De Wapenrustinge Gods OM VAST TE STAAN EN TE STRIJDEN TEGEN De listige omleidingen des Duivels DE DUISTERNISSE DEZER EEUW EN TEGEN De Geestelijke boosheder Zestal leerredenen over Eph DOOR E. FRANSEN. in leven Gereformeerd Leera QEBR. DEN HERTOG — I Electr. Drukkerij C. Verweij Jz. — Mijdrecht. VOORBERICHT. Door het klimmen mijner jaren en mijn veelvuldigen arbeid zijn alle aanzoeken tot schrijven van behandelde Waarheden 'door mij afgeslagen, doch 'tot het uitgeven van dit zestal leeredenen zijn de aanleidende oorzaken: Ten eersten: de liefde en toegenegenheid van mijn'e tegenwoordige gemeente, die voor het meerendeel uit jeugdige menschen bestaat, dacht het mij goed aan hun begeerte te voldoen, om eene kleine nagedachtenisse van mijn arbeid in hun midden bewaard te doen blijven; mocht het in Gods lieve gunste zijn tot zegen. Ten tweede: om mijne kinderen en vrienden in vele gemeenten opmerkzaam te maken en te waarschuwen tegen de verregaande afwijkingen van de innerlijke Waarheid, en tegen de openbare en heimelijke verloochening des H. Geestes door al dien menschelijken ijver, en tegen de donker vooruitziende dagen der verleidingen. Ten derden: om ook „de weinigen in ons Nederlandsch Sardis, die haar kleederen niet bevlekt en hebben," ze allen te zamen te vermanen, om met alle biddingen en smeekingen, met de wapenrustinge Gods. toegerust en bekrachtigd te worden en te strijden, „tegen de listige omleidingen des duivels, de duisternisse dezer eeuwe, en tegen de geestelijke boosheden in de lucht," want wij kunnen uit de teekenen der tijden niet anders dan vervolgingen ver- wachten, omdat „de kostelijke kinderen Sions tegen fijn goud geschat den aarden flesschen zijn gelijkvormig geworden, het oordeel begint van 't Huis Gods,." het heilige zaad, het steunsel van kerk en staat heeft de bladeren afgeworpen, van een standvastige aankleving en strijd voor de iraierlijkje Waarheid. Ach, dat de Heere eens helden en voorbidders mocht verwekken, gelijk een Mozes, Samiud, Ezra, Nehemia, Daniël, enz., die dag en nacht niet zwijgen kjond'en, om de breuk der dochter Sions te beween en. Waarschijnlijk zullen sommige lezers van mijne geschriften aanmerken, dat mijne voorgaande bundels leerredenen met Duitsche, en deze met Hollandsche letter zijn gedrukt; dit is op aanzoek van vrienden en het opkomend geslacht gteschied, die den ouden druk niet kunnen lezen,, in een voorwoord voor den tweeden druk van mijn eersten bundel uitgebreider opgeteekend. De Gordel der Waarheid. TEKST EFEZE 6: 14. VOORZANG PSALM 91 : 2. G. T. De H. Geest vergelijkt de Waarheid bij „eene rondasse ende beukelaar," hiermede waren oudtijds de krijgsknechten omgord, om onbevreesd te s,taan en te strijden tegen hunne vijanden. De onderdanen van Sions Koning worden vermaand „de geheele wapenrustinge Gods aan te nemen," om hen van rondom te beschermen, gelijk een rondas en beukelaar, tegen het legio zielsvijanden van binnen en al de instrumenten des s,atans van buiten. Zij kunnen er geen van missen maar moeten bovendien zorgvuldig opletten, om geen vervalschte of nagebootste wapenen te gebruiken. 1. De Waarheid wordt bovenaan geplaatst. Waar die ontbreekt zijn alle overige wapenen krachteloos. Wij hebben Goddelijk licht noodig om de letterlijke- van de geestelijke Waarheid te onderscheiden. De letterlijke waarheid wordt van menschen geleerd, doch daar wordt de kracht Gods bij gemist; de geestelijke waarheid wordt door den H. Geest geleerd en behoort alleen in de wapenrusting Gods, die door den HEERE gezegend en bekrachtigd wordt. De wapenen onzes krijgs zijn niet vleesdielijk maar krachtig door God tot nederwerping der sterkten." 2 Cor. 10:4. 2. „Het borstwapen der gerechtigheid." Waar de gerechtigheid des levens voorop geplaatst of met Christus gerechtigheid wordt ingekleed, is het een vervalscht wapen waarmede de HEERE vertoornd wordt, en waar de gerechtigheid des levens niet volgt, die loochenen dat Christus van den Vader tot heiligmaking gegeven is. 1 Cor. 1 : 33. 3. De voeten geschoeid hebbende met bereidheid des Evangeliums des vredes." Door de vermenging \ an et en Evangelie worden beide vervalscht en krachteloos gemaakt. Het is een algemeenc dwaling dat de HEERE na den val van den strengen eisch der wet afziet, zich schi en voegt naar den onmachtigen mensch, een nieuw Evangelie-wet gegeven heeft, waardoor hij' hunne goede voornemens voor volkomen aanneemt, zulk een Evangelie wordt door Paulus vervloekt. Gal. 1. 4. Bovenal aangenomen hebbende den schild des geloofs, met welke zij alle de vurige pijlen des boozen zult kunnen uitblusschen." Het geloove der uitverkorenen is een nieuwe schepping en inplanting van de mededeelbaie eigenlschalppen Gods, maar door de hooggeroemde vooruitgang en wijsheid dezer eeuw, worden er scholen opgericht, waar de leerlingen in een korten tijd een onwankelbaar geloof en verzekering ontvangen. O verregaande misleiding en verblindheid! Duizenden maken tegenwoordig van hun historisch geloof hun schild, daar Christus alleen het schild is. Gen. 15: 1, dat door een ledige geloofshand wordt aangenomen. Zou het geen groote dwaasheid zijn van een krijgsknecht zijn hand tot bescherming voor zich te houden tegen de zwaarden, spiezen en pijlen der vijanden, even dwaas is het, op zijn historisch geloof te vertrouwen. O, vrienden! weest gewaarschuwd; indien gij niet oene plant met Christus wordt in zijn dood en opstanding, dan blijft de toorn Gods op u, Joh. 3 ; Rom. 6. 5. Ende neemt den helm der zaligheid." Het tegenwoordig christendom wordt verplicht vast te gelooven dat zij naar den Hemel gaan, want ongeloof is een groote zonde; doch het zijn listige omleidingen des duivels; tenzij dat zij met Paulus jagen en loopen om hier op aarde in den Hemel te wandelen, Fil. 3. Gods eer is hun Hemel en zaligheid, daarom zijn ze „in hope zalig." Maar ach helaas! zij hebben en genieten maar kleine beginseltjes van 't Hemelleven, daarom dragen Zij hier op aarde rouwkleederen tegenover de Hemelingen. Openb. 21 : 4. 6. „Ende het zwaard des Geestes, hetwelk is Godi Woord, met alle biddingen en smeekingen." De krijgsknechten van Koning Jezus worden in de voorgaande vijl wapenen opmerkzaam gemaakt op hun zwakheid en onervarenheid om niet ongeroepen, ongewapend of voorbarig zich in den strijd te begeven, omdat de listen en 't geweld hunner vijanden groot zijn, want hunne wapenen zijn allen tot bescherming en beveiliging, slechts dit eene wapen Gods Woord is hun gegeven om daarmede hunne vijanden ten onder te brengen en te dooden, gelijk hun Koning haar is voorgegaan om des duivels verzoekingen krachteloos te maken met dat woord: „daar staat geschreven?' Matfh. 4. Met dat tweesnijdend zwaard dat uit Zijn mond gaat, regieert Hij de koningen der aarde, Ps. 2. En brengt Hij de vijanden van Zijn kerk en volk onder Zijne voeten. Ps. 45. Daardoor voert Hij krijg in Zijne gemeente, Openb. 2 : 16. Daarom zijn alle menschelijke wapenen en uitvindingen vruchteloos om kerk of vaderland te redden, maar de oprechte onderdanen moeten door Koning Jezus geroepen, door Hem zelven geleerd en geoefend worden, want een krijgsknecht leert door parade en maneuvels maken zonder oorlog, des vijand? list en macht niet kennen; noch een geneesheer kan uit de boeken met de ziekte der patienten bekend worden; evenmin wordt een predikant door zijne studie of een leerling door het doen van zijne belijdenis een christen. O neen, wij moeten eerst herschapen en vernieuwd worden, des Heeren vijanden moeten onze vijanden worden. Wij moeten vooraf door zielsoefeningen met onze inwendige vijanden bekena zijn, zullen wij tegen de uitwendige kunnen strijden Dit was, mijn voornemen, mijzelven en ulieden de noodzakelijkheid uit Gods Woord voor te stellen, om met de geheele wapenrusting Gods toegerust te worden, tegen de omringende verleidingen en het naderenid gevaar, dat ons van rondom dreigt. Tekst Efeze : 6: 14. „Staat dan, uwe lendenen omgegord hebbende met de Waarheid." De gemeente van Efezen was van heidensche afkomst en door satans, bedriegerijen tot ijdele kunsten verleid, toch door de prediking van Paulus bekeerd; daarna verbranden zij hunne ijdele boeken, de waarde van vijftig duizend zilveren penningen, Haud. 19. Hierop zinspeelde de Apostel: wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed." Waren de Efezers de strijd van vleesch en bloed dan te boven? O neen, hunne bloedvrienden en rustlievend vleesch zijn sterke vijanden, waardoor zij ook afgetrokken en verleid zijn geworden en hun eerste liefde hebben Verlaten." Openb. 