DE ARCHITECTUUR IN HARE HOOFDTIJDPERKEN II. DE ARCHITECTUUR IN HARE HOOFDTIJDPERKEN DOOR HENRI EVERS HOOGLEERAAR AAN DE TECHNISCHE HOOGESCHOOL TE DEI.FT MET TALRIJKE ZWARTE EN GEKLEURDE PLATEN IN DEN TEKST TWEEDE DEEL. L. J. VEEN - UITGEVER - AMSTERDAM MCMXI ► HOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIF.ME, NIJMEGEN. I. DE ARCHITECTUUR VAN DE MIDDELEEUWEN IN WEST-EUROPA. In de middeleeuwen ontwaakten godsdienstzin en geloofsijver alom. Onder dezen machtigen drang ontstonden reeds in do Ge eeuw te Bvzantium, den zetel van liet Christelijk wereldrijk, luisterrijke koepelruimten voor den eeredienst en ook de Mohammedanen stichtten van de 7e tot de 15e eeuw, allerwege in het Oosten en in enkele gedeelten van Zuid-Europa, grootsche, overwelfde bedehuizen van geheel zelfstandig kunstkarakter '). Beide tijdperken zijn merkwaardige uitingen der architectuur, zoowel in technischen als artistieken zin. Gedurende den bloei van het eerste en de opkomst van liet tweede tijdperk, van de 0e tot de 10e eeuw, kwijnt nog de architectuur van WestEuropa. Do ongunstige maatschappelijke toestand dier landen was hiervan de reden. Rome's macht, sinds de verplaatsing van liet gezag naar Bvzantium reeds verzwakt, bovendien door innerlijke verdeeldheid en door zedenbederf geheel gebroken, bleek eindelijk niet meer tegen de aanvallen van verschillende barbaarsche stammen bestand. Ruwe Germaansche horden, zooals de Franken, de Longobarden, de Saksers, de Gothen en andere, trokken sinds de (>e eeuw van het Noorden en Oosten op, vermeesterden Italië, Gallië en drongen herhaaldelijk tot Rome door. De maatschappelijke eenheid werd door deze volksverhuizingen geheel vernietigd en daarmede verdween in de eerstvolgende eeuwen grootendeels liet beschavingswerk, dat door Romeinschen organisatiegeest tot stand was gebracht. Onder die ongunstige omstandigheden kon de architectuur in West-Europa niet tot bloei geraken. De Christengemeenten hadden noch neiging, nóch middelen, noch krachten om hare ontwikkeling te bevorderen. Er werd weinig gebouwd en daar te midden van de maatschappelijke verwildering liet geestelijk leven zich enkel beperkte tot de afgelegen kloosters, die door de barbaren waren ontzien, ontstonden aanvankelijk slechts kleine kloosterkerken, navolgingen van de Oud-( liristelijke basiliek. Zeer scliaarsch en onbeduidend zijn dan ook de l) Zie Deel I: I)o Hvzantijnscho architectuur on ' eeuw, die een onbelangrijk tijdvak 111 ons verleden, een tijdvak van onkunde en armoede in de architectuur vertegen- C* woordigen. Zij zijn de terugslag van de verwarring en barbaarschlieid die in de maatschappij heerschten. Kerst Karei de (iroote bracht eenige verbetering. Deze Frankische vorst legde door centralisatie van het gezag en wel door de vereeniging van Frankrijk, Duitschland, de Nederlanden, Noord- en Midden-ltalië onder zijn bestuur, den grondslag van een Christelijk Germaansch wereldrijk (8(14). Krachtig bevorderde hij de beschaving door de stichting van bisdommen en kloosterscholen in verschillende gedeelten van het rijk. Het stoffelijk welzijn bevorderde hij door de bescherming van handel, landbouw en industrie, waartoe handelswegen en kanalen werden geopend. Daarbij verkregen kloosterbroeders het toezicht op de ontginning van woeste gronden en den aanleg van irrigatiewerken en zoo deed de geestelijkheid van nu af grooten invloed oj) verschillend gebied gelden. Behalve de vervallen paleizen van Karei den (iroote in verschillende plaatsen van het rijk. zijn uit dezen tijd bekend de bidkapellen reeds vroeger vermeld1). Doch zij zijn geheel uit Byzantijnsche en Komeinsche kunsttraditiën ontstaan en getuigen nog niet van eigen kunstleven. De tijd voor een nieuwe kunst was nog niet gekomen. Zelfs wordt gedurende de le eeuw hare ontwikkeling nog vertraagd door den ongunstigen politieken toestand. De alleenheerschappij toch, door Karei s machtig bestuur tot stand gebracht, ging onder zijn zwakke opvolgers te niet. Het feodalisme, door hem tijdelijk beteugeld verkrijgt de overhand, en heel de 10' eeuw is aan zijn macht en willekeur overgeleverd. \ an deze inwendige verdeeldheid en verzwakking maakten ondernemende volksstammen ten Noorden en ten Oosten gebruik om hun rooftochten, aanvankelijk tot de kusten en de_ grenzen van het rijk beperkt, uit te strekken tot het hart van Frankrijk, Vlaanderen, Duitschland en Italië, alles verwoestend wat hun weerstond. Denen en Noormannen voeren met hun schepen de Pransche rivieren op en drongen tot Bordeaux, Orleans, Tours en Parijs door. ..Zij stookten feestvuren van de kerken door de Karolingische vorsten gebouwd" -). Ook de Hongaren plunderen en brandschatten in Beijeren. Frankenland — tot in Lombardije toe. 1'avia werd verwoest en vele kerken gingen in vlammen op. Het was een onvruchtbare tijd voor de architectuur en van nieuw streven getuigen de weinige overgebleven kerkgebouwen der 10° eeuw nog niet. Poch was het zaad der beschaving, door Karei den (iroote uitgestrooid niet geheel te loor gegaan. Te midden van de verwoesting en de ellende, door de ') Dool I, pag. 39(i. Jules (^uh'hfrat. Melanges <1 'archéologie. 4 Kin. 1. Notie-Dame du Port te Clermout-Ferrand, Auvergne. (Midden 11e eeuw). Naast dezen algemeenen aanleg der basiliek op grondslag van het kruisgewelf vond ook de koepel op pendentiefs in sommige gewesten van Frankrijk eenige verbreiding. Beider ontwikkeling zal bij de voornaamste kerkgebouwen in verschillende landen nader worden besproken. F K A N K K IJ K. De Franseh-Homaansche architectuur kenmerkt zich door groote verscheidenheid van uiting, als gevolg van verschillende invloeden op haar X ontwikkeling. De voor¬ naamste zijn het gemis aan centraal gezag en de onderling verschillende volksaard der gewesten. 1 )an doet de invloed van de Ko- meinsche kunstbeschaving door aanwezigheid van talrijke monumenten — ook van die der naburige Moorsche kunst en zelfs van de kunst van Bvzantium en het Oosten door het handels- en pelgrimsverkeer, zich gevoelen. Fig. 2. Dwars-doorsnede. ^'' lllOliaiC llie be¬ stond slechts in naam en sterk verschilden onderling het Keltische Westen, het Komeinsche Zuiden, liet Oermaansche Oosten en het Normandische Noorden. „Iedere vorst sluit zich op in zijn vorstendom, iedere graaf in zijn graafschap, iedere abt in zijn klooster, iedere bisschop in zijn diocees, iedere heer in zijn domein." Overal had het feodalisme nog de overhand en onder zijn invloed ontstonden in Frankrijk verschillende architectuurscholen, die doorgaans naar de gewesten worden verdeeld. I)e kerken verschillen in de wijze van aanleg, constructie en architectonische versiering en kunnen in een viertal hoofdgroepen worden saaingevat'). i) Do indeeling dezer scholen door Fransche archeologen is uiteen loopend; sommige geven acht, andere tien en meer scholen aan. Do invloed van de Romeinsche bouwwerken van Zuid-en Midden-Frankrijk Hg. * Not re-Da me ««'«• ölecfits zelden verheft zich de zijmuur van liet middenschip zoo hoog dat de plaatsing van kleine ramen daar mogelijk wordt, hetzij onder, hetzij in den aanzet van het tongewelf. Bij verschillende Zuid-Fransche kerken ontbreekt de houten kap en worden de gewelven, op Romeinsehe wijze, door aanrazeering en afdekking van steenon platen beschut (fig. 2 en 3). Hoewel doorgaans van bescheiden aanleg zijn de ontwikkelde typen dezer school in menig opzicht merkwaardig. Zij kenmerken zich door schoonen >) H. Revoil, rAivhitecturo Roinano du midi do la Fraiu-p. A. Ragitknet, IVtits edifices historiques. zijn hier nog aanwezig waartusschen ruime doorzichten zich vertoonen tot den kooromgang en de kapellen, die aan heiligen gewijd, in stralenden aanleg zich scharen om het hoofdaltaar der kerkpatrones. Het perspectivisch aanzicht wordt bevorderd door den verhoogden kerkvloer, waaronder de krvpt zich bevindt en die de beteekenis van het Sanctuarium verzinnelijkt. Direct licht door hooge gelijkmatig verdeelde bovenramen binnenstroomend, versterkt bovendien den indruk van deze geestelijke kern. Zoo lieheerschen logische en artistieke zin de geheele samenstelling. In schoone ruimte-ontwikkeling is de verheven bedoeling van den geheelen aanleg tot uitdrukking gebracht. Koor, transept en ruim spreken van do geestelijke beteekenis der kerk en van het hooge gezag der geestelijkheid, beide. Ook het uitwendige der kerk ondergaat eén karakteristieke hervorming (fig. •>). Reeds werd de kruistoreu genoemd, die vooral in de kerken dezer school de dominant van het geheel blijft. Hoog verheft hij zich boven de daken van het kerkruim en openbaart, ver boven do omgeving, de kern van het gebouw. Zijn vierkante, achtkante of ronde romp is met één of meer rijen rondbogen doorbroken en door een piramidaal dak bekroond. Rationeel spreekt in de opvolgende massa's van tran¬ sept, koor, omgang en kapellen de hoogte dezer ruimten, terwijl kleine rondboogramen, traveeën en vlakke pijlers of half/uilen het constructief organisme van het inwendige nader aanduiden. Karakteristiek zijn ook de zijgevels. Een fraai voorbeeld hiervan vertoont het kerkje van S. Nectaire-le-haut (I'uy de Döme) ongeveer in 't begin dor 12° eeuw gesticht (fig. 5—8). Plan en opbouw herinneren in hoofdzaak aan het vorige gebouw met dit verschil, dat de pijlers van het schip door zuilen zijn vervangen en do dakhelling onafgebroken op midden- en zijbeuken is voortgezet. Ook uitwendig komt d< architectuur van transept en koor met liet voorgaande type overeen. De zijgevel is van rustig, waardig karakter en wordt door groote blindbogen overeenkomstig de traveeën van het plan Fig. (}. S. Neetnire-le-haut. Dwarsdoorsnede. Tegen liet midden der 12l' eeuw ontstond ook in Oost-Frankrijk (Bourgondië), onder invloed van de machtige abdij te Clunv een bouw beweging, die zich in wijden kring, en tot over de grenzen van het land heeft verbreid. De Bourgondische kerken zijn met de vorige school verwant. Zij hebben ook tot type de kruisvormige pijlerbasiliek met kooromgangen kapellen krans, doch hun aanleg is ruimer en ook de opbouw teekent vooruitgang wegens de directe verlichting van het middenschip, dat verhoogd wordt en van ramen onder het tongewelf voorzien is. Om dit mogelijk te maken, pasten de bouwmeesters een lichtere constructie toe, vervingen het zware halfronde tongewelf door het hoogere spitsboogvormige dat minder zijdruk uitoefent, vervingen ook de zware steenen afdekking door de lichtere houten kap (fig. 12). Houten liggers bij den aanzet van het gewelf in den muur gemetseld, moesten dezen over de geheele lengte verstijven. Zij werden ter plaatse van de gordel bogen door trekankers dwars door het schip heen gekoppeld. Bovendien werd de zijmuur op dat punt uitwendig door vlakke pijlers versterkt. De kerken te Beaune, Saulieu, 1'aray, Autun en Tournus in OostFrankrijk zijn alle naar dit systeem gebouwd. Kenmerkend is hier de eerste aanwending van den spitsboog als constructief orgaan voor het tongewelf van het middenscliin. de arkn- Fig. 12. Travee van de kerk tc Saulieu (naar Choisy). i , ,, , ... , den en gordel bogen van de zijbeuken, terwijl ramen en portalen den rondboog behouden. 1 > grootsche abdijkerk te (luny is het meest omvangrijke bouwwerk dezer school; doch ook zij viel met zooveel andere kerken ten prooi aan de revolutie van 170.') en is alleen uit teekeningen en beschrijvingen bekend (fig. 13). Zij was een vijfbeukige basiliek niet een schip van 1 1.? Al. lengte, dubbel transept en rijken kapellenkrans: liet schip en de buitenbeuk waren niet tongewelf, de biiinonbeuk niet kruisgewelven overdekt. Bovendien werd zij door een driebeukige voorkerk en portaal verlengd. Zware torens verhoogden den indruk van liet uitwendige. Een belangrijk gebouw van deze school is ook de Madeleinekerk te Vezelay, wier schip dagteekent uit het einde der 1 le eeuw; ongeveer 113(1 werd zij met een voorkerk van gelijke breedte en drie traveeën diepte, ver- groot. Het koor is van vroeg-Gothischen tijd. Het ruim bevat tien doorgaande traveeën, vierkant voor de zijschepen, rechthoekig voor het middenschip. De spanning hiervan bedraagt 9,50 M., de hoogte 18,01» M. Hare overwelving verschilt geheel van de andere gebouwen dezer school. Ter wille van de directe verlichting vervingen de bouwmeesters het tongewelf door het kruisgewelf. Het vraagstuk was nieuw, moeielijk, geheel afwijkend van de gebruikelijke uitvoering der kruisgewelven op de zijschepen, die, naar Romeinsche traditie, een horizontale gewelfkruin hebben, als ontstaan uit de rechthoekige doordringing van twee gelijke, halfronde tongewelven zoodat de ellips- l'io- '3- Voormalige Abdijkerk te Cluny. vornuge diagonaal geheel door geometrische projectie kon worden bepaald. Anders is dit met liet rechthoekige kruisgewelf te Vezelay (fig. 14). „Dit schip, aldus A iollet-le-Duc '), heeft op den zijbeuk en den hoogen middelbeuk gordel bogen, die zich uit de halfzuilen der kruisvormig aangelegde pijlers ontwikkelen. Die bogen zijn halfrond evenals de schild- of »i d 1 ii en hoewel de aanzet van de laatste verticaal is verhoogd, bereikt hun kruin niet de hoogte der gordelbogen. Ten einde nu in iedere travee het hooge gewelf, zonder steekkappen, en als een kruisgewelf te kunnen slaan, moest men aarzelend en onzeker den ellipsvormigen diagonaalboog zoeken, daar deze niet door geometrische piojectie kon worden bepaald. De uitvoering was zeer lastig, ook wegens het ongelijke steenverband dezer diagonalen in de beide gewelfvelden (fig. 78, M). Niettegenstaande de uitwendige muurverzwaring en de trekankers, bij den aanzet der gordelbogen aangebracht, weken de muren door den zijdruk van het liooffe middeneewelf uit. Down en gewelven scheurden, en nadat enkele waren ontzet moesten, op het einde der 12* eeuw, zware schoorbogen en contraforten ter behoud van het geheel worden aangebracht. Deze eerste toepassing van het kruisgewelf op het middelschip boezemde weinig \ertrouwen in en bleef aanvankelijk zonder onmiddellijk gevolg. Doch zij is van beteekenis voor het streven van dien tijd, omdat met de traditie van liet Romeinsche kruisgewelf werd gebroken en een eerste, zij het nog Zie „Dictionnaire raisonne" Art: „Travee, Constructie, Architectiire, Voute. m gebrekkige, poging tot de ontwikkeling van een nieuw gewelf systeem was beproefd. Dertig jaar later gingen de bouwmeesters een stap verder. Bij de overwelving van den voorbouw vervingen zij stelselmatig den rondboog door den spitsboog en schoorden liet middelschip door klimmende kruisgewelven, alhuewel ten koste van zijn directe verlichting. Bekend is nog de kerk te Vezelay om den rijkdom van decoratieve sculp¬ tuur aan de portalen en de kapiteelen van het ruim. De bekende boogvulling van den middeningang onder de portiek tot het ruim, een verheerlijking van Christus, is reeds vroeger genoemd. De talrijke kapiteelen van het ruim kenmerken zich door groote verscheidenheid van voorstelling, krach- O ' tige uitdrukking en decoratief karakter. Symbolische onderwerpen en acanthusmotieven wisselen elkaar af. Tot deze groep behoort ook de kloosterkerk te S. Benöit-sur-Loire, belangrijk wegens het I'ig. 14. 1 ravee van de Abdijkerk te Vezelay (naar Choisy). indrukwekkende portaal. Het beslaat, evenals bij de vorige kerk, de volle breedte van het ruim en is in negen vierkante kruisgewelven verdeeld, die door zware pijlerarkaden worden gedragen (fig. 15). Op deze portiek verheft zich een liooge bovenhal van gelijke samenstelling; haar bestemming is niet zeker bekend. De uitdrukking van het geheel is grootsch en streng, ja zwaar. De machtige arkaden, geheel onversierd, enkel sprekend door het steen verband en den krachtigen voorsprong der bogen, worden door forsche pijlers gedragen. Rationeel is de overgang tot de statige kapiteelen. Alleen de basementen der haltzuilen zijn arm, de aansluiting tot den lioogen sokkel gebrekkig. Als geheel behoort de portiek van b. Benoit-sur-Loire tot de merkwaardigste scheppingen op dit gebied. Hg. 21. Kathedraal le Aiigoulême (12e eeuw). architectuur '). Daarentegen is de rijke voorgevel geheel decoratief. De statige hoektorens verheffen zich wel op de voorpijlers van het schip en staan nagenoeg in de as der buiten-blindbogen, doch eigenlijk houdt deze verdeeling geen verband met het ruim, Avelks organisme niet kan worden vermoed. Zoo zijn de rijen arkaden van beneden en opperdeel als louter versiering te beschouwen. Toch is de samenstelling verdienstelijk, alhoewel niet zonder gebreken. Krachtig teekent zich de gevelomtrek door de opengewerkte hoektorens en den middeltop, gene door sierlijke hoekpinakels, deze door het kruis als middenacroterie bekroond; natuurlijk en rustig verdoelen zich de horizontale en klimmende rijen blindbogen in heel het opperdeel van den gevel. Doch het zwakke punt is tweeslachtigheid, gebrek aan harmonie, aan schaal van bovenen benedenbouw. Vooral de aansluiting van de torens met de hoog opgaande blindarkaden laat te wenschen over. De hoeklijn mist daar samenhang, is niet rationeel voortgezet. Daarbij werken de groote halfzuilen met hun hooge Corinthiseerende kapiteelen storend op de kleine blindboogarchitectuur van deze omgeving. Evenzoo mist het middenraam als hoofdmotief van liet inwendige een karakteristieke uitdrukking, wegens onjuiste plaats in dit lijnverband. Beter karakter heeft het domineerende midden portaal dat, in verband met de blindbogen ter weerszijden, de aandacht vestigt op het benedendeel des gevels. Naïef, overdadig is het beeldhouwwerk over het gevelvlak verspreid. Het iu dien tijd geliefkoosde thema, de verheerlijking van Christus op den dag des oordeels, is hier aanwezig. Zijn hoofdfiguur in nimbus geplaatst, door engelen gehuldigd en door symbolen der vier Evangelisten omgeven, vult den hoogen middenboog. Aanbiddende figuren 111 medaillonvorm gevat, knielen aan weerszijden, terwijl uitverkorenen en veroordeelden in de kleine blindbogen rondom het middenraam zijn geplaatst. De boogvullingen van het benedendeel stellen de apostelen voor. De geheele samenstelling dezer tafreelen is niet onberispelijk. Zij mist beknopten samenhang, overzienbaarheid, duidelijkheid van uitdrukking. Ook de ongelijke schaal van sommige figuren werkt onrustig. Beter is het beeldhouwwerk der benedenbogen door rustige schikking, juiste schaal, ondergeschiktheid aan de architectuurlijnen. Het ornament, hoofdzakelijk de acanthus met symbolische dierfiguren vermengd en van Bomeinsch —Byzantijnsch karakter, is van decoratieve bewerking, echter zonder rationeel verband met de constructie, getuige de doorloopende versiering van de bogen (fig. 20). Doch de doorgevoerde horizontale lijnen van de impost 1) Deze krtiiskoepel dagteekent van do restauratie in 18G0. Vermoedelijk hooft hij vóór dien tijd niet bestaan, E. Corroyer. :t» Fig. 22. Notre Dame te Puy «.11 Volnv. en de rustige verdeeling herinneren aan de grootheid en kalmte van de klassieke monumenten, .luiste zin voor decoratieve werking is ook in het opperdeel des gevels waar te nemen. I)e versiering der hooggeplaatste archivolten, lijsten en friezen, bestaat uit eenvoudige geometrische hoofdvormen: rozetten, knoppen, zigzaglijnen en vierkanten. Eigenaardig is de bewerking der steenen koepels door schubben, overeenkomstig het steenverband en den waterafvoer1). Als laatste type uit deze school zij nog vermeld de kloosterkerk te Pmen Velay. Evenals bij de vorige kerk bestaat het schip uit een reeks koepels Fig. 23. Kloostergang te l'uy en Velav. doch met dit verschil, dat zij niet rond en op pendentiefs gebouwd zijn, maar evenals de kruiskoepel der Komaansche basiliek, uit een verhoogd achtkant bestaan met trompetvormigen overgang tot de vierkante kruistravee. "N iollet-le-I)uc noemt deze kerk eenig van aanleg en geheel voor bedevaarten ingericht. Inderdaad statig verheft zij zich aan het eind eener straat. Een hoogt;, breede trap door bordessen verdeeld voert naar de ruime portiek, die de geheele breedte van het ruim beslaat, en tot het hooggeplaatste altaar, zoodat ') Zie Violi,et-le-Düc ; Art iele: „Ciocher". do talrijke pelgrims processiesgewijs het vereerde beeld konden naderen '). De gevel, geheel decoratief, zonder nauwkeurige aansluiting tot het koepelruim, is verbrokkeld (fig. 22), doch vormt, door vermenging van driedeelige en veeldeelige rondbogen of spitsbogen, op halfzuilen of kraagsteenen gesteld en in zwarten lava- en grijzen zandsteen uitgevoerd, een schilderachtig aanzicht. Vooral de drie hooge traveeën door rijk geprofileerde arkaden bekroond, zijn van treffende werking. Zonderling is liet bovendeel met de drie topgevels, waarvan de beide buitenste als scliijn-architectuur zijn opgevat. Het afwisselend tweekleurig steenverband der bogen en muren herinnert aan de moskeeën van Spanje en Caïro. Merkwaardig is de aansluitende kloosterhof, een der oudste van Frankrijk, dagteekenend voor een deel uit de 10e eeuw, doch in de 12e eeuw herbouwd. Hij bestaat uit een arkadengalerij in Komeinschen trant overwelfd, tegen den kerkmuur en gebouwd om een ruim binnenplein (fig. 23). De pijlers staan op broeden steenen voet, die binnen- en buitenwaarts als doorgaande zitbank dient. Juist gedacht is de pijlervorin ton opzichte van den zij druk der kruisgewelven. De kloostergang, breed en laag (2,00 X 3,70), hecht van structuur, bood den kloosterlingen oen veilige beschutting tegen zon en regen. Zijn architectuur is stemmend, volkomen in harmonie mot de gewijde omgeving van den stillen, vreodzamen hof. De rechthoekige pijlerkern is taktvol door vrijstaande zuilen verrijkt, wier acanthuskapiteelen, mot zwaren abacus overdekt, rationeel den bovenlast dragen. Eigenaardig is de versiering van de bogen en het inuurveld die uit mozaïek van zwarten lava-, grijzen zand- en baksteen bestaat in toekening van geometrische vlakfiguren. Alleen de sluitsteen dor bogen en do deklijst die hot vervoorspringonde sparredak draagt zijn mot gebeitelde koppen versierd. Het geheel is merkwaardig, ondanks de primitieve uitvoering van sommige onderdeden. Onder den beschavenden invloed dor geestelijkheid ontstond eindelijk in Noordwest-Frankrijk (Normandië), hot gebied waar do ruwe Noormannon zich hadden gevestigd, eveneens een krachtige architectuurbeweging. Ruim een eeuw beschavingswerk was noodig alvorens belangrijke kerken in talrijke plaatsen van de kust en landwaarts tot Rouaan en lo Mans werden gesticht. Do school verbreidt zich in Engeland en Sicilië, welke landen achtereenvolgens door Hertog Willem (1060) en zijn nakomelingen worden veroverd. De Normandische kerken hebben oen bijzonder kunstkarakter. Zij worden niet, zooals de Zuidelijke kerken, door klassieken invloed beheerscht. Do l) Zie: A. Guahet, Element,s et theories d'architecture, Tome III. weinige Komeinsche en Karolingische gebouwen hier vroeger aanwezig waren grootendeels met de verovering verwoest. Evenmin hadden de Noormannen genoegzame gegevens vooreen nieuwe kunst uit hun geboorteland, Scandinavië, medegebracht. Wel waren zij toen al in het bezit van een hout- en metaaltechniek voor den bouw hunner schepen, den geometrischen ornamentstijl aan vele volkeren van primitieve beschaving eigen, doch deze was zeker onvoldoende 0111 hun steenarchitectuur tot uitdrukking te brengen. Toch herinnert hare strakke, rechtlijnige versiering eenigszins aan deze aloude traditie. Daar hier dus eigen kunstkrachten ontbraken deden aanvankelijk naburige bouwmeesters hun invloed gelden. Herhaaldelijk werden in de tle eeuw Bourgondische en zelfs Lombardische geestelijken naar Normandië geroepen om de burchten en bedehuizen der machtige hertogen te bouwen. De abt Willem van Benigne te Dyon bouwde voor Kichard II (1010) een veertigtal kloosters en kerken, terwijl de raadgever van Willem den Veroveraar(1040), de abt Lanfranc, tevens bouwmeester van de kerken te Caen, een Lombardiër was '). Bovendien kwam dit ondernemend zeevarend volk door handelsverkeer met de meest verwijderde landen, Bvzantium , den Levant, in aanraking, waarvan de invloed zich aanvankelijk in zijn architectuur deed gevoelen. Doch ook hier overwon de krachtige, zelfstandige geest van dit Noord-Germaansche ras. Allengs verdwijnen de uitheeinsche kunstelementen en er ontstaat een oorspronkelijke architectuur van kernachtig, grootsch, eenigszins ruw karakter. Het type der grootere Norinandische kerken is de basiliek met transept en koor. Doorgaans is do algeheele aanleg omvangrijker dan die der Midden-, Zuid- en Oost-Fransche kerken. Doch de rijke, schilderachtige koorontwikkeling ontbreekt bijna geheel. Het schip wordt enkel door een of twee traveeën verlengd en niet halfronde apsis afgesloten zonder omgang van de zijbeuken. Ook de kapellen krans ontbreekt. Fig. 24. Abdijkerk van den Mont S. Michel. ') Zie: 1'Architecture Normande par Kunnen Robert, - volumes. den omvang van liet schip tot uitdrukking brengen. Alleen het boogveld boven den ingang is symbolisch versierd. I)e samenstelling van het geheel heeft iets onzekers in de groepeering der bogen, doch getuigt niettemin van den kraehtigen, zelfbewusten geest van het Normandische ras, het volk van zeevaarders en krijgers, dat in korten tijd Brittanje veroverde en Zuid-Italie aan zijn gezag onderwierp (1010—'73). Groote verbreiding heeft dit gevelschema in lateren tijd verkregen. Dooide bouwmeesters der Gothiek overgenomen, diende het als uitgangspunt voor Fig. 31. Inwendige van de kerk te Bocherville. de heerlijke hoofdgevels der Noord-Fransche kathedralen. De straks genoemde S. Stefanuskerk te Caen is eveneens een Latijnsche pijlerbasiliek op doorgaande traveeën gebouwd; het schip, met houten kap afgedekt, werd in de 12(' eeuw eveneens van vierkante kruisgewelven voorzien. Merkwaardig is nog de abdijkerk te Bocherville bij Rouaan (10">0 00), welker aanleg niet de beide vorige overeenkomt (fig. 150 en ;>1). Oorspronkelijk wisselden de kapspanten van dit ruim met dwarsbogen af'). Hiervan ') A. Cimisv, „Histoire do 1'architectnre", Tonic II. papj. 104. 1' ij;. •»-. Abdijkerk le Peterlxïroujfh. zijn do sporen nog duidelijk zichtbaar ondanks de gewelven, die in de 13e eeuw zijn aangebracht. De halfzuilen, waarop aanvankelijk die dwarsbogen ontsprongen, hebben het Romaansche kapiteel behouden; de slanke tusschenzuilen, die zich verhieven tut aan het kapspant en diens bintbalk droegen, bestaan nog boven de tegenwoordige gewelven, terwijl de kapiteelen die in hun schacht zijn ingelaten om don boogaanzet te ondersteunen in den stijl van dien hite¬ ren tijd zijn. De architectuur van het statige ruim, overeenkomend met de vorige kerken, kenmerkt zich door rijkere ontwikkeling der onderdeelen. Elke pijler is ontleed in acht schalken voor de bogen van zij- en middenschip en het triforium is door een zuilgalerij aangeduid (fig. 31). Na de verovering van Engeland (1000) verkreeg de Normaudische architectuur daar groote verbreiding. Vooral in de 12° eeuw werden tal van kerken door Normaudische bouwmeesters of onder hun invloed uitgevoerd en de abdijkerken te Peterborough, KIv, Norfolk, Winchester en andere getuigen van een krachtige bouwbeweging. Zij overtreffen in grootschheid van aanleg en rijke bewerking de kerken in Nonnandië zelf. Behoudens enkele afwijkingen komen hun grondvorm en opbouw hiermee overeen. Het Latijnsche plan, soms met dubbel transept en met halfrond of rechthoekig koor, al of niet van omgang voorzien, is het type. Eigenaardig dat ook hier in Romaanschen tijd het middenschip bijna zonder uitzondering onoverwelfd blijft, ondanks den vaak ontzaglijk zwaren aanleg Fig. 33. Binnen- en buitentravee van de abdijkerk te Peterborough. UK KOMAAXSI'HK STIJI, IN ITAI-IK. van de steunpunten, die soms in omvang verschillen en uit korte, gedrongen, ronde zuilen of veelhoekige bundel pijlers bestaan, beide soms in een gebouw vereenigd. Dit is het geval met de indrukwekkende kerk te Peterborough (12e eeuw), wier koor op ronde en achtkante zuilen, wier schip op bundelpijlers is gebouwd (tig. 32). Alleen de zijbeuken hebben kruisgewelven op diagonaal- en dwarsrihben, die karakteristiek uit kraagsteenvonnige kapiteelen ontspringen. Kijk ontwikkelen zich de gekoppelde dubbel traveeën der gaanderij en de drieledige bogen van het bovenruim (fig. 33); hun fijne teekening doet de forschheid van de benedenzuilen beter spreken. De kapiteelen hebben den strengen Byzantijnschen teerlingvorm en ook de basementen zijn sober geprofileerd. Opmerkelijk is de strikte vermijding van vegetaal ornament voor de versieiing dei onderdeden en de toepassing uitsluitend van geometrische figuren. waarvan bij voorkeur de zigzaglijn, voor archivolten, hoogvelden en lijstwerken. Ook de aichitectuur van de gevels kenmerkt zicli door een monumentaal, waardig karakter (fig. 33). Rationeele aanduiding van het inwendig organisme door verdeeling in traveeën van schoone verhouding, alsmede vormeenheid in onderdeden zijn de goede eigenschappen. Rustig verheft zich het domineerende, sierlijk bewerkte middenraam op den hoogen onderbouw. Met de ranke blind bogen en het rondboogfries als bekroning, vormt de travee een indrukwekkend geheel. De een\aardige kathedraal van I'eterborough is het hoofdmonument van den Anglo-Normandischen stijl. Haar strenge, zuivere gevelarchitectuur onderscheidt zich gunstig van verschillende andere Engelsehe kerken. I T A L I Ë. Na Rome's val en den storm der volksverhuizingen blijft Italië, eeuwen lang, het tooneel van politieke verdeeldheid. Noch aan Karei den Groote, noch aan de Duitsche keizers der 11® eeuw was het gelukt daar volledige eenheid te verkrijgen. Nauwelijks waren hun legers in Duitschland teruggekeerd of nieuwe overweldigers staken de hoofden op en betwistten elkaar het gezag. '''' ''' bewoonden de afstammelingen van de Longobarden het Noorden, hadden de Noormannen Zuid-I'talië aan de macht der Sarracenen ontrukt en hielden de oorspronkelijke bewoners het oude Rome en Toskane l>< zc t. Niast Latijnsche elementen doen zich (rerinaansche gelden. Er vormen zich onafhankelijke staten, steden, republieken, die door naijver geprikkeld tot macht en welvaart geraken en onder den algemeenen drang van godsdienstzin en geloofsijver ontwikkelen zich in den Romaanschen tijd een drietal architectuurscholen. die van Noord-, Midden- en Zuid-ltalië. Hunne kerken verschillen in aanleg, constructie en vorm en daar htm EVERS, Architectuur, II. Basement in hot ruim. * Het inwendige (fig. 36 en 37) wijst door den eenvoudigen grondvorm, de geringe verheffing van het schip, de ietwat primitieve architectuur, op de aarzeling, do onzekerheid van den vroegtijd. De kruisvorm ontbreekt nog, het koor is eenvoudig, zonder transept, noch omgang. En, alsof de achtkante kruiskoepel oorspronkelijk niet in steen, doch slechts in hout bedoeld ware, wordt hij door gelijke pijlers als die van het schip gedragen. Onzekerheid spreekt ook uit de geringe hoogte van het middenschip boven de zijbeuken, alle drie onder één kap vereen igd. Dc aanzet van het middengewelf ter hoogte der gaanderij noodzaakte tot indirecte verlichting, die spaarzaam, door kleine rondboogramen in den bovenzijmuur geplaatst, binnendringt en het ruim in vagen halven toon hult. Toch getuigt de bescheiden opzet reeds van een zekere zelfbewustheid, van breken met het bestaande, van eigen constructief organisme. Stelselmatig is het ruim door vierkante gewelven, in verhouding van 2 : 1 voor midden-en zijschepen, overdekt. Ter versterking van het groote middengewelf zijn onder de halfronde diagonaalbogen afzonderlijke ribben geslagen die uit bundelpijlers ontspringen, wier grondvorm door den aanzet der verschillende bogen wordt bepaald. Deze bundelpijler, als nieuw steunpunt ter vervanging van de zuil, wordt de karakteristieke pijlervorm der middeleeuwsehe kerk en is zeer waarschijnlijk in Italië zelf ontstaan. Eerste sporen hiervan vertoont de Auronakerk te Milaan, een basiliek van de 8e eeuw, waar de zuil reeds is vervangen door een zwaarderen pijler, saamgesteld uit vier halfzuilen die om een vierkante kern geplaatst zijn om de bogen te dragen. In deze kerk is ook het gedrukte teerlingkapiteel gevonden, een typische vorm, nog primitief van teekening, doch karakteristiek en blijkbaar onder den invloed van Ravenna ontstaan (fig. 38). Jg iS / / * ■ Fig. ;5ti. Dwarsdoorsnede van du S. Ambrosiuskerk te Milaan. Deze belangrijke oude documenten versterken de meening omtrent den inheem- I.nmhnrilki'lik bnnitiuiLn I. 1 t iiuii uursjuong uer Jjoinbard i sclie are h i tect u ur. De invloed van het gewelf doet zich ook op de buitenpijlers van het zijschip gevoelen; evenals de vrijstaande binnenpijlers zijn zij van verschillende zwaarte ove ree 11 k o in s t i g den zijdruk dien zij weerstaan (fig. 34 en .*>(>) en zoo ontstaat een architectuurorganisme, welks samenstellende onderdeden in hun verband en vorm door de eischen van evenwicht en stabiliteit van het gewelf worden beheerscht en welks zichtbare, streng constructieve opbouw den indruk van ernst, van duurzaamheid en veiligheid teweeg brengt. o o 1*ig. . Lengte-tra\ee,van de S. Anibrosiuskork te Milnuti. lIotM'st GGllVOlldifl' is de profileering. Bogen en gewelfribben zijn van rechthoekigen vorm en enkel I | i een rondboogfries be¬ kroont de benedenbogen van het schip (fig. 37). Gebrekkig, naïef is de aansluiting der hovenbogen tot den tusschcnpijIer door middel van een halfzuil; de basementen der pijlers en zuilen zijn een grove afleiding van het klas- Fig. 38. Vroeg-Komaansch kapiteel. si°kt' Vüurt.vl»<' (fig. 3() en 37). Alleen de kapiteelen zijn plastisch versierd; hun hoofdonitrek is sober. streng en vormt den rationeelen overgang van boog tot schacht. Bvzantijiisclie en klassieke invloed doen zich beurtelings gelden. Het teerlingkapiteel komt in verschillende varianten voor; zijn versiering bestaat uit enkel decoratieve motieven, voluten, acanthus- en meander-vlechtwerk, of symbolische figuren van onzekere beteekenis. De voorstellingen zijn vaak naïef, grof, technisch en artistiek onvolkomen, doch van decoratieve werking. Als vlakversiering in Byzantijnschen trant dient genoemd de mozaïek van de apsis, terwijl enkel liet niiddengewelf sporen van vlakschildering vertoont. Milaan heeft nog verschillende kerken uit Lombardischen tijd, doch zij zijn later zeer gerestaureerd en staan in belangrijkheid bij de S. Ainhrositiskerk ten achter. Kenmerkend Lombardisch is de Fig. '.ü. s. Michielskerk te S. Michelskerk te Pavia '). waarschijnlijk in de 13e eeuw gebouwd (fig. 30). Het plan heeft den vol ontwikkelden vorm volgens het Latijnsche kruis en is stelselmatig in Fig. 40. Dwarsdoorsnede van «le S. Michielskerk Fi#. 41. Kondboogramen der te Pavia. S. Michielskerk te Creiuona. nagenoeg vierkante traveeën verdeeld. Middenschip en zijschepen worden door kruisgewelven in verhouding van '2: 1 overdekt, liet transept heeft den 1) De Daktein, 1'Architeeture Lombarde; Kupkhh. Robekt, l'Arehitecture Nonnande. irouwens do poging tot verheffing van liet middenschip is hier niet geslaafd. Fig. 42. Komlboogfries van den Dom te Vercclli. lioogen achtkanten kruiskoepel door tongewelven geflankeerd. Koor en apsis zijn met kruisgewelf en halven koepel overdekt, omgang en kapellen j 1 1 T\ onrorek'en. De zwaarte van de pijlers is verschillend al naargelang van den last dien zij dragen. Vergeleken met de vorige kerk wijst het dwarsprofil (fig. 40) op vooruitgang wegens degrootere hoogte van het middenschip, dat meteen afzonderlijke kap is afgedekt en roods door kleine bovenramen direct licht ontvangt. Toch teekent de ontzaglijk zware opbouw nog den vroegtijd. Na verloop van tijd deden de groote middengewelven de zijmuren uitwijken en moesten zij door kleine, lichtere gewelven overeenkomstig de zijbeuken worden vervangen. Ken kenmerk van verschillende Lombardische kerken is dat de voorgevel vaak geen rekening houdt met de niiddenverliooging en de schuine topgevel lij n irrationeel in ééns doorloopt'). Doch hun aanzicht is grootsch, bijna geweldig, zij het ook eenigszins ruw en primitief. Vele zijn in baksteen uitgevoerd en karakteristiek gedetailleerd. \ ooral de toekening van de rondboogfriezen en cordons, horizontaal of oploopend ter hoogte van de dwerggalerij zooals reeds elders werd opgemerkt en ook de arehivolten van de rond boogram en (fig. 41 en 4-), vertonnen vaak interessante voorbeelden van baksteentechniek en glazuur. Taktvol wordt van de muurdikte bij de ramen gebruik gemaakt door de verwijding met kolonnetten of profillen, die den lichtinval bevordert en als een rijke omlijsting spreekt (fig. 43). Evenwel is de vorm van enkele zware baksteen-kapite Pavia en te Panna. Fig. 43. Kaam van de S. Lazaruskerk bij Pavia. !) O. a. deze en andeie kerken teclen onzuiver door de gekunstelde navolging van den gehouwen steen '). Van minder streng karakter is de Lombardische kunst in enkele plaatsen van Noord-Italië. Aldus de fraaie S. Xenokerk te Verona, wier schip, slechts niet een houten gewelf overdekt, afwisselend op lichte bundelpijlers en zuilen is gebouwd (tig. 44). Vooral het hoogkoor met krvpt, ter volle breedte van het ruim en geheel in marmer uitgevoerd, i> hoogst boeiend en indrukwekkend Fig. 44 Hoogkoor en krvpt van S. Zeno te Verona (1138). door schilderachtigeii aanleg, stemmige verlichting en schoone bewerking. De nabijheid van S. Mar co te Venetië is hieraan zeker niet vreemd2). Ook de sierlijke gevel spreekt van diens verfijnenden invloed. Naar oud-ltaliaansche traditie3) staat de klokketoren (Campanile) vrij van de kerk (fig. 45). Fier stijgt de ranke, zacht verdunde romp omhoog in ongebroken vlucht, zijn flanken, vlak ingediept en door banden verlevendigd, zijn hoekpijlers krachtig, 1) Uitvoerige teekeningen in ,.diu Backsteinbauten Romanischer Zeit" van O. Stieiii,. 2) Deel I, fig. 369. 3) Deel I, pag. 345. breed, zijn opperdeel door twee open dwerggalerijen contrashol afgesloten en met slank kegeldak en sierlijke boekpinakels bekroond. De gebroken gevellijn geeft bij benadering liet profil der kerkruimte weer. liet muurvlak wordt in smalle verticale strooken verdeeld, die door rondboogfriezen onderling zijn verbonden. De sprekende motieven zijn, liet sierlijke voorspringende rondboogportaal en liet groote radvormige roosraam. Beeldhouwwerken versieren alleen liet portaal en zijn omgeving. Fig. 4."». S. Zt>no te Verona. Midden-Italië. Rijke ontwikkeling heeft de Komaansche architectuur in Toskane verkregen. In deze provincie, het Etruric van weleer, dringt de Bvzantijnsche invloed niet door. Alleen klassieke traditiën doen zich overwegend gelden en de 0110verwelfde, oud-Christelijke zuilbasiliek blijft in beginsel gehandhaafd. Doch zij wordt in nieuw architectuurkleed gehuld en spreekt in- en uitwendig van zelfstandig kunstkarakter. I'isa. Lucca, I'istoja, l'rato zijn de \ oornaamste plaatsen van de nieuwe bouw beweging. Florence blijft vasthouden aan liet bestaande. De kerk S. Miniato, in het begin van de 1le eeuw herbouwd, is de oud-Christelijke basiliek nog zeer nauw verwant (fig..4(i). Alleen de koorverhooging en de krvpt duiden verschil aan. Het met zichtbare kap Hg. 41. I'alutijnsehe kerk te I'alermo. Detail. i i- i i i i derling door bladornament verbonden, vullen de boogdikte (fig. .'>1). Statig is hun stand, strak hun gebaar, \ lak liuii bewerking. Ook de talrijke Bijbelsche tafreelen van hoogvelden en 1) Dool I, fig-, H72. hovenmuur, alle door geometrische randen omlijst en geselieiden, zijn in Byzantijnseh-Arabischen geest. De rijke verbeelding van den Arabischen kunstenaar heeft hier Oostersche en Westersehe architectuursvstemen tot een geheel vereenigd, welks poëzie nog door sobere, geheimzinnige verlichting en diepen gloed van goudmozaïek en marmer wordt verhoogd. Verrassend, aangrijpend vertoont zich, na den mystieken halven toon van het schip, de verhoogde koorruimte met de a|»sis in schilderachtigen opbouw, het altaar in vollen lichtglans gehuld. Merkwaardig voor den stijl van deze periode is de ruïne van de basiliek Fi«j. 7)2. fiewelffraginent van S. Maria della Bariiazza te Messina (12e eeuw). S. Maria del la Madiazza te .Messina {l iu'. .">2). Zi j strlt een fragment voor van den kruiskoepel met aansluitende kruisgewelven van transept en middelschip. De aansluiting van den ronden laat-Byzantijnschen koepel ') tot de kruisbogen en pijlers is verkregen door twee rijen spitsboogfriezen in baksteen stalactietsgewijs op elkaar gesteld; de benedenrij ontspringt op pendentief tusschen de kruisbogen aangebracht. Het schip wordt door gordelbogen van boveninuur voorzien in dwarstraveeën verdeeld, die met ribgewelven zijn overdekt, welker diagonalen niet ') Deel I, fig. 308. dubbele torens en hun omgang aan het burchtachtig karakter der Xormandiselie kerken (fig. .>4). I)e Oostersche invloed spreekt evenwel in de horizontaio afsluiting van de gestrekte faeade niet sierlijke, hooge portiek en de dooreengevlochten booggalerij van het bovendeel. Veertig jaren later werd de Dom te Monreale aangevangen. Hij is door grootschen aanleg en zuiveren stijl een der schoonste en voornaamste kerk- ^ Dom te Monreale. Plan. Kfg. 50. Dwarsdoorsnede over liet kruis van den Dom te Monreale. ruimten van dit tijdperk. Het uitwendige is minder belangrijk 0111 het ietwat eentonig karakter der blindarkaden en 0111 de herhaalde veranderingen van lateren tijd. Alleen de herstellingen van het inwendige zijn een nauwkeurige restitutie van den oorspronkelijken toestand. Het plan, een driebeukige kruisbasiliek, heeft aan de voorzijde een breede open portiek en hoektorens (tig. Zuilarkaden dragen het ruim. pijlerarkaden het verhoogde transept (fig. ">!)). Alleen koor en apsis hebben gewelven, doch overigens is het geheele ruim met hout afgedekt. Het middel- Fig. ~>7. Inwendig** van den I)oni te Monreale (12e eeuw). scliij) en de zijschepen hebben een ziclitbare hangkap, de kniisarinen enkel zware gordingen op de bogen dragende (fig. .">!)). Van dezelfde constructie is de verhoogde kruislantaarn in zadeldakvorm. Voortreffelijk werkt dit ruim door de juiste verhoudingen, de eenheid in den vorm, de onderling sterk contrasteerende grootte der ramen en arkaden, de rustige verlichting en de fijne schaal der versiering. De juiste architectonische samenhang brengt ook hier liet koor en zijn omgeving als artistiek hoofdmoment volkomen tot uitdrukking. De plattegrond wijst reeds op den buiteugewonen omvang van dit gedeelte i 11 verhouding tot het schip. Ruimer dan gewoonlijk bij Romaansche kerken Fig. :>S. Lengtedoorsnede van den Dom te Monreale. is hier de aanleg van de zijapsiden, hun verbinding met de middenapsis door liooge arkaden in de zijmuren van de koortravee. Zoowel practisch als esthetisch werkt deze aansluiting gunstig (fig. 5!»). |>e plaats der hooge geestelijkheid is onder het kruis. In den rechterkruisarm staat het praalgraf der Xorinandische vorsten Willem I en II, de linkerkruisarm dient als oksaal. Statig als een triomfpoort spreekt de wijde spitsboog van het transept, opgevolgd door de hoogere bogen van koor en apsis, liet ruime doorzicht in de zijruimten verhoogt het indrukwekkende van den aanblik. De mozaïekversiering der uitgestrekte lummelden van liet bovenruini, niet het marmer van lanibrizeering en zuilen, is Oostersch rijk en stemmend1) i) De oppervlakte dor goudmozaïeken bedraagt li.'140 M-. aanleg van een dubbel koor ter eere van een tweeden kerkpatroon of titelheilige, aan de Westzijde geplaatst (tig. (>.>). \ ersehillende hoofdkerken zooals die te Hildesheim, Paderborn, (iernrode, Worms, Mainz, Munster, Laaeh en andere hebben dezen bijzonderen aanleg alléén Duitsche kerken eigen. Algemeen verbreid werd dit plan-schema echter niet. Liturgische en artistieke bezwaren, zooals de storing van den Latijnschen kruisvorm in het plan en de nioeielijkheid om een karakteristieken, indrukwekkenden hoofdgevel te ontwikkelen, deden tegen het midden der I2e eeuw onder invloed van het machtige Hirsauer klooster. Duitschland's voornaamste bouwschool van dien tijd, het type geheel verdwijnen. In Duitschland is de schoone Fransche kooraanleg met omgang en kapellenkrans zeldzaam: hij bestaat slechts bij de S. Mariakerk op het kapitool te Keulen (tig. 72) en bij de 8. Godeharduskerk te Hildesheim. De eerste, evenals do H. Apostelenkerk en S. Martin in Keulen, kenmerken zich nog door den halfronden transeptvorm. Gedurende de opkomst der Eomaansehe kunst (11° eeuw) blijft het middelschip vlak. enkel in hout afgedekt. Zuil- of pijh rarkaden, soms in één gebouw vermengd, dragen den doorloopenden bovenmuur. Fen verdeeling in dwarstraveeën bestaat dan nog niet. De kerken te Hildesheim, Geril rode, Goslar, Paulinzelle. Hamersleben, alle in Saksen, zijn van dezen tijd. Hun architectuur is nog primitief. naïef, haast nuchter. Eerst tegen de 12° eeuw wordt in Duitschland het doel van de Romaansche beweging, de algeheele overwelving van de basiliek, bereikt (fig. lil!). Met vermijding van het tongewelf der Fransche kerken, wordt, naar Lombardischen trant, onmiddellijk het vierkante kruisgewelf toegepast. Middel- en zijschepen zijn in ongeveer vierkante gewelftraveeën verdeeld. De eerste, dubbel zoo groot als de laatste, worden door rondbogen, die uit zware pijlers ontspringen, onderling verbonden en door liet donivorinige kruisgewelf overdekt. In alles •ig. 61. Plattegrond van den Dom te Spiers. is de rondboog overheerschend. Hij is de grondvorm voor de dwars-of gordel')('gen, de schild- of 11111 raai bogen, de tussclienarkaden die de verdeelinc* van het zijschip aanduiden, de ramen in den bovenmuur van liet middelschip en de zijbeuken als ook de diagonalen van het middelgewelf. Door deze overwelving heeft de Romantische basiliek in- en uitwendig haar volkomen technische en artistieke ontwikkeling bereikt. Stelselmatig, vast organisch, streng constructief is nu haar opbouw tot uiting gebracht en het kerkruim maakt door het harmonisch, innig verband zijner sprekende onderdeelen «» i den indruk van verheven ernst, van bewuste kracht, van duurzaamheid en vertrouwen. Daarbij is het streven naar verticale verdeeling en verhouding duidelijk merkbaar, zelfs waar de constructie dit niet strikt noodig maakte. Aldus de hoog opgaande tusschenpijlers van den Dom te Spiers, uit wier schalkzuilen zich, bij den aanzet van het middelgewelf, rondbogen ontwikkelen (fig. 03). Deze verdeeling van het plan in vierkante gewelven op afwisselend groote en kleine pijlers wordt vooral in de keiken van de Rijnstreken en Westfalen bijna algemeen verbreid. De enkele uitzondering bij de kerk te Laacli, waar middelschip en zijschepen uit gelijke, doorgaande traveeën bestaan, verkrijgt eerst in de (iothiek navolging. De Domkerken van de Rijnstreken belmoren zoowel door hun grootschen tT , , aanleg als hun hoogen ouderdom tot rig. »>*J. Halve dwarsdoorsnede. de belangrijkste monumenten van dit tijdperk, al heeft geen enkele nog de oorspronkelijke kruisgewelven. Zij zijn herhaaldelijk door brand vernield, en de tegenwoordige dagteekenen uit de 1 eeuw en later. De Dom te Spiers waarschijnlijk het oudste is tevens het voornaamste t\pc van den vol ontwikkelden stijl (fig. (51 — 04). De buitengewone afmetingen van het schip, ter breedte van 14,0(1 M., ter hoogte van .'52,70 M., worden slechts door enkele kathedralen van de (iothiek overtroffen. Het plan heeft den sterk ontwikkelden Latijnschen kruisvorm met groot transept, halfrond koor. Het schip is in ongeveer vierkiiiite traveei:u verdeeld, de zijbeuken zijn ter halve grootte hiervan, een narthex ter volle breedte van liet ruim bevindt zich aan de voorzijde. Kruisgewelven overdekken de geheele ruimte, uitge¬ zonderd het kruis, waarop zich de statige achtkante koepel verheft en het koor, dat met tongewelf is afgesloten. Opvallend is de bijzonder groote ontwikkeling van liet hoogkoor. Met het lagere voorgedeelte, het koningskoor. is net niet anderhalve travee 111 liet schip verlengd (fig. 01 en ;>). De/e verdeeling van liet hoogteverschil in drie opvolgende plans, verruimt het uitzicht op het koor en bevordert de perspectivische werking. De indrukwekkende krypt was gedurende de Middeleeuwen liet mausoleum van de Duitsche keizers. tig. ()4. Dom te Spiers. Stieng, indrukwekkend, ja somber is de aanblik van liet ontzaglijke kerkruim, welks overmatig zware pijlers den doorblik naar de zijschepen nauwelijks vergunnen, welks geweldige niuurinassa's haast eng, beklemmend, kerkerachtig werken. De sobere profileeringen van kapiteelen en imposten zijn ietwat primitief en zwaar. Ook het uitwendige getuigt van zelfbewuste kracht. Als een gewijde burcht rijst de machtige romp van het kerkruim omhoog. De massa's van zij-, midden- en dwarsschip, van koor en apsis brengen in hun verschillende hoogte het innerlijk organisme juist tot uitdrukking. In de ontmoeting der muren en de kruising der daken van koor en transept, verheffen zich statige koepels en ranke hooge torens, vormend met den massalco benedenbouw een eerwaardig, schilderachtig architectuurbeeld. Het vormschema der Fransehe en Italiaansche gevels vindt men hier in groote trekken terug. \ lakke lisenen en slanke halfzuilen, accentueeren de verticale verhoudingen. Zij dragen hooge blindbogen, omlijsten kleine rondboogramen, deze ter muurdikte door krachtig relief van arcaturen verrijkt. Contrastvol worden deze hoofdmotieven afgewisseld en bekroond door rijen scliad uwrij kc dwerggalerijen en rondboogfriezen, horizontaal en klimmend in boven muur of topgevel geplaatst. Bovendien versterken smalle banden, op hoeken en flanken onge¬ zocht verdeeld, door hun kleurverschil den indruk van het schilderachtige, het groote, het monumentale. Heel deze trotsche steenmassa ademt kloeke zelfbewustheid. Het hoog ci listig, te\ons levendig karakter, de grootsche opzet, de naïeve, overmatig zware opbouw getuigen van het zelfstandig kunstinzicht der verjongde, krachtige, onder één groot gezag vereende Geriiiaansche Christenheid, van haar hoog geestelijk streven, doch tevens van haar nog onvolkomen technisch kunnen. Nauw verwant aan den Dom te Spiers zijn de vele Romaansche kerken, langs den Rijn gebouwd. Nagenoeg even oud is de Dom of S. Maartenskerk te Mainz (fig. 05), een kruisvormige pijlerbasiliek met gewelfschema als evers, Architectuur, II. rig. ()•>. Plattegrond van den Dom te Mainz. tot don kruistoren en don Westelijken gevel. Hierdoor verkrijgt liet uitwendige I Fig. 09. Dom te Limburg a/d Lahn een wel is waar minder schilderachtig, doch steeds waardig, stemmend aanzicht. I>c muurveldon zijn onkel door lisonon verdoold mot rondboogfriezon van bakstoon als eoiiige versiering. Aantrekkelijke gebouwen zijn de kloosterkerken te Jerichow, Diesdorf, Ivatzeburg, Arendsee en andore, meestal overwelfde kruiskerken, in- 011 uitwendig in baksteen uitgevoerd1). DE NEDEKLAXDEN. Do lvoiliaansche bouwbeweging verbreidde zich ook in deze gewesten. Do overgebleven kerken staan onder Noord-Franschen en Duitschen invloed. Tot de belangrijke werken van laat-Roniaansche kunst in Vlaanderen behoort do kathedraal te Doornik. Haar apsidaalvormig transept, hoewel in opbouw Fransch, komt als plan-aanleg meer met de Keulsche kerken overeen. LaatHomaansche overblijfselen bevinden zicli aan de omvangrijke abdijkerk te Yillars2), thans grootendeels verwoest. Kerken te Vperen, Oudenaarde en ook liet koor der grootsche S. (uidula-kerk te Brussel hebben dit karakter. De Komaansche kerken van Limburg behooren geheel tot do VVestDuitsehc school. De 8. Servaaskerk te Maastricht en de o. L. Vrouwe- of Munsterkerk te Hoorinond zijn de voornaamste. De eerste dagteekont uit verschillende eeuwen3). Haar stichting valt vermoedelijk in de (ie eeuw, toen Monulphus, bisschop van liet diocees Tongeren, op di' plaats eener oude basiliek, don grondslag logde tot het tegenwoordige gebouw. Het ruim, uit drie beuken saamgesteld, op vierkante pijlers en rondbogen gebouwd, en ook hot priesterkoor met krvpt, behooren waarschijnlijk tot dezen tijd. Merkwaardig is de hoog gelogen Westelijke bouw mot de zoogenaamde keizerzaal, een werk waarschijn lijk door Karei den Uroote gesticht (fig. 70). Deze bovenzaal, naar Byzantijnschen trant mot koepel op pendentiofs overdekt, diende vermoedelijk voor den vorst ter bijwoning van don eerodienst en was van liet naburig keizerlijk paleis bereikbaar. A ijf bogen gaven uitzicht op liet priesterkoor. Aanleg en opbouw van dozen, in ons land, eenigen Bvzantijnsohon koepol, kenmerken zich door hun constructief karakter en nauwgezette uitvoering. Do hangkoepel wordt gedragen door vier zware gordelbogen van K» M. spanning met nisvormigo pendontief als overgang tot do hookpijlers. Ter vermindering van den zijdruk zijn de eerste lagen van don koepel tot een derde der hoogte horizontaal ovorkragend gebouwd, liet geheel. l) O. Stiehl, Die Hacksteinbauten romanist-hor Zeit. -) I itvoerige teekening van den heer A. Luot bestaan in het plaatwerk „rEinulation". '*) Deze medodeelingen zijn ontleend aan de uitvoerige beschrijving van Dn. P. .1. H. C'rvi'KRs (5e jaargang, Bulletin Oudheidkundige bond). DE KOMAAXSCHE STIJL IX JlK N'KDElil.ANDKX. hoewel eenvoudig van bewerking, maakt door de goede verhouding der samenstellende bogen een waardigen, voornamen indruk. I)e tegenwoordige gewelven van het iniddelschip zijn (iothiscli. I it dezen en lateren tijd dagteekenen ook de Westtorens, de middeltoren en andere belangrijke aanbouwen. Daarentegen is de architectuur van het Oostkoor geheel Koniaansch. Statig verheft zich de ronde apsis met hare torens aan het ruime plein, de Vrijthof (fig. 71). .lammer dat het koloriet van den steen (rood en grijs) de eenheid eenigszins benadeelt. Toen bij de restauratie van het koor de pleisterlaag van den Baroktijd werd verwijderd, kwam liet oorspronkelijke Komaansehe kruisgewelf, zonder ribben of kruinverhooging te voorschijn, zoodat dit gedeelte waarschijnlijk van de ll e eemvdagteekent. Het uitwendige, grooten deels gerestaureerd. draagt het karakter der Eijusche architectuur, kenbaar aan het bekende gevelschema der liooge blindbogen, op lisenen en kolonetten gesteld en door een dwerggalerij bekroond. Kig. 70. S. Sorvaagkerk te Maastricht. De koloilliado (leZCl' lijkt' bekroning wordt door bundelpijlers, in de as der benedenzuilen staande, versterkt en gunstig afgewisseld. Evenals het meerendeel der Kijnsche monumenten hebben ook hier de kapiteelen den strengen Lombardischen teerlingvorm, hetzij vlak of versierd. Ken zware, geprofileerde dekplaat vormt veelal den overgang tot den boogaanzet (fig. <0 en 71). Het karakteristieke kapiteel uit Kolduc behoort tot de meest verbreide typen dezer school (fig. 7'J). Zuiver constructief is de overgangsvorm van de arkadc tot de zuilschacht, liet karakter van draagsteen is hier tig. i I. Koor der S. Nervaaskerk te Maastricht. Fig. Tl'. Kapiteel te Rolduo. volkomen uitgedrukt. I)o blad versiering, ondergeschikt aan den hoofdvorm, verraadt Bvzantijnschen invloed. Ook de Munsterkerk te Roermond is een merkwaardig laat-Roniaanscli gebouw. Zij werd gesticht in de 13u eeuw door Gerai'cl, graaf van Gelder en Zutfen, in aansluiting' met een bestaand vrouwenklooster. In zes jaar (1218—'24) verrees bijna de geheele kerk, nl. liet Oostkoor met transept en schip , en korten tijd daarna de liooge, Westelijken voorbouw met het portaal. Het verschil van tijd teekent zich in de afmetingen en den stijl (fig. 73 en 74). Het plan, hoewel betrekkelijk klein van omvang, is volkomen ontwikkeld en kenmerkt zich door een gelukkige vereeniging van Fransche en Duitsche gegevens. De stelselmatige verdeeling van het ruim in vierkante traveeën (2 : 1) met alterneerende pijlers voor de groote en kleine kruisgewelven, als ook de apsidale afsluiting van liet transept, herinneren aan de Kijnsche, speciaal aan de Keulsehe kerken (fig. 08). Daarentegen heeft liet koor een Fransch karakter, al ontbreekt de rondloopende koorgalerij (fig. 5). Deze wordt door een sniallen verbindingsgang, achter de vrijstaande apsispijlers, vervangen. Heel dit gedeelte is van schilderachtige ruimtewerking. De muren van de ajour-gewerkte apsis, van de nisvormig onderbroken kruisarmen en van den hoogen achtkanten koepel verdwijnen op een tweede plan. achter stelselmatig doorgevoerde arcaturen, wier kleine schaal de groote gordel bogen van het ruim tot monumentale uitdrukking breinrt. 1'itf. i.'>. Plattegrond der Munsterkerk te Koermond. Fig. 74. Munsterkerk te Roermond. l>e afwisselende rond en spitsbogen zoowel als de zichtbare gewelfribben wijzen op het (iothiseh organisme van den overgangsstijl. Van minder sehoone werking zijn de zonderlinge, zwaar doorhangende sluitsteenen der diagonaalbogen een decoratief hors-d'oeuvre zonder logisehen zin. Ook het schip zelf maakt een schoonen indruk. Op de zware rondbogen verheffen zich de rijk bewerkte arkaden der vrouwengalerij, eertijds uit het aangrenzende klooster direct toegankelijk; daarboven stroomt door drie ramen, op slanke kolonuetten geplaatst, het licht de ruimte binnen. De latere aanleg van het liooge Westportaal spreekt inwendig, niet gunstig, door de ranke, ietwat schrale verhoudingen der spitsbogen die hier de rondbogen van middelschip en koor vervangen. Aantrekkelijk is ook het uitwendige. Vrij gelegen te midden van hoog geboomte, verheft het bedehuis zich fier boven de eenvoudige woningen van het stille Mansterplein. Vooral de koorinassa trekt de aandacht door levendige groepeering van de slanke vierkante torens, den achtkanten kruiskoepel, de veelhoekige transept-concha, de ronde apsis en kapellen. Harmonisch is de rondboog in alle onderdeden doorgevoerd. De gevels zijn pittoresk door hun verschillende hoogtemassa's en schaduwwerking, doch stemmig door de overhcerschende muurvlakken en hun sehoone tonaliteit van zandsteen en graniet. Middelschip en zijbeuk met gaanderij komen juist tot uitdrukking in de opvolgende daken en de vlakke pijlers van de traveeën. Keeds duidt de opgaande schoorpijler van het middelschip op den invloed van het Gothische stelsel. Het hoogst verheft zich de Westelijke voorbouw, welks ranke verhouding en spitsboograrnen op lateren aanleg wijzen. De indruk hiervan is ietwat eentonig, armoedig door gemis aan zuivere groepeering en juiste grootte der ramen, waardoor dit gedeelte iets weifelends, onduidelijks verkrijgt. Vooral de aansluiting van toren en dwarsschip, in één vlak, werkt ongunstig, noodzaakte tot verplaatsing der as en tot scheeve topgevelbekroning. In haar geheel is de Munsterkerk een zuivere en volkomen schepping van laat-Koniaanschen kerkbouw. Zij heeft in het laatst der vorige eeuw een zorgvuldige restauratie ondergaan. Klein, doch merkwaardig zijn ten slotte de Komaansche kerkjes te S. Odiliënberg bij Roermond en teSusteren, het eerste schilderachtig op hoogt-n heuvel gebouwd. Het is een driebeukige basiliek met transept, drie apsiden op pijlerarkaden aangelegd en van vlakke houten zoldering voorzien. Al deze kerken zijn in natuursteen gebouwd, uit de mergelgroeven van Limburg genomen. Ook in het bisdom Utrecht werden in Komaanschen tijd belangrijke kerken eveneens in natuursteen gebouwd, zooals de S. 1'ieter en de S. Maria. Doch zij zijii geheel of grootendeels verdwenen, of in Interen tijd herbouwd '). Eindelijk wijzen nog enkele spaarzame overblijfselen van dorpskerkjes in Groningen en Friesland op een Komaansche bouwbeweging in het Noord Oostelijk deel van ons land. Zoowel de aanwending van baksteen als de vorm wijzen op verwantschap met de bovenvermelde Noord-Duitsche kerken van dien tijd (pag. 84). De anciënniteit en prioriteit dezer scholen, aanvankelijk op grond van cultuur-historische overwegingen in verband met de kolonisatie der Oostmark Brandenburg door Nederlandsche en A laamsche emigranten ten onzen gunste aangenomen2), is later herhaaldelijk betwijfeld. Zoowel Prof. "ase (1.884) uit Hannover als Dr. Th. Rudolph (1889) en in allerlaatsten tijd O. Stiehl (1898)3), zijn de tegenovergestelde meening toegedaan op grond van de geringe sporen ten onzent aanwezig in vergelijking met Noord-Duitschland. Daarentegen bestrijdt de rijksbouwmeester C. II. Peters deze meening met uitvoerige, hoogst verdienstelijke studiën van de Middeleeuwsche architectuur der Xoord-Xederlandsche provinciën *). Bij gebrek aan afdoende gegevens omtrent juisten leeftijd der gebouwen is ook hier een beslissing moeielijk, doch zeer waarschijnlijk zijn beide scholen uitloopers der groote Komaansche bouwbeweging die, in Italië ontstaan, zich over Westfalen en de Kijnstreken tot in de geheele Noord-Duitsclie laagvlakte heeft verbreid. S (' A N I) I X A V I Ë. Hoewel de Komaansche bouwbeweging tot de Noordelijke kustlanden der Oostzee is doorgedrongen, heeft zij daar geen belangrijke ontwikkeling verkiegen. In vergelijking met de kerken der reeds behandelde landen zijn die van Scandinavië slechts onbeduidend en primitief. Hun architectuur is deels Normandisch, deels Duitsch. Tot in het midden der Pi" eeuw behooren de kerken uitsluitend tot den houtbouw en bestaan zij uit een klein, rechthoekig ruim op houten stijlen of zuilen gesteld, rondom door een galerij omgeven en door een houten vakwerk wand afgesloten. Bij sommige is nog een buitengalerij aangebracht5). Een lage uitgebouwde koorruimte met nisvormige afsluiting bevindt zich aan een der korte zijden ') \an do S. Mariakerk te Utrecht bestaat een uitvoerige restitutie door den architect Josei'h Cuïi'Kiïs uitgevoerd. (Oude gebouwen der .Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst). 2) Prof. Aui.eu te Berlijn 1884. -1) O. Stieiil, Die Haksteinbauten romanischer Zeit. ') Zie verschillende Bijdragen over oud-Groninger kunst in den Groninger Volks-Alnianak. 6) Kerk te Borgand. Zie 1'architecture Normande par V. Rui-hkh Robebt (2 volumes). Fig. 70. Kaailhuis te S. Autonin (Tarn) (12e eeuw). open hal, hierboven het breedgeopende groepraain, door zuilen en pijlers afgedeeld voor de middenzaal, dan de gekoppelde rond boogramen voor de dienstlokalen in toren en bovenverdieping. I it deze sobere, strikt essentieele gegevens is de geheele architectuur-samenstelling ontwikkeld, zoodat de muurvelden, niet noodeloos onderbroken, noch verdeeld, krachtig spreken in het volle overwicht hunner afmetingen cn hun streng, eenigszins primitief steen verband. Kr is hier met weinig middelen een groote uitdrukking verkregen. Het geheel boei t. door rationeele structuur, innerlijke duurzaamheid, krachten gratie tevens. Al de onderdeelen, ondergeschikt aan het geheel gehouden, zijn met zorg geteekend en getuigen van ontwikkelden kunstzin. Van rijke vinding en zuiver constructief karakter zij n de dragende overgangsvormen van de deksteenen der basementen en kapiteelen (tig. 77). Vol afwisselingen eenheid zijn hun geledingen en sculptuur, die uit Komeinsche en r ig. i<. Details «Ier zuilen van de groote lichtopening. BvZcllltij Iisclic grondvormen tut honiaanschc motieven zijn verwerkt en spreken van eigen geest, van nieuw, krachtig kunstleven. De fijne schaal der gekoppelde zuilen brengt de muurdikte tot uitdrukking en verhoogt liet robuste aanzien van den gevel. Ook de forsche middenstijlen, in de as der benedenpijlers geplaatst en met vlakke figuren versierd, dragen hiertoe bij. Heel dit niiddenmotief is van grootsche, rijke werking. De beteekenis der figuren is niet zeker bekend; waarschijnlijk stellen zij bijbelsclie personen voor. De bovenramen zijn van eenvoudige behandeling. Geometrische vormen versieren hier de booglijst; de kraagsteenen die de goot dragen zijn van suberen, streniïen hoofdvorm. I)c omvangrijkste woonhuizen van den Romaanschen tijd zijn de kloosters en de burchten. De eerste, in de onmiddellijke omgeving der kerk geplaatst, naar antieke traditie afgezonderd en om een binnenplaats aangelegd, zijn als architectuur het meest belangrijk. Hot kloosterhof van Puy en Aelay, eender schoonste van Frankrijk, gaf hiervan reeds een denkbeeld (fig. 23). Do burchten, in grooter getale vooral door de Noormannen gesticht, zijn bijna geheel verdwenen of verwoest. Slechts machtige ruïnes getuigen van hun vroegeren omvang. Als verblijven der roofridders waren zij geheel op verdediging ingericht en boden zij slechts luttel gerief. Geheel door zware, gekanteelde muren omgeven met hooge dreigende torens afgewisseld, was hun uitwendig aanzicht somber, krijgshaftig, ondoordringbaar. Belangrijk op dit gebied zijn de paleizen, door de Duitsclie keizers gedurende de 12e en 1.'5(' eeuw op verschillende plaatsen van Duitschland, gesticht. De burchten te Dankwerderode, te Gelnhausen, te Goslar en te Wartburg behooren tot de voornaamste. Hun aanleg binnen den ringmuur bestaat uit een samenvoeging van ruimten voor dienst en bewoning. Hiervan als voornaamste het heerenhuis (Palas), een rechthoekig gebouw, twee verdiepingen hoog, met ruime ridderzaal, galerij, woon- en slaapvertrekken. Het best bewaard gebleven is de gerestaureerde Wartburg in de 12e eeuw door den landgraaf Lodewijk III gebouwd. De burcht is later herbouwd, zoodat de oorspronkelijke toestand niet met zekerheid is bekend. 2. DE GOTHIEK. FRANKRIJK. De opkomst van de Gothiek hangt saam met de hervorming van liet maatschappelijk en het geestelijk leven der Westersche natiën gedurende de 12e eeuw. Krachtig was deze nieuwe cultuurbeweging door de kloosters voorbereid en bevorderd. De kloosters hadden de beschaving allengs in een ruimeren kring van het volk verbreid, en daar zelfbewustzijn, drang naar vrije ontwikkeling en zelfstandig bestaan gewekt. De steden dongen naar een vrij, zelfstandig bestuur, zij kochten, verkregen of eisehten keuren, charters of privilegiën van koning of landheer en vereenigden zich tot bevordering van gemeenschappelijke belangen. Zoo ontstonden groote gemeenten met een eigen organisatie, krachtig, welvarend en, dank zij de bescherming van de opkomende monarchie, een geduchte macht tegen de willekeur van het feodalisme. Onder deze maatschappelijke wijziging der standen, was het moreel I)K (iOTHISCHE STIJL IN FKANKlillK. gezag dei- geestelijkheid overwegend gebleven. I)e godsdienstzin, door haar in de twee vorige eeuwen gekweekt, was allengs tot krachtigen geloofsijver aangegroeid. In daden van vroomheidszin had deze zich op verschillend gebied geuit. De bedevaarten, door de pelgrims gedurende de 9e en Hl«' eeuw naar het Heilige Graf ondernomen, waren sedert 1096 door de kruistochten gevolgd, (iroote scharen van geloovige strijders der Westersche Christenheid uit verschillende natiën en standen trokken, door geestelijk gezag gesteund, in geestdrift naar Jeruzalem ten krijg tegen het geweld van den Islam. Krachtig bevorderden deze kruistochten het opkomen van de burgerij als nieuwen stand en eigenlijke kern der samenleving, die door kerk eu troon beurtelings beschermd, de stuwkracht der maatschappelijke beweging werd. Met recht is de 13e eeuw „de volkslente der Westersche natiën" genoemd omdat, naast de geestelijkheid, ook leeken de dragers van het cultuurleven worden dat in Frankrijk, Engeland, Duitschland en Italië zich om strijd openbaarde. De invloed van den nieuwen tijdgeest op de architectuur was zeer groot en liet tijdperk der Uothiek kenmerkt zich door de stichting van talrijke hoofdkerken, wier grootsehe opzet en stoute uitvoering die der Romaansche kloosterkerken verre overtreffen. Deze toch konden niet meer aan de practische, noch aan de esthetische eischen voldoen, omdat door de gewijzigde maatschappelijke verhoudingen ook de beteekenis van het kerkgebouw was veranderd. Dit geldt vooral de hoofdkerk van liet diocees, de kathedraal, waarin zich de troon, de kathedra van den aarts-bisschop, het geestelijk hoofd der gemeente bevond. Niet enkel was zij. als bedehuis het godsdienstig vereenigingspunt der geloovigen, zij wordt tevens voor meer wereldlijke belangen bestemd. Zij wordt het tribunaal voor den bisschop, het kapitool voor de bespreking van de burgerbelangen. Zelfs dienden de omgeving van het koor en de zijbeuken soms voor allerlei wereldsch vertoon, zinnespelen van handwerksgilden, optochten van burgers, plechtigheden die ondanks het gezag van den bisschop, wel eens aan stichtelijkheid te wenschen overlieten '). Vóór alles, was er veel ruimte en gemakkelijk verkeer in de kerk noodig, practische eischen die de Romaansche kerk niet kon bevredigen. Vooral niet in Frankrijk, waai- het Romaansche gewelfstelsel zich slechts onvolledig ontwikkeld had -) en de basilieken — in Auvergne, Bourgondië, Xorniandië — van aarzelende, onzekere samenstelling waren gebleven, kerken van kleinen, overmatig zwaren aanleg en opbouw, die als constructieprobleem slechts een ') Havabii, La philosoplrie des Styles. -) Viollet-le-Düc, Dict. raisonnó de 1'ardiitecture. De kleine kerken of kapellen die uit een enkele beuk bestaand, verkrijgen '"j den aanzet van liet gewelf een afzonderlijken pijler, het contra-fort of den sch oorpij Ier, loodrecht op den zijmuur geplaatst (fig. 88 en 11)')), terwijl deze buitenpijler aan de basiliek door middel van een tusschen-orgaan, den luchtof schoorboog, over de zijbeuk heen niet den gewelfaanzet van het hooge iniddelsclup wordt verbonden tot behoud van het evenwicht (fig. NO) De luchtboog neemt den zijdruk van het gewelf op, ontheft deels den binnenpijler van 11 bovell,a«t, die nu voornamelijk op den buitenpijler wordt overgebracht. Zijn origine is te zoeken in de laatKomaansche kerken van de Bourgondische school te Vezela.v, Autun en andere plaatsen. Groot zijn de technische voorlieden van dit vernuftig gewelf en schoolstelsel, het hoofdbestanddeel van (Ie (iothische kathedraal. Inderdaad waren hiermede, in beginsel, de bezwaren tegen haar ontwikkeling opgelost I)e spitsboog, in plaats van den rondboog, voor schild- en gordelribben, maakt de druklijn van liet (rothische gewelf steiler, den zijdruk minder dan die van liet Roniaansche gewelf. Zijn ribbenstelsel, hecht, licht, plooibaar van constructie, maakt de uitvoering van eiken gewelfvorm mogelijk. Driehoek, vierkant, rechthoek, trapezium, veelhoek, cirkel zijn alle zonder bezwaar te overwelven Hg. 80. Kathedraal te Novon. i . , , , een eigenschap bij het koor vooral van groot belang (fig. 101, l(K-J). Kn door verbinding van het ribbengewelf met luchtboog en contra-fort werd de binnenpijler van het kerkruim van bovenlast grootendeels ontdaan en kon het middelschip, nu op slanke steunpunten gebouwd, zich hoog boven de zijbeuk verheffen. Economisch was het stelsel door de belangrijke besparing aan steen en houten formeelen, daar alleen de gewelfribben deze tijdelijke ondersteuning eischten en de gewelfkluize, met behulp van lichte beweegbare houten contra-mallen en later geheel uit de hand werden uitgevoerd. voordeden van het nieuwe constructiestelsel deden zich gevoelen Dank 'IJ ,;i,lofl,S ko» onder den drang var nieuwe eischen der samenleving de kathedraal afmetingen verkrijgen in Roniaa.ischen tijd onbereikbaar En de den aanleg der kathedraal. Veelal behoudt deze dan nog de alterneem.de lUZe m'stt' was gebrekkig, teekent de on- •< «i "'Hl dei bouwmeesters, aangezien deze tusschenbooir, los onder ,1,- kn.in van het vierkante kruisgewelf geslagen, eigenlijk niet draagt, en ondanks eenige verstijving van het gewelf bii eventueels Vroegtijd. i>i „v j j f'g- 83. Spitsbogen. '' °»gelijke zetting der pijlers gei> ,• , vaarlijk kon worden (fig. 82, B). Ific sl 'Th ''' 'i Tt ,'lrt knlis8ewe]f V«|| de vroeg-Gothiek lef v' -knf. 'la . ""'f™'60 * X°'°" ™ Par«s <% 8,1 ™ »«)- omdat !«d, I T'l.:"' T ''«'"inderdaad in zes afzonderlijke kluizen is (fis 8"' " ' ' eel,e'i''lt 0p de tussehenpijlers wordt overgebracht Aldus werd tot ongeveer 1200 gebouwd. llit vroeg-Oothische constructiestelsel was slechts een eerste schrede op g u ner eindoplossing. De bezwaren der moeielijke uitvoering van de . iu \( CXII loe ige kluizen en vooral de groote kruinhoogte van de hnlfrnnrle diagonaalrib, die aanmerkelijke verheffing van den boveninuur eischte om den bintbalk der kap ongehinderd te kunnen aanbrengen, deden zich zeker gevoelen. Reeds in het begin der l.ie eeuw wordt het zesdeelige kruisgewelf algemeen prijs gegeven voor het rechthoekige kruisgewelf. Hierdoor wordt het l.ii . „I Vieel- 'V TT, kerkpl"!' >" «rtS»* «Ivnrstraveén verdeeld, , " z!lM'"ken, rechthoekig voor liet middelschip (fig. 81 N) Ie technische voordeelen van dit vol ontwikkelde «ethische stelsel ziin n;;,ld!rp ™ ho°Ste '•» de diagonaalrib en gelijke belasting van «Ie biunensteuiipunten van het kerkrnin, |„. (|(.,. >, maanscbe bas,hek verdwijnen en het schip der kathedraal «oi-dt op gelijke steunpunten gebouwd. J Hit middelsclnp Steeds hooger, lichter, hechter te bonwen blijf, het streven Daartoe w,„,len vorm en samenstelling van het ribbengewelf allengs zoo zuiver m lijk bepaald. Kecds werd ver gele rijzing van gordel- en schil,I- ' ' °P d'' der . Iïoogprofillen. «chenprofillen, waardoor de aandacht op de domineerende uitersten, (i, F en K. 11 »„r,|t U-paald. Deze stelselmatige inkrimping van liet ribbenprofil l'"' ""*elSk fil)benbundels steeds kleineren . en 4 (fig. HO) aan kerken uit begin, bloeien laattijd tier irothipk ontleend, duiden deze vormverandering aan. 1„ beginsel komt deze superpositie van hogen inet het Konieinsche stelsel overeen '). doch wegens de geleidelijke overkra?'ng is het (roti, ische stelsel economischer. I it deze practische overweging zijn trouwens de hoogere moeielijk te bereiken gedeelten der kathedraal bij voorkeur en zoo veel mogelijk in klein steen verband uitgevoerd. Het koor van Antiens, een meesterwerk van constructie, is de volmaking van het Gothische gewelfstelsel. Het profil der bogen en ribben beantwoordt geheel aan de functie ' A ter llOOgtc Val, dei, diagOIiaal- l)oog C en den gordel boog B van den kooi omgang, bode van licht profil en onderling verschillend - de gordelrib B ondanks haar kleinere spanning het zwaarst, omdat zij ter'verstijving van den koormuur met een aanrazeering is belast. Duidelijk spreekt hier de i-roote P oo, .aarheid van het stelsel, doordien de bogen en ribben onderling i„ vorm ^'is. h,llen. Muur, gordel- en diagonaalboog bestaan achtereenvolgens uit verboogden spitsboog, rondboog en spitsboog. I)e uitvoering der 'verschillende goucltklmzen, Iast,g vooral bij den aanzet E, was mogelijk, dank zij het •<'.ne steen\erband en de ervaring der steenhouwers van dien tijd. Uiterst ') IKh'1 I, jiag. 24!,. beknopt ontspringen nu de verschillende bogen en ribben, rationeel is hun overgang tot de bundel/.uil door middel van liet kapiteel. Logische zin en juiste redeneering bepalen ook den vorm en het onderling verband der uitwendige constructie-organen, liet contrafort en den luchtboog. De vlakke, breede Romaansche muurpijler van den zijbeuk, meestal verticaal, als pilaster opgaande (fig. 5, 12 en 88, A), soms ook nis halve zuil tegen den zijmuur geplant, verandert. Hij wordt in de (iothiek een smalle, vèrvoorspringende steunpijler met geleidelijke verdunning bovenwaarts. Zijn domineerendc dikte is nu loodrecht op den muur geplaatst en de pijler biedt bij gelijk volume meer weerstand tot den zijdruk van het gewell, die in zeker punt L (fig. 88, B) van den pijler volgens de schuine lijn LF plaats heeft, doch dooide verticale boven belasting Lf gewijzigd. zich volgens de kromme lijn LR voortzet. Deze component valt genoegzaam binnen het grondvlak, zoodat de pijler aan de vereischte stabiliteit voldoet'). In bevolkte steden van beperkten rig. ss. ( ontrafortcn (naar ( Imisv). . . . aanleg werd echter deze rationeele steunpijler een liezwaar wegens zijn grooten voorsprong. Vandaar tegen het midden der 1;> eeuw vaak terugkeer tot den minder voorspringenden pijler, doch dan niet geringe bovenwaartsche verdunning opgaande ter volle hoogte van den zijmuur en met afzonderlijke verhooging, baldakijn I' bekroond (fig. SS, ('). zoodat door deze zware verticale hovenbelasting toch een "-mistige statische toestand wordt verkregen i c> o Kenmerkend voor de ontwikkeling van den stijl is ook de geleidelijke vorm verandering van den luchtboog. In de vroeg-< iothiek halfrond, bovenwaarts massief aangewerkt en met schuinen steenen rug afgedekt, schoort hij daar niet hoog aansluitingsvlak den opgaanden zijmuur van het schip. De kathedraal te Langres (21' helft der 12e eeuw) is een karakteristiek voor- ') Zie 1'. I'i.a.vat : La résislance du malorianx. beeld uit dezen eersten tijd (fig. ««). Blijkbaar vertrouwde echter de bouwmeester niet alleen op den weerstand van liet contrafort, maar versterkte hij bovendien liet middelschip door een afzonderlijken buitenpijler, die met geiinge overkraging draagt op den gordel boog van het zijbeukgewelf. "VS el getuigen hiei de aanzet van den luchtboog en de afzonderlijke verhooging van het contrafort reeds van juist constructief inzicht, doch de zware saamgestelde binnenpijler, alsmede de klimmende kruinlijn van het gewelf, door de verschillende krninbnno-tp der ribben ontstaan, wijzen nog op den aanvangstijd. Van vooruitgang in opzet en structuur getuigt de travee der kathedraal te Kens. in het einde der 12° eeuw gebouwd (fig.90). De ingewikkelde bovengalerij, bij vele Romaansche kerken noodig ter schoring van het middelschip en ook bij enkele vroeg-(tothische kathedralen aanwezig (Parijs, Laon), is nu verdwenen en de zijbeuk is slechts door een lessenaarsdak afgedekt. Hierboven verheft zich deschoorboog met directe aan- Fig. 89. Kathedraal te Langres (gewelf,vsteem). sluiting tot liet Hlid- delschip, zoodat de stabiliteit enkel door den forschen buitenpijler wordt verzekerd. Doch de zesdeelige gewelven op alterneerende pijlers van liet schip, op zich zelf rationeel, worden door gelijke luchtbogen en contraforten geschoord, een inconsequentie die den vroegtijd teekent. Bij de toepassing van den enkelen luchtboog aan de driebeukige basiliek- of den tweedeeligen luchtboog bij vijfbeukigen aanleg (Parijs fig. !><») bleef het niet. De steeds hoogere verheffing van het schip eischte zelfs de plaatsing van twee, ja drie luchtbogen boven elkaar. Reinis (1212) en Aniien> bevinden zich in het eerste geval. De luchtbogen rusten bij de aansluiting op half of vrijstaande kolonet (fig. 91 en 92). Opmerkelijk is «Ie lichte, stoute structuur van Ainiens. Ondanks de groote afmetingen zijn de binnenpijlers slanker dan te Reinis. Beider bovenbouw is overkragend, als „porte a faux", geconstrueerd. De loodlijn X, fig. 91 wijst dit aan. Tot welk een overmoedig waagstuk de bouwmeesters der 13e eeuw in staat waren, bewijst het koor van Beauvais (fig. 107). De gewelfkruin bereikt daar een hoogte van ongeveer .">11 M., het liooge schip wordt door luchtbogen, drie hoog en van dubbele vlucht, geschoord en de overkragina; van den bovenbouw overtreft die der Fig. 90. Kathedraal van Sons. Traven». Fig. 1H. Kathedraal van Keinis. Halve dwarsdoorsnede. vorige kerken '). Doch de grens van het technisch kunnen was hiermee bereikt. Enkele jaren na de voltooiing van het koor vertoonden zich in dit „steenen steigerwerk", bedenkelijke zettingen, scheuren, en stortten de gewelven in. In hun val verwoestten zij gedeeltelijk de luchtbogen en brachten groote schade aan het overige teweeg. Veiligheidshalve werden bij den herbouw de binnenpijlers en gewelven van koor en omgang verdubbeld en de luchtbogen zwaar verankerd. Daarna vonden herhaaldelijk belangrijke in- en uitwendige versterkingen plaats. i) Zie VioLi.ET-LF.-I)rc, Art.: „Cathedrale". EVERS, Architectuur, II. s Zoo bereikt het (iothische oonstructiestelsel reeds in de 14e eeuw zijn grootste ontwikkeling, liet uitwendig aanzicht der kathedraal verkrijgt hiermede eene etherische lichtheid, door de ranke verhouding van het geheel en de lijne ontleding der onderdeelen. Ranke blindbogen bekleeden het lijf der contraforten en statige engelen of heiligenfiguren, onder liooge baldakijns met pinakels, hogels en kruisbloemen versierd, vormen hun rijke bekroning. Ook de luchtboog verkrijgt dan vaak een karakteristieken, sierlijken vorm. Ter vermijding van twee luchtbogen boven elkaar, werd de benedenboog, die het gewelf schoort, met een sierlijke, ajour bewerkte steenen galerij verhoogd waarvan het koor te Amiens een eerste voorbeeld is (fig. !)l', rechterzijde). De poging slaagde slechts ten deele nl. aan het rondloopende koor, waar de luchtboog alleen den geringen zijdruk van één gewelfrib ondervindt. Aan de rechte zijde van het koor, waar de druk de component is van gordel- en diagonaalribben saam, bleek de weerstand van den schoorboog te gering. ,,,. ... Er ontstond uitwijking Srhip/.ijuo. hoorxijue. ' ° Fig. i>2. Traveeën van Amiens. ZO()dclt i 11 do 15° OCUNV een verzwaringsboog onder den bestaan den luchtboog moest worden geslagen '). Toch wekte liet voorbeeld navolging. Het systeem werd verbeterd en kwam O. a. bij den herbouw van het koor te Eu (1> eeuw) tot hoogst vernuftige en kunstvolle uiting (fig. !)."> en 1)4). De verticale stijlen der galerij zijn hier niet onmiddellijk op den luchtboog ECU geplaatst, maar op den 1) Zie Dt HANii: Monographie de la Catliéilrale d'Amiens. Fig. 1)3. Koor dor knthodrn.il to Ku (l.~>o ooiiw). S* steenen rug AH. Deze. door zijn radiaal voegverband dienst doende als streksclien boog, ruggelings op den schoorboog geplaatst, neutraliseert diens eventueelen opwaartschen druk en voorkomt de ontwrichting der lichte bovengalerij. De schuine rug GF schoort nu den boveninuur zonder zijdruk te weeg te brengen. De driehoekige verzwaring van den luchtboog is door een vierdeelige roset D CT» O O ajour gewerkt, doet dus denzelfden dienst als een massieve vulling zonder diens zwaarte te hebben. Zoo is de geheele samenstelling van den luchtboog, door lichtheid, hechtheid en sierlijkheid van constructie en vorm, een merkwaardige proef van de groote technische bekwaamheid en den artistieken zin der Gothische bouwmeesters. In talrijke varianten komt het stelsel — tot overdrijving toe — aan de kathedralen voor. Die te Troyes en Abbeville (15e eeuw) getuigen er van. Eveneens kathedralen buiten Frankrijk, zooals die te Keulen, Milaan en andere plaatsen. Hiermede zijn in hoofdtrekken de groote eigenschappen en de ontwikkeling van het Gothische constructie-stelsel aangeduid. En al heeft ook dit stelsel zijn zwakke zijde, die nader, bij de beschouwing van enkele hoofdkerken, zal worden besproken, dan verdienen deze toch groote bewondering en behooren zij tot de meest geniale scheppingen die de geschiedenis der architectuur heeft aan te wijzen. Vooral de Noord-Fransche kathedralen, de oudste monumenten der (iothiek in enkele tientallen van jaren na elkaar gebouwd, zijn de meest belangrijke en artistieke bouwwerken van dit merkwaardige tijdperk. Zij karakteriseeren bij uitnemendheid het geleidelijk stijlverloop van opkomst tot bloei; zij karakteriseeren liet einde der 12'' eeuw als een vroegtijdperk der kunst, een tijdperk van machtigen drang naar grootsche kunstwerken, doch van onzekerheid in uitvoering tevens; een tijdperk van stijlvorniing dat slechts kort duurde en reeds in het midden der 13e eeuw overgaat in een heerlijken bloeitijd van bewust kunnen, van volkomen beheerschen van den stijl in technischen en artistieken zin. Fig. 94. Luchtboog van de kathedraal te Eu (15e eeuw). MoniimodeH. Parijs, het centrum der nationale eenheid, der monarchie, tevens de hoofdplaats van een machtig diocees, gaf door den bouw harer hoofd- kerk, Xotre-Dame, den eigenlijken stoot aan de nieuwe, groote bouwbeweging, wier eerste sporen reeds iets vroeger te S. Denis, Xoyon en kleinere plaatsen zijn waar te nemen (fig. NU). Deze kathedraal is de „Moederkerk", waarnaar de overige Xoord-Fransche hoofdkerken zijn gebouwd. In 1103 begonnen. werd liet koor in 1182 gewijd en liet schip tot den hoofd- of Westgevel in 120H voltooid. Xotre-Dame overtreft in omvang verre de kerken van den Romaanschen tijd. De totale lengte bedraagt 134 M., de wijdte van het schip ongeveer 12,50 M., de kruinhoogte daarvan 34 M. en de bebouwde ruimte ."><"», rechts). In verband hiermede waren waarschijnlijk de contraforten oorspronkelijk van ongelijke zwaarte. Tiet schip eener vijfbeukige basiliek met bovengalerij goed te verlichten is moeielijk wegens de noodzakelijk hooge, directe lichtinval in het ruim en den grooten afstand hiervan tot de lichtramen der zijbeuken. Wel is waar trachtte de bouwmeester der Xotre-Dame hieraan tegemoet te komen door trechtervormige buitenAvaartsche verhooging van het kruisgewelf der bovengalerij (fig. {)(>, rechterzijde), waardoor de indirecte verlichting gunstiger kon Tegenwoordige staat ■ Oorspronkelijke staat. , i ,, , . x. ' •' worden, doch de zaak was 1 .M). ( onstructio-systeem van de ^otre-Dame te Parijs. hiermede niet opgelost, liet systeem hoewel vernuftig, was echter bezwarend wegens de ingewikkelde uitvoering en de onrustige hoogte verdeel ing van den binnenmuur. Xa den brand van 1245, die do groote kap en den bovenmuur verwoestte, werd het dan ook prijs gegeven. I)e oploopende kap boven het gewelf der galerij maakte \ ooi een \ lakke afdekking plaats, waarmede het roosraam der kapruimtc verviel. Hierdoor konden de, aanvankelijk kleine, bovenramen aanmerkelijk lager worden aangebracht ten bate van de verlichting (fig. !>('» en !)7, linkerzijde). De oorspronkelijke toestand is hier zichtbaar aan de laatste travee vóór liet transept. I itwendig werd toen de tweedeelige luchtboog door een enkelen grooten boog, óver beide zijbeuken heen, vervangen (fig. 1.*54). De alterneerende contraforten werden tevens gelijk gemaakt en de tussehenruimte gebruikt Fig. UT. Notre-Pame te Parijs. Inwendige. voor kapellen rondom het geheele kerk ruim '). Zoo verkreeg na ongeveer een eeuw zoekens de kathedraal den tegenwoordigen vorm. ') Vergelijk, fig. 96, de linker- en de rechterzijde. zij grootendeels achter de rijke, hooge baldakijnbekroning der stoere contraforten, die ui gesloten, statige rij op liet voorplan staan en de aandacht trekken. Beslissend werd de bouw van Xotre-Dame te Parijs voor de architectuurbeweging. Met haar drong in Noord-Frankrijk liet Gothische stelsel algemeen door. Nog voor het eind der 12'' eeuw \ ei lezen Sens, Bourges. Laon, Soissons, ( hartres en andere steden grootsche kathedralen. \ ooral de drie eerste dragen, evenals Iarijs, de sporen van den vroegen tijd. door de vierkante traveeën van het schip met zesdeelig kruisgewelf en bovengalerij. Behalve te Bourges blijft in liet plan het Latijnsehe kruis, niet afwisselende verhouding der armen, steeds gehandhaafd. Schip en koor vormen daar een groot ononderbroken ruim. Bij uitzondering is dit ook vijfbeukig.- Doch kenmerkend is de kapellenkrans om het koor en die van nu af een karakteristieke ontwikkeling verkrijgt. Daarentegen verdwijnt de Komaansche bovengalerij geheel, hetgeen den opbouw vereenvoudigt. In haar plaats treedt het triforium, de sierlijke, lage, ondiepe dienstgalerij die, in de hoogte van de aansluitende kap der zijbeuk aangebracht, door haar kleine schaal, de arkaden en de bovenramen van het schip doet spreken en de hoogteverhouding tot krachtige uitdrukking helpt brengen (tig. "»•))• I" 'b' 13e eeuw wordt het schip der h ransche kerken driebeukig en het i'ig. 101. NotreDame te Rcinis. vijtbeuken verbreed, zoodanig dat liij de veelhoekige koorafsluiting de buitenbeuk overgaat in den rijken kapellenkrans. Ken geleidelijke ontwikkeling dor kei ki u i in te, van schip tot koor, is hierdoor verkregen. Reeds te ("hartres (begin 1197) dringt deze aanleg geheel door bij den herbouw, hoewel enkele fragmenten van den door brand verwoesten Komaaiischen Dom behouden bleven. Het grondplan is ter diepte in doorgaande traveeën verdeeld, rechthoekig en vierkant voor middelschip en zijbeuken. Kerst bij Fig. 102. Xidrc-Danu' te Keims. Westgevel. as-verdeeling der pijlers op (len buitenkant der zijbeuk en niet, zooals te Parijs, op den binnenkant, is hiervan de reden (tig. 95 en 97). Wegens de aanmerkelijke vereenvoudiging der kruisgewelven in den kooromgang die hieruit ontstaat heeft, sinds het begin der 13e eeuw, deze aanleg algemeene toepassing verkregen. Ook de bijzondere verlichting van het koor, gunstig in vergelijking niet die van liet schip, verhoogt de stemming van dit deel. De vervanging van het oploopende lessenaarsdak van den koorzijbeuk door een vrijstaand paviljoendak, waardoor den lagen lichtinval door den opengewerkten triforiuinwand mogelijk wordt, is hiervan de reden (vergelijk fig. 92, rechter- en linkerzijde). "\\ at bovenal de reeds aanzienlijke hoogte van het ruim nog tot den indruk van het oneindige opvoert, is de juiste verhouding der samenstellende onderdeelen tot het geheel. Het uitgangspunt der onderlinge vergelijking is het triforium, de lage dienstgalerij, welke steeds een beperkte hoogte, die der menschelijke schaal, behoudt, ondanks toeneming der overige hoogte-afmetingen. Zijn grondvorm, de ranke spitsbooggalerij, in alle muuropeningen en arkaden van het ruim doorgevoerd, brengt door sterk contrast van hoogte tot de bovenramen en arkaden, de verticale verhouding der dwars- en langstraveeën van het schip, krachtig tot uitdrukking. Aangrijpend werkt de omgeving van het koor bij het transept, waar de volle wijdte zich aan den blik ontplooit (fig 105). Tusschen de liooge, slanke bundelzuilen door, openen zich naar verschillende zijden ruime doorzichten in gedempt licht van glasbeschildering gehuld. De vloerverhooging van heel deze omgeving versterkt den indruk van het allerheiligste der plaats, welker glorieus opstijgende architectuurlijnen in geheimzinnige hoogte verdwijnen alsof zij de nabijheid van het goddelijke zoeken. (Jeest en fijnheid spreken uit de architectuur-details Het roosraam van den transeptwand vormt met de triforiumgalerij één groot lichtgevend motief van sierlijke, rijke teekening. Stemmend in deze omgeving zijn de bid- en biechtstoelen, de altaren en verdere gewijde onderdeelen van den eeredienst. Zij nooden tot afzondering, tot inkeer. De majestueuze aanblik van liet omsloten koorruim zeil, als geestelijke kern, wordt verhoogd door de kunstvolle, laat-Gothische koorbanken, die niet den bisschoppelijken troon, in lange, statige rij, ter weerszijde van liet hoog altaar zijn geschaard. Heel dit stemmingsvolle architectuurkader openbaart de gewijde beteekenis van het sanctuarium, en voert onwillekeurig den geest tot liooger. Uitwendig is de aanblik van het koor harmonischer dan bij vorige kerken. De contraforten staan hier regelmatiger verdeeld en hebben meer ouderlingen samenhang. Daarbij trekken hier vooral de bijzonder hooge, statige kapellen de aandacht; het bovendeel der kerk lost zich op in een sierlijk, levendig Fig. 105. Notre-Dame te Amiens. Transept en koor. samenstel van ajour-ge werkte wiml tergen, luchtbogen, pinakels en baldakijns. Ook de transeptgevel vormt met de krachtige, rijk bekroonde contraforten van liet schip een goed aaneengesloten geheel. Alleen het benedengedeelte van dezen gevel is door den uitbouw der kapellen eenigszins ontsierd x). De voorgevel, in zijn geheel genomen, is het minst belangrijke deel van liet monument, ondanks zijn grootte en rijkdom (tig. 106). Met zijn ongelijke torens, verschillend van hoogte, vorm en stijl maakt hij, als geheel, geen rustigen indruk. Eenheid en juiste verdeeling ontbreken in het bovendeel. Het schema van den Parijschen gevel, in Reims zoo glansrijk ontwikkeld, komt hier tot onvolkomen uiting. De hoofdmotieven missen artistiek verband en zijn onsamenhangend naast elkaar gesteld. Alleen de benedenbouw met zijn schoone portalen en interessanten trap-aanleg is van monumentaal, waardig karakter (tig. 137). De bouwmeester was hier, wegens het hellende terrein, voor een groote moeilijkheid gesteld. Hij moest den aanleg van een doorgaande trap ter volle gevelbreedte, zooals te Reims, vermijden, omdat het verdwijnen der benedentreden in den scheven grondslag van ongunstige werking zoude geweest zijn. De moeielijkheid is opgelost door de geheele traphoogte in twee opvolgende plans met bordessen te verdeelen. Tot het eerste bordes voeren drie trappen, nl. één breede middentrap van acht treden, en twee smallere, schuin geplaatste zijtrappen van twaalf en vier treden, onderling door een steenen borstwering verbonden. Van dit bordes geleiden vier, ter volle breedte doorloopende treden tot de diepinspringende portalen. Zoo verkrijgt de gevel een breede horizontale basis. Zijne afzondering van de straat verhoogt liet indrukwekkend aanzicht. Statig verheffen zich nu de hooge portalen met hun figuren ter weerszijden van de toegangen geschaard en voortreffelijk is de perspectievische werking van dit geheel door de juiste hoogte ten opzichte der gezichtslijn. Vijf jaar na den aanvang van Amiens werd te Beauvais de bouw eener kathedraal begonnen, die haar in grootschen aanleg moest overtreffen. Alleen het koor werd voltooid (1225—12(54). De wijdte van liet schip bedraagt 15,60 M., de kruinhoogte ± 50 M. Amiens diende ten voorbeeld. Dezelfde regelmaat kenmerkt den aanleg van de koorafsluiting en den kapellenkrans. Doch de bouwmeester trachtte het werk van zijn grooten voorganger te overtreffen, niet alleen door ruimeren aanleg en grootere hoogte, maar ook door lichtere constructie en directe verlichting van den kooromgang (fig. 107 en 108). Hij bouwde liet schip op lichtere pijlers en verminderde hun aantal dooide traveeën dieper te maken, zoodat de planvorm der gewelven uit gelijkvormige rechthoeken bestaat. De kapellen verkregen minder hoogte dan de ') Deze zijn later aangebracht. 