légions de traitres renfermês dans ses murs, au moment oii il allait mareher a lennemi; ot, sans doute, la nation, après la longue suite de trahisons qui 1'a conduite sur le bord de abime, .«emprawera d adopter ce mot/en si utile, si nécessaire et tous les Francais se diront, comme les Parisiens: JYoils marchoii.i ó Vennemi, et nooit ne laisserons pas derrière nous des brigands pour égorger nos femmes et nos enfam. Signe Pierre Duplain, Panis, Sergent, Marat, Lefort, Jourdeuil, Administrateurs du comité do salut public eonstitué ii la mairie." »P. S. Nos fréres sont invités i'i remettre cette lettro sous presse et a la faire passer a toutes los niunicipalités de leur arrondissement'. (4) Histoire parlementaire, XVII, 434. SMÊsssmms J . - ' ,l"m al® een ,lle blJ l»et patriottisme in den hoogsten graad gehaat is het gS. ^ Zijn bI°ed SPaWe Zij" dri-ii^ntigfarige SToedor in ministers Dei essar^^Uontu (M''"n's betre,t' (llt Z|jn staatsmisdadigers; royalistisclie dezen tijd — bronn-t l.ii ,i„ rbesturen dwarsboomen elkaar in nabijheid van Parifv Jaar n drieënvijftig gevangenen zegevierend tot in de Maar /iet te ZTn gTU den ben vonnissen zal. (:*) K;':r 5 der onvolmaaktsten ' ^ " 0"V,,1",aakt karakter ?n gerechtsdienaar, wellicht een M :rcn *° scb"r™°l"'"™iël"i'f toom te bmdeó'. dringender wordt <-rU hier' V' °°rn ^ Z'Jn P'S°n g°ll'1(1 hoe lan?er 7M' doorn ' , 0111 r' Saal hl°i «n daar reeds in een scherp eekef over r.-n a. , .WiW.W.L'é i!in'elï.'i °*l'id'' 'a:ln m',™ Septe.nl,er kwam hi.i. tementen der Sartlie en Orne verboord werd ' '' P natlonfll vrijwilligers v;in de depar- (2) Zie noot. 2 n|, ,,ilg. 30 doci ,, (3) Histoire parlementaire, XVII -134 y S£±;. '•"t"'T f " «■* - d-' aankomst der gevangenen en werden de/o .au .1.. T 7 V" l- De forsche Danton staat als in de bres van be¬ stormde steden en volkeren, te midden van het kanongebulder van den 10"™ Augustus onder het ratelen van 1 ruisische galgenstroppen, onder het zwaaien van bloedige Seplem- ber-sabels, rondom hem niets dan vernieling en het instorten van werelden; zijn naam van Ilpnmv T ^ is Tita» °P den verloren post, c. Jl^2 -.^niaÏen^ Fn^Vof 7 }'a"dc,t de ,nan- "WÜ inü(,te» on^" vijanden vrees ' komt thans de vrees met als van zelve over onze vijanden? Hij de Voorwan r! «s" ru?™ F*?1', J "'et de man' die haar het eerst van allen zal tegenhouden. lend durven wn"' ' '[ y Ft 'Z"'^ inoet durvon> cn n°g eens durven en niet aarzeyen, voor ubly er niets anders over! ,Que „ion non, soit /Iétri mijn naam moge geschandvlekt z.jn," wat ben ik? De zaak alleen is groot en zal leven ln"'l "in eiga.in. ,oo zien wij dan ook hier een verzaker van formules: Danton den MiraSeni h' sanscul°Uen- . Niet 'net den «auwgezetten Roland ging deze minister \an de ;,,hr'tagen h" 111 h lZyn Werkkring la» elders — bi.i Brukswwk, en op het vaal . i*™ l°' WCgens do gevangenen van (Mram en het go- ten an wooH bloo,ge*told waren' hem wendde, gaf hij tweemaal somber ten antwoord: -Zijn zij dan niet schuldig?" Toen men nog sterker bij hem aandrong antwoordde hij met een vreeselijke stem en draaide den rug toe, (.'!) Een Brunswi r T TT 1,1 gevaD&enisse". het is afgrijselijk zoo ge wilt; maar .Ir ^ n Slec,1,s e^e dagre]S van 1J^ijs verwijderd, en nog zijn er vijlen ; k le ve v'LZ" I hh tf 'r Kr «8» «-"*» 'lio eon vreeslïjker dal deze irdnlslli ,""k''"J ! wonderbaar, maar hel is zulk. niet. deze minister der Moloch-justitie, wanneer iemand toegang tot hem verkreeg " ï \oor e e\en ''an een vriend te snieeken, menschelijk medelijden gevoelde en W «*9'9C persoonlijke ^ ,,ke„G5igrg(i,iS'( ]T-iS 1ünr';.''lijd,,lijk e" g('f,ast le schreeuwen wanneer zekere niensch" 7 l' t " 1° 1S '|k sl"'ekon. geen schreeuwen, de kracht van den -7wH.i / " , T, "1K m°gelijk is' laat °ns dan voorloopig ten minste in liet .chtlf !Jgtn| H 7 (ilt vierenvoorli^s,° .iaai' "a die gebeurtenis en l i ^ ZCSOndeH^s,c mi('r - gelük /ucvs „ „on \tucevdo\ - Christelijk genoemde jaartelling, dat wat wij aanprijzen en beoefenen merken ÏL *hrc7lwen' zou ''et misschien meer de moeite loonei, op te «.erken welk een bijzonder iets Gewoonten (in het Latijn Mores) zijn. en hoe plas .e eug( , ir-tus, of waarde, die een inensch bezit, zijne Zedelijkheid"of ') pÜv!.,WnfHe."'l.Vi'lg,'?S "ulm"'e' "<* ^ttdijko gevangenen vermoord. mentaire, will. ^ "" n,ass;,rrp ,1,>s prisonniers a Yrmnillrx. ,I„ ,1,. Histoire parlr (3) Biographie de.- ministres, pog. 97. 4) Biographie des ministres, pag. 103 Gewoon te wordt genoemd. Geef aan eene bloeddorstige slachting — eene van de meest wezenlijke voortbrengselen van den afgrond, zal inen zeggen — gebruiken en zij wordt oorlog, rnet oorlogswetten, en is gebruikelijk en zedelijk genoeg; en roode individuen dragen hare gereedschappen om de heupen gegord, niet zonder een zweein van trots — die men op geenerlei wijze moet berispen. Terwijl de Oorlog geheel in bonte pakken gestoken is, zijn van de Revolutie, die minder voorkomt dan de Oorlog, en die nog niet hare revolutie-wetten gekregen heeft, de in uniformen gedoste individuen nog ongebruikelijk. — O beminde, schreeuwende broeder, laten wij, domkoppen van het menschelijk geslacht, onze wijde monden sluiten; laat ons ophouden met schreeuwen en beginnen te beschouwen! ZESDE II O O F I) S T TT K. September in Argonne Éénc zaak is in allen gevalle duidelijk, dat namelijk de rrees, welke vrees ook de aristocratische vijanden behoefden, werkelijk verwekt is. De zaak wordt derhalve ernst! Ook het sansculottisme is eene werkelijkheid geworden en schijnt zich als zoodanig te willen toonen. Het sansculottisclie monster-zuigkalf, wankelende als jonge kalveren in 't gemeen, is echter niet zacht als een ander kalf en een voorwerp van plagerij, maar schrikkelijk als gij het prikt, en blaast vuur door zijn schrikbare neusgaten. Aristocraten wijken, van bleeken schrik vervuld, in hunne schuilhoeken, en er gaat hun een licht op over menige zaak, of liever een verwarde overgang tot het licht, waardoor voorshands de duisternis slechts duisterder wordt dan ooit. Maar wat zal er van Frankrijk worden? Dat is de groote vraag! Frankrijk danst zijn woestijn-wals, als de Sahara, wanneer de winden ontwaken; gierende windhoozen van 25 millioenen naar raadzalen, naar aristocraten-gevangenissen, naar kiesvergaderingen, naar Brunswijk en de grenzen heen — naai' een nieuw hoofdstuk in de algemeene geschiedenis, zoo namelijk dit niet haar einde en besluit is. In de kiesvergaderingen heerscht thans geene bedenking, maar het werk gaat wakker voort. De conventie wordt werkelijk in een beslissenden geest gekozen; op het stadhuis dagteekent men reeds het eerste jaar fier republiek. Ongeveer tweehonderd onzer beste wetgevers mogen herkozen worden, de Borg en corps: Robespierre, de maire Pêtion, Buzot, pastoor Grégoire, Rahaut, een zestigtal oude constituanten, hoewel men eenmaal slechts -dertig stemmen'' had. Alle deze, en nevens hen vrienden, die zich reeds lang een naam in de omwenteling verworven hadden, worden gekozen: Camii.i.e Df.smouuns, hoewel hij stotterend spreekt; Mantel, Talmen en compagnie; de dagbladschrijvers Gorsas, Carra, Mercier, Louvet van den Faublas, Ci.ootz, de spreker van het inenschdom; Collot d'Herbois, die de voorstelling der hartstochten verknoeit; Fabrf. d'Eglantine, (1) de bespiege- (1 I'hilippe Franeois Nazaire Fabre d'Églantine f1755—1T'J4), geboren te Limoux, was eerst voor den geestelijken stand bestemd, maar werd later tooneelspoler. Hij was van den beginne af een warm voorstander der revolutie en maakte naam door zijne pamfletten vóór den Augustus." Groot vriend van Danton, werd hij in diens val medegesleept. oude pamflettist ; Legendre, de solide slager, ja, zelfs Marat, hoewel het platteu van Frankrijk hot nauwelijks geloovon kan, of zelfs gelooft dat er een Marat is, behalve; in druk. Over den minister Danton, die zijn post als minister nederlegt, om lid te worden, behoeven wij niet te spreken. Parijs is ziedend heet en de provinciën blijven niet achterlijk. Barbaroux, Rebecqü! en gloeiende patriotten omen van Mar settic. In het geheel zevenhonderd en vijfenveertig (of liever negenenveertig, want Avignon zendt er thans vier); zoo velen komen bijeenniet zoovelen zullen scheiden! J De advocaat Carrier van Aurillac, de ex-priester Lebon van Arras zullen l«den ach eene,, mam verwerven. Het bergachtige Auvaww l„.rkieSi zijnen Komme, een geharden landman, eenmaal professor in de wiskunde, die onbewust •Iacques Louis David. Piiilippe Fkan<;ois Naiaire Fabke d'Eglantine. een merkwaardigen nieuwen almanak in petto heeft met Messidors Pluviosesen dies meer en na dien aan den dag gebracht te hebben, zich zeiven den zooeenaamden Romemschen dood zal aandoen. De oud-constituant Sieves komt om co» stitutien te bouwen, zooveel men er slechts behoeft. In drukkende omstandigheden ... J Z1C? overigens bukken met zijne heldere, behoedzame oogen, en zwijgen het MU Ïgst achten. Van Atsne in het Noorden komt de jonge St. Jist meer een student dan een senator gelijkende. Nog geen vierentwintig jaar oud, heeft hij reeds boeken geschreven, is een jonge enthousiast, met eene slanke gestalte, zacht klinkende stem, olijfkleurige tint en lang zwart haar. Uit het afgelegene dal Aurc in de J re neen komt Feraud, een gloeiende republikein, dien roem verbeidt, ten minste 'n den dood. (1) (1) Zie over Carrier noot 1 op pag. 29, doel II, en over Sievès nas;. 151, deel I. *eph Lebon (1,05—1795), geboren te Arras, was aanvankelijk geestelijke en heeft zich door zij na Er komen patriotten van allerlei soort, onderwijzers, landlieden, priesters en expriesters, kooplieden, geneesheeren, bovenal echter babbelaars of advocaten. Aan vroed meesters, gelijk Levasseur van de Stwllie, ontbreekt liet niet; ook niet aan kunstenaars, do dikke David inot zijiK; opgezwollen wangen, beeft lang met genie geschilderd, als in stuiptrekkingen, en zal nu wetgever worden. Zijn gezwollen wang, die zijne woorden in de geboorte smoort, inaakt hem ten eenenmale ongeschikt voor rede- Josf.pii Lebon. naar; maar zijn penseel, zijn hoofd, zijn gloeiend vurig hart met genie als in stuiptrekkingen, zullen niet ontbreken. Een man naar lichaam en ziel met gezwollen wangen, groote wreedheid als commissaris der Conventie in de noordelijke departementen van Frankrijk zeer berucht gemaakt. Hij werd in Oetober 1<9.> voor die misdaden door liet «tribunal criminel" van Amiens ter dood veroordeeld en geguillotineerd. Gilbert Homme (17f>0 — 1795), geboren te Hiom, was een /.eer bekend wiskundige, die destijds in Rusland aan een jongen graaf les gegeven had, en bij zijne terugkomst in Frankrijk met ijver de beginselen der revolutie voorstond. Antoine inanjuis de Saint-Just (1768—1794), geboren te Deeize, had eene klassieke opvoeding genoten, was een g -oot bewonderaar van de republikeinen van het oude Griekenland en het oude Home. I toor zijne zuiver republikeinsehe denkbeelden, zijn groot redenaarstalent en vooral door zijn onberispelijken levenswandel kreeg hij spoedig grooten invloed in de Conventie en werd hij de rechterhand van Robe»pierre, in wiens val hij werd mcdegesleept. buiten alle evenredigheid groot van omvang, maar niet groot, daarbij zwak als in stuiptrekkingen, niet sterk, als in kalmte; laat hem zijne rol spelen. Ook zijn de genaturaliseerde weldoeners van het menschdom niet vergeten; Priestley, door het departement Ome gekozen, die het echter afslaat; Paine, de weerbarstige snijder, door Pas de Calais gekozen, die het aanneemt. (1) Kr komen slechts weinig adellijken, maar toch een paar. Paul Franqois Barras, (2) van liet adellijk geslacht der Barras, dat zoo oud is als de rotsen van Provence, is een hunner. l)e rustelooze schipbreukeling, die voor langen tijd tegen de kust der Maldiveneilavden geslagen werd, toen hij als een Indisch kampvechter zeilde en streed, die sedert als een hongerig Parijsch genotbejager en gepensioneerde op menig Girceëiland geworpen en voor een tijdlang betooverd en in liet rijk der dieren, der zwijnen verplaatst werd, — dien heeft het afgelegen departement Var nu herwaarts gezonden. Een man vol vuur en haat, zonder de gave van zich wel uit te drukken, gebrekkig inderdaad in alles, doch niet zonder een zekeren snellen blik, zonder een rassen, hoezeer dan ook voorbijgaanden moed, die, zoo de fortuin hem gunstig is, het in deze tijden ver kan brengen. Bij is rank, van een schoon uiterlijk, slechts «een weinig geel van tint," maar »met een purperen, een scharlaken mantel en een driekleurige veder," zal hij er bij plechtige gelegenheden niet kwaad uitzien. (3) Lepelletier St. Fargeau (4) is een soort van adellijke en van onmetelijken rijkdom, ook hij is herwaarts gekomen, — wellicht om de afschaffing van de doodstraf voor te stellen? .Ja, ziet onder de zestig oud-constituanten ook Phii.ippe d Orleans, een prins van den bloede! Thans niet meer d'Orleans; want daar het leenstelsel van de aarde weggevaagd is, verzoekt hij zijn waarde vrienden, de kiezers van Parijs, om een nieuwen naam voor hem te kiezen, en de procureur Manuel, een liefhebber van antithesen, slaat: Gelijkheid, Egalitè, voor. Zoodanig is de Conventie die thans vergaderen zal. Niets dan verwoed gevogelte in den ruitijd, waarmede Brunswijk's kanonniers en grenadiers spoedig klaar zullen komen. \A ilde het weder, gelijk Bertrand gedurig wenscht, maar een weinig beter worden ! (5) le vergeefs, Bertrand! het weder wordt geen zier beter; ja, en zoo het al beter werd? Op den morgen van den 29s,cn Augustus rees Dumouriez-Polymetis, zonder dat Kertrand dit wist, na eene korte sluimering van zijne legerstede te Sedan op, heimelijk, ras en vermetel! Ongeveer drie morgens later bemerkt Brunswijk, tot zijn niet geringe verwondering, dat de passen van Argonne alle bezet zijn, door gevelde boomen versperd, door legerkampen ingenomen en dat het de koene, listige Dumoüriez is, die hem te slim geweest is! Deze manoeuvre kan Brunswijk «een verlies van drie weken" kosten, dat onder deze omstandigheden zeer noodlottig is. Een bergmuur van veertig (Eng.) mijlen lengte ligt tusschen hem en Parijs, waarvan hij zich vroeger meester had moeten maken — hoe daar thans bezit van te nemen? Daarbij komt de regen: het regent iederen dag, en men is in de hongerige Champagne pouilleuse, een land, slechts overvloeiende van (1) René Levasseur de la Sarthe (1747—1S34), in onderscheiding van zijn collega-Conventieman en naamgenoot Levasseur d>• la Meurthe, heeft als commissaris der Conventie nogal naam gemaakt. •lacques Louis David (1748—1825), de beroemde Fransche schilder, wiens naam genoeg bekend over hem hier verder uit te weiden. Hij stierf in ballingschap te Brussel en ligt in de st.-Gudule aldaar begraven. Zie over Priestley en Paine de pagina's 233 en 33, deel II. (2) I aul 1' ranrois Jean Nicolas graaf de Barras (1755—1829) geboren te Fohempoux in Provence, H- f'-'n' 'n c'e koloniën gediend onder Suffren en kwam in Frankrijk terug met den rang van kapitein. ij leidde een zeer zedeloos leven en zag in de revolulie een uitstekend middel om tot aanzien te geraken en zijne schulden te betalen. Hij heeft later eene groote rol gespeeld, was de ziel van de ïermidorianeri, werd lid van het Directoire en was de man, die Napoleon Bonaparte protegeerde en niet weinig tot diens stijgenden roem bijbracht. (3) Dictionnaire des hommes marquants, § Barras. (4) Zie pag. 67, deel II. (5) Bertrand de Mollevim.e, Mémoires, ii, 225. III - slootwater. Hoe zal men over dezen bergmuur der Argonne heenkomen of wat tei wereld zal men daarmede doen? Het is een marcheeren en plassen langs steile paden met saerements en keelvloeken; een bestormen van Argonner passen — die, helaas, niet te bestormen zijn. De oorlogsdonder weergalmt door de bosschen als eene monstergongmuziek of Moloch-keteltrom, door de eclios voortgedragen, de gezwollen stroomen biuisen kokend woest tegen den voet der rotsen, bleeke lijken in hun vaart voortstuwende. Ie vergeefs! Het dorp Islettes met zijn kerktoren blijft ongedeerd midden in het gebergte, het geforceerde marcheeren en klauteren verkeert in een geforceerd achteruit glijden en tuimelen. ^ an de hoogten ziet men rondom niets als stomme rotsen en eindelooze druipende wouden; van tijd tot tijd vertoont zich de Vache van Clermont (geweldige Ivoe, als zij is) terwijl zij haren wolkensluier afwerpt, (1) maar zich even spoedig weer bedekt, door strcomen regens als 't ware overstelpt. Het is onmogelijk zich van de Argonner passen meester te maken, men moet om het Argonner woud heentrekken. Men kan denken, of thans de overmoed der emigranten-seigneurs niet een weinig gedempt is, of liet "regiment voetvolk met roode opslagen en nankingsche broeken" nog parade kan maken! In stede snoeverij, dreigt tlians eene soort van wanhoop en watervrees door overvloed van water te zullen opkomen. De jonge prins de Ligne, de zoon van den wakkeren letterkundige de Ligne, de Jupiter der modegekken, viel achterover, doodelijk getroffen door een kogel, te Grcmd-Pré, den Noordelijkst gelegen pas I met moeite trekt Brunswijk om het Zuidelijke uiteinde van het gebergte, vier dagen lang, dagen van een zondvloedregen als in de dagen Noachs, zonder'vuur, zonder proviand! Om vuur te krijgen houwt men groene boomen om, die slechts rook verwekken; als voedsel geniet men groene druiven, die slechts koliek, boosaar igen persloop teweegbrengen, oXéxovro $è Xxoi. (2) En de boeren vermoorden ons, in stede van zich bij ons te voegen, gillende vrouwen roepen schande over ons, ja, dreigen zelfs hare scharen te trekken! O ongelukkige, gedempte seigneurs en waterschuwe bespatte nankingsche broeken, en, o, dubbel beklagenswaardige arme sacramenteerende Hessen en uhlanen, op uwe ruggen neergevallen, die geen roeping had om luer tc sterven, behalve dwang en drie en een halven stuiver daags! Ook is madame Le Blanc, uit den Gouden Arm, onder haar druipend loofdak, niet te benijden. (3) Boeren, die ter sluik moorden, worden opgehangen, deftige oud-leden der Constituante, eerwaardig door hun ouderdom, rijden op karren, met geboeide banden: dat zijn de rampen van den oorlog. Zoo spartelt en wringt men wijd en zijd langs de hellingen en passen van de Argonnen voor Brunswijk een verlies van vijfentwintig noodlottige da<*en. .jen wringt en strijdt, draait elkaar nu eens den rug, dan weer het gezicht "oe, al naar men van stelling verwisselt en de Argonnen gedeeltelijk geforceerd, deels omgaan worden; maar men moge Dumouriez forceeren of hem omtrekken zooveel men verkiest, altijd blijft hij, als in den grond geworteld, op vele hengsels nu hier dan daarheen draaiende, altijd op het onverwachts op nieuw front makende, op geene wijze te bewegen om van daar te gaan. Recruten stroomen hem toe, vol hart maar moeielijk te behandelen. Achter Grand-Pré bijvoorbeeld — Grand-Pré, dat'opde -eerzijde van de Argonnen ligt, want men is nu geforceerd en omgetrokken — keerde als het ware het volle hart eensklaps om bij eene der zwenkingen, geïjk het volle harten meer doen, en er ging een geschreeuw op van sauve qui peut. en er ontstond een paniek, die bijna alles zou bedorven hebben! Degeneraai moest dus toesnellen en met donderende woorden, dreigende gebaren, ja zelfs met sabelhouwen de vluchtenden terughouden; (4) ja, hij laat de hoofdschreeuwers '1) Zie Hklena Maria Williams, Lettres, III, 79—81. (2> Volken gingen te gronde. (31 Zie pag. 22. (4) Dumoirikz, Mémoires, III 29. en raddraaiers vatten, hun het hoofd en de wenkbrauwen scheren en zendt hen aldus de wereld in. Zoo ware er ook (want de rantsoenen zijn klein, en vochtige legerplaatsen met hongerige magen maken de menschen verdrietig) bijna eene muiterij uitgebroken. En Dumouriez .-verschijnt weer voor de gelederen met zijn staf en een escorte van honderd huzaren." Achter zich had hij eenige escadrons en voor zich de artillerie geplaatst, en sprak aldus: »Wat u betreft, want ik wil u burgers, noch soldaten, noch mijne kinderen (ni mes cnfants) noemen, gij ziet voor u de artillerie, achter u de kavalerie. Gij hebt u door misdaden ontecrd. Wanneer gij u verbetert en gedraagt gelijk dit wakkere leger, waartoe gij de eer hebt te behooren, dan zult gij een goed vader in mij vinden. Maar roovers en moordenaars duld ik hier niet. Bij de geringste muiterij zal ik u in stukken laten houwen (hacker en pièces). Zoekt de schurken onder u op en zendt ze weg, ik stel u verantwoordelijk voor hen." (1) Geduld, Dumouriez! Deze onvaste hoop schreeuwers en muiters zal, zoodra zij maar eenmaal gedrild en gehard zijn, een stevige phalanx worden, die op kommando draait en zwenkt, snel als de wind; ruwe gebaarde gestalten, dikwerf zonder schoenen, ja bijna zonder hemd aan 't lijf, met ijzeren spieren, slechts brood en kruit verlangende, ware kinderen des vuurs, de vurigste, vlugste en behendigste, die men wellicht sedert Attii.a's tijden gezien heeft. Tot onze verbazing zouden zij landen veroveren en overstroomen kunnen even als Attila deed, wiens legerplaats en slagveld gij hier op denzelfden bodem (2) aanschouwt, en die na een dagen langen strijd met moeite hic?' door den Romein Aëtius en de Fortuin bedwongen en als een stofwolk naar het Oosten teruggedreven werd. (3) Al deze zwenkingen en manoeuvres op het gebied van de Argonncn, die Dumouriez zelf getrouw beschreven heeft, en die voor ons belangrijker zijn dan het beste schaakspel van Hoyle of Phii.idor, willen wij niettemin, o lezer! met volkomen stilzwijgen voorbijgaan, en ons haasten tot de vermelding van twee zaken: de eene van kleinen p rsoonlijken aard, de tweede van een groot openbaar gewicht. De kleine zaak van persoonlijken aard is de tegenwoordigheid in het Pruisische leger, in dat krijgsspel van de Argonncn van een man, die in de rij der zoogenaamde Onsterfelijken behoort, die sedert dien tijd in die hoedanigheid hoe langer hoe meer zichtbaar is geworden, gelijk liet vergankelijke hoe langer zoo meer verdwijnt, want van oudsher heeft men opgemerkt, dat wanneer de goden onder de menschen verschijnen, het zelden in een kennelijke gedaante is. Zoo geven de veehoeders'van Admf.tus (4) aan Apoli.o een dronk uit hun geitenlederen drinkzak (wel hem, zoo zij hem geene slagen met hun bullepezen geven) en denken er niet van verre aan, dat het de zonnegod is! Deze man heet Johann Woi.foang von Goetiie. Hij is minister van den hertog van Weimar, herwaarts gekomen met het kleine contingent van Weimar, om onbeduidende militaire plichten te vervullen, schier voor allen geheel onkennelijk! Op dit oogenblik staat hij met aangehaalden teugel op de hoogte nabij Sainte Metiehould en maakt beschouwingen over de -kanon-koorts," terwijl hij tegen alle waarschuwingen in den kogelregen rijdt, met de wetenschappelijke zucht, om te weten waarin de kanon-koorts eigenlijk bestaat. »Het is een vrij eigenaardige klank — zegt hij — als 't ware samengesteld uit liet brommen van den drijftol, het borrelen van het water en het fluiten van een vogel. Allengs krijgt men een zeer ongewone gewaarwording, slechts bij vergelijking te beschrijven. Het scheen alsof men op een zeer lieete plaats en tevens van die hitte geheel en al doordrongen was, zoodat men zich met hetzelfde element, (1) Dumouriez, Mémoires, III, 55. (2) Helena Maria Williams, III, 32. (3) Slag op de Catalaunische velden (451 na Chr.) (4) hen van de Grieksclie helden uit den Argonautentoclit. waarin men zich bevindt, volkomen gelijk gevoelt. De oogen verliezen niets van hunne kracht en duidelijkheid, en tocli is het alsof alle dingen een zekere bruinroode kleur hebben, die den toestand en de voorwerpen nog duidelijker doet opvatten."^) Dat is de kanon-koorts zooals een werelddichter die voelt, een man, hier voor allen nog onkennelijk! En toch leeft in zijn onkennelijk hoofd de geestelijke tegenhanger (en men zegge, de voltooiing) dier zelfde ontzaglijke geboorte uit den dood %an eene wereld, die thans plaats grijpt, uiterlijk onder kanongebulder in de Louis_Pjiilippe, Hertog de Cuabtb.es. Fbancois Ciikistophe Kellermann. Argonnen, innerlijk in dat onkennelijke hoofd, maar geheel anders dan onder den donder der kanonnen! Beschouw dien man, o lezer, als het merkwaardigste van al de merkwaardigheden in den veldtocht van de Argonnen! Wat wij van hem zeggen is geen opgesmukte woordenpraal, het is een wetenschappelijk historisch feit, geïijk men bij den tegenwoordigen tijdsafstand reeds ziet of begint in te zien. Maar de zaak van groot openbaar gewicht, die wij vermelden moesten, is dat de 20ste September 1792 een ruwe, mistige morgen was; dat van drie uur des morgens Scimtc Menehould en alle dorpen en hoeven, die wij reeds van vroeger kennen. (I) Goethe, Campagne in Frankreich (Werke, XXX, 73.) door het geratel van geschutwagens, het gekletter van hoeven en veelvoetig getrappel van menschen verschrikt opgejaagd worden: alle soorten van militairen, Pruisen en patriotten nemen stellingen in op de hoogten van La Lune en op andere hoogten, heen en weer schuivende en trekkende, als in een doodelijk schaakspel, dat de hemel ten goede moge keercn ! De molenaar van Valmy heeft zich uit de voeten gemaakt, zijn molen zal heden een rustdag hebben, al waaide het ook nog zoo hard. Omstreeks zeven uur in den morgen heldert het weder op; men ziet Kellermann, (1) den eersten bevelhebber na Dumouriez, met «achttien stukken geschut"' en dichtgesloten gelederen op eene versterkte hoogte rondom den stilstaanden windmolen staan, en Brunswijk, ook met dichtgesloten gelederen en kanonnen, ziet hem van de hoogte van La Lune stuursch aan; do kleine beek met haar eng dal is het eenige wat hen van elkaar scheidt. Veldstac. van Valmy op 20 September Zoo is dan het langgewenschle eindelijk gekomen! In plaats van honger en persloop, zullen wij nu scherpe schoten hebben, en daarna? Dumouriez staat met de reserve op een naburigen heuvel en kan slechts zwijgend met zijne wenschen van nut zijn. Ziet, de achttien stukken beginnen te knallen en te bulderen, ter beantwoording van het gebulder van La Lune, en donderwolken stijgen in de lucht en de echo weergalmt door allo dalen, diep in het (thans verlaten) Argonner bosch, en ledematen en levens van menschen vliegen verstrooid her- en derwaarts. Kan Brunswijk indruk op hen maken? De gedempte seigneurs staan op hunne vingers te bijten, de sansculotten schijnen niet als gevogelte te vluchten! Tegen den middag rukt een kanonskogel Kellermann's paard onder hem weg, een kruitwagen vliegt met een alles verdoovenden slag hoog in de lucht, een wankelen en waggelen is zichtbaar; (1) Frangois Chris ophc Kellermann (IT3ö — 1S20), later hertog van Valmy en maarschalk van I rankrijk, een zeer bekend generaal, die in tier) revolutietijd en ook onder Napoleon grooten naam gemaakt heeft. Brunswijk wil het beproeven! -Camarades,* roept Kei.i.ermann, « Vire lapatric' Al/ons vatncre pour elle!" «Leve liet vaderland!" klinkt het antwoord door de ucht: onwrikbaar als rotsen staan de gelederen en Brunswijk moet onverrichter zake het dal weer doortrekken en zijn oude stelling van La Lune weer innemen niet zonder onderweegs nog geslagen te worden. En zoo duurt het een geheelen Septemberdag lang, onder geraas en gebulder, onder een gebrul dat alom weergalmt lot na zonsondergang duurt de kanonnade, docli vruchteloos. Tot één uur na zonsondergang — de weinige nog overgeblevene klokken in de omstreek slaan zeven uur - zoo laat op den dag beproeft Brunswijk het nog eenmaal ! Zonder in het geringste beter te slagen! Door rotsgelederen en met den kreet vwe la patric wordt hij ontvangen en teruggedreven, niet zonder geklopt te zijn En daarmede houdt hij op, trekt terug in «de herberg van La Lune," en begint zich' te verschansen, opdat hij zelf niet aangetast worde. Ja, gedempte seigneurs, zoo is het, denkt er van wat gij wilt. Ach! en Frankrijk staat niet in massa rondom ons op, en de boeren scharen zich niet aan onze zijde, maar vermoorden ons, zij zijn noch door den strop noch door goede woorden over te 'halen Het schijnt dat zij hun oude eigenaardige liefde voor den koning en den koningsmantel geheel verloren hebben, ja zij zullen zelfs vechten, om er van ontslagen te geraken: zoodanig schijnt thans hunne stemming. Ook is Oostenrijk niet gelukkig, noch de belegering van Thionville. De Thionvillers waren zoo vermetel, dat zij ten spot een houten paard op hunne wallen plaatsten, 't welk zij een bundel hooi omhingen met het opschrift: ..Niet voordat mijn hooi op is, komt gij binnen Thionville" (1) Tot zulke hoogte is de waanzin des menschdoms gestegen. Men kan de loopgraven voor Thionville wel sluiten, en wat baat het of men die voor Lille opent? De aarde lacht ons niet toe noch de hemel, maar ontlast zich in stroomen van regen en erger. Men wordt zelfs door zijne vrienden in eigen huis gevoelig beleedigd. «Zijne Majesteit van Pruisen had een overjas, en trok dien, toen het begon te regenen (tegen alle bekende regels) aan, (2) hoewel onze beide Fransche prinsen, do hoop van hun land, er geen hadden!" «En wat zou men," zegt Goethe «daarop ook hebben kunnen antwoorden?" (3) Kortom, koude, honger en beleedigino-,' koliek, persloop en dood, en hier hurkt men nu achter redouten al zeer weinig geredouteerd, tusschen stekelige stoppels en korenschoven, op de slijkerige hoogte van La Lune rondom de ellendige herberg van La Lune! Dat is de kanonnade van Vcdmy, waarbij de werelddichter zich in beschouwingen over de kanon-koorts verdiepte, terwij! de Fransche sansculotten niet als gevogelte de vlucht namen. Van welk een gewicht voor Frankrijk! Ieder soldaat vervulde zijn plicht, en de Elsasser Kellermann (hoeveel beter dan de ontslagen oude Luckner!) begon grooter te worden, en Egalité Fils (4), een vlug en dapper veldoflicier, onderscheidde zich door onverschrokkenheid. Het is dezelfde die thans als Louis Philippe, zonder de Egalité, onder treurige omstandigheden een tijdlang konino- der Franschen tracht te heeten. (5) (1) Histoire parlementaire, XIX, 177. (Z,"° lu.idt. Jo Engelschc tekst; maar C.uu.yi.k heeft Goetiik misverstaan; deze toch verhaalt juist het tegendeel en zegt, dat de koning van Prutsen te midden van dun ergsten regen zijn mantel met omsloeg, zoodat dus ook de koninklijke prinsen geen gebruik van dergelijk gewaad tegen liet gure weer hadden kunnen maken. (3) Gokthk, XXX, 49. (4) De Hertog van Chartres. (5) Men herinnere zich dat dit in IS DG geschreven werd. ACHTSTE HOOFDSTUK. Exeunt. (1) Maar deze twintigste September is ook nog in andere opzichten een srroote dag. W ant ziet, terwijl bij den molen van Valmy Kellermann's paard "onder hem doodgeschoten wordt, vergaderen onze nieuwe nationale afgevaardigden die de vormcn'om de zaal der Ho"denJ Zwi,scrs'«»■» Daags daarna, tegen den middag, is Camus, (2) de archivaris l,P7i<* . ],„„„« vo machten te onderzoeken," terwijl er reeds verscheidene honderden hunner hier zijn ervolgens komt de oude Wetgevende Vergadering plechtstatig tot hen om haar oude hm!lt LeeUii T? m hGt llCl,aam der nieuwe te dtlcn nederdalen (3)'— en terstond houdt, daar allen plechtig naar de zaal der Manèqe terugkeeren een Nationale ■ .• eene zitting zevenhonderd en negenenveertig leden, compleet'of genoegzaam comdeet° onder voorzitterschap van Pkt.on, en gaat onmiddellijk aan het Sïï'TïïiTwi het verslag van die namiddag-debatten; er zijn maar weinig debatten gelijk deze zelfs de droge Monüeur wordt dramatischer dan ShakespkaÏL Wantde spreukSke en inde T7 — WonderllJke zaken- h°e de president eene eerewacht hebben Z >ueen 231 WTn: ~ W°rdt ^rpen. En Danton staat op „ Z en Collot i) Herbois en de pastoor Grégoire en de manke Couthon (4) van den Bern s aan op, en doen ui snelle Mehboeïsclie stanzen, ieder slechts van weinig regels niet weinig voordrachten: dat de souvereiniteit van het volk Hp lmaL- ♦ i •' ZïTzll '8 ■' u C0"SlU"l,i' d°°r ',Cl T°lk «"orde of in™ui ™ 3cr e zal zlJn'dat voorts het volk gewroken worde en behoorlijke rechters dfent te hebben; dat de belastingen voortduren zullen tot de nieuwe orde van zakenis sctap vanndienndaanfrfei®ent°m ™r.,imyer heilig Zal Zijn; dat ei,KjeliJk het honingWü ï me"h"'hem sled"s -»ersla4L(6L,Le >«4™ z de S^Vanh/-nd7e/]l0Ügt0n' TtSen °p de punt der baJ'onetten gestoken, en een^almende Ztr7nPAqUe'V&n VlVe la réPubli^- halfverstaanbaar op den wind tot ons g 1 • aags daarna, nog vóór het aanbreken van den morgen pakt Brunswiti- af. taLS ™ndt afaiiJr f' TT* T "'j '"j ta °° trekl zondcr "'««Mag * ^ I'OOP »aa ™un lagndantoTre"''e° "" f SCig"e"rS "" de ^nsche d. P " b"° lan vooral °P de woningen der sansculotten'en armen, daar men de straten der rijken verschoont. Maar de sansculotten brengen wateremmers aan en nemen maatregelen om te blusschen. „De kogel is in Piet's huis." „De ko^el !" S , ' ■ , , WonillS en voedsel met e]kaar, roept vivc la Rêpublif.ue en aat den moed niet zakken. Een kogel dondert door de groote zaal van liet Stadhuis waar de Commune .juist vergaderd is. -Wij zijn in permanentie," zegt er een bedaard' hikfofonTe 1 , Z1Jnt! , ghe,den; 611 de k0gd bliJft 00k Permanent en zit waarschijnlijk tot op den huldigen dag in den muur. (2) De Oostenrijksche aartshertogin (3) (de zuster der koningin) wil met eigen oogen het vuur van de gloeiende artillerie aanschouwen; door de overhaasting, waarmede men te %verk gaat om eene aartshertogin te believen, barsten twee mortieren en dooden derti" personen Het is te vergeefs! Hoe dikwerf Rijssel ook brandt, steeds wordthet we* 0ebluscht. Rijssel wil zich niet overgeven. (4) Zelfs knapen rukken snel de lonten uit de (2) Bombardement de Lille (Histoire parlementaire XX 63 71) (3) Marie Christine, gouvernante dor Oostenrijksche Nederlanden fu~h,r" -w- Dp •— der, meesten opgang «uk* een lied. genair.d i'.ril!' ,, /S'7/ •S*"'" t.ekk.ng hebbende plaat op pag. 59;, dat wij euriositeitshalve hier llten volgent ''°P Lamour dans le coeur d'un francais, Tout homme sage, avee regret Lamour est le bonheur suprème, S'arme pour frapper et détruirè • lant les instants sont pleins d'attraits Toujours actif et toujours pret Aupres de la beauté quil aime. (bis) Des maux de la guerre il soun'ire- Mais au premier son du tambour, Mais au premier son du tambour 'etc 11 saerine a la patne, Son bien, sa vie et son amour. (bis) A s'acquitter de son devoir Qui sait délivrer son pays, Un bon francais trouve des charmes, Est vu comme un Dien sur la tem? • Ue son amante au désespoir A 1'objet dont il est épris 1.111-memo il essuye les larmes, Le francais est jaloux de plaire au premier son du tambour, etc. Mais au premier son du tambour, etc. .1 aime qu'on désire la paix, Aux humains elle est nécessaire, J aime qu'au déclin d'un jour frais I.on s'égaye sur la fougère; Mais je veux qu'au son du tambour, • 'ii saerifie a sa patrie Son bien, sa vie et son amour. (bis) III BOMUAHDEMENT VAN RlJSSEL IN OCTOBEH 1792. gevallen bommen. «Zeker man vangt een rollenden kogel in zijn hoed op, die vuur vat. Nadat do kogel koud geworden is, kroont men dien met eene bonnet rouge." Merkwaardig is ook die vlugge barbier, die, toen de bom naast hem sprong, een stuk daarvan opvatte, er zeep in klutste en uitriep : » Voila mon plat ü barbel ziedaar mijn scheerbekken!" en terstond «veertig personen daaruit schoor." Den achtsten dag van deze wanhopige belegering, den 6'lcn October, trekt Oostenrijk, daar alles te vergeefs is, af, (Zie het vollediye lied op bladz. 57, bij noot ■/'. met geen aangenaam bewustzijn, ras, want Dumoüriez is in aantocht, en ook Rijssel, dat zwart is van asch en rook, maar hemelhoog juicht, stelt zijne poorten weer open. Het scheerbekken komt in de mode, «geen patriot die op eenige elegantie aanspraak maakt," zegt Mercier eenige jaren later, »of hij scheert zich uit dé scherf van een Hijsselsche bom." Quid mul/a, waartoe veel woorden? De vijand is op de vlucht, Hrunswi.iks leger, voor een derde gedeelte vernietigd, wankelt treurig langs de diepe heirwegen der SEWSSZïïïto!:™dc klofif ,mf - •** *»— - ontvolk dreigden in° Srsr ïïïï; w ï &£ s i'"idelijkc *jde wTs.i ^,1^:^:;;»";^ efÊ^^^awssssas: s 5S5=S?E~ ==»■« do''wijd™ wereld i^^dtwr een^bédiende vér'^^ïd maal WeVtif'Lït^ ïirrSr "T r-* s vSm iXSsl "SS'v , ^'"f* W8ren' Waar0F ik f» m'in "dit wagenlje weer maar loeh voorwaarts Tde ,iao hrak voor"'aarts' *•> met snoder daneen lijkstaatsio, midden van eindelooze' verwafrin» en mZ) Ml/Lorte"8" 'lon "ilsa,,e der sla moeilijken rijweg op de weiden slrooZ'de v rb ndt'dTrT T T ^ d°°r °Wende sloten ovc" algemeene gebrek! g° "^gesneden: een treurig teeken van het van ™ kant^zelveji °°8<"lblik in Sovaar M" bÜ J«', geringste,, slilsland inderdaad ,1e ™ L L?/"'1"' Ie worden, onder welke omstandigheden den. Wt in Ta® bleek li gt T,""™ Unm"' «"«* emmi kan wor- Wfr.^&S'SSSSSï (1 Gostiii;, Canijiagnc jn Franhrvich, |>ag. 103. daar allen voorwaarts drongen, belemmerde de een den ander. Onze geleider hield onverwachts voor een fraai huis op de markt inet het rijtuig stil, wij traden binnen, en de lieer en vrouw des huizes begroetten ons op een eerbiedigen afstand. De behendige Lisihi \ had, zonder dat wij het wisten, gezegd, dat ik de broeder van den koning van Pruisen was! -'Nu echter konden wij, uit de lage vensters de geheelo markt overziende, onmiddellijk de grenzenlooze verwarring als liet ware met de handen tasten. Alle soorten van voetgangers, soldaten in uniform, maraudeurs, uitgeputte, gezonde, maar treurige burgers, vrouwen en kinderen slootten en kneusden elkaar tusschen allerlei soort van voertuigen; tros- en bagagewagens, rijtuigen \an een, twee en meer paarden, honderderlei eigene en in beslag genomen spannen, belemmerden elkaar rechts en links door uitwijken ol aanstooten. Ook hoornvee trok mede voort, waarschijnlijk in beslaggenomen kudden. fKHrGTOOIlT VAN' DEN DUITSCIIEN KEI/EU EN VAN DEN KnMMi VAN pRVISEN. iSpotprent uil dien tijd. Ruiters zag men weinig, maar in 't oogloopend waren de elegante rijtuigen der emigran ten, veelkleurig verlakt, verguld en verzilverd, zeker van do Leste werklui. (1) '•De grootste nood ontstond echter daar, waar de groote menigte, die de markt vulde een wel is waar rechte en goed gebouwde, maar betrekkelijk veel te nauwe straat moes inslaan. Ik heb in mijn leven niets dergelijks gezien, doch men zou dien aanblik we kunnen vergelijken met eene rivier, die zoo even weiden en beemden overstroomd heef en zich nu weer door den nauwen boog eener brug heenwringen, en in de beperkte bed ding voortvloeien moet. In de lange straat, die wij uit de vensters konden overzien zwol onophoudelijk de zonderlingste golf, een hooge reiskoets voor twee personen verhie; zich boven den vloed. Zij deed ons aan de schoone Fransche vrouwen denken; zij waren (1) Gokthiï, 11ek.ma.nn uml Dorothea (Buch Kalliopc. het ccliler niet, maar graaf Haugwitz, dien ik niet zonder eenig leedvermaak slap voor stap zag voort waggelen." (1) p zulk een ganscli niet zegevierenden tocht is Hri nswijk's manifest uilgeloopcn. FÜANQOIS JoSEPII talma. Ja, op nog iels anders, op onderhandeling met de verwenschte oproerlingen — waarvan de eerste tijding zulk een schok in het emigranten-gemoed teweegbracht, dat ook de i) oopthe, Campagne in Frauhreich, xxx, 133—137, werelddichter voor het verstand van sommigen hunner bevreesd was. (1) Maar wat baat het? Zij moeten voort, die anne emigranten, zij zeiven gramstorig tegen allen, en allen gramstorig tegen hen. Waard en waardin betuigen u aan de fablc cl'hóte, hoe onverdragelijk deze Franschen zijn, hoe er onder hen, in weerwil van alle vernedering, ellende en waarschijnlijke bedel-armoede, nog dezelfde rangzucht, dezelfde onbescheidenheid heerscht. Met eigen oogen ziet men aan het boveneind der tafel niet een seigneur, maar het automaat van een kindschen seigneur, wien men nog steeds de grootste opmerkzaamheid betoont en de beste beten voorzet. Men slaat de overigen gade: »hct drukkendste lot stond op ieders voorhoofd te lezen, allen waren stil, want ieder had zijn eigen rampen te dragen, zij zagen niets dan kommer en ellende in het verschiet. Onder het middagmaal treedt een voetreiziger binnen, en eet Anne 1'jekre de Montesquiou-Fézensac. Adam Philippe de Custine. zonder complimenten al wat hem voorgezet wordt, de waard laat hem bijna zonder gelag te betalen vertrekken. -Dat is de eerste van het vervloekte volk," fluisterde de waard mij toe, -die zich verwaardigde ons Duitsch roggenbrood te eten. (2) Dimourikz wordt intusschen te Parijs gevierd en geprezen in de schitterende salons, de schoonste zijden gewaden en moderokken fladderen onophoudelijk rondom hem, met bewonderende vreugde. Op zekeren avond echter, te midden van den glans van zulk een tooneel, wordt hij eensklaps door een smerige onaangename gestalte aangesproken, die ongenoodigd, ja in spijt van alle bedienden, binnengedrongen was. Die gestalte is met een -'uitdrukkelijke zending van de .lacobijnen" gekomen, om, beter nu dan later, nauwkeurig onderzoek naar zekere zaken te doen: bij voorbeeld omtrent die geschoren wenkbrauwen van vrijwillige patriotten; alsmede wegens (1) Gukthk, Campagne in Frankrrich, 152. (2) Goethb, Campagne in Frunhreich, 210—212 Inneming van Spiers op 29 September 1792. de bedreiging: «in stukken te laten bouwen." (1) «Ook waarom men Brunswijk niet ijveriger vervolgd heeft!" aldus vraagt scherpkrijschend de gestalte. ».1 h, c'est vous qn'on appelle Marat, ah, gij zijt de genaamde «Marat," antwoordt de generaal, en draait zich koel op zijn hiel om. (2) De blonde gewaden sidderen als espenloof, de moderokken komen rondom hem staan, de tooneelspeler Talma (3) (want het is in zijn huis) de tooneelspeler Talma en schier zelfs de luchters verbleeken, totdat het vuile spook, de zwarte, niet aardsche visioen-verschijning, weer in nacht en nevel verdwijnt, waar ze te huis behoort. Na weinig dagen vertrekt Dumouriez weer naar de Nederlanden, die bij wil aantasten, hoewel het midden in den winter is. In het Zuid-Oosten heeft generaal Montesquiou (4) zijn Sardinische Majesteit teruggedreven, en hem bijna zonder een enkel schot Savoye ontnomen, dat bij de republiek wenscht te behooren. En in het Noord-Oosten heeft generaal Custine (5) zich op Spiers en zijn arsenaal geworpen, en daarna, niet ongenoodigd, op het keurvorstelijke Mainz, waar men Duitsche democraten en thans zelfs niet meer de schaduw van een keurvorst vindt, zoodat toen mevrouw Forster, eene dochter van Heixe, die min of meer democratisch-gezind was, in de laatste dagen van October met haar gemaal voor de poort van Mainz ging wandelen, zij Fransche soldaten met kanonkogels zag kegelen. Vroolijk trippelt Forster (6) over een ijzeren bom en roept: -Leve de republiek!" Een zwartgebaarde nationale garde herneemt: Elle vivra bien sans rous, zij zal wel leven zonder u." (7) (1) Zie pag. 51. (2) Dumouriez, III, 115. Marat's verhaal in de Débats des Jacobins en het Journal de la république (Histoire parlementaire, XIX, 317—321) komt, wat het draaien op den hiel betreft, hiermede overeen, maar tracht het anders te verklaren. (3) Fran<*ois Joseph Talma (1766—1826), de grootste tooneelspeler van zijn tijd, later zeer bevriend met Napoleon. (4) Anne Pierre, marquis de Montesquiou-Fézensac (1741—1798) was lid der Constituante'geweest en een der eersten van zijn stand die zich bij den derden stand aansloot. (5) Adam Philippe, graaf de Custine (1740—1793), een zeer bekend generaal. (6) Joliann Georg Forster' (1754—1794), bibliothecaris van den keurvorst van Maintz. Hij liet zich naar Parijs afvaardigen om de vereeniging der stad met Frankrijk te verzoeken. Hij stierf te Parijs. (7) Johann Georg Forster. Briefwechsel (Leipzig 1829), I, 88. III 9 TWEEDE BOEK. DE KONINGSMOORD. EERSTE HOOFDSTU K. De beraadslagende macht. Frankrijk heeft derhalve twee zaken volledig ten uitvoer gebracht: het heeft zijn Cimmerischo aanranders verre over de grenzen gejaagd, en evenzeer zijn maatschappelijke constitutie tot op de kleinste vezel verbrijzeld en ontbonden. Alles is ten eenemale veranderd: van den koning tot den geringsten gemeente-diende." hebben alle overheidspersonen, magistraten, rechters, en wie slechts met eenig gezag bekleed was, zich moeten veranderen, voor zoover als noodig was, of anders heeft men hen eensklaps en niet zonder geweld, veranderd. Een patriottische .uitvoerende ministerraad' met een patriottischen Danton en voorts een geheele natie en een Nationale Conventie hebben daarvoor gezorgd. Geen gemeente-diender in het afgelegenste sehucht, die de par Ie Roi gezegd en zich loyaal getoond heeft, of hij "moet aftreden en voor een nieuwen, verbeterden gemeente-diender, die de par la Réuublique kan zeggen, plaats maken. Het is zulk eene verandering, dat de geschiedenis hare lezers moet verzoeken, zicli die zonder beschrijving voor te stellen. Een oogenblikkolijke verandering van het politieke lichaam, nademaal de politieke ziel door en door veranderd is eene verandering, zooals weinig politieke of andere lichamen op onze aarde kunnen ondergaan. Eene verandering misschien, zooals de arme nymph Semele ondereind, toen zij met de grilligheid eener vrouw er op stond, om haren Olympischen Jupiter als den waren Jipiter te zien, en dus de arme nymph, zoo oven nog Semele, thans geen Semele (1) meer was, maar eene vlam en standbeeld van gloeiende ascli! Frankrijk heelt de democratie aanschouwd, haar in liet aangezicht gezien. De Cimmerische aanranders zullen zich, wat minder aanmatigend, met meer of minder geluk, hereenigen, maar het vergruisde en ontbonden Frankrijk moet zich, zoogoed het kan, tot een maatschappelijke orde herscheppen. Doch wat de Nationale Conventie betreft, die alles regelen zal — indien zij, volgens de verwachting van den afge\aai«ligde 1'aine (2) en van Frankrijk in het algemeen, ..binnen weinig maanden" gereed is, zullen wij ze een zeer degelijke Conventie noemen. Het is inderdaad zeer merkwaardig, hoe het vluchtige Fransche volk eensklaps van rive le Roi tot vive la Rèpublique overgaat, hoe het zijn maatschappelijke gewaden, zijn gewone wijze van denken en handelen zoo te zeggen afschuddendeen in het stof tredende, vroolijk het regellooze, onbekende te gemoet danst, met zulk eene hoop in het hart, en niets dan Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap op de tong. is het een paar eeuwen, of slecht? twee jaren geleden, sedert geheel Fran krijk bij het piekenfeest in geraas en rook losbarstende, gelijktijdig den kreet tot in 'de (1) I ir <"e Grieksche mythologie. (2) Zie pag. 33, deel II. wolken deed weergalmen: «Leve de hersteller der Fransche vrijheid?" (1) Nog slechts drie korte jaren geleden, had men een Versailles en Oeil-de-B^euf; (2) thans ontwaren wij den afgebakenden, door municipale Argusoogen bespieden omtrek van een Tempel, waar het koningschap als in zijn laatsten kerker, verlaten wegkwijnt. In het jaar 1789 'reende de afgevaardigde der Constituante Barrkre in zijn Dageraad-blad op het gezicht van een verzoenden koning Lodewijk, (3) en thans, in 1792, kan de tot de Conventie afgevaardigde Barrére, zonder een enkelen traan te storten, overwogen, of de verzoende koning Lodewijk al dan niet geguillotineerd zal worden! I>e oude maatschappelijke gewaden vallen af, als gezegd is, daar zij werkelijk geheel versleten zijn, en worden onder den nationalen dans vertrapt. En de nieuwe gewaden, waar zijn ze, de nieuwe vormen en regelen? Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, geene gewaden, slechts de zucht voor gewaden! Het volk is op het oogenblik, figuurlijk gesproken, naakt, het heeft regel noch gewaad, maar is naakt—een volk van sansculotten. Tot dusverre en zoodanig hebben derhalve onze patriottische Brissot's en Guadet's (4) de zege behaald. Vergniaud's (5) Ezechiels-visioenen van den val der tronen en kronen, die hij in de lente van dit jaar onderstellenderwijze en profetisch uitte, zijn eensklaps in den herfst tot vervulling gekomen. De welsprekende patriotten van de Wetgevende Vergadering hebben, als machtige bezweerders, door het woord van hun mond het Boyalisme, en diens oude regelen en vormen in den wind gestrooid, en zullen thans Frankrijk, vrij van vormen, regeeren. Vrij van vormen! En toch leeft de mensch niet dan bij vormen, gewoonten, wijzen van doen en leven; ubi homines sunt, modi sunt, waar menschen gevonden worden, zijn ook regelen; geene stelling is zoo zeker als deze, in alle betrekkingen des levens, onbeduidende of hoogstgewichtige, zoowel aan de theetafel als op de snijderstafel, in de verheven senaatsvergadering en gewijde tempelkoren, overal waar verstand of verbeelding kunnen werkzaam zijn, vindt zij hare bevestiging. Het is de innigste wet der menschelijke natuur, waardoor de mensch een werkdadig wezen, een «werktuig bezigend dier'' is, niet een slaaf van een aanstoot, van het toeval en der ruwe natuur, maar in zekere mate hun heer. Vijfentwintig millioen menschen, die eensklaps van al hunne regelen (modi) beroofd zijn, en die als het ware dansend vertrappen, zijn een vreeselijk iets om te re geeren ! Inmiddels is het juist dit vraagstuk, dat de welbespraakte patriotten der Wetgevende Vergadering op te lossen hebben. Onder den naam en spotnaam van '•staatsmannen, hommes d'état," van -gematigden, moderantins," van Brissotisten, Bolandisten, en eindelijk van Girondijnen, zullen zij bij de oplossing daarvan wereldvermaard worden. (6) Want de vijfentwintig millioenen zijn bovendien nog van (1) Zie pag. 67-70, deel II. (2) Zie pag. 295, deel I. (3) Zie pag. 284, deel I. (4) Zie no t 5 op pag. 17, deel II en noot 2 op pag. 210, deel II. (5) Zie noot 2 op pag. 210, deel II. (6) De Girondijnen der Wetgevende Vergadering, die in dit lichaam, zooals Mignet opmerkt, slechts de revolutie met alle middelen wilden verdedigen, zonder nog te denken aan eene omverwerping van het bestaande, waren, nu zij in de Conventie getreden waren, door de gebeurtenissen genoopt, republikeinen geworden. Zij bovenal, schrijft Mignct, hadden constitutioneel moeten blijven. De oprechtheid van hun karakter, hun afkeer van de menigte, hun afschuw van gewelddadige middelen en vooral de voorzichtigheid, welke gebood alleen dat te ondernemen wat mogelijk was, dit alles maakte hun dit tot plicht, maar zij waren niet vrij, zoo te blijven alszij zich aanvankelijk getoond hadden. Zij waren den stroom gevolgd, die hen tot de republiek voerde en hadden zich langzamerhand aan dezen regeeringsvorm gewend. Ofschoon zij dezen ijverig voorstonden, voelden zij toch, hoe moeilijk het hun zou zijn, hem in te voeren en te bevestigen. Het scheen hun eene schoone en groote zaak toe, maar zij zagen, dat er menschen voor deze zaak ontbraken. De door de Constituante bewerkte revolutie was nog meer wegens hare uitvoerbaarheid dan wegens hare rechtvaardigheid te billijken; zij had hare constitutie en hare burgers. Maar eene nieuwe revolutie, die de luagste kla«.sen der maatschappij een Gallisch opbruisend temperament, niet alleen vervuld met hoop op het onuitsprekelijke, op algemeene broederschap en een gouden eeuw, maar ook met vrees voor het onuitsprekelijke, voor het Cimmerische Europa, dat rondom hen is! Het is een vraagstuk zoo als er slechts weinige gevonden worden. Inderdaad, zoo de mensch ge ij de wijsgeeren pochen, slechts eenigermate voor en achter zich zap, wat zou er kan men wel vragen, in vele gevallen van hem worden? Wat zou er'in dat „«.J Mabie Jean Hérailt de Séchelles. van de zevenhonderd en negenenveertig mannen worden ? Indien de Conventie duidelijk da"r de W*? ktc ''T "iet V:ln duur ziin en ko» !llleen tijdelijke verdedigers hebben Ss'hen^oesÏmen "fch^T lel?06 T* '"aar "ict alUJd weten re indelen en te heet hen! Girondijnen Xil w • , P, kla?en beunen, »>« men deze tweede revolutie goedkeurde De ar.n.rr f'et en k,wamen daardoor in «ene geheel valsche positie, zij verloren den bii deJitJemendeS"?"v del\ democraten te verwerven. .Met déze woorden bethrifft ventie. J dGeene macht op aarde kan mij beletten, verraders te doorzien (1) Zie hierover Mignet: Ilistoire de Ja vevolution francais/. (2) Histoire parlementaire, XX, 1S4. en te ontmaskeren. ' (1) Weinig aardsche parlementen hebben een zoo eerwaardi; medelid als dezen volksvriend gehad. . 1' Intusschen moeten wij opmerken, dat deze eerste aanval van de vrienden van orde hoe scherp en snel hij ook was, toch mislukte. Want ook Robespierre, hoezeei Jean Paul Marat. uitgedaagd door het gepraat van een dictatorschapen bij zijne verschijning met hetzelfde geraas begroet, kan niet in de gevangenis geworpen, niet in staat van beschuldiging gesteld worden, schoon Barbaroux openlijk getuigenis tegen hem aflegt en die schriftelijk (1) Moniteur no. 271, 280, 294, annOc I**. Moore's Journal. II, 21, 57, enz. (hetgeen echter, zoo ais in dergelijke gevallen, wel eene kopie van het nieuwsblad kan zijn). onderteekent. (1) Met zulk een zalvende zachtmoedigheid biedt de onomkoopbare zijn zeegroene wang aan om een slag te ontvangen, met zulk een jezuïetische behendigheid verheft hij zijn schrale stem en vraagt ten laatste niet zonder vrucht: "Maar wien heeft de burger Barbaroux tot medegetuige ?" — *Moi!" roept de driftige Rebecqui opstaande en zich met beide handen op de borst slaande, «Mij!"(2) Maaide Zeegroene vat nog eenmaal het woord op en kwijt zich wél. De lange opschudding, niets dan «persoonlijke beleedigingen, terwijl de openbare belangen verwaarloosd worden, eindigt met eene orde van den dag. Vrienden der Gironde, waarom wilt gij onze verhevene zitting tot uw kleingeestige personaliteiten misbruiken, terwijl de groote nationale zaak in zulk een toestand verkeert ? De Gironde heeft lieden de bedorven zwarte plek van haar bestaan in de Conventie aangeroerd, heeft op haar getrapt, maar haar niet neer getrapt. Ongelukkig is deze zwarte plek een diepe wel, gelijk we zeiden, en laat zich niet neertrappen ! (3) TWEEDE HOOFDSTUK. De uitvoerende macht Zou men dan niet mogen verwachten, dat zich rondom deze groote onderneming om de constitutie te maken, evenals vroeger, zeer merkwaardige verwikkelingen zullen opdoen en vragen en belangen zich onderling warren, zoodat de Conventie na weinige, of zelfs na verscheidene maanden, niet alles geregeld zal hebben? Ongelukkig (1) Barbaroux beweerde, dat hij den 10'1™ Augustus bij Robespierre ontboden was en men hem daar geraden had, zich te verbinden met die burgers, die de meeste populariteit bezaten en dat Panis Robespierre den deugdzamen man genoemd had, die dictator van Frankrijk moest worden. (2) Moniteur, n" 271, 280, 294, année I^re. Séance du 25 Septembre. (3) Over Maximilien Robespierre, die in de Conventie meer op den voorgrond treedt dan hij vroeger gedaan had en dien de Gironde zoo gaarne ten val had gebracht, wil ik hier eene karakterschets laten volgen, ontleend aan het meergenoemde werk van Mignet: «Robespierre, die in onze revolutie zulk een vreeselijke rol heeft gespeeld, begon thans meer bekend te worden. Tot nu toe waren, in weerwil van al zijne pogingen, in zijne eigen partij hem steeds anderen de baas geweest; in de Constituante de beroemde leiders dezer vergadering, in de Wetgevende Vergadering Brissot en Pétion, op 10 Augustus Danton. In deze verschillende tijdperken verklaarde hij zich tegen hen, wier naam of populariteit hem in de schaduw stelde. Onder de vele beroemde mannen der eerste vergadering kon hij zich alleen door zijne zonderlinge theorieën naam maken, hij toonde zich een overdreven hervormer; gedurende de tweede vergadering werd hy constitutioneel, omdat zijne tegenstanders vooruitstrevende waren en sprak hij bij de Jacobijnen over den vrede, omdat zijne vijanden den oorlog wenschten. Sedert den ÏO"1™ Augustus dacht hij er in deze club over na de Girondijnen in het verderf te storten en Danton ten val te brengen, terwijl hij steeds de zaak zijner ijdelheid niet die der menigte verbond. Deze man van gewoon talent en ijdel karakter had aan zijné middelmatigheid te danken, dat hij het laatst optrad, wat immer een groot voordeel is in revolutiën, en aan zijne groote eigenliefde moest het toegeschreven worden, dat hij naar den eersten rang streefde, alles aanwendde om daartoe te geraken, en alles waagde om zich daarin staande te houden. Robespierre had eicen- 'nappen, geschikt voor het dictatorschap; een wel niet verheven, maar ook niet gewone ziel, het voordeel slechts één hartstocht te dienen, het uiterlijk van het patriottisme, een welverdienden naam van onomkoopbaarheid, een strengen levenswandel en geen afschuw van bloed. Hij dient als een bewijs, dat men bij burgerlijke onlusten niet door zijn geest, maar door zijn gedrag zijn politiek geluk grondvest en dat de middelmatigheid, die haar doel standvastig najaagt, meer niacht o-eeft dan het genie, dat nu en dan stilstaat. Ook moet gezegd worden, dat Robespierre eene groote en fanatieke secte tot steun had, voor wie hij sedert de Constituante de heerschappij verlangde en wier grondstellingen hij verdedigd had. Haar symbool in de politiek was de absolute souvereiniteit van het ' ''intrat sociol van Rousseau en in het geloof het deïsme uit de «Geloofsbelijdenis van den Savoyaardschen vieaire;" later gelukte het haar, dit symbool voor een oogenblik in de constitutie van 1793 en in Je vereering van het Hoogste Wezen (Etre suprème) te verwezenlijken. komt er een geheele vloed van vragen kokend aanbruisen, die zich altoos, altoos, in het oneindige uitbreidt! Laat ons, afgezien van September en regeeringlooslieid, op drie daarvan bijzonder het oog vestigen, die meermalen dan andere ter sprake komen en hoofdvragen beloven te worden: de legers, de middelen van bestaan, de onttroonde koning. Jeax Nicoj.as Pache. \\ at de legers betreft, de openbare verdediging moet blijkbaar op een belioorïjken voet gebraciit worden, want Europa schijnt zich op nieuw, te verbinden, en het is zelfs te duchten, dat Engeland er zich bijvoegen zal. Hij geluk is Dlmouriez ui liet Noorden voorspoedig, maar, indien hij eens te voorspoedig ware en libertieide, een moordenaar der vrijheid, werd? Dumolriez maakt vorderingen, midden in den winter, maar niet zonder jammerlijke klachten. De gladde Pache, (1) de Zwitsersche schoolmeester, die eens zoo sober in zijn steegje zat, het wonder zijner buurt, is voor korten tijd bevorderd geworden — waartoe, meent wel de lezer? — tot minister van Oorlog! Madame Roland, die getroffen was door zijn eenvoudige manieren, beval hem haren man als schrijver aan; de eenvoudige schrijver, echt patriottisch gezind, had geene bezoldiging noodig: om tijd en eten te sparen kwam hij met een stuk brood in den zak en verrichtte, tusschenbeide eens etende, het werk van drie man op éénen dag, stipt, zwijgend, sober, eenvoudige Tartcffe als hij was. Bij de laatste omkeering werd hij dus door Roland tot minister van Oorlog aanbevolen. En nu, schijnt het, werkt hij in het geheim aan Roland's ondergang, werkt den vurigen Jacobijnen en der September-cominune in de hand, en kan niet, als de nauwgezette Roland, het veto der schurken zijn. (2) Hoe de eenvoudige Pache kuipen en ondermijnen kon, is niet wel te doorzien, maar dat ziet men, dat zijn departement van Oorlog een dievenhol geworden is, vol afschuwlijke verwarring, schrikkelijk te aanschouwen. Dat de burger Hassenfratz daar, als hoofdklerk, gezeten is met een bonnet rouge op, bij roof en gewelddadigheden en eenige mathematische berekeningen, een hoogst aanmatigend, onbeschaamd man in die roode slaapmuts. (3) Dat Pache, te midden van hoofd- en onderklerken, brood uit zijn zak eet en het geheele budget van Oorlog doorgebracht heeft. Dat leveranciers in cabriolets alle streken van Frankrijk doorsnuffelen en koopen sluiten. En eindelijk dat het leger evenwel zoo goed als niets geleverd krijgt: geen schoenen, hoewel het midden in den winter is, geen kleederen, ja, velen "hebben zelfs geen wapenen; »in het leger van het Zuiden," zoo klaagt een eerwaardig lid, ontbreken dertigduizend broeken, — een zeer aanstootelijk gebrek. Het nauwgezette gemoed van Roland ziet met smart, welk een loop de zaken nemen: maar wat kan hij doen? Zijn eigen post stipt waarnemen, terechtwijzen en weerhouden, waar zulks maar doenlijk is, ten minste klagen. Klagen kan hij in brief op brief, aan de Nationale Conventie, aan Frankrijk, aan de nakomelingschap, en de geheele wereld, hoe langer zoo verdrietiger en gebelgder worden, totdat hij ten laatste wellicht ook vervelend wordt. Want is le tekst, dien hij gedurig preekt, eigenlijk niet een eenigszins droge tekst: hoe verbazend is het, dat in tijden van opstand en afschaffing van alle recht, behalve van het kanon, zoo veel onrecht moet heerschen! Onversaagde Veto der schurken, trouw, nauwlettend, eerwaardig, methodisch man, werk gij op deze wijze, daar het gelukkig uwe wijze is, en verslijt u zeiven, schoon zonder vrucht, schoon zonder voordeel, toen niet en nu niet! — De wakkere madame Roland, do wakkerste van alle Fransche vrouwen, begint bezorgd te worden; de gedaante van Danton heeft aan haren republikeinschen disch te veel van een Sardanapalus ; (4) Clootz, de spreker van het menschengeslacht, houdt dwaze praatjes over een algemeene republiek of vereeniging van alle volkeren en geslachten in één en denzelfden broederband, een band, waarvan men, helaas! nog niet inziet hoe hij geknoopt moet worden. (1) Zie noot 4 op pag. 31, deel II. (2) Madame Roland, Mémoires, II. 237. (3) Jean Henri Hassenfratz (1755—1827), te Parijs geboren, klom van scheepsjongen tot de hoogste betrekkingen op wetenschappelijk gebied op. Carlyle s zinspeling op mathematische berekeningen doelt op het feit, dat Hassenfratz wiskunde had gestudeerd bij den beroemden Mnnge. Sedert 1793 belast met de directie van het oorlogsmaterieel, was hij een der eersten, die het verraad van Dumouriez aan het licht bracht. Hij leide evenwel spoedig zijne betrekking neder, en na nng vele andere posten bekleed te hebben werd hij professor in de Physica aan de Polytechnische school. Na de revolutie vervulde hij nog ettelijke wetenschappelijke betrekkingen en hij nam in 1814 wederom zijn ontslag als professor in de Physica. Hassenfratz was lid van het Institut. (4) De laatste koning van Assyrië :626—606 vóór Chr.) Ook is liet een ontegenzeglijk, onverklaarbaar of verklaarbaar feit, dat liet koren hoe langer zoo schaarscher wordt. Korenoproeren, luidruchtige vergaderingen ter verkrijging van een vasten korenprijs, worden heinde en ver in menigte gehouden. De maire van Parijs en andere maires zullen wel hunne lasten hebben. Pétion werd tot maire van Parijs herkozen, maar heeft de aanneming geweigerd, daar hij thans afgevaardigde voor de Conventie is. Voorzeker verstandig van hem, dat hij het weigerde, want zonder nog van duurte en andere zaken te spreken, gaat thans een geïmproviseerde oproerige commune in een wettig gekozene over, en sluit hare rekeningen, — niet zonder twist en strijd! Pétion heeft geweigerd, maar velen wenschen en streven er naar. Na maanden lang onderzoek en stemmen, redetwisten en babbelen, verkrijgt eindelijk een doctor Ciiambon dien eerepost, behoudt dien echter niet lang, maar wordt, gelijk wij zien zullen, er letterlijk uitgestooten. (1) Ook bedenke men, of de privaat-sansculot in tijden van duurte niet in nood moet zijn. Het brood kost volgens den volksvriend ongeveer zes stuivers het pond, terwijl het dagloon ongeveer vijftien stuivers bedraagt, en daarbij is het een felle winter. Een wonder voorwaar! dat de arme nog in het leven blijft en zoo zelden van honger sterft! Gelukkig kan hij zich thans laten aanwerven en op een Luitengewoon bevredigende wijs door de Oostenrijkers laten doodschieten — voor de rechten van den mensch. Maar in dezen drukkenden toestand van de korenmarkt, en bij de heerschappij der vrijheid en gelijkheid, slaat de commandant Santerre door de dagbladen twee middelen, of liever verzachtingsmiddelen, voor: ten eerste dat alle klassen twee dagen in de week van aardappelen zullen leven, en ten tweede dat ieder zijn hond zal ophangen. Volgens de berekening van den commandant zou zulks inderdaad aanzienlijke bezuinigingen opleveren; hij weet het zelfs op zoovele mudden te berekenen. Een vroolijker soort van vindingrijke onnoozelheid dan Santerre bezit, leeft wel in geen menschenhoofd. Vindingrijke onnoozelheid die gepaard gaat met gezondheid, moed en goedaardigheid, en zeer aan te prijzen is. »A1 mijne kracht," zegt hij eens in de Conventie, «is dag en nacht aan den dienst mijner medeburgers gewijd; wanneer men mij niet meer gebruiken kan, zal men mij ontslaan, ik keer terug en brouw weder bier." (2) Zoo ook verbeelde men zich, welk een briefwisseling de arme Roland als minister van Binnenlandsche Zaken alleen over de korenzaak te voeren heeft! (3) Vrije graanhandel, onmogelijk om het koren op een vasten prijs te stellen; van den anderen kant geschreeuw en de noodzakelijkheid om een vasten prijs te bepalen; de staathuishoudkunde predikt uit liet bureau van binnenlandsche zaken met bewijzen, die zoo klaar zijn als de bijbel, maar de ledige nationale maag niet kunnen overtuigen. De maire van Char/res, die gevaar loopt van zelf opgegeten te worden, roept de Conventie aan ; de Conventie zendt een deputatie van eerwaarde leden, die de menigte op wonderbaarlijk spiritueelen weg trachten te voeden, maar het niet kunnen. Ondanks alle welsprekendheid omstuwt hen de menigte met vreeselijk gebrul, en wil den prijs van het koren bepaald, op een matigen taks gesteld hebben, of anders de eerwaarde leden terstond opgehangen! De eerwaarde leden geven in hun rapport daarover toe, dat zij, met een vreeselijken dood bedreigd, een vasten korenprijs bepaalden of schenen te bepalen, en worden deswegens, hetgeen ook opgemerkt dient te worden, door de Conventie, die niet met zich laat spotten, ernstig berispt. (4) (1) Dictionnaire des hommes marquants, § Chambon. Nicolas Chambon de Montaux, (1748—1S26) was chef van den geneeskundigen dienst in de Salpétrière. Hij was maire van Parijs van 3 December 1792 tot 2 Februari 1793. (2) Moniteur (Histoire parlementaire. XX, 421). (3l Nog den O'1''" December 1792 zeide Roland in de Conventie dat .transporten met levensmiddelen voor Parijs bestemd, onderweg werden opgehouden, waarna de Conventie de doodstraf decreteerde tegen hen, die dergelijke transporten tegenhielden. (4) Histoire parlementaire, XX, 431—440. Zie ook Dulaure, II, pag. 32J—32 3. III 11 ... Sar .is het nu' wat den omsprong dezer korenoproeren betreft, niet hoogst waarschijnlijk, dat onze geheime royalisten weer daaronder zitten ? Ginds, te Chartres wil het oog van het patriottisme priesters gezien hebben. Of ligt ten laatste niet «de wortel van alles in de gevangenis van den Tempel, in het hart van een meineedigen koning " hoe goed men hem ook bewake? (1) Ongelukkige meineedige kuning! — En zoo zullen wij dra weer bakker -queues hebben, prikkelbaarder gestemd dan ooit; aan iedere bakkersdeur is een ijzeren ring en daaraan een strik, waaraan zich van weerskanten met vasten greep de queue vormt; maar boosaardige lieden snijden het touw door en onze queue raakt in verwarring; in stede van een touw komt er derhalve een ijzeren ketting. (2) Ook zal er voor vastgestelde graanprijzen gezorgd worden, waarvoor men echter geen koren zal kunnen koopen; het brood toch zal niet anders dan tegen een billet van den maire te verkrijgen zijn, dagelijks eenige weinige hectogrammen per hoofd, nadat men lang genoeg met vasten greep aan den ketting gezwaaid heeft. En zoo wandelt de honger nog eenmaal akelig rond en met hem toorn en argwaan, thans tot bovennatuurlijke hoogte geklommen; even als die bovennatuurlijke «gedaanten van Goden in hun toorn die men zag zweven «in den gloènden damp der vuurzee," toen Troje viel. DERDE HOOFDST U K. De Ontkroonde. Maar de vraag, die voortdurend, meer dan alle andere, den wetgever drukt is de derde: wat moet er met koning Lodewijk aangevangen worden? Koning Lodewijk, thans alleen nog in zijne gevangenis en voor zijn eigene familie koning en Majesteit, is voor het overige Frankrijk Lodewijk Gapet en de verrader T eto geworden. Opgesloten in het hem toegewezen gedeelte van den Tempel, heeft hij den luiden maalstroom der dingen gezien en gehoord, het gehuil der . eptemberslachting, Brunswijk's oorlogsdonders, in rampspoed en nederlaag geeindigd, hij een bloot lijdelijk toeschouwer, bedaard afwachtende werwaarts de loop der dingen hem zal medevoeren. Niet zonder medegevoel kunnen hem de nieuwsgierigen uit de naburige vensters dagelijks op een bepaald uur met zijne koningin zijne zuster en twee kinderen, het eenige op deze aarde dat hem nog toebehoort, in den tuin van den Tempel zien wandelen. (3) Bedaard wandelt hij en wacht, want hij is niet levendig van gevoel en heefteen vroom onderworpen npZn ( I ' i ?-e,1te Ze heeft ten minste nu niet noodig een besluit te nemen. nder dagelijksche maaltijden, de lessen die hij zijn zoon geeft daklij ksche wandelingen in den tuin, dagelijksch omber- of damspel, gaat de L om; de dag van morgen zal voor zich zelf zorgen. (4) ° De dag van morgen! ja, maar hoe? Lodewijk vraagt: hoe? Frankrijk vraagt il) Histoire parlementaire, XX, 409. (2) Mkrcier. Nouveau Paris. (3) Moore, I, 123; II, 224, etc den voe|^nHpnTaaf fen tu Ion wij, zoo vraagt de achtbare Gironde, een koning vermoorden en ten afschuw worden van alle achtbare volken en menschen? Maar daarentegen heet het ook • zul en wij een koning redden en bij den volslagen patriot allen steun verliezen terwijl de weifelende patriot, hoe achtbaar hij ook zijn moge, niets dan hypothetisch schuim is en geen vaste grond? — Het vraagstuk wordt hoe langer zoo drukkender en treurig wringt men zich tusschen beide uitersten heen en weer. Beslistheid is nergens dan bij het moedergenootschap en zijne zonen. Deze hebben beslist en gaan voorwaartsde overigen wringen zich, gelijk gezegd is, treurig heen en weer tusschen de uitersten van het vraagstuk en komen in geene richting vooruit. V IJ F D E HOOFDSTÜ K. Het rekken van formules. Hoe die kwestie van het proces, thans, nu ze eens gestalte heeft gekregen, door de \\eken der zwangerschap tot rijpheid kwam, zou overtollig zijn hier te schetsen. Ze dreef nu eens boven, dan onder den stortvloed aller overige vragen en verwikkelingen. Het «Veto der schurken" (1) schrijft klagende brieven over regeeringloosheid, en «verborgen royalisten,' door den honger ondersteund, verwekken koren-oproeren. Helaas nauwelijks eene week geleden deden de Girondijnen een nieuwen, hevigen aanval tecen' de Septembermoorden! Immers, toen Robespierre op zekeren dag, tegen het einde van October, door de aantijging van naar het dictatorschap te streven op nieuw op de tribune geroepen, met steeds grooter zelfvoldoening sprak en pleitte, riep hij ten laatste met de grootste stoutmoedigheid uit: ,.Is er iemand hier, die mij bepaald durft aanklagen?" — Moiroept oene stem. Een oogenblik van diepe stilte; een kleine magere gestalte, met een breed kaal voorhoofd, stapt ras naar de tribune, haalt papieren uit den zak en zegt: «Ik klaa^ u aan, Robespierre", — ik, Jean Baptiste Louvet! (2) De zeegroene deinsde doods^ bleek van schrik in een hoek der tribune; Danton riep: «Spreek, Robespierre, er zijn ner vele goede burgers die luisteren," maar zijne tong weigerde haren dienst.' En nu las Louvet, op een scherpen toon, de eene misdaad na de andere af: heerschzuchti^e geaardheid, jagen naar uitsluitende volksgunst, opruiing tot buitensporigheden bij verkiezingen, aanhang onder het grauw, Septembermoorden, — totdat de geheele Conventie het nog eenmaal uitschreeuwde en den onomkoopbare schier terstond aangeklaagd had. (1) Zie pag. 80. (2) Zie pag. 91, deel I. III 12 Nooit liep de onomkoopbare zulk een gevaar. Louvet zal het tot den laatsten ademtocht betreuren, dat de Gironde geen stoutere houding aannam, hem niet te dier tijd en plaats het levenslicht uitbluschte. (1) Maximiliex Robespierre. 1 Het slot van de beschuldiging van Louvet, die in haar geheel te vinden is in Jules Janin: Histoire dc ia recolntion franfaise, I. pag. 278—280. lui.lt: «Ik beschuldig u Robespierre. zonder ophouden de zuiverste patriotten te hebben belasterd. Ik beschuldig u deze lasteringen te hebben uitgestrooid in de eerste week van September, dat wil zeggen in de dagen, toen de laster den dolk hanteerde. Ik beschuldig u, zooveel het in uw vermogen was, te hebben vernederd de vertegenwoordigers der natie, hun karakter, hun gezag. Ik beschuldig u, u steeds als een voorwerp van vereering te hebben voorgesteld, toegelaten te hebben dat men u aanwees als den eenigen man, die het volk kon redden. Ik beschuldig u, gestreefd te hebben naar de hoogste macht." Daarop \roeg Louvet, dat cr ccnc commissie zou benoemd worden om het gedrag van Robespierre te onderzoeken en dat Marat in staat van beschuldiging werd gesteld. Zij deed liet echter niet; den onomkoopbare, die op het punt stond van onverwacht terechtgesteld te worden, kan men geene week uitstel weigeren. Gedurende die week zit hij niet stil, ook het moedergenootschap, dat voor zijn uitverkoren zoon angstig be- Jean Baptiste Louvet de Couvray. zorgd is, zit niet stil. Op den bepaalden dag is hij met zijn geschrevene rede gereed, glad als een Jezuïetisch doctor, zoodat hij enkelen overtuigt. (1) En thans? Ja,' thans verheft zich de trage Vergniaud niet met zijne Demosthenische donders; j e arme Louvet, onvoorbereid als hij is, vermag weinig of niets. Barrére doet iet voorstel om aan deze, bij vergelijking erbarmelijke «personaliteiten," door de (1) Zie Robespierre's verdediging in .lanin, I, pag. 280—2S2. orde van den dag een einde te maken! Barbaroux kan niet eens gehoor verrijgen; met, hoewel hij naar de balie snelt, en daar als suppliant verlangt gehoord tc worden. (1) I)e Conventie, voor de openbare zaken bezorgd, gaat omtrent deze miseres of erbarmelijkheden tot de orde van den dag over; de wrokki-e Lol-vet is genoodzaakt zijn wrok te verkroppen en heeft er zijn leven lang berouw van ; Bobespierre, zoo dierbaar voor het patriottisme, wordt nog dierbaarder na de gevaren die hij heeft doorgestaan. Dat is de tweede groote poging onzer Girondijnsche vrienden van orde om de zwarte vlek in hun gebied uit te delgen, maar gelijk wij zien, hebben zij die er slechts te zwarter en grooter door gemaakt! Begeeringloosheid, Septembermoorden: voor de algemeene verbeelding zijn ze iets ijselijks, — voor den weifelenden, achtbaren patriot een ware afschuw, kortom, iets dat men niet genoeg verfoeien kan. Verfoeit het, klaagt het aan, trapt het neder, gij patriotten der nronde, en toch, ziet, de zwarte vlek is niet neer te trappen; zij wordt ondanks al het trappen, steeds zwarter en grooter. Dwazen! het is geen oppervakkige zwarte vlek, maar een uit de diepte opwellende bron! Beschouwt het wel, het is de ape.v (2) van den eeuwigen hellepoel, die zwarte plek als van oor zwak ijs doorschijnend water — de afgrond der uiterste duisternis onder het dunne korstje van Gironde-orde en fatsoenlijkheid: trapt er niet op, de korst mocht breken, en dan . . . . ! De waarheid is, indien onze Girondijnen haar slechts wilden inzien: waar zou op dit oogenblik het Fransche patriottisme met al zijne welsprekendheid zijn indien met op dien 10"- Augustus volkswoede, dweepzucht en razernij uit dien onpeilbaren afgrond verrezen waren? Het Fransche patriottisme zou een welsprekend gedenkstuk zijn, aan Pruisische galgen slingerende. Ja, waar zou het nog binnen weinig maanden zijn, indien diezelfde afgrond zich eens sloot? — Gelijk courantenlezers zich thans nog willen herinneren, was de afschuw over de Septembermoorden ten deele slechts een latere gedachte. Courantenlezers kunnen Gorsas en verschelden hnssotisten bijbrengen, die de Septembermoorden, op het oogenblik dat zij plaats vonden, goedkeurden, en ze met den naam eener heilzame wraak stempelden. (.3) Zoo zou dan ten laatste de wezenlijke grief niet zoozeer rechtmatige afschuw als wel verdriet zijn over het zinken der eigene macht? Ongelukkige Girondijnen! e Derhalve klaagt dan ook de besliste patriot in het genootschap der Jacobijnen dat er menschen gevonden worden, die door hunne eerzuchtige bedoelingen en persoonlijke veeten vrijheid, gelijkheid en broederschap, alle drie, te gronde zullen helpen. Immers zij belemmeren den geest van het patriottisme, leggen hem struikel> ukken in den weg, en in stede van, met de schouders tegen het rad geplaatst het voor te stuwen staan zij lui en ledig te kijken en schreeuwen, vol nijd, over het slechte spoor en de gevoelige stooten! Den zoodanigen antwoordt het genootschap der Jacobijnen met tierend gebrul, met woedend gegil, want er zijn ook burgeressen dicht opeengedrongen op de galerijen. Burgeressen, die kous en' breinaalden medeirengen, en gillen of breien, naar gelang van omstandigheden, beruchte tricoteuses, patriottische breisters, onder wie mère Duchesse of een andere Debora en moeder van de I-aubourgs den toon aangeeft. Het is een veranderd en nog altijd een veranderend Jacobijnen-genootschap. Waar moeder Duchesse thans zit, zaten eens wezenlijke duchesses, hertoginnen. Eenmaal gingen er sterkgeblankotte dames met juweelen en kanten versierd heen; nu moge men, in stede van de juweelen, de Moore(IL 178)T' M'm0ireS 'Pm ijS 1823)' lla?- 5®- Monitcur, Séances du 29 Octobre et 5 Novembre 1792 ; (2) De spits. (3) Zie Histoire parlementaire, XVII, 401. Journalen van Gorsas en anderen (t. a. p. 428). breikous nemen en het blanketten achterwege laten; het blanketsel maakt allengs-ens plaats voor liet natuurlijke bruin, schoon gewasschen of ongewasschen, en zelfs demoiselle Theroigne zal op een schandelijke wijze getuchtigd worden. Merkwaardig genoeg, het is nog dezelfde tribune midden in de lucht, waar een hooge Mirabeau een hooge Barnave en de aristocraten Lameth's eenmaal donderden; allen°-skens werden deze door onze Brissot's, Güadets, Vergniaud's, een vuriger slag van patriotten met een bonnet rouge, vervangen, terwijl, gelijk men wel kan zeggen, g oeiende hitte het licht verdrong. En nu werden op hunne beurt onze Brissot's en de Bnssotisten, Rolandisten, Girondijnen overtollig, moeten de zittingen verlaten of uitgesloten worden; het licht van liet moedergenootschap brandt thans met een auwachtigen gloed. — De dochtergenootschappen in de provinciën misbillijken luide zulk een gedrag, verlangen luide, dat men de welsprekende Girondijnen ten spoedigste weer aanneme en Marat schrappe (radiation de Marat). Voor zoover het natuurlijk verstand voorspellen kan, schijnt het moedergenootschap zich te -ronde te helpen. Doch het scheen bij alle crises zóó, het heeft een Onnatuurlijk leven en zal zich met te gronde richten. Maar na verloop van nogmaals veertien dagen verkrijgt de groote kwestie van het proces. (1) onderwijl het daarmede belaste comité stil, maar ijverig daaraan werkt een «verwachten spoorslag. Onze lezers herinneren zich nog Lodewijks bijzondere hefde voor het simdshandwerk; hoe in oude, gelukkiger dagen een zekere sieur CrAMAiN (2) van \ erscnlles tot hem placht te komen en den koning het slotenmaken eerde, niet zonder hem, gelijk men zegt, nu en dan wegens zijn onhandigheid te beknorren Niettemin heeft de koninklijke leerling iets bij hem geleerd. Ongelukkige leerling, trouwelooze smidsbaas! Want thans, op den 20s[™ November 1792 beseft Zie 1 de valsche smid Gamain naar het Parijsche stadsbestuur, naar den minister Roland, en geeft te kennen dat hij, de smid Gamain, iets weet; dat hij en de koninklijke leerlinlaatstleden Mei, toen de verraderlijke briefwisseling zoo levendig was, een ijzeren kast (armoire de jer) vervaardigd en behendig in een muur van het koninklijke vertrek ge- 1'aa st hebben, waar zij, achter de lambriseering verborgen, zonder twijfel nog zitten moet De trouwelooze Gamain gaat, van de bevoegde macht begeleid, naar de Tuilerieën vindt het houten paneel, dat niemand anders ontdekken kan, rukt het los en brengt dé ijzeren kast te voorschijn - vol brieven en papieren! Roland neemt ze er uit, en brengt ze, in doeken gewikkeld, naar het ijverige comité, dat niet ver van daar zitting houdt In doeken gewikkeld, zeggen wij, en zonder notarieelen inventaris, een misslag van don kant van Roland. (3) ° Hier zijn intusschen brieven genoeg, die onweerlegbaar de verraderlijke briefwissenig van liet hof bewijzen, en zulks niet alleen met verraders, maar zelfs met zoogenaamde l>a notten ! Barnave s verraad, zijne briefwisseling met de koningin en den vriendelijken , (ion nj iaar gaf sedert het gebeurde te Varennes, (4) komen daardoor aan den ö. herinnert) een groot glas wijn gegeven. Dit groot glas wijn had op de maag van sieur Gamain de vreeselijkste uitwerking, die blijkbaar tot zijn dood moest strekken hetgeen echter door een braakmiddel verhoed werd; niettemin heeft het de gezondheid van sieur Gamain zoodanig ondermijnd, dat hij (gelijk hij zich thans herinnert) niet meer voor zijne lamme kan werken. De belooning daarvoor is: een «pensioen van twaalfhonderd francs" en -.eervolle vermelding." Zoo verschillend is de reden van vraag en aanbod op onderscheidene tijden. r Dus heeft do kwestie van het proces, te midden van belemmeringen en bespoedigende omstandigheden, voortgang, nu eens bovendrijvende, dan weer zinkende in aangehouden door het bezorgde patriottisme. Van de redevoeringen die er over gehouden worden, van de met veel moeite verzonnen vormen om het proces te leiden van de rechtsgronden die zijne wettelijkheid bewijzen moesten, van den eindeloozen vloed van rechtskundige en andere spitsvondigheden en welsprekendheid reppen wij geen woord Rechtskundige scherpzinnigheid is goed, maar wat kan zij hier baten? Moet de waarheid gezegd worden, verheven senatoren! dan is in dit geval de eenige wet: Vae victis de verliezer betaalt! *Zelden sprak Robespierre een verstandiger tvoord dan toen hij in zijne redevoering deed opmerken: dat het onnoodig was van recht te spreken dat al was liet ook nergens elders zoo, hier de macht ons recht was. Eene rede,'door'de Jacobijnsche patriotten tot verrukkens toe bewonderd; wie zal thans zeggen, dat Robespierre niet een doortastend man is, stout ten minste in redeneerkunde? In denzelfden zin, maar nog duidelijker, sprak ook Saint-Just, de zwartharige, zachtsprekende jonge man. Danton is gedurende de voorloopige werkzaamheden op eene zending in de Nederlanden. De overigen verdiepen zich, voor zoo ver men leest, in het recht der volkeren sociaal contract, rechtsgeleerdheid en spitsvondigheden, voor ons zoo droog als de oostewind. Wat kan inderdaad ook vruchteloozer zijn, dan het gezicht van zevenhonderd en negenenveertig vindingrijke hoofden, die zich vele weken lang uit alle macht afsloven om eigenlijk slechts de oude formule en rechtsspreektrant te rekken, ten einde daarmede liet nieuwe, tegenstrijdige te bedekken, hetgeen volstrekt niet te bedekken is? Zoodat ten laatste de oude formule kraakt en de eigene eerlijkheid op den koop toe! Wat voelbaar heet is, brandend, zoudt gij door syllogismen (1) willen bewijzen dat het een vriezend mengsel is? Dit rekken van formules, totdat zij kraken, is vooral in tijden van snelle afwisseling een der treurigste taken, die de arme menschheid heeft. (2) (1) Sluitredenen. *2) Aan Mignet ontleen ik de volgende bijzonderheden over de discussiën aangaande liet proceUe rechterzijde der Conventie sprak hij monde van Morisson als haar gevoelen uit dat Lodewiik ook nu nog onschendbaar was. De Conventie, zeide deze spreker, had tot taak gehad den rc<*eerim1 orm te veranderen, niet I. ode wijk XVI voor de rechtbank te dagen, dit was niet alleen in strlid met de voorschriften der rechtvaardigheid, maar ook met het krijgsrecht, dat alleen gedurende dén oorlog toestaat zich van een vijand te ontdoen, die na de overwinning weder onder de wet komt Bovendien had de republiek er geen belang bij Lodewijk te vonnissen, ten opzichte van hem moe-t /Ij zich tot het nemen van maatregelen van algemeene veiligheid bepalen, hem gevangen houden of uit hrankrijk verbannen. Dit inzicht werd niet gedeeld door de uiterste linkerzijde, van wie St.-Just zich tot sprek. i maakte. Deze jonge vurige man hield ongeveer de volgende rede: "Burgers, ik neem het op mii bewijzen, dat het oordeel van Morisson, dat de onschendbaarheid des konings handhaaft en dat van de commissie, die hem als burger wil vonnissen, beide even valsch zijn. Ik zeg, de konin<* moét •iis vijand veroordeeld worden, wij hebben hem minder te vonnissen dan wel te bestrijden: daarhii niet in het verdrag, dat de Franschen verbindt, is opgenomen, zoo moeten de vormen van het proee< niet gezocht worden in het civiele, maar wel in het volkenrecht. Langzaamheid, lang nadenken nier waarlijk onverstandig." In het verder verloop zijner rede zeide St.-Just: «Dezelfde mannen, die ' el' Lodewijk het vonnis zullen uitspreken, moeten een republiek grondvesten; zij evenwel, die'aan e rechtvaardige straf eens konings eenig gewicht hechten, zullen nooit een republiek stichten. Burgers, indien het Romeinsche volk na zeshonderd jaar van haat tegen de koningen, indien Grootrittanmë na Cromwell's dood de koningen weder zag opkomen, wat moeten dan niet onder ons de goede burgers, de vrienden der vrijheid vreezen, wanneer zij zien, hoe de bijl in onze handen beeft n een volk reeds op den eersten dag zijner vrijheid de herinnering aan zijne ketenen in eere houdt. " Kobespierre sloot zieli bij Saint-Just aan. «De vergadering,' sprak hij, »is zeer ver van de ZESDE HOOFDSTUK. Voor de Balie der Conventie. Middelerwijl daagt het groote proces na verloop van ongeveer vijf weken nog eenmaal en werkdadiger dan ooit voor onze oogen op. Op Dinsdag den lldcn December ziet men liet groote proces zeer bepaald in de straten van Parijs, opdagen, ginds in de gedaante van het groene rijtuig'van den maire Chambon, waarin de koning met zijn begeleiders gezeten is, op zijnen weg naar de zaal der Conventie! Begeleid, in het groene rijtuig, door den maire Chambon, den procureur Chaumette, en van buiten, door den kommandant Santerre met kanonnen, ruiterij en een dubbele rij voetvolk, terwijl alle sectiën onder dé wapenen zijn en sterke patrouilles door de straten trekken. " Zoo rijdt de koning langzaam voort in liet sombere regenachtige weder, en ten twee ure ongeveer ziet men hem, in een bruinkleurigen overrok, redingote noisette, (1) langs het plein Vendome by de vergaderzaal aankomen, om aangeklaagd en gerechtelijk verhoord te worden. Zoo heeft dan de geheimzinnige Tempel het geheim overgegeven, dat men hier in den bruinen rok met oogen aanschouwen kan." Het is dezelfde lichamelijke Lodewijk, die eenmaal Lodewijk de Gewensehte was; de ongelukkige koning bereikt nu de haven, hij nadert thans het einde zijner treurige tochten. De eeni°-e plicht, die hem nog overblijft, de plicht, om bedaard te dulden, dien is hij in staat te vervullen. J Daar trekt hij henen, die merkwaardige optocht, onder stilzwijgen, zegt Prüdhomme, of het brommen der Marseillaise; stilzwijgend treedt hij de vergaderzaal binnen, terwijl Santerre den koning bij den arm ondersteunt. Met een bedaard voorkomen neemt Lodewijk de Conventie in oogenschouw, om te zien wat soort van parlement het is. Hoe veranderd is alles sedert de maand Februari voor twee jaren, (2) toen onze toenmaals zoo bedrijvige constituante het met fleurs-deJys doorwerkt fluweel uitspreidde, en wij er heengingen om een vriendelijk woord te spreken, en allen opsprongen en trouw zwoeren en geheel Frankrijk opsprong en zwoer en een piekenfeest aanrichtte, dat zoo afgeloopen is! Barrère, die eenmaal, van zijn courantenlessenaar opziende, (3) weende, ziet thans met eene lijst van zevenenvijftig vragen voor zich van den voorzittersstoel neer en zeet met j iIj oogon,: "Lodewijk, gij kunt gaan zitten." Lodewijk gaat zitten: "het is dezelfde zitplaats, hetzelfde hout en hetzelfde kussen, gelijk men zegt, van waar hij, verleden herfst voor één jaar, te midden van dans en illuminatie de constitutie aannam. Zooveel houtwerk blijft zich gelijk, zooveel andere zaken blijven zich eigenlijke vraag afgeweken. Hier is geen sprake van een proces; Lodewijk is geen beklaagde, gii zyt geen rechters, gij zijt staatslieden en kunt niets anders zijn. Gij hebt geen vonnis voor "of ," e.