2 : 4. Maar des Apostels oogmerk was om de Efezers opmerkzaam te maken tegen hunne omringende lisr tige vijanden. Het waren geen geringe, eenvoudige personen van vleesch en 'bloed, maar overheden, machten geweldhebbers der wereld, nl., heidensche overheden, priesters en filosophen, die met hunne gaven van wijsheid en welsprekendheid, de menschen door alle eeuwen het aller- meest verleiden, omdat het werk des H. Geestes voor hen verborgen, ja eene dwaasheid is, 1 Cor. 2. Maar voornamelijk verstaat de Apostel: niet tegen vleesch en bloed", de listige omleidingen des duivels, die geen vleesch en bloed omdragen, „de duisternis* dezer eeuw, de geestelijke boosheden in de lucht," die zich veranderen in Engelen des lichts, 2 Cor. 11:4. Deze booze geesten gebruiken wijze en schrandere geesten van wijze en geleerde mannen, die voorgeven dat zij van den Heere geleerd zijn, en met Hemelsche openbaringen de zinnen der eenvoudig'en betooveren, alsof zij goede Engelen waren, daarom werken zij uit de lucht, doch het zijn bedriegerijen des satans die zich kenbaar maken; zij worden opgevoerd in de lucht van zelfverheffing en menschenbehagers. Hiertegen was noodzakelijk, met de geheele wapenrusting Gods toegerust te worden. Laat ons een aanvang maken, om met de gordel der waarheid bekend te worden. I. De inhoud der eeuwige Waarheid. II. De geestelijke krijgsknecht met de gordel der waarheid. 0, HEERE! leid en heilig ons in Uwe Waarheid, om den goeden strijd des geloofs te strijden met alle biddingen en smeekingen, Amen 1. De inhoud der eeuwige waarheid. Adam in den staat der rechtheid, bezat eene ingeschapene Godskennis, doch de HEERE had zich aan hem geopenbaard als een Eenig en volzalig God, waarin zijn zaligheid en gelukstaat bestond. Door de bondbreuk is deze kennis in duisternis veranderd en zijn er maar kleine overblijfselen in de oons6cientie overgelaten. Rom. 1, 2. Daarom was het noodzakelijk dat de HEERE zich door droomen en mondelijke openbaringen aan de vaderen bekend maakte, en later door de Profeten en Apostelen Zijn'Woord door ingeving des H. Geestes heeft laten beschrijven. Daarvan zegt de Zone Gods in Zijn Hoogepriesterlijk gebed: „Uw Woord is de Waarhéld." In dat Woord maalct zictTjehova als een eenig, onbegrijpelijk en g'elukzalig Wezen bekend, in Zijn namen, deugden, eigenschappen en werken, maar ook in het huishoudelijk werk der genade, als Vader, Zoon en H. Geest. Van die verborgene Drieëenheid roept de Bruid in verwondering uit: O Fonteine des Levens nl. Christus de Fontein des Levens, Put der levende wateren, dat zijn de stroomen des Ti. Geestesj die uit Libanon vloeien,, uit des Vaders eeuwige verkiezende liefde, uit Flem den Vader, door Hem den Zone tot Hem den H. Geest, zijn alle dingen," Kom. 11 : 36. 1. God de Vader is de waarachtige Waarheid Jer. 10: 10. Hij zweert in Zijn Woord: „zoo Ik lust hébbe in den dood des godloozen," Ezech. 33: 11. Merkt hierin op, dat wij door moed- en vrijwillige bondbreuk in ons stamhoofd Adam, en door volharding in onze onbekeerlijkheid goddeloosheid en ongeloof, Gods heilige deugden genooizlaakt hebben, ons met den driedubbelen dood te moeten straffen; maar die door vrijmachtige herschepping gelooven dat zij goddeloozen zijn, daartegen roept de Vader van den Hemel. Deze is mijne geliefde Zone in denwelken Ik Mijn welbehagen hebbe, hoort Hem. Matth. 17. Hoort Hem, dat Hij alleen goddeloozen roept: dat de zaligheid in geenei anderen is, Hand. 4: 12; Rom. 4 : 5. 2. Goo de Zone getuigt zehen: „Ik ben de Waarheid", Joh. 14:6 „Deze is de Waarachtige God ende het eeuwige leven," 1 Joh. S : 20. Zoovele beloften Gods als er zijn die zijn in Hem ja, ende zijn in Hem Amen." 2 Cor. 1 : 20. Deze kunnen geen duivel, zonde of ongeloof krachteloos maken, evenmin brengt het geloove er eenlge waardigheid aan. 3. God'de H. Geest is de Geest der Waarheid. Joh. 14: 16, die alle de vaten der barmhartigheid in de Waarheid leidt en heiligt om in de waarheid te wandelen. Onze Heidelberger godgeleerden hebben uit de Waarheid aangetoond dat des christens, troost in leven en sterven bestaat in drie stukken Kenniss,e van ellende, deze heeft zijn oorsprong uit de kenniss£ Gods, de kennisse van verlossing vloeit uit God den Zone, en de dankbaarheid wordt door God den H. Geest in de harten der geloovigen uitgewerkt. Het is uit onkunde en in strijd met de Waarheid dat sommigen leeren dat de mensch eerst zijne ellende leert kennen, daarna de verlossing en eindelijk de dankbaarheid. O, neeny deze nemen in 't uur der minne alle drie tegelijk een aaUvang, dii te ontkennen zou strijden tegen de eenheid in 't Goddelijk Wezen dat de eene Persoon zou werkzaam zijn, daar de anderen van uitgesloten waren. Maar aan de zijde der geloovigten dan zijn er trappen, niet tot de genade maar in de doorleiding van licht en geloovige omhelzing tot vrede en troost voor hunne zielen. Hiertoe worden wijl door de Waarheid geroepen, ons zeiven nauw te onderzoeken, of wij de vrijmakende kracht der Waarheid zijn deelachtig geworden. "II. Om de eigenschappen van een geesfelijke krijgsknecht met de gordel der Waarheid uit Gods Woord tot zelfbeproeving te beschrijven, is het noodzakelijk onze aandacht te vestigen op vier hoofdleeringen, op hun roeping, heiliging, zielsoefening, en strijd voor de waarheid. A. De geroepene dienstknechten van Koning Jezus; het is des Heeren gewone weg Zijn Kerk met barensnood werkzaam te maken. „Sion heeft weeën gekregen ende zij heeft hare zonen gebaard, „Jes. 66 : 8. De Vrouwe „was Zwanger ende riep barensnood hebbende ende zijtïjde in pijn om te baren. Openb. 12, om een mannelijke zone te baren, n.1. een mannelijk sterk zaad tegen de woede van de groote roode draak en tegen de riviere van ketterijen van de oude slange, daarom zien wij1 dat de kerk Sions Koning met gebeden en smeekingen opwekt: „Gord uw zwaard aan de heupe, o Held!" Ps. 45. En rijd voorspoediglijk op "het Witte Paard om met de pijlen Uwer Almacht Uw uitverkorenen te beoorlogen, het ijzeren borstwapen des ongeloofs in stukken te sJaan en van vijandschap te verlossen, opdat zij het loflied eens mochten aanheffen: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht in heilige sieragien. Ps. 110 : 3. B. De dienstknechten van Koning Jezus worden door de kracht der Waarheid vrijgemaakt en geheiligd, dat zij zich kenmerken en Zijh liverei dragen! 1. Zij worden vrijgemaakt van de heerschappij der zonde, op den dag vain Christus heirkracht worden de koperen boeien en ijzeren grendelen verbroken, dan wordt de absolute belofte aan hen verheerlijkt: de zonde en zal over u niet heerschen," Rom. 6: 14. Zij beginnen zich met Efraïm te beklagen, gjepaard met hartelijk berouw, heilige schaamte, en een droefheid naar God die eene onberou(welijke bekeering tot zaligheid werkt. Zij' worden uit geen slaafsche vrees van hun consdentie, of doof de donder van Sinaï gedrongen om de wereld en de zonde te verlaten. O neen, zij gaan met Abraham, Ruth en Rachab vrijwillig hun volk en vaderland verlaten, „dan begint de woestijn,e, dorre plaatsen ende wilderniss,e lustig te bloeien, de heerlijkheid van Libanon, de sieraad van Carmel wordt haar gegeven." Dan schrijven zij met de hand: „ik ben des Hee- ren" en laten zich als een vrijwillig volk opteekenen, op de strijdrol van getrouwe krijgsknechten, om hunnen Koning in lief en leed te volgen en tot in den dood getrouw te blijven. Daarmede is Christus, zoo ingenomen, dat Hij zegt: „Eer Ik het wiste, zettede zich mijne Ziele op de wagens van mijn vrijwillig volk." Hoogl. 6 : 22. Het was Hem ni(t onbekend naar Zijne Goddelijke natuur, evenmin naar Zijne rijkgezalfde menschelijke natuur, veel minder buiten Zijn Middelaarstrekking en 'bearbeiding. O neen, maar Hij spreekt op menschelijke wijze om Zijne verwondering en blijdschap te kennen te geven. Als Zijn volk met de zielsw.