1* ig. 106. Notre-D&me te Amiens. Voorgevel. Doch reeds in dezen tijd verliest de ornamentiek allengs haar krachtig, stijlvol karakter. Met de toenemende verfijning der architectuur-onderdeelen gaat een rijkere versiering gepaard, die soms in effectbejag ontaardt. Vorm en inodelé van het ornament veranderen geheel. De breede, sobere stijl van den vroegtijd, als gevolg van juiste waarneming van den natuurvorm, met de bedoeling zijn wezen, zijn karakteristieke hoofdlijnen, tot de kern van een nieuwe ««ï™—: j. ... i , it* maKen, wijkt dan voor letterlijke navolging, directe overname, naturalistische weergave. Weldra verdwijnt het algemeene, streng gestyleerde bladtype en maakt plaats voor tal van nagebootste natuurvormen, aan planten, bloemen, heesters, hoornen ontleend. Knoppen en ontluikende bladeren worden vervangen door geheele bladbundels, bloem en vrucht trossen, ja zelts geheele takken ontbreken niet *). Al ontstaan ook nu nog talrijke scheppingen, bekorend om hun sierlijke samenstelling, hun decoratief karakter, hun knappe techniek, toch mist de geheele opvatting den zuiveren architectuurzin van den eersten tijd, omdat het rationeel verband tusschen constructie en Fig. 122. Triforium te Amiens. versiering allengs verdwijnt. Eeeds in het midden der 13e eeuw ontspringen de bladeren niet meer uit de kern van het kapiteel, maar zijn zij als afzonderlijke motieven er los tegenaan geplaatst, afzonderlijk ei op gelegd. Merkwaardige voorbeelden van dezen overgang vertoonen enkele kapiteelen van het triforium van Amiens (1269). Welk een verschil met die van het triforium te Parijs in hoofdvorm en versiering! (fig. 118 en 122). Ginds de eenigszins gedrukte sterk overkragende, sober versierde draagsteen- ') Zie o. a. de kathedraal te Reims. (Vjollet-le duc. Chapiteau). Torm, hier de slanke hoog oprijzende ronde kelk met polygonale dekplaat, de bovenknoppen vol ontloken en (als kenmerk voor den overgang), de onderste bladrij als een losse tak om de kern gestrengeld, zonder eenig verband met de astraeraal. Reeds vertoont het middelste kapiteel dezer galerij (fig. 122) het karakter van oververfijning, onduidelijkheid. Van verwonderlijk vaardige uitvoering, doch tevens van naturalistische opvatting getuigen bijgaande pijlerkapiteelen uit de 14e eeuw (fig. 123). Eindelijk Wordt Fjg Kflpiteelen uit Toul. dan ook het ornament verwrongen, overladen verward. Door zucht naar rijkdom en verfijning ontstaat iets rammelends, eentonigs en het geheel, leven en bezieling missend, wordt dor als perkament. Heraldische schilden en groteske figuren worden ten slotte ter versiering aangewend. Zij zijn de laatste uiting van een ver¬ sieringskunst wier uitdrukkingsvermogen is uitgeput. Het basement. Kenmerkend voor de ontwikkeling van den stijl is vooral het basement van den vrijstaanden binnenpijler der basiliek als het orgaan dat het Gothische beginsel van ruimte- Fig. 124. Basementprofillen. A beneden, B boven liet oog. ontwikkeling, dooi' bevordering van het inwendig verkeer en steeds lichteren opbouw der kerk, krachtig tot uitdrukking brengt. Eerder dan aan de lialfzuilen van het zijschip en de kolonnetten van de hovengalerij ontstaat hier verandering. Evenwel blijft de Attische hoofdvorm algemeen behouden, ondanks wijzi- iig. 125. Zuilbasement van N.-Dame te Parijs. ging in hoogte en voorsprong, al naar mate de plaatsing beneden of boven het oog (fig. 124). De principieele verandering betreft veeleer den vorm van den sokkel en zijn steeds nauwere aansluiting tot het ronde overgangsprofil. Reeds in Xotre-Dame te Parijs is dit zichtbaar (fig. 125). Rationeel, kernachtig is de teekening van het overgangsprofil, geheel als zwaardragende zuil verbreeding opgevat, dooide inkrimping van den boventorus tot een klein kraal, waardoor de aandacht geheel op den ver voorspringenden benedentorus wordt bepaald. De afgeschuinde hoeken van den vierkanten sokkel bevorderen het verkeer. Daarentegen blijft de basementsokkel van middelzuil en schalken der benedenpijlers te Reims nog recht¬ hoekig, hoewel ook hier de hoeken door een Fig. 126. Pijlerbasement van Notre-Dame te Reims. gemeenschappelijk, achtkant onderplint (lij zijn beschermd (fig. 120). Rationeeler, beknopter is het pijlerbasement te Amiens wegens den achtkanten sokkelvonn voor heel het benedendeel, waarmee tevens het hoekblad als laatste overblijfsel van den Romaanschen tijd is verdwenen x). Kenmerkend is dat deze beknopte basementvorm slechts aan de vrijstaande pijlers van ') Zie Monographie de la Cathédrale d'Amiens. schip en koor worden aangetroffen, terwijl nog terzelfdertijd de vierkante sokkel met hoekblad aan de basementen van de zijschepen en de kruispijlers blijft gehandhaafd. Door voortdurende inkrimping van den veelhoekigen sokkel wordt deze in het einde der 13e eeuw zelfs minder dan den ronden torus, welks gedeeltelijke overkraging soms door een klein profil wordt ondersteund. Hoewel de Gothiek geen vaste modulaire verhouding voor de basementhoogte kent, regelt deze zich, evenals het kapiteel, toch eenigennate naar den zuildiameter. Vandaar de verschillende basementhoogte voor de zware vroeg-Gothische zuil in het Fig. 128. Pijlerbasement te Bourg. < Fig. 127. Pijlerbasement der Kapellen van NotreDame te Parijs (begin 14e eeuw). middelschip en de slankere bundelpijlers ran de zijschepen. Ook de fijne tusschen«chalken der 14e eeuwsche bundelpijlers oonen dit aan, alhoewel slechts in geringe nate, daar het eigenlijke basement doorloopt ■li alleen het benedenprofil in hoogte verschilt (fig. 127). Eerst in de 15e eeuw vorden de basementen der ingewikkelde trofilhundels afwisselend op verschillende ïoogte geplaatst, zoowel ter vermijding van le horizontale lijn als ter betere afscheiding Ier kolonetten onderling. Gekunsteldheid 'u ziekelijke overdrijving zijn dan vaak liet cenmerk van dezen laatsten tijd (fig. 128). De aangegeven basementtypen zijn iet meest algemeen verspreid. Wel bestaan ïog enkele varianten, doch zij verschillen slechts in onderdeden met bovenstaande. Hamen. ZNIet de steeds toenemende tntwikkeling van liet Gothische kerkriiini langt die van het raam nauw samen. Ter- wille der verlichting moesten de kleine Romaansche ramen door groote lichtopeningen worden vervangen. Een constructief bezwaar was hiertegen niet, omdat, dank zij het Gothische constructiestelsel, de stabiliteit van het kerkgebouw geheel door de binnen- en buitenpijlers werd bepaald. De muren konden verdwijnen en werden allengs, ter volle breedte tusschen de contraforten, door ramen vervangen. Deze verkrijgen door den kunstzin der bouw¬ meesters een zeer karakteristieke ontwikkeling. Ten einde de glasvlakte den noodigen weerstand tegen winddruk te geven, werd aanvankelijk de raamopening door ijzeren staven in kleine rechthoekige vakken verdeeld. Dit systeem, onvolkomen als constructie en vorm, wordt spoedig algemeen vervangen door een meer karakteristieke, duurzame samenstelling uit verticale steenen stijlen of meneelen bestaande, die tot ranke spitsboogarcaden zijn gegroepeerd, in verdeeling van twee, vier, zes, tot zelfs acht en meer, al naar mate de toenemende breedte der ramen het f.- JNotre-Dame te 1 arijs. Ramen der zijkapellen. eiscllt. Zij WOl'deil in zware hoofdstijlen en lichtere tusschenstijlen onderscheiden, die op regelmatige hoogte door horizontale steun- of windijzers worden verbonden, waardoor het geheel de noodige stabiliteit tegen winddruk verkrijgt. Een roosraam vult het bovendeel der raamopening. Zoo ontstaat op grondslag van de spitsboogarcade een architectuur-motief van hechte, lichte structuur, welks stijlvolle teekening voortkomt uit het geheele a ormstelsel dat de samenstelling der ruimte beheerscht, Dit artistiek band, deze eenheid in den vorm der ruimte-begrenzing en der ramen, een kenmerk in de vroegere, groote architectuur-perioden reeds herhaaldelijk aangeduid, getuigt van zuiveren architectuurzin. De kleine schaal en sierlijke teekening der ramen brengt ook nu door juiste tegenstelling tot de hoofdorganen der ruimte haar schaal tot krachtige uitdrukking, verhoogt den indruk liarer grootte tot dien van het ontzaglijke. Het streven naar steeds lichter, hechter, sierlijker samenstelling der ramen is ook het kenmerk gedurende de ontwikkeling van den stijl. Het tweedeelige, geprofileerde raam van den vroegtijd niet enkele middelkolonet en krachtig rondstaafprofil voor de spitsbogen en het groote rondraam (fig. 134) verandert allengs in veelvuldige verdeeling, al naaide toenemende breedte van de lichtopening (fig. 129). 1 )e vakken zelf worden dan steeds smaller en ranker, de breedte der meneelen vermindert ten bate deidikte in den muur, waardoor het grondvlak rationeeler is ten opzichte van den lichtinval en den winddruk. Het opperdeel van liet raam wordt steeds rijker en fijner van teekening. Kleine drie- of veeldeelig gekartelde rozetten vervangen in de 13® eeuw allengs het groote enkele rondraam en driedeelig worden ook de spitsbogen der arkaden. Gedurende de 14e eeuw verdwijnen de rozetten vaak voor een geheel geometrische verdeeling van traceeringen, vooral op grondslag van den gelijkzijdigen driehoek met gebogen zijden saamgesteld (fig. 130). In de 15e eeuw treedt een sierlijk, ingewikkeld lijnenspel van dubbel gezwenkte bogen in vlamvonn, en daarnaar flamboyant genoemd, hiervoor in de plaats (fig. 93). Evenals bij den aanzet der gewelven zijn ,1e kapi- Flg,m „An,ie„, teelen ook liier verdwenen. Deze laatste vorm van Raam van eene kapel, den stijl mist soberheid, doch getuigt van de uitnemende technische vaardigheid der middeleeuwsche bouwmeesters. Sommige I ransche kathedralen geven deze opvolging van tijdperken karakteristiek weer. De kathedraal te Amiens vertoont niet minder dan vijf varianten in de ramen van schip, koor en transept, ongerekend nog de kapellen van het zijschip. De beide eerste zijn slechts korten tijd 11a elkaar gebouwd (fig. 131). De teekening der ramen wordt steeds fijner, sierlijker. Achtereenvolgens vermindert de afstand der meneelen in de ramen A, B, C, D van 2.30 M., 1.40 M., 1.20 M. tot 1.00 M., terwijl de verdeeling der vakken van twee, vier tot zes toeneemt. Daarbij wordt de teekening Fig. 131. Notre-Dame te Amiens. Lengte-doorsnede over het Transept. van het bovendeel steeds vaster, juister van vorm en schaal. De onrustige indruk van de ongelijke roosramen in liet bovenraam 15 is in C en I) verdwenen. De grootste verfijning is in liet groote transept raam (E) bereikt door de juiste groepeering der vakken midden en buitenwaarts; de liclitwijdte is hier gemiddeld tot 0.45 M. verminderd. (Jroote zorg werd aan liet voegverband van den steen ter wille der eenvoudige en duurzame uitvoering besteed. Rationeel is de steensnede van het bovenraam D, dat geleidelijk kan worden opgebouwd met strikte beperking van steunijzers (lig. 182). Heel dit bovenraam is, ter voorkoming van schadelijke zetting, onafhankelijk van liet kruisgewelf, als een los binnenraam behandeld. Ook voor de verwijdering van het binnenwater der in lood gevatte glaspaneelen werd gezorgd door juiste teekening van den onderdorpel (fig. 133). Als Stijl komen de bovenramen Fig. 132. Raam van het koor te Amiens. van Amiens met die der zijkapellen te Parijs overeen (fig. 120). Zuiver, strak is hier de teekening der driedeelige spitsboogarcaden in de afwisselende roosramen. De profileering is verfijnd, kernachtig. Het sobere, vlakke, eemgszins klassieke archivoltprofiljjvan den vroegtijd (fig. 134) is vervangen door een kernachtige hollijst met rozetten versierd, en bij den aanzet deels op geestig gebeitelde koppen ontspringend. Een nieuw motief is de zoogenaamde wimberg, zijnde een decoratieve topgevel, een schijnmotief, los voor den gevelmuur als raambekroning aangebracht. Zijn oorsprong, hoewel niet zeker bekend, is zeer waarschijnlijk in de topgevels der kerkportalen te zoeken *). Hierover later. Fig. 133. Constructie T. , . . • , van den raamdorpel. 1)e schuine deklijsten, die op kleine spuiers ontspringen en door een middenacroterie, een kruisbloem, worden bekroond, l) De besliste, doch onbewezen verklaring van Viollet-le-duc (Dict. rais. article: Gable) is terecht van verschillende zijden bestreden. lig. 134. Notre-Dame te I'ai ijs. Uitwendige der kooi travee. zijn verlevendigd door zoogenaamde hogels, knoppen of bladornamenten in regelmatige verdeeling aangebracht. In de 14e en 15® eeuw wordt de wimberg veelvuldig aangewend. (Fig. 109 en 129). Hij is dan niet slechts de schilderachtige, decoratieve bekroning der ramen van torens en zijgevels, maar versiert ook verschillende in- en uitwendige omlerdeelen van af het stoere contrafort met zijn baldakijns en pinakels tot de lichte kerkmeubelen toe. Zijn hoofdvorm, aanvankelijk driehoekig, neemt allengs den tiamboyantvorm aan (lis-. 10G). Hoofdmotieven zijn nog de roosramen in voor- en transeptgevels, zoowel om hun groote afmetingen als sierlijke vernuftige teekening (fig. 99, 105, 106 en 110). Hun algemeene toepassing in de as van middelen dwarsschip is hieruit te verklaren dat zij een, op groot en afstand sterk sprekend lichtmotief, als afsluiting van het lange ruim, vormen, al missen zij strikt genomen het verkrijgen in Frankrijk groote ontwikkeling en verbreiding. Door hun grootte, statige architectuur en prachtvolle sculptuur worden zij de rijke, indrukwekkende hoofdmotieven der voor- en transeptgevels. Statige rijen van heiligen en kerkelijke figuren staan in regelmatige verwijding om den ingang geschaard voor de symbolische toelichting van de hoofdfiguur die den middelstijl inneemt. Zij zijn door baldakijns bekroond en bieden, met de rijke reliefs van liet hoog¬ veld en geplaatst in het architectuurkader der machtige bogen, wier boogsteenen nog emblemen en bijfiguren dragen, een kunstvol geheel vol wijding en poëzie. De in 't kort besproken Fransche hoofdkerken hebben dit reeds doen zien (fig. 99, 102, 106). Zoowel 0111 hun diepen zin, hun symbolische beteekenis, als om hun overweldigenden vormenrijkdom behooren zij tot liet schoonste wat loor de plastiek in dien 7.in ooit is Fig. 136. Notre-Dame te Parijs. Portaal der H. Maagd. Voortgebracht. De verheerlijking van Christus, als opperste rechter op den dag des Oordeels, de Moeder Gods, en de Schutsheiligen van het kerkgebouw, ziedaar meestal de bron van bezieling, het verheven thema der talrijke figurale voorstellingen, die bewondering wekken voor de sculptuurschool der 13® eeuw. De beschrijving van het linker portaal van Notre-Dame te Parijs, een der vroegste en meest stijlvolle scheppingen (1205—1210), moge dit nader verduidelijken (fig. 99 en 136). Het portaal, een verheerlijking der Moeder Gods, beslaat de volle breedte tusschen de contraforten 1). Het beeld met liet kind Jezns als Verlosser is zoowel door plaatsing op den iniddelstijl, als door grootte, de hoofdfiguur in deze omgeving. Het staat op een sokkel, die de zonde des menschen verzinnelijkt, en is gekroond door een sierlijken baldakijn, voorstellend de arke des verbonds. Oorsprong en beteekenis der hoofdfiguur zijn hiermee aangeduid. Op den hoogen dorpel bevinden zich ter weerszijden, onder een sierlijke kolonnade, drie zittende figuren. Links de drie profeten die de komst van den Messias hebben voorspeld, rechts de drie koningen als eerste aanbidders bij de geboorte. In het midden van het tympan de graflegging van Maria door Christus, omgeven van zijn twaalf jongeren 2). Het bovenveld stelt voor hare kroning door Christus, te midden van engelen. Engelen, patriarchen, koningen en profeten zijn op de boogsteenen der vier arkaden aangebracht. Zij werden met een versierden buitenboog omlijst en door een krachtige schuine deklijst, op kolonnetten rustend, afgesloten. Acht statuen van groote historische en kerkelijke personen, dragers der christelijke beginselen, staan ter weerszijden van den diepen ingang, 0111 de hoofdfiguur geschaard. Hun beteekenis wordt eveneens verzinnelijkt door attributen tusschen de arkaturen van den sokkel aangebracht. Zij beliooren tot de hoofdpersonen die het Christendom hebben ingewijd. Het zijn Johannes de Dooper, Stefanus de eerste martelaar voor het geloof, paus S. Sylvester en keizer Constantijn, de groote bevorderaars van het Christendom als wereldgodsdienst. Daarnaast, in verband met het diocees van Parijs, S. Denis en S. Genoveva. Heel deze serie van meer dan levensgroote figuren, door attributen nader verzinnelijkt, is tot een rustig, stijlvol, sculpturaal geheel gegroepeerd, in hooge mate verdienstelijk, èn door de juiste schaal der verschillende figuren onderling èn door hun sober, stijlvol, voornaam karakter. Grondige studie der natuur maakte een vrije, oorspronkelijke interpretatie mogelijk, met vermijding van het gemaniereerde Byzantinisnie, nog aan vele sculpturen van het Romaansche tijdvak eigen. Een schoone decoratieve schepping, aan de verheerlijking der Christusfiguur als Eedder en Rechter gewijd, is ook het middelportaal van Amiens (fig. 106 en 137). De geheele samenstelling komt in hoofdzaak met de vorige overeen, doch de kwaliteiten zijn verschillend. Als sculptuur zijn ook hier de statige figuren rondom den ingang belangrijk 3). Vooral de karaktervolle Christusfiguur, om haar schoone, ware zielvolle uitdrukking bekend als „le beau Dien d Amiens", is een meesterwerk van ïniddeleeuwsche plastiek 4). ') Zie Viollet-le duc. Art „Porte". 2) Deze uitleg is van Viollet-le-duc. s) Zie : La Cathédrale d'Amiens par G. Durand. 4) Viollet-le-Duc. Art. „Christ". (fig. 138.) Daarentegen missen de basreliefs van het hoogveld harmonie. Fig. 137. Notre-Dame te Amiens. Middenportaal. Y ooral de miniatunrschaal van de twee benedenfriezen werkt onrustig: Ö) verstoort de eenheid. Overigens is dit portaal een schoon type van volledige stijlontwikkeling. Het duidelijke, overzienbare dezer rijke ordonnantie is verkregen door de juiste aanduiding liarer hoofdlijnen, het zuiver verband van architectuur en sculptuur, de ondergeschiktheid hiervan aan het hoofdorgaan, de kolonet, waaruit de spitsbogen ontspringen. In het voorgaande portaal is die verhouding eenigszins gebrekkig en ook de geheele architectonische opzet mist daar juisten samenhang der onderdeden. Zoo zijn de zijkanten daar, ter hoogte, in twee gelijkwaardige kolonnaden verdeeld, waardoor de sokkel zijn ondergeschikt karakter verliest, te veel spreekt, afbreuk doet aan het hoofdmotief, de bovenkolonnade, waaruit de arkaden ontspringen. Bovendien gaan daalde zuilen achter even groote statuen schuil en wordt de duidelijke aanzet der arkaden door de zigzaglijn der baldakijns verstoord. Tegenstrijdig met het karakter van dragend orgaan is daar de versiering van den hoogen bovendorpel, welks zes zittende figuren geheel als friesvulling opgevat zijn. Ten slotte mist daar de geheele ordonnantie samenhang met de zuilen, óp en tégen het contrafort aangebracht. Uit een zuiver architectonisch standpunt laat dit portaal zeker te wenschen over en kenmerkt de geheele opvatting nog de onzekerheid van den vroegtijd der Gothiek. In dit opzicht is Amiens belangrijker. Krachtig spreekt Fig. 138. Hoofdfiguur. hier de kolonnade als hoofdmotief, zoowel door de kleine schaal der statuen als door haar meerdere hoogte ten opzichte van den sokkel, die door horizontale bandverdeeling en sobere reliefversiering, in strakke geometrische verdeeling van quatre-feuilles, een rustigen, stevigen voet vormt. Daarbij brengt zij door juiste verhouding tot de arkaden de schaal hiervan voortreffelijk tot uitdrukking. Duidelijk spreekt hun aanzet boven de onversierde zuilschacht en ook de vlakke onversierde bovendorpel der ingangen, enkel met een fijn profil verrijkt, toont krachtig als drager van het hooge hoogveld. De kolonnade is als een sierlijke beklee- ding om liet lijf der contraforten voortgezet. Zij vormt met de doorloopende archivoltlijst een natuurlijke verbinding der drie portalen, wier ranke, vrijstaande topgevels, afgewisseld met rijke baldakijn-bekroningen de inderdaad luisterrijke, symbolisch-decoratieve inleiding van liet kerkruim zijn. Gratie en verfijning kenmerken deze samenstelling. De groote voorboog is door sierlijke arkaturen omzoomd, de topgevels zijn door fijne liogels verlevendigd, hun midden wordt door een bazuinende engel of kruisbloem bekroond, hun a/inzet rlnnr srmiprs mi- dersteund en afgesloten. Taktvol is de versiering der contraforten afgewisseld. In zuivere opvatting staat het overrijke portaal van Keiins bij Amiens ten achter (tig. 102). Merkwaardig, hoewel minder rijk, is liet Noorderportaal van het transept te Beauvais (tig. 139). De architectuur is hier beslist overwegend ; de figurale versiering blijft beperkt tot een zevental statuen, oorspronkelijk in de nissen van den middelstijl en de zijkanten bedoeld. Fig. 139. Kathedraal te Beauvais. Noordportaal. Statig 1'ijzeil de ranke arkaden uit den vlakken sokkel omhoog. De kolonnaden zijn reeds verdwenen en de kernachtig geprofileerde archivolten, onderling door sierlijke arkaturen gescheiden, gaan ondeibioken in den rechtstand over, wiens benedendeel door pijlervormige contraforten wordt verzwaard. Van uiterst fijne bewerking zijn de baldakijns en de traceeringen van het liooge hoogveld. Hoewel de laattijd reeds aan verschillende onderdeelen merkbaar is, blijft het geheel, afgezien van de naturalistische bewerking van liet tvmpan, een stijlvol karakter behouden. De portalen der laat-Gothiek ontaarden vaak in gekunsteldheid door zucht naar effectbejag en buitensporig rijke bewerking. De topgevelbekroning wordt een schijnmotief, los tegen den muur geplaatst; de muurvlakken veranderen in een a jour gewerkt netwerk van traceeringen, de omtrek wordt verwrongen, het geheel is in hooge mate onrustig, rammelend en toont de overdrijving van een oorspronkelijk juist en schoon beginsel. Kroonlijsten. 1 )e functie der Romaansche kroonlijst, 0111 door middel van steenen consoles en voorspringende dekplaat het afdruipende dakwater van den kerkmuur te verwijderen, hleek in de Gothiek geheel onvoldoende. De noodzakelijkheid 0111 de ... .. ^ . _ •• lig. 140. Notre-Dame te Parijs, hooge muren beter tegen den schadelij- Kroonlijst van het koor. ken invloed van waterslag te beschutten, en tevens een veiligen omgang voor onderhoud aan den voet van het hooge kerkdak te verkrijgen, eisclite daar een doelmatiger muurafsluiting of bekroning. Hierdoor werd een geheele hervorming der Romaansche kroonlijst noodzakelijk. Het karakter van de kroonlijst aan de kathedraal nu is tweeërlei, practisch en artistiek beide. Zij is de goot die het dakwater verzamelt, dit door regelmatig verdeelde openingen met spuiers zoover mogelijk van de muren uitloost, en die door de plaatsing van een steenen balustrade of borstwering tevens een veiligen verkeersweg vormt. Dit practisch uitgangspunt bepaalt haar samenstelling en artistieken vorm als sierlijke, statige bekroning van den kerkmuur. Gewoonlijk bestaat zij uit een voorkragenae noinist, eenaeksteen, uie Fig. 141. Notre-Dame te Parijs. Torenbekroning. de overstekende goot in zich bevat en meestal de balustrade die deze afsluit en bekroont (tig. 140). De hollijst (D), steeds door een kernachtig knialprofil van den muur gescheiden, is met een of meer rijen krachtig sprekende knoppen of bladeren van levendige wer- king Aeisierd. Zij vervangt de blok- of consolelijst van vroegere perioden. De dak- ot gootlijst (A), bij voorkeur een scherp ingesneden profil, hol of ojief, \an rijke schaduwwerking, is bovenwaarts afgeschuind onder 45° of 00°. l)e balustradevoet wordt door een kraal aangeduid ') en is uit stijlen of platen saamgesteld. Al naar de belangrijkheid van de kroonlijst bestaan hollijst en dekplaat (larmier) uit een of meer steenlagen. Die van de torens der Notre-Dame te Parijs (fig. 141 en 142) heeft vijf lagen hoogte, twee voor de hollijst, drie voor de afschuining die de goot bergt. De balustrade, uit voetlijst, Fig. 142. Torenbekroning van Notre-Dame te Paiijs. naakt, en deklijst gevormd, is ter wille der soliditeit in haar geheel uit één hooge steenplaat geconstrueerd. De steenlagen zijn onderling door doken en klauwen verbonden. Het voegverband is ten opzichte der versiering zorgvuldig gekozen, met vermijding van storende voegen. Sterk voorspringende spuiers loozen het dakwater zoover mogelijk buitenwaarts. In vergelijking van vroeger is dit een groote verbetering, doch geen afdoende oplossing van het moeilijke probleem. Vooral bij het hooge middelschip bleef het bezwaar zoowel ter'8 k,?°nlijSt ,Wefrd, '4 be*in der 13e eeuw verhoogd door een tweeden (leksteen (B) verkrijgend 8 üiterIijk' ^ "" e" f"ter V°et V°°r ,le balustraden te van waterbeschadiging door windslag bestaan. Vandaar de poging om de schuine deklijst van den luchtboog als open afvoerkanaal te gebruiken en liet 1 egenw atei, aanvankelijk door en later ter weerszijden van liet contrafort te loozen. In Parijs (tig. 134) is dit op twee plaatsen geschied en ook aan de kathedralen van Reims, Amiens e. a. Van algemeene toepassing is dit systeem echter niet geworden wegens practische bezwaren als, gevaar van bevriezing der ingemetselde gedeelten, en beschadiging der essen tieele constructieorganen, den luchtboog en het contrafort. Uit bovengenoemde gegevens hebben zich de karakteristieke Gothische muurbekroningen ontwikkeld. De kroonlijsten van Parijs belmoren tot de schoonste van het tijdvak. Zij zijn van duidelijke werking. Krachtig verheffen zich de vol verlichte, strak geteekende knop- en bladrijen, rustig afgesloten door de schaduwrijke deklijst op den stillen achtergrond der hollijst. De levendige uitdrukking van dit gedeelte wordt versterkt door de fijne schaal der balustrade, die, als borstwering, van manshoogte is en zelden hooge re afmeting verkrijgt '). Eigenaardig bij Parijs n „ .. „ , „ t143. Isotre-Dame te Parijs. Groteske figuren aan (tig. 134) is de tandvormige den torenomgang. versiering, die onder de kroonlijst den bovenmuur omsluit. Het motief, een herinnering aan den Romaansclien tijd, was hier nog mogelijk wegens de muurhoogte die in de vroegGothiek tusschen de ramen en de kroonlijst bestond. hvenals l>ij de raamteekening is ook bij de balustrade het verloop van ') Uitzondering vormen o. a. de reeds genoemde balustrades van Reims, die niet minder dan 4 M. hoog zijn en geheel het karakter van een galerijbekroning hebben. (Zie: J. Gailhaband. Die Baukunst des 5ten bis 16ten Jahrhunderts, Band IV). den stijl kenbaar in den allengs zich wijzigenden vorm, voorgesteld in de typen A, B, C, I) (tig. 144). Xa de spitsboog-galerij A van den eersten tijd komt in de 13® eeuw de drie of vierdeelige rozetvorm B; in de 14e eeuw is de gelijkzijdige driehoek C de grondvorm van de Fig. 144. Balustrade-typen. t66iv.611111g, (116 111 (16 15 66UW A OOI den fijnen, ingewikkelden flamboyant vorm D plaats maakt. De figuren 134, 142 en 93, doen toepassingen uit verschillenden tijd zien. Evenals bij de kapiteelen, wordt de sobere knopversiering der kroonlijst al- fel lengs aoor de rijkere blad- en bloemmotieven vervangen. Karakteristiek is de bekroning van den torenomgang der Not re-Dame (fig. 143). Krachtig spreekt op verren afstand de hoekomtrek der balustrade, door de plaatsing van decoratieve monsternguren. Fig. 145. Sokkellijsten. Lijstwerken. De overige horizontale gevellijsten zijn de sokkel- of voetlijsten, en de cordons of deklijsten. De eerste, evenals het basement deipijlers en zuilen, is een muurverbreeding en komt, alhoewel minder gedetail¬ leerd, in hoofdvorm hiermee overeen. Ook zijn hinderlijke, scherpe kanten aan den uitersten voorsprong vermeden. De typen C, 1), E (fig. 145) behooren achtereenvolgens tot de 13®, 14® en 15® eeuw. Hun onderling verschil bestaat vooral in liet bovenprofil, dat aanvankelijk een kraal was, doch wegens onvoldoenden waterafvoer, later door een afschuining of een hol werd vervangen. De cordons of deklijsten bevinden zich op verschillende hoogte van den gevel. Zij rig. 14b. Ontstaan van de uothische deklijst. vormen de doorgaande dorpel- of gordellijst 1 *i i i •• n -i i ner ï ciiiieii en spirsoooggaieiijen oi noen ais overgangslijst en bekroning bij de versmalling en de bekroning der contraforten dienst (fig. 129). Hun volume, minder of meer belangrijk, is veel geringer dan bij de zware, klassieke geledingen. DE GOTHISCHE STIJL IX ENGELAND. Beknopte, juiste teekening in verband met de bedoeling van het profil, den aard van het materiaal, de optische werking en den waterafvoer zijn over 't geheel de kenmerken. De besproken kroonlijsten gaven hiervan reeds een denkbeeld. Evenals deze bestaan zij uit hollen, rondstaven en schuine kanten, die door hun geometrische samenstelling en contrastvol verband, van zeer levendige werking zijn. Geleidelijke inkrimping of samentrekking van de liomaansche lijst zoodanig dat de massa der geledingen wordt begrensd door vlakken die onderling een rechten hoek maken, doch niet meer verticaal, maar schuin op het muurvlak staan is het beginsel dat den hoofdvorm bepaalt (fig. 146). De lijnen A, B, D en E maken dit duidelijk. De vlak afgeschuinde Romaansche lijst A verkrijgt allengs een sterkere helling, wordt daardoor van beneden zichtbaar en duidt, door sterke verlichting, de volle lijsthoogte aan. In het benedenvlak, loodrecht hierop geplaatst, vormt het scherp ingesneden profil den druipkant voor het afloopende regenwater. Allengs wordt liet profil kleiner en tot een hol met vlakke afschuining ingekrompen. De Gothische lijsten, hoewel verschillend in onderdeelen, zijn naar dit beginsel bewerkt. Hun versiering geschiedt, evenals bij de kapiteelen en kroonlijsten door knoppen en bladeren, in regelmatige verdeeling aangebracht. ENGELAND. Uit Noord-Frankrijk drong de Gothiek allereerst tot Engeland door. De maatschappelijke band sinds Willem den Veroveraar 1) tusschen beide landen ontstaan is hiervan de natuurlijke reden. Onder invloed van Fransche geestelijken en bouwmeesters vertoonen de vroegste sporen van den nieuwen stijl zich reeds, tegen het midden der 12e eeuw, in de toepassing van den spitsboog en het ribgewelf. Doch de groote stoot in die richting komt eerst aan het einde daarvan met den herbouw van het koor der Normandische kerk te Canterbury door den Fransehen bouwmeester Willem van Sens (1175—85). De polygonale koorafsluiting met omgang verraadt Franschen invloed, speciaal die van liet koor te Sens (fig. 147). Toch verkrijgt de Fransche Gothiek in Engeland geen overwicht. Daarvoor verkeerde zij toen in Frankrijk zelf nog te zeer in onvolkomen staat van ontwikkeling en deed ook de Engelsche volksaard zich te krachtig gelden. Reeds in de 13e eeuw, den vroegtijd, de periode van het early English of den „ lancet style" onderscheiden zich de Engelsche kathedralen l) 1'ag. 48. in aanleg en opbouw van de Fransche. Allengs komt hun bijzonder kunstkarakter in de I4e eeuw, den bloeitijd, als „decorated or flowing style" bekend, ineer tot uitdrukking, totdat in de 15e en 16e eeuw, het tijdperk van den „perpendicular or Tudor style", zich de (iotliiek tot een volkomen zelfstandige, nationale kunst heeft ontwikkeld. Algemeene en langdurige verbreiding vond zij zoowel in gewijde als profane gebouwen. Deze zijn de uiting van een groot, krachtig volk, dat, door roemzucht en organisatiegeest bezield, al spoedig macht en welvaart heeft verkregen en ook behouden. Het zijn bouwwerken van uiteenloopend gehalte, beurtelings gekenmerkt door grootsehen opzet van het geheel en methodischen zin voor uitvoering, door verfijning en pronkzucht, traditietrouw en grilligheid. Deze heterogene eigenschappen zijn te verklaren deels uit den dualistischen volksaard van de twee rassen, het Normandische en Angelsaksische, deels ook uit de onverschilligheid van achtereenvolgende geslachten voor de harmonie, de eenheid van het bestaande. „As a rule an English Cathedral is not a study in harmonies hut in contrasts" — en „more heterogenerous and more picturesque churches can not be imagined — merkt Francis Bond terecht op '). Zonder noodzaak werden herhaaldelijk bestaande kerken met behoud van de kern, grootendeels herbouwd of geheel versierd en de ingewikkelde stijlvermenging hieruit ontstaan maakt zoowel de nauwkeurige chronologische indeeling van den stijl als zijn karakteriseering Fig. 147. Kathedraal te moeielijk JJ. \ an daar bij verschillende schrijvers Canterbury. uiteenloopende benamingen en data in zijn ont¬ wikkelingsgang. Grondplan en opbouw der Engelsche kathedraal duiden, ondanks haar schijnbaai ingewikkeld en rijk karakter, op een vereenvoudiging der NoordV ransche basiliek. Moeielijke technische uitvoering is in Engeland stelselmatig vermeden, zelfs in de buitensporig rijke architectuur der laat-Gothiek. Een ') Francis Bond. Gothic Architecture in England 1905. ) Dehio ü. v. Bezold. Die kirchliche Baukunst des Abendlandes. vijfbeukig schip bestaat hier niet, en steeds is de spanning van het middelschip minder dan in Frankrijk. Vooral minder is zijn verheffing boven den zijbeuk, zoodat liet vernuftige, doch kostbare en ingewikkelde schoorstelsel hier vanzelf minder belangrijk behoefde te worden, een wijze maatregel, vooral in dit vochtig klimaat van practisch belang. Evenmin werd de angstwekkende hoogte van liet Fransche kerkruim bereikt. Niet uit onbedrevenheid, doch omdat ile behoefte niet werd gevoeld, „lt is not tliat we could not, but that we would not." De hoogteverhouding der Fransche kathedraal geinid- Fig. 148. Kathedraal te Lincoln (koor). deld 1 : 3, daalt tot 1 : 21,/2, 1 : 2. Trouwens, de uitdrukking van het verticalisme, dat het leidend beginsel a outrance der architectoniek van het Fransche kerkruim was, werd in Engeland nooit zoo sterk gevoeld. Ter volle hoogte doorloopende schalken en bundelzuilen, van vloer tot gewelfaanzet, komen daar zelden voor. (York, Westminster, Winchester en Windsor). Daarentegen volgt de Engelsche bouwmeester de Norniandische traditie in de teekening van het vrijstaande steunpunt. Hij ontleedt de zware gedrongen, ronde zuil in een lichte bundelzuil, wier kolonnetten alleen de rijk geprofileerde arkaden dragen; die niet, door middel van schalken, architectonisch met de ribben van liet hooge gewelf zijn verbonden, en niet tot den vloer doorloopen doch ontspringen op kraagsteenen, tusschen de arkaden of boven liet triforium geplaatst. Zoo ontstaat een minder sprekend verticaal lijnverband dan in de Noord-Fransclie kathedraal. I)it schema wordt nog nader geaccentueerd door de lagere verhouding der arkade zelf, alsook door de scheiding van triforium en bovenraam (fig. 148). Ook de kathedralen van Lichfield, Salisbury, Ely, Carlisle, Wells, Chester zijn in dezen geest opgevat. Wat het kerkruim aldus in breedteontwikkeling en verhevenheid had verloren, werd door buitensporige lengte vergoed. In aansluiting met de Romaansche kloosterkerk wordt het grondplan der kathedraal evenzoo gerekt. Vooral het koor verkrijgt een lengte die het schip evenaart, ja soms overtreft (fig. 149—151). Opmerkelijk is nu de armoedige vorm van liet koor. Zoowel door den drie- en niet vijfbeukigen aanleg, als door gemis aan de rijke polygonale afsluiting, den omgang en den kapellenkrans. De kathedraal van Salisbury (1230) vertegenwoordigt liet normaal ontwikkeld grondplan. Het koor is vlak afgesloten en al ot niet van middelkapel (Ladychapel) voorzien. Ontbrak de ruimte hiervoor, dan werd zij eenvoudig terzijde van liet koor geplaatst *) (Ely. Oxford). De rechthoekige afsluiting verdient uit een constructief oogpunt zeker de voorkeur boven het Fransche systeem, doch is veel minder schoon. Want men mist Fig. 149. Kathedraal te Salisbury, hier zoowel de rijke ruimte-ontwikkeling en perspectiefwerking, als de heerlijke, mystieke \ erlichting. Nuchter, koud dringt het licht door een enkel reuzenraam ot dooi groeprainen in den vlakken achterwand binnen, en hult het ruim in overdadig licht. De groote schaal dezer motieven ontneemt aan de ruimte ha,u perspectievische wijking, haar stemming; het geheel maakt geen aangrijpenden indruk, omdat de aandacht wordt verdeeld door liet domineerend licht aan de achterzijde en niet meer op één punt, het altaar, wordt bepaald. ') F. Bond. De oorsprong van dezen bijzonderen kooraanleg, die behoudens enkele uitzonderingen (Canterbury, Westminster, Liclifield, Wells) algemeen in Engeland is verbreid, staat niet zeker vast. l)e aannemelijkste verklaring is wel zijn eenvoudige constructie en economische uitvoering, die overeenkomt met den practischen Britschen volksaard. Daarom verkreeg de schoone, doch ingewikkelde Fransche aanleg slechts geringe toepassing. Behalve de genoemde kathedralen, deels onder Franschen invloed uitgevoerd, hebben nog Fig. 150. Kathedraal te Liclifield. Fig. 151. Kathedraal te York. Wells en Salisbury dezen polygonalen kooraanleg, alhoewel in zeer vereenvoudigden vorm (fig. 149). Bijzondere ontwikkeling verkrijgt hier de achthoekige hoofdkapel. Als een bijzonderheid van liet Engelsche kathedraalplan is nog te vermelden de kapittelzaal (chapterliouse), ten dienste van de hooge geestelijkheid. Zij vormt een afzonderlijk gebouw naast de kerk, aanvankelijk van vierkanten of rechthoekigen vorm, later rond en vooral achtkantig, voorzien van middelpijler ter ondersteuning van het steenen gewelf (fig. 149 en 151). York beeft echter geen middelzuil doch is dan ook niet een eenvoudig gewelf afgedekt. liebben gewerkt, althans deze van zeer nabij heeft gekend. De volkomen ontwikkelde Fransche aanleg is bier met uiterste lichtheid in opbouw toegepast (lig. 174). Het schip ter hoogte van 212 maal den zijbeuk, heeft eene verhouding van 3 : 1. Streng constructief is zijn opbouw, onberispelijk het verband der dragende en schorende organen. De plaatsing van boveninuur en pijlers, midden op de ranke bundelzuilen van het ruim, de juiste aanzet en den sierlijken vorm der open gewerkte luchtbogen, de rijk bewerkte contraforten met baldakijnbekroning, de groote ramen, en in 't algemeen de domineerende verticale verhoudingen toonen dat liet constructiestelsel der Fransche kathedraal hier van alle onvolkomenheid en aarzeling is ontdaan, tot volle technische rijpheid is ontwikkeld. Ook door de rijke vormentaal van het uit en inwendige behoort de Dom te Keulen tot den bloeitijd van de (Jothiek. Buitengewoon groot zijn de dubbele torens. Zij beslaan, in plan, de volle breedte der beide zijbeuken en worden, overeenkomstig deze, door een middelpijler in vier vierkante traveeën verdeeld. Dezelfde dwarsverdeeling is aan het niiddelportaal doorgevoerd. Het strenge planschema komt in de gevels nauwkeurig tot uitdrukking en de voorgevel is, beter dan in Frankrijk, liet getrouwe beeld der ruimte itig. 1 7.")). Kigenlijk bestaat de gevel slechts uit de twee ontzaglijke torens, wier opengewerkte steenen spitsen zich ongeveer 1.(55 M. hoog verheffen. Want al is het schip rationeel in liet gevelvlak doorgevoerd en door den topgevel en het middelraam aangeduid, zoo wordt liet hier toch geheel bijzaak. Ter weerszijden hiervan spreekt de verdeelde bovenruiinte door den middelpijler, twee verdiepingen hoog, om daarna schijnbaar als een ruimte op te gaan. Ondanks den langdurigen, veelbewogen bouwtijd1) is de eenheid van stijl volkomen bewaard. Pijlers, muren en ramen hebben correcte, sierlijke vormen en alle onderdeden toonen den bouwmeester van goede school. Toch wekt dit, uit een technisch oogpunt zoo verdienstelijk monument meer verbazing dan bewondering. De massa moge door haar reusachtige grootte, haar knap samenstel ontzag wekken, door innerlijke schoonheid boeien of ontroeren doet zij niet. Daartoe mist ze de bezieling, de poëzie, aan de Fransche kathedralen, ondanks haar onvolkomenheden, eigen. Het gevoel voor schoone verhoudingen uitgedrukt in liet onderling verband der sprekende deden, in de tegenstelling van hoofdmotieven en onderdeden door schaal, vorm en bewerking, het onbewust scheppende, kortom datgene, waarin de ziel van den kunstenaar spreekt, wat liet bouwwerk wijding geeft ') De kerk werd eerst in de 19»' eeuw voltooid. Fig. 17G. Dom te Keulen. Inwendige. en tot een kunstwerk verheft, ontbreekt hier. Niets boeiends toch is er in de verdeeling der talrijke, ongeveer gelijkwaardige raannnotieven. Te vergeefs zoekt het oog een artistiek rustpunt, een boeiend hoofdmotief. Armoedig toont het middelraam door verhouding en grootte. l)e grootsche portalen der Fransclie kathedraal, die als luisterrijke, gewijde triomfpoorten van geloof de gemeente tot ingaan nooden, zijn hier tot onbeduidende toegangen zonder architectonischen samenhang verarmd. Tot vervelens toe is het spitsboograam uit den bloeitijd, voorzien van den conventioneelen wimberg, overal doorgevoerd. Eentonig en zonder karakter is ook de overdadige versiering met traceeringen over de gevels aangebracht. Zij woekeren zonder onderscheid op muren en pijlers, aan portalen en ramen, aan wimbergen en baldakijns, tot aan de tialen en hooge torenspitsen toe. Even smakeloos is ook de versiering met kruisbloemen en hogels aan wimbergen, als zij zich niet vrij tegen de lucht verbetten, doch tegen het gevelwerk staan. Kortom, ondanks de overbluffende virtuositeit in de technische samenstelling en den verfijnden vormenrijkdom dezer gevels, ontbreekt de bezieling. Zij zijn veeleer het werk van een goed geschoold vakman, dan van een voornamen kunstenaarsgeest. Als kunstwerk kan dit geheel niet bevredigen, al verdient liet waardeering als de volmaakte uiting eener technisch hoog ontwikkelde architectuurschool. Fig. JÏ7. Dom te Freiburg. Meer stemmend is het inwendige (fig. 17). Statig vertoont zich liet machtige ruim aan den Klik. l it heel zijn verticaal organisme van ranke, lijn verdeelde bundelzuilen, van hooge, rijk geprofileerde spitsbogen en gewelven spreekt de bloeitijd der (iothiek. Toch wordt hier de schoone climax in ruimteontwikkeling van de Fransche kathedraal gemist, omdat de dubbele zijbeuken niet tot het koor zijn beperkt, doch aan het schip zijn doorgevoerd. Deze overdrijving verzwakt de artistieke uitdrukking van het koor, ontneemt het de symbolische beteekenis van sanctuarium in het bedehuis. Chartres, lieims en Amiens brachten dit denkbeeld schoon tot uitdrukking. Beschaafd en knap, doch star en koud, ietwat abstract stelselmatig zijn de plastische versieringen aan kapiteelen, lijstwerken en bogen uitgevoerd. De glasschilderingen zijn veelal middelmatig modern werk. De kathedralen te Straatsburg en Freilmrg ongeveer terzelfdertijd als die van Keulen aangevangen zijn minder omvangrijk, minder volledig en dragen de sporen van verschillende tijdperken. — De rijke voorgevel van Straatsburg vertoont in de geheele samenstelling den Franschen invloed. De drie portalen, het groote roosraam en de horizontale beeldgalerij van Parijs en Keims vindt men hier terug. Doch het geheel mist de schoone verhoudingen der Fransche kathedralen, is onsamenhangend van compositie, en alleen verdienstelijk als uiting eener sierlijke vormkunst. Slechts één der torens is voltooid. Van den Dom te Freiburg is alleen het schip uit de 13e eeuw. Het rijke koor met Fig. 178. Kerk Dinkelsbühl. veertien kapellen is ongeveer eene eeuw later uitgevoerd. Merkwaardig is hier de schoone toren uit liet begin der 14e eeuw. (tig. 177). Hij vervangt de Fransche hoektorens en staat in de lengteas van het plan, dus vóór het schip. Deze opvatting is kenmerkend Duitsch en van dezen tijd af daar veel verbreid. ()p den vierkanten, massalen onderbouw, door cordonlijsten herhaaldelijk verdeeld, verheft zich het hooge, achtkantige opperdeel. De aanzet hiervan is door een rondloopende balustrade aangeduid en de hoeken zijn met rijkbewerkte fialen bekroond. Een slanke, opengewerkte steenen spits vormt de opperste bekroning. De gelieele conceptie is als massa en detail zeer verdienstelijk wegens het juist en duidelijk verband van vlakke en versierde deelen. Vooral de sierlijke steenen spits met haar doorzichtig traceeringwerk, de eerste van Duitschland, is Kig. 179. Kerk te Doberan. Fig. 180. Kathedraal te Ulm. een karakteristiek Duitsch motief, dat sinds dien tijd daar veel werd verbreid. Trouwens in de 1 le eeuw verkrijgt de stijl allengs een zelfstandiger uitdrukking, een speciaal Duitsch karakter, l itgezonderd Keulen, zijn de Duitsche kathedralen over t geheel minder grootsch van opzet en eenvoudiger van uitvoering dan in Frankrijk. Evenmin als in Kngeland verkrijgt het schoorstelsel hier die buitengewone ontwikkeling, door de mindere hoogte van het transept, zoodat schip en koor een enkele ononderbroken hal vormen. Zelfs het triforium vervalt niet zelden. Aan dit kenmerkend streven der 14e en 1 ")e eeuw heeft de hallenkerk haar groote verbreiding in Duitschland te danken. Het type, in Frankrijk slechts bij uitzondering aanwezig1), had reeds in de 13e eeuw zijn weg naar Westfalen gevonden. In de 14® eeuw wordt het steeds verder in Duitschland verspreid, om eindelijk de basiliek geheel te verdringen. Zijn eenvoudige opbouw en economische uitvoering in vergelijking met de basiliek zijn hiervan de reden. De doeltreffendste oplossingin dezen zin is de hallenkerk met beuken van gelijke spanningen hoogte. Door den gelijken zijdruk der gewelven zijn de binnenpijlers dan verticaal belast en hebben de contraforten slechts den betrekkelijk geringen zijdruk van het buitengewelf te weerstaan. 1 )it systeem is echter weinigtoegepast, waarschijnlijk door het vasthouden aan den basilicalen aanleg. Althans de meeste Duitsche hallenkerken hebben een breed middelschip behouden. De St. Elisabeth's kerk te Marburg is hiervan het oudste type (1236—83). De invloed van dt basiliek doet zich hier nog sterk gevoelen. Niet slechts in het kruisvormige plan, dat met het wezen Fig. 182. St. Stefanuskerk te Weenen. der hallenkerk slecht te vereenigen is en later ook geheel verdwijnt, doch ook in de breedteverhouding van schip en zijbeuk (2:1). Aanzet en kruin hunner gewelven liggen respectievelijk op gelijke hoogte waardoor beider dwarsprofiel uit een gedrukten en verticaal verhoogden spitsboog bestaat (tig. 181.) De ongelijke zijdruk op den middelpijler noodzaakt nu tot zijn betrekkelijk zwaren aanleg. Naast den verhoogden spitsboog, *) Pag. 143. Fig. 183. St. Stefanuskerk te Weenen. als norm voor den zijbeuk, wordt ook de schrale lancetvonn toegepast. J) Een andere oplossing vertoonen sommige Zuid-lhiitsche kerken, zooals de S. Stefanuskerk te Weenen (tig. 182), waar de kruin van liet middelschip zich boven die van den zijbeuk verheft. J)e verlichting is dan zeer ongunstig de indruk van het schip somber, zwaarmoedig. Trouwens, de aangrijpende stemming van het basilicale ruim is met de hallenkerk niet bereikt. Daartoe is haar karakter te dualistisch. Haar schip mist de krachtige uitdrukking, zoowel door zijn minder domineerend karakter als door den secundairen lichtinval, /oo wordt in liet ruim der hallenkerk het esthetisch comnositie- beginsel van het christelijk bedehuis, de accentueering der niiddelas, verzwakt of prijsgegeven, terwille van den economischen opbouw, maar ook ten koste van den verheven indruk. Evenmin bevredigend is het uitwendige. Het bezwaar bestaat hier in de onjuiste uitdrukking van de ruimte. Aanvankelijk verkrijgt alleen het middelschip een ter volle lengte doorloopende kap. 1 hvarskappen worden juksgewijs op den zijbeuk gesteld (tig. 1 Hl) en aan de voorzijde afgeschuind of met een kleinen topgevel bekroond. Zoo verkrijgt de zijgevel der kerk een schilderachtig aanzicht. Zuinigheidshalve is dit systeem door een meer nuchtere oplossing vervangen door ook den zijbeuk met een lange kap af te dekken, of wel de drie beuken onder één groote kap te vereenigen. Hij de eerste wijze van afdekking was de lange zakgoot een practisch bezwaar; bij de tweede gaat de uitdrukking der ruimte verloren, en verkrijgt de kap ontzaglijk zware afmetingen ten koste van den zijgevel. Ook maakt haar groote hoogte de aansluiting van den toren moeielijk. Aan de S. Stefanus kerk te Weenen bevindt deze zich in de dwarsas van het kerkgebouw, (tig. 1S3). Fig. 184. Stergewelf. ') Tot de voornaamste hallenkerken behooren o. a.: De Wiesenkirche te Soest, de dom te Milnchen, de kerken te Wetzlar, Wetter, Münster, Mainz, Friedberg, Zwettl, Thorn, Pretzlau. eveks, Architectuur, 11. 14 met verschillenden straal zijn bepaald (tig. 184).J) Van dit rechthoekig stergewelf worden aangenomen de muurbogen A J' en A K' als mede de kruinlijnen K" 8' en J" 8". Naar deze gegevens worden de overige ribben vastgesteld. Zoo wordt van rib A H de hoogte H H' = h° H°. Door H' A te lialveeren en de verdeellijn tot aan de snijding niet liet verlengde van A H door te voeren, is in liet middelpunt van den boog A 11'. De rib C (J wordt verkregen door de loodlijn o o', in het snijpunt o met de kruinlijn K S opgericht, aan de loodlijn o° O" gelijk te maken. Verder wordt het middelpunt n evenals voren bepaald en de boog C o' getrokken waarvan de rilt C Gr' een deel is. \ ig. 186. Netgewelf. Evenzoo de kruinrib G H. Daar nu de punten (1 en H reeds bekend zijn, geeft de ontmoeting der deellijn van li en g, met liet verlengde van G H, in p liet gewensehte trekpunt. En zoo vervolgens. Aangezien alle ribben met verschillenden straal zijn getrokken, wordt de uitvoering bij liet ontspringen uit het kapiteel en bij hun onderlinge ontmoeting eenigszins nioeielijk. De Engelsche bouwmeesters hebben dit bezwaar takt vol ontweken door middel van den saamgestelden boogvorm (tig. 167). Een andere uitvoering van liet stergewelf is die op grondslag van den halven bol, gaande door de hoekpunten A E D C. (tig. 185). Alle ribben liggen nu in liet bolvormig oppervlak, zoodat rib A II wordt bepaald door l) Hkeymann. Baukonstruktionslehre. Band I. haar te verlengen tot zij den omtrek in a snijdt, zoodat A a de diameter is van den halven cirkel in welks omtrek de ril» A H ligt. De snijding met de loodlijn H H' geeft den gevraagden boog A H'. Evenzoo wordt li g, ontstaan uit de verlenging van de kruinrib HG, de dianieter van den halven cirkel waarin H2 G2 zich bevindt. Zoo vervolgens zijn alle ribben vast te stellen. De halfronde niuurbogen, waarvan A B en B D de horizontale projectie zijn, kunnen zonder bezwaar tot spitsboog, ter hoogte van E en H, worden verheven. De netgewelven verschillen van de stergewelven door de ononderbroken teekening der ribben. Hoewel hun verdeeling uit de traveeën voortkomt zijn Fig. 187. Laat Gothisch gewelf. deze niet merkbaar in het gewelf. Enkele ribben ontspringen uit den aanzet, andere niet. Veelal vormen zij door hun paralel-verband een zuiver netwerk, (tig. 186). Het gewelf wordt dan een tongewelf met steekkappen, welks dwarsprofil uit dat der schuine ribben wordt afgeleid. Gemakshalve voor de uitvoering is hun vorm een cirkelboog en wordt de rib K g uit het centrum in getrokken zoodat K S de werkelijke kromming is. Uit de snijpunten g, f, d, e, c, kan nu de dwarsdoorsnede van het tongewelf K d„ e/t f, S' worden verkregen. Een deel hiervan K d„ is dan de werkelijke lengte der dwarsrib K d„. In de 16e eeuw verliezen de ster- en netgewelven hun strak, zuiver karakter. Overdreven zin tot versiering en groote technische vaardigheid leiden tot grillige vormen. De ribben worden dan in horizontale projectie gebogen, of verwrongen, en het gewelf is onrustig en karakterloos. Zelfs worden de ribben geheel figuratief onder het gewelfvlak geplaatst (tig. 187). De wansmaak stijgt ten top, als ook de profileering haar architectonisch karakter verliest en de ribben, geheel naturalistisch, als een vlechtwerk van takken onder het gewelf zijn uitgespreid. Zelfs de portalen en ramen ver- Fig. 188. Nicolaïkerk te Lüneburg. krijgen dezen smakeloozen vorm, die het verval van den stijl verraadt. l)e wijziging van de basiliek tot hallenkerk en de ontwikkeling van liet ster en netgewelf zijn de voornaamste zelfstandige kenmerken, wat algemeenen vorm en opbouw der kerk aangaat, der Duitsche (rothiek. Haar overige hoofdbestanddeelen dragen geen bijzonder karakter. Evenals in Frankrijk verandert allengs de bundelzuil in den profillenbundel, waardoor de ribben ononderbroken, dus zonder kapiteel, van den vloer tot de kruin doorloopen. Veelvuldige toepassing verkrijgt dan ook de veelhoekige grondpijler waarin de gewelfribben doordringen, een uitvoering die eenvoudiger, gemakkelijker dan de eerstgenoemde is en daarom ltij voorkeur werd aangewend '). Ook de verdere in- en uitwendige onderdeelen der kerk ondergaan dezelfde vormverandering als in Frankrijk. Het detail verkrijgt steeds meer de overhand en, dank zij den natuursteen, worden muren, pijlers en ramen in een rijke ciselnnr van traceeringen en beeldhouwwerk opgelost. De buitensporige vormenrijkdom, waarvan reeds de Dom te Keulen blijk gaf, wordt niet zelden door andere kathedralen van de 14® en 15e eeuw geëvenaard. Baksteen-architectuur. Alleen de vlakke Xoord-Dnitsche gewesten, geheel van natuursteen verstoken en enkel op den baksteen aangewezen, verkrijgen een architectuur van bijzonder karakter. De rijke, sierlijke reliefkunst van Midden- en Zuid-Duitschland, was voor dit stugge materiaal onbereikbaar. W el werd, door toepassing van geprotileerden baksteen, naar detailrijkdom gestreefd, doch de decoratieve werking is meer in liet karakter van vlakversiering bereikt, door aanwending van glazuursteenlagen in verschillende kleur; zwart, donkergroen en violet zijn de hoofdtonen. Zij omlijsten de portalen en ramen, de pijlers en arcaden, de contraforten en luchtbogen, de blindbogen en balustrades en vormen in vereeniging met terracotta friezen, de schilderachtige bewerking van de muurvlakken en statige topgevels. De kerken van Wismar, Prenzlau, Tliorn, Liibeck, Gransee, Liineburg, Brunswijk, e. a. toonen dit aan 2). Basiliek en hallenkerk zijn hier beide verbreid. Als gevolg van liet materiaal is hun opbouw over 't geheel zwaarder en eenvoudiger dan die der overige Duitsche kerken. De ramen zijn versmald, het triforium verdwijnt, de pijlers, contraforten en luchtbogen worden verzwaard en het geheel verkrijgt, ook door het donkere koloriet der materialen, een ernstig, streng Noordelijk karakter (tig. 188). 1 T A L I Ë. Reeds in de eerste helft der 13® eeuw drong de Gothiek tot Italië door Algemeen stelselmatige ontwikkeling heeft zij in dit geboorteland van klassieke kunst niet gekend en langdurig bestaan evenmin, want voor zij ten volle uit den Romaanschen stijl was gevormd, had de Renaissance haar, binnen twee eeuwen na haar verschijning, reeds geheel verdrongen. Dat zij er tijdelijk heeft geheerscht is te wijten aan de onmacht om met bestaande traditiën de vele bedehuizen uit te voeren die toen, hetzij reeds aangevangen waren, hetzij geheel nieuw moes- ') Fig. 117. 2) Zie Dehio. Die Baukunst Architektur des Abendlandes. DE GOTHISCHE STIJL IX ITALIË. te» worden gebouwd. — Niet als stijl, in den zin van „decoratieve uiting", werd zij er aanvaard doch om de technische en economische voordeelen van haar gewelfsysteem, de lichtste steenen omsluiting van liet liooge kerkruim. Het Gothische constructiestelsel verkreeg in Italië, deels uit onbekendheid, deels uit afkeer, geen streng organische ontwikkeling gelijk in Noordelijke landen, zoodat van een directe overname der Fransche Gothiek, als aanvankelijk in Engeland en Duitschland, geen sprake is. Er bestond toen in Italië, niet zooals daar, een druk maatschappelijk verkeer met NoordFrankrijk. Baanbrekers der nieuwe richting worden vooral Fransche geestelijken, Cistercijnsche monniken uit de Bourgondische school, welke orde, zich door de stichting van eenvoudige, strenge bedehuizen heeft onderscheiden. En al blijft op den duur de schitterende Xoord-Fransche bouwschool in Italië niet onbekend, een navolging harer grootsche meesterwerken zijn de Italiaansche kathedralen allerminst. Het kon niet anders! De geest der Noordelijke Gothiek verschilde te zeer met den Zuidelijken kunstaard 0111 zich daar ongerept te kunnen acclimatiseeren. Haar leidend beginsel, de uitdrukking van het verticalisme, in hoogsten zin, tot overdrijving toe, voor de streng organische samenstelling van het kerkruim, was te wars van liet Zuidelijke, uit antieke traditie ontwikkeld ruimtegevoel, 0111 gereede navolging te kunnen vinden. Het vernuftig, doch ingewikkeld schema der Noordelijke Gothiek, dat de muren geheel oplost in een gespierd verticaal lijnverband, van ranke, fijn verdeelde bundelpijlers, hooge spitsbogen, stoute schoorbogen, statige, contraforten, spreekt als liet krachtig architectuur-organisme, als de stijlvolle uitdrukking van den ernstigen, Noordelijken volksaard der middeleeuwen, die door geloofsijver tot ascetisme was opgevoerd. Het levendig aanzicht der Noordelijke kathedraal is ook in volkomen harmonie met het vaak gure veranderlijke Noordelijke klimaat. Het zonnig Italië daarentegen is, door zijn heerlijk klimaat, het land van licht en kleur. Zijn antieke monumenten hebben, door grootschen opzet, duidelijke, breede teekening der vlakken, aaneengesloten ïnuunnassa's een karakter van rustigen eenvoud, van kalme voornaamheid. Hun ruimte spreekt niet dooide mystiek van liet schijnbaar oneindig hooge, maar door de overzienbare, vaste omsluiting der muurvlakken, en daar zij slechts spaarzaam door pijlers wordt onderbroken, spreekt haar esthetisch karakter voor alles door den indruk van liet wijde, het ruime. Onder deze omstandigheden moest de Gothiek in Italië, waar zij slechts ter wille van haar constructiestelsel was aanvaard, anders worden. Te meer omdat de bouwmeesters het stelsel niet zoo als elders in zijn geheel overnamen, doch slechts in zooverre het voor hun doel dienstig bleek. Niemand gevoelde zich principieel aan den nieuwen stijl gehecht, en daar de maatschappelijke eenheid ontbrak, de staten en de steden onderling naijverig, soms zelfs vijandig waren, streefde iedere stad, ja ieder bouwmeester naar iets kenmerkends, iets bijzonders '). Niet zelden verkregen ook kunstenaars van naam op ander gebied, beeldhouwers en schilders, zelfs invloedrijke leeken, geroepen om als bouwmeesters of bouwheeren van belangrijke kerken op te treden, een zekeren invloed op de ontwikkeling van den stijl 2). Door deze verschillende invloeden kon die ontwikkeling niet streng stelselmatig zijn, en kwam de Gotliiek in Italië niet tot een algemeen, vast bouwsysteem. Zij kenmerkt zich veeleer door een geest van individualisme, van vrijheid, waaraan soms een karakter van dilletantisme niet vreemd is. Vooral op constructief gebied, als de arcaden van liet kerkruim, in het meerendeel der Italiaansche kathedralen, door zware ankers worden versterkt. Deze zwakheid, en de willekeur waarmee het Gothische detail in strijd met den eigenlijken, strengen zin van het Noorden werd veranderd of weggelaten hebben de meening doen ontstaan dat de Italiaansche Gotliiek eigenlijk geen stijl zoude zijn, slechts een tusschenperiode, een overgangstijd, die de ontwikkeling van de Renaissance uit de Romaansche kunst zoude hebben vertraagd. Intusschen is zij toch een nationale uiting die haar bijzondere kenmerken en ook haar eigenaardige verdienste heeft, bestaande in de ontwikkeling van het kerkruim, niet naar Noordelijke verhoudingen, dus niet door de karakteristieke uitdrukking van de hoogte, maar naar den omvang op zoo min mogelijk vrije steunpunten en door aanmerkelijke vereenvoudiging van den kooraanleg en het schoorstelsel. Alle Italiaansche kathedralen kenmerken zich door dit streven, zelfs waar Noordelijke invloed zich dwingend bij den bouw heeft doen gelden 3). Ondanks den bouw van talrijke kerken in Lombardije, Toskane en Zuid-Italië, gedurende heel de 13e eeuw, verkrijgt de Gothiek dan nog geen eigen, nationaal karakter. Als werken der Bourgondische kloosterorden zijn zij nog te zeer van Noordelijken geest doordrongen 4). In hun geheel genomen vormen zij een overgangsstijl en dragen zij beurtelings een laat Romaansch of 1) J. Burckhardt. 2) o. a. De beeldhouwers Giovanno Pisano, bouwmeester van den Dom te Siena (pag. 219), 1482; Arnolfo di Cambio te Florence, ontwerper van den Dom en de kerk S. Crocc; verder de schilders Giotto en Orcagna eveneens aldaar. 3) o. a. aan den Dom te Milaan. 4) C. Enlart les Origines fran9aises de 1'architecture gothique en Italië. booggalerij over de volle breedte van liet gevelvlak uit. Toch verdient, als totaal indruk, Siena de voorkeur, zoowel om de juiste ondergeschikte verhouding der portalen tot den lioogen middeltop, als om het krachtig relief van liet gevelvlak. Diens levendige plastiek wordt te Orviëto door vlakversiering, bestaande in veelkleurige incrustatie en mozaïek-tafreelen vervangen. Fig. 192. Dom te Orviëto. Zij vullen als schilderijen alle niuurvelden, verzwakken het architectonisch karakter der samenstelling, ontnemen liet geheel, leven, kracht. Het inwendige is van hybridischen aard. Klassieke en middeleeuwsche traditiën strijden om den voorrang. Merkbaar is de nabijheid van Rome's oud-Christelijke basiliek aan de ronde zuilen, de open kap, de lijstwerken van schip en zijbeuken. Daarentegen zijn de algeheele verhouding, de afwisselende kapiteelen, de geprofileerde rondbogen en ook liet overwelfde koor en transept ïniddeleeuwsch. Alles saamgenomen is de Gothische stijl in beide monumenten nog niet ten volle ontwikkeld, al vertoonen de gewelven reeds een beslist Italiaanscli karakter. Evenzoo de kleinere kerken der 14e eeuw te Prato, Lucca, (Irosseto en I'isa. Hun stijl is als een Gotbiseerende nabloei der school van I'isa te beschouwen (pag. 59). Volledige, stelselmatige ontwikkeling verkrijgt de Italiaansche (Jotliiek vooral in Florence met de grootsche kathedraal, S. Maria del Fiore. Arnolfo di Cambio is de ontwerper van den eersten aanleg van het schip (129G), dat reeds 11a een halve eeuw voor een grootscher ontwerp van Fransesco Talenti moest wijken (lig. 193). Het algemeen streven van dien tijd naar de verwijding van het schip tot de vierkante middeltravee, reeds vroeger besproken, is hier bereikt *). Kenmerkend in den geheelen aanleg is het reusachtige, achtkante centrum, ter volle breedte van het kerkruim, met gelijke kruis- en koorannen. Dit gedeelte, door de D0111bouw-commissieinl367aangevangen, werd in de 15e eeuw door den genialen bouwmeester Brunellesco bekroond met den reusachtigen koepel, het eerste groote werk der Renaissance. Hierover later. De aanblik van liet schip is ernstig, streng, haast koud en stug. Vooral de wijdte spreekt in de verhouding der forsche spitsbogen, die liet ruim samenstellen. De fijne geleding der bundelpijlers, de triforiuni-galerij, en de raanitraceeringen der Noordelijke kathedraal ontbreken geheel (fig. 194). Vlak, breed is de behandeling der stoere pijlers die enkel met hoekkolonetten zijn Fig. 193. Dom te Florence. ') Pag 218. Fig. 194. Dom te Florence. evers, Architectuur, II. verrijkt, der arcaden, dwarsbogen en gewelfribben, volkomen in harmonie met de slechts spaarzaam onderbroken, vlakke muren. Klassieke traditiën verraden zich in de horizontale lijst (impost) van den boogaanzet, diens voorspringend archivoltprofil en de pilastervormige bewerking der pijlers met hun bladrijke kapiteelen. Een krachtige consolelijst met balustrade bekroning bij den aanzet van het groote gewelf vervangt het triforium van de Noordelijke kathedraal, eene wijziging die geen verbetering is. Ook de vlakke daken van schip en beuken evenals het vereenvoudigde, uitwendig onzichtbare sehoorstelsel dragen een Zuidelijk karakter (fig. 195). De marmeren fa^ade, grooten- Fig. 195. Travee van den Dom te Florence. ltjke Vergl'OOtillg dei' opeilillgeil bovenwaarts, tot juiste uitdrukking en de rustige horizontale raamverdeeling verkrijgt in liet groote groepraam een boeiende afsluiting en bekroning. Jiijk en verfijnd is ook hier de bewerking, doch zij blijft ondergeschikt aan de sprekende hoofdmotieven, zoowel door schaal als relief. De zij- en achtergevels zijn onbelangrijk. Eentonig werkt de geestelooze verdeeling van de talrijke rijen marinerpaneelen die de machtige flanken bedekken. De ernstige stemming ontbreekt, omdat liet geheel niet zichtbaar is opgebouwd, enkel opzichtig is bekleed en dus constructieven zin mist. Zoo wordt die reusachtige romp door karakterlooze bewerking ontsierd. Florence's machtige Dom wekte elders navolging. Hiervan spreekt het ') De gevel is in do 19e eeuw voltooid. deels een werk der 19e eeuw, is eerder rijk dan schoon (fig. 196). Zij boeit noch als geheel, noch door de karakteristieke verdeeling der hoofdlijnen.') De portalen zijn arm als hoofdvorm, ondanks de precieuse bewerking (fig. 197). Talrijke spitsbooggalerijen, nissen en paneelen verdeelen de pijlers en muurvelden in gelijkwaardige motieven zonder architectonische!! samenhang van lijn noch kleur. Edel en schoon daarentegen is de trotsche campanile, een werk grootendeels van F. Talenti. Het statisch karakter komt in den allengs lichteren opbouw, door de geleide- Fig. 196. Dom te Florence. ontwerp der S. Petroniakerk te Bologna, een reusachtige kruiskerk van dubbele grootte, evenzoo niet achtkant centrum en niet dezelfde traveeverdeeling Fig. 197. Dom te Florence. Portaal. als voren. Doch hier werd de draagkracht der gemeente overschat; slechts het schip kwam tot uitvoering en is met een eenvoudige apsis afgesloten '). l) Zie : Dehio. Fig. 200. Kathedraal te Milaan. Kooraanzicht. Dom van Como vermeld (1426—1573). Zijn kunstkarakter komt met de voorgaande veel overeen. ()ndanks een kort en veelbewogen bestaan van slechts ruim anderhalve eeuw hooft de Italiaansche Gotliiek toch een zelfstandig kunstkarakter verkregen. Fig. '201. Inwendige. Zoowel door de bijzondere verhoudingen van den plattegrond en den opbouw van de kathedralen der I4e eeuw, als door hun architectoniek. l)e traditiën dor klassieke kunst hebben, gedurende do Middeleeuwen, steeds hun invloed doen gevoelen. Zij zijn do grondslag waarop de Noordelijke (Jothiek, in Italië noode aanvaard, daar tot een zelfstandige kunstuiting werd hervormd. DE GOTHISCHE STIJL IN SPANJE. S P A N J T v Evenmin als de Romaansche kunst '), getuigt in Spanje de (iothiek van sterken drang naar de vorming van een eigen kunstorganisme. Immers toen de bevrijdingskrijg tegen de Mooren met behulp van de Fransche ridderschap was volbracht (±: 1250), het gebied van den Islam tot (Jranada was nepeiKi en 111 ^\ooru- en .wiudenSpanje kathedralen werden gebouwd, bleef ook de Fransche invloed op de Gothiek voortbestaan. Fransche bouwmeesters ontvingen in de 13® en 14° eeuw van Kerk en koning bouwopdrachten en deze werden naar den vol ontwikkelden Franschen stijl uitgevoerd. Zoowel de Xoord-Fransche basiliek als de Zuidelijke, eenbeukige kerkhal doen hun invloed gelden. 1 Mieen vijf-beukige basilieken werden, naar het voorbeeld van Parijs, Bourges, Heims en Amiens in Spanje gebouwd, sommige op grooter schaal dan het origineel. „Den voornamen bouwheeren beviel de pracht en de monumentale grootheid van de werken die door vreemde dienaren werden ontworpen en de diepere beteekenis van den vorm bleef bijzaak." 2) — Vandaar het overwegend Fransche karakter der Spaansche (iothiek in de 13e en 14e eeuw. Want al wordt ook het schoorstelsel vereenvoudigd en het steile dak door liet vlakke vervangen, een principieel stijlverschil ontstaat hiermede niet. Zoowel de traveeverdeeling in plan en opbouw als bet polygonale koor en het verdeelige kruisgewelf op ranke bundelpijlers zijn Fransch (tig. 22 en 205). Doch al vertoonen aanleg en opbouw der Spaansche kathedraal weinig oorspronkelijks, zoo verkrijgt zij toch een eigen uitdrukking door de bijzondere ') Zie pag 93. 3) Dehio. Rechts van dit centrum verrijst het hooge koor. Het verschil in uitdrukking is treffend. Dank zij het uitwendige schoorstelsel, stijgt de massa van het koor triomfantelijk omhoog, verre hoven die van het schip. Diens rustige muurvlakken zijn hier stelselmatig in krachtorganen en groote lichtramen ontleed. Schoorbogen en pijlers vormen 1111 met wimbergen en pinakels een levendig, ietwat onrustig lijnenspel. De volkomen zekerheid waarmede het volontwikkelde Gothische stelsel Fig. 208. S. üudulakerk te Brussel. hier is aangewend getuigt van de groote vaardigheid der bouwmeesters en verdient ten volle waardeering. Toch mist dit koor, dat eerst in 1338 werd gewijd, de bijzondere bekoring, de poëtische stemming van het Romaansche gedeelte. De reden waarom over 't geheel de bouwmeesters van de 14e eeuw, ondanks hun zin voor het groote en hun volkomen beheerschen van de techniek, toch niet in staat zijn zulk een aangrijpende, verheffende stemming te verwekken als die der 13e eeuw, den klassieken tijd van de Gothiek, ligt hierin dat hun allengs alle naïveteit, alle onbewustheid ging ontbreken. „Met koele zekerheid volvoeren zij het werk, welks beeld niet innerlijk doorleefd, aanschouwd, doch alleen bedacht, berekend is. Zij weten en kunnen alles, doch zijn zonder bezieling. Zij hebben een haast beleedigende wijze om den aanschouwer van hun knapheid te doordringen. Zij kunnen schitteren, zelfs bewondering afdwingen, doch niet verwarmen, j »» 1 \ ontroeren. AJ Het koor van de S. Gudulakerk te Brussel (fig. 208) staat bekend als liet eerste Gothisch werk, op groote schaal (1225—1280). De oorspronkelijke aanleg is driedeelig, de polygonale afsluiting heeft enkel de koorgalerij, zonder den kapellenkrans. De twee reusachtige zijkapellen, wier breedte ongeveer overeenkomt met het schip, zijn van laat-Gothisclien tijd en de twee polygonale middelkapellen uit den tijd van den Barokstijl. Het driedeelige schip, in 1350 aangevangen, is ter weerszijden door ') Dehio 2e deel pag. 185. een rij kapellen verwijd. De voorgevel werd grootendeels in de 15e eeuw Fig. 209. S. Gudulakerk te Brussel. voltooid; de hoogte van liet schip bedraagt 2(i M., zijn verhouding 1 : 21 4. Fig. 210. Voorgevel. De architectonische samenstelling herinnert aan de kathedralen der Fransche vroeg-Gothiek (lig. 97 en 209). I )e aanblik van het gelieele ruim is boeiend, hoewel minder grootsch en treffend dan daar. Eenigszins onrustig werken hier de zijkapellen van het schip, storend leiden zij de aandacht af. Het transept is niet rijk ontwikkeld, noch streng organisch met het koor verbonden. Toch is de doorblik in het koor niet de zijkapellen schilderachtig, de indruk er van hoogst stemmend, waartoe het rijke, mystieke koloriet der glasschilderingen zeker bijdraagt. Het stijlverschil van koor en schip spreekt allereerst in de teekening van het triforium, dat ginds het vroeg-Gothisch karakter van bovengalerij behoudt. De zware middenzuil werkt, als ondergeschikt orgaan, ongunstig ten opzichte van de slanke schalken die het gewelf dragen. In het schip daarentegen zijn triforium en bovenraam tot een doorgaand motief vereenigd. Evenzoo wijzen de kapiteelen van koor en schip het stijlverschil aan; de eerste zijn sober versierd met knopvormige bladeren, die uit de schacht ontspringen; aan de laatste zijn twee rijen bladbundels los tegen de kern geplaatst. Eindelijk wiizen de netoewelveii der lin- Fig. 211. O. L. Vrouwekerk te Antwerpen. ker zijkapel van het koor op den laatsten tijd der kunst. De statige hoektorens van den voorgevel zijn van Fransche afkomst (fig. 210). Daarmede houdt de gelijkenis met de indrukwekkende voorbeelden in Frankrijk geheel op, want noch de architectonische samenstelling, noch de detailbewerking is belangrijk. De drie ingangen, schraal van lijn, zonder relief, vlak, missen krachtige teekening en zijn zonder organisch verband niet het gevelvlak. Bezieling ontbreekt ook bij het detail der contraforten, een traceeringwerk, ter hoogte, in eindelooze verdeeling van paneelen aange- dingen van liet benedendeel vervangen. Figurale plastiek ontbreekt geheel. Zoo is de li. Vrouwe toren van Antwerpen in elk opzicht het werk van een voornamen kunstenaarsgeest. Een meesterwerk van sierlijke detailkunst, dat bewondering wekt en innig bekoort door zijn stoute en tevens lichte conceptie, zijn volmaakte vormenschoonheid in massa en onderdeelen. Als zoodanig behoort hij tot liet beste wat op dit gebied door de Gothiek is voortgebracht. Overigens draagt de voorgevel zelf een geheel fragmentarisch karakter; de kerkromp vertoont slechts onsamenhangende massa's van hooge daken 0111 een wanstaltige kruisspits geschaard en achter de omliggende huizen van het dichte stadscentrum deels verborgen. Belangrijke gebouwen der 15e eeuw zijn nog de kathedralen in Mechelen, Leuven en voor een deel ook de kerken: S. Rombout te Mechelen, 8. Waudru te Mons, S. Jacob S. en Martini te Luik. X E D E Iï L A X I). De Gothiek is hier gedurende de 13e eeuw nog niet algemeen verbreid, en slechts een enkel groot bouwwerk, het Domkoor te Utrecht, dagteekent uit dezen tijd. Groote beteekenis verkrijgt zij eerst in de 14® eeuw en daarna, door den bouw van hoofdkerken in talrijke plaatsen van ons land. Niettemin bestaan in de twee Noordelijke provinciën, Friesland en Groningen, tal van dorpskerken in laat-Romaanschen of vroeg-Gothischen stijl, wier juiste stichting wel niet vaststaat, doch die zeer waarschijnlijk tot de 13e eeuw behooren. Zij vormen een belangrijke groep, een voortzetting der Romaansche school, hier door de Cistercienzers uit Frankrijk, waarschijnlijk via Westfalen en Noord Duitschland, gevormd. Niet alleen getuigen zoowel kronieken als kloosterruïnes te Aduard, Wittewierum, ter Apel e. a. van hun groote werkzaamheid in deze streken, ook de kerken zelve dragen, behoudens ondergeschikte afwijkingen een zelfde karakter, en zijn naar bepaalde voorschriften, zooals toen bij kloosterorden gebruikelijk waren, gebouwd. Meerendeels in afgelegen plaatsen verspreid en nagenoeg onbekend, hebben deze eenvoudige, historische monumenten toch belang èn 0111 hun constructie-systeem èn 0111 hun karakteristieke baksteen-architectuur. ') Doorgaans heeft liet vol ontwikkelde plan den Latijnschen kruisvorm, ') Deze mededeelingen zijn grootendeels ontleend aan de uitvoerige studiën van den Rijksbouwmeester, C. H. Peters, die de Groningsche kerken heeft opgemeten en in teekening gebracht. Het schip heeft een breedte van rfc 11.50 M. en een hoogte van 28.00 M. Hoewel het monument sterk door den tijd heeft geleden, wordt het sinds jaren met zorg in zijn oorspronkelijker! toestand hersteld 1). Behalve den voorgevel met zijn onbelangrijken baksteentoren is de Bossche kathedraal de volledigste en schoonste schepping van laat-Gothischen stijl ten onzent. Feestelijk indrukwekkend is het ruim door juiste verhouding, vaste, lichte opbouw en sierlijke bewerking. In ongestoorde vlucht rijzen de gespierde arcaden en gewelfribben uit de rijk geleedde bundelpijlers omhoog. En deze hoofdorganen van het ruim spreken krachtig omdat zij door de fijnere traceeringen van triforium en bovenraam juist tot uitdrukking gebracht. De stemming verkrijgt haar hoogtepunt in liet koor, dat door een kunstvol bewerkt gestoelte wordt omsloten, waarboven heiligen figuren in statige rij staan geschaard (fig. 220). Het uitwendige is een werk van precieuse detailkunst en overbluffende techniek. Krachtig geteekende luchtbogen schoren hier het liooge schip. Zij steunen op contraforten die, grootendeels op de dwarsbogen der buitenbeuk geplaatst, slechts weinig uit den Fig. 221. Zijtravee. zijgevel voorspringen en door hun trapsgewijze verlaging een schilderachtig contour verkrijgen (fig. 221). Hun afgeschuinde voorkant is bovenwaarts door baldakijns en pinakels verrijkt. Het schoone grondmotief is aan de pijlers der koorkapellen in verfijnden vorm doorgevoerd. ') Onder leiding van den architect Hezenmans. Fig. 222. Zuid-portaal. De grootste detail rijkdom is aan de transeptgevels bereikt. I)e Noordgevel heeft een diep inspringend portaal, de Zuidgevel, aan het plein, een statige, open portiek, veeldeelig overwelfd en met grillige flamboyantvormen bekroond (fig. 222). De details der arcaden en pijlers zijn vol gratie en fijnheid, een ciseluur gelijk, l'ortaal en portiek vormen het architectonische vóórplan tot de statige transeptfronten, pronkend in uitbundige vormenpracht en die op hun beurt in den statigen steenen kruistoren een opperste afsluiting en bekroning vinden. Zoo is heel dit centrum met de wederzijdsche aansluiting van schip en koorgedeelten een luisterrijk architectuurbeeld, niet zoo zeer boeiend door een verheven, grootsche gedachte, als wol bekorend door sierlijke, overrijke, verfijnde vormentaal. Ook de Groote kerk te Breda is een belangrijk werk in FranschBelgischen geest. Het planschema met koorafsluiting zonder kapellenkrans, groote zijkapellen en ingebouwde contraforten aan het schip, komt in vorm vrijwel met het plan der S. Gudulakerk te Brussel overeen (fig. 208). Evenzoo de inwendige opbouw op ronde zuilen ; triforiiun en bovenraam zijn in een enkel rijk bewerkt motief saamgevat. De indrukwekkende toren, herhaaldelijk door brand vernield, verkreeg zijn schilderachtige spits in den tijd der Renaissance. Intusschen zijn hoofdkerken als bovengenoemde, opgevat in rijk ontwikkelden stijl, geheel overwelfd en in natuursteen uitgevoerd, ten onzent schaars 1). Al spoedig verkrijgen onze kerken een gemengd karakter wegens de gedeeltelijke steenen overwelving — meestal slechts het koor, transept en de zijbeuken — terwijl liet hooge schip met een topgewelf, waaronder staanders en trekbalken, of enkel een vlak plafond, blijft afgedekt. Niet uit opzet, want hun aanleg op zware zuilen wijst aanvankelijk op een steenen overwelving. Doch deze bleef gedurende den opbouw grootendeels afwezig, soms misschien uit vrees voor een te zware belasting van den vaak slappen bodem, doch veelal ook uit geldgebrek. De Hollandsche volksaard toch, eenvoudig, zakelijk, vaak op liet nuchtere af, heeft weinig behoefte aan decoratief vertoon en vergenoegt zich op architectuur gebied liefst tot het strikt noodige. Aan dezen zin voor eenvoud en economie kwam nog de baksteen techniek tegemoet. Zij sluit vanzelf een rijke reliefkunst uit, de architectonische geleding blijft tot den natuursteen der hoofdorganen van het in- en uitwendige beperkt, de muren worden geheel vlak in baksteen uitgevoerd en de architectuur vertoont uitwendig een eigenaardig schilderachtig koloriet, soms ietwat onsamenhangend, en van toevallige, weinig stelselmatige ') Gothische kerken geheel in steen overwelfd zijn: de Groote kerk te Dordt, de S. Nicolaaskerk te Kampen, de L. Vrouwekerk te Tholen en de S. Willebrorduskerk te Hulst. behandeling getuigend. Tot de ontwikkeling eener zuivere baksteenarchitectuur zooals in het Noorden (pag. 248) is het in Holland niet gekomen, en tot een stelselmatig, licht, constructief organisme geheel op den lichten houten bovenbouw berekend, evenmin. Een enkele poging op groote schaal in dezen zin, zooals de S. Jacobskerk te 's-Gravenhage, kan niet ten volle geslaagd heeten. Haar ietwat hybridisch, onzuiver-organisch karakter, door vermenging van den basilikalen aanleg voor de middel- en zijtravee, met de gelijke spanning en hoogte van de houten gewelven, zooals de Hallenkerk, getuigt dit. Evenmin is de aansluiting hiervan tot de muren en pijlers beslist en krachtig van teekening. Kenmerkend voor de vrije conceptie van het ruim ten onzent is nog de vervanging van het rijke triforium door een losse balustrade of een onaanzienlijken loopgang. In verband met de vaak zeer primitieve behandeling van het bovenraam, ontstaat hierdoor iets leegs en arms. Toch vertoonen enkele Hollandsche kerkinterieurs een karakteristieke uitdrukking. Door hun beperkte hoogte en wijde spanning wekken zij den indruk van liet schilderachtige, het behaaglijke, ja intieme. Een schoon voorbeeld hiervan is de S. Bavokerk te Haarlem. Haar plan heeft den eenvoudigen, driedeeligen aanleg (tig. 223). Het koor dagteekent uit het begin der 15* eeuw, het transept uit liet midden. De afsluiting van het koor is half-zeshoekig die van den omgang halfrond in negenvoudige pijlerverdeeling, zonder kapellen. De spanning van liet schip bedraagt niet minder dan 15.50 M. as in as der zuilen, die van de zijbeuk 8.— M. De hoogte van het ruim is Jt 28.— M., zoodat zijne verhouding wordt 1 : 2. Alleen de zijbeuken en liet transept hebben steenen gewelven (eind 15® eeuw), terwijl koor en schip met houten stergewelven zijn afgedekt (1538). Fraaie bladkapiteelen bekronen de zuilen van het schip, daarentegen teekent, aan het koor, slechts een sober profil den boogaanzet Fig. 223. S. Bavokerk te Haarlem. (fig. 226). Sober, bij wijze van balustrade of loopgang, is ook de teekening van het triforium en het smalle hoog geplaatste bovenraam dat aan het Fig. 224. S. Bavokerk te Haarlem (koor). transept en schip als een blindnis benedenwaarts doorloopt. Gehouwen steen is alleen aangewend voor de zuilen, de arcaden, de raambekleeding, de balustrade en de gewelfribben, de kraagsteenen en de slanke schalken e eeuw aanwezig, in de bekende Noord-Fransche kathedralen, te S. Denis, Bourges, Chartres e a _ 0f Werden daar in de 13e eeuw herplaatst. Over 't geheel kenmerken zich deze oudste voortbrengselen reeds door een juist decoratief begrip. De samenstelling herinnert aan de Oostersche tapijtpatronen. Het glasvlak is in regelmatige vakken of medaillons verdeeld, met kleine figuren of symbolische voorstellingen als centrum, en door vlakornament omlijst. De teekening deifiguren is strak, haast Byzantijnsch, ook wat de drapeering betreft, Jen einde den duidelijken indruk te bevorderen strookt de loodverdeeling zoovee mogelijk met de teekening der figuren en zijn deze onderling gescheiden, zoodat hun silhouet zich veelal vrij op den achtergrond verheft. Bovendien werd rekening gehouden met de uitstraling van het doorschijnende licht op de bepaling der kleuren. Hoofdkleur is diep blauw in verschillende nuances als fond met rood, geel, groen en violet voor figuren of ornament, en onderling soms door wit gescheiden. Reeds in de eerste helft der I3e eeuw bereikt deze versieringskunst haar bloeitijd. Figuur en ornament getuigen van nauwgezette natuurstudie en juiste uitdrukking in houding, kleeding en gebaar. De bewerking is vlak, decoratief zonder noodelooze details. Gewoonlijk bevinden zich cle figuren op levensgrootte en meer in het midden van het glasraam en won en Deel E- 4 Plaat ui • JTHIS 'HE BESCHILDERINGEN. samenstelling bekend is, vindt deze theorie der verhoudingen grooten steun in het dagboek van Villard de Honnecourt, architect uit de 13e eeuw, dat nauwkeurig aangeeft hoe de kunstenaars toen hun decoratieve werken, vooral de constructie van figuren, vaststelden. Stand en gebaar van enkele figuren en groepen zijn daar in hoofdlijnen door een stelsel van driehoeken bepaald. ) Bovendien is vroeger herhaaldelijk het geometrische karakter der architectonische onderdeelen besproken. 2) Volgens Viollet-le-Duc, hebben de niiddeleeuwsche bouwmeesters de volgende driehoeken aangenomen om de modulaire verhoudingen van liet kerk- ruim te regelen: 3) le de gelijkbeenige rechthoekige driehoek; 9e ,ie driehoek, als gelijkbeenig Egyptisch bekend, waarvan de basis staat tot de hoogte als 4 : 21 2; 3e de gelijkzijdige driehoek. Volgens zijne' meening zal elk gebouw, dat omschreven kan worden door een dezer driehoeken en welks verhoudingen hierdoor worden bepaald, den indruk van volkomen stabiliteit uitdrukken en van harmonisch aanzicht zijn. Ook Henszelinann, Hay, Zeising, Pfeiffer hebben getracht, ieder op zijn manier, een geometrisch canon van verhoudingen vast te stellen. Algemeene en duurzame bevrediging hebben deze theorieën niet geschonken. Niet slechts omdat de verschillende stelsels elkaar soms opheffen, maar omdat de onderzoekingen, helaas al te vaak, niet steunen op de zuivere werkelijkheid, maar op een beeld dat ten behoeve der hypothese is gewijzigd. Terecht merkt Dehio 4) hierbij op, dat bovendien dit hulpschema niet op verborgen of aan het oog onttrokken punten mag betrekking hebben, doch enkel op punten, welke in de perspectief gelijktijdig worden waargenomen. Derhalve moet bij het onderzoek van de dwars-doorsnede van liet kerkruim steeds van de lichtwijdte worden uitgegaan, zonder de muurdikte te rekenen, en zonder willekeurige hulppunten in en buiten liet gebouw aan te nemen. Beide is door Viollet-le-Duc wel geschied, èn bij het ruim van Parijs èn van Amiens. Drang naar licht in deze duistere kwestie leidde Dehio tot uitvoerige onderzoekingen. Hij heeft het verhouding-schema op grondslag van den ge- i) Afbeeldingen hieruit bevinden zich in Dict. Rais. darch. van Viollet-le-Duc, Art. „I'roportion", en andere werken. a) Zie pag, 104, 165 en 171. 3) Viollet-le-Duc Dict. rais. Art. i'roportion, Echelle, Ogive, e. a. *) Dehio, Untersuchungen über das gleichseitige Dreieck als Norm Gothisches Bauproportionsgesetz, 1894. Ein I'roportionsgesetz der antiken Baukunst und sein i ac i e en ï Mittelalter und Renaissance, 1895. Fig. 227. Kathedraal te Reims. Geometrisch compositie-schema van den voorgevel. lijkzijdigen driehoek toegepast bij een groep van kathedralen, Chartres, Reims, Amiens, Beauvais, Keulen, als de klassieke pentade door hem beschouwd. Uitgaande van de lichtwijdte van het schip, als basis van den gelijkzijdigen driehoek, dan staat de hoogte (H) hiervan tot die van het sclap in Reims ;,ls 1 : 31/», Amiens, Beauvais, Keulen, als 1:4. Het vroegste werk, Chartres is bijna als 1:3. ' Naar dit grondschema is de lioogte-verhouding der langstraveeen of jukken, as in as der pijlers gemeten, te Reims zes, Amiens, Beauvais, Keulen zeven maal de hoogte van den driehoek. Ook de verhouding van den zijbeuk kan bij enkele dezer kerken hiernaar geregeld worden. Evenzoo het plan-schema in zijn hoofdpunten wanneer de volle breedte van het ruim als basis wordt aangenomen. Dit verhoudingsstelsel, aldus bij de voornaamste kathedralen van den bloeitijd der Gothiek toepasselijk, schijnt toeval uit te sluiten en de meening te versterken dat de bouwmeesters toen naar vaste wetten of regelen zouden hebben gehandeld. . . De schrijver zoekt nu den oorsprong hiervan m de vroeg Gothische Boinaansclie bouwwerken, wier verhoudingen echter niet volgens den gelijkzijdlgen driehoek, doch naar het vierkant zijn te ontleden. Zoo is l)ij de kathedralen te l\arijs, Boni-ges en Laon, als voornaamste werken van de vroeg-Gotluek, de geboorte van het middelgewelf gelijk aan tweemaal de breedte van het «hip) Sommige Romaansche kerken vertoonen ook geheel of teilnaastenbij dezel. e verhoudingen. Doch de gelijkzijdige driehoek is hij enkele Bourgontoche en Dnitsch-Romaansche kerken toepasselijk, indien niet de wijdte van het schip doch de volle breedte van het ruim als zijde wordt aangenomen Bij o maansche kerken te Tmüouse, Tonrnus, Laach, Begensburg is dan de hoogte van bet schip gelijk aan die van den gelijkzijdige!! driehoek hierop beschieten. Evenzoo bij enkele vroeg-Gothische kerken, als Sens, Senlis, Langres S liemi te Reims, waaruit blijkt dat toea reeds de tnanguleenng hekend was, hoewel niet algemeen toegepast, noch tot een volkomen stelsel ontwikkeld hetgeen eerst bij genoemde vijf groote kathedralen sclnj.it geschied. ' Waarschijnlijk was de knustravee van het plan het uitgangspunt waarnaar de hoofdafnictingen door driehoeken werden bepaald. Op deze basis werd de wijdte van de schepen en jukken verdeeld en van hieruit weel, door middel van driehoeken, ook de hoogte." ') Het ontstaan en de logische ontwikkeling van het tr.angt.ia ic-stelsel zouile dan voortkomen uit de overweging dat de esthetische induik tan een architectonische ruimte in beslistheid en eenheid van aanzien zal winnen *) Deliio. DE ARCHITECTUUR VAN DE MIDDELEEUWEN. naarmate liaar hoofdvorm en onderdeelen meer een geometrische figuur naderen. En daar de gelijkzijdige driehoek het meest sprekend geometrisch type is van innerlijk evenwicht, stabiliteit en rust, moest hij, in verband niet het streng constructief organisme van de kathedraal, als van zelf de norm van haar verhoudingsstelsel worden. Algemeene en langdurige toepassing heeft het stelsel echter niet verkregen. Behalve bovengenoemde kathedralen zijn in Frankrijk slechts enkele toepassingen uit de 13® eeuw bekend, terwijl het stelsel reeds in de 14® eeuw, zoowel daar als in Duitschland, geheel in onbruik is geraakt. Vaag en tennaastenbij schijnt het bij enkele ltaliaansche kathedralen der 14e eeuw nog aangewend. ') Stelselmatige onderzoekingen in de overige landen zijn niet bekend. Bij gebrek aan volledige, afdoende gegevens is het gewaagd om aan te nemen, dat liet compositie-beginsel der kathedralen steeds en overal op liet trianguleer-systeem op grondslag van den gelijkzijdigen driehoek zoude berusten. Uit haar aard toch is de (Jothiek, méér nog dan de Grieksche architectuur, een essentieel gerythmeerde kunst en zijn haar scheppingen, langs graphischen weg, verschillend te ontleden. Verrassend blijkt dit bij de kathedraal van Reims, die in- en uitwendig liet karakter van volkomen stijleenheid draagt, en wier facade als het meesterwerk van den stijl op dit gebied wordt beschouwd. (Fig. 102 en 227). 