®n ™ensch te vellen, maar een maatregel voor het openbaar belang te nemen, een daad van nationale voorzorg te verrichten. Een onttroond koning deugt slechts voor twee dingen óf de rust van den staat te verstoren en de vrijheid in gevaar te brengen, óf beide te bevestigen. Lodewijk was koning, de republiek is gesticht; in dit woord alleen ligt de oplossing der veelbe' ™afr' .dle " bezighoudt. Lodewijk kan niet gevonnisd worden, hij is reeds gevonnisd, of de republiek is met afgekondigd. Daarop stelde hij voor dat de Conventie Lodewijk XVI voor Le''.)\Cr/r Jege.ns ,i franse hen, voor een misdadiger jegens de menschheid zou verklaren en hem, krachtens den opstand dadelijk zou ter dood veroordeelen. (1) Dulaure, II, 330. (2) Zie pag. 44, deel II. (3; Zie pag. 284, deel I. niet gelijk. Lodewijk gaat zitten en luistert met een kalm gelaat en gemoed. Van de zevenenvijftig vragen verwachte men er zelfs hier niet ééne. Het zijn strikvragen, die betrekking hebben op de hoofdbewijsstukken, waarvan men zich op den 10den Augustus meester gemaakt of die men onlangs- in de ijzeren kast gevonden heeft, vragen die alle betrekking hebben op de hoofdgebeurtenissen der Uk kt Bauhère de Yieizac. omwenteling en dio in hoofdzaak hierop nederkomen : Lodewijk, gij die koning waart, zÜt g'j niet schuldig van door daad en geschrift pogingen aangewend te hebben om koning te blijven? Ook de antwoorden behelzen weinig merkwaardigs. Voor het meerendeel zijn het louter bedaarde ontkenningen, een aangeklaagde, die tegen de beschuldigingen een eenvoudig neen inbrengt, ik erken dat bewijsstuk niet, ik heb III 13 dat niet gedaan, of, ik deed het volgens de toenmaals bestaande wet. En na aldus alle zevenenvijftig vragen en alle bewijsstukken, ten getale van honderd tweeenzestig, afgehandeld te hebben, eindigt Barrère, na verloop van ongeveer drie uren, met de woorden: »Lodewijk, gij kunt u verwijderen." Lodewijk verwijderde zich in een aangrenzende comité-kamer, na, voordat 'aii de balie verliet eerst een gerechtelijken raadsman gevraagd te hebben. In de comitékamer weigert hij alle verversching; daarop Chaumette met een klein stuk brood bezig ziende, dat een grenadier met hem gedeeld had, zegt hij, dat hij eene bete bioods nuttigen wilde. Het is des avonds vijf uur en hij heeft des morgens bij al het getrom en geraas slechts weinig genuttigd. Chaumette breekt zijn half brood door, de koning eet van de korst, stapt daarop al etende in het groene rijtui* en vraagt wat hij met de kruim moet doen. Chaumette's klerk neemt ze hem ■ — — _ Onderhoud des Konings met Malesherbes. af en werpt ze op straat. Lodewijk zegt: dat het jammer is om in een duren tijd brood weg te werpen. „Mijne grootmoeder," merkte Chaumette aan „was gewoon^ te zeggen: -Jongen, werp geen kruimel broods weg, gij kunt e'r -een maken. „Monsieur Chaumette," antwoordde Lodewijk, „uwe grootmoeder moet wancht'hTazlfnglotVra°fWt gm&\ Zlj,K ' flj, Arme onsclluldigG sterveling! Zoo bedaard wacht hij zijn lot af, ten minste voor dte taak berekend, daar enkel dulden zon- werkzaamheid daartoe voldoende is! Eens spreekt hij er van om mettertijd zicït ''v'an het land 't^ ^ 1°™' ^ ^ ge0grafisch en topografisch overzicht van het land te verkrijgen, want van oudsher was hij een vriend van 1) Prudhommes Journal (Histoire parlementaire, XXI, 3l4i. aardrijkskunde. (1) De enge Tempel neemt hem weer op en wordt achter hem gesloten; het gapende Parijs kan naar zijne woningen terugkeeren, in zijne koffiehuizen, clubs en schouwburgen; de vochtige nacht is neergedaald en daarmede verdwijnt ook het trommelen en patrouilleeren van dezen merkwaardigen dag. Lodewijk is thans van zijne koningin en familie gescheiden, aan zijne eigene eenvoudige gedachten en hulpmiddelen overgelaten. Zwaar drukken die steenen muren op zijn gemoed, geen zijner geliefden is bij hem. Om in dien toestand van onzekerheid tegen het ergste op zijne hoede te zijn, schrijft hij zijn laatsten wil, een papier dat men nog kan lezen, vol kalmte, eenvoudigheid en zachte gelatenheid. (2) (1) Zie pag. 50, deel I. (2.i Zie bladz. 2, deel III, tegenover liet Eerste Boek. De vertaling is als volgt: TESTAMENT VAN LODEWIJK XVI. In den naam der Allerheiligste Drievuldigheid, des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Up heden den vijfentwintigsten dag van December 1792, ik, Lodewijk, de zestiende van dezen naam, koning van frankrijk, sedert vier maanden met mijne familie opgesloten zijnde in den Tempel door hen, die mijne onderdanen waren en beroofd van alle hoegenaamde gemeenschap, sedert den llru dezer maand zelfs van die mijner familie; bovendien ten gevolge der menschelijke hartstochten ineen proces gewikkeld, waarvan de uitslag onmogelijk te voorzien is en waarvoor men in geen enkele be-r.unde wet noch \oorwendsel noch middel vindt: niemand tot wien ik mij kan wenden dan God tot getuige hebbende van mijne gedachten, verklaar ik hier in Zijne tegenwoordigheid mijn laatsten wil en gevoelens. Ik be\eel mijne ziel aan God, haren Schepper; ik smeek hem haar in Zijne barmhartigheid te ontvangen, haar niet volgens hare verdiensten te oordeelen, maar volgens die van Onzen Heer Jezus l hristus, die zich voor ons menschen, hoe onwaardig wij dit ook waren en ik op de eerste plaats, ten zoenoffer heeft aangeboden aan God, zijn Vader. Ik sterf in \ereeniging met onze heilige moederde Katholieke, Apostolische en Roomsche Kerk, die hare macht door eene nimmer onderbroken opvolging ontleent aan den Heiligen Petrus, aan wie Jezus Christus haar had toevertrouwd. u ..Jk *ast en ik belijd al hetgeen vervat is in de Geloofsartikelen, de Geboden van God en de Heilige Kerk, de Sacramenten en de Mysteriën, zoo als de Katholieke Kelk deze leert en altijd onderwezen heelt. Nooit heb ik verlangd mij tot rechter aan te stellen in de verschillende wijzen van uitegging aer leerstukken, die de Kerk van Jezus Christus scheuren, maar ik heb mij gehouden en zal in ij steeds houden, indien God mij het leven schenkt, aan de beslissingen, die de kerkelijke overheden in \ereeniging met de Katholieke Kerk daaraan geven en zullen geven, overeenkomende met de instelling der Kerk sedert Jezus Christus gevolgd. I it geheel mijn hart beklaag ik onze broeders, die in dwaling mochten verkeeren, maar ik verlang K ii niet te oordeelen en bemin hen allen niettemin in Jezus Christus, zooals de christelijke liefde ons leert. Ik smeek God mij al mijne zonden te vergeven; ik heb getracht ze nauwgezet te kennen en ze te \erfoeien en mij te verootmoedigen in Zijne tegenwoordigheid. Mij van den bijstand van een katholiek priester niet kunnende bedienen, smeek ik (iod de belijdenis, die ik Hem daarvan gedaan heb aan te nemen en vooral liet diep berouw dat ik heb, mijn naam onder akten geplaatst te hebben (hoewel dit tegen mijn wil geschiedde), die strijdig kunnen zijn met de instelling en het geloof der Katholieke Kerk waarmede ik steeds oprecht van harte ben vereenigd gebleven. j,.. 'k smeek od het vaste besluit aan te nemen dat ik heb om mij, zoodra ik zal kunnen en indien ij mij het leven schenkt, te bedienen van den bijstand van een katholiek priester om mij te beschulïgen van al mijne zonden en het Sacrament van Boetvaardigheid te ontvangen. smeek allen, die ik door onachtzaamheid mocht hebben beleedigd (want ik herinner mij niet met opzet iemand eenige beleediging te hebben aangedaan) of hen wien ik slechte voorbeelden of ergernis moe it gegeven hebben, mij het kwaad te vergeven, dat ik hun kan hebben gedaan; ik smeek allen, ie christelijke lietde bezitten, om hunne gebeden met de mijne te vereenigen, om van God de vergiffenis mijner zonden te verkrijgen. ■i. I ' pe'lei'' l'art schenk ik vergiffenis aan hen, die mijne vijanden geworden zijn, zonder dat ik hun daartoe eenige reden gegeven heb en ik bid God hun vergiffenis te schenken, evenals hun die door een valschen of verkeerd begrepen ijver mij veel kwaad berokkend hebben. Ik beveel aan God mijne vrouw en kinderen, mijne zuster, mijne tantes, mijne broeders en al degenen, die mij door den band des bloeds, of op welke andere wijze dit ook zou mogen wezen, verknocht zijn; ik smeek God in het bijzonder Zijne barmhartige oogen te slaan op "IVn° vrouw, mijne kinderen en mijne zuster, die reeds langen tijd met mij lijden; hen door • ïjne genade te ondersteunen, indien zij mij verliezen, zoolang zij in dit vergankelijk leven zullen blijven. I h Ik beveel mijne kinderen aan mijne vrouw, aan wier moederlijke teederlieid jegens hen ik nooit neb getwijfeld; ik beveel haar vooral aan goede christenen en rechtschapen menschen van hen te maken, hen de grootheden dezer wereld (indien zij veroordeeld zijn deze te ondervinden) niet anders i' doen beschouwen dan als gevaarlijke en vergankelijke goederen en hunne blikken tot de eenige Na eenige debatten lieeft de (.onventie hein een verdediger naar zijn eigene keus toegestaan. De advocaat Target gevoelt zich te oud, daar hij Loven Ie vierenvijftig is, en slaat liet af. Eens, toen hij den halssnoer-kardinaal Rohan (1) verdedigde, had hij groote eer verworven, maar hier wil hij er geen verwerven. De advocaat Tronchet, (2) ongeveer tien jaren ouder, weigert niet'. Ja, ziet, de goede oude Malesherbes (3) biedt zich vrijwillig aan tot zijn laatste strijdperk. Zeventig jaren hebben hem Cn duu™me, heerlijkheid der eeuwigheid te wenden; ik verzoek mijne zuster in hare l i'i k f"8 TT*» u Le Wllle" voortgaan en bij hen de plaats eener moeder in te nemen indien zij het ongeluk hadden de hunne te verliezen. smeek mijne vrouw mij alle rampen te vergeven, die zij om mijnentwil lijdt, en het verdriet dat ik haar in den loop onzer vereemging mocht hebben aangedaan : even als zij verzekerd kan' zijn, dat ik geen wrok tegen haar koester, indien zij meent zichzelve iets te verwijten te hebben v»rVT nanim'Jne klnde,ren °5 de nadrukkelykste wijze, na hetgeen zij God. die'vóór alles moet f ' verschuldigd zijn, steeds onder elkander vereemgd te blijven, onderdanig en gehoorzaam aan hunne moeder en erkentelijk te zijn voor alle zorgen en moeiten, die zij zich voor hen geeft en ter mijner gedachtenis. Ik verzoek hen mijne zuster als eene tweede moeder te beschouwen . . ,Ik beveel mijn zoon aan, indien hij het ongeluk mocht hebben koning te worden, 'te bedenken dat hij zich geheel en al aan liet geluk zijner medeburgers moet wijden; dat hij allen haat en wrok mnI Jerg7? T ,bif °"der df Sone wat betrekking heeft op de rampen en het verdriet, die ik onderBa dat hij liet geluk der volken niet kan bewerken dan te regeeren volgens de wetten maar datlfee" kon|ng deze slechts kan doen eerbiedigen en het goede kan ten uitvoer brengen, dat zijn hart bezielt dan voor zoo ver hij liet noodige gezag heeft en dat hij anders, in zijne handelingen ombonden zijnde en geen gezag inboezemende, eer schadelijk dan nuttig is. Am ik^e,ve? mijn ZOOn zc!r». \e dr?gen voor alle personen, die mij'verkleefd waren, voor zoo ver de S t"d'T, ntn' TT!"' '>• ■', zal 'binden. hem daartoe in staat zullen stellen: te bedenken dat mi 7i n ! l 1S' V aangegaan jegens de kinderen of de ouders van hen, die voor mij zijn omgekomen en vervolgens van hen, die om mij on^elukki" zijn dat,er verscheidene personen zijn van hen 'die mij verkleefd'waren. die zich jegens mij 'j v'ï , gedragen zooals zij verplicht waren en die zelfs ondankbaarheid getoond hebben, maar 7Ph-Pnf «n i "" Tgen- " Van v^^Ting en gisting is men dikwijls geen meester van zichte denken ,el'zock mlJ" zoon- indien hlJ er de gelegenheid toe vindt, alleen aan hun ongeluk l.planLl wenscl:tP 1{'°,r erkentelijkheid te kunnen betuigen aan hen, die mij eene oprechte en belangelooze gehechtheid getoond hebben; indien ik van den eenen kant gevoelig ben getroffen Geweest door de ondankbaarheid en trouweloosheid van lieden, aan wie ik nooit anders dan goedheden vei tro°ntin T'\ r ZejVe'!' ," ,a:in h,unne 0udcrs "f vrienden: van de" anderen kant heb ik de hebben befoond gehechtheid en het onbaatzuchtig belang te zien, dat vele personen mij !k t/erzoek alh'n daarv°or m«n dank te aanvaarden; in de omstandigheden waarin de m^r ik h v"°f • V* rZ'hl' , Vrcez,:n llcn 1,1 verdenking te brengen, indien ik duidelijker sprak maar ik bedeel in het bijzonder mijn zoon aan de gelegenheden te zosken daarvoor erkentelijk ie zijn. J ,no„IniUTien Z°rl irugel0?rn gevoelens der natie te beleedigen, indien ik niet openlijk aan mijn Wfr 5 i r • • r"nt -V en u? aanbeval, wier oprechte verkleefdheid jegens mij hen bewogen heelt zich met mij m dit treurig verblijf op te sluiten en die gedacht hebben de ongelukkige slachtsHphTt'V0 zlJ.n: .lk bfvecl . em. "ok Cfery aan, over wiens zorgen ik alle reden heb voldaan te zijn der Ppm ls..; daar h'J '"'f 1S dl° t0' 'iet einde bij mij is gebleven, verzoek ik de Heeren RL l? r > klCederen' boeken' hoi'loge en andere zaken ter l.and te stellen die aan den naad der Gemeente in bewaring gegeven zijn. ,Jk schenk hun, die mij bewaakten, nog zeer gaarne vergiffenis voor de slechte behandeling en de kwellingen waarvan zij geloofd hebben tegenover mij gebruik te moeten maken; ik heb eenige gevoelige en medelijdende zielen aangetroffen; dat dezen in hun hart de gerustheid genieten die hunne denkwyze hun geven moet! & ïk verzoek de heeren De Malesherbes, Tronchet en Deséze hier mijne dankbetuigingen en de uitdiukking mijner gevoeligheid te ontvangen voor al de zorgen en moeiten, dit zij zich voor mij gegeven hebben. J , Ik. j1"'11"' voor God verklarende en gereed om voor Hem te verschijnen, dat ik mij geen enkele (lei misdaden verwijt, die tegen mij zijn aangevoerd. In dubbel opgemaakt in den Toren van den Tempel den 25 December 1792. Geteekend: Loiibwijk. Onderschreven ; Baudrais, Municipaal Officier. (1) Zie noot 1 op pag. 80, deel I. (2; Fran^ois Denis Tronchet (1726—1S06). (3) Zie pag. 118, deel I. vergrijsd; hij zegt: -Tweemaal werd ik in den raad van hem, die mijn heer was, geroepen, toen de geheele wereld naar die eer haakte, en thans hen ik hem dien dienst schuldig, nu velen dien gevaarlijk achten." Deze beide en een jongere Desèze, (1) die het pleiten op zich neemt, houden zich met de zevenenvijftig punten van beschuldiging en de honderd en zestig bewijsstukken onledig; Lodewijk helpt hen zoo goed mogelijk.° Het groote proces heeft derhalve nu openlijken voortgang, de geheele wereld is in gespannen verwachting. Volgens welke formules en regels zal de Conventie zich zóó van hare taak kwijten, dat er zelfs geen zweem van schuld op haar rust? Dat zal moeilijk Fitwipis Dexis Tiion'ciiet. Romain De Sèze, zijn! De Conventie, inderdaad niet weinig verlegen, debatteert en beraadslaagt. Den geheelen dag, van den morgen tot den avond, dag aan dag, dreunt de tribune van redevoeringen over dit onderwerp, men moet de oude formule noodzakelijk rekken, om het nieuwe daarmede te bedekken. Met steeds toenemende vinnigheid dringen de patriotten van de bergpartij bovenal op bespoediging aan, hoe sneller de vorm, des te beter zal die zijn. Niettemin beraadslaagt de Conventie, dreunt de tribune — van tijd tot tijd wel is waar door tenor- en zelfs door discantstemmen verdoofd, daar soms de geheele'zaal van (1) Romain Desèze U759—182S). Hij werd na Je restauratie der Bourbons door dezen in den adelstand verheven, onder den naam: Graat de St'-ze. toorn en verbittering gillende opvliegt. Bijna veertien dagen lang heeft het gedreund en gegild, ahorens men in staat is te beslissen, dat Lodewijk op Woensdag den 26en December verschijnen en zich verdedigen zal. De advocaten beklagen zich, dat de tijd zoo noodlottig kort is hetgeen zij als advocaten wel doen mochten; maar vruchteloos; voor Jict patriottisme schijnt de tijd eindeloos lang. Des Woensdags, op het koude, donkere uur van acht in den morgen, zijn derhalve a le senatoren op hun post. Men verwarmt echter de koude, gelijk wij lezen, door ziedenden toorn, zoo als thans maar al te gewoon is, terwijl de een of andere Loüvet of Bczot een Iallien en Chabot aanvalt, en zoo de geheele bergpartij tegen de geheele Gironde in gramschap ontsteekt. Nauwelijks is men daarmede gereed, of Lodewijk en zijn drie advocaten treden, door wapengekletter en Santerre's nationale troepen begeleid, de De Koning voor zijne rechters. Desèze ontvouwt zijn papieren en vervult in een drie uur lange pleitrede eervol ziin ezvo"e p,ei,rcdc' ï oon i /'. d°ch bedachtzaam, met zonder geest en roerende welsprekendheid. v hadde"' Vid L°DE™ hem om den hals cn zeide: ,Mon bZZl 5 „• ÏÏT?8 Z1Ch te verwiJderen> }'ad Lodewijk zelf er eenige woorden deed dat menT } t hl lafte'.die hiJ tot lien sPreken *>u," hoe het hem bovenal leed deed dat men hem het bloedvergieten van den 10',e» Augustus te laste legde of dat men van hem denken kon dat hij ooit Fransch bloed had vergoten of had willen vergieten brLTrp'16 en' vT'iel "ï1,0 zaal' - 'hMs "««»»» d jt vaTalle trSaSr<1'Be ^ iMS- ^ En waarom zou thans de Conventie dralen ? Hier is de beschuldiging en het bewijs, hier de verdediging: volgt niet liet overige van zelf? De bergpartij en het patriottisme in het algemeen schreeuwen hoe langer zoo luider om bespoediging, om permanente zitting, totdat de zaak afgedaan zij. De weifelende, bezorgde Conventie beslist niettemin Z,J ™oraf noS wil beraadslagen, en alle leden, die zulks mochten verlangen, het recht zullen hebben om te spreken. Aan uwe lessenaars dus, welsprekende leden! Aan het licht met uwe gedachten-echo's en het van hooren zeggen van gedachten; thans is het de tijd u te toonen : Frankrijk en de wereld luisteren ! De leden blijven niet in gebreke; de cene rede, het eene uitgesproken pamflet volgt op het andere, zoo welsprekend als ieder slechts vermag; de lijst van den voorzitter groeit onophoudelijk aan van de namen dergenen, die verlangen te spreken. Dag aan dag, op alle uren van den dag dreunt bestendig de tribune, en schelle galerijen vervullen op menigerlei wijze de tenor" en discant partij. Anders toch zou het een ééntonig lied zijn. De patriotten in de bergpartij, op de galerijen, of in het sectiehuis, in het moedergenootschap, waar zij bij nacht beraadslaging houden, te midden hunner gillende tricoteuscs, moeten met Argusoogen de wacht houden, hunne stem geven overal waar zulks noodig is, soms zeer luide. De afgevaardigde Thuriot, die eenmaal advocaat 1 iil'riot en kiezer Thuriot was, dezelfde die van de tinnen der Bastille St Antoine in massa als de oceaan zag toestroomen, deze Thuriot kan eene formule rekken zoo goed als de meesten. De wreede Billaud zwijgt niet als men hem tart. Evenmin als de wreede Jean-Bon, ook eene soort van jezuïet; — men schrijve zijn naam niet, zoo als in vele dictionnaires, Jambon, hetwelk ham beteekent. Overigens boude niemand het voor mogelijk, dat Lodewi.tk niet schuldig zou zijn. De eemge vraag, die een verstandig man kan doen, is of was: Ileeft de Conventie de macht om Lodewijk te vonnissen ? Of moet het geheele volk zulks doen in primaire vergaderingen, en met uitstel? Altijd uitstel, gij Girondijnen, valsche hommes d'ètat! zoo brult het patriottisme, dat schier zijn geduld verliest. (1) — En toch, als men het wel bedenkt, wat moeten deze arme Girondijnen doen? Hunne overtuiging uiten, dat Lode"\m.ik een krijgsgevangene is, en niet zonder onrechtvaardigheid, tegenstrijdigheid en ge\aar ter dood gebracht kan worden? Spreken zij die overtuiging uit, dan verliezen zij bij den volslagen patriot allen steun! Ja, eigenlijk is het niet eens eene overüiiging, maar slechts een vermoeden en een droevige verlegenheid. Hoe vele arme Girondijnen zijn slechts van ééne zaak zeker, dat ieder menscli en Girondijn ergens een vasten grond diende te hebben, zonder met de achtbare klassen in onmin te geraken! Dat i s de eenige overtuiging, het eenige vaste geloof dat zij hebben. Smartelijk moeten zij fusschen de uitersten van hun dilemna heen en weer schikken. Ook zit Frankrijk niet stil noch Europa. De Conventie is; gelijk wij zeiden, een hart, waar indrukken van uitgaan en weer terugkeeren. De ter dood brencinff van een koning, men noeme het martelaarschap of wel straf, welk een indruk zou die verwekken ! Twee merkwaardige indrukken heeft deze Conventie reeds bij alle \olkeren teweeggebracht, zeer tot haar eigen nadeel. Op den 19den November vaardigde zij een besluit uit, en heeft dit sedert bevestigd en nader ontwikkeld, dat namelijk ieder volk, dat het juk der dwingelandij zou afschudden, met Frankrijk als bet ware verbroederd zijn en hulp en ondersteuning genieten zou. Een besluit waarvan door diplomaten en publicisten veel gerucht gemaakt is; een besluit dat geen levende dwingelandij, geen ergens met gezag bekleed persoon kan billijken! e afgevaardigde Ciiambon, (2) de Girondijn, stelde dit decreet voor, dat in den grond wellicht niets anders was dan een rhetorisch bloempje. liet Woop'opgiet vóflT d°r Gir°ndijnen' Vergniaud' drnn= in do zitting van ai December aan op C'.iromliinrn^n'wP.T0'1 ,C™1.bon, een.^oot vriend van Gensonné. Hij deelde in het lot der overige •I en weid ln 13 t0 Lubersac in eene schuur, waar hij zich verborgen had, gedood. De tweede indruk, waarvan wij spreken, heeft een nog armzaliger oorsprong, in liet zwakke, maar rustelooze en luid rammelende hoofd van een Jacob Dupont, uit den omtrek van de Lotre. De Conventie peinst juist over een plan van nationale opvoeding, de afgevaardigde Dupont zegt in zijne rede: «Ik ben zoo vrij te bekennen, president, dat ik een atheïst ben," natuurlijk in de veronderstelling, dat de wereld er belang bij had zulks te weten. De Fransche wereld nam deze woorden zonder toelichting of zonder hoorbare toelichting op, zoo luide was Frankrijk in andere opzichten. Het buitenland ontving ze met wederlegging, met ontzetting en verbazing, een zeer ellendige indruk! En zoo er nu bij deze twee een derde indruk kwam en zich over de geheele wereld verspreidde: de ter dood brenging van eenen koning! Vreemde hoven bemoeien zich met dit proces, Spanje, Engeland, zonder dat men naar hen luistert, hoewel zij — ten minste Spanje — als het ware met den olijftak in de eene en met bet zwaard zonder scheede in de andere hand komen. Maar ook binnen 'slands, uit Parijs en geheel Frankrijk, welke indrukken dringen zich op! Verzoekschriften komen toestroomen, om gelijke gerechtigheid smeekende in een rijk van zoogenaamde gelijkheid. De levende patriot smeekt; o nationale afgevaardigden! smeeken ook niet de doode patriotten? De twaalfhonderd verslagenen, pleiten en smeeken zij niet van uit hun enge woning in de stomme vertooning des doods welsprekender dan eenige rede? Verminkte patriotten hinken op krukken rondom de Salie de Manége, en eischen recht en gerechtigheid. De gekwetsten van den 10den Augustus, de weduwen en weezen der gedooden smeeken in massa en hinken en defileeren met stomme welsprekendheid door de zaal; een gekwetste patriot, niet in staat om te hinken, laat zich op zijn bed derwaarts brengen en gaat, op de schouders gedragen, in een horizontale houding door de vergaderzaal. (1) De tribune, die bij het gezicht hiervan een poos gezwegen heeft, begint op nieuw, en dreunt van niets dan van rechtsgeleerden woordenpraal. Maar van buiten schreeuwt Parijs hoe langer zoo erger. Men hoort den brullenden St. Huruge en de hysterische welsprekendheid van moeder Duchesse; Varlet, de apostel der vrijheid, met piek en roode inuts, vliegt, zijn redenairs vouwstoel dragende, haastig heen en weer. Recht tegen den verrader! schreeuwt de geheele patriotten wereld. Ook dezen kreet hoort men luide op de straten: -'Geeft ons hrood, of vermoordt ons anders maar!" '-Gelijkheid en brood, recht tegen den verrader, opdat wij brood bekomen!" De beperkte of weifelende patriot staat tegenover de volslagene. De maire Chambon hoort van een vreeselijk alarm in het Théatre de la na/ion; het was tusschen de volslagene en de weifelende patriotten, ter zake van een nieuw drama, Ami des lois genaamd, tot een alarm en zelfs tot een vechtpartij gekomen. Een der ellendigste stukken dat ooit geschreven werd, die Ami des lois, maar met treffende toespelingen, zoodat gepoederde pruiken van vrienden van orde en zwart haar van Jacobijnen daar rondvliegen. De maire Chambon snelt met Santerre derwaarts, in de hoop dat hij het alarm zal kunnen doen bedaren. Maar in stede van het te bedwingen, wordt de arme inaire, gelijk het verslag zegt. zoo gedrukt en, voegen wij er bij, tevens zoo gelaakt en beschimpt, dat hij met leedwezen de kortstondige waardigheid geheel nederlegt, daar «zijne longen aangedaan" zijn. Zelfs in de Conventie worden er beraadslagingen gevoerd over dezen ellendigen Ami des lois: zoo heftig, wederzijds verbitterd, zijn de beperkte en onbeperkte patriotten. (2) En zijn er, tusschen deze twee klassen, niet een aantal aristocraten en krvptoaristocraten in de weer? Er komen spionnen herwaarts van Londen met gewichtige dépêches, spionnen, zoo zegt men ten minste! Een hunner, Viard was zijn naam, (1) Hi.stoire parlementaire, XXII. 131. Moore, etc. Zie ook Dulauie, II, 335, 33 wat ook de Girondijnen zich daarvan voorstellen mochten. Zou een beroep op het volk onder een anderen naam iets anders zijn als burgeroorlog Eene meerderheid van twee tegen één beslist dat er Veen beroep plaats zal hebben; ook dat is afgedaan. (I) Thans, om 'tien uur E het luidruchtige patriottisme zich voor dezen nacht gerust stellen en zich niet zonder hoop naar bed begeven. Welke straf? Morgen is de -roote beslissing Men kan zich derhalve voorstellen, of het patriottisme op' dien Woensdagmorgen toestroomt of Parijs op de teenen staat, en alle afgevaardigden op hun ZIjn' ^evcnhonderd en negenenveertig achtbare afgevaardigden slechts zijn er ongeveer twintig op ondingen afwezig; Dichatei, en zeL Lnderen door ziekte verhinderd. Intusschen staat het wachtende patriottisme en Parijs oi.de teenen en moet zijn geduld oefenen. Want ook deze Woensdag verloopt weer der onstuimige debatten, daar de Girondijnen eene meerderheid ran drie vierden verlangen, waartegen de patriotten zich met alle macht verzetten dIIton d'e ui t van zijne zending naar de Nederlanden teruggekeerd is, zet tegen het'voorstel der Girondijnen de orde van den dag door; ja hij zet verdei door afgedaan Ts^ deSemparer beslist worde' in permanente zitting, totdat de zaak • Eü 200 be&int eindelijk des avonds ten acht uur de derde ontzaglijke stemming door het oproepen der namen, appel nominal. Welke straf? Weifelende ondijnen, volslagen patriotten, vijanden van het koningschap, vijanden van enngJoosheid: allen moeten hier antwoorden. Een talloos patriottisme golft bij het sombere lamplicht door alle corridors, bezet alle galerijen en verbeidt in sombere stemming den uitslag. De bedienden van de Convent roepen op schel mên en" spreken J ™ en moet de tritane heklim- Ooggetuigen schilderen ons deze derde stemming en dc andere die daaruit voort vloeiden, „s een der merkwaardigste tooneelen, dif men in dé imwenSg X (1 Ziehier het juiste stemmencijier: Afwezig wegens ziekte y OP ei'|le zending in de departementen 20 nthielden zich van stemmen 11 Stemden als wetgevers u' Stemden voor -schuldig" ^ Totaal der afgevaardigden 749 (2; Hier was het stemmoneijfer : Afwezig wegens ziekte 9 ... ." , °P eene zending in de departementen 20 \V eigerden te stemmen 5 Onbepaalde stemmen 11 Stemden vóór togen 4,3 Totaal 749 had, als een tooneel dat met korte tusschenpoozen van Woensdag- tot Zondagmorgen duurde. De lange nacht wordt wederom dag, de bleekheid van den morgen verspreidt zich over alle aangezichten en wederom zinken de schaduwen van den winteravond en brandt het sombere lamplicht; maar dag en nacht door, uur op uur, beklimt de eene afgevaardigde na den anderen de trappen van liet spreekgestoelte, vertoeft hier in het meer heldere licht, om zijn beslissend woord te spreken en verdwijnt dan weer in de duisternis en het gedrang. Gelijk spoken in het middernachtsuur! Nooit bestuurde de Domixique Joseph Gakat. Lepelt,etier St-Fargeau. president Veroniaud of eenig aardsch president zulk eene zitting. Het leven van een koning en nog zoo menige andere zaak, die daarvan afhangt, dobbert sidderende in de weegschaal. Afgevaardigde na afgevaardigde klimt op, het gegons wordt stil, totdat hij gesproken heeft: dood, verbanning, opsluiting tot er vrede zij. Velen zeggen: dood, in zulke behoedzame, wel bestudeerde bewoordingen en omschrijvingen ter verklaring, 'bekrachtiging en tot flauwe aanbeveling aan de genade, als zij bij mogelijkheid slechts verzinnen kunnen. Velen zeggen ook : verbanning, iets minder dan de dood. De weegschaal dobbert heen en weer, niemand kan nog zeggen waarheen. En daarover brult het bezorgde patriottisme en is door geen gezag tot rust te brengen. Bij het woedend brullen van het patriottisme zeggen de arme Girondijnen, ten minste velen hunner: dood, het treurige woord door korte drogredenen stavende (motivant). Vergniaud zelf zegt: dood, dien door drogredenen motiveerende. De rijke Lepelletier" St. Fargeau (1) had tot den adel en later in de constituante tot de patriottische linkerzijde behoord, en daar en elders niet weinig tegen de doodstraf gesproken en gerapporteerd. Niettemin zegt hij thans: dood, een woord dat hem duur zou kunnen te staan komen. Manuei, stond in de laatste maand Augustus stellig op de zijde der vastberaden patriotten, maar sedert September en de Septembertooneelen is hij steeds dalende en teruggaande geweest. Hier in de Conventie vooral kan geen woord dat hij sprak gunst vinden; thans zegt hij: verbanning, en verlaat in stommen toorn voor immer de plaats. Philippe Egalitè stemt op eer en geweten voor den dood, (2) waarover zelfs liet patriottisme het hoofd schudt, en een morren en huiveren loopt door de zaal. Robespierre's stem kan niet twijfelachtig zijn, zijne rede is lang. (3) Men ziet de gestalte van den scherpen Sieyes opklimmen, nauwelijks vei toevende, slechts in het voorbijgaan zegt de gestalte: »La mort sans phrase," en klimt weer af. Als spoken in het middernachtsuur! En toch, indien de lezer meent dat het geheel een droevig, treurig of slechts ernstig karakter draagt, dan vergist hij zich grootelijks. De oppassers van de Conventie in den omtrek van den Berg zijn als de oppassers eener loge in de opera: zij openen en sluiten de galerijen voor bevoorrechte personen, voor EgalitÉ's maitressen en andere zwierig gekleede vrouwen van aanzien. Galante afgevaardigden gaan af en aan, onthalen op ijs en allerlei ververschingen, onder gekout; de zwierig getooide hoofden knikken ten dank; eenige harer hebben kaart en spelden en stippen ja en neen aan gelijk bij rouge et noir. Wat verder naar boven heerscht moeder Duchesse met hare ongeblankette amazones, die men niet beletten kan in haha's los te barsten, wanneer de stemming niet is la mort. Op deze galerijen wordt wijn en brandewijn gedronken, als in eene openbare kroeg, en pleine tabagie. In alle koffiehuizen in den omtrek worden weddenschappen aangegaan. Maar binnen in de zaal is vermoeidheid, ongeduld en de uiterste langgerekte verveling op ieders gelaat te lezen, slechts nu en dan eens opgehelderd, al naar de kansen van het spel. Leden zijn in slaap gevallen, oppassers komen hen wekken om te stemmen; anderen berekenen, of zij nog tijd hebben om haastig te gaan eten. Gestalten verrijzen, bleek als spoken, bij het sombere licht en spreken slechts één wooid van de tribune: Dood! Tont est optique, zegt Mercier, alles is als eene optische schaduw. (4) Ver in den Donderdagnacht, toen het stemmen reeds afgeloopen was en de secretarissen de stemmen optelden, komt spookachtiger dan alle anderen, de zieke Duchütel, in een zetel gedragen, in doeken gehuld, om voor genade te stemmen. Een enkele stem, meent men, kan beslissen. Doch neen! In de diepste stilte moet de voorzitter Vergniaud met een smartelijk bewogen stem zeggen: «Ik verklaar, in naam van de Conventie, dat de over Lodewijk Capet uitgesprokene straf de dood is.'' De dood, door een kleine meerderheid van drieënvijftig stemmen. Ja, indien men zekere zesentwintig stemmen, die dood zeiden, (1) Zie pag. 67, deel II. (2) PhiUppe Egalité zeide o. a.: «Alleen denkende aan mijn plicht, overtuigd, dat allen die een aanslag hebben gepleegd en in het vervolg een aanslag zullen plegen op de souvereiniteit des volks den dood verdienen, stem ik voor den dood." (3) Hij eindigde o. a. met de woorden : "Ik ben onmeedoogend voor de verdrukkers, omdat ik medelijden heb met de verdrukten; ik ken geen raensehelijkheid, die de volken vermoordt en den despoten vergiffenis schenkt; ik stem vóór don dood." (4) Mercier, Nouveau Paris, VI, lóO—159; Montgaillard, III. 348—387: Moork, etc. ™a,kke VTnderstelling van genade daarmede verbonden, van den eenen kant attrekt en hij den anderen voegt, dan is de meerderheid slechts één. (1) Dood, luidt het vonnis; maar de voltrekking? Nog is het niet voltrokken ! De stemming was nauwelijks bekend gemaakt, toen de drie advocaten van Lodewijk binnentraden met protest in zijn naam, met verzoek om uitstel, om beroep op het volk Daarvoor spreken Deseze en Tronchet met korte welsprekendheid; daarvoor spreekt de brave oude Malesherbes met welsprekend gebrek aan welsprekendheid, in afgebroken en, met verlegenheid en zuchten. Dat eerwaardige gelaat, met zijn grijze kracht frin e8nrd^ ,W1Jsheid ea trouw- wordt door aandoening overstelpt en smelt weg in \f™ t ^e.r°,ep °P V°lk W&rdt verworPen- als zijnde ree verkrijgt men 300 (2) Moniteur (Histoire parlement., XXIII, 210). Zie Boissy dAnglas, Vie de Malesherbes, II, 139. Garat, (1) de minister van Justitie, moet met (leze ernstige boodschap naar den Tempel; herhaalde malen roept hij uit: »Quelle commission aff'reuse, welk con verschrikkelijke taak!" (2) Lodewijk verzoekt om een biechtvader, nog om drie dagen leven om zich tot den dood voor te bereiden. De biechtvader wordt hem toegestaan, de drie dagen en ieder ander uitstel geweigerd. Dus is er dan geene redding? Dikke steenen muren antwoorden: geene! Heeft koning Lodewijk dan geene vrienden, mannen van kracht, van vertwijfelden moed, thans, in dezen uitersten nood? De vrienden van koning Lodewijk zijn zwak en verwijderd. Zelfs in de koffiehuizen verheft zich geene stem te zijnen gunste. Dij Méot, den restaurateur, eet thans geen kapitein Dampmartin, (3) Garat deelt den Koning iiet vonnis mede. trekken geene knevelbaarden op verlof verbeterde dolken. Méot's dappere royalisten zijn ver over de grenzen, treurig dwalen zij duor de wereld, of hun "gebeente ligt in de Argonnen te vergaan. "Slechts eenige zwakke priesters" laten gedurende den nacht vlugschriften aan alle hoeken achter, waarin zij vrome vrouwen tot bevrijding van den koning aansporen, of werden, vlugschriften ronddeelende, gegrepen en naar de gevangenis gesleept. (4) Doch neen, één royalist is er van den ouden' stempel, die zoo mogelijk nog minder en nog iets ergers gedaan heeft; een afgevaardigde verslagen en geheel (1' Dominique Joseph Garat, te Bavonne geboren in 1749, had Danton den 12'1'" October 1792, als minister \an Justitie opgevolgd. Hij heeft ook later onder Napoleon en de Bourbons eene groote rol gespeeld. (2) Biographie des ministres, pag. 157. (3i Zie pag. 160, deel I. '4) Zie het Journaal van Pridhommk, Révolutions de Paris (Histoire parlement., XXIII, 31S.J Moord op Le Pelletier. ten huize van den restaurateur Févrikr, op 1-j Januari 1793. Parijs in het harnas gejaagd. Het was vijf uren des Zaterdagsavonds, toen Lepelletier St.-Farc;eau, nadat hij zijne stem: geen uitstel, gegeven had, naar Février in het Palais-Royal ging om hier in der haast te eten. Hij had gegeten en wilde juist betalen. Daar trad een stevig man met zwart haar en een blauwen baard op hem toe; het was, zooals Février en de omstanders zich later herinnerden, een zekere Paris van de voormalige koninklijke garde. »Zijt gij Lepelletier?"' vraagt hij. -Ja." «Gij stemdet in de zaak des konings?" .-Ik stemde voor den dood." »Scélérat, dat is voor u!" roept Paris, terwijl hij een sabel onder zijn gewaad te voorschijn haalt en die Lepelletier diep in de zijde stoot. Février wil hem grijpen, maar hij rukt zich los en ontsnapt. De afgevaardigde Lepelletier is dood, te vier ure des morgens is hij onder hevige smarten gestorven, twee uren voordat de stemming over het uitstel geheel afgeloopen was. Paris de moordenaar vlucht door Frankrijk en laat zich niet vangen; eenige maanden later vindt men hem, doodgeschoten, in een afgelegene herberg. (1) Robespierre heeft reden om te gelooven dat prins d'Artois zich in het geheim te Parijs ophoudt, dat men willens is de Conventie in massa te vermoorden. Het patriottisme huilt van jammer en wraak; Santerre verdubbelt en verdriedubbelt zijne patrouilles. Het medelijden gaat verloren in ontsteltenis en woede; de Conventie weigert de drie dagen leven en ieder uitstel. A C H T S T E H O O F I) S T U K. Place de la Révolution Tot dit einde zijt gij dan gekomen, o ongelukkige Lodewijk! De zoon van zestig koningen zal op het schavot in wettigen vorm het leven verliezen. Sedert duizend jaren, onder zestig koningen, heeft zich deze wettige vorm, deze vorm der maatschappij tot een geheel ontwikkeld en is langs onderscheiden weg een hoogst merkwaardige machine geworden. Waarlijk, zoo zij noodig is, zij is ook vreeselijk, deze machine, dood, blind, niet wat zij zijn moest, zij die met een snellen slag of met koude, langzame foltering het leven en de ziel van talloozen vermoord heeft. En ziet, thans zal zelfs een koning, of liever een koningschap in zijn persoon, onder wreede pijniging sterke11. — gelijk een Phalaris, (2) opgesloten in den buik van zijn eigen gloeienden koperen stier! Zoo is het altijd, en gij diendet het te weten, o trotsche man des ge weids: ongerechtigheid baart ongerechtigheid, — vloeken en leugens, hoe ver zij ook gaan mogen, komen eens zeker thuis terug. De onschuldige Lodewijk draagt de zonden van vele geslachten; ook hij moet ondervinden dat 's menschen rechter niet op aarde is, dat, zoo hij geen hoogeren had, het niet wel met hem gesteld zou zijn. Een koning, die op zulk een gewelddadige wijze sterft, maakt, gelijk niet anders zijn kan, een diepen indruk op de verbeelding. En toch is het eigenlijk niet de koning die sterft, maar de mensch! Het koningschap is een kleed; het groote verlies is het verlies van het leven. Gij beneemt dien mensch het leven, kan de geheele vereenigde (1 Histoire parlement., XXIII, 275—318. Fei.ix Lepelletier, Vie de Michel Lepklletier son frère, pag. 01. (2j De wreede tyran van Akragas op Sicilië uit de Grieksche geschiedenis. wereld meer tegen hem doen ? Lai.ly werd op eene horde naar de gerechtplaats gebracht, gekneveld en den mond gestopt. (1) Ellendige stervelingen, wegens een diefstal ter dood veroordeeld, hebben in hun stomme smart, wanneer zij onopgemerkt naar de galg gaan. een geheel vijf-bedrijvig treurspel in zich; zij drinken den beker van den angst tot den laagten druppel. \oor koningen en voor bedelaars, voor den rechtvaardig veroordeelde en den onrechtvaardig veroordeelde is het eene harde taak, te sterven. Schenkt hun allen uw medelijden; uw diepste medelijden, met alle tegenstellingen van troon en schavot, hoe schiet het bij den beklaagde te kort! Er is een biechtvader gekomen; de abbó Edgewörth, (2) van Iersche afkomst, den koning door zijn goeden naam bekend, heeft bereidvaardig deze plechtige opdracht op zich genomen. Laat dan de wereld alleen, gij ongelukkige koning! Zij met hare boosheid zal haren weg gaan, gij kunt ook den uwen gaan. Een droevig tooneel blijft er nog o\er, liet afscheid van zijne geliefden. Geliefde zielen, door hetzelfde dreigende gevaar "ini ingd, hier te moeten achterlaten ! De lezer zie met de oogen van den kamerdienaar (1) 7ao pag. 116, deel I. (21 Edgewörth de Firmont. "I 15 Ci.ér'i (1) dooi gindscho glazen deuren, waarvoor ook het stedelijk bestuur waakt, en aanschouwe het wreedste aller tooneelen. "Om half negen werd de deur van de voorkamer geopend: de koningin met haren zoon aan de hand, vervolgens Madame royale en madame Elisabeth, allen \logen zij den koning in de armen. Eenige minuten lang heerschte er stilte, slechts door snikken afgebroken. De koningin verscheen het eerst, maakte eene beweging om Zijne Majesteit in het binnenvertrek te leiden, waar de abbé Edgeworth wachtte, zonder dat zij het wist. «Neen," zeide de koning, «laat ons in de eetkamer gaan, daar slechts kan ik u zien. Zij gingen naar binnen, ik sloot de glazendeur. J. B. Cant Ha net Cléry. De koning nam plaats, de koningin aan zijne linker-, Elisabetii aan zijne rechterhand ; Madame royale tegenover hem en de jonge prins stond tusschen de beenen van z'Jn AUen leunden tegen hem aan en omhelsden hem bij herhaling. Dit smartelijk tooneel duurde één en drie kwart uur, gedurende welke wij niets hoorden; wij konden slechts zien dat, zoo dikwerf de koning sprak, het snikken der prinsessen toenam en eenige minuten lang duurde, en dat de koning dan weer begon te spreken. (2) En zoo eindigen thans onze bijeenkomsten, ons scheiden! Het .... J £ Canj Hanet Clery 17o9—1809) heoft zich door zyne groote verknochtheid aan de konink lyke famihe bekend gemaakt. Hij overleed in 1809 te Hitzing bij Weenen. .) Clkrys verhaal (L uiden 1793), aangshaill in W-mi, III , 312. leed dat wij elkaar veroorzaakten, de genoegens die wij met elkaar deelden, en al ons minnen en al ons lijden, het veelvuldige sloven en zwoegen dezer aarde, zij zijn voorbij. Gij goede ziel, ik zal u nimmer, nimmer, neen nimmer door alle eeuwen van den tijd, weerzien. — Nimmer! O lezer, kent gij dat harde woord? Bijna twee uren duurde die smart, toen scheurden zij zich los: «Beloof, dat gij ons morgen weer zien wilt." Hij belooft het: »Ja, ja, en gaat nu, geliefden, bidt God voor u en mij!" — Het was een smartelijk tooneel, maar nu is het voorbij. Morgen zal hij hen niet weerzien. Toen de koningin door de voorkamer ging, sloeg zij een blik op de municipale Cerberussen en riep met de heftigheid eener vrouw te midden harer tranen: «Vous êtes fous des scélérats!" Koning Lodewijk sliep gerust tot vijf uur in den morgen, toen Cléry hem Afscheid des Konings vak zijn gezin. wekte, zoo als hem bevolen was. Cléry bracht zijn haar in orde; terwijl dit geschiedde, nam Lodewijk een ring van zijn horologie en paste dien aan zijn vinger; het was zijn trouwring, dien hij thans der koningin als een stom vaarwel moet terugzenden. Om half zeven nam hij het sacrament en bleef biddend en met den abbé Edgewortii in onderhoud. Hij wil zijne familie niet weerzien, he* zou hem te hard vallen. Ten acht ure treden de municipalen binnen; de koning geeft hun zijn laatsten wil, zijne boodschappen en goederen, waarmede zij zich aanvankelijk niet belasten willen; hij geeft hun eene rol goudstukken, honderd vijfentwintig lotus d'or, om deze aan Malesherbes terug te geven, die ze hem geleend heeft. Ten negen ure zegt Santerre : de ure is gekomen. De koning wenscht zich nog drie minuten lang te verwijderen. Na verloop van die drie minuten zegt Santerre weer: de ure is gekomen. Met den rechtervoet op den grond stampende, zegt Lodewijk: »Partons, laat ons gaau Hoe dringt thans liet geroffel dier trommen door de traliën en bolwerken van (ten Tempel in het hart eener koninklijke vrouw, die weldra weduwe zal zijn! Hij is gegaan en heeft ons niet gezien ! De koningin weent bitter, des konings zusters en kinderen weenen. Ook over al deze vier zweeft de dood ; allen zullen zij een treurig uiteinde hebben behalve eene; zij, de hertogin van Angoulême, (i) zal leven — maar niet gelukkig. Bij de poort riepen eenige zwakke stemmen, misschien van medelijdende vrou wen: »Gr ace, grdce!" Maar overigens heerscht in alle straten doodsche stilte Aan geen ongewapende is het geoorloofd daar te blijven, de ge wapenden, indien ook al eenige hunner medelijden gevoelden, durven het niet laten blijken uit vrees voor de overigen. Nergens ziet iemand uit het venster, alle winkels zijn gesloten, geen rijtuig rolt dien morgen door de straten. Tachtigduizend gewapenden staan langs den weg geschaard als gewapende standbeelden, kanonnen vertoonen hun dreigend voorkomen, kanonniers met brandende lonten, maar zonder woord of beweging"; de stad is als versteend, het langzaam voortrollende rijtuig met zijne begeleiding is'het eenige wat men hoort. Lodewijk leest in zijn gebedenboek de gebeden voor stervenden; bij de diepe stilte dringt het geratel van den doodenmarsch scherp in zijn oor, maar hij zou zijne gedachten gaarne ten hemel verheffen en de aarde vergeten. Ziet, met klokslag van tien ure, de Place de Ia Révolution, eens Place de 1) Madame Royale huwde later 1> flfir npof (Ion lionfrvrr vnn A 1. i. * « vin Artnic /Vomi v; u * i TT i r i • V , ö au6uuu lue» «uusien zoon van acn graat van Aitois (Karei X). Het huwelijk bleef kinderloos. Lodewijk XVI ontvangt df. sacramenten. Louis-Quinze, de guillotine nabij het voetstuk waarop eens het standbeeld van dien Lodewijk stond! Rondom is alles bezet met kanonnen en ge wapenden, van achteren dringen de toeschouwers, onder hen Philippe d'Egaute, in eene cabriolet gezeten. Snelle boden, hoquetons, ijlen alle drie minuten naar het stadhuis; dicht bij houdt de Conventie hare zitting. Zonder op iets te letten, leest Lodewijk de gebeden der stervenden; eerst na vijf minuten is hij gereed, daarop wordt het rijtuig geopend. Hoe mag hij wel gestemd zijn? Tien verschillende getuigen geven tien verschillende berichten. Thans, nu hij bij den zwarten maalstroom en afgrond des doods is aangekomen, is hij in eene botsing van alle stemmingen, in smart, toorn en onderwerping die worstelt om onderworpen te zijn. „Draag zorg voor mijnheer Edgeworth," belast hij den luitenant die naast hem zit; daarop stijgen beiden uit. De Koning geeft iiet sein om te vertrekken. De trommen roffelen. „Taiscz-vons, stilte!" roept hij met «eene vreeselijke stem, cl'iinc voix terrible" Hij beklimt het schavot, niet zonder dralen, hij beeft een donkerbruinen rok, grijze broek en witte kousen aan. Hij trekt zijn rok uit en staat daar ontkleed in een wit flanellen vest. De scherprechters treden toe om hem te binden; hij verzet zich, stoot ze terug; de abbé Edgeworth moet hem herinneren, hoe de Heiland, in wien de menscli hoopt, zich liet binden. Zijne handen worden gebonden, het hoofd is ontbloot, het noodlottig oogenblik is gekomen. Hij treedt r.aar den rand van het schavot, „zijn aangezicht zeer rood," en zegt: „Franschen, ik sterf onschuldig; van het schavot af en op het punt van voor God te verschijnen, zeg ik u dit. Ik vergeef mijn vijanden; ik wensch dat Frankrijk —" Een generaal te paard, Santi:ure, of oen ander, komt aanrennen en roept met opgeheven hand: „Tambours!" De trommen verdooven zijne stem. «Scherprechters, doet uw plicht!" De scherprechters, om zei ven niet vermoord te worden, (want Santerre en zijne gewapenden dreigen) grijpen den ongelukkigen Lodewijk, zes hunner in vertwijfeling, hem den eenen in vertwijfeling worstelende, en hinden hem op de plank. De abbé Edgeworth bukt zich en zegt: ..Zoon van den heiligen Lodewijk, vaar ten hemel!" De bijl valt^ neder; eens konings leven is weggemaaid. Het'is Maandag den -1'"'" Januari 1793. Hij was achtendertig jaar, vier maanden en achtentwintig dagen oud. (1) Terechtstelling van Lodewijk XVI. (1) Nieuwsbladen. Handelingen van het stadsbestuur, enz. (Histoire parlementaire, XXIII 290—342)Deux amis, IX, 369—373: Mercier, Nouveau Paris, III, 3—8. Vele verhalen doen de ronde over de laatste oogenblikken van Lodewijk XVI, die elkaar in vele opzichten tegenspreken. Dulaure geeft in zijn meergenoemd werk het verhaal van een onwraakbaar getuige, den beul Samson, wiens rapport Dulaure, volgens zijn zeggen, in oriffinali heeft o-e7ien Ik laat hier de vertaling volgen: »L*it het rijtuig gestegen, zeide men hem (Lodewijk), dat hij zijn jas moest uittrekken; hij had daartegen eenige bezwaren, zeggende, dat men hem, zooals hij daar was, wel onthoofden kon. Toen hem gezegd werd, dat het onmogelijk kon, heeft hij zelf geholpen om zijn jas uit te trekken. Hij maakte weder bezwaar, toen men hem de handen wilde binden, die hij evenwel vrijwillig toestak, toen de persoon die hem vergezelde, hem had gezegd, dat dit eene laatste opoffering wa°s. Toen vroeg hij of de trommen steeds zouden roffelen. Er werd hem geantwoord, dat men er niets van wist, en dat was de waarheid. Hij beklom het schavot en wilde op den rand gaan staan om eene toespraak te houden; maar men zeide hem, dat dit niet ging. Hij liet zich toen naar de plaats brengen, waar men hem vastbond en waar hij luide uitriep: «Volk, ik sterf onschuldig"; vervolgens, zich tot ons wendende, zeide hij : «Mijne heeren, ik ben onschuldig aan alles wat men mij ten "laste legt, ik wensch, dat mijn bloed het geluk der Franschen moge bevestigen." Dat zijn zijne laatste woorden. De kleine woordenwisseling aan den voet van het schavot was het gevolg van zijn gezegde, De scherprechter Samson toont het hoofd, de woeste kreet van Vive la répubhque rijst op; men steekt mutsen op de bajonetten, zwaait de hoeden; studenten van het collegie der vier volken vangen den kreet op, op de afgelegen kaden, en 'verspreiden dien over Parijs. d'Orléans rijdt heen in zijne cabrioletde stadsraden wrijven hunne handen en zeggen: „Het is gedaan! het is gedaan!" Men doopt de zakdoeken en de punten der pieken in het bloed. De scherprechter Samson verkocht lokken van het haar, hoewel hij zulks later loochende; (1) stukken \an den bruinen rok worden nog lang daarna in ringen gedragen. (2) • En zoo is het in een half uur tijds afgeloopen, en de menigte gaat uiteen. Pasten enters, koffie- en melkverkoopers laten hun dagelijksche kreten hooren; de wereld hobbelt voort, als ware 'teen gewone dag. „De patriotten," zegt Prudhomme, „drukten elkaar dien avond in de koffiehuizen hartelijker de hand dan gewoonlijk." „Eerst eenige dagen later,' zegt Merciek, „zagen de mannen aan 't roer in, welk eene gewichtige zaak het was." Een gewichtige zaak is het ongetwijfeld, en zij zal gevolgen hebben. Den volgenden morgen dient Roland, reeds zoo lang met afkeer en weerzin vervuld, zijn ontslag in. Zijne rekeningen liggen alle gereed, in volmaakte orde, zwart op wit, tot op den laatsten penning; deze wil hij eerst nagezien hebben, om daarna in stille afzondering op liet land bij zijne boeken te gaan leven. Nooit zullen zij nagezien worden, deze rekeningen, nimmer zal hij in afzondering kunnen leven. Het was Dinsdag, toen Roland zijn ontslag indiende. Op Donderdag ziet men den lijkstoet van Lepelletier St. Fargeau en zijne bijzetting in het Pantheon der groote mannen. Merkwaardig, gelijk de woeste praalvertooning van een winterdag Hoog verheven wordt het lijk gedragen, half ontbloot, de lijkwa laat de doodswonde ongedekt, de sabel en de bloedige kleederen worden te pronk gedragen, het doffe geluid eener sombere treurmuziek doet zich hooren. Eikenkransen dalen uit de vensters neer; de voorzitter Vergniaud gaat daar met de Conventie, met het Jacobijnen-genootschap en met patriotten van iedere kleur, allen als broeders treurende. De lijkstaatsie van Lepelletier was ook nog in een ander opzicht merkwaardig. het was het laatste, wat deze mannen in overeenstemming verrichtten. Alle partijen en meeningen, die het verscheurde Frankrijk en de Conventie beroeren, staan thans, als het ware, aangezicht tegen aangezicht, dolk tegen dolk; want het leven eens konings, om hetwelk zij allen streden en kampten, is neergeveld. Dirmouriez, die Holland verovert, mort onheilspellend, ontevreden, aan het hoofd zijner legers. Dumouriez, zegt men, wil een koning hebben, de jonge d'Orléans Egalité zal zijn koning zijn. De afgevaardigde Fauchet verwenscht in het Journal >les Amis den dag zijner geboorte, heftiger dan Job, en roept de dolken van dat hij het niet noodig vond zijn jas uit te trekken en zijne handen te laten binden. Hij deed ook het \oorstel zichzelven de haren af te snijden. °im., '"'j!0 - \e brengen aan de waarheid, heeft hij dat alles doorstaan met eene koelbloedigheid eene bedaardheid, die ons allen heeft verbaasd. Ik ben overtuigd, dat hij deze kalmte putte uit de „ion stellingen van den godsdienst, waarvan niemand meer doordrongen en overtuigd scheen dan hij. (Geteekend) Samson, executeur des jugements criminels." Nog laar ik hier volgen de overlijdensacte, op een lateren datum opgemaakt; «Maandag achttien t rt zeventien honderd drie en negentig, tweede jaar der republiek. Acte van het overlijden van louis tapet op den laatstleden een en twintigsten Januari te tien uur twee en twintig minuten des ParT^' laatste koning der Franschen; oud negen en dertig jaren: geboren te Versailles, oê'tcnrijk 1«nr,e ame' Gedomicilieerd te Parijs, Tour du Temple; qehitird met Antoinette van 1 Zijn briefin de Nieuwsbladen (Histoire Parlementaire, als boven . (t) Forstkr's Briefweehsel, I, 473. 1)e sciifctti'recii'i'er Samson toont het hoofd van Lodewijk XVi. koningsmoordenaars, van -^adders van Arras' of Robespierre's of Pluto-Danton's aan, om hem spoedig in een andere wereld dan de hunne te zenden. (1) Dit is de Te Ztewm-fauchet, van de BastilZe-overwinning, van den eerde soeial. Scherp was de wondende kogelregen om iemands vrede-vlag ratelende op dien Bastilledag; maar het was een suizend lentewindje bij zulk eene schipbreuk van verhevene hope als dit: iemands nieuwe gouden eeuw zoo teil ondergaande in brandend puin en het zwavelig zwart der eeuwige duisternis. Binnen s lands heeft de moord van een koning alle vrienden verdeeld, en buiten 's lands heeft hij alle vijanden vereenigd. Verbroedering van de volkeren, revolutionnaire propaganda, atheïsme, koningsmoord, geheele vernietiging van alle maatschappelijke orde op deze aarde! Alle koningen, koningsvrienden en haters van regeeringloosheid zijn verbonden, als in een oorlog op leven en dood. Engeland geeft burger Ch.u veu.n, (2) den gezant, of liever den gezantsmantel, te kennen, dat hij het land binnen acht dagen verlaten moet. De gezantsmantel en de gezant' Chauvelin en Tai.lkyrand, vertrekken derhalve. (3) Talleyrand, die niet vreemd is aan de ijzeren kast in de Tuilerieën, houdt het voor het veiligste, naar Amerika te vertrekken. Engeland heeft het gezantschap weggezonden. Engeland verklaart den oorlog, vooral, naar het schijnt, over den toestand der Schelde gebelgd. (4) Spanje verklaart den oorlog, over iets anders gebelgd, waarover het manifest zeker opheldering geelt. (5) Ja, gelijk wij zien, was het Engeland noch Spanje, dat het eerst den oorlog verklaarde, maar Frankrijk zelf verklaarde aan beiden den oorlog; (6) een punt van onberekenbaar parlementair en journalistisch gewicht in die dagen, maar voor ons thans zonder eenig belang. Zij allen verklaren den oorlog. Het zwaard wordt getrokken, de scheede wordt weggeworpen. Het is juist zoo als Danton in een zijner al te reusachtige beelden zegt: «De verbonden koningen bedreigen ons; wij werpen hun, ten teeken van uitdaging, het hoofd van een koninovoor de voeten." (1) Histoire parlementaire, XXIII, 298—349. (2) Zie pag. 205, deel II. (3) Anmial register of 1793, p. 114—128. (4) De inlijving van België en de eigendunkelijke opening der Schelde waren vooral oorzaak van hngelands verbittering. (5) Den 23>,on Maart t. p. 161). (6) Den l*'0" Februari, 7,lc" Maart (Moniteur van die dagen). III 16 DERDE BOEK. DE GI R0NDIJNEN. EERSTE HOOFDSTU K. Oorzaak en werking. De ontzaglijke, oproerige beweging, die wij met eene uitbarsting van een hellekolk vergelijken, heeft derhalve koningschap, aristocratie en het leven eens konings weggevaagd. De vraag is thans: welke zal haar eerstvolgende handeling zijn? Hoe zal zij zich voortaan ontwikkelen ? Zal zij zich schikken tot een rijk van wet en vrijheid overeenkomstig de gewoonten, de overtuiging en het streven der beschaafde, welgestelde' atsoenlijke klasse? Dat is: zal de lavastroom, dien wij op de beschreven wijze zagen losbarsten zich volgens Girondijnsche formules en vooraf bepaalde regelen van wijsbegeeite ontlasten? (telukkig voor de Girondijnen indien hij dat doet! Zou men intusschen niet met meer waarschijnlijkheid kunnen voorspellen, dat thans nu er geen uiterlijke koninklijke of andere macht meer bestaat, die haar in bedwang kan ïuuden de beweging haar eigen waarschijnlijk zeer eigenaardigen gang zal nemen?" Dat voorts hij ot degenen die haar innerlijke strekking het best begrijpen en daaraan stem en werkzaamheid kunnen verleenen, ook de leiding daarvan zullen verkrijgen ? Dat overigens deze beweging als iets zonder orde, als iets dat zijn oorsprong buiten en beneden het gebied van orde heeft, ook werken en heerschen moet, niet als iets regelmatigs, maar als een chaos, zich zelve en andere vernielende, totdat er iets opkomt, dat orde heef/ en krachtig genoeg is, haar weer aan banden te leggen? Dat iets, mogen wij verder vermoei en, za geen formule met wijsgeerige stellingen en parlementaire welsprekendheid zijn maar eene werkelijkheid, naar alle waarschijnlijkheid met een zwaard in de hand! , ^ at de Girondijnsche formule eener achtbare republiek voor de middelklasse betrett, bij de vernielende slagen, die alle soorten van aristocratieën getroffen hebben schijnt er weinig grond te bestaan, om te verwachten dat de zaak daarbij zal blijven berusten. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, dat zijn de voorspellende \eelzeggende woorden. Hoe kan nu eene republiek voor de achtbare, welgestelde middelklassen de vervulling daarvan zijn? Honger en naaktheid en de drukkende nachtmerrie, die zwaar op de harten van vijfentwintig millioenen lag, dat, en niet de gekwetste ïjdelheid of de weersproken wijsgeerige stelsels van wijsgeerige advocaten of rijke winkeliers en landadel, was de hoofddrijver van de Fransche omwenteling, gelijk zulks bij alle zoodanige omwentelingen, in alle landen het geval zal zijn. De feudale C~IJVS ^as eene onverdraaglijke slechte marschbanier geworden en moest noodzakelijk verscheurd en onder de voeten getrapt worden; maar de geldbeurs van den - ammon (want dat is het, wat heden ten dage de achtbare republiek voor de middelklassen beteekent) is eene nog slechtere banier, zoolang zij duurt. Eigenlijk, zeker is liet de slechtste en laagste van alle banieren en symbolen van heerschappij onder de menschen en ook slechts mogelijk in een tijd van algemeen atheïsme en ongeloof aan alles behalve zinnelijkheid en brutaal geweld; geboortetrots, ambtstrots en iedere soort van bekenden trots is altijd nog een graad beter dan geldtrots. Vrijheid, gelijkheid en broederschap: niet in de geldbeurs, maar in geheel iets anders zal liet sansculottisme die zoeken. Wij zeggen derhalve, dat een insurrectionnair Frankrijk, ontslagen van allen dwang van buiten en ontbloot van opperbestuur van binnen, een der meest tumultueuse werkelijkheden zal worden, die men ooit op aarde gezien heeft, zoodat geen Girondijnsche formule in staat is die te regelen. Een onmetelijke kracht, uit veelvuldige ongelijksoortige, vereenbare en onvereenbare krachten saamgesteld. Of duidelijker gesproken : dit Frankrijk moet noodzakelijk in partijen gesplitst geraken, en daar ieder dezer zich tracht te doen geiden, zal er tegenspraak en verbittering ontstaan, en de eene partij voor, de andere na, zal ontwaren, dat zij niet naast elkaar kunnen werken, niet met elkaar bestaanbaar zijn. Wat het aantal partijen betreft, streng genomen, zullen er evenveel partijen als gevoelens zijn. Naar dien regel zou het aantal partijen in de Nationale Conventie zelve, om van Frankrijk in het algemeen niet te spreken, zevenhonderd en negenenveertig moeten bedragen, want ieder individu koestert zijn eigen gevoelen. Daar nu echter ieder individu tegelijk met zijn individueele natuur, of de behoefte om zijn eigen weg te bewandelen, ook een gezellige natuur, of de behoefte heeft om met anderen moe te gaan — zoo vragen wij, of er iets anders dan ontbindingen, ncderploffingen, bestendige warling van aantrekking en afstooting kan plaats vinden, totdat eindelijk liet heerschende element zich ontwikkelt en de wilde gisting bedaart? Intusschen heeft nog geene natie liet ooit tot zevenhonderd en negenenveertig partijen gebracht. Ook niet veel boven twee partijen op eens, — zoo onbedwingbaar is des menschen zucht om zich te vereenigen, in weerwil van de onbeteugelbare neiging tot verdeeldheid ! Twee partijen, zeggen we, is het gewone getal op eens, laat deze twee den strijd met elkaar beslechten, onderwijl alle ondergeschikte schakeeringen van partijen zicli bij diegene voegen, welke het meeste met haar verwant is; wanneer de eene de andere overwonnen heeft, dan kan zij zich op hare beurt zelve vernielend verdeelen, en aldus het pleit voortduren, zoolang als noodig is. Dat is de aard van alle omwentelingen, die als de Fransche ontsproten zijn. wanneer de zoogenoemde banden der maatschappij verscheurd worden, en alle wetten, die geen natuurwetten zijn, te niet gaan en louter formules worden. Maar verlaten wij deze eenigszins afgetrokken beschouwingen, en laat de geschiedenis de concreete werkelijkheid vermelden, die op Maandag den 25s,en Februari 1793 op de straten van Parijs zoo in het oog loopend is. Lang vóór het aanbreken van den dag zijn de straten dien morgen vol boos geraas. Er is genoeg gepetitioneer geweest, dikwerf is de Conventie aangezocht, nog gisteren kwam eene deputatie van waschvrouwen, die zich beklaagden, dat er niet eens zeep te bekomen was, laat staan dan brood of wat bij brood behoort. Rondom de Salie de Manége hoort men het klagend geroep der vrouwen: Du pain et du savon ! (1) "Brood en zeep." En nu, op Maandagmorgen ziet men de buitengewoon talrijke hakkers-queues van zes uur af in toornige verbolgenheid. Niet slechts de bakker, maar met hem twee commissarissen der sectie bezorgen met moeite de dagelijksche uitdeeling van brood. Ijverig en voorkomend zijn, op den vroegen morgen bij kaarslicht, bakker en commissarissen, en toch beschijnt de bleeke, koude Februari-zon bij haar doorbreken een tooneel, dat niet veel goeds belooft. Toornige patriottinnen, ten deele reeds van brood voorzien, snellen nu naar de winkels en eischen kruidenierswaren. Kruidenierswaren zijn er genoeg; suikervaten rollen op straat, patriottische burgeressen wegen suiker af tegen den juisten prijs van tweeëntwintig sous het pond; als mede koifiekisten, zeepvaten, ja kaneel- en kruidnagelvaten, benevens brandewijn en andere soorten van alcohol — alles tegen den juisten prijs, dien sommigen niet betalen. (2) De bleeke 'li Moniteur etc. (Histnire parlementaire, XIV, 339—348). 2) Zie ook Dulaure, II, 357. kruidenier wringt zwijgend zijne handen! Wat baat het? De uitdeelende burgeressen voeren een woeste taal, woest zijn hare gebaren, haar lang Euinenidenhaar golft fladderend naar beneden, ja, in hare gordels ziet men pistolen steken, sommigen, zegt men, dragen zelfs baarden — patriotten in vrouwenrokken en mutsen. Zoo gist het den geheelen langen dag op de meeste straten van Parijs, geen stadsbestuur, geen maire Pache, (1) hoewel hij nog onlangs minister van Oorlog was, zond daartegen militairen of iets anders als goede woorden tot des avonds ten zeven ure of later. (2) Op Maandag voor vijf weken, het was de 21"® Januari, zagen wij Parijs, zijn koning onthoofdende, in diep stilzwijgen als een in betoovering versteende stad, en nu. op dezen Maandag, is het, suiker verkoopende, zoo luidruchtig. Steden, vooral steden in omwentelingstijden, zijn aan zulke wisselingen onderhevig; bet geheime burgerlijke leven bruist en ruischt aldus in het openbaar en wordt voor het oog een concreet verschijnsel. De wijsgeerige oorzaak en werking van dit verschijnsel, waarbij het geheime leven zoo openlijk naar buiten op de straten druischt, is niet gemakkelijk te vinden. Wat kan, bij voorbeeld, de eigenlijke wijsgeerige beteekenis en bedoeling van dien suikerverkoop geweest zijn? Hetgeen thans zoo zichtbaar geworden is op de straten van Parijs, van waar komt het. werwaarts gaat het? Dat Pitt (3) de hand daarin heeft, het goud van Pitt : zooveel schijnt allen verstandigen patriotten duidelijk. Maar door welken handlanger van Pitt dan? Varlet, de apostel der vrijheid, met piek en roode muts, werd onlangs weer gezien. Juist dienzelfden dag verklaarde de afgevaardigde Marat in zijn journaal, terwijl hij zich over het bitter gebrek en de rampen des volks beklaagde, totdat hij in toorn scheen te geraken: "Indien uwe Rechten van den Mensch iets anders dan een stuk beschreven papier waren, dan zou het plunderen van eenige winkels en het ophangen van een paar opkoopers aan de deur spoedig een einde aan de zaak maken!" (4) Zijn dat geen onmiskenbare teekens? roepen de Girondijnen. Pitt heeft de anarchisten omgekocht, Marat is de handlanger van Pitt; van daar de suikerverkoop. Voor het nioedergenootschap daarentegen is het duidelijk, dat het slechts een kunstmatig gebrek is; het is het werk van Girondijnen en huns gelijken, van lieden, die ten deele aan Pitt, maar geheel aan hun eigene lusten en hardvochtige waanwijsheid verkocht zijn; die geen vasten korenprijs willen, maar waanwijs van vrijen handel spreken, waarschijnlijk wijl zij Parijs tot gewelddadigheid wenschen te verhongeren en het met de departementen in veete willen brengen: vau daar de suikerverkoop. (5) En wanneer wij bij deze blijkbaarheden, een verschijnsel, en zulke theorieën over een verschijnsel, nog deze derde blijkbaarheid voegen, dat namelijk de Fransche natie sedert verscheidene jaren aan de mogelijkheid, ja, aan de zekerheid en nabijzijnde komst van een algemeen duizendjarig rijk geloofd heeft, van een rijk van vrijheid, gelijkheid en broederschap, waarin alle menschen broeders zijn, en smart en zonden verdwijnen zouden? (1) De opvolger van Chambon; zie noot 4 op pag. 31, deel II. (2) \\ el had de Commune besloten den alarmmarsch te doen slaan, maar tot een krachtig optreden kwam het in den loop van den dag niet. Tegen zeven uur kwam de commandant der nationale garde Santerre, die dien dag naar Versailles geweest was, in de Commune en zeide, dat hij zich den volgenden morgen aan het hoofd der niet-gewapende sansculotten zou stellen en, met de wet in de hand, hij haar ten uitvoer leggen of sterven zou. (3) Zie noot 10 op pag. 234, deel II. (4) Histoire parlementaire, XXIV, 353—356. Volgens Dulaure, II, 356, schreef Marat in zijn blad het volgende: "Men moet het niet vreemd vinden, dat het volk, tot wanhoop gedreven, in deze stad zich zelf recht verschaft. In ieder land, waar de rechten van het volk geen ijdele titels zijn, in eene eenvoudige verklaring vervat, zou de plundering van eenige magazijnen, in de deur waarvan men de opkoopers zou ophangen, een einde maken aan deze malversatiën. (5) Deze troebelen worden door Dulaure toegeschreven aan de «faction de 1'étranger," van wie verschillende leden in dienst waren van het buitenland; Dulaure noemt zelfs namen dier agenten *ergelijk Dulaure, II, 345—355. Geen brood om te eten, geen zeep om te wasschen, en het rijk van volkomen geluk toch gereed om te komen, dat reeds van den val der Bastille af te wachten was. Hoe brandden niet bij het piekenfeest onze harten in ons, toen allen elkaar als broeders omarmden en vijfentwintig millioenen in kruitdamp en geraas losbarstten! (1) Helder, gelijk het zonnelicht, schitterde toenmaals onze hoop, thans is zij gloeiend geworden, gelijk een verterend vuur. Maar, o hemel, door welke tooverij, door welke duivelsche kunstgrepen geschiedt het, dat het volkomen geluk, hoe nabij het ook is, toch niet bereikt kan worden, maar in stede daarvan slechts gebrek en twist? De eene reeks van verraders na de andere! Siddert, verraders! vreest een volk, dat zich lankmoedig noemt, maar dat zich toch niet altijd zijn zegenrijk duizendjarig rijk geduldig laat ontfutselen ! Ja, lezers, hier is het wonder. I it den rottenden mesthoop van twijfel en genotzucht, van sentimentaliteit en hol macchiavellisme (2) is werkelijk zulk een geloof ontstaan en brandt nu in de harten van een geheel volk als 't ware tot bewustzijn, en meent dat het binnen het bereik van een broederlijken hemel op aarde is. Het strekt de armen uit, worstelende om het onuitsprekelijke te omhelzen, maai' kan dat niet omhelzen uit hoofde van zekere oorzaken. Zelden, vinden wij, kan men van een geheel volk zeggen, dat het over het algemeen een geloof heeft, behalve aan zaken die men ct^n en voelen en tasten kan. Zoo dikwerf het*een geloof krijgt, wordt zijne geschiedenis geestopwekkend merkwaardig. Maar sedert den tijd dat het in staal gehulde Europa op het woord van den kluizenaar Peter (3) gelijktijdig opstond en naar het graf snelde, waar de Zone Gods gelegen had, sedert dien tijd heeft er geen algemeene geloofsdrang plaats gevonden die opmerking verdient. Sedert het protestantisme verstomde, en geen Luther-stem, geen Ziska-trom (4) meer verkondigde dat de waarheid van God niet de leugen des duivels was, en de laatste der Cameronianen (5) (Renwick heette hij, eere zij den naam des braven!) doodelijk getroffen op den heuvel van het kasteel van Edinburg neerzonk, vond er onder de volkeren ook geen gedeeltelijke geloofsdrang meer plaats. Totdat thans, zie, de Fransche natie weer gelooft! Hier, in dit haar verbazende geloof, zeggen wij, ligt het wonder. Het is ongetwijfeld een geloof van de meer buitengewone soort, zelfs onder de gelooven, en het zal zich in verschrikkingen en wonderen openbaren. Het is de ziel zelve van dat wereldwonder, dat men Fransche omwenteling noemt, waarover de wereld nog heden ten dage huivert en verbaasd staat. Maar overigens eische niemand van de geschiedenis, dat zij door oorzaak en werking verklare, hoe de zaak voortaan ging. De strijd tussclien den Berg en de Gironde, en wat daarop volgde, is een strijd van fanatisme en wonderen, niet geschikt om er oorzaak en werking van aan te wijzen. Hetgeen men daarvan hoort is eene verwarring van stemmen als van louter krankzinnigen; bij lang luisteren en nadenken kan men slechts luttel verstaanbaars opgaren, slechts strijdrumoer, zegekreten, geschrei der vertwijfeling. De Berg heeft geene mémoires nagelaten, de mémoires die de Girondijnen ons nagelaten hebben, zijn maar al te vaak niets anders als langgerekte uitroepingen: U ce mij en vericenscht zijt gij. Zoodra de geschiedenis den brand van 1) Zie oag. 62 en volgende, deel II. (2) Zie noot 1 op pag. 182, deel I. '3) Peter van Amiens, een der bewerkers van de kruistochten. (4) Johannes Ziska (1360—1426) een van de aanvoerders der Hussieten, bekend door zijne groote wreedheid. (5) John Camero, te Glasgow protestantsch theoloog, geboren in 15S0. Hij was in 1600 leeraar in de Grieksche taal te Bordeaux. In 160S werd hij predikant te Bordeaux en in 1618 professor in de theologie te Saumur. In 1620 ging hij naar Engeland, maar in 1624 was hij weder professor in de theologie te Montauban en in 1025 stierf hij aan de gevolgen eener mishandeling. Camero voerde een vrijzinnigen geest in de Fransch-hervormde theologie in, die te Saumur zijn kweekplaats vond en met de kerkleer van Calvijn in conflict geraakte. een brandschip wijsgeeng kan verklaren, kan zij ook deze taak aanvaarden. Hier lag het aardhars, ginds lag de zwavel, zóó liepen de aderen van buskruit, salpeter, terpentijn en bedorven vet: — dat alles zou de geschiedenis, ware zij onderzoekend eenoeg, ten ee e kunnen weten. Maar welke wederkeerige werking zij onder het verdek op elkaar uitoefenden hoe de eene vuurlaag in de andere speelde, thans nu alles woest door elkaar rende en de vlammen hoog boven mast en zeilen uitsloegen — dat traehte de geschiedenis niet uit te vorschen. De brander is het oude Frankrijk, de oude Fransche levensvorm; zijne bemanning is een menschengeslacht. Wild zijn hunne kreten, woedend ÏZL?eWHeglDf i 'n, !• VlammCn gefüUerde geeSle11- Maar' 0 lezer, zijn zij niet geWeef Hun bradend schip en zij zelve, dat eene wereld ontzette, zijn weggestevend • zijne vlammen en zijne donders zijn weggestorven in den oceaan des tijds. Dit ééne dan zal de geschiedenis doen: hen allen meedoogend beklagen; want hun allen verging het waad. Zelfs, niet den zeegroenen Onomkoopbare zal het aan eenige meewarigheid falen eenige menschehjke liefde, schoon het moeite koste. En nu, dat eens op ons verkregen hebbende, zal liet overige ons gemakkelijker vallen. Voor den blik van gelijk broederlijk me.ledoogen verdwijnen tallooze booze verkeerdheden; overdrijvingen en vervloekingen verstommen van zelve. Peinzend staande aan veilige kust, zien wij uit en merken wij op wat voor ons belang heeft, wat ons van nut is. T W E EDE H O O F D S T U K. Culottisch en Sansculottisch. Berg en Gironde zijn thans in vollen strijd; hun wederzijdsche woede ze^t Toulongeon, begint een «bleeke" woede te worden. Merkwaardig, maar treurig tevens: al deze mannen hebben het woord republiek op de tong; in ieders borst woont een hartstochtelijke zucht naar iets dat hij republiek noemt, en toch, aanschouwt hun strijd op leven en dood ! Maar zou zijn de menschen ! Wezens die in verwarring leven die eens bijeen geworpen lichtelijk in de grootste aller verwarringen, die twist heet' vervallen, enkel omdat hunne verwarringen van elkaar verschillen,"nog meer omdat zi'i schijnen te verschillen! Der menschen woorden zijn een gebrekkige uitdrukking van hunne gedachten, ja, hunne gedachte zelve is eene gebrekkige uitdrukking van het innerlijke namelooze mysterie, waaruit zoowel de gedachte als de daad voorspruiten Niemand vermag zich zeiven te verklaren of is voor anderen verklaarbaar - de menschen zien elkaar slechts als verdraaide fantasmen, die zij haten en waartegen zij ten strijde trekken: terecht toch is iedere strijd een misvers/and te noemen. Maar waarlijk, de overeenkomst van het brandend schip en onze arme Fransche broeders, die zeiven zoo vurig zijn en in een dement, van vuur werken was niet zonder beteekenis. Men overwege het wél, er ligt eene schaduw van waarl eid in. Iemand toch die eensklaps hals over hoofd in een republikeinsch of ander transcendentalisme is gedompeld, en te midden van een volk van zijns gelijken vecht en dweept, wordt als t ware gehuld in een atmosfeer van transcendentalisme en waanzin: zijn persoonlijk ik gaat in iets, dat niet hij, maar een vreemd, hoewel van hem onafscheidelijk iets is verloren. Zonderling als men 't bedenkt, 's menschen kleed schijnt nog altijd denzelfden persoon te bevatten, en toch is daar de persoon niet meer, zijn willen is daar niet meer noch de bron van wat hij zal doen en ontwerpen; in stede van den inensch en zijn wil iii , j hebben wij een in zijne gestalte verlicliarnelijkt stuk fanatisme en fatalisme. Hij, het geïncarneerde fanatisme, gaat zijn weg; niemand vermag hem terecht te wijzen, hij'zich zelf allerminst. Het is een wonderbare, tragische toestand, dien de menschelijke taal, niet gewoon aan zulke zaken, daar zij slechts voor het gebruik van het gewone leven is ^e^r.rn *n beelden tracht af te schaduwen. Het alles omringende element van het stoffelijke vuur is niet woester dan dat van het fanatisme, en hoezeer zichtbaar, ook niet \verkelijker. De wil breekt goed- of kwaadschiks door, medegesleept als hij is; de beweging van vrije menschelijke gemoederen wordt een woedende orkaan van fatalisme 'n., voortrazende als de winden, en Berg en Gironde staan, wanneer zij weer bekomen, ge ijke ijk ^erbaasd, te zien, waar hij hen heen- en neergeworpen heeft. Tot zulk eene wonderbare hoogte kunnen menschen op elkander werken, daar het bewuste en onbewuste op oen ondoorgrondelijke wijze in dit ondoorgrondelijk leven door een gehutst, en de vrije wil door den drang der noodzakelijkheid allerziids omgeven is. J De wapens der Girondijnen in dezen strijd zijn politieke wijsbegeerte, achtbaarheid en welsprekendheid. Welsprekendheid, of rhetorica, zoo men wil, inderdaad van een hoogere soort. Vergniaud, bij voorbeeld, weet een volzin zoo bevallig te schikken als iemand van zijn tijd. De wapens van den Berg zijn bloot die der natuur: vermetelheid, onstuimigheid, die in woestheid ontaarden kunnen; want het zijn mannen die volkomen overtuigd en vastberaden zijn; ja somr i^en Sc'Ptembriseurs, zegevieren of sterven moeten. De grond, waarom men strijdt, is populariteit; deze kan men zoeken of bij de vrienden van vrijheid en orde o/ bij de vrienden van vrijheid alleen: ze bij beiden te zoeken is, helaas, onmogelijk geworden. Bij de eerste klasse, dat is, in het algemeen, bij de departementale autoriteiten en bij degenen die parlementaire debatten lezen, fatsoenlijk, gegoed en vredelievend van aard zijn, winnen het de Girondijnen. Bij de uiterste patriotten daarentegen, bij de noodlijdende millioenen, vooral bij de inwoners van Parijs the met zoo zeer lezen als wel zien en hooren, verliezen het de Girondijnen en heeit de Berg de overhand. Aan zelfzucht en laaghartigheid ontbreekt het van weerszijden niet. Zeker met van den kant der Girondijnen, waar werkelijk de zucht tot zelfbehoud, door de omstandigheden te zeer ontwikkeld, een schier treurige figuur maakt, en zekere sluwheid, die zelfs in listen en lagen ontaardt, soms niet te miskennen is. Het zijn menschen, die bedreven zijn in advocaten-schermutsel. Men heeft ze wel de Jezuïeten der omwenteling genoemd, (1) maar dat is een harde naam. Evenzeer moet men bekennen dat de ruwe tierende Berg een gevoel heeft van hetgeen de omwenteling eigenlijk beteekent, een gevoel dat den weisprekenden Girondijnen ten eenenmale ontbreekt. Werd de omwenteling gemaakt en vier jaren lang tegen eene wereld verdedigd, opdat er eene formule verwezenlijkt zou' kunnen worden en de oude adel met zijne aanmatiging verdwijnen zou ? Of moet zij niet veeleer een schijnsel van licht en leniging aanbrengen voor de vijfentwintig millioenen die zwaar terneergedrukt in duisternis zaten, totdat zij met de piek" in de hand opstonden? Zij moest hun, zou men denken, ten minste een portie brood brengen om van te leven. Juist hiervan bestaat er hier en daar bij de Bergpartij bij Marat den volksvriend, en zelfs bij den zeegroenen Onomkoopbare, hoe schraal en tormeel hij anders ook zijn moge, een diep gevoeld doorzicht — zonder hetwelk elk ander doorzicht zoo goed als niets is, en de uitgezochtste parlementaire welsprekendheid slechts holle klanken zijn. Daarentegen is de toon der Girondijnen uiterst koel en verwaand en niet bemoedigend jegens «onze armere broeders," gindsche broeders, die men zoo vaak met de algeineene benaming van ,de massa" (1) Dumoüriez, Mémoires, III, 314. bestempelt, alsof, zij in het geheel geen personen waren, maar slechts een hoop licht ontbrandbare stof, goed genoeg om daarmede Bastilles in de lucht te doen vliegen. Inderdaad, is een omwentelingsgezinde van dien aard niet eene ongerijmdheid, door natuur en kunst verloochend, die verdient dat hij van de aarde verdwijnt? Voor onze arme broeders van Parijs is alle patronaat der Girondijnen waarlijk een gruwel, en zoo het al welsprekend en onweerlegbaar is in logica, in werkelijkheid des te valscher en des te meer gehaat. De Girondijn, die naar populariteit bij de arme broeders van Parijs streeft heeft ongetwijfeld een moeilijk spel te spelen. Indien hij zich bij achtbare lieden in de verte gehoor verschaft, dan geschiedt zulks omdat hij telkens op de Septembergruwelen en dies meer terugkomt, geschiedt zulks ten koste van Parijs, waar hij leeft en het woord voert. Moeilijk is het, voor zulke toehoorders het woord te voeren! De vraag doet zich dan ook op: zouden wij ons niet uit Pa)-ijs kunnen verwijderen? Meer dan eens wordt zulks beproefd. En zoo wij zei ven liet niet kunnen, dan zouden, denkt Guadet, onze suppléants het ten minste kunnen doen; want ieder afgevaardigde heeft een suppléant of plaatsvervanger, die des noods zijne plaats inneemt. Zouden deze niet ergens, bij voorbeeld te Bourges, vergaderen kunnen, een stille, bisschoppelijke stad, in het rustige Bcmj, ruim veertig uren van hier? Wat zou het den Parijschen sansculotten dan baten om ons te beschimpen? Onze plaatsvervangers zouden rustig te Bourges zitten, en wij behoefden ons slechts tot hen te spoeden. Ja, men zou zelfs de primaire kiesvergaderingen weer kunnen oproepen, denkt Guadet, en een nieuwe Conventie verkrijgen met nieuwe volmachten van liet souvereine volk, en Lyon, Bordeaux, Rouaan en Marseille, tot nog toe slechts provinciesteden, zouden ons, op hare beurt, zeer gaarne verwelkomen, en in zekeren zin hoofdsteden worden, en die Parijzenaars tot rede brengen. (1) Schoone plannen, die alle mislukken! Wanneer zij in de hitte van welsprekende logica heden besloten worden, worden zij morgen onder luidruchtig gedruisch herroepen. (2) Wilt gij ons dan, o Girondijnen! in afzonderlijke republieken splitsen, gelijk de Zwitsers, gelijk de Amerikanen, zoodat er geene hoofdstad, geen ondeelbaar Frankrijk meer is?^ Uwe departementale garde (3) scheen daarop te doelen! Eene verbonds-republiek? Federalist? Mannen en breiende vrouwen herhalen: /'édéraliste! zonder zich veel om den zin van het woord te bekommeren, herhalen het, totdat het, gelijk het bij zulke gevallen gewoonlijk gaat, een schier magische beteekenis verkrijgt, geschikt, om iedere mogelijke schandelijkheid daarmede aan te duiden; en fédéraliste is een woord van duivels-bezwering, een Apage, Satanas! geworden. Maar verder bedenke men, hoe «de openbare meening" in de departementen ..vergiftigd" wordt door de journalen van ISrissot, Gorsas, Condorcet en anderen. En voorts ook, wat tegengiften, nog afschuwelijker van aard, er gegeven werden door Hebert's Père Duchesne, het onbeschaamdste blad, dat ooit op aarde verscheen, door een Rougiff van Qouffroy, door de «brandbladen" van Marat ! Meer dan eens wordt er op gedaan beklag en bij klimmende verbittering besloten, dat men niet tegelijk wetgever en dagbladschrijver kan zijn, dat men kiezen moet tusschen het eene of andere beroep. (4) Maar zelfs dit, hoe weinig het ook gebaat zou hebben, wordt herroepen of ontdoken, en blijft slechts een vrome wenscli. Ziet middelerwijl, o nationale vertegenwoordigers! hoe er, als een treurige (1) Zie een deel van Guadet s rede bij Mignet. In deze rede, in April gehouden, vorderde Guadet ae afzetting der municipaliteit van Parijs en hare vervanging door de presidenten der sectiën en de samenroeping van de suppléants der Conventie-leden te Bourges. (2) Moniteur, 1T93, No. 140 etc. (3) Zie pag. 75. 4' Histoire parlementaire, XX\. 25 etc. Dit decreet werd genomen in den nacht van 9 op 10 Maart 1 <93. Marat was een van de eersten, die niet aan dit decreet gehoorzaamde. vrucht van dezen strijd, overal verbittering en ijverzucht ontstaat tusschen de vrien- r de Vriend/n van vrijlleid' die de Seheele republiek koortsachtig aantasten. Het departement, de provinciestad staan tegenover de hoofdstad, de rijken tegenover de armen de culotten tegenover de sansculotten, man tegenover man Uit de zuidelijke steden komen adressen in, in een schier smadelijken toon gesteld want Parijs heeft lang genoeg den couranten-laster verdragen. Bordeaux verlangt Josepii Chat,ïkit. nadrukkelijk een rijk van orde en achtbaarheid en bedoelt daarmede het GirondismeMarseiUe eischt hetzelfde. Ja, uit Mar se Me komen zelfs twee adressen: één (jirondijnsch en een Jacobijnsch-sansculottisch. De vurige Rebecqui, deze gedurige oneenigheid in de Conventie moede, heeft plaats gemaakt voor zijn plaatsvervanger en zich naar huis begeven, waar bij de algemeene verwarring ook twist genoesc ïen, zegt madame Genlis, (2) is zijn blik somber geworden en treurig om aan te ZK>n' ü u i.eri, (3) de gemaal van Genlis, die niet op, maar om den Berg zweeft, is op een gevaarlijken weg. Door Egalité teruggeroepen, is Genlis in deze dagen met de aan hare zorg toevertrouwde mademoiselle Egalité uit Engeland en Bun, St Mmunds naar Raincy teruggekeerd, opdat mademoiselle niet onder de emigranten geteld en hard behandeld zou worden. Maar de zaak schijnt verwikkeld ; madame Genus en hare kweekelinge moeten zich eerst naar de Nederlanden begeven en één of t wee weken aan de grenzen wachten, totdat monseigneur met hulp der Jacobijnen de zaak geschikt heeft. "Den volgenden morgen," zegt madame Genlis, «gaf monseigneur mij (1; Zie pag. 54. (2) /ie noot 3 op pag. 36, deel II. (3) 7Ae pag. 36, deel II. somberder dan ooit den arm, om mij naar het rijtuig te geleiden. Ik was zeer verontrust, inademoiselle barstte in tranen uit, haar vader was bleek en sidderende. Nadat ik plaats genomen had, bleef hij onbeweeglijk aan het portier staan, de oogen strak op mij gevestigd; zijn treurige en smartelijke blik scheen om medelijden te smeeken. »Adieu madame', zeide hij eindelijk. De veranderde toon zijner stem overmeesterde mij geheel en al; niet in staat om een woord te uiten, strekte ik mijne hand uit, hij drukte ze innig, keerde zich toen snel om, gaf den postillons een teeken, en wij rolden weg."