-'.genen van geloof, hoop en liefde tot Hem vluchten. O die zendt Hij niet ledig henen. De vrijwillige offeranden waren onder de schaduwdienst den Heere zoo aangenaam, deze werden niet, gelijk de andere offeranden door de Wet bekeurd. Lev. 26. Daarom was in het maken van den Taberm-kel en het bouwen van den Tempel de dassenvellen en het geitenhaar zoo welkom als goud en zilver, Exod. 25, 35; 1 Cron. 29. 2. Zij worden vrijgemaakt door de Waarheid van de schuld der zonden; des Heeren woord spreekt van bloemhoven en var. loktijd, en de Bijbelheiligen van hun snarenspel en de dagen hunner jeugd; maar als de dagen der speening aanbreken, dat zij in de woestijn moeten dwalen in een weg der wildernisse, zonder woonplaats, zonder brood en water, dan wordt hare ziele overstelpt Ps. 11>7. O, vrienden: als de Heere Zijn volk uit den lusthof van \ erkwikking en uit het Paradijs van hare zalige voorsmaken uitdrijft, dat is veel zielsgrievender en pijnlijker, als toen zij wereld en vrienden moest verlaten. Door hun afgoderij en ingenomendheid met hunne gestalten, hebben zij den Heere genoodzaakt dat zij verschrikt werden door hunne open- staande schuld en zij worden met Efraïm nader met zichzelven bekend gemaakt. Nu beginnen zij op de heupe te te klompen en schaamrood te worden dat zij zoo op 't zand gebouwd 'hebben. Dit brengt hen met Maria weenende aan de voeten van Jezus om door Heiw als dien grooten Profeet in Zijn Middelaarswerk geleid te worden, want zij zijn geen dieven of sluipmoordenaars om met de handen van een historisch geloof de deur open te breken. O neen, zij moeten wachten dat de H. Geest als de rechte Deurwachter 'de deur opent om door het geloof op Christus het Lam Gods te zien, die het pak van hunne schuld wegneemt, Joh. 1 : 29. De hemelsche openbaring van het gezegende Priesterambt, gaat onafscheidelijk gepaard met gezicht van de noodzakelijkheid en dierbaarheid van uet koninklijk ambt van Christus, en de zalige vrijheid in die veilige Vrijstad. O dan blijft er geen vrees of pijn over, dan blinkt menigmaal de martelaarskroon hun blijmoedig tegen, dat zij zoo ruim de geloofstriumf kunnen aanheffen; dat geen hoogte of diepte, geen leven of dood, tegenwoordige of toekomende dingen, hen van de liefde van Christus kan scheiden." Rom. 8. 3. Zij worden vrijgemaakt door de Waarheid van de smet der zonden. O vrienden! die door Gods licht klaar en onderscheiden zien uit welk een grooten nood en dood zij verlost zijn, en door Christus, waarlijk zijn vrijgemaakt Joh. 8: 36. Als die in Waarheid lezen: „hoedanig behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid," 2 Pet. 3 : 11. En daar tegenover hunne ongelijkvormigheid en de vuile smet der zonden, dan is hun ziel een gewaterde hof, zij kunnen nimmer laag gienoeg kruipen, dan leeren zij bevindelijk de kracht der Waarheid tot driemaal toe bij Ezechiël opgeteekend: „Ende gij zult een walging van uzelven hebben" en met de boetpsalmen van David, Azaph en Heman hartelijk instemmen, dat zij vluchten tot de tegenbeeldige Yzop en de geopende Fontein om niet alleen van de schuld, maar ook van hunne onreinheid sneeuwwit gemaakt te worden in Jezus' bloed 1 Joh. 1 : 7. 4. Zij worden ook vrijgemaakt door de waarheid van de doode werken der zonde. Door de overblijfselen der Wet en gebrek aan zelfkennis en eigenliefde geraken vele zielen in een vormelijke en plichtelijke godsdienst, waaroonjscientie gereinigd wordt van doode werken om den in zij zichzelven behagen, maar als door de Waarheid hun levenden God te dienen Hebr. 9 : 16. Dan leeren zij eerst verstaan: „Ik de Heere hebben het recht lief, Ik hate den roof in 't branddffer, ende Ik zal geven dat haar werk (niet haar staat, maar een gezonde praktijk) in der Waarheid zal zijn." Jes. 61 : 8. Dan krijgen zij klaar in te zien, dat zij meer door eigenliefde naar de binnenkameren zijn gedreven, dan door de lievens- en dienens,waardigheid Gods, aoiodat Zij door ontdekking en verootmoediging meer en meer in Christus Middelaars.werk schuilen en tot den Heere naderen. 5. Zij worden ook vrijgemaakt door de Waarheid van de kracht der zonden; „de Wet des Heeren is volmaakt, heilig, rechtvaardig en goed," maar de vijandige Adamsnatuur kan en wil zich de Wet Gods niet onderwerpen. „De Wet werkt toorn, maakt de zonde levendig en bovenmate zondigende, ja geeft kracht aan de zonde." Rom'. 6 en 1, en 1 Cor. 15. Daarom, hoe meer de geloovigen aan de Verbonds-eis,chen der Wet leeren sterven, door een schuilen in de gehoorzaamheid van Christus, hoe meer de kracht der zonden verbroken wordt, want sterven aan de Wet gaat onafscheidelijk daarmede gepaard, „opdat zij Gode leven zouden." Gal. 2 : 19. Daarom vermaant die Apostel de Galatiërs „staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft". Dit blijft voor de geloovigen een zwaar strijdperk, daarom worden: C. De krijgsknechten van Koning Jezus vermaand, zich te omgorden met de Waarheid, haren Koning was als Middelaar voor Zijne gemeente met een gouden gordel om Zijne lendenen omgegord, Jes. 11 en Openb. 1. Maar heeft hierenboven een exempel voor Zijne krijgsknechten nagelaten, gepaard met een vermaning; „om door gewoonheid de zinnen te oefenen." Hebr. 5 : 14. 1. Om hun verstand te oefenen: opschortende de lendenen des verstands," 1 Petr. 1:13. Om met alle naarstigheid Gods Woord te onderzoeken: „met alle biddingen en smejkingen," om gewapend te zijn; tegen de listige omleidingen dies duivels en de geestelijke boosheden in de lucht. 2. Om hun gehoor te oefenen, Om de verstandelijke voorkomingen uit de Waarheid van de inwerkingen des H. Geestes te onderscheiden, de inwerpingen des satans van de opwellingen des harten, om door geen opgesierde beelden, redeneeringen en droge letterschors van de bevindelijke Waarheid afgetrokken te worden. O vrienden! dit is hoogst noodzakelijk in onze geestelooze dagen, omdat op welsprekendheid en om menschen te behagen zooveel studie en arbeid besteed wordt. 3. Om hun gezicht te oefenen. De vier dieren waren van binnen, van voren en van achteren vol oogen. Openb. 4. Van binnen is noodzakelijk om met hun eigen hartsverdorvenhéid, bij einden en geestledigheid bekend gemaakt te worden, om ware behoeften te krijgen aan hartreinigende genade en de volheid van Christus: maar zij hebben de oogen van buiten niet ontvangen om die te sluiten, ü neen, maar om daarmede toe te zien om door geen gaven en goede woorden misleid te worden. Jezus' oprechte volk hebben „duiven oogen, eenvoudige oogen" ontvangen. Hoogl. 4:1, Luc. 11 : 36. Waarin de vreeze Gods en eerbied voor Zijn Woord te lezen is, „de Heere stelde een teeken aan Kaïn" om hem kenbaar te maken, de Waarheid maaklt oins opmerkzaam tegen „booze oogen" Mare. 7: 22. Op vele predikers en belijders s,taat de hoogmoed, wereldschgezindheid, oneerbiedigheid en meer andere zonden met duidelijke letteren tot waarschuwing te lezen. 4. Om geoefend te worden in de reuk. Wij lezen Jes. 11 dat Christus niet naar 't gezicht der oogen en gehoor der ooren richt en bestraft „maar Zijn rieken zal zijn in de vreeze des Heeren." Dat voor 't gezicht en 't gehoor verborgen is maakt menigmaal de reuk openbaar, zij wiens zinnen in de Waarheid geoefend zijn laten; zich nitet meer gelijk in hun jeugd, door woorden en schijn zoo lichtvaardig verblinden, maar geven nauwkeurig acht op de reuk en de echo. De bruid zegt: Als de koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijnen reuk." Hoogl. 1 : 12. Het gaat met het werk des H. Geestea gelijk met de gebroken nardusflesch van Maria „het huis, werd Vervuld van den reuk der zalve." Joh. 12 : 3. 