2) Dehio heeft aangetoond hoe liet ruim, in zijn verhoudingen van plan, langs- en dwarsdoorsnede, op grondslag van den gelijkzijdigen driehoek, is te ontleden. Deze norm of modul is haast niet, althans veel minder stelselmatig en nauwkeurig op de hoofdverhouding van den gevel toepasselijk. Daarentegen wel de gelijkbeenige rechthoekige driehoek en liet vierkant. Indien (tig. 227) als modul (M) de halve torenbreedte, as in as der contraforten, wordt aangenomen, dan Blijkt de breedte van het schip = 3 M. en die der contraforten = .1 M. Van deze norm zijn ook alle hoogtematen een veelvoud. De hoogte der ingangen = I J M., de kruin van den middelportaalboog en de versmalling van liet zij-contrafort = 4 M.; de opvolgende cordons = 5, 7 en 9 31.; de kruin van middel- en zijramen = 8 31. de wimbergen der beeldgalerij = 11 en 111 M.; de kruin van het hooge torenraam = 15 M. en eindelijk de volle torenlioogte = 16 M. ') Dehio. 2) Fig. 227 is ontstaan uit de groote gravure der fa9ade in het werk van Gailhabaud, „1'architecture du V" au XVI° siècle". De uitvoering van het trianguleerings-stelsel op calqueerpapier is tegelijk met de gravure gereproduceerd, zoodat het oorspronkelijke beeld ongewijzigd bleef. l'ROFANK ARCIIITECTrUK. Dit verrassend resultaat zoude dus tot de conclusie moeten leiden dat tweeërlei verlioudings-nonn voor liet in- en uitwendige is aangenomen! Dan rijst echter de vraag of beide stelsels elkaar opheffen of aanvullen. Het laatste misschien en wel uit louter esthetische overweging, door aan te nemen dat de onderlinge harmonie tusschen de architectuur van gevel en ruim, alsook de climax in de uitdrukking van het verticalisme zal worden bevorderd indien achtereenvolgens de gelijkbeenige rechthoekige driehoek en de hoogere gelijkzijdige als haar verhoudingsnorm worden aangenomen? Het is mogelijk doch niet zeker. In ieder geval moet het triangulatie-stelsel als een ondergeschikt hulpmiddel bij de esthetische samenstelling beschouwd worden. Dat het niet steeds ,1e hoogste schoonheidsuitdrukking zal teweeg brengen blijkt bij den Dom te Keulen, die ondanks zijn streng stelselmatige opzet, zijn volmaakt constructief organisme, als kunstwerk slechts middelmatig kan heeten. x) Dat herhalingen van gelijke of overeenkomstige deelen op grond van geometrische figuren veel kunnen bijdragen 0111 den indruk van een kunstwerk rustig, klaar, sterksprekend te doen zijn is genoeg bekend, en den ouden meesters evenmin ontgaan als den modernen. Daaruit te willen besluiten dat liet geheele Gothische bouwwerk steeds in een strak, wederkeerend pi^eistelsel zoude gedrongen zijn is zeker gewaagd. De Gothiek kon juist tot edelen bloei geraken, doordat zij, zooals geen andere kunst, vrij van machinale banden, doch met juiste strengheid steeds meer haar innerlijk wezen kon openbaren. 2) Het schoonheidsbeeld van de kathedraal is vóór alles uit de ziel van den iniddeleeuwschen bouwmeester geboren. Verstandelijke overwegingen mogen zijn vorm soms nader hebben geregeld, toch blijft bezieling, uit geestdrift, vroomheid en liefde voortgekomen, de alles beheerschende factor van zijn esthetisch bestaan. PROFANE ARCHITECTUUR. Behalve de kathedraal, liet hoofdtype, de synthesis van de Gothiek, heeft deze stijl ook merkwaardige profane werken, zoowel publieke gebouwen als woonhuizen, voortgebracht. De eerste, aanvankelijk door de geestelijkheid gesticht, behouden dan nog een kerkelijk karakter. Het zijn de gebouwen O * *) I'iisj. 20. *) Mohrman: Herziene uitgaaf van het: „Handbuch der Gothischen Baukonstruktions lelire", 1895. jg eveks, Architectuur, II. Fig. 228. Raadhuis te Compiègne. Fig. 229. Raadhuis te Oudenaerde. I)K AliCHITKCTUrn VAX I)E MIDDKLKKC WKX. van liefdadigheid, de hospitalen, gestichten en armenhuizen van de 1 :ie eeuw, bestaande veelal uit groote rechthoekige ruimten in overwelfde zuiltraveeën verdeeld, wier streng organisme dat der kerk evenaart. Doch reeds in de 14e eeuw, hij de snelle opkomst der steden, verkrijgen de profane werken een minder streng organisch karakter. De allengs meer ingewikkelde planvorm, het onregelmatige terrein, de ophouw in verdiepingen en de geheele of gedeeltelijke toepassing der balkzoldering inplaats van het steenen gewelf — al deze factoren van het profane gehouw waren moeielijk niet het strenge organisme der kerk te vereenigen. De strikte ontleding van den houw in afzonderlijk sprekende krachtorganen houdt op, het muurvlak vervangt den pijler, waardoor een veld voor vrije bewerking ontstaat, constructie en vorm verliezen den strengen samenhang. Fig. 230. Fragment van het Raadhuis te Gent. aan de kerkelijke kunst eigen en ook de architectonische samenstelling deigevels en ruimten wordt vrijer, minder stelselmatig dan die der kerk. Het rechte kruisraam vertoont zich naast den spitsboog, liet strenge assenstelsel Fig. 231. Raadhuis te Middelburg. DE ARCHITECTUUR VAN DE MIDDELEEUWEN. voor de raamverdeeling verdwijnt en de gevel verkrijgt vaak een toevallig, spelend, schilderachtig karakter. Verschil van bestemming, aard der materialen oefenen verder, even als de volksaard, lmn invloed uit op liet aanzien (leiprofane gebouwen. l)e 15e eeuw, K MIDDELEKl'WEN. Vlaanderen, een bijzonder kunstvol aanzien. Hiervan getuigt de zwierige gevel van het Schippersgilde te Gent, een verdienstelijk werk van den reeds genoemden bouwmeester Keldermans (tig. 238). Woonhuizen. Drie groepen zijn te onderscheiden, die der geestelijkheid, der ridderschap en der burgerij. Tot de eerste groep behooren de bisschoppelijke paleizen, naast de kathedralen gebouwd. Zij bestaan uit een aantal zalen, vertrekken en galerijen op een of meer verdiepingen, om binnenplaatsen geschaard en in gemengden kerk- en burchtstijl gebouwd. Soms zijn zij geheel op verdediging ingericht. De aartsbisschoppelijke paleizen te Sens, Laon, Alby en Avignon zijn merkwaar¬ dige voorbeelden J). De kasteden of burchten vormen de tweede groep. Het zijn onregelmatige gebouwen omringd door grachten, ringmuren met versterkte torens en bestaande uit hoofd- en dienstgebouwen, om een of meer binnenpleinen aangelegd. Hun uitwendig aanzien, stug, dreigend, ondoordringbaar, bestaat uit zware, hooge muren met kanteelingen bekroond, schaars met kleine openingen, schietgaten, doorbroken. Daarentegen bieden de gevels van het onregelmatige slotplein met de topgevels, traptorens, galerijen een levendigen, schilderachtigen aanblik. Karakteristieke typen zijn de kasteelen te Chateaudun, Langeais. Chinon, Lassay, Coucy, la Ferté-Milon, Pierrefonds, de meeste groo- tendeels verwoest, het laatste geheel gerestaureerd 2). De derde groep bestaat uit de stadswoningen, nl. de burgerwoonhuizen en de heerenhuizen. Als oudste hiervan de burgerwoningen, meestal bestemd ter uitoefening van nering of bedrijf. Het zijn smalle, diepe panden in rijen aaneengebouwd, ot met het oog op brandgevaar onderling door smalle gangen gescheiden. Het gebouw bevat een vóór- of winkelhuis met pui en afzonderlijken ingang tot de woning. Achter den winkel een binnenplaats met put, en soms een achtergebouw met Fig. 240. Huis van Jacques Coeur te Bourges. ') Voortreffelijke opmetingen van deze en volgende gebouwen geeft het werk : Arclnves des monuments historiques en France. 5 Deelen. 2) Door Viollet-le-duc onder Napoleon III. Fig. 241. Woning van Jacques Coeur te LSourges, evers, Architectuur, II. Fig. 242. Gevel aan de binnenplaats te IJourges. "WOONHUIZEN. keuken en dienstvertrekken. De verdiepingen zijn voor woon-, slaapvertrekken en bergruimten ingericht. Aanvankelijk werd de gevel bij \ooikeui uitgevoerd in houten vakwerkbouw, uit stijlen, leggers en schoren saamgesteld, verdiepingsgewijs op balken overkragend en door steilen top, als afsluiting van de kap, bekroond. Hij gebrekaanhout is gehouwen steen en baksteen aangewend. De houten topgevel, soms ver voorspringend, dekt den gevel af en wordt door een spitsbogig school werk gedragen, zoodat de buitendaklijn getrouw in den gevel tot uiting komt (fig. 239). 1 )aarentegen sluit, bij den steenen topgevel, het dak tegen den gevelmuur, die vrij geworden in de Gotlliek p>ig. 243. Detail van liet Hotel Cluny. drieërlei eindi- gingsvorm verkrijgt, nl. schuin oploopend, evenwijdig aan liet dak met steenen lijst' afgedekt (fig. 228) ook wel geheel decoratief (fijr. 238), ot als de bekende trapgevel (tig. 232). Deze trapgevel, bij voorkeur in de Noordelijke baksteen-architectuur aangewend, heeft groote verbreiding gekregen tot op den huidigen dag. Verklaarbaar, omdat zijn vorm ten volle voldoet aan alle esthetische en practisclie eisclien. Zijn krachtige omtrek teekent zich duidelijk DK AKCHITECTÜITB VAX I>K MIDDELEEUWEN. tegen de lucht, en de horizontale, afdekkende lijsten verdeelen over de volle gevelbreedte het regenwater, dat hij den schuinen topgevel aan den voet in één punt afloopt en daar bederf veroorzaakt. Bovendien is de rechthoekige trap vorm volkomen in aansluiting niet den baksteenvorm en dus van gemakkelijke, zuivere uitvoering. Hoewel door opruiming der oude stadswijken, veel woonhuisge\els zijn verdwenen, bestaan er toch nog verschillende voorbeelden, die door sierlijke Fig. 244. Zaal van het Gruuthuus te Brugge. bewerking van hout en steen uitmunten. Vooral de woningen der XoordFransche steden: Chartres, Troyes, Cluny, Laon, Beauvaie, Eouaan, Xancv, Orleansx) e. a. hebben een verfijnd karakter. ])e heerenhuizen zijn van jongeren datum. Eerst in de 15e eeuw en daarna verlieten de edelen hun burcht of kasteel om zich in de stad te vestigen. Hun woningen verschillen van die der burgerij door ruimeren aanleg en indeeling. Het eigenlijke woonhuis is liefst door een voorplein, geheel of *) Fraaie opmetingen bestaan in het werk: Arehives des monuments historiques en France, 5 Volumes. WOONHUIZEN. gedeeltelijk door een galerij omringd, van de straat gescheiden Dienstvertrekken en soms ook stallingen bevinden zich aan een plaats of tmn naa» of achter het hootugebouw. Merkwaardige typen, uit het einde der 15e eeuw, zijn het voormalige hötel de la 1 rémoille, het hotel Cluny v) te Parijs en vooral de fraaie patriciërswoning van Jacques Coeur te Bourges, in het midden der 15® eeuw op de oude stadswallen gebouwd (tig. 240, 241 en 242). Deze zijn te herkennen aan de zware torens der achterzijde. Het terrein is gewoonlijk onregelmatig, de platte grond van geheel willekeurige groepeering. Naast den hoofdingang (A) is een kleiner ingang (B), beide in aansluiting met een overdekten doorrit, ter weerszijden verbonden met eene galerij (I) E) die het voorplein (C) langs drie zijden omringt. De wachtersloge (F) ligt aan een kleiner binnenplaats (G). i \ vnn dan j)e woning van ucu eigenaar bevindt zich Fig. 245. Woonhuis te Venetio. in den grooten vleugel, , . , t TT tegenover den ingang, aan ,1e achterzijde gel,laatst. Hierin, rnunezalcnl. i l ') Thans museum van oude kunst. DE ARCHITECTUUR TAN DE MIDDELEEUWEN. Rustig en voornaam is de zaal in liet Gnuithiuis te Bingge (fig. 244). De statige, liooge schouw, rijk in steen gebeiteld, vormt, als het centrum van huiselijkheid, terecht het hoofdmotief van de ruimte. De krachtige overdekking door moer- en kinderbinten kan als algemeen systeem van balkzoldering gelden. Kenmerkend is nog de kleine Venetiaansclie gevel, als uiting der Zuidelijke Gotliiek (fig. 245). Er is in de regelmatige groepeering en verdeeling van ramen en balkons iets dat het statige der klassieke architectuur herinnert. Ten slotte is te Delft de woning eertijds van Jan de Heuijter (1620), dijkgraaf en schout van Delft thans Geineenlandshuis van Delfland *), een zeer schoon type van laat-Gothischen stijl ten onzent (fig. 246). De gevel, in zandsteen gebouwd afgewisseld met arduin voor sokkel, banden en andere onderdeden, is van bijzonder fraai koloriet. Zeer voornaam is de vermenging van de grijs-blauwe en diep-gele steentonen met de kraclitig-bruine houtkleur van deur, luiken en binnenramen, alsmede de pikante kleuren en het goud der wapenschilden. Echt Hollandsch is het karakter der architectuur, ondanks het Vlaamsche materiaal en de zwierige, rijke plastiek, in den geest Fig. 249. Dekroning. der Vlaamsche gevels. Wat li aar van deze onderscheidt is de toevallige, schilderachtige samenstelling, de beweeglijke ietwat ongebonden teekening en groepeering van het geheel, de vrije behandeling der onderdeden. \ an symmetrie of axiale verdeeling, doorgaans het kenmerk van de \ laamsche werken, is hier geen sprake. Grillig is de aanbouw van den linkervleugel, geheel verschillend van liet middendeel, zoowel door hoogte- en breedteverdeeling der ramen, als door de teekening der blindbogen. Segment-, korf-, spits- en driedeelige boog vinden hier om strijd toepassing. Zij zijn op ver- ') Sinds 1645. Hiervan dagteekenen de cartouschen en wapens boven den ingang en tusschen de middenramen. WOONHUIZEN. schillende grootte aanwezig, omsluiten op onregelmatige wijze de kruisramen, worden door breede of vlakke lisenen gescheiden, door kraagsteenen ot kolonnetten gedragen en zijn, ondanks gemis aan strenge, stelselmatige \ 11 deeling, tot een bekoorlijk architectuurbeeld vereenigd. Onmiskenbaar draagt de gevel, die nog door den sierlijken uitkijktoren op het achterplan wordt verrijkt, den stempel eener voorname patriciërswoning. Tal van sierlijke details trekken de aandacht. Bekoorlijk zijn de tra; ceeringen der blindbogen, deels met motieven en attributen versierd, die waaischijnlijk ontleend zijn aan het geslachtswapen van den stichter (tig. 247). Geestig gebeiteld zijn de kraagsteenen, voortdurend afgewisseld en uit ornament en diermotieven saamgesteld (tig. 248). Evenzoo de spitsboogfriezen en balustrades die de vlakke gedeelten van den gevel afsluiten (tig. 249). Ofschoon de hoekbekroningen van den topgevel verdwenen zijn vormt deze, des ondanks, een statig aanzien. Zoo geeft de geheele gevel ongetwijfeld een lioog denkbeeld van den kunstzin en de techniek ten onzent in laat-Grothischen tijd en behoort hij tot het schoonste wat op profaan gebied in dien stijl is voortgebracht. Ook sommige fragmenten van heerenhuizen, zooals te \ eeie en in andere steden, getuigen hiervan. II. DE RENAISSANCE. De groote architectuurbeweging die, als reactie van de Gothiek, in het begin der 15e eeuw in Italië ontstaat en zich vervolgens over gehee. West-Europa verbreidt, was het natuurlijk en noodzakelijk gevolg van een algeheele hervorming op ander gebied van het geestesleven. Veel vroeger vertoonen letteren en wetenschap hiervan de sporen. De groote schrijvers en dichters der 13e en 14e eeuw, Dante, Petrarca, Boccacio, breken dan reeds met de middeleeuwsche scholastiek, „de dorre kerkelijke wetenschap van dien tijd," Zij brengen de studie der klassieke oudheid, sinds eeuwen schijndood, weer in eere, trachten de grootsche denkbeelden harer schrijvers dienstbaar te maken aan een reorganisatie der Christelijke samenleving en worden de grondleggers eener nieuwe beschaving, het Humanisme. Haar kenmerk is de bevrijding van den geest, de verruiming deigedachte, de verheffing van het menschdom op grond eener vrije, zelfstandige, intellectueele ontwikkeling. Haar streven, een reactie van het religieus ascetisme der middeleeuwen, openbaart zich in de bevordering van algemeen menschelijke gevoelens die, buiten den godsdienst 0111, evenzoo de menschheid tot vreugde, tot roem, tot heil hebben verstrekt. Snellen, krachtigen aanhang heeft deze nieuwe cultuurbeweging in geheel Italië verkregen. De nieuwe denkbeelden werden door de stichting \an universiteiten en bibliotheken in steden van eenige beteekenis, liet openen van afzonderlijke leerstoelen te Florence, Milaan, Venetië, Rome voor Grieksche geleerden en de bescherming der vorsten en patriciërs, algemeen verspieid. Zoozeer drong de smaak voor het klassieke door dat in voorname klingen, de hooge geestelijkheid niet uitgezonderd, de kennis van Latijn en Grieksch onmisbaar werd geacht voor een goede opvoeding. ') J Burckhardt. Die Kultur der Renaissance; die Gescliichte der Renaissance. Eio. Müntz. Histoire de la Renaissance, Tome I. L. 1'alüstbe. L'architecture de la Renaissance. ALGEMEEN OVERZICHT. Krachtig werkte de hervorming van letteren en wetenschap op de kunst, de beeldhouwkunst allereerst. De beroemde marmeren kansels te 1'isa en Siena, de basreliëfs van de kathedraal te Orviëto, werken uit de 13e en het begin der 14e eeuw van de beeldhouwers Nicolaas en Jan van 1'isa, wijzen op een eerste poging in klassieken geest. Hij de bronzen deur-reliefs van het Baptisterium te Florence volgen Andreas van 1'isa en Orcagna dezen weg, dien ook de schilder Giotto (1356) gegaan was en door de beeldhouwers Ghiberti en Donatello verkreeg de nieuwe richting daar algelieele verbreiding. De geest des tijds in Italië drong eindelijk ook naar hervorming der architectuur. Het kon niet uitblijven. De Gothiek, daar als uiting der middeleeuwsche mystiek van noordelijke rassen noode aanvaard *), miste de geestelijke factoren tot een lang en bloeiend bestaan. Haar traditiën hadden in dezen, van oudsher klassieken bodem nooit vasten wortel geschoten. Aarzelend, onzeker was hare ontwikkeling zelfs in de 14e eeuw, de opkomst der steden en den bouwtijd der kathedralen door de burgerij, steeds geweest. 2J Nooit geheel van den geest der oudheid losgeraakt, had zij geen vast, algemeen aangenomen kunsttype gevormd en was zij, in den grond der zaak, aan den Italiaansclien kunstaard vreemd — ja antipathiek gebleven. 3) En toen geloofsijver en kerkheerschappij, de geestelijke factoren van haar bestaan in de middeleeuwen, allengs hun overwicht hadden verloren, ontbrak haar ook nieuwe levenskracht. Zij bleek, in het begin der 15e eeuw, niet langer aan de hooge verwachting der hernieuwde samenleving te kunnen voldoen. De bouwmeesters volgden de nieuwe geestelijke strooming van het leven en zochten, evenals de geleerden en de kunstenaars op ander gebied, bezieling in de monumenten der oudheid. Een geniaal bouwmeester, de Florentijn Philippo Brunellesco, gaf de Gothiek het eerst prijs en werd de grondlegger van de nieuwe architectuurbeweging die, van Florence uit, eerst Italië en vervolgens Europa veroverde. Gunstige lokale omstandigheden bevorderden haar krachtige ontwikkeling. Dank zij een verlicht bestuur, den ondernemingsgeest en de werkzaamheid der burgerij had deze aristocratische republiek toen onder de staten van Italië de eerste plaats verkregen. Handel, bankwezen en industrie bloeiden, in t bijzonder verspreidden de talrijke wol- en zijdetabrieken welvaart allerwege. Vooral het regeeringsgeslacht der Medici's in de 15e eeuw, o.a. de beroemde Cosimo, 1'iero en Lorenzo, bevorderden krachtig hare materieele ') l'ag. 215 ') Pag. 217 :') J. Burckhabdt, Die Gescliichte der Renaissance in Itulien. l'ig. 396. Huis Kammerzell te Straatsburg. FRANKRIJK. In (le tweede lielft der 17® eeuw, gedurende de roemvolle regeering van Lodewijk XIV (1643—1715) verkrijgt de Italiaansche kunstrichting grooteren invloed. Frankrijk's nationale eenheid en staatkundig overwicht in Europa, liet tweeledig doel door Richelieu reeds nagestreefd, worden dan door den machtigen „Zonnekoning" gevestigd. De macht der binnenlandsclie, politieke partijen, van de Hugenoten en den adel, was voor goed gebroken, de deelen waren ondergeschikt gemaakt aan het groote geheel, de eenheid der Fransche natie was verzinnelijkt in het volstrekte koninklijk gezag: „la monarchie absolue". Bekwame staatslieden als Colbert en Louvois hadden het staatsbeheer geheel herzien, financiën en wetgeving geregeld, wetenschap, industrie, handel, landbouw en zeewezen krachtig bevorderd en tot ontwikkeling gebracht. Nieuwe, rijke bronnen van inkomsten waren hiermede geopend en deden een tijdperk van groote maatschappelijke welvaart en geestelijke ontwikkeling aanbreken. Parijs, het centralisatiepunt van liet gezag, de zetel van het luisterlijk koningshof, wordt het centrum eener talrijke, geestdriftige hof-aristocratie, opgaande in liet aanzien, de glorie der monarchie, het centrum ook van liet geestelijk streven der geheele Fransche natie. Een groote uitbreiding der hoofdstad was hiervan het gevolg. In de nieuwe, voorname wijken ontstonden heerenhuizen, ruim, geriefelijk, volgens een stelselmatig, schoon grondplan gebouwd, sterk verschillend van het onsamenhangende, onvolledige kasteeltype, tot nu toe in zwang. I)e koning zelf begon de nieuwe bouwbewegïng met groote uitbreidingsplannen van zijn paleis te Parijs en de residentie te Versailles. Sinds 1660 voltooide Levau, toen reeds door voorname bouwwerken bekend 1), de Tuileriën en werkte ook aan de verviervoudiging van de Louvre-binnenplaats, die reeds door Lemercier was aangevangen (fig. 334, sub 4 en 5). Reeds waren de buitengevels, een voortzetting van Lescot's architectuur, grootendeels voltooid en maatregelen tot uitvoering van den oostelijken voorgevel genomen toen, in 1664, Colbert den bouw plotseling liet staken, omdat het plan hem en zijn invloedrijken raadsman, den schilder Charles Lebrun, die te Rome had gestudeerd, verouderd toescheen: „Het Louvre moest het schoonste paleis ter wereld worden". Een opdracht aan Fr. Mansart mislukte a). Nieuwe plannen van Lemercier, J. Marot en 1'. Cottart werden, op raad van Lebrun, ter beoordeeling aan de Academie te Rome gezonden en door den beroemden Bernini 3) klein- ') O. a. door de kasteelen Bercy en Vaux bij Parijs. a) Omdat hij zich niet wilde verbinden zijn ontwerp onveranderd uit te voeren. 3) Zie pag. 355. Fig. 404. Louvre-gevel van Cl. Perrault. FRANKRIJK. geestig, onbeholpen bevonden. < >p verzoek van bodewijk XIV kwam Hernini naar Parijs om zich met den bouw te belasten. Hij vond het bestaande Louvre van Lescot onwaardig voor den machtigen Franschen koning, stelde slooping voor en ontwierp een reusachtig nieuw paleis, geheel in Italiaanschen stijl met verdiepingen van 12,70 Mr. en 9.50 Mi., zonder in 't minst niet den Franschen smaak, noch niet de geriefelijke indeeling van liet Fransche heerenhuis rekening te houden. Scherpe critiek van de bouwmeesters bleef niet uit en daar zelfs Colbert den trotschen Italiaanschen kunstenaar niet steunde, besloot deze naar Rome terug te keeren. Doch al had in dezen strijd het nationale element gezegevierd, de aanwezigheid van liernini te Parijs, als scheidsrechter bij den bouw van het koninklijk paleis, wijst niettemin op onvoldaanheid met de bestaande kunstrichting. Zoo werd door Bernini's critiek liet einde der Renaissance verhaast en won de Italiaansche richting, die reeds de schilderkunst beheerschte en waarvan Lebrun de talentvolle en invloedrijke vertegenwoordiger was, ook in de architectuur algemeen veld. Alleerst aan den Louvre-gevel zelf, die, op last van den koning, weldra werd uitgevoerd naar het plan van ('lande Perrault (16(57-—'74) en die een beslist klassiek karakter draagt. Perrault's beroemde Louvre-kolonnade is een fnzie van Italiaansche grootheid en Fransche gratie (lig. 44). Italiaansch is het hoofddenkbeeld: de kolossaal-orde op lagen onderbouw. Ook het horizontalisme der hoofdlijnen, slechts onderbroken door den middenbouw met tempelfronton en de lioekpaviljoens; evenzoo de vervanging van het, tot nu toe onmisbare, steile Fransche dak door de klassieke balustrade. Doch de statige Palladiaansche ordonnantie, reeds verlevendigd door de koppeling der zuilen en hun wijderen stand in de midden- en hoekpartijen, wordt bovendien van schilderachtige werking door haar zeer verschillend relief. Strak en vast wordt de lange schaduwrijke zuilgalerij begrensd door de voorspringende midden- en hoekbouwen. En deze laatste, deels uit pilasters bestaande, vormen den geleidelijken overgang tot de vlakke pilasterstelling der zijgevels. Fransch is ook de vlakke, lichte onderbouw met de lijn bewerkte toograraen, een herinnering aan Lescot's architectuur (tig. 335), en de sierlijke kordonlijst. Slechts de liooge ingangsboog onderbreekt ietwat hinderlijk de rustige lijnen van den onderbouw. Door zijn grootsche eenheid in samenstelling, breede opvatting en zuivere verhouding is deze Louvre-gevel een karakteristiek architectuur-symbool uit liet tijdperk der absolute monarchie; een uiting van voorname, ceremonieele hofkunst, vol uiterlijken glans, doch ook zonder innerlijke waarheid. Ter wille toch van ofticieel vertoon is niet geschroomd het innerlijk organisme van het DE BAROKSTIJL. bestaande gebouw geweld aan te doen, te bedekken, niet tot uitdrukking te brengen. Want de statige kolonnade is louter schijn! /ij overtreft verre de twee bovenverdiepingen van Lescot's ordonnantiën aan de binnenplaats, zoodat de attiek aldaar, ter elfder ure, moest worden verhoogd tot een volslagen derde verdieping (tig. 337), die geheel achter de buitenkolonnade verborgen blijft. Slap-allegorisch, zonder diepen zin zijn de figurale basreliëfs, wapens, macht-emblemen en medaillon-monogrammen, die den gevel sieren ter verheerlijking van den machtigen Zonnekoning. T V t- Ï t, B t +-» -r'• i, bir-1 Fig. 405. Paleis te Versailles. 1 )eze belangrijke uitbreiding van het Louvre is evenwel niet het voornaamste bouwwerk zijner regeering. 1 leeds gedurende de tijdelijke staking ervan (1661) begon de koning den herbouw van het kasteel te Versailles, dat na herhaalde uitbreidingen in den loop der 17e eeuw, tot koninklijke residentie werd verheven (1683). Het kleine jachtslot van Lodewijk XIII, door Leinemer gebouwd (1624 — 26), bestaande uit drie vleugels met vierkante hoekpaviljoens, om een rechthoekig binnenplein met galerij aan de voorzijde (fig. 405, 1), vormt de kern van het reusachtig paleis, dat de macht der Fransche monarchie, 's Konings roem moest openbaren, en weldra toonaangevend werd voor den aanleg der vorstelijke verblijven in Europa. Eerst bouwde FRANKRIJK. Levau de twee lange dienst vleugels, symmetrisch ter voorzijde geschikt(21. Dan volgde, vóór 1680, de algeheele omhulling van het jachtslot zelf (3), met vestibules, galerijen, traphallen, talrijke pronkvertrekken,- staatsiezalen, waaronder de groote spiegelzaal, kortom het eigenlijke hoofdgebouw, door Hardouin Mansart, een neef van den oudere, in samenwerking met den schilder Charles Lebrun ontworpen. Na de slooping van de voorgalerij van het kleine binnenplein worden de beide dienstvleugels van Levau, door Mansart, vergroot, verfraaid, en met het hoofdgebouw vereenigd. Weldra verrijst nog de uitgestrekte Zuidvleugel (4) en daarna de even groote Noordvleugel (5), terwijl, dooide steeds toenemende eischen der hofhouding, aan de ministerpaviljoens twee lange dienstvleugels (6) ter voorzijde, tot aan het ijzeren afsluithek, moesten worden toegevoegd. Ook werd de kapel (7), onder Lodewijk XIV uitgevoerd 11 Gi>ï> 1740). Eindelijk nog een groot afzonderlijk gebouw voor den dienst (8) Fig. 406. Paleis te Versailles, Voorzijde. en twee reusachtige stalgebouwen ter weerszijden van den oprijweg tot het paleis. De bouw van de schouwburgzaal (9) aan het eind van den Noordvleugel is een werk van den architect Galmei, onder Lodewijk XV tot stand gebracht. /oo is het reusachtige paleis, hoewel grootendeels onder een regeering gebouwd, het resultaat van achtereenvolgende vergrootingen. De omslachtigheid van den dienst, door de onsamenhangende, ondoelmatige indeeling ontstaan, gaf aanleiding tot den lateren bouw der beknopter, doch geriefelijker kasteelen, Trianon en Le Marlv, in deze omgeving;. v ' o o Hij den eersten aanblik mist de uitgestrekte gebouwenmassa (fig. 406) — de dienstvleugels met hoog Mansart-dak op den voorgrond, de klassieke tempelfronten, met de domineerende kapel op het tweede plein en de lagere ordonnantie van liet jachtslot op den achtergrond volkomen samenhang. Meer van nabij echter treft de geleidelijke vernauwing van het ruime staatsieplein, door rijke gevelontplooiing en perspectiefwerking. Telkens onderbreken nu vlak Fig. 407. Gevel ordonnantie van Lodewijk XIII. FRANKRIJK. gestelde fronten de lange vlucht der wijkende gevels ter weerszijden, en geven zij schaal, rust, klaarheid aan de geheele groepeering. De fraaie aanleg van het kasteel Maisons (tig. 403) verkrijgt hier de rijkste ontwikkeling, misschien eenigzins toevallig, daar de koning, piëteitshalve, zooveel mogelijk de kleine kern van het jachtslot wilde behouden. Meermalen werden groote gebouwen van lateren tijd, in dezen geest aangelegd. x) Het karakteristiekste van deze besloten omgeving zijn de zijgevels van het oorspronkelijke jachtslot (fig. 407). In hoeverre Levau en Mansart deze ordonnantie wijzigden of verfraaiden is niet zeker bekend, doch haar stijl karakteriseert geheel den overgang van de LaatItenaissance tot de Barok, in de vermenging van beider kenmerkei). Reeds blijft de horizontale verdeeling der verdiepingen ondergeschikt aan een groote I)orisclie pilasterorde, die op vlakken sokkel gesteld, met klassieke hallis- •op(iz>[.n!(I 's8[[i«sj0j\ 's;Ot 'Siji ') O. a. de groote uitbreiding van liet Louvre door Napoleon II] (fig. 334, 7), de tentoonstellings gebouwen te Parijs in 1889 en veli Dtiitsclie paleizen der 18° eeuw DE BAROKSTIJL. trade is bekroond. Doch de rechte, strak omlijste bovenramen doorsnijden nog de architraaf van liet hoofdgestel en lier teekent zich nog het hooge dak der Renaissance, met zwierig bewerkte dakramen, bevallige boekfiguren en omkranste vuurpotten rijk versierd. Ook de krachtige schaduwen deibalkons, en de levendige kleurverdeeling van berg- en baksteen, nog verhoogd door de marmeren bustes, die de rechthoekige niuurvelden vullen, maken deze gevels tot een even aantrekkelijk, schilderachtig, als voornaam, waardig geheel, al is deze wijze van versiering niet van oppervlakkigheid vrij. Onbelangrijk is het middenfront der binnenplaats door de smakelooze verhoog,x- Ö Ö Fig. 409. Versailles. Dwarsdoorsnede. en allegorische overlading (fig. 40(5). De uitgestrekte tuingevel (fig. 408), een machtige middenbouw met twee vleugels ter gezamenlijke lengte van ± 600 Mr., is waarschijnlijk alleen Mansart's werk. De ordonnantie verschilt geheel van die des voorgevels, /ij bestaat uit een parterre, als rustieke arcadenbouw opgevat, een hoofdverdieping met Ionische pilasterarcade, een lage attiek, van rechte ramen voorzien en met balustrade bekroond. Het compositie-schema herinnert vaag aan Lescot's Louvre-ordonnantie (fig. 334). Doch de verhoudingen verschillen, de gelijkwaardigheid deibenedenverdiepingen verdwijnt ten bate der predomineerende hoofdverdieping en de attiek wordt slechts een schijnmotief, een verhooging bestemd om hel dak aan den blik te onttrekken (fig. 409). Giootsche uniformiteit beheerscht deze reusachtige gebouwenmassa. Onafzienbaar lang strekken zich de hoofdlijnen uit, schuchter onderbroken door lage voorbouwen, decoratieve kolonnaden met beelden bekroond en regelmatig over den gevel verdeeld. Evenmin vermogen de tropheeën en vazen der balustrade, voldoende de barokstijl \ eisailles, thans eenzaam en verlaten, slechts periodiek door een luid1 nchtig' I aiijsch publiek bezocht, biedt slechts een zwakken weerschijn van vroeger pracht. Eerst als ) en Fontainebleau, de hotels Soubise, Kohan en vele andere. Zij getuigen van volkomen harmonische samenstelling, rijke detail-vinding, doch ook van oververfijning, algeheele verzaking eener ïationeele techniek, volkomen scheiding van versiering en materiaal. De overdrijving van den Rococostijl wekte weldra reactie. Reeds na liet midden der 18e eeuw ontstaat het streven naar natuurlijken eenvoud, klassieke rust. De gewrongen, onsymmetrische vormen verdwijnen, de rechte lijn komt weer in eere, en onder invloed van de ontdekking van Pompeji, die de versiering der antieke woning in nieuw licht stelde, alsmede van de studie der (irieksche tempels te Paestum en op Sicilië door de invloedrijke markiezin de Pompadour sterk bevorderd, ontwikkelt zich allengs de strengere kunstrichting als „ Style Louis Seize" bekend, /ij gaat saam met de algemeene geestelijke beweging, ontstaan uit een nieuwe, op grond der klassieke pliilosophie gevestigde levensbeschouwing. Algeheele terugkeer tot liet kontrast en strengheid der samenstelling, sober tijnd, bekoorlijk detail zijn de eigenschappen d< De vele bouwwerken M van den reeds rig. 418. iialkonconsole Louis XVI. wezen der antieke kunst door e, natuurlijke versiering, ver'zer architectuur. genoemden architect Ciabriël ') O. a. ,1'Ecolo militaire", de beide ministeriën, Place de la Concorde te Parijs, het kasteel te Conipiègne en vele andere. Zie de fraaie monografie: „Le Style Louis XVI" par 1'. Planat, 1907. HET KLASSICISME. (1699 — 1782) behooren tot liet lieste uit dezen tijd. Vooral het kleine kasteel Trianon te Versailles, door Lodewijk XV aangevangen (17G6), is een werk van edelen voornamen stijl (tig. 41C> en 417). Strenge regelmaat, zuivere verhoudingen, schoone eenvoud kenmerken deze voorname en vriendelijke gevels, enkel sprekend door het contrast van horizontale en verticale hoofdlijnen. Zoowel de voorgevel van liet omsloten voorplein, met rustieken, stijlvollen onderbouw, vlakke, liooge pilasterorde en balustrade in liet middendeel, als de zijgevel met krachtige kolonnade op breed gastvrij terras, staande in liet front eener statige laan, wier as met spiegelend waterbekken en fontein is verlevendigd. Fig. 419. Operazaal te Versailles. Het inwendige, deels onder Lodewijk XYI voltooid, bevat een deftige vestibule en traphal van steen, verder sierlijke salons van sobere fijne bewerking. Feestelijk voornaam is ook de Operazaal van liet Paleis ') (fig. 419). De fraaie Ionische kolonnade op de vlakke pijlers der benedenrangen gesteld, een herinnering aan de bovengalerij van liet antieke theater 2), draagt den koepel, welks rond centrum een groote, decoratieve schildering bevat. De kolonnade sluit aan tot de machtige ('orinthische zuilen van het rijke Proscenium met de ') Zie het plan (fig. 405, 9). 2) Zie: Deel I, Hg. 279. FRANKKIJK. koninklijke zitplaatsen. Sobere, figurale en ornamentale basreliefs, festoenen en tropheeën aan bontweringen, friezen en plafond, volkomen ondergeschikt aan de samenstellende architectuurlijnen, versieren het rijke, rustige ruim. Talrijke salons, boudoirs en slaapvertrekken van Lodewijk XVI en trie Antoinette bevinden zich in Versailles, Fontainebleau en in hotels te Parijs en elders (tig. 420). Fig. 420. Fragment van een Salon Lodewijk XVI. Verdienstelijke gebouwen in dezen stijl zijn nog liet palais Royal te Parijs en liet theater te Bordeaux van den architect V. Louis. Met Contant d'Ivry en (J. Soufflot, ontwerpers van de Madeleine- en S. (ienoveva kerken, verliest de stijl liet aantrekkelijke, sobere, verfijnde, natuurlijke karakter 0111 allengs in den koel-verstandelijken, nucliter-pathetischen stijl van het eerste keizerrijk, den Style Empire, over te gaan. l>K liAKOKSTI.IL. DE () YER1GE LANDEN. Gedurende de 17e eeuw beheersclien Barok en Klassicisme afwisselend de architectuur der overige Landen van Europa. In liet katholieke België verkrijgt de Barokstijl, onder invloed van het Jezuïetisme, overwegenden invloed. Pronkend, decoratief, zwaar plastisch van opvatting zijn de kerken, in verschillende steden gebouwd. De overweldigend rijke, onrustige voorgevel van de Jezuïeten-kerk te Antwerpen (1614—'21), in plan een eenvoudige basiliek, is hiervan de voornaamste uiting. Hij bestaat uit drie opvolgende ordonnantiën, bekroond niet doniineerend fronton en zware traditioneele zij-consoles, de muurvelden afwisselend niet nissen en ramen doorbroken of met zware sculptuurmotieven gevuld, /eer schoon echter is de toren, achter liet halfronde koor geplaatst (fig. 421). Op den vierkanten romp van rustiek bewerkte Dorische en Ionische orden, afgesloten met balustrade, verheft zich statig de ronde ajour-gewerkte campanile, niet slanken koepel en lantaarn bekroond. De geheele massa, kloek van opbouw, juist verdeeld, mooi aaneengesloten bij den overgang van vierkant op rond, is een meesterwerk, liet ruim dezer kerk, grootendeels na den brand van bet begin der 18e eeuw vernieuwd, is onrustig, pronkend, overladen. De Augustijner-, Bagijne- en Jezuïetenkerken o. a. te Brussel, Leuven, IJperen, Gent, Brugge, Luik zijn in dezen geest. Zij wijzen op een krachtige verbreiding van den Italiaanschen Barokstijl die hier, onder invloed van den levendiaren Ylaamschen volksfeest, met Jezuïetenkerk^ te'Antwerpen. ,lt'" invloedrijken schilder Rubens als bevorderaar, een zelfstandig karakter verkreeg. Francquart, ('oeberger, Aguillon waren de voornaamste bouwmeesters. De Belgische profaanbouw van dezen tijd liezit in liet beroemde marktplein, Grand l'lace, te Brussel, een kunstwerk zonder wederga (fig. 422). Hier verrezen aan het eind der 17e eeuw, als een rijke, feestelijke omsluiting van het statige laat-Gothische raadhuis, de talrijke gildehuizen. Fig. 422. Grand' I'lace te Brussel. Gildehuizen. HET KLASSICISME. Smalle, hooge gevels, meerendeels wel is waar zonder strengen arcliitectunrzin, pronkend, vaak overladen, doch als geheel bekorend door speelsch vernuft, uitbundige plastiek en rijk koloriet der decoratieve ordonnantiën en toppen. Merkwaardige scheppingen van zwierige, Ylaamsche volkskunst die terecht bewondering wekken. Aan het rechtzinnig Protestantsch Holland was dezen, van Jezuïetengeest doortrokken stijl van nature antipathiek. Behalve in enkele, reeds genoemde werken *) van De Keyser's laatsten tijd, verkrijgt de Barokstijl hier dan ook geringen aanhang. Daarentegen wint Palladio's streng klassieke richting ruim veld en Jacob van (Jampen (1656 f) is hiervan de voornaamste vertegenwoordiger en bevorderaar. Eerst met enkele voorname heerenhuizen, zooals het Koyinanshuis te Amsterdam, dan vooral met zijn hoofdwerk, het raadhuis, in 't Yredejaar gesticht als een blijvend getuigenis van Amsterdams macht en grootheid. Zeven jaar duurde de bouw (1648—'55). Zijn grondplan, een rechthoek van ± 80 X 60 Mr., is Hollands eerste en ook haast eenig werkelijk monumentaal, streng organisch plantype van dien tijd. (tig. 423) 2) In 't midden de groote Burgerzaal, een hal ± 34 AIr. lang, 17 breed, 28 hoog, verder als voornaamste ruimten de Vierschaar, burgemeesters- en schepenskamers, de vergaderzaal der Vroedschap en talrijke vertrekken voor administratie en dienst, ruime rondloopende galerij, trappen, alle om twee rechthoekige binnenplaatsen en op vijf verdiepingen verdeeld. 1) Zie pag. 435. 2) Zie de monografie: Het koninklijk paleis te Amsterdam door C. T. J. Louis Rieber. •ig. 424. Raadhuis te Amsterdam, thans Paleis. HET KLAS8ICISMK. Strenge, voorname eenvoud kenmerkt liet uitwendige (fig. 424). Op stoeren onderbouw staan gelijkwaardige, Palladiaansche pilaster-orden, Composiet en Corinthisch, regelmatig axiaal verdeeld. Zij worden bekroond door een hoog, steil dak en vormen twee rijen van ranke traveeën, elk bevattend een rechthoekig en vierkant raam voor hoofd- en tusschenverdiepingen. Het vooruitspringende, breede middenfront is bekroond met machtig fronton en hoogen, open klokkekoepel op vierkanten onderbouw, het kogschip als windvaan, terwijl de hoeken door slanke, vierkante paviljoens, met de, door adelaars gedragen keizerskroon in top, worden afgesloten. Schier ongerept is het strakke pilaster-schema aan zij- en achtergevels doorgevoerd. Omloorschouwbaar, ietwat stug is deze stoere, steenen romp; hoofd- en nevenruimten zijn achter gelijke raamreeksen verscholen en schuchter slechts verraden lage arcaden in het middenfront de ingangen. Des ondanks, géén eentonigheid, géén armoede, dank zij de juiste, weloverwogen groepeering der hoofdmassa's, de edele verhouding van muren en ramen in hun vasten, «oberen opbouw. Treffend schoon is liet aaneengesloten geheel van het machtig fronton met den statigen koepel, hoofdmotieven der Italiaansche laat-Renaissance, geniaal tot een zelfstandige schepping verwerkt. Taktvol is de Palladiaansche orde ondergeschikt gemaakt aan, opgelost in het geheel en harmonisch staan de rijzige hoekpaviljoens, uitersten van den bouw, in de drukke, beweeglijke omgeving van het Damplein. Fraaie figuurreliefs, allegoriën van Amsterdams politieke encommercieele grootheid, verhoogen dit waardig totaal-aspect. In de groote gevelvelden van voor- en achterfront, de Stedemaagd in deze dubbele beteekenis, met keizerskroon en Mercuriushoed, omgeven door de stroomgoden van IJ en Amstel, bronnen van haar bestaan,'de schatten der wereld aanbrengend, en door fantastische zeewezens, nymfen, najaden en tritonen, alsmede door landdieren en attributen \ ergezeld. Daarboven, op den top, de bronzen beelden van de Vrede tussclien de Gerechtigheid en de Waakzaamheid en op het achterfront Atlas met de Wakkerheid en de Gematigdheid, grootsche werken van den Vlaamschen beeldhouwer Arthur Quellhras. Ook «le ornamenteele versieringen, de kapitee- n, ,le vrucht- en looverslingers zijn van frissche conceptie en steeds afwisselenden vorm. De strenge architectonische geest der gevels beheerscht ook de samenstelling der binnenruimten. Om slechts te noemen, de sclioone Vierschaar, de statige Burgerzaal, de aansluitende galerijen met de gevelorden gesierd' en met hoog tongewelf overdekt, zij" zijn door tal van fraaie, zinrijke beeld- en schilderwerken, alle van voorname werking, opgeluisterd. Zoo vertoont zich van Campen's raadhuis, in- en uitwendig, als de voorname zetel van een machtig, democratisch bewind, als een indrukwekkend HOLLAND. nrcliitectuursymbool van Amsterdam'» grootheid en aanzien, als een schoone, onvergankelijke trophee van Hollands volksroem. Van Campen's tijdgenoot en geestverwant, de bouwmeester Pieter l'ost (1665f) is door belangrijke openbare gebouwen, heerenhuizen en groote landhuizen bekend. ') Hieronder als voornaamste, het raadhuis te Maastricht, een streng klassiek gebouw van gehouwen steen, het Huis ten Bosch, een eenvoudige Fig. 425. Mauritshuis te 's Oiavenhage. Achtergevel. baksteenbouw in klassieken trant met frontons, koepel en paviljoens, wat het inwendige betreft, bekend door de statige „Oranjezaal", en vooral het .Mauritshuis (1665), zijn fraaiste werk (fig. 425), in gemengden berg- en baksteen uitgevoerd. Hier viert het Klassicisme vollen triomf. De gevels van het vierkante gebouw bestaan uit een statige, Ionische pilasterorde van twee verdiepingen, met hoog dak bekroond en tempelfront in 't midden van voor- en ') Uitgegeven in 1648 en 1688. IIKT KLASSICISMK. achtergevel. Vooral deze laatste, op hoogen onderhouw aan den Hofvijver gelegen, is van rustig voorname werking, alhoewel in onderdeelen, niet name in de toepassing der zware vruchtslingers, van onzuivere techniek. Het Klassicisme vond ook in den bouwmeester Philip Vinghoons een ijverig, zij het ook minder talentvol, aanhanger (1671 t). Verscllillende Amsterdamsche heerenhuizen en burgerwoningen zijn van zijne hand. J) Tot de grootere werken behoort het bekende Trippenhuis 2), een strenge klassieke, steenen gevel met reusachtige Corinthische pilasters van drie verdiepingen op lagen onderbouw, het traditioneele tempelfronton in de as. Overdreven zin tot het monumentale voerde hier tot het ongerijmde, tot een dor abstract lijnschema zonder reëelen zin. Eng bekneld staan de smalle ramen tusschen deze reuzenmotieven, die de menschelijke schaal, liet karakter van bewoonbaarheid, aan den gevel ontnemen. \ ingboons paste de Palladiaansche orde ook aan smalle gevels toe, een moeielijke opgaaf, soms wel met vernuft en takt opgelost, ofschoon niet van gekunsteldheid vrij. Het streng klassieke schema, uit den paleisgevel ontstaan, voor alles op massale werking bedoeld en door een grootsch lijnverband sprekend, moest in het nauwe kader der burgerwoning tot gekunsteldheid ontaarden. Ter hoogte zonder vast modulair verband, buitensporig gerekt, verschraald, ter breedte verbrokkeld, in vorm door den strengen baksteen verarmd, moest zijn adel wel in gemanierdheid, fragmentarisch geknutsel ondergaan. En de soms rijke versiering niet festoenen, opschriftlinten, cartouschen, los op den baksteenmuur gehecht, geheel als tijdelijke versiering sprekend, als ook de vazen, vruchtsnoeren, schelpen van den hol gebogen, slappen topomtrek met recht of gebogen fronton bekroond, zij konden niet vergoeden hetgeen aan innerlijke bezieling ontbrak. Toch passen deze gevels, in hun geheel genomen, volkomen in liet weidsche, grootsteedsche stadsbeeld der Amsterdamsche grachten. Verdere bouwmeesters der 1 7e eeuw zijn te Amsterdam 1). Stalpaert, stadsarchitect, ontwerper van den voorgevel van het Oost-Indische huis (Hg. 379) en het Admiraliteitshof, thans stadhuis; A. Dorsman, bouwmeester der Luthersche koepelkerk (1068) en andere publieke gebouwen en heerenhuizen, meestal van dor, nuchter karakter. Te Leiden, A. v. 's (Jravenzande niet de fraaie Lakenhal en de Marekerk; W". v. d. Helm, bouwmeester van de stadspoorten aldaar. In Den Haag I'. Norwits niet de statige Nieuwe kerk ! 1648); te Haarlem S. de Bray 3) met de S. Annakerk; te Botterdam ') Zie: Ouvrage d'architecture par P. Post, 1715. 2' Deze gevel wordt ook aan .Tustus Vingboons toegeschreven. 3) Uitgever van Arcliitectura Moderna. Nederland. J. Lois, bouwmeester van liet voormalige Schielandshuis, thans Boymans Museiun. Ook in de Noordelijke en Oostelijke provinciesteden drong liet Klassicisme met talrijke werken door. *) Hollands architectuur der 18e eeuw wordt geheel door Fransehen geest beheerscht. De invloed van talrijke Fransche emigranten, waaronder voorname kunstenaars, die, door de opheffing van het Edict van Nantes (1685) uit hun land verdreven, bij voorkeur liet Protestantsche Holland tot woonplaats kozen, gaf aan deze beweging den stoot. Achtereenvolgens vinden de stijlperioden van Lodewijk XIV, XV en XVI, in den loop der eeuw, toepassing aan de talrijke heerenhuizen, publieke gebouwen der steden en aan de vorstelijke en patricische buitenverblijven in verschillende gedeelten van het land. Soms waren Fransche kunstenaars er aan werkzaam, zooals I). Marot, architect van Prins V illem III, aan de residentie het Loo te Apeldoorn, welker aanleg met inspringend voorplein, in beginsel, aan Versailles herinnert. Ook Oppenoorth en Boffrand hebben in ons land gewerkt. Over 't geheel hebben de gevels van dien tijd een eenvoudig, waardig karakter. De Palladiaansche pilasterorde van Van Campen, Post en Vingboons is verdwenen, evenzoo de schilderachtige bandverdeeling en wat dies meer zij. De gevel spreekt door liet rationeel verband van den baksteenmuur en de axiaal verdeelde, veelal rechte ramen. Deze blijven doorgaans onversierd en zijn slechts afgewisseld door den boog- of toogvormigen steenen ingang, die, met zuilen, pilasters of rustica-lisenen omlijst en door sierlijke overgangsvormen met de bovenramen verbonden, tot een rijk decoratief middenmotief is ontwikkeld. Ook de hoeken van den gevel zijn soms door vlakke lisenen verzwaard en steeds sluit een statige kroonlijst, al of niet door gebeitelde consoles gedragen en van recht of gebogen fronton doorbroken, den gevel af. Pijnlijk nauwgezet is steeds de uitvoering van liet metselwerk. Ondanks den strengen eenvoud, die soms aan het nuchtere grenst, boeien de gevels vaak door statige afmetingen, zuivere verhoudingen, voornaam karakter. Hierdoor kenmerken zij volkomen den ingetogen aard van de hooghartige, deftige patriciërs der 18® eeuw, die wars van uiterlijk vertoon, niet in gevelpraal, doch in den verfijnden, behaaglijken rijkdom en de pracht van het inwendige hun kunstideaal zochten. Talrijke binnenruimten, zoowel in groote als kleine steden, getuigen hiervan. Zij zijn van geriefelijken aanleg en bestaan uit sierlijke overwelfde vestibule, fraai aansluitende traphal, ruime salons, kostbaar bewerkt niet gebeitelde marmeren schoorsteenen, lambrizeeringen, ') Zie: Oude bestaande gebouwen ; Het bouwkundig Tijdschrift met bijzondere studiën oor de HH. Mr. B. Muller, Utrecht; C. H. Peters, Groningen e. a.; verder Documents classes par A. W. \\ eissman. evers, Architectuur, II. HET KLASSICISME. zwierig geboetseerde stucplafonds, fraai gesneden deurbekroningen en wandverdeelingen niet allegorische schilderingen voorzien, alle in rijken Barok-, Rococoof Louis XVI-stijl. Belangrijk zijn ook de raads-, regenten- en vergaderzalen onzer publieke gebouwen en stichtingen. ') 's Gravenhage is een der voornaamste plaatsen voor den stijl van dezen tijd door de vele patriciërswoningen in het centrum der stad gesticht. Als oudste, eind 17e eeuw, de woning voor Baron v. Wassenaer v. Obdam, later prinselijk paleis, op den hoek van Kneuterdijk en Lange Voorhout. Hier nog verschillende voorname huizen, o. a. de Kon. Bibliotheek, in Lodewijk X\ ; het Paleis der Koningin-Moeder, laat 18e eeuw. Eveneens de tegenwoordige schouwburg en enkele interessante heerenhuizen aan den Vijverberg. Aan het 1'lein, de voormalige „Logementen" van Amsterdam en Rotterdam, thans Rijksarchief en Departement van Oorlog. In Rotterdam de Beurs (1715), een statig gebouw van A. v. d. Werff; de fraaie Delftsche l'oort (± 1/70) van de Swart en eenige merkwaardige heerenhuizen aan het Haringvliet, Nieuwe Haven, Boompjes, e. a. Te Haarlem 2) en Amsterdam verschillende heerenhuizen, stichtingen en publieke gebouwen. Ook Deltt en tal van andere plaatsen bezitten merkwaardige gevels en binnenhuizen uit dien tijd. DUITSCHLAND. De noodlottige dertigjarige oorlog, die heel Duitschland tot het midden van de 17e eeuw teisterde (1648), bracht ook in de ontwikkeling der architectuur groote storing. Als geloofsstrijd begonnen en in het zelfzuchtig streven naar gezag van den adel geëindigd, had hij bloeiende handelssteden verarmd, ontvolkt en den ondernemingsgeest der burgerij, de kern van de Renaissance-beweging, verlamd. Na de belangrijke, reeds genoemde bouwwerken van liet begin der 17e eeuw 3), trad dan ook een lange stilstand in. Eerst in de tweede helft ontstaat allengs een nieuwe bouwbeweging, uitgaande, niet meer van de burgerij, maar van de machtige Duitsche vorsten. De vele luisterrijke paleizen, residentiën en kasteelen in verschillende gedeelten van het land gesticht, zijn blijvende getuigen van hun macht en aanzien. Bovendien treedt, vooral in Zuid-Duitschland, de Katholieke geestelijkheid op met grootsche bedehuizen en worden ook in Midden- en Noord-Duitscliland enkele belangrijke Protestantsche kerken gebouwd. De bouwwerken van de burgerij en de steden zijn van ondergeschikter belang. ') Zie o. a. het fraaie plaatwerk : Oude Binnenhuizen in Nederland, door K. T. Sluyterman. *) Oude Gebouwen te Haarlem van J. A. G. v. d. Steur li. I. s) Zie pag. 454 en volgende. DriTSCHLAXD. 'I Langzaam en onzeker begon de nieuwe bouwbeweging. Decenniën moesten verloopen alvorens orde en rust genoegzaam waren hersteld. Bovendien bleken de vroegere kunsttraditiën door den gewijzigden tijdgeest verouderd en daar eigen, goed geschoolde kunstkrachten, om aan de nieuwe en grootere eisclien te voldoen, ontbraken, deden vaak uitheemsche kunstinvloeden zich gelden. In Zuid-Duitschland en Oostenrijk de Italiaansche Barokstijl, meer Noordelijk die der strengere Fransche kunst. Fransche Hugenoten, kunstenaars, geleerden en nijveren, door de herroeping van het Edict van Nantes in grooten getale uitgeweken1),vestigden zich ook in de Protestantsche Noord-I )uitsche staten en verkregen daar duurzamen invloed. Temeer omdat de Fransche monarchie, toen op het toppunt van macht en roem, allengs toonaangevend \001 heel Euiopa Fig. 426. Paleis Trautson te Weenen. begon te worden, zoowel in politieken als artistieken zin. Eerst aan liet eind der 17® eeuw wordt de bouwbeweging algemeen. In Oostenrijk, Bohemen, Beieren, Wurtemberg, Baden, Franken, Saksen, Pruisen, de Mijnstreken, liet Noorden verrijzen, onder invloed van Versailles, ') Niet minder dan 300000. HET KLASSICISME. luisterrijke paleizen, soms niet behulp van Fransche kunstenaars uitgevoerd. Marot, de Bodt, Boffrand, de Cotte e. a. waren op verschillende plaatsen werkzaam. Van Zuid-Duitschland wordt Weenen het belangrijke centrum door de omvangrijke bouwwerken van het Habsburgsche vorstenhuis en den Oostenrijkschen adel, in en bij de oude keizerstad. J. B. Fischer v. Erlach (1723 f), Bohemer van geboorte en in Italië Fig. 427. Hof bibliotheek te Weenen. gevormd, wordt hier de voornaamste vertegenwoordiger van den Barokstijl. Tot zijn talrijke werken behooren de keizerlijke paleizen te Scliönbrunn (1683), deels onder Maria Theresia voltooid (1744), verschillende vleugels van den nieuwen Hofburg, als de Bijkskanselarij, de Win ter rijschool, de Hof bibliotheek, de laatste door zijn zoon uitgevoerd. Verder de paleizen Schwarzenberg, Trautson e. a., het Ministeriegebouw, een dozijn kerken, waaronder K 19E EEUW. Italië en Griekenland, sinds 1834 tot hoogleeraar in Diesden benoemd, bouwt hij daar als voornaamste werken, het Hoftheater *) (1841), bet Hofmuseum Fig. 462. Middentravee van het Museum te Dresden. (1847). Wegens deelneming aan den opstand verplicht naar Londen te vluchten, ') In 1869 afgebrand en naar zijn ontwerp door zijn zoon herbouwd. Fig. 463. Het Parlementsgebouw te Weenen. Fig. 464. Zittingzaal. DE 19® EEUW. verkreeg hij hier weldra invloed en werd medestichter van liet South-Kensington Instituut. In 1853 bouwde hij, als hoogleeraar te Zitrich, o. a. de Polytechnische School en de Sterrenwacht, het Raadhuis te Winterthür. Hier schreef hij ook zijn beroemd werk «der Stil" (1866). Eindelijk ontwierp hij, in samenwerking met Hasenauer, de beide Hofmusea en liet Keizerlijk paleis te Weenen, heide na zijn dood door dezen voltooid. Semper's hervormend streven, heftig gekant tegen de ziellooze stijlnabootsingen van Klassicisme en Romantiek, trachtte de architectuur van nieuwen geest te doordringen door den kunstvorm van het bouwwerk, zijn ideale beteekenis, uit het innerlijk organisme en de techniek van het materiaal te ontwikkelen. Wel is waar wordt het decoratief vormschema der Itali- aansche Hoog-Renaissance de grondtoon zijner esthetiek, die daardoor niet van conventie vrij blijft, doch volkomen beheerscht en naar eigen inzicht verwerkt, spreekt zij niettemin van een krachtigen voornamen kunstenaarsgeest. Evenwicht der massa's, edele verhoudingen, beschaafd, voornaam karakter zijn de groote eigenschappen die zijn werken verheffen boven die zijner tijdgenooten. Reeds zijn eerste hoofdwerk, het reeds genoemde Hoftheater te Dresden, welks halfronde voorgevel tot den zaalvorm aansloot, sprak hiervan. Evenzoo de feestelijk voorname massa van het tweede ontwerp '), al wordt het architectonische organisme eenigszins aan de schilderachtige werking opgeofferd (fig. 461). Dit geldt den schoonen middeningang, een fier opgebouwde exedra, door de zegekar van Dionysos en Ariadne gekroond, als geheel een meesterlijke verwerking van Bramante's nis van liet Belvedere in liet Vatikaan, doch ietwat stug zonder organisch lijnverband in den ronden voorbouw geplaatst. Storend is ook de hooge tooneelmassa ten opzichte van den segment vormigen, koud afgesneden zaal romp, al wordt deze ook rationeel uit het plan opgebouwd. Ondanks deze zwakke punten vormt Semper's theater niet de rustige ') Het eerste gebouw werd in 1809 door brand vernield. Fig. 465. Plattegrond van het Raadhuis te Weenen. Fig. 46E 1 9E EEUW voorname ordonnantie van liet Hofinuseuin (tig. 402), die in FlorentijnschVenetiaanschen geest is opgevat, en die den beroemden Zwingerhof naar de Kilte afsluit (tig. 430) een voornaam architectmirbeeld van de fraaie Saksische residentie. Semper's invloed verbreidde zich in wijden kring en vele Dnitsche bouwmeesters volgden zijn richting. Te Dresden zelf, zijn opvolger Nicolai, Hanel en Weissbaeh; te ^lunchen Neureuter met liet Polytechnicum en de Academie: te Frank¬ fort Btirnitz, Somnier en Lncae met de Beurs en liet ()peragebouw; Mylius en Bluntschli, prijswinnaars van liet Raadhuis te 1 lainburg *): Van der Hude, bouwmeester van de Kunsthal aldaar. Verder W. Stier, Egle, Durin in verschillende plaatsen van Duitschland en Zwitserland werkzaam. Naast Semper's Neo-Renaissance in Italiaanschen geest behoudt Schinkel's Neo-Helleensche kunstrichting bij enkele navolgers aanhang. Fig. 467. Detail van Let Raadhuis. Hieiondei (ilopillS eil Schmieden te Berlijn met werken als het Kunstnijverheidmuseum aldaar en het verdienstelijke Gewandhaus te Leipzig. Vooral de Deen Theophilus Hansen, in Athene gevormd en te AVeenen gevestigd, is daar de meest talentvolle vertegenwoordiger dezer richting. Op initiatief van den jongen Keizer Frans Jozef (1857) en in samenwerking met het staats- en stadsbestuur, de Hof- en geldaristocratie, werd deze oude Keizerstad naar een vast plan van uitleg herbouwd en in minder ') Niet uitgevoerd. OOSTENRIJK. dan een kwart eeuw vertienvoudigd. De leiders dezer belangrijke bouwbeweging waren vooral Dansen, Schmidt en Ferstel, talentvolle jonge kunstenaars van verschillende richting, die als docent aan de Technische Hochsclmle en de Akademie, en niet minder door belangrijke publieke gebouwen, kerken, paleizen en woonhuizen, krachtig hebben bijgedragen tot de verheffing van het lokale kunstpeil. Hansen bouwde (1867—'77) de Beurs, de Akademie, de Musikvereinssale, enkele paleizen, groote „Zins-hauser", waaronder de bekende Heinrichshof, een type dat het gevel-schema van het Italiaansche palazzo tot uitgangspunt heeft en toonaangevend voor den woonhuisbouw werd. Zijn laatste en belangrijkste werk is het Parlementsgebouw (1885), in streng Grieksclien geest (fig. 463), fijn, ontzaglijk knap, doch tevens star archeologisch van uitdrukking. Des ondanks, zoowel in- als uitwendig door vorm als koloriet, de uiting van een zeer voornamen kunstenaarsgeest (fig. 464). Schmidt, een Zuid-Duitscher, werd na werkzaam te zijn geweest aan den Keulschen Dom, professor te .Milaan en ging, gedurende den oorlog van Oostenrijk met Italië, naar \\ eenen, waar hij weldra als „ Dombaumeister" en docent aan de Akademie optrad. Aanvankelijk een starre middeleeuwer, getuige zijn Gymnasium aldaar, ondergaat hij weldra den invloed van den lokalen geest en verliest zijn architectuur ras het dorre archeologisch karakter. Door zijn krachtig evers, Architect uur. II. oc PK I 9E EEUW. en tocli plooibaar talent, weet hij de Gotliiek op dezen door traditie klassieken grond te accliniatiseeren. Reeds de koepelkerk in de voorstad, Maria Hilf, maar vooral zijn voornaamste en laatste werk, liet Raadhuis (+ 1883), getuigt hiervan (tig. 465). Het omvangrijke grondplan, symmetrisch om een centrale binnenplaats en zes kleinere geschikt, is van breeden klassieken opzet. Klaar, stelselmatig is de plaatsing der hoofdruimten en toegangen in de assen, rationeel spreken zij als hoofdmassa's in liet uitwendige (tig. 40(5). De domineerende middelbouw krachtig aangeduid door slanke torens, breeden, gastvrijen trapaanleg, open arcaden als omsluiting van de feestzaal en de volkshal, is feestelijk Fig. 409. lJe Universiteit. voornaam van uitdrukking. Talentvol zijn de vele details, naar Gothische en klassieke gegevens, tot een kernachtige, frissche architectuur verwerkt (tig. 4(i7). De grootsche binnenplaats (tig. 468) vindt zelfs in de Italiaansclie paleizen der Renaissance haar gelijke niet *). Den grootsten invloed op de Weener kunstrichting verkrijgt Ferstel, de Renaissancist. Reeds op jongen leeftijd als een man van beteekenis erkend 2), heeft ') Zie het werk: Das neue Wiener Rathaus. s) Hij debuteerde, 26 jaar oud, met de fraaie Gothische Votiv-kirche, bouwde een Bank, het Museum voor Kunstnijverheid, verschillende paleizen, kasteelen, woonhuizen, landhuizen in en buiten Weenen. < >STKXHI.JK. liij in tal van werken den lokalen geest voortreffelijk weergegeven. Eenvoud, natuurlijkheid, sierlijk, beschaafd karakter zijn hun kenmerken. Zijn laatste en voornaamste werk, de omvangrijke Universiteit (tig. 469) omsluit met het Parlement en het Raadhuis den fraaien Paradeplatz. Rustig, voornaam verheffen zich de eenvoudige gevels aan den hoek der Ringstrasse. Zij boeien door edele verhoudingen, zuivere vormentaal, volkomen evenwicht tusschen Fig. 470. Vestibule van de Universiteit. architectuur en sculptuur. Het inwendige is een fraai type van ruimtekunst, door de perspectivische werking van vestibule (lig. 470), traphal, galerijen en de grootsche binnenplaats (fig. 471). Voorname, rustige stemming, verfijnde eenvoud in geheel en onderdeelen zijn de groote kwaliteiten van dezen waardigen zetel van het Hooger Onderwijs. Ook Ferstel's Lichthof van het Kunstgewerbe-museum behoort tot de schoonste binnenruimten van onzen tijd (fig. 472). OOSTENRIJK. I egenover liet Raadhuis staat liet nieuwe Hofburgtheater en iets verder liet nieuwe Keizerlijk paleis met de beide Hofmusea en liet Maria Theresia Denkmal (lig. 473), te zamen een omvangrijk architectuur-complex in den stijl der Italiaansche Hoog-Renaissance, door Semper en Hasenauer ontworpen en door dezen uitgevoerd. In deze buurt nog het Gerechtshof van Wielemans in den trant der Duitsche Renaissance, de Hofopera van v. d. Xiill en Fig. 472. Lichthof van het Kunstgewerbe Museum. Siccardslmrg, met herinneringen aan den tijd van Frans I. Eindelijk nog, als voornaamste, liet Kiinstlerhaus en liet Kursalon, beide in Italiaanschen geest. Ook de vele huurhuizen, heerenhuizen en administratie-gebouwen van dezen tijd, dragen dit karakter. Ontworpen in pseudo-paleistrant, een rustica onderbouw, een doniineerend middendeel met bo venbekroning in attiekvonn, kenmerken zij zich, ondanks deze conventioneele samenstelling, door beschaafd karakter. Met voorliefde is de plastische Palladiaansche ordonnantie aangewend. Zelden DE lf)E EEUW. ontbreken Caryatiden of Hennesfiguren en liet levendig relief wordt nog door balkons en krachtige geledingen verhoogd. ()ok de polychromie, hetzij door fresco-, sgraffitto-, terra cotta- of tegelversiering verkregen, is een belangrijke factor tot bepaling van het lokaal karakter der woonhuis-architectuur. Gebrek aan goede, goedkoope bouwmaterialen en uitvoering in pleister leidde hiertoe. Reeds gaf Hansen met den bouw van den genoemden Heinrichshof deze richting aan. Naast de algemeene heerschende Italiaansclie kunstrichting van dezen Fig. 473. Een der Hofmusea met het Maria Theresia Denkmal. grooten bouwtijd verkrijgt ook de Neo-Harok eenigen invloed door de vele werken van Fellner en Helhner, als theaterbouwers algemeen bekend. Eenigermate heeft de AVeener school invloed gehad op de architectuur van de naburige Hongaarsche hoofdstad Budapest, welker algeheele herbouw, na zeventig, aanving met den aanleg der Frans Jozefskaai en den herbouw van het Koninklijk paleis, schilderachtig op den hoogen Donauoever gelegen. De talentvolle hofarchitect Nikolas Ybl werd hier toonaangevend met beide genoemde werken en tal van belangrijke publieke en particuliere gebouwen, waaronder de statige hoofdkerk, de Franciscaner kerk, het Fig. 474. De opera te Budapest. DE 19E EEUW. Hauptzollamt en vooral zijn hoofdwerk, de Opera (tig. 474), als voornaamste. Hoewel geheel in Italiaanschen geest opgevat, lieeft deze voorname architectuur toch een persoonlijk karakter, zoowel door de levendige groepeering der massa's, hun edele verhoudingen, als door de sierlijke, kernachtige teekening der onderdeelen. In veel mindere mate is zulks het geval met de vele werken van zijn jongeren tijdgenoot (». Steindl, die, als leerling van Schmidt, bij voorkeur de Romantische richting volgt. Het Polytechnicum en het liaadhuis, beide hoofdzakelijk in kleurigen baksteen, doch vooral liet omvangrijke Parlementsgebouw Fig. 475. Het Reiehtagshaus met het Bismarckdenkmal te Berlijn. aan de J )onau, een weelderige bouw van kostbare materialen, vooral gehouwen steen en marmer 1), getuigen hiervan. Ondanks buitensporigen vonnrijkdom, ontleend aan liet Weener Raadhuis, het Parlement te Londen en de Italiaansche (lothiek der 15e eeuw, mist liet werk zuivere bezieling, persoonlijken geest. Tot de vele omvangrijke gebouwen uit het laatst der vorige eeuw, behooren nog het Station, de Bibliotheek, het Gerechtshof, de Nationale Bank, enkele Theaters, het Landesinuseum, tal van statige paleizen, hotels, huurhuizen, meestal in Klassieken of' Renaissance geest opgevat en in berg- en baksteen ') Zie tle uitvoerige uitgaaf (1910). nriTSCHLAXl). uitgevoerd. Ook de Barokstijl, door de Weeners Fellner en Hellmer ingevoerd, \cikiijiit liier eenigen aanhang. ïot de voornaamste bouwmeesters van dezen tijd behooren nog Feszl, Skalnitzky & Koch, Petschacher, Hey, Alpar, Quittnei e. a. niet jmblieke gebouwen en tal van woonhuizen. In Xooi<1-1 )nitschland worden de groote nationale gebeurtenissen van 18G6 en 1870, die de stichting van liet Duitsche Keizerrijk, de bevestiging van Duitschland's eenheid en macht teweegbrachten, op de architectuur van Fig. 476. Detail van het Reichstagshaus. imloed. Dank zij de krachtige ontwikkeling der industrie volgt een tijdperk \an algeineene welvaart. \ erschillende steden komen tot snelle uitbreiding en er ontstaat een groote bouwbeweging allerwege. Allereerst en meest in de rijkshoofdstad Berlijn, die een algeheelen herbouw ondergaat. Onder den diang \an liet nationaal bewustzijn, liet gevoel van eenheid en macht, openbaart zich in architectuur een streven naar sterke uitdrukking, grootschen, indiukwekkenden aanblik. De ruime aanleg, levendige groepeering der massa's, de forsche reliefbehandeling en de rijke decoratieve plastiek van verschillende DE 19® KEliW. regeeringsgebouwen en andere te Berlijn en elders, getuigen hiervan. Door vermenging van Italiaansche en Duitsche kunstelementen ontstaat een esthetiek die de opkomst van een nieuw architectuur-tijdperk aanduidt. Het Reichstagshaus te Berlijn, het architectuur-symbool der Duitsche eenheid, gaf tot deze nationale richting den eersten stoot (tig. 475). Het omvangrijke gebouw, een werk van den ï'rankforter bouwmeester 1'. Wallot (1882—'95), Fig. 477. Barbarossa-nis van het gedenkteeken op den Kyffhüuser. is het resultaat van een tweede prijsvraag, nadat de eerste (1872) was mislukt, Een groote Palladiaansche ordonnantie op forschen rustica-onderbouw vormt het „Leitmotiv" der symmetrische gevels. De hoofdtoegang in de as van den voorgevel als machtig tempelfront opgevat, wordt getlankeerd door statige, vierkante parkpaviljoens, wier stoere massa aan de bastions der Oud-Duitsche burchten herinnert. Het beeld wordt voltooid door een zwaren vierkanten glaskoepel, in liet centrum van den bouw geplaatst. Talrijke groepen, figuren, DUITSCHLANJJ. 5 5 5 genieën, koppen, wapens en emblemen, aan nationale gegevens ontleend, verzinnelijken nader de beteekenis van het monument (tig. 476). 't (Jeheel spreekt van eenheid, krachtigen, zelfbewusten Germaanschen geest, typeert den machtigen militairstaat. Ook het inwendige, vast organisch van aanleg, met ruime vestibules en staatsietrappen, hooge koepelhallen, breede wandelgalerijen, talrijke vergaderzalen en kamers van indrukwekkend vertoon, Fig. 478. Fragment van de kerk zum heiligen Kreuz te Berlijn. rijk, ja overdadig getooid met historische figuren en zinrijke motieven, vormt een machtig epos vol leven en kracht, sprekend blijk van de vindingrijkheid en liet talent des ontwerpers. Jammer dat, zoowel binnen als buiten, de indruk wordt benadeeld door de te groote schaal der details, die een zekere onrust verwekt en soms in grofheid ontaardt. Hinderlijk is ook het gladde glasvlak van den zwaren koepel aan de monumentale werking van het uitwendige. Evenzoo Bismarck's opzichtig gedenkteeken, in de as van het voorplein geplaatst. DE 19" EEUW. Kenmerkend voor dezen tijd van krachtige, snelle, politieke en sociale opkomst is de stichting van nationale gedenkteekens, ter eere van liet keizerrijk. l)e begaafde Bruno Schmitz verwierf op jongen leeftijd in verschillende wedstrijden grooten naam op dit gebied. Zijn Kaiserdenkmaler in het Rijngebied: „am Deutschen Eek", op den Kyffhiiiiser (fig. 477), bij de Porta Westfalica, grootsch „wuchtig", bravourewerk, zijn hiervan de voornaamste. Te midden eener romantische omgeving rijzen hun trotsclie massa's uit den aan sagen Fig. 479. Middenbouw van het Ivurhaus te Wiesbaden. en legenden rijken grond, als indrukwekkende architectuur-symbolen van Duitschland's macht en grootheid, omhoog. Deze neiging tot een oud-nationaal kunstideaal vindt bij vele tijdgenooten van Wallot weerklank. De Gerechtshoven te Munchen (Thiersch) en Leipzig (Hoffmann), het Keizerpaleis te Straatsburg (Eggert), kerken, banken, bibliotheken, musea, theaters, raadhuizen, stations, woningen van li. Gedon, (1. Seidl, 11. Grisebach, O. Marcli, 11. Licht, Kaiser en v. Grossheim, Ende en Böckmann, Ebe en Henda, Gropius en Schmieden, Cremer en Wolffenstein, ENGELAND. Raschdortf, Seeling, lline, Gnauth, Neckelinann e. a., architecten over heel Duitschland verspreid, getuigen dit. Doch ook nu nog hehoiulen de Romantiek en de klassieke richting aanhangers. Tot de eerste richting behoort o. a. Joh. Otzen, leerling uit de Hannoversche baksteenschool van Hase met talrijke kerken (fig. 478). Het belangrijke Kurhaus te Wiesbaden van Tliiersch is in vrijen klassieken geest opgevat (fig. 479). Over 't geheel draagt de architectuur uit dezen onrustigen tijd van snelle opkomst het kenmerk van onzuiverheid, overhaasting, vaak van overlading en wansmaak. ENGELAND. Sterke wisseling kenmerkt ook hier het verloop der architectuur gedurende heel de 19e eeuw. Het klassicisme van den vorigen tijd, bevorderd door archeologische studiën, opmetingen als die van J. Revett, I». Adams, J. Soane, en verzamelingen '), leidde in de eerste helft tot slaafsche navolging van Grieksche en Romeinsche kunst. Reeds werd de tempelkolonnade der Bank van Engeland 2) genoemd. Haar volgden o. a. de S. Pancraskerk van Inwood (1819), het Britsch Museum van R. Smirke en de „Marble Arch" van J. Nash (1825), de Universiteit van Pennethorne (1827), de „National Gallery" van Wilkens (1838), de Beurs van Titi (1842), alle te Londen. Hoewel de architectuur van het meerendeel dezer werken in klassieken stijl een grootsch, voornaam karakter beeft, en daardoor niet van abstracte schoonheid ontbloot is, mist zij toch te zeer reëelen zin, eigen geest, innerlijk leven om geheel te kunnen bevredigen. Er ontstond reactie. Het smeulend vuur der Romantiek, zelfs in dezen tijd nooit geheel gebluscht, opgewekt door Walter Scort, den verheerlijker der feodale ruines, aangewakkerd ook door de streng kerkelijke geloofsrichting van 1830, die van Oxford uit heel Engeland doordrong, leidde in de architectuur weldra tot krachtige herleving der («otliiek, „the (Jothic revival". Aangevangen niet kerken en kasteden, kreeg zij groote verbreiding na den herbouw van het Parlement, dat in 1834 door brand was vernield (1835—'45). Ch. Barry was de winnaar in den wedstrijd, die den Perpendicularstyle, als bij uitstek nationaal beschouwd, voorschreef. En liet hoofd- ') O. a. de beroemde „Elgin Marbles" van liet Parthenon (1803). 8) Pag. 509. DE lf»E KKI'W. werk hiervan, de King s Chapel te Cainbridge 1), een meesterstuk van decoratieve detailkunst, werd liet artistiek uitgangspunt tot de reusachtige schepping aan de ruime Theemskade, (tig. 480). Doch, ondanks het talent van Barry's iiivuLnciivu *3. i iiüiii. den ontwerper der inen uitwendige versiering, bleek de toepassing op groote schaal van deze sierlijke kleinkunst een vergissing. Trots statige torens en paviljoens die de omvangrijke massa van het gebouw verdeelen, hebben de lange gevels dooide eindelooze herhaling van te fijne traceeringen, die muren, pijlers en ramen overdekken, iets vermoeiends, eentonigs, arms verkregen. Langer dan een kwart eeuw werd nu de Gothiek in verschillende nuances gehuldigd, waartoe zoowel de nationaal historische periode als de Gothiek van andere landen als uitgangspunt dienden. Een streng constructieve, archeologische richting volgt den Gothischen vroegtijd, zonder rekening te bonli. Burges, H. Street, ook publieke gebouwen, en hiertoe. Evenzoo het den met de moderne eischen. De gebouwen van Brandon, hoofdzakelijk kathedralen, kerken, doch zooals de „Law Courts" (1860) te Londen, behooi Fig. 480. De Victoriatoren van liet Parlementsgebouw te Londen. ') Pag. 186. KNOKLANP. indrukwekkende raadhuis te Manchester, in „Early English" van A. Waterhouse, de werken van J. Pearson, -I. Brooks e. a. Vrijer van opvatting, gothiseereml in beginsel, met wijziging van den traditioneelen vorm, is de architectuur van Sir Gilbert Scott (1811—'78), architect van naam, ook buiten Engeland door prijsvragen bekend *). Hij restaureerde de voornaamste Engelsche kathedralen, bouwde in decoratieven, zuiver (Jothischen trant o. a. liet pronkende Albert Memorial in Hydepark, het omvangrijke Midland Hotel. In dezen geest werken ook W. Blomfield, A. Buttertield niet tal van kerken in Londen en elders. Eindelijk de vrije eclectisten, de onafhankelijken, die het karakter van den Gotliischen stijl, zonder onderscheid van tijd of land, geheel wijzigden en deze als bekleeding van moderne gebouwen toepasten. De schilderachtige werken van l'alej- en Austin, J. Sedding, Godwin, die onder Engelschen, Fransclien, Lombardischen, Venetiaanschen invloed zijn ontstaan, behooren hiertoe. Hoe krachtig de Gotliic Revival zich in Engeland ook ontplooide, hoe veel verdienstelijks zij vooral op kerkelijk gebied voortbracht, zij werd te veel uiterlijke vormkunst 0111 duurzaam stand te houden. Evenmin als het pseudoKlassicisme van den eersten tijd bracht zij de gewenschte moderne kunst. Vooral de schijn-architectuur der publieke gebouwen met hun schilderachtig vormstelsel van decoratieve toppen, torens, traceeringen, zonder tal en zonder zin, was haar zwakke zijde. Het gebouw der „Law Courts" te Londen van Street, in feodalen vroeg-Gotliisclien trant, vonden algemeen afkeuring en werd haar „doodvonnis". Reeds moest haar talentvolle voorstander Sir Gilbert Scott, oj) wensch van de regeering, de Gouvernementsgebouwen in Whitehall, in Italiaansch-klassieken stijl bouwen (18G8—'73), waarin hij weldra door talrijke aanhangers werd gevolgd. Toch was de invloed der Neo-Gothiek te ingrijpend geweest om voor de kuituur verloren te gaan. „Zij liet iets 11a dat haar opvolgster, de „Queen Anne" 2) richting, overnam al was deze nog zoo sterk tegen haar gekant; een geestelijk erfdeel, niet van uiterlijke vormen, maar zich openbarend in streven naar beknoptheid, degelijkheid, waarheid, rationeelen zin, eigenschappen die nóg de architectuur van Engeland kenmerken". John Ruskin en Williani Morris worden door hun esthetische geschriften de geestelijke leiders der nieuwe kunstbeweging. I )e laatste ook met de daad als hervormer van het handwerk, de kunstnijverheid, de sierkunst, op elk *) Scott bouwde de Nicolaikerk te Hamburg. Ook verwierf hij den 2en prijs in den wedstrijd van 1872 voor een Rijksdaggebouw te Berlijn. 2) De titel is ontleend aan den stijl uit het begin der 18° eeuw, ontstaan onder invloed van de schilderachtige Hollandsche baksteenarchitectuur, die met koning Willem III (1689), in Engeland doordrong. RK 19" EKUW. gebied der techniek. Zij uit, zich in bewnsten terugkeer tot de Engelsch buigeilijke \oinien dei 1/° en 18e eeuw, in streven naar oplossing met de eenvoudigste aanwezige midde¬ len, door toepassing van plaat selijke materialen, aanleg dei woning naar natuurlijke eisclien behartiging van gemak en be lmaglijkheid in ruimsten zin. De „Queen Anne" richting vangt aan niet de hervorming van het woonhuis, de landwoning, die als protest tot de in uiterlijke vormkunst vervallen Neo-Gothiek, eenvoudig, natuurlijk wordt gebouwd. \V. Nornian Shaw, leerling van Street, en aanvankelijk aanhanger der («othic Kevival, werd baanbreker op dit gebied niet den bouw van de New Zealand Chambers in de City van Londen (1872) (fig- 481). Vier forsche baksteenpijlers omsluiten drie liooge liclittraveeën, uit groote groepramen, bow-windows, bestaande, uitspringend, doch binnen de rooilijn gebouwd. Aan goede verlichting en zij-uitzicht, hoofdeischen voor handelskantoren in de nauwe straten van de bedompte City, is dus ruimschoots voldaan. Het geheel, boeiend door krachtise hoofd- Kg. 481. Kantoorgebouw N„ Zo.al.od Omim, if?1', T"""8 "" te Londen. AJn(* detail, is van monumentaal, tevens behaaglijk aspect. Meesterlijk heeft Shaw hier het oud-Engelsche motief, de bow-window, tot een oorspronkelijke moderne schepping verwerkt, zonder naar gezochte nieuwheid te stieven. l)e sierlijke detailleering en liet vlakrelief der hollijst wijzen dit ENGELAND. aan. Ook zijn talrijke werken van lateren tijd, handelskantoren, administratiegebouwen, heerenhuizen, arbeiderswoningen, villa's en landhuizen, dragen een beslist individueel karakter. *) Treffend is hun veelzijdigheid van uitdrukking, ontstaan doordien de architectuur niet naar een vast, vooropgezet stelsel is ontwikkeld, doch uit de bijzondere eischen van het grondplan, de omgeving, den aard der materialen of de speciale neigingen van den bouwheer is voortgekomen. Met Fig. 482. Hoofdgebouw van de Politie te Londen. veel talent zijn uit natuursteen, baksteen, terra-cotta, pleister, hout, interessante scheppingen vol leven en gloed voortgebracht. Shaw's architectuur, aanvankelijk in het sierlijk schilderachtig karakter der vroeg-Henaissance opgevat, neigt allengs tot de breede behandeling in den geest van de laat- ') Zie: Muthesius, Die Englische Raukunst der Gegenwart. evers, Architectuur, If. 36 Kig. 483. Het Impeiial Institute te Londen. ENGELAND. Renaissance en de Barok. Zijn Hoofdbureau der Politie in Londen (1886) wijst dit aan (fig. 482). Naast Nonnan Shaw zijn nog op het gebied van den woonhuisbouw, Ernst George, \eates, -J. Douglas, Stevenson, Newton, Macarnay en andere bouwmeesters te noemen '). lot tegen liet einde der 1 9e eeuw beheerscht de „(^ueen Anne" richting Fig. 484. Accountants-Institute te Londen. ook de architectuur der openbare gebouwen. Een der voornaamste vertegenwoordigers hiervan is Th. E. Collcutt. Zijn hoofdwerk is het lmperial Institute (fig. 483), een zeer omvangrijk Koloniaal Museum in de ruime omgeving van „Kensington Gardens" en Hvdepark gebouwd (1887—'93). De lange symmetrische voorgevel wordt door sterk voorspringende luidden- en hoekpartijen onderbroken en met tal van sierlijke topgevels en ranke hoektorentjes ') Zie Je jaargangen van de bekende uitgaaf: Academy Architecture. DE 19E EEUW. verlevendigd. Een statige middentoren en twee kleinere aan beide zijden voltooien liet schilderachtig geheel. De architectuur, hoewel onder den invloed der Fransche en Engelsche vroeg-Renaissance ontstaan, heeft niettemin een persoonlijke uitdrukking. Als uiting van sierlijke, verfijnde detailkunst bekoort zii bii den eersten aanblik door frissclie vinding, artistieke eenheid van geheel en onderdeden. Toch wekken die schilderachtige, opengewerkte gevels bij nadere beschouwing geen diepe, blijvende stemming, omdat zij een bijzonder karakter missen en de ideale beteekenis, de moreele bedoeling van een museum, als rustig voornaam architectuur kader en veilige omsluiting, niet tot uitdrukking brengen. In deze omgeving staat het omvangrijke Natuurhistorisch Museum van den bekenden bouwmeester A. Water- Vnni'ol /1/k Fig. 485. Volksbibliotheek met Bad- en Waschinrichting te Londen. house, een werk in Neo-Romaansch-Gothischen trant, Vooral de hoofdingang herinnert aan het schema der Fransche kathedraal. Het geheel verraadt in massa en onderdeelen den ervaren bouwmeester van talent, doch heeft iets kils, dor-mechanisch, waartoe de vaal-gele terra-cotta, die hier is aangewend, zeker bijdraagt. Deze overdreven neiging tot schilderachtige architectuur ten koste van ENGELAND. hot eigenlijke karakter, wordt de zwakke zijde der publieke gebouwen die in den tijd van de „Queen Anne" richting zijn ontstaan. Het Gerechtshof te Birmingham (1H90) van A. Webb en Ingrew Bill, liet Raadhuis te Oxford van Henry I. Hare, de l niversiteitsgebouwen te Oxford en Cambridge van Jackson en M. tl. Gilbert Scott en andere, zijn geheel in dezen trant. In het laatst der 19® eeuw wijkt de „Queen Anne" stijl voor een strengere richting in Palladiaanschen geest niet Barok-elementen vermengd en vrij, naar persoonlijk inzicht, opgevat. De werken van E. Mountford, J. Brydon, W illiani ^ oung, John Belcher, meestal bankgebouwen, musea, openbare volksbibliotheken, „polytechnics" x), kunstscholen, clubs, badinrichtingen, behooren hiertoe "). /ij kenmerken zich door beknopte, geriefelijke planindeeling, karakteristieke architectuur. Kloek, voornaam is o. a. de gevel van het „Accountants Institute" van John Belcher in Palladiaanschen trant, al moge het detail niet onberispelijk zijn en sommige onderdeelen aan paleizen der Italiaansche LaatRenaissance herinneren (tig. 484). Overgroot van schaal zijn de zware blokken van de bovenramen, en slap van teekening die der 1° verdieping. Doch de geheele groepeering boeit door krachtige hoofdlijnen, contrastvolle bewerking der verdiepingen en het statige figurale fries. Geestig is ook de Volksbibliotheek met Bad- en Waschinrichting in Shoreditch van Henry T. Hare door schilderachtige massa en kleurverdeeling (tig. 485). In strengen klassiceerenden trant opgevat zijn de voornaamste Engelsche ontwerpen voor de prijsvraag van het \ redespaleis, en, in den allerlaatsten tijd nog, liet bekroonde ontwerp van Robert Ivnott voor liet raadhuis te Londen 3), thans in aanbouw. B E L G I Ë. ()ndanks de schilderachtige, lokale architectuur van de Gothiek, de Renaissance en den Baroktijd, uit het krachtige volksleven ontstaan, wordt aanvankelijk ook hier de Fransche kunstsmaak overheerschend en streven naar officieel vertoon, regelmaat, symmetrie liet algemeen kenmerk. Reeds in liet laatst der I8e eeuw drong liet Fransch-Klassicisme in verschillende steden door. Uit dezen tijd dagteekent te Brussel de aanleg ') n Polytechnics* zijn omvangrijke gebouwen ten dienste van het volksonderwijs in ruimsten zin, handwerks-, kunst- en technische school tegelijk. Zij zijn, meestal op particulier initiatief, in verschillende wijken van Londen opgericht. s) Zie Muthesius, reeds genoemd; de jaargangen van Academy Architecture; ,British Competitions" en de Engelsche periodieken. 3) Zie de uitgaaf: The London Country Council Hall. DE 1!)E EEUW. van de ruime, aristocratische bovenstad, in sterk contrast met liet schilderachtige, oude, laag gelegen stadscentrum, de beroemde Grand'Place (tig. 422). Heel een complex van rechte breede straten, boulevards, ruime pleinen, rondom liet statige Park, in ^ ersailles geest, geschaard, allengs omzoomd niet openbare gebouwen, heerenhuizen, voorname hotels, alle in strengen, officieelen stijl. Gevels naar een algemeen doorgevoerd schema, bestaande in rustieken onderbouw, hooge, vlakke pilaster- of zuilordonnantie met balustrade en frontonbekroning geheel in koelgrijzen toon gehuld. Doch al moge deze eerste architectuuruiting der 19e eeuw lokalen kunstgeest missen, en Fig. 486. Het Parlementsgebouw. van een zekere kilheid niet vrij zijn, omgekeerd kan breede opvatting, voorname uitdrukking haar niet worden ontzegd. Merkwaardig is het Palais de 1K 1J»K EElT\V. verfijning, juist evenwicht tussclien architectuur en sculptuur, voornaam koloriet, van een hoogstaanden kunstenaarsgeest. Na met eenige kasteelen en heerenhuizen zijn naam als verfijnd stijlist te hebben gevestigd herbouwt hij, als architect des konings, de paleizen te Laeken en te Brussel, die door voornamen stijl terecht bewondering wekken. Karaktervol heeft Balat den Louis XVI-stijl in deze sclioone ordonnantie verwerkt (tig. 487). Evenzoo het inwendige met de eeretrap, audiëntie- en feestzalen. Zijn hoofdwerk is het Palais des Fig. 489. Centrale lial van het Palais des Beaux-Arts te Brussel. Beaux-Arts, een geschenk des konings aan de natie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan (1880). De hooge esthetische beteekenis van een museum als schatkamer van kunst is in den gevel voortreffelijk uitgedrukt (fig. 488). Rustig omsluiten de grootsche hoekmassa's der traphallen liet monumentale middenfront, het hoofdmoment, als een ode aan de vier muzen der kunst gewijd. Fier troonen hun fijne bronzen gestalten op hooge granieten triomfzuilen, omsluitende drie ingangen waarboven prijken de bronzen, door loover omkransde bustes, van BELUIK. Vlaanderen's groote historische meesters, van Kuijsbroek, l?ubens, en J. Bologne. l ei' weerszijden allegorische, wit marmeren basreliëfs en verder, tegen den \ lakken muui der hoekpaviljoens, bronzen beeldgroepen verzinnelijkend den triomf der kunst. Er is in dat streng voornaam architectuur geheel vol klassieke grootheid — iets schilder¬ achtigs tevens naar oudVlaamschen trant. Zoowel door de contrastvolle groepeering der massa's, de verdeeling der strakke lichtopeningen, de levendige teekening der attiek, als oppersten contour, het volstrekt evenwicht van architectuur en sculptuur, het edel koloriet der inheemsche materialen, hardsteen en (lobertange, verrijkt door marmer en brons. Talentvol heeft Balat, op grond van streng klassieke elementen den blinden muur der schilderijzaal, liet moeielijk probleem van een museunigevel, tot een architectuurschepping bezield, die de ideale beteekenis der kunst doet gevoelen, -luist van verdeeling is de 75 M. lange gevel Fig. 490. Het Paleis van Justitie te Brussel. in verband met zijne plaatsing in een betrekkelijk smalle straat, waardoor een duidelijk overzicht mogelijk wordt. \ an schoone ruimtewerking is de groote sculptuurzaal, het centrum van den planaanleg, met de omringende bovenzalen voor de groote decoratieve schilderingen der \ laamsche kunst (lig. 4N!)); gene in de koel-voorname tonen van wit marmer en brons, door natuurgroen verlevendigd, deze in het warme koloriet der schilderijen. Zoowel in practischen als esthetischen zin is de 1)K 19E KEUW. met zuilarcaden geopende bovenwand een schoone gedachte. Hij ontneemt aan de liooge, bovenwaarts verlichte middenzaal liet kelderachtig aanzien, verhoogt, door perspectivische werking, het ruimtegevoel en brengt den bezoeker spontaan onder den grooten indruk van sculptuur en schilderkunst. Naast Balat, den soberen, voornamen stijlist verschijnt E. Poelaert (1817—'79) als den uitbundigen fantast, den idealist a outrance. Voor alles, beschouwt hij de architectuur als de verwezenlijking van esthetische droombeelden, vaak ten koste der eerste eischen van nut en bewoonbaarheid. Een vrije zelfstandige kunstenaarsgeest, wiens scheppingen door grootsche opvatting, ingewikkelden vormrijkdom, decoratief karakter een afzonderlijke plaats beslaan. Heeds zijn eerste werk van belang, de kerk te Laeken, tevens mausoleum van de Belgische dynastie, opgevat in vrijen Gothischen trant, kenmerkt zich door breed opzet, ingewikkelde, zware vormgeving. Evenzoo de Congreszuil met het beeld van Leopold 1 bekroond en in een streng kader van paleisgevels geplaatst. Doch zijn bijzonder talent uit zich eerst ten volle in liet gerechtshof te Brussel, het omvangrijkste bouwwerk der 19e eeuw *) (tig. 490—492). Ontstaan in den roes van het krachtig zelfbewustzijn eener jonge welvarende natie niet zin voor decoratief vertoon als volksaard, verrijst zijn reusachtige massa met koepel, bekroond, als het ontzagwekkende beeld der Justitia, hoog boven de heuvelachtige hoofdstad. Oud-Oostersche, (Irieksche en laatlienaissance elementen, door sterken geest belieerscht, verbinden zich hier tot een harmonisch geheel van machtigen totaalindruk (tig. 491). En al moge de architectuur juiste schaal missen, en de zware uitbeelding der vormen niet van pathos vrij zijn; al moge het gebouw door omslachtigen aanleg en buitensporige hoogte der lokalen 2) practischen zin ontberen; al moge soms, met name aan den hoofdingangen den koepel, de rationeele constructie aan valschen schijn zijn opgeofferd3), ondanks deze zwakheden kan aan deze gigantische schepping, geniale ingeving, volkomen artistieke eenheid, beslist persoonlijk karakter, zeldzame virtuositeit niet worden ontzegd. Om slechts te noemen, de monumentale terrassen en trappenaanleg van het hooggelegen voorplein tot ') Het gebouw bevat de geheelo rechtspraak, zoowel van het burgerlijke als militaire Hof, en is voor Kantongerecht, Arrondissements-rechtbank, Hof van Appel en lloogen Raad bestemd. Het aantal rechtszalen is 27 met 245 vertrekken voor den dienst. Bouwtijd (1866 — 82) ; bouwkosten 50 millioen francs. a) O. a. de zaal van den Hoogen Raad 28 M. lang, 12 breed, 18 hoog. Het jaarlijksche onderhoud van het gebouw bedraagt 123000 francs. 