(l) Ook ontbreekt het niet aan vredestichters, van wie wij er eveneens twee vermelden ; de één schier op den top van den Berg, de andere nog nergens neergestreken: Danton en Barrère. De vernuftige Barrère, (2) oud-constituant en journalist, van de hellingen tier Pyreneeën afkomstig, is, op zijne wijze, een der nuttigste mannen van de Conventie. De waarheid moge aan beide zijden, op de eene zijde, of aan geene zijde liggen, vrienden ! gij moet geven en nemen; overigens geluk aan de zijde die 't wint! Dat is Barrère s zinspreuk, \ernuftig, schier geniaal; snelziende, buigzaam, bevallig: een man die vooruit zal komen. Belial zelf in het verzamelde pandaemonium was nauwelijks bevalliger voor oog en oor. Een onontbeerlijk man; in de groote kunst van te vernissen, kan men zeggen, zoekt hij zijn gelijke. Ontstaat er eene uitbarsting, zooals er thans zoo veel plaats vinden, eene verwarring, iets afschuwelijks, dat geene tong kan uitspreken, dat geen oog zien wil, men geve het Barrère; Barrère zal rapporteur van het comité er over zijn, en gij zult het zich zien herscheppen tot regelmaat, tot die schoonheid en verbetering zelve, die men verlangde. Hoe, zeggen wij, zou de Conventie zonder zulk een man het hebben kunnen stellen! Men noeme hem niet, met den overdrijvenden Mercier, (3) »den grootsten leugenaar van Frankrijkmen kan zelfs beweren dat hij geen waarheid genoeg bezat, om er een leugen van te maken. Men noeme hem lie\er, met Bl'rke, den Anacreon (4) der guillotine, een nuttig man voor deze Conventie. De andere vredestichter, dien wij aanvoeren, is Danton. Houdt vrede, vrede met elkaar! roept Danton dikwerf genoeg,- slaan wij niet als een kleine broederschaar, alicen tegeno\er de geheele wereld? De ronde Danton wordt door den geheelen Berg bemind, maar men houdt hem voor te goedaardig, voor te weinig wantrouwend; hij heeft zich voor Dumouriez aan menige berisping blootgesteld, om niet onzen eenigen generaal te \erloornen; te midden van het schelle geraas weergalmt Danton's krachtige stem, om eendracht en vrede smeekend. Er worden bijeenkomsten, gemeenschappelijke maaltijden met de Girondijnen gehouden, het is zoo dringend noodzakelijk, dat men zich \ereenige. Maar de Girondijnen zijn hoogmoedig en achtbaar, de tilan Danton is geen man \an formulen, en er kleeft een schaduw van September op hem. »De Girondijnen stellen geen vertrouwen in mij, zoo luidt het antwoord dat de bemiddelende Meillan \an hem ont\angt; op alle tegenwerpingen en gronden, die deze weet voort te brengen, is het hei haalde antwoord: »IIs nont point de confiance." (5) Het geraas wordt steeds schriller, de woede al bleeker en blceker. \\ elk een pijnlijke gedachte is het inderdaad ook voor het hart der Girondijnen, dat de verachtelijke, onwijsgeerige, anarchistische Berg ten laatste nog zou kunnen zegevieren . Onbeschaamde Septembriseurs, een onder de dakpannen huizende Tai.i.ien, (0) een Robespierre «zonder een idéé in het hoofd, zonder gevoel in het hart," gelijk Condorclt zegt; en toch vermogen wij, de bloem van Frankrijk, niets tegen hen; ziet, de schepter wijkt van ons; van ons en gaat tot hen over! Welsprekendheid, wijsbegeerte, 1) Genus, Memoires (Londen 1825), IV, lis. f2) Zie noot 2 op pag. 284, deel I. (3) Zie noot 1 op pag. 284, deel I. (4i Een van de oud-Grieksche erotische dichters. (5) Mémoires de Meillan, réprésentant du peuple lParis 1823), pag. 51. '6) Zie noot 1 op pag. 26, deel II. achtbaarheid, alles is vruchteloos: "tegen de domheid strijden de goden zelfs te vergeefs." •PlaU-il, wat begeert gij ?" zeide de geest. Een weinig ontsteld gebood de leerling hem water te halen; snel bracht de geest het, meteen emmer in iedere hand, maar ziet, hij wilde niet ophouden water te halen! Wanhopend schreeuw t de leerling, slaat naar hem, houwt hem in tweeën — ziet, twee waterdragende geesten zijn aan t werk en het huis zal door een Deucalion (l)-zond vloed weggespoeld worden. VIERDE HOOFDSTUK. Het Vaderland in gevaar. Deze parlementaire oorlog had intusschen nog een geruimen tijd kunnen duren, en de twistende partijen zouden elkaar op de gewone wijze, zonder bloed vergieten, hebben kunnen onderdrukken en smoren, onder ééne voorwaarde dat Fi'ankrijk middelerwijl slechts in staat geweest ware om ten minste te bestaan. Maar het souvereine volk heeft een verteringsvermogen en kan niet leven zonder brood. Ook is men in oorlog, en moet zegepralen; in oorlog met Europa, met het noodlot en den hongei, en ziet, in de leute dezes jaars wijkt elke overwinning van ons. Di mouriez had zijn voorposten tot, Aken vooruitgeschoven en het schoonste plan ge\ormd, om Holland met krijgslist, platbodemde booten en snelle onverschrokkenheid te overrompelen, waarin hij ook tot dusverre geslaagd was; ongelukkig echter wilde het hem niet verder gelukken. Aken is verloren; Maastricht wil zich voor louter rook en geraas niet overgeven; de platbodems moeten weer afdeinzen en terugkeeren van waar zij gekomen zijn. (2) Helaas! het zij nu dat generaal Miranda, (3) of de minister van Oorlog, of Dlmoiriez zelf en de fortuin er de schuld van droeg, genoeg, er blijft niets over dan den terugtocht aan te nemen, het is reeds w^. (1) Deucalion is in de Grieksche sage do zoon van Prometheus, die allen met zijne vrouw yrrna gespaard werd, toen .lupiter het menschdom door een zondvloed verdelgde. v i) 0'?ens Mignet wilde Dumouriez aan het hoofd van twintigduizend man in ijlmarschen de •Nederlanden binnendringen, de vestingen ontwijken en te Nijmegen de vijfentwintig duizend man van generaal Miranda afwachten. die zich waarschijnlijk dan tevoren reeds van Maastricht had meester gema.ikt. hen leger van veertigduizend man zou de Oostenrijkers observeeren en zijn rechtervleugel 'Ukken Dumouriez nam Breda en Geertruiden berg en wilde zich van Dordrecht meester maken >aar de Oostenrijkers gingen aanvallender wijze te werk. sloegen Miaziuski bij Aken on dwongen •Miranda liet beleg van Maastricht op te breken, trokken de Maas over en sloegen bij Luik het Frans' Spr. dat zich terugtrok. Toen ontving Dumouriez bevel de Nederlanden te ontruixen en liet commando van liet leger in België op zich te nemen. (3) Zie noot '2 op pag. 30, deel II. wanneer men niet regelrecht op de vlucht gaat; want reeds stroomen verschrikte benden henen en vluchten treurig, ten getale van tienduizend, zonder oponthoud totdat zij zich weer op Franschen bodem bevinden. (1) Ja, nog erger, is niet Üumouriez zelf wellicht een geheime verrader? Op een scherpen toon schrijft hij aan onze comités: commissarissen en Jacobijnsche plunderaars hebben zulk een onberekenbaar nadeel aangericht; Hassenfratz zendt patronen noch kleederen; de schoenen zijn op een bedriegelijke wijze '.met hout en bordpapier gezoold." Kortom niets is naar behooren Danton en Lacroix(2) wilden, toen zij commissarissen waren, België volstrekt met Frankrijk vereenigen. — Dumouriez had er wellicht gaarne ten eigen gerieve een klein hertogdom van gemaakt! Over dat alles nu is de generaal vertoornd en schrijft ons op een scherpen toon. Wie weet, wat de kleine vurige generaal voornemens is! Dumouriez hertog van België of Brabant, en misschien van rrannnjH: wat zou er dan van onze omwenteling wordnn ? Het comité van verdedieinc schudt hpt linnfil • «rin n.* j- • ' ,, t. , "*v-> uie vii is van allen achterdocht, zou nog durven hopen ? hn generaal Custine verlaat de Rijnstreken: (3) het veroverde Mainz wordt heroverd; reeds scharen zich de Pruisen er om henen, om het met kogels en granaten te beschieten Mainz mag zich ter dood toe verdedigen, terwijl de commissaris Merlin van Thionville (4) aan het hoofd der belegerden uitvallen doet — mag zich ter dood toe verdedigen, maar meer ook niet. Welk een treurige verandering voor Mainz. De wakkere Forster, (5) de wakkere Lux plantten hier in den vorigen winter vrijheidsboomen onder het zingen van (Ja-ira en stichtten Jacobijnen-genootschappen, zetten de inlijving van het gebied met Frankrijk door; als afgevaardigden of gedelegeerden kwamen zij herwaarts naar Parijs en hebben hunne achttien francs daags; maar ziet, nog voordat de vrijheidsboomen recht groen worden, verandert Mainz- in een uitbarstenden krater, vuurspuwende en met vuur bespuwd ! Creen van beiden zal Mainz ooit weer zien, zij zijn slechts herwaarts gekomen om te sterven Forster heeft eene reis om de wereld gemaakt, heeft Gook f6) onder de knodsen der - Owyhiers zien omkomen, maar zoo iets als hier te Parijs heeft hij nog nooit gezien of ondergaan. Armoede vervolgt hem, van huis kan niéts komen dan Jobstijdingen ; de achttien francs, die men hier dagelijks met moeite ontvangt zijn in papier-assignaten en dalen spoedig in waarde. Armoede, teleurstelling, werkeloosheid, tegenspraak; het wakkere hart breekt langzaam! Zoodanig is liet lot van Forster. Overigens lacht u demoiselle Théroigne in de salons toe, een schoone bruinlokkige gestalte, met een overspannen gemoed, die hare eigene equipage weet te houden. De Pruis Trenck, de onderaardsche baron, (7) rabbelt slechts weinig melodieuse, verwarde taal. Het gezicht van Thomas Paine is vol roode puisten" maar «z.jne oogen zijn buitengewoon helder." De afgevaardigden van de Conventie noodigen u zeer hotfelijk op het middagmaal en «wij allen spelen plumpsack." (8) «Het is de uitbarsting en wording eener nieuwe wereld," zegt Forster, „en de acteurs daarbij, zulke kleine, nietsbeduidende sujetten, brommen als een handvol vlieden om u heen. Zoo is men ook met Spanje in oorlog. Spanje dringt door de passen der Pi/reneeën met ruischende Bourbon-banieren en ratelend dreigend veldgeschut. En Engeland heeft (1) Dumocriez, IV, 16—73. (2) Zie noot 1 op pag. 214, doel II. <3) Zie pag. 65. J4i Zie noot 1 op pag. 213, deel II. sJsAEt?diEzs."'"J'"""'8"r"!iï'r <**• *'»>™ f7) Zie noot 5 op pag. 31, deel II. (8) Forster's Briefweehsel, II, 514, 460, 031. Y, « m" i aailgedaan en ,narcheert 0,lder zijne Koninklijke Hoogheid den hertog van lemmi i i f6." SOmm^f ?enmaal wilden "itnoodigen onze koning te worden. Die zlo 3i-1 veranderd, en verandert hoe langer zoo meer, totdat er op aarde niets zoo hatehjk gevonden wordt als een burger van dat tyrannieke eiland, en Pitt, in het IZLÏwlÏÏ!*Jng' Tr een viftnd van liet menschelük geslacht (Venne mi du genre een Fnwk t WOrd'- -]a er zelfs bevel W0I'dt gegeven, dat geen soldaat der vrijheid vriihiiH t ï ï:Vartier, Z? geven' Aan dit beyel gehoorzaamt de kampvechter der vrijheid echter slechts ten deele. Wij willen derhalve geene gevangenen maken, zeggen mannen der vrijheid, allen die wij gevangen nemen zijn deserteurs. (2) Het is een dol bevel en met ongelegenheden verbonden. Want indien men geen kwartier geeft, dan liet duidelijk gevolg daarvan, dat men dit ook niet krijgt, en dus wordt de zaak zoo Jacques Cathelixeau. breed als zij lang was. - Den driemaalhonderdduizend man recruten, die men voor dit jaar bestolen heeft te lichten, zal het waarschijnlijk niet aan werk ontbreken, stevenen 1 .nJ dr°mmen vlJan,len ko™en aanrukken, dringen dcor bergpassen, ketenen Zh 7 ,® ' naa'' ^ pU"len V3n het land heen' voor ons bestemde heeft In l i / 1 ergS,te Van 3lleS iS' dat men een vijand in het eigen land stede' d " eerste dagen van de maand Maart komt de post van Nantes niet aan; in w f" !en er 7er10nderstelling°n' kwade vermoedens en onheilspellende geant n,r ^ T* bewaarheid" Het dweepziek volk van de Vendée wil niet werd nnf !S » JVen; ! 0P,Tng VUUr' dat t0t dusver slechts mot moeite onderdrukt , ontvlamt na den dood des konings op nieuw; het is nu geen oproer meer, maar (1) frederick, hertog van York, tweede zoon van Georae III ri761 isn h.l w ic tssot* - j s» Georjre III. (17G3—1827) had tot 1802 het een burgeroorlog. De Cathei.ineau's, Stofflet's, Charette's (1) zijn andere minnen clan men dacht: ziet hoe hunne boeren in een eenvoudige kiel, met lompe wapenen, in lompe orde, met hun dweepzieke Gaelische woede en den woest gillenden oorlogskreet: Voor God en koning, als een stormwind komen aanvliegen en de beste nationale soldaten, die wij hebben, met panischen schrik vervullen en tot een sauve-qui-peut! brengen. In het eene gevecht na het andere behouden zij de bovenhand, er is geen einde aan te zien. Wat baat het, den kommandant Santerre er heen te zenden? Hij had even goed te huis kunnen blijven en bier brouwen. Het is eene gebiedende noodzakelijkheid geworden, dat de Nationale Conventie ophoude met twisten en beginne te handuien De eene partij geve de andere toe, en doe dat snel. Ihans geen theoretisch vergezicht maar de nabijzijnde zekerheid van ondergang; zelfs voor den loopenden dag moet men zorgen. Het was op ^ rijdag den 8s,e" Maart, toen de Jobstijding van Dumouriez, voorafgegaan en begeleid door eene menigte andere Jobstijdingen, bij de Nationale Conventie aankwam. Ontsteltenis is op de meeste aangezichten te lezen. Het zal weinig baten of de Septembriseurs al of niet gestraft worden, indien Pitt en Coburg (2) met dezelfde straf voor ons allen komen; thans staat er tusschen Parijs en de tyrannen niets dan een twijfelachtige Dumouriez en legers, die zoo goed als op de vlucht zijn ! Danton de titan verheft zich in deze ure, als altijd in het uur des gevaars. Geweldig is zijne stem, die van de daken weergalmt: Burgers-vertegenwoordigers, zullen wij in zulk een crisis des noodlots niet alle tweedracht vergeten? Goede naam: — o, wat is de goede naam van dezen of genen ? — *Que mon novn soit flétri, qite la France soit libre! mijn naam moge gebrandmerkt worden, zoo Frankrijk slechts vrij is!" Frankrijk, het is noodig, rijzo nog eenmaal op tot snelle wraak met zijne ir.illioenen armen, als één hart en ééne ziel ! < (ogenblikkelijke aanwerving te Parijs; dat iedere sectie in Parijs, iedere sectie in Frankrijk hare duizenden levere! Zesennegentig commissarissen van ons, twee voor iedere der 48 sectiën, moeten onmiddellijk heengaan en Pai ijs zeggen, wat het vaderland van haar verlangt. Dat tachtig anderen van ons zich ijlings gereed maken, om over geheel Frankrijk het vuurkruis te verspreiden en alle krachten op te roepen. Nog vóór de zitting ten einde is, moeten de tachtig op weg zijn. Laat hen gaan en bedenken welke hunne zending is. Er worde spoedig een kamp van vijftigduizend man tusschen Parijs en de noordelijke grenzen opgericht, want uit Parijs zullen de vrijwilligers stroomen ! Schouder aan schouder, een algemeene doodtrotseering, en nog eenmaal slingeren wij die zonen des nachts terug en Frankrijk zij vrij, in spijt van de wereld. (3) Zoo weergalint de titansstem in alle sectiehuizen, in de harten van alle Franschen. Dienzelfden nacht nog zitten de sectiën permanent, om vrijwilligers aan te werven. Commissarissen van de Conventie voeren het vuurkruis op snelle wielen van stad tot stad, totdat geheel Frankrijk ontvlamd is. J En zoo wappert de vlag: het vaderland in gevaar, van het Stadhuis, zoo waait er een zwarte vlag van den top der Notre-Datne, men vaardigt proclamatiën uit, houdt vurige redevoeringen; Parijs ontlast zich nog eenmaal, om zijne vijanden neer te vellen. Dat Parijs, onder zulke omstandigheden, niet zacht gestemd kon zijn, kan men wel bevroeden. Opgeruide straten, het opgeruidst rondom de Salie de Manege. Het Feuillanten-terras is opgevuld met toornige 1 uroers, met nog toorniger burgeressen; Varlet wandelt rond met zijn draagbaren zetel alle harten en lippen braken verwenschingen uit tegen snoode, welsprekende hommes détat, tegen vrienden van Dumouriez, geheime vrienden van Pitt en Coburg. Den vijand bevechten? Ja, en hem van schrik doen verstijven, glacer d'effroi, il) Zie noot 4 op pag. 225, deel II en noot 1 op png. 15. '2 .losias, prins van Coburg, bevelhebber der Oostenrijkers. (3) Moniteur (Histoire parlementaire, XXV, 6). maar vooraf moeten wij de verraders te huis straffen! Die verraders namelijk ' ie u eiu e en twistende, op hunne jezuïetische gemodereerde manier, de patriottische beweging trachten te belemmeren! Die Frankrijk tegen Parijs opruien en de openbare meening in de provinciën vergiftigen! Die, wanneer men brood en een maximum vasten prijs verlangt, ons met vertcogen over den vrijen graanhandel afschepen. Ivan de maag verzadigd worden met vertoogen over den vrijen ianc e, en moet men de Oostenrijkers gemodereerd of niet gemodereerd bestrijden 1 Deze Conventie moet gezuiverd worden. Men stelle een snelhandelend gerechtshof in tegen verraders, bepale een hoogsen.pnjs vooi iet koren; zoo roepen de patriottische vrijwilligers met nadruk, oi wij zij (nor ie zaal der Conventie defileeren vóór dat zij zich op marsch begeven naar de grenzen. Galmende in dien hun eigen heroïschen Cambyses-toon In T'vJ k;rro L° g Inje? er den Ber^ 0nder het gemor ™ de rechte^ le vlakte. Ook ontbreekt het niet aan wonderen; ziet, terwijl een kapitein ?: "h f lo'ssonniere hevig over Dumoüriez, maximum, en crvpto-rovalis- tische verraders uitvaart, en zijn troep, onder het zwenken van de banier, in •oor invalt, ontwaart liet oog van een afgevaardigde aan die zelfde banier — oninklyke fleur-dc-h/s! De sectie-kapitein schreeuwt van ontsteltenis, zijn troep schreeuwt de banier wordt onder de voeten getrapt; blijkbaar het werk van een crvpto royalistischen samenzweerder? Zonder twijfel; (1) — of het is wellicht E zulk! /t !'Ude sectie:banier' die vóór den 10d-Augustus gemaakt werd, toen zulkt fleur-de-lys nog volgens den regel waren. (2) Wanneer de geschiedenis de mémoires der Gironde doorloopt, om zorgvuldig wat er waars in is op te delven uit de hysterische wartaal, dan ontwaart zi/ .V00ral Zündag de 10 (4) bedaard zijne viool weer opnam, om de knagende zorg uit het hoofd te spelen. Zoo ook, dat Louvet vooral in gevaar meent te zijn van vermoord te worden ; dat vele Girondijnen buiten 's huis gingen slapen ook wegans gevaar van vermoord te worden, zonder dat zulks evenwel gebeurde. Voorts i men werkelijk bij den journalist en afgevaardigde Gorsas, den bederver der departementen, bij dezen en zijn drukker, het huis inbrak (razende patriotten, onder welke lARLET met (le «fo c» Foürnier (5) de Amerikaan, onder regen en duisternis), unne vrouwen schrik aanjoeg, hunne persen, letters en overige gereedschappen verniele, geen maire tijdig genoeg tusschenbeide kwam, en Gorsas zelf, met een pistool in de hand, over een achtermuur moest vluchten. Verder dat de volgende Zondag geen werkdag was en de straten luidruchtiger dan ooit waren, zoodat men zou kunnen vragen of de anarchisten een nieuwen September in den zin hebben? Eindelijk, dat er geen Sep- iZ^eroikthadTp!)" llal dC 0|'sew0nde,1 niet onnatuurlijk, haar hoogste 1) Choix des rapports, XI 277. (2) Histoire parlementaire, XXV, 72. (3) Er was besloten de Girondijnen in de avondzitting neder te stoot en '4; Louvët, Memoires, png. 73. (5) Zie noot 2 op pag. 30, deel II. (6) Mkillan, pag. 23—24. Louvet, pag. 71 80. \ i:m)si,ag nu Neerwinden op 18 Maart 1793. "Vergniaud smaalt en klaagt in vloeiende volzinnen. (1) De sectie Bonconseil goede-raad, niet meer gelijk voorheen Mauconseil of slechte-raad, doet iets opmerkely ers eischt dat Vergniaud, Brissot, Güadet en andere aanklagende welsprekende Girondijnen, ten getale van tweeentwintig, in hechtenis genomen worden! De sectie goede-raad zoo genaamd sinds den 10d™ Augustus, wordt scherpelijk gegispt als eene bodèni^311 ea"raad' 'naar het woord is gesproken en valt op geen onvruchtbaren L-Anf ,h|'"e zaak .verwondert ons werkelijk bij deze arme Girondijnen: hun noodlottige kortzichtigheid ja hun noodlottig gebrek aan karakter, want dat is er eigenlijk de worte van. Zij zijn als vreemd aan het volk, dat zij zouden willen besturen, aan de zaak waaraan zij gekomen zijn te werken. Formules, philosonhieën fat.srwnlnL-howi i^t^ Hkktoo vak Saxek-Cobiro. Hertog vak York. r^ken'flp^630/U/°Ven S,laat °n d°0r (ic beschaafde klassen aangenomen wordt: deze ontoe- lik"fi J fj3" "* W°rkC" :'°r "atuur is «lk's org is, die zeggen kan: fiat! Het werven gaat geweldig snel voort evenwel dralen de vrijwilligers nog om uit te trekken, zoolang het verraad te huis niet gestraft is; zij vliegen niet naar de grenzen, maar vliegen slechts her- en derwaarts en smalen en eischen. De Berg moet nieuwe en steeds nieuwe fiats spreken. En spreekt hij ze niet? Men neme als een eerste voorbeeld de comités révolutionnaires tot inhechtenisneming van verdachte personen. In iedere stad van «eheel Frankrijk houdt een revolutionnair comité van uitgezochte patriotten zitting, verhoort de \ er dachten, doet onderzoek naar wapenen, houdt huiszoekingen bewerkstelligt inhechtenisnemingen, en zorgt er in 't algemeen voor, dat de republiek geen schade lijde. Door het algemeen stemrecht gekozen, ieder in zijn sectie, zijn ze, zoo te zeggen de kern van het Jacobinisme, niet minder dan veertigduizend, geheel Frankrijk door levendig en waakzaam! Aan de huisdeuren te Parijs en in alle steden moeten de namen der bewoners leesbaar en «niet hooger dan vijfvoet van den grond" staan; (2) ieder burger moet zich van een door den president der sectie onderteekende carte Oe civisme voorzien, iedereen moet gereed zijn om rekenschap af te leggen van het geloof dat in hem is. Verdachte personen zouden wel doen zoo zij dezen bodem der vrijheid verlieten! En toch is het even gevaarlijk te gaan als te blijven; alle emigranten worden verraders verklaard, hun eigendom wordt nationaal eigendom, "V°or de wet zijn ze dood;" slechts tot ons voordeel zullen zij »nog vijftig jaar voor de wet leven, zoodat alle erfenissen, die hun gedurende dien tijd ten deel vallen, ook nationaal eigendom worden. Een razende levenskracht van het Jacobinisme' met vierenveertig middelpunten van werkzaamheid, doorstroomt alle vezelen van Frankrijk. Niet minder merkwaardig is het tribunal extraordinaire, (3) dat door den Berg gedecreteerd werd, (4) onder tegenspraak van eenige Girondijnen, — want zulk een gerechtshof strijdt natuurlijk met iedere formule — onder toestemming ja medewerking van anderen; want haten wij niet allen de verraders, o volk van Parijs* Het gerechtshof van den 17*» in den vorigen herfst (5) was snel, maar dit zal nog (1) Zie pag. 241, deel II. (2) Volgens decreet van 20 Maart. De afkondiging van dit decreet ging gepaard met het ten fn" ■iommlmrv9'' die allefn te Par«s ™*r dan vijfhonderd verdach- (3) Moniteur, No. 70 'du 11 Mars) No. TG etc. . i4' 1 erwijl de bataljons vrijwilligers, vóór naar de grenzen te trekken, voor de Conventie defileerden, diong de Berg op de instelling van deze rechtbank aan, die de verdachten en verraders binnenslands moest vonnissen. iuai.iii.cueu verraaers (5) Zie noot 1 op pag. 11. Iréron. Robbrt-Lindet. Moyer-Fonfrède. sneller zijn. A ijf rechters; een vaste jury, die, ter vermijding van alle vertraging, uit 1 ar ijs en de omstreken, benoemd wordt; hij is aan geen hooger beroep, nauweïjks aan eenigen vorm van proces onderworpen, maar moet zich op de allerspoedigste wijze o\ertuigen, en tot grootere zekerheid hoorbaar, voor de ooren van het Parijsche Fouqii er-Tin ville. publiek, stemmen. Dat is liet tribunal extraordinaire, dat binnen weinige maanden, wanneer liet in de drukste werkzaamheid is, tribunal révolutionnairc zal heeten, gelijk het zich van den beginne af zelf genoemd heeft; met een Herman of Dumas o ree i er-president, met een Fouqiier-Tinville (1) tot procureur-generaal en een (1) Zie noot 1 op pag. 29, deel II. jury van menschen, als de burger Leroi, die zich den bijnaam van Dix-Aoi(t, Leroi tiende Augustus, gegeven heeft, zal het een wereldwonder worden. (1) Daarmede heeft het sansculottisme zich een scherp zwaard geschapen: een magisch wapen, in den helle-stroom Styx (2) gehard, tegen welks snede geene wapenrusting, geene verdediging \an kracht ol list steek zal houden; tallooze levens zal het wegmaaien en bronzen poorten doen vallen en zijne zwaaiïng zal schrik in alle gemoederen verspreiden. Maar terwijl wij er van spreken hoe het vormlooze sansculottisme een vorm aanneemt, dienden wij niet bovenal te verklaren, hoe liet vormlooze zich van een hoofd voorziet? Zonder gelijkenis gesproken, het omwentelings-bewind is tot nog toe in zeer anarchischen toestand. Weliswaar is er een uitvoerende ministerraad, ten getale van zes leden; maar, vooral sedert de aftreding van Roland, (3) hebben zij nauwelijks geweten of zij ministers waren of niet. iïoog boven hen verheven zijn de Conventie-comités, maar toch het eenc comité zoo hoog als het andere; het comité van de eenentwintig, het comité van verdediging, van algemeene veiligheid, gelijktijdig of achtereenvolgens, tot bijzondere doeleinden. De Conventie alleen is almachtig, — vooral wanneer de commune met haar instemt, maar als administratief lichaam is zij te talrijk. In den neteligen, snel wisselenden toestand der republiek verkrijgt men dus tegen het einde \an Maart ons kloin comité de solui public, (4) schijnbaar voor gemengde, toevallige, spoed vereischende zaken, inderdaad, als blijkt, voor een algemeen oppertoezicht en algemeene onderwerping. Deze nieuwe comité-mannen moeten wekelijks verslag leveren, doch in het geheim beraadslagen. Zij zijn ten getale van negen, allen volslagen patriotten, onder hen een Danton ; zij kunnen alle maanden hernieuwd worden — maar waarom niet dezelfde mannen herkozen, als zij zich goed gekweten hebben? Het beste van de zaak is dat er slechts negen zijn, dat z'j i" l geheim beraadslagen. Aanvankelijk is dit comité een onbeduidend iets, maar dat aanleg bezit om te groeien! Door de fortuin en een innerlijke Jacobijnsche geestkiacht bespoedigd, zal het alle comités en de Conventie zelve tot stomme gehoorzaamheid brengen, de zes ministers in zes ijverige klerken herscheppen, en zijn wil doen gelden op aarde en onder den hemel, voor eenen tijd. Een «comité van openhaar welzijn," waarover de wereld nog huivert en wraak schreeuwt. (5) Wanneer wij dat revolutionnaire gerechtshof een zwaard genoemd hebben, dat het sansculottisme zich geschapen heeft, dan willen wij de «wet over het maximum" een proviandzak of haverzak noemen, waarin nog altijd een of ander rantsoen brood te vinden mag zijn. De staathuishoudkunde, de Girondijnsche vrije handel en alle wetten over aanbod en vraag zijn daarmede wel het onderste boven dooreen geworpen, maar wat maakt dat uit? Het patriottisme moet leven, de-hebzucht der landbouwers" schijnt geene maat te kennen. Deze wet van een maximum, dat heet van een hoogsten graanprijs, (6) is dus na eindelooze moeite doorgezet geworden, en allengs zal d) Het denkbeeld van de instelling van een dergelijk tribunal ging uit van Robert-Lindet. .lean Baptiste Robert Lindet, advocaat van beroep, was in de Conventie een der ijverigste leden V1", .d.e" Berg. Hij o\erleed in 1S25. Zijn voorstel, dat door Fréron (zie noot 6 op pag. 38, deel II.) gesteund werd, om eene rechtbank op te richten zonder gezworenen, werd hevig bestreden door Boyer-I*onfrède (zie noot 4 op pag. 52. deel II,) die wist door te drijven, dat er aan liet -tribunal extraordinaire eene jury werd toegevoegd. (2) De stroom in de onderwereld in de Grieksche mythologie. (3) Zie pag. 119. (4) Moniteur, No. 83 (du 24 Mars 1793), No. 86, 98, 99. 100. '5) Het uit negen leden samengestelde «comité de salut public" — volgens sommigen C> April gedecreteerd, aanvankelijk voor ééne maand — bestond bij zijne oprichting uit de volgende personen: Barrère, Bréard, Cambon, Danton, Delacroix, Delmar, Jean Debrv — spoedig ^vervangen door Robert-Lindet — Guyton Morvaux en Treilhard. Bij decreet van 9 April werd besloten."(lat de Conventie bij ieder leger der republiek zou vertegenwoordigd worden door drie commissarissen. (6) Moniteur, du 20 Avril, etc. — 20 Mai 1793). Door het directoire van het departement •an I'arijs was in zijne zitting van 18 April liet eerst het maximum van den prijs van koren en meel vastgesteld. zij zich tot een maximum voor alle soorten van levensmiddelen en behoeften uitbreiden om teven wat daardoor 't onderste boven geworpen worde! Want zoo nu bii voorl beeld, de landbouwer niet wil verkoopen? De landbouwer zal gedwongen worden te \erkoopcn. Hij moet aan de bestaande overheden nauwkeurige rekening geven hoevee -oren hij heeft; dat hij zich wèl hoede niet te veel te zeggen, want in dat geval toch worden zijne pachtsom, belastingen en contributiën naar evenredigheid verhoogd; maar hij iioede zich ook, niet te weinig op te geven, want op of voor een bepaalden dag, wij willen stellen in April, moet er minder dan een derde van de opgegeven hoeveelheid in zijne schuren aanwezig zijn; meer dan twee derden veroorcïceTen ®^ ***' ^ kaü hem aanklaSen en tot «ene straf Door zulk een radelooze omverwerping van alle handelsbetrekkingen zal het sansculottisme zijn leven bewaren, daar het zulks op geen andere wijze kan. Overigens is liet, zoo als Camille Desmouuns zegt: "Wanneer de sansculotten vechten, moeten de monsieurs betalen. Zoo komen er impóts progressifs, trapsgewijs toenemende belastingen, die met snel toenemende vraatzucht alle «overvloedige inkomsten" verteren ; met over de vijftig livres 'sjaars komt men niet vrij; komt men in de honderden dan bloedt men behoorlijk; in de duizenden en tienduizenden vloeit het bloed bij stroomen Ook komen er contributiën; er komt een -.gedwongen geldleening van een nulliard, waartoe natuurlijk ieder die wat heeft bijdragen moet. In waarheid voorbeeldeloos; dus is het nu geen land meer voor de rijken, maar een land voor ■ e armen. En dan, wat baat het te vluchten? Voor de wet dood; ja tot hun voordeel nog Mjftig jaar in het leven behouden! Zoo werpt men alles het onderste boven zingt a-tra, en met dat alles gaat eindelooze verkoop van nationale goederen der geemigreerden, gaat Cambon's (1) onuitputtelijke overvloed van assignaten gepaard De handel en de financiën van het sansculottisme, en hoe het met de maximums en bakker-queues, met hebzucht honger en papieren geld zijn galvanisch leven leidde T» !ïnV1)ng a\Ï e'n gde' ~ (iat bllJft het merkwaardigste van alle hoofdstukken der staathuishoudkunde — dat nog te schrijven is. Maar druischt dit alles niet rechtstreeks tegen de formule in? O, Girondiinsche menden. het is geene republiek van deugden die wij verkrijgen, maar slechts eene republiek van krachten, deugdzaam en niet deugdzaam! ZESDE HOOFDSTUK. De verrader. Maar Dumouriez met zijn vluchtend lieir, met zijn koning Ludovicus of koninff hilippls. Daar zit de knoop, dat is de groote vraag: omwentelingswonder of tegen° omwenteling? Een groote kreet weergalmt door de Noord-Oostelijke streek. Soldaten vliegen her- en derwaarts, vol woede, argwaan en schrik; Dumouriez, de man van e iaad, die dag en nacht te paard is, weet thans geen raad, die beter zou zijn dan geen raad, namelijk, zich met Coburg te vereenigen, op Parijs te inarcheeren het Jacobinisme te onderdrukken; en met een koning Ludovicus of koning Phii ippus de constitutie van 1791 te herstellen! (2) 8 flippus (1) Zie pag. 214, deel II. (2) Dumouriez, Mémoires, IV, 7—10. Verliest Dumouriez alle beradenheid, thans nu de heraut der fortuin hem begeeft? ■ °f' an?°r ,f l0°f' behalve een zeker kazernegeloof en officiers! • » 'ad h'J met te verll®zen- In allen goalie is zijn kwartier in den burcht St. Amand daar ,^7 het ('0rP St' A'mmd des Boues< een klein eind weegs van h , war« een ^huis geworden. Nationale vertegenwoordigers,\laco- enTiy'H p ngen "J Va" de "drie steden'" J^ssel' Valenciennes en tonde, die Dumouriez voor zich tracht te winnen, kan hij er niet ééne overhalen • de kapitein wordt binnengelaten, maar de stads-en daarna, helaas, de gevangenispoort achter hem ges oten; „zijne manschap doolt op de wallen rond." Buiten Idem galoppeeren de koeriers; alles is vol schrik voor moordaanslagen; bataillons schier razend van onzekerheid en argwaan, bij vite la république en sauve-qui-peul, stuiven , derwaarts; intusschen hebben ondergang en wanhoop, in de gedaante van OBLRo, zicli in de dichte nabijheid verschanst. Mevrouw Genlis (1) en haar bevallige prinses van Orleans vinden het verblijf n den burcht St. Amand niet langer raadzaam; Dumouriez' bescherming is er^er aan in het geheel geene geworden. De taaie Genlis, een der taaiste vrouwen eene vrouw als t ware met een negenvoudig leven, die zich door niets van haar stuk laat lengen, pakt hare toiletdoozen bijeen, om in alle stilte te vluchten. Haar bliefde prinses wil zij hier laten bij haren broeder, den prins Ciiartres EgalitÉ (2) Inde koude schemering van den morgen zit zij dus in haar huurrijtuig op de straat van * ' 'V' 6 I)0Stlllüns knallen reeds met de zweep ten teeken van vertrek toen eensklaps de jonge prinselijke broeder aan komt stormen, haastig roepende met de prinses op den arm! Ijlings heeft hij het jonge meisje, nog in hfar nachtgewaad, op ien arm genomen, van hare goederen niets gered dan een horologie van ïiaar hoofdkussen; m broederlijke wanhoop werpt hij haar midden onder de toiletdoozen in het j uig 111 de armen van Genlis: om Godswil, laat haar niet achter! Een treilend heen? iTn. h- ; ~ f T kna'le" met de zweeP en rijden heen. En waar' zoekende t. door ongebaande passen, in het duister den weg met lantarens zoekende, te midden van gevaren en Coburgsche Oostenrijkers en argwanende Fransche — r» Ü: ei,UJL.eLlljk n,aai' Zwitserland' wel behouden, maar schier zonder ? ft' .1 L J01|ge' wakkere Egalite gaat een sombere toekomst te gemoet maar heeft thans alleen voor zich zeiven te zorgen. c ' maai Want inderdaad, ginds in bet dorp St. Amand des Boues is het nog erger gesteld, legen vier ure op Dinsdag namiddag den 2d reslant *s- "Zult gij aan het nationaal bevel gehoor¬ de cenprn-il F a ' "ns ce hioment-ci, op het oogenblik juist niet," antwoordt eenicrp nnl i °%^i" Z°° l!'' werI)t vc,orts een blik ter zijde, uit op gebiedenden toon de vW k ° woorden, blijkbaar een Duitsch kommando. (1) De huzaren vatten bronnen 'ia lona 0 teoenW0°rdigers en Beurnonville, den minister van Oorlog, o ïen ui c vertrek, uit het dorp, naar Coburg, in twee chaisen, nog (1) dl moirikz, iv, 150 III £0 dienzelfden nacht, als gijzelaars, gevangenen, om lang te Maastricht en in Oostennjksche vestingen te smachten. (1) Jac/a est alea. (2) Nog in dienzelfden nacht laat Dumouriez zijne "proclamatie" drukken; no^ in dienzelfden nacht en den volgenden morgen heeft het half wanhopend léger van Dumouriez te overleggen wat Dumouriez doet, wat het zelf daarbij denkt te doen. Men kan zich verbeelden, of deze Woensdag voor iemand aangenaam was! Maar des Donderdags morgens rijdt Dumouriez met een klein escorte, met Chartres Egalité en eenige stafofficieren langzaam langs den weg van Condé. Misschien willen zij naai' Condé, om het garnizoen daar voor hunne zaak te winnen; in allen gevalle willen zij naar eene bijeenkomst met Coburg, die, volgens afspraak, in een bosch in de nabijheid wacht. Dicht bij het dorp Doumet marcheeren drie nationale bataillons, een bende die altijd vol Jacobinisme is, in snellen pas hem voorbij, blijkbaar bij vergissing, daar zij voor dezen weg geen bevel bekomen hadden. De generaal stijgt af, gaat in eene hut een weinig van den weg, om hun schriftelijk het rechte bevel te geven. Luister, welk een zonderling gemor hoort men daar, wat voor een geschreeuw en luid gehuil, en den uitroep: «Verraders!" en «Neemt ze gevangen !" De nationale bataillons hebben gezwenkt, geven vuur! Op, Dumouriez! en rijd° wat ge kunt! Dumouriez en de staf geven hun paarden scherp de sporen, rennen over slooten, velden die niets dan moerasgrond zijn, spartelen en vallen om 't zeerst; vloeken en kogels worden hen nagezonden. Hoezeer soms tot den middel in liet moeras zinkende, geraken zij toch, met of zonder paarden, en het verlies van verscheidene bedienden, tot buiten het bereik der kogels en komen gelukkig bij generaal Mack (3) in het Oostenrijksche leger aan. Ja daags daarna keeren zij naar Sf.°Amand en het trouwe vreemde Berchigny terug, maar wat baat het? De artillerie is in opstand, is ratelend op weg naar Valenciennes; alles is in opstand of op het punt van op te staan; met uitzondering alleen van het vreemde regiment Berchigny dat niet meer dan vijftienhonderd man sterk is, wil niemand Dumouriez tegen Frankrijk en de ondeelbare republiek volgen; Dumouriez' taak is volbracht. (4) Zulk een ingeschapen neiging voor Frankrijk en het sansculottisme leeft in deze mannen; geen Dumouriez, Lafayette of welk sterveling ook. volgen zij op zulk eene zending. Schreeuwt men ook: Sauve-qui-peut, men zal ook roepen: Vive la république! Er komen nieuwe nationale vertegenwoordigers aan, ook een nieuwe generaal Dampierre, (5) die weldra zijnen dood vindt in een gevecht; een nieuwe generaal Custine. (6) De opgewonden legers trekken af naar het kamp van Famars, en bieden Coburg zoo goed mogelijk het hoofd. En zoo bevindt Di\mouriez zich in do Oostenrijksche kwartieren, en eindigt zijn drama op deze treurige wijze. Een geslepen, buigzaam man, een van des ifemels Zwitsers, die slechts werk begeerde. Vijftig jaren van onopgemerkte moeite en kracht; één jaar van niet. onopgemerkte moeite en kracht; daarna weer dertig onopgemerkte jaren van memoiresschrijven, van een Engelsch pensioen, van vergeefsch pogen en (1) Hun door Camus geschreven verhaal. (In Toulongeon, III, app. 00 87.) (2) Zie noot 1 op pag. 31, deel I. (3; Karl, vrijheer Mack von Leiberich '1752—1828.1, een Oostenrijksch generaal, die veel naam heeft gemaakt. Hij was het, die. in 1805, te Ulm ingesloten, zich met zijn leger aan Napoleon moest overgeven en deswege door den krijgsraad in Oostenrijk ter dood veroordeeld, maar door den keizer begenadigd werd. (4) Dumouriez. Mémoires, IV, 162—180. • , Auguste Henri Marie Picot, markies de Dampierre (1750—1793), was een dapper soldaat, dieniet ™ l bijgedragen tot de overwinning bij Jemappes (zie pag. 801. Na zich na Dumouriez' vlucht 1p amars meester gemaakt te hebben, leed hij bij zijne poging tot ontzet van Condé Ue nederlaag. Hij sneuvelde kort daarna in de buurt van Valenciennes. De Conventie liet zijn lijk in net Pantheon bijzetten. (6) Zie noot 5 op pag. 65. ontwerpen; vaarwel, gij Zwitser des hemels, die waardig waart iets beters geworden te zijn. (1) Zijn staf slaat verschillende wegen in. De jonge wakkere Egauté bereikt Zwitserland en de hut van mevrouw Genlis, met een sterken wandelstok in de hand en een krachtig hart in de borst. Dat is alles wat hem van zijn prinsdom overgebleven is. Egai.ité de vader zit op den 6de" April in zijn paleis Egalité en speelt whist, toen een gerechtsdienaar binnentreedt: burger Egalité wordt voorliet comité van de Conventie gedagvaard. (2) \ erhoor, daarop inhechtenisneming, eindelijk opsluiting en vervoer naar Marseille in het kasteel van //(-Ï) Zoo zijn cok de Orleans in de zwarte wateren gezonken; het paleis Egalité, eenmaal Palais-Royal, zal een Palais-National worden. Z E V E NDE H O O F DST U Iv. De breuk. De republiek mag volgens een papieren besluit één en ondeelbaar zijn, maar wat baat zulks, zoolang de zaken zoo gaan! Verbondenen (federalisten) in de Conventie, afvalligen in het leger, overal verraders ! Frankrijk, dat reeds sedert den 10'1"1 Maart wanhopend troepen werft, vliegt niet naar de grenzen, maar slechts her- en derwaarts. De afval van den minachtenden, diplomatischen Dlmouriez is een harde slag voor de welsprekende, voorname hommes d'état met wie hij omging, en is het begin van een tweede tijdperk in hunne lotgevallen. Wellicht zou men, strenger gesproken, ook kunnen zeggen dat het tweede tijdperk, hoewel toenmaals minder opgemerkt, met den dag begon waarop de Girondijnen over diens afval met Danton in geschil geraakten. Het was op den ls,en April, Dumouriez was nog niet door de moerassen tot Coburg gesneld, maar toch blijkbaar voornemens het te doen, en commissarissen waren heengegaan om hem in hechtenis te nemen, toen de ^tirondijn Lasoijrce (4) goedvond om in een langgerekte jezuïetische rede de vraag te opperen: Of Danton niet een van de hoofdmedeplichtigen van Dcmouriez geweest zou zijn. De Girondijnen geven grijnzend en spottend hun bijval te kennen, de Berg houdt den adem in. Danton's figuur, zegt Levasseur (5) was merkwaardig gedurende deze rede. Hij zat rechtop, als met een inwendige beroerte, die hij trachtte te bedwingen; van tijd tot tijd bliksemde zijn oog woester, vertrok zijn lip zich tot een titanische verachting. (6) Lasoi rce gaat voort met zijne rede op fijne advocaten-manier; nu eens komt hem dit en dan weer dat waarschijnlijk voor, louter waarschijnlijkheden, die hem smartelijk aandoen, die over liet patriottisme (lj Zie zijne levensbeschrijving op pag. 30, deel II. (2) Zie Montgaillaed, IV, 144. (3) Hij decreet van 6 April besloot de Conventie, dat alle leden van de familie der Bourbons in worden n S'"g gpsrel(1 en biJ decreet van den 7dPn, dat zij te Marseille gevangen gezet zouden (4) Marie I)avid Albin Lasource (1772—1703) was vóór de revolutie Protestantseli feestelijke. hij maakte zich in de Conventie zoo nu en dan door zijne heftige redevoeringen bekend In het lot zijner partijgenoot en, de Girondijnen, deelde hij: 31 October 1703 viel zijn hoofd onder de Guillotine (•>) Zie noot 1 op pag. 49. ui.) Rkné Levasseur, Mémoires. (Brussel, 1830). I, 164. van Danton een drukkende schaduw werpen, welke schaduw Danton, zooals Lasoircf hoopt, in staat zal zijn te verdrijven. .Les scélérats!" roept Danton uit, terwijl hij met gebalde vuist opspringt nadat Lasource geëindigd heeft, en van den Berg afdaalt gelijk een lavastroom' hij is wel gereed om te antwoorden. Lasoirce's waarschijnlijkheden vervliegen als' kaf in den wind, maar leveren toch iets op. „Gij hadt gelijk, vrinden van den Berg " begon Danton „en ik heb ongelijk; met deze mensehen is geen vrede mogelijk Zoo zij dan oorlog onze leus! Zij willen de republiek niet met ons redden, wij willen Marie I)ayid Aluin Lasource. haar zonder hen in spijt van hen, redden." Waarlijk, eene uitbarsting van ruwe parlementaire welsprekendheid, die nog in den ouden Moniteur verdient gelezen te worden. Met vurige woorden geeselt de verontwaardigde titan de Girondijnen- bij lederen slag heft de blijde Berg het koor aan; Mar at herhaalt als een muzikaal bis de aatste zinsnede, (1) Lasource's waarschijnlijkheden zijn verdwenen, maar Danton's uitdaging is daar. (l) Séance da l"r Avril 1793. In de Histoire parlementaire, XXV, 24—35. Een derde tijdperk of tooneel in het Girondijnsclie drama — of liever de voltooiing van het tijdperk — begint met den dag, w aarop de deugdzame Pétion eindelijk zijn geduld verloor en de Gironde als 't ware Danton's uitdaging aannam en Geokge Jacques Danton. Marat in staat van beschuldiging stelde. Het was op den llden April, bij het uitarsten van een dier heftige debatten, zoo als er thans zoovele voorkomen. De president z'ch gedekt, daar het nu als in een dolhuis toeging, en Berg en Gironde stormden met gebalde vuisten en zelfs met pistolen op elkaar in: toen, ziet, de Girondijn Duperret (1) een degen trok! Op het gezicht van het geslepen moordwapen gaat er een kreet van ontzetting op, en oogenblikkelijk bedaarde iedere andere woede. Daarna stak Duperret den degen weer in de scheede, en bekende, dat zoo hij den degen getrokken had, hij dit gedaan had, aangevuurd door zekere heilige woede samte fureur, en de op hem gerichte pistolen; maar dat, zoo hij toevalligerwijs oo maar even de huid van een volksafgevaardigde geschramd had, hij met de pistolen, die hij bij zich droeg, zich oogenblikkelijk het hoofd verbrijzeld zou hebben. (2) bij dezen stand van zaken nu verhief zich den volgenden morgen de deugdzame JPetion, om die opbruisende tooneelen, die eindelooze regeeringloosheid te bejammeren, 5 het wetgevende heiligdom binnen dringt, en hier verliet hem, onder het gemor en getier van den Berg, eindelijk zijn lang beproefd geduld. Hij sprak heftig, p scherpen toon, met het schuim op de lippen: „waaruit ik besloot," zegt Marat „dat hij door de hondsdolheid (la rage) bezeten was." De woede is aanstekend, en nndJlrni schuimbekkend op nieuw het verlangen geuit, dat de anarchisten drukt, maar bovenal dat Marat in staat van beschuldiging gesteld moge worden, hen vertegenwoordiger voor de omwentelingsrechtbank stellen? De onschendbaarheid van een vertegenwoordiger schenden? O vrienden, weest op uwe hoede! De arme rtnt r , " menigtG' maar WGlke fouten teSen de vriJheid gelijkheid? Geene dan dat hy haar te zeer beminde, te zeer voor haar streed. In kerkerholen en kelders, in drukkende armoede, onder de vervloekingen der menschen, ja aldus, in zulk een bestendigen strijd, is hij zoo smerig en druipend geworden» Hem wilt Sh~Gn aa" CCn SCherP ZWaard' t6rWijl C0BURG e" PlTT tegen ons in aan" schniü0 \8rg ^ 1UidrUCllUg' de Gir°nde is luidruchtig en doof; alle lippen zijn vol schuim, ]\a een permanente zitting van 24 uren, na hoofdelijke stemming en met inspanmng van alle krachten, zet de Gironde het door: Marat wordt voor het ge- teSincr flag' ,T Zlch Wegens het Februari-artikel over aan hun deurpost op te hangen bakkers, (3) en andere overtredingen, (4) te verantwoorden; en na eenige aarzeling gehoorzaamt hij. (5) ' «enige , i *VlduS hec,ft me" Dan7°n's uitdaging aangenomen; gelijk hij zeide, zal het een ooilog zijn zonder stilstand of vergelijk, ni trève ni composilion. Ten strijd dan formule en werkelijkheid! dat een strijd op leven en dood beslisse! Slechts een uwer kan leven, met beide! e' ACHTSTE HOOFDSTUK. De strijd op leven en dood. welk l)lL JT uijd i°P leVen1 Gn d°°d meer dan zes weken inoest duren, bewijst eene kracht> al ware ^ ook slechts die der traagheid, er in ^n ouds maakte La".S D,uPerrelt. '1-47-1793^, geboren uit eene adellijke familie in I.aneuedoe van 31 Oetober 6 6 d°°r Zljne rechtschapenheid bekend. Hij was ook oen der slachtoffers (2) Histoire parlementaire, XV, 897. (3) Zie noot 4 op pag. 127. .c ss- 3:a i,rs;n„ "er —•»Jie *•*» (5) Moniteur du 16 Avril 1793 enz. bestaande formules, welk een zwakheid er in een opkomende werkelijkheid geleden is, en heldert bovendien menige zaak op. De nationale aangelegenheden, de beraadslagingen over de constitutioneel acte, de constitutie toch dient noodzakelijk gereed te komen, gaan inmiddels haren gang. Men verandert zelfs van plaats en gaat op den l()'ie" Mei van de oude Salie de Manége in de nieuwe zaal, het eenmaal koninklijke, thans republikeinsche paleis der Tuilerieën over. Hoop en medelijden van den eenen, wanhoop en woede van den anderen kant strijden nog in de gemoederen. Het is een duister verward worstelen gedurende deze zes weken. De waanzin der formule tegen den waanzin der werkelijkheid, patriottisme, zelfzucht, trots, toorn, ijdelheid, hoop en wanhoop, alles tot den graad van waanzin geklommen; waanzin strijdt met waanzin, gelijk stormwinden tegen elkaar indruischende: niemand ver- Triomf van Mar at. staat den anderen; het zwakkere zal eenmaal begrijpen dat het werkelijk wesrgevaa^d is? Het Girondisme is sterk als een van ouds bestaande formule en achtbaarheid; zijn er niet tweeënzeventig departementen voor ons, of ten minste de achtbare besturen van tweeenzeventig departementen? Calvados, dat zijnen Buzot (1) lief heeft, zal desnoods opstaan, gelijk de adressen aanduiden; Marseille, de wieg van liet patriottisme, zal opstaan; Bordeaux en het geheele departement der Gironde zullen als één man opstaan, kortom, wie zal niet opstaan, als men de nationale vertegenwoordiging hoont of een afgevaardigde slechts in het minste deert? De Berg daarentegen is als vermetele werkelijkheid sterk. Is niet voor de werkelijkheid van den Berg (1) Zie noot 1 op pag. 9. alles wal ter bevordering kan strekken, ook mogelijk? Een nieuwe 10"" Augustus zoo het zijn moet, ja, een nieuwe 2"° September' " g den "»» WH mif r, °.n'Zagli'ik gej"iCh » dat °P Woensdag namiddag, I 11 at keert van het revolutionnair gerechtshof terug' Meer dan eene week lang doodsgevaar en nu vrijspraak en zegepraal; het gerechtshof toch kan geene schuld in dezen man vinden. En zoo barst het patrLtUsme dat de geheele week in de somberste stemming verkeerde, in luid gejuich los ■ men' omzijn marat, heft hem op eenen triumfzetel, en draagt hem op de schourW* PONTÉCOULANT. schouders IT™' ^ eikenloof omkranst, wordt de miskende volksvriend op de 'Te.iadiers o.ragen "7 g?hende Zee van roode slaapmutsen, carmagnolebufzen ^leedde^dien juichenden menschenstroom verwelkomd zal hebben, toen die met don (1) Zie pag. 155 en 15G. in staat van beschuldiging gestelden, zoo hoog gevierden man, derwaarts kwam. Een nationale sapeur, die bij die gelegenheid het woord voerde, zeide: «Het volk kent zijn vriend, en waardeert diens leven als zijn eigen. Wie het hoofd van Marat begeert, moet eerst het mijne nemen." (1) Lasource antwoordt met een smartelijk gemompel, waarover men, gelijk Levassevr zegt, onwillekeurig glimlachen moest. (2) Patriottische sectiën, vrijwilligers, die nog niet naar de grenzen gesneld zijn, komen met den eisch dat -.men zijn boezem van verraders zuivere," de partijzuchtitre tweeentwintig uitsluite; ja zclts dat men hen voor een gerechtshof stelle en veroordeele. (3) Niettemin heeft de (uronde haar wensch verkregen en is eene commissie van twaalf personen benoemd, met het bijzondere doel om onderzoek te doen naar de verwarringen in het heiligdom der wetgevende vergadering; het sansculottisme moge zeggen wat het wil, de wet zal zegevieren. (4) De oud-constituant Rabaut St. Etienne (5) is voorzitter van deze commissie; „het is de laatste plank waarop eene gestrande republiek zich misschien nog redden kan." Rakaüt en de overigen betoonen zich volijverig in hunne taak, zij verhooren getuigen, vaardigen bevelen tot inhechtenisneming uit, kortom, doen onderzoek in die duistere, woeste zee van verwarring. Intusschen komen de sectiën en eischen die tweeëntwintig, want men blijft bij het door de sectie Bonconseil eerst aangegeven getal, al mogen ook de namen afwisselen. Andere sectiën van meer gegoeden stand koinen en veroordeelen zulk een verlangen; ja, dezelfde sectie begeert heden wat zij morgen veroordeelt, al naardat de rijken of armen zitting hebben. De Girondijnen besluiten derhalve, dat alle sectiën des avonds ten tien ure gesloten zullen zijn, voordat namelijk de arbeidende klasse komt, een besluit dat echter volstrekt geen gevolg heeft. En des nachts jammert de moeder van het patriottisme vol droefenis, maar met fonkelende ooiren. En Foirnier de Amerikaan is in de weer en de beide bankiers Frey en Varlet, de apostel der vrijheid; men hoort de brullende stem van den markies St. Huruge. En gillende vrouwenstemmen krijschen van alle galerijen, in de Conventie en andere \cieenigingen. Ja, er is een «centraal-comite van alle achtenveertig sectiën in de Archeveché gezeten, dat besluiten uitvaardigt en ontvangt; (6) een middelpunt (1) Moniteur, No. llü (Séance du 20 Avril. An le' . (2) Levasselr, Mémoires, I, 6. (3) Den 15; Fauchet, Pétion Lasource' Lanjuinais, Hardi, Lehardi, Louvet, Valadi. (4) Mignet geeft in zijn meergenoemd werk de volgende lezing over het ontstaan van de «commissie van twaalven: -Guadet zag in. dat men niet langer bij klagen moest blijven, hij besteen de redenaarstribune en sprak: «Burgers, terwijl deugdzame mannen over het ongeluk van het vaderland zuchten, zijn de samenzweerders aan zijn ondergang bezig. Evenals Caesar zeggen zij : laat hen spreken, wij willen handelen. Welaan, handelt ook gij. Het kwaad ligt in de straffeloosheid der samenzweerders van 10 Maart, het ligt in de Anarchie; het ligt in de Parijscho autoriteiten, die even tuk zijn op o-eld als op de heerschappij. Burgers, nog is het tijd, gij kunt de republiek redden. Ik stel voor den arijschen gemeenteraad af te zetten, binnen vierentwintig uren de municipaliteit door de presidenten der sectiën te vervangen, de «suppléants" der Conventie in den kortsten tijd te Bourges te laten vergaderen en dit decreet door buitengewone koeriers naar de departementen te zenden." Dit voorstel vond geen genade bij de gematigden en namens deze stelde toen Barrère voor eene buitengewone commissie van twaalf leden te benoemen, die een onderzoek zou doen naar de handelingen der municipaliteit, de aanstokers van de samenzwering van 10 Maart zou opsporen en in hechtenis nemen. De ■•Commissinn des douze bestond uit de volgende leden: Rabaut St. Iitienne Kcrvelegan; Gardien; Boileau; Bertrand; Vigée: Mollevault; Henri Larivière; Gornaire, Bergouing; Bover-Fonfrède en saint-Martin. ~ (5) Zie noot 1 op pag. 10, deel II, Ui) De commune had besloten, dat den ltVlp" Mei in de Archeveché eene vergadering zou gehouden worden door de presidenten der 48 sectiën en 48 commissarissen, gekozen door de sectiën. In deze vergadering zou eene lijst der verdachten worden opgemaakt en eene van bewoners der verschillende sectiën, die het meeste fortuin hadden. I'it deze vergadering werd spoedig een kern gevormd, die als «comité central d' insurrection" bevelen uitvaardigde en oproeren organiseerde III " O, ^an ,slle sectien in vreeslijke beraadslaging over een nieuwen 10den Augustus . ene zaak willen wij hier nog in het bijzonder doen uitkomen, daar zij over twaalf6 GironH £* Verspreidt; de gedaante waaronder, door de oogen der «Jïh» ïdlJnen en ook onze eigen oogen bezien,' het patriottisme van het zwakkere ge lacht zich voordoet. Lr zijn patriottinnen, door de Girondijnen megaeren(l) geheeten en op achtduizend berekend, met vliegende slangenharen, die het spinrokken net den dolk verwisseld hebben. Zij behooren tot het zoogenaamde broederlijke ïwS •' geZ!?d: zusterI'jke genootschap, dat onder hetzelfde dak met de iinnr h'T i^ weeduizend dolken of daaromtrent zijn zonder twijfel voor es e geworden. Zij stormen naar Versailles, om meer vrouwen op de been te brengen, maar de Versailler vrouwen willen niet opstaan. (2) P . ' a! ,Z1®[\111 d®n natl°nalen der tuin Tuilerieën wordt demoiselle ThÉroigne zelve aanbevallen I)e ] n°° ,mogelijk ware» door haar eigene honden of teven aangevallen. De demoiselle, die haar rijtuig houdt, is wel voor de vrijheid gelijk dan da^dezp1 ^**7 'i m3ar V°°r 86,16 Vrijheid met achtbaarheid. Va'n daar en nlnUIf s'angen harige ultra-patriottinnen thans op haar aanvallen, haar trekken en plukken, schandel.jk mishandelen, ja haar in deii tuinvijver geworpen zouden n^r is Z°wanl ST, "l" ™ W? va.. 1. ' i . en ge,ieelo zenuwgestel der arme demoiselle, dat geen van de gezondste was, is zoo verward en ontsteld geworden, dat zij er niet feer 1 li?'■"'•■■T Crger '0t er«CT ^ voordat een jaar ten lrfe , ooren wij dat zij m een krankzinnigengesticht is en een dwangbuis aan heeft dat zij „iet weer zal afleggen. Zoo kanVarme bruinlokkige g^TtoTimhlï einde harer dagen slechts onverstaanbare klanken uiten en gebafen maken ni t i 7T17 ■ ^ WaarVan Zij eeü duister besef behoorlijk uit te drukken Omtrent p ,T UU de omweilteli»g en de geschiedenis. (3) niettemin verzoeken hie'' "iet I10gmaals in bijzonderheden treden, i.i"i ^ den lezer haar niet uit het oog te verliezen* wii heHnplpn niet tgZ V" V'-!kM"en fl0t' «-gdT'dl Wmag brood en zeep d r l™" 'V'1 r' aa" deur is' en tocl1 lieeft men niet eens 7,1 lk rrlni 1 ^ de schuld van verraders. Met wat een slag zou men in zeen e°n7' i Yerr*ders *laan ! °ch, gij kunt het u niet voorstellen: gij vindt uwe kome' Is 'het wond! ^ hebt,Weinig of gccne hooP dat ooit een "lOOOjarig rijk fcome. Is het wonder, wanneer de achterdocht alle grenzen te buiten «raat* Dik r> \ztixr: scl,ijnba" «rLrêt zeten eon ft W .getuigen. Geen muzikaal patriot kan boven op het dak «"V vermoorden zullen P.i r anardus,en °"8 tweeentwintig dor onzen w ■ • * • itt en Corupg zijn het, het is goud van Pitt. Arme Pitt' einig wee men, hoeveel hij met zijn eigene volksvrienden te stellen heeft; hoe heetto Megaira. "1 ^ '' '" lL'k?che I'-umemden (Furiën) met hare slangenharen. Een der drie Eumeniden (In de|ciSrde?!4pS Xir69-13U:,LLAX (Mémoires> lf'2- 196.) Zie Commission des dou*e. Solpetrière, in den'ellVndiglteTtoestnn^van' 7°°r-E' 1 70- eerst 'n 1817 stierf zij in de 1838,) i, 445—50. " razernij. Zie Esquirol, Des maladies nientales (Parijs, (4) Mercier, Nouveau Paris, vi, 63. hij hen laat bespieden, onthoofden, hunne habeas-corpus-acte (1) schorst en zijn eigen maatschappelijke orde en geldkist achter slot en grendel moet houden; anders toch zou men niet gelooven dat hij oproer onder zijne naburen stookte! Maar het toppunt van alle achterdocht heeft misschien Camille Desmoulins bereikt, (.amillk's hoofd, een der helderste hoofden in Frankrijk, is in elk vezeltje zoo van bovennatuurlijke achterdocht doordrongen, dat hij, terugziende op den 12der' Juli 1789, toen op zijn bezielend woord in den tuin van het Palais Royal duizenden om hem heen oprezen en kokardes op de hoeden staken, dit slechts verklaarbaar vindt in de veronderstelling, dat allen door vreemde oproermakers gehuurd en aangestookt waren. «Niet vergeefs,'' zegt Camille met doorzicht, «brak de menigte rondom mij los, toen ik sprak!" neen, niet te vergeefs. Achter hem, voor hem, rondom hem is het een bovennatuurlijk poppenspel van complotten, en Pitt trekt aan de draden. (2) Bijna vermoed ik dat ik, Camille zelf, een complot ben, en als een houten pop aan een draad getrokken word. Verder kon de kracht van zijn doorzicht wel niet gaan. Doch dit zij gelijk het wil, de geschiedenis ontwaart dat de commissie der twaalf mannen, thans volkomen ingelicht omtrent de complotten, en gelukkig in het bezit van alle draden daarvan, gelijk zij zegt — in deze Meidagen snel bevelen tot inhechtenisneming uitvaardigt, en de zaak met alle macht doorzet, vast besloten om aan deze zee van verwarring paal en perk te zetten. Welke hoofdpatriot, ja welke sectie-president zelfs zou veilig zijn ? Men kan hem in hechtenis nemen, van zijn warm bed oplichten, omdat hij in zijne sectie onregelmatige inhechtenisnemingen liet doen! Men stelt Varlet, den apostel der vrijheid, in verzekerde bewaring. Men neemt den substituut-procureur Hébert, Pèrc Duehesne, in hechtenis, een volksmagistraat die zitting heeft op het stadhuis. Met groote plechtigheid neemt hij als martelaar afscheid van zijne ambtgenooten, gereed om aan de wet te gehoorzamen, en verdwijnt, eerbiedwekkend duldend, in de gevangenis. Des te sneller vliegen de sectiën en verlangen hem nadrukkelijk terug, verlangen niet de inhechtenisneming van populaire magistraten, maar van een verraderlijk tweeëntwintigtal. Sectie op sectie komt aanvliegen, defileert nadrukkelijk met toornige woorden; ja, zelfs de commune komt, met den maire Pache aan haar hoofd, en doet, afgezien van Hébert en de tweeëntwintig, nog eenmaal de oude onheilspellende vraag: "Kunt gij de republiek redden, of moeten wij het doen?" (3) En de voorzitter Max Isnard geeft daarop vurig ten antwoord: «Wanneer door een noodlottig toeval bij een van die opschuddingen, die sedert den 10den Maart telkens terugkeerden, Parijs een heiligschennende hand aan de nationale vertegenwoordigers mocht slaan, dan zou Frankrijk in nooit gehoorde wraak als één man opstaan en kort en goed, ..de reiziger zou vragen op welken oever der Seine Parijs gestaan had.' (4) De Berg en de galerijen brullen daarop slechts te luider: rondom ziedt het patriottische Parijs. En de Girondijn ValazÉ houdt nachtelijke beraadslagingen in zijn huis, zendt billetten rond: ..Komt stipt en goedgewapend, want er zal iets gebeuren." En Megaeren stroopen langs de straten met vaandels, met klagend geschrei. (5) En de (1) De Habeas-Corpus-Act ging in Engeland in lf>79 door: krachtens deze wet kan ieder Engelscli man, die gearresteerd wordt, eischen, dat hij onmiddellijk voor den rechter gesteld worde. In buitengewone tijden kan deze Act bij parlementsbesluit geschorst worden, zoo o. a. in 1793 1794 en 1817. (2) Zie Histoire des Brissotins, par Camili.e Desmoulins (een pamflet van Camiu.e, Parijs 1793.) (3) Dit geschiedde 27 Mei. Behalve de vrijlating van Hébert werd de opheffing van de commissie van twaalven verlangd. (4) Moniteur, Séance du 2."> Mai 1793. (5) Mkillak, Mémoires, p. 195; Buzot, 69, 84. deuren van de (Conventie zijn versperd door tierende volksdrommen; welsprekende hommes <1 etat worden op weg naar de vergadering gestooten, mishandeld; Marat spreekt er een in zulk een doodsgevaar aan en zegt: «Gij zijt ook een van hen." anneer Roland verlof vraagt om Parijs te mogen verlaten, gaat men tot de orde van den dag over. \\ at haat het? De substituut Hébert, de apostel Varlet moeten weer op vrije voeten gesteld worden, en worden met een krans van eikenloof gekroond. De commissie der twaalf wordt ontbonden in een Conventie, waar tierende sectiën den haas spelen, voorts daags daarna weer hersteld in een Conventie, waar de Girondijnen zich weer bijeengeschaard hebben. De donkere chaos of dé zee van verwarring worstelt en streeft, met alle elementen, eenige nieuwe schepping te gemoet. ™ 5 NEGENDE HOOFDSTUK. De val der Girondijnen. Diensvolgens komt er op Vrijdag den 31ste" Mei 1793 een der vreemdste tooneelen aan het zomerzonnelicht. De maire Pache, dien men, wegens zichtbare gisting van Parijs, ontboden heeft, komt met de municipaliteit in de Conventie en geeft de zonderlingste berichten. Hoe er in de morgenschemering van dien dag, toen er voor het algemeene welzijn permanente zitting op het stadhuis gehouden werd, even als op den 10den Augustus, zesennegentig vreemde personen binnentraden en verklaarden, dat zij in opstand en gevolmachtigde commissarissen van de 48 sectiën waren,' van de sectiën of leden van liet souvereine volk, die allen ook in opstand waren, en voorts, dat men, in naam van gezegd souverein volk, van zijn ambt ontslagen was. Hoe men zicli daarop van zijne sjerpen ontdaan en zich in de aangrenzende zaal der \ rijheid verwijderd had. Hoe men na verloop van eenige minuten teruggeroepen en weer aangesteld werd, daar het den souverein behaagd had, ons verder zijn vertrouwen waardig te keuren. En dus is men, na een nieuwen eed afgelegd te hebben, eensklaps in een insurrectionnair bestuur herschapen, terwijl een vreemd comité van zesennegentig leden naast ons zitting houdt, en een burger Henriot. (1) iemand, dien zekere lieden van Septembrisme beschuldigen, is tot generalissimus der nationale garde benoemd, en sedert zes uren luiden de klokken en roffelen de trommen: — wat begeert nu de hooge Conventie dat wij onder zulke omstandigheden doen zullen? (2) Ja, dat is de vraag! «Men ontbinde het insurrectionnaire bestuur," roepen sommigen met heftigheid. Vergnjaud wil ten minste «dat de nationale vertegen- herini! ^ ra.'">.0's (1'61—1794) was te Nanterre uit boerenouders geboren. Na velerlei ont- werken. if vieTmet Sbespièrre. "" ^ h°°gte van bevplhebb«r ** nationale garde op te Den (%«?»éb£$Ae !-,KC0nV?nti0n SarijS IV' 18'-228. Moniteur, No. 125-154. An I". "pstarid verklanrd dp'n n]p° g6DS " Van 'let kiezerscollege, commissarissen der clubs in Henrot V ' .^meenen raad der gemeente gecasseerd en de leden dadelijk weder aangesteld, Hennot benoemd tot beve hebber der gewapende macht en bepaald, dat de sansculotten dagelijks 40 sous zouden ontvangen, zoolang zij onder de wapens waren - 'JK 4U woordigers allen op hun post zullen sterven." Dit wordt tezworen en luide toegejuicht! Maar wat de ontbinding van het insurrectionnaire bestuur betreft, helaas welke klanken zijn dat, terwijl wij nog beraadslagen? Het alarmkanon op den lont-.\eu/, dat, op doodstraf, niemand afvuren mocht zonder een bevel van de Conventie! t0ch brandt het los. c" verspreidt schrik en angst in aller gemoederen, bnjdot dreunen de klokken, en Henriot met zijn gewapende macht houdt de Con- aYv i „r Fr.vncois Hexkiot. ventie ingesloten! En de eene sectie volgt op de andere, den geheelen dag lang, usclit, onder het ratelen der geweren, dat de verraders, tweeëntwintig of meer, gestraft en de commissie van twaalf onherroepelijk ontbonden worde. De Girondijnen laten den moed zakken, de tweeënzeventig (1) respectabele departementen zijn ver verwijderd, het brandende stadsbestuur daarentegen is dicht bij! Barrère is voor fen middenweg, iets toe te geven. De commissie van twaalf verklaart dat zij, (1) Zio png. 159. zonder een besluit af te wachten, bij dezen zich zelve ontbindt. De verslaggever Rabaut zou gaarne zijne en hare laatste woorden spreken, maar het brullen verdooft zijne stem. Gelukkig, dat de tweeëntwintig nog ongedeerd gebleven zijn! Vergniaud drijft de wetten der beleefdheid zoo ver, dat hij, tot verbazing vau sommigen, het voorstel doet, "dat de sectiën van Parijs zich verdienstelijk gemaakt hebben jegens het vaderland." En daarop keeren de sectiën op den laten avond in hare wijken terug. Barrère zal van alles verslag doen. Snel vliegt de vlugge pen over het papier; voor hem is het een slapelooze nacht. Dat is het einde van Vrijda°- den laatsten Mei. ° De sectiën hebben zich verdienstelijk gemaakt, maar zouden zij zich niet nóg verdienstelijker kunnen maken ? Voor het oogenblik zijn de verraderlijke Girondijnen wel is waar ter neer geslagen en onschadelijk gemaakt, maar zullen zij zich bij een meer gunstige gelegenheid niet ontzaglijker weer verheffen, en moet de republiek niet nog altijd in spijt van hen gered worden? Zoo redeneert het patriottisme, steeds permanent; zoo redeneert den volgenden morgen de gestalte van Marat, die men in het gewoel der sectiën onderscheidt. En zoo doet zich op Zaterdagavond de stormklok opnieuw hooren, juist toen Barrère alles zoo schoon bewimpeld had en zijn verslag op het punt stond van met de avondpost te vertrekken. De gcneraalmarsch wordt geslagen; gewapende mannen vatten voor dien nacht post op het plein Vendöme en elders, en zijn van spijs en drank voorzien. Daar onder het zomersterrendak, wachten zij dien nacht af wat er te zien en te doen zal zijn; Henriot en het stadhuis geven de noodige teekens. Op den klank van den generalen marsch snelt de Conventie naar de vergaderzaal terug, doch slechts ten getale van ongeveer honderd, verricht weinig zaken en stelt ze tot morgen uit. De Girondijnen wagen het niet er heen te gaan, de Girondijnen zoeken een nachtverblijf buiten hunne woningen. De arme Rabaut die den volgenden rrorgen met Louvet en eenige anderen door de opgeruide straten op zijn post terugkeert, wringt de handen en roept uit: »IUa suprema dicsl" (1) Het is Zondag de tweede Juni van het jaar 1793 volgens ouden stijl, volgens nieuwen stijl van het jaar één van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Wij zijn tot het allerlaatste hoofdstuk in de geschiedenis der Girondijnen in de hooge vergadering o-p- li ** o o o o naderd. Het is de vraag, of ooit eene aardsche Conventie onder zulke omstandigheden vergaderde als deze Nationale Conventie thans. De stormklok luidt, de barrières zijn gesloten, geheel Parijs staat met verbazing toe te schouwen of is onder de wapenen. Men rekent dat er niet minder dan honderdduizend man onder de wapenen zijn; de nationale gardes, en de gewapende vrijwilligers, die naar de grenzen en naar de Vendée moesten snellen, maar niet wilden zoolang het verraad niet gestraft was, en slechts her- en derwaarts vliegen! Zoo velen, die bestendig onder de wapens zijn, omringen het paleis en den tuin der Tuilerieën. Daar is kavallerie, infanterie, artillerie, sapeurs met baarden; in den nationalen tuin ziet men de artillerie in hare veldovens kogels gloeiend maken, en hare lonten branden. Henriot rijdt, met een vederbos op, te midden van een bepluimder. staf; alle posten en toegangen zijn bezet, reserves staan tot in het bosch van Boulogne, de uitgezochtste patriotten zijn het dichtst bij de schouwplaats. Nog iets moeten wij doen opmerken, te weten dat het bezorgde stadsbestuur bij de veldovens de proviandwagens niet vergat. Geen lid van den souverein behoeft naar huis te gaan om te eten, maar kan in rij en gelid blijven staan, daar er een overvloed van spijzen ongevraagd rondgaat. Verstaat dit volk den opstand niet? (1) Louvet, Mémoires, pag. 89. De dagen van 31 Mei, 1 en 2 Juni 1793. ■ Dat clan nu de nationale vertegenwoordiging, «de mandataris van den souverein," daarmee te rade ga. Uitsluiting der tweeëntwintig, ontbinding der commissie van twaalf; hier staan wij, totdat het geschied zal zijn. Deputatie na deputatie komt met die boodschap in steeds heftiger taal. Barrère slaat een middelweg voor willen de beschuldigde afgevaardigden misschien vrijwillig afstand doen, grootmoedig hun ontslag indienen, en zich opofferen voor liet welzijn van het vaderland? Isnard, die berouw heeft over de vraag: «op welken oever Parijs gestaan heeft?" verklaart dat hij bereid is om af te treden. Ook Tc Deum-Fauchet is gereed, en nog meei de oude Dusaulx van de Iiaslt/le, vieux vcidoteuv, de oude babbelaar, gelijk Marat hem noemt. Lanjuinais (1) de Bretagner, daarentegen, verklaart dat hij voor zich nimmer vrijwillig afstand doen, maar zich tot het uiterste toe ver- Jean Denis Lanjuinais. Pierre Henri Marie Ton du Lebrun. zetten zal, zoolang er eene stem in hem is. Hij gaat dus voort met protesteeren te midden van woede en geraas; Legendre roept ten laatste: «Lanjuinais, kom at van de tribune, of ik werp u naar beneden, ou je ie jette en bas'"' Immers de zaken zijn nu tot een uiterste gekomen. Ja, men pakt Lanjuinais werkelijk aan, eenige heftige montagnards; maar men kan hem niet naar beneden smijten, want «hij klemt zich vast aan de leuning" en «zijne kleederen worden gescheurd." Ook Barharoux wil geen afstand doen, hij heeft gezworen op zijn post te zullen sterven, en dien eed wil hij houden. Daarop rijzen de galerijen allen met een ontzettend geraas op, sommigen zwaaien wapenen en stormen naar buiten met den kreet: *AUotts, welaan, dan moeten wij ons \aderland redden! zulk eene zitting is die van Zondag den 2den Juni. vurigste G^ondCn Lanjuinais (n53_1887'- geboren ,e Renne>' was advocaat geweest en nu eender De kerken in het christelijke Europa worden vol en weer ledig, maar deze Conventie wordt middelerwijl niet ledig, het is een dag van twistend geschreeuw, van angst, van vernedering en kleerenscheuren, illa suprema dies ! Rondom staan Henriot en zijne honderdduizend, rijkelijk uit manden en bakken verkwikt, ja, hij deelt "vijf francs per hoofd uit," wij Girondijnen zagen 't met onze eigene oogen, vijf francs om hun moed staande te houden! En het gewapende oproer tiert om ons hoen, bij de balie, wij zijn in onze eigene zaal gevangen; de bisschop GrÉgoire mocht zelfs om een besoin actuel niet zonder begeleiding van vier gendarmes naar buiten. Wat is thans van de hoedanigheid van nationale vertegenwoordiger geworden? En het zonlicht valt al geler op de westelijke vensters, en de schoorsteenen werpen al langere schaduwen; maar de verkwikte honderdduizend noch hunne schaduwen verroeren zich. Waartoe zal men besluiten? Men doet — ten overvloede zou men denken — het voorstel, dat de Conventie in massa naar buiten ga, ten einde zich met eigen oogen te overtuigen of zij vrij is of niet. Ziet derhalve, de bedrukte Conventie gaat door de oostelijke poort der Tuilerieën naar buiten, met den schoonen Hérault SÉchelles (1) aan de spits, hij, ten teeken van den algemeenen nood, met den hoed op, de overigen blootshoofds, naar de Carouselpoort, verwonderlijk om te aanschouwen, naar Henriot en diens bepluimden staf. «In naam van de Nationale Conventie, maakt plaats!" Hexriot geeft geen duim plaats. «Ik neem geen bevel aan, alvorens] de souverein, de uwe en de mijne, gehoorzaamd zij." De Conventie dringt voorwaarts, Henriot rent met zijnen staf vijftien passen terug. »Te wapen! kanonniers, bij uwe stukken!' roept hij en trekt zijn machtig zwaard, gelijk de staf ook doet, en de huzaren eveneens. De kanonniers zwaaien de brandende lonten, de infanterie presenteert het geweer, — helaas, in een horizontale richting als wrilde zij vuren! De schoone Hérault leidt zijn bedrukte kudde weer door haren schaapsstal, de Tuilerieën, en dwars door den tuin, naar de poort aan den overkant. Hier is het Feuillants-terras, ginds, helaas, onze oude Salie de Manége; maar ook bij de poort van den Pont-tournant is geen uitweg. Men beproeve een anderen en nog een anderen. Helaas! nergens is er een vrij. Troosteloos dwaalt men door gewapende gelederen, die wel roepen: Leve de republiek, maar ook: Dood aan de Gironde! Zulk een schouwspel, in het jaar Een der Vrijheid zag de dalende zon nog nooit. En ziet, thans komt ons Marat te gemoet, want hij ontbrak bij dezen onzen vernederenden optocht; een honderd uitgezochte patriotten volgen hem op de hielen; in naam van den souverein beveelt hij ons, terug te keeren naar onze plaats en te doen gelijk ons geboden wordt en wij gehouden zijn te doen. De Conventie keert terug. «Ziet de Conventie niet," zegt Couthon (2) met een bewonderenswaardige macht over zijne gelaatstrekken, «dat zij vrij is," — niets dan vrienden rondom haar? De Conventie, door vrienden en gewapende sectiemannen als overstroomd, gaat stemmen gelijk haar geboden wordt. Velen stemmen niet, maar zwijgen stil. Een of twee protesteeren met woorden; bij den Berg is een volkomene eenstemmigheid. De commissie van twaalf, en de beschuldigde tweeëntwintig, (3) waarbij men nog de gewezen ministers Clavière (4) en Lebrun (5) voegt: deze (met eenige kleine veranderingen, die deze of gene redenaar voorstelt, maar waarover Marat beslist) worden bij stemming tot -arrest in hunne (1) Zie noot 1 op pap. 72. (2) Zie noot 2 op pag. 214, deel II. (3; Met uitzondering van de leden der Commissie van twaalven Boyer-Fonfrvde en St.-Martin (zie noot 4 op pag. 161). (4) Zie noot 2 op pag. 31 deel II. (5) Pierre Henri Marie Tondu Lebrun (1754—1793) was minister van Buitenlandsche Zaken geweest en vriend van Dumouriez. III 22 eigene woningen" veroordeeld. Brissot, Buzot, Vergniaud, Louvet, Guadet, Gensonné, Barbaroux, Lasource, Lanjmnais, Rabaut — tweeëndertig, allen die wij als Girondijnen gekend hebben, en meer dan wij er gekend hebben. «Onder bescherming van het Fransche volk," voorshands onder bescherming van twee gendarmes voor iederen persoon, zullen zij, als niet-senatoren, vreedzaam in hun eigen huizen wonen tot nader order. Daarmede eindigt de séance van ZondaCT den 2de" Juni 1793. Ten tien ure, na wel volbrachten arbeid, begeven zich de honderdduizend onder helderen starrenhemel naar huis. Dienzelfden dag heeft het centraal-comité van insurrectie mevrouw Roland in hechtenis genomen en in de Abbaye opgesloten. Roland is gevlucht, niemand weet waarheen. Zoo vielen de Girondijnen door de insurrectie, en hielden op eene partij te zijn, niet zonder door de meeste geschiedschrijvers beklaagd te zijn. Het waren mannen van gaven, van wijsgeerige beschaving, van fatsoenlijk gedrag; niet te veroordeelen omdat zij slechts pedanten waren en geen hoogere eigenschappen bezaten, niet te veroordeelen, maar zeer ongelukkig. Zij wilden eene republiek van deugden, waarin zij zeiven aan het hoofd zouden staan, en verkregen slechts eene republiek van krachten, waarin anderen dan zij aan het hoofd stonden. Overigens zal Rabbère verslag er van geven. De nacht eindigt met een »burgeroptocht bij toortslicht(1) het ware rijk der broederschap is thans zeker niet ver meer verwijderd? (1) Bizot, Mémoires, pag. 310. Zie Pièees justificatives der verhalen, commentaren enz. bij üuzot, Louvet, Meillan. Documents complémentaires in de Histoire parlementaire, XXVIII, 1—78. VIERDE BOEK. LA TERREUR. EERSTE HOOFDSTUK. Charlotte Corday. In de bladerrijke maanden Juni en Juli brengen onderscheidene Fransche departementen eene reeks van oproerige papieren Maden voort, onder den naam van proclamatiën, journalen of diurnalen van de »\ ereeniging tot weerstand tegen onderdr ukking. (1) In het bijzonder ziet de stad Caen in Calvados haar papieren blad, Bulletin de Caen, eensklaps uitbotten, eensklaps als nieuwsblad daar ter plaatse gevestigd, onder redactie van Girondijnsche nationale vertegenwoordigers! Immers onder de Girondijnsche ballingen vindt men er sommigen, die niet weinig ■\ermetelheid bezitten. Eenigen, zoo als "Yergniaud, Yalazé, Gensonné, wachten, »in hunne eigen woningen opgesloten, met stoïcijnsche gelatenheid hun toekomstig lot af. heiligen, zoo als Brissot, Rabaut, trachten te vluchten, of een schuilplaats te vinden, hetgeen, daar de Parijsche barrières na een paar dagen weer geopend worden, nog niet onmogelijk geworden is. Anderen daarentegen snellen met Buzot naar Calvados, of \ei door hranhrijk heen naar Lyon, Tovlon, Nanfes en voorts tot de afgesprokene bijeenkomst te Caen, ten einde de achtbare departementen als met de krijgsbazuin op te wekken, en de anarchische Rergpartij met geweld ter neder te slaan; ten minste om niet te wijken alvorens eene proef gedaan te hebben. Tot de laatsten rekenen wij een twintigtal of meer van hen die in hechtenis genomen en nog niet in hechtenis genomen zijn: een Buzot, Barbaroux, Louvet, Guadet, Pétion, die aan het arrest in hunne woningen ontsnapt zijn; een Sai.i.es, een pythagorische Valady, een DucHaTEL, dezelfde I)i chjitel, die in eene kamerjapon en met eene slaapmuts op, kwam om voor het leven \an Lodewijk te stemmen, (2) die het gevaar en de waarschijnlijke inhechtenisneming "iitkomen zijn. (3) Dezen nu, wier aantal op zekeren tijd zevenentwintig bedroeg, houden verblijf in de »Intendance of het departementsgebouw" van de stad Caen in CaU ad os, door de besturen verwelkomd, ja zelfs op hunne kosten onderhouden, daar zij (1) Dulaure II. pag. 449. (2,i Zie pag. 02. (3) Jean Baptiste Salles (1,20 1794 , geboren in Lotharingen, was geneesheer te Vezelise, toen hy gekozen werd tot afgevaardigde van de stad Nancy in de Staten-Generaal. Later, tot lid der onventie gekozen, schaarde hij zich onder de Gironde, terwijl hij in het proces des Konings stemde voor het beroep op het volk. Hij werd 20 Juni 1794 te Bordeaux geguillotineerd. (iodefroi Isiirin markies de \aladv was vóór de revolutie officier geweest bij de Gardes fr&nc&ises ' n had veel gereisd; \andaar, dat Carlyle hem den bijnaam geeft van pvtliagorisch naar Pvthagoras, den beroemden Griekschen wijsgeer, die ook veel had gereisd. In I:ankrijk teruggekomen, bij het uitbreken der revolutie, schaarde hij zich dadelijk onder de voorstanders ervan. In het proces des Konings stemde hij. als lid der Conventie, voor de afzetting en stelde lu.i voor den Koning en zijne familie naar Saumur te brengen, en aan madame Elisabeth over te laten haar broeder te volgen of Frankrijk te verlaten. Hij werd 14 December 1793 te Périgueux geguillotineerd. l'cispard Duchatel (1766 1<93, geboren in de omstreken van Thouars in Poitou, werd te Bordeaux gearresteerd, in ketenen geklonken naar Parijs gevoerd en daar met de andere Girondijnen 31 October 1 '93 geguillotineerd. zelve geheel van geld ontbloot zijn. Ln het Bulletin de Caen (1) komt met de bemoedigendste artikelen in het licht: hoe het departement van Bordeaux, het departement van Lyon, het eene departement na het andere zich verklaart; zestig of wel negenenzestig of tweeënzeventig (2) departementen verklaren zich of staan op het punt zulks te doen. (3) Ja, naar het schijnt zal Marseille, desnoods, alleen tegen Parijs oprukken. l)e stad Marseille heeft gezegd dat zij tegen Parijs oprukken zal. Dat daarentegen de stad Monlelimat t gezegd heeft: geen doortocht en zich liever onder hare puinhoopen wil begraven — daarvan vindt men geen enkel woord in het Bulletin de Caen. Zulke opwekkende artikelen leest men in dit nieuwe nieuwsblad, en gloeiende redevoeringen, en weisprekenden, vinnigen spot, heftige uitvallen tegen den Berg uit de pen van den afgevaardigde Sali.es gevloeid, die, zoo als vrienden beweren,'veel ii 449 )du eigenhjke na3m w8s: IM,etin dcs autorités constituées ré,(nies d Caen. (Dulaure, i2' meillan, pag. 72, 73. locvet, pag. 129. ti til eene "Üwlaration n la Frariee", opgesteld door Louvet en in concreto te vinden bij Dulaure, 11, 44i>, 4oU, worden de redenen ontvouwd van het optreden dezer regeering. felix baeon de wimpfen. JoSEPH graaf de plisaye. overeenkomst hebben mot Pascal's Lettres provinciales. (1) Ja, wat van nog meer gewicht is, de Girondijnen hebben een generaal cn chef, een zekeren Wimpfen, die onder Dumouriez diende; ook een bedenkelijken onder-generaal Puisaye, en doen al wat maar mogelijk is om krijgsvolk te werven. (2) Nationale vrijwilligers, al wie slechts een rechtgeaard hart heeft, schaart u om ons, gij vrienden der vrijheid uit alle steden van Calvados, van de Eure, van Bretagne, van heinde en verre! voorwaarts, tegen Parijs, en laat ons de regeeringloosheid onderdrukken ! En zoo ziet men te Ca,en in de eerste dagen van Juli een trommelen en paradeeren, hoort toespraken en beraadslagingen, er is oen staf en leger, leidende raad, club der Carabots, anti-jacobijnsche vrienden deivrijheid, vol smaad tegen den afschuwelijken Marat. Met dat alles en de uitgave van het Bulletin de Caen heeft een nationale vertegenwoordiger volop te doen. Te Caen is alles zeer levendig, en min of meer levendig is het ook, zoo als men hoopt, in de tweeënzeventig departementen die ons aankleven. En zoo is dan in een door Cimmerisclie coalities rondom ingesloten en inwendig door de Vendée verdeeld Frankrijk de slotsom waartoe men gekomen is: om de regeeringloosheid door burgeroorlog te onderdrukken! Durum et durum, zegt het spreekwoord, non faciunt murum. De Vendée staat in vuur en vlam, Santerre kan er niets uitrichten, even goed kon hij naar huis gaan en bier brouwen. Cimmerische bommen vliegen langs het Noorden. De belegering van Mainz is wereldberoemd geworden; minnaars van het pittoreske (gelijk Goethe verzekert), uitgedoste landlieden van beiderlei kunne wandelen er des ZondaVs heen, om de artillerie te zien spelen; men bukt zich slechts een weinig, wanneer de kogels voorbijsuizen. (3) Condé geeft zicli aan de Oostenrijkers over : Zijne Koninklijke Hoogheid van ^ ork beschiet reeds redert verscheidene weken Valenciennes. Want het \ersterkte kamp van Fuwiars (4) werd, helaas stormenderhand ingenomen, eeneraal Dampierre gedood, generaal Gi stine ontving eene terechtwijzing en is thans naar Parijs vertrokken om ophelderingen te geven. Aan dat alles moeten de Berg en de afschuwelijke Marat het hoofd bieden, zoo goed zij kunnen. Zij, anarchische Conventie als zij zijn, kondigen besluiten af, klagende, verklarende, niet zonder gestrengheid; zenden commissarissen uit, afzonderlijk of bij paren, met den olijftak in de eene, maar het zwaard in de andere hand. Er komen commissarissen naar Caen, maar vruchteloos. De wiskundige Romme (5) en Priecr, bijgenaamd van Cóte d'or, (6) die met den olijftak en het zwaard derwaarts durven gaan, worden in de gevangenis geworpen. Daar moet Romme «vijftig dagen" achter slot en grendel liggen, en kan over zijn nieuwen almanak nadenken, als hij daartoe lust heeft. Nooit was het met de ééne en ondeelbare republiek erger gesteld dan nu. (1) Do beroemde Fransche wiskundige en schrijver Hlaise Pascal (16;3—1662) die in zijne Lettres provinciales in zuiveren stijl en grooten humor de zedeleer der Jezuïeten geeselde. ï ^e''x. baron ''e Wimpfen (1745—1-S14) diende met veel succes in den zevenjarigen oorlog en in den veldtocht op Corsica (1765), nam deel aan den vrijheidsoorlog in Amerika, aan de belegering van Mahon en Gibraltar en werd na den vrede van Versailles (1785, maréchal de camp. Door den adel van de bailliage (zie noot 1 op pag. 154, deel I.) van Oen in de Staten-Ocneraal afgevaardigd, sloot hij zich spoedif bij den derden stand aan. In 1792 verdedigde hij do stad Thionville en iets later kreeg hij het commando over het leger aan de kust bij Cherbourg. Hier was het, dat hij zich voor de Girondijnen verklaarde en dreigde met een leger tegen Parijs op te rukken, wanneer de Conventie hen buiten de wet stelde, pa de nederlaag zijner troepen wist hij zich verborgen te houden, totdat de eerste consul Bonaparte hem weder op de lijst der divisie-generaals plaatste, hem een pensioen verleende en tot maire benoemde van de gemeente, waarin li ij woonde. Josepli, graaf de Puisaye (1754—1827), geboren te Montagne, heeft eerst in het leger der Girondijnen later bij de chouans der Vendée een groote rol gespeeld: hij stond met de Engelschen in verbinding, van wier tochten tegen Frankrijk hij de ziel was, en stierf in 1827 in behoeftige omstandigheden in de omstreken van Londen. (3) Belagerung von Mainz (Goethk's Werke, \X\, 278—334 '. 4: Zie pag. 154. >5) Zie noot op pag. 48. '6' C. A. Prieur-Duvernois (1763—1832). bijgenaamd -de la Cóte-d'Or", in onderscheiding van zijn collega Prieur de la Marne, was officier bij de genie en een voorstander der revolutie. Hij uas het, die later niet Carnot de reorganisatie der strijdkrachten volvoerde. 1 Ch.uilottf. Cokd.vv. Te midden van die duistere gisting van Caen en van de wereld let de geschiedenis in het bijzonder op ééne zaak: ia het portaal der Intendance, waar bezige afgevaardigden in- en uitgaan, neemt een jonge dame, van een ouden dienaar vergezeld, ernstig, bevallig afscheid van den afgevaardigde Barbaroux. (1) Het is een statige Normandische gestalte, vijfentwintig jaren oud, van een schoon, kalm voorkomen; haar naam is Charlotte Corday, vroeger d'Armans, (2) toen er nog een adel bestond. Barbaroux heeft haar een billet voor den afgevaardigde Duperret gegeven, dezelfde die eenmaal in toornige opgewondenheid den degen trok. (3) Zij wil waarschijnlijk op eene zending naar Parijs? «Zij was eene republikeinsche vóór de omwenteling, en nooit ontbrak het haar aan wilskracht." Daar is een zekere volkomenheid, een zekere beradenheid in die bevallige vrouwelijke gestalte; «onder geestkracht verstaat zij de drift die ons aanspoort om ons voor het vaderland op te offeren." Hoe, indien eens deze bevallige Charlotte eensklaps uit haar stille afzondering verrezen ware gelijk eene star, wreed-liefelijk, met half engelachtigon, half demonischen luister, om voor een oogenblik te schitteren en in één oogenblik uitgedoofd te worden; om eeuwen achtereen, zoo heerlijk volmaakt was zij, in geheugenis te blijven! Het oog afwendende van Cimmerische coalities en de dof woelende vijfentwintig millioenen binnenslands, zal de geschiedenis het onafgewend gevestigd houden op deze enkele schoone verschijning van eene Charlotte Corday ; zal aanteekenen waarheen Charlotte zich beweegt, hoe dat leven zoo stralend brandt, dan verzwindt, verzwolgen door den nacht. Met den brief van aanbeveling van Barbaroux en slechts weinig bagage zien wij Charlotte op Dinsdag den 9den Juli in de diligence van Caen gezeten, op weg naar Parijs. Niemand neemt afscheid van haar, of wenscht haar goede reis; haar vader zal eenige regelen door haar vinden achtergelaten, waarin zij hem meldt dat zij naar Engeland gegaan is, dat hij haar vergeven, haar vergeten moet. De logge diligence rolt voort onder het slaperig gepraat over politiek, en den lof van den Berg, waaraan zij geen deel neemt, den geheelen nacht, een ganschen dag en wederom den geheelen nacht. Op Donderdag, niet lang voor den middag, is men bij de brug van Neuilly; daar ligt Parijs met zijn duizend zwarte daken, het doel en einde harcr reis. In het hotel de la Providence in de straat des Vieux Augustins aangekomen, verlangt Charlotte eene kamer, begeeft zich haastig te bed, en slaapt den geheelen namiddag en nacht tot den volgenden morgen. Den volgenden morgen overhandigt zij Duperret haar billet. Het heeft betrekking op zekere familiepapieren, die in handen zijn van den minister van binnenlandsche zaken en die eene non te Caen, een oude kloostervriendin van Charlotte, noodig schijnt te hebben; Duperret zal haar ter verkrijging daarvan behulpzaam zijn. Was dan Charlotte daarvoor naar Parijs gekomen? In den loop van Vrijdag is zij hiermede gereed, en toch denkt zij er niet aan om terug te keeren. In stilte heeft zij menige zaak gezien en onderzocht. Zij heeft de Conventie met haren Berg in lichamelijke werkelijkheid gezien. (4) Het levende aangezicht van Marat kan zij niet zien: Marat is thans ziek en houdt zijne kamer. Des Zaterdags-morgens ten acht ure koopt zij een groot scheedemes in het PalaisIioi/al, en neemt terstond daarop een huurrijtuig op de Place des Vicloires: «naar de Rue de 1' écolc de Médecine (5) no 44. Het is de woning van den burger Marat! De (1) Mëili.an, pag. 75; Louvet, pag. 114. (2) Marie Anne Charlotte Corday d'Armans. (3) Zie over Duperret pag. 158, "noot 1. Volgens eene lezing, door een der Girondijnen gegeven, te vinden in Dulaure, II, 452 en 453, was zij van Barbaroux een brief van aanbeveling komen vragen bij den minister, om eenige papieren, welke aan eene bloedverwante van haar, eene religieuze, hadden toebehoord, terug te vragen. Barbaroux had gezegd, dat een aanbevelingsbrief van een vogelvrijverklaarde haar meer schade dan voordeel zou bezorgen, waarna hij haar een brief aan Duperret wilde medegeven, hetgeen dan ook geschiedde. (4) Duperret vergezelde haar naar de Conventie. (5) Toen geheeten rite des Cordeliers. III 23 urger Marat is niet wel en laat niemand bij zich toe, hetgeen een groote teleurstelling voor haar schijnt te zijn. Zij heeft clan zaken met Marat? OngelukkigeschooneCiuRi.otte! ongelukkige morsige Marat! Uit Caen verre in het Westen, uit Neuchdtel verre in iet osten, komen deze twee tot elkander; die twee hebben, hoogst zonderling, zaken met elkander In haar hötel teruggekeerd, schrijft zij een klein billet aan Marat, waarin zij hem meldt dat zij van Caen, den zetel van het oproer, komt, dat zij hem dringend wensclit te spreken en .het in zijne macht wil stellen, om Frankrijk een grooten dienst te bewijzen. (1) Geen antwoord. Charlotte schrijft een tweede, nog dringender billet, (2) en rijdt tegen zeven ure des avonds zelve er mede heen. Vermoeide dagslovers hebben wederom hun arbeid afgedaan; het groote Parijs dwarrelt snel dooreen zoo als het gewoon is: deze ééne schoone figuur heeft beslistheid in haar doen; zij rijdt recht toe aan — op een doel. Het is een nevelige Juli-avond, de 13de Juli, de avond voor den Bastille-dag, toen, nu vier jaren geleden, Marat in liet gedrang op den Pont-Neufyan dien troep huzaren van Besenval, die zoo vriendelijk gezind waren, sluw verlangde, „dat zij dan afstijgen en hun wapenen neerleggen zouden," en als patriot kenbaar werd. (3) Vier jaren zijn vervlogen. Welk een weg heeft hij sedert bewandeld! — en nu zit hij, ten half acht ure des avonds, in eene badstoof te zweeten, hoogst bedroefd, ziek van de omwentelingskoorts, ziek van nog iets anders, dat de geschiedenis liever niet noemt. In den hoogsten graad ongesteld en uitgeput, de arme man, met juist vierentwintig sous baar geld in papier, met eene badstoof, een sterken driepootigen stoel, om intusschen op te schrijven, en eene vuile waschvrouw, — zoo kan men haar noemen; dat is zijn burgerlijk huishouden in de Rue de l'école de Médecine; derwaarts en niet verder heeft zijn weg hem geleid. Niet naar het rijk van broederschap en volkomen geluk, maar zekerlijk toch op weg derwaarts? — Luister! weer wordt er geklopt. Een welluidende vrouwenstem, die zich niot wil laten afwijzen; het is de burgeres die Frankrijk een dienst wil bewijzen. Marat, die hare stem hoort, roept: .