5. Om geoefend te worden in de smaak der spijze. Een wedergeboren kind vindt zelfs in verwaterde melk geen smaak, veel minder een geoefende in letters-chors, geschiedverhalen, kunstwoorden, opgeblazen en ongegronde roem en juichtaal. O neen, zij krijgen een fijne smaak,, of hun vruchten worden opgedischt uit Edens hof van de begeer lijfce boom dier kennis, en van den boom des levens, dan uit het tegenbeeldig Paradijs van Christus, Lusthof, de bruid 2 kon ze goed onderscheiden: „Zijne vrucht is mijn gehemelte zoet." Hooglied 2:3. ö. Om zich vooral te oefenen in een onderscheiden oordcel. Hiermede staan al de voorgaande in verband. Het is een kwaad waarvoor de mensch licht vatbaar is, om door vooroordeel tegen personen, de Waarheid af te keuren, maar daartegenover zeer gevaarlijk om door voorliefde \oor er genootschappen, personen, denkbeelden en eigen gevoelens schadelijke leeringen te omhelzen, of zichzelven verkeerd te beoordeelen, gelijk Simon: „dat bij wat groots was, Hand. 8 : Q. De Heere zegt van de zonen Zadocs „om onderscheid te leeren tusschen het heilige en onheilige, het reine en onreine," Ezech. 44. D. Eindelijk worden de krijgsknechten van Koning Jezus vermaand met den gordel der Waarheid, standvastig te strijden. Daartoe waren van ouds de gordels om de lendenen,, to sterkte, sieraad en bescherming, om zich tot den strijd gereed te maken, dezelve niet af te leggen voor de overwinning behaald was. Daarom neemt de wapenrusting een aanvang; „staat dan" nl. om geen voetstap af te wijken op des satans verboden of betooverende grond, om te strijden tegen de verleidingen der wereld. Toch het is veel gexaarinlcer zich te begeven uit nieuwsgierigheid, of om eer ot fortuinswil, onder lichtzinnige en z*elverdervende leeringen. Laardoor worden velen door de listige omleidingen des dmvels, van de Waarheid afgetrokken, „God zendt eene kracht der'dwaling dat zij de leugen gelooven, daardoor dat zij d- liefde der waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden," 2 Tess. 2. „Staat dan" om met alle biddingen en smeekingen hunne ziel te oefenen in de godzaligheid „om tegen de duisternis dezer eeuw" te strijden, want „vele valsche profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden, en omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zoo zal de liefde van velen verkouden," de Zone Gods heeft er ons tegen gewaarschuwd, „ziet Ik heb het u voorzegd." Matth. 24. Tusschenzang Psalm 74: 1—3. TOEPASSING. Het is nu ruim anderhalve eeuw geleden, dat de getrouwe Godsknecht Ds. FRUIJTIER zulke donkere wolken over Nederland zag drijven, „dat de Waarheid tegen hare „hartgeliefde zuster Godsvrucht zoo bitterlijk bedroefd weeklaagde, dat zoovelen door haar in de Waarheid onderwezen „afvallig werden, en allermeest smart het mij, dat mijne „kinderen die voorgeven mij lief te hebben, de mishandeling „van hare moeder kunnen aanzien, en ben daarom geresolveerd ergens) een woonplaats, te gaan zoeken, en het „volk van Nederland te gaan verlaten." O wee nu onzer, de Heero heeft Zijne getrouwe knechten te huis geroepen, en daar worden er bijna geen in deszelfs plaats, herboren, en onder die weinigen die er nog gevonden worden, die missen het licht, kennis en liefde voor de Waarheid, orn zich gelijk die ontslapene dienstknechten, over te hebben,, om openlijk te protesteeren tegen 's lands, zonden en de afdwalingen van de Waarheid. Wat is de duisternis, dezer eeuw groot in de Overheden en Machten dezer wereld, om ons pijlloos diep gezonken Vaderland te herstellen. Helaas,! met wapenen uit het rijk der duisternis. Wat heeft de Heere schrikkelijke bedreigingen gedaan over de hoere van Babyion, die dronken is van het bloed der heiligen, daar de martelaren in den Hemel om wrake roepen: „O Heilige en Waarachtige Heerscher en oordeelt ende wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen," Openb. 6. Het bloed onzer vrome voorvaderen dat roept niet weinig om wraak. Wanneer onze Waarheidlievende Prinsen van Granje nu Nederlan'd eens aanschouwden, dat die bloednatie nu te hulp geroepen wordt om de brand in kerk en vaderland te helpen blusschen, zij aouden om hun verbasterd nageslacht geen tranen gemoeg kunnen storten, over de miskenning van Gods, uitreddingen, dat zij nu de god van Ekron te hulp roepen. 2 Kon. 1. O vrienden! dit zijn de voorteekenen en bereidselen cm de brandstapels voor Gods. volk te helpen oprichten. De geestelijke boosheid in de lucht is tegenwoordig groot; mannen met wijsheid en gaven staan op om de Kerk in ons Vaderland te redden, maar van nabij beschouwd, zijn ze de bitterste vijanden van Waarheid en Godsvrucht. Den godzaligen WITSIUS noemt de wijsheid dezer eeuw, „een moorderesse der Godzaligheid." Die wijze wet- en schrntgeleerden verblinden de oogen der eenvoudigen; zij bouwen zichZelven en eikanderen op, dat zij als een oud en ec.it kenmerk om de Waarheid gehaat en gesmaad worden, hetzij door eigenliefde en satansverblinding, of, dat nog waarschijnlijker is, tegen beter weten, om eer en gewin te behalen, daar de haat en smaad zijn oorsprong heett uit den revolutiegeest van twist en tweedracht. Augustmus noemt ze duivelsmartelaren. De godzalige LODENSTEIN klaagde in de beschouwing Sions zoo over de letterknechten. O vrienden! wat wordt de school des H. Geestes door die geleerde mannen verloochend en jongelingen gevormd en toegelaten tot predikanten, die hunne uitgeschrevene geschiedverhalen en gebeden de hoorders voorlezen, als er bekeerde menschen onder kunnen zitten, dan hebben, zij toch verregaande de smaak der innerlijke waarheid verloren. O wat ligt er toch een zwaar oordeel op de kerk, dat de Heere het om onze zonden toelaat. O wat is de duisternis dezer eeuw groot, wat worden die nieuwmodische tijd- en gewinschriften onder allerlei titels en benamingen met smaak gelezen, de besten zijn zoutelooze leeringen en een lichte kost tegenover de geschriften onzer Vaderen, die Gods Woord me't de zalving des H. Geestes hebben verklaard. Als de Heere eens eene waarachtige bekeering en Reformatie verwekte, dan zouden er meer dan voor vijftigduizend penningen boeken te verbranden zijn. Het schijnt r eeds zoo hoog geklommen te zijn, dat er zwnder bloedstorting geen verbetering te verwachten is, daar alle verbroedering de voorteekenen en toebereidselen van zijn, dat de tijd nabij komt. Daarom geliefden! worden wij geroepen ons aan te gorden met de waarheid, om het reine van het onreine, Godswerk van menschen\verk te onderscheiden. 1. De modernen zijn met al hunne natuurlijke wijsheid, ,,de duisternis dezer eeuw," omdat zij de onfeilbare ingeving van Gods Woord loochenen en zij hebben vele navolgers, daarom is de Geest des Heeren van ons geweken, de kracht der Waarheid wordt in 't algemeen gemist, integendeel, er moet op rotsen geploegd worden. 2. Het liberale Christendom vervalt al meer en meer in diepe onkunde en lusteloosheid, zij lezen liever couranten et; romans dan Gods H. Woord, zij schrikken en beven niet dat er geschreven staat: „dat God met vlammend vuur wrake zal doen, over degenen die Hem niet kennen,-'' 2 Tes. 1 : 8. 3 De orthodoxe belijders zijn tegenwoordig een groote menigte dit is de laatste modeleer. Liberaal en modern zijti verouderd, die geen vergaderingen, zendingsfeesten en ver- eenigingen bijwonen, voor stemmingen en kerkherstcl ijveren, or Christus waarschuwingen aan uwe inbeelding ontdekt worden en uwe zandgronden gaan verlaten want „uw val zal groot zijn, Matth. 7. 3. Zij hebben te strijden tegen de belijders van Christus gerechtigheid; de eerste zonde in ons stamhoofd Adam had zijn oorsprong in een streven naar onafhankelijkheid; om zichzelven buiten den Heere te willen redden, dit kwaad neemt tegenwoordig algemeen toe, om in een verstandelijke toestcmmnig der Waarheid te berusten, dit is. de groote oorzaak van de dloodigheid en geesteloosheid van onze eeuw, wat zal het u baten, die belijdt, dat ge onbekeerd zijt en alleen door Christus gerechtigheid behouden kunt worden? O, vrienden! nog eens! Wat zal het u baten, dat uw verstand verlicht is in de Waarheid, hetwelk zijn oorsprong heeft uit uwe ouders, onderwijs of omgang met de vromen; |o;ch! och! als ge onder dat alles een doode ziel in uw binnenste blijft omdragen, ge beeldt u heimelijk op uwe belijdenis iets in, boven -diegenen welke een dwaal . er omhelzen. O: als de bezem des doods uwe hoop eens zal wegvagen; schrikt en beeft, dat de Heere het wee zoo uitspreekt over „de genisten in Sion en de zekeren op den berg van Samaria" Amos 6. 