3) De bekroning van den hoofdingang (spanning 12 M.), wordt gedragen door een zwaren stalen balk, waaraan de sluitsteenen van de als strek geconstrueerde architraaf zijn vastgeschroefd! Ook de koepel (90 M. hoog) wordt door onzichtbare stalen liggers gedragen, waaronder schijnbogen zijn aangebracht. Fig. 491. Het Paleis van Justitie te Brussel. DE 19E EEUW. de benedenstad, de grootsche, open trapliallen ter weerszijden van den hoofd- Fig. 492. Traphal van het Gerechtshof te Brussel. ingang (tig. 492); de Salie des Pasperdus, liet centrum van liet plan, met haar omgeving van zalen en galerijen ; dan de karakteristiek verwerkte BELGIË. Grieksche orden niet ontelbare details aan ramen, deuren, bekroningen, balustrades, kapiteelen, basementen, enz., zij dragen alle den stempel van geniale^ zij liet ook overspannen verbeelding, van ontzaglijk knap bravoure-werk met liet toenmalig Xeo Hellenisme der Fransche hoofdstad, Poelaert's woonplaats, als grondtoon der esthetiek. Deze verzaking van den lokalen geest verklaart Fig. 49:}. De Nationale i3ank te Antwerpen. den ztti gei ingen in\loed van 1'oelaert en zijn stat op den algemeenen ontwikkelingsgang der Belgische architectuur. Als pronkend gedenkteeken van nationale energie, op het halve eeuwfeest van het zelfstandig bestaan onthuld, streelde liet Gerechtshof, door zijn grootte en rijkdom, den nationalen trots, zonder innige, blijvende bewondering te kunnen wekken. (Jrooten invloed op de algemeene richting der Belgische architectuur na 1S70, verkrijgt de derde genoemde bouwmeester Henri Beyart (1S23 DE 19E EEUW. Als bekwaam constructeur, grondig archeoloog, eclectist in den besten zin, heeft hij vele verdienstelijke bouwwerken nagelaten die spreken van een bijzondere persoonlijkheid l). Hij bouwt kerken, kasteelen, scholen, publieke gebouwen, stations, woonhuizen, gedenkteekens in voornamen, soberen trant en typeert als restaurator, dank aan zijn assimilatievermogen, zijn nauwgezette, doordringende geest, het essentieele van eiken historischen stijl. Aanvankelijk werkend in ietwat zwaar Louis XVI2) wordt weldra zijn levensdoel, de herleving van het nationaal kunstverleden, den schilderachtigen Vlaamschen stijl der 1 7e eeuw, in gezuiverde)), modernen geest. In deze richting is de Nationale Bank te Antwerpen zijn voornaamste werk(fig.493). Het gebouw op driehoekig terrein, aan boulevard, twee straten en plein ontworpen (tig. 493) bevat, ') Travaux d'architecture par H. Beyart, 2 volumes. z) De Nationale Bank te Brussel in samenwerking met Wijnand Janssens uitgevoerd (1864). Fig. 494. Travee van de Nationale Bank te Antwerpen. BELGIË. behalve de Banklokalen, twee directeurswoningen, in vrijstaand middenpaviljoen aan de Boulevardzijde, en slechts door lage portieken met de Bank verbonden. De \ei schillende eischen van publiek gebouw en woonhuis, met behoud van beider karakter, in één harmonisch geheel tot uitdrukking te brengen; de Fig. 495. liet Entrepot te Doornik. plaatsing aan verkeerswegen van zeer ongelijke breedte, en de scheeve terreinvorm, al deze moeielijkheden zijn talentvol en zakelijk opgelost. J)e statige, domineerende hoekpaviljoens, in massa verschillend en voor \ tii en gezichtsafstand bestemd, vormen met de lagere verbindingsvleugels een schilderachtig-voornaam architectuurbeeld, welks vaste, kloeke boiiw het karakter eener Nationale Bank, als veiligen zetel van liet groot kapitaal, waardig vertolkt, evers, Architectuur, II. 1)K 19E KKlTW Dorische en Ionische ordonnantiën, op stoeren sokkel verdiepingsgewijs 0111 kruisramen geplaatst en door sierlijke dakramen bekroond, teekenen zich als ranke traveeën op den vlak-rustieken achtergrond (fig. 494). Zij vormen niet de „kolossaal-orde" der hoekpaviljoens, een decoratief architectuurschema welks zuivere verhoudingen, juiste schaal-eenheid en vormverlijning de bekwame hand van den ontwerper verraden. Beyart's zin voor sierlijke detailkunst spreekt ook in de architectuur der onregelmatige, vlakke binnenplaatsgevels, die in schilderachtigen bak- en bergsteen-trant zijn opgevat. Verrassende doorzichten op ranke traptorens, toppen, dakramen, galerijen, vormen hier een karakteristiek geheel. Ook de bescheidener werken van dezen bekwamen bouwmeester zijn belangrijk 0111 hun juist karakter en liefdevolle bewerking. Om slechts te noemen de gebouwen van het stationsterrein te Doornik, liet Entrepot en Douanekantoor, geheel in lokale materialen uitgevoerd (lig. 495). De dofgrijze breedgevoegde klinker en de donkergrauwe Xaniensche steen van den vlakken muur, door den blanken hardsteen der lijsten en bekroningen verlevendigd, vormen met de blauwgrijze Maaslei van het dak de gedempte, zware tonaliteit van den lagen gestrekten bouw, welks forsche hoofdmassa even herinnert aan de Haarleinsche vleeschhal van den Vlaming Lieven de Key (lig. 3G5). Treffend karakteriseeren de zware muren met de hooge, horizontaal verdeelde sluitgevels van liet statige dak, spaarzaam met kleine ramen, inlaadbalkons doorbroken en door rhytmisch herhaalde dakramen verrijkt, de veilige goederenbergplaats. De geestige silhouet van het douanekantoor voltooit den geheelen aanleg. Op elk gebied zijner veelzijdige praktijk laat Beyart sporen na. In feodalen trant herbouwt hij de indrukwekkende 1'orte de Hal te Brussel en liet kasteel Faulx bij Namen; in vrijen Romaanschen geest de eerwaardige rustieke dorpskerk te Tombes en de St. Janskerk ') te Antwerpen. Terzelfder tijd (1883) schept hij het fraaie „Square du Tetit Sablon" te Brussel, als historisch kuituur-kader voor het gedenkteeken der graven van Egmond en Hoorne 2), een meesterwerk van zinrijke, decoratieve architectuur (fig. 496). Van rijke vinding en fijnen smaak zijn de talrijke details in steen en ijzer dezer merkwaardige schepping. Intusschen behaalt hij met den bekenden gevel, „In den Kater en de Kat" :{). die aan de gildenhuizen der Grand' Place in gezuiverden vorm herinnert, den len prijs in den wedstrijd der stad Brussel voor den sclioonsten gevel aan ') In samenwerking met Fr. Baeckelmars aldaar. 2) Verplaatst van de Grand' Place. 3) Zie ,1'Emulation"; „Travaux d'architecture", Maisons priniées du Nouveau Boulevard. BKLG1K. den nieuwen Boulevard. Bovendien worden tal van voorname stads- en landwoningen te Brussel en elders gebouwd. Beyart's gebouwen kenmerken zicli steeds door zorgvuldige studie van plattegrond en inwendige; breede opzet, doordachtheid, doelmatigheid en sclioone vorm zijn hun goede eigenschappen. In haar geheel is zijn kunst de uiting van een talentvol eclectist die het kunstverleden doorgrondt, beheerscht en tot eigen scheppingen verwerkt. Fig. 496. Square du Petit Sablon. En mogen deze niet sterk ontroeren door geniale ingeving, diepe bezieling, steeds treffen zij door juist begrip, zakelijkheid, bezonnenheid; veelal boeien, bekoren zij door kahne gratie, vernuftige vormvinding, beschaafd karakter, didactische eigenschappen, die zijn grooten invloed op jongere tijdgenooten en leerlingen verklaren. Reeds werd genoemd, als medewerker van Beyart, Wijnant-Janssens, wiens werken eenigszins onder Franschen invloed staan. In nationaal historische richting werkt de talentvolle E. Janiet, na Beyart, in den wedstrijd van 1>K 19' KEITW. den Boulevard bekroond. (iroote waardeering verwierf ook zijn fraaie Ylaamsche gevel op de wereldtentoonstelling te l'arijs (1878), geheel van Belgische materialen gebouwd. Zijn gemeenteschool op het Agneesensplein te Brussel, hoe verdienstelijk als decoratieve uiting, mist juist karakter en is veeleer een gemeentehuis. Knap werk op dit gebied geeft Van I.Jzendijk met de raadhuizen van Cureghemiti'.497) en Schaerbeek ') twee voorsteden van Brussel, al dragen zij ook al te zeer bet ai'cheologische merkteeken zonder persoonlijk accent. Hij bouwt of herbouwt kerken, woonhuizen enz. en is als uitgever van liet fraaie plaatwerk over de historische architectuur der Nederlanden alom bekend 2). Als archeologen treden, niet de restauratie van verschillende historische monumenten, nog op: Jamaer, stadsarchitect, De Curte, Licot en Fig. 497. Raadhuis te Cureghem bij Brussel. Sclioy. ] )e middel¬ eeuwen vinden aanhang in De Keyzer ;ij, o. a. met de interessante Synagoge; in v. Overstraeten en Hansotte met de Xeo Homaansche koepelkerk S. Marie, in Hendrickx, leerling van Yiollet-le-Duc, niet de Kcole Modèle en de l 'niversiteit, beide in *) In 1910 grooteruleels door brand verwoest. ') Documents classes par v. IJsendijk. 3) Tevens bouwmeester van het Postkantoor in klassieken geest. ijkloiR. soberen rationalistischen trant. Ook Dumortier en Neute huldigen in kwaliteit van provinciaal architect deze richting aan enkele rechtsgebonwen. Tot dezen tijd behoort nog de ietwat banale Beurs f 1 s74) van b'ig. 498. Het Vlaamsche Theater. Suvs ,Jr. en verder de werken van Laureys, Bordiaux, Begraive, Maquet, Van der Heggen, Almain, Xaert, ') alle in vrijen, eclectischen "eest. Als jongere talenten zijn te noemen J. Baes, voortreffelijk teekenaar, wiens ') De Kurzaal te Ostende. I)E 19E KKl'W sierlijk A laamscli theater niet de rondloopende balkons een vernuftige proeve vertoont van beveiliging tegen brandgevaar (lig. 498); dan Hosmans en Van de Velde, Acker, Hrunfaut, O. van Rijsselberghe, 1'. Saintenoy, De Yestel en andere. De krachtige bomvbeweging der hoofdstad verbreidt zich ook in verschillende provinciesteden, niet Antwerpen als voornaamst centrum. De karakteristieke herbouw der (Jothische Beurshal van Schadde, het Gerechtshof, een statige ietwat zware berg- en baksteenbouw in Franschen geest van Ti. Haeckelmans, (Jothische kerken en gestichten van Fr. Baeckelnmns, het Vlaamsche theater en het Atheneum in klassieken trant van 1'. Dens, het grootsche museum in Garnier's stijl van Winders en A an Dijk, liet Operagebouw in Fig. 499. Oude mannen- en vrouwenhuis te Antwerpen. voornaam Louis XVI van Van Mechelen, verder verschillende publieke gebouwen als kerken, banken, concertzalen, markthallen enz., van E. Blomme, Dieltjens, Stordiau, Bilmeyer, \ an Eiel, Thielens, (!eefs e. a. zijn hiervan de voornaamste. A ooral de karakteristieke, lokale vroeg-Kenaissance komt hier verdienstelijk tot uiting in publieke stichtingen, o. a. aan het oude mannen- en vrouwenhuis van Dieltjens (fig. 499), liet klooster der „Soeurs grises" van Baeckelnians, weeshuizen, hospitalen enz. Uit Gent zijn vooral bekend: Pauli, De Waele, Cloquet, Ch. v. Rijsselberghe; uit Luik: Castermans, Jaspar; uit Brugge: De la Censerie, om slechts enkelen te noemen. Ondanks deze kern van bekwame bouwmeesters vertoont de architectuur den ongunstigen invloed van de snelle uitbreiding der steden na 1870. NKllKULANI). Onder de leus van Vlaamsche Renaissance verrezen door mindere talenten talrijke gevels die met hun opzichtige koepels, torens, topgevels, erkers, balkons, van effectbejag, pronkzucht, overdrijving, ja wansmaak getuigen, menig nieuwen verkeersweg ontsieren en een gevoel van onbehaaglijkheid en onrust als totaalindruk nalaten. NEDERLAND. Tot tegen het midden der 19e eeuw wordt hier de architectuur door liet Franscli-klassicisme beheerscht. Frankrijk's staatkundig overwicht in den eersten tijd, en later de invloed van vreemde en eigen bouwmeesters die in l'arijs en elders als pensionnaire des konings studeerden, bevorderden deze beweging, die nóch hoogstaande, nóch krachtig is geweest. Veeleer als een tijd van kwijning, van stilstand kan zij gelden. Schaarsch toch zijn voorname bouwwerken in Empire-stijl ten onzent; grof, niet zelden, is hun stijlvorm, armoedig, dor hun uitvoering, als pleister of baksteen den natuursteen moesten vervangen. — In hun geheel behooren zij tot de minste gewrochten van dezen stijl, in en buiten Frankrijk ontstaan. Uit dezen tijd zijn de St.-Antonius-en Theresiakerken te's-Gravenhage, de Mozes en Aarons '), en de Jacobs-kerken te Amsterdam, alle van Suijs Sr., reeds genoemd 2) en tijdelijk als hoogleeraar in de bouwkunst te Amsterdam werkzaam. Dan de herbouwde Luthersche koepelkerk aldaar, uitgevoerd in samenwerking met den Dordtenaar J. de Greef (1784—1885), prix de Rome, stadsarchitect van Amsterdam. De Greef herbouwde nog voor Koning Willem I liet paleis in Den Haag (1821), reeds vroeger (1814) door Ziezenis, onder koning Lodewijk, vergroot; verder het paleis te Soestdijk 3). Ook de strenge, nuchtere gevel van liet Paleis van Justitie te Amsterdam is van zijne hand. Aan den Dam bouwde J. 1). Zoclier, eveneens prix de Rome, de thans gesloopte Koopmansbeurs, (1840—'42). In dezen geest is nog de Dorische portiek van de St.-Augustinuskerk te Utrecht. Als talentvol tuinarchitect is Zoclier hekend door den bouw en aanleg van talrijke landhuizen, de hervorming van verschillende stadswallen in sierlijke parken, plantsoenen en singels. Het Ionische tempelfront van den voorgevel der Haagsche teeken- 1) Zie afbeelding in het standaardwerk: De katholieke kerken in Nederland van Dr. Cuypers en Jan Kalf. 2) Zie pag. 5G7. 3) Zie het fraaie werk van J. Goetghebuer. Verzameling van de merkwaardigste gebouwen in het koninkrijk der Nederlanden (1825). I)E 19E EEUW. academie, de strenge, karakteristieke vleugelgebouwen van de groote < )ranjekazerne aldaar, liet \\ achtpaviljoen aan den ingang van liet bosch, zijn werken van den bekwamen stadsarchitect Z. Reijers (1790—1H17); ook de indrukwekkende gevel van Prins Frederik's paleis door A. Noordendorp ontworpen, en de Concertzaal, liet Odeon, te Amsterdam van Tetar van Elven behoort tot liet beste van dezen tijd. Van veel minder gehalte daarentegen zijn de raadhuizen van Rotterdam en Utrecht (1828), de portiek van liet Delftsche raadhuis, werken van den Rotterdamschen stadsarchitect 1'. Adams. Diens opvolger W. X. Rose (1801—-78), een veelzijdig ontwikkeld theoreticus, aanvankelijk Neo-Hellenist in Schinkel s geest, met neiging tot de Romantiek, tevens leeraar aan de teekenacademie, heeft talrijke bouwwerken nagelaten, waaronder als beste, den gevel van het ziekenhuis aan den Coolsingel, die wegens zijn rustig-voornaam, aantrekkelijk karakter nog waardeering verdient. Zijn streven, om, door ruime toepassing van het ijzer aan buiten- en binnen-ordonnantiën, tot een modernen stijl te geraken, leidde tot gekunsteldheid en onnatuur. Als zoodanig zijn de gebouwen, door hem als Rijksbouwmeester in Den Haag uitgevoerd, mislukt. Dor en zielloos, door gemis aan architectonisch organisme is de portiek van den Hoogen Raad aan het Plein. En al draagt de gevel van het ministerie van koloniën een beschaafd karakter, met name in de sierlijke teekening der ramen, grootendeels in ijzer uitgevoerd, ook deze mist te zeer het monumentale, het zich zelf verklarende, het zichtbaar opgebouwde om te kunnen boeien. Rose s manie voor het nieuwe bracht hem zoozeer tot eenzijdigheid en overdrijving, dat hij niet schroomde een meesterwerk van vaderlandsche kunst, de statige houten kap van de Statenzaal op het Binnenhof, te sloopen en door een gietijzeren geraamte te vervangen. J) Zijn vriend en geestverwant, J. F. Metzelaar, (1818—'97), aanvankelijk werkzaam te Rotterdam, bekend o. a. door het Leeskabinet, welks sobere, beschaafde gevel nog de aandacht trekt, bouwde, als opvolger van Rose aan het departement van -Justitie, verschillende gevangenissen, waarvan vooral die te Arnhem en Breda belangrijk zijn als koepelhallen van groote spanning (56 M.). Ie Rotterdam werkte nog de bekwame architect X. W. v. Dam(1816—'95), I ïix de Rome 2) met verschillende heerenhuizen in sober klassieken stijl, /onderling genoeg debuteerde hij daar als prijswinnaar van de Zuiderkerk il 84.)!, met een centraal koepelruim, uitwendig een decoratieve Gothisclie baksteenbouw zonder veel karakter. Trouwens kenmerkt zich de herleving ') Thans weer in oorspronkelijken staat hersteld. 2) Bekend door de fraaie opmetingen van het Parthenon e. a. NEDERLAND. van de gothiek, die na 1840, meestal met ingenieurswerken van verschillenden aard, begint, aanvankelijk als een tijd van karakterlooze vorinnabootsing, ten ongunste als „ Waterstaats-gothiek" bekend. De zoogenaamde (Jothische zaal en de Willemskerk in Den Haag getuigen hiervan. Zelfs de begaafde C. Outsboorn (1812—75), eerst hoofdopzichter, lateiIngenieur bij de Hollandscbe spoorweg-maatschappij, deed aanvankelijk met verschillende stations, hieraan mede. Zijne latere werken, meer in vrijen Renaissancegeest opgevat, zijn voorzeker uitingen van talent, ondanks bun onvast, uiteenloopend karakter. Aldus de levendige, monumentale massa van het Paleis voor Volksvlijt (1855 — 7) te Amsterdam, een centrale, ijzeren tentoonstellingshal met sierlijken koepel gekroond, het statige Amstelhotel, eenigszins in Franschen trant, de Witte Societeit in Den Haag, de Buiten Sociëteit te Arnhem, beide in schilderaclitigen Renaissancegeest en die over t geheel hun bestemming juist typeeren. Al deze laatstgenoemde werken uit het midden der 19e eeuw, wijzen reeds op een reactie van het conventioneel klassicisme dat in de eerste helft de architectuur beheerscht. Allengs breken twee richtingen, het Kclectisnie en de Homantiek, zich baan. Het Eclectisme verkrijgt aanhang onder toonaangevende architecten, meestal bestuurders der „Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst", in 1S42, te Amsterdam gesticht, die op grond van de klassieke kunst en de nationale Renaissance, tot vrije scheppingen trachten te geraken. Hieronder allereerst de bekwame A. X. (iodefroy, wiens interessante studiën, vooral van De Keyzer's kunst, algemeen bekend zijn, J) Hij gaf ook den stoot tot de bekende uitgaaf van de Maatschappij van Bouwkunst: „Afbeeldingen van oude bestaande gebouwen in Nederland." Een zijner eerste werken is de Rotterdainsclie jachtclub (1849), het resultaat van een prijsvraag; een gebouw in Xeo-Helleenschen geest sober, voornaam met rationeele toepassing van ijzer voor balkons, consoles etc. Allengs huldigt (iodefroy een meer nationale kunstrichting, waarvan o. a. het groote weeshuis der Xed. Herv. gemeente aan het Leidsche plein te Amsterdam waardeering verdient (1870). Als Eclectist treedt nog op den voorgrond .J. H. Leliman (1829—15)lui leerling van Labrouste 2) wiens invloed spreekt in den gevel van „Arti et Amicitia" te Amsterdam, zijn voornaamste werk. Rusteloos werkzaam, ook als schrijver van vele studïen in het „Bouwkundig Tijdschrift," kenmerkt hij zich nog door krachtig streven tot bevordering van het ambachtsonderwijs, welks eerste school vooral zijn stichting is (1860). ') Thans eigendom van de Mij. v. Bouwkunst. s) Zie pag. 430. UK lf' KKl'W. Ook li. H. Eberson, in* Fransche school gevormd, behoort nog tot dezen eersten tijd van herleving. Reeds als prijswinnaar bekend in de periodieke wedstrijden van de Maatschappij van Bouwkunst, verkreeg hij, sinds zijn vestiging te Arnhem (1851) een drukke praktijk in deze omgeving door den bouw of den herbouw van kasteelen, buitenhuizen, gestichten enz. meerendeels in vrijen Renaissancegeest, met Fransche herinneringen vermengd. Trouwens kenmerkt zich het Eclectisme van heel dit tijdperk nog door onvaste esthetiek, al heeft de slaafsche nabootsing der klassieke kunst reeds plaats gemaakt voor streven naar juiste uitdrukking overeenkomstig doel en bestemming. Xaast dit Eclectisme op profaan gebied openbaart zich allengs een krachtige herleving van de katholieke kerkekunst. De beweging ontstaat na het herstel van de R. K. hiërarchie hier te lande (1853), en Utrecht, de zetel van het aloude episcopaat wordt aanvankelijk het centrum dezer beweging. v) Ten einde nu de kerkekunst uit haar verval op te heffen en in den kerkbouw der verschillende diocesen, zoo- Fig. 500. Kerk van het Heilige Hart. veel mogelijk eenheid, vaste richting te verkrijgen, stichtte de kunstzinnige abt-archeoloog Van Heukelum liet S. Bernulplmsgilde (1869), een kunstkolonie van geestelijken, leeken en kunstenaars bij den bouw en de inrichting der talrijke kerken betrokken. In deze Stichtsche confrerie leeraarde de geestdriftige leider „dat een Koomsche kerk gothiek moest wezen in navolging der goede voorbeelden van de 15e eeuw." A. Tepe te Utrecht werd de voornaamste bouwmeester dezer strenge ') Zie: de Katholieke kerken in Nederland reeds genoemd. NKDKHLANI). archeologische school, Zijn talrijke kerken en gestichten, in ruimen kring verbreid, spreken door ernstig karakter, beschaafden vorm van zijn grondige stijlkennis en talent. Doch, al gaf deze richting aan haar aanhangers een vasten grondslag en behoedde zij mindere talenten voor grove fouten, haar scheppingen, telkens en telkens herhaald, misten toch te zeer eigen kunstleven om op den duur te kunnen bevredigen. Zoo is het begrijpelijk dat naast haar, die. in strenge navolging van het oude het ideaal zag, een strooming ontstond die, op grondslag der oude, beproefde beginselen, gericht was op een vrijer, zelfstandiger architectuur naar eigen ingeving en bezieling. Haar baanbreker en leider werd 1 )r. P. J. H. Cuypers. In Roermond geboren (1827), aan de Antwerpsche academie gevormd en met den hoogsten lof dier inrichting in zijn vaderstad terugge- keeid (18 / 9),dank- Fig. 501. Inwendige. baar maar niet voldaan, zocht hij ras zijn eigen weg. Sterk geboeid door de middeleeuwsche monumenten in zijn omgeving vooral door de schoone Munsterkerk ') ondernam hij hun nauwkeurige studie. En de logische, constructieve beginselen hunner architectuur bepaalden voortaan de vaste basis zijner verdere, zelfstandige ontwikkeling, gedurende heel zijn lange, roemvolle loopbaan. (hidanks aanvankelijken tegenstand bij zijn stout streven naar herstel ') Zie pag. 86 e. v. 1»E 1!IE KEUAV van «le steenen gewelfconstructie, een methode, van hooger hand gebrandmerkt als „in onbruik geraakt en gevaarvol" '), verkreeg Cuypers als kerkbouwmeester weldra naam in Limburg en Noord-Brabant, allengs ook in de Noordelijke provinciën. Na (le verhuizing naar Amsterdam in 1865, breidde zijn drukke werkkring zich steeds verder uit en tal van belangrijke opdrachten, zoowel binnen als buitenslands 8), deden het aantal uitgevoerde kerkgebouwen gedurende een halve eeuw tot meer dan honderd stijgen. Teekent dit machtig levenswerk een buitenge- ') Zie „Dr. P. J. H.Cuypers", door Jhr. VV. V. ile Stuers in „ Mannen en Vrouwen van beteekenis" (1897). 2) O. a. de restauratie van den Dom te Mainz en andere kerken in Duitsehland, Zweden, Belgie, ZwitFig. 502. Voorgevel. seriand, Rusland. XEDKRLAXI). woon werkzamen, vruchtbaren geest, bovenal wekt het bewondering en eerbied door vastheid van beginsel, harmonische evolutie, artistieke eenheid bij steeds wisselende uitdrukking. Klaar begrip van de eischen der praktijk, logische, zichtbare opbouw, dichterlijke vorm zijn de algemeene grondtoon van ('uypers kerken. Kenmerkend voor den ontwikkelingsgang zijner kunst is haar geleidelijke ontworsteling aan de archeologie, de geestelijke vrijmaking van zijn persoon op grond van het Gothisch stijlbeginsel. — Waar toch de oudste kerken l) door hun strak inen uitwendig lijnschema, alsmede door de teekening van enkele onderdeelen, zooals die der bovengalerij, der rondramen, der wijd uitdragende kapiteelen, nog sterk aan den (iothischen vroegtijd herinneren, daar kenmerken zich de kerken uit den lateren tijd door vrijere conceptie, meer persoonlijk karakter. De kerk van het Jl. Hart in de Vondelstraat te Amsterdam (1870), teekent hiervan het hoogtepunt (fig. 500—502). Ontworpen op een ovaal pleintje in het kruispunt van vier straten, verrast zij door rijke ruimteontwikkeling bij beknopten onnloo* ( 1onfi'Qoll\Aii«' l\.i «uiiiiv^. vaiiuimiiMiiiu til > /cl .. , Fig. ü>03. Kerk van de H. Magdalena te Amsterdam. siliek zijn bier tot een harmonisch ruim opgelost. Rondom liet domineerend, achtkant centrum scharen zich, as- en diagonaalsgewijs, groote en kleine, polygonaal-kapellen, vooren achterwaarts aansluitend tot schip en koor. En ook deze worden ter weerszijden met polygonale traveeën verrijkt. — Zoo voegt zich de geheele planaanleg harmonisch in den ovalen terreinvorm. Moge de O. L. Vrouwekerk te Trier (fig. 172), elders als prototype ') O. a. de kerken van den H. Laurentius cn van den H. Dominions to Alkmaar (1854), van do H. Oatherina te Eindhoven (1859), van „do Posthoorn* te Amsterdam (1860). DK 19E EEUW zijn genoemd l); moge zelfs de traditie der ltaliaansclie Gotliiek, d. i. de verwijding van den kruisbeuk tot een domineerend polygoon, 2) aan de samenstelling niet vreemd zijn, de wijze waarop deze historische gegevens zijn verwerkt stempelt deze kerk tot een eigen schepping. Uit het veelbewogen plan ontwikkelt zich een hoogst schilderachtige, aaneengebonden gevelmassa, wier ranke tentdaken, topgevels en spitsen, triomfantelijk door den rijzigen, opengewerkten middentoren worden bekroond. — In dit verband be hoort de H. Mag- dalenakerk te Amsterdam, welker kooraanleg eveneens uit de Triersche kerk is ontwikkeld. De ongunstige terreinvorm, tot aan de uiterste grens benut, leidde tot een even fraaien als oorspronkelijken planvorm(fig. 503). Van gezonden traditiegeest getuigt ook de paro¬ chiekerk te Wijtsaard in 1870 voltooid (tig. 504). Hier bepaalden de karakteristieke dorpskerken der vroeg Gotliiek, Stedum, Zuidbroek (fig. 214), den artistieken grondtoon van bet vreedzame, vroomstemmende kerkruim. AVat Sinan was voor de moskee van den Islam, 3) en Bramante voor de Fig. 504. Kerkruim te Wijtgaanl. ') J. Kalf. 2) Zie fig. 190 en 193, verder de S. Petronia te Bologna in Deliio en Von Bezold. „Die Kirchliche Baukunst des Abendlandes", Tafel 536. 3) Zie Deel I, pag. 416. XKi>Ki:i.AN*n. koepelkerk der Renaissance, ') is Dr. Cuypers geworden voor de katholieke kerk der laatste halve eeuw. Hem dankt zij in talrijke werken, hare herleving-, naar eigen inzicht op grond van historische traditie en van inheemsch materiaal. De baksteentechniek weer tot bloei te hebben gebracht blijft ook zijn groote verdienste en de enkele, kort aangehaalde typen toonen zijn meesterschap, zoowel in constructieven als esthetischen zin. Grooten invloed verkreeg Dr. Cuypers op den I». K. kerkbouw hier te lande. In zijn geest werkten E. Margry te Rotterdam (1891), S. A. Boerbooms te Arnhem, G. te Riele in Deventer, Mc. Molenaar in Den Haag e. a., alle door verdienstelijke kerken bekend. De jongste in de rij is zijn zoon Joseph Cuypers, sinds 1889, niet zijn eerste zelfstandige werk, de H. Urbanuskerk te Xes a. d. Amstel. Hem viel weldra liet voorrecht te beurt om het hoofdwerk der bisschoppelijke hiërarchie, de kathedraal van 8. Bavo in Haarlem te bouwen. 2) (tig. 505 507). Romaansche en Gothische traditien spreken in den grootschen planopzet dezer vijfbeukige basiliek met haar hooggelegen priesterkoor, lagere koorgalerij en rijken kapellenkrans. Het machtige ruim geheel in baksteen uitgevoerd wordt door een ernstige, religieuze stemming beheerscht (fig. 506). Zijn vlakke, vierkante pijlers, door wijde spitsbogen en kruiswelven verbonden scharen zich om de stoere hoofdpijlers der viering, wier statige steenen koepel den blik omhoog voert. De zachtgele hoofdtoon van den baksteen, sober verrijkt door smalle banden, relietlijsten van geel glazuur en door kleurophooging om de gewelf kluizen, ') Zie pag. 348. 2) In 1893 begonnen, in 1898 gewijd, thans behoudens de kerktorens voltooid. Fig. 505. Kathedraal van S. Bavo te Haailem. Fig. 506. Inwendige. evers, Arrhitertuur, Tl. Fig. 507. Kooraanzicht. r>K 19E KKt'W verkrijgt in de glanzend groenzwarte, granieten-zuilen niet de vergulde kapiteelen der koorafslniting, nader accent. Eindelijk voltooien symbolische velden en friezen van veelkleurig glazuur of mozaïek niet de reeds deels aanwezige glasschilderingen de stemmige rustige tonaliteit. Romaansche en Gothische traditiën vormen ook den esthetischen grond toon van het uitwendige, welks schilderachtig grootsclie massa het innerlijk organisme getrouw tot uitdrukking brengt (fig. 507). ii het voorplan de kranskapellen; liooger op de zwaargesclioorde, rijk bekroonde apsis en de vlak gedekte zijgalerijen, aansluitend tot den lioogen romp van koor en transept, levendig geaccentueerd door pikante traptorentjes, pinakels en spitsen. Eindelijk, als opperste bekroning, de vieringkoepel statig oprijzend uit liet kruis. Heel deze indrukwekkende massa, hoewel geënt op het historisch schema der Fransch Romaansche en (lothische hoofdkerken, is niettemin van archeo[ogischen namaak vrij, en dank zii liet iter- rig. 50$. Kerkruim te Sloten. soonlijk talent des bouwmeesters beheei'scht en hervormd tot eigen werk. De vele geestige details getuigen hiervan. En al mogen enkele onderdeelen, met name de transeptgevel en de koepelhelm, nog volkomen vormvastheid missen, het gelieele werk spreekt van trisschen, zelfstandigen geest, van krachtig streven naar vrijmaking van den historischen stijl. Hiervan spreken ook latere kerken, in samenwerking niet Jan Stnijt, of door dezen bouwmeester alleen, uitgevoerd. Hieronder de kerken te OudeTonge, Sloten, Soeterwoude, llreda, ()isterwijk, de belangrijke St.-.lacobskerk XKDKKLAXn. te 's-Hertogenbosch, O. L. V. Rozenkrans te Amsterdam. Het streven 0111 liet katholieke kerkruim tot een volkomen overzienbare gehoorzaal te hervormen, door versmalling of weglating van den zijbeuk, is veler kenmerk (tig. 508). Xog te noemen op dit gebied zijn o. a. de St.-Xicolaaskerk te Amsterdam (1885) van A. C. Bleys in Renaissancegeest en, uit den allerlaatsten tijd, de kloeke umwbie- x „ kerk van S. Nicolaas te Delft, met indrukwekkend koepelruim in modern Romaansch karakter van Jac. v. (Jils l) (tig. 509). Het Rijksmuseum te Amsterdam (1876 — '85) is Cuypers hoofdwerk op profaan gebied (tig. 510). Tot de conceptie van dit paleis voor nationaal historische kunst werd de pittoreske stijl onzer vroeg-Renaissance het uitgangspunt. Zoo werd het raamtype te Zaltbommel (tig. 353) vrij verwerkt tot kruisramen die, nYiaal vor/ltn-»!/! /lp ii.titiui I VlVltLlUj vtv gelijkwaardige ten- Fig. :>09. S. Nicolaaskerk te Delft, toonstellingszalen, twee, drie hoog verlichten. Harmonisch ontwikkelt zich uit deze norm het groepraam van de liooge voorhal in den statigen middenbouw, die door de geestige raamgroepeering, de forsche ingangsbogen, de kloeke ') Al deze kerken zijn afgebeeld in het reeds genoemde werk: ,l)e katholieke kerken in Nederland." TIK 1 9F KF.PW. torens den middenton en de rijke versiering sprekend accent verkrijgt (tig- Ken krachtig koloriet verhoogt het schilderachtig aanzien. Het hoofdmateriaal, baksteen, vol rood voor de muren, lichtgeel voor den profilsteen van raambekleedingen en randen, wordt afgewisseld door graniet en groefsteen voor sokkel, pijlers, meneelen, hoekbekleedingen, banden, lijsten en bekroningen. Toepasselijke beeld- en bladreliefs, voorts heraldische tegeltableaux Fig. 510. Rijksmuseum tc Amsterdam. vormen den decoratieven tooi. Het geheele beeld wordt door hooge leidaken krachtig bekroond. — Moge er al meeningverschil kunnen bestaan omtrent liet juiste karakter als museum van dezen belangrijken bouw; of hij ten volle typeert het symbolisch kader van Neêrland's kunst in een lokaal milieu als Amsterdam, dat aan den star-voornamen kunstgeest der 17e eeuw zijn esthetisch bestaan dankt; of zijn romantische verschijning volkomen past bij den streng-eenvoudigen Hollandschen volksaard, — afgezien hiervan, draagt deze talentvolle schepping den stempel van een hoog begaafd kunstenaar vol NKI>Ki:i.ANI>. r>K KEl'W Hiervan spreken ook de kunstvolle hallen van het inwendige ') (tig. 512 en 518). Van rijke vinding, frissehen geest, innige verzorgdheid zijn hun talrijke vlak- en reliefversieringen, enkele misschien te rijk, te sterk sprekend voor het rustig kader van een schilderijzaal. Zij vertolken het meesterschap huns ontwerpers op decoratief gebied. In gelijken geest is ook de architectuur van het Centraalstation te Amster¬ dam. — Toorts gaf 1 >r. Cuypers, als lid van het college van Rijks-adviseurs (1874—79), talrijke adviezen en ontwerpen tot behoud of herstel van historische monumenten in alle streken des lands '2). Zijn laatste belangrijke werk op profaan gebied, met medewerking van zijn zoon Joseph, is de herbouw van het kasteel te Haarzuylens, het Xederlaml- sche Pierrefonds. Fig. 512. Voorhal. Op grond van vage historische gegevens verrees hier een luisterrijk slot in feodalen trant, met ruimen aanleg van poortgebouw (chatelet), kapel, dienstgebouwen, waaronder een klein dorp, voorts waterpartijen, parken, tuinen, lanen. En al moge dit omvangrijk geheel geen historisch document zijn, het wekt, uit en inwendig, bewon- ') Zie: liet Rijksmuseum te Amsterdam, door Dr. 1'. J. H. Cuypers en Jhr. Mr. Victor de Stuers. 2) Zie: Mannen en vrouwen van beteekenis, reeds meer genoemd. X EDKKLA XI). dering door het scherp vernuft, de rijke fantasie en den fijnen smaak der ontwerpeis (tig. 514 en 515). De invloed van l)r. Cuypers strekt zich nog uit tot de kerkelijke en profane nijverheidskunst, eerst door de reeds genoemde ateliers in Roermond, later door de werkplaats van liet Rijksmuseum en de (^uellinusscliool te Amsterdam, waarvan hij een deistichters en leeraars was. Minder belangrijk daarentegen was aanvankelijk zijn invloed op de algemeene architectuurbeweging, gedurende de snelle uitbreiding der voornaamste steden, van ongeveer 1870—'95. Even als elders kenmerkt deze zich ook ten onzent door bijzondere voorkeur voor liet nationaal kunstverleden, waarvan de vermelde opmeting der oude gebouwen reeds een eerste uiting was. Vooral de schilderachtige stijl der 1 7e eeUW, uit den j,'j„ r»13. Prentenkabinet. bloeitijd van liet gemeentewezen, ondervindt groote belangstelling bij verschillende bouwmeesters. Hiervan spreekt de toepassing zijner decoratieve ordonnantiën, niet blindboogstellingen, topgevels, als anderszins vermengd, zoowel in streng archeologischen, als vrij-eclectischen zin, aan gebouwen van meest uiteenloopendenaard. Zij leidt vaak tot scheppingen, zonder innerlijke uitdrukking, enkel van uiterlijke vormkunst, en niet van overlading vrij. Rij gemis aan streng, rationeel architectuurbegrip doen zich zelfs in de werken van eenzelfden bouwmeester tegenstrijdige DE 1 !ÏE EEUW". kunsttraditie» gelden, hetgeen lmn uiteenloopend karakter verklaart. Daarbij komt nog de invloed van uitheeuische kunstelementen door de vele buitenlandsclie uitgaven ten onzent. Sterke verwantschap vooral met modern Duitsche, Belgische, Fransche en ten laatste ook Engelsehe werken, is dan hij verschillende gebouwen, gedurende korteren of langeren tijd merkbaar. Bovendien verlagen vele haastige, speculatieve werken liet algemeen kunstpeil. Zoo kenmerkt zich de architectuur van dezen, ook p maatschappelijk Fig. 514. Kasteel „de Haer". gebied voel bewogen tijd, in haar geheel genomen, door onrust, chaotisch karakter. Dit gemis aan een vasten, duidelijken ontwikkelingsgang maakt een stelselmatige analyse onuitvoerbaar. Ter vermijding nu van een vermoeiende, doellooze opsomming der vele gebouwen, en ook wegens het beperkt bestek van dit werk, worde volstaan, met een korte vermelding van de voornaamste op verschillend gebied, duidelijkshalve zooveel mogelijk groepsgewijs en naar chronologische volgorde gerangschikt. Van zelf treden daarbij op den voorgrond de openbare gebouwen van Rijks- en gemeentewege; dan de stichtingen XEDEÜLAND. ten algemeeiien nutte van vereenigingen, maatschappijen of particulieren en eindelijk enkele belangrijke woonhuizen. Vergeleken met de groote beweging op het gebied van den K.-K. kerkbouw, zijn de kerken van den 1'rotestantschen eeredienst minder talrijk. Vrij algemeen sluit aanvankelijk hun aanleg en opbouw aan tot de spreekruimte der 17e eeuw. l) Het een- of driebeukige centralesehip, —al of niet door korte dwarsarmen vergroot, afgedekt met houten tongewelf of enkel zichtbare Kitp , tic milieu gciiisui gepleisterd, soms met afwisseling van baksteenbekleeding aan pijlers en ramen; de gevels van baksteen met sobere toepassing van zandsteen aan sokkel, banden, lijsten en bekroningen; de toren in de lengteas van het plan geplaatst, — wordt doorgaans het type van den eersten tijd. Tot deze Renaissance-richting belmoren de kloeke kerk te Hoorn (1884) van C. Muysken (tig. 516), de kerk van H. J. Jesse te Katwijk a. zee, het gevolg van een prijsvraag, eveneens de kerk te Apeldoorn van «J. («. Verheul; de Fig. 515. Centrale Hal. ruime kerk te Feyenoord van 1). Hooykaas en SI. Brinkman, de kerk te Scheveningen van K. Kuiper e. a. (iothiscli bouwt, in 1895, .). A. (i. v. d. Steur de kerk te Schagen (fig. 517), A. K. Freem de Luthersche kerk te Arnhem en A. Salm de afgescheiden kerk te Amsterdam. Ongeveer terzeltder tijd verrijst te Botterdam van H. Evers en J. 1'. Stok de Hemonstrantsche kerk, een strikt doorgevoerde baksteenbouw, in lloinaniseerenden trant (fig. 51S). /ij kenmerkt zich, door weglating van het traditioneele klankbord boven den kansel, en ') Zie tig. 370 en 375. l)K t;»K KKfW don aanleg van oen kanselnis met oksaalbekroning als architectonisch lioofdnioment dor ruimte. I ot deze stijlrichting hehooren o. a. twee kerken te s-Gravenhage van J. (i. \ erheul (tig. 519); de groote koninginnekerk te Rotterdam tig. 520) van Hooykaas en Hrinkman reeds genoemd; te Dordt de ronde centraalbouw voor de afgescheiden gemeente van R. Kuiper. Kleine Reinon- suaiuscne Kei Ken zijn die van H. Reus aldaar, en van J. H. W. Leliman te Arnhem als voornaamste. Op profaan gebied vertegenwoordigen de Rijksgebouwen der verschillende departementen, sinds de reorganisatie van 18 78, een omvangrijke, in sommig opzicht ook belangrijke groep. Meerendeels behoort hun stijl, door toepassing der constructieve beginselen, volgens de leer van Viollet-le-Duc, tot de zoogenaamde redegevende richting. Het Ministerie voor Justitie in Den Haag (1881) van den Rijksbouwmeester C. H. Peters, leerling van Dr. Cuvpers is hiervan een Fig. 516. Kerk te Hoorn. der eerste en meest ge¬ lukkige uitingen. *) De fiere gevel aan het l'lein (lig. 521) is een in alle onderdeelen stijlvol doorwrocht werk, al groeit zijn hoofdverdeeling niet ten volle uit do voornaamste ruimten van het grondplan. Goed verzorgd en artistiek zijn de ordonnantiën van vestibule, traphal en zalen. 1 'eters latere werken spreken van krachtig streven tot herleving der baksteen techniek, op grond der oud-Groningsche ') Zie de uitvoerige teekeningen in liet Bouwkundig Tijdschrift (1883). NKDKKLAM). kerkekunst die hij, Groninger van geboorte en bekwaam archeoloog, *) met voorliefde bestudeerde en deed kennen. Van strenge, vaste conceptie is o. a. liet Hypotheek- en Kadastergebouw te Groningen (tig. 522). Verderde postgebouwen te Haarlem, 's-Gravenliage, Leeuwarden, Groningen. Zijn neiging tot rijke detailbewerking is soms niet van overdrijving vrij. Knap in onderdeelen, doch als massa onrustig en overladen door te groote vormverfijning, doet, naast van Campen's magistrale schepping te Amsterdam, liet postgebouw. Des ondanks kenmerkt ook dit werk, een persoonlijkheid die op grond van historische gegevens een eigen weg wist te volgen. Van pittoresk karakter zijn, over 't geheel, de vele, in onderdeelen zorgvol bewerkte Rijksgebouwen voor Hooger ()nderwijs, van den Rijksbouwmeester J. van Lokhorst (1878—1906). De toevallige groepeering der massa, het zeer wisselend, ietwat kerkelijk getint (! othisch vormschema. met name der ramen, die beur- LUj HUK 1 telings, recht, segment- of spitsboogvormig zijn, leiden soms tot een ietwat onsamenhangend beeld zonder veel innerlijk karakter (tig. 523). I )e allerlaatste gebouwen van dit departement waaronder het hoofdgebouw der l'niversiteit te Groningen, de gebouwen voor werktuigkunde, mijnwezen en de bibliotheek der T. H. te Delft van den opvolger .1. Vrijman, zijn in ietwat grillig-decoratieven vroeg-Renaissancestijl opgevat. F'ig. 517. Ned. ilei vormde kerk te Scliagen. ') Behalve de vele studiën en voordrachten op dit gehied verscheen liet groote werk: Oude steden in Nederland, door prof. Brugman en Peters. Fig. 518. Reinonstrantsche kerk te Rotterdam. Fig. 519. Ned. Herv. kerk te 's-Qravenhage. NK.IlKULAXn. In vroeg Renaissancegeest is ook liet hoofdgebouw der Universiteit te l't recht van E. Gugel en .). A. Nieuwen huis (lig 524). Evenzoo de meeste werken der twee overige Rijksbouwmeesters, waaronder als voornaamste de Rechtsgebouwen te Rotterdam en Haarlem van W. ('. Metselaar, de Rijkspostspaarbank te Amsterdam van 1). E. ('. Knuttel. Van Rijks- wege ontstonden nog, te 's-Gravenliage, de Koninklijke stallen van H. 1\ Vogel, hoofdleeraar aan- de Teekenacademie aldaar, en in allerhiatsten tijd de Koninklijke stallen op liet liOO van I 'eters. Op onderwijsgebied zijn nog gebouwd de kweekschool voor zeevaart van Jan Springer, het gebouw voor den werkenden stand van L. Heirer beide te Amsterdam, de Cadettenschool te Alkmaar van J. A. v. Nieukerken en onder de vele gemeentescholen de gymnasia te Rotterdam, Amsterdam, 's-Gravenhage, Nijmegen als voornaamste, in klassiek of Renaissancekarakter. Ten dienste van liet spoorwegwezen verrezen in dezen geest de kloeke administratiegebouwen te Utrecht van J. F. Klinkhamer (fig. 525), te Amsterdam van C. B. Posthumus ^Ieyes, te 's-(!ravenhage, in Kngelsch-gotliischen trant, van .1. Groll. \'oorts, als hoofdstations, behalve liet reeds genoemde Fig. 520. Koninginoekerk te Rotterdam. r>K 1 !)E KKl'W Cent raal-stat ion te Amsterdam, dat te 's-Hertogenbosch van Ed. Cuypers te Vlissingen van Schill en Haverkamp, te Groningen van J. Gosschalk te Nijmegen van C. H. Peters, te 's-Gravenhage van M. X. Margadant Van gemeentewege ontstond, in Renaissancestijl, het stedelijk museum te Amsterdam van A. \\\ Weissinan, voorts aldaar, van particuliere zijde het Aquarium in Artis van G. B. Salm, het Panopticum van Th. Sanders, beide Fig. 521. Ministerie van Justitie te 's Gravenhage. in klassieken geest. Ook de schilderachtige raadhuizen te Xoordwijk van Xic. Molenaar, te Xieuwer-Amstel van W. J. de Groot, te Zeist, van J. Ktuivenga zijn in nationalen 1 7e-eeu\vschen trant. Enkele groote vereenigingsgebouwen, schouwburgen, concertzalen, sociëteiten dagteekenen ook uit dezen tijd. Hieronder te 's-Gravenhage het gebouwvoor K. en W. van E. Gugel, de Rotterdamsche schouwburg van J. G. Verheul, beide ietwat Duitsch getint klassiek, dan het feestgebouw in de Diergaarde aldaar Aan ( . li. Muysken. liet Amsterdamsche concertgebouw van A. L. van (Jendt XKDKIil.AXD. de schilderachtige stadsschouwburg (fig. 526) aldaar van Jan Springer met fraaie zaal, evenzoo de studenten-societeit te Leiden van E. Gugel, de Delftsche studentensocieteit van A. Xieuwenliuis, de societeit te Kampen van E. Breman en andere. Als stichtingen van liefdadigheid te Amsterdam: liet Israëlietiscli ziekenhuis van -i. Gosschalk, liet St.-Elisabethgesticht van A. ('. Bleys, liet Burgerziekenhuis van A. L. v. Gendt, liet 1 )iaconieweeshuis van C. B. Posthumus Meyes, liet liUthersche gesticht van Van Oordt, alle in oudhollandschen geest; in modern Fransch karakter,naar Vaudremer's school, liet Doofstommeninstituut van A. Salm. In Den Haag: het Luthersche gesticht van Ehnle en Brouwer; liet Waalsche weeshuis van .1, P. Stok. Te Utrecht de ()oglijderskliniek van I). Kruyff en te Haarlem het Protestantsche weeshuis van J. A. G. v. d. Steur. Eindelijk het krankzinnigengesticht te Meerenberg van F. W. 1'oggenbeek, het groote academisch ziekenhuis te Groningen van J A Fig. 522. Hypotheek- en Kadastergebouw te Groningen, van Xieukerken. X.uist de ofticieele zetels van liet geldverkeer, met het statige gebouw der Ned. bank te Rotterdam van Salm en Verheul als voornaamste, worden verschillende particuliere bankgebouwen van beteekenis; hieronder die van Poggenbeek, Ed. Cuypers, Posthumus Meyes, (Jebrs. v. Gendt, Hooykaas en Brinkman, .1. v. Straaten, H. Reus e. a. te Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, I trecht, Dordt, in monumentalen, deels niodern-Roniaanschen trant. Belangrijk zijn ook enkele zoogenaamde utiliteitswerken voor handel en nijverheid, meestal T)E 1 9E EKTTAV. in de groote havenplaatsen uitgevoerd. I )e omvangrijke geitouwen der gasfabriek van J. (Josschalk te Amsterdam, voorts de werken van J. F. Klinkhamer, (!. v. Arkel, J. 1'. Stok, Hooykaas en Brinkman, Verheul en v. Goor zijn de voornaamste op dit gebied. Deze zeer beknopte lijst van openbare gebouwen, na 1870 gesticht, moge met een korte vermelding van enkele, belangrijkste woonhuizen worden besloten. De geest des tijds eischte op dit gebied vooral vele bescheiden stadswoningen van verschillenden rang, heerenhuizen, huurwoningen, hotels, Fig. -">2:5. riiysisch Laboratorium te Groningen. kantoren, winkelhuizen, voorts aangebouwde en vrijstaande villa's in de naaste omgeving en kleine of grootere landwoningen. De omvangrijke adellijke kasteelen en aristocratische buitenverblijven deivorige eeuwen zijn ten onzent hooge uitzondering. Hiertoe, als eerste, het statige buitenverblijf ()ud-\Vassenaer (1876 — '79) van C. Mtiysken (fig. 527), met ruim, s3Tinmetrisch grondplan, naar Italiaanschen paleistrant, om een centrale zuilenhal gegroepeerd. De schil¬ derachtige, ietwat zwaar bewerkte gevels zijn in klassiek Renaissancegeest der 17° eeuw opgevat. Meer in den soberen kasteeltrant der vroeg-Kenaissance is de in 1909 voltooide Duin en Kruidberg bij Santpoort van J. A. v. Xieukerken en zonen. De veelbewogen massa van dezen baksteenbouw (fig. 528) vormt een aantrekkelijk geheel, dat in de teekening der voornaamste woonruimten, met geriefelijke loggia s en terrassen voorzien, en voorts in de sobere detailbewerking, het behaaglijke karakter van een buitenhuis juist tot uitdrukking brengt. De belangrijke herbouw van liet kasteel de 1 laer, is reeds vroeger besproken. NEDERLAND. Kleiner van aanleg zijn: de Wittenbnrg bij Den Haag, een vroeger werk van Van Nieukerken; het huis de Cloeze bij Lochem van X. Molenaar, liet kasteel Leeuwenhorst bij Leiden. Voorts talrijke landwoningen en villa's te Zeist, Baarn, bij Haarlem en andere plaatsen van verschillende deels reeds genoemde bouwmeesters. I )en chaos van stadswoningen in overzienbaar ver- !!!! ■" pil n ii n Fig. 524. Universiteitsgebouw te Utrecht. band te willen schikken is ondoenlijk. Onder vermelding dat n.iast oud-nationale traditiën uitheemsche invloeden, waaronder Duitsche, Belgische, uit grillige modezucht, vaak ten ongunste, zich deden gelden, worde volstaan. Gunstig daarentegen werd op dit gebied Engeland's hervormende invloed, waarneembaar in liet streven om inrichting en bouw van de woning, de landwoning vooral, steeds meer te doen beheersclien door eischen van doelmatigheid, gerief, degelijkheid, eenvoudig, voornaam karakter. evers, Architectuur, II. 39 Fig. '>'25. Administratiegebouw der Staatsspoorwegen te Utrecht. Fig. 526. Stadsschouwburg te Amsterdam. ■ Fig. 527. Kasteel Oud-Wassenaer bij Den Haag. Fig. 528. Kasteel Duin en Kruidberg te Santpoort. DK TEGKNAVOOKDIGE TIJD. Heel dit onrustig architectuur-tijdperk der laatste kwarteeuw draagt trouwens den stempel van onzen volksaard, als, bij gemis aan één alles belieerschende geestelijke drijfveer, buitensporige vrijheidszin liet particularisme op de spits dreef. Daartegen konden de enkele architectuurscholen van staatsof stadswege, waaronder die te Delft, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, als grootste, deels door onderlinge verdeeldheid van richting, deels door onvoldoende organisatie, slechts beperkten invloed uitoefenen. DK TKGKXAVOORDKiE TIJD. Overwegend beheerschte de archeologie heel het sterk bewogen architectuur-tijdperk der 19e eeuw. Historische stijlen van heterogenen aard vonden om strijd hetzij slaafsche navolging, hetzij indirecte toepassing in toonaangevende bouwwerken. Klassicisme en Romantiek, Kenaissancisme, Eclectisisme en Rationalisme, als meest kenmerkende stroomingen, wisselden elkaar af na korter of langer bestaan. Knkele groote figuren, zooals Labrouste, Viollet-le-Duc, Semper, Morris, ('uijpers, door hervormend streven bezield, verkregen wel aanhang in beperkten kring, doch verwekten geen dadelijken ommekeer. Tot een nieuwen stijl, in den zin eener algemeene, uniforme uiting, kwam het niet — kon het niet komen — wegens gemis aan een allesbeheerschende geestesrichting der samenleving. Toch bleven deze pogingen niet zonder gevolg. Nóg vóór het eind der 19e eeuw uit zich, sterker, algemeener dan te voren, in verschillende architectuurcentra de drang naar een nieuw schoonheidsideaal, nadat reeds, een kwarteeuw vroeger, in de aanverwante nijverheidskunst, nieuw leven was ontwaakt. Deze moderne beweging begint in Kngeland met de hervorming der landwoning, op grond van geriefelijke inrichting, rationeelen bouw, soberen vorm, en waarvan Voysey, Raillie Scott, Lutyens, om slechts enkelen te noemen, de talentvolle voorstanders zijn. (lering is haar invloed op de architectuur der publieke gebouwen aldaar, die, behalve enkele persoonlijke werken, als de nieuwe West minster kathedraal in Xeo-Byzantijnsch karakter van Bentley, de werken van L. Stokes, Harrison Townsend, H. AVilson l) de, reeds vroeger vermelde, Xeo-Palladiaansche richting volgt. 2j Op het vaste land worden Oostenrijk, Duitschland, België, Xederland, Denemarken, Finland haar voornaamste centra. ') Zie: H. Muthesius, Das Englische Hans; H. Baillie Scott, Houses and Gardens; The Modern Home; Academy Arcliitecture; enz. s) Zie pag. 565. uoSTKMiJJK. Kenheid in uitdrukking is thans nog allerminst haar kenmerk. Veeleer bepalen enkele buitengewoon krachtige talenten, hetzij onder huldiging van oud-nationale of lokale traditiën, hetzij door streven naar het geheel nieuwe, verschillende richtingen met kleiner of grooter aanhang. Vandaar het chaotisch totaalbeeld wat de meeste landen, ja zelfs verschillende steden nog kenmerkt. Oostenrijk. Van deze continentale beweging wordt Weenen, reeds spoedig na Fig. 529. Station te Schönbrunn. 1890, het eerste voorname centrum. De sterke gisting op verschillend gebied der kunst openbaarde zich (laai1 reeds in de stichting van nieuwe vakvereenigingen, vaktijdschriften ') onder modern devies en de begaafde bouwmeester Otto Wagner wordt, sinds zijn benoeming tot docent aan de architectuurschool der Academie, haar erkend leider (1895). Warmen aanhang verkreeg hij bij de jonge generatie met de verschijning van zijn artistieke geloofsbelijdenis: ') O. a. Ver Sacrum, een algemeen kunsttijdschrift; „l)as Interieur" dat de moderne woningkunst bevat. DE TEGENWOORDIGE TIJD Moderne Arcliitektur". Bl)e moderne kunst moet ons moderne, door ons geschapen vormen bieden, die ons kunnen, doen en laten tot uitdrukking brengen". — „Zal bet modern ontstane aan de eischen van onzen tijd beantwoorden, dan moet het ons eigen, democratisch, zelfbewust, ideaalwezen tot uitdrukking brengen, door met de groote technische, wetenschappelijke vorderingen alsook met den allesbeheerschenden practischen geest der nienschheid rekening te houden." Fig. 6o0. Centrale Hal van de Rijkspostspaarbank. Deze enkele aanhalingen uit liet zeer lezenswaardige werkje teekenen het besliste standpunt van dezen talentvollen hervormer. \\ agner's omvangrijk levenswerk getuigt van harmonische evolutie. Klassiek gevormd wist hij onder den drang van het moderne, lokale leven zijn werk allengs van den historischen kunstvorm vrij te maken en van nieuw leven te doordringen. Pijnlijk nauwgezet, tot overdrijving toe, heeft hij de practische en economische eischen van onzen tijd, in talrijke architectuurwerken door sterk individueelen en lokalen geest bezield, tot uitdrukking gebracht. Huur-, winkel- en heerenhuizen, hotels, scherp aan hun program STKNK1JK. getoetst, verschijnen in soberen, rationeelen kunstvorm inet vermijding van liet conventioneele paleisscliema uit den voorafgaande» bouwtijd 1). De Weener „Stadtbahn" gaf Wagner gelegenheid zijn talent aan bouwwerken van uiteenloopenden aard en samenstelling te tonnen. Hieronder het keizerpaviljoen Fig. 531. Rijkspostspaarbank. te Schönbrunn (fig. 52!>), welks metalen koepel massa harmonisch aansluit tot het naburige keizerpaleis uit den Baroktijd. Karakteristiek als architectonisch ') Zie de uitvoeriger analyse: „Ovev Weenen", in het Bouwkundig Weekblad 1908. DE TEGENWOORDIGE TIJD. krachtsymbool is ook de bekende Stuw (Nadelwehr), een zuivere inpenieursopgaaf. Dan nog de sierlijke stations- en haltegebouwtjes, de viaduct- en brugpijlers, de loodsen en werkplaatsen, enz. van deze ceintuurlijn. Van allerlaatsten tijd zijn twee openbare gebouwen, de K ij kspost spaar'bank l ig. 532. Kapel van liet krankzinnigengesticht bij Weenen. en de kerk van liet zenuwlijdersgesticht, uitersten in architectuur; de kerk als ideaal-opgaaf van alouden tijd, de Bank als modern utiliteits-probleem. Heide zijn het resultaat van prijsvragen en typeeren Wagncr's modern streven. ') Zie: „Moderne Architektur" en „Einige I3auten, Skizze u. Entwürfe* van O Wagner; „Moderne Stadtebilder" ; De jaargangen van „Der Architekt" e. a. OOSTENRIJK. De Mank, dicht bij den Hing geplaatst, is streng zakelijk van plan en opbouw. Uit de mime vestibule aan den middenbouw, voert een breede, rechte hoofdtrap het talrijke publiek onmiddellijk tot het hart van den geheelen aanleg, de centrale, vol verlichte glashal van streng voornamen vorm, met kantoren omgeven (tig. 530). Heknoptlieid, ruim overzicht, snelle controle, levenseischen van een Bankgebouw, zijn hier strikt behartigd '). In (le as der zijgevels voeren de ingangen der beambten tot geriefelijke trappen in verband met de vele kantoren. Strikte behartiging der utiliteitsfactoren beheerscht ook de gevelarchitectuur (fig. 531). De gelijkwaardigheid der vele kantoren, voor ± 2000 beambten, op zes verdiepingen ingedeeld, leidde tot herhaling van uniforme, rechte ramen zonder eenige onderbreking en van strikte soberheid. Knkel de middenbouw, van den Hing zichtbaar, kenmerkt zich door bijzondere aanduiding van de hooge vestibule met metalen huif en het balkon der directiekamers op K TKUENWUOUMUK TI.IIJ. huldigen deze beginselen, soms tot overdrijving en gezochtheid toe. Vandaar groote verschil in de werken der moderne Weener school, als die van dos. Olbrich, L. Hauer, J. Holfinann, H. Pecha, L. v. Krauss, J. 1'lecnik, •1. Tolk, 11. en F. (Jestner. Vooral de talrijke werken van den begaafden, te jong gestorven Olbrich (1867— 1908) zijn merkwaardig 1). Reeds zijn eerste schepping, het gebouw der „Sezession", een tentoonstellingspaviljoen der jonge AVeener kunstenaarsclub, kenmerkt zich door bijzonderen aanleg, die scheiding of vereeniging van de zalen naar deneisch der kunstwerken, mogelijk maakt. Verschillendestand en grootte der ramen vertolken het karakter der ruimten in den gevel (fig. 534). Links, in den met bronskoepel gekroonden voorbouw, de kleine ramen der administratie-vertrekken , rechts, de groote lichtopeningen der tentoonstellingshallen. Hoewel ietwat weggedoken tusschen liooge lmizenmassa's, heeft deze bescheiden pleisterbouw, iets grootsch, iets vriendelijk-voornaams van uitdrukking. .Met spelend vernuft en fijn gevoel zijn enkele zinrijke versieringen in liet pleistervlak gegrift. ') Van Olbrich verschenen de volgende werken: „Ideeen"; „Architektur", 3 seriën; „Ein Dokunient Deutsclier Kunst"; »I)as Warenhaus Tietz im Düsseldorff". Fig. 535. Fragment van het Warenhaus Tietz te Dusseldorf. DOTTSC'HLAND. Ongekend vruchtbare werkzaamheid ontwikkelde ()lhrich als chef der Darmstadter kunstenaarskolonie niet tal van groote ontwerpen, uitvoeringen van woonhuizen, landwoningen en werken op liet gebied der decoratieve kunst, alle sprekend van uitbundigen scheppingsdrang, sterk persoonlijk talent !). Zijn laatste belangrijke werk. het Warenhuis Tietz in Dnsseldorf, is de bekroning van zijn kortstondige doch hijzonder rijke kunstenaarsloopbaan (tig. 535). Op Messel's voorgaan te Eerlijn ontwikkelde Olbrich deze echt moderne, streng zakelijke „Nutzbau", uit- en inwendig, tot een monumentaal kunstwerk van juist karakter. Behoefte aan veel licht leidde hier tot een klare, axiale gevelverdeeling van pijlertraveeën, beneden als breede uitstalkasten dienende, boven, drie verdiepingen hoog, in drielichtramen verdeeld. Het krachtig, verticaal lij 11verband der strak gecanneleerde hoofdpijlers en smalle raamstijlen contrasteert stei'k met de vol open uitstalkasten en accentueert hun breedte. Schilderachtig wordt de massa van het strakke gebouw door de rondloopende terrasbekroning, tevens brandgang, en de statige daken, in den geest van de lieerenhuizen der 17e en 18e eeuw, op een teruggelegen plan ontspringend2). Vlakke tabernakels van fraaien vorm, zinrijk door figuren verrijkt, niarkeeren de hreede ingangen. Ook de vele binnenruimten, met name de luisterrijke middenhal, alle in edele materialen uitgevoerd zijn, zoowel door vorm als kleur, merkwaardig. Zoo kenmerkt zich Wagner's hervormende beteekenis minder door de directe navolging van zijn werk door anderen dan wel, en vooral, door opwekking tot individueele, moderne uiting. Als voornaamste geestverwanten zijn nog de Weener bouwmeesters L. Bauinann, Fr. Olnnann, door verschillende werken bekend, te noemen 3). Zijn invloed is bovendien in verschillende steden van Oostenrijk, Hongarije, Praag, Budapesth, Brünn, Graz en zelfs in "NVestDuitschland, Italië en Nederland merkbaar. Duitschland. Dat in Xoord-Duitschland de nationaal-historische stijlrichting 4), uit de snelle, politieke en sociale opkomst van het rijk na 1870 ontstaan, door gemis aan nieuw, zelfstandig leven op den duur niet kon bevredigen, is begrijpelijk. Reeds in het laatst der vorige eeuw openbaart zich dan ook hielde moderne kunstbeweging, sterker, algemeener nog dan in Weenen. In de hechte staatkundige eenheid van het Duitsche Kijk, in het nationaal zelfbewustzijn en inachtsbesef, door den luister van liet Imperialisme verhoogd, in het „Alduitsch" streven naar wereldmacht, in den geestelijken en econo- ') Zie noot pag. 620. 2) Zie de middenbouw van liet kasteel Maisons sur Seine (fig. 403). 3) Zie de jaargangen van: „Der Architekt" ; ,Itantes u. Entwiirfe" von F. Ohmann. 4) l'ag. 553. T)K TKCKNWOOÜDICK TIJD. mischen bloei der bevolking, vindt zij haar groote stuwkracht. En ook hier wordt de hervormingsbeweging der architectuur door die der nijverheidskunst voorafgegaan. Gedurende dezen „Sturm- und l)rang"tijd die tot ongeveer 1900 duurt, waarin enkele onstuimige naturen traditiegeest voor onzin, rationeele constmctie voor een plaag verklaren en het „ X iedagewesene" veler wachtwoord werd, mist de nieuwe beweging eenheid, vaste lichting, kenmerkt zij zich door onrust, overdrijving, overmatig krachtsvertoon. Het streven naar overweldigende uitdrukking leidt dan tot gewrongenheid, ruwheid, wansmaak. Vele reusachtige bouwwerken J), i • j • i me Toen, in ne Fig. 536. Middenbouw van liet museum te Darmstadt. rijkshoofdstad Berlijn allereerst, en ook in vele andere voorname steden, Dresden, Leipzig, Hamburg, ^lunchen, Frankfort, Mannheim, I )usseldorf, Keulen, Karlsruhe e. a. ontstonden, zijn dan ook eerder overbluffend dan stemmend, als drang naar zelfstandige ') Zie de jaargangen van de „Deutsche liaiizeitung"; „llerliner AreliïtekturwelJ*; „Deutsche Konknrrenzen ; „l>ie Architektur des XXe" Jahrhundert* en andere periodieken. DriTSCHLANI). 623 uiting en zelfoverschatting, tot opzichtig, beginselloos hravourewerk leidt. Doch allengs kwam deze onrustige stroom tot kentering. En al vertoont Duitschlaiul s architectuur ook thans nog geen beeld van volkomen eenheid, vaste richting, zoo heeft toch de onbezonnen afkeer van het verleden reeds plaats gemaakt voor waardeering der historische kunsttraditie, in 't bijzonder van die dei' 1 7C en 1 8e eeuw. waaraan de meeste I hiitsche steden hun architectonisch karakter danken. Waardeering, niet in den zin van slaafsche navolging, doch van voortzetting der onderbroken kunstontwikkeling. Steeds meer schijnt de door Noordelijken geest gewijzigde Barokstijl in haar grootschheid, haar voornaam karakter, de geestelijke basis der moderne kunstkuituur te zullen worden. De vele prijsvragen en ook de voornaamste bouwwerken der 2<)c eeuw getuigen zulks, ondanks af- Fig. 537. Inwendige. wijkingen !). Van deze, op historische traditie gegronde, moderne kunstrichting, worden A. Messel (1853—li>10) en L Hoftïnann de hoofdfiguren. 1 it Darinstadt bezochten zij samen de Bauakademie te Berlijn (1874) en traden daar, na ruim tienjarigen studietijd, zelfstandig op. ') Zin „Arcliitektnr Konknrrenzen" HE TEGENWOORDIGE TIJD. Messel s eerste werken, talrijke woon- en handelshuizen, hoewel niet van het abstract-esthetisch paleisschema der Renaissance vrij, zijn niettemin uitingen van een fijnen, beschaafden geest, zeer verschillend van de vele pronkende, grove gevels uit dien tijd 1). Zij spreken niet opzichtig, passen volkomen in hun omgeving, hetzij straat, park, plein, wier grootte hun schaal en soms ook het karakter hunner architectuur bepaalt. De hoofdgevel van het stadsmuseum te Darmstadt, in 1895 begonnen, getuigt hiervan (fig. 536). In het statige middenpaviljoen verkrijgt de 1 8eeeuwsche stijl van het tegenover gelegen vorstelijk paleis en de naburige staatsgebouwen juisten weerklank; harmonisch voltooi t de rustig-voorname gevel het oude stadsplein. Van sober voornamen geest, overeenkomstig het karakter van een museum, is ook liet inwendige (fig. 537). (irooten naam verkreeg Messel eerst niet den bouw van het bekende Fig. 538. Warenhuis Wertheim. Warenhuis Wertheim (1896) te Berlijn, allengs ') Zie „Beiliner Architekturwelt", 1906 en 1911. Alfred Messel von Walter Curt Belirendt. 1911. DI'ITSCHLAXD. vergroot en eindelijk door den monumentalen voorbouw aan de Leipziger Platz voltooid (fig. 538). Met strikte voldoening aan de vele eischen van dit geheel nieuw, zakelijk bouwprogram, gaf hij aan den gevel een karaktervolle uitdrukking. Zeer schoon sluit de massale frontbouw met zijn sierlijke, gastvrije, open hal de lange rij geheel open gewerkte pijlertraveeën naar het plein af, waardoor het nuchter-zakelijke der uitstalkasten van de Leipziger straat op een tweede plan wordt gedrongen. En uit het contrastvol gevelschema van arkaden en liooge lichttraveeën, dat in beginsel aan de schoonste Italiaansche paleizen herin- Fig. 539. Detail (Wertheim). nert, uit de zelfbewuste kracht hunner kloek oprijzende pijlers, rationeel, naar (iothische traditie geleed, sober verrijkt met decoratieve sculpturen vol zin en humor, straalt de gloed van nieuw leven (fig. 539) *). Messel's werk kenmerkt zich bij de zeer verschillende opgaven steeds meer door het streven naar uitdrukking van het innerlijk wezen in klaar doordachten, dichterlijken vorm. Zijn groote administratiegebouwen voor de Rijksverzekering, de Electriciteitsmaatschappij, het Bankwezen e. a. spreken ') Zie verder: Arcliitektur des XX. .Talirhunderts, I, V; „Charakteristische Details", Band IV. evers, Airhit eet uur, II. 40 dk tk<;knwoi:i>k;k tijd. door lnin vast, streng' organisme als waardige, veilige zetels van staatsbeleid, van industrieele en financieele grootmacht. Kloek, voornaam zijn Messel's groote handelshuizen „l'nter den Linden" en elders; aantrekkelijk, sober, deftig behaaglijk de heerenhuizen der geldaristocratie in de ruime buitenwijken der hoofdstad (tig 540). Taktvol zijn hier de beide woonverdiepingen door een strak verticaal lijn schema saamgevat, waarboven, eenigszins achterwaarts, de dienstverdieping met het hooge, door dakramen doorbroken dak zich verheft. Ook de vele groepen van volkswoningen, elders vaak zoo troosteloos dor en koud, kenmerken zich door behaaglijken eenvoud, natuurlijke afwisseling, geriefelijke indeeling *). < )p het hoogtepunt zijner loopliaan werd hem de sclioone taak toevertrouwd 0111 de nieuwe musea op liet Spree-eiland te bouwen, niet de bedoeling 0111 de daar verspreide musea tot een grootsch Fig. 540. Heerenliuis te Berlijn. klllistvol centllllll te vereenigen. Nauwelijks was het grootsche plan ~) met machtig front van propylneën en vleugelgebouwen om een imposanteii voorhof gereed, toen de dood hem overviel. Algemeen gewaardeerd werd de keus der regeering om de verdere studie en uitvoering van het belangrijke werk op te dragen aan Messel's vriend en geestverwant Ludwig Hotfmann. ') Zie Iierliner Architektenwelt 1900. 2) Zie de afzonderlijke uitgaaf. DTTITSOH LAXD. Hoffniann vestigde zijn naain als prijswinnaar voor den houw van liet Kijksgerechtshof te Leipzig (1884), welk plan na herhaaldelijke omwerking tot uitvoering kwam 1) (1888—'95). Hoewel in-en uitwendig door klare, doordachte indeeling, grootsche ruimteontwikkeling en strenge gevels een zeer merkwaardige schepping, toont zich de ontwerper hier nog als volbloed Klassicist. Daarna tot Stadtbaudirektor van Berlijn benoemd (1896), teekent zich zijne sterke persoonlijkheid allengs in de talrijke openbare gebouwen, gedurende vijftien jaren uitgevoerd 2). 1 )e vele scholen op verschillend gebied van onderwijs, badinrichtingen, krankzinnigengestichten, ziekenhuizen, kinder- en oude liedenasylen, administratiegebouwen voor verschillende takken van dienst, zijn schoone rustpunten voor het oog te midden van de vele nuchtere, opzichtige banaliteiten der snel groeiende imio'o wpi'plilctfiil Eenheid VJUl Fig. 541. Lagere School te Berlijn. geest bij verschei- denheid van stijl is hun hoofdkenmerk. Strikte voldoening aan de practische eischen der opgaaf, zorgvolle studie van haar karakter, eenvoudige, logisclie samenstelling bepalen den grondtoon hunner esthetiek, hunner juiste stemming. Wars van effectbejag of bravourezin spreken zij in hun verschillend aanzicht, door het volkomen echte, betrouwbare, zuiver menschelijke hunner bedoeling. ') Zie de uitgaaf: Das Reichsgerichtshaus in Leipzig. 2) Zie het standaardwerk: Die Haute» der Stadt Berlin, van Dr. Ing. L. Hoffmann, waarvan reeds 9 dln. verschenen. T>F. TE. Ook liet bescheidenste bouwwerk spreekt zijn dichterlijke, sobere vormentaal. Aangenaam stemmend is de ruime lommerrijke binnenplaats van een volksschool; verkwikkend de liefdevolle inrichting der zonnige lighallen en rustige zalen van een vondeling-asyl, een hospitaal, een invaliden-telmis; vriendelijk, vredig de aanleg van een krankzinnigengesticht. Hoflinann's kunst, hoewel op historische traditie gegrond, mist evenzeer het abstract conventioneele als het opzettelijk gewilde of liet dor rationeele. Het moderne van zijn werk bestaat niet in het zoeken naar voor alles Fig. 542. Brandweerkazerne te Berlijn. nieuwe onderdeelen of verrassende invallen, maar in den dichterlijken geest, die bestaande vormen bezielt en aan iedere opgaaf het typeerende, het volkomen gepaste karakter, in verband niet bestemming, omgeving, materiaal verleent. Deze geest belieerscht allereerst de bijzonder duidelijke, schoont» plattegronden, meesterlijk van groepeering en indeeling. Daarbij volkomen beheersching van liet materiaal. Natuursteen, baksteen, pleister, terra cotta, glazuur, dienen beurtelings tot bereiking van een karakteristiek architectuurbeeld. Enkele voorbeelden mogen dit toelichten. Strikt rationeel en economisch van behandeling is de gevel eener groote lagere school van vier verdiepingen, geheel in baksteen uitgevoerd (tig. .">41). DUITSCHL AN D. Klaar teekenen de stijgende lijnen en de stand der ramen van liet kloeke hoekpaviljoen de ruime, ter volle hoogte doorgaande bordestrap, tussclien de strak verdeelde groepramen van de aansluitende schoollokalen. Het stadswapen, DE TEGENWOORDIGE TIJD. Fig. 544. Fragment van liet Markische museum. een klok om kleine, geestig gemodelleerde terra cotta's, verlevendigen den vlakken gevel, die door de zware schaduwen der sparredaken een rustig, vriendelijk karakter verkrijgt. I)e lagere onderwijzerswoning met liet sierlijke OriTSCHLANI». uitzicht-balkon naar de speelplaats, accentueert nader de schaal van liet gebouw. Karakter lieet't ook de forsche brandweerkazerne (tig. 542) door liet sterk contrast der remise-ingangen niet de strakke ramen der dienstlokalen en de woonruimten der bovenverdiepingen. Natuurlijke afwisseling ontstaat ook hier door de tegenstelling van het lage, geïsoleerde ziekenpaviljoen tot het hooge hoofdgebouw. Fig. 545. Virchow-hospitaal. Streng en waardig verrijst in de oude wijk achter het raadhuis het directiegebouw der stadsgaswerken, als symbool van een vaste, welvarende, groote stedelijke organisatie (tig. 543). In dezen voornamen gevel, die geheel in grijzen Beierschen kalksteen is uitgevoerd, vindt de oude lokale Barokstijl der 1 se eeuw weerklank. Dicht hierbij bevindt zich het merkwaardige Markische museum, bestemd voor de historische verzamelingen van stad en provincie, Berlijn en de Mark. (tig. 544). Talrijke hallen, galerijen, zalen en vertrekken, harmonisch afwisselend DE TKGENAVOOHDIGK TIJD. Fig. 546. Doodenkapel van het Vircliow-ho&pitaal. door stijl, vorm, verlichting, geven een aanschouwelijk beeld van de groote kuituurperioden. \ andaar een geheel vrije, schijnbaar toevallige groepeering van gebouwen in Markische (lothiek en Renaissance, volkomen passend op het onregelmatige terrein, een schilderachtige plek gronds tot de oude stadswallen behoorende. Krachtig wordt de veelbewogen gebouwenmassa door den stoeien ingangstoren verbonden tot een stemmend architectuurbeeld, dat van een schoon kunstverleden spreekt. Het schoone, omvangrijke „Virchow Kranken113118', eigenlijk een ziekentuinstad, is Hoffmann's beroemdste werk *). Strikte scheiding van zieken* en dienstverkeer, centrale ligging van hoofdgebouwen voor administratie, keuken, apotheek, operatiepaviljoens; juiste orienteering der ziekenzalen op Oost en AVest en andere principieele eischen, zijn de groote verdiensten van liet reusachtige klare plan. Doch treffend vooral is de weldadige stemming die dit geheel beheerscht en waarvan eenvoud, reinheid, harmonie, rust, den grondtoon vormen. Rustig scharen zich ter weerszijden van de lommerrijke middenlaan de vriendelijke, witte paviljoens met het roode dak, wier sobere voorname ') Ket beslaat 26 H.A., bevat 57 gebouwen, 2000 ziekenbedden. De bouwkosten bedroegen ±18 millioen Mark. nriTsciiLAxn. architectuur aan den lokalen stijl der ise eeuw herinnert (tig. .">4.")). Heel aan het eind verheft zich, als een stemmend „Memento Mori", de vriendelijk ernstige kapel, voor den lijkdienst en de uitvaart der gestorvenen — weemoedig door een laan van treurhoomen ingeleid (fig. 540). Vrede, berusting ademt heel deze omgeving. Zoo dringt zich in Hoffmann's kunst de kunstenaar nooit hinderlijk naar voren. I it rationeelen zin en liefde geboren, spreekt zij in dichterlijken vorm voor alles haar hooge moreele bedoeling uit. Zij dient de menschheid, strekt haar tot heil, tot vreugd. Dat bovenal is haar hooge beteekenis en waarde. Reeds wijzen de allerlaatste werken van enkele bouwmeesters te Berlijn en elders op den goeden invloed dezer twee meesters. Sommige woninggroepen der nieuwe wijken, de interessante openbare gebouwen van den stadsarchitect J. Btthring in de voorstad Weissensee r), de groote prijsvraagontwerpen aldaar, treffen door hun rustig voornaam karakter in vergelijking met vroegere jaren. Als bijzondere persoonlijkheden kenmerken zich o. a. B. Sehring, Bruno Möhring, E. Schaudt, O. Kaufmann, Bruno Paul, Bruno Schmitz (fig. 547) te Berlijn; in Dresden Martin Dülfer, Schilling en Graebner; in Keulen C. Moritz; in Karlsrulie Curjel en Moser, Hans Billing enz. Vooral Billing's museum te Mannheim behoort tot de beste moderne werken 2) (lig. 548). Kloeke (lennaansche geest beheerscht deze karakteristieke schepping, welker sobere, monumentale massa door sterk contrast van verhoudingen, ') Zie: „Berliner Architekturwelt", 1908. ) Zie. „Deutsche Ronkurrenzen" en andere periodieken reeds vroeger vermeld. Fig. 547. De restauratie Reingold. Fig. 548. Museum te Mannheim. DU 1TMCH LAN D. sprekend verband van muren en openingen, haar bestemming volkomen typeert. Het hoofdmoment is de statige middenbouw, een hooge vierkante koepelhal met karakteristieken voorbouw als hoofdportaal. Eer. breede monumentale trap voert tusschen antikiseerende leeuwen door tot den statigen ingang, contrastvol door het fries van ramen der directiekamer afgesloten. Figuurgroepen op hooge pijlers, sluiten krachtig den massalen half-ronden voormuur af. Karakteristiek zijn ook de gestrekte zijvleugels der tentoonstellingsruimten. Het parterre voor Fig. 549. Schouwburg te Dcrtmond. de kabinetten, als forschen pijlerbouw opgelost, verkrijgt door de fijne, verticale verdeeling van den blinden bovenmuur krachtig accent. Kleine hoekuitbouwen, wier strakke verdeeling aan den hoofdingang herinnert, accentueeren, niet den ingang der eindgevels, de uiteinden. Talentvol is hier de blinde gevelmuur van de schilderijzaal, op grond van streng organische samenstelling, tot een boeiend, rustig, modern architectuurbeeld ontwikkeld. Karakter heeft ook Diilfer's theater te Dortmund (tig. 549), door juiste uitdrukking, levendige groepeering der essentieele bestanddeelen. Vast omsloten worden de vaamreeksen der foyers in voorbouw en middenfront, door de stoere l'K TKUKX WK1)1<4K TIJI». hoek massa s dor trappen, statig door ijuadriga's bekroond. De sobere rationeele trontonbekroning van den voorbout-, een herinnering aan Lombardische kerken l), verkrijgt in de hooge massa van liet tooneel met de lagere dienstvertrekken, harnionisc'he voortzetting. I )e verschillende steenbewerking, de juiste verdeeling der sculptuurreliefs verlioogen nog de schilderachtige uitdrukking van liet geheel. Slechts de onbeduidende portiek aan den ingang ontsiert dit gedeelte. ()ok werken van de andere genoemde bouwmees¬ ters wijzen op een krachtige moderne bouwbeweging in verschillende Duitsche steden. Behjiê. In België beperkt deze zich thans nog tot de woonhuisarcliitectuur, nadat Van de Velde reeds in de kunstnijverheid was voorgegaan. Twee Brusselsche bouwmeesters, 1'. Hankar (1861 — 1910) en V. Horta (1861), zijn haar voornaamste aanhangers. Hankar, leer- Fig. 550. Heerenhuis Avenu Louise, Brussel. Üng Van Beyai't, nauwgezet constructeur, zoekt door rationeele samenstelling, zuivere detailleering en toepassing van verschillende inheemsche materialen niet frescoschildering vermengd, naar pittoreske gevelwerking. Er is in het zeer persoonlijke werk van dezen te jong gestorven bouwmeester iets van den levendigen Vlaamschen geest der lf)e eeuw, zonder liet abstract-decoratieve van den stijl uit dien tijd. 'j O. a. de Dom te Parma. BELGIË. — NEDERLAND. Horta daarentegen, als leerling van Balat in klassieke school gevormd, kenmerkt zich als kernachtig- lijnvirtuoos die, op grond van Barok-traditiën in zwierig vormenspel liet innerlijk organisme van het gebouw tot uitdrukking zoekt te brengen. Deze behoefte aan sterk bewogen, fantastische vormen, zoowel in massa als in onderdeelen, leidde bijna steeds tot aanwending van natuursteen, die een vrijere teekening veroorlooft, en waarin de vele gevels, winkels en woonhuizen 1j, meer zijn gemodelleerd dan gebouwd (lig. 550). lïuime toepassing van ijzer voor kolonnetten, balkons, verhoogt nog het lichte, sierlijke karakter Begrijpelijkerwijs moest deze vrije, decoratieve kunstrichting bij minder begaafde volgelingen tot schromelijke verwildering leiden, (irillige producten dezer modezucht, ontsieren dan ook verschillende Belgische steden. Nederland. De moderne kunstbeweging in Nederland verschilt zeer van de Belgische. Nadat onder invloed van de Amsterdanische kunstscholen de hervorming van liet ornament door strenge styleering van den natuurvorm op geometrischen grondslag, en de zuivering van de kunstnijverheid door streven naar rationeel verband tusschen constructie, vorm en versiering, had plaats gehad 3), volgde, nog aan het eind der vorige eeuw, ook de architectuur de nieuwe richting. ()ndanks haar individueel karakter teekenen zich allengs twee strooniingen die, hoezeer verschillend van uitgangspunt, toch hetzelfde bedoelen. Streven naar eenvoudig, klaar, krachtig architectuur-organisme op grond van juiste verhouding tusschen muren en openingen, zichtbaar verband tusschen in- en uitwendige van het gebouw, is hoofdzakelijk beider kenmerk. Op voorgaan van Dr. Cu ij pers4) vindt Viollet-le-Duc's leer warmen aanhang bij enkele talentvolle, jongere Amsterdanische bouwmeesters, en worden haar rationeels beginselen thans met uiterste konsekwentie in strengen, soberen kunstvorm doorgevoerd. Wat toen in enkele prijsvraagontwerpen schemerde, werd door Berlage werkelijkheid met het gebouw der Levensverzekeringmaatschappij, „de Algemeene", te Amsterdam. De voorname gevel geheel in natuursteen uitgevoerd, wordt weldra gevolgd door soortgelijke bakst eengebouwen te Amsterdam en 's-OJ-ravenliage in steeds soberder, robuster geest. Hun schilderachtig, monumentale massa trekt de aandacht, boeit, en typeert ook door vasten, duurzainen bouw de betrouwbaarheid, den veiligen, ') Zie de jaargang van: „l'Emulation"; „Die Architektur des Auslandes" ; „Neubauten in Brussel"; „Neue Architektur", enz. 2) O. a. het Volkshuis te Brussel, tevens liet eenige gebouw van belang waar baksteen is aangewend. 8) Krachtig werd deze beweging bevorderd door de schoone scheppingen van den sierkunstenaar Colenbrander op liet gebied van ceramiek en textiele kunst. 4) Zie pag. 590 e. v. 1»K TEGKNWOORDIGE TIJD. waardigen zetel eener op sociale voorzorg gebaseerde finantieele instelling. Herlage's streven naar robusten eenvoud, oerkracht, bereikt liet lioogtepunt in de Amsterdamsche Beurs (tig. 551). Ken gunstig gegeven voor rijke architectuur-ontwikkeling bood liet thema a priori niet. Noch door den scheeven stand van het gebouw in den langen toegangsweg der stad, den gerekten terreinvorm, diens beperkte grootte in verband niet het overvol program waarvan uiterste volbouwing, bescheiden aanleg van ingangen, portieken als anderzins het gevolg werd. Kostenshalve zijn de hoofdruimten van het plan, de groote beurszalen, geheel door verhuurbare kantoren en dienstlokalen omsloten zoodat hun domineerend volume slechts onvolkomen spreekt achter drie gelijkwaardige raamreeksen. Slechts gaven enkele groote lokalen in de as van voor- en zijfront, met de ingangsarcaden, de kleine ramen der toilet- en dienstruimten, de massa s der diensttrappen en hoekpaviljoens, de natuurlijke gegevens tot afwisseling, schilderachtige teekening. Zwaar, als een bolwerk van handelsgrootmacht, beheerscht bovendien de liooge hoektoren, het omvangrijk beeld. Er spreekt uit dezen stoeren baksteenbouw, sober, streng tot schraalheid, stugheid toe, een persoonlijke kunstenaarsgeest. Zijn rationeele esthetiek, op middeleeuwsche traditie gegrond, treft door zakelijk, modern karakter en is, door haar oprechtheid, een krachtig protest tegen sleur en conventie. Zij doordringt ook de architectuur van het inwendige, waarvan de groote goederenbeurs het artistiek hoofdmoment vormt (tig. 552). Statig ronden zich de stalen spanten, dragers van het groote licht velum, uit den steenen aanzet. Alet de lage pijlerbogen der galerijen, vormen zij het organisme van liet wijde baksteenruim. En al mist de aanwending van segment- en ei vorm voor deze hoofdorganen, de rijke vorm-eenheid van een doorgevoerden grondvorm, zooals in de meesterwerken van Hyzantijnschen, Jiomaanschen en (iothischen tijd1); al mist ook centraal vallicht de rustige stemming van regelmatig verdeeld hoog zijlicht omdat het gevoel van vaste omsluiting wordt verzwakt, desondanks treft het machtige ruim door ernstig, architectonisch karakter. 31 et de karakteristieke verbindingshal en de effectenbeurs vormt de goederenbeurs een trits van ruimten, die de moreele beteekenis van dit groothandelscentrum architectonisch vertolkt. Zoowel door zijn bouwwerken als geschriften 2) verkreeg Berlage invloed op de architectuur van den laatsten tijd. De studenten-societeit te Utrecht van A. Zinsmeister, het American hotel te Amsterdam van \V. Kromhout en II. Jansen, de stations te Haarlem en Amersfoort van Margadant, verder kantoorgebouwen, woon- en winkelhuizen van architecten als: (J. van ') Zie o. a.: Deel I, tig. 354; Deel II, lig. 2 en 92 en 90. 2) Zie de uitgaven van W. L. en J. Brusse te Rotterdam. Fig. 551. Beurs te Amsterdam. DK TKOHNWoOUDKiK TI.TD. Arkel, H. Honda, P. de Jong, A. Joling, Staal & Kropholler e. a., getuigen in mindere of meerdere mate hiervan x). Naast de Amsterdamsche school werkt te Rotterdam een groep van jongere bouwmeesters, deels oud-leerlingen der Teekenacademie aldaar, in modernen geest. De werken van J. 1'. Stok, NV. C. v. Goor, M. Brinkman, li. Meijburg, H. Reus te Hordt, reeds genoemd, voorts die van A. Otten, L. ()vereijnder, 1'. Buskens, 1). Logemann, J. v. d. Valk te Eindhoven, en anderen, zijn hiervan de uiting. Enkele gevels, zooals van Fig. 552. Zaal voor de Goederenbeurs. P. Weeldenburg en I. -J. Gort, vertoonen W'agner's invloed. Eveneens in Den Haag het hotel „de Twee Steden" van Joh. Mutters en 1. J. Gort. Hovendien verkrijgt hier de Louis X \" L-stijl herhaaldelijk aanwending. Van modernen geest getuigen hier nog de werken van J. A. Limburg, S. de Clerq en andere. Ofschoon K. de Bazel tot de Amsterdamsche school behoort, draagt zijn werk een bijzonder persoonlijk karakter. Als verfijnd, modern stylist op het gebied van kunstnijverheid bekend, waarvan ook zijn architectuur eenigszins ') Zie de uitgaven van de Mij. v. Bouwkunst en „Architectura". NKDKIiLAX I>. den invloed vertoont, vormt deze, door lmar klassiceerenden grondtoon, de verbinding tusschen de Romaniseerende moderne richting, reeds genoemd, en die eener groep welke in beginsel aansluit tot de nationale traditie der 17e en 18e eeuw. Hanrath te Bussum is hiervan de voornaamste vertegenwoordiger. Vooral zijn vele villa's en landhuizen, aantrekkelijk door eenvoudig, echt Hollandsch voornaam karakter, kenmerken zich door zuivere verhoudingen, fijne tonaliteit, zorgvuldige studie der onderdeden. De reeds genoemde architecten Joseph Cuypers en Jan Stuijt huldigen deze richting in verschillende profane werken. De nog onvoltooide Effectenbeurs te Amsterdam, het gemeentehuis te Heemstede, enkele stichtingen en heerenhuizen spreken hiervan. Wannen aanhang vindt zij nog in werken van jongere architecten, J. H. Leliman, .1. C. v. Epen e. a., meestal villa's en landwoningen. Verschillende kleinere steden getuigen ook van krachtige ontwikkeling op architectuurgebied. J. A. G. v. d. Ban, J. G. Wolbers, Londen; Van Loghem, Van Noppen te Haarlem; J. v. Straaten, I'. J. Houtzagers, D. Kruijff te Utrecht; I). Semmelink, O. Leeuw te Nijmegen; A. R. Freem, Diehl, \Veising te Arnhem; Huurman, Van Booven te Groningen en anderen zijn door verdienstelijke woonhuizen bekend. Als belangrijke gebeurtenis op architectuurgebied zij ten slotte vermeld de veel besproken internationale wedstrijd voor het Vredespaleis te 's-Gravenhage, 1906, waarinTiet ontwerp van den Franschen architect L. Cordonnier te Lille, den eersten prijs behaalde en dat na belangrijke wijziging in samenwerking met J. A. G. v. d. Steur, thans onder de leiding van dezen bouwmeester wordt uitgevoerd '). Er is voorzeker meeningverschil mogelijk omtrent het esthetisch karakter van dezen voornamen zetel van internationale rechtspraak, bedoeld om de geschillen der volkeren op vredelievende wijze te beslechten, de Vredesbeweging te bevorderen. Het zeer verschillend karakter van de vele ontwerpen dezer prijsvraag, waaronder van de beste bouwmeesters uit alle landen, bewijst dit. En al vonden velen in de rust en grootschheid der klassieke kunst den esthetischen grondtoon tot deze essentieel moderne stichting, anderen huldigden daarentegen een oplossing in den geest der Romantiek en Renaissance. De benamingen „Vredestemper', „Vredesburcht", „Vredespaleis" werden om strijd het grondbegrip ter esthetische uitbeelding. Als Vredespaleis is ook de architectuur van het in uitvoering zijnde gebouw bedoeld. Zijn stijl is geënt op dien der schilderachtige raadhuizen en rechtsgebouwen der Noordelijke Renaissance, wier luister met virtuositeit ') Zie de uitgaaf: Het Vredespaleis te 's-Gravenhage. evers, Architectuur, II. 41 IJK TKGKX\VI! 1 >1 E TF.GENVVOOISDIG E TI.1D. Eclectisme elkaar in den loop der 19® eeuw waren opgevolgd, ontstaat ten slotte een krachtige moderne beweging van nationaal karakter. Het nieuwe raadhuis te Kopenhagen (1893—1905) van den bouwmeester Martin Xijrop is hiervan de voornaamste uiting '). De architectuur van dit omvangrijke gebouw boeit door frisschen beschaafden geest, natuurlijke, oprechte uitdrukking. Klassieke en Middeleeuwsche gegevens zijn verwerkt tot een harmonisch geheel, waarin de schilderachtige bak- en bergsteen architectuur der koningskasteelen aan de Sond (fig. 401) weerklank vindt. Moge de rustige, strakke voorgevel meer treffen door verfijnde detailleering dan door grootsche conceptie, boeiend vooral zijn de schilderachtige zijgevels en die der binnenplaats door gunstige groepeering van traptorens, topgevels, paviljoens, waarboven de ranke klokketoren zich hoog verheft (tig. 554). Ook de groote volkshal, een overdekt binnenplein met fraaie zuilgalerij, de karakteristieke glaslial der dienstafdeeling, de statige ontvang- en vergaderzalen vormen door schoonen lioofdvorm, zinrijke detailvinding een architectuurbeeld van ongemeene bekoring. Talrijke decoratieve onderdeelen door nationale legenden en natuurmotieven geïnspireerd spieken van gezonden modernen geest. In deze nationale richting volgen enkele jongere Deensche architecten \ ischer, Kampinann, Venk met stations, een openbare bibliotheek, hotels en particuliere gebouwen in en buiten Kopenhagen. Finland. Talentvolle aanhangers heeft de moderne richting ook in het ïinsche trio architecten (iezellius, Lindgren, Saarinen. Het fraaie Finsche paviljoen op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1900 en ook het rustig monumentale ontwerp van het vredespaleis voor de prijsvraag in 190(i maakten hun naam in wijden kring bekend. Voorts kenmerkt zich de architectuur hunner vele werken in binnen- en buitenland, waaronder een museum, een station, een bankgebouw te Helsingfors, kasteelen, woon- en landhuizen, door kloek, oorspronkelijk karakter, dichterlijke verbeelding, nationalen zin 2). Italië. Gedurende heel de 1 9e eeuw is hier de architectuur onbelangrijk. I)e voornaamste gebouwen tot 1870 zijn restauraties van historische monumenten veelal op Pauselijk gezag uitgevoerd. En al bleken sinds de vestiging dei monarchie, in de hoofdstad Rome vooral, omvangrijke publieke gebouwen voor staatsdienst, rechtswezen, onderwijs en schoone kunsten noodig, als architectuur zijn zij van geen belang. Zelfs de beste zijn niet aan de archeologie ontgroeid en kenmerken zich door slaafsche navolging van werken uit een grootsch verleden. Kenmerkend voor dezen laatsten tijd is de stichting van nationale ') Zie de afzonderlijke uitgaaf. ') 2'e de jaargangen van: „Documents d'architecture moderne"; „Moderne Bauformen" l'INLANI). — ITALIË. FRANKRIJK. gedeukteekenen in verschillende steden, aan de grondleggers der monarchie, \ ictor Kmmanuel, Garibaldi, ('avour en andere staatslieden gewijd. Het zijn meestal opzichtige werken door overijling en ijdelheid ontstaan. Dit geldt ook van het reusachtige, deels voltooide Victor Emmanuel monument van Sacconi, in liet hart van Home, naast het Kapitool geplaatst. Ondanks knappe onderdeelen, voortreffelijke uitvoering iii kostbare materialen, is het geheel veeleer een ltravourestuk van encyclopedischen opzet, overbluffend door reusachtigen omvang, lijken sculptuurtooi, dan wel stemmend, ontroerend door zuivere bezieling, diepen zin '). Ook de architectuur van Kome's nieuwe wijken, hoewel doorgaans beschaafd, spreekt te zeer van imitatie- en speculatiegeest om blijvend te kunnen boeien. E11 de werken van enkele modernisten, Hasile te Palermo, ontwerper van het in aanbouw zijnde Parlement te Rome, van d'Aronco te Messina, van Fichera, van Rigotti te Turijn, zijn te zeer een oppervlakkige navolging van Weener kunst om als modern Italiaansch te kunnen gelden. Frankrijk. Onbelangrijk is ook de Fransche architectuur van den tegenwoordigen tijd. Openbare gebouwen van beteekenis kwamen na 1900 niet tot stand, zoodat de hedendaagsche bouwbeweging zich vooral bepaalt tot de woningarchitectuur in haar verschillende uitingen, de hotels, heeren- en huurhuizen, de arbeiderswoningen der steden, de villa's in hun omgeving en op het land. ()nbevredigend is het vele dat op dit gebied werd voortgebracht. ()ndanks liet streven naar moderne uitdrukking op grond van rationeele samenstelling, toepassing van nieuwe materialen spreekt het niet van gezonden modernen geest. Veeleer leidde zucht naar nieuwheid, persoonlijke uitdrukking tot gekunsteldheid, grilligheid, wansmaak. Het „faire joli, faire nouveau", als wachtwoord der jongste school, heeft ernstig bedoelen, zuiver gevoelen verdrongen. Kn al getuigen werken als die van Plumet, Guimard, (lenuys, Marquet, Klein en anderen soms van virtuositeit, knapheid, talent, toch spreken zij vaak als uitingen van modegril of reclamezucht, missen daardoor te zeer innerlijke schoonheid om waardeering te kunnen wekken. Was de Fransche architectuur in vorige eeuwen toonaangevend voor heel Europa, thans getuigt zij nog van verslapping, van machteloosheid en bekleedt zij in de moderne beweging geen plaats. Korte samenvatlittf/. Ondanks haar chaotisch karakter kenmerkt zich de moderne architectuurbeweging, door sterken drang naar eigen stijlvorming, als de ontluiking van een nieuw kunsttijdperk. Toch is hiermede nog geen nieuwe stijl ontstaan. Daartoe wordt zij nog te zeer door het individualisme beheerscht en mist zij eenheid in uitdrukking, vaste algemeene richting. „Het individualisme, dat steeds het teeken is van verwarde, onrustige tijden, tijden ') De bouwkosten bedragen tot nu toe ongeveer ± 25 niillioen gulden. HE TKGENWooKDKiK TUI». die in 0111 ijpen cultuurtoestand verkeeren en zich in de kunst door do meest uiteenloopende richtingen openbaren. Het wild bewogen beeld der huidige architectuur teekent dezen toestand wellicht het duidelijkst" '). l);it geniale krachttiguren, wars van traditie, door sterk persoonlijken scheppingsdrang bezield, bevorderlijk, ja onmisbaar tot den vooruitgang der architectuur zijn, behoeft geen betoog. Terecht wekken zij door liet bijzondere, het oorspronkelijke in hun werk, als krachtig protest tegen sleur en conventie, vaak waardeering en bewondering. Hun geestdrift en sterke overtuiging brengen tot inkeer, wekken nieuwe bezieling en zoo worden zij van baanbiekende, heixoimende beteekenis. Doch als voorbeeld ter navolging voorde vele middelmatige talenten, die toch het algemeen karakter van een architectuurstijl bepalen, zijn hun werken ongeschikt, dooi' het sterk individueel, eenzijdig geestelijk leven dat hen bezielt en welks namaak tot gekunsteldheid, valschen schijn, zielloosheid leiden moet. Wagner's geniale figuur getuigt reeds hiervan. De werken van enkele, hoogst begaafde jongeren dezer school hebben een beslist persoonlijk karakter en behooren voorzeker tot liet beste van onzen tijd. Doch daarnaast, in Weenen en elders, spreken de werken van vele middelmatige volgelingen, als uitingen van fletse navolging, van banale, uiterlijke vormkunst"). Ken nieuwen stijl in den zin eener algemeene, eenvormige kunstuiting heeft Wagner's werk niet verwekt. De nieuwe stijl kan allengs ontstaan uit den gemeenschappelijken geestesarbeid, uit het eendrachtig samengaan van alle kunstenaars. Zijn vorming en ontwikkeling wordt allermeest bevorderd door de groote groep van bouwmeesters die op den gemeenschappelijken grond der historische traditie, bestaande architectuurelementen naar de eischen en begrippen van liet moderne leven zoekt te hervormen, tot nieuwe uitdrukking te brengen. Dat zulk eensgezind streven op het gebied der architectuur nauw samenhangt met den algemeenen cultuurtoestand en alleen dan zal ontstaan als de samenleving door éénheid in geestelijk streven, door drang naar een hoog ideaal wordt bezield, hiervan getuigde de opkomst, der groote historische stijlperioden zonder uitzondering. Misschien ligt die ideale tijd nog in verre toekomst! Doch er zijn gunstige voorteekenen die op het gloren van dien nieuwen dageraad doen hopen. In die landen vooral waar innerlijke verdeeldheid wijkt voor algemeen, nationaal bewustzijn, hechte staatkundige eenheid en uit een periode \. Xotre-Dame du Port te Clermont- 32. Abdijkerk te Peterborough. ... 