-Laat haar binnen." Charlotte Corday wordt binnengelaten. „Burger Marat, ik kom van Caen, den zetel des oproers, en wensch met u te spreken. „Ga zitten, mon enfant. Nu, wat doen de verraders te Caen? elke afgevaardigden zijn er te Caen?" Charlotte noemt eenige afgevaardigden. »Binnen veertien dagen zullen hunne hoofden vallen," voert de ijverige volksvriend laar op een schorren toon te gemoet en neemt zijne portefeuille om te schrijven; Barkaroux, Petion schrijft hij met zijn blooten, ineengekrompen arm, zich in het bad ter zijde wendende. Petion en Louvet en — Charlotte heeft haar mes uit de schede getrokken en stoot het den schrijvende met een vasten stoot in het hart " chèreamie« help, geliefde!" meer kan de doodelijk getroffene niet zecgen of schreeuwen. De gedienstige waschvrouw snelt naar binnen, maar de volksvriend is niet meer te helpen; rochelend blaast hij den laatsten adem uit. (4) (1) Te vinden in Dulaure, II, 454. (2) Zie Dulaure, II. 454. (3) Zie pag. 237, deel I. 368—374>,0niteUr X°' 1!,', 198' 199)" Histoire Parlementaire, 'XXVIII, 301—305) Deux amis X, 'f" wctcn cn *egt 'iet briefje onder zijne oogen te hebben xtz "" volgen"° "M<°" "h'"m - „ort,"Ifvp,ba^bar haar werk is volbracht, l.aar loon even zeker als éi§i:Spr3=S^ ' i ' i ,rD&' woede °f bewondering omstuwt. Dl perbet wordt harent wege in verzekerde bewaring genomen, zijne papieren verzegeld - hetgeen M eïne jé" volgen zou kunnen leiden. Zoo ook F.vvaJ, hoewel F.cchet nleTêe t .Tbf" vastigheidvan Dupebret, berispt de'nLÏfc^ F1JSt de St3nd" «ji ïïtïïsss vierden dag van de voorbereiding van den vrede " Rii haar v, 8 ,1' Aan "den derling gemurme, door de zaa,, 'van weZ "atd £ me" Zll^Z %"FZïï~ im ille (o) is daar met zijne acte van beschuldiging en overtuiginefstukkin d maker uit het Palaü-Koyal getuigt dat hij haaf hft sehedeni Sëht herft aïït bijzonderheden zijn noodeloos," valt Charlotte hem in de rede „ik hen W i m ° gedood heeft. „Door wien zijt gij daartoe aangezet?" „Door niemand " „Wat heeft udf daartoe bewogen? „Zijne misdaden. Ik doodde één man, voegde zij er bi^ hare 1 buitengemeen (extrênwnent) verheffende, toen men voortging haar te verhooren (1) Séance du 16 Septembre 1793. (2) In den jare 1836. .ind»i,':/5£™eH ''«fS0'""10" ~ Wrutadcn brief™ B„b„r„„, .«lfc brh, , S STSJl op"ApT5.Cd°"n.,tt XXVIII. 331-338, 'loodde één man, om honderdduizenden te redden, een schurk, om onschuldigen te redden, een wild bloeddorstig dier, om mijn vaderland rust te verschaften. Ik was eene republikeinsche vóór de omwenteling, het ontbrak mij nooit aan wilskracht." Wat zal men dus verder zeggen? De toeschouwers staren haar met verbazing aan; portretschilders teekenen in der haast hare gelaatstrekken, zonder dat Charlotte zulks verhindert; het gerecht gaat voort met zijne formaliteiten. Het vonnis luidt: dood, als moordenares. Haren advocaat (1) zegt zij dank met vloeiende woorden, in lioogen klassieken geest. Den priester, dien men haar zendt, zegt zij dank, maar zij heeft geene biecht of andere geestelijke hulp van hem noodig. Dien zelfden avond nog, omstreeks half acht ure, rijdt de noodlottige kar uit de poort der Gonciergerie, terwijl do geheele stad op de been is; op de kar zit een bevallig Terechtstelling vax Charlotte Corday. jong wezen, in de roode kiel eener moordenares gehuld, zoo schoon, opgeruimd, zoo vol leven; zij alleen midden in de wereld den dood tegemoet gaande. Velen nemen hunne hoeden af, eerbiedig groetende, want welk hart zou niet geroerd worden ? (2) Anderen morren en tieren. Adam Lux, van Mainz, verklaart dat zij grooter is dan ürutus, dat het schoon zou zijn, met haar te sterven; liet hoofd van den jongen man schijnt te duizelen. Op de Place de la révolution behoudt het gelaat van Charlotte denzelfden stillen glimlach. De scherprechters naderen om haar voeten te binden; zij verzet zich, wanende dat men haar daarmede beschimpen wil; nadat 't haar met een enkel woord verklaard is, schikt zij zich gewillig en vraagt vriendelijk verschooning. Eindelijk nadat alles gereed is, neemt men haar den halsdoek af; een blos van maagdelijke schaamte (1) Criauveau Lagarde, wiens pleitrede gedeeltelijk te lezen is in Dulaure, II, 463 en 464. (2) Deux amis, X, 374—384- bedekt net schoon gelaat, de wangen waren nog blozende, toen de scherprechter het afgescheiden hoofd omhoog hield, om het aan het volk te toonen. "Het is zeker waar," zegt Forstkr, „dat hij honende de wangen sloeg, want ik zag het met eigen oogen; de politie deed hem deswege gevangen zetten." (1) Zoo is het schoonste en vuilste in aanraking gekomen en heeft het een 't ander vernietigd. Jean Paul Marat en Marie Anne Charlotte Corday, beiden zijn eensklaps niet meer. „Dag van voorbereiding van den vrede?" Ach, hoe is de vrede mogelijk, of hoe kan hij voorbereid worden, wanneer bij voorbeeld de harten van beminnelijke meisjes in haar kloosterlijke stilte niet van liefdesparadijzen en het licht des levens droomen, maar van bloedige Corday s-oflèrs en een rocmvollen dood? Dat vijfentwintigmillioenen harten in zulk eene stemming zijn geraakt, dat is de regeeringloosheid, daarin ligt de ziel der regeeringloosheid, vrede kan er de belichaming niet van zijn! De dood van Marat, die oude vijandschap tienwerf aanvuurt, zal erger zijn dan zijn leven. O, gij ongelukkige twee, die elkaar wederkeerig vernietigdet, het schoone en het afzichtelijke, rust nu beiden in den moederschoot die u beiden baarde! Dat is de geschiedenis van Charlotte Corday hoogst bepaald, hoogst volmaakt; engelachtig-demonisch, gelijk een star! Adam Lux gaat naar huis, half uitzinnig, om haar in druk en op het papier te vergoden, om voor te slaan dat men haar een standbeeld oprichte met liet opschrift: Grooter dan Brütus. (2) Vrienden houden hem het gevaar voor oogen, Lux acht zulks niet, en denkt slechts dat het schoon moest zijn met haar te sterven. TWEEDE HOOFDSTUK. In Burgeroorlog Maai in diezelfde uren is een andere guillotine elders aan den arbeid; heden sterft Charlotte voor de Girondijnen te Parijs, morgen sterft Chalier (3) door de Girondijnen te Lyon. Van het rollen der kanonnen langs de straten dezer stad is het tot een losbranden, tot een razenden strijd gekomen; Nièvre-Chol (4) en de Girondijnen zegepralen, achter hen houdt zich, als overal, een royalistische partij verscholen, hare kans verbeidende. Verwarring genoeg te Lyon, en de heerschende partij laat zich niet weinig voorstaan! Want ook het geheele Zuiden is op de been, werpt Jacobijnen in de gevangenis, en wapent zich voor de Girondijnen; men heeft dus een „congres ia Lyon," ook een »omwentelingstribunaal te Lyon" en de anarchisten zullen sidderen. Zoo wordt Chalier aldra schuldig bevonden aan Jacobinisme, aan een moorddadig complot, aan de «redevoering met blooten dolk op den 6den Februaii laatstleden; (5) en den volgenden morgen gaat ook hij zijn laatsten gang door de straten van Lyon, ter zijde van een geestelijke, met wien hij zich ijverig schijnt te onderhouden, thans, nu de bijl zoo nabij blinkt. Nog in zijn oude dagen (1) Briefwechsel, I, 508. '2) Zie Dulaure, II, 465. (3) Zie pag. 133. (4) Zie pag. 133. (5) Zie pag. 133. kon do man op het gezicht van bondsprogramma's of iets dergelijks weenen en op de knieën vallen en den hemel danken, daarop toog hij naar Parijs, om Marat en den Berg te aanbidden; thans zijn beiden, Marat en hij, heengegaan; wij zeiden dat hij geen goed einde kon hebben. Het Jacobinisme mort inwendig te Lyon, maar durft het niet uiten. Chai.ier zeide, toen het gerechtshof hem veroordeelde : '■Mijn dood zal der stad duur te staan komen." D,! stad Montélimart is nog niet onder hare puinhoopen begraven, doch Marseille is werkelijk «op bevel van een Lvonsch congres" op marsch en werpt patriotten in den kerker, zelfs de royalisten vertoonen zich thans weer. Tegen hen strijdt een generaal Cartaux (1), doch slechts met geringe macht, en met hem een majoor der artillerie met name Napoleon Bonaparte. Om te bewijzen dat de Marseillanen op den duur geen kans hebben, vecht deze Napoleon niet slechts, maar schrijft ook en geeft in het licht zijn Souper de Beaucaire, een gesprek, dat merkwaardig geworden is. (2) Ongelukkige steden, met de eene reactie na de andere! Gewelddadigheden worden met gewelddadigheden beantwoord in een meetkundige reeks; royalisme en regeeringloosheid, beide hebben er deel aan; wie zal de slotsom van al deze meetkundige reeksen berekenen? Nog zwemt de ijzeren staaf niet in de haven van Marseille-, maar men vond er het lijk van Rebecqui (3) drijven, die zich zelf verdronken had. De vurige Rebecqui. ontwarende dat de verwarring al grooter en grooter en de achtbaarheid door het royalisme besmet werd, kwam tot het besluit, dat er voor een republikein geen andere toevlucht was als de dood. Rebecqui verdween, niemand wist waarheen, totdat men op zekeren dag zijn ledig hulsel vond, drijvende op de baren der zee, (4) en bemerkte dat Rebecqui voor immer afgetreden was. Ook Toulon sluit de patriotten in de gevangenis, zendt afgevaardigden naar het congres, (5) en is, voor geval van nood, in heimelijke onderhandeling met de royalisten en Engelschen. Montpellier, Bordeaux, Xantes, geheel Frankrijk, voor zoo ver het niet onder de macht van Oostenrijk en Cimmeria is, schijnt zich in dolzinnigheid en zelfmoordend verderf te storten. De Berg gaat in arbeid gelijk een vulkaan op een brandenden vulkanischen bodem. De Conventie-comités, van veiligheid, van openbaar welzijn, zijn dag en nacht werkzaam; afgevaardigden van de Conventie rennen langs alle heirwegen, met den olijftak en liet zwaard, nu wellicht alleen met het zwaard in de hand. Chaumette en de gemeenteraden komen dagelijks in de Tuïlerieèn en eischen eene constitutie; het is nu eenige weken geleden, sedert men in het stadhuis besloot, dat zich dagelijks eene deputatie derwaarts begeven zou om de constitutie te eischen, (6) totdat men er eene zou verkregen hebben, waardoor het zelfmoordende Frankrijk zich weer zou kunnen hereenigen en bevredigen, hetgeen zoo onuitsprekelijk wenschelijk is. Is dat dan de vrucht, die uwe anti-anarchische Girondijnen bij de oorlogverwekking in Calvados verkregen hebben? Dat is de vrucht, kunnen wij zeggen, en hoegenaamd geene andere! Want de oorlog in Calvados had zich, nog voordat het hoofd van Chari.otte of Chai.ier gevallen was, als het ware gelijk een droom, in een kreet opgelost! Met tweeënzeventig departementen op onze zijde, hadden wij iets beters mogen verwachten. Maar het blijkt, dat achtbaarheden, hoewel zij voor ons stemmen, nog niet voor ons strijden. Het bezit is bij een proces steeds van groote waarde, maar bij zulke processen, kan men zeggen, dat het alles waard is. Men doet wat men gewoon was te (1) Jean Franfois Cartaux f1751—1S13j was do zoon van een dragonder en wist zicli in den revolutietijd in de hoogte te werken. Hij versloeg de Marseillanen, die op weg waren naar Lyon en belegerde daarna Toulon. (2) Hazutt, II, 529—541. (3) Zie pag. 224. deel II. (4) Barbaroi x, pag. 20. (51 Zie pag. 174. (6) Deux amis, X, 345. oen en is ontzaglijk besluiteloos en traag; men gehoorzaamt dengene, die de zinnebeelden bezit welke gehoorzaamheid eischen. Overweeg maar eens welke groote beteekenis in het tegenwoordige maatschappelijke bestaan dit eene feit heeft: de hoofdstad vóór de \ïjanden gezind De hoofdstad, beter gezegd de moederstad, want alle overige zijn als liaie kinderen, hare voedsterhngen. Geen lederen diligence met hare postzakken en agagekasten rolt hare poorten uit, of zij is als ééne machtige levenspols; zij is het hart an allen. Men smjde die ééne lederen diligence af, hoeveel is daarmede afgesneden' xeneraa \\ impfen, die de zaak uit een praktisch oogpunt beschouwt, houdt het voor »JL mw ,.Weer.tot het royalisme terug te keeren en met Pitt in verbinding te n. ( ) n dien zin geeft hij duistere wenken, waarover de Girondijnen ontsteld Y T onderbeveIhebb^ verheft hij zekeren ci-devant grtaf PosIye geheel onbekend en hoogst verdacht bij Louvet. mu°tduiden!e.r °orlog dan ,lie van Calvados heeft men derhalve wel nimmer verwekt. Wie er behagen in schept, kan de bijzonderheden daarvan in de Mémoires van d en zelfden cudevant graaf Puxsaye, den veelduldenden man en royalist, lezen: Toe - londijnsche nationale troepen met eene menigte blaasinstrumenteii afmarcheerden en zie i rondom het oude slut Brécourt legerden, in de boschrijke streken bij Vernon om de nationale troepen van den Berg, die van Parijs aanrukten, te ontmoeten. Hoé van befde /T ? ^ ^ 15 ^ We''kclijk °* elkaai' Stiele» ~ en aIs 1«* ware, verlies Hoe 1'!, 7 Cn Va" ,boide zijden °P de vlucht SinSen' zon^r eenig : , °e. daaroP Puisaye — want de nationalen van den Berg vluchtten het eerst oLTaa.deweerd0nS VOOr.de.overvvinnaars ~ uit ziJ" warm bed in het kasteel Brécourt dnre H. ,1 J T ai'Zen aan weg&aloPPee™n moest, daar onze nationalen gedurende de nachtwaak onverwachts in een sauve qui-peut geraakt waren • en kortom Z Zijn VCrSCh°0t' ''eeenige vraag, di^nLnmS bergen. (2™' WaS: waarheen zal men verdwijnen, in welk hol zich ver- De nationale vrijwilligers ijlen naar huis, sneller dan zij kwamen. Binnen vieren- en1 veflie7enn'onTSnf 0LLA?\Kerden ^ tw®.eënzeventig achtbare departementen om keeren On 7^' ^gelukkig zij, die, gelijk Lyon, te ver gegaan zijn, om om te keeren Op zeke en morgen vindt men aan zijn eigene Intendance het besluit van de SSw? a"Cn ïf" "" ooron.i„ cacnsch bestuur, - blijkbaar een wenk dat wij ook verdwijnen moeten. Ja welver- Jen', ,naar waarh(,en ? Gorsas heeft vrienden te Rennes, wil zich dnar verbergen maar zal, helaas niet verborgen blijven. Gi adet, Lanjuinais trekken heen en weer' zoo Ie Tls"r,lfwfh"J'' n"ar Bord,!aux- roeI" d" «lg™>eene stem, van ,[e„ moei althr„t ttTe „og w^P- " WM" n°g Vl"g Mn ad"b',arhoIZ0 ^eiikelijk, onderling verdeeld; men is genood- ,len te sclleiden. en met een half dozijn tot gidsen of geleiders, moet men in E ïï vY™STardi^raSrn * ^ ^geland 2) Mémoires de Pusavk (Londen, 1803J, II, 142-167 14 ,!;jli aJ verscl'een liet Bulletin de Caen reeds niet meer. Hij werd met DucllateHii/p'iV °tenenk^oifken i' bypde Giror!tli-i"f" ai»ngesloten na 31 Mei. m d£' geVangen,S Zat' Latel' behoorde hij tot de grootste vle'ie^aft' 2?erf 7„,,l™ï°r afzonderlijk, als een eenzaam marclieerend troepje, door -woeste streken van het Westen vluchten. (1) DERDE HOOFDSTUK. De terugtocht van de elf. De terugtocht van de elf is een der merkwaardigste, die de geschiedenis kent. Ginds, in den valen nazomer, vlucht de handvol verlaten senatoren zonder ophouden, met geschouderde geweren en welgevulde patroontasschen; honderden uren liggen tusschen hen en Bordeaux, en van alle zijden wordt het land hoe langer zoo vijandiger en begint meer vermoeden te krijgen van 't ware der zaak. Louvet heeft het reisverhaal daarvan bewaard, een stuk dat meer waard is dan al het andere, dat hij geschreven heeft. O deugdzame PÉtion met uw vroegtijdig vergrijsd hoofd! o wakkere jonge Barbaroux ! is het zoover gekomen? Moeilijke wegen, versleten schoenen, lichte beurs — als door eene zee van gevaren omringd! In iedere gemeente zijn revolutionnaire comités, Jacobijnschgezind: al onze vrienden zijn ontmoedigd, onze zaak is de verliezende partij. In het plaatsje Moncontour is het, bij ongeluk, marktdag; deigapende menigte komt de doortocht van zulk een eenzaam marclieerend troepje verdacht voor; er behoort geluk, energie en tegenwoordigheid van geest toe, omniet aangehouden te worden. Haast u, vermoeide pelgrims! Het land geraakt in bewehing; dag aan dag verspreidt zich het gerucht, dat een eenzaam twaalftal op zulk een geheimzinnige wijze vlucht; met iederen dag zwelt de golf der vervolging aan, tot ten laatste het geheele Westen in beweging is. Cussy (2) wordt door de jicht gekweld, Buzot is te vet om te marcheeren. Riouffe, met bloed en blaren, marcheert slechts op de teenen. Barbaroux hinkt met een verwrikten enkel, doch is altijd opgeruimd, vol hoop en moed. De luchtige Louvet blikt met de oogen, niet met liet hart van een haas; de opgeruimdheid van den deugdzamen Pétion zag men slechts -.eenmaal verstoord." (3) Zij slapen op hooizolders, in bosschen; de ruwste matras op den zolder van een heimelijken vriend is een ware weelde. In het holste van den nacht worden zij door Jacobijnsche niaires en trommelslag overvallen ; nochtans, door een vaste houding, tegenwoordigheid van geest en het geratel van geweren, ontkomen zij gelukkig. Aan Bordeaux te denken, door de vurige Vendée en de groote tussclienruimte die er nog overschiet, zou waanzin zijn; goed wanneer men slechts Quimper aan de zeekust bereiken en zicli daar inschepen kan. Sneller en altijd sneller! Voor liet einde van den tocht, zoo heet is het land geworden, heeft men het raadzaam gevonden, om den geheelen nacht door te marcheeren. Zoo geschiedt het dan ook. Onder den stillen nachtelijken hemel wandelen zij voort en ziet, toch snelt het gerucht hen vooruit. Met verbazing vinden zij, dat in het ellendig dorp Carhai.r (1) Louvet, pag. 101—137. Meillan, pag. 81, 241—270. (2 Gabriel de Cussy (1739—1793) was vroeger directeur der munt geweest te Caen, later afgevaardigde ter Conventie, waar hij zich bij de Girondijnen aansloot. Hij werd 15 November 1793 geguillotineerd, «go-rns* (3) Meillan, pag. 119—137. III 24 ÏZ.1 ' scl,eme,rt: terw,J' z'j liaas"ê Joor de eenigo armoedige straat trekken hooren zij eene stem zeggen: .Daar gaan zij, les toM, qui jmienl." (I) Sneller fooThtt '7Pf 1 I' ha,ast U' alvorens zij zicl' kuniien wapenen; bereikt nog voor het aanbreken van den dag de wouden van Quimper en verbergt u tiaar! & ,, on^oluk^e twaalf doen zulks; doch slechts met moeite langs omwegen Serf Mi,0"}, VenglSSing?" Van den nacht- Te Wimper zijn bevriende Gironnaar B< hr» H '■? zwervelingen huisvesting geven, totdat er een schip naar Bordeaux onder zeil gaat. Naar lichaam en ziel afgemat, in pijnlijke ver ««struik, ÖUlmp™nd*n UJding hebben' «W» zij daar ondereet dikke, «ge struikgewas verbolgen, het aangezicht der menschen schuwende. Medelijden voor t!'ra7' ] ongelukkigen! Ongelukkigste aller wetgevers! O, toen gij e ol drie jaren uwe goederen bijeenpaktet, en het een of ander lederen voertuig besteegt om Beschreven Vaderen van een herschapen Frankrijk te zijn en onvergankelijke lauweren te verzamelen - dacht gij er toen aan dat uw reis met™X eTiZT' ^ ^ beuren hen op met hulp en troost en verbergen hen op veilige plaatsen. Van daar kunnen z zich allengs verstrooien, of zij kunnen ook daar blijven en mémoires schriTn tot er een schip naar Bordeaux onder zeil gaat. scnrijven, tot denk/'LT-,18 , Ca;h'a'hjs alles verstrooid : Romme is uit de gevangenis (2) en Caen treiirTV l & r* ™ ' raJdraaiers zijn in stede van hem opgesloten. Te 6aen treurt de familie Corday in stilte: het huis van Büzot (3) is in een puinhoop de 7nr lor "ï °J.het PUIn staat eene galg met het opschrift: Hier woonde , bi zot die tegen de republiek samenspande. Bi/zot en de andere steld bnn ^eVaard^dei' z'Jn O** ^ wij zagen, buiten de wet (hors la loi) ge, hun leven aan ieder pujs gegeven, die ze vindt. Nog erger gaat liet den 1 hetSrnfn; afgeIafrdi«de" te Parijs. Hun „huisarrest" dreigt eene „opsluiting Ai.iembowg te worden, en waarmede zal dat eindigen ? Wie is bij voor- naar^Zwitserland ""w ^ Weeke gezicht, die als een koopman van NcLhdtel revoInSHl ? ' tU- dien me" te Moulins in hechtenis neemt? Voor het onderzoek bliikbaa"1 ° ^1 'f U'nlafht' voor het revolutionnaire comité is hij bij nader onderzoek blijkbaar - de afgevaardigde Brissot! Terug in uw arrest, arme Brissot RabaT lift Tgh ~ inwaarts a«deren bestemd zijn u te volgen! Kabaut heeft in het huis van een vriend een dubbelen muur op-er ebt en leeft in onzichtbare duisternis tusschen twee muren. De arresteeringen zullen eüidig n me gevangenis, en het revolutionnaire tribunaal! 8 met Ook moeten wij Duperret niet vergeten en de verzegeling zijner papieren naar Sï,oZlhe' gebeUrf* ™l, CHAR,'OTTE' W is JpapierPdT,aar. S* f "ps s rnh 1ec", ge,hr plod,i«proiesi di« ■ . ~ ' t geheim protest had de arme Duperret nog die zelfde week en dïe vanPn et' W»*"; en «nder da^ geheim protest staat zijne handteekening en die van met weinige achtbare afgevaardigden duidelijk te lezen En wanneer nu protesteerenden V™ ^ n terwiJ1 do _Berg nog steeds de overhand heeft? Alle men ze°-t al wat6 * KRCIER s' Bailleül s (5) een aantal van drieënzeventig, naar ZGgt' 31 Wat nog van achtbaar Girondisme in de Conventie aanwezig is mogen .'1) Loüvet, pag. 134—816. (2) Zie pag. 175 oP te Evreuï dat, (4) Zie pag. 180. (5) Jacques Charles Bailleul was een der hpfrio-^A towancfon/i . i , Hij ontkwam aan de guillotine. nettie*te teenstanders van de maatregelen van geweld. wel sidderen, wanneer zij er aan denken! Dat komt ervan, wanneer men burgerkrijg verwekt. b Ook vinden wij dat de beroemde belegering van Mainz, in de laatste dagen van Juli, geëindigd is. (1) Het garnizoen mag met eere aftrekken en slechts één jaar lang niet tegen de verbondenen dienen. Minnaars van het pittoreske en Göthe stonden op den Mainzer heirweg en zagen vol belangstelling den tocht met alle plechtigheid voorbijtrekken. Onder eene bedekking van Pruisische ruiterij, kwam het Fransche garnizoen het eerst. Niets was zonderlinger dan het voorkomen van dit laatste. Voorop kwam eene o onne larseillanen, klein, zwart, kakelbont, ellendig gekleed, aantrippelen, als had koning Edwin zijn burcht geopend en het vroolijke dwergenleger uitgezonden. Daarop vo g en geregelde tioepen, ernstig en verdrietig, doch niet neergeslagen of beschaamd. De merkwaardigste verschijning echter, die iedereen moest treffen, was, toen de jagers, chasseurs, kwamen aanrijden; zij waren in doodelijke stilte tot in onze nabijheid gekomen, toen hun muziek de Marseillaise aanhief. Dit revolutionnaire Te deum heeft op zich zelf reeds iets treurigs en onheilspellends, al wordt het ook nog zoo stout voorgedragen; ditmaal echter namen zij de maat zeer langzaam, in overeenstemming niet den tragen pas dien zij reden. Het was doordringend en vreeselijk, ja een plechtig schouwspel, toen deze ruiters, lange, magere mannen van zekeren leeftijd, met een gelaat almede aan gindsche tonen geëvenredigd, nader rukten. Afzonderlijk genomen, had men ze met Don Quixote kunnen vergelijken, in massa waren zij ten hoogste waardig. Nu weid een afzonderlijke troep zichtbaar: de Fransche commissarissen of / ept ésentants, Merlin, (2) van Thionville, in huzarenuniform, die doorzijn woesten baard en blik zich onderscheidde, had een andere gestalte in gelijk costuum aan zijne linkerzijde naast zich; het volk riep met woede den naam van een Jacobijn en clubman uit de stad, en maakte zich gereed tot een aanval. Merlin hield den teugel aan, beriep zich op zijne waardigheid als I-ranscli representant, en op de wraak die op elke beleediging zou \olgen; hij raadde iedereen aan zich bedaard te houden, want het zou niet de h/atste maal zijn, dat men hem hier zag. (3) Zoo reed Merlin dreigend, hoewel overwonnen. Maar wie zal thans den vloed der Pruisen tegenhouden, die door het geopende Noord-Oosten binnendringen? Gelukkig, indien de versterkte liniën van Weissenbiü g en het ontoegankelijke T ogcsengebergfc hen tot den Franschen Elzas beperken en weerhouden om in het hart van het land door te dringen! \ ooits eindigde juist in dezelfde dagen in het Noord-Westen de belegering van \ aleneiennes, gevallen onder den gloeienden kogelregen van den hertog van York! (4) tonde viel voor ongeveer veertien dagen. (5) ï)e Cimmerische coalitie dringt meer en meer voorwaarts. Hetgeen ook zeer opmerkelijk schijnt, is dat op al deze veroverde Fransche \estingen niet de royalistische fleurs-de-lys wappert, in naam van een nieuwen Loni-.wuiv, den pretendent, maar het Oostenrijksche vaandel, alsof Oostenrijk ze voor zich zelf dacht te houden! Wellicht kan generaal Custine, die nog te Parijs is, eenige inlichting geven over den val dezer vestingen? Het moedergenootschap heft een luid gemor aan op tribune en galerij, dat hij het doen moest, maar ontwaart intusschen met ergernis, dat de messieurs in het Palais-Royal den generaal een vivat brengen. Het moedergenootschap, door herhaalde zuiveringen (épurations) van iedere smet (1) 23 Juli. (2) Zie noot 1 op pag. 213, deel II. (3' Belagerung von Maint (Goethf.'s Werke, XXX 315 ) (4* 28 Juli. (5) 10 Juli. van Girondisme gereinigd, is thans een groote autoriteit geworden, schilddrager, gelijk men zou kunnen zeggen, of zelfs vleugelman van de gezuiverde Nationale Conventie zelve. Ito debatten der Jacobijnen worden, evenals die van het parlement, in den Moniteuv vermeld. VIERDE HOOFDSTUK. O Natuur! Maar vestigen wij thans meer in het bijzonder onze blikken op de stad Parijs. Wat ziet de geschiedenis ginds op den 10llen Augustus van liet jaar Één der Vrijheid, van het jaar 1793 volgens ouden stijl? De hemel zij geloofd, een nieuw piekenfeest! Immers, Chacmettes "dagelijks herhaalde deputatie heeft haar doel bereikt: eene constitutie. Het was een der snelste constitutiën die ooit samengesteld werden (volgens sommigen (1) werd ze binnen acht dagen door Hérault de Sechei,les en anderen vervaardigd), vermoedelijk een degelijke, bruikbare constitutie, waarover wij echter, om redenen, weinig geroepen zijn een oordeel te vellen. (2) Maar degelijk of niet, de vieren- (1' Dulaure zegt het o. a. Zie Dulaure, I, 47G. Door Parijs werd deze constitutie dadeliik aangenomen en deze aanneming gevierd met een feest op 14 Juli. (2) Hieronder volgt de «Verklaring van de Hechten van den Mcnseh" uit de Constitutie van 1793: VERKLARING VAX DE RECHTEN VAN DEN MENSCH EN VAN DEN Ht'RGER. -Het Fransche volk, overtuigd, dat de niet-na'ieving van de natuurlijke rechten van den mensch de e®nige oorzaak is van het ongeluk op de wereld, heeft besloten in eene plechtige verklaring deze geheiligde en onvervreemdbare rechten neder te leggen, opdat alle burgers, steeds de daden der regeering kunnende vergelijken met liet doel van elke maatschappelijke instelling, zich nooit laten onderdrukken en verlagen door de tirannie, opdat het volk altijd voor oogen hebbe de grondslagen, waarop zijne vrijheid en zijn geluk gebouwd zijn, de overheid het reglement van hare plichten, de wetgever het doel ,an z'jn man'la.at- — Daarom legt het voor het Opperwezen de volgende verklaring af van de rechten van den mensch en van den burger. Artikel 1. De maatschappij stelt zich ten doel het geluk van het algemeen te bevorderen. De regeermg is ingesteld om aan den mensch het genieten van zijne natuurlijke rechten te waarborgen, o 7f,Ze rec"t(;n zlJn: de gelijkheid, de vrijheid, de veiligheid, het eigendomsrecht. AUe menschen zijn van nature en voor de wet gelijk. 4. De wet is de vrije uitdrukking van den wil in het algemeen. Zij is gelijk voor allen, hetzij rn ,jeT rrrle' .h in Je gevangenis gezet. 1 van ue aanneming dek. Kepublikeinsche Constitutie op 10 Augustus 17i»3 ieder geval wil men óf dien van MarÉchal óf een beteren hebben, — immers de nieuwe tijdkring is gekomen. Meer dan eens zijn er verzoekschriften te dien einde ingediend en reeds een jaar dagteekenen alle openbare besturen, journalisten en patriotten in het algemeen: het eerste jaar der republiek. De zaak is niet zonder moeilijkheden. Maar de Conventie heeft die op zich genomen, en Romme, gelijk we zeiden, (1) denkt er over na, niet over Markchai/s nieuwen almanak, maar over een beteren van Romme en ons zeiven. Romme, door Monge, (2) Lagrange (3) en anderen geholpen, levert het mathematische, Fabre d'Egi.antine (4) het poëtisch Gedeelte- 2 Z°-°en T * u"a ?7ooWemi? mc>eilÜ^heden, hun nieuwe republikeinsche almanak, op den ' October 1793, in het licht en verkrijgt wettig gezag en werking. (5) ^ ïer gehjke jaargetijden, twaalf gelijke maanden, ieder van 30 dagen, zulks geeft driehonderd en zestig dagen, en vijf overschietende dagen blijven ter beschikking Van de vijl overschietende dagen maakt men feesten en noemt ze de vijf sanscidotliden of dagen zonder broeken. (6) Het feest van het genie, het feest van den arbeid' der daden, der belooningen, der meeningen: dat zijn de vijf sansculottiden. Daarmede is de groote cirkel of het jaar aangevuld; slechts alle vier jaren, in het eertijds zoogenaamde schrikkeljaar, voegt men er nog een zesde sansculottide bij en noemt h,et /efl, der, omwenteling. Wat nu het begin betreft, dat zijne bezwaren heeft zoo treft het gelukkig, dat de republiek zelve op den 21s,e" September begon juist met de najaarsdag- en nachtevening. De nieuwe tijdrekening zal dus van de najaarsdag- en nachtevening, te middernacht, volgens den meridiaan van Parijs in het voormalige jaar na Christus 1792, van dat oogenblik aan beginnen te tellen Vendemiaire Brumairc, Frimaire, of gelijk wij zouden zeggen, wijn-, nevelen vorstmaand, deze zijn de drie herfstmaanden. Niróse, Plulióse, Ventóse of sneeuw- regen- en windmaand, maken het winter-seizoen. Germinal, Floréal Prairial ot spruit-, bloei- en hooimaand zijn ons voorjaar. Messidor, Thermidor Fructidor, dat is (dor of *ufovt het Grieksche woord voor gare) oogst-, warmteen vruchtmaand zijn de republikeinsche zomer. Wat voorts de kleinere onderadeelingen betreft, men wage op eens een stouten slag, neme het tientallige stelsel aan en in stede van de wereld-oude week van zeven dagen, make men eene decade van tien dagen — niet zonder vrucht! In iedere maand zijn dus drie decaden, hetgeen zeer regelmatig is, en de décadi of tiende dag zal steeds een rustdag zijn. En de Christelijke sabbath in dat geval? Deze moet voor zich zeiven zorgen! Dat is in korte trekken 't beloop van den nieuwen almanak van Romme en de Conventie, berekend volgens den meridiaan van Parijs en het evangelie van Jean Jacques Niet een van de geringste moeilijkheden voor een buitenlander die tegenwoordig de Fransche geschiedenis wil lezen. De ziel raakt verward in al de Messidors en Iructidors, totdat me.» ten laatste uit noodweer gedwongen is, een model of regel voor verwisseling van den nieuwen in den ouden stijl te vervaardigen en naast zich te leggen. Zulk een in onzen dienst bijna versleten, maar toch altijd nog lees- en drukbaar model bieden wij hierbij in eene noot (1) Zie pag. 175, (2) Zie noot 0 op pag. 312, deel II. van 11 ?UiS fagra"*eJ (1736—1813), geboren te Turijn, was een der grootste wiskunstenaars Pariis Uqr'l.M 7^.-^MSS°ri" W1,skund? TlVijn' ging hiJ later naar BerlÜ" v,-i-der in 1T87 naar bij erróot officier vin bn maa^te' l)nd('r -Napoleon werd hij in den gravenstand verheven en werd ' zf n^t 1 op pag! g46 Va" heP 00 Senat°r HU °Verleed te 10 A'"'il 1Sl3' (5) Men zii' de voornaamste artikelen bij Dulaure, II, 500, 501. werden V>n"rn!Ü£ ,he8tten zi' "j°urs complém-ntaires". maar 'bij decreet van 24 December d.a. v. van 7 Fructidor (an lil'.' g8n03md' Do «^pronkelijkc naam word weder ingevo3rd bij oen decreet III Repubukeinschk Kalender Fructidor (Augustus). la terreur . den lezer aan. Want Romme's almanak heeft zich in de vele couranten, mémoires, openbare acten, diep in dat tijdvak afgedrukt; een nieuwe tijdrekening, die meer dan twaalf jaren duurt, is niet te verachten. (1) Met zulk een model helpe zich dus de lezer, waar het noodig is, van den nieuwen in den ouden stijl, welke laatste ook wel slaven-stijl, (stile-csclave) geheeten werd, maar waarvan wij ons toch hier zooveel mogelijk zullen bedienen. Aldus heeft Frankrijk, met een nieuw piekenfeest en een nieuwe tijdrekening of almanak, zijn nieuwe constitutie aangenomen, de meest democratische constitutie die ooit op 't papier gebracht werd. Hoe zal zij bij de uitvoering werken ? Patriottische deputatiën verzoeken van tijd tot tijd, dat zij in werking gebracht worde. Dit schijnt intusschen altijd bedenkelijk, voor het oogenblik ondoelmatig. Totdat, na verloop van eenige weken, het comité van openbaar welzijn, door bemiddeling van St. Just, bericht geeft, dat Frankrijk onder de tegenwoordige verontrustende omstandigheden in een omwentelingstoestand is, dat het bestuur tot aan den vrede revolutionnair moet blijven! De nieuwe constitutie bestaat dus slechts als papier en als eene hoop, en in die gestalte blijft zij met tallooze andere dingen tot op den huidigen dag liggen. Verder dan op het papier kwam zij nooit, en zal ze bezwaarlijk ooit komen. (2) V IJ F 1)E H O O F D S T U K. Het scherpe Zwaard Inderdaad is het aan gchoel iets anders dan papieren theorieën, 't is aan ijzer en stoutmoedigheid, dat Frankrijk nu behoefte heeft. (1) De 22ste September 1792 is de lste Vendëm:aire van het jaar Eén, en de nieuwe maanden hebben alle dertig dagen ; dus : voege men : Vendémiaire 21 September 30 Brumaire 21 g October 31 Frimaire ... 20 November 30 Xivóse 20 December .31 Pluvióse 19 X Januari 31 ~ Yentóse 18 Februari 28 Germinal 20 ~ Maart 31 Floréal IS» ^ April 30 Prairial 19 _ Mei 31 " o =• Messidor IS £< .luni 30 Thermidor IS n; Juli 31 Fructidor 17 =' Augustus 31 Op het einde van Fructidor moeten vijf Sausculottiden en in een schrikkeljaar een zesde toegevoegd worden. De nieuwe almanak hield met den lsten Januari 1S06 op. Zie Choi.r de.t rapports (XIII, 83—99; XIX, 199). (2i De nooit ingevoerde constitutie was zuiver democratisch: een onbeperkte volkssouvereiniteit; de ambten toegankelijk voor een ieder; onmiddellijke verkiezingen met algemeen stemrecht; primaire vergaderingen, die op een bepaalden tijd samenkwamen, de volksvertegenwoordigers benoemden en hunne handelingen controleerden; een jaarlijks te vernieuwen nationale vergadering enz. enz. Maat niet de Vendée nog in vuur en vlam, helaas, in den letterlijken zin van t woord, daar de schurk Rossignol (1) zelfs de korenmolens verbrandt ? (2) Generaal Santerre vermocht niets; generaal Rossignol met zijn blinde woede en herhaalde dronkenschap vermocht minder dan niets. De opstand breidt zich uit, wordt hoe langer zoo dolzinniger. Een geluk, dat die magere Donquixote-gestalten, die wij uit Mainz zagen trekken (3) met de verplichting om een jaar niet tegen de coalitie te dienen, te Parijs . . ANTOINE JiOSSIGNOL. JEA.N FRANCOIS COQUILLE DUGOMMIER. zijn aangekomen. De Nationale Conventie laadt hen op wagens en karren en zendt ze in allerijl naar de Vendée. Ginds mogen zij, onder den schurk Rossignol in onberoemde gevechten dapper strijdende, zonder lauweren de republiek redden, en langzamerhand, tot den laatsten man, worden neergesabeld. (4) (1) Zie noot 5 op pag. 18. <]oo'2|. R,°nSign,01 . ';wam hiermede slechts na hot decreet der Conventie van 1 Augustus hn ""gelokt - waarbij bevolen werd rondom de Vendée brandstoffen op te hoopen, om ?792^ het nt~7 vergelijke over de oorlogen in de Vendée (van j/.'v—het interessante werkje van Mortonval. (3> Zie pag. 1ST. Deux amis, XI, 147; XIII, 160—192, etc. Dringen de verbonden mogendheden niet als een vuurvloed binnen ; Pruisen door het geopende Noord-Oosten ; Oostenrijk, Engeland van het Noord-Westen ? Generaal Houchard (1) is niet gelukkiger dan generaal Custine (2) dat hij op zijn hoede zij! Jean Nicolas Houchard. Spanje heeft zich door de Oostelijke en Westelijke Pyreneén een weg gebaand, en verspreidt zich met ruischende Bourbon-banieren over het Zuiden. Gindsche streek Hü ffi,, Jfn ,Nicolas Ho"chard 1740—93) had zich van den minsten rang tot generaal opgewerkt (2* Zie pag. 175. was reeds met puin en ascli van den verwarden Girondijnschen burgeroorlog bedekt. Marseille is gedempt, niet gebluscht, slechts door bloed te blusscben. Toulon, dat te ver gegaan was om teiug te keeren, heeft zich, verschrikt — o schande! — den Engelschen in de armen geworpen! Op het tuighuis te Toulon wappert niet eens de fleur-de-lys van een Lodewijk den pretendent, neen, daar wappert liet verwenschte Si. Georgc-kruis der Engelschen, onder admiraal Hooi»! (1) Al wat Frankrijk nog van zeearsenalen, takelwerk, en oorlogsschepen overig had, is dien vijanden van het menschdom (ennemis du genre humain) (2) in handen gevallen. Belegert, bombardeert het, gij commissarissen van de Conventie, Barras, Fréron, Robespierre de jonge; gij generaal Cartaux, generaal Dcgommier, bovenal gij merkwaardige artillerie-majoor, Napoi.eon Bonaparte ! (3) Hood versterkt en voorziet zich van levensmiddelen ; blijkbaar heeft hij plan er een nieuw Gibraltar van te maken. Maar ziet, welk een plotselinge gloed is dal, die zich laat in een Augustusnacht met een allesverdoovend gekraak boven Lyon verheft? Het is de kruittoren van Lyon, of liever het tuighuis met vier kruittorens, dat bij het bombardement vuur gevat heeft, en in de lucht is gevlogen, honderd en zeventig gebouwen onder zijne puinhoopen verpletterende. Helder als midden op den dag, met een knal als van de bazuin van den jongsten dag! Alle slapenden heeft het wijd en zijd wakker geschrikt. Welk een gezicht, voor het oog der historie, in dien plotselingen nachtelijken middaggloed! De daken van het ongelukkige Lyon en al zijn dommen en torens zijn voor een oogenblik verlicht, de Rlióne en Saone eensklaps opdoemende in de schemering, en dal en heuvel, gehuchten en velden en de geheele streek in het rond; — heuvels, helaas, alle geëscarpeerd en gecontreëscarpeerd tot loopgraven en veldschansen ; blauwe artilleristen als kleine kruitduivels ginds hun helscli werk verrichtend in den niet ambrosijnschen nacht! Dat de duisternis het weer bedekke, want het is pijnlijk voor de oogen. Waarlijk, Chalier's dood (4) komt der stad duur te staan. Commissarissen van de Conventie, Lyonschc congressen zijn gekomen en gegaan en de eene reactie volgde op de andere, het kwam van kwaad tot erger en eindelijk zoo ver, dat de commissaris Durois-Crancé (5) met zeventigduizend man en «al het geschut van verscheiden provinciën" Lyon dag en nacht bombardeerde. Nog erger zaken dreigen te komen. Er is hongersnood in Lyon, verderf en brand. Wanhopend zijn dc uitvallen der belegerden; de dappere Précv, (0) hun overste en 1) Samuel viscount Hood (1724—1816) was van scheepsjongen opgeklommen en onderscheidde zich in den oorlog met Amerika, waarom hij in 17S0 tot admiraal werd benoemd. Na 1783 werd hij in den adelstand verheven. Wel werd hij weder uit Toulon verdreven, maar in 1794 maakte hij zich meester van Corsica. Zie over de bezetting van Toulon door de Engelschen: Dulaure, II, 506 en volgende. (2) Zie noot 10 op pag. 234, deel II. (3) Zie over Barras, Fréron, Cartaux en Bonaparte noot 2 op pag. 49: noot 6 op pag. 38. deel II: en pag. 183. Augustin-Bon-Joseph Robespierre (1764—1794 , bijgenaamd de jonge, broeder van Maximilien, was evenals deze advocaat en werd later voor Parijs inde Conventie gekozen. Op zijne zending naar het Zuiden leerde hij Bonaparte kennen, wiens beschermer hij van dien tijd af werd. Bij zijne terugkomst in Parijs kwam hij in onmin met zijn broeder, metwien bij zich even vóór Thermidor verzoende en wiens lot hij deelde. Jean Frangois Coquille Dugommier (1736 — 1794), te Guadeloupe geboren, had zich eerst in dc koloniën onderscheiden en kwam in 1792 als afgevaardigde der kolonie ter Conventie, maar verzocht spoedig in het leger geplaatst te worden. Hieraan werd voldaan en, wegens zijne militaire talenten, klom hij spoedig op tot generaal, in welke hoedanigheid li ij Toulon belegerde en ook innam. Hij sneuvelde 17 November 1794, in den veldtocht tegen de Spanjaarden, die hij in menigen slag reeds geslagen had. (4i Zie pag. 182. (5) Edmond Louis Alexis Dubois de Crancé (1747—1814'. geboren te Charleville. was militair, toen hij in 1789 lid der Staten-Generaal werd. Het departement der Ardennen vaardigde hem later naar de Conventie af, waar hij, vooral in militaire zaken, een groote rol speelde. Doorzijn beleid werd Lyon weder voor de republikeinen gewonnen. (6) Louis Frani^ois Perrin graaf de Précy, in 1742 te Semur in Bourgogne geboren, was reeds op jeugdigen leeftijd 'een verdienstelijk militair en bleef steeds een vurig royalist. Hij verdedigde Lyon met alle macht en sloeg zich eindelijk, met een kleine schare, door den vijand heen.' Hij bleef daarna 15 maanden lang verborgen te St-Agathe en ontkwam eindelijk naar Zwitserland. Van nu af maakte hij zich verdienstelijk jegens de Bourbons, die dan ook na de restauratie hem daarvoor ruimschoots beloonden. kommandant, doet wat de menscli vermag, wanhopend, maar vruchteloos. Alle toevoer van levensmiddelen is afgesneden, niets dan kogels en bommen dringt de stad binnen! Het tuighuis is in de lucht gevlogen; zelfs het hospitaal wordt platgeschoten en de zieken levend onder zijne puinhoopen begraven. Er wapperde een zwarte vlag van dit prachtig gebouw, om den belegeraars medelijden af te smeeken. Of zijn ze, hoezeer razend, nie" Augustin-Bon-Josepii Robespierre, de jonge. Edmond Louis Alexis Dubois de Crancé. nog altijd onze broeders? In hun blinde wc ede hielden zij het voor een vlag om hen uit te tarten, en mikten er slechts te ijveriger op. Het kwade wordt hier steeds erger en hoe zal het ergere ophouden, eer 't het allerergst geworden is? De commissaris Dubois wil naar geen smeeken, geen spreken luisteren, en eischt dat de stad zich op genade en ongenade zal overgeven. Lyon bevat onderdrukte Jacobijnen, heerschei,de Girondijnen geheime royalisten. En zal thans, nu blinde dolzinnigheid en brand en kogels rondom uns woeden, het wanhopend stadsbestuur zicli ten laatste niet in de armen van het royalisme zelf werpen? Zijne Sardinische Majesteit (1) zou hulp verleenen, maar het is hem niet gelukt. (2) De emigrant Autichamp komt uit naam der beide pretendeerende Hoogheden met hulp door Zwitserland, is op weg. maar nog niet gekomen; Précy hijscht de ffeur-de-lys! Op het gezicht daarvan leggen alle getrouwe Girondijnen bedroefd de wapenen neder; dan mogen onze driekleur-broeders ons liever bestormen en in hun toorn verslaan, met u willen wij niet overwinnen. De verhongerende vrouwen en kinderen worden uit de stad gezonden, maar Di/bois zendt ze meedoogenloos terug en dondert voort met kogels en bommen. De «verschansingen van katoenbalen'' worden veroverd, heroverd ; Frécy onder zijne ffeur-dc-lys strijdt met den moed der vertwijfeling. Wat zal er van Lyon worden? De belegering duurt zeventig dagen. (3) Ziet ginds stevent, in dezelfde weken, ver in de Westelijke wateren, door de bocht van Biscaye, een smerig, klein koopvaardijschip met een Schotschen schipper. Onder het verdek zitten troosteloos — de laatste verloren kern van het Girondisme — de afgevaardigden van Quimper! (4) Velen hunner hebben zich verstrooid, waarheen zij slechts konden. De arme Riouffe viel in de klauwen van het revolutionnair comité, en kwam te Parijs in de gevangenis. De overigen zijn hier onder het verdek gezeten, de eerwaardige Pétion met grijze haren, de toornige Blzot, de argwanende Louvet, de wakkere jonge Barbaroux en anderen. Zij zijn in dit jammerlijke vaartuig uit Quimper ontsnapt en dobberen thans rond, bevreesd voor de golven, bevreesd voor de Engelschen, nog meer voor de 1'ranschen, door hemel en aarde in de smerige ruimte van dit kleine Schotsche koopvaardijschip gebannen, terwijl de Atlantische oceaan rondom hen bruist. Zij willen naar Bordeaux, of wellicht daar soms nog hoop voor hen schemert. O vrienden ! gaat niet naar Bordeaux. Bloedige vertegenwoordigers van de Conventie, Talmen (5) en zijns gelijken, zijn met hunne guillotines derwaarts gekomen; de achtbaarheid moet zich schuil houden, het Jacobinisme speelt den baas. Ginds van de landingsplaats Réole of van de landpunt van Ambès wenkt u de bleeke dood met het scherpgeslepen zwaard, en wijst u elders heen ! Op de eene of andere zijde van de landpunt van Ambès laat de Schotsche schipper, een handig, smerig man, niet zonder moeite het anker vallen en zet met moeite zijne Girondijnen aan wal, die, na eene verkenning gedaan te hebben, zich snel in den gro;id verschuilen en op die onderaardsche wijze in achterkamertjes bij vrienden, in kelders, schuren, holen van Sl. Emilion en Libourne den wreeden dood moeten ontwijken. (6) Ongelukkigste aller senatoren! ZESDE HOOFDSTUK. Opgestaan tegen de Dwingelanden. \Y at kan een Jacobijnsche Conventie tegen al die onberekenbare beletselen, gruwelen en rampen overstellen? Den onberekenbaren geest van het Jacobinisme en van sansculottische, alle vormen vernietigende dolzinnigheid ! Onze vijanden dringen op ons in, 1) Victor Amadeus III (1773—1795). ~ Sardinische troepen werden door Kellermann f*oslncrcn (3) Deux amis, XI, 80—143. (4) Zie pag. 186. (5) Zie noot 1 op pag. 26, deel II. (6) Lor vet, vag. 180—199. zegt Daxton, maar zij zullen ons niet bedwingen, «liever willen wij geheel Frankrijk verbranden, nous britlerons la France!" De comités van «veiligheid'' en van «openbaar welzijn" hebben zich tot de hoogte (a la hauteur) der omstandigheden verheven. Laat alle stervelingen zich a la hauteur verhenen. Laat de vierenveertigduizend sectiën (1) en haar revolutionnaire comités iedere vezel der republiek in beweging zetten, en laat ieder Franschman gevoelen, dat hij handelen moet of sterven. Zij zijn het levensbloed van het Jacobinisme, die sectiën en comités; D.vNTon weet door het orgaan van Barrére en van het comité van het openbaar welzijn het besluit door te drijven, dat iedere sectie te Parijs tweemaal Entree-Kaarten voor df. Comités. ,S W.ec s za vergaderen, en ook, dat de armere burger voor zijne tcgenwoordie- ïei een agoon van t eerhg sous zal hebben. (2) Dat is de befaamde «wet van de vcu ig sous, een machtige spoorslag voor het sansculottisme, voor het levensbloed van het Jacobinisme. Op den Augustus Iiad het comité van openbaar welzijn, zoo als gewoonlijk ooi >arri-re zijii verslag over eene lichting in massa uitgebracht, in bewoordingen 1 i< in verme ing wel waardig zijn, en dat weldra eene wet zal worden. «Geheel (li Do afgevaardigden van vierenvnni-flo-H,,;^,.,! i:. to nemen; in de Conventie drnn.™ ,11 „ «„" • 1 11111 . oni oe consruune aan ver Mignet en nok Danton" re do 1 van aue veraacnten en üe licnt.ng in massa. . . U! UII^UI /.IJ /ie luerover Mignet en ..uk Dantnn's 2) Moniteur, Séance du 5 Septembre 1793 III Een kevo lutionnair Comité. Frankrijk, en al wat het aan menschen en hulpmiddelen bezit, moet opgeroepen worden," zegt Barrkrf. met wezenlijk Tvrtaeische woorden, de Leste die wij van hem kennen. »De republiek is ééne grocte belegerde stad. Tweehonderden vijftig smederijen zullen in deze dagen in den tuin van het Luxembourg en om den buitenmuur van de Tuïlerie'èn opgericht worden, om geweerloopen te smeden, voor het oog van hemel en aarde! De zonen der vrijheid zullen uit alle gehuchten naar hunne departementshoofdstad, uit alle departementshoofdsteden naar het aangewezen kamp en tooneel des oorlogs marcheeren; hun banier drage ten opschrift: »Le peuple Frangais debaut contre les U/rans, het Fransche volk opgestaan tegen de tyrannen." "De jongelingschap zal ten strijde trekken, het is hare taak te zegevieren ; de gehuwden zullen wapenen smeden, bagage en geschut vervoeren en voor levensmiddelen zorgen; de vrouwen zullen aan soldatenkleeren werken, tenten maken, in hospitalen dienen; de kinderen zullen pluksel maken van oud linnen; de grijsaards zullen zich op de openbare pleinen laten brengen en daar door hunne woorden den moed der jongen aanvuren, haat prediken tegen de koningen en de eenheid der republiek verheffen." (1) Tyrtaeische woorden, die in alle Fransche harten weerklinken. In deze stemming, alzoo, daar geen andere baat geeft, zal Frankrijk instormen tegen zijne vijanden. Hals overhoofJ, kosten noch gevolgen berekenende, op wet noch regel achtende, dan alleen deze ééne opperste wet: redding des volks! De wapenen zijn — al het ijzer in Frankrijk aanwezig; de strijdkracht is — die van alle mannen, vrouwen en kinderen, die in Frankrijk zijn. Daar, in hunne tweehonderdenvijftig smidsen in den Jardin du Luxembourg of dien der Tuilerieën, laat hen geweerloopen smeden, ten aanzien van hemel en aarde. Met de heldhaftige stoutmoedigheid tegen den buitenlandschen vijand kan ook de zwarte wraak tegen den binnenlandschen vijand niet achterwege blijven. Nadat men door de »wet van de veertig sous" een spoorslag gegeven had aan de levenswerking der revolutionnaire comités, komt, ongeveer eene week later, de afgevaardigde Merlin, niet die van Thionville, dien wij uit Mainz zagen rijden, (2) maar Merlin van Douai, (3) later Merlin Suspect geheeten, met zijne wereld beruchte icet der verdachten, waarbij aan alle sectiën bevolen wordt, om door hare comités onverwijld alle verdachte personen in hechtenis te doen nemen, en waarbij tevens verklaard wordt, wie in het bijzonder de verdachten en degenen zijn die in hechtenis genomen moeten worden. ..Verdacht zijn," zegt hij, «allen die door hunne handelingen, betrekkingen, gesprekken en geschriften, of op welke andere wijs ook — verdacht geworden zijn." (4) Ja, Chaumette, die in zijn municipale plakkaten en proclamatiën de zaak nog nader toelicht, brengt het zoo ver, dat men een verdachte bijna op de straat herkennen en onverwijld voor het comité en in de gevangenis kan slepen. Men zij behoedzaam in zijne woorden, behoedzaam in zijne blikken; ook zelfs wanneer men van niets verdacht is, kan men, zoo als een toen gebruikelijk spreekwoord zegt, "verdacht worden van verdacht te zijn !" Want, verkeeren wij niet in een staat van omwenteling ? Vreeselijker wet beheerschte nooit een volk. Alle gevangenissen in Frankrijk worden tot aan den nok toe gevuld, vierenveertigduizend comités, als even zoovele ploegen van maaiers of nalezers, halen hun oogst binnen en stapelen dien op in deze huizen. Een oogst van aristocratische tienden. Ja, zoo de vierenveertigduizend, ieder op zijn eigen veld, voor dien arbeid niet toereikend bleken, zullen wij een vliegend (1) Débats (séance du 23 Aout 1793). Zie ook Minnet. Het gevolg van den maatregel was, dat er spoedig veertien legers waren en twaalfhonderdduizend soldaten. (2) Zie pag. 187. (3) Pliilippe Antoine Merlin de Douai (1754—1839) geboren te Arleux, was advocaat en afgevaardigde ter Staten-Generaal voor Douai. Hij was zeer ijverig werkzaam in de comités en had een groot aandeel aan de redactie der constitutie. Later werd hij in de Conventie gekozen, waar bij op den Berg plaats nam. Nog later was hij onder het Directoire een van de leden van het uitvoerend bewind en hij bekleedde ook onder het keizerrijk vele waardigheden. (4) Mon\teur, séance du 17 Septembre 1793. üm MAHIE-ANTOIXETTE IN DE CONCIERGEKIE rcvolutionnair leger hebben, zesduizend man sterk. Onder de rechte aanvoerders, zal het overal door het land trekken en overal bijspringen, waar dat oogstwerk verslapt. Dus hebben het stadsbestuur en het moedergenootschap verzocht, aldus heeft de Conventie besloten. (1) Laten aristocraten, federalisten en messieurs verdwijnen, en alle menschen sidderen: »de bodem der vrijheid zal gezuiverd worden," — en hoe? Ook heeft het rcvolutionnair tribunaal middelerwijl geen vacantie genomen. piiii.ippe antoine m krijn de Dor ai. Blanchelande, (2) omdat hij SL Domingo verloor, samenzweerders van Orleans, omdat (1) Moniteur, séance du 5, 9, 11 Septembre 1793. Vergelijk ook Dulaure, III, 7. (2) Philibert Francois Roussel de Blanchelande ' 1T35—1793), geboren te Dyon, trad op jeugdigen leeftijd in den krijgsdienst. In 1779 ging hij naar Martinique, waar hij dapper tegen de Engelschen vocht, terwijl hij in 1781 Tabago veroverde en later gouverneur van St.-Domingo werd. Na liet uitbreken der revolutie in Frankrijk werd Blanchelande, die in Frankrijk vertoefde, opnieuw naar St.-Domingo, waar onlusten waren uitgebroken zie pag. 228, deel II) gezonden, maar hier bleek het al spoedig dat hij het eens was met de partij der contra-revolutie op het eiland. De Conventie zond commissarissen, die Blanchelande naar Frankrijk lieten gaan om zich te verantwoorden. Hier werd hij voor het tribunal révolutionnaire gesteld, dat hem ter dood veroordeelde. Den lü'1"1 April 1793 werden hij en zijn zoon geguillotineerd. zij op den gewijden persoon van den afgevaardigde Leonard Bourdon (1) een moordaanslag pleegden, deze en vele naamloozen, wien het leven dierbaar was, zijn gestorven. Dagelijks heeft de guillotine haar deel. Dagelijks rijdt de doodenkar tegen den avondtijd als een zwart spook door het bonte gedrang. Een oogenblik huivert de bonte menigte, het volgende oogenblik vergeet men het weer; de aristocraten! Zij waren schuldig tegen de republiek; hun dood, al ware het slechts omdat hunne goederen in beslag genomen worden, is voor de republiek van nut: Vive la république! In de laatste dagen van Augustus (2) viel een nog merkwaardiger hoofd, het hoofd van generaal Custine. Custine werd beschuldigd van ruwheid, onbedrevenheid, trouweloosheid, beschuldigd vau vele zaken; schuldig bevonden, kunnen wij zeggen, aan slechts ééne zaak: gebrek aan geluk. (3) Toen hij zijn onverwacht vonnis hoorde, viel Custine voor een crucifix neder en bleef twee uren lang in stilzwijgen verzonken; met vochtige oogen en biddend gelaat reed hij naar de Place de Ja révolution, zag op naar de blinkende bijl, klom daarop snel naar boven (4) en werd dra van de lijst der levenden geschrapt. Hij had in Amerika gevochten, hij was een trotsch, dapper man, en zijn lot voerde hem herwaarts. O]) den 2 l\ \ a i • heimelijk protesteerenden worden op zekeren diir P*>neU • ' " "^zeventig (V) gesteld De deuren van 7 g eensklaPs "» staat van beschuldiging ZZ ZfjTe":- «•* "" b' JTSn deuifteVangeniSdgebracht- Gelukkig Z'j' die toeva°lligCatVezig wam" CoZloTc" Sn de ZU hij' even a,S RABAlT' tUSSChe" W ZEVENDE HOOFD S T U K. Marie Antoinette. Op Maandag den 14den October 1793 is er in hot ■/ r ,■ voor liet nieuwe revolutionnaire tribunaal eene zaak aan de orde zoo als*" die"f uT mum, nog nimmer beleefd hebben: het proces van .Marie Antoise™ (4) ffi dt eenmaal de schitterendste van alle koninginnen wa. /i „ . ,, J', ontbloot, verlaten, voor Tinvxlle's rechtbank, op dood' en leven aangeklaagd* EeTst ™U"eSf„Z„ Werw,l"Mr f aMk,laChl /ulL-ftSing'™ irSrSS^- ' W°0rden Z°Uje" M kun"ra drukken! Zwijgen flleen SIC" ** Zekcr «W» gedrukte stutten van zulk een tragisehe, ijzingwekkende (1) Zie pag. 186. (2) Zie pag. 186. (3) Zie pag. 1SG. ontvluchten, maar tonden ^"uiVevoerd1worien^Hier: wel "lid)del°" beraamd om haar te doen brief door de koningin geschreven aan den ^ het faCTn,le ™ een Tempel met haar had weten te verkrijgen: de"inhoud volgt hièronde'r: ^ m onderhoud den Xous avons fait un beau réve, voila tout mais non» v v_„„ dans cette occasion une nouvelle preuve de votre entier r"w ( aucoup gagnée, en trouvnnt encore es, sans bornes. vous trouverez dans toutes les occasions en T ^ m0i". Ma t'onfian''t; vous 1 ïntérét de mon fils est le seul qui me cuide et nuèlniie h Ci*ractere et du courage, mais d'icy je ne peu pas consentir a me separer de lui \ i rit! " ''T' que j eusse eprouvé a etre hors tout ce que vous m' aves détaillé hier, comptez qiie* je sens ia bont,""l"S V"tr° attac'llement (la»s interet, et que cette occasion peut ne plus se rencontrer mais ,e1 raisons pour mon propre mes enfans, et cette idee ne me laisse pas envie de regr'et pourrez jouir de rien en laissant Marie Antoinette. daar wij bij deze gel^Mh^d'Te^n'ielnv bew^s Z't-en WjJ hcbbe"..cr veel b,J gew°nnen, trouwen in u is zonder grenzen Tzult^n%np nm ? ï ? feh^lc voor mij. Mijn ver- maar het belang van mijt, Zn hheteenLIZfZik ,karak!er '"oed biJ '"U vinden, gesmaakt hebben, wanneer ik van hier we» was' ik kan L ' ? W cn welk Seluk ik ook zou Overigens erken ik wel uwe toegenegenheid in a'lle^ tnt er nietin toestemmen mij van hem te scheiden, gedeeld, reken er op, dat ik de goedheid besef van dp r ? Sferen m bijzonderheden hebt mede- lang te handelen, en dat deze geEhdd zich n ^ tl ,r , ' ^ " beWOgen hcbben in miJ» 1*- kunnen scheppen als ik mijne kinderen ^Hiet enT zaI «anh'eden. maar ik zou in niets vermaak besluit;. U Kinaeren verliet, en deze gedachte laat mij geen spijt hebben 'over mijn ,-s r, . , , Marie Antoinbttk. (o) Proces de la reine. 'Deux amis, XI, 251 381i 20!) beteekenis als de kale bladen van het bulletin du tribunal revolutionnaire, die teil titel voeren: Proces der weduwe Capet. Duister, duister, een drukkende eclips, gelijk het donkere rijk van Pluto ! Plutonische rechters, een Plutonische FougriERTinville, in negenvoudigen kring van Sty.c en Lethe, den vuur-Phlegeton en den Cocv//;*. 17, dl. II. 1 Weber, I, 6. Terechtstelling van Maeie-Antoinette op 16 üctobbb 17'.13 (25 Veudéraiaire, Jaar 11.) daken ia de straat du Roule en Si. Honoré boeiden liare opmerkzaamheid, zij lette ook op de opschriften aan de huizen. Toen zij het Revolutie-plein bereikte, wendden hare blikken zich naar den Jardin national, den voormaligen tuin der Tuilerieën; op haar gelaat waren op dat oogenblik teekenen van levendige aandoening zichtbaar. Zij beklom moedig het schavot, een kwartier na twaalf ure viel haar hoofd, de scherprechter toonde het aan het volk, onder de algemeene, lang aanhoudende kreten van: Vive la république\" (1) ACHTSTE HOOFDSTUK. De tweeëntwintig. Wien nu het eerst, o Tinville? De eerstvolgenden zijn van verschillende kleur: liet zijne onze arme gearresteerde Girondijnen; allen, die men nog machtig kon worden : Yergniaud, Brissot, Fauchet, ValazÉ, GensonnÉ; eenmaal de bloem van het patriottisme, ten getale van tweeëntwintig. (2) Van uit de ..bescherming van het Fransche volk'', (3) van opsluiting in het Luxembourg en gevangenis in de Conciergerie zijn zij thans hier voor Tinville's rechtbank gekomen. Fouquier-Tinville moet rekenschap van hen geven, zoo goed hij kan. Dit proces der Girondijnen is ongetwijfeld het grootste dat Focquier nog gehad heeft. Tweeëntwintig, allen hoofdrepublikeinen, op ééne lijn gerangschikt, de grootste redenaars in Frankrijk, daarenboven rechtskundigen, niet zonder vrienden onder het volk. Hoe zal Tinville hen van royalisme, federalisme, van samenzwering tegen de republiek overtuigen ? >"og eenmaal ontwaakt Vergniaud's welsprekendheid en .-lokt tranen uit de oogen," zegt men. En de dagbladschrijvers leveren verslag, en het proces wordt gerekt van den eenen dag tot den anderen, ja dreigt (1) Deux Arnis, XI. 301. (2) Er stonden geen tweeëntwintig, maar eenentwintig te recht, zooals Dulaure en Mignet eenstemmig opgeven. Hunne namen waren: .lean Pierre Brissot, 39 jaar, geboren te Chartres, afgevaardigde van Eure-et-Loire. Pieire Yictorin Yergniaud, 35 jaar, geboren te Limoges, afgevaardigde van de Gironde. Armand Gensonné, 35 jaar, geboren te Bordeaux, afgevaardigde van de Gironde. Claude Romain Lauze Duperret, 46 jaar, afgevaardigde van de Bouches-du-Rhöne. .lean Louis Carra, 50 jaar, geboren te Pont-de-Yeule, afgevaardigde van Saöne-et-Loire. Jean Frangois Martin Gardien, 39 jaar, afgevaardigde van Indre-et-Loire. Charles Eléonore Dufriehe Yalazé, 42 jaar, afgevaardigde van de Orne. Jean Duprat, 42 jaar, geboren te Avignon, afgevaardigde van de Bouches-du-Rhóne. Charles Alexis Brulard Sillery, 57 jaar, geboren te Parijs, afgevaardigde van de Somme. Claude Fauchet, 49 jaar, geboren te Erne, bisschop van Calvados, afgevaardigde van dit departement. Frangois Ducos, 28 jaar, geboren te Bordeaux, afgevaardigde van de Gironde. Jean Baptiste Bover Fonfrède, 27 jaar, geboren te Bordeaux, afgevaardigde van de Gironde. Marie David Lasource, 39 jaar, afgevaardigde van Tarn. Benoit Lesterpt-Beauvais, 43 jaar, afgevaardigde van Haute-Yienne. Gaspard Duchatel, 27 jaar, geboren te Rocheron, afgevaardigde van Deux-Sèvres. Pierre Mainvielle, 28 jaar, geboren te Avignon, afgevaardigde van de Bouches-du-Rhóne. Jacques Lacaze, 42 jaar, geboren te Libourne, afgevaardigde van de Gironde. Pierre Lehardy, 35 jaar, geboren te Dinant, afgevaardigde van Morbihan. Jaeques Boileau, 41 jaar, geboren te Avallon, afgevaardigde van Yonne. Charles Louis Antiboul, 40 jaar, geboren te St.-Tropez, afgevaardigde van Yar. Louis Franeoi- Sébastien Yigée, 3(5 jaar, geboren te Rosière, afgevaardigde van la Mavenne. De acte van beschuldiging tegen hen was gegrond op de rapporten van Saint-Just, Billaud-Yarennes en Amar. 3 Zie pag. 170. eindeloos te worden, zooals velen morren. Het Jacobinisme en stedelijk bestuur komen i ouquier te hulp. Op den 28sten der maand komen Hébert en anderen in deputatie, om de patriottische Conventie te verwittigen, dat het revolutionnaire tribunaal ten eenenmale gebonden is door wetsvormen, dat een patriottische jurv het recht dient te hebben om de debatten af te breken «wanneer hij zich voor overtuigd houdt." Dit dringend verlangen van afbreking der debatten wordt in allerijl tot een besluit verheven. Ten tien ure des avonds, den 30stij de deur san de < onciergerie was Philippe's houding onverschrokken, bedaard, schier gebiedend. Op weinig dagen na zijn liet nu vijfjaren geleden, toen Philippe binnen deze zelfde muren met een bevallig voorkomen opstond en aan koning Loi.ewijk vroeg: „Of het dan een koninklijke zitting of een lit de justice was ?" (1) Drie arme schelmen moesten met hem rijden en sterven; men zeirt, dat deze zich hiertegen verzetten en bij hals en voeten op de kar moesten geworpen worden, (2) doch zulks schijnt niet waar te zijn. Dan, hetzij zij zich verzetten of niet, de doodenkar gaat voorwaarts. Philippes kleeding onderscheidde zich door sierlijkheid; hij droeg een groenen frak Terechtstelling van Philippe Egalité. vest van wit piqué, gele hertsleeren broek, laarzen zoo glimmend als een spiegel - zijn voorkomen was, gelijk voorheen, geheel bedaard, kalm, om niet te zeggen behaaglijk als dat van een pronker. Zoo trekt hij door straat op straat langzaam voort, te midden van verwenschingen, voorbij het Palais-Egalité, het voormalige Palais-Royal! Het wreede gemeen hield hem hier eenige minuten tegen; mevrouw Buffon, (3)'zegt men, zag in jezabel-opschik naar hem uit; langs den muur stonden in ontzaglijke, driekleur letteren de woorden: Bene en ondeelbare republiek, vrijheid, gelijkheid, broederschap of de dood, ?ia tonaal-eigendom. Philippe's oogen fonkelden een oogenblik van lielsch vuur maar het volgende oogenblik was het weer uitgedoofd en hij zat bedaard, bevallig als (1 Zie pag. 123, deel I. '2) Forster, II, 623. Montgaillard, IV, 141—157. '3) Zijne gewezen maitresse. een pronker. Op liet schavot wilde Samson hem de laarzen uittrekken. „Stil " zeide Philippe. „Zij gaan beter naderhand uit, spoeden wij ons, dcpêchons nous Zoo was dan Philippe niet zonder deugd ? God verhoede, dat er een levend mensch gevonden worde zonder deugd ! Hij had de deugd, dat hij vijfenveertig jaren (1) het leven hield, wellicht nog andere deugden, meer dan wij weten. Maar waarschijnlijk werden van geen sterveling ooit zulke zaken verhaald als van hem, zulke waarheden maar ook zulke leugens. Want hij was een Jacobijnsche prins van den bloede men verbeelde zich welk eene vereeniging! Ook leefde hij, verschillend van een Nero (2) een Borgia, (3) in de eeuw der pamfletten! Genoeg, de chaos heeft hem weer 'verzwolgen, moge hij eerst laat of nooit zijns gelijken weerbaren! I)e wakkere jonge Ori.eans Egalite, (4) door allen, slechts niet door zich zeiven verlaten is naar Chur in Grauwbunderland gegaan, om onder den naam van Corby wiskunde te onderwijzen De familie Egalite is in de duisterste diepten van het nadir (5) gezonken Een veel edeler offer volgt: Jeanne Marie Phlipon, de vrouw van Holand (6) Gelijk eene koningin, verheven in hare niet klagende smart, zoo kwam zij Biouffe 7 m hare gevangenis voor. „Iets meer, dan men gewoonlijk op het gelaat eener vrouw V > I]I0l'FFE' (8 "bekende zich in hare groote blauwe oogen, vol uitdrukking en bevalligheid. Zij sprak dikwerf met mij bij het traliehek, wij luisterden allen oplettend naar haar met eene soort van bewondering en verbazing; zij drukte zich met eene zuiverheid, met eene harmonie uit, die hare taal als muziek deed klinken, waaraan het oor zich niet kan verzadigen. Haar onderhoud was ernstig, niet koud ; uit den mond eener schoone vrouw komende, was het vrij en moedig, gelijk dat van een groot man En toch zeide haar dienstmeisje: „Voor u spant zij alle krachten in, maar in haar vertrek zit zij soms drie uren lang aan het venster te weenen." Sedert den ls,en Juni is zij steeds in de gevangenis geweest, eenmaal werd zij vrij gelaten, maar in hetzelfde uur weer in hechtenis genomen. In de Abbaye bewoonde zij de kamer van Charlotte Corday. In de Conciergene spreekt zij met Biouffe, met den gewezen minister Clamere, (9) noemt de onthoofde tweeëntwintig »onze vrienden nos amis " die wij weldra zullen volgen. Gedurende deze vijf maanden zijn hare Mémoires geschreven die nog iedereen leest. 9 Maar thans, op den 8ste" November, is zij -in het wit gekleed," zegt Biouffe „met hare lange zwarte haren tot op den gordel neerhangende," voor de rechtbank gegaan. (10) Zij keerde met snelle schreden terug, hief haren vinger op, ten einde ons te kennen te geven dat zij veroordeeld was, hare oogen schenen geweend te hebben Fouquier-Tinville s vragen waren „brutaal" geweest; beleedigde vrouwelijke eer wierp ze terug op hem, met verachting, niet zonder tranen. En thans moet ook zij na eene korte voorbereiding, haren laatsten gang gaan Met haar ging zekere Lam.rche directeur van de assignatendrukkerij, dien zij in zijne neerslachtigheid trachtte te troosten Aan den voet van het schavot aangekomen, verzocht zij om pen en papier, „om de merkwaardige gedachten, die bij haar opkwamen, op te schrijven;"(11) een merkwaardig (1) Egalité was 46 jaar oud, volgens Dulaure, III, 29. (2) De bekende Romeinsche keizer (54—68 n. Chr.) . (3), H,',t omDzijne &ifmen8erije" in het begin der 16'>" eeuw beruchte Italiaansche geslacht waaiLucretïSïia ' 1 (1492-1503> en diens ««* befaamde zoon en dofhter Cess en (4) Zie pag. 155. (5) Het tegenovergestelde punt van het zenith, het hoogste punt aan den hemel (6) Zie noot 2 op pag. oo, deel II ' (7) Zie noot 4 op pag. 1S4. (8) Mémoires sur les prisons, I, pag 55 57. (9) Zie noot 2 op pag. 31. deel II. (10) Zij had eerst besloten zich te laten verhongeren, maar een harer vrienden ried haar dit voor- vfiandnen W^ggl ' W T ™e™rÜkel' voor hare ™^daehtenis en veel vernederender voor hare Mjandcn was, als zij op het schavot stierf. (11) Mémoires de Madame Roland (Introd.), I, 6S. Terechtstelling van Bailly, ex-maire van Parijs, op 10 November 1793 (20 Brumairk, Jaar 11). vtrzoek, dat haar niet toegestaan werd. Met een blik op het standbeeld der vrijheid dat daar stond, zeide zij bitter: «O vrijheid, wat geschiedt er niet in uw naam!" Ter wille van Lamarche wil zij het eerst sterven, ten einde hem te toonen hoe gemakkelijk het is te sterven. «Tegen het bevel," zegt Samson. »0, gij kunt aan een dame haar laatste verzoek niet weigeren," en Samson gaf toe. (1) Edele blanke verschijning, met dit schoon, koninklijk gelaat, die zacht-fiere oogen, dat lange zwarte haar, neergolvende tot op den gordel, dat hart, zoo wakker als ooit in eene vrouwelijke borst klopte! Gelijk een wit Grieksch standbeeld, schoon, volmaakt, blinkt zij uit in die algemeene donkere schipbreuk der wereld — lang zal zij in gedachtenis blijven. Eere de groote Natuur, die in de stad Parijs, in de eeuw van fijngevoeligheid en Pompadourisme, eene Jeanne Piilipon kon voortbrengen, en haar opvoeden tot de edelste onkreukbare vrouwelijkheid, schoon dan slechts met logica, encyclopédieën en het evangelie naar Jean-Jacques. De Biografie zal niet vergeten dien trek, dat vragen om eene pen, om de merkwaardige gedachten, die in haar oprezen, te schrijven. Het is een kleine lichtstraal, een gloed van zachtheid, zekere heilige wijding spreidende over al wat voorafging; zoo was ook in haar iets Nameloos; ook zij was eene dochter van het Oneindige; daar waren mysteriën, waarvan de philosophie niet had gedroomd. Zij liet eene reeks van geschreven raadgevingen voor hare kleine dochter na, en zeide, dat haar man haar niet, zou overleven. Nog gruwzamer was het lot van den armen Bailly, den eersten nationalen president, den eersten maire van Parijs, die nu veroordeeld is wegens royalisme, Fayettisme, wegens het roode vaandel op het Maartvéld, (2) — in het algemeen kan men zeggen, omdat hij zijn astronomie verliet en zich in de omwenteling mengde. Het was de 10de November 1793, een bitterkoude regen, toen Bailly door de straten gevoerd werd. Het tierende gemeen overlaadt hem met vloeken, met slijk; boven zijn hoofd zwaaien zij het brandende of rookende spotbeeld eener roode vlag. Stil, onbeklaagd zit daar de onschuldige, oude man. Langzaam voortrijdende door den kouden regen, is men eindelijk het Maartvéld genaderd. Daar niet! schreeuwt het vloekende gemeen, zulk bloed mag het altaar des vaderlands niet bezoedelen; daar niet, maar op dien mesthoop aan den oever der rivier! Zoo schreeuwt het vloekende gemeen, en de beambten geven er gehoor aan. De guillotine wordt, hoezeer met halfverkleumde handen, afgenomen, wordt naar den oever der rivier gebracht en daar langzaam opgericht. Zoo duurt het uren lang, te midden van vloeken en een bitterkouden regen. «Bailly, gij beeft," zegt iemand. «3/ow ami, van koude," antwoordt Bailly, »c'esi de froid." Gruwzamer einde had geen sterveling. (3) Eenige dagen later, toen Boland vernam wat er op den 8sten N ovember gebeurd was, omarmt hij zijne lieve vrienden te Rouaan, verlaat hunne vriendelijke woning, die hem een toevluchtsoord geschonken had, en gaat heen , met een afscheid, dat te treurig is voor tranen. Den volgenden morgen, den 16as mal." DERDE HOOFDSTUK. Vernietiging. Wel mogen de verdachten sidderen, maar hoeveel te meer de openbare rebellen, de Girondijnsche steden van liet Zuiden! Het revolutionnaire leger (3) is derwaarts getogen onder Ronsin, (4) den komedieschrijver, zesduizend man sterk, met roode mutsen op, met driekleurige vesten, met zwart-ruige broeken, zwart-ruige buizen aan, met ontzaglijke snorbaarden, ontzaglijke sabels, — in ccirmagnole compléte, (5), en heeft draagbare guillotines. De representant Carrier (6) is te Nanles gekomen, aan den rand der vlammende Vendée, die Rossignol (7) in den letterlijken zin des woords in brand gestoken heeft. Carrier wil onderzoeken welke gevangenen er gemaakt worden, welke medeplichtigen zij hebben, royalisten of Girondijnen; zijne guillotine gaat bestendig, va toujours, onder zijne «compagnie van Marat in haar wollen mutsen." (8) Kinderen worden geguillotineerd en grijsaards. Hoe snel de machine ook werkt, s zij voldoet toch niet; de scherprechter en al zijne knechts zinken afgemat van den arbeid neer, en verklaren dat de menschelijke spieren niet meer kunnen. (9) Daarop moet men het fusilleeren beproeven, en nog ontzettender methoden kunnen volgen. Te Brest heerscht met hetzelfde oogmerk Jean-Bon St. André(IO) met een leger van roode nachtmutsen. Te Bordeaux heerscht Tallien(H) benevens Isambeau 1) Zie pag. 50, deel I. (2j De groote Condé, de veldheer uit den tijd van Lodewijk XIV. (3) Zie pag. 203—20(5. (4) Charles Philippe Ronsin (1752—1794) was op dit tijdstip adjunct van den minister van Oorlog Bouchotte. Zie zijne verdere lotgevallen in dit werk. (5) Zie Louvet, pag. 301. Men was gekleed »en earmagnole," wanneer men een broek droeg en een jachtvest. Voor het compleete costuum werden nog vereischt klompen aan de voeten en een knuppel in de hand, terwijl op het hoofd een roode muts met eene cocarde gedragen werd over rond afgeknipte haren. Aan de rapporten van Barrère gaf men ook den naam van «Carmagnole," omdat zij altijd even geestdriftig waren. (6) Zie noot 1 op pag. 29, deel II. (7) Zie noot 2 op pag. 196. (8) De compagnie van Marat waren eenige militairen onder aanvoering van Carrier. Zie ook La Loive vengèe, ou les crimes de Carrier. (9) Deux amis, XII, 249—251. (10) Zie pag. 103. (11) Zie pag. 200. en helpers: de Guadet's, Cussy's, S alles, (1) velen vallen; de bloedige piekende roode muts spelen den baas, de guillotine slaat geld. De ruige, rosharige Tallien, eenmaal een bekwaam redacteur, neg jong van jaren, is nu uiterst somber en machtig geworden, een Pluto (2) op aarde, en heeft de sleutels van den Tartarus. Men merkt intusschen op, dat zekere Senhorina Cabarus, of liever Scnhorn, de gehuwde, nog niet weduwe geworden Dame de Fontenai, (3) eene schoone bruine vrouw, de Jean-Baptiste Carrier. Joseph Fouché. dochter van Cabarus, (4) een Spaanscli koopman, het roode, ruige gelaat een weinig (1) Zie over hon pag. 218 en noot 1 op pag. 185. (2) In de mythologie de God der onderwereld. (3) Madame de Fontenai «geboren Thérèse Cabarus) werd later als aristocrate gearresteerd. Over haar en haar indirecte aanleiding tot "Thermidor" zie later in dit werk. (4) Fran^ois de Cabarus <1752—1810) stond in Spanje als een goed financier bekend. III ' 30 verzacht hoeft, toen zij voor zich en hare vrienden smeekte en verhoord werd. De sleutels van den Tartarus of eenige andere macht bezwijken voor den invloed eener vrouw; de sombere Pluto zelfs is voor de liefde niet ongevoelig. Gelijk eene nieuwe Proserpina, (1) wordt zij door den rooden somberen Dis (2) ontvangen en vermurwt, gelijk men zegt, zijn steenen hart een weinig. Maignet (3) te Orange in iiet Zuiden, Lebon (4) te Arras in het Noorden worden wereldwonderen. Overal waar het noodig is verrijst het Jacobijnsche volkstribunaal met zijnen nationalen vertegenwoordiger, misschien daar waar voor korten tijd het Girondijnsche volksgericht was. De Fouché's, Maignet's, Barras, Fréron's doorsnuffelen als maaiers met hunne guillotine-sikkel de zuidelijke departementen. Groot is het aantal arbeiders, groot is de oogst. Bij honderden en duizenden worden de menschenlevens weggemaaid, als brandstof in de vlammen geworpen. Marseille wordt veroverd cn onder de krijgswet gesteld. Ziet, hier te Marseille, welk een stekelige, roodbaardige korenaar is dat, die gemaaid wordt, — wij bedoelen eenen dikken man, met een koperkleurig gelaat, een sterken, tegelkleurigen baard. Bij Nemesis (5) en de Schikgodinnen! Het is Jourdan Coupe-tète. (6) In de districten, die onder de krijgswet staan, heeft men hem gevat, zonder medelijden, ook hem met het nationale scheermes, rasoir natiónal, weggeschoren. Afgeslagen is thans Jourdan's, des scherprechters eigen hoofd, afgeslagen gelijk die van Deshutte en \ arigny, (7) die hij tijdens den vrouwenopstand op pieken ten toon stelde. Ihans zal men hem niet meer als een koperkleurig monster in zegepraal door de steden van het Zuiden zien trekken, niet meer als rechter bij pijp en brandewijn in de glacière van Avignon zien zitten. (8) De alles verbergende aarde heeft'hem opgenomen, den opgezwollen tegelbaard; moge men nimmer weer zijns gelijke zien! Joirdan, de eene, wordt genoemd; de andere honderden zijn niet genoemd. Helaas, zij, als dooreengeworpen takkebossen, liggen voor ons opgehoopt: geteld bij karladingen; en nochtans geen enkele tak uit al die bossen of hij had een leven en eene geschiedenis, en werd afgesneden niet zonder smarten, even goed als een keizer. Het minste van alle steden kan Lgon haar lot ontgaan; Lyon, dat wij in vreeselijken zonnegloed zagen, toen in dien herfstnacht de kruittoren in de lucht sprong, (0) gaat blijkbaar eene treurige toekomst te gemoet. Onvermijdelijk. Wat toch vermogen wanhopige dapperheid en PrÉcy?(10) Dubois Crancé, (11) doof als het noodlot, streng als het jongste gericht, verovert hunne schansen van katoenbalen, en sluit hen al enger en enger in met zijne artillerie-lava. Nooit wilde de ci-demnt dAutichamp aankomen, nooit hulp van Blankenberg genaken. (42) De Lyonsche Jacobijnen lagen in kelders verscholen; liet Girondijnsche stadsbestuur verbleekte bij hongersnood, verraad en vuurgloed. Précy en ongeveer vijftienhonderd met hem, trokken hunne zwaarden en sprongen in den zadel, om zicli er door te slaan naar Zwitserland. Zij sloegen dapper om zich heen, maar werden dapper teruggeslagen 1) In de Grieksehe mvtho!oi i. „i.. t-* ï * i, i tuil) üumiljculkl . r.PH ülidnro noom t > 1)1,,*.» (2) Ken andere naam voor Pluto. (3) ktienne C lijk gemaakt door (3) Ktienne Christophe Maienet. in 17ss ov>k™.„„ t« a,u:; i._j • , . . . laakt door ,ii„ t" w "aa "te avignon veraienste- hjk gemaakt door zijn optreden tegen Jourdan en Ro^, dto ^ tö TS goederen wilden toeeigcnen, waarom de laatste hem later steeds vervolgde " ' J ° (4; /ie noot 1 nn pasr. 47. '•>) De godin der vergelding in de Grieksehe mythologie (6) Zie noot 4 op pag. 169, deei I. (7) Zie pag. 327, deel I. 8) Zie pag. 222, deel ii. (!») Zie pag. 198. (10) Zie noot (> op pag. 198. (11) Zie noot 5 op pag. 198. moestf dien'en ƒ* verefagen^cllerinann ha<1 (ipn 4"'" hct Piemonteesche leger, dat tot ontzet der stad en neergeveld; geen honderden, slechts enkelen hunner bereikten Zwitserland, (i) Op den 9llen October inoest Lyon zich op genade en ongenade overgeven. De ablié Lamourette, thans bisschop Lamourette, eenmaal wetgever, die van den ouden baiser de l'amourette, (2) den Delila-Aus, wordt hier gevat, wordt naar Parijs gezonden, om geguillotineerd te worden. Toen Tinvii.le hem zijn vonnis mededeelde, maakte hij, zegt men, het teeken des kruises, en stierf als een welbespraakte constitutioneele bisschop. Maar wee thans allen bisschoppen, priesters, aristocraten en federalisten, die te Lyon zijn. De schim van Chalier (3) moet verzoend worden; de republiek heeft als dol-razend haren ontblooten rechter arm uitgestrekt. Ziet den vertegenwoordiger FoucnÉ, (4) het is FoucuÉ van Nanles, een naam die bekend genoeg zal worden; hij gaat met een patriottische compagnie in wonderbaren optocht om het lijk van Chalier op te graven. Een ezel in een priestermantel gehuld, met een bisschopsmuts op den kop en de misboeken, sommigen zeggen zelfs den Bijbel, aan den staart naslepende, gaat, van tallooze patriotten en een helscli geraas begeleid, door de straten van Lyon naar het graf van Chalier den martelaar. Het lijk wordt opgegraven en verbrand, de asch in eene urn verzameld om door bet Parijsche patriottisme vereerd te worden. De heilige boeken worden mede op den brandstapel geworpen, hunne ascb in den wind gestrooid, onder den kreet van ; «Wraak, wraak!" die, zoo als Fouché schrijft, voldaan zal worden. (5) Lyon is inderdaad eene stad die verdelgd moet worden, van nu af niet meer Lyon, maar Commune affranchie, ((>) de «bevrijde gemeente;" zelfs de naam moet verdwijnen. Deze eenmaal bloeiende stad zal, wanneer liet Jacobinisme wél voorspelt, met den aardbodem gelijk gemaakt worden en op hare puinhoopen zal zich eene zuil verheffen met het opschrift: Lyon rebelleerde tegen de Republiek, Lyon is niet meer. (7) Fouché, Couthon, Collot volgen elkaar op (8) als vertegenwoordigers van de Conventie, er is arbeid voor den beul, arbeid voor den timmerman, niet om te bouwen. Gelijk gezegd is, zelfs de huizen der aristocraten zijn veroordeeld. De kreupele Coutiion, in oen stoel gedragen, slaat zinnebeeldig met een hamer tegen den muur en zegt: *la loi te frappe, de wet treft u ;" metselaars met wiggen en breekijzers beginnen de verwoesting. Had Lyon uit weeke stof bestaan, het zou in deze week geheel verdwenen en de voorspelling der Jacobijnen in vervulling (1) Deux ainis, XI, 145. Onder hen, die Zwitserland bereikten, behoorde ook Précy, maar niet dan na vele avonturen. Toen hij zich met enkelen door den vijand had heen geslagen, wist hij het dorpje St.-Agatlie te bereiken, waar een gewone boer, Pierre Ligout, hem eene schuilplaats verleende in een ondergrondsch verblijf, waarin Précy bijna 15 maanden vertoefde, en waar hij menigmaal boven zijn hoofd de voetstappen hoorde van de soldaten, die te zijner vervolging waren afgezonden. Na den 9.1011 Thermidor kon hij eindelijk naar Zwitserland ontsnappen. Over zijne verdere lotgevallen zie noot 6 op pag. 198. (2) Zie pag. 216, deel II. (3) Zie pag. 182. (4) Joseph Fouché, later hertog van Otrante, (1763—1820) geboren in een dorp bij Nantes, was eerst geestelijke, maar verliet bij het uitbreken der revolutie den geestelijken stand. In 1792 tot lid der Conventie gekozen, trachtte hij zich eerst bij Robespierre aan te sluiten, 0111 do hand van wiens zuster Charlotte hij tevergeefs aanzoek deed; later was hij Dantonist, toen weder Girondijnen eindelijk Montagnard. Op welk een gruwelijke wijze hij, eerst met zijn collega Collot d'Herbois, later alleen, te Lyon heeft huis gehouden, kan men lezen in Les prisons de Lyon van Delandine, pag. 73 en volgende. Na zijne terugkomst te Parijs werd hij door Robespierre met de grootste verwijten overladen over zijn verregaande bloeddorstigheid, hetgeen ten gevolge had, dat hij van nu af behoorde tot de onverzoenlijkste vijanden van Robespierre, in wiens val hij ook een werkzaam aandeel had. Onder Napoleon heeft Fouché eene schitterende rol gespeeld en legde hij den grondslag tot zijn groot vermogen. Niettegenstaande Fouchó's verleden, benoemde Lodewijk XVIII dezen tot minister, maar hij viel later in ongenade en begaf zich buitenslands. Hij overleed 25 December 1820 te Triest, nalatende een vermogen, dat geschat werd op veertien millioen frs. (5) Moniteur du 17 Novembre 1793 etc (6) Volgens een decreet der Conventie van 12 October. (7) Lyon tit la guerre a la liberté, Lyon n est plus. (8) Volgens Dulaure is deze volgorde niet juist: eerst kwam Couthon, daarna Fouché en Collot, terwijl later de laatste naar Toulon ging. Fusillades te Lyok, op 14 Decembeu 17U3 (21 Fhimaihe, Jaaii II). gekomen zijn. Maar steden zijn niet van zeepschuim gebouwd; Lyon is van steen gebouwd. Hoewel Lyon tegen de republiek rebelleerde, staat het tot op den huidigen dag. Ook hebben de Lyonsche Girondijnen niet met hun allen één nek, zoodat men ze met één slag zou kunnen afmaken. Het revolutionnair tribunaal en de militaire commissie guillotineeren en fusilleeren zooveel zij kunnen; de goten op de Place des terreaux stroomen van bloed, verminkte lichamen drijven de Rhóne af. Collot d'Herbois, zegt men, werd eenmaal op het Lyonsche tooneel uitgefloten, (1) maar met wat schorre hei-bazuin zal men hem thans uitfluiten in deze nieuwe rol als vertegenwoordiger van de Conventie? Tweehonderd en negen man worden over de rivier gebracht om op de Brotteaux-Promenade in massa met de geweren en kanonnen doodgeschoten te worden. Het is de tweede slachting van dien aard, bij de eerste waren er ongeveer zeventig. De lichamen der eerste werden in de Rhóne geworpen, maar de Rhóne dreef er eenige aan den oever; die der tweede zullen derhalve aan land begraven worden. Men delft één lang graf voor hen, zij staan in eene rij langs den lossen aardheuvel, de jongsten hunner zingen de Marseillaise. De Jacobijnsche nationale garde geeft vuur, maar moet nogmaals en nogmaals vuur geven en de bajonet en de spade gebruiken; want ofschoon de veroordeelden allen vallen, zoo sterven zij toch niet allen, en het wordt eene slachting, te afgrijselijk om in woorden gemaald te worden. Zelfs de nationale gardes wenden bij het vuren hun gelaat af. Collot rukt eenen nationalen garde het geweer uit de hand, mikt zonder de minste bewegingen te verraden, en zegt: «Zoo moet een republikein vuren." (2). Dit is de tweede fusillade en, Goddank! de laatste; (3) men houdt ze voor te afgrijselijk en ook voor te ongemakkelijk. Tweehonderd en negen werden naar buiten gebracht, één liep er weg aan het einde der brug: maar ziet, toen men de lijken telde, zijn er tweehonderd en tien. Los ons dit raadsel op, o Collot! Na lang gegist te hebben, herinnert men zich eindelijk dat twee personen op de BrotteauxPromenade de rij trachtten te verlaten, daar zij angstig betuigden, dat zij geene veroordeelden, maar commissarissen van politie waren; men geloofde hen echter niet, joeg ze terug en schoot ze met de overigen dood. (4) Dat is de wraak eener razende republiek, Waarlijk, »het is," zoo als Barrère gewoon was te zeggen, «eene gerechtigheid onder scherpe vormen, sous des formes aeerbes!" Maar de republiek moet, volgens Fouché, »over lijken naar de vrijheid gaan." Of zoo als Barrère wederom zegt: «Slechts de dooden komen niet terug, il n'y a que les morts qui ne reviennent pas." Heinde en verre zweeft de verschrikking, "de guillotine gaat niet kwaad."(5) Alvorens echter de zuidelijke streken te verlaten, waarop de geschiedenis slechts uit de hoogte een blik kan werpen, moeten wij nog een oogenblik bij de belegering van Totdon vertoeven. Men heeft hier geschoten en gebombardeerd, kogels gloeiend heet gemaakt in veldovens of boerenhuizen, het geschut goed en slecht bediend, de passen van Ollioides, (6) het fort Malbosquet aangetast, dat alles tot nog toe met weinig vrucht. Men heeft den generaal Cartaux (7) hier gehad, een voormalig schilder (1) Zie pag. 26, deel II. (2) Men noemde dit middel om eene massa menschen te exeeuteeren: la foudre (de bliksem). Zie ook Dulaure, III, 51. (3) Volgens Dulaure, III, 51, is dit onjuist, er hadden drie zulke slachtingen »en masse" plaats en wel op 13, 16 en 18 Decembe r, tellende in het geheel 120 slachtoffers. (4) Deux amis, XII, 251—262. (5) Te Lyon werden, volgens Dulaure, III, 51, in het geheel 6000 personen ter dood gebracht. (6) Deze passen werden door Cartaux genomen op 10 September. (7) Zie noot 1 op pag. 183. in de onlusten van Marseille tot aanzien gekomen, den generaal Doppet, (I) voormalig geneesheer, in de onlusten van Piemont tot aanzien gekomen, en' die onder CrancÉ Ltjon veroverde, maar Toulon niet kan veroveren. Eindelijk heeft men den generaal Dugommier, (2) een leerling van Washington. Ook heeft men vertegenwoordigers van de Conventie gehad, Barras, Salicetti, Robespierre den jongen; (3) ook een artilleriechef de brigade, van buitengewonen ijver, die dikwerf onder de kanonnen zijn slaapje houdt, een kort, stil, olijfkleurig jong mensch. ons FRAN90IS Améüée Doppet. Lapoype. niet onbekend, met name Bonaparte, een der beste artillerie-officieren, die men nog ooit gezien heeft. En nog altijd is Toulon niet veroverd. Het is thans de vierde maand, December volgens den sla venstijl, Frimaire of vorstmaand volgens den nieuwen stijl, en nog altijd wappert ginds die verwenschte roodblauwe vlag. Men voorziet (1) I' ranrois Amédée Doppet (1753—1800', geboren te Chambery in Savoye, was eerst militair en promoveerde later tot geneeskundige. Bij het uitbreken der revolutie ging hij naar Parijs; tot brigade-generaal benoemd, behaalde hij in het Zuiden vele overwinningen, o. a. ook in Catalonië. Hij overleed te Aix in Savoye. Ook had men nog generaal Lapovpe voor Toulon gehad. (2) Zie noot 3 op pag. 198. (3) Zie over Barras en Robespierre den jonge noot 2 op pag. 49 en noot 3 op pag. 198. 