4. Zij hebben te strijden tegen de aannemers van Christus gerechtigheid, het bevel en de plicht om Christus' ™Yi afkomst uit het Paradijs, zegt g* het sTaSTn den Bijbel: „zoovele= Hem ben'" J°h' geheele wapenring Gods." O, vrienden! neemt aan, de ge Schrift want wacht u voor een eenzijdige der H. Sd« t, wa s,™ de voorvers beleefd zijn ge- •o„fc+ Hat 7Ü zullen opstaan en hun plicnt gaan bètrachten^ Oods beve'n hebben in Zijn volk Zijne ut,we, king zi, schuilen door gebeden en smeetogen in Chnstus, die alle eischen voor haar volbracht heeft, o! bedenk toch, , Hiefstal van uw verbondshoofd door u ia over££ en dat! ult bet Parade # ™ï "ES£"h^i te strijden tegen de nujmikers Z X-eeenf iX^o- minianen, doch zij hebben nu hun^ veranderd «vnj- hunne zonden' en Oodsgenfc, Ïi zijn allen tX taTl"™ Valium dwaalleer openbaar, de satan werkt hun natuurlijk temperament, sommigen in dwalingen en doodi^hdd anderen in ontzettende hoogevoelighe.d, en velen in goddeloosheid. O! *'ƒ dragen in plaats van een godza g borstwapen, een stalen harnas, waarop Gods Woord afstuit, en de vermaningen van 's Heeren knechten die u met tranen aan staroogen en nazien als ge zoo komt te sterven, de weg der Godzaligheid is de eenige weg naar de gelukzaligheid, dit was Paulus jagen en loopen om reeds hier op aarde zooveel mogelijk te wandelen, gelijk de Hemelingen in de heerlijkheid. Fillip. 3. Geliefde kinderen Gods, ge zult uit de Waarheid wel gehoord hebben, dat ge met listige vijanden van binnen en van buiten te strijden hebt, laat uwe zielsoefeningen veel werkzaam zijn om licht, om de gerechtigheid des geloofs en des levens niet in elkander te vermengen,, daardoor wordt uw geloof verzwakt in den strijd. 1. Waakt en bidt om bewaard te blijven, de gerechtigheid des levens niet voor de gerechtigheid des geloofs te plaatsen, o m door een heilig leven verzekerd te willen worden: „ge moet om niet gerechtvaardigd worden," Rom. 3 vers 24. 2. Waakt en bidt om door uwe onvolmaaktheid aan Christus volmaakte voldoening te twijfelen, in de gouden keten der gelukzaligheid behoort de heiligmaking niet. Rom. 8 : 30. Dit zou tot groote oneer zijn van Christus gerechtigheid en een troostelooze leer, want de allerheilig&ten blijven zeer onvolmaakt in heiligheid, het zijn alleen maar bewijzen van de oprechtheid des geloofs, dat zij beelddragers Christi Zijn, en o m God te verheerlijken. 3. Waakt en bidt om niet te rusten op Christus gerechtigheid zonder te rijkhalzen naar de gerechtigheid des levens, dat kan nimmer van elkander gescheiden worden, dat borstwapen maakt sterk in den strijd tegen de vijanden, een oprechte en goede conscientie schenkt eene geheiligde vrijmoedigheid, Hand. 23:1. 4. Waakt en bidt om 's Heeren bevelen zoo lief te hebben als zijne beloften, hierdoor zal u Christus, tot heiligmaking zoo dierbaar en noodzakelijk worden, als tot rechtvaardigmaking. 3. Eindelijk waakt en bidt om bewaring voor eene wettische heiligmaking, om door een nauwgezet leven bij Christus wat te Willen verdienen; gelijk Martha,, was. de Zone Cods gekomen om gediend te worden, dan zou Martha'si dienstvaardigheid Hem aangenaam zijn geweest, maar hij kwam om te dienen, daar had Maria behoefte aan, om van Christus geleerd te worden, om niets, te doen om verlosit te worden, maar alles omdat zij verlost was,. Laat ons nog met een woord van bemoediging eindigen, aan degenen wiens zielsoefeningen zijn, met alle bidd ngen en smeekingen, om den goeden strijd des, geloofs te strijden, en te mogen volharden ten einde toe, de ervaring zal u zoowef als mij geleerd hebben het misbruik van deze Waarheid, een aantal worden met hunne rechtvaardigmaking naar de hoog'e en drooge bergen van Gilboa gevoerd; anderen verachten een praktikaal en zielbeoefenend leven, daar het veelmalen allertreurigst mede afloopt, de Heere schenkt zijn witte keursteen niet om op te zondigen of mede te gaan pronken, dat de Naam des Heeren gelasterd wordt, o ziet eens een waarschuwend voorbeeld in Sims,on om zijne zonden en hoogmoed op de genade, worden hem zijne oogen uitgestoken, en in koperen boeien in de gjevangenis opgesloten. Gods. kinderen hebben geen tranen genoeg om zich over hunnen wandel te verootmoedigen, maar het is er zeer verre af om tegen een godzaligen wandel smaadredenen te gebruiken, o neen geliefden! hoort eens uit Jes. 61 : 10 wraarin het Israël Gods hun blijdschap smaken: „Ik ben zeer vroolijk in den Heere, mijne ziel verheugt zich in mijnen God, want Hij heeft mij bekleed met de kleederen des heils, nl. het blinkend fijn lijnwaad van de rechtvaardigmaking der heiligen, daarmede werden Adam en Eva nadat hun vijgebladeren waren uitgetogen door den Heere zeiven bekleed tot een voorbeeld voor de geheele uitverkorene kerk, verder lezen wij de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan, gelijk de vrouwe Openb. 12. zij was bekleed met de Zonne, de Maan was ondter hare voeten, zij verachtte al haar eigen, alles wat buiten Christus was, zij droeg op haar hoofd een kroon van twaalf sterren, om al haar bevindingen aan Gods onfeilbaar Woord te toetsen, en dat boven alles dierbaar te s,chat ten, de vreugde der kerk klimt nog hooger, zij was versierd gelijk een bruidegom met Priesterlijk sieraad, om g«üjk Jozua met lust en opgewektheid haar tempelwerk te verrichten, om als een koniklijk Priesterdom een heilig en verkregen volk „Zijne deugden te verkondigen," waarvan den inhoud luidt „Niet ons, o Heere! niet ons, maar Naam geeft eere." Eindelijk was het Israël Gods verheugd dat zij „gelijk een bruid versierd was met haar gereedschap." Op de ooster&che bruidsversierselen wordt veel gezinspeeld, nl. de sluier van ootmoed, de oorringen om te hooren naar Gods Woord, de halsketen van Waarheid en Godzaligheid, de armringen van rechtvaardigheid, de schoenen van een Evangelischen wandel, daarin te wandelen erkennen en geven de schapen den goeden Herder er alleen de eer van: „hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid". O! die weg is zoo smal tusschen de vele verleidende bijpaden, het zijn de standvas . mij arngaande, het is mij goed nabij God te zijn. 'sKonings aangezicht is leven en vroolijkheid. Dan worden zij door de stralen Zijner heerlijkheid naar Zijn bee v randerd. 2 Cor 3 : 18. Zijne liefde dringt tot wederliefde. 5 Waterbeeken vlieten uit mijne oogen, omdat zij Uwe Wet 'niet en onderhouden." Uit de Fontein van de liefde Gods ontspringen de geloofstranen der ziele. De oprcc ^ beminnaars des Heeren roepen alle heirscharen te hulp. ^on maan en sterren, de walvisschen en afgronden der zee 'vuur hagel, sneeuw, damp en stormwind, bergen en heuvelen, vrucht- en cederboomen, wild en kruipend gedierte, ende de vogelen des Hemels." Dat in 't kunstwerk van 't geschapen heelal, koningen en onderdanen, ouden en jongen, de wijsheid, grootheid en goedheid van hunnen Schepper mochten aanschouwen en tot aanbidding en verheerlijking Gods mogen opgeleid worden. De liefde Gods maakt zich kenbaar in liefde tot den naasten. „Waterbeeken vlieten uit hunne oogen," als zij de wijzen der aarde hooren spotten met Gods Woord, met dood en eeuwigheid. O, vreeselijke gedachten, als zij uit een toppunt van eer hunne oogen openen in den kerker der eeuwige wanhoop, waar een druppel water geweigerd wordt om de vlam der helsche pijn te verkoelen. AAaar niet minder ontspringen hunne oogen van tranen over die ontelbare vrolijk roemende Christenen, wier geloof hun zaligmaker, hun kerkijver hunne godsvrucht, hun valsche ru&t hunne verzekering is. Zij zeggen met de rijke dwaas: „ziele, gij hebt vele goederen, neemt ruste, eet, drinkt, zijt vrolijk." O, Gods kinderen ontroeren er van, als zij met den Bijbel in de hand hen nazien; als de HEERE tot eene eeuwige verschrikking hun zal toeroepen: „Voorwaar zegge Ik u, Ik kenne u niet." Waterbeken vloeien ook menigmaal uit de oogen des geloofs, over zwaar bepoefde kinderen Gods, door armoede, lichaamspijnen en zielgrievende kruiswegen moedeloos, geworden, en over anderen, wiens handen, door Satans bestrijdingen, door ongeloof en moedeloosheid, verslapten in den strijd. Ml aar allermeest hebben de oprechte beminnaars waterbeken te weenen over zichzelven, omdat zij met zooveel liefdeloosheid, ontrouw, menschenvreea en geesteloosheid