47 l errand. Kooraanzicht 13 33. Binnen- en Buitentravee van de 4. Xotre-Dame du l'ort. Aanzet van Abdijkerk te Peterborough. ... 48 den kruistoren 14 34. S. Ambrosiuskerk te Milaan ... 50 5. S. Nectaire-le-haut 15 35. S. Ambrosiuskerk te Milaan. Atrium 51 0. S. Nectaire-le-liaut. Dwarsdoorsnede 10 36. Dwarsdoorsnede van de S. Ambro- 7. S. Nectaire-le haut. Lengte-door- siuskerk te Milaan 52 snet^e 17 37. Lengtetravee van de S. Ambrosius- 8. Kerk S. Nectaire-le-liaut, Puy de kerk te Milaan 53 D°me 33, Vroeg-Romaansch kapiteel. . . 53 9. Kerkportaal te Tarascon 20 39. S. Michielskerk te 1'avia .... 54 10. Kerkportaal te Tarascon. Detail 40. Dwarsdoorsnede van de S. Michiels- naar H. Revoil 22 kerk te Pavia 54 II. Portaal te Lescure bij Alby ... 24 41. Rond boogramen der S. Michiels- 1— Iravee van de kerk te Saulieu. . 25 kerk te Cremona 54 13. \ oormalige Abdijkerk te Cluny. . 20 42. Rondboogfries van den Dom te 14. Travee van de Abdijkerk te Vezelay 27 Vercelli 55 15. S. Benóit-sur Loire. 1'ortiek ... 28 43. Raam van dc S. Lazaruskerk te 16. S. Front te Perigueux 29 Pavia 55 17. S. Iront te Perigueux 30 44. Hoogkoor en Krypt van S. Zeno 18. St. Pieterskerk te Angouléme . 31 te Verona (1138) 56 1 ■*. St. 1 ieterskerk te Angouléme, In- 45. S. Zeno te Verona Voorgevel . . 57 wendige 32 45. S.Miniatokerk bij Florence Hoogkoor 58 20. Kathedraal te Angouléme. Detail 47. Het Domplein te 1'isa 60 van een benedenboog 33 48. Inwendige van den Dom te Pisa . 62 21. Kathedraal te Angouléme. Voorgevel 34 49. Dom te Prato 64 22. Xotre-Dame te 1'uy en \ elay . . 36 50. Travee der Palatijnsche Kapel te 23. Kloostergang te 1'uy en Velay. . 37 Palermo 66 -4. Abdijkerk van den Mont St. Michel. 39 51. Palatijnsche Kerk te Palermo. Detail 67 25. Abdijkerk van den Mont St. Michel. 40 52. Gewelffragment van S. Maria della 26. Drieëenheidskerk te Caen. Inwen- Badiazza te Messina (12° Eeuw) . 68 (''8e 41 53. Kerkportaal te Girgenti (12® Eeuw). 69 Drieëenheidskerk te Caen, door- 54. Kathedraal te Cefalu (12® Eeuw) . 70 sneden met détails 42 55. Dom te Monreale, Plan 71 28. Kapiteel van de Drieëenheidskerk 56. Dwarsdoorsnede over liet kruis van te Caen 43 t]en Qom te Monreale. ..... 71 652 INHOCD DER KKiCHKN. lis- lilailz. Fig. Ulailz. 57. Inwendige van den Dom te Mon- 92. Traveeën van Amiens 114 reale (12° Eeuw) 72 93. Koor der Kathedraal te Eu (15® 58. Lengtedoorsnede van den Dom te Eeuw) 115 Monreale 73 94. Luchtboog van de Kathedraal te 59. Koor von den Dom te Monreale .74 Eu (15e Eeuw 116 60. Kloosterkerk te Lippoldsberg. In- 95. Notre-Dame te l'arijs. Oorspronwendige 76 kelijk plan 117 61. Plattegrond van den Dom te Spiers. 77 96. Constructie systeem van Notre- 62. Halve dwarsdoorsnede van den Dom Dame te Parijs 118 te Spiers 78 97. Notre-Dame te Parijs. Inwendige. 119 63. Lengte-doorsnede van den Dom te 98. Notre-Dame te Parijs. Zijbeuk. 120 Spiers 79 99. Notre-Dame te Parijs. Fa^ade. . 122 64. Dom te Spiers. Uitwendige . . 80 100. Notre-Dame te Parijs. Koorzijde. 123 65. Plattegrond van den Dom te Mainz 81 101. Notre-Dame te Reims. Plan. . . 126 66. Dom te Worms 82 102. Notre-Dame te Reims. Voorgevel 127 67. Koepelovergang te Worms. ... 83 103. Notre-Dame te Amiens. Plan . 130 68. Koor van S. Maria op het Kapitool lol. Notre-Dame te Amiens. Inwendige. 132 te Keulen 83 105. Notre-Dame te Amiens. Transept 69. Dom te Limburg n d Lahn ... 85 en koor 134 70. S. Servaaskerk te Maastricht . . 87 106. Notre-Dame te Amiens. Voorgevel. 136 71. Koor der S. Servaaskerk te Maas- 107 Travee van Beauvais .... 137 tricht 88 108. Koor van Beauvais 138 72. Kapiteel te Holduc 89 109. Kapel te Vincennes 139 73. Plattegrond der Munsterkerk te 110. S. Ouen te Rouaan. Transeptgevel Roermond 89 en kruistoren 142 74. Munsterkerk te Hoermond . ... 90 111. Kathedraal te Albi 143 75. Woonhuizen te Cluny (12e Eeuw) . 97 112. Kathedraal te Albi. Inwendige . 144 76. Raadhuis te S. Antonin. Tarn 113. Kathedraal te Albi. Travee. . .145 (12e Eeuw) 98 114. Notre-Dame te Parijs. Vroeg- 77. Details der zuilen van de groote Gothische zuil 146 lichtopening 99 115. Aanzet van arkaden en gewelf- 78. Romaansche kruisgewelven (naar ribben 146 Choisy) 104 116. Boogaanzet 147 79. Gothisch kruisgewelf' 105 117. Kathedraal van S. Ciaude te Jura. 148 80. Kathedraal te Noyon 106 118. Notre-Dame te Parijs. Kapiteelen 81. Zesdeelig kruisgewelf en recht- van de bovengalerij 149 hoekig middelgewelf 107 119. Kathedraal te Laon. Fragment van 82. Vroeg-Gothisch gewelf en Norman- den portaalboog 150 disch gewelf 107 120. Kathedraal te Amiens. I'ijlerka- 83. Spitsbogen 108 piteel 151 84. Gewelfaanzet 108 121, Idem. Koorpijler 151 85. Gewelfribben 109 122. Triforium te Amiens 152 86. Boogprofillen 109 123. Kapiteelen uit Toul 153 87. KoorpijIervanN.-DameteAmiens.110 124. Basementprofillen 153 88. Contraforten (naar Choisy). . . . 111 125. Zuilbasement van N.-Dame te Parijs 154 89. Kathedraal te Langres Gewelf- 126. Pijlerbasement van N.-Dame te systeem 112 Reims 154 90. Kathedraal van Sens. Travee . . 113 127. Pijlerbasement der kapellen van 91. Kathedraal van Reims. Halve dwars- Notre-Dame te Parijs 155 doorsnede 113 128. Pijlerbasement te Bourg .... 155 IXIIOI'D PKK FKUnjF.X. Bhidz. Fijr. 129. Notre-Dame te Parijs. Ramen der 163, zijkapellen 156 130. Notre-Dame te Amiens. Raam varl ( 164. eene kapel 157 131. Notre-Dame te Amiens. Lengte- | 165. doorsnede over het Transept . . 158 | 166. 132. Ifaam van liet koor te Amiens . 159 133. Constructie van den raamdorpel. 159 167. 134. Notre-Dame te Parijs. Uitwendige der koortravee 160 j 168. 135. Roosramen 161 j 169. 136. Notre-Dame te Parijs. Portaal der 170. H. Maagd 162 171. 137. Notre-Dame te Amiens. Midden- 172. portaal 164 173. 138. Hoofdfiguur 165 174. 139. Kathedraal te Beauvais. Noord- 175. portaal 166 176. 140. Notre-Dame te Parijs. Kroonlijst 177. van het koor 167 I 178. 141. Notre-Dame te Parijs. Torenbe- 179. kroning 167 180. 142. Idem 168 181. 143. Notre-Dame te Parijs. Groteske 182. figuren aan den torenomgang . .169 183. 144. Balustradetypen 170 184. 145. Sokkellijsten 170 185. 146. Ontstaan van de Gothische dek- 186. lijst 170 187. 147. Kathedraal te Canterbury. . . .172 188. 148. Kathedraal te Lincoln. Koor . .173 189. 149. Kathedraal te Lichfield 174 190. 150. Kathedraal te Salisbury . . . .175 191. 151. Kathedraal te York 175 192. 152. Kathedraal te Salisbury (13® Eenw) 175 193. 153. Kathedraal te Canterbury. ... 178 194. 154. Kathedraal te York (14>' Eeuw) . 179 195. 155. Engelsch kruisgewelf. 180 196. 156. Engelsch kruisgewelf met gelijke 197. kruinhoogte der bogen 181 198. 157. Kathedraal te Licli field (midden 199. 13e Eeuw) 182 158. Gewelf der kathedraal te Norwich. 183 200. 159. S. George-kapel te Windsor, Tudor- stijl. (15® Eeuw) 184 201. 160. Constructie 185 202. 161. Waaiergewelf der kathedraal te 203. Peterborough (15° Eeuw). . . . 186 162. Ontwikkeling van liet waaier- 204. gewelf 187 205. Rladz. Kapel in King's College te Cam- bridge (15® Eeuw) 188 Waaiergewelf der Westminster- kapel te London 189 Tudorboog 190 Eerste oplossing van het kruisgewelf 190 Tweede oplossing van het kruisgewelf 191 Gothische ramen 191 Transept der kathedraal te Ely . 192 Kapconstructie 194 Westminster-hall te Londen. . .195 Trier L. Frauenkirche (naar Dehio) 197 Dom te Keulen. Plan 198 Dom te Keulen. Doorsneden. . .199 Dom te Keulen. Voorgevel . . . 200 Dom te Keulen. Inwendige . . . 202 Dom te Freiburg. Voorgevel . . 203 Kerk Dinkelsbtthl 204 Kerk te Doberan 205 Kathedraal te Ulm 205 St. Elisabetlikerk te Marburg . . 206 St. Stefanuskerk te Weenen. Plan. 207 St. Stefanuskerk te Weenen . . 208 Stergewelf 209 Bolvormig stergewelf. 210 Netgewelf 211 Laat-Gothisch Gewelf . . . . 212 Nicolaïkerk te Liineburg . . . .213 S. Maria Novella te Florence . .218 Kathedraal te Siena. Plan . . . 220 Kathedraal te Siena. Voorgevel . 221 Dom te Orviëto („) . 223 Dom te Florence. Plan 224 Dom te Florence. Inwendige . . 225 Travee van den Dom te Florence. 226 Dom te Florence. Voorgevel . . 227 Dom te Florence. Portaal. . . . 228 Kathedraal te Milaan. Plan . . . 229 Kathedraal te Milaan. Dwarsdoorsnede 230 Kathedraal te Milaan. Kooraanzicht 231 Inwendige 232 Kathedraal te Burgos. Plan. . . 233 Kathedraal te Burgos. Transept (13® en 16® Eeuw) 234 Kathedraal te Burgos. Uitwendige. 235 Kathedraal te Segovia(1522—'40). 236 INHti( I) DKIi KIGIKKN. f'Blad/.. 206. Segovia. Kooraanzicht 237 207. Zijaanzicht van de kathedraal te Doornik 241 208. S. Gudulakork te Brussel. Plan . 242 209. S. Gudulakerk te Brussel. Scliip. 243 210. Voorgevel 244 211. O. L. Vrouwekerk te Antwerpen. 245 212. O. L. Vrouwe Toren te Antwerpen 247 213. Kerk te Znidbroek. Plan, doorsneden en détails 249 214. Kerk te Zuidbroek. Inwendige. . 250 215. Uitwendige. Koorgevel 251 216. Uitwendige niet details 252 217. Dom te Utrecht 254 218. Dom te Utrecht. Koorzijde . . . 255 219. St. .Tan's kerk te 's Hertogenbosch. 256 220. St. Jan's kerk te 's-Hertogenbosch. 257 221. Zijtravee 258 222. Zuidportaal 259 223. S. Bavokerk te Haarlem .... 261 224. S. Bavokerk te Haarlem. Koor . 262 225. Houten stergewelven 263 226. Koorgalerij 264 227. Kathedraal te Iteims. Geometrisch compositie schema van den voorgevel 270 228. Raadhuis te Compiègne .... 274 229. Raadhuis te Oudenaerde .... 275 230. Fragment van het raadhuis te Gent 276 231. Raadhuis te Middelburg .... 277 232. Raadhuis te Veere 279 233. Raadhuis te Siena 280 234. Raamdetail van een paleis te Siena. 281 235. Hoek van het Dogenpaleis te Venetië 282 236. Raadhuis te Munster 283 237. „Die Alte Scliule" Wismar . . . 285 238. Gevel van het Schippersgilde te Gent 286 239. Burgerwoningen te Troyes ... 287 240. Huis van Jacques Coeur te Bourges 288 241. Huis van Jacques Coeur te Bourges. Uitwendige 289 242. Gevel aan de binnenplaats . . . 290 243. Detail van liet Hotel Cluny. . . 291 244. Zaal van het Gruuthuus te Brugge. 292 245. Woonhuis te Venetië 293 246. Gemeenlandsliuis te Delft. . . 294 Bladz. 247. Raamdetail 295 248. Kraagsteenen 295 249. Bekroning 296 II. De Renaissance. 250. Platte grond van liet paleis Strozzi. 300 251. Binnenplaats van het paleis Strozzi 301 252. Het paleis Pitti 303 253. Raam van het paleis Pitti . . . 304 254. Het paleis Riccardi 305 255. Kroonlijst van het paleis Riccardi. 306 256. Paleis Strozzi 307 257. Raam van het paleis Strozzi . . 308 258. Rustica van het paleis Strozzi . 309 259. Paleis Antinori 310 260. Houten kroonlijst 311 261. Paleis fiuadagni 312 262. Paleis liuccellai 313 263. Kroonlijst 313 264. Paleis Vendramin Calergi. . . . 315 265. Hoofdgestel 316 266. Paleis Corner . 317 267. Bibliotheek van S. Marco . . . 318 268. Binnenplaats van do Kanselarij te Rome 319 26.1. Paleis der Kanselarij 321 270. Balkondeur van de Kanselarij. . 322 271. Paleis Farnese 323 272. Binnenplaats van het paleis Farnese 324 273. Vestibule van het paleis Farnese. 325 274. Dorische ordonnantie 326 275. Ionische ordonnantie 327 276. Paleis Farnese 328 277. Paleizen Massimi 329 278. Binnenplaats van liet paleis Massimi 329 279. Paleis Linotte 330 280. Paleis Vidoni 330 281. Binnenplaats van het paleis Pitti te Florence 331 282. Portiek van de Basiliek te Vicenza. 332 283. Paleis Valmarano 333 284. Kapitool van Michel Angelo . . 334 285. Paleis Doria Tursi 335 286. Doorsnede 335 287. Paleis Doria Tursi • . 336 288. Villa Cambiaso 337 289. Villa Cambiaso bij Genua. . . . 337 1NH(>I"I> I»KI£ KKil'liKN. Bladz. 290. Cassettenplafond te Venetië. . . 338 291. Wandversiering van de Loggien in het Vatikaan 339 292. Hal van de Villa Madama . . . 340 293. Hal van het paleis Lercari te Genua 341 294. Dom te Florence 343 295. Doorsnede van den Domkoepel te Florence 344 296. Constructie 345 297. Pazzi-kapel te Florence .... 345 298. S. Spirito te Florence. Plan. . 345 299. S. Spirito te Florence. Inwendige . 346 300. S. Maria Novella te Florence . . 347 301. lilindraam van den voorgevel der Certosa bij Pa via 347 302. Kloosterhof van de Certosa bij Favia 348 303. Terra-cotta boog 349 304. S. Pieterskerk te Rome. Plan van Bramante 349 305. S. Pieterskerk te Home. Plan van Michel Angelo 349 306. St. Pieterskerk te Rome. Tegenwoordige toestand 350 307. Lengtedoorsnede 351 308. De S. Pieterskerk met het Vatikaan 352 309. Inwendige van de S. Pieterskerk. 353 310. Constructie van den Koepel. . . 354 311. Kapel te Todi 355 312. S. Iïiagio te Montepulciano. . . 356 313. S. Carignano te Genua 357 314. Jezuskerk te Rome 357 315. Inwendige van de Jezuskerk te IÏ0,ne 358 316. S. Alessandro te Milaan .... 359 317. S. Maria dé Monti 360 318. S. George kerk te Venetië. . . 361 319. Kasteel te Blois. Gevel aan de binnenplaats 364 320. Kasteel te Blois. Buitengevel . . 365 321. Platte grond van het Kasteel van Chambord 367 322. Kasteel van Chambord. Hoofdgevel 367 323. Kapiteel van Chambord .... 369 324. Kasteel te Chenonceaux. Fragment 370 325. Hotel Pincé te Angers 371 326. Hotel Pincé te Angers 372 327. Caen. Apsis van de S. Pieterskerk. 373 328. Raam uit den tijd van Frans I . 374 Flg" Bladz. 329. Raam uit den tijd van Hendrik II. 374 330. Kasteel van Anet. Plan .... 375 331. Kasteel van Anet. Perspectief. . 376 332. Kasteel van Anet Hendrik II . . 377 333. Kasteel van Verneuil 378 334. Het Louvre 379 335. Het Louvre. Gevel van Hendrik II. 380 336. Het Louvre. Fragment van Les- cot 381 337. Het Louvre. Hoekfragment van het vierkante binnenplein. . . 382 338. Het Louvre naar de Seinekade . 383 339. Het Louvre. Middenpaviljoen van den kaaigevel 384 340. Het Louvre. Zuilordonnantie Hen- drik IV 385 341. Kasteel te Balleroy, hij Bayeux . 386 342. Kasteel te Lilde. Eetzaal .... 388 343. Fontainebleau. Galerij van Hen- cl rik II ggo ^14. Trap in de voormalige Tuile- riiin 390 345. Dorische orde naar Vredeman de Vries U6. Gevelfragment naar Vredeman de Vries 393 547. Blindboogstelling te Nijmegen. .395 *48. Gevel te Delft 39c 549. Zalmhuis te Mechelen 397 *50. Raadhuis te Antwerpen .... 398 151. Gevel aan de Stadstimmerwerf fe Leiden >52. Raadhuis te Naarden 401 '53. Raambekroning te Zaltbommel. . 402 '54. Gevels te Antwerpen 403 £5. Topgevel van de Waag te Enkhuizen 56. Topgevel te Delft 405 57. Raadhuis te 's-Gravenhage . . . 406 58. Voorgevel van het Raadhuis te 's-Gravenhage 59. Fragment van de bekroning . .410 60. Waag te Alkmaar 412 61. Raadhuis te Franeker 413 62. Middenbouw van het Raadhuis te Leiden (>3. Raadhuis te Leiden 416 54. Waag te Haarlem 418 !>5. Vleeschhal te Haarlem 419 >6. Dakraam 420 ixnorn dku FiornKN. F'P. Blariz. 367. Het Oost-Indische Huis, Gevel aan Je binnenplaats 421 368. Het huis met de hoofden, naar teekening van wijlen A. N. Godefroy 422 369. Het huis niet de hoofden, na de restauratie 423 370. Platte grond der Westerkerk te Amsterdam 424 371. Toren van de Zuiderkerk te Amsterdam 425 372. Westerkerk te Amsterdam . . . 426 373. Westerkerk te Amsterdam . . . 428 374. Noorderkerk te Amsterdam . . . 429 375. Noorderkerk te Amsterdam. . . 430 376. Woonhuis te Leiden 431 377. Decoratieve koppen van het Raadhuis te Delft 432 378. Raadhuis te Bolsward 43-3 379. Het Oost-Indische Huis. Voorgevel aan de Hoogstraat 434 380. Raadzaal te Naarden 435 381. Raadzaal te Haarlem 436 382. Deur van het Raadhuis te Bolsward 437 383. Kasteel te Gaesbeek. Vlaanderen. 438 384. Gordijnraam 440 385. Kasteel te Heidelberg, Binnenplein 442 386. Middendeel van den Otto-Hendrik's-bouw 443 387. Fragment van den Frederik's-bouw 445 388. Huis Toppler te Neurenberg . .446 389. Huis Peller te Neurenberg . . .447 390. Platte gronden 448 391. Binnenplaats 449 392. Rattenfiingerlmus te Hameln . . 450 393. Wijnhuis te Munster. . . . . .451 394. Tuighuis te Danzig 452 395. Fragment van een woonhuis te Hameln . . 453 396. Huis Kammerzell te Straatsburg. 455 397. Raadhuis te Görlitz 456 398. Portiek van het Raadhuis te Keulen 457 399. Raadhuis te Rothenburg a. d. Tauber 459 400. Raadhuis te Bremen 460 401. Kasteel Frederiksborg te Kopenhagen 462 Til Barok, Rococo en Klassicisme. F'g- Bla.l/.. 402. Trevi fontein te Rome 467 403. Kasteel Maisons-sur-Seine, bij Parijs 4(59 404. Louvre-gevel van Cl. Perrault. . 472 405. Paleis te Versaiiles 474 406. Paleis te Versaiiles. Voorzijde. . 475 407. Gevelordonnantie van Lodewijk XII I .476 408. Versaiiles. Parkzijde ...... 477 409. Versaiiles. Dwarsdoorsnede . . . 478 410. Gevel ordonnantie van Lodewijk XI V .479 411. Invaliden Dom 480 412. Doorsnede van den koepel . . .481 413. Apollogalerij van het Louvre . . 482 414. Hotel de Matignon te Parijs . . 483 415. Salon Lodewijk XV 484 416. Het kasteel Klein Trianon . . . 485 417. Gevel detail, Klein Trianon. . . 486 418. Balkonconsole Louis XVI. . . . 487 419. Operazaal te Versaiiles 488 420. Fragment van een salon Lodewijk XVI 489 421. Toren van de Jezuïetenkerk te Antwerpen 490 422. Grand' Place to Brussel. Gildehuizen 491 423. Raadhuis te Amsterdam .... 492 424. Raadhuis te Amsterdam, thans Paleis 493 425. Mauritshuiste 's-Gravenhage. Achtergevel 495 426. Paleis Trautson to Weenen. . . 499 427. Hofbibliotheek te Weenen . . . 500 428. Fragment van den Hofburg te Weenen 501 429. Paleis Belvedere to Weenen . . 502 430. Zwingerhof te Dresden 503 431. Detail van een middenpaviljoen . 504 432. Inwendige van de S. Paulskeik te Londen 506 433. Plattegrond 506 434. Constructie van den koepel. . . 507 435. S. Paulskerk te Londen .... 508 IV. De Architectuur der 19E Eeuw. 436. Are de Triomphe de 1'Etoile . .511 437. De Madeleine kerk te Parijs . . 512 INIlol'J) DKR FKiriiKN. Fig. Blailz. I Fifr. 438. Inwendige van de Madeleinekerk. 514 478. 139. Bibliotheek S. Geneviève (Parijs). 515 440. Leeszaal 516 479. 441. Leeszaal van de Nationale Bibliotheek te Parijs 517 480. 442. Gerechtshof te Parijs 518 443. Kathedraal te Marseille . . . 519 481. 444. Het Louvre na de uitbreiding van Napoleon III 520 482. 445. Hoekpaviljoen van het Louvre . 521 446. l'lan van de Nieuwe Opera. . . 522 483. 447. Lengtedoorsnede van de Nieuwe 484. Opera 523 485. 448. Voorgevel van de Nieuwe Opera. 524 449. Keizerpaviljoen van den linker- 486. zijgevel 525 487. 450. Groote trap 527 451. Kerk te Montrouge 528 488. 452. De Grieksche kerk te Parijs . . 529 453. Trocadéro-paleis 531 489. 454. Het Raadhuis te Parijs .... 532 455. ,Le Petit Palais" 533 490. 456. Traptoren van een Villa .... 534 491. 457. De Hoofdwacht te Berlijn . . . 536 492. 458. Het Hoftheater te Berlijn . . . 537 459. Het oude Museum te Berlijn . . 538 493. 460. De Propylaeën te Munchen. . . 538 494. 461. De Hofopera te Dresden .... 539 462. Middentravee van liet Museum te 495. Dresden 540 496. 463. Het Parlementsgebouw te Weenen. 541 497. 464. Zittingzaal 541 498. 465. Plattegrond van het raadhuis te 499. Weenen 542 466. Voorgevel van het raadhuis . . 543 500. 467. Detail van het raadhuis .... 544 501. 468. Binnenplaats van het raadhuis . 545 502. 469. De Universiteit 546 503. 470. Vestibule van de universiteit . . 547 471. Binnenplaats van de universiteit. 548 504. 472. Lichthof van het Kunstgewerbe 505. Museum 549 506. 473. Een der Hofniusea met het Maria 507. Theresia Denkmal 550 508. 474. De Opera te Budapest 551 509. 475. Het Reichtagshaus niet het Bis- 510. marckdenkmal te Berlijn . . . 552 511. 476. Detail van het reichtagshaus . . 553 512. 177. Barbarossa-nis van het gedenk- 513. teeken op den Kyffhftuser . . . 554 514. EVF.ns, Architectuur, II. Bladz. Fragment van de kerk zum heiligen Kreuz te Berlijn 555 Middenbouw van het Kurhaus te Wiesbaden 556 De Victoriatoren van het parlementsgebouw te Londen .... 558 Kantoorgebouw New Zealand Chambers te Londen 560 Hoofdgebouw van de politie te Londen 561 Het Imperial Institute te Londen. 562 Accountants-Institute te Londen . 563 Volksbibliotheek met bad- en waschinrichting te Londen . . . 564 Het Parlementsgebouw te Brussel. 566 Tuingevel van het koninklijk paleis te Brussel 568 Voorgevel van het Palais des Beaux-Arts 569 Centrale Hal van het Palais des Beaux-Arts 570 Het Paleis van Justitie te Brussel. 571 Het Paleis van Justitie te Brussel. 573 Traphal van het paleis van Justitie te Brussel 574 De nationale bank te Antwerpen. Travee van de Nationale Bank te Antwerpen 576 Het Entrepot te Doornik.... 577 Square du Petit Sablon . . . .579 Raadhuis te Cureghem bij Brussel. 580 Het Vlaamsche theater 581 Oude mannen- en vrouwenhuis te Antwerpen 582 Kerk van het Heilige Hart. . . 586 Inwendige 587 Voorgevel 588 Kerk van de H. Magdalena te Amsterdam 589 Kerkruim te Wijtgaard 590 Kathedraal van S. Bavo te Haarlem 591 Inwendige (Idem) 592 Kooraanzicht (Idem) 593 Kerkruim te Sloten 594 Kerkruim te Delft 595 Rijksmuseum te Amsterdam. . . 596 Middentravee 597 Voorhal 598 Prentenkabinet 599 Kasteel „de Haer' 600 42 IMIOri) DEK FKiTKKN. tig» Blariz. 515. Centrale Hal 001 516. Kerk te Hoorn 602 517. Kerk te Schagen 603 518. Remonstrantsche kerk te Rotterdam 604 52 9. Ned. Herv. Kerk te 's-Gravenhage. 60-1 •r>20. Ned. Herv. Kerk te Botterdam . 605 521. Ministerie van Justitie te 's-Gravenhage 606 522. Hypotheek- en Kadastergebouw te Groningen 607 523. Physisch Laboratorium te Groningen 608 524. Universiteitsgebouw te Utrecht . 609 525. Administratiegebouw der Staatsspoorwegen te Utrecht 610 526. Schouwburg te Amsterdam . . . 610 527. Kasteel Oud-Wassenaer bij Den Haag 611 528. Kasteel Duin en Kruidberg te Santpoort 611 529. Station te Schönbrunn 613 530. Centrale Hal van de Rijkspostspaarbank te Weenen 614 531. Rijkspostspaarbank te Weenen . 615 532. Kapel van het krankzinnigengesticht bij Weenen. Uitwendige . 616 Fis- Bladz. 533. Inwendige 618 534. Sezessionsgebouw 619 535. Fragment van liet Warenhaus Tietz te Dusseldorf 620 536. Middenbouw van het Museum te Darmstadt . 622 537. Inwendige 623 •>38. Warenhuis Wertheim te Berlijn . 624 539. Detail 625 •j40. Heerenhuis te Berlijn 626 541. Lagere School te Berlijn .... 627 542. Brandweerkazerne te Berlijn . . 628 543. Directiegebouw van de Gasmaatschappij 629 544. Fragment van het Miirkische Museum 630 545. Virchow's Krankenhaus .... 631 546. Doodenkapel van het Virchow hospitaal 632 547. De restauratie Reingold .... 633 548. Museum te Mannheim 6-34 •>49. Schouwburg te Dortmund . . . 635 550. Heerenhuis AvenueLouise, Brussel 636 551. Beurs te Amsterdam. Voorgevel. 639 552. Idem Goederenbeurs 640 553. Detail van het Vredespaleis. . . 642 554. Raadhuis te Kopenhagen .... 643 G EKLEURDE I» L A T E X. Romaansche Stijl. PI. I. Palatijnsche kapel te Palermo 66—67 PI. II. Gewelfschilderingen 94 95 Gothiek. PI. III. Gewelfschilderingen 266 — 67 PI. IV. Vlakschilderingen 268—69 Renaissance. PI. V. Certosa te Pavia 348 — 49 PI. VI. Cassetten plafond in Rome 338 — 39 PI. VIL Gewelfschildering te Mantua 340—41 XIXE eeuw. PI. VIII. De Nieuwe Opera te Parijs. Trap 526—27 VER BET ER I XGKX. Bladz. 109 5' regel van hoven staat: (lig. 84 en 1 WA) hiervoor te lezen: (Hg. H4A en llllA 109 12°, , , (fig. #4 en 11(!B) , , (fig. 84H „ 116H , 174 tig. 149 staat: Kathedraal te Salisbury, hiervoor te lezen: IJchefield. 175 tig. 150 „ Kathedraal te IJchefield, „ , „ Salisbury. , 177 10° regel v. b. staat: „Compositie, gemis aan" te lezen: Gemis aan Compositie e „ 263 2'' , v. o. „ lustige, te lezen: rustige. , 296 9l' , v. h. , 1620 , . 1520. „ 301 2e , v. b. „ ijveren , „ grooten. „ 304 9l' . v. o. „ toongevend te lezen: toonaangevend. , 359 3l' , v. o. „ kruisring „ , kruinring. n 361 staat: fig. 3i7 te lezen: tig. 3J8. 362 4'' regel v. b. staat: (tig. 307) te lezen: (fig. HOX en Hls). , 408 4e , v. b. „ klassifceerende te lezen: klassiceerende. , 427 16" „ v. b. , (fig. H64) te lezen: (fig. H68). „ 466 8l' „ v. o. „ (1509—1680) te lezen: (160S—1680). ALGEMEENE OPKOMST. krijgsstormen veroorzaakt, vonden, des ondanks, wetenschap en kunst ijverige aanhangers in de monniken der stille, eenzame kloosters en nauwelijks werd de tijd gunstiger of uit deze brandpunten van beschaving ontwikkelde zich een nieuwe groote kunstbeweging. Dit kunsttijdperk der middeleeuwen in West-Europa brak aan in het begin der 11e eeuw. Bijna overal tegelijk ontstaat dan een algeheele herleving der kuust in verschillende Christenlanden. Zuid- en Midden-Frankrijk, NoordItalië en West-Duitschland getuigen er van op talrijke plaatsen. Hoofdkerken, kloosterkerken, dorpskerken en bidkapellen werden herbouwd of gebouwd en de geloovigen wedijveren in de verfraaiing hunner heiligdommen. Omtrent den oorsprong van deze plotselinge en krachtige opkomst van de kerkelijke architectuur der 11° eeuw bestaat verschil van meening. Op grond van kronieken uit dien tijd ') wordt zij door enkelen beschouwd als een reactie na de talrijke rampen, oorlogen, pest en hongersnood, aan hot jaar 1000 voorafgegaan, waarin het bijgeloof dier dagen een bevestiging meende te zien van de voorspelling dat de wereld zoude eindigen in dat jaar. het duizendste jaar der menschwording van Christus. Doch toen de noodlottige datum zonder stoornis was verstreken en de eerste jaren der li1' eeuw zich achtereenvolgens door ongekende vruchtbaarheid hadden gekenmerkt, werd de Christenheid door een gevoel van herleving, van vertrouwen bezield, dat zich in daden van vroomheidszin, van dankbaarheid en liefde tot God openbaarde. \ andaar de bedevaart van groote scharen geloovige pelgrims naar het Heilige Land, naai' .Jeruzalem als het Mekka voor den Christen, vandaar ook de stichting van bedehuizen allerwege, wier bouw werd vergemakkelijkt dooi' de aanzienlijke schenkingen die de geloovigen. in afwachting van den dag der Vergelding, aan de Kerk hadden gedaan. De betrouwbaarheid der kronieken waarop deze verklaring berust staat niet vast. Doch afgezien van deze ietwat bovennatuurlijke oorzaak tot de opkomst der Middeleeuwsche architectuur, spreekt toch de beweging zelf beslist van den geloofsijver, van den kraelitigen godsdienstzin die de inenschheid bezielde. Hieraan was de geestelijkheid niet vreemd en zoo is de groote bouwbeweging ook te verklaren uit meer natuurlijke oorzaken, namelijk uit de maatschappelijke verhoudingen der standen onderling en wel uit het overwicht dat de geestelijkheid in de II1' eeuw allengs had verkregen. Dank zij de organisatie der kloosters door Karei den (iroote bleef het gezag der geestelijkheid voor goed gevestigd te midden van de troebelen die na zijn dood door vernietiging van de alleenheerschappij en de herleving van het feodalisme ontstonden. M Hexki Havari), Mistoirr et philnsopliic «los slyles. 1890. F], CoRitovEit, L'Aroliilocture Kmnane. Voortdurend nu neemt haar politiek en moreel aanzien toe en breidt zich steeds het gebied der kloosters meer uit. In hun omgeving kon zij haar invloed doen gelden op de lagere bevolking die hiervan was gediend, omdat haar wereldlijke en geestelijke belangen rechtvaardiger en veiliger behandeld werden door de geestelijkheid dan door de ruwe, despotische landheeren. De botsing kon niet uitblijven. Tegenover de feodale macht staat het politiek en moreel overwicht van de geestelijkheid in haar samengaan met de mindere bevolking en deze invloed wordt beurtelings ten eigen bate of ten gunste van het koningschap aangewend. „Heel de lle en 12e eeuw is vol van den strijd tusschen de wereldlijke en geestelijke macht — en van de overwinning van de laatste De abdijen verzekeren steeds meer hun onafhankelijkheid, allengs gaat van hen een groote macht uit, zij worden liet centrum van beweging, van invloed, van vooruitgang in iederen zin. Zij zijn de kweekplaatsen van wetenschap, nijverheid en kunst. Geleerden, dichters, leermeesters van het volk, en ook de bouwmeesters, de beeldhouwers, de handwerkers, komen uit de kloosters voort. Zoo wordt de architectuurbeweging van de middeleeuwen door den godsdienst beheerscht. Algemeen wordt nu haar verbreiding onder de Christen volkeren in West- en Zuid-Europa. Al naarmate de maatschappelijke toestand daar meer of minder gunstig is, openbaart zij zich sneller en krachtiger. Vooral in Duitscliland, waar de Saksische keizers in de lle eeuw de eenheid van gezag hadden hersteld, waar groote bisdommen door hen waren gesticht en onder hun bescherming bloeiden, zijn tal van kerkgebouwen verrezen. De hoogste bloei ontstaat in de Rijnstreken, welker machtige domkerken te Spiers, Mainz, Worms, Keulen, Bonn en zooveel andere plaatsen van de krachtige bouwbeweging der 11° en 12e eeuw getuigen. Ook in Westfalen, Saksen. Zwaben en Beijeren zijn merkwaardige monumenten aan te wijzen. Evenzoo in de rijke, onafhankelijke steden van Noord- en Midden-Italië die Milaan en Pisa als uitgangspunt hebben en vaak onder bewind der geestelijkheid staan. In Frankrijk daarentegen zijn de gebouwen van dezen tijd minder omvangrijk. Het inwendig bestuur is daar nog te zeer verdeeld. Twisten en oorlogen der leenmannen komen nog veelvuldig voor. Zij belemmeren nog de groote ontwikkeling der gemeenten, het monarchaal gezag bestaat nog slechts in naam en de toestand is daar nog niet zoo gunstig als elders. Toch verkrijgt Frankrijk allengs een krachtigen invloed op de geheele beweging door de beroemde abdij van Clunv in Bourgondië, wier kloosterbroeders tot ver over de grenzen werden geroepen om kerken te bouwen 2). 1) Viom.et-i.e-Ddc: Dictionnaire raisonné de l'architecture franeaise. 2) Idem. ALGEMEEN STKEVEN. Hervorming van de basiliek was nu het algemeen streven. Ten tweedenmale toch bleek de Oud-Christelijke basiliek, die sinds zeven eeuwen uit Rome over "West-Europa was verspreid, niet meer te beantwoorden aan de geestelijke en practisehe eischen der hernieuwde Christelijke organisatie. Dit licht gebouwde kerkruim met zijn houten afdekking was niet meer het juiste, gepaste architectuurkader voor den eeredienst. De sierlijke, bijna feestelijke ruimte, vol klassieke, heidensche herinneringen in de onderdeden '), getuigde noch van den krachtigen, zelfbewusten geest der Gerinaansche samenleving, noch van den vurigen godsdienstzin der geloovigen, kortom de Latijnsche basiliek was niet meer het architectuur-symbool voor het hervormde ideaal der Christelijke gemeenschap. Zoo ontstond ook nu, gelijk voor zeven eeuwen te Bvzantiuui, het streven naar een nieuw, oorspronkelijk bidruim in overeenstemming met de gevoelens die de samenleving bezielden. Doch in het zoeken hiernaar volgden thans de bouwmeesters een geheel anderen weg dan toen en bleven zij aan de traditie getrouw. Waar toch in het Oosten onder den invloed van een machtig, pronklievend keizerhof, als politieke vertegenwoordiging van het Christelijk wereldrijk, de eenvoudige basiliek door het grootsche centrale koepelruim geheel verdrongen werd, daar bleef in het Westen onder den drang van het geestelijk gezag deikloosters dit traditioneele type behouden. Trouwens, practisehe bezwaren voor den dienst bestonden in beginsel niet tegen deze ruimte. Voor vereenigingsplaats der gemeente was haar aanleg zeer geschikt en men kon er zich toe bepalen het bestaande type, de drieschepige basiliek, in overeenstemming te brengen met de gewijzigde behoeften der nieuwe Christelijke organisatie. Dit geschiedde, en zoo is de Middeleeuwsche basiliek geleidelijk uit de Latijnsche basiliek voortgekomen. De eerste en voorname eisch van het nieuwe vraagstuk was van technischen aard en bestond in de overwelving van het kerkruim. „Feitelijk gold het gewelf ook in de 10e eeuw als een groote weelde en niet alleen in gewijde gebouwen maar ook in voorname woningen werd de overwelfde ruimte als een eerezaal beschouwd"2). Trouwens het steenen gewelf, in welken vorm ook, was in vroeger eeuwen steeds en is tegenwoordig nog een der meest indrukwekkende, harmonische ruimtevormen der architectuur. Daarvan getuigen de monumenten sedert den tijd der Romeinen tot nu toe. Behalve dit esthetisch bezwaar tegen den bestaanden vorm der basiliek deed zich echter ook een practisch bezwaar gelden. Het nadeel toch van den lichten opbouw was zijn brandbaarheid. En deze was in de vorige eeuwen 1) Deel I, pag. 341». -) II. Havakd, „Ilistoire et philosophie des styles.' maar al te dikwijls gebleken. I>e geschiedenis is vol van de verwoestingen door moedwil of toeval ontstaan. Plunderend en brandstichtend waren de Noormannen overal opgetreden en ook het hemelvuur had tal van kerken in de asch gelegd. Doch in den tijd van de algemeene onrust en onkunde die toen lieerschten, kon aan verbetering niet worden gedacht. Alleen Karei de (iroote vermocht met behulp van Romeinsche en Byzantijnsche werkkrachten den bouw van bidkapellen, als een vereenvoudigde navolging van Bvzantijnsche kunst, tot stand brengen '). Zoo was de aanwending van het gewelf tevens een veiligheidsmiddc) tegen brand, zij het ook onvoldoende in Noordelijke streken. Zooals blijkt uit de talrijke branden die later overwelfde Middeleeuwsche kerken gedeeltelijk hebben verwoest en veroorzaakt zijn door de houten kap die daar het gewelf beschut en wier instorting bij brand vaak zijn ondergang veroorzaakt heeft. Niettemin gaf liet gewelf een zekere beschutting aan het altaar, aan de relikwieën en kerkschatten in zijn omgeving bewaard. Het gewelf was een symbool van waardigheid, van duurzaamheid, van veiligheid, van vertrouwen en vandaar liet streven om dit architectuurstelsel op het kerkruim toe te passen. De tweede principieele aanleiding tot wijziging van de Oud-Christelijke basiliek was de noodzakelijke verruiming van liet plan. en wel liet gedeelte voor de geestelijkheid bestemd: liet transept en de apsis. Reeds in Üud<'liristelijken tijd getuigen enkele groote basilieken in Rome van dit streven en vormt het transept een afzonderlijk deel -). Om aan de steeds liooger wordende ceremonieele en liturgisch»' eischen te voldoen en ten einde de steeds talrijker geestelijkheid in een afzonderlijke ruimte te kunnen opnemen, wordt het dwarsschip verlengd tot drie vierkante traveen. Eveneens wordt de apsis met een travee verdiept en dan half rond afgesloten, waardoor de plattegrond den Latijnsehen kruisvorm verkrijgt Zoo ontstaat liet koor, dat met het transept een afzonderlijk groot ruim vormt en door zijn belangrijkheid weldra in- en uitwendig. steeds meer het aanzien, liet moreele gezag der geestelijkheid openbaart. Stelselmatige, organische ontwikkeling van deze geestelijke kern der kerkruimte is het streven gedurende heel de Middeleeuwen. Het koor wordt steeds meer liet hoofdmoment in den aanleg, waarop zich de aandacht der geloo\igen bepaalt. Belangrijk wordt in sommige streken zijn uitbreiding bevorderd door den toenemenden vereeringsdienst der heiligen. Zoo ontstaat de halfronde kooromgang met den kapellenkrans, in plaatsen die voor bedevaart der geloovigen bekend zijn (fig. I)e Fransche kerken huldigen liet eerst dezen aanleg. Bovendien worden koor eu transept veelal verhoogd door de plaatsing van de Deel 1, jiag. -') Deel I, pag. 341. krypt of den grafkelder, die vooral in Duitsche kerken van grooten omvang wordt (fig. .">). Uit het dwarssehip daalt men door trap]>en daarheen at'. Kenmerkend voor dc Duitsch-Romaansche kerken is ook de aanleg van het dubbel koor, aan de schutspatroons gewijd en dagteekenend uit de 11° eeuw. Hierover later bij de afzonderlijke behandeling der kerken in verschillende landen. De geestelijke oorzaken voor de hervorming der Oud-Christelijke basiliek en de ontwikkeling van het grootsche tijdperk der Middcleeuwsche architectuur zijn hiermee in groote trekken aangeduid. Onder den drang van de practische en liturgische eischen nemen zij steeds in belangrijkheid toe. Zoowel de uitbreiding der gemeenten als de godsdienstige geestdrift der geloovigen drong steeds meer naar ruimte-ontwikkeling der kerk in iederen zin. in oppervlakte en omvang en zoo ontstaan allengs de talrijke domkerken en kathedralen, heerlijke werken van kunstzinnigen geloofsijver, bewonderenswaardig als technisch vraagstuk, scheppingen van een der schoonste, oorspronkelijkste tijdperken der architectuur, welks geheel verloop zich uitstrekt over ongeveer vijf eeuwen en zich kenmerkt door twee karakteristieke kunstuitingen: den liom aan schei i en den Gothisehen stijl. Beide benamingen missen bijzonderen zin. Zij karakteriseeren niet de kunst van een bepaald land, noch van een bepaald ras en zijn dus geheel conventioneel. De naam Romaansche kunst dagteekent van een archeologisch congres in Xormandië gehouden (1825), is sedert algemeen aangenomen en duidt aan de architectuur van de lle tot de l.'i« eeuw. In Frankrijk, Duitsehland en Italië ontwikkelt zich deze stijl ongeveer tegelijkertijd en is haar verspreiding ook het meest algemeen. De Gothiek heeft Frankrijk tot geboortegrond. Daar althans verdrong zij het eerst de Romaansche kunst en bestaan de oudste monumenten naar haar beginselen gebouwd. Zij dagteekenen uit het einde der 12« eeuw en bevinden zich in het Isle-de-Franee, het koninklijk domein, de kern van den Franschen staat, met Parijs als centrum. Van daar verspreidt zij zich in de 1.">« eeuw over Frankrijk en dringt in de 14° eeuw ook in de overige Christenlanden van Europa door. Haar bloeitijd is de 14° eeuw, haar laattijd de I;V en 1(>L' eeuw. Van een zoo krachtige architectuurbeweging als die der Middeleeuwen, voortgekomen uit het godsdienstig geloof der Christelijke samenleving, moest de kerk, de meest karakteristieke uiting, het type worden. In haar technische en artistieke ontwikkeling is dan ook de synthesis van den stijl vervat, zoowel van den Romaanschen tijd als van de Gothiek. Tegelijkertijd echter doordrong haar geest de profane werken van den tijd. En waren deze aanvankelijk, in den tijd van het feodalisme, nog van minder belang, omdat de eischen van de versterkte burcht geheel aan de verdediging ondergeschikt bleven en het woonhuis toen nog slechts geringe ontwikkeling verkreeg, met het ontstaan der gemeenten en de uitbreiding der steden nemen de burgerlijke bouwwerken steeds in belang toe. Verschillende tvpen ten dienste van het gemeenteleven. getuigen dan door hun eigenaardigen bouw van den artistieken zin die de samenleving l)ezielde. Het is de bedoeling het algeheel verloop der Middeleeuwsehe architectuur in hare twee uitingen na te gaan. Na te gaan hoe in den Romaanschen tijd als periode van opkomst de architectuur onder den invloed der Christel ijkGcrmaansche samenleving, zich uit Romeinsche en Bvzantijnsche traditiën heeft gevormd. Hoe de Gothiek, tengevolge van den gewijzigden maatschappe1 ij ken toestand zich geleidelijk, logisch hieruit heeft ontwikkeld en zij, door de volmaking van het gewelfstelsel en den daarmee gepaard gaanden kunstvorm tot een zelfstandig architectuur-organisme, tot een stijl van groote eenheid en oorspronkelijkheid geworden is. I. DE ROMAANSCHE STIJL. Algemeen overzicht. De overwelving der basiliek was een nioeielijk technisch vraagstuk voor de bouwmeesters der lle eeuw. Xiet zoozeer wegens hun onbekendheid met den gewelfbouw zelf dan wel door de bijzondere eischen toen gesteld. Gewelven toch bestonden in talrijke bouwwerken der Romeinen, de groote gewelf bouwers der oudheid in West-Europa. De arena's te Ximes, Arles, de thermen te Parijs, alsmede sommige paleizen en tempels wier ruïnes nog grootendeels bestaan, getuigen dit op groote schaal en in groote verscheidenheid van vorm. Evenzoo de krvpten van Karolingische kerken der 9e en 10e eeuw te Perigueux, Urleans, Grenoble, Vienne en andere plaatsen van Frankrijk. Ook Duitschland bezit uit dien tijd de overwelfde bidkapellen van Karei de Groote — om van Italië niet te spreken. Doch al deze gebouwen konden niet als voorbeeld ter navolging dienen. Hun ruimten, geheel op zware pijlers en muren gebouwd, verschillen in aanleg geheel met de basiliek, wier lichte samenstelling uitgaat van ranke zuilarkaden, die de toepassing van liet gewelf niet veroorloven. Vooral het liooge, vrijstaande middenschip mist de noodige stabiliteit tegen diens zijdelingschen druk. Evenmin kon de Romeinsche methode van uitvoering voor de zware gewelven, hoofdzakelijk uit gietwerk bestaande, worden nagevolgd, berekend als zij was op veel domme werkkracht, die den Romeinschen bouwmeesters UK KOMAAXSOHE STIJI- IX FKAXKRI.IK. ruimschoots ter beschikking stond ') en den Komaanschen bouwmeesters ontbrak. Deze bezaten slechts beperkte, locale hulpmiddelen en werkkrachten, waardoor om constructieve zoowel als economische redenen de Komeinsche methode vervallen moest. In ieder opzicht stonden dus de bouwmeesters voor een nieuw vraagstuk en vandaar aanvankelijk de groote inoeielijkheid. Hun bleef geen keus. I)e basiliek — en deze bleek de meest bruikbare en gewilde grondvorm — moest ter wille van het gewelf een geheele hervorming in opbouw ondergaan. Haar verhoudingen moesten worden gewijzigd, zoowel in aanleg als in hoogte. En dit geschiedde. Ter wille van den last en den zijdelingschen druk van het gewelf moesten de breedte en hoogte van het middenschip aanvankelijk worden verminderd, de muren verdikt, de openingen, hetzij bogen of lichtramen, verkleind. Ook werden weldra de slanke Corinthische zuilen door zware vierkante, of rechthoekige pijlers vervangen en zoo ontstond uit de lichtgebouwde, sierlijke Oud-Christelijke basiliek der 4e eeuw enkel niet houten kap afgedekt, de massale, indrukwekkende, overwelfde pijlerbasiliek der 11° en 12e eeuw. Geleidelijk vond deze radicale hervorming plaats en er moest geruimen tijd verloopen eer het doel ten volle bereikt werd. Heel de eerste helft der lle eeuw is een periode van aarzeling, kenbaar door talrijke pogingen tot gedeeltelijke overwelving der basiliek. De bouwmeesters deden wat voor de hand lag en bepaalden zich aanvankelijk tot de oplossing van het minst moeielijke deel van de opgaaf. Zij overwelfden de apsis met den halven koepel, sloegen ton- of kruiswelven over de smalle, lage zijbeuken, in den zwaren toren en lieten het hooge, wijde middenschip aanvankelijk onoverwelfd. Pogingen tot zijn overwelving faalden meermalen, getuige vele kerkruïnes van den eersten Komaanschen tijd in Frankrijk, die nog slechts muurbrokken en boogfraginenten van het schip vertoonen. Overal stortte het gebouw na korten tijd in 2). De overwelving van het middenschip der basiliek was inderdaad een stout technisch waagstuk in dien tijd en dat in sommige streken ook niet gelukte. De basilieken van Normandië, van Saksen, van Toskane en Sicilië, wier middenschip in Komaanschen tijd alleen door een houten kap bleef afgedekt, getuigen van de groote inoeielijkheid waarin men verkeerde. Sommige er van werden eerst tijdens de Gothiek van gewelf voorzien. Toen dan, om genoemde redenen, de geheele overwelving der kerk als eisch was gesteld, kozen de bouwmeesters de gemakkelijkste uitvoering en pasten allereerst het tongewelf toe; althans in Zuid-Frankrijk, liet land der oudste, geheel overwelfde Komaansche kerken. Zij gingen met omzichtigheid !) Doel I, pag. 244. 2) H. IIavakd, „Histoire et philosopliie des styles." ti' werk. versmalden, uit vrees vuur instorting liet middenschip iiunnierkeiijk. plaatsten liet tongewelf bijna onmiddellijk op de kruin van de zijgewei ven en overdekten liet geheele kerkruim, middenschip en zijseliepen met een enkele, een centrale kap. Hierdoor vervallen de hoven-zijramen van de Latijnsche basiliek en kan liet middenschip slechts indirect licht ontvangen door kleine ramen in den buitenmuur van het zijschip geplaatst. Vandaar de sobere bijna sombere verlichting der eerste lioniaansche kerken. Langdurige en algemeen verbreide toepassing heeft het tongewelf niet verkregen. Tegenover zijn gemakkelijke uitvoering zelf stond, vooral bij groote kerken, liet bezwaar van een zware, doorgaande belasting van den doorbroken boveiimuur, niet gevaar voor scheuring van het gewelf bij ongelijke zetting der pijlers: ook bemoeid ijkt zijn lage aanzet de plaatsing van ramen iu den boveiimuur. Daarom werd het tongewelf allengs door het kruisgewelf vervangen, welks last door vier steunpunten wordt gedragen. Dientengevolge wordt liet middenschip in dwarstraveeön verdeeld en kan de ontlaste liovcnmuur zich tot de kruin van het gewelf verheffen en, tot directe verlichting van het schip, niet ramen worden doorbroken. I!ij voorkeur werd het vierkante kruisgewelf aangewend wegens de .gemakkelijke uitvoering. De Romeinen hadden hiervan reeds de voordcelen ingezien en ook de Koinaanscho bouwmeesters hadden het vierkante kruisgewelf reeds over de smalle zijbeuken geslagen. Doch bij de aanwending van liet vierkante kruisgewelf op het breedc middenschip volgden zij een geheel nieuwen weg. Ten einde den zijdelingschen druk te verminderen en de stabiliteit te bevorderen, vervingen zij den elIipsvormigcii diagonaalboog van het Komeinsche gewelf door den halven cirkel, zoodat de gewelf vorm nu door zes halfronde bogen wordt bepaald (fig. 0(1, T), nl. de twee dwars- of gordel bogen. de twee schild- of miiraalhogen en de twee diagonaalbogeii. Zoo ontstaat het lioniaansche kruisgewelf, dat is: het verhoogde, koepelvormige kruisgewelf, welks kruin niet meer horizontaal, als een tongewelf, doorloopt, maar schuin of I gvormig oploopt. I'it dit gewelf ontwikkelt zich liet stelselmatig aangelegde IJoinaanselie kerkplan. welk- middenschip en zijschepen in vierkante traveeën zijn verdeeld in verhouding van 1' : I. Zware hoofdpijlers dragen de gewelven van het hooge middenschip en lichtere tusschenpijlers die der zijschepen (lig. • »(•). Dezelfde vaste verhouding wordt bij voorkeur voor de hoogte en de breedte der schepen doorgevoerd en zoo ontstaat onder invloed van liet kruisgewell en als eindresultaat van Komaanschen gewelfbouw een basilicaal kerkruim van streng constructief organisme, liet sv-teein heeft vooral inde K'oinaansclie kerken van de Mijnstreken en l/mibardije volle ontwikkeling verkregen (fig. .'!('> en (>0). J) Deel I, pag. 252. Kijf. I. .\nlri'-l)iiiin' i!u 1'. mi t«- ('Icnniini-I'ii'ianil. Auv. . iMi.Mrn 11, .runt. te werk, versmalden, uit vrees voor instorting liet middenschip aanmerkelijk, plaatsten het tongewelf bijna onmiddellijk op de kruin van de zijgewelven en o\erdekten het geheele kerkruim, middenschip en zijschepen met een enkele, een centrale kap. Hierdoor vervallen de boven-zijramen van de Latijnsche basiliek en kan het middenschip slechts indirect licht ontvangen door kleine ramen in den buitenmuur van het zijschip geplaatst. Vandaar de sobere bijna sombere verlichting der eerste Komaansche kerken. Langdurige en algemeen verbreide toepassing heeft het tongewelf niet verkregen. Tegenover zijn gemakkelijke uitvoering zelf stond, vooral bij groote kelken, het bezwaar van een zware, doorgaande belasting van den doorbroken bovenin uur, met gevaar voor scheuring van het gewelf bij ongelijke zettingder pijlers; ook bemoeielijkt zijn lage aanzet de plaatsing van ramen in den bovenmuur. Daarom werd liet tongewelf allengs door liet kruisgewelf vervangen. welks last door vier steunpunten wordt gedragen. Dientengevolge wordt het middenschip in dwarstraveeën verdeeld en kan de ontlaste bovenmuur zich tot de kruin van liet gewelf verheffen en, tot directe verlichting van liet schip, met ramen worden doorbroken. l>ij voorkeur werd het vierkante kruisgewelf aangewend wegens de gemakkelijke uitvoering. De Romeinen hadden hiervan reeds de voordeden ingezien ') en ook de Komaansche bouwmeesters hadden het vierkante kruisgewelf reeds over de smalle zijbeuken geslagen. Doch bij de aanwending van liet vierkante kruisgewelf op liet breede middenschip volgden zij een geheel nieuwen weg. Ten einde den zijde!iugschen druk te verminderen en de stabiliteit te bevorderen, vervingen zij den ellipsvormigen diagonaalboog van het Koineinsche gewelf door den halven cirkel, zoodat de gewelfvorm nu door zes halfronde bogen wordt bepaald (fig. 00, T), nl. de twee dwars- of gordel bogen, de twee schild- of inuraalbogen en de twee diagonaal bogen. Zoo ontstaat het Komaansche kruisgewelf, dat is: het verhoogde, koepelvormige kruisgewelf, welks kruin niet meer horizontaal, als een tongewelf, doorloopt, maar schuin of boogvormig oploopt. Uit dit gewelf ontwikkelt zich liet stelselmatig aangelegde Komaansche kerkplan, welks middenschip en zijschepen in vierkante traveeën zijn verdeeld in verhouding van 2:1. Zware hoofdpijlers dragen de gewelven \an Int hooge middenschip en lichtere tusschenpijlers die der zijschepen (fig. 0(1). Dezelfde vaste verhouding wordt bij voorkeur voor de hoogte en de breedte der schepen doorgevoerd en zoo ontstaat onder invloed van liet kruisgewelf en als eindresultaat van Koinaanschen gewelfbouw een basilicaal kerkruim van streng constructief organisme. Het systeem heeft vooral in de Komaansche kerken van de Rijnstreken en Lombardije volle ontwikkeling verkregen (fig. 30 en 00). Deel I, pag. 'J'i'J. plan vorm en vaak door de schilderachtige uitwendige architectuur, van koor, apsis, transept en voorgevel. Een der voornaamste typen is de Notre-Dame du Port te ClermontFerrand in Auvergne. Haar oorsprong gaat tot de Cr eeuw terug, doch de tegenwoordige toestand dagteekent zeer waarschijnlijk uit het midden der 11" eeuw'). De kerk is een driebeukige, kruisvormige -pijler-basiliek met krypt, kooromgang en kapellenkrans (fig. 1_4). Zware vierkante pijlers langs drie zijden van schalken voorzien en door rondbogen verbonden, dragen liet liooge overwelfde ruim, welks middenschip met ton-, welks zijschepen met kruisgewelven zijn overspannen. Sober dringt liet Jicht door de benedenarkaden en de kleine driedeelige booggalerij van don bovenmuur in liet schip door. Het kruis van de kerk wordt door vier hooge arkaden afzonderlijk aangeduid en met hoogen, ronden koepel op pendentiefs bekroond. Dit centrum teekent zich ook uitwendig door den hoogen, achtkanten kruistoren die, evenals het schip, geschoord wordt door halve tongewelven o]) de kruin der kruisvleugels van hetdwarsschipgeplaatst(fig.3en 4)2). Het kerkruim heeft reeds een geheel ander karakter dan de Oud-Christelijke basiliek. Verhouding en vorm deisamenstelling worden door de strenge eischen van het gewelf beheerscht. Verheffend , stemmend is de ruimte, welker domineeronde hoogte het streven der Middeleeuwen tot iiitflrnlrl.- I 11 O' lv»»nn n»f Nc(tairt-ic-hant. wier organen, ramen, bogen en ge¬ welven, harmonisch eenzelfden grondvorm, den rondboog, hebben. Eenheid, rust is haar kenmerk. Haar versiering is sober, haast arm. Zij bepaalt zich tot de gebeitelde kapiteelen, die inderdaad dragen, doordien de boogaanzet op den uitersten voorsprong van de zware dekplaat is gesteld. Kijk is de ontwikkeling van het koor. De zuilen der Latijnsche basiliek ') A. Gaiuubattd, Denkmaler der Baukiinst. -) De krnistoren is met de revolutie van 1789 verwoest. verdeeld. Schóón hiertegen staat de kleine blindbooggalerij, wier schaal overeenkomt niet die der kleine benedenramen. Van ongewone afmetingen voor dezen tijd zijn de dubbele torens, die den voorgevel afsluiten, liet schema van deze samenstelling is dat van de Syrische basilieken der 6e eeuw, en werd vermoedelijk door de pelgrims van het Heilige land naar het Westen overgebracht en daar, eerst door de Komaansche, later door de Gothische bouwmeesters overgenomen '). Vooral bij de statige voorgevels der Noord-Fransche kathedralen heelt dit schema een grootsche ontwikkeling verkregen. I'iff. 7. S. Nectaire-le-hnut. Lengte-doorsnede. De stoere, vierkante torens van S. Nectaire-le-haut vormen als massa een juist tegenwicht tot don lioogen kruistoren en voltooien krachtig den omtrek \an 11(4 gebouw. Ondanks den bescheiden omvang en de nog primitieve uitvoering van den vroegen tijd hooit en stemt het geheel door rationeelen opbouw, juiste uitdrukking der ruimte, eenheid, harmonie in den vorm der sprekende architectuurdeelen. \ rome ernst en godsvrucht waren de bezieling van dit massaal, eerwaardig architectuurgeheel. Aanvankelijk is de plastische versiering sober. Zij bepaalt zich tot de ]) Dool I, fig. sas. EVERS , Architectuur, II. kapiteelen van de blindbooggalerijen, hetzij halfzuilen of pijlers, en de draagsteenen van het overstekende dak. Kenmerkend voor deze school zijn de rijke geometrische mozaïeken van donkerrooden en zwarten lavasteen als rondloopend koorfries en in hoogvelden toegepast (fig. 15 en 8). Vorm en kleur herinneren aan de werken van de Moorsche kunst, welker invloed reeds bij de driedeelige booggalerij in het kerkruim te Clermont is waar te nemen (fig. 4). In de 12'' eeuw verkrijgt de voorgevel, tot nu toe eenvoudig haast Kig. 8. Kerk S. Neetaire le-haut, I'uv de Bome (begin 12e eeuw). nuchter, reeds een grootere beteekenis door de rijke plastische bewerking van het gevelvlak. Zonder een vast schema door te voeren is de gevel en reliëf bewerkt door rijen blindbogen ter weerszijden van en boven de ingangen verdeeld en geheel of gedeeltelijk over het gevelvlak verspreid. De opvatting is geheel decoratief, zonder eenig organisch verband met liet kerkruim. Ter vulling van de blindbogen dient vaak symbolisch beeldhouwwerk, dat in tal van figuralc voorstellingen de godsdienstige begrippen _L van dien tijd vertolkt. Een geliefd thema is de Christus-verheerlijking. Zijn hoofdfiguur, door een nimbus omstraald, vult het hoogveld van hot hoofdportaal en is door symbolische voorstellingen van de vier Evangelisten omgeven. Kleinere bas-reliefs verkondigen Zijn deugden en openbaren Zijn hooge beteekenis. Ook spreken talrijke Bijbelsche onderwerpen, waaronder vooral de voorstelling van het Laatste Oordeel met de verschrikkingen en heerlijkheden van het leven hiernamaals, vaak in duistere, naïeve symboliek van de godsdienstige begrippen der Christenheid. De ervaringen uit het leven van den ( hristen, zijn strijd tusschen goed en kwaad, zijn deugden en ondeugden zijn eveneens in relief op kraagsteenen, kapiteelen, boogsteenen en-velden gebeiteld en vormen met de figuren van engelen, profeten, apostelen, heiligen en kerkvaders een uitvoerige iconografie van den Christelijken eeredienst. Kenmerkend voor dezen uitbundigen versieringszin is de voorgevel van de eerwaardige kerk Xotre-Dame Ia Grande te Poitiers (midden 12«' eeuw)'). Hij bevat talrijke voorstellingen, in drie rijen groote en kleine blindbogen geplaatst, uit de gewijde geschiedenis van den val des menschen af tot aan de geboorte van (. hristus. Deze architectuur is, behoudens het portaal en het bovenraam, geheel decoratief, zonder eenig verband met het inwendige, doch behoudt ondanks de naïeve opvatting en den overstelpenden rijkdom der sculptuur een waardig, grootsch karakter. Zware bundelzuilen, door kleine, ronde opengewerkte steenen torenhelmen bekroond, sluiten den gevel ter weerszijden af. Het rijke geheel vormt een sterk contrast met de strenge, sobere blindboogarchitectuur van de zijgevels. Deze wijze van versiering vindt men ook elders, in Frankrijk en in Italië, veel terug (fig. 21). In dit verband belmoren de bijzonder rijke portalen der basilieken 8. Gilles in Languedoc (111(1), S. Trophime d'Arles, de abdijkerk te Moissac en andere. ■ 'die architectuur ^etui^,t nog van aarzeling, onzekerheid. Romeinsche en Byzantijnsche traditiën verraden zich nog in de opvatting der sculptuur door houding en gebaar van de heiligenfiguren; evenzoo de plaatsing, \eihouding en vorm der zuil, de impost der arkade en de geledingen^. Zelfs bij zeer bescheiden kerken of kapellen blijft de hoofdingang een belangrijk onderdeel, dat door de Romaansche bouwmeesters steeds met liefde is bestudeerd en tot een karakteristiek architectuurmotief is ontwikkeld. liet portaal vraagt do aandacht door de plaatsing in de gevelas, de groote schaal en de rijke behandeling in vergelijking der ramen. Bij groote drie- of vijfbeu kige basilieken bevinden zich soms ook zijportalen in de as der zijbeuken. I)e grootte hangt af van de bestemming der kerk en het talrijke verkeer in ') Zie: A. Raouenet, I'otits éilifices historiqnes. -) Zie: A. Oorroyer, 1'Arehiteettiro roniano. Fig. !>. Kerkportaal te Tarascon (1187). verband met bedevaarten. A andaar slechts een enkele opening bij kleine bidruimten, een dubbele ingang bij grootere gebouwen en bij uitzondering een overwelfde portiek, die als een groote voorbouw uit verschillende overwelfde traveeën is saaingesteld. \ an deze drie typen is het dubbele portaal verreweg het meest verbreid en als architectuur het belangrijkst. ^iet alleen heeft het Komaansche kerkportaal de practische bedoeling eener verwijding van den ingang om, door middel van geleidelijk overkragende zuilarkaden die volgens een grondlijn van 45° in de dikte van den zwaren gevelmuur zijn gesteld, het uitstrooinen der schare na den eeredienst en dus het verkeer aanmerkelijk te bevorderen, doch de geheele ordonnantie vormt door haar groote schaal, haar krachtig relief, haar rijke versiering vaak een schoone architectuurmotief, van indrukwekkend-feestelijk karakter. Daarbij gaf het de kunstenaars een uitnemende plaats om door figurale voorstellingen in den hoogen bovendorpel van de dubbele deuropening en in het halfronde hoogveld (tvmpan) de symbolische beteekenis van het heiligdom plastisch te vertolken. Enkele kerkportalen mogen dit nader toelichten. Belangrijk is het sierlijke portaal der S. Martha-kerk te Tarascon (fig.!(). I)e dubbele, boogvormig afgesloten ingang wordt door vijf arkaden verruimd en verrijkt en vormt hier zelfs een afzonderlijken voorbouw van rechthoekige)) hoofdvorm. Hoewel de symbolische versiering van het tympanveld en de impost zijn \erdwenen '), boeit toch het geheel door rationeele samenstelling, schoone verhoudingen en verfijnd kunstkarakter der onderdeelen. Slanke kolonetten, beurtelings rond en achtkant, ter weerszijden regelmatig wijkend op hoogen sokkel geplaatst en door statige impostlijst bekroond, dragen de arkaden. Blijkbaar wijst hun dunne schacht evenals de fijne profileering van het geheel op den harden kalksteen die voor de uitvoering aangewend werd. Krachtig wordt de voorboog omlijst door een uitspringend profil, dat op kleine knuigsteenen steunt (fig. 10). De kleine schaal \an deze kolonnade en van die der decoratieve attiekbekroning, gelijk de fijne detailleering van bogen, lijstwerken, consoles en kapiteelen brengen de grootte \an het portaal tot juiste uitdrukking. Alle onderdeelen, bekorend door den sic)lijken \orm, hebben reeds iets oorspronkelijks in opvatting, hoewel de \odunde zuilschacht, de Corinthisoercnde kapiteelen, de eierlijst van het boogp)oti 1, het acanthusblad van verschillende onderdeelen den klassieken oorsprong doen zien. \ ol humor en afwisseling zijn de dierkoppen van de kraagsteenen der bekroning gebeiteld. De stier, de bok, het paard, de duif. de ram omsluiten ') II. Revoil, 1'Arehitectnre nmiane • 111 midi de la Kranue. vierkante, vlak bewerkte friesvullingeii, die eenigszins aan de klassieke metopen herinneren. Ook het basement en de sokkel zijn geheel tot een nieuw motief omgewerkt. Het ietwat eentonige Romeinsohe basement') maakt plaats voor 'en kernachtige» overgangsvorm. Het bovenprofil is tot een kraal of rondstaaf Fig. 10. Kerkportaal te Tarascori. Detail naar H. Revoil. ingekrompen en de nadruk is geheel op den krachtig voorspringende!) benedentorus gelegd. Kenmerkend Romaansch is het hoekblad, dat tot den vierkanten sokkel aansluit. Dank zij de zorgvuldige studie in alles is niettegenstaande de M Deel I, fig. 248. bescheiden afmetingen ') een waardig architect uurgeheel verkregen als een schoone inleiding tot het kerkruim. Minder rijk doch architectonisch belangrijk is ook het portaal van het eenvoudige kerkje te Lescure bij Alby (fig. 11). De enkele deuropening bedraagt 1,50 M. breedte en is zonder hoogveld. Waardig, monumentaal is het aanzicht door strengen hoofdvorm en sober detail. De invloed van den ruigen, grofkorreligen zandsteen is hier niet te miskennen. Klassieke herinneringen zijn geheel verdwenen, zuiver Romaansch is het karakter. De zuilschacht, zonder aanloop boven- en benedenwaarts, stijgt verticaal op. De kapiteelen bevatten figurale voorstellingen van zonderlinge, vaak duistere beteekenis, groteskdikwijls, banaal nooit. „Er is in de sculptuur van dezen tijd steeds iets waars, iets grootsch, iets dramatisch in de voorstelling dat boeit en doet nadenken"2). Romaansch is ook de rationeele boogaanzet op de buitenkant van den forschen rechthoekigen abacus, die geheel het karakter van draagsteen heeft verkregen. Plaatsing, profileering en versiering van de arkaden zijn met zorg geschied. Hun voorsprong is steeds ondergeschikt aan de hoogte der boogsteenen, aan de afmeting, die de draagkracht van de arkade, haar karakter bepaalt. Deze hoogte wordt bovendien door de geringe breedte der boogsteenen zelve nader aangeduid. Rationeel is het boogprofil, bestaande uit zwaren rondstaaf met vlakke banden en hol, het geheel slechts even ingediept, nauwkeurig aansluitend tot den buitenomtrek van den steen, dus zonder noodelooze verzwakking. Ook de versiering is naar liet steenverhand verdeeld en met takt uitgevoerd. o /eer juist blijft het binnenboogvlak, de intrados, onversierd, en is zij door de krachtige rondstaaf als voortzetting van de zuilschacht afgesloten, waardoor de verschillende plans duidelijk spreken. .luist is ook de keus der versieringsmotieven, zoowel onderling als ten opzichte van het voegverband. De buitenboog spreekt krachtig door een rij parelen en het voorspringend profil, de opvolgende bogen zijn van fijner detail. Dierkoppen, rosetten. ranken, vlak bewerkt, schijnen uit den steen te groeien en zijn overeenkomstig het voegverband aangebra 'ht. Karakteristiek Romaansch is ten slotte de krachtige bekroning, geheel O O 1 Ö naar haar bestemming als ondersteuning van het overstekende sparredak opgevat. Zware kraagsteenen van regelmatige verdeeling vervangen de triglvphen van de klassieke ordonnantie en dragen de dekplaat. Verschillende dierkoppen versieren de voorzijde. Tusschen de kraagsteenen bevinden zich vierkante platen, met vlakke motieven in cirkelvorm bewerkt. Kenmerkend Romaansch is de hoekafsluiting van den muur door inspringende kolonetten, twee hoog, benedenen bovenwaarts door ingrijpende deksteenen aan het muurwerk verbonden. ') Elke opening is 1,10 M. broed. -) Vioi.let-i.e-Dcc, Article: „Chapiteau". Hg. 11. Portaal te Lescim* bij All>v (Zuid-Frankrijk). De Romaansche van West-Frankrijk heeft een op zich zelf staand karakter. Hoewel aanvankelijk ook hier het oud-Christelijke, basilicale kerktype verbreid was doet zich, aan het einde der 11e eeuw, de' laat-Byzantijnsche traditie gelden. I)e koepelkerk is hiervan de uiting. Haar verbreiding is het gevolg van het drukke handelsverkeer van deze streken met het Oosten en vooral met Venetië. A,,uitanië was destijds een tussehenstation voor den handel van den Levant met de Britsche eilanden ')■ Kig. 15. S. KenAit-stir-Loire. Portiek. Het oudste monument is de kerk S. Front te Perigueux, bekend om haar gelijkenis ...et de S. Markuskerk in Venetië en daarom als haar navolging beschouwd - of omgekeerd. De kwestie van anciënniteit of prioriteit, 'hier trouwens meer van lokaal-archeologisch, dan algemeen-architectonisch belang, is, wegens gemis aan afdoende gegevens omtrent de stichting, moeielijk uit te maken. Evenwel meenen enkele archeologen den tegenwoordigen toestand, ') h de Vkrneilh, 1'Arehitecture B.vzantine en Franee. ongerekend de recente restauratie '), tot liet begin der 12l' eeuw te moeten rekenen. Aldus Gailhabaud, Viollet-le-Due en Havard. De Verneilh en Corroyer daarentegen stellen de stichting tegen liet midden der 11° eeuw, dus tegelijk met de Venetiaansche zusterkerk. De overeenkomst der beide kerken bestaat vooral in den Grieksclien kruisvorm van het plan, liet systeem van overwelving op doorbroken pijlers Fig. 1(5. S. Front te Périgueux. en de afmetingen van liet ruim2) (fig. 1 (>). Daarbij blijft het, want zoowel de constructie van de koepels als de architectuur van het in- en uitwendige zijn geheel anders, principieel verschillend. S. Marco is feestelijk decoratief, S. Front sober constructief van karakter. Aan versiering is hier niet geofferd. Geen niarmerbekleediiig noch mozaïek sieren liet ruim. Muren, pijlers en koepels spreken streng, indrukwekkend door hun zichtbare steenstructuur (fig. 17). Geheel verschillend van de Byzantijnsche methode is de uitvoering van de koepels, zoowel door de vervanging van den rondboog door den spitsboog, voor arkaden, pen- dentiefs en hangkoepel als door de in wel ving van den koepelaanzet die, evenals in Caïro, niet radiaal, maar horizontaal overkragend is3). Vermindering van den zijdruk ten bate der lichte, duurzame samenstelling is hiervan het gevolg. Ter loops zij vermeld dat onder sommige koepels dezer school losse diagonaal- en kruinribbon ter verstijving zijn geslagen. 1) De restauratie is ongeveer in 't midden der vorige eeuw uitgevoerd door den architect 1'. Abadie. 2) Deel I, fig. 367. ;i) Zie Vioi.let-lf.-Drc. Article: „Coupole". Hg. 1 <. S. Front te Périgueux. Ondanks de groote constructieve eigenschappen van dit kerkruim is de indruk niet in alle opzichten bevredigend, stemmend. Er heerscht een zekere onrust en armoede door ongelijke licht verdeeling en gemis aan juiste tegenstelling in de samenstellende onderdeden, tengevolge waarvan de schaal van de ruimte niet geheel tot uitdrukking komt. Harmonie en rust ontbreken, omdat de ramen niet regelmatig over de ruimte zijn verspreid maar tot groote drielichten in den zijmuur zijn gegroepeerd, en de lichtkrans van ramen aan den voet des koepels ontbreekt '). Vandaar iets schrils, rainmelends, onsamenhangends in den algeineenen toon van het ruim. Daarbij missen de ontzaglijk breede bogen, die vlak, zonde'1 nderverdeeling zijn. de juiste tegenstelling tot de koepel wijdte en wordt het geheel eenigszins zwaarmoedig van aanzicht. Alleen het koor is stemmend rustig door de kleine schaal der rondbogen en de gekoppelde zuilen van de apsis in den geest der S. Markuskerk. Hot uitwendige is schilderachtig, ietwat onsamenhangend door de verschillende topgevels, koepels, torens die bekroond zijn met slanke steenen helmen, in schubvormige bewerking. Slechts in beperkte mate doet, gedurende de 12° eeuw, S. Front haar invloed op de talrijke kerken van Aquitanië gelden. Wel zijn alle met koepels afgedekt, doch het plan in Griekschen kruisvorm vindt geen navolging. Zonder Fis. 18. s. Pieterskerk te Angouifme. uitzondering blijft het eenbeukige, Latijnsche kruisplan behouden. Ook vindt men hier den halfronden kooraanleg, met of zonder omgang en kapellenkrans van de Zuid-Fransche kerken terug. De kerken te Cahors, S. Avit-Senieur, als meest eenvoudige, die te Solignac Augoulème, Fontevrault, Puy en Velay als rijkere van aanleg, de eerste zonder, de laatste met dwarsschip, behooren tut de voornaamste gebouwen dezer groep2). Zij kenmerken het aanhoudend streven van de bouwmeesters naar lichtere, juistere samenstelling en vormverfijning van het in- en uitwendige. Merkwaardig is de hoofdkerk van Augoulème (11?(' eeuw). Het plan heeft !) Deel I, fig. 352 en .'i09. -) Zie hot uitvoerde werk van F. ne Vkhnkilii, 1'Architecture lhzaDtine en Franee. den Latijnsehen kruisvorm, met drie ronde koepels op het schip, lioogen kruiskoepel, dwarsschip met tongewelf en kleine koepels; het verlengde, halfronde koor is door vier kapellen omgeven (tig. 18 en 19). Indiukwekkend is de aiiuliiik van het ruim. De koepels welven zich rustig over de vierkante traveeën, harmonisch ontwikkelen zij zich uit de hogen en pijlers. Het zichtbare, streng doorgevoerde steenverband maakt een indiuk \an ernst, duurzaamheid, vertrouwen. Hoewel de spanning van Fig. 11). Inwendige. de koepels ongeveer overeenkomt met die van S. Front, is de opbouw lichter. De pijlers, minder zwaar van aanleg, worden bovendien aan alle zijden niet halfzuilen \orfijnd, verrijkt en zijn onderling verbonden door een architectuur van blindarkaden die, ter hoogte van den koepelaanzet, een dienstgalerij dragen. Kleine rondboograinen, regelmatig over den zijmuur der koepeltraveeën verdeeld, verspreiden een stemmigen toon. Het geheel toont rustig, ruim, toont groot door de ondergeschiktheid van de kleine wandarkade aan de groote koepelhoven; deze, door afzonderlijke gordels onderling verdeeld, duiden de schaal van den koepel aan, doen zijn grootte spreken. I)e stugheid van K. Front is hier, met de rijkere detailleering door middel van haltzuilen, arkaden, gebeitelde kapiteelen, verdwenen, hoewel toch de sobere, strenge steenarchitectuur volkomen de verheven beteekenis, het gewijde karak¬ ter der plaats vertolkt. De kerk te A ugoulème, aldus ongeveer Antliy me, S. Paul, is de vereeniging van de Westen Zuid-Fransche kerken. Aan de eerste ontleent zij het enkele schip met koepels bekroond, aan de laatste de rijke, decoratieve gevelarchitectuur, bestaande uit reeksen blindbogen met ba s-rcl ie f s gevuld (fig. 21). Deze ffevel- Hg. 20. Kathedraal te Augoulême. Detail van een benedenboog. architectuur bevredigt niet geheel tengevolge van gebrekkigen samenhang met het inwendige. Wel duiden de breede, vlakke pijlers en blind bogen van den zijgevel de traveeverdeeling van het schip aan, doch de koepels zijn onder een doorgaande kap verborgen en alleen de kruiskoepel verheft zijn massalen steenen helm. Met de steenen torens van het dwarsschip, waarvan slechts één tot de spits is voltooid, geeft dit deel iets weer van de krachtige, inwendige evers, Architectuur. II. •> Hot technisch vraagstuk der Komaausche kunst, de algeheele overwelving der kerk, is door de Norinandische bouwmeesters eerst laat, tegen het eind der 12'- eeuw opgelost. In 't algemeen was het schip, hoewel zwaar van opbouw, terwille van de groote hoogte, aanvankelijk met houten kap afgedekt; alleen de zijbeuk was overwelfd en de verschillende systemen van aanleg, tijdens de 11« en 12<^ eeuw, duiden het streven aan naar een volkomen oplossing van de nioeielijkheid der opgaaf volgens eigen inzicht. (1'lUtll ' I' Aanvankelijk heeft het kerkschip, naar oud-Christelijke traditie, geen dwarstraveeën. Al naar zijn grootte dragen korte zware zuilen of massieve pijlers, van hoekzuiltjes voorzien, de arkaden en den bovenmuur. Weldra echter wordt ook hier de verdeeling in dwarstraveeën gebruikelijk. Ranke half/uilen of vlakke pilasters, tegen den pijler geplaatst, steunen dan de kapspanten (fig. 2f>). Sommige kerken zijn op afwisselende zware en lichte pijlers gebouwd, de eerste verbonden door dwarsbogen en bovenmuur, een schikking die zoowel het grootsche aanzicht als de hechtheid van het schip Fig. 25. Abdijkerk van den Mont S. Michel. Fig. -li. Driceenheidskerk te < 'aon. Inwendige. bevordert. Het stelsel, allereerst in Centraal-Svrië uitgevoerd '), had reeds enkele toepassingen in Noord-Italië verkregen. Eerst in de 12" eeuw werd het schip met een kruisgewelf afgedekt en de uiteenloopende uitvoeringen wijzen op de onzekerheid der bouwmeesters, al getuigt ook het feit zelf van vooruitgang. Het Komeinsche kruisgewelf wordt vervangen door een constructie op afzonderlijke diagonaalribben, evenals voor de gordelbogen, een stelsel dat van de Lombardische bouwmeesters was overgenomen doch met dit verschil dat de Normandiërs het vierkante, sferische kruisgewelf, halveerden door een tusschenboog. Zoo ontstaat liet zesdeelige Fig. 27. Driceenheidskerk te Caen. Doorsneden met details. laat-Xormandische kruisgewelf (fig. 27 en 82, B). Een constructief element is deze tusschenboog niet, waarschijnlijk werd hij geslagen om door verdubbeling der dwarsbogen de perspectivische werking van het schip te verhoogen. Ton- of koepelgewelven op het middenschip komen in de Normandische kunst niet voor. De abdijkerk te Mont 8. Michel behoort tot de meest belangrijke gebouwen van den vroeg-Xorinandischen tijd (102(1). Het ruim (fig. 24) in Latijnschen kruisvorm is eenvoudig van aanleg en krachtig van opbouw. Stoere vierkante !) Deel I, fig. 327. pijlers, met half/uilen naar alle zijden versterkt (fig. '24, detail), dragen de rondbogen en steunen den bovenin uur van liet schip ter plaatse van de kapspanten. De zijbeuken zijn niet kruisgewelven afgedekt en door dwarsbogen gescheiden; op de hooge Itogen van liet kruis verheft zich de lantaarn. De architectuur van het ruim (fig. 25) kenmerkt zich door strengheid, zuivere verhoudingen der verschillende arkaden, krachtige, sobere detailleering. Slechts fragmenten zijn van den oorspronkelijke!) aanleg overgebleven. Geheel overwelfd zijn de kerken der residentie Caen. Hertog Willem de Veroveraar bouwde hier verschillende bedehuizen, waarvan de Drieeen beid skerk Fig. 28. Kapiteel van de Drieeenheidskerk te Caen. en de S. Stefanuskerk de voornaamste zijn (ongeveer 11(06). Vooral de eerste vertoont een eigenaardige vermenging van vierkante, zesdeelige en rechthoekige kruisgewelven (fig. 26). Haar schip, op gelijke pijlers gebouwd en aanvankelijk slechts door een houten kap afgedekt, werd eerst in de 12e eeuw van zesdeelige kruisgewelven voorzien. Zij zijn op halfronde gordel- en diagonaalribben geslagen, waardoor de gebogen gewelfkruin ontstaat. Van het oorspronkelijke gebouw bleven alleen de zijbeuken niet de pijlers en de binneiibogen van het schip over (fig. 27). Ten einde den zijdruk van de kruisgewelven te weerstaan, werden de bovenpijlers, alternatief, bij den aanzet der diagonaalribben door kwartzuilen verzwaard, en luchtbogen onder de kap der zijbeuken aangebracht. Deze luchtbogen dragen tevens de gordingen van de zij kap (zie fig. 27, dwarsdoorsnede). Doch de buiten-zijmuur, destijds zonder zware steunpijlers, bleek te zwak, begon uit te wijken en deed na verloop van tijd de groote m. Fig. 29. Drieeenheidskerk te Caen (1'abbaye aux Dames). gewelven instorten. Zij werden in de 14e eeuw door lichtere gewelven vervangen, terwijl bovendien nog zware contraforteu tegen den zijmuur werden geplaatst. Al was het systeem aanvankelijk gebrekkig, de aanwezigheid der lucht- bogen alsmede de constructie op gewelfribben der Normaudische kerken getuigt toch van een nieuw beginsel in den gewellbouw. De geheele samenstelling is een overgangsvorm tot het Gothische constructiestelsel, dat weldra in de kathedralen van Noord-Frankrijk tot ontwikkeling zou geraken. Kenmerkend voor groote Normaudische kerken is de aanleg van een dienstgang, het triforium, rondom het ruim ter hoogte van den gewelfaanzet en in de dikte van den bovenin uur aangebracht (fig. 20). Hij maakt liet onderhoud gemakkelijk en getuigt van den practischen zin der bouwmeesters. De aanblik van het kerkruim is indrukwekkend door zijn streng constructief organisme en zichtbaren opbouw. Alleen de kaniteelen der halfzuilen, de archivolten en de gordel lijsten zijn sober versierd. Op de teerlingvormige kern zijn symbolische motieven met gespierd ornament tot een krachtig geheel verwerkt. Vooral geometrische I ij 11 versiering is aangewend, het zigzagmotief is overheerschend, tot eentonigheid toe. Het karakter iMg. ,-sU. Kerk te Bocherville. ,1^4. 1 a i i doet aan kertsnedo denken. Vooral de versiering der arkaden werkt onrustig door de groote schaal, die aan de hoofdlijnen schaadt (fig. 27 en 28). \ an liet uitwendige trekt vooral de massale voorgevel de aandacht door zijn streng architectonisch karakter (fig. 2!J). Als een burcht rijzen de stoere torens opwaarts, hun breede flanken niet rijen ranke arkaden doorbroken. Krachtig omsluiten zij liet middendeel, welks domiiieerend hoofdportaal en bovenramen juiste leeftijd niet altijd bekend is en vele later zeer werden gewijzigd, is het soms moeiëlijk hen volgens den stijl in te deelen en luin ontwikkelingsgang nauwkeurig te bepalen. Ondanks zorgvuldige onderzoekingen, in de vorige eeuw gedaan, is tot nu toe omtrent beide slechts ten deele opheldering verkregen. De Xoord-ltaliaansche of Lombardische school heeft Milaan als uitgangspunt. Vandaar verbreidt zij zich in verschillende plaatsen van de Po-vlakte. Pa via, Panna, Modena, Verona en andere steden bezitten talrijke kerken die van haar grooten bloei getuigen. Het tvpe van de Lombardische kerk is de geheel overwelfde basiliek met vierkante kruisgewelven voor midden- en zijschepen op alterneerende pijlers, een achtkanten kruiskoepel en verhoogd koor, dit laatste uit een travee bestaande en zonder omgang en kapellenkrans. Spanning en hoogte van het schip zijn bescheiden, de aanleg is zwaar en het geheel heeft iets gedrukts, zwaarmoedigs in aanzicht. Kenmerkend is de zichtbare toepassing van baksteen voor muren, pijlers en bogen met gebruik van gehouwen steen of marmer voor banden, kordons en aanzetstukken voor kapiteelen en bogen. De gewelven zijn gewoonlijk gepleisterd. De S. Ambrosiuskerk van Milaan is het oudste monument van deze school (fig. 34—37). Omtrent den juisten tijd van haar ontstaan bestaat verschil van meening doch zeker is, dat koor, schip en atrium achtereenvolgens zijn uitgevoerd. Volgens onderzoekingen ') zouden koor en apsis dagteekenen uit de eeuw, het schip met narthex uit het midden der O eeuw, de galerij om het atrium in het einde dier eeuw. Deze twee laatste data zijn van belang, omdat hiermee zoude vastgesteld worden dat de oorsprong van het Romaansehe, nl. liet vierkante, dom vorm ige kruisgewelf zich in Lombardije en niet in West-Duitschland bevonden heeft. Hieromtrent bestaat verschil van meening. Enkele schrijvers zijn van oordeel dat in zoo vroegen tijd geen Romaansch gewelf kan hebben bestaan. Cordero stelt dat gedeelte in het begin der 11° eeuw, Kugler in de 12° eeuw, Eitclherger en Viollet-le-Duc tegen het eind der 12(' eeuw. Eveneens weerlegt Cattaneo2) 1) I)k Dartein, Etudes sur rarchiteeture Ijomlianle. 2) H. Cattaneo, rArchitecture en Italië <1 u VI au XI siècle, 1890. Fig. 34. S. Ambrosiuskerk te Milaan. deze meening uitvoerig en bepaalt de 2" helft der II" eeuw als datum van stichting, terwijl eindelijk Stielil') dezen tusschen H2N en 1150 aanneemt. Doch deze inzichten missen afdoenden grond en berusten slechts op uitleg van onduidelijke inschriften en persoonlijke opvatting van vage technische gegevens. Afgezien van den juiste.11 datum der stichting, die ;i|leen plaatselijk archeologisch belang heeft, voeren aanleg en opbouw van het eerwaardige Itedehuis Kig. 35. S. Ambrosiuskerk t Milaan. Atrium. in ver verleden terug. De stille omsloten voorhof (fig. 35), welks vloer nü aanmerkelijk lager ligt dan de straat, brengt het atrium der oud-Christelijke basiliek in herinnering. Rustig teekent de hellende gevellijn, met klimmend rondboogfries versierd, het dak. Zware, liooge torens van verschillenden leeftijd flankeeren den strengen gevel, die met de statige arkaden van de bovenga lei-ij en den voorhof eer, eerwaardig, stemmend geheel vormt. ') O. Stieiil, Der Ifcicksteinlau. Romatiisclior Zeit, 1 SOS. 4* ellipsvormige koepel verheft zich op het kruis en alleen het middenschip is met een rijk cassettenplafond afgesloten. Achtenzestig antieke granietzuilen, trofeeën van den krijg, dragen het uitgestrekte ruim dat door schoonen vorm, edele verhoudingen en feestelijk, ernstig marmer-koloriet een overweldigenden indruk maakt. Ondanks de klassieke zuilen met rijke Corinthische en samengestelde kapiteelen, grootendeels van oude monumenten ontnomen, getuigt het grootsche kerkruim van zelfstandig kunstkarakter. Dit blijkt niet enkel uit de statige verhoudingen van het schip (13 X -8 M.), geheel verschillend van de oud-Christelijke basiliek, doch ook de zichtbare opbouw spreekt hiervan. Muren, pijlers en arkaden schijnen niet met marmer bekleed, doch in marmer opgebouwd, vlak, massaal in afwisselende lagen van wit en donkergroen en van schilderachtige, schijnbaar toevallige verdeeling (fig. 48). Van de antieke hoofdgestellen zijn slechts sobere horizontale profillen bij den vloer der bovengalerij en den aanzet der bovenarkaden overgebleven. Dit overwegend constructief karakter geeft het inwendige een ongemeen waardige, krachtige uitdrukking, boeiend en bekorend ook door het rijke marmerkoloriet. Vooral de omgeving van het kruispunt der kerk met ruime doorzichten van transept en koor maakt een grootschen, tevens hoogst schilderachtigen indruk. Het is een geheel, door kloeken, voornamen kunstenaarsgeest bezield en merkbaar verschillend van enkele kostbare, zoetelijke wandversieringen in lateren tijd hier aangebracht. Er heerscht een gewijde stemming die de oud-Christelijke basiliek van Rome mist en die van het krachtig ontwakend Christelijk kunstleven der 11" eeuw getuigt. Niet minder merkwaardig is het uitwendige (fig. 47). Grootsche, nieuwe gedachten zijn hier echter niet uitgesproken. Het klassieke gevelschema der oud-Christelijke basiliek blijft bestaan. De gevels missen de stoute samenstelling, den strengen architectuurzin van sommige Xoord-Komaansche kerken met hun hooge, stoere torens, hun robust, constructief karakter. Toch is er eenige harmonie tusschen het uit- en inwendige, want de eenvoudige gevelomtrek is een nauwkeurige omlijning van het kerkruimprofil; de benedenarkade is het grondmotief van beide en de verdeeling van deze doinineerende blindbogen komt in hoofdzaak met de breedte van midden- en zijschepen overeen. Harmonisch is hun schaal in- en uitwendig volgehouden. Bij deze algemeene overeenkomst blijft het echter, want de overige verdeeling wekt niet in het minst de gedachte aan het innerlijk organisme, doch spreekt als een geheel op zich zelf. De wondervolle bekoring van deze rijke en toch zoo rustige gevelarchitectuur komt voort uit de harmonie harer verhoudingen, haar krachtige schaduwwerking, haar fijne details en haar schoon, voornaam marmerkoloriet. Zeven hooge blindbogen vormen den vasten onderbouw tot vier sierlijke open dwerggalerijen. Door as-onderbreking van de twee bovenrijen is een- Fig. 48. Inwendige van den Dom te Pisa. tonigheid in aanzicht vermeden, terwijl ook door geleidelijke versmalling der dwerggalerij bij de schuine daklijn, de eenheid in verhouding is bewaard. Rijke marmereiseluur en incrustatie versieren de gordel lij sten, kapitoelen, arcliivolten, boogtrommels en velden; zij versieren hogeis en acroteriën, die de schuine daklijnen, de hoeken en de as van de gevel markeeren vol gratie en leven, doch harmonisch ondergeschikt aan de architectuurlijnen. Hoewel de rustige horizontale verdeeling evenals de bloemrijke kapiteelen den klassieken invloed herinneren, is het geheel toch van vrije opvatting. Menig karakteristiek onderdeel getuigt van nieuwen geest. Zoowel de plaatsing van de booggalerijen op hoogen (leksteen in verbinding met den achtermuur, als de overkraging van den boogaanzet op de zuilschacht, zoodat het kapiteel ten volle draagt, verder de inspringende archivoltlijst en de sobere gordellijsten zijn alle kenmerken van zelfstandige opvatting, van nieuw kunstleven. Vóór de Domfaeade, in de lengte-as der kerk staat, de Doopkapel, een massale rotonde van MO M. diam., tegen het midden der 12e eeuw aangevangen. Naar oud-Christelijken trant') bevat zij een rond, hoog niiddenruiin (18 M. diam.), omgeven door zuilgalerijen, twee hoog. Dit centrum is met een kegel vormigen steen en koepel, uitwendig zichtbaar, afgesloten, welks architectuur geheel met die van het kerkruim overeenstemt. Behalve het rijk bewerkte marmeren doopbekken in het midden er van, staat hier de beroemde marmeren kansel van den beeldhouwer Nikolaas van Pisa(12G0), een meesterwerk van plastiek, rijk aan Christelijk symbolische voorstellingen op antieke modellen van het naburige Campo Santo geinspireerd. Ook het uitwendige stemt harmonisch met de architectuur van den Dom samen. Blindboog en dwerggalerijen omgeven den romp. Het bovendeel, in de 13e en 14° eeuw verhoogd, met a jour gewerkte topgevels (wimbergen) boven de ramen verrijkt, heeft een koepelvormige bekroning, die tegen den centralen kegelspits aansluit. De naijver van Pisa op Venetië was de aanleiding tot den bouw van den Campanile. Zoo mogelijk moest deze den trotschen kiokketoren der machtige Lagunen-republiek in hoogte en schoonheid overtreffen. De bouwmeester Bonanno kweet zich met talent van de moeielijke taak, begon in 1174 de uitvoering van het werk dat echter eerst GO jaar later werd voltooid. Nogmaals diende het gevelschema van den Dom als uitgangspunt. Om den hoogen, ronden torenromp (8 M. binnenwerks, ;>4 M. hoog) staan, op hooge blindbogen, zes sierlijke booggalerijen, ommegangen die bereikt worden door een trap in den ronden muur aangebracht. Boven de galerijen verheft zich de kern van den toren, het klokkenhuis met arkaden doorbroken en met balustrade bekroond. 1) Deel I, jtag. 864. De Campanile is algemeen bekend door zijn schreven stand. Ongeveer 4,.)ll M. helt het hooge gevaarte zuidwaarts, een afwijking die wel eens aan opzet is toegeschreven in verband niet den vervaltijd van Pisa, waarvan de stichting dagteekent. De legende ten spijt is met zekerheid vastgesteld dat de onvoldoende paalfundeering en de wrakke grond de natuurlijke reden zijn. Fig. 1!). Dom Prato. Andere torens in Pisa vertoonen dezelfde afwijking, zij liet ook in mindere mate. Poch verstoort de scheeve stand de schoonheid van den toren niet. Rlivtmisch ronden zich de ranke booggalerijen om den stoeren romp en maken hem door perspectievische wijking, rijke schaduAvwerking, fijne ltewerking en schoon koloriet tot een lichte, wonderschoone massa. Harmonisch verbindt zi (iothische constructie-systemen tot een geheel vereen iiïd. Overwegend Hyzantijnseh-Arabisch is de kluizenaarskerk S. ,lan te 1 aleriuo (11- >—), wier schip en koor koepels hebben: evenzoo de Martoranakerk aldaar, iu (iriekschen kruisvorm aangelegd. 1) Deel I, fig. 242. Een eigenaardige kruising van deze kunststromingen is aan het sehoone kerkportaal te (iirgenti waar te nemen (fig. ">;>). Xoorsche kracht en Oostersche verfijning gaan hier harmonisch samen. Xormandiseh is de aanzet van de arkade op den impost met de kleine hoekzuiltjes; eveneens het terugspringen der hogen, hun kernachtige profileering met het zigzag- en rosetornament. Fig. 54. Kathedraal te Cefalu (12e eeuw). naar de sluitsteenen bewerkt. Doch hun vlakke toekening met ) niet zijn Kig. .">!). Koor van den Dom t«* Monreale (12c fenw). IJK KOMAAXSOHK STIJL IX llUTSClll.AXh Door do juiste schaal en de zuivere stv leering van figuur en ornament worden de architectuurlijnen van het ruim krachtig ondersteund en het geheel is een merkwaardige uiting van monumentale versieringskunst. Evenals in de vorige monumenten vertoonen de onderdeelen hier vermenging van Byzantijnsche en Arabische kunsttraditiën. Naast de Domkerk bevindt zich een uitgestrekte kloosterhof, de grootste dien de Komaansche tijd heeft voortgebracht. Hij kenmerkt zich door de rijke bewerking van zijne arkaden en zuilen. De hierboven besproken kerken zijn de meest belangrijke gebouwen van dit tijdvak. In haar heeft de stijl zich het meest volledig en zuiver geuit, beter dan in de verschillende paleizen, die veeleer een navolging van de Sarraceensche kunst zijn. Hiervan bestaan slechts ruïnes, zóó verminkt of veranderd, dat hun oorspronkelijke staat moeielijk is te bepalen. Enkele kerken werden door de Noormannen iu plaatsen op de kust van Zuid-ltalië gebouwd. Hiertoe behoort de schilderachtige S. Andreaskerk te Ainalfi') (1 lu eeuw) met statige trap, monumentale portiek, rijken mozaïekgevel en hoogen Campanile. I) UIT SC II L A N 1). De opkomst van de Duitsch-Romaansche kunst valt samen met de krachtige staatkundige herleving en den grooten bloei van het rijk. In tegenstelling niet Frankrijk, waar de monarchie nog slechts in naam bestonden liet feodalisme langer de overhand behield, was in Duitschland een machtig centraal gezag gevestigd. De Duitsche keizers werden krachtig door de geestelijkheid gesteund en dienden wederkeerig haar belangen. Onder hun hooge bescherming namen abdijen en bisdommen op verschillende plaatsen in welvaart toe en deze kweekplaatsen van kunst droegen door hun goede organisatie veel bij tot verspreiding der architectuur. Hij gebrek aan bestaande bouwwerken deden locale traditiën zich hier minder gelden. Daardoor ook kenmerkt zich de Komaansche architectuur van Duitschland méér dan elders door eenheid van uitdrukking in constructie en vorm. Bovendien overtreffen de Duitsche kerken in grootschheid van aanleg verre die der overige landen. Uiteenloopende scholen zooals in Frankrijk en Italië zijn dan ook in Duitschland niet te onderscheiden. En al wijzigen zich de opvattingen in den aanleg en den opbouw der kerken tijdens den langen duur der Komaansche ') Zie het plaat wei k : „L)ureh ganz. Italieu' kunst, van de ll1' tot het midden der 1.> eeuw, dan blijft toch éénzelfde kunstkarakter behouden. De kruisbasiliek is het plan-type. Beter dan de centrale ruimte der bidkapellen van Karei den (rroote') voldeed zij aan de bijzondere eischen Hg. I»0. Kloosterkerk te Lippoldsberg. Inwendige. van den kloosterlijken eeredienst. In het ruime, indrukwekkende hoogkoor vond de talrijke geestelijkheid een aangewezen plaats. Een groote ontwikkeling van de krypt kon hiermee samengaan. Verder veroorloofde de basiliek den i) Deel I. pag. H!>4. vroeger, doch met duhliel knor. Uitwendig maakt liet Oostelijk koor een Fig. (>(). Dom to Worms. onrustigen indruk. I>e plaatsing der torens is weinig organisch. zonder verhand staan zij naast kerngedeelten van lateren tijd. Naar liet schema der vorige kerk is do Dom te Worms (inwijding 11 IS), eveneens met dubbel koor gebouwd (fig. 06). Echter maakt de dubbele kooraanleg hier een onduidelijken, verwarrenden indruk, door gemis aan parti-pris in de compositie. De nagenoeg gelijke massa's der eindgevels met hun torens en koepels verdoelen de aandacht en verzwakken don totaal-indruk. Plaatsingen vorm van ramen en blindbogon zijn onsamenhangend, missen rationeelen zin, zuiver gevoel. Evenzoo de hoogteverdeeling van de torens met de storende dwerggalerij die den romp onderbreekt. Nevensgaand detail (fig. 07) kan als voorbeeld gelden voor de constructie van den achtkanten kruiskoepel; een nisvormige pendentief vormt hier den overgang. Over t algemeen kenmerken zich de kerken der Rijnstreken niet door verfijnde vormentaal. Primitief en ruw zijn doorgaans de details, die van Roineinsche grondvormen zijn afgeleid. Sommige kapiteelen, hetzij in i. . 1 • . i' 1. II _ , 1 1 > reenum- i wei k \ o rii i, \ «m rjiut'ii rtawmiH s 111 KiS. fi7. Koepelovergang te Worms. vJopd e„ zjju st,vngi j„ ]let karakter vail draagsteen, opgevat '). De rijke, decoratief-symbolische sculptuur der Fransche en Italiaansche i : i n. 'i. i ï. .1 geveis is ue imirsrne Kerweii nagenoeg vreemd. Hun versiering bepaalt zich tot de bewerking der kapiteelen en profillen van kordons, kroonlijsten en bogen van ramen. Ook de portalen en ingangen zijn hier minder karakteristiek ontwikkeld. Rijke portalen, zooals die van den Dom te Freiburg of te Heilbronn zijn uitzonderingen. Reeds is de bijzondere koor-aanleg der Keulsche „. na kerken, met dneconchas, vermeld ri£. 