1 hristophe Salicetti was in li57 te Bastia op Corsica geboren en nam reeds van 17S9 af deel aan de re\olutionnaire beweging in Frankrijk. Later, onder Napoleon, heeft hij nog eene groote rol gespeeld in Napels, maar de onderkoning Murat was zijn vriend niet en men wil, dat Salicetti, die plotseling overleed na afloop van een diner bij een van Murat's ministers, vergiftigd werd. zicli van dj zeezijde met levensmiddelen, maakt zich meester van alle hoogten, velt hout en verschanst zich; gelijk de konijnen hebben zij hun nest in do rotsen gebouwd. Intusschen is de vorstmaand nog geen sneeuwmaand of Nivóse geworden, of er wordt een krijgsraad gehouden; zoo even toch zijn er instructiën van de regeering en het Salut public aangekomen. Carxot, (1) van het Sn/ut public, (2) heeft een plan van belegering gezonden, een plan, waarover generaal Dugommier deze, de commissaris Salicetti gene aanmerkingen te maken heeft, en aanmerkingen en plannen zijn zeer verschillend, toen die jonge artillerie-officier het waagt te spreken, dezelfde dien wij zijn slaapje tusschen de kanonnen zagen nemen, die meermalen in deze geschiedenis is genoemd, — zijn naam is Napolkon Bonaparte. Het is zijn bescheiden oordeel, — want hij heeft met verrekijkers en gedachten rondgeslopen, — dat men zeker fort l'Eguillette als met een leeuwensprong plotseling zou kunnen bemachtigen, en van daar, hadde men het eenmaal in zijne macht, het hart van Toulon beschieten; de Engelsche liniën zouden dan, zoo te zeggen, het binnenste buiten gekeerd worden, en admiraal Hood (3) en onze natuurlijke vijanden zouden den volgenden dag öf in zee moeten steken óf tot asch verbrand worden. De commissarissen halen spotachtig den neus op: wie is die jonge mensch, die meer geest heeft dan wij allen? De wakkere veteraan Dugommier meent intusschen dat dit denkbeeld wel overwogen dient te worden. Hij ondervraagt den jongman, wordt overtuigd, en het gevolg daarvan is: men beproeve het. Op het zwijgende, bronzen gelaat zetelt dus thans, nu alles gereed is, een woedender ernst dan ooit, een heeter centraalvuur dan ooit in zich bevattende. Ginds zie^ g'j> is het fort VEguillette, een wanhopende leeuwensprong, maar toch mogelijk, nog heden te beproeven! Hij wordt beproefd en gelukt. Met dapperheid en list, door grachten sluipende, door een vuurhagel stormende, verovert men het fort VEguillette-, nadat de rook opgetrokken is, ziet men de driekleurige vlag waaien; de bronskleurige jonkman had gelijk. Toen Hood zijne liniën van binnen blootgesteld vond, zijne verdediging binnenste buiten gekeerd, begaf hij zich den volgenden morgen onder zeil. Alle royalisten, die zulks wenschen, neemt hij mede aan boord, (4) en licht de ankers. Op den 19den December 1793 behoort Toulon weer aan de republiek. (5) Het kanonneeren te Toulon heeft opgehouden, en thans kan het guillotineeren en fusilleeren beginnen. Burgerlijke gruwelen, wel is waar; maar de schande eener Engelsche heerschappij is ten minste toch afgewasschen. Door geheel Frankrijk worde een burger feest gehouden, zoo rapporteert Barrére of de schilder David, en de Conventie zij en corps daarbij tegenwoordig. (6) Ja, de schandelijke Engelschen hebben, zegt men, meer voor hun eigen belang dan het onze gezorgd, alvorens zij de ankers lichtten, alle magazijnen, tuighuizen en oorlogsschepen in de haven van Toulon in brand gestoken; een dozijn heerlijke oorlogsschepen, de eenige, die wij nog hadden! Het gelukte echter niet, ofschoon het vuur zich naar alle zijden (1) Zie noot 1 op pag. 212, ileel II. (2) Hot »coinité -doodkist in de diepte! Het is de eerste van Carrier's eeuwig wereldberuchte Noyades. (0) Eerst guillotineerde men te Nantes, totdat de scherprechter van vermoeienis liet meer kon; daarop fusilleerde men in de vlakte van St. Mauve fusilleerde kinderen en vrouwen met kinderen aan de borst, kinderen en vrouwen'bij honderd en twintig, ja bij vijfhonderd, zoo heet is de Vendée, totdat zelfs de Jacobijnen er een weerzin aan kregen, en allen, behalve de compagnie van Marat, halt! riepen ! .1S .men tha"s tot hot Afdrinken overgegaan en in den nacht van den ~4 nmaire van het jaar Twee, of den 14d™ December van het jaar 1793 Itaa,uher(7)ene tW6ede NOyadC PlaatS UU "h0nd6rd achte"dertig personen" bel Maar waarom ook eene gabarre verkwist, door haar mede te doen zinken? Men werpe de heden naar buiten, werpe ze naar buiten met gebonden handen, storte een gedungen kogelregen over de geheele oppervlakte uit, totdat ook de laatst spartelende verzwolgen is ! Onrustige slapers te Nantes en in de omliggende zeedorpen hoorden het geweervuur midden in den stormigen nacht, en verwonderen zich wat zulks beteekenen (1) Do tocht van Bonaparte naar Kgypte in 1798 in. S "yr t wagen hadden plaats genomen twaalf verdc(!i<'eré en veerti" inn'ce'ÏÏh! I?8®1?: "l1 tricolore-gesp en in de hand een lauriertak- daaron volgden rK V" het wit gekleed met een tricolore-lint, waarvan de einden . k" ^ Conventie, ingesloten ineen "verwinning op welksde M«i.S veteranen. K.ndelijk kwam de wagen der standbeeld der overwinning was opgericht aangebracht, terwijl op den achtergrond het Si S®eag.d232eet ^ C<,nVeTlde Va" 4 D°Ceraber 1793 P°rl de la Montagne. (5) V.ie pag. 232. (6) In den nacht van 15 op 16 Frimaire. (7) Deus amis, XII, 266—272. Moniteur du 2 Janvier 1794 III 31 mocht. Er waren vrouwen in de gabarre, die door de roode mutsen naakt uitgekleed werden, die in haar doodsangst baden, dat men hare rokken niet uittrekken zou. En jonge kinderen werden er in geworpen, terwijl hunne moeders te vergeefs smeekten. '.Wolfjes," antwoordt Marat's compagnie, "die later wolven zouden worden." Langzamerhand ziet men zelfs op helderen dag noyades. Mannen en vrouwen worden aan handen en voeten samengebonden, in het water geworpen: men noemt zulks mariage républicain, republikeinsch huwelijk. Wreed is de panther der wouden, de beerin -van hare jongen beroofd; maar er is een haat in den mensch die nog wreeder is dan dat. De bleeke gezwollen lijken, die nu niet meer lijden, drijven verward door elkaar de Loire af, de vloed wentelt ze terug; zwermen van raven verdonkeren de rivier, wolven stroopen rond aan de oevers; Carrier schrijft: Quel torrent révólution- De Noyades op de Loire. naire\ (1) Want de man is dol en de tijd is dol. Dat zijn de noyades van Carrier, ten getale van vijfentwintig; want wat in de duisternis geschied is, wordt eens op klaren dag onderzocht (2), om eeuwen lang in het geheugen te leven. Maar waarlijk alle menschen zijn dol. De vertegenwoordiger Lebon (3) te Arras doopt zijn zwaard in het bloed, dat van de guillotine stroomt, en roept uit: "Dat bevalt mij!" Moeders, zegt men, moesten op zijn bevel er bij staan, terwijl de guillotine hare kinderen ombracht; een muziekkorps in de nabijheid speelde bij den val van ieder hoofd het Qa-ira! (4) Te Bourg Baudow in de omstreken van Orange, had men des nachts (1) "Quel torront révolutionnaire r]ue la Loire!" Zoo heette het in een brief, dien Carrier 20 Frimaire aan de Conventie schreef. '2) Procés de Carrier, 4 Dln., Parijs 1795. 3; Zie noot 1 op pag. 47. 4) Les horreurs des prisons d'Arras (Parijs 1823 . don vrijheidsboom omgehouwen. Nauwelijks hoort zulks de vertegenwoordiger Maignet (1) te Orange, of hij verbrandt Baudoin tot op het laatste hondenhok, guillotineert de inwoners of jaagt ze in holen en wouden. (2) Eéne en ondeelbare republiek ! Zij is de nieuwste geboorte uit den woesten onbewerktuigden afgrond der natuur, den Orcus, Chaos of voorwereldlijken nacht, en kent slechts ééne wet, die van zelfbehoud. Tigresse nationale, men roere haar niet aan; want snel is haar slag, zie, hoe zij haren klauw uitstrekt; geen medelijden dringt door in haar hart. VIERDE HOOFDSTUK. Carmagnole compléte. Tegelijk met dit helsch-zwarte verschijnsel ontwikkelde zich in de voltooiing van het sansculottisme een ander verschijnsel, dat men helsch-rood zou kunnen noemen, de vernietiging namelijk van den katholieken godsdienst, ja, voor het tegenwoordige zelfs, van allen godsdienst. Wij zagen Romme's almanak (3) met zijnen tienden dag van rust, en vroegen wat er van den Christelijken sabbath zou worden. De almanak is nauwelijks een maand oud, of men wordt omtrent dat alles ingelicht. Zonderling genoeg, gelijk Mercier opmerkt, nog op Sacramentsdag van het verleden jaar ging een iegelijk en de souvereine macht zelve in godsdienstig gala, met een heel godvruchtig voorkomen, en de slager Legendre stond schier op het punt om in zijne cabriolet vermoord te worden, daar men hem bij het voorbijkomen van den optocht voor oneerbiedig hield. (4) Eene Gallicaansche kerk, en hierarchie en kerkelijke formules schenen nog altijd te bloeien, een weinig verwelkt, wel is waar, maar toch niet meer dan in de laatste jaren of tiental jaren; schenen wijd en zijd te bloeien in de sympathieën van een nog niet door drogredenen misleid volk, in spijt van wijsbegeerte, wetgeving en de encyclopaedie. Wijd en zijd, maar helaas! gelijk eene verwelkte vallombrosa, die slechts op een enkelen November-windvlaag wacht, om in één uur geheel kaal te staan! Sedert dien Sacramentsdag zijn Brunswijk, de emigranten en de Vendée gekomen en achttien maanden zijn vervlogen; aan al het bloeien, vooral aan het verwelkte bloeien, komt, al is liet nog zoo langzaam, een einde. Op den 7llen November, schrijft zekere burger Parens, pastoor te Boissise-leBcrtrancl, aan de Conventie, dat hij zijn geheele leven lang eene logen gepredikt heeft, en zulks moede is, weshalve hij thans parochie en prove nederleggen wil en do liooge Conventie verzoekt, hem iets anders te willen geven om van te leven. Zal hem »mention (1 Zie noot 3 op pag. 234. (2 Montgaillaud, IV, 200. Deze voorstelling van Montgaillard is, indien men andere bronnen raadpleegt, wel wat overdreven. Het vlek Bourg Baudoin was reeds geruimen tijd het middelpunt van antirepublikeinsche demonstraties, zooals door Sucliet, den lateren maarschalk van Frankrijk, aan Maignet werd bericht. Toen dan nu de vrijheidsboom was omgehakt, de cocarde in den modder getrapt en andere buitensporigheden begaan wiren, maakte Maignet van een en ander melding aan het comité de salut public, dat hem gelastte Baud^uin in brand te steken. Maignet zond daarop driehonderd man naar de plaats om het bevel te volvoeren, maar niet het geheele vlek ging in vlammen op, want toen zes huizen, behoorende aan de grootste oproermakers, in de ascli waren gelegd, lieten Maignet en Suehet den brand blussehen. Door Rovère werd Maignet valsrhelijk van groote wreedheid beschuldigd. (Zie noot 3 op pag. 234. (3) Zie pag. 193. 4) Zie pag. 260, deel II. honorable ten deel worden? of «verwijzing naar liet comité van financiën'" -Nauwelijks is dit gedaan, of gans Gobel, (1) constitutioneel bisschop van Parijs, verschijnt met zijn kapittel, onder geleide van den stads- en departementsraad, met eene roode nachtmuts op, om het voorbeeld van Parens te volgen. Gans Gobel erkent "geenen godsdienst dan de vrijheid,' werpt dus den priestermantel af en ontvangt de broederlijke omhelzing. (2) Tot vreugde van Momoro, (3) den departementsraad van haimette en Hebert, (4) de stadsraden, tot vreugde van Vincent (5) en het revolulonnaire eger! Chaumette vraagt: diende er onder zulke omstandigheden onder onze schrikkeldagen, sans-culottidcs (6) niet een feest der Rede te zijn? (7) Zeer gepast voorzeker! De atheïst MarÉchal, (8) Lalande en de kleine atheïst Naigeon mogen Gohel doet afstand van de Bisschoppelijke waardigheid. zich dus verblijden, en Clootz, (9) de spreker van het menschdom, moge de Conventie nie zon ei dank zijne Bewijzen voor den Mahomedannschen godsdienst 1) Zie noot 1 op pag. 10, deel II. Momoro en°lnTS D"la,!''e' HI' 53, deed Pobel niet wUwillig afstand ; in den nacht zou hn door Hébert Men zie Gobel-» redein & ^ ZÜn gel°°fafte 3 Zie pag. 9. |4) Zie over Chaumette en Hébert noot 1 op pag. 25, deel II en pag. 19.3, deel II. hij spoedt''nnWnr nlc,'n.t l*6"—1T94 was procureursklerk, toen de revolutie uitbrak, waaraan semlnrk vn, I g revolutionnairen een werkdadig deel nam. Later werd hij, evenals Ronsin secreteris^an,Jen minister van Oorlog Bouchotte. Hij stierf met Hébert op het schavot S? M°mteur, Séance du 17 Brumaire (7 November 1793) Zie noot 5 op pag. 191. (9) Zie noot 1 op pag. 35, deel II. overhandigen, waarin hij de nietigheid van alle godsdiensten aantoont. Thans, denkt Clootz, is er slechts ééne algemeene republiek en slechts »één God, le peuple." Het I'lansche \olk is gezellig en nabootsend van aard; er was slechts oen toongever noodig ten deze, en gans Gobel, door het stadsbestuur en de macht der omstandigheden aangezet, is die man geweest. Welk pastoor wil voor dien van Boissise onderdoen, welk bisschop voor dien van Parijs? Bisschop Grégoire, (1) wel is waar, verzet er zich moedig tegen, terwijl hem toegeroepen wordt: »Wij dwingen niemand, laat Gregoire zijn geweten raadplegen, maar Protestanten en Katholieken stemmen bij hondeiden toe. De gelieele November door tot in December, komen er brieven van verzaking van heinde en verre, komen pastoors die het schrijnwerkershandwerk leeren, komen pastoors met jonggetrouwde nonnen : is de dag der rede niet aangebroken en spoedig tot middag geworden? Lit afgelegene plaatsen komen adressen, waarin, hoezeer in patois, ronduit gezegd werd, dat men met het zwarte dier, pastoor genaamd, anitnal noir, appellé curay, niets meer te doen wil hebben. (2) Vooral echter komen er patriottische giften van kerkgeraden. De nog overgebleven klokken, behalve die voor het stormluiden bestemd, dalen van hare hoogte in den nationalen smeltkroes, om in kanonnen veranderd te worden. Wierook vaten en alle gewijde vaten worden plat geslagen; zijn ze van zilver, dan moeten zij in de noodlijdende munt, zijn ze van tin, dan giete men er kogels van, om de «vijanden van het menschelijk geslacht (3) te verdelgen. Pluizen gewaden leveren broeken voor hen die ze noodig hebben; van linnen stola s kan men hemden voor de verdedigers van hot vaderland snijden; uitdragers van oude kleeren, Joden of Heidenen, drijven den levendigsten handel, Chalier s ezels-optocht te Lyon was slechts eene proef van hetgeen in deze dagen in alle steden plaats vond. Even snel als de guillotine, werkt ook de bijl en het breekijzer; sacristyen, koorstoelen, altaarhekken worden omvergerukt, de misboeken tot patronen versneden; den geheelen nacht danst men om het vreugdevuur. Het reliquienkastje (chasse) der goede St. Genoveva (4) wordt neergelaten, ditmaal, helaas, opengebroken, en op het plein de Gróve verbrand. Ook het hemd van den Heiligen Lodewijk(5) wordt verbrand; had men het niet liever een verdediger van het vaderland kunnen geven? le St. Denis, niet meer St. I)enis, maar Franciade, is het patriottisme rondwoelende in de graven neergedaald; het revolutionnaire leger heeft den buit medegenomen. Dit is dus het schouwspel dat de straten van Parijs opleveren: "De meeste dezer lieden waren nog dronken van den brandewijn, dien zij uit calicen geslurpt hadden, terwijl zij makreelen van de patena's aten. Op ezels rijdende, die met priestermantels behangen waren, bestuurden zij ze met priesterlijke stola's aan; met dezelfde hand hielden zij den avondmaalskelk en de gewijde hostie omvat. Voor de deuren der kroegen hielden zij stil, hielden de ciboriums op, en de waard, met de kruik in de hand, moest ze driemaal vullen. Daarop kwamen muilezels, hoog beladen met kruisen, luchters, wierook- en wijwatervaten. Aldus togen de tempelschenders naar de Conventie. In een ontzaglijken trein, in twee rijen geschaard, traden zij binnen, allen als vermomden in fantastische priestergewaden gehuld, hun buit op handkarren gestapeld, ciboriums, zonnen, krocnkandelaars, gouden en zilveren gereedschappen." (6) Het adres gaan wij met stilzwijgen voorbij; het bestond uit verzen en werd viva LOce gezongen, waarover Danton niet weinig vertoornd is, terwijl hij voor het vervolg 1 Zie pag. 179, deel I. 2) Analyse du Moniteur (Parijs 1801, II, 280. (3 Hiermede werden de Engelschen bedoeld wiens eerste minister Pitt, bij decreet der Conventie \an 8 Augustus 1,93, verklaard was te zyn: ..ennemi du genre humain" (vijand van het men Novembre. (2) Zoo heette in den oud-Romeinschen tijd de buit, welke de veldheer zelf op den veldheer van den vijand behaalde. (3) Zie pag. 186. 4) Zie noot 1 op pag. 25, deel II. '5 A. Julie Candeille (17(17—1834), een beroemde actrice, geen zangeres, die met Talma, Dugazon e. a. optrad in de Varicïcx du Palais-Royal; ook als schrijfster van enkele tooneelstukken verwierf zij eenig succes. Dat zij de Godin der Rede zou hebben voorgesteld, zooals Carlyle zegt, heeft zij in een Réponse >' uu article de biogvaphic, Paris 1817, beslist tegengesproken. 6) Eene aardige toespeling op de souvereiniteit van het volk. , alle deuren in en uit; ieder die kwam, nam deel aan het smullen; kinderen van achl jaren, meisjes zoowel als jongens, strekten de hand uit naar de borden, ten teeken var vrijheid, zij dronken ook uit de flesschen, en hun spoedige roes verwekte gelach. Hoog verheven zat de Rede, in een hemelsblauwen mantel, met een vroolijk gelaat; kanonniers met pijpen in den mond bedienen haar als acolythen. (1) En buiten," zoo vervolgt dt overdrijvende man, «danst het dolle volk om een vreugdevuur van kerkbalustraden eii priesterstoelen, en de dansers, — ik overdrijf niets — de dansers schier zonder broeken, met bloote borst en hals, neerhangende kousen, draaiden in een kring gelijk die warrelende stofwolken, die de voorboden zijn van storm en vernietiging." (2) In de S(. Seri-ais daarentegen was «eene vreeselijke haringlucht," daar de sectie of het stadsbe- Feest vax de Godin der Kede. stuur niet voor spijzen gezorgd, maar alles aan het toeval overgelaten had. Andere mysteriën, blijkbaar van Kabyrischen (3) of zelfs paphischen (4) aard, laten wij onder den sluier, die zich langs de pilaren van de zijbeuken uitstrekt en door de hand der geschiedenis niet mag opgelicht worden. Eene zaak echter zouden wij liever dan al het andere weten: wat de Rede zelve gedurende al dien tijd gedacht heeft. Welke duidelijk verstaanbare woorden, bij voorbeeld 1 Een Grieksch woord, dat volgelingen betcekent; in de Christelijke kerk toegepast op personen, die zekere altaardiensten verrichten. (2) Mercier, IV, 127—146. (3) De Kabiren waren geheimzinnige godheden bij de Grieken. Met hunne vereering gingen vele mysteries gepaard. (4) Paphos, Grieksche plaats, waar vooral Aphrodite (Venus) vereerd werd. mevrouw Momoro (1) sprak, toen zij, weder ontgood, met den boekhandelaar te huis rustig bij het avondeten zat? Want het was een ernstig man, die boekhandelaar Momoro, en hij had denkbeelden over een akkerwet. (2) Mevrouw Momoro stelde gelijk erkend wordt, eene der beste godinnen der Rede voor, hoewel hare tanden een weinig gebrekkig waren. — En wanneer de lezer zich nu verbeelden wil, dat zulk eene zichtbare vereering der Rede gedurende de maanden November en December ..in de geheele republiek" plaats vond, totdat al het kerkhout verbrand en de zaak ook nog°in andere opzichten afgedaan was, dan zal hij genoegzaam bevroeden, welk eene aanbiddende republiek het was, en zonder leedwezen van dit onderwerp afstappen. Zulke giften van kerkroof zijn hoofdzakelijk het werk van de armee révolutionnaire, die, gelijk wij zagen, voor eenigen tijd aangeworven werd. (3) Een leger met eene draagbare guillotine, aangevoerd door den komedieschrijver Ronsin met den vreeselijken snorbaard en zelfs door de onzekere schaduw van den bode Maii.lard, den ouden Bastilleheld, aanvoerder der Menaden, en Septemberman in het grijs! (4)'De klerk Vincent van het departement van oorlog, een van Pache's oude klerken, «wiens hoofd verhit was door het lezen der oude redenaars," was bij de benoemingen, ten minste bij die voor den staf, bijzonder werkzaam. Maar wij hebben geen Xenophon die ons de tochten en terugtochten van deze Zesduizend beschrijft. (5) Niets dan een onverstaanbaar gebrom van vloeken en woeste razernij blijft duister over in het geheugen der eeuwen! Zij doorsnuffelen de omstreken van Parijs, zoeken gevangenen, heffen brandschatting, zorgen dat de besluiten ten uitvoer gelegd worden, dat de boeren behoorlijk dorschen, en halen kerkklokken en metalen maagden naar beneden. Enkele detachementen trekken naar afgelegene plaatsen van Frankrijk; ja hier en daar ontstaan ongemerkt nieuwe provinciale revolutie-legers, gelijk Carriers compagnie van Marat, gelijk Tallien's Bordeaux-troepen, syinpatlietische wolken als 't ware in eenen geheel elektrischen dampkring. Ronsin moet in openhartige oogenblikken zelfs bekend hebben, dat zijne troepen het puik der schurken van heel de aarde waren. Men ziet hen op marktpleinen in slagorde geschaard, met slijk bedekt van de reis, met woeste baarden in carmagnole compléte; hun eerste heldendaad is, alle koninklijke of kerkelijke gedenkstukken, crucifixen en wat dies meer zij, omver te halen, een kanon tegen den kerktoren te richten, de klok naar beneden te doen dalen, zonder daarvoor naar boven te klimmen, het geheele klokgevaarte in eens. Dit hangt intusschen gelijk men zegt, min of meer van de grootte van de stad af; wanneer de stad zeer volkrijk is en wellicht vrees inboezemt, gaat het revolutie-leger bed.iard met ladders en breekijzers te werk, ja soms neemt het ook wel zijn biljet zonder in het geheel aan het werk te gaan, verkwikt zich met spijs en drank en gaat verder naar liet volgende station. (6) Met de pijp in den mond, de sabel op zijde, in compléte carmagnole. 1 Madame Momoro kon, volgens velen, niet bogen op eene humane behandeling van haar man. - Zie pag. 9. 3 Zie pag. 203—206. 4) Zie pag. 31. 5) Xenophon, de Grieksche schrijver en veldheer, die bekend is door zijne Anabasis of do Terugtocht der Tienduizend (400 v. Chr. Carlyle spreekt hier van zesduizend, daar het revolutionnaire leger, zooals hij zegt op pag 206, uit 6000 man bestond. (6) Deux amis, XII. 62—65. in een hernelslilauwen rok en zwarte broek, volkomen gefriseerd en gepoederd, met een bouquet van bloemen en tarwe aren in de hand, statig uit de zaal der Conventie stapt, terwijl hem de Conventie — hoezeer, gelijk men opmerkt, op eenigen afstand — volgt. Men heeft een amphitheater of ten minste eene verhevenheid, monticule, opgericht; afzichtelijke standbeelden van het atheïsme, anarchie en dies meer vervullen, dank zij den hemel en den schilder David, de ziel met afschuw. Ongelukkig echter is de monticule te klein; nauwelijks de helft van ons vindt plaats op den top. Er ontstaat dus een onwelvoegelijk stooten, ja een verraderlijk, oneerbiedig gemor. Stil, Bourdon de VOise, stil, of het zou u slecht kunnen gaan! (1) De zeegroene Hoogepriester neemt eene toorts, die de schilder David hem overhandigt, prevelt eenige hoogdravende woorden, die gelukkigerwijze niet verstaan worden, treedt vastberaden voorwaarts, ten aanzien van het wachtende Frankrijk, en legt de toorts aan het atheïsme en compagnie, die, slechts van bordpapier vervaardigd en in terpentijn-olie gedoopt, weldra verbrand zijn. Daarop verrijst er door «machinerie" midden uit het verbrande een onverbrandbaar standbeeld der Wijsheid, dat door den rook bij ongeluk wel een weinig zwart is geworden, maar overigens zoo kalm daar staat, als maar mogelijk is. En voorts? Ja, voorts vindt er weer een optocht plaats, schrale redevoeringen (2) en en dit is ons feest van het Etre Suprème! Onze nieuwe godsdienst, beter of slechter, is gekomen! \ estig er uwen blik op, lezer, voor één oogenblik, niet voor twee. De schurftigste bladzijde van de jaarboeken der menschheid — of kent gij er eene schurftiger ? De Mumbo-Jumbo der Afrikaansche wouden schijnt mij eerbiedwaardig naast deze nieuwe Godheid van Rokespierre; want deze is een bewuste Mumbo-Jumbo en weet dat hij machinerie is. O zeegroene profeet, jammerlijkste der windzakken, het barsten nabij, onder zooveel werkelijks tot wat verwarde hersenschim wordt gij. Is dan die gemeene piktoorts tot het aansteken — van kunstvuurwerk uit bordpapier en terpentijn is deze de wonderdadige AaROxs-staf, dien gij wilt uitstrekken over een behekst en duivelbezeten Frankrijk en zijne plagen doen ophouden? Verdwijn gij en uw staf! (1) Franijois Louis Bourdon de lOise, geboren te Rem)' uit eene boerenfamilie, was een gewezen procureur bij het parlement van Parijs. Hij behoorde tot de ultra-revolutionnairen, die steeds op de meest krasse maatregelen aandrong. Het Directoire zond hem later in deportatie naar Cayenne, waar hij spoedig overleed. Lit de papieren van Robespierre bleek, dat Bourdon de lOise zich op het feest van het Opperwezen aan groote onbeleefdheid had schuldig gemaakt door allerlei hatelijkheden te zeggen tot zijne medeleden over Robespierre. (8) Ook werden er lofzangen gezongen, o. a. de volgende, gedicht door Chénier: Source de vérité qu'outrage 1'imposture, De tout ce qui respire éternel protecteur, Dieu de la liberté, père de la nature, Cróateur et conservateur! O toi! seul incréé, seul grand, seul nécessaire, Auteur de la vertu, principe de la loi, Du pouvoir despotique immuable adversaire; La France est debout devant toi. Tu poses sur les mers les fondemens du monde; Ta main lance la foudre et déehaine les vents, Tii luis dans le soleil dont la Ilamme féconde Nourrit tous les étres vivans. La courrière des nuits, per^ant de sombres voiles, Traine a pas inégaux son cours silencieux, Tu lui marquas sa route et d'un peuple d'étoiles Tu semas la plaine des cieux. etc. etc. Het laatste afscheid. — »Avec ton Etre Suprème," zegt Billaud, »iu commences m'embêter. Met uw Etre Suprème begint gij mij te vervelen." (1) Daarentegen zit Cathérine Théot, (2) eene oude negenenzeventigjarige dienstmaagd, van oudsher aan profetieën en de Baslille gewoon, op eene bovenkamer in de straat de Contrescarpe en peinst over liet boek der Openbaringen met liet oog op Robespierre, en vindt dat deze verbazende, almachtige Robespierre werkelijk de man is, van wien de Profeten spreken, die de aarde weer jeugdig zal maken. Bij haar zitten vrome oude markiezinnen, ci-devant waardige dames, onder welke de oud-constituant Dom Gerle (3) met zijn ledig hoofd niet ontbreken mag. Daar zitten zij in de straat de Contrescarpe in geheimzinnige aanbidding: Mumbo is Mumbo, en Robespierre is zijn Profeet. Een in het oog vallend man, die Robespierre! Hij heeft zijne vrijwillige lijfgarde van tappe-durs, woeste patriotten met beslagen stokken gewapend, en Jacobijnen kussen den zoom van zijn kleed. Hij geniet de bewondering van velen, de vereering van eenigen en is wel waard dat een en allen over hem verbaasd staan. De groote vraag en hoop is inmiddels deze: Zal dit feest van den Mumbo-Jumbo wellicht een teeken zijn dat de guillotine minder bedrijvig zal worden? Verre van daar! Juist den tweeden dag daarna laat Couthon, een van de «drie ellendige schurken," (4) zich op de tribune dragen, en haalt een bundel papieren te voorschijn. Daar er nog altijd complotten in overvloed zijn, doet Couthon het voorstel om de wet der verdachten (5) meer uitbreiding te geven, en de inhechtenisnemingen met nieuwe kracht aan te vangen, gemakkelijker te maken. Voorts wil hij het revolutionnair tribunaal, daar in zulk een geval de bezigheden waarschijnlijk zullen toenemen, almede uitgebreid, dat is in vier gerechtshoven verdeeld hebben, ieder met zijnen president, met zijnen Fouquikr, of substituut van Fouquier, allen op eenmaal aan den arbeid, en zonder in het minst gebonden of aan eenige belemmerende formaliteit onderworpen te zijn. Wellicht gelukt het op deze wijze, den arbeid te boven te komen. Dat is Couthons berucht decreet van den 22slen Prairial. (6) Op het hooren van dit decreet wordt zelfs de Berg met (1) Zie Vilatk, Causes secrètes. (Vilate's verhaal is zeer merkwaardig, maar men moet het niet onvoorwaardelijk gelooven, daar het, in weerwil van den titel, eigenlijk geen verhaal, maar eene verdediging is). (2) Cathérine Théot (1725—1794) was in Normandië geboren uit arme ouders en was te Parijs in dienst geweest bij een zekeren Boehard de Savan, die haar evenwel ontsloeg, omdat zij zich zoozeer aan het mvsterieuse overgaf, dat zij de huishouding verwaarloosde. Daarop kwam zij in aanraking met Suzanne Labrousse (zie noot 1 pag. 49, deel II), bij wie ze ook Dom Gerle leerde kennen, en de beide vrouwen gingen zich als waarzegsters vestigen. Maar het duurde niet lang of de nieuwe Eva, zooals Cathérine zich noemde, werd in de gevangenis opgesloten, waaruit zij bij het uitbreken der revolutie bevrijd werd. Nu stichtte zij een nieuwe secfe, waarvan de aanhangers Cathérine als de moeder Gods aanbaden, die op haar beurt de komst van een nieuwen Profeet aankondigde. Uit Les Mystères de la mire de Dien dévoilés van Vilate blijkt, dat men in de secte werd ingewyd, door te knielen voor Cathérine Théot, die in zeven kussen, een op het voorhoofd, twee op de oogen, twee op de wangen, een op den mond en een op het linkeroor, den novitius de zeven gaven Gods verleende. De sectarissen verkondigden dat een bliksemstraal de tronen, de legers en alle slechte menschen op de wereld zou verdelgen, de bergen gelijk maken en de zeeën uitdrogen zou; dat de bewoners der aarde, ten getale van honderd veertig duizend, onsterfelijk zouden zijn evenals de Heilige Moeder, dat zij haar lof zouden zingen en genieten van de eeuwige vreugde van het aardsche paradijs. Zie verder over dien vermakelijken onzin Dulaure III, 192, 193, en volgende. Cathérine Théot stierf in de gevangenis. (3) Zie noot 2 op pag. 49, deel II, (4) Zie pag. 279. (.5) Reeds den l7llFn September 1793 had de Conventie eene wet uitgevaardigd, krachtens welke alle personen, verdacht verklaard door de revolutionnaire Comités, in hechtenis zullen genomen worden en tot aan den vrede ingekerkerd zullen blijven. (6) Het beruchte decreet van ?2 Prairial was door Robespierre en Couthon ontworpen, zonder dat hunne andere collega's van het comité de salut public erover geraadpleegd waren. Volgens dit decreet zou het tribunal révolutionnaire gesplitst worden in vier afdeelingen, bestaande uit een president, drie rechters en negen gezworenen. Er werden twaalf rechters benoemd en vijftig gezworenen, die elkaar moesten afwisselen, zoodat de rechtbank eiken dag zitting kon houden. De eenigste straf was de dood. De macht om de burgers voor dit tribunal te brengen werd toegekend aan twee comités, aan de Conventie, aan de commissarissen der Conventie, en aan Fouquier-Tinville. Eindelijk bepaalde een VIJFDE HOOFDSTUK. Gelijk een onweerswolk. Maar het verhevene en eigenlijk oorspronkelijke verschijnsel in de voltooiing van de schrikheerschappij blijft ons nog ter beschouwing over, ja, de kortzichtige geschiedenis heeft dit verschijnsel, de ziel van het geheel, grootendeels over het hoofd gezien, dat verschijnsel namelijk, dat de schrikheerschappij voor de vijanden van Frankrijk verschrikkelijk maakt. Het despotisme en Cimmerische coalitiën mogen dit wel behartigen. Alle Franschen en de krachten van geheel Frankrijk zijn in beslag genomen, er zijn veertien legers (1) op de been; het patriottisme stormt met alles, wat het naar hoofd of hart, naar lichaam of ziel vermag, naar de grenzen, om te zegevieren of te sterven! Carnot is volijverig in het Salut public, vol ijver, zoo veel in hem is, om «de zege te organiseeren." Even snel als de guillotine op het Revolutieplein werkt, even snel vliegt ook het zwaard van het patriottisme uit de scheede en slaat de Cimmeriërs van den gewijden bodem over de grenzen terug. De regeering is inderdaad wat men revolutionnair noemt, en sommigen zijn a la hauteur, op de hoogte der omstandigheden, en andere zijn niet a la hauteur, hetgeen des te erger voor hen is. Maar de regeeringlooslieid, kan men zeggen, heeft zich georganiseerd; de maatschappij is letterlijk omgekeerd, hare oude krachten werken met razenden ijver, maar in omgekeerde orde, verderfelijk voor zich zeiven en anderen. Merkwaardig is het, hoe men steeds alles tot één hoofd en ééne bron terugbrengen kan; zelfs de regeeringlooslieid moet een middelpunt hebben waarom zij draaien kan. Het is nu ongeveer zes maanden geleden, sedert het comité van openbaar welzijn in 't leven trad: (2) voor ongeveer drie maanden stelde Danton voor, om daaraan alle macht en eene som van vijf millioenen te geven en de regeering voor revolutionnair te verklaren. Hij zelf nam er sedert dien dag geen deel meer aan, hoewel men hem zulks herhaaldelijk verzocht, maar was tevreden met zijne plaats op den Berg. Sedert dien dag zijn de negen, of zoo hun getal ook tot twaalf aangroeien mocht, permanent geworden, steeds herkozen, wanneer hun tijd afgeloopen was; (3) het Salut public, de Süreté générale hebben hun laatsten vorm en ontwikkeling ontvangen. Het comité van openbaar welzijn als het hoogste, het comité van algemeene veiligheid als ondergeschikt, deze twee, tot nog toe in de beste overeenstemming, zijn als een groote en kleine raad het middelpunt van alles geworden. Zij beheerschen dezen dwarrelwind, zij, door de macht der omstandigheden ongevoelig tot deze vreeselijke hoogte verheven, en besturen hem en schijnen hem te besturen. Merkwaardiger schaar van wolkenbedwingers heeft de wereld nimmer aanschouwd. Een Robespierre, een Billaud, een Collot, Couthon, St. Just, om van de minder (1) Deze legers droegen o. a. de volgende benamingen: armée du Haut-Rhin; armée du BasRhin; armée de Ta Moselle ; armée du Nord; armée des oötes de Cherbourg: armée des cótes de Brest; armée' de 1'Ouest; armée des Pyrénées Occidentales; armée des Pyrénées Orientales; armée des Alpes; armée de Toulon etc. etc. 2) Zie pag. 149. '3) Zie noot 2 op pag. 239. beteekenenden, van een Amar, Vadier (1) in de Sitreté générale niet eens te gewagen: dat zijn onze wolkenbedwingers. Groot verstandelijk talent hebben zij niet; inderdaad, waar is daarvan iets bij hen te vinden, behalve in het hoofd van Carnot, die »de zege organiseert?" Hetgeen zij hebben is meer instinct, dan wel talent. Het is het instinct om juist te raden, wat de groote wervelwind wil en verlangt, het instinct om met meer dolzinnigheid dan allen te willen hetgeen de geheele wereld wil; voor geene hinderpalen terug te deinzen, zich aan geene menschelijke noch goddelijke zaken te storen, wel te weten dat één ding bovenal noodig is, zegepraal der republiek, verdelging van de vijanden der republiek! Het is merkwaardig, te zien, hoe bij deze ééne gave en zoo weinig andere, een stomme onverstaanbaar stormende dwarrelwind hun, als het ware, de teugels in handen geeft en hen uitnoodigt en dwingt, zijn bestuurder te zijn. Niet ver van daar vergadert ook het stadsbestuur van Parijs, allen sedert den laatsten 4dcn November met roode mutsen op, een aantal lieden die volkomen op de hoogte der omstandigheden, of zelfs er over heen zijn. De sluike maire Pache, (2) die naar het veilige midden streeft, dc Ciiaumette's, Hébert's, Varlet's en Henriot, hun groote koinmandant, om niet te spreken van Vincent, den secretaris van oorlog, van de Momoro's, Dobsent's en huns gelijken, die allen niets vuriger wenschen, dan dat de kerken geplunderd, de Rede aangebeden, de verdachten uit den weggeruimd worden, in een woord, dat de republiek zegeviere. Gaan zij misschien te ver? Danton morde, gelijk wij hoorden over de burger-verzen en drong op proza en welvoeglijkheid aan. (.'}) Ook Robespierre mort, dat men hij het afschaffen van het bijgeloof geenszins voornemens was het atheïsme tot godsdienst te verheffen. Chaumette en compagnie vormen inderdaad eene soort van Hyper-jacobinisme of eene razende »faction des enragés," die het orthodoxe patriottisme in de laatste dagen eenigen aanstoot gegeven heeft. Eenen verdachte op de straat te herkennen, brengt dat niet de wet der verdachten zelve in een kwaden reuk? Half razend, meer dan ijverig, zwoegen daar die mannen in hunne roode mutsen, rusteloos, snel, zooveel hunne krachten slechts toelaten. En de vierenveertigduizend (4) andere plaatsen, ieder met haar revolutionnair comité, op het Jacobijnsche dochtergenootschap gevestigd, door den geest van het Jacobinisme verlicht, en door de veertig sous daags (5) aangespoord! — I)e Fransche constitutie had steeds een afkeer van alles wat naar twee Kamers geleek, (6) en toch, ziet, heeft men niet werkelijk twee Kamers? De gekozen Nationale Conventie de eene, de zelfgekozen moeder van het patriottisme de andere! De moeder van het patriottisme vindt hare debatten in den Moniteur vermeld als gewichtige staatsstukken, hetgeen ze ook ontegenzeggelijk zijn. Wij noemen het eene tweede wetgevende vergadering, dit moedergenootschap, of zou men het niet nog beter met de oud-Schotsche vereeniging, met de zoogenaamde lleeren der artikelen (Lords of 1 J. P. Amar (1750-1806) was een der heft igste Conventie-mannen, die steeds tegen verschillende zijner medeleden aanklachten inbracht, vooral tegen de Girondijnen, tegen Hébert enz. Op 9 1 hermidor was hij een der grootste vijanden van Robespierre; later, betrokken in de samenzwering van Baboeuf werd hij wegens gebrek aan bewijzen vrijgesproken, en stierf vergeten te Parijs in 1S06. Mare Guillaume Alcxis \adier was reeds lid der Constituante, waar hij niet bijzonder de aandacht trok. In de Conventie gekozen, nam hij zitting op den Berg, was een der grootste tegenstanders der Girondijnen en drong later aan op de veroordeeling van Danton. Later, als lid van het «comité de stireté bedacht hij de samenzweringen in de gevangenissen en liet li ij vele onschuldigen naar het schavot brengen. Hij nam nok deel aan het ten val brengen van Robespierre. Later werd hij tot deportatie veroordeeld, maar hij wist te ontkomen. Betrokken in de samenzwering van Baboeuf, werd hij evenals Amar vrijgesproken. Hij overleed in 1S2S te Brussel. '2) Zie noot 4 op pag. 31, deel II. '3) Zie pag. 245. '4 Zie pag. 201. (5 Zie pag. 201. 0) Zie pag. 202, deel II. the articles) kunnen vergelijken, zonder wier voordracht en gegeven teeken het zoogenaamde parlement geene wet voorstellen, geen besluit uitvaardigen kon? Robespierre zelf, wiens woorden eene wet zijn, opent zijne onomkoopbare lippen het meest in de zaal der Jacobijnen. De kleine raad van het Salut public, de groote raad van de Süreté générale, alle werkzame partijen komen hier hunne zaak bepleiten, om vooraf te bepalen, wat later ter beslissing gebracht zal worden. En wanneer zich nu eens de vraag opdeed welke van de beide Kamers, de Conventie Of de Heeren der artikelen, de machtigste is? Gelukkig gaan zij thans nog hand in hand. at de Nationale Conventie betreft, dit is inderdaad een zeer bedaard lichaam geworden. Het oude vuur is thans verdoofd, de drieënzeventig (1) zitten achter slot en grendel, de eenmaal zoo luidruchtige vrienden der Girondijnen zijn allen in zwijgen verzonken en worden thans spottenderwijs moeras-kikvorschen (crapauds de marais) genoemd! Er komen adressen, revolutionnaire kerkroof, deputatiën met proza of verzen; de Conventie ontvangt alles. Buiten dat heeft de Conventie hoofdzakelijk slechts één ding te doen: te hooren wat het Salut public voorstelt en ja te zeggen. Bazire, die door (..habot gevolgd werd, verklaarde op zekeren morgen met onstuimigheid, dat dat niet de handelwijze van eene vrije vergadering was. »Er moest eene oppositie zijn, een C-öté droit,' riep Chabot uit, »wanneer niemand anders die vormen wil, zal ik het doen. Men zegt mij dat gij allen op uwe beurt geguillotineerd zult worden, eerst gij en Bazire, daarna Danton en Robkspierre zelf."(2) Zoo sprak de ex-capucijn met luider stem; de volgende week smachtten hij en Bazire in de Abbaijc, op reis, mag men vreezen, naar Tinvili.e en de bijl, en het «men zegt mij schijnt waar te worden! Bazire's bloed was door de revolutiekoorts, door koffie en krampachtige droomen geheel ontstoken. (3) Hoe gelukkig was il.iaientegen Chabot met zijne rijke Joodsche-Oostcnrijksche vrouw, liet voormalige I' raulein Frey! Maar hij kwijnt nu in de gevangenis en zijne beide JoodscheOostenrijksclie zwagers, de bankiers Frey, met hem, hun lot afwachtende. (4) De Conventie bohai ti^c dus die waarschuwing, en kenne haar plicht! Dat de geheele Conventie, allen als één man, de handen aan 't werk sla, niét met uitbarstingen van parlementaire welsprekendheid, maar op eene geheel andere, nuttiger wijze ! Commissarissen van de Conventie, of, gelijk men ze noemt, "vertegenwoordigers op zending," vliegen als de bode Mercurics naar alle einden van liet "rijk, brengen overal bevelen heen. In hunnen ronden hoed met driekleurigen pluim, met golvenden d i iek.eurigen taf, in hunne nauwsluitende frak met driekleurigen sjerp, zwaard en groote laarzen, zijn deze mannen machtiger dan koning of keizer. Wien zij ontmoeten, dien zeggen zij: doe het, en hij moet het doen; de goederen van allen staan te hunner beschikking, want Frankrijk is ééne ontzaglijke stad in staat van beleg. Zij leggen oorlogslasten, gedwongen leeningen op, zij hebben macht over leven en dood. St. Just en Lebas (5) bevelen de rijke klassen van Straatsburg, om «hunne schoenen uit te trekken' en ze naar de legers te zenden, waar niet 'li Zie pag. 186. 2) Débats du 10 Novembre 1793. 3 Dictionnaire des hommes marquants, I. 115. 4) Dit huwelijk met juffrouw Frey, evenals zijn weelderig leven, vormden ook een van de punten van beschuldiging tegen Chabot. Men verweet hem, dat hij eene andere vrouw, die hem een kind geschonken had, ter wille van deze rijke Oostenrijksche verlaten had. In de zitting van IS December bracht Amar rapport uit over Chabot c. s. die beschuldigd werden van te behooren tot de «faction de I étranger. (8 Philippe Franjois Joseph Lebas (1765—1794) was geboren te Frevent in Pas'de Calais, en van ' . uitbreken der revolutie af een groot voorstander daarvan. Hij behoorde niet St-Just tot de intiemste vrienden van Robeipierre, in wiens val hij werd medegesleept,; 'hy doodde zich met een pistoolschot. van den rookenden Olympus van het Saint public neder, verspreiden hunne donderbevelen over Frankrijk, en maken Frankrijk tot ééne ontzaglijke revolutionnaire onweerswolk. minder dan "tienduizend paar ontbreken. Ook moet men binnen vierentwintig uren een «duizend bedden gereed maken en goed ingepakt op weg zenden. (1) \\ ant de tijd dringt! Als snelle bliksems schieten deze mannen, meestal bij paren, Een Commissaris van de Conventie (In ambtscostuum). 1) Moniteur du 27 Novembre 1793. ZESDE HOOFDSTUK. Doe uw plicht. Naast de vreugdevuren van kerkbalustrades en liet geraas van fusilleeren en verdrinken, verheft zich dus eene geheel andere soort van vuur en geraas: smidsvuren en proef-losbarstingen ter vervaardiging van geweren. Van Zweden en de wereld afgesneden, dient de republiek zelve staal te leeren maken, en niet hulp van scheikundigen heeft zij het ook geleerd. (1) Steden, die slechts ijzer kenden, kennen thans staal: en de aristocraten in de nieuwe gevangenissen te Chantilly kunnen het knetteren der staalovens hooren. Veranderen niet klokken in kanonnen, ijzeren staven in blanke wapens? De wielen van Langres snorren onder het spatten der vonken, terwijl zij niets dan zwaarden slijpen. De aanbeelden van Charleville weergalmen van het smeden van geweren. Wat zeggen wij, Charleville? Tweehonderd achtenvijftig smidsen staan op de openbare pleinen van Parijs zelf; honderd en veertig op het Invaliden-plein, vierenvijftig in den tuin van het Luxembourg; forsche smeden slaan en smeden daar aan slot en loop. Op verlangen zijn de horlogiemakers gekomen om de laadgaten, het soldeersel en vijlwerk te verrichten. Op de Seine liggen vijf groote barken ten anker, die van het booren der geweren dreunen. En bedreven kolfmakers beitelen en schaven ; en alles is in rep en roer, een iegelijk naar zijn vermogen, en in de taal der hoop berekent men dat er dagelijks «duizend volkomen geweren" afgeleverd kunnen worden. (2) De scheikundigen der republiek hebben ons wonderen van snel leerlooien geleerd; (3) de schoenmaker boort en naait, niet op hout en bordpapier, of hij zal het voor Tinville verantwoorden! De vrouwen naaien aan tenten en rokken, de kinderen vervaardigen pluksel, de ouden zitten op de marktpleinen, alle wakkere mannen zijn op marscli, en van stad tot stad wappert do banier met het opschrift: het F rans c he volk is opgestaan tegen de dwing elanden. Dat is alles nu goed; maar thans oppert men de vraag: van waar zullen wij salpeter krijgen? De afgebroken handel en de Engelsche vloot beletten allen toevoer van salpeter, en zonder salpeter geen buskruit! De republikeinsche wetenschap zit wederom te peinz n, en ontdekt, dat hier en daar salpeter aanwezig is, hoewel in geringe hoeveelheid, dat de oude muurkalk er mede bezet is, en de grond in de Parijsche kelders, voor het grootste gedeelte slechts puin, daarmede bedekt is, en dat, wanneer deze opgegraven en gewasschen werd, er salpeter te verkrijgen zou zijn. Ziet, daarop graven de burgers snel met achterwaarts geschoven bonnet rouge, of met afgenomen muts en van zweet druipend haar, een iegelijk in zijn eigen kelder, ten einde salpeter te vinden. Voor iedere deur verheft zich een hoop aarde; de burgeressen brengen de aarde in mand en emmer naar boven; de burgers, vol kracht in elke spier, schoffelen en delven uit alle macht naar salpeter. De salpeter, die de republiek behoeft, zal haar niet ontbreken. De voleindiging van het Sansculottisme heeft velerlei aanzien en tinten; maar de schitterendste- tint, inderdaad eene als van zonne- of sterrenglans, is die, welke de legers daaraan geven. Dat Jacobijnsche vuur, dat Frankrijk inwendig met haat, achterdocht, schavotten en Redeaanbidding vervult, doet zich aan de grenzen (1) Uit Zweden werd destijds veel staal betrokken. (2) Choix des rapports, XIII, 189. (3) Choix des rapports, XV, 360. als een roemrijk Pro patria mori (1) voor. Sedert den afval van Dumouriez wordt ieder generaal steeds door drie vertegenwoordigers van de Conventie vergezeld. Het comité van openbaar welzijn zendt ze dikwerf slechts met dit laconisch bevel: »Doe uw plicht, /'ais ton devoir." Het is merkwaardig, onder welke beletselen het vuur van het Jacobinisme brandt. De soldaten hebben schoenen van hout of bordpapier, of gaan midden in den winter met hooiwindsels om hunne voeten, zij slaan eene stroomat om de schouders en zijn schier van alles ontbloot. Maar wat beteekent dat? Zij strijden immers voor de rechten van Frankrijk, voor de rechten van het inenschdom; het onuitbluschbare vuur werkt hier, gelijk elders, wonderen. «Met staal en brood," zegt de vertegenwoordiger van de Conventie, «kan men naar China komen.'' De generaals komen snel op de guillotine, rechtvaardig en ook onrechtvaardig. Wat is daaruit af te leiden? Dit onder anderen, dat op den slechten uitslag de dood staat, dat het leven alleen in de overwinning te vinden is! Zegevieren of sterven zijn thans geen ijdele klanken meer, maar eene praktische waarheid en noodzakelijkheid! Girondisme, weifeling noch toegefelijkheid worden meer geduld. Voorwaarts, soldaten van de republiek, officieren en gemeenen! Werpt u met Gaelische onstuimigheid op Oostenrijk, Engeland, Pruisen, Spanje, Sardinië, op Pitt, Coburg en York, op den duivel en de geheele wereld! Achter u is de guillotine, vóór u overwinning, roem en eindeloos geluk! Ziet derhalve hoe de zonen van den nacht, na eene kortstondige zegepraal, verbaasd op alle grenzen terugdeinzen: met een woest ga-ira of het Marseiller aux armes vliegen de zonen der republiek op hen aan, gelijk verwoede tijgerkatten of gepersonificecrde demonen, die geen zoon van den nacht kan weerstaan! Spanje, dat met ruischende Bourbonbanieren door de Pyreneën brak en hier en elders een tijdlang zegevierde, ontstelt bij zulk eene tijgerkat-welkomst, trekt terug en zou zich nu al te gelukkig rekenen, indien de Pyreneën onoverkomelijk waren. Dugommier, de veroveraar van Toulon, jaagt de Spanjaarden niet slechts terug, maar doet zelfs een inval in Spanje. (2) Generaal Dugommier dringt door de Oostelijke Pyreneën binnen. Generaal Muller moet hetzelfde door de Westelijke doen. Moet, dat is het woord; het comité de Salut public heeft het gesproken, de representant Cavaignac, (3) ginds op zending, moet zorg dragen dat het geschiedt. Onmogelijk ! roept Muller. Ontwijfelbaar! antwoordt Cavaignac. Moeilijkheid, onmogelijkheid, alles om 't even. "Het comité is doof aan dat oor," antwoordt Cavaignac, nentend pas de cette oreille la. Hoeveel manschap, paarden of kanonnen hebt gij noodig? Gij zult ze hebben. Hetzij wij zegevieren of niet, wij moeten voorwaarts." (4) En juist zoo als de vertegewoordiger het wilde, geschiedde het ook. In de lente van het nieuwe jaar doet men een inval in Spanje en er worden schansen veroverd en passen, en steile hoogten overgeklommen, de Spaansche officier staat ontsteld van zulk een tijgerwoede, de kanonnen vergeten te vuren. (5) De Pyreneën zijn (1) Sterven voor het vaderland. (2) Zie noot 3 op pag. 198. (3) Jean Baptiste Cavaignac (1762—1829), geboren te Gordon, was advocaat van zijn beroep. Tot lid der Conventie gekozen, werd hij spoedig belast met zendingen naar de legers, vooral bij de »armée des Pyrénées-Occidentales" had hij zeer veel succes. Ook onder het Directoire heeft hij nog eene rol gespeeld. Hij stierf te Brussel in 1829. Zijn zoon was de beroemde Louis Eugène Cavaignac, die de grootste concurrent was van Louis Napoleon (Napoleon III) naar het presidentschap der tweede republiek, terwijl zijn kleinzoon, zoon van den vorigen, zich in den laatsten tijd, bij de Panama-schandalen in de Fransche Kamer, onderscheidde door eene groote rede, welke hem de achting der ••honnétes gens" verschafte en hem bij velen — hoewel voor een korten tijd — deed voorkomen als de opvolger van President Carnot. (4) In I'rudhomme wordt van dezen Cavaignac eene snoode daad (i la captain Kirk verhaald, die in de dictionnaires der «hommes marquants," der «Biographie universelle" etc. overgenomen is. Intussclien is zij niet alleen niet waar, maar men kan zelfs, hetgeen van meer belang is, hare onechtheid nog bewijzen. r> Deux amis (XIII, 205—230.) Toilongeon, etc. Veldslag van Hondscuooten op 7 September 1793. weggevaagd, de eene stad na de andere opent hare poorten, of enkel door den schrik ot door geweld. Alvorens een jaar verloopen is, verzoekt Spanje om vrede, erkent zijne zonde en de republiek, ja te Madrid heerscht zooveel vreugde als of er eene zegepraal had plaats gehad, nu men maar vrede heeft. (1) Generaal Jourdan. Weinig zaken, wij herhalen het, kunnen zoo merkwaardig zijn, als deze vertegenwoordigers van de Conventie, met hunne meer dan koninklijke macht, .la, zijn ze in den grond ook niet koningen, kunnende mannen van eene zekere (1) Met Spanje werd (1795) ile vrede te Bazel gesloten waarbij de Franselie republiek o. a. de dochter van Lodewijk XVI uitleverde. III 33 soort, gekozen door de zevenhonderd en negenenveertig Fransche koningen met het bevel: Doe uw plicht? I)e representant Levasseur, (1) klein van gestalte, van beroep slechts een vreedzaam accoucheur, heeft muiterijen te onderdrukken; razende legers (razend over Custine's veroordeeling) (2) brullen heinde en ver; hij alleen te midden van hen, de ééne kleine vertegenwoordiger, klein, maar hard als keisteen, die ook vuur spat! Zoo verklaart hij ook te Hondschooten, laat op den namiddag, dat de slag niet verloren is, dat hij gewonnen moet worden; en hij zelf vecht met zijne eigene verloskundige handen — daar het paard onder hem doodgeschoten is, te voet — en staat tot aan de heupen toe in het water, en vecht en pareert daar in spijt van water, aarde, lucht en vuur, de cholerieke kleine representant! — zoodat, gelijk natuurlijk is, zijne koninklijke hoogheid van York aftrekken moest, en wel soms in vollen galop, daar hij op het punt stond van door den vloed verzwolgen te worden. Zijne belegering van Duinkerken werd een droom, en niets verwezenlijkt, dan het verlies van het schoone belegeringsgeschut en van menig kostbaar leven. (3) Generaal Houchard stond te Hondschooten, naar bet schijnt, achter eene haag, weshalve hij geguillotineerd werd. (4) Een nieuwe generaal Jourdan, eenmaal sergeant Jourdan, (5) is in zijne plaats tot bevelhebber verheven. In hardnekkige veldslagen, als die van TVatigny, waar het moorddadig artillerie-vuur zich met den klank van revolutionnaire krijgsliederen vermengde, drijft hij de Oostenrijkers weer achter de Sambre terug, en hoopt den bodem der vrijheid te zuiveren. In den loop van een nieuwen zomer wordt Vcilenciennes belegerd, Condé belegerd, al wat nog in de handen van Oostenrijk is belegerd en gebomdardeerd, ja, bij een besluit van de Conventie worden allen opgeroepen, «om of binnen vierentwintig uren zich over te geven of anders over de kling te springen." Een trotsche bedreiging, die wanneer zij al onvervuld bleef, toch toont, hoe men gezind is. Als oud-dragonder was den vertegenwoordiger Drouet (G) het vechten tot eene tweede natuur geworden, maar hij was ongelukkig. Bij eene nachtelijke schermutseling te Maubeuge in October laatstleden, namen hem de Oostenrijkers levend gevangen. Zij kleedden hem schier naakt uit, gelijk hij zegt, en stelden hem als koningsvanger van Varennes ten toon. Men wierp hem op eene kar, zond hem ver in het binnenste van Cimmêrië naar eene vesting, Spielberg genaamd, aan den Donau, en gaf hem daar, op eene hoogte van ongeveer honderd en vijftig voet, aan zijne eigene bittere gedachten over. Gedachten en ook ontwerpen ! Want de onbedwingbare oud-dragonder vervaardigt eene vliegmachine in den vorm van een papieren vlieger, zaagt de vensterstangen door en neemt het besluit om neer te dalen. Hij wil zich meester maken van eene boot, wil den loop der rivier volgen, ergens in de Krim aan de Zwarte Zee of in de omstreken van Constantinopel landen: a la Sindbad! De geloofwaardige geschiedenis ziet dus, ver in Cimmeri'è, een onbestemd verschijnsel. In den doodstillen nacht valt de schildwacht van Spielberg van schrik schier in onmacht; want komt ginds niet een monster door de lucht? Een ontzaglijke volksvertegenwoordiger en oud-dragonder komt op een papieren vlieger naar beneden, (1) Zie noot 1 op pag. 40. (2) Zie pag. 207. (3) Levasseur, Mémoires, II, 2—7. (4) Zie pag. 231. (5) Jean Baptiste Jourdan, (1(62—1833), een van de grooto Fransche legerhoofden, was te Limoc^es geboren en had reeds op 16-jarigen leeftijd in Amerika gevochten. Onder liet Directoire heeft hij als generaal vele lauweren behaald. Door Lodewijk XVIII werd hij in den adelstand verheven met den titel van graaf; ook was hij pair en maarschalk van Frankrijk. (6) Zie noot 1 op pag. 170, deel II. ongelukkig te snel! Want Drouet had een weinig proviand, twintig pond of daaromtrent, medegenomen, waardoor de nederdaling verhaast werd; hij viel dus en brak zijn been, en lag daar steunende, totdat de morgenschemering aanbrak en men duidelijk ontwaarde, dat het geen monster, maar een volksvertegenwoordiger was. (1) Of ziet hoe St. Just, hoezeer schroomvallig van aard, in de liniën van Weissenburg, met zijne in der haast gewapende Elsasser boeren opzettelijk een Generaal Pichegru. aanval doet; vuur straalt uit zijne deftige gelaatstrekken, zijn zwart haar en hel driekleurige tallen hoofddeksel fladderen in den wind! De liniën van Weissenburg werden wel veroverd en dc Prinsen en emigranten stormden er door, maai men veroverde de liniën weer en de Pruisen en emigranten moeten nog sneller terugdeinzen, ('aar een aanval met de bajonet en het vurige Ca-ira hen terug slaat. (1) Zijn verhaal (in Deux amis, XIV, ITT—186). lïeneraal hoche. soldaat en verruilde de plak met het geweer. Hij had 't tot korporaal gebracht, c ^cnn •r!<'hegr,U —Ï8Ö4). een bekend Fransch veldheer, o. a. ook in ons land. Na een «en hpm torf11 nnrre '00^b?an sl'ando hiJ ,later samen tegen Bonaparte. In 1804 gearresteerd, vond rr.en hom kort dflarnji dood in do gGvangoms. De ci-clevant sergeant Pichegru, (1) de ci-devant sergeant Hoche, die thans tot generaals opgeklommen zijn, hebben hier wonderen verricht. De slanke Pichegru was voor de kerk bestemd, was eenmaal onderwijzer in de wiskunde aan de school van Brienne waar zijn merkwaardigste leerling de knaap Napoleon Bonaparte 'was. Hij nam toenmaals, niet in de aangenaamste stemming, dienst als zoodat er niets meer voor hem te hopen viel, toen de val van de Bastille hem den weg opende, en nu is hij hier. Hoche nam persoonlijk deel aan de bestorming van de Bastille, was, gelijk we zagen, sergeant bij de Gardes frangaiscs en besteedde zijne soldij aan nachtkaarsjes en goedkoope boeken (1). Hoe de bergen berstten en zoo menig Exceladus (2) verlost werd, en kapiteins, die op hunnen adel van vier geslachten pochten, met hunne perkamentrollen over den Rijn heengewaaid worden in den donkeren nacht! VlLLAKET-JoYEUSE. AdMIKAAL HOWE. De lezer verbeelde zich welke schitterende wapenfeiten er dus bij de veertien legers volbracht werden, en hoe uit liefde tot de vrijheid en in hoop op bevordering laaggeboren dapperheid zich een weg baande tot het generaalschap en hoe, van Carnot in het Salut public af tot den geringsten tamboer aan de grenzen toe, allen voor de republiek wedijverden. De Gaelische onstuimigheid 11) Zie pag. 209, deel I. (2) Zie noot 1 op pag. G3, deel I. klimt hoe langer zoo hooger met de overwinning; de geest van het Jacobinisme huwt zich aan de nationale ijdelheid, de soldaten der republiek worden, gelijk wij voorspelden, ware kinderen des vuurs. Blootvoets, met naakten rug, maar van brood en ijzer voorzien, kan men naar China komen! Het is ééne natie tegen de geheele wereld; maar die natie heeft dat in zich, wat door de geheele wereld niet overwonnen kan worden. Ontzet, deinst Cimmeri'è sneller of langzamer terug; zijne Majesteit van Pruisen zal weldra gelijk zijne Majesteit van Spanje zijne zonde en de republiek erkennen en te Bazel den vrede sluiten. (1) De buitenlandsche handel, alle koloniën en factorijen in het Oosten en Westen vallen den zeebeheerschenden Pitt, den vijand van het menschdom, in handen. Niettemin, wat geluid hooren wij daar op den lslen Juni 1794, een doordringenden oorlogsdonder van den Oceaan op de hoogte van Brest. Villaret-Joyeuse (2) en de Engelschman Howe hebben zich hier na langdurige manoeuvres in slagorde geschaard en spuwen vuur. De vijanden van het menschdom zijn op hun eigen element, kunnen niet overwonnen worden, maar blijven overwinnaars. Twaalf uren woedt de kanonnade, reeds daalt de zon door den kruitdamp in het Westen; zes Fransche schepen zijn genomen, de slag is verloren, alle schepen die nog zeilen kunnen, vluchten! Maar hoe is het met dien Vengeur, strijkt de Vengeur de vlaggen niet en vlucht hij ook niet? De Vengeur is deerlijk gehavend, kan niet vluchten, de vlaggen strijken wil hij ook niet. Het vuur des zegepralenden vijands beukt hem voor en achter, de Vengeur zinkt. Sterk zijt gij, tirannen der zee; nogtans wij dan, zijn wij zwak? Ziet, alle vlaggen en wimpels, ieder flard driekleur dat nog op het touw loopt, vliegt ruischend omhoog; de geheele bemanning stuwt op het dek en juicht met een algemeen, hartverscheurend geschreeuw: Vive la république! — dieper en dieper zinkende. Nog enkele oogenblikken, de Oceaan opent zijn gapenden afgrond; daar verdwijnt de Vengeur nog met den galm van T n-e la république, onoverwinnelijk in de eeuwigheid. (3) Zoo schreef de geschiedenis, aan niets twijfelende, over den gezonken Vengeur. Lezer! Mendez Pi.nto, Münchhausex, Cagliostro, Psalmanzar zijn groot geweest, maar zij zijn niet de grootste. O Barrkre, Barrére, Anacreon (4) der guillotine! moet de navorschende schilderende geschiedenis bij eene nieuwe uitgave nogmaals vragen, hoe is het met den Vengeur, hoe is 't met dat roemvol zelfmoordend zinken? en moet zij met hare kwast en zwartsel over u, Barrère, en de Vengeur eene schandvlek werpen? Helaas, de Vengeur zonk, na dapper gevochten te hebben, juist zoo als andere schepen zinken; de kapitein en meer dan tweehonderd van het scheepsvolk waren blij zich te mogen redden in Britsche booten, en dit ontzaglijke, geestverrukkende feit bestond nergens — dan, als een énorme leugen, in het brein van Barrère! Ja zoo is het. (5) Gelijk de wereld zelve op niets gegrond, door rapporten, door vele plechtige besluiten van de Conventie en door het houten «model van den Vengeur" bewezen, — door het geheele Fransche volk tot op den huidigen dag geloofd, beweend, (1) Bij dezen vrede in April 1795 gesloten, werd bepaald, dat Frankrijk in het bezit zou blijven, ook van het Pruisische gebied, van den linker Rijnoever tot aan den vrede met het Rijk en als geheime voorwaarde, dat Pruisen den linker Rijnoever aan Frankrijk zou afstaan tegen schadeloosstelling in Duitschland, door middel van saecularisatiën. (2) Louis 1 liomas \ illaret de Joyeuse (1750—1 SI2 , een hoogst bekwaam zee-offleier, was geboren te Auch. Hij overleed als gouverneur-generaal van de divisie van Venetië. (3) \ergelijk Barrkre (Choix des rapports, XIV, 416—421). Lord Howe (Annual register of 1794, pag. 86; etc. (4) Dit was Barrère s bijnaam, ontleend aan den oud-Griekschen erotischen dichter Anacreon. <3) Carlyi.es Miseellanies, vol. IV: § Sinking of the Vengeur. Ondergang; van „De Vengeur" op 13 Prairiai. (1 Juni 1794.) bezongen, (1) kan men het als Barrère's meesterstuk beschouwen, als de grootste, meest inspireerende blague, sedert eeuwen door iemand vertoond. Als zoodanig en niet anders zij het voortaan merkwaardig. ZEVENDE HOOFDSTUK. Vlammende beelden. Aldus flikkert de voleinding van het sansculottisme in alle bedenkelijke kleuren, van het lielsche rood tot aan den helderen glans der sterren. Maar de vermelding van het honderdste gedeelte van al wat geschiedde en het duizendste gedeelte van al wat ontworpen en besloten werd, zou de tong der geschiedenis vermoeien. Zoo is er sprake van een standbeeld van het Peuple Souverain dat hoog, gelijk de Straatsburger domtoren, zijne schaduw van den Pont-Neuf over den Jardin-national en de zaal der Conventie zal werpen, ontzaglijk groot, in het hoofd van den schilder David ! en van andere dergelijke standbeelden, die in menigte bij papieren besluit ontworpen zijn. Ook is immers het standbeeld der vrijheid op het Revolutieplein voortdurend niet meer dan gips. Voorts de gelijkmaking van maten en gewichten inet decimale verdeeling; instellingen voor muziek en vele andere dingen; één groot Instituut, kunstscholen en militaire scholen, Elèves de la patrie, normaalscholen, te midden van zulk een kanonboren, altaarbranden, salpetergraven en wonderbare verbeteringen in de looierij! Wat doet bijvoorbeeld, de ingenieur Chappe (2) ginds in het park van Vincennes? In het park van Vincennes en verder, zegt men, in hei park van Lepelletier St. Fargeau, den vermoorden afgevaardigde, en alvoorts, tot bij de hoogten van Ecouen, en verder heeft hij stellages opgericht, palen in den grond geheid; houten armen met elleboogsgewrichten kleppen en zwaaien op de geheimzinnigste wijze in de lucht! De burgers snellen er vol achterdocht heen. Ja, burgers men signaleert; het is eene uitvinding die der republiek waardigis, een zoogenaamde verreschrijver, zonder hulp van den post, in het Grieksch telegraaf. Télégraphe sacré! antwoorden de burgers, om met verraders, met Oostenrijk, te correspondeeren! en rukken hem omver. Chappe moet vluchten en om een nieuw besluit bij de Conventie aanhouden. Niettemin heeft hij het tot stand gebracht, de onvermoeide Chappe . zijn ^ne&chrijver met de houten armen en elleboogsgewrichten kan verstaanbaar signaleeren en tot aan de Noordelijke grenzen en elders heen worden lijnen daarvan opgericht. Op zekeren herfstavond van het jaar Twee, toen de telegraaf juist gemeld (1) Chénier wijdde er o. a. het volgende vers aan: Lèv e-toi! sors des mers profondes, Cadavre fumant du Vengeur, Toi qui vis le Francais vainqueur Des Anglais, des feux et des oudes. D'oii partent ces cris déchirans? Quelles sont ces voix magnanimes ? Les voix des braves expirans Qui chantent du fond des abimes. (2) Claude Chappe (17(55—1805) heeft zich op liet gebied der telegraphie hoogst verdienstelijk gemaakt. J had, dat Condé zich aan ons had overgegeven, zendt men uit de Conventie-zaal op de Tuüerieën dit antwoord in den vorm van decreet: De naam Condé is in Nord-libre, Noord-vrij, veranderd. Het noorderleger houdt niet op, zich jegens het vaderland verdienstelijk te maken.' Tot verbazing der menschen ! Want ziet, binnen een half uur en terwijl de Conventie nog beraadslaagt, komt het wederantwoord: «Ik meldu,jet'annonce, burger-president, dat het besluit van de Conventie, waarbij de naam Condé in Noord-vrij veranderd wordt, en het andere, waarbij verklaard wordt, dat het leger van het noorden niet ophoudt, zich verdienstelijk te maken jegens het vaderland, door den telegraaf goed overgebracht zijn. Ik heb mijn agent te Iiijsscl last gegeven, ze door expresse naar Noord-vrij over te brengen. Geteekend: Ciiappe."(1) Veldslag van Fleuris. Of ziet, hangt daar niet boven Fleurus in de Nederlanden, waar generaal Jourdan, die den bodem der vrijheid schoon geveegd heeft, juist zal gaan vechten, wegvagen of weggevaagd worden, een wonderteeken aan het hemelgewelf, door Oostenrijksche oogen en verrekijkers gadegeslagen, niet ongelijk aan een ontzaglijken windzak, met een verbazend groot scherm, dat er aan hangt? Bij den hemel, antwoorden de verrekijkers, het is een luchtballon en men geeft teekens! De Oostenrijksche batterijen blaften dien ballon aan onschadelijk gelijk de hond dc maan; de ballon geeft zijne signalen, bespiedt de stelling der Oostenrijkers, en daalt bedaard weer neer. (2) "Wat zullen deze gepersonificeerde duivels nog niet uitvinden ? (1) Choix des rapports, XV, 378, 384. De Conventie verleende uit dankbaarheid aan Chappc den titel van «ingenieur télégraphe." (2) 26 Juni 1704. Zie rapport de Guyton-Morveau sur les aérostats, in den Moniteur du 6 Vendémiaire, an II. III 34 Kortom, is het niet, o lezer, een der merkwaardigste vlammende beelden, dat ooit op een grond van guillotine-zwart geteekend werd? En er zijn des avonds drieëntwintig schouwburgen geopend, en zestig Salons de danse, vol van louter ègalité, fraternité en carmagnole. En er zijn achtenveertig sectie-comité-kamers, vol tabaks- en brandewijndampen, krachtig ondersteund door de veertig sous daags, den verdachten tot bedwang. Er zijn twaalf gevangenissen, alleen te Parijs, die steeds tot den nok overvol zijn. En bij iedere gelegenheid, hetzij men heenga of te huis kome, behoeft men een bewijs van burgerschap (carte de civisme); ja, zonder dat kan men zelfs niet voor geld zijne dagelijksche onzen brood bekomen. En roodgemutste bakker-queues schommelen, niet in stilte! Want men leeft nog steeds bij een maximum van alles, waarbij het niet aan nood en verwarring ontbreekt. Alle aangezichten zien donker van verdenking, van te verdenken of van verdacht te zijn. De straten worden niet gereinigd, de wegen niet hersteld. De justitie heeft haar boeken gesloten, spreekt weinig, behalve kortaf door de keel van Iinville. Misdaden blijven ongestraft, niet de misdaden tegen de Omwenteling- (1) Het aantal vondelingen is volgens de berekening van sommigen verdubbeld. Hoe stil houden zich thans de royalisten, alle aristocraten en achtbare personen, die rijtuig plegen te houden! Eer en veiligheid zijn thans het eigendom der armoede' niet van den rijkdom. De burger, die fatsoenlijk wil zijn, wandelt met zijne vrouw aan den arm met eene rood wollen muts op, in een zwart wollen wambuis en carmagnole compléte. Het aristocratisme bukt zich diep, waar het nog beschutting kan vinden; onderwerpt zich aan alle afpersingen en kwellingen en is al te gelukkig, als het slechts het leven mag redden. Woest en verlaten staan de kasteelen, daken en vensters af- en uitgebroken door den nationalen slooper om het lood en schroot; de oude bezitters dwalen troosteloos met Condé(2) aan gene zijde van den Rijn rond. De ci-devant Seigneur van den allerfijnsten smaak wordt te Hamburg een uitstekend kok en restaurateur, de ci-devant madame van de keurigste kleeding wordt te Londen eene gelukkige marchande de modes. In Newgate-street ontmoet men monsieur le marquis met eene ruwe plank op den schouder, dissel en schaaf onder den arm, hij is schrijnwerker geworden: men moet immers toch leven (fout vivre). (3) Schooner dan allen bloeit in deze tijden van papierengeld de actiehandelaar. Ook de pachter bloeit. De pachthoeven, zegt Mercier, zijn als 't ware lombarden geworden; alle soort van huisraad, goud- en zilverwerk wordt hier opgestapeld: het brood is duur. Het pachtgeld bestaat in papierengeld en de pachter alleen heeft brood, de pachter is er beter aan toe dan de landheer en^zal zelf landheer worden. En dagelijks, gelijk gezegd is, rijdt de revolutie-kar als een zwart spook, zwijgend te midden der levenswarring, en schrijft op de muren het: Mene, Mkne, ge zijt gewogen en ie licht bevonden! Een spook, waarmede men gemeenzaam geworden is. Men heeft zich geschikt, er komt geene klacht meer van de doodskar. Zwakke vrouwen en ci-devanls, wier opschik geheel verschoten is, zitten daar met een strakken blik, als staarden zij in den oneindigen nacht. De eenmaal schertsende lip vertoont een ironisch lachje, uit geen woord en de kar rijdt verder. Voor don hemel mogen zij schuldig zijn of niet, voor de revolutie zijn ze waarschijnlijk schuldig. En voorts, «slaat niet de republiek geld" met hare groote bijl? Roode nachtmutsen huilen hunnen afgrijselijken bijval; het overige Parijs ziet toe, indien met een zucht, dan is het veel; wat baatte ook dat zuchten den medeschepselen, die in des noodlots en Tinvii.le's klauwen vervallen zijn. Eéne zaak of liever twee moeten wij nog aanstippen en dan niet meer: de blonde pruiken, en de looierij te Meudon. Veel is er over deze perruques blondes gepraat. O (1) Mercier, V, 25. Deux amis, XII, 148—199, (2) Zie pag. 70. deel I. (3) Zie deux amis (XV, 180—192). Mémoires de Genlis ; Founders of the French republic, etc. lezer, zij zijn van de haren van geguillotineerde vrouwen vervaardigd. De lokken eener hertogin kunnen aldus den schedel eens schoenlappers bedekken, of men kan ze ter gedachtenis als reliquie dragen en — verdacht worden. (1) Burgers zetten ze op, niet zonder spot van eenigszins kannibaalschen aard. Nog walgelijker is de looierij te Meudon, die men niet onder de andere wonderen in het looien rekent. «Te Meudon," zoo verhaalt Montgaillard met opmerkelijke bedaardheid, ..was eene looierij van de huiden van zoodanige geguillotineerden die het villen waard schenen, waarvan — voor broeken en andere doeleinden — volkomen goed waschleder gemaakt werd. De huid der mannen, merkt hij op, overtrof in duurzaamheid (consistance) het gemsleder, die der vrouwen daarentegen was schier voor niets goed, daar zij te week van weefsel was! (2) Waar de geschiedenis haar oog heeft te vestigen op kannibalisme, waar vond zij het wel van walgelijker aard? Is dan 's menschen beschaving slechts een los omhulsel, waardoor zijne woeste natuur immer kan doorbreken, even helsch? De natuur brengt hem voort en zij heeft liellegloed zoowel als hemellicht. (1) Mercier, II, 134. (2) Montgaillard, IV, 290. ZESDE BOEK. T H E R M I D 0 R. EERSTE HOOFDSTUK. De goden hebben dorst. Wat is het dan toch, dat wij la révolution noemen, en dat als een doodsengel over Frankrijk zweeft, verdrinkende, fusilleerende, geweren borende, menschenhuiden looiende? (1) La révolution, dat zijn slechts zooveel letters van het alphabet, iets dat men nergens vatten, nergens vasthouden, onder slot leggen kan. Waar is het? wat is het? Het is de waanzin, die in de harten der menschen werkt. In dezen mensch is het en in genen, als woede of als schrik is het in allen. Onzichtbaar, ontastbaar; en toch zou geen zwarte Azrael, met vleugelen die over een half werelddeel uitgespreid zijn, met een zwaard, dat van zee tot zee vaagt, eene wezenlijker werkelijkheid kunnen zijn. Den gang der revolutionnaire regeering te verklaren, wat men verklaren noemt, is niet onze taak. Men kan dien niet verklaren. Een manke Couthon, die bij de Jacobijnen vraagt: «wat hebt gij gedaan, om opgehangen te worden, indien de tegen-omwenteling mocht komen?" een sombere St. Just, nog geen zesentwintig jaren oud, die verklaart: «dat er voor revolutionnairen geene rust is dan in het graf;" eene zeegroene Borespierre, geheel in azijn en gal verkeerd, nog meer een Amar en Vadier, een Collot en Billaud; wie zou de gedachten en uitzichten, die in de hoofden dezer mannen waren, kunnen uitvorschen! Wij hebben geene gedenkstukken van hunne gedachten; dood en duisternis hebben die ten eenenmale verslonden. Ja, zoo wij al hunne gedachten hadden, alles wat zij verstaanbaar tot ons hadden kunnen spreken — welk een onbeduidend gedeelte zou zulks zijn van dat, wat op een door hen gegeven teeken in 't leven trad! Gelijk we reeds meer dan eenmaal deden opmerken, is de revolutionnaire regeering geene zelfbewuste, maar eene blinde, door het noodlot gedreven regeering. Ieder individu, gehuld in zijnen dampkring van revolutionnairen waanzin, holt voorwaarts, voortgestuwd en voortstuwende, en is eene blinde, woeste macht geworden, en daar is geene rust voor hem dan in het graf! Duisternis en het geheim van ijselijke wreedheid verbergen haar voor ons in de geschiedenis, gelijk in de natuur. Het royalisme heeft opgehouden te bestaan, is «in het slijk der Loire verzonken," (2) gelijk men zegt; het republikanisme heerscht binnen en buiten. Wat beteekent dan dat, wat op den 15den Maart 1794 gebeurt? Het in hechtenis nemen heeft eensklaps, als een bliksemstraal uit heldere lucht, merkwaardige offers getroffen. HÉbert père Duchesne, den boekhandelaar Momoro, den klerk Vincent, generaal Boxsin, uitstekende Cordeliers-patriotten, roodgemutste magistraten van Parijs, vereerders der Bede, aanvoerders van revolutionnaire legers! ■Cl; Zie pag. 207. (2) De noyades, zie pag. 242. Eene kleine aclit dagen geledon was hun Cordeliers-cliib nog luidruchtig, ja luidruchtiger dan ooit, van patriottische verwenschingen. Hébert père Duchesne had "twee maanden lang het stilzwijgen bewaard op liet gezicht van gematigden, krvptoaiistocraten, van Camille Desmoulins, en scélérats in de Conventie zelve, maar nu kon hij het niet langer, en zou, zoo er geen ander middel was, het heilige recht \an den opstand inroepen. Zoo sprak Hébert in de zitting der Gordeliers onder vivats, die weder het gewelf deden weergalmen. (1) Voor eene kleine acht dagen, en nu reeds? Zij wrijven de oogen: het is geen droom, zij bevinden zich werkelijk in het Luxembourg. < »ok Gans Gobel (2) en allen die de kerken verbrandden ! Chaumette zelt (3) de machtige procureur, Agent national, gelijk men hem thsns noemt, hij «die de verdachten reeds aan hun gelaat kon herkennen," toeft nog slechts diie dagen daar buiten, op den derden dag wordt ook hij er in geworpen. Niet weinig verrast en beschaamd treedt de Nationale Agent deze gevangenis binnen, werwaarts hij zoo velen gezonden heeft. De gevangenen dringen schimpend rondom hem; «verhevene Nationale Agent," zegt iemand, «gij hier krachtens uwe onsterfelijke proclamatie! Ik ben verdacht, gij zijt verdacht, hij is verdacht, wij zijn verdacht, gij zijt verdacht, zij zijn verdacht!" \\ at zulks beteekent ? Beteekent! Het is een complot, een complot dat de uitgestrektste vertakkingen heeft, waarvan intusschen Barrère de draden in handen houdt. (4) Dat kerk verbranden, die stuitende maskerades van het atheïsme, waar anders konden zij hunnen oorsprong hebben, dan in het goud van Pitt? (5) Ongetwijfeld heeft Pitt, gelijk bovennatuurlijk doorzicht ons leert, de factie der enragés gehuurd, om hunne fantastische streken te spelen, om in hunne Cordelier^-club over moderantisme te brullen, hunnen Pèrc Duchesne te drukken, met de roode nachtmutsen op, de hemelsblauwe Rede te aanbidden, alle altaren te plunderen — en ons den buit te brengen! Aan nog minder twijfel onderhevig en reeds voor het lichamelijke oog zichtbaar is dit: dat de club der Cordeliers van toorn en schrik verbleekt is en de «rechten van den mensch met een sluier bedekt" heeft — doch vruchteloos. Ook dat de Jacobijnen in niet weinig verwarring zijn, zich ijverig pogen te zuiveren (s'épurer), gelijk zij in tijden van complots en openbaren nood herhaaldelijk gedaan hebben. Zelfs Camille Desmoulins heeft ergernis gegeven ; ja, er ontstond zelfs een gemor tegen Danton, hoewel hij het met donderende stem onderdrukte, en Robespierre de zaak bijlegde, door hem «op de tribune te omarmen." A\ ien moet de republiek en een naijverig moedergenootschap vertrouwen schenken, in deze tijden van beproeving, van bovennatuurlijk doorzicht? Want er zijn partijen van den vreemdeling, de létranger, partijen van gematigden, van razenden, alle soorten van partijen ; men wandelt in eene wereld van complotten, overal heeft het geld \ an Pitt vallen en strikken gelegd! Clootz, de zoogenaamde spreker van het menschelijk geslacht, met zijne «bewijzen voor den Mahomedaanschen godsdienst" (6) en zijn gesnap van eene algemeene republiek, Clootz werd door den onomkoopbaren Robespierre uitgestooten. Baron Clootz en Paine, de weerbarstige snijder, smachten sedert twee maanden in het Luxembourg, als leden van de partij de l'étranger. De vertegenwoordiger Philippeaux (7) wordt verwijderd; hij kwam uit de Vendée terug (1) Moniteur du 17 Ventose (7 Maart 1794.) (2) Zie noot 1 op pag. 10, deel II. (3) Zie noot 1 op pag. 25, deel II. . J4) Saint Just hield den 23 \ entose (14 Maart) in de Conventie eene lange rede, waarin hij uitweidde over de «faetion de létranger.' Zie deze rede bij Dulaure, III, pac 109 112 (5) Zie noot 10 op pag. 234, deel II. (6) Zie pag. 244. ... . ■u j !-'i ' hilippeaux 11,59 1794), advocaat vóór de revolutie, was een ijverig republikein en ia zith in liet bijzonder in de Vendóe onderscheiden, waar hij in administratieven werkkring bezig was en zich verklaarde tegen Rossignol en consorten. met eeu ongunstig verslag omtrent den schurk Rossignol (1) en onze wijze van oorlogvoeren daar. Neem het terug, o Philippeaux, wij bidden u! Philippeaüx wil het niet terugnemen en wordt verdreven. De vertegenwoordiger Fabre d'Eglantine, (~) de beroemde nomenclator van Romme's almanak, (3) wordt almede verwijderd, ja zelfs in het Luxembourg geworpen, terwijl men hein beschuldigt van zwendelarij in zijne betrekking gepleegd omtrent de «gelden der Indische compagnie. Daar wachte hij met Chabot en Bazire, (4) van dezelfde misdaad beschuldigd, zijn verder lot af! En Westermann, Danton's vriend, die op den 10den Augustus de Marseillanen aanvoeide, (5) en dapper vocht in de Vendée, maar geen goed sprak van den schurk Rossignol, wordt uitgestooten. Gelukkig, zoo ook hij niet in liet Luxembourg komt. En de Proly's, Guzmann's, van de partij del'étranger, zijn gegaan ; Pereyra, ofschoon hij vluchtte, is gevat, als kok verkleed. (6) Ik ben verdacht, gij zijt verdacht, lnj ï» verdacht ! Het groote hart van Danton is met afkeer vervuld. Danton is naar zijne geboorteplaats Arcis vertrokken, om een oogenblik van stille \erademing te genieten. Weg, zwarte Arachneweefsels! wereld vol woede, schrik, achterdocht! welkom, altijddurende moeder, met uw lentegroen, uwe vriendelijke, liefelijke herinneringen! gij zijt trouw, al ware al het andere ontrouw! De groote Titan wandelt zwijgend aan de oevers der ruischende Aubc, op plaatsen, waar hij eenmaal zijne jeugd doorbracht, en vraagt zich zeiven af, wat het einde van alles zal zijn. Maar wat het merkwaardigste van alles is, Camille Desmoulins wordt uitgestooten. Couthon stelde als proefsteen met betrekking tot de Jacobijnsche zuiveringen de vraag voor: «Wat hebt gij gedaan, om opgehangen te worden, wanneer de tegenomwenteling mocht komen?" (7) Niettemin werd Camille, die deze vraag zoo goed beantwoorden kon, uitgestooten! De waarheid is, dat Camille in het begin van den laatsten December een nieuw journaal of eene reeks van pamphletten begon uit te geven onder den titel van: Vieux Cordelier. Camii.le, die eenmaal niet aarzelde «de vrijheid midden onder lijken te omarmen," begint thans de vraag te opperen, ot er onder zoo vele inhechtenisnemende en straffende comités ook niet een «comité van genade diende te zijn? (8) St. Just, merkt hij aan, is een uiterst deftig jong republikein, «die liet hoofd draagt als ware het een saint-sacrément, de aanbiddelijke hostie, de werkelijktegenwoordige Godheid." Die oude Cordelier — Danton en hij behoorden tot de allereerste Corüeliers (9) — schiet zijne pijlen scherp genoeg op onze nieuwe Cordehers, onze Hébert's, Momoro's met hunne tierende erbarmelijkheid en brutaliteit, gelijk de zonnegod (want de arme Camille is een dichter), op den uit het slijk geboren \thonserpent. Daarover siste en wrong zich de Hébertistische serpent, gelijk natuurlijk was, geweldig, dreigde met het «heilige recht des opstands en weid, gelijk \\ij zagen, in de gevangenis geworpen. (10) Ja, met al de oude geestigheid, behendigheu fn ie ï e, bevallige scherpheid, hekelt Camille, in eene vertaling uit Tacitus over de regeermg (1) Zie pag. 196. (2) Zie noot 1 op pag. 46. (3) Zie pag. 193. (4) Zie over hen noot 1 op pag. 213, deel II. (5) Zie pag. 302, deel II. (6) Zie over hem noot 1 op pag. 31, deel II. (7) Zie pag. 271. . (8) Op de instelling van zulk een «comité de van den «Vieux Cordelier." (9) Zie pag. 42, deel II. (10) Zie pag. £71. III clémence" drong Camille aan in het vierde nummer 35 Decade r>) kómen j-H.V 1 tl• *?!!f ' en maakt die 8chaat! (]) Tweemaal in de merkwaardigste in 1 ! ? !" 'l licht' Vül Seestig^id en humor, eene der wijze verscheidene L L f] f" onkeren tjJd' en geeselen op hunne buitensporige zonder zich schier aan iets te Storen " Llle/T'r('men^hoofdea en Juggernaut-afgodcn, N4IS(3) en van do ™i •■ >groote vreugde van Josephine Beauharkwi'inr vijfduizend verdachten die in de twaalf gevangenissen ver- zijne goedCkeurLTe Te StFaal 7" ^ ^ tegI°ren ! IloBES«E«™> dieaaimnkelijk zijne goedkeuring te kennen gaf, wist ten laatste niel wat lui er van denten moest en Een m*anTanZ'eclitarevo|net11 va".gevoeIen' (,il1 Camille uitgestooten diende te worden, uitvallen d 21^ —*> Ji» toEU, w met de onverstandigste in dm „ite • te7nl„ e" Scm:"'8d™ "J«" '"ten om le koopen! Het Jacobinbmr en alle mo^eliiko , .,i . ". " CI e,zyds belaagd door complotten en omkoopingen le „o ''™kïC° r f'"' te" ktnmneMjjkgZJu. vtó ™ ™ h« SarTaS-te "'V,of P,"!" * * gedagteekeiulf 15 Humy ■ (4) ,,/cs /■ ' . ... , llan 1' ' en el»digt met deze woorden van MonteziW l,es uicux ont soif, de goden hebben dorst." de gevangenis. (5)'^pde^24^Maarfriidf negen dage" in ladintr rlnm- hof i i ~ ^ lijden dus de revolutie-karren met eene nieuwe Sftien6)en olZT^l V'NCENT' M0M0R0' - het geheel dom 'Men heeft , f Vn ' merkwfa^ g™*g, Clootz, de spreker van het menschhunnen laatsten cane n 1 n?.eDgSC. Sne! °1' oen hooP geworpen, en zoo gaan zij thans ■ in den zak niefen tl "''Mr « tle.ne venster kijken," ook zij moeten tan gedaan & r /r" T1" ^ «» gedaan hebben, wordt "f; ergcr,'la" * Mig-. ™ teekent eeeft zirdi i * . ' ' gelaat nog altijd een beschaafden spot ' ^eft Zlch inoeite om schertsen en bewijsgronden voor het materialisme aan deeltt'1 van'dlt nftV-de^?e .nui?™®"' van den Vieux Cordelier. Een geer was slechts één stap noodi°- om i vn b'lil'-" d ■ ïf .Uid) werden uitdrukkingen staatsmisdaden, ^vijgen zelf in misdaden t"™rand"™n Sï, he' een zucht. ja het sritals een misdaad der contra-revolutie o.,'nL. i° j A het Cremutius Cordus als majesteitsschennis of genoemd had; in een afe?ammelLL t', W Brutus en Cassius de laatste Romeinen overgrootvader in huis had- a'in Mimercn s mr ° 'i"!" misdadig, dat iiij een beeld van zijn maakt had, waarin verzen von?kw^ ^ he' ®uvcl Seduid- «!:lt hiJ *» treurspel gequatus Silanus pleegde een daad van ' te<ïen^vvo!?it^ T ^ , nige boteekenis kon geven; Torlandhuizen een asyl gezocht had* de nio^dr^ vm i > 'C' ' ?1£a- 0611 vr*e.n(* van Sejanus in een zijner den treurigen dood van haren zoon beweend had.' "' C°" Fns'us Geminus was schuldig, omdat zij niet aan liet gevaar °wüde°lnioot^ellennz 'lf ïnrr" l'''" VrK'"d' ïan zij" ' '"edverwant, indien men zich bloedverwanten hij had ate, on b« <4n 1 1 T'', ^nder Nero brachten verscheidene,,, wier gezicht zetten, want men was bani dT^ ,t T da.nk,1aa» de Sodcn. Men moest een tevreden den tiran op. Was een burger bij' liet volk bémind^'HiV\, f"' ,A,lles wek,e den argwaan van een burgeroorlog verwekken. - Verdacht — Ontweek l ii H ! mededmger van den vorst en kon op m den hoek van zijn haard' Dit 1 1 daarentegen de volksgunst en hield hij zich }-> bestond groot gevaar daVhet volk ^rthn. rH '' allen. ~ Verdacht. - Was hij rijk? Had iemand een melancholiek k'n il-,,.1. .. .. vrV?evigheid kon verleid worden. — Verdacht. — publieke aangelegenheden goed' gingen'. — Verdacht — Leidde kle('d,"lg ! HiJ treurde erover, dat de ■nas hy onmatig in eten en drinken' Hii deed liet i f 1 Z f burger een vroolijk leventje en ~ W». hij deugdzaam, streng"'n zede!" Zijn «edra^ 1 '« l" ^ niet ^gi"«- ~ Verdadlt' \\ as iemand een philosooph, redenaar diéliter ' Her ',tr f berisping van het hof', — Verdacht. — die regeeren. — Verdacht. — Eindelijk Ind i .i, . i ~"'S •'"e1 a:'" J meer naam maakte dan zij, door zijn talent. — Verdacht " — Het 'irt'il- II n 'n ""'mden oorlog behaald? Hij was te gevaarlijker (2) Zie pag. 193. Het artlkel berat,e ee» hatelijkheid op Robespierre. *3) Zie noot 3 op pag. 225 . m È, *L*Z Kr'.«» '» !