gekweld worden, en over het verlaten van vele kinderen Gods van de reine Evangelieleer. Dan hebben zij stoffe met een zeker dichter in te stemmen: Laat uw springbron nooit verdrogen. Houd van schreijen nimmer mat, Steeds mijn wang en leger nat. Laten wij overgaan om met Gods Woord elkander tegen het omringend gevaar te waarschuwen. TEKST EFEZE 6 : 15 ENDE DE VOETEN GESCHOEID HEBBENDE MET DE BEREIDHEID DES EVANGELIUMS DES VREDES Door de gordel der Waarheid om de lendenen werden de krijgsknechten versterkt, door het borstwapen der gerechtigheid v rijmoedig gemaakt tegen de pijlen en zwaarden der vijanden; maar de voeten te schoeien was noodzakelijk tegen de scherpe voetangelen der vijanden en om vast te staan op glibberige en ongebaande wegen. Daartoe gebruikten van ouds de krijgsknechten metalen spijkers in de voetzolen, waarop gezinspeeld wordt: „ijzer en koper zal onder uwe schoen zijn,'' Deut. 33 : 25. Door de Waarheid worden Gods kinderen met het borstwapen der gerechtigheid van Christus bekend gemaakt. De echtheid maakt het wandelen in het Evangelium des vredes openbaar, en de strijd zal gewis daarop volgen. Tegen het zuivere Evangelie ontstaat de bloedstrijd op aarde. De HEEKE heeft dit bij de openbaring in 't Paradijs voorzegd en bepaald: „Ik zal vijandschap zetten," Gen. 3:15. Daarom draagt het overvloedig in Gods Woord de Naam; „het E\angelie der lijdzaamheid." Wij hopen samen bij twee hoofdleeringen onzen tijd te besteden. I. Bij het Evangelium des vredes. II. Zijne vermaning aan de geestelijke krijgsknechten. Mocht de God des vredes, in Jezus Christus door den H. Geest, ons in de verborgenheid des Evangèlies inleiden en heiligen. Amen. I. Het Evangelium des vredes. Dit zal voor engelen en menschen een eeuwig bewonderen blijven. Gelieve mij met uwe aandacht te volgen, bij den inhoud, de onderwerpen en deszelfs zalige vrede in den ti|d en de eeuwigheid. A. Met den inhoud van het Evangelie worden wij opgeleid naar de eeuwige Vrederaad, over de zaligheid der uitverkorenen; daar spreekt de Vader: „Wie is Hij, die met Zijn hart Borg wordt, om tot mij te genaken ?" Jer. 30 : 21. Om Mijne blinkende deugden in 't zaligen Mijner uitverkorenen te vereenigen, toen sprak de Zone: „Ik hebbe lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen en Uw Wet is in 't midden Mijns ingewands," Ps. 60: 9. Op deze Borgstelling „hebben de goedertierenheid en de waariieid elkander ontmoet, de gerechtigheid en de vrede elkander gekust." Ps. 85. De Zoon als des Vaders knecht zegt: „Ik zal van het besluit verhalen." Ps. 2: 7. Dit heeft Hij na den bondbreuk aan den wanhopenden Adam in 't Paradijs bekend gemaakt, in de eerste moederbelofte. Gen. 3 : 15, waarin Zijn twee naturen en staten en drie gezegende Middelaarsambten als Profeet, Priester en Koning heerlijk openbaar zijn geworden, hetwelk reeds vroeger door mij is uitgebreid in de zevende Zondag. Deze belofte is door vele schaduwen, voorbeelden en in de Profetische geschriften opgehelderd, en eindelijk hebben de Engelen in Bethlehemsvelden den inhoud van die blijde boodschap ons verklaard: „Eere zij God in de hoogste hemelen," hier blinken des Vaders deugden in de grootste heerlijkheid en eer uit. Zijn ondoorgrondelijke wijsheid, liefde, rechtvaardigheid, heilighelLd, waarheid, barmhartigheid, genade en goedertierenheid in een zalige vereeniging: „Vrede op aarde" door de geboorte van den Vredesvorst in Bethlehems, beestenstal, worden de woeste en onreine volkeren met God en elkander bevredigd, en dat enkel en alleen in menschen een welbehagen door -3n wijn, het w.ld gedierte ligt altijd op te loer en vooral des nachts als de menschen slapen, dan komt vijand en zaait onkruid. O vrienden! die tijd hebben wij tegenwoordig, dat een zeer dikke duisternis ons omringt; naar den mensch gesproken dan zeggen de ouden het loopt in Nederland aan 't eind, beide de Waarheid en Gods kinderen sterven uit, daar zijn nog enkele troostgronden waaruit wij eenige hope scheppen, daar leggen nog vele gebeden en smeekingen van onze vrome voorvaderen voor hun zaad voor den troon, daar zit nog een afgezonderd hoewel een veracht volk, waaronder de HEERE Zijn Waarheid nog zuiverder bewaard is boven andere landen, des. Heeren Verbondsbelofte: „lk de Heere behoede dien wijngaard, alle oogenblikken zal lk hem bevochtigen, opdat de vijand hem niet en bezoeke, zal lk hem bewaren nacht ende dag, de poorten der helle zullen dezelve niet overweldigen." Jes. 27 Matth. 16: 10. Doch laat ons vooraf eens, zingen. TUSSCHENZANG: Ps. 80: 8-10. TOEPASSING. Geliefden! wij hebben tegenwoordig nog niet te strijden onder „Overheden en Machten" ten bloede toe, gelijk de getrouwe martelaren, evenmin gelijk onze vaderen onder „de geweldhebbers dezer wereld" toen de Remonstranten in 't openbaar vervolgden, maar wij hebben nu den strijd „tegen de listige omleidingen des duivels", die zaait nu het onkruid onder den naam van broederlijke liefde; wij hebben te strijden dat de Geest des Heeren van ons geweken is, maar de „duisternis dezer eeuw" is zoo groot, dat het Christendom spreekt van de gouden eeuw van vooruitgang. Door de „geestelijke boosheden in de lucht", is de wereld vol van geloovige Christenen, daarom ia des Heeren vermaningen voor ons van dubbele moodzakelijWieid, or» met alle biddinge en smeekinge met de geheele wapenrusfing'e Ciods toegerust te worden,, en met het zwaard des Geestes te strijden tegen de omringende verleidingen. 1. Tegen de verwerping van Gods dierbaar Woord. O, vrienden! waar moeten wij de koningen en vorstinnen zoeken, ■de voedsterheeren en zoogvrouwen der kerk? Jea. 49 : 23. Waar zijn nu de vrome Prinsen van Oranje, tot bescherming der Waarheid? De wijsheid dezer eeuw ijvert en acht het een voorrecht, dat de overheid de Kerk maar aan haar lot overlaat, doch dat is een wijsheid boven en tegen Gods Woord. Rom. 13: 1—4. Ned. geloofsbelijdenis Art. 36. Doch de eenvoudigen die zich aan Gods Wbord vasthouden, behooren tot de domme „schare die de wet niet en weten," Joh. 7 : 49. De Fransche geest heeft Neerlands inwoners verleid: „vrijheid, gelijkheid en broederschap." Zij nemen het gebed weg om Godvreezende koningen en prinsen, vandaar het diep verval van onze voorvaderlijke vast- en bededagen, vandaar de openbare overtreding van Gods Wet en het ontheiligen van den Sabbath. 2. Tegen de versmading van het Koninklijk ambt va« Christus. De geleerden dezer eeuw vormen ontelbare huurlingen tot predikanten, waartoe Sions Koning gee* tittel of jota bevel heeft gegeven. Zij nemen door hunne academies het gebed weg}: „O, Jeruzalem, Ik hebbe wachters op uwe muren gesteld, die geduriglijk al den dag ende al den nacht niet zullen zwijgen," Jes. 62 : 6. Het is niet mogelijk dat onwedergeborene Leeraren tegen alle zonden en dwalingen kunnen blijven staan te protesteeren, evenmin om met de Profeten en Apostelen de breuke Sions te beweenen; het blijft bij de oprechte liefhebbers een biddend uitzien: „dat de HEERE des oogstes eens arbeiders in Zijnen oogst uitatoote," Matth. 9 : 33. 3. Tegen de verloochening van de werken des H. Oeestes. Wat een roem,, als. de kerken opgevuld zijn met menschen en het lidmatenboek met leden; als kinderen, jongelingen en volwassenen maar zeggen dat ze Jezus liefhebben, dan zijn ze niet alleen bekeerd, maar ook al verzekerd. Jezus noemt zulke huurlingen ,,dieven en moordenaren," Joh. 10. Zij nemen ook het gebed weg om den H. Geest; daarom ia de Geest des Heeren van ons geweken. De oprechte Sionieten zuchten onder dat oordeel; zij launnen zich onmogelijk verblijden in die nagemaakte borstlap, waar de Urim en Thunnim des H. Geestes in ontbreekt. 4. Tegen de verachting van de wapenrusting Gods.. Die wereld is vol krijgsknechten om kerk en vaderland te redden, maar niet door het Zwaard des Geestes, niet met alle biddingen en smeekingen, o neen, met staatswetten, en van nabij beschouwd (enkelen uitgezonderd) gelijk Rabzake zeide: „ik ben zonder den HEERE opgetogen," Jes. 36 : 10. Die met de kerkgeschiedenis en uitreddingen des Heeren beltend zijn, vreezen dat door al die menschelijke wapenen des Heeren toorn tegen Nederland verzwaard wordt. Toen de HEERE vroeger jaren in Nederland, Engeland en Schotland een Reformatie verwekte, stonden de Leeraren uren met bidden en smeeken te worstelen en aan te houden aan de genadetroon. O, wat zou Gods volk moed scheppen, als zij de Priesters des Heeren eens op die ramsbazuinen hoorden blazen; dan zouden de muren van Jericho vanzelven instorten, en God zou de eer van de overwinning ontvangen. 