08. Koor van S. Maria op hot kapitoo] te Keulen. (fig. 08). Door liun schoone ruimte- M Zie: Dor Doin zu Speiet- und verwanilto Itouten von \V. Mkykk Sciiwart.ut , 1S!)3. werking bohooron deze hit de voornaamste gehouwen van dit tijdvak. De kleine schaal der hlindbogen die de muren verlevendigen maakt hot ruim rijk van aanzicht. Jammer echter dat door moderne beschildering veel is bedorven. Overigens onderscheiden deze kerken zich niet van vroeger vermelde. De vele torens der overige Hijnsche kerken die het schilderachtig aanzicht zoo zeer verhoogen, vindt men hier terug. Afwisselend, hetzij vierkant, veelhoekig of rond, de flanken niet een «teilen topgevel verhoogd, verheffen zij hun slanke, met een kruisgekroonde kruin, van steen, lood of lei, hemelwaarts ter verheerlijking van het Godshuis. Aan deze esthetische overweging danken zij vooral hun oorsprong, ongerekend hun practische voordeeion als het gemakkelijk opvoeren der materialen tijdens den opbouw, de bereikbaarheid der daken voor het onderhoud en een geschikte plaats voor de klokken. Tn het begin der 1.5e eeuw doet de Fransche (iothiek haar invloed op do Komaansche kunst in Duitschland gevoelen. \\ el blijft liet Komaansche schema, de aanleg op vierkante traveeën en afwisselende pijlers, behouden, doch het zesdeelig ribgewelf der Normandisehe kunst, de luchtboog, de spitsbooggalerijen en liet triforium teekenen den overgang tot een nieuw tijdperk. De Dom te Limburg aan de Lahn, een schilderachtig gebouw niet kooronigang in Franschen incest is hiervan een interessante uiting (1214—1242). Bovengenoemde kerken, wier aantal met vele in steden als Aken, Coblentz, Straatsburg, Andernach, Boppard, Basel en andere kan worden vermeerderd zijn in natuursteen uitgevoerd. Ik' rijke steengroeven in Westen Zuid-Duitschland gaven hiertoe de natuurlijke aanleiding. Bij gebrek hieraan ontwikkelde zich in de vlakte van Noord-Duitschland de baksteen-architectuur. Zij omvat het geheele laagland, Xoordelijk door de Oostzee, Zuidelijk door Saksen, Oostelijk door de Oder, Westelijk door de Nederlanden begrensd. Of zij door kolonisten is ingevoerd of van inheemschen oorsprong is, staat niet vast. De Domkerken te Lübeck, Ratzeburg, Kliitz in Mecklenburg, die der Mark Brandenburg te Schönhausen, .lerichow en andere plaatsen behooren tot deze uitgebreide bouwgroep '). Zij dagteekenen van het einde der 12e en van het begin der 13e eeuw. Ook bier de overwelfde, kruisvormige pijlerbasiliek als type. Inwendig is baksteen niet glazuurlagen voor muren, pijlers en bogen aangewend. De gewelven zijn gepleisterd. De architectuur is eenvoudig, in den geest der Lombardische kunst. Sculptuur ontbreekt geheel en de kapiteelen van baksteen zijn afgerond of afgeschuind in aansluiting tot den boogaanzet. De talrijke torens ontbreken hier bijna geheel ut blijven hoogstens beperkt !) O. Stiehl, Dei' Backsteinbau roinanischer Zeit. IlE HOJIAAXSOHK STI.II, IX SCANKIXAVIK KX SI'ANJE. van het ruim. Steile daken overdekken centrum, binnen- en buitengalerij in afnemende hoogte, waardoor uitwendig een piramidaal vorm ig geheel ontstaat, verlevendigd door opgaande eindgevels, dakramen, portieken niet veroverstekende luifel, een geheel niet zonder schilderachtige werking. Het inwendige is. als ruimtewerking, onaanzienlijk. Verschillende onderdeden, kapiteelen, wandbekleedingen, snijwerk aan luifels wijzen op Normandischen invloed. In de 12° eeuw wordt de houtbouw in Noorwegen door den steenbouw vervangen, doch nooit geheel verdrongen — zoodat nog een aantal houten kerken aldaar bestaan. Noord-Duitsche en Norniandische invloed zijn dan vooral merkbaar aan de pijlers van het schip alternatief enkel rechthoekig of door half/uilen verzwaard alsmede aan de dwerggalerij, de boogfriezen en de kapiteelen. Slechts bij uitzondering doet liet Fransche constructie-systeem door toepassing van ton- en half tongewelf voor middel- en zijschepen zich gelden. I)e Domkerken te Lund en te Sta vanger, beide overwelfd en in de 1 2e eeuw gebouwd, belmoren tot dit tijdperk. S P A N J E. Belangrijker dan in Scandinavië was de verbreiding der Romaansche architectuur in Spanje, al heeft zij ook hier geen zelfstandig kunstkarakter verkregen. De ligging van het land was bevorderlijk voor den invloed van de Zuid-Fransche school. Want al dragen enkele kerken uit vroeg-Romaanschen tijd de sporen van de aanraking der Christenen in Noord-Spanje met de Mooren die het Zuiden beheerschten, zooals de hoefijzervormige arkaden en de rechthoekige kooraanleg der kerk S. Miquele te Escalada (Leon) doen zien, overwegend zijn deze verschijnselen niet. De Romaansche beweging verbreidde zich tijdens de ll)e en 13e eeuw in talrijke steden van Midden en Noordelijk Spanje. Zuid-Fransche kruisbasilieken leveren vaak het model voor aanleg en opbouw. Veelal is het ruim met drie concha's in de as der schepen afgesloten, doch ook de volledige Fransche koorontwikkeling met omgang en kapellen krans is aanwezig. Het schip bestaat uit dwarstraveën niet liooge halfzuilen, die de dwarsbogen van het middel-tongewelf en de kruisgewelven der zijbeuken dragen. Boven deze bevindt zich de galerij. De grootscho driebeukige kruiskerk van Santiago da Compostella (Galicië) (1100—110(1) is oen navolging van de eerwaardige, vijfbeukige S. Sernin te Toulouse. De kruisgewelven der zijbeuken zijn geheel naar Romeinsche wijze, als doordringing van twee tongewelven zonder diagonaalribbon. uitgevoerd: de vierkante pijlers zijn niet halfzuilen versterkt, die tot aan de gordel bogen van liet midden-tongewelf opgaan. De rondboog is overal toegepast; de bladkapiteelen wijzen op Romeinschen oorsprong. Indrukwekkend is de ruimtewerking van liet inwendige '). In dezen geest, doch minder volkomen en omvangrijk van aanleg, is de S. Isidoro te Leon. Typen van overgangsstijl zijn de onder Bourgondischen invloed gebouwde kerken te Salanianca, Tarragona, Tudela, Lerida. Zamora en 'anderen gedurende de 12" en 13* eeuw gesticht. Het tongewelf van het middenschip wordt dan vervangen door het kruisgewelf op ribben. Over t geheel kenmerken zich de Spaansch-Koniaansche kerken, evenals die van Zuid-Frankrijk, door rijke plastiek der kerkportalen. VEHSIKHI N O. Het streven der bouwmeesters om de hooge beteeken is van liet kerkruim, als gewijde vereenigingsplaats der gemeenschap, duidelijk te doen spreken' leidde tot zijn plastische versiering en beschildering. Deze versieringen waren van opvoedende strekking, dienden tot stichting van de geloovigen. „Het is goed en noodig dat zij die de schriften nier kunnen lezen, gesticht kunnen worden door de aanschouwing van beeldende voorstellingen", was een gezegde van Gregorius den Groote. En den schilders werd aanbevolen vóór den aanvang hun ziel tot God te verheffen, hun werk Gode te wijden, Hem de bezieling te vragen voor de leiding van geest en hand 2). Herhaaldelijk werd reeds van de plastiek gewaagd. Herinnerd zij dat haar karakter in de 11e eeuw primitief was wegens gebrekkige natuurstudie en onvolkomen techniek. In de 12" eeuw is er reeds vooruitgang. Bij de eenvoudige motieven van den vroeg-Romaanschen tijd, zichtbaar aan de kapiteelen en enkele geledingen, voegen zich reeds de indrukwekkende beeldreliefs die uit Bijbelsche verhalen genomen en als boogvulling boven den dubbelen hoofdingang der kerk geplaatst zijn. Het „laatste Oordeel" was een geliefkoosd thema voor de verzinnelijking van het godsdienstig denken en gevoelen der gemeenschap Hoofdfiguur door plaatsing en schaal is de Christus in zijn glorie van i \ooigesteld. Hij vervangt den Christus-Wereldkoning en den üiristus-(roeden Herder uit Byzantijnschei] en oud-Christelijken tijd3). Zijn groote Godsgestalte door een nimbus omstraald en vaak door de svinbolen der vier Evangelisten omgeven, troont te midden van goeden en boozen, groepsgewijs of in rijen op het gevelveld geschaard (fig. 21). Treffend, aangrijpend i) Zie ag. .-{43. VEIfSlKUIMi. is vaak de tragisch»' uitdrukking, ondanks onvolkomenheden in de voorstelling der figuren zelf. Deze scheppingen openbaren den vurigen godsdienstzin der Christengemeenten; haar hoog en krachtig verlangen, haar vreugdeen angst, haar innigste zielsontroering zijn in deze karakteristieke symbolische beeldhouwwerken weergegeven. Beurtelings staat de opvatting der sculptuur onder Bvzantijnschen of Ifomeinschcn invloed, naar gelang de monumenten der omgeving. Vandaar nu eens een levendige, ongedwongen Romeinsche, dan weer een strakke sobere Byzantijnsche bewerking. Met den voorgevel was het koor hij voorkeur de plaats voor uitwendige versiering. De vlakke mozaïekfriezen in tweekleurigen steen gaven schoone proeven hiervan te zien. Fantastische inensch- en dierkoppen zijn voorts op de kraagsteenen die het overstekende dak dragen gebeiteld. Hijke verbeelding en juist decoratief gevoel spreken uit de talrijke kapiteelen van het kerkruim, te saam een cyclus van wonderlijke voorstellingen, vol uitdrukking in hunne beknoptheid. Omtrent de beschildering van dien tijd zijn de gegevens minder volledig. Vele muurschilderingen zijn door den tijd geheel of deels verdwenen. Het kost trouwens moeite zich die strenge, eenvoudige Komaansehe kerkruimte, mi sprekend in blank pleister of stemmig grijzen steentoon, te denken in rijken kleurenglans, gewelf en muurvelden bedekt met gewijde figuurvoorstellingen, pijlers en zuilen met geometrisch of vegetaal ornament verrijkt, de kapittelen krachtig door kleur opgehoogd. Doch er mag geen twijfel bestaan. Oude teksten en gevonden fragmenten toonen aan dat in sommige streken het kerkruim geheel was gepolychromeerd. Vooral de Romaansche kerken van Midden-Frankrijk waren rijk beschilderd en ook in sommige streken van Duitschland, Saksen en de Rijnstreken was dit gebruikelijk. Talrijke fragmenten getuigen hoe ontwikkeld de kunstzin der kloosterscholen op dat gebied, gedurende de 12>' eeuw was. Het karakter van de beschildering is vlak. decoratief, harmonisch aansluitend bij de architectuur, wier hoofdlijnen, pijlers en bogen, door de versiering worden ondersteund. Het ornament kenmerkt zich door rijkdom van motieven, (reometrische figuren, als de zigzag en de golflijn, de cirkel, de meander, de spiraal wisselen af met plantvormen van eenvoudigen, krachtig sprekenden omtrek, kroezig, koolvorinig en van juiste styleering. Schaduw ontbreekt, doch de uitdrukking wordt verhoogd door arceering in de richting van den hoofdvorm. Het koloriet is krachtig, duidelijk zonder schrille contrasten. Hoofdkleuren zijn geel oker, rood, blauw, lichtbruin en groen in verbinding met secundaire kleuren als purperrood en violet. Ophooging door goud en vooral omlijning der hoofdmotieven door wit vermeerdert de duidelijkheid, de lichtheid van aanzicht en de besliste uitdrukking. Hoezeer de Byzantijnsche tnozaïekver- siering haar traditie soms doet gevoelen in de teekening en behandeling van liet figuur, het gewaad, getuigt toch het geheel reeds van zekere vrije opvatting en eigen waarneming. Vooral het ornament heeft reeds een nieuw karakter verkregen. Een schoon voorbeeld is de gewelfschildering der kerk te Petit-Quevilly (Plaat II). Fig. 1 stelt voor het benedendeel van het gewelf, waarop de Doop van Christus is verzinnelijkt. De beschildering der dwars bogen is op fig. 2 en 3 aangeduid, terwijl fig. 4 en ."> aan de apsis zijn ontleend. H E T W 0 l) SHI'1 S. Hiervan bleef slechts weinig bestaan. De algeheele hervormingen en uitbreidingen die de steden in den loop der tijden moesten ondergaan, om aan de zich steeds wijzigende eischen der bevolking te voldoen, deden nagenoeg alle woonhuizen van den Koinaansclien tijd verdwijnen. Daarbij waren zij vaak door minder duurzamen bouw vanzelf tot een kort bestaan veroordeeld. Vooral in Noordelijke streken, rijk aan hout, waar dus dit materiaal veel werd aangewend, werden in korten tijd talrijke huizen, ja geheele steden door brand verwoest. Alleen in Midden- en Zuid-Frankrijk, waar de steen-architectuur overheerschend was, bleven nog enkele woonhuizen gespaard. In plaatsen als Cluny, Saint-Antonin, Saint-Gilles, Poitiers, Laon, Alby, Perigueux, bekend om hun indrukwekkende Middeleeuwsche kerkgebouwen, bestaan nog eenvoudige Komaansche woonhuistypen, krachtige getuigen van den kunstzin der 12p eeuw op dit gebied. Het burgerwoonhuis was van bescheiden aanleg. Het onderscheidt zich van de antieke woning ') door de indeeling der vertrekken op twee of meer verdiepingen, onmiddellijk aan de straat gelegen. Noodzaakte het smalle terrein soms tot den aanleg van een binnenplaats, dan werden hieraan de dienstvertrekken geplaatst. Op den beganen grond bevonden zich de ruimten tot uitoefening van het bedrijf, de werkplaats, de winkel, onmiddellijk van de straat toegankelijk. Een afzonderlijke toegang tot de trap der bovenwoning was soms aangebracht. Het tvpe komt vrijwel met de hedendaagsche burgerwoning overeen. Slaap- en verdere dienstvertrekken werden op de verdiepingen ingedeeld. De muren, uit baksteen of breuksteen bestaande, waren gepleisterd, de ruimten met balklagen, uit moer- en kinderbinten bestaande, overspannen. Karakteristiek is de gevelarchitectuur der woonhuizen te Cluny (fig. 7•>). Een groote steenen spitsboogopening van gedrukt aanzien duidt het winkelhuis of de werkruimte aan. Zij is verdeeld door houten stijlen, de deur in 't midden en kleine ramen rondom. De afzonderlijke toegang i> al of niet ij Deel I, pag. 319. HET WOOXHI'TS. van bovenlicht voorzien. Gekoppelde ramen, halfrond of horizontaal afgesloten en met gehouwen steen omkleed, verlichten de bovenverdiepingen. Behoudens smalle horizontale lijsten of dorpels, is de gevelmuur geheel vlak. Een ver overstekend sparrendak vormt de schaduwrijke bekroning, tevens beschutting. Het geheel heeft een rustig, voornaam karakter door de juiste verhouding van muren en ramen, welke laatste ondergeschikt zijn. De sobere versiering is bepaald tot de sculptuur der pijleren zuilkapiteelen, de archivolten en de rozetten der hoogvelden. Merkwaardig is het raadhuis van S. Antonin (midden 12° eeuw), Frankrijk's oudste gemeentehuis') (fig. 7(> en 77). Het gebouw bevat beganen grond en twee verdiepingen ; de eerste is een overdekte hal in aansluiting tot het marktplein,de laatsten bevatten elk een groote zaal met eenigszins liooger gelegen zijvertrek in den toren. De geheele gevel is ongeveer 20 M. breed en van harden zandsteen opgebouwd. Al- Kig. 75. Woonhuizen te ('liinv (12e eeuw). Iceil de lillker tOl'eil- verzwaring en zijn bekroning alsmede de arkade van den doorgang zijn gerestaureerd. Overigens is het Romaansche karakter ongeschonden bewaai'd. Indrukwekkend is deze gevel door het harinonisch verband van spaarzame lichtopeningen en vlakke massale nuiurvelden. Arkaden en ramen zijn rationeel overeenkomstig liet inwendige aangebracht, de statige pijlerarkaden van de i) Zie afbeeldingen: Vioixkt-le-Duc, Article: Hotel ' eeuw verkrijgt de (iothiek haar glansrijke ontwikkeling in de kathedralen te Reims, Aniiens, Iroyes, (halons, Soissons, Beauvais als voornaamste plaatsen in wijden kring om Parijs gelegen. Van Noord-Frank rijk verbreidt zich Oost- en Zuidwaarts in Bourgondië tot Languedoc en in de 1.'5" en 14' eeuw. buiten Frankrijk s grenzen, in de Noordelijke en Zuidelijke landen van Kuropa. In Engeland allereerst, dan in Duitschland en de Nederlanden. < >ok in Spanje en Italië dringt zij door, alhoewel hier minder dan elders. In deze bakermat der oudheid gingen de traditiën der klassieke kunst nooit geheel verloren. De overwelfde basiliek wordt nu het algemeen heerschende tvpe voor de ') Zie afbeeldingen in: Archives des moimnients liistoriques en Franco, Tome I. Raguenet , IVtits Kdifices historiques. Gothische kathedraal. Het streven naar haar voortdurend grooteren aanleg en hoogeren, Iiehteren opbouw kenmerkt de ontwikkeling van den Gothischen Stijl van de 13» tot de 1 .V eeuw. De juiste oorsprong van het Gothische constructiestelsel, dat den bouwmeester in staat stelde aan de eischen van den tijdgeest te voldoen, is niet zeker te bepalen. Onzekere gegevens hieromtrent hebben tot verschillende hypothesen geleid, zoodat Lombardische, Perzische, Byzantijnsche en Arabische kunsttraditiën om strijd als grondslag voor haar ontstaan worden aangegeven '). Het doet weinig ter zake. De nieuwe eischen waren in liet midden der 12u eeuw door de samenleving aan de kerk gesteld, eischen die de algeheele hervorming van de Romaansche basiliek noodzakelijk maakten. Wat wonder dat de scherpzinnige bouwmeesters van Isle de France, het eerst voor de inoeielijke taak gesteld, de oplossing vonden, zondei invloed van buiten, zonder onderling overleg, ter zelfder tijd en op verschillende plaatsen van liet koninklijk domein! Constructie. Ie bouwen een basiliek van grootschen aanleg met wijde schepen, op slanke pijlers voor het verkeer en liet uitzicht der talrijke gemeente op liet altaar, een kerkruim, hoog, hecht, licht van opbouw, sprekend als een verheven architectuur-symbool tot het gezag der Kerk en het vrije bestaan der burgerij. dit zijn in 't kort de eischen den NoordFransehen bouwmeesters in het eerst der 12(' eeuw gesteld. Ruimte-ontwikkeling in iederen zin, Fi;;. ,8. Romaansche kruisgewelven (naar C'hoisy). in oppervlakteen illhoud was de verre strekking van dit nieuwe bouwprogram. Zaak was om de zware pijlers en muren van de Romaansche basiliek te verdunnen, de spanning der schepen te verwijden, het middenschip te verhoogen. Hiermee was haar gewelfstelsel, massief, homogeen van structuur, van zelf veroordeeld. Zijn sterkte toch hangt geheel af van liet nauwkeurige voegverband der boogsteenen van den diagonaalboog, die den aanzet der gewelfvelden vormen (fig. 78 M). Slordigheid in dit. zoo inoeielijk geheel juist te bepalen, voegverband veroorzaakt verzwakking van i) A. Choisv, Histoire de 1'architecture, Tomé II, pag. 575. Yiollet-le-Düc, Dictionnaire de I'archilecture. II. Havakd, Histoire et philosophie des styles. Iii-t gelieele gewelf en daardoor gevaar, vooral bij uitvoering op groote schaal. Vandaar in Frankrijk alleen toepassing van liet kruisgewelf op de nauwe, lage zijbeuk, terwijl liet hooge middelscliip steeds door liet tongewelf wordt afgedekt'). Tegenover liet voordeel van de gemakkelijke uitvoering hiervan staat het bezwaar van zijn lagen aanzet en sterken zijdruk op den gelieelen boveninuur van het middelschip, waardoor de vrije verheffing en directe verlichting hiervan moeielijk werden en het evenwicht alleen met behulp van een half-tongewelf ónder het dak der zijbeuk kon bestaan (fig. 2). Een nieuw constructiestelsel was noodig en werd gevonden in het ribbengewelf met den luchtboog en het contrafort (fig. 79, bovenaan). Het (iothisehe kruisgewelf bestaat uit een samenstel van steenen bogen, die de gewelfkluizen dragen, zoodat deze als lichte steenen vullingen konden worden uitgevoerd (fig. 79 en H). De diagonaalrib i> het uitgangspunt van het nieuwe stelsel. Hij blijft, evenals de Komaansche diagonaal boog, halfrond. De gordel- en muurbogen worden wegens hun geringere spanning tot den spitsboog verhoogd, zoodat allengs de kruin van alle ribben op eenzelfde hoogte, die van de diagonaalrib komt, waardoor de kruin van het kruisgewelf horizontaal wordt en de gevaarlijke zijdruk van het oploopende Ronuuinsche kruisgewelf is opgeheven. De gewelfribben ondergaan nu den druk van het gelieele gewelf en brengen hem op de steunpunten of pijlers over, welke werking wordt bevorderd door hun grooter voegverband in vergelijking van de gewelfkluizen (fig. 87). Kleine ongelijke zettingen die bij zoo hooge en groote ruimten, op afzonderlijke pijlers gebouwd, steeds voorkomen, deden nu hun schadelijken invloed vooral op de veerkrachtige ribben gevoelen en lieten het gewelf zelf onaangetast. Door deze rationeele, bewuste constructie werden de muren der kerk als constructiedeel allengs onnoodig. Zij verkrijgen, evenals de gewelfkluizen, liet karakter eener dunne, steenen omsluiting van het kei-kruim en konden zonder gevaar met groote lichtopeningen worden doorbroken. Dit geschiedde en zoo verkreeg de (iothische kerk in- en uitwendig een algeheel nieuw aanzicht. 1) Zie jiag. 12 c. v. Fig. 7(J. Gothisch kruisgewelf. ristengemeenten, door vrome geestdrift en edelen naijver gedreven, bouwden in de hoofdplaatsen van het diocees hun bedehuizen steeds hooger, lichter, hechter. Vooral het iniddelschip, door den luchtboog vrij gemaakt, rijst als een statig centrum in mystieken toon der glasschildering gehuld, triomfantelijk hemelwaarts. De ranke spitsboog, aanvankelijk slechts een constructief bestanddeel van het Gothiselie gewelf, wordt weldra de karakteristieke grondvorm van den stijl bij alle onderdeden der kerk, in- en uitwendig. Zij wordt de karakteristieke norm tot de ontwikkeling eener esthetiek, die de godsdienstige geest¬ drift van den tijd, het ascetisch verlangen der Christelijke gemeenschap architectonisch vertolkt. Voortdurende, stelselmatige volmaking in technischen en artistieken zin is het kenmerk van do Gothick.. Haar constructief beginsel: bevordering van het evenwicht tusschen steunpunten last, den pijleren het gewelf, door strenge onderscheiding in construetiefwerkende organen en ruimtebegrenzende vlakken : Fig. 81. Zesdeelig kruisgewelf (vroeg-(iothiek). Rechthoekig middelgewelf (Gothiek). oplossing van den homogenen Komaanschen bouw in een vernuftig, rationeel organisme van opwaartsstrevende krachtlijnen: bevordering van liet verticalisme in de verhoudingen van massii en onderdeden, al deze technische en esthetische kenmerken der Gothick komen gedurende de drie eeuwen van haar bestaan in de kathedraal tot hoogste harmonische, ja tot overdreven uitdrukking. Die ontwikkeling van den stijl ging geleidelijk. Vorm en opbouw van de Gothiselie basiliek getuigen aanvankelijk van de aarzeling der bouwmeesters. Het laat-Komaansehe stelsel, de verdeeling van het kerkplan in vierkante kruisgewelven, verschillende Domkerken van Xormandië, den Rijn en Lombardije eigen, bleef tot in het laatst der 12'' eeuw het schema voor Fig. 82. Vroeg-Gothisch gewelf. Xormamliseh gewelf. rechnisch wijst het ruim van Notre-Dame op een belangrijken vooruitgang i" xcrgelijking met de laat-Romaansche kerk, zoowel door grooteren omvang als door lichteren opbouw. Dank zij liet gewelf- en schoorstelsel werd de boven las" van liet ruim grootendeels naar buiten, op de contraforten, overgebracht en kon reeds de zware Komaansclie bundelpijler door de lichtere zuil worden vervangen. In beginsel was dit: terugkoeren .tot de oud-Christelijke basiliek, daarmee tegemoetkomend aan de ei sc hen van gemakkelijk verkeer en ruim doorzicht naar het altaar, doch zonder tic goede eigenschappen van liet Komaansclie gewelf, duurzaamheid, veiligheid, monumentaal karakter op te offeren. Ook in esthetischen zin had de bouwmeester het doel bereikt. Grootsch, verheffend is de aanblik van dit machtig ruim (fig. 97). Zijn streng karakter, zijn statige schoonheid en harmonische toon stemmen, ontroeren, brengen tot inkeer en voeren de gedachte tot Hooger. Er heerscht in dat rhytmisch lijn verband van zuilen, bogen en gewelven een geheel bijzondere stem in in o- PP11 illlfkc rlnnr» O 7 «wi- 98. Xotre-Dame te Parijs. Zijbeuk. dringende poëzie eil llieil gevoelt te zijn op gewijden grond, in een architectuurruim uit liefde, vrome bezieling, godsdienstzin ontstaan. In stille bewondering steigt de blik omhoog, volgt de statige vlucht van arkaden, ranke muurzuilen en lichte spitsbooggewelven, die triomfantelijk het ruim overspannen en vestigt zich op de harmonische koorronding, de geestelijke kern van het geheel die iu mystieken lichtglans is gehuld. Ernstig, streng spreekt het ruim door dezen zichtbaren, organischen opbouw, zijn sobere steen-architectuur vol constructieven zin. Aangrijpend werkt het sterk contrast der verhoudingen, de besliste ondergeschiktheid der breedte aan do hoogte (1:3) en diepte, het overwicht der verticale lijnen ten koste der horizontale. Aan de esthetische eischen voor ruimtewerking, vroeger reeds herhaaldelijk besproken1), voldoet dit ruim ten volle en op oorspronkelijke wijze. Ook hier brengen, eenheid in den vorm der ruimtebegrenzing en muuropeningen, schoone verhoudingen, harmonische tegenstelling in de grootte der hoofdorganen, juiste menschelijke schaal der sprekende onderdeelen, een kunstvol geheel teweeg. Op grondslag van den spitsboog stemt alles saam tot een machtige eenheid. Rustig dragen de forsche, doch niet plompe zuilen den zwaren last. Hun diameter is de juiste dominant der dikte-afmeting van allo dragende organen. Op de stoere dekplaat van het kapiteel ontspringen de gewelfribben van den zijbeuk, de arkaden van het schip en de slanke muurzuilen of schalken, die als verticale ribben de traveeën markeeren en de gewelfribben dragen. De bovengalerij, door afmeting en uitdrukking ondergeschikt aan de benedenarkaden, is in drie ranke bogen verdeeld. Hierboven verheffen zich de slanke, tweedeelige bovenramen ter volle muurhoogte. Slechts even spreekt nog de horizontale lijn in de twee sobere gordel lijsten, die de hoogteverdeeling aanduiden. Bij het koor openen zich de machtige kruisarinen van het transept. \ errassend is hier de aanblik van het stralend, etherisch fijn lijn verband der groote roosramen (fig. 10(1). Zij zijn een werk van de 14° eeuw, en vullen dit deel der ruimte meteen gedempt, iriseerend, ietwat droefgeestig licht. Schilderachtig is hier de doorkijk in de ruime koorgalerijen en kapellen. Dit schoon perspectief, vol wisseling van vorm en licht, verwekt een rijk, boeiend architectuurbeeld, van verheven ernst en dichterlijke stemming. Uitwendig is vooral de grootsche voorgevel het meest merkwaardig (fig. !•!>). Zijn doniineerende massa trekt de aandacht en is de juiste afsluiting van het kerkruiin, welks grootte en vorm in den doorloopenden romp van zij- cn achtergevels zijn uitgedrukt (fig. ion). Het proto-tvpe van deze facadc is in de laat-Normandische kerken te Caen (fig. 2!)) reeds aanwezig. I)e breedte-verdeeling van den gevel strookt met de hoofdlijnen van het grondplan. De beide vierkante hoektorens flankeeren het middelschip en omvatten de breedte der twee zijbeuken (fig. 95). Tusschen de zware contratorten bevinden zich de drie dubbele portalen. Ter hoogte is de gevel in vier verdiepingen afgedeeld. Het benedendeel dat met de inspringende spitsboogportalen als vlakken voorbouw is behandeld, wordt door een statige beeldgalerij, de zoogenaamde „galerie des rois", bekroond en ') Zie deel I, pag. 388, 460 en 4f>8. Fi;;. !l!l. Xotre-Damc te I'arijs. Kaymle. doet als balkon dienst '). Het centrum is ingenomen door een groot roosraam, wederzijds omgeven door een gekoppelde spitsboogtravee. Hoven liet geheel de sierlijke, i'ijour bewerkte spitsbooggalerij, als opperste horizontale verbinding. Eindelijk de statige, ter volle hoogte oprijzende hoektorens, hun flanken met ranke spitsbogen doorbroken, hun hoeken met pijlers verzwaard, liet opperdeel met kroonlijst en balustrade bekroond, deze als omgang aan het hooge onuitgevoerde torendak bedoeld. Fig. 100. Xotrc-Daine te Parijs. ICoorzijdc. Deze statige gevel is uit liet begin der 1.> eeuw en heeft nog liet strenge robuste karakter van den vroegtijd, kenbaar aan het overwicht der massale, onversierde muren, die enkel spreken door hun steenverband. Krachtig onderlurken nog de horizontale lijnen van ranke, decoratieve galerijen, balustrades en kroonlijsten de verticale lijnen op verschillende hoogte. Het aanzicht is rustig, indrukwekkend, door eenvoudige, duidelijke verdeeling der motieven, schoone verhouding en vorm der onderdeden. Juiste tegenstelling is in hun teekening en grootte in acht genomen. Aldus de rijke inspringende portalen in x) De beteekenis van de „Galerie des rois" is niet zeker bekend. Zie Vlom.kt-le-Duc , Alt.: „Galerie". don vlakken benedenniuur. Do symbolische figuren in nis, op de contraforten geplaatst, zijn een schoone inleiding tot de figurenreeks der koningengalerij, de statige, rijke bekrooning van dit benedendeel. Krachtig spreekt het rondraani van liet schip in het centrum van den gevel. De vlakke, geleidelijk verdunnende contraforten contrasteeren hier juist met de sierlijke bovengalerij, die als gevelafsluiting nu tot juiste uitdrukking komt. p haar beurt accentueert zij de hooge, gespierde dubbeltraveeën der stoere torenrompen, die krachtig door hoekpijlers en kroonlijst omlijnd en bekroond zijn Het geheel is een schoone architectuurschepping vol poëzie en wijding, heerlijke vrucht van devotie, van religieuse geestdrift der Christengemeente: „Parel der hoofdkerken ', „Koningin der Gothische faeades" wordt deze gevel als om strijd genoemd ') al is zij onvoltooid en onvolkomen. Want onvolkomen is zij. Daargelaten toch of de hooge torenspitsen 2) den indruk zouden versterkt hebben mist, strikt genomen, het groot lijnverband der architectuursamenstelling, rationeelen zin. Wel is waar brengt het doniineerend roosraam de kerkruimte eenigszins tot uiting, doch een karakteristieke uitdrukking van het statige kerkdak, door den topgevel, wordt gemist. Deze is onzichtbaar en op een achterplan gesteld (fig. 100). Evenmin houden de beide galerijen, die de hoogteverdeeling van den voorgevel beheerschen, verband met het inwendige en zijn geheel decoratief. Doch al moge deze gevel niet de nauwkeurige uitdrukking van liet inwendige zijn de juiste omlijning van het kerkruim en daardoor strikt rationeelen zin missen, hij stelt tegenover dit gebrek eigenschappen van hooge orde. Want hij openbaart ten volle de moreele beteeken is, de majesteit der Kerk, het hooge gezag der kerkelijke organisatie van dien tijd. En het hoog geestelijk streven der gemeenschap werd den genialen bouwmeester de bron van bezieling voor het schoone beeld, dat steeds bewondering zal blijven wekken. Het streven der Gothiek, de verruiming der basiliek en vooral de hooge verheffing van het schip was echter niet zonder opoffering bereikt. Ter wille van dezen triomf was het constructiebeginsel der antieke gebouwen berustend op de stabiliteit der massa's, vervangen door het systeem van onderling evenwicht der constructie-organen. En de onmisbare luchtboog, het hoofdorgaan, het nieuwe element moest uitwendig worden blootgesteld. Schip en koor der kerk moesten van nu af door deze permanente steenen schoren worden gesteund. Hoe vernuftig bedacht en zorgvuldig uitgevoerd, was het nieuwe stelsel, zoowel practiseh als esthetisch, niet zonder bezwaar. Afgezien nog van de Ij. (ionsk, „1'Art. Gothirjue". 2) Zie liet ontwerp van Viollet-i.k-Duc: „Entretiens sur Parchitecture". moeielijkheid der oordeelkundige plaatsing, welke langzamerhand werd overwonnen, moest een goede traditie worden prijsgegeven. De groote historische gewelfbouwmeesters toch hadden de bogen en pijlers als constructie-organen voor liet evenwicht der koepels en gewelven steeds zorgvuldig binnenwaarts geplaatst. In Perzië, Rome, Byzantium en ook lateibij de moskeeën van den Islam is dit steeds geschied '). Xw men bij de Gothiek gedwongen werd den Gothischen luchtboog uitwendig te plaatsen. werd deze daarmee aan den schadelijken invloed van het Noordelijk klimaat blootgesteld en aan langzame verwoesting prijsgegeven. Zorgvuldige uitvoering in duurzaam materiaal kon hein op den duur niet redden en talrijke kostbare herstellingen moesten sedert ondernomen worden. Van constructief standpunt beschouwd, is dit de zwakke kant van het schoorstelsel der Gothische basiliek. Vooral bij het koor blijkt het bezwaar van dit stelsel uit esthetisch oogpunt (fig. 1(10). Daar, waar door het radiaal plan der schoorbogen deze sterk divergeeren, wordt de gelijke verdeeling en daarmee ook het rustig aanzicht verstoord, de samenhang verbroken. Er is daar geen harmonisch verband tusschen doel en middel. De hooge romp van het schip, te zwak om op zich zelf te staan en door geweldige luchtbogen geschoord, gaat grootendeels achter dit opzichtig hulpmiddel schuil. De duidelijke omtrek gaat te loor, de hoofdmassa wordt bijzaak. Xiet het hooge schip trekt allermeest de aandacht, maaide luchtboog die het steunt. Daarbij wordt het evenwicht van het organisme hier esthetisch slechts onvolkomen verklaard en onjuist uitgedrukt. Het zichtbaar statisch verband ontbreekt aangezien het uitwendige de aanwezigheid van het hooge kruisgewelf niet aanduidt, noch doet vermoeden. Zal een architectuurwerk den indruk van rust, van volkomen bevrediging geven, dan behoort de opbouw zich zelf door het architectonisch lijnverband te verklaren, te doen gevoelen. Aan dezen eiseli is hier slechts ten deele voldaan. En met de bewondering van straks mengt zich de bevreemding, de onrust. Dezen indruk geheel weg te nemen was den bouwmeesters der basiliek principieel onmogelijk. Daarvoor was, in constructieven zin, de eiseli van het hooge schip te groot. Wel werd langzamerhand de stugge, sterk sprekende luchtboog kunstvol versierd, zijn schuine rug met ajour gewerkte traceerin"en als een sierlijke steenen tralielegger verrijkt en daardoor zijn harde uitdrukking verzacht (fig. 93), doch deze vernuftige, vaak sierlijke bewerking tot afleiding van den blik veranderde den grond der zaak niet. Gunstiger is de aanblik van het langschip zelf, dat ter weerszijden door den machtigen toren, den tieren transeptgevel en de slanke, hooge kruisspits wordt afgesloten. Hier dringen de luchtbogen zich niet aan den blik op, maar verdwijnen ') Dool I, fig. 120, 270, 354 en 408. iet ruime, driebeukige transept en het vijfbeukige koor, dat door kapellen van afwisselende grootte is omgeven, ontwikkelt de ruimte zich ten volle, en blijkbaar bepaalde de aandacht van den bouwmeester zich op dit gedeelte. Steeds vaster, stelselmatiger, ruimer, lichter wordt in de i:> eeuw de aanleg der kathedraal. Merkwaardig is de steiging bij kerken die korten tijd achtereen aangevangen werden. Te Parijs bedraagt de kruinhoogte van het schip .54 M., te Bourges en Chartres 37 M., te Rei nis 38 M te imiens 43 M., te Beauvais 48 M. De wijdte, te Parijs 12,50 M. steigt tot 15,50 te oeauvais, as in as der pijlers. Oppervlak en inhoud nemen dus aanmerkelijk toe. Belangrijk als kunstwerk in vol ontwikkelden stijl is de kathedraal te Rei nis, eveneens op de puhihoopen eener verbrande Romaansche kerk gesticht. Robert de Coucv, uit het koninklijk domein, is de ontwerper, liet koor in 1212 begonnen, werd eerst tegen 1241» voltooid, waarna de bouw aan'liet schip en den voorgevel werd voortgezet. Deze verkreeg eerst zijn voltooiing, zonder de spitsen, in het begin der 14- eeuw. Ondanks dit groot tijdsverloop kenmerkt zich het ontzaglijk monument door artistieke eenheid, al valt in sommige details de geleidelijke ontwikkeling van den stijl waar te nemen. Het grondplan heeft den vol ontwikkelden Gothischen vorm, Latijnscli kruis, driebeukig schip en transept, vijfbeukig koor, rondloopenden kapellenkrans en doorgaande traveeën voor middelschip en zijschepen. Behalve de twee hoofdtorens aan den voorgevel, waren oorspronkelijk nog vier torens aan de uiteinden van liet transept geplaatst') (fi»-. 101). Al dadelijk trekt de rijke ruimte-ontwikkeling van transept, koor en kapellenkrans de aandacht. Opmerkelijk is hier de ongelijkheid der traveewijdte, hun geleidelijke versmalling van af het transept tot den kooromgang, "en schikking zeker ten gunste der perspectievische wijking gekozen. In wrgehjking niet Parijs treft hier de kooromgang door eenvoud, gelijke verdeelmg en natuurlijke voortzetting der traveeën. Doch de buitengewoon zware buitenmuur en steunbeeren, alsmede de geheele inwendige opbouw van pijlers en gewelfribben verraden nog een zekere aarzeling. Niettemin is de aanblik van het ruim indrukwekkend. Krachtig spreekt dit gespierd organisme, met forsche bundelzuilen, kernachtige arkaden en gewelfribben. Reeds ontspringen de schalken, die de middel- en zijgewelven dragen, niet meer op de dekplaat der zware zuil, doch rijzen uit den vloer ter volle hoogte op. De lage triforiumgalerij, ietwat zwaar, gedrukt van teekening, brengt door tegenstelling ,1e hoogteverhouding van arkaden en bovenramen tot juiste ') Deze zijn na den grooten brand van 1-181 niet weer opgebouwd. uitdrukking. Meer dan in liet ruim van Xotre-Dame te Parijs, spreekt hier liet verticalisme der hoofdlijnen. Vooral bij den hoofdgevel (tig. 102). Het gevelschema van Xotre-Dame te Parijs, bestaande in twee hoektorens, hooge oppergalerij als horizontale gevelbekroning, drie portalen, rond middenraam met dubbel raam ter weerszijden, is hier toegepast. Doch hij deze algemeene gelijkenis blijft het. Zoowel de meer besliste plaatsing, het zuiverder verband der hoofdmotieven, alsmede de rankere verhoudingen en de rijke detailleering toonen dat het schema tot een architectuurbeeld van geheel eigen karakter is verwerkt. Ondanks een zekere detail-overdaad van sommige gedeelten kenmerkt zich het geheel door eenheid van artistieke bedoeling, harmonie van verhoudingen, meesterschap over vorm en materie. Gratie en lichtheid vervangen nu den ernst en de strengheid van den Parijschen gevel. Zij vormen den esthetisclien grondtoon van deze heerlijke, meest volkomen schepping der Fransche (lotliiek. Statig bekroont de oppergalerij, met kerkelijke figuren verrijkt, den gevel. Zij trekt te meer de aandacht nu de lagere koningengalerij van den Parijschen gevel is opgeofferd aan de portaalbekroningen. Nauwelijks nog spreekt het rustige, horizontale lij 11 verband hij de gordellijsten en overal is de zigzaglijn aan de wimbergen en baldakijns bij den boogaanzet der portalen, de blindbogen der contraforten, de raamgalerijen van middendeel en torens, alsmede aan de oppergalerij, op verschillende schaal, doorgevoerd. De muren verdwijnen deels achter blindbogen of zijn met slanke spitsboogopeningen doorbroken. Hun vlakke massa's zijn vervangen door een opengewerkt, etherisch licht lijnverband, welks bekoring door rijke, decoratieve en symbolische versieringen nog wordt verhoogd. Schoon, decoratief van werking is de overgang van voor- tot zijgevel. De inspringende hoek der contraforten, te Parijs eenigszins armoedig van aanblik, is hier verrijkt met een sierlijk hoekmotief dat de moeielijkheid der onderlinge aansluiting harmonisch oplost. Enkele zwakke punten ontbreken niet. Vooral de benedenbouw mist de noodige rust door den gebrekkigen samenhang van portalen en contraforten, wier massa achter den voorsprong der eerste verdwijnt. Onrustig en verward zijn ook de tympanvullingen l). Door hun zwaar relief storen zij de architectuurlijnen. Heel deze opzet heeft iets weifelends in de hoofdlijnen, al behooren de portalen zelf, met hun heerlijke figurenreeks, tot het schoonste wat de Gothiek heeft voortgebracht. Buiten schaal zijn ook de miniatuurblindbogen aan het even zichtbare lijf der contraforten en ook de topgevel ') Deze zijn in lateren tijd aangebracht (Viollet-le-dic). evers, Architectuur, II. 9 van het middelschip, nauwelijks zichtbaar achter de bovengalerij, is gebrekkig opgelost. b ° Ondanks de zwakke gedeelten is deze rijke gevel een meesterlijke schepping der vol ontwikkelde Gothiek, een kunstwerk, dat zijn oorsprong aan vurige geestdrift dankt. Ook de onvoltooide zijgevel is indrukwekkend doorliet strenge vroeg-Gothische karakter van den benedenbouw en het massale aanzicht van het transept, dat oorspronkelijk door twee torens werd geflankeerd. Kustig herhalen zich de statige contraforten, achter wier rijke baldakijnbekroning de luchtbogen nauwelijks zichtbaar zijn. Daarboven verheft zich de lange gevel van het schip, die door een hooge, sierlijke spitsbooggalerij, als een rijk „diadeem aan den voet van het dak, wordt bekroond. Jammer dat de groote afstand der rondloopende contraforten om het koor, den samenhang met het overige deel van den machtigen romp verbreekt. Het schoolstelsel verraadt nog onzekerheid in toepassing wegens de onjuiste aanzet der beneden-luchtbogen en de overtolligheid van den bovenboog 1). 03> Notre Dan»e te Amiens. Bijna tegelijkertijd werd , . Xotre-1 )ame te Amiens gebouwd Deze reusachtig kerk, Frankrijk» grootste katl.edr.ml»), enkele jaren na dte van Heuns begonnen, is i„ haar voor,mmste gedeelten eerder voltooid 11 ™ kow' yemm< s"el volle hoogte, al onderging de ') Zie A. Gailhabaüd : 1'Architecture du Vle au XVIe Siècle l'arij,,5ro7>tb-!''™W"e 8000 d» «WO M-, die van voltooiing van het bovendeel eenige vertraging door brand en geldgebrek. Daarentegen is de voorgevel, die uit verschillende tijdperken dagteekent, niet voltooid. Robert van Luzarches, een bouwmeester uit Isle-de-France, is de ontwerper van liet geheele plan aan welks uitvoering, na hem, nog door Thomas en Heinier van Caumont werd voortgewerkt. Deze kathedraal is terecht de Gothisclie kerk bij uitnemendheid genoemd. Zij vereenigt ontzaglijke ruimte-ontwikkeling met uiterste lichtheid van structuur (tig. 103). De muren zijn in het benedenplan geheel vervangen door pijlers, wier vorm en stand rationeel is overeenkomstig hun functie. Hoewel het ruim liooger is dan te Reims, hebben de bundelzuilen een derde minder omvang. Rijker nog dan daar zijn koor, omgang, kapellenkrans en transept ontwikkeld. In technischen zin is deze geheele aanleg volmaakt, vast, stelselmatig de verdeeling der traveeën, harmonisch de overgang van het rechte koorgedeelte op de veelhoekige afsluiting. Eenzelfde aswijdte van pijlers is hier op den buitenkant der zijbeuk doorgevoerd. Uit deze verdeelpunten van den half-veertienzijdigen kooromgang ontspringen de kapellen, wier grondvorm een gedeeltelijk achtkant is. Alleen de hoofdkapel, in de lengte-as van het plan geplaatst, is met twee dwarstraveeën verdiept. In statisch en economisch opzicht overtreft deze kooraanleg die der beide vorige kathedralen, door het regelmatig verband en den eenvoudigen grondvorm der traveeën. Hecht en licht is de opbouw. Ter juister plaatse schoren de luchtbogen den aanzet van het middelgewelf (tig. 92). Door holle bewerking van den boveninuur is overtollige bovenbelasting voorkomen en uit alles blijkt de kunde en groote ervaring van den bouwmeester. De ontwikkeling van het Gothisclie gewelfstelsel heeft hier haar hoogtepunt bereikt. Ook esthetisch brengt deze kathedraal het beginsel van ruimte-ontwikkeling voortreffelijk tot uitdrukking (tig. 104). Sterk spreekt de verticale verhouding van het enorme ruim en de horizontale hoogteverdeeling in den bovennmur van het schip is slechts even merkbaar aan triforium en bovenraam, waaide doorloopende middelstijl deze beide motieven tot één geheel vereenigt. Hoog steigen de lichte schalken der bundelpijlers opwaarts en vormen met de sierlijke raamstijlen (nieneelen) de uiterst lichte ondersteuning der liooge spitsbogen en gewelven. Een alles beheerschend verticalisnie als grondtoon der esthetiek openbaart zich in alle verhoudingen en samenstellende onderdeelen. Voortreffelijk wordt hier de perspectievische wijking van het ruim bevorderd door de ranke verhouding van de arkaden der veelhoekige koorafsluiting. Deze zijn aanmerkelijk smaller dan de zij-arkaden van koor en schip, doch vormen, door de perspectievische versmalling der laatste, te zamen, een rustig, harmonisch geheel. De aanleg van den kooromgang, mi bepaald door de gelijke 9* Hg. 104. Notre-Danie te Amiens. Inwendige. zijbeuk, waardoor ramen, die in den tusschenmuur werden geplaatst, dezen direct konden verlichten. Ook de triforiuinmuur van liet middelscliip werd op gelijke wijze lichtgevend gemaakt. Door al deze wijzigingen scheen de grens van het technisch-mogelijke overschreden. Nauwelijks was het koor voltooid of een deel stortte in en tot behoud van het geheel moesten tus- schenpijlers en bogen onder den rechten zijmuur van het schip worden geplaatst, hetgeen hun aantal haast verdubbelt (tig. 107, oen a1). Eerst in de l(ie eeuw vond de voltooiing van het transept plaats. Het schip zelf is nooit uitgevoerd. De aanblik van dit reusachtig koor is overweldigend, ja angstwekkend ftig. 108). Onafzienbaar hoog rijzen de ranke, gespierde organen op en verliezen zich in het vage, het onbestemde. Hun geweldige vlucht voert den blik onweerstaanbaar naar boven en het esthetisch streven van den tijd naar de uitdrukking van het oneindige komt in het streng rhytmisch, uiterst licht lijnverband en de overdreven verticale verhoudingen tot hoogste openbaring. Godsdienstige vervoering leidde hier tot overschrijding van alle aardsche grenzen. Als men dit ruim betreedt verdwijnt de gedachte aan materie. De muren bestaan niet meer en tusschen ranKe, nooge Dunueizuiien stroomt „ ,A„ m *ig. 107. Iravee van Beauvais. het licht overvloedig binnen. Allermeest dóór triforiuni en bovenraam die tot één lichtgevend motief zijn vereenigd en daaronder door de ramen in den bovenniuur der zijbeuk en de kapellen. Het altaar, nu in overvloedig licht gehuld, spreekt duidelijk, al te klaar, waardoor zijn omgeving iets verliest van de mystieke stemming, den poëtischen halven toon, de vorige koorruimten eigen. De overdrijving van het inwendige moest zich op het uitwendige wreken. In chaotische verwarring staan de talrijke contraforten van verschillende hoogte en zwaarte rondom den ijlen, schralen romp en worden door twee, Fig. 108. Koor van Beauvais. drie rijen schoorbogen hiermee verbonden. Moeitevol houden zware ijzeren ankers het geheel saam. Spitsboogramen en raainfragmenten van ongelijke schaal en verhouding gaan grootendeels achter geweldige onsamenhan- geilde steenmassa's schuil. Het geheel rammelt, stemt niet, overbluft slechts omdat de reusachtige romp van het bouwwerk, welks nok ongeveer 07 M. boven de straat ligt, hóóg troont boven de huizen der aloude bisschopsstad. Hinderlijk dringt zich het constructie-stelsel aan den blik op, en men gevoelt dat het uitwendige geheel aan het inwendige is opgeofferd. Alleen het portaal van den hoogen transeptgevel is een verdienstelijk detailwerk van de 1 (ie eeuw (fig. 139). De kathedraal van Beauvais vormt het keerpunt in de kerkelijke architectuur-ontwikkeling van X oord-Frankrijk. Met haar bereikte de (io- Fig. 109. Kapel te Vincennas. tliiek in ongeveer een halve eeuw de grenzen van het technisch mogelijke. Er kwam reactie tegen de waagstukken van evenwicht onder den drang der godsdienstige geestdrift ontstaan. „Men mag aannemen dat de fouten die de bouwmeester „in de uitvoering van dit koor beging, zijn tijdgenooten tot bezinning bracht." „Van dezen tijd af treedt berekening in de plaats van frissche ingeving, „bezieling, en ij de verschillende kapiteelen van liet kerkruim, de portalen, de ramen en ook de lijstwerken, in- en uitwendig. De bladvonnen vertoonen steeds een gelijksoortig karakter zonder naar een bepaalde plant, als grondvorm, te zijn gestileerd. Het ornament is een zekere algemeen aangenomen bladvonn, die hoewel op de natuurlijke tbmi wliilcfiiil mi liii- v i "v zondere wijze is hervormd 1). Een groote plooibaarheid in vorm en modelé vertoont zich ook bij de kleine kapiteelen van triforium en bovengalerij (flg. 118); steeds voegt de bewerking van het ornament zich naar de schaal van liet te versieren architectuurdeel. De verschillende deelen van den bundelpijler worden daar door afzonderlijke kapiteelen, ter ondersteuning van den ge- meenschappelijken, zwaren abacus, bekroond. Vooral aan de slanke, vrijstaande kolonnetten komt het Fig. 119. Kathedraal te Laon. Fragment van den portaalboog. karakter Van draagsteen sterk tot uitdrukking, terwijl tevens het geheel een rijke plastische bekroning vormt. In dit verband behooren de stijlvolle kapiteelen van liet portaal der kathedraal te Laon (± 1200). Duidelijk teekenen zich de kapiteelen elk afzonderlijk door juiste aanduiding ot ondersteuning van de in- en uitspringende hoeken der dekplaat, zonder dat het geheel zijn rustig aanzicht verliest, (lig. 119). De vroegtijd van den stijl spreekt in de krachtige profileering ') Viollet-le-Duc. Dictionnaire raisonné, article : chapiteau. van de architectuur, nl. dekplaat en archivolten, even als in de strenge stileering van het ornament, al verkrijgen knoppen en bladeren reeds een meer ontwikkelden vorm. Stijlvol is ook de forsche bladversiering van de archivolt. De teekening regelt zich naaide voegverdeeling en elke sluitsteen bevat een bladmotief, met knoppen aangevuld. Zoo kon de bewerking van liet ' ornament vóór de plaatsing van den steen geschieden. Intusschen verandert, met de vervanging van de vroegGothische zuil door de bundelzuil en de inkrimping deigewelf ribben, allengs ook het kapiteel. Het streven naar nauwe aansluiting van zijn omtrek tot die der hovenorganen doet weldra een meer Fig. 120. Kathedraal te Amiens. Pijlerkapiteel. beknopten vorm ontstaan. Reeds voor het midden der 13® eeuw gaat de Fig. 121. vierkante kort tot een cirkeivormigen over, wordt de dekplaat polygonaal of rond, omschrijvend zoo getrouw mogelijk den aanzet der gewelfribben (tig. 120 en 121). Zoo zijn schalken en middelzuil van het koor te Amiens elk door een afzonderlijk kapiteel bekroond, ter hoogte van een en twee steenlagen. Beider kern is rond en omvat nauwkeurig de veelhoekige dekplaat. Taktvol zijn deze verschillende kapiteelen tot een rustig harmonisch geheel vereenigd, rationeel worden de hoeken der dekplaat door vol ontloken knoppen gesteund, tus- sclien wier gespierde stengels sierlijke bladeren op gelijke schaal doch op verschillende hoogte ontspringen. Het geheel is merkwaardig om zijn natuurlijke samenstelling. zuiver architectuurverband met den gewelf vorm en de aansluitende triforiumgalerij. Bijna alle Fransche hoofdkerken hebben dit roosraam als middelmotief. Chartres, Laon, Parijs, Amiens, Rouaan, hebben den cirkelvorm, al of niet door een vierkant omschreven (fig. 99 en 100). Te Chartres en Parijs bestaat de teekening uit een vermenging van rondbogen en cirkels, straalsgewijze om een rond centrum gegroepeerd (fig. 135 A en B). Het roosraam 13 van den transeptgevel te Parijs is reeds uit den ontwikkeld-Gothischen stijl (fig. 100). De teekening is verfijnd, de arcaden hebben reeds den driedeeligen spitsboogvorm en driedeelige rozetten vullen den omtrek van het glasvlak. In de kathedralen van Reims, Sens en Beauvais (fig. 102) wordt het roosraam omschreven door een spitsboog, overeenkomend niet den gordelboog van het gewelf. Dat te Reims kenmerkt zich door den zuiveren stijl en is sierlijk en licht van teekening. Voorbeelden van laat-Gothiek zijn de roosramen van Amiens en Rouaan (fig. 105, 106 en 110); zoowel door de uiterst fijne, sierlijke verdeeling als door de lichte structuur zijn zij merkwaardig. De moeielijk- heid 0111 door de stralende Fjg 135 Roosrameni A te Chartres, B te Parijs, C te Meaux. verdeeling der arkaturen een gelijke oppervlakte der vakken rondom het centrum te behouden deed soms, ter ontlasting hiervan een parallelverdeeling aannemen (fig. 135, C). Portalen. De Gothische kerkportalen komen, naar hun beteekenis en in hoofdzaak ook naar hun samenstelling, met de Romaansche overeen. Zij waren bij uitstek de plaats om door symbolische of gewijde plastiek de geloovigen te onderrichten, te stichten, hun het gezag der Kerk te openbaren. De drie typen der Romaansche kunst x) blijven in de Gothiek behouden. Groote overwelfde voorbouwen of portieken komen in Frankrijk alleen voor in laat-Gothischen tijd en zijn dan, zooals te Rouaan (fig. 110), vóór den transeptgevel geplaatst. Vooral de portalen met enkelen en met dubbelen ingang ') Zie pag. 21. evers, Architectuur, II. 11 Fig. 152. Kathedraal te Salisbury (13e eeuw). Kenmerkend voor liet Engelsche plan is nog het dubbele transept in den vorm van het Episcopaalsche of 8. Andreaskruis, welks armen meestal van een enkelen, een oostelijken zijbeuk zijn voorzien (fig. 150). Deze aanleg, het eerst in de abdijkerk van Cluny (tig. 13) waargenomen, doch in Frankrijk niet verbreid, werd waarschijnlijk door Cistercienzer geestelijken naar Engeland overgebracht. Hij verruimt het koor, onderbreekt de lange, eentonige arcaden en verhoogt den aanblik door de traveeën van den zijbeuk, die bij het binnenkomen in de gezichtslijn zijn geplaatst, als kapellen te benuttigen (Canterbury). Hoewel de scheeve aanleg in de werkelijkheid niet storend is, heeft hij toch iets gekunstelds, onnatuurlijks en mist den rijkdom van het Fransche koor. Het uitwendige van het koor boeit matig (fig. 152). Wel is waar spreekt de hoofdmassa van het kerkruim rustiger, omdat zij niet achter hinderlijke, opzichtige schoorbogen schuil gaat, doch er ontbreekt een duidelijke uitdrukking, een hoofdmassa. Gelijkwaardig en gelijkvormig staan de eindgevels van koor, transepten, zijbeuk en hoofdkapel, op tweeërlei hoogte, evenwijdig naast en loodrecht op elkaar. Eentonig is ook de raamverdeeling en het geheel boeit niet, bij gebrek aan een architectonisch hoofdmotief als rustpunt voor het oog. Minder belangrijk nog is vaak de voorgevel, ondanks zijn overstelpenden rijkdom. Compositie, gemis aan organisclien samenhang met het inwendige zijn hiervan de reden. Sommige farades vertoonen de Fransche opvatting en hebben statige hoektorens, zooals Lincoln, Durham, Canterbury, York, Liclifield (13e en 14e eeuw). Andere zijn slechts als een losse voorbouw, geheel als een schijnarchitectuur behandeld, in massa en onderdeelen onafhankelijk van het schip (Peterborough, Salisbury). Reeds de voorgevels der 14e eeuw kenmerken zich door een streven naar rijke, decoratieve werking. Al spoedig verdwijnen de muren onder een plastisch decor van ranke blindbogen. Traceeringen en nissen, van zonderlingen vorm en met figuren gevuld, bekleeden zelfs de contraforten ter volle hoogte en het geheel spreekt als een pronkend, oppervlakkig vormenspel, zonder zuiveren architectuurzin, zonder zichtbare uitbeelding eener ruimte, zonder ziel. Aldus Lincoln, Liclifield, Wells, Exeter, Salisbury, reeds genoemd. Als geheele verschijning maken deze fa<;ades indruk, overbluffen zij soms door haar grootte, die het profil der kerkruimte verre overtreft (Peterborough, Wells, Lincoln) en ook door den overstelpenden rijkdom der decoratieve details, doch zij ontroeren zelden door innerlijke schoonheid. Toch wordt de indruk van sommige Engelsche kathedralen, als architectuurmassa, zeer verhoogd door een drietal statige torens, waarbij in 't bijzonder de indrukwekkende kruistoren zich als een machtig, domineerend symbool hoog boven den uitgestrekten kerkromp verheft (Durham, Lincoln, Wells) evers, Architectuur, II. 12 (fig. 153 en 154). Zij boeien boven alles den blik en doen het vaak hybridisch karakter der gevels zelf haast vergeten. Deze gunstige totaalindruk wordt bovendien versterkt door het harmonisch kader waarin het gebouw staat. Statig, hoog geboomte en waterspiegeling vormen vaak de stille, dichterlijke omgeving. En door deze afzondering van de onrustige huizenmassa's, die Fransche kathedralen veelal omknellen, ontsieren en onoverzienbaar maken, ontstaat een beeld van bijzondere stemming en wijding die aan deze, ondanks hun hooger kunstgehalte als bouwwerk op zichzelf, vreemd zijn. Fig. 153. Kathedraal te Canterbury. De kathediaal te ^ ork geldt in- en uitwendig als een der schoonste en zuheiste typen der Fngelsche Gothiek (fig. 154). I)e voorgevel herinnert door de hoektorens eenigszins aan het schema der Fransche kerken, zonder haar duidelijke samenstelling en zuivere verhoudingen te hebben. Juiste tegenstelling ontbreekt in de hoogteverdeeling der torens. Vier ramen volgen hier elkaar op in \eis< billend kaïakter van vorm en bewerking. Het lage, gedrukte middelportaal wordt door een hoog lancetvormig middelraam opgevolgd, welks spitse wimbergbekroning onaangenaam den vlakken topgevel doorsnijdt. Blindbogen en tiaceeringen op \erschillende schaal bedekken muren en contraforten. Fig. 154. Kathedraal te York (14e eeuw). Het geheel mist eenheid in stijl, rust en maakt ondanks rijke bewerking geen grooten indruk. Evenals in Frankrijk blijven hier de torens vaak onvoltooid. l)e liooge torenromp is door een balustrade bekroond, wier kanteelingvorm verraadt dat zij aan den feodalen burcht ontleend is. Het motief bekroont eveneens de zijgevels en keert op verschillende hoogte van het uit- en inwendige deikerk weder. Het gewelf. Behalve in het plan en den opbouw der kathedraal ver¬ krijgt de Engelsche Gotliiek ook in de samenstelling en den vorm van het gewelf een bijzondere uitdrukking. De Engelsche bouwmeesters volgden hierin een geheel eigen opvatting, die principieel van de Fransche verschilt. Het streven naar rijke decoratieve werking, licht aanzien en gemakkelijke uitvoering kenmerkt haar ontwikkelingsgang. De inkluizing van het vroegste ribgewelf geschiedt niet volgens Fransche methode, door rijen gewelfsteenen, in de richting der gewelfassen geplaatst (fig. 79, H en fig. 98), maar loodrecht op de lijn die, van uit den aanzet, elk gewelfveld middendoor deelt (fig. 79, G en fig. 155). Deze uitvoering was sneller, gemakkelijker, omdat zij door rijen geweifsteenen van gelijke breedte kon geschieden, die dus niet, zooals bij de Fransche methode, afzonderlijk behoefden bewerkt te worden wegens het gebogen of scheluw vlak waarin zij liggen. Ook eischte zij minder bekwame steenhouwers, minder steen, en was dus in ieder opzicht economisch. Het gevolg van deze voegverandering is dat de kruin der gewelfschelpen niet meer uit eene rechte voeg bestaat doch uit een keperverband. „Deels om dit onregelmatig, slordig verband te maskeeren, deels om de onderlinge aansluiting te versterken wordt hieronder een nieuwe ril» geplaatst, gaande van de kruin der dwars en schildribben tot de diagonaalrib en als kruinrib bekend ') (fig. 79 bovenaan en B C fig. 155, A). Deze, aanvankelijk gebogen en klimmend, wordt reeds in de 13e eeuw horizontaal, Fig. 155. Engelsch kruisgewelf. ') In het Fransch : lierne, van lier; verbinden. In 't Engelsch : ridge-rib. CE, als de kruin van alle ribben tot de hoogte van de diagonaalrib rijst. Weldra worden nog tusschenribben 1 H aangebracht, die het gewelf in steeds kleinere strooken verdeelen, de kruinribben ondersteunen en zoo het aanzicht verrijken, de samenstelling versterken, (tig. 155—157). Ter vereenvoudiging der constructie zijn zij met de hoofdribben in eenzelfde gebogen vlak gelegen, verkrijgen dezelfde kromming en zijn naar een zelfde profil bewerkt. Bovendien worden de ribben in het vlakke bovendeel nog door bindribben *) vereenigd (lig. 158). Het zijn ribben die niet uit den aanzet ontspringen, noch door de kruin gaan. Zoo ontstaat een ribgewelf van afwisselende geometrische teekening, naar zijn vorm als ster en netgewelf bekend. Hiermede is reeds in de 14e eeuw het eenvoudig vierdeelig, streng constructief Fransch gewelf in een sierlijk, decoratief ribbenstelsel opgelost. De talrijke ribben spreken nu niet meer als afzonderlijke krachtorganen. Diagonaal en dwarsribben, wier verschillend langs- en dwarsprofll overeenkomstig hun functie en grootte was geregeld, bestaan niet meer. Met de kruin en bindribben hebben zij één profil en gezamenlijk vormen zij een licht, regelmatig, hecht skelet onder het gewelfoppervlak, waaraan zij geheel ondergeschikt zijn. Blijkbaar was het streven om de organische hardheid van het Fransche systeem te verzachten, zijn esthetisch onsamenhangend aanzien, ontstaan uit de afzonderlijke kromming of het langsprofil der ribben (tig. 87), te verbeteren en een harmonische, regelmatige teekening te verkrijgen. 2) Daarin zijn de Engelsche bouwmeesters dikwijls uitstekend geslaagd. En al mist ook het Engelsche gewelf van dezen tijd, over 't geheel, de streng constructieve uitdrukking van het Fransche type, en gaat het rationeele beginsel soms geheel te loor, als rib en kluis één zelfden steen vormen — zijn niet te miskennen verdienste is vaak de rijke, afwisselende samenstelling, het harmonisch lijnverband. Trouwens de in vergelijking met de Fransche Fig. 156. Engelsch kruisgewelf met gelijke kruinhoogte der bogen. ') In het Fransch : „contre lierne of gousset". 2) Dehio : „Die Kirchliche üaukunst des Abendlandes". Fig. 157. Kathedraal te Lichfield (midden 13e eeuw). over 't geheel bescheiden hoogte der Engelsclie kerkruimten en het gemis aan mystieke poëzie, aan monumentalen ernst, aan géne eigen, eischte vanzelf een esthetisch tegenwicht in de sierlijke rijke bewerking van de onderdeelen. Allereerst en meest van het gewelf, dat als ruimteoverspanning niet meer op zulk een onmetelijken afstand van den blik geplaatst, thans door de fijne, rythmische teekening zijner ribben, een overzienbare, boeiende bekroning kon vormen. Het koor van Ely, het schip van Norwich, de kapel van S. George te Windsor en andere zijn merkwaardige voorbeelden hiervan (tig. 158). Vooral het stergewelf van Windsor is van kunstvol karakter (tig. 159). De dwarsverdeeling van het schip in rechthoekige traveeën is hier geheel verdwenen. Diagonaal, dwars en tusschenribben, alle van gelijke waarde, ontspringen als een sierlijke stralenbundel uit den aanzet en gaan op natuurlijke wijze over in het rijke, zespuntige sterverband van het domineerende middelveld. Kruin en bindribben, door ronde, rijkversierde sluitsteenen in hun kruising versterkt, vormen hier drie door- loopende, evenwijdige langsribben die de perspectievische wijking bevorderen. Zoo wordt het Fig. 158. Gewelfde kathedraal te Norwich. ruim door een sierlijk, steenen architectuurweefsel van rijke, streng rhytmische teekening overspannen en bekroond. Ondanks den ingewikkelden vorm blijft de uitvoering eenvoudig (fig. 160). Feitelijk toch is dit stergewelf niets anders dan een tongewelf niet steekkappen, déze als een licht ribbengewelf met dunne, vlakke steenen platen afgedekt, géne in langsverband uitgevoerd, ribben en paneelen gezamenlijk uit denzelfden steen gehakt. Toch was de verfijnde vorm van het ster- of netgewelf den bouwmeesters der 14e eeuw niet genoeg en streefden zij naar rijker aanzien, regelmatiger uitvoering. Xog in diezelfde eeuw ontstond als meest volkomen ontwikkeling van dit gewelf een bijzonder type, het waaier- of trompetgewelf genoemd, (fan vault). Het streven naar volkomen gelijkheid van het langs- en dwarsprofil dller ribben, die bij het veeldeelige ribbengewelf steeds ten naastenbij Fig. 159. S. Georgekapel te Windsor. Tudorstijl (15e eeuw). werd verkregen, is hiermee ten volle bereikt (lig. 1(52). De aansluiting deilangs- en dwarskluizen aanvankelijk rechthoekig, (No. 1), wordt achthoekig, (Jso. 2), en ten laatste cirkelvormig, (No. 3). Door deze verandering wordt elke gewelftravee een omgekeerde, halve, bolvormige kegel ot' trompet, in welks oppervlak de ribben gelijkelijk zijn verdeeld (tig. 161). De kloosterkerken te Gloucester (± 1370) en Sherborne zijn hiervan de oudste voorbeelden. Als een sierlijke stralenbundel stijgen nu de ribben uit den aanzet omhoog en worden bovenwaarts door rijen rondloopende bindribben, Fig. 160. Constructie. tusschenribben en veeldeelige spitsbogen vereenigd tot een rijk, rhytmisch lijnverband van decoratie! karakter. Al naarmate de traveeverdeeling in plan het vierkant nadert, ontstaan tusschen de waaiervormige aansluitingen grootere kruinvelden, door ster of rosetfiguren niet spitsboogtraceeringen gevuld. ') De voegverdeeling van ribben en kluizen is verschillend. Nu eens zijn deze afzonderlijk geconstrueerd, dan weer gezamenlijk uit eenzelfden steen gehakt. A'eelal zijn beide systemen in één gewelf vereenigd, het eerste bij de breedere paneelen in de kruin, het tweede bij de smalle velden van den aanzet. Deze laatste is steeds zoo hoog mogelijk uit horizontale steenlagen opgemetseld. ') Zie in fig. 159 het waaiergewelf der kruistravée. Talrijke kerkruimten en kloostergangen der 15® en 16e eeuw, alsmede vestibules en trapliallen van openbare gebouwen hebben dezen fantastischen gewelfsvorm, die evenwel nooit geheel het stergewelf verdringt. De kloosterkerk te Gloucester (+ 1370) is als het oudste, de kapel van het King's College te Cambridge (1446—1515) als een der schoonste en zuiverste voorbeelden op groote schaal bekend (fig. 163). De aanblik van dit statige, lange ruim Fig. 161. Waaiergewelf der kathedraal te Peterborough. (15e eeuw). is verrassend door zijn sierlijke, lichte architectuur. Muren en ramen worden door slanke traceeringen en meneelen in een fijn verticaal lijnverband verdeeld, waardoor liet ruim van bijzondere hoogte schijnt, hoewel deze, ten opzichte der breedte, de verhouding van 2 : 1 nog niet bereikt. Ter halve hoogte van de zijmuren ontspringen ranke kolonetten, die de gordelbogen dragen en het ruim in gelijke dwarstraveeën verdeelen. Sierlijke waaiergewelven zijn hiertusschen gespannen. Constructie. Het geheel heeft ongetwijfeld verdienste, én als rhytmisch lijnverband, én als constructie, doch de indruk is niet aangrijpend, ten volle stemmend, wegens gemis aan rust in het bovendeel, het gewelf, dat door zijn conische buigingen ongelijk is verlicht, en innigen samenhang van de organen mist. Het wekt een gevoel van bevreemding, omdat zijn ribverband de bedoeling, namelijk het begrip van ruimteoverspanning, niet genoegzaam verklaart. Storend werkt ook de onzekere, krachtelooze aansluitingslijn der waaiers onderling, alsmede de twijfelachtige kruinlijn in de richting der lengteas. I)e aandacht vestigt zich in t bijzonder op de sterk sprekende waaiers ter weerszijden, zij schaden den algeheelen indruk en werken dooi- hun herhaling eentonig, vermoeiend. Het waaiersysteem, hoe vernuftig als vinding, hoe verdienstelijk soms als verfijnde, precieuse detailkunst, mist het karakter eener monumentale ruimteomsluiting en bekroning en wekt nóch de harmonische stemming 1. 2. 3. Fig. 162. Ontwikkeling van liet waaiergewelf. van het strenge Fransche ribgewelf, nóch van het sierlijke Engelsche stergewelf. Het kan door zijn verfijnd lijnverband bekoren, soms door zijn buitensporigen rijkdom overbluffen — innige ontroering verwekt het niet. Vooral de kapel van Hendrik VII (lGe eeuw), een aanbouw der Westminster kathedraal, getuigt hiervan (fig. 164). Pronkzucht en gekunsteldheid zijn de kenmerken van dit „meesterstuk van Engelsch steenhouwwerk" the „wonder of foreign lands" genoemd 1) De indruk is overstelpend, verwarrend, vermoeiend. Te vergeefs zoekt liet oog in dezen chaos van lijnen, kantwerk gelijk, eenig rustpunt. Fragmenten van gordelbogen verdwijnen reeds boven den aanzet achter afhangende waaiers, die als ragfijn bewerkte webben over de ruimte schijnen te zweven. Het gewelf is een bravourestuk van overspannen verbeelding en hoog ontwikkelde techniek. Kenmerkend voor de architectuur van dezen tijd is de verandering van ') F. Bond. Fig. 163. Kapel in King's College te Cambridge (15e eeuw). den ranken hoogen spitsboog voor den gedrukten vorm van samengestelde kromming. Deze speciaal Engelsche vorm, als Tudorboog bekend, reeds gedurende de 14e eeuw veelal voor de gewelfribben aangenomen, is uit vier middelpunten getrokken 1). Hij kan als een aanvulling van den gewonen spitsboog gelden, ingeval deze lager dan halfrond werd noodig geacht. Een schoone vorm ontstaat, als de middelpunten van den korten benedenboog a en den langen bovenboog V in een loodlijn vallen, op gelijken afstand uit de as geplaatst (fig. 165). Fig. 164. Waaiergewelf der Westminsterkapel te Londen. Volgens den Engelschen schrijver Willis 2) komt de Tudorboog uit de ribben regeling voort. Ten einde hun uitvoering vooral bij den aanzet te vergemakkelijken worden alle zooveel mogelijk naar een zelfde profil bepaald. Uitgangspunt van de samenstelling is de wijde diagonaalrib, wier halfronde vorm door den bovengenoemden boog wordt vervangen en die de kromming der overige ribben bepaalt. Twee oplossingen worden hieruit afgeleid. Hij de eerste vormen de overige ribben een deel van de diagonaalrib, waardoor hun ') In 't Engelsch : „four centred arch." 2) Willis „Revue générale de 1'architecture" 1843. kruin op verschillende hoogte komt en de kruinrib oploopend wordt volgens LBS (fig. 166). In liet tweede geval wordt deze horizontaal volgens SL (fig. 167) door de overige ribben, bovenwaarts, eenigszins te wijzigen. Ook \ iollet-le-Duc en Choisy *) zijn deze methodische, „abstract mathe¬ matische" opvatting toegedaan. Daarentegen schrijft F. Bond 2) het ontstaan er van allereerst toe aan het streven der bouwmeesters om vooral bij den _ aanzet een leelijken samenloop van ribben (au awkward collocation of curves) te vermijden. De ribben zijn dan niet zooals in Frankrijk (fig. 87) afzonderlijk gebogen, doch naar één profil geconstrueerd. Een regelmatig, harmonisch verloop is hiervan liet gevolg. Deze opvatting strookt veeleer met liet karakter der Engelsche Gothiek „dat ten allen tijde meer decoratief dan constructief is geweest" (Deliio). Hiervan spreekt ook de vroegtijdige ontwikkeling van het steren netgewelf, dat in Engeland een halve eeuw vroeger dan in Frankrijk en bovendien veel algemeener is toegepast. Hoe het zij, behalve de reeds genoemde practische en esthetische eigenschappen gaf de toepassing van den Tudorboog ook nog direct economisch voordeel. Eenmaal toch in het gewelf doorgedrongen, wordt hij weldra de boogvorm A'oor alle arkaden en muuropeningen. Naar zijn profil worden de hooge ramen van het schil> onmiddellijk onder den muraalboog van het gewelf, dus met zoo ruim mogelijken lichttoevoer, afgesloten. Evenzoo de arkaden van het schip, de ingangsportalen en verdere openingen (fig. 159). De economie bestaat in den gerinsren Fig. 165. Tudorboog. pijl (J 3 en minder van de spanning) in vergelijking met den hoogen spitsboog). Hierdoor kon het licht lager invallen zonder den rechtstand der benedenarkaden te verminderen. Een belangrijke besparing aan muurwerk ') a iollet-le-duc : Art. „Voute". Choisy: Histoire de 1'Architecture. ") F. Bond „Gothic Architecture in England" 1905. Fig. 166. Eerste oplossing van bet kruisgewelf. van af den aanzet van liet middelgewelf tot den voet van de kap was hiervan eveneens het R* gevolg. Trouwens, het werd reeds vermeld, dat de buitengewone hoogte van • het Fransche kerkruim in Engeland steeds is vermeden. Aan deze verstande- 11JK6 0\6n\C£Cing pjg 167. Tweede oplossing van het kruisgewelf. kwam de Tudorboog te gemoet zonder het esthetisch gevoel van den tijd, de bevordering van het verticalisme, te schaden. Merkwaardig rank toch toonen de ruimten r van Windsor en Cambridge,waar de hoogte slechts ruim anderhalf maal de breedte bedraagt. Eindelijk komt „het groote beginsel van harmonie, de grondtoon der laat-Gothiek" in de algemeene doorvoering van den Tudorboog voor alle muuropeningen tot krachtige uitdrukking. Deze tijd kenmerkt zich door de absolute Fig. 168. Gothische ramen. OV6rll661*SChillg van het verticale in alle onderdeelen. De naam perpendicular-style is hieraan ontleend. Pijlers, muren, borstweringen bestaan dan uit een strak, verticaal lijnverband van geledingen en traceeringen. De raamstijlen, smal en dicht verdeeld, verheffen zich tot uiterste hoogte niet vermijding van liet rijke, Fransche motief uit gekoppelde spitsbogen en rondramen saamgesteld (lig. 168). Het Engelsche raam mist de gratie en poëzie van het Fransche. Het is strak, correct, van ietwat droog, eentonig aanzien en van eenvoudige uitvoering (omdat de ingewikkelde steensnede van het Fransche raam steeds is vermeden (fig. 163, 168 en 171). Zoo verkrijgt ook de Engelsche Gotliiek haar eindontwikkeling in de uiterste doorvoering van het verticalisme, zoodat, evenals in Frankrijk, ten slotte de architectuur deikerk, in- en uitwendig, door een strak, verfijnd verticaal lijnverband wordt beheerscht. Toch bestaat er tusschenbeide een principieel verschil, aangezien Fig. 169. Transept der kathedraal te Ely. de esthetiek vail den laat-Engel- schen stijl niet voortkomt uit rationeele overweging, namelijk uit de voortdurend lichtere gewelfconstructie, doch uit louter decoratief gevoelen. Naast het steenen gewelf, dat sinds het einde der 12® eeuw in Engeland zulk een bijzondere ontwikkeling verkreeg, bleef daar de enkele houten afdekking der ruimte zeer in zwang. En daar het systeem, in onderscheiding van Frankrijk, niet tot de kleinere kerken of kapellen werd beperkt, maar ook in talrijke hoofdkerken, feestzalen van kasteelen, refectoria van Colleges werd toegepast, deed zich allengs de behoefte aan een artistieken vorm gevoelen, /oo zijn in de 14e eeuw verschillende typen ontstaan, hetzij in den vorm van het ton- of kruisgewelf (o. a. in Carlisle en York), hetzij als zichtbare kap. A ooral van deze kap bestaan verschillende varianten die door hun vaak stoute constructie en stijlvol karakter ongeëvenaarde meesterwerken zijn. De kap wordt, al naar de mindere of meerdere spanning, door een eenvoudigen of saamgestelden dakstoel gedragen, welks hoofdvorm of dwarsprolil zich harmonisch uit de wanden ontwikkelt, met behoud der grootst mogelijke vrije hoogte, dus met vermijding van houten trekbalken of ijzeren ankers bij den aanzet. De spitsboog, als lancet, Tudor of driedeelige boog aangewend, is hiervoor de algemeen doorgevoerde grondvorm. In het transept te Ely hebben de zichtbare kapspanten den eenvoudigen spitsboogvonn; zij zijn als vaste schenkels aan de daksparren verbonden en op regelmatige afstanden van + 3 M. verdeeld (fig. 169). Zij steunen op blokkeelen die, door staanders of muurstijlen en gebogen karbeels geschoord, aan het spant een vasten voet geven en zijn afschuiving of spatting beletten. Aan de kruin worden ze in een makelaar vergaard. Ken eenvoudig geprofileerde lijst met engelenfries vormt den overgang van den muur tot de steile kap, die, het ruim tot volle hoogte zichtbaar laat, zonder eenig dwarsverband van hout of ijzer. 1 alrijke varianten in dezen geest, minder of meer rijk van bewerking, geeft de Engelsche Gothiek te zien. *) Een ongeëvenaard meesterwerk, van stoute constructie en schoonen vorm beide, is de beroemde Westminster Hall te Londen, Engeland's merkwaardigste, historische ruimte 2) (tig. 170 en 171). Haar kap is haar glorie. De spanning bedraagt 20.70 M., de hoogte 14 M., inclusief de muur 27.40, de wijdte der kapspanten 5.75 M. Haar sprekende hoofdorganen bestaan uit reusachtige spitsbogen, die gezamenlijk met den hoogen muurstijl uit een gebeitelden kraagsteen ontspringen. ()m\ ïikbaar koppelen zij de forsche blokkeelen, waarop zware, verticale staanders (fig. 170 D) zijn gesteld, en ondersteunen den zwaren trekbalk A die, tei' halve hoogte der kapbeenen aangebracht, deze onderling verbindt. Heel dit benedendeel wordt door een driedeeligen spitsboog nader verstijfd en het driehoekig bovendeel wordt door verticale stijlen en een dwarsbalk weer ') Zie F. Bond en C. Uhde, reeds vroeger genoemd. ■) De hal dagteekent van 1097, doch werd na een brand geheel herbouwd (139-1-97). Zij heeft eene lengte van 72 M. De muren zijn van stemmig grijzen steen, de kap is van bruin eiken hout. De hal was Engeland's eerste Parlementszaal en dient nu als voorhal tot het Parlementsgebouw. evers, Architectuur, If. ,o in kleine vakken van constructief verband verdeeld. Ook de langsverbinding der spanten is rationeel gedacht. De zware hoofdgording O is ondersteund door krachtige spitsbogen L, die uit de hoofdstijlen ontspringen. Zij ondervangt op hare beurt, door kniestukken, de daksparren, waardoor de lichte henedengording (I) van druk is ontlast. Deze en ook de bovengording zijn door spitsbogige karbeels geschoord (N en I'J. De aanblik van deze hal is hoogst indrukwekkend. .Juiste onderlinge verhoudingen en schoone vorm der open kap, stemmige toon der materialen Fig. 170. Kapconstructie. en rustige lichtverdeeling werken hier saam tot een waarlijk statig, monumentaal geheel. Hoewel de breedte van de hal de hoogte overtreft, schijnt zij niet gedrukt, omdat met de groote spitsboog zelf van de kap doch zijn driedeelig profil als hoofdvorm spreekt (fig. 171). De aandacht wordt nu op het midden bepaald, waartoe bijdraagt het aansluitende spitsboograam in den achterwand als ook de geheele bewerking der kap zelf. De engelenfiguren die, aan den kop der blokkeelen de samenkomst der bogen maskeeren, vormen terweerszijden sprekende versieringsmotieven, die, dikwijls herhaald, een gunstige lengteverdeeling te weeg brengen. Ook leidt het fijne verticale traliewerk, dat de hoofdorganen van het kapspant onderling verbindt, versterkt en tevens stijlvol versiert, de aandacht van deze af ten bate van het driedeelige binnenprofil, welks groote schaal nu krachtig spreekt. In het voorafgaande zijn de bijzondere kenmerken van de Engelsche (iothiek aangeduid. Vooral de zelfstandige ontwikkeling van de sierlijke steren waaiergewelven uit liet eenvoudige, strenge, vierdeelige Fransche kruisgewelf is het criterium van den stijl. En al staat deze, zo*.min in technischen als esthetischen zin boven de Fransche (iothiek, is zij toch, wegens haar zelfstandig kunstkarakter, een volkomen nationale uiting van bijzondere verdienste. Beider karakter komt uit den verschillenden volksaard voort. De Fig. 171. Westminster-hall te Londen. Fransche bouwmeesters, scheppers van K (iOTHISCHK STIJL IX DI ITSCIII.AM». school de baanbrekers van (le nieuwe kunstbeweging, dan weer worden voorname Duitsche geestelijken door hun studieverblijf in Parijs haar bevorderaars x). Ook werkt de Duitsche „ Wandergeist" krachtig tot haar verbreiding mede. Bouwmeesters en talrijke handwerkers, na tijdelijke werkzaamheid bij den bouw der Fransche kathedralen in eigen land teruggekeerd, treden dan als haar voorstanders op. Onder deze omstandigheden verkreeg de Fransche Gothiek in Duitschland Fig. 172. Trier. L. Frauenkirche (naar Dehio). grooten invloed. Aanvankelijk althans, want tot het einde der 13e eeuw ïuist de nieuwe stijl daar een zelfstandig, nationaal kunstkarakter en is hij een navolging der Fransche kunst. Vooral de kathedralen van Noord-Frankrijk, zooals die van Laon, Xoyon, Soissons, Amiens en andere strekken de Duitsche kerken in verschillend opzicht ten voorbeeld. De rijke kooraanleg, de hoofdgevel met dubbele torens, de boyengalerij en het triforium van de laat- ') o. a. Bisschop Albert van Maagdeburg, stichter van den Dom aldaar. (1209). Romaansche Domkerken te Maagdeburg, Halberstadt, Limburg, Hamberg, alle uit de le helft der 13® eeuw, getuigen dit. Duitschland's vroegste, volledig (Jothische Kerk is de O. L. Vrouwekerk te Trier (1227—43). Haar plan is ontstaan uit de verdubbeling van het koor der Fig. 173. Dom te Keulen. S. Yvedkerk te Hraisne bij Soissons. Het schip heeft daardoor den (iriekschen kruisvorm met verlengden koorarm en is door een krans van polygonale kapellen omringd, zoodat het geheele ruim den centralen vorm verkrijgt (fig. 172). Zijn gelijke travee-verdeeling met rechthoekigen en vierkanten grondvorm voor schip en zijbeuken, de polygonale kapellen, de bundelpijlers en de ribgewelven, zijn alle (Jothische kenmerken. Alleen de kruistoren is nog een Romaansch overblijfsel. Het inwendige treft door goede verhoudingen, lichten opbouw en schoone ruimteontwikkeling. Voortreffelijk werkt hier liet geringe hoogteverschil van schip, zijbeukenen kapellen, waardoor de ruimte meer als één groot geheel spreekt. Tevens kon hierdoor de uitwendige luchtboog vervallen. Ook de drie voornaamste Kijnsche monumenten van de 2e helft der 13° eeuw, de kathedralen van Freiburg, Straatsburg èn Keulen, alle ongeveer in t midden dier eeuw begonnen, getuigen nog van overwegend Kranschen invloed. \ ooral de Iveulsche Dom, de grootste, de volledigste en in technischen zin de volmaaktste kerk der (Jothiek. Het koor werd in 124N begonnen en in 1322 gewijd (fig. 173). Houw- meester (Jerard is de schepper van het reusachtige plan. Na hem worden nog genoemd de meesters Arnold en Johannes x). Fig. 174. Dom te Keulen. Doorsneden. De gelijkenis van het koor met dat van Amiens is opmerkelijk (fig. 103). Alleen de hoofdkapel verschilt. En daar ook de afmetingen, de verhoudingen, en de verlichting door het triforium nagenoeg overeenkomen, is toevallige gelijkenis buitengesloten, l'it nauwkeurige onderzoekingen blijkt dat de ontwerper van den Keulsehen Dom aan de Kathedraal van Amiens moet ') Deiiio : Die kirchliehe Architektur des Abendlandes. Fig. 175. Dom te Keulen. liet middelschip. Soms is gebrek aan goeden natuursteen hiervan de reden doch in 't algemeen ligt de oorzaak dieper. De gunstige omstandigheden toch waaronder in de 12® en 13® eeuw de architectuur in Duitschland tot bloei was gekomen bestonden niet meer. De krachtige samenwerking van Staat en Kerk van dien tijd, van Duitsche keizers en bisschoppen, die toen als bevorderaars en uitvoerders van den kerkbouw waren opgetreden, was verbroken. Allengs verkrijgt de nuchterder geest eener nieuwe sociale macht, die van het Duitsche burgerij, de overhand. Van nu af worden de kerken meestal door de steden zelf gebouwd, waardoor het esthetisch peil daalde. „Gematigde, practische zin in opzet, groote bekwaamheid in uitvoering, doch ook alledaagschheid of spitsvondig opsmukken" ') worden in 't algemeen de kenmerken van de kerkarchitectuur der 14e en 15e eeuw. Zóó was de tijdgeest veranderd. De kerk, in vorige eeuwen als het verheven esthetisch symbool van het christelijk geloof beschouwd en onder bescherming van een machtig en voornaam centraal gezag gesticht, was nu het bedehuis geworden van een middelstand die door minder ideale gezindheid was bezield. Onder invloed van dezen ommekeer in den socialen en geestelijken toestand wordt de basiliek in haar Fig. 181. st. Elisabethkerk te Marburg. aanleg en opbouw merkbaar vereenvoudigd. Allereerst en meest het koor, de glorie van liet Fransche plan. Wel blijft zijn polygonale afsluiting met de koorgalerij soms nog bestaan, doch dan meestal zonder den kapellenkrans. Ook worden koorgalerij en kapellenkrans tot één omgang saamgetrokken, (fig. 178 en 179). Veel verbreid is de eenvoudigste kooraanleg, nl. de rechte afsluiting zónder omgang niet enkel apsiden of kapellen als directe afsluiting van schip en zijbeuken, (fig. 180 en 182). Xadere vereenvoudiging verkrijgt het kerkruim door de weglating van ') Dehio 2'' deel pag. 318. Docli ondanks de helkleurige, verglaasde dakleien, de decoratieve dwarsgevels niet hun rijke traceeringen, maakt het geheel geen bevredigenden indruk. Evenmin de rijk bewerkte toren zelf, die als steenhouwwerk van buitengewone bedrevenheid getuigt doch overigens als geheel en in onderdeden meer rijk bewerkt dan schoon is. Het gewelf. Behalve deze algeineene wijziging in plan en opbouw der Duitsche kerk gedurende de 14e en 1 5® eeuw, verandert ook de vorm van het gewelf. Evenals in Engeland wordt het eenvoudige, streng constructieve, vier- veeën van het schip. Talrijke dunne ribben dragen nu gezamenlijk de lichte kluizen. Zij verrichten alle dezelfde functie, verkrijgen gemakshalve ook hetzelfde dwarsprofil en overspannen ais een sierlijk, ononderbroken steenen netwerk de ruimte. De Duitsche ster- en netgewelven zijn, ondanks hun decoratief aanzicht, van streng constructieve, vaste samenstelling. Het beginsel der («othiek, om den last van het gewelf over talrijke organen gelijkelijk te verdeelen, is hier stelselmatig doorgevoerd. De regeling is, afgezien van de verdeeling, Eransch, omdat de ribben, in tegenstelling met Engeland, (tig. 166), alle Fig. 185. Bolvormig Stergewelf. deelige Fransche kruisgewelf daar allengs door het veeldeelig ster- en netgewelf vervangen. Reeds tegen het eind der 13e eeuw zijn de vroegste sporen aanwezig in slotkapellen en andere kleinere kerkruimten en ook de hallenkerken nemen dit stelsel vrij algemeen aan. Wat aan grootsclien opzet ontbrak moest door detail-rijkdom worden vergoed! De gewelftraveeën verkrijgen nu de ingewikkelde ribbenregeling, vele Engelsche kerken eigen. Aanvankelijk nog met behoud der diagonaal ribben doch allengs ook zonder deze hoofdorganen. (fig. 184 en 185). Eindelijk verdwijnt ook nog de gordelrib en daarmede de dwarsverdeeling overeenkomstig de tra- vroeg Gothisch karakter. Hun aanleg op vierkante traveeën en afwisselende pijlers, met toepassing van liet zesdeelig kruisgewelf spreekt hiervan. De groote basiliek S. Franeesco te Bologna (1236) de kerken te Chiaravalle l»ij Milaan, San Martino bij Yiterbo, en vele andere, zijn in dezen geest. Een volledig Xoord-Gothischen aanleg, op gelijke dwarstraveeën met vierkanten grondvorm voor den zijbeuk, hebben nog de kerken 8. Trinita te Florence (± 1250), S. Andrea te Yercelli, de kloosterkerken te Fossanova, Casamari, S. Galgano, x) evenwel zonder het rijke, polygonale Fransche koor met omgang en kapellenkrans. Dit is door een eenvoudige, vierkante of polygonale apsis met twee tot vijf vierkante kapellen ter weerszijden vervangen. Zelfs vertoonen de kerken, die toen door de nieuwe Italiaansehe orde der Franeiskaners 2) werden gebouwd, ondanks hun gewijzigd karakter, in verhouding, constructie en vorm, nog géén nieuw, nationaal kunsttype. Dit ontstaat eerst met den bouw der groote kathedralen in het begin der 14e eeuw. De algeheele hervorming der Noordelijke Gothiek, haar vrije ontwikkeling tot een eigen stijl vindt dan eerst plaats. Wat door de Fransche kloosterorden der Cistercienzers was aangevangen, en door de orden der Franeiskaners en Dominikaners voortgezet, werd door de leekenbouwmeesters der groote gemeenten volbracht. Een krachtige bouwbeweging ontstaat dan in Midden- en Xoord-ltalië. Bestaande Romaansche hoofdkerken worden verbouwd of aanmerkelijk vergroot en nieuwe worden gesticht. Even als een eeuw geleden in Frankrijk 3), wedijveren de bloeiende, krachtige republieken en steden van Toskane en Lombardije om het bezit van de schoonste, grootste kathedraal. Kiena geeft den stoot en weldra volgen, in Toskane, Florence, Orvieto, Arezzo en in Xoord-ltalië, Pavia, Bologna, Yenetië, Como, Milaan e. a. Rome daarentegen blijft stil. De oude wereldstad was in de middeleeuwen niet meer het groote maatschappelijk centrum van weleer, en evenmin nog het groote geestelijk brandpunt zooals in latere eeuwen. Haar pausen bleven ongevoelig voor de Gothiek, hoewel deze, onder invloed van den Franschen hertog van Anjou, den veroveraar van Xapels, tot in haar naaste omgeving doordrong. Hun kunstsmaak bleef getrouw aan het verleden, aan dien van den eersten Christentijd aldaar. En daar de groote basilieken van de 4e eeuw ruimschoots voorzagen in de behoeften van den eeredienst, en nieuwe ') Zie C. Énlart. 2) Volgelingen van den H. Franciscus van Assisi naar wien de bekende grafkerk werd gebouwd (1224—35). ') I'ag, 65. 4) Pag, 103. niet noodig waren, ontstond toen in Rome geen eigenlijke bouwbeweging. Behalve een enkele kerk Meef de kunstuiting alleen tot de sierlijke kleinkunst der Cosinaten beperkt. Het groote doel der middeleeuwsche kunst, de algeheele overwelving van liet basilicale kerkruim, waarnaar in Toskane gedurende den Romaansehen tijd werd gestreefd, werd nu bereikt op eene wijze, die verschilt niet het Noorden, en waaraan de Italiaansche (Jothiek haar bijzonderen aard ontleent. Kenmerkend vooral is de lichte opbouw van het Italiaansche kerkruim, waar de pijlers veel ranker en geringer in aantal zijn dan in het Noorden. A oortdurende verwijding der arcaden is het streven, totdat allengs de vier¬ kante travee van het middelschip, in plaats van die van den zijbeuk, de dwarsverdeeling van het ruim bepaalt (tig. 193). Deze belangrijke wijziging in den aanleg is, van praktisch standpunt, een vooruitgang in de ruimteontwikkeling, het leidend beginsel der (Jothiek. Het inwendig verkeer en het uitzicht op het altaar worden er door bevorderd. Het ruim der Domkerk te Florence, welks wijdte de kathedraal van Aniiens overtreft, (4 : 3), is, bij ongeveer gelijke hoogte (39 : 42) op het halve aantal pijlers gebouwd '). Alle hoofdwerken van den vol ontwikkelden Italiaanschen stijl kenmerken zich door dit streven. Treffend getuigt hiervan de basiliek S. Maria Xovella te Florence (tig. 189) wier koor en transept met de twee aansluitende ll8 18te Florence N°Vella traveeën van liet schip dagteekenen uit 1278. Hij de verlenging hiervan in de eerste helft der 14® eeuw stijgt de oorspronkelijke traveewijdte van ± 10,57 M. tot ongeveer 13 en 14 M. De constructie is door liet uiterst gering volume van het muurwerk bewonderenswaardig, te meer daar zij de hinderlijke ankers van den Dom mist (lig. 194). Een geheel andere verhouding van het kerkruim is hiervan het gevolg. Zijn hoogte spreekt minder, ten bate der wijdte. Vooral, daar de aanmerkelijke verwijding en verhooging van de arcaden in het schip de verheffing van den zijbeuk veroorzaakt en hun onderlinge aansluiting bevordert. Het verticalisme der hoofdlijnen, de kenmerkende uitdrukking der Noordelijke ') Zie Dehio, plaat 539. 