«• *erd onttroood. d'gd van aan Frankrijk een tiran le hebben willen ^eve!?1^8' '13—Ho. O.a. werden zy beschul (6) Volgens liet lijstje, dat Dulaure illl llr>— ii-i ' TPoreerst onder' den naam van grand-juge. (Labaureau) werd vrijgesproken en werd 'dp O geeft, waren er 20 beschuldigden, van wien éen zwanger te zijn, uitgeV ErV^VhUnfd^ S"^«* TeKECHTSTELLINU ltl.lt ÜÉISEHTISÏKN 01' 4 (ïekminal, jaar 11 (24 Ma.VHT 17'.tij. te voeren. Hij verzocht om het laatst ter dood gebracht te worden, «ten einde zekere beginselen te kunnen vaststellen,'' waaruit de wijsbegeerte tot nog toe geen nut getrokken heeft. Ook generaal Ronsin heeft nog hetzelfde trotsche gelaat en gebiedende oogde ovengen zijn in doffe wanhoop verzonken. Momoro, arme boekhandelaar' geen akkerwet (1) is vooralsnog verwezenlijkt, even goed had men u voor twintig maanden te Lvreux kunnen ophangen, toen de Girondijn Buzot zulks verhinderde (2) Hébert leve Duchesne zal zich nimmer weer volgens het «heilig recht des opstands" verzettenthans zit hy daar niet weinig verootmoedigd met het hoofd op de borst gezonken - roodè nachtmutsen dansen juichend om hem heen met vreeselijke parodie op^zijne courantenartikels: «Grooten toorn van Père DuchesneV' (3) Zoo komen allen om, de zak neemt hunne hoofden op. In den loop van ééne week wordt het revolutionnaire leger zelfs ontbonden (4) daar de generaal niet meer is. De partij der enragés is dus van den republikeinschen grond gevaagd, ook hier zijn de strikken van Pitt verscheurd, en wederom is er vreugde ener een ontdekt complot. Verslindt dan de omwenteling hare kinderen werkelijk ? (5) Alle regeeringloosheid is van nature niet slechts verwoestend, maar ^/verwoestend. TWEEDE HOOFDSTUK. Danton. geen Zwakheid! ivTld^ïS ,heGft m°n D?'T0N flrin8end "n Arcis (6) teruggeroepen: hij moet oogenblikkehjk komen, nep Camille, riepen Philippeaux en vrienden, die gevaar begonnen te bespeuren. (7) Een Danton, een Robespierre, hoofd voortbrengsels eener zegevierende omwenteling staan thans onmiddellijk tegenover elkaar, moeten zien hoe zij met elkaar leven, met elkaar heerschen zullen. Men kan zich gemakkelijk het groote verschil ^an karakter verbeelden, dat teide mannen van elkaar verwijderd hield • met ^ 6 l. r*iV Sj Van Vr°UWellJkon liaat de arme zeegroene formule tegen de kolossale werkelijkheid opzag, terwijl daarentegen de werkelijkheid zich beijverde, om geen kwaad te denken van een hoofdvoortbrengsel der omwenteling, hoewel zij in den grond toch IZft *•»?«» hoofdvoor!brengel weinig meer dan een gLe windek door den vclkswind opgeblazen, geen man met het hart van een man, maar een arme (1) Zie pag. 9, (2) Zie noot 1 op pag. 9. (3) Zie de plaat op pag. 112, deel II. (4) Zie pag. 206. 15) Moorden van Vergniaud, zie pag. 218. (f>) Zie pag. 273. regeering doen voortduren en zag gevaar vooreerst in het vogortbe™a™vanV fwiï tZ ZlhT?'1* gevaar ople3eTóor do Xwfehï^ j0" p? jü r onomkoopbare pedant, met een logische formule, in stede van een hart, van Jezuïetischmethodistische geaardheid, vol schijnoprechtheid, onomkoopbaarheid, kwaadaardigheid en lafheid, droog gelijk de oostenwind ! Twee dergelijke hoofdvoortbrengsels zijn teveel voor ééne omwenteling. Vrienden, die voor den uitslag van een twist tusschen deze beiden sidderden, brachten hen bijeen. «Het is recht," zeide Danton, terwijl hij groote verontwaardiging verkropte, «dat men de royalisten onderdrukt, maar men moest niet slaan, dan wanneer het nut der republiek zulks vereischte, men moest de onschuldigen niet met de schuldigen verwarren." «En wie zegt u," hernam Robespierre met een giftigen blik, «dat er één onschuldige omgekomen is?" »Quoi?" zeide Danton, zich tot zijn vriend PaRis keerende, die zich zelf Fabricius (1) noemde en gezworene in het revolutionnaire tribunaal was: «Wat, niet één onschuldige? Wat zegt gij er van, Fabricius?" (2) — Vrienden, Westermann, deze PaRis en anderen dringen bij hem aan, om zich te toonen, het spreekgestoelte te beklimmen en te handelen. Danton was niet geneigd, om zich voor zijne eigene veiligheid te toonen, te handelen en opschudding te verwekken. Een man, van nature zorgeloos, groot, vol hoop, eene groote natuur die uitrusten kon. Geheele uren lang, zegt men, kon hij naar Camille zitten luisteren, niets beviel hem zoo zeer. Vrienden spoorden hem aan te vluchten, ook zijne vrouw spoorde hem aan: «Waarheen vluchten?" gaf hij ten antwoord. «Wanneer het bevrijde Frankrijk mij verstoot, dan zijn er elders slechts kerkers voor mij. Men draagt zijn vaderland maar niet zoo aan de schoenzolen mede." (3) De man Danton zat stil. Zelfs de inhechtenisneming van zijn vriend Hérault, (4) een lid van het Salut, doch door het Salut in hechtenis genomen, kon Danton niet uit zijne rust brengen. — Op den avond van den 30sten Maart komt de gezworene PaRis tot hem snellen, met een gelaat dat haast verkondigt. Een klerk van het Salut heeft hem gezegd dat het bevelschrift van Danton's inhechtenisneming opgemaakt is; dien zelfden nacht nog moet hij gearresteerd worden! Allen bidden en sidderen, zijne arme vrouw, PaRis en vrienden; Danton zat een oogenblik stil, toen zeide hij : «lis n'oseraient, zij durven niet" en hij wilde geene maatregelen nemen. Mompelende: «zij durven niet," gaat hij als gewoonlijk slapen. En toch verspreidt zich den volgenden morgen het zonderlinge gerucht door de stad Parijs: Danton, Camille, Philippeaux en Lacroix zijn dezen nacht gevangen genomen! Het is werkelijk zoo: alle corridors van het Luxembourg waren stoppend vol, de gevangenen verdrongen elkaar, om den reus der omwenteling bij zich te zien binnentreden. «Messieurs," zeide Danton beleefd, «ik hoopte u allen weldra van hier te verlossen, maar daar ben ik nu zelf, en er is nog geen einde aan te zien." (5) Het gerucht verspreidt zich door Parijs, de Conventie verzamelt zich in groepen en fluistert met strakke oogen: «Danton gevat!" Wie is dan nog zeker? Legendre (6) beklimt de tribune, spreekt op eigen gevaar een zwak woord te zijner gunste, stelt voor, dat hij vóór de beschuldiging voor de balie gehoord worde, maar Robespierre voegt hem toe: «Hebt gij Chabot en Bazire gehoord? Wilt gij met dubbele maat meten?" (7) Legendre treedt ontsteld terug, en Danton moet, gelijk de overigen, zijn lot afwachten. (1) Cajus Fabricius Luscinus, de Romeinsehe consul (begin 3Je eeuw v. Chr.), die door zijn grooten eenvoud en zijne stipte rechtvaardigheid uitmuntte. Hij maakte naam in de oorlogen met Pyrrhus. (2) Biographie des ministres § Danton. Vergelijk ook Mignet. (3) Felemhesi: La Véritè tont cntière, pag. 5G, 57. (4) Zie noot 1 op pag. 72. (5) Mignet. (6) Zie noot 3 op pag. 260, deel II. (7) Zie Legendre's rede en R'ibespierre's antwoord bij Dulaure, III, 142, 143. thomas carlyle, de fransche omwenteling. 1794 (jaar II) Het zou merkwaardig zijn, zoo wij Danton's kerkergedachten kenden, (1) maar wij kennen er slechts een zeer klein gedeelte van: in het algemeen zijn weinig beroemde mannen ons zoo onbekend gebleven als deze Titan der omwenteling. Men hoorde hem uitroepen: "Juist voor twaalf maanden stelde ik de oprichting van dit revolutionnair tribunaal voor. Ik bid God en menschen deswege om vergiffenis. Zij zijn allen broeders van Caïn. Brissot zou mij geguillotineerd hebben, gelijk deze Robespierre nu zal. Ik laat de geheele zaak in de vreeselijkste verwarring achter (gacliis époumntable); niet een hunner verstaat iets van het regeeren. Robespierre zal mij volgen, ik sleep Robespierre mede. O, het ware beter een arme visscher te zijn, dan zich met het regeeren van menschen te bemoeien." (2) De jonge mooie vrouw van Camille, die hem rijk gemaakt heeft, niet slechts in goud, zwerft dag en nacht om het Luxembourg als een geest. Zijne heimelijke brieven aan haar zijn nog voorhanden, door zijne tranen bevochtigd. 03) "Ik draag mijn hoofd gelijk een Saint sacrémcnt" — zoo hoorde men St. Just morren — "misschien draagt hij het zijne gelijk een Saint-Denis." (4) Ongelukkige Danton, en gij nog ongelukkiger, luchtige Camille, eenmaal luchtige Procureur de. la lanterne, (5) ook gij zijt dus aan het uiterste einde der schepping aangekomen,Cjwaar men, gelijk Ulysses Polytlas, aan de grens en het uiterste Gadcs van zijne reis in die donkere woestenij aan gene zijde der schepping starende, de schaduw zijner moeder ziet, krachteloos bleek, (6) — en waar de dagen, waarop men door zijne moeder gevoed en geliefkoosd werd, maar al te somber tegen dezen dag afsteken! Danton, Camille, Hérault, Westermann en de anderen, zonderling genoeg te zamen gekerkerd met Bazire, zwendelaar Chabot, Fabre d'Eglantine, de bankiers Frey, oen zeer kakelbont "baksel," fournée, ovenvol, gelijk men het noemt, staan in ééne rij voor de balie van Tinyili.e. (7) Het is de 2de April i704. Slechts drie dagen is Danton in den kerker geweest, want de tijd dringt. (8) Hoe is uw naam? uwe woonplaats? en dies meer vraagt Fouquier overeenkomstig den vorm. "Mijn naam is Danton," geeft hij ten antwoord, »een naam die in de omwenteling tamelijk wel bekend is; mijne woning zal spoedig in het niet (dans le néant) zijn, maar ik zal leven in liet pantheon der geschiedenis." Camille geeft ten antwoord: «Ik ben zoo oud als de goede Sansculotte Jezus, voor revolutionnairen een noodlottige ouderdom." Camii.le's werkelijke ouderdom schijnt vierendertig jaren te zijn. (9) Danton is een jaar ouder. 1) Hij werd afzonderlijk opgesloten in de cel, waar ook Hébert vertoefd had. (2) Dulaure, III, 156, 157. (3) Apergus sur Camille Desmoulin's (in den Vieux Cordelier. Parijs 1825, I—29. Zie ook zijn laatsten brief aan zijne vrouw bij Dulaure, III, 157. 4) Zie ook Mignet. (5) Zie pag, 284, deel I. (j) Eene zinspeling op Ulysses zwerftochten nabij Spanje (Gades-Cadix). (7) Hieronder volgt de lijst der beschuldigden ; 1° Fran(;ois Chabot, 35 jaar, geboren te St-Geniez, afgevaardigde ter Conventie. 2° Claude Bazire, 29 jaar, geboren te Dyon, id. 3° Philippe Fran<;ois Fabre d'Eglantine, 39 jaar. geboren te Carcassonne, afgevaardigde ter Conventie. 4° Jean Fran(;ois Lacroix. 40 jaar, geboren te^rnnt-Audemer, id. 5° George Jacques Danton, 34 jaar, geboren t£ Arcis sur Aube, id. 6° Jacques Delaunay, 34 jaar, geboren te Angers, id. 7° Marie Jean Hérault de Séchelles, 34 jaar, geboren te Parijs, id. s° Benoit Camille Desmoulins, 33 jaar, geboren te Guise, id. 9° André Marie Guzman, 42 jaar, geboren te Granada in Spanje. 10" Jean Frédéric Deideriksen, 51 jaar, geboren te Leclienburg. 11" Pierre Philippeaus, 34 jaar, geboren te Ferrières, afgevaardigde ter Conventie. 12" Marie Kéné Sahuguet d'Espagnac, 41 jaar, geboren tc Prye. 13° Sigismond Junius Frey, 30 jaar, geboren te Brulil in Moravie. 14" Emmanuel Frey, 27 jaar. geboren te Hennes in Moravie. 15° Franeois Westermann, 40 jaar, geboren te Motseine in den Elzas. (8) Zie den .loop van bet rechtsgeding bij Dulaure, III, 148—150. Carlyle heeft in zijne beschrijving hieraan veel ontleend. (9) Zie evenwel noot 7. Vóór ongeveer vijf maanden vond liet rechtsgeding van de tweeëntwintig Girondijnen plaats, (I) het grootste, dat Fouquier ooit gehad had. Maar hier is nog grooter, dat alle bekwaamheid van Fouquier vereischt, dat zijn hart zelfs doet sidderen ; want liet is de stem van Danton, die van den dom weergalmt. De beste getuigen slaat hij met één slag uit het veld. Hij verlangt dat de leden van het comité zeiven als beschuldigers tegen hem zullen optreden; hij wil ze allen met schande overladen. Hij rekt zijne reuzengestalte uit, hij schudt zijn zwart hoofd; vuur straalt uit zijne oogen en dringt in liet hart van alle republikeinen, zoodat zelfs de galerijen, hoewel men ze slechts had opengesteld voor wie wij een biljet geven, een deelnemend gemor doen hooren en op het punt staan van naar beneden te stormen, het volk op te ruien en hem te bevrijden! Hij klaagt luide, dat hij met Ciiabot's en zwendelende actiewoekeraars op ééno lijn geplaats wordt, dat zijne aanklacht eene reeks van ongerijmdheden en gruwelen is. ..Danton op den 10Je" Augustus zich verbergen?" brult hij met de stem van een geketenden leeuw. «Waar zijn de mannen die Danton aansporen moesten, om zich dien dag te vertoonen? Waar zijn de hoogbegaafde zielen, van wie hij kracht moest borgen? Dat zij te voorschijn treden, mijne beschuldigers, ik heb alle helderheid van zelfbeheersching, wanneer ik ze oproep. Ik wil de drie laffe schurken ontmaskeren [les trois plats coQutns) St. Just, Couthon, Lebas, die Robespierre vleien en hein in liet verderf storten. Laat hen te voorschijn koinen, ik zal ze in het niet teiugslingeren, waaruit zij zich nimmer hadden moeten verheffen! De voorzitter schelt verontrust met zijne lel, en gebiedt op hevige wijze stilte. ..Wat gaat het u aan, hoe ik mij verdedig?" roept gene. «Het recht om mij te veroordeelen, behoudt gij toch steeds! De stem van een man, die voor zijn leven en zijne eer spreekt, mag het bellen uwer schel wel verdooven!" Aldus Danton, hooger steeds en hooger, toldat zijne leeuwenslem in de keel smoort; de spraak wil niet uitdrukken, wat er in den man is. De galerijen doen een bedenkelijk gemor hooren, de eerste zitting is geëindigd. O Tinville, president Herman ! Wat wilt gij doen? Volgens de strengste revolutionnaire wet hebben zij nog twee dagen tijd. Reeds morren de galerijen. Hoe, indien deze Danton uw kunstig weefsel eens verscheurde? Merkwaardig inderdaad oni te aanschouwen. Wat zou het zijn, indien hier beschuldigde en rechter plaats wisselden en Frankrijhs geschiedenis een heel anderen loop name! Want in Franh>'ijk daar is slechts deze ('éne Danton, die nog trachten kan Frankrijk te besturen. Hij alleen is de woeste vonnelooze Titan, — en wellicht die andere persoon met dat olijfkleurig gelaat, die artillerie-cHïcier in het Zuiden. (2 Op den avond van den tweeden dag snellen Fouquier en Herman, daar do zaak geen beter, maar een steeds erger aanzien verkrijgt, met ontstelde blikken naar hel Salut public: wat moet er gedaan worden ? Het Salut public broeit snel een nieuw decreet uit, volgens hetwelk hij "die de justitie hoont'" buiten de beraadslaging [hors (les dcbats) gesteld wordt. \\ ant is er buitendien niet een complot in de gevangenis \an het Liuembourg? De ci-devant generaal Du.i.on en andere verdachten coinplotteeren inet de vrouw van Camii.le, oni assignaten uit te doelen, de gevangenissen op begeven, wa.n hij zich aan Robespierre opdrong. Hij werd ook in diens val medegesleept. (5) Erebus is in de Grieksche mythologie de zoon van Chaos, die bij zijne zuster, de Nacht, Urn Aetlier en den Dag voortbracht. (6) Zie pag. 279. , , . , , (7) Men vulde de gevangenissen door de wet der verdachten en ledigde ze uit hooide van cle •verzonnen complotten, schrijft Mignet. (8) Zie pag. 132, deel I. III 36 schimmen van een stervend brein. Met d'EsphÉmenil gaat het treurigste baksel in dezelfde rij van karren. Chapelier gaat, de ci-dcvant populaire voorzitter van de constituante, dien de Menaden en Maillard in zijn rijtuig op den weg FltANCOIS augl'STE VICöJITE DE CllaTEATTBRIAND. naar "\ ersailles ontmoetten. (1) Ook Thouret, de ci-devant voorzitter, vader van eene menigte constitutioneele wetten, dezelfde, dien wij eens met luider stem (1) 1 ie pag. 305, deel I. -*$p:'s xe k?' «r .Wtmiff.' ]ƒ uw?®# ' kéfiha a^ra^v®^ , ƒ 'mm^bk yi!;' ihii^ f( JT aki ;? De Dauphin in de gevangenis. hoorden zeggen: -De constitueerende vergadering heeft hare taak volbracht!" (1) En de edele, oude Malesherbes, (2) die Lodewijk verdedigde, en van aandoening niet kon spreken, gelijk een grauwe oude rots, die eensklaps in het water smelt: hier trekt hij met zijne bloedverwanten, dochters, zonen en kleinkinderen, met ijne Lamoignon's, Chateaubriands, zwijgend, den dood te gemoet. Slechts één jeugdige Chateaubriand (3) zwerft onder de i\ atchcs, bij den donder der Niugam, door de eeuwige wouden. Welkom, groote natuur, woest, maar niet valsch, niet onminnelijk niet onmoederlijk — geen formule, geen razend-dolle warring van hypothese, parlementaire welsprekendheid, constitutie-bouwerij en de guillotine. Spreek gij tot mij, o Moeder, en zing mijn ziek harte uw mystieken eeuwigen wiegezang, en laat al het overige verre van mij zijn. Nog eene rij karren verdient onze opmerkzaamheid: die, waarop Elisabeth, (4) Lodewijk's zuster, gezeten is. Haar proces was, gelijk de overigen, al weder wegens een complot. Zij was eene der zachtmoedigste, onschuldigste vrouwen. Onder een vierentwintig andere zat aan hare zijde eene eenmaal schroomvallige markiezin de Crussol, thans echter vol moed, die haar do levendigste loyauteit betuigt. Aan den voet van het schavot dankte Elisabeth met tranen in de oogen deüe markiezin en zeide, dat het haar smartte, dat zij haar niet kon beloonen. »Ach, madame, indien uwe koninklijke hoogheid zich verwaardigen wilde om mij te omhelzen, dan zouden al mijne wenschen vervuld zijn!" — "Zeer gaarne, markiezin de Crussol, van harte gaarne."(5) Aldus deze aan den voet van het schavot. De koninklijke familie is nu tot twee verminderd: een meisje en een kleine knaap. De knaap, eenmaal dauphin genaamd, werd aan zijne moeder ontscheurd, toen zij nog leefde, en aan eenen zekeren Simon, een schoenmaker van beroep, ten tijde in de gevangenis van den Tempel dienst doende, gegeven, om hem in de beginselen van het sansculottisme op te voeden. Simon leerde hem drinken, vloeken, de carmagnole. Simon is thans bij het gemeentebestuur gekomen: en de arme knaap, in een toren van den Tempel verborgen, dien hij wegens angst en verbijstering en vroegtijdige afgeleefdheid, niet wenscht te verlaten, ligt in onreinheid en duisternis, terwijl hij sedert zes maanden zijn hemd niet verwisseld heeft, ellendig te verkwijnen. (6) Gelijk gewoonlijk slechts do arme fabriekskinderen en huns gelijken omkomen, zonder beklaagd te worden! De lente zendt haar groene bladeren, de schoone Mei, schooner dan ooit: de dood verpoost niet. Lavoisier, (7) de beroemde scheikundige zal sterven en niet meer leven. De scheikundige Lavoisier was ook algemeene pachter, en nu zijn alle algemeene pachters in hechtenis genomen, allen, en moeten rekenschap geven van hunne gelden en inkomsten en sterven, »omdat zij hunnen tabak met water bevochtigden. (8) Lavoisier verzocht om een uitstel van veertien dagen, om eenige kunstproeven ten einde te brengen; maar »de republiek heeft die niet noodig'' en de bijl moet haar werk verrichten. De cynische Chamfort (9) zeide, toen hij de opschriften : »Broederschap of dood," las: -het is eene broederschap van Caïn;" in hechtenis genomen, weer losgelaten, en daarna op het punt staande om wederom in hechtenis (1) Zie noot 1 op pag. 10 en pag. 204, deel II. (2) Zie pag. 101, •ii Franijois Auguste viconite de Chateaubriand f1709—184S), de beroemde Fransclie schrijver en staatsman, die na den terugkeer der Bourbons een politieke rol heeft gespeeld. (4> Toen Fouquier-Tinville in zijn requisitoir tegen prinses Elisabeth sprak van den "tiran," haar broeder, zou zij, volgens Toulongeon, Histoive de Frcince, depxüs la re'volution, IV, 344, gezegd hebben : -Indien mijn broeder een tiran geweest ware, dan zouden noch gij noch ik tlians op deze plaats zijn.' (5) MoNTGAII.LARD, IV, 200. (ö) Duchesse d'Angoilkme, Captivitó, a la tour du Temple, pag. 37—71. (7) Zie noot 3 op pag. 85. deel I. (Si Tribunal révoluti nnaire du 8 Mai 1704 (Moniteur no. 231.) (9) Zie noot op pag. 49, deel I. genomen te worden, snijdt en verwondt deze Chamfort zich met razende, onzekere hand en bereikt niet zonder moeite liet asyl des doods. Condorcet (1) heeft zicli verscheidene maanden diep schuil gehouden, hoewel Argus-oogen zijn verblijf trachten uit te vorschen. Zijne schuilplaats is voor hem en anderen te gevaarlijk geworden, hij is genoodzaakt andermaal te vluchten, om Parijs heen te sluipen, door kreupelbosschen en steengroeven. En zoo treedt op zekeren Meimorgen eene gestalte, in lompen gehuld, met een woesten baard en door den honger gekweld in het dorp Clamars, en verzoekt om een ontbijt in de herberg. Verdacht, naar zijn voorkomen te oordeelen! «Bediende, zegt gij, zonder plaats?" De president van liet comité der veertig sous (2) vindt eenen Horatk s bij hem. »£ijt gij niet een van de ci-devants die bedienden plachten te houden? Suspect!" Terstond daarop wordt hij, nog voordat hij zijn ontbijt genuttigd heeft, te Dood van Condorcet. voet naar Bourg-la-Reine gesleept: door uitputting valt hij in bezwijming; men plaatst hem op een boerenpaard, werpt hem in een vochtig gevangenhok, den volgenden morgen herinnert men zich zijner, begeeft zich tot hem : Condorcet ligt dood op den grond. Zij sterven snel en verdwijnen; de notabiliteiten van Frankrijk verdwijnen, de een na den ander, gelijk de lichten in den schouwburg, die uitgedoofd worden. Is het onder zulke omstandigheden niet een zonderling, schier roerend gezicht, wanneer wij de Parijzoiaars op zachte Mei-avonden daar buiten vinden bij eene burgei lijke plechtigheid, souper fraternel, broederlijk avondmaal, gelijk men het noemt? 1 it eigene beweging of ten deele uit eigene beweging, biedt zich dit tooneel op den a\om van den 12de", 13den en 14den Mei aan. Langs de straat St. Honoré, en de hoofdstraten (1) Zie pag. 208. (2) Zie pag. 201. Biiokdeuujku Maaltijden. 011 pleinen brengt ieder burger zoo veel avondeten, als het wrange maximum hem veroorlooft, buiten in de open lucht, vereenigt dat met het avondeten van zijnen buurman, en aan de gemeenschappelijke tafel, door flikkerende kaarsen verlicht, met wat matig afzettertje of andere kleine versnapering zij mogen hebben, nuttigen zij hun sober maal onder den vriendelijken sterrenhemel. (1) Zie het, o nacht! Met den vroolijk rondgaanden wijnkelk, op het rijk van vrijheid, gelijkheid en broederschap drinkende, met hunne vrouwen in haar schoonsten dos, met hunne kinderen die om hen heen dartelen, zitten daar de burgers bij hun sober liefdemaal. De nacht ziet niets dergelijks in zijn uitgestrekt Aimée Cécile, Eenaud. gebied. O broeders! waarom is het rijk van broederschap met gekomen ? Het is gekomen, het moet gekomen zijn, zeggen de burgers matiglijk drinkende. A\ ee! zien die eeuwige sterren niet neder als vochtige oogen, verhelderd door onsterfelijk mededoogen met het lot des menschen! (2) Eéne zaak is intusschen te bejammeren, dat er personen zijn die volks vertegen woor- (1) Tableaus de la révolution § Soupers fraternels. Mercier, II, 150. (2) Het gemeentebestuur van l'arijs verbood evenwel die maaltijden, nadat Barróre den 28 Messidor in de Conventie op het gevaarlijke dezer soupers had gewezen. digers trachten te vermoorden. De vertegenwoordiger Collot, lid zelfs van het Salut public, hoort toen hij — waarschijnlijk beschonken, gelijk wel meer — om één uur des morgens te huis komt, op den trap den kreet: «Scélérat!" en ook het afdrukken van eene pistool; deze brandt echter op de pan af, en hij ontwaart daardoor voor een oogenblik een paar woeste oogen, een zwartbruin, verwoed gelaat, hetgeen hij voor dat van zijnen kleinen huisgenoot, burger A.miral, vroeger »klerk bij de loterij," herkent! Collot schreeuwt moord, met longen die in staat zijn de geheele straat Favart wakker te maken. Amiral drukt ten tweedenmale af, ten tweedenmale weigert de pistool; daarna vliegt hij naar boven op zijne kamer, en na hier met geen beter geluk een geweer op zich zeiven en een ander op zijn vervolger losgebrand te hebben, wordt hij gegrepen en in de gevangenis opgesloten. (1) Een verontwaardigd, klein man, die Amiral, van Arrestatie van Aijiée Cécile Eenaud. zuidelijk temperament en voorkomen, en «aanmerkelijke spierkracht." Hij loochent niet, dat hij voornemens was »Frankrijk van een tyran te bevrijden," ja, hij bekent dat hij den Onomkoopbare zeiven op liet oog, maar Collot als gemakkelijker gekozen had. Hierover rumoer genoeg, hemelliooge gelukwenschingen aan Collot, broederlijke omarmingen bij de Jacobijnen en elders. En toch, schijnt het, is de moordlust aanstekend. 1 wee dagen later, het is eerst de 23ste Mei, en tegen negen ure des avonds, vertoont zich Cécile Rénaud, de dochter van een papierhandelaar, een jong meisje, met een zacht, bloeiend gelaat, bij den schrijnwerker in de straat Saint Honoré en wenscht Robestierre te spreken. Robespikrre is niet te spreken; zij mort oneerbiedig. Men (1) Riouffe, pag. 73. Deux arnis, XII, SOS—302. Vergelijk ook Duinure, III, 185, ISO. houdt haar vast. In een naburigen winkel heeft zij eene mand achtergelaten, in de mand zijn twee messen en vrouwelijke kleederen om te verwisselen. De arme Cécile, door het Comité verhoord, verklaart: «dat zij had willen zien hoe een tyran er uitzag," de kleeding om te verwisselen was «voor mijn gebruik op de plaats waar ik thans heenga.'' «Welke plaats?" «De gevangenis en daarna de guillotine," antwoordt zij. (1) — Dat komt van Charlotte Corday, bij een volk dat tot nabootsing en monomanie overhelt! Zwartbruine, cholerische mannen beproeven de daad van Charlotte, en hunne pistolen weigeren; zachtbloeiende vrouwen beproeven ze ook en laten, ten halve besloten, hare messen in een winkel achter. Maar zal dan de republiek nimmer rust hebben? Altijd nieuwe strikken en lagen van Pitt en de factie de V étranger. De zwartbruine Amiral, de schoone, jonge Cécile, en allen, die daarvan wisten, en velen die er niet van wisten, zitten achter slot en grondel en wachten hun treurig lot af. VIERDE HO O F D S T U K. Mumbo-Jumbo. (2) Maar wat vindt er op den dag, dien men Decadi (3) noemt, nieuw-sabbath, den 2Q»ten prairial, 8slc" Juni volgens ouden stijl, in den Jardin national, weleer tuin der Tuilerieën, plaats? Allen zijn daar in hun feestgewaad; (4) het vuile linnen verdween met de Héber- tisten; ja, wat Robespierre betreft, deze was er nooit voor, maar ging steeds elegant gekleed en gefriseerd, niet zonder ijdelheid; ook was zijne kamer met zeegroene portretteil en borstbeelden versierd. Gelijk gezegd is, de tallooze burgers en burgeressen zijn in hun feestgewaad, het weder is overheerlijk, alle aangezichten schitteren van blijde verwachting.° Dj gezworene Vilate (5) geeft in zijne ambtswoning, in het pavillon ci-devant van Flora, aan menigen afgevaardigde een ontbijt. Hij verheugt zich over die menigte in blijde verwachting, over de helderheid van de bladerrijke Juni-maand, over den schoonvoorspellenden Decadi of nieuw-sabbath Heden zullen wij, indien het den hemel behaagt, volgens verbeterde anti-Chaumettesche beginselen, een nieuwen godsdienst hebben. (6) (1) Vergelijk Mignet. (2) Een Afrikaansch afgodsbeeld. (3) Zie pag. 193. (4) Vilate, Causes secrètes de la révolution du 9 rhermiuor. uwnTY, 5 Joacliim Vilate (176S—1795), geboren te Ahon, was eerst onderwijzer te Limoges tn kwam in 1792 te Parijs, waar liij zich deed kennen als een ijverig revolutionnair. Hij werd later ge- guillotinm^is miss( h.en niet ondienstig hicr weder geven, l.oe Robespierre, hierin in het bijzonder gesteund door St.-Just, zich de zuivere democratie, zijn ideaal, voorstelde Mignet geeft J^er de meest nauwkeurige opheldering. Volgens dezen schrijver wilden Robespierre en St.-Just de lieerschappg vin liet volk invoeren, beambten zonder hoogmoed, burgers zonder ondeugden onderling! Voedersehap, eLrin- der deugd, eenvoud in zeden, gestrengheid van karakter. -Men zal, zegt > .•!««, -sj-mbolische woorden steeds in alle redevoeringen vin de leden van het comité de salut public terugvinden, vooral in die van Robespierre en St.-Just. Vrijheid en gelijkheid voor de regeering der republiek ondeelbaarheid voor haar vorm; openbaar welzijn voor hare instandhouding; deugd voor hare eerste grondstelling; een Opperwezen voor hare vereering; onderlinge broederschap voor de burgers, :ree: fcWnheid voor liun gedrag; gezond verstand voor hun geest; bescheidenheid voor hunne openbare handelingen, die het welzijn vin den staat, niet hun eigen belang moesten beoogen; dit was het svmbool van deze democratie.'' III Daar liet Katholicisme uitgebrand en de godsdienst der rede geguillotineerd was, bestond er behoefte aan een anderen. De onomkoopbare Robespierre, niet ongelijk aan de Ouden, als Wetgever van een vrij volk, wil nu ook Priester en Profeet zijn. Hij heeft zijn hemelsblauwen rok aangetrokken, opzettelijk voor deze gelegenheid gemaakt, een wit zijden vest, met zilver borduursel, zwart zijden broek, witte kousen en gouden schoengespen. Hij is president van de Conventie, hij heeft de Conventie -het bestaan van een Hoogste wezen" en ook «ce principe eonsolateur van de onsterfelijkheid der ziel" laten decreteeren (décreter), zoo noemen zij het. (1) Deze troostrijke beginselen, de grondslag van den rationeelen republikeinschen godsdienst, zijn gedecreteerd geworden, en nu zal op dezen heerlijken Decadi, met hulp van den hemel en van den schilder David, onze eerste godsdienstoefening plaats vinden. Feest van het Opperwezen. Ziet derhalve, hoe na uitvaardiging van dit decreet, en na wat men genoemd heeft »de schraalste redevoering die ooit een profeet gehouden heeft,'' Mahomed Rokespierre, (1) Den 18'lc" Floréal (7 Mei) hield Rob, •spierre in de Conventie eene rede, in hoofdtrekken te vinden bij Dulaure, III, 182, waarna hij voorstelde het volgende decreet uit te vaardigen: «Het Fransche volk erkent het bestaan van het Opperwezen (Etre-Supréme) en de onsterfelijkheid der ziel; het erkent dat de eeredienst, het Opperwezen waardig, is de vervulling van de plichten van den mensch, die bestaan in het ondersteunen der ongelukkigen, liet ontzien der zwakken, het verdedigen van de verdrukten, liet weldoen aan anderen zooveel inen kan en het rechtvaardig zijn jegens iedereen." In hetzelfde decreet werd bepaald, dat er 36 feesten zullen zijn, een op elke decade, bovendien nog de feesten ter herinnering van 14 Juli 17S9, van 10 Augustus *1792, van 21 Januari 1793 en van 31 Mei 1793. Het laatste artikel van het decreet luidde; «Den volgenden 20s,ea Prairial zal er een nationaal feest gevierd worden ter eere van het Opperwezen." ijzing vervuld, en zekere ulamps waagde te zeggen, aat, wanneer net zonaer veraaging doorging, hij zich de hersenen zou verbrijzelen. IJdele bedreiging! De Onomkoopbare fronsde zijn voorhoofd, sprak een paar profetische, noodlottige woorden, de wet ging door, en Ruamps was blijde zijn brein te kunnen laten waar het was. Dus dood en altijd dood ! Fouquier laat de balie verruimen, zoodat er plaats is voor baksels van honderd en vijftig op eens, ja zelfs doet hij, om daarmede in het geheim te werken, eene guillotine van vermeerderde snelheid in een zijvertrek oprichten, zoodat zelfs het Salut tusschenbeiden komen moet. «Wilt gij de guillotine demoraliseeren," vraagt Coli.ot met een verwijtenden blik, »démorciliser le supplice?" Cécile Rénatjd voor het tribunal révqlutionnaire. Zulks is inderdaad te vreezen ; ware het republikeinsche geloof niet zoo groot, het zou reeds geschied zijn. Ziet bijvoorbeeld op den I7den Juni, welk een baksel is dat, vierenvijftig personen op eens! De zwartbruine Amiral is onder hen, wiens pistolen weigerden; de jonge Cécile Rénaud met haren vader en hare geheele maagschap ; de weduwe van d'EspremÉnil, de oude de Sombreuil van de Invaliden, met zijn zoon. De arme, oude Sombreuil! hij is drieenzeventig jaar oud; zijne dochter redde hem in artikel, dat de wet aan de belasterde burgers patriottische gezworenen tot verdedigers geeft, maar geen aan de samenzweerders. Zie verder, Thiers II, 545. De wet vond in de Conventie wel oppositie, men leze bij Thiers, Mignet en Dulaure de heftige debatten waaraan in het bijzonder Bourdon de 1'Oise en Merlin deelnamen, maar welke oppositie toch niet kon beletten, dat de wet werd aangenomen. September, (1) en dat slechts voor deze ure! De factie der vreemdelingen, ten getale van vierenvijftig! In roode hemden en rokken rijden zij, een afzichtelijke roode fantasmagorie, naar het land der fantomen. Zullen inmiddels de bewoners van de Place de la révolution, en die van de straat St. Honoré niet ontevreden beginnen te worden over het gestadig voorbijtrekken van de karren? Ook republikeinen hebben een hart in 't lijf! De guillotine wordt verplaatst en nogmaals verplaatst, eindelijk in het uiterste Zuid-Oosten opgericht. (2)De voorsteden St. An/oine en St. Marceau hebben, naar te hopen is, een zeer hard hart, zoo ze er al een hebben. V IJ F D E HOOFDSTUK. De gevangenissen. Intusschen is het tijd geworden, dat wij een blik op de gevangenissen slaan. Toen Desmoulins zijn comité van genade (3) voorstelde, bevatten de twaalf gevangenissen vijfduizend personen. Door de gestadig nieuw bijkomenden is het getal thans tot twaalfduizend geklommen. (4) Het zijn ci-devant royalisten ; grootendeels echter republikeinen van Girondijnsche, Favettesche, niet-Jacobijnsclie kleur. Geene menschelijke woning of gevangenis evenaarde wellicht ooit deze twaalf kerkers in vuilheid en gruwelijken stank. Nog bestaan er overleveringen van persoonlijke ondervinding daarin. Mémoires sur les prisons, een der merkwaardigste hoofdstukken in de levensbeschrijvingen van menschen. Het is verwonderlijk, wanneer wij daar zien, hoe zich in alle toestanden van 's menschen leven eene soort van orde vormt, en hoe overal, waar er twee of drie verzameld zijn, zekere wijze van samenleving, van gewoonten, zeden, ja aangenaamheden en genoegens ontstaan! De burger Coittant zal uitvoerig verklaren, hoe het schrale maal van groenten en stinkend vleesch niet zonder beleefdheid en place-aux-dames genuttigd werd; hoe seigneur en schoenpoetser, hertogin en modemaakster, zoo zonder onderscheid dooreengemengd, zich geregeld rangschikten; op welk uur de burgeressen aan haar naaldwerk gingen en wij, mannen, haar de stoelen afstonden en in eene staande houding galant trachtten te spreken, of zelfs, min of meer, te zingen en te spelen. Het ontbrak niet aan jaloerschheid en vijandschappen, noch aan minnekozerij van ernstigen aard. Ongelukkig moet ook het naaldwerk allengs ophouden; door den burger Lafi.otte (5) en bovennatuurlijken argwaan, ontstaat er een complot in de gevangenis. Het achterdochtige stadsbestuur ontneemt ons alle gereedschappen; mededoogenloos zoekt (1) Zie pag. 34. (2i Montgaillard, IV. 237. (3) Zie pag. 273. <4) Dulaure, III, 181 geeft een klein overzicht van het aantal gevangenen, waaraan het volgende ontleend is; den 13'le" Germinal waren er in de gevangenissen te Parijs 6SG3 personen; den lödl'n dier maand 0930, den 21sl°" 7541, den 6'l<,n Floréal 7674, den 90rtés en 1794, dans la rade do ZESDE HOOFDSTUK. De verschrikking nadert haar einde. Het is inderdaad zeer merkwaardig, dat Robespierre sedert het feest van het Etre suprème en de verheven redevoeringen, die Billaud verveelden, (1) zoo zelden het comité (2) bezocht, maar zich afgezonderd hield, alsof hij zich gekrenkt gevoelde. Ja, men lieeft over de oude CathÉrine Théot en haren Herscheppenden Man, van wien de profeten spraken, een verslag ingediend, niet in den besten geest. Men houdt zich, weliswaar, alsof men deze Théotsche mystificatie als een complot beschouwde, maar men heeft er blijkbaar eene ironie in gelegd, niet slechts tegen de oude juffer, maar zijdelings ook tegen haren Herscheppenden Man! Barrère's luchtige pen is er wellicht niet vreemd aan. (3) Voorgelezen door het deftig snuffelende orgaan van den ouden Vadier (4) van de Süreté générale, mist het zijne werking niet; het republikeinsche gelaat plooit zich algemeen tot een ijzeren grimlach. (5) Is dit zoo als het behoort? Voorts doen wij opmerken, dat er onder de gevangenen in de twaalf huizen van arrest ééne is, die wij reeds vroeger gezien hebben. Het is Senhora Fontenai, geboren Cabarus, de bevallige Proserpina, welke de vertegenwoordiger Tallien, als een tweede Pluto, te Bordeaux tot zich nam, niet zonder invloed op hem zeiven! (6) Tallien is sedert lang, uit Bordeaux teruggeroepen, weder te huis, en bevindt zich in den hachelijksten toestand. Te vergeefs roerde hij luider dan ooit de snaar van het Jacobinisme, ten einde oude tekortkomingen goed te maken: de Jacobijnen hebben hem uitgezuiverd, tot twee malen toe heeft Robespierre van het spreekgestoelte in de Conventie onheilspellende woorden over hem geuit. (7) En nu zit, in spijt van alles wat hij kon doen, zijne bevallige Cabarus als verdacht gevangen. In een afgrijselijk doodshok opgesloten, doet de Senhora haren Tallien heimelijk de dringendste beden en bezweringen toekomen : Red mij, red u zeiven. Ziet gij niet, dat uw eigen hoofd op het spel staat, gij die met uwe al te vurige vermetelheid altijd nog een Dantonist zijt, tegen wien men wraak koestert? Zijt gij niet allen veroordeeld, als in het Polyphemüs-IioI. (8) De vleiendste slaaf onder u zal slechts het laatst ter slachtbank gaan! — Tallien gevoelt met huivering, dat het waar is. Tallien heeft onheilspellende woorden gehad, Bourdon heeft ze gehad,(9) Frkron wordt gehaat en Barras (10) wordt gehaat, ieder voelt naar zijn hoofd, of hij het nog op de schouders heeft. (1) Zie pag. 294. (2) Hoewel er over de zittingen van het comité de salut public niet veel bekend is, daar de beraadslagingen niet gesloten deuren plaats liadden, is het toch een feit, dat men in eene kleine zaal vergaderde, waar negen leden, zonder een president te hebben, dag en nacht werkten aan een tafel, bedekt met een groen kleed, terwijl de zaal ook met groen papier was behangen. Ieder der leden, zijne afdeeling hebbende, sprak op zijn beurt over de hangende onderwerpen. Hoeveel macht dit comitó oefende, blijkt o. a. hieruit, dat de rechtbanken en de volkscomités eiken dag opgave moesten doen van de gevelde vonnissen, en bovendien was de Openbare Aanklager van het tribunal révolutionnaire te Parijs verplicht bij het begin van elke decade aan In t comité opgave te doen van de zaken, die hij voornemens was in den loop der decade voor het tribunal te brengen. i3) Zie Dulaure, III, 197. (4) Zie noot 1 op pag. 251. (5) Mignet schrijft, dat Robespierre in het comité de salut public de vervolging van Vadier c. s. verlangde, maar dat zijne medeleden weigerden hiertoe hunne toestemming te geven, Van dien tijd af zou hij de comité-vergaderingen niet meer bezocht hebben. (6) Zie pag. 234. (7) Ook bij gelegenheid van de discussie over de wet van 22 Prairial. Zie Dulaure, III. 225 en 226. (8) In de Grieksche Odyssea de eenoogige reus. die in zijn hol door Ulysses gedood werd. (9) Zie pag. 291. (10) Zie over Fréron en Barras noot 6 op pag. 38, deel II en noot 2 op pag. 49. Middelerwijl gaat Robespierre, gelijk wij bij voortduring zien, weinig naar de Conventie, in het geheel niet naar het comité, en spreekt niet dau tot zijn Jacobijnsch hoogerhuis, omringd van zijne lijfwacht van tappe-durs. Sedert veertien dagen — immers het is nu ver in Juli — heeft hij zich niet in liet comité laten zien, kan daar slechts werken door middel van zijne «drie laffe schurken,"(1) en de verschrikking, die hem omgeeft. De Onomkoopbare houdt zich afgezonderd, of men ziet hem op eenzame plaatsen wandelen, met een diepzinnig gelaat, sommigen zeggen, inet roodgezwollen oogen, (2) een teeken van de bitterste gal; de ellendigste zeegroene chimère, die in die Julimaand op aarde wandelde. O rampzalige chimère, want gij hadt een leven, en een hart van vleesch, wat is dit waartoe de stugge goden, die u steeds glimlachend schenen, u leidden en lieten komen! Zijt gij niet dezelfde, die weinige jaren geleden een veelbelovend jong advocaat waart, en die uw rechterspost te Ar ras opgaaft, veeleer dan een mensch ter dood te veroordeelen. (3) Welke mogen wel zijne gedachten geweest zijn? Zijne plannen, om de verschrikking te doen ophouden? Men weet het niet. Wij treffen slechts donkere sporen aan van eene akkerwet, hooren van een zegevierend sansculottisme, dat landeigenaar wordt, van onze soldaten, die in nationale woningen, in hospitaal-paleizen van Chamford en Chantilly wonen, van een vrede, door overwinning verkregen, van wonden door het feest van het htre Suprème genezen, — en zoo geraakt men door stroomen bloeds, tot gelijkheid, matigheid, gelukkige arbeidzaamheid, broederschap en eene republiek van deugden. Zalige oever van zulk een zee van aristocratenbloed; maar hoe zal men er landen" ""og slechts door ééne enkele laatste gulf: door liet bloed van verdorven sansculotten, van verraderlijke of halfverraderlijke leden van de Conventie, van weerbarstige Talliens; Billauds, voor wie men door het Etre Suprème vervelend, door de apokalvptische oude vrouw bespottelijk geworden is! — Zoo wandelt hij, die arme Robespierre, gelijk een zeegroen spook, door de bloeiende Julidreven, slechts donkere sporen van zijne plannen achterlatende. Maar wat zijne plannen en gedachten werkelijk waren, zal men wel nimmer te weten komen. Er worden, naar het heet, nieuwe katacomben voor eene ontzaglijke, gelijktijdige slachting gegraven. De Conventie zal tot op de rechte hoogte door den generaal IIenriot (4) en compagnie neergesabeld worden; hot Jacobijnsche hoogerhuis wordt heerschend en Robespierre dictator. (5) Er is werkelijk, of voorgewend, eene lijst opgemaakt, waarop de kapper een oog geslagen heeft, toen hij des Onomkoopbaren lokken friseerde. Iedereen vraagt zich zei ven: Ben ik liet? Ja, wanneer men de overlevering en het gerucht eener anecdote gelooven mag, dan vond er op zekeren liecten dag een merkwaardige lieeren-maaltijd bij Barrère plaats. Want geloof het vrij, o lezer! Barrkre en anderen gaven gastmalen en hadden hun buiten te Clichy, waar het niet aan smaak, weelde en luisterrijke vermaken ontbrak. (6) Maar bij het maal waarvan wij nu spreken — zegt men — trokken alle gasten, daar het zulk een heete dag was, hunne rokken uit en lieten ze in de voorkamer liggen. Carnot (7) sloop daarop naar buiten, doorsnuffelde Robespierre s zak, vond eene lijst van veertig personen, onder deze zijn eigen naam — en bleef dien dag niet bij het wijnglas zitten. Gij moet u roeren, o vrienden, trage moeraskikkers! (8) die gezwegen hebt, sedert het Girondisme onderging, juist gij (1) Zie pag. 279. (2) Deux amis, XII. 347—373. (3) Zie pag. 176, deel I. (4) Zie noot 1 op pag. 164. (5) Deux amis, XII, 350—358. (6) Zie Vii.atk. (7) Zie noot 1 op pag. 212, deel II (8) Het Moeras of le Marais vormden de gematigde leden der Conventie, die hunne zitplaatsen beneden in de zaal hadden. moet thans kwaken of sterven. Er worden beraadslagingen gehouden met woorden en wenken, des nachts, geheimzinnig gelijk de dood. Sluipt daar niet Maximiliaan gelijk eene kat, uiaar nog stil, met groene roodgezwollen oogen, gekromden rug en borstelig haar rond? De driftige Tallien met zijn driftig bloed en vermetele tong, die is het die de kat de bel zal aanbinden. Bepaalt zoo spoedig mogelijk een dag, of gij zijt allen verloren! Ziet, nog vóór den bepaalden dag, den 8"'°" Thermidor of 26sten Juli 1794, verschijnt Robespeirre zelf weer in de Cmventie en beklimt het spreekgestoelte! Het galachtig gelaat is in eene nog donkerder wolk gehuld; het is te denken dat Tallien en Bourdon met belangstelling luisterden. Het is eene stem, van welke dood en leven afhangt. Langgerekt, onwelluidend, gelijk het gekras van een uil, klinkt die profetische stem: ontaarding van den republikeinschen geest, een verdorven moderantisme, de comités van de S ure té, zelfs het Saint public besmet, afvalligen hier en afvalligen daar; ik, Maximiliaan, alleen onomkoopbaar gebleven, gereed om op den eersten wenk te sterven. En welke zijn de middelen hiertegen? De guillotine, nieuwe kracht van de alles genezende guillotine, dood aan de verraders van iedere kleur! (1) Zoo zingt de profetische stem in den klankbodem van de Conventie. Het is het oude lied; maar, o hemel, heeft de klankbodem heden opgehouden te weergalmen ? Daar is geen weerklank in de Conventie, slechts ademlooze stilte, of bedenkelijke wanklanken. Lecointre, onr" oude lakenkooper van Versailles, (2) houdt in dezen neteligen toestand niets voor zoo veilig, als op te staan en volgens ouder gewoonte — «arglistig" of niet — het voorstel te doen, dat Robespierre's redevoering -gedrukt en naar de departementen verzonden worde.' Luistert, steeds nieuwe wanklanken. Eerwaarde leden aarzelen; leden van het comité, in de redevoering betrokken, dissoneeren, verlangen dat "het drukken uitgesteld worde.' Al luider en luider worden de wanklanken; de uitgever Fréron vraagt zelfs: «wat er in de Conventie van de vrijheid van gevoelen geworden is?'' Het voorstel tot drukken en verzenden, dat doorgegaan was, wordt herroepen. Groener dan ooit, moet Robespierre teleurgesteld het veld ruimen, wèl inziende dat dit muiterij is en het kwaad nadert. (3) Bij alle ondernemingen is de muiterij eene der noodlottigste zaken, iets zoo onberekenbaars, zoo snel-vreeselijks, dat men het niet met vrees bestrijden mag. Maar bovenal muiterij in eene Robespierresche Conventie is als het vuur dat men in de kruitkamer van een schip ziet smeulen! Een stouten sprong er heen, en nog kan het gedempt worden, — draal .één oogenblik, en schip en kapitein, lading en manschap worden verre voort geslingerd, en de scheepsreis heeft eensklaps een einde genomen tusschen zee en hemel! Indien Robkspikrre nog dezen nacht met Henriot en compagnie tusschenbeide komt, kan hij en het sansculottisme zich wellicht nog — een tijdlang — staande houden; zoo niet. dan is hij waarschijnlijk verloren. Toen de bekende oproerige sergeant voor het front trad, en in gebaren en woorden zijne grieven begon op te sommen als de woordvoerder van duizenden die stonden te wachten, zag Oli vier Cromwell (4) met zijne bliksemende oogen terstond den stand van zaken in, trok eene pistool uit zijn gordel en schoot den oproerling en het oproer ter neer. Nou. was er de man naar. (1) Zie zijne rede bij Dulaure, III, 242 en volgende. (2) Zie pag. 169. doel I. (3i Lees het onstuimige der zitting en de redevoeringen van Tallien, Bourdon de 1 Oise, \ adier Billaud-Varennes, Cambon en anderen bij Dulaure, III, 247—250. (4) Do bekende Protector van Groot-Brittannië '1053—58). Rohespierre daarentegen sluipt des avonds naar zijn Jacobijnsch hoogerhuis, ontwikkelt hier, in stede van een doeltreffend besluit te nemen, een tafereel van zijne rampen, zijne ongewone deugden, onomkoopbaarheid; en spreekt in de tweede plaats over zijne verongelukte redevoering, leest die nog eenmaal voor, en verklaart, dat hij bereid is om op den eersten wenk te sterven. Gij zult niet sterven! roept het Jacobinisme uit duizend kelen. * Rohespierre! ik zal den gifbeker met u drinken," roept de schilder David, -Je bob-ai la ciguë avec toi," iets dat niet in werkelijkheid is te doen, maar dat in het vuur des oogenbliks zeker gezegd kan worden. '*nze Jacobijnsche klankbodem geeft dus weerklank! Hemelhooge toejuichingen begroeten de verongelukte redevoering, de gelaatstrekken van alle Jacobijnen vlammen ■\an gloeiende woede; de opstand is een heilige plicht, de Conventie moet gezuiverd worden. Souverein volk onder Henriot en den gemeenteraad, wij willen er een tweeden Juni van maken; naar uwe tenten, o Israël! Op dien trant huilt het Jacobinisme, en uit volslagen oproerkreten. Tai.i.ien en de geheele oppositie mogen zich uit de voeten maken. Collot d'Herbois, hoewel lid van het Salut, en eerst onlangs bijna vermoord, wordt nu uitgestooten, gehoond en is blijde dat hij er het leven afbrengt, loen hij geheel ontsteld de comité kamer van het .S'alut binnentrad, vond hij hier onder de overigen ook den slinkschen, somberen St. Just, die hem op de hem eigene slinksche manier vroeg: «Wat heeft er bij de Jacobijnen plaats?" '•Wat daar plaats heeft?" herhaalt Collot in de uiterste, ongeveinsde woede, «wat daar plaats heeft? Niets dan oproer en gruwelen. Gij staat ons naar het leven, maar gij zult het niet hebben!' St. Just, op die heftige taal, stottert eenige woorden, neemt zijn hoed en verwijdert zich. Het rapport waarvan hij gesproken heeft, een rapport over den toestand der republiek in het algemeen, dat morgen in de Conventie voorgelezen zal worden, kan hij hun op het oogenblik wel niet voorleggen, want een vriend heeft het, maar hij, St. Just, zal het halen en het zenden, zoodra hij te huis is. Te huis gekomen, zendt hij liet niet, maar laat weten, dat hij het niet wil zenden, en dat men het morgen van de tribune zal hooren. Ieder volge dus eenen welbekenden raad, «bidde den hemel, en houde zijn kruit droog! Parijs zal morgen iets zien. Snelle boden vliegen den geheelen nacht door, flauw of niet zichtbaar van de Süreté en het Salut, van de eene vergadering naar de andere, van het moedergenootschap naar het Stadhuis. Kan er wel slaap neerdalen op de oogen van Tai.lien, Fréron en Collot? De machtige Henriot, de maire Fleuriot, de rechter Coffinhal, (1) de procureur Payan, Rohespierre en alle Jacobijnen maken zich gereed. ZEVENDE HOOFDSTl' K. Val van Rohespierre. Talliens oogen straalden van vreugde, toen hij des morgens om negen uur, den 9llen Thermidor, zag dat de Conventie werkelijk vergaderd was. Parijs is in (1) Jean Baptiste Coffinhal (1754—1704), geboren te Aurillac uit ceno nette familie, was een ijverig revolutionnair; hij was vice-president van het tribunal révolutionnaire. Hij werd IS Thermidor (5 Augustus 1794) geguillotineerd. opschudding; maar hier is men ten minste in een wettige Conventie vergaderd; men werd niet in massa gegrepen, niet bij de deur met een somber halt! begroet. »Allous, wakkere mannen van de vlakte! — onlangs nog moeraskikvorschen" — zoo riep Tallien met een handzwaai, toen hij binnenkwam. Reeds doet zich de klinkende stem van Sr. Jist van de tribune hooren, en het spel der spelen is begonnen. Jean Lambkut Tallien. St. Just leest werkelijk zijn rapport voor; de groene wraak in de gedaante van Robespierre, houdt in de nabijheid de wacht. Maar ziet, St. Just heeft nog maar weinig zinsneden gelezen, daar ontstaan storingen met snel crescendo, daar rijst Tallien op en Billacd, en deze en gene rijst op, en Tallien ten tweeden inale met «Je woorden: «Burgers, gisteren nacht sidderde ik voor de republiek bij de Jacobijnen. Ik zeide bij mij zeiven, indien de Conventie het niet waagt den tyran neer te vellen, dan waag ik het zelf, en nu wil ik het doen, indien het zoo zijn moet.' Zoo sprak hij en trok een blankgeslepen dolk en zwaaide dien; het staal van Brutus, gelijk wij het noemen. Daarop volgt een algemeen gebrul en gezwaai onder den onstuimigen kreet van: «Tyrannie! dictator! driemanschap!" En leden van het Salut leveren beschuldigingen in, en allen doen zulks, en tieren en roepen onstuimig. En St. Just staat daar bewegingloos, bleek van schrik; Couthon jammert "Drieman" met een blik op zijne verlamde beenen. Robespierre poogt te spreken, maar de bel van den president Tiiuriot belet het hem; intusschen raast de zaal tegen hem gelijk een Eolushol; en Robkspierre beklimt de tribune en klimt weer af, van woede, schrik en wanhoop schier stikkende, en de muiterij is de orde van den dag.(1) O president Tiiuriot, gij die kiezer Tiiuriot waart en van de tinnen der Basti/Ie (2) St. Antoine zaagt toestroomen gelijk de golfslag des oceaans, en sedert veel gezien hebt, zaagt gij ooit iets dergelijks? Bij het dolle geraas hoort men nauwelijks het schellen uwer bel, waarmede gij Robespierre het zwijgen oplegt. «President van moordenaars," schreeuwt Robespierre, «ik verlang voor de laatste maal het woord van u!' Hij kan het niet hebben. «Tot u, o deugdzame mannen van de vlakte," roept hij, toen hij een oogenblik gehoor verkrijgt, «tot u wend ik mij." De deugdzame mannen der vlakte blijven stom als steenen. En Tiiuriot's bel klinkt, en de zaal raast als een Eolushol. Robespierre's schuimende lippen zijn blauw geworden, en de droge tong kleeft aan het verhemelte. «Het bloed van Danton verstikt hem!' roept men. «Beschuldiging, decreet van beschuldiging!" Tiiuriot stelt snel de vraag voor. De beschuldiging gaat door, de onomkoopbare MaximilIaan wordt in staat van beschuldiging gesteld. «Ik begeer het lot van mijn broeder te deelen, gelijk ik er naar gestreefd heb zijne deugden te deelen!" roept Augustin, de jonge Robespierre (3); ook Augustin wordt in staat van beschuldiging gesteld. En Couthon en St. Just en Lebas, zij allen worden in staat van beschuldiging gesteld, en naar buiten gesleept, niet zonder moeite, daar de oppassers van vrees nauwelijks durfden gehoorzamen. Driemanschap en compagnie worden naar buiten gesleept in de comité-kamer van het Salut, de tong kleeft hun aan het verhemelte. Er blijft slechts nog over, het stadsbestuur uit te noodigen den kommandant Henriot af te zetten en in verzekerde bew aring te nemen, eenige formaliteiten te regelen en de offers aan Tinville te overhandigen. Het is middag; het Eolushol heeft zich ontlast, blaast nu, zegevierend, welluidend, gelijk één onweerstaanbare wind. Is dan nu de zaak afgedaan? Men waant het, en toch is het niet zoo. Ongelukkig is slechts het eerste bedrijf geëindigd, drie of vier bedrijven moeten nog komen, en eene onzekere katastrophe! Eene ontzaglijke stad is vol verwarring, zevenhonderdduizend menschelijke hoofden, van welke niet één weet wat zijn buurman doet, ja niet eens wat hij zelf doet. Ziet dus, tegen drie uur des namiddags, den kommandant Henriot, hoe hij, in stede van afgezet en in de gevangenis te zitten, aan het hoofd van stads-gensdarmes langs de kaden galoppeert, en «verscheiden menschen overhoop rijdt!" Want het Stadhuis houdt beraadslagingen in openlijken opstand; (4) de barrières moeten gesloten fl) Moniteur, No. 311, 318. Débats, IV, 421—442. Deux amis, XIII 390—411. Ook Dulaure III 250—260 en Mignet. (2) Zie pag. 232, deel I. (3) Zie noot 3 op pag 198. (4) Door den gemeenteraad was een adres gericht tot liet volk van Parijs, waarin de deugden van Robespierre, Saint-Just, Lebas, Couthon en Robespierre le Jeune grootelijks werden verheerlijkt en daarentegen Amar, Dubarran, Collot d'Herbois, Bourdon de 1'Oise en Barrère aan de kaak werden gesteld. Het adres is te vinden bij Dulaure, III, 262, 263. worden, geen cipier mag heden een gevangene toelaten - en Henriot galoppeert n de Tuilerieën om Robespierre te verlossen. Een jong burger die op de kade de la Ferraillerie met zijne vrouw wandelt, roept luide: „Gendarmes! de man is uw kommandant niet, hij ligt onder arrest." De gendarmes slaan den jongen burger met het Plllt ZdffvoTksteïegenwoordigers (gelijk Merlin van Thionville) (2) die hem aanspreken laat deze machtige Henriot in wachthuizen werpen. Hij vliegt naar de comitekam'er in de Tuilerieën „om met Robespierre te spreken; met moeite en terwijl e bedienden en gendarmes van de Tuilerieën ernstig dreigen en de sabel trekken, maakt men zich meester van Henriot, haalt zijne gendarmes over om niet te vechten, stop Robespierre en compagnie in huurrijtuigen en zendt ze onder bedekking naai he Lu cembourg en naar andere gevangenissen. Is dat dan het einde? Mag de uitgeputte Conventie thans, nu het „bijna vijf uur" is, niet verdaagd worden, om een weinig uit te rusten en iets te nuttigen? . . , De uitgeputte Conventie doet het en heeft er berouw van. Het einde was nog n et gekomen, slechts het einde van het tweede bedrijf. Luister! terwij de uitgeputte Conventie aan den maaltijd zit, dreunt de stormklok van alle torens, roffelen de trommen in den zomeravond. De rechter Coffinhal, (3) rent met nieuwe Tuilerieën om Henriot uit de comité-kamer te bevrijden, en bevrijdt hem werkelij . De machtige Henriot springt te paard, houdt eene toespraak tot de gendarmes Tuilerieën, verleidt ook deze en draaft met hen naar het Stadhuis, bnongelu k g Robespierre niet in de gevangenis; de cipier toonde zijne order van de Municipaliteit, mocht op straffe des doods geen gevangene binnen laten; Robespierre en de zijnen zij in hunne huurrijtuigen, te midden van de grootste verwarring en gedraaf van onzekere gendarmen, weibehouden op het Stadhuis aangekomen! Daar zitten nu Robespierre en compagnie, door stadsraden en Jacobijnen omhelsd, in het heilige recht des opstan s, stellen proclamaties op, (4) luiden de stormklok en corresponderen met sectien en moedergenootschap. Is hier niet genoeg voor het derde bedrijf van een natuu? lijk Grieksch drama, de ontknooping onzekerder dan ooit? , r De Conventie snelt in de schemering haastig weer bijeen de pressent Collot want hij bekleedt den voorzitterstoel, treedt met groote schreden en een bleek gelaat binnen, zet den hoed op en zegt met eene plechtige stem: „Burgers . gewapende schurken hebben zich van het comité-vertrek meester gemaakt. Het uur P on/en nost te sterven!" (5) «Oui," antwoorden allen. „Wij zweren het. Ditmaal is het geene ijdele grootspraak, maar eene treurige noodzakelijkheid; indien men niet op zhnen post blijft, is de dood gewis niet te ontgaan. Robespierre, Henriot en het Stadsbestuur torden dus onverwijld veor rebellen verklaard en buiten de wet (hors la loi) -esteld. Nog meer, men benoemt B.yrras tot commandant van de gewapende mi.?, (6) zendt leden-afgevaardigden naar alle sectiën en kwartieren om te prediken en troepen te heffen; men wil ten minste in volle rusting sterven. ln;,fprt Wat razende verwarring in de stad, men rijdt en rent, geeft bericht en luistert de ure is blijkbaar in barensnood — het kind kan men geen naam geven, voordat (1) Précis des évênements ,lu neuf Thermidor, par C. A. Mèda, ancien gendarme Parijs 1825, (2) Zie noot 1 op pag. 213, deel II. (3) Zie noot 1 op pag. 302. , , n ^cremeene raad der Commune proclameert den 4 De Commune nam het Ogende bes luit. -Dl Wlllen doen omkomen." Verder opstand tegen de onderdrukkers \an liet volk, JJ vau dien van io Augustus; de Jacobijnen werden de leden van den raad *®rme®rderddcommi,sarissen werden uitgezonden om versterking te werden uitgenoodigd versterkingen te zenden, comi , halen, de stormklok werd geluid en de barrières werden gesloten. (5) Vergelijk Dulaure, III, 267. of«.Vaardiffden• Féraud, Fréron, Rovère, Delmas, (6; Bovendien werden hem toegevoegd de afge g , Goupilleau de Fontenay Bollet, L.'onard Bourdon, Bourdon de lOise, lieaupre, 0 •en Huguet. III geboren is. De arme gevangenen in het Luxembourg liooren de opschudding en sidderen voor een nieuwen September. Zij zien dat men hun van daken en uit vensters teekens geeft, blijkbaar teekens van hoop, en kunnen volstrekt niet gissen wat zulks beteekent. (1) Intusschen ontwaren wij, dat de doodskarren als naar gewoonte tegen den avond Zuid-Oostelijk door St. Antoine naar de barrière du Tröne rijden. Het harde hart van St. Antoine begint te verteederen. St. Antoine omringt de karren en roept: het zal niet gebeuren. Hemel, waarom zou het! Henriot en de gensdarmes, die daar de straat zuiveren, brullen met zwaaiende sabels: het moet gebeuren. Laat dan uwe hoop varen, arme veroordeelden ! Ue karren rollen voort. In deze rij van karren moeten wij overigens nog op twee dingen letten: een merkwaardig persoon, en het ontbreken van een merkwaardig persoon. De merkwaardige persoon is de luitenant-generaal Loiserolles, een edelman van geboorte en hart, die hier zijn leven voor zijn zoon laat. Toen hij eergisteren avond in de gevangenis van St. Antoine wil de veroordeelden bevrijden. St. Lazare naar het traliehek snelde om de doodenlijst te hooren aflezen, werd de naam \an zijn zoon afgeroepen. Zijn zoon sliep op dat oogenblik. >• Ik ben Loiserolles," riep de oude man; voor Tinvii.i.e's rechtbank toch beteekent eene vergissing in den voornaam weinig; men maakte niet veel tegenwerping. De merkwaardige persoon daarentegen, die ontbreekt, is de afgevaardigde Paine! (2) Paine verkwijnde sedert Januari in het Luxembourg, en scheen vergeten, maar Tinville heeft hem eindelijk gevonden. De cipier, met de lijst in de hand, teekent met een stuk krijt van buiten de deuren van de fournée van morgen. De deur van Paine stond toevallig open, tegen den muur gekeerd, de cipier teekende aan den kant, die voor hem was, en ging verder: een andere cipier kwam en sloot haar, en daar er nu geen teeken van krijt te zien was, ging de fournée zonder Paine heen. Paine's leven eindigde hier nog niel. 1) Mémoires sur les prisons, II, 277 (2) Zie noot 2 op pag. 33, deel II. Het vijfde bedrijf van dit natuurlijke Grieksche drama met zijne natuurlijke eenheden kunnen wij slechts in ruwe trekken schilderen op de w'ijze als die schilder der Oudheid in wanhoop het schuim schilderde. Want gedurende dezen gezegenden Juli-nacht heerscht er eene geweldige opschudding, zeer groote verwarring van marcheerende troepen, van sectiën, die her-, en van sectiën die derwaarts trekken; van afgevaardigde leden, die proclamatiën voorlezen bij toortslicht. De afgevaardigde Legendre, die ergens troepen verzameld heeft, jaagt de Jacobijnen uiteen en werpt hunne sleutels op de tafel van de Conventie. -Ik heb hunne deur gesloten, de deugd zal ze weer openen." Parijs is als 't ware in opstand tegen zich zelf, en rent in den duisteren nacht verward dooreen, als de golfstrooming van den oceaan, . .• 'rfjhi'-imnmüinfimiiiiiiiiiiiif Opoffering van Loiserolles. een monster-draaikolk. Hier houdt de Conventie, ginds het stadsbestuur permanente zitting. De arme gevangenen hooren het stormluiden en het alarm, en verdiepen zich in gissingen omtrent de beteekenis der oogen schijn lijk hoopvolle teekens. Ten drie uur des morgens zijn de weerzijdsche strijdkrachten handgemeen geworden. De gewapende macht van Henriot houdt het Grèveptein bezet, en thans komen de troepen, die Barras in haast bijeengebracht heeft; men plaatst zich tegenover elkaar, kanonnen tegen kanonnen. Burgers! roept de stem der voorzichtigheid luide genoeg, alvorens het tot bloedvergieten, tot eindeloozen burgeroorlog kome, hoort het besluit van de Conventie: „Bobespierre en alle rebellen zyn buiten de wet gesteld!" Buiten de wet gesteld? Dat woord klinkt vreesehjk. Ongewapende burgers verstrooien zich snel en gaan naar huis. De kanonniers van den gemeenteraad maken eensklaps gezamenlijk rechtsomkeert en plaatsen zich met eenparig gejuich aan de zijde van de Conventie. Op dit gejuich gaat Henriot naar beneden, naar 't heet, tamelijk beschonken, vindt het Grèveplein ledig, de trompen der kanonnen tegen hem gericht, kortom ziet — dat de ontknooping gekomen is! Weer binnen strompelende roept de beschonken Henriot: «Alles is verloren!" nMisérable, door u is het verloren!" roept men hem toe, (1) en werpt hem — of hij werpt zich zelf — uit het venster, diep genoeg naar beneden op muurwerk, in afzichtelijke modderpoelen, niet in den dood, maar erger. Augustin Rokespierre volgt hem en ondergaat hetzelfde lot. St. Just, zegt men, (2) riep Lebas op om Robespierre gewond. hem te dooden, maar deze wilde niet. (3) Couthon kroop onder eene tafel, beproefde zich te dooden, maar deed het niet. Toen men in de kamer kwam, vond men alles zoo goed als gereed. Er bleef niets te doen over, dan hen gevangen te nemen. Robespierre zat op een stoel met het onderste kakebeen, niet het hoofd, door een pistool verbrijzeld: de hand van den zelfmoordenaar had gemist. (4) Met vluggen ijver, niet zonder moeite, verzamelt men de verminkte samenzweerders, vischt zelfs Henriot en Augustin weer op, bloedig en misvormd; laadt ze ruw genoeg op eene (1) Naar men wil, deed dit Coffinhal. (2) Volgens verklaring van den coneierge Bochard, te vinden bij Dulaure, III, 27S. (3) Daarentegen doodde Lebas zichzelven. l4i Méda, pag. 384. (Méda beweert dat hij het was, die Robespierre met oneindigen moed, hoewel op linkselie wijze, neerschoot. Mkda werd voor zijn dienst in dezen nacht verhoogd en stierf als generaal en baron. Weinigen geloofden Méda in hetgeen buitendien ongelooflijk was.) Ook Dulaure, III, 277 geeft de lezing van de poging van zelfmoord van Robespierre. kar en brengt ze vóór zonsopgang veilig achter slot en grendel, onder gejuich en omarmingen. ^ bedekking) die jiem naar de gevangenis zou brengen, zich gereed maakte, lag Robespierre in eene voorkamer van de Conventiezaal, zijn verbrijzeld kakebeen op eene ruwe wijze met bebloed linnen verbonden; een bejammerenswaardig gezicht. Daar ligt hij op een tafel uitgestrekt, met eene doos tot hoofdkussen, terwijl hij met zijne hand nog de kolf van de pistool krampachtig vasthoudt. Men beschimpt hem, hoont hem; zijne oogen geven nog blijken van bewustzijn luj spreekt «een woord. Hij had den hemelsblauwen rok aan, dien hij voor liet leest van het Etre Suprème had laten maken — o lezer, is uw harde hart tegen zoo i. ■ i ii l ll'l Terechtstelling van Robespierre en de zijnen, op 10 Thermidor, Jaar II (28 Juli 1794). iets bestand? — zijne broek was van nankin, de kousen tot op de enkels neergevallen. Hij sprak geen woord meer op deze wereld. En zoo wordt de zegevierende Conventie des morgens ten zes ure verdaagd. Die tijding vliegt als op gouden vleugels door Parijs, dringt de gevangenissen binnen, en doet de gezichten van degenen stralen, die op het punt stonden \an oi te komen; cipiers en moutons, van hunne hoogte gevallen, staan stom en verlegen. Het is de 2Sste Juli of 10de Thermidor van het jaar 1794. Fouquier behoeft nog maar te identificeeren, daar zijne gevangenen rec< s buiten de wet gesteld zijn. Ten vier ure des namiddags warende stratenvani^ stampvol gelijk nog nimmer te voren. Van het Palais de Justice tot aan de Place de la rëvolution - want ditmaal gaan de karren weer daarheen - ^as het eene dichte golvende menigte, alle vensters zijn volgepropt, zelfs op de daken wemelt het van nieuwsgierigen, in zonderlinge blijdschap. De doodenkarren met haar bonte baksel van buiten de wet gestelden, in het geheel drieëntwintig, van Maximiliaan af tot den maire Fleuriot en Simon den schoenmaker toe, rollen voort. Aller oogen vestigen zich op de kar waarop Robespierre, het kakebeen in vuil linnen gewikkeld, met zijnen halfdooden broeder en den halfdooden Henriot, verminkt, ligt, terwijl hun lijden van zeventien uren nu weldra zal eindigen. De gendarmen richten hunne sabels op hem, om aan het volk te toonen wie het is. Eene vrouw springt op de kar, klemt zich met de eene hand vast, zwaait de andere gelijk eene sybille en roept: «Uw dood maakt mij dronken van vreugde (m'enivre de joié)." Robespierre opent de oogen. »Scélerat, vaar ter helle, beladen met de vervloekingen van alle vrouwen en moeders!" Aan den voet van het schavot strekte men hem op den grond uit, totdat de beurt aan hem zou komen. Toen men hem opbeurde, opende hij de oogen weer, en zag de bloedige bijl. Samson rukte hem zijn rok af, scheurde het bebloede verband van zijn kakebeen, waarop het kakebeen machteloos neerviel; hij barstte in een gil uit, afgrijselijk om te zien en te hooren. Samson, gij kunt niet snel genoeg zijn. Toen zijn hoofd viel, brak het volk in een luid jubelgeschreeuw uit. Een jubelgeschreeuw, dat zich niet slechts over Parijs uitstrekte, maar over Frankrijk, over Europa] en dat klinkt tot op den huidigen dag. Verdiend en ook niet verdiend. O ongelukkige advocaat van Arras, waart gij slechter dan andere advocaten? Een strenger man, volgens zijne formule, zijn credo, zijn geleuter van rechtschapenheid, welwillendheid, genoegens van de deugd en dies meer, leefde er in dien tijd niet. Een man, als geschapen om in een gelukkiger, rustiger tijdvak een dier onomkoopbare, drooge modelfiguren te worden, en marmeren gedenkteekens en lijkredenen te hebben. Zijn arme huisheer, de schrijnwerker in de straat Si. Honoré, beminde hem, en zijn broeder stierf voor hem. Moge God hem genadig zijn en ons! Dat is het einde van het Schrikbewind, nieuwe roemrijke revolutie genaamd van Thermidor, van den 9lien Thermidor van het jaar Twee, hetgeen, in den ouden slavenstijl overgebracht, den 27sten Juli 1794 beteekent. De verschrikking is ten einde, en met haar de dood op de Place de la révolution, zoodra slechts "Robespierre's staart" ter dood gebracht is, een dienst, dien Fouquier snel en in groote baksels verricht. ZEVENDE BOEK. VEN DÉMIAIR E. EERSTE HOOFDSTUK. Verval van het Sansculottisme. Hoe weinig vermoedde men dat dit het einde was, niet slechts van Robespierre, maar van liet omwentelingsstelsel zelf! Het minst van allen vermoedden zulks de mannen van het comité, (1) die zich met geen ander doel verzet hadden, dan om de nationale wedergeboorte voort te zetten, met hunne eigene hoofden op de schouders. En toch was het werkelijk zoo. De onbeduidende steen, dien zij uitgestooten hadden, hoe onbeduidend hij in andere opzichten ook zijn mocht, bleek de sluitsteen geweest te zijn; het geheele wulfsel en gebouw van het sansculottisme begon zich te ontbinden, te kraken, te bersten en stortte met aanmerkelijke snelheid ineen, slag op slag, totdat de afgrond het geheel verzwolgen had en het sansculottisme van deze wereld verdween. Want hoe nietig Robespierre op zich zeiven ook zijn mocht, zijn dood was toch een teeken, waarop eene groote menigte menschen, tot nog toe van schrik verstomd, uit hunne schuilplaatsen te voorschijn traden en elkaar als het ware zagen, zagen hoe talrijk zij waren, en begonnen te spreken en te klagen. Bij duizenden, ja bij millioenen zijn zij te tellen, die gruwzaam onrecht leden. De klacht dezer menigte wordt hoe langer zoo luider, wordt ten laatste een algemecne storm van wat men openbare meening noemt. Camille had een ..comité van genade" (2) begeerd, en kon het niet verkrijgen, maar nu vormt zich als het ware de geheele natie tot een comité van genade: immers de natie heeft de proef genomen van het sansculottisme en is er verzadigd van. Macht deiopenbare meening! Wat koning of Conventie kan haar weerstaan? Te vergeefs verzet men zich er tegen: wat men heden als ..lasterlijk" verwerpt, doet zich morgen in zegepraal als ..waar" gelden: goden en menschen hebben verklaard dat het sansculottisme niet langer kan bestaan. Het sansculottisme heeft zich op dien avond van den 9de" Thermidor de onderkaak verbrijzeld en ligt nu stuiptrekkende op den grond, om nooit weer op te staan. Wat wij gedurende de eerstvolgende vijftien maanden zien, kunnen wij den doodsstrijd van het sansculottisme noemen. Het sansculottisme, de regeeringloosheid naar het evangelie van Jean-Jacques, dat thans diep genoeg dooigedioiigen is, moet ondergaan in een nieuw merkwaardig stelsel van culottisme en van orde. Want orde is voor eiken menscli onontbeerlijk, orde, al ware zij slechts op liet aloude oorspronkelijke evangelie des gewelds, met den schepter in de gedaante van een hamer, gegrondvest! Dat er regel, dat er orde zij, roepen alle ll) Van nu af be"on de strijd tusschen de partij der Comités (de salut jublii- en de sureu''génerale) en de Thermidor'party. die haar grootste.. steun had bij de meerdoiheid der Conve'itie, t.Twijl de eerste niet meer bouwen kon op den gemeenteraad, van wien ,2 leden Hobespieire op het schavot gevolgd hadden. Vergelijk hierover Mignet. (2) Zie pag. 273. ■ III menschen, al ware het die van den sergeant-drilmeester! Beter de gedisciplineerde bajonet, dan de ongedisciplineerde guillotine, onberekenbaar gelijk de wind! Hoe het sansculottisme, zich in doodssmarten wringende, twee- ja zelfs driemaal beproefde zicli weer op te richten, maar terstond weer neergeveld werd, en eindelijk den laatsten adezn uitblies en zich niet meer verroerde, dat moeten wij thans nog op behoorlijken afstand en met behoorlijke beknoptheid beschouwen, en dan, o lezer! moed, ik zie land! Twee van de eerste handelingen van de Conventie, zeer natuurlijke handelingen voor baar na dezen Thermidor, moeten wij hier bijzonder vermelden. De eerste is de vernieuwing van de besturende comités. Zoowel in de Süreté générale Invrijheidstelling van de verdachten. als in het Salut public moeten de door de guillotine veroorzaakte gapingen noodzakelijk aangevuld worden; men doet zulks natuurlijk met Tallien's, Fréron's, de zegevierende helden van Thermidor. Nog doelmatiger wordt er bepaald, dat de comités van nu aan, zoo als de wet bepaalt, niet slechts in naam, maar in der daad van tijd tot tijd vernieuwd en veranderd zullen worden; het vierde gedeelte treedt maandelijks af. (1) De Conventie wil niet langer zuchten onder de dwingelandij van de comités, onder den schrik voor den dood, maar een vrije Conventie zijn, vrij haar eigen oordeel en de macht der openbare meening volgen. Niet minder (l1 In het comité de salut public werden o. a. gekozen Tallien, Bréard, Eschasseriaux, Treilhard, Thuriot, Laloi. Bovendien werden de beide comités meer onafhankelijk van elkaar gemaakt; aan het »Salut" werden de militaire en diplomatieke zaken, aan de «Sureté" werd de hooge politie opgedragen. Collot dHerbois en Billaud-Varennes namen spoedig hun ontslag als leden van het «Salut, te-wijl Barre re door het lot er uitviel. natuurlijk is de verordening, dat gevangenen en personen, die onder beschuldiging staan, het recht zullen hebben eene acte van beschuldiging te eischen, om duidelijk te weten waarvan zij beschuldigd worden. Zeer natuurlijke handelingen, de voorloopers van honderde even natuurlijke. Want nu is het met Fouquier's handwerk, geboeid als het is door acte van beschuldiging en wettige bewijzen, zoo goed als gedaan, en het is alleen nog van kracht voor Robespierre's staart. De gevangenissen leveren hare verdachten uit, en ontslaan ze al sneller en sneller. De comités zien zich door de vrienden der gevangenen sis belegerd en klagen dat men hen in hun werk stoort. Het blad is gekeerd: gevangenen stroomen naar buiten, cipiers, moutons en Robespierre's staart gaan nu daarheen, werwaarts zij anderen plachten te zenden. De honderd en tweeëndertig republikeinen van Nantes, die wij in kluisters zagen marcheeren, (1) zijn aangekomen, tot op vierennegentig weggesmolten, zooveel zijn er op reis omgekomen. Zij komen aan en ontwaren dat zij eensklaps van beschuldigden beschuldigers zijn geworden. Hun proces voert tot vrijspraak en meer. Gelijk eene bazuin klinkt hun getuigenis wijd en zijd tegen de gruwelen van het schrikbewind, negentien dagen lang met plechtigheid en openbaarheid. De vertegenwoordiger Carrier, Marat's compagnie, noyaden, republikeinsche huwelijken, allen en alles wat in 'de duisternis geschied is, komt thans aan het daglicht. De stem dezer arme uit den dood verrezene republikeinen is helder, en journalen en redevoeringen en een algemeen comité van genade doen haar luide genoeg in aller ooren en harten weergalmen. Er komt eene deputatie van Arms met klachten over de gruwelen van den vertegenwoordiger Lebon. (2) De getemde Conventie bemint het eigen leven; maar wat baat zulks? De vertegenwoordiger Lebon en de vertegenwoordiger Carrier (3) moeten naar het revolutionnair tribunaal gaan, men moge tegenspartelen en uitstel zoeken zoo veel men wil, de kreet eener geheele natie volgt hen al luider en luider. Ook hen moet Tinville vernietigen, indien hij zelf niet vernietigd wil worden. Wij moeten voorts op de machteloosheid letten, waarin het eenmaal zoo alvermogende moedergenootschap gezonken is. Legendre wierp op den bewusten Thermidor avond zijn sleutel op de tafel van de Conventie (4) en hun president werd met Robespierre geguillotineerd. De eenmaal zoo machtige moeder kwam eenigen tijd later in een ootmoedige houding en verzocht hare sleutels terug; de sleutels werden haar teruggegeven, maar de kracht kon men haar niet hergeven, die was voor altijd van haar "geweken. Helaas, zij heeft haar tijd gehad! Te vergeefs weergalmt de tribune als eertijds midden in de lucht, voor het algemeene oor is zij een gruwel en zelfs een walg geworden. Straks worden ook de dochtergenootschappen verboden ; de machtige moeder ziet zich eensklaps zonder kinderen, en klaagt droevig als een Rachel. De revolutionnaire comités zonder verdachten, waarvan zij teren kunnen, komen snel, zoo te zeggen van honger, om. Te Parijs worden de oude achtenveertig op twaalf verminderd, de veertig sous (5) worden afgeschaft; nog eene wijl, en de revolutionnaire comités zijn niet meer. Het maximum wordt afgeschaft, het sansculottisme moge voedsel vinden waar het kan. (6) Ook is er geen gemeenieraad meer, geen centrum op het stadhuis. De maire Flevriot en compagnie kwamen (1) Zie pag. 298. . , . „ (2) Reeds den IS11"1 Tbermidor werd Lebon gearresteerd. Zie de zitting der Conventie van dien das bij Dulaure, III, 301—303. 3i Den 26"""" Frimaire besteeg Carrier bet schavot. 4) Zie pag. 307. (5> Zie pag. 201. (G) Den 24""n December 1794. (Moniteur N". 97). Vergelijk ook Mignet. om, men haastte zich niet hem een opvolger te geven. Het stadhuis blijft in een gefnuikten, onderdanigen toestand, weet niet recht, hoe het er bij staat, weet alleen, dat het zwak geworden is en gehoorzamen moet. Hoe, indien men Parijs verdeelde, bij voorbeeld in een dozijn afzonderlijke, onvereenigbare gemeentebesturen? Op die wijze zou men zeker zijn van de sectiën; — of zou men de sectiën ook niet kunnen afschaffen? Er zouden alsdan slechts twaalf handelbare, vreedzame gemeentebesturen zonder centrum of onder-afdeeling (1) zijn en het heilige recht des opstands zou in verval geraken! Zoo wordt er veel vernietigd dat snellijk in het niet verzinkt. Want de drukpers spreekt en de menschelijke tong; journalen, gewichtig en licht, op een krachtigen of koddigen toon, een afvallige Fréron, een afvallige Prudhomme, (2) deze zoo luid als altijd, slechts in een tegengestelde richting. En ook ci-devants vertoonen zich, ja, maken grooten ophef, als van den dood weer opgewekt, en verkondigen welk lijden zij verduurd hebben. Zelfs de moeras-kikvorschen (.'3) kwaken nadrukkelijk. De protesteerende drieenzeventig (4) komen na eenige worsteling uit de gevangenis terug op hunne plaatsen, de Louvet's, Isnard's, Lanjuinais, (5) en de .overblijfselen van het Girondisme, (6) van hunne hooizolders en holen in Zwitserland teruggeroepen, nemen hunne plaats in de Conventie weer in : (7) natuurlijk vijanden van den schrik. De helden van Thermidor, de Tallien's en louter vijanden van het schrikbewind heerschen in en buiten de Conventie. De ineengezonken Berg verzinkt hoe langer zoo meer in zwijgen, het moderantisme verheft zich met steeds luider stem, niet als een orkaan, dreigende, veeleer als de stem van een machtig orgel en melodieus, als oorverdoovende kracht der openbare meening uit de vijfentwintig millioen geluidpijpen eener geheele natie, die, als het ware, één comité van genade vormt. Wie kan den storm der openbare meening weerstaan? TWEEDE HOOFDSTUK. La Cabarus. (8) Hoe zou bovenal de arme nationale Conventie haar weerstaan? In de arme nationale Conventie, die door langdurigen schrik zoozeer verscheurd en verbijsterd is, is geen loods, is nu zelfs geen Danton, die het zou kunnen ondernemen in zulk weer en wind ergens heen te sturen. Het uiterste wat eene verbijsterde Conventie kan doen, is op den rechten tijd te vieren en te strijken, en zich zoo veel mogelijk vast, boven water en voor den wind te houden, te vergeefs elke poging om het roer om te gooien, en tegen den wind op te loeven. Zoo sterk en zoo veranderd is, gelijk wij zeiden, de wind der openbare meening, hij waait (!) October 1795. (2) Zie pag. 283, dool I. (3 Zie pag. 303. (4) Zie pag. 208. (5j Zie over hen pag. 91, deel I; noot 5 op pag. 52, deel II en noot 1 op pag. 168. (6) Ook Kervelegan, Henri Larivière, Laröveillère Lepeaux, Lesage (7) Deux amis, XIII, 3—39. Zie ook Mignet. (8) Zie noot 3 op pag. 233. al frisscher en frisscher uit liet zachte Zuid-Westen, nadat de verwoestende NoordOost-stormen en onstuimige orkanen der verschrikking voorbij gewaaid zijn! Al het sansculottische vergaat, alles wordt weer culottisch! Men lette slechts op het fatsoen der kleederen, dat licht zichtbare, de uit- Madame Talmen. drukking van duizend andere dingen, die niet zoo zichtbaar zijn. In den winter van 1793 ging men met roode nachtmutsen op, de gemeenteraden zelve met klompen isabofs), zelfs do burgeressen moesten tegen zulk eene hoofdbedekking opkomen. Maar waar is nu, in den winter van 1794, de roode nachtmuts Weggespoeld door den stroom des tijds. De welgestelde burger overlegt hoe hij zicli zoo elegant mogelijk zal kleeden; zelfs of hij zich niet zal kleeden gelijk de vrije volken der Oudheid. De meer avontuurlijke burgeres heeft het reeds gedaan. Aanschouw haar, die schoone avontuurlijke burgeres, in het costuum der oude Grieken, gelijk de schilder David het haar geleerd heeft: de neerhangende JoSÉPHIXE T ascii er BE la PaGERIE. lokken door een antieken haarband bijeengehouden, de helderkleurige tunica der Grieksche vrouwen, haar kleine voeten bloot, gelijk bij antieke standbeelden, slechts met sandalen en snoeren van lint, in spijt van de vorst. De weelde is weer aan liet uitbreken. Want de uitgeweken ci-derants namen lmnne woningen en meubelen niet mede uit het land, maar lieten ze hier staan; en bij de snelle wisseling van het vermogen, bij geld, dat op het Revolutieplem gesla-en werd, bij leverantiën voor de legers, bij verkoopingen van emigrantengoederen van koninklijke en kerkelijke landerijen, en voorts bij de Aladinslamp van den agio in een tijd van papieren geld, hebben zoodanige woningen nieuwe bezitters gevonden. De oude wijn, uit ci-devant flesschen geschonken, glijdt door nieuwe kelen. Parijs is geveegd, weer verlicht geworden. Salons, soupers — •reene broederlijke (1) — schitteren wederom met behoorlijken glans, zeer merkwaard^ in kleur. De schoone Cabarus is uit de gevangenis gekomen, gehuwd met haren rood somberen Dis, (2) dien zij, gelijk men zegt, al te trotsch behandelt- de schoone Cabarus geeft de schitterendste soirees. Rondom haar verzamelt zich een nieuw republikeinsch leger van burgeressen in Grieksche sandalen, ci-devants of anderen; al wat nog van de oude gratie overgebleven is vereemgt zich daar Met haar wedijvert te dezen opzichte de bevallige Josepiiine, (3) de weduwe van Beauharnais, hoewel in meer beperkte omstandigheden. Beiden trachten de barschheid van het republikeinsche gemoed te verzachten en de menschen weer te beschaven. . j i v. Te her-beschaven, juist zoo als zij eertijds beschaafd werden door de be- toovering van de lier van Orpiieus en van Euterpe's maatgeluid, (4) door de Gratiën door bevallige lachjes! In die salons ziet men Thermidorsche afgevaardigden ' den redacteur Frérox, orateur du pcuple, Barras, (5) die andere dansen dan dè carmagnole gekend heeft. Men ziet er barsche generaals van de republiek met ontzaglijke dassen als halsters van paarden, goed tegen sabelhouwen, liet haar in één knoop bijeengebonden, «van achteren neerhangend, met een kam vastgestoken " Onder de laatsten ontwaren wij nog eenmaal dien kleinen, bronskleurigen artillerie-officier van Toulon, (0) die uit den Italiaanschen oorlog teruggekeerd is! Barsch genoeg, mager, schier wreed van voorkomen: want hij heeft in ongelegenheid, in slechte gezondheid en ook in slechte gunst verkeerd, daar hü hetzii naar verdienste of niet, door de terroristen en Robespierre den ion-eren (7) bevorderd werd. Maar kent Barras hem niet? Zal Barras niet een woord voor hem spreken? Ja, indien Barras er op eemgen tijd voordeel m mocht zien In dit oogenblik staat daar de artillerie-officier een weinig verlaten, en staart met zijn diepe, ernstige oogen in een onzekere toekomst. Zwijgend, maar indien men hem opwekt, rijk aan merkwaardige uitingen, die als bliksemstralen schitteren - over het geheel wel wat gevaarlijk. Dus een ongezellig man? Ongezellig genoeg, een natuurlijke schrik en gruwel voor alle schijngestalten daar hij zelf eene werkelijkheid is! Voorshands staat hij daar nog verlaten, zonder arbeid of uitzicht, ziet niettemin, naar het schijnt, Josepiiine Beauharnais in haar vriendelijk oog en wacht overigens met een streng gelaat, met opene oogen en gesloten lippen, af, wat de tijd zal baren. . Dat dus de bals dezen winter een ander aanzien verkrijgen, kan men wel denken. Geene carmagnole, «ruwe windvlaag van lompen'' gelijk Mercier haar noemde «voorbode van storm en vernietiging:" neen, zachte Ionische bewegingen, gelijk zij passen voor de lichte sandalen en antieke Grieksche tunica s! De weelde 11) Zie p!i^. 287. (2) Een andere naam voor Pluto (zie pag. 2.j4). (3) Zie noot 3 op pag. 225. (4) Uit de Grieksche mythologie. (5) Zie over Fréron en Barras pag. 303. Fréron hij eene courant van dien naam uitgaf. (6) Zie pag. 239. (7) Zie noot 3 op pag. 198. wordt hier orateur du peuple genoemd, omdat ontluikt in vollen glans: immers men heeft rijkdom, ja, nieuw verworven rijkdom, en onder het schrikbewind mocht aien niet dansen dan in lompen. Onder de tallooze soorten van bals gelieve de haastige lezer slechts op deze ééne te letten, die welke men slachtofferbals, bals a victime, noemt. De dansers, in een uitgezocht costuum, hebben allen rouwfloers om den linkerarm; om toegelaten te worden dient men een victime te zijn, dat is, een bloedverwant onder het schrikbewind verloren te hebben. Vrede den dooden, laat ons te hunner nagedachtenis dansen! In allen gevalle toch dient men te dansen. Zeer merkwaardig is het, volgens Mercier, onder welke verschillende gedaanten aan dien grooten danslust voldaan wordt. »De vrouwen," zegt hij, «zijn nymphen, sultanes, soms Minerva's, Junós, zelfs Diana's. Zij bewegen zich in luchtige, onfeilbare draaiingen, met den grootsten ernst op het gelaat, in volkomen stilte, zoo Eex matinee bij Barras. zijn ze in gedachten verzonken. Hetgeen opmerkelijk is," gaat hij voort, »de toeschouwers zijn met de dansers als 't ware vermengd, maken, zoo te zeggen, een omringend bestanddeel uit om de verschillende contredansen, doch zonder die te storen. Het is inderdaad zeldzaam dat eene sultane onder zulke omstandigheden de geringste stoornis lijdt. Zij zet haar bevalligen voet een duim breed van mij neer, zij is weer weg, zij is als een lichtstraal; maar weldra roept de maat haar naar het punt terug, van waar zij uitgegaan is. Gelijk een flikkerende komeet, doorloopt zij haar elliptische baan, zich om zich zelve draaiende, als door een dubbele werking van zwaarte- en aantrekkingskracht." (1) Zien wij een weing in den tijd vooruit, dan ziet dezelfde (I) Mercier, Nouveau Paris, III, 138—153. Type dek „jeinesse dobéf.. 