5. Tegen de leer van onzen tijd Een groote menigte beroemt zich en heeft daden verricht als zi| de Haagsche Synode verwerpen, en hun hand teekenen voor de Synode van Dordrecht, hoewel ze van den inhoud totaal vreemd zijn, en in den grond bittere vijanden van de leer van onze Dordtsche vaderen. Die is te scherp, te ontdekkend, daarin wordt alle menschenwerk voor niet verklaard, daarom hoort men openlijk zeggen: de geschriften van een LODENSTE1N, COMRI, SMYTEGELT, VERMEER enz. zijn verouderd voor onzen tijd, zij moeten ruimen voor geschiedenissen, beelden, vreemde woorden en eene sierlijke rede, waarin geen geest of leven gevonden wordt: bij nauwkeurig onderzoek zal het de ervaring bevestigen, waar het leven Gods, gemist wordt, de beoefening van de ware Godzaligheid in huis en opvoeding der kinderen; die schreeuwen veelal luidkeels tegen de staatswetten in kerk en scholen die zijn vol ijver om het buitenste des drinkbekers te reinigen, heimelijk uit werkheilige beginselen en vooral om menschen te behagen; een vormelijke godsdienst kunnen ze buiten de invloeden des H. Geestes betrachten. - Christus heeft gewaarschuwd: „gij die de mugge uitzuiget en de kemel doorzwelgt," leest eens Matth. 23. Gods oude volk, dat in Nederland verspreid is, zijn tegen de nieuwe staatswetten en zijn het hartelijk eens met de verordeningen van Dordrecht, maar zij zeggen met Naboth: „dat late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner vaderen geven zoude/' 1 Kon. 21. Zij' gaan de innerlijke waarheid niet opheffen voor den vorm en letterschors, de echte moeder haar ingewand ontsteekt als de levende waarheid doorsneden wordt, 1 Kon. 3 : 26. Zij blijven biddend uitzien en hopend wachten naar den Noorder- en Zuidenwind des H. Geestes, dat de God onzer vaderen in Nederland eens wederom met Zijn vuur- en haardstede mag komen wonen. 6. Tegen de verbroedering van onzen tijd. Dit heeft vader SMYTEGELT reeds voorspeld: „de Lutheranen, de Bisschoppelijken, de Jezuiten en Remonstranten zeggen: gij kunt u met ons ook wel vereenigen." Er bestaat tegenwoordig nog wel eene uiterlijke strijd tusschen de kerkgenootschappen, maar dit ontstaat niet gelijk bij onze vaderen, om uit liefde voor de gronden der eeuwige waarheden geen duimbreed toe te geven, ach neen 't is enkel eigenliefde, dat elk de pauselijke zetel wil behouden. Zoolang Godsi knechten en kinderen met de waarheid blijVen overstaan en protesteeren tegen de Arminianen en letterknechten,, dan zijn de vijanden nuttige instrumenten dat de Waarheid helder verdedigd wordt, dan hebben zij de wapenrustinge Gods noodig, daarom zij'n het listige omleidingen des duivels, de broederlijke liefde en verdraagzaamheid als een Christelijke deugd in Gods Kerk aan te prijzen, als 's Heeren knechten met de Remonstranten en huurlingen in kerkgemeenschap zich gaan verbroederen, dan moet om vredenswil de scherpe waarheid afgerond en verzwegen worden; zonden, hoogmoed en dwalingen durft men niet meer bestraffen. O, vrienden! toen Gods zonen de kinderen der menschen aanzagen dat zij schoon waren en zich met hen vereenigden; daarna lezen wij: „In die dagen waren er reuzen op aarde," Gen. 6 : 4. Daar is nu de wereld vol van; dat zijn de gevolgen al? de zuivere waarheid uitsterft. De H. Geest heeft met nadruk gezegd: „Israël zal zeker alleen wonen," Deut. 33: 2S, de HEERE vermaant Zijn volk: „gaat uit het midden van haar, reinigt u, gij die de vaten des Heeren draagt," Jes. 52: 11. De gemeente Gods wordt vermaand, geen juk met de ongeloovigen aan te trekken: „wat samenvoeging heeft de Tempel Gods met de afgoden " 2 Cor. 6. Het schijnt wel dat Nederlands inwoners vergeten hebben, dat de HEERE Frankrijk tot een geeselroede voor onze vaderen gebruikt he.eft; met Fransche woorden, wetten en modes is ons land vervuld, de menschen pronken zich op tot wanstaltige schepselen, o wee onzer, als de maat der ongerechtigheid vol za! zijn. De tijd schijnt met rasse schreden te naderen, de HEERE verzamelt zijn volk tegen den dag des kwaads, waarachtige bekeeringen worden bijna niet gehoord, dit zijn de voorteekenen dat de Zone Qods met zijn wraakzwaard zal komen: „als Hij komt zal Hij ook geloove vinden op de aarde?" Luc. 18: 8. De vraag duidt het zeer kleine getal aan: „O wee! wee! wee! die de aarde bewonen,'' Openb. 8. O vrienden! die onder u ontbloot zijn van de wapenrustinge Gods, wat is uw staat ongelukkig en onveilig, gij zijt zoo verkleefd aan uw akker, juk, ossen en wijf dat u de Zone Gods vruchteloos laat roepen, Luc. 14, of behoort gij onder de godsdienstige wereld, och al uw eigen godsdienst is maar „hout, hooi en stoppelen," dat het vuur verteeren zal, gij gaat gelijk uw stamhoofd Adam door eigenliefde uwe zonden verbergen, uwe conscientie zal toch wel eens tegen u getuigen, als gij Gods Woord leest en 's Heeren volk hoort spreken van de leidingen Gods, elk mensch bekleedt zich met vijgebladeren hetzij met eigengerechtigheid of met rechtzinnige gestolen kleederen, maar vraag uzelven eens af, heeft de HEERE u gelijk Adam geroepen, uit- en aangekleed en uit het Paradijs van uwe ruste uitgedreven? dit geschiedt in geen hoek, dit kan u niet onbekend zijn, dit ia niet uw, of eens menschen werk, o neen! niemand zal Edens werkhuis verlaten, zij moeten er allen gelijk Adam en Eva door den HEERE uit verdreven worden, de HEERF Iaat nog door Zijne dienaren met het vurig lemmer van Zijn Woord waarschuwen, gelijk de Cherubijnen den Hof des Heeren bewaarden, alzoo bewaken '& Heeren knechten de Evangelieschatten in Gods Kerk. O wee! die tegen het vlammend zwaard van Gods Woord indringt, om zeiven de vruchten te plukken van den tegenbeeldige Levensboom Jezus Christus, de verhoogde IMMANLEL zegt uitdrukkelijk: „Ik zal hem geven te eten van den Boom des Levens., die in het midden van het Paradijs Gods. is,' Openb. 2 : 7. En wederom: Zalig zijn ze die Zijne geboden doen, opdat hare macht zij aan de Boom des Levens., ende zij door de poorten mogen ingaan in de stad,' kap. 22: 14. Overweegt toch eens dat gij door zelfbekleeding en eigen kracht de Zone Gods komt te verwerpen, gelijk Jeruzalems inwoners, waarover Hij weenende uitriep: „Och of gij ook bekendet, ook nog in dezen uwen dag, 't geen tot uwen vrede dient"; haast en spoed u om uwes levens wille en vlied nog naar de Vrijstad, terwijl de Poort nog openstaat en dat met alle biddingen en smeekingen, en met gedurig waken voor zelfbedrog, eer de deur op het eeuwige nachtslot wordt gedaan dat het allerverschrikkelijkst vonnis uw deel zou zijn: „maar nu is het verborgen voor uwe oogen,' Luk. 19: 42. Geliefde strijdgenooten! elk tijdperk van Gods kerk jp aarde heeft zijn bijzonderen strijd; onze vaderen hebben veel doorgestaan van de Arminianen en Pelagianen, maar nu bestaat er hevig'e strijd over een roemend of klagend geloof, de armen van geeste zijn niet het allerminste jaloersch op het tegenwoordig geloof, en daartegenover de historische christenen vol van geloof verachten en bespotten de armen van geeste met hun ziekelijk geloof, het zwaard des Geestes, nl. Gods Woord kan en moet dit verschil beslissen: „al wat uit den geloove niet en is, dat is zonde," Rom. 14: 23. Het zaligmakend geloof is eene inplantende daad van God den H. Geest, en waar dat geloof ontbreekt, dan zal roemen zoowel als klagen eindigen in eeuwige weeninge; in 't ge- loof der uitverkorenen Gods kan roemen en klagen niet gescheiden worden, de geloofsklachte is nimmer zonder geloofsroem, nl. in 't bewonderen van Gods groote liefde in Christus, geopenbaard tot zaligheid, gepaard met heilbegeering uitzien en wachten naar geloofsomhelzing en verzegeling des H. Geestes; maar die alleen een roemend geloof heeft zonder klachte wien zij in zichzelven zijn en blijven, bezit niet het geloof der Bijbelheiligen; zijn roem zal voorzeker naar Gods Woord eindigen in eene eeuwige klachte van zelfbedrog. De Zone Gods heeft in Zijn eerste bergpredikatie aan de „armen van geeste" de voorrang gegeven en ook toen Hij als Leeraar Zijn mond opende in den Tempel, Luc. 4: IS. Maar liet getal is in de laatste helft onzer eeuw o zoo klein; waar de wortel der zaak nog gevonden wordt,, ontbreekt toch de armoede des geestes, waar eens deel« de oorzaak van is, de omgang en besmetting van den tijdgeest, maar voornamelijk daar wordt zoo weinig geestelijk leven gevonden; de Geest des Heeren is om onze zonden van ons geweken, en den mensch is in hoogmoed gevallen, als de kracht der genade over dat monster 'geen heerschappij voert, dan zijn ze Saul gelijk: hij was hooger dan al het volk", 1 Sam. 10: 23. En „in Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot," Richt. 