2) Idem pag. 494. kathedraal, is verzwakt, terwijl de groote muurvlakken, veroorzaakt door de versmalling der ramen een vaste duidelijke begrenzing der ruimte teweegbrengen en den indruk van kalmte geven. Door de verheffing van den zijbeuk eu haar gering verschil in hoogte met het schip wordt ook het schoorstelsel aanmerkelijk vereenvoudigd. Haast zonder uitzondering verdwijnen nu de uitwendige schoorbogen der Noordelijke kathedraal onder de kap van den zijbeuk, of worden daar, door een vollen bovenmuur ter schoring van het middelgewelf vervangen. Hierin volgt de Italiaansche Gothiek het constructief beginsel der klassieke en Byzantijnsche kunst, d. i., zij legt de essentieele organen van de ruimte niet uitwendig bloot. Het contrafort stijgt nu verticaal, als een vlakke, breede pijler, omhoog. Zijgevel, transept en koor, spaarzaam door smalle spitsboogramen doorbroken verkrijgen een rustig, massaal aanzien, welks Zuidelijk karakter vaak door horizontale bandverdeeling in zwart marmer wordt versterkt (fig. 191). Kenmerkend voor den stijl wordt de groote kruiskoepel. Zijne ontwikkeling tot een „politiek-symbolisch" hoofdmotief, reeds met l'isa's Dom aangevangen (fig. 47), blijft in de Gothiek het voortdurend streven, dat eerst met den centralen koepel der Renaissance geheel wordt bereikt. De hoofdgevel, veelal een pronkstuk van rijk relief- en veelkleurige incrustatie-kunst mist, meer nog dan in het Noorden, de rationeele aansluiting tot het inwendige en den zijgevel. Hoofdmassa, verdeeling van portalen, ramen eu samenstellende hoofdlijnen houden hiermede gewoonlijk slechts weinig verband, zoodat het geheel louter schijn-architectuur wordt. De dubbele torens, het architectonisch hoofdmoment van den Franschen voorgevel, verdwijnen geheel en, naar Oud-Christelijken trant, blijft slechts de enkele vrijstaande klokketoren, de Campanile, over. Zijn plaatsing is verschillend, hetzij naast den hoofdgevel (fig. 193), hetzij bij het transept (fig. 190), daar, waar hij in verband met de omgeving, het schilderachtig aanzien van liet geheel, allermeest bevordert. Soms ook ontbreekt hij geheel (fig. 198). Al deze stijlbijzonderheden der Italiaansche kathedraal wijzen op een vrije opvatting, die strijdt met de strengheid, het vast organisme der Noordelijke kunst. Doch al kan het uitwendige den toets eener scherpe critiek vaak niet doorstaan, dan is toch liet geheel door uitbundige vormenpracht, licht en kleur van onweerstaanbare bekoring. Monumenten. De voltooiing van den Domgevel te Siena valt in den bloeitijd der Italiaansche Gothiek (midden 14® eeuw). Heeds maakte de beeldhouwer Giovanno Pisano in 1284 het ontwerp, nadat de kerk in den loop dezer eeuw geheel was herbouwd. Deze herbouw vertoont nog Noordelijken invloed in de pijlervèrdeeling, doch kenmerkend ltaliaanseh is reeds de groote zeskante kruist ra vee die den twaalfkanten koepel draagt (tig. 190). Ook de aansluiting van het transept en de kooraanleg zijn ongewoon. Dit gedeelte dagteekent waarschijnlijk van de vergrooting in 1371, toen onder het koor een afzonderlijke doopkapel werd aangebracht. De sterke daling van het terrein aan deze zijde maakte dfpen aanleg mogelijk. (ledurende den onrustige» bouwtijd die nu volgde en die voortkwam deels uit roemzucht der welvarende burgerij, deels uit haar naijver op andere steden, ontstonden herhaaldelijk nieuwe plannen tot vergrooting, vóór zelfs de tegenwoordige gevel was voltooid. Hiervan spreken nog de fragmenten van een reusachtig: lansjs- schip, waartoe de bestaande kerk als dwarsschip moest dienen. Deze vergrooting in 1340 aangevangen, moest echter na liet jaar der pest in 1348 worden gestaakt. Kenmerkend voor dit latere gedeelte is de wijde pijlerverdeeling en de buitengewoon lichte opbouw. Overigens komen de rondbogen hiervan, alsmede de rustige kleurverdeeling, wit marmer, spaarzaam door smalle, zwarte banden verlevendigd, met de architectuur van den zijgevel overeen (fig. 191). De invloed van Pisa's Dom is hier merkbaar (fig. 47). Van meer gothisch karakter zijn de voorgevel, de boveninuur van het schip en de Campanile, die hier naast den koepel staat (fig. 190 en 191). De eerste aanblik van deze trotsche fa rade is verrassend te midden van liet, door eenvoudige marmerpaleizen omsloten Domplein, dat door zijn hooge ligging en nauwe, schilderachtige toegangen als een gewijde acropool boven de heuvelachtige stad verrijst. Sterk contrasteert haar overweldigend rijke architectuur met de rustige omgeving zoowel door den krachtigen omtrek als door de pracht van veelkleurige marinersculptuur, incrustatie en goudmozaïek. Fig. 190. Kathedraal te Siena. Fig. 191. Kathedraal te Siena. Drie statige, diep inspringende rond- en spits-boogportalen geven directen toegang tot liet schip en de zijbeuken. Zij worden iloor forsche tussclien- en hoekpijlers, bovenwaarts rijk bewerkt, gescheiden en afgesloten. Een groot roosraani op sierlijk, vierkant middelveld, dat door hoogen topgevel wordt bekroond, duidt liet ruim aan en kleinere toppen bekronen de lagere zijgedeelten. Sierlijke, open galerijen en nissen, deels van beelden voorzien, overdekken de muurvlakken en vormen met de ornainentale sculptuur en de goudmozaïekvelden een overrijke versiering. Toch wekt dit pronkend architectuurbeeld geen diepe, blijvende stemming. Vooral liet opperdeel is van opziclitigen tooi niet vrij en mist liet waardige karakter der statige portalen, de rustige verdeeling van liet benedendeel en den zijgevel. I)e noodige samenhang der hoofdlijnen ontbreekt geheel en liet hybridisch karakter der beide gedeelten, dat ook in de kleurverdeeling tot uiting komt, wettigt het vermoeden dat enkel de portalen nog deel uitmaken van het oorspronkelijk ontwerp van Giovanno Pisano. Desondanks is deze geheel zuidelijke gevel door de overstelpende pracht van licht, plastiek en kleur, een beeld van friscli, krachtig leven, en van onweerstaanbare bekoring. Hoewel liet inwendige boeit door grootte en rijkdom, ontbreekt toch de ernstige, waardige stemming, de stille wijding aan Pisa's Domeigen. Onrustig werkt de kleurverdeeling van bundelzuilen en muren, die in gelijke lagen van wit en zwart marmer zijn opgebouwd. Ook de halfronde arcaden, met cassetten decoratief bewerkt, missen zichtbaar constructief verband en storend werken de plastische versieringen in marnier en terracotta der kapiteelen, hoogvelden en friezen ten koste der hoofdlijnen en algeheele verhoudingen. Alleen de aanblik van liet wijde centrum met koepel, koor en kruisarinen is waarlijk indrukwekkend. De stemming wordt verhoogd door het koloriet van pijlers en muren in den geest van den zijgevel. Spaarzaam is de hoofdkleur van wit marmer door zwarte banden afgewisseld. Een meesterwerk van sculptuur is hier de beroemde kansel en verwonderlijk rijk zijn de talrijke bijbelsche tafreelen van marmerincrustatie in den kerkvloer. Uit naijver op Siena werd weldra de domgevel te Orviëto door Lorenzo Martano (een Sienees) aangevangen (1310), nadat reeds sinds 1285 aan den herbouw der oude domkerk werd gewerkt (tig. 192). Beide gevels komen in menig opzicht overeen. Zij hebben denzelfden hoofdvorm, de drie inspringende portalen, liet groote middelveld, de pijlerverdeeling en de decoratieve topbekroningen. Doch zij verschillen essentieel in de algemeene verhoudingen en de bewerking van het gevelvlak. Ongetwijfeld is Orviëto's facade vaster, duidelijker van verticale en horizontale verdeeling. De hoofdpijlers ontwikkelen zich rationeel uit den benedenbouw en rustig strekt zich de horizontale l it naijver op de vorige steden bouwde de machtige hertog Galeazzo \ isconti in liet Xoortlelijk gelegen Milaan de grootste (irothische kathedraal der wereld die in 1386 begonnen en in 141S werd gewijd. Napoleon 1 voltooide het uitwendige. Haar karakter is gemengd Duitsch-Italiaansch, doordien afwisselend Duitsche, Fransche en Italiaansche bouwmeesters als ontwerpers en leiders van den bouw optraden. Des ondanks is, uitgezonderd bij de ingangen en ramen van den voorgevel, de eenheid van stijl behouden. Het plan is overwegend Duitsch, vijfdeelig schip, driedeelig transept, polygonaal koor met galerij, zonder kapellen (tig. 198). Italiaansch echter is de achtkante kruistoren en de geheele opbouw van liet ruim (tig. 199), kenbaar aan de eigenaardige kapiteelbekroning der hoofdpijlers, de terrasvormige, marmeren afdekking der beuken en het vereenvoudigde schoorstelsel. De luchtbogen, door tusschenpijlers gehalveerd, verheffen zich op een vollen boveninuur. Seriën slanke contraforten, met sierlijke, hooge spitsen bekroond, vormen, met de fijne traceeringen en bloemrijke kanteelingen van muren en schoorbogen, de decoratieve spuiers, de talrijke beelden, baldakijns en fialen wel een overrijke, fantastische doch geenszins karakteristieke versiering van den reusachtigen romp (tig. 200). De verhouding van liet ruim draagt, meer dan de overige Italiaansche kerken, een Xoordelijk karakter. Het verticalisme der hoofdlijnen, ver- Fig. 198. Kathedraal te Milaan. sterkt door de tijn verdeelde bundel- pijlers spreekt hiervan (tig. 201), al wordt hun vlucht door den krans van nissen en beelden bij den aanzet van het zijgewelf aanmerkelijk gematigd. Over 't geheel is de kathedraal van Milaan geen werk van groote bezieling, ondanks grootschen opzet, rijke bewerking en kostbaar materiaal (wit marmer). Tien jaar later dan Milaan werd de bekende Certosa bij 1'avia, eveneens op last van Visconti, aangevangen (I29). Deze kerk vertoont een eigenaardige mengeling van Romaansche, (Jothische en Renaissance traditiën. Kaast den vol ontwikkelden Gothischen aanleg van liet schip, hebbende gelijke transept- en koorarinen deels nog het vroeg-Gothische, zesdeelige kruis- Fig. 1Ü9. Kathedraal te Milaan. Dwarsdoorsnede. gewelf. De beroemde inarmerfa<;ade en ook de terra cotta architectuur van den schilderachtigen kloosterhof, beide in vroeg Renaissance karakter, zijn werken van verfijnde detailknnst. Als een der laatste kerken van de Italiaansche Gothiek dient nog de Fig. 203. Kathedraal te Burgos. Transept (13e en 16e eeuw). Fig. 204. Kathedraal te Burgos. inrichting voor den eeredienst. In Spanje, de bakermat van machtige kerkelijke organisatiën, ') bleef het overheerschend gezag der geestelijkheid langer dan elders bestaan en ook gedurende de (Jothiek de traditie der Romaansche kloosterkerk behouden. De kathedraal was voor alles het Godshuis der talrijke geestelijkheid ter uitoefening van den eeredienst, met slechts luttel plaats voor den leek. Vandaar de opvallend groote plaats voor den clerus bestemd die, behalve het koor, eenige traveeën van het schip beslaat (lip- 2(12 en 205). Het koor, aldus vergroot en door een hoog, rijk bewerkt koorhek omsloten, wordt een domineerend allerheiligste, een ondoordringbaar, mystiek centrum, waaruit vage geluiden van den ritus opstijgen, en waaromheen, in zijbeuken- en kooromgang, de plaats der geloovigen zich bevindt. Ook de uitgestrekte, luisterrijke kloosterhoven, haast bij alle kathedralen aanwezig, wijzen op het voortbestaan der Romaansche traditie. Verder leidde de bijzondere ontwikkeling van den dienst der heiligen tot den aanleg van talrijke kapellen rondom het geheele kerkruim, inclusief den voorgevel. Zij overtreffen in aantal, omvang en rijke architectuur die van de overige landen. De voornaamste monumenten in dezen geest zijn de drie groote kathedralen te Burgos, Leon en Toledo, alle vóór of tegen het midden der 1 3® eeuw aangevangen en deels, zoowel in- als uitwendig, in latere eeuwen voltooid of herbouwd (tig. 202, 203 en 204). Het plan der kathedraal van Burgos herinnert aan de Xoord-Fransche kathedralen van Bourges en Rouaan. Reusachtige kapellen aan koor en zijbeuken verlioogen den aanblik van het kerkruim en brengen in samenwerking met den hoogen kruiskoepel een ongemeen schilderachtige werking teweeg. Het Xoorder transept-portaal is oen ietwat primitieve navolging van de grootsche portalen der Xotre I )ame te Parijs (lig. 13(>).- Xoord-Fransch, in den geest van Reims, is liet ruim van de kathedraal te Leon, terwijl Bourges en le Mans de samenstelling van de kathedraal te Toledo hebben bepaald 2J. Fig. 205. Kathedraal te Segovia. (1522-40). ') Zooals de orde der Üominikanen, der Jesuïten en de Inquisitie. a) Zie: Die Baukunst in Spanien van M. Junghaendel. Aansluiting met de grootsclie, eenbeukige kerkhallen der Zuid-Fransche (Jothiek te Toulouse en Alby (tig. 112) vertoonen enkele Kpaansche kathedralen der 14e eeuw, zooals die te (Jerona, Barcelona e. a. Ook is de plan verdeeling naar Italiaanscben trant, door verwijding der dwarst ra veeën, aan enkele kerken van dezen tijd niet vreemd (pag. 224). De laat-Gothiek der 15e eeuw, een periode van pronkende detailkunst is van gemengd karakter. Beurtelings zijn verschillende Duitsche en Ylaamsche Fig. '206. Segovia. Kooraanzielit. bouwmeesters aan Spaansche kathedralen werkzaam. Hiervan spreken sommige kerkportalen en torens der kathedralen van Leon, Toledo door hun tijne, gespierde, ietwat droge detailleering. De t'acade van Murgos, wier dubbele, torens met opengewerkte steenen spitsen zijn bekroond, is het werk van een Duitscher, meester Johan uit Keulen (tig. 2(>4). De (Jothiek van de tweede helft der 1 .">e en die der llie eeuw kenmerkt zicli door den invloed der Moorsche kunst, zooals blijkt uit de tijne ciseluur dei* onderdeden. Deze periode is als de platereske stijl bekend !J. De kruistoren te Burgos, ') Afgeleid van platero, zilversmid. (fig. 203), de kerk te Salamanca niet haar rijke portalen, die te Sevilla inclusief de kapellen van zevenbeukigen aanleg, ook de kathedraal te Segovia dagteekenen alle uit dezen tijd (tig. 205 en 20G). Deze laatste is een basiliek met polygonaal koor en kapellenkrans. Eigenaardig is het koor, dat met een vasten muur ter volle hoogte omsloten is, wat het rijke aanzicht zeer benadeelt. Het uitwendige, als bewerking een der zuiverste en schoonste uitingen van den laatGothischen stijl, bevredigt niet als massa. Noordelijke en Zuidelijke traditiën geven aan het geheel een hybridisch karakter. Storend werkt de schilderachtige verdeeling der fijnbewerkte contraforten zónder liet hooge kerkdak, en onsamenhangend van vorm en verhouding zijn de ramen van de kapellen, de zijbeuken en het koor. Trouwens, dit gemis aan samenhang, aan zuiver organisme, geldt van het uitwendige der meeste Spaansche kathedralen. DE NEDERLANDEN. Bchjir. De algemeene verbreiding van de (Jothiek in deze gewesten hangt saam met het tijdperk van hun grooten maatschappelijken bloei. De uitbreiding toch van de steden en genieenten in België tijdens de 13® eeitw en daarna maakte den herbouw van bestaande bedehuizen of de stichting van nieuwe noodig en zoo verrezen de vele klooster-, parochie- en hoofdkerken als statige getuigen van de Gothiek, die in de 13® eeuw begonnen, in de 14® en 15® eeuw haar bloei bereikte en tot in de 16e eeuw heeft voortgeduurd. Hoewel de stijl zeer den invloed van Frankrijk ondergaat, verkrijgt hij, door den verschillenden landaard, een gewijzigd karakter. In den ontwikkelingsgang der toenmaals vereenigde gewesten staan de Zuidelijke Nederlanden vooraan. De Gothiek vertoont zich daar reeds omstreeks 1225 aan den kooraanleg der S. Gudula kerk te Brussel en tegen het midden dier eeuw verdringt zij de Homaansche kunst geheel. Dat de naburige NoordFransche School overwicht moest verkrijgen is begrijpelijk, te meer omdat er reeds een langdurige verbinding van enkele Belgische en Fransche gemeenten, zooals van het diocees Tongeren met het domkapittel van Noyon, bestond. Zichtbaar is die invloed aan den aanleg van het polygonale koor, hetzij met of zonder galerij en kapellenkrans. Evenzoo aan de vroeg-Gothische ronde zuilen van het schip, wier sober versierde kelkkapiteelen de stoere, rechthoekig overkragende spitsbogen dragen. Op de achtkante dekplaat van het kapiteel staan nog de schalken waaruit de gewelven ontspringen, tenzij zij, naar laatNonnandischen trant, op afzonderlijke kraagsteenen steunen. Ook komt het zesdeelige kruisgewelf een enkele maal voor *). ') 13ijv. aan liet schip der kloosterkerk te Villars (1240—CO). Zie: 1'Emnlation 1885. )K GOTHISCHE STIJL IN DE NEDERLANDEN*. ^Na 1250 dringt liet Fransche systeem algemeen door. De grondvorm van het koor wordt nu rijker door toevoeging van den kapellenkrans, die evenwel, naar het voorbeeld van Soissons (1212), met ■ - —JO » (t.001 JDeneueilU ut luajoiiu Fig. 257. Raairi van liet paleis Strozzi. aangevangen (1489) docll eerst na 1533 door Cronaca voltooid (fig. 251). Hier is de rechthoekige binnenplaats (18 X 10 M.) geheel omsloten door een overwelfde booggalerij (4 en 8 M. breed) twee hoog, op zuilen en pijlers gebouwd, en door een lichte zuilgalerij met sparredak afgesloten. De kleine vierkante ramen der dienstverdieping, in den teruggelegen bovenmuur geplaatst, hebben geen uitzicht op de binnenplaats. Met den bouw van het paleis Pitti (1446) schiep Brunellesco den Rustica-gevel, liet Florentijnsche geveltype der 15® eeuw (fig. 252). De bena- DE FLOKENTIJNSCHE SCHOOL. ming is ontleend aan de krachtige reliefbewerking der steenlagen, die, hetzij afnemend per verdieping of ter volle hoogte van den gevel, terzelfder zwaarte is uitgevoerd. Soms ook blijft de Rustica enkel tot den beganen grond, de omkleeding van de ramen en de hoeken van den gevel beperkt. Het gevelvlak is dan vlak bepleisterd en decoratief, met sgraftito, versierd '). Hoewel de rustica reeds aan onvoltooide Romeinsche bouwwerken wordt aangetroffen, is zij veeleer een overblijfsel van de ruwe bewerking van den Gothi- schen burcht en bestemd om het voorname karakter der patriciërswoning te kenmerken. Het streven der roemzuchtige stichters 0111 door een grootsch en duurzaam bouwwerk tot in verren tijd te spreken verklaart het bijzonder indrukwekkend, ja trotsch aanzien der Florentijnsclie Rustica-paleizen (tig. 252). Hun compositieschema is streng. Ononderbroken, zonder verticale verdeeling, spreekt de gevel steeds ter volle lengte. Rondboogramen, rustig gelijk verdeeld en slechts door een smalle borstweringlijst gescheiden, teekenen de twee hoofdverdiepingen, terwijl kleine rechthoekige ramen, veiligheidshalve hoog geplaatst, den onderaavd tmii dfMi hene- »iw» ... ° n '/•■ Fig. 258. Rustica van het paleis Strozzi. denhouw uitdrukken. Zij w isselen ë af met statige ronde poorten en blindnissen, de laatste vlak ingediept en door rechte ramen met fronton- bekroning gevuld (tig. 253). Ononderbroken balkonlijsten verdeelen dezen gevel, verdiepingsgewijs, in horizontale strooken. Een afzonderlijke bekroning ontbreekt, alsmede elke versiering. De aanblik van de geweldige steenmassa is stug, ja dreigem i) Deze wijze van versiering geschiedt door het aanbrengen van twee lagen stuc in verschillenden toon, op elkaar, waarvan de bovenlaag in half drogen toestand volgens een bepaalde teekening wordt afgekrabd (fig. 261). PK RENAISSANCE IN ITALIË. zoowel door de algeheele verhoudingen als door de bewerking der onderdeden. Krachtig, vol leven is de rustica door de voortdurende afwisseling van het gigantische steenverhand, het toevallige, ongelijke relief der steenblokken (tig. 253) en veel karakter heeft de machtige, zwaar-d ragende rondboog van ramen en poorten, wier buitenlijn spitsbogig is verhoogd; de boogdikte, het essentieele element, is hier dooide smalle boogsteenen juist tot uitdrukking gebracht. Ook de gevel van het paleis Riccardi 1), door Michelozzo voor Cosimo di ^1 edicis gebouwd is statig, indrukwekkend (1440). Brunellesco's gevelschema heeft hier volle ontwikkeling verkregen (tig. 254). De krachtige, besliste uitdrukking van dezen gevel komt voort uit de overheersching van het horizontalisme der hoofdlijnen, van de massa over de onderdeden, van de muur- Fig. 259. Paleis Antinori. dammen over de ope¬ ningen en den streng statischen opbouw kenbaar aan de lichtere bewerking der rustica's, opwaarts. *) Dit paleis in 1435 voor Lucca Pitti gebouwd werd het eigendom van liet geslacht der Mediti's en is in de 16e eeuw door Ammanate vergroot en voltooid. Van dezen tijd dagteekenon de vleugels, de grootsche binnenplaats en de beroemde parkaanleg. DE FLORENTIJNSCHE SCHOOL. Van rijke geleding zijn nu de kroonlijst (fig. 255), kordons, ramen en poorten terwijl wapenschilden op de hoeken van het gebouw en in de hoogvelden der ramen, alsmede bronzen lantaarns en zware ïingen j, op \ei schillende hoogte aangebracht, een passende versiering vormen. l)e gevel van het paleis Strozzi heeft een minder strenge uitdrukking dan de vorige (fig. 256). Hij mist de sterke tegenstelling van de hoofdafmetingen en nadert in hoofdvorm liet vierkant, doch ook hier wordt de teekening van geheel en onderdeden door sobere voornaamheid gekenmerkt. '1 aktvol is het Romeinsch-Corinthisch hoofdgestel, dat door inkrimping van de architraaf tot een krachtige rondstaaf, in een karakteristieke muurbekroning is hervormd. Het gekoppelde raam-motief (fig. 257) kenmerkt zich door kracht en verfijning beide zoowel door de kernachtige arcliivolt, den rnsticaboog, als door de sierlijke middenzuil en de fraaie boogvulling. De kleine benedenramen zijn evenzoo door een architraaf omsloten en statig spreekt de ingangspoort in de as De geheele gevel is in ongeveer gelijke rustica's bewerkt ifig. 2oH , het steenverband dermate verdeeld, dat alle openingen door lange steenen onti i _ i ïasi wurucii. Aantrekkelijk zijn enkele kleine ïlorentijnsche gevels, in den geest van Hrunellesco opgevat. Het paleis Antinori iji het laatst der loe eeuw, waarschijnlijk door Giuliano da ban Fig. 260. Houten kroonlijst. Gallo gebouwd2), is hiervan een , , a fraai tvpe (fig. 259). In verband met zijn bescheiden grootte is nu de stienge uitdrukking zeer verzacht. De rustica wordt bijna vlak, de zware, kostbare steenen kroonlijst is vervangen door het lichte, ver voorspringende sparredak, een karakteristieke bekroning, die om haar krachtige schaduw, kunstvolle bewerking en economische uitvoering veel is aangewend, (tig. 260). ^ Een fraaie variant is ook de gevel van het paleis Guadagni (fig. 261). Hij kenmerkt zich van de vorige door eene zuilgalerij onder de houten kroonlijst, misschien een verre navolging van den middeleeuwschen verdedigingsgang, en reeds aan enkele Florentijnsclie gevels uit de 14® eeuw zichtbaar ). e rustica wordt hier tot de hoekpijlers en de raamomsluiting beperkt, terwijl het muurvlak, decoratief, met sgraffito is bewerkt. Beide gevels kenmerken zich overigens door een rustig, voornaam karakter. Tuiste beteekenis schijnt niet beken,1. Vermoedelijk dienden de bronzen ring» « het benedendeel tot het vastbinden der paarden, die tusschen de bovenramen tot plaatsen van toortsen of vanen. 2) J. Bukckiiardt. 8) o.a. Palazzo Davanzati. DE RENAISSANCE IN ITALIË. Zoo schiep Brunellesco niet den Rustica-gevel van het paleis Pitti een grootsch, oorspronkelijk architectuurtype, dat door zijn opvolgers tot glansrijke ontwikkeling is gebracht. De groote verdienste van deze Florentijnsche gevels is linn oprechte uitdrukking, met strikte beperking tot de essentieele elementen: het zuiver verhand van muurdammen en openingen, hun streng architectonisch karakter met versmading van louter decoratieve motieven. Deze strenge eenvoud is hun kracht, hun schoonheid, /ij zijn de uiting van een machtigen wil, van een groote gedachte, van volkomen helieerscliing der massa over de onderdeden van rust en klaarheid. Zij getuigen van frissche vinding, van bewust kunnen, van voornamen geest. Belangrijke Rustica-gevels zijn de paleizen Piccolomini en Spannochi te Siena, het paleis Bevilacqua (1481) te Bologna en andere. De rustica is hier diamant vorinig bewerkt. Aan het einde der 15e eeuw verkrijgt Leon Battista Alberti, een jongere tijdgenoot en vriend van Brunellesco, grooten invloed op de ontwikkeling van den stijl. De architectuur van dezen hoog begaafden Florentijn, als dichter, geleerde, schrijver en kunstenaar op verschillend gebied beroemd, kenmerkt zich door een meer directe navolging van de oudheid. Alet Alberti toch komt de decoratieve pilaster-ordonnantie, in navolging van het Colosseuni, toegepast tot verlevendiging van het gevelvlak, in zwang. Zijn voornaamste werk in Florence is het paleis Huccellai (1446—51), een statige gevel (tig. 262), verdiepingsgewijs met opvolgende Dorische en Corinthiseerende pilaster-ordonnantien bekleed, wier hoofdgestel telkens de borstweringlijst der verdieping Fig. 261. Faleis Guailagni. PK FLORENTIJNSCHK SCHOOL. wordt, De rustica is hier vlak, geheel ondergeschikt aan het reliëf deipilasters. Toch is deze navolging van het antieke schema geen strikte overname, want zoowel de teekening van de sierlijke kapiteelen als die der hoofdgestellen draagt een per¬ soonlijk karakter. Met behoud van het modulair hoogteverhand der ordonnantie, spreekt toch de opperste lijst door haar krachtig reliëf, als bekroning van den gehéélen gevel, terwijl de overige, lijsten beschei- Fig. 263. Kroonlijst. den, als kordon, zijn bewerkt (tig. 2(53). ()ngetwijfeld heeft de gevel, door edele verhoudingen en zuivere teekening der geledingen, een voornaam en statig karakter, al mist liii het "Tootsche. aan- Fig. 262. Paleis Ruccellai. , . ° grijpende aanzien van het Rustica paleis. Diens frissclie, ingeving en rationeele, krachtige samenstelling worden, door het abstract-decoratief pilasterschema, dat conventioneel, zonder organisch verband is met het inwendige, zeer verzwakt. Niettemin verkrijgt Alberti's gevelschema gedurende de 15® eeuw en daarna grooten aanhang in de hoofdwerken van verschillende meesters uit den bloeitijd der Renaissance in Italië en elders. DE RENAISSANCE IN ITALIË. 2. DE VENETIAANSCHE SCHOOL. De schilderachtige Lagunenstad met haar heerlijk klimaat vol licht en kleur verkreeg door haar bijzondere ligging, haar druk handelsverkeer met den Levant, reeds vroeg een architectuur van eigenaardig, lokaal karakter. S. Marco's Dom en de paleizen der laat-Gothiek getuigden reeds hiervan. Evenzoo de architectuur der Renaissance. Zij verschilt sterk met die van Florence zoowel door grootte en omvang van de paleizen als door het materiaal, den vorm en de kleur der gevels. Bijna altijd noodzaakte het beperkte terrein tot weglating van het schoone binnenplein met galerij en statigen trapaanleg. In zijn plaats komt een enkele groote hal, onmiddellijk van het kanaal door een deur, poort of portiek toegankelijk, drie verdiepingen hoog, vóór of achterwaarts verlicht en door enkele nevenruimten op elke verdieping omgeven. Florence's trotsche, streng architectonische, haast stugge steenen Rustica-gevel, als vast, gesloten beeld der liooge, o\eiwelfde verdiepingen, maakt plaats voor den kleineren decoratieven marmergevel, aantrekkelijk door zijn sierlijk, feestelijk karakter, krachtig ïelief en fraaie polychromie, rijke sculptuur en incrustatie. — Talrijke paleizen, publieke gebouwen en kerken aan het Canale Grande, de hoofdader van het verkeer, of aan het plein 8. Marco, en enkele kleine pleinen getuigen van een levendigen bouwtijd. Eerst aan het eind der 15e eeuw wordt de Gotliiek hier verdrongen. Het meesterwerk der vroeg Renaissance is het paleis A emlramin ( aleigi in 14sl door den beeldhouwer-architect, Pietro Lombardo, gebouwd (tig. 264). De bijzondere kenmerken der Venetiaansclie school komen in dezen traaien gevel tot meest volkomen uitdrukking. Alberti's gevelschema is hier met talent tot een persoonlijke schepping hervormd. Slechts even vertoont zich de rustica aan den lagen onderbouw, die hellend, ter beveiliging tegen het water, is bewerkt. Hierop verheffen zich drie verdiepingen, liet parterre met vlakke pilaster-, de opvolgende hoofdverdiepingen met driekwart-zuilstellingen bekleed. Ondanks de afnemende hoogte der verdiepingen is de schaal-eenheid der ordonnantiën volkomen behouden door toevoeging van het pedestal op de voornaamste verdieping, ter hoogte van het balkon. Eenheid van schaal kenmerkt ook de liooge, rijk bewerkte kroonlijst der opperste ordonnantie in haar verband tot de ondergeschikte kordonlijsten. Treffend bekroont zij den geheelen gevel. Karakteristiek voor de vroeg-Renaissance is de schildeiachtige gioe- Fig. 264. Paleis Vendramin Calergi. 316 PK RENAISSANCE IN ITALIË. peering der ramen in verband met het inwendige, liun scheiding door enkele en gekoppelde zuilen, dermate dat de hoeken door breede pijlers zijn aangeduid en de aandacht zich op liet opengewerkte midden van den gevel bepaalt. Beter dan in Florence vormt het rondboograam nu een vast omsloten onderdeel der ordonnantie. Het vriendelijk aantrekkelijk aanzien der Venetiaansclie paleizen ontstaat door het overwicht dei- ramen op de muurdammen, hun sierlijke verhoudingen, hun rijken sculpturalen tooi, hun feestelijk marmer-koloriet. Vol gratie en bekoring zijn de talrijke decoratieve onderdeelen, kapiteelen, consoles, festoenen, wapenschilden, friezen, medaillons gebeiteld. Zij zijn de uiting eener sierlijke detailkunst, van allerhoogsten rang, voornaam in opvatting en uitvoering. Van groot meesterschap getuigt vooral het ornament en de talrijke scheppingen der Venetiaansclie beeldhouwers behooren tot het schoonste wat ooit op dit gebied Fig. 265. Hoofdgestel. is voortgebracht. Een fragment van het portaal der Scuola di San Marco 1), een werk van de Lombardi s moge als proeve dienen van dezen bij uitstek decoratieven stijl (fig. 265). De Corinthische ordonnantie is hier met volkomen vrijheid verwerkt. Kracht en gratie spreken uit de geledingen, die taktvol door schubben, parelen, eier- en tandlijst zijn verfijnd. Bekoorlijk zijn ook de pilaster- en zuilkiipiteelen, luchtig, openge- l) Deze Scuole zijn verenigingsgebouwen der geestelijke broederschappen. T>E VENETIAANSCHE SCHOOL. werkt in Het karakter der inarmertechniek, als ook ,1e friezen en paneeien, wier frissche vinding een grondige natuurstudie verraadt, zonder een natnralistische navolging te zijn. Moge over 't geheel het ornament diepen symholischen zin missen ea slechts als sierlijke too, kunnen gridentan wekt toch de onuitputtelijke fantasie in conceptie, en de hjne be»e.kin0 groote bewondering. rftl,n.r Verdere profane gehouwen uit dezen tijd zijn nog liet paleis Cornet- Spinelli, de binnenplaats van liet Dogenpaleis (1483) met de bekende reuzentrap, een werk van overweldigenden rijkdom, doch van onzuiveren stijl, geheel in wit marmer uitgevoerd en waarin nog («othische invloed is waar te nemen. Schoone uitingen in vroeg-Venetiaanschen stijl zijn de raadhuizen te Padua, Yerona, Brescia alle met sierlijke, open booghallen en met fijne marnier-sculptuur en incrustatie bewerkt. De paleizen van den staatsbouwmeester Jacopo Sansovino (147 7 —1570) Florentijn van (voLnnvtp pii lpprliiisr van ® i Fia 266. Paleis Corner. Bramante, den grond- *lg' leader der strenge Ko- . ineinsche school, vertegenwoordigen de periode der Hoog-Iienaissanc VenetM. Zijn stijl kenmerkt zich door een meer strenge, behandeling der antieke orden en de overweldigend rijke plastiek tan het gevelvlak. Sansovir.o's eerste belangrijke werk is liet paleis ontei a. groote kanaal (fig. 266). De gevel heeft een rustieke onderhouw met tus- schenverdieping ter weerszijden van de liooge middenportiek, l ietboxen ach een volgens gekoppelde Ionische e„ Corinthische zuitarkaden, betde op pedestal of borstwering geplaatst. Fig. 267. Bibliotheek'van S. Marco. DE VENETIAANSCHE SCHOOL. Het hooge fries der kroonlijst wordt met kleine, cartöuschvormig omlijste ramen doorbroken. Hoewel de Romaniseerende ramen van de vroegrenaissance door de antieke arkade van het Colosseum zijn vervangen en ,1e geheele samenstelling door de gelijke, ononderbroken verdeeling der zuilen een" rustigen, klassieken geest ademt, heeft Sansovino's schepping toch het lokale feestelijk voorname karakter van den vroegtijd behouden. Het hoofdwerk van dezen meester is de beroemde bibliotheek S. Marco , 1536 '48) Het zeer langwerpige gebouw, tegenover liet Dogenpaleis gelegen, vormt den hoek van het schoone S. Marcoplein en grenst met een korte zijde aan het groote kanaal (lig. 2(>7). l)e lange gevel bevat 21 traveeën. De begane grond, bijna gelijkvloers, wordt deels door een open portiek ingenomen. In 't midden bevindt zich de trap tot de Aei- dieping, eertijds de staatsbibliotheek der Republiek, thans tot het koninklijk paleis behoorende. De rijke gevel bestaat uit Dorische en Ionische zuilarkaden, . Zónder en mét pedestal. ^ 268. Binnenplaats van de kanselarij te Rome. IL^r^hydoov de Plaatsing van sierlijke, gecanneleerde kolonetten ter vervanging van den rechten boogstijl J). Deze hoogst talentvolle schepping is een harmonie van Romeinsche grootheid en lokale gratie. Zij getuigt van het meesterschap in L antieke orden; edele verhouding, streng statische opbouw, .puste schaalZZ cn zuivel- detail zij,, de eigenschappen. Krachtig word. 0, ordonnantie ter weerszijden door den vlakken pijler afgesloten en onberispelijk teekent zich liet boekprotil bij den overgang en de bekroning. l)„cl, ook bier volkomen vrijheid in opvatting. Kenmerkend is de bijzondere hoogte va» het hoofdgestel tot de zuil geheel afwijkend van de voste scboolsche verhouding (1 : 4), destijds reeds in Home onta i) In do Pransche terminologie is deze arcade als „Venitienne" bekend, I)E RENAISSANCE IX ITALIË. der Yitruviaansche richting voorgeschreven. Die van de Dorische orde is als 1:3, van de Ionische als 1:2, verhoudingen die den Grieksch archaïschen tijd herinneren. Toch draagt deze ordonnantie geen overmatig zwaar karakter, omdat de geledingen van fijne schaal zijn gebleven, de overwegende hoogte aan het fries ten goede komt en plaats geeft aan „de schoonste vulling die ooit een profaan bouwwerk heeft getooid . Dartele geniën staande in de as der zuil, torsen zware bloem- en vruchtslingers, die met wapperende linten aan de sierlijk omlijste, kleine ramen zijn gehecht, en waartusschen decoratieve mensch- en dierkoppen zijn geplaatst, Met de rijk geprofileerde consolelijst vormt dit fries een inderdaad feestelijke bekroning. In verband hiermede zijn ook de sluitsteenen der arkaden, de zwikvullingen, de kapiteelen, met figuur en ornement vol gloed en leven bewerkt. Ondanks dezen overstelpenden rijkdom is de rust, de voornaamheid volkomen bewaard, doordien alle decoratieve onderdeelen ondergeschikt zijn aan de hoofdelementen, de zuilen. iet ten onrechte is deze gevel „liet schoonste profane bouwwerk van Europa" genoemd 1). Sansovino's meesterwerk beheerscht meer dan een eeuw de architectuur van Venetië. Xoch het paleis der nieuwe Procuratiën (1582) door zijn leerling V. Scamozzi, noch de paleizen Pesaro en Rezzonico in de 17e eeuw door Longhena gebouwd, kunnen in zuiverheid van stijl er mede wedijveren. Hoewel niet zonder verdienste missen zij de harmonie der verhoudingen, liet juiste evenwicht tusschen architectuur en sculptuur, het zuivere detail van Sansovino's werk. 3. DE ROMEIXSCHE SCHOOL. Eerst met de 16e eeuw, onder den machtigen en kunstlievenden paus Julius 11 (1503—'14), begon Home s grootsche tijdperk der Renaissance. Een eigenlijken vroegtijd heeft zij hier niet gekend. Behalve liet Palazzo di \ enezia (1464—'71), een lange, onbelangrijke gevel, uit Gothische en klassieke elementen saamgesteld, bezit Rome slechts onsamenhangende fragmenten uit de 15e eeuw. De Romeinsche paleizen der 16e eeuw, meestal door rijke kardinalen en voorname prelaten gebouwd J), kenmerken zich door grootschen aanleg. Vooral de binnenplaats wordt liet architectonisch zwaartepunt. I reffend is de ruimtewerking van haar statige booghallen met de aansluitende vestibules, een en ander met beeldgroepen rijk opgeluisterd. Zelfs kleine paleizen, ') J. Bübckhardt. 2) De reden hiervan is deels te zoeken in de bepaling, dat roerende goederen bij hun dood aan de Curie vervielen. Vandaar ook de vele kostbare praalgraven bij hun leven reeds aangevangen. BE ROMEIXSCHE SCHOOL. vaak op scheef, onregelmatig terrein gebouwd1), treffen door ruime doorzichten en voorname architectuur. Meesterlijke scheppingen hebben de Romein- sclie bouwmeesters op dit gebied nagelaten. Bramante, een Urbinees, (1444—1514) is de grondlegger van deze school. Na een drukken werkkring in Lombardije, dat verschillende gebouwen 2) in vroeg Renaissance stijl van hem bezit, trok hij, bijna zestig jaar oud, Fig. 269. Paleis der Kanselarij. naar Rome, waar zijn groot talent, onder invloed der antieke monumenten, zich in tal van belangrijke werken heeft ontplooid. Zijn eerste voorname 1) Onder Julius II en Leo X drong zich de bouwbeweging vooral op het antieke Marsveld, de vlakke wijk bij den Tiber (zie Deel I, pag. 280), een dichte bevolkte buurt van middeleeuwschen aanleg. (J. Burckhardt). _ 2) O. a. het hospitaal, verschillende kerken, kloosters en villa's te Milaan, I avia, tomo en andere plaatsen. ^ evers, Architectuur, II. Fig. 270. Balkondeur van de Kanselarij. DE BOMEINSCHE SCHOOL. werk is liet paleis der Kanselarij (Cancellaria) voor kardinaal Riario gebouwd (+ 1500). De architectuur van dit statige gebouw vertoont den invloed van de meesters der Florentijnsche School, Brunellesco en Alberti. Die van Brunellesco aan de sciioone binnenplaats, saamgesteld uit twee Dorische zuilarkaden waarboven een gesloten verdieping met Corinthische pilasterstelling; (tig. 268). Als geheel is deze samenstelling een vrije ontwikkeling van den sierlijken Florentijnschen zuilenhof, en, door zuivere verhouding der arcaden, onberispelijke aansluiting van boog tot zuil en fijne detailleering, een edele schepping. Evenzoo de statige gevel (fig. 269). Alberti's schema is hier geheel zelfstandig bewerkt. Enkel de beide bovenverdiepingen hebben pilasterstellingen, op een rustieken onderbouw. I )eze is niet kleine rondboogramen doorbroken, afgewisseld door het krachtig voorspringend I )orisch hoofdportaal met balkonbekroning, verder den meer bescheiden zij-ingang met architraaf en consolelijst en de hoekrisaliet die ter volle gevelhoogte is doorgevoerd. Nieuw is ook de ïegelinatig afwisselende verdeeling van de pilasterstellingen, alsmede hun plaatsing op pedestal of borstweringlijst. De eerste schikking voorkomt eentonigheid, de laatste bevordert, door de kleinere schaal der ordonnantie in verhouding tot de gevelhoogte x), diens statig, voornaam karaktei. ') Bij Albf.kti is ileze verhouding als 1 : 4. Bij Bramante als 1 : 4-J en 1 : ■>■ Fig. '271. Paleis Farnese. DE RENAISSANCE IN ITALIË. Takt vol, teekenen 71) Door A. San Gallo Jr. ontworpen en aangevangen (±1514) werd het achtereenvolgens door Vignola, Micliel Angelo en (iiacomo-della 1'orta voortgezet en voltooid. Het bevat een groot aantal zalen op due verdiepingen, gelegen rondom een ruime vierkante binnenplaats van 2b .1. zijde Deze is door een ruime hooghal van verschillende breedte omgeven en uit de assen van het plan toegankelijk. Aan de voorzijde is een monumentale driedeelige zuilenhal, tonvormig overwelfd en aan de achterzijde een breede, open loggia, ter weerszijden nisvorinig afgesloten. De statige liootdtrap ligt in de lengteas der breede voorgalerij. DE RENAISSANCE IN ITALIË. Forsche pijlerarkaden, met Dorische en Ionische halfzuilen versterkt (tig. 272) vervangen de lichte zuilgalerijen der vorige paleizen en dragen de bovenverdieping die met een Corinthische pilasterstelling is bekleed. Het schema is een navolging van den Colosseum-gevel. Dit binnenplein, een uiting van Romeinsche grootheid, kenmerkt zich door indrukwekkende ruimtewerking. Reeds in de statige, stemmig verlichte voorhal boeit het den blik (tig. 273). Door bogen en pijlers heen openen zich ruime doorzichten ter weerszijden en weldra vertoont de zuilenhof zich in volle majesteit. Thans ontdaan van de kunstvolle, marmeren beeldgroepen en allengs *) zeer ontsierd, vormt hij niettemin een zeldzaam rijk, krachtig architectuurbeeld. Van zuiver karakter zijn vooral de beide zuilordonnantiën, door hun vaste verhouding en kernachtige teekening der onderdeden (tig. 273 en 274). De Romeinsche orden zijn hier met talent verwerkt2). Trou- Kig. 274. Dorische ordonnantie. Wens, de aicllitectoili sche moeielijkheden bij de aansluiting der ruimten onderling, zooals het asverschil der traveeën van voorhal en binnenplaats (tig. 271, detail), de geleding der zware hoekpijlers, en het breedteverschil van vóór- en zijgalerij — ze zijn alle ') O. a. de arkaden der ll' verdieping die van ingemetselde ramen zijn voorzien. 3) Vergelijk (Deel I, tig. 246). 1)K KOM KIN SCI IE SCHOOL. met gemak en talent opgelost»). De strengheid en vrijheid in de behandeling wekken volle bewondering. Grootscliheid en voornaamheid zijn ook het kenmerk van den \ ooige\ e (tig. 276) door de besliste uitdrukking van het horizontalisme der hoofdlijnen, 1«a+ .lnnmionroii e eeuw bereikt liet klassicisme zijn hoogtepunt. Dienden tot nu toe alleen de profane werken der oudheid ten voorbeeld, ook de tempelkolonnade wordt dan aan liet moderne paleis dienstbaar gemaakt en DE RENAISSANCE IN ITALIË. door de invoering van de groote of kolossaal-orde viert deze richting haar grootsten en laatsten triomf. Hiermede wordt de gevel ondergeschikt aan een enkele, domineerende zuil- of pilaster-ordonnantie, twee, soms drie verdiepingen hoog, waartusschen de ramen, als 't ware worden ingelascht. Naast deze ontzaglijke motieven gelijken zij miniatuurwerk en ter wille van liet statig, ja majestueus aanzien van het geheel wordt liet principieel-esthetisch begrip der woning, de uitdrukking der mensclielijke schaal, opgeofferd. Twee groote meesters Andreo Palladio (1518—'80) en Michel Angelo (1474—1564) vertegenwoordigen de uitersten van dezen laatRenaissance-tijd. Palladio bouwde vooral in zijne vaderstad Vicenza en in Venetië. Als grondig kenner der oudheid, streng stylist en oorspronkelijk talent, kenmerkt hij zich door een zelfstandige opvatting. In zijn eerste hoofdwerk, de schoone marmeren portiek van de basiliek te Vicenza, i i fit 410 0\ oon iiprnnmv ii» . Fig. 282. Portiek van de Basiliek te Vincenza. .§ ^ ordonnantie v;m de bibliotheek San Marco (lig. 267) meesterlijk verwerkt. Eerst later past hij liet antieke tempelfront aan verschillende gebouwen toe, waaronder de paleizen Valmarano (fig. 283), 1'refettizio en de Yilla Rotonda in en bij Vicenza. Afgezien van het abstract-decoratieve der geheele conceptie kenmerken zich zijn scheppingen door volkomen harmonie der verhoudingen, statig, voornaam karakter, juist evenwicht der massa's en zorgvuldige studie der onderdeelen. DE LAAT-RENAISSANCE. Naast .lezen streng-geschoolden klassicist vertegenwoordigt MichelI Angelo „e, geniaal-fantastisclie element. Grootsch van aanleg i,.het kap.too e Rome grootendeels naar zön outwerp uitgevoerd (Ag. 284). Het front en het paleis der Conservatoren ter weerszijden, d.enen als mliukekkend architectuurka.ler de reusachtige ruiterliguur van Harens Aurehus; het geheel wordt door een monumentale.! opgang voorafgegaan.^ an krachtige welking O is de groote ordonnantie, door net contrast der openingen, zuilportiek en raam, het laatste met gebogen fronton bekroond. Kenmerkend is de volkomen vrijheid, ja willekeur in de bewerking der onderdeelen, waardoor Michel Angelo als de voorlooper van den Barokstijl is te beschouwen. Rome's invloed beheersclit in de 16e eeuw de architectuur van geheel Italië. Zoowel door de werken van de voorname Romeinsche bouwmeesters in verschillende steden uitgevoerd, als doordien de beroemde,pauselijke stad de gezochte leerschool werd van haast alle jonge kunstenaars. Niettemin behoudt de bijzondere situatie eener plaats soms overwegenden invloed op den aanleg der paleizen en verkrijgen deze daardoor een eigenaardig lokaal karakter. Behal\ i Venetië getuigt vooral Genua hiervan. Haar bijnaam „La Su- Fig. 283. Paleis Valmarano. perba" dankt zij aan de talrijke marmerpaleizen en villa's die hier in de 16* eeuw, b., den g-ote^ei ombouw der stad verrezen, voornamelijk onder leiding \u Galeazzo Alessi (1500- 72), uit Perugia afkomstig en in J De paleizen Brignola, Carega, Lescari, Justiniam, . pino a, . a i7~Zie7 M. Quatremère de Quincy, Histoire do la vie et des ouvrages des plus célèbrc architectes. Tomé T. 2) Thans verdwenen. Fig. 284. Het Kapitool van Michel Angelo. DE LAAT-RKNATB8ANCE. Cambiaso en Pallavicini, de hoofdkerk S. Maria di Carignano en vele andere monumenten in en bij Genua ot elders, zijn van zijne hand1). De Genueesche paleizen kenmerken zich evenals die van Rome door grootsclien aanleg van liet inwendige, gepaard aan hoogst schilderachtige werking van wege liet sterk hellende terrein waarop de stad zich verheft 2). Van deze omstandigheid is meesterlijk partij getrokken door den terrasvormigen aanleg van grootsche toegang- en traphallen, vóór- en achter den zuilenhof. 1 )oor de verrassende perspectiefwerking verkrijgt liet Romeinsche plan hier een nieuwe uitdrukking. Het paleis Doria-Tursi (1554), van Luroga, is hiervan een schoon type itig. 2S;> en 2H6). De rechthoekige binnenplaats voorafgegaan door een groote geweltde. insangshal niet breede marnieren tiK liKNAISSANCK |\ ITA LIK. en die, in verband met hoogte, omvang der ruimte en persoonlijke opvatting van kunstenaar of bouwheer, verschillende varianten doen ontstaan. In de 15e eeuw blijft de teekening van de zoldering strak, rustig. De \* 1 deeling in vierkante vakken (cassetten of caissons), wier grootte en relief wordt bepaald naar die der ruimte, respecteert in hare hoofdlijnen nog de balklaag, waartusschen een roosterwerk van dwarsribben is bevestigd. Weldra wordt de samenstelling vrijer, onafhankelijk hiervan. Groote en kleine vakken, zooals het vierkant met den rechthoek of het achtkant, het zeskant met den driehoek, wisselen elkaar af en worden als een afzonderlijk houten roosterwerk tegen de balklaag bevestigd *). Strenge uitingen zijn de zolderingen van de paleizen Riccardi en Massimi te Florence en Rome en ook het sierlijke houten cassettenplafond te Venetië, van Lombardo (fig. 290), dat met fraaie arabesken, ranken, rosetten, koppen en het stadswapen is versierd. Verder de zoldering van een kloosterzaal te Rome (PI. VI), waar kruisvormige, acht- Fig. 290. Cassettenplafond te Venetië. kante- en rechthoekige cassetten zijn toegepast. Reeds is hier, door onderbreking der groote lijnen, de draagkracht der ribben zichtbaar opgeheven en spreekt de zoldering als een decoratieve afdekking dei ïuimte. Echter onderscheiden zich de samenstellende ribben nog van de verdiepte velden door strenge versiering en krachtigen toon. "V erdere uitingen in dezen geest zijn de houten zolderingen met domineerend middenveld dat door kleine vakken, bij wijze van rand, is omgeven 2). ') De zolderingen van verschillende Oud-Christelijke basilieken zijn van dezen tijd. Deel I pag. 317, eind 15c eeuw; fig. 316, 16e eeuw e. a. -i Zie Espouy: Fragments antiques et modernes; Letarouilly, en andere werken. HET INWENDIGE. 1)001- (le ontwikkeling der stuc-industrie ontstaan ten slotte de zwierige, rijk bewerkte reliefplafonds uit gebogen lijnen x) of cartousclien saamgesteld die den overgang tot den Barokstijl vormen. Talrijke varianten vertoonen ook de gewelven. Te onderscheiden zijn: liet halfronde en elliptische tongewelf, dit laatste vaak door steekkappen Fig. 291. Wandversiering van de Loggiën in het Vatikaan. aansluitend tot den wand. Dan liet spiegelgewelf bestaande uit een donnneerend, horizontaal middenveld met steekkappen als overgang tot den wand en veel in lage vertrekken aangewend. l)e steekkappen zijn dan in stuc op houten schinkels uitgevoerd. Verder het vierkante kruisgewelf zonder ribben, naar oud Romeinsclien trant en het kloostergewelf. Groote ontwikkeling verkrijgen ook de Romeinsche en Byzantijnsclie koepels. ') Deel I, pag. B09. DK RENAISSANCE IN ITALIË. Al (leze gewelven in baksteen, gietwerk of in stuc op houten schinkels uitgevoerd missen een werkelijk constructieve uitdrukking en spreken slechts als een decoratieve overspanning der ruimte. Hun reliefteekening, in stuc uitgevoerd, komt overeen met die der zoldering. Zij bestaat uit cassetten hetzij regelmatig, afwisselend, as- of diagonaalsgewijs over de oppervlakte verdeeld en rijk door reliefornament versierd. Een fraai tongewelf overdekt de vestibule van het paleis Farnese (fig. 273). De strakke, vierkante cassettenverdeeling, wier dwarsverband overeenkomt niet de zuilen, brengt door haar fijne schaal de grootte der kolonnade krachtig tot uitdrukking en bevordert de perspectievische werking der geheele ruimte. Schoone ton-, klooster-, spiegel-, kruis-, net- en koepelgewelven overdekken de talrijke zalen en galerijen van het Yatikaan. Merkwaardig is het netgewelf eener vierkante zaal te Mantua (PI. VII). De ribverdeeling, uit de wand- traveeën ontwikkeld, omsluit een groot vierkant middenveld, dat Fig. 292. Hal van de villa Madama. SChijnbaai lliet een 1 011(1* opening is doorbroken. De reliefversiering is rationeel, die der stucribben, als organen, door een strak vlechtwerk, de kruispunten krachtig door rozetten gemarkeerd; daarentegen de velden rijk gevuld door medaillons, looverkransen, genieën, linten en ranken. Bovendien tooien weelderige vruchtslingers de arkaden van den gewelfaanzet en het centrum. Het sobere, doch rijke koloriet bestaat uit steengrijs voor alle reliefs, op gouden grond, versterkt door de natuurkleur der vruchtslingers tegen blauwe lucht. Een streng gestileerde, zwaar-bronzen tapijtschildering dekt den wand. HET IN WKNDKtK. Hoewel enkele der schoonste cassetten plafonds, rijk in hout gesneden, bijna of geheel zonder kleur zijn uitgevoerd (fig. 290), werd toch, van den aanvang af, de reliefversiering veelal door beschildering in afwisselend koloriet verrijkt. Vooral worden blauw en goud bij voorkeur toegepast, het eerste voor de velden (zie PI.), het laatste ter versterking der sprekende organen. Een sobere voorname tonaliteit van wit en goud is ook bij sommige ruimten van ernstig feestelijk karakter aangewend *). Na de ontdekking der rijk versierde ruimten, de zoogenaamde grotten, van de '1 itus-thermen en paleizen der oudheid wordt de antieke fresco-schildering vaak hoofdzaak bij de inwendige versiering. L)e nieuwe richting verkrijgt in het begin der Fig. 293. Hal van het paleis Lercari te Genua. 16® eeuw, vooral dooi' invloed van den schilder Ilafaël, grooten aanhang. Zijn meesterwerk op dit gebied, de beroemde Vatikaansche loggiën, bestaat uit veertien vierkante traveeën, door spiegelgewelven overdekt. De bijbelsclie voorstellingen, vier in elk gewelf, zijn door leerlingen uitgevoerd. De versieringdie met de grootste vrijheid tusschen stuc en beschildering wisselt, volgt de antieke voorbeelden slechts in enkele motieven van de gewelven, de bogen en de deelen der pijlers die omlijste voorstellingen bevitten. Doch verreweg het meeste, zooals de vullingen der pilasters, telkens nieuw en uit figuren, allerlei sieraad en lofwerk bestaande, is Kafaël s schepping, (fig. 291). De versiering bijzonder schoon, zuiver van karakter, bevat een ') Deel I (fig. 317). ]>K RENAISSANCE IN ITALIË. overstelpenden rijkdom van kunstvolle gedachten. De ramen van den binnenwand verheffen zich op hemelsblauwen grond en zijn omkranst met schoone volkleurige vruchtsnoeren. Verschillende figuurtjes en motieven zijn aan de antieke voorheelden ontleend 1). Bijzonder schoon is ook de hal der villa Madama hij Rome afwisselend door koepel- en kruisgewelven overdekt en met sierlijke fresco-schildering, oorspronkelijk van Rataël s hand, \ ooi zien (tig. 2.)2). In deze hij uitstek decoratieve richting, door verschillende meesters uit Rafaël's school gevolgd, zijn talrijke scheppingen van afwisselend en geheel persoonlijk karakter ontstaan die, in rijkdom van voorstelling en motieven, de overgebleven fragmenten der oudheid verre overtreffen. Na het midden der H>e eeuw verliest de beschildering haar zuiver decoratief karakter en wordt zij door de reliefschildering, het schilderij, vervangen. Groote vlakke velden met figurale voorstellingen in mythologisclinaturalistisch karakter beschilderd en door zware stuc-lijsten en grillige cartouschen ingesloten, vullen dan plafonds, gewelven en soms ook de wanden, (tig. 293). Ondanks de geniale samenstelling, het rijk koloriet, de overweldigende scheppingskracht en de meesterlijke techniek, waarvan vele getuigen, missen zij toch de essentieele eigenschap eener rationeele versiering, liet begrip eener vaste omsluiting der ruimte. Michel Angelo s beroemde Sixtijnsche kapel in het Vatikaan is hiervan een karakteristieke uiting. KERKELIJKE ARCHIÏECTUl'R Op dit gebied heeft de vroeg-Renaissance in Italië geen eigen, oorspronkelijk type voortgebracht. Wel wekte de stichting van een kerk ook nu, evenals in de middeleeuwen, groote belangstelling van geestelijkheid en gemeente, doch niet zoo zeer uit godsdienstige devotie zooals vroeger, dan wel als kunstwerk van allerhoogsten rang. En daar de vonn der kerk niet door strenge lithurgische eischen werd beheerscht, leidde het persoonlijk inzicht van bouwheer of bouwmeester tot verschillenden aanleg en ophouw. Bij de voltooiing van Florence's machtigen Domkoepel (1420 36), het eerste werk in de nieuwe richting, bleek deze al dadelijk aan de zwaarste technische eischen te kunnen voldoen (fig. 294—29(5). De koene bouwmeestei Brunellesco sloeg op de acht hoeken van den verticalen, massieven trommel ') I. Burckhardt. Die Renaissance in Italien. !) Deel I pag, 326. KKUKKUJKK AKOHITKCITIK. zware lioofdribben. Daartusschen telkens twee lichtere ribben die onderling door cilindrische gordelribben geschoord worden, zoodat hun druk deels op de hoekribben neerkomt. Gezamenlijk vormen zij een hecht, licht skelet voor het zware binnen- en buitengewelfx). Steenen en houten ringankers op verschillende hoogte aangebracht geven, met de steenen lantaarn die de kruin van het spitsbooggewelf belast, de noodige verstijving aan het geheel. Deze lichte, holle gewelfconstructie, een vernuftige hervorming van het massieve Romeinsche gewelfsysteem 2), stelde Brunellesco in staat om den reuzen- Fig. 294. Dom te Florence. koepel, vrij zonder aanrazeering of uitwendige schoring, te bouwen '*). Klaar rijst zijn statige romp uit de lage apsieden en kapellen omhoog en krachtig ondersteunen zijn hoofdlijnen de slanke lantaarn (tig. 294). Klassieke hoofdgestellen en pijlers bekleeden den vertikalen trommel, die aan den koepel- ») De spanning bedraagt 43 M., de hoogte tot de lantaarn 90 M., de dikte van den binnenkoepel 2.40 M., die van den buitenkoepel 0.58 M. 2) Zie Deel I pag. 282). 3) Voorloopers van deze koepelconstructie zijn de Baptisteriën van Florence en l remona. 1)E RENAISSANCE IN ITALIË. aanzet met een arcade, als omgang, wordt bekroond. Het inwendige maakt, door al te sobere verlichting, een zwaarmoedigen, somberen indruk. Aanvankelijk verkrijgt de centrale koepel nog geen overwicht op den algemeenen grondvorm der kerk. Wel bouwde Brunellesco in Florence de fraaie Pazzi-kapel (1429) met domineerenden koepel op pendentiefs, alsmede kleinere op koor en voorgalerij (lig. 297); ook ontwierp hij andere ondergeschikte werken in dezen geest, doch de grootere kerken der 15e eeuw zijn in (hid-Christelijk-basilicalen trant, hetzij drie- of vijfbeukig, opgevat. Het schip, meestal op lichte zuilen gebouwd, verkrijgt bij voorkeur de vlakke cassetten-zoldering of enkel de open kap, een enkele maal zelfs koepels. De koepel vervangt bijna steeds het kruisgewelf in de zijbeuk en bekroont ook de kruisbeuk. Het geheele ruim is soms, overeenkomstig de traveeverdeeling, door kapellen of nissen omgeven. De basilieken S. Lorenzo (1420) en S. Spirito (1435) te Florence zijn de voornaam- ■ i i'i'iii'H"1 r'.HviwT--• «,■/' .... , ste van dezen tijd (tig. Fie. 295. Doorsnede van den Domkoepel te Horence. . T , , 298). In deze is de zuilgalerij, rondom dwarsschip en koor doorgevoerd, van traaie peispectielwerking. De ongunstige, tweedeelige zuilafsluiting der kruisarmen wordt door liet hoogaltaar deels gemaskeerd (tig. 299). Het volledig hoofdgestel van den boogaanzet, blijkbaar aangebracht om de slanke verhouding der arcade te bevorderen zonder de zuil te verhoogen, is overtollig, mist rationeelen zin. Andere basilicale kerken der 15® eeuw, deels of geheel overwelfd, bevinden zich te Ferrara, Pienza, Piacenza, A erona, Siena, A enetië en KKKKEL1JKt AKCHITEC'i'UL' 1!. 345 andere plaatsen van Midden- en NoordItalië *). Licht van opbouw is de 8. Zaccaria kerk te \ enetië (1477), half-Gothisch, niet wijde sierlijke zuilarcaden, door kruisgewelf en koepel . overdekt. Evenals in de Italiaansche (jothiek mist de voorgevel ook nu organisch verband met het kerkruim. Zijn compositie is onsamenhangend, halfslachtig en bestaat, naar Alberti's voorbeeld met de facade der S. Maria Xovella (tig. 300), geAVOonlijk uit twee zuil- of pilasterstellingen, op elkaar geplaatst. Het smalle bovendeel van het schip wordt door een fronton bekroond en door groote zijvoluten of halve frontons 2) met den breeden onderbouw verbonden. ^4 - Fig. 297. Pazzi-kapel te Florence. Fig. 298. S. Spirito te Florence. i) Zie J. Burckhardt. *) O. a. de S. Zaccaria te Venetië. I)K HK.NA1SSANCK IN ITALIË. Over 't geheel missen de gevels bezieling, juiste uitdrukking en zijn zij enkel door fijne bewerking der onderdeelen en uitvoering in kostbaar marmer van artistiek belang. De indrukwekkende portalen der (iotliiek ontbreken geheel; de gevel mist relief, krachtige verdeeling en de openingen zijn, even als die der paleizen, met pilaster of zuilstelling en frontonlijst versierd. l)e klokketoren of Campanile blijft doorgaans achterwege; hij was moeilijk met Fig. 299. S. Spirito te Florence. liet liorizontalisme van het gevelschema te vereenigen. Merkwaardig om zijn kostbare, rijke incrustatie is de beroemde marnieren gevel der Certosa, een kloosterkerk bij 1'avia itig. 301). 1 usschen de pijlers, die beelden dragen, staan ramen en blindnissen, op antieke wijze omlijst en bekroond. Friezen en velden zijn met sierlijke festoenen, medaillons en schilden gevuld. In de rechte omlijsting staan ranke arcaden dooi kandelabervormige kolonnetten ondersteund en al de profileeringen zijn niet fijne ciseluur bedekt. Een rijke acroterie van consoles, palmetten, adelaar en IMff 0002?DO lïïi Fig. 300- S. Maria Novella te Florence, Fig. 301. Blindraam van den voorgevel der Certosa te Pavia UE KENAISSANCE IX ITALIË. engelenfiguren, bekroont liet geheele motief, dat, door vertijml, decoratiet karakter uitmunt. Hoogst schilderachtig is de aangebouwde kloosterhof, met de sierlijke zuilgalerij, de opeenvolgende dwerggalerijen en den terrasvormig opgebouwden kruistoren (fig. 302). Baksteen en terra-cotta zijn hier de hoofdmaterialen itig. 303 en PI. V). Zij zijn met bewonderenswaardig talent tot een rijk, stemmend geheel verwerkt. Inwendig is liet koor niet omgeving van overstelpende pracht, meer Fig. 302. Kloosteihof van de Certosa bij Pavia. gekunsteld dan schoon, door kostbare materialen en bewerking. Tegen het einde der 15e eeuw wordt de basiliek allengs door den centraalbouw verdrongen. Op grondslag van de Baptisteriën der I2e en 13e eeuw verrijzen in Noord-Italië tal van koepelkerken op achthoekig ot vierkant grondplan, al of niet met aanbouwen in Griekschen kruisvorm vergroot *). Bramante vooral bracht dit type tot glansrijke ontwikkeling. Van zijn ') H. Strack. Zentral- u. Kuppelkirchen der Renaissance in Italien. KKRKKLIJKK AR( 'HlTE(Tt'VK. eersten tijd af werd de centmlbomv voor hem ra> levenstaak. Hij had het Bronte voorrecht dit hoogste bouwproDieem van zijn tijd, eerst (te Milaan) in rijke, sierlijke vormen en later (te Rome) in majestueuze waardigheid en grootte te kunnen verwezenlijken 1>Eerste werken zijn de sacristij van S. Satiro (1475) en de S. Maria- . .. . •• Fi" 304. S. Pieterskerk te Rome. Oorspronkelijk plan van Bramante. Fig. 303. Terra-Cotta boog. Fig. 305. Plan v. Michel Angelo. rijker is de herbouw van liet kooi dei >) J. Burckbardt. 1)K liKNAISSANCK IN ITALIË. een ronde koepel met pendentiefs en verticalen trommel op vierkante kruisbeuk (IH M. spanning), aansluitende tot het Uothische langsschip. Het uitwendige, in schilderachtige doch onzuivere baksteen- en terra-cotta-architectuur, is later herhaaldelijk gewijzigd. Door Bramante en zijn school zijn nog tal van koepelgebouwen in steden van Xoord-Italië, Pavia, Prato, Legnano, Como, Canobbia e. a. gesticht 1). Bramante's koepelhouwen van dezen tijd kenmerken zich door schoone ruimteontwikkeling, edele verhoudingen, lichten ophouw en verfijnde bewerking der onderdeden in marmer of terracotta. Uitwendig is het groote vraagstuk nog slechts ten deele opgelost, doordien de koepel niet rationeel tot uitdrukking komt, doch achter een dwerggalerij en tentdak schuil gaat. Op deze sierlijke koepelruimten van den vroegen Lombardischen tijd volgen te Rome die der HoogRenaissance. Bramante's eerste werk, het tempeltje in den kloosterhof van 8. Pietro in Montorio (1499—1502), een ronde Fig. 306. S. Pieterskerk te Rome. (Tegenwoordige toestand). kapel lliet llOOoen koepel en omgeving van 16 Dorische zuilen, is een statig, klein monument geheel in antieken geest. De architektuur, in krachtige», strengen stijl opgevat, kenmerkt zich evenals in zijn vorige werken door voornaamheid en verfijning van verhoudingen en bewerking. Vier jaar later (1506) legde hij den grondslag tot zijn meest grootsche schepping, de S. Pieterskerk van Rome, het hoofdwerk van de kerkelijke architectuur der Renaissance. ') Zie. C. v. Lützow. Die Ktinstschatze Italiens. KKKKF.LI.TKK ARCHITECTITR Het plan tot den herbouw der oude, eerwaardige S. Pietersbasiliek uit Constantijn's tijd, dagteekent reeds van Paus Nikolaas \ (± 145U). Xa zijn dood werden de aangevangen fundeeringen gestaakt en kon er wegens den onzekeren staat van den Pauselijken Stoel in het eind der 15e eeuw, van voortzetting geen sprake zijn. Eerst door den energieken Paus Jnlins II, den grooten bevorderaar van het Pausschap, werd liet werk krachtig hervat. Met terzijdestelling van liet aangevangene ontwierp Bramante een nieuw Fig. 307. Lengtedoorsnede. plan, welks grootschheid en schoonheid dat van alle Christelijke gebouwen deiwereld moest overtreffen. Een werk dat niet alleen moest worden een grootsch bedehuis tot stichting der talrijke bedevaartgangers naar de eeuwige stad, doch bovenal een luisterrijk symbool van liet Pauselijk gezag, een onvergankelijk monument voor den roem des stichters. Bramante's grondplan vormt een Grieksch kruis met domineerend centrum dat door een monumentale galerij, bij wijze van omgang in vierkanten vorm, is omgeven en waaruit de kruisarmen absidaal te voorschijn treden (fig. 304). Een machtige, domineerende koepel bekroont het centrum en wordt Fig. 308. De S. Fieterskerk met het Vatikaan. evers, Architectuur, 11. Fig. 309. Inwendige van de St. Pieterskerk. DE KKNA1SSANCK IN ITAI,I door vier kleinere koepels op de hoeken van den vierkanten omgang vergezeld. Kluisarmen en zijgalerijen worden door een tongewelf overdekt. Talrijke nissen verwijden en verlevendigen liet inwendige en vier hooge hoektorens voltooien den nitwendigen omtrek. De centraalbouw lieett hiermede, als ruimte-ontwikkeling, haar hoogste uiting bereikt. Bramante's eerste werk was de slooping der oude basiliek. Zoo krachtig werd de bouw geleid, dat bij zijn dood (1514) de vier zware hoofdpijlers met de bogen van het machtige centrum waren uitgevoerd. Br trad nu een tijd van stilstand in. Verschillende plannen o. a. ter vergrooting van het oorspronkelijk werk tot een Latijnsch kruis, werden door zijn opvolgers, Kafaël, San Gallo enPeruzzi ontworpen, doch kwamen niet tot uitvoering. Eerst toen Paulus 111 den hoog bejaarden Michel Angelo met de voortzetting van het werk had belast volgde een tijdperk van snellen vooruitiramr (I 54fi-'64). Michel Angelo keerde in beginsel tot Bramante's plan terug, vereenvoudigde en verbeterde dit door weglating der talrijke nissen, waardoor de ruimte rustiger, meer samenhangend en geheel ondergeschikt aan den koepel wordt (fig. 305). Ook ontwierp hij den grootschen hoofdgevel, die aan liet eerste plan ontbrak. Met zooveel energie werd gewerkt, dat bij zijn dood, na IS Fig. 310. Constructie van den koepel. (Naar .1. Durm). KKRKEMJKK AR<'HITK('Tl'l'K. jaar, het ontzaglijke ruim, op den koepel na, was afgesloten. Dit geschiedde naar zijn model, onder Sixtus V, door (1. della Porta (158K'—90). Intusschen had Vignola den romp uitwendig met een ordonnantie in Travertinersteen bekleed, waarna de inwendige versiering kon volgen. De marmeren vloer werd gelegd, de koepel met goud mozaïek versierd, wanden en gewelven in reliefstuc bewerkt, en deels met kostbare marmers en goud verrijkt. Zoo was, door samenwerking der machtigste kerkvorsten en grootste kunstenaars, in ongeveer een eeuw de Vatikaansclie kerk als centraalbouw nagenoeg voltooid toen Paulus V, door toevoeging van twee traveeën, het ruim tot den basilicalen vorm verlengde en daarmede liet gronddenkbeeld van den geheelen aanleg, de machtige werking van de centrale ruimte met den koepel prijs gaf (tig. 306 en 307). Na de wijding door Urbanus VIII (1026) bouwde Carlo Moderna nog aan de voorhal en den voorgevel, die, met de in- en uitwendige versiering, door L. Bernini werden voltooid. Deze is ook de uitvoerder van het F'g- 3U- KaPel te Tüdi- majestueuze, ovale voorplein met dubbele kolonnade, Michel Angelo's denkbeeld, (1655—'07), in welks centrum het kruis op hooge obelisk troont (fig. 308), en dat, als een gewijd atrium, de symbolische inleiding vormt tot de hoofdkerk der Christenheid 1). ') De volgende afmetingen geven een denkbeeld van den omvang. De lengte van het ruim is 185 M„ de breedte van het schip 27.40 M., de hoogte 46.25 M., de spanning van den koepel 42,60 M., do hoogte 131 M. De oppervlakte van het ruim bedraagt ± 21090 M2., die van Amiens ± 8000 M2. PE RENAISSANCE IN ITALIË. Dank zij het genie van Bramante en ^Iicliel Angelo verkrijgt de kerkelijke architectuur der Renaissance in het centrale koepelruim van de St. Pieterskerk te Rome volkomen zelfstandige uitdrukking, glansrijke ontwikkeling. Dit ruim is de verwezenlijking van het grootsche denkbeeld, de verwijding van de kruisbeuk tot een domineerend centrum, waarnaar bij den Romaanschen Dom te Pisa aarzelend werd getracht, waarnaar bij de Gothische kathedralen van Siena, Bologna *) en Florence reeds bewuster werd gestreefd (tig. 190 en 198). Zijn grootsche schaal, éénig, ver overtreffend die der grootste kathedraal verhoudt zich tot deze als het Pontificaat tot het Episcopaat 2), kenmerkt zijn hooge beteekenis als verheven, luisterrijk architectuursymbool van het Pauselijk oppergezag der L6e eeuw. Treffend openbaart zich dit denkbeeld bij plechtige, kerkelijke feesten, als een ontelbare menigte het ontzaglijke voorplein vult en de kerkvorst van het balkon, boven de statige ingangshal, den apostolischen zegen aan stad en wereld (urbi et orbi) verleent. Evenzoo in liet reusachtige ruim, rijk en pralend, als de luistervolle pauselijke stoet voortschrijdt, langzaam, statig, te midden eener geknielde schare van drie of vier tienduizenden, naar liet lichtende koepelcentrum, waar het hoogaltaar van liet Katholicisme onder pronkenden baldakijn van marmer en goudbions verrijst (fig. 309). Vooral in deze bijzondere oogenblikken spreekt de S. Pieter door haar machtigen omvang, haar overweldigende praal niet als indrukwekkend bedehuis in den gewonen zin — doch als gewijde zetel van een geestelijk wereldgezag. Toch heeft dit ontzagwekkende werk zwakke zijden. Billijk is iet ') Deze kerk is slechts ten deele uitgevoerd. !) I. Guadet. Élements et théorie d'architeeture. Tome 3. KERKELIJKE AKCH1TECTITR. verwijt dat deze ruimte juiste uitdrukking van grootte mist, juiste menschelijke schaal, de eigenschap der groote Byzantijnsche, Moliammedaansche en Middeleeuwsche bidruimten x). Het kenmerkt voorzeker Michel Angelo's zin voor het grootsche om de inwendige sainenstelliiig door een enkele kolossale ordonnantie, klaar, krachtig te doen spreken, in afwijking van Bramante, die zich liet hooge, kruisvormige middenruim door de bovengalerij omringd, en in verband hiermede, de hoogte door twee ordonnantiën verdeeld voorstelde2). Diens zin voor schildeiachtige A\ei- Fig. 314. Jezuskerk te Rome. king door onderverdeeling en verfijning ging echter daarmede te loor. Toch is Michel Angelo's opvatting onjuist, overdreven, omdat bij gemis aan onderverdeeling van de samenstellende organen der ruimte ook de vergelijking en tegenstelling dier organen onderling ontbreekt en de werkelijke grootte niet onmiddellijk, van zelf, tot uitdrukking komt. Slechts is dit even het geval met de fijne cassetteering van het hooge tongewelf, in Bramante'* geest. Zij geeft aan dit bovendeel iets wijds en groots, welke indruk wordt verstoord door de logge schaal der pilaster-ordonnantie en de grove, opzichtige bewerking der rnuur- Fig. 313. S. Carignano te Genua, ') Deel I, pag 388 en 459). Deel II, pag. 133. 2) Zie de teekening in het werk van A. Geymuller. 1)K RENAISSANCE IN ITALIË. stijlen en arcaden. < >ok ontneemt de abstract-decoratieve samenstelling van de ruimte, haar de ontroerende stemming van vromen ernst, die aan liet rationeel opgebouwde bidruim der middeleeuwen eigen is. Deze stemming komt trouwens voort uit den innigen geloofsdrang, uit de vrome devotie dier samenleving tot liet hoogste, dus uit zuiver ideale, ethische bron. hn al moest de S. Pietei dienen tot stichting der geloovige Christenheid, tot verheerlijking der apostolische majesteit, zoo is zij toch bovenal de uiting van verheven maclits- Fig. 315. Inwendige van de Jezuskerk te Rome. vertoon, de openbaring van het oppergezag der kerkelijke hierarchie in de 1 eeuw. Te betreuren is ook de verlenging van het oorspronkelijke centrale ruim tot den basilicalen vorm, daar deze de eenheid der ruimte verstoort, de aandacht verdeelt, niet beslist in één richting bepaalt en de grootsche, spontane werking van den reuzenkoepel verzwakt. Hij de nadeiing wn liet centrum vertoont hij zich geleidelijk, stuksgewijs, en eindelijk in vollen omvang, majestueus. Dan eerst spreekt bij onweerstaanbaar en is, ondanks KKKKKMJKK AKCHIÏKCÏUUI!. alles, een der machtigste openbaringen der architectuur. Van schoone werking is de tijne schaal der dubbele pilasterordonnantie, de kernachtige ribverdeeling, de feestelijke glans der mozaïekvullingen en bovenal het harmonische licht dat door kleine ramen regelmatig binnendringt en aan den koepel iets zwevends, etherisch verleent. Treffend karakteriseert hij ook uitwendig liet geheele monument. Zijn ontzaglijke hoogte, zijn rustige, indrukwekkende massa, zijn volmaakt schoone vorm boeien reeds op verren afstand in of buiten Home, kenmerken hem als een alomzichtbaar architectuursymbool van verheven beteekenis. Kernachtig verdeelen de ribben, als ranke constructie-organen, den machtigen romp, statig rijzen zij omhoog uit e eeuw, zoowel in maatschappelijken als geestelijken zin, rijp voor hervorming. Krachtig bevorderen en leiden nu Frankrijk s koningen de nieuwe kunstbeweging. Zij konden den toon aangeven, omdat onder de toenemende macht KASTKELEN. van de monarchie (le vroeger zoo onafhankelijke, krijgshaftige ridderschap allengs tot een geregelden hof- en krijgsadel in dienst der Kroon was geworden, en het koninklijk gezag algemeen werd erkend. Enkele begaafde koningen namen tevens ijverig deel aan de geestelijke ontwikkeling van hun tijd. Zoo groot werd hun invloed op de kunst, dat de geleidelijke stijlverandering der Fransche architectuur tijdens de monarchie, naar de voornaamste, opeenvolgende koningen wordt onderscheiden. De perioden Frans I, Hendrik II, Hendrik IV, als karakteristieke uitingen der Renaissance, zijn hiervan afkomstig. Evenwel had elke troonsverwisseling geen plotselinge stijlverandering ten gevolge. Deze vond geleidelijk, onder invloed der zich wijzigende zeden en gewoonten van het hof, plaats. Dank zij de monarchie, die de uiting is van het opkomende nationaliteitsgevoel na den feodalentijd, de ontluiking der Fransche natie, de drang naar eenheid van liet Fransche ras, bleet ook, meer dan in het verdeelde Italië, de eenheid in kunst behouden. Op initiatief van de kunstzinnige vorsten verrijzen in de schoonste streken des lands luisterrijke residentiën, lustsloten, paleizen, meesterwerken van architectuur. Hun stijl wordt eerst toonaangevend voor de kasteelen van den adel,weldra ook voor de heerenhuizen en burgerwoningen der steden, voor de publieke gehouwen ten dienste van het gemeentewezen en eindelijk ook voor de kerk. En al bestaat er eenig onderscheid van stijl tusschen de gebouwen van Noorden Zuid-Frankrijk, van Caen met die van Bordeaux of Toulouse, een zoo karakteristiek stijlverschil als van sommige Italiaansclie steden, bestaat er met. Bijzondere architectuurscholen, zooals daar, heeft de Fransche Renaissance niet gekend. Eenheid in den ontwikkelingsgang is haar algemeen kenmerk. Geleidelijk vindt deze plaats. Ondanks de sterke neiging van Lodewijk XI1 (l4c)H i5i5) i) tot de nieuwe kunstrichting behoudt de Gothiek nog geruiraen tijd invloed. Wel werkten Italiaansclie kunstenaars aan de vorstelijke verblijven, doch meer als schilders en beeldhouwers aan de binnenversiering, dan als uitvoerende bouwmeesters. Deze waren Fransch. En al deden de gebreken deifeodale kunst zich zeer gevoelen, toch waren de bewoners te zeer aan de eeuwenoude traditiën gehecht om deze dadelijk geheel prijs te geven. Zoo bleef aanvankelijk de onregelmatige aanleg van het kasteel, met slotgracht, brug en torens bestaan, en werd alleen het inwendige met meer gerief en weelde dan vroeger ingericht. De uitwendige verandering bepaalt zich tot het strikt noodige, soms alleen tot bet doorbreken van den zwaren gevelmuur met breede kruisramen voor ruim uitzicht op de omgeving. Zelfs geheel nieuwe gevels behouden soms nog een laat-Gothisch karakter. Die van ') Karei VIII stierf reeds in 1498. üe grootsche herbouw van het kasteel van Amhoise. in 1495 door hem aangevangen, bleef onvoltooid. Fig. 319. Kasteel te Blois. Gevel aan de binnenplaats. KASTEELEN. den Oostvleugel van liet kasteel te Blois (1.501), met zijn toevallige, onregelmatige raam verdeeling, inspringende raamomlijstingen, veeldeelige arcaturen van ramen en nissen, kordon- en kroonlijsten, balustraden en dakramen, getuigen hiervan. Evenzoo de kasteelen Chaumont, Meillant, Martaiuvüle e. a. Daarentegen vertoont liet luisterrijke slot Gaillon '), door 's konings machtigen minister, den kardinaal van Amboise, bij Rouaan gebouwd (1502— 09), reeds sporen van verandering, kenbaar aan de sierlijke pilasterordonnantiën om den ingang gegroepeerd en een „galerie a 1'italienne", aan den Zuidgevel. In Fig. 320. Kasteel te Blois. Buitengevel. haar geheel echter verkeert de architectuur onder Lodewijk XII nog in een overgangstijdperk. t Eerst onder de langdurige regeering van Frans 1 (1515—40 dringt de nieuwe stijl geheel door. „Le Roy Erancois I estoit merveilleusement adonné après les batimens", zoo luidt het. Xaar het voorbeeld \an dezen kunstzinnigen vorst verrijzen allerwege lustverblijven, wier schoone, oorspron- ») Door de Revolutie van 1789 geheel verwoest, behoudens een fragment dat op de binnenplaats van de Ecole des Beaux Arts te 1 arijs. l>K KKXAISSANCE IX EKAXKRI.1K. kelijke stijl tot de meest kunstvolle uitingen der Fransche architectuur behoort en als het vroeg-Kenaissance tijdperk bekend is. Zijn kenmerk en groote verdienste is de harmonische vermenging van twee contrasteerende elementen, van Gothiek en Klassicisme, hun algeheele samensmelting tot een nieuwen architectuurvorm, van frisch, oorspronkelijk karakter. Dank zij den kraclitigen geest van het Fransche ras zijn Xoord-ltaliaansche elementen met vernuft en fijnen smaak, aan eigen inzicht en behoefte ondergeschikt gemaakt, met talent opgenomen en verwerkt tot een geheel zelfstandige kunstuiting. Het hoofdwerk van dezen tijd, uit een oogpunt van stijl, is de Noordvleugel van het kasteel te Blois, door Frans I gebouwd (± 1515), in aansluiting met het Oostelijk deel dat van zijn voorganger, Lodewijk XII, dagteekent. De willekeurige schikking der vertrekken, in twee rijen, rondom het onregelmatige binnenplein, de ligging van het geheele kasteel op schuinen voet, hoog hoven de omgeving (tig. 320), de uitwendige plaatsing der spiltrappen aan den gevel van het binnenplein (tig. 319), getuigen nog van middeleeuwsche traditie. Evenzoo de vrije verdeeling der ramen over het gevelvlak even als hun kruisvorm. Geheel vrij van opvatting is hier het klassieke element, de corinthiseerende pilasterordonnantie, die nauwelijks dien naam verdient. Van axiale verdeeling of modulaire verhouding, liet kenmerk der Italiaansche orde, is hier geen sprake. Verdiepingsgewijs, drie hoog, op elkaar geplaatst, worden zij onderling door sobere, Gothiseerende, horizontale lijsten, met doorgaande verticale onderbreking gescheiden, hun slank lijf en vlak relief door een kernachtig, georneerd, inspringend kwartrond profiel versterkt en verrijkt. De polygonale steenen hoofdtrap, is een onovertroffen meesterwerk. Rational teekent zich, tusschen de krachtige, in klassieken geest bewerkte pijlers, haar klimlijn tot den rondgang aan den voet van het hooge, steile dak. Kernachtig en fijn van teekening zijn de pijlers, de muuropeningen, de trapleuning met haar rijke pijlervonnige balustrade, te zamen een harmonie van Gothische en Klassieke elementen. De architectuur is verlijkt met decoratieve figuren, onder hoogen baldakijn geplaatst, sierlijke arabesken, heraldische emblemen uit het wapen der Yalois, en de initialen van den stichter en zijn gade. De vuurspuwende salamander met de leliënkroon, de letters F. (Erancois) en ('. (('lande) zijn op verschillende plaatsen aangebracht en tot fraaie decoratieve motieven verwerkt. Bovenal karakteristiek, als criterium van stijl, is de kroonlijst. Door haar overwicht en rijkdom trekt zij bijzonder de aandacht, bekroont zij als een luistervolle diadeem den gevel der binnenplaats. Gothisch gedacht is haar geheele bouw, door de geleidelijke overkraging der geledingen, de plaatsing van de balustrade op liet voorste plan en de aanhechting der spuiers Fig. 822. Kasteel van Chambord. Hoofdgevel. Fig. 321. Platte grond van het kasteel van Chambord. DE RENAISSANCE IN FRANKRIJK. voor waterloozing op geregelden afstand. Vroeg-Florentijnsch daarentegen haar hoogteverdeeling van kroonlijst, fries en architraaf, deze laatste twee in zeer ondergeschikte verhouding sprekend (lig. 256). De klassieke tand- en bloklijst met het Komaansche rondboogfries zijn bewonderenswaardig tot een geheel zelfstandige, organische schepping verwerkt, contrastvol sprekend bij de fijne ciseluur der balustrade. Kandelabervormige balusters, niet gekroonde initialen en emblemen vermengd, vormen hiervan de motieven. Slechts het bovendeel der hooge kroonlijst is aan het trappaviljoen doorgevoerd. Diens lichtere, ajourgcwerkte bouw en afzonderlijke verhooging met de steenen lantaarn, die van doniineerende bekroning is voorzien, gaven hiertoe aanleiding. Volle bewondering wekt het vernuft, de fijne smaak, liet gemak waarmee deze wijziging is uitgevoerd. De algeheele oplossing van twee kunsttraditiën in een volkomen nieuwe uiting kenmerkt ook de architectuur der dakramen en schoorsteenen. Hun rijke, levendige omtrek teekent zich krachtig tegen het statige dak en verhoogt belangrijk het schilderachtig aanzien van het geheel. De ordonnantie van den langen buitengevel (fig. 320) bestaat uit twee rijen arcaden niet pilasters, eenigszins regelmatig verdeeld en door een lichte zuilgalerij met hoog dak bekroond. Hoewel zij vaag herinnert aan enkele vroeg-Florentijnsche gevels (fig. 261) is hun verhouding en bewerking toch van oorspronkelijk karakter. Kenmerkend voor dezen tijd is de sierlijke korfboogvorm der arcade, uit de bescheiden verdiepinghoogte ontstaan, met haar sober inspringend, gothiseerend profil. Kationeel ontwikkelen zich de sierlijke erkers en balkons uit den overhoekschen pijler. Van de prachtvolle kroonlijst van den binnengevel is slechts het lichte rondboogfries aangewend. Emblemen in ornament in rechthoek, cirkel of ruit sieren bescheidenlijk borstweringen, pedestals, friezen en paneelen, en ook hier bevorderen rijke schoorsteenen den schilderachtigen aanblik. Tal van luisterrijke residentiën, meestal omvangrijke jachtverblijven door Frans I in Touraine of bij Parijs gebouwd, stempelen zijn lange regeering tot een buitengewoon belangrijken bouwtijd. Tot de voornaamste behoort het bekende kasteel van Chambord (± 1526) door den Franschen bouwmeester Pier re Xepveu, bijgenaamd Trinqueau, ontworpen (fig. 321). De phantastische opzet van dit ontzaglijke bouwwerk is weer een vermenging van tweeërlei traditiën. Het plan is reeds naar modernen geest, regelmatig, streng symmetrisch van aanleg, doch heeft op alle hoeken de zware, ronde torens van den feodalen burcht. Slechts in schijn, want zij worden door verschillende vertrekken ingenomen. Het doniineerende, vierkante hoofdgebouw (fig. 322) is naar drie zijden lager ombouwd, en naar de vierde zijde met hooge zijvleugels verbreed. De planindeeling berust op de groepeering van appartementen, meestal uit een of twee woonvertrekken, kabinet, garderobe, afzonderlijke trap FRANS I. saamgesteld. In het centrum van het hoofdgebouw bevindt zich een monumentale ajourgewerkte, dubbele steenen spiltrap, kruisvormig door ruime, overwelfde zalen omringd. Zij voert tot een ruim boventerras en spreekt uitwendig door een hooge koepelvormige lantaarn die door acht luchtbogen wordt geschoord. Even als te Blois zijn de gevels verdiepingsgewijs met slanke pilasterordonnantiën bekleed, de lijstwerken verticaal versneden. Een domineerende kroonlijst met balustrade vormt de opperste afsluiting van het gevelvlak. Het dak van het hoofdgebouw bestaat uit acht, buitensporig hooge, torenvormige paviljoens, rond en vierkant, overeenkomstig de acht appartementen van het grondplan. Zij worden onderling gescheiden door liet breede terras boven de kruisvormig geplaatste middenzalen, die rondom den centralen steenen traptoren zijn gegroepeerd. Tegen de hooge dakflanken staan in chaotische verwarring talrijke dakramen, daklantaarns, torentjes, reusachtige schoorsteenen, uitbundig rijk van vorm en versiering. Zij vormen een fantastisch beeld, meer overbluffend dan stemmend. De onrust wordt nog verhoogd door talrijke ronde en ruitvormige paneelen van donkeren leisteen, allerwege geplaatst. Hoewel Chambord de voornaamheid en fijnheid van Blois mist, spreken toch verschillende details, kraagsteenen, frontons, nissen, pinakels pn verdere bekroningen van rijke vinding, decoratief karakter. Het klassieke kapiteel is tot verschillende sierlijke typen verwerkt (tig. 323), pikant door de contrastvolle hoofdmotieven, en het inodelé van het acanthusblad. Enkele gedeelten van den bouw dagteekenen van late ren tijd r). In het bosch van Boulogne bij Parijs bouwde Frans 1 nog het fraaie kasteel van Madrid (1528), van bescheiden omvang. De rustige, symmetrische aanleg en ook de kalme architectuur getuigen van ltaliaanschen invloed. De groote rechthoekige middenzaal, voor- en achterwaarts door een breede loggia 1, Chambord word evenals Blois met tal van andere kasteelen door de Revolutie van 1789 grootendeels verwoest, docli is niet weer opgebouwd. ^ evers, Architectuur, 11. Fig. 323. Kapiteel van Chambord. 1)K liF.XAlSSANCK IN KI!AN K RIJ K. omgeven, is terweerszijden verbonden met ruime appartementen, elk van een tiental vertrekken. Drie ronde spiltrappen, regelmatig verdeeld, geven toegang tot de vier verdiepingen. Hoewel de zuil-en pilasterordonnantiën der galerijen en ramen reeds modulair zijn opgevat, spreekt toch uit de schilderachtige groepeering der hooge daken en de verticale verdeeling der muurmassa s volkomen het Fransclie karakter. Slechts terloops zij, als meest omvangrijk werk van dezen tijd, verine < , het kasteel te Fontainebleau, door Frans I tot koninklijk paleis hervormd. Het gebouw, thans ter lengte van ± 450 M. 0111 vijt onregelmatige binnen Fig- 3*24. Kasteel te Chenonceaux. tragnient. plaatsen gegroepeerd, is onder verschillende vorsten herbouwd en uitgebreid en mist de frissche oorspronkelijke architectuur van .le andere kasteel™. l>e gevels sterk door Italinanschen invloed beheerscht, en niet vrij van een zekere schoolschheid, eentonigheid, ja nuchterheid, zijn vermoedelijk, teinleele door den Italiaanschen bouwmeester Serlio ontworpen. l)e roem van dit reusachtige bouwwerk is vooral te danken aan de binnenarchitectuur. Van verkwistenden rijkdom is de versiering der talrijke feestzalen, statievertrekken, galerijen en appartementen, door de Italiaansclie kunstenaars liosso en Primaticcio, onder Frans 1 en Hendrik 11 uitgevoerd. Versieringen van wanden en plafonds, in mythologischen trant ontworpen, FRANS I met toepassing van hoog stuc-relief, fresco-schildering en houten betimmeringen, getuigen vaak van overlading en wansmaak. Tot de laatste werken van Frans I behoort de herbouw van het krijgshaftige slot S. Germain en Laye bij Parijs, in eigenaardigen, ietwat naïeven baksteentrant; verder het kleine jachtslot La Muette, een vierkant gebouw met vierkante hoekpaviljoens, afzonderlijke kapel en trap, het kasteel Chalvau in denzelfden geest, alle van iuler invloed van talentvolle meesters, ontstaan enkel scholen in kleineren ot grooteren kring; doch ook deze zijn nog afwisselend in hare uitingen. Gothische elementen verdwijnen soms spontaan in werken van den eersten tijd om veel later in andere weer te voorschijn te komen. l)e oorzaak dezer verscheidenheid in uiting hangt met den volksgeest saam. De vrijheidszin, de drang naar onafhankelijkheid en zelfstandig bestaan, die niet alleen den strijd tegen den vreemden overheersclier deden voeren, maar ook oorzaak werden van de politieke verdeeldheid der gewesten onderling, van de vijandschap en den naijver der steden, van de vele veeten en burgertwisten, van sectegeest en onverdraagzaamheid op godsdienstig gebied, zij deden ook op de architectuur hun invloed gevoelen. Ondanks de vereeniging der zeventien gewesten door Karei \, de Unie van Utrecht, de vestiging der Xederlandsche Republiek in de tweede helft der l(ie eeuw ontbrak nog de staatkundige eenheid. De zeer uiteenloopende materieele belangen der Westelijke zeeprovinciën en die van liet Oosten en Zuiden bemoeilijkten de nationale organisatie dezer landen, tot nu toe slech s als wingewesten bekend, en nauwlijks aan den feodalen geest der vorige eeuwen ontgroeid. Al deze omstandigheden kunnen het eclectisme onzer Renaissance verklaren Daarbij bevorderde nog de bijzondere situatie van sommige handelssteden het lokale karakter der architectuur. De vrije toepassing en geliee e wijziging der klassieke orden hangt hier ook mee saam. Daar de sma le straat naast de grachten van vele steden geen grooten gezichtsafstand gedoogde, KAKAKTERISTIEK. verkregen daar van zelf de pilasterordonnantiën bijzonder ranke verhouding, lichte hoofdgestellen; ook werden de horizontale geledingen, ter wille van het optisch effect, vereenvoudigd. Een ander kenmerk voor de gevelarchitectuur der Hollandsche steden is de behoefte aan afwisseling, zichtbaar aan de asverspringing van de ramen der opvolgende verdiepingen, in plaats van de rustige, doorgaande asverdeeling der gevels in de oostelijke provinciën en in Vlaanderen. Deze echt Hollandsche, vrije, toevallige verdeeling, vroeger reeds in de laat-Gothiek opgemerkt r) en aan vele van onze Renaissance Fig. 347. Blindboogstelling ie Nijmegen. gevels eigen, maakt hun aanblik nog beweeglijker, schilderachtiger. Ten slotte wordt ook liet nationaal materiaal, de baksteen, een belangrijke factor in de vorming van den stijl. Gebrek aan groefsteen leidde, kostenshalve, vaak tot zijn ruim gebruik. Hij vormt dan het hoofdbestanddeel van den gevel en wordt afgewisseld door smalle banden, hoek- en raambekleedingen in rechthoekig verband, blokken, sluit- en kraagsteenen, basementen en kapiteelen, sokkels en lijsten, reliefvullingen en mozaïek van zandsteen of arduin der naburige landen. ') Pag. 296. DE RENAISSANCE IN 1)E NEDERLANDEN. De vermenging verwekt een ongemeen levendig koloriet dat, niet de krachtige reliefteekening door hoogstellingen of ordonnantiën, de schilderachtige topbekroning en de vaak zwierige stoflage met decoratieve koppen of cartouschen, aan onze gevels een eigenaardig, karakteristiek aanzien verleent. In toevallige schikking aan spiegelend water geplaatst en sterk sprekend tegen de rijke Hollandsche lucht, vormen zij een aantrekkelijk beeld, vol leven en kracht, volkomen in het karakter eener kloeke, bedrijvige, welvarende handelsnatie. Het tijdperk der Renaissance duurde ongeveer driekwart eeuw (± 1550—1625). De weinige bouwwerken uit de eerste helft der 16eeeuw, die nog aanwezig zijn zooals de waag te Deventer, de raadhuizen te Culemborg en Kampen, de fraaie kerkboog en de Latijnsche School te Nijmegen, de Hoofdpoort te Hoorn hebben nog een laatGothisch karakter. Schuchter vertoonen zich de eerste sporen der nieuwe richting ten onzent aan de kraagsteenen, pilasters, kandelabervormige kolonetten en tympanvullingen der blindbogen Fig. 348. Gevel te Delft. van woonhuisgevels, zooals aan den fraaien gevel (de Handboog) aan de Koornmarkt te Delft (Fig. 348), verder te Dordt, Zaltbomniel, Nijmegen en andere plaatsen. Zeer karakteristiek is liet Nijmeegsche gevelfragment *) (fig. 347), door juiste verhouding, kloeke teekening der geprofileerde baksteenen blindbogen, die de kruisramen bekronen, alsmede door de fraaie muurankers. In Vlaanderen treedt dan de Renaissance reeds beslister op. Het voorname paleis van Margaretha van Panna te Mechelen 2), met statige topgevels, 1) Thans op de binnenplaats van het raadhuis opgesteld. a) Zie het bekende werk: Documents classés dans les i'ays-lias par J. J. v. IJzendijck. VLAANDEREN. verraadt Franschen invloed *) en blijft een op zichzelf staande uiting (1507). Strak en fijn is liet gildehuis der vischhandelaars (fig. 349) aldaar (1520), een smalle, liooge gevel bestaande uit twee rijen ranke blindboogt raveeën van Dorische en Jonische halfzuilen, verdiepingsgewijs overkragend en door een Corinthische ordonnantie, met kruisramen, bekroond. I)e top dagteekent van lateren tijd. Er is Italiaansche gratie en zuiverheid in de geledingen, en de rijke, mythologische en ornementeele reliefs der friezen, tympanen en zuilschachten. Ook de griffie te Brugge met twee rijen I)orische zuilen en kruisramen van correcte teekening, doch met drie grillige, smakelooze toppen bekroond, is uit dezen vroegtijd (1534). Vlaanderen's eerste en grootste werk in vollen Renaissancestijl is het raadhuis te Antwerpen, door Cornelis ') Waarschijnlijk door den Franschen architect Jean Beauregard gebouwd. Fig. 349. Zalmhuis te Mechelen. Fig. 350. Raadhuis te Antwerpen. VLAANDEREN. de Yriendt gebouwd (1561—65). Het indrukwekkende monument, waardig kunstsymbool der machtige Scheldestad, verraadt Italiaansch-Franschen imloed (fig. 350). Florence, Venetië, Blois spreken beurtelings in den rustieken onderbouw, de kruisramen der verdiepingen, de bovengalerij, de rijke marmerpolychromie der zuilarcaden van den statigen middenbouw. Kr is iets kloeks en gaafs, van Vlaamsclien geest, in de rustige, zware massa der zijgedeelten, wier krachtige daklijn regelmatig met schoorsteenen is doorbroken en waarboven (le hooge, torenvonnige topgevel fier uitsteekt. Met veel zwier en decoratief vertoon zijn de allegorische figuren der Stedemaagd, der Gereclitigheid en Waarheid, de wapens van staat, stad en gewest, de mythologische overgangsvormen van den topgevel op verschillende hoogte geplaatst. Toch stelt dit statieuze werk, eer vlot, breed gedacht, dan fijn gevoeld bij analyse teleur. Ietwat storend toch staan de kruisramen der vleugels naast de boogtraveeën van het centrum. l)e verhoudingen dezer middenordonnantiën zijn gedrukt, de hoofdgestellen en pedestals zwaai, de geledingen grof, de wapenschilden opzichtig van schaal, en het geheele beeld, eerst verrassend, meeslepend van aanblik, wekt geen diepe, blijvende stemming, liet ietwat pronkende inwendige niet rijke decoratieve muurschilderingen en «ebeitelde schouwen in traphallen, feest- en vergaderzalen is grootendeels van ö lateren tijd. Van Vlaanderen, waar het meerendeel der publieke gehouwen reeds van de laat-Gothiek der 15e eeuw dagteekent *), verplaatst zich de bouwbeweging naar de opkomende Hollandsche steden. Reeds werd opgemerkt dat de stijl daar geen vasten algemeenen ontwikkelingsgang volgt, slechts beperkte groepen of scholen zijn ontstaan al naar mate hij de wisseling van den krijg, de noordelijke of oostelijke gewesten tijdelijk aan de spits der beweging stonden. Behalve de reeds genoemde Zuid-Hollandsche school uit den vroegtijd, nl. vóór 1550, niet Delft als centrum, die zich later tot Dordt, Woerden, Oudewater en zelfs Goes uitstrekt, verkrijgt vooral de Noord-Hollandsche school, uit centra als Haarlem en Amsterdam, groot belang. Dan (1 rollingen, Friesland, Utrecht, Gelderland, Overijsel, waar in steden als Deventer, Zutfen en Zwolle de architectuur meer den invloed van het naburige Duitschland ondergaat 2). Scherpe grenzen tusschen deze scholen zijn niet te bepalen. Beurtelings ontstaat er wisselwerking door kunstenaars, naar elders geroepen om te houwen, en ') Zie pag. 278. 