41 Mercier meroeilleuses in «vleeschkleurige • onderbroeken" met gouden kringen, ware dansende houris in een kunstig Moliammeds-paradijs, al te Mohammedaansch. Montgaillard met zijn verdrietig oog ziet geheel iets anders, niet minder merkwaardigs, dat iedere fashionable burgeres, die men ontmoet, in een interessanten toestand is. Goede hemel! iedere? Niets dan watten en kussens! voegt de bittere man er bij, in tijden van ontvolking door oorlog en guillotine is dat mode. (1) Ziet ook wat nieuwe straatgroepen zijn dat, in stede van de oude, grimmige tappe-durs? (2) Jonge lieden niet meer in een zwartruig buis a la carmagnole, maar met een superfijn habit carré of rok met rechthoekige panden, met een elegante anti-guillotinische soort van kraag, het haar aan de slapen gevlochten, en van achteren bijeengebonden (3) ver naar beneden hangend, op militaire wijs: jonge lieden van het slag der zoogenaamde muscadins of modegekken! Fréron noemt hen vol teederheid jeunesse dorée, de gouden of vergulde jeugd. Zij zijn weer herrezen, deze vergulde jongelingen; zij dragen floers om den linkerarm, dezulke namelijk, die tot de offers behooron. Nog meer, zij dragen met lood bezwaarde stokken, op een niet zeer vreedzame wijze: iederen tappe-dur of overblijfsel van liet Jacobinisme, dien zij ontmoeten, vergaat het slecht. Zij hebben veel geleden: hunne vrienden zijn geguillotineerd, hunne vermaken, uitspanningen, superfijne kragen zijn hun meedoogenloos ontnomen : de roode mutsen, die zulks deden, mogen op hunne hoede zijn! De schoone Cabarus en het heir van Grieksche sandalen lachen goedkeurend. In den schouwburg Feydeau (4) werpt de jeugdige moed met rechthoekige rokspanden der schoonheid met Grieksche sandalen verliefde blikken toe en ontvlamt bij hare blikken. Weg met het Jacobinisme! Geen Jacobijnsche gezangen of demonstratiën, slechts Thermidorsche worden hier geduld; het Jacobinisme wordt door met lood bezwaarde stokken neergeveld. Maar laat iemand, die den aard van een dandy bestudeerd heeft, en weet, hoe bewegelijk die is, vooral in collectieven staat, denken, welk element, bij het geheiligde recht van den opstand, deze jeunesse dorêe was! Twisten en vechtpartijen; oorlog zonder wapenstilstand! Gehaat is het sansculottisme, als de Dood en de Nacht. Want is niet do dandy culottisch, een gekleed persoon, krachtens de wet van zijn bestaan; een «gekleed dier," iemand, die leeft, zich beweegt en zijn geheele wezen heeft in de kleeding? Zoo gaat al walsende en bekorende de schoone Cabarus met Orphische tooverij voort het menschdom te herbeschaven en niet zonder succes, naar wij hooren. Welke grootste republikeinsche stugheid kan weerstand bieden aan Grieksche sandalen, in Ionischen rhythmus, de teenen zelfs bedekt met gouden ringen? (5) Langzamerhand neemt de nieuwe beschaving meer en meer toe, wint alom veld. Wie zou tot op dezen dag gedacht hebben, dat die maatschappelijke toestand, bekend onder de voormalige koningen, toen de zonde »al haar wanstaltigheid verloren had" — met of zonder voordeel voor ons — en het luchthartige leven zulk een uitbreiding had gekregen als nooit tevoren, zou kunnen hersteld worden, tenzij die toestand zoover verloren was, dat hij niet hersteld kon worden? (6) Hoe het zij, de wereld moet trachten haar gang te gaan. (1) Montgaillakd, IV, 436—442. (2) Zie pag. 294. (3j Bijeengebonden met vlechten, die men -iCadenettes" noemde. (4) Hier werd door de jeunesse dorée o. a. de buste van Marat vcrbiijz< ld (5) Montgaillard, Mercier, als boven. '6) De Staël, Considérations, III, c. 10 enz. DERDE HOOFDSTUK. Quiberon. Maar wijzen die golvende haarbossen van eene jeunesse dorée in een halfmilitair costuum niet onbewust op een nog belangrijker strekking? De republiek, die de guillotine verafschuwt, bemint haar leger. En te recht. Want waarlijk, zoo dapper vechten eene soort van eer is, gelijk het op den rechten tijd werkelijk is, en bij den gemeenen man zelfs de hoogste soort van eer, dan hebben wij hier een dapper vechten op den rechten tijd, zoo er ooit een zoodanig was. De zonen der republiek verhieven zich in razenden toorn, om hun vaderland van de slavernij en Cinimeriè te verlossen. En hebben zij het niet gedaan? Over de Alpen, door de kloven der Pyreneeën, door de Nederlanden, langs het geheele Rijndal, ver van don heiligen geboortegrond is Cimmerië teruggeworpen. Verwoed als liet vuur, hebben zij hun driekleurvlag naar alle landen gebracht: boven afhellende hoogten, boven kanonbatterijen heeft zij zegevierend, van toorn bevleugeld, gewapperd, lilt honderdduizend strijders had deze republiek op de been: op een bijzonder tijdstip had zij, of heette het dat zij er zeventienhonderdduizend had. (1) Als een bliksemende ring, schietende en Ca-ira zingende, omgorden zij haar van oever tot oever. De coalitie der dwingelanden deinst, van schrik en verbazing vervuld, terug. Zulk een vuur is in deze Gaelische republikeinen, hoogvlammend, waartegen geene coalitie bestand is! Geene officieren met een adel van vier geslachten, maar ci-decant sergeants, die hun generaalsrang uit den mond der kanonnen moesten halen, een Piciiegru, een Joürdan, een Hociie (2) zijn hunne aanvoerders. Zij hebben brood, zij hebben ijzer; met brood en ijzer kan men naar tinna komen. Ziet Pichegru's soluaten, hoe zij in gescheurde, havelooze kleeding, midden in den harden winter, met in stroo gewikkelde voelen en mantels van matten, Holland overrompelen, als een heir van demonen — het ijs toch heeft hun bruggen gebouwd — en van overwinning tot overwinning snellen. (3) Te Tessel werden (1) Toulongeon, III. 7; V, 10 p. 194. (2) Zie over hen noot 1 op pag. 260; noot 5 op pag. 25S en pag. 261. (3i Als inleiding tot de verovering van Holland diene liet volgende, aan Mignet ontleend, o\er den veldtocht van 1794: Pichegru drong, aan het hoofd van 50.000 man het Noorderleger) Maanderen binnen en strekte zijne liniën uit van de zee tot aan do Sc-helde. Rechts van hem rukten ~0.000 man onder Moreau tegen Menin en Kortrijk op; generaal Souham bleef met 30.000 man bij Kijssel, om den uitersten rechtervleugel van het aanvallende leger tegen de Oostenrijkers te dekken, terwijl Jourdan met liet Moezelleger zich over Arlon en Dinant tegen Charleroi in beweging zette, om zich bii het Noorderleger te voegen. , , . ,. De in Vlaanderen aangevallen en door Jourdan in den rug bedreigde Oostenrijkers \ei lieten spoedig hunne stellingen aan de Somme. Clairfait en de hertog van ^ork lieten zicii bij Kortrijk en Hoogleden door Pichegru, almede Coburg bij Fleurus (zie pag. 265) door Jourdan slaan, die Charleroi had ingenomen. De beide zegevierende generaals volbrachten in korten tijd de inneming der Nederlanden. Het Engelsch-Hollandsche leger trok zich op Antwerpen, vandaar op Breda en van Breda op 's-Hertogenbosch terug. Het ging over de Waal en begaf zich naar Holland. Kveneens trachtten de Oostenrijkers tevergeefs Brussel en Maastricht te dekken, zij werden vervolgd en geslagen door Jourdan's leger, dat nu den naam Sambre- en Maas-leger had aangenomen en de Oostenrijkers over dm Rijn terugdrong. Jourdan bezette Keulen en Bonn en stond door zijn linkervleugel in verbinding met den rechter van het Moezelleger, dat in het Luxencburgsche was binnengedrongen en gemeenschappelijk met het andere leger Coblentz bezet had. Spoedig daarna, d. w. z. na 9 Thermidor, breidde zich de veroverende beweging tot Holland uit. Intocht im.ii Kkakschf.n in IIoixani» op 11) Janiaui 1TJB (tO Njvusk, Jaar UI). schepen door huzaren (e paard genomen; York (1) is gevlucht, de stadhouder (2) is gevlucht, blijde in Engeland een toevluchtsoord le vinden; Holland moge verbroederen met wien liet wil. (3) Zulk een Gaelisch vuur vlamt in dit volk, gelijk de brand van gras en droge hei, dat geen stervelirg weerstaan kan — voor een tijdlang. En zoo zal het vlammen en voortgaan, alles schroeiende, en van Cadix tot Archangel, zal het razende sansculottisme, nu tot soldaat gedrild, aangevoerd door eenig «gewapend soudenier dei' democratie' (zegge, die kort-af artillerie-ofiicier) wreedelijk den voet zetten op den nek zijner vijanden, en zijn krijschen en gillen zal de wereld vervullen! Onberaden gecoaliseerde koningen, zulk een vuur hebt gij ontstoken; terwijl gij zelve vuurloos zijt, uwe vechters alleen aangevuurd door drilsergeanten, kazerne-zedeleer en het kalfsvel. Niettemin, het is aangevangen, en zal niet eindigen; niet eindigen, in de eerstvolgende twintig jaren. Zoolang zal dit Gaelisch vuur, door zijn opvolgende wisselingen van kleur en karakter, vlammen over het aangezicht van Europa en alle menschen in ramp dompelen en schroeien: — totdat het alle menschen opschrikt; totdat het een ander soort van vuur ontsteekt, de Teutonische (-1) soort namelijk, om dan verzwolgen te worden, om zoo te zeggen, in één dag! Want daar is een vuur, te vergelijken met den brand van gras en droge hei, zeer plotseling hoog vlammende, en een ander vuur, dat wij vergelijken met het branden van kool of steenkool; moeilijk te ontsteken, maar dan door niets te blusschen. Het licht ontvlammend Gaelisch vuur kunnen wij verder opmerken — niet in de Pichkgrus alleenlijk, maar in tallooze Voltaire's, Racine's, Laplace's(5) niet minder; want een mensch, 't zij hij vecht, zingt, of denkt, blijft dezelfde eenheid van mensch, — is bewonderenswaardig voor het roosten van eieren, in eiken denkbaren zin. De Teutonische kool daarentegen, gelijk wij zien in de Luthers, Leibnitzen, (6) Shakespeares, is te verkiezen tot het smelten van metalen. Hoe gelukkig Europa, dat het beide soorten bezit! Dit zij hoe 'tzij, de republiek zegeviert blijkbaar overal. In de lente van dit jaar ziet Mainz zich weer belegerd, en zal weer van heer verwisselen. Zeide niet Merlin van Thionville met zijn woesten baard en blik, dat het niet voor de laatste maal was dat men hem hier zou zien? (7) De keurvorst van Mai7iz richt tot zijne medepotentaten de bepaalde vraag: zou het niet raadzaam zijn over den vrede te onderhandelen? Ja! antwoordt menig keurvorst uit den grond zijns harten. Maar ter andere zijde, Oostenrijk draalt, en weigert eindelijk, door Pitt's onderstandsgelden aangemoedigd. (8) Wat Pitt betreft, wie ook dralen moge, hij blijft, zijne habeas-eorpus-act, (9) zijn contante betalingen schorsende, onbuigzaam, in spijt van De Vereenigde Provinciën werden midden in den winter en van verscheidene kanten door Pichegru aangevallen Gesteund door de-Hollandsche patriotten had weldra de verovering van Holland plaats en moest de stadhouder vluchten, terwijl de Bataafsche republiek werd afgekondigd. Bij den vrede die 16 Mei 1795 gesloten werd, werden Hollandscli-Vlaanderen, Maastricht en\enloo aan de r ranstne republiek afgestaan, terwijl de scheepvaart op den Rijn, de Schelde en de Maas voor beide natiën werd opengesteld. 11) Zie noot 1 op pag. 139. (2 Willem V. (3) Den 19 Januari 1795 (Montgaillard, IV, 287—311). ,4) Dg Duitsche. De schrijver maakt hier eenc toespeling op [de overwinning op Napoleons legers door die der geallieerden.j (5) Zie noot 2 op pag. 84, deel II. _ (6) Gottfried Wilhelm Leibnitz (1646—1716) een der grootste denkers van ?ijn tijd. (8) Het ^bckJnd, dat Engeland zich vele geldelijke opofferingen voor de verschillende coalitiën tegen Frankrijk heeft getroost. Door Engeland waren in den loop van 1,93 o. a. de volgende ^erdragen gesloten: 4 Maart met Hannover; 25 Maart een alliantie-tractaat mot Rusland: 10 April oen subsidie-tractaat met Hessen Kassei: 25 April een subsidie-tractaat met Sardinië ; 2o M.-i;een allwnhetractaat met Spanje; 12 Juli een alliantie-tractaat met de beide Sicilieri; 14 Juli een alliantie-tra ta« t met Pruisen: 30 Augustus een alliantie-tractaat met den keizer: 21 September een subsidie-verdiag met don markgraaf van Baden, 2(> September een alliantie-verdrng met Portugal. Bij deze ^rdragen gaf Engeland vooral aan Pruisen en Oostenrijk belangrijke subsidiën. (9) Zie noot 1 op pag. 163. PACIKiGvfiE der Venüék op 19 Femeuabi 1795 (29 Pluviöse, Jaar III.) ljiixtionlciu lsclie hindernissen, van Schotsche natiomtle conventen oii Engelsche volks^ i ienden, (1) die liij genoodzaakt is voor de rechtbank Ic roepen en op te hangen, of wel onder gejuich te zien vrijspreken; een schraal, onbuigzaam man. De Majesteit van Spanje sluit, gelijk wij voorspelden, vrede, zoo ook de Majesteit van Pruisen, en er komt een verdrag tot stand te Bascl. (2) Een verdrag inet suoodo anarchisten en koningsmoordenaars! Helaas! wat haat het? Men kan de regecringloosheid niet ophangen, eerder nog had men kans zelf er door opgehangen te worden: men moet wel met haar tot eene schikking komen. Zoo is het ook generaal Hoche gelukt om de Vendée te bevredigen. De schurk Rossignol en zijn «helsche kolonnes" (8) zijn verdwenen; door vastheid en rechtvaardigheid, door schrander beleid en ijver is liet generaal Hoche gelukt; door met \liegende, niet-helsche kolonnes liet land van alle zijden in te sluiten, den zich onderwerpende vergiffenis te schenken, de weerspantiigen neer te sabelen, heeft hij den opstand allengskens geheel ten ondergebracht, (4) La Rociie Jacquelein, de laatste der edellieden, \iel in den slag, (5) Stofflet (6) zelfs heeft vrede gesloten: (1) "\ooral in liet voorjaar van 1795 heerschte groote ontevredenheid onder de lagere volksklasse, tengevolge van den oorlog, van de liooge verbruiksbelastingen cn van een onvoldoenden oogst. Er werd zelfs op het rijtuig van den koning ges-choten. De lord-kanselier Loughborough nam zulke krasse maatregelen om de ontevredenheid te doen bedaren, dat men zijn bewind den tijd van het "Engelsche schrikbewind noemde (Weber, Geschiedenis der wereld vanaf de Fransehe Omwenteling I 4T.»T (2) Den 5d«' April 1795 (Montgaillabd, IV, 319). De voornaamste bepalingen van het vredesverdrag waren. 1 I rankiijk bly ft tot aan den vrede met het Kijk in het bezit, ook van het Pruisische gebied, van den linker Rijnoever: 2" eene demarcatielijn stelt de neutraliteit vast van Noordelijk Duitschland. Geheime bepaling: Pruisen keurt den definitieven afstand van den linker Rijnoever aan Frankrijk goed tegen verzekering van eene schadeloosstelling door secularisatiën in Duitschland. Ook Saksen, Hannover en Hessen-Kassei traden tot den vrede toe. Bij den vrede met Spanje (16 Juli 17P5) ontving Spanje al het veroverd gebied terug, maar moest zijn deel van Domingo aan Frankrijk afstaan. v3) \olgens Mortonval (Guerres de la Vendee) moet de instelling der helsche kolonnes niet zoozeer aan Rossignol dan wel aan een zijner opvolgers in het opperkotnmando, Turreau, toegeschreven worden. Op diens bevel — hij had het komniando vanDec. 1793—Mei 1794 — trokken twaalf kolonnes, over eene linie van 12 uren verdeeld, van den kant van Saumur de Vendée binnen van het Oosten naar het \\ esten, terwijl de divisiën der generaals Haxo en Dutruy, over acht andere kolonnes verdeeld, van de zeekust in de richting van het Westen naar het Oosten de eerste tegemoet trokken. De kolonnes hadden bevel alles in de ascli te leggen en de rebellen met de bajonet af te maken; vandaar de bijnaam, aan deze kolonnes gegeven. Deze maatregel had juist eene tegenovergestelde werking dan men verwacht had en gaf het sein tot een algemeenen opstand der Yendeeërs, voor wie de kolonnes ten slotte verplicht waren terug te trekken. 4 Deze onderwerping was evenwel niet zoo gemakkelijk in haar werk gegaan als de schrijver wel doet vermoeden, want, hoe zegevierend de republikeinen in het algemeen ook waren, moest toch de Conventie om den vrede tot stand te brengen zicli groote otters getroosten. Charette, een van de hoofden der Vendée (zie noot 1 op pag. )5 had in 22 artikelen vredesvoorwaarden opgesteld, die voor het grootste gedeelte werden aangenomen. Daarin werd niets gerept van eene herstelling van liet koningschap, daarentegen voor de \endeeërs vrijheid van uitoefening van den katholieken godsdienst en betaling van jaai gelden aan de monniken en nonnen geëischt, bovendien schadeloosstelling aan de inwoners, wier eigendommen verbrand of verwoest w aren, vrijstelling gedurende 10 jaar van liet betalen van belasting en van den krijgsdienst. Dan verlangde de generaal de oprichting van eene landsgarde (garde territoriale), onafhankelijk van de autoriteiten der republiek en bezoldigd door het departement. Eindelijk vorderde hij voor de emigranten, die in de gelederen der Vendeeërs dienden, passen en de middelen om veilig Frankrijk te kunnen verlaten. Den 17den Februari 1795 onderteekenden de representanten der Conventie vijf besluiten, die in hoofdzaak den inhoud der bovengenoemde artikelen wedergaven en Charette, benevens 21 aanvoerders, die onder zijne bevelen stonden, onderteekenden eene verklaring, behelzende hunne onvoorwaardelijke onderwerping aan de Conventie en aan de ééne en ondeelbare republiek, waarvan zij de wetten erkenden, terwijl zij^ zich verbonden niets tegen haar te zullen ondernemen. Ook kregen Charette en de meeste aanvoerders groote sommen gelds uitbetaald. (5) Zie noot 1 op pag. 15, (G) Stofflet (zie noot 1 op pag. 151 die een groot tegenstander was van Charette, verscheen, toen Charette reeds zijn vrede gesloten had. Toen hij evenwel vernam, dat Charette in naam van de geheele Vendée vrede gefloten had, zonder iets bijzonders te bedingen betreffende Stofflet's leger (de armée van OpperPoitou), steeg Stofflet dadelijk weder te paard en begaf hij zich naar zijn hoofdkwartier terug, met liet vaste voornemen de wapenen weder op te vatten. Maar, daar zijne meeste onderbevelhebbers langzamerhand door het goud der Conventie werden omgekocht, stond hij spoedig alleen, zoodat hij eindelijk, - Mei 1195, te St.-Morent zich ook aan de republiek onderwierp. Stofflet schijnt weinig geldelijk voordeel uit zijne onderwerping getrokken te hebben. Oeorge Cadoudal (1) is naar Brelagne bij zijne Chouans (2) teruggekeerd : de vreeselijke kanker der Vendée is zoo goed als uitgeroeid. Hij heeft, naar men berekent, in ronde getallen aan honderdduizend medemenschen het leven gekost, behalve de noyades en wat de helsche kolonne door vuur verwoestte, hetwelk onberekenbaar is. Dat is de oorlog in de Vendée. (3) Ja, binnen weinige maanden ontvlamt hij nog eenmaal, maar eens slechts, aangeblazen door Put, onzen ci-devant Puisaye (4) van Calvados en anderen. In de maand Juli van 1795 liggen Engelsche schepen op de reede van Quiberon ten anker. Er worden ridderlijke ci-demnts, krijgsgevangen-vrijwilligers ontscheept (die snel deserteeren), geweren, proclamatiën, kleerkisten, royalisten en baar geld. Daarop snellen ook de republikeinen te wapen, marcheeren heimelijk des middernachts over Geoiige Cadoudal. het strand van Quiberon, bestormen liet fort Penthièvre, en de oorlogsdonder vermengt zich in den nacht met de branding van den oceaan, en er breekt een morgenlicht aan, zoo als men zelden gezien heeft: de gelanden worden teruggeslingerd in hunne booten of in de verzwelgende golven, met schipbreuk en gehuil, kortom, de ci-devant Puisaye heeft hier niet meer geluk dan in Calvados, toen hij zonder laarzen van het slot Vernon (5) wegreed. (6) Wederom heeft het dus menige dappere het leven gekost. Onder dezen bejammert do geheele wereld den dapperen zoon van de Sombreuil. Ongelukkige familie! De (1) George Cadoudal (1769—1804),' een van de hoofden der Chouans, die menigmaal weder in opstand kwam. Hij werd in 1804 ter dood gebracht. (2) De naam »Chouan" is, volgens Mortonval, een verkorting van Chat-huant nachtuil), de scheldnaam van den vader van Jean Cotterau (zie noot 1 op pag. 15.) (3) Histoire de la guerre de la Vendée par M. Ie Comte du Vauban. Mémoires de Madame de la Rochk Jacqüelik, etc. (4) Zie noot 2 op pag. 175. (5) Zie pag. 184. (6) Deux amis, !X1V, 94—106. Puisaye, Mémoires, III—VII. • iii 3- rr:— ■ m - - —_ Slaü bij Quibekon op 21 Juli 17'j5 (:j Thekmidoh, Jaar 111). vader en de jongste zoon (1) kwamen onder de guillotine om, de heldhaftige dochter (2) verkwijnt in ellende en verbergt haar lijdon voor de geschiedenis: de oudste zoon komt hier om, als emigrant door het krijgsgerecht doodgeschoten; zelfs Hociie kan hem niet redden. VIERDE HOOFDSTU K. De Leeuw is niet dood. De Conventie, op de golven der Fortuin tot overwinning tegen het buitenland gedragen, door den storm der openbare meening tot zachtheid en weelde aangespoord, gaat snel voorwaarts; er behoort alle bedrevenheid in het sturen toe, bij zulk eene snelheid niet omver geslagen te worden. Het is merkwaardig te zien, hoe men draait en wendt, maar steeds weer moet omdraaien, en voor den wind drijven. Terwijl men van den eenen kant de protesteerende drieenzeventig weer (3) toelaat, stemt men van den anderen kant er in toe, om de apotheose van Marat te voleinden, haalt zijn lichaam uit de kerk der Cordeliers en brengt het over in het Pantheon der groote mannen, terwijl men Mirabeau er uit werpt om plaats voor hem te maken. Te vergeefs; zoo hevig waait de openbare meening! De vergulde jeugd met gevlochten haren rukt zijn borstbeeld in den schouwburg Feydea u omver, (4) trapt het met voeten en werpt het onder razend getier in den poel van den Montmartre. (5) Zijne kapel wordt van het Carouselplein weggevaagd; de poel van den Montmartrc ontvangt zelfs zijn stoffelijke overblijfselen. Een zoo kortstondige vergoding viel nog niemand ten deel. Vier maanden lang in het Pantheon, den tempel aller onsterfelijken, daarna in den poel, de groote cloaca van Parijs en der wereld ! "Zijne borstbeelden waren op zekeren tijd bij de vierduizend in getal." Tusschen den tempel aller onsterfelijken en de cloaca der wereld, hoe worden arme menschelijke schepselen geslingerd ! Voorts doet zich de vraag op: wanneer zal de constitutie van drieennegentig, van 1793, in werking treden? Bedachtzame hoofden vermoeden in alle stilte, dat de constitutie van drieennegentig nimmer in werking zal treden. Dat men zich bezig houde eene betere gereed te maken! Of verder, waar zijn thans de Jacobijnen? Afgeleefd, zonder kinderen, gelijk wij zagen, zat de machtige moeder niet op de tanden, maar op leege kaken knarsende, tegenover een verraderlijke Thermidorsche Conventie en den loop der dingen. Tweemaal werden Bii.laud, Collot en de zijnen in de Conventie aangeklaagd door een Lecointre, (6) een Legendre, (7) en de tweede maal werd het niet voor lasterlijk verklaard, Billaud roept van de tribune der Jacobijnen: »De leeuw is niet dood, hij slaapt (1) Zie pag. 295. 2) Zie pag. 34. f3) Zie pag. 208. (4) Zie noot 4 op pag. 322. (5) Moniteur du 25 Septembre 1794, du 4 Février 1795. (0; Dit geschiedde 11 Fructidor (28 Aug.) 1794, maar toen werd de aanklacht voor lasterlijk verklaard. (7) Bij de aanklacht van Legendre werden zij verdedigd door Carnot, Cambon en Prieur. Smjitinü van ue Club deu Jaco mijnen in Novemueu 1/D4 (Hrimaike, Ja au 111). slechts! ' (1) Men vraagt hem in de Conventie wat hij met het wekken van den leeuw bedoelt? Er ontstonden schermutselingen van ernstigen aard in het paleis L'galité tusschen tappe-durs en de vergulde jeugd, en de kreet werd gehoord: »weg met de Jacobijnen, de Jacoquins," en coquin beteekent schoft! De tribune midden in de lucht maakt alarm, maar wordt slechts met een stilzwijgen of een onzeker gemompel beantwoord. In de regeerende comité's was er sprake van, om de zittingen der Jacobijnen te schorsen. Luister! het is in den Allerheiligentijd of op Allerheiligen-avond zelf, ci-devant maand November, jaar eenmaal genaamd dor genade 1794, een treurige avond voor het Jacobinisme — kletterend vliegen steenen door de vensters onder vloeken en getier! De vrouwen-Jacobijnen, beruchte tricoteuses, begeven zich met hare breinaalden op de vlucht, ontmoeten bij de deur een vergulde jeugd en een gepeupel van vierduizend man, worden gehoond, gestooten, ja op een schandelijke manier — cotillons retroussês — gezweept, en verdwijnen stuiptrekkende. Snelt naar buiten, mannen-Jacobijnen! De mannen-Jacobijnen snellen naar buiten, maar slechts om strijd, ongeluk en verwarring te vinden, zoodat de gewapende macht tusschenbeide moet komen en den volgenden dag O]) nieuw, en de zittingen der Jacobijnen voor immer verboden worden. (2) Weg zijn de Jacobijnen, onzichtbaar, onder een storm van gelach en gehuil. Hunne plaats wordt voor eene normaalschool ingericht, de eerste van die soort; zij verandert voorts in eene «markt van den negenden Thermidor," in eene markt van S(. Honoré, waar nu vreedzaam handel in gevogelte en groenten gedreven wordt. Plechtstatige tempels; de groote aardbol zelf, het grondslagloos gevaarte! Zijn wij niet, wij en onze wereld, van dezelfde stof als de droomen zijn gemaakt? Daar het maximum afgeschaft werd, moest de handel zijn vrijen loop hernemen. Ongelukkig echter kan de handel, zoo geboeid en ten onderstboven gekeerd, als wij zagen, en thans eensklaps vrijgelaten, op het oogenblik in het geheel geen loop nemen, maar slechts heen en weer waggelen. Voor het oogenblik is er, zoo te zeggen, in het geheel geen handel. De assignaten, reeds lang aan het dalen, bij zulk eene menigte uitgegeven, dalen nu met eene vlugheid zonder weerga. »Combicn?" zeide iemand tot een huurkoetsier, «wat is de vracht?" «Zesduizend livres'' (f 3600), antwoordt gene: in papiergeld (3). Met den druk van het maximum verdwijnen ook de zaken die het drukte. «Twee hectogrammen brood des daags" is de bepaalde maat: schier zonder einde, vol geklag zijn de hakker-queues; de pachthoeven zijn banken van leening geworden. Onder zulke omstandigheden kan men zich verbeelden met welk eene woede het sansculottisme in stilte morde: »Im Ccibarusen zag, hoe ci-dcvants dansende terugkeerden, alsmede den Thermidor-glans der her-beschaving en bals iu vleeschkleurige broeken, Grieksche tunica's en sandalen, zwermen van muscadins, die met hunne met lood bezwaarde stokken paradeeren — en wij, verstooten, verafschuwd, het afval op de straten oplezende, (4) in eene bakker-queue slingerende voor twee hectogrammen brood daags! Zal de Jacobijnsche leeuw, die, gelijk men zegt, met bonnet rouge en geladen pistolen heimelijke bijeenkomsten houdt in de Archevêché, niet ontwaken? Naar het schijnt.niet. Onze Gollot, onze Billaud, Barrkre, Vadier (5) werden in de laatste 1) Men had hem daar verweten, dat hij zweeg en zich niet verzotte tegen de verdachtmakingen te zijnen opzichte. (2) Moniteur, seances du 10—12 Nov. 1794. Deux amis, XIII, 43—49. Zie ook Mignet, waar het rapport van Rewbell, die over de ongeregeldheden verslag moest uitbrengen, voor een deel is opgenomen. (3i Mercier II, 94 (den lsten Februari 1790, aan de beurs van Parijn, kostte de gouden Louis dor van 20 francs in zilver, 5,300 francs in assignaten. Montgaillard, IV, 419;. (4 Fantin Desodoards : Histoire de la révolution, VII, 4. (•>) Hun proces begon 3 Germinal (23 Maart) voor de Conventie en duurde 9 dagen. Zij werden beschuldigd van het volk getiranniseerd en de Conventie onderdrukt te hebben. WfcGVOERINü VAN CüLLOT, BlLLAUD KN BARRERE IN DEPORTATIE, OP I APRIL 1795 (12 GERMINAI,, JAAR III). dagen van Maart 1793 tul deportatie, tot verbanning over zee veroordeeld, en zullen voor 's hands naar liet kasteel Ham vervoerd worden. De leeuw is dood, — of wringt zich in doodstuipen! Ziet dus, hoe op den 12 Germinal (den lslen April, geen gelukkige dag) de straten van Parijs nog eenmaal zoo vol leven zijn. Drommen van hongerige vrouwen, van vuile, hongerige mannen roepen: «Brood, brood en de constitutie van drieënnegentig!" Parijs heeft zich nog eenmaal gelijk de oceaanvloed verheven en golft naar de Tuilerieën om brood en eene constitutie te eischen. De schildwachten van de Tuilerieën doen al wat zij kunnen, maar vermogen niets: de oceaan-vloed vaagt hen weg, overstroomt de zaal van de Conventie zelve, en schreeuwt luide: «Brood en de constitutie!" Ongelukkige senatoren: ongelukkig volk; na zooveel moeite en rampen hebt gij nog geen brood, geene constitutie. «Du pain! pas Zant de longs discours. brood, geene uitbarstingen van parlementaire welsprekendheid!" zoo schreeuwden de Menaden van Maillard vóór meer dan vijf jaren, (1) zoo schreeuwt gij tot op het huidige uur. Met een onveranderlijke houding, met gedachten die men niet kent, blijft de Conventie te midden van den huilenden chaos op zijne plaats, luidt de stormklok van het Pavillon de l'unité. De sectie Lepelletier, de oude Filles St. Thomas, (2) die tot de klasse der geldmannen behooren, deze en de vergulde jeugd snellen ter hulp en vegen den chaos met gevelde bajonetten weer weg. Parijs wordt «in staat van beleg" verklaard. Pichegru, (3) de veroveraar van Holland, die toevallig hier is, wordt tot kommandant benoemd, totdat de onlusten gedempt zijn. Hij dempt ze, als 't ware, in één dag. Hij maakt dat Billaüd, Collot en compagnie vervoerd worden, verstrooit allen tegenstand door twee kanonschoten, twee losse kanonschoten, en den schrik van zijn naam, en bericht daarop met lakonieke kortheid, die navolging verdient: «Bepresentanten, uwe besluiten zijn ten uitvoer gebracht!" en legt zijn bevelhebberschap neer. (4) Het oproer van Germinal ging dus als een ijdele kreet voorbij. De gevangenen zijn te Ham achter slot en grendel en wachten op schepen; ongeveer negenhonderd der voornaamste aanhangers van het schrikbewind te Parijs worden ontwapend. Het sansculottisme, door bajonetten weggevaagd, verdwijnt met zijne ellende in het diepste van St. Antoine en St. Marceau. Er was een tijd, waarin de bode Maillard met zijne Menaden den loop der wetgeving kon veranderen, maar die tijd is voorbij. De wetgeving heeft bajonetten gekregen, de sectie Lepelletier vat het geweer op, niet voor ons! Men begeeft zich weer in zijn donkere schuilhoeken, onze hongerkreet heet een complot van Pitt, de salons schitteren, de vleeschkleurige broeken dansen als voorheen. Zoo hebben wij dan voor la Cabarus, hare muscadins en geldmannen gestreden ? Zoo zijn wij dan voor bals in vleeschkleurige broeken het leenstelsel in den baard gevaren, en hebben ons bloed vergoten als water. Beteekenisvol zwijgen, zeg gij hunnen lof! (1) Zie pag. 320, deel I. >2) Zie pag. 260, deel II. (3) Zie noot 3 op pag. 324. (4) Moniteur, séance du 13 Germinal (2 hun klaagschrift, vaandels, gedrukte proclamatien, opgesteld in een geheel officieelen stijl - In over- 3nginVa\»Aen °nk in;V7S van dat> ziin «j. een veelduldend souverein volk, in opstand, willen brood hebben en de constitutie van drieënnegentig. En oo maakt men zich meester van de barrières, en slaat den generalen marsch en (li Zie pag. 245. (2) Zie pag. 104. (3; Zie pag. 108. (4) Zie pag. 158. (5) Zie pag. 203. (6) Zie pag. 307. (7) Zie pag. 126. (8) Zie pag. 334. luidt de stormklok. Zwarte drommen overstroomen de Titilcrieën, in weerwil van de schildwachten dringen zij het heiligdom zelf binnen; een stroom van havelooze vrouwen dringt binnen, schreeuwende: «Brood, brood!" De president mag zich wel dekken en zijn eigen stormklok luiden, op het Pavillon de Vvïiité; het staatsschip dobbert weer vol gevaar op de baren, — overdolven, den ondergang nabij. Nog eenmaal, welk een dag! Vrouwen worden naar buiten gedreven, mannen FÉEA.ÜD. Boissy d'Akglas. stormen onweerstaanbaar naar binnen, dringen op alle corridors en beuken op alle poorten. Afgevaardigden steken hunne hoofden uit en smeeken en bezweren; St. Antoinc raast: «Brood en de constitutie!" Het gerucht is ontstaan, dat de Conventie de vrouwen vermoordt! Verplettering en storm, geraas en woede! De eiken deuren zijn als eiken trommen geworden, die onder de bijl van St. Antoi)te dreunen, het pleisterwerk ratelt, het hout vliegt krakend aan stukken, de deur springt open en , deel II nieuwe geboorte van den tijd; ja, het leeft nog en is niet dood, maar slechts veranderd. Zijne ziel leeft nog, werkt nog wijd en zijd, van de eene lichamelijke gestalte in eene andere, minder monsterachtige, overgaande, gelijk de verstandige tijd met zijn nieuwe vormingen gewoonlijk handelt, totdat het in een volmaakte gestalte den geheelen aardbol omvat! Want voor den wijze is het thans overal duidelijk, dat hij op zijn mannelijke kracht moet bouwen, niet op de bekleedsels daarvan. Hij die in dit tijdperk van ons Europa op bekleedsels, formules, culottismen van welken aard ook, bouwt, die steunt op oud laken en schapenleder kan niet bestaan. Maar wat het lichaam van het sansculottisme betreft, dat is dood en begraven en zal, naar wij hopen, in geen duizend jaar in zijn oorspronkelijke vormlooze gestalte weer verschijnen. Was het dan het vreeselijkst ding dat de tijd ooit baarde? Een van de vreeselijkste. Om zich te rechtvaardigen en te bevestigen, gaf de Conventie, die thans auti-Jacobijnsch geworden is, lijsten uit van datgene wat het schrikbewind misdaan had: lijsten van geguillotineerden. Die lijsten, roept de gemelijke abbé Montgaillard, (1) waren niet volledig. Zij bevatten de namen van hoeveel personen, denkt wel de lezer? Van bij de tweeduizend in het geheel. Er waren er meer dan vierduizend, roept Montgaillard ; zoo velen werden geguillotineerd, gefusilleerd, verdronken, wreedaardig dood gemarteld, en onder deze negenhonderd vrouwen. (2) Het is een vreeselijke som van menschenlevens, Monsieur 1'abbé; met tienmaal zoo veel op het slagveld behoorlijk doodgeschoten zou men een glorierijke overwinning met een Te Deum kunnen hebben. Het is ongeveer het tweehonderdste gedeelte van dat wat in den geheelen zevenjarigen oorlog (3) omkwam. En bij dien zevenjarigen oorlog ontwrong niet de groote Frits Silezïè aan de groote Theresia, en eene Pompadour, (4) gestoken door een epigram, gaf deze zich daardoor geene voldoening dat zij geene Agnes Sorel kon zijn? (5) 's Menschen hoofd is verwonderlijk holklinkend, Monsieur 1'abbé, en studeert met weinig vrucht. Maar hoe, wanneer de geschiedenis te eeniger plaats op deze planeet vernam van eene natie, de derde ziel van welke, gedurende 30 weken telken jare, niet had zoovele van de slechtste aardappelen als voldoende zouden zijn om haar het leven te doen houden? (6) De geschiedenis, in dat geval, gevoelt zich gedwongen in aanmerking te nemen, dat verhongering is verhongering; dat verhongering eeuw in eeuw uit veel veronderstelt; de geschiedenis waagt het te beweren dat de Fransche sansculotte van drieënnegentig, uit langen doodslaap gewekt, op eenmaal naar de grenzen kon stormen en vechtende sterven voor een onsterfelijke hoop en geloof in verlossing voor hem en de zijnen, slechts was de tvoeede-zllendigste der menschen. De Iersche aardappellooze, dan, had hij geen gevoel, ja geene ziel? In zijn ijskoude duisternis was het bitter voor hem hongerend te sterven, bitter zijne kinderen te zien verhongeren. Bitter was 't voor hem, een bedelaar, leugenaar en landlooper te zijn. Ja, zoo de droeve ijzige wind van het duister gebrek, voortdurend van vader op zoon, hem had bevroren tot eene soort van doodsverstijving en steenharde vereelting, zoodat hij niet zag, niet gevoelde, — was dit voor een schepsel met eene ziel, eene verlichting, of de wreedste jammer van allen ? (1) Zie noot 2 op pag. 41. (2) Montgaillard, IV, 244. 3! Zie noot 5 op pag. 12, deel I. (4) Zie noot 5 op pag. 32. deel I. (5) De maitresse van Karei VII van Frankrijk. Zij leefde van 1409—1450 en had een zeer grooten invloed op den wankelmoedigen koning. (6) Rapport der Iersche Armen-wet Commissie, 1S36. III 44 Zulke dingen waren er; zulke dingen zijn er; en zij gaan voort in stilte, rustig: — en liet sansculottisme volgt ze. Wanneer de geschiedenis terugziet over dit Frankrijk door lang verleden tijden, bij voorbeeld op den tijd van Turgot, toen zwijgende lijders naar het paleis van hun koning wankelden, en in veruitgestrekte ellende, met bleeke aangezichten, met vuil en lompen bedekt, hunne klachten als in beeldschrift overhandigden, en tot antwoord aan een «nieuwe veertig voet hooge galg," werden opgehangen (1) — dan moet zij treurig bekennen dat er geen tijdvak is, waarin de vijfentwintig millioenen van Frankrijk in het algemeen minder te lijden hadden, dan in het tijdvak dat men het schrikbewind noemt! Maar het waren niet de zwijgende millioenen die hier leden, het waren de sprekende duizenden en honderden en enkelen, die schreeuwden en schreven en die de wereld met hunne weeklachten vervulden, gelijk zij konden en moesten: en daarin bestaat de groote eigenaardigheid. De vreeselijkste gewrochten des tijds zijn niet die, welke het luidst spreken, want deze sterven spoedig; het zijn de zwijgende, die van eeuw tot eeuw kunnen leven! De regeeringloosheid, hatelijk als de dood, wordt door de geheele natuur des menschen verfoeid, en moet dus weldra sterven. Laat allen daarom wel bedenken, welke diepte en welke hoogte er nog in den mensch verborgen ligt, en met vrees en bewondering, met billijk medegevoel en billijken afschuw, met een helder oog en open hart, het sansculottisme beschouwen en overwegen, en tallooze gevolgtrekkingen daaruit afleiden, en onder de eerste, bij voorbeeld, deze gevolgtrekkingen: «Dat wanneer de goden dezer lagere wereld op hun schitterende tronen willen zitten, zorgeloos gelijk de goden van Epiccrus, (2) terwijl de levende chaos van onwetendheid en honger onopgemerkt aan hunne voeten woelt, en vleiende pluimstrijkers prediken: «Vrede, vrede, waar geen vrede is:" dat dan de duistere chaos zal oprijzen, is opgerezen! en hoe! O hemel, heeft hij hunne huiden niet tot broeken gelooid! Opdat er nu in een tiental eeuwen geen tweede sansculottisme op aarde kome, zoo laat ons wel bedenken wat het eerste was, en laat rijken en armen onder ons anders handelen. — Maar keeren wij terug tot onze geschiedenis. De sectiën der muscadins verblijden zich grootelijks, de Cabarus-bals dansen: hebben wij niet het schier onoplosbare vraagstuk, republiek zonder regeeringloosheid opgelost? De wet van broederschap of dood is voorbij; het hersenschimmige ontvange ivie behoeft wordt een practisch behoude wie heeft. Op de anarchische republiek der armoede volgt de geregelde republiek der weelde, die zoo lang zal duren als zij kan. Op deze zomeravonden zag Mercier (3) op den Pont au Change, op het plein de Grève, in lange hutten arbeiders bij hun maal zitten. De toegedeelde hoeveelheid dagelijksch brood is op anderhalf hectogram gedaald. «Schotels die ieder drie gerooste haringen bevatten en met gesneden uien bestrooid, met een weinig azijn bevochtigd; daarbij een mondvol gekookte pruimen en linzen, die in een klare saus zwommen; aan dien soberen disch en terwijl dichtbij de braadrooster siste en de pot op een vuur tusschen twee steenen dampte, heb ik hen bij honderden zien zitten, zonder brood hun sober maal nuttigende, dat veel te karig was voor hun scherpen eetlust en den omvang hunner maag." (4) Seine-water, in overvloed nabij stroomende, zal het ontbrekende aanvullen. O, gij gekwelde man! heeft uw strijden en wagen gedurende deze zes lange jaren van opstand en verwarring u dan in het geheel niet gebaat? Gij gebruikt uw (1) Zie pag. 54, deel I. (2) Een der Grieksche philosophen. (3) Zie pag. 320 (4) Nouveau Paris, IV, 118. haring en water in den gezegenden goud rooden avondstond. O, waarom was de aarde zoo schoon in do roode tint van den dageraad en van de avondschemering, wanneer 's menschen handelingen haar moesten maken tot een dal van gebrek, van tranen, tranen niet van zoeten weemoed? Het verwoesten van Bastilles, het terugdrijven van Brunswijk, het trotseeren van alle vorsten en mogendheden, van hemel en hel, al wat gij gewaagd en geleden hebt; — was het voor eene republiek van Cabarus-salons? Geduld! gij moet geduld hebben; nog is het einde niet gekomen. Z E V E N D E H O O F I) S T ü Iv. Het Kartetsenschot. Inderdaad, wat kan natuurlijker, men mag wel zeggen, onvermijdelijker zijn dan een post-sansculottische overgangtoestand juist als deze ? De verwarde overblijfselen eener republiek van armoede, die met liet schrikbewind eindigde, trachten zich zoo yoed mogelijk te regelen. Wat blijft er, nu het evangelie van Jean Jacques en de meeste andere evangeliën ongelooflijk werden, anders over dan terug te keeren tot liet oude evangelie van den Mammon? Het Contrat social is waar of niet waar, de broederschap is broederschap of dood, maar voor geld koopt men altijd nog geldswaarde; bij de schipbreuk van alle menschelijke twijfelingen blijft dit ontwijfelbaar, dat vermaak vermakelijk is. De aristocratie der feudaalperkamenten is met een geweldigen slag voorbijgegaan, en nu komt men, door den natuurlijken loop der dingen, tot de aristocratie van den geldzak. Het is de weg dien alle Europeesche maatschappijen tegenwoordig doorloopen. Dus een nog lagere soort van aristocratie? Een nog oneindig veel lagere, de laagste van allen. Waarin, niettemin, dit voordeel gelegen is, dat liet, gelijk de regeeringloosheid zelve, niet kan voortbestaan. Hebt gij overwogen, dat de gedachte sterker is dan artillerie parken, en ware 't ook vijftig jaar na dood en martelaarschap, of ware 't zelfs tweeduizend jaren, parlementsacten schrijft en vernietigt, bergen verzet, de wereld modelleert als zachte klei? En ook hoe de aanvang van alle gedachte, dien naam waardig, is liefde; en het wijze hoofd niet bestond voordat eerst het edele; hart er was? De hemel laat niet af in zijne goedheid: hij zendt ons edele harten in elk menschengeslacht. En nu, wat edel hart kan zich zelf'diets maken, of belezen worden tot het geloof dat de lovauteit jegens den geldzak een edele loyaliteit zou zijn? De Mammon, roept liet edele hart in alle eeuwen en in alle landen, is de laagste der bekende goden, zelfs van de bekende duivels. Wat roem is er in hem, dat gij hem zoudt vereeren? Geen roem is er in te ontdekken, zelfs geen schrik, op zijn best een verfoeisel en verachtelijkheid! Edele harten, te eener zijde, ontwarende wijdgespreiden jammer, donker van buiten en binnen, zijn anderhalf hectogram brood in tranen weckende, en ter andere zijde slechts bals in vleeschkleurige broeken en ijdel en voos klatergoud van dat soort — kunnen niet nalaten uit te roepen, te verkondigen: "Te\eel, o goddelijke Mammon; wat te veel!" Deze stem, eenmaal zich doende hooren, voert fiat en pereat in zich, voor alle dingen hier beneden. Intusschen wij willen de regeeringloosheid haten als den dood, welke het is; en wat erger is dan regeerlingloosheid zal meer gehaat worden. Voorzeker, de vrede alleen is vruchtbrengend. Regeeringloosheid is vernieling; een uitbranden ja, THOMAS CARLYLE, DE FRANSCHE OMWENTELING. 179ü (Jaar III) van valsche schijnbeelden en onverdraaglijkheden, maar 't welk een ledig nalaat. Weet ook dit, dat uit eene wereld van onwijzen niet anders dan onwijsheid kan worden gemaakt. Schik ze, bouw er constitutiën voor, zift ze door stembussen, zoo veel gij wilt, 't is en blijft eene onwijsheid, — de nieuwe prooi van nieuwe kwakzalvers en onreinen, het laatste einde nauw teter dan het begin. Wie kan een wijs ding voort- !|1 $3/ 1QM Barras. brengen uit onwijze lieden? Niemand. Alzoo het ledige en de algemeene vernieling voor Frankrijk gekomen zijnde, wat kan de regeeringloosheid meer doen ? Laat er orde zijn, ware 'tonder het zwaard van den soldaat; laat er vrede zijn, opdat de goedheid des hemels niet zij verspild; dat wat wijsheid hij ons zende vruchten brenge te harer tijd! Ons blijft thans nog over te zien, hoe de onderdrukkers van het sansculottisme zeiven onderdrukt werden, en hoe men het heilige recht des opstands met kruit in de lucht deed vliegen, waarmede deze merkwaardige, aan gebeurtenissen zoo rijke geschiedenis, Fransche Omwenteling genaamd, eindigt. De Conventie, aldus sedert drie jaren door woeste winden en woeste golven voortgedreven, bij stuurmanschap en niet-stuurmanschap, is haar eigen bestaan moede Carnot. Rewbell. geworden, ziet dat de geheele wereld haar moede geworden is, en wenscht hartelijk haar bestaan te eindigen. Tot op den laatsten oogenblik heeft zij met tegenstrijdigheden te kampen; zij maakt nu snel de constitutie gereed, docli kent geen vrede. Sieyes, zeggen wij, maakt nogmaals de constitutie, is er zoo goed als gereed mede. Door de ondervinding gewaarschuwd, verandert de groote architect veel, laat veel toe: het onderscheid van actieve en passieve burgers, dat is, eene geld-qualificatie voor kiezers; ja, twee Kamers, een «raad der Ouden" zoowel als een «raad van Vijfhonderd;" tot zulk een slot is men thans gekomen! In denzelfden geest vermijdt men thans de noodlottige, zelfverloochenende wet van de oude Constituante, en bepaalt niet slechts dat de leden van de tegenwoordige Conventie herkiesbaar zijn, maar ook dat twee derden herkozen moeten worden. (1) De actieve burgers kiezers zullen ditmaal slechts het recht hebben, om een derde hunner nationale vergadering vrij te kiezen. Deze bepaling, dat twee derden weer herkozen moeten worden, wordt aan de constitutie toegevoegd; men legt de constitutie aan de gemeenten van Frankrijk voor en zegt: neemt beide aan of verwerpt beide. Hoe onsmakelijk dat toevoegsel ook zijn moge, de gemeenten nemen het aan en bekrachtigen het met overgroote meerderheid. Met een directoire van vijf leden, met twee goede Kamers, waartoe men de dubbele meerderheid zelf benoemt, hoopt men, dat deze constitutie eindelijk de laatste zal zijn. Marcheeren zal zij, want hare beenen, de herkozen twee derden, zijn er reeds, in staat om te marcheeren. Sieyes ziet met billijken trots op zijn papieren gebouw. (2) Maar ziet nu, hoe de weerbarstige sectiën, met LepeUelier aan het hoofd, de verzenen tegen de prikkels slaan! Is het toevoegel, dat uwe twee derden herkozen moeten worden, niet een openbare inbreuk op het kiesrecht, op de rechten van den mensch, op de souvereiniteit van liet volk? Begeerige tyrannen, die zich zouden willen vereeuwigen! D ■ waarheid toch is, dat de zegepraal over St. Antoine en het langdurige recht van opstand deze menschen, ja alle menschen bedorven heeft. Het stond immers ieder mensch vrij, zooveel te hopen en te verwachten als hij wilde, en ziet, nu zal er geene hoop zijn, thans zal men niet meer dan dat genieten! In menschen, bedorven door het langdurige recht van opstand, wat warrende giststoffen zullen opbruisen wanneer eerst de tongen aan 't ratelen zijn gekomen. De journalisten varen lievig uit, de Lacretelle's en Laharpe's; (3) de redenaars voeren een lioogen toon. Het royalisme schuilt daarachter en het Jacobinisme. — Aan de westelijke grenzen onderhandelt Pichegru (4) — kon hij zijn leger maar vertrouwen — in het diepste geheim met Condé ; (5) in de sectiën gaan wolven in (1) Bij de decreten van 5 en 13 Fruetidor (22 en ."30 Augustus). *2) Volgens de constitutie van 1795 was de Wetgevende Macht verdeeld over twee Kamers: den Raad van Vijfhonderd, wiens leden 30 jaar oud moesten zijn, en die alleen het initiatief nam en de discussie over de wetten had, en den Raad der Ouden, bestaande uit 250 leden, die 40 jaar oud moesten zijn, en die alleen de wetten had aan te nemen of te verwerpen. Bovendien werd bepaald, dat de laatste over eene wet eerst bij de derde lezing, telkens met tusschenpoozen van vijf dagen, mocht beslissen. De uitvoerende macht werd opgedragen aan een Directoire van 5 leden, dat elk jaar voor een vijfde moest vernieuwd worden; de benoeming geschiedde, op voordracht van den Raad van Vijfhonderd, door den Raad der Ouden. De leden van het Directoire hadden het bevel over de gewapende macht en de leiding der financiën, het recht van benoeming tot staatsambten, dat tot het voeren van onderhandelingen. Zij hadden ministers, voor wie zij verantwoordelijk waren. Ieder der directeuren was drie maanden president, moest dan onderteekenen en was zegelbewaarder. Door de Raden konden de directeuren voor de rechtbank gedaagd, maar niet afgezet worden. Bij besluit der Conventie werden als eerste directeuren gekozen Conventie-leden, die voor den dood des Konings gestemd hadden. De eerste vijf waren : Barras, Rewbell, Sieyes, Laréveillöre-Lépeaux en Letourneur. Daar Sieyes weigerde zitting te nemen, werd in zijne plaats gekozen Carnot, den eenige van de leden der oude comités, dien men om zijne politieke eerlijkheid en zijn groot aandeel aan de overwinningen der republiek ontzien had, zegt Mignet. Den 4 Brumaire (26 Octo'oerJ ging de Conventie uiteen, na eerst nog eene amnestie-wet en een besluit te hebben uitgevaardigd, waarbij de I'Iace de la révolution werd herdoopt in Place de la Concorde. (3) Charles .loseph Lacrctelle, in 1763 geboren, was een bekwaam journalist en heeft ook als historicus naam gemaakt; hij was op dit oogenblik redacteur van de Pre'curséur. Jean Frangois de Laharpe, in 1739 te Parijs geboren, was een bekend schrijver en philosooph en een venijnig criticus. (4) Zie noot 1 op pag. 260. (5) Zie pag. 70, deel I. schaapskleeren rond, vermomde emigranten en royalisten. (1) Alle menschen hadden, gelijk gezegd is, gehoopt, elk dat de verkiezing iets voor zijne partij zou doen, en nu is er geene verkiezing, of slechts de verkiezing van een derde. Zwart vereenigt zich met wit tegen dat toevoegsel van de twee derden, alle onrustigen in Frankrijk die hun bedrijf daardoor te gronde zien gaan. De sectie Lepelletier besluit, na een aantal adressen, dat zulk een toevoegsel een openbare inbreuk is, dat zij, Lepelletier, in allen gevalle zich zeer eenvoudig Larévellière-Lépaux. Letovrxeur. daarnaar niet willen schikken, en noodigt daarop alle andere vrije sectiën uit, om zich »tot verzet tegen die onderdrukking," in een centraal comité met haar te vereenigen. (2) Schier alle sectiën vereenigen zich met haar, sterk door hare veertigduizend strijdbare mannen. I)e Conventie moge op hare hoede zijn! Op den 12den Vendémiaire, den 3den October 1795, zit de sectie Lepelletier in openbaar verzet in haar klooster Filles St. Thomas, straat Vivienne, met gespannen geweren. De (1) Napoleon, Las Cases (in Clioix des rapports, XVII, 39S—411). (21 Deux amis, XIII. 376—406. Zie ook Mignet. Conventie heeft ongeveer vijfduizend man geregelde troepen bij de hand, generaals in overvloei, en een vijftienhonderd gemengde, vervolgde ultra-Jacobijnen, die men in dit beslissend oogenblik haastig bijeengebracht cn gewapend heeft, onder den naam van Patriotten van negenentachtig. (1) Sterk in haar wettig recht, zendt de Conventie baren generaal Menou (2) af, om Lepelletier te ontwapenen. Generaal Menou rukt dus nut behoorlijke opeischingen en dreigende houding op, maar te vergeefs. Generaal Menou ontwaart, ten acht ure des avonds, dat hij te vergeefs in de straat Vioienne staat en opeischingen doet. terwijl uit alle vensters overgehaalde geweren op hem gericht zijn, dat hij niet in staat is Lepelletier te ontwapenen. Hij moet, heelhuids ja, maar zonder iets teweeggebracht te hebben, terugtrekken en als »verrader" in de gevangenis geworpen worden. Daarop vereenigen zich alle veertigduizend met de sectie Lepelletier, die niet te overwinnen is; tot wien zal de sidderende Conventie zich thans wenden? De arme Conventie is na zulk eene reis, juist toen zij de haven dacht binnen te loopen, op de baar gestooten en slingert hier geweldig, terwijl rondom de- felle branding-slagen bruisen, veertigduizend, en zij op het punt staat van met hare SiEYEs-lading en Franhrijks geheele toekomst in de diepte verzwolgen te worden! Nochtans, nogmaals voor het laatst worstelt zij, op het punt van vergaan. Eenigen roepen om Barras (3) als commandant; hij was het die in Thermidor de overwinning behaalde. Anderen, wat verstandiger is, denken aan den burger Bonaparte, den thans niet-actieven artillerie-officier, die Toulon veroverde; (4) een man van doorzicht, een man van kracht: Barras wordt tot kommandant in naam, (5) de jonge artillerie-officier tot eigenlijken kommandant benoemd. Hij was op dat oogenblik juist in de galerij; toen hij het hoorde, verwijderde hij zich een half uur, om bij zich zeiven te overleggen; na een half uur van rijp overleg, te zijn of niet te zijn, antwoordde hij ja. En thans, nu er een man van doorzicht aan het hoofd staat, verkrijgt de zaak een geheel ander aanzien. In allerijl naar het kamp van Sablons, om zich van de artillerie meester te maken, die hoogstens door twintig man bewaakt werd! Een vlugge adjudant, — Murat (6) is zijn naam — galoppeert er heen, en komt nog eenige minuten binnentijds, want reeds was Lepelletier ook daarheen op marsch: de kanonnen zijn ons! En nu bezette men dezen post en genen post, vlug en vast. Bij de poort van de L,ouvre, in de cul-de-sac Dauphin, in de straat St. Honorè, van den Pont-Neuf langs alle Noordelijke kaden tot Zuidelijk bij den Pont, ci-devant royal — schare men zich om het heiligdom der Tuilerie'én gelijk een ring van (1) Volgens Mignet waren er 1500—1800. (2) Jacques Fran^ois baron de Menou (1750—1810), geboren te Boursay de Loches, was afgevaardigde in de Staten-Gener-ial, waar hij zich spoedig voegde bij den derden stand. Hij streed later in de Vendée en had ook in Prairial (zie pag. 339 en volgende) het kommando over de linietroepen, die tegen de opstandelingen oprukten. Nog later ging hij met Bonaparte naar Egypte, waar hij, na het vertrek van Bonaparte en den dood van Kleber zeer onvoorspoedig het kommando voerde en in 1801 moest capituleeren. Hij huwde in Egypte eene Muzelmansehe en werd, naar men wil, zelf Mohammedaan; lilj liet zich althans noemen Abdallah-Jacob Menou. In 1802 in Frankrijk teruggekeerd, werd li ij gouverneur-generaal van Piemont en later van Venetië, waar hij in 1810 overleed. (3) De Conventie had reeds den dag te voren aan een comité van vijf leden de zorg van het openbaar welzijn opgedragen; deze vijf waren Barras, Colombel, Daunou, Letourneur en Merlin van Douai. (4) Zie pag. 239. (5) Volgens Mignet had Barras in het comité van 5 (zie noot 3) zelf voorgesteld Bonaparte tot hevelhebber te benoemen. (ö) Joachim Murat (1771—1S15), geboren te Bastide-Fortunière, zoon van een herbergier; hij was later een der bekendste legerhoofden van Napoleon, wiens zwager hij werd, en die hem tot koning van Napels proclameerde Hij werd in 1815 gefusilleerd, na een inval in het Napelsche gedaan te hebben, waar toen de dynastie der Bourbons op den troon was hersteld. stalen krijgstucht; dat ieder kanonnier naar zijne lont zie, en allen hunne wapenen gereed houden! , ,.. Den geheelen nacht door is er dus permanente zitting, en in den morgen bij zonsopgang ziet men nogmaals den heiligen opstand; liet staatsschip slingert op de baar en rondom bruist een verbolgene zee, den generalen marsch slaande, zich wapenende en razende — geen stormklok luidende, want er is geen stormklok meer overgelaten dan de eenige op liet Pavillon de Vunitè. locli dreigt eene schipbreuk waarop heel de wereld staart. Schrikkelijk worstelt het arme schip binnen kabellengte van de haven: ontzettend is het gevaar. Intusschen staat er thans een man aan° het roer. Boodschappen van de opstandelingen worden aangenomen een geblinddoekte bode wordt toegelaten, er volgen beraadslagingen en nogmaals beraadslagingen; het arme schip slingert! Het is de 13de Vendémiaire van het jaar Vier, zonderling, juist de 5- October, (1) de verjaardag van den optocht der Menaden (2) voor zes jaar ; zóó ver is men door het heilige recht ^ an opstand ^ Lenelletier heeft zich van de kerk van St. Roch meester gemaakt en den Pont-Neuf bemachtigd: ons piket, dat daar stond, nam zonder te vuren de wijk. Er vallen enkele schoten van Lepelletier, die zelfs tot aan aen trap der Tuilcrieen voortratelen. Daarentegen komen er vrouwen met vliegende haren en schreeuwen vrede; Lepelletier zwaait zijn hoed achter haar, ten teeken dat wij ons met haar zouden verbroederen. Vast! De artillerie-officier is vast als brons, kan, als het zijn moet, snel zijn als de bliksem. Hij zendt achthonderd geweren met scherpe patronen naar de Conventie zelve, eerwaarde leden moeten daarvan m den uitersten nood gebruik maken, waarop zij ernstig genoeg kijken. Het heeft vier uur des namiddags geslagen. (3) Lepelletier, die met boodschappen, met voorgesteld verbroederen, en het zwaaien met zijn hoed niets kan uitrichten rukt eensklaps op, langs de zuidelijke kade Voltaire, langs straten en stegen, met driedubbele gezwindheid, tot een wezenlijken ontzaglijken aanval. Wat nu g.j bronzen ar illene-officier....? Vuur! klinkt het van de bronzen lippen. En donderend en steeds weer donderend, gelijk een vulkaan, gaat zijn groot kanon in de Cul-de-sac Dauphin te^en de kerk St. Roch, gaan zijn groote kanonnen op den Pont-Roijal, gaan al zijn groote kanonnen; doen zoo wat tweehonderd man in de lucht vliegen hoofdzakelijk bij de kerk St. Roch! Lepelletier is tegen zulk gruwel.jk spel niet bestand, geen sectieman is bestand, de veertigduizend wijken naar alle kanten en stuiven uiteen bedekking zoekende. (4) -Eenige honderden of daaromtrent verzamelen zich bij liet Thédtrc de la république, maar," zegt hij, »eenige bommen joegen hen uiteen. Ten zes ure was alles afgeloopen. ... Het schip is dus over de baar, vrij zeilt het naar den oever — te midden van gejuich en vivats! De burger Bonaparte wordt tot .generaal voor het binnenland'benoemd bij acclamatie," de geslagen sectiën worden ontwapend ze mogen zuur of zoet zien, het heilige recht des opstands is voor altijd verdwenen Sieyes constitutie kan ontschepen en beginnen te marcheeren. Het miraculeuze Conventie-schip heeft land bereikt, en wordt daar, mogen wij bij beeldspraak zeggen, gemetamorphoseerd, als Epische vaartuigen gewoonlijk, in eene soort van zee-nymf, om niet meer uit te zeilen, om liet ruim azuur te ploegen, een mirakel in de ge- SClUe(!,Het!is niet waar," zegt Napoleon, .dat wij eerst met los kruit vuurden; dat (1) Carlvle vergist zich hier een dag; het was de 4' . (2) Zie pag. 309 en volgende, deel J._ (3) Moniteur, Séance du 5 Octobre 1 < 95. (4) Zie de opstelling van de troepen der Conventie bij Mignet. III • ■ ' ^ gpqfl Nkueklaag dek Sectiën, oi' 4 Octoker 17i)5 (L.'5 Vendémiaire, Jaar IV.) zou eene levens verkwisting geweest zijn." Zeer valsch: er werd met scherpe en steeds scherper schoten gevuurd. Voor allen was het duidelijk, dat dit geen spel was; de kerk St. Iioc/t, zoo geteisterd, draagt er tot op den huidigen dag de sporen van. Merkwaardig! ten tijde van den ouden Brogue, voor zes jaren, was dit kartetsschot beloofd, (1) inaar toen kon men liet niet geven, toen zou het niets gebaat hebben. Nu echter is de tijd er voor gekomen, en de man tevens, en ziet, men heeft het, en dat, wat men specifiek Fmnsche omwenteling noemt, doet men daardoor in de lucht vliegen, en het wordt iets dat was! ACHTSTE HOOFDSTU K. Einde. Het Epos van Homerus is, zooals men wel heeft opgemerkt, gelijk een beeldhouwwerk in bas-relief; het heeft geen einde, maar houdt alleen op. Zoo is het ook met het Epos der Algemeene Geschiedenis. Directoire, Consulaat, Keizerschap, Restauratie, Burger-Koningschap (2) volgen Conventie in behoorlijke tijdvakken op, het eene behoorlijk uit het andere ontstaande. Niettemin kan men zeggen, dat de oudste onder al deze in de lucht gevlogen is op de wijze als wij gezien hebben. Een opstand van Baboeuf in het volgende jaar zal bij zijn geboorte sterven, gesmoord door de soldaten. (3) Een Senaat, besmet met royalisme, kan door soldaten gezuiverd worden; en een Achttiende Fructidor tot stand komen door het enkel vertoonen van bajonetten. (4) Ja, de bajonetten van soldaten kunnen aangewend worden a posteriori op een Senaat en hem uit het venster doen springen, hoewel er geen bloed vloeit, en den Achttienden Brumaire in het leven roepen. (5) Zulke veranderingen moesten plaats hebben; maar zij werden teweeggebracht door intriges, kabalen en op een koinmando-woord, evenals eene gewone verandering van ministerie. Niet in het algemeen krachtens het heilige recht van den opstand, maar met zachtere middelen, die steeds zachter worden, zullen de gebeurtenissen der Fransche Geschiedenis zich in het vervolg ontwikkelen. Het moet erkend worden, dat dit Directoire, hetwelk bij zijne installatie slechts drie dingen zijn eigendom kon noemen: »een oude tafel, een vel papier en een inktpot" en niet de minste fondsen bezat, (6) wonderen verrichtte; Frankrijk is, (1) Zie pag. 205 en volgende, deel I. (2) De regeering van Louis Philippe (1830—1848). Hij was de roi-bourgeois. (3) Zie over Baboeuf noot 1 op pag. 223. Deze samenzwering, waarin Amar, Vadier, Darthéen anderen betrokken waren, en die eindigde met de arrestatie der schuldigen op 21 Floréal (10 Mei 1796), was eene laatste schildverheffing van de partij der Commune van 1793. (4) Moniteur du 4 Septembre 1797. Door dezen coup d'état ontdeden de directeuren Barras, Rewbell en Laréveillöre zich van hunne ambtgenooten Carnot en Barthélémy en van de meerderheid van liet Wetgevend Lichaam. (5) 8 November 1799 (Choix des Rapports, X\II, 1—96). Dit was de coup d'état van Bonaparte, waarbij hij aan het Directoire een einde maakte en het Consulaat in het leven riep. (6) Bailleul, Examen critique des Considèrations de Mad. de Stai'l, II. 275 en 281. «Toen do directeuren in het Luxembourg trokken," zegt Bailleul, »was daar geen enkel meubelstuk te vinden. In een kabinet, om eene kleine, lamme tafel, waarvan de eene poot van ouderdom vermolmd was, en waarop een pak schrijfpapier en schrijfgereedschap stond, dat uit het comité de salut public was medegenomen, namen zij plaats op vier matten stoelen nabij eenige slecht brandende houtblokken, hetgeen alles van den bewaarder Dupont geleend was. de dag van den 4dc" september 17v»7 (is11*'" fkuctiduk, jaah v.) sedert liet Schrikbewind heeft opgehouden, een nieuw Frankrijk geworden, ontwaakt gelijk een reus uit zijne verdooving, en heeft, wat zijn innerlijk leven betreft, aanhoudend vorderingen gemaakt. Wat kunnen wij, omtrent zijn uitwendigen vorm en zijne levensvormen anders zeggen, dan dat door het eten kracht ontstaat en dat van een onwijze geen wijsheid kan verwacht worden! Huichelarij is verdwenen, ja, wat nu de bijzonderheid van Frankrijk is, de huichellaal is zelfs verdwenen. De Cajus Gracchus Baboeuf. nieuwe werkelijkheden zijn nog niet gekomen, 0 neen, enkel phantasma's, papieren modellen, schema's ervan. In Frankrijk zijn nu vier millioen grondeigendommen, die sombere voorspelling van een agrarische wet is als het ware verwezenlijkt. Wat nog zonderlinger is; wij zien, dat alle Franschen «het recht van duel" hebben; de koetsier met den pair, indien de eerste beleedigd is: zoo is de wet der Openbare Meening. Gelijkheid ten minste in den dood! De vorm van regeering is door den 1)e dag van den 8slc" November 1799 (18d,:" Brumaire, Jaar VIII.) Burger-Koning, op wien herhaaldelijk geschoten is, nog niet weggeschoten. (1) Is over het geheel genomen niet vervuld wat geprofeteerd was, ex postfacto inderdaad, door den aarts-kwakzalver Cagi.iostro of een ander? Hij, die deze dingen in visioen zag, sprak aldus: (2) "Ha, wat is dit! Engelen, Uriel, Anachiel en gij overige vijf; Pentagoon van Verjonging; Macht die de zonde vernietigde; Aarde, Hemel en gij, ander verblijf, dat de menschen Hel noemen ! Is het rijk van den Leugen aan het wankelen? Komen daar in sterrenglans, opflikkerende, lichtstralen uit zijne duistere fundamenten, als het steunt en hijgt, niet in barensnood, maar in doodsstuipen? Ja, lichtstralen, helder, doordringende, die den Hemel begroeten, zie, zij doen het rijk van den leugen ontbranden; haar sterrenglans wordt gelijk rood hellevuur. De leugen wordt verbrand; één roode vuurzee, woest golvende, omgeeft de wereld, met haar vuurtong zelfs reikende tot aan de sterren. Tronen worden erin geworpen en Dubois' mijters en vette prebenden, en, ha! wat zie ik? al de karren der schepping, alle, alle! Wee mij! Nooit sedert de wagens van Pharao in de Roode waterzee, waren er zoovele wrakken van voertuigen op wielen als in deze vuurzee! Als asch, als gas vervliegen zij in den wind. Hooger en hooger vlamt de vuurzee, knetterende door nieuwen toevoer van brandhout, sissende door het leder. De metalen beelden zijn gesmolten; de marmeren beelden worden tot mortel, de steenen bergen bersten. Eerbiedwaardigheid, met al hare triuinfwagens tot een brandstapel ontstoken, verlaat, jammerende, de aarde, om niet terug te keeren dan onder een nieuwen Avatar. Hoe brandt de leugen gedurende vele geslachten ; hoe wordt hij voor een tijd verbrand! De wereld is zwarte asch, wanneer zal zij weder groen worden? De beelden zijn alle ineengevloeid tot Corinthisch erts; alle woningen der menschen vernield, de bergen zelfs gespleten, de valleien zwart en doodsch; het is een ledige wereld! wee hun, die geboren zullen worden! — Een koning, eene koningin werden erin geworpen, knetterden even en vlogen sissende opwaarts als een brandend stuk papier. Iscariot Egalité werd erin geworpen; gij stugge de Launay met uw stugge Bastillc, geheele geslachten en volken, vijf millioen van elkaar vernietigende menschen. Want het is het einde van het rijk van den Leugen (welke is duisternis) en het verbranden, met onbluschbaar vuur, van al wat slecht is op aarde." — Is deze profetie, herhalen wij, niet vervuld geworden? En nu, o lezer, is de tijd voor ons gekomen om te scheiden. Moeilijk was onze gezamenlijke reis, niet zonder hinderpalen, maar zij is afgeloopen. Voor mij waart gij een dierbare schaduw, de niet belichaamde of thans nog niet belichaamde geest van een broeder. Voor u was ik slechts eene stem. Toch was onze verhouding eenigszins geheiligd, betwijfel dat niet! Want welke geheiligde dingen ook eens holle klanken mogen worden, hebt gij, wanneer de stem van een mensch spreekt tot een mensch, niet daar de levende bron, waaruit al het geheiligde ontsprong en nog ontspringt? De mensch kan beschouwd worden als »een vleeschgeworden Woord." Het staat slecht met mij, indien ik valsch gesproken heb ; uw plicht was het vlijtig te luisteren. Vaarwel! (1) Louis Philippe, die aan menigen moordaanslag heeft bloot gestaan. Men bedenke, dat Carlyle het bovenstaande schreef, toen Louis Philippe in Frankrijk nog aan de regeering was. (2) Diamond Nechlace (Carlyle's Miscellanies). mééè (taiclit van k Fraosche Revolutie u * DEEL I: DE BAST1LLE. (10 Mei 1774 — 5 October 1789). 1774. Lodewijk XV sterft te Versailles, {10 Mei 1114), aan de kinderpokken, na eene korte ziekte; achter-kleinzoon van Lodewijk XIV, ouderdom 64 jaar, in het 59t,u' jaar van zijne regeering. Overzicht tot 1774, droevig verval van «Verwezenlijkte Idealen," wereldlijke en geestelijke. Tooneelen bij het sterfbed van Lodewijk XV. De adel binnentredende, »met een geraas als van den donder" om hulde te brengen aan den nieuwen koning en de koningin. De nieuwe koning, Lodewijk XVI, was de kleinzoon van zijn voorganger; ouderdom ongeveer 20 jaar, geboren 23 Augustus 1154. De nieuwe koningin was Marie Antoinette, dochter (achtste dochter, 12de kind) van de groote keizerin Maria Theresia en van keizer Frans (oorspronkelijk Hertog van Lotharingen), haar leeftijd was toen circa 19 jaar, geboren z November 1155. Lodewijk en zij waren gehuwd vier jaar geleden (16 Mei 1110), maar hadden tot nu toe geen kinderen, niet vóór 1778, toen hun eerste werd geboren: eene dochter, lang nadien bekend als hertogin van Angoulème. Twee zoons volgden, die successievelijk heetten "Dauphin," maar die beiden stierven, de tweede in zeer ellendige omstandigheden. Hun vierde en laatste kind, eene dochter, (1786) leefde slechts 11 maanden. Deze twee waren nu koning en koningin, zichzelven rekenende »te jong om te regeeren." 16 December 1113: Eene groote lading thee in de haven geworpen van Boston, Massachusetts; 7 Juni 1115: slag bij Bunkers Hill, de eerste in den Ainerikaanschen oorlog, in dezelfde buurt gestreden. 1774-1783. Verandering in de administratie. Maurepas, een man, nu 73 jaar oud en van groote handigheid, benoemd tot eerste-minister; Vergennes gunstig bekend door zijne nette manieren, door het vervullen van den gezantschapspost in Turkije, in Zweden, verkrijgt het departement van Buitenlandsche Zaken. Het parlement wordt hersteld; het "parlement Maupeou," dat ingesteld was om wetten, hoofdzakelijk belastingwetten »geregis- treerd" te krijgen, wordt ontslagen. Turgot, benoemd tot controleur-generaal van Financiën (24 Augustus 1174), doet veel van zich verwachten, daar hij reeds bekend is als een man van veel kennis, van groote vaderlandsliefde en onkreukbare braafheid. Er zijn veel veranderingen, maar één feit van groote beteekenis, het aanhoudend deficit, is de eenige geschiedenis van deze periode. Adel en Geestelijkheid zijn vrij van directe belastingen; geene belasting, die op het beginsel van de bevoorrechte standen te treffen wordt gebaseerd, kan slagen. Zeer ongunstige beoordeelingen van dit feit, door de toenmalige bevolking van Frankrijk. Turgot, die rechtvaardiger principes huldigt, kan ze niet doorvoeren; «de korenhandel vrij gemaakt" en vele verbeteringen; veel ontevredenheid aan het hof, overal hongersnood-oproeren en « galgen veertig voet hoog." Turgot wil adel en geestelijkheid evenals de andere standen belasten; een storm van verontwaardiging, Turgot ontslagen, (Mei 1776). Platte snuifdoozen zijn in dezen zomer in zwang onder den naant van Turgotines, als zijnde »platitudes," evenals de plannen van dezen controleur. Necker, te Genève geboren, rijk geworden door bankierszaken te Parijs en zeer gezien bij de philosophen, wordt in zijne plaats benoemd tot controleur (1776) — en toch blijft het deficit bestaan. Voor het overige, welwillendheid, verdraagzaamheid, leer van algemeene liefde en liefdadigheid. Scepticisme, philosophisme, sensualisme, een verderfelijk mengelmoes van goeden smaak, waarin het onderscheid tusschen "Goed en Kwaad" is verloren gegaan, zijn dooreengemengd. Jean Jacques, Contrat social: het algemeene duizendjarig rijk van vrijheid, broederschap en van alles wat kan verlangd worden, wordt geacht spoedig te naderen. Luchtballons, wedrennen, Anglomanie. Voortdurend deficit. Necker's plannen om het deficit te dekken worden niet goedgekeurd en slechts ten deele verwezenlijkt. Spaarzaamheid betracht; inkrimping van uitgaven veroorzaakt verschillende aanvragen om ontslag en veel ontevredenheid aan het hof; wat is er te hopen van adel en geestelijkheid, wanneer inbreuk gemaakt wordt op hun privilege van vrijstelling van lasten. Amerikaansch-Engelsche oorlog (sedert April 1775); Franklin en de agenten van de opgestane koloniën, te Parijs (1776 en later), waar hun zaak zeer wordt begunstigd. Verdrag der Franschen met de opstandelingen, (6 febuari 1778); smokkelpartijen op groote schaal (waarin Beaumarchais zeer is betrokken) eenigen tijd tevoren. Vertrek van de Fransche «vrijwilligers," onder Lafaydte, 1778. Oorlog met Engeland, Bochainbeau naar Amerika, met hulptroepen, in 1780, de oorlog niet van veel beteekenis, alleen door het beleg van Gibraltar en den algemeenen uitslag langen tijd daarna. Aanhoudend deficit, Necker's plannen hoe langer hoe minder goedgekeurd, het minst door adel en geestelijkheid. Januari 1781, maakt hij openbaar een Compte rendu, «tweehonderd exemplaren worden ervan verkocht," en hij wordt in de volgende Mei ontslagen. Keert terug naar Zwitserland, en schrijft daar nieuwe boeken over hetzelfde onderwerp. Maurepas sterft, (21 November 1781), de wezenlijke «premierminister" is voortaan de controleur-generaal, indien er zoo iemand gevonden kan worden, er is een steeds toenemend deficit en nu het duizendjarig rijk bijna is aangebroken, is er geen geld in den zak. Beleg van Gibraltar (13 September tot midden November 1782); het beleg is vruchteloos van den kant van Frankrijk en Spanje, hopeloos sedert den dag 113 Sèptember) van de gloeiende kogels. De algemeene uitslag is: de onafhankelijkheia der Amerikanen erkend (Vrede van Versailles, 20 Januari 1783). Lafayette keert zegevierende terug en wordt Scipio Americanus genoemd door eenige redacteuren. 1783-1787. Voortdurend deficit. De toestand slechter, niet beter sinds Necker's ontslag, kort na elkaar twee controleurs, die niets kunnen doen, Calonne wordt als zoodanig benoemd (November 1783). Hij sluit voortdurend leeningen en voldoet iedereen door III 40 zijne vrijgevigheid, «vuur temperende door er olie in te werpen," gedurende drie jaar en langer. Halssnoer-schandaal (kardinaal de Rohan, madame de Lamotte, de aarts-kwakzalver Cagliostro de voornaamste acteurs), op eene tragische wijze den naam der koningin bezoedelende, wordt publiek voor de rechtbank (1785); vonnis uitgesproken over de bovengenoemden en anderen (31 Mei 1786), verwekt groote opschudding en wordt door iedereen besproken. Calonne, wiens leeningsplannen ten slotte uitgeput zijn, roept de notabelen samen (eerste samenroeping van de notabelen) (22 Februari 1787), om zijne nieuwe belastingplannen goed te keuren; zij willen met hem niets te maken hebben, zoodat hij ontslagen en «verbannen" wordt: (8 April 1787). De eerste vergadering der Notabelen — die niet alleen over dit onderwerp sprak, maar ook over alle publieke aangelegenheden, en onder anderen van Staten-Generaal gewaagde — duurde van 22 Februari tot 25 Mei 1787. 1787. Kardinaal Loménie de Rrienne, die reeds langen tijd dien post begeerd had, volgt Calonne op. Een man, die nu zestig jaar oud is; onstandvastig, onbeteekenend, ontwerpt belasting-edicten, zegelbelasting (Edit du Timbre, 6 Juli 1787) en andere, met «successieve leeningen" en dergelijke, welke het parlement, tot groote vreugde van het publiek, niet wil registreeren. Geen vredelievende houding van het publiek, alles in oppositie, de parlementen te Parijs en elders worden beroemd. Twisten tusschen Loménie en de parlementen. Lits-de-justice (het eerste 6 Augustus 1787); Lettres-de-cachet, en dergelijke middelen; algemeene "Verbanning" van het parlement (15 Augustus 1787), dat op voorwaarden terugkomt, (20 September). Toenemende ergernis van het volk. Loménie helpt zich door tijdelijke leeningen, totdat hij gereed is het muitzieke parlement te bedwingen. 1788. Januari tot September. Lente 1788, groot plan om de parlementen op te heffen en in plaats daarvan te benoemen eene «cour plénière," die gehoorzaam zal zijn wat betreft het registreeren en in andere opzichten. Dit plan ontdekt vóórdat liet nog goed rijp was; het parlement in permanente zitting, debatteerende den geheelen nacht (3 Mei), toegejuicht door liet volk, dat de buitenhoven overstroomt; d'Espréménil en Goeslard gearresteerd door militairen bij het aanbreken van den dag (4 Mei), en weggevoerd naar verre gevangenissen; het parlement zelf verbannen. Eene poging om te regeeren, dat wil zeggen: geld te verkrijgen, enkel door koninklijk edict, daar de «cour plénière" bij haar geboorte is overleden. Verzet van alle provinciale parlementen, onder aanhoudende toejuiching van het volk. Vernielende hagelstorm, (13 Juli), waaraan wordt herinnerd het volgende jaar. Koninklijk edict (8 Augustus), dat de Staten-Generaal, dikwijls vroeger toegezegd, werkelijk zullen vergaderen in de volgende Mei. Proclamatie (16 Augustus), dat «betalingen der schatkist voortaan voor drie vijfde in baar geld en de overige twee vijfde in papier zullen gedaan worden," met andere woorden, dat de schatkist insolvent is. Loménie daarop ontslagen, tot groote vreugde van het volk, dat meer oproerig is dan gewoonlijk. Necker, de gunsteling van iedereen, wordt onmiddellijk teruggeroepen (24 Augustus) uit Zwitserland om hem op te volgen en de «redder van Frankrijk" te worden. 1788. November tot December. Tweede samenroeping der Notabelen (6 November — 12 December) door Necker met het doel, om te bepalen, op welke wijze de Staten-Generaal zullen gehouden worden. Bij voorbeeld: moeten de drie standen één beraadslagend college uitmaken, dan wel öf drie, óf twee colleges vormen? Bovenal zal de derde stand eene dubbele vertegenwoordiging hebben? De notabelen hebben afgedaan en vertrekken zonder een dezer vraagstukken geregeld te hebben; de meeste vraagstukken blijven onopgelost, in het bijzonder dat van den derden stand en zijne dubbele vertegenwoordiging. De verkiezingen nemen overal een aanvang: Januari 1780. De troebelen in Frankrijk schijnen nu op het punt te zijn om te worden eene omwenteling in Frankrijk. Het begin van de «Fransche revolutie" — voortaan een verschijnsel, dat alle andere in de schaduw stelt — wordt gewoonlijk van dezen tijd af gedateerd. 1789. Mei—Juni. Samenkomst der Staten-Generaal te Versailles; optocht naar de kerk St-Louis (4 Mei). De derde stand heeft ue natie achter zich en wenscht een hoofdelement te zijn. Hij hoopt, en (geleid door Mirabeau en andere bekwame hoofden) beslist, dat hij het hoofdelement moet zijn en wil «werkeloos" blijven, totdat dit geschiedt, namelijk dat de andere twee standen, adel en geestelijkheid, zich met hem vereenigen. «Werkeloosheid" wordt aangenomen en daarin gedurende zeven weken volhard, zeer naar den zin van Frankrijk en tot verontrusting van Necker en het hof. Het hof besluit tusschen beide te komen. De zaal der vergadering is gesloten {Zaterdag, 20 Juni). De afgevaardigden van den derden stand doen een eed, den beroemden »Eèd van de Kaatsbaan." Opschudding in Frankrijk. Maandag, 22 Juni, komt het hof tusschen beide, maar met een verkeerd resultaat: Séance royale, de rede des konings: "indien gij, drie standen, het niet eens kunt worden, dan zal ik, de Koning, het geluk van mijn volk voltooien." Adel en geestelijkheid verlaten de zaal met den Koning, de derde stani blijft de bedreiging overwegen. Binnenkomst van den opperceremoniemeester de Brézó, die beveelt de zaal te ontruimen; Mirabeaus woedende woorden tot hem; de Brézé vertrekt temidden van eene groote menigte. Geheel Frankrijk in opschudding, het hof geeft toe; de derde stand, bij wie zich de twee andere voegen, zegeviert in alles. De Staten-Generaal worden voortaan «Nationale Vergadering" genoemd, ook wel «Constitueerende Vergadering," dat wil zeggen eene Vergadering, "die de constitutie moet maken," eene volmaakte constitutie, waaronder het Fransche volk zijn duizendjarig rijk zal verwezenlijkt zien. 1789. Juni—Juli. Veel verwachting, groote opgewondenheid, veel wantrouwen. De vrees en de plannen van het hof; de oude maarschalk de Broglie — de Broglie, die in den zevenjarigen oorlog vocht, de zoon van een maarschalk Broglie, en kleinzoon van een ander, die in zijn tijd veel in de couranten besproken werd. De Gardes Frangaises kunnen niet in hunne kwartieren opgesloten worden {20 Juni). Zondag 12 Juli: het bericht van Necker's ontslag en nachtelijk vertrek brengt een panische schrik in Parijs teweeg, die uitloopt op het beleg der Bastille en de inneming daarvan onder groot geraas, terwijl de Gardes Frangaises ten slotte lijdelijk toezien. De Bastille valt, -gelijk de stad Jericho door bazuingeschal," op Woensdag, 14 Juli 1780. Een soort van «vuurdoop' voor de revolutie, die voortaan niet te onderdrukken is. Geheel Frankrijk neemt de wapens op «als Nationale Garde, om de brigands te vernietigen en de vijanden van de constitutie te bestrijden. 1789. Augustus-October. Scipio Americanus, maire Bailly en «het patrouillottisme tegen het patriottisme {Augustus, September). Hoop, schrik, wantrouwen worden steeds grooter, aanhoudende schaarschheid van koren. Nadering van den vijfden October, hier genoemd "de Vrouwenopstand." Het regiment Vlaanderen is te Versailles gekomen (23 September); de officieren hebben een diner gehad (3 October) met veel demonstratie en dwaze vertooningen in een anti-constitutioneclen en monarchalen geest. Parijs, dat in een toestand van halve razernij verkeert, hoort van dit diner (Zondag 4 October) met groote opgewondenheid; den volgenden dag rukken ongeveer >. 10.000 vrouwen" (de mannen zijn bang voor het patrouillottisme) naar Versailles op, gevolgd door een gemengden volkshoop en eindelijk door Lafayette en de Nationale Garde. Voorvallen te Versailles. Het resultaat is, dat zij de koninklijke familie en de Nationale Vergadering naar Parijs brengen. Parijs is van nu af het centrum der revolutie, en de v ijfde October een gedenkwaardige dag. 1789. October—December. -Eerste emigratie" van eenige leden van den hoogen adel en prinsen van den bloede, welke emigratie meer of minder aanhoudt in de volgende jaren, en ten laatste op een grooter schaal. Onderzoek naar de schuld van Philippe d'Orleans aan den rijfden October-, Orleans gaat voor een tijd naar Engeland, en wordt dooide beschaafde klassen aldaar slecht ontvangen. DEEL II: DE CONSTITUTIE. (Januari 1790 — 12 Augustus 1792). 1790 Het maken der constitutie en de daarmede gepaard gaande moeilijkheden. De clubs, het journalisme, aankomst van revolutionnairen van alle hemelstreken. 4 Februari, bezoek van den Koning aan de Constitueerende Vergadering, ontroering aldaar en Nationale Eed, die geheel Frankrijk in verrukking brengt. Algemeene eedsaflegging, algemeene ..Federatie" of wederzijdsche eed van alle Fransclien, ook wel genoemd „Piekenfeest" (14 Juli, verjaardag van den val der Bastille), een gedenkwaardige dag. I)e uitwerking op de militairen, volgens de ervaiing. opgedaan door luitenant Napoleon Bonaparte. Algemeene desorganisatie van het leger, en pogingen tot verbetering. Aflaire %an Nancj (de catastrophc op 31 Augustus), genoemd »de Moord van Nancy", \erontwaardiging daarover. De muitende Zwitsers naar de galeien gezonden; plechtige lijkdienst voor de verslagenen te Nancy (20 September) met tot gevolg oproerige bewegingen. Gestadige voortgang der desorganisatie, der anarchie." Mirabeau, die wanhoopt aan het maken der constitutie onder zulke omstandigheder, heeft' een onderhoud met de Koningin en overweegt groote plannen. 1791. April-Juli. Dood van Mirabeau (2 April); de laatste kans om deze revolutie te leiden of tc controleeren daarmede vervlogen. De koninklijke familie, die nog steeds hoopt de revolutie te leiden, beschouwt als een eerste stap daartoe het vertrek uit Parijs. ^ an dit voornemen wordt de koninklijke familie verdacht; het bezoek aan St-Cloud wordt met geweld door het volk belet (19 April). Vlucht naar Varennes (20 Juni) en de wederwaardigheden aldaar, als gevangenen teruggevoerd naar Parijs, vijf dagen later (25 Juni). Van eene «Republiek" gewag gemaakt in plakkaten, gedurende s Ivonings vlucht; dit denkbeeld algemeen afgekeurd. De Koningin en Barnave. De troon weer opgericht, als het ware «op de spits gezet," en zoo vastgehouden. Zou deze weggeloopen koning niet afgezet moeten worden? Groote oploop, petitie op het Altaar des \ aderlands (Zondag, 17 Juli); de manifestanten uiteengejaagd door geweervuur, op last van Lafayette en maire Bailly, hitgeen vele bittere herinneringen achterlaat. 1791. Augustus. De vreemde hoven, die reeds lang met afkeurende blikken de Fransche revolutie hebben gadegeslagen, maken zich gereed om tusschen beide te komen. Conventie \an Pillnitz (25 27 Augustus): Keizer Leopold II, Friedricli Wilhelm II, koning \an I iuisen en eenige potentaten van minder gewicht, en de geëmigreerde prinsen van den bloede, te Pillnitz vergaderd (landhuis van den keurvorst nabij Dresden), geven uitdrukking aan hunne bezorgdheid over den tegenwoordigen onmogelijken toestand Aan zijne I'ransche Majesteit, die, naar zij meenen, de gevestigdfe regeeringen oproept om tusschen beide te komen; zij zeiven, gereed, om weerstand te bieden aan «een Franschen aanval' op hun eigen gebied, willen met genoemde regeeringen samenwerken om werkelijk tusschen beide te komen. Dit document, gedateerd 27 Augustus 1791, verwekt groote verontwaardiging in Frankrijk, die al grooter en grooter wordt, en slechts vijf en twintig jaar later ophoudt. De constitutie voltooid en aangenomen door den koning (14 September). De Constitueerende Vergadering ■\erklaart op plechtige wijze (.'10 September), dat hare zittingen geëindigd zijn en gaat uiteen temidden van feestelijkheden. 1791. October—December., De Wetgevende Vergadering, gekozen volgens de constitutie, de eerste en tevens de laatste vergadering van dezen aard, komt 1 October 1791 bijeen en hield zitting tot 21 September 1792, dus twaalf maanden, op negen dagen na. Zij is meer republikeinsch dan hare voorgangster, minder in talent, verstoken van parlementaire ondervinding. Hare debatten, twisten, hinderlijk voor den parlementairen vooruitgang (Boek V, Hoofdstukken 1—3). Het hof, «bewerende dood te zijn," «helpt niet om de constitutie te doen marcheeren." Zondag, 10 (Jetober : L'Escuver te Avignon in eene kerk vermoord, gevolgd door moorden in de Glacière. Frankrijk en zijne Wetgevende Vergadering verdenken den koning en ieder ander, vreezen een aanval van buiten en bespreken of men in goeden staat is om zulk een aanval het hoofd te bieden, ondervragen de ministers; gedurige verandering van ministerie, de debatten in de Vergadering worden steeds onstuimiger. ]Narbonne (vriend van Madame de Staël) wordt minister van Oorlog (7 December), blijft bijna een half jaar in functie; daarop volgt Servan, die het drie maanden uithoudt; daarop Dumouriez, die het niet verder dan tot vijf dagen brengt; volgen «spoken van ministers." 1792. Februari—April. Schrik op het platteland van Frankrijk (Februari—Maart)-, kamp van Jalès, toename der emigratie. 7 Februari'. Keizer Leopold en de Koning van Pruisen, hun verbond te Pillnitz verbeterende, sluiten een openlijk verbond, waarbij zij zich verbinden te trachten alle onlusten te beteugelen, en, indien zij aangevallen worden, elkander bij te staan. Sardinië, Napels, Spanje en zelfs Rusland en de Paus worden geacht het eens te zijn met deze twee. 20 April: De Wetgevende Vergadering besluit, na hevige debatten, den oorlog te verklaren aan Keizer Leopold. Dit is de eerste oorlogsverklaring, waarop anderen volgden, pro en contra, rondom als stukken van oen groot vuurwerk nu eens hier dan weer daar uitbarstende. De oorlogsverklaring van Pruisen, die eenige maanden later volgde, is de meest gewichtige. 1792. Juni. Onder deze verontrustende omstandigheden kan de regeering niet handelen, of wil niet, zooals het volk zegt. Clubs, journalisten, sectiën (de georganiseerde bevolking van Parijs) worden steeds heftiger. 20 Juni'. Groote optocht van de sectiën en hare leiders met banieren, door de straten van Parijs, genoemd de ..Optocht der Zwarte Broeken." De optocht, vreedzaam, maar toch gevaarlijk, vindt de poorten der Tuilerieën gesloten en kan geen toegang hebben tot Zijne Majesteit, loopt storm tegen de poorten, totdat deze wijken, en dextoelating tot Zijne Majesteit en het onderhoud met hem en het gedrag in zijn huis hebben een schandaleus en alles behalve vreedzaam karakter. 20 Juni voortaan een gedenkwaardige dag. Generaal Lafayette verschijnt plotseling in de Vergadering, zonder verlof gevraagd te hebben, zooals wordt opgemerkt, doet vruchtelooze pogingen om het gezag in Parijs te herstellen (28 Juni) en vertrekt, terwijl zijne populariteit verdwenen is. 1792. Juli 6 Juli: Verzoeningsscene in de Vergadering, spottenderwijze genoemd Baiser L'amourette, «Derde Federatie," (14 Juli), is ophanden; zouden niet de «gefedereerden" kunnen vereenigd worden tot de kern van eene strijdmacht nabij Parijs? Het hof antwoordt; neen, niet zonder reden. Barbaroux schrijft naar Marseille om 500 man, die ..weten te sterven"; deze gaan op weg, ofschoon te laat voor de federatie. Zondag 22 Juli: plechtige verklaring, dat het «Vaderland in gevaar" is. 24 Juli: Pruisische oorlogsverklaring, en het befaamde manifest van den hertog van Brunswiik, dreigende Frankrijk met eene militaire strafoefening, indien de koninklijke familie bemoeilijkt mocht worden; het is gedateerd, toblentz, 2i Juli 1792 en uitgevaardigd in den naam van den keizer en den koning van Pruisen beiden. De hertog van Brunswijk opperbevelhebber; neef (zusters zoon) van Frederik den Grooten, en vader van de ongelukkige Engelsche koningin Caroline; hij had, op zeer jongen leeftijd in den zevenjarigen oorlog gediend onder den broeder zijns vaders, prins Ferdinand, meermalen het commando over grootere of kleinere detachementen gevoerd en naam gemaakt door zijne snelle marschen en stoutmoedigheid, maar had tot nu toe nog niel het bevel gevoerd in een grooten veldtocht, noch nadien, tot 1806, toen hij geslagen werd en den dood vond bij het begin van den tocht (slag bij Jena, 14 October 1806). Deze proclamatie, die groote verontwaardiging in Frankrijk verwekte en elders werd gekritiseerd, wordt verondersteld door anderen te zijn opgesteld (de transche emigranten) en door den hertog tegen zijn wil te zijn geteekend. «Insigne vengeance", «militaire strafoefening'' en andere dergelijke termen van bedreiging. Het Pruisische leger en de Oostenrijkers komen uit de Nederlanden oprukken. De Marseillanen, «die weten te sterven," komen te Parijs aan (2.9 Juli)-, maaltijd in de Champs Elysées. 1792. Augustus. De opwinding neemt te Parijs toe; Frankrijk dat vol energie is, wordt verhinderd zichzelf te verdedigen door een „werkelooze regeering." Geheime vergaderingen, beraadslaging tussclien het gemeentebestuur en de clubs, Danton wordt geacht daar de organiseerende man te zijn. 10 Augustus : Algemeene opstand van de gewapende bevolking van Parijs; de Tuilerieën ingenomen, de Zwitsersche Gardes vermoord. De koning had, vóórdat er geweld werd gebruikt, met de koningin en den dauphin eene schuilplaats gezocht in de zaal der Wetgevende Vergadering. Zij blijven daar tot 13 Augustus < Vrijdag tot Maandag), luisterende naar de debatten, in eene journalisten-loge. Zij worden vandaar gebracht naar den Tempel «als gijzelaars," vanwaar zij niet weggaan dan om te sterven. De W etgevende Vergadering vaardigt een decreet uit, dat eene Nationale Convent,e (parlement met absolute macht) zal gekozen worden, (10 Augustus 1792). Hierna blijft de W etgevende Vergadering in functie, totdat de Conventie gekozen is. DEEL III: DE GUILLOTINE. (10 Augustus 1792—4 October 1795.) 