5:15. Op de geestelijke beproevingsschool wordt alleen de armoede geleerd: „Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, ende hij heeft op zijn heffe stille gelegen, ende en is van vat in vat niet geledigd, ende en heeft niet gewandeld in gevangenissen, daarom is zijn smaak in hem gebleven, ende zijn reuk niet veranderd, daarom ziet de dagen komen, spreekt de HEERE, dat ik hem vreemde gasten zal toeschikken, die hem in vreemde plaatsen zullen voeren, ende zijne vaten ledigen ende haarlieder flesachen in stukken slaan'' Jer. 48: 11, 12. Het is eene vreemde gaat, de Wet met zijne geestelijke ontdekkingen, daardoor komen de zondige begeerlijkheden uit de holen, ze worden levendig en druischen tegen het gebod in om uit te breken, bovenmate, nbl. met meerdere kracht dan in haar gerust eertijda: de duivel is ook een vreemde gast, ala hij verlof ontvangt om hun van alles te berooven, dat ze nauwelijks het leven behouden gelijk Job, o dan worden de vaten van verouderde en levenlooze ondervindingen uitgeledigd, en de flesachen van vroegere vertroostingen in atukken geslagen, hierop is des Heeren Woord van toepassing: „O gij die in den Libanon woont en in de cederen nesteld, hoe begenadigd zult gij zijn ala u de smarten zullen aankomen, het wee ala eener barende vrouwe," Jer. 22: 23. O vrienden! dan blijft er geen roem in 't schepael over, dan worden ze eerst arm van geeste, dan krijgen zij eerst rechte behoefte aan de verhoogde Immanuël, dan moeten zij uit Zijne hand leven, de armen van geeste kunnen alleen Gods volk stichten, die in de Libanon woont veroorzaken veel tweedracht, de armen van geeste zijn Gods pronkjuweelen den geheelen Bijbel door. Doch het is voor klagende Sionieten van groot aanbelang, te onderzoeken waaruit de klachten voortkomen, komen ze uit traagheid van lezen en bidden, nalatigheid van zielsoefeningen veroorzaakt geestelijke teeringen. David zeide; „toen ik zweeg wierden mijne beenderen verouderd, mijn sap verandert in zomerdroogte, aela!" O, daarover kan zich een ziel niet diep genoeg schamen en verootmoedigen en den HEERE rechtvaardigen, de Opperste Wijsheid .zegt: „die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden" Spr. 8. De Kains hebben geen haast, hij offerde ten einde eeniger dagen," Gen. 4. Doch de herdeis „kwamen met haaate," Luc. 2: 16. En Jezus lieve bruid doorkruiste de straten van Jeruzalem, Hoogl. 3. De HEERE heeft de verzekering beloofd in de beoefening van geestelijke naarstigheid, 2 Petri 1. Christus vermaande de geloovigen van Efezen: „gedenkt van waar gij uitgevallen zijt, ende bekeert u ende doet de eerste werken," Openb. 6 : 2. De geloofsklachten in heilzoekende zielen hebben haar oorsprong uit de bes.trijdingen des Satans, sommigen worden door de zonden van hun jonkheid ontmoedigd, daarover weeklaagden zelfs een Job en David. Och geliefden! de HEERE is door geen deugd of gepastheid voor de genade in een van Zijn volk bewogen, want het is een onbegonnen genade van alle eeuwigheid, doch velen als hun vaten door geestelijkke zelfontdekkingen worden uitgeledigd, en de fies,schen in s,tukken worden geslagen, dat haar voorraad van zoete gestalten én bevindingen opgeteerd ia, komen in twijfeling en moedelooze en ongeloovige klachten, door gebrek aan Evangelielicht dat de HEERE Zijn Sion bouwt „uit gruis" en zich wendt tot het „gebed des, gansch ontblooten, om het zuchten der gevangenen te hooren, om los te maken de kinderen des doods,, dat zal beschreven worden voor het navolgende geslachte, ende het volk dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven," Ps. 102. O wonder boven wonder! dat de HEERE Zichzelven in zulke uitgeteerde vaten der barmhartigheid wil komen verheerlijken; ja, zegt ge waarschijnlijk, daar behoort ware vrede, troos,t en geloofsverzekering toe. Geliefden! daarin zijn trappen, gij moogt de dag der kleine dingen niet verachten, al de geloovigen zijn verzegeld, hetzij door de kenmerken uit Gods Woord, of door beloften des H. Geestes., anderen door buitengewone inspraken des H. Geestes, de HEERE laat in bijzondere tijden Zijne liefde in Zijne lievelingen wel afdalen, dat het Abba Vader zoo geloovig uit de ziele opwelt, maar deze kenmerken zich daarna, die het meeste van de liefde Gods, gesmaakt hebben en geroemd in de zalige eerstelingen, zijn de groots.te klagers onder 't gemis, gelijk in de natuur die altijd arm geweest zijn, die zijn aan hunne armoede gewend, maar die rijk is geweest en daarna arm wordt, die gevoelt zijne armoede. De klachten die uit de geloofsverzekering voortkomen zijn de echtste en komen uit innerlijke liefde naar den HEERE voort, dit kan niet achterblijven, ze zijn herschapen om God volmaakt te lieven, te loven en zich alleen in Hem te verblijden en zoolang zij hier op aarde zijn is hun zon niet zonder wolken, de bestendige gemeenschap Gods is voor den Hemel bewaard, de HEERE verbergt zich menigmaal om hun liefde te beproeven, dan roepen zij met de klaagkerk uit: „om dezer dingen wille weene ik, mijn ooge, mijn ooge vliet af van tranen, omdat de Trooster die mijne ziele zoude verkwikken verre van mij is," Kap. 1 : 16. O geliefden! ik herinner mij nu menigmaal dat ik in mijn jeugd aan de voeten zat van eene oude en beproefde Christin mijn nood te klagen; hare raadgeving was, den HEERE te vragen „om licht''; later is het mij duidelijk geworden dat zij de voorzichtigheid des rechtvaardigen bezat. Hoe meer ontdekkend licht, hoe onmisbaarder Chrisitus de Boom des Levens, zal worden; Hij geeft zelfs voor de Hemellingen van maand tot maand nieuwe Hemelvreugde, hoe veel te meer hebben Zijn arm en zwakke volk Hem op aarde noodig; daarom is er geen noodzakelijker bede, dan om ontblootende, armmakende en vernederende genade bij den Heere met alle biddinge en smeekinge aan te houden, om Christus op Zijn Middelaarstroon te verheerlijken: „U dan die gij gelooft, is Hij dierbaar," die met zijn hart gelooft: , zonder mij en kunt gij niets doen," die zal Hem niet vruchteloos- laten roepen: „komt tot Mij en uwe ziele zal leven,' dit' begeeren uit Zijne volheid genade voor genade te ontvangen, uit dat gezegend Hoofd worden Zijn leden geestelijke broeders,'en zusters; dat zij samen in den gebede strijden: „want eendracht maakt macht." O vrienden! dit is vooral noodzakelijk in onze donkere vooruitziende dagen: „doet wel bij Sion naar Uw welbehagen, bouwt de muren van Jeruzalem op." Zij deelen toch in elkanders lotgevallen; zij weenen met den weenende en zijn blijde met den blijde; daar bestaat eene vereeniging, die door den H. Geest gewerkt wordt; dit is menigmaal door mij ondervonden, door eene zeer geliefde vriendin* uit Amerika, mij van aangezicht onbekend, dat de HEERE haar pen bestierde, om mij in tijden van droefenis te verkwikken; eenmaal zal de begeerte vervuld worden dat zij elkander zullen aanschouwen en zullen leeren kennen, gelijk Petrus, reeds Mozes en Elias, kende, toen zij de eerstelingen der zaligheid smaakten O, verdrukte Sionieten! moet gij hier het pad der verdrukking bewandelen en door kruis en lijden geheiligd worden, en om u tranen en armoede bespotting ondergaan. Laat dit u vertroosten, dat de HEERE beloofd heeft zeiven de tranen te zullen afdrogen tot in alle eeuwigheid. Amen. NAZANG: PSALM 149: 5. * Mej. Sieben.