2) Zie hierover de uitvoerige studiën in liet tijdschrift der Maatschappij v. Houwkuns door de H.II. C. 11. Peters, Mr. S. Muller, .T. A. Mulock Houwer, v. Hnalen. o a. Fig. 851- Gevel aan de Stadstimmerwerf te Leiden. GEVELTYPEN. chaotisch staan verschillende geveltypen dooreen. Eenzelfde type, dagteekenend uit zeer uiteenloopenden tijd, is soms in ver uit een gelegen plaatsen aanwezig. Fig. 852. Raadhuis te Naaiden. Zij zijn naar hun architectonische samenstelling, zoo wel wat betreft de verdeeling en bewerking van het muurvlak, liet verband zijner dammen en ramen, als naar den vorm zijner bekroning, den top, die in onze architectuur znlk ,. ii 26 evëks, Architectuur, 11. 1)K RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. een belangrijke plaats beslaat, in enkele hoofdtypen te onderscheiden. \ ooraf zij opgemerkt dat, in 't algemeen, onze bouwmeesters, bij de bepaling van den raam vorm, rationeel hebben gehandeld, door overeenkomst te laten bestaan tnsschen dezen en het rnimteprofil, welk beginsel trouwens alle groote architectuurtijdperken kenmerkt, Zoo eischte de vlakke balkzoldering van onze woonruimten liet rechte raam, dat afgezien van de verdere reliefbewer king des gevels, meestal is doorgevoerd. Gevclordounantien: 1. Een eenvoudig, algemeen verbreid type is de vlakke baksteengevel. Overal en ten allen tijde komt hij voor en heeft voor onze Renaissance-architectuur de beteekenis van den Rustica-gevel in Florence, doordien zijn karakter enkel door de verhoudingen der vlakke muur- dammen en ramen wordt nepaam. iui/.ij de verdiepingen door sobere cordonlijsten zijn aangeduid en door smalle steenen banden of slechts spaarzaam door blokken verdeeld, steeds blijft de steenen omsluiting van het rechte houten kozijn en in t bijzonder de bovenafsluiting ot de ontlasting van den houten dorpel het karakteristieke element. De horizontale strek van baksteen, door steenen sluitstukken afgewisseld, komt zeer veel voor. Typisch Hollandsch zijn de vele varian- Fig. 353. Raambekroning te Zalt-Bommel. ten Vail OUtlastingsbOgen i.1 segment-, kort-, boog-, halfrond-, Tndor of flamboyant vorm, boven het enkele, dubbele, of groepraam, soms in één gevel door elkaar vermengd (tig. 351). Eenvoudig, doch kloek, geestig van teekening zijn de ramen van liet raadhuis te Kaarden (tig. 352) (1601), de Stadstimmerwerf en de Latijnsche School te Leiden (1612), en vele andere publieke gebouwen en woonhuizen uit verschillenden tijd. Van rijkere werking is de gelieele omlijsting van het raam, door steenblokken, zoogenaamd in zaagverband, vlak, of sober inspringend geleed, soms zelfs van voorspringende architraaf voorzien (tig. 357). In verband hiermede is ,1e bovendorpel met lijst, soms door kleine kraagsteenen gedragen en liefst door een schilderachtige strek of een ontlastingsboog bekroond (lig. 36:)). In dezen geest is ook liet vroeg-Renaissance raam te Zalt-Bommel (fig. 353). Een sierlijk beeldrelief op schelpvormigen grond vult daar liet tympan, «lat door een sober geprofileerden steenen boog wordt ontlast. Talrijke GEVELTYPF/N. woonhuisgevels te Groningen en Deventer van de eerste lieltt der 17® eeuw hebben deze schelpvormige bekroning. Driehoekige of segmentfonnige frontons komen ook aan enkele gevels voor 1). 2. Een tweede type is de blindbooggevel. Hij bestaat uit rijen boogstellingen, die, evenals de ontlastingsbogen bij het vorige type genoemd, van zeer verschillenden vorm en van tweeërlei toepassing zijn. Zij omsluiten de ramen traveesgewijs, en zijn óp of in het muurvlak aangebracht. Het eerste systeem, nl. de overkragende blindboog, is van Gothischen oorsprong. Meestal overkragen de boogstellingen verdiepingsgewijs; zij worden dan door muurpijlers, pilasters, kolonetten op kraagsteenen ontspringende, soms ook alléén door deze gedragen (tig. 34S). Reeds werd I)elft als oudste centrum dezer school in de vroegrenaissance genoemd, doch het systeem is iets later aan het statige gerechtshof, thans kanselarij, te Leeuwarden3), (1544), aan gevels te Nijmegen, Goes, Dordt, Woerden en in 't begin der 17e eeuw en ook door Lieven de Keij in Haarlem toegepast. Gunstig werkt deze samenstelling vooral aan hooge gevels in een smalle straat, omdat de allengs overkragende geveldeelen geheel tot hun recht komen en niets door voorspringende lijsten aan het oog wordt onttrokken. Fig. 354. Gevels te Antwerpen. ') O. a. liet raadhuis in Den Haag (fig. 358), de waag te Haarlem (fig. 364), het hospitaal te Hoorn e a. Zie van T.Tzendijck en Weissman : Documents classes dans les I'ays-Has. 2) Het ontwerp dagteekent van 1544, de uitvoering van (1566 71). DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. Bij liet tweede systeem, de inspringende blindboogstelling, worden de ramen gewoonlijk een hal ven steen teruggeplaatst. Het eigenlijke muurvlak wordt dan in vlakke arcaden ontleed; de pijlers vaak door smalle, horizontale steenen banden verdeeld en bij den boogaanzet door een lijst of kapiteel bekroond, verkrijgen het karakter van enkele of gekoppelde pilasters. Hendrik de Keyzer is de schepper dezer ordonnantie. Yele zijner Amsterdamsche koopmanshuizen van het begin der 17e eeuw zijn in dezen geest opgevat. Evenzoo verschillende publieke gebouwen, burgerwoningen, ja pakhuizen zelfs, in ver¬ schillende steden van ons land. Het is niet te verwonderen. 1 )e torsche klassificeerende boogtraveeën der verschillende verdiepingen, onderling door kloeke cordons gescheiden, het krachtig reliëf en het levendig koloriet van bak- en bergsteen en vaak de kwistige blindboogversiering door cartouschen, schelpen, koppen of baksteenmozaiek geven aan deze gevelordonnantie een schilderachtig, oorspronkelijk karakter (lig. 368 en 376). 3. Het 36 geveltype is van klassieken aard. De boogstellingen worden door pilaster-, soms ook zuilordonnantiën, met hoofdgestel, van geheel vrije verhouding en bewerking, vervangen; streng modulaire toepassingen zijn uitzondering. Hooge gevels worden geheel of ten deele er mede bekleed, in 't laatste geval blijft de begane grond, bij wijze van onderbouw, vlak, rustiek of met banden bewerkt. De pilasters of zuilen staan, Gothischer nagedachtenis, bij voorkeur op kraagsteenen, zoowel gedurende de vroeg- als de laatRenaissance. Reeds werd gesproken van de slanke verhouding en sobere profileering in verband niet de plaatsing in smalle straat ot langs gracht (fig. 358). De schacht is vlak, gecanneleerd, geheel of deels door smalle Fig. 355. Topgevel van de Waag te Enkliuizen. TOPGEVELS. Topgevels. Bij voor¬ keur wordt het Kenais- Fig. 356. Topgevel te Delft. sance woonhuis door den topgevel bekroond. Hij is de natuurlijke afsluiting van de kap, verruimt den zolder, en verhoogt het artistiek karakter van den gevel. Na zijn vrijmaking van het dak door de middeleeuwen en het ontstaan van een drietal typen x) gingen de bouwmeesters der Renaissance met voorliefde op het thema dooien schiepen talrijke varianten aan woonhuizen en publieke gebouwen, /ij zijn in een viertal hoofdtypen saam te vatten. banden verdeeld of, onder Ylaamschen invloed, benedenwaarts, met arabesken versierd; ook de eigenaardige schuine, scheedevormige pilasters (gaines) getuigen hiervan. Hoewel de klassieke ordonnantiën ten onzent doorgaans met talent en fiisschen geest zijn ontworpen, missen zij soms de edele verhoudingen, den zuiveren stijl van de Italiaansche en Fransche kunst. Moge zulks deels geweten kunnen worden aan het bescheiden karakter der gebouwen zelf, de omstandigheid dat veelal de bouwmeesters uit het ambacht zijn opgegroeid en de grondige kennis deiklassieke kunst misten is hieraan ook schuld. Dit blijkt ook uit de grillige vermenging van bovengenoemde typen onderling. Jioogstellingen en pilasterordonnantiën staan soms op verschillende schaal en zonder rationeel verband in één zelfde gevel dooréén, waardoor het geheel in ongebondenheid en verwildering ontaardt. ') Pag. 291, 292. Fig. 357. Raadhuis te 's-Gravenhage. TOPGKVKL8. 1 Hiervan is «le schuine top de eenvoudigste uiting. Zijn hoofdvorm komt overeen met dien van zijn Gothischen voorganger. l)e omtrek volgt evenzoo het schuine dak, doch de deklijst verkrijgt een klassiek profil; de as wordt vaak door een vlak voorspringende.! pijler op kraagsteen of door een vlakke verticale verhooging, horizontaal afgedekt of met fronton bekroond, soms zelfs in rijkeren tabernakel vorm, bewerkt (fig. 373). Meestal wordt de voet horizontaal omgezet en door klauw of krul nader aangeduid ). o Algemeen verbreid is de bekende trapgevel. Zijn populariteit hangt saam "met zijn economische, technische en esthetische eigenschappen. Strak en klaar is ' zijn rechthoekig opgebouwde omtrek, nauw volgend de daklijn en ter breedte en hoogte als uit den baksteen gegroeid. De tiappen unit liet regenwater over de volle gevelbreedte en doen, door hun kleine schaal, ,1e grootte van den gevel krachtig spreken. De trapgevel beurtelings geesftg en lijn, of statig en kloek, al naar mate zijn grootte en bewerking, voiint de streng architectonische bekroning, zoowel van het bescheiden burgerhuis, als van het publiek gebouw (fig. 351 en 352). 1)ij groote topgevels verkrijgt de as nader accent door een voorkragenden „ijler die met schilddrager, windvaan of allegorische tignnr wordt bekroond (fl.r 365). Hij dient tevens als muurverzwaring tegen kromvnezen. aa bevindt zich hier ook een middenstuk met frontonbekroning. Steenen banden of blokken, en decoratieve klauwstukken, soms door hooge obelisken afgewisseld, verlevendigen vaak den omtrek. 3. Een derde type is van geheel decoratief karakter en vrije samenstelling Het verband tussclien den topvorm en de daklijn bestaat nu niet 'meer Grillige overgangsmotieven in console of voluutvorm, door cordons onderbroken en soms met pinakels en allegorische figuren vermengd omsluiten den omtrek. Vlaanderen heeft hiervan nog zwierige typen, geheel in gioefsteen uitgevoerd die een Renaissance-vertolking van den laat-Gothischen gevel zijn (fig. 238). Aldus de gildehuizen der kuipers, handboogschutter en bootwerkers te Antwerpen (fig. 354) e. a. v ^ , Ten onzent zijn ook verschillende baksteengevels, zooals te Amsterdam, Enkhuizen, Rijp, Monnikendam, Groningen, Deventer 2) in dezen geest bekroond (tig. 355). De vermenging van materialen is dan geen verbetering, want er ontbreekt organisch verband, tussclien het muurvlak en zijn omzooming um gehouwen steen, die nu slechts aangeplakt is. De uitvoering is moeizaam, >) Vooral Amsterdam heeft nog veel schuine topgevels aanpak] 2) Zie Noord-Hollandsche oudheden door It. v. Arkei en a. classes dans les Pays-Bas, par I. J. J. IJzendijck. DE KKNAISSANC'K IN 1>K NEUKltLANDKN. gekunsteld, de teekening verkrijgt iets arms, slaps, het geheel mist vaste samenstelling en bevredigt niet. Minder storend is de omsluiting door een eenvoudige rollaag van baksteen (fig. 356). 4. Het vierde type bestaat uit enkele of gekoppelde klassificeerende zuil- of pilasterordonnantiën, vaak met boogstellingen vermengd en nissen op ramen omsluitende. Zij ontwikkelen zich uit de traveeverdeeling van het gevelvlak of zijn koudweg, onafhankelijk van liet vlakke benedendeel, op kraagsteenen gesteld (tig. 357 en 358). Groote klauwen of krullen vullen de rechthoekig verspringende buitenlijn van liet eigenlijke gevelveld en vormen een veelbewogen omtrek, die met statuen, schilddragers, obelisken, pinakels, bal- of vaasvormige bekroningen wordt afgewisseld. Veelal wordt liet middenmotief van den top door een recht of gebogen fronton afgesloten. Rijke reliefs als figuren, cartouschen, medaillons, festoenen, koppen, schilden en schelpen vullen de tympanen, friezen en velden van het gevelvlak. Talrijke toppen in dezen geest bekronen de gevels onzer voorname publieke gebouwen en heerenhuizen. Ondanks hun louter decoratief karakter, door gemis aan zichtbaren samenhang met de kapruimte, behooren zij toch door hun vormenrijkdom tot de merkwaardigste scheppingen onzer Renaissance. Zij zijn van statigen, soms indrukwekkenden aanblik, vooral als bun decoratieve omtrek ondergeschikt aan de krachtige architectuurlijnen van liet gevelvlak is gehouden (fig. 357 en 3(52). Ten slotte zij nog opgemerkt, dat de in 't kort opgenoemde typen van gevels en toppen zeer gemengd zijn aangewend. Soms wordt een eenvoudige gevel door een rijken top bekroond of omgekeerd verheft zieli de strakke, eenvoudige trapgevel op een rijk verdeeld gevelveld. (irillig, toevallig staan de typen dooreen, zonder chronologische opvolging noch algemeen stelselmatige wijziging gedurende het verloop der Renaissance. Voornaamste gebouwen. Enkele, meerendeels verdwenen gevels te l trecht, van den stadsbouwmeester Willem van Noort, uit liet midden der l(ie eeuw, behooren tot de oudste werken der Renaissance. De voornaamste is het voormalige raadhuisfront 1), uit drie verdiepingen van vijf traveeën saamgesteld, het parterre als overbouwde, Dorische booggalerij opgevat; de twee volgende verdiepingen bestaande uit Jonische pilasters, kruisramen met frontons op consoles, alles van groefsteen gebouwd. Hoewel de verhoudingen der ordonnantiën onderling eenheid van schaal en zuiverheid van bewerking missen, heeft het geheel, ook door de rijke sculptuur der friezen, velden en frontons een zeker statig karakter. ') Zie afbeeldingen, Bouwkundig Tijdschrift, Deel 24. door Mr. S. Muller. Fig. 358. Voorgevel van het raadhuis te 's-Gravenhage (cliché Kramer). ' ( 1>K KKNA1SSANCK IN UK NKDEKLANDEN. Het meesterwerk van dezen eersten tijd der Renaissance is het Haagsciie raadhuis (tig. 357—359), een klein hoekgehouw, door de vroedschap, op de plaats eener adellijke woning, nabij de oud-grafelijke residentie gesticht (15(5;.). l)e beide gevels, niet hun statige toppen en ranken toren, van schijnbaar toevallige doch juiste groepeering, vormen een hoogst schilderachtig geheel, Fig. 359. Fragment van de bekroning. waardig architectuursymbool eener jonge, krachtige gemeente van zoo voornamen oorsprong. Beurtelings herinneren zij aan den romantischen riddertijd en aan den frisschen, kloeken geest van het opkomend burgerdom ). Middeleeuwsche traditiën spreken nog in den voorspringenden traptoren, ») De torenbekroning en de kruisramen van de 1" verdieping zijn in het midden der 17" eeuw gewijzigd. De verschillende vergrootten dagteekenen van lateien tijd. ol'KNISAKK (üKHOUWKN. de kruisramen en den stout overkragenden top van den voorgevel. Zij zijn overwegend met klassieke elementen vermengd en met veel talent tot een nieuw, oorspronkelijk geheel verwerkt. Bovendien draagt het werk, welks bouwmeester onbekend is, een beslist Hollandsch karakter. W ant, hoewel hiei, evenals aan het raadhuis te Antwerpen, een loggia als bekroning is aangewend, hebben beide werken overigens geen artistieke verwantschap, hn dit geldt zoowel van de algeheele samenstelling als van de bewerking der onderdeden. Hollandsch is de vrije, ietwat ongebonden teekening van den zijgeveltop, wier pilasters ongeveer in de raamas staan. Hollandsch is ook de asveispiinging du halfzuilen in den top van den voorgevel. Fijn en sierlijk, in vergelijking van den Antwerpschen gevel, zijn de details — volkomen berekend voor eene besloten omgeving. Verrassend schoon is de overhoeksche aanblik, vol evenwicht als massa, lijk en bekorend door relief en kleur. Vooral de voorgevel trekt de aandacht om zijn rijke vinding, (tig. 358) Op den hoogen, vlakken sokkel staan, naast den bescheiden ingang, regelmatig verdeelde, liooge kruisramen met sober, ietwat gothiseerend fronton bekroond. Heel deze vlakke arduinen onderbouw wordt spaarzaam onderbroken dooi muurankers, het stadswapen en fijn gebeitelde kraagsteenen. Deze dragen gecanneleerde Dorische pilasters van baksteen, door smalle banden verdeeld, waarop forsche, rijk bewerkte consoles staan, ter ondersteuning van den ver voorspringenden top (fig. 359). Tusschen de groote consoles, in de as deikruisramen, bevinden zich kleinere van overeenkomstig profil. Gezamenlijk dragen zij het Dorische hoofdgestel met balustrade die, in aansluiting tot de groote constructielijnen, verticaal zijn versneden en de organische verbinding tusschen beneden en opperdeel van den gevel bevorderen. Hier bevindt zich een loggia van dubbele, rustieke arcaden, door Jonische halfzuilen gescheiden, bekroond door een bovenstuk met kleine Corinthische ordonnantie en frontonopzet. Sierlijke overgangsvormen, allegorische figuren, opschriften, gedenktafels, liet rijkswapen in vlakke nis, trofeeën in klassieken geest, in pedestals en friesvullingen, alles van teere factuur, volkomen aan de architectuur ondergeschikt, voltooien liet geheel. Geestig en fijn is vooral de sculptuur der groote en kleine consoles. Alle geledingen zijn van strakke, vaste teekening. De ervaren constructeur spreekt uit deze talentvolle schepping. Het statisch evenwicht van den top bleef volkomen bewaard, ondanks zijn plaatsing geheel buiten het grondvlak. Taktvol wordt zijn scheeve druk opgeheven door den achtermuur der loggia, De zijgevel, geheel van baksteen met banden van bergsteen, is eenvoudiger bewerkt. Rustig, ondergeschikt spreekt zijn vlakke top, enkel met Jonische pilasters versierd, de decoratieve klauwstukken door smalle banden 1)E RENAISSANCE IN 1)E NEDERLANDEN'. rerdeeld, tusschen (len ranken traptoren ter linker- en den voorgevel ter rechterzijde. l)e Waag te Alkmaar is eveneens een karakteristiek gebouw in klassiek-Hollandschen geest (1582). Haar statig front op liet Marktplein, aan liet eind eener gracht, is een voorbouw O ' van de H. (leest kapel en vormt met den slanken, lioogen klokketoren (1545—99) een hoogst schilderachtig architectuurbeeld, dat reeds van verre de aandacht trekt (fig. 360). Het gevelschema herinnert aan het Haagsclie raadhuis, wat de toepassing der klassieke orden aangaat, echter zonder diens rijkdom en verfijning van details. Op den lioogen rustieken onderbouw, gunstig door den luifel verdeeld, verheffen zich, opvolgend, Dorische. Jonische o ' ' en Corinthische pilasterstellingen van gehouwen steen, met rustieke banden bewerkt. l)e verdiepingheeftkruisramen, ietwat Gothisch geprofileerd en de liooge top wordt hoofdzakelijk in- tig. ObU. waag ie miuiinni. Fig. 361. Raadhuis te Franeker. DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDKN. genomen door een groot gebeiteld stadswapen op gedrapeerden grond en een allegorisch tegeltafereel van modernen tijd. Kenmerkend Hollandsch is ook hier de vrije plaatsing der bovenpilasters, in de raamas. Decoratieve eindigingsvormen, obelisken en hoekflguren voltooien de kloeke silhouet. °In tegenstelling tot de twee vorige typen is liet fraaie raadhuis te Franeker een speciale uiting van baksteenarchitectuur (tig. 301). De beide vlakke gevels van liet hoekgebomv, uit hoogen onderbouw en twee verdiepingen saamgesteld, hebben een doorgaande verdeeling van kruisramen, met ellipsvormige blindbogen afgedekt. De rijzige trapgevels aan den hoek vormen met den luchtig opengewerkten, houten klokketoren een levendige goed aaneengesloten massa. Hoewel jonger dan de beide vorige gevels, doet de Gothische invloed zich toch meer gelden. De inspringende omlijsting van deur en ramen, de smalle cordons, de hoekspuier, de middenpijler van den trapgevel, de torenbekroning spreken hiervan. Ook hier verspringen de raam- assen in den topgevel. Sober is de versiering. De sculptuur bepaalt zich tot het ingangsmotief met de sierlijke hermesfiguurtjes, in den trant van Vredeman de Vries, de wapens en opschrifttafel, de figuur der Gerechtigheid in den topgevel, de fijne arabesken en koppen in de friezen. Steenen blokken 0111 ramen en aan hoeken, groote gesmeede ankers en kleurige vensters verhoogen bovendien liet levendig karakter der gevels. Het einde der 16® en liet begin der 17e eeuw kenmerkt zich door een krachtige bouwbeweging in verschillende Hollandsche steden. Dank zij Oldenbarnevelt's krachtig politiek beleid en den ondernemenden handelsgeest ontstond daar een tijdperk van grooten maatschappelijken bloei, die den uitleg van steden, zooals Haarlem, Leiden en vooral Amsterdam ten gevolge had. Twee groote bouwmeesters, de Key en de Keyzer, stadsbouwmeesters van Haarlem en Amsterdam, treden nu tegelijker tijd met talrijke voorname werken op en verkrijgen grooten invloed op de architectuur van hun tijd. Lieven de Key, een Vlaming uit Gent, (1560—1627) trok wegens geloofsvervolging naar Londen (1580—'91), vestigde zich daarna te Haarlem en werd na twee jaar (1593) tot stadsbouwmeester benoemd. Verschillende publieke gebouwen, waaronder de S. Joris of Schuttersdoelen, (1592) de Waag, (1598) de Vleeschhal, (1607) het Gasthuis, de S. Anna-toren, (1612) vele woonhuizen, meerendeels nog aanwezig, zijn zeer waarschijnlijk van zijne hand of uit zijne school. Tevens bouwde hij te Leiden liet Rijnlandshuis, vermoedelijk de Stadstimmerwerf, (fig. 351) liet Weeshuis, allen in kloeken baksteentrant. Vermoedelijk is hij ook de ontwerper van liet Leidsche Raad- Fig. 3C>2. Middenbouw van het Raadhuis te Leiden (cliché Commissie van Monumenten). Fig. 363. Raadhuis Ie Leiden. LIEVEN DE KEY. huis, hoewel de jongste onderzoekingen over dit punt r) hebben vastgesteld dat de gehouwen steen van dezen gevel geheel gereed geleverd is door Liider van Bentham, den kunstenaar die in 1612 de beeldhouwwerken van het raadhuis te Breinen heeft uitgevoerd 2). Is daarom Liider van Bentheim ook de ontwerper van den Leidschen gevel? De stijl der gevels wijst dit niet aan. Wel toonen beide den algemeenen invloed van \ redeman de \ ries, doch overigens verschilt hun esthetiek in menig opzicht. De vaste hoofdverdeeling en verhouding, de eenheid van schaal der verschillende ordonnantiën, het beschaafde karakter der kapiteelen ten opzichte der zuilas, de ondergeschiktheid der architectonische details, balustrades, kraagsteenen, klauwstukken aan de hoofdlijnen, al deze kwaliteiten, die de architectuur van den middenbouw van den Leidschen gevel kenmerken, worden aan den Bremer gevel gemist (fig. 400). Bovendien is zijn geheele samenstelling volgens de Key's manier. Het karakter toch van al zijn gevels, hetzij van gehouwen steen, hetzij van baksteen, wordt hoofdzakelijk bepaald door het sprekend verband van muren en openingen met beperking der klassieke ordonnantiën tot een enkel geveldeel, hetzij top of ingang, zooals aan den zijgevel der Yleesclihal (hg. 35), het Rijnlands huis, beide van zijne hand. Ook zijn sommige motieven, zooals de dubbele, kleine ramen naast den trap-ingang te Leiden alsmede de voluutvormige eindiging van architraaf of kroonlijst, herhaaldelijk aan Haarlemsche gevels van de Key aanwezig. Slechts enkele decoratieve onderdeelen, een baluster, een pijpfries, een decoratieve bekroning vertoonen onderlinge gelijkenis, begrijpelijk, daar Vredeman de Vries de algemeene geestelijke bron van de kunstenaars uit dien tijd was. De geheele architectuur van liet Bremer raadhuis is van minder zuiver, voornaam karakter. Ondanks de virtuositeit van de vele beeldhouwwerken is het geheel niet van overlading vrij. En al moge Liider von Bentheim dan bij de uitvoering van den Leidschen gevel betrokken zijn geweest, het ontwerp van 1594 3) is zeer waarschijnlijk een werk van de Key. De monumentale middenbouw (tig. 362) bevat een hoog soubasement, voorafgegaan en gunstig onderbroken door de indrukwekkende bordestrap, die tot den hoofdingang op de le verdieping voert. Deze, als poort opgevat, is door krachtige .Ionische zuilen geflankeerd en verder door allegorische figuren in nis, de Gerechtigheid en den Vrede, en pilasterstellingen met *) Van Mr. J. C. Overvoorde, stadsarchivaris van Leiden. 2) Dr. W. Lübke. Die Geschichte der deutschen Renaissance, Th. II, pag. 286. Afbeeldingen : O. Fritsch: Die Denkmaler der deutschen Renaissance. 3) De teekening hiervan is nog in Leiden aanwezig. syn evers, Architectuur, II. DK RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. frontonbekroning omgeven. Gaines en pilasterordonnanMn vormen ook oe lioofdverdeeling van den hoogen top. Hun aS wordt door ranke obehaken gemarkeerd en de omtrek verder door zwierig geteekende klauwstukken aange & vuld. Kruis- en rondramen, cuirvormige cartouschen niet opschrift, festoenen en friezen doorbreken en versieren liet gevelvlak. Het geheel, in Benthemersteen uitgevoerd, lieett een statig karakter. Zeer merkwaardig is de monumentale bordestrap. Een liooge open buitentrap, als hoofdtoegangtothet publieke gebouw, is meer geschikt voor zuidelijker klimaat. Regen, sneeuw en vorst maken haar ten onzent soms gevaarlijk, zoo niet onbegaanbaar. 1 )e behoefte aan een statige portiek of hoog bordes voor de officiëele afkondigingen der vroed¬ schap en zeker ook het zeer bekrompen terrein van het raadhuis brachten hier den bouwmeester vermoedelijk tot dezen ongewenscht hoogen buitenaanleg V5m Het practisch ongunstig gegeven is echter tot een even oorspronkelijker als karakteristieker architectuurmotiet verwerkt. Bij den eeis en aan) Pig. 364. Waag te Haarlem. Fig. 365. vleeschhal te Haarlem Qclicne kramer;. PK RENAISSANCE IN 1>E NEDERLANDEN. spreekt die buitengewone hoogte niet opzichtig; zij i* weggeweikt en «laai mede ia voor .te,, bezoeker ,1e onaangename gewaarwording, een hooge trap te „„«ten bestijgen, weggenomen. Taktvol is ,1e kliuilijn verdee d, voor Het oog verkort, door een rustieke, Dortaerende ordonnantie die de lengte ervan ondergeschikt maakt aan liet hoofdmotief, het hreede middenbordes hoven den ingangsboog, w aai \ au de grootte, uoor .)1), werd daar tot stadsbouwmeester en steenhouwer benoemd (1595) en bleet in die betrekking tot zijn dood _ r ~7 » ' s3t2rL-. V*; werkzaam. Een uitgebreide, veelzijdige bouwpraktijk viel hem ten deel. Van nature begaafd, was bij ook in de gelegenheid zijn talent tot volle ontwikkeling te brengen. Amsterdam verkeerde toen in een tijdperk van krachtige opkomst. Dooiden ondernemenden handelsgeest der bewoners allengs in macht toegenomen en liet centrum van den wereldhandel geworden, Antwerpen ten spijt, zag liet zijn bevolking snel vermeerderen. De groote handelsmaatschappijen, de Oost- en West-Indische (1nivm:iPTiii:n. vestigden hier A o , w hun zetels. Uit den nijveren Fig. 369. Het Huis met de Hoofden (na de restauratie). burgerstand der middeleeuwen ontstond de machtige kern der vermogende groothandelaars, nog dom uitheeinsche elementen versterkt, meestal Portugeesche en Duitsche handelsfamiliën, die door geloofsvervolging hun geboorteland verheten en aan wie Holland's vrije grond een veilige woonplaats bood. Herhaaldelijk moesten de grenzen der hoofdstad worden verlegd, nieuwe i) „Oude gebouwen te Leiden", door Mr. J. C. Overvoorde. *) „Het Huis" 1907. Uitgaaf van Ed. Cuijpers. DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. kanalen gegraven voor het handelsverkeer. Zoo ontstond, door den grooten uitleg van 1(U 2, het voorname westelijke handelskwartier met zijn beroemde Heeren- en Keizersgrachten als verbinding tusschen IJ en Amstel, in regelmatig concentrisch verloop 0111 de bestaande kern der stad, met den alouden visschersdam als middelpunt, aangelegd. Talrijke belangrijke bouwwerken bleken nu noodig. De groothandel, het geld- en zeewezen, hadden behoefte aan beursgebouwen, administratiekantoren, pakhuizen, arsenalen, werven. De Hervorming eischte haar eerste nieuwe bedehuizen, haar stichtingen van liefdadigheid en barmhartigheid, de gast-, wees- en armenhuizen; de wetenschap haar scholen, het gymnasium en het atheneum; het gemeentewezen de hallen, de doelegebouwen, de leen- en spinhuizen. Verschillende oude stadspoorten werden herbouwd, verfraaid, nieuwe werden gebouwd en talrijke woonhuizen voor de burgerij en de handelsaristocratie verrezen in de nieuwe straten en langs de lange grachten der jonge hoofdstad. Aan deze groote bouwbeweging der 17® eeuw, ontstaan door Amsterdam's krachtige, snelle ontwikkeling tot wereldstad, nam de Keyzer met tal van belangrijke publieke werken en woonhuizen deel. Met frisschen, ontvankelijken zin bracht hij vaak den nieuwen lokalen geest, uit deze algeheele maatschappelijke hervorming ontstaan, in karakteristieken kunstvorm tot uiting. Daardoor werd hij de schepper van een lokale kunstrichting, de Amsterdamsche bouwschool, wier esthetiek volkomen weergeeft, de geestelijke neiging der toonaangevende handelswereld van dien tijd. De Keyzer's eerste werken behooren tot de schilderachtige baksteenarchitectuur van het burgerwoonhuis, waarvan de Key in Haarlem zulk een verdienstelijk vertegenwoordiger was. Toch volgt hij zijn eigen weg, slaat boven het kruisraam een ontlastingsboog, en schept daardoor liet blindboograam. HENDRIK DE KEYZEK. Het iiushuis ot Arsenaal, de Latijnsche school, enkele woonhuisgevels aan den Dam 1) en de binnenplaatsgevels van het Oost-Indische huis (1606) zijn hiervan de voornaamste uitingen (fig. 366). Kleine, regelmatig verdeelde steenen blokken, verlevendigen den baksteenen dagkant van het houten kruisraam en den korfboog van de benedenverdieping en sierlijke koppen op cartouschvonnigen grond vullen het hoogveld. Ietwat zwaar van kleur en onrustig van lijn is de streksche rusticaboog van het bovenraam, als vervanging van den rechten dorpel. Eenigszins grillig van raamverdeeling, bewerking en omtrek is ook de topgevel. Even vertoonen zich vrije, klassieke elementen aan het ingangspoortje en den kordon der verdieping. Hoewel niet onberispelijk, hebben de gevels dezer binnenplaats een aantrekkelijk, intiem karakter, dat volkomen bij deze omsloten omgeving past. Profane werken in dezen scliilderachtigen trant herbouwd zijn de Montalbaans- en Haringpakkerstorens 2) (± 1606). Daarentegen was de voormalige koopmansbeurs 3) op het Rokin (1607—1611) in streng klassieken geest opgevat. Zij bestond ') Thans verdwenen. 2) Thans verdwenen. a) In 1858 afgebroken. Fig. 371. Toren van de Zuiderkerk te Amsterdam (cliché Kramer). Fig. 372. Westerkerk te Amsterdam. HENDRIK DE KEYZEE. uit een groot rechthoekig binnenplein omsloten door een Dorische arcadengalerij, een verdieping van Jonische pilasters met alterneerende ramen en nissen. De Keyzer's voornaamste werken ontstonden vooral in zijn laatsten tijd (1015—21), na Amsterdain's definitieven uitleg van 1612. Nieuwe, lioogere eischen werden toen aan den woonhuisbouw gesteld. De bescheiden burgerwoning, liet smalle winkelhuis niet houten pui en luifel, lage, overkragende verdiepingen, in eenvoudige baksteenarchitectuur, was den vermogenden groothandelaar niet genoeg. Zijn groot bedrijf eischte een ruimer gebouw, bevattende pakhuis, kantoor en woonhuis tegelijk. Het eerste in half sousterrein voor warenopslag, met ruimen toegang van den wal; liet kantoor in verhoogd parterre met arduinen stoep; de geriefelijke woning op een of twee verdiepingen daarboven, den zolder van lioogen topgevel met trijs voorzien *) (lig. 369). Deze practische gegevens vormen de zakelijke kern van het Amster«lamsche koopmanshuis, welks gevel de Keyzer s meest verdienstelijke en oorspronkelijke schepping is (tig. 364). Zijn rijk architectuur-schema van blindboogtraveeën is uit de blindboograinen van den eersten tijd ontwikkeld (tig. 367). Op den rustieken steenen onderbouw der kelderverdieping staan, axiaal verdeeld, de boogtraveeën in strekschen-, segment-, trapezium, korfboogof half ronden vorm. Zij worden gedragen door enkele, gekoppelde pilasters of vlakke baksteenpijlers met bandverdeeling ter hoogte van den middendorpel van het kruisraam en met een Dorisch kapiteel bekroond. Op de drie middentraveeën verheft zich een statige, klassiceerende top, ter weerszijden door de strakke trapgevels der zijmuren ingesloten. Het „Huis met de hoofden" 2), de meest typische uiting op dit gebied, spreekt door zijn kloeke afmetingen, zijn rijk en schilderachtig organisme van lijn en kleur, zijn practischen zin, als het waardig verblijf van den vermogenden Amsterdamschen groothandelaar der 17e eeuw. De Keyzer toont zich hier meester in de samenstelling van het geheel en de detailleering. Met veel talent zijn de klassieke ordonnantiën beheerscht en zelfstandig verwerkt. Lijstwerken, kapiteelen, basementen, van Toskaansche, Dorische en Jonische origine, zijn onberispelijk strak en fijn van teekening. Eigenaardig, in den trant van Vredeman de Vries, is de bekroning van liet zijportaal niet gebogen tries in Dorisch karakter,. \ ol leven en klem zijn de kleine gebeitelde koppen op sluitsteenen en banden. Alleen de zware „Hoofden" op de benedenpijlers, met wijnloof en korenaar getooid, misschien als ij Zie de uitvoerige beschrijving in het reeds genoemde werk : Dr. G. Galland, Geschichte der holliindischen Baukunst und Bildnerei 1890. ') Thans zorgvuldig gerestaureerd en tot muziekschool ingericht. Fig. 373. Westerkerk te Amsterdam. Fig. 374. Noorderkerk te Amsterdam (cliché Kramer). DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. zinnebeeld van tle nijverheid bedoeld, maken in deze omgeving een zwaren indruk. Ook het fraaie dubbele huis op de Heerengracht, tegenover de Koningenstraat, hoewel minder vast van samenstelling en wat hybridisch door de vermenging van pilasterordonnantiën in liet benedendeel niet blindboogtiaveeën in den top is een verdienstelijke schepping in de Keyzer's trant, zoo niet van zijne hand. Behalve andere koopmanshuizen deels verbouwd of verdwenen 1), spreken nog verschillende publieke gebouwen, in en buiten Amsterdam, van de Keyzer's groote werkzaamheid in dezen tijd 2). Ook Neerland's eerste Protestantsche kerken van beteekenis, de Zuiderkerk (1603—'11), de Westerkerk (1620—''31) te Amsterdam zijn van zijne hand. Toch geven zij nog geen volledige oplossing van het moeielijk nieuw vraagstuk. Beider grondplan, een rechthoek van driebeukig basilicalen aanleg zonder apsis, is geen ideaal-type van het Protestantsche bedehuis dat, vóór alles, één groot, overzienbaar spreekruim vraagt (tig. 370). Hinderlijk voor het vrije uitzicht op den kansel zijn de zuilen die de arcaden van het schip dragen. Ook de kansel zelf, het uitgangspunt der ruimteontwikkeling, mist een karakteristieke plaatsing tegen de middenzuil der dwarsas. De architectonische opbouw der Xuiderkerk is gebrekkig. Zware houten dwarsjukken, zonder organisch verband tusschen de arcaden van den hovenmuur geplaatst, onttrekken het ruimteprofil deels aan den blik, verstoren zijn totaalindruk. Ongunstig werkt de zware kroonlijst met consoles hij de geboorte van het houten tongewelf in het midden ruim. De zijbeuken hebben houten kruiswelven. Het uitwendige van deze kerk is onbelangrijk. Onsamenhangend brengen de gevels het ruim tot uitdrukking. Alleen de silhouet van den toren is schilderachtig (tig. 371). Fier verrijst de vierkante romp boven de dicht ombouwde huizenmassa's; zijn vlakke flanken zijn niet smalle nissen en ramen doorbroken. Keil Jonische ordonnantie van steen, niet vrijstaande zuil op de ') Zie de verdienstelijke teekeningen van wijlen den heer A. N. Godefroy, architect. 2) Te Amsterdam : De Reguliers- of Munttoren, de Jan Roodenpoortstoren, de Haarlemmerpoort e. a. Fig. 375. Noorderkerk te Amsterdam. HENDRIK DE KEYZER. hoeken en nis met verhoogde wijzerplaat in de assen, vormt den overgang tot de achtkante houten spits waarvan het opengewerkt bovendeel, het klokkenhuis, peervormig bekroond is. Eenigszins storend zijn de zware steenen zuilen en consoles ten opzichte der schrale steenen hoekbekleeding van den benedenromp. Ook is het balkon ontoegankelijk, slechts een schijnmotief. Het ruim der Westerkerk bestaat uit rondbogen door Dorische bundelzuilen gedragen; slanke Jonisclie pilasters bekleeden den hovenmuur (lig. 372). Twee transeptarmen onderbreken het schip, dat met een houten tongewelf overdekt is. Alleen de zijbeuken hebben baksteenen kruisgewelven. Hoewel de samenstelling meer organisch is dan bij de Zuiderkerk stemt het ruim niet ten volle. Er is iets tweeslachtigs, tegenstrijdigs in de beslist verticale verhouding *) en de sterk sprekende horizontale verdeeling der lijstwerken, volledige hoofdgestellen zonder zin. Storend is hun zwaar profil, vooral bij den aanzet van het hooge 376. Woonhuis te Leiden. middengewelf. I )e groote hoogte van dat gewelf is strijdig met de rustige, kalme stemming van een Frotestantsch bedehuis, waarin, vóór alles, het wijde, ruime, overzienbai e, met den kansel als uitgangspunt, behoort te spreken. Deze, toevallig tegen een pijler geplaatst, gelijkwaardig met de notabelen-banken der overige pijlers, ') Ongeveer als 1 : 3. DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. mist karakteristieke aanduiding. En liet oog, nu misleid, volgt de lange as der ruimte en lieclit zich, teil onrechte, aan het orgelfront in den achterwand. De Puriteinsclie kleurenvrees van dien tijd, een reactie van „laepsclie mystiek, leidde tot de ietwat kille, nuchtere tonaliteit van wit, grijs en geel der muren, pijlers en banken. Hard en schril dringt hier het felle daglicht door kleine rechthoekige ruiten binnen. Ondanks sclioone onderdeelen, zooals de wijde arcaden met de kloeke, lijn gelede bundelzuilen, maakt het geheel slechts den indruk van knap bedacht werk en mist het de ontroering, -i* 1-^1 de diepe stemming die enkel door bezieling wordt verwekt. Verrassend schoon staat de Westerkerk in de wijde bocht van Keizers- en Prinsengrachten ; haar statige massa beheerscht de geheele omgeving (lig. 373). Het inwendig organisme spreekt duidelijk in de hooge muren, toppen en daken van schip en transepten, de lagere partijen der zijbeuk, de stoere steunbeeren en de halfronde ramen der traveeën. Kloek rijst de vierkante toren omhoog, het bovendeel, allengs versmald, in drie zuilstellingen opgebouwd, en bekroond door „de Kroon van Europa", glorieteeken van Amsterdam's macht. Fig. 377. Decoratieve koppen van liet Kaadliuis te Delft. Het samenstel del (lOtlli- sche kathedraal is in Renaissancevorm vertolkt. Toch openbaart zich ook hier liet halfslachtige van den planaanleg. Door de weglating van het Gothische koor ontbreekt, in den romp van liet kerkruim, een artistiek hoofdmoment, Gelijkwaardig staan de topgevels van schip en transepten naast en loodrecht op elkaar, te vergeefs zoekt het oog een domineerend rustpunt. Conventioneel, zonder organisch verband staat de Jonische zuilordonnantie — niet als dragend, doch als schorend motief — tegen de eindgevels. Zeer waarschijnlijk is de tamelijk eentonige torenbekroning, eerst in 1638 voltooid, niet van de Keyzer's hand. Tegelijk met de Westerkerk werd de bouw der Noorderkerk begonnen Fig. 378. Raadhuis te Bolsward. evkrs, Architectuur, II. DE RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN. (1620—'23). Haar plan, een Grieksch kruis met wijd domineereml centium heeft volkomen het karakter van een Protestant»* bedelnns tig. 3.4en 3.6). De afschuining, halverwege der korte kntorme» nangeb.racht ^ ' toean- gebruikt, verruimt uog het centrum. Om den hoekpfllel beMnilen halLde arcaden, die door een Dorische zuilordonm.ntie en door hun kleine schaal, het groote middengewelf juist. „„ent.me.en ' Hoewel de kansel, waarschijnlijk ter wille der verlichting, tarten de as Fig. 379. Het Oost-Indische Huis. Voorgevel aan de Hoogstraat. van hot ruim tegen een hoekpijler is geplant*», is deze afwijking toch niet «is! storend Rustig, overzienbaar ronden zich de zitplaatsen Iner» heen en daar ook .le hoogte van het ruin. met overwegend sp.eekt concentreert zich de aandacht ten volle op dit middelpunt Jammer dat oo hier zware houten dwarsjukken, uoodeloos, het rum. onts.c.e . De detals verraden ongetwijfeld de Keyzer's trant, doch de geheele opvamg; va min, verschilt principieel van dc be.de vonge kerken. \\ .uirsclnjnluk Hendrik Staets, steds-timmennau, dc Keyzer's tijdgenoot, dc ontwerpei Hoe het zij. dc Noorderkerk l.racbt bet plantype der Vro.estantoche HENDRIK DE KEYZER. kerk, waarnaar, in de 17e eeuw en later, in Amsterdam en elders, verscheidene kerken werden gebouwd '). Dikwijls was de Keyzer huiten Amsterdam werkzaam. In Delft herbouwde hij liet raadhuis (10li)), welks voorgevel uit Dorische en Jonische pijlerordonnantiën bestaat. Een werk niet van strengen stijl, zelfs van ongebonden factuur, niet sterke neiging tot den Barokstijl; in details soms grof doch Fig. 380. Raadzaal te Naarden. als geheel juist van uitdrukking, en van schilderaclitigen aanblik, volkomen in harmonie met liet centrum, den («othischen toren, overblijfsel van den niiddeleouwschen bouw. Hier getuigen de vele allegorische figuren, decoratieve koppen van zijn groot talent als beeldhouwer ifig. 37(>). /ij belmoren tot de schoonste scheppingen van de decoratieve beeldhouwkunst der Renaissance. (Jroot was de Keyzer's invloed op de architectuur van zijn tijd. Zijn gevelsysteem van blindboogtraveeën, wordt aan tal van woonhuizen en publieke gebou- ') Zie „Oud-Hollandscho kunst" door den Rijksbouwmeester C. H. Peters. DE RENAISSANCE IN 1>K NEDERLANDEN. wen in verschillende steden aangewend, zooals aan gevels te i*iu «h, • ; , Enkhuizen Hoorn Delft, Leeuwarden, de Waag te Nijmegen (1614), waar scliijnlijk een werk van hem zelf, en vele andere >). Ook het fraaie raadhms Bolsward (lig. 378) herinnert aan zijn manier. Hoewel spoedig «» * 'ta,a ',e ™ 'e ' l" eeuw toonen, herinneren toch soumige gevel, tegen het mnlden ,1e, 16 eenw, Fig. 381. Raadzaal te Haarlem. zooals de deftige Westgevel van het O. I. Huis in de Hoogstraat (fig. 379), met 7Ïin enkele en gekoppelde pilaster■ordonnantie,, van haksteen, op rustieke,, steenen onderbouw, ^nin den karakteristiek-lokalon bouwtrant van het koopmanshui», waarvan het „Huis met de HooMen" l,et!ïhmsl.uat «as (jV y>In ,lit betrekkelijk klein hestek was l„j waallij-, g". z», Documente .1»™ 4*. fc. 1^» I*» I» »• '• «• LA AT-liKNA 1SSANCK. stijlvol, juist typeerend, méér dan in zijn latere groote werken van klassiek karakter en de kerken van het Protestantisme. Zelfs aan het slot Frederiksborg te Kopenhagen werd door een zijner leerlingen, Hans Steenwinkel, in zijn geest gewerkt. Voorname geestverwanten en leerlingen zijn Cornelis Danckerts de Hij, stadsmetselaar van Amsterdam, en den reeds genoemden Hendrik Staets, stadstimmerman, uitvoerders zijner ontwerpen. Zelfstandig bouwden zij de torenspits der Westerkerk (1638) en de fraaie Westerhal') (1639) te Amsterdam. Deze werken vertoonen reeds een besliste neiging tot het klassicisme. Vooral de Palladiaansche orde der Westerhal is hiervan een strenge, karakteristieke interpretatie in Hollandschen geest 2). Beide bouwmeesters waren kinderen van hun tijd. Want in het tweede kwart der 17e eeuw was het inzicht in architectuur reeds gewijzigd. Amsterdam'» wereldhandel, bron van rijkdom en weelde, had zijn OH nsiiwiAn KIIPI (lOGll tOGllClllOll, ZOO(lat Fig. 382. Deur van liet raadhuis te Bolsward. zijn bestuurders allengs een overwegende plaats in de regeering der Republiek innamen. Een hoog standsgevoel was in de bevoorrechte kringen van den groothandel ontwaakt en allengs had zich uit de koopmansgeslachten de trotsche regenten-aristocratie, de alvermogende oligarchie gevormd. Een krachtig streven naar hoogeie ontwikkeling op elk gebied ging hiermede gepaard. Denkers, dichters, sclirij- ') Thans gesloopt. 2) Zie „Oude gebouwen" door de Maatschappij van Bouwkunst. 1)K RKNAISBAKC'K IN 1>K NKDKKLANÜKN. vers zooals Descartes, Spinoza, Vondel, Hooft en vele andere voorname "•eesten leidden door hunne werken en geschriften het mtellectueele leven in klassieke richting. De houwkunst ondervindt hiervan den terugslag. De Kevzer's frissche, krachtige, beweeglijke blindboog architectuur, die zoo juis i,nUtPriseert het levendig tijdperk van Amsterdam's snellen groei, wijkt Fig. 383. Kasteel te Gaesbeek (Vlaanderen). illengs voor tien abstract-beredeïeerden, voornaamofticieelen bouwrant, het Klassicisme. Amsterdam's raadhuis, „trotsch kapitool der Consuls aan IJ en A instel", machtsymbool der metropool, gebouwd door den aristocraat Jacob van Campen, Heer van Handbroek, is hiervan de eerste en voornaamste uiting. Het Inwendige. l)e Oud-Hollandsche binnenhuizen kenmerken zich niet door groote verscheidenheid van hoofdvorm. Zoowel de vele lJn:>ils- Hechts- en Regentenzalen der publieke gebouwen en stichtingen, als de vertrekken der woonhuizen zijn, zonder uitzondering, door een strakke, vaste balkzohleimg overdekt Zware, eiken moerbinten, op gebeitelde steenen consoles rustend, overspannen de ruimte en dragen de dicht verdeelde, vierkante kleine kinderbinten Enkel liet benedendeel der witte pleisterwanden vertoont afwisseling, door een losse betimmering van verschillende hoogte en bewerking. Uitgangspunt en hoofdmotief is de liooge schoorsteen of schouw, bestaande uit een IIKT INWENDIGE. voorspringenden, rechten boezem, of schuine huif, ter manshoogte door een rijkbewerkte houten lijst afgesloten, en door kolonnetten, pilasters, Hermen, met of zonder consoles, ondersteund (tig. 380). De nis is van ijzeren vuurplaat voorzien en verder met geschilderde, effen glazuren, terracotta tegels of baksteen-mozaïek bezet. Een strak verdeelde, fijn bewerkte lambrizeeiing, van gelijke hoogte, of lager, enkel ook een eenvoudig plint, sluiten hierbij aan (tig.' 381). Soms spreekt de deur afzonderlijk, door rijke omlijsting eener zuilordonnantie met decoratieve bekroning (fig. 382). Zijstukken uit nissen saamgesteld, frontonafsluitingen in opzichtige decoratieve krullen voltooien de ietwat irrationeele versiering. Eiken meubels van kloeken, degelijken bouw, afgewisseld met kostbaar bewerkte vloer- en wandtapijten, decoratieve schilderstukken ot portretten, heraldische wapens en emblemen, koperen kronen en fayences vormen de stijlvolle stoffage dezer interieurs. Hun gestrekte hoofdverhoudingen, strenge rhytmische lijnverdeeling, sobere, krachtige tonaliteit van diep eikenbiuin en pleisterwit, getemperd door zachten goudglans van fijne glasschildering, stemmen hier saam tot een rustig, voornaam en behaaglijk geheel. Slechts bij uitzondering heeft de traphal een steenen gewelf. Een fraai type hiervan is de trap van het kasteel Gaesbeek in \ laanderen (tig. 383). Klimmende bogen, door bundelpijlers gedragen, volgen de traplijn en omsluiten vlakke baksteen-kruisgewelven naar antieke wijze, zonder ribben, gekluisd. l)e fraaie gewelfde traphal der kanselarij te Leeuwarden draagt nog een laat-Gothisch karakter *). DUITSCHLAND. Schilders en sierkunstenaars, zooals A. Dürer, H. Burckmair, Holbein Jr., worden ook in Duitschland de baanbrekers der Renaissance (+ 1500). De architecten volgen een kwarteeuw later, eerst aarzelend, met onderdeelen van kasteelen, poorten of portalen, dan, tegen het midden dei' 16® eeuw, algemeen. — Het tijdperk duurt tot ongeveer 1(520. Evenals ten onzent mist de stijl vaste, stelselmatige ontwikkeling, eenheid in uiting. De politieke verdeeldheid der voornaamste centra van beweging, de zeer" uiteenloopende volksaard en ligging, de invloed van naburige uitheemsche kunstrichtingen en die van verschillende materialen, leidden tot groote verscheidenheid van opvatting en uitdrukking. Zuid-Duitschland, lïohemen, Silezië, Beieren, Oostenrijk worden sterk •) Zie Documents classes dans les Pays-Bas par A. W. Weissman. DE KKNA1SSANCE IN M'ITSCHLAifl). door .le Noord-Italiaansche kunst en kunstenaars beheerscht. De Italmansihe binnenplaats met pderij in enkele kasteelen en woningen, het streng modulair karakter van sommige klassieke gevelordonnantiSn tooneu dit. In liet \\ es en dringt de kunst van Frans I in sommige werken door; in liet Nooiden die van Nederland. In houtrijke streken, vooral Thüringen, Hessen, den Elzas, heersclit de vakwerkbouw; aan den Boven-Rijn en in andere plaatsen, aan steengroeven rijk de steenarchitectuur; fresco of sgraffito bewerking, uit Itabïiafkomsttg, verbreiden zich over Zuid-Duitscliland, Zwitserland, den lioven-liijn en de Nederlandsche baksteen beheerscht de architectuur van noordelijke plaatsen, als Danzig en andere. De Duitsche Renaissance draagt een profaan karakter. Zij wordt l>e\oi- derd door de vertegenwoordigers van de twee sociale machten des tyds, de opkomende vorsten en de welvarende burgerij. Gene door den bouw van residentiën en kasteelen op verschillende plaatsen van het rijk, deze dooide stichting van gebouwen ten dienste der gemeenschap, de raad-, gilde-, koophuizen en de woningen. Kerken worden slechts bij uitzondering gebouwd. De stijl kenmerkt zich over 't geheel door heterogene eigenschappen. De neiging tot het schilderachtige, liet romantische, het toevallige is overheerschend. Verrassend, boeiend zijn vele gevels bij den eersten aanblik, door kloeke massa, stouten omtrek, krachtig relief. /ij getuigen \an innigen scheppingsdrang, naïeve, warme bezieling, liefdevolle uitbeelding van sculpturale motieven aan poortjes, erkers, lijsten; ook de vaak fantastische topgevels, zonder welke de Duitsche architectuur niet kan bestaan zijn hiervan een uiting. Met veel decoratieven zin zijn verschillende gevels tot een eftectvol architectuurbeeld gegroepeerd. De Duitsche Renaissance is over 't geheel niet de uiting eener hoog staande cultuur. Zelden toch wordt bij nader bezien, de eerste, gunstige indruk der gebouwen versterkt. De platte gronden zijn doorgaans gebrekkig samengesteld, zonder grootsche ruimtewerking. De opbouw der gevels mis strengen architonischen samenhang, zuiver stijlbegrip, wegens het onbelio pen naast elkaar plaatsen van verschillende elementen, onverwerkt, onopgelost. Wel worden, zooals in Frankrijk, middeleeuwsche motieven met klassieke vermengd, doch innig verbonden, volkomen in elkaar overgegaan en tot iets nieuws hervormd, zijn deze heterogene bestanddeelen luer niet. Ongewijzig», ALGEMEEN KAKAKTEH ongevoeld, zonder artistieken samenhang wordt een steenen borstwering in zwierig flamboyant karakter door klassieke lijsten ingevat (fig. 391). In schril contrast staan schraal geprofileerde ramen of poorten in grillig laat-gothischen gordijn- *) of strengen segmentboogvorm naast vól-klassieke zuilstellingen. Daarbij kenmerken zich de Duitsche bouwwerken vaak door onzuivere verhoudingen, grove, onbeschaafde detailleering, onjuiste schaal der onderdeelen en overlading waardoor de stijl de voornaamheid en verfijning der Italiaansche en Fransche architectuur mist. Deze minderwaardigheid komt voort uit de onvolkomen ontwikkeling der Duitsche bouwmeesters, handwerkers van beroep, aan wie het compositie-beginsel, de klare stelselmatigheid, de vormzuiverheid der Italiaansche kunst vreemd waren. Breed ontwikkelde, baanbrekende talenten heeft de I)uitsche architectuur der 16e eeuw niet gekend en haar bouwmeesters vormen den overgang van handwerksman tot kunstenaar. Hun zeer talrijke werken zijn over 't geheel van burgerlijk karakter. Zij bekoren door levendige, effectvolle samenstelling, naïeven humor, doch missen meestal innerlijke diepte, zuiver, doorwerkt organisme, verfijnde factuur. Zoo draagt dan het rijke tijdperk der Duitsche Renaissance niet den stempel van hooge kunst. Enkele der voornaamste typen mogen dit nader doen zien. Vorstelijke verblijven. Behoudens geheel klassieke werken van Italiaansche architecten, zooals de residentie te Landshut (Beieren), het Belvedère te Praag (1536), beide van regelmatigen aanleg in Hoog-Renaissancestijl, zijn de Duitsche kasteden doorgaans uit den feodalen burcht ontstaan, en van defensief karakter. Het onregelmatige, schilderachtige slotplein, met of zonder galerij, traptorens in de hoeken en topgevels, is de artistieke kern. Van pikante werking is de binnenplaats van het kasteel te Stuttgart (1516), deels door ietwat zware segmentvonnige booghallen omgeven. Merkwaardig was het voormalige, afzonderlijke lustslot, een feestzaal van statige afmetingen en rijke versiering, thans verdwenen 2). Het hoofdwerk op dit gebied is de beroemde ruïne van het Heidelberger slot, romantisch tegen den lioogen bergrug geplaatst en heel het dal beheerschend. Romantisch schoon is ook liet ruime slotplein, schilderachtig door hooge gevels van de 15e tot de 17® eeuw omsloten (tig. 385). De twee voornaamste, de Oostvleugel van den keurvorst Otto Hendrik (1556— 59) en de Noordvleugel (1601—'07) van Frederik IV belmoren tot de beste scheppingen der •) Deze grillige raamvormen der laat-Gothiek ontleenen hun naam aan de overeenkomst met opgehangen gordijnen (fig. 384). ») Goede afbeeldingen in: Denkmaler deutscher Renaissance von O. Fritsch. 4 Bande. Fig. 385. Kasteel te Heidelberg, Binnenplein. IIKII)KLBKH(i Duitsche lienaissance. Beide, drie verdiepingen hoog, op massieven onderbouw, hebben Xoord-Italiaansche ordonnantiën, in vrijen geest opgevat. De westgevel van den Otto-Hen- drik's bouw, (tig. 386) bevat vijf traveeën, elk van twee, axiaal verdeelde, dubbelra- men, onderling door nis en console gescheiden. In de as van den gevel voert een dubbele trap tot het beeldrijke hoofdportaal met heraldisch bovenstuk en bekroond met buste van den stichter. Kleine pilaster- en zuil-ordonnantiën omsluiten alle ramen ; hermesfiguurtjes versieren den middenstijl. De sobere frontons van de hoofdverdieping en de decoratieve opzet der beide bovenramen herinneren beurtelings aan Fig. 386. Middendeel van den Otto-Hendrik's-bouw. 1)E KKNAISSANC'K IN DUIT.SCIILANI). Nederlandschen (fig. 358) en Noord-Italiaanschen invloed (fig. 301). Verdere overeenkomst met Italië bestaat niet. Van een zuiver, streng doordacht, verfijnd architectuur-organisme is hier geen sprake en primitief, onbeholpen, onopgelost is menig onderdeel. — Zonder statisch verband zijn de opvolgende ordonnantiën der verdiepingen bewerkt, de Ionische pilaster buitensporig gerekt, rustiek; de Corinthische slap, gepaneeld, met ornament versierd; de zware Corinthische halfzuil der bovenverdieping van cannelures voorzien. Onjuiste schaal en bewerking ontnemen aan de miniatuur-ordonnantiën der ramen voornaamheid, architectonisch karakter. Zij doen aan meubelwerk denken. Grof van profil zijn de basementen, kroonlijsten, dorpels en ietwat onzuiver en overladen van samenstelling is het hoofdportaal door de verschillende schaal der caryatiden. Toch worden deze architectonische zwakheden overstemd door den frisschen, persoonlijken geest die de geheele samenstelling bezielt en den liarinonischen eindindruk bepaalt. Rustig en klaar spreken de verdiepingen door de weloverwogen horizontale verdeeling, de gelijkwaardige raammotieven, ondanks den grooten detail-rijkdom. Hun kleine schaal en sober relief brengt het behaaglijke, intieme karakter van woonhuis in deze besloten omgeving juist tot uitdrukking. Een zelfde geest van warm en krachtig leven bezielt ook de talrijke figurale werken, de caryatiden van het hoofdportaal, de rijen nisfiguren, symbolische voorstellingen van Moed, Kracht, Dapperheid, Rechtvaardigheid — deugden die een vorstenhuis beliooren te sieren. Volgens de jongste onderzoekingen is deze verdienstelijke schepping waarschijnlijk van meester Hans Engelhart, opperbouwmeester van den keurvorst. I) Vijftig jaar later werd, onder keurvorst Frederik IV, de tweede vleugel door den Straatsburger bouwmeester Johannes Schoch uitgevoerd (fig. 387). 1 )e hoofdverdeeling van den zuidgevel aan het slotplein komt met die van den vorigen gevel overeen, doch het architectuur-organisme is vastei, strenger van teekening. Krachtig spreekt hier de verticale verdeeling door pilasters op pijlergrond. Voortreffelijk is het statisch verband uitgedrukt van de forsche, Toskaansche orde der benedenverdieping allengs lichter, tot de lichte Corinthische orde in den topgevel. Een kenmerk der Duitsche Renaissance is de pilaster-verdunning overeenkomstig de zuil (fig. 385 en 387). De benedenschacht is met banden, diamant koppen, vlakke cartouschen in het karakter van perkament ot metaal beslag versierd; de kapiteelen zijn met koppen vrivhtsnoeren, draperiën verrijkt. De hoofdverdieping heeft dubbele rondboogramen rustiek bewerkt, de bovenramen zijn recht. Alle hebben rechte frontons, ietwat onrustig gekneld tusschen ') G. v. Bezold, reeds vroeger genoemd. 1IKI PKLBKIMt de pijlers. In dezen gevel zijn de raamordonnantiën geheel ondergeschikt aan die der verdieping. Zuiver en gespierd zijn ook de geledingen. Overweldigend rijk is de plastische versiering. \ lakke aiabesken \ uilen d< friezen, fijn gebeitelde kraagsteenen dragen de talrijke nisfiguren, voorvaderen van den slotvoogd, pikante krijgerkoppen inarkeeren de as der traveeën, en cartouschen met inschrift of wapens versieren de spaarzame open muurvelden. Het geheel, als architectuurconceptie verdienstelijker dan de vroegere houw, overweldigt door bewuste kracht, uitbundigen ietwat onrustigen vormenrijkdom, doch mist diens naïeve bekoring. De zwaar gebogen topgevelvorm is een voorlooper van den Barokstijl. Het slotplein, met de beide statige gevels ver¬ bonden d()01 den pjg Fragment van den Frederiks'-bouw. kalmei), vriendelijken middenbouw der vroeg-Renaissance, deels begroeid of achter geboomte verscholen, is sprookjesachtig schoon en schildeiachtig. Het inwendige van den Otto-Hendrik's-bouw bevat nog tal van decoratieve ingangen met bcrinesfiguren en cartoiiscben, uit de school van \ redeinan de Vries, versierd. Fig. 388. Huis Toppler te Neurenberg. NEUKRXBEliG. Onder de talrijke kasteelen en vorstelijke residentiën die in de 16" en liet begin der 17® eeuw in verschillende streken van Duitschland zijn gebouwd behooren nog in Noord-Duitschland het kasteel Torgau, een onregelmatige grootsche aanleg met rijken traptoren, het slot te Diesden (1547) eveneens met rijke traptorens aan de binnenplaats; de vorstelijke residentie te Wismar (1553), een schilderachtige baksteenbouw. In Znid-Duitschland en Oostenrijk, het kasteel te Aschatfenburg (l l3) een omvangrijk ietwat eentonig gebouw met hooge hoektorens; de residentie te Miinchen (4- 1600), in Italiaansclien geest, een ontzaglijk groote aanleg met velschillende statige binnenplaatsen; de tninhal van het kasteel Wallenstein te Praag, eveneens in Italiaanschen stijl, en vele andere. Woonhuizen. Vooral de bloeiende handelssteden zijn rijk aan interessante woonhuis-architectuur. In Neurenberg, Rotlienluirg, Heidelberg, I lm, Danzig, Augsburg, Fig. 389. Huis Peller te Neurenberg. Hildesheim, Halber- stadt, Urunswijk, Hameln, Hannover en vele andere plaatsen trekken tal van schilderachtige gevels in steen, pleister, fresco, sgraffito, hout, baksteen, alle getuigend van opgewekten kunstzin. Vroegtijdige en lokale ontwikkeling verkreeg Neurenberg. — Gewoonlijk zijn hier de panden smal en diep, de platte gronden oniegehnatig. /ij bestaan uit een voorbouw, beneden tot nering of bedrijf, boven tot woonhuis ingericht soms nog een bijgebouw, achter de gestrekte binnenplaats, onderling DE RENAISSANCE IN DU1TSCHLANI). langs één ot beide zijden door open gang of arcaden-galerij verbonden Gedurende de 16e eeuw zijn de gevels eenvoudig, vlak. De verdiepingen al ot niet door sobere kordons aangeduid, hebben kleine, rechte of seginentvonnige ramen, sober, inspringend geprofileerd naar Gothischen trant en schuchter treden klassieke elementen te voorschijn. Zelfs in de 17® eeuw is de architectuur nooit geheel van Gothischen invloed vrij. Een ranke, rijk bewerkte top vormt bij voorkeur de bekroning. Rechthoekig voorspringende of afgeschuinde erkers verlevendigen het gevelveld, pikante dakramen het hooge dak. De profileering is kloek, doch naïef, onverfijnd. De groote verdienste van de Neurenberger woonhuisgevels is hun harmonische aansluiting tot de omgeving. Vooral de gevels op de hoeken der nauwe, gebogen en hellende straten vormen vaak een verrassend schoone massa in het geheele stadsbeeld. Het huis Toppler (fig. 388), op den scherpen hoek van twee straten geplaatst, kan als merkwaardig voorbeeld gelden. Met sobere middelen is hier een groote indruk verkregen. 1 )e hoog opgaande erker en slanke ronde hoekpijlers markeeren nog de beslist verticale verhoudingen, die hun hoogste uitdrukking in den slanken topgevel verkrijgen. Deze trekt ten volle de aandacht en vormt, niet de wijkende lijn der dakramen, een krachtige architectuur-afsluiting der lange huizenrij. Het huis I'eller is het type eener voorname koopmanswoning (fig. 389). De voorgevel, een verdienstelijke schepping der laat-Renaissance (1605), heeft een Rustica-onderbouw en vijf \ ei diepingen uit klassieke orden saamgesteld: Dorische, Jonische, Corinthische pilasteis, gaines- en herinespijlers, strak axiaal verdeeld en tot in den hoogen statigen topgevel doorgevoerd, vormen een rustig architectuurschema. De rustica, ietwat grof van schaal, verloopt geleidelijk bovenwaarts. Een krachtig iniddenti onton niet Mercuiïusfiguur bekroond en forsch geteekende klauwstukken, door obelisken afgewisseld, voltooien den omtrek van het geheel. Het plan (fig. 390) bevat een voorbouw van negen traveeën met bovenwoning en een achterbouw met stalling en dienstwoning. Beide zijn verbonden door smalle arcadengalerijen, om een gestrekte binnenplaats geschaard. Taktvol Fig. 391. Binnenplaats. kvers, Architectuur, IF. PK RENAISSANCE IX IM'ITSCHLANI). zijn dienstlokalen en trappen ter linkerzijde weggewerkt in het regelmatige centrum, dat door zijn schoone ruimte-ontwikkeling aan de Komeinsche paleizen van Peruzzi herinnert (tig. ^77). Verrassend, bekorend is de aanblik (fig. 391). In tegenstelling met den strengen, zwaar gebouwden voorgevel, is hier alles leven, beweging, lichten schaduw. Sierlijke open arcaden omsluiten het centrum en dragen den geheelen opbouw. Bovenwaarts loopen zij door tot liet achterfront, dat met den hoogen top (een herinnering aan den voorgevel), de statige dakmassa, den sierlijken erker, liet bloemterras en balkon effectvol de binnenplaats afsluit. Oi)en erkers onderbreken nog de lange perspectief!ijn der zijgalerijen. Zeer verdienstelijk is de geheele aanleg. ()ndanks de bescheiden breedte Fig. 392. Rattenfiingerbaus te Hameln. ^ tCllClll, ls hier een boeiend nrchitectuurbeeld verkregen, dat volkomen aan de eischen van doelmatigheid en irerief eener voorname woning voldoet. I )e detailleering is de zwakke zijde. Volkomen iirtistieke verbinding van gothiek en klassiek, bestaat hier niet. (Jothischc elementen, zooals de veeldeelige ribgewelven, de flamboyant traceeringen der borstwering staan, koudweg, naast de klassieke zuilstellingen en de barokvormige versieringen. NOORD-nriTSCHLAND. Toch hehooren de Neurenberger gevels tot de beste Duitsche typen der klassiceerende steenarchitectuur. Gevels zooals van het huis ,,zum Hitter" in Heidelberg (1592), het „Gewandhaus" (1590) te Brunswijk, het „Hochzeitshaus en Rattenfangerhaus" te Hameln (fig. 392) en vele andere zijn van grilliger samenstelling, grover bewerking en vertoonen neiging tot overlading, verwildering. Zij boeien soms door vroolijken, ja wilden humor, doch missen doordachtheid, innerlijke diepte. J)e klassieke orden zijn hier vaak misbruikt willekeurig, zonder artistieken samenhang zijn zij tegen den gevel geplaatst. 1 )ikwijls missen zij juiste schaal, voornaamheid en doen aan grof meubelwerk met zwaar metaalbeslag denken. Het stadswijnhuis te Munster kan als type van een vlakken, steenen gevel gelden (fig. 393). Alleen de middenportiek en de zijgangen zijn in klassieken geest bewerkt. ])e decoratieve toponitrek sluit aan tot de Vlaamsche manier. Voor NoordDuitschland is Danzig belangrijk. Onderinvloed ' Fig. 393. Wijnhuis te Munster. van Nederlandsche kun- stenaars, zooals Vi'edeinan de Vries en vooral van den Vlaming Anthonis van Obbergen, stadsbouwmeester (1594—1612), dringt de schilderachtige Nederlandsche baksteenarchitectuur hier door. Het voornaamste werk van dezen bouwmeester is het Tuighuis (fig. 3!»4), welks gevel aan de Topengasse met twee schilderachtige toppen, door achtkante torens geflankeerd, een rijk gesloten beeld vormt. Klassieker van opvatting DE RENAISSANCE IN DUIT8CHLAND. zijn sommige gevels van den Hollandsclien bouwmeester Abraham van den Elock. De Nederlandsche invloed verbreidt zich in andere kustplaatsen, zooals Hremen en Emden; hier bouwde Marten Arens uit Delft het statige raadhuis (1574) in den geest van dat te Antwerpen. Xaast de steenarchitectuur der Renaissance verkrijgt ook de van oudsher inheemsche houtarchitectuur, de vakwerkbouw, algemeene verbreiding. *) Het artistiek karakter der gevels wordt vooral bepaald door de geleidelijke over- Fig. 3!)4. Tuighuis te Danzig. kraging der verdiepingen, het constructief verband van het vakwerk en zijn versiering. De oorsprong dezer karakteristieke overkraging kan uit practische, technische en esthetische eischen worden verklaard, ltuimte-gewin op de verdiepingen der gewoonlijk kleine panden, stelselmatige verdeeling en snelle verwijdering van liet regenwater en vooral rijke, pikante schaduwwerking kunnen de oorzaken zijn. Hoewel het genre niet van monumentale uitdrukking is en uit zijn aard tot het eenvoudige woonhuis beperkt bleef, staat liet ') Der Holzbau in seiner Entwicklung etc. von O. von Leixner. Asch'. 1907. HOUT-AKCHITECTÜUR. als ïationeele, zuivere stijluiting boven den steenbouw in Duitschland. Vooral de werken der vroeg-Renaissance, die de Gothische traditie huldigen, zijn karakteristieke architect uuity pen. Het streng constructief vak werk verband wn stijlen, liggers en schoren beheerscht de samenstelling; de versiering is hieraan ondergeschikt. De vakken worden niet baksteen gevuld, al of niet gepleisterd en geschilderd. Later wordt het karakter meer decoratief, als de versiering het rationeel ver¬ hand met de constructie verliest. Merkwaardige typen dezer eigenaardige volkskunst hebben Brunswijk, Halberstadt, Hannover, Hameln, Hildesheim, Höxter, Straatsburg, om slechts enkele plaatsen te noemen. Het fragment uit Hameln (tig. 395) geeft een denkbeeld der techniek. ])e versiering, hoewel ietwat naïef is strikt rationeel en houdt verband met de verschillende constructiedeelen. Onder de vele fraaie typen van Duitschen vakwe rkbouw in den Elzas behoort het huis Ivammerzell in Straatsburg (tig. 396). Het hoekhuis heeft een steenen parterre met fresco-versiering, waalhoven, in sterke overkraging, drie verdiepingen van houten vakwerk, met schuinen top en hoog, overstekend leidak bekroond. De wanden zijn geheel in dubbelnullen opgelost. I loofden tusschenstijlen, rijk en fijn gesneden, worden door driekante hoekstukken en schuine stijlen geschoord. \ ooral de breede hoekstijl is rijk, fignraal bewerkt. Des ondanks maakt het geheel een rustigen, voornamen indruk. Ongemeen bekorend is de sierlijke massa door fijn silhouet, strakke teekening, klare aanduiding van het inwendige, sprekende horizontale lioofd- Fig. 395. Fragment van een woonhuis te Hameln. DE RENAISSANCE IN DUITSCHLAND. lijnen der verdiepingen, ondergeschiktheid der versiering. Het grillig, onrustig lijnverhand, vaak houten gevels eigen, is hier vermeden. Rustig, parallel aan de daklijnen zijn de schuine verbindingen in den top en aan de borstweringen stelselmatig doorgevoerd. Ook de krachtige schaduwwerking van den gelieelen overbouw en het dak bevordert den duidelijken aanblik. Onwillekeurig herinnert het geheel aan de gratie en fijnheid van de naburige Noord-Fransche werken uit den tijd van Frans I. De frescogevels worden door drieërlei opvatting gekenmerkt. Hij de fantastische scheppingen der schilders Holbein Jr., Hurckmair, Strenner aan gevels te Stein, Luzern, Bazel, Augsburg, Kchafi'hausen, dient het muurvlak als achtergrond voor figuurtafereelen of schilderijen, door ornament verdeeld en omlijst; ook wordt de muur weggewerkt en in een perspectivische scliijnarchitectuur opgelost. De derde manier is geheel decoratief: liet architectuur-systeem van den steenen gevel wordt in vlakschildering of sgraffito bewerking, naar ltaliaanschen trant, omgezet, (levels te Colmar, Miihlhausen, Freiburg zijn voorbeelden hiervan. Raadhuizen. 1 )eze behooren tot de meest karaktervolle openbare gebouwen der Duitsche Renaissance, (iroot i* hun aantal, zeer verschillend hun omvang en aanleg. Vaste plantypen bestaan niet. Meestal zijn zij aangebouwd bij een bestaand (Jothisch gebouw, soms ook geheel nieuw. De begane grond bevat veelal een in- of voorgebouwde portiek of een ruime booggalerij, de verdieping een groote zittingzaal met voorhal. Met de enkele lokalen voor dienst en administratie, den traptoren, de statige topgevels, de l ijk bewerkte erkers en de dakramen vormen zij de architectonische bestanddeelen der gevels, die vaak schilderachtig van aanblik zijn. Oorspronkelijk en schoon is het portaal van het raadhuis te (Jörlitz (1537), aan den inspringenden hoek van den (Jothischen toren en den nieuwen vleugel geplaatst (tig. :i 1 >7). In sierlijke buiging voert de trap langs den (Jothischen toreningang naar het bovenportaal, waar zich een balkon voor bekendmakingen bevindt. De geheele aanleg, vol gloed en gratie in de details, is waarschijnlijk onder ltaliaanschen invloed ontstaan. De marmer-medaillons, de profileering en het ornament wijzen hierop. Kier troont de Justitia op de lijk bewerkte zuil aan den opgang. De open voorhal of portiek van het Keulsche raadhuis (fig. 31)8) is eveneens een verdienstelijke aanbouw der vroeg-Renaissance (1570). Haar schaduwrijke rond- en spitsbooghallen, lijk bewerkte zuilstellingen met balustrade van steen en marmer, sierlijke middenbekroning en dakspits doen eveneens aan de beste Venetiaansclie en Ylaamsche werken denken. Juist van verhouding en DE RENAISSANCE IN DU1TSCHLAND. verdeeling staan openingen en pijlers tot elkaar, al missen sommige onder-deelen zuiver klassieken zin. Zoo schaden de zware consoles en sluitsteenen der kroonlijst en spitsbogen, de zware beneden-kapiteelen aan de waardigheid deizuilen, die ook door te sterke verdunning en te liooge pedestals, eenigzins schraal, onbeduidend worden. Bovendien staan zij, zonder vaste aansluiting van den pilaster, los, onzeker voor den muur. Een der karakteristieke Zuid-Duitsche scheppingen is de groote voorbouw van het raadhuis te Rothenburg a. d. Tauber(1572). Hij vormt met den hoogenklokketoren van den (Jothischen vleugel een indrukwekkend geheel (tig. 31)9). Waardig en vol zelfbewuste kracht is de omvangrijke massa van het gebouw met den langen gestrekten voorgevel + 40 M2.), het hooge dak, den statigen eindbevel krachtig door den slanken hoekerker begrensd. Rustig, streng zijn de hoofdlijnen der verdiepingen, ondanks de naïeve onderbreking van den wonderlijken traptoren, in liet midden van het front, en machtig werkt, op hoog stvlobaat, de stoere, rustige portiek met balustrade bekroning van het boventerras. J) *) Deze portiek is uit de 17c eeuw, Fig. 398. Portiek vau het Raadhuis te Keulen. DE RENAISSANCE IX DCITSCHLAND. Het fraaie .Tonische zijportaal en de strak geteekende ramen verraden de klassiek geschoolde hand van den ontwerper, den Xeurenberger bouwmeester J. Wolf, wiens buste den kraagsteen van den hoekerker siert. Ook de raadhuizen te Schweinfurt, Altenburg, Konstanz, Einden zijn karakteristieke werken der le eeuw. Het raadhuis te Breinen, uit liet begin der 17® eeuw, is het voornaamste type van Xoord-Duitschland (tig. 400). Lüder van Bentheim, reeds vroeger vermeld '), herbouwde hier den (Jothischen baksteenromp, één rechthoekige hal van 40 M., in den rijken stijl der laat-Renaissance (1012). Hij bouwde aan den voorgevel de Toskaansche portiek, den middenerker, met twee verdiepingen van Dorische en Jonische zuilstellingen, veranderde de hooge spitsboogramen der hooge zaal in rechte, afwisselend door driehoekige en segmentvormige frontons bekroond en sloot den gevel af door een kroonlijst met balustrade, een hoogen middentop en lagere zijtoppen. De architectonische samenstelling van dezen bouw is niet onberispelijk. Reeds werd de zwakke zijde van menig onderdeel opgemerkt. De moeielijklieid om de twee verdiepingen van den middenbouw architectonisch met de hooge ramen der groote hal te verbinden is zeker niet bevredigend opgelost; evenmin diens architectonische aansluiting met de ononderbroken hooghal, al zijn ook de vier zuilen die den middenbouw dragen zwaarder dan die van bet terras ter weerszijden. Onsamenhangend staan ook de vijf miniatuurordonnantiën van den middentop, meubelwerk gelijk, tot de beneden-architectuur. Kortom, onzuiver, gebrekkig is het geheel organisme van den bouw. Des ondanks boeit, overweldigt hij door het krachtig, individueel kunstleven dat zijn samenstelling doorstroomt en in de juiste groepeering der hoofdmassa's, de grootsdie teekening der hooghal, den overstelpenden rijkdom van het beeldhouwwerk spreekt. Tal van voorstellingen vol leven en beweging, mythologische figuren, dartelende zeewezens, wild, barok-ornament aan zwik-, fries- en tympanvullingen karakteriseeren hier den aard der welvarende bedrijvige zee-handelsplaats. Met de korte bespreking van deze enkele typen, volkomen in Duitschen geest, moge worden volstaan. Raadhuizen als te Xeurenburg (1613), Augsburg (1G19) e. a. dragen een overwegend Italiaansch karakter. De overige publieke gebouwen van het gemeentewezen kenmerken zich niet door een bijzonder karakter in onderscheiding van de genoemde en kunnen onbesproken blijven. Kerken. Op dit gebied heeft de stijl geen nieuw type voortgebracht. ') Zie pag. 417. KKKKKN. I)e Katholieke kerken van het einde dei- 16e eeuw behouden het Gothische schema in plan en opbouw en alleen de decoratieve onderdeelen van liet ruim worden in klassieken geest gewijzigd. Zij verkrijgen daardoor een zeer gemengd karakter. Evenmin wijzen de I'rotestantsche kerken van dien tijd op een streven Fig. 399. Raadhuis te Rothenburg a. d. Tauber. naar nieuwen aanleg zooals ten onzent. ') Het dualistisch karakter van den Lutherschen eeredienst, waardoor kansel en altaar gelijkwaardig zijn, is hiervan waarschijnlijk de reden. J )e slotkapel te Liebenstcin, de Hallenkerk te Uiickeburg, beide met Corinthische pijlers en ribgewelven, spitsboogramen en Kenaissance-portaal, ') Zie pag. 433. Fig. 400. Raadhuis te Breinen. DENEMARKEN. de omvangrijke Mariakerk te Wolfenbttttel evenzoo een Gothische hallenkerk in aanleg en opbouw, zijn Protestantsche typen uit het laatst der 16® en het begin der 17e eeuw. Enkele Jezuïetenkerken, door de orde naar het voorbeeld van de Jezuskerk te Rome allerwege gebouwd (fig. 314 en 31 5) dragen reeds een beslist klassiek karakter. De grootsche St. ^Michielskerk te Munchen is liiervan een voorbeeld. liet Inwendige. De zwakheden der gevelarchitectuur zijn ook aan de binnenruimten der profane gebouwen eigen. Grootsche ruimtewerking, diepe stemming door edele verhoudingen, sobere, karakteristieke hoofdlijnen ontbreken hier doorgaans. En deze gebreken worden niet vergoed door een streven naar behaaglijkheid en pracht, waarvan vaak de buitensporig rijke bewerking van menig onderdeel getuigt. Wel viert de oer-oude Duitsche eiken houtsnijkunst menigen triomf aan de rijke wandbetimmeringen, deuren, wenteltrappen en zolderingen van raadhuizen en kasteelen, zooals te Liibeck, Dantzig, Breinen, Liineberg, Jever, Augsburg en vele andere, doch zij vergoeden niet het gemis aan adel en bezieling in de samenstelling van het geheel. Gothische kruis- en netgewelven blijven heel de l(ie eeuw en daarna bestaan in de hallen en galerijen der publieke gebouwen en heerenhuizen. Het huis Teller (fig. 390) was hiervan een schoon voorbeeld. Daarentegen wordt de strenge buikzoldering der Gothiek, in de groote zalen en ruimten weldra door de houten cassetten-zoldering vervangen om eindelijk, ook hier, geheel voor liet stuc-plafond te wijken. DE OVERIGE LANDEN. Denemarken. Reeds vroeger werd de verbreiding der Hollandsche school in Denemarken vermeld. >) Onder de leiding van den kunstlievenden koning Christiaan 1\ kwamen daar belangrijke bouwwerken, vooral kasteelen in karakteristieken stijl, tot stand. Het hoofdwerk hiervan is het slot Frederiksborg bij Kopenhagen(1602—2">). Hans van Steenwinkel, de Keyzer's leerling, Laurens I'ietersen Sweis uit Amsterdam, en vermoedelijk ook Anthonis van Obbergen uit Dantzig werkten aan de uitvoering. Het omvangrijke hoofdgebouw (fig. 41) voorafgegaan door twee gebouwen- !) Zie G. v. Bezold, reeds vroeger genoemd. Kig. 401. Kasteel Frederiksborg te Kopenhagen. ENGELAND. groepen voor dienst en administratie, ligt geheel in 't water. Een breede brug voert tot de monumentale ingangspoort van liet ruime vierkante slotplein, (lat langs drie zijden door liooge schilderachtige baksteengevels en aan den voorkant door een lage galerij wordt omsloten. Hooge torens, verschillend van vorm en grootte, sierlijke dakramen, ingangspoortjes en een rijk bewerkte arcadengalerij aan liet achterfront brengen een ongezochte afwisseling in dit architectuurbeeld, dat door juiste groepeering en verdeeling der massa's uitmunt. Met de sierlijke eindgevels van het voorfront, die door slanke erkers worden doorbroken en door kleine achtkante paviljoens afgesloten, maakt het geheel een hoogst aantrekkelijken, voornamen indruk. Hoewel de onderdeelen niet altijd streng in één karakter doorgevoerd zijn en motieven uit verschillenden tijd der Renaissance door elkaar zijn gemengd, zijn zij beschaafd. Duidelijk is de Xederlandsche invloed aan de slanke, doorzichtige torenspitsen, de sierlijke dakvensters, de steenen kruisramen en de vermenging der materialen te herkennen. Het kleine, sierlijke slot Rosenborg bij Kopenhagen en de Beurs aldaar '), zijn eveneens werken van Hans Steenwinkel. Hij stierf in 1 (539 als „generaal architect en uitvoerder van zijne Koninklijke Majesteit." Engeland. Later dan elders, ongeveer tegen het eind der 16e eeuw, verscheen hier de Renaissance, als „style Elisabeth" bekend, en voerde er slechts een kort en kwijnend bestaan. Uit modezucht door de Engelsche aristocratie ingevoerd 2), is zij slecht begrepen, nooit geacclimatiseerd, noch in den volksgeest doorgedrongen. Engelsche bouwmeesters, John Shute, John Thorpe werden door de koningen of den adel naar Frankrijk of Italië gezonden om de nieuwe kunst te bestudeeren en moesten dan kasteelen in dien geestbouwen. De gevels van Longford Castte, Wollaton-, Holland- en HatfieldHouse 3), omvangrijke lustverblijven uit het laatst der 1 e en het begin der 1 7e eeuw, zijn onzuivere afleidingen van Fransche en Italiaansche voorbeelden. Vooral de Fransche architecten van het Louvre en de Tuilerieën, Lescot en Delorme, verkregen invloed door hun bouwwerken en de vertaling hunner geschriften. Het ingangspaviljoen van Hatfield House door John Thorpe is slechts een verbasterde namaak van het kasteel te Anet. (Jrillig, onzuiver en zielloos zijn de fijne Fransche vormen in Engeland verwerkt. Behalve de adellijke kasteelen vindt de stijl toepassing aan de „Colleges", ') Zie „Denkmaler der Renaissance in Diineniark* van Neckelniann en MelilJal. Lawrence Harvey. 3) Uhile. Uauüenkmaler in Gross. lirittannien. DE RENAISSANCE IN DE OVERIGE LANDEN. wetenschappelijke stichtingen van vorstelijke of adellijke personen en waarvan die te Cambridge en Oxford de voornaamste zijn. In liet begin der 17e eeuw wordt de Renaissance niet de werken van den bouwmeester Inigo Jones (1570—1651) door het Klassicisme verdrongen. Spanje. Reeds aan liet eind der 1 5e eeuw vertoont de decoratieve platereske stijl *) der laat-Gothiek klassieke inmenging. Er ontwikkelt zich aan kerkportalen, gevels en binnenplaatsen van kloosters, paleizen en publieke gebouwen een stijl die uit Gotliische, Moorsclie en Italiaansche elementen bestaat en als de periode der vroeg-Renaissance bekend is. Zin voor verfijning, weelde, pronk uit zich in de vaak fantastische sculptuur, die als een rijke ciseluur de muren overdekt en als een fraai marmeren of steenen kantwerk de gevels bekroont. De sierlijke, candelabervormige kolonnetten in den trant der Certosa (tig. 301), de slanke pilaster-ordonnantiën der paleizen te Brescia, Verona en Venetië vinden herhaaldelijk aanwending. Zelfs vindt de vroeg-Fransche kunst van Lodewijk XII en Frans I soms verren weerklank. De universiteits- en college-gebouwen te Salanianca, het paleis Montere3' aldaar, het raadhuis te Sevilla zijn fraaie uitingen van dezen geheel decoratieven stijl. 2) in scherp contrast ontwikkelt zich hier naast, aan den aanvang der l(le eeuw, een streng klassieke kunstrichting in den geest der Italiaansche hoog-Renaissance. Palhidiaansche zuil- of pilasterstellingen, soms niet rustica vermengd, vormen dan het gevelschema; de ruime binnenplaats wordt, in den trant van Farnese (tig. '212), met de Collosseiun-ordonnantie bewerkt. De gratie, de decorative rijkdom en bekoring van den eersten tijd zijn nu door architectonische strengheid, grootschen ernst, soms dorre schoolschheid, vervangen. De voornaamste gebouwen van dit tijdperk zijn liet paleis van Karei V te Granada, met indrukwekkend ronde binnenplaats voor tournooien, en eenigszins ruwen voorgevel; de statige beursgebouwen te Sevilla, Barcelona en vooral het sombere Escuriaal van Philips II te Madrid, een geweldig granieten gebouw van den bouwmeester Juan Herrera zijn voorbeelden hiervan. ') Zie pag. 237. 2) Zie liet fraaie plaatwerk: die Baukunst Spaniens van M. .Tunghtindel. 3 dln. HA ROK, ROCOCO EN KL AS SIC ISME. *) ITALIË. I)e Barokstijl en het Klassicisme zijn aan liet eind der 16e eeuw uit de Italiaansche Renaissance, ontstaan. Scherpe onderlinge grenzen zijn niet te bepalen, doch reeds tegen liet midden dier eeuw wijst daar de architectuur op gewijzigd inzicht, De kalme, doordringende, gelijkmatige schoonheid, 't kenmerk van de beste werken der Renaissance en t gevolg van een verfijnd kunstorganisnie, in alle onderdeden verzorgd tot een rustig, harmonisch geheel, maakt dan allengs plaats voor zucht naar verrassende, overweldigende werking, door grootsche massa's, sterke lijnbeweging, schilderachtig relief. Hiervan is de toepassing van het antieke tempelfront aan kerk en paleis, als groote- of kolossaal-orde bekend, een sprekend kenmerk 2). En baar scheppers, de twee groote meesters der Laat-Renaissance, Michel Angelo en Andreo Palladio, gene een geniale, vrije, tot aan het ongebondene, willekeurige geest, deze de talentvolle vertegenwoordiger van strenge stelselmatigheid op grondige studie der antieken gebaseerd, beiden grootsch, indrukwekkend in hun werk, zij worden de grondleggers van den Barokstijl en het Klassicisme, twee nuances van een algemeene kunstrichting, die een groot deel der 17e en heel de 1 se eeuw Europa beheerscht. Haar ontwikkeling en algemeene verbreiding hangen saam met de groote kerkelijke beweging van dien tijd, den hardnekkigen strijd van het Katholicisme onder leiding van het Pausschap, door de machtige Jezuïeten-orde gesteund en in alle landen tegen de Hervorming gevoerd, om de vestiging zijner alleenheerschappij, de openbaring van het Pauselijk wereldgezag. Deze geest vertolkt zich in de architectuur door toenemende bewondering van bet overweldigende, tot ongerijmdheid overdrevene in den kunstvorm; in de spontane, aangrijpende werking van één groot geheel, waarin elk onderdeel zich oplost, verzinkt; in vertoon van grootheid, luister, majesteit. Aanvankelijk is de Barok dan ook een kerkstijl. Rome's kerken van de tweede helft der 16e eeuw, zooals de Jezus-kerk van Vignola (tig. 314 en 315) en de vergrooting der S. Pieterskerk van Carlo Maderna (fig. 306) ') Voornaamste bronnen: Die Entstehung der Barockkunst in Rom von A. Kiegl, 1908; C. Gurlitt, Geschichte des üarockstils in Europa; H. Wolfliin, Renaissance u. Harock, 1908; II. Dohme, C. Schmarsow, e. a. 2) Zie pag. 331 — 330 en 357—362. eveks, Architectuur, II. 30 DE BAROKSTIJL. vertoonen reeds de eerste sporen in liet streven naar de grootst mogelijke ruimteontwikkeling, door de vereeniging van centraal koepelruim en langscliip. Weldra ondergaat ook de profane architectuur zijn invloed en omringt de adel, door den luister der kerk bekoord, zich met zijn glans. De steeds ruimere aanleg van het paleis, niet de rijke perspectief-werking van de groote voorhal, de statige trap en liet indrukwekkende binnenplein '), nu niet meer door Braniantes sierlijke zuilgalerij (Hg. 208) doch door forsche pijlerarcaden omsloten (fig. 281), de liooge zalen, met pronkend stuc-decor van zwierige cartousclien en lijsten voor fresco-schildering (fig. 293), wijzen dit aan. Meer dan ooit wordt de gevel van kerk of paleis onafhankelijk van het inwendige, een op zichzelf staand decoratief geheel van machtigen totaalindruk. Ter bereiking hiervan zijn alle middelen goed, zelfs met verkrachting van het inwendig organisme en de materiaal-techniek, die niet meer zichtbaar tot uitdrukking komen, doch geheel ondergeschikt worden aan een vaak grootsch, doch volkomen abstract decor van steen of stuc. Algemeen doorgevoerd, verfijnd detail wordt vermeden en slechts enkele hoofdmomenten worden tot sterkste uitdrukking gebracht. De zuilen worden verdubbeld, soms nog door halfzuilen versterkt, de pilasters tot bundels verzwaard, de hoofdgestellen grillig versneden, het fries gebogen. De portalen trekkende aandacht door sterk sprekende massa, krachtig relief, zwierigen tooi van figuren en cartousclien, als tympan-boogvulling of vrije bekroning aangewend. Vaak wordt liet gevelvlak dubbel gebogen of afgerond 2) ter verhooging van den algeheelen indruk. Een geest van overspanning, van zinnelijke opwinding doordringt de architectuur en verwekt een gevoel van verrassing, van onrust, van bedwelming. Het begrip schoon is door het kolossale, het monumentale en overweldigende uitgedrukt, veelal in Oliebel Angelo's geest doorschilderachtige, grillige ja ongebonden uitbeelding der architectuurmassa, doch ook statig, streng, stelselmatig naar Palladio's manier. Carlo Maderna (1556 —1029) en vooral Lorenzo Bernini (1 509 —1080) en F. Borromini zijn de voornaamste vertegenwoordigers van den Barokstijl. Zij voltooien het inwendige van de S. Pieterskerk met het pronkende hoofdaltaar en de pauselijke graftomben, bouwen den voorgevel met de dubbelkolonnaden en de fonteinen van liet grootsche voorplein (fig. 308), ook de beroemde Scala Regia van liet Vaticaan, de paleizen Mattei, Barberini en andere. l it deze school komt voort B. Ijonghena (1004—'82) met verschillende paleizen en de fraaie koepelkerk S. Maria della Salute te Venetië, dat reeds ') Palazzo Altieri te Rome. 2) Te Rome o. a. de kerken S. Maria della Face, S. Carlo, S. Agnese, S. Vincenzo, S. Antonio. Fig. 402. Trevi fontein te Rome. DE BAROKSTIJL. de streng klassieke koepelkerken II Redemptore en S. (liorgio van Palladio bezat (fig. 317). — Dan C. Fontana, P. Cortona, beroemd door de versiering der zalen van het paleis Pitti te Florence en ook de familie der Bibiena's, op liet gebied van theaterbomv en beschildering bekend. Verdere voorname bouwwerken van de 17e en 18e eeuw zijn nog de monumentale trappen, de Scala d'Espagna en van den Monte Pincio met de Drieëenheidskerk op den heuvel, de Trevi fontein (± 1735) van Salvi (tig. 402) een machtig front ter herdenking van den waterleiding-aanleg, een geschenk van Paus Clemens XII, de gevel van de Lateraansche kerk met het paleis en tal van koepelkerken, alle te Home. Dan te Milaan de reeds besproken koepelkerk S. Alessandro (tig. 316), te Turijn liet paleis Marino met schoone binnenplaats, de statige koepelkerk della Superga van Juvara (± 1735); eindelijk het reusachtig koninklijk paleis Caserta bij Napels (db 1 750) van den laatsten bouwmeester der Barok, Vanvitelli, Nederlander van afkomst. Gedurende de 17® eeuw beheersclit vooral Oliebel Angelo den stijl in Italië, een stijl, meer overweldigend door pathos, uiterlijken glans en virtuositeit, dan ontroerend door innerlijke bezieling, diepe gedachte. Zijn machtige geest beheerschte ook de ziekelijk opgewonden, meer op gevoelen dan doorgronden gerichte denkwijze der overige katholieke landen, die toen door Pausdom en Jezuïetisme werden beheersclit. Eerst de allengs doordringende verstands-richting der 18e eeuw vond in Palladio's kunstopvatting een krachtig wapen tegen den wereldveroverenden Barokstijl. En het Klassicisme, op strenge stelselmatigheid gegrond, zegevierde allengs over het al te sterk uitgesproken kunstenaars-ik, en liet daaruit voortgesproten virtuozendom. FRANKRIJK. Onder Hendrik IV (1610 f) had de Fransche Renaissance haar laatste uitdrukking verkregen !) en tot het midden der 17e eeuw volgt de stijl een klassieke richting in Palladio's geest. Ernst, waardigheid, regelmaat worden steeds meer het kenmerk der gebouwen. De symmetrische aanleg met zware, statige, vierkante hoekpaviljoens, de toepassing van rustica aan ordonnantiën en als raam- en hoekbekleeding, de sobere, kloeke detailleering der lijstwerken, en de spaarzame versiering door zware cuirvormige cartouchen met draperie vermengd, zijn hiervan de kenmerken. Toch blijft ook nu de architectuur volkomen Fransch door de innige doordringing van nationale en klassieke elementen. Nooit verdwijnt geheel het schilderachtig karakter, dat zoo sterk de ') Zie pag. 386 en 387. FRANKRIJK. architectuur der Renaissance in Frankrijk kenmerkt. Het paleis Luxembourg (1615—'20) door 8. de Brosse voor de koningin-regentes Maria de Medici, Florentijnsche van afkomst, te Parijs gebouwd, is hiervan een voorbeeld. Wel herinneren de rustieke zuilordonnantiën en de balustrade-bekroning deigevels aan de binnenplaats-architectuur van het paleis 1'itti (tig. 298), geheel Fransch daarentegen zijn de statige vierkante paviljoens niet hoog, steil dak Fig. 403. Kasteel Maisons-sur-Seine, bij Parijs. of koepel, door dakramen of schoorsteenen verlevendigd; evenzoo de verticale doorbreking der ordonnantiën bij de verdiepingen. De Mrosse's leerling en opvolger, J. Lemercier (1585—1654), is dooide uitbreiding van liet Louvre (fig. 334 en 335), de koepelkerk der Sorbonne, Frankrijk's eerste vol ontwikkelde koepelbouw, de trap van Fontainebleauliekend. De voornaamste vertegenwoordiger van dezen overgangstijd is echter Fr. Mansart (1598—1666). Tot zijn vele belangrijke bouwwerken behooren de zuid-vleugel van het kasteel te Blois, de hotels Carnavalet, Mazarin, de la DE BAROKSTIJL Vrillière, de koepelkelk Val de Gr&ce, alle te Parijs. Doch vooral zijn hoofdwerk, het fr