1792 Augustus-September. De Wetgevende Vergadering zet bare zittingen voort, totdat de verkiezing afaeloopen is° De vijand komt nader met de gewapende emigranten en dringt Frankrijk binnen, in' de buurt van Luxemburg; Longwy ingenomen, bijna zonder teeenstand <23 Augustus); voorbereidende maatregelen voor liet beleg van \erdun. Deg Oostenrijkers, die Thionville belegeren, kunnen bet niet innemen. Dumounez bezet de passen van Argon,ie (29 Augustus). Groote opwinding in I arijs. Zondag 2 September tot Donderdag O September: Septembermoorden. beschreven in Boek I, Hoofdstukken IV-VI. De Pruisen hebben Verdun ingenomen op ^^pember (Zondag terwijl de moorden een aanvang nemen). Dumounez blijft wachten in de passen van Argonno; de Pruisen daar drie weken opgehouden Hongersnood en regen; slag of kanon na de bij Valmy (20 September), de Franscben vluchten me , zooals men verwachtte. De Conventie komt bijeen: 22 September 1792; de W etgevende Vergadering had tot den vorigen dag zitting gehouden en gaat nu uiteen; de Republiek denzelfden dag afgekondigd. De Oostenrijkers, die het beleg van Thionville opheffen, belegeren Rijssel (28 September-8 October), maar kunnen het niet innemen; de splinter van een Rijsselsche bom. De I ruisen in den ™odde wadende geplaagd door dyssenterie en hongersnood, zijn verplicht terug te trekken, Goethe s' verhaal over dien aftocht. Totale mislukking van de Brunswijksche onderneming. 1792, December—1793, Januari. Revolutionaire beweging in Parijs en in geheel Frankrijk; den koning /al een proces worden aangedaan. Verhoor van den koning (Donderdag, 11 December tot Zondag, ld December). Drie slemmingen (15—17 Januari 1703), dood zonder uitstel. Terechtstelling des konings, (Maandag 21 Januari 1793), des morgens omstreeks 10 uur. De Engelsche gezant verlaat Parijs; de Fransche gezant krijgt bevel Engeland te verlaten (2-1 Januari). Oorlog tusschen beide rijken ophanden. 1793 Februari Dumouriez, die de terugtrekkende Oostenrijkers vervolgt, heeft de Oostenrijksche Nederlanden veroverd binnen eene maand (4 November tot 2 December 1792) en houdt nu dit land bezet. 1 Februari: Frankrijk verklaart den oorlog aan Engeland en Holland, Engeland verklaart wederkeerig den oorlog, 11 Februari; Dumouriez dringt onmiddellijk Holland binnen, de Engelschen onder den hertog van York komen te hulp. Comité de Salut Pubhc (ingesteld 21 Januari, dag van 's konings terechtstelling), het hoogste administratieve lichaam te Parijs. 1793 Maart —Juli Onderlinge twist van de partijen na den dood des konings; de Girondijnen ot «wettige republikeinen tegen den Berg of de «onwettige"; hunne twisten nader beschreven: Boek III, Hoofdstukken VII—IX. Oorlog met Spanje, (7 Maart). Drie tijdperken in de twisten tusschen Gironde en Berg; het eerste, (10 Maart), als de (urondijnen meenen, dat zij door de bevolking zullen vermoord worden; de bevolking eischt "de arrestatie der twee-en-twintig." De revolulionnaire rechtbank ingesteld, Danton's plan op denzelfden dag (10 Maart). Slag bij Neerwinden (18 Maart), Dumouriez geslagen, is verplicht al sneller en sneller terug te trekken. Het tweede Girondijnsche tijdperk (1 April) toen zij in onmin kwamen met Danton. Generaal Dumouriez, een soort Girondijn op zijn manier, loopt over naar den vijand (3 April). Hongersnood en gebrek aan vele dingen; de wet van het maximum (zettende een vasten prijs op de levensmiddelen), (20 Mei). Het derde Girondijnsche tijdperk, »illa suprema dies, de Conventie belegerd door de gewapende sectiën onder Henriot (.Zondag 2 Juni), de Girondijnen, de twee-en-twintig en eenige anderen «in arrest gesteld in hunne eigen woningen." 1793. Juli. Opstand der departementen, die Girondijnsch gezind zijn, zij trachten een burgeroorlog te verwekken. Deze oorlog loopt op niets uit, eindigt in een «wederzijdsche paniek" (te Vernon, in Normandië, 15 Juli) - Charlotte Cordav heeft Marat te Parijs vermoord, twee dagen tevoren (Zaterdag 13 Juli). Grootc wraak der republikeinen; de Girondijnsche afgevaardigden, Barbaroux, Pétion, Louvet, Guadet e. a. trekken' vermomd door Frankrijk; de twee-en-twintig, Brissot, Vergniaud e. a. nu gearresteerd, wachten op hun proces; Lyon en andere Girondijnsche steden zullen voorbeeldig gestraft worden. \ alenciennes, belegerd door den hertog van York sinds Mei, geeft zich over (20 Jidi). 1793. Augustus—October. De Berg zegevierende, steunende op de »vier-en-veertigduizend Jacobijnsche clubs en municipaliteiten," zich spoedig ontwikkelende tot eene «regeering van den schrik." De wst der veertig sous (de sectieleden ontvangen presentiegeld), Danton s plan, (5 Augustus). Dj Oostenrijkers forceeren de liniën van Weissenburg, dringen Frankrijk in het Ojsten binnen; Duinkerken belegerd door den hertog van York, (22 Augustus); Lyon gebombardeerd door Dubois-Crancé van den Berg, het kruitmagazijn ontploft; Barrère's proclamatie van de levée en masse, «Frankrijk opgestaan tegen de dwingelanden" (23 Augustus). «Het revolutionnaire leger (5—11 September). «Wet der Verdachten," (17 September). Lyon, na veel geleden te hebben, geeft zich over aan Dubois-Crancé (9 October), «zal van de aarde weggevaagd worden." Op denzelfden dag wordt Gorsas, een Girondijnsch afgevaardigde, als buiten de wet zijnde, te Parijs onmiddellijk geguillotineerd (9 October), de eerste afgevaardigde, die op deze manier stierf. Terechtstelling van koningin Marie-Antoinette, (Woensdag 16 October). Terechtstelling der twee-en-twintig, «de Marseillaise door hen in koor gezongen'' aan den voet van het schavot (.11 October). Generaal Jourdan heeft Goburg en de Oostenrijkers over de Sambre teruggedreven, (10 October) (dag van den dood der koningin); de hertog van York voor Duinkerken teruggeslagen, een maand tevoren. 1793. November—December. Regeering van den schrik en schrik aan de orde van den dag. Terechtstelling van Orleans-Egalité, (6 November)-, van madame Roland (8 November); van maire Bailly, (10 November). De Godin der Rede in de Conventie op denzelfden dag (10 November), plundering van kerken, «carmagnole compléte.' Commissarissen der Conventie op zending, St-Just en Lebas te Straatsburg «laten de schoenen uittrekken," gebrek aan 10.000 paar, eveneens aan 1000 bedden, die binnen 24 uur onderweg zijn, (27 November). De oorlog in Spanje, tot nu toe verwaarloosd, kan van belang worden. Toulon, met Hood en de Engelschen binnen zijne muren, wordt belegerd — Napoleon dient onder de artillerie — wordt ingenomen (19 December), «moet van de aarde worden weggevaagd." Carrier te Nantes, noycides des nachts, de tweede op 14 December, worden «mariages de la Loire" en andere gruwelen. Lebon te Arras. Maignet te Orange. «De dood vomie a grands Jiots." De liniën van Weissenburg «hernomen door St-Just, vechtende met boeren," (einde van het jaar). 1794. «De revolutie haar eigen kinderen verslindende"; de Hebertisten geguillotineerd, Anacharsis Clootz onder hen, (24 Maart)-, daarna Danton en de Dantonisten (3 April). De legers zegevierende; Pichegru in de Nederlanden; nederlaag der Oostenrijkers te Moneron, (29 April); van den Oostenrijkschen keizer te Turcoing (18 Mei); voorspoed van Dugommier in Spanje (23 Mei), die voortduurt, totdat hij sneuvelt, «gedood door een kanonschot," zes maanden later. Overwinning ter zee van Ho we, (1 Juni), en de fabel van de Vengeur. Generaal Jourdan verslaat de Oostenrijkers bij Fleurus (20 Juni). Samenzwering van den Berg tegen Robespierre: Tallien en anderen willen niet «verslonden" worden. Liatste oogenblikken van Robespierre (28 Juli --- 10 Thermidor, Jaar II), geguillotineerd met zijn aanhang, waarmede, onverwacht, het schrikbewind eindigt. De Fransche legers zijn zegevierende: bezetten Keulen, (O October)-, vermeesteren de Spaansche bolwerken (Dugommier sneuvelt), (17 October); de hertog van York en de stadhouder van Holland verkeeren in een slechten toestand. Reactie tegen Robespierre: «de geheele natie één comité van genade." De club der Jacobijnen aangevallen door het gepeupel, gesloten, (10—12 November . De wet op het III ^ maximum afgeschaft (24 December). De hertog van York trekt terug; Pichegru en 70,000 man trekken over het ijs Holland binnen, «huzaren veroveren schepen." 1795. De stadhouder verlaat Holland (19 Januari), blijde eene schuilplaats te vinden in Engeland; de Spaansche steden openen hare poorten (Rosas het eerst, 5 Januari, waarop anderen volgen, totdat Madrid in zicht kom)). Voortdurende afneming van het sansculottisme. Toeneming van weelde; la Cabarus; Grieksche costumes; Jeunesse dorée; bals met vleeschkleurige kleederen. Het sansculottisme verheft zich tweemaal tot een opstand, beide keeren tevergeefs. De opstand van Germinal (12 Germinal, Jaar III, 1 April 1795) eindigt met eenige kanonschoten van Pichegru. 1795. April—October Pruisen sluit den vrede van Bazel (5 April), Spanje treedt tot dien vrede toe, 3 maanden later. De legers hebben overal voorspoed: eene lijst van overwinningen en veroveringen is opgehangen in de Conventie-zaal, Hongersnood onder de lagere klassen. Fouquier-Tinville geguillotineerd (8 Mei). Opstand van Prairial, de tweede poging van het sansculottisme om de macht te herwinnen (1 Prairial, 20 Mei)-, de afgevaardigde Féraud vermoord, de opstand eindigt met de ontwapening en den dood van het sansculottisme. Inval der emigranten, op Engelsche schepen, landing te Quiberon, de emigranten totaal verslagen (15—20 Juli); in de Vendée, die drie jaar tevoren in opstand geweest was, ontstaat nu een tweede minder gewichtige «opstand der Vendée," die maar acht maanden duurt. Reactionnaire «compagnies de Jésus," «compagnies du Soleil," die de Jacobijnen in de buurt van de Rhöne vermoorden (Juli—Augustus). Nieuwe constitutie: Directoire en Consuls, tweederden van de Conventie moeten herkozen worden. Verzet tegen deze clausule. Sectie Lepelletier en andere malcontenten komen in opstand tegen deze bepaling. Opstand van Vendémiaire, de laatste der opstanden (13 Vendémiaire, Jaar IV, 5 October 1795), onderdrukt door Napoleon. Daarmede eindigt «de revolutie," zooals die hier is gedefinieerd. REGISTER op de drie dcclcn Thomas Carlyle. Fransche Omwenteling. vierde herziene druk, geïllustreerde editie. wr^Üfo-ïï A A b b a y e, de, elf Fransche gardes opgesloten in, I, 209; moorden in, III, 27, 80, 31 ; plaat van, 30 ; verhalen van Jourzniac de St.-Méard en van Maton, 35—38. Académie francaise, opheffing van de, I, 46; door Richelieu opgericht, II, 112. Acceptation, grande, door Lodewijk XYI, II, 199—206. Achilles, slacht schapen, I, 157. A c t-H a b e as-G o r p u s, de, III, 163; door Titt geschorst, 163. Acta e o n, II, 95. Adel, oorzaak van het verval van den, 1,22, 25; bijnaam van den, 25; voorrechten van den, 25; is tegen het gemeenschappelijk onderzoek der vo machten, 190; emigreerende, dwalingen van den, II, 238, 239. Adelung, Geschichte der menscblichen Narrlieit, I, 78.' Admetus, III, 51. Actius, en Attila, III, 51. Agoust, kapitein d', in het parlement, I, 1"!—132; en de prins de Condé, 131 ; verdere lotgevallen van, 131. Aig uilion, hertog d', zijne betrekking, I, 10; te Quiberon, 10; beschuldigd, 10 ; trekt naar finscoïne, 10; wordt in de gunst hersteld, 11. Aintrigues, graaf d', in woede, I, 150. Aladdin's paleizen, III, 224. Albigenzen, oorlogen tegen de, 111, 15. Al ombert, Jean le Rond d', Encyclopedist, natuurlijke zoon van madame de Tencin, schrijver van de voorrede der Encyclopédie, groot wiskunstenaar, 1, 46; portret van, 51. A1 e x a n d e r, bisschop van Alexandrië, en zijne leer, II, 161. Allia, -slasr bij de, I, 132. Altaar des vaderlands, II, 62. Am ar J. P., lid der Sureté, III, 251; portret van, 250; zijn latere houding, 251. A mi des 1 o i s, geeft aanleiding tot opstootjes, III, 104. Ami du peuple, wordt Journal de la République, III, 10. Ami ral, doet een moordaanslag op Collot d'Herbois, III, 288; geguillotineerd, 295. Ampliictyonen, II, 204. Am poule, La Sainte, te Rheims, en Ruhl, II, 214, Anacreon, Oud-GrieVseh dichter, III, 136. Andromeda, en Perseus, III, 7, 8. Anglas, Franpois Antoine de Boissy d', Vie, de Malesherbes, I, 61; en het Protestanten-edict, 126; hoofd der moeras-kikvorschen, voorzitter der Conventie op 1 Prairial, III, 340, 841; portret van, 339. Angoulême, hertogin van, III, 116, Angremont, Collenot d', geguillotineerd, III, 11. Anjou, Karei van, beheerscher van Sicilië, I, 42; graven van, gonfalonieri, 1 S7. Annonav. Zie Montgolfier. A n tinoiis.keizer Hadrianus' gunsteling, II,224. Apollo, Phoebus, de zilveren boog van, I, 15S; verschillende vormen van, 273. Apotres, Actes des, I, 177. Aquae Sextiae, slag bij, I, 157. Are, Jeanne d'. Zie Orleans, Maagd van. Argonne, liet woud van, bezet door Dumouriez, III, 23; Brunswijk bij, 49. Arius en zijne leer, II, 161. Aristocraten, in het Fransche leger, II, 83, toestand der, in 1794, III, 266. Ar les, toestand van, II, 224. Armagnacs, de, III, 30. Arragon, Peter van. Zie Sicilië. Artois, monseigneur d', grappig gezegde van, I, 36; duelleert, kleeding van, te Gratz, 50, 53; portret van, 58; voor Gibraltar, 73; heeft eene stoeterij, 77; verbittering tegen, 118; illustratie van het opstootje tegen, 119; verklaart den hachelijken toestand aan de koningin, 139; vertoog van, 151; emigreert, 251. Assignaten, plaat van, II, 12; oorsprong van, 13; valsche, 237; de vracht betaald met, III, 332. Astraea, godin der Gerechtigheid, Eedux, I, 41 ; zonder geld, 66. Ast reus. Zie Astraea. Astrolabe, L'. Zie Lapérouse. Ate, de godin der wraak, III, 26. Atriden, de, II, 8. Atropos, II, 300. Attila, verwoestingen van, bijnaam van, I, 41; de Huunen van, III, 6. A ubriot, sieur, na 's konings arrestatie, II, 183. Aubrv, kolonel, te Jalès, II, 241. Auch, Martin d', weigert den eed in de kaatsbaan, I, 199. Audu, la reine, op 5 Oct. 1789, I, 302. Augias, koning, stal van, gereinigd door Herakles, I, 64. Augustinus, de leer van, I, 28. Autichamp, op weg met hulptroepen voor Lvon, III, 200. Auto-da-fé, beteekenis van, van St-Huruge, II, 161. Avignon, woelingen in, II, 123; beschrijving van, 218, 219; Johanna, koningin van Napels verkoopt aan Paus Clemens VI het graafschap, 218; toestand van, 219; bij Frankrijk ingelijfd, 221; opruer in de kerk te, 221; (plaat) 220; bezet door Jourdan, 222, moorden te, 222. B B a b o e u f, Franpois Noël, bijgenaamd Gracchus, uitgever van Le Tribun dupeuplt, III, 223 ; samenzwering van, 355; portret van, 357. Bachaumont, de schrijver, I, 87. Baco, Hoger, bijnaam van, I, 247. Bailleul, Jaoques Charles, III, 186. Bailliages, oorsprong der, I, 154. Bailly, Jean Sylvain, sterrekundige, contra Mesmer, I, 85: Mémoires de, 194; zoekt eene vergaderplaats, 198 ; portret van, 198 ; wordt maire van Parijs, 250; en de vondelingen, (plaat) 250; zijn toespraak tot den Koning op 0 Oct. 1789, 335; kondigt de krijgswet af, II, 194; reden waarom niet de drie sommaties gedaan werden, 196; (plaat) 195; legt zijn ambt als maire neder, 2-10; in de gevangenis, III, 207; bij het verhoor der Koningin, 209; op eene wreede wijze geguillotineerd, 229; (plaat) 228. Bals, a victime, 111, 320. Barbaroux, melding gemaakt van, II, 23; portret van, 223; naar Parijs afgevaardigd, 224; en de Rolauds, 224; met de kaart van Frankrijk, 264; zijn vraag aan het stedelijk bestuur vau Marseille, 264; begroet de Marseillanen, 291; op 10 Augustus, 307; lid der Conventie, III, 47; tegen Robespierre, 78 ; kan niet aan het woord komen, 92; wil niet aftreden, 168; gearresteerd, 170; en Charlotte Corday 177; zijn vlucht, 185; 200; afscheid van Louvet, 217; schiet zich dood, 218. Bardy, Louis, abbé, vennoord, III, 35. Baren tin, zegelbewaarder, I, 184. Baruave, Autoine Pierre Joseph Marie, te Grenoble, I, 136; afgevaardigde, 176; over Bertliier's dood, 257; groot redenaar, lid van het driemanschap, portret van, 269 ; vijand van drogredenen, II, 9; duel met Cazalès, 119; begeleidt de koninklijke familie op den terugtocht van Varennes, 187; verwerft het vertrouwen der Koningin, 187; wordt constitutioneel, 189; spotprent van, 190; vurige rede van, 192; gaat naar Grenoble, 253; verraad van, in de gevangenis opgesloten, III, 93; geguillotineerd, 231. Barras, Paul Francois Nicolas graaf de, zijn vroegere levensloop, lid der Conventie, III, 49; commissaris der Conventie in liet leger voor Toulon, 198, 23S; kommandant der troepen in Thermidor, 305; zijne adjuncten, 305; matinee bij (plaat) 320; lid van het Directoire, portret van, 348 ; benoemt Bonaparte tot kommandant bij den opstand van Vendémiaire, 352. Barre re, de Vieuzac, Bert, dagbladschrijver, I, 284; bij 's Konings verhoor, III, 96, 98; portret van, 97; vredestichter, 136, 165 ; karakter van, 136; naam door Mercier gegeven aan, 136; de Anacreon der guillotine, 136, 262; en de levée en masse, 201, 203; over de guillotine, 231; zijn rapport over de Vengeur, 262; zijn blague, 264; en de «soupers fraternels", 287; geeft een diner, 300; complot van, 301; tot deportatie veroordeeld, 334. Bartholomëus-nacht, de, II, 8. Basoche, de, oorsprong van, privileges van, op de Place IJauphine, I, 143. Bassompierre, Francois de, maréchal de France, I, 318. Basti 11e, de, plaat van, I, 6; oorspronkelijke bestemming van, 162; inneming vau (plaat) 233; jaar van den bouw van, opgeëischt door de opstandelingen, belegerd, capituleert, 234—239; plattegrond van de, 235; bevrijding van de gevaugenenen der, 243; plaat van het rondleiden der gevangenen, 245; afbreken van, 245 ; Quéret-Déinery in de, 245; naar alle kanten gaat het bericht van de verwoesting van, 253 ; plaat van de overwinnaars der, 257 ; de oubliettes der, 258 ; naar Washington wordt gezonden de sleutel der, 258; helden der, 258; aantal slachtoffers van het beleg REGISTER. der, 258 ; dans op de ruïnes van, II, 75 ; Liuguet's Mémoires over de, 24 5. Baucis en Philemon, III, 101. Baufremoot, de brave j< ngeii* van, II, 222. Bazel, vrede van, bepalingen van den, III, 327. Bazire, Claude, melding gemaakt van, II, 29; portret van, 211; lid der Législative, 212; ontdekt het comité autrichien, 213; eisch van, III, 2S2; gearresteerd, 252. Beauharnais, Alexandre vicomte de, portret van, II, (j4 ; zijn levensloop, 65; op Let Chainp de Mars, 65 ; geguillotineerd, III, 231. Beauharnais, Josephine (Marie Eose Tascher de la Pagerie) gearresteerd, III, 225 ; portret van, 317; hare soirées, en Bonaparte, 319. Beau march ais, P. A. Caron de, portret van, I, 65 ; proces van, Mémoires van, 66 ; zijn «Mariage de Figaro," 9! ; bestelt wapenen in Holland, III, 13: zijne verdere lotgevallen, 19, 20. Beaumont, Christophe de, en Lodewijk XV, I, 27, 31; vervolgt Jansenisten, 27. Beaurepaire, kommandant van Verdun, schiet zich doöd, III, 22; zijn lijk in het Pantheon opgenomen, gedicht van Lebrun op, 22. Bellona, I, 206; II, 304. Bentham, Jeremv, grondlegger" der utiliteitsleer, genaturaliseerd, III, 8. Béquart, invalide, vermoord, I, 241. Bergasse, bij Mesmer, I, 85. Berg, leden van den, II, 212; verlangen van den, III, 71; en het proces des Konings, 103; en Gironde, 129—131; wapens van, 130; kwetsbare plekken van, 134; Danton, Duperret, 158; na de verstrooiing der Girondijnen, 175; aan het werk, 183. Bergen, slag bij. Zie Brogiie. Berlina, naar Varennes, II, 1 72—175. Bert hier, Alexandre, kommandant der Versailler nationale garde, en de tantes des konings, II, 128 ; portret van, 128. Bert hier de Sauvigny, intendant van Parijs, werkt voor Caionne, I, 99, 100; houdt zich schuil, 251; wordt opgehangen, 256, 257. Berthollet, bij Mesmer, I, S5. Bertrand de Molleville, Antoine Francois, markies de, Mémoires van, II, 39; zijn levensloop, 22S; te Brest, 228; voorstel aan den koning, 229; zijn list, 230; jezuïtisch, 245: vol ergernis, 295; houdt zich verborgen, III, 11. Besan^on, onlusten te, I, 155. Besenval, baron jde, Mémoires, I, 10; verteller van hofuicuws, 31; portret van, 35; over het hof, 97; en Marie Antoinette, 98; bij het ontslag van Caionne, 106 j te Langres, 140; en het oproer van St.-Autoine, 160—162; kommandant van Parijs, en Brogiie, 207; op 13 Juli 1789, 227 ; op 14 Juli 1789, 230; trekt terug, 247. Bethun e, oploop te, I, 207. Beur nou vil le, Pierre Biel de, minister van Oorlog, bij Du'r.ouriez, III, 152; gearresteerd, 153; port-ct van, 153; zijn latere levensloop, 152. Bias, Grieksch wijsgeer, zijn spreuk, II, 40. Bicêtre, hospitaal van, I, 13. Bi 11, Declaration, I, 14. Bil 1 aud-V-arenn es, Jean Xicolas, eerst geestelijke, lid van het stadsbestuur, II, 146; portret van, 247; de wreede, III, 26; bij de Septembermoorden, 40; en het Etre Suprème van Robespierre, 294; aangeklaagd, 330; zijn uitroep, 330; tot deportatie veroordeeld, 334; naar Sinamarri, 344; en de papegaaien, 344. Biographie, universelle, I, 102. Biron, Armaiul Louis de Gontaut, hertog de Lauzun, hertog de, reden van zijn arrestatie, III, 231; geguillotineerd, 231. Blanc, Bouiface le, herbergier te Varennes, II, 180; zijne familie iu de bosschen gevlucht, III, 22. Blanchelande, Philibert Francois Roussel de, dapper in de koloniën gevochten, op st.-Domingo eens met de coutra-revolutiounairen, naar Frankrijk ontboden, geguillotinei-id, III, 206. Bois, coup de, I, 139. Bonaparte, Napoleon, studeert wiskuude te Brienne, I, 138; portret van, II, 85; te Auxonne, !" 5; pamflet door, 86; over den toestand van het leger, 86; demokratisch, naar Corsica, 123; zijn oordeel over 10 Augustus 1792, 307 ; tegen de Marseillanen, III, 183; voor Toulon, 198, 238, 239; en Josephine, 319; in Vendémiaire 1795, 352, 353; generaal voor het binnenland, 353. Bonchamp, Charles Melchior, Artus de, een der Veudée-hoofden, sneuvelt bij Chollet, III, 15; portret van, 12. Bonconseil, sectie, en de Girondijnen, III, 143. Bond, plechtige, II, 51, 56; wordt algemeener, 52. Bondsfeest, van het Champ de Mars, II, 56; afgevaardigden naar het, 58, 66; menschelijk geslacht op het, 59; plechtigheden van het, 67—76; plaat van het, 68; spiegelgevecht te water (plaat) 71; illuminatie der Champs Elvsées (plaat), 73; een te houden nieuw, 275 ; wordt gehouden, 281, 283; plaat, 282. Bonhom me, Jacques. Zie Jacquerie. Bonifacius, VIII, en Philips de Schoone, I, 149. Bonnemère, Aubin, voor de Bastille, I, 234. Bonnet, rouge, II, 253. Bordeaux, twee priesters opgehangen te, II, 276; voor de Girondijnen, III, 188. Borgia, geslacht, III, 227. Boston, -le haven van, is zwart van thee, I, 14; wordt gesloten, 14; de inkwartiering in de stad wettig verklaard, 17. Bouillé, Francois Claude Amour, markies de, in den 7-jarigen oorlog en in Amerika, I, 69, 293; mémoires sur la révolutiou francaise, 17S; zijn loopbaan vóór de revolutie, II, 79; te Metz, 79, 87; buste van, 79; oppergeneraal, 80; zijne politieke denkbeelden, 81; correspondentie met Lafayette, 81; zijn karakter 81; zijne troepen muitziek, 87; en het regiment Salm, SS; onver- schrokkenheid van, 88, 91; rukt op naarNancy, 96; beteugelt het oproer te Nancv, 96—100; maaki een kamp bij Montmédy, 162; zijne vermoedelijke belooning, 163; wacht den vluchtenden koning, II, 173; wil den koning bevrijden, 185; van zijn commando ontzet en zijne arrestatie bevolen, 185; emigreert, 185; zijn brief aan de Vergadering, 185 Bouillé, Louis graaf de, kan Fersen's brief niet ontcijferen, II, 163; slaapt te Varennes, 180 ; vlucht naar »ijn vader, 183. Boulogne, Bois de, pracht in het, I, 77. Bourbon, hertog van, later prins van Coudé, wordt naar den Dauphin gezonden, I, 31. Bourdon de la Crosnière, Léonard Jean Joseph, advocaat, II, 29; gewond, 111, 207. Bourdon de 1'Oise, Fratitjois Louis, oneerbiedig jegens Robespierre bij het feest van het Opperwezen, 111, 291 ; naar Cayenne, 291. Bourgondiërs en Armagnacs, III, 43. Boussole, La. Zie Lapérouse. Boyer, en de spadassinicides, II, 122. Boy er Fonfrède, melding gemaakt van, II, 52 ; portret van, III, 147 ; zijn voorstel in zake het tribunal révolutionnaire, 149; behoort tot de terechtgestelde Girondijnen, 214. Brennus, en de Romeinsche senaat, I, 132; herinnering aan, III, 75. Brest, matrozenoproer te, II, 19; oorzaak van het, 19; plaat van het, 20. Bretagne, invoering van slingeruurwerken in, I, 25. Bretagner club, de kiem der Jacobijnen, I, 135; Lafayette en, 135. Bretagners, deputaties van, I, 135; Girondijnen, III, 184. Breteuil, Louis Auguste le Tonnelier, baron de, melding van, I, 107; portret van, 211. Brézé, markies de Dreux-, portret van, zijne houding bij de voorstelling ten Hove van de afgevaardigden, I, 164; en de burger-afgevaardigden, 193, 197; en Mirabeau, 201 ; bij het overlijden van den Dauphin, 2•'2. Briareus, I, 155. Brienne, Athanase Louis Marie Loménie de, minister van Oorlog, I, 140. Brienne, Etienne Charles Loménie de, aartsbisschop van Toulouse, en de Protestanten, I, 61; goed administrateur, verwachtingen van Weber, Neckrr, Lafayette over, kuipt tegen Calonne, 1 05; wordt controleur-generaal, oordeel van Thiers over, 107; zijn titel, verschillende lezingen bij de schrijvers over zijn titel; pcv'ret van, 108; ongeschiktheid van, 109; edicten van, 110; mislukking der plannen van, 114: laat het parlement van Parijs arresteeren, 115,116 ; is ziek, I2«; geheim plan van, 128; zijn plan ontdekt, 129; vaardigt twee lettres de cachet uit, 130; zijn kritieke toestand, 137, 138; zijn beroep op de denkers, 138; roept Necker te hulp, 139; zijn ontslagen dotatiën, 139, 140; uiteinde van, 140. Brien n e, Pierre Franpois Marcel de, coadjutor, I, 139. Brigands, (Ie oorsprong der, te Parijs, I, 158; in 1789, 206; gerucht van de komst der, 253; op het platteland, II, 241. Brissac, Louis Hercule Timoleon de Cossé, hoofd der constitution ele garde, II, 200; afgezet, 243. Brissot, Jacquet Pierre, bij den optocht der St.-Generaal, oprichter van den Moniteur, I, 169; vriend der zwarten, II, 17; portret van, 18; werken van, 18, 19; lid der Legislative, 212; plannen van, 240; rapporten van, 245; bij de Jacobijnen, 249; over de déchéance des konings, 277; wordt verguisd, 283; gearresteerd, III, 170, 186; geguillotineerd, 217. Broglie, Victor Franelde, (plaat) 309; in la Force, III- 32. Garde-Meuble plaat van de, plundering der wapenen uit het, I, 224. Gates, in den Amerikaanscnen vrijheidsoorlog, I, 69. Gazette, oorsprong van den naam, II, 40. Gedeporteerden, Collot, Billaud, Barrère weggevoerd. (plaat) III, 333. Geestelijkheid, de, don gratuit van, eischt Staten-Generaal, I, 138; inhoud van de cahiers der, 179; als bemiddelaarster tusschen de standen, 190, 194; vereenigt zic'i met den derden stand, 199- „constitution civile" van, de grondgedachte van deze „constitution," Ca mis' ontwerp over de „constitution", II, 15, geeft aanleiding tot scheuring, 17. Ge ijs er, IJslandsche, I, 126. Genlis, madame de, duc de Levis, I, 35; haar levensloop, als schrijfster, II, 36; opvoedster der jonge Orleans, haar dochter Pamela, 36; portret van, III, 135; over Orleans, 135, 136; en de prinses van Orleans naar Zwitserland, 152. Gen o ve va, de heilige, de reliquiënkas van, nedergelaten, I, 35; verbrand, III, 245.^ Gensonné, Armand, lid der Législative, groot spreker, II, 210; portret van, 207; in de Vendée, 225; gearresteerd, III. 170. Geoffrin, madame, geeft diners, I, 73. Georgel, de abbé, I, 34. Georget, bij het beleg der Bastille, I, 236. Gérard, Père, portret van, oordeel van, I, '77. Gerle, dom Christophe, en de profetieën van Labrousse, II, 49; portret van, 49; en Catliérine Théot, III, 294. Germinal, 12; het oproer van, III, 334; Pichegru en, 334. Gerville, Cahier de, minister, II, 244. Geschiedenis, de, definitie van, I, 41. Gevangenissen, aantal te Parijs en in Frankrijk, III, 232; toestand der, 296—298; aantal gevangenen, 296; complotten in de, 296, 297; afroepen der veroordeelden, (plaat) 297; afscheid aan het traliehek, (plaat) 292, 293; vrijlating der verdachten uit de, 315; (plaat) 314. Gibbon, Edward, bijnaam van, I, 73; en madame Necker, werk van, brief van, 74. Gibraltar, belegerd, I, 73. Giften, vaderlandslievende, I, 291; namen van de dames-artisten, die schonken, 291. Gilbert, Nicolas Joseph Laurent, Sansculotte, II, 124. Gil li, Blanc, over de Marseillanen, II, 278. Girondijnen, de, oorsprong van; den naam, II, 210; opmerking van Mignet over, III, 70, 71; hun wensch, hun spotnaam, 70; in de Nationale Conventie, 75; en Eobespierre, 78; en de Jacobijnen 89—92; en het proces des konitigs, 89, ]OS. 106—109; formule der, 125; en de Berg, 129—131; wapens der, 130; hun bijnaam, 130; plannen van, 131, 140; fe'déraliste, 131; op het punt gearresteerd te worden, 141; beschouwing over de, 143, 144; breken met Panton, 156; beschuldigeu Marat, 158; en de departementen, 159; en de commissie van twaalven, 161; gearresteerd, 169, 170; verspreid, 173; oorlog der, 183, 184; buiten de wet gesteld, 184; terugtocht van de elf, 1S4—186; in de gevangenis, 207; proces der, 214—215; namen der eenentwintig, 214; bij het verlaten der rechtbank, 215; (plaat) 215; hun laatste avondmaal, 215, 217; hunne namen afgeroepen (plaat), 216; geguillotineerd, 217. Glacière, de, van Aviguou, II, 222. Gliick, Christoph Willibald, I, 238. Gnoom. Zie Jockey. Go bel, Jean Baptiste Joseph, afgevaardigde der geestelijkheid, moet aartsbisschop worden? zijn bijnaam, II, 10; constitutioneel bisschop van Parijs, 143; mandement van, 143; doet afstand van de bisschoppelijke waardigheid, III, 244; (plaat), 244; gearresteerd, 272; laatste oogenblikken van, geguillotineerd, 2S0. Godsdienst, Christelijke, en de Fransche revolutie, III, 225; afgeschaft, 243, 245; Clootz over den, 244; een nieuwe, 246, 289, 290. Goeslard de Mo nsabert, tegen den tweeden twintigsten penning, I, 128; arrestatie van, 130— 132; (plaat), 133. Goethe, Johann Wolfgang von, te Argonne, III, 51; over den terugtocht der Pruisen en Oostenrijkers, 60—62. Goezinan, rechter, in hetproces-Beaumarchais, I, 66. Goguelat, ingenieur, bij 's konings vlucht, II, 163, 173, 174; bezorgt de correspondentie der koningin, 229. Golconda, rijkdom van, I, 18. Gondran, kapitein der Fransche gardes, I, 327; redt een lijfgarde, 328. Goufalon, de, I, 187. G )rsas, Antoine Joseph, journalist, II, 110; portret van, 111; bij den optocht van St-Huruge, 159; pleit voor de Zwitsers, 308; lid der Conventie, III, 46; inbraak bij, 141; de eerste afgevaardi de, die wordt geguillotineerd, 207. Goujon, Jean Marie Claude Alexandre, suppléant in de Conventie voor Séchelles, verzet zich tegen de toelating der Girondijnen, op 1 Prairial, III, 342; portret van, 341; zelfmoord van, 344. Goupil de Pré fel n, melding gemaakt van, II, 118 ; portret van, 191. Gournay, stelregel van, I, 86. Gouvion, Jean Baptiste, en de Menaden, I, 302, 303; kommandaut, bij de vlucht des konings, II, 164, 165, 169; verlaat de Wetgevende Vergadering, wordt soldaat en sneuvelt, 259; requiem op hetChamp de Mars te zijner nagedachtenis, 259. Gower, lord, de Engelsche gezant, verlaat het land, II, 316. Gracchus, Caius Sempronius en zijn strijd tegen de heerschappij der optimaten, I, 156. Graille. Zie Lodewijk XV en zijne dochters. G ra ud-1) a i 11 i a ge s, inrichting van de, I, 128. Grave, de, een tijdlang minister van Oorlog, II, 251; raakt de kluts kwijt, emigreert, 255. Grégoire, pastoor, bij de opening der StateuGeneraal, I, 179; portret van, 180; voegt zich bij den derden stand, 193; stelt voor de mémoire des konings te wederleggen, II, 170; lid der Conventie, III, 46; over het koningschap, 85; in de Conventie, 169; tegen de afschaffing van den godsdienst, 245. Gregorius Turonensis, I, 34. Grenadiers, centraal- op 5 October 1789, I, 307. Grenoble, oproer te, I, 136, 137, 155. Grétry, portret van, I, 29S. Grimm, FrédéricMelchior baron, zijn bijnaam, heeft enkele werkjes geschreven, zijn verdere levensloop, II, 35. G u a d e t, Marguérite Elie. lid der Legislative, de «Danton der Gironde," II, 210; portret van, 207; doet strikvragen aan de ministers, 245; wil de suppléants samenroepen en de municipaliteit van Parijs afzetten, III, 131; rede van, 161; gearresteerd, 170; geguillotineerd, 218. Guelfen, partij der, I. 170; en de Ghibellijnen, 264. Guiche, de hertog de, aan het Fransche hof, I, 293. Guillaume, klerk, vervolgt den koning, II, 177. Guillotin, portret van, I, 156; wordt voor het parlement van Parijs gedaagd, 157; uitvinder der guillotine, 177; afgevaardigd naar den koning, 312, 319. Guillotine, de, uitgevonden, I, 177; beschreven, III, 11; in werking, 225—231, 232; verbeterd 295; telkens verplaatst, 29fi. Gustaaf III, van Zweden, en de twee partijen in Zweden, voert oorlog met Rusland, wil de Fransche revolutie bestrijden, wordt vermoord door Ankarström, II, 163, 234. Guyton Morvaux, lid van het Salut, III, 149, portret van, 150. Guzman, gearresteerd, III, 273. H II ad es, de, III, 218, Hamadryaden, beteekeuis van, I, 81. Handel, en nijverheid, in begin van 1789 toestand van, I, 15S. Harmodius en Aristogiton, I, 111. 11 ar vel ey, madame d', huwt Calonue, I, 107. liassenf ratz, Jean Henri, hoofdklerk bij Oorlog, zijn levensloop, III, 80. Hastenbock, slag bij. Zie Broglie. Hausset, Journal de madame du, I, 33. llebe, II, 65. Hólier t, Jacques Rt'uc. père Duehesne, melding gemaakt van, II, 111; portret van; 193; teekent (le petitie, 194 ; gearresteerd, III, 163 ; iti vrijheid gesteld, 164; bij het verhoor der Koningin, 210; gearresteerd, 271; bespot, geguillotineerd, 274, 276; zijne weduwe geguillotineerd. 2S0. Hebertisteu, terechtstelling der, III, 274, 276; (plaat) 275 ; acte van beschuldiging tegen, hun grand-juge, 274. Heerenilieusten, verrichten van, I, 25. H e 1 v e t i u s, pachter- generaal, grondlegger van het materialisme, en Fre. erik II, zijn boek verbrand, I, 49; vriend van ilolbacli, 61; madame, soupers l)ij, I, 4 9. Henault, C. J. P. pariementspresident, 1,9; over bijnamen I, 9; zijn werk, I, 9. Hendrik IV, Keizer, te Canossa, I, 22. Hendrik IV, portret van, I, 20 ; gulden tijd beloofd door, 21; duur der regeering van, 21; geboren in Béarn, wieg van, 137; II, 70; zijn standbeeld gehuldigd, I, 144. Henriot. Francois, bevelhebber der nationale garde, III, 164; portret van, 165; belegert de Conventie, 165, 166, 169; wil Robespierre bevrijden, 304; gearresteerd en bevrijd, 305 ; geguillotineerd, 310. Heracles, een der twaalf werken van. Zie Augias. H e r b o i s, Collot d', tooneelspeler, te Lyon uitgefloten, II, 26; lid der Conventie, III, 46; spreekt in de Conventie, 55; portret van, 56; te Lyon, zijne moorden aldaar, 2.37 ; aantal slachtoffers van, 237; moordaanslag op, 288; berispt Fouquier-Tiuville, 295 ; uitgestooten bij de Jacobijnen, 302; en St-Just, 302; president der Conventie in den nacht van Thermidor, 305 ; aangeklaagd, 330; tot deportatie veroordeeld, 334; naar Siuamarri, 344; zijn uiteinde, 344. Héritier, Jeröme 1', sneuvelt op 6 Oct. 1789, I, 324. Herman, president van het tribunal révolutionnaire, III, 148. Hierophant, beteekenis van een, I, 85. Histoire parlementaire, de larévolution fraucaise, I, 143; philosophique. Zie Raynal. Hoche, Lazare, sergeant bij de Fransche gardes, I, 209; generaal, portret van, III, 260; bij de bestorming der Rastille, 261; generaal aan de Oostelijke grenzen, 260; pacificeert de Vendée, 327. Hofpartij, aanslagen der, I, 213; plan van een coup de maiu der, 247, 248. Hol, Aeolus, I, 106. Holbach, Paul Thierry baron d', grondlegger van het materialisme, zijn werk, club van, gastmalen van, zijn boeken niet verbrand, I, 61. Holland, de Pruisen in, en Montmorin, I, 121; verovering van, inleiding tot den veldtocht tegen, III, 323; plaat van den intocht, 324. Hommes, 1'Ami des. Zie Mirabeau, de oude. Hondschooten, Houchard bij, slag bij, III, 258; (plaat) 256. H o n g a r ij e, vernietiging van kruisvaarders in, I, 42. Hongersnood, in Frankrijk, in 1792, en het geneesmiddel, III, 81. Hood, Samuel viscount, admiraal, in Toulon, III, 198; trekt af, 239; laat schepen in de haven van Toulon verbranden, 239. Hoop, de, uitgesteld, I, 90. Horen, de, II, 66. Hospitalen, ellendige inrichting, I, 13. Hotel de Ville, na de inneming der Ba- stille, I, 243; komst van leden der Nat. Verg. in het, 249; bijna in brand gestoken door de Menaden, 303; plundering van wapenen in het, 303. Houchard, Jean Xicolas, zijn militaire loopbaan, is niet gelukkig in het Noorden, portret van, III, 197; geguillotineerd, ;31. Ho we, lord, slaat de Frai sche vloot, III, 262. Ho zier, d', en het Magnetisch Vlies, 11,49. Huguenin, met een deputatie in de Législative, II. 244; bij de Commune, III, 10. Huis, Militair, indeeling van het, I, 297. Hulin, Pierre Auguste graaf, geboorte, levensloop van, bij het beleg der Bastille, verdere lotgevallen van, I, 236. Hyderabad, Nizam van, I, 18. Hyder Ali, staat op tegen Engeland, I, 70. I. Ida, de berg, I, 205. Idealen, verwezenlijkte, I, 13; de twee voornaamste, 18; verval van, 21. Iersche Armen-wet Commissie, rapport der, III, 345. 111 u min aten, orde der. Zie Weissliaupt. In is dal, graaf d', wil Lodewijk XVI helpen vluchten, II, 124. Intendanten, instelling van, hun macht, I, 99. Interdict, het, beteekenis van, I, 1 24 ; eenige parlementen dreisen de bela-tinggaardcrs met, 124. "Invalides, Hotel des, wegvoering der wapenen uit, I, 230; (plaat) 231. Isabeau, te Bordeaux, III, 232. Isnard, Maximin, melding gemaakt van, II, 52; portret van, 53; lid der Legislative, 210; rede van, gesproken naar aanleiding van, 245 ; gezegde van, 264; zijne bedreiging, III, 163; wil aftreden, 168; in de Conventie terug, 316. J. Jacob, Jean Claude, de oudste der menschen, in de Const. Verg., II, 61; overlijdt, 61. Jucobijnen, kiem van de vereeniging der, I, 135; club der 11; hare verschillende namen, aantal leden, inwendige inrichting, doel van de, II, 41; journaal van, dochters van, 42, 114; wordt grooter, 114; (spotprent) 151; Lords of the Articles, 2-18, III, 252; onderdrukking der Feuillants, 24^; zaal vergroot, beschrijving van, 248; busten van Mirabeau, Franklin en Marat, 248; Theroigne bij, 249; eischt vrijheid voor de Zwitsers, 249; begroeten de Marseillanen, 291; en Lavergue, III, 16; hun boodschap aan Dumouriez, 63; over het proces des konings, ^8; bij de beschuldiging tegen Robespierre, 91; tegen de Girondijnen, 9-2, 161 ; zuster- genootschap der, 162; gezuiverd, 187, 272; en de Conventie, 1S8, 251, 252; Couthon's vraag bij de, 271; oppermachtig, 300; Robespierre bij de, 302; stooten Collot d'Herbois uit, 302; door Legendre verjaagd, 307; vragen de sleutels terug, 315; verval der, 330; schermutselingen der jeuuesse dorée met, de club geschorst, 332; opgeheven, 332; plaat van de sluiting, 331. Jacquelein, Henri de la Roche-, een der Vendée-hoofden, sneuvelt bij Nouaille, III, 15; portret van, 12. Jacquerie, oorsprong van den naam van, I, 85.^ Jalès, kamp van, II, 17; plaat van dj verovering van het, 16 ; Royalisten in het, 2+1; wordt vernield, 241. Jan zonder land, en Innocentius III, I, 124. Jan in, La Révolutioa fraueaise, I, 221. Jansenisten, stelling van de, strijd der Jezuïeten met de, paus Clemens XI verdoemt de leerstellingen der, bijnaam der, I, 28. Jansenius, bisschop, I, 28. Janus bifrons, II, 297. Jaucourt, Arnail Francois, markies de, lid der Législative, tegenstander der democratie, II, 212. Jean-Bon, in de Conventie, III, 103. Jefferson, en de onafhankelijkheidsacte der Vereenigde Staten, I, (5(5. Jemappes, slag bij, III, 86; (plaat) 87. Jeu nesse dorée, een type der (plaat) III, 321; kleeding van, en Fréron, 322; vechtpartijen met Jacobijnen, 322 ; op 1 en 3 Prairial, 342, 344. Jockey, Fransclie, beschreven, I, 77. Jones, Paul, rust een schip uit voor Amerika, I, 69; beschouwing over, II, 33, 34; zijn levensloop, 34; begraven, 283. Jourdan, Matthieu Jouve, bijnaam van, bij den optocht der Staten-Generaal, I, 1(59; te Versailles, 317; leider der brigands van Avignon, II, 219; costuuin van, 219; belegert Carpentras, 219; oppermachtig te Avignon, 222; moorden door, 222; vlucht van, 222; gearresteerd, 223; komt vrij, 223; in zegepraal door da steden in het Zuiden, 22 4; geguillotineerd, III, 234. Jourdan, Jean Baptiste, generaal, gewezen sergeant, portret van, III, 25 7; in Amerika gevochten, wint den slag bij Wattignv, III, 258. Journal-aftiche, II, 38; plaat van een aanplakker van een, 39. Jo urn eau, afgevaardigde, mat moeite gered, III, 39. Jozef, keizer, denkbeelden van, gezegde van, I, 69. Juigné, Leclerc de, aartsbisschop van Parijs, portret van, I, 192; houdt geestelijken tegen om tot den derden stand over te gaan, 19 t. Ju li aan, de afvallige, Romeinsch Keizer, II, 35; en de Parijsche salons, 35. Julien, sieur Jean, geguillotineerd, III, 2 4. Juni, 20, 1792, II, 264—270. Juvenalis, Romeinsch hekeldichter, III, 39. Kaatsbaan, de eed in de, I, 199; (plaat) III Kabiren, de, III, 247. Kalender, Romme's republikeiusche, III, 193—195; (plaat) 194; tabel van herleiding, 195; duur van den, 195. Karei I, proces van, gedrukt, veel gelezen, III, 85; IV, van Spanje, II, 234; de Groote rust te Salzburg, I, 17; en de Saksers, II, 123; de Stoute, bij Nancv gesneuveld, II, 100; Martel, hofmeijer, I, 17. Karolingers, geslacht der, I, 17. Kaunitz, vorst, Oostenrijksch diplomaat, II, 31; anti-Jacobijnsche dépêche van, II, 254. Keilermann, Fran<;ois Christophe, overwinnaar in den slag bij Valmy, III, 53; portret van, 52; later hertog van Valmy, 53. Keppel, admiraal, bij Ouessant, I, 69. Kerk, geestelijke leiding van de, I, 18; verval van de, 22; en de philosophie, I, 61; goederen der, door den staat in beslaggenomen, II, 13. Kerken, oorzaak van het sterven van, I, 42. Kervelegan, in de Conventie terug, III , 316. Kiezers, totaal getal der, I, 154. Klaus, Peter, II, 108. Klopstock, Friedrich Gottlieb, genaturaliseerd, III, 8. Knox, John, op de galeien, II, 103. Kokardes, zwarte, I, 295; benaming door het volk gegeven aan de dragers dier, 295. Koloniën, Engelsclie in Noord-Amerika, in conflict met het moederland, heffing van invoerrechten door het Parlement in, I, 14. Koning, de Allerchristelijkste. Zie Clovis. Koningen, Merovingische, op ossenkarren door de straten van Parijs, I, 17 ; eerste, afleiding van de benaming, goddelijk recht van, 18. Koningschap, het Fransche, is ziek, 1,14; groei van het, een hoofdfeit van ons modern leven is liet, 18; verval van het, 21. Koren, gebrek aan, I, 193. Korff, barones de, en de vlucht naar Varennes, II, 16 4; is madame de Tourzei, 168. Krijgswet de, bepalingen van, II, 24; te Parijs afgekondigd, II, 19 4; (plaat) 195. L. Labarum, het, II, 43. Labrousse, Suzanne, II, 49. Laclos, Pierre Atnédée Francois Choderlos de, aanhanger van Orleans, zijne Liaisons dangereuses. schrijver van d'Orleans Dé li b érations, I, 151; zijn verdere levensloop, 332. Lacretelle. Charles Joseph, Histoire de France pendant le IS"18 siècle, I, 25, 158; journalist en historicus, III, 350. Lacroix, Jean Frantjois de, lid der Législative, II, 213; Dantonist, 214; commissaris der Conveutie bij Dumouriez, III, 144; portret van, 145; gearresteerd, 277; geguillotineerd, 280. Lafarge. president der Jacobijnen, en madame Lavergne, III, 16. Lafayette, Gilbert Motier, markies de, gaat 49 in het gelieim naar Amerika, I, 69; in het stadhuis van Parijs, borstbeeld van, 73; eischen in de vergadering der notabelen van, 109; bijnaam van, 179, 280; portret van, 249; wordt bevel hebber der nationale garde, 250; en de centraalgrenadiers, 307; naar "\ ersailles, 30s; (plaat) 308; komt te Versailles, 320. 321; de koninklijke familie verdedigende (spotprent), 32x'; komt der koninklijke familie te hulp, 327; en „les graudes entrees," 328; laat de lijfgardes een eed doen, j 329; Feuillant, II, 43; president van alle nationale gardes, "5; bij het Bondsfeest, 69; eed van, 70; (plaat) 70; bij de plundering van Castries' hotel, 121; karakter van, 122; op den dag der dolken, 130; moeilijke toestand van, 134; terwijl do koning naar St-Cloud wil gaan, 156; legt zijne betrekking neder en neemt haar weder aan, 156, 158; bijnaam van, 156; spotprent van, 158; na het ontsnappen des konings, 169; bewerkt eene amnestie, 200; legt zijn bevelhebberschap neder, 205; benoemd tot een der generaals aan de noordelijke grenzen, 2)0; solliciteert voor maire, 246; en Lückner, 259; commandement van, 259; zijn brief tegen de Jacobijnen, 264; voor de Wetgevende Vergadering, zijn eisch, 273, 274; Isnard over, voorstel van Guadet omtrent, 274; mislukking van het complot van, vertrekt naar het leger, 274; wordt niet in staat van beschuldiging gesteld, 2S3; laat commissarissen der Wetgevende Vergadering arresteeren, vlucht naar Holland, 316; in den kerker te Olmiitz, 316; langdurige gevangenschap van, 316. Laflotte, geeft een complot in de gevangenis aan, III, 279. _ Lagrange, Josepli Louis, groot wiskundige, verleent zijn hulp bij den kalender, III, 193; zijne verdere lotgevallen, 193. Laharpe, journalist, III, 350. Laïs, sieur, Jacobijn, en Louis Philippe, II, 42. Lallv, Thomas Arthur, comte de, proces van, en dood van, I, 116. Lally Tollend al, herstelt de nagedachtenis zijns vaders in eere, I, 116; portret van, 117; bij den optocht der Staten-Generaal, 178; hulde aan, 249; neemt zijn ontslag als afgevaardigde, 33L Lamarclie, geguillotineerd, III, 227, 229. La ma rek en Mirabeau, II, 139. Lam balie, prins de, zijne familieverhouding tot den hertog van Orleans, oorzaak van den dood van, I, 81. Lam bal le, de prinses de, vriendin van Marie Antoinette, I, 50; portret van, 59; gaat nair Engeland, II, 173; terug uit Engeland, kuiperijen van, 231; in La Force, III, 19; vermoord, 33; (plaat) 31; haar hoofd op eene piek rondgedragen, (plaat), 32. Lambesc, valt den stoet met Necker's en d'Orleans' bustes aan, zijn charge in den tuin der Tuilerieën, T, 215; (plaat) 216. Lameth, gebroeders, in Amerika, 1,69,269; portretten van, 270; koelbloedig, II, 9; worden constitutioneel, 189; Alexandre, Histoire de 1'Assemblée constituante, I, 116; vlucht met Lafayette, II, 316; Théodore, lid der Législative, oudste der gebroeders, II, 212; emigreert, 212. Lamoignon, Chrétien Francois de, melding van, I, 105; en Oalonno, 106; zegelbewaarder, 106; ontslag van, 143; dood van, 144. Lamotte, gearresteerd, III, 18; madame de, en de halssnoergeschiedenis, I, 89; ontvlnclit gebrandmerkt naar Engeland, „Mémoires justificatifs" de, 125; haar dood te Londen, III, 18. Lamourette, abbé, lid der Legislative, II, 212; portret van, 209; baiser de, 216, 217. Lanjuinais, Jean Denis, stelt voor de betrekking van minister onvereenigbaar te verklaren met die van afgevaardigde, II, 10; zijne kleêren gescheurd, III, 16<; portret van, 168; gearresteerd, 170; in de Conventie terug, 316. Lap ér ou se, Jean Francois Galaup do, doet ontdekkingstochten, verongelukt, I, 73. Lapithen en de Centauren, II, 41. La Place, Pierre Simon, markies de, wiskundige, II, 84. Laporte, en Mirabeau, II, 137. Laporte, intendant der civiele lijst, geguillotineerd, III, 11. Lapoule, afgevaardigde, eisch van, I, 25. L a p o y p e, generaal, voor Toulon, III, 238; portret van, 238. Laré veillère-Lépeaux, in de Conventie terug, III, 316; lid van het Directoire, portret j van, 351. Lari viè re, vrederechter, dagvaardt te vergeefs drie afgevaardigden, wordt in de gevangenis geworpen, II, 275; Henri, in de Conventie terug, III, 316. Lasource, Marie David Albin, Girondijn, \ Protestantsch geestelijke, beschuldigt Danton, III, 155; portret van, 156; president der Conventie, 161; gearresteerd, 170. Lataille, wordt beloond, II, 203. Latour du Pin-Gouvernet, graaf de Paulin, Jean Frédéric de, minister van Oorlog, | in de Nationale Verg., II, 92; bedreigd, 103. Latour-Maubourg, Marie Charles Cesar Fay, graaf, begeleidt do koninklijke familie, II, ! 187; vlucht met Lafayette, 316. I Launav, Bernard Bené Jourdan, markies de, ' gouverneur der Bastille, I, 229; trekt zich terug I in de burcht, en Thuriot, 232; portret van, 238; i wankelmoedigheid van, 238, 239; plaat van de gevangenneming van, 240; kleeding van, veri moord, zijn uitroep, zijn hoofd door de straten gedragen, 241; (plaat) 214. Lavergne, geeft Longwy over, III, 14—16. Lavoisier, portret van, I, 82; contra Mesmer, omwenteling in de scheikunde door, 85; | gewezen algemeen pachter, geguillotineerd, III, 1 3S4- Leb as, Philippe Francois Joseph, vriend van Robespierre, commissaris der Conventie te Straatsburg, III, 252; portret van, 250; gearresteerd, 304. Lebon, Joseph, ex-priester, lid der Conventie, 1 II, 47; portret van, 48; berucht door zijne groote wreedheid, 48; te Arras, III, 234, 242; voor de revolutionnaire rechtbank, 315; geguillotineerd, #36. Lebrun, vervalscher van assignaten, II, 237. Lebrun, Pierre Henri Marie Tondu, portret van, III, 168; gearresteerd, 169; geguillotineerd, 231. Lechapelier, Isaac Réné Guy, zijn wetgevende arbeid, en de Menaden, I, 305. L e c o i n t r e, Laurent, bij den optocht der Staten-Geueraal, I, 169; majoor der nationale garde te Versailles, 297; wil niet vechten, 299; zeer actief, 317; lid der Législative, IT, 214; zijn voorstel over Robespierru's rede, III, 301; zijn voorstel aangenomen en weder ingetrokken, 301; klaagt Collot en Billaud aan, 330; zijn aanklacht lasterlijk verklaard, 330. Lee, in den Ameriknanschen vrijheidsoorlog, I, 69. Leening, successieve, schema van eene, I, 122; komt niet tot stand, 137. Leeuw, de Nemeïsche, I, 111. Lefèvre, abbé, deelt buskruit uit, I, 243; opgehangen, 303. Legend re, Louis, slager, voorstander van de revolutip, verkeert in gevaar, II, 260; lid deiConventie, III, 47; portret van, 74; en Lanjuinais, 168; voor Dunton, 277 ; Robespierre en, 277; jaagt de Jacobijnen uiteen, 307; klaagt Collot en Billaud aan, 330; zijn aanklacht lasterlijk verklaard, 330; op 1 Prairial, 342. Leger, het Fransche, sterkte van, I, 297 ; na den val der Bastille, II, 81—86; heeft aristocratische officieren, 83; is zonder tucht, 87; eischt betaling der achterstallen, 88, 92; algemeene muiterij, 88; uitbreken der muiterij, S8, 92, 93, 94, 103; militaire executie te Nancy, 103; slechte toestand van, 240, 259, III, 255; lijdt gebrek, III, 80; gevolg van de levée en raasse voor, 203; namen van de verschillende afdeeliugen van, 249; revolutionnair, III, 206; met eene draagbare guillotine, 24"-, Vincent en de benoemingen bij het, 248; wordt ontbonden, 276. Leibnitz, Gottfried Wilhelm, III, 325. Lenfant, abbé, vermoord, III, 35. Leonard, kamerdienaar der koningin, II, 179. Leonidas, koning, III, 7. Leopold II, II, 126. Leroi, Dix-Aöut, III, 149; geguillotineerd, 836. Lesage, in de Conventie terug, III, 316. Lesczynski, Stanislaus, hertog van Lotharingen, II, 90. Lessart, Antoine de Valdec de, minister van Buitenlandsche Zaken, II, 234; voor liet Hooggerechtshof te Orleans, 251. Lethe, de, I, 178; II, 221. Letourneur, lid van Ir t Directoire, portret van, III, 351. Lettres, de cachot, doel van, aantal uitgegeven door Maupeou, I, 12; voor Mirabeau, 89; Lafayette over, 109; hare geldigheid betwist door het parlement van Parijs, 124; de jussion, | beteekenis van, I, 115; persanes. Zie Montesquieu. Leugens, de philosophie over, 1,26; moeten vernietigd worden, 62. Levasseur de la Meurthe, lid der Conventie, III, 49. Levasseur de la Sarthe, Réne, vroedmeester, lid der Conventie, III, 48, 49; over Danton, 155; commissaris der Conventie, te Hondschooten, staat in het water, 258. Lexington, slag bij, I, 17. Liancourt, hertog de, Anglomaan, I, 77; bij den optocht der Staten-Generaal, 178; aanboi | van, II, 275. Liberté, Histoire de la révolution, par deux amis de la, I, 144. Ligne, prins de, dood van den, III, 50. Li go n net, arresteert Jourdan, II, 223. Li£out, Pierre, en Précy, III, 235. Lijfgardes, verdeeliug der, I, 297; maaltijd der, 298 ; (plaat) 296; hun gevecht te Versailles,. 315, 316; worden naar Rambouillet gezonden, 316. Linguet, portret van, werk van, I, SS; geschrapt als advocaat, weggejaagd door Jozet II, 126; wil terugkeeren, 169; in de Législative, II, 244. Lit de .Tustice, beteekenis van eon, I, 112; illustratie van een, 113. Livius. Titus, geschiedschrijver, over de Gal; liërs, III, 75. L o de wijk IX, charter van, I, 54; zijn hemd verbrand, III, 245. L o de wijk XI, portret van, I, 16; attributen van, 21; duur der regeering van, 21. Lodewijk XII, dood van, II. 141. Lo de wijk XIII, minderjarigheid van, 1,149. Lodewijk XIV, duur der regeering van, bijnamen van, I, 18, 21; gezegde toegeschreven aan, absolutisme van, 18; door vele historici in twijfel getrokken het gezegde van, 1*, 25; portret van, 24; strijd tusschen Jansenisten en Jezuieten onder, 2S; komt gelaarsd in het parlement, 122. Lodewijk XV, oorsprong van zijn bijnaam, I, 9; laatste ziekte van, 10: zijn bijnaam, hem door Dubarry gegeven, 11; zijn oordeel over Maupeou, 12; gewond door Damiens, 12; heeft de pokken, 12, 27; zijne verovering van Vlaanderen, 13, 14; bespoedigt den val van het koningschap, 21; en de meisjes in het Parc-aux-cerfs, 27; en zijne dochters, ü8; portret van, 30; stemming van de hofwereld bij het naderend uiteinde | van, 31 ; de onvergetene, 31; heeft een afschuw van den dood, 32; en de boer met de doodkist, 32; verwondert zich over zijn eeretitel, 33; spreekt een oordeel uit over ministers, over de politie, 33 ; begrafenis van, 36. Lodewijk XVI, rijdt naar Choisv, I, 36; portret van, 40; goede maatregelen van, 45; de zeden bij het begin der regeering van, 45 ; temperament en bezigheden van, 49, 50; bijnaam j van, in moeilijkheden, 64; begint te regeeren. 96; en Coigny, koopt Rambouillet, 18; en de Notabelen, 109; houdt eene koninklijke zitting, 122—124 ; ontvangt de afgevaardigden der StatenGeneraal, 164; in den optocht van de StatenGeneraal, 166, 181; rede van, 184; toespraak tijdens koninklijke zitting, L01 ; een deputatie der Nationale Vergadering naar, 228; eene tweede en derde, 247; wordt onderricht van den val der Bastille, 248; eene vierde deputatie op weg naar, 248; komt in de Nationale Vergadering, 249; gaat naar Parijs, 251; Baillv overhandigt de sleutels aan, 251; plaat van zijn aankomst op het Hotel de Ville, 262; en het recht van vrede en oorlog, 263; en zijn kamerdienaar, 271; is verlaten, S;72; wil vluchten, 294; onderteekent de besluiten van 4 Augustus, behalve dat van de rechten van den mensch, 295; is soezerig, 295; op het diner der lijfgardes, '298; Thiers beschrijving van zijne houding ten opzichte van de, constitutioneele artikelen en de rechten van den mensch, 305; naar huis geleid op 5 Octob. 311; en Louison Chabray, 314; wil niet naar Metz vluchten, 317; keurt de constitutioneele aitikelen en de rechten van den mensch goed, 319; en Lafayette, 321; door Parijs verzocht daar residentie te nemen, 321; vertoont zich aan het volk, 329; wil naar Parijs gaan, 329; te zijner eer vreugdeschoten gelost, (plaat) 330; zijn verstandigst besluit, 331; gaat naar Parijs, 333—335 ; aankomst te Parijs, (plaat) 334; overzicht over zijn toestand, II, 5; gehuisvest in de Tuilerieën, 6; Hersteller der Fransclie vrijheid, 7; kan niet op jacht gaan, leert slot enm aken, 7; plannen van, 44; brengt een bezoek aan de Vergadering, 44, 45; inhoud van de toespraak van 45; schenkt toestemming tot het houden van het bondsfeest, 57; bij het bondsfeest, 05; zijn eed bij het bondsfeest, 70; teekent het besluit betredende wederspannige geestelijken, 122; Krfelijke Vertegenwoordiger, 122; wil vluchten, 123; en het complot van d'Inisdal, 124; zijne tantes vluchten, 127; op den dag der dolken, 134; verkoudheid van, 135; pamflet op die verkoudheid, 135; maakt toebereidselen om naar St-Cloud te gaan, 154; door het volk verhinderd, 156; maakt zijn beklag bij de Vergadering, zijne mededeeling aan de buitenlandsche hoven, 156; gevolg van zijne verijdelde reis, 15*; zijne circulaire, 163; protest tegen de bekrachtiging van decreten, 163; vlucht, 165; mémoire aan do Vergadering, 170; manier van vluchten, 173; heeft posten langs den weg, 173—175; ontdekt door Drouet, 177; nabij Varennes, 180; gevangen genomen te Varennes, 180; (plaat) 181: Dulaure's lezing over de arrestatie, 180, 182; ten huize van Sausse, 182; (plaat) 1S4; zijn besluiteloosheid, . 182—185; keert naar Parijs terug, 186; (plaat) 188; ontvangst aldaar, 187; de vraag over zijne afzetting, 1 g9—192 ; wordt in zijn ambt hersteld, bekrachtigt cle Constitutie, pijnlijke scène in de Vergadering, 199; doet een tochl door Parijs; 202; in het Théatre italien, 202; ontvangst van de deputatie der Législative, 216; toestand van, 229; wil geen nieuwe maison civile inrichten, 243; stelt, met tranen in de oogen, drn oorlog voor, 254; zijn twee veto's, 263; brief van Roland aan, 263; ontslaat Roland, Servan en Clavière, 263; drinkt op de gezondheid der natie, (plaat) 268; nieuw verdrag nut zijn volk, (spotprent) 269; brief aan den graaf van Provence, 270; en Pétion, 275, 297; op het Bondsfeest met een maliënkolder, 281; laatste lever van, 2'.4, 295; tiende Augustus, 801, 303 ; b> geeft zich naar de Wetgevende Vergadering, 303; wordt naar den Tempel gezonden, 315; (plaat) 315; testament van, (plaat) III, 2, 99, 100; in den Ttmpel, 82; en zijne familie, (plaat) 84; dagelijksche bezigheden, 82; verzoek aan den algemeenen raad der commune, 82, 83; fac-simile, 83; kwestie van het proces tegen, 88, 95; en Gamain, 93; voor de balie der Conventie, 96—99; van zijne familie gescheiden, 99; zijne advocaten, 100, 101; onderhoud met Malesherbes, (plaat) 98; voor zijne rechters, 102 ; (plaat) 102; veroordeeld, 105—109; Edgeworth bij, 113, 118; afscheidstooneel, 114,115; (plaat) 115; ontvangt de sacramenten, 115; (plaat), 116 ; geeft het sein om te vertrekken, 116; (plaat) 117; terechtstelling van, 116—118; (plaat) 118; laatste oogenblikken (volgens Samson), 118, 119; Samson toont het hoofd van, 119; (plaat) 120; zijn overlijdensacte, 119. Loiserolles, otfert zich voor zijn zoon op, III, 306; (plaat) 307. Longwy, in handen der Pruisen, III, 12; vluchtelingen van, te Parijs, 15, 16. Loque, (zie Lodewijk XV en zijne dochters), beweent haar vader, I, 36. Losme-Salbrav, de, majoor, I, 232; en de markies de Pelleport, vermoord, 241. Lotharingen, toestand in, II, 90. Loughborough, lord-kanselier, en zijne maatregelen, 111, 327. Louis-Ph ilippe, koning der Franschen, deurwachter, II, 4 '. Loustalot, Arm and de, dagbladschrijver, I, 283. Louvet, zijn Chevalier de Faublas, 1,77,91; bij den optocht der Staten-Generaal, 169; en het gebruik van suiker, II, 226, 228; wederlegt Robespierre, 250; zijn Seutinelle, 290; lid der Conventie, III, 46; beschuldigt Robespierre, 89, 90; portret van, 91; gearresteerd, 170; zijne «Déclaration a la France," 174; zijn vlucht, 185, 200; ontkomt naar Zwitserland, 217; in de Conventie terug, 316, Louvois, Francois Michel le Tellier, markies de, minister van Oorlog van Lodewijk XIV, Philippson over hem, het praatje met de tang, I, 271. Lucern, monument te, (plaat) II, 309. Luchtballons, als verspieders, III, 265. Luckner, Nicolas baron, portret van, II, 81; opper-generaal, 81; en Lafayette, de twee chefs van het leger, cominandement van, 259; en Dumouriez, 277; geguillotineerd, III, 231. Luneville, inspecteur Malseigne te, II, 95. L ut her, Martin, te Worms, woorden hein in den mond gelegd, I, 166, Lux, Adam, plant vrijlieidsbooinen, III, 138; over Cliarlotte Cordav, 1S1, 1 ?2; geguillotineerd, 225. Luxembourg, smederijen in het, III, 203; in eene gevangenis veranderd, 232. Lyon, bond te, II, 54, ha; onlusten te, III, 133; commissarissen van do Conventie naar, 133; Chalier geëxecuteerd te, 183; congres van, 183; gebombardeerd, kruithuis in du lucht gevlogen, 11»8; ingenomen. 235; besluit tot verwoesting van, naam vervallen van, 235; moorden te, 237; (plaat) 236; contra-revolutionnaire woelingen te, 330. M. 'Maaltijden, broederlijke, III, 287; (plaat) 280; verboden door het gemeentebestuur, 287. Maartveld, I, 17. Mablv, abbé de, scherp criticus, I, 86; geschriften van, 283; kaartenhuizen van Montesquieu en, 263. Maechiavelli, I, 1S2. Machten, opkomen van nieuwe, I, 26. Mack von Leiberich, Karl, vrijheer von, Oostenrijksch generaal, Dumouriez bij, te Ulm, III, 154. Macon, het kiescomité te, eigenmachtige handelwijze van, I, 2//. Madame Royale, en de dauphin, portretten van, II, 167. Magnetisch vlies, II, 49. Maiguet, Etienne Christoplie, te Orange, III, ~.5+, jmó; vijandschap van itovere tegen, 234; overdreven verhaal omtrent, 243. Mailhe, over het proces des konings, III, 88. Maillard, Stanislas, bij den optocht der Staten-Generaal, I, 169; zijne betrekking, bij het beleg der Bastille, 237; neemt de capitulatievoorwaarden in ontvangst, (plaat) 239; bij den vrouwenopstand, neemt eene trom, 308; in de Champs Elysées, 304; komt te Versailles, 309; in de Vergadering, 311; teekent de petitie voor 's konings afzetting, II, 194; bij de Septembermoorden, III, 3 I. Mail lé, maarschalk, op de Tuilerieën, II, 296; vermoord, III, 37. Mailly, Joseph Augustin, maarschalk van Frankrijk, een tijdlang oppergeneraal, II, 80, 81. Maintenon, madame de, gemalin van Lodewijk XIV, I, 271. Mainz, verdedigt zich, Merlin van Thionviüe in, III, 138; belegerd, 175; geeft zich over, 187; beschrijving van Goethe, 187; opnieuw ingenomen, 325; de keurvorst van, over den vrede, 325. Mairie, twee candidaten voor de, II, 246. Ma ison bouche, melding van, I, 14. Major Domus, I, 34. Male branche, Xicolas, stellingen van, I, 106. Mal es h e r 1) es, Chrétien Guillaume de Lanioignon de, Vie de, I, 61; karakter van, zijn strijd voor het recht der parlementen, in de gunst bij I.odewijk XVI, 96; portret van, 97; opmerking van, 124; advocaat van den koning. III, 100, 101; ond.rhoud met den koning, (plaat) 98; pleidooi van, 109; de koning geeft geld terug aan, 115; geguillotineerd, 284. Malingre, Annales de, I, 210. M aio uet, melding gemaakt van, I, 176; portret van, 189, Malseigne, Inspecteur van liet leger, te Nancv, II, 94—96; gevangen gezet, 96; bevrijd, 98. Mammon, beschouwing over den, III, 347. Mandat, kommandant der garde, Augustus 1792, II, 296; zijne briefwisseling met Pétion, 296; order van Pétion aan, 296; op het stadhuis ontboden, vermoord, 300. Man nel, Pierre Lonis, lid van het stadsbestuur, II, 246; bij de Jacobijnen, 249; procureur, geschorst, 274; blijft lid van het stadsbestuur, 298; portret van, 299; bij de commune, III, 10; houdt eene toespraak in la Force, 36; lid deiConventie, 46; herdoopt d'Orleans in Ëgalité, 49; zijne motie in de Xationale Conventie, 55; is voor de verbanning van den koning, 108; in de gevangenis, 207; bij het verhoor van den koning, 209; geguillotineerd, 231. Ma rat, Jean Paul, paardendokter bij d'Artois, I, 78; 1'Ami du peuple van, 157, 283; geboorteplaats van, levensloop van, werken van, bij den optocht der Staten-Generaal, 169; waarschuwing van, 211; bij het beleg der Bastille, 237; voor de représentants gedaagd, 283; zijn bijnaam, zijn plan tot hervorming van Frankrijk, II, 23; naam hem door Desmoulins gegeven, 23; en de politie, 37; oorsprong van zijn bijnaam «volksvriend," 37; wil Riquetti ophangen, 113; zijn buste bij de Jacobijnen, 248; in kelders verborgen, 290; zijn vraag aan Barbaroux, 290; luidt de stormklok op 10 Augustus, 298; eene bijzondere tribune voor, III, 10, 25; lid der Conventie, 47; vloeken van, 74; eerste verschijning in de Conventie, met het pistool in de hand, 76; portret van, 77; voorstel tot schrapping als lid der Jacobijnen van, 93; en zijne verzuchting, 105; over liet lijden van het volk, 127; maximum van patriottisme, en de Girondijnen, 134; Danton doet verwijten aan, 134; reden van den wrok der Girondijnen tegen, gearresteerd, 158; vrijgesproken en op do schouders rondgedragen, III, 160; (plaat) 159; bij den val der Gironde, 169; is ziek, 177; zijn woning, 178; en Charlotte Corday, 178; vermoord, 17S; (plaat) 177; zijn laatste briefje, 178, 179; facsimile, 180, lijkstaatsie voor, Mirabeau's lijk moet plaats maken voor dat van, 179; eer- i bewijzen aan zijne nagedachtenis, 179, 180; zijn [ lijk in het Pantheon, 330; zijn buste in het théatre-Feydeau verbrijzeld, 330; compagnie 1 van, III, 232. Maréchal, Pierre Svlvain, groot schrijver, 1 atheïst, III, 191; almanak van, 191. Maréchale, de, uitdrukking van, I, 25. Maréchaussee, de France, oorspronkelijke beteekenis, latere beteekenis, II, 126. Maria T h e r e si a en de uitroep der Hongaren, : II, 138. M a r i e-A ntoinette, portret van, I, 43; pracht van, 50; wordt toegejuicht, 64; is gecompromitteerd door de halssnoergeschiedenis, 89; verdriet van, en Besenval, 125; haar voorgevoel, 139; leed van 182; schreit, is impopulair, 271, 272; op het diner der lijfgardes, 298; over Lafayette, 322; vlucht, 325; verwoesting van het slaapvertrek' van, (plaat) 325; vertoont zich aau het volk, 329; en eene vrouw uit het volk, 335; en Lodewijk in de Tnilerieëu, II, 8; en de Lotharingsche bondsluiter, 66; bestraft den dauphin, 6/, en Mirabeau, 125, 137; gereed om te vluchten, 162; vlucht uit de Tuilerieën, 165, 166; gevangen genomen, 180; en do familie Sausse, 1S3; en Barnave, 189; in tweestrijd, 229; ttaat met Coblentz in correspondentie, 229, 230; en de mémoires van Lamotte, 243; gedurende den 2Qsten jlini5 geg, 270; gedurende den 10'1'" Augustuj, 301—303; naai- den Tempel, 315; en het hoofd van I.ambnlle. III, 34; afscheid van den koning, 114, 115; hare woorden tot de municipalen, 115; naar de Conciergerie gebracht, 207; in de Conciergerie, 207; (plant) 204, 205; haar brief aan Jarjayes, 208; fac-simile, 209; voor liet tribunal, 20<—511; (plaat) 211; hare verdedigers, 209; haar laatste brief aan madame Elisaboth, 211, 212; bij haar vertrek uit Weenou, 211, 212; geguillotineerd, 212, 214; (plaat) 213. Marius Caius, overwinnaar der Cimbren, tegenstander vau Sulla, I, 157; consul, verslaat de Cimbren en Teutonen, 328. Marlborougli, qni va en guerre, II, 61. Marmontel, Jean Franpois, schrijft letterkundige kritieken in de Encyclopédie, zijne verdere werken, Catharina II vertaalt een werk van, I, 46; Mémoires van, 135. Marseillan e n, over de afzetting des konings, ili> ii/fiivn stnaf. If. 192; tocht cl er. 278; marscli der, ontstaan der Marseillaise, 281; begroet te Charenton, 291; te Parijs, 291; maaltijd der, 291: (plaat) 292; Filles St-Thomas en, 293; kwartieren rlor Marseille, opvatten der wapenen door de bewoners van, I, 206; voor de Girondijnen, III, 174, 183; veroverd, 234; de guillotine te, 234; contra-revolutionnaire gruwelen te, (plaat) 337. Massachusetts, Wetgevende Macht van, intrekking van hare voorrechten, I, 11, 17. Mauconseil, sectie van, over de afzetting des konings, II, 294. _ Maupeou, onder Lodewijk XV, I, 10—12; verbanner van parlementen, 11. Ma urepas, graaf de, minister-president, is lichtzinnig, I, 45; zorgeloosheid van, 49; portret van, bestuur .van, bijnamen van, 63; aanvankelijk tegen het ondersteunen van Amerika, 69: dood van, gezegde van Lodewijk XVI aangaande, 96. Maurv, abbé, karakter van, I, 179, 180; portret van, 180; in de Const. Vergadering, 268; parallel tusscheu hem en Caza'ès bij Mignet, 268: emigreert, maar wordt teruggezonden, 332; dogmatisch, II. 9; met den dood bedreigd, (plaat) 22; bespot op het Champ de Mars, 65; gaat naai Coblentz, 205. Maximum, wet over het, aanvankelijk te Parijs vastgesteld, later bij Conventiebesluit, III, 149; afgeschaft, 315. Mazarln, kardinaal, en de F ronde, I, 25. Medicis, Maria de, regentschap van, I, 149. Meillan, bemiddelaar, III, 136. Memmay, seigneur, en zijne boeren, I, 276. Memtion, standbeeld van, I, 165. Menaden, de, I, 301—303; plaat van liet vertrek der, 306; te Versailles, 309; plaat' 310; in de Const. Vergadering, 313; (plaat) 312; om het koninklijke rijtuig', 313; hare zinspelingen, 335. Me nou, Jacques Fraucois, baron de, naar Lepelletier gezonden, gearresteerd, III, 352; zijne latere lotgevallen, 352. Mensch, de rechten \an den, beraadslaging over de, Lafayette en de, de inleiding van de constitutie, I, 267; (plaat) II, 2; overal verspreid, i 233; in de constitutie van 1793, III, 188, 189. Menus plaisirs, salie des, I, 159. Méot, restauratie II, 124. Mercier, Louis Sébastien, Tableau de Paris, | I, 28, 77 ; over den Parijschen opstand, 207; latere'levensloop van, 284; over den koninklijken optocht van Varennes, II, 187; portret van, III, ! 40; over de Septembermoorden, 42; lid der Conventie, 46; bij 's koniugs proces, U'S; over het dansen in li95, 320—322; over het maal der arbeiders, 346. .. Méricourt, Tliéroigne de, bij den optocht , der Staten-Generaal, I, 169; bij den vrouwenopstand, 304; laat zich in met het regiment de Flandre, 313; portret van, 315; in Oostenrijksche gevangenschap, II, 180; op 10 Augustus, 297; houdt eigen rijtuig, III, 138; mishandel.!, naar een krankzinnigengesticht, 162. Morlin de Douai, Philippe Antoine, vader van de wet der vei dachten, zijn bijnaam, III, 203; zijne latere lotgevallen, 203; portret van, 206'. . . Merlin de Thionville, Antoine, lid der Législative, II, 212; portret van, 211; verscheurt zijne papieren, 244; te Mainz, III, 187; gearresteerd, 305. Mesraer, Franz, en zijne leer, zijne magnetische salons, zijn gedwongen heengaan, I, 82, 85. Metra, de nieuwsman, II, 40. Meudon, dB lojiorij t6, III, 267; Montgfuli lard over, 267. Milton, John, III, 24. Minden, slag bij. Zie Broglie. Ministerie, patriottisch, II, 250; oorzaken ! van zijn optreden, 250. Ministerraad, twee partijen in den, J, 245. Miomandre de St. Marie, lijfgarde, I, 324; gewond, 327; beloond, II, 124. Mirabeau, Gabriel Honore Hiquotti, graat van, Mémoires van, I, 57; zijne minnarijeu voor de parlementen, zijne lotgevallen, 88; en zijne familie, 89; zijne pninphletten, in dienst der regeering, komt te Parijs, 102; tegen het beursspel; lettre de cachet tegen, 106 ; in Provence door den adel uitgedreven, 156; zijn lakenwinkel, wordt afgevaardigde voor Aix, 157; koning der Franschen, 170; portret van, 171; lotgevallen van, 173, 174; toekomstige loopbaan van, 175; protesteert tegen het verbod van zijn nieuwsblad, 19:1; stelt voor de geestelijkheid uit te noodigen tot vereeniging met den derden stand, 194; en de Brézé, na afloop der koninklijke zitting op 23 Juni 178M, 201; in de Nat. Vergadering na den val der Bastille, 248, op het terrein der Bastille, 258; over de Orleausche partij, 268; over Eobespierre, 269; beroemdheid van, 270; over het tekort, 291; over het veto, 292; en Monnier, 307; inzicht van, verdedigt het veto absolu; over de combinatie van afgevaardigde en minister, over het recht van oorlogsverklaring, „groot verraad" van, II, 10; moed van, inkomsten van, 11; verkocht aan het hof (?) 11; de koning betaalt de schulden van, 11; over de afschaffing van titels, 60; over den toestand vati hot leger, 8(5; zijn in icht in Frankrijk, 117; zijne opinie over d'Orleaas, 118; over het duel, 119; onderhoud met de koningin, 125; over de emigranten, 130; en de «dertig stemmen," 132; in den departementalen raad, 136; plan van restauratie, 137; waarschijnlijke carrière van, 138; wordt ziek, maar werkt nog, 139; laatste verschijning in de Vergadering, 139; angst van de bevolking omtrent het lot van, 139; laatste gezegde van, 141; dood van, 141; (plaat) 140; lijkstaatsie van, 143; lijkdienst, (plaat) 140; karakter van, 145, 146; laatste der Mirabeau's, 146; plan van restauratie der monarchie, 151; verraad van, buste bij de Jacobijnon gebroken, 94, 248; zijn lijk uit het Panthéon verwijderd, III, 330. Mirabeau, de oude, volgeling vau Quernay, I, 45; bijnaam van, 54; over den toestand van Frankrijk, 54, 57 ; sterft, 229. M i r a b e a u-t o n n e a u, B. L. de Uiquetti, portret van, I, 156, 179; breekt zijn degen, 205; in de Const. Vergadering 268; dood van, II, 146. Mirabeau, Jean Antoine Riquetti, col d'argent, I, 173. Miranda, don Francisco de, generaal, zijn levensloop, II, 30; valt Holland aan, III, 137. Miroménil, Armand Thomas Hue do, in het geschil tusschen Necker en Calonne, I, 105. Missolonghi, verdediging van, II, 42. Moeras, het, (Le Marais), III, 71. Molay, Jacques, hoofd der Tempeliers, ter dood gebracht, II, 316. Molleville, Bertrand de, intendant, I, 135; Mémoires particuliere van, 135; portret van, 136. Zie verder Bertrand de Molleville. Momoro, boekhandelaar, II, 26; en eene agrarische wet, gered door Buzot, III, 9; gearresteerd, 271; geguillotineerd, 274, 276; madame, Godin der Rede, 248. Monge, Gaspard, groot wiskundige, minister, II, 312; verleent zijn hulp bij den nieuwen kalender, III, 193. Monk, herstelt de Stuarts, II, 274. Monnier, Sophie. en Mirabeau, 1, 174. Monsieur, bieder des konings, is geestig, I, 50. Monsigny, freule de, verhaal harer lotgevallen bij het beleg der Bastille, I, 236. M o n t a i g n e, Michel, seigneur de, en de vrees, I, 333. Mont de piété, tijd van oprichting te Parijs van de, woekerwinst van de, gesloten, II, 7. Montélimart, bond te, II, 51. Montespan, madame de, en Lodewijk XIV, I, 81. Montesquieu, Charles de Secondat baron de, baanbreker der fransche revolutie, geschriften van, aphorisme van, I, 4]. Montesquiou- Fézensac, Anne Pierre, markies de, generaal, bewaakt Alpen en Pyreneeën, II, 246; portret van, III, 63; heeft Savove gewonnen, 61. Montezuma, III, 274. Montgaillard, Guillaume Hotioré, Koques de, I, 103; over de gevangenschap des konings, II, 312; over de Septeinbermoor.len, III, 41; over de laatste oogenblikken van Ürleans, 225; over de Porijsche dames; 322 ; over het aantal geguillotineerdeu, 345. Montgolfier, gebroeders, uitvinders der luchtballons, I, 81. Montmorin St.-Héretn, Armand Mare graaf de, melding van, I, 107. Mon traorin, ontevredenheid van, I, 121; vermoord in La Force, III, 33. Moord, September, 111, 27—41; aantal verslagenen, 42; de hand van oen lijk, 42; vergeleken met den Bartholomeus-nacht, 42 ; de Conventie over den, 75. Al oore, dr. Journal during a residence in France, II, 307; wordt ongesteld bij de Septembermoorden, III, 33. Morande, courant vao, I, 87; wil terugkeeren, 169; gearresteerd, III, 18. More, Hannah, over Orleans, II, 36. M oreau de St.-Méry, en de drieduizend bevelen, I, 247; zijn verdere levensloop, 247; ontvangt een sabelhouw, II, 2^3. Morellet, André, op de Sorbonne, een zijner geschriften bezorgt hem opsluiting in de Bastille, directeur der Académie francaise, I, 46. Mori sson, namens de rechterzijde over het proces des Konings, III, 95, Mortonval, Guerres de la Vendée, 111,327. Moudon, de abbé, aan het sterfbed des konings, I, 35. Mounier, Jean Joseph, en de verklaring van de staten van Bourgogne, te Grenoble, portret van, I, 136; stelt den eed in de Kaatsbaan voor, 199; op 5 October 17S9, het door Thiers aan hem toegeschreven gezjgde, 307; afgevaardigd naar den Koning, 312; terugkomst in de Vergadering, 319; dubbel besluit van, 3 20; neemt zijn ontslag als afgevaardigde, 331. Mucius Scaevola, de oud-Romeinsche sage over, III, 223; sectie, 223. Müller, generaal, dringt Spanje binnen, III, 255. Mumbo-Jumbo, afgodsbeeld, I, 14. Murat, Joachini, maakt zich meester van het kamp van Sablons, III, 352; zijne latere lotgevallen, 352. Murten, slag bij, II, 309. N. Naigeon, Jacques André, atheïst, II, 35. Nancv, oproer te, II, 90—96; beschrijving van de stad, 90; sterkte van het garnizoen te, 92; eene deputatie gearresteerd, 92; deputatie muiters, 97; voorwaarden van, 97; toestand der muiters in, 97—99 ; Bouillé's gevecht in, 100; oordeel van Parijs over het beteugelen van het oproer te, 102; militaire executies te, 103; commissarissen der Vergadering te, 103: lijkdienst voor de gevallenen, 102; (plaat) 101. Nantes, Edict van, II, 61; naar Parijs de gevangenen van, III, 298; het proces en de vrijspraak van de gevangenen van, 315. N ar bonn e-L a r a, Louis graaf de, en de tantes des konings, II, 127; moet minister van Oorlog worden, 231; gaat naar de grenssteden, levert rapporten in, 231; verlangen van, 240; houdt zich verborgen, III, 11; vlucht naar Engeland, 17. N assau-S i e g e n , Karl Heinrich Nicolas prins van, voor Gibraltar, I, 73; zeeheld, II, 34. Nature, Svstème de la. Zie Holbach. Natuur, standbeeld der, III, 190 ; (plaat) 190. Nebucadnezar, sage omtrent, II, 208. Necker, Jacques, portret van, I, 71; opkomst van, geschriften van, diners van, titel van, 73 ; duur van het ministerschap van, Compte-rendu van, belastingplannen van, oorzaak van het ontslag van, werk van, 74; valt in ongenade, 105; weigert Brienne te helpen, 139; als minister herbenoemd, met geestdrift begroet, zijn titel, 140; is in moeilijkheid ten opzichte van de StatenGeneraal, 152; roept Notabelen bijeen, 152; rapport van, 1 53; bij den optocht der Staten-Generaal, 166; en de derde stand, 196; ontslag van, 212, 213; plaat van het ronddragen van de buste van, 214; teruggeroepen, 250; terugkeer van, 277 ; (plaat) 277 ; zijne plannen tot opbeuring der financiën, 291; vertrek van, II, 102, 103. Necker, madame, geeft diners, I, 73; vóór haar huwelijk, sticht hospitalen, 74. Nederlanden, Oostenrijksche, troebelen in '1 • /1<» Un uUinn S O K10ut te. Honore. (.Tiroin n dijnen, III, 184; vleier van Napeleon, 184; over de laatste oogenblikken en den dood der Giron- ! dijnen, 215, 217; en madame Roland, 227Bip van Winkle, II, 10S. Bivarol, Antoine, graaf van, satiriek schrijver, j zijn Acte des apötres, I, 126; monarchaal journalist, 284; „genie-staf' van, 11, 2:50. R oh e r t-L inde t, Jean Baptiste, lid van den Berg, zijn voorstel over oen tribunal extraordinaire, III, 149; portret van, 147. Bobespierre, Maximilien, portret van, I, 175; afkomst van, loopbaan vóór de revolutie van, 176; uitgelachen in de Con't. Vergadering 260; openbaar aanklager, II, 136; na de vlucht des konings, 172; is voor de afzetting van den koning, 18'.'; en de zelfverloocheningswet, 203; te Arras, komt te Parijs terug, 205; plannen van, 240; bij de Jaeobijnen, niet oorlogzuchtig, 250; verborsen op 10 Augustus, 298; komt weer voor den dag, III, 10; lid der Conventie, 46; door de Girondijnen beschuldigd, 78, Mignet over, 78; aangevallen door Louvet, 89; verdedigt zich, 91; j portret van, 90; en de buste van Mirabeau, 94; zijne redevoering over het proces des konings, 95, 96: voor den dood des konings, 108; Condorcet over, 136; bij het verhoor der koninarin, 210; omhelst Danton, 272; en Desmoulins, 274; en Danton, 277 ; Danton bij zijn verhoor over, 279; zijne drie schurken, 279 ; oppermachtig, 281; verijdelde moordaanslag op, 288, 289; onberispelijk wat costuum betreft, 289; ideaal der democratie, 289; bij het feest van het Etre-suprême, 289-294; rede van, 290 ; en Cathérine Théot, 294; zijne tappe-durs, 294; over Couthon's wet der verdachten, 295; houdt zich afgezonderd, 299; roden, waarom hij de comités niet bezoekt, 299; komt terug in de Conventie, 300; zijne plannen, 300; diner bij Barrère, 300; bij de .Tacobijnen toegejuicht, 301; beschuldigd, 304; gered, 305; op het stadhuis, buiten de wet verklaard, 305 ; gewond, 309; (plaat) 308; geguillotineerd, 31"; (plaat) 309; vereenzelvigd met do revolutie, 313. Bobespierre, de jonge, Ausustin Bon Joseph, broeder van Maximiliaan, commissaris der Conventie in het leger voor Toulon, protegeert Bonaparte, III, 198; portret van, 199; beschuldigd, 304; val van, 308; geguillotineerd, 310. Eochambeau, in Amerika, sluit het Engelsche leger in, I, 69 ; oppergeneraal, II, 80; neemt zijn ontslag, 259. B o c h e - A y m o n, groot-aalmoezenier, en Lodewijk XV, I, 28; aan het sterfbed des konings, 34, 35. Bochefoucauld, hertog de la, Anglomaan, I, 77; zijn gezegde over de Notabelen, 109; bij den optocht der Staten-Generaal. 178; voorzitter van het departementsbestuur, II, 275 ; vermoord, III, 44. Bochefoucauld-Liancourt, hertog de la, portret van, I, 247; zijne betrekking, zijn gezegde tot den koning, 248. Bodney, admiraal, neemt Fransche schepen ■weg, I, 70. Roed.erer, Bierre Louis, graaf, Feuillant, II, 265; „Kronijk van vijftig dagen" van, 263 ; over de ammunitie der gefedereerden, 2'■15 ; den lil " Augustus in de Tuilerieën, 297, 302, 303 ^portret van, 299, zijn raad aan den koninsr, 302. Bohan, Kardinaal Louis de, portret van, en de halssnoer-geschiedenis, I, 89; wordt toegejuicht, 90. Boi, fainéant, I, 33; de par le, oorsprong van dezen term, 103. Boland, melding gemaakt van, II, 55; te Parijs 224; minister van Hinnenlandsche Zaken, 251; portret van, 251; „geen gespen', 252 ; brief aan den koning, 263, inhoud van dien brief, 263; en Barbaroux met de kaart van Frankrijk, 264; verontwaardigd over de Septembermoorden, III, 39; „veto des coquins , oorzaak van dien bijnaam, 41; en Pache, S0; zijn handelingen, 80; en de hongersnood, verklaring in de Conventie, 86; beschuldigd, 105; neemt zijn ontslag, 119; kan Parijs niet verlaten, 164; is gevlucht, 170; zelfmoord van 229; (plaat) 230. Boland, Marie Jeanue Phiipon, madame, portret van, II, 54; opvoeding van, bij het bondsfeest te Lyon, geeft verslag van het feest, 55; mémoires, 55; te Parijs, na 's konings vlucht, 172; en Barbaroux, 224; diners en werkzaamheden van, 252; karakter van, 253; bevoegdheid van, III, 80; en Viard, 105; daalt in aanzien, 137; gearresteerd, 170; in de gevangenis, 227: ter dood veroordeeld. 227; haar laatste oogenblikken op het schavot, 229; geguillotineerd, 229. Bollo, hoofd der Noormannen, zijne strooptochten, I, 17; beleend met Normandië, 17. Bom me, Gilbert, wiskundige, lid der Conventie, III, 47, 48; in de gevangenis geworpen, 175; uit de gevanzenis, 1">6; bij het oproer van Prairial, 342; zelfmoord van, 344; portret van, 34L Bomoeuf, zijne aanvankelijk mislukte reis, II, 172; te Varennes, 185; verhaal van Damas over, J85. Bonsin, Charles Philippe, zadelmaker, II, 164; chef van liet revolutionnair leger, III, 232, 248; gearresteerd, 271; geguillotineerd, 274, 276. Boquelaure, Gaston Jean Baptiste, hertog van, II, 171; kleedingstuk naar hem genoemd, 171. Bossbach, slag bij, I, 12, 32. Rossig nol, Jean Antoine, laat Maton de la Varenne arresteeren, III, 18; portret van, 196; in de Vendée, 196; volgt een decreet der Cou- ventie op, 196. Bouclior, Jean Antoine, poëtaster, II, 2o5; portret van, 256. Bouget de Lisle, Joscpli, portret van, II, 280; componist van de Marseillaise, 2SI; bij de Dietriclis, 281; standbeeld voor hem, rede van minister Goblet, 281. Rousseau, Jean .Tacques, over de omwente; ling, I, 49; portret van, 84; zijn groote invloed op liet ontstaan der Fransche revolutie, verschil tusschen hem en Montesquieu, 86; zijn gebeente ! overgebracht, II, 145; (plaat) 147. Boussel, le chateau des Tuileries, par, II, 7. Roussière, te Nancy, II, 91, 02. Roux, Histoire parlementaire, III, 222. Royalisme, in de Loire verzonken, III, 271. Rovou, monarchaal journalist, I, 28+; in effigie verbrand, II, 159, 161; de koningsvriend, weet het juiste cijfer der geallieerden, 239. Rozen, roode en witte, partijen der, I, 261. Rubicon. Zie Caesar. Ru hl, Philippe J cques, lid der Législative, II, 214; behoort tot de uiterste linkerzijde, en de St-Ampoule te Rheims, 214; op 1 Prairial, III, 342; zelfmoord van, 344. Runneymede, beteekenis van de, I, 19$. s Saba tier, abbé Antoine, vriend van Helvetius» I, 96; in de koninklijke zitting, 123; gearresteerd, 124. St.-André, Jean Bon, te Brest, III, 232. St.-Antoine, straat, papier-magazijn van Réveillon in de, I, 81; rukt tegen de Bastille op, 232; naar Versailles, 30'J; aan het gemeenschappelijk maal, 318; sluit de winkels (Nancyoproer) II, 92; te Yincennes, 180; begroet de Marseillanen, 291; en de karren, III, 306; (plaat) 306; op 1 Prairial, 338—342; ontwapend, 344: (plaat) 343. St.-Cloud, aankoop en restauratie van, I, 5'i; de Koning wordt belet te gaan naar, II, 156. St.-Denis, de koninklijke grafkelder te, I, 36; vermoording van den maire van, 2S2; (plaat) 280; grafschennis to, III, 245; naam veranderd in Franciade, 245. St.-Domingo, brand en oproer op, II, 226, 228. St.-Eu stache, kerk, het feest dor Rede in, III, 246, 247. St.-Fargeau, Lepelletiev de, Louis Michel, melding van, I, 96; vroeger parlementslid, diners van, II, 67; lid der Conventie, III, 49; portret van, 107; voor den dood des Konings, 108; vermoord, 112; (plaat) Hl; begrafenis van, 119 ; sectie Lepelletier, vóór de Conventie, 334, 342 ; in opstand tegen de Conventie, Vendémiaire, 350—353. St.-Geno veva, reliquïen-kistje van, verbrand, III, 245. St.-Germain, hervormingen van, I, 97. St.-Huruge', markies do, te Versailles, I, 253; zijn loeiende stem, 284 ; wordt gearresteerd, 292; père Adam, te Versailles, 314; en de ledepop van den Paus, II, 159, 161; bij de Jacobijnen, 258; bijnaam van, 258; op den 20 Juni, 265 ; bij het proces des Konings, III, 104. St.-Just, Antoine, markies de, lid der Conventie, III, 47; bewonderaar der klassieken, 48; rechterhand van Robespierre, 48; redevoering voor het proces des Konings, 95; portret van, 94; commissaris der Conventie te Straatsburg, 252; bij Weissenburg, 259; over de revolutie, 271; zijne rede over de faction de 1'étranger, 272; over Camille Desmoulins, 278; in de comité's, 302-; zijn rapport, 303; gearresteerd, 304; vraag aan Lebas, 308. St.-Lazare, Maison de, plundering van, I, 223; plaat van, 226. St.-Méard, Jourgniac de, gearresteerd, III, 18; zijn verhaal over de Septembermoorden, 37, 38. St.-Menehould, alarm te, II, 174, 175, 178. St.-Pierre, Bernardin de, Paul et Virginie, I, 91. St.-Priest, Francois Emmanuel Guignard, graaf de, minister en 5 October, emigreert, wordt tot pair verheven, I, 333. St.-Roch, kerk, bij de voorgenomen reis des Konings naar St. Cloud, luiden der stormklok van de, II, 156. Saksen, Maurits van, I, 14. S a k s e n-TVscheu, Albert, hertog van, te Jemappes, III, 86. Salamis, slag bij, I, 16 5. Salicetti, Christophe. commissaris der Conventie voor Toulon, III, 238 ; zijne latere lotgevallen, 238. Salles, Jean Baptiste, Girondijn, III, 173; uitvallen tegen den Berg, 174, 175; geguillotineerd. 218. Salm, reziment, te Metz, II, 8S. Salons de danse, aantal, III, 266. Salpeter, graven naar, III, 254. Salvator Rosa, zijne schilderijen, 1, 317, 318, Sanhedrin, het, I, 263; II, 204. Sansculotte, ministère, II, 253. Sansculottisme, het, verschijning van, I, 262; groei van, II, 6; oorsprong van den naam, 127; en het tribunal révolutionnaire, III, 149; en de wet op het maximum, 149; staathuishoudkunde en het, 151; voleindigd, 221, 223, 254; verval van het, 313; laatste verheffing van het, 338—344 ; dood van het, 344; beschouwing over het, 315, 346. San ter re, Claude, bij den optocht der StatenGeneraal, I, 170; zijn raad bij het beleg der Bastille, bijnaam van, 237; over het oproer te Nancy, II, 92; portret van, 93; in de Tuileriëen, 124; op den 20stcn Juni, 265 , 266, 268, 269 ; begroet de Marseillanen, 291; kommandeert de nationale garde, 301; zijne voorstellen tot wegneming van den hongersnood, III, 81; zijn gezegde in de Conventie, begeleidt den koning naar de Conventie, 96; raadt St. Antoine aan de wapens neder te leggen, 344. Saratoga, slag bij, I, 69. Sardanapalus, III, 80; Danton een, 80. Saturnaliën, de, b«teekenis der, I, 335. Sausse, procureur der gemeente Varennes, II, 180; tooneel in zijn huis, 183; neemt de vlucht, III, 22. Savonnières, do, drijft de Menaden uiteen, I, 315, 316. Schouwburgen, aantal, III, 266. Schrik, De leeuw is niet dood . . • " V° ii De leeuw ligt te zieltogen . . • • VI' ii Gerooste haringen " ^4 VIP ii Het kartetsenschot • " " 1 VIIP ii Einde. Chronologisch overzicht van de Fransche Revolutie . » 300 Register